-ocr page 1-

5v^y

TIJDSCHRIFT
VOOR
DIERGENEESKUNDE

uitgegeven door

KONINKLIJKE NEDERLANDSE
MAATSCHAPPIJ VOOR DIERGENEESKUNDE

ONDER REDACTIE VAN

Dr. W. Edel, Voorzitter
Drs. J.P.J. PEELEN, Penningmeester,
Dr. C. TERPSTRA, Prof. Dr. J.E. VAN DIJK,
Prof. Dr. G.H, WENTINK, Mw. Dr. L.M. OVERDUIN,
Drs. J.K. DE JONG, Dr. Tj. JORNA, Drs. P.A.M. OVERGAAUW, Leden.

Bureauredactie

Mw. Drs. S.A.M. DELEU
Mw.A.M.TUMMERS
Mw. S.H. UMANS-UBBINK

HONDERD EN DRIEËNTWINTIGSTE DEEL

G. VAN DIJK B V. - UREUKELEN - 1998

bibliotheek
diergeneeskunde
utrecht

-ocr page 2- -ocr page 3-

Van de Hoofdredactie

Een tweetal belangrijke bijdragen in dit Tijdschrift staan in het teken van het diergeneeskundig handelen.
Het verslag van de bijeenkomst van de Groep Gezondheids- en Kwaliteitszorg van de KNMvD bespreekt
hoe de dierenarts zijn of haar verantwoordelijkheid (veilig) kan dragen in de controle van de volks- en de
diergezondheid. Er kan ook weer een nieuwe benaming worden opgenomen in onze vocabulaire, namelijk
die van certificerende dierenarts. Of deze kwalificatie alleen voorbehouden zal zijn aan een gecertifi-
ceerde dierenarts zal nog moeten blijken!

Het artikel over diergeneesmiddelen en het Veterinair Tuchtcollege geeft de beperkingen aan van het dier-
geneeskundig handelen in de praktijk door de huidige wetgeving. Naar aanleiding van een, inmiddels
voor de meeste lezers bekende, uitspraak van het Veterinair Tuchtcollege wordt door collega Vendrig op
duidelijke wijze de van toepassing zijnde wetgeving besproken en enkele voorbeelden uit de praktijk gege-
ven. Hierna wordt de bestreden uitspraak in perspectief geplaatst en geconcludeerd dat de dierenarts, die
zich bewust is van zijn handelen en zijn wettelijke plichten, inmiddels zelf in een ernstige noodsituatie
komt te verkeren. Dit betreft dan met name de behandeling van gezelschapsdieren, waarbij ook het paard
gerekend kan worden.

Als oorzaak van de geschetste problematiek kan aangevoerd worden dat de betreffende wetgeving en de
hiermee gepaard gaande residuproblematiek c.q. bescherming van de volksgezondheid, primair is ont-
wikkeld voor landbouwhuisdieren. De praktijk heeft inmiddels uitgewezen dat de veronderstelling van de
ministeries van Landbouw en Volksgezondheid destijds, dat de voorziening van diergeneesmiddelen niet
in gevaar zou komen en dat het registreren van diergeneesmiddelen op een eenvoudig en weinig kostbare
wijze mogelijk zou zijn, verre van realistisch is.

Vanuit de humane sector wordt steeds vaker het protest gehoord dat de overheid eerst vereist dat genees-
middelen aan zeer stringente eisen moeten voldoen voor ze op de markt mogen worden gebracht, om ze
echter aan het eind van de rit niet te vergoeden! Voor diergeneesmiddelen is een vergelijkbare situatie
waarneembaar wanneer het gaat over de alsmaar toenemende verscherping van registratie-eisen. Van de
oorspronkelijk aangevraagde diersoorten en indicaties verdwijnen daardoor diverse op de definitieve re-
gistratiebeschikking. Het probleem, voor met name landbouwhuisdieren, wordt ook in Duitsland onder-
kend getuige het protest van de Universiteit van Giessen tegen de, naar hun mening, te strak aangehaalde
Europese regelgeving (bericht in het Agrarisch Dagblad van 19 mei 1998).

Op deze wijze wordt voor een groot deel voorbijgegaan aan de waardevolle bijdrage van diergeneesmid-
delen de afgelopen tientallen jaren aan de dier- en volksgezondheid en de kwaliteit van leven. Het zou de
politiek, inclusief de terzake kundige adviseurs, daarom sieren wanneer er eens meer waardering kan
worden opgebracht voor het belang van een evenwichtig pakket diergeneesmiddelen. Dit zou tot uiting
kunnen komen door het aandragen van meer praktische oplossingen en alternatieven door de wetgever
binnen de mogelijkheden van de Europese wetgeving. De tijdelijke vrijstellingsregeling \'minor
species/minor indications\', waaraan momenteel door het Bureau Bijwerkingen Diergeneesmiddelen
wordt gewerkt, zou hiertoe een eerste stap kunnen zijn. Helaas zijn veel middelen, waarop deze regeling
van toepassing zou moeten zijn, inmiddels van het toneel verdwenen.

Namens de Hoofdredactie,
Dr P.A.M. Overgaauw.

-ocr page 4-

ËEËHËSBB

É Ijnkl^

DIERGENEESMIDDELEN EN HET TUCHTCOLLEGE

A.A.A. Vendrig^

inleiding

Onlangs heeft het Veterinair Tuchtcollege uitspraak gedaan
over het gebruik van een oorpreparaat met lindaan als dier-
geneesmiddel tegen een oormijtinfectie bij de kat.
Zoals te verwachten was, heeft deze uitspraak veel stof doen
opwaaien en is een lang sluimerend probleem actueel gewor-
den.

In dit artikel wordt de uitspraak van het Veterinair
Tuchtcollege geplaatst in het licht van de totstandkoming
van de Diergeneesmiddelenwet en de Wet op de Uitoefening
van de Diergeneeskunde. Naast de doelstelling wordt de uit-
voering van deze wetten in de praktijk en in het tuchtrecht
beschouwd in relatie met de situatie in andere EG-landen.

de uitspraak van het veterinair tuchtcol-
lege

In de uitspraak van het Veterinair Tuchtcollege \'Oonnijtbe-
handeling met lindaan\' (Zaaknummer 960062 8 juli 1997)
(1) heeft de beklaagde dierenarts een oormijtinfectie van een
kat behandeld met het onder anesthesie uitspuiten van het
oor. Daarna is een voor gebruik bij honden (volgens het
Bureau registratie diergeneesmiddelen) voorlopig toegela-
ten middel tegen oormijt meegegeven met de instructie dit
éénmaal daags in het oor aan te brengen.
Na één week heeft de eigenaar zich met klachten van even-
wichtsstoornissen van de kat tot de dierenarts gewend, die de
kat daarop behandelde met antibiotica en corticosteroïden en
adviseerde de behandeling met het oormiddel te stoppen.
Vier dagen later is de kat opnieuw behandeld met antibiotica.
Klager heeft zich tot een opvolgend dierenarts gewend en
veertien dagen later is het dier overleden. Bij sectie bleek een
geperforeerd trommelvlies, een exsudatieve middenooront-
steking en een secundaire meningitis aanwezig te zijn.
De beklaagde dierenarts beaamt dat de stof lindaan, die voor-
komt in het toegediende middel, toxisch is, doch is van me-
ning dat bij gebreke van een geregistreerd middel tegen oor-
mijt bij katten gebruikmaking van een voor honden
toegelaten middel in dit geval geoorloofd moet worden ge-
acht, weliswaar bij een intact trommelvlies.
De dierenarts wordt verweten het veroorzaken van een trom-
melvliesperforatie en het behandelen met een niet voor kat-
ten geregistreerd middel en het onvoldoende verstrekken van
informatie.

Het College oordeelt dat ingevolge artikel 2 van de Dier-
geneesmiddelenwet het verboden is een niet-geregistreerd
diergeneesmiddel te bereiden, voorhanden of in voorraad te
hebben, af te leveren of bij dieren toe te passen.
Daaronder
moet worden begrepen het toepassen van een middel bij
dieren ten aanzien waarvan het middel niet is geregi-
streerd.
Krachtens de vrijstellingsregeling artikel 2 Dier-

\' Mr. drs. A.A.A. Vendrig. dierenarts te Sederhorst den Berg.

TijdschrDiergeneeskd 1998:123: 402-7

geneesmiddelenwet wordt van dit verbod vrijstelling ver-
leend voor het toepassen van niet-geregistreerde diergenees-
middelen bij individuele dieren, die in levensgevaar verke-
ren, voorzover geen geregistreerde diergeneesmiddelen be-
schikbaar zijn.

Weliswaar bestond er ten tijde van de behandeling geen voor
katten geregistreerd middel, doch er deed zich geen levens-
bedreigende situatie voor als bedoeld in artikel 2 Vrijstel-
lingsregeling, waardoor het middel niet geschikt is om toe te
dienen. Beklaagde had klager voorafgaand aan de behande-
ling dienen te informeren over het uitzonderlijke karakter
van de toepassing en de risico\'s ervan.
Er kan niet worden aangenomen dat de trommelvliesperfora-
tie een gevolg is van de behandeling van de beklaagde die-
renarts. Het is niet onomstotelijk komen vast te staan dat de
kat is overleden aan de gevolgen van enig handelen van be-
klaagde, evenmin dat de kat is overleden aan de meningitis.
Bij de behandeling van de kat na vaststelling van de trom-
melvliesperforatie, één week na het optreden ervan, is be-
klaagde niet te kort geschoten, immers de kansen op herstel
waren toen aanzienlijk gereduceerd.

De schadevergoeding wordt afgewezen, daar deze niet kan
worden toegekend op grond van artikel 17 WUD.
De dierenarts krijgt een waarschuwing en de uitspraak dient
gepubliceerd te worden in het Tijdschrift voor Diergenees-
kunde en de Staatscourant.

wetgeving

Diergeneesmiddelenwet

Bij de indiening van het wetsontwerp in 1982 is in de Me-
morie van Toelichting
het navolgende te lezen:
\'Sterk veranderde omstandigheden in de veehouderij nopen
tot aanpassing en uitbreiding van onze veterinaire wetge-
ving.\'

In het belang van de volksgezondheid dienen dierlijke pro-
ducten vrij te zijn van schadelijke stoffen. In 1981 bedroeg
de exportwaarde van vee, vlees en vleesproducten 7,8 mil-
jard, van eieren 1,2 miljard en van zuivelproducten 8,5 mil-
jard.\' \'Het belang van de Diergeneesmiddelenwet is niet al-
leen gelegen in de garanties die de wet aan de dierenarts en
de houder van dieren biedt inzake de deugdelijkheid van de
beschikbare geneesmiddelen. Ook kunnen de aan het ge-
bruik van diergeneesmiddelen klevende gevaren voor mens
en dier worden geëlimineerd. Zo kan ondermeer door de
Diergeneesmiddelenwet beter worden gegarandeerd dat
Nederlandse consumptiedieren alsmede daarvan verkregen
producten, vrij zijn van schadelijke resten van diergenees-
middelen.\'

\'Een algemene registratieplicht kan echter niet langer wor-
den gemist. Aangezien in andere landen de bepalingen in-
zake de kwaliteit van diergeneesmiddelen meer en meer
worden aangescherpt, zou het ontbreken van een alle dierge-
neesmiddelen omvattend registratieregime hier te lande er-
toe kunnen leiden, dat in andere landen afgekeurde partijen
diergeneesmiddelen in Nederland op de markt worden ge-
bracht. Bovendien zijn op 28 september 1981 door de Raad
van de Europese Gemeenschappen een tweetal richtlijnen in-
zake diergeneesmiddelen aanvaard, die de Lidstaten van de

-ocr page 5-

EEG verplicht te stellen.\'

\'Fabrikanten en importeurs van humane geneesmiddelen die
hun producten ook willen afzetten in de veterinaire sector
zullen dan ook een registratie voor die producten moeten
aanvragen. Ook de EEG-richtlijn inzake geneesmiddelen
voor diergeneeskundig gebruik dwingt hiertoe. Anders dan
de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Dierge-
neeskunde verwachten de staatssecretaris van Landbouw,
Natuurbeheer en Visserij en de staatssecretaris van Welzijn,
Volksgezondheid en Cultuur niet dat de diergeneesmidde-
lenvoorziening in gevaar komt, ook niet die voor de kleine
huisdierenpraktijk. Zij zien namelijk niet dat de registratie
als diergeneesmiddel onevenredig kostbaar en daardoor niet
interessant zou zijn voor de fabrikanten en handelaren in hu-
mane geneesmiddelen. Integendeel, zij menen dat voor der-
gelijke producten registratie als diergeneesmiddel op een
eenvoudige en weinig kostbare wijze te realiseren is.

wetsartikelen

Artikel 2 lid 1. Het is verboden een diergeneesmiddel dat
niet is geregistreerd, te bereiden, voorhanden of in voorraad
te hebben, af te leveren of bij dieren toe te passen.
Lid 2. Het verbod van het eerste lid geldt niet ten aanzien
van: a. diergeneesmiddelen die ten behoeve van een dier of
een klein aantal dieren bereid worden of bereid zijn door een
dierenarts of apotheker.

Artikel 6 lid 3. Bij de registratie kunnen voorschriften wor-
den gegeven omtrent: a. de doeleinden waarvoor, de doserin-
gen waarin, de wijze waarop en technische hulpmiddelen
waarmee het diergeneesmiddel uitsluitend dan wel niet mag
worden gebruikt.

e. de verpakking en de aanduidingen en vermeldingen op,
aan of bij de verpakking van het diergeneesmiddel.
Artil<el 7 lid 1. Het is verboden te handelen in strijd met de in
artikel 6 derde lid bedoelde voorschriften.
Artikel 63. Deze wet is niet van toepassing op substanties
voorzover daaromtrent regelen zijn of worden gesteld bij of
krachtens de Bestrijdingsmiddelenwet 1962.
Artikel 64. Aan artikel 1 onder 4 van de Wet op de economi-
sche delicten wordt toegevoegd: Diergeneesmiddelenwet, de
artikelen 2, eerste lid, 7 ev.

vrijstellingsregeling artikel 2 dierge-
neesmiddelenwet

Artikel 2. Van het artikel 2, eerste lid, van de wet gestelde
verbod wordt vrijstelling verleend voor het toepassen door
dierenartsen van niet-geregistreerde diergeneesmiddelen bij
individuele dieren die in
levensgevaar verkeren, voor zover
voor die toepassing geen geregistreerde diergeneesmiddelen
beschikbaar zijn.

Artikel 4 lid 1. Degenen die de in artikel 2 van deze regeling
bedoelde niet-geregistreerde diergeneesmiddelen, bereiden,
voorhanden of in voorraad hebben, afleveren of toepassen
dienen een zodanige
administratie te voeren, dat daaruit te
allen tijde op eenvoudige wijze de hoeveelheden en de soor-
ten diergeneesmiddelen die werden bereid, voorhanden of in
voorraad gehouden, afgeleverd of toegepast kunnen blijken.
Lid
2. Dierenartsen zijn verplicht telkens voor 1 februari van
elk jaar aan de door de minister aangewezen ambtenaar
op-
gave
te doen van de door hen in het voorafgaande jaar toege-
paste niet-geregistreerde diergeneesmiddelen als bedoeld in
artikel 2 van de regeling onder vermelding van de naam van
het middel, de diersoort, waaraan het werd toegepast en de
indicatie.

imêtêêêêêê

■ ll^l^lf 1»!

besluit uitzondering registratieregime
diergeneesmiddelen (24 maart 1986)
Artikel 5 lid 1. De artikelen 2 tot en met 4,6 tot en met 13 en
19 van de wet (op de diergeneesmiddelen) zijn niet van toe-
passing op:

b. diergeneesmiddelen die kennelijk uitsluitend bestemd zijn
voor aquarium- en terrariumdieren, kooivogels, post- en
sierduiven en niet bedrijfsmatig gehouden kleine knaagdie-
ren voorzover deze middelen, behoudens het bepaalde
krachtens het tweede lid, geen diergeneesmiddelen bevatten
waarop de Hoofdstuk IV van de wet geen toepassing is of
substanties die aangewezen zijn krachtens artikel 5 van de
wet.

In de nota van toelichting wordt aangegeven dat deze uitzon-
dering gecreëerd kan worden op grond van EG-richtlijnen.
Verwezen wordt naar de toelichting bij de wet op de dierge-
neesmiddelen dat de omzetten te gering zijn om de met de re-
gistratie gemoeide kosten te dragen. Het gebruik van anti-
microbiële stoffen wordt beperkt door aanwijzing op de
etikettering en een maximale kleine verpakkingsgrootte.

Wet op de uitoefening van de Diergeneeskunde (WUD)
Tijdens de schriftelijke behandeling is door de minister aan-
gegeven \'dat er een deugdelijk systeem gecreëerd dient te
worden voor het gebruik van diergeneesmiddelen, de con-
trole ervan en voor een redelijke beheersing van de residu-
problematiek. Met een complex van voorschriften beogen
wij de volksgezondheid en de afzet van dierlijke producten
door middel van een zo goed mogelijke kwaliteitsbewaking
van dierlijke producten te waarborgen\'.
\'Ter waarborging van een uitoefening van de diergenees-
kunde op een voldoende hoog peil kan een wettelijk tucht-
recht niet worden gemist.\'

\'De gezondheidszorg voor dieren is niet alleen voor dieren
en hun eigenaren, maar ook nationaal-economisch van grote
betekenis. Met recht kan worden gesteld dat de diergenees-
kunde naar behoren wordt uitgeoefend.\'
\'Onjuiste handelwijzen bij of in verband met de uitoefening
van de diergeneeskunde kunnen niet voldoende worden te-
gengegaan langs de weg van het strafrecht.\'
\'Het toedienen van diergeneesmiddelen aan dieren vormt
een belangrijk onderdeel van de uitoefening van de dierge-
neeskunde. Er dienen garanties te worden geschapen dat
diergeneesmiddelen op zorgvuldige wijze worden toegepast
bij dieren en dat in geen geval onnodig diergeneesmiddelen
worden voorgeschreven. Het is echter niet doenlijk om in
een ge- of verbodsbepaling nauwkeurig te verwoorden in
welke gevallen er sprake is van het op verantwoorde wijze
voorschrijven van diergeneesmiddelen, aangezien zulks van
geval tot geval anders kan liggen.

Zo zal een dierenarts in beginsel slechts op verantwoorde
wijze diergeneesmiddelen kunnen voorschrijven na een door
hem zelf ingesteld diergeneeskundig onderzoek bij de be-
trokken dieren en mag hij niet uitsluitend afgaan op een me-
dedeling van de houder van dieren omtrent het ziektebeeld.
Dit neemt niet weg dat de beoordeling of de dierenarts op
verantwoorde wijze handelt kan verschillen naar gelang de
ziekte waar het om gaat, het doel van de toediening (profy-
lactisch of curatief) en de mate van bekendheid van de die-
renarts met de gezondheidstoestand van de betrokken dieren
of met de dierziektesituatie op het bedrijf Zo maakt het ui-
teraard verschil of de dierenarts de dieren nog recentelijk
heeft onderzocht en of de dierenarts incidenteel door de be-
trokken houder van dieren wordt geraadpleegd dan wel in

-ocr page 6-

het kader van bedrijfsbegeleiding volledig geïnformeerd is
over het bedrijf en de dieren. Ook kan het zijn dat het een die-
renarts uit een eerdere diagnose en de verdere ontwikkeling
duidelijk is, dat het nog om een eerder vastgestelde ziekte
gaat of om een reeds voorziene uitbreiding daarvan tot an-
dere dieren van hetzelfde bedrijf Kortom: of een dierenarts
te kort is geschoten, zal steeds moeten worden beoordeeld
aan de hand van de concrete situatie. Een situatie die van ge-
val tot geval zal verschillen derhalve niet ten generale kan
worden vastgelegd in een of meer verbodsbepalingen.\'
\'(MvT 11 WUD)\'

tuchtrecht als klachtrecht

Grenzen van het beroepscollege

In de uitspraak \'Geen bloedanalyse\' (Zaaknummer 94/0021
- eb 94/0022 29
november 1994,Vb9501 vb9502 - 2 augus-
tus
1995) (2), is beklaagde veroordeeld door het Veterinair
Tuchtcollege tot een waarschuwing. Hiertegen is beklaagde
in beroep gegaan. Klager wil uitbreiding aanbrengen in dat-
gene wat het Veterinair Beroepscollege ter beoordeling staat.
Het Beroepscollege is strikt in zijn taakopvatting en oordeelt:
\'Het Veterinair Beroepscollege kan in beroep over de uit-
spraak van het Veterinair Tuchtcollege slechts oordelen,
voorzover appellanten in beroep deze uitspraak hebben be-
streden. Nu klager niet tegen de uitspraak van
29 november
1994 van het Tuchtcollege in beroep is gekomen - hij heeft
bij zijn memorandum van
1 juni 1995 wel opmerkingen ge-
maakt over het (aanvullend) beroepschrift van appellanten -,
kan de oorspronkelijke, vrij algemene klacht van klager te-
gen de beklaagden (thans appellanten) slechts worden beoor-
deeld, voorzover deze klacht op enig onderdeel in eerste in-
stantie door het Tuchtcollege is toegewezen en dit onderdeel
van het Tuchtcollege in beroep door appellanten is bestre-
den.\'

Louter binnen het raam van hetgeen door de appellerende
dierenarts is bestreden en is aangegeven in zijn beroepschrift
kan het Veterinair Beroepscollege een oordeel vellen.

Diergeneesmiddelen

In de uitspraak \'Grensoverschrijdende castreur\' (Zaak-
nummer 950042 - EB 25 januari 1996) (3) werd beklaagde
als castreur/verloskundige gevraagd te kijken bij een of meer
paarden die verdacht werden van koliek. Beklaagde heeft de
paarden beoordeeld en één der paarden het diergeneesmiddel
Novalgin® toegediend. Later heeft hij het andere paard van-
wege koliekverschijnselen met Novalgin® behandeld. Be-
klaagde is bevoegd de diergeneeskunde in beperkte omvang
uit te oefenen als dierverloskundige en castreur. De klacht is
door de klachtambtenaar aanhangig gemaakt. Het verwijt is,
bij de uitoefening van de diergeneeskunde in beperkte vorm,
een gevaarzetting van de gezondheidszorg voor dieren, nala-
ten adequate hulp te adviseren en het behandelen van paar-
den met Novalgin®.

Tegen beklaagde loopt een strafrechtproces en in het ver-
weer geeft beklaagdes raadsman aan dat het in strijd met het
procesrecht is tweemaal voor hetzelfde vervolgd te worden.
Het Tuchtcollege oordeelt dat het vaste jurisprudentie is dat
naast strafrechtelijke afdoening tuchtrechtelijke afdoening
mogelijk is gelet op onder meer het verschillende doel van
beide procedures. Het overschrijden van de grenzen van de
bevoegdheid door een beoefenaar van de diergeneeskunde
met een beperkte bevoegdheid staat hier in tegenstelling tot
de beoefening van de diergeneeskunde door een persoon die
geen bevoegdheid tot deze beroepsuitoefening bezit.

In zijn beroepspraktijk als dierverioskundige en castreur kan
beklaagde slechts die gekanaliseerde diergeneesmiddelen
aanwenden die krachtens daartoe strekkende regelingen aan
die beroepsgroep zijn toegestaan.

Het College hecht grote waarde aan een goede uitvoering
door de beoefenaars van de diergeneeskunde van het kanali-
satieregime. Het College is van oordeel dat als gevaarzettend
voor de gezondheidszorg voor dieren dient te worden aange-
merkt dat beklaagde bij de paarden een diagnose heeft ge-
steld, ten onrechte niet verwezen heeft naar een dierenarts en
ten onrechte de paarden Novalgin® geeft. Beklaagde heeft
de grenzen van zijn bevoegdheid overschreden en het
College heeft geen feiten of omstandigheden kunnen vast-
stellen die zulks zouden kunnen rechtvaardigen of veront-
schuldigen.

Beklaagde krijgt een berisping waarbij wordt aangegeven
dat bij de strafmaat rekening wordt gehouden met het straf-
proces en het incidentele karakter van de aangeklaagde han-
deling.

In de uitspraak \'MAS-poeder\' (Zaaknummer 950035 - EB
15 februari 1996) (3) werd een konijn van klaagster onder-
zocht door beklaagde daar het dier rode urine produceerde.
Beklaagde heeft bij palpatie een kleine zwelling gevoeld. Op
grond daarvan werd afgesproken dat het konijn nader diende
te worden onderzocht en werd een halve dag voor onderzoek
en behandeling opgenomen. Met behulp van een wegwerp-
strip is gehemolyseerd bloed in de urine waargenomen, in
het urinesediment zijn een overmaat aan struvietkristallen
waargenomen. Op de röntgenopnamen waren verdichtingen
in de streek van de ureteren waar te nemen. Bij de operatie
zijn geen stenen in de urinewegen aangetroffen. Ter bestrij-
ding van de urineweginfectie en stenen is Vibramycine en
een combinatie van Methionine en Ammoniumchloride
meegegeven. (MAS-poeder) gegeven. Klager verwijt het
opereren op grond van een onjuiste diagnose en het voor-
schrijven van MAS-poeder.

Het College oordeelt dat er een grondig onderzoek van de
urine heeft plaatsgevonden en dat de röntgenopnamen steun
gaven aan de gedachte van ureterstenen, zonder deze defini-
tief te bevestigen. Beklaagde is niet op onjuiste wijze tot de
waarschijnlijkheidsdiagnose gekomen. Ten aanzien van het
niet geregistreerd zijn van MAS-poeder voor konijnen wordt
aangegeven dat dit mag worden verstrekt. Dit middel valt
onder het Besluit uitzonderingen registratieregime dierge-
neesmiddelen, waardoor het aan niet beroepsmatig gehou-
den knaagdieren mag worden voorgeschreven.

strafrechtelijke uitspraak
De economische politierechter heeft een dierenarts ontsla-
gen van rechtsvervolging, die het middel fenoxmethyl-peni-
cilline als diergeneesmiddel aan pluimvee had verstrekt, ter-
wijl dit in strijd met de Diergeneesmiddelenwet moest
worden geacht. Aangegeven hierbij is dat niet artikel 2 maar
de artikelen 6 en 7 in het geding waren. Het gebruikte middel
is voor deze diersoort niet geregistreerd.
De dierenarts had het middel gegeven bij de behandeling van
Clostridium-infectie omdat volgens het formularium pluim-
vee fenoxmethyl-penicilline als eerste keus gebruikt dient te
worden. De rechter oordeelde dat de verdachte dierenarts in
casu bij de behandeling van deze ziekte geen andere geregi-
streerde middelen ter beschikking stonden die gelet op resis-
tentie en de gevolgen op de langere termijn voor het onder-
havige pluimvee alsmede de volksgezondheid een verant-

-ocr page 7-

woorde keuze zouden zijn.

Het Openbaar Ministerie heeft beroep aangetekend tegen
deze beslissing.

bespreking

Door de betrokkenheid van de dierenarts bij de gezondheids-
zorg van de landbouwhuisdieren ressorteert de veterinaire
beroepsuitoefening van oudsher onder het ministerie van
Landbouw, Natuurbeheer en Visserij.
In de toelichting bij de wetsontwerpen van de Diergenees-
middelenwet en de Wet op de uitoefening van de diergenees-
kunde is de doelstelling te lezen. De bescherming van de
volksgezondheid bij de consumptie van producten van de
landbouwhuisdieren is de belangrijkste motivering van de
wetgeving.

Het tot stand komen ervan is een gevolg van EG-richtlijnen
en is bedoeld om de exportbelangen veilig te stellen.
Uit hoofde hiervan is te begrijpen dat het gebruik van niet-
geregistreerde diergeneesmiddelen slechts is toegestaan bij
het in levensgevaar verkeren van het dier. Immers het nuts-
dier als economische factor dreigt verloren te gaan, hetgeen
als een economisch verlies beschouwd dient te worden. In dit
uiterste geval is de bevoegdheid in de wet terug te vinden.
Om als overheid zicht te houden op een ongewenst gebruik
van geneesmiddelen en residuen in de voedingsketen, is het
belangrijk dat aangifte van het niet toegestane gebruik wordt
gedaan. Hieruit is de plicht tot het voeren van een admini-
stratie te verklaren en het jaarlijks overleggen ervan door de
dierenarts.

De gevolgen van de registratie van diergeneesmiddelen voor
de kleine-huisdieren-sector is terloops ter sprake gekomen in
de parlementaire behandeling. De kosten van registratie van
humane geneesmiddelen als diergeneesmiddelen worden
niet hoog geacht omdat gebruik gemaakt kan worden van de
gegevens in de humane dossiers bij de proeven op dieren.
Het aanscherpen van wetgeving in andere Europese landen
wordt als argument gebruikt om registratie van diergenees-
middelen in Nederland tot stand te brengen.
Thans is er in 1998 een aantal diersoorten waar geen of bijna
geen diergeneesmiddelen voor geregistreerd zijn en waar-
voor naar de letter van de wet uitsluitend een geneesmiddel
verstrekt mogen worden als ze in levensgevaar verkeren. De
geit, het paard en het konijn, vogels, egels, cavia\'s, kennen
volgens de wet weinig geschikte diergeneesmiddelen en dus
behandelingsmogelijkheden.

Imizole® was het in Nederland gebruikte diergeneesmiddel
tegen Babesiosis en was tot 1997 als niet-geregistreerd mid-
del verkrijgbaar. De huidige gerechtigde leverancier heeft
het op grond hiervan uit de markt gehaald. Thans kan de
Nederlandse dierenarts het als Carbesia® uitsluitend verkrij-
gen in de Franse veterinaire apotheek, waar het zonder recept
voor eenieder te koop is.

naleving wetgeving

De Minister van Justitie heeft de AID als opsporingsinstantie
aangewezen om overtredingen op de genoemde wetten te be-
straffen. In de afgelopen tijd zijn meerdere malen straffen
uitgedeeld op grond van overtredingen van de Wet economi-
sche delicten. Het betrof veelal handelingen in de landbouw-
huisdierensector.

Op basis van de Vrijstellingsregeling artikel 2 Diergenees-
middelenwet dient het gebruik van niet-geregistreerde dier-
geneesmiddelen in levensbedreigende situaties geadmini-
streerd te worden en eenmaal per jaar voor 1 februari ken-
baar gemaakt te worden aan de bevoegde ambtenaar. Sinds
kort is daar het Bureau Registratie Bijwerkingen Dier-
geneesmiddelen voor aangewezen. Over het jaar 1996 zijn
door 56 dierenartsen opgaves gedaan, veelal in de vorm van
een overzicht van de door hen toegepaste middelen conform
de Vrijstellingsregeling. Na meer informatie hieromtrent in
het Tijdschrift voor Diergeneeskunde hebben 112 dierenart-
sen/praktijken opgaves over 1997 gedaan (7,8). Deze aan-
meldingen worden inhoudelijk niet beoordeeld en zullen op
voorhand niet leiden tot juridische vervolging (8).
De verkregen gegevens worden gebruikt ter inventarisatie.
Er worden geen garanties gegeven dat de verkregen informa-
tie niet gebruikt zal worden voor strafvervolging.
In de praktijk blijkt dat vele humane geneesmiddelen en
diergeneesmiddelen in de gezelschapsdierenpraktijk ge-
bruikt worden zonder dat er administratie plaatsvindt van het
wettelijk toegestane gebruik, laat staan van het niet wettelijk
toegestane gebruik. Bij het voeren van een administratie zal
de dierenarts telkens de diersoort, het ziektebeeld en het ge-
bruikte geneesmiddel moeten noteren. Hieruit moet blijken
of er een levensbedreigende situatie is ontstaan. Als deze ad-
ministratie wordt opgestuurd zal de controlerende ambtenaar
hiernaar moeten kijken en ook tot dezelfde conclusie als de
dierenarts dienen te komen. In ieder geval is er in zo\'n geval
een dispuut. De dierenarts is hier niet voor opgeleid en heeft
hier veelal geen kennis van. Hij zal zich aan deze administra-
tieve verplichting onttrekken als er geen toezicht en sancties
op staan. Deze sancties zouden kunnen komen van een over-
heid die deze wettelijke plicht opgelegd heeft, of intern van-
uit de beroepsgroep zelf uit een oogpunt van kwaliteitsbe-
heer zoals certificering.

Het vervolgingsbeleid van de AID is gebaseerd op doelstel-
lingen zoals die neergelegd zijn in de wet en in de parlemen-
taire behandeling ervan. De wetgeving is bedoeld om be-
scherming te bieden aan de volksgezondheid in verband met
de consumptie van dierlijke producten. De registratie van
diergeneesmiddelen voor het gebruik bij gezelschapsdieren
is hierbij een bijkomstigheid.

Het beleid van de AID zal zich vooral richten op de aanwe-
zigheid van niet-geregistreerde diergeneesmiddelen of die
waar de uiterste verkoopdatum van verstreken is.
In de afgelopen jaren is er een veelvoud aan humane genees-
middelen gebruikt in de diergeneeskunde. Aan de hand van
de opgegeven administratie zou het ongewenste gebruik
kunnen worden opgespoord en bestreden hetgeen niet is ge-
schied en waarvoor ook geen enkele reden is. Immers de
Diergeneesmiddelenwet is opgesteld om bescherming te bie-
den aan de volksgezondheid en niet om het gebruik van dier-
geneesmiddelen in de kleine huisdierenpraktijk te beteuge-
len.

Het Veterinair Tuchtrecht is een klachtrecht en beoordeelt bin-
nen de formuleringen van de klacht het handelen van de die-
renarts. In een tweetal uitspraken is dit terug te vinden. In de
uitspraak \'Bloedanalyse\' geeft het Veterinair Beroepscollege
duidelijk zijn grenzen aan. In de uitspraak van het \'MAS-poe-
der\' oordeelt het Veterinair Tuchtcollege uitsluitend over het
gebruik van het MAS-poeder omdat de klager dit aangeeft en
gaat zoals gebruikelijk en ter voorbeeld voorbij aan het feit of
Vibramycine bij het konijn aangewend mag worden.
Bij de uitspraak van de \'Grensoverschrijdende castreur\'
geeft het Veterinair Tuchtcollege duidelijk aan dat het tucht-
recht- en de strafrechtprocedures naast elkaar bestaan en ie-
der een eigen doel dienen.

-ocr page 8-

lindaan-uitspraak

De uitspraak van liet Veterinair Tuchtcollege \'Oormijt-be-
handeling met lindaan\' is om een aantal redenen uitzonderlijk
te noemen. Voor het eerst wordt het college geconfronteerd
met een klacht over het gebruik van een niet-geregistreerd
diergeneesmiddel.

In de honderden uitspraken die het Veterinair Tuchtcollege
heeft gedaan zijn er vele bij waar de aangegeven therapie als
juist werd gekarakteriseerd, zonder dat er blijk van is gege-
ven of het gebruikte geneesmiddel voor die diersoort geregi-
streerd was.

Het publiceren van uitspraken is tot nu toe voorbehouden ge-
weest aan ernstige terechtwijzigingen en nimmer aan een
nauwelijks laakbare tekortkoming waar een waarschuwing
voor gegeven wordt.

Het Veterinair Tuchtcollege bestaat uit één jurist als voorzit-
ter en vier dierenartsen, die als practici geconfronteerd wor-
den met een niet te ontkomen uitspraak en de gevolgen ervan
voor de diergeneeskundige beroepsuitoefening.
Is de opgelegde publicatieplicht dan ook niet van hen het sig-
naal de noodklok te moeten luiden.

In de uitspraak wordt aangegeven dat het preparaat een voor-
lopige toelating heeft voor het gebruik bij de hond als dierge-
neesmiddel, waarbij het Tuchtcollege heeft nagelaten aan te
geven waarom een bestrijdingsmiddel als lindaan niet onder
de Bestrijdingsmiddelenwet valt en gelet op artikel 63 van de
Diergeneesmiddelenwet de Diergeneesmiddelenwet niet van
toepassing is.

Het middel is als oormiddel bij de kat gebruikt, terwijl bij
deze diersoort voor deze aandoening geen geregistreerde
diergeneesmiddelen beschikbaar zijn. Het preparaat, als
lindaanhoudend oormiddel bevat thans op de bijsluiter geen
mededeling dat het uitsluitend geschikt is voor de hond. Het
plaatje van een hond en een kat suggereert zelfs het gebruik
voor beiden. De vraag rijst daarmee of dit ook het geval is bij
het geleverde preparaat en zo ja levert de bijsluiter en de pro-
ductinformatie van de fabrikant voldoende kennis op van de
registratiestatus of moet de dierenarts kennis hebben van het
gehele registratiedossier.

Het ontbreken van kenbaarheid van de registratiegegevens
en het niet ter beschikking hebben van een alternatief zijn
verschonende factoren die in een juridisch gezelschap van
een beroepscollege hoge ogen gooien. Het zal door de colle-
gae betreurd worden dat de beklaagde dierenarts geen ge-
bruik van zijn beroepsmogelijkheden heeft gemaakt.

gevolgen

Die dierenarts die zich bewust is van zijn diergeneeskundig
handelen en zijn wettelijke plichten is thans in een ernstige
noodsituatie komen te verkeren door een voor het Veterinair
Tuchtcollege onontkoombare beslissing.
In een aantal publicaties (4-5) hebben velen reeds hun ver-
ontrusting uitgesproken. Vele dierenartsen voelen zich be-
knot in hun diergeneeskundig handelen. Doch deze beper-
king van diergeneeskundig handelen was reeds jaren
aanwezig en bekend bij het ministerie. Het beleid was er ook
niet op gericht om in navolging van de wet op te treden om-
dat geen noodzaak hiertoe bestond en geen aanleiding was
om wijziging in de wetgeving aan te brengen.
Vele voorbeelden zijn er te geven en worden gegeven (5) welke
conflictsituaties zich voordoen voor een dierenarts die een be-
handeling moet instellen tegen een aandoening bij een dier,
waarvoor geen geregistreerd diergeneesmiddel voorhanden is
en waarbij zich geen levensbedreigende situatie voordoet.

ÉEBEESEfiBMBSS^

Humane hartmiddelen voldoen nog aan de criteria, maar die-
nen dan wel te worden geadministreerd en aangemeld. Een
middel tegen babesiosis zoals Imizole® en Carbesia® is niet
geregistreerd, onmisbaar in de praktijk vanwege de behande-
ling in levensbedreigende situaties en voldoet niet aan de
wettelijke criteria.

Maar wat te doen met parasitaire infecties bij het konijn, om
een voorbeeld te noemen. Moet een schimmelinfectie bij het
konijn behandeld worden met een voor deze diersoort niet-
geregistreerd middel. Of is de volksgezondheid toch in het
geding als het gehele gezin met huiduitslag bij de huidarts is
terechtgekomen. Ook in dit geval voldoet niet de formule-
ring \'onaanvaardbaar lijden\', zoals meerdere verontrusten
betoogden (5).

De uitspraak van de economische politierechter uit Roer-
mond toont aan dat de rechter gevoelig is voor de noodsituatie
waar de dierenarts in is komen te verkeren, als hij diergenees-
kundig gezien een geneesmiddel moet voorschrijven waar
wettelijk geen toestemming voor bestaat. In aansluiting op
het totstandkomen van de abortus- en euthanasiewetgeving
bij de mens lijkt het erop dat niet de wetgever maar de rechter
dit probleem voor de dierenarts zal gaan oplossen. Daarbij is
het niet ondenkbeeldig dat de rechter de wet buiten werking
zal stellen in haar toepassing op het gebruik van diergenees-
middelen buiten de sector van landbouwhuisdieren.
De Duitse wetgever heeft een eigen invulling gegeven aan de
Europese richtlijn door in plaats van \'levensgevaar\' de term
\'Therapie notstand\' in de wetgeving op te nemen en daarmee
rechtdoend aan de feitelijke noodsituatie waar de dierenarts
in verkeert.

Van het Veterinair Tuchtcollege krijgt de beklaagde dieren-
arts een waarschuwing daar het diergeneesmiddel niet ge-
schikt is, niet binnen de formuleringen van de wet wordt aan-
gewend, en geen informatieverstrekking dienaangaande aan
de eigenaar/houder is gegeven.

In de lijn van alle uitspraken van het Veterinair Tucht- en
Beroepscollege en onderschreven door vele verontrusten
(5), dient de dierenarts naast het veterinair handelen zijn in-
formatieplicht voorop te laten staan.
Daarbij is van aanvullende betekenis dat met deze informa-
tie-verstrekking de dierenarts zijn eigen inquisiteur kan wor-
den.

Mogelijk dat een wijziging van de \'Vrijstellingsregeling\' of
het \'Besluit uitzonderingen registratieregime diergenees-
middelen\' oplossing kan bieden in de problematiek van het
gebruik van niet-geregistreerde diergeneesmiddelen. Het
moge niet zo zijn dat de vermeende wetsovertreding van de
dierenarts wordt gedoogd, omdat het niet binnen de doel-
stellingen van de wet is gelegen, maar dat de vakbroeders in
het Veterinair Tuchtcollege corrigerend optreden.
Blijft deze tweeslachtigheid bestaan, dan zal dit emstig af-
breuk doen aan het gezag van het instituut van het Tuchtrecht
en wordt het doel van kwaliteitswaarborging teniet gedaan.

literatuur

1. Uitspraak van het Veterinair Tuchtcollege. VT 960062, 8 juli 1997,
Tijdschr Diergeneeskd, 1998; 123 (2): 52-4.

2. Vendrig AAA. Saitienvatting van het Veterinair Tuchtrecht., Uitg.
Phonendus.

3. Vendrig AAA. Samenvatting van het Veterinair Tuchtrecht dl.11, in
voorbereiding, Uitg. Phonendus

4. Wolters HBMM en Bos RHC van den. Good Veterinary Practice on-
mogelijk na uitspraak Veterinair Tuchtcollege. Tijdschr Diergeneeskd.

-ocr page 9-

1998; 123(4): 119,

5. Pellicaan CHP et al. Ruime interpretatie \'levensgevaar\', RUU, Tijd-
schr Diergeneeskd, 1998; 123(4): 120.

6. Uitspraak van de Arondissementsrechtbank te Roermond, parketnum-
mer 04/064224-95, 27 december 1995.

Jaarverslag van het BBD: een beknopte samenvatting, Tijdschr

Diergeneeskd. 1998; 123(1): 18-9.

Drs. A. Kamphuis, persoonlijke mededeling.

THE ORIGINS OF VETERINARY SCHOOLS IN EUROPE -
A COMPARATIVE VIEW

EditedhyA. Mathijsen, Utrecht, 1997. ISBN: 90-78090-02-5.
Cahier 2 van het Veterinair Historisch Genootschap.

Dit 78 pagina\'s tellende boekwerkje is in feite het verslag van
een syinposium dat in het kader van het 175-jarig bestaan van
de veterinaire opleiding in Nederland in Utrecht werd gehou-
den.

Het bevat de inleidingen van sprekers uit Frankrijk, Duitsland,
Italië, Spanje, Denemarken, de Oekraïne, de Verenigde Staten
en Nederland. Tevens geeft de voorzitter van de VHG, P.
Leeflang, een samenvatting met conclusies van de inhoud van
de lezingen.

Frankrijk kan bogen op de eerste officieel erkende veterinaire
opleiding welke in Lyon werd gevestigd en wel in 1762.
De rode draad die in al de verschillende landen door het ont-
staan van deze opleidingen heenloopt, zijn de steeds meer om
zich heen grijpende dierziekten met alle economische conse-
quenties van dien. In de Zuid-Europese landen was het vooral
de cultuur van het militaire apparaat met paarden als ruggen-
graat die autoriteiten de noodzaak deden inzien van een verbe-
tering van de ziektepreventie en genezing. De hoefsmeden die
naast de zorg voor het in conditie houden van de hoef zich te-
vens bezig hielden met het behandelen van ziekten, bleken op
den duur toch geen adequate hulp te kunnen bieden bij het uit-
breken van ziekten. Dat nam niet weg dat officieel opgeleide
veterinairen vooral in het begin niet konden opboxen tegen de
lokaal aanwezige hoefheelmeesters.

In de meeste landen werd van de toegelaten studenten alleen
maar geëist dat ze lezen en schrijven konden en tevens van
goede zeden dienden te zijn. Geen wonder dat wanneer de af-
gestudeerden na globaal vijfjaar via internaten in de grote ste-
den probeerden vaste voet in de praktijk te krijgen, ze veelal ge-
heel vervreemd waren van het dagelijkse platteland. Als ze
tenminste afstudeerden, want heimwee sloeg geregeld toe.
Naast economische factoren speelden daarnaast politieke en
culturele aspecten tevens een rol. In het Duitstalige gebied bij-
voorbeeld met de vele staatjes werden er in de periode van
1790 tot 1821 maar liefst 28 veeartsenijscholen opgericht. In
Italië zijn er nu nog 12 faculteiten. Nederland, zoals men geacht
wordt te weten, vestigde in 1821 aan de Biltstraat in Utrecht
haar \'s Rijks-Veeartsenijschool. De pest en de besmettelijke
longziekte bij rundvee waren hier de drijvende krachten.
Daarnaast stimuleerde de bloei in de landbouw en veeteelt na
1850 de behoefte aan dierziektedeskundigen.
De waarde van dit cahier ligt vooral in het vergelijkende karak-
ter. Ondanks de verschillen tussen de landen overheersen de
overeenkomsten aangaande het opzetten van veterinaire oplei-
ding en de vaak moeizame ontwikkeling van veredeld hoef-
smid tot de huidige erkende en gewaardeerde expert op de vele
(deel)gebieden in de dierhouderij.

Dr. fV. Syhesma

UNSERE KATZE - GESUND DURCH HOMÖOPATHIE
HEILFIBEL EINES TIERARZTES

Dr. Med. Vet. Hans Günter Woljf. 7. Auflage. Sonntag Verlag
Stuttgart 1997. ISBN3-87758-129-3.

Van de schrijver van Unsere Hunde - Gesund durch Homö-
opathie, ditmaal een boekje over homeopathie bij katten.
Na een wat wijdlopige inleiding over homeopathie in het alge-
meen, wat fysiologische data en gedragskenmerken bij de kat,
volgt een bespreking van een aantal aandoeningen, gerang-
schikt naar orgaansysteem met de bijbehorende aanbevolen
homeopathische medicaties, soms aangevuld met dieetvoor-
schriften. De auteur geeft aan het boekje geschreven te hebben
voor dierenartsen, maar begint met een voorwoord voor katten-
eigenaren, waarin zelfmedicatie aanbevolen wordt. Helaas
wordt bij de bespreking van aandoeningen nergens gewaar-
schuwd voor eventuele gevaren van zelfmedicatie, bijvoor-
beeld bij nefritis, tumoren, trombose, etcetera. Het boekje is
populair geschreven en is te gedetailleerd voor een katteneige-
naar en te oppervlakkig voor een dierenarts. De suggestie
wordt gewekt dat bijna alle aandoeningen, zelfs kattenziekte,
homeopathisch te genezen zijn en dan ook nog met uitsluitend
lage potenties. Een naschrift van een humaanarts over homeo-
pathie is overbodig en overlapt de inleiding.
Al met al is dit boek alleen aardig als aanvulling met betrekking
tot wat specifieke \'kattenmiddelen\', maar is het te populair ge-
schreven om echt een waardevol naslagwerkje te zijn.

Mevr. Dr. V. Baumans

-ocr page 10-

M.A.Willemen\'\'

O

inleiding

Hoefbeslag wordt voornamelijk toegepast ter bescherming van
de hoef tegen overmatige slijtage. Daarnaast wordt hoefbeslag
tegenwoordig ook veel gebruikt om de sportieve prestaties van
het paard te beïnvloeden en bovendien is het van belang voor
het voorkomen en behandelen van aandoeningen van het loco-
motieapparaat (\'orthopedisch hoefbeslag\'). Het gebruik van
hoefbeslag berustte tot relatief kort geleden voornamelijk op
empirie. Er is echter behoefte aan
objectieve informatie over de
effectiviteit van verschillende vormen van hoefbeslag. Hiertoe
is een aantal experimenten uitgevoerd die het inzicht in de bio-
mechanische effecten van verschillende beslagvarianten moes-
ten vergroten. Eén en ander heeft tenslotte geresulteerd in een
proefschrift over dit onderwerp, waarvan dit autoreferaat een
samenvatting is. Het doel van dit proefschrift was de beant-
woording van een viertal vragen over het effect van hoefbeslag
op het bewegingspatroon en de belastingen van de inwendige
structuren van het voorbeen van het dravende paard. Ten eerste
werd de invloed bestudeerd van de toename van het gewicht
van de hoef door normaal hoefbeslag. De overige drie vragen
hadden betrekking op de effectiviteit van een aantal vormen
van orthopedisch hoefbeslag, zoals die worden toegepast bij
een drietal belangrijke kreupelheidsoorzaken in het voorbeen
van het paard, te weten: tendinitis (peesontsteking) van de op-
pervlakkige buiger, podotrochleose (hoefkatrolontsteking) en
osteoarthritis (arthrose) van het kootgewricht.

materiaal en methode

Het is vaak lastig om klinische efïectiviteitsstudies naar de ef-
fecten van orthopedisch hoefbeslag te interpreteren. Informatie
over de wijze waarop de diagnose tot stand komt en over de cri-
teria die gehanteerd worden om de effectiviteit van hoefbeslag
te beoordelen ontbreekt meestal bij deze studies. Bovendien is
over het algemeen de onderzochte groep patiënten te hete-
rogeen om algemeen geldende conclusies te kunnen trekken. In
dit proefschrift zijn drie manieren van onderzoek toegepast om
dit laatste probleem te omzeilen:

1. De experimenten die verband hielden met podotrochleose
werden uitgevoerd met gezonde, niet-kreupele dieren, en de
resultaten werden geëxtrapoleerd naar het kreupele paard.
Door deze proefopzet kon de heterogeniteit van de onder-
zochte groep dieren flink worden gereduceerd. Vanzelf-
sprekend moet de extrapolatie van de resultaten naar het
kreupele paard met enige terughoudendheid worden uitge-
voerd.

2. Ten behoeve van het onderzoek naar de tendinitis van de op-
pervlakkige buigpees werd ter reductie van de heterogeni-

\' Vakgroep Algemene Heelkunde en Heelkunde der Grote Huisdieren. Faculteit der
Diergeneeskunde. Yalelaan 12. 3584 CM Utrecht

Overige artitelen

Tijdschr Diergeneeskd 1998; 123: 408-10

teit van de onderzochte groep paarden een in vivo model toe-
gepast. Dit soort onderzoek heeft uiteraard negatieve effec-
ten op het welzijn van de proefdieren, maar de praktische
toepasbaarheid van de resultaten is groter dan bij de me-\'
thode onder 1. genoemd, omdat het voortbewegingspatroon
van de gebruikte proefdieren dat van patiënten beter bena-
dert.

3. De effecten van orthopedisch hoefbeslag bij paarden met
osteoartritis van het kootgewricht werden bestudeerd met
behulp van een
in vitro model. Ook op deze wijze reduceert
men de heterogeniteit en bovendien zonder gevolgen voor
het welzijn van proefdieren. Dit model werd door middel
van een éénmalig
in vivo experiment gevalideerd. Ook hier
is echter de extrapolatie van de resultaten naar kreupele
paarden niet zonder meer uitvoerbaar.
Het onderzoek naar de biomechanische effecten van hoefbe-
slag werden uitgevoerd bij paarden in draf De drafis bij uitstek
een geschikte gang voor het locomotie-onderzoek bij het paard.
Warmbloedpaarden worden immers voornamelijk geselec-
teerd op basis van de kwaliteit van de draf en bovendien is de
relatie tussen deze drafkwaliteit en objectief meetbare kinema-
tische variabelen goed beschreven.

Het onderzoek naar de effecten van normaal hoefbeslag en van
orthopedisch hoefbeslag zoals dat gebruikt wordt bij podo-
trochleose en bij peesontstekingen, bestond vooral uit het ge-
lijktijdig meten van de bewegingen en de belastingen van het
paardenbeen. De bewegingen werden gemeten met behulp van
het zogenaamde CODA-3 apparaat. Dit is een zeer nauwkeurig
bewegingsanalysesysteem dat de positie in de ruimte vastlegt
van fotodiodes die op de huid van het paard worden geplakt
over goed herkenbare, palpabele delen van het skelet. Met een
snelheid van 300 maal per seconde en een nauwkeurigheid van
0,25 mm kan hiermee de beweging van het paardenbeen in cij-
fers worden vastgelegd. De belasting wordt gemeten met be-
hulp van een krachtenplatform. Dit bestaat uit een nauwkeurig
meetinstrument in de bodem dat de richting en grootte van de
bodemreactiekracht die op de hoef wordt uitgeoefend, kan
vaststellen. Dit krachtenplatform is opgenomen in een kleine
monsterbaan van 14 meter lengte. Voor een succesvolle meting
moet het paard in draf met het te meten been op het platform
landen. Het combineren van de metingen van de bewegingen
en de belastingen leidt - via een zogenaamde \'inverse dyna-
mics\' benadering - tot cijfers die de belasting van gewrichten
en pezen weergeven.

Voor het onderzoek naar de effecten van dempend hoefbeslag,
zoals dat gebruikt wordt bij paarden met osteoarthritis, is een
in
vitro
model ontwikkeld. In dit model worden de belasting van
het paardenbeen door het lichaamsgewicht, de hoek met de bo-
dem van het been tijdens de landing en de tijdens deze landing
ontstane trillingen in het been geïmiteerd. Hiertoe werd de be-
nen - afkomstig van om verschillende redenen geëuthana-
seerde dieren - ingeklemd in een pers, met de hoef rustend op
een schuine plaat (zie figuur). Met behulp van een gewicht dat
op deze plaat viel werden trillingen opgewekt die zich door het
been naar proximaal voortplantten. De amplitude van deze tril-
lingen werd vervolgens gemeten met zogenaamde versnel-

EEN ONDERZOEK NAAR DE BIOMECHANISCHE
EFFECTEN VAN HOEFBESLAG

-ocr page 11-

resultaten en discussie
Het gezonde sportpaard

Het belangrijkste effect van het beslaan van paarden is de toe-
name van het gewicht van de hoef Hierdoor wordt tijdens de
zwaaifase van het been de traagheid van de ondervoet vergroot.
Er is onderzoek gedaan naar de gevolgen van deze toegenomen
traagheid voor de bewegingen van het been bij harddravers en
warmbloedpaarden. Bij de harddravers werd hierbij gebruik
gemaakt van zogenaamde toongewichten die op de hoef ge-
schroefd worden. De warmbloedpaarden stonden op normaal
hoefbeslag.

Het presteren van warmbloedpaarden wordt normaliter beoor-
deeld op basis van de kwaliteit van de draf Een viertal objectief
meetbare variabelen, die als zodanig een goede maat vormen
voor deze kwaliteit, werd gemeten voor en na het beslaan van
twaalf paarden. Bij drie werd een verbetering geconstateerd,
terwijl de vierde onveranderd bleef Het beslaan van warm-
bloedpaarden heeff dus een positief effect op de prestaties.
Harddravers worden beoordeeld op hun vermogen om in draf
een hoge snelheid te ontwikkelen en deze over een zekere af-
stand vol te houden. Door trainers en hoefsmeden wordt van
oudsher aangenomen dat de kwaliteit van de draf gerelateerd is
aan de drafsnelheid. Een drietal nieuw gedefinieerde, objectief
meetbare variabelen die bij harddravers de drafkwaliteit verte-
genwoordigen, verbeterde na het aanbrengen van toongewich-
ten. Maar omdat de experimenten op een tredmolen werden
uitgevoerd, kan geen uitspraak gedaan worden over de effecten
op de drafsnelheid.

Er werd geconcludeeerd dat bij warmbloedpaarden de kwali-
teit van de draf verbeterd wordt door hoefbeslag als gevolg van
het toegenomen gewicht van de hoef Bij harddravers leidt een
toename van het gewicht van de hoef eveneens tot een verbete-
ring van de drafkwaliteit. Door dit grotere gewicht zal echter
het energieverbruik toenemen, hetgeen een negatief effect kan
hebben op de uiteindelijke prestatie.

Het paard met een tendinitis

Een paard dat kreupel is als gevolg van een peesontsteking,
ontlast het aangedane been door het lichaamsgewicht deels op
de gezonde benen over te brengen. Daarnaast is het mogelijk
dat het paard de aangedane pees (bijvoorbeeld de oppervlak-
kige buigpees) nog verder ontlast door in het kreupele been an-
dere pezen (de Tendo interosseus of de diepe buigpees) relatief
zwaarder te belasten.

lingsopnemers die zich op speciaal geconstrueerde botpennen
bevonden. Deze botpennen waren aangebracht in de vier dis-
tale botdelen van het been.

m
i

V

Eerder is beschreven dat de toepassing van wiggen bij gezonde
ponies de belasting van de oppervlakkige buigpees doet afne-
men. Zo\'n effect kon bij paarden met een geïnduceerde ten-
dinitis van de
oppervlakkige buigpees niet worden aangetoond.
Mogelijk wordt het lichaamsgewicht zo effectief door de ge-
zonde benen overgenomen, dat de compensatie door andere
structuren binnen het kreupele been hierdoor overschaduwd
wordt.

Omdat bij gezonde paarden de kracht in de diepe buigpees dui-
delijk afneemt bij het gebruik van wiggen, ligt het in de lijn der
verwachting dat bij paarden met een ontsteking van deze buig-
pees het gebruik van wiggen wél effect heeft (zie ook \'het
paard met podotrochleose\'). Ook bij onbeslagen paarden is de
kracht in de diepe buigpees lager, als gevolg van een veranderd
bewegingspatroon. Dit betekent dat het verwijderen van het
hoefbeslag ook een therapeutisch effect zal hebben bij paarden
met een tendinitis van de diepe buigpees.

Het paard met podotrochleose

Het beoogde effect van orthopedisch hoefbeslag bij podo-
trochleose is het verminderen van de kracht die door de diepe
buigpees op het straalbeen wordt uitgeoefend. De meest ge-
bruikte beslagvarianten zijn het hoefijzer dal voorzien is van
wiggen, het egg-bar ijzer en het hoefijzer met een extra grote
opzet. De eerste twee varianten zouden de afstand verminderen
tussen het aangrijpingspunt van de bodemreactiekracht en het
draaipunt van het hoefgewricht, waardoor de spanning in de
diepe buigpees afneemt. Het hoefijzer met de opzet vermindert
de effectieve toonlengte, hetgeen de spanning in de diepe buig-
pees tijdens het over de toon rollen zou doen afnemen.
De effectiviteit van hoefijzers met wiggen kon inderdaad wor-
den aangetoond. De kracht die door de diepe buigpees op het
straalbeen wordt uitgeoefend was 24% lager na het aanbrengen
van een wig die de hoefhoek met 6° deed toenemen. Hoefijzers
met een extra grote opzet en egg-bar ijzers hadden geen effect
op deze kracht.

Van hoefbeslag met wiggen is dus aangetoond dat het een the-
rapeutisch effect heefï bij podotrochleose. Hoefbeslag met een
extra grote opzet is mogelijk toch van nut, omdat het de proxi-
male straalbeenbanden zou ontlasten bij het over de toon rol-
len. Er bestaan aanwijzingen dat deze ligamenten een belang-
rijke rol spelen bij de pijnsensatie van paarden met podo-
trochleose. Egg-bar ijzers zijn mogelijk van nut om het weg-
zakken van de achterste hoefhelft op een zachte bodem te voor-
komen. Bovendien worden ze geacht de hoomgroei aan de ver-
zenen te bevorderen, waardoor de hoefhoek op natuuriijke
wijze toe zou nemen.

Een alternatief voor orthopedisch hoefbeslag bij paarden met
podotrochleose is het verwijderen van de hoefijzers. De kracht
die door de diepe buigpees op het straalbeen wordt uitgeoefend
is 14% lager bij onbeslagen paarden.

Het paard met osteoartritis van het kootgewricht
Er wordt verondersteld dat de trillingen die bij de landing van
de hoef op de bodem ontstaan, samen met de belasting door het
lichaamsgewicht, een belangrijke rol spelen bij het ontstaan
van osteoartritis. Deze trillingen verplaatsen zich naar boven
door het been, waarbij zij geleidelijk aan worden gedempt. Om
de amplitude van deze trillingen op het niveau van het kootge-
wricht te verminderen wordt bij paarden met osteoartritis van
dit gewricht vaak hoefijeslag met trillingsdempende eigen-
schappen toegepast.

-ocr page 12-

De landing van de hoef op de bodem werd nagebootst met be-
hulp van een
in vitro meetsysteem. Uit de resultaten van deze
experimenten bleek dat de lederhuid van de hoef een erg effec-
tieve trillingsdemper is. Daardoor bedraagt de amplitude van
deze trillingen op het niveau van het kootgewricht slechts een
fractie van de amplitude ter hoogte van de hoefwand. Het toe-
passen van trillingsdempende materialen tussen hoefijzer en
hoef heeft weliswaar een gering effect op de amplitude op de
hoefwand, maar op het niveau van het kootgewricht is dit effect
niet meer aan te tonen.

slotopmerking

Hoefbeslag beïnvloedt door het toegenomen gewicht van de
hoef de beweging van het been en de belasting van de structu-
ren in de ondervoet. Verder is de hoefhoek van belang voor de
belasting van de hoefkatrol. Deze laatste bevinding leidt tot een
belangrijke conclusie aangaande het normale hoefonderhoud
van gezonde sportpaarden. De hoefhoek neemt door het routi-
nematig bekappen iedere keer met 4 tot 6° toe, omdat in prin-
cipe alleen hoorn van het toongedeelte van de hoef wordt ver-
wijderd. Deze toename van de hoefhoek zal een duidelijke
afname van de belasting van de hoefkatrol tot gevolg hebben.
In de periode na het bekappen neemt deze hoefhoek door
hoomgroei weer af, waardoor de belasting van de hoefkatrol
geleidelijk toeneemt. Het routinematig bekappen en beslaan
van gezonde sportpaarden heeft dus grote gevolgen voor met
name de belasting van de hoefkatrol. Deze gevolgen zijn groter^
dan de effecten van de meeste typen orthopedisch hoefbeslag.

dankbetuiging

Dit proefschrift is dankzij een financiële injectie van Interpolis verspreid onder
de leden van de Groep Geneeskunde van het Paard van de KNMvD.

Brieven aan de Redactie

Geachte redactie.

Het artikel \'Identiteitscontrole van bloedmonsters voor de be-
waking van het onderzoek op swine vesicular disease en de
ziekte van Aujeszky\' van W.A. van Haeringen
et al. in het
Tijdschrift van 15 mei 1998 verschaft boeiende informatie over
het onderwerp en levert daarenboven stof voor een polemiek in
met name de agrarische vakpers. De vraag die naar aanleiding
van het artikel is gerezen bij het bestuur van de Groep
Geneeskunde van het Varken is hoe ver de verantwoordelijk-
heid reikt van de redactie van een tijdschrift dat niet alleen als
verenigingsorgaan door het leven wenst te gaan.

\'Op 38,3% van de bedrijven werden verschillen geconstateerd
tussen de haar- en bloedmonsters van eenzelfde dier\'.

Nog afgezien van de gebrekkige constructie van bovenstaande
zin had de redactie bij deze alarmerende conclusie uit zichzelf
een vraagteken moeten plaatsen bij de door de auteurs, onge-
twijfeld ter goeder trouw, genoemde \'aselecte keuze\' van de
onderzochte bedrijven? Over deze vraag valt te debatteren.
Navraag bij de Gezondheidsdienst voor Dieren leert in elk ge-
val dat aselect kiezen geen doel was bij het controle-onderzoek.

Wanneer door onjuistheden bij bloedafname verkeerde con-
clusies worden getrokken over de incidentie en prevalentie van
dierziekten verliest een programma sterk aan geloofw aardig-
heid en kwaliteit.\'

Van de 38,30% bedrijven waar de bloedmonsters niet geheel
corresponderen met de haarmonsters, betreft het in 61,11% van
de gevallen één of twee foutieve monsters. Zo\'n vergissing is
weliswaar ongewenst, maar kan in de praktijk vrij eenvoudig
optreden. De gevolgtrekking dat daardoor verkeerde conclu-
sies over incidentie en prevalentie van dierziekten worden ge-
trokken is bovendien overtrokken, tenzij aanwijzingen bestaan
dat die foutieve monsters van een geheel ander bedrijf afkom-
stig waren.

Had de redactie de auteurs op dit punt tot een terughoudender
formulering moeten manen? Dit is een retorische vraag.

Met vriendelijke groeten,

namens het bestuur van de Groep Geneeskunde van het
Varken

R.J.M.L. Raymakers
M.J. Geudeke

Geachte redactie,

In het nummer van 15 mei 1998 van het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde is een artikel verschenen met als titel
\'Identiteitscontrole van bloedmonsters voor de bewaking van
het onderzoek op swine vesicular disease en de ziekte van
Aujeszky\'. Dit artikel is tot stand gekomen zonder overleg met
de Gezondheidsdienst voor Dieren.

Inmiddels is overleg geweest tussen de Gezondheidsdienst
voor Dieren en de auteurs. Hieruit is gebleken dat een tweetal
zaken in het artikel aanvulling behoeven.

1. Selectie van monsters/bedrijven

In het artikel werd beschreven dat bedrijven aselect gekozen
werden door de Gezondheidsdienst voor Dieren. In werke-
lijkheid heeft een bewuste selectie plaatsgevonden.

2. Percentagefoute monsternames

Op grond van onze aanname dat sprake was van een aselecte
controle werd in het artikel aangetoond, dat op 38,3% van de
gecontroleerde bedrijven een en ander niet correct verliep.
Nu echter blijkt dat inzending van materialen gebeurde op
basis van een gerichte selectie van bedrijven, dient zonder
meer aangenomen te worden dat het gemiddelde fouten-
percentage beduidend lager zal liggen dan het door ons ge-
melde percentage.

Drs. W.A. van Haeringen
N. van den Hout
W. Jacobs

NB. Deze twee Brieven aan de Redactie zijn onafhankelijk van
elkaar tot stand gekomen. Over de inhoud van de tweede brief
is overleg geweest met de Hoofdredactie.

-ocr page 13-

Vraag en Antwoord

Naar aanleiding van onderstaande uit de praktijk ont-
vangen vraagstelling vond de redactie mevrouw dr.
M.E. Peeters (Faculteit der Diergeneeskunde) bereid
om voor de lezers een antwoord te formuleren.

vraag:

Wat is de beste aanpat; wanneer een hond bij het spelen met
een stok een perforatie van de pharynx of de oesophagus
heeft opgelopen of hiervan verdacht is?

antwoord:

Het is van groot belang in het acute stadium vast te stellen of
er inderdaad een pharynx- of slokdarmperforatie heeft
plaatsgevonden. Hiervoor is een inspectie van de mond-
holte, pharynx en craniale oesophagus onder anesthesie
noodzakelijk. Om in de craniale oesophagus te kunnen kij-
ken, dient de hond geïntubeerd te worden, zodat de larynx
met behulp van een laryngoscoop naar ventraal gedrukt kan
worden. Ook wanneer de hond bloedt in de pharynx, is het
van groot belang om te intuberen. Om diepe slokdarmperfo-
raties in beeld te krijgen is een endoscoop noodzakelijk.
Bij pharynx- en slokdarmperforaties kan zich in korte tijd
lucht verplaatsen naar de weke delen in de hals. Dit kan re-
sulteren in mediastinaal emfyseem. Het is daarom zinvol om
voorafgaand aan het onder anesthesie brengen van de patiënt
röntgenfoto\'s van de hals en borstingang te maken om de uit-
breiding van lucht in weke delen vast te stellen.Een patiënt
met mediastinaal emfyseem heeft een verhoogd anesthesie-
risico en moet meestal beademd worden. Er zijn een aantal
voorkeurslocaties voor perforaties ten gevolge van het spe-
len met stokken: links of rechts onder de tong (mondbodem),
links of rechts dorsolateraal in de pharynx (de regio van de
tonsilnis), dorsaal in de pharynx (soms door het palatum
molle heen), caudodorsaal in de pharynx (op de overgang
naar de slokdarm) en in de craniale slokdarm.
Deze lokalisaties kunnen alleen onder algehele anesthesie
goed geïnspecteerd worden. Wanneer een perforatie is vast-
gesteld hebben we te maken met een gecontamineerd steek-
kanaal, waarin wellicht nog delen van de stok zijn achterge-
bleven. De contaminatie van de weke delen rond de pharynx
leidt tot een ontstekingsproces in de keel- en halsstreek, dat
zich onder invloed van de zwaartekracht uitbreidt richting
de borstingang en niet draineert via het oorspronkelijke
steekkanaal. Dergelijke ontstekingsprocessen kunnen zon-
der behandeling soms de dood tot gevolg hebben. Door ach-
tergebleven delen van de stok of door pharynxperforaties,
waardoor tijdens eten en drinken voedsel peri-pharyngeaal
komt, kunnen bovendien abcessen en fistels in de hals ont-
staan.

a

De behandeling van een acute pharynx- of slokdarmperfora-
tie dient daarom gericht te zijn op:

1. de perforatie zelf;

2. de gevolgen van de perforatie in de weke delen van keel
en hals.

Ad 1. Perforaties in de dorsolaterale of (caudo)dorsale pha-
rynx en slokdarmperforaties dienen altijd chirurgisch geslo-
ten te worden, zodat speeksel, voedsel en water niet peri-
pharyngeaal komen. Perforaties onder de tong genezen over
het algemeen snel en probleemloos, alleen bij grote perfora-
ties is chirurgisch sluiten noodzakelijk. Voor het sluiten van
de perforaties wordt gekozen voor resorbeerbaar hechtma-
teriaal (bijvoorbeeld Viryl of PDS).

Ad 2. Na vaststellen van de lokalisatie van de perforatie
kan zich een indruk vormen van de richting van het steek-
kanaal. Om eventuele resten van een stok te verwijderen
en om de hals te draineren, zodat er zich geen ontsteking-
proces kan ontwikkelen, wordt een halsexploratie uitge-
voerd. De hond wordt in rugligging met een kussentje on-
der de hals geopereerd en via de ventrale mediaanlijn
wordt een halsexploratie uitgevoerd. Eventueel kan men
een sonde vanuit de pharynx in het steekkanaal laten leg-
gen. In het acute stadium is er in de hals- en keelstreek nog
geen ontstekingsproces aanwezig en zijn alle anatomische
structuren dus nog goed herkenbaar. De meeste steekkana-
len lopen vanuit de pharynx dorsolateraal langs de trachea.
In dit gebied bevindt zich ter hoogte van de larynx de in-
nervatie van larynx en pharynx, zodat het inspecteren van
dit gebied met enige voorzichtigheid plaats moet vinden.
Wanneer het steekkanaal in beeld is, worden resten van de
stok verwijderd en wordt het gebied met één of meer
Penrose drains gedraineerd, waarbij één uiteinde van de
Penrose drain in het contamineerde gebied wordt gelegd
en het andere uiteinde via een kleine, aparte incisie een uit-
weg vindt in de halshuid. Het uiteinde van de drain wordt
met huidhechtingen gefixeerd en bevindt zich dus in de
buurt van de borstingang. Zo kan passieve drainage van
het gebied plaatsvinden onder invloed van de zwaarte-
kracht. De operatiewond wordt primair gesloten. Het ge-
ven van antibiotica is in de meeste gevallen niet nodig,
omdat het gecontamineerde gebied in het acute stadium
wordt gedraineerd. Postoperatieve pijnstilling is echter
wel aan te raden. Afhankelijk van de aard van de perforatie
en eventuele problemen, die tijdens het sluiten van de per-
foratie zijn opgetreden, laat men de hond enige dagen niet
eten of verstrekt men zacht voedsel. Na reconstructie van
grote pharynxdefecten is het soms noodzakelijk om de
hond enige weken te voeren via een maagsonde, die percu-
taan via de buikwond wordt geplaatst. De in de hals ge-
plaatste Penrose drains worden verwijderd wanneer ze
nauwelijks productief zijn (meestal na enige dagen).
Wanneer later toch ontstekingsprocessen of fistels in de
hals ontstaan, is er in de meeste gevallen een deel van de
stok achtergebleven. Het terugvinden van dergelijke cor-
pora aliena is geen eenvoudige zaak. Het is te overwegen
de patiënt voor deze operatie naar een specialist Chirurgie
te verwijzen.

EEN OPGELOPEN PERFORATIE VAN DE PHARYNX OF
DE OESOPHAGUS BIJ EEN HOND

-ocr page 14-

él

voorgangers: dierenartsen uit vroeger tijd (28)

ERNST FRIEDRICH GURLT
(1794-1882)

Veterinair verleden

Generaties veterinaire studenten zijn vertrouwd geraakt met het standaardwerk van de veterinaire anatomie:
Ellenberger-Baum, zonder te beseffen dat dit werk is voortgekomen uit het \'Handbuch der vergleichende
Anatomie der Haus-Säugethiere\' van Gurlt, de grondlegger van de moderne vergelijkende anatomie.
Gurlt werd in 1794 geboren in Drentkau, een plaatsje in Silezië. Zijn vader was in dienst van een graaf en was als
zodanig belast met de rechtspraak. Na de dorpsschool doorlopen te hebben, kreeg hij onderwijs van de plaatse-
lijke pastoor. Toen hij in 1809 verkoos om apotheker te worden, is hij in dienst gekomen van een apotheker in het
naburige Lüben. Daar hij het enige personeelslid was en zijn chef hem alles liet doen terwijl hij daarbij nog slecht
werd behandeld en vergoed, had hij hier een moeilijke leertijd. Naast het fabriceren van chemisch-farmaceutische
preparaten moest hij in de zomer extracten maken van verse kruiden en in de winter distillaten van diverse grond-
stoffen. Ondanks het feit dat hij onder moeilijke omstandigheden moest werken, heeft hij hier een grondige kennis
van de farmacie en met name van de botanie verworven.

Door de veldslag bij Bautzen in Silezië in 1813 brak er een enorme paniek uit onder de bevolking, leder sloeg op
de vlucht, zo ook de apotheker. Hoewel hij Gurlt ook aanraadde de benen te nemen, bleef de negentienjarige be-
diende op zijn plaats. In de onmiddellijke omgeving verbleven 10000 soldaten, terwijl er in het lazaret 300 zieke of
gewonde militairen lagen. Op verzoek van de chef-arts nam hij de zorg voor de geneesmiddelenvoorziening op
zich. Ook uit omliggende plaatsen kwamen verzoeken om hulp. Dit alles betekende dat Gurlt gedurende tien we-
ken dag en nacht gewerkt heeft om aan alle verzoeken tot verstrekking van geneesmiddelen te voldoen.
Na de wapenstilstand op 15 augustus 1813, besloot Gurlt de apotheek te verlaten om in militaire dienst te gaan.
Hij werd in Breslau gelegerd om daar met een groep van dertien apothekers de farmaceutische zorg op zich te ne-
men voor 10000 soldaten. Door de hevige tyfusepidemie werden er ook twaalf van de dertien apothekers door de
ziekte aangetast waaronder Gurlt.

Hij is zes weken ziek geweest, waarvan hij twee weken in een delirium heeft gelegen. Zijn behandelend arts heeft hem overgehaald om daarna medicij-
nen te gaan studeren. De start in 1814 aan de universiteit van Breslau was moeilijk: te weinig ondergrond en door de dood van zijn vader ook geen fi-
nanciële ondersteuning. Toen Napoleon terugkeerde uit Elba in het voorjaar van 1815, besloot Gurlt weer de wapenrok aan te trekken. Daar de plaats
van assistent-apotheker niet meer beschikbaar was en hij nog aan het begin van zijn medische studie stond en dus niet als arts werkzaam kon zijn,
heeft hij zich als chirurg gemeld voor een ambulant veldlazaret in Düsseldorf. De tocht per postwagen van Berlijn naar Düsseldorf duurde negen dagen
en nachten! Met het veldlazaret is hij gedurende een jaar getrokken via Parijs naar Le Mans en vandaar weer via Parijs met een ziekentransport naar
Luxemburg. Van daar terug naar Berlijn onder een temperatuur van minus twaalf graden, waardoor hij aan reuma is gaan lijden, wat hem in zijn verdere
leven veel last heeft bezorgd.

In de zomer van 1816 heeft hij de studie weer opgevat. Al gauw werd hij benaderd door professor Otto om hem als assistent terzijde te staan bij het ma-
ken van anatomische preparaten. Toen Otto voor een jaar op reis ging, kreeg Gurlt het toezicht over het museum, waarbij ook van hem verlangd werd
om een aantal dierskeletten te prepareren. Op 5 augustus 1819 promoveerde hij bij Otto op het onderwerp: \'Lieber die Deformitäten der Venen\'.

Toen Gurlt op aanraden van Otto het plan opvatte om diergeneeskunde te gaan studeren om later in Breslau departementsdierenarts te worden, kreeg
hij in Breslau toestemming om in Wenen te gaan studeren met een toelage van 400 thaler, mits hij in Berlijn zijn artsendiploma verkreeg. Toen hij zich
daartoe in Berlijn meldde, zei de betreffende hoge ambtenaar dat hij als geroepen kwam. Er was namelijk een plaats als repetitor voor de anatomie aan
de veeartsenijschool beschikbaar gekomen. Hij kreeg een benoeming op basis van een salaris van 400 thaler, vrij wonen en vrij brandhout. Gedurende
de winter voltooide hij zijn medische studie.

É

-ocr page 15-

Hierna vatte hij de veterinaire studie op. Dit viel hem zwaar daar er geen goede leerboeken waren. De studenten
beperkten zich tot het prepareren van de spieren, terwijl hij betoogde dat het gehele dier bestudeerd moest wor-
den. Zo nam hij de pen ter hand en begon in 1820 zijn boek over de vergelijkende anatomie te schrijven. In de win-
ter van 1822 voltooide hij het tweede deel, iedere dag werkend van vijf tot acht en van vier tot elf uur, tenwijl de
overige uren aan het instituut en het onderwijs besteed moesten worden. Zijn lichamelijke conditie liet daarbij veel
te wensen over: de gehele zomer leed hij vreselijk onder reumatische pijnen en \'s nachts was zijn linker lichaams-
helft vrijwel verlamd. Zijn handboek werd het eerste authentieke Duitse standaardwerk op het gebied van de ver-
gelijkende anatomie voor de huisdieren. Zijn leerling Ellenberger heeft dit boek bewerkt en uitgegeven, eerst met
Leisering en Muller, later met Baum.

Kort na zijn aantreden in Berlijn had Gurlt ook het ondenwijs in botanie - zijn oude liefde - toegewezen gekregen.
Hij bleek een fabelachtige kennis te bezitten over de vindplaatsen van allerlei planten in en om Berlijn. Zijn excur-
sies waren dan ook bijzonder populair bij de studenten.

In augustus 1824 trouwde hij de oudste dochter van de beheerder van de Berlijnse veeartsenijschool Doniges. Na
in 1825 tot leraar benoemd te zijn voor een salaris van 900 thaler, werd hij in 1827 tot professor benoemd.
Hij was gedurende zijn leraarschap van 1824 tot 1869 bijzonder actief en doceerde naast de algemene anatomie
ook nog pathologische anatomie, fysiologie, zoölogie en botanie. Daarbij kwam nog dat hij tot 1850 geen hulp had
bij het vervaardigen van anatomische preparaten, zodat hij ook deze taak voor zijn rekening moest nemen. Als
één van de weinigen beheerste hij de techniek om vrijwel volmaakte preparaten te maken. Bij zijn terugtreden in
1870 bestond de museumcollectie uit 6408 stuks, alle door Gurlt zelf vervaardigd. Helaas is de gehele collectie bij
het bombardement van 18 maart 1945 verloren gegaan.

Toen Gurlt aantrad in Berlijn, had men slechts een gebrekkige kennis van de pathologische anatomie. Dit was
voor hem een reden om het vak vorm te geven en hierover in 1831 een boek uit geven in twee delen: \'Lehrbuch
der pathologischen Anatomie der Haus-Saugethiere\'. Hetzelfde gold voor de fysiologie: toen hem bleek dat ook
de beschikbare kennis over dit vakgebied veel leemten vertoonde, besloot hij om deze kennis te ordenen en aan
te vullen en in boekvorm te laten verschijnen. Zo zag het boek \'Lehrbuch der vergleichenden Physiologie der
Haus-Säugethiere\' in 1837 het licht. In 1847 schreef hij samen met zijn collega C.H. Hertwig een boek over de chi-
rurgische anatomie. Tezamen hadden zij in 1835 het \'f^agazin für die gesammte Thierheilkunde\' opgericht, waar-
aan ze veertig jaar bijdragen hebben geleverd. Naast al deze werkzaamheden was Gurlt natuurlijk ook belast met
het afnemen van examens en werd hij als deskundige betrokken bij rechtsgedingen.

Van 1842 tot 1847 was hij lid van de commissie, die een farmacopee moest ontwerpen, waarbij juist hij als apothe-
ker, arts en dierenarts een bijzondere inbreng had. Verder had hij allerlei vertrouwelijke staatsfuncties. Daarnaast
was hij lid en correspondent van talloze wetenschappelijke genootschappen.

Gurlt heeft een bijzonder werkzaam leven gehad, waarin zijn arbeid en zijn gezin alle aandacht hadden.

Deze geleerde is niet alleen de grondlegger geweest van de vergelijkende anatomie, maar ook van de vergelijkende pathologische anatomie van de
huisdieren. En dan te bedenken dat deze hardwerkende man voortdurende geplaagd werd door hevige reumatische pijnen.
In 1870 (hij was toen 76 jaarl) trok hij zich terug uit het universitaire leven om het nog een aantal jaren rustiger aan te doen. Hoewel hij tijdens het zo-
merreces van de universiteit stierf in augustus 1882 waren talloze collega\'s aanwezig om hem te begeleiden naar zijn laatste rustplaats.

Deze rubriek wordt verzorgd door leden van het Veterinair Historisch Genootschap.

E.P.0.

Geraa(^ileegde UerStuur

\' Lmsenng AGTh, Müller CF. \'Emst Friedhch Gurtt\'. Archiv lür wissenschaftliche urxipractische Thierheilkunde 1882:8:486-509.

• Renk W. Begründer der ferärztlKhen Wissenschaft. Berliner und Münchener tierirztliche Wochenschhft 1962:75:13-6.

• Schützler G. Das Magazin für die gesammte Thierheilkunde. 1835-1874, die Herausgeber Guilt und Hertwig und die Veröffentlichungen. Ibidem 1969:82:81-86.
\' SmolkhA. Emst Fhecm Gurlt (1794-1882(. GegenbaursmotfM. Jahrb. Leipzig 1998:134:575-583.

• Saunders 12 \'Emst F. Gurt In: A Biographical of Veterinary PaMogy. Lammes, Kansas 19%: 154-157

M I i«

-ocr page 16-

duk

1Mb

TRAINING VERHOOGT WELZIJN VARKENS

Berichten en verslagen

Per jaar worden in Nederland ongeveer
20 miljoen varkens geslacht. Deze die-
ren zijn grotendeels afkomstig uit de in-
tensieve veehouderij en hebben over het
algemeen zes maanden doorgebracht in
een relatief prikkelarme, rustige omge-
ving. Op de slachtdag worden de dieren
echter geconfronteerd met een serie in-
grijpende gebeurtenissen; ze worden uit
hun hok gehaald, opgeladen op een
vrachtwagen, getransporteerd naar een
slachthuis, uitgeladen, opgedreven door
het slachthuispersoneel en geconfron-
teerd met de onbekende omgeving van
het slachthuis en onbekende soortgeno-
ten.

Aangezien een steeds grotere groep con-
sumenten veel waarde hecht aan dier-
vriendelijke vleesproductie, is het van
belang om varkens af te mesten en te
slachten onder welzijnsvriendelijke con-
dities. Het doel van het onderzoek van
Geverink was om meer inzicht te krijgen
in de relatieve bijdrage van verschil-
lende behandelingsfactoren op de
slachtdag op de gedrags- en fysiologi-
sche reacties van varkens en de eventu-
ele consequentie voor de vleeskwaliteit.

Hogere hartslag

Vergeleken met een controlegroep, var-
kens geladen op een stilstaande wagen,
bleken de varkens tijdens het transport
een hogere hartslag te hebben. Na afloop
van het experiment hadden deze dieren
een hoger gehalte aan het stresshormoon
Cortisol in het speeksel en een lagere
hartslag. Ook waren de getransporteerde
dieren na afloop van het experiment
minder actief en vertoonden ze minder
exploratief, onderzoekend gedrag als
gevolg van uitputting tijdens het trans-
port.

Na aankomst op het slachthuis worden
de varkens eerst zo\'n twee uur in een
wachtruimte gehuisvest, voordat ze ge-
slacht worden. Dit om ze te laten bijko-
men van het transport en zo een betere
vleeskwaliteit te waarborgen. In de
praktijk worden bijna altijd groepen var-
kens die afkomstig zijn uit verschillende
mesthokken in een wachtruimte gecom-
bineerd. Dit leidt tot gevechten tussen
varkens die elkaar niet kennen om een
nieuwe rangorde te bepalen en daardoor
tot huidbeschadigingen. Uit het onder-
zoek van Geverink blijkt dat de mate van
huidbeschadigingen afhangt van de
tijdsduur die de dieren in de wachtruimte
hebben doorgebracht. De \'rusttijd\' heef^
dus nadelige gevolgen voor het welzijn
van de dieren indien ze gemengd wor-
den. Uit haar onderzoek blijkt ook dat
agressie in zekere mate voorspelbaar is;
de duur van het vechten tijdens het men-
gen was positief gecorreleerd met de
agressie die de varkens vertoonden in
hun eigen groep tijdens de mestperiode.
Verder blijkt uit genoemd onderzoek dat
als varkens worden blootgesteld aan ge-
luid van machines in een slachthuis, ze
dichtbij hun soortgenoten blijven. Dit
wijst erop dat aanwezigheid van be-
kende varkens sociale steun geef^. Het
blootstellen aan een serie potentiële
stressoren veroorzaakt een hogere corti-
solrespons dan de individuele behande-
lingen apart.

Door varkens tijdens de periode op de boerderij kennis te laten maken met het
verlaten van het hok, het opladen en de transportbox, zijn ze op de dag van
vervoer naar de slachterij beter te hanteren. Dit komt het welzijn van de die-
ren ten goede en verlicht de werkzaamheden van het slachterijpersoneel. Zo
luidt één van de conclusies van het proefschrift van Nicoline Geverink met als
titel \'Preslaughter treatment of pigs\'. Zij verrichtte voor dit proefschrift on-
derzoek bij het ID-DLO in Lelystad en is op 29 mei 1998 aan de Landbouw-
universiteit Wageningen gepromoveerd.

Registratie van een diergeneesmiddel
in Nederland kost de industrie geld.
Voor een aantal middelen is het niet
haalbaar om ze te registreren, omdat
van te voren vaststaat dat de omzet
gering zal blijven. Dit kan bijvoor-
beeld gebeuren als de betreffende in-
dicatie slechts sporadisch voorkomt.

In de diergeneesmiddelenwet staat een
escape-mogelijkheid om, onder be-
paalde voorwaarden, niet-geregistreer-
de middelen te gebruiken. Diergenees-
middelen geregistreerd voor een andere
diersoort of voor de mens, of magistraal
bereide middelen kunnen dan worden
ingezet. Sommige van deze orphan-
drugs zijn echter niet gemakkelijk te
verkrijgen. Momenteel doet zich in het
land het probleem voor dat Imizol® (im-
idocarb) en Glucanthime® (meglumine-
antimonaat) niet meer geregistreerd zijn
en dus niet meer te koop zijn. In overleg
met de fabrikanten van deze middelen
(respectievelijk Schering-Plough en
Merial) is besloten dat de Apotheek van
de Faculteit der Diergeneeskunde deze
middelen gaat distribueren. De midde-
len zullen verstrekt worden aan prakti-
serende dierenartsen, uitsluitend en al-
leen op recept en voor individuele
patiënten.

Informatie kunt u krijgen hij de Apotheek
op telefoonnummer 030 - 2531598, fax:
030-2532065.

IMIDOCARB EN MEGLUMINE-ANTIMONAAT
VERKRIJGBAAR BIJ APOTHEEK FACULTEIT
DER DIERGENEESKUNDE

VACATUREBANK
VEDIAS

In het Diergeneeskundig Jaar-
boek 1998 staat op pagina 25 on-
der
Vereniging van Dierenarts-
assistenten (Vedias)
vermeld dat
de vacaturebank bemand zou
worden door Elly Hoevenaars.
Dit is echter niet juist. Ook het
vermelde telefoonnummer is niet
juist. De goede gegevens zijn:

Vacaturebank Vedias:
Ton Hoevenaars
Hoofdstraat 55
5109 AB \'s-Gravenmoer
telefoon fax: .0162 - 319460.

-ocr page 17-

Het aantal bij Movir verzekerden steeg
in 1997 met bijna 25%. Dat was een re-
cord. Het jaar werd afgesloten met
ruim 33.000 verzekerden. De over-
name van de portefeuille van de
VVAA droeg hier voor een belangrijk
deel aan bij. Het marktaandeel op het
gebied van arbeidsongeschiktheids-
verzekeringen voor vrijeberoepsbeoe-
fenaren werd daarmee aanzienlijk ver-
groot.

Met diverse medische en juridische
beroepsorganisaties werden mantel-
overeenkomsten afgesloten: de Lande-
lijke vereniging voor Artsen in Dienst-
verband, de Landelijke Huisartsen-
vereniging, de Koninklijke Neder-
landse Maatschappij der Pharmacie en
de Koninklijke Notariële Beroeps-
organisatie. Het succes van deze man-
telovereenkomsten typeert de marke-
tingkracht van Movir in 1997. De
leden van de aangesloten organisaties
kunnen op deze manier profiteren van
een aanzienlijke premiekorting.
Movir verwacht haar sterke positie op
de markt van vrijeberoepsbeoefenaren
in 1998 verder te kunnen verstevigen
en uitbouwen.

Door middel van een uitgebreid voor-
lichtings- en preventieprogramma en
de door intensief begeleiden van ver-
zekerden die arbeidsongeschikt wor-
den, wordt getracht de stijging van
het aantal uitkeringen te verminde-
ren.

Op deze manier hoopt Movir 1998
weer met een positief resultaat af te
sluiten en zo een eventuele premiever-
hoging te voorkomen.

Verzekeringsmaatschappij Movir heeft in 1997 een positief resultaat geboekt
van ƒ 10,1 miljoen gulden. Het resultaat is bijna ƒ 25 miljoen gulden lager dan
dat in 1996. De oorzaak hiervan is de forse toename van het aantal nieuwe ar-
beidsongeschikten in de laatste maanden van het jaar. In het eerste halfjaar
werd nog verwacht ook in 1997 een premierestitutie te verlenen aan de bij
Movir aangesloten leden. Het resultaat wordt nu in zijn geheel aan de reserves
toegevoegd.

MOVIR BOEKT POSITIEF RESULTAAT VAN 10 MILJOEN

TWEEDE EDITIE EUROVET GUIDE IS UIT

De tweede, volledig bijgewerkte editie
van de
Eurovet Guide 1998-1999 is uit.
De gids bevat onder meer 6000 namen
en adressen, 560 veterinaire beroepsor-
ganisaties en organisaties die op veteri-
nair gebied gespecialiseerd zijn, met te-
vens een overzicht van huidige vete-
rinaire specialisaties in de verschillende
landen op Europees niveau. Verder ko-
men 76 veterinaire opleidingen aan bod
en wordt bijvoorbeeld de veterinaire
structuur van de Europese Unie uit de
doeken gedaan.

In deze tweede editie zijn meer dan 100
nieuwe organisaties en gegevens opge-
nomen, een geïllustreerd hoofdstuk over
de geschiedenis van de diergeneeskun-
de, een organogram van de veterinaire
onderdelen van de Europese Commissie
en veterinaire statistieken en informatie
van alle Europese landen.

De Eurovet Guide 1998-1999 (ISBN 2-
86326-141-X) wordt uitgegeven door de
Editions du Point Vétérinaire. Exem-
plaren (kosten: 310 FF) kunnen worden
besteld bij: Zoothèque. BP 14, F-94701
Maisons-Alfort cedex, France. Fax:
33-1 48 93 44 33. Internet: http://www.
pointveterinaire.com. Meer informatie:
Karin de Lange, Éditions du Point
Vétérinaire, telefoon: 33 -1 45 17 02
25, fax: 33 - 1 45 17 02 74, e-mail:
kdelange.pointvet@invivo.edu.

h
^

Op 20 mei 1998 is er onder zeer mooie
weersomstandigheden op golfbaan \'de
Elfteling\' gestreden om het Veterinair
Golflcampioenschap. Voor de tiende
keer was Alfasan weer sponsor van dit
mooie evenement. De greensome-
wedstrijd is gewonnen door de colle-
ga\'s G. Floor en A. van Goor. Golf-
kampioen (stableford) 1998 is ge-
worden collega J. Remmen.

Tijdens het diner zijn de oprichters van
het Veterinair Golfcomité de collega\'s
Kaal, Kuipers en Otto zowel door een
prachtige speech van professor Wage-
naar, als door een bronzen ere-penning
aangeboden door Alfasan, bedankt
voor de tien jaar dat zij dit evenement
hebben georganiseerd. Zij hebben
daarna het bestuur van het Veterinair
Golfcomité overgedragen aan een
\'jongere lichting\' te weten de collegae
mevr. L. Beukers en de heren N.
Simoncelli en W. Keers.
De avond werd verder opgeluisterd
door vele prachtige liederen van col-
lega Rinus Rasenberg. Mede hierdoor
was dit sportevenement weer een
grootste veterinaire happening.

VETERINAIR GOLFKAMPIOENSCHAP 1998

W.L Keers,
Veterinair Golfcomité

-ocr page 18-

Geachte redactie,

In de annotatie van mevrouw drs.
S.A.M. Deleu wordt meegedeeld dat
betrokkenen overigens niet wensen in
te gaan op mijn ingezonden brief in het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde van
1 juni 1998.

Als reden wordt opgegeven dat de
Code voor de Dierenarts op dit mo-
ment reeds volop in discussie is.

Uitgaande van de betekenis van het
woord discussie, hetgeen volgens van
Dale gedachtewisseling is, lijkt het me
meer voor de hand te liggen dat direct
betrokkenen wel hun gedachten naar
voren brengen in het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde en niet alleen op dis-
cussie-avonden, die zoals uit het ver-
slag van de laatste bijeenkomst blijkt,
niet door alle leden wordt bezocht.

Het slot van de annotatie is bemoedi-
gend in zoverre dat de redactie ruimte
geeft voor vrije meningsuiting in de
vorm van een ingezonden brief
Mogelijk dat er dan toch een gedachte-
wisseling op gang komt tussen alle le-
den.

Met collegiale groet.

L. Tholhuijsen

foom

10TH INTERNATIONAL CONFERENCE ON PRODUCTION
DISEASES IN FARM ANIMALS

^ Conjressen en cursussen

Van 23 tot en met 28 augustus 1998
wordt in Utrecht het
10"\' Inter-
national Conference on Production
Diseases in Farm Animals (ICPD)
1998
gehouden. In relatie tot pro-
ductieziekten bij herkauwers, var-
kens en pluimvee worden 20 keynote
lectures, 83 voordrachten en 80 pos-
ters gepresenteerd over de volgende
onderwerpen: Sporenelementen en
mineralen; De kwaliteit van het af-
weersysteem; De voortplanting;
Stofwisselingsziekten; Voeding, Bio-
(DNA)-technologie; Welzijn; Huis-
vesting en verzorging; Epidemio-
logie; en Milieuverontreiniging.

De kosten, inclusief lunches, bedragen
ƒ 500,- (voor promovendi en studenten
DGK en LU > driejaar bestaat een be-
perkte mogelijkheid tot reductie tot
ƒ 100,-. Contactpersoon: Marjolijn
Fijten). De voertaal is Engels.

Voor meer informatie en registratie:
Internet htlp://www.knmvd.nl (regi-
stratieformulieren kunnen gedown-
load worden) of neem contact op met
Marjolijn Fijten, telefoon: 030 -
251 om. fax: 030 - 2511787, e-mail:
knmvd(^ pohox.ruu.nl; Postadres:
KNMvD, Postbus 14031, 3508 SB,
Utrecht.

ECHOGRAFIE BIJ DIAGNOSE VRUCHTBAARHEIDS-
PROBLEMEN VARKENS

De PHLO organiseert op 17 septem-
ber 1998
in Wageningen een cursus
\'Vruchtbaarheidsproblemen bij het
varken: diagnostiek met behulp van
echografie\'.
Doel van de cursus is aan
te geven welke mogelijkheden echo-
grafie kan bieden bij de diagnose van
vruchtbaarheidsproblemen op var-
kensbedrijven in de praktijk. De kos-
ten bedragen ƒ 675,- en de inschrijf-
termijn eindigt op 24 augustus 1998.

De cursus is bedoeld voor practici die al
echografie-apparatuur hebben aange-
schaft of erover denken dit te doen, en
verder voor ieder die geïnteresseerd is
in de toepassing van echografie in geval
van vruchtbaarheidsproblemen bij het
varken. De cursusleiding is in handen
van dr. ir. B. Kemp en dr. ir. N.M.
Soede (beiden LUW-WIAS, Depar-
tement Dierwetenschappen). Er kunnen
maximaal 16 personen aan de cursus
meedoen.

-ocr page 19-

Merial lanceert een nieuwe behande-
lingswijze tegen vlooien én teken bij
honden en tegen vlooien bij katten: de
Frontline® Spot-on. Deze nieuwe for-
mulering bezit de kwaliteiten van de
reeds bekende Frontline® Spray. Door
de moderne applicatievorm is een een-
voudige en snelle toepassing mogelijk
en daarmee is het middel bijzonder ge-
schikt voor moeilijk te behandelen die-
ren.

9 m

Het volstaat om het pipetje bij het
breekpunt (zonder schaar) te openen
en de inhoud rechtstreeks op de huid
tussen de schouderbladen van het te
behandelen dier te druppelen. Het pro-
duct verspreidt zich daarna op natuur-
lijke wijze met het huidvet over het
hele lichaam van de hond of de kat. De
meeste vlooien worden binnen 24 uur
na toediening gedood, teken binnen 48
uur. De werking tegen vlooien kan tot
drie maanden bedragen bij de hond en
tot vijf weken bij de kat. Bij de hond
werkt het product tegen teken tot vier
weken na behandeling.

FRONTLINE® SPOT-ON

Frontline® Spot-on bevat 10% fipro-
nil. Dit middel werkt enkel op het ze-
nuwstelsel van ongewervelden en
daarmee is het een veilige manier van
vlooien- en tekenbestrijding. De een-
voudige behandeling is niet belastend
voor het dier en kan zelfs worden toe-
gepast bij jonge puppies en kittens.

Voor meer informatie kunt u contact
opnemen met Merial B.V., Postbus
338, 1180 AH Amstelveen. Telefoon:
020-5473933.

EXCENEL® RTU GEREGISTREERD VOOR BEHANDELING
LONGONTSTEKING BIJ VARKENS

Excenel® RTU is geregistreerd voor de
behandeling van bacteriële luchtweg-
infecties bij varkens, veroorzaakt door
Actinobaccillus pleuropneumoniae,
Pasteurella multocida en Streptococ-
cus suis
type 2. Producent Pharmacia &
Upjohn brengt Excenel® RTU op de
markt naast het vertrouwde Excenel®
Steriel Poeder. Dit middel moet in wa-
ter worden opgelost terwijl Excenel®

RTU direct klaar is voor gebruik. Dit
betekent extra gebruiksgemak. Het an-
tibioticum kan bij kamertemperatuur
worden bewaard en behoudt ongeo-
pend twee jaar lang zijn werkzaam-
heid.

Excenel® RTU heeft een aantal be-
langrijke pluspunten vergeleken met
veel andere antibiotica. De actieve
stof (certiofur hydrochloride) is na in-
tramusculaire inspuiting snel op de
plaats van de infectie, waardoor bac-
teriën snel en effectief worden bestre-
den. Hierdoor kan bij het gebruik van
Excenel® met een lage dosering wor-
den volstaan. Excenel® RTU kan tot
vijf dagen voor de slacht worden toe-
gepast. Toelating voor 1KB is aange-
vraagd.

Excenel® RTU (Ready To Use) is onlangs in Nederland officieel toegelaten
voor de behandeling van bacteriële luchtweginfecties bij varkens (REG NL
9424). Het antibiotica combineert de voordelen van certiofur, de actieve stof,
met het gemak van een gebruiksklare suspensie.

Vrijwel gelijktijdig met de registratie
in Nederland is Excenel® RTU ook of-
ficieel toegelaten in een groot aantal
landen in de EU, waaronder België en
Duitsland.

De \'Reiseapotheke für Tiere\' is in
Duitsland een eclatant succes. En niet
zonder reden.

De Reisapotheek®, zoals dit nieuwe
serviceproduct van Apharmo heet,
biedt plaats aan verschillende dierge-
neesmiddelen en/of dierverzorgings-
producten.

De Reisapotheek* is een wit kunststof
tasje met een isoleerlaag, dat aan de
bovenkant met een rits is af te sluiten,
zodat de producten koel kunnen wor-
den bewaard.

Het is niet alleen handig, maar doordat
de Reisapotheek® uitsluitend via de
dierenarts te verkrijgen is, is het tasje
uniek.

Apharmo B.V. in Arnhem levert de
Reisapotheek®. Voor informatie, tele-
foon: 026 - 362 90 22.

NIEUW! DE REISAPOTHEEK®

KOPIJ OP
DISKETTE

De redactie stelt het op prijs indien tek-
sten. die langer zijn dan één A4-tje op bij
voorkeur een 3,5 inch-diskette (5,25
inch is ook mogelijk) worden aangele-
verd in Word Perfect 5.1 (andere versies
zijn ook mogelijk). Aan het eind van re-
gels gelieve geen harde returns te geven.

-ocr page 20-

Referaten

Groei van L. monocytogenes op
verpakt lamsvlees. Investigations
on the growth of Listeria mono-
cytogenes on lamb packaged
under modified atmospheres.

J.J. Sheridan, A. Dohertv, et al. Food
Microbiol 1995; 12: 259-66.

De groei van Listeria monocytogenes
(L.m.) werd bestudeerd in lucht, va-
cuum, 80% 03/20% CO2, 50% CO2 /
50% N2 en 100% CO2 op stukken en in
fijngemalen, verpakt lamsvlees tijdens
de opslag gedurende 42 dagen bij 5°C
ofOT.

Bij 5°C groeide L.m. op stukken lams-
vlees onder alle omstandigheden be-
halve in 100% CO2. In alle gevallen
was de vermeerdering van L.m. in ge-
hakt bij 5°C geringer dan op stukken
lamsvlees, terwijl in vacuum en in
100% CO2 geheel geen groei in gehakt
plaatsvond. Bij 0°C werd de groei van
L.m. in gehakt en op stukken lamsvlees
in alle onderzochte situaties volledig
geremd. De pH van het vlees schom-
melde tussen 5.4 en 5.8 en speelde in
geen enkel geval een rol van betekenis
bij de beheersing van de groei van L.m.

VOEDINGSMIDDELENHYGIENE

In de literatuur worden tegenstrijdige
onderzoeksresultaten vermeld be-
treffende de mogelijkheid van L.m.
om te groeien op verpakt lamsvlees
met lage pH-waarden, bij lage tempe-
raturen, in lucht bij 4-5°C, onder va-
cuum en in 100% CO2. Deze verschil-
len zouden kunnen worden verklaard
uit een combinatie van factoren zoals
de invloed van de begeleidende bacte-
rieflora, de productie van bacterioci-
nen door lactobacillen en de adaptatie\'
van L.m. aan lage temperaturen. De
door de auteurs gebruikte L. monocy-
togenes-stam was vooraf bebroed bij
30\'\'C en groeide niet bij 0\'\'C onder alle
onderzochte omstandigheden. Nader
onderzoek naar de invloed van bacte-
riocinen wordt aanbevolen.

M.P. Smit

PLUIMVEE

Farmacokinetische evaluatie van
enrofloxacine in kippen

M.I. Abdel-Aziz, M.A. Aziz, F.A. Soli-
man, and N.A. Afify. British poultry
science 1997; 38: 164-8.

Enrofloxacine wordt in het lichaam
omgezet in
Ciprofloxacine. Enro-
floxacine remt het bacteriële DNA-gy-
rase, waardoor de bacterie zich niet
kan vermenigvuldigen en verstoort de
eiwitsynthese van de celmembraan
waardoor de bacterie sterft.
De auteurs gebruikten in dit onderzoek
enrofloxacine 10% van Spectrama Vet
en Hubbard-kippen van 1700 gram.
Enrofloxacine werd 1 dd in een dose-
ring van 10 mg/kg lichaamsgewicht
IV,IM, SC en PO toegediend (ref: de
adviesdosis van Batril®). De maxi-
male plasmaconcentratie na IM-toe-
diening was 2.45 fig/ml, SC en 2.41
^g/ml en PO 1.69 |ig/ml. Deze waar-
den werden na respectievelijk 1.43,
1.46 en 2.52 uur bereikt. De biologi-
sche beschikbaarheid was respectieve-
lijk 87.7,80.8 en 59.6%. Voor PO-toe-
diening werd enrofloxacine 1 dd aan
het drinkwater toegevoegd. Na 12 uur
bedroeg de plasmaconcentratie nog
0.4 |Xg/ml, na 24 uur 0,03 |ig/ml. E.
coli heeft een MIC van 0.015 |ig/ml.
Salmonella tussen de 0,008 en 0.06
|ig/ml, Staphylococcen 0,08 ng/ml en
Omithobacterium rhinotracheale tus-
sen de 0.03 en 0.5.

De hoogste weefselconcentraties wer-
den bereikt in lever, long, nier en vet-
weefsel (0,5-0.77 |ig/g). De laagste
concentratie werd in de hersenen
waargenomen (0.11 ng/g).
De halfwaardetijd van enrofloxacine
bij kippen is ongeveer vier uur voor
alle toedieningsroutes. Dit is iets lan-
ger dan bij zoogdieren. Dit komt om-
dat de glomerular filtration rate (GFR)
van kippen later is.

Drie dagen na de laatste orale dosis
was enrofloxacine niet meer aantoon-
baar in het lichaam.

Mevr. drs. L. van Veen

VIRUSINFECTIES EN MASTITIS BIJ HET RUND

J. van Dijk; SR 741/98:27pp.

Er komen nogal wat mastitisgevallen
voor waarbij de oorzaak niet wordt
vastgesteld.

Schrijver verzamelde uit de literatuur
gegevens over een mogelijke relatie
van virussen met uieronstekingen.
Virussen die mogelijk enige betekenis
hebben zijn: het Bovine Leukose Virus
(BLV), het Bovine Herpes Virus-1
(BHV-I=IBR/IPV), het Bovine Virus
Diarree-mucosal disease virus (BVDV),
het Mond- en Klauwzeer Virus
(MKZV), het Bovine Herpes Mammil-
litis Virus (BHMV), het Vaccinia virus,
het Cow-pox virus, het Bovine Papil-
loma Virus (BPV) en het Bovine Immu-
nodeficientie Virus (BIV).
Het blijkt dat de informatie niet toelaat
om definitieve conclusies te trekken.
Veel onderzoeken werden uitgevoerd
met een andere doelstelling. Ook is
niet altijd duidelijk wat in de beschre-
ven gevallen de betekenis is geweest
van secundaire bacteriële infecties.

-ocr page 21-

Vaak werd de virusinfectie alleen vast-
gesteld door het aantonen van antili-
chamen en niet door het isoleren van
het agens.

Vast staat dat MKZV, BHV-1 en BLV
zich in het uierweefsel kunnen ver-
meerderen en het alveolaircelepitheel
kunnen beschadigen. Ook is duidelijk
dat sommige virussen als MKZV,

BHMV en Vaccina virus het tepelka-
naal kunnen binnendringen en hier
ontstekingsprocessen kunnen veroor-
zaken waardoor de natuurlijke afweer
verminderd wordt.

Ook wordt de algemene weerstand
verlaagd door infecties van BVDV,
BIV, BHV-1 en BLV.
Het BPV zou ascenderend het slotgat
en de cysteme kunnen besmetten.

Gesteld wordt dat het isoleren van een
virus uit de melk nog niet wil zeggen
dat het de oorzaak van een mastitis is.
Over een en ander moet beter en uitge-
breider onderzoek worden verricht.
Ten aanzien van MKZV en BLV is dit
onder Nederlandse omstandigheden
niet mogelijk. Geïnfecteerde stallen
met MKZV- en BLV-positieve dieren
moeten worden geëlimineerd.

SYMPOSIUM

\'ACHTERLIGGENDE ONTWIKKELINGEN
VAN DE DIERGENEESKUNDE\'

zaterdag 19 september 1998
Motel Van der Valk, Vianen

Ter gelegenheid van het afscheid van Dr. P.H.A. Poll
wordt tezamen met de KNMvD en PAO-Diergenees-
kunde op zaterdag 19 september 1998 van 09.30 tot
16.15 uur het symposium \'Achterliggende ontwikkelin-
gen van de diergeneeskunde\' georganiseerd.

Voor het symposium hebben vooraanstaande sprekers uit
Duitsland, België en Nederland hun medewerking toege-
zegd. Onderstaand een greep uit het programma.

- Nierlijden bij geriatrische patiënten, dr. H F. Meyer,
specialist inteme geneeskunde der gezelschapsdieren, di-
plomate ECVIM, staflid Vakgroep Geneeskunde van
Gezelschapsdieren, lid Algemeen Bestuur Stichting
PAO-D, voorzitter organisatiecommissie van \'De Voor-
jaarsdagen\' en de \'DANS\' van de GGG.

- Plaats van de AG in hedendaagse kleine huisdieren-
praktijk.
prof F.J. Meutstege, specialist chirurgie der ge-
zelschapsdieren, voormalig stafmedewerker Vakgroep
Geneeskunde van Gezelschapsdieren, emeritus hoogle-
raar Universiteit te Hannover, vertegenwoordiger van
AO-Vet International in Noord-West Europa.

- Biological Osteosynthesis, prof dr. U. Matis, specialist
chirurgie der gezelschapsdieren, diplomate ECVS, hoog-
leraar Chirurgie der Gezelschapsdieren Universiteit
München, voorzitter European Society for Veterinary
Orthopedics and Traumatology, voorzitter AO-Vet
International.

- HNP: \'het wordt tijd dat we beseffen wat we niet be-
seffen\',
dr. L. Janssens, specialist chirurgie der gezel-
schapsdieren, diplomate ECVS, (voormalig) voorzitter
AO-Vet België.

- Rol van de voeding bij skeletaandoeningen, dr. R.C.
Nap, specialist chirurgie der gezelschapsdieren, diplo-
mate ECVS, verbonden aan lams Petfood Intemational.

- Dierenartsassistenten zijn een steeds belangrijker
schakel in het praktijkmanagement,
dhr. A.C. Ultee,
sales manager bij Pfizer Animal Health BV, prominent
participant \'De Vooijaarsdagen\' en deelnemer jaarlijkse
evaluatie Captains of Veterinary Industry.

- Eleetrocardiografie in de huidige tijd: mogelijkheden
van ECG registratie en interpretatie,
dr. L.M. Over-
duin, specialist inteme geneeskunde der gezelschapsdie-
ren, diplomate ECVIM, lid Hoofdredactie Tijdschrift
voor Diergeneeskunde, consulent van Cardio Control
BV.

- Echo(cardio)grafie in de eerste- en tweedelijns prak-
tijk,
drs. J.W. Garretsen, specialist veterinaire radiologie.
Veterinair Specialistisch Centrum \'De Wagenrenk\' en
Specialistische Dierenkliniek Utrecht.

- Thoraxchirurgie bij de hond, dr. A.N.E. Zimmerman,
Cardioloog, voormalig hoofd van het laboratorium voor
experimentele cardiologie en klinische fysiologie, van het
AZU.

Opgave voor het symposium is mogelijk bij PAO-Dier-

geneeskmde: Telefoon: 030-2517374;fax: 030-2516490.

De kosten van deelname bedragen ƒ 55,—p.p. inclusief lunch.

Na inschrijving ontvangt u het definitieve programma, een

routebeschrijving en een acceptgirokaart.

Organisatie: T. W. te Giffel. H.A. JV. Hazewinkel, E. Lasterie

en R.C. Nap.

-ocr page 22-

BELEIDSPLAN NCI VOOR DE SECTOR GEZELSCHAPSDIEREN

Ook in de gezeischapsdierensector is nu
een proces gaande om de dierenarts
elektronisch meer te ondersteunen bij
de praktijkvoering. Door de jaren heen
zijn vele tekortkomingen aan bestaande
systemen geconstateerd en ook zijn (en
waren) er wensen van zeer uiteenlo-
pende aard ten aanzien van programma-
tuur. Verscheidene projecten zijn geïni-
tieerd (patiëntenkaart hond/kat, AMI,
algoritmen, etcetera) maar kunnen he-
laas nog niet bogen op een brede invoe-
ring.

De gezelschapsdieren-tak van de NCI
heeft daarom samen met de GGG be-
sloten om eerst een heldere beleidsvisie
te formuleren. Daartoe is een kemgroep
geformeerd waarin zitting hebben: Jan
van Nes (voorzitter), Martin Hovius
(GGG), Jan de Vries (expert), Joost van
Overbeek (expert) en Bert van Toor
(NCI).

Deze kemgroep heeft allereerst geke-
ken naar de speerpunten in het beleid
van de KNMvD (zie onder andere
Tijdschrift voor Diergeneeskunde van
15 april 1998, pagina 268). Vervolgens
heeft zij in de gezelschapsdierensector
behoeften geanalyseerd en tenslotte
toekomstige wensen getracht te inven-
tariseren in de IT sector voor (gezel-
schaps-)dierenartsen.
Dit heeft geresulteerd in de volgende
beleidspunten \'Cormnunicatie en Infor-
matisering\'.

\' Bert van Toor is interim-voorzitter van de NCI en be-
last met hel beleid Informalisering Gezelschaps-
dierensector. Henk van der Bijl is als manager van
NCl-werkmaatschappij belast met de uitvoering van
het beleid.

COMMUNICATIE

De communicatie van dierenartsen met
elkaar en de omgeving dient te verbete-
ren. Het gaat om de techniek rond de
communicatie. Die techniek moet de
practicus in staat stellen om gemakke-
lijk en snel te communiceren met colle-
gae, externe instanties, cliënten en de
beroepsvereniging (KNMvD, Afdeling,
eigen Groep en Commissies).
Voorbeelden:

* tussen dierenartsen onderling

Het doel is: elkaar als groep kunnen

bereiken voor bekendmakingen en

discussies

- voor het deponeren van gerubri-
ceerde vragen (naar specialisme;
kennisforum);

- voor vragen, ervaringen, attende-
ringen (regionaal forum).

* met cliënten

- dierenarts naar cliënt: informatie
geven over gewenste en noodzake-
lijke behandelingen, gezondheids-
begeleiding, tijdig oproepen voor
behandeling; verstrekken van alge-
mene informatie over adressen van
dierenartsen, specialisaties, ope-
ningstijden spreekuur.

- cliënt naar dierenarts: vragen be-
treffende algemene informatie over
adressen van dierenartsen, speciali-
saties, openingstijden spreekuur.

* tussen praktijken

- planning regionaal en kringover-
leg;

- tijdens avond- en weekenddiensten
gelimiteerde (!) uitwisseling en via
autorisatieprocedure toegang tot re-
cente patiënthistories door dienst-
doende dierenarts.

* met de KNMvD

- nieuwsrubriek, aankondigingen.

De NCI (en voorganger NOVAD) heeft in de ongeveer tien jaar van haar be-
staan diverse initiatieven genomen om de informatietechnologie voor dieren-
artsen bruikbaar en toepasbaar te maken. Zij heeft daartoe in vele projecten
geparticipeerd die veelal in de landbouw huisdierensector hun toepassing heb-
ben gevonden en ondertussen brede invoering in die sector kennen. Bij-
voorbeeld voor het onderwerp \'Bedrijfsbegeleiding\' ontstond grote belang-
stelling bij dierenartsen, veehouders en hun belangenorganisaties met als
gevolg dat programmatuur ontwikkeld is om diergezondheid- en dierproduc-
tie-analyses op bedrijfsniveau op een efficiënte en uniforme wijze mogelijk te
maken.

Door Bert van Toor en Henk van der Bijl\'

uitnodigingen, verslagen, overige
informatie, al of niet selectief;

- vragen om informatie, bestellin-
gen.

met onderzoekslaboratorium van de
Faculteit of andere specialistische
laboratoria

- verwijsbrief, verzoek om monster-\'
analyse, opvragen van informatie;

- uitslag monsteronderzoek, ver-
strekken van informatie;

(deze functionaliteit vraagt bij uit-
stek om een koppeling met de pa-
tiëntenkaart).

* met de bibliotheek van de Faculteit

- opvragen van literatuur;

- verstrekken van publicaties.

INFORMATISERING

Praktijkinformatie

Alles wat in de dierenartsenpraktijk in
het systeem wordt geregistreerd is ver-
volgens bruikbaar als managementin-
formatie. De volgende gegevenssoor-
ten zijn bruikbaar voor de verwerking
tot managementinformatie:

- patiëntgegevens

- financiële administratie

- bedrijfsgegevens (inkoop-/ verkoop-/
voorraad-, etcetera).

Naast overzichten die min of meer
standaard zijn en behoren tot de regu-
liere informatievoorziening van iedere
dierenartsenpraktijk is er een groei-
ende behoefte aan adhoc-informatie
waarbij de dierenarts eenmalige of al-
thans niet-reguliere informatie uit zijn
systeem wil opvragen. Hierbij moet
naar gelang van de behoefte van het
moment de gegevensbank benaderd en
geraadpleegd kunnen worden
Tevens is een onderverdeling aan te
brengen in enerzijds analyses binnen
de eigen praktijk/kliniek en anderzijds
vergelijkingen tussen praktijken/kli-
nieken.

Analyse binnen de eigen praktijk/
kliniek

Het beleid is erop gericht om program-
matuur te ontwikkelen en ter beschik-
king te stellen waarmee de practicus
zijn eigen bedrijfsgegevens benadert,
ordent en verwerkt tot managementin-
formatie.

Vergelijking tussen praktijken/kli-
nieken

Het beleid is erop gericht om de analy-

-ocr page 23-

ses van de eigen bedrijfsvoering te on-
dersteunen door vergelijkingen met
gegevens van anderen. Op die manier
verkrijgt men een nog beter inzicht in
de sterke en zwakke punten van de ei-
gen bedrijfsvoering^.

Kennis

Doel: beschikbaarheid van kennisbe-
standen in het eigen computersysteem,
te benaderen ofwel tijdens het spreek-
uur ofwel buiten het spreekuur.

- Tijdens het spreekuur: vanuit de pa-
tiëntenkaart (dat is immers de com-
puterfunctie die tijdens het spreek-
uur op het scherm staat).

- Buiten het spreekuur: hier bestaat
een veel grotere vrijheid van realisa-
tie, omdat niet noodzakelijk het ve-

^ Streefn\'aarden voor kengetallen worden vaak be-
paald aan de hand van gemiddelden of de waarden
van goede \' praktijken. Veel dierenartsen zijn bereid
hun eigen waarden, meestal anoniem, ter beschik-
king te stellen, als zij in ruil daar\\\'00r de streejw\'aar-
den en gemiddelden van collegae krijgen.
Randvoorwaarde: voor de te ontwikkelen procedures
is standaardisering noodzakelijk van terminologie en
schrijfwijze of codering.

^ Niet alleen de veterinaire administratieve systemen,
maar ook hijvoorbeeld de websites van Verneb en
.4Uy.

terinaire softwarepakket leidend
hoeft te zijn (wel is het mogelijk dat
het veterinaire software pakket ge-
koppeld moet kunnen worden wan-
neer de dierenarts elders gevonden
informatie wil bewaren om ze later
tijdens spreekuur te kunnen raadple-
gen. In dat geval zou aan een down-
load- of \'knip en plak\'- functie ge-
dacht kunnen worden).
Het gaat om kennis in ruime zin: alles
ten behoeve van diagnosestelling, be-
handeling, voorlichting en advies.
Voorbeelden: algoritmen, protocollen,
medicijnen, diëten, kennis over dier-
soorten en -rassen, etcetera.

het vervolg

En nu is de volgende stap: het opzetten
van projecten voor het maken van
functionele ontwerpen voor de syste-
men die dit alles moeten kunnen. Per
ontwerp wordt vastgelegd:

- de functionaliteit (wat moet het pro-
gramma doen)

- de binding/koppeling/integratie met
bestaande veterinaire systemen^

- de gebruiksvriendelijkheid waaraan
de delen moeten voldoen

- de financiële grenzen.

WEDSTRIJDLOÜP
1998

Op de sportdag op 1 oktober 1998
wordt voor de tweede keer een 10
km-wedstrijdloop gehouden voor
dames en heren.

INTERNET VOOR COMMUNICATIE

Het uitbouwen van de Intemet-website van de KNMvD is in een gevor-
derd stadium. De geformuleerde wensen ten aanzien van communicatie
zullen daarin allereerst aandacht krijgen. Vervolgens zullen ook de
beschikbaarheid en verspreiding van kennissystemen middels deze web-
site ter hand worden genomen.

Momenteel wordt een concept voor de website ontworpen. Het doel daar-
van is een thuisbasis voor de dierenarts te zijn, van waaruit alle nieuws, in-
formatie en communicatie snel en gebruiksvriendelijk wordt aangereikt.
Met geliëerde organisaties die ook al initiatieven ontwikkelden op Internet,
wordt overlegd over koppelingen, omdat dubbel werk (zelfde functie aan-
bieden door verschillende organisaties) overbodig (geldverspilling) en on-
nodig is.

Een belangrijke en omvangrijke klus is het opzetten van een beheerorga-
nisatie voor de website. Het beheer moet zorgen voor de actualiteit van
het nieuws -
snelle berichtgeving en verwijdering van oud nieuws -, voor
de volledigheid van het nieuws -
er mogen geen nieuwsfeiten ontbreken
die van belang zijn voor de Nederlandse dierenartsen -
en voor het af-
handelen van post, bestellingen, onderhoud discussiegroepen, etcetera.

Naar verwachting zal de realisatie komend najaar plaats kunnen vinden.

Henk van der Bijl

Dit jaar hebben we in Emmen een zeer
aantrekkelijk parcours uitgezocht. We
zijn te gast bij de Emmer atletiekvereni-
ging. Om 17.00 uur wordt gestart om
\'andere sporters\' nog de gelegenheid te
geven mee te doen. Eerst wordt de
heuse kunststof atletiekbaan éénmaal
gerond. Daarna verlaten we de baan en
via de wielerbaan op het sportcomplex
duiken we het veen in aan de oostkant
van Emmen. Daar volgt een stuk door
het oude veengebied, het Oosterbos.
Het is een mooie route om u sportief te
meten met collegae en studenten.
Loopt u ze er allemaal uit, dan staat de
prof A. Brand beker voor u klaar!
Bent u meer een genieter en kunt u niet
meer pieken, ook de eenvoudige trim-
mer/jogger is van harte welkom, er is
geen tijdslimiet. U kunt zich voor deze
wedstrijdloop aanmelden bij het secre-
tariaat van de KNMvD.

J. van Erp
Coördinator Wedstrijdloop

-ocr page 24-

GKZ ORGANISEERT GESLAAGDE THEMA-BIJEENKOMST OVER
DE VERANTWOORDELIJKHEDEN VAN DE DIERENARTS

Als eerste spreker kwam drs. J.M. Rojer
aan het woord. Rojer is medewerker op
de Afdeling Vlees en Vleesproducten bij
de Centrale Directie van de RVV; op
deze morgen gaf hij echter zijn eigen in-
zichten over het onderwerp. Rojer geeft
de aanwezigen aan dat het onderwerp,
veterinaire certificering, vanuit drie ge-
zichtspunten wordt belicht, namelijk
vanuit het gezichtspunt van de practicus,
vanuit de \'samenleving\' bij monde van
registeraccountant Giezeman en vanuit
zijn eigen invalshoek als certificerende
dierenarts. Rojer stelt dat als het gaat om
garantieverstrekking met betrekking tot
dieren en dieriijke producten, de dieren-
arts een enorm vertrouwen geniet bij de
consument. De handtekening van de die-
renarts is echt goud waard. De overheid
wil dat de dierenarts voor deze garanties
een certificaat afgeeft en wil het hande-
len van de dierenarts die zo een uiterst
belangrijke positie inneemt in de volks-
gezondheid en de diergezondheid kun-
nen controleren. De verantwoordelijk-
heid van de certificerende dierenarts is
gebaseerd op richtlijn 96/93/EG: een ge-
dragscode voor certificerende ambtena-
ren, waarbij is vastgelegd hoe verant-
woord gecertificeerd kan worden. Met
het oog op het thema is uiteraard de
werkwijze van de certificerende dieren-
arts - zoals die aan de orde komt in de
richtlijn - van belang, stelt Rojer. De cer-
tificerende dierenarts mag
alleen certifi-
ceren wat hij persoonlijk weet of per-
soonlijk kan verijiëren. Er mogen geen
certificaten worden afgegeven voor die-
ren of producten die niet door hem zijn
geïnspecteerd of die niet meer onder zijn
controle staan.
Rojer zegt dat hierop
slechts twee uitzonderingen worden ge-
maakt: ten eerste als de certificerende
dierenarts kan vertrouwen op een sys-
teem van kwaliteitsborging. Ten tweede
- en hier komt de praktiserende dierenarts
om de hoek kijken - mag een certificaat
worden afgegeven op basis van gege-
vens die door een derde worden aangele-
verd. Deze \'derde\' is door de bevoegde
autoriteit, dat is de minister van LNV, als
zodanig aangewezen en dient te bieschik-
ken over een borgingssysteem waarmee
zichtbaar wordt gemaakt dat hij controle
heeft en gegevens controleert. In de
Nederlandse situatie denken wij daarbij
aan keurmeesters en praktiserende die-
renartsen, zegt Rojer. Het betekent dat er
nooit gewerkt mag worden met voorge-
tekende blanco of onvolledig ingevulde
certificaten. Rojer stelt dat deze onder
geen voorwaarde aan het bedrijfsleven
mogen worden afgegeven: de handteke-\'
ning van de dierenarts is immers goud
waard! Rojer vat zijn visie samen in een
drietal stellingen. De eerste twee gaan in
op de positie van de keuringsdierenarts.
De laatste stelling luidt \'op welke wijze
kan de dierenarts anno 1998 zijn/haar
verantwoordelijkheid (veilig) dragen?\'
Rojer bepleit in dat kader een ingrijpende
modernisering van de wijze van veteri-
nair certificeren. Analoog aan IKB
spreekt hij over Integrale Certificerings
Beheersing: tijdens het productieproces
worden veel gegevens gegenereerd, die
de veterinair moet gebruiken. Het gaat
niet meer om alleen een eindproductcon-
trole; de certificerende dierenarts moet
als een epidemiologisch-georiënteerde
technoloog het complexe systeem kun-
nen beoordelen. Ook bij het certificeren
moeten de principes van HACCP wor-
den gehanteerd, stelt Rojer. De veterinair
kan immers niet overal meer bij aanwe-
zig zijn en moet kunnen vertrouwen op
procesbeheerssystemen en derden die in-
formatie aanleveren. Rojer besluit zijn
betoog met een oproep aan alle betrokke-
nen: de dierenartsen moeten de Integrale
Certificerings Beheersing uitbouwen tot
een systeem dat door de samenleving
met recht vertrouwd kan worden.

Hiema krijgt drs. J. Togtema, practicus
en lid van het Hoofdbestuur van de
KNMvD, het woord. Zijn inleiding
draagt de titel: \'Van genezer tot begelei-
der en controleur\'. Allereerst schetst
Togtema een beeld van zijn werkzaam-
heden: practicus vanaf 1976 in een ge-
mengde praktijk, maar daarnaast be-
stuurlijk heel actief Zo was Togtema
secretaris van de Groep Practici Grote
Huisdieren vanaf 1986 tot 1993. In zijn
werk zegt Togtema vooral bezig te zijn
met het enthousiasmeren en motiveren
van de veehouder; hij spreekt dan ook
over \'visie-boeren\'. Togtema zegt dat in
de diergeneeskunde een enorme ontwik-
keling heeft plaatsgevonden: bedrijfsbe-
geleiding, automatisering, IKB, Good
Veterinary Practice, apotheekbeheer en
certificatie. Togtema merkt op dat deze
ontwikkelingen in eerste instantie met

Op zaterdag 25 april 1998 komen zo\'n zeventig dierenartsen naar de Faculteit
der Diergeneeskunde voor een thema-bijeenkomst van de Groep Gezond-
heids- en Kwaliteitszorg (GKZ). Onder de pakkende titel \'Op welke wijze kan
en moet de dierenarts anno 1998 zijn/haar verantwoordelijkheid (veilig) dra-
gen?\' komen drie sprekers aan het woord die ieder vanuit zijn eigen invals-
hoek dit onderwerp belichten.

Door Marij van Oostrum-Schuurman Hess

-ocr page 25-

argwaan bekeken werden door de die-
renartsen; nu ervaart men liet bereikte re-
sultaat als vanzelfsprekend. Togtema
merkt op dat de dierenarts vaak het meest
\'bang\' is voor zijn kracht en niet voor
zijn beperkingen.

Togtema stelt dat de consument een vol-
ledig vertrouwen wil hebben in het voe-
dingsmiddel van dierlijke oorsprong. Het
primaire veebedrijf is daarin de belang-
rijkste schakel. Hij stelt ook dat de practi-
cus daarin een belangrijke rol
kan, :al en
moet
spelen; niet alleen de consument
vraagt immers om garanties, ook de
overheid eist veterinaire garanties. Tog-
tema roept de praktiserende dierenartsen
op dit waar te maken. Waar het om gaat,
stelt Togtema, is dat de toegevoegde
waarde van de Nederlandse practicus
niet alleen zijn of haar kennis of kunde is,
maar vooral de bewustwording van zijn
of haar kracht om met zelfvertrouwen als
een onpartijdige deskundige, vertrouwen
aan derden te kunnen geven.
Togtema zegt dat door de bedrijfsbege-
leiding de practicus met de veehouder
een uitstekende vertrouwensrelatie kan
opbouwen en van daaruit de veehouder
kan motiveren tot kwaliteitsgericht pro-
duceren.

Togtema benadrukt het unieke systeem
van de Nederlandse bedrijfsbegeleiding,
maar zegt dat nog niet alle mogelijkhe-
den van de hierdoor verkregen bedrijfs-
kennis en informatie worden benut. Door
registratie van alle relevante gegevens is
het echter de manier om de productieme-
thoden transparant te krijgen. Verder
wijst Togtema op het systeem van GVP-
IKB certificatie binnen de varkenshou-
derij en de op gang gekomen certificatie
van dierenartsenpraktijken. Hij pleit er-
voor dat de positie van de practicus beter
beschermd moet worden door sanctie-
maatregelen, die genomen kunnen wor-
den zowel door de eigen beroepsgroep
als door het bedrijfsleven in het geval van
veebedrijven die zich niet aan de spelre-
gels houden.

■HtVilfM^

Om tot een goede veterinaire beveiliging
te komen, wordt gestreefd naar een sys-
teem van erkende, gecertificeerde die-
renartsen. Het PAO-Diergeneeskunde
zal hierbij een belangrijke rol dienen te
spelen.

Communicatie, samenwerking èn ver-
trouwen moet verbeteren tussen alle ve-
terinaire \'geledingen\'; de practicus moet
niet het idee hebben \'alleen\' te staan.
Togtema besluit zijn inleiding met een
zinsnede waarin zijn visie op de rol van
de practicus helder wordt samengevat:
\'those who trust us, educate us\'.

Als derde en laatste spreker geeft de heer
P.G.M. Giezeman RA, directeur bij
Moret, Ernst en Young, zijn visie onder
de pakkende titel: \'Vertrouwen komt op
lemen voeten, maar vertrekt op de rug
van een paard\'. Giezeman belicht de po-
sitie van de dierenarts vanuit het perspec-
tief van een accountant. Hij stelt dat het
winnen van vertrouwen jaren duurt,
maar dat het vertrouwen door het afge-
ven van één onjuist certificaat in één klap
verloren kan gaan. Er zijn volgens
Giezeman overeenkomsten tussen die-
renartsen en accountants ten aanzien van
onpartijdigheid, onaftiankelijkheid, des-
kundigheid, taken en vertrouwen.
De deskundigheid krijgt vorm door de
opleiding, door permanente educatie,
door specialisatie, door collegiaal over-
leg en - voor accountants al heel gewoon
- door collegiale toetsing. Het vertrou-
wen, zo stelt Giezeman, wordt beli-
chaamd in tuchtrecht, gedragscode en
aanvullende erkenningseisen. Feit blijft
dat de keten zo sterk is als de zwakste
schakel. De dierenartsen dienen daarom
hun gezamenlijke verantwoordelijkheid
op te nemen, in de vorm van gestandaar-
diseerde werkwijzen met adequate vast-
legging voor verificatie achteraf
Giezeman zegt dat de dierenartsen geen
tolerantie ten aanzien van fouten mogen
hanteren, aangezien de volksgezondheid
in het geding is. Dit is ook de mening van
de samenleving. De gekwalificeerde die-
renarts treedt enerzijds op als officiële
dierenarts, als zodanig aangewezen door
de minister van LNV, anderzijds als
praktiserend dierenarts, al dan niet gecer-
tificeerd. In de richtlijn 97/12/EG wor-
den aanvullende eisen gesteld; de mi-
nister heeft aangegeven gebmik te willen
maken van de in deze richtlijn geboden
mogelijkheid tot invoering van een zoge-
naamd veterinair netwerk. Binnen dit ve-
terinair netwerk kan de officiële dieren-
arts gebmik maken van
mededelingen
van de praktiserend dierenarts.
De prac-
ticus moet zijn of haar werk dan wel zo-
danig georganiseerd hebben dat verifica-
tie achteraf altijd mogelijk is. Giezeman
benadrukt dat controles door LNV en de
RW van het netwerk noodzakelijk zijn
teneinde een goede werking te waarbor-
gen.

Tot slot stelt Giezeman dat dierenartsen
niet moeten schromen hun verantwoor-
delijkheid als beroepsgroep ook daad-
werkelijk te nemen. Dat kan betekenen
dat ofwel via het veterinair tuchtrecht, of-
wel via de gedragscode ofwel via het
aanvullende systeem van erkenning be-
paalde sancties genomen dienen te wor-
den, zodat het vertrouwen altijd gehand-
haafd kan worden. Immers, dat komt op
lemen voeten....

Na deze inleidingen was er gelegenheid
tot discussie tussen de aanwezigen en de
inleiders. De discussie werd geleid door
drs. J. Borgmeier, werkzaam als inspec-
teur bij de Centrale Directie van de RVV
en lid van het Hoofdbestuur van de
KNMvD. Uiteraard werd door de aan-
wezigen gevraagd naar de rol van de
Code voor de dierenarts, zoals deze bin-
nen de KNMvD van kracht is. Ge-
concludeerd werd dat er behoefte is aan
mimere mogelijkheden tot het treffen
van sancties. In dat licht werd ook ge-
sproken over het veterinair tuchtrecht en
over het feit dat het tuchtcollege maar al
te vaak machteloos staat omdat niemand
daadwerkelijk \'man en paard\' durft te
noemen.

Giezeman stak de aanwezigen een hart
onder de riem en gaf aan dat de practicus
geen verklaring moet afgeven, wanneer
hij of zij het gevoel heeft of vermoedt dat
een en ander niet \'klopt\'.
Maar al te vaak, concludeerde Borg-
meier, probeert de dierenarts het pro-
bleem van \'de andere kant\', het bedrijf of
de veehouder, op te lossen. Borgmeier
dankte de sprekers voor hun bijdrage en
sloot de bijeenkomst af met de conclusie
dat de dierenartsen nog veel moeten doen
om het veterinair controlenetwerk goed
in te richten.

-ocr page 26-

Haar vakgebied is eigenlijk klinische pa-
rasitologie. \'Als ik heel eerlijk ben, vind
ik dat nog altijd het leukste. Met een
goede anamnese en betrekkelijk eenvou-
dig onderzoek kun je een diagnose stel-
len\', legt ze uit. Ze is er tenslotte in ge-
promoveerd. Renée merkt op dat het niet
voor de hand ligt om je als arts toe te leg-
gen op parasitologie: \'Parasitologen zijn
meestal biologen, artsen worden eventu-
eel klinisch microbioloog. Het gevolg is
dat de parasitologen meestal geen patiën-
ten zien. De combinatie arts-parasitoloog
is dus bijzonder en heel motiverend.\'
\'Ik ben na mijn studie assistent-manager
geworden op een eerstelijns-lab in Lei-
den. Het was een leuke tijd en ik heb er
nog steeds vrienden van over.\' Het had
wel tot gevolg dat ze een opleiding be-
drijfskunde ging doen, omdat ze vond
dat ze daarin tekort schoot, terwijl ze te-
gelijkertijd juist erg geïnteresseerd was
in management.

Ze heeft haar promotie-onderzoek ver-
volgens afgerond, maar besloot geen kli-
nisch parasitoloog te worden: \'Ik ben bij
een organisatie-adviesbureau in Rijswijk
gaan werken en daarna met Certiked in
aanraking gekomen\'.

ambulance-personeel
Kwaliteit was erg in opkomst. Haar eer-
ste kwaliteitsproject deed Renée bij am-
bulance-personeel: \'We wilden eigenlijk
een ziekteverzuimproject opzetten, maar
het ziekteverzuim was helemaal niet zo
hoog onder ambulance-personeel. Er
was echter wel behoefte aan een betere
organisatie, dus een kwaliteitsproject
was geboren\'. Ambulance-personeel
vertoont volgens Renée grote overeen-
komsten met dierenartsen: \'Ze zijn prak-
tisch, eigenwijs en ze vinden dat je niet
moet zeuren, maar doen. Daarom kun je
er ook zulke goede afspraken mee ma-
ken.\'

»w urf fm^

Toen ze een stevige basis had gelegd met
het werk als toetser voor Certiked, is
Renée voor zichzelf begonnen. En ze
werkt nog steeds heel veel samen met
Certiked. Met haar adviesbureau As-
klepios Advies verricht ze veel toetsin-
gen en adviseert ze onder meer apothe-
kers op het gebied van kwaliteit en
organisatie. Ze weet alles af van de bran-
chespecifieke interpretatie van ISO-nor-
men. Het is ook in deze hoedanigheid dat
ze alweer enige tijd dierenartsenpraktij-
ken toetst. \'En nu ben ik dus projectlei-
der Certificatie Dierenartsenpraktijken
voor Certiked\', lacht ze stralend.

dierenartsenpraktijken
Over het project Certificatie Dieren-
artsenpraktijken vertelt Renée dat we de
lastigste tijd achter de rug hebben. \'Alle
begin is moeilijk!\' En: \'De vorige pro-
jectleider, Sander Bremmers, heeft ei-
genlijk de kastanjes uit het vuur gehaald.

\'Ik wou dokter worden, maar achteraf bezien had dierenarts meer voor de
hand gelegen\', vertelt dr. Renée Amen, de nieuwe projectleider Certificatie
van Certiked. Ze is weliswaar afkomstig uit Dordrecht, maar heeft sinds de
verhuizing naar Vreeland op haar vierde altijd tussen de dieren gezeten.
Ze is inmiddels inderdaad arts, maar wel één met een aparte kijk op het medi-
sche vak: \'Het viel me al gauw op dat mensen hun \'ik\' thuis laten als ze naar
het ziekenhuis gaan. En ik ben juist zo geïnteresseerd in mensen, dus ik ben
wat anders gaan doen.\' Renée voegt namelijk altijd de daad bij het woord.

Door Sophie Deleu

• A. \' »

renee amen: nieuwe projectleider certificatie

ARTS MET APARTE KIJK OP DE PRAKTIJK

Het project is opgetuigd, alleen sommige
dingen lopen nog niet.\'
Zo vindt Renée het ontzettend belangrijk
dat de toetsers nog meer een team gaan
vormen: \'Het mag niet uitmaken welke
toetser jouw praktijk bezoekt. Daarom
moeten de toetsers elkaar vertrouwen,
gemakkelijk informatie uitwisselen en
kritiek op elkaar geven. Een goede com-
municatie tussen de toetsers is een abso-
lute voorwaarde.\'

De visie op certificatie is in de loop der
tijd ook veranderd. \'Jan Verschoor, de
interim-projectleider, heeft meer de na-
druk gelegd op systeemdenken. Dat be-
tekent dat veterinaire details minder van
belang zijn.\' Renée lacht: \'Voor mij als
niet-dierenarts is het dus gemakkelijker
toetsen, maar voor de veterinaire toetsers
is het moeilijker. Ze mogen dierenartsen
niet op veterinaire zaken beoordelen.\'
De nieuwe projectleider vindt haar werk
voor de dierenartsen ontzettend inspire-
rend. En inderdaad past ze wonderwel in
het wereldje. \'Geef mij maar dierenart-
sen... je krijgt wel vaak dezelfde vragen,
maar elke praktijk is anders. Het is voor
mij een sport om de indruk
daar heb ik
toch wat aan gehad
achter te laten na een
toetsing.\' Toetsers zijn naar haar smaak
de \'ambassadeurs van de kwaliteitsge-
dachte\'.

Wat is dan precies die kwaliteitsge-
dachte? Renée ziet een groot voordeel in
het feit dat alles beter is georganiseerd en
dat de bedrijfsvoering beter is afgestemd

-ocr page 27-

op de markt. \'Kijk, je kunt onmogelijk
de kosten en de baten van certificatie in
beeld brengen. De winst is vooral tijd. En
die kun je gebruiken voor de leuke din-
gen.\' Datje door het vele schrijven van
protocollen juist meer tijd kwijt bent,
ontkent ze krachtig: \'Je schrijft meer op,
maar je hebt tijd over. Echt waar!\' De
crux van de kwaliteitsgedachte is de ver-
betercyclus. \'Je beschrijft je werkwijze\',
legt Renée uit. \'Dan doe je een audit - bij-
voorbeeld een inteme audit, waarbij je
elkaar bevraagt - waaruit een lijst voort-
komt met dingen die anders moeten. Dan
maak je een nieuw plan -
dit moet gebeu-
ren,
die gaat het doen en dart moet het af
zijn - en je begint weer opnieuw.\'

knmvd bezorgd
De KNMvD kijkt enigszins bezorgd
naar het aantal praktijken dat reeds ge-
certificeerd is: een stuk of vijftien. Het
systeem wordt echter pas waardevol als
de overgrote meerderheid het certificaat
in bezit heeft. Renée: \'Dat is inderdaad
belangrijk, want de Maatschappij wil
aantonen dat de beroepsgroep zelf haar
verantwoordelijkheid neemt inzake in-
richting en organisatie van dierenartsen-
praktijken, inspelend op wetgeving.\' Ze
vindt dat de vereniging blijk geeft van de
juiste visie door te investeren in certifica-
tie. \'De Maatschappij moet verder den-
ken dan de practicus; de branche moet
als geheel aan het werk blijven in de toe-
komst. En bovendien moet de practicus
zijn vak kunnen uitoefenen zoals hij (of
zij) dat leuk vindt.\'

Daarom moet - zo vindt ook Renée
Amen - iedereen met de KRD aan de
gang. Hoe wil ze dat bewerkstelligen?
De projectleider heeft daartoe een paar
pijlen op haar boog: \'Allereerst dus die
toetsers blijven motiveren en veel aan
teamvorming doen, maar daarnaast de
relatie met AUV-advies goed houden en
benutten. Adviseurs en toetsers moeten
op één lijn zitten.\' Ze acht de tijd einde-
lijk rijp voor een doorbraak, zeker in de
landbouwhuisdierensector: \'Je ziet dat
de slachterijen nu gewoon \'nee\' zeggen;
een veehouder moet een gecertificeerde
dierenarts hebben.\'

gezelschapsdieren
De gezelschapsdierenpraktijk is volgens
Renée een enigszins ander verhaal: \'We
willen meer met toetsers gaan werken
die gezelschapsdierenpracticus zijn. We
krijgen de indruk dat de gezelschapsdie-
renpractici zich minder goed herkennen
in het project.\' Renée ziet overigens niet
in waarom certificatie minder voor deze
groep van belang zou zijn. \'Ook (vaak

V M «R

eenmans-)gezelschapsdierenpraktijken
zijn toch gebaat bij een goede organisatie
van de bedrijfsvoering? Ik krijg juist de
indruk dat hier nog heel wat winst te be-
halen valt.\' Maar als deze groep dieren-
arsten zich niet herkent, dan is het sys-
teem niet goed. Renée is heel duidelijk:
\'Als iemand denkt dat het anders moet,
bellen! ledereen moet het leuk vinden;
het mag toch zeker geen straf zijn om je
zaak goed te organiseren?\'
De projectleider is er in tegenstelling tot
haar voorgangers van overtuigd dat het
goed zou zijn om een voorbeeldhand-
boek te maken. Eerder bestond het idee
dat dit juist geen goede aanpak zou zijn,
omdat je certificatie nu eenmaal niet uit
een \'kookboek\' kunt halen en omdat
elke praktijk anders georganiseerd is.
Maar Renée denkt er anders over:
\'Practici zijn wel zo eigenwijs om er me-
teen hun eigen draai aan te geven\'.
En het AUV-werkboek dan? Is dat geen
voorbeeld? Renée legt uit dat dit werk-
boek meer de beleidsmatige kant van de
zaak belicht en als zodanig heel nuttig is:
\'Maar wat ik bedoel is een voorbeeld-
kwaliteitshandboek dat van toepassing
zou kunnen zijn op de doorsneepraktijk.
Volgens mij gaat iedereen ermee aan de
slag als er eenmaal zo\'n handboek is.\'

waait wel over\'
Waar doen we het eigenlijk voor? Het
lijkt misschien een open deur, deze
vraag, maar er zijn misschien veel prac-
tici die denken \'ach, dat waait wel weer
over\'. Renée is de eerste om toe te geven
dat certificatie maar één manier is om de
kwaliteit van je bedrijfsvoering te verbe-
teren, maar: \'Ik ben er wel van overtuigd
dat je hoe dan ook aan kwaliteit zult
moeten blijven werken. De wereld om je
heen verandert immers, dus het praktise-
ren ook. De dierenarts is niet meer zo be-
schermd als vroeger, toen hij (of zij) in
alle rust praktijk kon uitoefenen. Jullie
bevinden je in een veranderingsproces;
je wilt je laten betalen voor advies, meer
dan voor handelingen en diergeneesmid-
delen, je wilt je specifieke kennis te
gelde maken.\'

k

En wat heeft dat nu precies met certifice-
ren te maken? \'Een kwaliteitssysteem, in
welke vorm dan ook, maakt je bewuster
van je marktpositie. Je leertje organisa-
tie beter kennen. Dan maak je een derge-
lijke overstap gemakkelijker\', betoogt
Renée Amen die duidelijk weet waar ze
over praat. \'Jij bent iemand anders dan je
buurtcollega. Onderscheid je, niet door
het beter of slechter te doen, maar op een
manier die bij jou past. Dan maak je opti-
maal gebruik van je individuele, sterke
punten.\'

Dus certificatie is ook nuttig voor de een-
manscollega? Renée: \'Ja juist, practici
die in hun eentje praktijk doen,
zijn hun
praktijk. Die moeten helemaal goed we-
ten waar ze mee bezig zijn. Het is zelfs
een voordeel: ze hoeven met niemand
overleg te plegen over de manier waarop
ze iets aanpakken.\'

Voor de nieuwe projectleider is het alle-
maal heel simpel: \'Bedenk goed waarom
de eigenaren/veehouders bij jou blijven.
Kennelijk doe je het goed, anders waren
ze allang weg.\'

wm..

Bedenk goed waarom je cliënten bij jou blijven. Kennelijk doe je het goed, anders waren ze allang weg.\'
Fotobureau t Sticht, Henl( Tul<ker.

-ocr page 28-

Vroeger waren het vooral kasteleins die
kaatswedstrijden organiseerden met als
prijzen zilveren rijksdaalders en gou-
den dukaten. Illustratief is het boek
De
Volksvermaken
(1871): \'De Friesche
boeren zijn grote liefhebbers van het
kaatsen; zij gaan des zondags na den
kerktijd naar den herberg om te kaatsen
en hetzelfde is ook op de Gooise dorpen
het geval\'. Hiermee bedoelde de auteur
Hilversum en Bussum, waar de prijzen
bestonden uit ganzen en gerookte ham-
men. Uit historisch materiaal blijkt dat
het \'dakkaatsen\' hier populair was. De
bal werd bij deze variant op een aflo-
pend dak gegooid en na de stuit wegge-
slagen. Nadat in 1883 de herberg \'De
Roozenboom\' in Bussum door brand
werd verwoest, stierf het kaatsen aldaar
uit.

Dat kaatsen nog wel eens tegenstand
ondervond, blijkt het volgende: In het
jaar 1892 bestormden op een zondag-
middag een dominee en enkele ouder-
lingen het kaatsveld van het dorp
Moddergat. Om de daar gehouden
kaatswedstrijd te beëindigen, sneden
ze alle ballen kapot. De kaatsers riepen
echter de hulp in van de veldwachter.

Deze maakte tegen de dominee en de
ouderlingen proces-verbaal op. De
straf bedroeg drie gulden of zes dagen
hechtenis met betaling van de proces-
kosten a ƒ 16,87.

Op donderdag 1 oktober 1998 hopen
we geen last te hebben van de domi-
nee, de veldwachter of een afgebrande
herberg. Waar we wel behoefte aan
hebben is een stel enthousiaste kaat-
sers, waarbij het hoog tijd wordt dat de
jongere collega\'s eens voor het voet-
licht treden!

DE KASTELEIN EN DE DOMINEE: BUTSERS EN PRIPPERS

Th. Twerda

PARTNERPROGRAMMA JAARCONGRES 1998

Een veterinair jaarcongres zonder
partnerprogramma is als een dierenarts
zonder zijn vaste assistente.

Voor de vierde keer in haar bestaan
mag de congrescommissie van de Af-
deling Groningen/Drenthe een part-
nerprogramma opzetten als aanvulling
en ondersteuning voor het slagen van
een goed en gezellig congres.

Op de vrijdagmiddag kan er een keuze
gemaakt worden uit drie mogelijkheden;

1) Een bezoek aan het museumdorp
Orvelte.

Het mooie historische dorpje met de
uitstraling van de vorige eeuw, met ex-
posities over hoe het vroeger was en
oude ambachten volop in bedrijf

2) Een boswandeling onder leiding
van een boswachter in boswachterij
Borger, met een deskundige uitleg
over de veelzijdige functies van onze
bossen voor mens en plant en dier.
Deze wandeling wordt besloten met een
adembenemende wandeling door de
toppen van de bomen, over het 20 meter
hoge gloednieuwe Drentse Boom-
toppenpad. Uniek in de wereld.

-ocr page 29-

3) Voor hen die niet zo ver tcunnen of
willen lopen is er een kledingshow in
één van de zalen van het congrescen-
trum, door de kledingshowgroep van
de Drentse Vereniging \'t Aol Volk
uit Emmen. Deze show geeft een uit-
stekende indruk van de kleedge-
woonten in de Drentse dorpsgemeen-
schap anno 1850 - 1900. Vele
authentieke kledij van notabele tot
knecht worden getoond en deskundig
toegelicht.

Zaterdagmorgen kunt u deelnemen
aan een rondleiding in het Noorder-
dierenpark.

Er worden in groepjes van 20 perso-
nen twee afdelingen bezocht, waarbij
achter de schermen wordt gekeken en
toegelicht hoe de dieren leven, gefokt
en gevoerd worden. Alles onder des-
kundige leiding.

1 > ^\' É A

Dan drinken we koffie en de reste-
rende tijd kan besteed worden om op
eigen houtje in het park rond te wande-
len.

Wie zich niet aangetrokken voelt tot
het dierenpark kan in het centrum van
Emmen vele mooie en goede winkels
vinden op loopafstand van het con-
grescentrum.

Wij hopen dat veel partners mee zullen
komen naar Emmen, er is veel te zien
en te genieten.

Voor de congrescommissie,
Mw. B. Lindenhovius

UITERSTEN
IN TENNIS?

1996 Limburg

1997 Zeeland

1998 Groningen/Drenthe

Niets is veterinairen te veel om
maar de \'Dutch Vet\'s Tennis
Open\' mee te maken op de Sport-
dag van de KNMvD op 1 oktober
1998 te Emmen. Men vliegt van de
ene uithoek van ons landje naar de
andere en wil deze happening ab-
soluut niet missen. Gelukkig zit er
steeds een jaar tussen en een reisje
naar Emmen is zo gemaakt. Er
wordt gespeeld in twee klassen
(dus graag speelsterkte opgeven)
en u wordt bij elke partij weer aan
een nieuwe partner gekoppeld
(surprise, surprise!). Gedurende de
dag komt men drie keer op het ten-
nisveld in actie, totaal ongeveer 2,5
uur. Er zijn mooie prijzen te win-
nen, maar belangrijker is natuurlijk
de fysieke in- en ontspanning en de
gezelligheid onderling. Dat laatste
scoort al jaren hoog. Het eerste
overigens niet minder.

Van harte welkom dus aan allen die
een fijne tennisdag mee willen ma-
ken op 1 oktober in Emmen.

Jan Reinders,
Coordinator Tennis.

O

Voor het lidmaatschap van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde hebben zich aangemeld de volgende
collegae:

Bergman, Mevr. M.D.; 1998; 3481 DL
Harmeien; Buizerd 3.

Elsinghorst, Mevr. A.; 1998; 6942 KW Didam;
Sperwerstraat 71.

Grau, Mevr. M.; 1998; 3555 GV Utrecht; Min.
Talmastraat 235.

Warmerdam, P.J.; 1998; 3441 BK Woerden;
Havenstraat 44 A.

Wennink, G.J.C.; 1985; 5344 CH Oss; Beet-
hovengaarde 32.

Als lid van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde heeft
het Hoofdbestuur aangenomen:
Anema, Mevr. M.C.; 1998; 3581 MT Utrecht;
Zonstraat 52.

Havermans, Mevr. P.; 1998; 4885 LB Achtmaal;
Groenestraat 33.

Jellema, J.A.; 1997; 7447 HA Hellendoom; G.
Boschstraat 6.

Postema, Dr. H.J.; 1969; U-1985; 8072 HM
Nunspeet; G. Breitnerstraat 21.
Raming, Mevr. A.C.E.; 1997; 6006 TS Weert;
Heidehof6.

Sitter-Koch, Mevr. A.R.; Leipzig-1990; 7141

ZC Groenio; Bemhardstraat 6.

Smulders, Mevr. A.W.J.P.; 1996; 5473 HB

Heeswijk-Dinther; Brouwersstraat 2 A.

Stam, Mevr. G.J.; 1998; 3572 KN Utrecht;

Alexander Numankade 3 C.

Stassen, Mevr. Q.E.M.; 1997; 3512 KB Utrecht;

Herenstraat 27.

Wal, P. van der; 1980; 2801 XV Gouda;
Geuzenstraat 17.

Als kandidaatlid van de Koninklijke Neder-
landse .Maatschappij voor Diergeneeskunde
heeft het Hoofdbestuur aangenomen:
Kisjes, Mevr. S.; 4371 BR Koudekerke;
Banckertstraat 28.

Personalia

Kloth, Mevr. D.M.M.E.; 6181 ES Elsloo; Dross,
de Sauvetstraat 6.

Poot, Mevr. J.; 3522 CJ Utrecht; Gouwestraat 4.
Rutgers, Mevr.
A.; 3532 HS Utrecht; Vleutense-
weg 286.

Scheepens, E.T.F.; 3566 ME Utrecht; Gageldijk
3E.

Als buitengewoon lid van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde heeft het Hoofdbestuur aangenomen:

Rotgers, Mevr. Ing. G.R.; 3703 BS Zeist; G. van
Seijstlaan 26,

jubilea:

N.J. Bouwman te Glimmen, afwezig, 50 jaar, 3
juli 1998

J. Driessen te Voorburg, afwezig, 45 jaar, 4 juli
1998

J.J.G.M. Oomen te Ulvenhout, afwezig, 30 jaar,
5 juli 1998

J.W. Laveaux te Kessel (L), afwezig, 40 jaar, 7
juli 1998

G. Porte te Apeldoorn, afwezig, 35 jaar, 8 juli
1998

Mevr. l.C. Verhaar-Loeber te Emmeloord. af-
wezig, 35 jaar, 8 juli 1998

A.SnijdersteRuurIo, afwezig, 35jaar, 8juli 1998
W. Wouda te Ureterp, afwezig, 25 jaar, 9 juli
1998

B.R. de Vries te Zuidwolde (D), afwezig, 50
jaar, 9juli 1998

E.K. Welling te Blaricum. aanwezig, 25 jaar, 9
juli 1998

P. Huchshom te Bameveld, afwezig, 45 jaar, 10
juli 1998

A. Langevoort te Enschede, afwezig, 45 jaar, 10
juli 1998

Mevr. D.M. Grootenhuis-Wolting te Naarden,
afwezig, 40jaar, 11 juli 1998
W.H.M. van lersel te Sint-Oedenrode, afwezig,
40 jaar, 11 juli 1998

Dr. P.J.M. van Wegen te Creil, afwezig, 25 jaar,
28 juli 1998.

overleden:

Op 18 mei 1998 Drs. P. van Dijk te Deventer.
Op 24 mei 1998 Drs. A.J. Geelen te Ween.

-ocr page 30-

Voor het dierenartsen-examen van 5 juni

1998 zijn geslaagd:

Bergman, Mevr. M.D.

Grau, Mevr. M.

Mocking, Mevr. A.G.M.

Neggers. Mevr. C.M.

Oude Nijhuis, Mevr. B.A.M.

Pol, Mevr. J.N.

mutaties:

Albone, Mevr. S.J.; Glasgow-1996; 3572
SN Utrecht; Bouwstraat 23; tel. 030-2731592
privé,
0348-472893 prakt.; p., medew. bij H.J.
Ronner;
wnd.d.

Anema, Mevr. M.C.; 1998; 3581 MT
Utrecht; Zonstraat 52; tel. 030-2521780; E-mail:
AJK(aiK.NOWARE.NL; wnd.d.
(toev. als lid).

•Berg, Mevr. J.B.M. van den; 1998; 3705
ZL Zeist; Warande 145; tel. 030-6951285;
wnd.d.

♦Bergman, Mevr. M.D.; 1998; 3481 DL
Harmeien; Buizerd 3; tel. 0348-441723; d.

Bevere, Mevr. l.E.M.J. de; 1995; 3551 CT
Utrecht; Amsterdamsestraatweg 308 A; tel.
030-2446145 privé, 2531258 tst. 1250 bur.;
fax 030-2543369; specialist in opleiding U.U.
(F.D., vkgr. Radiologie).

Boerekamp, Mevr. R.E.; 1997; 3524 RK
Utrecht; Normandie 24; tel. 030-2803222
privé, 036-5376083 prakt.; fax 036-5379078;
p., medew. bij R.A..M. Blommaart
en N.H.R.
Kroes.

Boogert, L.A.; 1997; 7104 BM Winters-
wijk Meddo; Beerninkweg
28; tel. 0543-
569756 privé,
522111 prakt.; p., medew. bij
J.A.T. van Kampen en P.S.M. Tolsma.

Borm, P.J.; 1954; 4532 MN Terneuzen;
Stuvesande 648; tel.
0115-694254; r.d.

Bruin, D. de; 1993; 5641 BD Eindhoven;
Satijnvlinderlaan 60; tel. 040-2126175 privé,
2112450 prakt.; fax 040-2130345; p., gezel-
schapsd.

*Claassen, J.C.M.; 1998; 6642 AN
Beuningen (Gld); Tiberiuslaan 30; tel. 024-
6776611 privé,
0485-451593 prakt.; p., me-
dew. bij Dr. J.J. Geene, A.J.A.M. Mouwen,
J.J. Pen, W.F.H.J. Theuws en T.J.M.
Vercammen.

Coster, H.; 1996; 2141 XG Vijfhuizen;
Fuikweg 11; tel. 023-5583672 privé,
020-
4974340 prakt.; fax 020-6595946; p., medew.
bij W.T. Mur en Ir. C.J. de Vries.

Cremers, G.G.; 1997; 7381 RZ Voorst;
Hoenweg 4; tel. 0575-502640 privé,
050-
3012255 prakt.; p., medew. bij P.H.M. Baren-
dregt, B. Bruins, J.W. Versteegt, A.A.G.M.
Wijne en Mevr. W.J. Wijne-Raemakers.

Damen, E.A.; 1993; 4758 TM Stand-
daarbuiten; Kreekdijk 43; tel. 0165-330466
privé,
312466 prakt.; fax 0165-330497; E-
mail: 3WEIKESE(aCONCEPTS.NL;
p., ge-
ass. met P.A.M. Vugts.

♦Drie, A.D. van; 1998; 7491 GE Delden;
Nieuwstraat 6; tel. 074-3765478
privé,
3765155 prakt.;
fax 074-3763813; p., medew.
bij D. Ebbens en C.A.M. Peeters.

Driessen, J.; 1953; 2273 LB Voorburg;
Noteboompark 65; tel. 070-3869762;
r.d.; oud-
i.V.G.
en oud-i.V.D.;O.O.N.

Fónad, Mevr. K.E.; 1996; 3077 ES
Rotterdam; Nijenrodeweg 16; tel. 010-
4792621 privé, 4660045 bur.; coördinator &
docent Essay-opleidingen, opl. d.a.-ass.; p.,
medew. bij J.F.J. van den Broek, R.
Cassenaar, Mevr. A.H.M. Koert, Mevr.
L.M.M. Oorsprong en Mevr. C.H. Smit.

Gaarenstroom, Mevr. M.M.; 1998; 8435
VN Donkerbroek; \'t West 40; tel. 0516-492205
privé,
020-6912347 prakt.; fax 020-6912348;
p., medew. bij K.N. ter Steege.

*Grau, Mevr. M.; 1998; 3555 GV
Utrecht; Min, Talmastraat 235; tel. 030-
2447782; wnd.d.

Havermans, Mevr. P.; 1998; 4885 LB
Achtmaal; Groenestraat 33; tel. 076-5985484;
wnd.d.
(toev. als lid).

Heer, E. de; 1995; 5246 XD Rosmalen;
Wilhelminastraat 18; tel. 073-6447320 privé,
5034242 prakt,; fax 073-5034677; p„ medew,
bij G.L. Bronsvoort, J.A. Roelofs en R.M,
Sneepers.

Heeswijk, G.J.M. van; 1997; 6162 JH
Geleen; Dassenkuillaan 71; tel. 046-4758381 ; E-
mail: G,V.\\NHEESWIJKfa 1NTER.NL.NET;

wnd.d.

Hesselink, Dr. J.W.; 1980; U-1994; 9363
JA Marum; Rewerdaheerd 9; tel. 0594-643662
privé, 641600 prakt.; fax 0594-643585;
E-mail:
JWHLKraEURONET.NL; Specialist Repro-
duktie van het Paard; p., geass. met E
.K. Dolfijn,
S.C.L. Ouwerkerk en B.G. Tillema.

Idema, A.P.; 1965; 9285 TG Buitenpost;
H. de Withstraat 18; tel./fax 0511-541460; r.d.

Jellema, J.A.; 1997; 7447 HA Hellen-
doom; G. Boschstraat 6; tel. 0548-654842 privé,
655065 prakt.; p., medew. bij J.C. de Jager,
J.P.M. Kamp, H. ten Kate en R. Renting
(toev.
als lid).

Joma, A.W.; 1995; 8072 WX Nunspeet;
Gerbrandystraat 106; tel. 0341-250361 privé,
252353 prakt.; fax 0341-254385; p., medew,
bij J. Brand, A,J. Brouwer, J,.M.J. Frijlink,
H,A,R. Kok en V,D. van der Werff,

Klink, Dr. E.G.M. van; 1983; Wageningen-
1994, 2804 WS Gouda; Vlietenburg 26; tel.
0182-572278 privé, 0318-671428 prakt.; fax
0318-624737;
E-mail: E.G.M.VAN.KLINKfa
IKCLB.AGRO,.NL,;
senior deskundige Dier-
gezondheid, Welzijn en Ethiek, Informatie en
Kennis Centrum Landbouw.

Kooijman, Mevr. G.E.; 1996; 1777 JP
Hippolytushoef; Koningsweg 55; tel, 0227-
592755 privé, 581234 prakt,; p„ medew, bij
G.E, Knoop, Schoonhoven en E.

Vorderman,

Koopman, H.C.; 1986; 5427 RH Boekei;
Hoeve 1;
tel. 0492-326245 privé, 0485-587654
bur.;
fax 0485-587653; d. bij Intervet Nederland
B.V.

Koopmans, Mevr. E.M.A.; 1996; 7558 CJ
Hengelo (O); Robert Stolzstraat 5;
tel. 074-
2770305 privé. 2426946
/2771097 prakt,; p.,
medew. bij Mevr. G.H.A. Oud-de Waal.

Kreutzelman, M.H.J.; 1995; 1448 BX
Purmerend; Gangeslaan 78; tel. 0299-471146
privé, 471074 prakt,; fax 0299-471145;
p., ge-
ass. met P. Bleeker, W.D. Pereboom en F.H.
Prud\'homme van Reine.

Leeuwen, E.J.M, van; 1988; 7442 BP Nij-
verdal; Lochtersweg 22; tel. 0548-618994; r.d.

Lieshout, M.P. van; 1986; 6026 EB
Maarheeze; Sterkselseweg 28; tel, 0495-
593888 privé,
491510 prakt.; p., geass. met K.
Hengeveld.

Maris, G.; 1970; 6571 CR Berg en Dal;
Postweg 7 A;
tel. 024-6843661; E-mail:
G.MARIS^:iNTER.NL.NET; r.d.

Meer, Mevr. M.A. van; 1996; 4021 AG
Maurik; Rijnbandijk 77; tel. 0344-694513;
d.

Mentink, G.J.; 1985; 1186 XZ Amstelveen;
Turfschip 328; tel. 020-6475000;
E-mail:
AEROVET.GJ.MraINTER.NL.NET; p., ge-
zelschapsd.

*Mocking, Mevr. A.G.M.; 1998; 3511
HB Utrecht; Westerkade 13 bis A; tel. 030-
2341542; wnd.d.

Mulder, Mevr. A.M.C.; 1998; 3514 TZ
Utrecht; Nieuwe Keizersgracht 36 bis; tel. 030-
2733458 privé,
015-2120740 prakt,; p„ me-
dew, bij
J, van Nijhuis,

♦Nagtegaal, Mevr. C.M.; 1991; 2151 SB
Nieuw-Vennep; Leden 12; tel. 06-53730016; p

*Neggers, Mevr. C,M.; 1998; 5683 JD
Best; G.A.E. Christstraat 6; tel. 0499-399832;
d,

Noren-Herschel, Mevr. D.A.; 1976; Palm
Harbor,
FL. 34685; 1588 Lago Vista Blvd.; tel,
00-1-813-7848181; E-mail: DOUNOREN®
JUNO.COM; d.

Oskam, Mevr. I.C.; 1996; 3432 ZS
Nieuw egein; Steenwal 10; tel. 030-6051899
privé, 2531040 bur.; wet. medew. U.U. (F.D.,
vkgr. Bedrijfsdierg. en Voortpl.).

*Oude Nijhuis, Mevr, B.A..M,; 1998; 1771
MH Wieringerwerf; Oosterkwelweg 18; tel.
0227-663309; d.

Pinxten, Mevr. P.H.M.C. van; Gent-1986;
5271 SK Sint-Michielsgestel; Hezelaar I B;
tel. 073-5516466; p.

*Pol, Mevr, J.N.; 1998; 3956 KR
Leersum; Heulweg 8; d,

Postema, Dr. H.J.; 1969; U-1985; 8072
HM Nunspeet; G. Breitnerstraat 21; tel. 0341-
253226 privé, 324555 bur.; kringdir. R.V.V.
kring Doetinchem
(toev. als lid).

Raming, Mevr. A.C.E.; 1997; 6006 TS
Weert; Heidehof 6; tel. 0495-539788 privé,
551225 prakt.; p., medew. bij P.N.G.M. van
Beek, M.W.G.H. Heijmans, H.A.M. Hendriks,
A.Th.E. Kooien, M.l.M. Linthorst, F.G.M.
Scheijmans, J.W.H. Scheres, S.A.T.V. Serrarens
en G.P.M.M. Tacken
(toev. als lid).

Relou, Mevr. H.M.; 1991; 4064 EG
Varik; .Molenstraat 6; tel. 0344-652934 privé,
0294-477459 bur.; fax 0344-652829; j.-Clinical
Research Manager, Fort Dodge Animal Health
Holland.

Rofina, J.E.; 1994; 3766 JS Soest;
Hazepad 253; lel. 035-6023440; d.

Roos. A.; 1997; 2805 JS Gouda; Weth.
Vcntcweg 128; tel. 0182-518058 privé,
518995
prakt.;
fax 0182-514840; p., medew. bij Mevr.
Y.M. Klaare.

Roos, S R.; 1978; 5473 CK Heeswijk-
Dinther; Zijlstraat 9; tel. 0413-293292 privé,
073-6499903
bur.; fax 073-6499991; E-mail:
S.ROOSffl THEGREENERV.COM; Dir.
Corporate Communnicatie, medew. bij The
Greenery International,

Rotgers, Mevr. Ing. G.R.; 3703 BS Zeist;
G. van Seijstlaan 26; tel. 030-6933881 privé,
6967271 bur.; beleidsmedew. Productschap-
pen Vee, Vlees en Eieren (toev, als buitenge-
woon lid).

»Ruys, Mevr. L.J.; 1998; 3581 EA Utrecht;
Mgr. van de Weteringstraat 5 C; tel. 030-
2364755;
E-mail: LRUYSfa DAS.NL; wnd.d.

Schaafsma, Mevr. M.; 1995; 7688 RK
Daarle; \'t Caphorst 27; tel. 0546-698088 privé,
575295 prakt.; p., medew. bij J.H.E. Fieten,
R.J. Neutel, J. Spaans, G.J. Stam en H.T.A.
Verstappen.

Schat, Mevr. Ing. B.; 1992; 6704 PB
Wageningen; Dorskampweg 14; tel. 0317-
427675 privé,
499460 tst 482 bur.; fax 0317-
499463; E-mail: SCHATCaBIT.NL; d. bij
Pharma; wet. medew. T.N.O.-Voeding (E-
mail: SCHAT@VOEDING.TNO.NL).

Scheer, J.B.R. van der; 1996; 8096 PV
Oldebroek; Ottenweg 49 I; tel. 0525-630804
privé,
0578-697117 prakt.; fax 0578-697333;
p., paarden geass. met P.J. de Vries.

Schulz, P.C.; 1995; 3553 VB Utrecht; H.
EIconiusstraat 67;
wnd.d.

-ocr page 31-

Sitter-Koch, Mevr. A.R.; Leipzig-1990;
7141 ZC Groenlo; Bemhardstraat 6; tel. 0544-
465763 privé, 06-55741993 mobiel; distr.h.
R V.V.
(toev. als lid).

*Smit, S.J.; 1998; 6093 DJ Heythuysen;
Horstveld 50; tel. 0475-491243 privé,
494242
prakt.; fax 0475-491889; p., medew. bij
J.PJ.M. van den Broek, A.C.G.M. de Groot,
.M.G. de Jong, J.H. Kraak en R. Pieters.

Smulders, Mevr. A.W.J.P.; 1996; 5473 HB
Heeswijk-Dinther; Brouwersstraat 2 A; tel.
0413-293185 privé, 292929 prakt.; p., medew.
bij M.C.M. Bossers, P.J.M. van Huiten, A.H.C.
Kuijpers, F.T.M. Loomans. T.J.J. van der Rijt en
E.W.H.M. van der Velden
(toev. als lid).

Soest, Mevr. I.L.M.; 1987; 5406 VR Uden;
Karlingerweg 4; tel. 0412-613348 privé,
0413-
272025 prakt.; fax 0413-274341; p., geass. met
W.J.M. Cuppen, F.J.M. van Dongen, P.F.A. van
Gasselt, P. Goedendorp, J.G. Hemmink, A.G.
Peters, J.J.G. Rosegaaren G.J. Veldhorst.

Stal, F. ter; 1996; 5831 TK Boxmeer;
Elderom 311-22; tel. 0485-521594 privé,
0318-
456275 prakt.; fax 0318-457461; p., medew.
bij J.W. Bakker, W. de Boer, E. van Essen, E.
de Haan, C. van der Hem, G. Heynen, D.P.
Hofstee, M. Roseboom en VV.A. de Vries.

Stam, Mevr. G.J.; 1998; 3572 KN Utrecht;
Alexander Numankade 3 C; tel. 030-2733755
privé,
0345-512207 prakt.; p., medew. bij
W .J.H. Oskam en P.C. Stapel (toev. als lid).

Stassen, Mevr. Q.E.M.; 1997; 3512 KB
Utrecht; Herenstraat 27; tel. 030-2318687; p.,
medew. bij Spoedkliniek voor Dieren
Amsterdam
(toev. als lid).

Steenaert, M.H.H.; 1997; 7121 RC Aalten;
Licbtenvoordsestraatweg 70; tel. 054.3-478959
privé,
0544-371600 prakt.; p., medew. bij G.T.
ter Heijden, W.W.A.M. Kruysen, J.B.A.
Loomans,, H.W. van Ruitenbeek. W. Schuurman
enA.J.W.G. Vos.

Stevens-van Roon, Mevr. C.M.; 1990;
2261 DK Leidschendam; IJsvogellaan 96; tel.
070-3177406: d.

Suurenbroek, B.S.M.; 1998; 7221 NA
Steenderen; J.F. Oltmansstraat 3 A; tel. 06-
51009543 privé,
0575-451266 prakt.; fax 0575-
451269;
p., medew. bij H. Eggens, A.J.G. den
Hertog, G. Postma en S. Tichelman.

Tichelman, S.; 1973; 7227 NM Toldijk;
Hardsteestraat
3 A; tel. 0575-451665 privé,
451266 prakt.; fax 0575-451269; p., geass. met
H. Eggens, A.J.G. den Hertog en G. Postma.

Tinholt-van der Meer, Mevr. J.W.; 1976;
9736 BP Groningen; Wilkemaheerd 77; tel. 050-
5493597 privé, 5410740 prakt.;
fax 050-
5493598;
p., gezelschapsd.

Valkenburgh, Mevr. S.M.; 1997; 4611 WC
Bergen op Zoom; Kazerneplein 17; tel. 06-
51500428 privé,
0164-237621 prakt.; p., me-
dew. bij Mevr. C.C. van Aart.

Veenink, Mevr. G.J.; 1991; 9102 DC
Dokkum; Bevrijdingslaan 4S; tel. 0519-
221859 privé. 292526 prakt.; p., medew. bij T.
Bruggeling, K. Dijkstra, P.V.E. Fortuin, S.
Wietsma en
M.A. van Wijck.

Wal, P. van der; 1980; 2801 XV
Gouda; Geuzenstraat 17; tel. 0182-599215
privé, 070-3578878 bur.; fax 0182-599215; E-
mail: P.V.D.WAL@PI.NET; le specialist le-
vende dieren en producten; afdelingshoofd
R.V.V.-Centraal (fax 070-3876591; E-mail:
P.VAN.DER.WAL@RVV.AGRO.NL
)(toev.
als lid).

Wees, J.C.M. van; 1986; 1723 HP
Noord-Scharwoude; Voorburggracht 297;
tel.
0226-341142 privé,
320765 prakt.; fax 0224-
543221;
p., geass. met M.J.J. Wiering.

i IUI i

Doorlopende agenda

congressen & symposia

1998

Augustus

4—9 World Equine Airways Symposium. Uni-
versity of Guelph, Guelph, Ontario.
http://www.vet.comell.edu/weas. E-mail:
weas(aiuoguelph.ca. Tel.: (519)823-8800
ext 4090, fax: (519)767-2855.

9—II Third International Raptor Biomedical
Conference, Midrand. South Africa. Call
for papers. J.T. Lumeij, fax: 030-2518126,
E-mail: J.T. Lumeij@ukg.dgk.ruu.nl.

24—28 lO"^ International Conference on Pro-
duction Diseases in Farm Animals (ICPD).
Utrecht, the Netherlands (e-mail: T.Wen-
sing@IZV.DGK.RUU.NL). RNVA, P.O.
Box 14031,3508 SB UtrechL

September

2—5 De European Society of Veterinary
Dermatology (ESVD) organiseert haar vijf-
tiende jaarlijkse congres te Maastricht.
Conference Agency Limburg. Mw. M.
Frank-Goovers, P.O. Box 1402, 6201 BK
Maastricht, tel.: 043-3619192, fax: 043-
3619020 of e-mail: cal.conferenceagency(Sj
pi.net.

9—12 30th International Congress on the
History of Veterinary Medicine, Veterinair
Anatomisch Instituut, Veterinärstraße 13,
München.

10—12 Eight International Conference on
Human-Animal Interactions. \'The chang-
ing roles of animals in society\', Prague.
Tel.: 33 1 49 291200, fax: 33 1 48 065565.

10—13 \'Bigger, Bolder and in Birmingham\',
BEVA Congress, International Convention
Centre. Tel: 0171-610-6080, fax: 0171-
610-6823, e-mail: bevauk@msn.com.

14—18 10^ International Workshop on In
Vitro
Toxicology. The Wessex Conference
Centre, Sparsholt, Winchester, UK.

14—18 IX International Conference of the
Association of Institutions of Tropical
Veterinary Medicine: \'Animal Health and
Production for Sustainable Development\'.
Harare, Zimbabwe.

19 Symposium Diergeneeskunde van Ge-
zelschapsdieren. Locatie: Motel Vianen te
Vianen.

20—22 8*\'\' Austrian International Congress on
Alternative and Complementary Methods
to Animal Testing in Biomedical Research.
University of Linz, Austria.

22—25 39. Arbeitstagung des Arbeitsgebietes
Lebensmittelhygiene der DVG zusammen
mit der Sektion Lebensmittel tierischer
Herkunft in der Österreichischen Gesell-
schaft für Tierärzte und der Schweizer-
ischen Vereinigung für Fleischhygiene in
Garmisch Partenkirchen. Prof dr. H.
Prange, tel.: 0049-345-552 2501, fax:
0049-345-552 7115.

23—25 17. Arbeits- und Fortbildungstagung des
DVG-Arbeitskreises für Veterinärmedi-
zinische Infektionsdiagnostik (AVID) im
Bildungszentrum Kloster Banz. 96231
Staffelstein. Information und Anmeldung:
Dr. K.-H. Bogner, Landesuntersuchingsamt
für das Gesundheitswesen Nordbayem,
Heimerichstr. 31,90419 Nürnberg, Telefon:
09131-764635,Fax:09131 -764601.

24—27 BVA Congress at the Nottingham
Royal Moat House, Nottingham. BVA
Congress Office, 7 Mansfield Street,
London WIM OAT. Tel.: -1-44 171 636
6541, fax: 44 171 436 2970. E-mail:
Congress@BVA.co.uk.

November

18—22 Veterinary Dentistry \'98, 12th Annual
Veterinary Dental Forum. Hyatt Regency
New Orleans, Louisiana, USA. For infor-
mation: Andries van Foreest, telefoon:
072-5092052.

26—27 Achtste Gezond Onderwijs Congres in
Congrescentrum Koningshof te Veld-
hoven, onder auspiciën van de Neder-
landse Vereniging voor Medisch Onder-
wijs (NVMO). Informatie: mw. M L. Bot,
tel: 010-4087881, fax: 010-4367271, e-
mail: secr@paog.fgg.eur.nI.

De Redactie van het Diergeneeskundig Jaarboek wil
dierenartsen de mogelijkheid bieden in het Diergeneeskundig
Jaarboek naast hun privé-adres het praktijkadres
(bij een
meermanspraktijk alleen de hoofdvestiging!)
te laten
vermelden. Ook wanneer uw praktijk gevestigd is op uw
privé-adres, kunt u dit als zodanig laten opnemen.

Wanneer u uw praktijkadres opgenomen wilt hebben
in het Diergeneeskundig Jaarboek wordt u verzocht uw
gegevens
schriftelijk door te geven aan het secretariaat
van de KNMvD, t.a.v. Anne Marie Boverhuis
(fax nr.: 030-2511787).

-ocr page 32-

December

9 11® Studiedag van de Vereniging voor
Veterinaire Epidemiologie en Economie
met als thema zoönosen en antibiotica-re-
sistentie. Locatie: RIVM te Bilthoven.
Informatie: A. Eibers, tel.: 0411-658419 of
E-mail: a.elbers@gdvdieren.nl.

Juli

5

vergaderingen &
bijeenkomsten

NK-weg Medische Wielerkring. C. Holtz-
hauer, tel: 0591-632684.

September

8 Afdelingsvergadering Noord-Holland te
Marken-Binnen.

8 Afdelingsvergadering Zeeland.

10 Bijeenkomst Groep Pluimveewetenschap-
pen in de namiddag met lezingen.

15 Ledenvergadering Afdeling Overijssel te
Hellendoom.

15 Afdelingsvergadering Noord-Brabant.

16 Werkvergadering runderpractici-GD Utrecht.
Aanvang: 13.30 uur. Wegrestaurant \'De
Meem\', Meemdijk 59, De Meem.

16 Ledenvergadering Afdeling Zuid-Holland.

17 Ledenvergadering Afdeling Utrecht, 20.15
uur, Het Oude Tolhuys te Utrecht.

17 Bijeenkomst Kring Dierenartsen Achter-
hoek in restaurant \'t Wolfersveen in Zei-
hem, aanvang 20.00 uur.

17 Werkvergadering runderpractici-GD De-
venter. Aanvang: 14.00 uur. Locatie De-
venter, Amsbergstraat 7, Deventer.

17 Studievergadering Groep Homoeo-
pathisch-werkende dierenartsen. Beatrix-
gebouw Jaarbeurscongrescentrum te
Utrecht, 19.30-22.30 uur.

17 Ledenvergadering Afdeling Gelderland.

17 Ledenvergadering Afdeling Friesland.

22 Ledenvergadering Afdeling Groningea
Drenthe.

22 Ledenvergadering Afdeling Limburg.

22 Post IPCS bijeenkomst van de Groep
Geneeskunde van het Varken en Fort
Dodge Animal Health, vanag 13.30 in het
Postiljonhotel Arnhem.

Oktober

10 Gentlemen Koppelkoers/tijdrit (na de

Heerenkoers) in Tiel. Medische Wieler-
kring. H. In den Bosch, tel: 0344-612973.

November

14 Landelijke Dag voor vrouwelijke dieren-
artsen. Locatie: Hotel Mitland te Utrecht.
Aanvang: 13.30 uur.

14 Najaarsvergadering GHwD. Locatie: Hotel-
Restaurant \'Nol in \'t Bosch\' te Wageningen,
09.00-17.00 uur. Onderwerp: De Geriatri-
sche patiënt.

19 Bijeenkomst Kjing Dierenartsen Achter-
hoek in restaurant \'t Wolfersveen in Zei-
hem, aanvang 20.00 uur.

25 Najaarsbijeenkomst Veterinair Historisch
Genootschap, Blauwe Zaal, Androclus-ge-
bouw. Faculteit der Diergeneeskunde.

26 Najaarsbijeenkomst van de Groep Ge-
neeskunde van het Varken vanaf 13.30 in
het hoofdgebouw van de Faculteit der
Diergeneeskunde te Utrecht.

December

9 Afdelingsvergadering Noord-Holland te
Marken-Binnen.

10 Ledenvergadering Afdeling Utrecht, 20.15
uur. Het Oude Tolhuys te Utrecht.

10 Ledenvergadering Afdeling Gelderland.

10 Ledenvergadering Afdeling Zuid-Holland.

15 Ledenvergadering Afdeling Limburg.

15 Ledenvergadering Afdeling Groningen/
Drenthe.

15 Ledenvergadering Afdeling Overijssel te
Hellendoom.

17 Ledenvergadering Afdeling Friesland.

cursussen

Juli

6—11 PHLO-cursus: \'Risk Management in
Agriculture - Principles and Applications\'
te Wageningen.

Augustus

16—30 The Ruppin Institute in Israel offers an
intensive 2 weeks Dairy Herd Health
Management Course for practising veteri-
narians. Price: $ 2,000 including accom-
modation. meals and tours. For details
please contact Head of Department Adi
Raz before July 15, 1998. E-mail: adi-
raz(®ruppin.ac.il, fax: 972-9-89-83-041.

September

17 PAO-D cursus: 98.103. De oudere kat; dia-
gnostiek en behandeling van diverse aan-
doeningen.

17 PHLO-cursus \'Vruchtbaarheidsproblemen
bij het varken: diagnostiek met behulp van
echografie\'. Inschrijftermijn eindigt op 24
augustus 1998. Bureau PHLO, Postbus
8130, 6700 EW Wageningen, tel.: 0317-
484093/484092, fax: 0317-426547.

18 Praktijkdag \'De Wet herstructurering var
kenshouderij\' in Musis Sacrum te Arnhem
Kosten: ƒ 495,- excl. BTW per persoon
Aanmelding: Vermande Studiedagen
Postbus 20, 8200 AA Lelystad, tel.: 0320
237721, fax: 0320-233158.

24 PAO-D cursus: 98.205. Fertiliteit rund
(twee dagen, tevens 25 september 1998).

29 PAO-D cursus: 98.505. Anesthesie Paard
(één middag en avond theorie, praktisch
deel \'op locatie\' in week 41 en 42, 1998).

BANDEN TVD

Op het secretariaat van de KNMvD zijn de
banden voor het Tijdschrift voor Dier-
geneeskimde 1997 voorradig. De prijs be-
draagt ƒ 30,- (inclusief 17,5% BTW en ver-
zendkosten). Onderstaand treft u een
overzicht aan van de banden die eveneens
nog voorradig zijn, met daarbij behorend
kostenoverzicht.

Banden 1996, 1995: ƒ 30,-(inclusief

17,5% BTW).
Banden 1994:
niet meer voorradig.
Banden 1993: niet meer voorradig.
Banden 1992: ƒ 30,-(inclusief

17,5% BTW).
Banden 1991: ƒ 26,45 (inclusief
17,5% BTW).

Banden 1990,1989,
1988:

niet meer voorradig.

U kunt de banden schriftelijk of per fax be-
stellen onder vermelding van \'Banden\' en
de jaargang. Met uw bestelling krijgt u een
nota met acceptgiro thuisgestuurd.
Stuur uw bestelling naar: KNMvD, Postbus
14031,3508 SB Utrecht, of fax uw bestel-
ling: 030-2511787.

UITERSTE INLEVERDATA

VOOR KOPIJ

Aflevering

Deadline *)

15-08-1998

27-07-1998

01-09-1998

10-08-1998

15-09-1998

31-08-1998

01-10-1998

14-09-1998

*) Voor 12.00 uur \'s middags.

TER OVERNAME
AANGEBODEN

Een goed gesitueerde en geoutilleerde praktijk voor ge-
zelschapsdieren in het westen van het land.

Uw reactie kunt u sturen naar de redactie van het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde,
Postbus 14031,
3508 SB Utrecht,
onder nummer 6/98.

-ocr page 33-

Moderne gezelschapsdierenpraktijk in de Hoekse Waard zoekt op korte termijn

DERDE DIERENARTS M/V

Bij voorkeur met één jaar ervaring. Sollicitatie met c.v. kunt u binnen 14 dagen na het verschijnen van dit tijd-
schrift richten aan drs. J. Schep, Oost Voorstraat 90-92,3262 JH Oud-Beijerland.

Dierenkliniek Hengelo (Ov.) gaat naar een ruime, modern geoutilleerde nieuwbouw. Om de goedlopende,
gemengde praktijk op de nieuwe locatie voort te zetten zoeken wij een goed uitziende en zichzelf verzorgende

DIERENARTS (m/v)

die handig is, commercieel gevoel en sterke contactuele eigenschappen heeft. Vriendelijkheid, inzet en kennis zijn
vereist, ervaring is mooi meegenomen. Werkzaamheden: voornamelijk gezelschapsdieren, tijdens diensten ook
landbouwhuisdieren. Diverse samenwerkingsvormen zijn mogelijk. Reacties aan: F. Denkers, Gerinkhoekweg 31,
7547 RV Enschede. Telefoon: 074 - 2439108 of 06 - 53112933.

D.A.P. Dalfsen, een gemengde zesmans-praktijk in het oosten van het land, zoekt per 1 augustus aanstaande voor
alle voorkomende werkzaamheden, een

ASSISTENT (M/V)

Enige ervaring in de landbouwhuisdierenpraktijk en affiniteit tot de gezelschapsdieren strekken zeker tot aanbeve-
ling. Reacties kunt u binnen 14 dagen na het verschijnen van dit blad richten aan: D.A.P. Dalfsen, Postbus 20,7720
AA Dalfsen.

Jonge, enthousiaste dierenarts met zeven jaar ervaring in de grote huisdieren en affiniteit voor de kleine huisdieren

ZOEKT WERK

in een moderne praktijk, waar op klantgerichte en toekomstgerichte manier gewerkt wordt.

Brieven graag richten aan de redactie van het Tijdschrift voor Diergeneeskunde, Postbus 14031,3508 SB Utrecht,
onder nummer 7/98.

Gemengde eenmanspraktijk in West-Brabant zoekt

DIERENARTS M/V

voor voorlopig drie dagen per week. Gezocht wordt naar een dierenarts met belangstelling voor varkensdiergenees-
kunde in verband met de begeleiding van (IKB) varkensbedrijven. Naast verdere uitbouw en intensivering van dit vak-
gebied wordt belangstelling voor alle andere aspecten van de diergeneeskunde op prijs gesteld.Uw schriftelijke sollici-
tatie wordt gaarne tegemoet gezien en kunt u richten aan D.A.P. de Hespelaar, p/a Stelvenseweg 1,4911 AC Den Hout.

Gevraagd in gemengde viermanspraktijk in Tie! en omgeving

DIERENARTS m/v

Deze fulltime vacature is ook in te vullen door samenwonende dierenartsen, die parttime willen werken. Voor de
nieuwe collega(\'s) is een huis met een dependance van onze praktijk aanwezig. Telefonische informatie:
Dierenartsenpraktijk Tiel-Maurik, 0344-616297. Schriftelijke sollicitaties aan Diergeneeskundig Centrum Tiel,
Scheeringlaan 4, 4001 WJ Tiel.

-ocr page 34-

De Kliniek voor Gezelschapsdieren Rotterdam zoekt

FULLTIME
EN/OF PARTTIME
DIERENARTS (M/V)

om ons team te completeren.

Gevraagd wordt ondermeer differentiatie gezelschaps-
dieren, flexibiliteit, teamgeest, vooruitstrevendheid.

Ervaring en een toegevoegde waarde heeft onze voorkeur.
De vacature is ook geschikt voor een dierenartsechtpaar.

Geboden word samenwerking in een enthousiast team in
een moderne praktijk met werkzaamheden op eerste- en
tweedelijns niveau.

Verder bieden wij goede arbeidsomstandigheden en
vaste toekomstmogelijkheden (associatie niet uitgeslo-
ten).

Sollicitaties binnen 14 dagen na verschijnen van dit blad
richten aan:

Drs. P.J. van der Heijden,
SliedrechtstraatS,
3086 JM Rotterdam.

Gevraagd in een groeiende gezelschapsdierenpraktijk in
de omgeving van Amsterdam een

ENTHOUSIASTE,

AMBITIEUZE
DIERENARTS (m/v)

Het betreft een 5/10 parttime functie met op afzienbare
termijn doorgroei naar een volledige baan.

Het is de bedoeling te komen tot een duurzame samen-
werking.

Bij gebleken geschiktheid behoort associatie tot de moge-
lijkheden.

Gelet op aard en omvang van de werkzaamheden zijn er-
varing en chirurgische vaardigheden een vereiste, even-
als een grote mate van betrokkenheid, inzet, goede com-
municatieve vaardigheden en een commerciële
instelling.

Salariëring volgens KNMvD-richtlijnen.

Schriftelijke sollicitaties met uitgebreide motivatie en c.v.
binnen 14 dagen richten aan de redactie van het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde, Postbus 14031, 3508
SB Utrecht, onder nummer 8/98.

"Ik hoef niet veel
tegelijk te bestellen
en krijg toch een
leuke GVP-bonus..."

Kleine voorraden in uw apotheek en tóch interessante
bonussen. Dat is de winst van samenwerken met
Apharmo en het GVP-bonussysteem. Informeer
hiernaar en maak meteen kennis met onze nieuwe
producten Anovutab® en Minipil® (anticonceptie voor
poezen), Cleanspray" (reinigingsspray) en de unieke
Reisapotheek®.

(apharmo)

Efficiency in animal health care

Apharmo bv Postbus 5014 ■ 6802 EA Arnhem
Tel.: 026 362 90 22 Fax: 026 364 86 77 Internet: www.apharmoxom

-ocr page 35-

Introductie van clomlcalm"

(Clomipramine Hydrochloride)

DI DIAGNOSE: De enige manier om te weten te komen of een
hond aan scheidingsangst lijdt, Is het te vragen aan de eigenaars.
De symptomen zijn: excessief blaffen, onzindelijkheid en
vernielzucht als de hond alleen gelaten wordt.

HIT CLOMKALN PLAN bestaat uit een aantal eenvoudige
gedragsveranderingstechnieken in combinatie met CLOMICALM.

3x SNELLKRi VKRBETERINfi: Het CLOMICALM Plan verbetert
het gedrag 3x sneller dan alleen gedragstherapie: CLOMICALM
verlaagt de angst v^^aardoor de hond ontvankelijker wordt voor de
gedragsveranderingstechnieken.

HOGE VEILIGHEIDSMARGE: Uit onderzoek naar acute en
chronische toxiciteit bleek dat CLOMICALM zeer goed wordt
verdragen door de hond. Tijdens klinische proeven werden geen
significante bijwerkingen aangetoond.

KLANTTEVREDENHEID: Het CLOMICALM Plan biedt snelle en
opmerkelijke resultaten die de klant stimuleren uw aanbevelingen
te blijven opvolgen. Hierdoor komt er een einde aan de frustratie
en boosheid die het probleem bij de eigenaar veroorzaakt. Zo kan
de band tussen de eigenaar en de hond worden hersteld.

6

NOVARTI S

Indiuti«: Als ondersteuning bij de behandeling van met scheiding verband houdende afwijkingen welke
zich als volgt manifesteren: kapotmaken, onzindelijkhetd (ontlasting en urinering) en alleen in combinatie
met gedragstherapie.
Doeldier Hond. Contra-indkati«: Een bekende overgevoeligheid voor
clomipramine en ttitydische antidepressiva.
Dosering en wijze van toediening: CLOMICALM dient oraal
te worden toegediend in een dosering van 1 - 2 mg/kg tweemaal daags, wat resulteert in een lolale
dagelijkse dosering van 2 - 4 mg/kg.

CLOMICALM kan met of zonder voer worden toegediend. Registratienummen: CLOMICALM 5 mg:
EU/2/98/007/001, CLOMIULM 20 mg: EU/2/98/007/002, CLOMICALM 80 mg: EU/2/98/007/003.
Lees voor gebruik eerst de bijsluiter
Kanallsatiestatus: UDA

Voor meer informatie:

Novanis Agro Benelux B.V., Anima! Health Sector,
Postbus 1048,4700 BA Roosendaal.
Tel. 016S - 574805, Fax 0165 - 574801.

* Geregistreerd handelsmerk van Novartis AG,
Basel, Switzerland.

CLOMICALM

CLOMIPRAMINE HYDROCHLORIDE
Voer —n poshleve ■•dr—svrnd>riii>«

-ocr page 36-

financieel adviseurs
voor dierenartsen

Gespecialiseerd in:

Praktijkvestigingen

Praktijkfinancieringen

Financiële Planning

Arbeidsongeschiktheid

Pensioenen

Verzekeringen

sibbing\'wateler c.s.

\'\'adviseurs voor (PARA)MEDICI

\'N HELE ZORG MINDER ®

Storkstraat 33
Postbus 915
3900 AX Veenendaal
Telefoon: 0318-544044
Telefax: 0318-543843

ïfWS

HBO-opleiding
ACUPUNCTUUR

De Nederlandse Artsen Acupunctuur Stichting
(N.A.A.S.) organiseert wederom haar succesvolle
Acupunctuuropleiding voor artsen, tandartsen, die-
renartsen, medische doctorandi, fysiotherapeuten,
mensendiek(st)ers en cesaristen.

De opleiding begint op 10 oktober 1998 en vindt
plaats op zaterdagen en zondagen in Motel
Eindhoven.

Hoofddocent is drs. G.A. van der Burg, tandarts
en acupuncturist, tevens auteur van het Handboek
voor Acupunctuur.

Voor informatie en toezending van de brochure
dienen belangstellenden te schrijven naar:
Administratie cursus N.A.A.S., postbus 177,1200
AD Hilversum of bellen met (035) 6834456
(na 19.00 uur)

Zorgverzekeraars accepteren het C-diploma van
de N.A.A.S. bij vergoedingen van acupunctuur-
behandelingen

Specialisten in advisering van Medische en
Para - Medische beroepsbeoefenaren.

U vindt het belangrijk dat uw verzekeringen en uw
financiële plannen op elkaar zijn afgestemd?

U heeft gelijk!

Wij kunnen u laten zien door middel van een persoonlijk
integraal advies hoe belangrijk het op elkaar
afgestemd zijn, van bijvoorbeeld uw financieringen,
hypotheek en arbeidsongeschiktheidsverzekering, wel is.

Daarnaast hebben wij de belangrijkste schadeverzekerin-
gen ondergebracht in ons "PAKKET VETERINAIR".
Tegen zeer scherpe premies, vaak unieke dekkingen.

U kunt nu een geheel vrijblijvende "second opinion"
over uw bestaande situatie krijgen, verzorgd en
toegelicht door onze adviseurs, gespecialiseerd
in uw beroepsgroep.

Van Velthuysen Adviesgroep

een garantie voor blijvende service
en advisering!

Voor het maken van een afspraak met één van
onze adviseurs kunt u bellen

(0294) 41 50 03

mS/ VELTHUYSEN ADVIESGROEP

ASSURANTIËN • HYPOTHfcKlN - FINANCIERINGEN - VERMOGENSBEHEER

Postbus 18, 1380 AA Weesp

nva t

M van de sectie adviseurs
academische en medische beroepen

-ocr page 37-

ei

Toen ik op een rustige zondagmiddag - na een spannende voetbalzaterdag - op de week terugkeek, kwam
de bijeenkomst inzake Verwaarlozing Landbouwhuisdieren bij mij op.

Er is al gedurende enige jaren een projectgroep Venx\'aarlozing Landbouwhuisdieren vanuit LTO-
Nederland betrokken bij de vroegtijdige signalering van vermeende verwaarlozing van landbouwhuisdie-
ren. Vertrouwensteams, onder meer vanuit de Gezondheidsdienst voor Dieren, analyseren de problemen
en trachten een oplossing aan te dragen.

De praktiserende dierenarts kan een grote rol spelen in de vroegtijdige signalering. Zij/hij kan problemen
met verwaarlozing voorleggen of aangeven bij de vertrouwensdierenarts van de GD. Juist omdat meestal
persoonlijke problemen van de diereigenaren een belangrijke rol spelen bij de verwaarlozing van dieren,
is die vroegtijdige signalering van groot belang. De vertrouwensteams gaan heel zorgvuldig met de aan-
gereikte problemen om. Dierenartsen hebben volgens onze Code de ethische plicht er naar vermogen toe
bij te dragen dat dieren onnodig leed wordt berokkend of afbreuk wordt gedaan aan hun welzijn. Vandaar
dat wij u nog eens attenderen op het bestaan van de vertrouwensteams.

De wetenschappelijke artikelen in dit Tijdschrift gaan over het individuele dier: kat en paard. De discus-
sie over de diergeneeskunde en de diergeneeskundige opleiding - individueel dier versus koppel-Zgroeps-
dieren - voert op de Faculteit der Diergeneeskunde de hoofdtoon.

De erkenning per diersoort, door de KNMvD in voorbereiding, bepaalt ook een duidelijke toekomst. \'In
het veld\' hij de practici en onder de studenten diergeneeskunde ervaar ik dat echter nog niet zo duidelijk.
Zowel de KNMvD als de Faculteit der Diergeneeskunde zullen een belangrijke voorlichtende taak op
moeten pakken.

\'Te ver voor de muziek uit\' en \'geen draagvlak\' wordt al snel opgemerkt, maar kan voorkomen worden!
Een goed initiatief, ter inventarisatie waar men staat, is genomen door de Groep Geneeskunde van het
Rund en de Vakgroep Bedrijfsdiergeneeskunde en Voortplanting van de Faculteit der Diergeneeskunde.
Doe daar aan mee!

In dit tijdschrift leest u verder een aantal interessante verslagen inzake BSE, coccidiose, stress bij melk-
koeien, arbeidsongeschiktheid en mededelingen over
controle in dierenartsenpraktijken, de aanpak van
salmonella en E. coli.

Ziet u het in Nederland door dit alles even niet zitten, dan kunt u mogelijk even uitwijken naar Zuid-Afrika.
Een goede zomertijd en/of vakantie toegewenst!

Namens de Hoofdredactie,
Dr. Tj.Jorna.

Van de Hoofdredactie

-ocr page 38-

ERVARINGEN MET DE BLOEDIGE ZAADSTRENGLIGATIE
ALS CASTRATIEMETHODE BIJ DE HENGST

DE CHIRURGISCHE CASTRATIE WAARBIJ DE TESTIKEL /A/S/7L/BLIJFT

P. Wiemen\'\'

Tijdschr Diergeneeskd 1998:123: 432-4

Overige artitelen
«

samenvatting

Bij 22 hengsten werd als castratiemethode de zaadstreng
bloedig gekneusd en geligeerd. Van 12 ruinen werden
voor en na de operatie plasmatestosteronconcentraties
bepaald en werd 60 dagen na de operatie een HCG-sti-
mulatietest gedaan. Bij alle 22 ruinen genas de wond
per
primam
en bij de 12 bemonsterde ruinen was geen testo-
steronproductie meer aanwezig. De bloedige zaadstreng-
ligatie leidt tot de castratie van de hengst en gaf in dit on-
derzoek geen aanleiding tot complicaties.

summary

Evaluation of the spermatic cord ligation as castration
technique in the horse: surgical castration by which the
testicle is left in place

In 22 stallions the surgically prepared spermatic cord was crushed and li-
gated. Preoperative and postoperative plasma-testosterone concentrations
were measured and 60 days after surgery a HCG-stimulation test was car-
ried out in 12 horses. In these 12 horses the testosterone production had
ceased. In all 22 horses the wounds healed by primary intention. Ligation of
the spermatic cord is a castration technique without surgical complications,
at least in this study.

inleiding

De castratie is de meest voorkomende chirurgische ingreep
bij het paard. De in de praktijk meest gebruikte methode is de
halfbedekte castratie, waarbij de scrotaalwond
per secun-
dum
moet genezen. Ondanks een goede uitvoering treden
hierbij toch mogelijk complicaties op zoals: forse zwelling
scrotum en preputium, wondinfectie, acute funiculitis,
zaadstrengbloeding, prolaps van omentum of darmen, chro-
nische funiculitis, peritonitis en tetanus (4,5,7,8). De fre-
quentie van deze complicaties is duidelijk verlaagd bij de
castratiemethoden met primaire wondsluiting (1,2,10).
Hiervoor bestaan in principe twee methoden. Bij de eerste
wordt de tunica vaginalis geopend en na ligeren van de on-
bedekte zaadstreng worden de testikel en epididimis verwij-
derd. Hierna wordt de wond in drie lagen gesloten, tunica
vaginalis, tunica dartos en huid (10). Bij de tweede methode
wordt tot op de tunica vaginalis geprepareerd en de bedekte
zaadstreng gekneusd en geligeerd, waarna de testikel en epi-
didymis bedekt worden verwijderd. Hierna wordt de wond in
twee lagen, de subcutis en huid, gesloten (2). Doordat ook bij
de methode met primaire wondsluiting de zaadstreng wordt
doorgesneden om de testikel en epididymis te verwijderen

\' Dierenari.wncenlrum te Kesteren. P. IViemer. BeluweslraatHeg 14. 4041 BA
Kesteren.

432

kan hierbij, wanneer de ligatuur niet functioneert, een zaad-
strengbloeding optreden. Bij de methode waarbij de tunica
vaginalis wordt geopend om de testikel onbedekt te verwij-
deren kan een hernia optreden binnen de peritoneale begren-
zing van de tunica vaginalis (13). Bij de methode waarbij de
testikel bedekt wordt verwijderd kan, wanneer de ligatuur
niet functioneert, een inguinale hemia zich uitbreiden tot een
hemia interstitialis.

Om deze twee complicaties te voorkomen is door Klein (6)
de bloedige zaadstrengligatie ontwikkeld. Hierbij wordt de
bedekte zaadstreng gekneusd en geligeerd zonder de testikel
en epididymis te verwijderen. Doordat hierbij de continuïteit
van de zaadstreng niet wordt onderbroken is een zaadstreng-
bloeding niet mogelijk en kan een hemia inguinalis zich niet
verder uitbreiden dan tot de ligatuur. Het doel van dit artikel
is om de ervaringen met deze techniek te beschrijven.

materiaal en methode

In de periode van maart 1995 tot oktober 1996 werden in de
kliniek te Kesteren 22 hengsten gecastreerd door middel van
een bloedige zaadstrengligatie. De leeftijd van de dieren va-
rieerde van 1,5 tot 8 jaar, gemiddeld 2,9 jaar. Bij geen van de
hengsten waren afwijkingen aan het genitaalapparaat aanwe-
zig.

De premedicatie bestond uit detomidine (0,015 mg/kg.
Domosedan®; SmithKline Beecham). De inductie van de
anesthesie werd gedaan met een infuus van guajacol-glyce-
rine-ether 500 ml (Gujatal®; Aesculaap), waarin opgelost
thiopenthal 2,5 gram (Nesdonal®; Rhône Mérieux). De do-
sering vond plaats op effect. Hiema werd de hengst geïntu-
beerd en werd de anesthesie onderhouden met halothane
(Halothaan®; Sanofi) in een zuurstof-lachgasmengsel.
De hengst werd in rugligging gebracht met beide achterbe-
nen naar boven en zijwaarts uitgebonden. Het operatieveld
werd schoongemaakt, ontvet en gedesinfecteerd, waarna het
abdomen en beide achterbenen steriel werden afgedekt. De
chirurgische techniek werd uitgevoerd zoals beschreven
door Klein (6). Hierbij wordt een huidsnede gemaakt van
± 5
cm tussen de uitwendige liesopening en de testikel over de
zaadstreng. De zaadstreng inclusief de tunica vaginalis
wordt vrijgeprepareerd, gekneusd en geligeerd met synthe-
tisch resorbeerbaar materiaal (USP 2,Vicryl®, Ethicon). Het
losmazige bindweefsel en fascia scrotalis worden gesloten
gesloten met een knoop- respectievelijk doorlopende hech-
ting van synthetisch resorbeerbaar materiaal (USP 3-
0,Vicryl®, Ethicon). De huid wordt subdermaal gesloten met
synthetisch resorbeerbaar materiaal (USP 3-0, Vicryl®,
Ethicon).

Preventief werd een 48-uurs antibiotiumbeleid gevoerd be-
staande uit pre-operatief ampicilline (1 gr/100 kg IV,
Ampicillinum®; Kombivet), direct postoperatief en de dag
na de operatie procaïnepenicilline en kanamycine (20.000

TUDSIHRIKT VOOR D 11. R{! I N K I S K L N I) I . Dili. 123, A F 1.1: v i R i N (i 14 i: N 15. 1998

-ocr page 39-

Testosteronspiegel na het ligeren
van de zaadstreng

800
700
600
500
400
300
200
100
O

*60

O 14 60

Dagen na operatie (-na choruloninjectie)

Figuur 1, Plasmatestosteronccncentralae voor en na het ligeren van de
zaadstreng.

lE/kg respectievelijk 4 mg/kg IM, Kanapen®; Alfasan).
Postoperatief werd tweemaal daags tien minuten met de rui-
nen gestapt. Na zes dagen gingen de ruinen naar huis met het
advies de dieren minimaal 20 minuten per dag onbelaste be-
weging te geven.

Bij 12 van de 22 hengsten varierend van 2,5 tot 8 jaar, gemid-
deld 3,4 jaar, werden volgens onderstaand protocol gegevens
verzameld.

Voor de operatie, gedurende de eerste 6 dagen na de operatie
en op dag 14 en dag 60 na de operatie werd de scrotale zwel-
ling, de testikelgrootte, consistentie en pijnlijkheid geëvalu-
eerd.

De plasmatestosteronconcentratie werd bepaald direct voor
de operatie, evenals 14 en 60 dagen postoperatief in plasma
verkregen uit de vena jugularis. Zestig dagen postoperatief
werd een HCG-stimulatietest gedaan met 12.000 IE
Chorulon® (Intervet) IV per ruin. Hierbij werd 60 minuten
na de injectie met HCG-plasma afgenomen uit de vena jugu-
laris. Het plasma voor de testosteronbepalingen werd zo snel
mogelijk gecentrifugeerd en ingevroren. De testosteronbe-
paling werd gedaan op het biochemisch laboratorium van de
vakgroep Bedrijfsdiergeneeskunde en Voortplanting van de
Rijksuniversiteit Utrecht. De bepalingstechniek is dezelfde
als beschreven door Dieleman (3).

Het gedrag van de patiënten werd 60 dagen postoperatief
door de eigenaar geëvalueerd. Van één ruin werden één jaar
na de operatie beide \'geligeerde\' testikels verwijderd en his-
topathologisch onderzocht door de vakgroep Pathologie van
de Rijksuniversiteit Utrecht.

resultaten

De operatie verliep bij alle patiënten ongecompliceerd. Bij
geen van de ruinen trad wondzwelling op van enige beteke-
nis en alle wonden genazen
per primam. De gemiddelde
grootte van de testikel nam één dag postoperatief toe met 1,3
cm (Zie figuur 1). in het scrotum rond de testikel vormde
zich vanaf de tweede dag oedeem welke op de 4e tot 6e dag
postoperatief maximaal was. Hierdoor was vanaf de 2e tot 6e
dag de testikelgrootte niet meer te meten. De meeste ruinen
lieten hun testikels in het scrotum zakken, wat samen met de
lichte testikelvergroting en het scrotaal oedeem zich liet aan-
zien als een redelijk forse zwelling. Acht tot tien dagen na de
operatie was het oedeem verdwenen en werden de testikels
weer hoger in de lies gedragen. De testikels waren in de post-
operatieve periode en daarna niet pijnlijk bij palpatie en wa-
ren steviger van consistentie. Na 14 dagen was de plasmates-
tosteronconcentratie bij alle ruinen al onder de 40 pg/ml
gedaald. Na de HCG-stimulatietest reageerde geen enkele
ruin met een stijging van de plasma-testosteronconcentratie
(zie figuur 2). De eigenaren beoordeelden het gedrag van de
patiënten als behorend bij een ruin. Alleen één ruin, hoewel
veel rustiger geworden, toonde nog wel interesse voor heng-
stige merries. De testikels waren één jaar postoperatief veel
kleiner geworden ( 4,2 ± 0,7 cm, zie figuur 1) en waren alle
nabij de uitwendige liesopening of halfweg uitwendige lies-
opening en scrotum gelegen. Bij één ruin waren de testikels
niet te voelen. Het scrotum lag bij de ruinen tegen de buik-
wand en os pubis. Uit histopathologisch onderzoek van twee
testikels welke één jaar voordien \'geligeerd\' waren, bleek
dat het testikulaire weefsel vervangen was door bindweefsel
en dat ook de tunica vaginalis pars visceralis niet meer als af-
zonderlijke structuur te herkennen was.

discussie

Door het ligeren van de zaadstreng ontstaat een ischemische
necrose van de gehele testikel, epididymis en tunica vagina-
lis pars visceralis. Hierbij zullen cytokines zoals TNFa vrij-
komen welke verantwoordelijk zijn voor de oedeemvor-
ming. Na de demarcatie zal het lichaam het necrotische
weefsel proberen op te ruimen of in te kapselen. Histo-
pathologisch onderzoek van de restanten van twee \'geli-
geerde\' testikels, welke één jaar postoperatief verwijderd
werden, liet zien dat deze gefibroseerd waren. Hieruit bleek
dat het lichaam het necrotische weefsel had opgeruimd.
Deze gefibroseerde testikels werden verwijderd op verzoek
van de eigenaar vanwege rijtechnische problemen. De pro-
blemen werden hierdoor niet opgelost.
Uit de plasmatestosteronconcentraties bij de 12 hengsten kan
worden vermoed, dat hengsten gecastreerd door middel van
een zaadstrengligatie geen testosteron meer produceren.
Alle eigenaren waren op basis van het gedrag na de operatie
overtuigd dat de hengsten gecastreerd waren. Alleen één ruin
bleef, hoewel hij een stuk rustiger was geworden, interesse
houden in hengstige merries en wilde deze zelfs dekken.
Deze ruin was acht jaar en gebruikt om merries te dekken. De
plasmatestosteronconcentratie van deze ruin was < 25 pg/ml.

Testikelgrootte na het ligeren
van de zaadstreng

-ocr page 40-

zodat deze ruin behoort tot de ideine groep van ruinen die na
de castratie toch hengstengedrag blijft vertonen (11).
Het optreden van een hematoom (4,10) zal bij de zaadstreng-
ligatie minder voorkomen dan bij de andere methoden met pri-
maire wondsluiting, omdat de zaadstreng \'intact\' blijft en om-
dat grote subcutane venen vermeden kunnen worden door de
geringe grootte en iets variabele localisatie van de benodigde
snede. Daarnaast kan bij de castratiemethode waarbij de testi-
kel onbedekt verwijderd wordt (Müller) een bloeding optre-
den uit het mesorchium, wat aanleiding kan geven tot een he-
matoom binnen de begrenzing van de tunica vaginalis (10).
Het aantal is nog te klein om mogelijke complicaties te eva-
lueren. Het lijkt erop dat ten aanzien van de aanzienlijke
scrotum - en preputiumzwelling en chronische funiculitis zo-
als die voorkomen na een halfbedekte castratie (27-30% res-
pectievelijk 3,5-9%), (8,9), een aanzienlijke verbetering te
bereiken zal zijn. Met betrekking tot de wondgenezing lijkt
het resultaat vergelijkbaar of beter dan andere castratieme-
thoden met primaire wondsluiting (1,2,10). De aseptiek, het
perioperatieve antibioticumbeleid en de kortere operatieduur
van de zaadstrengligatie spelen een rol bij het evalueren van
het aantal wondinfecties. Een zaadstrengbloeding en een
prolaps van intestinae is gezien de techniek niet mogelijk en
kan dan ook niet als complicatie optreden.
De zaadstrengligatie leidt tot het verdwijnen van het manne-
lijke gedrag en vermijdt de meest gevreesde complicaties.
Hierdoor zal de zaadstrengligatie zeker een plaats verdienen
naast de andere castratietechnieken.

VETERINARY DENTISTRY
PRINCIPLES AND PRACTICE

Editors: R.B. fViggs, and KB. Lobprise. 1997 Lippincott -
Raven Publishers, 227East Washington Square, Philadelphia,
PA 19106-3780. ISBN0-397-51385-2.

Een boekbespreking kan kort zijn ook al betreft het zoals
hier een nieuw tandheelkundig boek van ruim 750 bladzij-
den. Tandheelkundig instrumentarium, materialen en de
basisgegevens over anatomie, fysiologie en klinisch on-
derzoek wordt in de eerste hoofdstukken besproken.
Vervolgens worden de meest voorkomende tandheelkun-
dige problemen op het gebied van de parodontologie, de
pedodontie, de endodontologie en de orthodontie bespro-
ken. Veel illustraties, foto\'s en tabellen. De restauratieve
mogelijkheden komen uitgebreid aan de orde. In de ove-
rige hoofdstukken worden een aantal onderwerpen behan-
deld die niet in ieder veterinair tandheelkundig boek wor-
den besproken:

literatuur

1. Barber SM. Castration of horses with primary closure and scrotal abla-
tion. Veterinary Surgery 1985; 14: 2-6.

2. Cox JE. Castration of horses and donkeys with first intention healing. Vet
Ree 1984; 115:372-5.

3. Dieleman SJ, Kruip ThAM, Fontijne P, Jong WHR de, and Weijden GC
van der. Changes in oestradiol, progesteron and testosteron concentra-
tions in follicular fluid and in the micromorphology of preovulatory bo-
vine follicles relative to the peak of luteinizing hormone. Journal of
Endocrinology 1983; 97: 31 -42.

4. Hunt RJ. Management of complications associated with equine castra-
tion. Compendium on continuing education for the practicing veterina-
rian 1991; 13: 1835-43.

5. Keller H und Hartmann U. Komplikationsrate verschiedener Kas-
trdtionsverfahren beim Hengst. Der praktische Tierarzt 1996; 77: 802-15.

6. Ensink JM, and Klein WR. Castration of horses and ponies by ligation of
the spermatic cord. Veterinary Surgery 1996; 25: 269.

7. Merkens HW en Rutgers LJE. Een inventarisatie van de castratie van de
hengst aan de hand van een enquête gehouden onder Nederlandse dieren-
artsen. Tijdschr Diergeneeskd 1983; 108: 712-7.

8. Moll HD. Pelzer KD, Pleasant RS, Modransky PD. and May KA. A sur-
vey of equine castration complications. Journal of Equine Veterinary
Science 1995; 15:522-6.

9. Rutgers LJE en Merkens H W. Ervaringen met de halfl^edekte castratie bij
de hengst. Tijdschr Diergeneeskd 1983; 108: 705-11.

10. Rutgers LJE en Merkens HW. Primaire sluiting van de scrotaalwond bij
de castratie van de hengst. Tijdschr Diergeneeskd 1983; 108:717-22.

11. Schumacher J. Surgical disorders of the testicle and associated structures.
Equine Surgery. Philadelphia; Saunders, 1992: 674-703.

12. Velden MA van der, and Rutgers LJE. Visceral prolapse after castration
in the horse; a review of 18 cases. Equine Vet J 1990; 22:9-11.

13. Wildeijans H, and Bossauw B. Inguinal herniation 12 days after a unila-
teral castration with primary wound closure. Equine Vet Pract 1996; 8:
248.

- dental and oral disease in rodents and lagomorphs (knaag-
dieren en konijnen);

- exotic animal oral disease and dentistry;

- oral and dental disease in large animals;

- marketing veterinary dentistry;

- behavioural problems associated with the oral cavity.

Er is zoveel te behandelen in de mondholte bij onze gezel-
schapsdieren, maar er is zo weinig parate kennis. Dit boek
hoort thuis op de boekenplank in iedere dierenartsenprak-
tijk waar tandheelkundige behandelingen worden uitge-
voerd. Dit boek geeft de meest up-to-date informatie.

De prijs $ 49.95 is een prijs die voor de serieus in de tand-
heelkunde geïnteresseerde dierenarts veel waarde zal
brengen. Er wordt dikwijls gesproken over \'de bijbel\'
wanneer er een zeer uitgebreid boek op een bepaald gebied
verschijnt. In de veterinaire tandheelkunde zijn meer boe-
ken verschenen die om deze titel zouden kunnen strijden
maar dit boek verdient die titel zeker. Daarom kan deze
boekbespreking kort zijn. Aanschaffen!

Andries van Foreest

-ocr page 41-

Uit en Voor de praktijk

samenvatting

Op de Universiteitskliniek voor Gezelschapsdieren werd
een twee jaar oude vrouwelijke Burmese kat aangeboden
vanwege periodieke spierzwakte en cervicale ventro-
tlexie. Laboratoriumonderzoek wees uit dat er sprake
was van hypokaliëmie. Gezien het ras, de typische ver-
schijnselen en de hypokaliëmie werd de waarschijnlijk-
heidsdiagnose \'periodieke hypokalemische myopathic\'
gesteld. Dit is een homozygoot recessief overervende aan-
doening bij de Burmees. Suppletie met kalium leidde tot
een volledig verdwijnen van de verschijnselen. In de dis-
cussie worden de mogelijke oorzaken van hypokaliëmie
bij de kat besproken.

summary

Periodic muscle weakness and cervical ventroflexion
caused by hypokalemia in a Burmese cat

A 2-year-oldJemale Burmese cat was referred to the University Hospital of
Companion Animals of Utrecht University because of periodic muscle
weakness and cervical ventroflexion. Laboratory e.xaminations revealed
hypokalemia. The combination of breed, clinical signs and hypokalemia
warranted the diagnosis of periodic hypokalemic myopathy\'. a homozygote
recessive hereditary disease in Burmese cats. Potassium supplementation
resulted in complete disappearance of the signs. Possible causes of hypo-
kalemia in the cat are discussed.

inleiding

Hypokaliëmie is een regelmatig voorkomende afwijking bij
de kat. De belangrijkste oorzaken van hypokaliëmie bij de
kat zijn onvoldoende opname en chronisch nierlijden (4).
Andere ziekten die met hypokaliëmie gepaard kunnen gaan
zijn leveraandoeningen, diabetes mellitus, het feliene urolo-
gisch syndroom en hyperthyreoïdie (4,9).
Alhoewel het extracellulaire kalium slechts een fractie is van
de totale hoeveelheid kalium in het lichaam, is de extracellu-
laire kaliumconcentratie van groot belang voor de neuro-
musculaire functie. Hypokaliëmie kan bij de kat dan ook lei-
den tot typische neuromusculaire problemen, zoals spier-
zwakte en cervicale ventroflexie. Deze combinatie van ver-
schijnselen is beschreven als hypokalemische polymyopa-
thie (2,6).

Bij de Burmees is periodieke hypokalemische myopathic be-
schreven als een homozygoot recessief overervende aandoe-
ning (8). De exacte Pathogenese van deze aandoening is ech-
ter nog onbekend. In dit artikel worden het klinische beeld en

\' Destijds differentiatie co-assistent hij de Vakgroep Geneeskunde van Gezelschaps-
dieren. thans werkzaam ais waarnemend dierenarts.
^ Specialist interne geneeskunde en universitair docent. Vakgroep Geneeskunde van
Gezelschapsdieren, Faculteit der Diergeneeskunde, Universiteit Utrecht, Postbus
80154, 3508 TD Utrecht (tevens correspondentie-adres}.

de therapie van een Burmees met periodiek optredende
spierzwakte en cervicale ventroflexie ten gevolge van hypo-
kaliëmie beschreven.

casuïstiek

Tijdschr Diergeneeskd I99H: 123: 435-7

PERIODIEKE SPIERZWAKTE EN CERVICALE VENTROFLEXIE
TEN GEVOLGE VAN HYPOKALIËMIE BIJ EEN BURMESE KAT

E. Lantinga\\ H.S. Kooistra^ en J.J. van Nes^

Een twee jaar oude vrouwelijke Burmese kat van 2,3 kg werd
aangeboden op de Universiteitskliniek voor Gezelschaps-
dieren (UKG) in Utrecht vanwege een naar ventraal gebogen
houding van de kop en een afwijkende locomotie. Deze ver-
schijnselen waren de dag ervoor binnen een uur ontstaan.
Toen de poes een halfjaar oud was, had ze soortgelijke ver-
schijnselen vertoond, maar deze waren na een paar dagen
weer spontaan verdwenen. Uit de anamnese bleek verder dat
de poes een goede eetlust had en een commercieel katten-
voer zonder toevoegingen te eten kreeg, en geen braken,
diarree of polyurie/polydipsie vertoonde.
Lichamelijk onderzoek gaf een alerte poes te zien. De vacht
was dof en schilferig en de poes vertoonde beiderzijds my-
driasis. Tevens werden een kromming van de hals naar ven-
traal, hypermetrie van de voorpoten, parese posterior en
ataxie vastgesteld. Passieve bewegingen van de hals waren
soepel uit te voeren en zonder pijnuitingen. De resultaten van
het laboratoriumonderzoek (Tabel 1) waren allemaal binnen
de referentiewaarden, met uitzondering van de plasmakali-
umconcentratie die duidelijk te laag was.

Tabel 1. Resultaten van het bloedonderzoek bij een twee jaar oude vrou-
welijke Burmese kat met periodieke spierzwakte en cervicale ventroflexie
bij aanbieden op de Universiteitskliniek voor Gezelschapsdieren.

Natrium (mmol/l

145

(146-156)

Kalium (mmol/1

2,3

(3,4-5,2)

Calcium (mmol/1)

2,35

(2,3-2,6)

Ureum (mmol/1

7,4

(5,9-12,5)

Kreatinine (umol/1)

102

(71-120)

Ammoniak (ven, umol/1)

35

pH (ven)

7,340

(7,206-7,369)

pC02 (ven, kPa)

6,14

(3,83-6,21)

HCO3 (ven, mmol/1)

25,2

BE (ven, mmol/1)

-0,4

(-10--4)

Besloten werd de hypokaliëmie te corrigeren met subcutaan
toegediend kaliumchloride (KCl 1 mEq/ml). De hoeveelheid
toe te dienen mEq KCl werd berekend met de formule: (4,3 -
actuele plasmakaliumconcentratie in mmol/1) x 0,6 x li-
chaamsgewicht. Het plasmakaliumgehalte werd dagelijks
gecontroleerd en afhankelijk van de uitslag gecorrigeerd,
aanvankelijk subcutaan later oraal (Figuur 1). De houding
van de hals en de locomotie normaliseerden in de loop van de
eerste twee dagen van de behandeling (dag I en dag 2), on-
danks het feit dat de plasmakaliumconcentratie op deze da-
gen nog steeds te laag was. Op dag 4 werd voor de eerste
maal een plasmakaliumconcentratie binnen de referentie-
waarden vastgesteld. Aangezien het ook klinisch goed ging
met de poes werd ze uit de UKG ontslagen en werd de eige-
naar het advies gegeven dagelijks oraal 4 mEq kalium toe te

-ocr page 42-

dienen, attent te zijn op de verschijnselen passend bij hypo-
kaliëmie en regelmatig het plasmakaliumgehalte te laten
controleren. Twaalf en twintig dagen na de start van de be-
handeling was de plasmakaliumconcentratie respectievelijk
4,1 mmol/1 en 3,6 mmol/1. Een jaar na ontslag uit de kliniek
maakt de Burmese kat het nog steeds erg goed en hebben
zich geen aanvallen van spierzwakte en cervicale ventro-
flexie meer voorgedaan.

O 3

E
E

.. 2

Dl

D2

D4

D5

O L

D3

Dagen

Figuur 1. Plasmaconcentraties van kalium bij een Burmees met hypokalie-
mie gedurende de eerste 5 dagen van de substitutietherapie met KCI.

DISCUSSIE

Kalium is het belangrijkste intracellulaire kation. Door mid-
del van actief transport door een natrium/kalium (ATPase)
pomp in een celmembraan wordt de intracellulaire kalium-
concentratie gehandhaafd die ongeveer veertig maal zo groot
is als de extracellulaire kaliumconcentratie. Alhoewel ex-
tracellulair kalium dus slechts een fractie (± 2%) uitmaakt
van de totale hoeveelheid kalium in het lichaam, is de ex-
tracellulaire kaliumconcentratie van groot belang voor de
neuromusculaire functie. De ratio tussen de extracellulaire en
intracellulaire kaliumconcentratie is bepalend voor de mem-
braanpotentiaal over de celmembraan. Aangezien de ex-
tracellulaire kaliumconcentratie relatief laag is, hebben
kleine veranderingen in de extracellulaire kaliumconcentratie
een grote invloed op deze ratio, en dus een grote invloed op de
prikkelbaarheid van tal van weefsels. Bij hypokaliëmie is de
ratio [lC
,in,„cellulair)]/[K(extracellulair)] ^oog met als gevolg een
lagere rustpotentiaal (sterker negatief) over de celmembraan
en een groter verschil met de drempelwaarde. Dit zal zich met
name uiten in een verminderde prikkelbaarheid van spieren
en dus als spierzwakte. Hypokaliëmie kan ook leiden tot een
verminderde doorbloeding van de spieren, waardoor er bij
spierarbeid eerder wordt overgeschakeld op de anaërobe gly-
colyse, met als mogelijk gevolg beschadiging van het spier-
weefsel (rhabdomyolyse) en een sterke stijging van de con-
centratie kreatinine-pyruvaat kinase (CFK) in het bloed (5,6).
In het ECG kunnen aanwijzingen worden gevonden voor een
hypopolarisatie van de hartspier, namelijk depressie van het
ST-segment, verlenging van het QT-interval en een bifasi-
sche T-top met een kleinere amplitude (10).
Bij de Burmees is ook een homozygoot recessief overer-
vende aandoening (8) beschreven die bekend staat als perio-
dieke hypokalemische myopathic (1,5,7,8). De eerste aanval
bij dit specifieke ziektebeeld ontstaat meestal op een leeftijd
van drie tot twaalf maanden. Een aanval begint plotseling en
kan twee tot drie weken aanhouden. In de periode tussen
deze aanvallen is de poes vrij van verschijnselen. De ver-
schijnselen zijn cervicale ventroflexie, hypermetrie anterior,
ataxie, parese posterior, wijdbeens lopen met de achterpoten
en mydriasis. Daarnaast kunnen de dieren achterblijven in de
groei en is de vachtkwaliteit vaak slecht, hetgeen ook bij de
hier beschreven Burmese kat het geval was. Sterfte ten ge-
volge van complicaties van de hypokaliëmie kan optreden.
De exacte pathogenese van periodieke hypokalemische my-
opathic bij de Burmese kat is nog onbekend.
De verschijnselen van de door ons beschreven Burmese kat
laten zich goed verklaren door een hypokaliëmie maar zou-
den ook kunnen passen bij een halspijnlijkheid door bijvoor-
beeld trauma of neoplasie van de cervicale wervelkolom, hy-
pervitaminose A of thiaminedeficiëntie. Echter, bij de
Burmese kat waren de passieve bewegingen van de hals soe-
pel en zonder pijnuitingen uit te voeren. De kat kreeg nooit
rauwe lever en/of vis te eten hetgeen hypervitaminose A on-
waarschijnlijk maakt. Thiaminedeficiëntie is erg onwaar-
schijnlijk omdat er geen sprake was van verminderde eetlust
voorafgaande aan de verschijnselen. Bovendien ontbraken
de karakteristieke atactische kopbewegingen.

Dat de verschijnselen al normaliseerden in de loop van de
eerste en tweede dag van de substitutietherapie (dag 1 en dag
2), terwijl de plasmakaliumconcentratie op die dagen nog
steeds te laag was, kan worden verklaard uit het gegeven dat
het extracellulaire kalium slechts een fractie is van de totale
hoeveelheid kalium in het lichaam en de plasmakaliumcon-
centratie geen directe informatie geeft over de intracellulaire
kaliumconcentratie.

De relatie tussen plasmakalium en cellulair kalium is com-
plex en wordt door talloze factoren beïnvloed (Tabel 2),
waaronder de zuurbase-balans.

Tabel 2. Oorzaken van hypokaliëmie.

1. Gastro-intestinaal

a. onvoldoende opname

b. braken

c. diarree

2. Renaal

a. metabole alkalose

b. diurectica. osmotische diurese

c. verhoogde aldosteronsecretie

d. glucocorticoïdovermaat

e. tubulaire aandoeningen

3. Shift van kalium naar intracellulair (redistributie)

a. insuline, b-adrenerge catecholaminen

b. alkalose

Een overmaat aan kalium verlaat het lichaam voornamelijk
via de nieren. In de nier wordt kalium vooral uitgescheiden in
de distale tubuli en de verzamelbuizen. De kaliumexcretie
wordt bepaald door de kaliumconcentratie in de tubuluscel-
len, de elektrochemische gradiënt over de tubuluscel, de
plasma-aldosteronconcentratie, en de flow van de urine in de
distale tubulus. Vele diuretica verhogen het volume, en dus
de flow, in distale tubuli en versterken daarmee de kaliumex-
cretie. Ook bij katten met chronisch nierlijden wordt nogal
eens een hypokaliëmie vastgesteld (2,3,4). De toegenomen
flow in de distale tubulus is één van de verklaringen hiervoor.

-ocr page 43-

CONCLUSIE

Geconcludeerd kan worden dat bij verschijnselen van spier-
zwakte bij de kat gedacht moet worden aan de mogelijkheid
van hypokaliëmie. Met name bij een Burmees met hypoka-
liëmie moet de diagnose periodieke hypokalemische myopa-
thie in overweging worden genomen.

y

Figuur 2. Karakteristieke houding van een kat met hypokaliëmie.
(Tekening: Bart van de Kolk)

LITERATUURLIJST

1. Blaxter AC, Lievesley P, Gruffydd-Jones T, and Wotton P. Periodic
muscle weakness in Burmese kittens. Vet Ree 1986; 118: 619.

2. Dow SW, LeCouteur RA, Fettman MJ, and Spurgeon T. Potassium de-
pletion in cats: Hypokalemic myopathy. J Am Vet Med Assoc 1987;
191: 1563-8.

3. Dow SW, Fettman MJ, Curtis CR, and LeCouteur RA. Potassium de-
pletion in cats: renal and dietary influences. J Am Vet Med Assoc
1987; 191: 1569-75.

4. Dow SW, Fettman MJ, Curtis CR, and LeCouteur RA. Hypokalemia
in cats: 186 cases (1984-1987). J Am Vet Med Assoc 1989; 194: 1604-
8.

5. Dow SW, and LeCouteur RA. Hypokalemic polymyopathy of cats. In
\'Current veterinary therapy X\', small animal practice. Ed. Kirk. WB
Saunders,Philadelphia 1989: 812-5.

6. Grevel V, Opitz M, Steeb C und Skrodzki M. Myopathie infolge
Kaliummangels bei acht Katzen und einem Hund. Berl Münch
Tierärtztl Wschr 1993; 106: 20-6.

7. Jones BR, and Alley MR. Hypokalemic myopathy in Burmese kit-
tens. NZ Vet J 1988; 36: 150-1.

8. Mason K. A hereditary disease in Burmese cats manifested as an epi-
sodic weakness with head nodding and neck ventroflexion. J Am
AnimHosp Assoc 1987; 42: 147-51.

9. Nemzek JA, Kruger JM, Walshaw R, and Hauptman JG. Acute onset
of hypokalemia and muscular weakness in four hyperthyroid cats. J
Am Vet Med Assoc 1994; 205: 65-8.

10. Senior DF. Fluid therapy, electrolytes and acid-base control. In
\'Textbook of Veterinary Internal Medicine\'. Eds. SJ Eninger and EC
Feldman. WB Saunders,Philadelphia 1995; 303-4.

VOGELS

Relerater

Het houden van gezelschapsvogels verhoogt niet
het risico op longkanker in tegenstelling tot roken

A. Morahia, S. Stellman, L.H. Lumey en E.L. Wynder.
British Journal of Cancer 1998; 77 (3): 501-4.

Als reactie op de artikelen en dissertatie van de
Nederlandse huisarts Holst (P.A.J. Holst. Gezondheids-
risico\'s van huisvogels. Delft: Eburon, 1987. Proefschrift
Utrecht; zie ook Holst, PAJ. Bind keeping as a source of
lung cancer and other human diseases. Intern, Archives of
occupational and Environmental Health Supplement;
Springer Verlag, Berlin, 1991) over de relatie tussen het
houden van vogels en het optreden van longkanker dat
zo\'n tien jaar geleden het nodige stof heeft doen opwaaien
zijn er een aantal onafhankelijke aanvullende studies ver-
richt. Bij sommige van deze studies kon een verhoogd re-
latief risico worden aangetoond, bij andere niet.

Het onlangs in het British Journal of Cancer gepubliceerde
artikel beschrijft de resultaten van een recente case-control
studie verricht bij patiënten uit ziekenhuizen uit New York
city en Washington DC. Nieuw gediagnosticeerde geval-
len van longkanker (n=887) werden vergeleken met in de-
zelfde periode aangeboden controlepatiënten (n=I350)
van dezelfde leeftijd en sekse met ziekten niet gerelateerd
aan roken. Er werd geen verband aangetoond tussen het
ooit houden van vogels en longkanker. Voor mannen was
de odds-ratio 0.70 (95% betrouwbaarheidsinterval 0.15-
3.17), voor vrouwen 1.32 (0.65-2.70) bij nooit-rokers.
Voor mannen en vrouwen tezamen 1.18 (0.63-2.23). Voor
rokers en niet-rokers gecombineerd na correctie voor ooit
roken waren deze getallen voor mannen 1.27 (0.87-1.26),
voor vrouwen 1.17 (0.83-1.64) en gecombineerd 1.21
(0.92-1.59). Zoals verwacht was het risico voor longkan-
ker zo\'n tien maal groter bij rokers. Het risico was even
groot bij rokers die geen vogels hielden als bij rokers die
wel vogels hielden (odds-ratio: 9.5). Het houden van ge-
zelschapsvogels (papegaai-achtigen en kanaries) bleek in
tegenstelling tot roken dus geen risicofactor voor longkan-
ker.

Dit onderzoek toont eens te meer aan dat de stelling van
Holst dat 4000 van de 8000 sterfgevallen ten gevolge van
longkanker te wijten zouden zijn aan door huisvogels ver-
oorzaakte stofdeeltjes niet door Amerikaanse gegevens
kan worden ondersteund. Zijn voorbarige conclusies zijn
in Nederland indertijd helaas een eigen leven gaan leiden.

J. T. Lumeij

-ocr page 44-

INTERVIEW: JOS GOEBBELS, PLAATSVERVANGEND HOOFDINSPECTEUR VHI

NEDERLANDSE DIERENARTS OP HOGE POST IN
NIEUW-ZEELAND

Berichten en verslagen

Goebbels heeft tot nu toe een aparte
carrière doorlopen, hetgeen ongetwij-
feld ook te maken heeft met zijn moti-
vatie om diergeneeskunde te gaan stu-
deren: \'Ik wilde eigenlijk bioloog
worden vanwege mijn wetenschappe-
lijke interesse voor het dierenrijk. Om-
dat planten mij niet zo boeiden, koos ik
voor diergeneeskunde.\' Het is niet ver-
wonderlijk dat deze collega, die dus
niet als hoogste doel \'dieren beter ma-
ken\' had, in de vleeskeuring terecht
kwam, want zijn oom was keurmeester
en hij heeft nogal wat slagers in de fa-
milie. Goebbels: \'De praktijk heeft mij
nooit zo getrokken.\'

VLEESKEURING

Tot september \'85 werkte hij in de
vleeskeuring bij de gemeente Leeuw-
arden. De keuringskring omvatte te-
vens de Waddeneilanden, dus het was
boeiend en afwisselend werk. Ook res-
taurants controleren behoorde toen
nog tot de taak van de keuringsdieren-
arts (nu ondergebracht bij de Inspectie
Gezondheids-Bescherming (IGB), be-
ter bekend onder de oude naam Keu-
ringsdienst van Waren). De vleeskeu-
ring werd gereorganiseerd. Alle ge-
meentelijk diensten werden samenge-
bald tot één landelijke dienst van het
ministerie van Landbouw, Natuurbe-
heer en Visserij (LNV): de RVV.
Goebbels heeft het maar negen maan-
den meegemaakt, want hij nam een
carrièresprong naar de VHI en trad dus
in dienst bij het ministerie van Wel-
zijn, Volksgezondheid en Cultuur
(WVC), thans Volksgezondheid, Wel-
zijn en Sport (VWS). Hij werd er toe-
gevoegd inspecteur, sectie vleeskeu-
ring.

Hij heeft veel internationaal werk ge-
daan - de VHI heeft een adviserende en
controlerende taak op het gebied van
w etgeving die met de veterinaire volks-
gezondheid te maken heeft - en heeft
een denkomslag helpen bewerkstelli-
gen in de veterinaire inspectie: \'Toen ik
bij de VHI in dienst trad, verliepen de
inspecties weinig gestuurd. Tegen-
woordig worden ze projectmatig en
doelgericht uitgevoerd.\' Goebbels ver-
telt met enige trots dat er een volledig
geautomatiseerd inspectiesysteem is
opgezet dat regionale en landelijke ten-
densen zichtbaar kan maken. De in-
specteurs werken daartoe met gestan-
daardiseerde inspectieformulieren. \'We
houden ook gezamenlijke inspecties
om de uniformiteit te verhogen\', aldus
de plaatsvervangend Hoofdinspecteur.

En wat bleek al snel? De gekozen lijn -
landelijke acties naar aanleiding van
gesignaleerde knelpunten en een lik-
op-stukbeleid - leverde een veel beter
en sneller resultaat op. Reden waarom
de RVV nu ook een geautomatiseerd
inspectiesysteem heeft ingevoerd ten
behoeve van de vleeskeuring.

Hij is in 1955 geboren te Boclioltz - in het allerzuidelijkste puntje van
Limburg - en spreekt dus met een uiterst charmant accent: Jos H.G.
Goebbels, plaatsvervangend Hoofdinspecteur van de Veterinaire Hoofd-
inspectie. De reden voor zijn gesprek met de redactie van het
Tijdschrift voor
Diergeneeskunde
is een wel heel uitzonderlijke aanstelling in Nieuw-Zeeland
voor een periode van drie jaar. Hij wordt er national manager van de
Verification Agency, een soort combinatie van de Rijksdienst voor de Keuring
van Vee en Vlees (RVV) en de Neterinaire Hoofd Inspectie (V^HI) in
Nederland. Goebbels moet er vorm geven aan een ingrijpende reorganisatie
van de dienst met pakweg 240 dierenartsen en 50 keurmeesters. In dit inter-
view een voorproefje van zijn plannen.

Door Sophie Deleu

RICHTLIJNEN

Wat hield het internationale werk dan
zoal in? Goebbels vertelt dat de VHI
zich mede bezighoudt met de totstand-
koming van richtlijnen (op het gebied
van dierproeven, zoönosen en dierge-
neesmiddelen/residuen): \'Ikzelf ben
vooral geïnteresseerd in de relatie
overheid^edrijfsleven als het gaat om
de bescherming van de consument. In
mijn ogen is het bedrijfsleven verant-
woordelijk voor de veiligheid van hun
producten en moet de overheid alleen
toezicht houden, met een beperkt aan-
tal mensen. Deze discussie wordt na-
tuurlijk ook internationaal gevoerd.\'
Bij de vleeskeuring is de overheidsbe-
moeienis traditioneel heel groot. Elk
slachtdier wordt gecontroleerd. De
discussie of dit zo moet blijven, loopt
nu al enkele jaren. \'De overheid ziet in
dat het huidige keuringssysteem on-
voldoende effectief en bovendien in de
toekomst moeilijk vol te houden is.
We moeten dus onderzoeken of de
vleeskeuring zoals die nu wordt uitge-
voerd, daadwerkelijk bijdraagt aan de
bescherming van de consument. Zo
niet, dan kunnen we het geld beter an-
ders besteden ter bescherming van de
consument.\'

De VHI streeft ernaar de verantwoor-
delijkheid voor de voedselveiligheid
neer te leggen bij de producent. \'Wij
hebben bijvoorbeeld erg aangedron-
gen op de oprichting van de Stichting
Kwaliteitscontrole Vleeskalveren, die
nu internationaal als voorbeeld dient.
Producenten die bij de deze stichting
aangesloten zijn, dragen er met een
stelsel van zelf-opgelegde sancties
zorg voor dat hun vlees geen verboden
groeibevorderaars bevat.\'

VOLGENDE EEUW
De vraag \'hoe ziet de keuring eruit in
de volgende eeuw?\' is momenteel erg
actueel. Goebbels: \'Je ziet dat de be-
strijding van zoönosen nu prioriteit
heeft boven de bestrijding van dier-
ziekten, mede in verband met de BSE-
affaire. Daar waar dierziekten vooral
afzetbelangen schaadt, kunnen zoöno-
sen een geweldige deuk in het vertrou-
wen van de consument veroorzaken,
waarvan de gevolgen veel groter zijn

-ocr page 45-

en langer duren.\' Goebbels glimlacht:
\'Alhoewel, met al het geld dat in de be-
strijding van varkenspest gestoken is,
hadden we al tien keer salmonellavrij
kunnen zijn.\'

Men is natuurlijk huiverig om de oude,
vertrouwde manier van keuren te ver-
laten? \'Ja, en dat is maar goed ook, je
moet geen oude schoenen weggooien
voordat je nieuwe hebt,\' aldus Goeb-
bels. \'Maar ik zou er toch voor pleiten
dat de overheid de discussie over
voedselveiligheid aangaat met de con-
sument. Voedingsmiddelen zijn nu
eenmaal niet honderd procent veilig.
Dat is onmogelijk. Maar de consument
denkt van wel; hij denkt dat de over-
heid garant staat voor zijn veiligheid.
Als er iets mis is met vlees of melk, is
er direct een vertrouwenscrisis in de
overheid. Dat zou eigenlijk niet moe-
ten, want het is niet de overheid die op
dat moment in gebreke blijft, maar de
producent. De consument heeft boven-
dien recht op informatie over de ri-
sico\'s die hij loopt. Het is in mijn ogen
wel een verantwoordelijkheid van de
overheid om die informatie te geven.\'
Goebbels legt uit dat BSE het openen
van die discussie nog moeilijker heeft
gemaakt, doordat dit een fatale en in-
gewikkelde ziekte betreft, die gemak-
kelijk paniekreacties oproept. \'Toch
denk ik dat we op zekere dag open
kaart moeten spelen. De consument
heeft ook een verantwoordelijkheid:
hij moet de producten op de juiste ma-
nier behandelen.\'

Als het aan Goebbels ligt, wordt de
vleeskeuring dus ongeveer als volgt:
het bedrijfsleven wordt vastgepind op
de productie van veilige voedingsmid-
delen, waarbij de overheid definieert
wat veilig is, en de overheid contro-
leert niet de producten, maar de manier
waarop ze gemaakt worden (systeem-
controle). De consument wordt beter
opgeleid in het beoordelen en behan-
delen van dierlijke voedingsmiddelen.

HOE CONTROLEREN?
Deze manier van denken sluit ook aan
bij de manier van denken in andere
sectoren van de maatschappij. Voe-
dingsmiddelen onderscheiden zich
echter van andere producten doordat
ze aanvankelijk deel uitmaken van een
levend dier. Deze dieren worden ver-
spreid over het land gehouden in klei-
nere en grotere groepen. Hoe wil je dat
als overheid het productiesysteem
controleren zonder de nadruk te leggen
op de keuring aan de slachtlijn (of een
decontaminatiefase in te bouwen, zo-
als bij melk)? Goebbels: \'Het is de be-
doeling onder andere de practicus in te
schakelen bij de productiefase. Deze
moet een houderij systeem kunnen be-
oordelen op veiligheid voor de consu-
ment.\'

Is dat wel nodig en komt de practise-
rend dierenarts daarbij niet in een on-
mogelijke positie terecht? \'Nou,\' be-
gint Goebbels.\' Tot heil van mens en
dier krijgt wel een andere dimensie
voor de practicus... En ja, het is inder-
daad nodig. Vroeger was de afstand
boer-consument klein. Nu krijgt hij
nauwelijks nog feedback over zijn pro-
duct. Er moet een (controle)schakel
tussen en de dierenarts is de enige die
een link kan leggen tussen de gezond-
heid van mens en dier.\'
Maar dat heeft grote consequenties!
\'Jazeker, want de dierenarts zal anders
moeten leren denken. We zijn natuur-
lijk \'curatief opgeleid. Dierenartsen
zijn echte doeners; het strategisch den-
ken - nodig om gevolgen van beslissin-
gen te overzien - is zeker niet overge-
cultiveerd.\' Goebbels voorziet dat het
grootste knelpunt zal zijn dat de practi-
cus gewend is problemen op te lossen
voor de boer. \'Practici zullen erop aan
moeten dringen dat de boer zelf de kost
verdient en dûs zelf om de veiligheid
van de consument denkt.\' Dat vraagt
van de dierenarts een nieuwe kijk op
zijn vak: Van belastingadviseur naar
accountant.

Toch heeft de inspecteur er alle ver-
trouwen in: \'Ach, we moeten als die-
renartsen eens van dat minderwaardig-
heidscomplex af en onze autoriteit als
deskundige doen gelden. En niet te
bang zijn voor veranderingen.\'

NIEUW-ZEELAND
Nu over Nieuw-Zeeland. Wat gaat
Goebbels daar precies doen? \'Ik ben
voor drie jaar aangenomen als national
manager van de zogenaamde Veri-
fication Agency (Ministry of Agricul-
ture en Forrestry). Deze dienst, die nog
het meeste lijkt op onze RVV, is be-
staat uit een groep keurmeesters (50)
en een groep dierenartsen (240). De
dienst houdt toezicht op de keuring
van vlees, zuivel en vis en op de auto-
controle van bedrijven (in Nederland
mede een taak van de VHI).\' Goebbels
is gevraagd om een zodanige structuur
aan te brengen in deze dienst, dat er de-
len van het toezicht geprivatiseerd
kunnen worden, los van het toezichts-
gedeelte (een Nederlands idee, zie rap-
port Hendriks-De Zeeuw). Verder
moet de vleeskeuring zodanig gestan-
daardiseerd worden dat iedereen haar
op dezelfde manier uitvoert. Dit vergt
de opzet van een kwaliteitssysteem
voor de dienst. \'En de mensen zullen
hun baas moeten leren kennen, dus het
wordt veel reizen...\' Goebbels heeft
ook vele plannen voor de uitwisseling
van kennis tussen Nederland en
Nieuw-Zeeland: \'Ik hoop dat we een
aantal dierenartsen van de RVV een
stage kunnen aanbieden in Nieuw-
Zeeland.\'

Na drie jaar komt Goebbels gewoon
weer terug bij de VHI. Gewoon, maar
wel een schat aan ervaring rijker! \'Nou
ja,\' geeft hij toe \'het ministerie vond
het ook een hele eer dat een Neder-
lander gevraagd werd voor deze func-
tie, dus ze hebben de beslissing met die
terugkomgarantie wat makkelijker ge-
maakt. De Nieuw-Zeelandse econo-
mie drijft voor een zeer groot gedeelte
op vis, zuivel en vlees, dus het is heel
bijzonder dat ze een dergelijke belang-
rijke dienst dooreen buitenlander laten
leiden.\'

Een interessante kans, die Goebbels
als het ware in de schoot gevallen is.
Hij maakt er met zijn kennis en erva-
ring, maar vooral ook met zijn Lim-
burgse charme, ongetwijfeld een suc-
ces van. De redactie van het Tijdschrift
neemt geen afscheid van hem, alvo-
rens afgedwongen te hebben dat er één
keer per kwartaal een verslag van zijn
activiteiten in het Nieuw-Zeelandse
geschreven wordt. We horen dus nog
van hem!

-ocr page 46-

Epidemiologie van BSE

De eerste presentatie werd verzorgd
door John Wilesmith, Hoofd van de
Afdeling Epidemiologie van het Central
Veterinary Laboratory in Weybridge,
Groot-Brittannië. Hij gaf een overzicht
van de epidemiologie van BSE (zie
Tijdschrift voor Diergeneeskunde,
1996; 121 (20): 590-592). Momenteel
worden er in Groot-Brittannië wekelijks
ongeveer 70 tot 90 dieren verdacht van
BSE. Een deel hiervan (15-20%) blijkt
gelukkig negatief te zijn bij post-mor-
tem onderzoek. Dit percentage stijgt
nog steeds. Het aantal nieuwe BSE-po-
sitieve bedrijven bedroeg in 1997 nog
380. Dit is inmiddels aanzienlijk lager
dan de 2577 in 1988 en de 7248 in het
piekjaar 1992. Epidemiologisch onder-
zoek heeft inmiddels onomstotelijk aan-
getoond dat onvoldoende verhit vlees-
en beendermeel de oorzaak is geweest
van de BSE-uitbraak in Engeland. Sinds
maart 1996, het moment waarop BSE in
verband gebracht werd met een nieuwe
vorm van Creutzfeld-Jacob Disease
(CJD) bij de mens, mag er géén zoog-
diermateriaal meer worden vermengd in
diervoeder. Momenteel wordt onder-
zocht of BSE op een andere wijze kan
worden overgebracht. Er zijn geen aan-
wijzingen dat horizontale transmissie
een rol speelt, maar het is wel gebleken
dat tussen de O en 13% van de BSE-ge-
vallen, die na de maatregelen (\'BAB-
cases\': bom after the ban) zijn gevon-
den, via het moederdier wordt over-
gebracht (matemale transmissie). Door
middel van typering is ook aangetoond
dat BSE verwant is aan spongiforme en-
cefalopathieën (Transmittable Spon-
giform Encefalopathy, TSE) bij andere
diersoorten, waaronder de kat (al 81 ge-
vallen). Van de klassieke vorm van CJD
bij de mens is géén dierlijk reservoir
aanwezig.

Op woensdag 3 juni 1998 organiseerde het ID-DLO in Lelystad een seminar
met als onderwerp de laatste stand van zaken met betrekking tot de risico\'s
van BSE. Vanzelfsprekend waren er ook sprekers uit Engeland aangetrok-
ken, waar de meeste ervaring en kennis op dit gebied aanwezig is. Er kan ge-
concludeerd worden dat men in Groot-Brittannië langzaam uit de problemen
begint te komen; de verhitting volgens de EU-Richtlijn in combinatie met de
\'specific risk material list\' speelt een belangrijke rol in de bestrijding. Verder
wordt de spraakmakende EU-Richtlijn met allerlei verboden afgezwakt en de
ingangsdatum ervan is uitgesteld.

Door P.A.M. Overgaauw

LAATSTE STAND VAN ZAKEN OP HET GEBIED VAN BSE

ID-DLO SEMINAR: BSE RISK ASSESSMENT

Risico op BSE-infectie

De TSE-specialist Richard Kimberiin
besprak de risico\'s voor het oplopen van
BSE. Vreemd genoeg blijkt niet meer
dan gemiddeld 2% van de koeien op een
positief bedrijf met BSE besmet te zijn.
Er moeten dus redenen zijn waarom
deze dieren gevoeliger zijn dan de rest.
De hypothese dat erfelijke factoren een
rol spelen, kan inmiddels worden ver-
worpen. Momenteel luidt de verklaring
dat dit een gevolg is van de mate van
blootstelling aan de infectie.
Scrapie bij schapen en geiten wordt be-
schouwd als de oorspronkelijke oorzaak
van BSE. Het feit dat in andere landen
dan Groot-Brittannië de incidentie van
BSE meer dan 10.000 keer lager is,
wordt verklaard door de grote schapen-
populatie in Groot-Brittannië in combi-
natie met endemisch voorkomende
scrapie. Het gebruik van destructiema-
teriaal van herkauwers voor herkauwers
waarbij het scrapie agens het in Enge-
land toegepaste verhittingsproces kon
overleven, speelt waarschijnlijk ook een
rol.

Scrapie en bestrijdingsmaatregelen

Één dag voor zijn promotie liet Bram
Schreuder, onderzoeker bij het ID-
DLO, enkele onderzoeksresultaten zien
op het gebied van scrapie en BSE.
Navraag bij ongeveer 10.000 schapen-
houders in Nederland naar de bekend-
heid over en de incidentie van scrapie,
wees uit dat veel eigenaren de aandoe-
ning niet kenden. Degenen die bekend
zeiden te zijn met het ziektebeeld, zagen
scrapie gemiddeld bij ongeveer 1 op de
1000 dieren per jaar optreden. Inmid-
dels is het zogenaamde scrapie-bestrij-
dingsplan van start gegaan waarmee
niet alleen de verwekker uitgeroeid
moet worden, maar waarmee ook fok-
dieren geselecteerd worden die onge-
voelig zijn voor de aandoening.
Een tweede onderwerp betrof de inacti-
vatie van, met BSE en scrapie besmet,
destmctiemateriaal. Voor en na ver-
schillende verhittingsprocedures wer-
den er muizen experimenteel besmet en
daarna enkele jaren vervolgd. Het bleek
dat de temperatuur en verhittingsduur
volgens de Europese Richtlijn 90/667
(20 minuten bij 133T), voldoende
waarborgen biedt bij de inactivatie van
beide ziekte-oorzaken, zeker in samen-
hang met de getroffen SRM (specific
risk material) maatregelen.

Europese regelgeving

Als afgevaardigde van de Europese
Commissie (Directoraat Generaal VI),
lichtte Isabelle Peutz de achtergronden
toe van de diverse Verordeningen en
Richtlijnen die in de loop van de jaren
naar aanleiding van de BSE zijn afge-
kondigd. De EC Technical Committee
stelde in september 1997 vast dat het
BSE-prion identiek is aan CJD. Hierop
is in december 1997 de \'specific risk
material list\', waarop onder andere al
hersenen, ogen en ruggenmerg werden
vermeld, uitgebreid met de wervelko-
lom, darmen en longen. De ingangsda-
tum van de opschudding wekkende
Richtlijn 97/534/EC, waarin onder an-
dere het totaalverbod op het gebmik van
vlees- en beendermeel, talk en gelatine
(in bijvoorbeeld cosmetica, medicijnen
enzovoort) werd geregeld, is om econo-
mische redenen uitgesteld tot 1 januari
1999. Waarschijnlijk zal, ten behoeve
van essentiële medicijnen, het verbod
op gelatine worden afgezwakt door de
schedel en wervelkolom als uitgangs-
materiaal uit te sluiten.

Analytical modelling

Tenslotte presenteerde Aline de
Koeijer, werkzaam bij het ID-DLO, de
resultaten van zogenaamd \'analytical
modelling\'. Hiermee is het mogelijk
om, met de Engelse situatie als referen-
tie, een algemeen wiskundig model te
ontwikkelen waarmee de verspreiding
van BSE in beeld kan worden gebracht.
Ook kan hiermee voor andere landen

-ocr page 47-

dan Engeland de kans op uitbraken wor-
den berekend.

De daaropvolgende discussie was le-
vendig en er kan geconcludeerd worden
dat op deze wijze is voorzien in de be-
hoefde om vanuit verschillende invals-
hoeken bijgepraat te worden over de
snelle ontwikkelingen op het gebied van
BSE.

ERADICATIE VAN COCCIDIOSE NIET REALISTISCH

P. Oostenbach, product manager bij
Hoechst Roussel Vet, behandelde het
shuttle-beleid van voerfabrikanten. Hij
benadrukte dat eradicatie van cocci-
diose niet realistisch is. Insleep vanuit
de omgeving is niet te voorkomen en
er bestaan op dit moment geen midde-
len die in staat zijn de aanwezige be-
smettingsdruk volledig te elimineren.
Hij concludeerde dat een monitorings-
programma noodzakelijk is om tot een
goed onderbouwd anticox-beleid te
komen. Hoechst toonde een video van
de levenscyclus van E. Tenella op een
cellaag van kippencellen.

Als tweede sprak D.J. Langhout, nutri-
tionist, over de rol van voeding op coc-
cidiose bij vleeskuikens. Maalfijnheid
en samenstelling van het voer hebben
volgens hem invloed op de ernst van
de coccidiose laesies. Grof gemalen
voer zou een positief effect hebben op
de motiliteit van de darm, wat leidt tot
een betere lokale immuniteit. Gerst en
vismeel zijn een goede voedingsbo-
dem voor
Clostridium perfringens.
Het is niet bewezen dat deze bacterie
invloed heeft op de ernst van cocci-
diose-infecties. Wel is aangetoond dat
het effect van een coccidiose-infectie
op de productieresultaten minder groot
is bij kuikens gevoerd op een gerst-vis-
meel rantsoen dan bij kuikens gevoerd
op een mais-soja rantsoen. Dit laatste
rantsoen heeft een positief effect op de
microflora in het maagdarmkanaal en
de morfologie van de darmwand,
waardoor een coccidiose-infectie rela-
tief meer schade aan kan richten.

Op 4 juni 1998 hield de Groep Pluimveewetenschappen haar ledenvergade-
ring in Vught. Het thema van deze middag luidde coccidiose. Het bestuur had
drie sprekers uitgenodigd die verschillende aspecten belichtten rond de be-
heersing van coccidiose. Onder meer bleek dat maalfijnheid en samenstelling
van het voer invloed hebben op de ernst van de coccidiose laesies. Veterinaire
zorg voegt weinig toe aan het uiteindelijke economische resultaat.

Door Linda van Veen

Na de pauze gaf veterinair adviseur
mevrouw J. van der Stroom, werk-
zaam bij Elanco Animal Health, een
economische vergelijking van anti-
coccidiose-strategieën in Amerika.
Door middel van Agri Stats, een ana-
lyseprogramma dat werkt met techni-
sche gegevens, worden economische
resultaten berekend. Vijfenveertig
procent van de Amerikaanse pluim-
veeproductie verstrekt zijn gegevens
aan Agri Stats. Op basis van deze eco-
nomische resultaten worden onder
andere anticox-strategieën opgesteld;
klinische symptomen zijn hierbij niet
interessant. Uit de analyse blijkt dat
de veterinaire inbreng weinig toe-
voegt aan het uiteindelijke economi-
sche resultaat. Er is geen correlatie
tussen de technische resultaten en de
hoogte van de kosten voor de gezond-
heidszorg, zoals medicatie en vacci-
naties.

De Nederlandse Vereniging voor Voe-
dingsleer en Levensmiddelentechno-
logie (NVVL) kent jaarlijks een prijs
toe van ƒ 1.000,— voor een afstudeer-
scriptie op het gebied van de voedings-
leer, levensmiddelentechnologie, le-
vensmiddelenchemie of -microbiolo-
gie, de voedingsfysiologie of de diëte-
tiek.

Maatschappelijke relevantie en raak-
vlak met het terrein van de NVVL
dient duidelijk aangegeven te zijn. Het
verslag dient tijdens de afstudeerfase
van de studie gemaakt te zijn en mag
op het moment van aanbieden nog niet
gepubliceerd zijn.

NWL-AFSTUDEERPRIJS

Studenten of zij die na 15 oktober 1997
zijn afgestudeerd aan Nederlandse ho-
gescholen of universiteiten kunnen hun
scriptie inzenden
in tweevoud aan het
secretariaat van de jury te name van
N.P.
Duinker-Joustra, Herman Buismanlaan
10. 8064 BB Zwartsluis, voor 15 okto-
ber
1998.

STRESSRESPONS KENMERKT DE INDIVIDUELE MELKKOE

Individuele melkkoeien reageren zeer verschillend op plotselinge veranderingen
in hun sociale en/of fysieke omgeving. Bovendien lijken deze aan het individu ge-
bonden verschillen blijvend van aard. Dit inzicht biedt mogelijkheden om de
omstandigheden op het melkveehouderijbedrijf beter af te stemmen op de indi-
viduele eigenschappen van de dieren. Tot deze conclusie komt onderzoeker Hans
Hopster van het DLO-instituut voor Dierhouderij en Diergezondheid (ID-DLO)
in Lelystad in zijn proefschrift \'Coping strategies in dairy cows\'. Op 8 mei 1998
is hij hierop gepromoveerd aan de Landbouwuniversiteit in Wageningen.

In zijn proefschrift heeft hij tests be-
schreven waarmee de reactie van de
koe tijdens diverse stresssituaties is
vastgesteld. Niet alle testsituaties leid-
den echter tot een acute stressreactie
bij de koe. Opmerkelijk was dat het
scheiden van koe en kalf, nadat beide
tot drie dagen na de geboorte bij elkaar

-ocr page 48-

bleven, bij de koe geen direct meetbare
veranderingen in gedrag, hartslag en
plasmacortisol (een maat voor acute
stress) veroorzaakte. Ook reageerden
de koeien niet als hen hun vaste plaats
in de melkstal werd onthouden. Dit on-
danks dat sommige dieren gedurende
meer dan een jaar een voorkeur voor
deze plek lieten zien en daar iedere dag
tweemaal werden gemolken. Koeien
echter, die door de mens van de koppel
werden geïsoleerd en naar een nieuwe
ruimte werden geleid voor een kort
verblijf, reageerden duidelijk maar
zeer verschillend. Tussen dieren werd
een aanzienlijk variatie in veranderin-
gen in gedrag, hartslag en plasmacorti-
sol vastgesteld. Binnen individuen was
de reactie bijzonder consistent. Koeien
die als vaars sterk reageerden op deze
procedure, deden dat één jaar later
nog. Ook koeien die als vaars een
zwakke reactie lieten zien, vertoonden
dit beeld na een jaar nog steeds. Bij
melkkoeien heeft eenzelfde situatie
dus voor verschillende dieren sterk uit-
eenlopende gevolgen. Vooral het
nauw contact met de mens bleek een
belangrijke stress-inducerende stimu-
lus. Bij het kunstmatig opwekken van
een afweerreactie bij koeien met een
zwakke danwel met een sterke stress-
respons terwijl ze opnieuw sociaal wa-
ren geïsoleerd, bleken de verschillen in
stressrespons samen te hangen met
specifieke immunologische verande-
ringen. Bij koeien met een sterke
stressrespons werd in het bloed een
sterke (> 40%) en langdurige (> 12
uur) daling van het aantal lymfocyten
waargenomen. Een verschijnsel dat bij
de zwak reagerende dieren niet optrad.
Dit doet vermoeden dat koeien die ver-
schillend reageren tijdens stress an-
dere neuro-endocriene mechanismen
activeren waardoor ook het immuun-
systeem verschillend wordt beïnvloed.
Het onderzoek levert aanwijzingen op
dat niet aan bijnierschorsactiviteit ge-
relateerde mechanismen hierin een rol
spelen.

MEDEDELING VOOR DE PRAKTISERENDE LEDEN
VAN DE GROEP GENEESKUNDE VAN HET RUND

Geachte collega.

De komende tijd wordt er door de Groep Geneeskunde van
het Rund in samenwerking met de Vakgroep Bedrijfs-
diergeneeskunde en Voortplanting (Faculteit der Dierge-
neeskunde) een enquête gehouden onder de praktiserende
leden van de Groep Geneeskunde van het Rund. Deze en-
quête zal gaan over de stand van zaken omtrent de veteri-
naire bedrijfsbegeleiding van melkveebedrijven in Neder-
land. Met deze enquête proberen we een duidelijk beeld te
krijgen wat veterinaire bedrijfsbegeleiding van melkvee-
bedrijven op dit moment inhoudt. Hierbij komen zaken
aan bod als; welke middelen hiervoor gebruikt worden en
wat practici proberen te veranderen om het geheel van be-
geleiding te verbeteren of uit te breiden.
Na de enquête onder de rundveepractici zal, met uw toe-
stemming, ook een enquête onder de melkveehouders zelf
worden uitgevoerd. Dit om ook hier een overzicht te krij-
gen van zaken als; aantallen van deelname en argumenten
voor wel of geen deelname aan veterinaire bedrijfsbegelei-
ding. De gegevens van deze twee enquêtes zullen worden
gecombineerd en verwerkt tot een artikel. Dit wordt dan
allereerst verstuurd naar de deelnemende practici en
vervolgens medio december 1998 gepubliceerd in het
KNMvD-tijdschrift. De betrokken onderzoeker is drs. J.J.
Lievaart.

Mw. dr. N. den Daas
Groep Geneeskunde van het Rund
Prof. dr. J.P. T.M. Noordhuizen
Vakgroep Bedrijfsdiergeneeskunde en Voortplanting
(Faculteit der Diergeneeskunde)

ARBEIDSONGESCHIKTHEID MEDICI GEVOLG VAN
MISLUKT BEZUINIGINGSBELEID

\'Het aantal medici dat arbeidsonge-
schikt wordt stijgt sterk. Die stijging
wordt veroorzaakt door bezuinigingen
in de gezondheidszorg waardoor huis-
artsen, medisch specialisten, tandart-
sen en andere vrijberoepsbeoefenaren
in de medische sector onder een zoda-
nig zware druk komen te staan, dat ze
hun beroep niet meer kunnen uitoefe-
nen.\'

Dit zei jhr. mr. W.M. de Brauw, direc-
teur van verzekeringsmaatschappij

Movir op de Algemene Ledenverga-
dering van 17juni 1998.
Movir verzekert veel medische be-
roepsbeoefenaren tegen arbeidsonge-
schiktheid. De maatschappij consta-
teerde vorig jaar al een forse stijging
van het aantal arbeidsongeschikten.
In 1997 namen de kosten in de gezond-
heidszorg toe met ruim 4%. Volgens
De Brauw is het bezuinigingsbeleid
van de overheid in de gezondheidszorg
dan ook volledig mislukt. \'De rationa-
lisering van de gezondheidszorg - en
dat is niets anders dan een vrije rigide
bezuinigingsbeleid - heeft niet geleid
tot verlaging van de kosten in de ge-
zondheidszorg, maar wel tot een on-
toelaatbare verzwaring van de mentale
werkdruk over de volle breedte van het
werkveld. Het beleid is dus gewoon
mislukt en heeft nog slachtoffers ge-
maakt ook. Daar waar ambtenaren zich
druk maken over \'onthaasten\' vragen
de vrijeberoepsbeoefenaren zich af

-ocr page 49-

hoe wachtlijsten en budgetbeperkin-
gen toch nog kunnen leiden tot kwali-
tatief hoogwaardige dienstverlening.\'
Volgens De Brauw heeft \'bijna drie-
kwart van de medici te maken met
een té hoge werkdruk, een té bemoei-
zuchtige overheid en men is naast
medicus ook nog manager, manusje-
van-alles en secretaresse van zich-
zelf Ook moeten ze opboksen tegen
het imago van \'zakkenvullers\'. Dit is
niet alleen onrechtvaardig, het leidt
tot verlies van kwaliteit in de gezond-
heidszorg en tot arbeidsongeschikt-
heid.

DIERENKLINIEK OP ZOEK NAAR MATERIAAL

Het gaat steeds iets beter in de dierenkliniek op het
Venezolaanse eiland Isla Margarita. Veel belangrijke za-
ken zijn inmiddels aangepakt tijdens het laatste bezoek. In
de maand juli heeft de Stichting van de firma Nemas uit
Soest een röntgenapparaat mogen ontvangen uit handen
van directeur de heer S. Kemmink in het Trosprogramma
\'Huisdierenmanieren\'.

Dhr. Kemmink is in juli eveneens meegevlogen naar Isla
Margarita om persoonlijk polshoogte te nemen van de si-
tuatie ter plaatse.

De Nederlandse Stichting werkt momenteel aan het trans-
port voor de maand september waarbij op zoek is naar di-
verse materialen die men keihard nodig heeft om dit
unieke Nederlandse project voort te kunnen zetten. Zo
zoekt men onder andere naar:

* Steriele handschoenen maat: 6,5-7-7,5
Injectienaalden maat 0.6 x 25

* Peans 14 cm (gebruik bloedvaten)

* Allis Forceps 15 cm (sterilisatie hond)

* Frepareerscharen Metzenbaum 14 cm

* HechtdraadUSP 0-1-2-3

* Nierbekkens (in verband met afval).

Mocht u één of meerdere van de hierboven genoemde arti-
kelen beschikbaar willen stellen, dan kunt u deze toezen-
den naar: S.D.V., Richtersweg 14, 7339 AB te Ugchelen.
Initiatiefnemer Mark Vos is telefonisch bereikbaar onder
tel./fax. nummer: 055-5424512.

CONTROLE BIJ DIERENARTSPRAKTIJKEN

De Algemene Inspectiedienst en de
Veterinaire Inspectie zullen vanaf het
tweede kwartaal controles gaan uit-
voeren bij dierenartspraktijken, waar-
bij wordt gecontroleerd op de naleving
van de bepalingen van de Dierge-
neesmiddelenwet. Dergelijke contro-
les zijn ook uitgevoerd in 1996. Toen
bleek dat een groot aantal van de ge-
controleerde praktijken niet aan de
wettelijke eisen voldeed.

De controles zullen zich, net als in
1996, richten op het voorhanden heb-
ben van niet-geregistreerde middelen.
Het is namelijk niet toegestaan om
middelen voorradig te hebben, die niet
zijn geregistreerd of waarvan de uiter-
ste uitverkoopdatum is overschreden.
Daarbij geldt alleen een uitzondering
voor middelen die nodig zijn, omdat er
geen alternatief voorhanden is. Dit
moet echter goed onderbouwd zijn en
de dierenarts zal dan ook moeten kun-
nen aantonen waarom hij besluit een
dergelijk middel toe te passen.
De dierenartsen die twijfelen over de
status van een middel doen er goed aan
om zo snel mogelijk contact op te ne-
men met de leverancier teneinde proble-
men tijdens de controle te voorkomen.

De resultaten van de controles van de
dierenartspraktijken zullen in voorko-
mende gevallen ook leiden tot contro-
les bij de voorgaande schakels zoals
leveranciers, groothandel etcetera. In-
dien er onregelmatigheden bij de die-
renarts worden geconstateerd, zal dit
kunnen leiden tot een schriftelijke
waarschuwing of proces-verbaal. Dit
geldt ook voor de controles bij de an-
dere schakels in de diergeneesmidde-
len zoals distributie en bereiding.

De resultaten van de controles die in
1996 werden uitgevoerd hebben veel
aandacht gekregen van de KNMvD en
de diergeneesmiddelenhandel. De nu
uit te voeren controles zullen inzicht
geven of deze inspanning tot resultaat
geleid hebben.

KOPIJ OP DISKETTE

De redactie stelt het op prijs indien teksten, die langer zijn dan één A4-tje op bij voor-
keur een 3,5 inch-diskette (5,25 inch is ook mogelijk) worden aangeleverd in Word
Perfect 5.1 (andere versies zijn ook mogelijk). Aan het eind van regels gelieve geen
harde returns te geven.

-ocr page 50-

INLEIDING

Infectie van de mens met Enterohe-
morrhagische
Eschericia coli (EHEC)
is een bron van zorg voor autoriteiten
belast met de bescherming van de
volksgezondheid en de zorg voor
voedselveiligheid, omdat deze bacte-
riën in een uitbraak veel slachtoffers
kunnen maken, zelfs met dodelijke af-
loop.

Van de vele E. coli serotypes die voor-
komen, wordt serotype 0157:H7 het
meest geassocieerd met pathogeniteit.
Menspathogene
E. coli wordt meestal
als enterohemorrhagische EHEC aan-
geduid, bij dieren worden dezelfde co-
li\'s doorgaans \'verotoxine produce-
rende
E. coli\' - VTEC genoemd. Niet
alle verotoxine-producerende seroty-
pes blijken voor de mens pathogeen.
Daarentegen zijn er ook gevallen van
ziekte bij de mens bekend waarbij
andere serotypes dan 0:157 gevonden
worden: een voorbeeld is serotype
0:111 in Australië.

Het maagdarmkanaal van landbouw-
huisdieren, meestal gezond rundvee
kan een reservoir zijn voor deze patho-
gene coli\'s. Bij rundvee geeft
E. coli
0157:H7 geen aanleiding tot ziekte.
Onbekend is hoe runderen geïnfec-
teerd raken en onder welke condities
deze coli\'s in het maagdarmkanaal
overleven, zich vermenigvuldigen en
uitgescheiden worden met de mest.
Contaminatie van vlees, melk, zuivel-
producten, drinkwater, groente, fruit
en vruchtensappen met besmette mest
kan tot voedselvergiftiging en tot
ziekte bij de mens leiden. Alhoewel de
bacterie sporadisch ook bij andere die-
ren en elders in het milieu wordt aan-
getroffen, wordt algemeen aangeno-
men dat rundermest de belangrijkste
bron van besmetting is voor de mens.

ZIEKTE BIJ DE MENS
De familie van verotoxinen lijkt op
exotoxine van de dysenterieverwekker
Shigella dysenteriae, vandaar de bena-
ming \'Shiga-like toxins\'. Het toxine
van
E. coli serotype 0157:H7 is agres-
sief en kan bij de mens een hemorrha-
gische dikke darm-ontsteking veroor-
zaken, die wordt gekenmerkt door
buikkramp en bloederige diarree. Dit
serotype is nog het meest duidelijk ge-
associeerd met pathogeniteit.

i

fiÉÉ ÉÉ

E. COLI 0:157, EEN POTENTIELE BEDREIGING VAN DE
VOEDSELVEILIGHEID; DE HUIDIGE STAND VAN ZAKEN

Treden ziekteverschijnselen eenmaal
op, dan kunnen er bovendien in circa
10% van de gevallen nog complicaties
bijkomen in de vorm van het Hemorr-
hagisch Uremisch Syndroom (HUS),
gekenmerkt door een acuut nierfalen,
afbraak van rode bloedcellen en stoor-
nissen in de bloedstolling. De ziekte
kan fataal aflopen. Met name jongere
kinderen en ouderen vormen een
kwetsbare risicogroep. Uiteindelijk
kan 2-7% van de patiënten sterven,
maar er zijn uitbraken bekend met een
hogere mortaliteit.

Een recente uitbraak in Schotland
(1996) trof 496 mensen, waarvan er
131 opgenomen werden in een zieken-
huis en 19 patiënten stierven. Nog
massaler was een uitbraak in Japan
(1996): hier werden 9451 mensen ge-
troffen, 1808 werden opgenomen in
een ziekenhuis en 12 patiënten stier-
ven.

In Nederland worden jaarlijks circa 20-
30 geïsoleerde gevallen gemeld van
HUS door
E. coli 0157; vaak betref\\
het jongere kinderen onder de vijfjaar.
Er is in ons land één uitbraak van HUS
bekend. Deze werd geassocieerd met
besmet zwemwater. Uitbraken waarbij
meerdere patiënten tegelijk ziek wer-
den en die herleid konden worden tot
eenzelfde (voedsel)bron, zoals dat in
het buitenland wel het geval was, zijn
hier tot nu toe gelukkig uitgebleven.

SURVEILLANCE

Vanwege de dreiging van deze vorm
van voedselvergiftiging is waakzaam-
heid geboden. Daarom lopen er diver-
se surveillance-programma\'s van het
Rijksinstituut voor Volksgezondheid
en Milieu (RIVM), de Veterinaire
Hoofdinspectie (VHI) en de Inspectie
Gezondheidsbescherming (IGB), om
de vinger aan de pols te houden voor
wat betreft het voorkomen van deze
kiem bij patiënten, bij landbouwhuis-
dieren en in de voedingsmiddelensec-
tor.

E. coli 0:157 is opgenomen in de La-
boratorium Surveillance Infectieziek-
ten (LSI). De 15 deelnemende streek-
laboratoria die voor circa 55% van de
Nederlandse bevolking werken, meld-
den in 1997 29 gevallen, voor 1996
waren dit slechts tien gevallen. Op ba-
sis van deze getallen wordt het werke-
lijk aantal gevallen in Nederland ge-
schat op circa 35 gevallen per jaar.

ii

In Nederland wordt door het RIVM en
de VHl een landelijk onderzoek ge-
daan naar het vóórkomen van diverse
zoönoseverwekkers bij landbouwhuis-
dieren. Daarbij wordt ook gekeken
naar het vóórkomen van
E. coli 0:157
in mest. In 1997 bleken 6/84 (7,1%)
onderzochte rundveebedrijven positief
op deze kiem.

In 1996 gaf fecesonderzoek gericht op
het slachthuis aan dat 10% van de vol-
wassen runderen positief is. Voor kal-
veren lag het percentage positieve die-
ren veel lager: 0,5%. Op het bedrijf
van herkomst werd nader onderzoek
gedaan: daarbij bleek tot 22% van de
dieren positief

De Inspectie Gezondheidsbescherming
in Zutphen deed onderzoek naar het
vóórkomen van
E. coli 0:157 in rauwe
vleesproducten. Vier van de 325 mon-
sters rundvlees (1,2%) twee van de 262
monsters varkensvlees (0,8%) en één
van de 255 monsters gemengd gemalen
vlees (rund/varken) (0,4%) was posi-
tief De
E. coli kon geïsoleerd worden
uit gehakt/verse worst (4x), vlees (lx)
en tartaar (lx).

In schaaps- en lamsvlees (n=46), kip
(n=267), overig gevogelte (n=33)
werd geen
E. coli 0:157 aangetoond.

EVALUATIE

Evaluatie van deze gegevens leert ons
het volgende:

1. Onze kennis van de epidemiologie en
de transmissie van
E. coli 0157 infec-
tie bij landbouwhuisdieren en in het
milieu in relatie tot de mens vertoont
nog veel hiaten. Daarom is verder epi-
demiologisch onderzoek, waaronder
een intensivering van de lopende sur-
veillance-programma\'s en meer fun-
damenteel onderzoek noodzakelijk.

2. De mest van ruim 7% van de melk-
veebedrijven is besmet met
E. coli
0157.

-ocr page 51-

3. Producten die met besmette runder-
feces zijn verontreinigd vormen de
centrale bron van besmetting voor
de mens.

4. Op de korte termijn is de enige effec-
tieve maatregel ter bescherming van
de consument een maximale slacht-
hygiëne.

5. In de detailhandel (slagerijen) was
circa 1% van de onderzochte vlees-
producten besmet. Tot op heden heeft
dit niet tot uitbraken geleid maar
vraagt wel om een goede keukenhy-
giëne bij de consument. Het vermij-
den van consumptie van rauwe vlees-
producten (bijvoorbeeld tartaar) en
voldoende verhitting van gemalen
vleesproducten (bijvoorbeeld ham-
burgers) wordt geadviseerd.

VERBETERING SLACHTHYGIENE
Omdat de huidige laboratorium dia-
gnostiek niet toereikend is om besmette
dieren uit de voedselketen te weren en
onze huidige kennis voor een bestrij-
ding op bedrijfsniveau tekortschiet,
blijft als enige effectieve maatregel ter
bescherming van consument een verbe-
tering van de slachthygiëne over. Deze
moet zich richten op het voorkómen
van fecale besmetting van karkassen tij-
dens het slachtproces. Op korte termijn
zal de overheid hiervoor passende
maatregelen nemen. Zichtbare fecale
bezoedeling zal niet meer getolereerd
worden.

Voorts wordt momenteel bezien welke
extra maatregelen ingezet kunnen
worden om de infectie dichter bij de
bron, dus op de boerderij en tijdens
transport te bestrijden.

TOEZICHT IN HET KADER VAN HET PLAN VAN AANPAK
SALMONELLA EN CAMPYLOBACTER IN DE PLUIMVEEVLEESSECTOR

In mei 1997 is het Plan van Aanpak
Terugdringing Salmonella en Cam-
pylobacter in de pluimveevleesector
van start gegaan. Het plan van aanpak
is opgesteld door de Productschappen
Vee, Vlees en Eieren (PVE) naar aan-
leiding van overleg tussen de staatsse-
cretaris en de voorzitter van het PVE.
In het plan is een resultaatverplichting
opgenomen voor het bedrijfsleven om
te komen tot terugdringing van de in-
fectiegraad van pluimveevlees direct
na het slachten/uitsnijden tot < 10%
van de koppels voor salmonella en
< 15% voor
Campylobacter.

Het plan van aanpak is gebaseerd op
vijf belangrijke onderdelen:

* verplicht hygiënemanagement voor
alle bedrijven in de productieketen;

* verplichte reiniging en ontsmetting
(R&O), met inbegrip van R&O voor
pluimveestallen na iedere ronde;

* in- en uitgangscontrole voor iedere
schakel;

* informatie-overdracht tussen de
schakels;

* doorvoeren van corrigerende maat-
regelen bij geconstateerde besmet-
tingen.

Het salmonella- en campylobacteron-
derzoek neemt in het plan van aanpak
een essentiële plaats in. Dit onderzoek
dient plaats te vinden in laboratoria,
welke op basis van kwaliteitseisen een
voorlopige erkenning is verleend om
onderzoek in het kader van het plan
van aanpak te verrichten.
Op 1 april 1998 is door de Veterinaire
Inspectie een project gestart dat tot
doel heeft na te gaan in hoeverre invul-
ling wordt gegeven aan de maatrege-
len, die door het bedrijfsleven in ver-
band met het plan van aanpak moeten
worden genomen.

Het systemische toezicht in het kader
van het project bestaat uit een admini-
stratieve beoordeling van de resultaten
van onderzoek nar salmonella en
Cam-
pylobacter (en hygiëne-onderzoek) in
een aantal slachterijen, vleeskuikenbe-
drijven en vermeerderingsbroederijen.
Voorts zal een beoordeling plaatsvin-
den van de wijze waarop de resultaten
van het onderzoek naar salmonella en

AANGIFTEPLICHTIGE BESMETTELIJKE DIERZIEKTEN

♦ twee gevallen van scrapie in kring
Assen.

* één geval van Amerikaans vuil-
broed bij bijen in kring Nijmegen.

Campylobacter aan de diverse schakels
worden doorgegeven. Ook zal worden
nagegaan in hoeverre invulling wordt
gegeven aan het logistiek slachtproces.
Tevens zal worden getoetst op welke
wijze binnen de broederijen wordt toe-
gewerkt naar de verplichting om per 1
juli 1998 over te gaan op het logistiek
broedproces.

Naast de toetsing in de genoemde scha-
kels van productiekolom, zal een admi-
nistratieve beoordeling plaatsvinden
van de bij het plan van aanpak betrok-
ken laboratoria. Tevens zal een toet-
sing plaatsvinden van de instantie die
in het kader van het plan van aanpak als
controle-instelling is aangewezen.
Het project zal naar verwachting eind
juli van dit jaar worden afgerond. De
resultaten van het project, die in rap-
portvorm zullen worden uitgebracht,
zullen worden ingebracht in de discus-
sies met het bedrijfsleven over de nale-
ving van het plan van aanpak en de ef-
fecten van het plan van aanpak in
relatie tot de inspanningsverplichting
die het bedrijfsleven zich heeft opge-
legd.

-ocr page 52-

ngezonden

Geachte redactie,

In de rubriek Actua van het Tijdschrift
van 1 april jl. heeft u een artikel over-
genomen uit het Pharmaceutisch
Weekblad. Hierin wordt onder andere
vermeld dat via de K.N.M.P. octrooi is
aangevraagd op de merknamen \'Die-
renapotheek\', \'Uw Dierenapotheek\',
\'Dierenapotheker\' en \'Uw Dierenapo-
theker\'.

Om meerdere redenen een merkwaar-
dig bericht.

Ten eerste kan een aanduiding als
merk geregistreerd worden waardoor
een alleengebruikersrecht ontstaat,
maar een octrooi kan niet op een aan-
duiding worden aangevraagd.
Ten tweede, en eigenlijk belangrijker,
is het in de ogen van de A.U.V. dieren-
artsencoöperatie niet terecht dat een
andere beroepsgroep dan die van de
dierenartsen één van de genoemde na-
men zou kunnen claimen.
Ten derde werden deze namen reeds
gebruikt door dierenartsenpraktijken
voordat de K.N.M.P. tot deponering
overging.

O

Ten vierde bevreemdde het ondergete-
kende dat een dergelijke beschrijvende
aanduiding door de registratieproce-
dure zou zijn gekomen (de registratie
van een vergelijkbare aanduiding door
drs. H.J. Aa te Epse heeft plaatsgevon-
den voor 1 januari 1997, toen uitslui-
tend nog getoetst werd of een verge-
lijkbaar merk geregistreerd was).
Ik heb daarop contact opgenomen met
een merkenbureau en afschriften met
registratienummers ontvangen van bo-
vengenoemde merken. Vervolgens
ben ik met één van de meest deskun-
dige advocatenkantoren op het gebied
van merkrecht in contact getreden om
te laten onderzoeken in hoeverre het
claimen van deze namen door de
K.N.M.P. wettelijk is toegestaan.
Verder onderzoek door het advocaten-
kantoor leverde echter op dat de mij
verstrekte informatie
voorlopige regi-
stratienummers betrof waarvan er
twee in december 1997 door het Bene-
lux Merkenbureau werden geweigerd,
waarna de overige twee vrijwillig wer-
den ingetrokken. Een storm in een glas
water dus!

Met vriendelijke groet,

A. U. V.-hoofddirectie
BobP.G. Hoff

Geachte redactie,

In het Tijdschrift van 1 december 1997
wordt op bladzijde 690 door prof Dirk
Boon aandacht besteed aan de rechts-
positie van dieren.

Daarin wordt verwezen naar de Nota
Rijksoverheid en Dierenbescherming
waarin is vastgesteld dat dieren in het
vervolg beschermd moeten worden
omdat zij eigen belangen hebben om-
dat zij een eigen intrinsieke waarde
hebben.

Wat is intrinsieke waarde?
Wat wordt onder \'dieren\' verstaan?
Zijn dat alle \'niet-mensen\' en hebben
die allen dezelfde intrinsieke waarde
en op grond daarvan recht op gelijke
behandeling?

Gelijke rechten dus voor honden, paar-
den, runderen, katten, varkens, ratten,
muizen, bisamratten, vissen, vogels,
insecten etcetera, etcetera.
En hebben dieren naast rechten ook
plichten?

En kennen we in dit verband ook het
begrip \'discriminatie\'.

L. Tholhuijsen

Tijdens het mini-seminar zullen de
nieuwste facetten met betrekking tot
pijnbestrijding bij paarden behandeld
worden. Aan de orde komen onder an-
dere diagnosestelling, de rol van pijnbe-
strijding tijdens het genezingsproces en
de pijnstillers die momenteel beschik-
baar zijn voor paarden en pony\'s.
Tot de sprekers behoren drie medewer-
kers van de Faculteit der Diergenees-
kunde. Zo zal dr. W. Back van de Vak-
groep Algemene Heelkunde en Heel-
kunde der Grote Huisdieren een weten-
schappelijke, praktische invulling geven
aan pijn en pijnbestrijding van het loco-
motie-apparaat bij paarden. Dr. P. van
Dijk zal zijn licht laten schijnen over
pijn en het gebruik van NSAID\'s en
morfine. Dr. W. Klein stelt NSAID\'s
versus koliek en endotoxaemie aan de
orde. Drs. M. Valks, als dierenarts werk-
zaam bij Intervet, doel verslag van de
testresultaten van Quadrisol® 100, een
nieuw pijnbestrijdingsmiddel voor paar-
den, in Nederiand.

Het eerste van de drie seminars wordt
gehouden op 9 september in het Draf-
centrum Wolvega te Wolvega. De twee-
de bijeenkomst is op 15 september op
Draf- en renbaan Duindigt te H-as-
senaar, waarna op 17 september in het
NKB Centnim te Wanroijde laatste mo-
gelijkheid bestaat om aan het seminar
deel te nemen. Het seminar begint tel-
kensom N.OOuur. Aanmelding voor hel
seminar kan schriftelijk of telej\'onisch
bij: Intervet Nederland B. V. Postbus 50,
5830 AB Boxmeer, telefoon: 0485 -
58 76 52.

Deelname aan het seminar is kosteloos
én uitsluitend voor praktiserende die-
renartsen.

INTERVET ORGANISEERT MINI-SEMINAR VOOR DIERENARTSEN

\'PIJNBESTRIJDING BIJ PAARDEN\'

In september 1998 organiseert Intervet Nederland op een drietal locaties in
het land het mini-seminar \'Pijnbestrijding bij paarden\'. Het seminar is be-
stemd voor dierenartsen die zich hebben toegelegd op de diergeneeskunde
van paarden en pony\'s. Uiteraard zijn ook andere dierenartsen welkom.

-ocr page 53-

Hill\'s, de producent van Science
Plan® en Prescription Diet® honden
en kattenvoeding kondigt daarom de

Afslankwedstrijd 1998 aan. Deze
wedstrijd wordt georganiseerd om te
dikke gezelschapsdieren verantwoord
en aangenaam te laten afslanken.
De winnaar van vorig jaar, de achtja-
rige Duitse Herder Sheila, is 11,5 kilo
afgevallen.

De eerste prijs is een \'lijn\'vlucht naar
de Verenigde Staten voor twee perso-
nen. Tien winnaars krijgen een half
jaar lang honden- of kattenvoer van
Hill\'s. Iedere deelnemer krijgt een
Afslankwedstrijd-T-shirt.
Deelname aan de wedstrijd kan alleen
via de dierenarts die de conditie
vooraf vaststelt en het afslanken bege-
leidt.

Een onderzoek, uitgevoerd door Hill\'s Pet Nutrition, heeft aangetoond dat
maar liefst 38% van de honden en 28% van de katten in Nederland te zwaar
zijn. Overgewicht heeft grote gevolgen voor de gezondheid van een gezel-
schapsdier: in sommige gevallen zelfs een sterk verkorte levensduur.
Meestal ontstaat overgewicht door te veel eten of een overdaad aan slecht ge-
balanceerd voedsel, gecombineerd met te weinig beweging.

HILL\'S AFSLANKWEDSTRIJD 1998 VAN START

EERSTE PRIJS: \'LIJN\'VLUCHT NAAR VS

Neem voor meer informatie en een
deelnamepakket ten behoeve van uw
cliënten contact op met: Hill\'s Pet
Nutrit ion BV, Afslanknedstrijd 1998,
Postbus 31
77, 4800 DD Breda.

GROOTHANDELS GAAN GEKOELD TRANSPORTEREN

A.U.V.-groothandel en Aesculaap-
groothandel zullen rond de datum van
het verschijnen van dit nummer pro-
ducten die gekoeld bewaard moeten
worden als zodanig distribueren. De
vaccins en dergelijke worden in koel-
boxen verpakt en vervoerd naar de
praktijken. In de koelboxen zitten één
of twee koelelementen en een papieren
zak met de bestelde goederen. De
chauffeur van Correct Express levert
de zak met het praktijketiket af aan de
praktijk.

Bij aflevering wordt de verantwoor-
delijkheid van het koel bewaren
overgedragen aan de praktijk!

Het is van belang dat de bestelde pro-
ducten snel in de koeling geplaatst
worden. Indien de praktijk niet continu
bemand is, adviseren wij u in de goe-
derenontvangstruimte een koelkast te
plaatsen. De zak met koel te bewaren
bestelling zal dan door de chauffeur
van Correct Express in de koelkast ge-
plaatst worden.

Bij de groothandel kan eventueel een
grote koelbox inclusief koelelementen
gekocht worden. In dat geval zal de
chauffeur de \'oude\' koelelementen
vervangen door de \'nieuwe\'. De kos-
ten van een grote koelbox met koelele-
menten bedraagt ƒ 175,--.
Na onderzoek is gekozen voor deze
handelwijze. De groothandels zullen
een éénmalige bijdrage van ƒ 85,- per
praktijk in rekening brengen. De meer-
kosten voor de extra handelingen,
transport (2 kg per zending extra) en
het schoonmaken van de boxen wor-
den tijdens de proefperiode, die loopt
tot eind 1998, gedragen door de beide
groothandels en Correct Express. Het
alternatief, een statiegeldsysteem, is
voor alle partijen veel duurder, door
nog meer handelingen, extra admini-
stratie en het groter aantal boxen die
ingezet zou moeten worden.

ASSOCIATION BETWEEN NATURAL SCRAPIE AND PRP
GENOTYPE IN A FLOCK OF SUFFOLK SHEEP IN SCOTLAND

Referaten

N. Hunter. L. Moore, B.D. Hosie, fV.S.
Ding\\K all, and A. Greig. Vet Ree 1997;
140: 59-63.

Bij een koppel Suffolk schapen, die
gehouden werd op een instituut waar
getracht werd relaties te vinden tussen
vleeskwaliteit en genenstructuur, werd
scrapie waargenomen. De onderzoek-
periode liep van november 1990 tot ja-
nuari 1996. De koppel bestond maxi-
maal uit ongeveer 300 dieren. Scrapie
werd bij 97 schapen waargenomen die
in leeftijd varieerden van 19 tot 64
maanden. De meeste gevallen zag men
op een leeftijd van twee è driejaar.
Het gen voor het prion eiwit werd met
behulp van PCR vermeerderd en ver-
volgens geanalyseerd. Op grond van
waarnemingen elders en ook bij an-
dere rassen had men speciaal aandacht
voordecodons 136, 154 en 171.
Alle schapen waren homozygoot voor
alanine op codon (136 (ook de contro-

-ocr page 54-

les). Op codon 154 waren er zowel ho-
mozygoten als hetrozygoten voor argi-
nine en histidine. Een verband met
scrapie werd niet gevonden.

Wel werd een associatie gevonden bij
codon 171. Van de 64 onderzochte die-
ren die gestorven waren aan scrapie
waren er 62 homozygoot voor gluta-
mine en twee heterozygoot voor glu-
matine en arginine.

Hoewel er ook schapen homozygoot
zijn voor glutamine die niet ziek wor-
den, wordt toch geconcludeerd dat er
een relatie bestaat tussen scrapie en
homozygotie voor dit aminozuur op
codon 171.

De resultaten van dit onderzoek wor-
den vergeleken met die uit andere lan-
den (Japan, U.S.A., Engeland). Over
het algemeen zijn de waarnemingen
eensluidend.

J.P. W.M. Akkermam

STEMBANDVERLAMMING BIJ DE RGTTWEILER-PUP

Naar aanleiding van onderstaande
uit de praktijk ontvangen vraag-
stelling vond de redactie mevrouw
dr. A.J. Venker-van Haagen (Fa-
culteit der Diergeneeskunde) be-
reid om voor de lezers een ant-
woord te formuleren.

VRAAG;

\'Stembandverlamming\' is een aan-
doening die bij een aantal hondenras-
sen bekend is. Meestal doet het zich
op volwassen leeftijd voor. Hoe is de
situatie bij de Rottweiler waar deze
aandoening zich al op pup-leeftijd
voordoet?

ANTWOORD:

\'Stembandverlamming\' is een aan-
doening die beter aangeduid kan wor-
den met het woord larynxparalyse.
De aandoening is klinisch geken-
merkt door verminderde abductie en
adductie van één of beide larynxhelf-
ten. In de meeste gevallen is de ver-
andering terug te voeren op storing
van de innervatie van de intrinsieke
larynxspieren, de kleine spieren die
voor abductie en adductie van de ary-
tenoidkraakbeentjes zorgen en voor
de aanspanning van de stembanden.
De hond, het dier waarbij deze dys-
functie het meest voorkomt en bijna
altijd beiderzijds, kan vaak nog blaf-
fen, maar heeft een stridoreuze adem-
haling en vaak dyspnoe. De aandui-
ding \'stembandverlamming\' is mo-
gelijk bruikbaar voor de leek, maar
zou de indruk kunnen wekken dat het
verlies van de stem het meest opval-
lende verschijnsel moet zijn.
De oorzaak van larynxparalyse kan
divers zijn. Mogelijk zijn spierziek-
ten, arthrose van de larynxgewricht-
jes en ziekten van de neuromuscu-
laire overgang (myasthenia gravis)
de oorzaak. Neurologische aandoe-
ningen zijn echter het meest voorko-
mend, soms na trauma van één of
beide nn. recurrentes na halstrauma,
maar het meest als proliferatieve de-
generatie van deze zenuwen. Bij de
hond is de aard van deze degenatieve
aandoening het best uitgezocht bij de
jonge Bouvier, waarbij de paralyse
op de leeftijd van vijf tot acht maan-
den ontstaat. Proefparingen en histo-
logisch onderzoek bij deze dieren
leidden tot de conclusie dat de ziekte
werd veroorzaakt door degeneratie
van motoneuronen in de nucleus am-
biguus, die behoren bij de n. recur-
rens. De aandoening bleek dominant
autosomaal over te erven.

In de loop der jaren werd larynxpara-
lyse een meer bekende ziekte en werd
bij meerdere hondenrassen, maar ook
bij niet rashonden de diagnose ge-
steld. De leeftijd van de honden
waarbij de diagose gesteld werd ver-
schoof naar de volwassen en oudere
hond, ongeveer tussen vier en 14 jaar.
De jonge Bouvier met larynxparalyse
is langzaam maar zeker meer zeld-
zaam geworden, althans in ons be-
stand (UKG).

De hond met progressieve larynxpa-
ralyse moet nu herkend worden aan
de volgende symptomen: toenemend
verminderd uithoudingsvermogen
tot toenemende dyspnoe, samen-
gaand met toenemende
Stridor, wat
vooral bij hijgen waar te nemen is.
Bij honden met een normaal ontwik-
keld larynxskelet is de operatieve be-
handeling, waarbij één arytenoid-
kraakbeentje naar lateraal en caudaal
verplaatst wordt, bevredigend. De
stemkracht gaat verloren, maar het
uithoudingsvermogen en het plezier
in het leven neemt toe. Complicaties
zijn niet uitgesloten en zullen per in-
dividuele patiënt besproken moeten
worden door de chirurg die de opera-
tie zal gaan uitvoeren.

De voorliggende vraag uit de praktijk
betreft Rottweiler pups. De weinige
pups die mij bekend zijn waren ern-
stig benauwd, hadden een laryngeale
Stridor en een kleine (leeftijd? onder-
ontwikkeling?) larynx en bij lichte
sedatie stilstaande arytenoidkraak-
beentjes tijdens de ademhaling. Ook
uit andere landen bereikten mij be-
richten dat deze bevindingen gedaan
zijn. In alle gevallen werd gesproken
van een bijzonder geval en niet van
een probleem dat geregeld zou voor-
komen bij Rottweilers. In de voorko-
mende gevallen was de leeftijd van
de pups en de daarbij behorende
zachtheid van het larynxkraakbeen
ongunstig voor de prognose van ope-
ratief ingrijpen, en werd euthanasie
geadviseerd.

Het aantal mij bekende gevallen van
Rottweiler pups met larynxparalyse
is zo gering, dat ik geen gissing kan
doen over de oorzaak. Indien de in-
diener van deze vraag de indruk heeft
dat er iets alarmerends gaande is wil
ik er graag meer van weten.

-ocr page 55-

In deze rubriek treft u informatie aan betreffende diverse
cursussen. Opgave is mogelijk via telefoon (030)
2517374, fax (030) 2516490 of e-mail paod(gpobox.
ruu.nl. Ons volledige cursusaanbod kunt u, naast onze
brochure, vinden op internet pagina: http://www.cc.
ruu.nl/paod.

Anesthesie paard (98/505), theoretisch gedeelte 29
september 1998; 15.30 - 21.00 uur te Zeist; praktisch ge-
deelte \'op locatie\' in week 41 en 42 (indeling hiervoor
tijdens theoretisch deel). Cursuskosten ƒ 900,- (inclusief
diner 29 september 1998).

Doelgroep: Dierenartsen die enige ervaring hebben met
het anestheseren van paarden en deze ervaring willen
verdiepen en uitbreiden.

Cursusdoel: Vergroten van de basale en klinisch rele-
vante kennis van in de anesthesie gebruikte farmaca,
anesthesie-methoden en bewakingssystemen. Ontwik-
kelen van een zo mogelijk uniforme benadering van
anesthesie-procedures middels protocollair werken en
verslaglegging.

Cursusopzel: De cursus bestaat uit een theoretisch deel
en een praktisch deel, een demonstratie/oefening \'op lo-
catie\'.

Het theoretische deel bestaat uit twee blokken (dagde-
len):

- In het eerste blok wordt aandacht besteed aan de vol-
gende onderwerpen:

* farmacologie van de in de anesthesie gebruikte
farmaca;

* toepassing van deze farmaca in de anesthesie van
het paard;

* keuze van een anesthesie-procedure.

- In het tweede blok komt aan de orde:

* bewaking van de anesthesie;

* verslaglegging van de anesthesieprocedure;

* protocollair werken.

De demonstratie/oefening op locatie houdt in een daad-
werkelijk uitgevoerde anesthesie-procedure (zowel in-
traveneus als inhalatie) zo mogelijk in een kliniek van
één van de aan de cursus deelnemende dierenartsen.
Hierbij komen ook aan de orde bewakingsmogelijkhe-
den en therapeutische handelingen, zoals meting van de
bloeddruk, bloedgasanalyse en kunstmatige ventilatie.
De cursusleider is dr. P. van Dijk, Vakgroep Algemene
Heelkunde en Heelkunde der Grote Huisdieren, FdD.
Het aantal deelnemers aan de cursus is maximaal 30 per-
sonen. Het theoretisch deel is plenair, voor het praktisch
deel zal de groep in kleinere groepen worden gesplitst.

Ter voorbereiding op de cursus komt een syllabus be-
schikbaar net daar in opgenomen de diverse protocollen
en bewakingsformulieren.

Introductie praktische toepassing van echografie bij
gezelschapsdieren
(U.D.) (98/142), woensdag 23 sep-
tember 1998; 09.00 - 17.30 uur te Wageningen. Cursus-
prijs ƒ 525,-(inclusief lunch).

Deze cursus beoogt een kennismaking met de praktische
toepassingen van echografie in de gezelschapsdieren-
praktijk als aanvulling op of als vervanging van röntgen-
ologisch onderzoek van gezelschapsdieren te zijn.
De theoretische aspecten van echografie zullen bespro-
ken worden en de praktische uitvoering van echogra-
fisch onderzoek van abdomen en thorax zal gedemon-
streerd en geoefend worden, zowel met linear array als
sectorscanner van Pie Medical. Er wordt aandacht be-
steed aan:

- scan-techniek;

- normaalbeeld van diverse organen;

- beelden van een aantal veelvuldig voorkomende af-
wijkingen.

De cursusleider is drs. J.W. Garretsen, specialist veteri-
naire radiologie.

N.B. Indien één van de deelnemers een eigen hond mee
kan brengen, die goed handelbaar is en zo nodig gescho-
ren mag worden in het gebied van de linea alba en axil-
lair voor echografisch onderzoek van het abdomen en de
thorax, kan in overleg met de Stichting PAO-Dier-
geneeskunde 50% reductie verkregen worden op de cur-
susprijs. Graag bij aanmelding vermelden of u een der-
gelijke hond mee kunt nemen.

Gebitsreiniging en slijptechnieken instrumentarium
voor dierenartsassistenten,
diverse data te Wagenin-
gen. Cursusprijs ƒ 175,-.

Cursusnummers en data:
98/808; woensdag 16 september 1998
98/809; woensdag 14 oktober 1998
98/810; woensdag 04 november 1998
Alle cursussen van 13.00 tot 17.00 uur

Tijdens deze middag wordt aandacht besteed aan het
juiste gebruik van het instrumentarium om gebitten te
reinigen (handinstrumentarium en ultrasone appara-
tuur). Het slijpen van (eigen) handinstrumentarium zal
worden geïnstrueerd. Deze middag zullen praktische oe-
feningen worden gedaan.

De cursus is een vervolg op de voordracht tijdens de
Vedias Najaarsdag 1997 over het gebit, tandvleesontste-
kingen en gebitsreiniging bij de hond en is derhalve
slechts toegankelijk voor hen die het certificaat van deze
Najaarsdag hebben.

De cursusleider is Jhr. drs. A.W. van Foreest, Veteri-
naire tandheelkunde. Veterinair Specialistisch Centrum
\'De Wagenrenk\'.

Deze cursus is mede mogelijk dankzij een financiële bij-
drage van Hill\'s Pet Nutrition B.V.

-ocr page 56-

w wm w>

NOG EENS OVER MILLENNIUM EN EURO

Door Sjoerd de Vries en
Henk van der Bijl\'

Millennium

Vlak na het stukje over millennium- en
Europroblematiek (TvD, 1 maart 1998)
is er ook landelijk en wereldwijd een
golf van commotie losgebarsten, vooral
over het millenniumprobleem. Onge-
twijfeld was er geen oorzakelijk ver-
band.

Veel bedrijven hebben onvoldoende
geïnventariseerd waar de problemen zit-
ten, zodat zij straks te weinig tijd hebben
om maatregelen te treffen. Het duurt
geen anderhalfjaar meer tot 2000.

Het NCI-onderzoekje leverde destijds
geruststellende resultaten op. Software-
matig hebben de dierenartsen niet veel
te vrezen, als ze maar op tijd de nieuwe
versie van hun pakket installeren.
Als ze

\' Sjoerd de Vries is administrateur bij de KNMvD.
Henk van der Bijl is manager Nd.

maar! De wereldwijde commotie heeft
de onrustgevoelens over enkele veteri-
naire pakketten toch weer aangewak-
kerd.

Volgend jaar krijgen de betreffende le-
veranciers het erg druk. Het is dus zaak
om bijtijds te gaan plannen. Kijk vooral
na of u ook nieuwe hardware (appara-
ten) nodig hebt. Reserveer daar geld
voor. Houd er rekening mee dat vernieu-
wing tijd kost, omdat er levertijden zijn,
bestanden moeten worden omgezet, de
nieuwe werkwijze moet worden aange-
leerd, en er in het begin altijd tegenval-
lers en foutjes zijn. Fouten worden in de
praktijk meestal veroorzaakt doordat de
gebruiker nog onvoldoende op de
hoogte is, in veel mindere mate doordat
er fouten in de programmatuur zitten!

Euro

Het is wel erg ongelukkig dat de over-
gang naar de Euro ongeveer samenvalt
met de millenniumovergang. Twee pro-
blemen tegelijk. De millennium-over-
gang betreft een tijdmoment, voor de
Euro geldt een overgangsperiode, die
duurt van 1 januari 1999 tot 1 januari
2002. In 2002 moet iedereen over zijn
op de Euro. In de tussentijd mag je al
over. Dat schept mogelijk alleen maar
extra verwarring en problemen.
Eén van de gevolgen van het samenval-
len van millennium en Euro is dat het
Euro-probleem waarschijnlijk wordt
onderschat. Ogenschijnlijk valt het erg
mee. Net als bij de gulden gaat het om
een numeriek veldje (een getal) met 2
cijfers achter de komma. Kun je dus
vlekkeloos overschakelen, denk je.
Jammer, maar de computer ziet echt niet
uit zichzelf of om guldens of Euro\'s
gaat, de computer ziet slechts getallen
en heeft geen moeite om ze bij elkaar op
te tellen of van elkaar af te trekken.
Er is al berekend dat de Euro-overgang
ten aanzien van software-aanpassingen
tot zes keer zoveel kan gaan kosten als
aanpassingen met het oog op de millen-
niumwisseling (GARTNER, 1997).
Wij zijn er niet zeker van of wij spoken
zien of niet, maar we hebben bange
voorgevoelens. Als het allemaal mee-
valt en de programmamakers meer ver-
trouwen verdienen dan wij nu geneigd
zijn ze te geven.... dan zullen wij daar al-
leen maar heel blij mee zijn!
Maar ook als het met de programmatuur
wel goed zit: de gebruiker van de pro-
grammatuur kan ook nog de fout in
gaan, bedenk dat wel. Euro\'s en guldens
in uw portemonnee zijn herkenbaar, ze
zijn verschillend van materie, aftneting,
opdruk, kleur. Dat geldt niet voor uw
computer, immers met één en hetzelfde
toetsenbord administreert u verschil-
lende valuta.

COMMISSIE GELIJKE BEHANDELING DOET UITSPRAAK OVER DIERENARTSEN

ONDERSCHEID OP GROND VAN GESLACHT VERBODEN

In 1997 heeft de Commissie Gelijke Behandeling een uitspraak gedaan over een
sollicitatieprocedure van een vrouwelijke dierenarts. Verzoekster, de sollici-
tante, was van mening dat zij door de wederpartij, de maatschap, op grond van
haar vrouw-zijn niet in de gelegenheid is gesteld toe te treden tot de maatschap.
De Commissie is uiteindelijk van mening dat de maatschap inderdaad direct
onderscheid op grond van geslacht heeft gemaakt, zoals bedoeld in de wetge-
ving gelijke behandeling. Deze publicatie is voorlichtend bedoeld : het is aan te
raden, uiterst correct en zorgvuldig om te gaan met sollicitanten (vrouwelijke
én mannelijke). Onderscheid op grond van geslacht is bij de wet verboden.

De Commisie Gelijke Behandeling
heeft het verzoek in behandeling geno-
men en een onderzoek ingesteld. Par-
tijen hebben hun standpunten schrifte-
. .. . , jc. j lijk toegelicht en zijn opgeroepen voor

publicatie w overleg met de Secretarissen van de j o j ro r

/CNMvD een zitting.

OVERWEGINGEN
De overwegingen van de Commissie
waren de volgende.

* In geding is de vraag of de wederpartij
door verzoekster af te wijzen als maat
voor haar maatschap onderscheid op
grond van geslacht heeft gemaakt zo-
als bedoeld in de wetgeving gelijke
behandeling.

* Artikel 2 van de Algemene Wet Ge-
lijke Behandeling (AfVGBj bepaalt
dat het niet is toegestaan onderscheid
te maken tussen mannen en vrouwen
met betrekking tot de voorwaarden
voor de toegang tot en de mogelijkhe-
den tot uitoefening van en ontplooiing

-ocr page 57-

«iritiilii.

- iiifti

ftiriMïiriii

rtiimiiiiiMiiTÉ

binnen het vrije beroep.

♦ De Commissie is van oordeel dat het
niet tot haar taak behoort om te oorde-
len of een kandidaat geschikt is voor
de functie (in casu als maat in de be-
treffende maatschap). De taak van de
Commissie is na te gaan of er bij de
beoordeling van de mate van ge-
schiktheid onderscheid is gemaakt zo-
als bedoeld in de wetgeving gelijke
behandeling.

Ook indien het geslacht niet de enige
of doorslaggevende reden is geweest
voor verzoeksters afwijzing, maar
slechts één van de redenen, is in strijd
met de wetgeving gelijke behandeling
gehandeld.

* De vraag die vooriigt is of het geslacht
van de verzoekster mede een rol heeft
gespeeld bij de afwijzing van ver-
zoekster als maat voor de maatschap.

De Commissie stelt vast dat in door de
wederpartij vastgelegde notulen van een
vergadering melding wordt gemaakt
van de voorkeur van de wederpartij voor
een man.

De wederpartij betwist niet dat zij bij
haar argumentatie ten opzichte van ver-
zoekster haar geslacht en de voorkeur
voor een man heeft aangevoerd. Ver-
zoekster heeft dus kunnen en mogen be-
grijpen dat haar geslacht mede een rol
heeft gespeeld bij de afwijzing.
De wederpartij stelt ter zitting dat zij
deze argumenten als voorwendsel heeft
gebruikt teneinde te voorkómen dat ver-
zoekster zich gekwetst zou voelen door
de werkelijke reden voor de afwijzing.
De Commissie acht dit echter niet over-
tuigend.

oordeel

Op grond van het voorgaande is de
Commissie van oordeel dat het geslacht
van verzoekster mede een rol heeft ge-
speeld bij haar afwijzing en de weder-
partij derhalve direct onderscheid op
grond van geslacht heeft gemaakt zoals
bedoeld in de wetgeving gelijke behan-
deling.

Wellicht ten overvloede merkt de Com-
missie nog op dat de wederpartij, hoe-
wel zij stelt verzoekster niet te hebben
willen kwetsen, zulks juist wel heeft ge-
daan door haar mede af te wijzen op
grond van haar geslacht.

KERNPUNTEN WETGEVING
Wellicht is het goed om kort in te gaan
op de kernpunten van de wetgeving op
het gebied van de gelijke behandeling.
Twee wetten zijn hierop van toepassing:
de Algemene wet gelijke behandeling
(AWGB) en de Wet gelijke behandeling
van mannen en vrouwen bij de arbeid
(WGBm/v). Daarnaast is de gelijke be-
handelingsnorm vastgelegd in twee arti-
kelen (646 en 647) van boek 7 van het
Burgerlijk Wetboek. Deze laatste ko-
men hieronder verder niet aan de orde.

Algemene wet gelijke behandeling

De AWGB is van kracht geworden op 1
september 1994 en verbiedt op een aan-
tal terreinen het maken van direct en in-
direct onderscheid. Het gaat daarbij om
arbeidsrechtelijke rechtsverhoudingen,
rechtsverhoudingen binnen het vrije be-
roep, rechtsverhoudingen met betrek-
king tot het leveren van goederen of
diensten en rechtsverhoudingen met be-
trekking tot het geven van advies of
vooriichting over school- en beroeps-
keuze. De gronden waarop de wet het
maken van direct en indirect onder-
scheid verbiedt zijn:

* godsdienst

* levensovertuiging

* politieke gezindheid

* ras

* geslacht

* nationaliteit

* hetero- of homoseksuele gerichtheid

* burgeriijke staat.

Wet gelijke behandeling m/v

De Wet gelijke behandeling van man-
nen en vrouwen bij de arbeid is al langer
van kracht, namelijk sinds 1980. Per 1
juli 1989 is deze wet herzien, onder an-
dere door hierin de Wet gelijk loon op te
nemen. De werkgever mag geen onder-
scheid maken tussen mannen en vrou-
wen. Dit verbod geldt niet alleen bij het
aangaan van de arbeidsovereenkomst,
maar ook tijdens de arbeidsovereen-
komst. Er mag geen onderscheid wor-
den gemaakt bij het geven van oplei-
dingsmogelijkheden, in de arbeidsvoor-
waarden, bij de bevordering en bij de
beëindiging van de overeenkomst.
Een paar concrete voorbeelden:

1. Op het gebied van de werving en se-
lectie. In advertenties mag niet expli-
ciet naar mannen of vrouwen worden
gevraagd. Wanneer geadverteerd
wordt voor een dierenarts, zal daar
IWV bij moeten staan.

2. Op het gebied van de gelijke belo-
ning. Een werknemer heeft recht op
dezelfde beloning als een werknemer
van het andere geslacht die hetzelfde
of gelijkwaardig werk verricht.

3. Op het gebied van het direct onder-
scheid tussen mannen en vrouwen.
Direct onderscheid heeft rechtstreeks
te maken met het man of vrouw zijn.
Ook wanneer rekening wordt gehou-
den met bijvoorbeeld zwangerschap,
bevalling of moederschap is sprake
van direct onderscheid. Bij een be-
slissing over een aanstelling mag een
eventuele zwangerschap geen rol
spelen.

Voor meer informatie over de wetgeving
op het gebied van de gelijke behande-
ling kunt u contact opnemen met het
Bureau van de KNMvD, mevr. drs. M. C.
van Oostrum-Schuurman Hess, stafme-
dewerker.

BESTUURSSAMENSTELLING VAN DE
STICHTING PENSIOENFONDS VOOR
DIERENARTSEN

Het bestuur van de Stichting Pensioenfonds voor Dierenartsen is momenteel
als volgt samengesteld:

* drs. S. Dooper, voorzitter

* drs. Th. Bosman, secretaris/penningmeester

* drs. H.A.R. Kok, vice-voorzitter

* drs. S.D. Feitsma

* drs. H. Meulenaar

* drs. K. Schipper

* drs. H. Ypenburg

In de komende vergadering van deelnemers, in september aanstaande, is de
heer Meulenaar, afkomstig uit de beroepsgroep Grote Huisdieren, aftredend
en terstond herkiesbaar. In overleg met de betrokken beroepsgroep draagt het
Hoofdbestuur de heer Meulenaar voor herbenoeming voor.

Het Hoofdbestuur

-ocr page 58-

<äm

NIEUWE STAFMEDEWERKER KNMVD:
AD HILHDRST

De KNMvD heeft er een nieuwe stafmedewerker bij: Ad Hiihorst. Hij is
drieëndertig jaar, geboren in Voorburg en is van agrarische afkomst.

Hij is afgestudeerd aan de Hogere Landbouwschool te \'s Hertogenbosch in de
richting Rundveehouderij, sociaal-economische differentiatie. Tijdens zijn stu-
die was hij actiefin de studentenvereniging.

Na de opleiding HLS heeft hij in Antwerpen een éénjarige opleiding bedrijfs-
kunde voltooid. Vervolgens is hij in Utrecht rechten gaan studeren (richtingen
bestuursrecht en management). Hij is tijdens zijn studie rechten lid geweest van
de Universiteitsraad en heeft in die hoedanigheid ook kennis gemaakt met de
Faculteit der Diergeneeskunde.

Zijn loopbaan is hij begonnen als bedrijfsjurist bij een werkgeversvereniging in de
agrarische sector. Hij was bij deze vereniging verantwoordelijk voor zowel de in-
dividuele dienstverlening als de algemene belangenbehartiging op juridisch gebied. Tevens was hij betrokken bij de juridi-
sche aangelegenheden van de vereniging. Daardoor heeft hij ervaring op het gebied van dienstverlening en advisering.
Hij is verder bekend met de specifieke aspecten van het werken voor een vereniging. Met name dit trok hem ook aan in
werken voor de \'Maatschappij\'.

Als stafmedewerker zal hij een aantal taken overnemen van secretaris T. W. te Giffel - het is de bedoeling om de werkdruk
van Te Giffel tot \'normale proporties\' terug te brengen - en volgt hij voor een deel mevrouw P.S. van Egmond op.
Dit betekent dat hem hoogstwaarschijnlijk een sterk juridisch getint takenpakket ten deel valt. Vooralsnog is hij voorna-
melijk bezig met het kennismaken met de organisatie en met de dierenartsen.

Het Hoofdbestuur van de KNMvD heeft
in overleg met het bestuur van de Groep
Geneeskunde van het Varken besloten u
er nog eens op te wijzen dat het volgens
de Diergeneesmiddelenwet niet is toe-
gestaan UDD-diergeneesmiddelen op
een veehouderijbedrijf aan te leveren en
of voorhanden te hebben.
In de praktijk betekent dit dat bijvoor-
beeld entstoffen niet op de bedrijven
achtergelaten mogen worden. Alle goed
bedoelde argumenten inzake hygiëne en
insleep/overdracht van ziekten ten spijt:
Het mag dus niet!

Hoewel tijdens de varkenspestperiode
een gedogen is toegepast voor varkens-
houderijbedrijven, is de Algemene In-
spectie Dienst (AID) nu weer scherp aan
het controleren en behoorlijke boetes
aan het uitdelen. U kunt dit voorkómen
en een controle met een gerust hart tege-
moet zien, wanneer u het in uw praktijk
zo organiseert dat u aan de wet voldoet.

UDD-DIERGENEESMIDDELEN QP HET BEDRIJF

CONTROLES AID EN UITSLUITING
VAN ERKENNING

Er zijn diverse praktijkvoorbeelden
voorhanden.

Naast de boetes die door de AID worden
uitgedeeld bij overtredingen, heeft het
achterlaten - in welke vorm dan ook -
van UDD-preparaten op het varkens-
houderijbedrijf grote gevolgen voor de
GVP/IKB-erkenning varkenshouderij.
Aangezien Certiked bij de GVP/IKB-
beoordelingen in de varkenshouderij
geen wettelijke overtredingen kan toe-
staan, heeft het aantreffen van UDD-
diergeneesmiddelen op een veehoude-
rijbedrijf directe consequenties: de
erkenning wordt ingetrokken en dit
wordt doorgegeven aan de ketenverant-
woordelijke (slachterij).
Zorg er dus voor dat er vanuit uw prak-
tijk geen UDD-diergeneesmiddelen op
een veehouderijbedrijf worden afgege-
ven en of achtergelaten.

Dr. Tj. Jorna,
algemeen secretaris.

WIJZIGING
WETTELIJK
MINIMUMLOON
PER 1 JULI 1998

Per 1 juli 1998 is het wettelijk mi-
nimumloon verhoogd.
De nieuwe bedragen luiden als

volgt:

15 jaar

ƒ 692,30

16 jaar

ƒ 796,10

17 jaar

ƒ 911,50

18 jaar

ƒ 1.049,90

19 jaar

ƒ1.211,40

20 jaar

ƒ1.419,10

21 jaar

ƒ 1.672,90

22 jaar

ƒ1.961,40

23 jaar en ouder

ƒ2.307,50.

Het salaris van medewerkers die
het wettelijk minimumloon ver-
dienen, dient per 1 juli 1998 con-
form bovengenoemde bedragen
te worden aangepast.

-ocr page 59-

Prof. dr. J.G. van Bekkum
De aanloop

Infectieziekten zijn zo oud als de men-
selijke samenleving en dat men som-
mige ziekten maar één keer krijgt was
al langgeleden bekend. Dat ziekten
besmettelijk konden zijn realiseerde
men zich, althans in West-Europa, pas
in de 18de eeuw. Pogingen tot bestrij-
ding volgden. De eerste, bescheiden,
resultaten met preventie werden ge-
boekt ten aanzien van pokken. Doel-
bewuste besmetting resulteerde veelal
in een gunstiger ziekteverloop dan de
natuurlijke infectie. Circa 1750 werd
dit principe ook met enig succes bij
runderpest toegepast.
JENNER verving variolavirus door
koepokkenvirus, de term vaccinatie
stamt van PASTEUR. Honderd jaar na
JENNER zetten PASTEUR en KOCH
de bacteriologie in de startblokken.
Pathogene micro-organismen werden
\'afgezwakt\'. Toxinen werden ontdekt
en de werking van antisera aangetoond.
Dankzij GLENNY, RAMON en ande-
ren waren rond 1925 enkele zeer effec-
tieve vaccins beschikbaar. Significante
resultaten ten aanzien van virusziekten
moesten wachten op verdere technische
ontwikkelingen.

In de jaren "30 deden naast proefdieren
bebroede eieren hun intrede, in de jaren
\'50 de celkweek. De immunologie
werd een wetenschap. De discussie
rond de relatieve merites van levende
en geïnactiveerde vaccins, begonnen
ten tijde van PASTOOR, werd voortge-
zet.

Vaccinatie leidde soms tot ernstige on-
gelukken en regels ten aanzien van be-
reiding en controle van vaccins bleken
nodig. Daarbij hoorde standaardisatie.
Optimale toepassing van vaccins
vraagt een gebruiksstrategie. Uitroeien
van infectieziekten is het hoogste doel.
Soms bleek het mogelijk. Vaccinatie
geldt als het meest kosteneffectieve
middel waar de humane geneeskunde
over beschikt, in de veterinaire wereld
is men nog niet tot dit inzicht gekomen.
Er is nog veel te doen. De huidige ex-
plosie van technische mogelijkheden
wettigt de verwachting dat er ook nog
veel bereikt kan worden.

Drs. C.C.J.M. van der Meijs

Vaccinatie en de epidemie van Klas-
sieke \\\'arkenspest; het middel erger
dan de kwaal?

In 1997 is de Nederlandse varkenssec-
tor getroffen door een ernstige epide-
mie van Klassieke Varkenspest. Door
verschillende partijen werd aange-
drongen op vaccinatie. Vaccinatie te-
gen Klassieke Varkenspest is op
grond van Europese bestrijdingsricht-
lijn 80217/ EEG verboden; in noodge-
vallen kan echter een vaccinatieplan
bij de Europese Commissie worden
ingediend. Op grond van een zorgvul-
dige afweging werd besloten dit niet te
doen. De houding van de Europese
Commissie en de onvoorspelbare ge-
volgen voor de Nederlandse export
speelden hierbij een grote rol. Wel
werd door minister Van Aartsen ge-
concludeerd dat de Europese bestrij-
dingsfilosofie op het punt van vacci-
natie nodig aangepast moet worden;
het beschikbaar komen van geregis-
treerde merkervaccins speelt hierbij
een rol. Van Aartsen heeft dit sinds-
dien herhaaldelijk in Europees ver-
band aan de orde gesteld.

OVERZICHT VOORDRACHTEN SPREKERS
JAARCONGRES 1998

Prof. dr. J. T. van Oirschot

Vaccineren in de praktijk

Vaccineren van dieren is meer dan
\'spuiten\'. Eerst moet de praktiserend
dierenarts overwegen of hij/zij al dan
niet zal vaccineren. Daarbij moet hij
rekening houden met supranationaal
en nationaal beleid ten aanzien van
vaccineren. Zo geldt in de Europese
Unie een non-vaccinatiebeleid voor
mond- en klauwzeer en varkenspest
en is in ons land een verplichting van
kracht om te vaccineren tegen pseudo-
vogelpest, de ziekte van Aujeszky en
infectieuze bovine rhinotracheïtis.
Tegen deze laatste twee infectieziek-
ten mag hij alleen diva vaccins inzet-
ten. De beslissing al dan niet te vacci-
neren tegen andere infectieziekten, zal
afhangen van een gesprek met de dier-
eigenaar, waarbij de kans op de ziekte
en de daardoor veroorzaakte (econo-
mische) schade van doorslaggevend
belang zijn. Als men besluit te vacci-
neren staat de dierenarts nog voor de
niet eenvoudige taak het beste vaccin
te selecteren. Daarbij dient werkzaam-
heid van een vaccin zwaarder te we-
gen dan veiligheid. Voor een effec-
tieve vaccinatie dient de dierenarts
ook nog andere aspecten in acht te ne-
men.

-ocr page 60-

Dr. H.F. Egherink

Vaccinatie bij gezelschapsdieren,
nu en in de toekomst

Vaccinaties vormen een wezenlijk on-
derdeel van de preventieve gezond-
heidszorg bij gezelschapsdieren. Het
is van belang om bij het opstellen van
een vaccinatieschema rekening te
houden met verschillende factoren zo-
als: opbouw van immuniteit bij het
dier, aard van het vaccin (bijvoorbeeld
\'levend\' of\'dood\') en de epidemiolo-
gische situatie. Deze factoren zullen
kort worden besproken in het licht van
de huidige vaccinatie-programma\'s.
De laatste jaren wordt er kritischer ge-
keken naar de routine vaccinatiepro-
gramma\'s. Niet de noodzaak van vac-
cinatie staat ter discussie, maar wel de
vraag tegen welke ziekten en met
welke frequentie gevaccineerd dient
te worden. De practicus zal met zijn
kennis over de microbiologie, immu-
nologie en epidemiologie een keuze
moeten maken voor vaccinatie-
schema\'s voor specifieke groepen of
individuele dieren. Hiermee wordt
ook benadrukt dat vaccinatie een me-
dische handeling is die door de dieren-
arts moet worden uitgevoerd. Een der-
gelijke benadering vergt wel dat in de
toekomst andere vaccins (bijvoor-
beeld meer mono- of bi-valente vac-
cins) ter beschikking komen en de
practicus geïnformeerd blijft over de
epidemiologische informatie. De hui-
dige situatie en

mogelijke toekomstige ontwikkelin-
gen zullen ter discussie worden ge-
steld.

Prof. dr. ir. A.A. Dijkhuizen

Het non-vaccinatiebeleid in econo-
misch perspectief

Het non-vaccinatiebeleid voor ziekten
als mond- en klauwzeer en varkens-
pest heeft ons land door de jaren heen
veel voordeel opgeleverd. Toepassing
van een nood-vaccinatie is nog steeds
mogelijk, maar voor een sterk exporte-
rend land als Nederland niet snel aan-
trekkelijk als het de handelsstromen
belemmert. Bovendien is het beslist
niet de enige manier om een epidemie
in de hand te houden, zelfs niet als die
zich voordoet in een zeer dicht bevolkt
diergebied, zoals het geval was bij de
laatste uitbraak van varkenspest.
Simulatiestudies laten dan ook zien
dat de uitbraak aanzienlijk kleiner was
uitgevallen en ook veel minder geld
had gekost als van begin af aan een
stringent preventief ruimingsbeleid
was toegepast. België heeft tot twee
keer toe laten zien dat dat niet alleen in
theorie, maar ook in de praktijk werkt.
Dat neemt niet weg, dat naar de toe-
komst toe markervaccins wel degelijk

een nuttige c.q. economische rol kun-
nen spelen in de bestrijding van uit-
braken.

Onderzoek hiernaar is in gang.

Jaarcongres KNMvD
1-3 oktober 1998 Emmen

-ocr page 61-

«iTPIilt ü. „I

■^.AAiJiILLAA

lÉÉMÉIÏÏtóÉiitóÉtiiiÈj

ami

STUDIEREIS NAAR ZUID-AFRIKA IN NOVEMBER

Inbegrepen zijn:

* vlucht Amsterdam - Brussel - Johan-
nesburg
V. V. per lijndienst van Sabena

* binnenlandse vlucht Durban - Port
Elizabeth

* binnenlandse vlucht Kaapstad- Jo-
hannesburg

* rondreis per comfortabele aircondi-
tioned touringcar

De 17-daagse studiereis naar Zuid-Afrika, die oorspronkelijk in april gepland
was, zal nu plaatsvinden van 7 toten met 23 november 1998. De prijs bedraagt
ƒ 4898,- per persoon (bij deelname van 30 tot 34 personen). Bezoek \'s werelds
beroemdste natuurpark
Kruger National Park, een Zuludorp, de prachtige la-
gunes aan de Indische Oceaan, historische gebouwen in
Pretoria en nog veel
meer... Deze unieke reis is speciaal samengesteld voor de leden van de
KNMvD, in samenwerking met KRAS Ster\\ akanties.

* excursies, transfers en entreegelden
volgens programma

* 75 overnachtingen in diverse mid-
denklasse hotels

* goedverzorgde tw eepersoonskamers
voorzien van douche en toilet

* hotelverzorging op basis van logies
en ontbijt

* 14 uitgebreide diners

* deskundige Nederlandssprekende
reisleiding ter plaatse

* kojfergeld voor 1 koffer per persoon

* luchthaven- en toeristenbelasting, vei-
ligheidstoeslag en PSC-tax Schiphol

Niet inbegrepen zijn:

* niet genoemde maaltijden

* vertrekbelasting op de luchthaven
van Johannesburg

* reisbagage, ongevallen- en annule-
rings verzekering

* overige entreegelden, fooien en per-
soonlijke uitgaven

* bijdrage Stichting Garantiefonds
Reisgelden

Voor opgave of informatie: Desiree van Eunen/Petra Baars, telefoon: 030- 2510111, telefax: 030 - 2511787.

Het is zeer onwaarschijnlijk dat de
Hunnebed-bouwers al \'tegen een balle-
tje\' sloegen! Zij verplaatsten meer het
grotere \'materiaal\'!

Na een overdaad aan\' Wereldhockey\' in
mei en ook heel veel voetbal en het hoc-
key-loze zomerreces, wordt het tijd dat
de Nederlandse veterinair de stick weer

HOCKEYEN IN HET LAND VAN DE
HUNNEBED-BOUWERS!

-ocr page 62-

ter hand neemt.

En dat kan dit jaar in het land van die bo-
vengenoemde Hunnebed-bouwers! En
wel op 1 oktober aanstaande in Emmen.
De Sportdag voorafgaande aan het Jaar-
congres is een niet meer weg te denken
\'must\' voor de sportief ingestelde colle-
gae en aanstaande collegae!
Regel dus nu deze dag met het thuis-
front.

Opgave bij R. Back, dr. Ten Bokkel
Huininkweg 30, 7241 HV Lochem.
Telefoonnummer: 0573-252570 privé /
254027 praktijk. Fax: 0573-257622.

GRANDIOOS 130-
JARIG BESTAAN

Ter ere van het 130-jarig bestaan van de
afdeling Zuid-Holland van de KNMvD
vertrok op 6 juni 1998. het partyjacht
Thalassa Royal. Op het zon overgoten
dek begonnen we aan een welkomst-
drankje waama om twee uur de trossen
losgegooid werden.

Een prachtige tocht over de Lek bracht
ons langs Dordrecht waar de stoomma-
nifestatie plaats vond. Onderweg heb-
ben we van een perfect bufTet mogen
genieten.

Net voor het dessert zijn we in verband
met hagelstenen een etage lager gaan
zitten. Daar vermaakte Rinus Rasen-
berg ons met zang en tekst waarmee een
ieder zich kon identificeren. De kinde-
ren zongen enthousiast mee en voor we
het wisten lagen we aan wal in Schoon-
hoven.

Enfin, een heeriijke dag zomaar in
juni.

Afdeling Zuid-Holland
Y.E.A. Rockland

NIEUWE AFLEVERING THE VETERINARY QUARTERLY

Het nieuwe nummer bevat de vol-
gende artikelen:

* Maintenance of Brucella ahortus-
free herds: a review with emphasis
on the epidemiology and the pro-
blems in diagnosing brucellosis in
areas of low prevalence.

Z. Bercovich

* Endoscopic and transcutaneous ul-
trasonographic findings and grey-
scale histogram analysis in dogs
with caerulein-induced pancreatitis.
Y. Morita, M. Takiguchi, J. Yasuda,
T. Kitamura, M. Syakalima, and A.
Hashimoto

* Type III Von Willebrand\'s disease

De nieuwste aflevering van The Veterinary Quarterly biedt een keur aan inte-
ressante wetenschappelijke artikelen. Zoals meestal het geval is, vindt elk wat
wils in deze veterinair-wetenschappelijke kwartaaluitgave. Dit redactionele
beleid past bij de missie van het blad; kortweg geformuleerd als \'internatio-
nale promotie van de Nederlandse veterinaire wetenschap\'. De scope spitst de
inhoud toe op \'clinical sciences and epidemiology\' en daarmee is
The
Veterinary Quarterly
tevens van waarde voor de Nederlandse practicus. De re-
dactie wenst u met dit nummer veel nieuwe kennis toe.

in Dutch kooiker dogs.

R.J. Slappendel, E.G.M. Beijer, and

M. van Leeuwen

Risk factors for Salmonella dublin
infection on dairy farms.
M.A. Vaessen, J. Veling, K. Franke-
na, E.A.M. Graat, and T. Klunder
Fertility of Shetland pony stallions
used in different breeding systems: a
retrospective study.
A. van Buiten, J.L.A.M. Remmen,
and B. Colenbrander
Incidence of patent Toxocara canis
infection in bitches during the oes-
trous cycle.

P.A.M. Overgaauw, A.C. Okkens,

M.M. Bevers, and L.M. Kortbeek

* Evaluation of a milk test for detec-
tion of sub-clinical ketosis.

R. Jorritsma, S.J.C Baldée, Y.H.
Schukken, Th. Wensing, and G.H.
Wentink

* Wasps are the cause of an increasing
mastitis problem in dairy cattle in Is-
rael.

/. Yeruham, Y. Braverman, and A.
Schwimmer
Wist u dat u als lid van de KNMvD te-
gen een zeer aantrekkelijke prijs een
abonnement op The Veterinary Quar-
terly kunt krijgen?

De leden-prijs is ƒ 55,- (excl. BTW) te-
gen een normale abonnementsprijs
van ƒ 290,- (voor instituten).

Voor meer informatie: Secretariaat
KNMvD, tel. 030-2510111, fax 030-
2511787.

U kunt ook een abonnement bestellen
met behulp van het bestelformulier van
de KNMvD.

-ocr page 63-

m

BANDEN TVD

Op het secretariaat van de KNMvD zijn de banden voor het Tijdschrift voor Diergeneeskunde 1997 voorradig. De prijs bedraagt ƒ 30,- (inclusief 17,5%
BTW en verzendkosten). Onderstaand treft u een overzicht aan van de banden die eveneens nog voorradig zijn, met daarbij behorend kostenoverzicht.

Banden 1996,1995: ƒ 30,-(inclusief 17,5% BTW).
Banden 1994:
niet meer voorradig.
Banden 1993: niet meer voorradig.
Banden 1992: ƒ 30,-(inclusief 17,5% BTW).
Banden 1991: ƒ 26,45(inclusiefl7,5%BTW).
Banden 1990, 1989, 1988:
niet meer voorradig.

U kunt de banden schriftelijk of per fax bestellen onder vermelding van \'Banden\' en de jaargang. Met uw bestelling krijgt u een nota met acceptgiro
thuisgestuurd. Stuur uw bestelling naar: KNMvD, Postbus 14031,3508 SB Utrecht, of fax uw bestelling: 030 - 2511787.

JULINUMMER VEEHOUDER EN DIERENARTS IS UIT

Alhoewel iedereen het vanzelfspre-
kend betreurt dat oud-redactiesecre-
taris Geesje Rotgers haar heil bij de
Productschappen voor Vee, Vlees en
Eieren is gaan zoeken, verheugt het
de redactie bijzonder dat zij bereid is
gevonden een afscheidseditorial te
schrijven, getiteld \'Staldeuren mo-
gen verder open\'. Rotgers is overi-
gens de wereld niet uit; zij is be-
noemd tot buitengewoon lid van de
KNMvD in de hoop dat zij ook in
haar nieuwe werkkring de belangen
van de dierenarts zal blijven beharti-
gen.

INHOUD

Naast de editorial bevat het julinum-
mer de volgende artikelen:
* Van hengst tot ruin: de castratie
door drs. L.A.J. Smeenk
\'Hinderlijk\' hengstengedrag kan
voorkómen worden door de zaad-
ballen weg te nemen; castreren.
Ondanks het feit dat de operatie
vaak met succes wordt uitgevoerd,
moet men de risico\'s niet onder-
schatten. De auteur geeft een over-
zicht van de verschillende metho-
des en complicaties die zich kun-
nen voordoen.

* Gezondheidsplanner mastitis prak-
tij kr ij pt/oorrfr.
T.J.G.M. Lam

De meeste melkveehouders kennen
wel het begrip bedrijfsbegeleiding.
Het is de bedoeling om per belang-
rijke aandoening een handleiding
voor veehouder en dierenarts te ma-
ken om deze bedrijfsbegeleiding ge-
structureerd aan te pakken: de ge-
zondheidsplanner. De eerste ge-
zondheidsplanner is bedoeld voor
het uiergezondheidsmanagement.

* Fotoserie: Afvoer van varkens
door Geert Bistervels

Een overzichtelijke illustratie van
het schone/vuile-wegprincipe in zes
stappen.

* Een vorm van melkziekte bij zeu-
gen
door drs. J. Bakker

Geven uw zeugen te weinig melk in
de kraamstal? En zijn uw zeugen
niet ziek? En vallen er biggen uit?
Wellicht speelt op uw bedrijf het
PHS-syndroom.

* Verplichte bestrijding rekent af
met IBR-virus i/oorcir
P. Franken
Veehouders moeten vanaf 1 mei
1998 hun runderen twee keer per
jaar verplicht enten tegen IBR. Het
doel is om IBR in 2005 geheel uit
Nederland verdreven te hebben.

Het julinummer van Veehouder en Dierenarts is een plaatje! De opmaak en
de illustraties vormen een steeds aantrekkelijker en professioneler onderdeel
van het blad. Natuurlijk: de geboden informatie is inhoudelijk hoogwaardig.
De redactiecommissieleden staan persoonlijk borg voor de kwaliteit van de
artikelen. Maar de verpakking - weten we allemaal - doet ook veel. En die is
voortreffelijk dankzij de illustratoren Henk Vrieselaar en Geert Bistervels.
De redactiecommissie presenteert het nieuwe nummer dan ook trots aan de
zeer gewaardeerde verspreiders van Veehouder en Dierenarts: de Neder-
landse practici landbouwhuisdieren en paarden.

Melkveehouders mogen er hogere
melkopbrengsten en betere export-
mogelijkheden van verwachten.

* CL bij schapen en geiten door drs.
D.P. Dercksen

De ziekte caseous lymphadenitis
(CL) gaat gepaard met abcessen bij
schapen en geiten. De ziekteverwek-
ker is een bacterie. Ook andere dier-
soorten kunnen CL kijgen. De ziekte
kan zelfs overgaan op de mens.
Mede daarom zijn er plannen om ons
land vrij te maken van CL.

* Hoe lang is de wachttijd? door drs.
J.C.A. Vernooij

Op de vraag \'Hoe lang is de wacht-
tijd?\' wilt u graag een duidelijk ant-
woord hebben, zoals \'vijf dagen
voor vlees en twee dagen voor melk
en eieren\'. Helaas is het antwoord
vaak minder gemakkelijk te geven.
Een
praktisch artikel.

DISTRIBUTIE

De distributie van Veehouder en Dieren-
arts is in handen van een nieuwe firma.
Het blad wordt daarmee anders aangebo-
den dan men wellicht gewend was (on-
der meer in ander verpakkingsmateri-
aal). Het redactiesecretariaat neemt
graag kennis van uw ervaringen met
deze manier van distribueren. Schroom
daarom niet te reageren als er iets niet in
orde is. Het is overigens de bedoeling de
practici juist beter van dienst te zijn.

Voor meer informatie en opgave van
abonnementen: secretariaat KNMvD,
mevrouw B. Baas en/of mevrouw S.H.
Umans, tel. 030-2510111 en fax 030-
2511787.

-ocr page 64-

Het is mogelijk om Dierenpraktijken
te laten \'personaliseren\', dat wil zeg-
gen van een omslag te laten voorzien
met praktijkgegevens. Uit reacties
blijkt dat deze omslag nog niet geheel
aan de verwachtingen voldoet. Van-
zelfsprekend doet de uitgever er alles
aan om dit in orde te maken. (Maas-
land Uitgeverij neemt hiertoe schrifte-
lijk contact op met de dierenartsen-
praktijken die een gepersonaliseerde
versie van Dierenpraktijken afnemen.)

INHOUD

De inhoud van Dierenpraktijken bevat
tal van tips en spannende verhalen.

* Egeltje Prik

Wie kent het niet? Aangereden die-
ren langs de weg. Met name egels
halen de overkant niet altijd. Door-
dat nu de paartijd aan de gang is,
gaan ze veel aan de wandel. In dit ar-
tikel leest u wat u met een gevonden
egel moet doen.

* Puppy-perikelen

In de vorige uitgave van Dieren-
praktijken stonden handzame tips bij
het opvoeden van pups. In dit num-
mer het vervolg. Over zindelijk-
heidstraining en de onzin van een
straatverbod.

* Hernia

Drs. Hans van Herpen is werkzaam
als orthopeed in een veterinaire kli-
niek in Oisterwijk. Regelmatig
krijgt hij honden aangeboden met
een hernia. Hij vertelt welke behan-
delingen mogelijk zijn.

* Vergiftigingen

Een artikel over gewone huis-tuin-
en-keukenvergiftigingen. Wat te
doen: bel de dierenarts en probeer zo-
veel mogelijk informatie te verzame-
len, zoals het verpakkingsmateriaal,
de naam van de plant of de bijsluiter
van een medicijn. Uw dierenarts kan
met het Vergiftigingen Informatie
Centrum uitmaken wat er gedaan
moet worden.

* De oudere hond

\'Ouderdom komt met gebreken\'. Nu
onze honden vanwege een verbe-
terde gezondheidszorg een hoge
leeftijd kunnen bereiken, treden pro-
blemen met die leeftijdsgroep meer
op de voorgrond. Dierenpraktijken
neemt deze problemen in een aantal
nummers onder de loep.

* Homeopathie in de diergenees-
kunde

Piet Quartel is gezelschapsdieren-
arts. Vaak krijgt hij dieren voor een
homeopathische behandeling omdat
de reguliere diergeneeskunde geen
antwoord geeft op het probleem.

* De cavia: een vrolijke flierefluiter
De Nederiandse cavia stamt af van
een wilde soortgenoot in het An-
desgebergte. Het dier heeft zelden
de hulp van een dierenarts nodig, bijt
bijna nooit en is altijd vrolijk, zeker
als de groentela opengedaan wordt.
De cavia is daarom zeer geschikt als
huisdier.

* Bang voor de kattenbak?

Bijna iedereen weet het: als je zwan-
ger bent hoef je de kattenbak niet
schoon te maken! Want dat is ge-
vaarlijk. Maar waarom eigenlijk? Is
het wel terecht dat alle vaders in spé
de kattenbak verschonen?

DIERENPRAKTIJKEN:
BETER LAAT DAN NOOIT

Het eerste nummer van Dierenpraktijken 1998 is verschenen. Beter laat dan
nooit, want zoals wellicht bekend was het voortbestaan van het blad een
spreekwoordelijk \'dubbeltje op zijn kant\'. Eén van de gevolgen hiervan is dat
Dierenpraktijken in handen is van een nieuwe uitgever: Maasland Uitgeverij
(een dochteronderneming van Maasland Communicatie, die het blad altijd
heeft geproduceerd). De KNMvD is niettemin nog steeds sterk betrokken bij
het blad en verbindt er ook haar naam aan. Het nieuwe nummer is echt naar
de zin van de redactie. V eel korte artikelen in begrijpelijk Nederlands, leuke
blikvangers en frisse kleuren; echt een blad datje met plezier uitdeelt.

* En verder: Kinderen vragen.
Voor u gelezen en Nieuws van de
industrie

De redactie hoort graag uw reactie op
de uitgave Dierenpraktijken. Op de in-
houd, maar ook op de wijze van aan-
bieden, het personaliseren enzovoorts.
Suggesties voor verbetering zijn meer
dan welkom.Voor uw reacties, meer
informatie en abonnementen: Maas-
land Uitgeverij BV, Postbus 348, 5340
AH OSS, tel. 0412-628218.

O

Voor het lidmaatschap van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Dierge-
neeskunde hebben zich aangemeld de vol-
gende collegae:

Arendzen, IVlevr. I.; 1998; 8308 AN Nagele;
Ring 48.

Asveld, A.; 1998; 7981 LX Diever; Ten Dar-
perweg3.

Baas, Mevr. J.C.; 1998; 2741 HW Waddinx-
veen; Jan Dorrekenskade Oost 36.
Es, Mevr. W.R.G.S. van; 1998; 6123 AX Hol-
tum; Martensweg 13.

Koning-Svendsen, Mevr. L.M. de; 1998; 2512
EA \'s-Gravenhage; Herderinnestraat 18.
Krooshoop, Mevr. G.E.H.; 1998; 7244 NT
Barchem; Bosheumeweg 3.
Kummeling, Mevr. A.; 1998; 3702 GV Zeist;
Tollenslaan 6.

Lauwerijssen, Mevr. F.; Gent-1998; 4872 RK

Etten-Leur; Wielewaal 88.

Mocking, Mevr. A.G.M.; 1998; 3511 HB

Utrecht; Westerkade 13 bis A.

Pol, Mevr. J.N.; 1998; 9527 TC Bronneger;

Dorpsstraat 6.

Ruys, Mevr. L.J.; 1998; 3581 EA Utrecht; Mgr.

van de Weteringstraat 5 C.

Tak, A.; 1998; 3582 TL Utrecht; Lodewijk

Napoleonplantsoen 75 1.

Tas, Mevr. P.A.; 1998; 3711 BR Austerlitz;

Schoolweg 68.

Wiersma, E.; 1985; 2343 KV Oegstgeest; S.
Vestdijklaan 42.

Als kandidaatlid van de Koninklijke Neder-
landse Maatschappij voor Diergeneeskunde
heeft het Hoofdbestuur aangenomen:
Bosch, G.; 3581 LB Utrecht; Oudwijkerdwars-
straat 63.

Groot Nibbelink, N.; 7103 BT Winterswijk; Pas-
bree 106.

Kense, M.J.; 3524 DX Utrecht; Oeral 66.
Labout, L.C.; 3582 EJ Utrecht; Gansstraat 54 B.
Thuring, Mevr. C.M.A.; 3583 EB Utrecht; Prins
Hendriklaan 17.

Wertenbroek, N.R.A.M.; 9000 Gent (België);
Kattenberg 107.

JUBILEA:

Dr. P.J.M. van Wegen te Creil, afwezig, 25 jaar,
28 juli 1998

K.P. Postma te Aerdenhout, aanwezig, 45 jaar. 7
augustus 1998

OVERLEDEN:

Op 11 juni 1998 Drs. J.H. Staal te Sleen.
Op 30 juni 1998 Drs. A.A. Abrahamse te Amers-
foort.

Op 1 juli 1998 Drs. H.J.M.T. Jonkergouw te
Mierlo.

Voor het dierenartsen-examen van 3 juli 1998

zijn geslaagd:

Aemout, Mevr. N.M.J.

Baas, Mevr. J.C.

Brugge, S.P.J. van

Derijks, Mevr. P.M.

Dijstelbloem, Mevr. H.M.E.A.

Dixhoom, Mevr. l.D.E.

Donk, Mevr. S.F.

Doom, Mevr. D.C.K, van

Duvivier, Mevr. A.C.M.

Personalia

-ocr page 65-

Es, Mevr. W.R.G.S. van
Fons, Mevr F.
Ganpat, S.V.I.
Jansen, A.A.J.
Jones, Mevr. C.J.
Kuiper, Mevr. Y.E.
Lambregts, Mevr. E.J.M.
Meijer. Mevr. N.
Moll. Mevr. J.
Post. Mevr. E.
Schipper, Mevr. A.
Schoolmeesters, M.W.V.
Tak. A.

Uchelen, Mevr A.H. van
Wientjes, E.A.M.
Wszeborowska, Mevr. E.W.A.

MUTATIES:

•Aernout, Mevr. N..M.J.; 1998; 3584 ZE
Utrecht; E. Vredeiaan 177; tel. 030-2518967;
wnd.d.

♦Asveld, A.; 1998; 7981 LX Diever; Ten
Darperweg 3; lel. 06-59626006 privé, 0521-
591378 prakt.; p., medew. bij J.A. Glas,

*Baas, Mevr. J.C.; 1998; 2741 HW
VVaddInxveen; Jan Dorrekenskade Oost 36;
tel. 0182-632051; p., ge/elschapsd.

»Bergman. Mevr. M.D.; 1998; 3481 DL
Harmelen; Buizerd 3; tel. 0348-441723 privé,
00-297-8-21720 prakt.; fax 00-297-8-30201; E-
mail: D.SPIGT(äMULTIW EB.NL; p., me-
dew. bij P. Barendsen, E R. de Cuba en Th.J.M.
Wools (Aruba).

Bijl, C. van der; 1994; 7678 BM
Geesteren (O); Geermanstraat 37; tel. 0546-
632339 privé, 631260 prakt.; fax 0546-632457;
p., geass. met R.J. Hessels.

Broshuis, J.T.A.; 1996; 1431 XZ Aals-
meer; Rameaulaantje 20; tel. 0297-348306
privé, 326734/560627 prakt.; fax 0297-
565422; p., medew. bij J.M. Beerens en P.J.J.
van Overbruggen.

*Brugge, S.P.J. van; 1998; 3572 KT
Utrecht; A. Numankade 63 A; tel. 030-
2733992; wnd.d.

Custers, Mevr. S.E.A.C.M.; 1994; 7678
BM Geesteren (O); Geermanstraat 37; tel.
0546-632339; d.

*Dcrijks, Mevr. P.M.; 1998; 3511 AZ
Utrecht; Oudegracht 148 bis; tel. 030-
2322456; wnd.d.

*Dijstclblocm, Mevr. H.M.E.A.; 1998;
3584 HB Utrecht; A. van Dalsumlaan 95; lel.
030-2541895; wnd.d.

»Dlxhoorn, Mevr. I.D.E.; 1998; 3581
MT Utrecht; Zonstraat 60; tel. 030-2541791;
d.

*Donk, Mevr. S.F.; 1998; 3511 VZ
Utrecht; Springweg 150 bis; tel. 030-2321007;
wnd.d.

*Doorn, Mevr, D.C.K, van; 1998; 3511
VZ Utrecht; Springweg 184; tel. 030-
2316051; wnd.d.

*Duvivier, Mevr. A.L.M.; 1998; 3515
GS Utrecht; Lauwerecht 52; tel. 030-
2723585; wnd.d.

Eikelboom. R.E.; 1979; 8332 LB
Steenwijk; De Wiende 8; tel. 0521-523755
privé, 514848 prakt.; fax 0521-518115; p.. ge-
ass. met G.J. Eringa, B. Gerritsen en J. Kiestra.

Eldik. Mevr. M. van; 1995: 4211 BG Spijk
(ZH); Zuiderlingedijk 215; tel. 0183-562107
privé. 0181-632711 prakt.; p., medew. bij G.J.
Bosch en W.E.R. Schell.

*Es, Mevr. W.R.G.S. van; 1998; 6123
AX Holtum; Martensweg 13; tel. 046-
4858808; wnd.d.

*Fons. Mevr. F.; 1998; 3581 JD Utrecht;

Van Alphenstraat 54; tel. 030-2513306; wnd.d.

*Ganpat, S.V.I.; 1998; 3437 SV Nieuwe-
gein; Daalderburg 21; tel. 030-6044175;
wnd.d.

•Groenen. R.M.P.M.; 1994; 2921 BJ Krim-
pen a/d IJssel; Treviso 24; tel. 0180-513125
privé, 522336 prakt.; p., medew. bij R. Verkaik.

Haffmans. P.C.M.; 1980; 5935 TG Steijl;
Keramiekstraat 43 A; tel. 077-3732247 prakt.;
fax 077-3731926; p.

Heijden, G.T. ter; 1980; 7131 NC
Lichtenvoorde; Berkendijk 3; tel. 0544-
377850 privé, 371600 prakt.; fax 0544-372255;
p., geass. met W.W.A.M. Kruysen, J.B.A. Loo-
mans, H.W. van Ruitenbeek, W. Schuurman en
A.J.W.G.Vos.

Horstink, Mevr. M.A.; 1997; 6658 CL
Beneden-Leeuwen; Dorpsplein 8; tel. 0487-
591349 privé, 512326 prakt.; p., medew. bij
H.A.Schep.

»Jansen, A.A.J.; 1998; 3412 KE Lopi-
kerkapel; Lopikerweg Oost 193 C; tel. 030-
6872698; wnd.d.

*Jones, Mevr. C.J.; 1998; 3511 NE
Utrecht; Oudegracht 177 bis; d.

Kampert, Mevr M.C.B.; 1982; 2910 Essen
(België); Kalmthoutsesteenweg53; tel. 00-32-3-
6674389 privé, 0165-557500 prakt.; fax 0165-
554153; E-mail: KAMPERTfö IBM.NET; p.,
geass. met F.P.C.M. Beens.

Knijn, Mevr. H.M.; 1996; 3648 NX
Wilnis; Geerkade 18; tel. 0346-242143 privé,
030-2531040 bur.; E-mail: H.KNIJN^VET.
UU.NL; wet. medew. U.U. (F.D., vkgr.
Bedrijfsdiergeneeskunde en Voortplanting).

•Krooshoop, Mevr. G.E.H.; 1998; 7244
NT Barchem; Bosheurneweg 3; tel. 06-
51332888/0573-441948 privé, 451200 prakt.;
fax 0573-451700; p., medew. bij A.J.G.
Lautenschutz en W. W ieringa.

Kruif, e.G. de; 1997; 5056 PL Berkel-
Enschot; Heikantsebaan 3; tel. 013-5335695
privé, 5283535 prakt.; p., medew. bij
C.I.M.M. Achten, G.M.J.M. Boink, F.I..P.C.
Donders, .«V.H.M. van Doremalen, J.H.M.
Maas en M.G. van der Weele.

♦Kuiper, Mevr. V.E.; 1998; 3523 TG
Utrecht; Hoogravenseweg 5; tel. 030-
2802266; d.

•Kummeling. Mevr. A.; 1998; 3702 GV
Zeist; Tollenslaan 6: tel. 030-6911297 privé,
2531624 bur.; E-mail: SI02@VET.UU.NL;
roulant/specialist in opleiding U.U. (F.D., vkgr.
Geneeskunde van Ciezelschapsdieren.

*Lambregts, Mevr. E.J.M.; 1998; 3584
ZG Utrecht; E. Vredelaan 191; tel. 030-
2517825; wnd.d.

Leeuwen. E.J.M. van; 1988; 7442 BP
Nijverdal; Lochtersweg 22; tel. 0548-618994;
r.d.

Lubbers, A.J.; 1981; 7251 MH Vörden;
Bergkappeweg 2; tel. 0575-556216 privé,
0571-271805 bur.; fax 0571-274272; k.d.
R.V.V. kring Apeldoorn.

»Meijer, Mevr. N.; 1998; 3531 HC
Utrecht; Leidsekade 105 bis; tel. 030-
2941266; wnd.d.

*Moll, Mevr. J.; 1998; 3705 ZG Zeist;
Warande 79; tel. 030-6951032; d.

Mulder. W.J.; 1972; 7671 CD \\ riezen-
veen; W esteinde 82; tel. 0546-567535 prakt.;
fax 0546-567523; p., geass. met J.T.M. Her-
mens.

•Nooy van der Kolff, Mevr. M.C.A.; 1985;
5081 CA Hilvarenbeek; Vrijthof 14; tel. 013-
5053935; wnd.d.

Noren-Herschel, Mevr. D.A.; 1976; Palm
Harbor. FL. 34685 (U.S.A.); 1588 Lago Vista

Blvd.; tel. 00-1-813-7855051; E-mail: DOU-
NOREN@JUNO.COM; d.

Oijen, Mevr. A.H.E.A. van; 1997; 2352
CC Leiderdorp; Beukenschans 44; tel. 071-
5410858 privé, 5896868 prakt.; p., medew. bij
A.R..V1. Bastiaans en Mevr. K.J.W. van Cleef.

*OudeNijhuis, Mevr B.A.M.; 1998; 1771
MH Wieringerwerf; Oosterkwelweg 18; tel.
0227-663309 privé, 023-5277666 prakt.; fax
0227-663309; p., medew. bij Mevr. M.
Verbeek (fax prakt.: 023-5277306).

Parlevliet. Mevr. Dr. J.M.; 1986; U-1997;
3572 SJ Utrecht; Bekkeretraat 38 A; tel. 030-
2733211 privé, 2531044 bur.; fax 030-2531054;
E-mail: J.PARLEVLIET(ftVET.UU.NL; Univ.
docent U.U. (F.D., vkgr. Bedrijfsdierg. en Voort-
pl.).

Pistorius, Mevr. H.E.; 1992; 4861 ED
Chaam; Vossenberg 8; tel. 0161-493019 privé,
451350 prakt.; p., medew. bij A.C.L.M. Aarts,
J.P.C. Caron, P.M.M. Dirven en P.C.M.W. Plas-
schaert.

»Pol, Mevr. J.N.; 1998; 9527 TC Bron-
neger; Dorpsstraat 6; tel. 0599-238220; wnd.d.

*Post, Mevr. E.; 1998; 3512 EB Utrecht;
Keizerstraat 128; tel. 030-2340994; d.

Rodewijk, J.C.M.; 1979; 7391 TS Twello;
Doomweerdstraat 25; tel. 0571-275641 privé,
0570-505182 bur.; fax 0570-505195; E-mail:
RODEWlJK(aNRS.NL; teamleider C.R.
delta ET Oost.

Rosario Suarez, Mevr. R.M.P. del; Cordoba
(Sp.)-1989; 1013 MB Amsterdam; Tweede
Breeuwerstraat 12; teL 020-4278870; d.

♦Schipper, Mevr. A.; 1998; 3584 HB
Utrecht; A. van Dalsumlaan 95; tel. 030-
2541895; wnd.d.

♦Schoolmeesters, M.W.V,; 1998; 3572
K I Utrecht; A. Numankade 63 A; tel. 030-
2722993; d.

Schutte, J.G.; Gent-1991; 3255 AZ Oude
Tonge; West Achterwegö A; tel.0187-643991
privé, 642441 prakt.; fax 0187-643946; E-
mail: 106053.262l(aCO.MPUSERVE.COM;
p., medew. bij P.R.J.M. Schilder

Smeets, S.P.; 1993; 6466 JL Kerkrade;
EIbereveldstraat 7; tel. 045-5420537 privé,
5410292 prakt.; p., geass. met E. Bisschoff.

Smit, Mevr. A.M.; 1996; 1431 XZ Aals-
meer; Rameaulaantje 20; tel. 0297-348306
privé, 030-2882290 prakt.; p., medew. bij A.W.H.
van der Mark.

Steenaert, M.H.H.; 1997; 7121 RC Aalten;
Lichtcnvoordsestraatweg 70; tel. 0543-478959
privé, 0544-371600 prakt.; fax 0544-372255; p.,
medew. bij G.T. ter Heijden, W.W.A.M. Kruysen.
J.B.A. Loomans, H.W. van Ruitenbeek, W.
Schuurman en A.J.W.G. Vos.

Swagemakers, J.H.D.M.; Gent-1987; 49596
Gehrde (Duitsland): Kornstrasse 4; tel. 00-49-
5433-6566 privé, 5492-2915 prakt.: fax 00-49-
5433-902789; E-mail: JSWAGEMAKERSfa
T-ONLINE.DE; p., paarden, geass. met Dr. H.
Göbel en Dr. M. Koene.

Swartberg-van der Kaaden, Mevr. M.F.;
1997; 1222 Vésenaz, Genève (Zwitserland);
Chemin Albert Dufour 9; tel. 00-41-22-
7521438; d.

*Tak, A.; 1998; 3582 TL Utrecht; Lode-
wijk Napoleonplantsoen 75 I; tel. 030-2523636;
wnd.d.

*Tas. Mevr. P.A.; 1998; 3711 BR Auster-
litz; Schoolweg 68; tel. 0343-491128 privé,
0316-331076 prakt.; fax 0316-543643; p., me-
dew. bij G.B.M. van den Elzen.

Thywissen, Mevr. P.H.M.; 1985; 8409 CR
Hemrik; Compagnonsfeart 32; tel. 0516-
471720 privé, 0513-463313 prakt.; fax 0513-

-ocr page 66-

I#11 IP w

..........r k

.JÊÊÊÊââ

462489; p., geass. met S.J. Henstra, J.R. de
Nooij, J.T. Siebinga en J.B. Velema.

*Uchelen, Mevr. A.H. van; 1998; 3584
HB Utrecht; A.
van Dalsumlaan 95; tel. 030-
2541895;
wnd.d.

Unen, H. van; 1995; 3481 LC Harmelen;
Harmelerwaard 22; tel. 030-6667125 privé,
0348-472697 prakt.; p., medew. bij L. Pool.

•Veen, Mevr. C. van de; 1998; 3737 ME
Groenekan; Nieuwe Weteringseweg 108; tel.
0346-213681 privé,
0413-272025/272026 prakt.;
fax 0413-274341; p., medew. bij WJ.M.
Guppen, FJ.M. van Dongen, P.F.A. van
Gasselt, P. Goedendorp; J.G. Hemmink, A.G.
Peters, J.J.G. Rosegaar, Mevr. I.L.M. van
Soest en G J. Veldhorst.

Werven, P. van; 1990; 7913 AG Holland-
scheveld; Otto Zomerweg 75;
tel. 0528-344391
privé,
342133 prakt.; fax 0528-341738; p.

*Wientjes, E.A.M.; 1998; 3831 TX
Leusden; Uilenhoeve 35; d.

*Wszeborowska, Mevr. E.W.A.; 1998;
3851 TB Ermelo; Anna van Saksenlaan 15;
tel. 0341-561243; wnd.d.

De Redactie van het Diergeneeskundig Jaarboek wil dierenartsen de
mogelijkheid bieden in het Diergeneeskundig Jaarboek naast hun
privé-adres het praktijkadres
(bij een meermanspraktijk alleen de
hoofdvestiging!)
te laten vermelden. Ook wanneer uw praktijk geves-
tigd is op uw privé-adres, kunt u dit als zodanig laten opnemen.

Wanneer u uw praktijkadres opgenomen wilt hebben in het
Diergeneeskundig Jaarboek wordt u verzocht uw gegevens
schriftelijk
door te geven aan het

secretariaat van de KNMvD,
t.a.v. Anne Marie Boverhuis
(fax nr.: 030-2511787).

Doorlopende agenda

congressen & symposia

Augustus

4—9 World Equine Airways Symposium. Uni-
versity of Guelph, Guelph, Ontario, http://
www.vet.comell.edu/weas. E-mail: weas
@uoguelph.ca. Tel.: (519)823-8800 ext
4090, fax: (519)767-2855.

9—11 Third International Raptor Biomedical
Conference, Midrand, South Africa. Call
for papers. J.T. Lumeij, fax: 030-2518126,
E-mail: J.T. Lumeij@ukg.dgk.ruu.nl.

24—28 lO* International Conference on Pro-
duction Diseases in Farm Animals (ICPD).
Utrecht, the Netherlands (e-mail: T.Wen
sing@IZV.DGK.Rinj.NL). RNVA, PO
Box 14031,3508 SB Utrecht.

September

2—5 De European Society of Veterinary Der-
matology (ESVD) organiseert haar vijf-
tiende jaarlijkse congres te Maastricht.
Conference Agency Limburg. Mw. M.
Frank-Goovers, P.O. Box 1402, 6201 BK
Maastricht, tel.: 043-3619192, fax: 043-
3619020 of e-mail: cal.conferenceagency
@pi.net.

7—10 10"" International Symposium on Lame-
ness in Ruminants. Lucerne, Switzerland.

9 Mini-seminar \'Pijnbestrijding bij paarden\'
in Drafcentrum Wolvega te Wolvega.
Aanvang: 14.00 uur. Aanmelding bij:
Intervet Nederland B.V., Postbus 50, 5830
AB Boxmeer, tel.: 0485-587652.

9—12 30"\' International Congress on the His-
tory of Veterinary Medicine, Veterinair
Anatomisch Instituut, VeterinarstraPe 13,
Miinchen.

10—12 Eight International Conference on Hu-
man-Animal Interactions. \'The changing
roles of animals in society\', Prague. Tel.:
33 1 49 291200, fax: 33 1 48 065565.

vergaderingen &
bijeenkomsten

Augustus

14—16 European Championship Show Jum-
ping for Veterinarians. Verden, Germany.
Show-Office, tel/fax: 0049-4231-922222.

September

8 Afdelingsvergadering Noord-Holland te
Marken-Binnen.

8 Afdelingsvergadering Zeeland.

10 Bijeenkomst Groep Pluimveewetenschap-
pen in de namiddag met lezingen.

15 Ledenvergadering Afdeling Overijssel te
Hellendoom.

15 Afdelingsvergadering Noord-Brabant.

16 Werkvergadering runderpractici-GD Utrecht.
Aanvang: 13.30 uur. Wegrestaurant \'De
Meem\', Meemdijk 59, De Meem.

16 Ledenvergadering Afdeling Zuid-Holland.

17 Ledenvergadering Afdeling Utrecht, 20.15
uur. Het Oude Tolhuys te Utrecht.

17 Bijeenkomst Kring Dierenartsen Achter-
hoek in restaurant \'t Wolfersveen in
Zelhem, aanvang 20.00 uur.

17 Werkvergadering runderpractici-GD De-
venter. Aanvang: 14.00 uur. Locatie De-
venter, Amsbergstraat 7, Deventer.

17 Studievergadering Groep Homoeopathisch-
werkende dierenartsen. Beatrixgebouw
Jaarbeurscongrescenttum te Utrecht. 19.30-
22.30 uur.

17 Ledenvergadering Afdeling Gelderland.

17 Ledenvergadering Afdeling Friesland.

22 Ledenvergadering Afdeling Groningen/
Drenthe.

22 Ledenvergadering Afdeling Limburg.

22 Post IPCS bijeenkomst van de Groep Ge-
neeskunde van het Varken en Fort Dodge
Animal Health, vanag 13.30 in het
Postiljonhotel Arnhem.

Oktober

10 Gentlemen Koppelkoers/tijdrit (na de Hee-
renkoers) in Tiel. Medische Wielerkring.
H. In den Bosch, tel: 0344-612973.

cursussen

Augustus

16—30 The Ruppin Institute in Israel offers an
intensive 2 weeks Dairy Herd Health
Management Course for practising veteri-
narians. Price: $ 2,000 including accom-
modation, meals and tours. For details
please contact Head of Department Adi
Raz before July 15, 1998. E-mail: adi-
raz@ruppin.ac.il, fax: -t-972-9-89-83-041.

September

16 PAO-D cursus: 98.808. Gebitsreiniging en
slijptechniek instrumentarium voor assis-
tenten.

17 PAO-D cursus: 98.103. De oudere kat; dia-
gnostiek en behandeling van diverse aan-
doeningen.

17 PHLO-cursus \'Vruchtbaarheidsproblemen
bij het varken: diagnostiek met behulp van
echografie\'. Inschrijftermijn eindigt op 24
augustus 1998. Bureau PHLO, Postbus
8130, 6700 EW Wageningen, tel.: 0317-
484093/484092, fax: 0317-426547.

18 Praktijkdag \'De Wet herstructurering var-
kenshouderij\' in Musis Sacrum te Arnhem.
Kosten: / 495,- excl. BTW per persoon.
Aanmelding: Vermande Studiedagen,
Postbus 20, 8200 AA Lelystad, tel.: 0320-
237721, fax: 0320-233158.

23 PAO-D cursus: 98.142. Introductie practi-
sche toepassing echografie bij gezel-
schapsdieren.

24 PAO-D cursus: 98.205. Fertiliteit rund
(twee dagen, tevens 25 september 1998).

29 PAO-D cursus: 98.505. Anesthesie Paard
(één middag en avond theorie, praktisch
deel \'op locatie\' in week 41 en 42,1998).

29 PAO-D cursus: 98.131. De oudere hond;
diagnostiek en behandeling van intemisti-
sche, chirurgische en orthopedische aan-
doeningen.

Oktober

8 PAO-D cursus: 98.085. Apotheek voor as-
sistenten in de dierenartsenpraktijk (twee
dagen, tevens 9 oktober 1998).

-ocr page 67-

0

IVie kent niet het boek \'Hoe God verdween uitJorwerd\', waarin de schrijver-journalist Geert Mak vertelt
van het kleine Friese dorpje Jorwerd met zijn inwoners. Een verhaal over lang vervlogen tijden en vooral
over de laatste vijftig jaar met hun overweldigende veranderingen op sociaal-economisch gebied. Over de
vernieuwingen die er kwamen en die er de oorzaak van zijn dat een gedurende eeuwen stabiele gemeen-
schap in slechts enkele decennia volledig is gedestabiliseerd.

De geschiedenis van Jorwerd is voor velen van ons zeer herkenbaar en roept herinneringen op uit een nog
maar recent verleden. Jorwerd kent, net als iedere agrarische gemeenschap waar ter wereld ook, een ze-
kere mate van conservatisme. Mak laat zien dat dit geen uiting van bekrompenheid is, maar vooral een
houding om te overleven. Immers door middel van de traditie was de overdracht van kennis en vaardighe-
den binnen een gemeenschap gewaarborgd. Deze ietwat behoudende levensstijl leeft hier en daar nog al-
tijd onder de boerenbevolking. Ook onder veeartsen wordt ze nog steeds aangetroffen. Waarschijnlijk
werkt ze thans nog vertragend op het tempo waarmee moderne ontwikkelingen hun weg binnen de veehou-
derij weten te vinden. Maar dat zal gauw verleden tijd zijn.

In zijn op 2 april 1998 uitgesproken oratie, waarvan u in dit nummer een uitvoerig verslag vindt, presen-
teert professor Noordhuizen zich als een bevlogen pleitbezorger van de moderne plannen voor kwaliteits-
management en risicobeheersing in de veehouderij. Ongetwijfeld zullen onder zijn inspirerende leiding
van de nieuwe faculteitsafdeling \'Gezondheidszorg Herkauwers\' effectieve impulsen uitgaan waarmee de
spelers op het veld van de veehouderij spoedig aan de slag kunnen. Het is nog slechts een kwestie van tijd.

Terwijl de overheid zichzelf een prominente rol in het bovengenoemde vernieuwingsproces heeft toebe-
deeld, is dat op het gebied van het \'Dierenrecht\' en de \'Relatie Mens-Dier\' veel minder het geval. Hoewel
ze maatschappelijk van minstens even groot belang zijn, steunt het onderwijs en het onderzoek op deze
twee gebieden voornamelijk op particulier initiatief.

Zoals de leerstoel Dierenrecht te Utrecht door de Stichting Dier en Wetenschap mogelijk is gemaakt, zo
maakt de KNMvD het mogelijk dat er een hoogleraar Relatie Mens-Dier is benoemd. De nieuwe hoogle-
raar hiervoor is mevrouw professor Noordhuizen-Stassen. Ook zij sprak op 2 april haar inaugurele rede
uit, waarvan ook in dit nummer een uitvoerig verslag is opgenomen.

Zij roept ons op om juist als dierenarts deel te nemen aan de maatschappelijke discussies waar de gezond-
heiden het welzijn van dieren in het geding zijn. Alleen dan kunnen we invloed op de komende regelgeving
uitoefenen, want achteraf heeft commentaar immers weinig zin.

We hopen dat dit jonge hooglerarenechtpaar de kansen krijgt om zijn capaciteiten optimaal te kunnen be-
nutten.

Misschien niet zo spectaculair als ooit het echtpaar Curie, maar wie weet.

Namens de Hoofdredactie,
drs. J.K. de Jong.

Van de Hoofdredactie

-ocr page 68-

HUIDIGE INZICHTEN IN DE MOGELIJKHEDEN VAN
REANIMATIE BIJ DE HOND EN DE KAT

Tijdschr Diergeneeskd 1998:123: 464-70

K.L Howl, /V. Reens^, A.A. Stokhof3, en L.J. Hellebrekers^

SAMENVATTING

In dit overzicht worden de huidige inzichten met betrek-
king tot de reanimatie bij de hond en de kat weergegeven.
Het uiteindelijke doel van de reanimatie is dat het dier
blijft leven mét een goede postreanimale hersenfunctie.
Na het vaststellen van een adem- dan wel een circulatie-
stilstand, dient onmiddellijk te worden gestart met de re-
animatie. Het zorgen voor adequate ventilatie en effec-
tieve circulatie naar de belangrijkste organen van het
lichaam, het hart en de hersenen, staat hierbij centraal.
Dit kan bereikt worden door intuberen, beademen met
100% zuurstof en compressie van de gesloten thorax, dan
wel directe hartmassage na thoracotomie.
Het toedienen van medicijnen vormt een belangrijk on-
derdeel van de reanimatie. De meeste bij de reanimatie
gebruikte medicijnen kunnen, bij afwezigheid van een
centraal veneuze toegangsweg, toegediend worden via de
endotracheaal tube.

Een hoge dosering adrenaline (0,2 mg/kg) wordt geadvi-
seerd. Het routinematig toedienen van calcium, natrium-
bicarbonaat of grote hoeveelheden infuusvloeistof wordt
ontraden. Na een geslaagde reanimatie moeten alle pa-
tiënten intensief bewaakt worden.

SUMMARY

State of the art of resuscitation of dogs and cats

This article reviews the present state of the art of resuscita-
tion of dogs and cats. The purpose of resuscitation is to re-
vive animals so that the vital functions resume together with
a normal brain function.

Resuscitation must be started as soon as the cardiopulmo-
nary arrest has been confirmed. Adequate ventilation and ef-
fective circulation to the most vital body organs, the heart
and the brain, have the highest priority. They can be achie-
ved by endotracheal intubation, artificial ventilation with
100% oxygen and rhythmic compression of the closed chest
or direct cardiac massage following thoracotomy.
Medical therapy is an important part of resuscitation. In the
absence of a central venous route, deep endotracheal admin-
istration is the preferred method of administration. Most me-
dications can be administered through the endotracheal tube
in this fashion.

\' Diergeneeskundig Specialisten Centrum Den Haag, Regentesseiaan 190. 2562 EH
Den Haag.

\' Universiteitskliniek voor Gezelschapsdieren, Afdeling Anesthesiologie, Faculteit

der Diergeneeskunde, Postbus 80154, 3508 TD Utrecht.
^ Universiteitskliniek voor Gezelschapsdieren, Faculteit der Diergeneeskunde,
Postbus 80154, 3508 TD Utrecht.

A high dosage of adrenaline (0.2 mg/kg) is advised. The rou-
tine use of calcium, sodiumbicarbonate or large volumes of
infusion fluids is discouraged.

After successful resuscitation, all patients must be monitored
intensively.

INLEIDING

Onder reanimatie wordt verstaan het bijbrengen van een be-
wusteloos of schijndood mens of dier (8). Het eerste gepubli-
ceerde rapport over reanimatie bij de hond stamt al uit 1874
(12). Vooral de laatste jaren zijn er veel belangrijke verande-
ringen op het gebied van de reanimatie doorgevoerd. In de
meest recente reanimatieprotocollen zijn naast een aantal be-
staande richtlijnen die van grote waarde zijn gebleken, ook
veel nieuwe of aangepaste technieken en medicaties toege-
voegd.

Het doel van dit artikel is een overzicht te geven van de re-
animatie bij gezelschapsdieren gebaseerd op gegevens uit de
recente literatuur en op eigen ervaringen opgedaan bij reani-
maties op de Universiteitskliniek voor Gezelschapsdieren.

Met reanimeren moet zo snel mogelijk worden gestart bij
een adem- en of een circulatiestilstand. Bij een primaire
ademstilstand of een zéér ernstige respiratoire insufficiëntie
zal er binnen enkele minuten ook een circulatiestilstand vol-
gen. Is de circulatiestilstand echter primair, dan volgt er bin-
nen één minuut een ademstilstand. Dit betekent dat een dier
vaak wordt aangeboden met zowel een adem- als een circu-
latiestilstand, het Cardio-Pulmonaal Arrest (CPA) (10).
Bij de reanimatie wordt gestreefd naar het realiseren van een
effectieve circulatie van geoxygeneerd bloed naar de meest
vitale organen van het lichaam: het hart en de hersenen. Dit
zal in de meeste gevallen door hartmassage en kunstmatige
ventilatie tot stand worden gebracht. Beide moeten voortge-
zet worden totdat een eventuele behandeling van de onder-
liggende oorzaak kan plaatsvinden of totdat de patiënt gesta-
biliseerd is.

De doelstelling van de reanimatie is niet alleen dat het dier
blijft leven, maar ook dat er een normale hersenfunctie res-
teert na de reanimatie (3).

Bij patiënten met een infauste prognose of bij patiënten met
een te verwachten blijvend hersenletsel dient, in geval van
CPA, reanimatie bij voorkeur achterwege te blijven. Dit
geldt eveneens wanneer een CPA optreedt bij een terminale
patiënt.

Aangezien het veelal achteraf pas goed te beoordelen is of de
reanimatie zinvol was, krijgen veel patiënten het voordeel
van de twijfel en zal er direct met reanimeren worden aange-
vangen.

Het is zeer gewenst om een vaste werkplek in te richten waar
dieren gereanimeerd kunnen worden. De benodigde materia-
len dienen op deze locatie binnen handbereik, en overzichte-

-ocr page 69-

lijk gerangschikt, beschikbaar te zijn.
Het regelmatig (bijvoorbeeld éénmaal per maand) controle-
ren van alle voor de reanimatie benodigde materialen op aan-
wezigheid en correct functioneren is noodzakelijk.
Naast het aanwezig zijn van materialen voor reanimatie, is
training van de personen die de reanimatie, op geleide van
een reanimatieprotocol, moeten uitvoeren van groot belang
voor het bereiken van succesvolle reanimaties (10).

HERKENNING

Belangrijk voor het welslagen van een reanimatie is de tijd
die verstrijkt tussen het onderkennen van de adem- dan wel
circulatiestilstand en het starten van de reanimatie, zo kort
mogelijk te houden (14). Het is echter niet altijd gemakkelijk
om een CPA in een vroeg stadium te onderkennen.
Een CPA kan door velerlei veranderingen worden aangekon-
digd, zoals een daling van de hartfrequentie, een daling van
de ademfrequentie of een cyanotische of bleke kleur van de
slijmvliezen (5).

Bij een \'wakker\' dier zal een CPA binnen ongeveer 15 se-
conden bewustzijnsverlies veroorzaken. Pupildilatatie en
lichtstijfheid ontstaan binnen 20 seconden na de circulatie-
stilstand. Het optreden van deze verschijnselen wordt echter
wel beïnvloed door voorafgaande medicatie, zoals sympati-
comimetica (adrenaline) of parasympaticolytica (atro-
pine)(14). Bij dieren onder anesthesie kunnen ten gevolge
van een CPA de volgende veranderingen worden waargeno-
men: een arteriële bloeddrukdaling, een daling van het vo-
lume percentage CO2 gemeten aan de expiratie (EtC02) en
een daling van de zuurstofsaturatie gemeten aan de pulse
oxymeter (Sp02). Op het elektrocardiogram (ECG) kunnen
onder meer sinusbrady- en tachycardiën, ST-deviatie en T-
top-veranderingen, ventriculaire tachycardiën, ventriculaire
extrasystolen, ventrikelfibrillatie of asystolie waargenomen
worden.

Het ECG is een weergave van de elektrische activiteit van
het hart en geeft lang niet altijd een betrouwbaar beeld van
de mechanische hartactie. Het is dus mogelijk dat het hart
wel een (bijna) normale elektrische activiteit vertoont,
maar dat dit niet gepaard gaat met een adequate mechani-
sche activiteit. Deze situatie wordt aangeduid met elektro-
mechanische dissociatie (EMD). EMD wordt het meest fre-
quent gezien bij ernstige gegeneraliseerde algehele ziekten,
bij shock of bij een overdosering van anesthetica (10). Ook
kan EMD veroorzaakt worden door een spanningspneu-
mothorax, grote longembolie, harttamponade of verbloe-
ding.

De capillaire vullingstijd kan meerdere minuten normaal
blijven en is in de vroege fase na het ontstaan van het CPA
geen betrouwbare indicator voor een adequate perifere circu-
latie (14).

EERSTE OPVANG

Het reanimeren kan het beste plaatsvinden door tenminste
drie personen (2). Terwijl twee personen de eerste opvang
verzorgen, kan de derde persoon de bewakingsapparatuur
aansluiten, variabelen interpreteren en verdere behandelin-
gen uitvoeren. In deze situatie zal de reanimatie niet onnodig
onderbroken of vertraagd worden (14).
Aan elke reanimatie gaat het stellen van de indicatie vooraf
Dit kan gedaan worden door hartauscultatie of palpatie van
de ictus cordis, het voelen van de perifere pols en het beoor-
delen van de ademhaling.

liiSUiJZiDIZSiHHi

Na de eerste evaluatie zal gezorgd moeten worden voor een
adequate ventilatie en voor het maximaliseren van de circu-
latie naar de vitale organen.

Garanderen van een adequate ventilatie
Een vrije ademweg wordt gerealiseerd door hoofd en hals
van het dier te strekken en de tong naar buiten te trekken.
Taai secretum, braaksel en corpora aliena dienen verwijderd
te worden. Door intubatie wordt een zo goed mogelijke vrije
voorste ademweg gecreëerd.

Bij een volledig geobstrueerde voorste luchtweg, waarbij
geen vrije luchtdoorgang verkregen kan worden, kan een
spoed-tracheotomie levensreddend zijn (2,10).
Bij hypoxemie ten gevolge van onvoldoende gasuitwisseling
moet het dier beademd worden. Dit kan geschieden door
middel van mond-op-neus beademing of, na intubatie, door
manueel (met een ademballon) of machinaal te beademen.
Mond-op-neus beademing (de bovenlippen van de hond
worden hierbij strak over de onderlippen getrokken) is de
aangewezen methode van beademen totdat intuberen plaats
kan vinden.

Door de patiënt te intuberen wordt beademen niet alleen ge-
makkelijker maar vooral ook efficiënter. Tevens biedt intu-
beren de mogelijkheid om met 100% zuurstof te beademen,
terwijl daarnaast wordt voorkomen dat gas in het maag-
darmkanaal wordt geblazen (2). Lucht in de maag kan bra-
ken opwekken, hetgeen de reanimatie alleen maar bemoei-
lijkt.

Bij het intuberen dient het hoofd niet veel hoger gehouden te
worden dan het niveau van het hart. De reeds aanwezige lage
bloeddoorstroming van de hersenen zal anders nog verder
verslechterd kunnen worden (2).

Het verdient de voorkeur te ventileren met 100% zuurstof en
met een ademfrequentie van 25 tot 30 maal per minuut (10).
Het gebruik van een zelfmsufflerende ademballon (AMBU-
bag) verbonden met een zuurstofbron is hierbij zeer effectief
gebleken.

Bij dieren onder anesthesie dient toediening van alle anes-
thetica te worden gestaakt. Alléén de zuurstoftoediening
wordt gecontinueerd en het anesthesiesysteem moet met
100% zuurstof worden doorgeblazen (3).

Circulatie zekerstellen

Het waarnemen van pulsaties aan een perifere arterie, zoals
bijvoorbeeld de arteria femoralis, geeft informatie omtrent
de aanwezigheid van een effectieve circulatie. Indien geen
effectieve hartactie wordt vastgesteld, dient de circulatie
kunstmatig in stand te worden gehouden.
De indicatie hiervoor moet goed gesteld worden. Bij dieren
met een intacte hartfiinctie zijn pogingen om kunstmatig de
circulatie op gang te houden namelijk niet zonder risico; er
kunnen arythmiën of zelfs een CPA door worden opgewekt
(2).

Bij het kunstmatig in stand houden van de circulatie geldt het
genereren van een effectieve bloedstroom als de primaire
doelstelling. Een permanente, maar minimale, circulatie
zorgt namelijk voor een persisterend minimaal glucose-aan-
bod in een hypoxisch milieu. Dit kan op cellulair niveau aan-
leiding zijn tot een stapeling van afvalproducten (zoals lac-
taat en CO2) en de vorming van zuurstofradicalen. Hierdoor
neemt de kans op irreversibele weefselbeschadiging toe.
Vooral de neuronen in het centrale zenuwstelsel zijn hier-
voor erg gevoelig (1).

-ocr page 70-

Een effectieve circulatie gaat gepaard met een adequate en
aanhoudende C02-uitwas in de uitademingslucht (4).
Hierbij is van belang dat het tijdens de reanimatie voelbaar
zijn van een perifere pols alléén niet gelijk gesteld mag wor-
den met een adequate circulatie. Er is tijdens het reanimeren
namelijk geen goed onderscheid te maken tussen het voelen
van een drukgolf (zonder daadwerkelijke bloeddoorstro-
ming) en een functionele voorwaartse bloeddoorstroming.

De circulatie kan kunstmatig door middel van gesloten tho-
raxcompressie dan wel door hartmassage na thoracotomie
zeker gesteld worden.

Gesloten thoraxcompressie

Bij gesloten thoraxcompressie is er sprake van twee wer-
kingsmechanismen op basis waarvan de circulatie kan wor-
den onderhouden. Deze werkingsmechanismen zijn geba-
seerd op het cardiale- en het thorax-pompprincipe.
Het cardiale pompprincipe is gebaseerd op de uitwendige
compressie van het hart zelf. De cardiale compressie is
vooral effectief bij kleine dieren met een flexibele thorax-
wand. Bij dieren zwaarder dan 20 kilogram, bij adipeuze
dieren en bij dieren met een tonvormige thorax, een klein
hart, een pericardovervulling of een weinig elastische borst-
wand (gecalcificeerde costochondrale overgangen, ribfrac-
turen of bij een open-, pneumo- of hydrothorax) is de car-
diale pomp weinig effectief.

Cardiale compressie wordt het meest effectief uitgevoerd bij
een dier in rechterzij ligging. Het hoofd dient, voor een effec-
tieve cerebrale perfusie, iets lager te liggen dan de thorax.
Indien mogelijk dient, bij het dier in zijligging, het hart van
beide zijden gecomprimeerd te worden. De handen worden
hierbij op de costochondrale overgangen van de vierde en
vijfde rib geplaatst. De thorax dient 25-33% van zijn oor-
spronkelijke omvang te worden ingedrukt (3). De compres-
siefase en de relaxatiefase behoren even lang te duren voor
een goede pompwerking. Voor het optimaal terugstromen
van bloed mag, tijdens de rustfase, geen compressie op de
thorax worden uitgeoefend (3).

Als binnen enkele minuten door reanimatie in zijligging een
onvoldoende effectieve polsgolf wordt gegenereerd, kan be-
ter overgegaan worden op compressie volgens de thorax-
pomp, of directe hartmassage na thoracotomie (2).

Het thorax-pompprincipe is gebaseerd op circulatie die
wordt gegenereerd door de compressie van alle structuren
binnen de thorax. Door een plotselinge krachtige compressie
van de thorax wordt een intrathoracale drukverhoging gege-
nereerd die een voorwaartse arteriële en een retrograde ve-
neuze bloedstroom teweegbrengt. De voorwaartse arteriële
bloedstroom is hierbij belangrijk. De retrograde veneuze
bloedstroom wordt door intraveneuze éénrichtingskleppen
beperkt (2). Door de thoraxcompressie te laten samenvallen
met de insufflatie van de longen kan er een hogere intratho-
racale, en daardoor systolische, druk worden opgebouwd,
waardoor de hersenen en het hart beter van bloed worden
voorzien. De thoraxcompressie zal het meest effectief zijn
daar waar de thorax het breedst is. Dit is meestal ter hoogte
van de zevende rib op de overgang van het dorsale
\'/3 naar
het ventrale 2/3 deel. De compressies zullen het meest effec-
tief zijn als de thorax 25-33% van zijn omvang wordt inge-
drukt, als de rustfase en de compressiefase even lang duren
en als gedurende de rustfase geen compressie op de thorax
aanwezig is (2,3).

»11 ü n
éi m I

JLè.^

im^

Bij dieren met een tonvormige thorax kan thoraxcompressie
in rugligging ook effectief zijn. Hierbij wordt thoraxcom-
pressie uitgeoefend ter hoogte van het caudale derde deel
van het sternum. Bij de thoraxcompressie in rugligging gel-
den overigens dezelfde regels als in zijligging (3).

Bij gesloten thoraxcompressie is een frequentie van 80 tot
120 compressies per minuut, afhankelijk van de grootte van
het dier, aan te bevelen (10). Dit betekent dat, bij een fre-
quentie van 100 compressies per minuut, er bij elke tweede
of derde compressie geventileerd dient te worden. Indien de
reanimatie echter door één persoon wordt uitgevoerd, zijn
deze hoge frequenties vaak niet lang door dezelfde persoon
te realiseren en is bij een frequentie van 80 tot 100 compres-
sies per minuut, één ventilatie per acht compressies aan te
bevelen (2).

De door de compressies opgewekte circulatie kan nog verbe-
terd worden door tussen de compressies in het abdomen te
comprimeren. Ook het inzwachtelen van de achterbenen, het
bekken en het caudale deel van het abdomen geeft, door cen-
tralisatie van het bloedvolume, een verbetering van de te ge-
nereren bloedstroom (2).

Hartmassage bij open thorax

Bij dieren waarbij gesloten thoraxcompressie geen voorspel-
baar goed resultaat op zal leveren én in die gevallen waarbij
er na maximaal twee minuten comprimeren met gesloten
thorax geen meetbare circulatie wordt gegenereerd, is het
openen van de thorax en het pericardium voor directe hart-
massage geïndiceerd (2).

Deze situatie zal zich voordoen bij dieren waarbij signifi-
cante intrathoracale drukverschillen niet gerealiseerd kun-
nen worden, of in die gevallen waarbij er sprake is van een
zeer lage arteriële en veneuze bloeddruk. Voorbeelden hier-
van zijn dieren met een pneumothorax, een hernia diafrag-
matica, een flail chest, ernstige vetzucht, een ernstige peri-
cardovervulling, ernstige shock, dehydratie, óf grote honden
(Ig > 20 kg) waarbij de thorax niet goed gecomprimeerd kan
worden (2).

Met directe hartmassage is een beduidend betere kunstma-
tige circulatie te verkrijgen dan met het comprimeren met
gesloten thorax (6).

De thoracotomie wordt uitgevoerd bij het dier in rechterzij-
ligging. Scheren en desinfecteren van de huid zou zeer
vluchtig kunnen plaatsvinden, maar wordt meestal, omwille
van de tijd, achterwege gelaten. Met een scalpel wordt de
huid ter hoogte van de zesde rib geopend. Met een gebogen
prepareerschaar met afgeronde punten wordt de borstholte
geopend langs de craniale zijde van de zesde of zevende rib.
De thorax kan hierna opengehouden worden met een thorax-
sperder.

Direct na het openen van de thorax kan begonnen worden
met de hartmassage. Door echter het pericardium te openen,
worden fijne fibrillaties en subtiele veranderingen in de car-
diale motoriek beter voelbaar. Tevens kan de hartmassage op
deze manier vaak effectiever worden uitgevoerd (1). Het
openen van het pericardium biedt ook de mogelijkheid om
onder visuele controle bloedmonsters af te nemen en medi-
camenten toe te dienen (1).

Voor het openen van het pericardium wordt de linkerwijs-
vinger om het ligamentum stemo-pericardiale gehaakt. Door
het ligament naar de operatiewond te trekken kan het peri-
cardium op de overgang naar het ligament ingeknipt worden

-ocr page 71-

zonder het hart zelf te beschadigen, waama het pericardium
met de prepareerschaar verder geopend wordt (1).
Directe hartmassage kan het beste uitgevoerd worden door
met de linkerhand (of met beide handen bij grote dieren) het
hart ritmisch te comprimeren van de apex naar de basis. De
frequentie is afhankelijk van de vullingssnelheid van de
ventrikels, maar zal meestal 60 tot 100 maal per minuut be-
dragen (10). Bij de hartmassage dient voorkomen te worden
dat het hart om zijn as gedraaid wordt of dat er te hard ge-
dmkt wordt met de vingertoppen. Dit kan namelijk resulte-
ren in respectievelijk mpturen ter hoogte van de hartebasis of
perforaties van de ventrikelwand (2).
De bloedtoevoer naar het hart en de hersenen kan tijdens de
hartmassage nog verbeterd worden door de aorta descendens
tijdelijk (nooit langer dan tien minuten), manueel of met een
vaatklem, af te sluiten (2).

Na een geslaagde reanimatie met geopende thorax dient
veel aandacht besteed te worden aan het spoelen van de tho-
rax met steriele, handwarme, fysiologische zoutoplossing,
het iege artis\' sluiten van de thorax en aan een goede na-
zorg (5).

Het is noodzakelijk van te voren te bepalen of open-thorax-
reanimatie binnen de aanwezige praktijkvoering haalbaar is.
Het gaat daarbij vooral om de kennis en ervaring van de chi-
rurg en assistenten. Uiteraard zullen aan de praktijkinrichting
eisen gesteld moeten worden voor wat betreft de eerste op-
vang en de postreanimale zorg van dit soort patiënten.

Medicaties

Een belangrijk onderdeel van de behandeling tijdens de re-
animatie wordt gevormd door de medicamenteuze toedie-
ningen.

De toedieningswijze en de belangrijkste bij reanimaties ge-
bruikte medicijnen met hun doseringen zullen achtereenvol-
gens besproken worden.

Toedieningswijze medicaties

De snelste opname van medicijnen kan bereikt worden door
toediening via een jugulaircatheter, waarbij de tip van de ca-
theter zich in het intrathoracale deel van de vena cava crania-
lis of het rechter-atrium bevindt.

Een snelle, centrale opname van de meeste bij de reanimatie
gebruikte medicijnen, zoals atropine, adrenaline en lido-
caïne, kan ook bereikt worden door deze intratracheaal toe te
dienen. Medicijnen kunnen hierbij, via een urinecatheter,
door de endotracheaal tube ter hoogte van de bifurcatie in de
trachea gebracht worden. De gebruikelijke intraveneuze do-
sering dient bij intratracheale toediening verdubbeld te wor-
den en het is aan te bevelen de medicijnen te verdunnen met
5-10 ml fysiologische zoutoplossing. Door na de intratrache-
ale toediening enkele malen te beademen met een hoge druk
(20-30 cm. H2O) worden de farmaca verneveld en daardoor
beter verspreid en sneller opgenomen (10). Natrium-bicar-
bonaat mag op deze manier niet worden toegediend omdat
hierdoor respiratoire insufficiëntie kan ontstaan door inacti-
vatie van longsurfactant (5).

Het toedienen van medicijnen via een perifere vene is niet
aan te raden, daar het twijfelachtig is of er tijdens de reani-
matie wel circulatie in de periferie aanwezig is. Het intracar-
diaal toedienen van medicijnen is alléén aan te bevelen bij
een open thorax onder visuele controle; bij een gesloten tho-
rax zal voor het intracardiaal toedienen de reanimatie moeten
worden onderbroken. Daarnaast bestaat de zeer reële moge-
lijkheid dat het toedienen leidt tot beschadiging van coro-
nairvaten. Tevens kan toediening van medicijnen in het my-
ocard zélf ventrikelfibrillatie induceren (10).

Medicaties en doseringen

Catecholaminen als adrenaline, geven een sterke toename
van de perifere vaatweerstand en arteriële vaatwandrigidi-
teit. Hierdoor vindt herverdeling van de circulatie plaats ten
gunste van de hersen- en de coronaircirculatie (9). Op basis
van moderne inzichten wordt een hoge intraveneuze dose-
ring adrenaline van 0,2 mg/kg geadviseerd. Toediening van
adrenaline kan elke drie tot vijf minuten worden herhaald (2,

5).

Voor het bestrijden van ventriculaire extrasystolen en ventri-
culaire tachycardie is lidocaïne het middel van eerste keuze
(5,13). Lidocaïne is echter niet geschikt voor de behandeling
van asystolie of EMD. De intraveneuze dosering van lido-
caïne bedraagt voor de hond 2-4 mg/kg en voor de kat 0,25-
0,75 mg/kg (5). Indien de eerste bolus onvoldoende effect
sorteert, dan kan deze bij de hond nogmaals herhaald wor-
den. Indien daarna nog steeds onvoldoende effect optreedt
kan procainamide-hydrochloride (Pronestyl®) toegediend
worden in een dosering van 6-8 mg/kg gedoseerd over vijf
minuten (5). Herhaling van de dosering lidocaïne en het toe-
dienen van procaïnamide-hydrochoride wordt bij de kat niet
aangeraden (5).

Atropine, in een dosering van 0,01 tot 0,04 mg/kg, wordt toe-
gepast bij ernstige sinus-bradycardie of atrioventriculaire
blokken (5, 13). Daarnaast wordt het toedienen van atropine
naast adrenaline geadviseerd voor het opheffen van asys-
toliën (13). Bij een te hoge dosering atropine kan de hartfre-
quentie ver boven de 200 slagen per minuut uitkomen.
Hierdoor zal de effectiviteit van de cardiale pompfunctie
aanzienlijk dalen. In deze situatie is het verstandig te wach-
ten tot de atropine uitgewerkt is. Het is niet aan te raden in
zulke gevallen de tachycardie met andere farmaca te bestrij-
den.

Hoewel calcium essentieel is voor myocardiale contracties,
bestaan er geen goed uitgevoerde studies waaruit blijkt dat
calcium een positief effect heeft op de uitkomst van de reani-
matie (10). Tijdens de circulatiestilstand kan het toedienen
van calcium leiden tot een overmatig energieverbruik en een
te grote zuurstofbehoefte. Dit zal met name in het myocar-
dium en het centrale zenuwstelsel aanleiding kunnen zijn tot
celbeschadiging en zelfs celdood (7, 14).
Het routinematig gebruik van calcium tijdens de reanimatie
wordt ten sterkste afgeraden (2).

Calcium kan wel toegediend worden bij patiënten met een
sterke hyperkaliëmie (bijvoorbeeld nierpatiënt met een
asystolie) of bij een preëxisterende hypocalciëmie. Ook bij
overdoseringen van barbituraten, halothaan, isofluraan of
Calciumantagonisten is calciumtoediening geïndiceerd (2,
9). De calciumdosering bedraagt 0,1 ml/kg lichaamsge-
wicht van een 10% calciumchloride-oplossing of 0,4 ml/kg
lichaamsgewicht van een 10% calciumgluconaat-oplossing
en de dosis dient langzaam intraveneus te worden toege-
diend (5).

Bij een circulatiestilstand treedt in het capillairbed in korte
tijd een sterke pH-daling op. De grootste pH-daling wordt,
vlak na het ontstaan van de circulatiestilstand, veroorzaakt

-ocr page 72-

door de stijging van de PCO2. In de beginfase van de reani-
matie moet de aandacht dan ook vooral uitgaan naar de ge-
forceerde hyperventilatie ter bestrijding van de respiratoire
acidose. Het routinematig toedienen van natriumbicarbonaat
in een vroeg stadium van de reanimatie, is niet geïndiceerd
en kan leiden tot een snelle stijging van de serumosmolaliteit
en de arteriële PCO2. Tevens kan door snelle passage van
CO2 door de celmembranen een paradoxale intracellulaire
acidose ontstaan, waardoor celfuncties ernstig verstoord
kunnen worden. Tevens zal door linksverschuiving van de
oxyhemoglobinedissociatiecurve een verminderde hoeveel-
heid O2 aan de weefsels worden afgegeven (2, 7).
Bij een langdurige reanimatie wordt de metabole component
van de acidose steeds belangrijker. Natriumbicarbonaat-
toediening is daarom geïndiceerd na 10 tot 15 minuten reani-
meren en indien een preëxisterende metabole acidose heeft
bijgedragen aan het ontstaan van het CPA (2,7).
Indien bloedgasanalyse niet mogelijk is, kan een richtdose-
ring van 1 mEq per kilogram lichaamsgewicht gehanteerd
worden. Na natriumbicarbonaattoediening dient er voor een
voldoende beademing gezorgd te worden, om C02-stapeling
te voorkomen.

Hoge doseringen corticosteroïden (dexamethason 2 mg/kg, in-
traveneus) hebben een membraanstabiliserend effect. Tevens
hebben corticosteroïden, in een hoge dosering toegediend, een
scavenger-fijnctie tegen de, tijdens de ischemic ontstane, vrije
vetzuren en zuurstofradicalen (2).

Het toedienen van corticosteroïden kan dus een gunstige in-
vloed hebben op de reanimatie.

Specifieke behandeling van hartritmestoomissen zoals elek-
tromechanische dissociatie, ventrikelfibrilleren, ventricu-
laire tachycardie of ventriculaire asystolie wordt sterk be-
paald door de onderliggende pathologie. Men dient zich te
realiseren dat ieder onderliggend probleem een specifieke
therapeutische benadering behoeft. Het valt niet binnen het
bestek van dit artikel om hier verder op in te gaan.

Vloeistoftoediening

In het algemeen is er geen indicatie om grote hoeveelheden
vocht toe te dienen. Vochtsuppletie is alleen geïndiceerd bij
sterke ondervulling (9). Glucose bevattende infuusvloeistof-
fen zijn hierbij gecontraïndiceerd. Een hoog bloedglucose-
gehalte kan in een hypoxisch milieu aanleiding zijn tot neu-
rologische beschadigingen (1).

Elektrisch defibrilleren

Ventrikelfibrilleren wordt gekarakteriseerd door onregelma-
tige en ongecoördineerde de- en repolarisaties van de indivi-
duele hartspiervezels. De mechanische pompflinctie komt
hierbij niet tot stand. Ventrikelfibrillatie moet zo snel moge-
lijk worden beëindigd met elektrische defibrillatie.
Hiertoe dient de defibrillator altijd bedrijfsklaar te zijn.
Daarom dient het correct functioneren regelmatig te worden
onderzocht en degenen die het apparaat bedienen, moeten
goed op de hoogte zijn van het gebruik ervan.
Om te defibrilleren kan het dier het beste in rugligging wor-
den gebracht. Bij een gesloten thorax moet gezorgd worden
voor een goede plaatsing van de elektroden. De linker elek-
trode dient ter hoogte van de zesde intercostaal ruimte naast
het sternum worden geplaatst, de rechter elektrode dorsaal
van de costochondrale overgang van de derde of vierde inter-
costaalruimte. Voor goed contact moeten beide elektroden
met elektrodenpasta ingesmeerd worden (5).
De hoeveelheid toe te dienen energie voor defibrillatie bij
een gesloten thorax bedraagt 2, 5, of 5 tot 10 joule per kilo-
gram lichaamsgewicht voor respectievelijk dieren lichter
dan 8 kg, tussen de 8 en 40 kilogram en voor dieren zwaarder
dan 40 kilogram. Bij een reeds geopende thorax kan gestart
worden met 0,2 joule per kilogram lichaamsgewicht. Bij di-
recte hartdefibrillatie mag echter nooit meer dan 50 joule per
defibrillatie worden gegeven (5).

Voor het geven van de defibrillatiestroompuls dient degene
die het apparaat bedient duidelijke instructies aan omstan-
ders te geven. De ECG-kabel dient bij sommige apparaten
uit het apparaat getrokken te worden, waarna iedereen, inclu-
sief degene die de defibrillator hanteert, direct contact met
het dier en de behandeltafel vermijdt tijdens de procedure.
Als het defibrilleren niet het gewenste effect heeft, wordt de
hoeveelheid energie verdubbeld, waarna de behandeling nog
twee keer kan worden herhaald met een tussentijd van enkele
minuten (14).

Na defibrillatie kan de drempelwaarde voor het opnieuw op-
treden van ventrikelfibrillatie verhoogd worden door lido-
caïne (intraveneus: 1-2 mg/kg, dan wel intratracheaal met
een dubbele dosering) toe te dienen (5).

Vuistslag op het hart

Een vuistslag op het hart kan in een klein aantal gevallen een
effectieve initiële behandeling zijn van asystolie, ventricu-
laire tachycardieën, volledige atrioventriculaire blokkades
of ventrikelfibrillatie (5, 13).

Een vuistslag op het hart kan echter ook ritmestoomissen op-
wekken. Deze benadering wordt dan ook niet routinematig
bij ritmestoomissen aangegeven (5,13).

POSTREANIMALE ZORG

Een succesvolle reanimatie is geen garantie voor een pro-
bleemloos herstel. De prognose wordt onder meer bepaald
door de tijd tussen het optreden van het arrest en het starten
van de reanimatie, de duur van de reanimatie, de mate waarin
een effectieve bloedstroom naar het hart en de hersenen kan
worden gegenereerd tijdens de reanimatie en door de alge-
hele gezondheidstoestand van het dier vóór het ontstaan van
het arrest (10).

Het handhaven van een goede ventilatie en perfusie na de re-
animatie is van het allergrootste belang. De meest kritieke
periode is de eerste acht uur na de reanimatie. Gedurende
deze periode is de kans op een nieuw arrest het grootst.
Vandaar dat een intensieve begeleiding van de patiënt na de
reanimatie noodzakelijk is.

Een intensive-care-faciliteit waar de vitale lichaamsfuncties
dag en nacht kunnen worden gevolgd en waarbij afwijkingen
in een vroeg stadium kunnen worden gecorrigeerd, is voor
veel patiënten zeker geen overbodige luxe.

BESLISBOOM

Een beslisboom met daarin de belangrijkste handelingen en
medicaties is weergegeven in figuur 1.

CONCLUSIE

Voor een succesvolle reanimatie is een goede praktijkuitrus-
ting en actuele kennis van medicamenten en technieken die
gebruikt worden bij de reanimatie essentieel.
Centrale punten bij de reanimatie zijn het toedienen van
100% zuurstof en adrenaline èn het genereren van een effec-
tieve circulatie van geoxygeneerd bloed naar het hart en de

-ocr page 73-

REANIMATIESCHEMA
BEWUSTELOOS
M- CONTROLEER -^

ademhaling

circulatie

ADEMSTILSTAND

► luchtweg vrijmaken

► intuberen

► beademen 100% Oj IPPV

frequentie : 25-30/min
( 2 pers. 1
X per 2/3 thorax comp.}
{ Ipers. 1
X per 8 thorax comp.]

► sluit capnograaf aan

CIRCVLATIESTÏLSTAND

► gesloten/open thoraxcompressie

frequentie bij gesloten thorax : 80-120/min
frequentie bij open thorax : 60-100/min

► sluit ECG aan

>■ sluit pulsoxymeter aan

► abdominale compressie

adrenaline 0,2 mg/kg;
atropine 0,04 mg/kg
herhaal elke 3-5 min

Asystolie

Dosering voor
intratracheale
toediening
verdubbelen

VT

VF

elektrische defibrillatie

gesloten: 0-8kg 2

J/kg

8-40kg 5

J/kg

>40 kg 5-10

J/kg

open: 0.2

J/kg

lidocaïne
hond: 2-4 mg/kg
evt. dosering verdubbelen,
2x herhalen na 3-5 min
kat: 0,25-0,75 mg/kg

MAX 2 MIN:

BEOORDEEL
EFFECTIVITEIT REANIMATIE

EVENTUEEL:

dexamethason 2 mg/kg IV
10Cl2 0,1 ml/kg IV
NaHCOj 1 mEq/kg IV

ademhaling

spontaan
voldoende diep

circulatie

voldoende Icrachtig
(pols)

goed
elTect

slecht
effect

verbeter circulatie

(andere positie/open thorax]

VF

VT

dosering defibrillatie verdubbelen
lidocaïne 1-2 mg/kg

nogmaals lidocaïne
procaïnamide-HCL,
bij hond, niet bij kat
[6-8 mg/kg in 5 min]

Figuur 1.

IC

-ocr page 74-

hersenen. Dit laatste kan worden gerealiseerd door beade-
ming, gecombineerd met compressie van de gesloten thorax,
dan wel directe hartmassage.

Het routinematig toedienen van calcium, natriumbicarbo-
naat of grote hoeveelheden infuusvloeistof wordt niet gead-
viseerd.

Na een geslaagde reanimatie is voor alle patiënten een inten-
sieve nazorg vereist.

DANKBETUIGING

De auteurs zijn professor dr. F.J. van Sluijs dani< verschuldigd voor het kri-
tisch doorlezen van het manuscript.

LITERATUUR

1. Crowe DT. Cardiopulmonary resuscitation in the dog; a review and
proposed new guidelines. Semin Vet Med Surg Small Anim, 1988; 3:
321-48.

2. Crowe DT. Current Concepts in Cardiopulmonary Cerebral
Resuscitation. In: Delfmo A. ed. Proceedings of the XVII WSAVA
Worid Congress. Rome, 1992: 561-76.

3. Henik RA. Basic Life Support and External Cardiac Compression in
Dogs and Cats. J Am Vet Med Assoc 1992; 200: 1925-31.

4. Kalenda Z. The capnogram as a guide to the efficacy of cardiac mas-
sage. Resuscitation 1978,6: 259.

5. Moses BL. Cardiopulmonary Resuscitation. In: Murtaugh RJ, Kaplan

PM, eds. Veterinary Emercency and Critical Care Medicine. St Louis:
Mosby Year Book. 1992: 508-26.

6. Nieman JT, Rosborough JR. Criley JM, et al. Perfusion During
Cardiopulmonary Resuscitation. In: Harwood AL, ed.
Cardiopulmonary Resuscitation. Baltimore: Williams & Wilkins.
1982:34-53.

7. Pelt DR van, and Wingfield WE. Controversial Issues in Drug
Treatment During Cardiopulmonary Resuscitation. J Am Vet Med
Assoc 1992; 200: 1938-44.

8. Pinkhof-Hilfman. Geneeskundig woordenboek. 7e uitgave, Bohn,
Scheltemaen Holkema, 1978.

9. Pijls NHJ en Meursing BTJ. Medicamenteuze ondersteuning tijdens
en na een reanimatie. Ned Tijdschr Geneeskd 1990; 143: 1593-96.

10. Robello CD, and Crowe DT. Cardiopulmonary resuscitation: current
recommendations. Vet Clin North Am. Small Anim Pract 1989; 19:
1127-49.

11. Rush JE, and Wingfield WE. Recognition and frequency of dysryth-
mias during cardiopulmonary arrest. J Am Vet Med Assoc 1992; 200:
1932-7.

12. Shiff M. Recueil des Memoires Physiologiques. Lausanne, Centre de
Recherches et d\'Orientation. 1874: 3.

13. Standards and Guidelines for Cardiopulmonary Resuscitation (CPR)
and Emergency Cardiac Care (ECC). J Am Med Assoc 1992; 268:
2172-2295.

14. Wingfield WE, Henik RA. Cardiopulmonary Arrest and
Resuscimatation. In: Ettinger SJ, ed. Textbook of Veterinary Internal
Medicine, third edition. Philadelphia: WB Saunders, 1989: 171-80.

INFECTIEZIEKTEN

Eradicationprcgramme for caseous lymphadentitis
in goats in the Netherlands

D P. Dercksen, E.A. ter Laak. and B.E.C. Schreuder. Vet
Rec 1996; 138: 237.

PAARD

Releraten

Outbreak of vesicular dermatitis at a horse show
E.R. Campagnolo etal. J Am Vet Med Assoc 1995; 207: 211.

Van de 239 paarden die getoond werden op een paarden-
show in een van de mid-west staten van Amerika kregen er
58 blaren op de neus en op andere delen van het lichaam.
Sommige dieren waren icterisch en hadden haematurie.
De eetlust was minder. Alle dieren herstelden binnen een
week.

De oorzaak werd gezocht in het gebruik van houtkrullen als
bedding in de boxen. Tussen de houtkrullen zaten schraap-
sels van bomen behorende tot het geslacht Quassia van de fa-
milie Simaroubaceae. Hiervan is bekend dat ook mensen na
contact met deze boomsoorten huidlaesies kunnen krijgen.
(Eenmaal is door mij een geval van huiderytheem gepaard
gaande met benauwdheid waargenomen bij een twintigtal
zeugen die gehouden werden op een bedding bestaande uit
zaagsel van tropische en subtropische houtsoorten. Tevens
werden abortus en sterfte waargenomen. In de stal was het
ook voor de mensen zeer benauwd. Experimenteel konden
eveneens ziekteverschijnselen bij mestvarkens worden op-
gewekt. De oorzaak zou zijn het in contact komen met be-
paalde oliën uit deze houtsoorten, ref)

J.P. W.M. Akker mans

In Nederland wordt ruim 40% van de geiten bedrijfsmatig
gehouden. In 1984 werden de eerste gevallen van caseous
lymphadentitis vastgesteld.

Binnen een coöperatieve integratie van ongeveer 50 bedrij-
ven met meer dan 10.000 geiten is een georganiseerde be-
strijding doorgevoerd. Begonnen werd in 1988.

De bestrijding berust op registratie, regelingen betreffende
aan- en verkoop, het verwijderen van klinisch zieke dieren
en van al die geiten die bij serologisch onderzoek (Elisa en
immunoblot) als drager van het microörganisme (= Coryne-
bacterium pseudotuberculosis) moeten worden beschouwd.

Serologisch onderzoek geschiedde aanvankelijk om de zes
maanden. De gehele integratie is thans vrij van besmetting.
Het feit dat op een bedrijf niet behorende tot de integratie ge-
vallen van caseous lymphadenitis werden gevonden zonder
dat de dieren bij serologisch onderzoek als positief moesten
worden aangemerkt, baart enige zorg,

J.P.W.M. Akkermans

-ocr page 75-

ÊBSBBBBSBB^

Tijdschr Diergeneeskd 1998; 123: 471-3

INFECTIES MET BAYLISASCARIS PROCYONIS BIJ DE
MENS EN DE WASBEER

J.J.A. Zagers\'\' enJ.H. Boersema^

O

samenvatting

Baylisascaris procyonis is een tot de Ascaroidea beho-
rende worm die parasiteert in de dunne darm van de
wasbeer. De parasiet is voor deze gastheer betrekkelijk
weinig pathogeen omdat de larve geen trektocht door het
lichaam maakt, maar zich in de darmmucosa ontwikkelt.
Bij andere diersoorten maakt de larve wel een trektocht
door het lichaam. Deze resulteert echter niet in volwas-
sen stadia in de darm maar in, in granulomen geëncys-
teerde larven ergens in het lichaam. Hierbij lijkt een
voorkeur te bestaan voor hersenweefsel.
Infecties bij de mens kunnen verschillende larva migrans
syndromen tot gevolg hebben. Het neurale larva migrans
syndroom, dat gepaard gaat met ernstige hersenver-
schijnselen, kan fataal verlopen.

In dit artikel worden de cyclus, incidentie, symptomen,
diagnostiek, therapie en preventie van deze infectieziekte
besproken. Hierbij wordt aandacht besteed aan de
Nederlandse situatie.

summary

Infections with Baylisascaris procyonis by humans and
raccoons

Baylisascaris procyonis is an ascarid which parasitizes the small intestine
of raccoons. The parasite is not very pathogenic in the raccoon because lar-
vae do not migrate in this host.

In other animals the larvae migrate through the body. They do not develop
into adult worms in the intestine but rather become encysted in granulomas,
showing a preference for the brain. In humans these larvae cause different
larva migrans .syndromes. Patients with neural larva migrans .syndrome
show severe brain .symptoms and the disease is sometimes fatal. This article
describes the life cycle of the worm and the incidence, symptoms, diagnosis,
treatment, and prevention of larva migrans .syndromes, paying special at-
tention to the Dutch situation.

inleiding

Overige artitelen

Baylisascaris procyonis (Nematoda, Ascaroidea) is een
spoelworm die parasiteert in de dunne darm van wasberen en
wijd verspreid voorkomt. Het is voor de wasbeer een betrek-
kelijk weinig pathogene soort, maar de larven van deze spoel-
worm kunnen infecties en ziekte veroorzaken bij andere dier-
soorten en bij de mens. Vooral de infectie van het centrale
zenuwstelsel is berucht. Infecties, ook fataal verlopende, zijn
waargenomen bij de mens in de VS en in Duitsland. Mogelijk
komt deze infectie ook in Nederland voor. In Nederland wor-
den wasberen gehouden als huisdier en in dierentuinen. Ook

\' Destijds studente Diergeneeskunde. Wilhelminastraal 10.4 744 BH Bosschenhoofd.
^ Ajdeling Parasitologie en Tropische Diergeneeskunde. Hoofdafdeling Infectieziekten
en Immunologie. Faculteit der Diergeneeskunde, Universiteit Utrecht, Postbus
S0I6S. 3508 TD Utrecht (correspondentieadres).

zijn verwilderde wasberen in Nederland waargenomen. In dit
artikel wordt een overzicht gegeven over het belang van
B.
procyonis
voor mens en dier.

cyclus

De volwassen vrouwtjes produceren eieren die met de feces
van de wasbeer worden uitgescheiden. In een gematigd kli-
maat ontwikkelen de eieren zich in drie tot vier weken tot
het infectieuze stadium (9). De eieren kunnen maanden en
onder vochtige omstandigheden zelfs jaren infectieus blij-
ven in het milieu (7, 9, 14). De wasbeer wordt geïnfecteerd
door het opnemen van deze eieren. De larven komen in de
dunne darm uit het ei en dringen de darmmucosa binnen (8).
In de mucosa vindt een ontwikkeling plaats waama de lar-
ven terugkeren naar het lumen om zich daar vervolgens te
ontwikkelen tot de volwassen stadia. De prepatent periode
is 63 dagen (9).

Als de eieren worden opgenomen door andere gastheren dan
de wasbeer, verloopt de cyclus volstrekt anders. Allerlei
zoogdieren, vogels en de mens zijn beschreven als parateni-
sche gastheer. Bij de paratenische gastheer maakt de larve
een trektocht door het lichaam om uiteindelijk ingekapseld te
worden in een eosinofiel granuloom (9). Een deel van de lar-
ven sterft, maar de meeste zullen nog jaren blijven leven.
Van de larven komt 5-7% terecht in de hersenen (4). Door
hun relatief grote afmetingen en hun agressieve trektocht
kunnen de larven ernstige schade aanrichten. Met name door
de beschadiging van het centrale zenuwstelsel wordt de para-
tenische gastheer een makkelijke prooi voor roofdieren, zo-
als de wasbeer. Geëncysteerde larven kunnen nog enige tijd
overleven in dode paratenische gastheren zodat transmissie
ook kan plaatsvinden door aaseten. De op deze manier door
de wasbeer opgenomen larven ontwikkelen zich tot volwas-
sen stadia. Bij een dergelijke infectie zijn de wormen na 35
dagen volwassen (9).

incidentie

De incidentie bij de wasbeer

In het wild worden de wasberen voor het eerst geïnfecteerd
op een leeftijd van twee tot drie maanden.
In de USA komt de infectie met
B. procyonis bij de wasbeer
algemeen voor. Het infectiepercentage is globaal 80%, waar-
bij het percentage bij jonge dieren wat hoger ligt dan bij de
oudere dieren (2,9, 12,13). In centraal Duitsland werden bij
in het wild gevangen wasberen vergelijkbare infectiepercen-
tages gevonden (2, 13). Patente infecties komen vooral voor
inde herfst(11).

De incidentie bij andere diersoorten

Bij andere dieren dan de wasbeer resulteert de infectie zelden
in de ontwikkeling van volwassen stadia in de darm.
Infecties met larvale stadia zijn beschreven bij knaagdieren,
konijnen, buidelratten, bunzingen, katten, varkens, schapen
en vogels (4,9,14). Infecties met adulte
B. procyonis zijn be-
schreven bij de hond (1,5).

-ocr page 76-

■iti

M4

>11««
iiiiiÉl

i Éili

De incidentie bij de mens

Infecties bij de mens vinden plaats na toevallige opname van
infectieuze eieren van oppervlaktes gecontamineerd met fe-
ces van geïnfecteerde wasberen (4). Hoewel de incidentie
van
B. procyonis bij de mens onbekend is, komt de infectie
waarschijnlijk toch meer algemeen voor dan het aantal be-
schreven gevallen suggereert. Bij klinische gevallen wordt
de ziekte namelijk niet altijd in verband gebracht met deze
parasiet en subklinische of milde infecties kunnen worden
gemist (4).

Er zijn gevallen van infectie bij de mens gedocumenteerd in
de VS en in Duitsland. Bij alle kwamen wasberen in de leef-
omgeving van de patiënten voor (4, 6,7,9, 11,12,13, 14).

symptomen

Symptomen bij de wasbeer

In het algemeen verloopt de infectie bij de wasbeer symp-
toomloos. Grote aantallen volwassen spoelwormen kunnen
echter een passagebelemmering en obstructie van de darm
tot gevolg hebben (3).

Symptomen bij de mens

Het verloop van de infectie bij de mens is vergelijkbaar met
die van een
Toxocara-infecüe, maar gaat in het algemeen ge-
paard met meer weefselbeschadiging en er lijkt een voorkeur
te bestaan voor lokalisatie in de hersenen.
Ziektebeelden veroorzaakt door
B. procyonis zijn: het visce-
rale larva migrans syndroom (VLMS), het oculaire larva mi-
grans syndroom (OLMS) en het neurale larva migrans syn-
droom (NLMS) (2, 6, 7, 9, 13). De ernst van ziekte hangt af
van het aantal opgenomen larven en hun lokalisatie en ge-
drag in het lichaam (9). De lokalisatie in het CZS is de ern-
stigste en meest karakteristieke vorm van een
B. procyonis-
infectie. Milde of asymptomatische infecties met geringe
aantallen larven komen waarschijnlijk meer algemeen voor
(4, 9). Bij grotere aantallen larven ontwikkelt zich het klas-
sieke VLMS met koorts, leukocytosis, persisterende eosino-
filie, hepatomegalie en pneumonie.

Daarnaast of losstaand hiervan kan zich het NLMS ontwik-
kelen. Dit syndroom ontwikkelt zich binnen twee tot vier
weken na infectie. Typische symptomen zijn: plotseling op-
tredende lethargie, verlies van spiercoördinatie, afgenomen
controle over bewegingen van het hoofd, torticollis, ataxie,
nystagmus, stupor, hypotonic van de spieren en coma.
Verder wordt een perifere eosinofilie en een verhoging van
het aantal eosinofielen in de cerebrospinale vloeistof waar-
genomen. De prognose bij deze aandoening is slecht.
Blijvende neurologische verschijnselen en sterfte komt voor.
Het OLMS wordt gekenmerkt door unilateraal verlies van
het gezichtsvermogen en fotofobie. Bij OLMS worden bij
het oftalmologische onderzoek ontstoken migratiesporen in
de retina gezien en ontsteking van het vitreum en het cho-
rioideum. Ook kunnen
BaylisascarisAdiTvtn in de retina wor-
den gezien. Ze kunnen worden onderscheiden van
Toxoca-
ra-larven die kleiner zijn. Bij patiënten met OLMS worden
meestal geen symptomen van VLMS of NLMS gezien (9).

diagnostiek

De diagnose bij de wasbeer

Bij het levende dier kan een patente infectie worden vastge-
steld door het aantonen van eieren in de feces. De eieren zijn
rond-ovaal en goud-bruin van kleur. De afmetingen zijn 62,5
- 70,0|im X 52,5 - 57,5|im. Ze hebben een fijn gegranuleerd
oppervlak (9).

De diagnose bij de mens

Een waarschijnlijkheidsdiagnose wordt gesteld op grond van
één van de klinische beelden (zie symptomen) in combinatie
met een anamnese waarbij er sprake is of kan zijn geweest
van contact met wasberen.

Er zijn meerdere serologische testen ontwikkeld, maar geen er-
van wordt in Nederland uitgevoerd. Ten eerste is er een indi-
recte immunofluorescentietest, waarbij
B. procyonis-hrven als
antigeen worden gebruikt. Verder zijn er eiwit-immunoblots
en ELISA-technieken, waarbij larvale excretie- en secretie-an-
tigenen worden gebruikt (9). Kruisreacties met
Toxocara- en
.45cam-antigenen vormen echter een probleem (7).
Postmortaal kunnen granulomen worden gevonden in hart,
longen, mesenterium, CZS en andere organen (4).

therapie

Therapie bij de wasbeer

De volwassen stadia van Baylisascaris zijn relatief gemak-
kelijk te bestrijden met anthelmintica. Volgens Bauer en Gey
(2) zijn meerdere anthelmintica voor 100% effectief tegen de
volwassen stadia (Zie tabel 1). Bij orale toediening verdie-
nen pasta\'s, in verband met het toedieningsgemak, de voor-
keur boven tabletten.

Tabel 1. Anthelmintica die in de aangegeven dosering 100% effectief zijn
tegen de volwassen stadia van
Baylisascaris procyonis bij de wasbeer
(Bauer en Gay, 1995).

Werkzame stof Dagen x dosis in mg/kg

3x50
3x50
3x22
I x 1
1
X 1
1 x20*

albendazole

fenbendazole

flubendazole

ivermectine

moxidectine

pyrantel embonaat

Als base
Therapie hij de mens

Er is geen effectieve therapie bekend tegen het VLMS en
NLMS. Anthelmintica worden wel toegediend, maar of ze
werkelijk effect hebben is twijfelachtig. Dit geldt met name
voor het NLMS.

Patiënten met OLMS veroorzaakt door B. procyonis heb-
ben een betere prognose, mits de diagnose vroeg wordt her-
kend en de larve kan worden gelokaliseerd in het oog. De
intraretinale larven kunnen met een laserbehandeling ge-
dood worden. Of het gezichtsvermogen verbetert na de be-
handeling hangt af van de lokalisatie en de omvang van
reeds aanwezige schade (9). Er wordt aangegeven dat een
behandeling met een anthelminticum wel effect heeft als de
larve in het vitreum aanwezig is, omdat er dan sprake is van
een betere doorbloeding als gevolg van de ontstekingsreac-
tie (6).

preventie

Het vrij maken van de omgeving van Baylisascaris-eieren is
in het algemeen onbegonnen werk. De gebruikelijke ont-
smettingsmiddelen zijn niet in staat de eieren te doden (8).
Kleine oppervlaktes kunnen eventueel gestoomd of geflam-
beerd worden (8, 10).

Wasberen kunnen behandeld worden vanaf een leeftijd van
zeven tot acht weken. Wasberen die in gevangenschap wor-
den gehouden, moeten systematisch en routinematig met een
geschikt anthelminticum behandeld worden (7, 9, 14). Een

-ocr page 77-

maandelijkse behandeling met een anthelminticum wordt
aanbevolen (2). Nieuwe dieren dienen in quarantaine te wor-
den genomen en drie tot vier keer met één week tussentijd te
worden ontwormd (2,9).

Feces van geïnfecteerde of verdachte dieren dient te worden
beschouwd als destructiemateriaal (9,14).
Het houden van wasberen als huisdier moet ontmoedigd
worden (6).

Omdat B. procyonis bij honden volwassen kan worden, dient
contact tussen wasberen en honden vermeden te worden. Dit
om te voorkomen dat de hond eieren zal gaan verspreiden (1).

discussie

De infectie met Baylisascaris bij de mens lijkt in een aantal
opzichten op de infectie met
Toxocara spp. Een belangrijk
verschil is echter de meer agressieve trektocht van de
BayUsascarisAdirvt die tijdens de trektocht ook groeit en
daardoor ernstigere beschadigingen veroorzaakt. Het lijkt
alsof de
BaylisascarisAarvt een voorkeur heeft voor hersen-
weefsel. Dit wordt althans door een aantal auteurs gesteld.
Men dient echter niet te vergeten dat infecties, waarbij de lar-
ven niet in de hersenen komen, onopgemerkt kunnen blijven
of niet gediagnosticeerd worden.

In Nederland worden wasberen als huisdier en in dierentui-
nen gehouden. Ook zijn wasberen in Nederland in het wild
gezien. Of er
Baylisascaris- \'mïtcXxes bij deze dieren voorko-
men is niet bekend. Hiernaar wordt momenteel onderzoek
gedaan. De situatie zal mogelijk vergelijkbaar zijn met die in
Duitsland waar globaal van de onderzochte verwilderde
wasberen geïnfecteerd bleek te zijn.

Houders van wasberen, dierentuinpersoneel, jagers, artsen
en dierenartsen dienen zich bewust te zijn van deze infectie
en maatregelen te nemen om infecties bij zichzelf en anderen
te voorkomen.

literatuur

1. Averbeck GA, Vanek JA, Stromberg BE, and Laursen JR. Differen-
tiation
of Baylisascaris species, Toxocara canis, and Toxascaris teonina
infections in dogs. Comp Cont Educ Pract Vet 1995; 17: 475-8.

2. Bauer C, and Gey A. Efficacy of six anthelmintics against luminal sta-
ges of
Baylisascaris procyonis in naturally infected raccoons (Procyon
/otor). Vet Parasitol 1995; 60: 155-9.

3. Carlson BL, and Nielsen SW. Jejunal obstruction due to Baylisascaris
procyonis
in a raccoon. J Amer Vet Med Ass 1984; 185: 1396-7.

4. Cunningham CK, Kazacos KR, McMillan JA, Lucas JA, McAuley JB,
Wozniak EJ, and Weiner LB. Diagnosis and management of
Baylisascaris procyonis infection in an infant with nonfatal menin-
goencephalitis. Clin Infect Dis 1994; 18: 868-72.

5. Greve JH, and O\'Brien SB. Adult Baylisascaris infections in two dogs.
Companion Anim Pract 1989; 19; 41-3.

6. Goldberg MA, Kazacos KR, Boyce WM, Ai E, and Katz B. Diffuse
Unilateral Subacute Neuroretinitis. Morphometric, Serologic, and
Epidemiologic Support for
Baylisascaris as a Causative Agent.
Opthalmology 1993; 100: 1695-701.

7. Kazacos KR. Raccoon ascarids as a cause of larva migrans. Parasitol
Today 1986;2:253-5.

8. Kazacos KR. Visceral and Ocular Larva Migrans. Sem Vet Med Surg
1991;6:227-35.

9. Kazacos KR, and Boyce WM. Baylisascaris larva migrans. J Am Vet
Med Ass 1989; 195:894-903.

10. Kazacos KR, Fitzgerald SD, and Reed WM. Baylisascaris procyonis
as a cause of cerebrospinal nematodiasis in ratites. J Zoo Wildl Med
1991;22:460-5.

11. Kidder JD, Wade SE, Richmond ME, and Schwager SJ. Prevalence of
patent
Baylisascaris procyonis infection in raccoons (Procvon lotor)
in lthaca,\'New York. J Parasitol 1989; 75: 870-4.

12. Knorr HL, and Weber A. Über okuläre Manifestationen ausgewählter
Zoonosen beim Menschen. Tierarztl Prax 1992; 20: 347-54.

13. Küchle M, Knorr HLJ, Medenblik-Frysch S, Weber A, Bauer C, and
Naumann GOH. Diffuse Unilateral Subacute Neuroretinitis syndrome in
a German most likely caused by the raccoon roundworm,
Baylisascaris
procyonis.
Graefe\'s Arch Clin Exp Ophthalmol 1993; 231:48-51.

14. Snyder DE, and Fitzgerald PR. Contaminative Potential, Egg Prevalence,
and Intensity of
Baylvsascaris /jracvoni.v-infected Raccoons (Procyon lo-
tor)
from Illinois, with a comparison to Worm lnten.sity. Proc Helm Soc
Washington 1987; 54: 141-5.

MANUAL OF CANINE & FELINE GASTROENTEROLOGY

In dit 268 pagina\'s tellende boek wordt een logische, stapsge-
wijze aanpak van maagdarmkanaalafwijkingen gepropageerd.
Dit geschiedt aan de hand van vele schema\'s en tabellen.
Hoofdstuk 1 geeft een overzicht van de probleemgeoriënteerde
aanpak van maagdarmkanaalpatiënten. Terecht wordt veel na-
druk op het belang van een goede anamnese gelegd. In het kort
worden de meestgebruikte diagnostische testen besproken en
de volgorde waarin deze gebruikt moeten worden. Hoofdstuk 2
geeft een beknopt overzicht van de apparatuur, de indicaties, de
mogelijkheden en de complicaties van endoscopisch onder-
zoek. Voor de praktijk is dit hoofdstuk minder interessant, om-
dat weinig praktische informatie gegeven wordt. Hetzelfde
geldt voor hoofdstuk 3 dat over biopt-name handelt. De voor-
en nadelen van de diverse methoden van biopt-name van het
rnaagdarmkanaal en de lever worden besproken. Tevens wordt
een overzicht van de interpretatie van veel voorkomende afwij-
kingen gegeven. De volgende hoofdstukken (4 tot en met 9) be-
schrijven achtereenvolgens slikproblemen en afwijkingen van
maag, dunne darm, exocriene pancreas en lever. In het alge-
meen per hoofdstuk een stukje anatomie, fysiologie en patho-
fysiologie gevolgd door de meest voorkomende afwijkingen.
Zeker de hoofdstukken betreffende maag en de pancreas zijn
erg aan te raden. Per afwijking wordt zoveel mogelijk het
schema aetiologie, klinische symptomen, differentiaal dia-
gnose, therapie en prognose gevolgd. De vele schema\'s en ta-
bellen verhogen de bruikbaarheid. Daarnaast verduidelijken
vele foto\'s (röntgenbeeiden, echobeeiden, endoscopic) de
tekst. Het hoofdstuk betreffende de lever onderstreept het be-
lang van een juiste keuze van de klinisch-chemische parame-
ters en stelt terecht dat in vrijwel alle gevallen de definitieve
diagnose gesteld wordt middels biopt-onderzoek.
Hoofdstuk 10 ten slotte geeft een overzicht van chirurgische
technieken gebruikt bij afwijkingen van slokdarm, maag,
darm, perineum, leveren pancreas.

Conclusie: een compact, duidelijk geschreven, overzichtelijk
hoek met vele nuttige schema \'s en tabellen met veel nadruk op
stapsgewijze benadering van de problemen.

R. van Noort

-ocr page 78-

Berichten en verslagen

Op dit moment worden er in Neder-
land duizenden soorten dieren gehou-
den. En dan praten wij over honderden
miljoenen dieren. De diversiteit en de
intensiteit van het houden van dieren
zijn explosief toegenomen. Bij de ge-
lederen van de gehouden dieren, al dan
niet gedomesticeerd, voegden zich de
quasi \'ongediertes\' zoals muizen, rat-
ten en konijnen en \'wilde\' dieren zoals
reptielen, amfibieën en vogels.
Deze diersoorten worden om verschil-
lende redenen gehouden: voor het le-
veren van dierlijke producten, voor
werk. voor educatieve en wetenschap-
pelijke doeleinden en om esthetische,
recreatieve of sociale redenen. Waar
de grens ligt tussen wilde en gehouden
dieren is niet altijd duidelijk. Zo zijn
bijvoorbeeld dieren, zoals de Heek-
runderen en de Konick-paarden, die
geïntroduceerd zijn in natuurterrei-
nen, gehouden dieren. Hun functie in
het ecosysteem maakt hen echter nog
geen \'wilde\' dieren.

waarde en plaats
De waarde en de plaats van het dier
worden bepaald door de interacties
tussen het sociaal-economisch, het
ecologisch en het ethisch belang dat
wij aan dieren toekennen. Het ethisch
belang wordt bepaald door de normen
en waarden, die wij als persoon of
groep aanvaarden als richtlijn voor ons
eigen handelen. \'Als zodanig vinden
wij het als mens belangrijk, om le-
vende wezens, die niet voor zichzelf
op kunnen komen en zich onder onze
invloedsfeer bevinden, als morele ob-
jecten te beschouwen en dus met een
vorm van respect te behandelen\', legt
de hoogleraar uit. \'We kennen dieren
dan ook, naast een instrumentele waar-
de, een eigenwaarde toe. Een dier is
immers geen ding.\'

ORATIE MEVROUW PROF, DR, E,N. NOORDHUIZEN-STASSEN

De normen en waarden van het omgaan
met dieren in de Westerse pluriforme sa-
menleving zijn geen starre gegevens.
Dit is tijd-, cultuur- en persoonsgebon-
den. De moraal over ons handelen met
dieren zal dus opgebouwd moeten wor-
den door middel van het bereiken van
consensus tussen de vertegenwoordi-
gers van verschillende groeperingen in
onze samenleving en zal in de tijd steeds
bijgesteld moeten worden. Een derge-
lijke overeenkomst bereiken is lastig.
\'Immers\', zegt Noordhuizen-Stassen
\'iedereen praat het meest makkelijk
vanuit zijn eigen situatie en eigen be-
lang. Bovendien is het veel gemakke-
lijker om met argumenten aan te ko-
men, die als rationeel worden ervaren
door andere mensen.\' Als zodanig
worden dus economische en biomedi-
sche argumenten gehanteerd. \'We
kunnen op directe wijze winst en ver-
lies meten. Heel anders ligt dit met de
indirecte winst en verlies en in het
voorspellen van winst of veriies zijn
we al helemaal niet zo goed. Gelukkig
laten we ons ook door onze emoties en
impulsen leiden\', aldus de hoogleraar.
\'Natuurlijk geeft dit weieens aanlei-
ding tot problemen. We kennen alle-
maal de impulsaankoop waar we ach-
teraf spijt van hebben. Echter, een
afweging tussen emotie en rationaliteit
voorkomt rampen en garandeert zorg
voor de zwakkeren in onze samenle-
ving.\'

veehouderij

In de laatste drie è vier decennia heeft
de veehouderij in Nederland zich tot
een intensieve bedrijfstak ontwikkeld.
Onder invloed van kapitaal, techniek
en wetenschap heeft de productiedier-
houderij zich ontwikkeld tot een tak
waarbij grote aantallen dieren per be-
drijf worden gehouden. Meestal be-
treft het nog maar één type productie-
dier en de productie per dier is
gigantisch toegenomen. De productie
heeft zich geconcentreerd op efficiën-
tie en buikproductie, waar het dier aan
aangepast werd.

OVER INDIVIDUEN EN SOORTEN

\'Ik zal het met u hebben over individuen en soorten en de interacties daartus-
sen\', kondigt mevrouw prof. dr. E.N. Noordhuizen-Stassen aan bij het begin
van haar inaugurele rede op 2 april 1998. De hoogleraar Relatie Mens-dier
hecht groot belang aan de maatschappelijk relevante aspecten van de dierge-
neeskundige zorg. Haar visie op de positie van de dierenarts is kritisch: Als de
dierenarts zich louter concentreert op zijn vaktechnische diergeneeskundige
zorg, zal hij uiteindelijk onvoldoende gehoord worden door de samenleving,
maar wel geconfronteerd worden met de gevolgen van ontwikkelingen en re-
gelingen. Een samenvatting van haar oratie.

Nostalgisch beeld

Er bestaat nog steeds een nostalgisch
beeld van de agrarische sector: \'Als ik
op straat aan een aantal mensen zou
vragen, heeft u enig idee hoeveel melk
een koe per jaar geeft of in hoeveel tijd
een kip slachtrijp is? Dan krijg ik ant-
woorden in de grootte van 4000 liter
melk en drie tot zes maanden.\' De ge-
middelde productie van de koe is in-
middels gestegen naar 8000 liter en
een vleeskuiken wordt na 42 dagen ge-
slacht. Maar dit is niet het enige: niet
alleen in het productieniveau, maar
ook in de wijze van houden en de con-
sequenties daarvan, heeft de gemid-
delde Nederlander weinig inzicht. De
Nederlander is blijkbaar vervreemd
van de veehouderijsectoren.
\'Is dit nu een probleem?\', vraagt
Noordhuizen-Stassen zich af \'Ik denk
dat dit een groot probleem is, als ik
afga op de heftige reacties wanneer
bijvoorbeeld bij een calamiteit als var-
kenspest de samenleving weer eens in-
zicht krijgt in deze aspecten.\'
Deze heftige reacties worden voor een
deel veroorzaakt doordat de samenle-
ving bepaalde aspecten van de veehou-
derij aanstootgevend vindt, dus erger-
lijk of zielig. Men weet dat sommige
zaken gebeuren, maar heeft die in de
loop van het civilisatieproces uit het
straatbeeld verbannen. Noordhuizen-
Stassen geeft een duidelijk voorbeeld
in verband met het doden en slachten
van dieren: \'Vroeger gebeurde dat
openbaar in de stad en nu achter geslo-
ten deuren ergens op een industrieter-
rein.\'

Maar vooral hebben grote groepen
mensen intuïtief problemen met de
wijze waarop er in de intensieve vee-
houderij met dieren wordt omgegaan.
Om te achterhalen of deze weerstand te-
recht is, kun je de verschillende dier-
houderijsystemen en de handelingen
met dieren toetsen aan de geaccep-
teerde dierethische principes. \'Er wordt
van ons verwacht, dat wij dieren wel-
doen, geen pijn laten lijden, respect
voor de integriteit tonen en rechtvaar-
dig behandelen. Deze principes vormen
de leidraad voor de Gezondheids- en
Welzijnswet voor Dieren.

-ocr page 79-

Vrij handelsverkeer

De Nederlandse veehouderij is door
haar exportatTiankelijke positie met
name gebaat bij het handhaven van een
vrij handelsverkeer tussen de lidstaten
van EU. Daarbij is het van essentieel
belang om vrij te zijn van met name
genoemde dierziekten.
Om zo een vrije status te handhaven
bestaan er EU-richtlijnen en Alge-
mene Maatregelen van Bestuur in de
Gezondheids- en Welzijnswet voor
Dieren. Dergelijke regelingen zijn be-
paald op basis van economische drijf-
veren en biomedische kennis.
Noordhuizen-Stassen: \'Door de frag-
mentarische kennis van dierziekten,
een onvoldoende accurate risico-ana-
lyse en onvoldoende inzicht in de ri-
sico-perceptie van alle betrokkenen in
de sector, worden er grote risico\'s op
uitbraken van aangifteplichtige dier-
ziekten gelopen. Door de structuur van
de veehouderij is het effect van derge-
lijke uitbraken op mens en dier vervol-
gens gigantisch. Bij zo\'n uitbraak
krijgt de Nederlander zicht op de hou-
derij-omstandigheden van miljoenen
dieren en de wijze waarop met deze
dieren wordt omgegaan.\' Helder wordt
het /M/\'.v?
dan dat het dier een productie-
middel is geworden. Het dier wordt als
ding behandeld: \'Niet alleen zieke die-
ren, maar ook gezonde dieren worden
massaal gedood.\' Dergelijke maatre-
gelen zijn strijdig met het uitgangspunt
van de Gezondheids- en Welzijnswet
voor Dieren, namelijk de erkenning
van de intrinsieke waarde, dat wil zeg-
gen de \'eigenwaarde\' van het dier.

Imago dierhouderij

De recente uitbraken van dierziekten
hebben bij veel mensen het beeld opge-
roepen van dierhouderijsectoren die
slechts bezig zijn met zichzelf te verrij-
ken, ten koste van veel dierenleed. Het
imago van de veehouders, in het bijzon-
der de varkenshouders, is sterk gedaald
en met hen beroepsgroepen, die recht-
streeks betrokken zijn bij de veehoude-
rij. \'Dit is niet altijd terecht\', vindt de
hoogleraar Relatie Mens-Dier: \'Vee-
houderijbedrijven zijn nog steeds veelal
gezinsbedrijven, die hart voor het be-
drijf en de dieren hebben. Deze stmc-
tuur garandeert min of meer een conti-
nue 24-uurs zorg voor de aanwezige
dieren.\' Echter, de veehouders hebben
zich in hun bedrijfsontwikkelingen te
veel laten leiden door de eigen sociale
moraal met betrekking tot het omgaan
en houden van dieren. Waarbij de eerder
beschreven ontwikkelingen in de vee-
houderij naar steeds verdergaande effi-
ciëntie en buikproductie als een vast-
staand feit werden geaccepteerd. \'En in
die moeilijke setting tracht men opti-
male zorg aan dieren te geven. Terwijl
van het dier een steeds verdergaande
aanpassing werd verwacht\', legt ze uit.
De ontwikkelingen in de veehouderij-
sectoren zijn mede ingegeven door het
feit dat de consument de producten
toch wel afnam. Hier is de consument
dus wel degelijk mede verantwoorde-
lijk voor de huidige wijze van dierhou-
derij.

Consument bepaalt

Tijden veranderen, het tijdperk van de
massa-individualisering is ingetreden.
De consument zal steeds meer bepalen
aan welke kenmerken een dierlijk pro-
duct en de productiewijze moet vol-
doen. Naast gezondheid, smakelijk-
heid en de prijs van het product, zullen
welzijns- en morele aspecten van het
houden van dieren een belangrijke rol
gaan spelen. Marktsegmentatie, dat
wil zeggen een aanbod van dierlijke
producten die op verschillende wijzen
zijn geproduceerd, zal optreden. De
bekendste grutter heeft dat signaal op-
gepikt en zal desnoods zijn producten
van over de grens betrekken, als de
Nederlandse veehouder het niet kan le-
veren.

\'Voor een duurzame en maatschappe-
lijk geaccepteerde veehouderij is het
zaak dat de deuren denkbeeldig weer
open gaan\', aldus Noordhuizen-Stas-
sen. \'Dan kan getoetst worden wat
voor de samenleving aanvaardbaar en
wenselijk is. Wat haalbaar is voor de
sector en wat er van de dieren ge-
vraagd kan worden in termen van ge-
zondheid en welzijn, met inachtne-
ming van respect voor het dier.\'

gezelschapsdieren

Het houden van gezelschapsdieren -
\'Waartoe ik voor het gemak ook het
paard reken\' - heeft zich in de laatste
decennia geheel anders ontwikkeld.
Gezelschapsdieren worden gehouden
vanwege hun toegevoegde waarde
voor de mens. Onderzoek laat boven-
dien zien, dat huisdieren het welzijn
van jong tot oud kunnen bevorderen.
Ze hebben een positieve invloed op de
sociaal-emotionele en cognitieve ont-

-ocr page 80-

wikkeling van kinderen, het kunnen
modulatoren van stress zijn. Aan vele
dieren worden menselijke eigenschap-
pen toegedicht: \'Ze zijn communica-
tief, maken geluid, vertonen gezichts-
uitdrukkingen en leven relatief lang.\'
Sociale en economische ontwikkelin-
gen in onze maatschappij hebben dui-
delijk invloed op de huisdieren die
gehouden worden. Het aantal honden
neemt af Er worden bijvoorbeeld
meer fretten gehouden. \'Waarom\',
vraagt Noordhuizen-Stassen, \'omdat
ze \'s nachts actief zijn?\' Steeds meer
worden diersoorten die we uit het wild
kennen als huisdier gehouden. Vaak
wordt er bij de gezelschapsdieren van
uitgegaan dat de gezondheid en het
welzijn van de dieren door de binding
met de eigenaar gewaarborgd zijn.
\'Wel degelijk kunnen we als mens
hierop een negatief effect hebben. Dit
komt door het niet onderkennen van de
basale behoeftes van dieren\', beweert
spreekster. \'Ze krijgen onvoldoende
beweging of sociale contacten ontbre-
ken. Ze krijgen verkeerde voeding of
worden ondeskundig gehouden.\'
Ze neemt als voorbeeld roodwang
moerasschildpadden: \'Deze dieren
worden heel veel voor kinderen ge-
kocht. Bij aankoop zijn ze ongeveer
twee centimeter groot. Vaak worden ze
ondeskundig gevoerd. Dan groeien ze
ook minder, maar wel met de negatieve
consequentie dat ze gezondheidspro-
blemen krijgen. Groeien doen ze toch
en nadat ze uit het zoveelste aquarium
zijn gebarsten, moet er een ander on-
derkomen gezocht worden. We kennen
de waarschijnlijke eindbestemming:
het riool of een rivier. Vissers vangen
ze tegenwoordig wel eens.\'
Een ander negatief effect van de mens
op het gezelschapsdier is het feit dat
mensen de dieren willen moduleren
naar hun eigen behoeftes. Door ge-
richte fokkerij op raskenmerken zijn er
met name bij de honden en in mindere
mate bij de katten en paarden, rassen
ontstaan met wel heel extreme ken-
merken. Deze kenmerken geven re-
gelmatig aanleiding tot gestoord wel-
zijn en gezondheid.

Door het feit dat gezelschapdieren een
bepaalde toegevoegde waarde verte-
genwoordigen en zich veelal in de
privésfeer bevinden, wordt het houden
van gezelschapsdieren door onze sa-
menleving op voorhand niet als proble-
matisch gezien. \'U moet zich wel reali-
seren dat dit vanuit het perspectief van
de mens geredeneerd is. Het is nog
maar de vraag of voldoende recht wordt
gedaan aan de behoeftes van het dier en
de eigenwaarde van het dier\', waar-
schuwt Noordhuizen-Stassen.

fffW*)\'

biotechnologie
Naast het klassieke gebruik van dieren
als leveranciers van dierlijke producten
en gezelschap, staan we als samenle-
ving aan de vooravond van het explo-
sieve gebruik van dieren als leveran-
ciers van producten voor toepassing bij
de mens. Nieuwe wetenschappelijke
ontwikkelingen en technieken maken
het mogelijk dieren zo te moduleren en
te gebruiken dat ze in toenemende mate
aan deze menselijke behoefte tegemoet
kunnen komen. Het gebruik van proef-
dieren, voor verschillende doelen
waaronder medisch-wetenschappelijk
onderzoek, was juist afgenomen door
bewust te streven naar verfijning, ver-
vanging en vermindering in het proef-
diergebruik. Maar biotechnologische
ontwikkelingen, zoals het klonen, ge-
netische modificatie en xenotransplan-
tatie, openen een nieuwe wereld voor
het gebruik van dieren.
De discussie over de maatschappelijke
aanvaardbaarheid spitst zich veelal toe
op technische argumenten. Wat is het
gezondheidsrisico voor de mens en
hoe kunnen wij afstotingsreacties bij
implantatie van dierlijke organen
voorkomen?

Acceptabel?

Over het gebruik van deze technieken
is maatschappelijk gezien geen con-
sensus. Noordhuizen-Stassen vraagt
zich af of het gebruik vanuit het per-
spectief van de mens en het dier
ethisch acceptabel is: \'De ontwikke-
ling en het gebruik van deze technie-
ken zal leiden tot meer diergebruik en
tot aantasting van het welzijn en de in-
tegriteit van het dier.\'
Er ontstaat zodoende in ons land een
grote discrepantie tussen datgene dat
met deze brondieren ethisch nog aan-
vaardbaar wordt gevonden en datgene
dat bij landbouwhuisdieren en gezel-
schapsdieren nog acceptabel is. Fy-
sieke menselijke gezondheid wordt als
doel boven andere doeleinden zoals
voeding en emotioneel welbevinden
gesteld. Noordhuizen-Stassen: \'Voor
velen van u zal dat opgaan, maar niet
iedereen stelt diezelfde prioritering en
ook in de landen om ons heen ligt dat
heel verschillend.\'

dierenarts

\'Dames en heren\', betoogt de hoogle-
raar. \'De dierenarts bevindt zich in een
heel unieke positie tussen de patiënt en
de cliënt, maar ook tussen de cliënt en
de samenleving.\' Ze legt uit dat de
diergeneeskundige zorg de laatste de-
cennia voor een groot deel verschoven
is van de behandeling van infectieziek-
tes en trauma bij individuele dieren
naar het geven van zorg ter preventie
van multifactoriële aandoeningen bij
individuele dieren en koppels dieren.
Het diergeneeskundige beroep heeft
zich gespecialiseerd, gedifferentieerd
en gefragmenteerd. Daarbij is het ac-
cent van de diergeneeskundige zorg op
de veterinair-technische aanpak ko-
men te liggen.

Ook de dierhouder is zich in de loop
van de tijd anders gaan opstellen. Waar
de dierhouder eerst afhankelijk was
van de geboden zorg, stelt hij zich
steeds autonomer en veeleisender op.
In combinatie met de eerdere bespro-
ken ontwikkelingen in de landbouw-
huisdieren- en de gezelschapsdieren-
sectoren hebben deze ontwikkelingen
geleid tot een andere invulling van het
beroep dierenarts. De Herriot\'s, Vlim-
men\'s en Irissen van weleer zijn ver-
dwenen. \'Toch is het beeld dat de sa-
menleving veelal heeft van de die-
renarts, die van een arts die een ziek in-
dividueel dier onderzoekt, behandelt
en altijd beter maakt. Daar komt bij dat
de media dit beeld nog eens verster-
ken\', aldus Noordhuizen-Stassen. Ze
betreurt het dat een dergelijke beeld-
vorming ongetwijfeld ook grote in-
vloed heeft op het aantrekken van toe-
komstige dierenartsen.

Code van de dierenarts

De Code van de dierenarts stelt dat de
diergeneeskundige zorg op een weten-
schappelijke, vaktechnisch en veteri-
nair-ethisch verantwoorde wijze moet
worden uitgeoefend. Door de samenle-
ving is aan de diergeneeskundige pro-
fessie een bepaald werkdomein toege-
kend. Daar is de beroepsgroep ook
verantwoordelijk voor. Doordat de
landbouwhuisdieren-, de gezelschaps-
dieren- en de proefdiersectoren zich
steeds autonomer hebben ontwikkeld
en uit het zicht zijn verdwenen, wor-
den de betrokken beroepsgroepen door
de samenleving steeds meer op hun
verantwoordelijkheid aangesproken.
Volgens Noordhuizen-Stassen zullen
steeds meer van de maatschappelijk re-
levante aspecten van de diergenees-
kunde (onder andere sociale en ethi-
sche) bij anderen terechtkomen, als de
dierenarts zich met name concentreert
op zijn vaktechnische diergeneeskun-

-ocr page 81-

dige zorg: \'Zodat men door de politiek
en de samenleving onvoldoende ge-
hoord wordt, maar wel geconfronteerd
wordt met de gevolgen van ontwikke-
lingen en regelingen.\' Dit terwijl de die-
renarts door zijn unieke positie tussen
mens en dier juist als geen ander een ob-
jectiefbeeld zou moeten kunnen hebben
van wat er werkelijk in de keuken van de
diverse dierhouderij sectoren gebeurt en
dat ook kan concretiseren.

Morele dilemma\'s

De dierenarts wordt dagelijks gecon-
fronteerd met morele dilemma\'s:
\'Denk aan correcties van erfelijke aan-
doeningen bij gezelschapsdieren, het
uitvoeren van keizersnedes bij vlees-
vee of het routinematig toepassen van
antibiotica en hormonen.\'
Een ander moreel dilemma is dat aan
het ene dier bijna ongelimiteerde dier-
geneeskundige zorg geboden wordt -
\'Men spreekt daarbij over vermense-
lijking van de diergeneeskunde\' - ter-
wijl aan andere dieren geen zorg gebo-
den kan worden. \'Denkt u daarbij aan
zieke, zwakke, oude of overbodige
dieren die hun waarde voor de eige-
naar hebben verloren.\'
Noordhuizen-Stassen pleit ervoor om
de onafhankelijke maatschappelijke
positie van de dierenarts te verstevigen:
\'Dit is nodig om het houden van dieren
en de diergeneeskundige zorg van die-
ren te kunnen verbeteren. Een belang-
rijke taak voor de KNMvD.\' Ze acht
het stimuleren en uitdragen van collec-
tieve standpunten over veterinair-ethi-
sche kwesties heel wezenlijk. Verder
is het belangrijk dat er systemen ont-
wikkeld worden zodat de dierenarts - in
al die verschillende beroepsomstandig-
heden - zijn eigen handelwijze en die
van de beroepsgroep kan objectiveren
en evalueren, zowel veterinair-tech-
nisch als veterinair-ethisch.
\'Bovendien moet wat gedaan worden
aan beeldvorming. Het veranderde ge-
differentieerde en gespecialiseerde
diergeneeskundige beroep moet zicht-
baarder worden\', betoogt ze.

onderwijs en onderzoek
Onderwijs en onderzoek spelen een be-
langrijke rol bij de huidige en de toe-
komstige diergeneeskundige zorg. Op
het ogenblik wordt een nieuw dierge-
neeskundig curriculum ingevoerd dat
inspeelt op de gewijzigde eisen aan dier-
geneeskundige zorg. Uitgangspunten
zijn de wetenschappelijke vorming en
het aanleren van probleemoplossende
en communicatieve vaardigheden. De
functiegerichte fase, het vijfde en zesde
studiejaar, moet nu ingevuld worden.
\'Eerder besprak ik de gewijzigde ver-
houding tussen mens en dier en de in-
vloed hiervan op de dierenarts en de
diergeneeskundige zorg\', aldus Noord-
huizen-Stassen. \'Het onderwijs zal de
student moeten voorbereiden op de bre-
dere context van het diergeneeskundige
handelen.\'

Naast veterinair-technische kennis is
dus ook voldoende kennis nodig op het
gebied van filosofie en ethiek, welzijn
van dieren en de juridische, sociale en
historische aspecten van de diergenees-
kunde. Maar ook van de samenleving
waarin het professionele handelen van
de dierenarts geplaatst wordt. Kennis in
deze gebieden wordt nu beperkt en ver-
snipperd aangeboden. Noordhuizen-
Stassen vindt dat een belangrijk deel
hiervan onderwezen zou kunnen wor-
den aan het begin van de functiege-
richte fase. Voor een optimaal resultaat
zal dat onderwijs geïntegreerd en pro-
bleemgestuurd moeten zijn. \'Het onder-
wijs in de maatschappelijke, relevante
aspecten van de diergeneeskunde zou
ondergebracht kunnen worden in een
werkgroep
Metaveterinana\\ filoso-
feert ze.

Twee belangrijke functies van het dier-
geneeskundig onderzoek zijn het on-
dersteunen van het onderwijs en de
diergeneeskundige zorg. In de Fa-
culteit der Diergeneeskunde is het on-
derzoek samengebracht in de GSAH.
Dit onderzoek, dat is samengebald in
drie clusters, is hoogwaardig maar me-
chanistisch van aard. De veranderde
maatschappelijke vraag naar dierge-
neeskundige zorg en de veranderde
maatschappelijke positie van dierenart-
sen vraagt om een vierde cluster: \'dier-
gezondheid, welzijn en samenleving\'.
Hierin kan herkenbaar onderzoek naar
de maatschappelijk relevante aspecten
van de diergeneeskunde worden ge-
daan. Noordhuizen-Stassen: \'Sociolo-
gisch, ethisch en filosofisch, welzijns-
en historisch onderzoek krijgen dan
een plaats.\'

ieders verplichting

In een korte samenvatting wijst de
hoogleraar op ieders verplichting om
het gebruik en de omgang met dieren,
zowel sociaal-economisch, als ethisch
en ecologisch, evenwichtig en geïnte-
greerd af te wegen: \'En dit dus niet af
te wimpelen op een aantal beroeps-
groepen of de politiek. Dat is al te
makkelijk. Gezondheid en welzijn van
alle diersoorten zijn immers van be-
lang voor een stabiele samenleving.\'
Ook zijn er woorden van dank, onder
andere voor de KNMvD die de leerstoel
immers heeft ingesteld: \'Ik dank u voor
het vertrouwen en de prettige samen-
werking die ik in de eerste anderhalf
jaar heb genoten.\' De hoogleraar bena-
drukt ook het belang van de Commissie
Ethiek: \'U vervult een heel belangrijke
taak in het formuleren van collectieve
standpunten voor de beroepsgroep. Ik
waardeer de bijeenkomsten bijzonder.\'
En met nadruk, gezien het belang, aan
het adres van de studenten: \'Realiseert
u zich dat technische vaardigheden
slechts een onderdeel zijn van de dier-
geneeskunde. Voor het adequaat uit
kunnen oefenen van het diergenees-
kundige beroep dient u zich in uw toe-
komstige, maatschappelijke positie te
verdiepen. Dit houdt in dat u zich vol-
doende interesseert voor de maat-
schappelijk, relevante aspecten van de
diergeneeskunde.\'

BANDEN TVD

Op het secretariaat van de KNMvD zijn de banden voor het Tijdschrift voor Dier-
geneeskunde 1998 voorradig. De prijs bedraagt ƒ 30,-- (inclusief 17,5% BTW en verzend-
kosten). Onderstaand treft u een overzicht aan van de banden die eveneens nog voorradig
zijn, met daarbij behorend kostenoverzicht.

Banden 1997, 1996, 1995: ƒ30,-(inclusiefl7,5%BTW).
Banden 1994:
niet meer voorradig.
Banden 1993: niet meer voorradig.
Banden 1992: ƒ30,-(inclusiefl7,5%BTW).
Banden 1991: ƒ 26,45 (inclusiefl7,5% BTW).
Banden 1990, 1989, 1988:
niet meer voorradig.

U kunt de banden schriftelijk of per fax bestellen onder vermelding van \'Banden\' en de jaar-
gang. Met uw bestelling krijgt u een nota met acceptgiro thuisgestuurd. Stuur uw bestelling
naar: KNMvD, Postbus 14031,3508 SB Utrecht, of fax uw bestelling: 030 - 2511787.

-ocr page 82-

Noordhuizen schept het leader waarin
de rundveehouderij zich ontwikkelt.
Dit heeft immers consequenties voor
de opleiding, het onderzoek en de be-
roepsgroep.

toekomst

Hij waarschuwt overigens voor de rela-
tieve waarde van toekomstverkennin-
gen: \'Instincten en impulsen spelen een
belangrijke rol bij de besluitvorming,
maar zijn moeizaam in wiskundige of
economische modellen te vangen.\'

\'Koeien en Koersen\'

Zomer 1996 verscheen een pakket sce-
nario-studies, \'Koeien en Koersen\' ge-
heten, vanuit het Landbouw Econo-
misch Instituut, LEI-DLO, en het
Staring Centmm-DLO over mogelijke
productiesystemen voor de melkvee-
houderij rond 2025. De studies bevatten
drie extremen: de Industriële melkvee-
houderij, de Natuurgerichte melkvee-
houderij en de Deeltijdse melkveehou-
derij. De doelstellingen en instelling
van de veehouder bepalen in welk type
een veehouder het meeste thuishoort.
Deeltijdse melkveehouderij wordt ove-
rigens nauwelijks als realistische optie
gezien door de landbouwwereld. Een
gezinsbedrijf dat volgens dit model
werkt, lijkt niettemin mogelijkheden te
hebben. Het Natuurgerichte systeem
bestaat bij het hoogwaardig vakman-
schap van de boer en zijn gezin en
vraagt om een aangepaste bedrijfsvoe-
ring en veel grond.

De Industriële melkveehouderij is een
voortzetting van de huidige ontwikke-
lingen: schaalvergroting (1000 koeien)
en technologie op hoog niveau.

KNMvD-workshop

Ook tijdens een KNMvD-workshop is
gesproken over de toekomst van de
melkveehouderij. \'Overievende\' melk-
veehouders hebben een gezinsbedrijf
met voldoende groot quotum en reali-
seren een lage kostprijs. Voorts zou er,
behalve de groep waarschijnlijk-be-
drijfsbeëindigers, nog een tussengroep
zijn die onder bepaalde voorwaarden
tot de \'overlevers\' kan behoren.

grate prof. dr. j.rt.m. nüordhuizen

TUSSEN MALAISE EN
VOORUITGANG

\'Veelzijdige toekomst\'

LTO-melkveehouderij verwacht dat er
in 2010 nog zo\'n 1,3 miljoen stuks
melkvee op 17.350 (vooral gezins-)be-
drijven zullen zijn. Deze dieren heb-
ben een productie van gemiddeld 8100
kg. Bedrijven vertonen gemiddeld een
dierdichtheid van 1.4 koe per ha, 70
koeien gemiddeld en 52 ha, alsmede
een bedrijfsproductie van 565.000 kg
per jaar. Al met al een reductie van
zo\'n 40%. Verbeterde diergezondheid,
duurzaamheid, welzijn, kwaliteit, mi-
lieu en bedrijfsstructuur vormen kem-
elementen uit het LTO-conceptrapport
\'Uitzicht op een veelzijdige toekomst\'
(1997/1998).

Agenda 2000

Medio juli 1997 presenteerde de Euro-
pese Commissie het rapport \'Agenda
2000\'. Het omhelst omvorming van
prijsondersteuning naar directe inko-
menssteun per dier of hectare; in feite
een prijsverlaging. Dat laatste is zicht-
baar in de verschuivingen van inter-
ventieniveaus: zuivel -10%, en mnd-
vlees -30%, terwijl de melkquotering
zeker tot 2006 gehandhaafd blijft.
Noordhuizen: \'De concurrentiepositie
van onze rundveesector neemt in elk
geval verder af\' De stiermesterij en de
zoogkoehouderij zullen in omvang da-
len en ook voor de rundvleesproductie
wordt een daling van omstreeks 20%
verwacht (PVE, september 1997). Dit
alles nog ongeacht de gevolgen van
een verdere vergroting van de variatie
in de diergezondheidsstatus tussen lid-
staten bij een verdere uitbreiding van
de EU.

Prof. dr. J.P.T.M. Noordhuizen heeft op 2 april 1998 zijn oratie uitgesproken
en daarmee het ambt aanvaard van gewoon hoogleraar Gezondheidszorg
Herkauwers. Zijn rede getuigt van een brede blik op de diergezondheidszorg
en herbergt een scherpe analyse van de gezondheidszorg herkauwers. Als het
aan hem ligt, krijgt veterinaire bedrijfsbegeleiding binnenkort echt een an-
dere klank. \'Multidisciplinair\' en \'risicobeheersing\' zijn twee sleutelwoorden
in zijn beleid. Dit artikel is een samenvatting van zijn rede

malaise?

\'Verkeert de Nederlandse rundvee-
sector dan nu in een malaise, in een de-
pressie?\' vraagt de hoogleraar zich af
\'The Great Depression years were in
fact years not only of crisis but of new
growth, sometimes actual, sometimes
potential\' (in: Van Gildestein naar
Uithof, Offringa, 1971). We tekenen de
jaren 1878 tot 1898. Noordhuizen:\' 100
jaar later zien we een vergelijkbaar
fenomeen: de wenselijke overgang van
massaproductie naar duurzame land-
bouw gaat niet zonder problemen. De
bevolkingsgroei wereldwijd, de stijging
van de levensstandaard, de voortgaande
verstedelijking, een vergaande liberali-
sering van de wereldmarkten en een kri-
tisch oog van de consument stellen de
veehouderij voor een grote uitdaging.\'

veterinaire bedrijfsbegelei-
ding (!)

De laatste decennia zien we binnen de
sectoren in de houderij van herkauwers
verschuivingen: gespecialiseerde melk-
veehouderijen, roodvleesvee-bedrijven,
vleeskalveren, melkgeiten, lamsvlees-
producenten. De veterinaire taken be-
wegen zich van curatief naar consulta-
tief integrale veterinaire bedrijfsbege-
leiding, al dan niet ondersteund door
computerprogramma\'s, met de volgen-
de kernelementen:

- een protocollaire aanpak van bedrijfs-
begeleidingsprogramma\'s;

- een protocollaire aanpak van pro-
gramma\'s ter bestrijding van ziekten
die voor de sector als geheel van be-
lang zijn (leptospirose, paratbc, BVD,
IBR en Salmonellose);

- beide protocollen hebben een routine-
matige component waarin de hande-
lingen en bedrijfskundige fasen als
doelen, plannen, uitvoering en evalu-
atie zijn opgenomen en voorts een
analytische component in geval zich
problemen voordoen;

- integratie van monodisciplines op het
melkveebedrijf en een correcte inter-
pretatie van uitkomsten.

Noordhuizen stelt echter vast dat de
begeleidingsprogramma\'s niet in de
volle omvang en niet in grote getale op
melkveebedrijven worden uitgevoerd.
Ook betreurt hij het dat principes
van kwantitatieve veterinaire epidemio-
logie slechts beperkt worden toegepast.
Steekproefomvang en diagnostische
test-evaluatie zijn nog de belangrijkste
toepassingen. Risico-identificatie en ri-
sico-management in relatie tot het optre-
den van stoornissen worden nog maar
nauwelijks uitgevoerd. Noordhuizen:

-ocr page 83-

\'Waarom is dit zo: deficiëntie in de op-
leiding? Te geringe motivatie om tot uit-
voering over te gaan? Een opleiding die
te weinig is toegespitst op training in
usahle knowledge of onderzoek naar
usahle knowledgeT

Om deze vragen te kunnen beantwoor-
den, gaat de redenaar in op ontwikkelin-
gen in de sector en hoe daar veterinair op
moet worden ingespeeld: \'Kem-ele-
menten zijn het produceren in ketens, de
automatisering, het academisch onder-
zoek en onderwijs en de dekking van be-
hoeften uit het veld.\'

produceren in ketens
Binnen de sectoren van dierlijke pro-
ductie bestaat het streven naar produce-
ren in ketenverband.

Keten Kwaliteit Melk

Ook de melkveesector kent een derge-
lijke beweging, zoals het Keten Kwa-
liteit Melk-programma van de NZO en
LTO voor melkveebedrijven (KKM).
Kwaliteit wordt daarin breed geëtaleerd:
kwaliteit van het product (melk en melk-
winningZ-bewaring), van de bedrijfshy-
giëne, van de productiewijze (met oog
voor welzijn) van de rundergezondheid
en runderwelzijn (inclusief diergenees-
middelen), kwaliteit van het milieu en
kwaliteit van voer en water.
Noordhuizen constateert dat de aan-
dacht vooral uitgaat naar de attitude van
de melkveehouders: \'De boeren produ-
ceren niet alleen voor een inkomen,
maar voor alle klanten in de keten, van
melkfabriek tot consument. Dus moet er
ook aandacht zijn voor ecologische, so-
ciaal-economi.sche en emotionele as-
pecten.\'

Diergezondheid is één van de kwali-
teitskenmerken. De insteek is dat ziek-
ten beter kunnen worden voorkómen
door al in het productieproces controles
uit te voeren en zonodig in te grijpen, in
plaats van te wachten tot het \'product\' is
aangetast, met andere woorden tot het
dier ziek is geworden. \'Als deze hypo-
these juist is\', beweert Noordhuizen
\'dan zouden concepten van kwaliteits-
(risico)beheersing toepasbaar zijn op de
diergezondheidszorg.\'

certific^ering diergezond-
heid

\'Certificering van de diergezondheid op
melkveebedrijven dient verder te gaan
dan het enkele malen screenen van een
koppel en op grond van negatieve uitsla-
gen uitreiken van een certificaat\', aldus
Noordhuizen.

De eerste stap is de juiste attitude doen
adopteren. Dit is de fase waarin KKM
zich bevindt. Deze fase moet uitmonden
in een
Good Farming Practice code en
een basishygiëne-certificaat. Hierbij
past de
Good Veterinary Practice code,
want ook de rundveedierenarts dient aan
de gestelde eisen te beantwoorden.
De tweede stap betreft de certificering
van bedrijven inzake vrijdom van cate-
gorie-I-type ziekten. Hierbij is de aan-
toonbaarheid aan derden in het spel,
want anders is certificering waardeloos.
Essentieel is echter dat behalve de ver-
klaarde en getoetste afwezigheid van
bepaalde kiemen (vrijmaken), eveneens
de beheersing van de risico\'s voor in-
sleep en de versleep van infectie grote
aandacht krijgt (vrijhouden).
Noordhuizen: \'Dit risico-management
is de basis voor volgende stappen. Het is
duidelijk dat met GFP- en GVP-codes
de aantoonbaarheid van status en van
activiteiten op preventief gebied ont-
breekt, omdat deze aantoonbaarheid
niet impliciet is vastgelegd. Andere bor-
gings- en beheersingsmethoden komen
daar dus eerder voor in aanmerking.\'
De derde stap betreft de aanpak van
door de sector aangewezen ziekten.
Bekende voorbeelden zijn BHV-1 en
leptospirose en spoedig ook paratbc,
BVD en salmonellose. Ook hier is aan-
toonbaarheid aan derden een cruciaal
element. En tevens dient de fase van
vrijmaken te worden gevolgd door ri-
sico-management.

haccp

Noordhuizen pleit dan ook voor de ont-
wikkeling en toepassing van
HACCP
(en later wellicht /SO-systemen) op het
niveau van het boerenbedrijf: \'Ten eer-
ste omdat een risico-beheersingsme-
thode voor de boer uitvoerbaar moet
zijn, ten tweede omdat de kwantitatieve
epidemiologie van risico-identificatie
en -kwantificering een grote bijdrage
kan leveren aan het selecteren van de
kritische controlepunten in het produc-
tieproces.\'

Een vervolgstap is de uitbouw van
HACCP op het gebied van runderge-
zondheid met de gebieden welzijn en
milieu.
\'HACCP sluit bovendien aan bij
de visie van Wijffels (1997) omtrent
precision farming: een combinatie van
observaties en technologieën waardoor
de veehouder de gevolgen van zijn acti-
viteiten kan inschatten\', legt Noord-
huizen uit.

kennis-en innovatieopgaven
Het recent verschenen NRLO-rapport
\'Naar een gezonde veehouderij: kennis-
en innovatieopgaven voor de toekomst\'
(NRLO, 1998) bevat vier belangrijke
punten: (a) het ontwerpen van strate-
gieën voor vrijwaring en beheersing van
dierziekten, (b) de opzet van een exper-
tise-netwerk voor de epidemiologie van
dierziekten, (c) de opleiding tot beleids-
epidemiologen en veterinaire kwali-
teitsconsultants en (d) het ontwerpen
van geïntegreerde veehouderij syste-
men.

Volgens Noordhuizen zal de Faculteit
der Diergeneeskunde de voortrekkersrol
spelen op de eerste drie domeinen.

veterinaire bedrijfsbegelei-
ding (ii)

\'Een en ander betekent\', zegt Noord-
huizen \'dat het karakter van de veteri-
naire bedrijfsbegeleiding zal moeten
veranderen.\' Hij constateert dat er ruim
vijftien jaar na de introductie van een
begeleidingsprogramma van melkvee-
bedrijven nog steeds behoefte bestaat
om dit aan de man te brengen: \'Pei-
lingen wijzen uit dat vele practici nog
grote moeite hebben met het werken
met prestatie-parameters, kengetallen
en met het samenhangend interpreteren
ervan.\'

Dat betekent een terugslag: de metho-
diek voor begeleiding en de protocollen
werden al begin 80-er jaren geïntrodu-
ceerd. Evaluatie van praktijkonder-
wijsmateriaal, zoals dit door PGR (Pro-
gramma Gezondheidsstatus van Rund-
vee) in het veld aan dierenartsen en vee-
houders wordt toegeleverd, wijst uit dat
dit materiaal synchroon loopt met bij-
voorbeeld het onderwijsmateriaal van
bedrijfsdiergeneeskunde aan de Facul-
teit.

\'Waar gaat het dan fout?\' vraagt de
hoogleraar zich af

Krijgen de pas afgestudeerden te wei-
nig de kans in de praktijk om de meest
up-to-date kennis van bedrijfsbegelei-
ding te vermarkten? Of moeten zij nog
zoveel bijspijkeren op andere terrei-
nen, zodat dit ten koste gaat van de be-
drijfsdiergeneeskundige kennis? Of
vindt er onvoldoende kennisoverdracht
en toetsing plaats binnen praktijken?
Volgen practici wel in voldoende mate
en in een juiste frequentie de juiste cur-
sussen?

Maar er zijn meer redenen voor een ver-
dere ontwikkeling van bedrijfsbegelei-
ding, zoals inpassing van kwaliteits(ri-
sico-)beheersing. Dit betekent dat de
veterinair nu echt \'keten-kwaliteitsma-
nager of -consultant\' wordt. Noord-
huizen: \'Er bestaat hier nog een bijzon-
der groot hiaat.\'

-ocr page 84-

Verbazing

Grote verbazing wekte dan ook dat deel
van de Algemene Vergadering van de
KNMvD in oktober 1997, waar uitlatin-
gen werden gedaan over KKM: \'een
groot afschuiven van verantwoordelijk-
heden\', \'een laagdrempelige KKM, ve-
terinair-technisch stelt het nauwelijks
iets voor\' en \'van een kwaliteitsdoelstel-
ling is weinig sprake\'
(Tijdschrift voor
Diergeneeskunde, 1997; 122(22): 652).
\'Met deze veterinaire attitude en stel-
lingname word je geen aantrekkelijke
parmer\', waarschuwt Noordhuizen.
\'Waar is dan de actieve veterinaire input
en strategische visie? De beroepsgroep
is zelf te weinig actief, niet pro-actief, is
geen volwassen discussiepartner noch
actief participant in dit netwerk op stra-
tegisch niveau!\' betoogt de betrokken
hoogleraar. \'Met het verbreiden van de
huidige bedrijfsbegeleiding alleen ko-
men we er niet. Bij een veterinair traject
in een ketenverband gaat het om toepas-
sing van de epidemiologische principes
en technieken, en eveneens van kwali-
teitsbeheersingsprincipes volgens geva-
lideerde methoden.\'

Scholing

Voor de juiste invulling van de \'kwali-
teitsadviserende\' functie is een gedegen
scholing op dat terrein absolute nood-
zaak: \'De practicus moet een volwaardig
discussiepartner zijn in het multidiscipli-
naire kwaliteitsmanagementteam binnen
een voedselproductieketen.\' Tegelijker-
tijd is er in de sector behoefte aan veteri-
nairen voor strategisch overleg en ad-
vies. Veterinairen dienen in meerdere
schakels van de keten een rol te spelen.
\'Er bestaat een uitgesproken behoefte
aan de discipline Ontwikkelingsbe-
drijfsdiergeneeskunde\', zegt Noord-
huizen. \'Dit is een discipline, aange-
stuurd vanuit wensen uit de praktijk,
eisen vanuit de samenleving en behoef-
ten van de markt.\' Hij noemt als voor-
beeld van zo\'n ontwikkeling de
Good
Veterinary Practice
code. Verder pleit
hij voor de organisatie van \'terugkom-
dagen\' voor pas-afgestudeerden: \'Dat is
goed voor de positionering en de eigen-
waarde van deze practici; het is ook
goed voor de netwerking tussen de prak-
tijk en de Faculteit.\'

\'Laten we nog eens wat verder in de ve-
terinaire keuken kijken\', stelt Noord-
huizen voor.

automatisering
Praktij kadministratie

Er zijn softwareprogramma\'s op de
markt die voorzien in de behoefte van
practici op het gebied van praktijkadmi-
nistratie. Binnenkort zal het beheer-
singsprogramma voor diergeneesmid-
delen een belangrijk element vormen,
want de Europese Unie gaat strengere
eisen stellen op het gebied van veilig-
heid en residu-afwezigheid. Aantoon-
baarheid speelt een grote rol.
Een onderontwikkeld domein betreft de
aansluiting op computernetwerken. \'Ik
bedoel het nuttig gebruik van e-mail en
Newsgroups voor de dagelijkse prak-
tijkuitoefening. Het is opvallend dat
practici nauwelijks gebruikmaken van
bijvoorbeeld DAIRY-L, een discus-
siegroep voor onder andere manage-
mentconsultants in de melkveehouderij,
of van EPIVET-L, een epidemiologie-
netwerk voor veterinairen\', zegt Noord-
huizen verbaasd. Daarnaast kan de com-
municatie tussen praktijken onderling
en tussen praktijk en Gezondheidsdienst
of andere instanties aanmerkelijk wor-
den verbeterd. Denk bijvoorbeeld aan
efficiënte communicatie bij uitbraken
van besmettelijke ziekten.
Noordhuizen hoopt dan ook dat diverse
partijen zoals de Groep Geneeskunde
van het Rund, de AUV, de Gezond-
heidsdienst en de Faculteit deze hand-
schoen oppakken.

d^lè^i^ SI B

Bedrijfsbegeleiding

\'De opname van het kwaliteits(risico)-
beheersingsconcept in bedrijfsbegelei-
dingsprogramma\'s dient versneld plaats
te vinden\', betoogt de hoogleraar. \'Dit is
een belangrijk element van de ge-
noemde Ontwikkelingsbedrijfsdierge-
neeskunde.\'

Noordhuizen stelt vast dat de huidige
sofhvare voor bedrijfsbegeleiding niet
voldoet: \'Het VAMPP-programma dat
aan deze Universiteit is ontwikkeld,
heeft niet de gewenste dynamiek laten
zien. Inpassing van
HACCP in de hui-
dige software voor begeleidingspro-
gramma\'s vraagt bovendien een nieuwe
visie.\'

Noordhuizen is derhalve teleurgesteld:
\'De keten- en sectorvisie wordt niet

-ocr page 85-

breed gedragen in de veterinaire groep.
Soms vraag ik mij af of de veterinairen
wel voldoende betrokken zijn.\'
De afdeling Gezondheidszorg Her-
kauwers van de Faculteit zal zich zeker
bezighouden met kwaliteitsbeheersing
en risicomanagement, omdat deze de
veehouder en de dierenarts echte pre-
ventieve handvatten bieden. Een ander
voordeel is dat deze aanpak gepaard
gaat met een reductie van de hoeveel-
heid te verzamelen en te verwerken dier-
en bedrijfsgegevens.
Spreker voorspelt dat de rol van de com-
puter nog verder toeneemt: \'De be-
hoefte aan nauwkeurige informatie
groeit. Informatie die derden ter inzage
willen ontvangen.\'

.Aansluiting

Verscheidene praktijken hebben een
computeraansluiting met hun veehou-
ders. Het is goed om na te gaan, hoe
deze aansluiting het meest efficiënt kan
worden gemaakt. In geval van
HACCP
is het mogelijk om de monitorings- en
surveillance-data, gebaseerd op de kriti-
sche beheerspunten, bij de melkveehou-
der in te lezen in een te ontwikkelen
kwaliteitsanalyseprogramma bij de die-
renarts. Daarbij is eerder de kwaliteit
van het software-product van betekenis
dan de organisatie die de distributie er-
van verzorgt. \'Het is te betreuren dat
sommige leveranciers van veterinaire
software elkaar nog steeds in de haren
vliegen\', zegt Noordhuizen.

Door een adequate aansluiting bij ont-
wikkelingen kan de dierenarts worden
opgenomen in het ketenkwaliteitstraject
voor de melkveehouderij. Tegelijkertijd
krijgt de veterinair weer die positie van
een volwaardig discussiepartner in
een multidisciplinair kwaliteitsmanage-
mentteam.

onderwijs
Postuniversitair

Eén van de belangrijkste terreinen
waarop nascholing is gewenst, is era-
dicatie, diagnostiek, bemonstering en
bestrijding van met name te noemen
rundveeziekten volgens geaccepteerde
protocollen, met aandacht voor de uni-
formiteit in benadering en interpreta-
tie. Daarnaast is er nog steeds behoefte
aan nascholing op het gebied van de
bedrijfsdiergeneeskunde. Hier ligt een
gezamenlijke taak voor Faculteit, Ge-
zondheidsdienst en KNMvD.
Een tweede terrein is dat van kwaliteits-
beheersing en -management. Er dient
een traject voor practici te worden ge-
formuleerd waarin kwaliteitskunde en
epidemiologie zijn opgenomen. Zo\'n
traject zou modulair kunnen worden op-
gebouwd, zodat onderwijs flexibel van-
uit de praktijk kan worden geconsu-
meerd, ook in verband met aansluiting
bij het certificeringstraject \'mndvee-
dierenarts\'.

De discussie over verplichte nascholing
voor dierenartsen mag wat Noordhuizen
betreft weer worden opgestart: \'Het
dient tot een verplicht onderdeel van de
erkenning te worden gemaakt.\' De door
BOVISIE (juli 1997) wenselijk geachte
certificering van rundveedierenartsen
sluit daarbij aan. \'Dat de hieraan ge-
lieerde audits absoluut niet door de be-
roepsgroep zelf moeten worden uitge-
voerd is logisch, als men inteeltachtige
situaties en schijnprocessen wenst te
vermijden\', aldus de hoogleraar.

kenniscentrum rundveege-
zondheid

In een workshop over de toekomst van
de rundveedierenarts wordt de oprich-
ting van een Kenniscentrum Rundvee-
gezondheid bepleit, met als doelen:
continue overdracht van kennis aan
rundveedierenartsen, representatie van
dit subspecialisme, initiëring/begelei-
ding van projecten en richting geven
aan onderwijs.

Noordhuizen ondersteunt dit: \'Ik zal
verdere actie nemen om vanuit de Fa-
culteit, afdeling Rundveegezondheids-
zorg, initiatieven te ontplooien. De eer-
ste stappen op dit pad zijn reeds gezet
door de projectgroep Erkenning Rund-
veedierenarts.\'

De Groep Geneeskunde van het Rund
\'nieuwe stijl\' is deze uitdagingen met
daadkracht aangegaan.

afdeung gezondheidszorg
herkauwers

De afdeling Gezondheidszorg Her-
kauwers binnen de hoofdafdeling Land-
bouwhuisdieren ontstaat door herstruc-
turering van de klinische sector. De
bedrijfsdiergeneeskunde, de inwendige
ziekten en heelkunde en de relevante as-
pecten van de zootechniek voor herkau-
wers worden hiertoe bijeengezet. Eind-
product van deze afdeling is een goed
opgeleide dierenarts die in staat is
marktgerichte eerstelijnsfiincties uit te
oefenen:

- Een betrouwbare diagnostiek van
ziekten bij herkauwers waarbij ziekte
ook als indicator voor \'productiepro-
cesdefecten\' kan gelden.

- Een adequate behandeling van zieke
dieren indien geïndiceerd (ook in ver-
band met de volksgezondheid).

- Een adequate bedrijfsadvisering vol-
gens zowel de meer klassieke princi-
pes (veterinair-zoötechnisch van
aard) als de ketenbeheersingsprinci-
pes (kwaliteitskundig).

- Een adequate raadgevende taak voor
kwaliteitsbeheersing in brede zin
(omvat ook welzijn en milieu).

Onderzoek binnen de afdeling

Momenteel zijn er twee hoofdthema\'s
binnen het onderzoek naar rundveege-
zondheid:

- Pathobiologie, kliniek en epidemiolo-
gie van stoomissen in gezondheid en
productie van herkauwers

- Stressoren en adaptatie/non-adaptatie
in relatie tot gezondheid, welzijn en
vruchtbaarheid.

Het eerste thema heeft een klassiek vete-
rinaire insteek, het tweede veel meer een
zoötechnische. Het tweede hoofdthema
is van toenemend belang vanwege de
multifactoriële etiologie van aandoenin-
gen en de relatie tussen stofwisseling en
gezondheid. Het management van de
hoogproductieve koe inclusief haar ne-
gatieve energiebalans, endocriene dis-
balans, hyperketonaemie en immuno-
suppressie verdient sterke aandacht.
Onderzoek op het gebied van voeding
dient zich toe te spitsen op de specifieke
behoefte aan nutriënten en hun samen-
stelling.

Onderzoek van de \'onderafdeling\'
Voortplanting Herkauwers wordt geïn-
tegreerd in de eerste twee of wordt een
derde thema.

Het onderzoek naar kwaliteitsbeheer-
sing behoort bij een laatste hoofdthema:
de genoemde Ontwikkelingsbedrijfs-
diergeneeskunde.

handen ineen

Tot slot spreekt Noordhuizen enkele
woorden van hoop uit, ook aan het adres
van de KNMvD: \'De samenleving ver-
andert en stelt telkens nieuwe eisen.
Laten we de handen ineen slaan.\'
Noordhuizen hoort te vaak geluiden dat
de veterinaire wereld zo individualis-
tisch is, zo fi^agmentarisch, zo afstande-
lijk: \'Dat is geen basis voor een centraal
veterinair aanspreekpunt; zo zijn we
geen volwaardig discussiepartner in
overleg over de rundveegezondheids-
zorg. De dierenarts moet zich scherper
aftekenen tussen veehouders en maat-
schappij.\'

De ontwikkelingen binnen de Groep
Geneeskunde van het Rund bieden vele
kansen! \'Laten we ons concentreren op
vooruitgang\', betoogt Noordhuizen.

-ocr page 86-

Uitgenodigd was een buitengewoon di-
verse groep sprekers. Naast dierenart-
sen die een specialistisch tandheelkun-
dig verhaal hielden, waren er ook
paardendierenartsen die een praktijker-
varing schetsten. Een ambtenaar maak-
te de visie van de overheid duidelijk. En
in het hol van de leeuw vertelde een ge-
bitsverzorger hoe de opleiding en het
beroep van de gecertificeerde gebits-
verzorger in Amerika worden ingevuld.
Het was dus een bijzondere dag.

wie en in hoeverre?
De presentaties gaven een overzicht
van de activiteiten op het gebied van
tandheelkunde bij het paard in
Nederland en België. Voor de paar-
denbezitters was het de laatste jaren
steeds onduidelijker geworden aan wie
gebitsverzorging bij het paard kon en
mocht worden overgelaten. Daarnaast
was er onvoldoende bekend over ge-
bitsverzorging zelf hoever ga je met
tandheelkunde bij het paard?
Een belangrijk onderdeel van de dag
was dan ook het opfrissen van de ken-
nis van het publiek; voor het meren-
deel dierenartsen die werkzaam zijn in
de paardengeneeskunde.
A.W. van Foreest, uitsluitend werk-
zaam in de veterinaire tandheelkunde,
beet de spits af Hij vervulde een echte
pioniersfunctie op het gebied van tand-
heelkunde bij het gezelschapsdier. Hij
brak een lans voor hetzelfde vakgebied
bij het paard.

basiskennis

Dr. M.A. van der Velden hield zijn ge-
hoor een stuk basiskennis omtrent het
gebit van het paard voor: de anatomie,
het onderzoek van de mondholte, diag-
nosestelling, afwijkingen aan het gebit
en uiteraard mogelijke therapieën. Hij is
onder meer van mening dat bij een rou-
tine-onderzoek - let wel: zonder klach-
ten - naast een eenvoudig onderzoek van
de buitenzijde van het hoofd, een onder-
zoek van het voorste gedeelte van de
mond volstaat. De meeste problemen
bevinden zich namelijk voorin en even-
tuele haken achterin manifesteren zich
altijd tegelijk met haken voorin.
Wat een dierenarts zonder geavan-
ceerde kliniek in de alledaagse praktijk
kan betekenen, liet F.G.M. Scheijmans
uit Ell zien. Voor veel collegae een
\'Aha!-Erlebnis\' en dankzij de vele tips
een waardevolle presentatie.

symposium tandheelkunde bij het paard

DIERENARTS OF VERZORGER?

Het symposium \'Tandheelkunde van het paard; taak voor dierenarts of ver-
zorger?\' op 26 maart 1998 op Papendal in Arnhem was heel bijzonder. Nooit
waren zoveel verschillende groeperingen vertegenwoordigd om zich over de
mond van het paard te buigen. De Groep Geneeskunde van het Paard deed
met de (mede-)organisatie van dit symposium een schot in de roos: het belang
van een goed verzorgde mond is iedereen wel bekend, maar wie dat moet doen
en hoever die verzorging strekt is nog verre van duidelijk.

Door Connie Smeenk

röntgenfoto\'s hoofd
R. van Wessum is dierenarts en tan-
darts en houdt zich de laatste jaren
voornamelijk met tandheelkunde be-
zig. De meeste dierenartsen maken niet
gauw een röntgenfoto van het hoofd,
vanwege de moeilijke opnametechniek
en beoordeling. Toch blijkt dat ook in
de doorsneepraktijk met röntgenappa-
ratuur heel aardige beelden gemaakt
kunnen worden. Illustratief was het ge-
val van een topdressuurpaard dat pro-
blemen had met aanleuning. Het pro-
bleem werd pas opgelost, toen op een
röntgenfoto een wortelontsteking van
de baaktand zichtbaar werd. Deze pa-
tiënt werd operatief behandeld door de
volgende spreker: dr. W.R. Klein, die
de chimrgische mogelijkheden en on-
mogelijkheden behandelde.
Vroeger was bij wortelontstekingen de
enige therapie het verwijderen van het
ontstoken element. Dit kon vervelende
consequenties hebben, zowel tijdens
als na de operatie. Een alternatief is te-
genwoordig de zogenaamde apexre-
sectie: het weghalen van de wortelpunt,
zonder de hele kies te verwijderen. Ook
deze techniek heeft overigens nadelen.

bevoegdheid paardentand-
arts

Vanuit zijn functie als senior-beleids-
medewerker bij het ministerie van
Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,
gaf H.C.A. Leemans antwoord op de
vraag wat de bevoegdheid van een
paardentandarts is. De wet is duidelijk:
uitsluitend de dierenarts heefï de be-
voegdheid om bij dieren \'de natuur-
lijke samenhang van levende weefsels
te verbreken\'. De wet maakt echter een
uitzondering voor paraveterinairen.
De zogenaamde gebitsverzorgers val-
len daar echter niet onder, ze mogen
dus geen injecties geven, zoals een
verdoving, en geen tanden en kiezen
trekken, laat staan grotere ingrepen
verrichten. Het enige wat ze mogen
doen is tanden raspen; duidelijkheid
dus voor de volgende spreker.
Mevrouw Van de Berg is in Amerika
opgeleid als gebitsverzorger. Ze lichtte
met dia\'s toe hoe zij het gebit van het
paard onderzoekt en behandelt. Ze be-
nadrukte het belang van een goede re-
latie met een dierenarts, bijvoorbeeld
voor het trekken van de wolfstandjes.

o la la-effect

De laatste spreker was een Belgische
collega: H. Wilderjans. Het doel van
zijn verhaal was - zo formuleerde hij
het zelf - zijn publiek voor te bereiden
op de discussie die zou volgen.
Daartoe schetste hij de verschillende
situaties met betrekking tot paarden-
tandheelkunde in de landen om ons
heen. Verder werden alvast enkele opi-
nies over paardentandartsen op tafel
gelegd. Het onderwerp \'o la la-effect\'
gaf heel wat hilariteit. In het kort:
\'Paardentandarts\' komt op manege en
trekt een paardenmond open. Mom-
pelt: \'o la la...\' Eigenaar: \'Oei oei.\'
\'Tandarts vraagt: \'Heeft de dierenarts
dit gedaan? O la la...\'

forumdiscussie
Zoals te verwachten bleken zich in de
zaal zowel felle voor- als tegenstan-
ders van het fenomeen \'paardentan-
darts\' of \'gebitsverzorger\' te bevin-
den. Een gecertificeerd Amerikaans
gebitsverzorger mengde zich in de dis-
cussie. Hij benadrukte nogmaals de
grondigheid van de opleiding en de
mogelijkheden voor nascholing in
Amerika. Hij schroomde niet te vertel-
len dat hij zelf wolfstandjes trekt. Dit
ontlokte natuurlijk reacties, want
Leemans had zojuist verteld dat dit in
Nederland verboden is.
Het lijkt erop dat de opleiding in
Amerika de enige is met een degelijk
programma. Een Nederiandse oplei-
ding en de rol van de overheid hierin

-ocr page 87-

kwam ook ter sprake. Leemans maakte
echter meteen duidelijk dat op dit punt
weinig verwachtingen gekoesterd
moeten worden. Een eventuele erken-
ning zou niet van de overheid moeten
komen, maar van de KNMvD (bij-
voorbeeld van de Groep Geneeskunde
van het Paard).

Er is geen belangenorganisatie van ge-
bitsverzorgers van het paard. Integen-
deel, men kent elkaar nauwelijks. Er is
dus geen aanspreekpunt over bijvoor-
beeld opleiding, kwaliteit en controle.
Dit staat een goede relatie met dieren-
artsen duidelijk in de weg. De alge-
mene tendens van de discussie was
overigens dat men zeker niet afwij-
zend tegenover gebitsverzorgers staat.

Conclusies omtrent \'paardentandartsen\'

* Er bestaat behoefte aan een soort denktank, een groep deskundigen die zich buigt
over de paardentandheeikunde en de beoefenaars daarvan.

* Punten op de agenda van deze denktank zijn bijvoorbeeld nascholing van dierenart-
sen, nader onderzoek naar de opleiding van gebitsverzorger in Amerika en de moge-
lijkheid van een erkenning door de KNMvD, onderzoek naar mogelijke samenwer-
kingsvormen, eisen aan een opleiding tot gebitsverzorger in Nederland en
voorlichting aan paardeneigenaren omtrent de taken en de bevoegdheden van ge-
bitsverzorgers en dierenartsen.

* De term \'paardentandarts\' moet verdwijnen, want gebitsverzorgers zijn geen artsen,
noch hebben zij tandheelkunde gestudeerd.

* De term \'(paarden-)gebitsverzorger\' doet beter recht aan de werkzaamheden van
degenen die zich momenteel ten onrechte \'paardentandarts\' noemen.

* Wanneer gebitsverzorgers zich zouden verenigen in een goedlopende belangenor-
ganisatie, zou het contact tusen gebitsverzorgers, dierenartsen en overheid zeker be-
ter zijn.

Loperamide, een opioid, wordt regel-
matig toegepast bij honden met diarree.
Het middel, onder meer in de vorm van
humane geneesmiddelen (Imodium®
en andere loperamide bevattende pre-
sentaties) en een in ontwikkeling zijnde
veterinaire presentatie (Diarace^, ACE
Pharmaceuticals), vermindert de darm-
secretie en de voortstuwende bewegin-
gen van de darm waardoor de verbhjf-
tijd in de darm verlengd wordt.

De toepassing van dit niet-geregis-
treerde middel vindt plaats door dieren-
artsen met een beroep op de Vrij-
stellingsregeling Artikel 2 Diergenees-
middelenwet. De geadviseerde dosis is
0,1-0,3 mg per kg LG, drie- tot vier-
maal daags gedurende maximaal tien
dagen. Een dagdosis van 0,6 mg/kg LG
mag niet overschreden worden. Hu-
mane capsules met veelal 2 mg dienen
met zorg gedoseerd en voorgeschreven
te worden.

Recentelijk zijn door het Bureau
Bijwerkingen Diergeneesmiddelen en-
kele meldingen ontvangen over ern-
stige bijwerkingen, ernstiger dan in al-
gemene zin te verwachten zijn van een
dergelijk middel en vermeld is in klini-
sche handboeken. Deze bijwerkingen
bestaan uit centraal nerveuze stoornis-
sen (afwijkend gedrag), ataxie en neer-
vallen. Deze bijwerkingen, enkele da-
gen aanhoudend en als ernstig te
kwalificeren, werden enkel bij Collie-
rassen gezien.

Ook in Frankrijk zijn dergelijke waar-
nemingen gedaan. Een retrospectief
onderzoek van het Franse vergiftigin-
genbureau vermeldt een 40-tal lopera-
mide-intoxicaties na accidenteel \'snoe-
pen\' van humane loperamide, zelf-
medicatie door de eigenaar of (over?)
dosering door een dierenarts. De Collie
bleek significant vaker het slachtoffer
te zijn geweest.

Gesuggereerd wordt dat deze hogere,
rasgebonden gevoeligheid samen-
hangt met een grotere passage door de
bloed-hersen-barrière, mogelijk ver-
gelijkbaar met de overgevoeligheid
van Collie-achtigen voor avermecti-
nes.

Loperamide lijkt bij gevallen van diar-
ree bij honden een waardevol genees-
middel te zijn. Het is evenwel ten
sterkste aan te raden het middel bij met
name Collie-achtigen met de nodige
voorzichtigheid, in correcte en initieel
lage aanvangsdosering, toe te passen.

LOPERAMIDE; EEN WAARSCHUWING

Loperamide wordt regelmatig bij honden toegepast ter bestrijding van diar-
ree. Recente ervaringen gemeld aan het BBD, bevestigd door een Frans re-
trospectief onderzoek naar gevallen van vergiftiging, geven echter aan dat
met name Collie-achtigen ernstige bijwerkingen kunnen vertonen. Het is aan
te raden loperamide met de nodige voorzichtigheid bij deze rassen toe te pas-
sen.

De eigenaar dient geïnformeerd te
worden over de mogelijke risico\'s bij
met name deze rassen. Jonge dieren,
vooral in de eerste levensmaanden
(nog onvoldoende ontwikkelde lever-
en nierfunctie) kunnen ook meer ge-
voelig zijn.

Naast symptomatische en ondersteu-
nende zorg, waaronder rehydratie per
os en/of infuus, is in ernstige gevallen
een intraveneuze toediening van na-
loxone, een competatieve antagonist
van loperamide aan te bevelen. Toe-
dienen 0,01 mg/kg LG per keer, even-
tueel herhaald indien het dier niet bin-
nen tien tot vijftien minuten tekenen
van herstel laat zien, maximaal 0,04
mg/kg LG/dag.

Ref.: Hugnet, C, DVM, e.a..
Loperamide poisoning in the dog, Vet
Human Toxicol 38,
febl996.p. 31e.v.
Bureau Bijwerkingen
Diergeneesmiddelen
Postbus 10
6700 AA Wageningen
0317-475487

-ocr page 88-

Geachte redactie,

Eindelijk een \'beleidsplan\' van de NCI.

Tot mijn spijt moet ik tot de conclusie
komen dat de NCI geen idee heeft hoe
een beleidsplan eruit dient te zien. Een
goed plan is ter zake kundig onder-
bouwd en dit ziet eruit als idealistisch
getheoretiseer.

Je mag het volgende verwachten: doel-
stellingen, financiën, tijdsbestek realisa-
tie doelstellingen, verantwoording fi-
nancieel en behaalde resultaten - status
doelstellingen.

De eerste zes maanden van het jaar zijn
kennelijk nodig geweest om de doelstel-
lingen te ontwikkelen. De NCI is dus
nog niets verder dan in januari \'98.

Ook weten wij niets van de financiën,
ook niet hoeveel het ons kost. Wel dat
wij verplicht zijn om te betalen om dit
\'democratisch\' is besloten in de jaarver-
gadering. Waar wij gewoon in plat
Hollands \'vemeukt\' zijn.
Op de Voorjaarsdagen heeft iedereen
die geïnteresseerd is in de vooruitgang,
kennis kunnen nemen van twee fantasti-
sche computerprogramma\'s: Vetstream
en Vetsoft. In combinatie met internet
en e-mail kan dit geheel veel meer bete-
kenen dan de NCI en voor minder geld.
Waarom Vetsteam en Vetsoft niet geë-
volueerd? Het gaat erom dat de gemid-
delde practicus met het programma uit
de voeten kan. En zoals bekend is voor
de computergoeroes niets goed genoeg.
Volgens mijn informatie zijn de kosten
per lid ƒ 30,- uit middelen van de
KNMvD en ƒ 130,-// 200,- uit de eigen
zak van de zelfstandige practicus (gezel-
schapsdieren respectievelijk landbouw-
huisdieren/gemengd). De NCI heeft
daarmee een budget van een dikke
/ 400.000,-.

Hoe lang gaan wij dit betalen en wat is in
de toekomst onze winst?

Betaal daarom uw automatiseringsbij-
drage niet, tot alles spijkerhard vastligt,
zodat de KNMvD moreel gedwongen
wordt dit professioneel aan te pakken.
Want ook voor de KNMvD is de tijd
voorbij dat de zaken op hun Jan-boeren-
fluitjes geregeld kunnen worden.
Hopelijk komt u allen uit de luie stoel en
onderneemt actie.

E.P.C.J. Mol.

Een beklaagde dierenarts heeft op ongeoorloofde wijze gekanaliseerde diergeneesmiddelen te koop aangeboden, verkocht en afgele-
verd aan veehouders. Het Veterinair Tuchtcollege heeft de klacht gegrond verklaard voorzover deze inhoudt dat beklaagde zodanig te-
kort is geschoten in hetgeen van hem in zijn hoedanigheid van dierenarts mocht worden verwacht, dat daardoor voor de gezondheids-
zorg van dieren ernstige schade heeft kunnen ontstaan. Beklaagde is in beroep gegaan. Het Veterinair Beroepscollege heeft in zijn
beslissing van 4 juni 1998 het door beklaagde ingestelde beroep tegen de onderhavige zaak verworpen. De uitspraak van het Veterinair
Tuchtcollege is hierdoor onaantastbaar geworden.

Bureau KNMvD
Dr. Tj. Jorna

publicatie beslissing veterinair tuchtcollege ingevolge artikel 16 derde lid. van de wet
op de uitoefening van de diergeneeskunde 1990

Veterinair tuchtrecht

Uitspraak in de zaak van ..., de
Ambtenaar bedoeld in artikel 29,
eerste lid, van de Wet op de uitoefe-
ning van de diergeneeskunde 1990

(de klachtambtenaar), klager
tegen ....beklaagde.

de procedure

Bij klaagschrift gedateerd 14 november
1996, aangevuld bij schrijven van 27
maart 1997, heeft de klachtambtenaar
zich tot het Veterinair Tuchtcollege ge-
wend.

Beklaagde heeft bij schrijven van 6 ja-
nuari 1997, aangevuld bij schrijven van
12 april 1997, gereageerd op de klacht.
Het College heeft de zaak op 16 oktober
1997 ter zitting behandeld. De Klacht-
ambtenaar werd daarbij vertegenwoor-
digd door drs. H.C.A. Leemans. Be-
klaagde heeft het College telefonisch
medegedeeld niet aanwezig te zullen
zijn, aangezien hij de zaak van te gering
belang achne.

de klacht

In de schriftelijke klacht, zoals monde-
ling nader toegelicht ter zitting, ver-
klaart klager - kort samengevat en za-
kelijk weergegeven - het volgende.
Blijkens de door de klachtambtenaar
overgelegde processen verbaal num-
mers 1500/94/0059, 1227/94/0144,
1227/94/0147 en 1500/94/0058 heeft
beklaagde op een ongeoorloofde wijze
gekanaliseerde diergeneesmiddelen te
koop aangeboden, verkocht en afgele-
verd aan veehouders.
Immers:

HET VETERINAIR TUCHTCOLLEGE

- Beklaagde heeft door middel van ad-
vertenties gekanaliseerde dierge-
neesmiddelen te koop aangeboden,
daarbij aangevend dat door hem een
\'apotheek voor landbouwhuisdie-
ren\' wordt geëxploiteerd, hetgeen
naar de mening van de klachtambte-
naar niet in overeenstemming is met
het wettelijk systeem van verstrek-
king van gekanaliseerde diergenees-

-ocr page 89-

middelen.
- Beklaagde heeft daadwerkelijk ge-
kanaliseerde diergeneesmiddelen
verkocht en geleverd aan afnemers
van wie hij niet wist of zij veehou-
ders waren en met wie hij geen an-
dere relatie dan die van koper en ver-
koper van diergeneesmiddelen on-
derhield. Beklaagde heeft de be-
treffende diergeneesmiddelen afge-
leverd zonder voorafgaand daaraan
een diagnose te stellen en de noodza-
kelijkheid van toepassing van die
diergeneesmiddelen vast te stellen
en na afloop van de toediening de
nodige nazorg te verlenen.
Voor zover het diergeneesmiddelen
betreft die alleen door tussenkomst en
onder verantwoordelijkheid van een
daartoe bij het betreffende dier te hulp
geroepen dierenarts mogen worden af-
geleverd (de zogeheten UDA-dierge-
neesmiddelen), heeft beklaagde naar
de mening van de klachtambtenaar on-
zorgvuldig gehandeld door de midde-
len te verstrekken zoals hij heeft ge-
daan.

Voor zover het diergeneesmiddelen
betreft die alleen door een dierenarts
mogen worden toegediend (de zogehe-
ten UDD-diergeneesmiddelen) had be-
klaagde deze middelen in het geheel
niet mogen afgeven. De klachtambte-
naar wijst erop dat voor zover de in het
proces-verbaal omschreven gedragin-
gen hierop betrekking hebben, be-
klaagde te dien aanzien met de Officier
van Justitie een schikking is aange-
gaan. De klachtambtenaar verzoekt het
College daar bij het opleggen van een
maatregel rekening mee te houden.
De klachtambtenaar is van mening dat
beklaagde te kort is geschoten in de
zorg die hij in zijn hoedanigheid van
dierenarts ten opzichte van genoemde
dieren behoorde te betrachten, door na
te laten de dieren waarvoor de dierge-
neesmiddelen bestemd waren te on-
derzoeken, te bepalen welke dierge-
neesmiddelen moesten worden toe-
gediend en of er een noodzaak daartoe
bestond.

Voorts meent hij dat beklaagde door ge-
kanaliseerde diergeneesmiddelen vrij-
elijk te koop aan te bieden te kort is ge-
schoten in hetgeen van hem als
beoefenaar van de diergeneeskunde
mocht worden verwacht, waardoor
schade aan de gezondheidszorg voor
dieren is kunnen ontstaan.
De klachtambtenaar verzoekt het
College om beklaagde een geldboete
van ƒ 5.000,- en een voorwaardelijke
schorsing voor de duur van één jaar
met een proeftijd van drie jaren op te
leggen. Voorts verzoekt de klachtamb-
tenaar het College te bepalen dat de
onderhavige beslissing in het Tijd-
schrift voor Diergeneeskunde en de
Staatscourant zal worden bekend ge-
maakt.

het verweer

In zijn verweerschrift verklaart be-
klaagde - kort samengevat en zakelijk
weergegeven - het volgende.
Beklaagde verklaart naar aanleiding van
verzoeken om diergeneesmiddelen te
leveren wel degelijk de betreffende be-
drijven te bezoeken en onderzoek te ple-
gen. Beklaagde pleegt daarbij evenwel
niet altijd contact te zoeken met de be-
treffende veehouder alvorens de dieren
te onderzoeken. Beklaagde stelt aan de
hand van een telefonische anamnese de
dieren adequaat te kunnen onderzoeken
en diergeneesmiddelen te kunnen voor-
schrijven. Voorts is beklaagde van me-
ning dat het niet gebruikelijk is koeien te
onderzoeken alvorens droogzet-injecto-
ren te verstrekken. Beklaagde bestrijdt
onzorgvuldig te hebben gehandeld en
verzoekt het College de klacht onge-
grond te verklaren.

vaststaande feiten

Het College gaat uit van de volgende

vaststaande feiten.

Beklaagde heef\\ in de periode septem-
ber 1994 tot april 1996 verscheidene
malen in verschillende periodieken dier-
geneesmiddelen te koop aangeboden.
Beklaagde heeft in de periode augus-
tus tot en met oktober 1994 aan het
veehouderijbedrijf Y de diergenees-
middelen Metri-jet injector, zijnde een
UDD-diergeneesmiddel en Oxytetra
en Kanaclox injector, zijnde zogeheten
UDA-diergeneesmiddelen, geleverd.
Beklaagde heeft in de periode augus-
tus tot en met oktober 1994 aan het
veehouderijbedrijf Z het diergenees-
middel Kanaclox injector, zijnde een
UDA-diergeneesmiddel geleverd.
Beklaagde heeft in de maand september
1994 aan het veehouderijbedrijf V het
diergeneesmiddel Hipprabovis, zijnde
een UDD-diergeneesmiddel, geleverd.
Beklaagde heeft in de maand september
1994 aan het veehouderijbedrijf W het
diergeneesmiddel Ventipulmin, zijnde
een UDD-diergeneesmiddel, geleverd.

overwegingen
In geding is of beklaagde te kort is ge-
schoten in de zorg die hij in zijn hoeda-
nigheid van dierenarts had behoren te
betrachten ten opzichte van een of
meer dieren met betrekking tot welke
zijn hulp was ingeroepen dan wel hij
op andere wijze in zodanige mate te
kort is geschoten in hetgeen van hem
als beoefenaar van de diergenees-
kunde mocht worden verwacht, dat
daardoor voor de gezondheidszorg
voor dieren ernstige schade heeft kun-
nen ontstaan.

Ten aanzien van de klacht dat be-
klaagde aan veehouders diergenees-
middelen heeft verstrekt die hij niet had
mogen verstrekken (de UDD-dierge-
neesmiddelen), dan wel niet had mogen
verstrekken op de wijze waarop hij dat
heeft gedaan (de UDA-diergeneesmid-
delen), overweegt het College als volgt.

Uit de door de klachtambtenaar over-
legde processen-verbaal blijkt dat be-
klaagde aan de daarin genoemde vee-
houders zogenoemde UDD-dierge-
neesmiddelen heeft geleverd. Het be-
treft het diergeneesmiddel metri-jet in-
jector, de entstof Hipprabovis en het
diergeneesmiddel Ventipulmin. Ten
aanzien van het middel Metri-jet heeft
de klachtambtenaar ter zitting verklaard
dat dit diergeneesmiddel weliswaar een
hormoonpreparaat bevat, en derhalve op
grond van artikel 3, eerste lid, onderdeel
a, van de Kanalisatieregeling dierge-
neesmiddelen en gemedicineerde voe-
ders (hiema: de Kanalisatieregeling)
een UDD-diergeneesmiddel is, doch dat
dit middel doorhem ende AID vanwege
de zeer geringe hoeveelheid werkzame
oestrogeen als een UDA-diergenees-
middel wordt behandeld. Gelet hierop
zal het College dit middel in zijn verdere
bespreking eveneens als ware het een
UDA-diergeneesmiddel beschouwen.
Het middel Hipprabovis is een entstof
en is derhalve op grond van artikel 3,
eerste lid, onderdeel b, van de Ka-
nalisatieregeling een UDD-diergenees-
middel. Het diergeneesmiddel Venti-
pulmin is onder meer geregistreerd voor
intraveneuze toediening en is derhalve
op grond van artikel 3, eerste lid, onder-
deel c, van de Kanalisatieregeling een
UDD-diergeneesmiddel.
Ingevolge artikel 30, vierde lid, van de
Diergeneesmiddelenwet moeten deze
UDD-diergeneesmiddelen door een
dierenarts worden toegediend. Door
deze middelen evenwel aan de be-
treffende veehouders af te leveren
heeft beklaagde niet alleen de Dier-
geneesmiddelenwet overtreden, doch
is hij tevens in zodanige mate te kort
geschoten in hetgeen van hem als
beoefenaar van de diergeneeskunde

-ocr page 90-

mocht worden verwacht, dat daardoor
voor de gezondheidszorg voor dieren
emstig schade heeft kunnen ontstaan.
Voor zover de klacht ertoe strekt zulks
te betogen is deze derhalve gegrond.
Door de klachtambtenaar is voorts be-
toogd dat beklaagde hierdoor tevens te
kort is geschoten in de zorg die hij in
zijn hoedanigheid van dierenarts had
behoren te betrachten ten opzichte van
een of meer dieren met betrekking tot
welke zijn hulp was ingeroepen. Het
College kan de klachtambtenaar even-
wel niet volgen in dit betoog. Niet ge-
bleken is immers dat beklaagde met
betrekking tot een of meerdere speci-
fieke (geïndividualiseerde) dieren te
hulp is geroepen. Uit hetgeen de
klachtambtenaar daaromtrent zelf
heeft aangevoerd kan het College
slechts afleiden dat door de be-
treffende veehouders is verzocht om
de levering van diergeneesmiddelen.
Dit enkele feit acht het College onvol-
doende om van een verzoek tot het ver-
lenen van diergeneeskundige hulp met
betrekking tot een of meerdere dieren
te kunnen spreken. Voor zover de
klacht erop is gericht dat beklaagde te-
vens de in artikel 14, eerste lid, onder-
deel a, van de Wet op de uitoefening
van de diergeneeskunde 1990 (de Wet)
vervatte norm heeft geschonden, is
deze derhalve ongegrond.

Uit de door de klachtambtenaar over-
gelegde processen-verbaal blijkt dat
beklaagde aan de daarin genoemde
veehouders zogenoemde UDA-dierge-
neesmiddelen heeft geleverd.
Het betreft het droogzetmiddel Ka-
naclox en het diergeneesmiddel Oxyte-
tracycline, beiden antimicrobiële dier-
geneesmiddelen die op grond van
artikel 2, eerste lid, onderdeel a, van de
Kanalisatieregeling als UDA-dierge-
neesmiddel worden beschouwd. Voorts
zal gelet op het hierboven overwogene
het College ook als ware het een UDA-
diergeneesmiddel beschouwen de door
beklaagde geleverde Metrijet-injecto-
ren.

Uit de door de klachtambtenaar over-
gelegde processen-verbaal blijkt naar
het oordeel van het College genoeg-
zaam dat beklaagde deze UDA-dierge-
neesmiddelen aan de betreffende vee-
houders heeft verstrekt zonder de
in het kader van de verstrekking
van UDA-diergeneesmiddelen ver-
eiste zorgvuldigheid in acht te nemen.
Door beklaagde wordt weliswaar be-
toogd dat door hem in het algemeen
dieren ten behoeve waarvan hij dierge-
neesmiddelen levert, worden onder-
zocht zonder dat daarbij de betreffende
veehouders aanwezig zijn, doch het
College acht dit verweer te algemeen
en te vaag om ook maar een begin van
twijfel omtrent de juistheid van het-
geen door de betreffende veehouders
in de door de klachtambtenaar overge-
legde processen-verbaal is verklaard te
doen ontstaan.

Aangenomen dient derhalve te worden
dat beklaagde de betreffende UDA-
diergeneesmiddelen heeft afgeleverd
zonder een bedrijfsbezoek af te leggen.
Naar het oordeel van het College heeft
beklaagde zich ook niet op andere
wijze een afdoende beeld gevormd van
de gezondheidstoestand van de dieren
waarvoor de diergeneesmiddelen be-
stemd waren (zo beklaagde er al mee
bekend was voor welke dieren de mid-
delen bestemd waren), en heeft hij zich
evenmin ervan overtuigd of de toedie-
ning van de betreffende middelen het
doel waarvoor deze werden verstrekt
kon dienen. Ook heeft hij na afloop
van de verstrekking in het geheel geen
nazorg verleend. Daarmee heeft hij op
geen enkele wijze invulling gegeven
aan de verantwoordelijkheid die - zo-
als volgt uit de artikelen 30 en 32 van
de Diergeneesmiddelenwet, de Kana-
lisatieregeling en de Regeling admini-
stratieve voorschriften ingevolge de
diergeneesmiddelenwet in onderling
verband en samenhang bezien - op de
dierenarts rust bij de verstrekking van
de zogeheten UDA-diergeneesmidde-
len. Beklaagde heeft hierdoor in hoge
mate onzorgvuldig gehandeld, waar-
door voor de gezondheidszorg voor
dieren ernstige schade heeft kunnen
ontstaan. Dat beklaagde hierdoor ook
te kort is geschoten in de zorg die hij in
zijn hoedanigheid van dierenarts had
behoren te betrachten ten opzichte van
een of meerdere dieren met betrekking
waartoe zijn hulp was ingeroepen, zo-
als door de klachtambtenaar is be-
toogd, is voor het College niet komen
vast te staan. Het College verwijst in
dit verband naar hetgeen door hem
hierboven reeds is overwogen.

Conclusie van het voorafgaande is dat
de klacht gegrond moet worden geoor-
deeld voor zover deze ertoe strekt te
betogen dat beklaagde zodanig te kort
is geschoten in hetgeen van hem in zijn
hoedanigheid van dierenarts mocht
worden verwacht, dat daardoor voor
de gezondheidszorg voor dieren em-
stige schade heeft kunnen ontstaan.
Ten aanzien van de op te leggen maat-
regel overweegt het College dat, gelet
op de ernst van de feiten, niet volstaan
kan worden met een berisping. Aan be-
klaagde zal een geldboete worden op-
gelegd. Het College acht, gelet op be-
klaagdes proceshouding, het gevaar
voor recidive bepaald niet denkbeel-
dig. Aan beklaagde zal derhalve tevens
een voorwaardelijke schorsing worden
opgelegd.

beslissing
Het College:

- Verklaart de klacht gegrond voorzo-
ver deze inhoudt dat beklaagde zo-
danig te kort is geschoten in hetgeen
van hem in zijn hoedanigheid van
dierenarts mocht worden verwacht
dat daardoor voor de gezondheids-
zorg voor dieren emstige schade
heeft kunnen ontstaan;

- Verklaart de klacht ongegrond voor
het overige;

- Geeft beklaagde een geldboete, als
bedoeld in artikel 16, eerste lid, on-
derdeel c, van de Wet, ter hoogte van
/ 5.000,-;

- Legt beklaagde een schorsing in de
hem krachtens de Wet verleende be-
voegdheid tot uitoefening van de
diergeneeskunde als bedoeld in arti-
kel 16, eerste lid, onderdeel d, van de
Wet, voor de duur van zes maanden
op;

- Beveelt dat aan deze schorsing geen
uitvoering zal worden gegeven tenzij
bij latere beslissing van het College
anders wordt gelast op de grond dat
beklaagde gedurende een proeftijd
van twee jaren zich schuldig heeft
gemaakt aan een gedraging, bedoeld
in artikel 14 van de Wet;

- Beveelt dat deze uitspraak, met weg-
lating van de namen en de woon-
plaatsen van de daarin genoemde
personen zal worden gepubliceerd in
de Staatscourant en ter publicatie zal
worden aangeboden aan het Tijd-
schrift voor Diergeneeskunde.

Aldus vastgesteld te \'s-Gravenhage door mr. dr.

C.P.C.M. Oomen, voorzitter, en de leden drs.

J.C.M. van Dijck, drs. J. Gutteling, drs. l.H.

Harms en drs. A.S. Spruit in tegenwoordigheid

van mr. P.H.M. van Beukering, secretaris.

Uitgesproken op 27 november 1997 door mr. dr.

C.P.C.M. Oomen, in tegenwoordigheid van mr.

R. den Bremer, plaatsvervangend secretaris .

* Het Veterinair Beroepscollege heeft in zijn be-
slissing van 4 juni 1998 het door beklaagde in-
gestelde beroep tegen de onderhavige uit-
spraak verworpen.

-ocr page 91-

STARTCONFERENTIE
DIERVEILIGHEID

loogressenencursusseo

De Stichting Dierveihgheid (SDV) or-
ganiseert
dinsdag 29 september 1998
te Breuicelen (in samenwerking met
Universiteit Nijenrode) haar officiële
Startconferentie. Over de programme-
ring zullen praktijken die zich reeds
hebben aangemeld voor het project
Dierveiligheid nog nader worden geïn-
formeerd. Ook als u of uw praktijk nog
niet deelneemt aan dit project, kunt u
zich voor meer informatie - over zowel
de Startconferentie als het project
Dierveiligheid - wenden tot SDV
(Koos Voermans, Peter van Boekei,
telefoon: 030-2510111).

AANGIFTEPLICHTIGE

BESMETTELIJKE

DIERZIEKTEN

In Nederland zijn in de periode van 1
juni 1998 tot en met 30 juni 1998 de
volgende besmettingen geconstateerd
van een aangifteplichtige besmette-
lijke dierziekte:

* één geval van scrapie in de kring
Nijmegen.

* acht gevallen van Amerikaans vuil-
broed bij bijen. Van deze gevallen
zijn zeven haarden vastgesteld in het
werkgebied van de kring Breda en
één haard in de kring Weert.

KOPIJ OP DISKETTE

De redactie stelt het op prijs indien teksten,
die langer zijn dan één A4-tje op bij voor-
keur een 3,5 inch-diskette (5,25 inch is ook
mogelijk) worden aangeleverd in Word
Perfect 5.1 (andere versies zijn ook moge-
lijk). Aan het eind van regels gelieve geen
harde returns te geven.

SYMPOSIUM \'ACHTERLIGGENDE
ONTWIKKELINGEN VAN DE DIERGENEESKUNDE\'

zaterdag 19 september 1998, Motel Van der Valk, Vianen

Ter gelegenheid van het afscheid van dr. P.H.A. Poll organiseren PAO-
Diergeneeskunde en de KNMvD tezamen het symposium \'Achterliggende
ontwikkelingen in de diergeneeskunde\', op zaterdag 19 september 1998 van
09.30 tot 16.15 uur in Motel Van der Valk te Vianen.

Voor het symposium hebben vooraanstaande sprekers uit Duitsland, België en
Nederland hun medewerking toegezegd. Een greep uit het programma.

- Nierlijden bij geriatrische patiënten, dr. H.P. Meyer, specialist interne ge-
neeskunde der gezelschapsdieren, diplomate ECVIM, staflid Vakgroep
Geneeskunde van Gezelschapsdieren, lid Algemeen Bestuur Stichting PAO-D,
voorzitter organisatiecommissie van \'De Vooijaarsdagen\' en de \'DANS\' van
de GGG.

- Plaats van de AG in hedendaagse kleine huisdierenpraktijk, prof F.J.
Meutstege, specialist chirurgie der gezelschapsdieren, voormalig staftnedewer-
ker Vakgroep Geneeskunde van Gezelschapsdieren, emeritus hoogleraar
Universiteit te Hannover, vertegenwoordiger van AO-Vet International in
Noord-West Europa.

- Biological Osteosynthesis, prof dr. U. Matis, specialist chirurgie der gezel-
schapsdieren, diplomate ECVS, hoogleraar Chirurgie der Gezelschapsdieren
Universiteit München, voorzitter European Society for Veterinary Orthopedics
and Traumatology, voorzitter AO-Vet International.

- HNP: \'het wordt tijd dat we beseffen wat we niet beseffen\', dr. L. Janssens,
specialist chirurgie der gezelschapsdieren, diplomate ECVS, (voormalig) voor-
zitter AO-Vet België.

- Rol van de voeding bij skeletaandoeningen, dr. R.C. Nap, specialist chirurgie
der gezelschapsdieren, diplomate ECVS, verbonden aan lams Petfood
International.

- Dierenartsassistenten zijn een steeds belangrijker schakel in het praktijk-
management.
dhr. A.C. Ultee, sales manager bij Pfizer Animal Health BV,
prominent participant \'De Vooijaarsdagen\' en deelnemer jaariijkse evaluatie
Captains of Veterinary Industry.

- Elektrocardiografie in de huidige tijd: mogelijkheden van ECG registratie
en interpretatie,
dr. L.M. Overduin, specialist interne geneeskunde der gezel-
schapsdieren, diplomate ECVIM, lid hoofdredactie Tijdschrift voor
Diergeneeskunde, consulent van Cardio Control BV.

- Indicaties voor Thorax-onderzoek, drs. J.W. Garretsen specialist veterinaire
beeldvorming, consultant.

- Thoraxchirurgie bij de hond, dr. A.N.E. Zimmerman, cardioloog, voormalig
hoofd van het laboratorium voor experimentele cardiologie en klinische fysio-
logie van het AZU.

De kosten van deelname bedragen ƒ 55,-per persoon, inclusief lunch. Na in-
schrijving ontvangt u het definitieve programma, een routebeschrijving en een
acceptgirokaart.

Organisatie: T. W. te Giffel, H.A. W. Hazewinkel, E. Lasterie en R.C. Nap.

-ocr page 92-

H.J.M.TH.
JOIMKERGÜUW

Op maandag 6 juli 1998 is mijn echtge-
noot en vader van Davidt, Philip en
Rutger, H.J.M.Th. Jonkergouw. naar
zijn laatste rustplaats gebracht door een
overweldigende gemeenschap van men-
sen die allen diep ontroerd waren door
het plotseling overlijden van Huub.
Woensdag 24 juni kreeg hij totaal on-
verwachts een fors hartinfarct met hart-
stilstand. Na reanimatiepogingen en
dottering in het Catharinaziekenhuis in
Eindhoven kwam hij na enkele dagen uit
zijn coma. Doch een tweede hartinfarct
precies een week later op 1 juli werd
hem fataal.

Huub werd geboren in Helmond op 28
juni 1942. In deze stad ging hij ook
naar het gymnasium, waar hij in de
vierde klas tweemaal bleef zitten.
Beide keren vanwege een 4 voor
Grieks. Hij moest er dus \'af. Na in een
groot boek alle mogelijkheden te heb-
ben doorgekeken, werd uiteindelijk ge-
kozen voor de Tropische Hogere
Landbouwschool te Deventer. Daar
heeft hij een fantastische tijd gehad en
hij genoot volop van alles wat het le-
ven te bieden had.

Hier leerde hij zijn toekomstige col-
lega \'s en vrienden kennen, die allen na
de landbouwhogeschool verder gin-
gen met de studie diergeneeskunde.
Dit leek hem ook wel wat, temeer daar
hij absoluut nog geen zin had in wer-
ken. Maar eerst moest hij het leger in.
Deze tijd heeft hij ook met veel plezier
doorlopen. Hij was rij-instructeur op
allerlei mobielen en genoot daardoor
een enorme vrijheid. Meteen hierna is
hij in het studentenleven van Utrecht
gedoken en ging hij diergeneeskunde
studeren.

Inmemoriam

Een jaar nadat hij in Utrecht aangeland
was, heb ik hem leren kennen, terwijl ik-
zelf ook uit Helmond kom. Hoewel ik in
Groningen voor een rechtenstudie
stond ingeschreven, hi\'am ik toch in
Utrecht terecht. Huub is toen een stuk
serieuzer geworden. In Utrecht hebben
we samen een zeer relaxed leven gehad,
veelal met zijn vrienden uit Deventer. In
1973 werd onze zoon David geboren,
terwijl Huub nog een jaar moest stude-
ren.

In 1974, op zijn 32ste verjaardag, be-
haalde hij zijn bul en ging hij als assis-
tent in Heerlen/Voerendaal werken.
Naarstig werd uitgekeken naar een
plaats om vrij te vestigen, want de
baantjes lagen niet voor het oprapen.
Door omstandigheden, namelijk een
leeg pand in Helmond, in het bezit van
onze familie en tegen een zacht prijsje
te huur, besloten wij toch maar in
Helmond te gaan zitten. Dit tevens om-
dat we moe waren van het zoeken naar
andere locaties.

Na een moeizame start als vrije vesti-
ging begon de praktijk in de jaren \'80
enorme omvang te krijgen. Huub kreeg
het steeds drukker en voelde zich er
heel goed hij. Regelmatig had hij as-
sistenten, maar hij prefereerde eigen
baas te blijven.

Privé ging het eind 1987 helemaal niet
goed. Onze oudste zoon (ondertussen
hadden we drie kinderen) kreeg een
moeilijk te behandelen vorm van leu-
kemie. Het was noch myeloide, noch
lymfatische leukemie. Bijna het gehele
jaar 1988 werd hij met allerlei chemo-
kuren behandeld. Enkele jaren is hij
toen in remissie geweest, maar in 1990
werd het duidelijk dat deze ziekte weer
terug was. In 1992 is hij gestorven na
weer zware chemokuren en ook het al-
ternatieve pad afgezocht te hebben.
We zijn zelfs naar de Filippijnen ge-
weest met hem in 1991 en een jaar la-
ter hen ik met David ook nog naar
India gegaan om genezing te vinden.
Genezing hebben we toen niet gekre-
gen, maar wel heel veel kracht om het
aan te kunnen.

Huub heeft dit niet kunnen ervaren, ook
niet toen hij na het overlijden tweemaal
mee is geweest naar India met onze an-
dere jongens. Voor Huub was het over-
lijden van David een reden om nog
harder te gaan werken. Nooit was er
meer tijd voor vrijheid. Alles draaide
dag en nacht om de praktijk. Hij voelde
zich enorm goed tussen de honden en
katten en vooral ook hun eigenaren en
daardoor kon hij de pijn vergeten die
hij met zich meedroeg.
Altijd stond hij klaar voor iedereen en
accepteerde hij dat ze hem overal en
altijd achtervolgden. Ze droegen hem
op handen en de enorme blijken van
belangstelling bij zijn heengaan zijn
daar getuige van.

Een overweldigende reactie van hon-
derden mensen, waartussen ongeloof-
lijk mooie brieven en het feit dat er ie-
dere nacht gedurende bijna een week
honderden kaarsjes gebrand en bloe-
men neergelegd werden bij zijn prak-
tijk, is een troost voor het verlies dat
wij nu ervaren. Door die brieven be-
grijp ik pas ten volle wat hij voor de
mensen betekend heeft.
Zo schreven verschillenden dat ze er
werkelijk naar uitkeken om een jaar-
lijkse enting te mogen halen voor hun
huisdier. Ze wisten allen dat ze vaak
heel lang moesten wachten, maar dit
wachten werd dan ook rijkelijk be-
loond.

Hij had plezier met de mensen. Velen
verhaalden me hoe ze altijd geweldig
veel gelachen hebben met hem tijdens
de spreekuren. Iedereen voelde zich
enorm op z\'n gemak bij hem. Nooit
oordeelde hij over de mensen en dat
werd gevoeld.

Dit werd ook aangehaald in een brief
van een collega/specialiste die slechts
telefonisch maar wel ontzettend ple-
zierig contact met hem had. Ook zij
schreef me hoe hij echt begaan was
met het lot van de honden en hun baas-
jes. Dit was altijd duidelijk merkbaar
in de manier waarop hij over hen
sprak.

Dit alles is een troost voor mij, zodat ik
niet hoef te denken dat hij alleen maar
gewerkt heeft. Hij had waarlijk plezier
in zijn werk.

Zijn sociale leven was zijn praktijk en
daar heeft hij met volle teugen van ge-
noten.

Huub, je was een fantastisch dieren-
arts en een heel bijzondere echtgenoot
en vader.

Dank voor alles wat je ons gegeven
hebt.

Shakti Jonkergouw

-ocr page 93-

Wat de meeste collega\'s echt in het
verkeerde keelgat schoot, was dat de
dierenapothekers, zoals ze zichzelf
noemen, octrooi hadden aangevraagd
op de merknamen
Dierenapotheek,
Uw Dierenapotheek, Dierenapotheker
en Uw Dierenapotheker.
Zoals men in
dit Tijdschrift heeft kunnen lezen in
een ingezonden brief van directeur B.
Hoff van de AUV, sloegen de far-
maceuten de plank hiermee finaal mis:
ten eerste kun je helemaal geen octrooi
aanvragen op merknamen - die kun je
hoogstens deponeren - en ten tweede
worden deze merknamen niet toege-
kend, want de term dierenapotheek (en
andere genoemde) is reeds wijd ver-
breid in gebruik, door dierenartsen.

van harte ondersteunen...
Maar het artikel bevatte meer boute
uitspraken. Zo zou de Faculteit der
Diergeneeskunde het initiatief tot de
oprichting van een vereniging van far-
maceuten die zich met diergeneesmid-
delen bezighouden,
van harte onder-
steunen.
Welnu, dat is wel erg \'ge-
kleurd\' geformuleerd. De Faculteit
heeft zich, net als PAO-D, bereid ver-
klaard haar medewerking te verlenen
aan het vergroten van de deskundig-
heid op het gebied van diergeneesmid-
delen onder geïnteresseerde apothe-
kers. Met in het achterhoofd dat het na-
tuurlijk niet wenselijk is dat een derge-
lijke ontwikkeling zich geheel buiten
het blikveld van de veterinairen af-
speelt.

synergie

Aan de andere kant zijn er ook far-
maceuten te vinden die zich puur van-
uit een professionele nieuwsgierigheid
en zonder concurrentie-overwegingen
met diergeneesmiddelen wensen bezig
te houden. Waarschijnlijk in goed
overleg met de plaatselijk praktise-
rende dierenarts die zich wenst te laten
ondersteunen op het gebied van het ge-
bruik van humane middelen en de ma-
gistrale bereiding. Hier is, ook na goed
overdenken, niets tegen in te brengen,
integendeel.

Een goede samenwerking tussen apo-
theker en dierenarts kan een belang-
rijke toegevoegde waarde betekenen
voor een dierenartsenpraktijk. Een
apotheker zou best kennis kunnen be-
zitten die de dierenarts niet bezit - en
andersom - en een synergie tussen die
twee zou beter maatwerk ten behoeve
van de patiënt kunnen opleveren. In
het bewuste artikel wordt deze syner-
gie dan ook aangeprezen.

distributie

Dat deze dieren-farmaceuten zich ver-
enigen is in principe toe te juichen. Zo
lang de leden zich bezighouden met
het vergroten van kennis op het gebied
van de veterinaire farmacie
en zich
daartoe beperken.

standpunt knmvd inzake vereniging van dierenapüthekers

ALLESBEHALVE DEFENSIEF!

\'Een vereniging van dierenapothekers; het idee alleen al!\' Het gebeurt niet
vaak dat een artikel zoveel heftige reacties oproept als recent het geval was
met een artikel over de oprichting van een vereniging van dierenapothekers
(zie
Tijdschrift voor Diergeneeskunde, 1998; 123(7): 226-7). Het bewuste stuk,
getiteld \'Een koe is geen hond is geen kat is geen mens\', was overgenomen uit
het Pharmaceutisch Weekblad en gaf aan dat er \'kapers op de kust\' zijn voor
wat betreft de distributie van diergeneesmiddelen. Vooral de gezelschapsdie-
ren-markt lijkt de apothekers aantrekkelijk: geen gedoe met wachttijden en
residuen en weinig extra investeringen voor het voorraadbeheer.
Een goedbedoelde en allesbehalve defensieve reactie van algemeen-secretaris
dr. Tj. Jorna in de vorm van een naschrift van de KNMvD had maar ten dele
het gewenste effect. Bij sommige collega\'s wakkerde het vuur er alleen maar
door aan. Vandaar nogmaals het standpunt van de KNMvD, maar dan wat
breder toegelicht.

Door Sophie Deleu

In het bewuste artikel werd echter ge-
wag gemaakt van een campagne op
Europees niveau inzake de distributie
van diergeneesmiddelen. En daar is de
Nederlandse dierenarts niet van ge-
diend: de KNMvD is trots op het
Nederlandse systeem van distributie
van diergeneesmiddelen; via de des-
kundige dierenarts en voorzien van
medisch advies op maat. Waarom
heeft heel veterinair Nededand zich
anders massaal laten bijscholen op dit
gebied en grote investeringen gedaan
in het apotheekbeheer in de praktijk?
Toch zeker omdat zowel de praktise-
rend dierenarts, als de overheid, meent
dat de patiënt en de eigenaar hiermee
het meest gebaat zijn? Een vereniging
van zogenaamde dierenapothekers
moet dit beleid niet eventjes doorkrui-
sen, want dat maakt geen al te beste in-
druk op Europees niveau. En als de
farmaceuten al vinden dat zij iets toe te
voegen hebben, dan graag eerst over-
leg op nationaal niveau, met de
KNMvD en de AUV dus.

standpunt knmvd
Al met al heeft de oprichting van de
vereniging van dierenapothekers vele
kanten. Het is dan ook niet verwonder-
lijk dat het korte naschrift van de
KNMvD bijzonder veel vragen en kri-
tische reacties oproept.
Het standpunt van de KNMvD is in es-
sentie heel simpel:
ga je gang. De die-
renartsen hebben met hun deskundig-
heid op het gebied van diergenees-
middelen toch de sleutel in handen.
Dierenartsen kunnen deze ontwikke-
ling met vertrouwen tegemoet zien,
ook omdat zij
om de juiste reden de
distributie van diergeneesmiddelen in
handen hebben, namelijk om de pa-
tiënt en de eigenaar optimaal van
dienst te kunnen zijn. Kwaliteit verloo-
chent zich niet. De Nederlandse die-
renarts is deskundig - dat is aan te to-
nen met harde cijfers - en goedkoop.
Het inbrengen van een extra deskun-
dige in dit systeem zou op den duur
slechts kostenverhogend werken.
Daar waar de inbreng van de apothe-
kers nuttig geacht wordt - nogmaals:
bijvoorbeeld op het gebied van humane
middelen en de magistrale bereiding -
staat het de dierenarts zowel als de apo-
theker vrij om van eikaars kennis ge-
bruik te maken. De KNMvD juicht dit
multidisciplinaire denken zelfs toe. Dit
heeft Joma dan ook bedoeld in zijn na-
schrift met de zinsnede \'Er zijn dieren-
artsen voor gezelschapsdieren die dit
wel gewenst vinden\'.

-ocr page 94-

landbouwhuisdieren
In de landbouwhuisdierensector heeft
deze vereniging van dierenapothekers
al helemaal niet veel in de melk te
brokkelen. Het voert de apothekers
veel te ver om zich de complexe pro-
blematiek van voedselveiligheid eigen
te maken, en als ze dat al doen, komen
ze ongetwijfeld tot de conclusie dat de
markt voor hen niet lucratief is, gezien
de grote investeringen die nodig zijn
voor het voorraadbeheer en het op peil
brengen en houden van de benodigde
kennis.

Misschien was dit inderdaad onduide-
lijk in het naschrift: voor de landbouw-
huisdierensector is deze vereniging
geen bedreiging.

Dat neemt overigens niet weg dat de
dierenartsen ook in deze sector alert
moeten blijven op ontwikkelingen
die een verandering van praktijkvoe-
ring inhouden. Er doen zich hier wel
degelijk bedreigingen voor, die ge-
lukkig kunnen worden omgezet in
kansen. Deze zijn van een geheel an-
dere orde; bijvoorbeeld het groeiende
wantrouwen van de consument in-
zake het gebruik van diergeneesmid-
delen in de intensieve veehouderij en
een groeiende aandacht voor welzijn.
Het is een taak van de KNMvD -
heeft Jorna ook bedoeld te zeggen -
om deze kansen te benutten, en niet
van de vereniging van dierenapothe-
kers.

CURSUS \'VAN MEDEWERKER
NAAR ASSOCIÉ\'

Het Bureau van de KNMvD organiseert wederom de cursus \'Van mede-
werker naar associé\'. Deze driedaagse cursus is speciaal bedoeld voor
dierenartsen, die pas enkele jaren zijn afgestudeerd en meer willen weten
over allerlei zaken betreffende associëren. De eerstkomende cursus vindt
plaats van woensdag 4 november (vanaf 16.00 uur) tot en met vrijdag 6
november 1998 (tot ± 16.00 uur) in het Aparthotel te Delden.

Weet u bijvoorbeeld:

- wat er komt kijken bij de financiering van een maatschap?

- hoe u een accountantsrapport moet lezen?

- hoe u dient te onderhandelen en hoe u met een conflict moet omgaan?

- wat er zoal komt kijken bij arbeidsrecht en pensioenvoorziening?

- welke verzekeringen u als zelfstandig ondernemer dient af te sluiten en hoe
u dit het beste kunt doen?

- welke rechtsvormen er bestaan binnen een praktijk?

Tijdens de cursus zal, anders dan gebruikelijk, niet alleen een deskundige aan
het woord zijn. Uitgaande van het principe dat volwassenen van elkaar leren,
zal er veel zelfwerkzaamheid van de deelnemers gevraagd worden.

Door middel van deze cursus wil de KNMvD pas afgestudeerde dierenartsen
de mogelijkheid bieden hun kennis op het gebied van voornoemde zaken te
verbreden. Omdat het Hoofdbestuur het belangrijk acht dat deze cursus ge-
houden wordt, zal de KNMvD hieraan een behoorlijke financiële bijdrage le-
veren, zodat de kosten voor deelname aan deze interne cursus slechts ƒ 225,-
per persoon bedragen. Dit bedrag is inclusief overnachtingen en maaltijden.

Het deelnemersaantal is beperkt tot achttien personen. Dus mocht u interesse
hebben om aan de cursus deel te nemen of nog vragen hebben, neem dan zo
spoedig mogelijk contact op met het Bureau van de KNMvD, mevrouw drs.
M.C. van Oostrum-Schuurman Hess. telefoon: 030 - 2510111.

NOMINATIES
JAARPRIJS 1997

De Hoofdredactie van het Tijdschrift
voor Diergeneeskunde heeft uit jaar-
gang 122 (1997) drie wetenschappe-
lijke artikelen genomineerd voor de
Jaarprijs 1997. Het winnende artikel
zal bekend worden gemaakt tijdens
het Jaarcongres 1998 van 1 tot en met
3 oktober in Emmen. De genomi-
neerde artikelen zijn:

* J.D.H.M. Miltenburg, C.J.A.M. de
Koning, J.H. van Vliet en T.J.G.M.
Lam.
Melkwinning en uiergezond-
heid: een literatuuroverzicht.
Tijd-
schr Diergeneeskd 1997; 122: 568-
76.

in combinatie met:

C.J.A.M. de Koning, J.D.H.M. Mil-
tenburg, J.H. van Vliet en T.J.G.M.
Lam.
De melkmachine nader beke-
ken.
Tijdschr Diergeneeskd 1997;
122:532-40.

* R. van Noort en J.H. Robben. Plaat-
sing van een oesophagussonde bij de
kat: eerste ervaringen met een
nieuwe techniek.
Tijdschr Dierge-
neeskd 1997; 122:369-73.

* J. W.E. Peters. Hoe te handelen bij een
rectumlaesie bij het paard in de prak-
tijk.
Tijdschr Diergeneeskd 1997;
122:96-101.

De Jaarprijs 1997 wordt door de voor-
zitter van de Hoofdredactie, dr. W.
Edel, uitgereikt op vrijdag 2 oktober
1998 in congrescentrum De Giraf in
Emmen, om 11.00 uur.

-ocr page 95-

NOGMAALS ARBO-WETGEVING: WERKGEVER, MAAK
WERK VAN TOETSING!

Toetsing van de risico-inventarisatie
en evaluatie

De werkgever is op grond van de
Arbowet verplicht in zijn of haar on-
derneming de risico\'s voor medewer-
kers te inventariseren op het gebied
van de gezondheid, de veiligheid en
het welzijn, de zogenaamde risico-in-
ventarisatie en evaluatie. Omdat in
dierenartsenpraktijken de risico\'s min
of meer dezelfde zullen zijn, hebben de
KNMvD en AUV besloten een instru-
ment te laten ontwikkelen door TNO
Technische Menskunde waarmee de
dierenarts-werkgever deze risico-in-
ventarisatie zelf kan uitvoeren in zijn
of haar praktijk. Dit instrument,
de
Checklist Arbeidsomstandigheden
Dierenartsenpraktijken,
is in het voor-
jaar van 1997 gereed gekomen en is in-
middels door veel dierenartsen besteld
bij de KNMvD.

Na toepassing van de Checklist resul-
teert een overzicht van gesignaleerde
knelpunten en kan de dierenarts een
plan van aanpak opstellen. De dieren-
arts geeft aan welke maatregelen ge-
troffen zullen gaan worden teneinde de
risico\'s te verminderen of op te heffen.
In de
Checklist zijn formulieren opge-
nomen voor het invullen van de lijst
van gesignaleerde knelpunten en het
plan van aanpak.

Hiermee is het \'werk\' echter nog niet
gedaan: de werkgever is verplicht de
resultaten van de risico-inventarisa-
tie, dat wil zeggen het overzicht van
gesignaleerde knelpunten en het plan
van aanpak, ter toetsing voor te leg-
gen aan de arbodienst waarbij hij of
zij is aangesloten. Deze toetsing
houdt in dat de arbodienst een bezoek
aan de onderneming zal moeten afleg-
gen om de situatie ter plekke in ogen-
schouw te nemen en de risico\'s te be-
oordelen. Vaak wordt gehoord dat dit
bezoek niet nodig zou zijn en dat een
beoordeling \'van achter het bureau\'
door de arbodienst voldoende zou
zijn. Het Ministerie van Sociale Za-
ken en Werkgelegenheid heeft echter
recent aangegeven dat een bedrijfsbe-
zoek door de arbodienst noodzakelijk
is.

Uitzondering voor zogenaamde
\'kleine werkgevers\'

Het Ministerie heeft een uitzondering
gemaakt voor \'kleine werkgevers\', dat
zijn werkgevers die hoogstens veertig
uur per week arbeid laten verrichten
(het gaat daarbij om medewerkers in
loondienst - ongeacht hun functie - en
het maakt niet uit of er verschillende
parttimers zijn; wat telt is of het totaal
uren \'hulp\' niet boven de veertig uur
per week uitkomt). Voor deze werkge-
vers bestaat een versoepeling op een
tweetal punten:

- wanneer de werkgever alleen ge-
bruik maakt van uitzendkrachten of
incidentele oproepkrachten hoeft hij
geen arbodienst meer in te schakelen
voor de verzuimbegeleiding bij
ziekte van deze medewerkers;

- de werkgever moet weliswaar een ri-
sico-inventarisatie uitvoeren, maar
hij is niet verplicht de resultaten van
de risico-inventarisatie te laten toet-
sen door een arbodienst\'.

Uitvoering van de toetsing

Reeds verschillende malen is in het Tijdschrift voor Diergeneeskunde aan-
dacht besteed aan de wetgeving op het gebied van arbeidsomstandigheden, de
Arbowet. Veel dierenartsen hebben de
Checklist Arbeidsomstandigheden
Dierenartsenpraktijken
inmiddels in hun praktijk toegepast. Maar dat bete-
kent niet dat dan \'het werk\' gedaan is...

Alle praktijken die een Checklist bij de
KNMvD besteld hebben, hebben eind
juni 1998 een uitgebreid schrijven ont-
vangen van de KNMvD met bijzonder-
heden over de toetsing van de risico-in-
ventarisatie. De arbodienst waarbij de
dierenarts-werkgever is aangesloten,
zal de toetsing moeten gaan uitvoeren.
Dat is ook logisch: de arbodienst voert
voor de werkgever immers de verzuim-
begeleiding van zieke medewerkers uit
en bij de toetsing kunnen punten naar
voren komen die met het oog op het
voorkomen van ziekteverzuim van be-
lang zijn. Bij de toetsing kan de mede-
werker van de arbodienst oplossingen
voor dergelijke punten aanreiken. De
dierenarts-werkgever moet ze^contact
opnemen met zijn of haar arbodienst en

\' De arbeidsinspectie merkt volledigheidshalve op dat
de beoordelingsverplichting blijft wanneer gewerkt
wordt met gevaarlijke stoffen.

opdracht geven voor het uitvoeren van
de toetsing. In de brief van de KNMvD
kunt u lezen hoeveel zo\'n toetsing glo-
baal gesproken zal kosten.

Arbeidsinspectie controleert dieren-
artsenpraktijken

De Arbeidsinspectie voert sinds 1996
een landelijk inspectieproject uit bij
dierenartsenpraktijken. Controles van
dierenartsenpraktijken hebben in het
noorden en het midden van Nederland
al plaatsgevonden. Deze praktijken
zullen binnenkort een hercontrole van
de Arbeidsinspectie kunnen verwach-
ten. De door de inspecteurs geconsta-
teerde \'tekortkomingen\' in deze prak-
tijken, bijvoorbeeld het ontbreken van
de toetsing van de risico-inventarisa-
tie, dienen dan opgelost te zijn. De
Arbeidsinspectie heeft aangekondigd
in 1998 en 1999 door te gaan met het
controleren van dierenartsenpraktij-
ken, nu in het zuiden en zuid-westen
van Nederland. Er zal onder andere na-
drukkelijk worden nagegaan of een
toetsing van de risico-inventarisatie
heeft plaatsgevonden.

Nog enkele bijzonderheden

Samen met de informatiebrief over de
toetsing is een tweetal zaken toege-
stuurd aan de praktijken die een
Checklist hebben besteld. In de eerste
plaats een aanzet voor de uitwerking
van het beleid ten aanzien van zwan-
gere medewerksters. Deze aanzet kan
gebruikt worden bij het vaststellen van
voorzorgsmaatregelen voor zwangere
medewerksters met het oog op diverse
risico\'s in de dierenartsenpraktijk. Ver-
der is een protocol ontwikkeld voor het
onderzoeken van de concentratie van
anesthesiegassen. Bij de toetsing zal
besproken dienen te worden of het
noodzakelijk is dit protocol toe te pas-
sen in uw praktijk.

Mocht u alsnog een exemplaar van de
informatiebrief, de uitwerking van het
zwangerenbeleid en bet protocol \'anes-
thesiegassen\' willen ontvangen, dan
kunt u deze opvragen bij het Bureau
van de KNMvD, telefoon: 030 -
2510111. Voor inhoudelijke vragen
over de Arbowet kunt u terecht bij me-
vrouw drs. M.C. van Oostrum-Schuur-
man Hess, stafmedewerker, telefoon:
030-2510111.

-ocr page 96-

EVEN SLIKKEN..., EN
WEER DOORGAAN

Het WK in Frankrijk is nog maar net
achter de rug en we leven al weer vol-
op naar de sportdag van de KNMvD
toe. Bij dit evenement wordt het jaar-
lijkse voetbaltoernooi gespeeld. Dit
toernooi zal plaatsvinden op 1 oktober
1998 op het terrein van voetbalvereni-
ging \'Emmen\' A.V.

Heeft zo\'n WK vier weken nodig om
tot een climax te komen, ons lukt dat in
één dag. Ervaring uit voorgaande jaren
heeft geleerd dat men op deze dag ge-
tuige kan zijn van het ene hoogtepunt
na het andere. \'Penetraties vanuit de
controle\' zijn schering en inslag, elf-
tallen die toch een dag lang \'scherp\'
kunnen zijn, en talloze spelers met een
bewonderenswaardig hoge \'frustratie-
tolerantie\'.

Verbazingwekkend hoeveel veterinai-
ren het spelinzicht van een Frank de
Boer combineren met de werklust van
een Davids; het scorend vermogen van
een Hooijdonk met het balgevoel van
een Bergkamp en wellicht de stoot-
kracht van een Kluivert.

Ook de kaartenverkoop zal tijdens dit
toernooi geen problemen opleveren.

want het aantal inschrijvingen is onbe-
perkt. We hopen dat, net als voorgaande
jaren, weer minimaal acht teams (pro-
vincies, regio\'s, studenten- en vrien-
denteams) met elkaar om de eer gaan
strijden.

Dit jaar zal de bokaal geheel nieuw zijn,
omdat het DSK-team de drie voor-
gaande edities heeft gewonnen. Laat dit
de practici in den lande niet ontmoedi-
gen, want ook de provincies Friesland
en Noord-Brabant, het faculteits-team
en de toentertijd pas afgestudeerde
\'Zaadjes\' mochten hun naam reeds op
de bokaal laten graveren.

Dus eenieder die wel weer eens tegen
een balletje wil trappen:
donderdag 1
oktober 1998 te Emmen, sportdag
voorafgaande aan het Jaarcongres
van de KNMvD.
Je kunt je opgeven
bij ondergetekende (faxnr. van de prak-
tijk: 0161-456400), via je eigen coach,
of via het secretariaat van de KNMvD.

Hans Caron, coördinator voethal

Voor het lidmaatschap van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde hebben zich aangemeld de volgende
collegae:

Dixhoom, Mevr. I.D.E. van; 1998; 3581 MT
Utrecht; Zonstraat 60.

Duvivier, Mevr. A.C.M.; 1998; 3515 GS
Utrecht; Lauwerecht 52.
Neggers, Mevr. C.M.; 1998; 5683 JD Best;
G.A.E. Christstraat 6.

Oude Nijhuis, Mevr. B.A.M.; 1998; 1771 MH
Wieringerwerf; Oosterkwelweg 18.

Als lid van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde heeft
het Hoofdbestuur aangenomen:

Antwerpen, Mevr. Y.S. van; 1998; 1015 WN
Amsterdam; Mamixstraat 305 hs.
Blikmans, Mevr. J.W.M.; 1998; 3524 VD
Utrecht; Ardennen 64.

Boonstra, Mevr. A.C.C.; 1998; 1531 MA
Wotmer; Veerdijk 57.

Drie, A.D. van; 1998; 7491 GE Delden;

Nieuwstraat 6.

Erp, Mevr. M.H.C. van; 1998; 3524 CL Utrecht;
Zevenwouden 45.

Haneghem, Mevr. M.T. van; 1998; 6866 EN
Heelsum; Vendelier 9.

Oskam, E.H.; 1998; 3513 CH Utrecht;
Herenweg 64.

Rijsenbrij, M.R.; 1997; 1018 BH Amsterdam;
Hoogte Kadijk 145 B.

Rooijen, P.G.M. van; 1986; 1241 NJ
Kortenhoef; Moleneind 47.

Als kandidaatlid van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Dierge-
neeskunde heeft het Hoofdbestuur aangeno-
men:

Gelder, G.A.J. van; B-2250 Olen (België);
Gerheiden 59.

Verweijen, Mevr. H.W.C.M.; 6685 AP
Haalderen; Lange Morgenstraat 16.
Wszeborowska, Mevr. E.E.; 3851 TB Ermelo;
Anna van Saksenlaan 15.

overleden:

Op 8 april 1998 overleed Drs. G. van Rijn te
Nieuw-Vennep.

jubilea:

J.F. Mekel te Groningen, afwezig, 25 jaar, 3

september 1998

R.G. van Versendaal te Hilversum, afwezig, 25
jaar, 3 september 1998

K.G.M. van de Vijver te Hoofdplaat, afwezig.
25 jaar, 3 september 1998
K.A.M. Herder te Bathmen, afwezig, 25 jaar, 3
september 1998

S.R. Klarenbeek te Zeist, afwezig, 50 jaar, 10 sep-
tember 1998

mutaties:

Antwerpen, Mevr. Y.S. van; 1998; 1015
WN Amsterdam; Mamixstraat 305 hs; tel. 020-
6247211; E-mail: T.PETERS(§THEOIVON.DE-
MON.NL; wnd.d.
(toev. als lid).

Bakx, A.J.C.; 1989; 4707 VM Roosen-
daal; Florisdonk 4; tel. 0165-564837 privé,
583750 prakt.; fax 0165-583755; p., geass. met
B.J.A.M. Boschker, B.A. ten Bruggen Cate,
P.H.M.M. Jacobs, A.J.M. Meesters, G.A.D.J. de
Mol, J.F.J. Segers en J.M. Verbocht.

Bemtrop, J.B.; 1965; Hill Top, N.S.W.
2575 (Australië); lot 5, Pearcestreet; E-mail:
TAOTHAI(fl BIGF00T.COM; r.d.

Blikmans, Mevr. J.W.M.; 1998; 3524 VD
Utrecht; Ardennen 64; tel. 030-2891514; wnd.d.
(toev. als lid).

Boonstra, Mevr. A.C.C.; 1998; 1531 MA
Wormer; Veerdijk 57; tel. 06-55780771 privé.

-ocr page 97-

030-2518126 bur., fax 075-6404456; d.-roulant
U.U. (F.D., vkgr. Geneeskunde van Gezel-
schapsd.)(toev. als lid).

Bouwman, R.G.; 1992; BN21 2LG
Eastbourne, East Sussex (Verenigd Konink-
rijk); 19 Selwyn Park Court, Selwyn Road;
tel. 00-44-1323-642038 privé, 640011 prakt.;
p., medew. bij St. Annes Vet. Group.

Bronneberg, R.G.G.; 1997; 3705 TD Zeist;
Egelinglaan 36; tel. 030-6961055/ 06-53521244;
fax 030-6961055; E-mail: BRONNEBERG.
VET@WXS.NL; p., vogels en bijz. dieren.

Cate, J.R. ten; 1997; 9915 PS \'t Zandt;
Oostersingel 16; tel. 0596-581799; wnd.d.

Chalmers Hoynck van Papendrecht. Mevr.
H R.; 1988; 1782 SN Den Helder; Soemba-
straatl4;tel. 0223-614191; d.

Comelissen, Mevr. Dr. B.P.M.; 1990; U-
1997; 1349 CJ Almere; Prieelvogelweg 28; tel.
036-5309769 privé, 030-2531323 bur.; wet.
medew. U.U. (F.D., vkgr. Alg. Heelkunde en
Heelkunde der Grote Huisd.).

»Dixhoom, Mevr. l.D.E. van; 1998; 3581
MT Utrecht; Zonstraat 60; tel. 030-2541791
privé, 2534330 bur.; fax 030-2516853; E-mail:
l,D.E.VANDIXHOORNCflSTUDENTS.VET.
UU.NL; wet. medew. U.U, (F,D., vkgr. Func-
tionele Morfologie),

Drie, A.D. van; 1998: 7491 GE Delden:
Nieuwstraat 6; tel. 074-3765478 privé, 3765155
prakt.; p., medew. bij D. Ebbens en C.A.M.
Peeters (toev. als lid).

Erp, Mevr. M.H.C. van; 1998; 3524 CL
Utrecht; Zevenwouden 45; tel. 030-2886049
privé, 0297-241146 prakt.; p., medew. bij Mevr.
I. Hillel (toev. als lid).

Gent. R.J.M. van; 1991; 1349 CJ Almere;
Prieelvogelweg 28; tel. 036-5309769 privé,
0320-221201 prakt.; p., geass. met A. Binksma
en J.R. Jansen.

Geurts, V.N.A.M.; 1991; 5861 AH
W\'anssum; Blitterswijckseweg I; tel, 0478-
539175; fax 0478-539178; p., geass. met R.J.
Eelderink, G.W. Gelling, R.C. Goedegebuure,
E.M. Ruymbeek, W.H.M. de Vocht en J.M.L P.
van Winden.

Gorkom, L.P. van; 1985: 1381 EV Weesp;
J.A. Fijnvandraatlaan 123; tel, 0294-431794
privé, 417776 prakt.; fax 0294-413732; p.

Grasdijk, T.; 1993; 8171 XE Vaassen;
Vuurdoomstraat 184: tel. 0578-570192 privé,
574427 prakt.; fax 0578-571243; p., geass. met
R.B.M. Bomers en R.G.A. Schuurmans.

Haneghem, Mevr. M.T. van; 1998; 6866
EN Heelsum; Vendelier 9; tel. 0317-313130; d.
(toev. als lid).

Ibrahim, A.A.; 1997: 1012 PT Amsterdam;
Kolksteeg 1 B; tel, 06-53107327; wnd.d.

♦Jones, Mevr.C.J.; 1998; 2311 AK Leiden;
Rijn en Schiekade 22 A; tel, 071-5143711
privé, 5120241 prakt.; p„ medew. bij E.J.
Booij, R. Koster, Mevr, G, Koster-Stoker,
J.H.A,M. Vestjens en Mevr, M. Vestjens-
Raadsveld,

Jong, Mevr. A.A. de; 1974: zie: Tuyn-de
Jong, Mevr, A,A.

Karstanje, L.H.; 1991; 8111 RN Heeten;
Weeleweg 11; tel, 0570-532421 privé, 0572-
353334 prakt.; fax 0572-355140; p., geass. met
H.P. Quist, S. Reindersma, M. Verhoef en J.W.
Zuurhout.

Karthaus, D.P.; 1998; 3511 MR Utrecht; A.
Verweystraat 13; tel. 030-2328048 privé. 0341-
351235 prakt.; p,, medew, bij J. Brons, G.A.
van Eijden, G. Esveld,
A.A. Kranendonk en
Th.Twerda,

Kersten-Klomp. Mevr. Y.C.J.; 1997; 1508
WB Zaandam; Leverkruidweg 17; tel. 075-
6355750 privé, 0229-213131 prakt.; p., me-
dew, bij Mevr. M.V, Kooy.

»Klaasen, Dr. H.L.B.M.; 1987; Nijmegen-
1992; 6642 BC Beuningen (Gld); Macrinushof
5; tel. 024-6771419 privé, 0485-587323 bur.; fax
0485-587490;
E-mail: ERIC.KLAASEN^IN-
TERVET.AKZONOBEL.nl
; Microbiologisch
onderzoeker; wet. medew. bij Intervet Inter-
national B.V., Bacteriol. R&D.

Laan, H.T. van der; 1986; 2806 CP
Gouda; Burg. Martenssingel 63; tel. 0182-
586828 privé, 010-4470744 bur.; fax 010-
4470756; distr.h. R.V.V. kring Rotterdam,
Distr. Rotterdam Haven.

♦Lavoir, Mevr. Dr, M.C. van de; 1985;
Guelph (Canada)-1996; 94127 San Francisco
(U.S.A.); 22 Gaviota Way; tel. 00-1-415-
4690694 privé, 4764733 bur.; fax 00-1-415-
4766145;

E-mail: MLAVOIRfaITSA.UCSF.EDU; wet.
medew. Dept. OB/GYN, Univ. of California,
San Francisco.

Lith, P.M. van; 1985; 7101 EG Winters-
wijk; Kalverstraat 25; tel. 0543-523044 privé,
077-3066060 prakt.; fax 0543-523044; p., ge-
ass. met L.C.M. Boonen, J.A.M. ten Dam, W.
Oldenburger, C.J. Uytewaal, J.H.J, Vestjens
en R,T.J.A. de Winne (fax prakt.: 077-
3066063).

Mangnus, B.J.; 1995; 5025 JM Tilburg;
Korvelseweg 184; tel, 013-5802500 privé,
0180-425253 prakt.; fax 013-5802501; p., me-
dew. bij J. de Deugd, W. van Erk, Mevr. A.E.
van Horssen, P.J.H M. Meeus, R. de Rooij, P.J.
Rook en Mevr. C.P.M. Valstar.

*Monna, Mevr. J.W.; 1998; 3315 AA
Dordrecht; Rudvard Kiplingerf 24; tel, 078-
6229433 privé, 6138444 prakt.; fax 078-
6350163; p., medew. bij G. van den Brink,
J.L.H. Hopmans en H.T.M. van der Linden.

Nieuwenhuis, H.U.R.; 1978; 2841 NC
Moordrecht; Land voor Water 33; tel.0182-
372081 privé, 070-3578869 bur.; fax 070-
3868074; E-mail: H.U.R.NIEUWENHUIS(a
RVV.AGRO.NL; Hoofd Afd. Dierziekten,
Centrale Directie R.V.V.

Oskam, E.H.; 1998; 3513 CH Utrecht;
Herenweg 64; tel. 030-2317374; wnd.d. (toev.
als lid).

Polhuis, Mevr. A.J.B.; 1998; 3871 PP
Hoevelaken;; Weidelaan 26: tel, 03.V2581313;
wnd.d.

♦Post, Mevr. E.; 1998; 9271 CE Zwaag-
westeinde; Verlengde Stationsstraat 58; tel,

0511-444717 privé. 0512-332650 prakt.; fax

0512-331456; p., medew. bij T.F, Roest en W ,
de Vries.

Reekers, S.A.L.; 1986; 5816 AD Vrede-
peel; Kuulenweg 17; tel. 0478-548039 privé,
641300 prakt.; p.. geass. met H.M.J. Bekkers,
R.H.J.M. Graafmans, Mevr. E.M.M. Romijn-
ders en M.H.J.M. Rutten.

Rijsenbrij, M.R.; 1997; 1018 BH Amster-
dam; Hoogte Kadijk 145 B; tel. 020-6271665;
wnd.d. (toev. als lid),

♦Roelfsema, Mevr. H.G.S.; 1993: 9746
AR Groningen; Oscar Wildestraat 45; tel.
050-5798466; wnd.d.

Rooijen, P.G.M. van; 1986; 1241 NJ
Kortenhoef; Moleneind 47; tel. 035-6564820; d.;
vet. adv. S.N.S. Reaal Verzekering (toev. als
lid),

Ruijter, Mevr. H.M. de: 1991; 8926 LT
Leeuwarden; Scheltemastate 28; tel, 058-
2670018 privé, 2123891 prakt.; fax 058-
2128367; p., medew. bij M.C.M. Imholz, H.A.
Nieuwendijk en H.F. Wieringa.

Ruitenbeek, W.; 1992: zie: Visser-Ruiten-
beek. Mevr. W. van de.

Schalekamp, Mevr. M.; 1998; 8471 ZV
Wolvega; Breuningslaan 21; tel. 0561-618015
privé, 688555 prakt.; fax 0561-688483; p„me-
dew. bij A.P. Clotscher en S.R. van der Laan.

Scheepens, Dr. C.J.M.; 1986; U-1991;
Leafield, Witney, Oxon OX8 5QJ (Verenigd
Koninkrijk); 18 Lower End; tel. 00-44-1993-
878171 privé, 1865-820654 bur.; fax 00-44-
1993-878171; Vet. Manager PIC Western
Europe (fax 00-44-1865-821157 bur.).

Scheepens-van Lipzig, mevr. F.M.; 1987;
Leafield, Witney, Oxon OX8 5QJ (Verenigd
Koninkrijk); 18 Lower End; tel./fax 00-44-
1993-878171; d.

•Scholtz, R.H.; 1963; 7933 TW Pesse; H.
Reindersweg 28-9; tel. 0528-242071 privé; p.,
medew. bij J.H.E. Janssen.

♦Schoolmeesters, M.W.V.; 1998; 5026 PB
Tilburg; Goirlese Weg 23; tel. 013-5366170
privé, 5705400 prakt.; p.. medew. bij H.U.
Dijk, A.A..M. Evers, C. van Pinxteren en
H.H.J.M. Timmermans.

Schouten, Mr. G.J.; 1968; 2401 LB Alphen
a/d Rijn; Oudshoomseweg 58; tel. 0172-491358
privé, 070-3458327 prakt.; fax 070-3639678; p.;
juridisch adviserend en kand. makelaar in agra-
rische goederen.

♦Slager, J.; 1958; 4325 EW Renesse; Duin-
weg 5; tel 0111-461613; d.

Soethout, E.C.; 1995; 3768 MC Soest;
Soesterbergsestraat 125; tel. 035-6016008
privé, 030-2534616/2534591 bur.; wet. me-
dew. U.U. (F.D., vkgr. Inwendige Ziekten en
Voeding der Grote Huisd. (Immunologie));
p., medew. bij Spoedkliniek voor Dieren
Amsterdam (part-time).

Spoormakers, T.J.P.; 1998; 3581 MT
Utrecht; Zonstraat 60; tel. 030-2541791
privé, 2531350 bur.; specialist in opleiding U.U.
(F.D., vkgr. Algemene Heelkunde en Heelkunde
der Grote Huisdieren.

Strijbosch, Mevr. C.G.L.; 1987; 2106 BX
Heemstede; Zandvoorter Allee 18; tel. 0255-
524215 privé, 023-5289319 prakt.; p.

Tuyn-de Jong, Mevr. A.A.; 1974; 7864
TH Zwinderen; Markeweg 3; tel. 0524-
291843 privé, 0591-612882 bur.; k.d. R.V.V.
kring Assen.

Verkleij, Mevr. E.G.M.; 1975: 5144 CA
W aalwijk; Kloosterweg 43; tel. 0416-337520;
d.

Vermeulen. P.H.M.; 1976; 35420 Louvigne
du Desert; 19 B Rue de la Guinchère des Bois;
tel.00-33-99985140: p.

Visser-Ruitenbeek, Mevr. W. van de;
1992; 3882 NM Putten; Hoeverveldweg 9 A; tel.
0341-362588 privé, 035-6922013 prakt.; p.,
medew. bij F.J. ter Beek.

♦Vodégel, Mevr. N.; 1998; 3581 JE
Utrecht; Van Alphenplein I: tel. 06-55818186
privé. 036-5330441 prakt.; E-mail: NA-
TASJA_VODEGEL(fl HOTMAIL;COM; p.,
medew. bij J.D. Vrieze.

♦Winden, S.C.L. van; 1996; 3581 TT
Utrecht; Doornstraat 6; tel. 030-2546941; d.

Winnen, G.M.; 1973; 4871 AM Etten-
Leur; Markenland 1; tel. 076-5041305; E-
mail: MWINNEN@HOTMAIL.COM; d. bij
Min. van Buitenlandse Zaken (HPI).

Zantinge, J.W.; 1988; 7678 BL Geesteren
(O); Geermanstraat 88; tel. 0546-631083 privé,
0548-361318 bur.; k.d. R.V.V.

Zuilen, C.D. van; 1993; 1016 TW
Amsterdam; Elandsgracht 16
I; tel. 020-
4234944 privé, 030-2539411 bur.; specialist in
opleiding U.U. (F.D., vkgr. Geneesk. van
Gezelschapsd.).

-ocr page 98-

i^mnii,

i fc i IUI

uiterste inleverdata
voor kopij

Deadline *)

31-08-1998
14-09-1998
28-09-1998
12-10-1998

Aflevering

15-09-1998
01-10-1998
15-10-1998
01-11-1998

*) Voor 12.00 uur \'s middags.

De Redactie van het Diergeneesicundig Jaarboel< wil dierenailsen de mogelijicheid bie-
den in het Diergeneesicundig Jaarboet: naast hun privé-adres het praktijicadres
(bij een
meermanspraktijk alleen de hoofdvestiging!)
te laten vermeiden.

Ook wanneer uw praktijk gevestigd is op uw privé-adres, kunt u dit als zodanig laten
opnemen. Wanneer u uw praktijkadres opgenomen wilt hebben in het Diergenees-
kundig Jaarboek wordt u verzocht uw gegevens
schriftelijk door te geven aan het se-
cretariaat van de KNMvD, t.a.v. Anne Marie Boverhuis (fax nr.: 030-2511787).

Doorlopende agenda

congressen & symposia

Augustus

24—28 10"\' International Conference on Pro-
duction Diseases in Farm Animals (ICPD).
Utrecht, the Netherlands (e-mail: T.Wensing
@1ZV.DGK.RUU.NL). RNVA, PO Box
14031,3508 SB Utrecht.

September

2—5 De European Society of Veterinary
Dermatology (ESVD) organiseert haar
vijftiende jaarlijkse congres te Maastricht.
Conference Agency Limburg. Mw. M.
Frank-Goovers, P.O. Box 1402, 6201 BK
Maastricht, tel.: 043-3619192, fax: 043-
3619020 of e-mail: cal.conferenceagency
@pi.net.

7— 10 10"\' International Symposium on Lameness
in Ruminants. Lucerne, Switzerland.

9 Mini-seminar \'Pijnbestrijding bij paarden\'
in Drafcentrum Wolvega te Wolvega.
Aanvang: 14.00 uur. Aanmelding bij;
Intervet Nederland B.V., Postbus 50, 5830
AB Boxmeer, tel.: 0485-587652.

9—12 30"\' International Congress on the
History of Veterinary Medicine, Veterinair
Anatomisch Instituut, Veterinärstraße 13,
München.

10—12 Eight International Conference on
Human-Animal Interactions. \'The chan-
ging roles of animals in society\', Prague.
Tel.: 33 149 291200, fax: 33 1 48 065565.

10—13 \'Bigger, Bolder and in Birmingham\',
BEVA Congress, International Convention
Centre. Tel: 0171-610-6080, fax; 0171-
610-6823, e-mail: bevauk(gmsn.com.

14—18 10\'\'\' International Workshop on In
Vitro
Toxicology. The Wessex Conference
Centre, Sparsholt, Winchester, UK.

14—18 IX International Conference of the
Association of Institutions of Tropical
Veterinary Medicine: \'Animal Health and
Production for Sustainable Development\'.
Harare, Zimbabwe.

15 Mini-seminar \'Pijnbestrijding bij paarden\'.
Draf- en renbaan Duindigt te Wassenaar.
Aanvang: 14.00 uur. Aanmelding bij:
Intervet Nederland B.V., Postbus 50, 5830
AB Boxmeer, tel.: 0485-587652.

16—19 Ethologie und Tierschutz. Fachtagung
zu Fragen von Verhaltenskunde, Tier-
haltung und Tierschutz. München. Prof.

H.H. Sambraus, tel: 0049-8161-713228,
fax:0049-8161-713107.

17 Mini-seminar \'Pijnbestrijding bij paarden\',
NKB-Centrum te Wanroij. Aanvang: 14.00
uur. Aanmelding bij: Intervet Nederland
B.V., Postbus 50, 5830 AB Boxmeer, tel.:
0485-587652.

18—20 4* Annual Meeting of the European
Association of Veterinary Editors (EAVE).

19 Symposium Ontwikkelingen van de Dier-
geneeskunde voor dierenartsen van gezel-
schapsdieren. Motel Van der Valk, Vianen.
Programma-informatie op pagina 487.
Inschrijfgeld ƒ 55,- voor de gehele dag in-
clusief lunch. Na afloop afscheidsreceptie
vandr. Peter H.A. Poll.

20—22 8"\' Austrian International Congress on
Alternative and Complementary Methods
to Animal Testing in Biomedical Research.
University of Linz, Austria.

22—25 39. Arbeitstagung des Arbeitsgebietes
Lebensmittelhygiene der DVG zusammen
mit der Sektion Lebensmittel tierischer
Herkunft in der Österreichischen Gesell-
schaft für Tierärzte und der Schwei-
zerischen Vereinigung für Fleischhygiene
in Garmisch Partenkirchen. Prof. dr. H.
Prange, tel.: 0049-345-552 2501, fax:
0049-345-552 7115.

23—25 17. Arbeits- und Fortbildungstagung des
DVG-Arbeitskreises für Veterinärmedi-
zinische Infektionsdiagnostik (AVID) im
Bildungszentrum Kloster Banz, 96231
StafTelstein. Information und Anmeldung:
Dr. K.-H. Bogner, Landesuntersuchingsamt
für das Gesundheitswesen Nordbayem,
Heimerichstr. 31,90419 Nürnberg, Telefon:
09131 -764635,Fax: 09131-764601.

24—27 BVA Congress at the Nottingham Royal
Moat House, Nottingham. BVA Congress
Office, 7 Mansfield Street, London WIM
OAT. Tel.: 44 171 636 6541, fax: 44 171
436 2970. E-mail: Congress@BVA.co.uk.

vergaderingen &
bijeenkomsten

Augustus

14—16 European Championship Show Jum-
ping for Veterinarians. Verden, Germany.
Show-Office, tel/fax: 0049-4231 -922222.

September

8 Afdelingsvergadering Noord-Holland te
Marken-Binnen.

8 Afdelingsvergadering Zeeland.

10 Bijeenkomst Groep Pluimveewetenschap-
pen in de namiddag met lezingen.

15 Ledenvergadering Afdeling Overijssel te

Hellendoom.

15 Afdelingsvergadering Noord-Brabant.

16 Werkvergadering runderpractici-GD Utrecht.
Aanvang: 13.30 uur. Wegrestaurant \'De
Meem\', Meemdijk 59, De Meem.

16 Ledenvergadering Afdeling Zuid-Holland.

17 Ledenvergadering Afdeling Utrecht, 20.15
uur. Het Oude Tolhuys te Utrecht.

17 Bijeenkomst Kring Dierenartsen Achter-
hoek in restaurant \'t Wolfersveen in Zei-
hem, aanvang 20.00 uur.

17 Werkvergadering runderpractici-GD De-
venter. Aanvang: 14.00 uur. Locatie De-
venter, Amsbergstraat 7, Deventer.

17 Studievergadering Groep Homoeopathisch-
werkende dierenartsen. Beatrixgebouw
Jaarbeurscongrescentrum te Utrecht, 19.30-
22.30 uur.

17 Ledenvergadering Afdeling Gelderland.

17 Ledenvergadering Afdeling Friesland.

22 Ledenvergadering Afdeling Groningen/
Drenthe.

22 Ledenvergadering Afdeling Limburg.

22 Post IPCS bijeenkomst van de Groep Ge-
neeskunde van het Varken en Fort Dodge
Animal Health, vanag 13.30 in het Pos-
tiljonhotel Arnhem.

29 Startconferentie Stichting Dierveiligheid te
Breukelen. Meer informatie: 030-2510111
(Koos Voermans, Peter van Boekei).

cursussen

Augustus

16—30 The Ruppin Institute in Israel offers
an intensive 2 weeks Dairy Herd Health
Management Course for practising veteri-
narians. Price: $ 2,000 including accom-
modation, meals and tours. For details ple-
ase contact Head of Department Adi Raz
before July 15, 1998. E-mail: adiraz@rup-
pin.ac.il, fax: 972-9-89-83-041.

September

10—11 PUOD Merelbeke cursus 1: Het ge-
neesmiddelendepot \'Grote Huisdieren\'.
Tweedaagse cursus in het Holiday Inn
Gent Flanders Expo.

16 PAO-D cursus: 98.808. Gebitsreiniging en
slijptechniek instrumentarium voor assis-
tenten.

17 PAO-D cursus: 98.103. De ouderekat; dia-
gnostiek en behandeling van diverse aan-
doeningen.

17 PHLO-cursus \'Vruchtbaarheidsproblemen
bij het varken: diagnostiek met behulp van
echografie\'. Inschrijftermijn eindigt op 24
augustus 1998. Bureau PHLO, Postbus
8130, 6700 BW Wageningen, tel.: 0317-
484093/484092, fax; 0317-426547.

-ocr page 99-

Soms is
voordelig
krediet
een kwestie

Hebt u geld nodig om goodwill te financieren of een praktijk-
pand over te nemen? Geniet u minder dan zeven jaar zelf-
standigenaftrek? Kunt u hypothecaire zekerheid verstrekken?

Als u op al deze vragen een positief antwoord kunt geven,
hebben wij een positief bericht voor u. ABN AMRO heeft dan
namelijk een heel interessante lening voor u: de Tante
Agaathlening. Dal is een ideale mogelijkheid om zeer voor-
delig krediet te verkrijgen. En dat is mooi meegenomen
voor een ondernemende medicus als u.En wat ook mooi mee-
genomen is bij
De bank, is het deskundige advies van een
speciaal opgeleide Accountmanager Medisch.

Deze kijkt samen met u naar uw financiële situatie en aan
de hand daarvan wordt, natuudijk in overleg, bepaald wat de
beste oplossing is. Zoals bijvoorbeeld een Tante Agaathlening.
Als u hier meer over wilt weten, bel dan 020 -628 65 50 voor een
brochure en/of een afspraak met uw Accountmanager Medisch.
Of surf naar www.abnamro.nl/medisch
DE SPECIALIST VOOR MEDICI

ABN AMRO Z^é\'bank

-ocr page 100-

^ Ä
I

En watf

als uw hond wormen heeft ?

Met Drontal Plus bevrijdt u honden efficiënt en snel van maag- en darmwormen.
Bayer heeft een middel ontwikkeld met twee belangrijke voordelen :

1. Specifieke wormziekten hoeven niet langer met specifieke produkten bestreden te
worden. Bayer heeft het eerste echte allround ontwormingsmiddel ontwikkeld.
Het is één tegen allen : één middel tegen alle maag- en darmwormen.

2. Er is geen dagenlange behandeling meer nodig. Met het nieuwe allround
ontwormingsmiddel van Bayer volstaat een eenmalige behandeling.

Bayer

Bayer B.V.

Verkoopgroep Veterinair
Nijverheidsweg 26, Postbus 80
3641 AB Mijdrecht
Tel. 02979 - 80666

Drontal Plus. Eén middel
tegen rond- en lintwormen.

-ocr page 101-

0

De kaarten zijn geschud

Minister Hajo Apotheker heeft de leiding van het ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij overge-
nomen. De eerste reacties uit mijn omgeving zijn het beste in het Noord-Nederlandse understatement samen te
vatten: \'Het kon minder\'. Het bedrijfsleven hoopt dat Apotheker de minister van het overleg zal zijn. De burger
denkt dat het milieu en dier^\'elzijn in de komende kabinetsperiode nog prominenter in beeld zullen komen. De
ambtelijke wereld wacht af.

De portefeuilles zijn verdeeld

Niet onbelangrijk voor agrarisch Nederland is dat minister Jozias van Aartsen van Landbouw, Natuurbeheer
en Visserij is verhuisd naar Buitenlandse Zaken. Waar Apotheker in Brussel nog onervaren is, weet Van
Aartsen daar de weg. Voor het Nederlandse beleid zal het goed zijn dat ze elkaar in de Brusselse wandelgan-
gen goed weten te vinden.

Het werk kan beginnen

De nieuwe minister begint op een moment waarop de gevolgen van de varkenspestepidemie nog lang niet zijn
verwerkt: de markt is uit balans met lage varkensprijzen, de invoering van de reconstructiewet zal nog veel
voeten in aarde hebben; de toekomst voor het platteland moet in nieuwe beleidskaders worden gezet. En het
markervaccin voor klassieke varkenspest is nog niet geaccepteerd, terwijl de mond- en klauwzeer in Turkije al-
weer op de loer ligt...

De dierenarts werkt door

De vakantie is voorbij. De zomer was Hollands. Het Tijdschrift voor Diergeneeskunde ligt weer voor u klaar
Van Duijkeren en Stins kunnen u geen tijdwinst bezorgen met een sneltest voor bacteriologisch onderzoek en
antibiogramonderzoek.

Van der Kolk geeft in zijn literatuuroverzicht over persisterend uieroedeem wel zicht op praktische toepassin-
gen in de praktijk.

Illustratief voor het brede terrein waarbinnen de dierenarts opereert zijn de vele thema \'s die verder aan bod
komen:

- de veterinaire consultant werkt aan een kwaliteitsnormcode;

- de vrouwelijke dierenarts wordt nog communicatiever;

- de veterinaire onderzoeker wordt gestimuleerd door de commissie BDVZO;

- de dierenarts specialiseert zich in automatisering ten behoeve van bedrijfsbegeleiding.

De Maatschappij denkt verder

De voorbereidingen voor de Algemene Leden Vergadering in oktober zijn in volle gang. Nieuwe kandidaten
presenteren zich. Voorstellen over de rechtspositieregeling voor dierenartsassistenten worden voorbereid.
Het seizoen begint weer!

Namens de Hoofdredactie,
drs. J.P.J. Peelen

Van de Hoofdredactie

-ocr page 102-

PERSISTEREND UIEROEDEEM ALS BEDRIJFSPROBLEEM:
EEN LITERATUUROVERZICHT

J.H. vanderKolki

Tijdschr Diergeneeskd 1998: 123: 496-501

Overziclitsartikelen

samenvatting

Op basis van gegevens uit de literatuur is het onwaar-
schijnlijli dat een centrale disregulatie van de volumeba-
lans geldt als factor in de pathogenese van persisterend ui-
eroedeem bij het hoogproductieve rund, maar lijkt het
meer op een lokaal probleem in de uier. Vooralsnog lijkt
een toename in de permeabiliteit van het endotheel in de
uier de meest waarschijnlijke factor in de pathogenese.
Deze permeabiliteitstoename zou veroorzaakt kunnen
worden door het vrijkomen van histamine in de uier. In
melk blijken hogere concentraties histamine voor te ko-
men dan in bloed, terwijl bovendien blijkt dat het rant-
soen van invloed kan zijn op het vrijkomen van histamine.
In de literatuur zijn er twee aspecten in de therapeuti-
sche benadering van uieroedeem. Aan de ene kant wordt
een oplossing gezocht door middel van veranderingen in
het rantsoen. Aan de andere kant wordt soms gekozen
voor een medicamenteuze benadering.
De hoeveelheid oedeem bleek te kunnen worden geredu-
ceerd door het combineren van zout- en waterbeperking,
door toevoeging van extra kalium aan het krachtvoer en
door reductie van uitsluitend de hoeveelheid natrium in
het rantsoen. De verstrekking van een calciumrijk rant-
soen met een lage cation-anionbalans
leek eveneens bij te
dragen aan een sneller verdwijnen van het uieroedeem.
Opgemerkt dient echter te worden dat op basis van pa-
thofysiologisch onderzoek er geen grondslag is voor deze
rantsoenwijzigingen als oplossing voor de problematiek.
Medicamenteus werd verbetering toegedicht aan de toe-
diening van hydrochlorothiazide IM, chlorothiazide oraal,
natrium-acetazolamide oraal of parenteraal (IM/IV) en
vitamine E als a-tocoferylacetaat.

summary

Persistent udder oedema as a herd problem: a review

The data presented in literature suggest that disturbances of volume regula-
tion do not have a role in the pathogenesis of persistent udder oedema.
Instead, they favour local mammary problems. The presence of both mast
cells and oedema, especially in subcutaneous tissue, focuses attention on
the role of mast cells in the pathogenesis of persistent udder oedema via in-
creased endothelial permeability due to histamine release. The dissociation
constants (Kj) for the high-affinity glucocorticoid receptor of normal and
oedematous udders are not significantly different, and nor are there diffe-
rences between the total quantity of de.xamelhasone bound (B^^.^) and mast
cell density in normal and oedematous udders.

It has been shown that, in cattle, the concentration of histamine is higher in
milk than in plasma. In addition, the urine histamine concentration is affec-
ted bv the diet.

\' Vakgroep Inwendige Ziekten en Voeding der Grote Huisdieren, Faculteit der Dier-
geneeskunde, Universiteit Utrecht. Yalelaan 16, 3508 TD Utrecht.

Treatments to reduce udder oedema include combined salt and water res-
triction, supplementation with potassium or vitamin E (a-tocopheryl ace-
tate), sodium restriction, and administration of hydrochlorothiazide intra-
muscularly, chlorothiazide orally, or sodium-acetazolamide orally and/or
parenterally (IV/IM). A low cation-anion balance in a diet containing 1.6%
calcium also seems to reduce mammary oedema formation.

inleiding

Uieroedeem is naast melkziekte, de \'downer cow\', kop-
ziekte, lebmaagdislocatie en slepende melkziekte één der zes
aandoeningen, die frequent optreden rond de partus bij hoog-
productieve koeien (8). In 1984
persisterend uieroedeem
voor het eerst als bedrijfsprobleem beschreven. Het syn-
droom gaat
niet gepaard met mastitis, terwijl er eveneens
geen sprake is van een productiedaling. De hoogst produc-
tieve koeien op een bedrijf lijken er het meeste last van te
hebben en uieroedeem kan persisteren na de conceptie (13).

-ocr page 103-

Op bedrijfsniveau kan het zowel de vaarzen als zeker ook de
multipare koeien betreffen. Uieroedeem kan persisteren in
aansluiting op de partus, maar het is ook mogelijk dat het in
aansluiting op de partus verdwijnt en vervolgens weer ont-
staat middenin de lactatie of vroeg in de droogstand, waarna
het persisteert (Zie foto\'s 1 en 2). De aandoening komt ook in
Nederland als bedrijfsprobleem voor (16). Er wordt een
inci-
dentie
van uieroedeem tijdens de lactatie genoemd van 0,4%
(0,3% voor multipare koeien). Pieken in de incidentie ervan
werden vastgesteld na de eerste, de vijfde en de zesde partus.
Bedrijven met de hoogste producties hebben ook de grootste
kans op het optreden van persisterend uieroedeem (10,14). In
een wat ouder artikel wordt gemeld dat uieroedeem voor-
kwam bij 18% van de onderzochte runderen (434 bedrijven)
(31).

Op bedrijfsniveau kunnen de problemen met deze aandoe-
ning zeer ernstige vormen aannemen. Ten gevolge van de
oedeemvorming treden meer tepelverwondingen op en ver-
wondingen van de uier zelf De kans op het optreden van se-
cundaire bacteriële infecties is daarnaast groter, evenals het
ruptureren van de ophangbanden van de uier (5,37).
Daarnaast kan een necrotische dermatitis als complicatie op-
treden (31),

Gezien de complicaties van persisterend uieroedeem is het te
verwachten dat alle maatregelen die leiden tot de reductie
van de ernst of de incidentie ervan, zorg dragen voor een toe-
name van de productieve levensduur van de koe en daarmee
van de totale productie (5).

In het navolgende zal op basis van de beschikbare literatuur
worden ingegaan op de mogelijke pathogenese van persiste-
rend uieroedeem en de therapie daarvan. Dit wordt echter be-
moeilijkt door het feit dat in de literatuur zelden wordt aan-
gegeven dat het fysiologisch dan wel pathologisch uier-
oedeem betreft. Daarnaast wordt het specifieke syndroom
van uieroedeem, zoals dat op hoogproductieve bedrijven
voorkomt, vaak niet onderkend.

algemeen

Er is veel epidemiologisch onderzoek gedaan naar uieroe-
deem bij het rund. Zo nam het optreden van uieroedeem pre-
partum bij HF-vaarzen toe met de leeftijd van de vaars en de
duur van de dracht en nam het af met een stijging van het ge-
boortegewicht van het kalf, maar was het onafhankelijk van
variaties in omgevingstemperatuur en lichtintensiteit (4,20).
In een ander onderzoek werd er echter geen verband gevon-
den tussen het optreden van uieroedeem bij vaarzen en de
lengte der dracht (21). Het kalipatroon wordt niet be-
schouwd als een risicofactor in het optreden van uieroedeem
(4,10). Bij smalle koeien met een geringe schofthoogte trad
in de regel ernstiger uieroedeem op (39). De uierophanging
had de grootste correlatie met de ernst van het uieroedeem
voor alle lactaties. Ernstiger uieroedeem werd in verband ge-
bracht met gescheurde ophangbanden (5).
De
uieroedeemscores namen progressief toe tussen prepar-
tum dagen 7 en 1 en ze bleven hoog tot op postpartum dag
1,5 (20). De oedeemscores varieerden met bedrijfjaaren lac-
tatie.

De erfelijkheidsgraden waren voor de eerste, de tweede en
latere lactaties laag en wel respectievelijk 0,13,0,10 en 0,12
(4). In overeenstemming daarmee wordt in een ander onder-
zoek een erfelijkheidsgraad aangegeven van 0,1 (30).
Onderzoek naar het voorkomen van
Leptospirose op twee
bedrijven met persisterend uieroedeem verliep negatief (28).

de pathogenese van persisterend uieroe-
deem

Uieroedeem bevindt zich met name buiten het klierweefsel
in de subcutis (17,37). Oedeemvorming kan in principe via
een vijftal mechanismen ontstaan:

1. verhoging van de hydrostatische druk in de capillairen;

2. verlaging van de osmotische druk van het plasma;

3. verhoging van de weefseldruk;

4. verhoging van de osmotische druk van de interstitiële
vloeistof en

5. toegenomen permeabiliteit van het endotheel.

Verhoging van de hydrostatische druk in de capillairen
Het belangrijkste aanvoerende vat van de uier is de A. pu-
denda externa
dat via het lieskanaal de uier bereikt. Het be-
langrijkste afvoerende vat is de
V. subcutanea abdominis,
die wordt gevormd tijdens de laatste fase van de eerste
dracht, doordat er een fiinctionele verbinding tot stand komt
tussen de
V. epigastrica cranialis superficialis en de V. epi-
gastrica caudalis superficialis.
In vergelijking tot de situatie
bij het kalf keert de richting van de bloedstroom in de
V. epi-
gastrica caudalis superficialis
tijdens de laatste fase van de
eerste dracht 180° om. Bij het lacterende rund heet dit vat
vervolgens
V. mammaria cranialis (6).
Bij het Jersey-rund komt een erfelijke aandoening voor (au-
tosomaal recessief), de zogenaamde rectovaginale constric-
tie, die predisponeert voor uieroedeem. Bij Jersey\'s met rec-
tovaginale constrictie en uieroedeem was er een significante
daling van de bloedstroom door de
V. subcutanea abdominis
ten tijde van de partus in vergelijking tot normale Jersey\'s.
Dit ging gepaard met een stijging van de bloeddruk in de be-
treffende vene, terwijl de bloeddruk in de
V. jugularis niet
veranderde (2). HF-koeien met uieroedeem hadden ook een
significante daling van de bloedstroom door de
V. subcuta-
nea abdominis
ten tijde van de partus in vergelijking tot nor-
male koeien, terwijl dat verschil er niet was zowel twee we-
ken voor als twee weken na de partus (1). Koeien met
uieroedeem hadden tevens een hogere bloeddruk in de
V.
subcutanea abdominis
ten tijde van de partus, terwijl de
bloeddruk in de
V. jugularis niet veranderde. Veertien dagen
postpartum was er geen verschil meer in de bloeddruk in de
V. subcutanea abdominis tussen HF-koeien met uieroedeem

-ocr page 104-

en controlekoeien (12,34,35). Het feit dat de bloeddruk in de
V. jugularis niet veranderde, sluit een gegeneraliseerde
bloeddrukstijging uit als oorzaak en wijst meer in de richting
van een lokaal probleem. Daar alleen ten tijde van de partus
koeien met uieroedeem een hogere bloeddruk in de
V. subcu-
tanea abdominis
hadden, is een verhoging van de hydrostati-
sche druk in de capillairen onwaarschijnlijk als factor in de
Pathogenese van persisterend uieroedeem.
De gemiddelde plasma-aldosteronconcentraties op twee be-
drijven met persisterend uieroedeem waren vergelijkbaar
met de waarden op een controlebedrijf Dit duidt ook niet op
een centrale disregulatie van de volumebalans als factor in
de Pathogenese van persisterend uieroedeem, maar wijst
eveneens op een lokaal probleem (18). Als gevolg daarvan is
het therapeutisch gebruik van diuretica in geval van persiste-
rend uieroedeem twijfelachtig (Zie ook paragraaf medica-
menteuze benadering) (18).

Verlaging van de osmotische druk van het plasma
Er is slechts één onderzoek dat melding maakt van een lagere
eiwitconcentratie in het serum van koeien met uieroedeem
(12). De semmconcentraties van totaal eiwit, albumine, glo-
buline, ureum, natrium, kalium, chloor, magnesium, calcium
en fosfor bij koeien met uieroedeem zijn in de regel niet af-
wijkend (13,15,28,33,36), evenmin als de concentraties na-
trium, kalium en chloor in de urine (36).

Verhoging van de weefseldruk

In een onderzoek wordt gesteld dat uieroedeem voorname-
lijk bestaat uit een overmatige subcutane ophoping van
lymfe (37), hoewel dat niet verder wordt onderbouwd.

Verhoging van de osmotische druk van de interstitiële
vloeistof

Met behulp van een snede met een lengte van 1-2 cm en 0,5
cm diep in de ventrale uierhuid kon tot 5380 ml oedeem-
vloeistof worden verkregen (33). Deze methode werd eerder
aanbevolen als symptomatische therapie (11). In vergelij-
king met serum bevatte de oedeemvloeistof juist minder ei-
wit (31% van de hoeveelheid in serum), albumine (39%),
globuline (24%) en calcium (58%)(33).

Toegenomen permeabiliteit van het endotheel

Aan drie geovariëctomieerde Zweeds-Friese vaarzen werd
20 kg van 100% rode klaversilage per dag verstrekt gedu-
rende 14 dagen als bron van fyto-oestrogenen. Klinische ef-
fecten waren oedeem en muceuze uitvloeiing in de vulva, de
aanwezigheid van melkachtige vloeistof in de uier, toename
in de tepelgrootte en toename van de diameter der uterus
(25), terwijl uieroedeem niet werd vastgesteld. Er was even-
min een relatie met de 17-B-oestrogeenconcentratie in het
plasma (14). Na de partus was oestradiol-17(3 de enige onaf-
hankelijke variabele met zelfs een negatieve correlatie met
oedeem. De prolactineconcentratie in het plasma was in het
geheel niet gerelateerd aan de oedeemscore (20).
Van corticosteroïden is bekend dat zij de intracellulaire
membranen van mastcellen en basofiele granulocyten stabi-
liseren en daardoor het vrijkomen van vasoactieve mediato-
ren beperken. Koeien met uieroedeem hadden lagere basale
plasmacortisolconcentraties (14). Twee van de tien koeien
op een bedrijf met persisterend uieroedeem hadden een ver-
minderde cortisolrespons van de bijnierschors op ACTH
(16). De dissociatieconstante (K^) van de glucocorticoïdre-
ceptor met een hoge bindingsaffiniteit verschilde niet signi-
ficant tussen die van normaal en oedemateus uierweefsel,
evenals de totale hoeveelheid gebonden dexamethason
(B^,^)(Zie tabel 1)(17).

Tabel 1. De dissociatieconstante (K^), de totale hoeveelheid gebonden dexamethason (Bmaxl dichtheid van mastcellen in normaal en oedemateus ui-
erweefsel.
Dissociation constans [Kj], total quantity of dexamethasone [B max] and mast cell density in normal and oedematous udders (17).

BatnMl udders

Kj(X 10-1» M)

B^(fmol/mg protein)

mast cell density (cells/mm^)

subcutaneous

glandular tissue

3.3

467

49

ml

4.7

210

126

1

2.9

191

43

nil

4.3

139

2

0.5

3.8

186

59

nil

avg±sem

3.8±0.3

239158

56120

oedematous udders

K<|{x 10-l°M)

B^,(fmol/mg protein)

mast cell density (cells/mm^)

subcutaneous

glandular tissue

6

4.1

166

61

0.5

7

2.5

88

28

nil

8

2.1

125

63

5

9

2.6

148

102

4

10

4.4

335

72

4

avg±sem

3.210.5

172143

65112

Interessant is de beschrijving van automutilatie van de tepels
en de uier bij HF-vaarzen met een incidentie van 0,4%. De
aandoening ging gepaard met emstig uieroedeem en tijdens
de partus werd intensief gelikt aan de uier en de tepels. Er
werd een genetische predispositie verondersteld, evenals een
verband met de histamineconcentratie in uierweefsel (43).
Reeds eerder werd gemeld dat de infusie van histamine in de
uier kan leiden tot oedeemvorming (44). De letale dosis van
histamine voor het mnd is laag (0,06 mg/kg LG) (45).
De histamineconcentratie in het bloed van 19 HF-vaarzen
was gemiddeld 2,6 ^tmol/L, terwijl de gemiddelde histami-
neconcentratie in de melk van 15 koeien 4,6±3,1 nmol/L be-
droeg (42). Er was geen circadiaanritme in de histaminecon-
centratie in het bloed van het rund (42).Met betrekking tot de
histamineconcentratie in de urine van mnderen werd een be-
langwekkende vondst gedaan. De urine van vier HF-vaar-
zen, die luzemehooi gevoerd kregen, bevatte gemiddeld
9,9±8,2 nmol/L histamine. De gemiddelde waarde in de
urine van vier vaarzen, die daarentegen luzemekuil gevoerd
kregen, was maar liefst 175,8± 147,8 |imol/L (42).

-ocr page 105-

s

\\

Figuur 4. Mastrellen (zie pijlen) in het klierweefsel van een oedemateus uier.
Mast cells (arrows] in glandular tissue in an oedematous udder [X2301

De wekelijkse infusie van een door hitte geïnactiveerde E.
co//\'-suspensie in de uier gedurende vier weken leidde niet tot
een stijging van de histamineconcentratie in het plasma (ge-
middeld 1,6±0,41 pmol/L één week postpartum bij zes proef-
koeien en 1,3±0,28 pmol/L bij zes controlekoeien) (41).
Histamine wordt met name afgegeven door mastcellen en ba-
sofiele granulocyten en leidt ondermeer tot een vergroting van
de permeabiliteit van capillairen. De mastcellen blijken in de
uier van het rund met name voor te komen daar waar ook het
oedeem zich bevindt, namelijk in de subcutis (Zie foto\'s 3 en
4^). Het aantal mastcellen in de subcutis van een uier met oe-
deem is niet verschillend van dat in een normaal uier (Zie tabel
1) (17). Een directe correlatie tussen het aantal mastcellen of
de relatieve degranulatie ervan werd niet gezien na de intra-
mammaire infusie van
S. agalactiae-antigeen. De histamine-
concentratie in het bloed steeg van 1,5 naar 2,4 pmol/L na in-
tramammaire toediening van
S. agalactiae-anügeen (45).

^ Mei dank aan prof. dr. E. Gruys en dr. H. C. Kalsbeek.

therapie

In de literatuur zijn er twee aspecten in de therapeutische
benadering van uieroedeem. Aan de ene kant wordt een
oplossing gezocht door middel van veranderingen in het
rantsoen. Aan de andere kant wordt soms gekozen voor
een medicamenteuze benadering. Opgemerkt dient te wor-
den dat er in de beschikbare literatuur geen klinische ef-
fectiviteitsstudies beschreven zijn, waarin het effect van
antihistaminica op persisterend uieroedeem is onderzocht.
Onderzoek daarnaar verdient echter wel aanbeveling.

Wijzigingen in het rantsoen

De effecten van wijzigingen in het rantsoen werden zowel op
probleembedrijven als onder meer experimentele omstan-
digheden uitgeprobeerd. Van eerstgenoemde zijn er in de be-
schikbare literatuur vier gevallen te vinden.
Op twee bedrijven met uieroedeem als bedrijfsprobleem (bij
10-20% van de koeien verdween het oedeem na de partus in
het geheel niet) bleek aanvankelijk 450 g kalium per koe per
dag via het rantsoen te worden verstrekt. Na reductie van de
kaliumgift verdween het probleem van persisterend uieroe-
deem binnen een week (28). De hoeveelheden kalium, na-
trium en chloor in het rantsoen waren boven de norm op een
ander bedrijf (uieroedeem bij 16 van de 75 HF-runderen, die
in de herfst hadden gekalfd). Het oedeem verdween we-
derom binnen een week na weidegang (13). Uieroedeem als
bedrijfsprobleem verdween eveneens binnen een week nadat
het rantsoen was gewijzigd op een vierde bedrijf De hoe-
veelheid koolhydraten werd verminderd van 38,2 naar 9,9%
en de hoeveelheid natrium van 0,29 naar 0,13%. Er werd ge-
concludeerd dat de hoeveelheid kalium in het rantsoen niet
van betekenis was, want deze steeg zelfs van 0,99 naar
1,27% (21).

Meer experimenteel onderzoek leverde het volgende op. On-
derzocht werd wat het effect was van wateronthouding (2/3
van de normale behoefte vanaf 15 dagen prepartum), geen
extra zout vanaf 30 dagen prepartum en de combinatie van
beiden op het optreden van uieroedeem. De groep die be-
perkt water en zout kreeg vertoonde geringere oedeemvor-
ming (12).

Aan HF-vaarzen werd één van de volgende vier rantsoenen
gevoerd vanaf 30 dagen prepartum:

1. geen extra natrium of kalium

2. extra natriumchloride

3. extra kaliumchloride of

4. extra natrium- en kaliumchloride.

Steeds werd 227 g per dag verstrekt. De vaarzen zonder toe-
voegingen aan het rantsoen hadden minder oedeem.
Geconcludeerd werd dat natriumreductie in het rantsoen ef-
fectief is in het verminderen van de hoeveelheid oedeem. De
groepen vertoonden geen verschillen in wateropname. De
hoeveelheid oedeem kon ook worden gereduceerd door een
hoge kaliumgift (4% van het krachtvoer) (27).
Aan 20 HF-vaarzen werd óf 2,17% kalk óf 1,5% calcium-
chloride op droge stofbasis verstrekt gedurende de laatste
drie weken van de droogstand. Calciumchloride vermin-
derde de ernst van het oedeem met name gedurende de eerste
week van verstrekking oftewel in de droogstand. Postpartum
was er geen verbetering door de calciumchlorideverstrek-
king waarneembaar (19). De verstrekking gedurende de laat-
ste vier weken van de dracht van een calciumrijk rantsoen
(1,6% van de droge stoO met een lage (-3 mEq/100 g droge
stof) cation-anionbalans in vergelijking tot een rantsoen met
een hoge ( 9 mEq/lOOg droge stof) cation-anionbalans
leek

-ocr page 106-

bij te dragen aan een sneller verdwijnen van het uieroedeem
(32).

De dagelijkse toevoeging van 136 g NaCl óf 272 g KHCO3
van 42 dagen voor de partus tot tien dagen erna aan het rant-
soen van HF-vaarzen leidde tot meer oedeemvorming dan bij
controledieren. De gecombineerde toediening daarentegen
leidde niet tot meer oedeem vorming. De serumnatriumcon-
centratie bleef ongewijzigd, terwijl de serumkaliumconcen-
tratie daalde na de toediening van 136 g NaCl per dag (24).
De toediening van 0,7% natrium en 1% chloor aan het rant-
soen van vaarzen leidde echter niet tot meer oedeemvorming
(15). Overmatig natrium in het rantsoen lijkt onwaarschijn-
lijk als oorzaak van uieroedeem (36).
De verstrekking van krachtvoer (bevattend 45% maïs, 30%
haver, 18% sojameel, 5% melasse, 1% sporenelementen en
1% dicalciumfosfaat) leidde tot een toename van de emst
van uieroedeem bij vaarzen, maar niet bij koeien (7).
Het verstrekken van rantsoenen met verschillende eiwitge-
halten gedurende de laatste twee maanden van de dracht en
gedurende de eerste week van de lactatie leidde niet tot een
andere incidentie in het optreden van uieroedeem (40).

Medicamenteuze benadering

Een bekend (niet-kaliumsparend) diureticum voor toepas-
sing bij het rund is furosemide. Furosemide grijpt aan op het
stijgende deel van de lus van Henle waar het de reabsorptie
van natrium en chloor remt. Tevens wordt de reabsorptie van
andere elektrolyten zoals kalium, calcium en magnesium
daar geremd. Furosemide wordt gekenmerkt door een snelle
werkzaamheid (binnen vijf minuten na intraveneuze toedie-
ning) en korte werkingsduur (maximaal 210 minuten) bij het
rund.

De thiazidediuretica, zoals hydrochlorothiazide, zijn in het
bezit van een sulfamylgroep, waarmee ze het enzym kool-
zuuranhydrase kunnen remmen. De thiazidediuretica zijn
met name zo potent, omdat zij in de proximale niertubulus de
reabsorptie van natrium en bicarbonaat remmen, maar bo-
vendien de reabsorptie van natrium en chloor in de distale
niertubulus.

Acetazolamide behoort tot de koolzuuranhydraseremmers.
Acetazolamide remt overigens koolzuuranhydrase duizend-
maal sterker dan de thiazidediuretica, maar het uiteindelijke
netto-effect van de thiazidediuretica is veel groter. De kool-
zuuranhydraseremmers leiden tot een sterke reductie van de
reabsorptie van bicarbonaat, natrium en kalium in de proxi-
male niertubulus. De vergelijking van de fractionele excretie
ratios van furosemide (500 mg IV), hydrochlorothiazide
(250 mg IV), acetazolamide (500 mg IV) en 50% dextrose-
oplossing (500 g IV) duidde erop dat furosemide het meest
werkzame diureticum was bij de onderzochte koeien (36).
Na de intraveneuze toediening van 500 mg furosemide aan
HF-koeien met uieroedeem daalde de bloeddruk in de
V.
subcutanea abdominis
binnen vijf minuten. De bloeddruk
bleef laag gedurende 90 minuten en bereikte na 210 minuten
de uitgangswaarde weer. De bloeddruk in de
V. jugularis
werd niet beïnvloed door furosemide. Bij normale koeien
werden geen bloeddrukverschillen waargenomen na furo-
semidetoediening. Na de intraveneuze toediening van 250
mg hydrochlorothiazide of 500 mg acetazolamide of 50%
dextrose werd zelfs bij HF-koeien met uieroedeem geen ef-
fect waargenomen op het oedeem (35). De intraveneuze toe-
diening van 500 mg furosemide aan twaalf HF-koeien leidde
tot een significante toename in de calcium- en natriumcon-
centraties in het serum, de concentraties van chloor, kalium
en natrium in de urine en de fractionele excretieratio\'s van
chloor, kalium en natrium. Er was een significante daling
van de kaliumconcentratie in het serum, de creatininecon-
centratie in de urine, evenals van de osmolaliteit, de pH en
het soortelijk gewicht daarvan (36).

De behandeling van HF-koeien en vaarzen lijdende aan uier-
oedeem met de combinatie van een diureticum (200 mg
trichloromethiazide per os) en een corticosteroid (5 mg dexa-
methason per os) gedurende drie dagen in aansluiting op de
partus was niet van invloed op het tijdstip waarop de lactatie-
piek werd bereikt, evenmin als op de melkproductie zelf De
indruk bestond bij de desbetreffende auteurs dat bij de be-
handelde dieren het oedeem sneller verdween (22). De orale
toediening van deze combinatie gaf na 72 uur een negatief
testresultaat van de melk met de
Bacillus stearothermophilus
test (29).

Door de toediening van driemaal 250 mg hydrochlorothia-
zide intramusculair elke 48 uur kon de duur van het uieroe-
deem worden teruggebracht van 24 dagen bij controlekoeien
tot negen dagen bij behandelde dieren. Bij een doseringsin-
terval van 24 uur bedroeg de duur van het uieroedeem 11,5
dag (37). Tot 2,5 g hydrochlorothiazide dagelijks intramus-
culair gedurende één week leidde niet tot toxische verschijn-
selen bij twee droogstaande Ayrshire koeien (37).
De toediening van 0,5 tot 2 gram chlorothiazide oraal 2 dd
gedurende vier dagen of 500 mg chlorothiazide IM 2 dd of
500 mg IV éénmalig leidde bij 175 van de 187 runderen tot
een reductie van tenminste 75% van het uieroedeem. Er werd
geen invloed vastgesteld op de melkproductie. Zowel tot 73
gram chlorothiazide per os als tot 40 mg/kg LG intraveneus
in een enkele toediening leidde niet tot toxische verschijnse-
len bij het rund (31).

De toediening van 2 gram natrium-acetazolamide tweemaal
daags aan 14 koeien met uieroedeem reduceerde de duur van
het uieroedeem van 19,2 naar tien dagen in vergelijking tot
onbehandelde dieren (38). Daarnaast werden in totaal 82
koeien met uieroedeem behandeld met acetazolamide (oraal
of parenteraal (IM/IV)) in doseringen variërend van 1 g
tweemaal daags tot 2 g driemaal daags gedurende één tot zes
dagen. Verbetering werd gemeld in 90,2% van de gevallen,
terwijl 70,7% van de koeien geheel herstelde binnen twee
dagen na start van de behandeling. Twee gram acetazola-
mide tweemaal daags bleek de meest effectieve therapie (9).
De orale toevoeging van vitamine E (1000 lU vitamine E als
a-tocoferylacetaat per dag) vanaf 42 dagen voor de ver-
wachte kalfdatum voorkwam het ontstaan van uieroedeem
niet, maar verminderde de emst en de duur ervan wel en
leidde tot een hogere initiële productie (14,7 vs 16,5 kg/dag)
(23),

De toediening van 25 mg bST per dag subcutaan gedurende
14 dagen van dag -21 tot -7 voor de verwachte kalfdatum re-
sulteerde niet in een veranderde incidentie van uieroedeem
(3).

literatuur

1. Al-Ani FK, and Vestweber JGE. Mammary blood flow measurements
associated with the development of bovine udder edema. Am J Vet Res
1984;45:339-41.

2. Al-Ani FK, Vestweber JGE, and Leipold HW. Blood flow parameters
associated with udder oedema in Jersey cattle affected with rectovagi-
nal constriction. Vet Rec 1985; 116: 156-8.

3. Bachman KC, Wilfond DH. Head HH. Wilcox CJ, and Singh M. Milk
yields and hormone concentrations of Holstein cows in response to so-
metribove (somatotropin) treatment during the dry period. J Dairy Sci
1992; 75: 1883-90.

4. Dentine MR, and McDaniel BT. Variation of edema scores from herd-

-ocr page 107-

year, age, calving month, and sire. J Dairy Sei 1983; 66: 2391-9.

5. Dentine MR, and McDaniel BT. Associations of subjective udder
edema scores and descriptive trait codes for udder types. J Dairy Sei
1984; 67:208-15.

6. Dyce KM en Wensing CJG. Anatomie van bet rund. Bohn, Scheltema
& Holkema, Utrecht 1983: 108-10.

7. Emery RS, Hafs HD, Armstrong D, and Snijder WW. Prepartum grain
feeding effects on milk production, mammary edema, and incidence of
diseases. J Dairy Sei 1969; 52: 345-51.

8. Erb HN, and Grohn YT. Epidemiology of metabolic disorders in the
periparturient dairy cow. J Dairy Sei 1988; 71: 2557-63.

9. Gouge HE, Shor AL, and Johnson WP. Control of udder edema in
dairy cows. Vet Med 1959; 54: 343-5.

10. Grohn YT, Erb HN, and Saloniemi HS. Risk factors for the disorders
of the mammary gland in dairy cattle. Acta Vet Scand 1988; 84: 170-2.
Supplement.

11. Heidrich HJ, and Rentz W. Diseases of the mammary glands of do-
mestic animals. WB Saunders, Philadelphia 1967.

12. Hemken RW, Choate WH, and Plowman RD. Salt and water intake as
related to udder edema. J Anim Sei 1969; 28: 874. Abstract.

13. Jones TO, Knight R, and Evans RK. Chronic udder oedema in milking
cows and bei fers. Vet Ree 1984; 115: 218-9.

14. Kellermann E, and Wendt K. Causes and consequences of physiologi-
cal udder oedema. Monatshefte fur Veterinärmedizin 1988; 43: 746-9.

15. Kiess GA, Miller JK, Ramsey N, Mueller EJ, Zanzalari KP, and
Holmes CR. Incidence and severity of udder edema in primigravid
heifers fed different amounts and ratios of sodium and chlorine. J
Dairy Sei 1987; 70: 179. Supplement.

16. Kolk JH van der, Wensing Th, Breukink HJ, Wentink GH, and Mol
JA. Udder oedema associated with adrenocortical insufficiency in a
herd ofHolstein-Friesian cows. Vet Ree 1991; 128: 149-52.

17. Kolk JH van der. Some aspects of the bovine pituitary- adrenocortical
axis with special reference to persistent udder oedema. PhD thesis.
Utrecht University 1991.

18. Kolk JH van der, Koomans HA, Wensing Th, Wentink GH, and
Breukink HJ. Plasma aldosterone concencentrations in Holstein-
Friesian cows with chronic udder oedema. Proc 8th Int Conf on
Production Diseases in Earm Animals. Berne, Switzerland 1992: 239.

19. Lema M, Tucker WB, Aslam M, Shin IS, Le-Ruyet P, and Adams GD.
Influence of calcium chloride fed prepartum on severity of edema and
lactational performance of dairy heifers. J Dairy Sei 1992; 75: 2388-93.

20. Malven PV, Erb RE, Frances D\'Amico M, Stewart TS, and Chew BP.
Factors associated with edema of the mammary gland in primigravid
dairy heifers. J Dairy Sei 1983; 66: 246-52.

21. Markusfeld O, and Lewison M. Possible association of metritis with
periparturient subcutaneous oedema in dairy cows. Vet Ree 1993; 132:
115-6.

22. Mitchell RG, Mather RE, Swallow WH, and Randy HA. Effects of a
corticosteroid and diuretic agent on udder edema and milk yield in
dairy cows. J Dairy Sei 1973; 59: 109-12.

23. Mueller FJ, Miller JK, Ramsey N, DeLost RC, and Madsen FC.
Reduced udder edema in heifers fed vitamin E prepartum. So 19 2211.

24. Nestor KE jr, Hemken RW, and Harmon RJ. Influence of sodium chlo-
ride and potassium bicarbonate on udder edema and selected blood pa-
rameters. J Dairy Sei 1988; 71: 366-72.

25. Nwannenna AI, Made JA, Lundh TJ, and Fredriksson G. Effects of oe-
strogenic silage on some clinical and endocrinological parameters in

ovariectomized heifers. Acta Vet Scand 1994; 35: 173-83.

26. Nestor KEjr, Hemken RW, and Harmon RJ. Influence of sodium chlo-
ride and potassium bicarbonate on udder edema and selected blood pa-
rameters. J Dairy Sei 1988; 71: 366-72.

27. Randall WE, Hemken RW, Bull LS, and Douglas L W. Effect of die-
tary sodium and potassium on udder edema in holstein heifers. J Dairy
Sei 1974;57:427-75.

28. Sanders DE, and Sanders JA. Chronic udder edema in dairy cows. J
Am Vet Med Assoc 1981; 178: 1273-4.

29. Seymour EH, Jones GM, and McGilliard ML. Persistence of residues
in milk following antibiotic treatment of dairy cattle. J Dairy Sei 1988;
71:2292-6.

30. Smith SP, Allaire FR, Taylor WR, Kaeser HE, and Conley J. Genetic
parameters and environmental factors associated with type traits
scored on an ordered scale during first lactation. J Dairy Sei 1985; 68:
2058-71.

31. Snider GW, Brightenback GE, and Siegmund OH. A new approach to
edematous conditions of cattle. Can Vet J 1962;3: 150-5.

32. Tucker WB, Hogue JF, Adams GD, Aslam M, Shin IS, and Morgan G.
Influence of dietary cation-anion balance during the dry period on the
occurrence of parturient paresis in cows fed excess calcium. J Anim
Sei 1992; 70: 1238-50.

33. Vestweber JGE, and Al-Ani FK. Udder edema: biochemical studies in
Holstein cattle. Cornell Veterinarian 1984; 74: 366-72.

34. Vestweber JGE, and Al-Ani FK. Venous blood pressure relative to the
development of bovine udder edema. Am J Vet Res 1985; 46: 157-9.

35. Vestweber JGE, Al-Ani FK, and Johnson DE. Udder edema in cattle:
effect of furosemide, hydrochlorothiazide, acetazolamide, or 50%
dextrose on venous blood pressure. Am J Vet Res 1987; 48: 673-5.

36. Vestweber JGE, Al-Ani FK, and Johnson DE. Udder edema in cattle:
effects of diuretics (furosemide, hydrochlorothiazide, acetazolamide,
and 50% dextrose) on serum and urine electrolytes. Am J Vet Res
1989; 50: 1323-8.

37. Vigue RF. Management of bovine udder edema. Vet Med 1961; 56:
277-80.

38. Vigue RF. Therapeutic use of a diuretic for retained placenta and udder
edema in dairy cows. Vet Med 1961; 56: 490-2.

39. Wautlet RG, Hansen LB, Young CW, Chester-Jones H, and Marx GD.
Calving disorders of primiparous Holsteins from designed selection
studies. J Dairy Sei 1990; 73: 2555-62.

40. Wise GH, Atkeson FW, Caldwell MJ, and Hughes JS. Effect of the
level of protein in the prepartum ration of dairy heifers and cows on the
degree of mammary edema. J Anim Sei 1946; 5: 397. Abstract.

41. Wrenn TR, Bitman J, Cecil HC, Connolly MR. Gilliam DR, Kiddy
CA, and Schultze WD. Some blood histamine values of parturient
cows and young calves. J Dairy Sei 1963; 46: 479-80.

42. Wrenn TR, Bitman J, Cecil HC, and Gilliam DR. Histamine concen-
tration in blood, milk, and urine of dairy cattle. J Dairy Sei 1963; 46:
1243-5.

43. Yeruham 1. and Markusfeld O. Self destructive behaviour in dairy cat-
tle. Vet Ree 1996; 138:308.

44. Zarkower A. Histamine in the cow: pre- and postparturition histamine
concentrations in plasma, milk, and tissue. Am J Vet Res 1967; 28:
1751-5.

45. Zarkower A, and Norcross NL. Histological changes in the bovine
mammary gland after infusion with
Streptococcus agalactiae extract.
Cornell Vet 1966; 56: 555-66.

-ocr page 108-

E. van Duijkeren en M.J. Stins\'\'

Uitenvoordepraktl

samenvatting

In dit onderzoeli werden de resultaten van een sneltest
voor bacteriologisch onderzoek en antibiogram (AB-
petcheck, Vétoquinol) vergeleken met die van de gang-
bare bacteriologie volgens het standaardprotocol van het
Veterinair Microbiologisch Diagnostisch Centrum (Fa-
culteit der Diergeneeskunde, Universiteit Utrecht). Er
werden tien urine-, tien huid- en tien cerumenmonsters
vergelijkend onderzocht. De conclusie uit dit onderzoek
is dat de sneltest zowel voor de vraag of een antibioticum-
therapie al dan niet geïndiceerd is, als voor de juiste anti-
bioticumkeuze onvoldoende betrouwbaar is.

summary

A combination test for detecting bacteria and their anti-
biotic sensitivity: a testkit for use in practice?

In this investigation the results obtained H-ith a testkit for delecting bacteria
and their antibiotic sensitivity (ABcheck, Vétoquinol) were compared with
those obtained using standard bacteriological procedures. Ten urine sam-
ples, ten skin samples, and ten cerumen samples were examined in parallel.
The results indicate that the testkit is not reliable with respect to whether
antibiotics should be administered and with respect to which antibiotics
should be used.

inleiding

■ ijMir-

BACTERIOLOGISCH ONDERZOEK EN GEVOELIGHEIDS-
BEPALING INÉÉN: EEN SNELTEST VOOR DE PRAKTIJK?

Een belangrijk gegeven verkregen door het bacteriologisch
onderzoek (BO) is het antibiogram (ABG). Meestal wordt
gebruik gemaakt van de agardiffusiemethode. Deze is rela-
tief eenvoudig uitvoerbaar en geeft, mits correct uitgevoerd,
betrouwbare resultaten. Bij de gangbare klinische bacterio-
logie vindt er eerst een identificatie plaats van de/het micro-
organisme(n) dat in het monster aanwezig is. Bij de beoorde-
ling van \'de groei\' zal behalve naar pathogene bacteriën ook
naar de relatieve aantallen voorwaardelijk pathogene bacte-
riën gekeken worden. De interpretatie van het standaard bac-
teriologisch onderzoek hangt dus niet alleen af van absolute
aantallen bacteriën; voor de beoordeling van wat voor een
bepaald monster \'normale kiemen in normale aantallen\' zijn
is veel ervaring vereist. Daarna wordt van klinisch relevante
kiem(en) een gevoeligheidsbepaling ingezet. Indien er meer-
dere relevante bacteriën in één monster worden gevonden,
worden zij rein gekweekt en wordt idealiter voor ieder be-
trokken bacteriespecies apart een ABG gedaan. De keuze
van de te testen antibiotica is afgestemd op de aard van het
monster, het geïsoleerde micro-organisme en de diersoort
waarvan het monster afkomstig is. De hele procedure kost
uiteraard tijd en het duurt dan ook minimaal 48 uur voordat
de uitslag bekend is.

\' Vakgroep Infectieziekten en Immunologie, afdeling Bacteriologie. Postbus 80.165.
3508 TD Utrecht.

Tijdschr Diergeneeskd 199H: 123: 502-5

Er is sinds kort een testkit verkrijgbaar waarmee binnen 24
uur gelijktijdig een BO en een gevoeligheidsbepaling kan
worden uitgevoerd. Het monster wordt hierbij rechtstreeks in
testcupjes gepipeteerd en de gevoeligheid kan al na 18-24 uur
bebroeden worden afgelezen. Dit levert dus tijdwinst op, het-
geen voor de patiënt van belang is. Een theoretisch bezwaar
van deze methode is echter dat er meestal een meng-ABG ge-
daan wordt waarbij ook (of alleen) de gevoeligheid van de
normale flora en eventuele contaminanten wordt bepaald.
Een ander verschil met de standaardbacteriologie is dat men
uitsluitend kan aflezen of wel/geen groei heeft plaatsgevon-
den; identificatie van de micro-organismen die deze groei
veroorzaken vindt niet plaats. Hierdoor blijven de selectieve
benadering en de interpretatie, die essentieel zijn voor de uit-
komst van een BO, achterwege. Bovendien kan deze identifi-
catie ook uit epidemiologisch oogpunt van belang zijn. Voor
alle monsters worden dezelfde 14 antibiotica getest.

In dit onderzoek worden de resultaten van de AB-petcheck
(Vétoquinol) vergeleken met de resultaten van de standaard-
methode van de klinische bacteriologie zoals die op het
Veterinaire Microbiologisch Diagnostisch Centrum (VMDC)
van de Faculteit der Diergeneeskunde, Universiteit Utrecht
wordt uitgevoerd.

materiaal en methoden

Monsters

Er werden tien urinemonsters van honden en katten met ver-
schijnselen van cystitis, tien cerumenmonsters van honden ver-
dacht van
Otitis externa en tien huidmonsters van negen honden
en één paard met verschijnselen van pyodermie ingezet.

Inzetten van de monsters

De monsters werden volgens het standaardprotocol van het
VMDC ingezet:

Urine: 10 |j.l urine werd geënt op een schapenbloedagarplaat
en een MacConkeyplaat Nr. 3. De platen werden 24
uur en 48 uur aëroob bebroed bij 37°C. Ook werd een
grampreparaat gemaakt van het sediment. Vervolgens
werd de groei gekwantificeerd en de bacteriën geïden-
tificeerd.

Huid: Met de swab werd de eerste entstreep op een schapen-
bloedagarplaat en een MacConkeyagar Nr. 3 geënt.
Vervolgens werd met een öse de tweede en derde ent-
streep uitgeënt. Als er stafylokokken werden geïsoleerd
werd de coagulase-reactie uitgevoerd. Bij een positieve
reactie werd vervolgens een mannitolbuis ingezet.
Oor: Met de swab werd de eerste entstreep op twee schapen-
bloedagarplaten (aëroob en anaëroob bebroed), één
MacConkeyagar Nr. 3 (aëroob), één Pseudomonasagar
(aëroob bebroed) en één Sabouraudagar (aëroob be-
broed) geënt. De tweede en derde entstreep werden
met een öse uitgeënt. Er werd tevens een gramprepa-
raat gemaakt. De platen werden bij 37°C bebroed, voor
Pseudomonas 2 x 24 uur, voor gisten 4 x 24 uur en voor
schimmels 5 x 24 uur.

-ocr page 109-

Vervolgens werd op grond van de uitslag van het BO het ABG
volgens de agardiffusiemethode gedaan, op Isosensitestagar
met antibioticatabletten (Neosensitab, Rosco). Voor gisten
werd geen gevoeligheidsbepaling gedaan.

Daarnaast werden de monsters volgens de gebruiksaanwij-
zing op de AB-petcheck ingezet.

Inzetten: het monster wordt met behulp van een swab in het
flesje met transportmedium (flesje A) gebracht. Één druppel
uit flesje A wordt vervolgens in het flesje met kweekmedium
(flesje B) gepipetteerd. Met het geïnoculeerde kweekme-
dium uit flesje B worden vervolgens alle testcupjes van de
AB-petcheck \'microtray\' behalve cupje 1 beënt. Daarna
wordt op alle cupjes een druppel paraffine gepipetteerd. Na
overnacht bebroeden bij 37°C kan de test worden afgelezen.
Aflezen: cupje I is de controle op voldoende lange incubatie,
cupje 2 is de negatieve controle, cupje 3 de positieve controle
en cupje 4 de gistdetectie. De andere 14 cupjes bevatten elk
een ander antibioticum.

Tabel 1 a. Uitslagen van het bacteriologisch onderzoek (BO) van tien urinemonsters van honden en katten en vergelijking van de conclusies met betrekking
tot het al dan niet instellen van een antibioticumtfierapie [AB] met de klassieke bacteriologie (VMDC) en de AB-petcheck (Vètoquinol).
vet gedrukt = geen overeenstemming van de resultaten

4icrsoort

uitslag BO

aantal bacteriëa\'ml urine

monstemr

interpretatie VMDC

uitslag AB-petcheck

kat

Escherichia coli

10^

1

wel AB

test herhalen

hond

Streptococcus species

102

2

geen AB

test herhalen

Bacillus species

102

hond

Escherichia coli

10<i

3

wel AB

wel AB

hond

Klebsiella species

103

4

evt AB

welAB

Staphylococcus species

lOf-

Streptococcus species

106

kat

geen groei

NVT

5

geen AB

geen AB

kat

Escherichia coli

10^

6

wel AB

wel AB

hond

Pseudomonas aeruginosa

105

7

wel AB

test niet te interpreteren

kat

mengcultuur 4 soorten

103

8

geen AB

geen AB

kat

geen groei

NVT

9

geen AB

geen AB

hond

mengcultuur 5 soorten

105

10

geen AB

wel AB

Tabel 2a. Uitslagen van het bacteriologisch onderzoek (BO) van tien cerumenmonsters van honden en vergelijking van de conclusies met betrekking tot het
al dan niet instellen van een antibioticumtherapie (AB) met de klassieke bacteriologie (VMDC) en de AB-petcheck (Vètoquinol)
vet gedrukt = geen overeenstemming van de resultaten

jliersoort

uitslag BO

aantal bacteriën

monstemr

interpretatie VMDC

uitslag AB-check

hond

Proteus mirabilis

veel

1

wel AB

wel AB

Staphylococcus intermedius

matig

hond

Staphylococcus intermedius

enkele

2

antigist therapie

geen AB

gisten niet gekweekt maar

veel

via microscopie

hond

gisten

veel

3

antigist therapie

geen AB

Bacillus species

sporadisch

hond

gisten

veel

4

antigist therapie

geen AB

hond

gisten

zeer veel

5

antigist therapie

geen AB

hond

geen pathogene bacteriën

6

geen AB

wel AB

hond

Staphylococcus intermedius

veel

7

wel AB

wel AB

mengcultuur 4 soorten

zeer veel

hond

Pseudomonas aeruginosa

zeer veel

8

wel AB

wel AB

mengcultuur 4 soorten

veel

hond

Proteus mirabilis

zeer veel

9

wel AB

wel AB

Streptococcen groep G

zeer veel

mengcultuur 4 soorten

hond

Pseudomonas aeruginosa

zeer veel

10

wel AB

wel AB

Streptococcen groep G

zeer veel

mengcultuur 4 soorten

---------------------------

----------------..................

-------------------------------------------

503

Tijdschrift voor

Diergeneeskunde, Deel

123, September,

Aflevering 17, 1998

Eerst moet worden gecontroleerd of cupje 1 rood is, als teken
dat de incubatietijd voldoende lang was. Vervolgens moeten
cupje 2 helder en cupje 3 troebel zijn. Als aan deze voor-
waarden is voldaan, mogen de antibioticumcupjes worden
afgelezen. Als het antibioticumcupje troebel is dan zijn de
bacteriën in het monster resistent tegen dit antibioticum.

RESULTATEN

Het inzetten van de AB-petcheck is na enige oefening vrij
makkelijk uitvoerbaar en kost ongeveer vijf minuten. Het af-
lezen kost nog eens vijf minuten en het onderscheiden of de
cupjes wel of niet troebel zijn is soms moeilijk. Het incuba-
tiecupje 1 wordt niet echt rood, maar de kleur varieert van
oranje tot roze of paars. Het is lastig dat de AB-petcheck tij-
dens het aflezen steeds gedraaid moet worden. Verder wor-

-ocr page 110-

den er veel antibiotica getest en afgelezen die voor de indica-
tie geen toepassing hebben en dus overbodig zijn. Dit is ech-
ter inherent aan de methode.

De uitslagen van de monsters zijn verwerkt in tabel 1 tot en
met 3, tabel 1 = urinemonsters, tabel 2 = cerumenmonsters,
tabel 3 = huidmonsters.

DISCUSSIE

De AB-petcheck gaf in drie van de 30 (10%) gevallen geen
uitslag na éénmalig toepassing. De testuitslag was twee keer
\'test herhalen\' en één keer \'test niet te interpreteren\' (Zie ta-
bel la). Deze drie monsters waren alle drie urinemonsters.
Bij twee van deze drie monsters was volgens de uitslag van
het VMDC wel een antibioticumtherapie geïndiceerd. In één
geval was de uitslag van de AB-petcheck \'veel bacteriën
aanwezig, test herhalen met verdund monster\', terwijl er 10\'*
Escherichia coli in reincultuur gekweekt werd. In het tweede
geval was de AB-petcheck uitslag \'monster is niet homogeen
of weinig bacteriën aanwezig, test herhalen\' en de VMDC-
uitslag 10^
Streptococcus-species en 10^ Bacillus-species.
Het derde monster had als AB-petcheck-uitslag \'weinig bac-
teriën in monster of dier al behandeld met antibiotica, test
niet te interpreteren\', terwijl er
Pseudomonas aeruginosa
(10-"\' bacteriën/ml urine) gekweekt werd.
Als de sneltest herhaald moet worden is de tijdwinst, het be-
langrijkste voordeel ten opzichte van de standaardmethode,
njet meer aanwezig.

Voor monsters uit normaal gesproken steriele gebieden, zo-
als bijvoorbeeld synovia, waarbij geringe aantallen bacteriën
ook klinisch relevant kunnen zijn, is de AB-petcheck onge-
schikt aangezien de grens voor het aflezen bij 10^ CFU/ml
monster ligt. Ook maakt men bij het aflezen van de AB-
petcheck geen onderscheid tussen urine verkregen via cysto-
centesis, catheterurine of spontane urine. Bij de interpretatie
van het standaard BO wordt bij catheterurine en spontaan
verkregen urine een grens van 10.000 CFU/ml urine aange-
houden. Als er minder dan 10.000 CFU/ml urine worden ge-
kweekt is dit meestal contaminatie tijdens de monstemame.
Bij urine verkregen via cystocentesis kunnen ook lagere aan-
tallen bacteriën klinisch relevant zijn.
De eerste stap bij de beoordeling van het resultaat van het
standaard BO is de vraag of de patiënt een bacteriële infectie
heeft die gebaat is bij een behandeling met antibiotica. De
AB-petcheck gaf in vijf van de 27 (totaal van 30 tests min
drie niet af te lezen tests) gevallen de uitkomst dat behande-
ling met antibiotica geïndiceerd is terwijl dat niet overeen
kwam met de interpretatie van het VMDC (Tabel la, 2a, 3a).
In zes gevallen werd door het VMDC een antimicrobiële the-
rapie aangegeven terwijl de uitkomst van de AB-petcheck
dat niet deed. Hieruit volgt dat vertrouwend op de AB-
petcheck vijf van de 27 patiënten ten onrechte met antibio-
tica zouden zijn behandeld, hetgeen uiteraard onwenselijk is.
Erger is echter het feit dat acht van de 30 patiënten een nood-
zakelijke therapie onthouden zou zijn (waarvan één \'op-
nieuw inzetten\' en één \'niet te interpreteren\' uitslag).
In totaal zouden 13 van de 27 patiënten op geleide van de uit-
komst van de AB-petcheck anders behandeld zijn dan op
grond van de gangbare methodiek zoals die op het VMDC
wordt uitgevoerd. In 16 van de 30 gevallen (53%) kwamen de
uitkomsten van beide tests overeen, dat wil zeggen met betrek-
king tot de vraag of antibiotica al dan niet geïndiceerd zijn.
De tweede stap in het standaard BO is de gevoeligheidsbepa-
ling, als men tot de conclusie is gekomen dat een antibioti-
cumtherapie zinvol is. Ook hier lopen de resultaten van het
VMDC en de AB-petcheck sterk uiteen. Van de tien gevallen
waarbij de uitkomst van beide tests was dat een antibioticum-
therapie geïndiceerd was, kwam het gevoeligheidspatroon in
negen gevallen niet of slechts gedeeltelijk overeen (Tabel I b,
2b en 3b). Omdat er met de sneltest vaak een meng-ABG

ebb

Tabel 3a. Uitslagen van het bacteriologisch onderzoek (BO) van tien huidnnonsters van negen honden en een paard en vergelijking van de conclusies met
betrekking tot het al dan niet instellen van een antibioticumtherapie (AB) met de klassieke bacteriologie (VMDC) en de AB-petcheck (Vétoquinol).
vet gedrukt = geen overeenstemming van de resultaten

persoort

uitslag BO

aantal bacteriën

monster nr

interpretatie VMDC

uitslag AB-petcheck

paard

Staphylococcus coagulase -

enkele

1

geen AB

geen AB

hond

Staphylococcus coagulase -

enkele

2

geen .AB

wel AB

mengcultuur 5 soorten

hond

Staphylococcus intermedius

zeer veel

3

wel AB

wel AB

hond

Staphylococcus intermedius

matig

4

wel AB

wel AB

mengcultuur 4 soorten

zeer veel

hond

Staphylococcus intermedius

enkele

5

evt. AB

geen AB

hond

Staphylococcus intermedius

veel

6

wel AB

geen AB

vergroenende Streptokokken

veel

hond

Staphylococcus coagulase -

sporadisch

7

geen AB

geen AB

hond

geen pathogene bacteriën

8

geen AB

geen AB

hond

geen pathogene bacteriën

9

geen AB

wel AB

hond

Staphylococcus coagulase -

veel

mengculmur van 4 soorten

veel

10

geen AB

wel AB

Tabel 1 b. Vergelijking van de antibiogrammen met twee verschillende me-
thoden bepaald: urinemonsters
Geteste antibiotica: AMX

AMCL -
CEF

ENRO =
TFT

Antibiotica waarvoor de
{meng)kweek gevoelig was,
bepaald d.m.v. AB-petcheck

TMPS =
Vet gedrukt = komt niet overeen

IBonslemr Antibiotica waarvoor

het isolaat gevoelig was,
bepaald door het VMDC

AMCL, CEF, ENRO

AMX. AMCL, ENRO,
TMPS

AMX. AMCL, CEF, ENRO,
TET. TMPS

AMX. AMCL, CEF,
ENRO,
TET
AMCL, ENRO, TMPS

AMX, AMCL. ENRO,
TET, TMPS

amoxycilline

amoxycilline met clavulaanzuur
cefalexin

enrofloxacin/marbofloxacin
tetracycline

trimethoprim/sultamethoxazole

-ocr page 111-

Tabel 2b. Vergelijking van de antibiogrammen met twee verschillende me-
thoden bepaald: cerumenmonsters

amoxycilline

amoxycilline met ciavulaanzuur

colistine/polymyxine

gentamicine

neomycine

Antibiotica waarvoor de
(mcng)kweek gevoelig was,
bepaald d.m.v. AB-petcheck

lp)nstemr Antibiotica waarvoor

het isolaat gevoelig was,
bepaald door het VMDC

AMX, AMCL
AMX, AMCL, COL.
AMX, AMCL
AMX, AMCL
resistent vooralle AB

1

7

8

9

10

AMX, AMCL, GEIN, NEO
AMCL, GEN, NEO
COL, GEN, NEO
AMCL

resistent vooralle AB

amoxycilline

amoxycilline met ciavulaanzuur
cetalexin

enrofloxacin/marbofloxacin
tetracycline

trimethoprim/sulfamethoxazole

gentamicine

fusidinezuur

lincomycine

wordt gedaan, en daarmee ook de gevoeligheid voor niet kli-
nisch relevante micro-organismen wordt meebepaald, wordt
de keuzemogelijkheid voor antibiotica beperkt. Hierdoor zal
op grond van de uitkomst van de AB-petcheck relatief vaker
met dure derdelijns antibiotica behandeld worden, hetgeen uit
het oogpunt van \'Good Veterinary Practice\' ongewenst is.
Dit bleek in vier van de tien ABG\'s het geval (wel passend bij
de indicatie, maar volgens VMDC-ABG goedkopere en in
het kader van G VP te verkiezen antibiotica beschikbaar).
Er waren echter ook antibiotica waarbij het isolaat door de
AB-petcheck als gevoelig werd afgegeven, maar via de agar-
diffusiemethode als resistent werden beoordeeld. Dit is een
emstig bezwaar, aangezien hierdoor de kans bestaat dat pa-
tiënten behandeld worden met onwerkzame antibiotica (6
van de 10 ABG\'s). Het is verwonderlijk dat voor urine en
overige monsters dezelfde sneltest wordt gebruikt, aange-
zien voor urineweginfecties bij de interpretatie van antibio-

Tabel 3b.Vergelijking van de antibiogrammen met twee verschillende me-
thoden bepaald: huidmonsters
Geteste antibiotica: AMX

AMCL -
CEF

ENRÜ -
TET

TMPS -
GEN
FUS
LIN

Vet gedrukt = komt niet overeen

Antibiotica waarvoor de
(meng)kweek gevoelig was,
bepaald d.m.v. AB-petcheck

monstemr Antibiotica waarvoor

het isolaat gevoelig was,
bepaald door het VMDC

AMX. AMCL, CEF,
ENRO, TET, TMPS,
GEN, FUS, LIN
ENRO

AMCL, CEF, ENRO,
TET, TMPS, GEN,
FUS, LIN

AMCL, CEF, ENRO.
TMPS, GEN, FLS

Geteste antibiotica: AMX

AMCL .
COL
GEN
NEO

Vet gedrukt = komt niet overeen

grammen andere breekpunten worden gehanteerd dan bij de
overige infecties. De reden hiervoor is dat de concentraties
van urinewegantibiotica in de urine veel hoger zijn dan plas-
maconcentraties (de breekpunten voor de overige infecties
zijn gebaseerd op plasmaconcentraties).
Opvallend was dat amoxycilline in vijf van de tien antibio-
grammen door de AB-petcheck ten onrechte als gevoelig
werd afgegeven. Dit is vooral voor de monsters verdacht van
Pyodermie, waar veel ß-lactamase vormende stafylokokken
als verwekker voorkomen, een groot bezwaar.
Dat de verschillen tussen de twee methoden niet alleen be-
rusten op het uitvoeren van meng-ABG\'s in de AB-petcheck
blijkt ook uit het feit dat de overeenkomst tussen de AB-
petcheck en door het VMDC in het kader van dit onderzoek
uitgevoerde meng-ABG\'s weliswaar iets groter, maar toch
ook onvoldoende was.

Verder blijkt de gistdetectie voor de cerumenmonsters niet
betrouwbaar aangezien in vier van de tien cerumenmonsters
door het VMDC gisten zijn aangetoond, terwijl op basis van
de AB-petcheck geen antibiotische of antimycotische thera-
pie zou zijn toegepast.

In deze studie is gekozen voor de vergelijking van de AB-
petcheck met de standaard klinische bacteriologie als \'gou-
den standaard\'. Uiteraard heeft ook deze laatste methode be-
perkingen. Een andere benadering zou zijn geweest om te
kijken naar de klinische effectiviteit van de behandelingen
ingesteld op grond van de AB-petcheck.
Uit de vergelijking van de standaard bacteriologie plus agar-
diffusiemethode en de AB-petcheck (Vétoquinol) kan wor-
den vastgesteld dat op grond van de uitslagen verkregen met
de AB-petcheck

- men tot verkeerde beslissingen ten aanzien van het al dan
niet instellen van een antibioticumtherapie zou komen;
men zou in bepaalde gevallen ten onrechte met antibiotica
behandelen, terwijl men in andere gevallen ten onrechte
zal concluderen dat er geen bacteriële infectie is;

- de resistentiepatronen voor antibiotica verschillen; er is
zowel een beperking van de keuzemogelijkheden, hetgeen
uit oogpunt van GVP onwenselijk is, als ook de mogelijk-
heid van een verkeerde antibioticumkeuze, hetgeen voor
de patiënten gevaar oplevert;

- de gistdetectie niet (optimaal) werkt.

Kortom, voor de praktijk is de AB-petcheck naar onze me-
ning vanwege de geringe betrouwbaarheid volstrekt onge-
schikt. De te boeken tijdwinst weegt niet op tegen de kans op
miswijzigingen met als gevolg verkeerde therapieën. De
theoretische bezwaren met betrekking tot het uitvoeren van
gevoeligheidsbepalingen op monsters in plaats van op rein-
culturen van klinische relevante kiemen geïsoleerd uit deze
monsters blijken ook in de praktijk te gelden. Voorzover de
uitkomsten overeenstemmen met die van de klinische bacte-
riologie is de antibioticumkeuze te beperkt voor verstandig
antibioticumgebruik.

-ocr page 112-

Naar aanleiding van onderstaande uit de praktijk ontvan-
gen vraagstelling vond de redactie dr. J.W. Hesselink
(Dierenkliniek Marum, Postbus 16, 9363 DCEmmeloord)
bereid voor de lezers een antwoord te formuleren.

Vraag eo Antwoord

VRAAG:

Een vijQarige KWPN-merrie wordt aangeboden voor folli-
kelcontrole op 11 april. Drie weken daarvoor was de eerste
periode van hengstigheid door de eigenaar waargenomen.
Bij het rectale onderzoek wordt een zachte follikel van 4 cen-
timeter doorsnede op het rechter ovarium waargenomen. Het
linker ovarium blijkt sterk vergroot (ongeveer 20 cm), het
oppervlak is onregelmatig en de consistentie is stevig. Het
echoscopisch onderzoek van deze dikte levert het volgende
beeld op.

A. Wat is uw diagnose op basis van deze gegevens?

B. Wat i s de behandel ing?

C. Wat is de prognose?

Q

ANTWOORD:

A. Diagnose

De echoscopie toont een beeld met vele echo-arme gebieden
die sterk variëren in omvang en gescheiden zijn door weef-
selschotten van wisselende dikte. Hoewel op grond van het
echobeeld een ovariumhematoom of abces niet volledig kan
worden uitgesloten, moet toch in de eerste plaats worden ge-
dacht aan een ovariumtumor (3,4, 17). Bij de merrie betreft
het meestal een granulosaceltumor: een goedaardige tumor
waarbij metastasering slechts uiterst zelden wordt waarge-
nomen (2).

B. Behandeling

De behandeling bestaat uit het chirurgisch verwijderen van
het afwijkende ovarium. De merrie werd na 12 uur vasten ge-
premediceerd met acepromazine\' (0.03 mg/kg, intraveneus),
xylazine^ (0.5 mg/kg, intraveneus) en methadon^ (0.05
mg/kg, intraveneus). De linkerflank werd geschoren, gewas-
sen en gedesinfecteerd. Na inductie met quaifenesine\'\' (0.5
mg/kg, intraveneus) en thiopental^ (4 mg/kg) werd de merrie
geïntubeerd en aangesloten op een half open cirkelsysteem.
De anesthesie werd onderhouden met zuurstof, lachgas en ha-
lothaan. De operatie vond plaats in rechter zijligging. Na het
steriel afdekken van het operatieveld werd een verticale huid-
incisie van ongeveer 15 cm gemaakt in het midden tussen het
tuber coxae en de achterrand van de laatste rib, beginnend net
onder de musculus longissimus dorsi. Vervolgens werden de
musculus abdominus extemus, internus en transversus in hun
vezelverloop gekliefd en werd het peritoneum met een weef-
selschaar geopend. Hemostase vond plaats door middel van
ligering en elektrocauterisatie. Het peritoneum werd geperfo-
reerd en het linker ovarium opgezocht. Na vergroting van de
incisie werd het ovarium uit de buik genomen. Vervolgens
werd het mesovarium gekneusd met een emasculator, geli-
geerd met USP 1 polyglactin 910^ en losgeprepareerd.

Na controle van het mesovarium op bloedingen werd deze
gereponeerd in het abdomen. Peritoneum en musculus abdo-
minus transerversus werden gesloten met enkelvoudige USP
O polyglactin 910 hechtingen. De musculus abdominus inter-
nus werd gehecht met enkelvoudige USP 1 polyglactin 910
hechtingen en de musculus abdominus extemus en subcutis
met enkelvoudige USP O polyglactin 910. De huidincisie
werd gesloten met enkelvoudige USP O polypropylene\'^
hechtingen. De recovery verliep zonder complicaties. Tien
dagen na operatie werden de hechtingen verwijderd.
Histologisch onderzoek bevestigde de diagnose granulo-
saceltumor.

\' Velranquit*. Sanofi.
^ Rompun^. Bayer.

> Methadon HCl 10 mg/mt*. A UV/Eurovet.
* Gujatat*-. Aesculaap.
^ Nesdonat*. Rhone Mérieux.
6 yicry*. Ethicon.
^ Prolene^, Ethicon.

Met hartelijke dank aan de Vakgroep Bedrijfsdiergeneeskunde en Voortplanting van de Faculteit der Diergeneeskunde
voor het beschikbaar stellen van de benodigde informatie ter beant^\'oording van de vraag.

REPRODUCTIE PAARD: EEN STERK VERGROOT OVARIUM

-ocr page 113-

C. Prognose

Na een succesvolle chirurgische verwijdering is de prognose
van deze aandoening goed, aangezien de kans op metastase-
ring als klein is te beschouwen.

DISCUSSIE

Granulosaceltumoren zijn bij meerdere diersoorten beschre-
ven, zoals de hond, het rund en het paard (5, 11). Hoewel het
bilateraal voorkomen van een dergelijke tumor is beschreven
(16), wordt een granulosaceltumor bij de merrie in de meeste
gevallen aan één ovarium aangetroffen, terwijl het andere
ovarium klein en inactief is. Afhankelijk van de functionali-
teit van het tumorweefsel kunnen voornamelijk drie gedrags-
patronen worden waargenomen: anoestrus, continue of in-
termitterende oestrus en hengstachtig gedrag.

Hormoonbepalingen kunnen worden gebruikt als een hulp-
middel bij de diagnostiek van een granulosaceltumor.
Inhibine is een glycoproteïne dat door de granulosacellen in
het ovarium wordt geproduceerd en de productie van gona-
dotrofe hormonen kan beïnvloeden. Met name de FSH-pro-
ductie wordt door inhibine verminderd (13). In een onder-
zoek bij 37 merries met een granulosaceltumor bleek de
inhibineconcentratie verhoogd in 34 gevallen (87%) (7).

Bij veel merries met een granulosaceltumor kan een signifi-
cante stijging van het testosterongehalte in het perifere bloed
optreden. Agressief \'hengstengedrag\' kan worden waarge-
nomen bij merries waarbij de testosteronconcentratie in het
plasma groter is dan 100 pg/ml. Dergelijke merries hebben
vaak een lastig gedrag en laten een rectaal onderzoek nauwe-
lijks toe. In de cystevloeistof van de tumoren zijn wel testos-
teronconcentraties van 75000 pg/ml waargenomen (11).

Stijging van de oestrogenenspiegel in het bloed is minder sterk
gecorreleerd met gedragsveranderingen. Een enkele keer
wordt wel nymfomaan gedrag waargenomen waarbij de oestr-
ogenenconcentratie in het plasma slechts licht verhoogd is.

Het bijzondere van de hierboven beschreven casus is dat
door de eigenaar geen andere veranderingen bij de merrie
zijn waargenomen dan dat het stro in de box altijd erg nat
was. Bovendien is het feit dat de merrie een normaal follikel
had ontwikkeld op het rechter ovarium en een normale oes-
trische cyclus vertoonde opmerkelijk aangezien bij granu-
losaceltumoren meestal een atrofie optreedt van het contrala-
terale ovarium (12, 15). In de literatuur zijn drie gevallen
beschreven van granulosaceltumoren die werden aangetrof-
fen bij merries met een normale oestrische cyclus (10).

Chirurgische verwijdering is de enige therapeutische moge-
lijkheid. Hierbij kan de tumor benaderd worden vanuit de
vagina, paramediaan, diagonaal paramediaan, de linea alba
en de flank (1, 6, 8). De laatste twee benaderingen zijn het
meest gangbaar, maar welke gekozen wordt is niet alleen af-
hankelijk van de grootte van de tumor en de lengte van het
mesovarium maar ook van de persoonlijke voorkeur van de
chirurg. In de literatuur is een hoge incidentie van peri-ope-
ratieve complicaties na het verwijderen van ovaria bij de
merrie beschreven (6,9). Recente ontwikkelingen laten zien
dat het goed mogelijk is een dergelijke tumor, mits niet al te
groot in omvang, met een laparoscopische techniek te ver-
wijderen waarbij de kans op complicaties aanmerkelijk klei-
ner is (14). De tumor in het hierboven beschreven geval
kwam vanwege de omvang echter niet in aanmerking voor
een laparoscopische benadering.

i ijr^«-

LITERATUUR

1. Carson-Dunkerley SA, and Hanson RR. Ovariectomy of granulosa
cell tumors in mares by use of the diagonal paramedain approach: 12
cases (1989-1995). J Am Vet Med Assoc 1997; 211: 204-6.

2. Gift LJ, Gaughan EM, and Schoning P. Metastatic granulosa cell tu-
mor in a mare. J Am Vet Med Assoc 1992; 10: 1525-6.

3. Hinrichs K, and Hunt PR. Ultrasound as an aid to diagnosis of granu-
losa cell tumour in the mare. Equine Vet J 1990; 22: 99-103.

4. Kahn W. Atlas und Lehrbuch der Ultraschalldiagnostik: gynäkologi-
sche Untersuchung und Reproduktion; Pferd, Rind, Schaf, Ziege,
Schwein, Hund, Katze. Schlütersche, Hannover 1991.

5. Madewell BR, and Theilen GH. Tumors of the genital system. In:
Theilen GH, and Madewell BR, eds. Veterinary Cancer Medicine.
Philadelphia, Lea and Febiger, 1987: 583-600.

6. Maeger DM, Wheat JD, Hughes JP, Stabenfeldt GH, and Harris BA.
Granulosa tumors in mares. Proc AM Assoc Equine Pract 1977; 23:
133-42.

7. McCue PM. Equine granulosa cell tumors. Proceedings Am Assoc
Equine Pract 1992;38:587-93.

8. Moll HD, Slone DE, Juzuriak JS, and Garrett PD. Diagonal parame-
dian approach for removal of ovarian tumors in the mare. Vet Surg
1987; 16:456-8.

9. Nickels FA. Complications of castration and ovariectomy. Vet Clin
North Am Equine Pract 1988; 4: 515-23.

10. Nie GJ, and Momont H. Ovarian mass in three mares with regular
estrous cycles. J Am Vet Med Assoc 1992; 201: 1043-4.

11. Nielsen SW, and Kennedy P. Granulosa cell tumor. In: Moulton JE,
ed. Tumors in Domestic Animals. Berkely, University of California
Press, 1990: 504-7.

12. Panciera RL, Slusher SA, and Hayes KEN. Ovarian teratoma and
granulosa cell tumor in two mares. Cornell Vet 1991; 81: 43-50.

13. Piquette GN, Kenney RM, Sertich PL, Yamoto M, and Hsueh AJW.
Equine granulosatheca cell tumors express inhibin Ó- and ßa-subunit
messenger ribonucleic acids and proteins. Biol Reprod 1990; 43:
1050-7.

14. Ragle CA, Southwood LL, Hopper SA, and Buote PL. Laparascopic
ovariectomy in two horses with granulosa cell tumors. J Am Vet Med
Assoc 1996; 209: 1121-4.

15. Stabenfeldt GH, Hughes JP, Kennedy PC, Meagher DM, and Neely
DP. Clinical findings pathological changes and endocrinological se-
cretory patterns in mares with ovarian tumors. J Reprod Fert suppi
1979;27:277-85.

16. Turner TA, and Manno M. Bilateral granulosa cell tumor in a mare. J
Am Vet Med Assoc 1983; 182:713-4.

17. White RAS, and Allen WR. Use of ultrasound echography for the dif-
ferential diagnosis of a granulosa cell tumour in a mare. Equine Vet J
1985; 17:401-2.

-ocr page 114-

voorgangers: dierenartsen uit vroeger tijd (29)

WILLIAM DICK
(1793-1866)

Veterinair verleden

Het is niet zo verwonderlijk dat veterinairen over het algemeen spreken van de Royal Dick (oftewel
The Dick Veterinary College\') in plaats van de Royal School of Veterinary Studies, in Edinburgh. Dick
heeft als geen ander een stenfipel gedrukt op het diergeneeskundig onderwijs in Schotland en daar-
mee op dat van de Verenigde Staten van Noord-Amerika.

William Dick werd geboren in 1793 in Edinburgh als zoon van een hoefsmid en daarmee leek zijn toe-
komst al bepaald. Hoewel hij ook wel geïnteresseerd was in de hoefsmederij, ging toch zijn grote be-
langstelling uit naar het zieke dier. Daar er in die tijd nog geen dierenartsen waren in Schotland, moest
de hoefsmid ook de zieke dieren behandelen, zodat William al dagelijks te maken kreeg met het be-
handelen van zieke dieren.

Toen hij een serie voordrachten van John Barclay over anatomie had gevolgd, zag hij zijn toekomst
helder voor zich: dierenarts worden en het vestigen van een veeartsenijschool in Schotland.

In 1817 besloot hij naar Londen te gaan om ondenwijs te gaan volgen aan de veeartsenijschool bij
Coleman. Dit bleek niet zo\'n succes. Na drie maanden onderwijs kwam Dick tot de ontdekking dat
Coleman hem weinig meer kon leren. Hij verzocht zijn professor om een diploma en kreeg dat ook.
Coleman was ongetwijfeld blij dat hij die Schot kwijt was en verlost werd van die lastige vragensteller.
Toen Dick in 1818 teruggekeerd was in Edinburgh wilde hij zijn kennis overdragen aan anderen. Hij
probeerde tot tweemaal toe om een groepje leerlingen te formeren, maar dat mislukte. Dick liet zich
echter niet ontmoedigen en de derde keer had hij succes. In 1820-1821 wist hij een klas van negen leerlingen te vormen en het jaar
daarop een van zeventien en daarmee had hij zichzelf tot leraar bevorderd. Dit was niet aan de aandacht ontsnapt van de zeer invloed-
rijke \'Highland Society\' (de latere \'Highland and Agricultural Society\'). Deze instelling zag het belang van dit initiatief en steunde Dick. Hij
ontving voor zijn leraarsschap een jaarsalaris van £ 50.-.

Gelukkig was Dick dankzij zijn uitgebreide veterinaire praktijk niet geheel onvermogend. Hij was in staat om in 1833 op eigen kosten be-
langrijke voorzieningen, zoals een sectiezaal, een collegezaal, een museum en een smederij te bouwen. De kosten hiervoor bedroegen
£ 2500.-. Bij zijn dood bleek dat Dick ongeveer £ 10.000.- uit eigen vermogen had geïnvesteerd in \'zijn\' school. Een groot kapitaal in die
tijd.

Dit alles had tot gevolg dat het aantal leerlingen groeide, zodat er in 1839 al een honderdtal was. Vooral in deze periode heeft Dick veel
steun ondervonden van zijn oude leermeester, dr. Barclay, die een aantal colleges verzorgde. De bekwaamheid van de leerlingen werd
getoetst door een commissie van veterinairen en medici, tenwijl het diploma werd uitgereikt door de Highland Society.
De school kwam tot grote bloei en verkreeg een grote internationale faam. Het leger en ook de Oost-Indische Compagnie recruteerden
hier een deel van hun paardenartsen.

In 1844 heeft een zevental vooraanstaande veterinairen, waaronder Dick, het Royal College of Veterinairy Surgeons (RCVS) opgericht,
om daardoor erkenning te verkrijgen van de professie en om het recht te verkrijgen examens te mogen afnemen en erkende diploma\'s
te mogen uitreiken. Er ontstond al snel een rivaliteit tussen de Londense en de Schotse school. Dick kwam tot de conclusie dat enkele

-ocr page 115-

■ f«

artikelen van de statuten buiten zijn medeweten waren veranderd. Toen daarna een deputatie van de
Londense school de school in Edinburgh kwam inspecteren en de nodige kritiek had op het Instituut en
de directie, ontstond een venA/ijdering. Hoewel getracht werd de eenheid te bewaren, zoals blijkt uit de
eindeloze hoeveelheid correspondentie, kwam het toch tot een breuk. De relatie met
de Highland and
Agricultural
Soc/efy werd in 1848 hersteld en deze instantie en niet de RCVS ging weer de diploma\'s
uitreiken.

De gespannen situatie tussen Edinburgh en Londen heeft de laatste tweeëntwintig jaar een stempel
gedrukt op het leven van Dick. Pas in 1881, vijftien jaar na zijn dood in 1866, werd eindelijk de \'status
quo ante\' bereikt, maar toen waren de oude strijders allang overleden.

William Dick was een gedreven man, intelligent, schrander, ambitieus. Het was bijzonder moeilijk hem
van een eenmaal ingenomen standpunt af te krijgen. Hij werd door zijn studenten op handen gedra-
gen, vooral ook omdat hij behalve veeleisend zeer goedhartig was. Daarnaast werd hij door de agrari-
sche gemeenschap bijzonder gewaardeerd vanwege zijn kennis. Ook was hij maatschappelijk actief:
onder andere als lid van de gemeenteraad, lid van de rechtbank en penningmeester van
\'The Royal
Physical Society\',
het oudste wetenschappelijke genootschap in Schotland.

Naast al zijn activiteiten wist hij een grote en vooral bloeiende praktijk op te bouwen, wat hem een for-
tuin heeft opgebracht. Tekenend voor hem was, dat hij zowel arm als rijk hielp.
Dick was een typische practicus met een feilloos gevoel voor het klinische werk. Ooggetuigen verklaar-
den dat hij in staat was om zittend op zijn stoel vanuit zijn kamer de aard van de kreupelheid van een
op straat voorbij lopend paard vast te stellen.

Een negatief punt was dat hij weinig gevoel had voor de theoretische aspecten van de diergenees-
kunde. Hoewel hij kennis maakte met mond- en klauwzeer, pleuropneumonia, schapenpokken en run-
derpest, ontkende hij het infectieuze karakter van deze ziekten. Hij lanceerde de meest merkwaardige
verklaringen over het ontstaan van de infectieziekten. Hij beschouwde rabiës als een soort griep en
schreef distomatose toe aan slechte voeding. Hij kreeg hierdoor enigszins het imago van iemand die
niet met zijn tijd meeging.

Daar stond tegenover dat hij maandelijks zijn klinische ervaringen publiceerde in de \'Veterinarian\', wat
hem door zijn aardsrivalen Coleman en Spooner niet in dank werd afgenomen.

E.P.0.

Dick heeft door een grote inzet en ook door persoonlijke financiële offers kans gezien om het dierge-
neeskundig ondenwijs in Schotland gestalte te geven en om \'zijn\' school een grote naam te bezorgen. Hij heeft minstens 800 dierenart-
sen opgeleid en aan een veel groter aantal van boeren en landeigenaren les gegeven. Zeven van zijn leerlingen hebben op hun beurt
aan het hoofd van een veterinaire school gestaan. Andrew Smith, afgestudeerd in 1861, stichtte in 1862 het Ontario Veterinary College
in Toronto en diens jaargenoot James Law werd in 1868 de eerste professor in de diergeneeskunde in de Verenigde Staten van
Amerika.

Deze rubriek wordt verzorgd door leden van het Veterinair Historisch Genootschap.

Geraadpleegde literaluur:

■ SmithF. \'The early history Ol veterinary literalure\'. Vol. 3. London, 1929(repr. 1976j.p. 15-22.

■ Pringle R.O.Merrtoir:\'Occasional papers on veterinary subjects by William Dick\'. Londen, 1869.p. 1-92

■ CarterH. \'The William Dick Bicentenary\'. Veterinary History, 1993:7:p 129-131.

■ Dunbp RH, and Williams DJ. Veterinary medk^ne. an illustrated history. St Louis, 1996:348-9
- Phillips JE. \'The lile and
irori( of William Dick\'. Br vetJ 1993; 149:321-30.

-ocr page 116-

VOEDING HOND EN KAT HEEFT WETENSCHAPPELIJKE INTERESSE

lAMS NUTRITION SYMPOSIUM 1998

Berichten en verslagen

De geschiedenis van The lAMS Com-
pany mag een commercieel sprookje
genoemd worden: de grondlegger Paul
lams ontdekte vijftig jaar geleden bij
zijn bezoeken aan nertsenhouderijen
dat de honden op deze bedrijven in op-
vallend goede conditie verkeerden. De
oorzaak, zo bleek, was dat deze hon-
den nertsenvoer aten dat zeer veel
hoogwaardig ei^it en veel vet bevatte
(hetgeen in tegenspraak was met het-
geen toen gedacht werd, dat honden
weinig eiwit en weinig vet mochten
hebben). Een nieuw bedrijf was gebo-
ren. lAMS-voeding voor gezelschaps-
dieren is nog niet lang in Europa op de
markt, maar lijkt al snel te zijn doorge-
broken in een hoog kwaliteitssegment.
Nog steeds is het een particulier be-
drijf De huidige eigenaar. Clay Ma-
thile, draagt er persoonlijk zorg voor
dat wetenschap een van de belangrijk-
ste pijlers blijft. Het lAMS Nutrition
Symposium was dan ook van een in-
drukwekkende kwaliteit.

De gasten op het symposium vertegen-
woordigden 85 universiteiten en 134
dierenziekenhuizen, -klinieken en ge-
specialiseerde praktijken. Vanuit Eu-
ropa waren ruim 90 gasten aanwezig.
37 Sprekers belichtten hun weten-
schappelijk onderzoek op het gebied
van de voeding van gezelschapsdieren.
De volgende onderwerpen kwamen
aan de orde: groei en ontwikkeling; het
beheersen van zwaarlijvigheid; voe-
ding bij stress; gezondheid van de nie-
ren; immunologie en voeding; diabe-
tes; neonatale gezondheid; voeding
van oudere dieren en gezondheid van
het spijsverteringssysteem.

Op een uniek symposium - bijna vierhonderd gezelschapsdieren-experts uit
alle mogelijke delen van de wereld (44 landen, waarvan 25 Europese) namen
eraan deel - heeft The lAMS Company de nieuwste resultaten van haar we-
tenschappelijk onderzoek gepresenteerd, dat mede in samenwerking met uni-
versiteiten binnen en buiten de Verenigde Staten is uitgevoerd. Het tweede
lAMS Nutrition Symposium werd van 30 april tot 3 mei 1998 gehouden in San
Francisco, Californië.

The lAMS Company gelooft in wetenschap. Alleen als producten wetenschap-
pelijk
aantoonbaar bijdragen aan het welzijn van honden of katten, worden ze
op de markt gebracht.

nieren

Door Sophie Deleu

Wetenschappers op het gebied van
voeding van gezelschapsdieren wissel-
den onder andere nieuwe inzichten uit
op het gebied van vezels, eiwitten en
vetzuren. De lAMS Company heeft
bijvoorbeeld een geheel eigen visie op
de voeding van patiënten met nierin-
sufficiëntie: deze patiënten, die vaak
wat ouder zijn, behoren niet zo weinig
mogelijk eiwit te krijgen - zoals hele
generaties veterinairen hebben geleerd
- maar juist tamelijk veel eiwit, van
een zeer hoge kwaliteit. Het onthouden
van eiwit aan oudere honden is vol-
gens de lAMS Company onjuist. Eiwit
in de voeding heeft geen effect op het
ontstaan en de progressie van chro-
nisch nierlijden bij hond en kat. Een te-
kort aan eiwit is echter ongewenst, om-
dat dan teveel spieratrofie en verlaging

Innnativc Reaearch in Dog andC,ai Nutrition"

Iams
Nutrition
Symposium

van de immuniteit zouden optreden,
hetgeen de dieren onnodig verzwakt.
Verder bevatten de niervoeders van
deze firma de zogenaamde Nitrogen
Trap®: stikstof en ammonia worden
door de consumptie van een mengsel
van gemakkelijk verteerbare vezels
(de samenstelling is een geheim van de
kok) in grotere mate met de faeces uit-
gescheiden, in plaats van via bloed en
uiteindelijk urine. Dit resulteert in
lagere bloed-ureum/stikstofwaarden,
hetgeen belangrijk kan zijn voor die-
ren met een gestoorde nierfunctie.

immuniteit

Een ander belangrijk onderzoeksge-
bied is de relatie tussen voeding en im-
muniteit, mogelijk van belang voorou-
dere dieren en dieren die herstellen van
een ziekte. Het lijkt zeer aannemelijk
dat bepaalde nutriënten, zoals beta-ca-
rotenen, vezels, chroom en luteïne, bij
kunnen dragen aan het functioneren
van het afweersysteem. Zo blijkt dat
dieren met een lage \'anti-oxidantsta-
tus\' gemakkelijker infecties oplopen.
Het is dus nuttig om deze, vaak oudere,
dieren extra anti-oxidantia te geven
(bijvoorbeeld beta-caroteen, selenium,
vitamine E en C etcetera). Verder zijn
er interessante aanwijzingen dat de sa-
menstelling van de voeding (met name
bepaalde vetzuren) de productie van
zogenaamde cytokines kan beïnvloe-
den die op hun beurt grote invloed heb-
ben op het metabolisme.
The IAMS Company gebruikt deze
kennis voor de voeding van de oudere
en de allergische hond: door te spelen
met de zogenaamde omega-6/omega-3
verhouding van vetzuren worden ont-
stekingsprocessen geremd. Hierbij is
de balans tussen het aandeel omega-3
en omega-6 erg belangrijk (5 tot 10
maal zoveel n-6 als n-3 vetzuren). Het
effect is onder meer een goede kwali-
teit van de vacht. Onderschat overi-
gens niet het belang van een gezonde,
glanzende vacht. Het is een teken van
gezondheid, ook voor de eigenaar.

diabetes

Natuurlijk vormt ook diabetes bij de
hond en de kat een interessant research-
onderwerp voor een voedingsfabrikant.
Het is immers mogelijk om de postpran-
diale bloedsuikerspiegel te beïnvloeden.

-ocr page 117-

{•roMlh anJ Hrvrlopm^nt
NrotMtal IK^kli
• Dithrli\'» Mit^UPfli»^\'
(irriairk Nutritit«
RcnaUUahh
iMvfiiv

. I\'hvtu\'al SiKw NutniloA
Cidicn^leitln«] linitli

zodat de toch al matig functionerende
eilandjes van Langerhans bij deze pa-
tiënten niet overmatig belast worden.
The lAMS Company heeft wat dat be-
treft haar hoop gevestigd op bepaalde
vezelmengsels, chroom en een gewij-
zigde zetmeelbron.

Het blijkt namelijk dat verschillende
zetmeelbronnen een verschillende gly-
cemische respons geven (met dezelfde
calorische waarde). \'Whole grain\'-ver-
sies verdienen bijvoorbeeld veruit de
voorkeur boven geraffineerde zetmeel-
bronnen, zoals witte rijst. Ook geven
bepaalde combinaties van zetmeel-
bronnen een hogere, dan wel lagere
glycemische respons. Gerst en gierst
zijn veelbelovende zetmeelbronnen, al
is nader onderzoek gewenst om het me-
chanisme achter de invloed op de gly-
cemische respons te achterhalen.

□BESITAS

Obesitas is een ziekte, maar wordt nog
steeds te weinig als zodanig gezien en
behandeld. De ziekte wordt bij mensen
vooral geweten aan mogelijke erfe-
lijke predispositie in combinatie met
een gebrek aan zelfbeheersing. Aan-
gezien dit bij honden en katten nauwe-
lijks de oorzaak kan zijn - alhoewel
een groot deel van de te dikke gezel-
schapsdieren een te dikke eigenaar
heeft - is het noodzakelijk tevens te
zoeken naar een fysiologische stoornis
die obesitas (mede) veroorzaakt.
Obesitas kan het gevolg zijn van 1) te-
veel eten, 2) endocriene stoomissen, 3)
een gestoorde thermoregulatie, 4) te
weinig bewegen en 5) een combinatie
van deze factoren. Behandelen zonder
te achterhalen wat de onderliggende
oorzaken zijn is gedoemd te mislukken.
The lAMS Company stelt vraagtekens
bij de \'klassieke\' behandeling van
obesitas met voeding die veel, onver-
teerbare vezels bevat om het honger-
gevoel te stillen. Onderzoek heeft an-
getoond dat deze vezels obstipatie,
gestoorde defaecatie en een dorre
vacht kunnen veroorzaken door een
slechte vertering. Dit pakt extra on-
gunstig uit als een dier naast te dik, oud
of ziek is (hetgeen juist veel voorko-
mende combinaties zijn). De lAMS-
voeding voor obese dieren bevat dan
ook een normaal vezelgehalte. De ca-
lorische distributie van het product is
optimaal afgestemd op de behoefte
van het te dikke huisdier.
De nadruk bij de behandeling - zo vin-
den ze bij lAMS - moet in elk geval
liggen op het begeleiden van eigenaar
en dier. De gezondheid van het dier
(met name de kat in verband met lipi-
dosis) moet gedurende het afvallen
streng bewaakt worden, gezien de ri-
sico\'s die snel afvallen met zich kun-
nen brengen. Maar afvallen mag ook
niet te langzaam gaan, omdat de eige-
naar dan niet langer gemotiveerd is om
aan het afvalprogramma mee te doen.

Deze en vele andere onderwerpen zo-
als de voeding van pups van grote ras-
sen, voeding van topsporthonden en
voeding in relatie tot de spijsvertering
kwamen aan de orde.
Alle deelnemers hebben een exem-
plaar ontvangen van
Recent Advances
in Canine and Feline Nutrition, Vol II:
1998 lams Nutrition Symposium
Proceedings
(564 pagina\'s). U kunt
zolang de voorraad strekt een gratis
exemplaar van de proceedings schrif-
telijk bestellen bij:
lAMS Pet Food
International Inc., t.a.v. Astrid Jacobs,
Luchthavenweg 67, 5657 EA Eind-
hoven, fax: 040-2519802, e-mail:
astrid.jacohs@iams.com.

PRIJS STICHTING PRINS LAURENT

De Stichting Prins Laurent voor het welzijn van de huisdieren en wilde dieren
stelt zich tot doel alle mogelijke initiatieven te nemen of te steunen ter bevor-
dering van het welzijn van de dieren, ongeacht hun soort en de rol die de mens
hen toebedeelt. Eén van deze initiatieven is de jaarlijkse toekenning van de
Prijs Stichting Prins Laurent.

De stichting kent de prijs toe voor een
diepgaand wetenschappelijk of ter
plaatse uitgevoerd vorsingswerk, waar-
van het doel erin bestaat het welzijn van
dieren te verbeteren of te schatten. Het
bedrag van de prijs is 500 000 BF.

De prijs wordt toegekend aan een per-
soon of een vereniging in België of in
het buitenland werkzaam zijnde. Deze
wordt slechts toegekend aan een werk
waarvan de beëindiging niet verder te-
ruggaat dan drie jaar vanaf 11 decem-
ber 1998 en volledig tot een goed einde
is gebracht met uitsluiting van projec-

ten en werken die nog in uitvoering
zijn.

De kandidaten van om het even welke
nationaliteit die zich aanbieden, moe-
ten uiterlijk vóór 11 december 1998 de
volgende documenten in tien exempla-
ren inleveren:

* Een gedetailleerd CV van de kandi-
daat( daten)

* Een scriptie die de doeleinden van
het werk, de methodiek, de resulta-
ten en de besluiten opgeeft, hierbij
inbegrepen de bijdrage dat het werk
betekent voor het welzijn van dieren

* Deze thesis moet in het Engels opge-
steld zijn en mag niet meer dan tien
bladzijden formaat A4 bedragen

* Eveneens moet de lijst opgegeven
worden van publicaties die uit het
werk zijn voortgevloeid. Daaren-
boven moet(en) de kandidaat(daten)
in bijlage afschriften van maximaal
drie publicaties toevoegen die vol-
gens hem(haar-hun) de meest ken-
merkende zijn

* Een verklaring waarbij de auteur(s)
de verzekering geeft(geven) dat
hij(zij) alle personen die aan het
werk hebben medegewerkt op de
hoogte zijn gebracht van zijn(haar-
hun) kandidatuur voor de prijs

De kandidaturen moeten uiterlijk 11
december 1998 zijn opgestuurd naar
het volgend adres: Stichting Prins
Laurent, Evenaarstraat 45, B-1180
Brussel, België.

-ocr page 118-

mäm

■■ ■ M

\'Clinical research en homeopathie\';
het klinkt als twee tegengestelden.
Klaus Linde, medisch onderzoeker te
Duitsland, werpt een kritische blik op
\'clinical trials\'. Is de populariteit van
de homeopathie een geloofskwestie of
bestaat er ook empirisch bewijs voor
de effectiviteit? Om tot een statistisch
onderbouwde uitspraak te komen, ver-
zamelde hij publicaties van gecontro-
leerde klinische onderzoeken. Uitein-
delijk selecteerde hij 89 dubbelblinde
en/of gerandomiseerde, placebo-ge-
controleerde studies van voldoende
kwaliteit. De resultaten werden op sys-
tematische wijze met elkaar gecombi-
neerd (meta-analyse) en nauwgezet
onderzocht op mogelijke andere facto-
ren die de resultaten zouden kunnen
beïnvloeden. Geen van die factoren
deed het positieve statistisch signifi-
cante effect in vergelijking met place-
bobehandeling teniet.

Een casestudy: Epilepsie

Andreas Schmidt uit Zwitserland pre-
senteerde de volgende casestudie.
Een Duitse herder, teeQe, twee-en-een-
half jaar oud, kreeg op 11 augustus
1990 voor het eerst anti-epileptica (phe-
nobarbital) nadat ze drie aanvallen in
twee maanden tijd had gekregen. De
aanvallen zagen er als volgt uit: Ze liep
ongewoon rond, had een doffe blik in
haar ogen en was niet meer aanspreek-
baar. Ze sprong telkens in haar ketting,
kronkelde en spartelde krampachtig. De
aanval duurde ongeveer drie minuten.
Op 11 september 1990 kreeg ze op-
nieuw een aanval, twee dagen na ver-
mindering van phenobarbitaldosis. De
phenobarbitaltherapie werd voortgezet.
Op 24 november 1990 werd de homeo-
pathische anamnese afgenomen waar-
bij de volgende opvallende sympto-
men naar voren kwamen:

\'HOMEOPATHY OPENING UP\'

HOMEOPATHIE ONDER GARANTIES VAN KWALITEIT EN DESKUNDIGHEID

\'Homeopathy opening up\'; een spetterende titel voor het 53ste wereldcongres
voor homeopathie dat onlangs in de RAI gehouden werd. Een wereldcongres
voor artsen, onderzoekers, farmaceuten én veterinairen om samen te werken
aan de verdere ontwikkeling van de homeopathie. Een wereldcongres waarbij
we naast case-studies op de hoogte gehouden werden van de laatste ontwikke-
lingen op het gebied van wetenschap, provings en meta-analyses over klinisch
effectiviteitsonderzoek.

Mind, company- aversion to-presence
of strangers.

Mind, dislikes her own children (aver-
sion- children, to- own, her)
Mind, kleptomania
Mind, ailments from-mortification
generals, food and drinks-milk-desire
generals, convulsions-excitement, from

Dit soort symptomen worden als sleu-
telsymptomen gezien in de homeopa-
thie en leiden tot de keuze van een be-
paald homeopathisch middel.
Er werd Lycopodium in M-potentie
toegediend. De phenobarbitaldosis
werd gereduceerd in een tijdsbestek
van twee maanden.

Door de behandeling verminderde de
agressiviteit van de hond een beetje en
ze verloor haar schuwte voor water.
Gedurende vier jaar kreeg ze geen aan-
vallen meer.

Op 10 april 1995 kreeg ze weer een
aanval. Na lycopodium in M-potentie
was ze weer zonder aanvallen tot 12
juni 1995. Toen kreeg ze vier aanval-
len op dezelfde middag. Er werd weer
Lycopodium toegediend, maar nu in
XM potentie; echter zonder resultaat.
De aanvallen stapelden zich op en kon-
den slechts enigszins onder controle
gehouden worden met phenobarbital.
Ze kreeg al 150 mg per dag, was hier-
door sterk gesedeerd en kreeg toch
weer een heftige aanval. Haar levens-
geschiedenis eindigt op 25 maart 1996
met euthanasie.

De visie van Klaus Linde: Onvol-
doende overtuigend bewijs?

Er wordt gesteld dat ondanks het grote
aantal positieve uitkomsten uit kli-
nisch onderzoek er onvoldoende over-
tuigend bewijs is voor de eenduidige
werkzaamheid van de homeopathie bij
afzonderlijke klinische indicaties. Er
blijven te veel vragen onbeantwoord.
Clinical trials zijn mogelijk mislei-
dend. Waar is de sluitende verklaring
voor het werkingsmechanisme van de
homeopathie? In de praktijk is men te-
vreden als de behandeling effect heeft.
Er zijn legio voorbeelden van reguliere
geneesmiddelen waarvan de werkings-
mechanismen niet of nauwelijks wor-
den begrepen. Aanvaarden dat een ex-
treem verdunde stof die met de huidige
technieken niet aantoonbaar is, nog
enig effect kan hebben, staat gelijk aan
twijfelen aan essentiële begrippen uit
de moderne natuurwetenschap. Dit
maakt homeopathie voor reguliere we-
tenschappers tot een speciaal geval.
Het overall-effect van de homeopathie
kan echter veel meer zijn dan placebo
en toch moeilijk meetbaar in double
blind-placebo proeven.

Door Angelique Broos

Wat de homeopathie nodig heeft zijn
goed gecontroleerde provings; prakti-
sche ervaringen systemisch verifiëren;
prospective case-studies uitvoeren en
alle gegevens nauwkeurig documente-
ren. Er is fundamenteel onderzoek no-
dig naar het basisprincipe van de ho-
meopathie. Homeopathen moeten
leren hun resultaten kritisch te bekij-
ken. Er is meer informatie en feed-
back nodig. Dit kan bereikt worden
door een netwerk te vormen van on-
derzoekers, artsen, farmaceuten en ve-
terinairen.

\'Homeopathy opening up\': een con-
gres met op de eerste ochtend al meer
dan 600 deelnemers uit 37 landen.
\'Homeopathy opening up\': een frisse
aanzet tot samenwerking met als doel
homeopathie onder garanties van kwa-
liteit en deskundigheid aan de bevol-
king ter beschikking te stellen.

Bron:

- Liga-congres 1998: sprekers Linde
K en Schmidt A.

- Linde K, Clausius N, Ramirez G,
Melchart D, Eitel F, Hedges LV, and
Jonas WB. Are the clinical effects of
homeopathy placebo effects? A
meta-analyse of placebo-controlled
trials. The Lancet 1997; 350: 834-
42.

- Kleynen J, Knipschild P en Riet G
ter. Effectiviteit van homeopathie.
De Psycholoog 1992; 141-7.

- Bol A. Onderzoek wijst uit: Home-
opathie geen placebo! M.A. medisch
wetenschappelijke afdeling, VSM
geneesmiddelen b.v. 1998.

-ocr page 119-

Begin juli 1998 is het 10.000ste IBR-
vrij certificaat uitgereikt aan maat-
schap G.J. de Moei te Stompetoren.
Deze mijlpaal onderstreept het be-
lang dat veehouders hechten aan de
bestrijding van IBR. Tegen het eind
van het jaar hebben naar verwach-
ting tussen de 15.000 en 20.000 vee-
houders het begeerde certificaat in
bezit. Dit is een aanzienlijk hoger
aantal dan voorzien.

De verpHchte IBR-bestrijding is sinds
1 mei van kracht. De aanvragen voor
een IBR-vrij certificaat blijven bin-
nenstromen. Gecertificeerde bedrijven
zijn vrijgesteld van de verplichte en-
ting met een markervaccin. Dit bete-
kent een besparing van pakweg ƒ 16,-
per koe per jaar. Daarnaast kunnen
deze bedrijven IBR-vrij gecertificeerd
rundvee verkopen.

Veehouders die voor een (gedeelte-
lijke) vrijstelling van de entplicht in
aanmerking willen komen, dienen
voor 1 augustus hun aanvraagformu-
lier in te vullen en op te sturen naar de

10.000STE IBR-VRIJ CERTIFICAAT UITGEREIKT

Gezondheidsdienst voor Dieren. Dit
geldt allereerst voor veehouders die in
de lopende entperiode een IBR-vrij
certificaat willen verkrijgen. Ook geldt
dit voor veehouders die een erkenning
IBR-vrij jongvee willen aanvragen of
in aanmerking willen komen voor de
ontheffing vleesvee.

De Gezondheidsdienst heeft ten behoeve
van de IBR-bestrijding een helpdesk in-
gericht: telefoon: 0900-2023251.

PROEF MET BEMIDDELING VOOR DIERENPENSIONS KRIJGT VERVOLG

DIBEVÜ HELPT BIJ ONDERBRENGEN HUISDIER
TIJDENS VAKANTIEPIEKEN

Gedurende de vakantieperioden zijn
veel dierenpensions vol. De consu-
ment die vaak laat besluit op vakantie
te gaan, moet dan veel pensions gaan
afbellen om na te gaan waar nog wel
plaats is voor het huisdier. Dieren-
pensions die vaak al vol zitten worden
dan overspoeld met telefoontjes en
consumenten krijgen veelal nul op het
rekest. Slechts na lang zoeken slaagt
men er in een plaats te bemachtigen.
Op het verzoek van Dibevo-leden
met een dierenpension is de branche-
organisatie in juni voorzichtig be-
gonnen aan consumenten door te ge-
ven in welke dierenpensions in hun
omgeving nog plaatsen vrij waren.

Het aantal aanvragen nam snel toe
toen dierenpensions die geen ruimte
meer hadden de consument doorver-
wezen naar Dibevo, die op zijn beurt
weer de consument in contact bracht
met aangesloten dierenpensions waar
nog wel plaats vrij was. Met name in
de maand juli liep het aantal aanvra-
gen soms op tot meer dan vijftig per
dag. Vooral het slechte weer en de
run op last-minute reizen is volgens
de branche-organisatie reden van
deze toeloop geweest.

Amersfoort - De proef die de branche-organisatie Dibevo in juni is gestart om
huisdierbezitters gratis door te verwijzen naar dierenpensions waar nog
plaats is, krijgt een definitief karakter. Na een kleine twee maanden zijn meer
dan duizend huisdierbezitters doorverwezen naar dierenpensions die nog wel
plaats hadden.

Volgens Dibevo-voorzitter Joost de
Jongh gaat de service voorlopig ge-
woon door. \'Deze nieuwe activiteit
voorziet kennelijk in een behoefte en
nog steeds komen er tientallen tele-
foontjes per dag binnen.\' In het najaar
zal de proef worden geëvalueerd.
Zeker is dat deze service ook in andere
piekperioden zoals tijdens de kerst-,
carnavals-, voorjaars-, paas- en pinkst-
ervakantie, voor de aangesloten die-
renpensions en de huisdierbezitter zal
worden aangeboden.

-ocr page 120-

De verdere uitwerking van dit concept
zal het voornaamste onderwerp van dis-
cussie zijn tijdens de derde Ronde Tafel
Conferentie van de AVC, die gehouden
zal worden in Cambridge van 9 tot 11
oktober 1998. Een voorstel zal dan wor-
den uitgewerkt en afgerond. De GEP-
code sluit aan bij de reeds bestaande
code voor Good Veterinary Clinical
Practice (GCPv) met betrekking tot het
uitvoeren van en toezicht houden op
klinische studies. Dit is een belangrijke
ontwikkeling omdat dit type werk-
zaamheden in veel gevallen de hoofd-
activiteit van de AVC-leden vormt.

Tijdens de algemene ledenvergadering
van de AVC in Verona werd bekend
gemaakt dat vijf nieuwe leden waren
toegelaten, te weten twee uit Duits-
land, één uit Italië, één uit Frankrijk en
één uit Nederland. Het totale ledental
bedraagt nu 22, afkomstig uit zes ver-
schillende landen. Door de toenemen-
de belangstelling voor lidmaatschap
kan worden verwacht dat het aantal le-
den zich verder zal uitbreiden.
Een brochure met daarin de namen van
de leden en de expertise van elk lid zal
binnenkort worden uitgegeven. In de
brochure zal worden benadrukt dat het
lidmaatschap van de AVC streng ver-
bonden is met de verplichting zich te
houden aan de AVC Code of Ethics en
aan de bestaande voorschriften van

De Association of Veterinary Consultants (AVC) zal een kwaliteitsnormcode
voor de werkzaamheden van haar leden als expert of adviseur ontwikkelen
onder de naam Good Expert Practice (GEP). Dat is een van de belangrijkste
resultaten van de 1997 Ronde Tafel Conferentie van de AVC, die plaatsvond
in Verona, Italië, in oktober 1997.

1937 RONDE TAFEL CONFERENTIE ASSOCIATION OF VETERINARY CONSULTANTS

KWALITEITSNORMCODE VOOR EXPERTS EN ADVISEURS

GCP en GLP. De voorgestelde code
voor GEP zal daar straks aan worden
toegevoegd.

Verdere informatie over de A VC en de
1998 Ronde Tafel Conferentie in Cam-
bridge (UK) kan worden opgevraagd bij
de Algemeen Secretaris van de AVC,
Dr. Luc Jansegers, Kerselarendreef 80,
Sint Gillis Waas, België, telefoon: 0032
- 3 - 7801723, fax: 0032 - 3 - 770403, e-
mail: lucjansegers@club.innet.be of bij
de nationale vertegenwoordiger Dr.
Christiaan Folkers, Burgemeester van
Hellenberg Hubarlaan 5, 1217 U
Hilversum, telefoon: 035 - 6243200,
fax: 035 - 6243200, e-mail: fólkers@
hacom.nl.

De internationale vereniging Association of Veterinary Consults (AVC) werd in 1995
opgericht voor dierenartsen die als onafhankelijke deskundigen of adviseurs optreden.
De leden zijn werkzaam in de commerciële en technische sector en op het gebied van
productregistratie, veelal op het gebied van de dierlijke productie in de ruimste zin van
het woord zoals productontwikkeling, productie, registratie, marktonderzoek, advies-
werk verband houdende met ondememersstrategie, biotechnologie, enzovoort. De ver-
eniging is bedoeld om de kwaliteit van hun werk te waarborgen en te bevorderen op ba-
sis van gemeenschappelijk aanvaarde standaarden. De leden treden op als individuele
deskundigen of maken gebruik van het intemationaal netwerk van AVC.

Janssen-Cilag B.V. heeft een video ge-
maakt met als titel
\'Als je paard je lief
is. Ontwormen\'.
Het is een heldere uit-
eenzetting door J.H. Boersema van de
Faculteit der Diergeneeskunde over de
symptomen van worminfecties, de
soorten wormen en de verschillen er-
tussen, de schade die ze aanrichten en
de wijze van behandeling met pyrantel
en ivermectine (Furexel).

Ten slotte komt nog de behandeling
met Furexel tegen horzellarven aan de
orde. De film is met medewerking van
springmiter Wout-Jan van der Schans
en hengstenhouder Gert-Jan van Olst
gemaakt en bestemd voor voorlichting
aan paardenhouders.

AUV VETERINAIRE MEDIATHEEK HEEFT
TWEE NIEUWE PRODUCTEN

De AUV Veterinaire Mediatheek biedt twee nieuwe producten aan, namelijk
een videoband over het ontwormen van paarden en het
\'Dagboek van een
paard, deel II. Beenproblemen\'
op cd-rom.

De film kan besteld worden bij de AUV
(0485 - 33 55 55) en heeft bestelnum-
mer A 109. De verhuurprijs bedraagt
f 62,- en de verkoopprijs
ƒ 92,- inclu-
sief verzending, exclusief BTW.

De video \'Dagboek van een paard,
deel II: beenproblemen\'
is nu ook op
cd-rom te krijgen en reeds te bestellen
onder nummer C 01. Het is de eerste
cd-rom in de collectie van de Veteri-
auy

VETERINAIRE
MEDIATHEEK

naire Mediatheek. Deze cd-rom is uit-
sluitend te koop; de prijs bedraagt
ƒ90,-.

Nadere informatie over deze cd-rom
volgt nog.

CD. W. König,
directeur AUV Veterinaire
Mediatheek.

-ocr page 121-

Prof. dr. ir. Aalt Dijkhuizen verlaat per
1 september 1998 het Departement
Economie en Management van de
Landbouw Universiteit Wageningen
en treedt in dienst van Nutreco in
Boxmeer als Manager Corporate
Strategy & Development.

BENOEMING MOVIR

De heer prof dr. J.H. Kingma is door
de Algemene Ledenvergadering van
verzekeringsmaatschappij Movir be-
noemd tot lid van de Raad van
Commissarissen. De heer drs. P.F.H.F.
Mastenbroek is de nieuwe voorzitter
van de Raad van Commissarissen van
Movir. Hij volgt de heer dr. F.A.J. van
Hussen op die de Raad verlaat na 19
jaar bestuurlijke betrokkenheid.

HANDIGE BROCHURE MINAS

De ministeries van LNV en VROM
hebben gezamenlijk een brochure la-
ten ontwikkelen over MINAS, het
Mineralenaangiftesysteem. De bro-
chure is bedoeld voor mensen die zij-
delings met de landbouw te maken
hebben en is wellicht ook interessant
voor dierenart.sen in de landbouwhuis-
dierensector.

De brochure MINAS is gratis en uitslui-
tend schriftelijk te bestellen bij: ministe-
rie van Landbouw, Natuurbeheer en
Visserij, ter attentie van In/btiek,
Postbus 20410, 2500 EK Den Haag, fax
0703786185.

Op zondag 27 september 1998 zal er een
nieuw veterinair voetbaltoernooi Ne-
derland-België worden gehouden in
Behringen (gelegen tussen Antwerpen
en Hasselt). Voor dit toernooi worden
twee Nederlandse teams uitgenodigd.
Om vooral ook de jongere dierenartsen
erbij te betrekken is er voor u en kinde-
ren \'s middags een zogenaamd \'animale
programma\'. Er is eerst om 12.00 uur
ontvangst met broodjes, vervolgens
twee voetbalwedstrijden en daarna een

Dit jaar werden de volgende aanvra-
gen toegekend:

♦ Mevrouw K. Piets voor onderzoek
naar kalversterfte en -groei in Tan-
zania (ƒ 200,- voor materialen).

♦ Mevrouw W. Wapenaar voor onder-
zoek naar heartwater bij geiten in
Mozambique (ƒ 4000,-).

♦ Prof dr. A. Rijnberk vooronderzoek
naar
de rol van groeihormoon bij de
Pathogenese van cardiomyopathie
(ƒ 8000,-).

barbecue (dit alles is gratis). Het geheel
wordt gesponsord door Hoechst en
Verdifarm (dochter van de AUV).

Belangstellende voetballers kunnen zich
eventueel met vrouw en kinderen opge-
ven bij ondergetekende. De selectie zal
plaatsvinden op volgorde van binnen-
komst. Telefoon: 0527 - 291261, fax:
0527-291868.

VETERINAIRE VOETBALLERS GEZOCHT
VOOR NEDERLAND-BELGIË

J. Hagendijk

COMMISSIE BDVZO

De commissie BDVZO (Bevordering Diergeneeskundig en Vergelijkend
Ziektekundig Onderzoek) stelt het op prijs om de leden van de KNMvD op de
hoogte te stellen van haar inzet om onderzoek op de terreinen van de dierge-
neeskunde en vergelijkende ziektekunde te helpen stimuleren. Het beleid van
de commissie is erop gericht de beschikbare gelden aan te wenden voor het on-
derzoek zelf en niet voor bijkomende kosten.

* Dr. H. Nederbracht voor foto-appa-
ratuur ten behoeve van moleculair-
biologische technieken in pathologi-
sche diagnostiek en pathogenetisch
onderzoek (ƒ 13.500,-).

* Mevrouw H. Bolhuis voor onder-
zoek naar endoparasieten bij apen op
Sumatra (ƒ4.500,-).

Namens de commissie BD VZO:
P. Zwart, secretaris.

STARTCONFERENTIE
DIERVEILIGHEID

De Stichting Dierveiligheid (SDV) or-
ganiseert
dinsdag 29 september 1998
te Breukelen (in samenwerking met
Universiteit Nijenrode) haar officiële
Startconferentie. Over de programme-
ring zullen praktijken die zich reeds
hebben aangemeld voor het project
Dierveiligheid nog nader worden geïn-
formeerd. Ook als u of uw praktijk nog
niet deelneemt aan dit project, kunt u
zich voor meer informatie - over zowel
de Startconferentie als het project
Dierveiligheid - wenden tot SDV
(Koos Voermans, Peter van Boekei,
telefoon: 030-2510111).

Bij de stichting Eekhoornopvang be-
staat het vermoeden dat slechts weinig
dierenartsen van het bestaan van deze
stichting op de hoogte zijn. De stich-
ting krijgt jaarlijks rond de 200 eek-
hoorns in de opvang en is zeven dagen
per week 24 uur per dag bereikbaar. Na
melding haalt de stichting de zieke en
gewonde eekhoorns uit heel Nederland
op. Personen die een zieke of gewonde
eekhoorn vinden, wordt aangeraden
het diertje in een kleine ruimte - bij-
voorbeeld een doos - op te sluiten (ook
al is hij nog zo klein en ziek) en beslist
geen eten of drinken te geven. De rode
eekhoorn valt sinds september 1994
onder de Natuurbeschermingswet. Het
vervoeren en opvangen van eekhoorns
is in principe niet toegestaan. De stich-
ting Eekhoornopvang heeft hiervoor
echter een ontheffing van het ministe-
rie van Landbouw, Natuurbeheer en
Visserij.

Voor meer informatie en doorverwij-
zing: Stichting Eekhoornopvang, Post-
bus 264, 3454 ZM De Meern, tel. 030-
6667372 (dagen nacht), giro 34 35 17.

STICHTING EEKHOORNOPVANG

De stichting Eekhoornopvang heeft zich toegelegd op de opvang van zieke, ge-
wonde en moederloze eekhoorns. De doelstelling is deze dieren, zodra ze weer
in staat zijn voor zichzelf te zorgen, terug te zetten in de natuur.

-ocr page 122-

Het veterinair wereldcongres 1999
(World Veterinary Association) -
Mondial Vet 99 - vindt voor de 26^
keer plaats van 23 tot en met 29 sep-
tember in de \'geboorteplaats\' van
de eerste veterinaire hogeschool ter
wereld: Lyon. Tegelijkertijd vin-
den het 24® wereldcongres gezel-
schapsdieren (World Small Animal
Veterinary Association) en het
vijfde Fecava-congres plaats (de

Europese vereniging van dierenart-
sen voor gezelschapsdieren).

Onder de vele bekende sprekers be-
vindt zich onder andere een Nobel-
prijswinnaar. Op dit congres wordt u
bijgepraat over de nieuwste stand
van veterinaire wetenschap en tech-
niek.

Voor meer informatie: Mondial Vet 99,
CNVSPA 40 Rue de Berri, F75008
Paris, tel. 33(0)153839160, fax
33(0)153839169, Internet: http .
Ihtvm\'.
mondialvet99.org, e-mail: mondialvet
@aol.com (zie ook doorlopende agen-
da).

CNVSPA WVA WSAVA FECAVA

MONDIAL VET 99

<
O

z ^ap

O & &

—TSJSSST\'

^ «iL

LU

EFFECTMTEITSVERZEKERING BIJ VLOOIENPRÜDUCTEN

Ii4l

Alle eigenaren die een verpakking
Duowin, Defendog, Defencat en/of
Indorex IGR in de praktijk kopen kun-
nen aanspraak maken op een \'gratis ef-
fectiviteitsverzekering\'. Dit houdt in
dat uw cliënt(en) het volledige aan-
koopbedrag terugkrijgen wanneer men
niet tevreden is over het resultaat van
de behandeling. Deze kwaliteitsgaran-
tie onderstreept nog eens het vertrou-
wen dat Virbac in haar eigen produc-
ten heeft. Voor uw cliënten betekent
deze verzekering maximale zekerheid.
Niet goed, geld terug. Uiteraard is het
wel van belang dat men zich houdt aan
de adviesdosering en andere aanbeve-
lingen (alle in huis aanwezige dieren
behandelen met een daarvoor bestemd
middel, voldoende omgevingsspray
gebruiken, etcetera). Sinds 15 juni
1998 worden de verpakkingen van de
vlooienproducten voorzien van een
opvallende gele sticker om de huis-
diereigenaar te informeren over deze
\'verzekering\'.

Indien een cliënt niet tevreden is over
de effectiviteit kan men zich recht-
streeks wenden tot Virbac. De cliënt
ontvangt een formulier dat volledig
ingevuld aan Virbac geretourneerd
moet worden. Na interne beoordeling
zal het oorspronkelijk aankoopbedrag
worden teruggestort op de rekening
van uw cliënt (hiervoor heeft de be-
treffende eigenaar een aankoopbon
nodig).

Deze (en meer!) informatie staat te-
vens in
\'Vlooieninfokrant\', welke ter
attentie van de assistente naar de die-
renartsenpraktijken is verstuurd. De
nieuwsbrief niet ontvangen? Voor één
of meerdere exemplaren belt u met
Virbac Nederland BV; 0342-427127.

NIEUWE CLEANSPRAY®. INTENSIEVE VACHT- EN HUIDREINIGER

Een taak waarmee een dierenartsassis-
tente vaak te kampen heeft, is het
schoonmaken van de vacht van hon-
den en katten.

Vooral na een operatie zitten er vlek-
ken op de huid en de vacht van de die-
ren. Een hulpmiddel daarvoor is on-
langs door Apharmo op de markt
gebracht. Deze intensieve reiniger
kreeg de naam Cleanspray.

Cleanspray kan niet alleen worden toe-
gepast voor en na operaties, maar is
bijvoorbeeld ook handig voor het
schoonmaken van bijtgaten of het ver-
wijderen van modder. Cleanspray is
onder andere samengesteld uit aloë
vera, Sterisol® en kamille. Voor ƒ 9,95
bestelt u Cleanspray bij Apharmo,
Aesculaap of AUV.

Geïnteresseerd? Neem contact op met
Apharmo B.V. in Arnhem. Telefoon:
026 - 362902

-ocr page 123-

ÉflÉfatt/Éiitiffliii^^

Ml i^l

■i i M

-amÈm

HOECHST ROUSSEL VET INTRODUCEERT PREVACUN® NT

Hoechst Roussel Vet introduceert
Prevacun® NT, een influenza/tetanus-
vaccin voor paarden met de recente vi-
russtam Newmarket/2/\'93.

Door antigenische drift verandert de ge-
netische code van het A/equine-2 virus
continu. Oudere virusstammen geven
een minder goede immuniteitsopbouw
tegen recente virusstammen, waardoor
de effectiviteit van vaccins die oudere
virusstammen bevatten, afiieemt. In
1995 concludeerden OIEAVHO-experts
dan ook dat alle nieuwe influenzavac-
cins de recente stam Newmarkt/2/\'93
zouden moeten bevatten als de meest re-
presentatieve stam van alle Europese
Ayequine-2 stammen.

Prevacun® bevat Newmarket/2/\'93, de
meest recente virusstam in een influ-
enzavaccin in de Benelux, waardoor
een goede en langdurige immuniteit
tegen influenza wordt opgebouwd.

Het vaccin is verkrijgbaar in voorge-
vulde injectiespuiten inclusief naald
en in een 10 ml flacon (5 doseringen).

APHARMO B.V. ASPIRANT-LID VAN FIOIN

Sinds 1 januari 1998 is Apharmo B.V.
aspirant-lid van de FIDIN, de branche-
organisatie van fabrikanten en impor-
teurs van diergeneesmiddelen in
Nederland.

Naast Apharmo B.V. bestaat de FIDIN
uit nog 20 leden. Deze bedrijven spe-
len allen een voorname rol in de veteri-
naire pharmacie in Nederland. De pro-
ducten van Apharmo worden vanaf 1
januari 1999 opgenomen in het FIDIN
Repertorium Diergeneesmiddelen dat
de FIDIN aan een groot aantal dieren-
artsen in Nederland verstrekt.
Apharmo groeit en streeft ook via het
lidmaatschap van de FIDIN naar een
optimalisering van \'efficiency in ani-
mal health care\'!

MINIPIL® EN ANOVUTAB®, NU GOED VOOR EEN HALF JAAR
BESCHERMING

De anticonceptiemiddelen van Aphar-
mo zijn een begrip. Minipil (2 mg me-
gestrolacetaat) is marktleider als het
gaat om de markt voor poezenpillen.
Anovutab is de medroxyprogesteron-
houdende anticonceptiepil. Deze ver-
trouwde anticonceptiva hebben niet al-
leen een nieuwe oranje verpakking,
maar zijn daarnaast doordat de blisters
uit 26 tabletten bestaan goed voor een
half jaar bescherming. Door de mooie
kleine smakelijke tabletten zijn deze
tabletten makkelijk in te geven, ook bij
wat kleinere dieren.

Apharmo B. V. in Arnhem levert Mini-
pil en Anovutab. Voor informatie: tele-
foon: 026-362 90 22.

ADVANTAGE-ACTIE VAN BAYER

Vooral in de zomer kunnen vlooien
een hardnekkige bron van irritatie zijn
voor hond of kat. Advantage verlost
honden en katten niet alleen razend-
snel van vlooien, maar zet ze er ook
nog eens gekleurd op. Onder dit motto
start Bayer een actie om de keuze voor

FELIWAY TRANSPORT®

KAT RUSTIG OP REIS

Sinds kort is het product Feliway
Transport® verkrijgbaar. Het bevat ge-
zichtsferomonen van de kat. Zij geven
de kat een gevoel van veiligheid tij-
dens transport. Ongeveer een half uur

Advantage extra aantrekkelijk te ma-
ken.

Bij aankoop van een verpakking
Advantage krijgt iedere dierenbezitter
dan ook tijdelijk een fotocamera van
Agfa cadeau.

Als uw cliënten in de praktijk een deel-

voor vertrek dient de reismand in elke
hoek gesprayed te worden. Als de al-
cohol vervlogen is, doen de feromonen
hun werk.

Feliway Transport*^ is volkomen reuk-
namekaart afhalen en deze vóór 1 ok-
tober 1998 ingevuld en met een streep-
jescode van de verpakking opsturen,
ontvangen zij de camera zo snel moge-
lijk thuis. En kunnen alle honden en
katten dankzij Advantage vlooienvrij
op de foto.

loos voor mensen en uitsluitend ver-
krijgbaar bij de dierenarts.

Voor meer informatie: Sanofi Santé
BV, telefoon: 010-5931399.

-ocr page 124-

Hans-Jürgen Wintzer. 2., vollständig
überarbeitete Auflage, Parey Buch-
verlag Berlin 1997. ISBN 3-8263-
3031-5.

Dit 608 pagina\'s tellende Duitstalige
boek geeft een vrij volledig overzicht
van de diergeneeskunde van het paard,
mede doordat bij de totstandkoming
diverse auteurs zijn betrokken. Het
boek is ingedeeld in 13 hoofdstukken:

- ademhalingsapparaat (H. Gerber)

- circulatieapparaat (J. Kroneman)

- digestieapparaat (H.-J. Wintzer/W.
Kraft)

- nieren en urinewegen (H. Keiler)

- geslachtsapparaat van merrie en
hengst (P. Glatzel/H. Keiler)

- locomotie-apparaat (H.-J. Wintzer)

- aandoeningen van hoofd en hals (A.
Krähenmann / H.-J. Wintzer)

- aandoeningen van de romp (H.-J.
Wintzer)

- huidaandoeningen (W. Kraft)

- aandoeningen van het centraal ze-
nuwstelsel (H.-J. Wintzer / H.
Gerber / H. Ludwig)

- infectieziekten (W. Bisping / H.
Gerber)

- stofwisselingsziekten (J. Kroneman
/ H.-J. Wintzer)

- intoxicaties (H.-H. Frey).

De gedachten ten aanzien van de respi-
ratoire aandoeningen komen groten-
deels overeen met de in Nederland ge-
bruikelijke. In Nederland lijken
Rhodococcus e^i//-infecties bij veu-
lens echter een grotere rol te spelen
dan hier beschreven. Ook het hoofd-
stuk over het circulatie-apparaat komt,
waarschijnlijk mede gezien het feit dat
het door prof Jan Kroneman is ge-
schreven, overeen met wat wij geleerd
hebben. Helaas komen de diverse tele-
metrische technieken om ECG\'s vast
te leggen en de echocardiografie niet
echt aan bod.

Ifiri

KRANKHEITEN DES PFERDES, EIN LEITFADEN FÜR
STUDIUM UND PRAXIS

Het hoofdstuk over de digestie ken-
merkt zich, zoals het hele boek, door
een zeer systematische benadering. Het
ontbreken van figuren bij de diverse
liggingsveranderingen van het darmka-
naal is een duidelijk gemis. Het belang
dat wordt gehecht aan de diverse huid-
aandoeningen komt niet geheel over-
een met de mate van voorkomen in
Nederland. Met name het sarcoid, de
belangrijkste neoplasie bij het paard,
krijgt weinig aandacht en in de referen-
ties komt bijvoorbeeld dr. W. Klein,
die veel recent onderzoek naar deze ne-
oplasie heeft verricht, niet voor.
Het hoofdstuk over de diverse infectie-
ziekten herhaalt hier en daar onder-
werpen die in eerdere hoofdstukken al
aan de orde zijn geweest, maar is toch
nuttig omdat hier aandoeningen wor-
den besproken, zoals Boma, die in de
Engels/Amerikaanse literatuur niet of
nauwelijks worden beschreven. Het
hoofdstuk over de stofwisselingsziek-
ten is redelijk up to date, maar het is
jammer dat er hier en daar typfoutjes
voorkomen.

De index zal voor sommigen wat lastig
te raadplegen zijn omdat de Duitse be-
namingen van veel aandoeningen af-
wijken van de Nederiandse of de
Engelse. Door de uitgebreide beschrij-
ving van de hoofdstukken voor in het
boek zijn de diverse onderwerpen toch
wel gemakkelijk terug te vinden.
Het boek kenmerkt zich door een zeer
systematische aanpak en uitgebreide,
soms wat oudere, literatuurgegevens.
Niet overal wordt voldoende diep in-
gegaan op de verschillende medica-
menteuze mogelijkheden en met name
op de diverse doseringen. Mogelijk-
heden om chirurgisch in te grijpen
worden wel genoemd, maar niet echt
beschreven. De pagina\'s met kleuren-
foto\'s, in het midden van het boek op-
genomen, zijn niet altijd optimaal be-
nut en soms, bijvoorbeeld ten aanzien
van de huidaandoeningen, ontoerei-
kend.

Ondanks deze kritische kanttekeningen
is dit Duitstalige boek om meerdere re-
denen wel aantrekkelijk. Door de syste-
matische opbouw is het boek een prettig
naslagwerk voor studenten, mits deze
de Duitse taal voldoende beheersen.
Het feit dat dit boek is geschreven door
een heel andere groep mensen dan de in
de Engelse/Amerikaanse literatuur ge-
bmikelijke auteurs, maakt het boek net
even \'anders\'. Deze Europese auteurs
werpen namelijk op veel punten een iets
ander licht op zaken. Het boek is dan
ook voor in paarden geïnteresseerde
dierenartsen een welkome aanvulling
op de al voor handen zijnde Engels-
talige boeken.

dr. M.M. Sloet-van
Oldruitenborgh-Oosterbaan

ZÜÖNOSEN

Referaten

Kattenkrabzlekte bij dierenart-
sen

Survey of veterinary professionals and
other veterinary conference attendees
for antibodies to Bartonella henselae
and B. quintana.

D.L. Noah et al. J Am Vet Med Assoc
1997; 210: 342-4.

Uit diverse onderzoeken in de Verenig-
de Staten blijkt bij 3,6% tot 6% van de
bevolking en 10,5% tot 100% van de
katten antistoffen aanwezig te zijn te-
gen
Bartonella henselae, de veroorza-
ker van kattenkrabzlekte.

Risicofactoren voor het oplopen van
deze infectie is contact met katten, met
name kittens, en het recent oplopen
van een kattenkrab. Op basis van deze

-ocr page 125-

kennis kan verwacht worden dat
vooral dierenartsen en hun personeel
een meer dan gemiddeld risico lopen
om kattenkrabziekte te krijgen.
Om dit te onderzoeken werd van 351
deelnemers aan een veterinair congres
in de Verenigde Staten (dierenartsen
en assistentes) bloed afgenomen voor
onderzoek op antistoffen tegen
B. hen-
selae
en B. quintana (de verwekker
van loopgravenkoorts, ref).
Het bleek dat 7,1 % van de onderzochte
personen seropositief was voor één
van deze ziekteverwekkers (er werd
geen specificatie vermeld, ref).
Alleen het aantal jaren contact met kat-

In deze rubriek treft u informatie aan
betreffende diverse cursussen. Opgave
is mogelijk via telefoon (030)
2517374, fax (030) 2516490 of e-mail
paod(®pobox.ruu.nl. Ons volledige
cursusaanbod kunt u, naast onze bro-
chure, vinden op internet pagina:
http://www.cc.ruu.nl/paod.

Introductie praktische toepassing
van echografie bij gezelschapsdieren

(U.D.) (98/142), 23 september 1998;
09.00 - 17.30 uur te Wageningen.
Cursusprijs ƒ 525,- (inclusief lunch).

Doelgroep:

Practici in de gemengde praktijk of ge-
zelschapsdierenpraktijk die reeds wer-
ken met echografie-apparatuur of van
plan zijn te gaan werken met echogra-
fie-apparatuur.

Deze cursus beoogt een kennismaking
met de praktische toepassingen van
echografie in de gezelschapsdieren-
praktijk als aanvulling op of als ver-
vanging van röntgenologisch onder-
zoek van gezelschapsdieren te zijn.
De theoretische aspecten van echogra-
fie zullen besproken worden en de
praktische uitvoering van echografisch
onderzoek van abdomen en thorax zal
gedemonstreerd en geoefend worden,
zowel met linear array als sectorscan-
ner van Pie Medical. Er wordt aan-
dacht besteed aan: scan-techniek; nor-
maalbeeld van diverse organen; beel-
ten kon gerelateerd worden aan de
kans op seropositiviteit.

Er was geen verschil in seroprevalen-
tie tussen dierenartsen en hun perso-
neel. Verstorende invloeden (confoun-
ders) op de resultaten van dit on-
derzoek waren de relatief kleine steek-
proef, het hoge percentage kattenbezit-
ters onder de deelnemers, het niet be-
kend zijn van de besmettingsgraad van
de katten en de onbekende duur van de
seropositiviteit van de deelnemers.

P.A.M. Overgaauw

den van een aantal veelvuldig voorko-
mende afwijkingen. De cursusleider is
drs. J.W. Garretsen, specialist veteri-
naire radiologie.

De oudere hond; diagnostiek en be-
handeling van internistische, chi-
rurgische en orthopedische aandoe-
ningen bij de oudere hond
(98/131),
29 september 1998; 09.30 - 15.30 uur
te Zeist. Cursusprijs ƒ 460,- (inclusief
lunch).

De zorg voor de ouder wordende hond
neemt toe, eigenaren en dierenartsen
besteden meer aandacht aan het oude
gezelschapsdier. De diagnostische en
therapeutische mogelijkheden voor de
behandeling van aandoeningen bij ou-
dere dieren maken een groei door.
Nieuwe medicaties, inzichten in be-
handelingsmethoden en voedingsad-
viezen voor de oudere hond gebaseerd
op recente research maken dat die aan-
dacht die de eigenaar voor zijn/haar
dier wenst, op de juiste wijze gegeven
kan worden.

De opzet van deze cursus is om een
beeld te geven van de huidige en mis-
schien toekomstige diagnostische en
therapeutische mogelijkheden op inter-
nistisch en chirurgisch gebied inclusief
de oncologie, alsmede de meest opti-
male voeding, zodat inzicht verkregen
wordt in de mogelijkheden, vooral ten
aanzien van die methoden die in de ei-
gen praktijk toegepast kunnen worden.
Uiteraard zal ook kennis over metho-
den die elders toegepast kunnen wor-
den, leiden tot een verbetering van de
praktijkvoering en/of patiëntenzorg.
Docenten zijn dr. A. A.M.E. Lubberink,

KOPIJ OP
DISKETTE

De redactie stelt het op prijs indien
teksten, die langer zijn dan één A4-tje
op bij voorkeur een 3,5 inch-diskette
(5,25 inch is ook mogelijk) worden
aangeleverd in Word Perfect 5.1 (an-
dere versies zijn ook mogelijk). Aan
het eind van regels gelieve geen harde
returns te geven.

Veterinair Specialistisch Centrum \'De
Wagenrenk\', drs. J.W. Garretsen, Ve-
terinair Specialistisch Centrum \'De
Wagenrenk\', dr. G. Rutteman, Vak-
groep Geneeskunde van Gezelschaps-
dieren FdD en dr. R.C. Nap, lams
Petfood International.

Gebitsreiniging- en slijptechnieken-
instrumentarium voor dierenartsas-
sistenten
(98/808) 16 september 1998;
13.00 - 17.00 uur te
Wageningen.
Cursusprijs ƒ 175,-.

Tijdens deze middag wordt aandacht
besteed aan het juiste gebruik van het
instrumentarium om gebitten te reini-
gen (handinstrumentarium en ultra-
sone apparatuur). Het slijpen van (ei-
gen) handinstrumentarium zal worden
geïnstrueerd. Deze middag zullen
praktische oefeningen worden gedaan.

De cursus is een vervolg op de voor-
dracht tijdens de Vedias Najaarsdag
1997 over het gebit, tandvleesontstekin-
gen en gebitsreiniging bij de hond en is
derhalve slechts toegankelijk voor hen
die het certificaat van deze Najaarsdag
hebben.

De cursusleider is jhr. drs. A.W. van
Foreest, Veterinaire tandheelkunde.
Veterinair Specialistisch Centrum \'De
Wagenrenk\'.

Deze cursus is mede mogelijk dankzij
een financiële bijdrage van Hill\'s Pet
Nutrition B.V.

-ocr page 126-

Op de komende Algemene Verga-
dering leggen het Hoofdbestuur en
het Algemeen Bestuur een ingrij-
pend voorstel voor aan de leden van
de KNMvD, namelijk het instellen
van de Rechtspositieregeling voor
Dierenartsassistenten.

Sinds 1981 wordt er structureel over-
leg gevoerd tussen de KNMvD en de
Vereniging van Dierenartsassistenten
(Vedias), waarbij regelmatig de ar-
beidsvoorwaarden en salariëring van
dierenartsassistenten aan de orde ko-
men. KNMvD en Vedias komen tot
gezamenlijke afspraken over arbeids-
voorwaarden en salariëring, die in de
vorm van adviezen aan dierenartsen en
dierenartsassistenten ter kennis wor-
den gebracht. Op basis van deze advie-
zen wordt een model arbeidsovereen-
komst voor dierenartsassistenten uit-
gegeven door de KNMvD en Vedias.
Vedias heeft zich de afgelopen jaren
zeer sterk gemaakt voor het instellen
van een CAO (collectieve arbeids-
overeenkomst) voor dierenartsassis-
tenten. Na uitvoerig overleg hebben
het Hoofdbestuur en het Algemeen
Bestuur in 1997 het voornemen uitge-
sproken om te komen tot het instellen
van een rechtspositieregeling voor die-
renartsassistenten. Aan het instellen
van een CAO kleven veel bezwaren,
waarvan de belangrijkste zijn dat de
KNMvD geen werkgeversorganisatie
is en dat voor het instellen van een
CAO een wijziging van de Statuten
nodig is.

De besturen van de Groep Practici
Grote Huisdieren en van de Groep
Geneeskunde Gezelschapsdieren zijn
voorstander van het instellen van een
rechtspositieregeling.
Vedias is uiteindelijk akkoord gegaan
met het voorstel van de KNMvD om te
komen tot een rechtspositieregeling.

In een rechtspositieregeling wordt een
minimumregeling aangegeven voor
wat betreft arbeidsvoorwaarden en sa-
lariëring van dierenartsassistenten.
Wanneer de rechtspositieregeling door
de leden van de KNMvD wordt aan-
vaard, heeft dat tot gevolg dat de
rechtspositieregeling voor de leden
van de KNMvD een bindend karakter
krijgt. De inhoud van de rechtspositie-
regeling komt tot stand in het Platform
Rechtspositieregeling, een overleg
tussen de KNMvD en Vedias.
De inhoud van de Rechtspositiere-
geling voor Dierenartsen zoals die nu
ter tafel ligt, is gebaseerd op de huidige
adviezen betreffende arbeidsvoor-
waarden en salariëring.

■ »MM

INGRIJPEND VOORSTEL OP ALGEMENE VERGADERING 1998

RECHTSPOSITIEREGELING VOOR DIERENARTSASSISTENTEN

Wanneer het voorstel op de Algemene
Vergadering wordt aangenomen, zal
de Rechtspositieregeling voor Dieren-
artsassistenten met ingang van 1 janu-
ari 1999 van kracht worden. Dat bete-
kent dat dierenartsen-werkgevers die
lid zijn van de KNMvD, de bepalingen
van de Rechtspositieregeling moeten
volgen.

De volledige inhoud van de Rechts-
positieregeling voor Dierenartsassis-
tenten is opgenomen in de agenda van
de Algemene Vergadering 1998 (bij-
lage XIII).

GEBRUIK VAN AANHANGWAGEN EN BESTELAUTO

Meer dan 500 kg

Indien het laadvermogen van uw voer-
tuig of uw aanhangwagen minder is
dan 500 kg, gelden er geen aanvul-
lende regels. Voertuigen met een laad-
vermogen van meer dan 500 kg wor-
den gezien als ingericht voor het
vervoer van goederen. Dit betekent dat
de wet
Goederenvervoer over de Weg
van toepassing is. Volgens deze wet
mogen goederen niet worden vervoerd
zonder vervoersvergunning. Indien het
echter gaat over het vervoer van goe-
deren voor de eigen onderneming, dan
is daarvoor een uitzondering gemaakt.
Hiertoe moet een \'Inschrijving Eigen
Vervoer\' plaatsvinden.

Voor het vervoer van medicijnen, dieren, instrumenten en gereedschap wordt
door een aantal dierenartsen gebruik gemaakt van een bestelauto. Indien het
laadvermogen van de bestelwagen meer is dan 500 kg, bent u gebonden aan
een aantal extra regels. Ook bij het gebruik van een aanhangwagen met een
laadvermogen van meer dan 500 kg achter uw voertuig gelden die regels. Deze
regels zijn niet nieuw, maar het leek ons goed ze nog eens te publiceren.

Inschrijving Eigen vervoer

Een Inschrijving Eigen Vervoer wordt
aangevraagd met een formulier van de
EVO (Ondernemersorganisatie voor
Logistiek en Transport). In het kader
op de volgende pagina staan de gege-
vens van de regiokantoren.
De inschrijving wordt verleend door de
SIEV, de Stichting Inschrijving Eigen
Vervoer, kost ƒ 150,- en is vijfjaar gel-
dig. De inschrijving kan telkens voor
vijfjaar worden verlengd (ƒ 125,-). Na
inschrijving moet per bestelauto een in-
schrijvingsbewijs worden aangeschaft.
De kosten hiervan zijn ƒ 30,- en ook dit
bewijs is vijf jaar geldig; verlengen
kost maar ƒ 5,-. Dit inschrijvingsbewijs
moet in de bestelwagen aanwezig zijn.

Rijtijden en werkmap

Voor het gebruik van bestelauto\'s en
aanhangwagens met een laadvermo-
gen van meer dan 500 kg geldt ook de
Rijtijdenwet. Hiertoe is het verplicht
een werkmap en een bemanningsregis-
ter bij te houden. Deze wet gaat echter
veranderen, zodat waarschijnlijk al
vanaf 1 oktober 1998 deze verplich-
ting niet meer geldt voor bestelauto\'s
en aanhangers met een laadvermogen
onder de 3 500 kg.

-ocr page 127-

Het E-rij bewijs

Tot slot een opmerking over het E-rij-
bewijs. Dit rijbewijs is verplicht voor
aanhangwagens met een laadvermo-
gen van meer dan 750 kg. Ook als het
laadvermogen opgeteld bij het ledig
gewicht van de aanhanger meer is dan
het ledig gewicht van het trekkende
voertuig of de combinatie meer dan
3500 kg mag zijn, is het E-rijbewijs
verplicht. In overige gevallen is een B-
rijbewijs voldoende. In de praktijk
blijkt dat voor bedrijfsmatig gebruikte
aanhangwagens bijna altijd een E-rij-
bewijs nodig is.

Boeten en vragen

De hierboven genoemde verplichtin-
gen worden gehandhaafd door de
Rijksdienst voor het Wegverkeer en
de politie. Zij kunnen forse boetes uit-
delen als u zich niet aan de regels
houdt.

Mochten er nog vragen zijn, dan kunt u
contact opnemen met de KNMvD (mr.
A.P. Hilhorst, telefoon: 030-2510111).

REGIONALE KANTOREN EVO

Noord-Nederland (Groningen, Friesland en Drenthe)

Euroweg 5f, 9351 EM LEEK

Telefoon: 0594 - 58 76 00, fax: 0594 - 58 76 15

Oost-Nederland (Overijssel, Gelderland en Flevoland)

Keulenstraat 10b, 7418 ET DEVENTER
Telefoon: 0570 - 67 44 10, fax: 0570 - 67 44 25

West-Nederland (Utrecht, Noord-Holland en Zuid-Holland)

Overgoo 2,2266 JZ, Postbus 268,2260 AG LEIDSCHENDAM
Telefoon: 070 - 419 45 00, fax: 070 - 419 45 90

Zuid-West Nederland (Zeeland en Noord-Brabant west)

Boerenverdriet 18e, 4613 AK, Postbus 165,4600 AD BERGEN OP ZOOM
Telefoon: 0164 - 21 54 80, fax: 0164 - 21 54 95

Zuid-Nederland (Limburg, Noord-Brabant midden en oost)

J.F. Kennedylaan 83,5555 XM, Postbus 251,5550 AG VALKENSWAARD
Telefoon: 040 - 207 14 30, fax: 040 - 207 14 55

ONGEWENSTE ADVERTENTIES EN ADRESVERMELDING

Toestemming

Voor het plaatsen van een advertentie
of het opnemen van uw adres in be-
paalde gidsen, hoort de uitgever uit-
drukkelijk uw toestemming te verkrij-
gen. Zolang u geen opdracht onder-
tekent of uitdrukkelijk toezegt, bent u
niet gebonden aan een overeenkomst.
Bij verschil van mening zal de uitgever
in beginsel moeten bewijzen dat u op-
dracht heeft verleend en daardoor een
overeenkomst tot stand is gekomen.
Vaak is de opdracht echter niet schrif-
telijk gegeven. Het zal in dat geval
moeilijk zijn dit bewijs te leveren. Het
is dan het woord van de uitgever tegen
uw woord.

Opdrachtbevestiging

De uitgever kan dit omzeilen door een
opdrachtbevestiging toe te sturen. Het
is dan zaak direct (binnen één of en-
kele dagen) een schriftelijke (aangete-
kende) reactie te sturen dat u de adver-
tentie of vermelding niet wenst en een
kopie te bewaren in verband met de be-
wijslast. Let dus goed op voor u iets
ondertekent.

Colportage

Indien de verkoop van de advertentie
of vermelding via colportage tot stand
is gekomen, dan heeft u een wettelijke
bedenktijd van zeven dagen. Indien de
advertentie is verkocht aan de deur of
via de telefoon op initiatief van de ver-
koper, kunt u de aangegane overeen-
komst ontbinden zonder opgaaf van
reden binnen die bedenktijd. Ook hier-
bij is het aan te bevelen schriftelijk te
ontbinden en een kopie te bewaren in
verband met de bewijslast.

Bewijslast

De volhardende uitgever zal alsnog
proberen u aansprakehjk te stellen voor
de kosten. Mogelijk zal daarbij worden
aangegeven dat de annulering te laat
was en de kosten reeds gemaakt zijn.
Maar ook hierbij heeft de uitgever de
moeilijke taak een en ander te bewij-
zen. Wanneer u echter de rekening wel
betaalt en het bedrag wilt terugvorde-
ren, dan moet ü het bewijs leveren.

Regelmatig worden advertenties geplaatst of adressen vermeld in bepaalde
gidsen, terwijl uitsluitend een offerte is uitgebracht; de zogenaamde agres-
sieve verkoopmethoden. Met dit artikeltje willen wij u waarschuwen om even-
tuele financiële schade te beperken.

Branche

De uitgeverij die deze werkwijze han-
teert, is vaak op de branche gericht en
beducht voor negatieve publiciteit. Het
is mogelijk dat zo\'n uitgeverij wordt
afgeschrikt door de opmerking dat u
hun werkwijze doorgeeft aan uw bran-
che-organisatie.

Samenvattend adviseren wij u:

- zo snel mogelijk schriftelijk te re-
ageren;

- ondubbelzinnig aan te geven dat u de
advertentie of vermelding niet wilt;

- de betaling aan te houden en

- indien de problemen niet worden op-
gelost contact opnemen met de
KNMvD (mr. A.P. Hilhorst, tele-
foon: 030-2510111).

Eventueel kunt u bij de KNMvD een
conceptbrief aanvragen. Nadat u deze
heeft aangepast aan de omstandighe-
den van uw situatie kunt u de brief ge-
bruiken om te reageren.

-ocr page 128-

HOOFDBESTUUR
\'De KNMvD moet een aantal mensen
hebben die leiding willen geven en
haar willen vertegenwoordigen. Ik
denk de capaciteiten te hebben om sa-
men met een aantal collega\'s deze taak
te vervullen\', is de overweging van G.
(Frits) Huijser van Reenen om in te
stemmen met zijn voordracht als
Hoofdbestuurslid.

De uit Midwoud afkomstige dierenarts
werd geboren in 1947 in Groningen.
Hij begon zijn loopbaan als practicus
in de gemengde praktijk en werd na
enige jaren benoemd tot plaatsvervan-
gend inspecteur van de Veterinaire
Dienst. Als zodanig bleef hij in de loop
van de jaren op de hoogte van de ont-
wikkelingen binnen de RVV. Op dit
moment is hij voornamelijk werkzaam
in de kleine huisdieren met wat week-
end- en avonddiensten in groot. De
praktijk waar hij werkt. Dierenartsen-
maatschap Midwoud met collega\'s
E.C. Soethout en H.J.M. Wemer, heeft
geen varkens of intensieve veehoude-
rij.

In het verleden is Huijser van Reenen
secretaris en voorzitter geweest van de
Afdeling Noord-Holland van de
KNMvD. Daarnaast is hij voorzitter
geweest van een Juniorkamer. Dit jaar
is hij tevens voorzitter van een Rotary-
club. In de politiek is hij op gemeente-
lijk niveau invaller in diverse commis-
sies voorD\'66.

Zijn hobbies zijn het verzamelen van
munten en thuisbridge. Hij is een sterk
voorstander van intemationale contac-
ten en probeert op vakantie bijvoor-
beeld altijd een collega te vinden die
hem een dag wegwijs maakt in zijn
praktijk. Zijn vrouw en hij ontvangen
bijna ieder jaar een buitenlandse stu-
dent via de IVSA. Ook binnen de
Juniorkamer en de Rotary neemt hij
graag de leiding bij het aangaan en ont-
wikkelen van buitenlandse contacten.
\'De KNMvD is de bindende factor in
veterinair Nederland en het orgaan om
de veterinairen naar overheid en an-
dere organisaties te vertegenwoordi-
gen\', is zijn visie.

ERERAAD

Voor de Ereraad is Clemens Willen-
borg verkiesbaar gesteld. Willenborg
is geboren (1941) en getogen in Cuijk
en St. Agatha en al jaren actief in
KNMvD-verband. Hij is praktiserend
dierenarts grote huisdieren met als dif-
ferentiatie rund en varken in een ge-
mengde dierenartsenpraktijk met zes
collegae. Voorts is hij leraar gezond-
heidsleer aan een middelbare agrari-
sche opleiding voor zes lesuren per
week.

Enkele van zijn functies in heden en
verleden: lid van de PR-commissie
van de Afdeling Noord-Brabant der
KNMvD, negen jaar bestuurslid van
de Groep Practici Grote Huisdieren,
waarvan zes jaar als voorzitter (met
dus diverse nevenfuncties), tien jaar
voorzitter van de Redactiecommissie
van Veehouder en Dierenarts, voorzit-
ter van de Congrescommissie van het
Jaarcongres der KNMvD (Brabant
1989) en tien jaar lid van de Sport-
commissie der KNMvD.
Willenborg heeft de smaak van het be-
sturen kennelijk te pakken, want hij
stelt zich nu wederom gaarne kandi-
daat voor de Ereraad. Hij ziet hierin
een mogelijkheid om ook eens over de
diergeneeskundige grenzen van de ei-
gen praktijk te kijken. Willenborg: \'De
KNMvD is een beroepsvereniging van
dierenartsen die moet kunnen beschik-
ken over de specifieke kwaliteiten van
haar leden op beroeps- maar ook op
maatschappelijk en sociaal niveau.
Eenieder die wil kan zijn persoonlijk
steentje aan kunde bijdragen.\' Het om-
gaan met mensen boeit hem zeer en 27
jaar ervaring in een gemengde praktijk
met zes collegae zou een reden kunnen
zijn voor een positieve inbreng in de
Ereraad. \'Ik ben er trots op dat ik tot
het \'volkje\' van dierenartsen mag be-
horen en als dat \'volkje\' zich dan aan
bepaalde (gedrags)regels moet onder-
werpen, dan wil ik graag behulpzaam
zijn in gevallen waarin, om welke re-
den dan ook, deze regels in het geding
komen\', aldus de enthousiaste kandi-
daat.

Tijdens de Itomende Algemene Vergadering van de KNMvD op 3 oktober
1998 dient een tweetal leden landelijk verkozen te worden voor bestuurlijke
functies binnen de KNMvD. Eén van de functies die ingevuld moeten worden,
is die van Hoofdbestuurslid. S.D. Feitsma gaat namelijk het Hoofdbestuur
verlaten en dient opgevolgd te worden. Door de regio Noord is G. Huijser van
Reenen als kandidaat voorgedragen. Tevens is een zetel in de Ereraad be-
schikbaar, aangezien mevrouw L. Huiskes-Cornelisse de voorzittershamer
neerlegt. Door de regio Zuid is C. Willenborg als kandidaat voorgedragen.

«>rp|i.im m a^

LANDELIJKE VERKIEZINGEN ALGEMENE VERGADERING 1998

Hij is een veelzijdig man. Zo houdt hij
van muziek en tekenen en is als ge-
meenteraadslid ook actief in de plaat-
selijke politiek. Verder is hij bestuurs-
lid van de stichting Sint Aegten. Over
de KNMvD is hij duidelijk: \'Een niet
weg te denken organisatie in dierge-
neeskundig Nederland.\'

-ocr page 129-

SftJÏ StJS,
* ^^ \' ■ ■ \' ■ f

EENDAAGSE WORKSHOP VOOR VROUWELIJKE DIERENARTSEN

MARKETING-CGMMUNICATIEPLANNING VDOR
DE DIERENARTSPRAKTIJK

In het najaar van 1997 heeft een viertal workshops plaatsgevonden voor vrou-
welijke dierenartsen onder de titel \'Marketing van de dierenartspraktijk\'.
Deze workshops, die één middag duurden, konden zich verheugen in een
enorme belangstelling. Dit jaar worden de workshops in een gewijzigde opzet
nogmaals aangeboden.

een recept voor te geven. Wel heeft
het alles met keuzes te maken. Voor
wie werken wij nu? Is dat de doel-
groep die wij willen bedienen? Doen
wij dat dan ook op de juiste manier?
Keuze voor de doelgroepen, keuze
voor aanbod en werkwijze vormen de
basis voor succesvol opereren. Dit is
daarom een essentieel onderdeel van
de workshop.

GEWIJZIGDE QPZET
De belangrijkste wijziging is het ver-
lengen van de workshopduur van een
halve naar een hele dag. Hierdoor is er
meer tijd om praktisch met het eigen
marketingplan aan de slag te gaan.
Juist in deze tijd dat de economie aan-
trekt, moet het voor de dierenartsprak-
tijk mogelijk zijn mee te profiteren
van de groei. Daar is niet simpelweg

HOE ZIEN DE WORKSHOPS ER
NU UIT?

Vanuit de marketing- en communica-
tietheorie worden elementen aangedra-
gen die van nut kunnen zijn bij de pro-
filering van de dierenartspraktijk. Er
wordt stilgestaan bij wat positionering
nu eigenlijk betekent en hoe bedrijven
dit gegeven gebruiken om zichzelf of
hun producten/diensten naar hun (po-
tentiële) klanten toe te profileren.
Klantentevredenheid en de resultaten
van een eventueel zelf vooraf uitge-
voerde test dienen als uitgangspunt.
Een aantal voorbeelden uit de consu-
mentenreclame wordt gebruikt om in-
zichtelijk te maken hoe positionerin-
gen vertaald kunnen worden in een
communicatieboodschap naar ver-
schillende doelgroepen toe. Adver-
tenties en TV-commercials illustreren
hoe het ene bedrijf daarin beter slaagt
dan het andere.

Ook reclamevoorbeelden vanuit vete-
rinaire farmaceuten en het Voor-
lichtingsbureau Vlees worden beknopt
geanalyseerd. Het gaat hierbij om de
vertaalslag naar de praktijk. Waarom
wordt de boodschap zo geformuleerd?
Hebben wij daar wat aan in onze prak-
tijk? Hoe kunnen wij er ons voordeel
mee doen?

STAPPENPLAN

Aan de hand van een concreet stappen-
plan wordt besproken hoe er in een re-
latief kort tijdsbestek een (communi-
catie)jaarplan kan worden opgesteld.
Deze leidraad, waarvan iedere deel-
neemster een exemplaar krijgt, wordt
gebruikt om voor de eigen dierenarts-
praktijk een plan op te stellen.
Rekeninghoudend met de beperkin-
gen, maar ook met de mogelijkheden
van de Code voor de Dierenarts wordt
stilgestaan bij de positionering van de
praktijk, de doelgroepen en wat men
binnen die doelgroepen wil bereiken.
Wat er gedaan kan worden aan de
praktijkprofilering komt eveneens
aan de orde. Aangezien het in deze
tijd van individualisme en snel opeen-
volgende veranderingen belangrijk is
dat de dierenartspraktijk in de positio-
nering goed afgestemd is op de ken-
merken van de te bedienen doelgroe-

-ocr page 130-

pen, wordt hierbij uitvoerig stilge-
staan.

Tijdens de workshop stelt iedere deel-
neemster haar eigen plan vast. Daar er
nu een ochtend èn een middag be-
schikbaar zijn, zal er meer gelegen-
heid zijn om onderdelen van het plan
ter plekke uit te werken en te bedis-
cussiëren. Er zal daarbij zeker aan-
dacht worden geschonken aan overleg
met collegae en toetsing van de plan-
matige aanpak aan de theorie en de
mogelijkheden binnen de praktijk.
Vanuit het plan kunnen assistentes
aangestuurd worden met betrekking
tot communicatie met en advisering
van diereigenaren, kan overleg met
collegae of samenwerkingsverbanden
versneld of vergemakkelijkt worden
en kan uiteindelijk kostbare tijd be-
spaard worden, die nu naar ad hoe ac-
ties gaat.

IRENE FETTER

De leiding van de workshop is in de
vertrouwde handen van Irene Fetter-
Grotendorst, een specialiste op het ge-
bied van marketing en sales. Zij vol-
tooide de Nima A-, B- en C-opleiding,
vervulde verschillende functies in het
bedrijfsleven en heeft nu een eigen ad-
viesbureau op het gebied van marke-
ting en sales. Vorig jaar hebben vrou-
welijke dierenartsen al met Irene
Fetter kennis gemaakt: zij verzorgde
toen de middag-workshops \'marke-
ting\'. De deelneemsters waren enthou-
siast over de gedegen aanpak van
Irene, maar vooral over haar in korte
tijd eigen gemaakte kennis van de die-
renartspraktijken.

De workshops zullen op de volgende
data van 9.30 tot 16.30 uur plaatsvin-
den:

* vrijdag 25 september 1998;

* zaterdag 31 oktober 1998;

* zaterdag 21 november 1998

Alle workshops vinden plaats bij de
KNMvD, Julianalaan 8-10 te Utrecht.
De kosten, die met opzet laag worden
gehouden, bedragen
ƒ 195,— voor le-
den van de KNMvD en f 295,— voor
niet-leden (inclusief lunch en cursus-
materiaal).

Alle vrouwelijke dierenartsen ontvan-
gen een uitnodiging en aanmeldingsj\'or-
mulier voor deze workshops. Per work-
shop kunnen maximaal 18 deelneem-
sters worden ingeschreven. Aanmel-
dingen zullen op volgorde van binnen-
komst worden behandeld. Nadere infor-
matie kan worden verkregen op het
Bureau van de KNMvD, telefoon: 030-
2510111, mevrouw drs. M.C. van
Oostrum-Schuurman Hess.

EIGEN WEBSITE VOOR GROEP GENEESKUNDE VAN HET PAARD

De Groep Geneeskunde van het Paard
bracht in het verleden het boekje
Praktijkadressen in omloop. De over-
weging dat gedrukte informatie nooit
helemaal up-to-date is, was de opstap
naar het Intemet-avontuur. Inmiddels
is er een fraaie site gebouwd die - be-
halve een altijd actuele adreslijst -
nog tal van interessante onderwerpen
bevat. Enkele voorbeelden:

* laatste nieuws;

* (internationale) agenda;

* lijst van bestuursleden en commis-
sies met e-mail mogelijkheid;

* specialist, raadpleeg per e-mail de
specialist op een specifiek gebied, of
laat een diagnose stellen aan de hand
van een ziektebeeld;

* discussie;

* alle praktijkadressen van de leden
van de Groep Geneeskunde van het
Paard;

* links naar veel geraadpleegde in-
stanties en aan het onderwerp paard
gerelateerde sites;

* links naar klinieken met een eigen
homepage.

In samenwerking met de divisie Diergeneeskunde van Janssen-Cilag B.V.
heeft de Groep Geneeskunde van het Paard sinds kort een eigen website op
Internet: te bereiken via www.groeppaard.nl. De geboden informatie biedt
dierenartsen een toegevoegde waarde in hun praktijkvoering.

RECTIFICATIE

In \'Van de Hoofdredactie\', Tijdschrift voor Diergeneeskunde, 1998; 123 (14-15): 431 is - geheel onbedoeld - een merkwaar-
dige fout geslopen. Afgedrukt is de zin: Dierenartsen hebben volgens onze Code de ethische plicht er naar vermogen toe bij te
dragen dat dieren onnodig leed wordt berokkend of afbreuk wordt gedaan aan hun welzijn. De auteur, dr. Tj. Joma, heeft echter
precies het tegenovergestelde bedoeld: Dierenartsen hebben de ethische plicht er naar vermogen toe bij te dragen dat dieren
geen onnodig leed wordt berokkend en dat er geen afbreuk wordt gedaan aan hun welzijn. Excuses voor de mogelijk veroor-
zaakte verwarring.

Alle leden van de Groep Geneeskunde
van het Paard krijgen een password
waarmee de hele site voor hen wordt
ontsloten. Niet-leden kunnen via een
invulformulier op de homepage een
password aanvragen.

Voor meer informatie kunt u een kijkje
nemen op de homepage van de Groep
Geneeskunde van het Paard:
wh-w.
groeppaard.nl, daar heeft u de moge-
lijkheid om een e-mail te sturen.

-ocr page 131-

CONTROLE OP
VARKENSPEST
EENS IN VIER
WEKEN

Den Haag - De bedrijfscontroles
door dierenartsen op de aanwezig-
heid van klassieke varkenspest zal
vanaf 24 augustus 1998 eens in de
vier weken plaatshebben. Daartoe
heeft het ministerie van Land-
bouw, Natuurbeheer en Visserij
op aangeven van LTO-Nederland
en de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergenees-
kunde (KNMvD), besloten.
De controles, die plaatshebben in
het kader van de Regeling Be-
drijfscontrole Dierziekten (RBD),
werden tijdens de varkenspestepi-
demie eens in de twee weken uit-
gevoerd. Voordat de pest uitbrak
had controle eens in de vier maan-
den plaats. De controle zal op alle
op het bedrijf aanwezige varkens
worden verricht.

Bron: Agrarisch Dagblad 12 aug. 199H.

^HIYItfM

Weet u bijvoorbeeld:

- wat er komt kijken bij de financiering
van een maatschap?

- hoe u een accountantsrapport moet le-
zen?

- hoe u dient te onderhandelen en hoe u
met een conflict moet omgaan?

- wat er zoal komt kijken bij arbeids-
recht en pensioenvoorziening?

- welke verzekeringen u als zelfstandig
ondernemer dient af te sluiten en hoe
u dit het beste kunt doen?

- welke rechtsvormen er bestaan bin-
nen een praktijk?

Tijdens de cursus zal, anders dan ge-
bruikelijk, niet alleen een deskundige
aan het woord zijn. Uitgaande van het
principe dat volwassenen van elkaar le-
ren, zal er veel zelfwerkzaamheid van
de deelnemers gevraagd worden.

Door middel van deze cursus wil de
KNMvD pas afgestudeerde dierenart-
sen de mogelijkheid bieden hun kennis
op het gebied van voornoemde zaken te
verbreden.

Omdat het Hoofdbestuur het belangrijk
acht dat deze cursus gehouden wordt,
zal de KNMvD hieraan een behoorlijke
financiële bijdrage leveren, zodat de
kosten voor deelname aan deze inteme
cursus slechts ƒ 225,- per persoon be-
dragen. Dit bedrag is inclusief over-
nachtingen en maaltijden.

Het deelnemersaantal is beperkt tot
achttien personen. Dus mocht u inte-
resse hebben om aan de cursus deel te
nemen of nog vragen hebben, neem dan
zo spoedig mogelijk contact op met het
Bureau van de KNMvD, telefoon: 030 -
2510111.

CURSUS VAN MEDEWERKER NAAR ASSOCIÉ\'

Het Bureau van de KNMvD organiseert wederom de cursus \'Van medewer-
l^er naar associé\'. Deze driedaagse cursus is speciaal bedoeld voor dierenart-
sen, die pas enkele jaren zijn afgestudeerd en meer willen weten over allerlei
zaken betreffende associëren. De eerstkomende cursus vindt plaats van
woensdag 4 november (vanaf 16.00 uur) tot en met vrijdag 6 november 1998
(tot ± 16.00 uur) in het Aparthotel te Delden.

In 1988 is zij afgestudeerd als dierenarts
met specialisatie landbouwhuisdieren.
Het eerste jaar na de studie heeft zij in
verschillende praktijken geassisteerd.
In 1989 en 1990 was zij werkzaam bij
de voorioper van de NCI, de NOVAD
(Nederiandse Organisatie voor Auto-
matisering van Dierenartsenpraktij-
ken) en werkte toen aan de informatie-
analyse van de bedrijfsbegeleiding van
de dierenartsen op mndvee- en var-
kenshouderijbedrijven. Dit project
werd destijds gesubsidieerd door de
overheid, waarbij het doel was inzicht
te krijgen in de informatiestromen bin-
nen een aantal beroepsgroepen, waar-
onder dus de dierenartsen. Ook van
de gezelschapsdierenartsenpraktijken
zijn destijds de informatiestromen ge-
analyseerd. Annelies heeft ook nog
meegewerkt aan de afronding van dit
informatiemodel. Toen dit project was
afgerond heeft zij elders werk gezocht
en wel in onderzoek en onderwijs.
Zij heeft twee jaar als dierenarts-on-
derzoeker gewerkt bij het Proefbedrijf
voor de Varkenshouderij in Rosmalen
en bij de Faculteit der Diergenees-
kunde heeft zij onderzoek gedaan naar
gezondheidsproblemen bij zeugen in
groepshuisvesting.

Vanaf 1992 tot 15 juli 1998 was Anne-

ANNELIES KRONEMAN VERSTERKT
NCI-TEAM

Per 15 juli 1998 is Annelies Kroneman het NCI-team komen versterken. Zij zal
zich als projectmedewerkster bezighouden met het ontwikkelen van elektroni-
sche ondersteuning voor dierenartsen die veehouderijbedrijven begeleiden.

lies werkzaam bij de afdeling Virologie
van de Faculteit der Diergeneeskunde,
het eerste half jaar binnen een samen-
werkingsproject met de vakgroep Inter-
ne Geneeskunde der Grote Huisdieren,
waarbij zij voornamelijk in de kliniek
heeft gewerkt. Later uitsluitend bij de
afdeling Virologie, waarbij zij onder-

-ocr page 132-

zoek heeft gedaan naar een nieuw virus
bij het varken, het torovirus. Daarnaast
gaf zij onderwijs in de virusziekten bij
de verschillende diersoorten aan derde-
jaars studenten en co-assistenten.
Annelies vindt het een uitdaging om nu
weer bij de NCI te komen werken en te
participeren in de verschillende automa-
tiserings- en informatiseringsprojecten
op het gebied van de landbouwhuisdie-
ren die momenteel lopen en in de nabije
toekomst opgezet gaan worden. Deze
projecten zijn grotendeels een vervolg
op de meer theoretische informatie-ana-
lyse waaraan ze acht jaar geleden heeft
gewerkt. De verwachting is dus dat ze
snel ingewerkt zal zijn en haar bijdrage
zal kunnen leveren aan het werk van de
NCI.

UITERSTE INLEVERDATA
VOOR KOPIJ

Deadline *)

14-09-1998
28-09-1998
12-10-1998
26-10-1998

Aflevering

01-10-1998
15-10-1998
01-11-1998
15-11-1998

Voor 12.00 uur \'s middags.

Doorlopende agenda

CONGRESSEN & SYMPOSIA

September

2—5 De European Society of Veterinary
Dermatology (ESVD) organiseert haar
vijftiende jaarlijkse congres te Maastricht.
Conference Agency Limburg. Mw. M.
Frank-üoovers, P.O. Box 1402, 6201 BK
Maastricht, tel.: 043-3619192, fax: 043-
3619020 of e-mail: cal.conference-
agency^pi.net.

7—10 10\'\'\' International Symposium on
Lameness in Ruminants. Lucerne, Switzer-
land.

9 Mini-seminar \'Pijnbestrijding bij paarden\'
in Drafcentrum Wolvega te Wolvega.
Aanvang: 14.00 uur. Aanmelding bij:
Intervet Nederland B.V., Postbus 50, 5830
AB Boxmeer, tel.: 0485-587652.

9—12 30th International Congress on the
History of Veterinary Medicine, Veterinair
Anatomisch Instituut, VeterinarstraPe 13,
München.

10—12 Eight International Conference on
Human-Animal Interactions. \'The chan-
ging roles of animals in society\', Prague.
Tel.: 33 1 49 291200, fax: 33 1 48 065565.

10—13 \'Bigger, Bolder and in Birmingham\',
BEVA Congress, International Convention
Centre. Tel: 0171-610-6080, fax; 0171-
610-6823, e-mail: bevauk@msn.com.

14—18 10"\' International Workshop on In
Vitro
Toxicology. The Wessex Conference
Centre, Sparsholt, Winchester, UK.

14—18 IX International Conference of the
Association of Institutions of Tropical
Veterinary Medicine: \'Animal Health and
Production for Sustainable Development\'.
Harare, Zimbabwe.

15 Mini-seminar \'Pijnbestrijding bij paarden\'.
Draf- en renbaan Duindigt te Wassenaar.
Aanvang: 14.00 uur. Aanmelding bij: Inter-
vet Nederland B.V., Postbus 50, 5830 AB
Boxmeer, tel.: 0485-587652.

16—19 Ethologie und Tierschutz. Fachtagung
zu Fragen von Verhaltenskunde, Tier-
haltung und Tierschutz. München. Prof
H.H. Sambraus, tel; 0049-8161-713228,
fax:0049-8161-713107.

17 Mini-seminar \'Pijnbestrijding bij paarden\',
NKB-Centrum te Wanroij. Aanvang: 14.00
uur. Aanmelding bij: Intervet Nederland
B.V., Postbus 50, 5830 AB Boxmeer, tel.:
0485-587652.

18—20 4\'\'\' Annual Meeting of the European
Association of Veterinary Editors (EAVE).

19 Symposium Ontwikkelingen van de Dier-
geneeskunde voor dierenartsen van gezel-
schapsdieren. Motel Van der Valk te Vianen.
Programma-informatie op pag. 419 TvD
(all. 13, juli \'98). Inschrijfgeld ƒ 55,-voor de
gehele dag inclusief lunch. Na afloop af-
scheidsreceptie van dr. Peter H.A. Poll.

20—22 8*\'\' Austrian International Congress on
Alternative and Complementary Methods
to Animal Testing in Biomedical Research.
University of Linz, Austria.

22—25 39. Arbeitstagung des Arbeitsgebietes
Lebensmittelhygiene der DVG zusammen
mit der Sektion Lebensmittel tierischer Her-
kunft in der Österreichischen Gesellschaft
fiir Tierärzte und der Schweizerischen
Vereinigung fur Fleischhygiene in Garmisch
Partenkirchen. Prof dr. H. Prange, tel.;
0049-345-552 2501, fax: 0049-345-552
7115.

23—25 17. Arbeits- und Fortbildungstagung des
DVG-Arbeitskreises für Veterinärmedi-
zinische Infektionsdiagnostik (AVID) im
Bildungszentrum Kloster Banz, 96231
Staffelstein. Information und Anmeldung:
Dr. K.-H. Bogner, Landesuntersuchingsamt
fïir das Gesundheitswesen Nordbayem,
Heimerichstr. 31,90419 Nürnberg, Telefon:
09131-764635, Fax:09131 -764601.

24—27 BVA Congress at the Nottingham Royal
Moat House, Nottingham. BVA Congress
Office, 7 Mansfield Street, London WIM
OAT. Tel.: 44 171 636 6541, fax: 44 171
436 2970. E-mail: Congress@BVA.co.uk.

25 Symposium \'De toekomst van de dierge-
zondheidszorg: een andere rol voor de die-
renarts?\', in de Koningshof te Veldhoven.
Aanvang: 13.30 uur. Voor meer informa-
tie: Pauw & Van Spaendonck, tel.; 070-
3283928. Organisatie: Merial B.V.

28 Symposium \'De toekomst van de dierge-
zondheidszorg: een andere rol voor de die-
renarts?\', in De Klinze te Oudkerk
(Friesland). Aanvang: 13.30uur. Voormeer
informatie: Pauw & Van Spaendonck, tel.:
070-3283928. Organisatie: Merial B.V.

November

7—12 ContinuEd* Equme Veterinary Sym-
posium in Hawaii. Topic: Problems in
Equine Medicine en Surgery. Call
ContinuEd at 1-800-539-7395 or (206)
230-8363, fax: 206-230-8359, e-mail:
VetCE@aol.com, or write to: ContinuEd,
PO Box 1659, Mercer Island WA 98040,
USA.

18—22 Veterinary Dentistry \'98, 12th Annual
Veterinary Dental Forum. Hyatt Regency
New Orleans, Louisiana. USA. For infor-
mation: Andries van Foreest, telefoon:
072-5092052.

26—27 Achtste Gezond Onderwijs Congres in
Congrescentrum Koningshof te Veld-
hoven, onder auspiciën van de Neder-
landse Vereniging voor Medisch Onder-
wijs (NVMO). Informatie: mw. M.L. Bot,
tel: 010-4087881, fax: 010-4367271, e-
mail: secr@paog.fgg.eur.nl.

VERGADERINGEN S.
BIJEENKOMSTEN

September

8 Afdelingsvergadering Noord-Holland te

Marken-Binnen.
8 Afdelingsvergadering Zeeland.
10 Bijeenkomst Groep Pluimveewetenschap-
pen in de namiddag met lezingen.
15 Ledenvergadering Afdeling Overijssel te
Hellendoom.

15 Afdelingsvergadering Noord-Brabant.

16 Werkvergadering runderpractici-GD Utrecht.

-ocr page 133-

Aanvang: 13.30 uur. Wegresauiant \'De
Meem\', Meemdijk 59, De Meem.

16 Ledenvergadering Afdeling Zuid-Holland.

17 Ledenvergadering Afdeling Utrecht, 20.15
uur. Het Oude Tolhuys te Utrecht.

17 Bijeenkomst Kring Dierenartsen Achter-
hoek in restaurant \'t Wolfersveen in Zel-
hem, aanvang 20.00 uur.

17 Werkvergadering runderpractici-GD De-
venter. Aanvang: 14.00 uur. Locatie De-
venter, Amsbergstraat 7, Deventer.

17 Studie vergadering Groep Homoeopathisch-
werkende dierenartsen. Beatrixgebouw Jaar-
beurscongrescentrum te Utrecht, 19.30-
22.30 uur.

17 Ledenvergadering Afdeling Gelderland.

17 Ledenvergadering Afdeling Friesland.

22 Ledenvergadering Afdeling Groningen/
Drenthe.

22 Ledenvergadering Afdeling Limburg.

22 Post IPCS bijeenkomst van de Groep
Geneeskunde van het Varken en Fort
Dodge Animal Health, vanag 13.30 in het
Postiljonhotel Arnhem.

23 Werkvergadering Herkauwers op de Ge-
zondheidsdienst voor Dieren te Drachten
om 14.00 uur.

29 Startconferentie Stichting Dierveiligheid te
Breukelen. Meer informatie: 030-2510111
(Koos Voermans, Peter van Boekei).

Oktober

1—3 Jaarcongres KNMvD te Emmen.

10 Gentlemen Koppelkoers/tijdrit (na de Hee-
renkoers) in Tiel. Medische Wielerkring. H.
In den Bosch, tel: 0344-612973.

14 Themamiddag \'Ruwvoerkwaliteit en zet-
meel in melkveerantsoenen\' in het audito-
rium ID-DLO te Lelystad.

19 AUV-regiovergadering, Regio Oost, Res-
taurant De Luifel, Ruurlo, aanvang 20.00
uur.

22 AUV-regiovergadering, Regio Noord, Ge-
zondheidsdienst Drachten, aanvang 20.00
uur.

CURSUSSEN

September

10—11 PUOD Merelbeke cursus 1: Het ge-
neesmiddelendepot \'Grote Huisdieren\'.
Tweedaagse cursus in het Holiday Inn
Gent Flanders Expo.

16 PAO-D cursus: 98.808. Gebitsreiniging en
slijptechniek instrumentarium voor assis-
tenten.

17 PAO-D cursus: 98.103. De oudere kat; dia-
gnostiek en behandeling van diverse aan-
doeningen.

17 PHLO-cursus \'Vruchtbaarheidsproblemen
bij het varken: diagnostiek met behulp van
echografie\'. Bureau PHLO, Postbus 8130,
6700 EW Wageningen, tel.: 0317-
484093/484092, fax: 0317-426547.

18 Praktijkdag \'De Wet herstructurering var-
kenshouderij\' in Musis Sacrum te Arnhem.
Kosten: ƒ 495,- excl. BTW per persoon.
Aanmelding: Vermande Studiedagen,
Postbus 20, 8200 AA Lelystad, tel.: 0320-
237721, fax: 0320-233158.

23 PAO-D cursus: 98.142. Introductie prakti-
sche toepassing echografie bij gezel-
schapsdieren.

24 PAO-D cursus: 98.205. Fertiliteit rund
(twee dagen, tevens 25 september 1998).

25 PUOD Merelbeke: Post IPVS-congres
(kritische evaluatie IPVS-congres te
Birmingham).

25 Workshop voor Vrouwelijke Dierenartsen
\'Marketing-communicatieplanning voor
de dierenartsenpraktijk\', kantoor KNMvD,
Utrecht. Informatie: bureau KNMvD, tel.
030-2510111.

29 PAO-D cursus: 98.505. Anesthesie paard
(één middag en avond theorie, praktisch
deel \'op locatie\' in week 41 en 42, 1998).

29 PAO-D cursus: 98.131. De oudere hond;
diagnostiek en behandeling van internisti-
sche, chirurgische en orthopedische aandoe-
ningen.

"Ik hoef niet veel
tegelijk te bestellen
en krijg toch een
leuke GVP-bonus..."

Kleine voorraden in uw apotheek en tóch interessante
bonussen. Dat is de winst van samenwerken met
Apharmo en het GVP-bonussysteem. Informeer
hiernaar en maak meteen kennis met onze nieuwe
producten Anovutab® en Minipil® (anticonceptie voor
poezen), Cleanspray® (reinigingsspray) en de unieke
Reisapotheek®.

(apharmo)

Efficiency in animal health care

Apharmo bv Postbus 5014 - 6802 EA Arnhem
Tel.: 026 362 90 22 Fax: 026 364 86 77 Internet: www.apharmoxom

-ocr page 134-

Ä —

<^^mSVELTHUYSEN ADVIESGROEP

ASSURANTIËN - HYPOTHEKEN - FINANCIERINGEN - VERMCK\'/ENSBEHEER

Specialisten in advisering van Medische en
Para - Medische beroepsbeoefenaren.

U vindt het belangrijk dat uw verzekeringen en uw
financiële plannen op elkaar zijn afgestemd?

U heeft gelijk!

Wij kunnen u laten zien door middel van een persoonlijk
integraal advies hoe belangrijk het op elkaar
afgestemd zijn, van bijvoorbeeld uw financieringen,
hypotheek en arbeidsongeschiktheidsverzekering, wel is.

Daarnaast hebben wij de belangrijkste schadeverzekerin-
gen ondergebracht in ons "PAKKET VETERINAIR".
Tegen zeer scherpe premies, vaak unieke dekkingen.

U kunt nu een geheel vrijblijvende "second opinion"
over uw bestaande situatie krijgen, verzorgd en
toegelicht door onze adviseurs, gespecialiseerd
in uw beroepsgroep.

Van Velthuysen Adviesgroep

een garantie voor blijvende service
en advisering!

Voor het maken van een afspraak met één van
onze adviseurs kunt u bellen

(0294) 41 50 03

Postbus 18, 1380 AA Weesp

nvai

•• %
•••••••

iKj van de sectie adviseurs
acadeiTMSChe en medische
betoepen

DIERENARTSEN-
ECHTPAAR

met expertise op het gebied van de gezelschapsdieren en
rundveebedrijfsdiergeneeskunde, opgedaan in acht werk-
jaren in de praktijk en aan de universiteit in Nederland en
buitenland,

zoekt éénmans
gezelschapsdierenpraktijk
ter overname

eventueel met rundvee-aandeel, in West-, Midden- of
Noord-Nederland. Graag praktijk aan huis, zonder depen-
dances, niet in groot-stedelijk gebied.

Reacties naar Tom de Graaf en Annemarie Wieman, tele-
foon: 0570 - 656365.

Enthousiaste, flexibele,
allround DIERENARTSASSISTENTE met
grote zelfstandigheid en veel operatie-ervaring

ZOEKT

gezellige parttime baan in regio
Den Bosch - Rosmalen - Oss.

In bezit van RVV-registratie en rijbewijs B.

Reacties sturen naar:
Tineke Hendriks,
Werstkant 17-34,
5258 TC Berlicum,
telefoon: 073-5038291.

Gevraagd in gemengde (gezelschapsdieren/rundvee,
schapen) praktijk:

PARTTIME DIERENARTS
M/V

Voor minimaal vier dagdelen per week.
Wij verwachten speciale ambities in de richting van de
gezelschapsdieren en inzetbaarheid in de algemene prak-
tijk.

Wij bieden een moderne geoutilleerde driemanspraktijk,
een goede werksfeer en ontplooiingsmogelijkheden.

Graag uw sollicitatie, voorzien van een curriculum vitae,
binnen 14 dagen richten aan: Dierenartsenpraktijk VEG,
Sluisweg 3,1474 HL Oosthuizen. Telefoon: 0299 - 401370,
fax: 0299- 402222.

-ocr page 135-

A •

4 .

/W

% A

lUVb V»

n een doorbraak te bereiken in de behandeling van FLUTD, moesten
ze onderzoekers eerst experts worden op het gebied van steenvorming.

Zij vonden aparte oplossingen
voor oxalaat- en struvietstenen:

Eukanubaf»

I Veterinary Diets

4

■t

Struvite S kr;

I Urlnsrv Formula , ^

l^uvltr li

rinestenen zijn een beleende factor in FLUTD. De vorming van verschillende
orten urinestenen is afhankelijk van de in de urine aanwezige kristallogene
)f(fen) en andere omstandigheden en factoren die daartoe aanleiding geven,
ï behandeling moet daarom exact afgestemd zijn op de specifieke soort
!nen. In de laatste tien jaar heeft zich een aanmerkelijke verschuiving
itirgedaan in de samenstelling van urinestenen bij katten. Terwijl de
cidentie van struvietstenen met 36% is afgenomen, is die van oxalaatstenen
dezelfde periode met 38% toegenomen". Tot nu toe waren er echter geen
:ciale diëten voor de behandeling van oxalaatstenen beschikbaar.

The lams Company is de eerste fabrikant die twee FLUTD diëten biedt die
specifiek gericht zijn op respectievelijk oxalaat- en struvietstenen. Twee
samenstellingen die dierenartsen in staat stellen de twee meest voorkomende
urinestenen te behandelen. Specifieke, uitgebalanceerde en licht verteerbare
diëten die zo samengesteld zijn dat zij niet alleen urinestenen behandelen maar
ook het algehele welzijn van het dier bevorderen.

" Osbome et al. Feline Urolithiasis : Etiology and Pathophysiology. Vet.Clin. North
Am. Vol 26 (2); March 96.

Eukanuba«* Veterinary Diets

De eerste in de markt met FLUTD diëten

specifiek voor de behandeling van oxalaat- en struvietstenen.

lAMS

V(X)r informatie omtrent hestellingen en leveringen kunt u zich wenden tot Aesculaap B.V, Tel. 0411-677500.
Vcx)r technische informatie omtrent onze prixlucten kunt u zich wenden tot Holland Diervoeders B.V., Importeur Nederland, Tel.: 030-2479611.

-ocr page 136-

PROGRAM® Injectie voor katten.

Het nieuwste middel tegen vlooien; een
bijzondere toevoeging voor uw praktijk.

Eén dosering geeft zes maanden beschermirig!

U kunt vanaf nu zes maanden lang een effectieve bescherming tegen vlooien geven. Met één enkele injectie!
En, omdat u als dierenarts degene bent die het toedient, is het altijd de juiste dosering op het juiste moment.
Het is eenvoudig, gemakkelijk en het werkt tenminste zes maanden lang.-Behandel katten niet PROGRAM Injectie;
een revolutionair product van Novartis. Vlooien mogen dan klein zijn, deze nieuwe behaTidelingsmethode is

groots! ^ \' \'

>

PROGRAM Maakt vlooien het leven onmogelijk.

NOVARTIS

www.novarlis.com

l^ROGRAM 40 mg (lufcnuron)i Reg. NI. 948^- UDA/PROGRA.M 80 mg (lufenuron), Reg. NL 9498- UDA. Indicatie: suspensie voor injectie \\CiOt
het bestrijden van vlooien. Doeldier: kat. Dosering: 10 mg lufenuron per kg lichaamsgewicht UTj subcutane toediening. Contra-indicaties: niet bij
honden gebruiken. Het excipients Polyvinylpyrrolidone (Povidon) \\i een,subsiantic die-jbi) honden etn krachtige vrijgave van histamine veroorzaakt.
Dientengevolge kan een ernstige "reactie optreden bij honden; deze reactie wordt niet bi) katten waargenomen. Bijwerkingen: het product wordt door
alle katten zeer goed verdragen maar kan pijn bij injectie veriK>rzaken. Het kan een voorbijgaande milde en niet pi|nli|ke reactie op de plaats van
injectie vertonen. Pen enkele keer kan ef lethargie (sloomheid) optreden gedurende een paar uren na mjectie. Dit verschijnsel verdwijnt echter
spoedig. ® Geregistreerd handelsmerk van Novartis Ltd., Bazel, Zwitserland. Verdere informatie zie hijsluiter of beschikbaar bij Novartis Agro
Benelux B.V., Animal Health Sector, Stepvelden 10, 4704 RNt Roosendaal.\'

-ocr page 137-

0

Het derde geval van Boviene Spongieuze Encephalopathie (BSE) in Nederland werd onlangs geconstateerd.
Hoewel niet besmettelijk voor de andere runderen op het bedrijf, werd uit handelsoverwegingen de gehele rundvee-
stapel van het bedrijf vernietigd, en de Europese Unie (EU) legde ons land geen uitvoerverbod op. Toch is er schade
ontstaan, ook al is die misschien beperkt. Er zijn immers landen buiten de EU die geen runderen of producten van
runderen uit landen willen importeren, die niet vijfjaar vrij zijn van BSE.

Ook van dit laatste BSE-geval zal de oorzaak vermoedelijk wel in het voer zijn gelegen. Gelukkig zijn er tot nu toe
slechts drie gevallen. Dit is vooral te danken aan hetfeit dat in Nederland een adequaat destructiesysteem (verwer-
king kadavers en slachtajvallen) werd en wordt toegepast en dat het Productschap voor Veevoeder (PVVr) reeds in
1989 een verbod uitvaardigde dat eiwitten van herkauwers niet mochten worden toegepast in veevoeders bestemd
voor herkauwers. Een verbod waarmee de EU pas in 1994 kwam. Bovendien had het PVVr in 1990 een invoen\'er-
bod op Engels diermeel ingesteld.

Verwerking van geïmporteerde plantaardige grondstoffen verontreinigd met BSE besmet diermeel kan de bron zijn
geweest. Ook moet men bij de vervaardiging van diervoeders bedacht zijn op het zogenaamd carry-over of versie-
pingseffect.

Absolute zekerheid dat geen diermeel in voer voor herkauwers terechtkomt heeft men pas als in de productielijn
voor herkauwvoeder nooit en te nimmer diermeel wordt aangevoerd.

De veehouderij gaat moeilijke tijden tegemoet. De klassieke varkenspestepizoötie is voorbij en in deze aflevering
valt te lezen hoe het bij een eventueel volgende explosie beter kan worden aangepakt. De varkensstapel moet wor-
den ingekrompen en de Gezondheidsraad bepleit een verbod op gebruik van bepaalde antibiotica op korte termijn
en op langere termijn moet het gebruik van alle antimicrobiële middelen als groeibevorderaars in de dierhouderij
worden beëindigd. Over dit laatste nam het Europees Parlement reeds in april van dit jaar een motie aan. Het is
zaak de alternatieven die er zijn naarstig te onderzoeken.

What \'s in a name. De taxonomen veranderen vaak de namen maar of nu varkensdysenterie wordt veroorzaakt door
Treponema ofSerpulina hyodysenteriae maakt niet veel uit. Een goede beschrijving erover valt in deze aflevering te
lezen.

Van de Hoofdredactie

Honden met het syndroom van Cushing, indien hypofyse afhankelijk, kunnen nu \'verfijnd\' worden geholpen.
Microchirurgische verwijdering van de hypofyse via de bek blijkt een zeer effectieve behandelingsmethode te zijn.

Namens de Hoofdredactie,
Dr W.Edel.

-ocr page 138-

I umr-

B.P. Meip

TRANSSFENOÏDALE HYPOFYSECTOMIE VOOR DE BEHANDELING
VAN HONDEN MET HYPOFYSE-AFHANKELIJK HYPERADRENO-
CORTICISME

Tijdschr Diergeneeskd 199H: 123: 530-4

Aytoreferaat

INLEIDING

Hypofyse-afhankelijk hyperadrenocorticisme (HAH; ziekte
van Cushing), verantwoordelijk voor 85% van de gevallen
van hyperadrenocorticisme (syndroom van Cushing) bij de
hond, wordt veroorzaakt door hypofyse-adenomen. In de af-
gelopen jaren is het steeds duidelijker geworden dat zowel
bij de hond als bij de mens de oorzaak van HAH gezocht
moet worden in de hypofyse en het resultaat is van een pro-
ces van primaire hypofysaire tumorgenese. Sinds de zeventi-
gerjaren wordt HAH bij de hond bijna uitsluitend behandeld
met o,p\'-DDD, dat een selectieve of totale destructie van de
bijnierschors bewerkstelligt. Deze vernietiging van de bij-
nierschors met o,p\'-DDD heeft als nadelen de inductie van
de ziekte van Addison en een hoge frequentie van recidief
van hyperadrenocorticisme, maar nog belangrijker, de hypo-
fysaire oorzaak van HAH blijft onbehandeld en in het geval
van een groeiende hypofysetumor kan dit op den duur leiden
tot neurologische verschijnselen.

Tegen deze achtergrond en door de vorderingen van de laatste
jaren met betrekking tot de neurochirurgische technieken en
de beeldvorming van de hypofyse, lijkt het moment gekomen
om de mogelijkheden van hypofysectomie als een meer cau-
sale behandeling van hypofyse-adenomen bij de hond te on-
derzoeken. In dit onderzoek is een microchirurgische tech-
niek ontwikkeld voor transsfenoïdale hypofysectomie die aan
de volgende criteria moet voldoen:

1) een lage chirurgische mortaliteit

2) geschikt zijn voor elk schedeltype van de hond, en

3) de effectiviteit van de chirurgische behandeling zou op
zijn minst gelijk moeten zijn aan die van de behandeling
met o,p\'-DDD.

De techniek werd eerst toegepast bij Beagles en daarna bij
honden met HAH. Er werd tevens een gecombineerde fiinc-
tietest voor de hypofysevoorkwab ontwikkeld om de endocri-
nologische veranderingen na hypofysectomie in kaart te
brengen. Tenslotte werd de beeldvorming van de hypofyse
verder ontwikkeld met computertomografie (CT).
Er is veel informatie voorhanden in de literatuur over de
morfologie van de hypofyse, maar de illustraties zijn meestal
beperkt tot twee dimensies. De neurochirurg, de endocrino-
loog, de histopatholoog en de radioloog zijn echter veel meer
gebaat bij een drie-dimensionale voorstelling van de hypo-
fyse. Een vermelding dat de voorkwab van de hypofyse van
de hond als een mantel rond de achterkwab ligt vergt een ze-
ker voorstellingsvermogen van de lezer. Figuur 1 geeft een

\' Proefschriji. Diplomate of the European College of Veterinary\' Surgeons,
Universiteitskliniek voor Gezelschapsdieren, Afdeling Orthopedie, Neurochirugie t&
Tandheelkunde, Yaielaan 8, Po,sthus 80154. 3508 TD Utrecht.

indruk van de complexe anatomische relatie van de hypofyse
met de omgevende structuren.

GECOMBINEERDE FUNCTIETEST VAN DE HYPO
FYSEVOORKWAB

Vier hypothalame hormonen (corticotroop releasing hor-
moon (CRH), groeihormoon releasing hormoon (GHRH),
gonadotroop releasing hormoon (GnRH) en thyrotroop
releasing hormoon (TRH)) werden snel opeenvolgend intra-
veneus ingespoten bij Beagles, waarna gedurende 120 minu-
ten bloedmonsters werden afgenomen ter bepaling van adre-
nocorticotroop hormoon (ACTH),
Cortisol, groeihormoon
(GH), luteïniserend hormoon (LH), prolactine (PRL) en thy-
roid stimulerend hormoon (TSH). In vergelijking met de af-
zonderlijke toediening van elk van de hypothalame
hormo-
nen, trad er na gecombineerde toediening geen verschil op in
de respons van bovengenoemde hormonen op CRH, GHRH
en TRH. Alleen de LH-respons viel 50% lager uit na de ge-
combineerde toediening in vergelijking met de toediening
van GnRH alleen. Concluderend is de gecombineerde func-
tietest van de hypofysevoorkwab een waardevolle methode
om de secretoire reservecapaciteit vast te leggen van de ver-
schillende hypofysevoorkwabcellen. De test kan zowel bij
gezonde honden als honden met HAH gebruikt worden ter
documentatie van de functie van de hypofysevoorkwab, zo-
wel vóór als na hypofysectomie. De test kan ook gebruikt
worden om de functie van de hypofysevoorkwab te bestude-
ren in geval van hypofyse-aandoeningen zoals cysten en tu-
moren.

Figuur 1. Schematische transversale doorsnede van de schedel van de
hond ter hoogte van het Turkse zadel en een close-up van de hypofyse in
relatie tot de hersenvliezen en de bloedvaten.

-ocr page 139-

MICRGCHIRURGISCHE TECHNIEK VAN TRANS-
SFENOÏDALE HYPÜFYSECTOMIE
Met computertomografie werd de hypofyse bij acht Beagles
gelokaliseerd in relatie tot de klassieke chirurgische oriënta-
tiepunten, te weten beide hamuli van het os pterygoideus. De
vorm van de buitenste lamina van het os sfenoïdale, te zien
op de CT-beelden en tijdens de operatie, werd geïntrodu-
ceerd als aanvullend oriëntatiepunt voor de benadering van
de hypofyse door het os sfenoïdale. Door de hond in borst-
buikligging te positioneren met de kop boven het niveau van
het hart werd niet alleen een anatomisch vertrouwd operatie-
veld gecreëerd maar tevens de intracraniale veneuze druk
verlaagd. Spoelvloeistof, bloed en botgruis vloeit in deze po-
sitie naar het laagste punt in de farynx waar het gemakkelijk
met de zuigbuis wordt verwijderd. Het voornaamste voor-
deel van de borst-buik-ligging is dat de zwaartekracht mee-
werkt bij de verwijdering van de hypofyse waardoor de ope-
ratie wordt vergemakkelijkt. De benadering van de hypofyse
geschiedt door de bek. Na incisie van het palatum molle en
het mucoperiost wordt met een frees een gat in het os sfenoï-
dale gemaakt (Figuur 2A). Het gebruik van fijne (1 mm) bot-
punches voor het verwijderen van de flinterdunne binnenste
laag van het os sfenoïdale (Figuur 2B en 2C) en het gebruik
van een prismaloep (3.3x vergroting) hebben de techniek
verbeterd en vergemakkelijkten ook de expositie en de
extractie van de hypofyse zonder dat noemenswaardige
bloedingen optraden. Bij gezonde Beagles verliep het post-
operatief herstel in de regel zonder complicaties. Substitutie-
therapie bestond uit tijdelijke verstrekking van desmopres-
sine (synthetisch arginine-vasopressine (AVP)) en perma-
nente verstrekking van thyroxine- (10 pg/kg 2cld) en
cortison-acetaat (0.25 mg/kg 2dd)-tabletten. Bij postmortaal
microscopisch onderzoek werden op de plaats waar de hypo-
fyse had gezeten (het Turkse zadel) eilandjes van hypofyse-
cellen aangetroffen die waren ingebed in bindweefsel. De
ventrale hypothalamus was niet beschadigd.

HYPÜFYSEFUNCTIE NA TRANSSFENOÏDALE HYPÜ-
FYSECTOMIE BIJ BEAGLES

De functie van de hypofysevoorkwab werd bij acht Beagles
getest met behulp van de gecombineerde test zoals hiervoor
beschreven. De functie van de pars intermedia werd getest
door bepaling van de a-melanotropine (MSH)-respons na
injectie van de dopamineantagonist haloperidol. De functie
van de hypofyseachterkwab werd getest door bepaling van
de AVP-respons na intraveneuze toediening van een hyper-
tone zoutoplossing.

mf
ÉUbA

De basale plasma concentraties van ACTH, Cortisol, thy-
roxine, LH, PRL en AVP waren 10 weken na hypofysectomie
significant lager dan voor hypofysectomie. Bij alle acht
Beagles was er geen somatotrope, gonadotrope, lactotrope,
melanotrope en achterkwabrespons meer na stimulatie op tien
weken na hypofysectomie. Vier honden (de ACTH-niet-re-
sponders) lieten ook geen corticotrope respons meer zien ter-
wijl de overige vier honden (de ACTH-responders) nog een
kleine maar significante respons lieten zien in de gecombi-
neerde functietest.

De ACTH- en cortisol-responsen na hypothalame stimulatie
bleken de meest gevoelige indicatoren te zijn voor restfunc-
tie van de hypofysevoorkwab na hypofysectomie. De kleine
eilandjes met hypofysecellen in het Turkse zadel, waaronder
de corticotrope cellen, zijn vermoedelijk verantwoordelijk
voor de soms waargenomen corticotrope respons na hypofy-
sectomie. Het verschil tussen de corticotrope responders en
niet-responders werd pas duidelijk op tien weken na hypofy-
sectomie. Kennelijk diende er enige tijd te verstrijken alvo-
rens de restanten hypofyse-weefsel hun responderend ver-
mogen op hematogene stimuli weer hadden herwonnen.
Na hypofysectomie resteert kennelijk voldoende A VP-produc-
tie om diabetes insipidus te voorkomen ondanks dat de AVP-
respons na toediening van een hypertone zoutoplossing volle-
dig achterwege bleef Verwijdering van de gehele hypofyse,
inclusief de achterkwab, ontdoet de hond van zijn AVP-opslag
in de neurohypofyse en de mogelijkheid om te reageren met
een AVP-respons na stimulatie. Echter na verloop van tijd (on-
geveer vier weken) treedt er vemioedelijk een zodanige rege-
neratie op van de supraoptico- en paraventriculohypofysaire
banen dat een structuur ontstaat die lijkt op een achterkwab.

IMMUNÜHISTOLOGIE VAN DE HYPOFYSE
Dit onderzoek betrof een beschrijving van de verdeling van
de cellen in de adenohypofyse met de nadruk op de verdeling
van de corticotrope cellen. Er werd een sagittale doorsnede
van de hypofyses van negen Beagles immunohistochemisch
gekleurd met antisera tegen ACTH, a-MSH, GH, PRL en
TSH (Figuur 3A). In de sagittale immunohistochemische
beelden van de hypofyse werd een ongelijkmatige verdeling
waargenomen van de verschillende celtypen van de hypofy-
sevoorkwab. Er kon geconcludeerd worden dat de eilandjes
met cellen van de hypofyse die in het Turkse zadel werden
waargenomen na hypofysectomie vermoedelijk afkomstig
zijn van het rostrale of het caudodorsale deel van de pars dis-
talis omdat deze delen ten eerste veel corticotrope cellen be-
vatten, en ten tweede het moeilijkst in beeld te krijgen zijn
tijdens de extractie van de hypofyse zodat ongemerkt frag-
mentjes in de sella kunnen achterblijven. De aanwezigheid
van andere cellen dan de corticotrope cellen in deze eilandjes
is in overeenstemming met hun verspreidingspatroon in de
pars distalis. De afwezigheid van een respons na hypotha-
lame stimulatie van de niet-corticotrope cellen na hypofy-
sectomie suggereert dat de corticotrope cellen een speciale
plaats innemen.

FYSIOLOGIE VAN DE HYPOFYSE BIJ PATENTEN
MET HAH

Om de veranderingen in de hypofysevoorkwab van honden
met hypofyseafhankelijk hyperadrenocorticisme te onder-
zoeken werd aan 47 honden met HAH en aan acht controle-

-ocr page 140-

B

Figuur 3. A) Mediane sagittale doorsnede van de hypofyse van een gezonde Beagle (vergroting 19 x). (1 ) Hypotfialamus, (2] derde hersenventrikei, (3) hypo-
tysevoorkvi/ab, (4) pars intermedia, (5) hypofyseachterkwab.

B) Immunohistochemische kleuring met anti-ACTH serum van een microscopische sectie van hypofysevoorkwab-operatiespecimen na transsfenoidale hypo-
fysectomie bij een 10 jaar oude miniatuur Poedel met hypofyse-afhankelijk hyperadrenocorticisme (vergroting 88x). Een immunopositieve nodulus (micro-
adenoma met een diameter van 1 mm) wordt omringd door voornamelijk immunonegatief hypofysevoorkwabweefsel.

honden een combinatie van vier hypothalame hormonen
(CRH, GHRH, GnRH en TRH) toegediend en bepalingen in
het plasma verricht voor ACTH, Cortisol, GH, LH, PRL en
TSH. In vergelijking met de controlehonden waren de ba-
sale plasmaconcentraties van 47 honden met HAH hoger
voor ACTH, Cortisol en PRL, lager voor GH, en niet ver-
schillend voor LH (n— 25 niet-gecastreerde honden) en
TSH. In vergelijking met de controlehonden was de respons
na gecombineerde hypothalame stimulatie van honden met
HAH niet verschillend voor ACTH, lager voor GH en TSH,
en hoger voor Cortisol, LH (n= 25 niet-gecastreerde honden)
en PRL. Naar aanleiding van deze resultaten wordt gecon-
cludeerd dat de functie van de hypofysevoorkwab van hon-
den met HAH is veranderd voor wat betreft een aantal as-
pecten.

1) Ondanks de voortdurende hypercortisolemie blijven de
(getransformeerde) corticotrope cellen meestal in staat te
responderen op hypothalame stimulatie.

2) De basale GH-concentraties en de GH-respons na stimula-
tie zijn afgenomen, hetgeen vermoedelijk het gevolg is
van de glucocorticoïd-geïnduceerde verhoging van de so-
matostatinetonus.

532

TiJDSCHRII T VOOR D I E R (i 1 N H K S K U N 1) E . Dili 123. SEPTEMBER. A F i E V E R 1 N (i 18, 1998

3) De basale PRL-concentraties in plasma en de PRL-res-
pons na stimulatie zijn verhoogd, hetgeen waarschijnlijk
het gevolg is van co-secretie met ACTH door de getrans-
formeerde corticotrope cellen.

4) Ondanks dat het bekend is dat glucocorticoïden de circu-
lerende concentraties van gonadale steroïden en thy-
roxine verlagen, bleven de basale plasma LH- en TSH-
concentraties onveranderd en was er een neiging tot een
hyperrespons na stimulatie voor LH en een hyporespons
voor TSH. De meest waarschijnlijke verklaring voor deze
veranderingen is een tweeledig effect van de glucocorti-
coïden: a) een direct effect op de gonaden en de schild-
klier en/of het transport of metabolisme van hun secre-
toire produkten, en b) een invloed op de gevoeligheid van
de terugkoppeling op het hypothalamus-hypofyse-ni-
veau.

-ocr page 141-

RESULTATEN VAN MICROCHIRURGISCHE TRANS-
SFENOÏDALE HYPOFYSECTÜMIE BIJ 52 HONDEN
MET HAH

Een leereffect werd onderzocht door de resultaten van de ge-
vallen 1 tot 26 te vergelijken met gevallen 27 tot 52. Met be-
hulp van pre-operatieve computertomografie (Figuur 4)
werd de grootte van de hypofyse bepaald (er waren 24 hon-
den met een niet-vergrote hypofyse en 28 honden met een
vergrote hypofyse) en werd de exacte lokalisatie van de hy-
pofyse in relatie tot de kenmerken voor intra-operatieve
oriëntatie bepaald. Het geschatte overlevingspercentage na
één jaar was 84% (95% betrouwbaarheidsinterval (BI): 71-
92%) en na twee jaar 80% (95% BI: 65-90%) (Figuur 5).

1200

1000

400

1.00

0.75 J

0.50

0.25

0.00

—I—
200

600 800
Tim« (days)

Figuur 5. Kaplan-Meier overlevingscun/e voor 52 honden nnet hypofyse-af-
hankelijk hyperadrenocorticisme na transsfenoïdale hypofysectomie.
Gecensoreerde gevallen (honden die zijn overleden door niet-gerelateerde
oorzaken en de honden die nog in leven zijn na operatie) worden weerge-
geven door de verticale streepjes.

Remissie van hyperadrenocorticisme werd bereikt bij 43
honden (83%) en de mediane cortisol/creatinineratio nam af
van 50.5 x 10"^ (spreiding van 10.6 tot 275 x 10"^) vóór de
operatie naar 1.5 x lO"\'\' (spreiding van 0.2 tot 8.2 x lO"\'\') op
twee maanden na hypofysectomie. Bij vier honden werd de
hypofyse onvolledig verwijderd en en trad er geen remissie
van hyperadrenocorticisme op. Vijf honden overleden als di-
rect gevolg van de operatie. Recidief van hyperadrenocorti-
cisme trad op bij vijf honden (10%). Het geschatte percen-
tage dat vrij was van een recidief na 1 jaar was 92% (95% BI:
76-97%). De voornaamste post-operatieve complicaties wa-
ren voorbijgaand, milde hypematriëmie, tijdelijke vermin-
dering of afwezigheid van de traanproductie (25 ogen bij 18
honden), tijdelijke (vijf honden) of permanente (negen hon-
den) diabetes insipidus en secundaire hypothyreoïdie. De
traanproductie herstelde zich in alle gevallen (behalve bij
één hond) na een mediane periode van tien weken. Bij de
tweede serie honden (gevallen 27-52) was de opnamepe-
riode in de kliniek korter, het aantal droge ogen gehalveerd
en de fractie overleving na één jaar 20% groter dan bij de eer-
ste serie honden (1-26). Bij de tweede serie hypofysecto-
mieën stierven geen honden als direct gevolg van de opera-
tie. Bij 46 honden werd de diagnose adenoom bevestigd door
histologisch onderzoek van het ingezonden hypofysemateri-
aal (Figuur 3B).

Naar aanleiding van deze studie is geconcludeerd dat micro-
chirurgische transsfenoïdale hypofysectomie bij honden met
HAH een effectieve behandelingsmethode is, mits toegepast
in gespecialiseerde instellingen met toegang tot geavan-
ceerde beeldvormingstechnieken van de hypofyse. De ge-
specialiseerde (neuro)chirurg die begint met hypofysecto-
mieën doorioopt een leerproces en moet bekend zijn met de
meest frequent optredende complicaties van deze operatie-
techniek zodat ze in een zo vroeg mogelijk stadium worden
onderkend en ze snel en effectief behandeld kunnen worden.
De meting van de cortisol/creatinineratio\'s in de urine van de
hond is een praktische en gevoelige methode voor de vast-
stelling van remissie en de detectie van recidief van hyperad-
renocorticisme.

"iriTiTrrrrriMM

HYPOFYSEFUNCTIE VOOR EN NA TRANSSFENOÏ-
DALE HYPOFYSECTOMIE BIJ PATENTEN MET HAH
De functie van de hypofysevoorkwab werd bij 39 honden
met HAH onderzocht door gecombineerde toediening van
vier hypothalame hormonen (CRH, GHRH, GnRH en TRH)
en de bepaling van plasmaconcentraties van ACTH, cortisol,
GH.LH, PRL en TSH.

Acht weken na hypofysectomie waren de basale concentraties
van plasma -ACTH, -cortisol, -GH, -LH, -PRL en -TSH
significant lager dan voor de operatie. Na hypofysectomie was
er geen respons meer van GH, LH, PRL en TSH op hypotha-
lame stimulatie van de hypofysevoorkwab terwijl er wel een
kleine maar significante respons was van ACTH en cortisol.
Van de 35 honden met remissie van hyperadrenocorticisme
waren er drie met een recidief binnen 16 maanden na de opera-
tie. In de groep van 32 honden met blijvende remissie van hy-
peradrenocorticisme namen de cortisol/creatinine ratio\'s in de
urine niet significant toe gedurende 22 maanden na de opera-
tie. In tegenstelling tot voor de operatie, was er na hypofysec-
tomie een significante positieve correlatie tussen enerzijds de
cortisol/creatinineratio\'s in de urine en anderzijds de basale
plasma ACTH-concentraties en de ACTH-respons na stimula-
tie. Dit suggereerde een temgkeer van een normale functie van
de hypofyse-bijnier-as na de operatie. Naar aanleiding van
deze studie is geconcludeerd dat van de hypofysevoorkwab-
cellen die in het Turkse zadel kunnen worden aangetroffen na
hypofysectomie, de corticotrope cellen een speciaal gedrag
vertonen. Veel meer dan de andere celtypen, hebben de niet-
getransformeerde corticotrope cellen de neiging om functio-
neel te blijven of wordt mogelijk een reservefractie van corti-
cotrope cellen weer functioneel. De resterende corticotrope
cellen zorgen in veel gevallen voor een toestand van normo-
corticisme, maar kunnen na een relatief lange periode ook lei-
den tot een recidief van hyperadrenocorticisme, dat veelal (in
eerste instantie) vrij mild is.

DYNAMISCHE COMPUTERTOMOGRAFIE
Tenslotte is gekeken naar de relatie tussen enerzijds de CT-
bevindingen en anderzijds de chirurgische en histopatholo-
gische bevindingen bij 55 honden met HAH.
De hypofyses van 27 honden waren vergroot en van 28 hon-
den niet vergroot. Tijdens dynamische CT werd bij 36 hon-
den in een vroeg stadium een duidelijke gelokaliseerde con-
trastverhoging (\'flush\') waargenomen die de neurohypofyse
aanduidde. Bij 19 honden werd dit niet waargenomen.
Bij de groep van 36 honden die een vroege en gelokaliseerde
aankleuring (\'flush\') lieten zien waren 24 honden waarbij de
\'flush\' verplaatst was. Verplaatsing van de neurohypofyse
wees op een adenoom in de hypofyse hetgeen bevestigd
werd tijdens de chirurgie (plaats) en door histologisch onder-
zoek (adenoom) bij 18 van de 24 honden. Bij negen van deze
18 honden met een verplaatste neurohypofyse lukte het om
het adenoom gescheiden van de rest van de hypofyse op te
vangen en bij histologisch onderzoek van het niet-adenoma-

-ocr page 142-

teuze deel was dit bij acht honden vrij van tumorweefsel.
Op grond van de resultaten van dit onderzoek wordt gecon-
cludeerd dat dynamisch CT-onderzoek betere resultaten op-
levert dan conventionele CT na contrasttoediening.
Computertomografisch onderzoek van de hypofyse bij hon-
den met HAH levert de volgende essentiële informatie op: 1)
de exacte plaatsbepaling van de hypofyse in relatie tot de
chirurgische oriëntatiepunten, en 2) de afmetingen van de
hypofyse(tumor), en in bepaalde gevallen 3) de plaats en
grootte van het adenoom binnen de hypofyse.
Op grond van de waarnemingen in dit onderzoek blijkt dat
op dit moment de selectieve adenomectomie geen haalbare
aanpak is bij de hond, zoals dat het geval is bij de mens.
Indien een vroege en verplaatste aankleuring van de neuro-
hypofyse wordt waargenomen bij dynamisch CT-onderzoek,
is selectieve verwijdering van de hypofysevoorkwab alleen
een optie als de neurohypofyse tijdens de operatie duidelijk
geïdentificeerd kan worden. Ook dan bestaat nog de kans dat
restanten adenoom achterblijven. De resultaten van dit on-
derzoek ondersteunen duidelijk de totale hypofysectomie als
de methode die op dit moment de voorkeur geniet.

CONCLUSIES

• Microchirurgische transsfenoïdale hypofysectomie, uitge-
voerd bij de hond in borst-buik-ligging, blijkt een effec-
tieve en veilige techniek te zijn om de ziekte van Cushing
te behandelen en kan bij elk schedeltype worden uitge-
voerd. De neurochirurg ondergaat een leerproces.
Hypofysectomie resulteert op korte termijn (één jaar) in
een overleving die vergelijkbaar is met de behandeling
met o,p\'-DDD, terwijl het aantal recidieven in deze pe-
riode lager is. Na één jaar blijken de resultaten beter te
worden dan na vernietiging van de bijnierschors met o,p\'-
DDD.

• Beeldvorming van de hypofyse met computer tomografie
is een vereist omwille van 1) de exacte plaatsbepaling van
de hypofyse in relatie tot de chirurgische oriëntatiepunten,

2) de afmetingen van de hypofyse, en in bepaalde gevallen

3) de verdenking van een adenoom. In het algemeen zijn
honden met HAH en een niet vergrote of matig vergrote
(hoogte < 10 mm) hypofyse geschikte kandidaten voor
transsfenoïdale hypofysectomie. In geval van honden met
grote hypofysetumoren (macroadenomen) krijgt de transs-
fenoïdale chirurgie meer een palliatief karakter. Verdere
ontwikkeling van de beeldvorming van de hypofyse met
dynamische computertomografie of magnetische resonan-
tietomografie, is vereist voor de verdere drie-dimensionale
karakterisering van de hypofyse. Alleen wanneer door
beeldvorming en tijdens de operatie de grenzen van het hy-
pofyse-adenoom kunnen worden vastgesteld, met andere
woorden indien het onderscheid tussen gezonde en adeno-
mateuze voorkwab duidelijk is, dan heeft selectieve ade-
nomectomie een kans van slagen bij de hond. Vooralsnog
lijkt totale hypofysectomie (of in bepaalde gevallen selec-
tieve verwijdering van de hypofysevoorkwab) de enige
mogelijkheid.

Chirurgische behandeling van hypofysetumoren door hy-
pofysectomie kan alleen succesvol zijn door een hechte sa-
menwerking van de neurochirurg, de endocrinoloog, de
radioloog en de histopatholoog. De neurochirurg en de en-
docrinoloog moeten vertrouwd zijn met de mogelijke
complicaties van de operatie zodat deze in een vroeg sta-
dium kunnen worden herkend en behandeld. De verwij-
zend dierenarts moet bekend zijn met de nabehandeling.
De honden die een hypofysectomie hebben ondergaan ver-
gen voorts een blijvende endocrinologische controle met
intervallen van maximaal zes maanden door specialisten
die bekend zijn met de ingreep en zijn consequenties.
De meting van de cortisol/creatinineratio\'s in de urine van
de hond is een praktische en gevoelige methode om remis-
sie te documenteren en eventueel recidief van hyperadre-
nocorticisme te detecteren.

Substitutietherapie met L-thyroxine vereist controle van
plasmaconcentratie van T4 omdat er een aanzienlijke indi-
viduele variatie bestaat voor wat betreft de benodigde do-
sering. Gemiddeld is een dagelijkse dosis van 30 |ig/kg
vereist.

De functie van de hypofyse-voorkwab van honden met hy-
pofyse-afhankelijk hyperadrenocorticisme is veranderd.
Ondanks de voortdurende hypercortisolemie blijven de
(getransformeerde) corticotrope cellen meestal in staat te
responderen op (gecombineerde) hypothalame stimulatie.
Veel meer dan de andere celtypen, vertonen de corticotrope
cellen die in het Turkse zadel kunnen worden aangetroffen
na hypofysectomie, zowel bij normale honden als bij hon-
den met HAH, een speciaal gedrag. De niet-getransfor-
meerde corticotrope cellen hebben de neiging om fiinctio-
neel te blijven. De resterende corticotrope cellen kunnen
een normale functie van de bijnierschors onderhouden en
daarmee een toestand van normocorticisme handhaven,
maar kunnen ook na een relatief lange periode aanleiding
geven tot een (mild) recidief van hyperadrenocorticisme.
De overblijvende AVP-productie vanuit de hypothalamus
na hypofysectomie is kennelijk voldoende om diabetes in-
sipidus te voorkomen, zowel bij gezonde honden als bij de
meeste honden met HAH. Dit ondanks het feit dat de
AVP-respons na toediening van een hypertone zoutoplos-
sing volledig verdwijnt na hypofysectomie. Totale hypo-
fysectomie ontdoet de hond van zijn AVP-opslag in de
neurohypofyse en de mogelijkheid om te reageren op sti-
mulatie met een AVP-respons. Er treedt meestal geen zo-
danige retrograde degeneratie op van de supraoptische en
paraventriculaire neuronen dat de AVP-synthese onvol-
doende wordt.

-ocr page 143-

Overziclitsartikelen

INLEIDING

Varkensdysenterie werd voor het eerst beschreven in 1921 in
Indiana USA door Whiting
et al. (44). De eerste beschrijving
van de aandoening in Europa (Italië) door Ubertini dateert
van 1935 (9). Doyle (7) stelde in 1948
Vibrio coli voorop als
ziekteverwekker en sedertdien werd de ziekte \'Vibriodysen-
terie\' genoemd.

Precies 50 jaar na de eerste beschrijving van de ziekte kon de
oorzakelijke kiem worden aangetoond, namelijk een grote
spirocheet (36) die de benaming
Treponema hyodysenteriae
kreeg (14). In de mest van varkens (met of zonder diarree)
konden echter frequent spirocheten geïsoleerd worden die
sterk geleken op
T. hyodysenteriae en daarenboven een aan-
tal cultuur- en biochemische eigenschappen gemeenschap-
pelijk hadden. Gezien het feit dat deze apathogeen bleken te
zijn, werden ze aangeduid als
Treponema innocens (21). In
1980 werd door Taylor
et al. (37) evenwel vastgesteld dat
bepaalde
T. innocens-stammetx pathogeen waren voor ge-
speende biggen en jonge vleesvarkens (zie verder).
Genetische studies hebben aangetoond dat er slechts een ge-
ring verwantschap was tussen
T. hyodysenteriae-stammen
en het type species Treponema pallidum. Daarom brachten
Stanton
et al. (32) in 1991 T. hyodysenteriae en T. innocens
onder in een nieuw genus, namelijk Serpula. Aangezien deze
benaming echter reeds gebruikt werd om een zeer belangrijk
houtschimmel-genus aan te duiden, werd in 1992 de naam
gewijzigd in
Serpulina, en werden de benamingen Serpulina
hyodysenteriae
en Serpulina innocens van toepassing (31).
Recent onderzoek heeft aangetoond dat de vroegere
S. inno-
ce«.v-groep verschillende stammen bevat die (op zijn minst)
vier verschillende species omvatten (22). Eén van deze spe-
cies werd door Trott
et al. (42) in 1996 ondergebracht onder
de nieuwe entiteit
Serpulina pilosicoli. Het ermee gepaard
gaande ziektebeeld is beschreven als \'Porcine Intestinal
Spirochaetosis (PIS)\' en stemt overeen met de in 1980 reeds
door Taylor
et al. (37) beschreven aandoening \'Spirochaetal
Diarrhoea\'.

Twee andere species werden officieel erkend, met name
Serpulina intermedia en Serpulina murdochii (33). Terwijl
deze laatste apathogeen blijkt te zijn wordt aan 5.
intermedia
wel pathogene betekenis toegekend. Van de resterende S. in-
nocens-stammen
zouden er bepaalde eveneens pathogeen
kunnen zijn. Het ziektebeeld veroorzaakt door 5.
intermedia
en deze pathogene S. /««ocewi-stammen wordt beschreven
onder de collectieve term \'Porcine Spirochaetal Colitis
(PSC)\'(38).

\' Dit artikel is met toestemming overgenomen uit het Vlaams Diergeneeskundig

Tijdschrift 1997: 66: 106-17.
^ Provinciaal Verhond voor Dierenziektenhestrijding. Industrielaan IS. B-8H2Ü
Torhout. België.

Naast Serpulina sp. komt bij het varken ook de kleinere spi-
rocheet
Treponema succinifaciens (4) voor, waaraan echter
geen pathogene betekenis wordt toegekend.
Varkensdysenterie is een infectieuze aandoening van de
dikke darmen gekenmerkt door een mucohemorragische
diarree. De ziekte werd gerapporteerd in de meeste landen
waar varkens worden gehouden.

Tot halfweg de jaren zeventig was dysenterie in België een
veel voorkomende aandoening. Nadien kwam de ziekte ge-
durende een tiental jaren zelden voor.
Sedert 1986 wordt ze echter opnieuw regelmatig vastgesteld
en de laatste jaren is er een stijgende tendens waar te nemen.

ETIOLÜGIE

De primaire oorzaak van dysenterie is Serpulina hyodysente-
riae.
Dit is een Gramnegatieve zuurstof-tolerante anaërobe
spirocheet. Deze slangachtige kiem heeft een lengte van 6-
I Op. en een diameter van 300-400 nm. De kiem is beweeglijk
en produceert een hemolysine. Ze bevat 14-28 fibrillen of
endoflagellae (7-14 vastgehecht aan elk uiteinde) en is om-
geven door een envelop (22). De kiem heeft een a-glucosi-
dase-activiteit, vergist fructose en is a-galactosidase- en hip-
puraat-negatief De meeste stammen zijn indol-positief
Deze kenmerken worden gebruikt om
S. hyodysenteriae te
onderscheiden van andere
Serpulina sp.. In België worden
geregeld indol-negatieve stammen geïsoleerd.
Het onderscheid met andere spirocheten gebeurt tevens door
middel van specifieke antisera, I6S rRNA-analyse, DNA-
probes en REA (restrictie enzym analyse). Op basis van de
LPS-antigenen kan
S. hyodysenteriae onderverdeeld worden
in (tenminste) negen serogroepen (A-I) die alle meerdere
serotypes omvatten (12). Er zijn geen aanduidingen dat er vi-
rulentieverschillen bestaan tussen de verschillende seroty-
pes. Alhoewel
S. hyodysenteriae op zichzelf in staat is de
ziekte op te wekken, ook bij gnotobiotische dieren, kunnen
andere in het colon en caecum aanwezige anaërobe kiemen
(Campylobacter coli, Bacteroides vulgatus, Fusobacterium
necrophorum)
synergistisch werken zodat ze de kolonisatie
van
S. hyodysenteriae en het ontstaan van beschadigingen
vergemakkelijken (43).

PATHOGENESE

Infecties met S. hyodysenteriae ontstaan via orale opname
van besmette faeces. Slijm in deze faeces beschermt de kiem
tegen de zure maag-pH. Binnen twee uur na de opname be-
vinden de kiemen zich in de crypten van de dikke darmen
waar ze zich vermenigvuldigen. Vervolgens treedt er actieve
invasie op van de slijmbekercellen (gobletcellen) en pene-
treert de kiem in de intracellulaire ruimten en de lamina
propria (34). De productie van slijm stijgt aanzienlijk en
deze bedekt het oppervlakte-epitheel. Deze slijmlaag wordt
in sterke mate gekoloniseerd door
S. hyodysenteriae.
Er treedt beschadiging op van de eptiheelcellen, vermoede-
lijk door het haemolysine (41) en door het lipopolysaccha-
ride (LPS) uit de celwand. Het LPS heeft tevens een endo-
toxine-activiteit (24). Deze toxines beschadigen eveneens de

Tijdschr Diergeneeskd 199/t; 123: 535-40

SERPULINA HYODYSENTERIAE-INFECTIES BIJ VARKENS\'*

F. Castryck, J. Hommez, C. Miry, en A. Lein^

-ocr page 144-

wand van de bloedvaten wat aanleiding geeft tot hyperemie,
oedeem, bloedingen en necrose.

Er ontstaat een catarrale tot mucohemorragische en uiteinde-
lijk necrotiserende enteritis. Hierdoor kan de colonmucosa de
endogene secretie, die plaatsgrijpt ter hoogte van de dunne
darmen niet opnieuw absorberen en ontstaat er diarree. Door
dehydratie en een verstoorde electrolytenbalans kan uiteinde-
lijk sterfte optreden. Soms treedt peracute sterfte op (15).

Vanaf de derde dag na de infectie kunnen lokale antistoffen
worden aangetoond in de darm (IgA). Serumantistoffen ver-
schijnen na een tiental dagen en blijven tot vier a vijf maan-
den na de infectie aantoonbaar (27).

KLINISCHE SYMPTOMEN

Bij experimenteel besmette varkens bedraagt de incubatie-
periode vier tot 14 dagen. Onder praktijkomstandigheden
varieert die echter tussen zeven dagen en twee maanden (34).
De aandoening verspreidt zich meestal slechts traag in de
stal en over het bedrijf De morbiditeit kan uiteindelijk echter
oplopen tot 70-90%.

De eerste ziekteverschijnselen uiten zich onder de vorm van
kolieken, lichte huidhyperemie en (licht) verminderde eetlust.
Een voorbijgaande koortsreactie (tot 40-40,5°C) is mogelijk,
doch verdwijnt gewoonlijk voordat er diarree optreedt (34).
Bepaalde dieren kunnen peracuut sterven zonder vooraf-
gaande symptomen, of in het begin van het ziekteproces. Dit
fenomeen doet zich echter zelden voor. Diarree zal meestal
het eerst opgemerkte klinisch verschijnsel zijn. De faeces
worden slapper en geel tot grijs van kleur. Na enkele uren
(tot dagen) treft men meestal veel slijmbijmenging en bloed-
vlekken aan in de mest. Later worden de faeces waterig en
bevatten ze bloed, mucus, strepen mucofibrineus exsudaat
en necrotisch materiaal. Uiteindelijk kunnen de faeces uni-
form donkerrood tot bruin gekleurd zijn.
De algemene conditie gaat snel achteruit. De dieren staan
dun en met gebogen rug. Doordat de dikke darmen zich ver-
sneld ledigen zijn de tlanken ingevallen.
Het baarkleed is ruw en de dieren laten de staart hangen. Het
perineum kan besmeurd zijn met al of niet bloederige faeces.
De voederopname daalt sterk. Alhoewel de dieren blijven
drinken is ook de totale wateropname verminderd. De voe-
derconversie stijgt aanzienlijk en de groei daalt. Bij zeugen
kunnen zich secundair reproductiestoomissen voordoen.
Herstel treedt meestal op na zeven a 14 dagen, doch kan ook
weken op zich laten wachten.

Bij een lang aanhoudend ziekteproces (chronische vorm)
zijn de symptomen minder duidelijk. De dieren produceren
te dunne mest, waarin zich soms kleine hoeveelheden slijm
bevinden. Het aantal achterblijvers neemt toe en de voeder-
conversie stijgt aanzienlijk.

Zonder behandeling kan uiteindelijk tot 30% van de aange-
taste dieren sterven (15). De overlevende dieren vertonen
een sterke groeivertraging en bouwen immuniteit op. Deze is
gedeeltelijk serotype-afhankelijk (19). Effectief behandelde
dieren bouwen evenwel geen immuniteit op. Genezen dieren
kunnen tot meer dan 90 dagen na herstel nog
Serpulina \'s uit-
scheiden (34).
S. hyodysenteriae blijft daarnaast lang infecti-
eus in vochtige faeces (2). Om al deze redenen treden vaak
recidieven op.

Varkens van elke leeftijd kunnen aangetast zijn, doch de
ziekte doet zich vooral voor bij (jonge) vleesvarkens. Bij
zeugen treedt de ziekte meestal op rond het werpen of tijdens
de lactatie. De ziekte wordt soms opgemerkt bij gespeende
biggen. Bij zogende biggen komt ze slechts bij uitzondering
voor en manifesteert ze zich in de vorm van een catarrale en-
teritis (15).

536

Op besmette bedrijven waar gemedicineerd voeder wordt
toegediend kunnen atypische ziektebeelden optreden wan-
neer de opgenomen hoeveelheid geneesmiddel te laag is om
de infectie effectief te onderdrukken. Onderdosering, resis-
tentie-ontwikkeling of verminderde voederopname (door an-
dere infecties) kunnen hiervan de reden zijn. Geleidelijk ont-
staat verlies aan conditie, gepaard gaande met min of meer
duidelijke diarree. Slijm ontbreekt meestal. Uiteindelijk kan
dit leiden tot ernstige doorbraken met een acuut ziektebeeld.
De ziekteverwekker kan soms (tijdelijk) subklinisch aanwe-
zig zijn op een bedrijf Stressfactoren kunnen echter aanlei-
ding geven tot acute ziektedoorbraken. Belangrijke stress-
factoren zijn transport, verhokken, voederveranderingen en
uitbraken van andere ziekten.

PATHOLOGISCHE BEVINDINGEN
Varkens gestorven tengevolge van dysenterie zijn gewoonlijk
in een slechte algemene conditie en gedehydreerd. De dieren
kunnen een anemisch tot licht cyanotisch beeld vertonen.
Pathologische beschadigingen beperken zich tot de dikke
darmen. In acute stadia zijn hyperemie en oedeem van de
darmwand en het mesenterium aanwezig. De betrokken lym-
feklieren zijn vaak gezwollen en bleek. De buikholte kan
kleine hoeveelheden ascitesvocht bevatten.
Afhankelijk van het stadium waarin het dier stierf, is de
dikke darminhoud zacht tot waterig en heeft een geel-grijze
tot bruin-rode kleur. Ze bevat variabele hoeveelheden slijm,
fibrine, onverteerd bloed en necrotisch materiaal.
Ook de mucosabeschadigingen zijn afhankelijk van het ziek-
testadium. In een vroeg stadium is de mucosa gezwollen en
gestuwd, in een later stadium is deze bedekt met slijm waarin
bloedstrepen aanwezig zijn met vlekken fibrineus-difteroied
materiaal. Oude letsels bestaan uit een uitgebreide laag ne-
crotisch weefsel, dat op bepaalde plaatsen losgekomen kan
zijn waar de bloedende mucosa blootgesteld is. In een chro-
nisch stadium is de mucosa bedekt met een uitgebreid dun fi-
brineus exsudaat.

De beschadigingen zijn meestal aantoonbaar in de hele dikke
darmtractus, doch kunnen ook beperkt blijven tot bepaalde
segmenten. De beschadigingen zijn uitgebreider naarmate
de dieren sterven in een later stadium.
Leverstuwing en stuwing van de maagfundus kunnen in
sommige gevallen worden opgemerkt. Deze zijn echter niet
typisch voor dysenterie. Hoewel de eetlust sterk venninderd
is kan de maag toch gevuld zijn als gevolg van stase.
Bij histologisch onderzoek van het colon treft men tijdens de
acute fase uitgezette crypten en door hypersecretie over-
vulde slijmbekercellen aan. De mucosa en submucosa zijn
verdikt tengevolge van vasculaire stuwing en uittreding van
vocht en leucocyten. In latere stadia is het epitheel op be-
paalde plaatsen losgekomen en liggen de onderliggende ca-
pillairen bloot of zijn ze bedekt met een laag celdebris, fi-
brine, bacteriën en rode bloedcellen. Bij chronische letsels is
er minder hyperemie en oedeem. De mucosa vertoont uitge-
breide oppervlakkige necrose en is gewoonlijk bedekt met fi-
brineuze
Pseudomembranen. Er treedt tevens hyperplasie op
van het cryptenepitheel.

EPIZOOTIOLOGIE

Varkensdysenterie wordt overgedragen via faeces van kli-
nisch zieke varkens of van dragers. Dieren die dysenterie

Tijdscmriit voor D i e; r g i: n h k s k u n d i: . Dkii. 123, siptimbir, A 11. h v i: r i n ci 18. 1998

-ocr page 145-

doormaakten kunnen de kiem uitscheiden tot minstens 90
dagen na herstel (34). De ziekte komt dan ook meestal bin-
nen op een bedrijf via aankoop van dergelijke dieren. Ze kan
echter ook worden binnengebracht via besmette voertuigen
en besmet schoeisel.

Alhoewel S. hyodysenteriae een anaëroob micro-organisme
is, is de kiem toch relatief resistent in de buitenwereld. In
vochtige faeces kan ze bij 5°C tot 40 dagen lang overleven.
In faeces verdund met water (1:10) is de overlevingsduur
verlengd tot 61 dagen. Bij 25°C blijft de kiem ongeveer een
week infectieus. Uitdroging daarentegen elimineert de kiem
van gecontamineerde hokken binnen enkele uren. De kiem is
gevoelig voor de meeste ontsmettingsmiddelen, zoals for-
maline, fenolen en hypochlorieten (2).
De ziekte kan eveneens overgedragen worden door andere
diersoorten. In praktijkomstandigheden werd ze geïsoleerd
bij honden (30), ratten en muizen (17). Experimenteel werd
aangetoond dat honden en vogels (spreeuwen) tot 13 dagen,
respectievelijk acht uren na de infectie de kiem kunnen uit-
scheiden (11). Muizen kunnen de kiem uitscheiden tot 180
dagen en meer na de infectie (18). Ratten kunnen dit slechts
tot een paar dagen erna (3). Muizenpopulaties kunnen de be-
smetting zelfs onderhouden (34).

Zeugen kunnen rond het werpen of tijdens de zoogperiode
hun biggen besmetten. Deze kunnen later, na het wegvallen
van de beschermende antistoffen, de ziekte vertonen.
Varkensdysenterie kan echter ook uitbreken op een bedrijf
zonder dat er indicaties zijn van ziekte-insleep. De kiem kan
op bepaalde bedrijven aanwezig zijn zonder dat ze zich kli-
nisch manifesteert (13). Stressfactoren zoals verhokken,
overbezetting, voederveranderingen, andere ziekten, slechte
klimaatomstandigheden en dergelijke kunnen de ziekte ech-
ter opwekken.

De voedersamenstelling kan eveneens een invloed uitoefe-
nen op het ontstaan en het klinisch verloop van de ziekte.
Recent werd door Siba
et al. (29) een interactie aangegeven
tussen
S. hyodysenteriae en de fermentatieve bacteriële flora
ter hoogte van colon en caecum.

Bij varkens die gedurende vier weken een laag fermentatieve
voeding (op basis van gekookte witte rijst en 21% dierlijke
eiwitten) kregen, sloeg
S. hyodysenteriae niet aan en werd
geen diarree vastgesteld. Bij varkens die gedurende vier we-
ken een fermentatief voeder (op basis van tarwe en lupinen)
toegediend kregen sloeg 5.
hyodysenteriae wel aan en ver-
toonden alle dieren dysenterieverschijnselen. Een reductie
of wijziging van de microbiële fermentatie verhindert blijk-
baar indirect de kolonisatie door 5.
hyodysenteriae. Deze mi-
crobiële fermentatie wordt bepaald door de hoeveelheid niet-
zetmeel Polysacchariden (cellulose, hemicellulose, pectines,
lignines), resistent zetmeel en Oligosacchariden die ontsnap-
pen aan de verteringsenzymen in de dunne darmen.
Uit deze bevindingen werd de hypothese geformuleerd dat
voeders die de hoeveelheid verteerbaar substraat ter hoogte
van de dikke darmen reduceren, beschermend zouden wer-
ken tegen
S. hyodysenteriae-mkcUts. Hierbij spelen niet al-
leen de voederbestanddelen een rol, doch tevens het bewer-
kingsproces dat deze ondergingen. Deze hypothese werd
bevestigd door Pluske
et al. (25) die experimenteel het effect
nagingen van de volgende voedersamenstellingen op het
ontstaan van dysenterie: dierlijk eiwit en tarwe, gerst, grut-
ten, sorghum of maïs (gemalen en als stoomvlokken), dier-
lijk eiwit en geëxtrudeerde tarwe, dierlijk eiwit en gekookte
witte rijst. Zij bevestigden een volledige bescherming bij het
voeder op basis van gekookte rijst, en toonden een duidelijke
bescherming aan bij de voeders op basis van sorghum- en
maïsstoomvlokken (respectievelijk 33 en 11% van de dieren
aangetast). Enige bescherming werd eveneens gezien bij de
voeders op basis van gemalen tarwe, geëxtrudeerde tarwe,
gemalen sorghum en gemalen maïs (50 ä 80% van de dieren
aangetast).

iBEÄSBBEBBSBE^

Enigszins tegenstrijdig met bovenstaande resultaten zijn de
bevindingen van Prohézka en Lukacs (26), die vaststelden
dat een voeder met een hoog gehalte aan cellulose/hemicel-
lulose (op basis van 60% maïs-silage) de vermenigvuldiging
van 5.
hyodysenteriae en zodoende het ontstaan van dysente-
rie verhinderde.

Een selenium-deficiënt dieet beïnvloedt het klinisch verloop
ongunstig. Bij experimentele infectie van dieren op een der-
gelijk dieet werd door Teige
et al. (39) aangetoond dat de in-
cubatieperiode korter, de morbiditeit en mortaliteit hoger, de
beschadigingen erger en de groeivertraging groter waren dan
bij de dieren die voldoende selenium kregen toegediend.
Hoge doses Zink zouden een gunstige uitwerking hebben bij
dysenterie. Bij experimentele infecties namen Daniels
et al.
(5) een sterke reductie waar in de mortaliteit bij varkens die
6.000 pmm Zn-methionine of ZnO kregen toegediend. Bij
muizen stelden Zhang
et al. (46) vast dat 6.000 ppm Zink (in
de vorm van Zn-methionine of ZnO) het aanslaan van 5.
hyo-
dysenteriae
verhinderde en aldus bescherming bood tegen de
ontwikkeling van dysenteriebeschadigingen ter hoogte van
het caecum.

DIAGNOSE

Varkensdysenterie kan vermoed worden op basis van het
ziektebeeld en de autopsiebevindingen. Het aantonen van
grote spirocheten in uitstrijkjes van faeces van levende die-
ren of van afkrabsels van de dikke darmen van gestorven die-
ren kan het vermoeden bekrachtigen. Voor een zekerheids-
diagnose zijn echter meer gespecialiseerde laboratorium-
technieken nodig.

Voor onderzoek worden bij voorkeur volledige dieren aan-
geboden. Eventueel kunnen (afgebonden) darmen worden
binnengebracht. Mestmonsters worden het beste rectaal af-
genomen. Ook kunnen swabs met transportmedium gebruikt
worden.

Routinematig wordt tot op heden vooral de immuno-fluores-
centietest toegepast. Hierbij kunnen echter vals positieve re-
sultaten optreden door kruisreacties met andere
Serpulina
sp.. De betrouwbaarheid van deze test zou evenwel aanzien-
lijk verhoogd kunnen worden door absorptie van het ge-
bruikte antiserum met deze stammen (16).
Voor een zekerheidsdiagnose is echter kiemisolatie op selec-
tieve media noodzakelijk, bijvoorbeeld bloedagar met 400
jjLg/ml spectinomycine en daarnaast eventueel nog andere
antibiotica.

Deze test is bovendien gevoeliger en derhalve beter geschikt
om dragers op te sporen. Differentiatie van
S. hyodysenteriae
ten opzichte van andere Serpulina sp. geschiedt op basis van
hemolyse, de indol-test en enzymatische testen. Tevens kun-
nen de isolaten getest worden met specifieke antisera door
middel van agglutinatietesten of groei-inhibitietesten. De
isolaten kunnen eventueel geserotypeerd worden. Andere
testen zoals ELISA, DNA-probes en PCR werden eveneens
beschreven.

Voor het aantonen van antistoffen zijn er verschillende tes-
ten beschreven, onder andere de ELISA-test. Deze heeft ech-
ter alleen waarde op bedrijfsniveau en niet voor het individu-
ele dier (8).

-ocr page 146-

Dysenterie moet gedifferentieerd worden van een reeks an-
dere darminfecties. Klinisch is de aanwezigheid van vers
bloed en slijm een belangrijk diflferentiatiecriterium. Bij au-
topsie is de beperking van de beschadigingen tot de dikke dar-
men differentieel-diagnostisch zeer belangrijk. Analoge let-
sels kunnen, in een mildere mate tevens voorkomen bij andere
Serpulina sp. infecties namelijk Porcine Intestinal Spiro-
chaetosis (PIS) en Porcine Spirochaetal Colitis (PSC). Vooral
in het beginstadium van dysenterie dringt dit onderscheid zich
op.

Salmonellose gaat gewoonlijk gepaard met koorts. TGE en
PED spreiden zich veel explosiever door de stal. Bij intesti-
nale bloedingen zoals maagulcera en proliferatieve hemor-
ragische enteropathie
(Lawsonia intracellularis) zijn de
faeces teerachtig (melena). Een niet onbelangrijke dif-
ferentieel-diagnose is een massale
Trichuris-mitcXit die
soms wordt opgemerkt bij jonge zeugen met weidegang.
Drie weken na een dergelijke infectie kan zich immers een
sterk op dysenterie gelijkend ziektebeeld manifesteren. Na
het spenen kan dysenterie gelijkenis vertonen met
E. coli-
diarree.

Dysenterie kan voorkomen samen met andere aandoenin-
gen. Dit kan aanleiding geven tot een atypisch ziektebeeld en
tevens tot problemen bij de behandeling. Zo komt dysenterie
geregeld samen voor met
Salmonella-infecties.

BEHANDELING

Bij de behandeling van dysenterie is het van belang dat een
actief product in voldoende hoge dosis en voldoende lang
wordt toegediend. Glucose- en electrolyten-supplementatie
via het drinkwater kan de behandeling ondersteunen (15).
Tegen
S. hyodysentehae is een hele reeks chemotherapeu-
tica actief bevonden: arsanilzuur en arsanilaten, macroliden,
lincomycine, virginiamycine, nitro-imidazoles, quinoxali-
nes, salinomycine, monensin en tiamuline.
Slechts enkele van deze producten staan in België evenwel
(nog) ter beschikking voor de behandeling, namelijk: tylo-
sine, spiramycine, lincomycine, linco-spectin en tiamuline.
Andere worden gebruikt als voederadditieven doch hebben
bij de toegelaten dosering hoogstens een profylactische wer-
king. Recent werd een aan tiamuline verwant product,
Econor (NN valvemulin) ontwikkeld (1).
Acuut zieke dieren worden bij voorkeur behandeld via het
drinkwater. Ernstig zieke dieren moeten echter parenteraal
behandeld worden. Behandeling via het voeder is alleen aan-
gewezen om een behandeling voort te zetten of te herhalen.
Bij de behandeling via drinkwater of voeder wordt de dose-
ring bij voorkeur berekend op basis van het levend gewicht.
Wegens het frequent voorkomen van recidieven is het nood-

538

Tabel 1.

Injecties

Water

Voeder

(mg kg)

(g/1.0001)

(ppm)

curatief

curatief preventief

curatief preventief

Tylosine

5-10

250

100

40

Spiramycine

25-50

140 70

400

200

Lincomycine

10

60

110

44

Tiamuline

8-10

60

100-150

30-40

zakelijk om na de behandeling de medicatie voort te zetten in
een lagere (preventieve) dosis of de behandeling één of
meerdere malen te herhalen. De behandeling dient tevens ge-
paard te gaan met hygiënische maatregelen, die eruit bestaan
dat men tijdens en na de medicatie de hokken grondig
schoonmaakt en ontsmet.

Voor de daartoe geregistreerde producten worden curatieve
en preventieve doseringen opgegeven in tabel 1.

Resistentie vormt bij de behandeling van dysenterie een
ernstig probleem: veel S.
hyodysenteriae-sXammen verto-
nen een verminderde gevoeligheid of zijn ongevoelig ten
opzichte van bepaalde producten. Afhankelijk van de
graad van resistentie, de gebruikte dosis en de behande-
lingsduur kan dit resulteren in een even ernstig ziektever-
loop, een milder ziektebeeld of een doorbraak kort na het
stopzetten van de behandeling. Resistentie wordt zeer
vaak waargenomen ten opzichte van tylosine en veel stam-
men zijn resistent tegen lincomycine. Tot op heden werd
zelden resistentie gerapporteerd ten opzichte van tiamu-
line. Bij een onderzoek van 36 Belgische stammen werden
nagenoeg alle stammen resistent of verminderd gevoelig
bevonden voor lincomycine. Alle stammen waren resistent
tegen tylosine en enkele waren verminderd gevoelig voor
tiamuline. Verworven resistentie ten opzichte van salino-
mycine, dimetridazole en carbadox werd niet waargeno-
men.

Gezien de hoge frequentie van resistentie zijn gevoeligheids-
bepalingen noodzakelijk. Hiertoe moeten MlC-waarden be-
paald worden. De meest gebruikte test is de agardilutie-me-
thode. Voor de interpretatie van de verkregen resultaten
geven Ronne en Szancer (28) de waarden op die in tabel 2
weergegeven worden:

Tabel 2.

Gevoelig

Tylosine < 1 p-g/nil

Lincomycine < 4 jig/ml
Tiamuline < 1 M.g/ml

Intermediair Resistent

>I<4jjig/ml >4jjLg/ml

> 4 < 36 jjLg/ml > 36 (xg/ml

> 1 < 4 |xg/ml > 4 (jig/ml

TIJDSCHRIFT VOOR DiERCiENEESKUNDE. DEEL 123, SEPTEMBER, AFLEVERING 18, 1998

In vitro bevindingen stemmen echter niet altijd overeen met
de resultaten in de praktijk. Soms worden immers gunstige
resultaten bekomen niettegenstaande hoge MlC-waarden.
Dit kan het gevolg zijn van een activiteit op de synergistische
darm flora.

Bij gebruik van tiamuline dient steeds nagegaan te worden of
het voeder geen salinomycine bevat. Tiamuline remt immers
de afbraak van salinomycine in de lever, zodat zich toxici-
teitreacties kunnen voordoen wanneer de totale dosis van
beide producten 6 mg/kg lichaamsgewicht overschrijdt (6).

MAATREGELEN QP EEN BESMET BEDRIJF
Op besmette bedrijven kan men zich niet beperken tot de be-
handeling bij ziektedoorbraken. Er dient een programma op-
gesteld te worden om de ziekte onder controle te houden.
Dergelijke maatregelen kunnen zich baseren op:

Preventieve medicatie

Om de economische schade te beperken op een besmet be-
drijf kan preventieve medicatie (tijdelijk) noodzakelijk zijn.

-ocr page 147-

Hierbij doen zich verschillende mogelijkheden voor:

- behandeling met therapeutische dosis tijdens risicoperio-
den van infectie, zoals na het spenen of bij de opzet in de
vleesvarkensstal. Bij toepassing van all-in-all-out en een
strenge hygiëne kunnen de dieren zodoende vrij blijven tot
aan de slachtleeftijd;

- continue voedermedicatie in een lage (preventieve) dosis.
Uiteraard moeten hierbij de wachttijden gerespecteerd
worden. Bij deze methode bestaat echter een reëel gevaar
voor resistentie-ontwikkeling;

- toepassing van pulse medicatie. Bij toepassing van het
continu mestsysteem en onder ongunstige hygiënische
voorwaarden kan het aangewezen zijn de ziekte (tijdelijk)
onder controle te houden via korte behandelingsperioden,
onderbroken door perioden waarin geen geneesmiddelen
worden toegediend. Een mogelijk alternerend schema is
een week behandelen en een week niet.

Aangezien de incubatieperiode meestal langer is dan ze-
ven dagen kan zodoende de ziekte onderdrukt worden met
inachtname van de wachttijden (20).

Vaccinatie

Verschillende vaccins werden reeds ontwikkeld. Het betreft
hierbij zowel dode (volledige kiemen of subunits) als le-
vende vaccins of combinaties ervan. Meestal wordt echter
geen volledige bescherming verkregen (35). In bepaalde lan-
den zijn er vaccins commercieel beschikbaar. Dit is echter
niet het geval in België.

Eradicatie

Gezien de grote economische schade die de ziekte met zich
meebrengt, de dure behandelingen en het risico op residuen
is eradicatie van het agens aangewezen. Dit kan bereikt wor-
den door depopulatie en herbevolking of via Medicated
Early Weaning (MEW) (34).

Eradicatie van het agens is echter eveneens mogelijk door
middel van effectieve behandelingen gepaard met adequate
hygiënische maatregelen en een afdoende ongediertebestrij-
ding (34). Op diemiveau kan een eradicatie bereikt worden
mits een actief product in de juiste dosis (per kg lichaamsge-
wicht) en voldoende lang (minimaal een week) wordt toege-
diend. Alhoewel een goede hygiëne en ongediertebestijding
herbesmettingen kunnen voorkomen, gaat dit onder praktijk-
omstandigheden veiligheidshalve het beste in combinatie met
preventieve medicaties. Hiervoor kunnen lagere doses ge-
bruik worden van een actief product of kunnen bepaalde voe-
deradditieven van nut zijn. Tevens kan pulse medicatie hier-
bij behulpzaam zijn. Omdat de kiem minimaal twee maanden
kan overleven in de mest, dient dergelijke preventie minimaal
gedurende deze periode te worden aangehouden.
De eradicatie wordt het beste gestart nadat de ziekte via me-
dicatie reeds klinisch onder controle werd gebracht.
Bij het starten van de behandeling is het tevens nodig de
mengmestkelders (zo) leeg (mogelijk) te maken.
Dergelijke eradicatie is het gemakkelijkste door te voeren op
vleesvarkensbedrijven. Een grondige reiniging en ontsmet-
ting tijdens de leegstand, gepaard met een afdoende ratten-
en muizenbestrijding, zal in staat zijn de ziekte uit te roeien.
Wanneer all-in-all-out wordt toegepast per stal moet ziekte-
overdracht tussen de verschillende stallen voorkomen wor-
den (voetontsmettingsbaden, apart gereedschap, geen toe-
gang van huisdieren etcetera).

De ziekte is eveneens vrij gemakkelijk te elimineren op een
vermeerderingsbedrijf Na een algemene behandeling van
alle varkens via het voer (gepaard met hygiënische maatre-
gelen), dienen de biggen gedurende enkele weken bij het
spenen behandeld te worden via voer of drinkwater.
Zogende biggen kunnen eventueel worden ingespoten. Het
is nodig om gedurende enkele weken eveneens de zogende
zeugen verder te behandelen. Biggen geboren uit zeugen die
een volledige behandeling hebben ondergaan, dienen bij het
spenen naar lege vooraf gereinigde en ontsmette afdelingen
te worden overgebracht. Om dit te verwezenlijken kan een
tijdelijke biggenverkoop op speenleeftijd behulpzaam zijn.
Eradicatie is het moeilijkste op gesloten bedrijven, zeker
wanneer het bedrijf niet over gescheiden afdelingen beschikt
voor de vleesvarkens. Na een behandeling zoals beschreven
voor een besmet fokbedrijf dienen de ziektevrije gespeende
biggen in gereinigde en ontsmette vleesvarkensafdelingen te
worden gebracht. Wanneer geen all-in-all-out kan worden
toegepast dienen de biggen te worden overgebracht naar ge-
reinigde en ontsmette hokken (vooraan of achterin de stal) en
dient een lege \'bufferzone\' geschapen te worden van (mini-
maal) een paar hokken die mee opschuift tussen de behan-
delde en de onbehandelde dieren. De nodige maatregelen
dienen genomen te worden om geen infectie over te brengen
van bij de oudere (mogelijk) besmette varkens. Veilig-
heidshalve is het te adviseren door tijdelijke biggenverkoop
de stal(len) of afdelingen systematisch leeg te laten komen.

iinnr^Hig!^—

LITERATUUR

1. Burrows MR, Morgan JH. Burch DGS, and Ripley PH. The compa-
rison of a new compound SDZ PMD 296 (\'Econor\'-Sandoz Ltd) and
tiamulin for the prevention of Swine Dysentery. Proceedings H""
IPVS-Congress, 1996:283.

2. Chia SP, and Taylor DJ. Factors affecting the survival of Treponema
hyodysenteriae
in dysenteric pig faeces. Vet Rec 1978; 103: 68-70.

3. Chia SP. Studies of the survival of Treponema hyodysenteriae and the
epidemiology of swine dysentery. M.V.M. thesis. Univ of Glasgow,
Scotland 1977.

4. Cwyck WM, and Canale-Parola. Treponema succinifaciens sp. nov.,
an anaerobic .spirochete from the swine inte.stine. Archives of
Microbiology 1979; 122: 231-9.

5. Daniels G, Schwartz K, Crump M, and Wannemüller M. Nutritional
factors in the pathogenesis of proliferative enteritis and Swine
Dysentery. Proceedings 11"- IPVS-Congress 1990: 125.

6. Do.st G. Die Verträglichkeit von Salinomycin-Na (SAL) mit Tiamulin
(TIA) bei Schweinen. Der Praktische Tierarzt, collegium veterinarium
1991; XXll: 56-61.

7. Doyle LP. The etiology of swine dysentery. Am J Vet Res 1948; 9; 50.

8. Egan IT, Harris DL, and Joens LA. Comparison of the microtitration
agglutination test and the enzyme-linked immunosorbent assay for the
detection of herds affected with swine dysentery. Am J Vet Res 1983;
44: 1323-8.

9. Fellström C. Swine Dysentery: aetiology and pathogenesis. S.l.P.A.S.
Satellite Symposium Swine Dysentery - 75 years of the disease and 24
years of5.
hyodysenteriae. 8* July 1996 - Bologna (Italy) 1996: 1 -10.

10. Fellström C, Gunnarsson A. Holström G, and Franklin A. In vitro acti-
vity of 7 antibacterials against 4 phenotypical variants of
Serpulina
species. Proceedings IPVS-Congress 1993: 292.

11. Glock RD, Kinyon JM, and Harris DL. Transmission of Treponema
hyodysenteriae
by canine and avian vectors. Proceedings 15\'" IPVS-
Congress, KB. 1978:63.

12. Hampson DJ. New serogroups of Treponema hyodvsenteriae (G, H,
andl). Vet Rec 1990; 127:524.

13. Hampson DJ, Cutler R, and Lee BJ. Isolation of virulent Serpulina hy-
odvsenteriae
from a pig in a herd free of clinical swine dysentery. Vet
Rec 1992; 131:318-9.

14. Harris DL, Glock RD, Christensen CR, and Kinyon JM. Swine dysen-
tery. 1. Inoculation of pigs with
Treponema hyodysenteriae (new spe-
cies) and reproduction of the disease. Veterinary Medical Small
Animal Clinics 1992; 67: 61-4.

15. Harris DL, and Lysons RJ. Swine Dysentery. In: Leman AD et al.
(Editors) - Diseases of Swine 7"\' Ed., Iowa State University Press,
Ames. Iowa 1992:599-616.

16. Hunter D, and Saunders CN. Diagnosis of Swine dysentery using an

-ocr page 148-

absorbed fluorescent antiserum. Vet Rec 1977; 101: 303-4.

17. Joens LA. Evidence of rodents as a potential reservoir for Treponema
hyodysenteriae.
Proceedings ó»" IPVS-Congress 1980: 242.

18. Joens LA. Experimental transmission of Treponema hyodysenteriae
from mice to pigs. Am J Vet Res 1980; 41: 1225-6.

19. Joens LA. Whipp SC, Glock RD, and Nuessen ME. Serotype specific
protection against
Treponema hyodysenteriae infection in ligated col-
onic loops of pigs recovered from swine dysentery. Infect Immun
1983; 39: 460-2.

20. Kavanagh NT. Eradication of swine dysentery by pulse medication in
a 150 sow weaner producing herd. Proceedings 1 P\'\' IPVS-Congress
1992:508.

21. Kinyon JM, and Harris DL. Treponema innocens, a new species of in-
testinal bacteria and emended description of the type strain of
Treponema hyodysenteriae. Harris et al. International Journal
Systematic Bacteriology 1979; 29: 102-9.

22. Lee Jl, Hampson DJ, Lymbery AJ, and Harders SJ. The porcine intes-
tinal spirochaetes: identification of new genetic groups. Vet Microbiol
1993; 34: 273-85.

23. Messier S. Sensibilité in vitro d\'isolats québécois de Serpulina
(Treponema) hyodysenteriae
envers différents agents antibacteriens.
Le Médecin Vétérinaire du Québec 1992; 22: 32-4.

24. Nuessen ME, Joens LA, and Glock RD. Involvement of lipopoly-
saccharide in the pathogenicity of
Treponema hyodysenteriae. Journal
Immunity 1983; 131:997-9.

25. Pluske JR, Siba PM, Pethick DW, Durmic Z, Mullan BP, and
Hampson DJ. The incidence of swine dysentery in pigs can be reduced
by feeding diets that limit the amount of fermentable substrate entering
the large intestine. Journal of Nutrition 1996; 126: 2920-33.

26. Prohaszka L, and Lukacs K. Influence of the diet on the antibacterial
effect of volatile fatty acids and on the development of Swine
Dysentery. Zentralblatt fur Veterinärmedizin 1984; B31: 779-85.

27. Rees AS, Stokes CR, and Bourne FJ. Antibody production by the pig
colon during infection with
Treponema hyodysenteriae. Research in
Veterinary Science 1989; 47: 263-9.

28. Ronne H, and Szancer J. In vitro susceptibility of Danish field isolates
of
Treponema hyodysenteriae to chemotherapeutics in Swine
Dysentery (SD) therapy. Proceedings 11\'^ IPVS-Congress 1990: 126.

29. Siba PM. Pethick DW. and Hampson DJ. Pigs experimentally infected
with
Serpulina hyodysenteriae can be protected from developing
swine dysentery by feeding them a highly digestible diet.
Epidemiology and Infection 1996; 116: 207-16.

30. Songer JG, Glock RD, Schwartz KJ, and Harris DL. Isolation of
Treponema hvodvsenteriae from sources other than swine. J Am Vet
Med Assoc 1978; 172: 464-5.

31. Stanton TB. Proposal to change the genus designation Serpula to
Serpulina gen. nov. containing the species Serpulina hyodysenteriae
comb. nov. and Serpulina innocens comb. nov.. International Journal
Systematic Bacteriology 1992; 42: 189-90.

32. Stanton TB, Jensen NS, Casey TA, Tordoff LA, Dewhirst FE, and
Paster BJ. Reclassification of
Treponema hyodysenteriae and
Treponema innocens in a new genus Serpula gen. nov., as Serpula hy-
odysenteriae
comb. nov. and Serpula innocens comb. nov..
International Journal Systematic Bacteriology 1991; 41: 50-8.

33. Stanton TB, Foumié-Amazouz E, Postic D, Trott DJ, Grimont PAD.
Baranton G, Hampson DJ. and Saint Girons 1. Recognition of two new
species of intestinal spirochetes:
Serpulina intermedia sp. nov. and
Serpulina murdochii sp. nov. International Journal of Systematic
Bacteriology 1997; 47: 1007-12.

34. Taylor DJ. Swine Dysentery. In: Taylor DJ (editor). Pig Diseases,
Ed. 1995: 140-8.

35. Taylor DJ. The treatment and control of Swine Dysentery. S.l.P.A.S.
Satellite Symposium Swine Dysentery - 75 years of the disease and 24
years ofS.
hyodysenteriae. 8"\' July 1996 - Bologna (Italy) 1996: 17-28.

36. Taylor DJ, and Alexander TJL. The production of dysentery in swine by
feeding cultures containing a spirochaete. Br Vet J 1971; 127: 58-61.

37. Taylor DJ, Simmons JR, and Laird HM. Production of diarrhoea and
dysentery in pigs by feeding pure cultures of a spirochaete differing
from
Treponema hyodysenteriae. Vet Rec 1980; 106: 326-32.

38. Taylor DJ, and Trott DJ. Porcine intestinal spirochaetosis and spiro-
chaetal colitis. In: Hampson DJ, Stanton TB (editors). Intestinal spiro-
chaetes in domestic animals and humans. CAB International, Oxon
(U.K.) 1997:211-41.

39. Teige J, Larsen JH, and Tollersrud S. Swine Dysentery: the influence
of dietary Selenium on clinical and pathological effects
of Treponema
hvodvsenteriae
infections. Acta Veterinaria Scandinavica 1984; 25: 1-
9.

40. Ter Huume AAHM, and Gaastra W. Swine Dysentery: more unknown
than known. Vet Microbiol 1995; 46: 347-60.

41. Ter Huume AAHM, Muir S, Houten M van. Koopman MBH, Küsters
JG, Zeyst BAM van der, and Gaastra W. The role of haemolysin(s) in
the pathogenesis of
Serpulina hvodvsenteriae. Zentralblatt für
Bakteriologie 1993; 278: 316-25.

42. Trott DJ, Stanton TB, Jensen NS, Duhamel GE, Johnson JL, and
Hampson DJ.
Serpulina pilosicoli sp. nov., the agent of Porcine
Intestinal Spirochaetosis. International Journal Systematic Bacterio-
logy 1996; 46:206-15.

43. Whipp SC, Pohlenz J, Harris DL, Robinson IM, Glock RD, and
Kunkel R. Pathogenicity of
Treponema hyodysenteriae in uncontami-
nated gnotobiotic pigs. Proceedings IPVS-Congress 1982: 31.

44. Whiting RA, Doyle LP, and Spray RS. Swine Dysentery. Purdue
University Agricultural Experimental Station Bulletin 1921; 257: 3-
15.

45. Wilkinson JD. Personal experiences with the eradication of swine dy-
sentery. Pig Veterinary Journal 1988; 21: 177-84.

46. Zhang P. Duhamel GE, Mysore JV, Carlson MP, and Schneider NR.
Prophylactic effect of dietary zinc in a laboratory mouse model of
Swine Dysentery. Am J Vet Res 1995; 56: 334-9.

POISONING OF DAIRY COWS BY A HIGH NITRATE
CONCENTRATION OF ITALIAN RYEGRASS

S.A. Murphy. and E.P. Power. Irish Vet J1995; 48: 395.

Nitriet is toxisch en kan ontstaan door microbiëie omzetting
van nitraat in het darmkanaal. De schadelijke werking berust
op het irreversibel veranderen van het haemoglobine in me-
thaemoglobine waaraan geen zuurstof kan worden gebon-
den.

Er wordt in dit artikel een geval van nitrietvergiftiging be-
schreven bij runderen die gedurende zes uur hadden moeten
vasten en die hierna konden grazen op een weide met
Italiaans raaigras temidden van koppelgenoten die al die tijd
hadden kunnen eten.

Vijf dieren werden ziek met de typische kenmerken van een
nitrietvergiftiging zoals een bemoeilijkte ademhaling, een
snelle hartslag, cyanosis van de slijmvliezen en diarree.
Twee runderen stierven (chocoladekleurig bloed). Ziekte en
dood worden toegeschreven aan gulzig en in overmaat eten.
Het raaigras had een nitraatgehalte van 5,5% op basis van
droge stof

J.P. W.M. Akker mans

-ocr page 149-

CENTRAAL MELDNUMMER VOOR KADAVERS

Berichten en verslagen

Met ingang van 1 september 1998
heeft de Gezondheidsdienst voor
Dieren een centraal meidnummer voor
het ophalen van kadavers voor onder-
zoek. Veehouders en dierenartsen kun-
nen op het telefoonnummer:
0900-
2020012 doorgeven dat er een te on-
derzoeken kadaver is. Het kadaver
wordt, zeker wanneer de melding vóór
09.00 uur heeft plaatsgevonden, nog
dezelfde dag opgehaald. Om hygiëni-
sche redenen heeft het ophalen vanaf
het boerenerf de voorkeur. Op het cen-
trale meidnummer kunnen ook inlich-
tingen verkregen worden over de tarie-
ven.

De bestaande ophaalpunten worden,
voor wat betreft het ophalen van kada-
vers per 1 september gesloten. De op-
haalpunten blijven open voor monster-
materiaal en pluimvee. Ook voor deze
onderzoeksmaterialen wordt, naar ver-
wachting 1 januari 1999, een nieuw
landelijk ophaalsysteem van kracht.

AFSCHEID DR. PETER H.A. POLL

Het symposium \'Achterliggende ontwikkelingen van de diergeneeskunde\' op zaterdag 19 september 1998 staat in het te-
ken van het afscheid van dr. Peter H.A. Poll. Velen zullen hem na afloop van dit symposium tijdens een receptie de hand
willen schudden en misschien een kleine herinnering of versnapering willen aanbieden.

Om echter de wijnkelder van de familie Poll niet ongecoördineerd te vullen, is voorgesteld om een gezamenlijke (finan-
ciële) bijdrage te leveren aan hun wens om een reis naar zijn geboortestreek te helpen realiseren, te weten Indonesië, waar
hij sinds 1937 niet meer geweest is.

Hiertoe is een sluimerende bankrekening bij de ABN/AMRO geactiveerd. Giften kunnen naar nummer: 50.90.10.237
worden overgemaakt onder vermelding van \'Poli\'s Indonesië avontuur\'. Het totaalbedrag zal aan het einde van het sym-
posium aan de heer en mevrouw Poll overhandigd worden.
Tevens zal tijdens de receptie voor
verlate bijdragen een \'melkbus\' gereed staan.

AANGIFTEPLICHTIGE BESMETTELIJKE DIERZIEKTEN

In Nederland zijn in de periode van 1
juli 1998 tot en met 31 juli 1998 de vol-

541

In het Tijdschrift voor Diergenees-
kunde van 15 augustus 1998 noemt
collega Mol het beleidsplan van de
NCI met betrekking tot de sector
Gezelschapsdieren theoretisch en te
weinig uitgewerkt.

gende besmettingen geconstateerd van
een aangifteplichtige besmettelijke
dierziekten:

Elf gevallen van Amerikaans vuil-
broed bij bijen.

Dat betrof negen gevallen in het werk-

TunSCHRlFT VOOR DIERGENEESKUNDE, DEEL 123, SEPTEMBER, AFLEVERING 18, 1998

Hij zou echter kunnen weten dat er
verschil is in detaillering tussen een
beleid en een werkplan. Het kan hem
zijn opgevallen dat het beschreven be-
leidsplan nauw aansluit aan het speer-
puntenbeleid van de KNMvD
(Tijdschrift voor Diergeneeskunde van
15 april 1998) en het rapport
Dijkhuizen en Van Nes (1996).
De uitwerking van bet plan vindt
plaats middels projecten met een
strakke planning, begroting en voort-
gangscontrole. Het eerste grote project
gebied van de RVV-kring Breda en
twee gevallen in het werkgebied van
RVV-kring Weert

Eén geval van rabiës bij een vleermuis
in het werkgebied van de RVV-kring
Assen.

is het project Intemet, waaraan de ko-
mende afleveringen van het Tijdschrift
voor Diergeneeskunde aandacht zal
worden gegeven.

Om als NCI nuttig werk te verrichten
voor alle groepen moeten deze komen
met globale beleidswensen. NCI kan
dan haar beleid afstemmen op de be-
hoeften in het veld. Zo ontstaat uitein-
delijk een overall beleidsplan.
Aan de hand van dat beleidsplan wor-
den projectplannen gemaakt met

-ocr page 150-

doelstellingen, tijdpaden en begrotin-
gen. Tenslotte worden projecten uit-
gevoerd waarbij verantwoording
wordt afgelegd door de resultaten te
vergelijken met de plannen. In het to-
taal van de beoogde programmatuur
kunnen vetsoft en vetstream niet
meer zijn dan een (klein) onderdeel
ervan.

Gezien de belabberde automatise-
rings-/informatiseringsgraad van de
diergeneeskundige praktijk en de ge-
zelschapsdierenpraktijk in het bijzon-
der is de begroting van 400.000 gulden

Geachte redactie,

Met interesse heb ik in het Tijdschrift
voor Diergeneeskunde aflevering 16
van 15 augustus 1998 de publicatie
van de beslissing van het Veterinair
Tuchtcollege gelezen in een zaak te-
gen een collega die UDA- en UDD-
diergeneesmiddelen rechtstreeks aan
veehouders leverde, zonder de te be-
handelen dieren gezien te hebben.
Ronduit verbazend in dit verslag vind
ik het feit dat de klachtambtenaar, nota
bene afkomstig van het Ministerie van
Landbouw, aanvankelijk terecht aan-
voert dat UDD-diergeneesmiddelen in
het geheel niet mogen worden afgege-
ven (en daarvan zelfs een proces ver-
baal heeft laten opmaken voor de
Officier van Justitie), maar even later
net zo makkelijk verklaart dat dit voor
een afgegeven UDD-hormoonprepa-
raat eigenlijk niet geldt
\'omdat dit be-
ambitieus laag te noemen en vormt de
eigen bijdrage maar een fractie van de
jaarlijkse kosten voor praktijkautoma-
tisering. Dit lage bedrag gaan we ech-
ter betalen totdat de achterstand ons als
beroepsgroep vele malen meer gaat
kosten als banenverlies of omzetder-
ving. Of totdat een extern bureau voor
een radicaal hoger tarief dezelfde doel-
stellingen alsnog mag zien te realise-
ren.

Zoals u weet is besloten de financie-
ring voor tenminste drie jaar te garan-
deren. Na een slordige vijf jaar is dit

schouwd dient te worden als een UDA-
preparaat vanwege de zeer geringe
hoeveelheid werkzame oestrogeen\'!
Pardon, is er nu een Diergeneesmid-
delenwet met kanalisatieregeling in
Nederland van kracht of niet? Er zijn
door de overheid regels vastgesteld die
precies aangeven of een diergeneees-
middel wel of niet onder de kanalisa-
tieregeling valt. Dit wordt bij de regi-
stratiebeschikking aangegeven en alle
partijen hebben zich hieraan te houden
in het belang van de veterinaire én
volksgezondheid (denk aan de actuele
resistentieproblematiek en de ver-
meende risico\'s van sommige hormo-
nen voor de mens).

Daarom is een dergelijke uitspraak,
juist in een zaak voor het tuchtcollege,
volkomen misplaatst. Het schept mo-
gelijkheden voor jurisprudentie en
geeft aan dat men het met de kanalisa-
tie mogelijk niet zo nauw hoeft te ne-
democratische besluit genomen, daar-
door had u dus niet overvallen hoeven
zijn.

Onderneemt daarom actie door niet
steeds op hetzelfde aambeeld te slaan
maar door mee te werken aan een
goede besteding van de gereserveerde
middelen. Over twee jaar kunt u dan
misschien met kennis van zaken gaan
stemmen.

A.J. van Toor,
interim voorzitter NCI

men, bijvoorbeeld als de AID dit ook
niet nodig vindt. Dit schept weinig ver-
trouwen voor de buitenwereld, vormt
een risico van maatschappelijke kri-
tiek en doet afbreuk aan het veterinaire
apotheekrecht.

Tenslotte is het opvallend dat in de
overwegingen en de beslissing van het
Veterinair Tuchtcollege alleen maar
wordt gesproken over het feit dat door
de betreffende handelwijze
\'voor de
gezondheidszorg voor dieren ernstige
schade heeft kunnen ontstaan\'.
Een
diergeneesmiddel wordt echter geka-
naliseerd wanneer de toepassing er-
van, zonder tussenkomst van de die-
renarts, gevaar kan opleveren voor de
gezondheid van mens of dier. Daarom
dienen mijn inziens ook de risico\'s
voor de volksgezondheid in dergelijke
overwegingen te worden betrokken.

Dr. P.A.M. Overgaauw

SYMPOSIA TOEKOMST DIERGEZONDHEIDSZORG

Congressen en cursussen

Merial B.V. organiseert vrijdag 25 september en maandag 28 september 1998
een symposium over de toekomst van de diergeneeskunde onder de titel \'De toe-
komst van de diergezondheidszorg: een andere rol voor de dierenarts?\'. De bij-
eenkomst op 25 september vindt plaats in de Koningshof te Veldhoven (Noord-
Brabant), die van 28 september op Landgoed de Klinze in Oudkerk (Friesland.

De opening door middagvoorzitter
mevrouw Ati Dijckmeester vindt om
14.00 uur plaats. Daarna is er een in-
leiding over \'Keten Kwaliteit Melk
en dierenarts\' met aansluitend gele-
genheid tot discussie. Vervolgens
presenteert Merial B.V. het product
Eprinex Pour-On voor vlees- en
melkvee. Om 15.40 uur zal er een fo-
rumdiscussie \'Diergezondheid in de
toekomst\' zijn, met bijdragen van on-
der andere Tweede Kamerleden (ir.
P.K. ter Veer van D\'66 en J.J.
Feenstra van de PvdA), ID-DLO
(prof dr. E. Claasen en prof. dr.
C.J.G. Wensing), Productschap voor
Vee en vlees (ir. J. Klaver), LTO-
Nederland (mevrouw ir. L.A.
Meijer), KNMvD (dr. Tj. Jorna) en
het ministerie van Landbouw,
Natuurbeheer en Visserij.

Voor meer informatie: Pauw & Van
Spaendonck, telefoon: 070 - 32S 39 28.

-ocr page 151-

Zo is er de laatste jaren veel gediscus-
sieerd over de prevalentie en diagnos-
tiek van Lyme Borreliose bij de hond
en dus zult u geïnformeerd worden
over de laatste stand van zaken. Ook
ACE-inhibitoren hebben de laatste tijd
hun opgang gemaakt bij de behande-
ling van hartfalen en de meest recente
ontwikkelingen zullen nader worden
belicht.

Op chimrgisch gebied zullen diverse
sprekers u meenemen naar onder an-

NOVARTIS

dere het urogeni-
taal apparaat, de
orthopedie, nieuw-
ste ontwikkelingen
rondom de Ziekte
van Cushing en de
behandeling van
hepatoencefalopathie. Daarnaast ko-
men onderwerpen aan de orde omtrent
pijn en pijnbehandeling en zal de
plaats van de behandeling van bijzon-
dere dieren in de praktijk onderwerp
van discussie zijn.

Al met al hoopt de GGG een interes-
sant programma samengesteld te heb-
ben, waarmee u zich kunt (laten) infor-
meren omtrent de nieuwste ontwikke-
lingen op het gebied van de genees-
kunde en chirurgie van het gezel-
schapsdier. In volgende publicaties
van het Tijdschrift voor Dierge-
neeskunde zullen wij u graag nader in-
formeren, maar... noteert u vast in uw
agenda:

NAJAARSDAG GROEP GENEESKUNDE GEZELSCHAPSDIEREN

THEMA \'NOVITEITEN\'

Op zaterdag 28 november 1998 zal in De Reehorst te Ede de jaarlijkse
Najaarsdag van de Groep Geneeskunde Gezelschapsdieren worden gehouden
met dit jaar als thema
\'Noviteiten\'. Dankzij de welwillende sponsoring van
Novartis is de GGG er in geslaagd voor u een zeer gevarieerd programma met
vooraanstaande sprekers samen te stellen die vele veterinaire wetenswaardig-
heden graag onder uw aandacht willen brengen.

zaterdag 28 november 1998,

Congrescentrum
De Reehorst te Ede

NAJAARSDAG 1998

Groep Geneeskunde
Gezelschapsdieren
Thema: \'NOVITEITEN\'

SELF ASSESSMENT COLOUR REVIEW OF EQUINE
REPRODUCTION AND STUD MEDICINE

Jonathan F. PvcocL 1997 Manson
Publishing Ltd. ISBN 1-874545-44-8.

Dit prachtig geïllustreerde boek laat in
volstrekt willekeurige volgorde ruim
200 vragen en antwoorden passeren
onder de noemer: \'Equine Reproduc-
tion and Stud Medicine\'.
Over de merrie komen gevarieerde
gynaecologisch-, chirurgische- en in-
ternistische probleemstellingen aan de
orde. Met name de echografie komt
hierbij ruim aan bod. De vragen over
het veulen behandelen vooral de neo-
natalogie, orthopedie en interne en in
mindere mate de ophtalmologie en
chirurgie. De hengst wordt behandeld
in de vorm van vragen met een urolo-
gisch - danwel chirurgisch - karakter
en vragen betreffende het dekmanage-
ment.

Talrijke intemationale experts dragen
zorg voor een uit de praktijk herken-
bare vraagstelling met een bondige be-
antwoording naar de laatste inzichten,
vaak voorzien van uiterst illustratieve
foto\'s van hoge kwaliteit.
Het boek laat zich prettig lezen door
telkens op de voorzijde van iedere pa-
gina het probleem te definiëren en de
vragen over het bijbehorend onder-
zoek, de mogelijke complicaties, de
therapie en de prognose te stellen. Op
de achterzijde van de pagina vindt de
bespreking plaats waarbij alle prak-
tisch relevante factoren de revue pas-
seren.

Het boek is niet geschikt als diepgaand
standaardwerk, maar kent vooral zijn
waarde in het kort en bondig beant-
woorden en daarbij uitstekend illustre-
ren van tal van vragen waarmee iedere
paardenpracticus regelmatig gecon-
fronteerd kan worden. De index maakt
snel terugzoeken van specifieke vraag-
stellingen eenvoudig.
Voor studenten met extra interesse in
paarden is het een uiterst boeiend en
aan te bevelen boek om alle verworven
kennis te helpen omzetten in bruikbare
praktijk.

D.L. Willink

-ocr page 152-

In deze rubriek treft u informatie aan
betreffende diverse cursussen.
Opgave is mogelijk via telefoon (030)
2517374, fax (030) 2516490 of e-mail
paod(^pobox.ruu.nl. Ons volledige
cursusaanbod kunt u, naast onze bro-
chure, vinden op internet pagina:
http://www.cc.ruu.nl/paod.

Introductie pralitische toepassing
van echografie bij gezelschapsdie-
ren
(U.D.) (98/142), 23 september
1998; 09.00 - 17.30 uur te Wagening-
en. Cursusprijs ƒ 525,- (inclusief
lunch).

Doelgroep: Practici in de gemengde
praktijk of gezelschapsdierenpraktijk
die reeds werken met echografie-ap-
paratuur of van plan zijn te gaan wer-
ken met echografie-apparatuur.

Deze cursus beoogt een kennismaking
met de praktische toepassingen van
echografie in de gezelschapsdieren-
praktijk als aanvulling op of als ver-
vanging van röntgenologisch onder-
zoek van gezelschapsdieren te zijn.
De theoretische aspecten van echogra-
fie zullen besproken worden en de
praktische uitvoering van echogra-
fisch onderzoek van abdomen en tho-
rax zal gedemonstreerd en geoefend
worden, zowel met linear array als
sectorscanner van Pie Medical. Er
wordt aandacht besteed aan: scan-
techniek; normaalbeeld van diverse
organen; beelden van een aantal veel-
vuldig voorkomende afwijkingen. De
cursusleider is drs. J.W. Garretsen,
specialist veterinaire radiologie.

De oudere hond; diagnostiek en be-
handeling van internistische, chi-
rurgische en orthopedische aandoe-
ningen bij de oudere hond
(98/131),
29 september 1998; 09.30 - 15.30 uur
te Zeist. Cursusprijs ƒ 460,- (inclusief
lunch).

De zorg voor de ouder wordende hond
neemt toe, eigenaren en dierenartsen
besteden meer aandacht aan het oude
gezelschapsdier. De diagnostische en
therapeutische mogelijkheden voor de
behandeling van aandoeningen bij ou-
dere dieren maken een groei door.
Nieuwe medicaties, inzichten in be-
handelingsmethoden en voedingsad-
viezen voor de oudere hond gebaseerd
op recente research maken dat die aan-
dacht die de eigenaar voor zijn/haar
dier wenst, op de juiste wijze gegeven
kan worden.

De opzet van deze cursus is om een
beeld te geven van de huidige en mis-
schien toekomstige diagnostische en
therapeutische mogelijkheden op in-
ternistisch en chirurgisch gebied in-
clusief de oncologie, alsmede de
meest optimale voeding, zodat in-
zicht verkregen wordt in de moge-
lijkheden, vooral ten aanzien van die
methoden die in de eigen praktijk
toegepast kunnen worden. Uiteraard
zal ook kennis over methoden die el-
ders toegepast kunnen worden, lei-
den tot een verbetering van de prak-
tijkvoering en/of patiëntenzorg.
Docenten zijn Dr. A.A.M.E. Lubbe-
rink. Veterinair Specialistisch Cen-
trum \'De Wagenrenk\', drs. J.W. Gar-
retsen, Veterinair Specialistisch Cen-
trum \'De Wagenrenk\', dr. G. Rut-
teman. Vakgroep Geneeskunde van
Gezelschapsdieren FdD en dr. R.C.
Nap, lams Petfood Intemational.

Fertiliteit rund; donderdag 24 en
vrijdag 25 september 1998 te
Wageningen, aanvang 24 september
09.00 uur, sluiting 25 september 17.00
uur. Prijs fl. 975,- (inclusief ovemach-
ting).

De cursus is toegespitst op het ver-
strekken van achtergrondinformatie
aan dierenartsen die regelmatig werk-
zaam zijn in het kader van de
Veterinaire Bedrijfsbegeleiding op
melkveehouderij bedrijven op GVP
niveau. Hierbij vormt het drie of vier
wekelijkse bedrijfsbezoek de basis
voor de dierenarts om een steeds gro-
tere bijdrage te leveren in het bedrijfs-

Banden 1997, 1996, 1995:

ƒ 30,- (inclusief 17,5% BTW).

Banden 1994:

niet meer voorradig.

Banden 1993:

niet meer voorradig.

Banden 1992:

ƒ 30,- (inclusief 17,5% BTW).
Banden 1991:

ƒ 26,45 (inclusief 17,5% BTW).

resultaat.

Als reactie op de professionalisering
van de melkveehouderij bedrijven
vindt ook een verdergaande speciali-
satie plaats in de dierenartsenpraktij-
ken. Om als volwaardig gesprekspart-
ner van de veehouder te kunnen
(blijven) optreden, en de investering
van de bedrijfsbegeleiding te kunnen
verantwoorden, blijven inzicht en ach-
tergronden omtrent het oplossen van
praktijkgerichte fertiliteitsproblemen
op koppelniveau noodzakelijk, in de
cursus worden de volgende onderwer-
pen aangereikt: relatie follikelontwik-
keling en endocrinologie; relatie voe-
ding en fertiliteit, nieuwe inzichten in
hormoongebruik, factoren ter optima-
lisering van conceptie, achtergronden
van vroeg-embryonale sterfte en tot
slot een toekomstvisie op de vrucht-
baarheid in relatie tot melkproductie.
Hiermee kan de dierenarts zijn positie
als begeleider bij de veehouder ver-
sterken en verbeteren.
Cursusleider: dr. P.L.A.M. Vos,
Vakgroep Bedrijfsdiergeneeskunde
en Voortplanting, FdD.

Dia diagnostiek praktische oogheel-
kunde
(98/130), dinsdag 13 oktober
1998; 13.15 - 16.15 uur te Utrecht.
Cursusprijs ƒ 295,-.

In een kleine groep wordt aan de hand
van diamateriaal een aantal oogheel-
kundige patiënten gesimuleerd. Van
de deelnemers wordt een actieve bij-
drage gevraagd in het vaststellen van
de waameembare verschijnselen en
afwijkingen. Uiteindelijk is het doel
per geval een differentiële diagnose en
een plan voor behandeling op te stel-
len.

Cursusleider: dr. F.C. Stades, Vak-
groep geneeskunde van Gezelschaps-
dieren FdD.

BANDEN TVD

Op het secretariaat van de ICNMvD zijn de banden voor het Tijdschrift voor Diergeneeskunde 1998
voorradig. De prijs bedraagt / 30,- (inclusief 17,5% BTW en verzendkosten). Onderstaand treft u een
overzicht aan van de banden die eveneens nog voorradig zijn, met daarbij behorend kostenoverzicht.

Banden 1990, 1989, 1988:
niet meer voorradig.

U kunt de banden schriftelijk of per fax bestel-
len onder vermelding van \'Banden\' en de jaar-
gang. Met uw bestelling krijgt u een nota met ac-
ceptgiro thuisgestuurd.

Stuur uw bestelling naar: KNMvD, Postbus
14031, 3508 SB Utrecht, of fax uw bestelling:
030-2511787.

-ocr page 153-

t NMvOU Maatschappijnieuws

De Koninklijke Nederlandse Maat-
schappij voor Diergeneeskunde en
vele van haar leden hebben een we-
zenlijke bijdrage geleverd aan de op-
sporing en de bestrijding van de klas-
sieke varkenspest. Het behoeft geen
betoog dat daarbij zaken aan het licht
kwamen die voor de toekomstige op-
sporing en bestrijding kunnen worden
verbeterd.

Onderstaand een opsomming van de
zaken die naar de mening van de
KNMvD aangepast zouden moeten
worden. In deze opsomming is ook een
reactie op de aanbevelingen van het
ministerie van LNV - zoals verwoord
in het rapport \'De uitbraak van klas-
sieke varkenspest in Nederland;
Eindevaluatie\', de dato 30 maart 1998
- opgenomen.

DIAGNOSTIEK

Veel aandacht moet worden besteed
aan de verbetering van de diagnosti-
sche mogelijkheden. De hoog risico-
periode I, de periode tussen de virusin-
troductie en de herkenning van het
zieke dier (in 1992: 42 dagen nu: 30 a
40 dagen) moet verder worden terug
gebracht.

In de laatste uitbraak hebben twee af-
zonderlijke factoren, maar met name
de combinatie van deze twee, een
snelle diagnostiek belemmerd.
In de eerste plaats was er sprake van
een weinig specifiek klinisch beeld.
De klinische symptomen van een indi-
vidueel dier waren vaak minimaal en
sterk afhankelijk van bijvoorbeeld
leeftijd, infectieroute, infectiedosis,
huisvestingssysteem, etcetera.
In de tweede plaats was er de regelge-
ving, waarbij elk aanvullend onder-
zoek om een vermoeden van varkens-
pest uit te sluiten, c.q. te be-
vestigen leidt tot een officiële ver-
dachtstatus en een bedrijfssluiting van
tenminste vier weken.
Deze combinatie van het aspecifieke
klinische beeld en de zwaarwegende
consequentie van èlke verdenking
heeft ertoe geleid dat soms te lang
werd gehoopt dat er van een andere
aandoening sprake was.

De mogelijkheden van laboratorium-
technieken - zoals IFT en virusisolatie
uit heparinebloed - moeten maximaal
worden benut. Dit mag niet worden be-
lemmerd door onevenredige conse-
quenties bij \'loos alarm\'. Mogelijk-
heden om een, op basis van klinisch
onderzoek, gerezen vermoeden uit te
sluiten of te bevestigen moeten voor de
dierenarts makkelijker en daarmee
sneller inzetbaar worden. Bij voorkeur
zou de dierenarts, zoals dat in andere
EG-lidstaten ook mogelijk is, zelfstan-
dig monsters moeten kunnen nemen en
ter onderzoek insturen.
Voorts moet er worden gewerkt aan de
ontwikkeling van nieuwe diagnosti-
sche mogelijkheden, opdat met één
test, eenmaal geïnfecteerde dieren in
alle stadia van de infectie kunnen wor-
den opgespoord.

Voor de beroepsgroep zelf is het van
belang dat er voortdurend aandacht
wordt besteed aan het actueel houden
van de bij de practici aanwezige kennis
van het ziektebeeld. Indien langdurige
afwezigheid van een ziekte zou kun-
nen leiden tot onvoldoende bekend-
heid bij practici zal daar door middel
van (na)scholing aandacht aan moeten
worden besteed. De bij de KNMvD in
ontwikkeling zijnde regeling \'Erkende
Varkensdierenarts\' waarin op het ge-
bied van scholing en nascholing speci-
fieke eisen worden gesteld en de in-
stelling van een netwerk van toezicht
conform de Europese Richtlijn EC
97/12 bieden daartoe goede aankno-
pingspunten.

In de context van het bovenstaande
kan worden opgemerkt dat de
KNMvD werkt aan de instelling van
een \'calamiteitenteam\'. Een team dat
kan functioneren als een vrijwillige
brandweer. Een team dat permanent
paraat en effectief inzetbaar is.
Met name in het begin van een uit-
braak is het van essentieel belang te
kunnen beschikken over dierenartsen
met voldoende kennis en ervaring.
Zowel vakinhoudelijke als met betrek-
king tot relevante regelgeving, crisis-
organisatie, etcetera.

v#i%iiiii.

i n \'i i ï i i IÉ i

EVALUATIE VOORKOMING, OPSPORING EN BESTRIJDING
KLASSIEKE VARKENSPEST 1997-1998

Hierbij wordt in beginsel gedacht aan
dierenartsen die in de varkenssector
werkzaam zijn, met name de dierenart-
sen die zich gaan kwalificeren voor het
in opbouw zijnde systeem van
\'Erkende Varkensdierenartsen\'.
Voorkómen moet worden dat een be-
roep moet worden gedaan op dieren-
artsen die ver van de varkenshouderij
staan.

VETERINAIR OVERLEG
Organisatie

Naar de mening van de KNMvD is er
bij de bestrijding van de varkenspest
niet optimaal gebruik gemaakt van de
beschikbare veterinaire kennis.
Beschikbare bronnen werden wille-
keurig en ad hoe geraadpleegd. Niet
geraadpleegde bronnen brachten hun
(uiteenlopende) meningen zelfstandig
naar buiten.

Ook de horizontale afstemming tussen
de verschillende onderdelen in de be-
strijdingsorganisatie, zoals tracing,
screening, opkoop, etcetra is vooral in
de beginfase onvoldoende geweest. De
aanstelling van een veterinair coördi-
nator in de crisisorganisatie heeft hier-
in verbetering gebracht.
De KNMvD pleit voor een duidelijker
overall organisatieplan. Wie heeft
welke verantwoordelijkheden, taken
en bevoegdheden. Heldere lijnen, ver-
trekkend vanuit één centrale, zijn
noodzakelijk. Bij een uitbraak moet
van begin af aan duidelijk zijn wat er
van wie wordt verwacht.
Op basis van de opgedane ervaring
stelt de KNMvD de volgende overleg-
■structuur voor.

Evaluatie groep / denktank

Hierbij wordt gedacht aan breed sa-
mengesteld veterinair technische
brainstorm-groep.

In deze groep zitten vertegenwoordi-
gers vanuit allerlei organisaties en in-
stanties die direct of indirect bij de var-
kenshouderij en de wering van
besmettelijke dierziekten zijn betrok-
ken. Te denken valt aan de KNMvD,
SGD, ID-DLO, LUW, ministerie
LNV, RVV, FD, PVE, LTO, slachte-
rijen, overig bedrijfsleven. In deze
groep kunnen zienswijzen naast elkaar
worden gelegd en op elkaar worden af-
gestemd. Deze groep dient helder in

-ocr page 154-

kaart te brengen hetgeen er met zeker-
heid bekend is, hetgeen niet bekend is
en waar verder onderzoek nodig is.
Hierdoor kunnen op basis van alle in-
formatie voorstellen voor de bestrij-
ding worden gegenereerd.
De kracht van deze groep zal met name
liggen in de mate waarin ze overeen-
stemming kan bereiken. Het optreden
van varkenspest is een collectief pro-
bleem. Effectieve bestrijding is alleen
mogelijk als partijen bereid zijn er ge-
zamenlijk de schouders onder te zet-
ten, dit betekent gezamenlijk vaststel-
len welke weg er wordt bewandeld en
ook welke wegen onbegaanbaar zijn.
Leden van deze groep zouden met el-
kaar moeten overeenkomen (en daar
vanuit hun organisatie ook het man-
daat voor moeten hebben) dat zij één
mening naar buiten brengen. Als ieder-
een verschillende meningen ventileert,
leidt dit tot verwarring en onbegrip.

Beleidsteam

Hierin worden op basis van de gebun-
delde veterinaire kennis beleids (advie-
zen) opgesteld. Aan dit overleg zou ten
minste moeten worden deelgenomen
door vertegenwoordigers van LNV, FD,
LUW, SGD, KNMvD. Het is van be-
lang dat de deelnemers aan dit overleg
over voldoende mandaat beschikken.

INFORMATIEVOORZIENING
Het verkrijgen en het distribueren van
informatie (KNMvD <—> overheid,
KNMvD secretariaat <—> leden,
KNMvD <—> derden) kan worden
verbeterd. De mogelijkheden van het
secretariaat om informatie doelgericht
en snel bij de leden te brengen dienen
te worden verruimd. Het opzetten van
een faxsysteem met specifieke mai-
ling-lijsten is een must. Verspreiding
van informatie via het internet, web-
site en e-mail verdient sterke aanbeve-
ling.

Goede voorlichting naar de pers is es-
sentieel. Hierbij zal niet alleen aan de
inhoud, maar ook aan de wijze van
presentatie aandacht moeten worden
geschonken. Wat is de boodschap en
hoe krijgen we die bij de doelgroep.

i l^i nn i

VOORKOMEN VAN INSLEEP
In de bestrijding van de uitbraak werd
alle aandacht gericht op de gebeurte-
nissen nadat de aanwezigheid van het
virus werd vastgesteld. Zeker zo be-
langrijk is het bezien van hetgeen daar-
aan voorafgaand plaats vond, de intro-
ductie van het virus in Duitsland en
vervolgens in Nederland. Gezien de
enorme consequenties van de insleep
van het virus is het noodzakelijk om,
waar nodig in overleg met de overige
EU-lidstaten, de onderstaande preven-
tieve maatregelen te treffen.

* een effectieve controle aan de
grenzen van de Europese Ge-
meenschap;

* quarantainestations (45 dagen)
voor de import van varkens;

* export via overlaadstations waar-
bij de vrachtwagens die op het
buitenland rijden zich niet op de
binnenlandse markt begeven.

Voorts pleit de KNMvD voor het geval
het virus toch wordt \'geïmporteerd\'
voor de beperking van virusversprei-
ding door middel van gesloten bedrij-
ven en regionalisatie van het transport
c.q. onderling gescheiden clusters (ge-
bieden).

DODEN BIGGEN

Na ampele overweging heeft de
KNMvD ingestemd in de medewer-
king aan het doden van zeer grote aan-
tallen zeer jonge biggen. Gelet op de
omstandigheden van dat moment, de
ruimschoots tekort schietende destruc-
tiecapaciteit leidend tot extra infectie-
risico\'s en welzijnsproblemen, zag de
KNMvD deze mogelijkheid als een
\'minst kwade\'. Het moet duidelijk zijn
dat aan deze werkzaamheden grote et-
hische bezwaren kleven. Naar de me-
ning van de KNMvD dient deze maat-
regel een echte noodmaatregel te
blijven. Een noodmaatregel waarvan
slechts gebruikt wordt gemaakt wan-
neer alle andere middelen tekort schie-
ten. Het doel is en blijft het voorkomen
van een dergelijke situatie en niet het
bestrijden ervan door het doden van
zeer jonge biggen.

Het overgaan tot het doden van zeer
grote aantallen jonge biggen zonder
het instellen van een fokverbod is voor
de KNMvD onacceptabel.

VACCINATIE

De KNMvD blijft bij haar eerder inge-
nomen standpunt ten aanzien van de
vaccinatie tegen klassieke varkens-
pest. De hoofdlijn is en blijft non-vac-
cinatie. Echter in noodsituaties dient
onder goed omschreven voorwaarden
(gebied, tijdsduur, vaccinkeuze, l&R,
bestemming gevaccineerde varkens,
etcetera) vaccinatie mogelijk te zijn.
De mogelijkheden van markervaccins
dienen verder onderzocht en ontwik-
keld te worden.

STRUCTUUR HOUDERIJ
Voor de toekomst is het van belang de
risico\'s op insleep en verspreiding van
virussen te reduceren. Het aantal di-
recte en indirecte contacten tussen
groepen varkens moet worden gemini-
maliseerd. De ontwikkeling van geslo-
ten bedrijven en gesloten ketens moet
worden gestimuleerd. Binnen de ke-
tens dienen alle afzonderlijke schakels
transparant en navolgbaar te werken.
Het nemen van hygiënische maatrege-
len op bedrijfsniveau om virusintro-
ductie te voorkomen moet worden ge-
stimuleerd. Dit is een onderdeel van de
Dierveiligheidsindex die door de
KNMvD wordt uitgewerkt (zie ook
aanbeveling 15).

REACTIE VAN DE KNMVD OP DE AANBEVELINGEN UIT \'DE UITBRAAK
VAN KLASSIEKE VARKENSPEST IN NEDERLAND; EINDEVALUATIE\'
UITGEGEVEN OP 30 MAART 1998 DOOR DE MINISTER VAN LANDBOUW,
NATUURBEHEER EN VISSERIJ

Aanbeveling 1 onderwerp: helder be-
strijdingsplan

Het tijdens deze epidemie ontwik-
kelde inzicht op het gebied van de be-
strijding dient te worden vertaald in
een helder bestrijdingsplan. Directe
preventieve ruiming van bedrijven
rond een geconstateerde besmetting
is daarvan een noodzakelijk onder-
deel. Ook de EU-regelgeving zal
overeenkomstig moeten worden aan-
gevuld.

Mening KNMvD: akkoord

-ocr page 155-

Aanbeveling 2: aanpassen draaiboek,
houden van oefeningen
Op basis van de thans opgedane erva-
ringen zal het draaiboek met bijbeho-
rende scenario\'s voor de aanpak van
een varkenspestepidemie zo spoedig
mogelijk moeten worden aangepast.
Met het draaiboek zal regelmatig ge-
oefend moeten worden. Wellicht zou
ook gebruik kunnen worden gemaakt
van de beschikbare faciliteiten van het
Landelijk Crisis Coördinatiecentrum
(LCC).

Mening KNMvD: akkoord

Aanbeveling 3: centrale crisisorgani-
satie

Ook bij toekomstige uitbraken zal een
centrale crisisorganisatie moeten wor-
den ingesteld. Daarbij moet ernaar
worden gestreefd het beleidsbepalende
team zo klein mogelijk te houden. De
uitvoering moet evenals nu in handen
zijn van een afzonderlijke (regionale)
uitvoeringsorganisatie. Daarbij is het
van grootbelang dat de interactie en
communicatie tussen het centrale be-
leidsteam en het regionale manage-
ment strak worden geregeld en gefaci-
liteerd.

Mening KNMvD: De KNMvD acht het
van belang dat de aanwezige veteri-
naire kennis en expertise optimaal
wordt benut. Hiertoe én ter voorko-
ming van verwarring door elkaar pu-
bliekelijk tegensprekende deskundi-
gen, dient deze kennis in een team te
worden gebundeld. Dit team dient te
inventariseren wat er wel respectieve-
lijk niet bekend is. Vandaar uit kunnen
adviezen, zowel ter zake veterinair in-
houdelijke aspecten als ter zake logis-
tieke aspecten aan het beleid worden
gegeven.

Met betrekking tot de interactie en
communicatie, en ook voor de com-
municatie naar buiten wijst de
KNMvD op het belang van het aanwij-
zen van een duidelijk aanspreekbare
leider in het regionale management
team.

Aanbeveling 4: systeem voor beleids-
en managementinformatie

Er zal een systeem moeten worden
ontworpen voor beleids- en manage-
mentinformatie, dat toepasbaar is voor
alle fasen van een omvangrijke crisis-
situatie. Op basis van de huidige erva-
ring kan worden bepaald welke gege-
vens nodig zijn, zowel op centraal als
op decentraal niveau.

Mening KNMvD: De KNMvD onder-
schrijft de noodzaak van het opzetten
van een systeem voor het verzamelen
en doorgeven van beleids- en manage-
mentinformatie. Wel moet rekening
worden gehouden met het moeilijk
voorspelbare karakter van een nieuwe
virusstam, men kan niet op de huidige
ervaring blindvaren.

Aanbeveling 5: duidelijkheid omtrent
crisisorganisatie

Schep bij alle betrokkenen en in het
bijzonder bij de sector duidelijkheid
over de strategie en de organisatie bij
een mogelijke crisis. Streef in \'vredes-
tijd\' naar consensus, intern en met de
sector. Voor een snelle respons is het
belangrijk dat de bestrijdingsorganisa-
tie zich kan richten op de uitvoering en
niet eerst uitvoerig met de sector en an-
dere betrokkenen moet overleggen
over de gekozen aanpak.

Mening KNMvD: De KNMvD heeft
het voornemen een \'vrijwillige brand-
weer\' in het leven te roepen. Dit corps
zal bestaan uit goed getrainde en snel
inzetbare dierenartsen. Zij zullen niet
alleen op de hoogte zijn van vakinhou-
delijke onderwerpen maar ook van
aangrenzende onderwerpen zoals de
regelgeving, het crisismanagement, et-
cetera. Informatie verkregen door dit
team dient te worden teruggekoppeld
met de beleidsmakers.

Aanbeveling 6: verbetering snelle de-
tectie

Een snelle detectie van de aanwezig-
heid van varkenspest vergroot de kans
om de epidemie binnen de perken te
kunnen houden. Het is daarom van het
grootste belang dat geïnvesteerd wordt
in mogelijkheden om de detectie te
versnellen.

Mening KNMvD: Tevens moet er wor-
den gewerkt aan een verruiming van
de mogelijkheid tot het inzetten van
beschikbaar diagnostische hulpmidde-
len zonder dat zulks draconische con-
sequenties heeft voor het bedrijf
Obstakels, zoals onherroepelijke blok-
kade van een bedrijf voor vele weken
moeten worden weggenomen.
Voorts zullen in de toekomst bij voor-
keur alleen de \'erkende dierenartsen\'
met een specifiek diersoortgerichte
(na)scholing in de begeleiding en mo-
nitoring van varkensbedrijven partici-
peren. Naast aandacht voor kwaliteit
en kwantiteit van de inzetbare man-
kracht moet ook aandacht worden ge-
schonken aan verbetering van de tech-
nische mogelijkheden (snelheid,
specificiteit, gevoeligheid, etcetera).

Aanbeveling 7: sneller nemen ver-
voersbeperkende maatregelen
Op het moment dat sprake is van een
ernstige verdenking van de aanwezig-
heid van de varkenspest zou moeten
worden overgegaan tot vervoersbeper-
kende maatregelen. Omdat de EU-re-
gelgeving hiervoor onvoldoende
ruimte biedt, zal bij de andere lidstaten
steun moeten worden gezocht voor het
sneller nemen van vervoersbeper-
kende maatregelen.

Mening KNMvD: akkoord

Aanbeveling 8: procedure voor snelle
detectie

Er dient een procedure te worden uit-
gewerkt in samenwerking met de SGD
en de KNMvD, waarbij een verden-
king zo vroeg mogelijk wordt onder-
kend, maar tegelijkertijd geruchtvor-
ming over de mogelijk aanwezigheid
van varkenspest wordt voorkomen.

Mening KNMvD: akkoord

Aanbeveling 9: beperking noodzaak
vervoer levende dieren
Gegeven het grote risico van verdere
verspreiding van het virus zal alles in
het werk moeten worden gesteld om te
voorkomen dat in toezichtsgebieden
met levende dieren wordt gereden. Het
snel beschikbaar kunnen hebben van
noodhuisvesting op het bedrijf of in de
directe omgeving, ter oplossing van
welzijnsproblemen, verdient als reme-
die meer aandacht van de sector en de
bestrij dingsorganisatie.

Mening KNMvD: Akkoord

Aanbeveling 10: nadruk bij screening
op kwaliteit

Bij de aanpassing van het draaiboek
varkenspest zal moeten worden over-
wogen of de klinische screening min-
der intensief kan plaatsvinden. Waar
de klinische screening op grond van
EU-regelgeving is voorgeschreven.

-ocr page 156-

zal een beperking slechts met instem-
ming van de EU kunnen geschieden. In
plaats van frequenter te screenen, zou
wellicht meer gebouwd kunnen wor-
den op de aangifte door varkenshou-
ders en hun dierenarts. Belangrijk is
dat deze gemotiveerd worden snel aan-
gifte te doen.

Mening KNMvD: Bij de screening zal
de aandacht minder op de kwantiteit en
meer op de kwaliteit moeten worden
gericht. In de toekomst zal de scree-
ning zoveel mogelijk in handen van de
erkende varkensdierenarts moeten
worden gelegd.

Aanbeveling 11: bevordering tra-
cings m ogeiijkheden
Onderzoek de mogelijkheden voor de
ontwikkeling van een informatie- en
analysemodel voor snelle en adequate
tracing. Een goed l&R-systeem is
daarbij noodzakelijk. Het wetenschap-
pelijk onderzoek ten aanzien van het
virus zal krachtig moeten worden
voortgezet.

Mening KNMvD: Certificering van het
transport en identificatie van trans-
portmiddelen (transponders) kan tra-
cing bevorderen.

Met betrekking tot het virus mag niet
uit het oog worden verloren dat virus-
sen veranderlijk zijn. Kennis van de
huidige stam is niet zonder meer op an-
dere stammen van toepassing.

Aanbeveling 12: snel preventief rui-
men

In beginsel zal bij elke uitbraak van
varkenspest zo snel mogelijk moeten
worden overgegaan tot preventief rui-
men binnen een straal van 1 km rond
een besmet bedrijf en van de \'risico-
volle\' contactbedrijven buiten deze
cirkel. In draaiboeken, instructies en
protocollen zal de uitvoering van deze
aanpak (inclusief de logistieke voorbe-
reiding ervan) moeten worden uitge-
werkt.

Mening KNMvD: akkoord

Aanbeveling 13: risico \'s overname en
opkoop

Het opkopen en overnemen van big-
gen en varkens zal bij elke uitbraak
van varkenspest in Nederland met zijn
gerationaliseerde fok- en mestbedrij-
ven onontkoombaar zijn. De welzijns-
problemen waartoe de steeds groei-
ende overbevolking op ingesloten be-
drijven aanleiding zal geven, zijn on-
aanvaardbaar. Aan de opkoop- en
overnameregeling kleeft echter een
groot bezwaar als dit leidt tot transport
van levende dieren. Dit brengt het ri-
sico van verdere verspreiding van het
virus met zich mee.

Mening KNMvD: akkoord

Aanbeveling 14: betere hygiëne
Het strikt in acht nemen van de hygië-
nevoorschriften is, gezien de nieuwe
inzichten over de infectieroutes, een
\'conditio sine qua non\' bij de uitvoe-
ring van de varkenspestbestrijding. Dit
is onderkend en er zijn verbeteringen
doorgevoerd. Het kan nog beter: in-
structie en toezicht kunnen meer aan-
dacht krijgen.

Mening KNMvD: akkoord

Aanhe\\\'eling 15: hygiënerisico \'s struc-
tuur varkenssector

De varkenssector en de gehele produc-
tieketen zullen aanspreekbaar moeten
zijn op het in acht nemen van de nood-
zakelijke hygiëne. Bij de huidige
structuur van de varkenssector bestaan
op dit punt grote risico\'s. Financiële
prikkels en nadere regelgeving kunnen
bijdragen aan de bevordering van het
hygiënebewustzijn.

Mening KNMvD: akkoord
De in ontwikkeling zijnde Dierveilig-
heidsindex lijkt hierbij en zeer nuttig
en bruikbaar instrument te zijn.

Aanbeveling 16: destructiecapaciteit

Het is gewenst nader onderzoek uit te
voeren naar de noodzakelijke omvang
van de destructiecapaciteit in
Nederland met het oog op de bestrij-
ding van besmettelijke dierziekten.
Daarbij moet tevens worden onder-
zocht of met omliggende landen af-
spraken kunnen worden gemaakt over
benutting van eikaars destructiecapa-
citeit. Tenslotte zullen ook alternatieve
opties voor destructie moeten worden
onderzocht.

Mening KNMvD: akkoord

TENSLOTTE

In het slot van het evaluatie rapport
wordt nadrukkelijk geadviseerd om bij
een toekomstige uitbraak alles op alles
te zetten om deze in de kiem te smoren.
In het rapport wordt gesteld dat: om
een toekomstige epidemie klein te
houden, zal de \'policy-mix\' in elk ge-
val de volgende elementen moeten be-
vatten:

* het bevorderen van vroege detec-
tie;

* het snel instellen van vervoersbe-
perkingen bij besmetting en het
bewaren van een stand-still in toe-
zichtsgebieden;

* het beheersen van transportri-
sico\'s;

* het direct en systematisch preven-
tief ruimen binnen een straal van 1
km;

* het minder maar effectiever toe-
passen van (klinische) screening;

* het beperken van hygiënerisico\'s;

* het creëren van noodhuisvestings-
capaciteit;

* het zorgen voor voldoende de-
structiecapaciteit of alternatieven
daarvoor;

* het doden van zeer jonge biggen
en bij uitbraken op grote schaal,
het instellen van een fokverbod.

De KNMvD stemt in met deze \'policy-
mix\' met uitzondering van het in het
laatste punt genoemde: \'het doden van
zeer jonge biggen\'.

De KNMvD is van mening dat deze
maatregel een absolute noodmaatregel
is. Een noodmaatregel waarvan slechts
gebruikt wordt gemaakt wanneer alle
andere middelen falen. Het doel is en
blijft het voorkomen van een derge-
lijke situatie en niet het bestrijden er-
van door het doden van zeer jonge big-
gen.

Met betrekking tot het genoemde be-
heersen van de transportrisico\'s pleit
de KNMvD voor het snel regionalise-
ren van het transport c.q. het instellen
van onderling gescheiden clusters (ge-
bieden).

KOPIJ OP DISKETTE

De redactie stelt het op prijs indien
teksten, die langer zijn dan één A4-tje
op bij voorkeur een 3,5 inch-diskette
(5,25 inch is ook mogelijk) worden
aangeleverd in Word Perfect 5.1 (an-
dere versies zijn ook mogelijk). Aan
het eind van regels gelieve geen harde
returns te geven.

-ocr page 157-

Gelet op de vele ontwikkelingen in
de veehouderij, met name die ten ge-
volge van de Europese harmonisatie
op veterinair gebied, besloot de
Europese Ministerraad om de meer
dan 30 jaar oude Europese Richtlijn
64/432/EEG ter zake het intracom-
munautaire handelsverkeer in var-
kens en runderen te wijzigen.
De nieuwe Richtlijn, 97/12/EG, geeft
aan hoe de lidstaten van de Europese
Gemeenschap, als zij binnen de
Gemeenschap varkens en runderen
willen exporteren, de gezondheid van
deze dieren dienen te waarborgen. Zo
geeft de Richtlijn aanwijzingen voor
de registratie en identificatie, kli-
nisch onderzoek, vervoer, verzamel-
plaatsen enzovoorts.

Artikel 14 van de Richtlijn geeft de
lidstaten de mogelijkheid om aan een
deel van de gewenste waarborgen te
voldoen door middel van de invoe-
ring van een systeem van netwerken
van toezicht. Zo\'n systeem heeft als
voornaamste doel: de officiële kwali-
ficatie van de bedrijven, de handha-
ving van deze kwalificatie door re-
gelmatige inspecties, de verzameling
van epidemiologische gegevens en
het toezicht op ziekten, met andere
woorden een continue bewaking van
de gezondheidsstatus van de varkens-
en rundveestapel. Het netwerk be-
staat uit de veebeslagen, de eigenaren
van het vee, de erkende dierenarts, de
officiële veterinaire dienst, diagnose-
laboratoria en een gecomputeriseerd
gegevensbestand.

In het netwerk wordt een belangrijke
rol gespeeld door de \'erkende dieren-
arts\'. Hij / zij staat onder toezicht van
de bevoegde autoriteit en voldoet aan
een aantal in de Richtlijn aangegeven
voorwaarden. Zo ziet hij ondermeer
toe op naleving van de eisen inzake
identificatie en gezondheidscertifica-
tie, verplichte aangifte van infectie-
ziekten en hygiënische omstandighe-
den. De overheid kan de verant-
woordelijkheid van de erkende die-
renarts beperken tot een aantal be-
drijven of een bepaald geografisch
gebied. Bij het niet voldoen aan de
door de overheid gestelde voorwaar-
den kan de overheid de erkenning van
een dierenarts opschorten of intrek-
ken.

Het Hoofdbestuur van de Konink-
lijke Nederlandse Maatschappij voor
Diergeneeskunde heeft deze materie
besproken met de Groep Practici
Grote Huisdieren, de Groep Genees-
kunde van het Rund en de Groep
Geneeskunde van het Varken. Deze
besprekingen hebben in de volgende
standpunten van het Hoofdbestuur
geresulteerd.

Gelet op de wensen van consumenten
en overheid is een structurele veteri-
naire monitoring van de gehele run-
der- en varkensstapel geboden. De
door haar vele handelscontacten
kwetsbare positie van de Ne-
derlandse veehouderij vormt een ex-
tra argument voor de invoering van
zo\'n bewakingssysteem. Echter de
invoering van een systeem biedt op
zichzelf geen garantie voor een goed
functioneren ervan. Hiertoe dienen
gedetailleerde voorwaarden te wor-
den gesteld. Zo zal de verdeling van
taken en verantwoordelijkheden dui-
delijk moeten zijn, alle deelnemende
partijen dienen achter de invoering
van het systeem te staan en zij dienen
bereid te zijn om medewerking aan
het systeem effectief te bevorderen.
Voor de deelnemende partijen zal
eenduidig bepaald moeten zijn wat
hun taak, verantwoordelijkheid, en
bevoegdheid is. Daarbij mag geen
sprake zijn van overlap, noch van
blinde vlekken. Voor alle participan-
ten dient de eigen rol en die van de
anderen helder te zijn. Niet nakoming
van de door invoering van het net-
werk verkregen verantwoordelijk-
heid moet effectief worden tegenge-
gaan. De invoering van het netwerk
vindt niet eerder plaats dan nadat alle
partijen de onder hun verantwoorde-
lijkheid vallende onderdelen geheel
hebben ingevuld.

De vorig jaar vastgestelde Europese Richtlijn 97/12/EC terzake het intracom-
munautaire handelsverkeer in varkens en runderen wordt vanaf 1 juli 1998 in
Nederland geïmplementeerd. De Richtlijn stelt voorwaarden aan de wijze
waarop lidstaten die runderen en/of varkens naar andere lidstaten uitvoeren,
de gezondheidsstatus van deze dieren waarborgen. De Richtlijn geeft daarbij
de mogelijkheid om aan een aantal van deze voorwaarden te voldoen door
middel van de inrichting van een Netwerk van Toezicht. De \'erkende\' dieren-
arts maakt deel uit van zo\'n netwerk. Deze \'erkende\' dierenarts staat onder
toezicht van de bevoegde autoriteit en moet aan bepaalde kwalificaties vol-
doen. Deze ontwikkeling plaatst de veterinaire beroepsgroep voor een aantal
belangrijke keuzen. Het standpunt dat het Hoofdbestuur van de KNMvD na
uitgebreide besprekingen met de meest betrokken Groepen in deze kwestie
heeft gekozen, wordt hier uiteengezet.

STANDPUNT HOOFDBESTUUR INVULLING RICHTLIJN 97/12/EC

POSITIE DIERENARTS IN \'NETWERK VAN TOEZICHT

Bij de invoering van het netwerk zou
de functie van \'erkende dierenarts\'
kunnen worden ingevuld door: die-
renartsen in dienst van de overheid,
praktiserende dierenartsen niet zijnde
de dierenarts van het bedrijf, of de ei-
gen praktiserende dierenarts.
Het Hoofdbestuur is van mening dat
voor een werkelijk effectieve moni-
toring van de veestapel de derde cate-
gorie dierenartsen, de op het bedrijf
praktiserende dierenarts zeer sterk de
voorkeur heeft. Deze dierenarts kent
de veestapel, de bedrijfssituatie, en
de lokale omstandigheden. Deze die-
renarts heeft een voortdurend en
rechtstreeks contact met de houder
van de dieren en is het best in staat de
situatie op het bedrijf te beoordelen.

Belangrijk punt van zorg is echter het
belangenconfiict waarin deze dieren-
arts kan geraken. De veehouder zal
van de dierenarts verwachten dat hij
de bedrijfsinformatie, verkregen in
zijn hoedanigheid van veterinair ad-
viseur, niet ten nadele van hem aan
een derde (in dit geval de overheid)
zal verstrekken. De overheid daaren-
tegen verwacht juist van deze dieren-
arts dat hij alle gegevens met betrek-
king tot de gezondheidsstatus van
een bedrijf zonder enig voorbehoud
zal doorgeven.

Om problemen te voorkomen is het
noodzakelijk dat er een solide bin-

-ocr page 158-

ding is tussen veehouder en erkende
dierenarts. Een band die slechts on-
der voorwaarden kan worden verbro-
ken. De erkende dierenarts van een
bedrijf dient zicht te hebben op alle
veterinair relevante gebeurtenissen
op dat bedrijf. Ook zal hij op dat be-
drijf de enige leverancier van UD-
diergeneesmiddelen moeten zijn. De
veehouder dient dus alle door hem
uitgevoerde behandelingen te admi-
nistreren en de dierenarts hierin in-
zage te geven. De overheid dient voor
alle partijen een transparant en effec-
tief sanctiebeleid te hanteren.

Indien aan bovenstaande punten niet
wordt voldaan, komt de dierenarts als
adviseur en als controleur in een las-
tig parket. In dat geval zal hij de
functie van \'erkende dierenarts\' niet
naar behoren kunnen vervullen. Het
Hoofdbestuur is van mening dat deze
taak dan neergelegd zal moeten wor-
den bij een dierenarts in overheids-
dienst.

De door de KNMvD reeds gestarte pro-
jecten voor systemen van erkenning
voor de rundveedierenarts en de var-
kensdierenarts bevatten kennis-criteria
waaraan de rundveedierenarts c.q. de
varkensdierenarts moet voldoen. Het
is van groot belang dat de criteria van
beide systemen zoveel mogelijk over-
eenstemmend zijn. De KNMvD wenst
met de overheid overleg te voeren ten-
einde overeenstemming te bereiken
over de gronden voor het toekennen en
het intrekken van een erkenning.

DE ERKENDE RUNDVEEDIERENARTS

WAARAAN MOET HIJ/ZIJ VQLDOEN?

De regeling Erkenning Rundveedie-
renartsen beoogt een verhoging van de
kwaliteit en de uniformiteit van de
werkzaamheden die door rundveedie-
renartsen verricht worden. Tevens
moet het voor afnemers van rundvee-
gezondheidszorg duidelijk zijn welke
dierenartsen zich op de geneeskunde
van het rund hebben toegelegd en wat
van hen verwacht mag worden. De
herkenbaarheid en de aanspreekbaar-
heid worden hierdoor verbeterd.
De
erkende rundveedierenarts zal
daartoe naar de mening van de project-
groep aan de volgende criteria moeten
voldoen.

l.Ten behoeve van de uniformiteit

Om te worden opgenomen in het regis-
ter van erkende rundveedierenartsen zal
hij/zij bepaalde nascholingsprogram-
ma\'s volgen, waaronder een basiscur-
sus (vijf dagen). Voor permanente edu-
catie zal het Coördinatie Centrum
Erkende Dierenartsen (CCED) bepalen
welke voorlichtingsbijeenkomsten
(GD, RVV etcetera) en nascholingsbij-
eenkomsten (PAO-D, PUO - Gent,
PHLO etcetera) gevolgd zouden moe-
ten worden (dit wordt met behulp van
een puntensysteem gewaardeerd).

2.Ten behoeve van de inzichtelijk-
heid en de toetsbaarheid

De door de rundveedierenarts uitge-
voerde werkzaamheden zijn inzichtelijk
en toetsbaar (met behulp van praktijk-
protocollen en -administratie). In speci-
fieke gevallen kunnen werkwijze, be-
vindingen, adviezen en therapie worden
nagegaan. De erkende rundveedieren-
arts zal op korte termijn vanuit een ge-
certificeerde praktijk moeten werken.

3. Ten behoeve van de gewenste
kwaliteit

3.1 Op het gebied van kennis en erva-
ring

De erkende dierenarts heeft - zo-
wel met betrekking tot het indivi-
duele dier als op koppel-, c.q. be-
drijfniveau - kennis van:

* De stand van wetenschap en
techniek met betrekking tot
diagnostiek, preventie en the-
rapie.

* De belangrijkste ontwikkelin-
gen in het veterinaire vakge-
bied (hij/zij is op de hoogte van
nieuwe inzichten en technie-
ken en is in staat deze ontwik-
kelingen met de veehouder te
bespreken en toe te passen).

De achtergrond van de erkenningsregeling voor rundveedierenartsen en de
uitslag van de enquête onder de leden van de Groep Geneeskunde van het
Rund zijn eerder in het Tijdschrift aan de orde geweest. Inmiddels heeft de
projectgroep Erkenning Rundveedierenartsen concept-criteria opgesteld,
waaraan de rundveedierenarts in de toekomst zal moeten voldoen. Het is de
bedoeling dat hierover gediscussieerd wordt, bijvoorbeeld tijdens de leden-
vergaderingen van Afdelingen en Groepen.

Drs. J.A. Westerbeek

* De veterinaire infrastructuur
(duidelijk is welke partijen een
rol spelen en wat hun positie is
in het veterinaire veld, in het
bijzonder met betrekking tot de
nieuwe richtlijn 97/12/EC in-
zake het intracommunautair
handelsverkeer).

* De bedrijfseconomische as-
pecten van de rundveehouderij
(de erkende rundveedierenarts
kan bedrijfseconomische ken-
getallen lezen en interpreteren
en kan kosten en baten van het
aanwenden van veterinaire
zorg analyseren; hij/zij is een
volwaardig gesprekspartner
van de veehouder).

* Het effect van zijn/haar be-
roepsmatig handelen op de
volksgezondheid (dit omhelst
algemene kennis van zoöno-
sen, toxicologie en schadelijke
milieu-effecten, inclusief be-
langrijke informatiebronnen en
meldpunten op dit gebied).

Permanente educatie is een voor-
waarde om aan deze criteria op het
gebied van kennis te voldoen.
Voor het opdoen van ervaring op het
gebied van de rundvee-diergenees-
kunde werkt de erkende rundveedie-
renarts reeds minstens één jaar in de
rundveepraktijk. Voor het onderhou-

-ocr page 159-

den van voldoende ervaring zijn mi-
nimaal vijftig uren per maand vereist.

3.2 Op het gebied van vaardigheden
De erkende rundveedierenarts
beschikt over de benodigde vaar-
digheden met betrekking tot:

* klinische en aanvullende dia-
gnostiek;

* preventie;

* therapie;

* prognose

en het ten uitvoer brengen en in-
terpreteren hiervan.
De erkende rundveedierenarts
beschikt over voldoende sociale
en communicatieve vaardighe-
den om:

* in gesprekken met cliënten,
medewerkers en collega\'s rele-
vante informatie te verzame-
len;

* cliënten, medewerkers en col-
lega\'s duidelijk te informeren
en te instrueren;

* te werken in teamverband en
zo nodig leiding te geven;

* voordrachten te houden voor
groepen geïnteresseerden en/of
belanghebbenden.

3.3 Op het gebied van attitude ten
opzichte van de beroepsuitoefe-
ning

De erkende rundveedierenarts is
op de hoogte van de Code voor
de Dierenarts\' en laat zich
(art. 6
van de Code)
in zijn handelen lei-
den door een evenwichtige afwe-
ging van:

* de bevordering van de gezond-
heid en het welzijn van het dier
met inachtneming van de er-
kenning van de eigenwaarde
van het dier;

* de bevordering van de volksge-
zondheid en milieuhygiëne;

* de belangen van de eigenaar
van het dier of de dierlijke pro-
ducten;

* de plaats en de functie in de sa-
menleving van de diergenees-
kune en haar beoefenaars;

* wat verder redelijkerwijs in de
belangenafweging betrokken
moet worden.

De erkende mndveedierenarts houdt
zich aan de door de KNMvD ingenomen
standpunten inzake ethische kwesties.

Uiteraard staan deze concept-criteria ter
discussie. Leden van de KNMvD krij-
gen de gelegenheid om hierover van ge-
dachten te wisselen tijdens de ledenver-
gaderingen van Afdelingen en Groepen
en tijdens de Algemene Ledenverga-
dering van de KNMvD. Men kan zich
verder altijd direct wenden tot de leden
van de projectgroep Erkenning
Rundveedierenartsen, bestaande uit:

* J.W. Hesselink;

* T.J.G.M. Lam;

* Y.H. Schukken;

* J.M. Swinkels;

* J. Vaarten;

* J. Verhoeff en

* J.A. Westerbeek.

\' De Code voor de Dierenarts is recent geactualiseerd
en wordt ter goedkeuring voorgelegd aan de leden tij-
dens de Algemene Ledenvergadering van de KNMvD
op 3 oktober 1998. In dit artikel wordt art. 6 aange-
haald van het concept van de Code zoals dat is afge-
drukt in bijlage XII van de agenda van de .Algemene
Ledenvergadering 1998.

JAARCONGRES 1998 IN EMMEN

Locatie: Emmen, Drenthe
Thema: \'Vaccinatie\'
Datum: 1 oktober: Sportdag

2 oktober: Congres/Feest-

avond

3 oktober: Jaarvergadering

KNMvD

\'In de joar\'n die sijn verstriek\'n is
Emm \'n un groate stad word \'n, moar
diep in stin hart is ut \'n durp bliev\'.

Als u nog nooit in Emmen geweest
bent dan krijgt u nu de kans deze stad
van dorpen in Zuid-Oost Drenthe te
ontdekken.

Jaarcongres KNMvD
1-3 oktober 1998 Ennmen

Weliswaar in de periferie van
Nederland gelegen, maar in het Europa
zonder grenzen ligt deze mooie bos- en
lommerrijke stad toch centraal voor u.
En wij denken toch allemaal Europees,
niet waar? Via de A28/N37, de N381
en de N34 of met de trein vanuit
Zwolle komt u er gemakkelijk vanuit
alle delen van het land.

U kunt hier uw vrienden, kennissen en
collega\'s weer ontmoeten. Bijvoor-
beeld tijdens de
Sportdag waarop ge-
bridged en getennist wordt in het
sportcentrum \'de Giraf of waarop u
een balletje kunt slaan op de unieke
18-holes golfbaan \'De Gelpenberg\' in
het mooie Drentse dorp Aaide. Houdt
u van voetbal, hockey, kaatsen of hard-
lopen dan kunt u terecht in het fantasti-
sche sportpark \'de Meerdijk\' aan de
rand van de Hondsrug,
\'s Avonds zien we elkaar bij het buffet
in \'de Giraf.

Kunt u 1 oktober aanstaande niet?
Kom dan 2 oktober naar het
Congres
in het congrescentrum \'de Giraf Hier
wordt voor de eerste maal de \'Geert
Reinderspenning\' uitgereikt en zal het
verdere verloop van de dag in het teken
van \'Vaccinatie\' staan. In de lunch-

-ocr page 160-

lYiT^jVf^ii

pauze kunt u genieten van een
\'Drentse koffietafel\' en de dag zal af-
gesloten worden met een
Feestavond,
waar u kunt genieten van een voortref-
felijk diner, beschaafde dans- en
swingmuziek en van \'magie in a new
dimension\'.

De partners die niet naar het congres
gaan worden uiteraard niet vergeten.
Voor hen is er een uitgelezen
Partnerprogramma, dat hen zal voe-
ren over de kruinen van de bomen in de
bossen van Borger of hen zal brengen
tussen de wilde dieren in het
Noorderdierenpark. Wil men Drenthe
anno 1830 meemaken ga dan mee naar
het dorp Orvelte of bezoek de kleding-
show van het Drents historisch genoot-
schap \'t Aol Volk.

Op 3 oktober aanstaande zien we el-
kaar weer op de
Jaarvergadering in
\'de Giraf of u gaat de Vlinderstad
Emmen bezoeken. Overnachten in
Emmen? Geen probleem! Ruim 30 ho-
tels in onder andere Emmen, Odoom,

Exloo en Borger staan voor u ter be-
schikking.

Wij kunnen u nu al de arrangementen
aanbevelen die u door diverse hotelon-
dememers aangeboden gaan worden,
want Emmen nodigt uit voor een lan-
ger verblijf

Noteer in uw agenda: 1, 2, 3 en .... ok-
tober;
Emmen

De Congrescommissie

NCI: NUT? VAN NUT?! NUTTIG!!

BESTUUR EN BELEID
Tot eind 1997 werd het informatise-
ringsbeleid voor de veterinaire sector
geïnitieerd door de NCI. De financie-
ring werd paritair gegarandeerd door de
KNMvD en de AUV. Het maximum-
bedrag bedroeg ƒ 200.000,- per jaar
voor een periode van vijfjaar.
Omdat aan deze constructie eind 1997
een einde kwam, werd reeds in 1996
op de Algemene Ledenvergadering
van de KNMvD de wens uitgesproken
het werk van de NCI voort te zetten.
Tot dit besluit droeg onder andere een
evaluatierapport bij dat was opgesteld
door Dijkhuizen & Van Nes. Dit rap-
port concludeerde dat informatisering
voor de dierenarts een niet meer weg
te denken element zal vormen van zijn
professioneel handelen in de nabije
toekomst.

Op de Algemene Ledenvergadering
van 1997 is de organisatievorm van de
NCI aan de orde gekomen: op voorstel
van professor Van Dijk is een onaf-
hankelijke Stichting Informatisering
Dierenartsen opgericht met een werk-
maatschappij en een innovatiefonds,
waarin projectgelden worden gestort.
Aldus bestaat sinds 1 januari 1998 de

Ooii op de komende Algemene Ledenvergadering in Emmen zal weer gedis-
cussieerd worden over de NCI. Binnen dit kader lijkt het zinvol om ook hier
aandacht te schenken aan het automatiserings- en informatiseringsbeleid en
verslag te doen van de activiteiten van het afgelopen jaar.

Stichting Informatisering Dieren-
artsen (SID). Het Bestuur wordt ge-
vormd door de algemeen secretaris
van de KNMvD, de voorzitter van de
NCI-coöperatie en een extern deskun-
dige uit de IT-sector.
De al eerder genoemde werkmaat-
schappij (lees NCI) wordt per 1 janu-
ari 1999 in de vorm van de Stichting
NCI voortgezet (om de naamsbekend-
heid te handhaven). Deze werkmaat-
schappij fungeert als werkgever voor
de medewerkers van de NCI.
Het innovatiefonds tenslotte beheert
de projectgelden en hierin vloeien ook
eventuele baten uit bestaande en toe-
komstige activiteiten.
Het beleid dat het bestuur van de SID
bepaalt, wordt onder andere aange-
stuurd vanuit de KNMvD. Dit heeft
bijvoorbeeld geresulteerd in het hui-
dige speerpunt \'communicatie en
Internet\'. Daarnaast vindt beleids-
voorbereidend werk plaats vanuit de
NCI-coöperatie en vindt regelmatige
afstemming plaats met het (agrari-
sche) bedrijfsleven.
Tenslotte wordt veel tijd besteed aan
beleidsbepalende overheidsrapporta-
ges zoals \'Diergezondheid, wie zal het
een zorg zijn?\' (1993) en \'Dier-
gezondheid in beweging\' (1996).

1997-98: ONDERWEG MET NCI
De NCI heeft als taakstelling meege-
kregen \'het bevorderen van informati-
sering en automatisering in de veteri-
naire beroepsgroep in de meest brede
zin\'.

Toekomstbeeld van voorlopers, zoals
de collegae J. de Veer en A. de Zeeuw,
was de dierenarts te positioneren als
partner met betrekking tot aanleveren,
analyseren en uitwisselen van dierge-
zondheidsgegevens. Alleen in die rol
kan de dierenarts een rol van betekenis
blijven spelen.

Vele projecten zijn gestart met betrek-
king tot bijvoorbeeld uniforme dia-
gnostiek en registratie:

diagnoselijst rund en varken;

* algoritmen gezelschapsdieren;

* patiëntkaart paard en gezelschaps-
dier.

Projecten voor wat betreft de analyse
zijn bijvoorbeeld:

* vruchtbaarheid, melkproductie en
diergezondheid rund;
gynaecologie paard.

En met betrekking tot de (elektroni-
sche) gegevensuitwisseling moeten
genoemd worden:

* EDI dap varken en

* EDI dap pluimvee.

EDI dap staat voor Electronic Data
Interchange dierenartsenpraktijk.

Alhoewel vele projecten in een groei-
ende behoefte voorzien kan er toch
niet gesproken worden van een cul-
tuuromslag in hel gebruik van elektro-
nische media binnen onze beroeps-
groep (analyse prof Noordhuizen,
inaugurele rede 1998).
Om informatisering verder te onder-
steunen worden de komende twee jaar
enkele grote projecten opgestart waar-
onder het project \'Internut\'.
Doelstelling van \'Intemut\' is het op-

-ocr page 161-

zetten van een eigen extranetsite van
de KNMvD en een intensief gebruik
er\\an door de leden van de vereni-
ging. De elektronische snelweg is
(binnenkort) niet meer uit ons dage-
lijks leven weg te denken en de NCl
streeft er naar om alle (!) practici aan
het project te laten deelnemen door het
organiseren van cursussen en hulp bij
de aanschaf en installatie van compu-
terapparatuur. Als pilot voor dit pro-
ject dient het opzetten en onderhoud
van de website \'paard\', door en voor
leden van de Groep Paard (zie ook
\'KNMvD en NCl slaan handen in-
een\').

STICHTING NCl

Zoals reeds vermeld zal de NCI vanaf
1 januari 1999 als \'Stichting NCI\' haar
activiteiten voortzetten. IT-deskun-
dige en manager van deze werkmaat-
schappij is ir. Henk van der Bijl. Hij
houdt zich bezig met de algehele be-
drijfsvoering en begeleidt, maakt de
planning en evalueert alle projecten.
Daamaast zijn werkzaam bij de NCI:
Karin de Haas-Klink, Mario den
Hartog en (sinds juli 1998) Annelies
Kroneman (allen dierenarts).
Karin de Haas-Klink houdt zich bezig
met projecten voor de hele beroeps-
groep. Het belangrijkste op dit mo-
ment is de ontwikkeling van een die-
renarts-eigen infrastructuur op het
Intemet (zie Intemut).
Daamaast is een belangrijk onder-
werp het standaardiseren van het ad-
ministratieve veterinaire computer-
pakket. Doel hiervan is het optimaal
beschikbaar maken van allerlei ma-
nagementinformatie voor de dieren-
arts.

Mario den Hartog houdt zich bezig
met het initiëren van nieuwe veteri-
naire pakkettoevoegingen ten be-
hoeve van voornamelijk de gezel-
schapsdierensector. Als voorbeeld
hiervan geldt het AMl-project
(Aanvullende Medicijn Informatie)
dat op dit ogenblik getest wordt.
Andere aandachtsgebieden zijn het
testen van de verschillende software-
pakketten op functionaliteit en het in-
ventariseren van het off-label medi-
cijngebruik en registratie ervan.
Tenslotte heeft Annelies Kroneman
als aandachtsveld de landbouwhuis-
dierensector. Vooral het ontwikkelen
en implementeren van bedrijfsanalyse-
pakketten vallen onder haar verant-
woordelijkheid.

Het afgelopen jaar is door vele betrok-
kenen intensief overlegd om het infor-
matiseringsbeleid voor de komende ja-
ren te formuleren. Een noodzakelijke
cultuuromslag vergt tijd en de SID
hoopt bouwstenen te blijven aandra-
gen om dit mogelijk te maken zodat
alle dierenartsen de vruchten hiervan
kunnen plukken.

INFORMATISERING DIERENARTSENPRAKTIJKEN VIA INTERNET

KNMVD EN NCl SLAAN HANDEN INEEN

\'Overweldigend, verwarrend en ont-
moedigend\' zal misschien de eerste
reactie zijn, als men gaat \'surfen\'
(zoeken met behulp van trefwoor-
den).

En dat is dan ook meteen het belang-
rijkste knelpunt van het Internet-
gebruik: het zoeken is tijdrovend, ter-
wijl er veel te vinden moet zijn. En
veel \'websites\' (plaatsen of zoge-
naamde pagina\'s op het Internet) bie-
den toch niet de juiste, afgestemde
informatie. Het Internet is daarmee
niet zonder meer een geschikt me-
dium voor alle dierenartsen.
Alhoewel de voortrekkers zich ge-
lukkig niet laten tegenhouden.

Ah infrastructuur is het Internet
prachtig, maar het gebruik erx\'an
moet een doel dienen.

Het gebruik van Internet neemt razendsnel toe, ook onder dierenartsen.
Hoewel het Internet in zijn geheel erg chaotisch is - mede door het karakter
van het medium: heel open en toegankelijk - zal iedereen beamen dat er ver-
schrikkelijk veel op te vinden is en dat het ook in veterinair Nederland een
steeds grotere plaats aan het innemen is. Reden voor de KNMvD en de NCI
om er \'in te duiken\'.

INTERNE COMMUNICATIE
Zoals bekend heeft het Hoofdbestuur
van de KNMvD het afgelopen vereni-
gingsjaar een drietal \'speerpunten\' uit-
gekozen: 1 ) praktijkmanagement en 2)
externe en 3) interne communicatie
(waarbij externe en interne communi-
catie natuurlijk in samenhang bezien
moeten worden). Verder hebben
KNMvD en NCI samen het belang van
Intemet ingezien, vooral als communi-
catiemiddel dat de band tussen
KNMvD en leden kan versterken (in-
terne communicatie). De samenwer-
king tussen de beide organisaties, die
immers dezelfde doelgroep dienen,
heeft geresulteerd in een functioneel
ontwerp voor een mogelijke
\'Extranetsite\' van de KNMvD. Een
Extranetsite onderscheidt zich van een
Internetsite, doordat alleen een vaste
groep bezoekers toegang heeft tot de
site; in dit geval alleen leden van de
KNMvD.

Daarmee worden een aantal genoemde
nadelen van het Intemetgebruik onder-
vangen: dierenartsen, leden van de
KNMvD, kunnen profiteren van een
voor hen geselecteerde hoeveelheid
actuele informatie. Verder kunnen tal
van diensten die de KNMvD reeds ver-
leent, ook via de Extranetsite aangebo-
den worden, zoals een bestelservice.
Wellicht neemt de Extranetsite in de
toekomst een vergelijkbare plaats in
met het Tijdschrift voor Diergenees-
kunde, dat momenteel - zo blijkt uit
een analyse van de interne communi-
catie - als het belangrijkste communi-
catiemiddel wordt bestempeld.

ACTUELE NIEUWSVOORZIENING
De belangrijkste functie van de
Website van de KNMvD is actuele
nieuwsvoorziening. (Dit is tevens het
belangrijkste onderscheid met het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde dat
nooit heel actueel kan zijn, omdat het
maar één keer in de twee weken uit-
komt.) Er zijn tal van informatiebron-
nen, zoals het Intemet zelf, kranten en

-ocr page 162-

persberichten van bijvoorbeeld over-
heidsinstanties, maar de bedoeling van
de Website is nu juist deze informatie
zó te presenteren dat ze is afgestemd
op de behoefte van de leden - selectief,
doch volledig - en waar mogelijk is
voorzien van de mening van de
KNMvD op dat gebied. Het zoeken
naar de gewenste informatie moet snel
en gemakkelijk gaan.
Maar de Extranetsite heeft meer func-
ties. Denk aan informatievoorziening
over bijeenkomsten, congressen, sym-
posia en cursussen (met \'links\' naar de
organiserende instanties); discussie-
groepen over uiteenlopende onderwer-
pen (veel gemakkelijker dan een - vaak
langdurige - discussie in het Tijd-
schrift voor Diergeneeskunde), vraag-
baak en bestelservice. Het aardige van
de Extranetsite is bovendien dat men
zich niet aan kantoortijden hoeft te
houden voor het bezoeken ervan. Al
zal een gestelde vraag niet altijd direct
beantwoord worden, als men die om
2.00 uur \'s nachts stelt.

GROEPEN KNMVD
De Groepen krijgen een duidelijk her-
kenbare plaats op de Extranetsite. De
Groep Geneeskunde van het Paard
heeft zelfs reeds een functionerende
Internetsite. De Groepen zien de site
als een mogelijkheid om snel en inten-
sief over beleidsvoornemens te com-
municeren, hetgeen de KNMvD als
muziek in de oren klinkt, want de eer-
der genoemde analyse van de inteme
communicatie binnen de KNMvD
wees tevens uit dat juist de communi-
catie over beleid tekort schiet (terwijl
de dienstverlening van het secretariaat
als heel vriendelijk en adequaat wordt
ervaren).

Het is dus de communicatie over
ideeën en standpunten - reeds in een
vroeg stadium, dus voordat zij vastlig-
gen - uitmondend in plannen en pro-
jecten, waaraan grote behoefte is onder
de leden en waaraan de site van de
KNMvD een belangrijke meerwaarde
kan verlenen. Natuurlijk zijn het niet
alleen de Groepen die een verantwoor-
delijkheid hebben in deze, maar zij le-
nen zich door hun doelstellingen en
structuur bij uitstek om zich hiervoor
in te zetten. De Groep Geneeskunde
van het Paard - dat moet gezegd wor-
den - heeft hiervoor een belangrijke
voorzet gegeven.

POSITIE NCI

De implementatie van de Extranetsite
is gepland voor 1999 (al zijn er plan-
nen voor een voorzichtige start in het
najaar van 1998). Wat is de rol van de
NCI? vraagt men zich misschien af
De NCI is sterk betrokken bij de ont-
wikkeling van de site - met name van-
uit een technische invalshoek - en
neemt straks het voortouw bij de intro-
ductie in de praktijk. Het zal de leden
gemakkelijk gemaakt moeten worden
de site te bezoeken. Daar is apparatuur
en kennis voor nodig (een ander be-
langrijk onderscheid met het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde dat
men waar dan ook ter hand kan ne-
men).

Er komt een raamovereenkomst met
leveranciers van hard- en software (ui-
teraard staat het iedereen vrij hiervan
wel of niet gebruik te maken). Verder
gaat de NCI presentaties en cursussen
voor dierenartsen organiseren (natuur-
lijk in samenwerking met PAO-D). Zo
kan de NCI vooral aan de gebruikers-
zijde veel betekenen voor het welsla-
gen van de KNMvD-site.
Een ander belang van de NCI bij de
Extranetsite is dat het in de toekomst
veel gemakkelijker wordt om de ont-
wikkeling van de veterinaire pakketten
te ondersteunen. Denk aan berichten-
verkeer voor vergelijkende manage-
mentinformatie, laboratoriumuitsla-
gen, het versturen van bestanden
(bijvoorbeeld röntgenfoto\'s), en voor
het contact met leveranciers en cliën-
ten.

Steeds meer communicatie verloopt
via de elektronische snelweg (Inter-
net). Maar de talrijke mogelijkheden
maken een doordacht plan noodzake-
lijk.

BELANGEN NCI EN KNMVD
De KNMvD-site is dus een prachtig
voorbeeld van een project waarin de
belangen van de KNMvD en de NCI
hand in hand gaan. De KNMvD ver-
wacht met deze site een nieuw, inter-
actief communicatiemiddel te bieden
aan haar leden en de NCI denkt dat de
elektronische snelweg een belang-
rijke rol zal gaan spelen in het ma-
nagement en de informatisering van
de dierenartsenpraktijk. Het voorzien
van leden van de KNMvD van de in-
formatie waaraan ze behoefte hebben,
wordt de komende jaren van toene-
mend belang. \'Kennis\' neemt immers
een steeds grotere plaats in in het
dienstverleningsproduct van de die-
renarts, zowel in de landbouwhuis-
dieren- als in de gezelschapdieren-
praktijk.

Henk van der Bijl, manager NCI
en Sophie Deleu,
stafmedewerker KNMvD.

O

Voor het lidmaatschap van de Koninklijke
Nederlandse .Maatschappij voor Diergenees-
kunde hebben zich aangemeld de volgende
collegae:

Binnekade, Mevr. N.; 1998; 3551 SE Utrecht;
Koolstraat 24.

Brugge, S.P.J. van; 1998; 3572 KT Utrecht; A.
Numankade 63 A.

Butler, Mevr. C.M.; Gent-1998; 9444 TH
Grolloo; Schoonloërstraat 53.

Personalia

Derijks, Mevr. P.M.; 1998; 3511 AZ Utrecht;
Oudegracht 148 bis.

Donk, Mevr. S.F.; 1998; 3511 VZ Utrecht;
Springweg 150 bis.

Engmann, Mevr. S.M.; 1998; 3204 CA
Spijkenisse; Apolloplein 8.
Fons, Mevr. F.; 1998; 3581 JD Utrecht; Van
Alphenstraat 54.

Gelder, G.A.J. van; Gent-1998; B-2250 Olen
(België); Gerheiden 59.

Groot Nibbelink, N.; Gent-1998; 7103 BT
Winterswijk; Pasbree 106.
Jonge, Mevr. J.G. de; Gent-1998; 9467 PJ
Anioo; Esweg21.

Limpens, Mevr. S.E.J.M.; Gent-1998; 9254 AD
Hardegarijp; Kobbeflecht 119.
Meijer, M.; Gent-1998; 8381 AE Vledder;
Vledderweg 40.

Moll, Mevr. J.; 1998; 3705 ZG Zeist; Warande
79.

Monna, Mevr. J.W.; 1998; 3315 AA Dordrecht
Rudyard Kiplingerf\'24.

Post, E.; 1998; 9271 CE Zwaagwesteinde
Verlengde Stationsstraat 58.
Scheepers, M.A.A.; 1987; 6321 PK Wijlre
Haasstad 1.

Selles, C.; Gent-1998; 8265 PM Kampen
Buitendijksweg 1 A.

Uchelen, Mevr. A.H. van; 1998; 3584 HB

Utrecht; A. van Dalsumlaan 95.

Ven, Mevr. E. van de; Gent-1998; 5735 BJ

Aarle-Rixtel; Molenstraat 7.

Vonderen, Mevr. l.K. van; 1998; 3723 TX

Bihhoven; Donsvlinder 26.

Wertenbroek, N.R.A.M.; Gem-1998; 5282 PV

Boxtel; Leenhoflaan 9.

Wijk, Mevr. M. van; 1995; 2807 GL Gouda;
Getijmolenerf 66.

-ocr page 163-

Al§ lid van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde heeft
het Hoofdbestuur aangenomen:

Duijnhoven, E.A.J. van; 1998; 6582 BB
Heumen; Looistraat 63.

Engelen. E. van; 1998; 3731 GC De Bilt;
Utrechtseweg 429.

Radier, Mevr. O.; 1998; 1902 KS Castricum;
Kievit 16.

Verkroost, M.; 1998; 3732 EM De Bih; Burg. de
Withstraat 62.

Als kandidaatlid van de Koninklijke Neder-
landse Maatschappij voor Diergeneeskunde
heeft het Hoofdbestuur aangenomen:

Oostveen, Mevr. F.A. van; 3523 ED Utrecht;
Smaragdplein 72.

Rutten, Mevr. D.J.A.; 3705 ZL Zeist; Warande
136.

Uiterwijk. Mevr. M.; 3514 TR Utrecht;
Havikstraat 32.

OVERLEDEN:

Op 24 juli 1998 Drs. A.J.B. Hammink te Loenen.
Drs. E. Brill te Steenwijk.
Drs. A.J.M. Vermeulen te Sint-Oedenrode.
Op 20 augustus 1998 Prof.DrDrh.c. G.H.B.
Teunissen te Bilthoven.

JUBILEA:

J. Hoevers te Utrecht, aanwezig, 25 jaar, 21 sep-
tember 1998

J. van \'t Riet te Ede, afwezig, 25 jaar, 21 septem-
ber 1998

Mevr. M. Verweij-Rodrigo te Arkel, afwezig, 25
jaar, 21 september 1998

H.R. Tulner te Aduard, afwezig, 40 jaar. 22 sep-
tember 1998

Th.J.D. Straatman te Groningen, aanwezig, 25
jaar, 23 september 1998

H.G.A. Olde Riekerink te Beuningen (O), afwe-
zig, 35 jaar, 27 september 1998
J.M.P. den Hartog te Nieuwegein, afwezig, 25
jaar, 28 september 1998

J. Egter van Wis.sekerke te Heemstede, aanwe-
zig, 30 jaar, 1 oktober 1998
Mr (i.J. Schouten te Alphen a/d Rijn, afwezig,
30 jaar, 1 oktober 1998

Dr. J.H. Westerhuis te Beusichem, afwezig, 30
jaar, I oktober 1998

T H. Hofstra te Bennekom, afwezig, 30 jaar, 2
oktober 1998

H.A.M. van de Vijver te Temeuzen, afwezig, 65
jaar, 3 oktober 1998

C.H. Herweijer te Alkmaar, afwezig, 60 jaar, 7
oktober 1998

J. Jacobs te Hummelo, afwezig, 40 jaar, 11 okto-
ber 1998

Dr. J.B. Litjens te Heythuysen, afwezig, 40 jaar,
11 oktober 1998

J. Kruize te Aalten, afwezig, 45 jaar, 13 oktober
1998

G.H.A. Overgoor te Velp (GId), afwezig, 45
jaar, 13 oktober 1998

W.J. van de Weg te Oosterwolde (GId), aanwe-
zig, 45 jaar, 13 oktober 1998
ProfDr. J. Bouw te Wageningen, afwezig, 45
jaar, 13 oktober 1998

S. van Harten te Ottoland, afwezig, 45 jaar, 13
oktober 1998

««eUieAirfuAi^

MUTATIES:

Aakster, R. van den; 1996; 7245 AZ Laren
(GId); De Bakkerij 63; tel. 0573-402728 privé,
401243 prakt.; p., medew. bij G.J.R. Groenland,
P. van Harten, R. van Oyen en H.G. Pelgrum.

Baerveldt, Mevr. M.C.; 1990; 2803 RR
Gouda; Hopgaarde 4; tel. 0182-573203 privé,
534466 prakt.; fax 0182-534009; p., geass. met
Mevr. W.G. Roelofsen.

Bergh, Mevr. D.H.M. van den; 1993; 3524
EE Utrecht; Orkaden 5; tel./fax 030-2885385;
wnd.d.

Bergman, H.J.; 1996; 4033 CD Lienden;
Marsdijk 32; tel. 0488-483979 privé, 482900
prakt.; fax 0488-481355; p., medew. bij W.M.
Mestebeld, J.J. Pouwer, D N. Tap en P. Wiemer.

Beukers-Schröder, Mevr L.C.M.; 1970;
2350 Vosselaar (België); Wielewaalstraat 8; tel.
00-32-14-423734; plv.i. R.V.V. kring Weert.

Bommer. Mevr. M.; 1992; 7211 EE Eefde;
Zutphenseweg 100; tel. 0575-511186; fax 0575-
511203; E-mail:

WESTEX,MARTINE@WXS.NL; wnd.d.

Bossard, Mevr. M.M.; 1996; 4147 CK
Asperen; Vissersdijk 4-5; tel. 0345-631848
privé, 030-2932730 prakt.; fax 030-2935271; p.,
medew. bij Mevr. M.L. Klein-Berkeljon.

»Bouman, J.H.M.; 1990; 1069 NL
Amsterdam; Marianellastraat 32; tel. 020-
6198195 privé, 6101542 prakt; p., geass. met
Mevr. C.A.M. Bokhove.

Demollin. M.G.M.; 1984; 6265 NK Sint
Geertruid; Bruisterbosch 4; tel. 043-4582898
privé, 4501877 prakt.; fax 043-4503445; p., ge-
ass. met J.J.L. Franssen. F.H.M.G. Laeven en
M.A.A. Scheepers.

Diepenbroek, Mevr. E.L.; 1995; 3039 NL
Rotterdam; Schepenstraat 72 A; tel. 010-
4657363 prakt.; fax 010-4676567; p., gezel-
schapsd.

Druijff, Mevr M.E.; 1992; 3931 WE
Woudenberg; Ter Maatenlaan 23; tel./fax 033-
2865383; p., gezelschapsd., medew. bij J.W.
Dirkx.

Duijnhoven, E.A.J. van; 1998; 6582 BB
Heumen; Looistraat 63; tel. 024-3580981/06-
55804873 privé, 0522-462929 prakt.; fax 0522-
461350; p., medew. bij H.W. Bosch, TH.
Hepkema, M.0. Molenaar. L.P. Reudink, H.J.
Roze en J.A. van Twillert (toev. als lid).

Eblé, Mevr. P.L.; 1994; 3841 BR
Harderwijk; Hoogstraat 37; tel. 0341-429077
privé, 0320-238680/238868; fax 0320-238668;
E-mail: P.L.EBLE@lD.DLO.NL; wet. medew.
ID-DLO, Afd. Zoogdiervirologie.

Engelen, E. van; 1998; 3731 GC De Bilt;
Utrechtseweg 429; tel. 030-2203376 privé,
0172-613798 prakt.; p., medew. bij Mevr
l.O.M. van Boxel-Peters, J. de Groot, L.J.
Hofland en T. Sterk (toev. als lid).

Groot. J. de; 1990; 2411 ZL Bodegraven;
Beukenhof 1; tel. 0172-618450 privé, 613798
prakt.; fax 0172-618619; p., geass. met Mevr.
l.O.M. van Boxel-Peters, L.J. Hofland en T.
Sterk.

Hartveld, C.J.; 1975; 7104 GM Meddo
(Winterswijk); Tolkampweg 4; tel. 0543-
532770 privé, 0544-461313 prakt.; p., geass.
met P.C.J. Hopmans en G.A.1. Kamp.

Havermans, Mevr. P.; 1998; 5111 DD
Baarie-Nassau; Eksteriaan 5; tel. 013-
5079970/06-51987375; wnd.d.

Hoogland, N.S.J.; 1981; 7006 HB
Doetinchem; Slotlaan 73; tel. 0314-378668
privé. 324631 prakt.; fax 0314-378770; E-mail:
N.HOOGLAND(^HETNET.NL; p., geass. met
P.N. Beenen, J. de Jong, M. Meijer. H.P.A. van

der Meulen, P.J.M. Stroomer en H.W.F. Swart.

Jong, Mevr. N. de; 1992; 2522 DS \'s-
Gravenhage; Paets van Troostwijkstraat 241; tel.
070-3194595; wnd.d.

Kalfsbeek, Mevr E.A.; 1991; 9215 VZ De
Veenhoop; Kraenlanswei 20; tel. 0566-652255
prakt.; p., geass. met G.A. Hooijer. R.J. Kramer
en M. Sevinga.

•Kooi, K. van der; 1952; North Balwyn,
Victoria 3104 (Australië); 4/36 Winfield Road;
tel. 00-61-3-98164441; r.d.

Kramer, R.J.; 1992; 9215 VZ De
Veenhoop; Kraenlanswei 20; tel. 0566-652255
prakt.; p., geass. met G.A. Hooijer, Mevr. E.A.
Kalfsbeek en M. Sevinga.

Mandigers, P.J.J.; 1992; 3524 CK Utrecht;
Boven Zevenwouden 105; tel. 030-2672253
privé, fax 030-2672254; E-mail: PAUL.MAN-
DIGERS(uiWORLDONLlNE.NL; Specialist
Interne Geneeskunde derGezelschaspd.; p., me-
dew. bij M. Kappen (tel. 0497-518000, fax
0497-518655); toegev. wet. onderzoeker U.U.
(F.D., vkgr. Geneeskunde van
Gezelschapsd.)(tel. 030-2539411, fax 030-
2518126); diplomate ECVN.

Manschot, Mevr. M.J.; 1993; 5761 HN
Bakel; Groenveld 13; tel. 0492-344054 privé,
0493-312230 prakt.; p., medew. bij G.J. de
Groot, J.H.S.H.M. van Gulick, J.C.H. van
Noort, C.P. Schaap, P.P. Slotboom en A. van der
Steen.

Meijer, Mevr. F.A.; 1996; 3533 TD
Utrecht; Johan Wagenaarkade 26 bis; tel. 030-
2938641 privé, 0487-592233 prakt.; E-mail:
M.G.MElJERCojWXS.NL; p., medew. bij
G.J.H.M. Amtz en medew. bij J.J.L. Pijnappel.

»Meijer, Mevr. N.; 1998; 3531 HC
Utrecht; Leidsekade 105 bis; tel. 030-2941266;
E-mail:

N_MElJER(ajDDS.NL; wnd.d.

»Mulder, F.; 1998; 5085 NN E.sbeek;
Spaaneindsestraat 15 A; tel. 013-5169338 privé,
5042402 prakt.; p., medew. bij C.W.M.
Augustijn, J.M. Berger, F.W. Bemsden, G.C.
Charpentier, O.A. van Dobbenburgh, J.W.
Eshuis, M.J.J. van der Linden, J A M. Vermeer,
A.R.L. de Vries en H.J.H. van Wijk.

Nijhuis. J. van; 1989; 2627 BM Dem;
Crommelinplein 3-5; tel. 015-2850230 prakt.;
fax 015-2850238; p., gezelschapsd.

Oeriemans. H.C.M.; 1962; 5671 BH
Nuenen; Populierenhof 14; tel. 040-2832888
privé, 2831868 prakt.; fax 040-2832801; p., ge-
zelschapsd.

Olde Monnikhof, Mevr. M.L.; 1997; 7061
XP Terborg; Prins Willem-Alexanderstraat 12;
tel. 0315-324199 privé, 241205 prakt.; fax
0315-230087; p., medew. bij J. Bussemaker,
F.H.J. van Hagen, J.J. Oostveen. G.J. Tolkamp
en J.H. Wijnia.

Oosterhout, Mevr. M.F.M. van; 1997;
1078 TM Amsterdam; Holendrechtstraat 9 C;
tel. 020-6769482 privé, 023-5289319 prakt.; p.,
medew. bij Mevr. C.G.L. Strijbosch.

Peelen, J.P.J.; 1969; 6581 GS Malden;
Grootveldschelaan 57; tel. 024-3581782 privé,
3714611 bur.; fax 024-3785947; Dir. R.V.V.
kring Nijmegen.

Poppinga, H.H.; 1968; 8731 BE
Wommels; Van Sminialeane 24; tel. 0515-
331595; r.d.

Radier, Mevr. O.; 1998; 1902 KS
Castricum; Kievit 16; tel. 0251-670416; wnd.d.
(toev. als lid).

Reezigt, B.J.; 1997; 25225 Helsingborg
(Zweden); Södergatan 59; tel. 00-46-421-84335
privé, 423-21092 prakt.; fax 00-46-421-68066;
E-mail: REEZlGT(gEBOX.TNINET.SE; kli-

-ocr page 164-

niekvet. Regionaal Dierenziekenhuis
Helsingborg.

Rigter, I.A.T.; 1959; 6051 HE Maasbracht;
Sint JoosteiAveg 18; tel. 0475-468488; fax 0475-
468490; r.d.

Rijpert. Mevr. S.C.W.; 1995; 7137 HH
Lievelde; Europaweg 35 A; tel. 0544-463373
privé, 0543-512385 prakt.; p., medew. bij J.
Broeze, P.R. van Hoeve, J A. Huisinga, R.W.M.
Ikink, A. ter Keurs, D.J. Ubbels, A.W.A.J.
Vermeulen en F. de Wit.

Roelofsen. Mevr. W.G.; 1981; 2801 ZH
Gouda; Spieringstraat 15; tel. 0182-515816
privé, 534466 prakt.; fax 0182-515816; p., ge-
ass. met Mevr. M.C. Baerveldt (fax 0182-
534009 prakt.).

Rozendal, Mevr. J.H.M.E.; 1995; 3204 CR
Spijkenisse; Sagittastraat 5; tel. 0181-614754;
wnd.d.

Schevers, V.G.; 1995; 3953 BL
Maarsbergen; Kolklaan 25; tel. 0343-432822
privé, 033-2771221 prakt.; p., medew. bij H.O.
Ebbens en H. Reitsma.

•Schipper, Mevr. A.; 1998; 7482 TV
Haaksbergen; Bartokstraat 28; tel. 053-
5740980; wnd.d.

Segers, R.J.M.; 1984; 7443 PK Nijverdal;
Baltinksweg 2 B; tel. 0548-617099 privé,
615222 prakt.; p., geass. met C.J. van der
Meiden, A. Mostert, S. Volp en B.H.J. Vulink.

Segers-van Noort, Mevr. P.G.M.; 1983;
7443 PK Nijverdal; Baltinksweg 2 B; tel. 0548-
617099; wnd.d.

Sliedrecht. Mevr. M.H.; 1993; 2593 BT \'s-
Gravenhage; Laan van Nieuw-Oost-lndië 26;
tel. 070-3816070; wnd.d.

Smit, A.; 1966; 7721 AN Dalfsen; Van der
Veenstraat 14; tel. 0529-431840; r.d.

w^mwmm

Spaans, Mevr. A.H.; 1996; 3774 LE
Kootwijkerbroek; Breihutterweg 6 1; tel. 0342-
443445 privé, 442740 prakt.; p., medew. bij B.
Hilgersom en F.T.M. Nederveen.

•Streefland, G.J.; 1988; 7776 PE
Slagharen; Kosseweg 2; tel. 0523-683429 privé,
683333 prakt.; p., geass. met J.M.M. Graafmans.

Swinkels, J.M.; 1990; 1474 HL
Oosthuizen; Sluisweg 3; tel. 0299-401370
prakt.; fax 0299-402222; E-mail:
SWIZWA@XS4ALL.NL; p., geass. met R.
Timmerman en A. Zaal; vet. adv. bij Boehringer
IngelheimB.V.

Top, P.D.J.; 1979; 1566 PN Assendelft;
Vaarldijk 24; tel. 075-6873476 privé, 6173566
prakt.; fax 075-6120189; p., gezelschapsd.

Twerda, J.; 1995; 8733 EP Edens; Van
Burmaniawei 10; tel. 0515-331140 privé,
331387 prakt.; fax 0515-332454; p., geass. met
P.D. Dankert en H. van Putten.

Vaart-van de Ven, Mevr. L.P. van der;
1982; 2596 CC s\'-Gravenhage; Nassau
Ouwerkerkstraat 4; tel. 070-3280362; fax 070-
3280161;d.

•Ven, Mevr. M.C.M. van der; 1998; 4926
RB Lage Zwaluwe; Plantsoen 20; tel. 06-
51071671; wnd.d.

Verkroost, M.; 1998; 3732 EM De Bilt;
Burg. de Withstraat 62; tel. 030-2210911/06-
51217438; E-mail: SMAR10Z0@DDS.NL;
wnd.d. (toev. als lid).

Visnjaric, E.; 1997; 1442 SR Purmerend;
Merwedestraat 152; tel. 0299-438656 privé,
435674 prakt.; E-mail: NLCO6120@CAPITO-
LONLINE.NL; p., medew. bij A.G. Schuur.

•Vonderen, Mevr. l.K. van; 1998; 3723
TX Bilthoven; Donsvlinder 26; tel. 030-
2290161 privé, 2539411/2531929 prakt.; rou-
lant/specialist in opleiding U.U. (F.D., vkgr.
Geneeskunde van Gezelschapsd.).

Vries. B.R. van; 1948; 7921 PB Zuidwolde
(D); Noorderweg 1; tel. 0528-372315; r.d.

Wasmann. R.P.M.; 1997; 5384 AM
Heesch; Schoonstraat 83; tel. 0412-454044
privé, 611166 prakt.; p., medew. bij R van der
Linde.

Westeriaan, L.J.; Gent-1997; 2411 KJ
Bodegraven; Bourgondischelaan 9; tel. 0172-
617607 privé, 613798 prakt.; fax 0172-618619;
E-mail: DAPBODEGRA@ClSTRON.NL; p.,
medew. bij Mevr. l.O.M. van Boxel-Peters, J. de
Groot, L.J. Hofland en T. Sterk.

Wijlhuizen, Mevr. A.; 1996; 6658 EK
Beneden-Leeuwen; Beatrixstraat 2; tel. 0487-
512326 prakt.; p., medew. bij H.A. Schep.

•Wikkeling, C.W.; 1974; 2904 BPCapelle
a/d IJssel; Wijnkoopsbaai 8; tel. 010-4509694
privé/prakt.; 4624000 tst. 16 bur.; fax 010-
4624569; p., gezelschapsd.; k.d. R.V.V. kring
Rotterdam (mobiele tel.: 06-53631151).

De Redactie van het Diergeneeskundig
Jaarboek wil dierenartsen de mogelijkheid
bieden in het Diergeneeskundig Jaarboek
naast hun privé-adres het praktijkadres (bij
een meermanspraktijk alleen de hoofdvesti-
ging! ^ te laten vermelden. Ook wanneer uw
praktijk gevestigd is op uw privé-adres, kunt u
dit als zodanig laten opnemen. Wanneer u uw
praktijkadres opgenomen wilt hebben in het
Diergeneeskundig Jaarboek wordt u verzocht
uw gegevens schriffelijk door te geven aan het
secretariaat van de KNMvD, t.a.v. Anne
Mane Boverhuis (fax nr.: 030-2511787).

Doorlopende agenda

CONGRESSEN & SYMPOSIA

1998

.September

14—18 lO\'\'\' Intemational Workshop on In
Vitro Toxicology. The Wessex Conference
Centre, Sparsholt, Winchester, UK.

14—18 IX Intemational Conference of the
Association of Institutions of Tropical
Veterinary Medicine: \'Animal Health and
Production for Sustainable Development\'.
Harare, Zimbabwe.

15 Mini-seminar \'Pijnbestrijding bij paarden\'.
Draf- en renbaan Duindigt te Wassenaar.
Aanvang: 14.00 uur. Aanmelding bij:
Intervet Nederland B.V., Postbus 50, 5830
AB Boxmeer, tel.: 0485-587652.

16—19 Ethologie und Tierschutz. Fachtagung
zu Fragen von Verhaltenskunde, Tier-
haltung und Tierschutz. München. Prof.
H.H. Sambraus, tel: 0049-8161-713228,
fax:0049-8161-713107.

17 Mini-seminar\'Pijnbestrijding bij paarden\',
NKB-Centrurfi te Wanroij. Aanvang:
14.00 uur. Aanmelding bij: Intervet
Nederiand B.V., Postbus 50, 5830 AB
Boxmeer, tel.: 0485-587652.

18—20 Annual Meeting of the European
Association of Veterinary Editors (EAVE).

19 Symposium Ontwikkelingen van de Dier-
geneeskunde voor dierenartsen van gezel-
schapsdieren. Motel Van der Valk te
Vianen. Programma-informatie op pag.
419 TvD (afl. 13, juli \'98). Inschrijfgeld
ƒ 55,- voor de gehele dag inclusief lunch.
Na afloop afscheidsreceptie van dr. Peter
H.A.Poll.

20—22 Austrian Intemational Congress on
Alternative and Complementary Methods
to Animal Testing in Biomedical Research.
University of Linz, Austria.

22—25 39. Arbeitstagung des Arbeitsgebietes
Lebensmittelhygiene der DVG zusammen
mit der Sektion Lebensmittel tierischer
Herkunft in der Österreichischen Gesel-
lschaff für Tierärzte und der Schweizer-
ischen Vereinigung für Fleischhygiene in
Garmisch Partenkirchen. Prof. dr. H.
Prange, tel.: 0049-345-552 2501, fax: 0049
-345-5527115.

23—25 17. Arbeits- und Fortbildungstagung
des DVG-Arbeitskreises für Veterinär-
medizinische Infektionsdiagnostik (AVID)
im Bildimgszentrum Kloster Banz. 96231
Staffelstein. Information und Anmeldung:
Dr. K.-H. Bogner, Landesuntersuchings-
amt für das Gesundheitswesen Nordbayem,
Heimerichstr. 31,90419 Nürnberg, Telefon:
09131 - 764635, Fax: 09131 -764601.

24—27 BVA Congress at the Nottingham
Royal Moat House, Nottingham. BVA
Congress Office, 7 Mansfield Street, Lon-
don WIM OAT. Tel.: 44 171 636 6541.
fax: 44 171 436 2970. E-mail: Con-
gress(^BVA.co.uk.

25 Symposium \'De toekomst van de dierge-
zondheidszorg: een andere rol voor de die-
renarts?\', in de Koningshof te Veldhoven.
Aanvang: 13.30 uur. Voor meer informa-
tie: Pauw & Van Spaendonck, tel.: 070-
3283928. Organisatie: Merial B.V.

28 Symposium \'De toekomst van de dierge-
zondheidszorg: een andere rol voor de die-
renarts?\', in De Klinze te Oudkerk
(Friesland). Aanvang: 13.30 uur. Voor
meer informatie: Pauw & Van Spaen-
donck, tel.: 070-3283928. Organisatie:
Merial B.V.

November

7—12 ContinuEdS Equine Veterinary
Symposium in Hawaii. Topic: Problems in
Equine Medicine en Surgery. Call
ContinuEd at 1-800-539-7395 or (206)
230-8363, fax: 206-230-8359, e-mail:
VetCE(^aol.com, or write to: ContinuEd.
PO Box 1659, Mercer Island WA 98040,
USA.

18—22 Veterinary Dentistry \'98, 12th .Annual
Veterinary Dental Forum. Hyatt Regency
New Orleans, Louisiana, USA. For infor-
mation: Andries van Foreest, telefoon:
072-5092052.

26—27 Achtste Gezond Onderwijs Congres in
Congrescentrum Koningshof te Veld-
hoven, onder auspiciën van de Neder-
landse Vereniging voor Medisch Onder-

-ocr page 165-

wijs (NVMO). Informatie: mw. M.L. Bot,
tel: 010-4087881, fax: 010-4367271, e-
mail: secr(^paog.fgg.eur.nl.

December

9 11® Studiedag van de Vereniging voor
Veterinaire Epidemiologie en Economie
met als thema zoönosen en antibiotica-re-
sistentie. Locatie: RIVM te Bilthoven.
Informatie: A. Eibers, tel.: 0411-659419 of
e-mail: a.elbers(aigdvdieren.nl.

1999

■Maart

24—26 Jaarlijks congres van de \'Society for
Veterinary Epidemiology and Preventive
Medicine\' (SVEPM) in Bristol, Engeland.
Meer informatie: Dr. Ed G.M. van Klink.
Committee Member, Vlietenburg 26, 2804
WS Gouda, e-mail: E.G.M.van.Klink®

ikclb.agro.nl.

Juli

2—4 Eight Annual Scientific Meeting of the
European College of Veterinary Surgeons.
Bruges, Belgium. Preseminars with practi-
cal work, July 1, 1999. ECVS, Monika
Gutscher, Winterthurerstr. 260, CH-8057
Zürich, Switzerland. Tel.: 041-1-6358408,
fax: 041-1-3130384, e-mail:
mgaovet@vetchir.unizh.ch.

September

23—29 26\'h World Veterinary Congress, 24\'^
World Small Animal Veterinary Congress,
5th

FECAVA Congress, Lyon, France.
Information contact address: Mondial Vet
1999, CNVSPA, 40 rue de Berri, F75008
Paris, tel: 33-(0)l-53839160, fax: 33-(0)l-
53839169, e-mail: mondialvet@aol.com,
intemet: http://www.mondialvet99.org.

27—30 Congres Europese Federatie van
Informatie-Technologie in de Agrarische
Sector (EFITA), Universiteit van Bonn,
Duitsland. Intemet: www.efita.dk, e-mail:
efita99@uni-bonn.de, tel: 0049-228-
733500, fax: 0049-228-733431.

VERGADERINGEN & BIJEEN-
KOMSTEN

September

15 Ledenvergadering Afdeling Overijssel te
Hellendoom.

15 Afdelingsvergadering Noord-Brabant.

16 Werkvergadering runderpractici-GD
Utrecht. Aanvang: 13.30 uur. Wegrestau-
rant \'De Meem\', Meemdijk 59, De Meem.

16 Ledenvergadering Afdeling Zuid-Holland.

17 Ledenvergadering Afdeling Utrecht, 20.15
uur. Het Oude Tolhuys te Utrecht.

17 Bijeenkomst Kring Dierenartsen Achter-
hoek in restaurant \'t Wolfersveen in Zei-
hem, aanvang 20.00 uur.

17 Werkvergadering runderpractici-GD De-
venter. Aanvang: 14.00 uur. Locatie De-
venter, Amsbergstraat 7, Deventer.

17 SUidievergadering Groep Homoeopathisch-
werkende dierenartsen. Beatrixgebouw
Jaarbeurscongrescentrum te Utrecht, 19.30-
22.30 uur.

17 Ledenvergadering Afdeling Gelderland.

17 Ledenvergadering Afdeling Friesland.
22 Ledenvergadering Afdeling Groningen/
Drenthe.

22 Ledenvergadering Afdeling Limburg.

22 Post IPCS bijeenkomst van de Groep
Geneeskunde van het Varken en Fort
Dodge Animal Health, vanag 13.30 in het
Postiljonhotel Arnhem.

23 Werkvergadering Herkauwers op de
Gezondheidsdienst voor Dieren te Drach-
ten om 14.00 uur.

29 Startconferentie Stichting Dierveiligheid
te Breukelen. Meer informatie: 030-
2510111 (Koos Voermans, Peter van Boe-
kei).

Oktober

1—3 Jaarcongres KNMvD te Emmen.

10 Jaarvergadering Vereniging tegen
Kwakzalverij in Utrecht, Beatrixgebouw
van het Jaarbeurscomplex. Aanvang: 13.30
uur. Aansluitend lezing van prof dr. J. van
Gijn: Hoe hard is de officiële genees-
kunde?

10 Gentlemen Koppelkoers/tijdrit (na de
Heerenkoers) in Tiel. Medische Wieier-
kring. H. In den Bosch, tel: 0344-612973.

14 Themamiddag \'Ruwvoerkwaliteit en zet-
meel in melkveerantsoenen\' in het audito-
rium ID-DLO te Lelystad.

19 AUV-regiovergadering, Regio Oost,
Restaurant De Luifel, Ruurlo, aanvang
20.00 uur.

22 AUV-regiovergadering, Regio Noord, Ge-
zondheidsdienst Drachten, aanvang 20.00
uur.

November

2 AUV-regiovergadering, Regio West,
Motel Witte Bergen, Eemnes, aanvang
20.00 uur.

3 Gezamenlijke studiedag Groep Pluim-
veewetenschappen LOS-VPLC-WPSA,
\'Nederiand als exportland\', IPC Dier in
Horst.

12 AUV-regiovergadering, Regio Zuid,
Gezondheidsdienst Boxtel, aanvang 20.00
uur.

14 Landelijke Dag voor vrouwelijke dieren-
artsen. Locatie: Hotel Mitland te Utrecht.
Aanvang: 13.30 uur.

14 Najaarsvergadering GHwD. Locatie:
Hotel-Restaurant \'Nol in \'t Bosch\' te
Wageningen, 09.00-17.00 uur. Onder-
werp: De Geriatrische patiënt.

19 Bijeenkomst Kring Dierenartsen Achter-
hoek in restaurant \'t Wolfersveen in Zei-
hem, aanvang 20.00 uur.

24 Jaarlijkse studiedag WRSA in het Andro-
clusgebouw, FdD, Yaielaan 1 te Utrecht.
Thema: \'Het spijsverteringskanaal van het
konijn\'.

25 Najaarsbijeenkomst Veterinair Historisch
Genootschap, Blauwe Zaal, Androclus-ge-
bouw. Faculteit der Diergeneeskunde.

26 Najaarsbijeenkomst van de Groep
Geneeskunde van het Varken vanaf 13.30
in het hoofdgebouw van de Faculteit der
Diergeneeskunde te Utrecht.

28 Najaarsdag Groep Geneeskunde Gezel-
schapsdieren \'98.

December

2 Ledenvergadering Groep Veterinaire Spe-
cialisten

3 Ledenvergadering Groep Pluimveeweten-
schappen, Gezondheidsdienst voor Dieren
te Boxtel, aanvang 13.45 uur.

9 Afdelingsvergadering Noord-Holland te
Marken-Binnen.

10 Ledenvergadering Afdeling Utrecht, 20.15
uur. Het Oude Tolhuys te Utrecht.

10 Ledenvergadering Afdeling Gelderland.

10 Ledenvergadering Afdeling Zuid-Holland.

15 Ledenvergadering Afdeling Limburg.

15 Ledenvergadering Afdeling Groningen/
Drenthe.

15 Ledenvergadering Afdeling Overijssel te
Hellendoom.

17 Ledenvergadering Afdeling Friesland.

CURSUSSEN

September

16 PAO-D cursus: 98.808. Gebitsreiniging en
slijptechniek instrumentarium voor assis-
tenten.

17 PAO-D cursus: 98.103. De oudere kat; dia-
gnostiek en behandeling van diverse aan-
doeningen.

17 PHLO-cursus \'Vruchtbaarheidsproblemen
bij het varken: diagnostiek met behulp van
echografie\'. Bureau PHLO, Postbus 8130,
6700 EW Wageningen, tel.: 0317-
484093/484092, fax: 0317-426547.

18 Praktijkdag \'De Wet herstructurering var-
kenshouderij\' in Musis Sacmm te Arnhem.
Kosten: ƒ 495,- excl. BTW per persoon.
Aanmelding: Vermande Studiedagen,
Postbus 20, 8200 AA Lelystad, tel.: 0320-
237721, fax: 0320-233158.

23 PAO-D cursus: 98.142. Introductie prakti-
sche toepassing echografie bij gezel-
schapsdieren.

24 PAO-D cursus: 98.205. Fertiliteit mnd
(twee dagen, tevens 25 september 1998).

25 PUOD Merelbeke: Post IPVS-congres
(kritische evaluatie IPVS-congres te
Birmingham).

25 Workshop voor Vrouwelijke Dierenartsen
\'Marketing-communicatieplanning voor
de dierenartsenpraktijk\', kantoor KNMvD,
Utrecht. Informatie: bureau KNMvD, tel.
030-2510111.

29 PAO-D cursus: 98.505. Anesthesie paard
(één middag en avond theorie, praktisch
deel \'oplokatie\' in week41 en42, 1998).

29 PAO-D cursus: 98.131. De oudere hond;
diagnostiek en behandeling van intemisti-
sche, chirurgische en orthopedische aan-
doeningen.

29 PUOD Merelbeke cursus 20 (kleine huis-
dieren): Workshop anesthesie bij niet-con-
ventionele kleine huisdieren.

29 PUOD Merelbeke cursus 21 (kleine huis-
dieren): Anesthesie bij niet-conventionele
kleine huisdieren.

30 PUOD Merelbeke cursus 22 (kleine huis-
dieren): Anesthesie bij conventionele
kleine huisdieren (hond en kat): een up-
date.

Oktober

2 PUOD Merelbeke cursus 8 (practica rund):
Het gebruik van echografie bij het onder-
zoek van thorax en abdomen.

2 PUOD Merelbeke cursus 26 (medische
beeldvorming): Praktische oefeningen in
de radiodiagnostiek: Abdomen.

8 PAO-D cursus: 98.085. Apotheek voor as-
sistenten in de dierenartsenpraktijk (twee
dagen, tevens 9 oktober 1998).

8 PAO-D cursus: 98.906. Financieel prak-
tijkmanagement: Jaarstukken lezen.

8 PAO-D cursus: 98.215. ParaTBC te Drach-
ten.

9 PAO-t) cursus: 98.218. ParaTBC te
Utrecht.

9 PUOD Merelbeke: Niet infectieuze, respi-
ratoire aandoeningen bij varkenshouder.

-ocr page 166-

dierenarts en varken.

9

PUOD Merelbeke cursus 27 (medische
beeldvorming): Praktische oefeningen in

UITERSTE INLEVERDATA

10

de radiodiagnostiek: Thorax.

PAO-D cursus: 98.135. Interpretatie cur-

VOOR KOPIJ

sus echografie gezelschapsdieren.

12

PAO-D cursus: 98.221. Begeleiding melk-

veebedrijven (drie dagen, tevens 15 en 16
oktober 1998).

Aflevering

Deadline *)

13

PAO-D cursus: 98,130. Dia-diagnostiek

praktische oogheelkunde.

15-10-1998

28-09-1998

13

PAO-D cursus: 98.222. Voeding melkvee

01-11-1998

12-10-1998

13

(twee dagen, tevens 14 oktober 1998).
PUOD Merelbeke cursus 2 (rund):

15-11-1998

26-10-1998

Voeding en vruchtbaarheid.

01-12-1998

16-11-1998

14

PAO-D cursus: 98.809. Gebitsreiniging en
slijptechniek instrumentarium voor assis-
tenten.

*) Voor 12.00 uur \'s middags.

14

PAO-D cursus: 98.217. ParaTBC te
Deventer.

Gemengde praktijk in de provincie Groningen zoekt voor de sector gezelschapsdieren een

ENTHOUSIASTE DIERENARTS M/V

De voorkeur gaat uit naar een collega met de differentiatie gezelschapsdieren en enige ervaring.

Schriftelijke reacties graag binnen 14 dagen richten aan: Dierenartsenpraktijk Bedum-Middelstum-Warffum,
Beatrixlaan 1, 9781 CM Bedum.

GROENHORST COLLEGE BARNEVELD

Het Groenhorst College is een agrarisch opleidingscentrum met vestigingen in het centrum van Nederland. De lokatie Barneveld
van het Groenhorst College kent een tweetal middelbare agrarische opleidingen voor leerlingen van 16 jaar en ouder:

een opleiding Dierverzorging en Veterinaire ondersteuning (ondernemers dierenspeciaalzaken, dierenartsassistenten, be-
roepen in dierenparken, kinderboerderijen, kennel etcetera);
een opleiding Veehouderij.

In verband met de zwangerschap van één van onze collega\'s zoeken wij met ingang van 1 november 1998

EEN DOCENT - DIERENARTS M/V

Voor minimaal vier dagen per week. Er is uitzicht op een structurele benoeming.

De werkzaamheden vinden plaats binnen ons team van acht dierenartsen. Gezien de samenstelling van deze sec-
tie denken wij aan een jonge collega met enkele jaren praktijkervaring.

Taak:

1. lessen opleiding Dierverzorging en veterinaire ondersteuning (gezondheidsleer, pathologie, microbiologie,
laboratoriumtechnieken, anatomie)

2. cursusonderwijs

3. lesstofontwikkeling.

Van gegadigden wordt een bewuste keus voor het christelijk onderwijs verwacht.

Voor inlichtingen kunt u contact opnemen met dhr. E. Meerman, directeur van de lokatie Barneveld 0342-455500
(school) of 0342-412849 (privé), danwel met mw. M.M. Wolhoff, teamleider diveto, op school of privé (0341-
564737).

Schriftelijke sollicitaties richten aan eerstgenoemde, adres: Groenhorst College, Postbus 331,3770 AH Barneveld.

-ocr page 167-

Gezonde huid,
tevreden baasje

BAYTRIL: ANTI-INFECTIEUS MIDDEL VOOR HONDEN EN KAHEN.

Eigenaars van honden en katten zijn erg gevoelig
voor de huidproblennen van hun dieren. Bij
huidinfecties neemt u daarom het zekere voor het
onzekere.

Baytril: Zeer snelle en goede weefselpenetratie.
Hoge concentraties in geïnfecteerde weefsels.
Snelle en efficiënte bactericide werking. Goede
tolerantie ook bij langdurige toediening. Baytril
werkt zichtbaar doeltreffend in een dosering van
5 mg/kg per dag*. Zodat dieren snel genezen, de
baasjes tevreden zijn en u de eer krijgt.

*Bij huidinfecties in het algemeen wordt geadviseerd de
therapie enkele dagen na klinische verbetering van de
symptomen voort te zetten.

Baytril:

\'he Effective Anti-Infective.

n als katten worden gebruikt IrKlicalies: Therapie van intoctieuze aandoeningen veroorzaakt door gramnegatieve en grampositieve bactenön en mycoplas-

na s m het bijzonder intecties van de unnewegen, geslachtsorganen, ademhalingsweg^. spi|svertenngsstelsel, huKl, otitis media en wonden Toedlening/Dowring: Oraal. Hond, kal: 5 mg enrofkwacm per kg l.g. per dag gedurende minimaal 5 dagen: bi|
ihronische verlopende ziekten en gecompliceerde mleknes kan de behandeling^uur tot 10 dagen worden verlengd. Contra-indicatiet: Behandeling van opgroeiende honden tcH de leeftijd van één jaar is gecontraindK^rd Bi| honden van grote rassen
^idt drt tot de leeftijd van 1.S laar Ongewenste effecten: Bij opgroeiende honden jonger dan één jaar kan beschadiging van het gewnchtskraakbeen optreden.
15 mg REG NL 7665 ■ 50 mg REG NL 7866 - 150 mg REG NL 7867

ayer B.V. • Division Animal Health • Energieweg 1 - 3641 RT MIJDRECHT

iaytril: Breedspectrum antibtoticum met enrofloxaan als actieve siAstantie Mag zowel voor h

-ocr page 168-

Dronta! Kat. Om worminfecties
doeltreffend te bestrijden.

Met Drontal Kat bevrijdt u katten efficiënt en snel van alle wormen. Daarvoor heeft
Bayer Drontal Kat ontwikkeld met twee belangrijke voordelen :

1. Specifieke wormziekten hoeven niet langer met verschillende middelen te worden
bestreden. Eén middel is voldoende tegen alle swirten wormen.

proiital

2 tabletten^

2. Geen dagenlange behandeling meer. Eén behandeling met Drontal Kat is voldoende.

Bayer

Drontal\' Kat. Eén middel
tegen alle wormen.

DrontaJ tablenen voor kanen Bayer B.V., Division VT, Mijdrecht. Irxjex naam: Drontal tabletten voor katten praziquantel. Farmaceutische vonn: Tablet. Samensielliru: Per labiel 20 mg praziquantel en 230 m9
pyrantelpamoaat. Eigenschappen: Praziquantel is een systemisch werkend middel dat alie m de darm voorkomende ontwiickelingsstacSa van lintwormen reeds na eenmalige toediening doodt. De resorptie van prazi-
quantel vindt plaats In het voorste deel van de dunne darm en bereikt na ongeveer 2 uur zijn piekconcentratie in het bk>ed. Oe darmepitheek:ellen nemen de werkzame stof op uit het Moed, zodat alle lintwormen, die
nr>et hun monddelen aan het darmepitheel vastgehecht zitten, gedood worden, De cestodicide werking van praziquantel wordt veroorzaakt door: 1, negatieve belnvtoeding van de functie van het zuigor^n van de
lintworm.
2. negatieve belnvk)e<^ van de kooihydraatstofwisseling van de bntwonn. 3. penrteabiliteitsverandering van de cuticuia van de Nntworm. Prazk)uantel is zeer goed verdraagbaar. Een LD50 oraal voor
hond en kat heeft nien niet kunnen vaststellen. Omvang^e onderzoekingen naar foetotoxkateit, teralogeniteit, mutagenlteit en sensibilisatie hebben geen gegevens opgeleverd, die op ongewenste effecten wijzen.
Pyrantelpamoaat is een breedspectrum anthelminthknjm werkzaam tegen AncykMtoma caninum en braziUense, Toxocaracanis en leonina en Undnana stenocephala. In een dubbele doserir^ is het ook werkzaam
tegen lintwormen. FVranlelpanx)aal en febantel vertonen synergisme bij de behandeling van rondvwrmen. Pyrantelpamoaat is een zeer veilig middel en vertoont geen toxische bijwerkingen. Doeldieren: Kat,
IndKaties Spoefwormen: Toxacara cali. Toxascaris ieonina; lintwormen: DipyMum
canvHjm, Taenia spp,. Echinococcus rrxjltikxxilaris; haakwonnen: Ancykïstoma tubaeforme. Toediening/dosehng: Oraal, direct in
de bek of verstopt in het voedsel. Dieetmaatregelen ziin niet nodig. 5 mg praziquanlei. 57,5 n>g pyrantelpamoaat per kg l.g., eenmalig. Dosering: kal lot 2 kg: 0.5 tabiet. kat van 2 tot 4 kg: 1 tablet: kat van 4 tol 8 kg: 2
tabletten. Behandelingsschema: Kittens: de eerste wormbehandeling op een leeftiid van 6 dagen geven, de volgende wormbehandeiing op een ieeftiid van 6 weken, daarna elke 2 tot 3 maanden herh^en. Volwassen
kat: 3 tot 4 maal per jaar. Bij vastgeslekie wormbesmetting de behandeling na 2 tot 3 weken herhalen. Wachttijdadvies: n.v.t. Contra-indicaties: Geen bekend. Bijwerkingen: Geen bekend. Waarschuwingen: Niet
combineren met piperazine. Bewaarcondities/houdbaarheid: Droog, donker, bij kamertemperatuur, hkxidbaarhekl: 3 jaar. Verpakking: Doos met 1 strip è 2 tabletten. Registratienummer/kanalisatiestatus
rEG NL
5691 VRU - Groep: 10.02.02.

-ocr page 169-

0

Prof. dr ir Aalt Dijkhuizen verlaat LU Wageningen. Een onderwerp dat op het eerste gezicht slechts zijde-
lings te maken heeft met diergeneeskunde. En diergeneeskunde verwachten we toch in het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde.

Wanneer collega \'s die al vele jaren het Tijdschrift voor Diergeneeskunde lezen zich de inhoud van de edi-
ties van zo \'n 25 jaar geleden voor de geest halen, dan zullen vooral de beschrijving van ziekten en de be-
handeling ervan in hun herinnering komen. De klassieke dierenarts was een soort detective die na het op-
treden van een infectie, een intoxicatie of een ontsporing van de stofwisseling achteraf de oorzaak
vaststelde en een oplossing bracht.

Deze vorm van diergeneeskunde wordt heden ten dage geaccentueerd in televisieprogramma \'s: de dieren-
arts die een ziek dier alle zorg geeft en het verlost van de kn\'aal.

Maar de diergeneeskunde kent thans andere aspecten. De cliënten op commercieel gevoerde veehouderij-
bedrijven zijn veranderd. De overweldigende deelname van veehouders aan de IBR-bestrijding toont aan
dat deze groep zich bewust is geworden om te participeren in eradicatieprogramma \'s van ziekten. De eige-
naar van nutsdieren vraagt van de dierenarts adviezen over preventie, gebaseerd op incidentie, prevalen-
tie en kosten-Zbaten-analyse. En in dat opzicht heeft prof Aalt Dijkhuizen mede de weg gewezen.
Aandacht in het Tijdschrift voor zijn vertrek van de Lü Wageningen is dan ook zeer toepasselijk.

Een moment om ons af te vragen waar wij als beroepsgroep staan. Worden wij uitsluitend tot kostenpost
op veehouderijbedrijven? Nee natuurlijk. De diergeneeskunde heeft meer te bieden: en daar moet kenne-
lijk voor buitenstaanders de aandacht op worden gevestigd.

Reeds jarenlang wordt door de dierenartsen-practici de bedrijfsbegeleiding op nutsdierhouderijbedrij-
ven uitgevoerd: circa 1975 is daartoe de aanzet gegeven door de Gezondheidsdienst voor Dieren in
Noord-Brabant, waarbij de huidige algemeen secretaris van de KNMvD betrokken was. Een evenwichtig
en goed systeem ter bewaking van de gezondheid, het voorkomen van ziekte-uitbraken en het optimalise-
ren van het rendement met het in acht nemen van het welzijn der dieren, is in de loop der jaren ontwikkeld
door de inzet van vele collega \'s en wordt thans door vele collega \'s uitgevoerd tot heil van mens (veehou-
der) en dier.

Helaas is deze vorm van diergeneeskunde weinig bekend bij het grote publiek. Het authentieke aspect
krijgt belangstelling op televisie, maar het preventieve werk wordt onderbelicht. Kennelijk is de beroeps-
groep van dierenartsen niet in staat hun positieve bijdrage aan de nutsdierhouderij te benadrukken.

Het Tijdschrift voor Diergeneeskunde is een ideaal medium om de veranderingen in het aandachtsveld
van dierenartsen te benadrukken.

Namens de Hoofdredactie,
G. Henk Wentink.

Van de Hoofdredactie

-ocr page 170-

»! \'V. t

iU:.

Een sterk span: de juiste diagnos
en de juiste pijnstiller

Succesvolle bestrijding van pijn bij paar-
den vereist de juiste diagnose en de juiste
pijnstiller De diagnose komt van de dieren-
arts; de effectieve pijnstiller van Intervet:
Quadrisol®100, de eerste Europees geregi-
streerde pijnstiller voor paarden en pony\'s.

De indicaties zijn: vermindering van ont-
steking en pijnbestrijding bij aandoeningen
van het bewegingsapparaat en weke delen.

Quadrisol®WO onderdrukt het immuni-
teitssysteem niet, is gemakkelijk oraal toe
te dienen en wordt goed opgenomen.
Quadrisol®WO is uitsluitend verkrijgbaar via
de dierenarts.

Quadrisol®100 De nieuwe dimensie in pijnbestrijding

(Jnterve^

Intervet Nederland B.V., Postbus 50, 5830 AB Boxmeer. Tel. (0485) 587 654

Quodtisol, vedopiofen 100 mg/ml. Farinoteulisthe vom: gel voot orool gebiuik. Wetkzome slof: vedoptofen 100 mg/ml. Ooeldiei; pootd. Indicoties: voor de vetmindeiing von ontsteking en voot pijnbestrijding.
Wochttijd: vlees en inwendige oigonen: 12 dogen. Registiotienommer: EU/2/97/00S/0(l1. Niet gebroiken bij drachtige ol lotterende dieren. Overige informotie: zie volledige bijsluiter.

-ocr page 171-

TOXOPLASMOSE BIJ GEITEN IN NEDERLAND:
EEN PILOT-STUDIE

Tijdschr Diergenee.skd 1998; 123: 561-5

A.F.G. Antonis^ , F. van Knapen^, D.P. Dercksen^ en P.M. Jager^

Autoreferaat

SAMENVATTING

In een pilot-studie naar toxoplasmose op tien Nederlandse
geitenbedrijven is getracht een verband aan te tonen tus-
sen een aantal bedrijfsfactoren en het optreden van toxo-
plasmose. Deze bedrijfsfactoren zijn geïnventariseerd
met behulp van een enquête. Tevens is serologisch onder-
zoek verricht naar de prevalentie van Toxoplasma op
deze bedrijven. De gemiddelde prevalentie bedraagt 47%
(variërend van 5% tot 90%). De aanwezigheid van een
nest jonge katten op een bedrijf blijkt een duidelijk ver-
hoogd risico te geven op het optreden van toxoplasmose.

SUMMARY

Toxoplasmosis in goats in the Netherlands

A pilot-study was carried out on ten Dutch goat farms to see whether there is
a relationship between farm management factors and the occurrence of
to.xoplasmosis. Questionnaires were used to collect information about farm
management factors and blood samples were taken to determine the preva-
lence of toxoplasmosis on these farms. The mean prevalence was 4 7%
(range 5-90%). The presence of kittens on a farm was a risk factor for a high-
er prevalence of toxoplasmosis.

INLEIDING

Toxoplasmose wordt veroorzaakt door infectie met de in-
tracellulaire protozoaire parasiet
Toxoplasma gondii. Deze
infectie kan voorkomen bij vogels en zoogdieren (inclusief
de mens). Onder normale omstandigheden kan de mens
geïnfecteerd worden door contact met kattenfeces, het eten
van onvoldoende verhit vlees en waarschijnlijk ook door het
nuttigen van ongepasteuriseerde geitenmelk. Toxoplasmose
is daarmee een zoönose (5,21).

Geiten zijn erg gevoelig voor een infectie met Toxoplasma
(11). Evenals bij andere zoogdieren kan dit leiden tot dracht-
stoornissen, zoals embryonale sterfte, foetale sterfte en ge-
boorte a terme van dode of zwakke lammeren. Bij niet-
drachtige dieren verloopt de infectie meestal subklinisch. De
diagnostiek is niet altijd eenvoudig. De parasiet zelf kan
vaak niet aangetoond worden en pathologie en serologic ge-
ven géén 100% sensitiviteit.

De geit kan intra-uterien of post-nataal geïnfecteerd worden.
Wanneer een geit tijdens de dracht geïnfecteerd raakt kan te-
vens de vrucht geïnfecteerd worden (11). Bij een infectie in
de eerste helft van de dracht zal veelal abortus van de vrucht
volgen. Abortus kan zowel het gevolg zijn van de invasie van
de parasiet in de foetus als van infectie van de placenta.

\' Pelikaanstraat 12. 3582 SB Utrecht.

\' Vakgroep VVDO. Faculteit der Diergeneeskunde. Postbus 80 J 75. 3508 TD Utrecht.
^ Gezondheidsdienst voor Dieren. Postbus 4. 5280 AA Boxtel.
\' Zuidendijk 146. 3314 CZ Dordrecht.

Infectie in de tweede helft van de dracht heeft vaak niet-le-
vensvatbare of zwakke ä terme geboren lammeren tot gevolg
(14). Een enkele keer vertoont het lam geen afwijkingen, ter-
wij 1 het toch de parasiet bij zich draagt. In het algemeen lij-
ken de moederdieren op het moment van abortus niet alge-
meen ziek (15).

Postnatale infectie is meestal het gevolg van orale opname
van oöcysten uit het milieu, die afkomstig zijn uit de feces
van katten die een primaire actieve infectie van Toxoplasma
doormaken. Katten scheiden deze oöcysten bij een primaire
infectie gedurende één ä twee weken uit. Deze oöcysten kun-
nen wel tot 1,5 jaar infectieus blijven in de bodem (5).
Infectie met weefselcysten is niet waarschijnlijk, maar mag
niet uitgesloten worden. Infectie bij geiten kan eveneens op-
treden middels lichaamsvloeistoffen als sperma (10) en melk
(12). Met name de orale infectie bij geiten kan leiden tot
abortusproblemen (2).

Veldinfecties doen vermoeden dat geiten, evenals andere
zoogdieren, een immuniteit opbouwen na infectie. Deze im-
muniteit voorkomt congenitaal besmette lammeren.
In 50% van de gevallen van met Toxoplasma geïnfecteerde
placenta\'s worden karakteristieke pathologische laesies ge-
vonden na abortus (14). Er is sprake van een focale ontste-
king van de placenta. Deze ontsteking gaat meestal over in
necrose en gaat dan vaak vergezeld van calcificaties. De foei
zijn scherp gemarkeerd, vaak met het blote oog zichtbaar en
kunnen een doorsnede bereiken van 2,0 mm. Niet alle coty-
ledonen hoeven te zijn aangetast en de ruimte tussen de coty-
ledonen is meestal niet aangetast (4). Bij een infectie ten ge-
volge van Toxoplasma wordt dus géén gegeneraliseerde
placentitis gevonden (13) in tegenstelling tot een placentitis
als gevolg van een infectie met Coxiella, Brucella of
Chlamydia (11). De macroscopische laesies zijn dus vaak
suggestief voor de diagnose toxoplasmose, maar macrosco-
pisch niet te onderscheiden van een Neospora-infectie (9).
De daadwerkelijke diagnose kan echter alleen bevestigd
worden door histopathologisch onderzoek.
Met behulp van routine histologisch onderzoek zijn alleen de
(weefsel)cysten makkelijk aan te tonen. Met behulp van een
Peroxidase-Anti-Peroxidase-kleuring daarentegen kan men
met hoge sensitiviteit en specificiteit zowel cysten als tachy-
zoieten identificeren (6,23).

De macroscopische veranderingen in de foetus veroorzaakt
door een congenitale Toxoplasma-infectie van geitenlam-
meren zijn niet pathognomonisch. De belangrijkste micro-
scopische veranderingen worden veroorzaakt door focale of
diffuse infiltratie met rondcelligen met name in de hersenen.
Focale laesies kunnen in elk deel van de hersenen gevonden
worden, maar het gemakkelijkst en het vaakst in de grijze
stof De diagnose toxoplasmose kan soms gesteld worden
door histologisch onderzoek van alleen foetale weefsels (3,
14).

Antistoffen tegen Toxoplasma in geaborteerde of doodgebo-
ren vruchten geven met een grote mate van zekerheid de de-

-ocr page 172-

finitieve diagnose toxoplasmose (8). Een \'fout negatieve\'
diagnose is mogelijk, afwezigheid van Toxoplasma-antistof-
fen sluit de mogelijkheid van een Toxoplasma-infectie niet
uit. Vocht uit de borstholte of uit het hart van een doodgebo-
ren vrucht is geschikt voor onderzoek op antistoffen.
Antistoffen in precolostraal serum van het lam duiden op
congenitale toxoplasmose. Onderzoek op antistoffen in het
serum van lammeren die al colostmm hebben gehad, is van
geen directe waarde voor de diagnostiek. Passief verkregen
antistoffen (colostraal) uit het serum van lammeren zijn niet
meer aantoonbaar vanaf een leeftijd van drie tot vijf maan-
den (Bemadina, persoonlijke mededeling).

PREVALENTIE

Antistoftiters bij geiten tegen Toxoplasma zijn wereldwijd
aangetoond. De seroprevalentie is hoger naarmate de dieren
ouder zijn. Tizard
et al. analyseerden de relatie tussen leef-
tijd en seroprevalentie in Southem Ontario; 42% na één jaar,
73% na twee jaar en 80% of hoger na driejaar of ouder. Dit is
in overeenstemming met de manier van infectie; wanneer
dieren ouder worden, wordt de kans groter dat zij zich geïn-
fecteerd hebben door opname van oöcysten uit het milieu. In
Nederland is tot op heden onvoldoende onderzoek gedaan
naar de seroprevalentie van Toxoplasma bij geiten. Wel zijn
gegevens bekend uit andere Europese landen (Zie tabel 1).
Deze gegevens zijn voor de Nederlandse geitenhouderij ook
van belang in verband met import van melkgeiten.
In Centraal- en Zuid-Afrika zijn lagere seroprevalenties ge-
vonden: in Zimbabwe 4,5% (20) en in Centraal Ethiopië
11,6% (1). In Mexico was de seroprevalentie slechts 3,2%
(17). Deze lage percentages in Afrika en Amerika kunnen
verband houden met het feit dat op deze plaatsen katten in
een lagere dichtheid voorkomen dan in Europa. Een onder-
zoek in Maleisië gaf een seroprevalentie te zien van 35,2%,
maar hier waren dan ook op 21 van de 32 bedrijven katten
aanwezig. Op bedrijven met eigen katten was de seropreva-
lentie significant hoger dan op bedrijven zonder eigen kat-
ten: 43,7% respectievelijk 20,5% (7). Het is bovendien inte-
ressant te vermelden dat wilde geiten geen antistoftiters
tegen Toxoplasma gevonden worden. Dit onderschrijft de
noodzaak van contact met katten voor infectie (14).

MATERIAAL EN METHODEN

Een pilot-studie naar het voorkomen van toxoplasmose is ver-
richt op tien Nederiandse melkgeitenbedrijven. Deze pilot-stu-
die bemst op twee pijlers: een enquête en serologisch onder-
zoek. De enquête werd gebmikt om gedetailleerde informatie
omtrent risicofactoren te verkrijgen. Het serologisch onder-
zoek had als doel enige indicatie te verkrijgen omtrent de sero-
prevalentie van toxoplasmose bij geiten in Nederland. De
melkgeitenbedrijven zijn geselecteerd door de Gezondheids-
dienst voor Dieren (GvD) en bevinden zich in de provincies
Gelderland en Noord-Brabant. Op de bedrijven zijn gemiddeld
380 geiten (variërend van 206 tot 538) aanwezig. Deze dieren
zijn door middel van tatoeagenummers individueel herken-
baar. Géén van de bedrijven produceert zelf kaas. De geleverde
melk is bestemd voor fabrieksmatige kaasbereiding. Van de
tien geitenbedrijven waren drie bedrijven zogenaamde pro-
bleembedrijven wat wil zeggen dat deze bedrijven abortuspro-
blemen ten gevolge van toxoplasmose gehad hadden. Het was
tijdens het onderzoek niet bekend welke bedrijven tot deze drie
probleembedrijven behoorden. De zeven controlebedrijven
zijn geselecteerd op basis van het voorradig zijn van semm-
monsters in de serumbank van de GvD. Deze semmmonsters
worden verzameld in het kader van de bestrijding van Caseous
Lymphadenitis (CL) en Caprine Arthritis Encephalitis (CAE).
Van deze bedrijven was op moment van selectie over de serolo-
gic met betrekking tot Toxoplasma niets bekend.
Met behulp van een enquête werd getracht een verband te vin-
den tussen een aantal bedrijfsfactoren en het optreden van
toxoplasmose als bedrijfsprobleem. Getracht is de enquête zo
neutraal mogelijk te houden en was daarom getiteld: \'Enquête
geitenhouderijen naar voortplantingsresultaten\'. De meeste
vragen corresponderen met een risicofactor. Bij de verwerking
van de vragen is het verband tussen de risico-factor en de kans
op een infectie met Toxoplasma uitgedmkt in een \'approxi-
mate risk ratio\' / Odds Ratio (OR). Dit is een maat voor de as-
sociatie tussen één bepaalde risicofactor en toxoplasmose.
Wanneer de OR bijvoorbeeld 2,67 bedraagt is de kans op een
infectie met
T. gondii bij de aanwezigheid van deze risicofactor
2,67 x zo groot als bij a^ezigheid van deze factor. In de onder-
staande formule wordt getoond hoe de OR berekend is.

ISEHEHSB

Toxoplasmose

ja nee
a b
c d

Waarbij het totaal aantal bedrijven isn = a b c d

a/c axd
OR= ----- = -----

b/d

bxc
(18)

Van de OR is de significantie vastgesteld met de Chi-
Kwadraat toets. Vanwege de kleine aantallen is de Yates-
correctie verwerkt.

Indien een van de gevonden waarden a. b, c of d nul is, is het
niet mogelijk een OR te berekenen. Om desondanks toch te
kunnen zeggen of de gevonden associaties statistisch signifi-
cant afwijken van het toeval kan de Fisher-Exacttoets ge-
bruikt worden (Berends, persoonlijke mededeling). Bij een
gevonden OR die groter dan 2 of kleiner dan 0,5 was, maar
waarvoor de X^-toets een waarde opleverde tussen de 0,1 en
0,2 log, is ervoor gekozen te werken met de aanduiding

Tabel 1. Seroprevalentie antistoffen tegen T. gondii bij geiten in Europa
(14)

risicofactor

ja
nee

Land

Referentie

Test

n % positief

Frankrijk

- Anjou

Chabasseera/., 1978

IHA

60

47

Ramisseefa/., 1981

IHA

205

39

- Bretagne

Doby&DeuntT, 1984

IHA

1100

53

Italië

- Zuid Laziu

Caprariis & Gravino,1981

DA

208

95

Noorwegen

Berdale/a/., 1983

DT

212

17

Spanje

- Cordoba

Herandez- Rodriguez

IHA

210

27

et al., 1982

IHA = Indirecte HaemAgglutinatie
DT = Dye Test
DA = Directe Agglutinatie
n = aantal onderzochte geiten

-ocr page 173-

\'trend\'. Dit omdat de gevonden OR toch duidehjk in een be-
paalde richting wijst en het zeker niet uitgesloten is, dat bij een
een iets grotere onderzoeksgroep de gevonden associaties wel
significant zouden zijn geweest. Een P-waarde van 0,1 - 0,2
betekent immers dat niet altijd met 80-90% betrouwbaarheid
gesteld kan worden dat er wel degelijk een verschil in preva-
lentie is tussen de groepen met en zonder risicofactor. De ge-
gevens van de pilot-studie zijn door het kleine aantal bedrijven
niet representatief Conclusies mogen niet klakkeloos geëxtra-
poleerd worden naar de totale geitenpopulatie in Nederland.
Hiervoor zal vervolgonderzoek noodzakelijk zijn.

Voor het serologisch onderzoek is van elk bedrijf een aantal
(maximaal 20) bloedmonsters genomen. Op de GvD is hier-
van het serum ingevroren bij -20°C. Deze sera zijn gekoeld ge-
transporteerd naar het RIVM te Bilthoven, waar de monsters
getest zijn op antistoffen tegen Toxoplasma. Voor de serolo-
gic zijn twee testen uitgevoerd: een latex-agglutinatietest en
een ELISA.

RESULTATEN

In de onderstaande tabellen zijn de resultaten van de enquête
verwerkt. De enquêtevragen zijn opgedeeld in vier groepen
van bedrijfsfactoren te weten: bedrijfsvoering (Tabel 2); voe-
ding (Tabel 3); huisvesting (Tabel 4) en overige dieren
(Tabel 5).

Tabel 2. Effecten van bedrijfsvoering

Een aantal factoren neigen enigszins naar een verhoogd risico
op het optreden van toxoplasmose (trend). Namelijk de aan-
koop van melkgeiten; een open mwvoeropslag die toeganke-
lijk is voor katten; een ruwvoeropslag toegankelijk voor onge-
dierte; opfok van geitenlammeren met geitenbiest; een
zanduitloop voor melkgeiten, die toegankelijk is voor katten en
het bezoek van vreemde katten op het erf. In het geval van huis-
vesting van melkgeiten in een potstal vertoont de factor lichte
neiging naar een verlaagd risico op het optreden van toxoplas-
mose en zou preventief kunnen werken. De aanwezigheid van
een nest jonge katten op het bedrijf geeft echter een significant
verhoogd risico op het optreden van toxoplasmose.

Tabel 4. Effecten van huisvesting.

Risicofactor

NS

trend
trend
NS
NS
NS
NS
NS

OR Chi-kwadraat Fisher-Exact

trend

NS

melkgeiten in potstal 0,33

jongvee in potstal geen
drachtig jongvee verplaatsen

naar geitenstal 1,50

zanduitloop melkgeiten geen

zanduitloop jongvee geen

stro op stalbodem geen
stro-opslag toegankelijk voor katten geen

gebruik bedrijfsschoeisel geen

stal toegankelijk voor ongedierte geen

stal twgankelijk voor katten geen

Tabel 5. Effecten van katten.

OR Chi-kwadraat Fisher-Exact

OR

Chi-kwadraat

Risicofactor

Fisher-Exact

Risicofactor

eigen dekbokken geen
gebruik van bokken

langer dan I jaar geen

toepassing van KI 1,25

Aankoop melkgeiten 3,00

bedrijf<3jaar 0,67

gebrek aan vakkennis geen

NS
NS

NS

NS
trend
NS

kat(ten) op het bedrijf geen

kat(tcn) in de stal geen

kattenfeces buitenshuis geen

nest jonge katten1 geen

nest jonge katten2 geen

vreemde katten op het erf 2,67

NS
NS
NS
S

NS/S3

trend

ruwvoerland nabij erf 0,80
ruwvoeraankoop uit

de omgeving 0,80

open ruwvoeropslag 2,67

open krachtvoeropslag 1,50
toegankelijkheid ongedierte

voeropslag geen
toegankelijkheid katten

voeropslag geen

lammerenopfok geitenbiest geen

water niet uit de waterleiding geen

geen = Géén OR bepaald, omdat een van de waarden a,b,c of d nul was.

Wel is de significantie bepaald met behulp van de Fisher-Exact-
toets.

= Niet van toepassing.

NS = Niet Significant; indien de P-waarde van de gebruikte toets klei-
ner dan 0,2 is.

S = Significant; indien de P-waarde van de gebruikte toets kleiner dan
0,1 is.

trend = Risico is niet significant aangetoond, maar risico is mogelijk
aanwezig (0,20 P 0,10).

NS

NS
trend
NS

trend

NS
trend
NS

Van alle bloedmonsters werd een agglutinatietest uitgevoerd
om vast te stellen of de individuele dieren wel of geen anti-
stoftiter hadden. De resultaten van het serologisch onder-
zoek zijn weergegeven in tabel 6.

Tabel 6. Serologisch onderzoek van tien Nederlandse geitenbedrijven.

Bedrijfsnummer aantal monsters

aantal positieven

% positief

1*

20

18

90%

2*

20

10

50%

3*

9

4

45%

4

20

15

75%

5

20

14

70%

6

20

12

60%

7

20

9

45%

8

20

5

25%

9

20

1

5%

10

20

1

5%

*) probleembedrijven

1  Berekend binnen de totale groep van tien bedrijven.

2  Berekend binnen de groep van acht bedrijven die één of meer katten
bezitten.

-ocr page 174-

Naar aanleiding van de resultaten van het serologisch onder-
zoek zijn de katten op de bedrijven 9 en 10 ook onderzocht
op de aanwezigheid van antistoffen tegen Toxoplasma. Op
bedrijf 9 was dit inmiddels niet meer mogelijk omdat de kat-
ten reeds waren opgeruimd. Op bedrijf 10 zijn alle katten
(drie dieren) wel getest en deze kwamen alle als positief uit
de test naar voren. Als testsysteem werd de latex-agglutina-
tie gebruikt.

Van 19 monsters is ook een latex-agglutinatie gedaan van
een verdunningsreeks. Veertien dagen later is de ELISA uit-
gevoerd met deze zelfde 19 monsters. Bovendien is toen een
ELISA uitgevoerd van de positieve monsters van bedrijven 9
en 10. Hoewel beide testen op geheel verschillende principes
berusten kwamen wel alle monsters in beide bepalingen als
positief naar voren.

DISCUSSIE

Een pilot-studie impliceert enige beperkingen met betrekking
tot de resultaten. Pilot-studies zijn echter wel potentieel bruik-
baar bij het formuleren van hypotheses en voor het bepalen
van verder onderzoek. De analyse van de bedrijfsfactoren
brengt, ondanks de beperkingen, naar voren dat het hebben
van jonge katten, die op welke wijze dan ook in contact met de
geiten kunnen komen, een duidelijk verhoogd risico op een
toxoplasma-infectie geeft. Dit sluit aan bij de veronderstelling
dat geiten voornamelijk geïnfecteerd worden door de orale op-
name van oöcysten. Een infectie met Toxoplasma zou dus
theoretisch voorkomen kunnen worden door katten te weren
uit de geitenschuur en geen gelegenheid te bieden in de voer-
opslag te defeceren (13,20). Het bedrijf katten vrij maken lijkt
een goede oplossing, maar door het opruimen van de eigen kat
zal een soort vacuüm gecreëerd worden. De toeloop van katten
uit de omgeving zal toenemen, omdat het terrein niet meer af-
gebakend wordt door eigen katten. Bovendien dient benadrukt
te worden dat niet het contact met de katten zelf een verhoogd
risico op toxoplasmose geeft, maar het contact met de oöcys-
ten. De aanwezigheid van katten met een antistof-titer naast
geboortenbeperking bij de kat is ons inziens een goede oplos-
sing. In de literatuur staat beschreven dat katten die éénmaal
geïnfecteerd zijn weliswaar immuun zijn, maar een enkele
keer opnieuw geïnfecteerd kunnen worden en dan opnieuw
gedurende een paar dagen kleine aantallen oöcysten kunnen
uitscheiden (16). Van een aantal bedrijfsfactoren werd het ri-
sico op toxoplasmose weliswaar niet significant aangetoond,
maar wel als trend aangemerkt. Deze bedrijfsfactoren zouden
mogelijk een verhoogd risico geven op toxoplasmose. Een
open ruwvoeropslag, zanduitloop voor geiten en melkgeiten
in een potstal zouden een verhoogd risico kunnen geven om-
dat katten de mogelijkheid hebben om in het ruwvoer, respec-
tievelijk zand en stro te defeceren en dus oöcysten te depone-
ren. De toegankelijkheid voor ongedierte tot de voeropslag
geeft mogelijk een trend, omdat enerzijds ongedierte met
weefselcysten een besmettingsbron voor de geiten kan vor-
men en anderzijds dit ongedierte katten aantrekt.
De
Serologie van de tien bedrijven uit deze pilot-studie geeft
te zien dat op alle bedrijven serologisch positieve geiten aan-
wezig zijn. De bedrijfsprevalentie varieerde van 5% tot 90%.
De drie probleembedrijven hebben percentages van 45%,
50% en 90%. Echter ook bedrijven die geen problemen heb-
ben gehad met klinische toxoplasmose kunnen een hoge be-
drijfsprevalentie laten zien, zoals een percentage van 75%.
Het aantal positieve dieren vormt daarmee geen maat voor
de problemen met toxoplasmose. Een antistoftiter geeft im-
mers alleen maar aan dat een dier ooit een infectie heeft
doorgemaakt. Wanneer die infectie niet tijdens de dracht
plaatsvond, leidt deze infectie niet tot de nadelige gevolgen.
Een infectie met Toxoplasma vóór de dracht leidt in het alge-
meen tot bescherming tijdens de dracht. Een dier zonder an-
tistoftiter loopt echter wel een verhoogd risico op een klini-
sche toxoplasmose. Wanneer de eerste infectie plaatsvindt
tijdens de dracht kan dit tot abortus leiden.
Op twee bedrijven waar de bedrijfsprevalentie laag was (op
beide bedrijven 5%) waren echter wel katten aanwezig.
Wanneer deze katten reeds een antistoftiter hebben, is niet te
verwachten dat deze dieren in de toekomst nog hoge aantal-
len oöcysten gaan uitscheiden, zodat de geiten niet bloot-
staan aan een lokaal verhoogde infectiedruk doordat er uit-
scheiders op het bedrijf zijn. Katten die met Toxoplasma
geïnfecteerd worden, scheiden als regel slechts éénmaal in
hun leven oöcysten uit gedurende een periode van minimaal
14 dagen. Op één bedrijf waren de katten inderdaad positief
Een gezonde positieve kat vormt daarmee in het algemeen
geen gevaar meer voor de geiten betreffende toxoplasmose.
Wel kunnen eventuele nieuwe nestjes jonge katjes weer een
infectiebron vormen. Dit kan dus beter voorkomen worden
door middel van geboortebeperking.

■ •J^r\'

|ijgggg0ig

Tenslotte dient nog gewezen te worden op het gevaar voor de
volksgezondheid. Toxoplasma is een zoönose. Met name
een infectie tijdens de zwangerschap kan ernstige gevolgen
hebben; abortus kan optreden, maar ook kan het kind met een
congenitale infectie geboren worden. Tevens bestaat er een
verhoogd risico voor immuungedeprimeerde patiënten, zo-
als AIDS-patiënten, chemotherapie-patiënten of zij die een
orgaantransplantatie hebben ondergaan. De mens kan op
drie manieren geïnfecteerd raken met Toxoplasma. De meest
waarschijnlijke manier is de consumptie van onvoldoende
verhit besmet vlees. Hoewel geitenvlees in Nederland nog
weinig geconsumeerd wordt, bestaat toch de kans dat op die
manier de infectie optreedt. Het invriezen van vlees geeft
niet voldoende garantie op het doden van Toxoplasma (5).
Volwassen geiten met een antistoftiter tegen Toxoplasma
komen dus in aanmerking als potentiële infectiebron voor de
mens. Een tweede infectieroute is die via oöcysten, die met
de feces van de kat worden uitgescheiden. Daarom moet al-
tijd geprobeerd worden het contact met kattenfeces te ver-
mijden. Naast duidelijke plaatsen zoals een kattenbak betreft
dit ook tuinaarde, zandbak en ongewassen groenten.
Tenslotte vormt ook rauwe geitenmelk een mogelijke infec-
tiebron. Door de huidige trend van natuuriijk voedsel is ook
de belangstelling voor producten van geitenmelk toegeno-
men. Door veel mensen wordt geitenmelk als een bruikbaar
alternatief voor personen met een koemelkallergie gezien. In
tegenstelling tot koemelk kan geitenmelk Toxoplasma be-
vatten (21). Hoewel de meeste onderzoeken van geitenmelk
berusten op case-reports (21, 22), moet toch de consumptie
van rauwe geitenmelk worden ontraden. Pasteurisatie is vol-
doende om tachyzoieten af te doden (19).

DANKBETUIGING

De auteurs willen alle mensen die betrokken waren bij het onderzoek bedan-
ken voor hun hulp in welke vorm dan ook. Speciale dank aan Boyd Berends
voor de hulp bij de statistische onderbouwing van het artikel.

LITERATUUR

1. Bekele T, and Kasali OB. Toxoplasmosis in sheep, goats and cattle in
Central Ethiopia. Vet Research Communications 1989; 13(5): 371-5.

2. Beverley JKA. Toxoplasmosis in animals. Vet Rec 1976; 99: 123-7.

3. Beverley JKA, Watson W A. and Spence JB. The Pathology of the Foems
in Ovine Abortion Due to Toxoplasmosis. Vet Rec 1971; 88: 174-8.

-ocr page 175-

Beverley JKA, Watson WA, and Payne JM. The Pathology of the
Placenta in Ovine Abortion due to Toxoplasmosis. Vet Rec 1971: 88:
124-8.

Brooks KD. Feline toxoplasmosis and human health. Vet technician
1992; 13(8): 568-71.

Conley FK, Jenkins KA, and Remington JS. Toxoplasma gondi infec-
tion of the central nervous systeem. Human Pathology 1981; 12(8):
690-8.

Domy P, Gasman C, Sani R, and Vercruysse J. Toxoplasmosis in
goats: a sero-epidemiological study in Peninsular Malaysia. Annals of
Trop Med and Parasitology 1993; 87 (4): 407-10.
Dubey JP, Hughes HPA, Lillehoj HS, Gamble HR, and Munday BL.
Placental transfer of specific antibodies during ovine congenital toxo-
plasmosis. Am J of Vet Research 1987; 48 (3): 474-6.
Dubey JP, and Lindsay DS. Neosporosis. Parasitology Today 1993; 9
(12): 452-8.

Dubey JP, and Sharma SP. Prolonged excretion of Toxoplasma gondii
in semen of goats. J Am Vet Med Assoc 1979: 304.
Dubey JP. Toxoplasma-induced abortion in dairy goats. J Am Vet
Med Assoc 1981; 178 (7): 671-4.

Dubey JP. Persistence of encysted Toxoplasma gondii in caprine livers
and public health significance of toxoplasmosis in goats. J Am Vet
Med Assoc 1980; 177: 1203-7.

Dubey JP. Status of toxoplasmosis in sheep and goats in the United

States. J Am Vet Med Assoc 1990; 196(2): 259-62.

Dubey JP, and Beattie CP. Toxoplasmosis in goats, p.81-89. In:

10.

11.

12.

13.

14.

Toxoplasmosis of animals and man 1988. Boca Raton, CRC.

15. Eckert J, Kutzer E, Rommel M, Bürger H, and Körting W.
Veterinärmedizinische Parasitologie 1992. Berlin und Hamburg, Paul
Parey.

16. Frenkel JK, and Dubey JP. Toxoplasmosis and its prevention in cats
and man. J Infect Dis 1972; 126(12): 664-73

17. Garcia-Vazquez Z, Rosario-Cruz R, Diaz-Garcia G, and Hemandez-
Baumgarten O. Seroprevalence of
Toxoplasma gondii infection in cat-
tle, swine and goats in four Mexican States. Preventive Vet Med 1993;
17: 127-32.

18. Houwelingen JC van, Stijnen Th en Strik R van. Inleiding tot de medi-
sche statistiek 1995. Utrecht, Bunge.

19. Matthews JG. Outline of clinical diagnosis in the goat 1991. London,
Wright.

20. Pandey VS, and Knapen van F. The seroprevalence of toxoplasmosis
in sheep, goats and pigs in Zimbabwe. Annals of Trop Med and
Parasitology 1992; 86(3): 313-5.

21. Riemann HP, Meyer ME, Theis JH, Kelso G, and Behymer DE.
Toxoplasmosis in an infant fed unpasteurized goat milk. J Pediatrics
1975; 87 (4): 573-6

22. Sacks JJ, Roberto RR, and Brooks NF. Toxoplasmosis infection asso-
ciated with raw goat\'s milk. J Am Med Assoc 1982; 248 (14): 1728-
32.

23. Uggla A, Sjöland L, and Dubey JP. Immunohistochemical diagnosis
of toxoplasmosis in fetuses and fetal membranes of sheep; Am J Vet
Res 1987; 48 (3): 348-51.

ANATOMIE DER HAUSTIERE

Lehrbuch für Studium und Praxis. Pocketboek, bijzondere
uitgave eerste druk, 1997. Auteurs: K.M. Dyce, IV.O. Sacken
C.J.G. Wensing. Vertaald in het Duits door K.-D. Budras, H.
Goller, /. Goller, R.R. Hofmann, G. Hummel, K.D.
Wevrauch. Uitgever: Ferdinand Enke Verlag Stuttgart.
ISBN3-432-29701-7, 883pagina \'s.

\'Anatomie der Haustiere\' is een pocketuitgave van het gehjk-
namige boek dat in 1991 is uitgekomen. Dit boek is een ver-
taling in het Duits van het oorspronkelijk Engelstalige boek
\'Textbook of Veterinary Anatomy\' dat in 1987 is verschenen.
Het boek is opgebouwd uit twee delen. Het eerste deel is een
algemeen deel en bestaat uit tien hoofdstukken. In het eerste
hoofdstuk wordt kort ingegaan op de anatomische nomen-
clatuur en wordt de bouw en functie van de huid, fascies en
vet, botten, gewrichten, spierweefsel, perifere bloedvaten en
-zenuwen en het lymfesysteem in het algemeen besproken.
In de volgende negen hoofdstukken wordt de anatomie van
organen en orgaansystemen behandeld waarbij de hond als
uitgangspunt is genomen. Achtereenvolgens worden bespro-
ken: het bewegingsstelsel, het digestiestelsel, het respiratie-
apparaat, het urogenitaal-apparaat, de endocriene klieren,
het cardiovasculair systeem, het zenuwstelsel, de zintuigen
en de huid. Belangrijke specifieke verschillen in bouw tus-
sen de hond en andere gedomesticeerde diersoorten zoals
rund, paard en varken worden aangegeven. Zeer verhelde-
rend daarbij zijn de vergelijkende figuren. Als basis voor de
morfologie en de onderlinge relaties van structuren in het
volwassen dier wordt enig uitleg gegeven over de embryo-
nale ontwikkeling.

Het tweede deel is een meer specifiek deel en is opgebouwd
uit een serie van hoofdstukken. Elke serie behandelt de regio-
nale anatomie van een bepaald diersoort of een groep van dier-
soorten i.e.: hond en kat (zeven hoofdstukken), paard (zeven
hoofdstukken), kleine herkauwers en rund (negen hoofdstuk-
ken), varken (vijf hoofdstukken) en vogel (één hoofdstuk).
Achter elk hoofdstuk is een lijst met referenties opgenomen.
In de hoofdstukken over hond en kat (hoofdstuk 11 tot en met
17) wordt beperkt aandacht besteed aan de anatomie van de
kat. Het hoofdstuk over de systematische vogelanatomie
(hoofdstuk 39) richt zich met name op de kip. In het tweede
deel worden de onderwerpen die voor de praktiserend dieren-
arts van belang zijn, benadrukt.

De tekst van het boek wordt geïllustreerd met duidelijke
foto\'s en tekeningen. Voor studenten diergeneeskunde is het
een prima leerboek. Dierenartsen kunnen dit boek als naslag-
werk gebruiken wanneer ze de anatomische achtergrond van
aandoeningen of behandelingen willen opzoeken. Omdat het
boek in het Duits is geschreven zal het boek niet voor ieder-
een even toegankelijk zijn als de Engelse versie. Inmiddels is
van het Engelstalige boek een nieuwe bewerkte tweede druk
verschenen. In deze nieuwe uitgave wordt meer aandacht be-
steed aan de anatomie van de kat, zijn er figuren en tekst aan-
gepast, vervangen of bijgekomen. Deze nieuwe druk wordt
door de studenten diergeneeskunde in Utrecht als verplicht
leerboek gebruikt.

Concluderend: een goed leerboek en naslagwerk. Echter, deze
uitgave is een vertaling van het Engelstalige boek dat in 1987 is
verschenen. Velen zullen dan ook waarschijnlijk bij aanschaf
van een dergelijk boek de voorkeur geven aan de herziene druk
van de Engelstalige uitgave die in 1996 is verschenen.

Mevrouw dr. M. van Mosel

-ocr page 176-

Spectrazol Milking Cow

DRINGT

DOOR!

Spectrazol Milking Cow

werkt met succes tegen Mastitis.
Meer dan 97% (!) van alle bacteriën,
inclusief de penicilline resistentie,
worden hard aangepakt.

Meer weten?

Uw dierenarts is de aangewezen
persoon voor alle informatie.

Cefuroxim

Samenstelling
Indicatie
Wachttermijn
Reg. nr

Mastitisbestrijding bij de koe tijdens lactatie
4 dagen melk, 7 dagen slacht
REG. NL. 8535

Voor overige gegevens zie bijsluiter

Schering-Plough Animal Health, Maarssenbroeksedijk 4, 3606 AN Maarssen, tel. (030)2414358 ® 1997 Schering-Plough BV. Alle rechten voorbehouden.

-ocr page 177-

m

- - II rr Tiiiiii iiifiilSiitÉi

PROF. DR. IR. AALT A. DIJKHUIZEN VERLAAT
LANDBOUWUNIVERSITEIT WAGENINGEN

Berichten eo verslagen

w

Aalt Dijkhuizen is geboren en getogen
op een veehouderijbedrijf Hij stu-
deerde aan de Landbouw Hogeschool
in Wageningen en voltooide zijn
scriptie bij het zoötechnisch instituut
van de Faculteit der Diergeneeskunde.
Vanaf die tijd heeft hij zich bezigge-
houden met de economie van dier-
ziekten en dierziektenbestrijding.

\'Het kan niet, bestaat niet\'

Dr. ir Suzan Horst kenmerkt Dijkhui-
zen als een duizendpoot, altijd zoe-
kend naar nieuwe mogelijkheden en
oplossingen. \'Het kan niet, bestaat
niet\', zei zij met een ietwat ver-
moeide ondertoon. Dijkhuizen was
haar promotor.

\'Ik vind dierenartsen een leuke
groep mensen om mee te werken\'

Veel dierenartsen kennen hem onder
andere van het onderwijs agrarische
economie. \'Ik vind dierenartsen een
leuke groep mensen om mee te wer-
ken. Een groep die zich sterk inzet
voor het veehouderijbedrijf, sprak
Dijkhuizen in zijn slotrede. Volgens
prof dr. ir. J.A. Renkema, hoogleraar
agrarische bedrijfseconomie behoort
Dijkhuizen tot de absolute wereldtop.
Niet alleen vanwege zijn grote so-
ciale vaardigheden, maar zeker van-
wege zijn internationale wetenschap-
pelijke publicaties, \'jouw werk geldt
als standaard voor anderen\'.
\'Datje op dit gebied leider in de we-
reld mag zijn, toont aan hoe groot
jouw dynamiek is\', sprak drs.
C.C.J.M. van de Meijs, Chief Veteri-
nary Officer Ministerie van Land-
bouw, Natuurbeheer en Visserij.

\'Van curatief naar preventief den-
ken\'

Dijkhuizen is niet alleen helder in zijn
wetenschappelijke publicaties. Vee-
houders lezen graag zijn bijdragen in
agrarische periodieken. \'Jij was in
staat bij veehouders de omslag van
curatief naar preventief denken in
gang te zetten. Jouw boodschap komt
over\', sprak C.J.P. Vogelaar, voorzit-
ter LTO-afdeling Melkveehouderij.
Dijkhuizen hield zich onder andere
bezig met de economische schade
van veel voorkomende gezondheids-
stoornissen bij nutsdieren, de econo-
mische effecten van de veterinaire
bedrijfsbegeleiding, de vervangings-
beslissing bij individuele dieren en
de economische aspecten rond de be-
strijding van zeer besmettelijke vee-
ziekten.

\'Ik bezoek vandaag alleen trek-
paarden\'

\'Ik bezoek vandaag alleen trekpaar-
den\', sprak Van der Meijs, die deze
avond nog een bezoek zou brengen
ter gelegenheid van het 50-jarig jubi-
leum van het Nederlands Trekpaard.
Hij benadrukte dat het voor dieren-
artsen en veehouders moeilijk is ge-
weest om veterinaire en emotionele
factoren opzij te zetten voor econo-
mische aspecten.

Prof. dr. ir. Aalt A. Dijkhuizen heeft per 1 september 1998 de Landbouw-
universiteit verlaten om in dienst te treden als Manager Corporate Strategy &
Development bij Nutreco in Boxmeer. Vrijdag 28 augustus vond zijn af-
scheidsreceptie plaats in De Leeuwenborch in Wageningen.

Door drs. L. van Veen

Dr. P.W. de Leeuw, directeur Ge-
zondheidsdienst voor Dieren, legde
uit dat \'diergeneeskundig Nederland\'
niet verder kwam in de bestrijding
van veeziekten met alleen ziektekun-
dig denken en men genoodzaakt was
een andere discipline erbij te betrek-
ken. Hij overhandigde Dijkhuizen de
sculptuur, genaamd Binding, voor
zijn verdiensten voor de diergezond-
heidszorg.

\'Shit dat is jammer, maar wel
goed\'

Alle sprekers betreuren het vertrek
van Dijkhuizen. \'Jouw vertrek laat
een leegte achter\', sprak Renkema.
Met de woorden \'shit dat is jammer,
maar wel goed\' gaf LTO-voorzitter
Vogelaar aan dat hij het jammer vond
dat Dijkhuizen aftrad, maar het van
moed en lef getuigt dat hij de uitda-
ging in het bedrijfsleven aangaat.

\'Zonder risico geen geluk\'

Dijkhuizen geeft de zekerheid van de
Universiteit prijs voor het risico van
het bedrijfsleven en hoopt dat de stel-
ling van een van zijn promovendi
\'zonder risico geen geluk\' in de prak-
tijk klopt. Nutreco staat volgens
Dijkhuizen middenin de praktijk en
hij wil graag zijn contacten voortzet-
ten. Hij sloot af met de woorden
\'werken aan de toekomst van een ge-
zonde en sterke veehouderij is in het
belang van ons allemaal.\'

Welke collega kan ik een genoegen doen met de aanbieding van een 45-jarig anatomisch gladde én gave

paardenschedel van een vijQarige Gelderse merrie.

Graag contact opnemen met de heer S.A. Holzmüller, telefoonnummer: 0545-271957.

-ocr page 178-

PANEL VOEDING EN DIETIEK GEZELSCHAPSDIEREN

Het Panel Voeding en Diëtetiek Gezelschapsdieren heeft als doel
ervaringen, ideeën en kennis van praktiserende dierenartsen op het
gebied van voeding van gezelschapsdieren, te toetsen aan de ken-
nis en inzichten van specialisten. Het is een initiatief van Leo
Pharmaceutical Products (Leo).

De vaste kern van het forum bestaat uit een zevental practici. Hun
gesprek wordt gestructureerd door de inbreng van wetenschappers
en specialisten, in de vorm van voordrachten en een bijdrage aan
de discussie. Tevens wordt gediscussieerd aan de hand van vragen
en stellingen, onder leiding van een dagvoorzitter.

NIERINSUFFICIËNTIE EN SENIORENVOEDING

Mevrouw Pastoor houdt een inleiding
over Voeding en diëtetiek bij honden
en katten met nierinsufficiëntie en de
zin en onzin van voeding voor oudere
honden en katten. Het tweede deel van
de bijeenkomst wordt gevuld met een
discussie aan de hand van vragen en
stellingen.

NIERZIEKTE EN DE VOEDINGS-
THERAPIE

Mevrouw Pastoor leidt haar voor-
dracht in met een beschrijving van en-
kele kenmerken van chronische nierin-
sufficiëntie bij hond en kat. Tijdens
haar presentatie maakt ze geen onder-
scheid tussen de verschillende typen
nierziekten.

Belangrijke kenmerken van nierziekte
bij zowel hond als kat zijn de hoge in-
cidentie, het irreversibele en progres-
sieve karakter en de verhoogde plas-
maconcentraties van ureum, kreatinine
en fosfor.

Patiënten met klinische klachten verto-
nen symptomen als anorexie, verlies
van gewicht en vachtconditie, polyu-
rie/polydipsie en in meer ernstige geval-
len braken, gingivitis, halitosis (foetor
ex ore) en lethargie. Bij bloedonderzoek
kan acidose waargenomen worden.
De therapie voor nierziekte, een nier-
dieet, moet aan een drietal eisen vol-
doen om het beoogde therapeutisch
nut te hebben. Allereerst dient het de
uremie op te heffen en de symptomen
te minimaliseren. Ten tweede behoort
een nierdieet de progressie van de nier-
ziekte af te remmen. Ten slotte moet
een nierdieet, net als ieder ander dieet,
voorzien in een adequate opname van
nutriënten en energie.
Het hoogst haalbare resultaat van een
nierdieet is een stilstand van de situatie.
De uremie is op dat moment niet meer
aanwezig en het kreatininegehalte van
het bloed blijft gelijk (binnen een nor-
male fysiologische variatie). Een ver-
betering van de nierfunctie is immers
niet mogelijk, want het lichaam kan
geen nieuwe glomeruli aanmaken en
alle compensatoire mechanismen wor-
den veelal reeds ten volle benut.

Tijdens deze bijeenkomst op 24 maart 1998 zijn aanwezig (s.s.t.t.): de prakti-
serende dierenartsen I.E. van Alten, R.W.F. Becking, P.H. Cijsman, H. van
Rossem, A. Soede, A.C. Stolp en J.A. Terwee, vanuit de Vakgroep Inwendige
Ziekten en Voeding (Faculteit der Diergeneeskunde), A.C. Beynen en F.
Pastoor en namens Leo A.J. Bominaar en A.A. Verbeek-van den Noort.
Gastspreker op deze avond is mevrouw dr. ir. Francis Pastoor. Deze voe-
dingsdeskundige is in dienst van Leo en werkt als gedetacheerd onderzoeker
bij de Faculteit der Diergeneeskunde in Utrecht. Haar onderzoeksactiviteiten
richten zich met name op de dieetvoeding van honden en katten.

BELANGRIJKE VÜEDINGSCÜM-
PONENTEN IN EEN NIERDIEET
Een aantal voedingscomponenten zijn
van belang voor het therapeutisch ef-
fect van een nierdieet. Het betreft eiwit,
fosfor, natrium, kalium, het zuur-base-
evenwicht, fermenteerbare vezels en
vetzuren. Van sommige van deze com-
ponenten blijkt de rol evenwel weten-
schappelijk nog niet ondubbelzinnig
vastgesteld te zijn.

Eiwit

Eiwitbeperking in de voeding gaat ef-
fectief uremie tegen. Het effect van ei-
witbeperking op de progressie van
nierziekte blijkt duidelijk bij de rat en
de kat (1), onderzoek bij de hond levert
echter wisselende resultaten op. Deze
verschillen in uitkomsten kunnen ver-
band houden met de wijze waarop de
resultaten zijn verkregen. Als na twee
jaar de overlevingspercentages van
honden met geïnduceerd nierfalen ver-
geleken worden, is er nauwelijks een
effect van eiwit in de voeding vast te
stellen (4). Maar in een andere studie
vindt men via pathologisch onderzoek
een lineair verband tussen de hoogte
van het eiwitgehalte in het voer en de
progressie van nierbeschadiging (7).
Bij het samenstellen van een nierdieet
wordt ernaar gestreefd het dier een
voeding te geven met zo min mogelijk
eiwit, waarbij het voorwaarde is dat
het dieet nog wel voorziet in de mini-
male eiwitbehoefte van het dier.
Het onvennijdelijke endogene stikstof-
verlies, kan op basis van wetenschap-
pelijke literatuur vastgesteld worden.
Bij de berekening van het benodigde
eiwitgehalte in de voeding moet even-
eens rekening gehouden worden met
de verteerbaarheid van het eiwit, het
aminozuurpatroon van het voedingsei-
wit en het feit dat het voedingseiwit
niet 100% effectief wordt ingebouwd
in lichaamseiwit. Daarnaast wordt al-
tijd nog een bepaalde veiligheidsmarge
ingebouwd. Dieren hebben immers af
en toe periodes van hogere eiwitbe-
hoefte, bijvoorbeeld bij stress en infec-
ties. Het eiwitverlies met de urine
draagt overigens niet wezenlijk bij aan
de eiwitbehoefte (<1%).
Pastoor komt met de volgende aanbe-
veling met betrekking tot eiwit in een
nierdieet:

Door J.H.J.L. Hülsen

- eiwitgehalte beperken tot minimale
behoefte:
hond: 6-8 g/MJ
kat: 10-13 g/MJ
Voorwaarden hierbij zijn dat het eiwit
een optimaal aminozuurprofiel heeft
en een hoge verteerbaarheid.

-ocr page 179-

Fosfor

Uit onderzoek bij hond en kat bUjkt
duidehjk dat fosforbeperking hyper-
fosfatemie tegengaat en de progressie
van het nierfalen remt (4, 8). Het fos-
forgehalte in een nierdieet moet zover
verlaagd worden, dat de patiënt nog
juist in fosforbalans verkeert. Hierbij
moet sterk rekening gehouden worden
met de beschikbaarheid van het fosfor
in de voeding. Bij een beschikbaarheid
van ± 70% luidt de voedingsaanbeve-
ling voor zowel hond als kat: ± 0.1 -0.2
g/MJ (4, 8).

Natrium

De rol van natrium in een nierdieet is niet
geheel duidelijk, maar de aanbeveling
luidt om het gehalte te beperken tot ±
0.05-0.1 g/MJ. Een hoog natriumaanbod
kan namelijk tot een hypertensie leiden.
Tevens is bekend dat bloeddrukverla-
gende middelen bij de hond de glomeru-
laire druk en Proteinurie verlagen.
De fabrieksnorm voor het gehalte van
natrium in onderhoudsvoeding be-
draagt 0.4 g/MJ, hetgeen volgens de
huidige stand der kennis hoog is. De
etiketten blijken overigens niet altijd
duidelijk over het natriumgehalte.
Sommige fabrikanten vermelden na-
melijk alleen de hoeveelheid toege-
voegd natrium, terwijl anderen het ab-
solute gehalte weergeven.

Kalium

Wat kalium betreft, stelt mevrouw
Pastoor dat een nierdieet voldoende
kalium dient te bevatten (>0.4 g/MJ),
mits de patiënt geen hyperkalemie
heeft. In een studie met gezonde katten
met een metabole acidose, blijkt een
hypokalemie namelijk samen te gaan
met een verminderde nierfunctie (3).
Zoals vermeld, kunnen nierpatiënten
acidotisch zijn en bovendien vaak een
hypokalemie hebben. Bij ratten is vast-
gesteld dat bij kaliumdeficiëntie meer
ammonium gevormd wordt, hetgeen
via complement-werking schade geeft
aan de niertubuli. Terminale patiënten
hebben vaak een hyperkalemie.
Veel nierpatiënten, vervolgt Pastoor,
bezitten een verminderd vermogen tot
excretie van zuren. Zij krijgen hier-
door een renale acidose. Het advies bij
een acidotische nierpatiënt luidt der-
halve: geef een voeding die een urine
met een hoge pH induceert. De Base-
excess van een nierdieet kan vrij een-
voudig berekend worden en dient on-
geveer 300 mmol/kg te bedragen.
Commerciële nierdiëten voldoen aan
deze norm.

Fermenteerbare voedingsvezels

Fermenteerbare voedingsvezels heb-
ben een verlagend effect op de uit-
scheiding van stikstof met de urine. Bij
de fermentering daalt namelijk de pH
in de dikke darm, waardoor het daar
aanwezige NH3 wordt omgezet in
NH4 . NH4 wordt minder gemakke-
lijk in de bloedbaan opgenomen dan
NH3, zodat er relatief meer stikstof in
de feces blijft.

Tevens gebruikt de darmflora een deel
van de fecale stikstof voor de eigen be-
hoefte. Het netto-effect van het ver-
vangen van niet-fermenteerbare vezels
door fermenteerbare op de stikstof uit-
scheiding via de urine is echter gering.
Hoewel de stikstofuitscheiding via de
faeces met 34% stijgt (6) neemt de uit-
scheiding van stikstof via de urine
slechts met 7% af

Vetzuren

Als laatste belicht mevrouw Pastoor de
rol van vetzuren in een nierdieet. De
ratio van omega 3:omega 6-vetzuren
bepaalt de verhouding van de types
Prostaglandines, thromboxanen en
leucotrienes in het lichaam. Een ome-
ga 3:omega 6-ratio van 5:1 versus
25:1, verlaagt de glomerulaire druk.
Pastoor toont een publicatie, waaruit
blijkt dat visolie de afname remt van
de G.F.R. in honden met een nierinsuf-
ficiëntie (2). Maar in een ander onder-
zoek, blijkt dat de overleving van rat-
ten met geïnduceerd nierfalen na
verstrekking van visolie daalt (9).

VOEDING VAN OUDERE HON-
DEN EN KATTEN

Veronderstelde kennis: In het alge-
meen bevat geriatrische voeding, seni-
orenvoeding, per MegaJoule verteer-
bare energie aangepaste gehalten
eiwit, calcium, fosfor en natrium en
een hoge verteerbaarheid. De gehal-
ten in commerciële onderhoudsvoe-
ding zijn gebaseerd op de behoeften
van jonge, groeiende dieren. Red.)

Bij veroudering veranderen een aantal
lichamelijk kenmerken en lichaams-
functies. Oudere dieren zijn minder ac-
tief, het percentage lichaamsvet stijgt
en de vetvrije massa neemt af Tegelijk
vermindert de activiteit van enzymen,
daalt de immuunrespons en verandert
de glucose-tolerantie. Ten slotte neemt
ook de nierfunctie af met het stijgen
der jaren.

Gezondheidsproblemen die bij oudere
honden en katten veelvuldig gezien
worden, zijn overgewicht, onderge-
wicht, nierfalen, gebitsproblemen, dia-
betes, gewrichtsproblemen en tumo-
ren. De veranderde lichaamsfuncties
en gezondheidsproblemen kunnen zich
vertalen in andere voedingsbehoeften.

Eiwit

Met betrekking tot de eiwitbehoefte
van oudere honden, kan gesteld wor-
den dat oudere honden evenveel eiwit
nodig hebben om in stikstofbalans te
blijven als jonge volwassen honden.
Bovendien is de efficiëntie van eiwit-
absorptie bij oudere honden gelijk aan
die van jongere honden (10). Oudere
honden hebben echter meer eiwit no-
dig dan jongere honden om een maxi-
male eiwit:DNA-ratio te houden, het-
geen wijst op een minder efficiënte
eiwitsynthese (11).

Pastoor spitst haar verdere uitleg toe
op het nierfalen bij oudere honden en
katten. Er bestaat een hoge incidentie
van nierfalen op hoge leeftijd bij deze
diersoorten. De getallen in de litera-
tuur lopen sterk uiteen, hetgeen ver-
klaarbaar is door de verschillende
grenswaarden die de onderzoekers ge-
hanteerd hebben. Een onderzoek con-
cludeert bijvoorbeeld dat 22.4% van
de honden van vijf jaar en ouder, se-
rum ureum- en kreatininegehalten
hebben die boven de normaalwaarden
liggen. Als grenswaarden hanteerden
zij een kreatininespiegel van 88
mmol/1 en ureumspiegel van 6.67
mmol/1 (5). De gewichten van de hon-
den worden in de publicatie niet ver-
meld. Een andere publicatie meldt dat
30% van de katten ouder dan 15 jaar
aan nierinsufficiëntie lijdt.

DISCUSSIE

Het panel reageert onmiddellijk op
deze getallen, en loopt daarmee voor-
uit op de stellingen die later besproken
worden. Met name het hoge aantal
honden met te hoge ureum- en kreati-
ninebloedspiegels wordt sterk in twij-
fel getrokken. Helaas blijken er geen
betere gegevens beschikbaar te zijn,
over de incidentie van nierinsufficiën-
tie bij honden en katten van een be-
paalde leeftijd. En dat is juist wat de
aanwezige practici willen weten, opdat
ze er in hun dagelijkse praktijkvoering
rekening mee kunnen houden.
Bij een bekende incidentie, zo meent
het panel, kunnen dierenartsen name-
lijk beter onderbouwd een geriatrische
voeding adviseren. En eventueel kan
hieruit de praktijk voortkomen om bij
dieren boven een bepaalde leeftijd re-

-ocr page 180-

gelmatig bloedonderzoek te adviseren.
Tot op heden testen de aanwezige die-
renartsen hun patiënten pas als daar re-
den toe bestaat.

De aanwezigen slagen er niet in om
een oorzaak van het ontstaan van
nierinsufficiëntie aan te wijzen. Ook
de handboeken komen tot de conclu-
sie dat de exacte etiologie van chro-
nische nierinsufficiëntie niet bekend
is.

Het pathologisch-anatomisch beeld
is aspecifiek en het resultaat van een
jarenlange optelsom van afstervende
nefronen. Vele aandoeningen leiden
op de lange termijn tot hetzelfde
macro- en microscopische beeld. En
pas als 60 tot 70% van de nefronen
niet meer werkzaam is, ontstaan
symptomen van nierfalen.

Bij klinische nierziekte vindt er zon-
der maatregelen altijd progressie
plaats. \'Moeten wij dan niet al onze
volwassen honden en katten geriatri-
sche voeding adviseren en in geval
van hogere behoeften, zoals dracht,
lactatie en sport, aangepaste voeding
laten geven?\', werpt een panellid een
nieuw licht op het gesprek.
Pastoor legt uit dat het effect van ei-
witbeperking op het ontstaan van
nierfalen in hond en kat nog niet be-
wezen is. Een nierdieet heeft wel een
effect op de progressie van nierfalen,
als er al sprake is van nierinsuffi-
ciëntie.

VRAGEN EN STELLINGEN
Tijdens het bespreken van de stellin-
gen spitst de discussie zich toe op drie
kwesties.

Combinaties

Ten eerste wat gedaan als een patiënt
al een dieetvoeding krijgt, maar voor
de behandeling van een bijkomende
aandoening een ander dieet zou moe-
ten ontvangen? Als meestvoorkomend
voorbeeld worden de hypo-allergene
en blaasgruisdiëten genoemd, die plot-
seling vervangen zouden moeten wor-
den door een nierdieet. Pastoor legt uit
dat het mogelijk is om voor bepaalde
combinaties van lichamelijke aandoe-
ningen een standaardadvies te geven.
Alle andere gevallen zullen op zich be-
keken moeten worden, door een voe-
dingsdeskundige.

Smakelijkheid

Het tweede discussiepunt betreft de
belangrijkste eis die het panel stelt aan
een commerciële dieetvoeding. \'Een
goede smakelijkheid\', luidt het alge-
mene standpunt. \'De patiënt moet het
dieet wel opeten!\' Met name katten
blijken in dit opzicht lastige klanten te
zijn. Bij sommige katten moet de eige-
naar wel vijf soorten voeding probe-
ren, voordat het dier gaat eten. Een die-
renarts vertelt dat hij katteneigenaren
altijd vier soorten voeding meegeeft,
en ze deze laat afwisselen. Om te
voorkómen dat de kat een aversie
krijgt tegen dat ene voer dat hij altijd
moet eten.

Nazorg nierziekte

Dan de nazorg van honden en katten
met nierziekte. De dierenartsen geven
aan hun nierpatiënten op regelmatige
basis te controleren. De screening be-
staat in ieder geval uit een bepaling
van de plasma ureum- en kreatinine-
concentratie. \'Het beste is natuurlijk
om de GFR te laten bepalen op de
Faculteit.\' De interval tussen de con-
troles varieert tussen twee en vier
maanden, afhankelijk van de ernst van
de klacht en van de periode na het in-
stellen van de therapie. Ook het feit dat
het bloedonderzoek soms geen veran-
deringen aantoont, wordt als waarde-
volle informatie beschouwd.

REFERENTIES

1. Adams et al. Lab Invest 1994; 70: 347-57.

2. Brown et al. Proceedings of the 1996 lAMS
International Nutrition Symposium 1996;
159-67.

3. Dow e/ a/. J Nutr 1990; 120: 569-78.

4. Finco el al. Am J Vet Res 1992; 53:2264-71.

5. Leibetseder & Neufeld. J Nutr 1991; 121;
S145-S9.

6. Reinhart & Sunvold. Proceedings of the
North American Veterinary Conference,
Orlando, Florida, 1998; 17-20.

7. Robertson et al. Kidney Int 1986; 29; 511 -9.

8. Rosse/a/. Am J Vetres 1982; 43; 1023-6.

9. Scharschmidt et al. Kidney Int 1987; 32:
700-9.

10. Taylor et al. PrcK Nutr Soc 1995; 54:645-56.

11. Wannemacher et al. J Nutr 1966; 88; 66-74.

VEEHOUDERS GOED OP WEG MET IBR-BESTRIJDING

Het onderzoek is uitgevoerd bij de start
van de vaccinatieplicht voor de IBR.
Het doel was om te bepalen of het draag-
vlak sinds het vorige onderzoek van
maart 1997 is veranderd en hoe groot de
medewerking aan de verplichte IBR-be-
strijding zal zijn. Uit het onderzoek
blijkt dat het draagvlak voor de ver-
plichte IBR-bestrijding niet is veranderd
sinds begin 1997. Tweederde van de
veehouders is het ermee eens dat de
IBR-bestrijding verplicht is gesteld.

Over het algemeen zijn veehouders zich
er goed van bewust dat ze dit jaar ver-
plicht IBR moeten bestrijden. Van de
melkleverende bedrijven heeft inmid-
dels 83 procent overleg gepleegd met de
dierenarts. Voor de niet-melkleverende
bedrijven is dat 65 procent.
Tachtig procent van de veehouders had
aan het begin van de eerste entperiode
zijn aanpak voor de IBR-bestrijding al
gekozen. De veehouders die hun strate-
gie nog niet hebben bepaald, bevinden
zich met name in de groep niet-melkle-
verende bedrijven. Van de bedrijven die
geen certificaat hebben of hebben aan-
gevraagd, zijn er al veel vóór de start van
de verplichte bestrijding begonnen met
enten. De melkleverende bedrijven lo-
pen daarin duidelijk voor op de niet-
melkleverende bedrijven (64 tegen 19
procent).

Op grond van de resultaten van het on-
derzoek kan worden verwacht dat
slechts een gering aantal veehouders aan
het einde van de eerste entperiode niet
aan zijn entverplichting zal hebben vol-
daan.

De Nederlandse rundveehouders zijn al flink op gang met de IBR-bestrijding.
Tachtig procent van de veehouders heeft aan het begin van de eerste entpe-
riode van de verplichte IBR-bestrijding al een aanpak gekozen voor hun be-
drijf. Dat blijkt uit een onderzoek onder 250 veehouders naar het draagvlak
voor de IBR-bestrijding.

-ocr page 181-

De Inspectie W& V zal onafhankelijk
invulling geven aan de gezondheids-
en consumentenbescherming in de
gehele productieketen van levens-
middelen en non-foods door het uit-
voeren, toetsen en initiëren van het
beleid en het signaleren van bedrei-
gingen.

BELANGRIJKSTE TAKEN
De Inspectie W&V behoort tot het mi-
nisterie van Volksgezondheid, Wel-
zijn en Sport (VWS) als onderdeel van
het Staatstoezicht. De belangrijkste ta-
ken zijn:

* Controleren en bevorderen van
naleving van de voorschriften
(belangrijkste wetten: Warenwet,
Vleeskeuringswet, Veewet, Wet
op de Dierproeven, Wet gevaar-
lijke Werktuigen, Bestrijdings-
middelenwet, Wet Milieugevaar-
lijke Stoffen, Drank en Horecawet
en Tabakswet).

* Onderzoeken gezondheidsbedrei-
gende situaties.

* Adviseren aan beleidsinstanties.

* Onderzoeken van klachten van
consumenten.

* Ontwikkelen en publiceren van
onderzoeksmethoden.

OPBOUW ORGANISATIE
De Inspectie W&V bestaat uit één
Algemene Directie en vijf regionale
diensten.

Algemene Directie

De Algemene Directie (Den Haag)
heeft naast de algemene bedrijfsvoe-
ring een inhoudelijke taak, ingevuld
door drie Accountsecties: Food, Non-
Food en Veterinair. De drie Account-
secties zijn verantwoordelijk voor de
strategische beleidsontwikkeling voor
de organisatie op het betreffende ter-
rein. Bovendien zijn zij aangewezen
voor het relatiebeheer en dus verlopen
alle contacten die een nationaal of in-
ternationaal karakter hebben, via de
accountmanagers van deze secties. De
Accountsecties vormen in feite het
aanspreekpunt van de Inspectie W&V.

Regionale diensten

Elke regionale dienst bestaat uit een
afdeling beheer en ondersteuning, een
handhavingsafdeling en een signale-
ringsafdeling. De afdeling handha-
ving draagt zorg voor het toezicht op
het naleven van wetten en voorschrif-
ten en de opsporing van overtredin-
gen in het toegewezen inspectiege-
beid. De signaleringsafdeling is
belast met onderzoek op een specifiek
werkgebied. Dit kan onderzoek zijn
aan een bepaald soort product, aan
een proces of een bepaalde sector be-
drijven. De signaleringsafdelingen
vormen voor de organisatie het ken-
niscentrum op het toegewezen signa-
leringsgebied.

De regionale dienst Oost (Gelderland
en Overijssel) heeft als signalerings-
gebied: Veterinaire producten, dat wil
zeggen vlees- en vleeswaren, wild en
gevogelte, eieren en eiproducten, vis
en visproducten, schaal- en schelp-
dieren, zuivel, diergeneesmiddelen,
veevoeder, destructie, veterinaire mi-
lieuhygiëne, doorstraling eet- en
drinkwaren, zoönosen en dierproe-
ven. Deze dienst is gevestigd in Zut-
phen.

Per 1 september 1998 is de nieuwe organisatie \'De Inspectie Waren & Veterinaire
Zaken (W& V)\' van start gegaan. Deze organisatie is ontstaan uit een fusie en een
reorganisatie van de Inspectie Gezondheidsbescherming/Keuringsdienst van
Waren en de Veterinaire Inspectie (VHI). Men heeft met de fusie - door een bun-
deling van expertise en werkterreinen - een grotere slagvaardigheid voor ogen.

IN PLAATS VAN DE VHI: DE INSPECTIE W&V

Locaties Inspectie W&V

Algemene Directie:

Postbus 16.108, 2500 BC \'s-Graven-
hage

Pamassusplein 5, \'s Gravenhage
Tel. 070-3405060, fax 070-3405435
Regionale Dienst Noord (Drente, Fries-
land, Groningen):
Postbus 465,9700 AL Groningen
Paterwoldseweg 1, Groningen
Tel. 050-5886000, fax 050-5886100
Regionale Dienst Oost (Gelderland,
(h\'erijssel):

De Stoven 22,7206 AX Zutphen
Tel. 0575-588100, fax 0575-588200
Regionale Dienst Zuid (Limburg,
Noord-Brabant):

Postbus 2280, 5202 CG \'s Hertogen-
bosch

Rijzertlaan 19, \'s Hertogenbosch
Tel. 040-2911500, fax 040-2911600
Regionale Dienst Noord-West (Flevo-
land, Noord-Holland, Utrecht):
Hoogte Kadijk 401, 1018 BK Amster-
dam

Tel. 020-5244600, fax 020-5244700
Regionale Dienst Zuid-West (Zeeland,
Zuid-Holland):

Postbus 23081,3001 KB Rotterdam

Baan 74, Rotterdam

Tel. 078-6112100, fax 078-6112200.

JAARLIJKSE OUDLEDENDAG VETERINAIR DISPUUT UNITAS

Zaterdag 17 oktober 1998

Opgave en inlichtingen:
Roland van Riel, telefoon: 030 - 2332615
of Maarten van Dijck, telefoon: 030 - 2715332.

-ocr page 182-

aILIs wij ons assortiment voedingen nog
completer maken met een droog nierdieet

A:

Niet voor niets exclusief verkrijgbaar bij de dierenajf

-ocr page 183-

dan hoort daar uiteraard een advies bij
waar niets aan ontbreekt

-ocr page 184-

Het lams Ronde Tafelgesprek wordt mogelijk gemaakt door ondersteuning van de firma lams Pet Food
Intemational Inc. De deelnemers aan het Ronde Tafelgesprek spreken op persoonlijke titel over een onderwerp
dat direct of zijdelings met gezelschapsdieren te maken heeft.

MANNELIJKE DIERENARTS STERFT UIT ALS SOORT

Van de dierenarts bestaat van oudsher
het beeld van de sterke bink, die bij
nacht en ontij eropuit trekt om het
zieke dier beter te maken. Dat beeld
heeft niets meer met de realiteit te ma-
ken. Op dit moment is tweederde van
de studenten diergeneeskunde vrouw.
Het aantal vrouwen in de diergenees-
kunde is de afgelopen tien jaar enorm
gestegen en lijkt in de toekomst het
aantal mannen te gaan overstijgen.
Het feministisch maandblad Opzij
van mei 1997 interviewt een homo
dierchirurg met zijn vrouwelijke col-
lega over hun invoelingsvermogen.
Eén van zijn specialiteiten blijkt de
aandacht te zijn voor emoties van de
baasjes bij euthanasie van huisdieren.
Een artikel dat bijdraagt aan de veran-
derende beeldvorming van de dieren-
arts.

Er is dus duidelijk sprake van een ken-
tering. De voorzitter van de Commissie
voor Advies voor de Beroepsuitoefe-
ning van de Vrouwelijke Dierenarts
van de KNMvD, Ruth Zadoks, is des-
ondanks nog niet tevreden. Het bestaan
van haar commissie staat voor haar ter
discussie. Er blijken nog steeds speci-
fieke vrouwenbelangen te behartigen
en adviezen uit te brengen aan het
Hoofdbestuur, maar uiteindelijk zal de
beroepsgroep als geheel zich moeten
instellen op het toenemend aantal vrou-
welijke dierenartsen. Vanuit die ach-
tergrond zit Ruth aan tafel bij het
Ronde Tafel gesprek van lams Pet
Food Intemational Inc. Deze avond
zijn er uitsluitend vrouwen aanwezig,
die onder voorzitterschap van Lisette
Overduin het thema vrouwen in de
diergeneeskunde ontleden. Zeer na-
dmkkelijk houdt gastheer Richard Nap
van lams Pet Food Intemational Inc.
zich op de achtergrond. Hij kiest voor
zijn glas wijn. Ter versterking heeft hij
zijn collega Saskia Nyks meegenomen.
\'In Nederiand zijn er diverse vrouwen-
commissies. Landbouwkundig inge-
nieurs, artsen en makelaars hebben al-
lemaal een vrouwelijke tak. En de
Nederlandse Vereniging voor Vrou-
wen met een Academische Opleiding
(WAO) is al heel oud natuuriijk.
Dergelijke commissies voorzien blijk-
baar toch in een behoefte, ook in de
diergeneeskunde\', meent Ruth Za-
doks. \'Heel concrete zaken aanpakken
is het meest dankbare voor zo\'n com-
missie. Het regelen van een achter-
wacht is zo\'n concreet voorbeeld.
Mannelijke dierenartsen vinden het
heel gewoon dat hun vrouw thuisblijft
als zij zelf dienst hebben. Op hun beurt
vinden mannelijke partners van vrou-
welijke dierenartsen dat minder ge-
woon. Voor mensen zonder partner
ligt het weer heel anders. Daarvoor kan
iets geregeld worden, vinden wij.\'
\'Dierenartsen vormen een conserva-
tieve club. Er zijn inmiddels genoeg
technische mogelijkheden om de ach-
terwacht goed op te vangen. Maar dat
wordt dan zonde van het geld gevon-
den\', meent Marisol Kamminga die zelf
als fi-eelance dierenarts werkzaam is.
Dat beeld wil Margriet Schneider, inter-
nist en medisch specialist, die als enige
niet-dierenarts aan tafel zit, best bevesti-
gen. \'Er zijn namurlijk ook partners die
door hun eigen drukke baan niet eens
kunnen waarnemen. Het veelgebmikte
argument om te verdedigen dat men wil
dat de partner de achterwacht doet, is dat
de patiënt zelf wil dat de artsen of hoog-
stens hun echtgenotes de telefoon aan-
nemen en geen beldienst van een of an-
dere anonieme dokter accepteert.\'
Op de vraagstelling over de achter-
wachtregeling wordt heel verschil-
lend gereageerd. Het blijkt dan ook
nog per streek verschillend te zijn.
Voor de een, Lisette Overduin bij-
voorbeeld, is het een achterhaald tra-
ditioneel probleem dat is op te lossen.
Voor Liesbeth Wolterbeek die als
enige dierenarts in loondienst werk-
zaam is in een maatschap in Over-
ijssel, is het nog zeer actueel. \'Dieren-
artsen zijn wel consequent in hun
conservatisme.

Traditionele mannen- of vrouwenberoepen? Ze zijn bijna niet meer op te noe-
men. De schoorsteenveger zal nog wel een man zijn en de vroedvrouw nog
vaak een vrouw. Maar na deze voorbeelden houdt het al gauw op. Nagenoeg
alle opleidingen en banen zijn toegankelijk voor beide seksen. Er zijn wel an-
dere verschillen ontstaan, maar die zijn pas te zien na de opleiding, als mensen
al een baan hebben. In de zeventigerjaren deed de man zijn intrede in de tra-
ditioneel vrouwelijke wereld van de verzorging en verpleging. De vrouw deed
haar intrede in de stoere wereld van de politie.

\'De witte jassen worden nog
steeds door de dierenartsen
mee naar huis genomen
om te wassen.\'

Bij ons nemen de echtgenotes van de
dierenartsen zelf de telefoon aan als de
partner dienst heeft. En de witte jassen
worden nog steeds door de dierenart-
sen mee naar huis genomen om te was-
sen\'. Gelach aan tafel is het gevolg.
Liesbeth blijft haar mannelijke col-
lega\'s verdedigen. \'Als ik dienst heb,
doen de maten wel de telefonische
achterwacht voor mij en ik hoef geen

-ocr page 185-

diensten te draaien met de feestdagen.\'
Ruth Zadoks heeft het probleem van
de achterwacht wel eens tijdens een
landelijk overleg aan de orde gebracht.
\'Daar moetje \'bij ons\' niet mee aanko-
men met een antwoordapparaat en
daar houden ze \'bij ons\' niet van,
wordt op zo\'n dag gauw opgemerkt.\'
Voor de gasten aan tafel is het nog
maar de vraag wie \'ze\' is. Is dat de
dierenarts of is dat de klant? \'Volgens
mij is het een kwestie van wennen aan
een nieuw systeem, de klanten goed
voorlichten en gewoon doen. Het pro-
bleem zit hem veel meer in de dieren-
arts zelf dan bij zijn klanten\', meent
Liesbeth Wolterbeek.
Marisol Kamminga trekt de vergelij-
king door met de praktijk van de huis-
arts, die ze van nabij kent doordat
haar echtgenoot huisarts is. \'Huis-
artsen hebben zelfs met veel acutere
hulpvragen te maken en die kunnen
ook met een doktersdienst werken\'.
\'Zij zijn veel verder in dit soort zaken,
verder met afbakening van hun pa-
tiëntencontacten, ze werken al jaren
met waarneemgroepen en telefoon-
diensten. De patiënten zijn in die ont-
wikkeling meegegroeid\', meent Mar-
griet Schneider. \'Maar dierenartsen
zijn veel klantvriendelijker, die gaan
prat op hun vertrouwensband met de
klanten en willen die zelf in stand
houden. Misschien komt dat wel om-
dat de betaling anders is. Tijdens
weekend- en avonddiensten wordt bij
dierenartsen de betaling geregeld met
de behandelend dierenarts, bij artsen
betaalt de patiënt ook dan de eigen

arts en niet de dienstdoende arts\', zegt
Marisol Kamminga. \'De boer kan zo
gemakkelijker naar de buurtpraktijk
gaan als hij niet tevreden is.\'
De achterwacht blijft een van de laat-
ste hangijzers. Het vuur van de femi-
nistische strijd uit de jaren zeventig is
een gezellig brandend waakvlammetje
geworden, waarmee mannen en vrou-
wen gezamenlijk hun idealisme op
temperatuur houden. \'In de jaren ne-
gentig is het voor ons veel meer de
vraag: hoe kan het werk dat er ligt, ge-
daan worden? Door mensen, mannen
en vrouwen\', constateert Ruth Zadoks.
\'Steeds meer mannen willen nu ook
parttime gaan werken. De mannen re-
aliseren zich steeds meer dat vrouwen
geëmancipeerd zijn en wat dat voor
hen betekent en voor hun gezin\', merkt
Lisette Overduin op. \'Over het alge-
meen is iedereen het erover eens dat de
vrouwenemancipatie voor mannelijke
dierenartsen nu consequenties gaat
krijgen. Een vrouw die 80% werkt
wekt bewondering op, die trekt de kar.
Mannen die hetzelfde doen stellen hun
carrière in de waagschaal is de opvat-
ting.\' Marisol Kamminga vindt het
minder willen werken ook steeds va-
ker losgekoppeld worden van het heb-
ben van kinderen. \'Mensen komen op
een zeker moment tot het besef dat er
meer dingen in het leven belangrijk
zijn dan werken. Werken in loondienst
kan bij die keuze behulpzaam zijn,
want het hebben van een eigen praktijk
geeft dan zoveel meer problemen\'.
Maar wat minder werken is, vraagt om
een nadere toelichting. Liesbeth
Wolterbeek: \'In mijn praktijk ben je al
een parttimer als je 40 uur per week
werkt. Dus parttimer zijn in een asso-
ciatievorm kan bij ons al helemaal
niet.\'

* Steeds meer mannen willen
nu ook parttime gaan werken.\'

Margriet Schneider vindt vanaf be-
paalde inkomens zo\'n discussie over
hoeveel uur je werkt ook maar tricky.
\'Het gaat vaak om forse inkomens,
die op verrichtingen gebaseerd zijn.
Ik vind dat je bij zulke salarissen en
bijbehorende verantwoordelijkheden
daarover dan bijna niet kunt praten.
Je moet spreken over percentages met
betrekking tot parttime werken.
Fulltime-werkende collega\'s werken
in dat soort situaties meestal ook niet
slechts 38 uur. Ik zie bovendien dat

sommige vrouwelijke collega\'s in de
geneeskunde de secundaire arbeids-
voorwaarden van een baan laten pre-
valeren en dan pas naar de inhoud kij-
ken. Ze komen dan weieens bekocht
uit. Ik zie dat het omgekeerde ook
heel goed lukt. In die leuke baan die je
ambieert valt best wat te regelen. Dat
moetje gewoon achteraf doen.\'
Margriet, Marisol en Lisette hebben
vooral niet de bedoeling de andere
vrouwen aan tafel aan te sporen om te
stoppen met werken wanneer ze kin-
deren gaan krijgen. De jongere kin-
derloze vrouwen aan tafel, toevallig
naast elkaar gezeten, luisteren naar de
ervaringen van de vrouwen aan de
overkant. Crèches, dagverblijven, na-
schoolse opvang en kinderoppassen,
zijn er allemaal, maar perfect blijkt
het nog lang niet te zijn geregeld.
\'En..., hoe krijg jij het allemaal rond?\'
blijkt een veelgestelde vraag op fees-
ten. De algemene mening is dat het
erop lijkt dat in Nederland een vrouw
die niet werkt niet meetelt en men bij
een vrouw die werkt altijd meteen wil
weten hoe ze de zorg voor de kinde-
ren geregeld heeft.

Maar geld helpt, ook bij de emancipa-
tiestrijd. De vrouwen- moeders- die-
renartsen komen op basis van hun er-
varingen tot de conclusie dat met geld
eigenlijk veel te koop is in hun posi-
tie. \'Als je maar voldoende financiële
middelen hebt, dan is het gemakkelij-
ker om de kinderopvang rond te krij-
gen dan wanneer je een \'midden-
moot\' vrouw bent die alleenverdiener
is of die een dermate slecht betaalde

-ocr page 186-

baan heeft dat ze haar gehele salaris
(en soms zelfs meer dan dat) kwijt is
aan de officiële kinderopvang\', zegt
Lisette Overduin.

Parttime werken leek lange tijd een
goed alternatief voor vrouwen om wer-
ken, kinderen krijgen en opvoeden te
combineren. Langzamerhand krijgt
parttime werken echter concurrentie
vanuit een andere hoek. \'Tijdens de
studie vond de student dat werken in de
industrie een vies woord was. De laat-
ste tijd is dat aan het veranderen, omdat
dierenartsen merken dat de praktijk
ook niet alles is. De industrie krijgt
meer aanzien\', vindt Saskia Nyks.
Saskia is sinds 1V2 jaar dierenarts bij
lams Pet Food International Inc.
\'Nederland, België en Luxemburg zijn
mijn werkterrein. Momenteel werken
er evenveel mannen als vrouwen bij
lams\'.

\'Binnen de Groep Dierenartsen in het
Bedrijfsleven zijn er momenteel meer
dan tien vrouwen op een ledenbestand
van zo\'n 90 dierenartsen werkzaam in
de industrie. Die industrie is toch een
Mekka voor ons traditionele dieren-
artsen. Werken is voor vrouwen met
kinderen ontspanning. Thuis word je
geregeerd door toevalligheden. Op je
werk ben je echt op tijd aan de koffie\',
merkt Marisol Kamminga op.
Vanavond kunnen we om de traditio-
nele opmerkingen die tegen vrouwen
worden gemaakt in dit verband, echt
niet heen. Een klein greep uit de se-
lectie die tussen het voor- en het
hoofdgerecht wordt geciteerd. \'Wan-
neer komt de dierenarts nu? Nu, want
dat ben ik. Nee, ik bedoel de dieren-
arts zelf. \'Wanneer komt je vader?\'
of deze: \'Wanneer komt die dokter
nu? Ik lig hier al een week in het zie-
kenhuis en ik heb nog geen dokter ge-
zien!\' en tot slot: \'Wat moet ik nu te-
gen u zeggen? mevrouw dokter of
mag ik zuster zeggen?\'

Hardnekkig blijft het voortbestaan,
alle cijfers ten spijt. Want inmiddels is
in de laatste tien jaar het aantal vrou-
welijke studenten diergeneeskunde
drastisch veranderd. \'De Kies Exact
slogan is wel degelijk aangeslagen.
Geneeskunde is daarnaast ook een ver-
zorgend beroep. De dierenarts beeft de
laatste jaren veel minder status gekre-
gen en laten we niet vergeten dat het
grote geld verdienen er ook vanaf is.
Het is een vrouwenberoep aan het wor-
den en dat verlaagt de status\', consta-
teert Marisol Kamminga. \'Het is een
vakopleiding. De loodgieter heeft zijn
intrede gedaan in de geneeskunde\',
klinkt het instemmend aan tafel.

• w « lai

\'ƒ« mijn praktijk ben je al een
parttimer als je 40 uur per
week werkt.\'

\'Toch is het verschil in instroom tus-
sen vrouwen en mannen niet zomaar
te verklaren. Misschien komt het om-
dat er geen carrièreperspectief is bij
een praktijk, het salaris blijft nage-
noeg hetzelfde. Daardoor krijg je min-
der enthousiaste mannen en dus meer
vrouwen. Straks heb je geen manne-
lijke dierenartsen meer, als het zo
doorgaat\', merkt de internist Schnei-
der op. Lisette Overduin vraagt zich af
wat dat nu betekent voor de dierge-
neeskunde. \'Zijn vrouwen dan zo an-
ders en wat voegen ze toe?\' Een vraag
die het hele gezelschap in een verwar-
rende discussie brengt. Is de patiënt
bij de mannelijke of bij de vrouwelijke
arts beter geholpen?
\'Ik heb alleen mannelijke collega\'s en
ik merk dat ik een andere aanpak heb
dan zij\', merkt Margriet Schneider op,
\'maar is dat omdat ik vrouw ben of om-
dat ik mezelf ben?\' En dan laten we nog
in het midden of\'anders\' ook \'beter\' is.

\'Z/y/i vrouwen dan zo anders
en wat voegen ze toe?\'

De diverse werksituaties en ervaringen
van de vrouwen aan tafel hebben de
huidige werkelijkheid van de dierge-
neeskunde aardig in kaart gebracht.
Echt opzienbarende zaken zijn er nog
niet geconstateerd. De vraag die blijft
hangen is tot wiens verantwoordelijk-
heid het nu gerekend moet worden dat
de situatie verandert. Ruth Zadoks
meent dat het een gezamenlijke verant-
woordelijkheid is. \'Het is deels een
zaak voor de overheid, deels voor de
beroepsgroep (vertegenwoordigd in de
KNMvD) en deels een zaak voor de in-
dividuele dierenartsen en -praktijken
zelf Helaas is de drang om dingen col-
lectief aan te pakken minder geworden.
Gaat weer ieder voor zich bijvoorbeeld
aan het regelen voor kinderopvang of
moet iemand hierbij de kar trekken?\'
En wat moet er dan nog gebeuren?
Allerlei voorstellen flitsen over tafel.
Een nieuwe numerus fixus, regelma-
tig enquêtes houden onder dierenart-
sen over werktijdverkorting, binnen

sen over werktijdverkorting, binnen
de KNMvD een gemengde commissie
oprichten in plaats van een commissie
die uitsluitend voor vrouwen toegan-
kelijk is.

Gastheer Nap heeft zich wel erg lang
ingehouden vanavond en moet zijn
opsteker nu toch echt kwijt. \'Er hangt
hier ten onrechte naar mijn idee af en
toe een negatieve stemming. Einde-
lijk is het doel bereikt, er zijn nu haast
meer vrouwen dan mannen in de dier-
geneeskunde. Je zou de lachende
derde partij moeten zijn en dat ben je
niet!\' Ruth Zadoks meent dat daar
nog geen reden voor is. \'Nee, want we
zijn er nog niet. Bij besturen zie ik
nog steeds een ondervertegenwoordi-
ging van vrouwen. In het beleidsplan
van de KNMvD is maar een kleine pa-
ragraaf aan vrouwen gewijd. De prio-
riteiten liggen kennelijk elders.\'

Mochten vrouwelijke dierenartsen
van plan zijn om \'de macht\' uiteinde-
lijk over te nemen, dan maken zij
grote kans van slagen. Maar \'macht\'
is beslist niet waar het vanavond over
ging en daarin blijken de aanwezigen
ook niet geïnteresseerd. Ze willen als
artsen/specialisten hun werk goed
doen en gerespecteerd worden als
volwaardig collega, of zij nu in deel-
tijd of voltijds werken. Daarnaast is
participeren in besturen prima. Maar
het besturen zal voor veel vrouwelijke
dierenartsen geen doel op zich zijn.

Clemens Graafsma
Marian Kremers

-ocr page 187-

Belangrijkste punten van bespreking:

Rapport van de voorzitter

De belangstelling voor dierenwelzijn
neemt in de FVE immer grotere vor-
men aan. Werden de vergaderingen
tien jaar geleden nog maar bezocht
door acht tot tien afgevaardigden, nu
nadert het aantal de 60! Het toetreden
tot de FVE van een groot aantal landen
uit Oost-Europa speelt hierbij ook een
rol. De vraag is of deze groep nog wel
een werkgroep genoemd mag worden.
De voorzitter voelt meer voor de bena-
ming \'forum\'.

In de Europese Commissie worden
veel activiteiten ontplooid. Door The
Veterinary Advisory Committee is
een Animal Welfare Group gesticht.
Voor de FVE is ook een plaats gere-
serveerd in deze groep.
Vertegenwoordigers van de Interna-
tional League for the Protection of
Horses (ILPH) hebben Spanje bezocht
om de welzijnsaspecten van de \'ca-
rousels\' en het berijden van paarden
met hoge snelheid door onervaren rui-
ters door straten in steden te bestude-
ren. De burgemeester van Malaga had
zich zeer coöperatief opgesteld, de po-
litie kan echter weinig uitrichten om-
dat wetgeving niet voorziet in handha-
ving.

Er is grote behoefte aan experts op de
volgende gebieden: eenden, ganzen,
vis, minivarkens en pelsdieren.

Raad van Europa

Kooien voor pelsdieren moeten gro-
tere afmetingen hebben. Vanaf het
jaar 2001 gelden deze regels voor
nieuwe stallen en vanaf 2013 voor be-
staande. Kooien voor chinchilla\'s
moeten zo hoog zijn dat de dieren hun
natuurlijke springgedrag kunnen uit-
voeren. Dit zijn goede voorbeelden
van de beslissing om de omgeving van
het dier aan het dier aan te passen en
niet het tegenovergestelde zoals vaak
is vertoond.

Teleurstellend is de gewoonte van een
aantal afgevaardigden om zo lang over
een bepaald onderwerp het woord te
voeren dat er geen tijd meer over is om
een beslissing te nemen. Deze tactiek
wordt ingegeven door druk uit com-
merciële of politieke hoek.

De voorzitter, collega Roger Green,
was teleurgesteld over het bericht dat
de foie gras productie (leververvetting
bij ganzen en eenden door gedwongen
voedering) in Frankrijk gedurende de
laatste twee jaar bleek te zijn verdub-
beld en dat de producenten waren
overgegaan van groepshuisvesting op
individuele huisvesting gedurende de
laatste tien dagen van het leven van de
eenden. Dit laatste is in strijd met de
Franse wet. De Franse collega dr.
Allaire deelde mee dat de Franse pro-
ducenten geen andere keus hebben
door de enorme en groeiende concur-
rentie door Hongarije en Israël, terwijl
ook in België deze productie in op-
komst is. In deze landen zouden geen
normen voor huisvesting bestaan. De
werkgroep is van mening dat wij een
standpunt als dierenarts moeten inne-
men en ons niet moeten laten leiden
door nationale, politieke standpunten.
De Franse delegatie heeft suggesties
gevraagd om deze zaak op te lossen.
Commentaar is gevraagd op de \'Aan-
bevelingen voor het houden van var-
kens, eenden, ganzen en kalkoenen\'.
De \'Aanbevelingen voor de pelsdie-
ren\' zijn geaccepteerd.

Dierentransport

Een vergadering van een werkgroep
van de Europese Commissie was na-
mens de FVE bijgewoond door col-
lega J. Broderick.

In de EU zijn enkele aflaadposten in-
gericht. Er moeten er nog veel meer
komen wil voldaan worden aan de
Europese regelgeving. Zolang er eco-
nomische redenen zijn voor lange in-
ternationale transporten en wetgeving
niet gehandhaafd wordt, zal er weinig
veranderen.

Andere onderwerpen van discussie:
transport van drachtige dieren, van
kalveren en circusdieren (500 tot 1000
circussen in Europa), mengen van
groepen, drenksystemen waaraan de
dieren gewend zijn, het recht om sche-
pen te betreden en op welzijn van te
transporteren dieren te controleren,
ontwikkeling van de mogelijkheid om
via het ANlMO-systeem berichten
over welzijnsaspecten tijdens trans-
port door te geven.

Het bestuur van de FVE zal deze on-
derwerpen op de agenda laten plaatsen
voor het aanstaande gesprek met de
EU-Landbouwcommissaris Fischler.

VERGADERING VAN 26 MEI 1998 IN LISSABON

ANIMAL WELFARE WORKING PARTY VAN DE FVE

Gezelschapsdieren

Ingrepen

De werkgroep is tegen: couperen van
hondenoren, ontnagelen van katten en
devocaliseren van honden. Couperen
van hondenstaarten moet alleen op
therapeutische gronden toegestaan
worden. In Nederland wordt een maat-
regel voorbereid om het preventief
verwijderen van anaalzakjes bij de
hond te verbieden. Het couperen van
een gedeelte van het oor van zwerfkat-
ten ter identificatie na sterilisatie-ac-
ties is toegestaan, evenals de correctie
van bepaalde erfelijke gebreken, zoals
entropion. Voorlichting aan het pu-
bliek voordat een huisdier wordt aan-
geschaft, is erg belangrijk.

Zwerfdieren

Vooral in de Zuid-Europese landen
vormen zwerfhonden een probleem.
Voor twee oplossingen om het aantal
terug te dringen moet worden geko-
zen: vangen en steriliseren of euthana-
sie door een dierenarts.

Orgaantransplantaties bij dieren
Is dit nodig en ethisch verantwoord?
Welke dieren moeten de organen leve-
ren; zwerfdieren, slachtoffers van on-
gelukken of speciaal gefokte \'orgaan-
leveranciers\'?

Gevaarlijke honden
In veel landen worden fokverboden
afgekondigd voor met name ge-
noemde rassen. In Nederland zullen
honden van bepaalde rassen eerst aan
een agressiviteitstest moeten worden
onderworpen, voordat besloten wordt
of er mee gefokt mag worden. In
Frankrijk worden eisen gesteld aan ei-
genaren van potentieel gevaarlijke
honden en zijn dierenartsen verplicht
te melden wanneer de verdenking be-
staat dat honden behandeld moeten
worden na hondengevechten.

Proefdieren

Niet-humane primaten

Collega Cathérine Mir had namens de

FVE een werkgroepvergadering over

-ocr page 188-

dit onderwerp bijgewoond. Enkele
conclusies zijn: Er zijn veel verschil-
lende soorten met verschillende so-
ciale gedragspatronen, in het wild ge-
vangen dieren verschillen totaal van in
gevangenschap gefokte soortgenoten
en moeten aldus behandeld worden,
erkend moet worden dat deze dieren
een hoog ontwikkeld sociaal gedrag
vertonen waarmee rekening gehouden
moet worden, wetenschappelijke data
betreffende de eisen van de verschil-
lende soorten moeten worden verza-
meld en beschikbaar zijn, kooiverrij-
king is nodig, sommige soorten
moeten als groep gehuisvest worden,
scholing van verzorgers en onderzoe-
kers is zeer belangrijk.

EU-zaken

Concept Richtlijn COM 98/135
(Leghennen)

Minimum oppervlakte per hen 800
cm^, minimum kooihoogte 50 cm, mi-
nimum vleugelruimte lm en een
vloerhelling van maximaal 14°, sna-
velbranden is verboden.

Wreedheden in slachthuizen huiten de
EU

Controles door EU-officiële dieren-
artsen zijn in het algemeen onmoge-
lijk. Beter is het dat de EU geld ter be-
schikking stelt om ondernemers,
werknemers en dierenartsen op te lei-
den.

EU Richtlijn Dierentuinen
De \'Veterinary Committee of the
Association of European Zoos and
Aquaria\' is gevraagd om een concept
op te stellen.

Verdoving slachtdieren
Het Wetenschappelijk Veterinair
Comité beraadt zich over de verschil-
lende methoden. Het FVE Bestuur zal
de Europese Commissie verzoeken de
Richtlijn Welzijn rond het Slachten te
heroverwegen.

Fokken en erfelijke afwijkingen

De discussie had zich tijdens de vorige
vergaderingen geheel toegespitst op de
fokkerij van dikbilkalveren, waarbij de
Belgische collegae zich krachtig tegen
een Zweeds concept over fokkerij en
erfelijke afwijkingen keerden. Op deze
vergadering was uit Luik prof dr. Nix
aanwezig, die aan de hand van veel cij-
fermateriaal trachtte aan te tonen dat
de keizersnede, zoals deze wordt toe-
gepast in België, geen welzijnsproble-
men oplevert. Hij slaagde er niet in om
de aanwezigen te overtuigen.
Nadat dr. Verhaert (Vlaanderen) me-
dedeelde dat niet alle dikbilkalveren
via de sectio caesarea geboren moes-
ten worden en de mogelijkheid van se-
lectie op minder problemen bij de ge-
boorte propageerde, verklaarde een
ieder, behalve dr. Schonbrodt uit
Wallonië, zich akkoord met het
Zweedse stuk.

J. Minderhoud

15-DE JAARLIJKSE CONGRES VAN ESVD-ECVD

Van 3 tot en met 5 september 1998
werd in Maastricht het jaarlijkse con-
gres gehouden. Meer dan 20 sprekers
uit binnen- en buitenland kwamen ons
op de hoogte brengen van de laatste
ontwikkelingen en onderzoeksresulta-
ten op het gebied van de dermatologie.
Het programma was zodanig samen-
gesteld dat zowel de specialist derma-
tologie als de gewone practicus volop
aan zijn trekken kwam. Hiervoor ver-
dient het organisatiecomité onze dank.

Jammer alleen dat juist de Neder-
landse practicus er slecht vertegen-
woordigd was, temeer daar dit congres
dit jaar zo dicht bij huis was.
Een gemiste kans.

E. Burgers
P. Corstjens
M. van de Kant- Weher

Het programma begint om 19.30 uur.
De eerste lezing wordt gehouden door
drs. C.H.P. Pellicaan (Hoofd Apo-
theek Faculteit der Diergeneeskunde)
met als titel \'Farmacologie van
NSAlD\'s\'. Vervolgens houdt
prof. dr.

L.J. Hellebrekers (Hoogleraar Anes-
thesiologie voor Gezelschapsdieren)
een lezing over \'Fysiologie van de
pijn/algemene therapie\'. Hierna is
dr.
N. Endenburg
(Klinisch Pedagoge,
medewerker Faculteit der Dierge-
neeskunde) aan de beurt met een le-
zing over \'Pijn bij dieren/welzijnsas-
pecten.\'

Na de pauze houdt drs. H. van Herpen
(Orthopedisch Chirurg, wetenschappe-
lijk medewerker Faculteit der Dier-
geneeskunde) een verhaal over \'Kli-
nische aspecten voor osteo-arthrose\' en
vertelt
drs. R.H.J. Huijbers (Techn.
Man. Gezelschapsdieren Pfizer Animal
Health b.v.) over \'Carprofen veld-
proef. Aansluitend zal een forumdis-
cussie en een buffet plaatsvinden.

SYMPOSIUM \'PIJNMANAGEMENT

De introductie van ons nieuwe product \'Rimadyl\', een NSAID voor honden,
heeft ons duidelijk gemaakt dat er in de praktijk behoefte bestaat aan prakti-
sche informatie over het onderwerp
pijn en pijnbestrijding. Deze constatering
alsmede de introductie van een nieuwe toedieningsvorm van Rimadyl, name-
lijk een injectievloeistof voor pre- en peroperatief gebruik, heeft Pfizer doen
besluiten voornoemd symposium \'Pijnmanagement\' te organiseren. Het ver-
heugd ons dan ook bijzonder u te kunnen uitnodigen voor dit syposium, dat
zich zal onderscheiden door \'praktijkgerichtheid\'.

longressen en cursussen

-ocr page 189-

Data en locaties:

- Dinsdag 27 oktober 1998 in het Postiljon hotel te Heerenveen.

- Donderdag 29 oktober 1998 in het Van der Valk hotel \'De Cantharel\'
te Ugchelen (Apeldoorn).

- Dinsdag 3 november 1998 in het Van der Valk hotel \'Vianen\' te Vianen.

- Donderdag 5 november 1998 in het Van der Valk hotel \'Gilze-Rijen\' te Gilze.

Foor inlichtingen en inschrijvingen
kunt u contact opnemen met de heer
A.C.Ultee, Pfizer Animal Health BV,
Postbus 37, 2900 AA Capelle a/d
IJssel.

Telefoon: 010 - 406 42 00,
fax:010-406 42 93.

VETERINAIRE VEEFOKKERS CLUB ORGANISEERT
LEZING OVER \'KLONEREN\'

De avond wordt voorgezeten door drs.
R. Tramper van de Commissie Bio-
ethiek & Gezondheidsrecht. Verder
komen er vier sprekers aan het woord.
Dr. M. Bever, Vakgroep Bedrijfsdier-
geneeskunde en Voortplanting, zal de
technische kanten van kloneren uit de
doeken doen. Dr. T. Meuwissen, ID-
DLO, zal het hebben over de bruik-
baarheid van de kloneringstechniek in
de moderne veehouderij. Dr. F. de
Loos, Pharming Holding N.V., brengt
de industriële toepassingen van de klo-
neringstechniek en de activiteiten van
zijn bedrijf ter sprake en ten slotte zal
mevrouw dr. M. Fentener van Vlis-
singen. Commissie Biotechnologie,
wat vertellen over de regelgeving, be-
sluitvorming en ethische aspecten van
het kloneren.

De lezing begint om 19.30 uur en heeft
plaats in het hoofdgebouw van Dier-
geneeskunde, Yaielaan 1 te Utrecht.

De Veterinaire Veefokkers Club is een vereniging voor diergeneeskunde-stu-
denten met zo\'n 450 leden. De jaarlijkse lezing zal woensdag 14 oktober 1998
gehouden worden. Onderwerpen van de voorgaande jaren zijn geweest \'IBR-
bestrijding\', \'de toekomst van de melkveehouderij\' en \'bedrijfsdiergenees-
kunde\'. De lezing van dit jaar heeft als onderwerp \'kloneren\'.

ACUPUNCTUUR EN
HUIDPROBLEMEN

Op zondag 25 oktober 1998 wordt
door de Samenwerkende Nederlandse
Veterinaire Acupuncturistenvereni-
ging (SNVA) een lezing/workshop
\'Skin diseases\' georganiseerd. Gast-
spreekster is opnieuw de IVAS-do-
cente Cheryl Schwartz (San Francisco,
Calfomië) die in januari 1997 een inte-
ressante workshop verzorgde voor de
SNVA-leden over \'Renal failure in the
dog and the cat\'.

Het programma begint om 10.00 uur en
duurt tot 17.00 uur. De lezing/ workshop
wordt gehouden in Hotel Schiphol A4,
Rijksweg A4 nr. 3 te Hoofddorp. Het in-
schrijfgeld (inclusief lunch, koffie/thee
en syllabus) bedraagt voor dierenartsen
ƒ 200,- en voor studenten diergenees-
kunde ƒ 125,-.

Geïnteresseerden kunnen zich aanmel-
den bij Bart de Leeuw, Pieter Calland-
laan 104, 1068 NO Amsterdam. Fax:
020 - 6106981. De inschrijving is defini-
tief als het inschrijfgeld is overgemaakt
op bankrekeningnummer: 56.83.42.844
van de SNVA te Zuidlaren.

Banden 1994:
niet meer voorradig.

Banden 1993:
niet meer voorradig.

Banden 1992:

ƒ 30,- (inclusief 17,5% BTW).
Banden 1991:

ƒ 26,45 (inclusief 17,5% BTW).

Banden 1990, 1989, 1988:
niet meer voorradig.

U kunt de banden schriftelijk of per
fax bestellen onder vermelding van
\'Banden\' en de jaargang. Met uw
bestelling krijgt u een nota met ac-
ceptgiro thuisgestuurd.

BANDEN TVD

Op het secretariaat van de KNMvD zijn de banden voor het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde 1998 voorradig. De prijs bedraagt ƒ 30,— (inclusief 17,5%
BTW en verzendkosten). Onderstaand treft u een overzicht aan van de ban-
den die eveneens nog voorradig zijn, met daarbij behorend kostenoverzicht.

Banden 1997, 1996,1995:
ƒ 30,- (inclusief 17,5% BTW).

Stuur uw bestelling naar: KNMvD,
Postbus 14031,3508 SB Utrecht, of
fax uw bestelling:
030-2511787.

-ocr page 190-

In deze rubriek treft u informatie aan
betreffende diverse cursussen. Op-
gave is mogelijk via telefoon (030)
2517374, fax (030) 2516490 of e-
mail: paod@pobox.ruu.nl. Ons vol-
ledige cursusaanbod kunt u, naast
onze brochure, vinden op internet
pagina: http://www.cc.ruu.nl/paod.

Voeding melkvee (98/222), 13 en 14
oktober 1998, beide dagen van 09.00
tot 17.00 uur, te Wageningen.
Cursusprijs ƒ 1135,- inclusief lun-
ches.

Doelgroep: Practici in de rundvee-
sector.

Onderwerpen: Tijdens deze cursus
worden actuele problemen rond voe-
ding besproken. Aan de orde komen
onder andere: rantsoenbeoordeling
en kwaliteit, koppeling melkcon-
trole-veevoeding, aan voeding gere-
lateerde ziektes en geïntegreerde ve-
terinaire bedrijfsbegeleiding vanuit
voeding.

Cursusleiders: Prof dr. A. Brand,
emeritus hoogleraar bedrijfsdierge-
neeskunde van het rund, FdD en drs.
C.A.M. Peeters, practicus.

Paratbc

Cursusnummers, data en locaties:
98/215 donderdag 8 oktober 1998;
Gezondheidsdienst voor Dieren te
Drachten; 98/216 donderdag 15 ok-
tober 1998; Gezondheidsdienst voor
Dieren te Boxtel; 98/217 woensdag
14 oktober 1998; Gezondheidsdienst
voor Dieren te Deventer; 98/218
vrijdag 9 oktober 1998; Faculteit der
Diergeneeskunde te Utrecht.
Het betreft in alle gevallen een mid-
dagcursus van 13.30 tot 17.00 uur.
Cursusprijs ƒ 150,- per cursus.

Doelgroep: Practici uit de land-
bouwhuisdieren- en gemengde prak-
tijk.

OnderH\'erpen: De cursus is een her-
haling van de cursus die in het najaar
1997 is gegeven. Het accent ligt
vooral op de praktische informatie
omtrent de bedrijfsmatige benade-
ring van paratuberculose op zowel
bekend besmette als niet-besmette
bedrijven. Daarnaast wordt u geïn-
formeerd over de ontwikkelingen
rond de voorbereiding van het col-
lectief landelijk bestrijdingspro-
gramma voor de rundveehouderij en
hoe u uw veehouders kunt begelei-
den bij de voorbereiding van de be-
strijding op hun bedrijf De belang-
rijkste aandachtspunten zijn:

toelichting op de zes bestrij-
dingsstrategieën voor besmette
bedrijven en de eerste ervarin-
gen daarmee in de praktijk;
de stand van zaken met betrek-
king tot het \'programma onver-
dachtstatus paratuberculose\';
introductie van de \'paratubercu-
lose-planner\', een instrument
voor bet opzetten en bewaken
van het bedrijfsmanagement ter
voorkoming van paratubercu-
lose-infecties;

toelichting op de voorbereiding
van de collectieve landelijke be-
strijding.

Cursusleider: Dr. J. Verhoeff, Ge-
zondheidsdienst voor Dieren Drach-
ten.

Veterinaire volksgezondheid: ant-
woorden op uw vragen. De meeste
gestelde vragen in de gezelschaps-
dierenpraktijk met betrekking tot
de gezondheid van de eigenaren.
(98.137) donderdag 15 oktober 1998
van 13.30 tot 17.00 uur te Utrecht.
Cursusprijs ƒ 250,-.

Doelgroep: Practici in de gezel-
schapsdierenpraktijk.

Onderwerpen: De (vermeende) ri-
sico\'s voor de mens, verbonden aan
het houden van dieren, halen regel-
matig het nieuws. Voor de eigenaar
van een huisdier is de dierenarts een
niet te onderschatten informatiebron.
De cursus richt zich op de raakvlak-
ken tussen de diergeneeskunde en de
geneeskunde. Inleiders uit beide dis-
ciplines gaan in op een aantal actuele
onderwerpen en op de in de praktijk
meestgehoorde vragen. Zin en onzin
van verschillende, veelgehoorde op-
merkingen en adviezen worden naast
elkaar gezet.

Cursusleider: Prof. dr. F. van
Knapen, specialist veterinaire volks-
gezondheid, Vakgroep VVDO, FdD.

U mag uw buisarts meebrengen!!

Apotheek voor assistenten in de
dierenartsenpraktijk
(98/805), don-
derdag 8 en vrijdag 9 oktober 1998, te
Zeist. Cursusprijs ƒ 995,- inclusief
overnachting.

Doelgroep: Assistenten in de dieren-
artsenpraktijk die betrokken zijn bij
medicijnverstrekking en apotheek-
beheer.

Positie van de cursus: Onder-
steuning van de practicus die de cur-
sus Veterinaire Apotheek
I reeds
heeft gevolgd en in praktijk aan het
brengen is, ter (bij)scboling van
praktijkmedewerkers die hem/haar
daarbij terzijde staan.
Deze cursus past in de structurele
aanpak van de KNMvD en de
Faculteit der Diergeneeskunde ter
bevordering van de kwaliteit in het
veterinair farmaceutisch handelen in
de dierenartsenpraktijk.

Onderwerpen: Plaats van het ge-
neesmiddel in de diergeneeskunde
en rol van de dierenarts in de dierge-
neesmiddelendistributie. De gang
van het geneesmiddel: van onder-
zoeksidee en ontwikkeling/productie
naar de veehouder/eigenaar.
Soorten geneesmiddelen, toedie-
ningsvormen, verschillen en over-
eenkomsten, regelgeving (onder an-
dere Diergeneesmiddelenwet, Wet
Uitoefening Diergeneeskunde, re-
gelgeving ten aanzien van opiaten),
kanalisatie en registratie, milieu-ei-
sen en afvalverwerking.
Hoe ga je om met geneesmiddelen:
inkoop, opslag, controle, administra-
tie, verkoop, etikettering, bewaar-
condities en houdbaarheid.
Praktijkoefeningen in onder andere
magistrale receptuur, etikettering,
bestellen en ontvangen van dierge-
neesmiddelen.

Tijdens de cursus zullen de cursisten
actief worden betrokken bij eikaars
praktijkervaring om zo van elkaar te
leren.

Cursusleiders: drs. S.J. Mesu,
Project Veterinaire Apotheek en drs.
J.A.M. Vermeer, practicus te Dies-
sen.

-ocr page 191-

Nadat een aantal dierenartsen van hun
verzekeraar te horen heeft gekregen
dat die geen verzekeringen aanbiedt
voor millenniumproblemen, is het be-
sef versterkt dat de overgang naar het
jaar 2000 over ruim één jaar (!) wel-
licht toch grote problemen met zich
mee kan brengen. Het staat vast dat ie-
dereen inspanning zal moeten doen om
millenniumproblemen te voorkomen.
Maar men moet ook weer niet beduch-
ter zijn dan nodig is. Een verzekering
is immers een indekking voor cura-
tieve behandeling, terwijl nu een pre-
ventieve inspanning vereist is. Een
verzekering
a priori zou dan alleen
maar contraproductief werken.
Men denkt dat de ongrijpbaarheid het
grootste probleem vormt: veel experts
hebben al bedacht waar fouten kunnen
gaan optreden, maar evenzeer beseft
men dat juist het risico zit in wat over
het hoofd gezien is en wat dus als ver-
rassing zal komen op 1 januari 2000.
Het is waarschijnlijk verstandig om de
problemen niet te onderschatten, maar
ook is het verstandig om nuchter te
blijven en paniek te vermijden.
Er wordt de laatste tijd steeds meer ge-
schreven en gezegd over te grote laks-
heid bij bedrijven en veronachtzaming
van het probleem (gelukkig zijn er
mensen zijn die zich er heel druk over
maken, want des te meer wordt er ge-
daan aan ontdekking en voorkóming).

Wat kan de practicus zelf doen?

De computerprogramma\'s

In het nummer van het TvD van 1
maart 1998 kan men lezen van welke
veterinaire computerprogramma\'s een
nieuwe versie benodigd is. Een tijdige
planning met de leverancier voor deze
update (tegen het eind van 1999 zal het
steeds drukker worden!) is sterk aan te
raden.

Men doet er tevens goed aan om bij-
tijds een complete systeemback-up te
maken. De meeste gegevens staan te-
genwoordig in de computer opgesla-
gen, voor vele daarvan is het een ramp
om ze kwijt te zijn. Ook een controle
van de geheugenmedia is verstandig.
Het gebeurt vaak dat opslagtapes niet
meer goed zijn. Als dat niet regelmatig
getest wordt, komt men er pas achter
als er daadwerkelijk een back-up terug-
gezet moet worden. Dan blijkt dat men,
misschien zelfs al lange tijd, feitelijk
voor niets de beveiligingsprocedure
\'back-up maken\' heeft uitgevoerd.

MILLENNIUMKOORTS

Steeds opnieuw verschijnen er berichten in de media over het Millennium-
probleem. Het millenniumprobleem wordt veroorzaakt doordat in de afgelo-
pen decennia in veel computerprogramma\'s voor \'jaartal\' slechts twee posi-
ties zijn gebruikt. 98 betekent automatisch 1998, maar 00 wordt dan door de
computer geïnterpreteerd als 1900 en niet als 2000.

Door Henk van der Bijl

De computer(s) zelf

Een eenvoudige test is het vooruit zet-
ten van de systeemdatum, bijvoor-
beeld naar 31 december 1999, 23.59
uur. Dan kan men controleren of de da-
tum naar 2000 verspringt. Daar zijn te-
genwoordig ook testprogramma\'s
voor te krijgen. Voor eigen gebruik
kan men ze zelfs gratis van het Internet
halen. Die test doet het volgende:

- Overgang 1999 naar 2000 controle-
ren.

- Overgang van 28 naar 29 februari
respectievelijk 1 maart controleren
voor de jaren 2000 tot en met 2010.

- Het Internetadres waar u dit gratis
programma kunt vinden is:HTTP://
www.nstl.com.

Enkele andere adressen zijn:

- (milleniumplatform:) HTTP://www.
mp2000.nl

- HTTP://www.year2000.com

- HTTP://www.microsoft.com/year
2000 (Met betrekking tot de Euro is
ook informatie te vinden en wel op
het volgende adres: HTTP://www.
euro2000.com/)

Voor nadere informatie kunt u de
NCI henaderen.

Overige apparatuur

Bij practici is allerlei veterinaire appa-
ratuur in gebruik. Bij apparaten met
een inwendige klok, die een essentiële
rol speelt voor het functioneren, kun-
nen problemen verwacht worden. Men
kan het best de leverancier raadplegen,
als deze niet zelf met informatie komt.

INTERNET THUISHONK VOOR KNMVD-LEDEN

Het ontwerp voor de KNMvD website op het Internet is gereed. Er kan nu ge-
start gaan worden met het bouwen ervan. Het zal grotendeels een \'Extranet\'
worden. Dat houdt in dat het alleen voor KNMvD-leden toegankelijk is. Over
de functionaliteit van het Extranet is in het vorige nummer van dit tijdschrift
reeds geschreven. En de mogelijkheden voor de toekomst zijn nog veel groter:
uitwisseling van kengetallen voor bedrijfsanalyse, extern draaien van pro-
gramma\'s met je eigen gegevens, cursus via de computer. Dat is allemaal nog
erg futuristisch. Maar via de elektronische snelweg zijn er geweldige nieuwe
mogelijkheden om het de gebruiker weer gemakkelijker te maken.

Door Henk van der Bijl

Nu nog dient de gebruiker van een
computer tevens operator en systeem-
beheerder van die computer te zijn, of
hoge kosten te maken om die functies
in te huren. In de toekomst kan men
gegevens laten verwerken die (geheel
of gedeeltelijk) elders in een database
zitten. En ook de verwerkingspro-
gramma\'s kunnen elders geïnstalleerd
zijn, niet noodzakelijkerwijs op de ei-
gen computer. Er zal eerst nog veel
aandacht aan veiligheid en bescher-
ming van vertrouwelijkheid geschon-

-ocr page 192-

wcw^a^

ken moeten worden, maar onvermijde-
lijk gaan de ontwikkelingen in deze
richting.

Meerdere initiatieven

Begin 1999 zal de KNMvD-site geïm-
plementeerd worden. Delen van de be-
oogde website-flincties zijn al gereali-
seerd door diverse initiatieven vanuit de
diergeneeskundige wereld. Vetweb -
HTTP://www.vetyveb.nl - en GGP -
HTTP://tvtvw.groeppaard.nl - zijn
voorbeelden. Vetweb heeft naast de
dierenartsen ook dierenartsassistenten
en diereigenaren als doelgroep. \'Groep
Paard\' wil vooral een site voor de eigen
groep zijn, wellicht als blauwdruk voor
andere groepen. Binnen het ontwerp
van de KNMvD-site was ook een deel-
ontwerp gemaakt voor de groepen. In
overleg met Vetweb en Groep Paard
worden de sites geïntegreerd tot één ge-
heel. Dubbel werk is zonde van de in-
spanning en de kosten en dubbel aan-
bod is lastig voor de dierenarts die op
zoek is naar informatie en communica-
tie.

Inpassing in het dagelijks werk

De NCI gaat zich inspannen om voor-
lichting in het land te geven en cur-
sussen te organiseren. De kennis-
overdracht richt zich vooral op het
aandachtsveld van de dierenarts: be-
halve het \'hoe gebruikt men de com-
puter\' gaat het vooral om de plaats
die het Extranet straks in de taakver-
vulling van de practicus inneemt.
Wanneer het Extranet een belang-
rijke plaats gaat innemen in de com-
municatie- en informatie-omgeving
van de practicus, dan moet daar ook
een model voor de taakinpassing
voor worden opgesteld. In de be-
schrijving van de dagelijkse werk-
zaamheden (de \'Administratieve
Organisatie\') krijgt het een plaats.
Vooral het dagelijks doornemen van
het actuele veterinaire nieuws en de
elektronische post zullen snel onder-
delen van de dagelijkse routine kun-
nen worden.

Aanschaf juiste hard- en software

Er zijn contacten gelegd met leveran-
ciers van hardware (computers) en
software (computerprogramma\'s) om
straks de spullen \'klaar voor gebmik\'
voor belangstellenden aan te bieden.
Gestreefd wordt naar een raamcontract
voor een standaardpakket. In dat pak-
ket zit de apparatuur met keuze uit een
bureaucomputer of een draagbare PC,
maar verder volgens standaardspecifi-
caties. Tot het pakket behoort ook een
pakket afspraken over service bij de-
fecten en over de beschikbaarheid van
een helpdesk.

Alternatieven voor deze wijze van
aanschaf zijn er natuurlijk ook: men
kan naar de computerwinkel in eigen
dorp of stad. De ervaring leert wel
dat het moeilijk is om te bepalen
welke hardware-specificaties opti-
maal zijn. En ook is niet altijd duide-
lijk welke software bij de prijs is in-
begrepen en wat men precies nodig
heeft.

Voor de hand liggend is het ook om
naar de automatiseringsfirma te gaan
waarvan men zijn administratieve pak-
ket betrokken heeft.
En degenen die al op Intemet zitten
en/of al een bruikbare PC hebben zijn
al - helemaal of gedeeltelijk - klaar ui-
teraard.

In de komende maanden zal de NCl
blijven berichten over de ontwikkelin-
gen.

MUZIEK IN DE WACHTKAMER

In een aantal dierenartsenpraktijken wordt muziek ten gehore gebracht ter
vermaak van de bezoekers. Voor het gebruik van de muziek moet een vergoe-
ding worden betaald aan de rechthebbende. Voor het vertonen van televisie of
(pet) video\'s geldt dit niet.

incasso is de KNMvD het aanspreek-
punt. De afmeldingen moeten echter
rechtstreeks aan de Sena worden door-
gegeven (telefoon: 035 - 624 46 53,
fax: 035-628 09 71).

kunt opgeven en de oppervlakte van
uw wachtmimte kenbaar kunt maken.
Voor aanmeldingen, wijzigingen en de

Voor meer informatie kunt u contact
op nemen met het secretariaat van Je
KNMvD (mr. A.P. Hilhorst, telefoon:
030-2510111).

De Stichting exploitatie naburige rech-
ten, kort gezegd Sena, incasseert de ver-
goedingen en betaalt die door aan de
rechthebbende. De KNMvD is met de
Sena een centrale regeling overeenge-
komen, waarbij leden van de KNMvD
een gereduceerd tarief kunnen betalen.
Onlangs is deze centrale regeling op-
nieuw vastgesteld met nieuwe tarieven.
Daarbij is een onderscheid gemaakt ten
aanzien van de oppervlakte van de
wachtruimte. In het schema staan de
gereduceerde tarieven voor 1998. Mo-
menteel wordt er een inventarisatie on-
der de leden gehouden, zodat u zich

Mechanische achtergrondmuziek wachtruimten (medisch)

OPPERVLAKTE

VERGOEDING 1998

t/m 100 m2

ƒ209,49

101 t/m 200 m2

ƒ278,62

201 t/m 400 m2

ƒ310,56

401 t/m 800 m2

ƒ492,85

801 t/m 1600 m^

ƒ655,50

-ocr page 193-

De \'Klankbordgroep IKB-varken\' is
een groep bestaande uit practici en me-
dewerkers van het PVE, GD-ic, en
KNMvD, die in informele sfeer sa-
menkomt om knelpunten in de praktijk
met betrekking tot het IKB-gebeuren
te bespreken. De groep is enkele jaren
geleden opgericht om geluiden uit de
praktijk te bundelen en verder te leiden
in de IKB-kanalen. Ze komt twee keer
per jaar samen.

Op dit moment wordt de groep ge-
vormd door de navolgende personen:
R. Raymakers, mevrouw M. Wink, Fr.
van Dongen, G. Verschuuren, W. de
Vocht, M. Brinkhoff, H. Bekman
(PVE), H. Corstiaensen (PVE), M. van
de Laak (GD-ic), en A. van der Wijst
(KNMvD).

KLANKBORDGROEP IKB-VARKEN

De \'Klankbordgroep IKB-varken\' ver-
zoekt practici die op- en aanmerkingen
hebben over IKB-zaken deze kenbaar
te maken aan de groep via de secreta-
ris, mevrouw Wink. Zij is bereikbaar
via dierenartsenpraktijk St. Oeden-
rode, telefoon: 0413 - 472650, fax:
0413-476639.

Van de Ereraad

Bij de Ereraad werden in 1997 tien
klachten aanhangig gemaakt. Daar-
naast werden er zes verzoeken tot het
benoemen van arbiters in een geschil
tussen dierenartsen ingediend. Op tien
klachten, waarvan er acht in 1996 wa-
ren ingediend en twee in 1997, heeft de
Ereraad in 1997 uitspraak gedaan.
Vijfmaal werd de klacht ongegrond
verklaard en eveneens vijfmaal ge-
grond. Bij de gegronde klachten werd
driemaal geen maatregel opgelegd,
éénmaal een waarschuwing en één-
maal een waarschuwing met een voor-
waardelijke boete. Twee klachten wer-
den tijdens of vlak na de mondelinge
behandeling ingetrokken. Op 31 de-
cember 1997 waren er nog zes klach-
ten in behandeling.

Dit jaar vond ook overleg plaats met de
voorzitter en secretaris van het
Hoofdbestuur, de Netwerk Dierenarts-
en en de Provinciale Begeleidings-
commissies Praktijkuitoefening.

Er deden zich in de Europese en natio-
nale wetgeving veranderingen voor,
die van invloed waren op de interpre-
tatie van de sinds 1992 in gebruik
zijnde Code voor de Dierenarts. Dit
vroeg extra aandacht van de Ereraad
en maakte bij het beoordelen van
klachten andere afwegingen noodza-
kelijk.

In 1997 had de Ereraad met name te
maken met het besluit Marktver-
delingsregelingen, dat vooruitliep op
de Wet Mededinging, die op I januari
1998 van kracht werd. Daarnaast was
er een Codecommissie geïnstalleerd,
die op voortvarende wijze een wijzi-
ging van de Code voor Dierenarts
voorbereidde. De Ereraad heeft reeds
in 1997 in zijn uitspraken rekening ge-
houden met de nieuwe opvattingen en
wetgeving.

Twee leden van de Ereraad hadden zit-
ting in de Codecommissie en via hen
heeft de Ereraad een actieve bijdrage
geleverd aan de nieuwe Code, die in
1998 aan de leden zal worden voorge-
legd.

Binnen de beroepsgroep doet zich een
ontwikkeling voor waarin de praktijk-
uitoefening en de onderlinge verhou-
dingen zakelijker worden en waarbij
via allerlei vormen van reclame prak-
tijken zich meer profileren en de con-
currentie toeneemt. Aan de andere
kant wordt in het belang van de veteri-
naire zorg steeds meer kwaliteit en
dienstverlening verwacht. De WUD en
de Code stellen bovendien eisen aan
bereikbaarheid en het verienen van on-
afgebroken veterinaire zorg. Hiervoor
zijn goede onderlinge verhoudingen
tussen dierenartsen noodzakelijk en
dat kan botsen met het streven naar
meer concurrentie. Het is duidelijk dat
de beroepsgroep hier nog een weg in
moet vinden, teneinde een balans te
vinden tussen gezonde concurrentie
enerzijds en volksgezondheid, kwali-
teit en dienstverlening anderzijds.

JAARVERSLAG ERERAAD 1997

De Ereraad kwam in 1997 zevenmaal in vergadering bijeen. In zes van deze
zeven vergaderingen vond tevens een hoorzitting plaats waarin partijen naar
aanleiding van een klacht hun standpunten mondeling konden toelichten.

In oktober 1997 zijn drs. Th.G.J.H.
Hendrickx en mr. drs. C.J.H. Scheuer-
man afgetreden. Door een wijziging
van de Statuten in oktober 1997 is het
aantal leden van de Ereraad met één
uitgebreid. Als nieuwe leden zijn be-
noemd drs. I.E. van Alten, drs. W.E.H.
van Herten en drs. K. Schipper. Daarna
was de Ereraad als volgt samenge-
steld:

Drs. L. Huiskes-Comelisse, voorzitter
Drs. H.L.C. Logtenberg, vice-voor-
zitter

Drs. I.E. van Alten
Drs. G.H.J.M. Brinkhuis
Drs. W.E.H. van Herten
Drs. J.R. de Nooij
Drs. J.J.G.M. Oomen
Drs. J. Reinders
Drs. K. Schipper

Mr. R.P.F. van der Mark, secretaris.

Het secretariaat van de Ereraad be-
rust bij mevrouw E. Bonnes-Stroomer.
Zij is op maandag en donderdag op het
kantoor van de Maatschappij aanwe-
zig en bereikbaar voor eventuele vra-
gen over de Ereraad (telefoon: 030 -
2510111).

KOPIJ OP
DISKETTE

De redactie stelt het op prijs indien
teksten, die langer zijn dan één A4-tje
op bij voorkeur een 3,5 inch-diskette
(5,25 inch is ook mogelijk) worden
aangeleverd in Word Perfect 5.1 (an-
dere versies zijn ook mogelijk). Aan
het eind van regels gelieve geen
harde returns te geven.

-ocr page 194-

De Najaarsdag begint om 09.00 uur en
de opening wordt verricht door de voor-
zitter van de GHwD, mevrouw dr. V.
Meijer-Baumans. Het programma om-
vat een aantal interessante lezingen zo-
als
\'De geriatrische gezelschapsdieren-
patiënt\'
door mevrouw dr. A.A.M.E.
Lubberink (specialist chirurgie der ge-
zelschapsdieren);
\'Enkele casuïstieken
betreffende de humane geriatrische
patiënt\' door
drs. B. Klaij (homeopat-
hisch-werkend huisarts te Heile-
voetsluis);
\'Fytotherapie met betrek-
king tot de geriatrische patiënt\'
door
drs. J.H. van Meer (veterinair mede-
werker afdeling Farmacognosie, Uni-
versiteit Utrecht);
\'Recente ontwikke-
lingen op het gebied van voeding voor
de oudere hond en kat\'
door dr. J.C.
Meijer (veterinair adviseur bij Nu-
treco) en
\'Enkele casuïstieken be-
treffende de geriatrische dier-patiënt\'
door mevrouw drs. E.L. Ellinger (ho-
meopathisch-werkend dierenarts te
Apeldoorn).

Om ongeveer 16.30 zal de dag worden
afgesloten met een discussie.

Zowel leden als niet-leden van de
Groep Homoeopathisch-werkende Die-
renartsen kunnen zich aanmelden
door overmaking van (voor GHwD-le-
den/kandidaatleden) f 125.-/f 75- of
(voor niet-leden/studenten)
ƒ 150,-/
f 95,- op postrekeningnummer 40.56.
352. of bankrekeningnummer 51.72.
25.700. ten name van Groep Homoeo-
pathisch-werkende Dierenartsen te
Woerden onder vermelding van \'Na-
jaarsdag 1998\'.

De betaling geldt tevens als registratie
en dient
vóór 31 oktober 1998plaats te
vinden. In het bedrag is koffie, thee en
de lunch inbegrepen.
De Najaarsdag wordt gehouden in
Hotel-Restaurant \'Nol in \'t Bosch\',
Hartenseweg 60 te 6704 PA Wa-
geningen (telefoon: 0317 - 319101,
fax:0317-313611).

De Najaarsdag van de Groep Homoeopathisch-werkende Dierenartsen van
de KNMvD zal dit jaar plaatsvinden op zaterdag 14 november 1998. Als
thema voor deze dag is gekozen
\'De geriatrische patiënt\'. Het bestuur van de
Groep hoopt zowel voor leden als voor niet-leden van de GHwD een boeiend
programma te hebben samengesteld. De Najaarsdag wordt gehouden in
Hotel-Restaurant \'Nol in \'t Bosch\' te Wageningen.

NAJAARSDAG 1998 VAN DE GHWD

O

Voor het lidmaatschap van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Dier);cnees-
kunde hebben zich aangemeld de volgende
collegae:

Balen, Mevr. L.M.A. van; Gent-1998; 4574 RT
Zuiddorpe; Hoofdweg Zuid 15.
Bos, Mevr. A.M.; 1997; 6741 JB Lunteren;
Vijfsprongweg 70.

Bos, Mevr. M.; Gent-1998; 9520 Vlierzele
(België); Vlierzeledorp 2.
Cohen, S.; 1998; 3571 AN Utrecht; F. Coerslaan
12.

Cuppens, Mevr. A.M.C.; Gent-1998; 2020
Antwerpen (België); Frans Hensstraat 53.
Lambregts, Mevr. E.J.M.; 1998; 3584 ZG
Utrecht; E. Vredelaan 191.
Wagelaar, P.G.; 1998; 3572 PK Utrecht; W.
Barentszstraat 38.

Als lid van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde heeft
het Hoofdbestuur aangenomen:

Bergman. Mevr. M.D.; 1998; 3481 DL
Harmeien; Buizerd 3.

Elsinghorst, Mevr. A.; 1998; 6942 KW Didam;
Sperwerstraat 71.

Grau, Mevr. M.; 1998; 3555 GV Utrecht; Min.
Talmastraat 235.

Personalia

Warmerdam, P.J.; 1998; 3441 BK Woerden;
Havenstraat 44 A.

Wennink, G.J.C.; 1985; 5344 CH Oss;
Beethovengaarde 32.

Als kandidaatlid van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde heeft het Hoofdbestuur aangenomen:

Dekker, A.D.; 3581 PS Utrecht; Schoolstraat 2.
Ditshuizen, Mevr. E.J. van; 3731 JN De Bilt:
Hessenweg 160 A.

Heitkamp, Mevr. A.; 2411 KJ Bodegraven;
Bourgondischelaan 9.

Pronk, Mevr. M.; 3511 PX Utrecht; Lange
Smeestraat 24.

OVERLEDEN:

Op 2 september 1998 Drs. J.F.G.M. Wiertz te
Geleen.

PROMOTIE:

Op 3 september 1998 Drs. H.P. Meyer te
Nieuwegein.

Op 10 september 1998 Drs. A. Bottger te Tiel.
Op 10 september 1998 Drs. B.R. Berends te
Zeewolde.

Op 24 september 1998 Drs. W.J.M. Landman te
Utrecht.

JUBILEA:

J. Egter van Wissekerke te Heemstede, aanwe-
zig, 30 jaar, 1 oktober 1998
Mr. G.J. Schouten te Alphen a/d Rijn, afwezig,
30 jaar, 1 oktober 1998

Dr. J.H. Westerhuis te Beusichem, afwezig, 30
jaar, 1 oktober 1998

T.H. Hofstra te Bennekom, afwezig, 30 jaar, 2
oktober 1998

H.A.M. van de Vijver te Temeuzen, afwezig, 65
jaar, 3 oktober 1998

C.H. Herweijer te Alkmaar, afwezig, 60 jaar, 7
oktober 1998

J. Jacobs te Hummelo, afwezig, 40 jaar, 11 okto-
ber 1998

Dr J.B. Litjens te Heythuysen, afwezig, 40 jaar,
11 oktober 1998

J. Kruize te Aalten, afwezig, 45 jaar, 13 oktober
1998

G.H.A. Overgoor te Velp (GId), afwezig, 45
jaar, 13 oktober 1998

W.J. van de Weg te Oosterwolde (GId), aanwe-
zig, 45 jaar, 13 oktober 1998
Prof.Dr. J. Bouw te Wageningen, afwezig, 45
jaar, 13 oktober 1998

S. van Harten te Ottoland, afwezig, 45 jaar, 13
oktober 1998

J.J. den Hertog te Alphen a/d Rijn, afwezig, 50
jaar, 20 oktober 1998

S.D. Blanksma te Heerhugowaard, aanwezig, 30
jaar, 25 oktober 1998

Dr. J.F.M. Nouws te Wychen, afwezig, 30 jaar,
25 oktober 1998

J.J. Pekelder te Oud-Sabbinge, afwezig, 30 jaar,
25 oktober 1998

M.Th. Voets te Sint-Oedenrode, afwezig, 30
jaar, 25 oktober 1998

T.J. de Vries te Luttenberg, afwezig, 30 jaar, 25
oktober 1998

J.W. Lesschen te Dalfsen, afwezig, 35 jaar, 28
oktober 1998

A.J.l. te Maarssen te Groenio, afwezig, 35 jaar,
28 oktober 1998

A.E. Schuring te Oldeberkoop, afwezig, 35 jaar.

-ocr page 195-

28 oktober 1998

S. Bakker te Leersum, afwezig. 45 jaar, 30 okto-
ber 1998

Dr. O.L. Beiboer te Drachten, afwezig. 45 jaar,
30 oktober 1998

Prof Dr. G. Bijlenga te La Tour (Frankrijk), aan-
wezig, 45 jaar, 30 oktober 1998
J. Dersjant te Buren (Gld), afwezig, 45 jaar, 30
oktober 1998

F.P.G. Schwering te Bergen (L), afwezig, 45
jaar, 30 oktober 1998

MUTATIES:

Abee, M.J.; 1997; 6031 GR N\'ederweert;
Tichclvcld 36; tel. 0495-460608 privé, 632957
prakt.; fax 0495-631255; E-mail:
MENK.ABEEfo HETNET..NL; p., medew. bij
P.T.C.H. van de Goor, J.H.A.M. Gubbels, L.O.
Scholma, M. Sinke en L.M.P. Voncken.

*Ams-van Setten, Mevr. J.W.; 1992: 6953
AB Dieren: Stationsplein 6; tel. 0313-421520;
p., medew. bij J.H. Vink.

»Asveld. A.; 1998; 7991 EG D«ingeloo;
Dc Weiden 36; tel. 0521-593169 privé, 591378
prakt.; fax 0521-593986; p., medew. bij J. Glas.

Beijering, A.; 1994; 3927 AP Renswoude;
Kastanjelaan 24; tel. 0318-574843; d.

Berends, Dr. B.R.; 1990; U-199«; 3893 BS
Zeewolde; Groene Kamer 23; tel. 036-5223913
privé. 030-2535367; toegev. wet. onderzoeker
U.U.(F.D.,vkgr V
.V.D.O.).

Bergman. Mevr. M.D.; 1998; 3481 DL
Harmelen; Buizerd 3; tel. 0348-441723 privé,
00-297-8-21720 prakt.; E-mail: D.SPIGT®
MULTIWEB.NL; p., medew. bij P. Barendsen,
E.R. de Cuba en Th.J.M. Wools (Aruba)(toev.
als lid).

Boonen, Mevr. E.A.H.; Gent-1995; 3370
Boutersem; Stationsstraat 49; tel. 00-32-75-
971419; fax 00-32-11-445510; wnd.d.

Bottger, Mevr. Dr. A.; 1990; U-1998;
4007 WR Tiel; Ci.M. van der Zalmstraat 4; tel.
0344-633361 privé, 0320-238687 bur.; wet. me-
dew. ID-DLO. Aviaire Virologie.

Cooncn, E.L.C.; 1997; 7061 XP Terborg;
Prins Willem-Alexanderstraat 12; tel. 0315-
324199 privé, 0544-481366 prakt.; p., medew.
bij H.B. van Lom en .1. Neleman.

Coops. W.J.P.; 1975; 7214 PI) Epse;
Oude Larenseweg 55; tel. 0575-493714 privé,
055-3666444 bur.; k.d. R.V.V. kring
Apeldoorn.

Crouwers, H.L.R.M.; 1974; 2611 BC
Delft; Oude Delft 69 D; tel. 015-2855087 privé,
0174-624401 prakt.; fax 0174-629051 : E-mail:
CROLWERSCfl CASEMA.NET; p., geass.
met B. van Dijk en M.H.C.M. Hoynck van
Papendrecht.

Daas, H. den; 1975; 6651 CE Druten;
Parkweg 19; tel. 0487-515797; r.d.

Deinum, J.; 1997; naar Nederland.
Deinum, J.; 1997; 9207 DM Drachten; De
Nijverheid 112; tel. 0512-521249; E-mail:
JDEINUM^OPEN.NET; d.

Dieleman. Mevr. E.F.; 1984; C.P. 4404
Maputo (Mozambique); Avenida Karl Marx
1452; tel. 00-258-1-422292 bur.; fax 00-258-1-
422292; E-mail: VETAIDfa TETE.UEM.
MZ; Animal Health Adv., Livestock Support
Project, Tete Province; medew. bij VETAID
•Mozambique.

Diender, A.J.; 1988; 4371 RP Koude-
kertte; Groeneweg 12; tel. 0118-552216 privé,
410910 prakt.; p., geass. met L.J.J. Schofaerts.

*Dijstelbloem, Mevr. H.M.E.A.; 1998;
5701 RJ Helmond; Markt 71 A; tel. 0492-
546585 privé, 523882 prakt.; p., medew. biJ

A.F.J. Bogaerts.

Dommelen. M. van; 1989; 8445 RT
Heerenveen; Fonteinkruid 12; tel. 0513-650149
privé, 624232 prakt.; p.. geass. met G.J. van
Heykop en J. Kalsbeek.

*Duvivier. Mevr. A.C.M.; 1998; 3255 TD
Oude-Tonge; Marshof 14; tel. 0187-643689
privé, 642441 prakt.; p., medew. bij P.R.J.M.
Schilder.

•Eerden, Mevr B.J.M. van der; 1992;
naar het buitenland.

♦Eerden. Mevr B.J.M. van der; 1992;
Hanoi (Metnam); 15 Xom Chua, Quang Ba -
Tav Ho; tel. 00-84-4-7181446; E-mail:
\\V.HOLLAND(fl FPT.VN; d.

Elsinghorst, Mevr. A.; 1998; 6942 KW
Didam; Sperwerstraat 71; tel. 0316-227267;
wnd.d. (toev. als lid).

Fisscher-Peters, Mevr. M.L.T.; 1975; 7522
LM Enschede; Langenkampweg 117; tel. 053-
4347055 privé, 053-4344826 bur.; k.d. R.V.V.
kring Almelo.

Geus, P.C. de; 1997; 1052 RP
■Amsterdam; E. Wolffstraat 29 hs; tel. 020-
6893108; wnd.d.

♦Gijtenbeck, E. van; Gent-1988; 1566 PH
Assendelft; Veenpolderdijk 3; tel. 075-6877265
privé, 6877266 prakt.; fax 075-6877265; p.,
paarden.

Goebbels. J.H.G.; 1981; naar hel buiten-
land.

Goebbels. J.H.G.; 1981: Khandallah,
Wellington (Nieuw Zeeland); 2 Punjabstreet;
tel. 00-64-4-4793800 privé, 4989803 bur.; fax
00-64-4-4744263; E-mail: GOEBBELSJ(a
MQM.GOVT.NZ; General Manager Veri-
flcation .Agency, Min. of .Agriculture and
Forestry.

Göhring, L.S.; 1993; naar Nederland.

Göhring, L.S.; 1993; 3583 AK Utrecht; A.
van Ostadelaan 56 bis; wet. medew. U.U.
(F.D., vkgr. Inwendige Ziekten en Voeding
der Grote Huisd.).

Grau. Mevr M.; 1998; 3555 GV Utrecht;
Min. Talmastraat 235: tel. 030-2447782; wnd.d.
(toev. als lid).

Hanssen, Mevr. A.M.W.M.; 1983; 6361
AB Nuth; Hellebroek 51; tel. 045-5245786; d.

Holland, W.G.; 1990; Hanoi (Vietnam);
15 Xom Chua. Quang Ba - Tav Ho; tel. 00-84-
4-7181446 privé, 8694505 bur.; fax 00-84-4-
8694082; E-mail: W .HOLLANDffl FPT.VN;
Project Coördinator Belgian - Vietnamese
Project.

Horzinek-Sauer, Mevr Dr. B.R.; 1963;
3723 LA Bilthoven; Dr. J. Röntgenlaan 47; tel.
030-2290391 privé, 2280129 06-53503852
prakt.; fax 030-2290703; p., gezelschapsd.

Huijstee, Mevr J.M.C. van; 1985; 2121
TK Bennebroek; Eikenlaan 2; tel. 023-
5848679 privé, 5847313 prakt.; p.

Joosten, A.A.; 1991; 6031 EL Neder-
weert; Staat 59; tel. 0495-460218 privé, 0411-
682082 bur.; fax 0495-460219; E-mail:
A.A.JOOSTEN^DLV.AGRO.NL; medew
DLV Varkenshouderij Zuid (fax bur.: 0411-
684855).

Kalisvaart, J.S.; 1962; 49828 Esche
(Duitsland); Oelstrasse 60; tel. 00-49-5941-
985733; r.d.

•Krabbenborg, H.B.T.; 1998; 5076 PE
Haaren; Lage Raam I A; tel. 0411-622700
privé, 013-5282078 prakt.; p., mede«, bij J.L.
van Ekris, W.J.J. Goesten en R.A.J.A.
Steffens.

•Landman, Dr. W.J.M.; 1987; U-1998;
3581 AD Utrecht; Nachtegaalstraat 53; tel. 030-
2312792 privé, 0570-660222 bur.; fax 0570-
634104; d. G.D. Pluimveegezondheidszorg, loc.
Deventer; Specialist Pluimveegezondheidheid.

Luijben, M.L.G.; 1997; 3435 CE
Nieuwegein; Specht 5; tel. 030-6051574 privé,
0161-451350 prakt.; p., medew. bij A.C.L.M.
Aarts, J.P.C. Caron. P.M.M. Dirven en
P.C.M.VV. Plasschaert.

Meijer, Dr J.C.; 1971; U-1980; 3709 JM
Zeist; Laan van Rijnwijk 3; tel. 030-6925949
privé, 0485-581877 bur.; fax 0485-577311; E-
mail: SWINE.RESEARCH.CENTREfo NU-
TRECO.NL; wet. medew. bij Swine Research
Centre, Nutreco.

Meurs, Mevr. E.A. van; 1975; .3941 EP
Doorn; Oude Rijksstraatweg 5; tel. 0343-
416663 privé, 020-6642094 prakt.; p., medew.
bij B.G. Schoonheim en S.A.B.1. Wolters.

Meyer, Dr. H.P.; 1983; U-1998; 3436 ZA
Nieuwegein; Sterregaarde 1; tel. 030-6049617
privé, 2531692 bur.; fax 030-6053962; wet. me-
dew. U.U. (F.D., vkgr. Geneesk. van Gezel-
schapsd.); Specialist Inteme Geneeskunde der
Geneeskunde.

Mourits. G.W.Th.; 1986; 5091 CL
Middelbecrs; Vestdijk 66: tel. 013-5142834
privé. 0497-388688 bur.; fax 013-5142834 ;
vet. adv. bij Eurovet B.V. (fax bur.: 0497-
388500).

Nyks, Mevr. S.K.; 1996; zie: Paulussen-
Nvks, Mevr. S.

Paulussen-Nyks, Mevr. S.K.; 1996; 4101
CC Culemborg; Kleine Kerkstraat 8; tel.
0345-532480 privé, 532480 bur.; fax 0345-
533386; E-mail: SASKIA.NYKS(œlAMS.
COM; Technical Services Vet. Benelux, lams
Pet Food Int. Inc.

Peperkamp, N.H.M.T.; 1986; 5298 AC
Liempde; Barrierweg 34; tel. 0411-633669
privé, 659500 bur.; fax 0411-659550; d.-lab.
G.D. loc. Boxtel; Specialist Veterinaire Patho-
logie.

Peters. Mevr. M.L.T.; 1975; zie: Fisscher-
Peters, Mevr. M.L.T.

Raad, Mevr. M PC. de; 1996; 1840
Steenhuffel (België); Haan 70; tel. 00-32-52-
312040 privé, 0165-565800 prakt.; p.. medew.
bij A.J.C. Bakx, B.J.A.M. Boschker, B A. ten
Bruggen Cate, P.H.M.M. Jacobs, A.J.M.
Meesters. G.A.D J. de Mol. J.F.J. Segers en J.M.
Verbocht.

Rijks, Mevr. J.M.; 1988: naar Nederland.

Rijks, Mevr J.M.; 1988; 6705 BE
Wageningen; p/a Hollandseweg 384; tel.
0317-412370; fax 0317-4107.32; E-mail: W IE-
W ERffl BART.NL; d.

Schaap. Mevr. J.J.; 1990; 5629 GJ
Eindhoven; Robijnring 81; tel. 040-2486908
privé, 00-32-2-5334353 bur; fax 040-2486904;
E-mail: YSCHAAP(®HRVET.COM; registra-
tion manager. Hoechst Roussel Vet.

Tange, J.P.; 1992; 3224 CC Hellevoetsluis;
Ebstroom 108; tel. 0181-325379 privé, 312575
prakt.; fax 0181-322152; p., medew. bij H. de
Vrijer.

•Uchelen, Mevr. A.H. van; 1998; 3621 GZ
Breukelen; Rietland 2; tel. 0346-264933/06-

22044446; wnd.d.

Vandehoek, Mevr. J.E.D.; 1992; 3515 XK
Utrecht: B.F. Suermanstraat 3 bis; tel. 030-
2717983 privé, 026-3898500/06-22498346
bur.; fax 026-3898555; E-mail: VANDE-
HOEK.J@CR-DELTA.NL; vet.adv. & sta-
tionsd. bij Holland Genetics.

Vink, D.R.; Gent-1988; 4892 Kettinge
(Denemarken); Syttenbanken 2; tel. 00-45-
5386-6028 privé, 5387-1555 prakt.; E-mail:
VINK(a POST5.TELE.DK; p., medew. bij O.
Selmer.

-ocr page 196-

Vink-Wouters, Mevr. G.L.; Gent-1988;
4892 Kettinge (Denemarken); Svttenbanken
2; tel. 00-45-5386-6028 privé," 5387-1555
prakt.; E-mail: ViNKfa POST5.TELE.DK;
p., medew. bij O. Selmer.

Vogel, Mevr. B.D.H.; 1992; 5731 CM
Mierlo; Hr. Dickbierweg 6; tel. 0492-662579;
wnd.d.

Vos, C. de; 1979; RD 2 Wakefield
(Nieuw-Zeeland); Wangapeka Valley,
Wangapeka River Road; d.

Vos-Kroeze, Mevr. B. de; 1979; RD 2
Wakefield (Nieuw-Zeeland); Wangapeka
Valley, Wangapeka River Road; d.

Warmerdam, P.J.; 1998; 3441 BK
Woerden; Havenstraat 44 A; tel. 0348-424117;
d. (toev, als lid).

♦Weekhout, P.J.; 1972; 9244 ET
Beetsterzwaag; Ulellecht 10; tel./fax 0512-
383693; d. (antiquair).

Wennink, G.J.C.; 1985; 5344 CH Oss;
Beethovengaarde 32; tel. 0412-630821 privé,
469111 tst. 173 bur.; Hoofd Animal Housing
Group Organon N.V. (toev. als lid).

Widlak, J.A.J.M.; 1991; 5511 KJ
Knegsel; Veldhovensewcg 7 A; tel. 040-
2055189 privé, 0497-512100 prakt.; p., geass.

met H.J.M. Cornells, J. Floor, A.J.A. Hartman,
J.W.P. Heijmans, J.H. ten Hoopen, A.A.P. van
Montfort, P.G.M. Morssinkhof, C.J.M.M.
Schellens, J.P.M. Schijf, J.J.J.M. Settels, M.M.
Volwerk en C.J. van der Want.

•Willekens, Mevr. C.J.M.; 1995;
Togbilaran Citv, Bohd (Filipijnen); Ne»
Capitol Site; tel\'. 00-63-38-4112378; E-mail:
CJMW@WXS.NL; d.

Wolf, Mevr. P.J. van der; 1997; 2905 BW
Capelle a/d IJssel; Woldberg 2; tel. 010-
2849999 prakt.; fax 010-2849669; p., geass.
met B.R.M. Luvten.

Zonderland-de Graaff, Mevr. M.A.M.;
1975; 6961 EE Eerbeek; Coldenhovenseweg46;
tel. 0313-652762; p.

DIERGENEESKUNDIG
JAARBOEK 1999

Wilt u zeker zijn dat uw gegevens be-
treffende uw personalia in het Jaarboek
1999 juist vermeld worden, dan verzoekt
de Redactie van het Diergeneeskundig
Jaarboek vóór 1 januari 1999 eventuele
fouten en wijzigingen schriftelijk door le
geven aan het Bureau van de Maat-
schappij.

Redactie Diergeneeskundig Jaarboek.

De Redactie van het Diergeneeskundig Jaarboek wil dierenartsen de mogelijkheid bieden in het
Diergeneeskundig Jaarboek naast hun privé-adres het praktijkadres (bij een meermanspraktijk
alleen de hoofdvestiging!) te laten vermelden. Ook wanneer uw praktijk gevestigd is op uw
privé-adres, kunt u dit als zodanig laten opnemen. Wanneer u uw praktijkadres opgenomen wilt
hebben in het Diergeneeskundig Jaarboek wordt u verzocht uw gegevens schriftelijk door te ge-
ven aan het secretariaat van de KNMvD (fax nr.; 030-2511787).

Doorlopende agenda

CONGRESSEN & SYMPOSIA

1998

Oktober

27 Symposium \'Pijnmanagement\', Locatie:
Postiljon hotel te lleerenveen. Aanvang:
19.30 uur. Organisatie is in handen van
Pfizer Animal Health b.v.. Er zal prakti-
sche informatie over het onderwerp pijn en
pijnbestrijding worden gegeven. Sprekers
zijn ondere andere drs. C.H.P. Pellicaan,
prof dr. L.J. Hellebrekers, dr. N. Enden-
burg, drs. H. van Herpen en drs. R.H.J.
Huijbers.

29 Symposium \'Pijnmanagement\', Locatie:
Van der Valkhotel \'de Cantharel\' te
Ugchelel (Apeldoorn). Aanvang: 19.30
uur. Organisatie is in handen van Pfizer
Animal Health b.v.. Er zal praktische infor-
matie over het onderwerp pijn en pijnbe-
strijding worden gegeven. Sprekers zijn
ondere andere drs. C.H.P. Pellicaan, prof
dr. L.J. Hellebrekers, dr. N. Endenburg,
drs. H. van Herpen en drs. R.H.J. Huijbers.

29—30 55. Fachgespräch über Geflügelkrank-
heiten in Hannover.

November

3 Symposium \'Pijnmanagement\', Locatie:
Van der Valkhotel \'Vianen\' te Vianen.
Aanvang: 19.30 uur. Organisatie is in han-
den van Pfizer Animal Health b.v.. Er zal
praktische informatie over het onderwerp
pijn en pijnbestrijding worden gegeven.
Sprekers zijn ondere andere drs. C.H.P.
Pellicaan, prof dr. L.J. Hellebrekers, dr. N.

Endenburg, drs. H. van Herpen en drs.
R.H.J. Huijbers.

5 Symposium \'Pijnmanagement\', Locatie:
Van der Valkhotel \'Gilze-Rijen\' te Gilzen.
Aanvang; 19.30 uur. Organisatie is in han-
den van Pfizer Animal Health b.v.. Er zal
praktische informatie over het onderwerp
pijn en pijnbestrijding worden gegeven.
Sprekers zijn ondere andere drs. C.H.P.
Pellicaan, prof. dr. L.J. Hellebrekers, dr. N.
Endenburg, drs. H. van Herpen en drs.
R.H.J. Huijbers.

7—12 ContinuEd\'R Equine Veterinary Sympo-
sium in Hawaii. Topic: Problems in Equine
Medicine en Surgery. Call ContinuEd at 1-
800-539-7395 or (206) 230-8363, fax:
206-230-8359, e-mail: VetCE@aol.com,
or write to: ContinuEd, PO Box 1659,
Mercer Island WA 98040, USA.

18—19 IBC\'s lo"\' Major Eureopean Veter-
inary Event \'Veterinary Medicines in
Europe - a regulatory update. Location:
Swissótel Brussels. Completed registration
form and payment direct to; IBC Global
Conferences Limited, Gilmoora House,
57-61 Mortimer Street, London WIN 8JX
UK. Phone: 44 (0) 171-4535496, fax:
44 (0) 171-6366858. e-mail: cust.serv@ib-
cuk.co.uk.

18—22 Veterinary Dentistry \'98, 12th Annual
Veterinary Dental Forum. Hyatt Regency
New Orleans, Louisiana, USA. For infor-
mation: Andries van Foreest, telefoon:
072-5092052.

26—27 Achtste Gezond Onderwijs Congres in
Congrescentrum Koningshof te Veld-
hoven, onder auspiciën van de Neder-
landse Vereniging voor Medisch On-
derwijs (NVMO). Informatie: mw. M.L.
Bot, tel: 010-4087881, fax: 010-4367271,
e-mail: secr@paog.fgg.eur.nl.

December

9 11^ Studiedag van de Vereniging voor
Veterinaire Epidemiologie en Economie

met als thema zoönosen en antibiotica-re-
sistentie. Locatie: RIVM te Bilthoven.
Informatie:
a. Eibers, tel.: 0411-659419 of
e-mail; a.elbersfegdvdieren.nl.

1999
Maart

10—12 Tagung der DVG-FG: \'Parasitologie
und parasitäre Erkrankungen\', Tierärztliche
Hochschule Hannover, tel.: (K)49-511-953
7970, fax: 0049-511-953 7975, e-mail:
gstaats(u who.tiho-hannover.de.
24—26 Jaarlijks congres van de \'Society for
Veterinary Epidemiology and Preventive
Medicine\' (SVEPM) in Bristol, Engeland.
Meer informatie: Dr. Ed G.M. van Klink,
Committee Member, Vlietenburg 26, 2804
WS Gouda, e-mail: E.G.M.van.Klink(a;IK

clb.agro.nl.

Juli

2—4 Eight Annual Scientific Meeting of the
European College of Veterinary Surgeons.
Bruges, Belgium. Preseminars with practi-
cal work, July 1, 1999. ECVS, Monika
Gutscher, Winterthurerstr. 260, CH-8057
Zürich, Switzerland. Tel.: 041-1-6358408,
fax: 041-1-3130384, e-mail; mgaovet@
vetchir.unizh.ch.

September

23—29 26\'\'i World Veterinary Congress, 24\'h
World Small Animal Veterinary Congress,
5"^ FECAVA Congress, Lyon, France.
Information contact address: Mondial Vet
1999, CNVSPA, 40 rue de Berri, F75008
Paris, tel: 33-(0)l-53839160, fax: 33-(0)l-
53839169, e-mail: mondialvet@aol.com,
intemet: http:// www.mondialvet99.org.

27—30 Congres Europese Federatie van
Informatie-Technologie in de Agrarische
Sector (EFITA), Universiteit van Bonn,
Duitsland. Intemet: www.efita.dk, e-mail: ef-
ita99@uni-bonn.de, tel: 0049-228-733500,
fax:0049-228-733431.

-ocr page 197-

VERGADERINGEN &
BIJEENKOMSTEN

Oktober

1 Intervisiebijeenkomst groep 7/8 (rund).
Onderwerp: Mastitisplanner in de praktijk.
Locatie: Motel Breukelen. Aanvang 15.00
uur.

1—3 Jaarcongres KNMvD te Emmen.

7 Intervisiebijeenkomst groep 2/3 (varken).
Onderwerp: Longproblematiek, diagnos-
tiek op levende varkens (onder meer bron-
cheoalveolair lavage). Locatie: Dierge-
neeskundig Centrum Winterswijk. Aan-
vang: 14.00 uur.

10 Jaarvergadering Vereniging tegen Kwak-
zalverij in Utrecht, Beatrixgebouw van het
Jaarbeurscomplex. Aanvang: 13.30 uur.
Aansluitend lezing van prof. dr. J. van
Gijn: Hoe hard is de officiële genees-
kunde?

10 Gentlemen Koppelkoers/tijdrit (na de
Heerenkoers) in Tiel. Medische Wieler-
kring. H. In den Bosch, tel: 0344-612973.

14 Themamiddag \'Ruwvoerkwaliteit en zet-
meel in melkveerantsoenen\' in het audito-
rium ID-DLO te Lelystad.

19 AUV-regiovergadering. Regio Oost, Res-
taurant De Luifel, Ruurlo, aanvang 20.00
uur.

22 AUV-regiovergadering, Regio Noord,
Gezondheidsdienst Drachten, aanvang
20.00 uur.

25 Ledenvergadering SNVA (Samenwerken-
de Nederlandse Veterinaire Acupunc-
turistenvereniging) te Hotel Schiphol A4,
Rijksweg A4 no. 3 te Hoofddorp. Aan-
vang: 10.00 uur. Aansluitend lezing/work-
shop Cheryl Schwartz over \'skin diseases\'.

November

2 AUV-regiovergadering, Regio West, Mo-
tel Witte Bergen. Eemnes, aanvang 20.00
uur.

3 Gezamenlijke studiedag Groep Pluimvee-
wetenschappen LOS-VPLC-WPSA. \'Ne-
derland als exportland\', IPC Dier in Horst.

12 AUV-regiovergadering, Regio Zuid, Ge-
zondheidsdienst Boxtel, aanvang 20.00 uur.

14 Landelijke Dag voor vrouwelijke dieren-
artsen. Locatie: Hotel Mitland te Utrecht.
Aanvang: 13.30 uur.

14 Najaarsdag GHwD. Locatie: Hotel-
Restaurant \'Nol in \'t Bosch\' te Wa-
geningen, 09.00-17.00 uur. Onderwerp: De
Geriatrische patiënt. Zie pagina 584.

19 Bijeenkomst Kring Dierenartsen Ach-
terhoek in restaurant \'t Wolfersveen in
Zelhem, aanvang 20.00 uur.

24 Jaarlijkse studiedag WRSA in het Andro-
clusgebouw, FdD, Yalelaan 1 te Utrecht.
Thema: \'Het spijsverteringskanaal van het
konijn\'.

25 Najaarsbijeenkomst Veterinair Historisch
Genootschap, Blauwe Zaal, Androclus-ge-
bouw. Faculteit der Diergeneeskunde.

26 Najaarsbijeenkomst van de Groep Ge-
neeskunde van het Varken vanaf 13.30 in
het hoofdgebouw van de Faculteit der
Diergeneeskunde te Utrecht.

28 Najaarsdag Groep Geneeskunde Gezel-
schapsdieren \'98.

December

2 Ledenvergadering Groep Veterinaire Spe-
cialisten

3 Ledenvergadering Groep Pluimveeweten-
schappen, Gezondheidsdienst voor Dieren

te Boxtel, aanvang 13.45 uur.

9 Afdelingsvergadering Noord-Holland te
Marken-Binnen.

10 Ledenvergadering Afdeling Utrecht, 20.15
uur. Het Oude Tolhuys te Utrecht.

10 Ledenvergadering Afdeling Gelderland.

10 Ledenvergadering Afdeling Zuid-Holland.

15 Ledenvergadering Afdeling Limburg.

15 Ledenvergadering Afdeling Groningen/
Drenthe.

15 Ledenvergadering Afdeling Overijssel te
Hellendoom.

17 Ledenvergadering Afdeling Friesland.

CURSUSSEN

Oktober

2 PUOD Merelbeke cursus 8 (practica rund):
Het gebruik van echografie bij het onder-
zoek van thorax en abdomen.

2 PUOD Merelbeke cursus 26 (medische
beeldvorming): Praktische oefeningen in
de radiodiagnostiek: Abdomen.

8 PAO-D cursus: 98.085. Apotheek voor as-
sistenten in de dierenartsenpraktijk (twee
dagen, tevens 9 oktober 1998).

8 PAO-D cursus: 98.906. Financieel prak-
tijkmanagement: Jaarstukken lezen.

8 PAO-D cursus: 98.215. ParaTBC te Drach-
ten.

9 PAO-Dcursus: 98.216. ParaTBC te Boxtel.

9 PUOD Merelbeke: Niet infectieuze, respi-
ratoire aandoeningen bij varkenshouder,
dierenarts en varken.

9 PUOD Merelbeke cursus 27 (medische
beeldvorming): Praktische oefeningen in
de radiodiagnostiek: Thorax.

10 PAO-D cursus: 98.135. Interpretatie cur-
sus echografie gezelschapsdieren.

12 PAO-D cursus: 98.221. Begeleiding melk-
veebedrijven (drie dagen, tevens 15 en 16
oktober 1998).

13 PAO-D cursus: 98,130. Dia-diagnostiek
praktische oogheelkunde.

13 PAO-D cursus: 98.222. Voeding melkvee
(twee dagen, tevens 14 oktober 1998).

13 PUOD Merelbeke cursus 2 (rund): Voe-
ding en vruchtbaarheid.

14 PAO-D cursus: 98.809. Gebitsreiniging en
slijptechniek instrumentarium voor assis-
tenten.

14 PAO-D cursus: 98.217. ParaTBC te
Deventer.

14 PUOD Merelbeke cursus 9 (practica rund):
Vruchtbaarheid van de stier (theorie en
praktijk).

15 PAO-D cursus: 98.218. ParaTBC te
Utrecht.

15 PAO-D cursus: 98.137. Veterinaire volks-
gezondheid; antwoorden op uw vragen.

15—16 PUOD Merelbeke cursus 32 (heel-
kunde): Workshop verbanden en spalken
in de praktijk.

21—22 PUOD Merelbeke cursus 39 (bijzon-
dere dieren): Kleine knaagdieren en fret-
ten.

23 PUOD Merelbeke organiseert de Dag van
de buiatrie.

30 PUOD Merelbeke cursus 12 (paard):
Tendinitis bij het paard: diagnose en be-
handeling.

30 PUOD Merelbeke cursus 28 (medische
beeldvorming): Praktische oefeningen in
de radiodiagnostiek: Skelet.

31 Workshop voor Vrouwelijke Dierenartsen
\' Marketing-communicatieplanning voor
de dierenartsenpraktijk\', kantoor KNMvD,
Utrecht. Informatie: bureau KNMvD, tel.
030-2510111.

November

2 PAO-D cursus: 98.139. Praktische elektro-
cardiografie (twee middagen, tevens 9 no-
vember 1998).

4 PAO-D cursus: 98.810. Gebitsreiniging en
slijptechniek instrumentarium voor assis-
tenten.

4 PAO-D cursus: 98.141. Klinische les ge-
zelschapsdieren \'Intemistische aandoenin-
gen die zich uiten als huidziekten\'.

4 PUOD Merelbeke cursus 10 (practica
rund): Casuïstiek.

5 PAO-D cursus: 98.138. En hoe nu ver-
der...? De praktische aanpak van diagnosti-
sche problemen GD.

5 PAO-D cursus: 98.907. Financieel prak-
tijkmanagent: Jaarstukken lezen.

5 PAO-D cursus: 98.701. Certificatie (twee
dagen, tevens 6 november 1998).

5 PUOD Merelbeke cursus 23 (kleine huis-
dieren): Postoperatieve pijnbestrijding.

7 PAO-D cursus: 98.806. Assistentie voor-
bereiding en nazorg operatiepatiënt.

7 PUOD Merelbeke: vergadering paarden-
practici. Onderwerpen: medicamenteuze
behandeling en management van chroni-
sche hoester; hartbijgeruisen; stereoty-
pisch gedrag paard; evaluatie en fysieke
conditie sportpaard; verminderde beschik-
baarheid therapeutica paard.

11 PAO-D cursus: 98.305. Recente ontwikke-
lingen in het onderzoek op het gebied van
de varkensgezondheidszorg.

11 PAO-D cursus: 98.143. Maag-darmaan-
doeningen hond en kat.

12 PAO-D cursus: 98.144. Fysiotherapie bij
gezelschapsdieren.

17—19 PAO-D cursus: 98.910. Groep Groot
Dagen 1998.

18 PUOD Merelbeke cursus 11 (practica
rund): Het gebruik van echografie in de
voortplanting bij het rund.

19 PUOD Merelbeke cursus 35 (inteme ge-
neeskunde): Bloedonderzoek in de praktijk
bij hond en kat. (Tevens 3 december 1998).

20 PUOD Merelbeke cursus 3 (rund):
Arthrogryposis en spastische parese.

20 PHLO-cursus \'Varkensvoeding: nieuwe
ontwikkelingen en praktijk\' te Wageningen.

25 PAO-D cursus: 98.601. Veterinaire
Apotheek I gemengde praktijk (drie dagen,
tevens 26 en 27 november 1998).

25 PAO-D cursus: 98.602. Apotheekbeheer
voor gezelschapsdierenpractici (drie da-
gen, tevens 26 en 27 november 1998).

27 PUOD Merelbeke cursus 13 (paard): De
behandeling van Osteo-arthritis van de in-
tertarsaal gewrichten bij het paard.
Tandwortels bij tandwortelontsteking.

27 PHLO-cursus \'Varkensvoeding: nieuwe
ontwikkelingen en praktijk\' te Wageningen.

December

1 PAO-D cursus: 98.506. Praktische tand-
heelkunde paard.

1 PAO-D cursus: 98.220. Bedrijfsdierge-
neeskundige aanpak infectieziekten deel II
(drie dagen, tevens 2 en 3 december 1998).

3 PAO-D cursus: 98.146. Behandeling van
konijnen en cavia\'s.

3 PUOD Merelbeke cursus 35 (inteme ge-
neeskunde): Bloedonderzoek in de praktijk
bij hond en kat. (Tevens 19 november
1998).

-ocr page 198-

UITERSTE INLEVERDATA
VOOR KOPIJ

Aflevering Deadline *)

01-11-1998 12-10-1998

15-11-1998 26-10-1998

01-12-1998 16-11-1998

15-12-1998 30-11-1998

*) Voor 12.00 uur \'s middags.

Dierenartsenpraktijk Tilburg zoekt een derde

DIERENARTS M/V

die graag een fulltime baan heeft in een echt gemengde
praktijk.

Sollicitatiebrieven kunt u tot 15 oktober 1998 zenden aan:
□AP Tilburg, Postelse Hoeflaan 45, 5042 KA Tilburg.

ACHTERSTALLIGE
DEBITEUREN

Tijdige aanpak is geboden
inning van uw onbetaalde declaraties

EFFICIENT-BETROUWBAAR
Valynco BV

mr G.J. Jeemk
tel: 035-6942018
fax 035-6948025
Albrechtlaan 3
1404 AH Bussum

no cure - no pay
Informatie op aanvraag

Bemiddeling - Debiteurenbewaking - Jur.adviezen

"Ik hoef niet veel
tegelijk te bestellen
en krijg toch een
leuke GVP-bonus..."

Kleine voorraden in uw apotheek en tóch interessanti
bonussen. Dat is de winst van samenwerken met
Apharmo en het GVP-bonussysteem. Informeer
hiernaar en maak meteen kennis met onze nieuwe
producten Anovutab® en Minipii® (anticonceptie voor
poezen), Cleanspray"- (reinigingsspray) en de unieke
Reisapotheek-,

(apharmo)

Efficiency in animal health care

Apharmo bv Postbus 5014 - 6802 EA Arnhem
Tel.: 026 362 90 22 Fax: 026 364 86 77 Internet: www.apharmo
-Com|

-ocr page 199-

Dit Tijdschrift voor Diergeneeskunde wordt opgedragen aan Peter Poll. In Nederland doen we dat niet
vaak, een heel tijdschrift in het teken van één persoon. Maar Peter Poll is een hijzonder mens en zijn af
scheid vraagt om een buitengewoon eerbetoon.

Peter Poll had een zeer veelzijdige en kleurrijke manier van uitoefenen van het beroep dierenarts. Een
korte beschrijving van zijn beroepsuitoefening wordt in het voorwoord weergegeven door Herman
Hazewinkel.

Mogelijk is daarin wat onderbelicht dat het Post Academisch Onderlijs Diergeneeskunde (PAO-D) voor
de gezelschapsdierenpracticus een grote vlucht heeft genomen. Peter Poll heeft hierin een belangrijke rol
gespeeld: met name de dierenarts voor gezelschapsdieren werd door Peter Poll - vaak persoonlijk - over-
tuigd van het nut van hijscholing, of zoals hij zelf liever noemt \'éducation permanente\'.

De passie voor zijn werk en het elan waarmee hij inspeelde op nieuwe ontwikkelingen - hij schroomde niet
om zijn hoofd hoven het maaiveld uit te steken - kostten onvermijdelijk veel kracht en energie. Wanneer in
dat kader input en output niet gelijk opgaan kun je opgebrand raken. Het is triest dat dit hem is overko-
men, maar het is tevens goed om te merken dat Peter Poll een opmerkelijke veerkracht bezit.

Naast zijn werk kon je op Peter Poll altijd een beroep doen voor de KNMvD. Zo heeft hij fantastische
spreekbeurten gehouden, onder meer op verscheidene Jaarcongressen. Hij mocht zich daarbij graag van
\'audivisual ejfects\' laten bedienen om zijn woorden kracht bij te zetten. Dit typeert de creatieve kant van
Peter Poll ten voeten uit.

Hij was ook een graag geziene gast op het secretariaat!

Hij kwam er langs voorgevraagde en ongevraagde adviezen, maar stak ook de handen uit de ttiouwen, zo-
als recent nog als hoofdredacteur van het hlad Dierenpraktijken.

Nu, aan het eind van zijn gevarieerde carrière, heeft een keur van inleiders hem toegesproken. Deze inlei-
dingen zijn weergegeven in dit Tijdschrift voor Diergeneeskunde als huldeblijk. Peter Poll, bedankt en het
ga je goed!

Namens de gehele KNMvD,
dr. Tj. Jorna.

-ocr page 200-

VOORWOORD

AFSLUITING VAN DR. P.H.A. POLL VAN EEN
VEELZIJDIGE CARRIÈRE

Peter H.A. Poll werd 65 jaar geleden geboren in Surabaya
(Nederlands Indië) alwaar hij zijn jeugd doorbracht. Na het
doorlopen van het Baams Lyceum ging hij in 1951 dierge-
neeskunde studeren. Na zijn afstuderen in Utrecht in 1957,
heeft collega Poll een grote verscheidenheid van werkzaam-
heden binnen de diergeneeskunde verricht waaronder: twee
jaar als FAO-expert in Burma, als dierenarts eerste-luitenant
bij de Koninklijke Luchtmacht, als hoofd Centraal
Dierenlaboratorium van het Academisch Ziekenhuis te
Utrecht, als praktiserend dierenarts te Zeist, als associé in
een verwijskliniek te Hilversum, als veterinair inspecteur
van de Universiteit te Amsterdam, als specialist chirurgie in
\'De Wagenrenk\' en als directeur van het PAO-Diergenees-
kunde.

Collega Poll heeft in Nederland als pionier de behandeling
van de hernia nucleus pulposis opgepakt en dit al meer dan
20 jaar geleden aan collegae onderwezen. Hij was één van
de eerste dierenartsen uit Nederiand die in Davos kennis-
maakte met de plaatosteosynthese als behandeling van
fracturen bij gezelschapsdieren en heeft dit later ook in zijn
verwijsklinieken veelvuldig toegepast. Hij werd één van
de eerste leden van AOVet in Nederland en heeft herhaal-
delijk bijgedragen aan AO-cursussen in Nederland en
daarbuiten.

Poll heeft in de periode dat hij werkzaam was op het AZU
intensief contact gehad met de afdeling voor experimentele
chirurgie (destijds hoofd: prof dr. A. Zimmerman). Hij
promoveerde in 1981 tot doctor in de geneeskunde aan de
Rijksuniversiteit te Utrecht op het proefschrift getiteld
\'Eariy growth of tumour cells in lung tissue\'.
Dr. Poll heeft een grote bijdrage geleverd aan de organisatie
en erkenning van de specialisatie in de geneeskunde der ge-
zelschapsdieren in Nederiand, zowel door \'De Wagenrenk\'
tot een specialistisch centrum uit te bouwen als doorzijn ac-
tieve bijdrage aan de specialisatie. Hij werd door de
Maatschappij en Faculteit uitgenodigd om als specialist
Chirurgie der Gezelschapsdieren in de Specialisatie
Commissie vorm te geven aan zijn specialisme in Neder-
land door, samen met anderen, een profielschets te schrij-
ven en een toetsingssysteem op te zetten om praktiserend
dierenartsen
de facto, en nog op te leiden jonge dierenart-
sen, tot specialist in de chirurgie te erkennen. Tevens heeft
hij een belangrijke bijdrage geleverd aan de introductie van
het tele-cardiologisch onderzoek bij de hond in Nederland.
Poll heef^ als lid belast met de tentoonstelling en later als
voorzitter van de Commissie \'Voorjaarsdagen\' een belang-
rijke bijdrage geleverd aan de groei van dit internationale
dierenartsencongres. Hij was nauw betrokken bij de organi-
satie van het WSAVA-congres in Amsterdam dat door de
toenmalige prinses Beatrix met een bezoek werd vereerd.
Poll heeft zo\'n tien jaar geleden het initiatief genomen tot
het organiseren van een apart dierenarts-assistenten-pro-
gramma, de DANS door langs die weg de kwaliteit van de
gezondheidszorg van gezelschapsdieren in Nederland te
verhogen.

Na het heroprichten van de verwijskliniek \'De Wagenrenk\'
heeft hij de afgelopen jaren als directeur van de PAO-D
mede zorggedragen voor de organisatie van vele lezingen,
cursussen en practica op het gebied der diergeneeskunde in
de ruimste zin.

Met het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd heeft
collega Poll besloten een punt te zetten achter bovenge-
schetste carrière, reden waarom door collega\'s uit de ver-
schillende aspecten van zijn loopbaan, met medewerking
van KNMvD en PAO-D, besloten werd lezingen te verzor-
gen voor de doelgroep waar hij zich vele jaren zo krachtig
voor heeft ingezet. De tekst van deze lezingen treft u aan in
deze bijdrage van het Tijdschrift.

ELEKTROCARDIOGRAFIE IN DE HUIDIGE TIJD: MOGE-
LIJKHEDEN VAN ECG-REGISTRATIE EN -INTERPRETATIE

L.M. Overduin^

Berichten en verslagen

\' Specialist interne geneeskunde der gezelschapsdie-
ren, Specialistencentrum Oistens ijk.

INLEIDING

Honderdenelf jaar geleden maakte
Augustus Desire Waller de eerste elek-
trocardiografische registratie van een
hond. Als je naar de plaatjes kijkt
waarop Waller\'s Bulldog Jimmie met
zijn poten in bakken met water staat
dan is het reëel om te veronderstellen
dat Waller nooit heeft kunnen bevroe-
den hoever het met deze techniek zou
kunnen komen. Toch kun je stellen dat
het elektrocardiogram (ECG) in de
huidige diergeneeskunde nog steeds
een cruciale rol speelt, ondanks bij-
voorbeeld de komst van de echocar-
diografie.

-ocr page 201-

Het ECG is een weergave van de ge-
middelde elektrische potentiaal die in
de hartspier wordt opgewekt. Het inte-
ressante is dat dit een dynamische
weergave is die de elektrische toestand
van het hart weerspiegelt tijdens de
cardiale \'cyclus\'. In een normaal ECG
zijn de verschillende onderdelen van
de cardiale cyclus als volgt te herken-
nen:

- de P-top geeft de depolarisatie van
de atria weer;

- het QRS-complex staat voor de de-
polarisatie van de ventrikels;

- de T-top staat voor (ventriculaire)
repolarisatie.

Behalve dat er in een ECG aanwijzin-
gen voor bepaalde hartaandoeningen
zijn temg te vinden, kun je in een ECG
ook aanwijzingen krijgen voor extra-
cardiale storingen, bijvoorbeeld meta-
bole aandoeningen. Ondanks het feit
dat het ECG zo\'n belangrijke rol kan
spelen in de diagnostiek van bepaalde
aandoeningen, is het helaas zo dat er in
Nederland nog relatief weinig gebruik
wordt gemaakt van deze vorm van dia-
gnostiek. Waarom dit is kan men al-
leen maar raden. Het interpreteren van
een ECG is niet altijd even eenvoudig.
Daarnaast is in een deel van de geval-
len het ECG een onderdeel van een to-
taal diagnostisch pakket. Wanneer dit
tevoren niet goed onderkend wordt,
kan de uitslag van een ECG inderdaad
teleurstellend zijn. Het is daarom zin-
vol om aan te geven wanneer een ECG
een plaats heeft en wat men kan ver-
wachten. Daamaast zijn er naast het
klassieke ECG nieuwe registratiemo-
gelijkheden die voor een bepaalde ca-
tegorie patiënten zinvol zijn.

WAARDE VAN HET ECG
Het ECG is bij uitstek als diagnostisch
middel geschikt voor het onderkennen
van aritmieën. De belangrijkste arit-
mie die daarbij genoemd moet worden,
is de fysiologische sinusaritmie, we-
gens de respiratoire variatie van de va-
gotonie. Soms is deze aritmie klinisch
heel goed te onderkennen. De onregel-
matigheid is regelmatig en loopt syn-
chroon met de ademhaling. Daamaast
kan deze aritmie verdwijnen door het
toedienen van atropine intraveneus, of,
nog gemakkelijker, door het induceren
van stress of het laten verrichten van
enige inspanning. De sinusaritmie is in
principe een aritmie met een vrij ms-
tige frequentie. Er zijn ook pathologi-
sche aritmieën die onder die categorie
vallen of zelfs een duidelijke bradycar-
die vertonen. Gedacht kan worden aan
een atrioventriculair blok en aan een
\'sick sinus\'. Dit laatste beeld laat vaak
een afwisseling van bradycardie en ta-
chycardie zien. De aritmieën met een
tachycardie als overheersend beeld
zijn bekender en vaker voorkomend in
de praktijk. Met name atriumfibrillatie
is een ECG-diagnose die vaak gesteld
wordt, zeker bij een aantal grote rassen
waarbij een cardiomyopathie de on-
derliggende oorzaak is. Hier komt di-
rect de waarde van het ECG om de
hoek kijken. Het beeld van atriumfi-
brillatie kan namelijk klinisch niet on-
derscheiden worden van bijvoorbeeld
de paroxysmale ventriculaire tachy-
cardie. Alhoewel een atriumfibrillatie
veel \'rommeliger\' klinkt is in feite een
ECG nodig om deze aritmieën uit el-
kaar te houden. Aangezien de behan-
deling van beide aandoeningen geheel
verschillend is, is te begrijpen dat een
ECG in deze gevallen onontbeerlijk is.
Het ECG kan ook aanwijzingen geven
voor vergrotingen van het hart. Deze
afwijkingen kunnen weer een cardiale
oorsprong hebben, maar zij kunnen
ook door extracardiale factoren ont-
staan. Een goed voorbeeld hiervan is
bijvoorbeeld een rechtsvergroting op
basis van een luchtwegaandoening.
Dit soort ECG-afwijkingen zijn sub-
tieler dan de aritmieën maar kunnen
wel degelijk belangrijk zijn in de dia-
gnostiek van bepaalde aandoeningen.
In combinatie met een goed lichame-
lijk onderzoek inclusief auscultatie
van het hart kan het ECG een waar-
schijnlijkheidsdiagnose opleveren
voordat een röntgenfoto of echografie
gemaakt wordt. Wel heeft dit aspect
van de elektrocardiografie zeker zijn
beperkingen. Wanneer een normaal
ECG wordt geregistreerd zal dit be-
paalde cardiale aandoeningen niet uit-
sluiten. Aan de andere kant kunnen af-
wijkingen soms bij \'toeval\' ontdekt
worden en de eigenlijk oorzaak van de
klachten enigszins verdoezelen. Een
goed voorbeeld is dat van een oudere
Yorkshire Terriër die chronische
hoestklachten vertoont. Indien het
ECG een P-mitrale vertoont (te lange
P-duur) dan wijst dit op een vergroting
van het linker atrium wat past bij een
mitralisinsufficiëntie. Bij deze rassen
wordt echter op oudere leeftijd ook
vaak een chronische bronchitis of een
tracheacollaps gezien. Opvallend in
het ECG in die laatste gevallen is vaak
de aanwezigheid van een sinusaritmie
met een rustige frequentie (verhoogde
vagotonie). Daamaast kunnen er soms
naast de P-mitrale aanwijzingen zijn
voor rechtsbelasting (hartasdraaiing,
P-pulmonale = te hoog P-voltage).
Uiteindelijk geeft het ECG ook in dit
soort gevallen, ondanks de aanvanke-
lijke \'misleiding\' door de P-mitrale,
een duidelijke aanwijzing voor de ei-
genlijke oorzaak voor de hoestklach-
ten. Dit vereist echter wel een con-
sciëntieuze bestudering.
Van de extra-cardiale aandoeningen
die mogelijk via een ECG op te sporen
zijn, is de ziekte van Addison de meest
bekende diagnose. Deze aandoening
kan aanleiding geven tot een bradycar-
die, een verhoging van de T-top (repo-
larisatiestoringen door de natrium-ka-
lium-veranderingen) en een verlagen
in voltage tot geheel verdwijnen van
de P-top. Een minder duidelijke afwij-
king is het te lage voltage van de R-top
bij hypothyreoïdie. Deze ECG-afwij-
king is echter ook bij andere aandoe-
ningen te vinden en kan zelfs bij volle-
dig gezonde honden aanwezig zijn.

DE WAARDE VAN DE COMPU-
TER IN DE CARDIOLOGIE
Zoals heel veel aspecten van onze sa-
menleving heeft ook de manier van re-
gistratie van het ECG erg veel baat ge-
had van de introductie van de com-
puter. In veel praktijken zal nog het
\'klassieke\' ECG-apparaat aanwezig
zijn: een apparaat met een schrijver die
op papier het ECG weergeeft. Lang-
zamerhand rukt echter de computerre-
gistratie op. Deze manier van regis-
treren heeft grote voordelen boven de
klassieke manier. Een eerste voordeel
is al de manier van bewaren. Een deel
van de klassieke ECG\'s wordt in de tijd
onleesbaar door vervaging. Daamaast
moeten de losse vellen ingeplakt wor-
den op een speciale kaart in het patiën-
tendossier of worden zij los aan het
dossier toegevoegd. Al deze ellende is
voorbij nu de computer het ovemeemt
(mits wel goede back-ups worden ge-
maakt!). Een uitermate groot voordeel
is echter dat je bij gebruik van bepaalde
apparatuur controle-ECG\'s direct met
het uitgangs-ECG kunt vergelijken.
Waar je met het blote oog zou zeggen
dat er niet veel veranderd is, blijk je via
de computer te zien dat dit niet waar is.
Computerregistraties bieden ook het
grote voordeel dat je ze op meerdere
manieren kunt uitwerken: verschil-
lende snelheden, verschillende aflei-
dingen naast elkaar etcetera. Er kan dus
na afloop van de registratie nog enigs-
zins \'gespeeld\' worden met de registra-
tie. Ten slotte horen er bij deze manier
van registratie ook programma\'s die

-ocr page 202-

■ ft

iÉiiidiÉftiii

m

voor het meten van het ECG zorgen, of,
nog verder gaand, die de interpretatie
aanleveren. Voor wat betreft de metin-
gen wordt er vaak uitgegaan van ge-
middelden. Bij de voltages zal dit zel-
den problemen geven, evenmin dus als
bij de hartasbepaling. Alleen wanneer
de voltages extreem wisselen kunnen
er miswijzingen ontstaan. De duur van
de verschillende onderdelen van de
ECG\'s is echter veel lastiger vast te
stellen. Niet iedere \'golf in het ECG
heeft een even mooi begin of einde.
Het blote oog kan daar nog creatief
mee omgaan, een computer niet, en dit
leidt vaak tot overschatting van de duur
van de complexen. Ook kunnen er
\'golven\' meegeteld worden die geen
golven zijn maar storingen, of kunnen
er artefacten meegeteld worden.
Wanneer er aan de automatische me-
ting dus ook een interpretatiepro-
gramma gekoppeld zit, kan dit natuur-
lijk tot verkeerde conclusies leiden.
Het is in deze daarom essentieel dat de
metingen altijd gecontroleerd worden
door naar het eigenlijke ECG te kijken.
Afgezien van deze beperkingen zal de
computerregistratie in de komende ja-
ren een grote vlucht maken.

DE ECG-REGISTRATIE VAN DE
AMBULANTE PATIËNT
Een direct voortvloeisel van de com-
puterregistratie zijn de Holter monito-
ring en de \'event recording\'. In beide
gevallen krijgt de patiënt een jasje aan-
gemeten waarin een zeer klein ECG
\'kastje\' wordt bevestigd. Er worden
enkele electrodes aangesloten en de
patiënt mag weer naar huis. Bij Holter
monitoring wordt er gedurende 24 uur
een ECG geregistreerd. Bij de \'event
recording\' kunnen een aantal \'events\'
worden opgenomen. Hoe lang deze
duren en hoeveel er geregistreerd kun-
nen worden kan vooraf ingesteld wor-
den. Beide methodes worden gebruikt
voor dieren die verdacht worden van
het aanvalsgewijs optreden van arit-
mieën, vaak gepaard gaande met syn-
cope. De eerste methode is natuurlijk
met name geschikt als deze aanvallen
vaak optreden. Bij de tweede methode
kun je een patiënt een week naar huis
sturen en kan er direct wanneer een
aanval optreedt op een knopje gedrukt
worden. In beide gevallen worden de
registraties via de computer ingelezen.
De analyse kan soms lastig zijn en een
bepaalde expertise noodzakelijk ma-
ken. bij de event recording kan een
normaal ECG geregistreerd worden.

DE ECG-BEOÜRDELING OP AF-
STAND

Het \'gewone\' ECG-tje blijft in een
aantal gevallen zinvol, maar de toe-
komst zal een andere kant uitgaan. Dit
hoeft geen problemen op te leveren bij
bijvoorbeeld interpretaties aangezien
ook de ECG-informatie tegenwoordig
steeds gemakkelijker via modems en
Intemet uitgewisseld kan worden,
waardoor beoordeling door bijvoor-
beeld een specialist veel gemakkelij-
ker wordt.

Het belangrijkste is echter dat men zich
niet blind staart op de nieuwe ontwik-
kelingen die gaande zijn, maar dat men
zich met name realiseert dat het ECG
binnen direct bereik van iedere praktijk
hoort te zijn, of dat nu in de vorm van
een eigen apparaat is of in de vorm van
een mogelijkheid tot verwijzing voor
deze vorm van diagnostiek in de nabije
omgeving. Wel is het te hopen dat de
ontwikkelingen die het computertijd-
perk met zich meebrengt de wijdere
verbreiding van de ECG diagnostiek
mede tot gevolg zullen hebben!

ECHO(CARDIOGRAFIE) IN DE EERSTE- EN TWEEDE-
LIJNSPRAKTIJK

J.W. Garretsen\'\'

INLEIDING

Algemene principes van echografie
Bij echografisch onderzoek wordt ge-
bruik gemaakt van weerkaatsingen
van ultrageluid in weefsels en/of orga-
nen. Als het tijdstip van uitzending van
het geluid, ontvangst van het geluid en
de voortplantingssnelheid bekend zijn,
kan uitgerekend worden hoe diep een
weerkaatsing ontstaan is en kan de in-
tensiteit ervan weergegeven worden.
In de B-mode of brightness-modula-
tion worden de sterktes van de echo\'s
omgezet in grijswaarden, vaderend
van echo-arme (zwarte) tot echorijke
(witte) schaduwen. In heldere vloei-

\' Specialist Veterinaire Radiologie. Veterinair Spe-
cialistisch Centrum \'De iVagenrenk\' en Specia-
listische Dierenkliniek Utrecht.

Stoffen inclusief bewegend bloed ont-
staan geen echo\'s, op het beeldscherm
leidend tot zwarte gebieden. In weef-
sels en organen zijn diverse grijswaar-
den waarneembaar, afhankelijk van de
samenstelling van de betreffende
structuur. De lever is echo-armer dan
de milt, milt en prostaat hebben onge-
veer dezelfde ecbogeniteit. De nier
bevat een echogene cortex en echo-
arme merholtes, gecombineerd met
een echorijk nierbekken. De hartspier
heeft een gemiddelde echogeniteit,
naar de lumenzijde toe soms wat echo-
gener.

In tegenstelling tot een röntgenfoto is
met echo een zeer goede differentiatie
mogelijk tussen met vocht gevulde
structuren en weefsels. Bij röntgeno-
logisch onderzoek is bij een dergelijke
vraagstelling vrijwel altijd een con-
trastonderzoek nodig en zelfs dan is
een differentiatie tussen een massa en
een met vocht gevulde holte niet altijd
mogelijk, bijvoorbeeld bij prostaat-
kapselcysten en niercysten. Infor-
matie over de interne afmetingen van
het hart vergden in het verleden een
ingrijpende hartcatheterisatie, danwel
op z\'n minst een non-selectief angio-
grafisch onderzoek. Op een röntgen-
foto worden alle weke delen die geen
calcificaties, vetophopingen of lucht
bevatten egaal grijs weergegeven.
Metastasen in een lever of milt zijn
niet te onderscheiden. Met een echo-
grafisch onderzoek zijn wel structuur-
afwijkingen in de organen waarneem-
baar.

-ocr page 203-

GEBRUIKSMOGELIJKHEDEN IN
DE PRAKTIJK

In vele dierenartsenpraktijken is
echografie-apparatuur aanwezig voor
gynecologische doeleinden bij het
varken, rund en paard. In toenemende
mate wordt deze apparatuur ook ge-
bruikt voor gezelschapsdieren. Naar-
mate deze apparatuur meer gebruikt
gaat worden voor niet-gynecologi-
sche doeleinden bij het gezelschaps-
dier wordt meer kennis en ervaring in
de echografie gevraagd om tot een
verantwoorde diagnose tekomen en
komt men in het grensgebied tussen
de eerstelijns dierenarts en de dieren-
arts die zich door opleiding en erva-
ring meer toegelegd heeft op echo-
grafische onderzoeken., in het bij-
zonder de geregistreerde specialist
veterinaire radiologie. In de behoefte
naar het opdoen van meer kennis en
ervaring wordt door diverse instan-
ties inclusief het PAOD voorzien.
Naar mijn stellige overtuiging zijn er
in de eerstelijns praktijken zeker een
fors aantal diagnoses goed en vol-
doende betrouwbaar te stellen, veelal
problemen in het abdomen (Tabel 1).

In het verleden waren contrastonder-
zoeken van de urinewegen, opnamen
met compressie en standsveranderin-
gen nodig als aanvulling op een stan-
daard röntgenologisch onderzoek, nu
kan in een groot aantal gevallen vol-
staan worden met één echografisch
onderzoek, zodat (verwijzing voor)
een echografisch onderzoek in prin-
cipe kostenbesparend voor een eige-
naar

Tabel 1. Echografie van het abdomen.

Enkele aandoeningen waarbij echografie voor het
stellen van de diagnose waardevol is gebleken;

* hydrops ascites

* pyometia

* prostaatkapselcystes, eventueel met catheterisa-
tie

* blaaswandafwijkingen, blaasstenen

* differentiatie egale o nodulaire leverafwijkin-
gen

* processen in de milt

* grootte-bepaling van de nier

\'I I ft

* grote niercyste, hydronefrose

werkt ten aanzien van de diagnostiek
van bovengenoemde meer eenvoudige
diagnoses. Er zijn belangrijke aandoe-
ningen in de gezelschapsdieren-prak-
tijk waarbij echografisch onderzoek
aanvullende informatie verschaft (Ta-
bel 2).

Net als bij de beoordeling van een
röntgenfoto leert de ervaring dat geen
afwijkingen aantreffen bij echogra-
fisch onderzoek kan betekenen dat de
uitvoerder/beoordelaar geen afwijkin-
gen ziet of dat deze er ook werkelijk
niet zijn of dat deze een vaak technisch
hoogwaardiger echo-apparaat vergen
om tot een correcte diagnose te komen.
Het is nauwelijks mogelijk om de
grenzen daarvan aan te geven. De dia-
gnostiek van multiple kleine cystes in
de nier bij de kat in het kader van
Polycystic Kidney Disease is een der-
gelijk voorbeeld

ECHOGRAFIE VAN DE THORAX
INCLUSIEF ECHOCARDIOGRAFIE
Ten aanzien van de echo-diagnostiek
van de thorax zijn er naar mijn mening
ook diverse diagnoses mogelijk op
verschillend kennis- en ervaringsni-
veau, waarbij mede naar aanleiding
van de bevindingen van de thoraxop-
namen of de uitslag van een ECG-be-
oordeling met echo een bepaalde
vraagstelling beantwoord kan worden.
Het uitbesteden van de volledige be-
oordeling van een ECG aan ervaren in-
ternisten of cardiologen via bijvoor-
beeld Cardio Control leidt er regel-
matig toe dat een echografisch onder-
zoek als aanvulling wenselijk wordt
geacht.

Ook daarbij geldt dat afhankelijk van
kennis, ervaring en kwaliteit van de
echo-apparatuur diverse diagnoses
goed in de eerstelijns-praktijk te stel-
len zijn bijvoorbeeld een forse hydro-
thorax bij staande hond/ kat, redelijke
tot forse pericardovervulling, matige
tot ernstige congestieve cardiomyopa-
thie en hypertrofische cardiomyopa-
thie met fors verwijd linker atrium.
Moeilijker te diagnosticeren kunnen
zijn: aortastenose, mitralisinsufficiën-
tie, geringe pericardovervulling, be-
ginnende cardiomyopathie, hernia dia-
fragmatica en vergrote stemale lymf-
knopen.

De diagnostiek van onderstaande af-
wijkingen kan reden zijn tot verwij-
zing naar een collega die veel kennis
en ervaring heeft op het gebied van
de cardiologie: diverse congenitale
hartgebreken (VSD, PS, tetralogie),
diverse verkregen hartgebreken (mit-
ralisinsufficiëntie, endocarditis), dia-
gnostiek naar de oorzaak van een pe-
ricardovervulling, diagnostiek van
mediastinale structuren, hernia dia-
fragmatica met ingeklemde lever-
kwab, en een hernia diafragmatica
peritoneopericardiale.

ECHOGRAFIE VAN OVERIGE
STRUCTUREN

Ter volledigheid kunnen nog aan en-
kele minder frequent voorkomende
diagnoses gedacht worden, die het ge-
bruik van echografie in de praktijk
voor een ieder moge stimuleren, zoals
het stolsel in het linker atrium bij hy-
pertrofische cardiomyopathie bij de
kat, oedeem van het duodenum bij
acute pancreatitis hond, de diagnos-
tiek van een primaire longtumor, en
het vaststellen van een hydrocepha-
lus.

Met een echografisch onderzoek zijn
naast bovengenoemde structuren ook
andere weefsels en/of organen hetzij
nu te onderzoeken of zullen in de
toekomst te onderzoeken zijn. Daar-
bij valt onder andere te denken aan:
onderzoek van massa\'s in of onder
de musculatuur van het appendicu-
laire skelet, onderzoek van massa\'s
in de keelstreek en halsvlakte, onder-
zoek van gewrichten en peessche-
den.

Echografisch onderzoek is inmiddels
niet meer weg te denken uit de dier-
geneeskunde bij gezelschapsdieren,
vooral bij de cardiologische patiën-
ten en zal ook in het komende millen-
nium blijven groeien in belangrijk-
heid in de veterinaire praktijk.

Tabel 2, Nader onderzoek met echogratie.

Meer inzicht en kennis is nodig bij de diagnostiek van bijvoorbeeld:

* structuurafwijkingen lever en milt (leververvetting, Cushing, maligne lymfoom, milttorsie)

* invaginatie

* paralytische ileus, evt bij parvo

* mega-ureter bij ureter-ectopie

* prostaatdiagnostiek

* urethraalcarcinoom

* bijniertumoren van enige omvang

* vergrote lymflcnopen

* maag-en darmtumoren

-ocr page 204-

PI ■

nÉTtfeÉfclli

CHRONISCHE NIERINSUFFICIËNTIE BIJ GERIATRISCHE
PATIËNTEN: DIAGNOSTIEK EN BEHANDELING

H.P. Meyer\'\'

INLEIDING

Eigenlijk is de aard van de diagnostiek
en behandeling van chronische nierin-
sufficiëntie (CNI) onafhankelijk van
de leeftijd, dus is deze samenvatting
geldig \'voor alle leeftijden\'. De ge-
middelde leeftijd van honden en katten
met chronische nierinsufficiëntie
(CNI) is 6,5 tot 7, respectievelijk 7,4
jaar. De prevalentie van nierfalen bij
de kat is 16 gevallen op 1000 onder-
zochte katten. Wel is het zo dat de pre-
valentie met de leeftijd toeneemt. Zo is
bij katten ouder dan 15 jaar de preva-
lentie 153 per 1000. Bij honden komt
nierfalen iets minder vaak voor (9 op
1000 gevallen), maar ook bij honden
neemt de prevalentie toe met de leef-
tijd (honden ouder dan 15 jaar 57 op de
1000 gevallen).

Men mag dus verwachten dat nierpa-
tiënten een belangrijk aandeel vormen
in het aanbod van bonden en katten in
uw praktijk. Ondanks de vaak slechte
prognose voor de lange termijn, over-
leven patiënten met CNI vaak vele
maanden tot jaren met een redelijk
goede kwaliteit van leven. In deze
lange periode zult u de symptomati-
sche en ondersteunende behandeling
geven. Bovendien kunt u mogelijk de
schijnbaar onafwendbare verslechte-
ring van de nierfunctie vertragen, nu
vooruitgang wordt geboekt in de pa-
thogenetische inzichten over de spon-
tane progressie van CNI. Aan de an-
dere kant is het goed om te realiseren
dat ouder worden
an sich geen reden is
om een vermindering van de nierfunc-
tie te krijgen. Pas op zeer hoge leeftijd
(bij mensen boven de 85-90 jaar)
treedt er spontaan een vermindering
van de glomerular filtration rate (GFR)
op. Voordat deze vermindering kli-
nisch relevant wordt is er vaak al een
geheel andere reden geweest om ziek
te worden. Dus zo maar aan oudere
dieren een \'nierdieet\' voorschrijven
omdat de GFR wel verlaagd zal zijn
snijdt weinig hout.

Specialist interne geneeskunde der gezelschapsdie-
ren. Vakgroep Geneeskunde van Gezeischapsdieren,
Utrecht en voorzitter organisatie commissie van
Voorjaarsdagen en D.A.N.S.

Een veel gestelde vraag is hoe je nu het
beste de nierfunctie kunt bepalen.
Alvorens daar een antwoord op te ge-
ven allereerst iets over de nierfunc-
tie(s) zelf De nier heeft niet alleen een
belangrijke functie in de uitscheiding
van vele stoffen (dus de filterfunctie =
GFR). Maar de vorming van actief vi-
tamine D, de vorming van erythropoïe-
tine en de regulatie van de zuur/base
balans door de uitscheiding van am-
moniak en de productie van bicarbo-
naat vinden ook plaats in de nieren.
Tevens vindt in de distale tubuli en
verzamelbuizen onder invloed van
ADH (= AVP, arginine vasopressine)
terugresorbtie van water plaats, het-
geen van belang is bij het concentre-
rend vermogen van de nieren. De veel-
heid van nierfuncties maakt duidelijk
dat er niet een enkele test of bepaling
waarmee de \'nierfunctie\' kan worden
bepaald. Gegevens uit bloed- en urine-
onderzoek helpen meestal om uit te
vinden of er een nieraandoening
speelt. Echografisch en histologisch
onderzoek van de nier is meestal nood-
zakelijk om de aard van het nierpro-
bleem te achterhalen.

BLOEDONDERZOEK
De glomerular filtration rate (GFR)
Bepaling van de glomerulaire functie
is een essentieel onderdeel van de eva-
luatie van een nierpatiënt, omdat de
glomerular filtration rate (GFR) direct
gerelateerd is aan de hoeveelheid func-
tionele niermassa. De GFR wordt be-
paald door de kwaliteit en oppervlak
van het filtrerend membraan, de
hoogte van de effectieve filtratiedruk
en van de hoeveelheid functionele ne-
fronen. Het ureum en het kreatinine
gehalte in het plasma zijn belangrijke
parameters, waarmee in de praktijk de
GFR (lees: nierfunctie) ingeschat
wordt. Bij nierfalen zullen er minder
functionele nefronen zijn en kan de
kwaliteit van het filtrerend membraan
aangetast zijn. Beide leiden tot een la-
gere GFR en dus een verhoging van
ureum- en kreatininegehalte. Echter
ook veranderingen in de filtratiedruk,
zoals bij verminderde nierdoorbloe-
ding (dehydratie, shock, hartfalen) of
bij een obstructie in de afvoerende uri-
newegen, zullen leiden tot een vermin-
derde GFR. Hierbij zijn er dus geen
laesies in de nier.

Ureum

Ureum wordt in de lever gevormd uit
ammoniak, een afvalproduct van het
aminozuur katabolisme. De productie
en excretie van ureum is niet constant.
De ureum productie en excretie neemt
toe na een eiwitrijke maaltijd, bij gas-
trointestinal bloedingen en bij om-
standigheden waarin een verhoogd
katabolisme plaatsvindt (vasten, infec-
tie, koorts). Ook medicijnen als gluco-
corticoïden, azathioprine en tetracycli-
nes kunnen het ureumgehalte doen
stijgen. Lage ureum-concentraties kun-
nen worden gevonden bij eiwitarme
diëten, het gebruik van anabole steroï-
den, ernstige leverinsufficiëntie en
portosystemische shunts. Het ureum-
gehalte in het plasma stijgt dus bij een
verminderde GFR, maar wordt tevens
beïnvloed door veel andere factoren.

Kreatinine

Kreatinine is een afvalproduct van de
spierstofwisseling. De dagelijkse pro-
ductie van kreatinine wordt vooral be-
paald door de spiermassa. Jonge dieren
hebben lagere waarden en mannelijke
en zwaar bespierde dieren hebben ho-
gere waarden. Kreatinine wordt nau-
welijks beïnvloed door het dieet.
Kreatinine wordt niet verder gemeta-
boliseerd en wordt in de nieren bijna
geheel uitgescheiden door middel van
glomerulaire filtratie. De excretie is re-
latief constant en dus is de kreatinine-
concentratie in het plasma een goede
schatting van de GFR. De relatie tus-
sen kreatinine en de GFR is een hyper-
bool, dat wil zeggen er verandert wei-
nig met het kreatinine-gehalte als de
GFR in geringe mate is verlaagd, maar
de helling van de lijn neemt snel toe bij
ernstige aantasting van de GFR.
Dus grote veranderingen in de GFR in
het begin van een nierziekte veroorza-
ken maar kleine veranderingen in de
kreatininewaarde. Een verhoogde kre-
atininewaarde in een steady-state
(geen dehydratie) zou theoretisch be-

-ocr page 205-

tekenen dat 75% van de nefronen niet
functioneren. De hoogte van het kre-
atinine-gehalte zegt echter niets over
de oorzaak (prerenaal, primair renaal,
postrenaal), over het acuut of chro-
nisch zijn van de aandoening, noch
over het reversibel of irreversibel zijn,
noch over de progressieve of niet
progressieve aard van het nierfalen.

Wat te doen hij een gering verhoogd
kreatinine-gehalte

Wat zegt nu een gering verhoogd kre-
atinine-gehalte? Uit het voorgaande
moge duidelijk zijn dat er dan al een
fors nierprobleem aanwezig kan zijn.
Echter onze referentiewaarden zijn na-
tuurlijk gemiddelden van een hele di-
verse populatie, dus kan een gering
verhoogd kreatinine-gehalte voor een
individuele hond of kat nog passen bij
een geheel normale nierfunctie.
In dit soort gevallen zullen we dus op
een meer betrouwbare manier de nier-
functie (lees: GFR) moeten meten.
Ook in een notoire nierpatiënt kan het
nuttig zijn om op een objectieve ma-
nier de GFR te meten (bijvoorbeeld
om een prognose te geven of om in-
zicht te geven in de progressie). Twee
manieren om de GFR te meten zullen
worden besproken. De eerste kunt u in
de praktijk uitvoeren, voor de tweede
maken we in de UK.G gebruik van ra-
dio-isotopen.

De endogene kreatinine klaring (EKK)
De renale klaring van een stof is gede-
finieerd als het plasma-volume dat
elke minuut door de glomeruli gefil-
treerd had moeten worden voor die
hoeveelheid van die stof, die elke mi-
nuut in de urine verschijnt. Als een stof
niet gereabsorbeerd wordt en ook niet
gesecemeerd in de tubuli, dan is de
klaring van die stof gelijk aan de GFR.
Kreatinine is min of meer zo\'n stof.
Het meten van de endogene kreatinine
klaring (EKK) is bijvoorbeeld geïndi-
ceerd bij honden en katten die pu/pd
hebben en een (vrijwel) normaal
ureum- en kreatinine-gehalte. Om de
EKK te berekenen heeft u de volgende
gegevens nodig: de kreatinine-concen-
tratie in de urine, het kreatinine-ge-
halte in het plasma en de hoeveelheid
geproduceerde urine in 24 uur. Dit
vergt dus veel nauwkeurigheid van de
eigenaar. Aan begin en eind van de 24
uur kunt u de patiënt bij u laten komen
om de blaas te ledigen (alleen van het
tweede bezoek komt de urine bij de
door de eigenaar verzamelde kan met
urine).

U noteert de hoeveelheid 24-uurs urine
en stuurt een monster op voor het be-
palen van het kreatinine-gehalte, te-
vens onderzoekt u het plasma-kreati-
nine gehalte van dezelfde dag. U kunt
in de praktijk op deze manier de GFR
berekenen. De normale ekk is 2 tot 5
ml/min/kg.

GFR-meting op de UKG
Wij meten de GFR door de klaring te
berekenen van een toegediende radio-
actieve stof(9\'^">Tc-DTPA). Voor deze
meting nemen wij de honden een dag
op. Zij krijgen dan de radio-isotoop
(halfwaardetijd 6 uur) intraveneus toe-
gediend. Op gezette tijden wordt bloed
afgenomen en in het monster wordt de
radioactiviteit gemeten in een gamma-
counter. De gegevens worden door de
computer gecorrigeerd voor spontaan
verval van de radio-activiteit, en voor
andere invloeden, zoals het distributie-
volume (dehydratie). De klaring en
nog meer de helling van de verkregen
curve is een zeer betrouwbare maat
voor de GFR. Deze meting kost onge-
veer ƒ 250,-. Als u van te voren telefo-
nisch met ons overlegt, kunt u een pa-
tiënt zo doorsturen, dat deze dinsdags
op de nefrologie-poli komt en dan de
volgende dag een GFR-meting gedaan
kan worden.

Sinds enige jaren wordt er in landen
waar er geen beschikking is over gam-
macamera\'s ook gebruik gemaakt van
een methode waarbij de uitscheiding
van röntgencontrastmiddel door de
nieren wordt bepaald. De correlatie
tussen de gouden standaard (radio-iso-
topenklaring) en deze methode is rede-
lijk goed, maar de tijdsinvestering is
ongeveer evenredig, dus in de praktijk
lijkt het logischer om óf voor de endo-
gene kreatinineklaring óf voor door-
sturen voor een radioisotopenklaring
te kiezen.

DE AFNAME VAN EEN NIERBIOPT

Indicaties

Pathologisch onderzoek van een nier-
biopt kan zeer nuttige aanvullende in-
formatie geven in geval van onder an-
dere renale
Proteinurie en pyelonefritis
(Tabel
1). Renale Proteinurie kan grof-
weg veroorzaakt worden door verschil-
lende glomerulonefritiden en amyloï-
dose. Renale amyloïdose (meestal van
het secundaire type) heeft een zeer
slechte prognose. Glomerulonefritiden
kunnen echter tegenwoordig medica-
menteus soms goed onder controle
worden gehouden. Differentiatie tus-
sen die twee oorzaken van renale
Pro-
teinurie is dus van belang voor een
goede inschatting van de prognose.
Ook voor het inschatten van de ernst
van CNI kan pathologisch onderzoek
van een nierbiopt zeer nuttig zijn: zo
kan er naast de typische rondcellige in-
terstitiële nefritis die altijd in het kader
van CNl wordt gezien (zie ook ACE
remmers) ook nog een haardnefritis
met polymorfkemigen bestaan, moge-
lijkerwijs op basis van een pyelonefri-
tis. De behandeling hiervan kan de
progressie van het CNl duidelijk beïn-
vloeden.

Tabel 1. Indicaties voor het afnemen van een
nierbiopt.

Nefrotisch syndroom
Verdenking op tumor

Verdenking op pyelonefritis of acuut nierfalen
Renale haematurie
Bevestiging erfelijke aandoening
Verdenking op FIP of FeLV

Bevinden er zich afwijkende structu-
ren in de nier, dan kunnen deze onder
echogeleide gericht worden aange-
prikt.

Een nierbiopt kan ook nuttig zijn voor
bet uitsluiten van, zij het zeer subtiele,
glomerulaire veranderingen bij renale
haematurie. Wij zien regelmatig die-
ren (voornamelijk honden, sporadisch
ook katten) met haematurie zonder be-
geleidende symptomen (zoals dysurie
of Pollakisurie), dus met als waar-
schijnlijke oorzaak een renaal pro-
bleem. Differentieel diagnostisch kan
men dan denken aan pyelonefritis,
niertumoren (zowel primair als meta-
statisch als een baemagiosarcoom),
glomerulosclerose en, de meest voor-
komende oorzaak, idiopathische re-
nale haematurie. Bij uitsluiten van de
overige oorzaken van renale haematu-
rie wordt deze diagnose dus per exclu-
sionem gesteld. Er wordt geen behan-
deling ingesteld, de aandoening treedt
meestal intermitterend op en leidt zel-
den of nooit tot anaemie.
Bij de kat zijn verdenking op FIP en
lymfoom (dit komt bij de kat regelma-
tig diffuus door beide nieren voor) be-
langrijke indicaties voor het afnemen
van een nierbiopt.

Bestaat er een sterke verdenking op
een CNl met beiderzijds kleine nieren
zonder duidelijke proteïnurie, dan leert
een nierbiopt ons eigenlijk niet zoveel.

Techniek

Tegenwoordig wordt een nierbiopt al-
tijd onder echogeleide afgenomen. Bij
zeer magere katten zou een biopt ook

-ocr page 206-

\'blind\' kunnen worden afgenomen,
maar daar er nogal wat gevoelige
structuren in de buurt lopen (a. & v. re-
nalis, ureteren, aorta, vena cava cauda-
lis) en je er zeker van wilt zijn dat er
schors in het biopt zit, is ook dan een
echo aan te raden. De stollingstijden
(APTT, PT, fibrinogeen) dienen bin-
nen de referentiewaarden te liggen en
idealiter dient de antithrombine (AT)
111 concentratie normaal te zijn. Met
name bij ernstige renale Proteinurie
kan dit eiwit verloren gaan, waardoor
er een vergrote kans op thrombose be-
staat.

De hond wordt gesedeerd (bijvoor-
beeld met medetomidine) en in rechter
zijligging gebracht. Na scheren, reini-
gen en desinfecteren van de huid wordt
van caudaal af onder constante echo-
begeleiding een (gemodificeerde)
TrueCut naald in de nier aangebracht
en wordt het biopt afgenomen.
Verzending vindt plaats in gebufferde
formalineoplossing. Cytologisch on-
derzoek van het preparaat is niet zin-
vol, tenzij er zich een ruimteinnemend
proces in de nier bevindt (bijvoorbeeld
een tumor). Het is raadzaam om na de
afname van het biopt enkele uren ge-
forceerde diurese uit te voeren, dan
wel de eerste dagen na de afname de
diurese te bevorderen door wat extra
zout over het voer te strooien. Dit be-
vordert het \'uitwassen\' van stolsels uit
de nier en het pyelum. De eigenaar
dient te weten dat er enige dagen bloed
in de urine kan komen. Dit verdwijnt
(meestal) vanzelf

Contra-indicaties en complicaties
Het complicatierisico van het afnemen
van een nierbiopt is klein (<1% kli-
nisch waarneembare problemen). In-
dien de stolling afwijkend is (diffuse
intravasale stolling (DIS), door bij-
voorbeeld een haemangiosarcoom) of
er juist kans op thrombose bestaat (bij-
voorbeeld bij Proteinurie, door ATI II
tekort, of bij polycythaemie) dan kan
het afnemen van een nierbiopt leiden
tot verbloeding (in buik of via urine-
wegen), c.q. thrombose (in a. renalis,
aa. pulmonales of elders). Deze com-
plicaties onderstrepen de noodzaak
van stollingscontrole vooraf In de lite-
ratuur wordt ook melding gemaakt van
haematomen in het pyelum, waardoor
acuut nierfalen optreedt, maar deze
complicatie is gelukkig in Utrecht
(nog) niet opgetreden. Ook hyperten-
sie kan het bloedingsrisico verhogen,
maar daar onbloedige bloeddrukme-
tingen vooralsnog bij de hond en kat
niet echt betrouwbaar zijn kan dit niet
goed worden gecontroleerd.
Een enkele keer treedt er infarcering
op na het afnemen van een nierbiopt.
Zeker bij herhaalde bioptafnames
treedt er enige fibrosering op van de
caudale pool van de linker nier, maar
dit lijkt belangrijker in verband met de
interpretatie van de histologie dan
voor de klinische toestand.
Een adequate bioptietechniek, waarbij
de verblijfsduur van de naald mini-
maal is en het biopt snel en \'schoon\'
wordt afgenomen is zeer belangrijk bij
het voorkómen van complicaties.

jjjjjjl

OORZAKEN VAN CHRONISCHE
NIERINSUFFICIÊNTIE (CNI)
De primaire oorzaak van CNI kan ge-
legen zijn in de glomeruli, tubuli,
bloedvaatjes of in het interstitium
(Tabel 2).

Tabel 2. Oorzaken van CNI.

Glomerulair glomerulonefritis (meest auto-
immuun)
amyloïdose
intoxicaties
Tubulair hypoxic

intoxicaties (onder andere zware
metalen)
virale infecties
Interstitieel pyelonefritis

haardnefritis(FIP)
Vasculair vasculitis diabetes (mens)
Gemengd aangeboren afwijkingen
tumoren

Als de primaire nierschade maar ern-
stig genoeg is en er een kritische massa
aan nierweefsel is aangetast, dan leidt
het primaire affect altijd via een ste-
riele ontsteking en fibrosering van het
tubulointerstitieële compartiment tot
verdere verslechtering, ook in de delen
van het nierweefsel die aanvankelijk
niet waren aangetast. Dus als er pri-
mair een tubulair probleem gaande
was, raken op den duur ook de glome-
ruli bij het proces betrokken. Dit pro-
ces is progressief, zodat de meeste
nieraandoeningen eindigen met CNI.
Dit eindstadium werd wel aangeduid
met chronische interstitiële nefritis
(CIN; schrompelnier). Hoewel deze
omschrijving pathologisch gezien juist
is, lijkt het bij deze term net of er een
primair interstitieel probleem gaande
is, wat dus niet zo hoeft te zijn.
Daarom is de term chronische nierin-
sufficiëntie beter. Bij de meeste geval-
len van CNI is de primaire oorzaak niet
meer te achterhalen.

DE THERAPIE VAN CNI

Nierdieet

Bij de mens is aangetoond dat met toe-
nemende leeftijd de GFR gaat ver-
slechteren. Dit effect treedt echter pas
op zeer hoge leeftijd op. Bij oudere
honden, waarvan één nier verwijderd
was (op zevenjarige leeftijd), kon geen
schadelijk effect worden aangetoond
van het voeren van een eiwit-rijk dieet
gedurende vier jaar. Of er echt geen
sprake is van een spontaan verslechte-
rende GFR op hogere leeftijd zou bij
de hond verder onderzocht moeten
worden. Eiwitten zijn geen nefrotoxi-
sche stoffen. Een gezonde hond (met
een normale nierfunctie), ook al is
deze al op leeftijd, hoeft geen eiwit-
arm dieet.

Wat is dan de zin van eiwitarm dieet hij
een slechte nierfunctie?
Na een bepaald percentage verlies aan
nierfunctie, verslechtert de nierfunctie
spontaan verder. Dit fenomeen onder-
houdt zichzelf De progressie van het
nierfalen kan bij ratten en bij mensen
geremd worden door het dieet te be-
perken in eiwit en fosfor. In de nog in-
takte nefronen vindt dan minder hy-
perfiltratie plaats, waardoor de pro-
gressie van de glomerulosclerose ge-
remd wordt. Dit effect is bij de hond en
kat nooit onomstotelijk aangetoond.
Honden met nierfalen tonen een ver-
slechtering van de GFR gedurende het
verloop van hun nierziekte. De snel-
heid van afname van de GFR wordt
echter waarschijnlijk niet beïnvloed
door hoog of laag eiwitgehalte in het
voer. Tenminste de verschillen konden
niet aangetoond werden. Er is wel
meer toename van het tubulointersti-
tiële infiltraat bij nierpatiënten (hon-
den) die een eiwitrijk voer ten opzichte
van laag eiwit-gevoerde honden. Dus
histopathologisch worden minder lae-
sies gezien bij het voeren van een ei-
wit-arm dieet. Het tubulointerstitiële
compartiment staat de laatste tijd sterk
in de belangstelling, daar de verande-
ringen hierin (ontsteking en fibröse)
met name bepalend zijn voor de
progressie van het nierfalen. Echter,
het geven van een eiwitarm dieet
(waarbij het fosfor-gehaite wordt ge-
handhaafd) heeft geen aantoonbaar ef-
fect op mortaliteit of mate van progres-
sie van de uremie. Er is dus, althans op
glomerulair niveau, bij de hond nog
nooit aangetoond dat eiwitwarm dieet
de progressie van nierfalen kan rem-
men, maar er zijn duidelijke aanwij-
zingen dat er wel een vermindering is

-ocr page 207-

in de pathologische veranderingen in
het tubuli-interstitiële compartiment.
Naast de eventuele beïnvloeding van
de progressie van CNI in eiwitarm
dieet is ook geïndiceerd als uremie op-
treedt met symptomen als depressie,
braken, anorexie en gewichtsverlies
(immers het gehalte aan stikstofhou-
dende verbindingen in het bloed moet
zo laag mogelijk gehouden worden).
Men moet wel in gedachten houden
dat een te rigoureuze eiwitbeperking
ook nadelen heeft: in geval van een ne-
gatieve stikstotbalans zal de hoeveel-
heid endogeen afgebroken eiwit toene-
men, waardoor de concentratie \'uremi-
sche\' toxinen alleen maar stijgt. Bo-
vendien ontstaat er bij marginale ei-
witgift gemakkelijk een metabole aci-
dose: glutamine is een belangrijke
bron voor de intrarenale ammoniak-
productie.

Dit ammoniak is nodig om zuur via de
urine uit te scheiden. Is er onvoldoende
glutamine, dan zal er dus gemakkelijk
accumulatie van zuur in de circulatie
ontstaan. Anderzijds zal metabole aci-
dose door de verhoogde vraag naar
glutamine (die dan endogeen wordt
\'gerecruteerd\') sneller tot een katabole
toestand leiden. In de meeste nierdië-
ten zit voldoende eiwit om
-bij vol-
doende voeropname!-
een negatieve
stikstofbalans te vóórkomen. Tevens
hebben zij een licht alkaliniserend ef-
fect, zodat acidose voor zover moge-
lijk wordt voorkomen.

De zin van fosfaatrestrictie
Fosfaatrestrictie heeft wel een gunstig
effect op de progressie van het nierfa-
len en de mortaliteit. Fosfaatrestrictie
zorgt voor een vermindering van de re-
nale hyperparathyreoïdie (wat daar zo
gunstig aan is, wordt verderop in dit
hoofdstuk behandeld), maar ook hon-
den zonder bijschildklieren tonen het
gunstige effect van fosfaatrestrictie op
de progressie van het nierfalen. Het
voordelig effect van fosfaatrestrictie
op de progressie van het nierfalen is
waarschijnlijk gerelateerd aan het op-
losbaarheidsproduct van calciumfos-
faten. Minder fosfor geeft minder cal-
ciumfosfaat neerslagen en dus minder
weke delen mineralisatie.
Fosfaatarme voeding is aan te raden bij
honden met azotemie en bij honden
met fors GFR-verlies. De werkzaam-
heid is aangetoond bij honden met
90% GFR-verlies, maar kon niet wor-
den aangetoond bij honden met 50%
GFR-verlies.

Fosfaatbinders zouden aan te raden
zijn omdat de meeste eiwitarme voe-
ders (nierdieet) nog teveel fosfor be-
vatten, maar er zijn geen studies naar
de juiste doseringen van deze stoffen.
Het aluminium in fosfaatbinders zou
een rol kunnen spelen bij de pathoge-
nese van uremische encefalopathie.
Het gebruik van calciumcarbonaat als
fosfaatremmer bij de hond en kat dient
ook middels onderzoek te worden ge-
evalueerd, daar het gemakkelijk kan
leiden tot hypercalcemie.

De zin van zoutarme voeding
Systemische arteriële hypertensie is
een bekend(e) oorzaak én gevolg van
CNl bij de mens. Bij honden en katten
wordt vermoed dat hypertensie ook bij
nierproblemen optreedt (in 60-90%
van de gevallen!). Hoewel indirecte
bloeddrukmeting (gemeten met Du-
plex echografie aan voorpoot of staart)
door velen wordt gezien als een rede-
lijk betrouwbare afspiegeling van de
actuele bloeddruk zijn de resultaten
aan de UKG niet echt hoopgevend. De
hypertensie bij nierproblemen is het
gevolg van een overstimulatie van het
systemische renine-angiotensine-al-
dosteron systeem, waardoor de peri-
fere vaatweerstand en het circulerend
volume (door natriumretentie) toene-
men. Ook de secundaire renale hyper-
parathyreoïdie speelt een rol in de pa-
thogenese van de hypertensie.
De hypertensie heeft nogal wat (poten-
tiële) complicaties, zoals ablatio reti-
nae (regelmatig beschreven bij katten
met nierfalen), plotse dood door een
haematoom in de hersenen en natuur-
lijk een versnelde progressie van het
nierfalen zelf Glomerulosclerose en
versnelde proliferatieve veranderingen
in het mesangium liggen hieraan ten
grondslag. Voorkómen van de hyper-
tensie door beperken van de natrium-
opname is een nuttige additionele
dieetmaatregel bij CNF. De meeste
commerciële nierdiëten zijn (relatief)
zout-beperkt. Natuurlijk kan de stimu-
latie van de RAA-as ook farmacolo-
gisch worden beïnvloed (zie ACE-
remmers).

Conclusies diëten

Geconcludeerd moet worden dat een
goed nierdieet met fosfor-beperking
nuttig is bij CNI. Hoewel de rol van ei-
witbeperking bij de progressie van
nierfalen niet geheel onomstreden is,
kan eiwitbeperking zeker bij emstige
uremie een positief effect hebben op
het functioneren van het dier door ver-
lagen van de uremische toxinen. Ook
is een vermindering van de interstitiële
nefritis bij eiwitbeperking aangetoond,
zodat mag worden geconcludeerd dat
voorzichtige eiwitbeperking bij pa-
tiënten met CNI geïndiceerd is.

Vetzuursamenstelling van het voer
Recentelijk is de interesse in het ge-
bruik van bepaalde vetzuren in de voe-
ding ter voorkóming en behandeling
van allerlei ontstekingen zeer in de be-
langstelling komen te staan. In plant-
aardige vetten zitten veel onverza-
digde vetzuren. De onverzadigde vet-
zuren met de eerste dubbele binding
aan het zesde koolstofatoom (zoge-
naamde w-6 vetzuren, zoals bijvoor-
beeld linoleenzuur) zijn precursor van
arachidonzuur, hetgeen weer precur-
sor is van de 2-serie eicosanoïden, zo-
als Prostaglandine E2 (vasodilatatie,
ontsteking en verhoogde extracellu-
laire matrixvorming), thromboxaan A2
(vasoconstrictie en verhoogde plaat-
jesaggregatie) en prostacycline I2 (va-
sodilatatie en remmen plaatjesaggre-
gatie). Netto effect van het geven van
veel w-6 vetzuren zou een versnelde
progressie van CNF kunnen zijn, door
verhoging van de GFR en renale door-
bloeding en door stimuleren van de
plaatjesaggregatie.

Het verstrekken van w-3 vetzuren (zo-
als bepaalde visolie) remt de productie
van de serie 2 eicosanoïden en stimu-
leert de serie 3 eicosanoïden, zoals
Prostaglandine E3 en thromboxaan
A3,
die minder schadelijke effecten op de
nier zouden hebben. Hoewel de effec-
ten hiervan bij honden bij CNF zijn on-
derzocht (\'supplementation of fish oil
tends to preserve renal function in
dogs\') is het wachten op dubbel-blinde
studies voordat overgegaan dient te
worden op suppletie van het dieet met
zulke vetten.

ACE-remmers

Het gunstige effect van angiotensine
converting enzyme inhibitors (ACEI)
in de behandeling van CNI bestaat uit
een daling van de proteinuric en een
vermindering van de progressieve da-
ling van de GFR. Het werkingsmecha-
nisme van ACEI bemst op een rem-
ming van het angiotensine converting
enzyme waardoor zowel de locale re-
nale als systemische angiotensine II
concentratie verlaagd wordt. Daling
van de angiotensine 11 concentratie
leidt tot een verminderde glomemlaire
capillaire dmk, via een vasodilatatie
van de efferente arteriole van de glo-
memlus, en tot verminderde prolifera-

-ocr page 208-

tie van mesangiumceilen en verminde-
ring van productie van extracellulaire
matrix. Deze hemodynamische en anti-
scleroserende effecten van ACEI zijn,
naast een direct effect van de vermin-
derde angiotensine II concentratie, ook
een gevolg van de verminderde endo-
theline productie. Endotheline is een
door het endotheel geproduceerd klein
peptide met een vasoconstrictieve wer-
king. De verminderde endotheline pro-
ductie onder invloed van ACEI komt
tot stand doordat naast remming van
het angiotensine II converting enzyme
ook de bradykinine afbraak door de
ACEI geremd wordt. De verhoogde
bradykinine concentratie geeft aanlei-
ding tot afgifte van NO door het renale
endotheel, dat naast een direct rem-
mend effect op de endotheline produc-
tie, ook het vasoconstrictieve effect
van endotheline antagoneert.
Dat ACEI een gunstig effect hebben
op de progressie van CNI is bij rat en
mens bewezen. Bij de hond is op het
moment een dubbel-blinde proef
gaande naar het effect van de ACEI
enalapril op her verloop van CNI bij de
hond. Wij houden ons aanbevolen
voor patiënten met CNI!

PLAATS VAN DE AO IN DE HEDENDAAGSE KLEINE
HUISDIERENPRAKTIJK

F.J. Meutstege^

INLEIDING

AO staat voor Arbeitsgemeinschaft fur
Osteosynthesefragen. Deze werkgroep
wordt in de Engelstalige landen aange-
duid als Association for the Study of
Internal Fixation (ASIF).
AO-humaan werd in 1959 opgericht
door een aantal Zwitserse chirurgen,
die zochten naar nieuwe wegen voor
de behandeling van fracturen bij de
mens wegens het grote aantal misluk-
kingen en de problemen die dit met
zich bracht.

In deze werkgroep werkten chirurgen,
anatomen, biologen en metallurgen sa-
men. Bestaande problemen en ideeën
werden geanalyseerd en nieuwe we-
gen voor zowel de chirurgische bena-
deringen als de technische stabilisatie
van fracturen werden gebaand. Dit re-
sulteerde onder meer in een geheel
nieuwe reeks van instrumenten en im-
plantaten. Nieuwe ideeën voor frac-
tuurbehandeling werden eerst experi-
menteel onderzocht bij honden of
schapen in een eigen daartoe gesticht
laboratorium in Davos (Zwitserland).
Daarbij werd veel inzicht verworven
in de biologie van de fractuurgenezing.

AO-VET

Deze ontwikkelingen bleven niet onop-
gemerkt voor de diergeneeskunde. In
Zwitserland zelf werd dit in hoge mate
gestimuleerd door Straumann, metal-
lurg en één der producers van implan-
taten en instrumenten. Hij had van-

\' Specialist chirurgie der gezelschapsdieren, Spe-
cialistisch centrum Emmeloord. AO-representative
noordwest Europa.

wege zijn paarden en honden nauwe
contacten met enige Zwitserse dieren-
artsen, en ondersteunde hen (en later de
AO-Vet.) geweldig bij de introductie
van de AO-principes in de diergenees-
kunde. Op verschillende plaatsen in de
wereld (New York (Hohn), Michigan
(Brinker), Guelph (Putnam) Utrecht
(Meutstege) werd vanaf het midden
van de zestiger jaren begonnen met de
toepassing van AO-implantaten bij
kleine huisdieren en verschenen de
eerste publicaties hierover. Het bijzon-
dere was aanvankelijk, dat men geen
implantaten kon kopen zonder een cur-
sus te hebben gevolgd, hetgeen de re-
sultaten natuurlijk zeer ten goede
kwam. De eerste veterinaire cursus in
toepassing van de AO-principes en ma-
terialen vond plaats in januari 1969, in
de fabriek van de tweede producer,
Robert Mathys in Bettlach.
De AO-Vet. als vereniging werd in 1969
opgericht. Het doel was het verzamelen
en uitwisselen van ervaringen op het ge-
bied van de fractuurbehandeling en
daarmee verwante problematiek. Voor
het verzamelen werd een centrale data-
base ingericht en de uitwisseling van er-
varingen vond vooral plaats door mid-
del van voordrachten op de door
AO-Vet. georganiseerde cursussen.
Onderafdelingen zijn onder andere de
technische commissie die voorstellen
voor technische vernieuwingen inventa-
riseert en in overleg met de fabrikanten
kleine proefseries ter beschikking stelt
aan klinische centra om uit te proberen.
Een researchcommissie beoordeelt on-
derzoeksvoorstellen uit de gehele we-
reld op haalbaarheid en financiële on-
dersteuning. De educational committee
stroomlijnt de ondersteuning van de cur-
sussen (onder meer de vormgeving van
de instructietapes) en de documentatie-
commissie coördineert het verzamelen
van klinische gegevens.

AO-VET LEDEN

Leden waren (en zijn) dierenartsen die,
na het volgen van een basis- en een ge-
vorderden cursus de wens kenbaar ma-
ken deel te willen nemen aan de activi-
teiten van de AO-Vet. Zij verplichten
zich daarmede om hun patiëntenmate-
riaal te documenteren en beschikbaar
te zijn voor het verspreiden van de
kennis en ervaring op het gebied van
de fractuurbehandeling en daamiede
gerelateerde gebieden. Eén en ander
moet blijken uit een curriculum vitae
en een tweetal aanbevelingen van le-
den. De AO-Vet. is thans een vereni-
ging met ruim 200 leden van alle conti-
nenten. Deze leden hebben doorgaans
een gespecialiseerde chirurgische kli-
niek, of zijn verbonden aan één der ve-
terinaire faculteiten. Het ledenbestand
omvat intussen zowel grote- als kleine
huisdier-chirurgen. In Nederland zijn
momenteel zeven dierenartsen lid van
de AO-Vet. en kennen we één senior-
member: collega Poll.

AO-CURSUSSEN
De AO-Vet. heeft een eigen centrum
onder leiding van prof J. Auer. Het is
gehuisvest in de chirurgische kliniek
van de veterinaire faculteit in Zürich.
Binnen haar doelstellingen worden er
jaarlijks cursussen voor beginners
en/of gevorderden georganiseerd in

-ocr page 209-

Davos (Zwitserland), Courchevel
(Frankrijk), Giessen (Duitsland) en
Columbus Ohio (USA), voor zowel
gezelschapsdieren als paarden. Daar-
naast worden er al naar behoefte inci-
denteel cursussen georganiseerd in an-
dere landen: we hadden er onder meer
twee in Nederland (1987 en 1992) en
één in België (1996). Voorts worden
door AO-Vet. introductie-cursussen
voor studenten ondersteund aan ver-
schillende buitenlandse faculteiten
(onder meer Engeland en Duitsland).
De basis cursussen zijn min of meer
gestandaardiseerd: basisbegrippen uit
de fractuurbehandeling en instrument-
leer zijn zeer uniform, de instructie
omtrent de toepassing toont een hoog
niveau met lichte klemtoon-variaties
al naar land of individuele docent.
Het aantal Nederlandse deelnemers aan
de AO-cursussen is altijd bijzonder
groot geweest, procentueel wellicht het
hoogst van alle Europese landen.
Hetgeen duidt op de grote Nederlandse
belangstelling voor dit vakgebied. De
cursussen zijn zo ingericht, dat na een
plenaire theoretische instructie de leer-
stof praktisch kan worden toegepast in
groepjes van twee deelnemers. Alle be-
nodigde instrumenten zijn aanwezig en
de te behandelen fractuurvormen zijn
voorbereid aan kunststofbotten. Na een
video-instructie worden de oefeningen
begeleid door twee instmcteurs per 12
deelnemers. Mede door dit directe con-
tact met de docenten, vele uren gedu-
rende meerdere dagen, genoten de AO-
Vet. cursussen een goede reputatie. Dat
in oorden als Davos en Courchevel tus-
sendoor gelegenheid was georgani-
seerd voor wintersport, kwam de totale
ambiance van deze cursussen alleen
maarten goede.

Het primaire doel van een basiscursus
is niet perse, dat elke deelnemer later
ook het geleerde gaat toepassen, maar
vooral ook om inzicht te verschaffen in
de mogelijkheden van en de werkwijze
bij de huidige fractuurbehandeling in
de diergeneeskunde en van de voor-
waarden waaronder dit behoort plaats
te vinden. Elke deelnemer kan dan, al
naar de eigen situatie, het geleerde op
eigen wijze benutten.
De cursus voor gevorderden biedt de
gelegenheid kennis en ervaring op te
doen bij de aanpak van meer complexe
fracturen, alsmede een kennismaking
met andere vormen van fractuurbehan-
deling (fixateur externe, ringfixateur,
mergpenfixatie) en correctieve ingre-
pen (waaronder bekkenkanteling en
heupprotheses).

In de eerste 15 jaar werden er in Ne-
derland voor de cursusdeelnemers ook
AO-Vet. gespreksgroep-avonden ge-
organiseerd. Dit was een ontmoetings-
punt waar ervaringen werden uit-
gewisseld en aan de hand van casuïs-
tieken aandacht werd geschonken aan
de aanpak van bepaalde fracturen en
waar soms ook nieuwe ontwikkelin-
gen door sprekers van buitenaf werden
gepresenteerd.

RESUME

Samenvattend kan worden geconclu-
deerd, dat de AO-Vet. als een unieke
intemationale organisatie een grote
bijdrage levert aan het post-universi-
taire onderwijs op het gebied van de
veterinaire fractuurbehandeling (meer
algemeen: de skelettraumatologie) en
sterk heeft bijgedragen aan het berei-
ken van een grote intemationale con-
sensus op dit gebied.

BIOLOGICAL FRACTURE REPAIR

u. Matls\'\'

INTRODUCTION

While optimal bone reconstruction and
stable reduction remain of paramount
importance with fractures at or near a
joint, shaft fractures can tolerate frag-
ment displacement, as long as the long
axis of the bone has been restored (12).
In the 70s and 80s a precise apposition
under mechanical conditions was aimed
at even in diaphyseal fractures, but now-
adays one is more prepared to accept the
displacement of splinters and slight loss
of stability in favor of an optimal biolo-
gical response (1,3,4,9,11). The aim is
to minimize derangement of fracture
healing, and the bone is only exposed
sufficiently to allow assessment of the
fragment position and reduction while
sparing soft tissue structures. Axial or
interfragmentary compression is omit-

\' Hoogleraar chirurgie van het Department of
Veterinary Surgery, Faculty of Veterinary Medicine,
Ludwig-Maximilians-University. München. en voor-
zitter van AO Vet-International.

ted while the damaged bone is repositio-
ned so that its long axis is correct, using
a supporting (bridge) plate (2), an ex-
temal fixator ( 5,6) or interlocking nail
(7). Larger fragments are only brought
into the repair site by means of lag
screws when this can be done without
detaching the bone pieces from
surrounding musculature. Primary
healing is no longer aimed at. Consoli-
dation occurs by secondary intention;
callus rapidly builds up around a well
vascularized bone, which stabilizes
quickly and makes a cancellous bone
grafting unnecessary.
The reason for this \'biological\' (9) treat-
ment regime was a number of follow-up
studies of plated fractures which looked
good on radiography but which were
shown to frequently have a long-lasting
vascular impairment after accurate re-
duction of the fracture (8). Fragments
are denuded when they are forced into a
precise reduction and are reduced in
their vitality, which slows healing and
lowers resistance to infection (2). When
intramedullary implants are used, the
medullary vasculature is impaired.

INDICATIONS AND TECHNIQUES

Biological fracture repair
Biological fracture repair does not entail
any new principles. It is in line with the
strategy of every experienced surgeon,
who is able to balance the disadvantages
of a surgical intervention with the ad-
vantages of bone reconstmction.
The main indications are diaphyseal
splinter and multiple fractures (9). The
fragments are not replaced directly, but
only indirectly by tension on the mus-
cles, while leaving the fracture zone un-
touched under soft tissue. The surgeon
can only orientate him/herself using
peripheral structures, which requires
anatomical knowledge and the capacity
to work in three dimensions. In contrast
to humans, limb shortening is well com-

-ocr page 210-

pensated for, so that forcing a greater
bone length by detaching muscle is no
longer necessary.

Fixation of the fracture is only by splin-
ting. There is no compression. The main
fragments are stabilized by a buttress
plate, intra medullary or extemal skele-
tal fixation.

Buttress plate

Problems are most frequently due to in-
correct rotation during repositioning.
The limb must therefore be positioned
correctly and an adequate approach used
to visualize the fracture and assess the
axis of the bone end closest to the joint.
As few screws as possible should be
placed close to the fracture. A long plate
which reaches to the joint is used. U is at-
tached peripherally to the main frag-
ments using two, or preferably three or
four screws. Any screw holes remaining
in the middle are not deleterious. They
distribute bending forces and allow
slight movement in the fracture zone,
which is a good stimulus for callus for-
mation. However, the plate must be suf-
ficiently strong, as it has a weight-sup-
porting role until the callus is adequately
developed. In cats and small dogs, plates
of 2.7 mm screw size are the best, while
3.5 mm are good for medium sized
dogs, and 4,5 mm are used for larger
breeds. An additional intra medullary
pin or extemal fixator are usually not
necessary. In very large dogs, lengthen-
ing plates with no screws holes in the
middle give the required stability.
Narrow plates or special plates with
limited bone contact (LC-DCP, PC-
FIX ) are used to minimize perfusion dis-
turbances (1 1,13).

Interlocking nail

As an alternative to plate reconstruction,
the medullary cavity can be splinted by a
pin. The biological principle is main-
tained here by not drilling into the med-
ullary cavity and using a small diameter
pin. Interiocking nails prevents rotation,
changes in axis and bone shortening (7).
Callus formation is more pronounced
than af^er plate fixation.

External fixator

Multiple fragments distal to the elbow
and stifle joints are also suited to an ex-
temal skeletal fixation (8). In the case of
femur and humems, the extemal com-
ponents interfere with muscle move-
ment. One disadvantage is the inflam-
mation at the entry points (\'pin tract
infection\'), which may cause contami-
nation of the intra medullary cavity. The
risk of infection is especially high when
the technique is combined with intra
medullary pins. This risk can be elimi-
nated by using \'pinless fixators\', as
these are only pushed into the outer lay-
ers of the cortex.

Callus distraction

The principle of callus distraction is
based on the knowledge that calibrated
tension on most tissues (bones, vessels,
muscles, skin and also nerves) will
evoke a proliferative response ( 10). If the
blood supply to the bone and surround-
ing musculature is intact, a sof^ tissue
callus consisting of fibroblasts is formed
between the bone ends, which reacts to
gradual, consistent distracting tension by
developing osteoblasts. The regenera-
ting zone is protected from trauma by an
extemal fixator, until it mineralizes and
becomes capable of bearing weight. The
distraction speed is essential, and this
should nor exceed 1 mm per day, admin-
istered as 0.017 mm/24 min. or 4 turns of
0.25 mm. If the distraction is too slow,
premature consolidation may result,
while if it is too rapid, a pseudarthrosis
may be caused. The time required for
adequate mineralization of the regenera-
ting zone is about three times that of the
distraction time (5, 6). Via this tech-
nique, bone shortening and the repair of
larger defects can be performed with
only one procedure, in contrast to con-
ventional methods which may require
multiple bone transplantations.

REFERENŒS

1. Claudi BF, Oedekoven G. Biologische
Osteosynthesen Chirurg 1991; 62: 67-377.

2. Eitel F, Steiner B, Wieland C, Schweiberer
L, Peterhofen S. Brunnberg L, Matis U, und
Pohler O. Knochensubstanzverlust unter
Plattenosteosynthese Hefte zur Unfallheil-
kunde 1990; 212:434-6.

3. Forterre F. \'L\'ostéosynthèse biologique\' -
Etude rétrospective de 126 fractures traitées
par une \'ostéosynthèse biologique\' These,
Ecole Nationale Vétérinaire de Toulouse,
1993.

4. Frey AJ, and Olds R. A new technique for re-
pair of comminuted diaphyseal fractures Vet
Surg 1981; 10:51-7.

5. llizarov GA. The tension stress effect on the
genesis and growth of tissues. 1; The influ-
ence of stability of fixation and soft tissue
preservation. Clin Orthop Rel Res 1989;
238: 249.

6. llizarov GA. The tension stress effect on the
genesis and growth of tissues. II: The influ-
ence of the rate and frequency of distraction.
Clin Orthop Rel Res 1989; 239: 263.

7. Johnson KA, Huckstep RL, and Francis DJ.
Healing of comminuted femoral fractures
stabilized with an interlocking intramedul-
lary nail. Vet Orthop Soc Proc. 15th ann.
Conf, 1998.

8. Matis U, Köstlin RG, und Brunnberg L.
Fehler in der Frakturbehandlung beim
Kleintier. Berl Münch Tierärztl Wschr 1985;
98: 173-80.

9. Matis U.Biologische Osteosynthese in:
Kleintierkrankheiten. Bd. 3: Orthopädische
Chirurgie und Traumatologie Hrsg. Bonath
KH und Prieur DW Verlag Eugen Ulmer,
Smttgart, 1998.

10. Matis U.Kallusdi.straktion. Der klinische
Fall Tierarztl. Prax. 1993; 21: 501 en 582.

11. Kleining R. und Max PM. Die interne Über-
brückungs-osteosynthe.se ohne Reposition
des Stückbruchbereichcs als Alternative zur
internen Fragmentfixation von Stück-
brüchen nach anatomischer Reposition. Hef-
te zur Unfallheilkunde 1981; 153:316-22.

12. Perren SM. Physical and biological aspects
of fracture healing with special reference to
intemal fixation. Clin Orthop Rel Res 1979;
138; 175-95.

13. Perren SM. The concept of biological plating
using the limited contact-dynamic compres-
sion plate Injury 22 - AO/ASIF Supplement,
1992.

DE ROL VAN DE DIERENARTSASSISTENT IN HET
PRAKTIJKMANAGEMENT

/\\.C. Ulteei

\' Salesmanager Pfizer B V Animal Health, afdeling ge-
zelschapsdieren.

INLEIDING

Dit jaar, 1998, waren voor mij de vijfen-
twintigste vooijaarsdagen waaraan ik,
beroepsmatig, aaneengesloten mocht
deelnemen. Met een warm gevoel over-
zie je dan hetgeen er gedurende die ja-
ren is gegroeid, ten voordele van zowel
de practicus als de industrie. Een profes-

-ocr page 211-

sioneel congres waar de practicus zich
tcan laven aan wetenschappelijke en al-
gemene informatie en waar de industrie
zich kan profderen. Belangrijk voor zo-
wel de bezoeker als de exposant is je te
blijven realiseren dat dit alles tot stand is
gekomen door een aantal doorzetters
van het eerste uur en de bereidheid van
de organisatie en de industrie construc-
tief te blijven samenwerken. Samen-
gevat een congres dat zich elk jaar weer
mag verheugen in een toenemende be-
langstelling van dierenartsen, assisten-
tes en de industrie. Het aantal Ne-
derlandse bezoekers is de laatste 12 jaar
verdubbeld (Figuur 1 ).

aantallen hemdcers M.xifjaanidagen

1000
«00
WO
400
200

m

Q) Nederland
9 Buitenland

illillliTl

■85 \'86 H? «8 ■89 SO •91 •92 ■95 ■»» ■«ó ■98

Figuur 1.

Aan het beeld dat er nu bestaat van de
"Voorjaarsdagen\' is mede door Dr.
Poll een niet onbelangrijke bijdrage
geleverd. Ook werd door hem het ini-
tiatief genomen het dierenartsassisten-
ten nascholingsprogramma (D. A.N.S.)
tot een vast programma-onderdeel te
maken van de Voorjaarsdagen. Het
dierenartsassistenten nascholingspro-
gramma is als onderdeel van de
Voorjaarsdagen niet meer weg te den-
ken, niet in de laatste plaats door de
sterk groeiende belangstelling voor dit
programmaonderdeel (Figuur 2). Me-
de door de D.A.N.S. is de opwaarde-
ring van de dierenartsassistente in een
ware stroomversnelling gekomen.

IJ.A.N.S. \'96 - \'97 - \'98
dagverdeling (tolaliai 934- 1041 - 1202)

praktijk zich uit.

Een goed opgeleide assistente vormt
samen met de dierenarts het hart van
de praktijk en beiden vullen elkaar ef-
fectief aan in het kader van veterinair
handelen en dienstverlening.
Belangrijk in deze is een duidelijke en
wederzijds gerespecteerde taakom-
schrijving.

De werkzaamheden van dierenartsen in
een gezelschapsdierenpraktijk bestaan
ondermeer uit: diagnosticeren, behan-
delen, recepteren, opereren, euthanase-
ren, communiceren, administreren en
uit personeelsbeleid en praktijk organi-
seren. De assistenten houden zich
vooral bezig met assisteren, communi-
ceren, organiseren, administreren, ver-
zorging, verpleging, balie-verkoop (of
OTC) en geneesmiddelenafgifte.

DIERENARTSASSISTENT, EEN
WETTELIJK ERKEND PARA-
VETERINAIR BEROEP
Een niet onbelangrijke ontwikkeling is
het feit dat het beroep dierenartsenas-
sistent, bij wet is erkend als een para-
veterinair beroep. Deze ontwikkeling
heeft een enorme \'upswing\' gegeven
aan de acceptatie het beroep als vol-
waardig te erkennen. Ontwikkelingen
die vooral in de ogen van vele dieren-
artsen op korte termijn niet of nauwe-
lijks voor mogelijk waren gehouden.
De selectiecriteria voor een dierenarts-
assistente waren tot voor kort wel heel
erg rechtlijnig en mogelijk zijn ze dat
in bepaalde gevallen nog. Een dieren-
arts kon kiezen uit een onbeperkt aan-
bod van vriendelijke jonge mensen,
veelal dames, die van dieren hielden.
Zij wilden alle voorkomende werk-
zaamheden in en om de praktijk uit-
voeren als men dan ook maar eens
mocht helpen bij een operatie of de pa-
tiënten mochten verzorgen. Over een
salaris werd niet of nauwelijks gespro-
ken, laat staan over een gestructureerd
dienstverband, hetgeen dan ook veelal
geen lang leven was beschoren.
Uit het afstudeerreferaat van drs.
W.G.M. Ridderbeks, dat werd begeleid
door prof dr. Gajentaan en dr. N.
Endenburg, bleek dat de meest rele-
vante oorzaken van het gemiddelde
korte dienstverband van assistentes
werd veroorzaakt door ongenoegen
over: schoonmaken en opruimen, eu-
thanaseren, onregelmatige werktijden,
avondwerk, vervelende eigenaren, laag
salaris, geen CAO, geen pensioenrege-
ling, geen goede vakantieregeling,
zwaar werk en de lange werkdagen.

DE PLAATS VAN DE ASSIS-
TENTE IN DE PRAKTIJK
Wat de plaats van de assistente in een
moderne praktijk is, vroeg ik mij af
rond 1989, naar aanleiding van een on-
derzoek dat door dr. Arja Schuurmans
van de Erasmus Universiteit, in op-
dracht van SmithKline Beecham werd
verricht. Dit onderzoek was getiteld
\'Onderzoek marketinggerichtheid ge-
zelschapsdierenpraktijk\' (Erasmus uni-
versiteit 1989- 1992). In 1989 is de
Erasmus universiteit afdeling bedrijfs-
kunde een onderzoek gestart naar de
marketinggerichtheid van de Neder-
landse dierenarts in de gezelschapsdie-
renpraktijk. Dit onderzoek moest
plaatsvinden in minimaal 60 praktij-
ken voor gezelschapsdieren. Nadat vijf
praktijken waren onderzocht heeft dr.
Schuurmans zich tot SmithKline
Beecham gericht met de vraag:\' Is er al
eens onderzoek gedaan naar de plaats
van de dierenartsassistente in de prak-
tijk?\' Op deze vraag moest ontken-
nend worden geantwoord. Het advies
van voornoemd onderzoekleidster aan
SmithKline Beecham was: Stimuleer
een onderzoek om te komen tot een
profielschets van de dierenartsassis-
tente in de gezelschapsdierenpraktijk.
Het resultaat van dat onderzoek werd
gezien als een onmisbare bijdrage tot
het voornoemde Erasmus onderzoek.

g Zaterdag
0 Zondag
m Za * Zo

dM

\'97

\'96

Figuur 2.

Steeds duidelijker kristalliseert de
werkelijke waarde van een professio-
nele assistente in een dierenartsen-

1000
800
600
400
200

w

\'98

Tabel 1. Informatie uit een enquete bij 475 dierenartsen (drs. Ridderbeks).

* Dicrenartsenassistente is een overwegend vrouwelijk beroep, uitgeoefend in de leeftijd van 16 tot
61 jaar, waarbij 80% in de leeftijd tussen de 19 en 33 jaar is.

* 50% van de assistentes werkt parttime.

* De gemiddelde werkweek is minimaal 52 uur, maar werkweken van 60 en zelf >65 uur vormen
geen uitzondering.

* Opleidingen variëren van LBO tot Universiteit, waarbij de MAVO de meest frequent (33%) geno-
ten opleiding is.

* Slechts 16% van de assistentes volgden een dagopleiding voor assistente of dierverzorging. De
meeste assistentes verkregen een opleiding door de werkgever.

* 80% heeft voor het beroep gekozen \'Uit liefde voor dieren\'.

-ocr page 212-

Beide onderzoeicen zouden mogeiijt;
resulteren tot een nog efficiënter ad-
vies aan de individuele praktijk deel-
uitmakend van het Erasmus onderzoek
met betrekking tot de praktijkvoering.
Het gewenste onderzoek is in 1990 uit-
gevoerd als afstudeerreferaat door drs.
W.G.M. Ridderbeks middels een en-
quête bij 700 praktiserende dierenart-
sen, waarvan er 475 respondeerde.
Enkele belangwekkende resultaten
van dit onderzoek staan in tabel 1 sa-
mengevat.

De resultaten bevestigden voor een
niet onbelangrijk deel de vermoedens
die waren ontstaan na een beperkt aan-
tal praktijkonderzoeken in het kader
van het Erasmusonderzoek. Onvrede
over arbeidsvoorwaarden, functieom-
schrijving alsmede de diversiteit van
het takenpatroon resulteerde tot een
gemiddeld dienstverband van onge-
veer 10 maanden. De conclusie uit dit
onderzoek is dan ook gerechtvaardigd
dat de keuze voor het beroep dieren-
artsassistente veelal is gemaakt op
emotionele basis. Incidentele besluit-
vorming op emotionele basis toont
veelal een ontwapenende uitstraling.
Bij de beroeps keuze voor dierenarts-
assistente is er waarschijnlijk een rela-
tie tussen het korte dienstverband en
de emotionele, niet overwogen, be-
sluitvorming. Deze informatie verkre-
gen uit het referaat en het praktijkon-
derzoek geven een duidelijk beeld van
de \'onduidelijke positie\' van de assis-
tente in dierenartsenpraktijk voor ge-
zelschapsdieren.

OPLEIDING COMMUNICATIE
VAARDIGHEDEN
Naar aanleiding van het voomoemde
besloten A.U.V. en SmithKline Bee-
cham over te gaan tot het organiseren
van trainingen voor dierenartsassisten-
ten. Deze trainingen, die worden gege-
ven door een professioneel extern in-
stituut, voorzien tot op de dag van
vandaag nog in een groeiende be-
hoefte. Deze cursussen en workshops
zijn uitsluitend gericht op het verbete-
ren van communicatieve en sociale
vaardigheden. Het staat geheel los van
de commerciële activiteiten en/of pro-
ducten van voomoemde firma\'s. Het
cursus aanbod bestaat ondermeer uit
de volgende onderwepen: klantgericht
denken en handelen, stresshantering,
effectief omgaan met je tijd, inwerken
en opleiden nieuwe collega\'s/stagiai-
res, relatie mens-gezelschapsdier, en
euthanasie-begeleiding. Uit reacties
van cursisten en dierenartsen mag de
conclusie worden getrokken dat voor-
noemde cursussen een verantwoorde
aanvulling vormen op de meer vakge-
richte opleiding waaronder het reeds
genoemde D.A.N.S.-programma van
de Voorjaarsdagen. Ook de activitei-
ten van Vedias, de beroepsorganisatie
voor dierenartsassistenten, hebben een
bijdrage geleverd aan de positieve ont-
wikkeling van het beroep in het bijzon-
der betreffende de primaire en secun-
daire arbeidsvoorwaarden.

DIERENARTSASSISTENT, EEN
BEROEPSGROEP IN BEWEGING
Deze bovengeschetste ontwikkelingen
zijn niet uitsluitend in het belang van
de dierenartsassistenten, maar tevens
in het belang van eenieder die direct of
indirect betrokken is bij de diergenees-
kunde in het algemeen en de dierge-
neeskunde voor het gezelschapsdier in
het bijzonder. Het is dan ook meer dan
wenselijk dat dit positief ontwikke-
lende proces door velen zal worden
ondersteund. Een moderne praktijk
wordt in de beleving van de diereige-
naar gevormd door een ieder en alles
wat namens de betreffende praktijk
communiceert. Uit onderzoek in ver-
schillende branches is gebleken dat de
uitvoering van het vaktechnische deel
van een bedrijf, al dan niet dienstverle-
nend, door de consument niet uitslui-
tend als bepalend wordt gezien tot de
vorming van het begrip kwaliteit. Zo
ook in een dierenartsenpraktijk. Uit
voomoemd Erasmus onderzoek is ge-
bleken dat er vele criteria een bijdrage
leveren tot de keuze van de diereige-
naar voor een bepaalde praktijk. In het
bijzonder in praktijken voor gezel-
schapsdieren blijkt het sociaal engage-
ment van de praktijkmedewerkers een
belangrijke bijdrage te leveren tot de
kwaliteitsbeoordeling door de dierei-
genaar. Ook in een dierenartsenprak-
tijk is het van belang dat de juiste mens
de juiste plaats bezet en dat hoeft niet
altijd een dierenarts te zijn. Een dieren-
arts heeft in de praktijk vijfbelangrijke
taken waarop hij of zij wordt aange-
sproken te weten: diagnosticeren, be-
handelen, recepteren, opereren en eu-
thanaseren. Hiervan verwacht men dat
hij of zij dat werkelijk goed ten uitvoer
brengt, daar zal men de dierenarts op
aan spreken. Dit zijn ook de basis-acti-
viteiten van een dierenarts in de prak-
tijk en behoren een nagenoeg dagvul-
lende taak te zijn. Als dit niet zo is
wordt het tijd dat u zich zorgen maakt
of na gaat denken over eventuele ver-
anderingen: alle andere werkzaamhe-
den kunnen net zo goed of mogelijk
beter door een niet dierenarts worden
gedaan. Ik kan me een aantal voorbeel-
den voor de geest halen waar het mo-
gelijk beter was geweest de assistente
er een assistente bij te geven in plaats
van het aantrekken van een nieuwe
collega.

Het begrip \'sociaal engagement\' om-
vat in de belevingswereld van de eige-
naar een aantal zaken die niet uitslui-
tend door een dierenarts behoeven te
worden uitgevoerd. Soms, of in be-
paalde praktijken veelal, kan een as-
sistente in de beleving van de eige-
naar gevoeliger op een bepaalde
situatie reageren dan de dierenarts. Dit
is een normaal verschijnsel, je kunt en
wilt soms ook niet overal de beste in
zijn. Zoals eerder vermeld is het trou-
wens niet uitsluitend de dierenarts
waarvan de eigenaar voomoemde be-
langstelling verwacht. Ook een toege-
wijd assistente of andere medewerker
in de praktijk, met kennis van zaken
en oprecht sociaal engagement, kan de
behoefte aan het voomoemde tot volle
tevredenheid vervullen. Ook ervarin-
gen opgedaan met exteme vrijwilli-
gers zijn in positieve zin het vermel-
den waard ik doel dan duidelijk op de
relatie mens-dier. Een duidelijke
functieomschrijving blijkt ook voor
een dergelijke externe vrijwilliger van
wezenlijk belang. Dit zijn echter geen
maatregelen zijn waartoe men besluit
in een gesprek \'tussen de aardappelen
en de pap\'. Dit behoeft overleg en
overeenstemming met alle betrokke-
nen in de praktijk. Het moet een on-
derdeel vormen van een gestructu-
reerd beleid, in een dierenartsen-
praktijk spreekt men dan over \'prak-
tijkmanagement\'.

DE ROL VAN DIERENARTS ALS
MANAGER IN DE MODERNE
PRAKTIJK

De praktijk wordt niet uitsluitend ge-
vonnd door de dierenarts en de dieren-
arts vomit niet uitsluitend de praktijk.
Wel is er voor de practicus/eigenaar
een andere rol weggelegd.
De rol van \'manager\' is een nieuwe
uitdaging in de modeme praktijkvoe-
ring.

Praktij kmanagement wordt meer en
meer een proces waarin alle medewer-
kers van de betreffende praktijk en de
dierenartsassistente in het bijzonder,
een belangrijke rol vervullen.
Belangrijk in deze is het feit dat de
practicus/ eigenaar, als manager in een
continu proces en in overleg met de

-ocr page 213-

overig praktijicmedewericers bepaalt
wie waarvoor verantwoordelijk is.
Goede samenwerking en een duide-
lijke taakverdeling staan aan de basis
van de uiteindelijke doelstelling: een
gezond rendement en een positieve
kwaliteitsbeoordeling door de eige-
naar van het gezelschapsdier. Voor het
totstandkomen van het gewenste resul-
taat is het belangrijk dat er door de
\'manager\' op wordt toegezien dat de
gemaakte afspraken structureel ten uit-
voer worden gebracht. Het welslagen
van deze gecombineerde functie is in
belangrijke mate afhankelijk van
het feit hoe realistisch en doelgericht
gaat de dierenarts/manager met deze
nieuwe functie om. In hoeverre is hij
of zij bereid om werkelijk een aantal
kwaliteit bepalende handelingen te
willen en vooral te kunnen delegeren.
Voor vele mensen is van \'harte\' dele-
geren geen gemakkelijke opdracht, de
dierenarts vonnt hier geen uitzonde-
ring op.

Praktisch gezien bestaat de taak van de
dierenarts/ manager uit twee onderde-
len:

1. diergeneeskundig handelen en

2. bepalen en realiseren van doelstel-
lingen met betrekking tot de prak-
tijkvoering. Een belangrijke factor
tot het welslagen van deze vorm
van praktijkvoering is het feit of de
dierenarts/ manager in het volste
vertrouwen kan accepteren dat een
ander bepaalde zaken net zo goed

of mogelijk beter kan uit voeren
dan de dierenarts/ manager zelf
En geldt dat zelfs voor de assistente?
Als dit werkelijk zo is ligt men, in het
veranderingsproces, op de juiste koers.

VERANDERINGEN ÜF AANPAS-
SINGEN PRAKTIJKVOERING

Bij het werven van praktijkmedewer-
kers zal de doelstelling met betrekking
tot de praktijkvoering een belangrijke
richtlijn behoren te zijn. Het concept
moet niet worden aangepast aan de
medewerkers, de medewerkers moe-
ten passen in het concept. Bij het ver-
anderen of aanpassen van een be-
staande praktijkvoering spreekt men al
snel over een verbetering hoewel dat
dan nog niet is bewezen.
Allereerst moet men aandacht beste-
den aan de invloeden van de geplande
veranderingen op bestaande functies:
bespreek de voorgenomen veranderin-
gen met alle medewerkers en bepaal de
behoefte van de cliënten hetgeen men
eenvoudig kan realiseren met behulp
van een schriftelijke of mondelinge
enquête. Door deze \'behoefte peiling\'
van de doelgroep, een van de meest ef-
fectieve mogelijkheden u te verzeke-
ren van een juiste besluitvorming, zit
men midden in het marketingproces.
Scholing of bijscholing van één of
meerdere medewerkers blijkt in be-
paalde gevallen noodzakelijk. Ook zal
de manager zichzelf moeten afvragen
welke kennis en vaardigheden hij zelf
moet verbeteren om de gestelde doelen
te realiseren.

Vergeet u vooral niet, na de toegepaste
veranderingen, uw reeds eerder be-
trokken cliënten te vragen of ze de ver-
andering ook als een verbetering erva-
ren. Na een bepaalde periode, en dat is
niet van vandaag op morgen, kan men
concluderen of de veranderingen tot
een verbetering hebben geleid.
Het zal niet zo eenvoudig zijn als deze
presentatie soms tracht te doen gelo-
ven, wel staat vast als men een derge-
lijk proces ingaat zonder de overtui-
ging van welslagen de kans op een
goed resultaat ook gering zal zijn. Het
welslagen van een \'verbeterd\' prak-
tij kmanagement is in belangrijke mate
afhankelijk van de juiste motivatie van
alle praktijkmedewerkers.

CONCLUSIE

Tenslotte, voor eenieder die een bij-
drage levert aan de opleiding van prak-
tijkmedewerkers, in welke functie dan
ook geldt: Waak over de kwaliteit van
het gebodene op elk niveau, volg de
ontwikkelingen kritisch en schroom
niet het eindresultaat tot uw verant-
woording te maken.
Ongemerkt treedt u dan in de voetspo-
ren van dr. Poll die, als vanzelfspre-
kend, deze normen en criteria heeft ge-
hanteerd om de kwaliteit van dierge-
neeskunde en dienstverlening, als-
mede de uitstraling van de professie, te
optimaliseren.

VERRASSENDE ONTWIKKELINGEN IN DE VOEDINGSLEER VAN
DE GEZELSCHAPSDIEREN; WAT IS ER NOG WAAR EN WIE
MOETEN WE GELOVEN?

R.C. Nap^

INLEIDING

\'Dames en heren, op deze heuglijke
dag heb ik voor u twee minder pret-
tige mededelingen\' aldus prof
dr. S.G. van den Bergh tijdens de
diplomaceremonie van juist afgestu-
deerde dierenartsen in Utrecht al weer
enkele jaren geleden. \'De eerste me-
dedeling is dat naar schatting 50%

\' Specialist chirurgie der gezelschapsdieren. lams Pel
Food Int., Eindhoven.

van alles wat u tijdens uw studie dier-
geneeskunde hebt geleerd, in de toe-
komst zal blijken niet juist te zijn.\'
Een schok ging uiteraard door de zaal
en de tot juist daarvoor trotse en blijde
ouders keken elkaar en anderen ver-
twijfeld aan. 50% Zou niet waar zijn.
Wat was dat voor een faculteit waar-
van de decaan dergelijke uitspraken
deed en wat was dat voor een oplei-
ding? Maar het werd nog erger, want
Van den Bergh ging verder \'en ten
tweede moet ik u meedelen dat wij
geen idee hebben welke 50% dat zal
blijken te zijn\'. Totale ontreddering
maakte zich van zijn gehoor meester.
De pret leek voorgoed bedorven. Van
den Bergh hield zijn gehoor voor, dat
er slechts één manier was om aan de
rampspoed die met deze ontnuchte-
rende waarheid samenhing, te ontko-
men. \'Blijven studeren en uw kennis
voortdurend toetsen, om vast te stel-
len wat verouderd is, wat nieuw is en
wat u vooralsnog als waarheid kunt
aanhouden\'.

-ocr page 214-

ONTWIKKELINGEN IN DE VOE-
DINGSLEER

Het vakgebied van de voeding van ge-
zelschapsdieren heeft zich in de afge-
lopen decennia niet aan bovenge-
noemde wetmatigheid onttrokken.
Weinig andere vakgebieden binnen de
geneeskunde van gezelschapsdieren
hebben zich zo sterk ontwikkeld en
vele waarheden zijn in de loop der ja-
ren aangepast. Die ontwikkelingen
gaan nog steeds verder (1, 15, 16).
Hier worden een drietal onderwerpen
binnen het vakgebied van de voeding
voor gezelschapsdieren belicht, waar-
op zich sterk vernieuwende ontwikke-
lingen hebben voorgedaan en waarbij
oude waarheden inmiddels zijn achter-
haald.

/. Jonge honden hebben een hoog cal-
ciumgehalte nodig in de voeding
Het skelet wordt kraakbenig aange-
legd en bij de geboorte van pups be-
staat het nog voor een groot gedeelte
uit kraakbeen. Na de geboorte begint
de pup van een groot ras aan een explo-
sieve groeiperiode, waarbij het bot in
ijltempo wordt gevormd en omge-
vormd (endochondrale ossificatie res-
pectievelijk remodellering). Na ruim
een jaar heeft de kleine pup een meta-
morfose ondergaan tot bijna volwas-
sen grote hond. Om dat grote lichaam
te steunen, is een krachtig skelet nodig
en voetstoots werd aangenomen dat er
dus ook veel mineralen en met name
calcium/kalk in de voeding voor deze
snel groeiende honden aanwezig moet
zijn.

Echter, onderzoek heeft inmiddels
aangetoond dat calcium de grootste ri-
sicofactor is in de voeding waar het
gaat om osteochondrosis en dat beper-
king van de calcium opname het risico
op het optreden van Osteochondritis
dissecans, elleboogdysplasie en enkele
andere skeletontwikkelingsproblemen
kan beperken (9, 10). Nog steeds geldt
dat jonge honden veel calcium nodig
hebben tijdens de groei. Omdat in de
groeiperiode grote hoeveelheden voer
worden opgenomen per kilogram li-
chaamsgewicht en de mineralenbe-
hoefte in tegenstelling tot de energie-
behoefte is gekoppeld aan het wer-
kelijke gewicht en niet aan het meta-
bole lichaamsgewicht, blijkt het calci-
umgehalte in de voeding van snel
groeiende pups van grote rassen, juist
relatief laag te moeten zijn (9, 11, 13,
14, 15). Het grootste risico voor over-
voorziening met calcium schuilt in de
vroege groeiperiode. Hoe vroeger de
pup met overvoorziening van calcium
wordt belast, hoe groter het risico voor
(ernstige) skeletproblemen. Onder-
zoek heeft aangetoond dat pups van
grote rassen veilig kunnen worden
grootgebracht met een voeder dat
slechts 0.8% calcium bevat (bij een
energie-inhoud van 4140 kcal per KG)
(11). Dit gehalte vormt de optimale ba-
lans tussen ondervoorziening, met als
gevolg pathologische fracturen en
overvoorziening, met als gevolg osteo-
chondrosis. Inmiddels zijn complete
en gebalanceerde voeders beschikbaar
voor de groeiperiode van grote honden
waarin deze nieuwe wetenschap is toe-
gepast. Deze \'laag-calcium\' producten
(met een calciumgehalte van 0.8% a
0.9% op basis van product bij relatief
hoge energie-inhoud) moeten nadruk-
kelijk worden onderscheiden van voe-
ders die slechts in naam, maar niet in
calcium (ten opzichte van energie) ge-
halte vernieuwing brengen.

2. Voedingsvezel is bulk met als be-
langrijkste functies de regulatie van de
maag-darmmotiliteit en het bijdragen
aan het verzadigingsgevoel in geval
van overgewicht

Voedingsvezel- en fermentatieproces-
sen worden van oudsher geassocieerd
met de voeding van herbivoren. Koei-
en, paarden, schapen, geiten maar ook
konijnen hebben delen van het maag-
darmkanaal waarvan we al sinds men-
senheugenis weten dat zich daarin
massale fermentatie van vezels voor-
doet teneinde voedingsstoffen voor de
gastheer beschikbaar te maken waar-
voor geen enzymen aanwezig zijn.
Relatief nieuw is de kennis dat voe-
dingsvezel ook voor omnivoren (in-
clusief de mens) en zelfs voor carnivo-
ren een belangrijke rol spelen in de
spijsvertering (22). De aard van de ve-
zel is hierbij van belang. Het blijkt dat
ook bij hond en kat de fermentatiepro-
ducten azijnzuur, propionzuur en bo-
terzuur een belangrijke rol spelen (20,
21, 22). Deze kortketenvetzuren zijn
de primaire energiebron voor de en-
terocyten, in met name het achterste
gedeelte van het maagdarmkanaal. Dit
komt de \'agdarm-gezondheid\' zeer ten
goede hetgeen blijkt uit onderzoek bij
onder andere de hond. Maar niet alle
vezels zijn wat dat betreft hetzelfde.
Matig fermenteerbare vezels verdie-
nen de voorkeur (21). Indien overma-
tige fermentatie optreedt (bijvoor-
beeld bij gebruik van pectine), dan zal
dit leiden tot een zeer dunne ontlasting
en een onvoldoende digestie. Geen fer-
mentatie (onder invloed van bijvoor-
beeld cellulose) zal ook geen beschik-
baarheid van kortketenvetzuren tot ge-
volg hebben. Het is gebleken dat voor
hond en kat, bietenpulp een uitste-
kende, matig fermenteerbare vezel is
die bij vakkundige bereiding c.q. pro-
ductie een optimale vezelbron vormt
in complete honden- en kattenvoeding
(19,20,21).

Recenter nog zijn de bevindingen dat
vezels zoals Fructo-Oligi-Sacchariden
(FOS) een belangrijke rol kunnen spe-
len in het balanceren van de maag-
darm-flora in het meer naar voren ge-
legen dunnedarmpakket bij de hond
(24). In ruim 50% van de gevallen van
chronische diarree bij de hond blijkt
sprake te zijn van SIBO (Small Intes-
tinal Bacterial Overgrowth) (2). Deze
overgroei van pathogenen en de disba-
lans tussen pathogenen en commensa-
len kan in gunstige zin worden beïn-
vloed door enkele procenten FOS aan
de voeding toe te voegen (24).
Hierdoor kan het gebmik van antibio-
tica worden teruggedrongen. Men
spreekt daarom ook wel van pre-bio-
tica.

Tenslotte werd inmiddels ook duide-
lijk dat het vezelgehalte in de voeding
geen rol speelt bij de behandeling van
overgewicht bij de hond. Meerdere
studies (van verschillende instituten en
firma\'s) ondersteunen dit gewijzigde
inzicht (12, 22, 23). Het idee dat de
bulk die vezel in de voeding veroor-
zaakt, resulteert in een verzadigings-
gevoel bij de hond, is kennelijk achter-
haald. Een gehalte van 15 tot 20% niet
fermenteerbare vezel is hiervoor niet
voldoende. Bij varkens was ruim 60%
vezel nodig om dit effect te bereiken.
Het verzadigingseffect van het hoge
vezelgehalte blijkt zich meer tussen de
oren van de eigenaar dan in het spijs-
verteringskanaal van het huisdier af te
spelen. Het is makkelijker de dage-
lijkse voer (energie) opname te beper-
ken met een \'verdund\' voer. Boven-
dien is bij een groter voervolume, de
voerbak beter gevuld. Dat vindt de ei-
genaar aantrekkelijk. Het voer kan
worden \'verdund\' met water (blik voe-
ding), lucht (expansie van de brokjes)
en onverteerbare vezels. Gebleken is
dat men nog steeds een succesvol af-
slankprogramma kan ondersteunen
met een voeding die een hoog gehalte
vezel (16 a 20%) bevat. Echter, de
vraag die moet worden beantwoord, is
of een dergelijke voeding kan worden
aangeduid als hoogwaardige voeding
(onder andere gezien de overall slechte

-ocr page 215-

verteerbaarheid) en of dergehjice pro-
ducten een hoge prijs waard zijn. Een
ander actueel nadeel van het gebruik
van grote hoeveelheden onverteerbare,
niet-fermenteerbare vezels in de voe-
ding zijn de grote volumes ontlasting
die als gevolg van dergelijke produc-
ten worden geproduceerd.

3. Eiwit is slecht voor de nieren, of:
\'oude honden moeten preventief een
verlaagd eiwitniveau in de voeding
hebben ter voorkoming van vroegtij-
dige nierschade\'

Van oudsher wordt de veroudering van
de hond geassocieerd met veroudering
en functieverlies van de nieren. Chro-
nische nierinsufficiëntie op basis van
verlies aan functionerend nierweefsel
komt bij de hond zeer veel voor. Het re-
sultaat is uiteindelijk een verhoging
van afvalproducten van de eiwitstof-
wisseling, waarvoor ureum een indica-
tor is. Op grond van onderzoek bij de
rat is eiwit in de voeding in het verle-
den aangemerkt als (mede) oorzaak
van de nierveroudering en werd pre-
ventieve reductie van de eiwitinname
door middel van een verlaagd eiwitge-
halte in de voeding geadviseerd. Ech-
ter, geen enkel onderzoek heeft deze
oorzakelijke relatie bij de hond tot op
heden kunnen vaststellen. Hiervoor
zullen species-gerelateerde factoren
(inclusief verschillen omnivoor - carni-
voor) en factoren zoals het eetpatroon
mede oorzaak kunnen zijn. Volgens de
huidige inzichten is er geen enkele
aanleiding het eiwitniveau in de voe-
ding van de gezonde oudere hond pre-
ventief te beperken (4,8). Zoals eerder
werd vermeld, is een geringe verho-
ging ten opzichte van de \'normale\'
voeding voor de volwassen hond eer-
der aangewezen in verband met de ver-
hoogde behoefte. De minimale eiwit-
behoefte ligt op ongeveer 1,5 gr/kg
lichaamsgewicht per dag terwijl voor
uremische patiënten een gehalte van
2,0 gr/kg optimaal lijkt, op basis van
het afwegen van het belang van opna-
mebeperking en het voorkomen van te-
korten. In alle gevallen moet het gaan
om goed verteerbaar eiwit met een
hoge biologische waarde. Dierlijke ei-
witten beantwoorden aan deze voor-
waarden. Indien echter sprake is van
verhoging van de ureumconcentratie in
het bloed (boven 80 mg/dl = 13
mmol/L) moet de eiwitinname worden
beperkt onder controle van het plasma
ureum. Indien de eiwitbeperking ade-
quate is moet het ureumgehalte met
tenminste 50% dalen. De klinische
symptomen moeten dan in drie tot vier
weken drastisch verminderen.
In geval van mild nierlijden is het ad-
vies voeding te gebruiken met een ei-
witgehalte tussen 12 en 28% (op basis
van droge stof) afhankelijk van de re-
spons. In geval van ernstig nierlijden
kan verdere beperking tot 5
ä 15%
noodzakelijk zijn. Duidelijk is dat in
die gevallen er in principe sprake is
van onvoldoende eiwitvoorziening en
dus van een negatieve stikstofbalans.
In tegenstelling tot eiwit, is het fosfor-
gehaite in de voeding van groot belang
voor de progressie van chronische nier-
lijden (3, 8). Onderzoek bij de hond
toonde aan dat de twee jaar overleving
bij honden met een sterk beperkte nier-
capaciteit ten opzichte van honden
waarbij de fosforopname juist werd ge-
halveerd, resulteerde in een verdubbe-
ling van de sterfte in de hoog fosfor
groep. Beperking van de fosforopname
is dus van belang na het vast stellen van
nierlijden. Daarnaast kan het optimali-
seren van de balans tussen omega 6 en
omega 3 onverzadigde vetzuren in de
voeding leiden tot een afname van de
intra renale bloeddruk in de glomeruli
en daarmee tot een afname van de
progressie van het nierlijden (5). De ei-
witopname moet bij nierpatiënten wor-
den verlaagd indien azotemie of uremie
is vastgesteld. Hierdoor worden de kli-
nische symptomen die met een ver-
hoogd plasma ureum samenhangen be-
streden. Reductie van de eiwitinname
is niet om de
Pathogenese chronische
nierinssuficiëntie te beïnvloeden, aldus
de nieuwe inzichten op het gebied van
kleine huisdieren nefrologie en klini-
sche voeding.

605

TENSLOTTE

Uiteraard is het laatste woord over bo-
vengenoemde ontwikkelingen nog niet
gezegd. Er bestaan verschillen van in-
zicht en er zal nog veel onderzoek moe-
ten gebeuren en er zullen aanvullende
resultaten worden gepubliceerd. Duide-
lijk is wel dat het vakgebied van de ge-
zelschapsdierenvoeding zeer sterk in
ontwikkeling is en dat voedingsvezels,
pre-biotica en meervoudig onverza-
digde vetzuren hierbij sleutelingrediën-
ten zijn. Een aantal klassieke waarhe-
den is inmiddels bijgesteld en er zullen
anderen volgen. Het welzijn van de
huisdieren zal in de toekomst via de
voeding verder kunnen worden onder-
steund door het optimaal afstemmen
van de voeding op specifieke behoefte
van rassen en groepen in een bepaalde
levensfase of onder bepaalde ziekte

TIJDSCHRIFT VOOR DiHRCiENEKSKUNDE, DEEL 123, OKTOBER, AFLEVERING 20, 1998

omstandigheden.

De visie van The lams Company is het
welzijn van honden en katten te verho-
gen, door het beschikbaar maken van
absolute top kwaliteit voedingen. De
voortdurende grote financiële inspan-
ningen op het gebied van basaal weten-
schappelijk onderzoek in het eigen
Research en Development Centre in
Lewisburg Ohio, US en op universitei-
ten over de gehele wereld maken duide-
lijk dat het de eigenaar van het bedrijf
en de medewerkers ernst is met het na-
streven en zo mogelijk realiseren van
die visie. Op de terreinen van voedings-
vezels, pre-biotica en n6 - n3 vetzuren is
het ten behoeve van gezelschapsdieren
uitgevoerde basale onderzoek van The
lams Company toonaangevend in de
wereld. Het matig fermenteerbare bie-
tenpulp, de fructo-oligosacchariden en
de gegarandeerde optimale verhouding
van n6-n3 vetzuren tussen 5 en 10:1 ter
beïnvloeding van ontstekingsreacties,
werden als eerste door The lams
Company in voedingen voor gezel-
schapsdieren toegepast.

LITERATUUR

1. AAFCO Official Publication of the Assoc
of Am Feed Control Officials. 1998. ISBN
1-878341-09-X.

2. Batt RM, Rutgers HC. and Sancak AA
Enteric bacteria: Friend or foe? J Small
Anim Pract 1996;37:261-7.

3. Brown SA, Crowell WA, Barsanti JA,
White JV, and Finco F. Beneficial effects
of dietary mineral restriction in dogs with
15/16 nephrectomy. J Am Soc Nephr 1991;
1: 1169-79.

4. Brown SA. Chronic renal failure. In: Mor-
gan RV ed. Handbook of Small Animal
Practice. Philadelphia: WB Saunders 1997.

5. Brown SA. Influence of dietary fatty acids
on intrarenal hypertension. In: Recent
Advances in Canine and Feline Nutrition.
Volume 11. 1998 Proceedings lams Nu-
trition Symposium, Orange Frazer Press,
Wilmington Ohio, USA. Reinhart GA &
Carey DP. ISBN 1-882203-21-6; pp 405-
412.

6. Fahey GC, Merchen NR, Corbin JE,
Hamilton AK, Serbe KA, and Hirakawa
DA. Dietary fiber for dogs II. Iso-total diet-
ary fiber (TDF) additions of divergent fiber
sources to dogs and their effects on nutrient
intake, digestibility, metabolisable energy
and digesta mean retention time. J Anim
Sei 1990;68:4229-35.

7. Finco DR.Chronic renal failure: dietary
protein and phosphorus. In: New Concepts
of Management of Renal Failure. Proc
TNAVC 1998; 9-10.

8. Finco DR, Brown SA, Brown CA, Crowell
WA, Sunvold GD, and Cooper TA. In:
Recent Advances in Canine and Feline
Nutrition (Reinhart GA & Carey Ped.).
Volume II. 1998 Proceedings lams Nu-
trition Symposium, Orange Frazer Press,
Wilmington Ohio, USA. 1998; pp 413-24.

9. Hazewinkel HAW, Goedegebuure SA,
Poulos PW, and Wolvekamp WthC. In-

-ocr page 216-

fluences of chronic calcium excess on the
skeletal development of growing Great Da-
nes. J Am Anim Hosp Assoc 1985; 21;
377-91.

10. Hedhammer A, Wu F, Krook L, Schryver
H, DeLahunta A, Whalen JP, Kallfelz F,
Nunez E, Hintz HF, Scheffy BE, and Ryan
AD. Ovemutrition and skeletal disease: An
experimental study in growing Great Dane
dogs. Cornell Vet 1974; 64 (5), 1-160.

11. Lepine A. Nutritional management of the
Large Breed Puppy. In: Recent Advances
in Canine and Feline Nutrition. Volume 11.
(Reinhart GA & Carey DP eds) 1998 Pro-
ceedings lams Nutrition Symposium,
Orange Frazer Press, Wilmington Ohio,
USA. 1998; pp 53-62.

12. Markwell PJ, Butterwick RF, Raiha M, and
Wills JM Clinical studies in the manage-
ment of obesity in dogs and cats. Int J
Obesity 1994; 18:S39-S43.

13. Nap RC. and Hazewinkel HAW. Growth
and skeletal development in giant dogs fed
three different dietary levels of calcium. J
Nutr 1991;121;S107-S13.

14. Nap RC, Hazewinkel HAW, and Brom WE
van der. 45 Ca kinetics in growing minia-
ture poodles challenged by four different
levels of calcium. J Nutr 1993; 123: 1826-
33.

15. Nap RC, and Hazewinkel HAW. Procee-
dings Eur Soc of Vet & Comp Nutrition.
Munich Germany 1997; p 22.

16. Nutrient Research Council (1985). Nutrient
requirements of dogs. Nat Acad Press.
Washington DC.

17. Nutrient Research Council (1986). Nu-
trient requirements of cats. Nat Acad Press.
Washington DC.

18. Reinhart GA. Moxley RA, and Clemens
ET. Sources of dietary fiber and its effects
on colonic microstructure, function and
histopathology of beagle dogs. J Nutr
1994; 124:2701S-3S.

19. Dietary fiber for dogs: IV. In vitro fermen-
tation of selected fiber sources by dog fecal
inoculum and in vivo digestion and meta-
bolism of fiber supplemented diets. J Anim
Sci 73: 1099-1109.

20. Sunvold GD, Fahey GC Jr., Merchen NR,
and Reinhart GA In vitro fermentation of
selected fibrous substrates by dog and cat
feacal inoculum: influence of diet compo-
sition on substrate organic matter disap-
pearance and short chain fatty acid produc-
tion. J Anim Sci 1995;73:1110-22.

21. Sunvold GD, Fahey GC Jr., Merchen NR,
Bourquin LD, Titgemeyer EC, Bauer LL,
and Reinhart GA. Dietary fiber for cats: In
vitro fermentation of selected fiber sources
by cat feacal inoculum and in vivo utili-
zation of diets containing selected fiber
sources and their blends. J Anim Sci 1995;
73: 2329-39.

22. Sunvold GD. Dietary fiber for dogs and
cats: A historical Perspective. In: Recent
Advances in Canine and Feline Nutritional
Research. Proceedings of the 1996 lams
Intemational Symposium (Carey DP,
Norton SA, & Bolser SM eds). Orange
Frazer Press, Wilmington Ohio, USA.
1996; pp. 3-14.

23. Sunvold GD. Effectiveness and safety of a
low fiber, low calorie diet for feline weight
loss. Proc. 15th. ACVIM 1997; 696.

24. Willard MD, Simpson RB, Delles EK,
Cohen ND, Fossum TW, Kolp D, and
Reinhart GA. Effects of dietary supple-
mentation of fructo-oligosaccharides on
small intestinal bacterial overgrowth in
dogs. Am J Vet Res 1994; 55: 654-9.

HNP: HET WORDT TIJD DAT WE BESEFFEN WAT WE
NIET BESEFFEN

L.A.A. Janssens\'\'

INLEIDING

Hernia nucleus pulposus of HNP is in
Nederland de naam die wordt gegeven
aan de pathologie die discus hemiae en
protrusies omvat. Discus hemiae en
protrusies komen bij de hond vooral
voor in het cervicale gebied, de thora-
columbale (TL) overgang en de lum-
bosacraal (LS) streek. In de drie re-
gio\'s veroorzaken HNP\'s totaal ver-
schillende symptomen. De HNP in het
cervicale gebied gaat meestal gepaard
met scherpe, snijdende pijn en zelden
is er parese of paralyse van de voor- en
achterpoten. Deze patiënten gillen het
vaak uit. Bij HNP in de TL-streek ko-
men zes symptoomcategorieën voor:

Specialist chirurgie der gezelschapsdieren, specia-
listenpraktijk, Wilrijk. België.

1. mgpijn;

2. idem plus parese;

3. als 1 plus motorische paralyse;

4. als 3 plus blaasparalyse;

5. als 4 plus afwezigheid van pijnge-
voel in de achterpoten;

6. als 5 met progressie van de laesie
(hematomyelie) (1).

In de LS-streek zijn de symptomen
meestal doffe pijn en verminderde be-
weeglijkheid en zijn paralyse van de
staart en urinaire en defaecale proble-
men zeldzaam (2).

Discus hemiae en protmsies zijn fre-
quent voorkomende afwijkingen bij de
hond. Hoewel autopsie onderzoekin-
gen bij grote populaties hebben aange-
toond dat ongeveer 90% van de hon-
den op gevorderde leeftijd discus
protrusies en hemiae vertonen (3), zijn
er beduidend minder dieren die hier-
van klinische verschijnselen vertonen.

VGGR PETER POLL: MET VEEL VRIENDSCHAP OPGEDRAGEN,
WETENDE DAT WE BEIDEN GENIETEN VAN HET RAADSEL HNP.

Bij honden worden bij slechts 1-2%
van de dieren symptomen gezien die te
wijten zijn aan een discus pro-
bleem (3). Het is niet geheel bekend
waarom identieke compressie van het
mggenmerg of de zenuwwortels zulke
verschillende klinische symptomen
veroorzaakt. Het is onbekend waarom
zoveel HNP\'s geen symptomen ver-
oorzaken. De geweldige discordantie
tussen pathologie en kliniek moet ons
doen besluiten dat mechanisch denken
over discuspathologie alleszins ver-
keerd is.

Deze bewering krijgt nog meer kracht
als we beseffen dat de emst van de kli-
nische verschijnselen van HNP-patiën-
ten geen of nauwelijks correlatie ver-
toont met de compressiegraad van het
mggenmerg of de uittredende ze-
nuwwortels. Beeldvormend (myelo-
grafie. Nucleair Magnetische Resonan-
tie (NMR), computed tomography),
pathologisch, experimenteel en intra-
chimrgisch onderzoek heeft aange-
toond dat zelfs zeer emstige compres-
sie slechts minieme symptomen kan

-ocr page 217-

veroorzaken. Anderzijds kunnen mi-
nieme HNP\'s, zelfs zonder aanwijs-
baar contact tussen de HNP en het
merg, ernstige symptomen induceren
met bijvoorbeeld totale paralyse (4).
Compressie moet dan ook als slechts
één - zelfs minieme - component van
de totale pathologie worden be-
schouwd (5). Twee andere factoren, in-
flammatie en kinetische aspecten zijn
ook van belang gebleken.
Experimenteel onderzoek heeft recent
aangetoond dat contact tussen nu-
cleusmateriaal en zenuwwortels een
ernstige ontstekingsreactie in de wor-
tel veroorzaakt ook zonder enige vorm
van compressie (6). Radiculitis is zeer
pijnlijk en veroorzaakt mogelijk pares-
thesie en parese. Deze ontstekingen
gaan gepaard met productie van be-
paalde prostaglandine metabolieten,
cytokinen, metal loproteïnasen, stik-
stofoxide en interleukinen (7). Deze
stoffen komen ook vrij na chirurgische
manipulatie van de tussenwervel-
schijf (8). Dit verklaart waarom ook
post-operatief soms nog erge pijn aan-
wezig kan zijn.

Zonder twijfel is de meest belangrijke
factor bij TL discuspathologie de kine-
tische factor. Een kleine massa nu-
cleusmateriaal kan met grote kracht
door de zeer nauwe spleet (0,1 mm
breedte) in de dorsale annulus worden
gekatapulteerd en zo een flinke klap op
het merg veroorzaken. Zoals kleine
kogels groot trauma kunnen veroorza-
ken, kan een korreltje nucleusmateri-
aal het merg verpulveren (9).

WAT WE WEL BESEFFEN
Als we iets duidelijk hebben bestu-
deerd in het verleden dan is het wel dit
letsel want dit type HNP is helemaal te
vergelijken met experimenteel en
trauma geïnduceerd ruggenmergletsel.
Dit onderzoek is in 1911 door Allen bij
de hond gestart (10) en een groot aan-
tal methoden en medicijnen, in ver-
schillende doseringen, met verschil-
lende toedieningswijzen, met ver-
schillend interval en in verschillende
combinaties zijn experimenteel en kli-
nisch getest. De conclusies van dit
veelomvattend en langdurig onder-
zoek zijn samengevat de volgende:

1.de historisch eerst beschreven be-
handeling namelijk de snelle duroto-
mie is keer op keer als zeer waarde-
vol beschreven (9,11);

2. de meeste medicinale stoffen wer-
ken niet, zelfs niet als er een goede
pathofysiologische basis is om te
veronderstellen dat ze actief zouden

moeten zijn (9);

3.producten die de katabole processen
blokkeren, hetgeen microscopisch
en biochemisch waarneembaar is,
veroorzaken klinisch geen verbete-
ring (12);

4. de - tot nu - enige klinisch wel werk-
zame stoffen zijn alle LV. toe te die-
nen.

Ze bestaan uit producten die de peroxi-
datie inhiberen en blokkeren en die dus
free radical scavengers zijn. Het zijn on-
dermeer dimethylsulfoxide (in een dose-
ring van 2 g/kg), superoxide dismuthase
(11,13); methyl prednisolone succinaat
(in een dosering van 30 mg/kg) en
beter nog, zijn niet-corticoid varianten
met meer free-radical scavengeractivi-
teit (14); dexamethasone (in een dose-
ring van 2 mg/kg) en zeer waarschijnlijk
glucose (in een dosering van 1 g/kg) of
als medicijn of via inductie van glu-
cosetransport genen via virale vecto-
ren (9,15). Zeer veelbelovend is een ge-
heel nieuwe therapie waarbij vims-
dragers proto-oncogenen kunnen indu-
ceren in de trauma regio. Deze genen
zijn in staat om bescherming te geven te-
gen: hypoxemic, hypoglycemic, groei-
hormoon deprivatie, calcium influx,
glutamaat intoxicatie, lipied peroxidatie
en vrije radicaal blootstelling (15 bis). In
de humane klinische sector is de toedie-
ning van methyl prednisolone tegen-
woordig de \'golden standard\' bij emstig
spinaal trauma.

Ook is er nogal wat onderzoek verricht
waarbij werd aangetoond dat sommige
medicijnen klinisch negatieve resulta-
ten hebben. Het meest belangrijke is
zonder twijfel de waarneming dat cor-
ticosteroïden toegediend over meer-
dere dagen of weken, een duidelijk ne-
gatieve invloed hebben. Deze uit zich
in een hogere mortaliteit, meer compli-
caties en een langere neurologische
herstelduur (9,16,17,18,19,20). Ook
wij hebben bij honden met HNP in het
TL-gebied deze negatieve invloed
aangetoond (21).

MEDICAMENTEUZE EN CHIRUR-
GISCHE BEHANDELING VAN
HNP

Zonder overdrijven kan worden gesteld
dat meer dan 95% van de in de praktijk
gebruikte medicamenten voor de be-
handeling van TL HNP nutteloos of ne-
gatief zijn. Zo hebben depot-cortico-
steroiden, ontstekingsremmers, fibri-
nolytische enzymen, bloedstolactiva-
tors, vitamine B preparaten, strych-
nine, analgetica, spierontspanners en
homeopathische geneesmiddelen met
elkaar gemeen: geen enkel ervan heeft
bewezen een gunstig effect te hebben.
Het is dan ook eerlijk om niet alleen de
homeopathie als nep en onbewezen te
benoemen.

Zoals vermeld, is methylprednisolon
wel bewezen effectief te zijn, maar heel
vaak wordt in de praktijk een te lage
(en dus non-effectieve) dosis gegeven.
Vaak wordt de methylprednisolon ook
te laat gegeven (meer dan 24 uur na op-
treden symptomen) en vaak wordt de
correcte dosis niet gevolgd door de-
compressieve durotomie.
Medicamenteuze therapie voor HNP is
in de praktijk dus veelal een catastrofe.
Toch herstellen met (ondanks?) zulke
behandelingen vele honden van hun
kwaal. Het kan niet anders dan dat de
natuur hierbij zijn gang gaat. Het na-
tuuriijk verioop van geëxtmdeerd ma-
teriaal in het wervelkanaal is immers
spontane regressie door absorptie (22)
en axonale regeneratie na het trau-
ma (9).

Chirurgische therapie is al even con-
troversieel. Uit onderzoek van TL-
HNP blijkt immers 1) dat uitsluitend
fenestratie even goed klinisch herstel
geeft als de meer invasieve chirurgie
(1,3,4,23,24,25); 2) dat decompres-
sieve chirurgie haast nooit wordt uit-
gevoerd tezamen met durotomie en
toch tot hoge herstel percentages leidt;
3) dat voornamelijk chirurgische insti-
tuten slechte herstel percentages be-
schrijven voor niet chirurgische thera-
pieën (1,3) en 4) dat chirurgie meestal
gevolgd wordt door langdurige lage
dosis prednisolon medicatie.
Alles dat wetenschappelijk bewezen is
van nut te zijn, wordt (werd) dus
Vneestal niet verricht en hetgeen bewe-
zen is van geen nut of zelfs schadelijk
te zijn, wordt (werd) uitgevoerd. Toch
herstellen vele dieren van hun kwaal
ondanks deze incorrecte therapieën.
Voor wat LS-HNP betreft, is het raad-
sel even groot. Als er bij de hond één
type discuspathologie is die vergelijk-
baar is met die bij de mens, dan is het
deze wel (26). De laesie is compressief
ter hoogte van de laatste lumbale ze-
nuwwortels, de duraalzak en de cauda
equina, verioop chronisch en leidt tot
pijn, neuropathie (ischialgie) en zelden
tot neurologische uitval (27,28). Eerst
valt op dat er veel mensen zijn met op
MRI bewezen compressie van de ze-
nuwwortels die geen pijn of sympto-
men hebben (evenveel als met sympto-
men) (27). Zulk onderzoek is nog niet
bij de hond verricht, maar vaak is de-

-ocr page 218-

generatieve lumbosacrale spondylose
ook een toevalsbevinding bij de hond.
Dan blijkt er bij mens en hond geen
correlatie te bestaan tussen de ernst of
duur van de symptomen en de ernst
van de compressie. Tenslotte blijkt er
bij de mens post-operatief geen corre-
latie te bestaan tussen symptomen en
nog aanwezige compressie (29,30):
met andere woorden symptoom vrije
patiënten kunnen duidelijk compressie
vertonen en compressievrije patiënten
kunnen emstige symptomen hebben.
De voorlopige resultaten van een
NMR-onderzoek dat we momenteel
uitvoeren bij de hond wijst erop dat bij
de hond dezelfde klinische sympto-
men voor en na de ingreep aanwezig
kunnen zijn, terwijl de post-operatief
uitgevoerde NMR geen compressie
meer laat zien. Zowel bij mens als
hond zijn de resultaten van chirurgi-
sche decompressie op LS-niveau op
lange termijn niet beter dan deze
van conservatieve therapie, behalve in
de directe post-operatieve periode
(31,32). De mens is er gemiddeld de
eerste 3/4 jaar beter aan toe als hij is
geopereerd (31,33) en daarna treedt
een temgval op waarbij vele patiënten
weer klinische mgpijnverschijnselen
gaan vertonen. Deze post-operatieve
temgval is ook bij de hond bekend en
beschreven, maar de klinische symp-
toomvrije periode is dan flink wat kor-
ter (32). Recidief na chimrgie is een
veel voorkomend probleem bij mens
en hond (50% of meer recidief) (33).
Deze is niet (zoals oorspronkelijk ge-
dacht) gecorreleerd aan het ontstaan
van fibröse rond de geopereerde wor-
tels (34), noch aan nieuwe aantoonbare
compressie. Bij recidief van compres-
sie na de eerste ingreep en succesvolle
verwijdering ervan (mens), is het suc-
ces percentage van deze tweede in-
greep slechts 40%. Ook hier geldt dus
dat logische verwachtingen niet corre-
leren met de klinische waarnemingen.
Wat de chimrgische therapie van TL-
HNP betreft, moet worden gesteld dat
op geen enkele wijze ooit is bewezen
dat deze zinvol is. Hemilaminectomie
zonder durotomie is de chirurgische
techniek bij uitstek (1,3,25). In geen
enkel onderzoek is deze therapie (dub-
bel-) blind vergeleken met placebo
chimrgie (uitsluitend huidsnede) of
met niet-chirurgische benadering van
het probleem (enkel \'good general
care\'). De \'gouden regels\' die men
stelt voor het uitvoeren van goed we-
tenschappelijk onderzoek (35), name-
lijk:

1. het vergelijken van ad random ver-
deelde behandelingsgroepen;

2. die groot genoeg zijn (minimaal
50 patiënten per groep);

3. gematched/homogeen zijn;

4. met adequate beschrijving van de
uitgevoerde interventies;

5. met adequate methodes om de ef-
fecten objectief te meten die blind
geobserveerd zijn;

6. met een follow-up fase die lang ge-
noeg is om de effecten te beoorde-
len;

7. met nauwelijks verlies van geobser-
veerde patiënten in de opvolgpe-
riode;

8. en waarbij de onderzochte groep bij
voorkeur vergeleken is met een
placebo groep; deze acht gouden re-
gels zijn nooit voor de chirurgische
TL-HNP therapie toegepast.

Het is dan ook redelijk om te claimen
dat hemilaminectomie in de meeste
gevallen een zinloze en zelfs gevaar-
lijke (anesthesierisico, chirurgisch
trauma van het merg, locale bloeding
met extra irritatie en compressie, litte-
kenvorming rond het ruggemerg, du-
rale lekkage, radiculitis of zenuwwor-
telsectie, infectie, seroom vorming,
etcetera) ingreep is (36). Een vergelij-
king van de resultaten beschreven voor
chirurgische hemilaminectomie be-
handeling van TL-HNP met deze van
acupunctuur behandeling voor de-
zelfde conditie, laat zien dat de resulta-
ten van de laatste even goed tot beter
zijn (21). Indien acupunctuur als \'niet
werkend\' en dus als placebo behande-
ling wordt bezien, dan nog, of dan ze-
ker, is de conclusie duidelijk: hemila-
minectomie is een evenwaardige the-
rapie. De logica achter de hemilami-
nectomie is dat vrijmaken van het
merg herstel induceert. Zoals reeds
meermaals aangehaald, is dit echter
zeer waarschijnlijk incorrect. Het
enige nut van een hemilaminectomie
zou kunnen liggen in het mogelijk ma-
ken van de durotomie die bewezen ef-
fectief is bij mggenmerg trauma. Maar
durotomie wordt meestal niet uitge-
voerd. Het is dan ook redelijk om te
stellen dat hemilaminectomie geen en-
kele superioriteit heeft over homeopa-
thische behandelingen voor dezelfde
ziekte. Het is tijd dat we mechanisch
denken over complexe pathologieën
verlaten. De 19de eeuw is tenslotte al
een tijdje voorbij. Het is tijd dat we be-
seffen dat veel van wat we doen in de
behandeling van HNP mogelijk zin-
loos of negatief is. Het is tijd voor een
nieuw denken.

REFERENCES

1. Oliver J. Veterinary Neurology: Inter-
vertebral disk disease. Eds. JE Oliver, BF
Hoerlein and IG Mathew. Saunders, Phila-
delphia 1987:321-43.

2. Palmer R, and Chamber J. Canine lumbo-
sacral diseases, part 1 - anatomy, patho-
physiology and clinical presentation.
CompCorn EdPrac Vet 1991; 13:61-9.

3. Hoerlein BF. In \'Canine Neurology\' 2nd
edition. WB Saunders, Philadelphia 1971;
307-91.

4. Gambardella PC. Dorsal decompressive
laminectomy for treatment of thoracolum-
bar disc disease in dogs; a retrospective
study of 98 cases. Am Coll Vet Surg 1980;
9; 24-6.

5. Tarlov IM, and Klinger H. Spinal cord
compression studies part 2, Time limits for
recovery after acute compression in dogs.
Arch Neurol Psychiatry 1954; 71: 271 -90.

6. Olmarker K. Nordborg C, Larsson K. and
Rydevik B. Ultrastructural changes in
spinal nerve roots induced by autologous
nucleus pulposus. Spine 1996; 21:411-4.

7. Kang J, Georgescu H, Myclntyre-Larkin L,
Stefanovic-Racic M, Donoldson W, and
Evans C. Herniated
lumbar intervertebral
discs spontaneously produce matrix metal-
loproteinaes, nitric oxide, interleukin-6 and
Prostaglandine E2. Spine 1996; 21; 271 -7.

8. Robert.son J, Huffmon G, Thomas L, Leff-
ler C, Gunter B, and White R. Prosta-
glandine production after experimental
discectomy. Spine 1996; 21:1731 -6.

9. Janssens LAA. Experimental spinal cord
trauma in the rat. Proefschrift Universiteit
Utrecht 1990.

10. Allen AR. Surgery of experimental lesion
of spinal cord equivalent to crush injury of
fracture dislocation of spinal column. J Am
Med Association 1911; 57; 878-80.

11. De la Torre JC. Spinal cord injury. Review
of basic and applied research. Spine 1981;
6:315-35.

12. Iwasaki Y. Alleviation of axonal damage
in acute spinal cord injury by a protease in-
hibitor. Brain Res 1985; 347; 124-6.

13. Nakauchi K. Effects of lecithinized Super-
oxide dismuthase on rat spinal cord injury.
J Neurotrauma 1996; 13; 573-82.

14. Hall ED. Effects of the 21-aminosteroid
U74006F on posttraumatic spinal cord
ischemia in cats. J Neurosurg 1988; 68:
462-5.

15. Ho D. Defective Herpex simplex virus vec-
tor expressing the rat brain glucose trans-
porter protect cultured neurons from necro-
tic insults. J Neurochem 1995; 65; 842-50.

15a. Lawrence MS. Overexpression of BCL-2
with Herpes simplex virus vectors protects
CNS neurons against neurological insults
in vitro and in vivo. J Neuroscience 1996;
15:486-96.

16. Koide T, Wieloch TW, and Siesjo BK.
Chronic dexamethasone pretrcatment ag-
gravates ischemic brain damage inducing
hyperglycemia. J Cereb Blood Flow Metab
1986; 6; 395-404.

17. Sapolsky RM, and Pulsinelli WA. Gluco-
corticoids potentiate ischemic injury to
neurons; therapeutic implications. Science
1985; 229: 1397-1400.

18. Moore RW, and Withrow SJ. Gastrointes-
tinal hemorrhage and pancreatitis associated
with intervertebral disk disease in the dog. J
Am Vet Med Assoc 1982; 180: 1443-7.

19. Deutschman CS, Konstantinides FN, Raup

-ocr page 219-

S, and Cerra FB. Physiological and meta-
bolic response to isolated closed-head in-
jury. Part 2: Effects of steroids on metabol-
ism. Potentiation of protein wasting and
abnormalities of substrate utilisation. J
Ncurosurg 1987;66:388-95.

20. Bellah JR. Colonic perforation after corti-
costeroid and surgical treatment of inter-
vertebral disk disease in a dog. J Am Vet
Med Assoc 1983; 193: 1002-3.

21. Janssens LAA, and Prins E de. The treat-
ment of thoracolumbar disk disease in dogs
by means of acupunture: a comparison of 2
techniques in 191 patients. J Am Anim
HospAcc 1991; 25: 169-74.

22. Moore R, Vemon-Robert B, Eraser R. and
Schrebi M. The origin and fate of herniated
lumbar intervertebral disc tissue. Spine
1996;21:2149-55.

23. Denny HR. The lateral fenestration of can-
ine thoracolumbar disc protrusions: a re-
view of 30 cases. J Small Anim Pract 1978;
19:259-66.

24. Flo GL, and Brinker WO. Lateral fenestra-
tion of thoracolumbar discs. J Am Anim
Hosp Assoc 1975; 11:619-26.

25. Prata RG. Neurosurgical treatment of
thoracolumbar discs: the rationale and
value of laminectomy with concomitant
disk removal. J Am Anim Hosp Assoc
1981; 17: 17-25.

26. Hoerlein BF. Comparative disk disease:
man and dog. J Am Anim Hosp Assoc
1979; 15:535-45.

27. Olmarker K, Holm S, Rosenqvist A, and
Rydevik B. Experimental nerve root com-
pression. A model of acute, graded com-
pression of the porcine cauda equina and
an analysis of neural and vascular ana-
tomy. Spine 1991; 16:61-71.

28. Bodner BR. Urologic changes after cauda
equina compression in dogs. J Urolol 1990;
143: 186-90.

29. Frazer R, Sanhu A, and Gogan W. Magnetic
resonance imaging findings 10 years after
treatment for lumbar disc herniation. Spine
1995;20:710-4.

30. Nachemson A, Zdeblick T and O\'Brein J.

Lumbar disc disease with discogenic pain.
Spine 1996; 21: 1835-8.

31. Deyo R. Drug therapy for back pain. Spine
1996;2I:62S-8S.

32. Snijdelaar SF, en Trijssenaar AJ. Degene-
ratieve lumbosacral stenose bij de hond.
Referaat Utrecht University, The Nether-
lands 1994.

33. Postacchini F. Spine update. Results of sur-
gery compared with conservative manage-
ment for lumbar disc herniations. Spine
1996:21: 1383-7.

34. Annertz M. No relationship between epi-
dural fibrosis and sciatia in the lumbar
postdisectomy syndroma. Spine 1995; 20:
449-53.

35. Riet G ter, and Hessel AGH. Commentary
on Rampes
el al. \'Does electroacupunture
reduce craving for alcohol? A randomized
controlled study. Complementary Thera-
peutics in medicine 1997; 5: 116-8.

36. Stolke D, Sollmann W, and Seifert V.
Intra- and postoperative complications in
lumbar disc surgery. Spine 1988; 14: 56-9.

ATLAS UND LEHRBUCH DER ULTRASCHALLDIAGNÜSTIK
BEIM RIND

Boekbesprekin;

U. Braun. Uitgever Paul Parev Verlag,
Berlin, 1997, 279 bladzijden.\'ISBN: 3-
8263-3092-7.

Het 279 pagina\'s tellende boek, een
bewerking van prof. dr. Ueli Braun,
waarvan de 12 hoofdstukken door een
aantal deskundigen zijn beschreven,
geeft een goed overzicht van de moge-
lijkheden van echografisch onderzoek
bij het rund.

In het eerste hoofdstuk worden be-
schreven de basisprincipes en het ge-
bruik van echografie in het algemeen,
de beeldopbouw welke men kan ver-
wachten bij de diverse soorten weef-
sels, het gebruik van de verschillende
typen transducers en de bruikbare fre-
quenties (MHz). Er wordt een duide-
lijk overzicht gegeven van het optre-
den en de interpretatie van artefacten.

De verschillende orgaansystemen (net-
maag, lever, lebmaag, darmstelsel,
pleura/Iongen/mediast, urinewegstel-
sel, uier/spenen, buikholte, uterus/ova-
ria/foetus, navel en bewegingsappa-
raat) worden in de hierna volgende
hoofdstukken behandeld.

Elk hoofdstuk kenmerkt zich door
een beschrijving van de normale
echografische anatomie om vervol-
gens een aantal pathologische veran-
deringen te bespreken. Zowel van het
normaalbeeld als van de pathologi-
sche veranderingen zijn fraaie echo-
beelden, ondersteund met verkla-
rende schematische tekeningen, aan-
wezig.

Per orgaansysteem wordt de echogra-
fische benaderingswijze aangegeven.
Ook het nemen van biopten bij de ver-
schillende organen onder echobegelei-
ding voor nadere diagnostiek wordt
beschreven.

De in hoofdstuk 12 besproken echo-
grafie van het bewegingsapparaat
komt er wat bekaaid af Hier zijn zeker
meer mogelijkheden. Opvallend is het
ontbreken van het echografisch onder-
zoek van het hart. Een structuur die
zich bij uitstek leent voor deze onder-
zoeksmethodiek.

De conclusie van de verschillende au-
teurs over de aanvullende waarde van
het echografisch onderzoek wordt
.soms door een wat erg gekleurde bril
bekeken. Wetenschappelijk en onder-
zoektechnisch is het zeker interessant,
maar praktisch niet altijd haalbaar.

Resumerend: dit boek, voorzien van
een gedetailleerde inhoudsopgave, be-
wijst enerzijds de lezer die zich wil
oriënteren op de mogelijkheden van
het echografisch onderzoek bij het
rund een dienst, anderzijds heeft het de
verdienste een leidraad te zijn hoe de
verschillende besproken orgaansyste-
men benaderd kunnen worden.

Dr. A.J.M. van den Belt

-ocr page 220-

Berichten en verslajen

De Werkgroep Leverbotprognose verwacht beduidend meer leverbotinfecties
dan vorig jaar. Geadviseerd wordt om schapen in de eerste helft van oktober
te behandelen.

jto-ri UI

VOORLOPIGE LEVERBOTPROGNOSE VOOR NAJAAR EN WINTER 1 998-1999

BEDUIDEND MEER LEVERBDT

De maand juni was in heel Nederland
uitzonderlijk nat. Als gevolg hiervan
zijn in deze periode veel slakken geïn-
fecteerd. Voldoende neerslag in juli en
augustus resulteerde in een goede
overleving van de slakkenpopulatie.
Door de overvloedige neerslag in sep-
tember is een leverbotbesmetting op
het gewas afgezet.

De Werkgroep verwacht niet alleen
leverbotinfecties in gebieden waar vo-
rig jaar leverbot is vastgesteld, maar
ook in gebieden waar enkele jaren ge-
leden voor het laatst leverbot is vast-
gesteld.

In gebieden waar vorig jaar leverbotin-
fecties zijn vastgesteld, wordt geadvi-
seerd om schapen in de eerste helft van
oktober te behandelen. Daarnaast dient
men te overwegen om ook in gebieden
waar enkele jaren geleden voor het
laatst leverbotinfecties zijn vastge-
steld, schapen te behandelen.
Bij runderen is een behandeling alleen
noodzakelijk wanneer na onderzoek
een infectie is vastgesteld.
Op bedrijven met een verhoogde wa-
terstand en waarop in voorgaande ja-
ren leverbotziekte is vastgesteld, is een
behandeling van schapen en runderen
noodzakelijk.

Bij twijfel is het zinvol om bloedon-
derzoek te laten verrichten bij de
Gezondheidsdienst voor Dieren. Per
diersoort (bij voorkeur dieren na hun
eerste weideseizoen) zijn voor een
goed onderzoek vijf monsters per leef-
tijdscategorie nodig.
Begin november zal de Werkgroep een
definitief advies uitbrengen.

Werkgroep
Leverbotprognose

VOORLICHTINGSBIJEENKOMSTEN RUNDVEEHOUDERS

De Gezondheidsdienst voor Dieren or-
ganiseert in de periode 29 september tot
en met 3 november 1998 een groot aantal
voorlichtingsbijeenkomsten voor rund-

Congressen en cursussen

RECTIFICATIE

Per abuis is in het Tijdschrift voor Dier-
geneeskunde. 199H: 123 (17): 506
een
onjuiste tekst geplaatst bij de afleve-
ring \'Reproductie paard: een sterk ver-
groot ovarium\'. De tekst had moeten
luiden: Naar aanleiding van onder-
staande uit de praktijk ontvangen
veehouders. De bijeenkomsten worden
verspreid over heel Nederland gehou-
den. Tijdens het programma komt aan
bod: \'De antwoorden op de tien meest

CURSUSSEN CURSUSCENTRUM DIERVERZORGING BARNEVELD

Het Cursuscentrum Dierverzorging Barneveld (samenwerkingsverband tus-
sen Groenhorst College en IPC Dier) organiseert enkele cursussen voor die-
renartsassistenten. Voor inlichtingen en aanmeldingen: Cursuscentrum
Dierverzorging Barneveld, Postbus 64, 3770 AB Barneveld, telefoon: 0342-
414881, fax: 0342-492813.

vraagstelling vond de redactie dr. J.W.
Hesselink (Dierenkliniek Marum,
postbus 16, 9363 ZG
Marum) en drs.
F. ter Braake (Dierenkliniek Emme-
loord. Espelerlaan 77 8302 DC
Em-
meloord) bereid voor de lezers een ant-
woord te formuleren. In de gepu-
bliceerde tekst was de cursief gedrukte
tekst weggevallen, waarvoor onze wel-
gemeende excuses.

gestelde vragen over IBR\', \'De antwoor-
den op de tien meest gestelde vragen
over BVD\' en \'Jongvee-opfok en de re-
latie met bestrijdingsprogramma\'s\'.

Verder is het antwoord op de vraag
niet, zoals wel aangegeven was, tot
stand gekomen met behulp van infor-
matie die door de Vakgroep Bedrijfs-
diergeneeskunde en Voortplanting van
de Faculteit der Diergeneeskunde ter
beschikking is gesteld.

De redactie bedankt beide auteurs nog-
maals hartelijk voor hun bijdrage.

-ocr page 221-

Cursus Medicijnleer
Nu de meeste praktijken uitgemst zijn
met een moderne apotheek is het van
groot belang dat dierenartsassistenten
een goed advies kunnen geven over de
keuze en de werking van de verschil-
lende medicijnen. De cursus sluit bij
deze behoefte aan.

Veel aandacht zal worden besteed aan:

- de Diergeneesmiddelenwet;

- toediening van geneesmiddelen;

- toegepaste medicijnleer ten aanzien
van:

. ademhalingsstelsel;
. maag-/darmstelsel;
. huidwonden;

- homeopathie.

De cursusdagen zijn 2, 9, 16 en 23 no-
vember 1998. De cursusprijs bedraagt
ƒ 495,- (inclusief lesmateriaal, lunch en
koffie).

Cursus anesthesie

De meeste dierenartsenpraktijken be-
schikken over apparatuur ter toediening
en bewaking van anesthesie voor gezel-
schapsdieren. Veelal wordt de monito-
ring van de patiënt tijdens de operatie
overgelaten aan de assistent. De drie-
daagse cursus anesthesie bestaat uit
twee theoriedagen en een praktijkdag.
Het doel van de cursus is het vergroten
van de kennis over anesthesie en het ver-
krijgen van meer inzicht in de patiëntpa-
rameters en de veranderingen daarin.

De onderwerpen zijn onder andere:

- methoden;

- bewaking patiënt;

- praktijkproblemen.
Cursusdocente is mevrouw drs. N.
Reens, dierenarts. De cursuslocatie voor
theoriedagen is \'Groenhorst College\' in
Bameveld. De cursuslocatie voor de
praktijkdag is \'De Wagenrenk\' in Wa-
geningen.

De cursusdagen zijn 31 oktober, 7 en
14 november 1998.
De cursusprijs be-
draagt ƒ 795,- (inclusief lesmateriaal,
lunch en koffie).

Specialisatiedagen anesthesie
Gedurende twee dagen zullen een aantal
aspecten van de anesthesie worden uit-
gediept.

Voorwaarde voor deze specialisatieda-
gen is dat de algemene cursus anesthesie
gevolgd moet zijn.

Specialisatiedag J: zaterdag 12 decem-
ber 1998

Tijdens deze dag zullen twee honden
met verschillende middelen onder nar-
cose gebracht worden. Er zal echter
geen ingreep plaatsvinden.

Specialisatiedag 2: zaterdag 19 decem-
ber 1998

Tijdens deze dag zullen een aantal af-
wijkende patiënten, zoals een nier- en
hartpatiënt, de revue passeren.

Cursuscentrum
Dierverzorging
Bameveld

De cursuslocatie voor deze specialisa-
tiedagen is \'De Wagenrenk\' in Wage-
ningen. De cursusprijs bedraagt
ƒ 395,- per dag (inclusief lesmateriaal,
lunch en koffie).

Themadag mmdbehandeling en steri-
liteit

In samenwerking met Beiersdorf Me-
dical en de AUV dierenartsencoöperatie
wordt er op zaterdag
31 oktober 1998
voor dierenartsassistenten een pro-
gramma over wondbehandeling en ste-
riliteit in de dierenartsenpraktijk aange-
boden.

Op deze dag zullen u lezingen worden
aangeboden over:

- wondbehandeling en wondgenezing;

- steriliteit van mens en dier voor en tij-
dens operaties;

- desinfectie en steriliteit van de dieren-
artsenpraktijk.

De locatie voor de themadag is \'Groen-
horst College\' in Bameveld. Het in-
schrijfgeld bedraagt ƒ 35,- (inclusief
lunch en koffie).

lAMS BRENGT TWEE DIËTEN TER ONDERSTEUNING
VAN FLUTD

Volgens lams zijn struviet en calcium-
oxalaat de urinestenen die het meest
beïnvloedbaar zijn door middel van
voeding. Voor beïnvloeding van de pH-
waarde van de urine lijkt dietische on-
dersteuning de meest doeltreffende me-
thode voor struviet-gerelateerde
FLUTD. Het belangrijkste is ervoor te
zorgen dat de pH-waarde van de urine
tussen 5,9 en 6,3 blijft. Er moet altijd
ruim voldoende vers water klaarstaan,
omdat de hoeveelheid urine ook een fac-
tor kan zijn in de neerslag van kristallen.
Een dietisch ondersteuning voor cal-
ciumoxalaat-gerelateerde FLUTD moet
toegevoegd kaliumcitraat bevatten, zo-
dat kristallen worden gevormd uit cal-
ciumcitraat, een oplosbaar zout, en de
ontwikkeling van calciumoxalaatkris-
tallen (een onoplosbaar zout) wordt af-
geremd. Kaliumcitraat is een alkalise-
rende stof Een hogere pH-waarde van
bloed en urine vermindert de kans op
mobilisering van calcium uit de botten
en verlaagt de uitscheiding van calcium
in de urine en verhoogt de uitscheiding
van citraat in de urine. Een laag calcium-
gehalte in de urine vermindert de kans
op vorming van calciumoxalaatkristal-
len. De hoeveelheid toegevoegd kali-
umcitraat bewerkstelligt een optimale
pH waarde van >6,3 -<6,9.

The lams Company heeft twee diëten ontwikkeld voor de ondersteunende be-
handeling van Feline Lower Urinary Tract Disease (FLUTD). Het
Eukanuba® Veterinary Diets Struvite Urinary Formula is bedoeld voor katten
met aanleg voor met struvietstenen samenhangende aandoeningen van de la-
gere urinewegen, bewerkstelligt een urine pH-waarde van ~ 6,1 en magne-
sium < 220 mg/1000 kcal ME. Het
Eukanuba® Veterinary Diets Oxalate
Urinary Formula
is bedoeld voor katten met aanleg voor met oxalaatstenen
samenhangende aandoeningen van de lagere urinewegen, bewerkstelligt een
pH-waarde van de urine van - 6,6 tot gevolg.

-ocr page 222-

aiiaESlätotw

NIEUWBOUW KANTOOR EN PRODUCTIE APHARMO B.V.

Op 21 september 1998 heeft het veterinair farmaceutisch bedrijf Apharmo
B.V. het Ivantoor van haar nieuwgebouwde pand in gebruik genomen. Het ge-
bouw ligt aan de A12 in Duiven, ten oosten van Arnhem.

De bouwwerkzaamheden aan de
nieuwe productiefaciliteit zijn nog in
volle gang. De nieuwe penicilline en
niet-penicillinefabrieken zullen vol-
doen aan strenge Europese GM P-nor-
men. Hierdoor zal Apharmo de kwali-
teit van producten zoals Arthroluxyl®,
Caf», Minipil® en Otifm PD® naar
GMP-standaard kunnen garanderen.

\'Wij zijn trots op dit nieuwe pand. Wij
beseffen dat de nieuwbouw mede mo-
gelijk is gemaakt door Nederlandse
dierenartsen. Het is daarom ons stre-
ven om de dierenartsen te voorzien
van een evenwichtig assortiment
animal health care\' als onze leidraad,\'
aldus mr. C.G. Abrahams sr., direc-
teur van Apharmo.

reeds bestaande en nieuwe producten
die zijn geproduceerd volgens GMP-
normen. Hierbij geldt \'Efficiency in

Apharmo B. V., Nieuwgraaf328, Post-
bus 202, 6820 AE Duiven. Telefoon:
026-319 00 11, fax: 026-319 00 01.

IVOMEC EPRtNEX POUR-ON VOOR VLEES- EN MELKVEE

Merial BV introduceert op de Neder-
landse markt een nieuw antiparasitair
product: Ivomec Eprinex Pour-On
voor Vlees- en Melkvee. Het dierge-
neesmiddel, met de werkzame stof ep-
rinomectine, heeft een wachttijd voor
melk van nul dagen. Ivomec Eprinex is
hiermee het eerste endectocide dat
naast de bestrijding van inwendige en
uitwendige parasieten bij jongvee ook
geschikt is voor melkgevend rundvee.
Ivomec Eprinex is verkrijgbaar in een
handige pour-on formulering die in
een smalle streep over de rug van het
dier wordt gegoten. De werkzame stof
eprinomectine dringt vervolgens zeer
snel door de huid en begint direct te
werken. Dit proces verloopt zo snel en
efficiënt dat behandeling zelfs tijdens
zeer natte weersomstandigheden mo-
gelijk is.

Van Ivomec Eprinex zijn drie verpak-
kingsgroottes beschikbaar: 250 ml fla-
con, 1 liter flacon en een 2,5 liter fla-
con, welke uitsluitend via de dierenarts
verkrijgbaar zijn.

AANGIFTEPLICHTIGE
BESMETTELIJKE DIERZIEKTEN

In Nederland zijn in de periode van I augustus 1998 tot en met 31 augustus
1998 de volgende besmettingen geconstateerd van een aangifteplichtige be-
smettelijke dierziekte:

- één geval van Bovine Spongiforme Encefalopathie in het werkgebied van
kring Assen;

- één geval van Amerikaans vuilbroed bij bijen in het werkgebied van kring
Rotterdam;

- twee gevallen van rabiës bij vleermuizen. Dat betrof één geval in het werk-
gebied van kring Assen en één geval in het werkgebied van kring Almelo;

- één geval van scrapie in het werkgebied van kring Assen;

- twee gevallen van salmonellose in het werkgebied van kring Rotterdam.

In deze rubriek treft u informatie aan be-
treffende diverse cursussen. Opgave is
mogelijk via telefoon (030) 2517374,
fax (030) 2516490 of e-mail paod@po-
box.ruu.nl. Ons volledige cursusaanbod
kunt u, naast onze brochure, vinden op
internet pagina: http://www.cc.mu.nl/
paod.

\'En hoe nu verder.......?\', De prakti-
sche aanpak van diagnostische pro-
blemen GD
(98/138), donderdag 5 no-
vember 1998, 13.30 tot 17.00 uur. Te
Wageningen. Cursusprijs ƒ275,-.

-ocr page 223-

Doelgroep: Practici die gezelschaps-
dieren onderzoeken en behandelen.

In het eerste deel van deze cursus wor-
den patiënten gedemonstreerd welke ter
nadere diagnostiek van een internis-
tisch of chimrgisch probleem verwezen
werden naar \'De Wagenrenk\'. Aan de
hand van de anamnese en de beschik-
bare aanvullende informatie (gegevens
van laboratoriumonderzoek, ECG,
röntgenonderzoek) zal besproken wor-
den welke aanvullende diagnostische
methoden gebmikt werden om tot een
behandelingsplan van de betreffende
patiënt te komen, met speciale aandacht
voor die onderzoeksmethoden welke
ook in de praktijk toepasbaar zijn.
Tijdens het tweede deel van elke cursus
is er gelegenheid een aantal, door de
cursisten meegebrachte problemen ten
aanzien van nadere diagnostiek te be-
spreken. Cursusleiders: dr. A.A.M.E.
Lubberink, specialist chimrgie der ge-
zelschapsdieren en drs. J.W. Garretsen,
specialist veterinaire radiologie.

Fysiotherapie bij gezelschapsdieren

(98/144), donderdag 12 november
1998, van 13.00 tot 17.00 uur te
Rhenen. Cursusprijs ƒ325,-.

Doelgroep: Gezelschapsdierenpractici
in de eerste- en tweedelijns praktijk.

Gedurende deze middag zal behandeld
worden wat de mogelijkheden en de
onmogelijkheden zijn van de dierenfy-
siotherapie als aanvulling op de eerste-
en tweedelijns diergeneeskunde en
hoe dierenarts en dierenfysiotherapeut
optimaal met elkaar kunnen samen-
werken. De indicaties en contra-indi-
caties van fysiotherapie bij dieren zal
worden besproken. Tevens zal, onder
andere aan de hand van praktijkvoor-
beelden, de werkwijze van de dieren-
fysiotherapeut uit de doeken worden
gedaan. Tijdens het laatste onderdeel
zullen, behalve een casus van onszelf,
ook twee, door de deelnemers zelf
meegebrachte casus worden bespro-
ken en gedemonstreerd. Dierenartsen
die denken een geschikte casus te heb-
ben worden verzocht van te voren con-
tact op te nemen met May Römer, tele-
foonnummer 035 - 6214648.

Cursusleiders: May Römer, geregis-
treerd dierenfysiotherapeut te Hilver-
sum, uitsluitend gezelschapsdieren en
Mechteld Gerding, geregistreerd die-
renfysiotherapeut te Emmeloord, voor-
namelijk werkzaam bij paarden.

Small animal fluid therapy (98/153),
dinsdag 17 november 1998, 13.30 tot
17.00 uur te Utrecht. Cursusprijs
ƒ250,-.

Doelgroep: Practici in de gezelschaps-
dierenpraktijk.

For many patients in small animal
practice, fluid therapy can be very
helpful as supportive treatment. In
some cases it will even be live saving.
This course will provide an update on
general principles of water and elec-
trolyte balances. Indications, fluid ad-
ministration, patient monitoring, and
fluids will be presented. Prof dr. A.R.
Michell DSc MRCVS, Head of the
Centre of Small Animal Health Trust
in Newmarket

N.B. Deze cursus is volledig in het
Engels.

Recente ontw ikkelingen in het onder-
zoek op het gebied van de varkensge-
zondheidszorg
(98/305), woensdag 11
november 1998, van 13.30 tot 17.00 uur
te Utrecht. Cursusprijs ƒ280,-.

Doelgroep: Practici met belangstel-
ling voor de stand van zaken van het
onderzoek op het gebied van de var-
kensgezondheidszorg.

Tijdens deze middag wordt een over-
zicht gegeven van resultaten van re-
cente onderzoeksprojecten op het ge-
bied van de varkensgezondheidszorg.
Het betreft projecten, die door mede-
werkers van de Faculteit der Dier-
geneeskunde en/of het ID-DLO en de
LUW worden uitgevoerd. Cursus-
leider: prof dr. J.H.M. Verheijden,
Vakgroep Bedrijfsdiergeneeskunde en
Voortplanting, FdD.

Certificatie (98/701), donderdag 5 en
vrijdag 6 november 1998, aanvang dag
1: 09.30 uur, sluiting dag 2: 16.30 uur
te Rosmalen. Cursusprijs ƒ 1200,- in-
clusief overnachting.

Doelgroep: Practici in de landbouw-
huisdieren- en gemengde praktijk.

Deze cursus beoogt ten eerste het ver-
duidelijken van de Kwaliteitsrichtlijn
Dierenartsenpraktijken en ten tweede
zal de haalbaarheid van een kwaliteits-
systeem in de eigen praktijk met be-
hulp van de toetscriteria duidelijk wor-
den gemaakt.

Tevens zal zichtbaar worden dat be-
grippen als GVP, 1KB en erkende die-
renarts onlosmakelijk met de certifice-
ring van de praktijk verbonden zijn.
Vanuit verschillende invalshoeken
zullen de volgende onderwerpen aan
bod komen: De feiten die een dierge-
neeskundig kwaliteitszorg-systeem
noodzakelijk maken; Certificeren is
een manier van denken; Het protocol
en de werkinstructie; De kwaliteits-
richtlijn vertaald naar de praktijk;
Administratie, registratie, documenta-
tie; De registratie van de veterinaire
activiteiten; Praktijkgebouwen en in-
ventaris; waar loop ik tegen op? Welke
oplossing kozen wij?; Apotheekbe-
heer, de verwoording in het Kwa-
liteitshandboek; Nieuwe ontwikkelin-
gen; hoe vastleggen?; De ARBO-wet
toegespitst op de veterinaire praktijk;
Praktische oefening in het maken van
protocollen/werkinstmcties; Functie-
beschrijving en organogram; Organi-
satie diergeneeskundige begeleiding;
De klachtenprocedure; Kennis een
product met verioopdatum; hoe onder-
houden we die?; Werkoverleg en in-
teme audit; Het kwaliteitshandboek.
Zowel gedurende als aan het einde van
de cursus zal voldoende ruimte wor-
den geboden tot discussie.
Cursusleider: drs. J.A. Westerbeek,
Veterinair Centmm Someren.

Gebitsreiniging en slijptechnieken
instrumentarium voor dierenartsas-
sistenten
(98/810), woensdag 4 no-
vember 1998, 13.00 tot 17.00 uur te
Wageningen. Cursusprijs ƒ 175,-.

Doelgroep: Dierenartsassistenten in
de gemengde en gezelschapsdieren-
praktijk.

Tijdens deze middag wordt aandacht
besteed aan het juiste gebmik van het
instmmentarium om gebitten te reini-
gen (handinstmmentarium en ultrasone
apparatuur). Het slijpen van (eigen)
handinstmmentarium zal worden geïn-
stmeerd. Deze middag zullen prak-
tische oefeningen worden gedaan. De
cursus is een vervolg op de voordracht
tijdens de Vedias Najaarsdag 1997 over
het gebit, tandvleesontstekingen en ge-
bitsreiniging bij de hond en is derhalve
slechts toegankelijk voor hen die het
certificaat van deze Najaarsdag hebben.
Cursusleider: Jhr. drs. A.W. van Fo-
reest, Veterinaire tandheelkunde. Ve-
terinair Specialistisch Centmm \'De
Wagenrenk\'.

-ocr page 224-

D.M.N. VAN
VUREN

Op 9 mei 1998 overleed op 66-jarige
leeftijd, thuis in het hijzijn van zijn
vrouw en kinderen, onze collega Dick
van Vuren. Zijn overlijden kwam na
een korte maar ernstige ziekte en was
voor allen die hem van nabij kenden
een verbijsterende ervaring.

Dick werd op 10 november 1931 ge-
boren te Culemborg als oudste zoon in
een gezin van twee meisjes en vier jon-
gens. Het werk van zijn vader bracht
hem al vroeg in aanraking met paar-
den. Zijn liefde voor paarden dateert
dan ook al uit zijn jeugd. Voor de mid-
delbare school ging hij naar Utrecht
en in die periode leerde hij zijn toe-
komstige echtgenote Truus al kennen.
Ook voor de studie diergeneeskunde
was Dick aangewezen op Utrecht en
door hard te studeren ging hij daar
vlot doorheen. Daarmee maakte hij
van zijn hobby zijn werk.

Met zijn bul nog maar net op zak
trouwde hij in 1960 met Truus van
Avezaath en ging hij her en der waar-
nemen. Na een jaar deed zich de mo-
gelijkheid voor om in Erp de praktijk
over te nemen. De eerste jaren was het
hard werken, maar met de hulp van
Truus ging dat goed. Het was een tijd
van vele slechte zandwegen. Dus veel
te voet met twee verlostassen in de
hand en de thygesen op de rug. De tijd
van kleine bedrijven, veel verlossin-
gen, vooral foetotomiëen, zwaar li-
chamelijk werk én alle nachten dienst.
Maar ook de tijd van \'graag meneer
de dokter\', \'zal ik uw jas even pakken
meneer de dokter?\' en \'wilt u alstu-
blieft even kijken naar mijn zieke koe
of paard?\'.

De kinderen werden geboren en het
oudste dochtertje wisten Dick en
Truus met haar zware handicap een
speciale plaats in hun leven te geven.
Daarbij zei Dick nooit het gevoel te
hebben gehad, \'waarom wij?\'.

De tijden veranderden. De aanvanke-
lijk kleine boerenbedrijven werden
steeds grotere, zakelijk ingestelde be-
drijven met een veeleisend manage-
ment en daarmee veranderde ook het
werk van de praktiserende dierenarts
in de landbouwhuisdierensector. Dick
voelde deze veranderingen heel goed
aan en groeide daarin mee. De prak-
tijk groeide in dertig jaar uit tot een
zes-mans associatie met twee veteri-
naire medewerkers. Toch bleef Dick
zijn betrokkenheid tonen met de men-
sen in het bedrijf, zelfs tot in zijn laat-
ste dagen toen hij nog vroeg hoe het
ging met een jonge boer die het door
de varkenspest erg moeilijk had. Met
zijn collega \'s onderhield hij een meer
dan alleen zakelijke band.

Ondanks het feit dat de praktijk veel
tijd in beslag nam, was Dick actief in
het verenigingsleven, zoals de rijver-
eniging, het gilde, de carnaval, de
Rotary en de Past-Rotary. Daarbij
trad hij zelden op de voorgrond en
nam hij nogal eens een bemiddelende
rol in bij conflicten, relativerend en de
tijd nemend om een probleem op te
lossen. Als erkenning voor al zijn ver-
diensten werd hij dan ook gedeco-
reerd tot ridder in de orde van Oranje
Nassau.

In 1994 stapte Dick uit de associatie
om plaats te maken voor zijn zoon Jan.

Hij wilde de jongeren de kans geven
de gang van zaken in de praktijk naar
eigen inzicht te runnen. Wel konden ze
altijd een beroep op hem doen als dat
nodig was.

In zijn vrije tijd was hij veel in de tuin
te vinden, gestaag doorwerkend. Hij
zei altijd: \'Het kan maar af zijn\'.
Natuurlijk was Dick nog steeds veel
hij de paarden, thuis en ook bijna we-
kelijks op de hengstenhouderij. Ook
trokken hij en Truus er regelmatig op
uit met de caravan.

Dick had vele vrienden met wie hij een
goede band had. Echte vriendschap
betekende veel voor hem. Vooral op-
rechtheid en openheid vond hij daar-
bij belangrijk. Dat Dick voor veel
mensen iets betekende, bleek uit de
grote belangstelling tijdens zijn be-
grafenis.

In de week na Pasen werd bekend dat
Dick nog maar enkele weken te leven
had. Heel moedig heeft hij die periode
gedragen. Hij was dankbaar dat hem
een lange lijdensweg bespaard bleef,
maar tegelijkertijd vond hij het erg
dat hij daardoor niet in staat was om
van al zijn vrienden afscheid te ne-
men. De vele brieven die hij van hen
kreeg deden hem goed.

Zijn gezin vond hij het allerbelang-
rijkste in zijn leven. Truus en hij wa-
ren bijna 50 jaar lang onafscheidelijk
en hij was trots op zijn kinderen en
kleinkinderen.

Zijn rust in alle situaties, zelfs in zijn
laatste dagen, was voor allen een
grote steun. Truus, kinderen en klein-
kinderen, jullie hebben in velerlei op-
zichten mooie herinneringen aan hem.
Mogen deze een grote troost zijn. Wij
wensen jullie heel veel sterkte in het
dragen van het grote verlies. Wij zul-
len Dick erg missen.

L.B.H. ten Hove
J. W.M. Miltenburg
P.J.A.M. Pulskens
D.A.H. Brus
C.J.M. Schouten

-ocr page 225-

POLLS

ACHTERLIGGENDE
ONTWIKKELINGEN VAN DE
DIERGENEESKUNDE

1

Ik ben Winnie de Poll en ik heb vandaag een feestje

AFSCHEIDSSYMPOSIUM POLL ZOWEL
NUTTIG ALS AANGENAAM

KNMvDKâtschapp

Zoals de lezer wellicht reeds is opge-
vallen, onder meer door de opvallende
kleur van het omslag, is deze afleve-
ring van het Tijdschrift voor Dier-
geneeskunde voornamelijk gewijd aan
P.H.A. Poll, vanwege zijn grote ver-
diensten voor de ontwikkeling van de
geneeskunde van het gezelschapsdier.
De meeste van de praktisch-weten-
schappelijke en praktisch-maatschap-
pelijke bijdragen zijn integraal opge-
nomen, alsmede een sfeerimpressie
van het symposium.
De dagvoorzitter, H.A.W. Hazewin-
kel, heeft de gehele dag doorspekt met
dia\'s van Winnie
de Poll, want zoals
intimi weten, is Peter Poll een groot
liefhebber van Winnie de Pooh en zijn
kornuiten. Enkele van deze alleraar-
digste dia\'s zijn opgenomen in dit ver-
slag.

PROGRAMMA

Nogmaals in het kort het programma
van het symposium:

- Nierlijden bij geriatrische patiënten,
dr. H.P Meyer.

- Plaats van de AO in de hedendaagse
kleine-huisdierenpraktijk,
prof. dr.
F.J. Meutstege.

Zaterdag 19 september 1998 was het dan zover: het symposium \'Poli\'s
Achterliggende Ontwikkelingen van de Diergeneeskunde\'
ter gelegenheid van
het afscheid van dr. P.H.A. Poll, oud-directeur van de Stichting Post
Academisch Onderwijs Diergeneeskunde (PAO-D). De organisatie was in
handen van T.W. te Giffel, H.A.W. Hazewinkel, E. Lasterie en R.C. Nap, die
samen een actueel, hier en daar specialistisch, maar over het algemeen heel
praktisch-wetenschappelijk programma hadden samengesteld. De bezoekers
- in totaal zo\'n honderd - werden deze dag getrakteerd op tal van nieuwe in-
zichten op het gebied van nieren, orthopedie, voeding, praktijkmanagement,
elektrocardio- en echografie en thoraxchirurgie. De locatie, motel Vianen,
stond borg voor een sfeervolle ambiance.

Door Sophie Deleu

- Biological Osteosynthesis, prof. dr.
U. Matis.

- HNP \'Het wordt tijd dat we beseffen
wat we niet beseffen\',
dr. L. Janssens.

- Rol van de voeding bij skeletaandoe-
ningen,
dr. R. C. Nap.

- Dierenartsassistenten zijn een steeds
belangrijker schakel in het praktijk-
management, ^.C
Ultee.

- Elektrocardiografie in de huidige tijd:
mogelijkheden van ECG-registratie
en -interpretatie,
dr. L.M. Ch\'erduin.

- Echo(cardio)grafie in de eerste- en
tweedelijnspraktijk,
drs. J. W. Garret-
sen.

_ Thoraxchimrgie bij de hond, dr.
A.N.E. Zimmerman.

TOESPRAKEN

Dit programma werd gevolgd door een
aantal toespraken van prof dr. E.
Lagerweij, die onder meer het geza-
menlijke cadeau aanbood, drs. A.W.
Udo, die een dankwoord uitsprak voor
de vele activiteiten die Poll voor de
Koninklijke Nederlandse Maatschap-
pij voor Diergeneeskunde heeft onder-
nomen, en \'last but not least\' de feeste-
ling zelf Poll zette met een kordaat,
doch ontroerend afscheidswoord zelf
een punt achter zijn carrière.

-ocr page 226-

Dr. A.N.E. Zimmerman heeft samen met Poll
heel wat pionierswerk verricht op het gebied
van de cardiologie.

Prof.dr. U. Matis was speciaal overgekomen
voor het afscheid van Poll.

Uli came especially for you but also a little bit
for us

Dr. L. Janssens: \'Het wordt tijd dat we besef-
fen wat we niet beseffen.\'

Die Poll is wel leuk, maar die thorax-chirurg is
veel leuker

-ocr page 227-

Vriend en collega prof.dr. E. Lagerweij biedt het afscheidscadeau aan:
een substantiële bijdrage aan de reis naar Indonesië die Poll en zijn vrouw
gaan maken.

De afscheidsspeech van Poll had onder meer. heel toepasselijk, betrek-
De voorzitter van de KNMvD, A.W. Udo, bedankt Poll voor zijn collegiale king op het geweldige regeneratievermogen van het lichaam - en kennelijk
instelling en zijn bovengemiddelde inzet voor de beroepsgroep. de geest - van mens en dier.

-ocr page 228-

QX-LLLCl"

□e echtgenote van Poll, hier terecht afgebeeld
met een grote bos bloemen.

-ocr page 229-

LANDELIJKE DAG VROUWELIJKE DIERENARTSEN 1998

Op zaterdag 14 november aanstaande
zal de 14® landelijke bijeenkomst voor
vrouwelijke dierenartsen plaatsvin-
den. Het thema van de dag is de vraag:

\'Vrouwelijke dierenartsen: risico of
rendement?\'

Houdt het toenemend aantal vrouwe-
lijke dierenartsen en het grote aantal
vrouwelijke studenten een risico in ten
aanzien van beschikbaarheid van vete-
rinairen voor de arbeidsmarkt? Zo ja,
hoe komt dat? Spelen arbeidsomstan-
digheden, arbeidsinhoud of arbeidsor-
ganisatie daarbij een rol? Hoe kan ge-
zorgd worden dat het opleiden van
vrouwelijke dierenartsen in rendement
resulteert, voor individu, beroepsgroep
en samenleving?

In het veterinaire onderwijs vinden
grote veranderingen plaats. Studenten
worden sinds enkele jaren opgeleid vol-
gens een nieuw curriculum dat ze beter
zou moeten voorbereiden op de ar-
beidsmarkt. Het onderwijsprogramma.

de numerus fixus, diersoortgerichte af-
studeerrichtingen en zelfs diersoortge-
richte toelating staan ter discussie.
Tijdens de landelijke dag zult u over
achtergronden, ontwikkelingen en mo-
gelijke gevolgen op deze terreinen
geïnformeerd worden door sprekers
vanuit de Faculteit der Diergenees-
kunde en de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde.
Daarnaast zullen sprekers van de
Groep Practici Grote Huisdieren en de
Commissie Vrouwelijke Dierenartsen
vanuit hun invalshoek ingaan op de
vragen of het toenemend aantal vrou-
welijke dierenartsen risico vormt en
hoe dat risico omgezet kan worden in
rendement.

Er zal ruime gelegenheid zijn voor dis-
cussie met de sprekers en uw inbreng
hierbij wordt zeer gewenst.
De organisatie van de landelijke bijeen-
komst is in handen van de Commissie
VDA in samenwerking met het bureau
van de KNMvD. Alle vrouwelijke die-
renartsen, leden en niet-leden van de

KNMvD, alsook vrouwelijke dierge-
neeskunde studenten worden van harte
uitgenodigd deze informatie- en discus-
siemiddag bij te wonen. De middag
wordt gehouden in hotel Mitland,
Ariënslaan 1 te Utrecht van 13.30 tot
17.00 uur. Uitgebreide informatie over
het programma wordt u een dezer dagen
toegezonden en kunt u aantreffen in de
volgende aflevering van het Tijdschrift.

Kinderopvang

Kinderen zullen dit jaar niet in de zaal
worden toegelaten tijdens de landelijke
bijeenkomst van vrouwelijke dierenart-
sen. Indien daar behoefte aan bestaat,
zal de Commissie VDA de mogelijk-
heid onderzoeken om kinderopvang tij-
dens de middag voor u te regelen. Als u
daarvan gebruikt wilt maken, kunt u
zich opgeven bij commissielid Liesbeth
Auwerda, telefoon: 070-3651181. Doet
u dit alstublieft
vóór 1 november 1998.
Opgave na die datum is helaas niet mo-
gelijk omdat de organisatie dan te wei-
nig tijd heeft een en ander te realiseren.

INFECTIEZIEKTEN CENTRALE ROL IN OKTOBER-
NUMMER VEEHOUDER EN DIERENARTS

Uierontsteking bij vaarzen; dr. H. W.

Barkema

Mastitis komt steeds vaker voor bij
vaarzen in Nederland. Naar de oorzaak
hiervan is nog maar weinig onderzoek
gedaan. Een mogelijke oorzaak kan
het eenzijdig fokken op hoge melkpro-
ductie zijn, waardoor het evenwicht
tussen infectiedruk, omgeving en
weerstand tegen ziekte verstoord
raakt. Barkema geeft onder meer en-
kele heldere tips over hoe dit probleem
voorkomen kan worden.

Aviaire leucose: een groot probleem;

drs. J.F. Heijmans en dr. W.L. Landman

Een nieuwe variant van het leucosevi-
rus, type J, bedreigt de pluimveesector.
De bestrijdingsprogramma\'s voor de
bekende typen A en B zijn niet meer
afdoende, er moet een nieuw pro-
gramma ontwikkeld worden. Verder in
dit artikel onder meer uitleg over wat
retrovirussen zijn, hoe leucosevirussen
worden overgedragen en hoe verticale
en horizontale overdracht voorkomen
kunnen worden.

Paratuberculose bij kleine herkau-
wers;
dr. P. Vellema
Paratuberculose heeft als ziekte een
enorme impact, mede omdat er moge-
lijk een relatie bestaat tussen paratu-
berculose en een darmaandoening bij
de mens. De ziekte komt ook voor bij
geiten en aangezien de melkgeiten-
houderij in ons land in 1999 naar ver-
wachting tussen de 40 en de 50 miljoen
kg melk zal opleveren, is een gedegen
bestrijdingsplan noodzakelijk.

Infectieziekten vormen een rode draad in het oktobernummer van Veehouder
en Dierenarts. De veehouder krijgt de kans om zijn kennis op het gebied van
enkele bekende soorten weer wat op te halen. Zo komt aviaire leucose aan
bod, maar ook mastitis en paratuberculose. Verder \'het beste paard van stal\',
wat dit keer slaat op een optimaal stalklimaat en een artikel over het ongemak
dat spoelwormen veroorzaken.

Spoelworminfecties nemen toe; drs.
J. Bakker

Als de temperatuur hoger wordt,
neemt ook het aantal spoelworminfec-
ties toe. In de bestrijding van deze zeer
hardnekkige infectie speelt het slacht-
huisonderzoek een centrale rol.

Lucht, licht en ruimte - Noodzaak
voor paarden;
mevrouw M. Gerding
In de winter gaan de paarden vaak op
stal. Dit brengt voor- en nadelen met
zich mee. Een goed stalklimaat is essen-
tieel. Mevrouw Gerding vertelt waar

-ocr page 230-

op gelet moet worden om het voor het
paard zo aangenaam mogelijk te maken
in de stal. Lucht, licht en mimte vormen
een rode draad door dit artikel.

Veehouder en Dierenarts verschijnt
vier keer per jaar (januari, april, juli
en oktober). Een jaarabonnement kost
ƒ 12,50 (exclusief BTW en verzendkos-
ten). Voor meer informatie en een
proefexemplaar kunt u contact opne-
men met Bep Baas of Susan Umans, te-
lefoon: 030 - 2510111.

OKTOBER NUMMER VETERINARY QUARTERLY

Obesity in dogs: effects on renal
function, blood pressure, and renal
disease;
J.A. Joles. (overzichtsarti-
kel, endocrinologie).
A descriptive study of visits by ani-
mal health specialists in pig farm-
ing: type, frequency, and herd-
health management factors;
J. En-
ting, M.J.L. van de Laak, M.J.M.
Tielen, R.B.M. Huirne, and A.A.
Dijkhuizen,
(oorspronkelijk artikel,
epidemiologie).

Closure of the rectus sheath with a
continuous looped suture and the
skin with staples in dogs: speed,
safety, and costs compared to clo-
sure of the rectus sheath with inter-
mpted sutures and the skin with a
continuous subdermal suture;
A.
Kummeling, and F.J. van Sluijs.
(oorspronkelijk artikel, chimrgie).
In-shoe foot force sensor to assess
hoof balance determined by radio-
graphic method in ponies trotting
on a treadmill; /.
Caudron, S.
Grulke, F. Farnir, P. Vanschep-
dael, and D. Serteyn.
(oorspronke-
lijk artikel, orthopedie).

De oktober-uitgave van de Veterinarv Quarterly bevat één overzichtsartikel, zes
oorspronkelijke artikelen met verschillende onderwerpen en één \'short commu-
nication\'. In dit nummer tevens de \'European Veterinary Dissertations\', helaas
voor de laatste keer...

- Polycystic kidney and liver disease
in cats;
J.T. Bosje, T.S.G.A.M. van
den Ingh, and J.S. van der Linde-
Sipman.
(oorspronkelijk artikel, en-
docrinologie).

- The use of chicken-specific anti-
bodies in veterinary research invol-
ving three other avian species;
S.H.M.
Jeurissen, and E.M. Janse.
(oor-
spronkelijk artikel, immunologie).

- Identification of four Borrelia
burgdorferi
sensu lato species in
Ixodes ricinus ticks collected from
Dutch dogs;
K.E. Hovius, B. Beijer,
S.G.T. Rijpkema, N.M.C. Bleumink-
Pluym, and D.J. Houwers,
(oor-
spronkelijk artikel, parasitologie).

- Renal dysplasia in three young adult
Dutch Kooiker dogs; C.
Schulze,
H.P. Meyer, A.L Blok, K. Schipper,
and T.S.G.A.M. van den Ingh.
(short
communication, urologie.)

European Veterinary Dissertations

I. Population biological studies of
Oesophagostomum dentatum and
Oesophagostomum quadrispinula-
tum in pigs.

2. Iron deficiency anaemia in piglets.

3. A study of dairy herds with con-
stantly low or constantly high bulk
milk somatic cell count, with spe-
cial emphasis on management.

4. Effects of bronchodilating and non-
steroidal anti-inflammatory dmgs on
performance potential in the horse.

5. Immunopathogenesis of classical
swine fever: role of infected mono-
cytic cells.

6. Fmctosamine (glycated semm pro-
teins) in diagnosing and monitoring
diseases with persistent hypergly-
caemia, hypoglycaemia and hypo-
proteinaemia in dogs and cats.

7. Evaluation of frozen-thawed semen
from Swedish red and white Al
bulls. With special reference to the
relation between zona pellucida
binding, in vitro fertilization and in
vivo fertility.

Een jaarabonnement op de Veterinary
Quarterly kost voor leden van de
KNMvD
ƒ 58,30 en voor niet-leden
f312,70 inclusief BTW en verzendkos-
ten. Opgave dient schriftelijk te gebeu-
ren. Voor meer informatie en/of een
proefexemplaar kunt u contact opne-
men met het Bureau van de KNMvD,
telefoon: 030 - 2510111 (Janneke van
Velthuijsen of Susan Umans).

O

Voor het lidmaatschap van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde hebben zich aangemeld de volgende
collegae:

Bosje, J.T.; 1996; 1091 HA Amsterdam; Eerste
Oosterparkstraat 217.

Broek. Mevr. M.C. de; Gent-1998; 6085 NH

Hom; Heythuyserweg 30.

Brommer, H.; 1998; 3981 HE Bunnik; Marsdijk
3A.

Personalia

Busser, Mevr. I.A.; 1998; 3572 CD Utrecht;
Wittevrouwensingel 77.

Heden; Mevr. R. van der; 1998; 3945 GC
Cothen; Middel veld 50.

Jobse, K.W.; 1998; AB42 5GR Mintlaw-

Peterhead (V.K.); 15 Aden Circle.

Kats, Mevr. A.C.M. van; 1998; 7421 AX

Deventer; Esdooralaan 4.

Pilgram, M.C.; 1998; 3732 CJ De Bilt; Dr.

Schaepmanweg 30.

Roemburg, R.G.H.; 1998; 3981 ZL Bunnik;
Vletweide 6.

Seesing, E.H.A.L.; Gent-1998; 6085 NH Hom;
Heythuyserweg 30.

Segboer, Mevr. L; 1998; OL4 3LL Lees Oldham

(V.K.); 89 Stamford Road.
Slager, Mevr. D.M.T.; 1998; 3582 VW Utrecht
I.B. Bakkerlaan 71.
Veenendaal, Mevr. E.; 1998; 6713 AR Ede
Waterloweg 67.

Vullings, Mevr. M.J.H.; 1998; 5961 AJ Horst;
Venrayseweg 100.

Wee, G.M. ter; 1998; 1191 KA Ouderkerk a/d
Amstel; Ronde Hoop Oost 9.

Als lid van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde heeft
het Hoofdbestuur aangenomen:

Arendzen, Mevr. I.; 1998; 8308 AN Nagele;
Ring 48.

Asveld, A.; 1998; 7991 BG Dwingeloo; De Wei-

-ocr page 231-

den 36.

Baas, Mevr. J.C.; 1998; 2741 HW Waddinx-
veen; Jan Dorrekenskade Oost 36.
Es, Mevr. W.R.G.S.; 1998; 6123 AX Holtum;
Martensweg 13.

Koning-Svendsen, Mevr. L.M. de; 1998; 2512
EA \'s-Gravenhage; Herderinnestraat 18.
Krooshoop, Mevr. G.E.H.; 1998; 7244 NT
Barchem; Bosheurneweg 3.
Kummeling. Mevr A.; 1998; 3702 GV Zeist;
Tollenslaan 6.

Lauwerijssen, Mevr. F.; Gent-1998; 4872 RK

Etten-Leur; Wielewaal 88.

Mocking, Mevr. A.G.M.; 1998; 3511 HB

Utrecht; Westerkade 13 bis A.

Pol, Mevr. J.N.; 1998; 9527 TC Bronneger;

Dorpsstraat 6.

Ruys, Mevr. L.J.; 1998; 3581 EA Utrecht; Mgr

van de Weteringstraat 5 C.

Tak, A.; 1998; 9248 SB Siegerswoude; Skoal-

lelän9.

Tas, Mevr. P.A.; 1998; 3711 BR Austerlitz;
Schoolweg 68.

Wiersma, E.; 1985; 2343 KV Oegstgeest; Simon
Vestdijklaan 42.

□VERLEDEN:

Op 13 september 1998 Drs. J.F. Overbeek te
Dongen.

Op 15 september 1998 Drs. A.N. Leermakers te
Helvoirt.

JUBILEA:

J.J. den Hertog te Alphen a/d Rijn, afwezig, 50
jaar, 20 oktober 1998

S.D. Blanksma te Heerhugowaard, aanwezig, 30
jaar, 25 oktober 1998

Dr. J.F.M. Nouws te Wychen, afwezig, 30 jaar,
25 oktober 1998

J.J. Pekelder te Oud-Sabbinge, afwezig, 30 jaar,
25 oktober 1998

M.Th. Voets te Sint-Oedenrode, afwezig, 30
jaar, 25 oktober 1998

T.J. de Vries te Luttenberg. afwezig, 30 jaar, 25
oktober 1998

J.W. Lesschen te Dalfsen, afwezig, 35 jaar, 28
oktober 1998

A.J.l. te Maarssen te Groenio, afwezig, 35 jaar,
28 oktober 1998

A.E. Schuring te Oldeberkoop, afwezig, 35 jaar,
28 oktober 1998

S. Bakker te Leersum, afwezig, 45 jaar, 30 okto-
ber 1998

Dr. O.L. Beiboer te Drachten, afwezig, 45 jaar,
30 oktober 1998

Prof.Dr. G. Bijlenga te La Tour (Frankrijk), aan-
wezig, 45 jaar, 30 oktober 1998
J. Dersjant te Buren (GId). afwezig, 45 jaar, 30
oktober 1998

F.P.G. Schwering te Bergen (L), afwezig, 45
jaar, 30 oktober 1998

J.A.P.M. Bakx te Goirle, afwezig, 25 jaar, 2 no-
vember 1998

Th.J.A.M. van Gastel te Loon op Zand, afwezig,
25jaar, 2 november 1998
W.D.J. Laanbroek te Dalfsen, afwezig, 25 jaar,
2 november 1998

Mevr. E.F. Lambeek-Nap te Hoeven, afwezig,
25 jaar, 2 november 1998
W. de Vries te Harkema, afwezig, 25 jaar, 2 no-
vember 1998

A.H. Westerhuis te Heelsum, afwezig, 25 jaar, 2
november 1998

P. van Hattem te Eefde, afwezig, 25 jaar, 2 no-
vember 1998

H.J. Stelwagen te Ederveen, afwezig, 25 jaar, 2
november 1998

Mevr. J.C.P. Bormans te Sittard, afwezig, 25
jaar, 2 november 1998

B.J.A.M. Boschker te Schijf, aanwezig, 25 jaar,
3 november 1998

G.M. Winnen te Etten-Leur, aanwezig, 25 jaar, 3
november 1998

J. de Bie te Hollandscheveld, afwezig, 40 jaar, 8
november 1998

Dr. J. Dorresteijn te Zaltbommel, afwezig, 40
jaar, 8 november 1998

B.G. Schoonman te Winterswijk, afwezig, 40
jaar, 8 november 1998

G. Rijpkema te Heerenveen, afwezig, 40 jaar, 8
november 1998

Mevr. E.G. van Boven-Toebes te \'s-Graven-
hage, afwezig, 40 jaar, 12 november 1998
J.E. Smit te Maria Alm (Oostenrijk), aanwezig,
45 jaar, 13 november 1998

Voor het dierenartsen-examen van 04 sep-
tember 1998 zijn geslaagd:

Binsbergen, Mevr. A P.
Boomgaard, M A R. van den
Brommer, H.
Busser, Mevr. LA.
Dekkers, Mevr. H.J.
Duijn, R.P.T.
Duvekot, J.R.V.
Erdmann, Mevr. C.
Genevasen, Mevr. S.J.C.
Gestel, A.Q.M. van
Heden, Mevr R. van der
Heijden, Mevr. W.J.R. van der
Hoekemeijer, Mevr. P.E.
Hulsebosch, Mevr. J.K.S.
Jager, Mevr. P.M.
Jobse, K.W.
Kats, Mevr. A.C.M. van
Klaassen, Mevr. D.M.B.
Klos, W.J.G.
Moleman, Mevr. W.J.
Pilgram, M.C.
Riel, J. van

Roemburg, R.G.H. van
Segboer, Mevr. 1.
Slager, D.M.T.
Soethout, J.P.
Steeman, Mevr. M.H.
Tijsen, D.C.U.
Veenendaal, Mevr. E.
Vullings, Mevr. M.J.H.
Wee, G.M. ter
Zegers, H.W.P.M.

MUTATIES:

»Aalders, A.A.T.; 1996; 7707 DV Balk-
brug; De Bonkelaar 16; tel. 0523-657653;
wnd.d.

Arendzen, Mevr. 1.; 1998; 8308 AN Nagele;
Ring 48; tel. 0320-293515 bur; E-mail: 1. AREND
ZENfePR.AGRO.NL; wet. medew. Praktijkon-
derzoek Rundvee, Schapen en Paarden (toev. als

lid).

Asveld, A.; 1998; 7991 BG Dwingeloo; De
Weiden 36; tel. 0521-593169 privé, 591378
prakt.; p., medew. bij J.A. Glas (toev. als lid).

Baas, Mevr. J.C.; 1998; 2741 HW Waddinx-
veen; Jan Don-ekenskade Oost 36; tel. 0182-
632051; p., gezelschapsd. (toev. als lid).

Beek, P.N.G.M. van; 1980; 6035 RP Ospel;
Plattepeeldijk 38; tel. 0495-641367 privé,
551225 prakt.; fax 0495-551615; E-mail: V.
BEEK(a WXS.NL; p., geass. met M.W.G.H.
Heijmans, H.A.M. Hendriks, A.Th.E. Kooien,
M.l.M. Linthorst, F.G.M. Scheijmans, J.W.H.
Scheres. S.A.T.V. Serrarens en G.P.M.M.
Tacken.; Specialist Pluimvee Gezondheid.

♦Binsbergen. Mevr. A.P.; 1998; 1274 NL
Huizen; Draaikom 37; tel. 035-5252903; d.

♦Boomgaard, M.A.R. van den; 1998;
3572 ZH Utrecht; Zeemanlaan 150; tel. 030-
2721281 wnd.d.

*Bos-Halfliide, Mevr. O.H.I.M.; 1990;
2253 TP Voorschoten; C\'allenburghplantsoen
7; tel. 071-5320162 privé; beleidsmedew.
L.N.V.,dir.M.K.G.

♦Brommer, H.; 1998; 3981 HE Bunnik;
Marsdijk 3A; tel. 030-6372385 privé, 2531350
bur.; specialist in opleiding U.U. (F.D., vkgr.
Alg, Heelkunde en Heelkunde der Grote
Huisd).

♦Busser, Mevr. I.A.; 1998; 3572 CD
Utrecht; Wittevrouwensingel 77; tel. 030-
2722364; d.

♦Dekkers, Mevr. H.J.; 1998; 3514 E.M
Utrecht; Bellamystraat 28; tel. 030-2717620; d.

♦Duijn, R.P.T,; 1998; 3981 ZL Bunnik;
Metweide 10; d.

♦Duvekot, J.R.V,; 1998; 4001 MS Tiel;
Tweede Achterstraat 28; tel 0344-614861; d.

♦Erdmann, Mevr. €.; 1998; 3221 LG
Hellevoetsluis; Schenkeldijk 2; tel. 0181-
3278.^9; wnd.d.

Es, Mevr. W.R.G.S.; 1998; 6123 AX Hol-
tum; Martensweg 13; tel. (M6-4858808; wnd.d.
(toev. als lid).

♦Genevasen, Mevr. S,J,C,; 1998; 6026
RE Maarheeze; Rakerstraat 9; tel. 0495-
592162; wnd.d.

♦Gestel, A.Q.M. van; 1998; 3581 KP
Utrecht; Burg. Reigerstraat 79; tel. 030-
2510839; wnd.d.

•Gloudemans, M.G.A.; 1959; 5688 NP
Oirschot; Bestseweg 1; tel. 0499-571282; r.d.

Groot, S.J. de; 1987; 3981 XM Bunnik;
Van Merkensteyngaarde 21; tel. 030-6567294
privé, 0577-401545 bur,; d. bij Alpuro B.V.

Haan. Mevr. M.L de; 1993; 6835 HK Arn-
hem; Drentesingel 68; tel. 026-3230898;
wnd.d.

Hagen, F.H.J. van; 1992; 7051 WP Vars-
seveld; Eksterhof 41; tel,0315-243908 privé,
241205 prakt.; p., geass. met J. Bussemaker, J.J.
Oostveen, G.J. Tolkamp en J.H. Wijnia.

♦Heden, Mevr. R. van der; 1998; 3945

DIERGENEESKUNDIG
JAARBOEK 1999

Wilt u zeker zijn dat uw gegevens betrefïende uw personalia in het Jaarboek 1999 juist vermeld
worden, dan verzoekt de Redactie van het Diergeneeskundig Jaarboek vóór 1 januari 1999 even-
tuele fouten en wijzigingen
schriftelijk door te geven aan het Bureau van de Maatschappij.

Redactie Diergeneeskundig Jaarboek.

-ocr page 232-

GC Gothen; Middelvcid 50; tel. 0343-563942;
wnd.d.

♦Heijden, Mevr. V\\.J.R. van der; 1998;
3581 PA Utrecht; Parkstraat 7; tel. 030-
2328513;d.

*Hoekemeijer, Mevr. P.E.; 1998; 3582
ZD Utrecht; Ina Boudier Bakkerlaan 171; tel.
030-2512068; wnd.d.

*Hulscbosch, Mevr. J.K.S.; 1998; 3523
EC Utrecht; Smaragdplein 58; tel. 030-
2520953; wnd.d.

«Jager, Mevr. P.M.; 1998; 3314 CZ
Dordrecht; Zuidendijk 146; tel. 078-6310473;
wnd.d.

*Jobse, K.W.; 1998; AB42 5GR Mint-
law-Peterhead (N\'erenigd Koninkrijk); 15
Aden Circle; tel. 00-44-1771-623215 privé,
637219 prakt.; p., mede», bij Buchan House
Vet. Clinics.

*Kats, Mevr. A.C.M. van; 1998; 7421
AX Deventer; Esdoornlaan 4; tel. 0570-
654317 privé. 653000 prakt.; p., mede», bij A.
Baas, K.A.M. Herder, H.S. Kooi, H. Lieuwen,
H. Pott en P.J. van der Werf.

*Klaassen, Mevr. D.M.B.; 1998; 3571
AE Utrecht; \\ an Liellandlaan 78; tel. 030-
2718104; wnd.d.

*Klos, W.J.G.; 1998; 3583 HJ Utrecht;
Mauritsstraat 57; tel. 030-2516071; wnd.d.

Koning-Svendsen, Mevr. L.M. de; 1998;
2512 EA \'s-Gravenhage; Herderinnestraat 18;
tel. 070-3920055; wnd.d. (toev. als lid).

Krooshoop, Mevr. G.E.H.; 1998; 7244 NT
Barchem; Bosheumeweg 3; tel. 06-51332888/
0573-441948 privé, 451200 prakt.; p., medew.
bij A.J.G. Lautenschutz en W. Wieringa (toev.
als lid).

Kummeling, Mevr. A.; 1998; 3702 GV
Zeist; Tollenslaan 6; tel. 030-6911297 privé,
2531624 bur.; roulant/specialist in opleiding U.U.
(F.D., vkgr. Geneeskunde van Gezelschaps-
d.)(toev. als lid).

Laanen, Mevr. S.C.; 1994; 3571 NA
Utrecht; V aletonlaan 2; tel. 030-2762120 privé,
2539411 bur.; fax 030-2762124 privé, 2518126
bur.; E-mail S.C.LAANEN^ VET.UU.NL;
specialist in opleiding U.U. (F.D., N\'kgr.
Geneeskunde van Gezelschapsd.).

Lauwerijssen, Mevr. F.; Gent-1998; 4872
RK Ettcn-Leur; Wielewaal 88; tel. 076-
5011574; wnd.d. (toev. als lid).

♦Limpens. Mevr. S.E.J.M.; Gent-1998;
NR2 1RP Norwich (\\ crenigd Koninkrijk); 21
Chapelfield Road; tel. 00-44-1603-744998
privé, 629046 prakt.; fax 00-44-1603-625060;
p., medew. bij Chapcineld Vet. Partnership.

•Luytcn, B.R.M.; 1996; 3981 ZM Bunnik;
Vletweide 48; tel. 030-6571318 privé, 010-
2849999 prakt.; fax 030-6571318 privé, 010-
2849669 prakt.; p., geass. met P.J. van der
Wolf.

Mocking, Mevr. A.G.M.; 1998; 3511 HB
Utrecht; Westerkade 13 bis A; tel. 030-2341542;
wnd.d. (toev. als lid).

*Moleman, .Mevr. W.J.; 1998; 3572 DJ
Utrecht; Veeartsenijstraat 213; tel. 030-
2732544; wnd.d.

»Pilgram, .M.C.; 1998; 3732 CJ De Bilt;
Dr. Schaepmanweg 30; tel. 030-2202452; E-
mail; M.C.PiLGRAM(S STUDENTS.V ET.
UU.NL; wnd.d.

Pol, Mevr. J.N.; 1998; 9527 TC Bronneger;
Dorpsstraat 6; tel. 0599-238220; wnd.d. (toev.
als lid).

Porck.Mevr. F.; 1988; 1817 ML Alkmaar;
Bergerweg 163; tel. 072-5152312 privé, 0229-
201538 prakt.; p., medew. bij G. Huijser van
Reenen en H.J..M. Werner.

i^iiiiiriiiij»

*Riel. J. van; 1998; 7895 TV Roswinkel;
Roswinkelerkanaal NZ 25; tel. 0591-357480;
d.

Rietbergen, Mevr. M.J.T.R.; 1996; 1324
HJ Almerc; Elburgkade 23; tel. 036-5489781
privé, 020-6944766 prakt.; p., medew. bij
Spoedkliniek voor Dieren Amsterdam B.V.; me-
dew. bij S.J. Kleinjan (tel. 030-2310986; fax
030-2328927).

*Roemburg, R.G.H. van; 1998; 3981 ZL
Bunnik; \\ letweide 6; tel. 030-6571609; wnd.d.

Ruys. Mevr. L.J.; 1998; 3581 EA Utrecht;
Mgr. van de Weteringstraat 5 C; tel. 030-2364755;
E-mail: LRUYS(ajDAS.NL; d. (toev. als lid).

Sander, F.H.; 1970; 4465 AS Goes;
.Mosselbank 2; tel. 0118-415899; d.

•Schuurman. Mevr. A.G.; 1998; 5363 SV
Velp (NB); Elftweg 1; tel. 0486-472626 privé,
0485-576752 prakt.; fax 0485-520919; p.,
mede», bij R.T.E.M. Scholten en J.M.L.
Verhaegh.

♦Segboer, Mevr. I.; 199«; OL4 3LL Lees,
Oldham (\\\'erenigd Koninkrijk); 89 Stamford
Road; tel. 00-44-161-6280998 privé, 6204900
prakt.; fax 00-44-161-6336102; p., medew. bij
.Mr. & Mrs. Thomas.

♦Segev, K.; 1998; N6 4QT London (Vere-
nigd Koninkrijk); 6 Church Road; tel. 00-44-
181-3405445 privé, 1732-452333 prakt.; fa\\
00-44-1732-741614; p., medew. bij Elands
Vet. Clinic.

"Slager, D.M.T.; 1998; 3582 \\ W Utrecht;
I.B.Bakkerlaan 71; tel. 030-2544637 privé, 074-
2422687 prakt.; E-mail: DIEUW ERT(a DDS.
NL; p., mede», bij F.J.M.M. Dankers.

«Soethout, J.P.; 1998; 3981 Z.M Bunnik:
\\ letweide 56; tel. 030-6572210; »nd.d.

Speybrouck, Mevr. S.G.M.M.; Gent-1989;
8310 Brugge (België); Mispelaar 96; tcl./fax
00-32-50-364738; wnd.d.

*Stceman. Mevr. M.H.; 1998; 3523 GN
Utrecht; Turkooislaan 72; tel. 030-2882399;
wnd.d.

Steen, Mevr. J.C.M.; 1997; 7471 VEGoor;
Het Jannink 99; tel. 0547-273558 06-53972639;
d.

»Tak, A.; 1998; 9248 SB Siegerswoude;
Skoallelan 9; tel. 0516-541922 privé, 0594-
641600 prakt.; fax 0594-643585; p., medew.
bij E.K. Dolfijn, J.W. Hesselink, S.L.C.
Ouwerkerk en B.G. Tillema (toev. als lid).

Tas, Mevr. P.A.; 1998; 3711 BR Austeriitz;
Schoolweg 68; tel. 0343-491128 privé, 0316-
331076 prakt.; p., medew. bij G.B.M. van den
Elzen (toev. als lid).

*Tijssen, D.C.U.; 1998; 3572 JE
Utrecht; F.C. Dondersstraat 59 bis; tel. 030-
2720897/06-51670607; wnd.d.

*Vecnendaal. Mevr. E.; 1998; 6713 AR
Ede; Waterloweg 67; tel. 0318-617815 privé,
613420 prakt.; p., medew. bij F..\\. Kuiper.

•Ven. Mevr. M.C.M. van der; 1998; Coote-
hill. Co. Cavan; (leriand); Old Bridge Road;
tel. 00-353-49-52379/06-51071671 privé, 52777
prakt,; fax 00-353-49-52777; p., medew. bij
J.J. Clerkin.

*Vullings, Mevr. M.J.H.; 1998; 5961 AJ
Horst; Venrayseweg 100; tel. 077-3983609;
wnd.d.

Warmerdam. P.J.; 1998; 3441 BK Woer-
den; Havenstraat 44 A; tel. 0348-424117 privé,
0316-221231 prakt.; fax 0316-228457; p., me-
de». bij P. Strooker en C.J..M. Vissink.

*Wee, G.M. ter; 1998; 1191 KA Ouder-
kerk a/d Amstel; Ronde Hoop Oost 9; tel. 06-
54286882 privé, 020-4964646 prakt.; p., me-
de». bij J.W. de Gooijer, C.J.J. Jonker en
G.M.C. Vernooij.

Wiersma. E.; 1985; 2343 KV Oegstgeest;
Simon Vestdijklaan 42; tel. 071 -5175411; wnd.d.
(toev. als lid).

*Zegers, H.W .P.M.; 1998; 3722 BD Bilt-
hoven; Parklaan 53; tel. 030-2280114; wnd.d.

De Redactie van het Diergeneeskundig
Jaarboek wil dierenartsen de mogelijkheid
bieden in het Diergeneeskundig Jaarboek
naast hun privé-adres het praktijkadres (bij
een meermanspraktijk alleen de hoofd-
vestiging!) te laten vermelden. Ook wan-
neer uw praktijk gevestigd is op uw privé-
adres. kunt u dit als zodanig laten
opnemen. Wanneer u uw praktijkadres op-
genomen wilt hebben in het Diergenees-
kundig Jaarboek wordt u verzocht uw ge-
gevens schriftelijk door te geven aan het
secretariaat van de KNMvD (fax nr.: 030-
2511787).

Doorlopende agenda

CONGRESSEN & SYMPOSIA

1998

Oktober

27 Symposium \'Pijnmanagement\'. Locatie:
Postiljon hotel te Hecrenveen. Aanvang:
19.30 uur. Organisatie is in handen van
Pfizer Animal Health b.v.. Er zal prakti-
sche informatie over het onderwerp pijn en
pijnbestrijding worden gegeven. Sprekers
zijn ondere andere drs. C.H.P. Pellicaan.
prof dr. L.J. Hellcbrekers. dr. N. Enden-
burg. drs. H. van Herpen cn drs. R.H.J.
Huijbers.

29 Symposium "Pijnmanagement\', Locatie:
Van der Valkhotel \'de Cantharel" te Ug-
chelen (Apeldoorn). Aanvang: 19.30 uur.
Organisatie is in handen van Pfizer Animal
Health b.v.. Er zal praktische informatie
over het onderwerp pijn en pijnbestrijding
worden gegeven. Sprekers zijn ondere an-
dere drs. C.H.P. Pellicaan, prof dr. L.J.
Hellebrekers. dr. N. Endenburg, drs. H. van
Herpen en drs. R.H.J. Huijbers.

29—30 55. Fachgespräch über Geflügelkrank-
heiten in Hannover.

November

3 Symposium \'Pijnmanagement\', Locatie:
Van der Valkhotel \'Vianen\' te Vianen.
Aanvang: 19.30 uur. Organisatie is in han-
den van Pfizer Animal Health b.v.. Er zal
praktische informatie over het onderwerp
pijn en pijnbestrijding worden gegeven.
Sprekers zijn ondere andere drs. C.H.P. \'
Pellicaan. prof dr. L.J. Hellebrekers, dr. N.
Endenburg, drs. H. van Herpen en drs.
R.H.J. Huijbers.

-ocr page 233-

5 Symposium \'Pijnmanagement\', Locatie:
Van dr Valkhotel \'Gilze-Rijen\' te Gilzen.
Aanvang: 19.30 uur. Organisatie is in han-
den van Pfizer Animal Health b.v.. Er zal
praktische informatie over het onderwerp
pijn en pijnbestrijding worden gegeven.
Sprekers zijn ondere andere drs. C.H.P.
Pellicaan. prof dr. L.J. Hellebrekers, dr. N.
Endenburg, drs. H. van Herpen en drs. R.H.J.
Huijbers.

7—12 ContinuEd* Equine Veterinary Sym-
posium in Hawaii. Topic: Problems in
Equine Medicine en Surgery. Call Continu-
Ed at 1-800-539-7395 or (206) 230-8363,
fax: 206-230-8359. e-mail: VetCE
(o^aol.com, or write to: ContinuEd, PO Box
1659, Mercer Island WA 98040, USA.

9 Congres \'De mens in zijn evenwichtige om-
geving\' over de natuur in relatie tot de mens
met een handicap. Het Spelderholt te
Beekbergen, aanvang 13.30 uur. Meer infor-
matie: Stichting J.J. Dondorp Fonds te
Nunspeet. mevrouw J. Heun. tel.: 0577-
411800, fax: 0577-411836.

12—14 30. Internationale Tagung \'Angewandte
Ethologie\' der Deutschen Veterinärme-
dizinischen Gesellschaft e.V., Fachgruppe
Verhaltensforschung. Freiburg(D).

18—19 IBC\'s lO\'h Major Eureopean Veterinary
Event \'Veterinary Medicines in Europe - a
regulatory update -. Location: Swissótel
Brussels. Completed registration form and
payment direct to: IBC Global Conferences
Limited, Gilmoora House, 57-61 Mortimer
Street, London WIN 8JX UK. Phone: 44
(0) 171-4535496, fax: 44 (0) 171-
6366858. e-mail: cust.serv(<^ibcuk.co. uk.

18—22 Veterinary Dentistry \'98, 12th Annual
Veterinary Dental Forum. Hyatt Regency
New Orleans, Louisiana, USA. For informa-
tion: Andries van Foreest, telefoon: 072-
5092052.

26—27 Achtste Gezond Onderwijs Congres in
Congrescentrum Koningshof te Veldhoven,
onder auspiciën van de Nederlandse
Vereniging voor Medisch Onderwijs
(NVMO). Informatie: mw. M.L. Bot. tel:
010-4087881, fax: 010-4367271, e-mail:
secrfaipaog.fgg.eur.nl.

December

9 II® Studiedag van de Vereniging voor
Veterinaire Epidemiologie en Economie met
als thema zoönosen en antibiotica-resisten-
tie. Locatie: RIVM te Bilthoven. Informatie:
A. Eibers, tel.: 0411-659419 of e-mail: a.el-
bcrs(<^gdvdieren.nl.

1999

Maart

10—12 Tagung der DVG-FG: \'Parasitologie und
parasitäre Erkrankungen\', Tierärztliche
Hochschule Hannover tel.: 0049-511-953
7970, fax: 0049-511-953 7975, e-mail:
gstaats(a;who.tiho-hannover.de.
24—26 Jaarlijks congres van de \'Society for
Veterinary Epidemiology and Preventive
Medicine\' (SVEPM) in Bristol, Engeland.
Meer informatie: Dr. Ed G M. van Klink,
Committee Member, Vlietenburg 26, 2804
WS Gouda, e-mail: E.G.M.van.Klink(^; IK-

clb.agro.nl.

Juli

2—4 Eight Annual Scientific Meeting of the
European College of Veterinary Surgeons.
Bruges, Belgium. Preseminars with practical
work, July 1, 1999. ECVS, Monika
Gutscher, Winterthurerstr. 260, CH-8057
Ziirich, Switzerland. Tel.: 041-1-6358408,
fax: 041-1-3130384, e-mail: mgaovet(g vet-
chir.unizh.ch.

September

23—29 26\'\'^ World Veterinary Congress, 24"^
World Small Animal Veterinary Congress,
5th
peCAVA Congress, • Lyon, France.
Information contact address: Mondial Vet
1999, CNVSPA, 40 rue de Berri, F75008
Paris, tel: 33-(0)l-53839160, fax: 33-(0)l-
53839169, e-mail: mondialvetfeaol.com, in-
ternet: http://www.mondialvet99.org.

27—30 Congres Europese Federatie van
Informatie-Technologie in de Agrarische
Sector (EFITA), Universiteit van Bonn,
Duitsland. Internet: www.efita.dk, e-mail:
efita99feuni-bonn.de, tel: 0049-228-
733500, fax: 0049-228-733431.

VERGADERINGEN &
BIJEENKOMSTEN

Oktober

19 AUV-regiovergadering, Regio Oost, Res-
taurant De Luifel, Ruurlo, aanvang 20.00
uur.

22 AUV-regiovergadering, Regio Noord, Ge-
zondheidsdienst Drachten, aanvang 20.(X)
uur.

25 Ledenvergadering SNVA (Samenwerkende
Nederlandse Veterinaire Acupuncturisten-
vereniging) te Hotel Schiphol A4, Rijksweg
A4 no. 3 te Hoofddorp. Aanvang: 10.00 uur.
Aansluitend lezing/ workshop Cheryl
Schwartz over \'skin disea.ses\'.

November

2 AUV-regiovergadering, Regio West. Motel
Witte Bergen. Eemnes. aanvang 20.00 uur.

3 Gezamenlijke studiedag Groep Pluimvee-
wetenschappen LOS-VPLC-WPSA, \'Ne-
derland als exportland\', IPC Dier in Horst.

12 AUV-regiovergadering, Regio Zuid, Ge-
zondheidsdienst Boxtel, aanvang 20.00 uur.

14 Landelijke Dag voor vrouwelijke dierenart-
sen. Locatie: Hotel Mitland te Utrecht.
Aanvang: 13.30 uur.

14 Najaarsdag GHwD. Locatie: Hotel-Res-
taurant \'Nol in \'t Bosch\' te Wageningen,
09.00-17.00 uur. Onderwerp: De Geria-
trische patiënt.

19 Bijeenkomst Kring Dierenartsen Achter-
hoek in restaurant \'t Wolfersveen in Zelhem,
aanvang 20.00 uur.

24 Jaarlijkse sUidiedag WRSA in het Andro-
clusgebouw, FdD, Yalelaan 1 te Utrecht.
Thema: \'Het spijsverteringskanaal van het
konijn\'.

25 Najaarsbijeenkomst Veterinair Historisch
Genootschap, Blauwe Zaal, Androclus-ge-
bouw. Faculteit der Diergeneeskunde.

26 Najaarsbijeenkomst van de Groep Ge-
neeskunde van het Varken vanaf 13.30 in het
hoofdgebouw van de Faculteit der Dier-
geneeskunde te Utrecht.

iiiuwn

28 Najaarsdag Groep Geneeskunde Gezel-
schapsdieren \'98.

December

2 Ledenvergadering Groep Veterinaire Spe-
cialisten.

3 Ledenvergadering Groep Pluimveeweten-
schappen, Gezondheidsdienst voor Dieren te
Boxtel, aanvang 13.45 uur.

9 Afdelingsvergadering Noord-Holland te
Marken-Binnen.

10 Ledenvergadering Afdeling Utrecht, 20.15
uur. Het Oude Tolhuys te Utrecht.

10 Ledenvergadering Afdeling Gelderland.

10 Ledenvergadering Afdeling Zuid-Holland.

15 Ledenvergadering Afdeling Limburg.

15 Ledenvergadering Afdeling Groningen/
Drenthe.

15 Ledenvergadering Afdeling Overijssel te
Hellendoom.

17 Ledenvergadering Afdeling Friesland.

CURSUSSEN

Oktober

15 PAO-D cursus: 98.218. ParaTBC te Utrecht.

15 PAO-D cursus: 98.137. Veterinaire volksge-
zondheid; antwoorden op uw vragen.

15—16 PUOD Merelbeke cursus 32 (heelkunde):
Workshop verbanden en spalken in de prak-
tijk.

21—22 PUOD Merelbeke cursus 39 (bijzondere
dieren): Kleine knaagdieren en fretten.

23 PUOD Merelbeke organiseert de Dag van de
buiatrie.

30 PUOD Merelbeke cursus 12 (paard):
Tendinitis bij het paard: diagnose en behan-
deling.

30 PUOD Merelbeke cursus 28 (medische
beeldvorming): Praktische oefeningen in de
radiodiagnostiek: Skelet.

31 Workshop voor Vrouwelijke Dierenartsen
\'Marketing-communicatieplanning voor de
dierenartsenpraktijk\', kantoor KNMvD,
Utrecht. Informatie: bureau KNMvD. tel.
030-2510111.

November

2 PAO-D cursus: 98.139. Praktische elektro-
cardiografie (twee middagen, tevens 9 no-
vember 1998).

4 PAO-D cursus: 98.810. Gebitsreiniging en
slijptechniek instrumentarium voor assisten-
ten.

4 PAO-D cursus: 98.141. Klinische les gezel-
schapsdieren \'Internistische aandoeningen
die zich uiten als huidziekten\'.

4 PUOD Merelbeke cursus 10 (practica rund):
Casuïstiek.

5 PAO-D cursus: 98.138. En hoe nu verder...?
De praktische aanpak van diagnostische pro-
blemen GD.

5 PAO-D cursus: 98.907. Financieel praktijk-
managent: Jaarstukken lezen.

5 PAO-D cursus: 98.701. Certificatie (twee
dagen, tevens 6 november 1998).

5 PUOD Merelbeke cursus 23 (kleine huisdie-
ren): Postoperatieve pijnbestrijding.

7 PAO-D cursus: 98.806. Assistentie voorbe-
reiding en nazorg operatiepatiënt.

7 PUOD Merelbeke: vergadering paarden-

-ocr page 234-

practici. Onderwerpen: medicamenteuze be-
liandeling en management van clironische
hoester; hartbijgeruisen; stereotypisch ge-
drag paard; evaluatie en fysieke conditie
sportpaard; verminderde beschikbaarheid
therapeutica paard.

11 PAO-D cursus: 98.305. Recente ontwikke-
lingen in het onderzoek op het gebied van de
varkensgezondheidszorg.

11 PAO-D cursus: 98.143. Maag-darmaandoe-
ningen hond en kat.

12 PAO-D cursus: 98.144. Fysiotherapie bij ge-
zelschapsdieren.

17—19 PAO-D cursus: 98.910. Groep Groot
Dagen 1998.

18 PUOD Merelbeke cursus 11 (practica rund):
Het gebruik van echografie in de voortplan-
ting bij het rund.

19 PUOD Merelbeke cursus 35 (interne genees-
kunde): Bloedonderzoek in de praktijk bij
hond en kat. (Tevens 3 december 1998).

20 PUOD Merelbeke cursus 3 (rund):
Arthrogryposis en spastische parese.

20 PHLO-cursus \'Varkensvoeding: nieuwe
ontwikkelingen en praktijk\' te Wageningen.

25 PAO-D cursus: 98.601. Veterinaire Apo-
theek I gemengde praktijk (drie dagen, te-
vens 26 en 27 november 1998).

25 PAO-D cursus: 98.602. Apotheekbeheer
voor gezelschapsdierenpractici (drie dagen,
tevens 26 en 27 november 1998).

27 PUOD Merelbeke cursus 13 (paard): De be-
handeling van Osteo-arthritis van de intertar-
saal gewrichten bij het paard. Tandwortels
bij tandwortelontsteking.

27 PHLO-cursus \'Varkensvoeding; nieuwe
ontwikkelingen en praktijk\' te Wageningen.

December

1 PAO-D cursus; 98.506. Praktische tandheel-
kunde paard.

I PAO-D cursus: 98.220. Bedrijfsdiergcnees-
kundige aanpak infectieziekten deel 11 (drie
dagen, tevens 2 en 3 december 1998).

3 PAO-D cursus: 98.146. Behandeling van ko-
nijnen en cavia\'s.

3 PUOD Merelbeke cursus 35 (inteme genees-
kunde); Bloedonderzoek in de praktijk bij
hond en kat. (Tevens 19 november 1998).

4 PUOD Merelbeke cursus 4 (rund): Prak-
tische implicaties van de wet op de bedrijfs-
begeleiding.

9 PAO-D cursus: 98.140. Patiëntendemon-
stratie gezelschapsdieren.

10 PAO-D cursus: 98.908. Financieel Praktijk-
management: Jaarstukken lezen.

10—11 PHLO-cursus \'Vruchtbaarheid en voort-
planting van het rund: management van de
hoogproductieve koe\' te Wageningen.
Inschrijftermijn eindigt op 17 november
1998.

II PUOD Merelbeke cursus 5 (rund): Zoog-
koeienhouderij in de toekomst.

12 PAO-D cursus: 98.807. Assistentie bij rönt-
genologisch onderzoek GD.

12—13 PUOD Merelbeke studienamiddagen.
Onderwerpen: eerste anesthesiologische op-
vang van patiënten met spoedeisen karakter;
orthopedische behandeling fi^cturen met
\'interiocking nail system\'; werkgroep ortho-
pedie; werkgroep dermatologie.

15 PAO-D cursus: 98.507. Praktische tandheel-
kunde paard.

15 PAO-D cursus: 98.152. Wondbehandeling
11 Gezelschapsdieren.

16 PAO-D cursus; 98.132. De oudere kat; dia-
gnostiek en behandeling van diverse aandoe-
ningen.

16-17 PUOD Merelbeke cursus 40 (bijzondere
dieren); Praktische problemen bij koud-
bloeddieren.

1999

Januari

11 PAO-D cursus; 99.901. Persoonlijk leider-
schap en de kracht van communicatie (twee
dagen, tevens 12 januari 1998).

14 PUOD Merelbeke cursus 33 (neurologie):
Neurologische aandoeningen van de herse-
nen. Drie avonden, tevens 4 en 25 februari
1999.

15 PUOD Merelbeke cursus 14 (paard): Koliek
bij het paard.

20 PAO-D cursus: 99.100. Diagnostiek van uri-
newegproblemen bij de hond en de kat.

27 PAO-D cursus: 99.101. De oudere kat; dia-
gnostiek en behandeling van diverse aandoe-
ningen.

29 PUOD Merelbeke cursus 6 (rund); Verband
tussen productie en gezondheid bij hoogpro-
ductief melkvee. Worden hoogproductieve
koeien meer ziek?

Februari

4 PUOD Merelbeke cursus 33 (neurologie):
Neurologische aandoeningen van het rug-
genmerg. Drie avonden, tevens 14 januari en
25 februari 1999.

5 PUOD Merelbeke cursus 15 (paard): Rönt-
genologische ontwikkeling van OCD-afwij-
kingen in sprong- en kniegewricht bij veu-
lens. Fragmenten in het kogelgewricht.

12 PUOD Merelbeke cursus 29 (medische
beeldvorming): Praktische oefeningen in de
radiologie: positionering voor heupdyspla-
sie- en elleboogdysplasie-opnamen.

20 PUOD Merelbeke cursus 24 (kleine huisdie-
ren): Practicum anesthesie-apparatuur:
Basisbeginselen van de inhalatie-anesthesie.

25 PUOD Merelbeke cursus 33 (neurologie):
Neurologische aandoeningen van de perifere
zenuwen en spieren. Drie avonden, tevens

14 januari en 4 februari 1999.

26 PUOD Merelbeke cursus 34 (neurologie):
Praktische oefeningen in het neurologisch
onderzoek.

Maart

4 PAO-D cursus: 99.902. Homeopathie voor
hond en kat.

5 PUOD Merelbeke cursus 30 (medische
beeldvorming): Praktische beginselen in de
echografie.

6 PUOD Merelbeke cursus 25 (kleine huisdie-
ren): Praktische anesthesie-apparatuur: Be-
ademing en monitoring.

12 PUOD Merelbeke cursus 31 (medische
beeldvorming): Praktische oefeningen in de
echocardiografie.

25 PUOD Merelbeke cursus 36 (inteme genees-
kunde): Spoedgevallen en traumata bij de
kat.

BANDEN TVD

Op het secretariaat van de KNMvD zijn de banden voor het Tijdschrift voor Dier-
geneeskunde 1998 voorradig. De prijs bedraagt ƒ 30,- (inclusief 17,5% BTW en
verzendkosten). Onderstaand treft u een overzicht aan van de banden die eveneens
nog voorradig zijn, met daarbij behorend kostenoverzicht.

Banden 1997,1996, 1995: ƒ 30,- (inclusief 17,5% BTW).

Banden 1994: niet meer voorradig.

Banden 1993: niet meer voorradig.

Banden 1992: ƒ 30,- (inclusief 17,5% BTW).

Banden 1991: ƒ 26,45 (inclusief 17,5% BTW).

Banden 1990, 1989, 1988: niet meer voorradig.

U kunt de banden schriftelijk of per fax bestellen onder vermelding van \'Banden\'
en de jaargang. Met uw bestelling krijgt u een nota met acceptgiro thuisgestuurd.
Stuur uw bestelling naar: KNMvD, Postbus 14031, 3508 SB Utrecht, of fax uw be-
stelling: 030-2511787.

April

8 PUOD Merelbeke cursus 37 (inteme genees-
kunde); Leveraandoeningen bij de hond:
diagnose en behandeling.

Juni

7—12 PFlLO-seminaar \'New developments in
feed evaluation\'. Plaats: Wageningen.
Groepsgrootte: maximaal 26 personen.
Kosten: NLG 4(XX),- (inclusief volledige
verblijfskosten). Inschrijftermijn eindigt op
15 maart 1999. Inlichtingen (en folder);
Bureau PHLO, Postbus 8130, 6700 EW
Wageningen. tel.: 0317-484093/484092,
fax:0317-426547.

21—26 PHLO-cursus \'Risk management in
Agriculture - Principles and applications\'.
Plaats: Wageningen. Groepsgrootte: maxi-
maal 26 personen. Kosten: NLO 3.800,- (in-
clusief volledige verblijfskosten). In-
schrijftermijn eindigt op 15 maart 1999
Inlichtingen (en folder): Bureau PHLO,
Postbus 8130, 6700 EW Wageningen, tel.:
0317-484093/484092, fa: 0317^26547.

-ocr page 235-

Overzichtelijk assortiment door verschillende kleurcodes

De Eurovet infuusflacon

Het complete assortiment voor intraveneuze toediening

Art.nr. Produel Registratie Verpakking Diersoort

00423 Bicjrlxinaal RECNL1278 UDO 500 ml P,R,Ka

08442 Ca-Mg infuus REC NL 8301 UDA 450 ml R

eWS Ca-Mg mluus REC NL 1609 UDO 750 ml R,S

00527 Eurolectrol infuus REC NL 1294 UDD 100 ml P.R.S.C.Ka.Bi,Hond,Kat

00528 Eurolectrol infuus REC NL 1294 UDD 500 ml P,R,S.G.Ka.Bi,Hond,Kal
08343 Eysiologisi he zoutoplossmg REC NL 1247 UDD 100 ml E.H.V pl.,vl.

69594 Fysiologische zoutoplossing REC NL 1247 UDD 500 ml E.H.V pl .vl.

69595 Fysiologisr hejoütoplossing REC NL 1247 UDD 750 ml E.H.V pl .vl.
71142 Fysiologische zoutoplossing REC NL 1247 UDD 10 1 E,H,V, pl.,vl.
00511 Clucose30% REC NL 1291 UDD 500 ml P.R.V.S.C

00554 Lactelrol REC NL 1297 UDD 500 ml P.R.V.S.C.Hond.Kal

00515 Myorelax REC NL 1545 UDD 500 ml P.Pony
P>paard; R«rund; Kaskalf; S>schaap, G=geit; 6i=big; H«herkauwers; E»eenhoevigen;
V»varken; pUpluimvee; vUvleeseters
Op aanvraag is meer informatie beschikbaar.

Fysiologische zoutoplossing
Glucose 30%
BiCarbonaat
Eurolectrol infuus

\' j^Lactetrol
Myorelax

Ca-_Mg Infuus (UDD)
Mg infuus (UDA)

-ocr page 236-

PANOMEC

INJECTIE VLOEISTOF

Met één middel uw rutidvee, schapeti en varkens
doeltreffend behandelen tegen endo- én ectoparasie-
ten! Een oersterk drie-in-één product dat aansluit op
de behoeften van het moderne bedrijf.

PANOMEC is een injectievloeistof met 1% ivermectine.

PANOMEC rekent zonder omwegen af met maagdarm-
wormen, longwormen, schurftmijten, luizen en runder-
horzellarven bij rundvee. Treedt krachtig op tegen
maagdarmwormen, longwormen en schurftmijten bij
schapen. En helpt varkens af van maagdarmwormen,
longwormen, schurftmijten en luizen1.

PANOMEC is uitsluitend verkrijgbaar via uw dierenarts.

De nieuwe krachtige bundeling
van bewezen kwaliteit voor
rundvee én schapen én varkens

M€RIAL

Merial B.V.

Een onderneming van Merck Sharp K Dohme en Rhône-Poulenc
Bovenkerkerweg 6-8, 1185 XE Amstelveen, tel. 020 - 547 39 33

-ocr page 237-

01

In dit nummer vindt u onder het KNMvD-gedeelte eén \'Van de Ereraad\' die handelt over de omgang van
dierenartsen met de pers. Dit is een onderwerp waar veel collegae in toenemende mate mee geconfron-
teerd worden, niet altijd tot hun grote vreugde. Belangrijke gebeurtenissen binnen \'veehoudend\' of \'ge-
zelschapsdierenhoudend\' Nederland leiden vaak tot een jacht van journalisten op een dierenarts die zich
tot een boute uitspraak wil laten verleiden. Wanneer ik weer een collega op de televisie zie verschijnen die
over een bepaald onderwerp zijn licht moet laten schijnen, vraag ik mij af \'hoe hebben ze je weten te vin-
den ?\'. Ik krijg nog weieens de indruk dat de Nederlandse pers in het bezit is van ons Jaarboek en, wanneer
zich een bepaalde calamiteit voordoet, geblinddoekt een naam prikt uit dit boek, om vervolgens de be-
treffende collega voor de camera te sleuren. Ik krijg ook nog weieens de indruk dat niet iedere collega even
blij is met dit optreden, en dat hij/zij vermoedelijk overvallen is en op de buis verschijnt voordat hij/zij zich
realiseert wat er gebeurt. Het is goed dat de Ereraad dit punt weer een keer naar voren laat komen. Het
blijft echter de vraag of je, wanneer je in verband met een actuele gebeurtenis door de pers benaderd
wordt, hier altijd op in moet gaan. Het lijkt in sommige gevallen beter om reacties te \'centraliseren \'. Ik
denk dat het feit dat dit niet altijd gebeurt vaak de reden is dat irritatie (waarover in het stuk van de
Ereraad gesproken wordt) optreedt onder collega \'s.

Een ander punt dat aan de orde komt is het feit dat sinds l januari van dit jaar het reclame maken op grote
schaal (mits de inhoud van de reclame juist is) niet meer omstreden is. Opvallend vind ik het dat het aan-
tal collegae dat hiervan gebruik maakt voorzover ik het kan beoordelen nog vrij beperkt is. \'Amerikaanse\'
toestanden heb ik nog niet vast kunnen stellen. Nu zal het ook niet altijd even eenvoudig zijn om goede re-
clame te maken, want wat ga je aanprijzen? Het soort ingrepen dat je doet, het soort personeel dat je in
dienst hebt, de sfeer die in de praktijk heerst, de hoeveelheid nascholing die je volgt? Het is maar de vraag
waar de te paaien cliënt gevoelig voor is, en het maken van reclame voor de praktijk onder mensen die niet
tot de eigen clientèle behoren vereist dan ook vermoedelijk meer dan een avondje achter de tekstverwer-
ker zitten. Ik kan mij voorstellen dat die praktijken die echt van dit instrument gebruik zullen willen maken
daarvoor professionele hulp moeten gaan inroepen. Dit zal dan ook de reden zijn dat veel praktijken zich
beperken tot reclame onder de eigen, bekende clientèle, mogelijk een advertentie in de Gouden Gids, en
dat zij verder vooral leunen op de zo belangrijke mond-op-mond reclame.

Als specialist werkzaam in de tweede lijn merk ik hoe belangrijk de marketing binnen de praktijk is. De
manier waarop je veterinair handelen overkomt en de wijze waarop hierover met de cliënt gecommuni-
ceerd wordt blijken essentieel te zijn voor de indruk die een eigenaar heeft van de kwaliteit van de dieren-
arts. Ook zijn eigenaren erg gevoelig voor sfeer en geven ze aan dat het moet \'klikken \' met de dierenarts.
Het is moeilijk om dit soort zaken via advertenties te sturen.

Ik denk dat het een goede zaak is dat dierenartsen hun beroep positief via de media naar buiten stralen.
Het maken van reclame lijkt mij op zich ook helemaal geen slechte zaak. Maar het belangrijkste aan-
dachtspunt voor iedere praktijk zal toch het handelen binnen de praktijkmuren blijven, of dit nu oude mu-
ren zijn of gloednieuwe gecertificeerde wanden. En een mooie internetsite zal teniet worden gedaan wan-
neer je één keer met een vlek in je witte jas spreekuur doet.

Namens de Hoofdredactie,
Lisette Overduin

Van de Hoofdredactie

-ocr page 238-

ISOLATIE, IDENTIFICATIE EN KARAKTERISERING VAN
BACILLUS CEREUS IN DE ZUIVELINDUSTRIE

Tijdschr Diergeneeskd 1998: 123: 628-32

M.C. te GiffeP en R.R. Beumer^

Autoreferaat

SAMENVATTING

Om de belangrijkste besmettingsbronnen van melk met
psychrotrofe
Bacillus cereus, vegetatieve cellen en sporen
te bepalen werd onderzoek verricht naar het voorkomen
van dit micro-organisme op melkveehouderijbedrijven,
in twee zuivelfabrieken en in gepasteuriseerde melk in
koelkasten van consumenten.

Op de boerderij is het organisme voornamelijk afkom-
stig uit grond en feces. In de winter, wanneer de koeien
op stal staan, vindt ook besmetting plaats via gebruikt
strooisel. Zo worden de spenen besmet en uiteindelijk de
rauwe melk.
B. cereus kon in 35% van de rauwe-melk-
monsters worden aangetoond. In de fabrieken nam het
percentage besmette monsters toe, dit geeft aan dat er
waarschijnlijk extra besmetting optreedt via appara-
tuur.

Uit biochemische karakterisering en moleculaire type-
ring van isolaten bleek dat selectie van stammen plaats-
vindt in de melkproductieketen en tijdens distributie en
opslag. Sommige typen waren in de rauwe melk, tijdens
het productieproces en in de eindproducten aanwezig.
Dit geeft aan dat rauwe melk een belangrijke besmet-
tingsbron is. Andere typen konden alleen na de pasteuri-
satiestap in het proces geïsoleerd worden. Dit onder-
steunt de veronderstelling dat tijdens het proces extra
besmetting met
8. cereus optreedt.
Indien gepasteuriseerde melk onder normale omstandig-
heden bewaard wordt (< 7°C) en binnen de uiterste
houdbaarheidstermijn geconsumeerd wordt zal het aan-
tal
8. cereus in het algemeen niet boven 10^ cellen per ml
uitkomen en geen problemen veroorzaken bij gezonde
volwassenen.

SUMMARY

Isolation, identification and characterization of Bacillus
cereus
from the dairy environment

In order to determine the major contamination sources of milk with (psy-
chrotrophic)
Bacillus cereus. the incidence of vegetative cells and spores of
B. cereus on dairy farms, at two dairy processing plants and in pasteurized
milk in household refrigerators was investigated.

On dairy farms the major contamination sources were soil and faeces. In
winter, when the cows were housed, used bedding probably also participa-
tes in this contamination route. The udder will be contaminated, finally re-
sulting in the presence ofB.
cereus in raw milk. The organism could be de-
tected in 35% of the raw milk samples analyzed.

During procesing, an increase in the percentage of positive samples was ob-
sened. These results suggest that
B. cereus can be introduced via sources

\' Landbouwuniversiteit Wageningen. Departement Levensmiddelentechnologie en
Voedingswetenschappen. .Afdeling Levensmiddelenleer. Leerstoelgroep Levens-
middelenmicrohiologie. Bomenweg 2. 6703 HD Wageningen. Tel; 03I7-4H49H4:
fax: 0317-484893: e-mail: Meike teGiffel^MICRO.FdSci.wau

other than raw milk; equipment may play an important role in this.
Biochemical and molecular typing showed that selection of strains takes
place in the milk production chain. It was demonstrated that some types
were found in the raw milk, during processing and in the end products, indi-
cating that raw milk is an important source of contamination. Other types
could only be detected after the pasteurization step in the production pro-
cess supporting the assumption that additional contamination occurs dur-
ing processing.

If stored under proper conditions, maximum storage temperature 7°C, and
consumed within the expiry date, the levels ofB.
cereus in pasteurized milk
will, in general, not exceed l(P per ml and cause no problems for healthy
adults.

INLEIDING

Sporenvormende bacteriën zijn van groot belang voor de le-
vensmiddelenindustrie omdat deze vaak als primaire be-
smetting in/op grondstoffen voorkomen. Sporen kunnen tij-
dens verdere verwerking van besmette grondstoffen over-
leven omdat ze resistent zijn tegen onder andere hittebehan-
delingen en reinigings- en desinfectieprocedures. Onder
gunstige omstandigheden tijdens bewaren kunnen deze spo-
ren, na ontkieming, in levensmiddelen uitgroeien tot grote
aantallen en bederf veroorzaken. Sommige sporenvormers,
zoals
Clostridium botulinum. Cl. perfringens en Bacillus ce-
reus
kunnen zelfs tot voedselinfectie of-vergiftiging leiden.
B. cereus produceert ten minste twee verschillende toxines:
een braaktoxine dat leidt tot voedselvergiftiging en een diar-
reetoxine, dat een voedselinfectie kan veroorzaken (8,9,10).
Bacillus-species zijn ubiquitair in de natuur en komen voor
in allerlei ingrediënten van levensmiddelen, zoals bakkerij-
grondstoffen (onder andere gist en meel), cacao, kruiden en
specerijen en zijn belangrijke bederfveroorzakers in ver-
schillende producten zoals pasta\'s, Chinese maaltijden, cho-
colade, vlees en vleeswaren, cake en gebak. Regelmatig
worden ziektegevallen geregistreerd na consumptie van
pasta- en rijstgerechten met grote aantallen
B. cereus (8). In
de zuivelindustrie is
B. cereus belangrijk omdat dit micro-or-
ganisme de houdbaarheid van gepasteuriseerde melk en
melkproducten bepaalt als nabesmetting met gramnegatieve
bacteriën gering is. Het micro-organisme veroorzaakt in
melk(producten) smaakafwijkingen, zoetstremming en
vlokvorming(lO).

Melk kan worden besmet met (psychrotrofe) B. cereus op
boerderijen, tijdens transport en in fabrieken. Om de belang-
rijkste besmettingsbronnen van melk met
B. cereus te bepa-
len en te onderzoeken of selectie van bepaalde typen in de
productieketen optreedt werden monsters genomen op melk-
veehouderijbedrijven, in zuivelfabrieken en van gepasteuri-
seerde melk op moment van consumptie, bij consumenten
thuis.

MATERIAAL EN METHODEN

Verzamelen van monsters
Melkveehouderijbedrijven

In samenwerking met het Praktijkonderzoek Rundvee,
Schapen en Paarden (PR) in Lelystad werd onderzoek uitge-
voerd naar het voorkomen van
B. cereus op zes proefboerde-

-ocr page 239-

rijen verspreid in Nederland. De boerderijen werden gedu-
rende één jaar, drie ä vier maal, bezocht en er werden mon-
sters genomen van lucht, grond, gras, strooisel, voer (kuil-
voeren krachtvoer), drinkwater, feces en tankmelk (250 ml).
Verder werden per monstemame van tien individuele koeien
drie monsters genomen: melk (100 ml), feces en spenen.

Zuivelfabrieken

Om besmetting tijdens transport en in fabrieken te bestude-
ren zijn gedurende één jaar melkmonsters genomen van
Rijdende Melk Ontvangst (RMO) tankwagens bij de los-
plaatsen van de fabrieken. Hierbij werd ook de koppelings-
slang van de tankwagens met swabs bemonsterd. Verder
werden monsters genomen op verschillende punten in het
productieproces van rauwe melk tot gepasteuriseerde melk
(Fabriek 1) en in het proces van rauwe melk tot melkpoeder
(Fabriek 2). In fabriek 1 werden melkmonsters genomen uit
de opslagtank voor rauwe melk, na de pasteur, de inlaat van
buiktanks met gepasteuriseerde melk, tijdens het vulproces
en uit de eindverpakking. In fabriek 2 werden monsters ge-
nomen van de standaardisatietank, halverwege het indam-
pen, vlak voor het sproeidrogen en van het eindproduct,
melkpoeder. Ook werden verschillende toevoegingen onder
andere aminozuren, lactose, lecithine en citraat geanalyseerd
op aanwezigheid van
B. cereus. Fabriek 1 werd 24 maal en
fabriek 2 werd 20 maal bemonsterd.

Huishoudens

Om te bepalen hoe groot de besmetting van gepasteuriseerde
melk is op het moment van consumptie werden melkmon-
sters genomen in huishoudens. In een periode van vijf maan-
den (maart - augustus) werden 334 huishoudens in Neder-
land bezocht. Monsters (100 ml) werden genomen van
halfvolle melk uit geopende pakken bewaard in de deur van
de koelkast. De temperatuur in de verpakking werd gemeten
en de \'tenminste houdbaar tot\' datum werd genoteerd.

Isolatie van B. cereus

Alle monsters werden gekoeld vervoerd naar het laborato-
rium en bewaard bij 4°C tot analyse (binnen twee uur).
De swabmonsters werden in pepton fysiologische zout op-
lossing (pfz; NaCl 8,5 gl"\' en Neutralized Bacteriological
Peptone (Oxoid L34) 1 g 1"\') bewaard en afgestreken op een
selectief medium, Mannitol Eidooier Polymyxine B sulfaat
(MEYP; Merck 5267) agar.

Grond, gras, strooisel, voer en feces werden 1:10 verdund in
pfz en twee minuten gehomogeniseerd in een stomacher. Na
eventuele verdere decimale verdunning werd uitgeplaat op
MEYP-platen. Om het aantal
B. cereus aanwezig in de vorm
van sporen te bepalen werd een hitte-activeringsstap van tien
minuten bij 80°C uitgevoerd. Door deze hitte-activerings-
stap worden vegetatieve cellen gedood en worden sporen ge-
activeerd tot ontkieming en verdere uitgroei tot kolonies op
agarmedia. Na deze behandeling en eventueel verdere deci-
male verdunning werd uitgeplaat op MEYP-platen.
Vanwege de te verwachten geringe aantallen in melk en
melkpoeder werden deze alleen kwalitatief onderzocht op
aanwezigheid van
B. cereus. De monsters werden eerst zes
uur bij 30°C in een schudapparaat geplaatst. Daarna werd 10
ml gecentrifugeerd (30 min, 2000 g). Het sediment werd ge-
suspendeerd in 0,1 ml pfz en uitgeplaat op MEYP-platen.
Het melkpoeder en de additieven werden eerst gesuspen-
deerd (10 g in 90 ml gedestilleerd water) en verder onder-
zocht als beschreven voor melk.Van de melkmonsters af-
komstig uit koelkasten in huishoudens werd direct, zonder
voorincubatie, het aantal
B. cereus en het totaal aëroob me-
sofiel kiemgetal op Plate Count Agar (PCA; Oxoid CM325)
bepaald. De MEYP- en PCA-platen werden 24 uur respectie-
velijk 72 uur bebroed bij 30°C.

Bevestiging

Na isolatie werden verdachte kolonies (roze kolonies met
een neerslaghoO bevestigd met biochemische testen volgens
de standaard procedure van Intemational Organization for
Standardization (ISO) (ISO/DIS 7932) (1). In deze proce-
dure worden drie bevestigingsreacties voorgeschreven: glu-
cosefermentatie, nitraatreductie en vorming van acetyl-
methylcarbinol (Voges-Proskauer-reactie).

Karakterisering
Koolhydraatmetabolisme

Met API 50 CHB testen (bioMérieux) is het koolhydraatme-
tabolisme van de geïsoleerde stammen onderzocht volgens
de instmcties van de fabrikant. De test bevat 49 verschil-
lende koolhydraten die omgezet kunnen worden. Omzetting
leidt tot een kleurverandering van het medium. Door ver-
schillen tussen stammen ontstaan verschillende afbraakpa-
tronen.

Psychrotrofie

Om te onderzoeken of stammen psychrotroof waren, dat wil
zeggen of isolaten in staat zijn om te groeien bij 7°C onaf-
hankelijk van hun optimumtemperatuur voor groei, is geke-
ken naar groei in melk na zeven dagen bewaren bij 7°C.

Moleculaire typering

In de levensmiddelenmicrobiologie worden vooral analyse
van plasmideprofielen en op Polymerase Chain Reaction
(PCR) gebaseerde technieken gebmikt om de oorzaak van
een voedselinfectie en/of-vergiftiging aan te tonen en/of om
(specifieke) besmettingsbronnen in proceslijnen op te kun-
nen sporen. Deze methoden zijn ook in dit onderzoek ge-
bmikt om de belangrijkste besmettingsbronnen van melk
met
B. cereus aan te tonen.

De Random Amplification of Polymorphic DNA (RAPD), is
een PCR-techniek. Deze techniek bemst op exponentiële,
in
vitro
vermeerdering van een DNA-fragment met behulp van
een hitte-stabiel DNA-polymerase enzym. Met behulp van
RAPD kunnen kleine verschillen tussen isolaten zichtbaar
gemaakt worden en de epidemiologische verwantschap van
micro-organismen bestudeerd worden (4,5).
Ook met behulp van analyse van plasmideprofielen kan on-
derscheid gemaakt worden tussen en binnen verschillende
species (4,5,6).

Een volledig beschrijving van materiaal en methoden van
deze moleculaire typeringsmethoden is eerder beschreven (7).

RESULTATEN EN DISCUSSIE

Boerderijen

Op de boerderij is B. cereus voornamelijk afkomstig uit
grond en feces (Tabel 1). In de winter, wanneer de koeien op
stal staan, vindt ook besmetting plaats via gebmikt strooisel.
Op deze manier worden de spenen besmet en uiteindelijk de
rauwe melk. Van de tankmelkmonsters bleken er zeven van
de 19 (36%) besmet. In de individuele melkmonsters was
B.
cereus
in 51 van de 190 onderzochte monsters (27%) aanwe-
zig. Er werden geen grote verschillen tussen de boerderijen
waargenomen. In totaal was 43% van de isolaten in staat bij

-ocr page 240-

Tabel 1. Voorkomen van Bacillus cereus (vegetatieve cellen en sporen) in
diverse monsters op boerderijen.

Monster

Vegetatieve cellen

Sporen

(N/g, ml of m3)

(N/g,mlofm3)

Omgevingsmonsters

(20- 50 monsters)

Lucht

<10-28

Grond

103- 10\'

102-105

Gras

102- 10"»

101-103

Ongebruikt strooisel

<10-101

<10-101

Gebruikt strooisel

<10-103

101-10»

Kuilvoer

101- 10^

<10-10^

Krachtvoer

< 10- 10^

< 10- 10»

Drinkwater

<10<10

Feces

<10-10»

<10-10»

Buiktank melk

Per koe genomen monsters
(I9x 10 monsters)
Aantal
B. cereus positieve koeien
Spenen O - 7

Faeces 1-10

Melk 0-7

aantal B. cereus positieve koeien van de 10 onderzochte koeien per mon-
stemame.

7°C te groeien (Tabel 2). De hoogste percentages werden ge-
vonden in grond, gras en feces, respectievelijk 66, 63 en
66%. Van de
B. cereMi-stammen afkomstig uit rauwe melk
was ongeveer 30% in staat te groeien bij 7°C. Het voorko-
men van (psychrotrofej
B. cereus bleek seizoensafhankelijk
de grootste aantallen werden gevonden van juni tot oktober
wanneer de koeien in de wei stonden.

Fabrieken

Tijdens transport werd geen verdere toename van de be-
smetting waargenomen. Van de rauwe melk die in RMO\'s
bij de fabrieken aankomt en de rauwe melk in de opslag-
tanks bleek 35% besmet met
B. cereus (Tabel 3). In de fa-
brieken nam het percentage besmette monsters toe in fa-

Tabel 2. Voorkomen van psychrotrofe Bacillus cereus in diverse monsters
op boerderijen.

Aantal onder-

Psychrotrofe

Percentage

zochte isolaten

stammen

psychrotrofen (%)

Omgevingsmonsters

Lucht

31

13

42

Grond

59

39

66

Gras

19

12

63

Hooi

15

5

33

Ongebruikt strooisel

29

7

24

Gebruikt strooisel

38

12

32

Kuilvoer

84

33

39

Krachtvoer

66

-

0

Drinkwater

14

5

36

Feces

59

23

39

Buiktan kmelk

14

5

36

Per koe genomen monsters

Spenen

87

48

55

Feces

154

102

66

Melk

88

25

28

Totaal

757

329

43

briek I tot 71% in het eindproduct, de gepasteuriseerde
melk. In fabriek 11 bleek 60% van het melkpoeder besmet.
Dit geeft aan dat er extra besmetting optreedt via appara-
tuur.
B. cereus-sporen kunnen achterblijven in de pasteur,
zich hechten, ontkiemen en uitgroeien. Wanneer de sporen
van de apparatuur loslaten ontstaat een continue bron van
besmetting.

Tabel 3. Voorkomen van Bacillus cereus (na zes uur ophopen bij 30°C) bij
twee verschillende zuivelfabrieken.

10

3 4 5 6 7 8

1

Figuur 1. PCR fingerprinting van Bacillus cereus-isolaten geïsoleerd bij
een melkpoederfabriek. Isolaten afkomstig uit: 1. rauwe melk, 2. rauwe
melk, 3. standaardisatietank, 4. standaardisatietank 5. indamper, 6.
melkpoeder, 7. melkpoeder, 8. additieven, 9. additieven, 10. additieven.

Aantal
monsters

Aantal

monsters (%)

RMO\'s* (r)**

185

65

(35)

Slang losplaats RMO (r)

45

6

(13)

Fabriek 1 Gepasteuriseerde melk

Opslag buiktanks (r)

26

9

(35)

Pasteur

33

20

(61)

Inlaat tank gepasteuriseerde melk

32

22

(69)

Tank gepasteuriseerde melk

35

25

(71)

Vulmachine

26

17

(65)

Eindverpakking

31

22

(71)

Fabriek 2 Melkpoeder

Opslag buiktank (r)

20

7

(35)

Additieven

60

41

(68)

Standaardisatietank

20

12

(60)

Indamper

20

9

(45)

Start sproeidrogen

20

8

(40)

RMO Rijdende Melk Ontvangstwagen;
(r) rauwe melk

In het algemeen waren de aantallen laag; B. cereus kon alleen
na een korte ophoping (zes uur bij 30°C) worden aangetoond.
Hoewel psychrotrofe
B. cert-Ms-stammen het belangrijkste
zijn voor bederf van gepasteuriseerde melk(producten) wer-
den in de fabrieken slechts enkele stammen geïsoleerd die
zich bij 7°C konden vermenigvuldigen. Selectie van typen
die bij lage temperaturen kunnen groeien vindt waarschijn-
lijk pas plaats tijdens opslag en distributie.

Huishoudens

De temperatuur van de melk in de koelkast was in 57% van
de gevallen hoger dan 7°C en bedroeg gemiddeld 7,4°C. Het
minimum dat gemeten werd was - 1°C en het maximum
17,9°C. Deze waarden liggen iets boven de waarden die ge-

-ocr page 241-

vonden werden in twee onderzoeken naar de koelkasttempe-
raturen in huishoudens door de Inspectie Gezondheids-
bescherming in Leeuwarden. Hierbij werden gemiddelden
van 6,4°C en 5,9°C gevonden (3).

In 133 (40%) van de 334 gepasteuriseerde melkmonsters ge-
nomen uit koelkasten in huishoudens werd
B. cereus zonder
ophoping aangetroffen. In 258 (77%) van de onderzochte
monsters werden aantallen van minder dan 5 per ml gevon-
den, in 17 (5%) van de monsters werden echter aantallen van
meer dan 5000 per ml aangetoond.

Van de 106 geteste B. cer^Mi-isolaten konden er 56 (53%)
groeien bij 7°C in melk. Dit percentage is veel hoger dan
voor stammen die niet afkomstig zijn uit zuivel; dit sugge-
reert dat de condities in melk selectie van deze stammen mo-
gelijk maakt.

Biochemische en moleculaire karakterisering
Bij biochemische karakterisering van stammen bleek dat
op boerderijen meer dan 30 verschillende typen
B. cereus
aanwezig waren. Er was geen directe relatie tussen het
koolhydraatmetabolisme en de besmettingsbron. Bij de in-
dividuele monsters van de koeien (feces, spenen en melk)
was dit wel het geval. Er werden in totaal 190 koeien be-
monsterd op de verschillende boerderijen. Van de spenen
waren 70 (37%) positief, van de fecesmonsters waren dit er
128 (67%) en van de melk 53 (28%). Er was 46 keer een re-
latie tussen spenen en feces; dat wil zeggen: als bij een koe
de feces positief waren, bleken bij 46 monsters ook de spe-
nen positief Bij 43 koeien werd zowel uit feces als uit melk
B. cereus geïsoleerd. In 27 gevallen was er een relatie tus-
sen spenen en melk. Tenslotte was
B. cereus bij 16 koeien
in zowel de feces, spenen en melkmonsters aanwezig.
RAPD-typering leverde weinig resultaat op aangezien er te
veel verschillende patronen te zien waren. In Zweden kon
in een soortgelijk onderzoek met RAPD/PCR een relatie
aangetoond worden tussen besmetting van spenen en het
voorkomen van sporen in melk. De conclusie was dat de
belangrijkste besmetting via grond en spenen plaatsvindt
en dat de weersgesteldheid hierbij een rol speelt. Er werden
isolaten met identieke RAPD-patronen gevonden in grond,
feces en melk (2). Deze gegevens bevestigen de resultaten
verkregen met biochemische typering van stammen in dit
onderzoek.

Bij de stammen geïsoleerd uit RMO\'s en opslagtanks voor
rauwe melk bij de fabrieken konden 27 verschillende bioty-
pen aangetoond worden.

In fabriek 1 waren meer dan 20 typen aanwezig, in fabriek 2
waren er tien verschillende koolhydraatafbraakpatronen
waar te nemen. Uit deze biochemische karakterisering en
ook uit moleculaire typering (zie voorbeeld figuur 1) van
isolaten verkregen bij de melkpoederfabriek, bleek dat selec-
tie van stammen plaatsvindt in de melkproductieketen en tij-
dens distributie en opslag. Dit wordt geïllustreerd door het
toenemende percentage stammen dat lactose als koolstof-
bron kan gebruiken, van minder dan 1% op boerderijen tot
20% van de isolaten uit gepasteuriseerde melk in huishou-
dens, en het grote aantal psychrotrofe stammen in deze melk
(53%). Er werd ook geconstateerd dat sommige typen in de
rauwe melk en tijdens het productieproces en in de eindpro-
ducten aanwezig waren; dit geeft aan dat rauwe melk een be-
langrijke besmettingsbron is. Andere typen konden alleen na
de pasteurisatiestap in het proces worden geïsoleerd; dit on-
dersteunt de veronderstelling dat tijdens het proces extra be-
smetting met
B. cereus optreedt.

CONCLUSIE

De aanwezigheid van sporenvormers in melk(producten) is
nauwelijks te voorkomen omdat de kiemen ubiquitair zijn.
Het is daarom van belang om de beginbesmetting van de
rauwe melk zo gering mogelijk te houden en besmetting tij-
dens verdere verwerking te voorkomen door toepassen van
hygiënische werkwijzen en goede reiniging en desinfectie.
Hoewel
B. cereus de belangrijkste bederfveroorzaker van
melk is zijn er weinig gevallen van voedselinfectie en/of-ver-
giftiging, waarbij melk of melkproducten betrokken waren,
gerapporteerd. Het braaktoxine is waarschijnlijk niet zo be-
langrijk omdat weinig stammen werden aangetroffen die niet
in staat waren zetmeel te hydrolyseren of salicine te fermente-
ren. Volgens literatuurgegevens kunnen stammen van het
braak-type deze substraten niet omzetten. Het diarree-type
wordt veroorzaakt door opname van cellen. Stammen die zo-
wel bij lage temperahiur, tijdens distributie en opslag, als bij
hoge temperatuur, in het lichaam kunnen groeien zijn daarom
belangrijk. De meeste stammen geïsoleerd op boerderijen en
in fabrieken die in staat waren om zich te vermeerderen bij
lage temperatuur, groeiden maar langzaam bij 37°C. Dit geeft
aan dat deze isolaten waarschijnlijk geen grote hoeveelheden
toxine produceren. Van de stammen afkomstig uit gepasteur-
iseerde melk in huishoudens daarentegen kon 53% groeien
bij 7°C, waarvan 40% ook bij 37°C. Verder onderzoek (10)
toonde aan dat 27% van de isolaten uit gepasteuriseerde melk
op het moment van consumptie het haemolysine BL produ-
ceerde, wat zeer waarschijnlijk een virulentiefactor is. De
mogelijkheid van deze
B. cere-wi-stammen om enterotoxine
te produceren werd bevestigd door immunoblotting met anti-
serum tegen gezuiverd enterotoxine,
in-vivo celtoxiciteitstes-
ten met Verocellen en PCR met behulp van primers tegen de
B-component van het hemolysine BL (10). Lactose-metabo-
liserende stammen produceerden meer toxine dan andere
stammen. Dit kan van belang zijn omdat deze biotypen een
groeivoordeel hebben in melk en melkproducten en meer
toxine produceren. Het koolhydraatmetabolisme van
B. ce-
reus
zou dus een rol kunnen spelen bij enterotoxineproductie.
In zuivelproducten waarin op zetmeel gebaseerde stabilisato-
ren toegepast worden, of die grote hoeveelheden suikers be-
vatten kunnen bederf en/of toxineproductie onopgemerkt
blijven. Ook als melk als ingrediënt in andere producten
wordt gebruikt kan dit, bij onjuiste bewaaromstandigheden,
tot voedselinfectie en/of-vergiftiging leiden.
Indien melk onder normale omstandigheden bewaard wordt
en binnen de uiterste houdbaarheidsdatum wordt geconsu-
meerd zal het aantal
B. cem«-stammen in het algemeen niet
boven 10^ cellen per ml uitkomen en geen problemen ver-
oorzaken bij gezonde volwassenen. Andere factoren die
kunnen bijdragen aan het geringe aantal voedselinfecties en -
vergiftigingen door
B. cereus via melkproducten zijn: de be-
perkte duur van de ziektesymptomen en de ongunstige om-
standigheden in melk voor groei en toxineproductie.
Bovendien treedt zichtbaar bederf eerder op dan dat aantal-
len die voor problemen kunnen zorgen worden bereikt.

LITERATUUR

1. Anonymous. ISO/DlS 7932 Microbiology-General guidance for enu-
meration of
Bacillus cereus colony-count technique at 30°C.
International Organization for Standardization, Switzerland. 1992.

2. Christiansson A, Nilsson J, and Bertilsson J. Bacillus cereus-spores in
raw milk. Factors affecting the contamination of milk during the gra-
zing period. Proceedings IDF symposium Bacteriological Quality of
Raw Milk, 13-15 Maart 1996, Wolfpassing, Oostenrijk, 36-39.

3. De Lezanne Coulander PA. Koelkasttemperaturen thuis 11 Inspectie

-ocr page 242-

Gezondheidsbescherming, Keuringsdienst van Waren, rapport LE
9313, 1994.

Dodd CER. The application of molecular typing techniques to
HACCP. Trends in Food Science and Technology 1994; 5; 160-4.
Eamshaw R, and Gidley J. Molecular methods for typing bacterial food
pathogens. Trends in Food Science and Technology 1992; 3; 39-43.
Ellison A, Dodd CER en Waites WM. Use of plasmid profiles to diffe-
rentiate between strains of
Bacillus cereus. Food Microbiology 1989;
6:93-8.

Giffel MC te. Isolation, identification and characterization of Bacillus
cereus
from the dairy environment 1997. Proefschrift Landbouwuni-
versiteit, Wageningen.

10.

Kramer JM, and Gilbert RJ. Bacillus cereus and other Bacillus species,
p 21-70. In; MP Doyle (ed.) Foodbome Bacterial Pathogens, Marcel
Dekker, New York and Basel, 1989.

McGuiggan JTM, Gilmour A, and LM Lawrence. Factors influencing
the recovery of psychrotrophic, mesophilic and thermophilic
Bacillus
spp. from bulk raw milk. Journal of the Society of Dairy Technology
1994; 47: 111-6.

Meer RR, Baker J, Bodyfelt FW, and Griffiths MW. Psychrotrophic
Bacillus spp. in fluid milk products: A review. Journal of Food
Protection 1991; 54: 969-79.

ATLAS DER KLEINTIERORTHDPÄDIE
OPERATIVE ZUGÄNGE UND TECHNIKEN

A.J. Lipowitz, D.D. Caywood, C.D. Newton, and M.E. Finch.
Ferdinand Enke Verlag Stuttgart 1997, hardcover, 336 blad-
zijden. Prijs: f251,50 (leverbaar). ISBN3-432-27381-9.

Deze orthopedie-atlas is een Duitse bewerking door Dirk
Amelang van een oorspronkelijk Amerikaanse uitgave met
als titel: Small Animal Orthopedics Illustrated. Surgical
Approaches and Procedures, van de gelijknamige auteurs,
Mosby-Year Book, 1993 (!).

Het boek kent een anatomische indeling in zes delen waarin
achtereenvolgens de mandibula (I), de wervelkolom (II), de
voorpoot (111), het bekken en heupgewricht (IV), de achter-
poot (V) en de metacarpus, metatarsus en phalangen (VI) aan
de orde komen. De meest voorkomende (neuro)orthopedi-
sche ingrepen worden behandeld variërend van wervelko-
lom chimrgie, gewrichtschimrgie, fractuurchimrgie en cor-
rectieve ingrepen zoals bekkenkanteling en arthrodese. Het
boek voldoet aan de benaming atlas aangezien elke linkerpa-
gina steeds tekstblokken bevat en de rechterpagina meerdere
illustraties die de tekst verduidelijken.

Het voorwoord en achterschrift melden dat het boek gericht
is op de practicus en de student en de auteurs stellen zich tot
doel om de als standaard verheven orthopedische ingrepen
stap-voor-stap in overzichtelijke en op eenvoudige manier te
begrijpen tekeningen weer te geven. In dit opzicht heeft het
boek gefaald. Enkele beschreven \'standaard\' ingrepen zijn al
gemime tijd geen standaard meer. Enkele voorbeelden: dor-
sale fixatie met behulp van cerclage voor atlanto-axiale in-
stabiliteit, dorsale laminectomie voor thoracolumbale HNP,
minimum fixatie van een schuine instabiele humems frac-
tuur met een zes-gats plaat, transarticulaire pin voor heup-
luxatie, intramedullaire pin voor radius fractuur en totale
meniscectomie bij meniscuslesie. Het gaat helemaal mis bij
de beschrijving van de chimrgische behandeling van het los
processus coronoideus (LPC) waarbij achtereenvolgens de
m. pronator teres en de mediale collateraalband volledig
worden doorgenomen om het coronoid in beeld te krijgen. In
deze tijd waarin de \'tussen de spieren\' benadering voor het
LPC toenemende concurrentie ondervindt van de arthrosco-
pische benadering, kan de in de atlas beschreven methode,
indien uitgevoerd, zonder meer beschouwd worden als een
beroepsfout.

De tekeningen (meer mwe operatieschetsen) zijn van matige
kwaliteit en laten slechts enkele stappen van de ingreep zien
waarbij de oriëntatie niet altijd duidelijk is.

Samengevat is het duidelijk dat de atlas toe is aan een nieuwe
editie en de reden voor de Duitse bewerking vooral gezocht
moet worden in een hardnekkige voorkeur van onze
Oosterburen voor vakliteratuur in de eigen taal. Het boek
voldoet aan de term atlas hoewel de illustraties van matige
kwaliteit zijn. Een telefonisch onderzoek door ondergete-
kende bij de bekende Utrechtse boekwinkels met een dierge-
neeskundige afdeling leverde op dat voor dezelfde prijs (of
minder) er betere, rijk geïllustreerde orthopedische handboe-
ken te krijgen zijn die bovendien meer up-to-date zijn. Zo
verwijst de besproken atlas in vrijwel elk hoofdstuk naar
Brinker, Piermattei, and Flo\'s Handbook of Small Animal
Orthopedics and Fracture Treatment waarvan recent nog een
nieuwe editie (WB Saunders Company, 1997, ƒ 178,60) is
verschenen. Tevens bleek bij deze telefonische rondgang dat
van de besproken atlas inmiddels wel een nieuwe editie in de
Engelse taal is verschenen (1995, ƒ 258,70). Inhoudelijk ge-
zien lijkt de aanschaf van boven beschreven Duitse bewer-
king dus geen aanwinst voor de boekenplank, dit alles nog
afgezien van een mogelijke voorkeur voor de Engelse taal
boven de Duitse taal.

Dr. B.P. Meij,

Specialist Chirurgie van de Gezelschapsdieren.

-ocr page 243-

Overige artitelen

SAMENVATTING

Het gepresenteerde onderzoek van de Stichting Overleg
Platform van de Nederlandse Cat Fancy gaat in op de or-
ganisatiestructuur van de Nederlandse Cat Fancy en is
onderverdeeld in drie delen. Eerst wordt een overzicht
gegeven van de organisatiestructuur van de raskatten-
verenigingen zoals het oprichtingsjaar, de omvang die ze
hebben, rasclubs en welke samenwerkingsverbanden ze
zijn aangegaan. Tevens wordt het samengaan van de ver-
enigingen in de Stichting Overleg Platform van de
Nederlandse Cat Fancy (O.P.) besproken. Vervolgens
komt de beschrijving van de basisstructuur van de kat-
tenverenigingen aan de orde. In dit gedeelte worden ach-
tereenvolgens lidmaatschap, catteryregistratie, stam-
boek, tentoonstellingen en keurmeesters, verenigings-
bladen, veterinair- en welzijnsbeleid en rasclubs nader
belicht. Tenslotte wordt ingegaan op een aantal andere
verenigingsvormen, zoals die zich binnen de Nederlandse
Cat Fancy manifesteren.

SUMMARY

Organization of the Dutch Cat Fancy

The present study of the foundation (h-erleg Platform van de Nederlandse
Cat Fancy\' describes the organization and structure of the Dutch Cat Fancy,
and is subdivided into three parts. The first part presents a sur\\\'ey of the num-
ber of cat clubs, date of their establishment, number of members, associated
breed clubs and participation in the foundation \'Overleg Platform van de
Nederland.se Cat Fancy\'. The second part describes the basic organization of
Dutch cat clubs, including their membership, cattery registration, breed regi-
stration, exhibitions and judges, cat magazines, health care and welfare, and
breed clubs. The third part focuses attention on other organizational forms
such as clubs for a particular breed, seen within the Dutch Cat Fancy.

INLEIDING

De organisatiestructuur van de Nederlandse kattenliefhebberij
en -fokkerij, ook wel Cat Fancy genoemd, is moeilijk toegan-
kelijk en nogal onoverzichtelijk. Dit onderzoek heeft ten doel
duidelijkheid te verschaffen op welke wijze de Nederlandse
Cat Fancy momenteel is georganiseerd en welke structuur zij
heeft. Het is voor de eerste keer dat onderzoek naar de organi-
satiestructuur van de Nederlandse Cat Fancy in deze vorm
werd uitgevoerd.

De gepresenteerde gegevens zijn afkomstig van een enquête
onder de besturen van de Nederlandse raskattenverenigingen
verenigd binnen de Stichting Overleg Platform van de

\' Dit artikel maakt deel uit van de O. P.-notitie \'Organisatie van de Nederlandse Cat
Fancy\' dat werd geschreven ter ondersteuning van de doelstelling en sturing van het
te voeren O P.-beleid.

Het onderzoek naar de organisatiestructuur van de Nederlandse Cat Fancy werd
mede mogelijk gemaakt door financiële ondersteuning van het Ministerie van
Landbouw. Natuurbeheer en Visserij.
- Stichting Overleg Platform van de Nederlandse Cat Fancy, p/a Ludemahorg 69,
9722 IVG Groningen, telefoon/fax: (050) 5276601. e-mailp.o.gerrit.s(c^ed.rug.nl.

P.O. Gerrits^

Nederlandse Cat Fancy (O.P.). Deze enquête was getiteld,
\'Organisatiestructuur van de Nederlandse Cat Fancy\'
(1998)(1). Tevens werd gebruik gemaakt van andere gege-
vens (2,3).

De Nederlandse Cat Fancy bestaat momenteel uit 14 ver-
schillende raskattenverenigingen. Deze verenigingen voeren
nagenoeg allemaal een eigen zogenaamd \'all breed\' stam-
boek. Een situatie totaal verschillend van de rashondenfok-
kerij, waar men per ras een rashondenclub kent en een over-
koepelende Raad van Beheer op Kynologisch Gebied, die de
stambomen voor alle rasclubs verzorgt.
In dit artikel zal worden ingegaan op de verschillende orga-
nisatorische aspecten van de Nederlandse kattenliefhebberij
en kattenfokkerij en is onderverdeeld in drie gedeelten: de
organisatiestructuur van de Nederlandse Cat Fancy, een
overzicht van het aantal raskattenverenigingen, de omvang
die ze hebben en welke samenwerkingsverbanden ze zijn
aangegaan. Vervolgens wordt de basisstructuur van raskat-
tenverenigingen besproken en een beschrijving van basis-
structuren van de kattenverenigingen, zoals lidmaatschap,
catteryregistratie, stamboek, tentoonstellingen en keurmees-
ters, verenigingsbladen, veterinair- en welzijnsbeleid en ras-
clubs gegeven. Tenslotte wordt ingegaan op andere vereni-
gingsvormen zoals zich die binnen de Nederlandse Cat
Fancy voordoen.

ORGANISATIESTRUCTUUR VAN DE NEDERLANDSE
RASKATTENVERENIGINGEN

Figuur I geeft op een schematische wijze weer hoe de be-
stuurlijke organisatie van de Nederlandse Cat Fancy is opge-
bouwd en welke samenwerkingsverbanden er zijn. Vermeld
zijn tevens de adviesorganen waarvan de Cat Fancy gebruik
maakt en/of die zij raadpleegt. Verder is in beeld gebracht
het traject van contacten via welke de Stichting Overleg
Platform van de Nederlandse Cat Fancy met het ministerie
van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij en andere minis-
teries communiceert.

Raskattenverenigingen

Momenteel zijn er in Nederland 14 verschillende kattenver-
enigingen. Gerangschikt naar oprichtingsjaar zijn dat: Felikat
(1934), Nederlandse Vereniging van Kattenvrienden (NVvK,
1962), Nederlandse Katten Fokkers Vereniging (NKFV,
1967), Sociëteit van Kattenliefhebbers \'Neocat\' (1968), PRO-
KAT (Nederlandse vereniging van kattenliefhebbers, 1968),
Mundikat (1976), Nederlandse Langhaarkatten Vereniging
(NLKV, 1977), Hobby Kat (1977), Venolikat (1978),
Nederlandse Perzen Vereniging (NPV, 1980), European Cat
Fanciers (ECF, 1985), Noordocat (1986), Nederlandse
RasKatten Vereniging (NRKV, 1988), Nederlandse Katten
Unie/Sphynx and Rex Association (NKU/SARA, 1998).
Tabel 1 geeft de omvang van de kattenverenigingen weer.

Samenwerkingsverhanden

De Nederlandse raskattenverenigingen zijn onderverdeeld in
\'onafhankelijke verenigingen\' en bij de Fédération Intema-
tionale Féline (FIFé) aangesloten verenigingen. In 1962 ont-

ORGANISATIE VAN DE NEDERLANDSE GAT FANCY\'\'

Tijdschr Diergeneeskd 1998: 123: 633-6

-ocr page 244-

Koepels
CGK
FeNK
FIFé

^—Ur

Si. Centrale Cattery
Registratie (C.C.R.)

FIFé catteryrcgistralie

Rasclubs,

verenigings ge bonden

Rasclubs, niet

verenigingsgebonden

Adviesorganen

Stichting Overleg Platform
v.d. Nederlandse Cat Fancy
(O.P.)

dagelijks bestuur:
voorzitter
secretaris
penningmeester

fokkers, keurmeesters
NOK (keurmeesters)
specialisten genetici en
specialisten dierenartsen

Dierenbescherming

Diergeneeskundige Faculteit
Universiteit Utrecht (RUU)
Landbouwhogeschool
Wageningen

Ministerie van Landbouw,
Natuurbeheer en Visserij (LNV),
andere Ministeries

Figuur 1. Bestuurlijke Organisatie Nederlandse Cat Fancy.

Stond, als afsplitsing van Felikat, de eerste zogenaamde \'on-
afhankelijke\' vereniging (NVvK). Onafhankelijk in de zin
van onafhankelijk van Felikat en daarmee de regelgeving
van de FIFé, een
internationale overkoepelende organisatie.
De \'onafhankelijk verenigingen\' zijn weer gegroepeerd in
twee koepelorganisaties. Als gevolg hiervan kent de Neder-
landse Cat Fancy drie samenwerkingsverbanden (federaties,
cq koepels) namelijk: het Collectief Gezamenlijke Katten-
verenigingen (CGK, bestaande uit de ECF, Hobby Kat,
Neocat, NPV, NRKV, PRO-KAT en Venolikat), de Fe-
deratie van Nederlandse Kattenliefhebbers (FeNK, be-
staande uit de NKFV, NKU, NLKV en de NVvK) en Felikat
en Mundikat, die beide lid zijn van de FIFé.

Nederlandse ras-
kattenverenigingen:

£f.&
ï S

F.CF; Felikat;
Hobbykal; Mundikat;
Ncocat;NKKV;
NKU/SARA; NLKV;
Noordokat;
NPV;
NRKV; NVvK;
PRO-KAT; Venolikat

I iritir

yggygggg

Stichting Overleg Platform van de Nederlandse Cat Fancy
De Stichting Overleg Platform van de Nederlandse Cat Fancy
(O.P.) werd in 1997 opgericht door de Nederlandse Cat Fancy.
Met uitzondering van Noordocat zijn alle verenigingen aange-
sloten bij het O.P.. De doelstellingen van het O.P. zijn; het
voeren van overleg met en het geven van advies aan ministe-
ries, departementen en andere instanties, namens de bij de
Stichting Overleg Platform van de Nederlandse Cat Fancy
aangesloten verenigingen inzake wet- en regelgeving aan-
gaande de Nederlandse Cat Fancy; het ontwikkelen en uitdra-
gen van beleid op het gebied van gezondheid en welzijn van
katten in het algemeen en raskatten in het bijzonder en het sti-
muleren en laten uitvoeren van onderzoek naar de gezondheid
en het welzijn van katten in de ruimste zin van het woord.

BASISSTRUCTUUR VAN RASKATTENVERENIGINGEN
Het bestaansrecht van de Nederlandse raskattenverenigin-
gen wordt gevormd door het stamboek, een verenigingsblad
en de organisatie van tentoonstellingen. Figuur 2 geeft op
schematische wijze de basisstructuur van een Nederlandse
kattenvereniging weer.

Leden

De diverse verenigingsstatuten verschillen onderling in de
status die men aan de term \'leden\' toekent. Zo zijn er binnen
de Nederlandse Cat Fancy de volgende soort leden: fokker-
leden, fokker-gezinsleden, leden, gezinsleden, jeugdleden,
ere-leden, al dan niet met stemrecht. Donateurs en abonnees
van verenigingen hebben geen stemrecht.

Catteryregistratie

De term \'Cattery\' heeft in principe dezelfde betekenis als
\'Kennel\' bij honden. Dat wil zeggen, een plaats (ruimte)
waar katten worden gehouden en/of gefokt. De naam van een
cattery is persoonsgebonden en wordt gekoppeld aan alle
katten, middels registratie op de stamboom, die onder ver-
antwoordelijkheid van de catterynaamhouder worden ge-
fokt. In zekere zin kan de catterynaam worden gezien als de
achternaam van een kat. De catterynaam blijft eigendom van
de fokker en kan niet worden overgedragen of verkocht. Als
zodanig kan de catterynaam worden beschouwd als het \'han-
delsmerk\' van de fokker.

Het doel van het registreren van catteries is te voorkomen dat
gelijke of gelijkluidende catterynamen worden geregistreerd
bij verenigingen in binnen- en buitenland en te voorkomen
dat een catteryhouder zijn/haar cattery registreert bij meer
dan één vereniging. De registratie van catterynamen is losge-
koppeld van de verenigingen.

De onafhankelijke verenigingen laten de naam van hun cat-
teries registreren bij de Stichting Centrale Cattery Regi-
stratie (CCR). In 1997 stonden er bij de CCR 13.912 catte-
ries geregistreerd, waarvan er volgens de secretaris van de
CCR 7.000 actief waren.

De FlFé-verenigingen laten hun catteries, via hun verenigin-
gen, centraal bij de FIFé registreren. Felikat registreert sinds
1960 bij de FIFé. In december 1997 stonden er bij de FIFé van
Felikat 4618 en van Mundikat 756 catterynamen geregis-
treerd. Het totaal aantal geregistreerde catteries in Nederland
bedraagt 19.286.

Stamboek

Anders dan bij de rashondenfokkerij, waar alle stambomen
uitgegeven worden door de Raad van Beheer op Kyno-
logisch Gebied, hebben alle verenigingen ter ondersteuning

-ocr page 245-

Tabel 1. Omvang van de Nederlandse raskattenverenigingen, gerang-
schikt naar oprichtingsdatum.

Kattenvereniging:

categorie\'

1.

Felikat

D

2.

Nederlandse Vereniging van Kattenvrienden (N.V.V.K.)

C

3.

Nederlandse Katten Fokkers Vereniging (N.K.F.V.)

D

4.

Sociëteit van Kattenliefhebbers \'Neocat\'

C

5.

PRO-KAT (Nederlandse vereniging van kattenliefhebbers)

A

6.

Mundikat

B

7

Nederlandse Langhaarkatten Vereniging (N.L.K.V.)

B

8.

Hobby Kal

A

9.

Venolikat

A

10.

Nederlandse Perzen Vereniging (N.P.V.)

A

11,

European Cat Fanciers (E.C.F.)

A

12.

Noordocat

A

13.

Nederlandse RasKatten Vereniging (N.R.K.V.)

A

14.

Nederlandse Katten Unie/SARA (N.K.U./SARA)

A

» A <500 leden, B 500-1000 leden, C 1000-1500 leden, D >1500 leden

en regulering van de uitgifte van stambomen en afstam-
mingsbewijzen een eigen stamboek en veelal een eigen
stamboekreglement. De vier FeNK-verenigingen (NKFV,
NKU, NLKV en de NVvK) hebben een gezamenlijk stam-
boekreglement opgesteld, aangevuld met individuele wen-
sen om een eigen verenigingsidentitieit te behouden.
De meeste verenigingen geven als aanvullende service naar
de leden toe een dekkaterlijst uit en bemiddelen in de ver-
koop van kittens en de herplaatsing van oudere dieren.

Tentoonstellingen

De door de Cat Fancy in Nederland georganiseerde tentoon-
stellingen kunnen qua omvang variëren van 200 tot 1000
katten. Ter voorkoming dat meerdere shows op één datum en
qua locatie te dicht bij elkaar worden gehouden, worden de
datum en de plaats (en opties) van tentoonstellingen door de
onafhankelijke Cat Fancy centraal gecoördineerd en geregis-
treerd. Hiertoe worden op een centrale lijst de gegevens van
zowel de onafhankelijke Cat Fancy, als van FIFé-tentoon-
stellingen vastgelegd. In het seizoen 1996/1997 werden er
door de onafhankelijke verenigingen 30 shows georgani-
seerd. In totaal werden 11.500 katten voor deze shows inge-
schreven. Voor het jaar 1998 staan reeds 37 tentoonstellin-
gen definitief vast. Felikat en Mundikat organiseren
ongeveer 11-12 FlFé-shows per jaar, waarbij gemiddeld
zo\'n 400 tot 1000 katten per show worden ingeschreven.
Een exposant kan sinds januari 1997 inschrijven voor zowel
shows van de onafhankelijke verenigingen alsook voor de
FlFé-shows. Dit houdt in dat er per jaar circa 40 shows kun-
nen worden bezocht.

Gekoppeld aan het houden van tentoonstellingen is het nood-
zakelijk de behaalde kampioenstitels te registreren (kam-
pioensregistratie) en die gegevens toe te voegen aan nieuw
uit te geven stambomen. De meeste verenigingen doen dat in
eigen beheer. Felikat en Mundikat laten de kampioenstitels
bij de FlFé registreren.

Keurmeesters

In totaal zijn er ongeveer 68 Nederlandse keurmeesters, naar
willekeur aangevuld met buitenlandse keurmeesters, be-
schikbaar voor het keuren van katten op tentoonstellingen.
De Nederlandse keurmeesters zijn weer onder te verdelen in
drie groepen; 15 keurmeesters aangesloten bij de FIFé, 19
onafhankelijke keurmeesters en 34 onafhankelijke keur-
meesters aangesloten bij het Nederlands Onafhankelijk

Kattenkeurmeestersgilde. (NOK).

Het huidige NOK werd in 1979 opgericht onder de naam
\'Het Gilde\'. In 1982 werd deze naam gewijzigd in NOK en
ging men NOK-examens afnemen. Sinds 1986 is het NOK
een rechtspersoon. Het NOK kent alleen Nederlandstalige
leden. Zo zijn momenteel twee buitenlandse, Nederlands-
talige, keurmeesters lid van het NOK.

Verenigingsblad

Het verenigingsblad is één van de belangrijkste pijlers van de
kattenverenigingen. Hierin wordt, afgezien van de gebmike-
lijke \'poezenverhalen\' en tentoonstellingsverslagen, veel aan-
dacht besteed aan voorlichting van de kattenliefhebber (fok-
ker). Zo komen onderwerpen als voortplanting en geboorte,
verzorging en voeding, veterinaire zaken, voodichting over de
aanschaf van kittens en de genetica van de raskat regelmatig
aan de orde. Het verenigingsblad is ook het forum waar be-
richtgeving inzake wet-en regelgeving fokkers en liefhebbers
bereikt, onder andere middels persberichten van het O.P.
Uit gegevens van de O.P. enquete
\'Organisatiestructuur van
de Nederlandse Cat Fancy\'
(1998) blijkt dat de meeste ver-
enigingen tweemaandelijks een verenigingsblad uitgeven
(1). Twee verenigingen geven eens per kwartaal en twee ver-
enigingen vijf keer per jaar een kattenmagazine uit. Twee
verenigingen, Felikat en de NKFV, geven een jaarboek uit.
De oplage van de verenigingsbladen kunnen variëren van
200 tot 3500 stuks. De huidige totaal oplage van de bladen,
van de verenigingen die meededen aan de enquête, bedraagt
12.500. Inclusief de bladen van de rasclubs worden er in
Nederiand, al dan niet op regelmatige tijden, 35 verschil-
lende kattenbladen uitgegeven.

Veterinair- en welzijnsbeleid

De belangrijkste doelstelling van een kattenvereniging is de
gezondheid en het welzijn van de kat te bevorderen. Het vete-
rinair* en welzijnsbeleid van verenigingen is wisselend van
omvang en kwaliteit. De meeste verenigingen hebben een uit-
gebreid veterinair- en welzijnsbeleid. Drie verenigingen ge-
ven aan een beknopt veterinair- en welzijnsbeleid te hanteren.
Om de leden voor te lichten over preventie en behandeling
van ziektes is in samenwerking met ter zake kundige veteri-
naire specialisten een \'veterinair beleid\' opgesteld. De na-
druk in dit beleid ligt op de besmettelijke ziektes als Feliene
Leukemievirus (FeLV), Feliene Infectieuze Peritonitis
(FIP), Feliene Immunodeficiëntie Virus (FIV), diverse ziek-
tes behorende tot het niesziektecomplex, Panleukopenie-
virus en Dermatofyten. Neocat en Felikat hebben een mel-
dingsplicht betreffende besmettelijke ziektes, met een,
vanuit de vereniging dwingend voorgeschreven en gecontro-
leerde behandelwijze. Anderen hanteren een vrijwillige mel-
ding gekoppeld aan zelfregulering met behulp van het, in het
veterinair beleid omschreven, geadviseerde behandelings-
plan. Aan het veterinair beleid is een klachtenbehandeling
gekoppeld. Een richtlijn voor het bestuur hoe te handelen in
geval van klachten aangaande bewezen veterinaire proble-
men binnen een cattery. Een enkele vereniging kent een
tuchtcommissie voor veterinaire zaken.
Met betrekking tot het welzijnsbeleid valt te melden dat poe-
zen niet meer dan drie nesten per twee jaar mogen hebben en
dat kittens pas na de twaalfde week van het ouderdier mogen
worden gescheiden. Felikat en Neocat voeren een actief
huisvestingsbeleid en geven normen aan voor de huisvesting
van permanent opgesloten katten, zoals bij dekkaters bij-
voorbeeld het geval kan zijn.

-ocr page 246-

Rascluhs

Al dan niet gebonden aan één van bovenstaande 14 vereni-
gingen, zijn 22 rasclubs actief. Rasclubs stellen zich ten doel
om de gezondheid, het karakter en de uiterlijke schoonheid
van één of meerdere rassen te handhaven en te bevorderen.
Tevens worden accenten gelegd op de specifieke problema-
tiek van het fokken met dieren van deze rassen. Om deze
doelen te bereiken geven zij een eigen rasclubblad uit en or-
ganiseren rasbesprekingen en kattenshows. Rasclubs voeren
geen eigen stamboek en hebben geen eigen welzijns- en ve-
terinair beleid.

Het aantal kattenverenigingen die rasclubs binnen hun gele-
dingen hebben is beperkt. Zo hebben alleen Felikat,
Mundikat en Neocat rasclubs. De volgende rasclubs zijn bin-
nen deze drie verenigingen actief

Felikat: Rasclub Perzisch Langhaar; Rasclub Brits Korthaar;
Raskan (Abessijn en Somali); SIOK (Siamees en Oosters
Korthaar); Rex Kattenclub; Burmezen club; Rasclub Heilige
Birmanen; Rasclub Maine Coon; Noorse Boskattenkring
1985; Werkgroep Russisch Blauw.

Mundikat: SiOBaJa (Siamees, Oosters Korthaar, Balinees en
Javanees); Wong Mau (Burmees) en Perzenclub.
Neocat: Burmezen Club; Neocat Tabby Club (NTC); SOK
(Siamees, Oosters Korthaar, Balinees en Mandarin), Neoben-
galen.

ANDERE VERENIGINGSVORMEN
Onafhankelijke rasclubs

De rasclubs die buiten verenigingsverband functioneren zijn
grotendeels samengesteld uit leden van de verschillende kat-
tenverenigingen, zowel van onafhankelijke verenigingen als
FIFé-verenigingen, met een gezamenlijke interesse (zie
doel: rasclubs). In Nederland voeren de onafhankelijke ras-
clubs geen eigen stamboek, wel organiseren zij zelfstandig,
of in samenwerking met andere verenigingen, kattenshows,
rasdagen en kittenmiddagen. Verder geven zij een clubblad
uit.

De volgende onafhankelijke rasclubs zijn er binnen de
Nederlandse Cat Fancy: Aby 2000 (Abessijn en Somali),
Brits Korthaar Club \'De Bolle\' (Brits Korthaar), Oracle
(Heilige Birmaan), Somali Abessijn Nederland \'SAN\'
(Somali en Abessijn), Sphynx and Rex Association \'SARA\'
(Sphynx en Rex).

Andere verenigingen

Naast de bovenbeschreven verenigingsvormen kent de
Nederlandse Cat Fancy nog een aantal andere vormen. De
Dutch Purrpuss Club (DPC) is een affiliatie van de Cat
Fanciers Association (CFA), een Amerikaanse koepel. De
DPC heeft een zevenhoofdig bestuur, maar kent geen leden.
Men wordt geacht lid te zijn bij de CFA en bij deze koepel
worden ook de stambomen voor de kittens aangevraagd.
Verder worden de CFA-regels strikt gehanteerd. De DPC or-
ganiseert dan ook keuringen volgens Amerikaans model (zo-
genaamde ringkeuringen).

In 1998 is de onafhankelijke rasclub SARA (zie eerder) een
nauw samenwerkingsverband aangegaan met de NKU. De
NKU gaat sindsdien verder onder de naam NKU/SARA. De
onafhankelijke rasclub SARA blijft eveneens bestaan.

De vereniging \'Exper\' is recentelijk opgericht en was oor-
spronkelijk alleen bedoeld voor Perzen en Exotics. Sinds ok-
tober 1997 worden statutair evenwel \'alle rassen\' erkend en
geeft Exper stambomen in eigen beheer uit (persoonlijk
schrijven). Het ledental van Exper is onbekend (naar alle
waarschijnlijkheid minder dan 50), tevens is onbekend of de
vereniging een blad uitgeeft. \'Exper\' is onafhankelijk en ner-
gens bij aangesloten.

Stichting Felissana

De Stichting Felissana werd opgericht op 10 december 1993
door leden van een aantal verschillende kattenverenigingen.
Volgens de statuten stelt de Stichting Felissana zich ten doel:
het temgdringen c.q. trachten te voorkomen van ongewenste
afwijkingen bij katten. De stichting wil dit doel bereiken
door het verzamelen en vastleggen van gegevens inzake on-
derzoeken en behandelingen, afstammingsgegevens en on-
derzoeksresultaten.

De stichting opereert als zodanig onafhankelijk van de
Nederlandse raskattenverenigingen. Het draagvlak dat
Felissana binnen de Nederlandse Cat Fancy heeft is echter
gering. Dit komt voornamelijk omdat besturen van katten-
verenigingen niet bereid zijn, gelet op bescherming van de
privacy van hun leden, gegevens uit hun bestanden beschik-
baar te stellen aan een stichting waarin zij geen zitting heb-
ben en waar zij dientengevolge geen directe invloed op kun-
nen uitoefenen.

CONCLUSIE

De Nederlandse Cat Fancy is diffuus georganiseerd en moei-
lijk toegankelijk, desalniettemin zijn er duidelijke stmcturen
aanwezig die de nodige stabiliteit geven. Als basis hiervoor
dient de kwaliteit van de organisatiestmctuur van de afzon-
derlijke verenigingen. Deze wordt in hoge mate bepaald
door consistent bestuur en gericht beleid met betrekking tot
het stamboek, veterinaire zaken en de kwaliteit van de ten-
toonstellingen en het verenigingsblad. Het ontwikkelen van
beleid zoals momenteel plaatsvindt binnen de Stichting
Overleg Platform van de Nederlandse Cat Fancy voegt toe
aan de kwaliteit en de continuïteit van de Nederlandse Cat
Fancy en kan daarbij een bepalende factor zijn, zonder dat de
eigen identiteit van de afzonderlijke verenigingen ingrijpend
wordt aangetast.

DANKBETUIGING

Aan de totstandkoming van dit onderzoek hebben meegewerkt de kattenver-
enigingen verenigd binnen de Stichting Overleg Platform van de Nederlandse
Cat Fancy. Zonder hun medewerking was het niet mogelijk geweest dit artikel
in de huidige vorm te laten verschijnen. Annemarie Molenaar, Marry üerrits,
Harry Alstede, Tjerk Huisman en Arie van Harselaar worden bedankt voor
aanvullingen en kritisch commentaar op het manuscript.

LITERATUUR

1. Stichting Overleg Platform van de Nederlandse Cat Fancy (1998)
\'Organisatiestructuur van de Nederlandse Cat Fancy". Enquête gehou-
den onder besturen van de Stichting Overleg Platform van de
Nederlandse Cat Fancy.

2. Stichting Overleg Platform van de Nederlandse Cat Fancy (1997)
\'Waarover praten wij?\' Onderzoek naar het aantal nesten en de gemid-
delde omvang van nesten van raskatten over de periode 1992-1996.

3.\' Stichting Overleg Platform van de Nederlandse Cat Fancy (1998)
\'Organisatie van de Nederlandse Cat Fancy\' (ed. PO Gerrits).

-ocr page 247-

Vraag en Antwoor(

Naar aanleiding van onderstaande uit de praktijk ontvan-
gen vraagstelling vond de redactie mevrouw dr. A.J.
Venker-van Haagen (Faculteit der Diergeneeskunde) be-
reid om voor de lezers een antwoord te formuleren.

VRAAG:

\'Bij een hond met ernstige chronische otitis externa kan een
chirurgische behandehng, de zogenaamde Zepp-methode, uit-
komst bieden. Is het juist dat deze methode veriaten is en dat te-
genwoordig een andere methode de voorkeur verdient?\'

ANTWOORD:

Chronische otitis externa bij de hond zou wat meer gedifferen-
tieerd besproken moeten worden. Differentiëren naar oorzaak
is hierbij de leiddraad. Het is in onze UKG-KNO kliniek niet
altijd gemakkelijk om de oorzaak van langdurig bestaande of
recidiverende otitis externa aan te wijzen. We zijn dan genood-
zaakt de bevindingen van het ooronderzoek te beschrijven en
een symptomatische therapie te starten. De bevindingen van
otoscopisch onderzoek na schoonspoelen van de gehoorgang
bepalen het protocol van de te volgen behandeling. Deze wijze
van onderzoek en strategiebepaling wordt herhaald bij de op-
volgende controles op de effectiviteit van de behandeling. De
therapie wordt dan vervolgd of bijgesteld. Deze controles op
effectiviteit van de behandeling, het schoonspoelen van de ge-
hoorgang en aanpassen van het behandelingsprotocol kan bij
ernstige aantasting van de gehoorgang door langdurig be-
staande otitis extema soms enkele maanden vergen. Niet in alle
gevallen treedt volledig herstel op en dan moet de behandeling
af en toe herhaald worden.

Q

Bij welke veranderingen van de gehoorgang is de prognose
voor herstel met de bovenbeschreven behandelwijze zo ongun-
stig dat andere wegen bewandeld moeten worden om de hond
vrij van pijn te krijgen? In onze kliniek is dat bij chronische
woekeringen van de wand van de gehoorgang, de \'chronische
proliferatieve
Otitis extema\'. Hierbij zijn gewoonlijk alle com-
ponenten van de gehoorgangwand geprolifereerd en chronisch
of acuut ontstoken. In ernstige gevallen is het kraakbeen van de
gehoorgang hard door verbening. Er is geen lumen in de ge-
hoorgang. De gehele gehoorgang is aangedaan. Deze constate-
ring wordt gedaan door palpatie van de gehoorgang. De gehoor-
gang voelt hard aan, is in omvang toegenomen en is niet meer
samen te drukken. In deze gevallen moet de gehele gehoorgang
weggenomen worden. Deze operatie is drastisch, maar zeer te
rechtvaardigen. Het laten voortbestaan van chronische proli-
feratieve extema in bovengenoemde vorm is zeer pijnlijk voor
de hond en een gevaar voor het midden- en binnenoor. Ook
doorbrekende fistels zijn een ernstige complicatie. Deze opera-
tie techniek is bekend onder de naam \'totale ablatio van de ge-
hoorgang\'. De operatie wordt in onze kliniek geregeld uitge-
voerd.

De operatie volgens Zepp heeft een geheel andere indicatie. Bij
deze operatie wordt de laterale wand van het verticale deel van
de gehoorgang omgeklapt naar ventraal en in een voorafge-
maakt huiddefect ingehecht. Het effect van deze operatie is dat
alleen het horizontaal verlopende deel van de gehoorgang als
tunnel blijft bestaan. Deze operatie heeft een speciale indicatie.
Indien door irreversibele veranderingen de ingang van de (ver-
ticale) gehoorgang bijna afgesloten is en de gehoorgang ontsto-
ken is, maar er geen proliferatieve
Otitis extema vastgesteld
wordt, kan de operatie volgens Zepp uitkomst bieden. De ge-
schetste indicatie is in onze kliniek zeldzaam.
De vraag uit de praktijk is gesteld alsof de Zepp-operatie ver-
vangen is door een andere operatie, doch mijn antwoord geeft
aan dat er meerdere vormen zijn van chronische
Otitis extema
zijn en dat voor elke vorm een andere behandelingsstrategie
geldt.

DE ZEPP-METHODE BIJ ERNSTIGE CHRONISCHE OTITIS
EXTERNA

TEAT DESINFECTION IN DAIRY HERDS

Referaten

R. Blowey and P. Edmondson. In Practice 1996; 18: 254-60.

In dit artikel worden een aantal praktische adviezen gegeven
over het desinfecteren van de tepels voor en na het melken. Een
en ander stoelt op experimenten ter preventie van mastitis bij
meer dan 1000 dieren.

Jodophoren, quartenaire ammonium-verbindingen en chloor-
afsplitsende preparaten zijn goede desinfectantia mits tevoren
de tepels en het uier van uitwendig zichtbaar vuil zijn ontdaan.

De hele tepel moet worden gedesinfecteerd. Dippen is beter
dan sprayen. Het \'middel\' moet voor het melken minstens 30
seconden inwerken voordat men de tepels droogwrijft.
Bij koud weer is de werking minimaal. Kant-en-klaar-prepara-
ten voldoen beter dan het zelf maken van de gewenste concen-
traties. Gebruikte restanten van het desinfectans mogen niet
opnieuw worden toegepast.

Bij schraal weer verdient het aanbeveling na de desinfectie na
het melken een zalf op de tepels te brengen ter voorkoming en
genezing van kleine huidlaesies.

Tepelhouders moeten na het melken terstond worden ontsmet.
Opgemerkt wordt dat resten van jodium in de melk geen gevaar
vormen voor de volksgezondheid.

J.P. W.M. Akkermans

-ocr page 248-

VAKTECHNISCHE DAG VBK EN GROEP GKZ

\'DIERENWELZIJN IN AMBTELIJK PERSPECTIEF\'

Berichten en verslagen

Ook dit jaar heeft de Vaktechnische Bond van Keurmeesters (VBK) en de
Groep Gezondheids- en Kwaliteitszorg van de KNMvD (GKZ) besloten om
een Vaktechnische dag te organiseren. Deze dag zal plaatsvinden op
zaterdag
21 november 1998
in het Ouwehands dierenpark, Grebbenweg 111 te Rhenen.
Het thema luidt: \'Dierenwelzijn in ambtelijk perspectief.

w

Tijdens de ochtenduren zijn er drie le-
zingen, waarbij het de organisatoren
voor ogen staat het thema basaal te be-
naderen. Wat de inleiding betreft gaat
het dus om het thema \'dierenwelzijn\'.
De heer Cock Buning benadert het wel-
zijn vanuit zijn expertise als ethicus:
hebben wij het recht om dieren \'te ge-
bruiken\', wat kun je verstaan onder de
intrinsieke waarde van het dier, is het
onze morele plicht om te streven naar
een optimaal welzijn?
De heer Spruijt geeft een indruk over de
neuro-fysiologische mechanismen die
verband houden met \'welzijn\'. Wanneer
het dierenwelzijn zodanig verminderd is
dat gesproken kan worden van stress,
kan dit zichtbaar worden in stereoty-
pisch gedrag. Het natuurlijke vermogen
tot adaptatie is dan overschreden. Mo-
gelijk is er in de toekomst een meer ob-
jectieve maatstaf aan te geven die de
vermindering van het welzijn inzichte-
lijk maakt.

De heer Boon licht ons in over de rech-
ten die dieren hebben. Was dierenmis-
handeling vroeger alleen strafbaar als
het dier met opzet ongerief werd berok-
kend (zonder redelijk doel), tegenwoor-
dig kent de wetgeving het dier gelukkig
meer rechten toe. De titel van de wet
geeft al aan dat het ook over welzijn
gaat: de Gezondheids- en Welzijnswet
voor dieren. Hoe kijkt de jurist naar de
rechten die het dier in dit kader toege-
kend worden? Wat is er geregeld en wat
blijft er nog te wensen over op dit vlak?
We nemen niet aan dat we alle antwoor-
den zullen horen op de vragen die bij ons
leven. Wel denken we dat ons, in het ka-
der van dierenwelzijn, een grote hoe-
veelheid informatie wordt geboden die
we binnen het beroep van de ambtelijk
werkzame dierenarts en de keurmeester,
ter nutte kunnen maken.

Organisatie \'Ultra-Vak\':
drs. P.M.A. van de Berg
P. van Dijk
J. Meiaart
drs. R.A.A. van Oosterom
G. van Vilsteren

KLINIEK ll\\l VENEZUELA ONTVANGT DOZEN VOL HULPGOEDEREN

In september was het opnieuw span-
nend voor initiatiefnemer Mark Vos
van Stichting Dierenhulp Venezuela.
Een nieuw transport uitgevoerd dat
mede dankzij de fantastische belan-
geloze medewerking van een groot
aantal veterinaire bedrijven mogelijk
werd gemaakt.

Zo leverden bedrijven als: Vetin Aaco-
farma, Virbac, Mecan, Firma Dax,
Mölnlycke, Beiersdorf, Pfizer, Dophar-
ma, Merial, Braun Medicall, Johnson &
Johnson en Van Heek Medicall dozen
vol bruikbare materialen. De goederen
bestonden onder andere uit: steriele
handschoenen, instrumentarium, rönt-
genfilms, spuiten, naalden, gaas, hecht-
draad, medicijnen en overige producten.
Een speciaal woord van dank gaat even-
eens uit naar dierenarts mevrouw Bor-
mans uit Sittard die tijdens een afgelegd
werkbezoek in Venezuela de twee vrou-
welijke dierenartsen met raad en daad
terzijde stond. Ook Dierenkliniek Zui-
derkaag en J.M. de Wilde die reageerden
op een eerder artikel deden een behoor-
lijke duit in het zakje. \'Er is nog steeds
enorm veel werk te doen, wat wil je ook
als je tegen een probleem van circa
60.000 zwerfdieren aankijkt. Maar de
steun die wij ontvangen van boven-
staande bedrijven is fantastisch en stelt
ons allen in staat door te gaan met het be-

AUV WEB OP INTERNET

AUV-dierenartsencoöperatie heeft sinds 1 oktober 1998 AUV Web op internet
geplaatst en geeft hiermee steun aan alle praktiserende dierenartsen die met be-
hulp van het medium internet informatie en kennis willen vergaren. Door mid-
del van een duidelijke opbouw is structuur gebracht in de enorme hoeveelheid
informatie die op internet voor de practicus beschikbaar is. Alle informatie die
de practicus nodig heeft voor zijn/haar veterinaire taken en voor een goede
praktijkvoering zijn te vinden op de AUV Web. Met behulp van een eenvou-
dige menustructuur en frames zonder verfraaiingen is het mogelijk om snel ge-
bruik te maken van de mogelijkheden van internet. Dankzij de inbreng van veel
praktiserende dierenartsen is AUV Web een informatiebron geworden voor zo-
wel de gezelschapsdierenpracticus als de landbouwhuisdierenpracticus.

A UV Web kunt u vinden op het adres: www.auv.org.

strijden van dierenleed en het gratis be-
handelen van dieren die aan de arme be-
volking toebehoren. Sterilisaties kunnen
dankzij dit transport opnieuw uitgevoerd
worden, waarbij ik iedereen die hieraan
meegewerkt heeft nogmaals hartelijk
wil bedanken\', aldus Mark Vos.

-ocr page 249-

HAZEWINKEL BENOEMD TOT HOOGLERAAR \'SKELET-
ONTWIKKELSTOORNISSEN BIJ GEZELSCHAPSDIEREN\'

Collega Hazewinkel is de afgelopen
22 jaar werkzaam op de Vakgroep Ge-
neeskunde der Gezelschapsdieren,
waarvan de laatste 12 jaar als hoofd
van de afdeling orthopedie. De in-
vloed van metabolisme, erfelijkheid
en trauma op de skeletontwikkeling en
het corrigeren van deze skeletafwij-
kingen zijn onderwerpen waarin hij al
jaren onderzoek verricht en onderwijs
geeft. Hij promoveerde in 1985 op het
onderzoek waaruit bleek dat een ver-
hoogde calciumopname bij jonge hon-
hoogde calciumopname bij jonge hon-
den van grote rassen bijdraagt aan de
ernst van het optreden van ontwikke-
lingsstoornissen van het skelet. Hij
was begeleider van onderzoek waarbij
de rol van andere nutriënten op de cal-
ciumstofwisseling en skeletontwikke-
ling werd onderzocht en hij was be-
trokken bij genetisch onderzoek naar
stoornissen van de skeletontwikkeling
bij de hond.

Tevens is collega Hazewinkel voorzit-
ter van de sectie orthopedie van de
W.K. Hirschfeld Stichting, mede-ini-
tiatiefnemer van de start van georgani-
seerde screenend onderzoek van elle-
boogdysplasie bij de hond in Neder-
land, auteur van diverse artikelen en
hoofdstukken in handboeken met be-
trekking tot skeletaandoeningen bij de
hond en kat, lid van het orthopedisch
genootschap AOVet International,
medebestuurslid van de European So-
ciety for Veterinary Orthopedics and
Traumatology en International Elbow
Working Group en erelid van de Groep
Geneeskunde Gezelschapsdieren, na-
dat hij 15 jaar bijgedragen had aan
de organisatie van het Intemationaal
Veterinair Congres de Voorjaarsda-
gen.

Dr. H.A.W. Hazewinkel is met terugwerkende kracht per 1 januari 1998 be-
noemd tot bijzonder hoogleraar \'Skeletontwikkelingsstoornissen bij gezel-
schapsdieren\' aan de Faculteit der Diergeneeskunde in Utrecht. Deze leer-
stoel is geïnitieerd door de lams Company Animal Research Foundation,
Lewisburg, USA.

ZO\'N MIJT MOET JE KWIJT

Schurft, veroorzaakt door de schurftmijt
Sarcoptes scahiei var. Suis, komt op
normale varkensbedrijven altijd voor en
veroorzaakt daar voortdurend schade:

- Zeugen zijn onrustig, hebben meer
voer nodig en liggen biggen dood;
staluitrusting slijt door het schuren.

- Vleesvarkens hebben een twee tot
tien procent lagere groei en een dito
hogere voederconversie.

- Steeds moeten schurftmiddelen wor-
den ingezet om de ergste schurft te be-
dwingen, maar zonder eradicatie (=
uitroeiing) komt schurft steeds temg.

- Schurftmiddelen zijn veelal on-
vriendelijk voor het milieu.

- Schurft veroorzaakt jeuk en huidont-
steking, waardoor steeds het welzijn
van aangetaste varkens in het geding
is.

De schade, die door schurft aan de
Nederlandse varkenshouderij wordt toe-
gebracht, is moeilijk te calculeren maar
wordt geschat op circa 80 miljoen gul-
den per jaar.

Certificering \'schurftvrije varkens-
bedrijven\'

Varkensbedrijven die, bij voorkeur on-
der begeleiding van de praktiserend
dierenarts, een schurfït-eradicatie heb-
ben doorgevoerd volgens het plan van
aanpak van de Gezondheidsdienst (keu-
ze valt op een
injectiemodel) met iver-
mectine met een interval van twee we-
ken), kunnen zich via een ingevuld
aanmeldingsformulier voor certifering
aanmelden bij de regiolocatie van de
Gezondheidsdienst, die de aanvragen
beoordeelt en een eerste controlebe-
zoek plant
vanaf zes maanden na eradi-
catie {het
bedrijf is dan gevoelig).
Bij het controlebezoek moet blijken, dat:

- Er geen klinische verdenkingen op
schurft bestaan.

- Er geen schurftmiddelen meer zijn
gebruikt (behalve eventueel in een
quarantainestal).

- Er een schuurindex aanwezig is < 0,5.

- Er steeds schurftvrij is aangevoerd
(dieren transportmiddel) wanneer
het bedrijf op aanvoer is aangewe-
zen (een juist gebruikte quarantaine-
stal kan hierop een uitzondering ma-
ken).

- Er de laatste vier maanden geen noe-
menswaardig huidontstekingspercen-
tage werd gezien bij slachtdieren van
het onderhavige bedrijf

- De genomen monsters {meestal zes
oorkrahsels en/of bloed)
een nega-
tieve uitslag hebben voor schurft.

- Er geen andere aanleiding is het
schurftvrij zijn van het onderhavige
bedrijf in twijfel te trekken.

Is alles in orde, dan krijgt het bedrijf

het \'certificaat schurftvrij\' met de bij-
behorende stickers voor een periode

van vier maanden (volgende bezoek).

Attentiepunten

- Kwaliteitsprogramma\'s vragen om
certificaten, dus ook om certificaten
\'schurftvrij\'. Dit is economisch zeer
aantrekkelijk, want de kosten van
eradicatie worden in drie tot zes
maanden terugverdiend, terwijl het
milieu verder gespaard blijft.

- Certificering kost vanaf ƒ 850,- tot
1000,- per jaar UBN inclusief alle bij-
behorende laboratoriumkosten (tarief
1998).

- Transportmiddelen in het \'vrije\' cir-
cuit
moeten schurftvrij zijn. Bij em-
stige twijfel wordt het certificaat inge-
nomen of een uitgebreid onderzoek
ingesteld.

- Aanvoer van niet-schurftvrije dieren

-ocr page 250-

direct naar schurftvrije bedrijven
(zonder quarantaine) leidt
altijd tot
inname van het schurftcertificaat.
Schade door opzet of medeweten
wordt altijd op de veroorzaker ver-
haald.

» m

Kwade opzet leidt tot inname van het
certificaat.

Stand van zaken

Aanmeldingen voor certificaat per 24
augustus 1998: circa 300 (210 Zuid, 75
in Oost en 15 in Noord). Hiervan zijn
20 procent vermeerderaars en twee
procent vleesvarkenshouders.
Verwacht worden circa 300 certifica-
ten per 1 januari 1998 en circa 600 per
1 januari 2000.

INTERNATIONALE PRIJS VOOR UTRECHTSE HOOGLERAAR
PROEFDIERKUNDE

In de proefdierkunde kent men drie al-
gemene doelstellingen afgekort als de
drie V\'s: Verfijning van dierproeven.
Vervanging door altematieven en
Vermindering van proefdiergebmik.
De Doerenkamp-Zbinden-Foundation
is mim tien jaar geleden opgericht
door de Zürichse hoogleraar Gerhard
Zbinden, met als doel deze doelstellin-
gen in het onderzoek met proefdieren
te bevorderen.

Bert van Zutphen is 15 jaar geleden
aangesteld aan de Faculteit der Dier-
geneeskunde. Sindsdien heeft hij, onder
andere door onderwijs, onderzoek en de
uitgave van het meermalen vertaalde
boek \'Proefdieren en Dierproeven\', een
belangrijke bijdrage geleverd aan de
bevordering van de drie V\'s in het inter-
nationaal wetenschappelijk onderzoek.
De uitreiking van de prijs heeft plaats-
gevonden na afloop van het sympo-
sium van de Nederlandse Vereniging
voor Proefdierkunde (NVP) gehouden
op 18 september 1998. De prijs werd
uitgereikt door professor Kay Bmne,
voorzitter van de Doerenkamp-Zbin-
den-Foundation.

De Utrechtse hoogleraar Bert van Zutphen van de Faculteit der Dier-
geneeskunde heeft op vrijdag 18 september 1998 de Zwitserse Doerenkamp-
Zbinden-Foundation Award ontvangen. Professor Van Zutphen krijgt de
prijs, ter waarde van 30.000 gulden voor zijn jarenlange inzet voor de vermin-
dering van proefdiergebruik en de verfijning van dierproeven.

Inleiders:

- Prof dr. ir. A.C. Beynen: Voeding bij
konijnen.

- Dr. Boshouwers: De anatomie en fy-
siologie van het spijsverteringsappa-
raat.

- Mevr. drs. M.H. van der Hage: Ziekte
en stoomissen van het spijsverterings-
apparaat.

- Drs. F.C. Kleyn van Willigen: Preven-
tieve en therapeutische maatregelen.

Op de jaarvergadering 1998 van de

WRSA Afdeling Nederland heeft Ariën-

ne Visser de aanmoedigingsprijs ter sti-
mulering van onderzoek over konijnen
ontvangen voor haar referaat \'Het effect
van de kooihoogte op de groei en het ge-
drag bij konijnen in de commerciële ko-
nijnenhouderij\'.

De WRSA Afdeling Nederland stelt ie-
der jaar ƒ 400,- ter beschikking als aan-
moedigingsprijs voor studenten die on-
derzoek doen over konijnen. Om in
aanmerking te komen voor deze prijs
moet een kopie van het referaat in drie-
voud gestuurd worden naar de secretaris
van de WRSA, Afdeling Nederland, met
vermelding \'aanmoedigingsprijs ter sti-
mulering van het onderzoek bij konij-
nen\'.

Secretariaat: Stationsstraat 104, 5963
AB Horst, telefoon: 077 - 388 88 88.

studiedag wdrld rabbit science association

HET SPIJSVERTERINGSKANAAL
VAN HET KONIJN

De jaarlijkse studiedag van de World Rabbit Science Association (WRSA) zal
worden gehouden op
dinsdag 24 november 1998 in het Androclusgebouw van
de Faculteit der Diergeneeskunde, Yaielaan 1 te Utrecht. Thema van deze dag
is \'Het spijsverteringskanaal van het konijn\'.

phlo-cursus

MANAGEMENT HOOG-
PRODUCTIEVE KOE

Op 10 en 11 december 1998 orga-
niseert PHLO in Wageningen een
cursus \'Vmchtbaarheid en voort-
planting van het mnd: management
van de hoogproductieve koe\'. De
kosten bedragen ƒ 1350,- en er kun-
nen maximaal 30 personen aan de
cursus deelnemen.
De cursus beoogt deelnemers (her-
nieuwd) inzicht te geven in de fy-
siologische processen en mecha-
nismen die gezamenlijk de vmcht-
baarheid bepalen, en in praktische
aspecten van de voortplanting, en
zal vervolgens dieper ingaan op de
hoog-productieve koe. De nadmk
zal worden gelegd op endocriene
regulatie, oestms, fertilisatie, em-
bryonale ontwikkeling, metabole
aspecten zoals energiebalans en be-
drijfseconomie.

De inschrijftermijn eindigt op 17
november 1998.

-ocr page 251-

•V\'istó

\'NOVITEITEN\'

THEMA VAN NAJAARSDAG 1998

Op zaterdag 28 november zal de Najaarsdag 1998 worden gehouden
in De Reehorst te Ede. De Groep Geneeskunde Gezelschapsdieren
(GGG) organiseert deze dag met als thema \'Noviteiten\'. De GGG
hoopt erin geslaagd te zijn, mede dankzij de welwillende sponsoring
van Novartis, een goed en gevarieerd aanbod van sprekers en onder-
werpen te kunnen aanbieden.

De onderwerpen die aan de orde komen zijn de volgende:

* Het behandelen van pijn bij gezelschapsdieren - de nieuwste
inzichten;
prof. dr. L.J. Hellebrekers.

* Bijzonder nieuws over bijzondere dieren; dr. G.M. Dorre-
stein. dr. M.J.L. Kik en drs. A.P. van der Kolk.

* Hepatische encefalopathie bij de hond en de kat: recente ont-
wikkelingen in diagnostiek en therapie;
prof. dr. F.J. van
Sluijs.

* ACE-inhibitoren en de behandeling hartinsufficiëntie bij de
hond - status praesens;
prof. dr. A. de Rick.

* Nieuwe ontwikkelingen in de behandeling van de Ziekte van
Cushing;
dr. B.P. Meij.

* De EURO: What is in it fur uns?;prof. dr. L. van der Tas

* Borrelia burgdorferi-infecties bij honden - de nieuwste ont-
wikkelingen;
drs. K.F. Hovius.

* Hernieuwde kijk op de chirurgie van het urogenitaal apparaat;
drs. F. W. Viehqtf

* Fractuurbehandeling door middel van exteme fixatie - is er
nieuws?;
dr. KL. How.

Veel facetten van het aandachtsgebied van de gezelschapsdierenpracti-
cus zullen deze dag dus de revue passeren waarbij, zoals gebruikelijk op
de Najaarsdag, praktijkgerichte onderwerpen maar ook specialistische
items vertegenwoordigd zijn.

De inschrijving start om 08.45 uur. Het programma begint om 09.25
uur. Aanmelding voor de Najaarsdag kan geschieden door overmaking
van f 110,-op Girorekening 53.91.80 ten name van Groep Geneeskunde
Gezelschapsdieren te Lochem, onder vermelding van NAJAARSDAG
1998. Niet-leden betalen
ƒ 160,- en studenten ƒ 60,-. De ontvangst van
uw betaling is tevens bewijs van inschrijving. Bij betaling aan de zaal is
de prijs voorleden f 130,-en voor niet-leden f 180,-.

NOVARTIS

GMP-PRODUCTIE-

FACILITEITEN

VETIMEX

De nieuwe productiefaciliteiten van
Vetimex Animal Health in Bladel zijn
GMP (Good Manufacturing Practice)
goedgekeurd.

Deze officiële erkenning door de
Nederlandse autoriteiten betekent voor
deze dochter van de AUV Dieren-
artsencoöperatie dat zij als één van de
eerste producenten van diergenees-
middelen in Nederland voldoet aan de
meest strenge eisen die er bestaan op
het gebied van productie en verkoop
van diergeneesmiddelen in Europa.

Voor de ruim 1800 Nederlandse die-
renartsen die lid zijn van de AUV bete-
kent dit dat zij ook in de toekomst ver-
zekerd zijn van kwalitatief hoog-
waardige diergeneesmiddelen gepro-
duceerd door hun eigen organisatie.

DIEET ASSORTIMENT
UITGEBREID

PEDIGREE LOW PH
CONTROL DIEET
VOOR DE HOND

Met ingang van oktober 1998 is het
Pedigree dieetassortiment uitgebreid
met een nieuwe dieetvoeding voor de
hond: het Pedigree Low pH Control
Dieet. Dit dieet is speciaal ontwikkeld
ter ondersteuning van de behandeling
van diverse soorten urolithiasis bij de
hond.

Daarnaast heeft het tevens een preven-
tieve werking bij calciumoxalaat,
waarbij het de kans op herhaalde
steenvorming aanzienlijk verminderd.
Het dieet is verkrijgbaar in blikvoe-
ding en twee formaten droogvoeding.

Voor meer informatie: Waltham Vete-
rinaire Service, Postbus 81, 5460 AB
Veghel, telefoon: 0413 - 383269, fax:
0413 - 340229.

-ocr page 252-

NIEUW PAARDENMIDDEL: ORALE NSAID

QUADRISOL 100 VAN INTERVET VULT VACUUM

Intervet Nederland BV uit Boxmeer heeft in september van dit jaar een
nieuwe pijnstiller voor paarden en pony\'s geïntroduceerd: Quadrisol 100. Na
jaren van onderzoek is er eindelijk een orale pijnstiller voor paarden beschik-
baar, waardoor off label use van andere orale pijnstillers bij paarden defini-
tief tot het verleden behoort. Officieel was het gebruik van niet-voor-paarden-
geregistreerde, oraal toe te dienen pijnstillers als sinds 1 januari 1998
verboden, maar er was geen alternatief voorhanden. Quadrisol 100 - werk-
zaam bestanddeel: vedaprofen - vult dit vacuüm op en is daarmee een wel-
kome aanvulling op het assortiment aan diergeneesmiddelen voor de practi-
cus.

Door Sophie Deleu

Intervet heeft de introductie van Qua-
drisol 100 groots aangepakt: op ver-
schillende plaatsen in het land (Wol-
vega, Wassenaar en Wanroij) zijn voor
de dierenarts seminars georganiseerd
over pijnbestrijding.
Intervet wil op deze wijze het belang be-
nadrukken van een goede diagnosestel-
ling. Het bestrijden van pijn is immers
alleen verantwoord als de achterlig-
gende oorzaak bekend is en zo mogelijk
tegelijkertijd wordt weggenomen.
Heeft de dierenarts eenmaal een dia-
gnose gesteld en Quadrisol 100 voor-
geschreven, dan is de eigenaar natuur-
lijk perfect in staat het middel zelf
volgens de instructies toe te dienen.
Quadrisol 100 is verpakt in een injec-
tor en smaakt naar chocolade. De
nieuwe pijnstiller mag niet gebruikt
worden bij veulens jonger dan zes
maanden, bij drachtige merries of mer-
ries die hun veulens nog zogen.

even wennen

Practici zullen misschien toch even
moeten wennen aan het voorschrijven
van deze NSAID. Zonder de prijs te
noemen, kan gerust gezegd worden dat
de eigenaar een veelvoud kwijt is voor
de behandeling van zijn paard of pony,
dan voorheen voor de behandeling met
de zogenaamde \'buut\'-preparaten.

seminars

Op de seminars waren de volgende
sprekers uitgenodigd om hun visie te
geven op pijnbestrijding:

* Dr. W. Back; Als \'buut\' het ant-
woord is, wat is dan de vraag?

* Dr. P. van Dijk; Pijn: beschouwend
bestrijden.

* Dr. W. Klein; Endotoxinaemie en

NSAID\'s.

* Drs. M. Valks; Quadrisol 100: de
nieuwe dimensie in pijnbestrijding.

wat is pijn?

Kort samengevat is pijn een lichame-
lijk lijden of een psychische kwelling.
Pijn is geen diagnose, maar een symp-
toom met in beginsel een protectieve
functie: een teken dat de belasting de
belastbaarheid overtreft. Niettemin is

het in medische zin een symptoom dat
bestreden moet worden (naast het
wegnemen van
de oorzaak).
Pijnstillers zijn middelen die de gevoe-
ligheid van zenuwen, of de vatbaar-
heid voor indrukken in de hersenen, of
beide tegelijk verminderen. Pijn kan
dus lokaal worden bestreden - door het
remmen van ontsteking, c.q. de aan-
maak
van Prostaglandinen (met
NSAID\'s of corticosteroïden) - en cen-
traal - met opiaten of alpha-2-agonis-
ten - door het verlichten van de pijnbe-
leving. Verder moet indien mogelijk
de oorzaak van de pijn worden bestre-
den en wordt bij voorkeur voorkómen
dat de pijn chronisch wordt.

deskundige begeleiding
Pijnbestrijding vraagt derhalve een
deskundige begeleiding van de dieren-
arts, dat wil zeggen informeren, obser-
veren, evalueren en activeren. Een da-
lende hoeveelheid pijnstillers, een
toenemende activiteit en een snelle
mobilisatie dienen de voorkómen dat

-ocr page 253-

ffî\'iiiitiiiii^^

■■ I ift
hmâdBà

de pijn ciironisch wordt.
Complicerende factoren in het onder-
zoek naar de oorzaak van de pijn zijn:

* dat de informatie \'uit de tweede
hand komt\' - de dierenarts dient dus
een inschatting te maken van de hou-
ding van de eigenaar ten opzichte
van zijn dier;

* dat de patiënt slechts een visueel
waarneembare uiting toont van wat
door mensen als pijn wordt aange-
duid;

* dat er geen kennis is van de emotio-
nele beleving van pijn bij het dier -
van paarden is echter bekend dat ze
soms tekenen van \'cerebrale onrust\'
vertonen.

De conclusie is dat pijnbestrijding
nooit een doel op zich mag zijn, maar
een onderdeel van een therapie, gericht
op het wegnemen, herstellen of gene-
zen van de primaire oorzaak. (Denk
ook aan de bijkomende zorg in de
vorm van fysiotherapie en een laxe-
rend dieet bij het gebruik van morfine-
deri vaten.)

Een uitzondering hierop is het gebruik
van pijnstillers om bij een ongenee-
slijke aandoening het verdere leven
van het dier aanvaardbaar te maken.

endütüxinaemie
NSAlD\'s kunnen ook een rol spelen in
de bestrijding van endotoxinaemie.
Fenylbutazon en flunixin meglumine
worden althans als zodanig ingezet.
Bijkomend voordeel van deze toepas-
sing is dat de ongunstige invloed van
endotoxinen op de maagdarmwerking
deels wordt weggenomen. Het ge-
wenste effect kan al met lage doserin-
gen bereikt worden, mits vroeg genoeg
gestart wordt met de toediening.
Mogelijk gaat vedaprofen (het werk-
zame bestanddeel van Quadrisol 100)
ook een dergelijke rol vervullen. De
plaats van vedaprofen hierin moet ech-
ter nog bepaald worden.

dqping

Eén van de vragen die rijst bij de be-
handeling van paarden met pijnstillers
is het mogelijke misbruik ervan voor
doping tijdens wedstrijden. Aangezien
controles bij evenementen steeds veel-
vuldiger voorkomen is het van belang
te weten dat zowel vedaprofen als de
verschillende stofwisselingsproducten
ervan, binnen zeven dagen na de laat-
ste toediening uit de urine verdwenen
zijn.

boekje

Intervet geeft verder een aardige bro-
chure uit die de practicus kan gebrui-
ken bij de voorlichting omtrent pijn-
bestrijding. De titel is: Als paarden
pijn hebben... Hoe herkent u dit en wat
kunt u eraan doen? Eigenaren kunnen
erin lezen hoe zij kunnen zien dat hun
dier pijn heeft en hoe het paard die
pijn ervaart. Verder worden behan-
deld: koliek, hoefbevangenheid, pijn
in de kogelkatrol, pijn in de mond en
rugpijn. Alles is duidelijk geïllus-
treerd.

Het boekje is vanzelfsprekend ver-
krijgbaar bij Intervet.

HILL\'S INTRODUCEERT NIEUWE VARIËTEITEN VOOR DE KAT

Uit onderzoek blijkt dat 2/3 van de kat-
teneigenaren variëteiten voert. Met deze
gedachte in het achterhoofd introduceert
Hill\'s Pet Nutrition dit najaar twee
nieuwe droogvoer producten voor de
volwassen kat: Science Plan Feline
Maintenance met Lam en Science Plan
Feline Maintenance met Konijn. Hier-
mee is het aantal variëteiten dat Hill\'s
aanbiedt op vier gekomen.
Meer mformatie: HUI \'s Telesalesteam,
telefoon: 076-54818H8.

HET GVP-BONUSSYSTEEM VAN APHARMO

Apharmo B.V. uit Arnhem introdu-
ceerde enige tijd geleden het GVP-bo-
nussysteem. Dit systeem speelt in op
twee belangrijke behoeftes bij de die-
renarts.

\'Enerzijds wil een dierenarts uit oog-
punt van Good Veterinarian Practice
niet te grote hoeveelheden product op
voorraad hebben in zijn praktijk. Aan de
andere kant is een dierenartsenpraktijk
een onderneming, waarbij uit bedrijfs-
oogpunt scherp dient te worden inge-
kocht om een goed rendement uit de
apotheek te halen. Apharmo houdt met
haar GVP-bonusregeling rekening met
beide wensen. Een dierenartsenpraktijk
bestelt kleine hoeveelheden via de
groothandel om de voorraad laag te hou-
den en de producten vers. Maar toch kan
een dierenartsenpraktijk in aanmerking
komen voor een dubbele bonus, die in
vele gevallen uiteindelijk zelf nog gun-
stiger uitpakt dan de in de markt be-
kende \'aanbiedingen\'.\'

Geïnteresseerd? Bel Apharmo B.V. in
Arnhem. Telefoon: 026 - 3629022.

DROOG NIERDIEET VOOR DE KAT: SPECIFIC FKD

Specific introduceert een nieuw droog
nierdieet voor de kat: FKD. Dit nieuwe
dieet is breed inzetbaar, waarbij de zeer
hoge smaakacceptatie zorgt voor een
optimale opname en dus voor een zo
hoog mogelijke effectiviteit. De belang-
rijkste kenmerken van FKD zijn; ver-
laagd fosfor-, eiwit-, natrium- en koper-
gehalte, en een verhoogd kaliumgehalte.
Tevens induceert FKD een basische
urine pH. FKD kan daardoor worden in-
gezet bij: nierinsufficiëntie, oxalaat-,
cystine- en uraatstenen, leverinsuffi-
ciëntie en hartproblemen gepaard gaan-
de met een verminderde nierfunctie.

-ocr page 254-

Veel dierenartsenpraktijken hebben in
de wachtkamer en behandelkamer een
gladde vloer. Echter oudere dieren of
dieren die herstellen van een verwon-
ding of verdoving hebben vaak moeite
met het lopen op deze gladde, glim-
mende vloeren. Altro veiligheids-
vloerbedekking kan hiervoor een op-
lossing bieden. Dit is een slipvaste, on-
doorlaatbare vloerbedekking die in
combinatie met de hygiënische Altro
wandbekleding Whiterock gebmikt
kan worden. Zowel vloerbedekking
als wandbekleding zijn gemakkelijk
schoon te houden, waarbij extra gelet
is op de waterdichte verbinding tussen
wand en vloer.

Meer informatie: BN International, te-
lefoon:\' 035 - 5248400, fax: 035 -
5256004.

ALTRO WAARBORGT OOK IN DIERENKLINIEK
VEILIGHEID EN HYGIËNE

OVERZICHT STUDENTENREFERATEN

Het belang van conditiescore voor een
goede fertiliteit bij koeien. G.J. Stam; SR
733/98: 54 pp.

Oxytocin and equine reproduction. G.
Kampman; SR 734/98: 20 pp.

FELV/FIV prevalentiestudie. N.F. van
Velsen; SR 735/98: 43 pp.

Productieproblemen op een kalvermeerde-
ringsbedrijf in Suriname. A.C.M. van Kats
en W.J.G. Klos; SR 736/98: 70 pp.

Parasitaire worminfecties bij herten in de
intensieve hertenhouderij; een literatuur-
studie. P. Havermans; SR 737/98: 44 pp.

Hoefdieren als begrazingsinstrument. Is
regulatie noodzakelijk uit het oogpunt van
dierenwelzijn? S.C. Doedens en K.W.
Dronkert; SR 738/98: 26 pp.

Lasertherapie bij honden met osteoarthrose
van het ellebooggewricht. A.G.M. Moc-
king; SR 739/98r 66 pp.

Equine vims arteritis diagnostiek en preva-
lentie. F. Mulder; SR 740/98: 20 pp.

Virusinfecties en mastitis bij het rund; een li-
teraniurstudie. J. van Dijk; SR 741/98: 27 pp.

Goede vruchtbaarheid onverenigbaar met
hoge melk productie? K. de Kruif; SR 742/
98:31 pp.

Stinkpoot bij het rund met de nadmk op de
bacteriologie. S. Smeets; SR 743/98: 32 pp.

De invloed van Integrale Keten Beheersing
op het werk van de dierenarts in de varkens-
houderij. A. Schuttert; SR 744/98: 48 pp.

Stalondeugden bij paarden. H.J. Dekkers;
SR 745/98: 26 pp.

NSAID\'s de juiste keuze? A.W. Stad; SR
746/98: 43 pp.

De eeuwige vraag: mannelijk of vrouwe-
lijk? Een beschrijving van de methoden van
prenatale geslachtsbepaling. Veterinair en
humaan. F.S. de Weijer; SR 747/98: 42 pp.

Treatment of atrial fibrillation in horses - a
literature review. D. Shmueli; SR 748/98:
38 pp.

Mast eel tumor bij de hond en de kat. Wat
doe je er mee? K. Segev; SR 749/ 98:46 pp.

Ziekten bij het fret; een \'update\'. M. Lus-
sing; SR 750/98: 56 pp.

Artificial reproduction in the Red Kan-
garoo. Y.E. Kuiper; SR 751/98: 36 pp.

Cardiomyopathie bij de Dobermann. L.
Blömer;SR752/98:52pp.

LD50 and alternatives. M.M. Gaaren-
stroom; SR 753/98: 19 pp.

De phytohaemagglutinine (PHA) huidtest als
een mogelijke indicator voor stress bij
koeien. M.M. Hemmelder; SR 754/98: 26 pp.

Oestrus detecteren en insemineren; een
kwestie van scoren. D. Karthaus; SR 755/98:
58 pp.

EQUINE VIRUS ARTERITIS

F. Mulder; SR 740/98: 20pp.

De scriptie had tot doel:

a. inzicht te krijgen in de prevalentie
van het equine arteritis vims (EAV)
binnen de Nederlandse paarden-
populatie;

b. de resultaten te vergelijken van sero-
logisch onderzoek met behulp van
een recent ontwikkelde ELISA en

met die van een semm-neutralisatie-
test;

c. de resultaten van eigen onderzoek te
projecteren tegen literatuurgegevens.

Na bespreking van de infectie zoals
aard, vims, manier van besmetting, pa-
thogenese, ziekteverschijnselen, dia-
gnostiek, therapie en preventie wordt
ingegaan op de verschillende detectie-
methoden zoals het aantonen van het
vims door middel van celkweek, van
het virus nucleïnezuur door middel
van een PCR en antilichamen door
middel van een ELISA of een neutrali-
satietest of een complementbindings-
reactie.

Er blijken nog al wat paarden te zijn
die gedurende korte of lange tijd vims
uitscheiden. Ook komen er meerdere

-ocr page 255-

serotypen voor. Bij serologisch onder-
zoek is de keuze van de virusantigeen-
stam belangrijk.

Bij 1240 paarden werd onderzoek ver-
richt naar het voorkomen van antili-
chamen ten opzichte van EAV. Dit ge-
schiedde zowel met een ELISA als met
een neutralisatietest.
In totaal bleek 28 procent van de die-
ren positief. De infectie kwam meer
voor bij warmbloedpaarden en bij dra-
vers dan bij ponyrassen.
Ook was de positieve uitslag gerela-
teerd aan leeftijd, veel onderlinge con-
tacten en dekdienst.
De resultaten van de ELISA en van de
serumneutralisatietest kwamen niet
volledig met elkaar overeen. Er was
een sensitiviteit van 87 procent en een
specificiteit van bijna 96 procent (uit-
gaande van de ELISA).
Een bestrijdingsprogramma van EAV
moet bestaan uit het detecteren van
persisent geïnfecteerde hengsten en uit
het nemen van specifieke maatregelen
bij merries die mogelijk door deze
hengsten zijn besmet.

DE INVLOED VAN INTEGRALE KETEN BEHEERSING (IKB) OP
HET WERK VAN DE DIERENARTS IN DE VARKENSHOUDERIJ

A. Schuttert: SR 744/98: 48pp.

Op basis van gegevens verzameld uit
teruggezonden enquêteformulieren
van 196 dierenartsen werd getracht in-
zicht te krijgen hoe de Integrale Keten
Beheersing (1KB) invloed heeft op het
werk van dierenartsen in de varkens-
houderij.

De scriptie begint met uitleg van de
terminologie die gebruikt werd bij het
formuleren van de enquête.
In totaal moesten 14 vragen op een A4
beantwoord worden.

Uitgang.spunten bij de formulering
waren:

a. Wat is uw mening over IKB-speci-
fieke zaken en over IKB in het alge-
meen?

b. Wat is de invloed van IKB op het
gebruik van de voorgeschreven an-
tibiotica (positieve lijst)?

c. Wat is de invloed van 1KB op de ar-
beidssituatie van de dierenarts?

Ten aanzien van punt a kan gesteld
worden dat de meeste dierenartsen po-
sitief staan ten opzichte van 1KB.
Velen zijn echter van mening dat er te-
veel regelgeving is en dat de voorlich-
ting naar dierenartsen en varkenshou-
der verbeterd kan worden.
Wat punt b betreft meent men dat er
nogal wat beperkingen zijn in de keuze
en dat de varkenshouders het met de
voorgeschreven wachttermijnen niet
zo nauw nemen. Over de betekenis van
\'spuitplekken\' werden controversiële
antwoorden ontvangen.
Over punt c had men de opvatting dat
er in de toekomst meer arbeidsinko-
men te verwachten was uit bedrijfsbe-
geleiding en minder uit het verstrek-
ken van geneesmiddelen.

Tot slot wordt opgemerkt dat de resul-
taten beschouwd moeten worden als
een verzameling meningen van dieren-
artsen en minder als de mening van
dierenartsen als groep.

DE SCANDINAVISCHE BVDV-ERADICATIEPROGRAMMA\'S:
EEN EVALUATIE

R.P.T. Duijn en G.M. ter Wee; SR
772/98: 59pp.

De evaluatie van de Scandinavische
eradicatieprogramma\'s wordt vooraf-
gegaan door een uitvoerige bespreking
van aspecten die bij een infectie met
dit virus van belang zijn.
Zo wordt aandacht geschonken aan
stamverschillen, aan pathogenese, aan
ziekteverschijnselen bij subklinische
en klinische infecties, aan persistent
geïnfecteerde dieren, aan mucosal dis-
ease, aan congenitale afwijkingen en
aan reproductiestoomissen.
Het voorkomen van BVD-infectie op
een bedrijf kan worden vastgesteld
door middel van virusisolatie uit
bloedmonsters en door het aantonen
van antilichamen in gepaarde serum-
monsters (viervoudige titerstijging)
met een neutralisatie of Elisa-test.

BVD kan bestreden worden door het
opsporen van persistent geïnfecteerde
dieren al dan niet in combinatie met
een vaccinatieprogramma. Een handi-
cap is het snelle muteren van BVD-
stammen en het voorkomen van een
groot aantal serotypen.

Gesteld wordt dat in de directe toe-
komst in Nederland een eradicatiepro-
gramma van start moet gaan onder an-
dere met het oog op onze exportpositie.
In de Scandinavische landen wordt
BVD door de overheid en door het be-
drijfsleven aangepakt. Deelname in
Noorwegen is verplicht; in Zweden en
Denemarken is deze vrijwillig.

De bestrijding berust op het opsporen
van de persistent geïnfecteerde dieren.
Het aanwezig zijn hiervan op de be-
drijven tracht men vast te stellen door
onderzoek op antilichamen van tank-
melk, van individuele melkmonsters
en van \'pooled\' bloed. De resultaten in
Noorwegen en Zweden zijn hoopge-
vend; van Denemarken ontbreken ge-
gevens.

-ocr page 256-

In deze rubriek treft u informatie aan be-
treffende diverse cursussen. Opgave is
mogelijk via telefoon (030) 2517374,
fax (030) 2516490 of e-mail paod@po-
box.ruu.nl. Ons volledige cursusaanbod
kunt u, naast onze brochure, vinden op
intemet pagina: http://www.cc.ruu.nl/
paod.

Small animal Huid therapy (98/153),
dinsdag 17 november 1998, 13.30 tot
17.00 uur, te Utrecht. Cursusprijs
/250,-.

Doelgroep: Practici in de gezelschaps-
dierenpraktijk.

For many patients in small animal prac-
tice, fluid therapy can be very helpful as
supportive treatment. In some cases it
will even be live saving. This course
will provide an update on general prin-
ciples of water and electrolyte balances.
Indications, fluid administration, patient
monitoring, and fluids will be presented.
Prof dr. A.R. Michell DSc MRCVS,
Head of the Centre of Small Animal
Health Trust in Newmarket.
N.B. Deze cursus is volledig in het
Engels.

Certificatie (98/701), donderdag 5 en
vrijdag 6 november 1998, aanvang dag
1 09.30 uur, sluiting dag 2 16.30 uur te
Rosmalen. Cursusprijs ƒ 1200,- inclu-
sief overnachting.

Doelgroep: Practici in de landbouw-
huisdieren- en gemengde praktijk.

Deze cursus beoogt ten eerste het ver-
duidelijken van de Kwaliteitsrichtlijn
Dierenartsenpraktijken en ten tweede
zal de haalbaarheid van een kwaliteits-
systeem in de eigen praktijk met behulp
van de toetscriteria duidelijk worden ge-
maakt.

Tevens zal zichtbaar worden dat begrip-
pen als GVP, 1KB en erkende dierenarts
onlosmakelijk met de certificering van
de praktijk verbonden zijn.
Vanuit verschillende invalshoeken zul-
len de volgende onderwerpen aan bod
komen: De feiten die een diergeneeskun-
dig kwaliteitszorgsysteem noodzakelijk
maken; Certificeren is een manier van
denken; Het protocol en de werkinstruc-
tie; De kwaliteitsrichtlijn vertaald naar
de praktijk; Administratie, registratie.

documentatie; De registratie van de vete-
rinaire activiteiten; Praktijkgebouwen en
inventaris; waar loop ik tegen op? Welke
oplossing kozen wij?;
Apotheekbeheer, de verwoording in het
Kwaliteitshandboek; Nieuwe ontwik-
kelingen; hoe vastleggen?; De ARBO-
wet toegespitst op de veterinaire prak-
tijk; Praktische oefening in het maken
van protocollen/werkinstructies; Func-
tiebeschrijving en organogram; Orga-
nisatie diergeneeskundige begeleiding;
De klachtenprocedure; Kennis een pro-
duct met verioopdatum; hoe onderhou-
den we die?; Werkoverleg en inteme au-
dit; Het kwaliteitshandboek.
Zowel gedurende als aan het einde van
de cursus zal voldoende ruimte worden
geboden tot discussie. Cursusleider: drs.
J.A. Westerbeek, Veterinair Centrum
Someren.

Groep Groot dagen 1998 (98/910),
dinsdag 17, woensdag 18 en donderdag
19 november 1998, te Arnhem. Cur-
susprijs ƒ 950,- voor leden GPGH en
ƒ 1.150,- voor niet-leden (inclusief
overnachtingen).

Doelgroep: Practici in de landbouw-
huisdieren- en gemengde praktijk.
Onderwerpen: Het concept van de Groep
Groot Dagen 1998 is gezamenlijke ses-
sies met als onderwerpen: Certificering
en erkenningsregelingen rond de dieren-
arts; \'De Mond- en Klauwzeeruitbraak\'!
(middag en avond); Pathologie in de eer-
ste lijn: Sectie of klinisch-pathologische
verkenning. En (keuze)-deelsessies:
Dinsdag: Casuïstieken Paard, Var-
ken en Informatisering.
Woensdag: Rund, Varken en Gezel-
schapsdieren.
Donderdag: Rund, De practicus en het

onderzoek.
Het avondprogramma is plenair.
Dinsdagavond: Vergadering Groep Prac-
tici Grote Huisdieren.
Organisatie: Bestuur Groep Practici
Grote Huisdieren.

Veterinaire Apotheek I gemengde
praktijk en apotheekbeheer voor ge-
zelschapsdierenpractici
(98/601 en
98/602), woensdag 25, donderdag 26 en
vrijdag 27 november 1998 te Leusden.
Cursusprijs ƒ 1.750,- inclusief over-
nachtingen.

Deze cursus is voor beide in de titel ge-
noemde groepen. Voor een deel is het
programma identiek. Voorde specifieke
interessegebieden zal gedurende de cur-
sus een splitsing in groepen plaatsvin-
den. Wij verzoeken u op het aanmel-
dingsformulier aan te geven welk van de
twee deelgebieden u wenst te volgen.
Zie hiervoor de genoemde cursusnum-
mers.

Onderwerpen algemeen:
Veterinaire Apotheek:
beleidsaspecten
(overheid), apotheekrecht en regelge-
ving, vergelijking humane apotheek,
economisch belang, wettelijk kader,
aansprakelijkheid, administratieve ver-
plichtingen, milieu-aspecten, inrichting
en beheer, werkinstructies.
Diergeneesmiddelen (waaronder vac-
cins):
registratie, keuzecriteria, kwali-
teit/prijs verhouding, farmaceutische as-
pecten (onder andere houdbaarheid,
bewaarcondities), bijsluiters, documen-
tatie, beoordelen informatie.
Goede Veterinaire Praktijk Apotheek:
principes, biofarmacie, selectief gebruik
van antibiotica.

Apotheek praktijk: magistrale receptuur,
verpakken, etiketteren en afleveren.
Gezelschapsdierenpraktijk: aan het al-
gemene deel kan worden toegevoegd;
dosisextrapolatie, bijzondere dieren en
therapietrouw.

Gemengde praktijk: aan het algemene
deel kan worden toegevoegd; auto-apo-
theek en wachttermijnen, drinkwater-
medicatie.

Cursusleiders: Prof dr. A. Pijpers en
drs. S.J. Mesu

Financieel praktij kmanagement:
\'jaarstukken lezen\'
(98908), donder-
dag 10 december 1998, 09.30 - 16.45
uur, te Cuijk. Cursusprijs ƒ 300,- inclu-
sief lunch.

Doelgroep: Practici die geïnteresseerd
zijn in de geldstroom van de praktijk.

Onderwerpen: De bedoeling is dat in
het bestek van een dag inzicht ontstaat in
twee basiselementen van de jaarreke-
ning: de winst- en verliesrekening en de
balans. De cursus is basaal van opzet.
De bedoeling is dat iedere deelnemer
met de computer (Excel programma-
tuur) gaat leren werken. Als doelgroep
gelden alle practici die om wat voor re-
den dan ook (opeens) geïnteresseerd
zijn geraakt in de geldstroom in een
praktijk. Fusieplannen, associatie, er-
gemis: er zijn allerlei redenen om meer
beslagen ten ijs te willen komen.
Cursusleider: drs. R. van den Berg,
praktijkadviseur AU V-advies.

-ocr page 257-

J.H. (RIEKS) STAAL

Op 11 juni 1998 Imam \'s morgens
vroeg door een hartstilstand zeer on-
verwacht een eind aan het leven van
onze vriend en collega J.H. Staal, rus-
tend dierenarts te Sleen. Daags tevoren
had hij een genoeglijke dag beleefd met
\'paarden-vrienden\' in Vörden.
Rieks Staal werd op 22 oktober 1922 te
Assen geboren als jongste zoon in een
dierenartsengezin. Aldaar doorliep hij
de lagere school en het Stedelijk
Gymnasium, waarvan hij in 1943 het
diploma behaalde. Hij weigerde de
loyaliteitsverklaring te tekenen en kon
daardoor niet direct met de studie
Diergeneeskunde beginnen. Hij stu-
deerde een jaar aan de School voor de
Grafische vakken in Utrecht, was in
Assen betrokken bij de opvang van
evacués uit Limburg, belandde in 1945
in de gevangenis en werd op transport
gesteld naar een concentratiekamp in
Wilhelmshaven, waar hij tot het einde
van de oorlog verbleef.

In september 1945 toog Rieks naar
Utrecht om met zijn studie te beginnen.
Tevens werd hij lid van het Utrechts
Studenten Corps, waar hij de basis
legde voor vele vriendschappen.
Studentenleven was voor Rieks syno-
niem met het Corps.

nmemoriam

Op .sportief gebied stond Rieks z \'n man-
netje met hockey en atletiek. Hij nam
onder andere deel aan de Studenten-
Olympiade in Parijs in 1947. Maar er
werd ook flink doorgestudeerd.

In 1952 studeerde Rieks af. Hij nam
hier en daar waar en in oktober van
dat jaar ging hij een samenwerkings-
verband van een jaar aan met collega
Brill te Zweeloo. Het \'klikte\' goed tus-
sen hem en collega Brill en op 1 no-
vember 1953 nam hij het Slener-ge-
deelte van diens praktijk over.
Rieks was inmiddels getrouwd met
Nine Menalda, die hij al in 1943 had le-
ren kennen.

Zo begonnen Rieks en Nine een dieren-
artsenpraktijk in de gemeente Sleen.
Hier zijn ook hun vier kinderen gebo-
ren.

De praktijk groeide uit tot een ge-
mengde praktijk, maar het belangrijk-
ste waren toch de landbouwhuisdie-
ren. Rieks zette zich bijzonder in voor
de veehouders.

Hij verwoordde dat als volgt: \'ik ben
mèt en ben medeverantwoordelijk
vóór hun kapitaal\'. Ook kon Rieks zich
enorm opwinden over ambtelijke be-
slissingen waardoor vergunningen
van nieuw- of verbouw van opstallen
niet of traag afkwamen. Hierover is
menig hartig woordje met de gemeen-
telijke instanties gesproken.
De fokx erenigingen voor verschillende
diersoorten konden van zijn adviezen
gebruik maken. Het paard had hierbij
zijn bijzondere belangstelling. In het
begin van de zestiger jaren was hij be-
trokken bij de oprichting van het Paar-
densportcentrum in Sleen. En toen in
dit centrum het verrichtingenonder-
zoek van hengsten voor het voormalige
Noord Nederlandsch Paardenstam-
boek plaat.svond, was hij de veteri-
naire adviseur. De basis voor zijn
goede relaties binnen het huidige
KWPN werd in die tijd gelegd.
Evenmin mogen zijn werkzaamheden
in het Noorder Dierenpark in Emmen
onvermeld blijven, waar hij veel ple-
zier beleefde aan de diergeneeskun-
dige behandeling van met name de
hoefdieren.

In de praktijk was Rieks een allround
dierenarts, die actief bezig was met
zijn vak, lichamelijk sterk wa.? en dus
veel werk verzette. Een eenmansprak-
tijk in zijn geliefde Drenthe met een
goede weekend- en vakantieregeling
met de collega \'s van Zweeloo en

Oosterhesselen
ideale situatie.

Maar vlak voor kerst 1985 tijdens het
mond- en klauwzeer-enten voelde
Rieks zich niet goed. Het zou wel een
griepje zijn.

Echter binnen drie weken had hij vijf
bypasses. Mede door zijn sterke gestel
herstelde hij zeer snel. Helaas bleek na
de operatie dat hij zijn rechterarm niet
goed meer kon gebruiken.
Praktijk doen was voor hem niet meer
mogelijk. De laatste twee jaar tot aan
zijn pensionering zijn tot zijn verdriet
dan ook volgemaakt met hulp van
buurtcollega \'s en waarnemers.
Toch is hij voor zijn opvolger, die in
1986 aantrad, een geweldige mentor
geweest, die alle ruimte liet om nieuwe
inzichten in de praktijk toe te passen.

In 1987 hebben Rieks en Nine met een
drukbezochte receptie afscheid geno-
men van de praktijk. Door de cliënten
werd hen een vlaggenmast bij hun
nieuwe woning aangeboden. Hoogte-
punt van de dag was een \'rijtoer\' door
Sleen in een open landauer. Rieks heeft
die dag velen de hand geschud en hoe-
wel hij er geweldig tegen opzag heeft
hij van dit eerbetoon erg genoten.
Rieks en Nine bleven in Sleen wonen.
Nu er geen (telefoon)diensten meer
waren konden ze volop van hun vrij-
heid genieten, reizen en oude contac-
ten weer aanhalen. Een kennismaking
met Nieuw-Zeeland en de Maori-cul-
tuur maakte diepe indruk.
Samen volgden ze een cursus \'luiste-
ren naar muziek\' en Rieks bekwaamde
zich in het gebruik van de computer.
Het laatste jaar \'surfde\' hij zelfs op in-
ternet. Kortom, een drukbezet leven.
De laatste jaren was Rieks minder mo-
biel door een zenuwbeknelling. Je
hoorde hem echter nooit klagen. Zijn
geest bleef scherp en hij reageerde
even adrem als weleer.
Zeer geschokt was dan ook iedereen
die de tijding van zijn plotselinge over-
lijden vernam.

wai voor hem een

Gesterkt door de gedachte dat hem een
verder lichamelijk verval bespaard is
gebleven, blijven we ons Rieks herin-
neren als een goede en joviale collega.
Nine, we hopen dat je samen met de
kinderen de kracht zult vinden om ver-
der te gaan.

Gerrit Hegen,
Gerhardus Kuipers

-ocr page 258-

Geachte collegae, in het vorige Tijd-
schrift voor Diergeneeskunde heeft u
een aantal bijdragen kunnen lezen die
gepresenteerd zijn op mijn afscheids-
symposium. Het dankwoord dat ik daar
heb uitgesproken biedt ik u allen, in
enigszins aangepaste vorm, graag aan.

□■EST LA VIE, SAID THE OLD FOLKS:
IT GOES TO SHOW YOU NEVER CAN TELL!

Dr. P.H.A. Poll

Wie een milde depressie doormaakt, zo-
als mij in het recente verleden over-
kwam, kan getroffen worden door
de overeenkomst tussen een dergelijke
aandoening en een computer-crash.
Termen als \'het netwerk is down\', \'de
harde schijf kan niet benaderd worden\',
\'de gegevens zijn verloren gegaan\',
\'output is niet mogelijk\' en andere
rampspoed-teksten zijn dan van toepas-
sing op een organisme in plaats van op
een machine. Hopelijk werkt in de ma-
chine de A-drive nog, zodat Opstart-dis-
kettes en Emergency Rescue Disks kun-
nen worden ingezet om de boel weer aan
de gang te krijgen. Het lijkt er echter op
dat organismen die reddingsmiddelen
zelf in huis hebben. En, het programma
van vandaag overziende, zou ik graag
over een interessant begrip ter zake
spreken. Het begrip heeft de naam ho-
meostasis gekregen. Toen ik, zonder al
te veel geestelijke bagage, in 1959 door
de Voedsel- en Landbouw Organisatie
van de Verenigde Naties in Rangoon,
Burma gestationeerd werd, bleek na
aankomst aldaar dat ik geacht werd de
lokale studenten diergeneeskunde te on-
derwijzen. Er was dus reden voor aan-
schaf van enige boeken, niet altijd een
eenvoudige opgave in een ontwikke-
lingsland. Maar tot mijn grote geluk was
in de boekhandel Smart and Mooker-
dum op Sule Pagoda Road een exem-
plaar voorradig van Best and Taylor
\'The Physiogical Basis of Medical Prac-
tice\', uitgegeven in 1950 te Londen. In
het hoofdstuk \'The Functions of the
Autonomie Nervous System\' wordt be-
schreven hoe Walter B. Cannon een
nieuw begrip introduceert. Deze auteur,
dan verbonden aan de Harvard Medical

School, schrijft in the Physiological
Reviews van juli 1929 een artikel (van
32 pagina\'s! kom daar nu eens om) geti-
teld \'Organization for Physiological
Homeostasis\'. De openingszin luidt:
\'Biologists have long been impressed
by the ability of living beings to main-
tain their own stability\'. In zijn over-
zicht van de literatuur beschrijft hij hoe
Hippocrates veronderstelde dat er een
vis medicatrix naturae (letterlijk: na-
tuurlijke genezende kracht) bestond,
Pfluger formuleert in 1877 een dictum
dat wij nu als \'actie leidt tot nuttige reac-
tie\' zouden vertalen, Richet schrijft in
1900 \'het levende wezen is stabiel; dat
moet wel gezien de kolossale krachten
die het beïnvloeden\', maar al in 1878
heeft Claude Bemard deze algemene
ideeën aan een nadere analyse onder-
worpen en het begrip \'milieu inteme\'
geïntroduceerd. Allen waren dus ge-
boeid door een verschijnsel dat ons van-
daag de dag nog fascineert: \'hoe is het
mogelijk dat zulke complexe processen
als die in levende wezens plaats hebben,
ondanks alles wat er fout kan gaan, over
het algemeen goed aflopen?\' Cannon
sluit zijn artikel dan af als volgt:
\'Indeed, regulation in the organism is
the central problem in physiology.\' En
in de pathologie, ben ik zo vrij daaraan
toe te voegen. \'For all these reasons fur-
ther research into the operation of agen-
cies for maintaining biological homeo-
stasis is desirable\'. Dezelfde Walter B.
Cannon blijft daardoor ook geboeid en
schrijft in 1932 een boek met de pak-
kende titel \'The Wisdom of the Body\'.
Komt het begrip homeostase in onze da-
gelijkse praktijk aan de orde? Van mi-
nuut tot minuut zou ik zeggen. In de nef-
rologie, waarbij geriatrische patiënten
de normale regelmechanismen van slag
zijn geraakt, in de sociale context in een
praktijk waar verschillende belangen
van dierenartsen en para-veterinairen in
balans moeten blijven, bij de voeding
waar het lichaam uit het sterk wisse-
lende aanbod een nuttige mix van nut-
riënten moet opnemen, in de orthopedie
waar we de laatste jaren zien dat de
kraakbeenvorming volkomen uit het
lood kan raken en OCD veroorzaken, in
de neurologie/neurochimrgie waar
schadelijke invloeden zulke dramati-
sche effecten kunnen hebben die het li-
chaam niet weet te repareren, en last but
not least bij dat fascinerende orgaan het
hart, dat bij de mens zeventig maal per
minuut, maal 60 per uur, maal 24 per
dag, maal 365 per jaar maal 80 of meer
per leven een uiterst complexe fysiolo-
gische actie uitvoert. Even voor u uitge-
rekend: dat is ongeveer drie-en-half mil-
jard keer per mensenleven! En,
temgkijkend, neemt dan de verbazing
alleen maar toe als we zien hoe de dier-
geneeskundige geholpen wordt door
deze vis medicatrix naturae, de homeo-
stase. Want als wij (en om ongenoegen
te voorkomen bedoel ik dan maar de
chimrgen onder ons), voor ons doen zo
netjes mogelijk maar als je erover na-
denkt heel grof, ingrijpen dan blijkt dat
de slogan uit AO-cursussen in Davos
\'Nature is kind\' meer dan waar is. Want
bij experimentele niertransplantaties bij
de hond, waar mijn jaarclubvriend en
humane nefroloog Peter Blom van
Assendelft en ik in de zestiger jaren aan
werkten, moet u zich even voorstellen
welke ravage wij aanrichtten en toch
bleef die trouwe nier maar werken. En
bij, wat mijn grote professionele liefde
is geworden, de chimrgie van het skelet
geldt hetzelfde. Freek Meutstege en ik,
en natuurlijk velen voor en met ons,
merkten dat het lichaam platen, schroe-
ven, cerclages (dat alles mits lege artis
aangebracht) tolereert en de door de chi-
mrg veroorzaakte schade repareert. Het
beroemde chimrgische principe \'nil no-
cere\' (niet beschadigen) krijgt zo wel
een eigen kleur. En dan het hart: bij
Ariaen Zimmerman zag ik voor het eerst
een kloppend hart lettedijk \'in levende
lijve\'. Dat is al een stilmakende erva-
ring; maar dat een vemauwde en opge-
rekte outflow-tract van de rechter vent-
rikel weer functioneel wordt, en zelfs
een geïmplanteerde kunstmatige mitra-
lis-klep wordt getolereerd, is eigenlijk
verbijsterend. En voor dat alles is anes-
thesie nodig: samen met, maar vooral
van (opnieuw een jaarclubvriend) Evert
Lagerweij leerden we dat het mogelijk is
bepaalde flincties van het brein uit te
schakelen die zich later weer onbescha-
digd herstellen! Ik heb met u wat \'om-
zien in verwondering\' beoefend. Velen
van u zullen ontwikkelingen meemaken
waar we nu alleen nog van dromen. Ik
wens u allen toe dat u zult \'toezien in be-
wondering\' en blij zult zijn met het feit
dat u er deel van bent. Wie temgkijkt
ziet ook al die gezichten van mensen
waarvan geleerd werd, waarmee werd

-ocr page 259-

samengewerkt en zonder wie veel ont-
wikkelingen, professionele en persoon-
lijke, onmogelijk waren geweest. De be-
schikbare mimte staat niet toe dat ik hen
allen hier bedank. Ik doe dat dus collec-
tief Alleen kan een mens niet veel. Co-
dependence is essential to life. Maar en-
kelen kan en wil ik niet overslaan. Dat
zijn allereerst degenen die tijdens mijn
ziekte mondeling of schriftelijk contact
zochten: u hebt aan mijn herstel belang-
rijk bijgedragen en ik ben u daar dank-
baar voor. Dan de sprekers op het
Symposium, die veel tijd en energie
hebben gestoken in deze \'this was your
life\' presentatie. Eén van de sprekers,
prof dr. Ulrike Matis is hier vandaag ge-
weest dankzij een genereuze gift aan het
PAO-D van mijn vriend Nol Biemond.
Ik bedank hem daarvoor. Vervolgens
Herman Hazewinkel, Richard Nap, Els
Lasterie en Wim te Giffel die deze, voor
mij zo belangrijke en vreugdevolle dag
hebben georganiseerd. Dit bewijs van
warme vriendschap wordt gekoesterd.
De inbreng van de KNMvD, het PAO-
D, Pfizer, Vetin-Aacofarma, Cardio-
Control en de firma lAMS Petfood is op
hoge prijs gesteld. En dat ik dan ook nog
in het vorige Tijdschrift voor Dier-
geneeskunde de voordrachten kan nale-
zen stemt tot dankbaarheid. Dat het or-
ganisatie-comité een hartewens, een reis
naar mijn geboorteland, in vervulling
helpt gaan: het is te gek voor woorden.
Allen die daaraan bijdragen: terimah
kassi banjak! En dan de twee laatste
sprekers: Evert Lagerweij, 47 jaar trek-
ken wij samen op. Je hebt me professio-
neel, maar vooral persoonlijk veel ge-
leerd. Elske en jij (die hun vakantie voor
dit symposium hebben uitgesteld) zijn
vrienden door dik en dun, zoals dat in
het Nederiands zo mooi heet. Datje hier
vandaag gesproken hebt is een zeer dier-
bare bevestiging van die band. Mijnheer
de Voorzitter van de KNMvD, collega

Udo: u hebt mij laten weten dat mijn bij-
dragen aan het functioneren van de
KNMvD geregistreerd en gewaardeerd
zijn. Ik ben u daar dankbaar voor.
Hierboven heb ik gezegd waarom ik het
graag gedaan heb: Co-dependence is es-
sential to life, zeker voor een relatief
kleine beroepsgroep als de onze. Ik
breng dat hieronder nog op een andere
manier tot uitdrukking. Dat u hier van-
daag hebt willen komen en namens de
beroepsgroep hebt gesproken is voor
mij een vreugde. Nu wil ik afsluiten met
enkele zeer persoonlijke woorden.
Lieve Hanne-Marie, ik beloofde het kort
te maken. Heel veel dank voor al die ja-
ren. Als het in ons leven weer eens tijd
was voor de \'sail-away\', om uit te varen,
sjorde jij onze geestelijke en materiële
bagage zeevast, hielp mee de tros.sen te
lossen en kwam samen met mij op de
brug staan om op weg te gaan naar de
volgende haven. Je was en bent een be-
langrijke loods in mijn leven. Ik wil je
voor het front van de troepen bedanken
voor zoveel liefderijke stuurmanskunst,
en ik hoop dat we samen het schip nog
lang in de vaart houden. En nu citeer ik
Rob Renemah fnaar\' cfie\'in\'hèt\'dank-
woord in zijn proefschrift tegen zijn
vrouw zegt: \'En wat we elkaar verder te
zeggen hebben doen we wel onder vier
ogen\'. Lieve Anouk, het is een zegen
om te zien hoe jij een familietraditie in
stand houdt met je vak als maatschappe-
lijk werker. Je betrokkenheid bij de
maatschappij, de mensen die daarin le-
ven en soms op een zandbank zijn gelo-
pen, en de manier waarop je die weer
probeert vlot te trekken verwarmt
Mamma\'s en mijn hart. Ik ben je daar
heel dankbaar voor. Mijn oudste dochter
Marlies bevaart de grote zeeën en kan
hier niet zijn. Ik ben er zeker van dat
haar gedachten vandaag af en toe wel in
Vianen zijn. U hebt uit de voorgaande
metaforen wel begrepen dat de mijne
ook vaak op zee verkeren. Aan de hand
van de beide laatste dames wil ik af-
scheid van u nemen. En met terminolo-
gie uit het vak van Anouk suggereer ik
u: Werk maatschappelijk, want ons be-
roep krijgt rechten
en plichten van de
gemeenschap waarin wij leven. Ook be-
veel ik u zeer aan: Werk Maatschap-
pelijk, want (co-dependence is essential
to life!) de KNMvD moet onze thuisha-
ven zijnen blijven!

En met tenninqlogie^^ ujt ^het ya|j yag
Marlies wens ik nu u allen, in de meest
letteriijke zin
Vaar Wel!

BEDANKT

In de vorige aflevering van het Tijdschrift ter gelegenheid van het af-
scheid van dr. P.H.A. Poll is het gastredacteurschap van prof. dr.
H.A.W. Hazewinkel abusievelijk onvermeld gebleven.

De Hoofdredactie dankt Hazewinkel hartelijk voor zijn inspanningen.
Zonder deze intensieve medewerking zou het niet mogelijk geweest
zijn dit themanummer uit te brengen.

mm

■it I »I I\'liiflMOiilliiiiirn

PERSONEELSADVERTENTIES IN HET TIJDSCHRIFT VOOR DIERGENEESKUNDE

Als u van plan bent een personeelsadvertentie in het Tijdschrift voor Diergeneeskunde te zetten, houd dan het volgende in de gaten.

* De deadlines staan in elk tijdschrift vermeld (meestal achterin het blad). Houd deze deadlines aan, dan weet u zeker dat uw ad-
vertentie op tijd is. LET OP: Meestal is de deadline twee weken voor de verschijningsdatum, maar dit is niet altijd het geval!

* Personeelsadvertenties moeten schriftelijk of per fax worden opgegeven bij de bureauredactie van het Tijdschrift. Dit in ver-
band met een zo nauwkeurig mogelijke weergave van gegevens. Uw schriftelijk opgegeven advertentie is tevens een opdracht-
bevestiging.

* Advertentie-acquisiteur Buro Weijer in Veendam verzorgt alleen commerciële advertenties. Voor personeelsadvertenties moet
u bij de bureauredactie van het Tijdschrift zijn.

* Het Hoofdbestuur van de KNMvD geeft er de voorkeur aan dat bij personeelsadvertenties de volledige naam- en adresgege-
vens van de praktijk worden vermeld.

Voor vragen kunt altijd contact opnemen met de bureauredactie, mevrouw A.M. Tummers. telefoon: 030 - 2510111.

-ocr page 260-

fiSSl

üb

UITSPRAKEN ERERAAD INZAKE OMGANG MET PERS
EN PUBLICITEIT

Van de Ereraad

Het kan gebeuren dat de dierenarts
door een journalist wordt benaderd om
een snelle reactie te geven op een be-
paalde actuele gebeurtenis. In zo\'n ge-
val gaal het om \'hot news\'. De dieren-
arts doet er verstandig aan om zich niet
tijdens allerlei drukke werkzaamheden
te laten overvallen door de joumalist.
Hij kan de joumalist beter een kwartier
later terugbellen en dan zijn mening
geven. Een klein beetje tijd om na te
denken is altijd beter dan het geven
van impulsieve antwoorden. De Ere-
raad verwijst naar het artikel van S.
Deleu over \'de Dierenarts en de Pers\'
in het Tijdschrift voor Diergenees-
kunde van 1 juni 1997. In dat artikel
worden praktische tips gegeven over
de manier waarop de dierenarts zich
het beste kan opstellen tegenover de
pers.

In geval van interviews voor tijdschrif-
ten of voor de plaatselijke krant, bij-
voorbeeld bij het openen van een prak-
tijk, een grote verbouwing of het
starten van een nieuwe activiteit, be-
hoort de dierenarts die is geïnterviewd
vooraf inzage te vragen in het artikel
dat zal worden gepubliceerd. Onjuist-
heden of ongelukkige citaten kunnen
dan nog worden gecorrigeerd. De Ere-
raad heeft in verschillende zaken be-
slist dat wanneer de dierenarts van dit
recht op inzage geen gebmik maakt
eventuele onjuistheden in het artikel
en de gevolgen daarvan voor zijn reke-
ning en verantwoordelijkheid zijn en
dat hij zich niet kan verschuilen achter
de joumalist die het artikel heeft ge-
schreven. Als na publicatie blijkt dat er
onjuiste citaten in het artikel staan,
verdient het aanbeveling deze te (la-
ten) rectificeren of op andere wijze te
laten blijken dat afstand wordt geno-
men van het artikel.

Aan de Ereraad zijn de afgelopen twee jaar verschillende zaken voorgelegd
waarin het omgaan met pers en publiciteit tot problemen leidde, zoals misver-
standen bij doorverwijzende collegae en cliënten, irritatie bij collegae en ver-
storing van de onderlinge collegiale verhoudingen. In deze zaken heeft de
Ereraad uitspraken gedaan, die zouden kunnen dienen als leidraad om zulke
problemen te voorkomen.

Er zijn zaken geweest waarin dieren-
artsen een meningsverschil over dia-
gnostiek of behandelmethoden uit-
vochten in de pers. Dit moet ontraden
worden. De kans is groot dat er on-
zorgvuldige uitspraken worden ge-
daan, al dan niet uitgelokt door de
joumalist en het is maar zeer de vraag
of het publiek in staat is de standpun-
ten van de dierenartsen op hun juist-
heid te beoordelen. Een dergelijke
openbare discussie over vaktechnische
onderwerpen zal al gauw afbreuk doen
aan het vertrouwen van het publiek in
de beroepsgroep of in één specifieke
dierenarts. Dierenartsen doen er ver-
standig aan om een discussie te voeren
met elkaar, rechtstreeks of in één van
de vakbladen voor dierenartsen. Ook
bij het geven van een second opinion
behoort de dierenarts zijn mening
zorgvuldig te onderbouwen en uit te
leggen aan de cliënt, zeker als deze af-
wijkt van die van de eigen dierenarts.
De dierenarts die bij het geven van een
second opinion bovendien aanleiding
ziet om kritiek te leveren op het hande-
len van de eigen dierenarts, behoort dat
naar de mening van de Ereraad recht-
streeks te doen en niet via de cliënt of
pers.

Een andere zaak had betrekking op een
interview met enkele dierenartsen
waarin naar voren kwam dat zij zulke
goede contacten met de faculteit had-
den, dat patiënten, die zij naar Utrecht
verwezen, met voorrang werden be-
handeld. Ook bleek uit het interview,
dat zij vonden dat collegae met een ge-
mengde praktijk onvoldoende tijd en
ervaring hebben om gezelschapsdieren
goed te behandelen en om te gaan met
de emoties van eigenaars. Deze uitla-
tingen vond de Ereraad onjuist en on-
zorgvuldig. Het was begrijpelijk, dat
dit interview bij collegae tot irritatie
leidde.

Verschillende keren ging een klacht
over het feit dat in publicaties de sug-
gestie werd gewekt dat een dierenarts
specialist was. De Ereraad vond deze
klachten meestal gegrond, omdat een
dierenarts zich alleen als specialist
mag presenteren als hij is ingeschre-
ven in het specialistenregister. Daar-
naast dient onduidelijkheid bij cliënten
en doorverwijzende collegae over de
scheiding tussen de eerstelijns en
tweedelijns diergeneeskunde te wor-
den vermeden, ook in publicaties of
andere uitingen in de media.

Een aantal klachten ging over allerlei
vormen van reclame: folders, mailings
en artikelen in de krant. Als de dieren-
arts die reclame maakt, niet kan aanto-
nen dat de inhoud van dergelijke publi-
caties juist is, handelt hij klachtwaardig.
Ten aanzien van het verspreiden van re-
clame heeft de Ereraad in zijn uitspra-
ken rekening gehouden met de veran-
derde maatschappelijke opvattingen en
de Mededingingswet, die per 1 januari
1998 in werking is getreden. Zo wordt
het verbod om buiten de eigen clientèle
reclame te maken, dat in de toelichting
bij artikel 10 van de Code voor de
Dierenarts ais voorbeeld is genoemd,
niet meer door de Ereraad gehandhaafd.

Met vallen en opstaan leren dierenart-
sen om te gaan met publiciteit in al
haar facetten: pers, televisie, radio, in-
temet etcetera. Voor wie de publiciteit
zoekt, geldt dat dit zorgvuldig moet
gebeuren. De inhoud moet juist zijn en
geen mimte laten voor onjuiste inter-
pretaties of misverstanden. Het ver-
spreiden van negatieve publiciteit over
collegae dient te worden vermeden.
Daar staat tegenover dat kwalitatief
goede praktijkfolders en correcte, in-
formatieve artikelen niet alleen re-
clame voor de eigen praktijk opleve-
ren, maar ook een positieve bijdrage
leveren aan het imago van de beroeps-
groep als geheel. Er liggen in de publi-
citeit voor alle practici veel kansen en
mogelijkheden en het staat ieder vrij
om die te benutten mits voldaan blijft
worden aan de algemene zorgvuldig-
heidsnormen die binnen de Maat-
schappij voor Diergeneeskunde zijn
aanvaard.

-ocr page 261-

De voordelen van elektronische in-
formatieuitwisseling zijn inmiddels
evident. Over enkele jaren zal een
aansluiting op intemet en e-mail voor
de meeste dierenartsen dan ook net zo
zeer een must zijn als nu telefoon en
fax dat zijn. Vele aanbieders van infor-
matie op intemet zullen ook de dieren-
arts ontdekken als doelgroep, voor zo-
ver ze dat al niet hebben gedaan. Toch
zullen in dit informatiebos de belang-
rijkste bomen goed zichtbaar blijven.
Uiteindelijk zal ook onze beroeps-
groep, net als vele anderen, 90 procent
van de specifieke informatie relevant
voor de dagelijkse praktijk verkrijgen
van slechts enkele op die groep ge-
richte bronnen. Bovendien zullen die
bronnen in onderlinge afstemming een
structuur gaan vormen waarbinnen de
dierenarts snel zijn elektronische snel-
weg weet te vinden. Het behoeft geen
betoog dat de KNMvD één van die
bronnen behoort te zijn.

In dit kader werd het van belang ge-
acht goed na te denken over de speci-
fieke rol die de Maatschappij moet en
kan spelen bij deze moderne vorm
van informatieuitwisseling voor en
door haar leden. Deze evaluatie
vormde tot dusver dan ook het be-
langrijkste element in het Internet-
project, het gezamenlijke project van
de KNMvD en NCI, waarover wij u
reeds eerder informeerden. Inmiddels
is een functioneel ontwerp voor de
website van de KNMvD tot stand ge-
komen, geheel afgestemd op die spe-
cifieke taak. Een belangrijke plaats is
daarin ondermeer ingeruimd voor ge-
structureerde informatievoorziening
en -uitwisseling over beleid en ont-
wikkelingen binnen alle geledingen
van de beroepsgroep, de actualiteit
rond het beroep en haar doelgroepen
en een snelle ingang naar alle infor-
matie die beschikbaar komt via de
tijdschriften uitgegeven door de
KNMvD. Gezien het karakter van
deze informatie zal het daarbij voor
een groot deel gaan om een gesloten
site-deel, alleen toegankelijk voor le-
den met een wachtwoord.

De Groep Geneeskunde van het Paard
heeft inmiddels aangetoond hoe nuttig
informatieuitwisseling tussen leden
kan zijn. De website van de KNMvD
zal alle Groepen en Afdelingen een
dergelijk platform bieden, waarbij het
in de lijn ligt dat vooral de Groepen
daarin zelf een steeds grotere rol zullen
gaan spelen.

WEBSITE KNMVD, STAND VAN ZAKEN

Het is de bedoeling dat deze website
van de KNMvD in het voorjaar van
1999 online gaat. Ook het beheer van
de site zal dan georganiseerd zijn.
Daarnaast worden cursussen en voor-
lichting over intemet voorbereid, om-
dat het voor de kwaliteit van het be-
roep van belang wordt geacht dat de
beroepsgroep snel en massaal van dit
medium gebruik gaat maken. Zoals
gebruikelijk zullen kortingen op de
cursusprijzen en voorrang bij in-
schrijving gegeven worden aan NCI-
leden

Voor de realisatie van het project is
door de KNMvD een werkgroep ge-
formeerd. Deze werkgroep is aan-
spreekpunt voor de opdrachtnemer,
adviseert het Hoofdbestuur, maakt het
testplan en voert de acceptatietest uit.
De werkgroep bestaat uit mevr. C.M.
van Kalles (KNMvD), mevr. S.A.M.
Deleu (KNMvD), H. van der Bijl
(NCI) en dr. J.L. van Os, mstend die-
renarts en zeer actief op het intemet.

De werkgroep

LANDELIJKE DAG VOOR VROUWELIJKE DIERENARTSEN

VROUWELIJKE DIERENARTS: RISICO OF RENDEMENT?

fvNMvIÏ\'Maatscliappijnieuws

Op 30 juni 1998 stonden bij de Vaca-
turebank van de KNMvD 97 werkzoe-
kenden ingeschreven op zoek naar een
voltijdse baan in de praktijk, waarvan
69 procent vrouwelijke dierenartsen.
Op diezelfde datum stonden 66 werk-
zoekenden ingeschreven die een deel-
tijdbaan in de praktijk ambieerden.
Van hen was 92 procent vrouw (bron:
Agenda Algemene Vergadering 1998).
Op 31 augustus 1998 is een nieuwe
lichting eerstejaars aan de studie dier-
geneeskunde begonnen. Van de 175
studenten is 88 procent vrouw.

In 1992 wees de Commissie VDA op de
mogelijke \'braindrain naar het aan-
recht\'. Als de huidige en toekomstige
vrouwelijke dierenartsen niet voldoende
ondersteund en gestimuleerd worden,
dan is de kans groot dat veel dierenart-
sen hun beroep niet of nauwelijks uitoe-
fenen, zo werd gewaarschuwd. Is die
vrees inmiddels achterhaald? Of is de
kans op kapitaalvemietiging voor sa-
menleving en beroepsgroep nog altijd
aanwezig? Vormt het immer toenemend
aantal vrouwelijke dierenartsen een ri-
sico?

In ieder geval is er sinds 1992 op de ar-
beidsmarkt veel veranderd, zoveel
zelfs dat de numerus fixus voor de stu-
die diergeneeskunde ter discussie
staat. Vorig jaar bereikten KNMvD en
Faculteit der Diergeneeskunde een ge-
zamenlijk standpunt dienaangaande.
De ontwikkelingen van het vakgebied
en de markt voor afgestudeerden zijn
zodanig dat KNMvD en FdD menen
dat gestreefd moet worden naar geseg-
menteerde instroom voor een aantal
verschillende studierichtingen. In
plaats van de huidige 175 studenten
zouden met ingang van het jaar 2001,
onder voorwaarden, maar liefst 225
studenten toegelaten moeten worden
(TvD 1998; 123; 300).

-ocr page 262-

Dit lijkt in schril contrast te staan met
één van de onderwerpen van de
KNMvD Besturendag in 1997. Daar
werd juist ter discussie aangevoerd dat
de toename van het aantal dierenartsen
gezien kan worden als bedreiging (TvD
1998; 123: 167-169). De krimpende
markt en de invloed van toenemende
concurrentie op de dierenartsenpraktijk
hebben het Hoofdbestuur er zelfs toe be-
wogen praktijkmanagement tot één van
de speerpunten van haar beleid te maken
(TvD 1998; 123:268-269).
Als de vermiming van de numems fixus
in de toekomst desondanks doorgevoerd
wordt, dan zal dit gepaard gaan met in-
grijpende veranderingen in de studie. Er
wordt gesproken over gescheiden stu-
diepaden en licentiëring van afgestu-
deerden in de klinische richting voor het
uitoefenen van de diergeneeskundige
praktijk maar ook over algemene be-
voegdheid.

Het idee van gescheiden studierichtin-
gen of \'selectie aan de poort\' is voor de
Groep Practici Grote Huisdieren aanlei-
ding geweest tot ronde tafel-gesprekken
met onder anderen vertegenwoordigers
van de Faculteit. Daarbij stonden voor
de GPGH twee problemen centraal:

1. De affiniteit van de studenten met de
landbouw neemt af (...) Er is een
hoog gehalte aan \'kennel- en mane-
gemeisjes\'.

2. Bepaalde deelgebieden van de dier-
geneeskunde blijven ondanks grote
inspanningen onderbezet. (TvD
1997; 122:495-498).

Opnieuw duikt hier de vrouwelijke die-
renarts op als risico: er zou onvoldoende
voorzien kunnen worden in de behoefte
aan landbouwhuisdierenpractici door
toename van het aantal vrouwen in de
beroepsgroep. Voor de onderbezette
deelgebieden, namelijk bedrijfsleven,
overheid en onderzoek, is de situatie
evenmin gunstig. Op 30 juni 1998 be-
droeg het aantal bij de Vacaturebank in-
geschreven vrouwelijke dierenartsen
met belangstelling voor werk in deze
sectoren slechts de helft van het aantal
mannelijke dierenartsen dat werk zocht
buiten de praktijk (35% vda, 65% mda,
43 totaal).

Al met al geen rooskleurig beeld. Toch,
of juist daarom, meent de Commissie
VDA dat gezorgd moet worden dat
meer vrouwelijke dierenartsen de inves-
tering in hun opleiding omzetten in vete-
rinaire beroepsuitoefening, in - of bui-
ten de praktijk. De vrouwelijke dieren-
arts moet niet gezien worden als bron
van risico, maar als bron van potentieel
rendement.

a fc i I tl I <

Over dit brede scala van onderwerpen
wil de Commissie VDA u tijdens de 14e
Landelijke Dag voor vrouwelijke die-
renartsen informeren. Ook willen wij u
uitdagen tot een bijdrage aan de discus-
sie.

Het programma van de middag begint
met vier inleidingen. De eerste twee in-
leidingen hebben vooral een informatief
karakter. Ze schetsen de achtergrond
waartegen de discussies plaatsvinden.
De andere twee inleidingen zijn meer
opiniërend van aard.
Dr. Tj. Joma, algemeen secretaris van
de KNMvD, zal de beweegredenen voor
het sluiten van het convenant tussen
KNMvD en FdD uiteenzetten. Ook gaat
hij in op enkele juridische aspecten van
eventuele licentiëring.
Dr. P. van Beukelen, Onderwijsdirec-
teur van de Faculteit der Diergenees-
kunde, brengt u op de hoogte van de hui-
dige situatie in de veterinaire opleiding.
Daamaast zullen toekomstige ontwik-
kelingen in de opzet van het veterinaire
onderwijs, zoals die binnen FdD en
KNMvD ter discussie staan, besproken
worden.

Na de koffie legt drs. O.A. van Dobben-
burgh, voorzitter van de Groep Practici
Grote Huisdieren, uit waarom de ont-
wikkelingen in onderwijs en studenten-
populatie de GPGH zorgen baren. Ook
is hem gevraagd in te gaan op de moge-
lijkheid of onmogelijkheid van deeltijd-
werk in de praktijk, met name in het
licht van de steeds hogere eisen die aan
practici gesteld worden.
Als laatste zal drs. S. Rijnboutt, lid van
de Commissie VDA, u de ideeën van de
Commissie voorleggen ten aanzien van
vrouwelijke dierenartsen als bron van ri-
sico of rendement.

De I4e landelijke bijeenkomst voor
vrouwelijke dierenartsen wordt fi-
nancieel mogelijk gemaakt door:

ABN-AMRO
AUV

Alfasan Diergeneesmiddelen BV
Koninklijke Nederlandse Maat-
schappij voor Diergeneeskunde
Movir

Leo Pharmaceutical Products BV
Pharmacia & Upjohn
Virbac Nederland BV
VVAA Nederlandse Vereniging
van Artsen

BIJEENKOMST VROUWELIJKE
DIERENARTSEN REGIO UTRECHT

Op dinsdagavond 24 november 1998 organiseert de VDA Utrecht een lezing
op het kantoor van de KNMvD, Julianalaan 8-10 te Utrecht. Wilma van der
Vliet van de firma Beiersdorf Medical spreekt over de nieuwste inzichten met
betrekking tot steriliteit en desinfectie bij mens en dier en Miranda Baeten van
de firma Kendall zal iets vertellen over hechtmaterialen. Vanaf 19.30 uur is er
een informele ontvangst, om 20.00 uur zal de eerste spreekster van start gaan.
Voor meer informatie kunt u contact opnemen met één van de contactvrouwen.

Anne-Marie Broker, telefoon: 030-2870952
Anne Marie Smit, telefoon: 0297-348306

De middag wordt afgesloten met een
plenaire discussie. Nogmaals, u wordt
van harte uitgenodigd in te gaan op de
inleidingen en stellingen van de spre-
kers. U vormt immers de beroepsgroep
waar het om gaat! De discussie wordt
geleid door mevrouw dr. M. Nielen, die-
renarts en voorzitter van de vereniging
VrouwenNetwerk Utrecht, regionaal
deelnetwerk van Stichting Vrouwen-
netwerk Nederland.

Na afloop van de officiële discussie is er
gelegenheid tot informele discussie bij
een drankje en een hapje.

Alle vrouwelijke dierenartsen, leden en
niet-leden van de KNMvD, en alle vrou-
welijke diergeneeskunde studenten
worden van harte uitgenodigd tot het
bijwonen van deze middag, die gehou-
den wordt op zaterdag 14 november
1998 van 13.30 tot 17.30 uur. De locatie.
Hotel Mitland, Ariënslaan 1 te Utrecht
(bij de Berekuil) is zowel per openbaar
vervoer als met eigen vervoer bereik-
baar. Houdt u er wel rekening mee dat er
in verband met wegwerkzaamheden aan
de Berekuil ter plaatse enige verkeers-
vertraging mogelijk is.

-ocr page 263-

De ontvangst met icoffie en broodjes is
om 18.00 uur, waarna Arjen Müller,
dierenarts te Heerhugowaard en tevens
ontwerper van \'Vet on the Net\', een in-
leiding houdt over \'Internet, informa-
tie en communicatie\'. Vervolgens ver-
telt Nicole Schuttevaêr over \'Inter-
netgebruik met betrekking tot het
paard\'. Zij is student diergeneeskunde
en heeft een referaat geschreven over
internet en paardendiergeneeskunde.
F.C.H. van Toor, dierenarts te Was-
senaar, doet de mogelijkheden van in-
ternet voor dierenartsen in de praktijk
uit de doeken.

Na de pauze krijgen de cursusdeelne-
mers de mogelijkheid om zelf te \'sur-
fen\' op het internet en is er tevens de
mogelijkheid om een gratis starters-
pakket internet aan te vragen.

Leden van de Groep Geneeskunde van
het Paard krijgen een persoonlijke uit-
nodiging. Er kunnen maximaal 20 per-
sonen aan de cursus deelnemen. In-
schrijvingen worden daarom in volg-
orde van ont\\\'angst behandeld. Voor
meer informatie: Anouk Otjens, Janssen
CilagB. V.. telefoon: 015 - 5837275.

De Groep Geneeskunde van het Paard organiseert in samenwerking met
Janssen-Cilag B.V. twee introductiecursussen omtrent hoe om te gaan met in-
ternet. Deze cursussen zijn een direct gevolg van het grote succes van de inter-
netsite van Groep Paard
www.groeppaard.nl en zijn alleen bedoeld > oor de le-
den van de groep. De cursussen vinden \'s avonds plaats en worden gehouden
op
maandag 18 januari in Almere en maandag 25 januari 1999 in Schiedam. De
leden van Groep Paard worden hierover nog bericht.

i^T^Tïf^i

INTRODUCTIECURSUS INTERNET
VOOR LEDEN GROEP PAARD

Wie nog niet deelneemt aan de discus-
sielijst van de Groep Paard of graag
per e-mail van het laatste nieuws op de
hoogte gehouden wil worden, kan een
e-mail sturen aan
info(agroeppaard.nl
met vermelding van het eigen e-mail-
adres en de trefwoorden \'discussie\'
en/of \'nieuws\'.

JANSSEN-CILAG BV

divisie Diergeneeskunde

OPMERKELIJKE HUISDIEREN IN DIERENPRAKTIJKEN

In Een spreekuur met een lach en
een traan
staat dierenartsenpraktijk
Sint Oedenrode centraal. Gezelschaps-
dierenarts Noudje van Bussel is gast-
vrouw tijdens een \'doorsnee\' spreek-
uur, zoals zij het zelf betitelt.

Er zijn al een aantal afleveringen ge-
weest van
Puppy-perikelen, geschre-
ven door dierenarts Helmy Wulms. In
deze aflevering behandelt zij het op-
voeden van een pup en geeft zij advie-
zen over de voeding.

Een interview met Jolle Kirpensteijn,
specialist chirurgische oncologie, over
kanker, doodsoorzaak nummer 1 bij
honden en katten.

In Een gele hond komt de Golden
Retriever Tessa aan bod, die een lever-
aandoening blijkt te hebben. In het ar-
tikel wordt tevens ingegaan op wat
voor soort onderzoek er nodig is om de
aard van een leveraandoening vast te
kunnen stellen.

Een bijenleven verhaalt over de func-
tie van de imker. In tegenstelling tot
wat veel mensen denken is het verza-
melen van honing bijzaak. De imker is
eerder een soort natuurwachter die de
voortgang van de voedselketen be-
waakt.

Vlooien blijven altijd een actueel pro-
bleem. In
De strijd tegen de vlo ligt
het accent op welke vlooienbestrij-
dingsmiddelen er tegenwoordig ver-
krijgbaar zijn en wat de voor- en de
nadelen van de verschillende soorten
middelen zijn.

De dierenbescherming luidde in juli dit
jaar de noodklok omdat al ruim voor de
grote zomerdrukte de dierenasielen
overvol zaten. Daniëlle Keukenmees-
ter van de Dierenbescherming Neder-
land vermoedt dat steeds meer mensen
impulsief en ondoordacht beslissen een
viervoeter te nemen. Vandaar de drin-
gende oproep van de dierenbescher-
ming:
Bij aanschaf huisdier: eerst in
asiel gaan kijken.

Een aantal opmerkelijke huisdieren staan centraal in de september-uitgave
van Dierenpraktijken. Zo vertelt de heer Beekman, voorzitter van de
Nederlandse Bijenhoudersbond NCB, over zijn passie voor dit kleine beestje
en komt in de rubriek \'Bijzondere dieren\' de vogelspin aan bod. Maar geluk-
kig is er ook ruimschoots aandacht voor de honden- en kattenproblemen die
zich zoal voordoen.

In De oudere hond gaat het dit keer
over geriatrie, waarbij gezichtsvermo-
gen, gehoor, tandsteen, huidverande-
ring en voeding aan bod komen.

Verder in Dierenpraktijken aandacht
voor
de vogelspin in de rubriek \'Bij-
zondere Dieren\' en een recensie van
het boek
Hondendokter van Mark
Evans. In het\' Verbandtrommeltje\' ko-
men
Joris de vechtersbaas en Tom-
mie, een bijzonder geval
aan bod.
Natuurlijk ontbreekt dit nummer de ru-
briek \'Kinderen vragen\' niet.

Dierenpraktijken wordt uitgegeven door
Maasland Uitgeverij in Oss, waar ook
de abonnementenadministratie is onder-
gebracht. Telefoon: 0412 - 628218. U
kimt voor meer informatie ook terecht bij
Susan Umans, telefoon: 030-2510111.

-ocr page 264-

Personalia

Voor het lidmaatschap van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde hebben zich aangemeld de volgende
collegae:

Binsbergen. Mevr. A.P.; 1998; 1274 NL Huizen;
Draaikom 37.

Claassen, J.H.C.; 1998; 6642 AN Beuningen,
Tiberiuslaan 30.

Duvekot, J.V.R.; 1998; 5831 CH Boxmeer;
Spoorstraat 5Q.

Galiën-Kuiper. Mevr. Y.E. van der; 1998; 3834
CH Leusden; Schaapherder 27.
Hoff. Mevr. M.C. van \'t; Gent-1998; 3055 JB
Rotterdam; Van Beethovenlaan 75.
NienhofT, H.M.; 1996; Hannover-1998; 46354
Suedcohn (Duitsland); Dahlienweg 1.
Tolsma, P.S.M.; 1986; 7102 GA Winterswijk;
Mentinkweg 1.

Ven, Mevr. M.C.M. van der; 1998; Cootehill,
Co. Cavan (Ierland); Old Bridge Road.
Venema-Groesche, Mevr. G.B.; 1989; 5541 PM
Reusel; Lage Mierdsedijk 1.
Zagers, Mevr. J.J.A.; 1998; 3582 VC Utrecht.
I.B. Bakkerlaan 17.

Als lid van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde heeft
het Hoofdbestuur aangenomen:
Dixhoom, Mevr. I.D.E.; 1998; 3581 MT
Utrecht; Zonstraat 60.

Duvivier, Mevr. A.C.M.; 1998; 3255 TD Oude
Tonge; Marshof 14.

Neggers, Mevr. C.M.; 1998; 5683 JD Best;

G.A.E. Christstraat 6.

Oude Nijhuis, Mevr. B.A.M.; 1998; 1771 MH
Wieringerwerf; Oosterkwelweg 18.

Als kandidaatlid van de Koninklijke Neder-
landse Maatschappij voor Diergeneeskunde
heeft het Hoofdbestuur aangenomen:
Beukers, Mevr J.M.F.; 3582 SE Utrecht; Peli-
kaanstraat 33 bis.

Fruithof, Mevr. J.L; 3521 XM Utrecht; Spieg-
helstraat 43.

Gerwe, T.J.W.M. van; 3583 XE Utrecht; Nas-
saustraat 4A.

Hes, G. van; 3583 ZA Utrecht; Antoniushof 15.
Kremers. Mevr. M.; 3511 MC Utrecht; A. van
Schendelstraat 189.

Loeve, Mevr. J.M.; 3994 EJ Houten; Hazen-
akker 14.

Slingerland, L.L; 3531 HH Utrecht: Bankastraat
6 bis.

jubilea:

J.A.P.M. Bakx te Goirle, afwezig, 25 jaar, 2 no-
vember 1998

Th.J.A.M. van Gastel te Loon op Zand, afwezig,
25 jaar, 2 november 1998
W.D.J. Laanbroek te Dalfsen, afwezig, 25 jaar,
2 november 1998

Mevr. E.F. Lambeek-Nap te Hoeven, afwezig,
25 jaar, 2 november 1998
W. de Vries te Harkema. afwezig, 25 jaar, 2 no-
vember 1998

A.H. Westerhuis te Heelsum, afwezig, 25 jaar. 2
november 1998

P. van Hattem te Eefde, afwezig, 25 jaar, 2 no-
vember 1998

H.J. Stelwagen te Ederveen, afwezig, 25 jaar, 2
november 1998

Mevr. J.C.P. Bormans te Sittard, afwezig, 25
jaar, 2 november 1998

B.J.A.M. Boschker te Schijf, aanwezig, 25 jaar,
3 november 1998

G.M. Winnen te Etten-Leur, aanwezig, 25 jaar,
3 november 1998

J. de Bic te Hollandscheveld, afwezig, 40 jaar, 8
november 1998

Dr. J. Dorresteijn te Zaltbommel, afwezig, 40
jaar, 8 november 1998

B.G. Schoonman te Winterswijk, afwezig, 40
jaar, 8 november 1998

G. Rijpkema te Heerenveen, afwezig, 40 jaar, 8
november 1998

Mevr. E.G. van Boven-Toebes te \'s-Graven-
hage, afwezig, 40 jaar, 12 november 1998
J.E. Smit te Maria Alm (Oostenrijk), aanwezig,
45jaar, 13 november 1998
W.J.P.A. Brooijmans te Rekem/Tanaken (België),
aanwezig, 30 jaar, 22 november 1998
B. Bruins Jzn. te Zuidhom (Gr), afwezig , 30
jaar, 22 november 1998

Mevr. M. Klasens te Bergen, afwezig. 30 jaar,
22 november 1998

D. Nitschelm te Meadow Lake (Canada), aan-
wezig, 30 jaar, 22 november 1998
P.D. Verhulst te St. Oedenrode, onbekend, 30
jaar, 22 november 1998

Prof Dr. E. Gruys te Driebergen , afwezig, 30
jaar, 22 november 1998
J.P.H. Vermeij te Leerdam, afwezig, 45 jaar, 23
november 1998

W. Velema te Damwoude, aanwezig, 50 jaar, 23
november 1998

B.H. Spijker te Apeldoorn, afwezig, 45 jaar,, 26
november 1998

P. de Heer te Dedemsvaart, afwezig, 35 jaar, 27
november 1998

Voor het dierenartsen-examen van 2 oktober
1998 zijn geslaagd:

Bakker, Mevr. F.J.
Dijkhuizen. J.
Dongen, S.A.J.M. van
Franken, Mevr. E.
Jelsma, Mevr M.
Leeuw, G.J.J. de
Meijers, F.R.
Moicman, Mevr W.J.
Rietema. R.M.W.
Stark, Mevr. L.
Visser, K J.
Wilders, B.J.
Wissink, Mevr. E.H.J.
Zagers, Mevr. J.J.A.

mutaties:

»Bakker, Mevr. F.J.; 1998; 3732 GR De
Bilt; Kloosterlaan 3; tel. 030-2204561; d.

Boer, G.D. de; 1993; 9203 PJ Drachten;
Burmanialaan 58; tel. 0512-517049 privé,
513757 prakt.; fax 0512-517049 privé. 518274
prakt.; p., geass. met .Mevr. M.L. de Boer-
Nagtegaal.

Boer-Nagtegaal, Mevr. M.L.; 1986; 9203 PJ
Drachten; Burmanialaan 58; tel. 0512-517049
privé, 513757 prakt.; fax 0512-517049 privé.

518274 prakt.; p., geass. met G.D. de Boer.

Bruijn, Mevr. J.M. de; 1989; 6321 PK
Wijlre; tel. 043-4593048, 046-4371885 prakt.;
p., medew. bij P.G.L.J. Boskamp.

Cate, Mevr. J.R. ten; 1997; 8731 AR
Wommels; Middenline 15; tel 0515-331120
privé, 331387 prakt.; p., medew. bij P.D.
Dankert, H. van Rutten en J. Twerda.

»Cnossen, W.P.; 1972; 1647 BG Berk-
hout; Berkenweide 21; tel. 0229-55.3464.

♦Dijk, J.M.M.G. van; 1980; 5131 RJ
Alphen (NB); Schellestraat 6; tel. 013-5086015
privé, 5086006 prakt.; fax 013-496016; p., ge-
ass. met W.C. de Leeuw, J.C. Schetters en C.J.C.
Vincenten.

»Dijkhuizen, J.; 1998; 3562 KW Utrecht;
Gloriantdreef 239; tel. 030-2627556; wnd.d.

Dixhoom, Mevr. I.D.E.; 1998; 3581 MT
Utrecht; Zonstraat 60; tel. 030-2541791 privé,
2534330 bur.;wet. medew. U.U. (F.D., vakgr.
Functionele Morfologie) (toev. als lid).

*Dongen, S.A.J.M. van; 1998; 3572 KE
Utrecht; Blauwkapelseweg 135 II; tel. 030-
2710686;d.

Duvivier, Mevr. A.C.M.; 1998; 3255 TD
Oude Tonge; Marshof 14; tel. 0187-643689
privé, 642441 prakt.; p., medew. bij P.R.J.M.
Schilder (toev. als lid).

Engelen, E. van; 1998; 2411 CW Bode-
graven; Wilhelmina.straat 13; tel. 0172-610096
privé, 613798 prakt.; p., medew. bij Mevr.
l.O.M. van Boxel-Peters. J. de Groot, L.J.
Holland en T. Sterk.

Fortuin, P.V.E.; 1979; 9103 ND Dokkum;
D. Huijser van Reenenstraat 31; tel 0519-
221599 privé, 292526 prakt.; E-mail PAUL.
FORTUINfeWXS.NL; p., geass. met T. Bmg-
geling, K. Dijkstra, S. Wietsma en M.A. van
Wijck.

»Franken, Mevr. E.; 1998; 3723 NL
Bilthoven; Massijslaan 142; tel. 030-2250103;
wnd.d.

Grauw. Mevr. W.J. dc: 1994; 4007 \\C
Tiel; Zonnedauw 79; tel. 0344-612682 privé,
616297 prakt.; fax 0344-613710; p., medew,
bij H..A. de Jong, J.J. Koot en H.J. Schrama.

Hekerman. T.W.M.; 1991; 4205 RA
(jorinchem; Kon. Julianalaan 1; tel. 0183-
647243 privé, 623734 prakt.; fax 0183-647243:
E-mail HEKERMAN@1CNS.NL; geass. met
H.A.D. Bax.

Hermans, A.H.M.; 1997; 8102 SZ Raalte;
Raarhoeksweg 39; tel. 0572-355450 privé,
353.3,34 prak.; d.

Imkamp. H.A.; 1983; 4251 CJ Werken-
dam; Hoogstraat 51; tel. 0183-505777/505866
privé, 301708 prakt.; p., geass. met J.J. Keiler,
G.J.W. van der Peijl, K M. Rienks, J.W.H.M.
Strikkers en J.F.G. Vermond.

»Jelsma, Mevr. M.; 1998; 3583 AM
Utrecht; A. van Ostadelaan 112; tel. 030-
2522209; wnd.d.

Kastelein, A.M.C.; 1994: 4007 VC Tiel:
Zonnedauw 79; tel. 0344-612682 privé,
616297 prakt.; fax 0344-613710; p., medew.
bij H..\\. de Jong, J.J. Koot en H.J. Schrama.

Kraneburg-Verdonschot, Mevr. B.M.; 1991;

De Redactie van het Diergeneeskundig Jaarboek wil dierenartsen de mogelijkheid bieden in het
Diergeneeskundig Jaarboek naast hun privé-adres het praktijkadres (bij een meermanspraktijk
alleen de hoofdvestiging!) te laten vermelden. Ook wanneer uw praktijk gevestigd is op uw
privé-adres, kunt u dit als zodanig laten opnemen. Wanneer u uw praktijkadres opgenomen wilt
hebben in het Diergeneeskundig Jaarboek wordt u verzocht uw gegevens schriftelijk door te ge-
ven aan het secretariaat van de KNMvD (faxnummer: 030-2511787).

-ocr page 265-

5347 JA Oss: De Horzak 13; tel. 041-2635279
pnvé. 2647951 prakt.; E-mail VET.KRAfa
CONSIJNET.NL; p., mede«, bij Mevr. M.S.
Kruip en .Mevr. P.M.J. VVulms.

Kraus. J.S.; 1990; 5631 BR Eindhoven;
Orpheuslaan 29; tel. 040-2963100 privé,
2432455 prakt.; fax 040-2465351; p., gezel-
schap.sd.; Specialist Veterinaire Pathologie.

Kroneman, Mevr A.; 1988; 7475 RH
Markelo; Groenlandsdijk 8; tel. 0547-363528
privé, 030-2545749 bur.; fax 030-2511787; E-
mail: FRAKRON^ WORl.DONLINE.NL;
Projectmedewerker Landbouvk huisdieren
N.C.I,

Lieshout, Mevr. L.C.; 1996; 7668 TK
Haarle (gem. Tubbergen); Reutummerweg
58; tel 0541-670037 privé, 520754 prakt.; p.,
mede», bij L.B. Poorthuis.

*Lceuw, G.J.J. de; 1998; 3566 MK
Utrecht; Kapelweg 1; tel. 030-2735550; wnd.d.

Lussing, Mevr. M.M.; 1998; 1018 WA
Amsterdam: Jacob Burggraafstraat 6; tel. 020-
7764024 privé, 020-6221884 prakt.; p., medew.
bij R. Zwijnenberg.

Meer, Mevr. M.C. v.d.; 1977; 2914 LH
Nieuwerkerk aan de IJssel; Verbindingsweg 1;
tel. 0180-319801 privé, 320363 prakt.; fax 0180-
322275; p., gezelschapsd.

Meerman. Mevr A.; 1993; 1411 LR
Naarden; Wijkplaats 8; tel. 035-6947753 privé.
6940782 prakt.; E-mail A.MEERMAN(fl-
WORLDONLINE,NL; p., geass. met Mevr.
A.B. de Graaf; docent Hogeschool Dem, Vee-
houderij/Diergezondheidszorg.

*Meijers, F.R,; 1998; 3582 AG Utrecht;
Tolsteegsingel 29 bis; tel. 030-2512641; wnd.d.

Merkens, H.W.; 1971; 3708 BN Zeist;
Regentesselaan 4; tel. 030-6921782 privé, 030-
6910972 bur.; fax 030-6910972; E-mail:
IIMERKENSfa WORl.DONLINE.NL; Spe-
cialist Chirurgie van het Paard; Vet. adv. H.W.
Merkens Consultancy, vet. en medisch bu-
reau (tel, mobiel 06-5i33418U).

*Moleman, Mevr. W.J,; 1998; 3572 DJ
Utrecht; Veeartsenijstraat 213; tel. 030-
2732544; wnd.d.

Neggers, Mevr. C.M.; 1998; 5683 JD Be.st;
Ü.A.E. Christstraat 6; tel. 0499-399832; wnd.d.
(toev, als lid).

Oude Nijhuis; Mevr. B.A.M.; 1998; 1771
Mfl Wieringerwerf; Oosterkwelweg 18; tel.
0227-663309 privé, 023-5277666 prakt.; p., me-
dew. bij Mevr. M. Verbeek (toev. als lid).

Pijls, J.L.A.; 1978; 6371 GR Landgraaf;
Frans Erenslaan 1; tel. 045-5690144/06-
55320575; fax 045-5327632; p., medew, bij
C,W.A. van Helbergen.

•Pilgram, M.C.; 1998; naar het buiten-
land,

"Pilgram, M.C.; 1998; Hay-on-Wye HR3
5.4J (\\\'erenigd Koninkrijk); 3 Oxford Road;
tel, 00-44-1497-821353; fax 00-44-1497-
821363; p., medew. bij J.A.O. Davies.

*Pilgram-Slob, Mevr. C.M.; 1998; naar
het buitenland.

♦Pilgram-Slob, Mevr. C.M.; 1998; Hay-
on-Wye HR3 5AJ (\\ erenigd Koninkrijk); 3
Oxford Road; tel, 00-44-1497-821353; fax 00-
44-1497-821363; p., medew. bij J.A.O.
Davies.

Riem, Mevr. l.H.M.; 1996; 1713 HK
Obdam; Dorpsstraat 76; tel. 0226-454022
privé; fax 0226-454022; E-mail: PAGTERS,
RIEM^jWORLDONLINE.NL; wnd.d.

*Rietema, R,M.W.; 1998; 3581 MH
Utrecht; Homeruslaan 24-3; tel. 030-
2541694; d.

Schreiber, F.; 1989; 1343 BA Almere;

.JbOUMMÜi

Torenvalklaan 10; tel.036-5309739/06-
51145848; fax 036-5309738; E-mail FRANS,
SCHRElBERffl DIVA.NL; d.

Schokker, M.; 1995; 2716 EE Zoetermeer;
Berglaan 104; tel. 079-3229969 privé, 3165466
prakt.; p., gezelschapsd.

Siderius, P.; 1994: 8433 LP Haulerwijk;
Norgerweg 68; tel. 0516-422899 privé, 0516-
512742 prakt.; p., geass. met H.J.J. Boerrigter,
S.D. Feitsma, H. Jorritsma, J.W.E. Peters en
P.H.H. van Poecke.

»Stark, Mevr. L.; 1998; 3572 VS Utrecht;
Bollenhofsestraat 114 bis; tel. 030-2719808;
wnd.d.

Snijdelaar, Mevr S.F.; 1994; 4617 LW
Bergen op Zoom; Noordhil 32; tel. 0164-
230067 privé, 237621 prakt.; fax 0164-
255086; p., geass. met E. Nagel.

Tersmette, B.M.; 1989; naar Nederland.

Tersmene, B.M.; 1989; 3572 BW Utrecht;
Hoefijzerstraat 12; tel. 030-2719641; wnd.d.

♦Venema-Groesche. Mevr. G.B.; 1989;
5541 PM Reusel; Lage Mierdsedijk 1; teL 0497-
643668 prakt,; fax 0497-620182; p., gezel-
schapsd.

\'Vermunt, J.J.F.; 1976: Palmerston North
5320 (Nieuw Zeeland); Massey Univ.; tel. 00-
64-06-350-5329; fax 5616; Senior Lecturer in
Cattle Medicine and Production, and Head of
the Farm Services Clinic.

Verweij, P.W.L.; 1976; 4205 BK Gorin-
chem; Kon. Emmastraat 15; tel. 619399
privé, 582939 prakt.; fax 0183-581646; p., ge-
ass. met Mevr. N.J.J.M. Heutink-Mastenbroek
en C.G.M. Jonkers.

*Visser, K.J.; 1998; 3512 KM Utrecht;
Brigittenstraat 18; teL 030-2310152; d.

Wijmenga, W.J.H.; 1996; 6039 EH
Stramproy; Crixstraat 10; tel. 0495-561123
privé, 551225 prakt.; fax 0495-551615; p., me-
dew. bij P.N.G.M. van Beek, M.W.G.H.
Heijmans. H.A..M. Hendriks, A.Th.E, Kooien,
M.l.M. Linthorst, F.G.M. .Scheijmans, J.W .H.
Scheres, S.A.T.V. Serrarens en G.P.M.M.
Tacken.

"Wilders. B.J.: 1998; 2716 PM Zoeter-
meer; Hoevenbos 80; tel. 079-3517141; d.

*Wissink, Mevr, E.H.J.; 1998; 3732 H.\\
De Bilt; Universiteitsweg 10; tel. 030-2211142;
wnd.d.

Wondergem. E.; 1984; 4316 AR Zonne-
maire; Rietdijk 29; tel. 0111-406090 privé,
0111-412180 prakt.: fax 0111-406091; E-mail:
E.WONDERGEMfa BENELEC.CO.M; p.,
geass. met M.K. Buth en F.C.M. Schipper

*Zagers, Mevr. J.J.A,; 1998; 3582 VC
Utrecht; I.B.Bakkerlaan 17; tel. 06-51397962;
wnd.d.

DIERGENEESKUNDIG
JAARBOEK 1999

Wilt u zeker zijn dat uw gegevens be-
trefTende uw personalia in het Jaarboek
1999 juist vermeld worden, dan verzoekt
de Redactie van het Diergeneeskundig
Jaarboek vóór 1 januari 1999 eventuele
fouten en wijzigingen
schriftelijk door te
geven aan het Bureau van de Maat-
schappij.

Redactie

Diergeneeskundig Jaarboek.

Doorlopende agenda

congressen & symposia

1998

November

3 Symposium \'Pijnmanagement\', Locatie:
Van der Valkhotel \'Vianen\' te Vianen.
Aanvang; 19.30 uur. Organisatie is in han-
den van Pfizer Animal Health b.v.. Er zal
praktische informatie over het onderwerp
pijn en pijnbestrijding worden gegeven.
Sprekers zijn ondere andere drs. C.H.P.
Pellicaan, prof. dr. L.J. Hellebrekers, dr. N.
Endenburg, drs. H. van Herpen en drs.
R.H.J. Huijbers.

5 Symposium \'Pijnmanagement\', Locatie:
Van dr Valkhotel \'Gilze-Rijen\' te Gilzen.
Aanvang: 19.30 uur. Organisatie is in han-
den van Pfizer Animal Health b.v.. Er zal
praktische informatie over het onderwerp
pijn en pijnbestrijding worden gegeven.
Sprekers zijn ondere andere drs. C.H.P.
Pellicaan, prof dr. L.J. Hellebrekers, dr. N.
Endenburg, drs. H. van Herpen en drs.
R.H.J. Huijbers.

7 -12 ContinuEd® Equine Veterinary Sym-
posium in Hawaii. Topic: Problems in
Equine Medicine en Surgery. Call Con-
tinuEd at 1-800-539-7395 or (206) 230-
8363, fax: 206-230-8359, e-mail: VetCE@
aol.com, or write to: ContinuEd, PO Box
1659, Mercer Island WA 98040, USA.

9 Congres \'De mens in zijn evenwichtige
omgeving\' over de natuur in relatie tot de
mens met een handicap. Het Spelderholt te
Beekbergen, aanvang 13.30 uur. Meer in-
formatie: Stichting J.J. Dondorp Fonds te
Nunspeet, mevrouw J. Heun, tel.; 0577-
411800. fax: 0577-411836.

12- 14 30. Intemationale Tagung \'Ange-
wandte Ethologie\' der Deutschen Ve-
terinärmedizinischen Gesellschaft e.V.,
Fachgnippc Verhaltensforschung. Freiburg
(D).

18—19 IBC\'s lO\'t- Major Eureopean Ve-
terinary Event \'Veterinary Medicines in
Europe - a regulatory update -. Location;
Swissotel Brussels. Completed registration
form and payment direct to; IBC Global
Conferences Limited, Gilmoora House,
57-61 Mortimer Street, London WIN 8JX
UK. Phone; 44 (0) 171-4535496, fax;
44(0) 171-6366858. e-mail; cusLserv(gib-
cuk.co.uk.

18—22 Veterinary Dentistry \'98, 12th Annual
Veterinary Dental Forum. Hyatt Regency
New Orleans, Louisiana, USA. For infor-
mation; Andries van Foreest, telefoon;
072-5092052.

26—27 Achtste Gezond Onderwijs Congres in
Congrescentrum Koningshof te Veld-
hoven, onder auspiciën van de Neder-
landse Vereniging voor Medisch Onder-
wijs (NVMO). Informatie; mw. M.L. Bot,
tel: 010-4087881, fax; 010-4367271, e-
mail; secr(®paog.fgg.eur.nl.

December

9 11^ Studiedag van de Vereniging voor
Veterinaire Epidemiologie en Economie
met als thema zoönosen en antibiotica-re-

-ocr page 266-

sistentie. Locatie: RIVM te Bilthoven.
Informatie: A. Eibers, tel.: 0411 -659419 of
e-mail: a.elbers(«Jgdvdieren.nl.

1999

Maart

10—12 Tagung der DVG-FG: \'Parasitologie
und parasitäre Erkrankungen", Tierärzt-
liche Hochschule Hannover, tel.: 0049-
511-953 7970, fax: 0049-511-953 7975, e-
mail: gstaats@who.tiho-hannover.de.

24—26 Jaarlijks congres van de \'Society for
Veterinary Epidemiology and Preventive
Medicine" (SVEPM) in Bristol, Engeland.
Meer informatie: Dr. Ed G.M. van Klink,
Committee Member, Vlietenburg 26, 2804
WS Gouda, e-mail: E.G.M.van.K.link@

ikclb.agro.nl.

vergaderingen s.
bijeenkomsten

November

2 AUV-regiovergadering, Regio West, Motel
Wine Bergen, Eemnes, aanvang 20.00 uur.

3 Gezamenlijke studiedag Groep Pluimvee-
wetenschappen LOS-VPLC-WPSA, \'Ne-
derland als exportland", IPC Dier in Horst.

3 Intervisiebijeenkomst groep 9 (varken).
Onderwerp: praktisch en efficiënt protocol-
leren bij de varkensbegeleiding. Locatie:
Hervormd Centrum Langbroek. Aanvang:
20.00 uur.

12 AUV-regiovergadering, Regio Zuid, Ge-
zondheidsdienst Boxtel, aanvang 20.00
uur.

14 Landelijke Dag voor vrouwelijke dieren-
artsen. Locatie: Hotel Mitland te Utrecht.
Aanvang: 13.30 uur.

14 Najaarsdag GHwD. Locatie: Hotel-Res-
taurant \'Nol in "t Bosch\' te Wageningen,
09.00-17.00 uur. Onderwerp: De Geria-
trische patiënt.

19 Bijeenkomst Kring Dierenartsen Achter-
hoek in restaurant \'t Wolfersveen in Zei-
hem, aanvang 20.00 uur.

21 Vaktechnische dag Vaktechnische Bond
van Keurmeesters en Groep GKZ in
Ouwehands dierenpark te Rhenen.

24 Jaarlijkse studiedag WRSA in het Andro-
clusgebouw, FdD, Yaielaan I te Utrecht.
Thema: \'Het spijsverteringskanaal van het
konijn\'.

24 Regiobijeenkomst VDA Utecht. Lezing
steriliteit en desinfectie bij mens en dier en
lezing hechtmaterialen ten kantore van de
KNMvD.

25 Najaarsbijeenkomst Veterinair Historisch
Genootschap, Blauwe Zaal, Androclus-ge-
bouw. Faculteit der Diergeneeskunde.

■WffTV-\'f

26 Najaarsbijeenkomst van de Groep Genees-
kunde van het Varken vanaf 13.30 in het
hoofdgebouw van de Faculteit der
Diergeneeskunde te Utrecht.

28 Najaarsdag Groep Geneeskunde Gezel-
schapsdieren \'98.

December

2 Ledenvergadering Groep Veterinaire Spe-
cialisten

3 Ledenvergadering Groep Pluimveeweten-
schappen, Gezondheidsdienst voor Dieren
te Boxtel, aanvang 13.45 uur.

9 Afdelingsvergadering Noord-Holland te
Marken-Binnen.

10 Ledenvergadering Afdeling Utrecht, 20.15
uur. Het Oude Tolhuys te Utrecht.

10 Ledenvergadering Afdeling Gelderland.

10 Ledenvergadering Afdeling Zuid-Holland.

11 FIDIN debat \'Diergeneesmiddelen: beter
voor de mens\'. Schouwburg Singer te Laren,
14.30 uur.

15 Ledenvergadering Afdeling Limburg.

15 Ledenvergadering Afdeling Groningen/
Drenthe.

15 Ledenvergadering Afdeling Overijssel te
Hellendoom.

16 Bijeenkomst Groep Geneeskunde van het
Rund, 13.30 uur. Collegezaal Vakgroep
Bedrijfsdiergeneeskunde en Buiten-
praktijk. Onderwerp: Erkenning Rundvee-
dierenarts.

17 Ledenvergadering Afdeling Friesland.

cursussen

November

2 PAO-D cursus: 98.139. Praktische elektro-
cardiografie (twee middagen, tevens 9 no-
vember 1998).

4 PAO-D cursus: 98.810. Gebitsreiniging en
slijptechniek instrumentarium voor assis-
tenten.

4 PAO-D cursus: 98.141. Klinische les ge-
zelschapsdieren \'Internistische aandoenin-
gen die zich uiten als huidziekten\'.

4 PUOD Merelbeke cursus 10 (practica
rund): Casuïstiek.

5 PAO-D cursus: 98.138. En hoe nu ver-
der...? De praktische aanpak van diagnosti-
sche problemen GD.

5 PAO-D cursus: 98.907. Financieel prak-
tijkmanagent: Jaarstukken lezen.

5 PAO-D cursus: 98.701. Certificatie (twee
dagen, tevens 6 november 1998).

5 PUOD Merelbeke cursus 23 (kleine huis-
dieren): Postoperatieve pijnbestrijding.

7 PAO-D cursus: 98.806. Assistentie voor-
bereiding en nazorg operatiepatiënt.

7 PUOD Merelbeke: vergadering paarden-
practici. Onderwerpen: medicamenteuze
behandeling en management van chroni-
sche hoester; hartbijgeruisen; stereoty-
pisch gedrag paard; evaluatie en fysieke
conditie sportpaard; verminderde beschik-
baarheid therapeutica paard.

11 PAO-D cursus: 98.305. Recente ontwikke-
lingen in het onderzoek op het gebied van
de varkensgezondheidszorg.

11 PAO-D cursus: 98.143. Maag-darmaan-
doeningen hond en kat.

12 PAO-D cursus: 98.144. Fysiotherapie bij
gezelschapsdieren.

17—19 PAO-D cursus: 98.910. Groep Groot
Dagen 1998.

18 PUOD Merelbeke cursus 11 (practica
rund): Het gebruik van echografie in de
voortplanting bij het rund.

19 PUOD Merelbeke cursus 35 (inteme ge-
neeskunde): Bloedonderzoek in de praktijk
bij hond en kat. (Tevens 3 december 1998).

20 PUOD Merelbeke cursus 3 (rund):
Arthrogryposis en spastische parese.

20 PHLO-cursus \'Varkensvoeding: nieuwe
ontwikkelingen en praktijk\' te Wage-
ningen.

25 PAO-D cursus: 98.601. Veterinaire Apo-
theek I gemengde praktijk (drie dagen, te-
vens 26 en 27 november 1998).

25 PAO-D cursus: 98.602. Apotheekbeheer
voor gezelschapsdierenpractici (drie da-
gen, tevens 26 en 27 november 1998).

27 PUOD Merelbeke cursus 13 (paard): De
behandeling van Osteo-arthritis van de in-
tertarsaal gewrichten bij het paard.
Tandwortels bij tandwortelontsteking.

27 PHLO-cursus \'Varkensvoeding: nieuwe
ontwikkelingen en praktijk\' te Wagenin-
gen.

December

1 PAO-D cursus: 98.506. Praktische tand-
heelkunde paard.

Aflevering

01-12-1998
15-12-1998
01-01-1999
15-01-1999

uiterste inleverdata
voor kopij

Deadline*)

16-11-1998
30-11-1998
14-12-1998
28-12-1998

*) Voor 12.00 uur \'s middags.

Dierenkliniek \'DE KEERHOEVE\' te Voorschoten zoekt op korte termijn een

DIERENARTS (MIM)

Wij beschikken over een goed geoutilleerde kliniek voor gezelschapsdieren en paarden, waarin voor de gezel-
schapsdieren versterking gewenst is in de vorm van een gemotiveerde collega, die tevens zal participeren in de
avond- en weekenddiensten. Woonruimte eventueel aanwezig. Reacties, liefst schriftelijk, graag naar: DAP
Vestjens/Koster/Booij, Rijn en Schiekade 22,2311 AK Leiden, telefoon: 071-5120241.

-ocr page 267-

01

Het Tijdschrift voor Diergeneeskunde biedt u ditmaal een goed overzicht van wat u gemist hebt indien u
niet in staat was het Jaarcongres bij te wonen. Indien u er wel hij was kunt u verifiëren of u dezelfde pun-
ten van belang vond die in de verslagen zijn opgenomen.

Vaccinologie was het leidende thema in het wetenschappelijke deel van het congres. Dit onderwerp werd
belicht vanaf het eerste begin in de Nederlandse diergeneeskunde, i.e. handel en wandel van Geert
Reinders, via het heden, i.e. geattenueerde en geïnactiveerde vaccins, inclusief markervaccins en subunit-
vaccins, tot in de toekomst met onder andere DNA-vaccins.

Mochten DNA-vaccins u nog onbekend voorkomen, geen nood. In het artikel over de immunobiologie van
pinkengriep, een prachtige samenvatting van een proefschrift, wordt in één alinea het werkingsprincipe
van DNA-vaccins uiteen gezet.

Zoals u gewend bent kwamen er in het Jaarcongres ook andere zaken dan wetenschap aan de orde. De
sfeer en resultaten tijdens de Sportdag worden in deze aflevering belicht. In de Jaarrede van de voorzitter
van de KNMvD worden de ups en downs en het heden en de toekomst van de diergeneeskunde in
Nederland besproken. Voor de toekomst lijkt een belangrijke rol van dierenartsen te kunnen liggen in het
terugdringen van genetisch-bepaalde afwijkingen bij gezelschapsdieren. Voor de toekomst van de land-
houwhuisdierensector worden ingrijpende veranderingen voorzien, voor de dierenarts en vooral ook voor
de dierhouders. U kunt hier ook vinden dat er twee t\\>pen erkende dierenartsen (zullen) zijn. De ene met
een aanvullende diersoortkwalificatie volgens de KNMvD, de andere volgens richtlijn 97/12/EG van de
overheid. Of registratie als specialist een derde erkende dierenarts oplevert werd uit de jaarrede of de toe-
spraken bij de uitreiking van specialistencertificaten niet duidelijk. Dat het wederom meer specialisten
betrof dan vorig jaar maakte de voorzitter niet blij, want hem zou beloofd zijn dat zulks niet zou gebeuren;
ik waarschuw hem nu maar dat het er volgend jaar minder zullen zijn.

De voorzitter sprak de verwachting uit dat een versnelde overgang van kleinschalige, gemengde veeteelt
naar grootschalige, gespecialiseerde productie kan worden verwacht. Hoewel dit vooruitzicht gerecht-
vaardigd lijkt, is op korte termijn eerder het tegenovergestelde waar te nemen. Recent geïnnoveerde (var-
kensjbedrijven met hoge schuldenlast, ook van deskundige (jonge) boeren, gaan, volgens deskundigen
van banken, met de huidige prijzen zeer snel ten onder, terwijl gemengde en minder geavanceerde bedrij-
ven op dit moment (nog) niet of veel minder in de gevarenzone zijn beland.

Voeg hierbij de niet-vergoede diefstal van bestaansmogelijkheden (afnemen van varkensrechten) ener-
zijds en het legaliseren van overschrijdingen van toegelaten hoeveelheden varkens anderzijds, dan is het
duidelijk dat bij veel boeren het vertrouwen in de politiek en in een toekomst in Nederland minimaal is ge-
worden. Het nationale en politiek goed liggende sentiment is anti-(varkens)boeren en dat maakt het voor
betrokkenen extra schrijnend.

Voor de dierenartsen in deze sector houdt het vak nu, vaker nog dan vroeger, meer in dan alleen technisch
hoogwaardige bedrijfsbegeleiding; op menselijkheid en inlevingsvermogen wordt, na de hectische pe-
riode van de varkenspest, opnieuw een zwaar beroep gedaan. Dierenartsen komt dit overigens niet onbe-
kend voor: hominum animaliumque saluti is immers onze lijfspreuk.

Namens de Hoofdredactie,
prof. dn JE. van Dijk

Van de Hoofdredactie

-ocr page 268-

EEBHSEBEHBS^

IMMUNOBIOLOGIE VAN PINKENGRIEP^

Tijdschr Diergeneeskd 1998: 123: 658-62

R.S. Schrijver^

samenvatting

Onderstaande bijdrage geeft een overzicht van recente be-
vindingen die betrekking hebben op de immunobiologie
van pinkengriep. Met name is de pathobiologie van alveo-
lair macrofagen en pinkengriepvirus (boviene respiratoir
syncytiaal virus, BRSV) onderzocht en is de immunolo-
gisch reactie van het rund op het virus onderzocht na na-
tuurlijke of experimentele infectie, of vaccinatie. Omdat
BRSV in ernstige gevallen vooral de diepere luchtwegen
aantast, is de replicatie van BRSV in alveolair macrofagen
bestudeerd. Alveolair macrofagen die een belangrijk af-
weersysteem in de diepere luchtwegen vormen, blijken een
hoge intrinsieke weerstand tegen BRSV te bezitten.
Daarnaast bleken macrofagen significant minder nitriet-
oxide (NO) (dat een bacteriocide werking bezit) te produce-
ren na BRSV-infectie. Antilichaamtiters tegen het aan-
hechtingseiwit G vertonen een andere kinetiek dan
antilichamen tegen het fusie-eiwit F. Bijvoorbeeld zijn bij
veel dieren die een herinfectie doormaken de antilichaam-
titers tegen het G-eiwit, maar niet tegen het F-eiwit, afwe-
zig. Tevens zijn er na vaccinatie of natuurlijke infectie
grote verschillen in antilichaamtiters tegen de oppervlakte
eiwitten F en G en tegen epitopen van F en ook bij dieren
met verschillende MHC-haplotypen. Deze bevindingen
houden mogelijk verband met verschillen in bescherming.
In Nederland blijken BRSV-stammen bij runderen te cir-
culeren die behoren tot subgroep A en AB. Er zijn echter
geen aanwijzingen voor virulentieverschillen tussen ver-
schillende BRSV-subgroepen. Bij onderzoek van longen
afkomstig van kalveren met ernstige ademhalingsziekte
kon in 30% van de gevallen BRS\\\' worden geïsoleerd. Op
basis van kruisbeschermingsexperimenten is gebleken dat
kalveren die zijn geïnfecteerd met een virus uit een be-
paalde BRSV-subgroep, beschermd zijn tegen een herin-
fectie met een virus uit een andere subgroep. Bescherming
kan worden opgewekt door een gE-negatief recombinant
boviene herpesvirus 1 (BHVl) vector vaccin waarin het gen
coderend voor het G-eiwit van BRSV is ingebracht en met
DN A-vaccins op basis van hetzelfde gen. Dit biedt de moge-
lij kheid in de toekomst te kunnen beschikken over effec-
tieve multivalente (gE-negatieve BHVl) markervaccins.

summary

Immunobiology of bovine respiratory syncytial virus in-
fections

This paper describes recent findings on the immunobiology of bovine res-
piratory syncytial virus (BRSV) infections. The pathobiology of alveolar
macrophages and BRSV. and the immunological reaction of cattle to the

\' Samenvatting van het proefschrift tmmunohioiogy of bovine respiratory .syncytial

virus infections\'. Utrecht. 1997.
^ ID-DLO. .Afdeling Zoogdierxirotogie. Postbus 65. 820Ü .AB. Lelystad, e-mail:
r.s.schriJver(ajJd.dlo.nl

virus after natural or experimental infection, or vaccination, were studied.
Because in severe cases BRSV infection leads to lower respiratory tract dis-
ease, replication of BRSV in alveolar macrophages was studied. Alveolar
macrophages, which are important a.specific defense cells in the lower
respiratory tract, exhibited a high intrinsic resistance to BRSV. Further-
more. BRSV-infected alveolar macrophages produced signiftcantly less ni-
tric oxide (which has a bacteriocidal effect) than uninfected macrophages.
The kinetics of antibody litres against the envelope protein G were different
from those of antibody litres against the envelope protein F. For example,
many animals that are reinfected do not possess antibodies against the G
protein. After vaccination or after natural infection, antibody litres against
the F and G protein, and against epitopes on the F protein, differed mar-
kedly. and also in animals with different MHC haplotypes. These findings
may be related to differences in protection. The strains of BRSV that circu-
late in the Netherlands belong to the subgroups A and AB. There was no evi-
dence for differences in virulence between these subgroups. BRSV could he
detected in 30% of lungs obtained from calves suffering from severe lower
respiratory tract disease. Based on cross-protection studies, calves that
were infected with a virus from a particular BRSV subgroup were protected
against reinfection with a virus from a different subgroup. A recombinant
gE-protein negative bovine herpesvirus / vaccine carrying a gene encoding
the G protein of BRSV. and a DNA vaccine encoding the same protein affor-
ded protection after experimental challenge of calves. This offers the possi-
bility to develop effective multivalent (gE-negative BIlVl) marker vaccines
in the future.

inleiding

Pinkengriep is een jaarlijks terugkerend probleem bij jong-
vee. Het oorzakelijke virus, boviene respiratoir syncytiaal
virus (BRSV) komt endemisch voor en klinische problemen
worden voornamelijk waargenomen na primaire infecties bij
jonge kalveren en bij vleesstieren. In 1967 werd voor het
eerst de verwekker van pinkengriep geïsoleerd uit runderen
met een ademhalingsziekte (16). Dit virus bleek nauw ver-
want aan het humane respiratoir syncytiaal virus (HRSV),
dat voor het eerst in 1956 werd aangetoond in een kolonie
chimpansees (14). De virussen die voorkomen bij runderen
(BRSV) en mensen (HRSV) veroorzaken een ontsteking van
de diepere luchtwegen. Een andere overeenkomst tussen
beide virussen is dat het moeilijk is de ziekte te voorkomen,
omdat het vaccineren van de risicogroepen, jonge kinderen
en jonge runderen, belemmerd wordt door matemale antili-
chamen. Infecties met BRSV leiden veelvuldig tot ernstige
economische schade door groeivertraging, behandelingskos-
ten en uitval. Het ontbreekt nog aan voldoende inzicht in de
interactie tussen virus en gastheer om het optreden van de
ziekte te voorkomen. Dit artikel behandelt recente inzichten
die betrekking hebben op de immunobiologie van BRSV.

alveolair macrofagen en pinkengriepvirus
Pinkengriep in zijn meest uitgesproken vorm, leidt tot een
ernstige ontsteking van de diepere luchtwegen met als ge-
volg ernstige ademnood. In de alveoli zijn alveolair macrofa-
gen in grote aantallen aanwezig. Alveolair macrofagen fun-
geren als \'opruimcellen\' van geïnhaleerde partikels en
bacteriën en dempen de immunologische ontstekingsreactie
in de long. Dit moet voorkomen dat de zuurstofuitwisseling
door het fragiele respiratoire epitheel in gevaar komt. Een
BRSV-infectie vermindert de fagocytose van micro-organis-
men door alveolair macrofagen (1). Daarnaast is gebleken
dat de productie van NO door alveolair macrofagen signifi-
cant minder is in BRSV-geïnfecteerde alveolair macrofagen

-ocr page 269-

dan in niet-geïnfecteerde alveolair macrofagen (25). NO
werkt bacteriedodend en het is mogelijk dat een verminderd
vermogen tot fagocytose en een verlaagde NO-productie van
met BRSV geïnfecteerde alveolair macrofagen bijdraagt tot
een grotere gevoeligheid voor secundaire bacteriële infec-
ties, die na BRSV-infecties veelvuldig voorkomen. De ver-
stoorde functies konden niet verklaard worden doordat
BRSV zich in alveolair macrofagen vermenigvuldigt en de
macrofagen doodt, want BRSV bleek zich slechts minimaal
in alveolair macrofagen te vermenigvuldigen (hoge intrin-
sieke weerstand voor BRSV) (18). Echter, alveolair macro-
fagen bleken wel in staat grote hoeveelheden vims (ook af-
gedood vims) op te nemen, waarbij het antigeen slechts
langzaam werd afgebroken (Figuur 1). Mogelijk draagt dit
bij tot het verminderd functioneren van de alveolair macrofa-
gen.

antilichamen, t-cellen en brsv-subgrqepen

Humorale afi\\\'eer: antilichamen

Bij een BRSV-infectie raakt het epitheel van de ademha-
lingswegen geïnfecteerd en wordt nieuw vims geprodu-
ceerd. Voor de aanhechting speelt het aanhechtingseiwit (G-
eiwit) van het vims een bepaalde (13) maar niet essentiële
rol: recombinant respiratoir syncytiaal virus, zonder het G-
eiwit, kan zich ook in celcultuur vermenigvuldigen (7). De
infectie verspreidt zich doordat cellen kunnen worden geïn-
fecteerd door nieuw geproduceerde virusdeeltjes die vrijko-
men uit geïnfecteerde cellen en door fusie van geïnfecteerde
cellen met niet-geïnfecteerde cellen. Dit fusieproces kan lei-
den tot de typische meerkernige reuzencellen (syncytia). Het
fusie-eiwit (F-eiwit) van BRSV is betrokken bij het versmel-
ten van cellen. Voor de afweer is het dus van belang vrijko-
mend vims te neutraliseren en geïnfecteerde cellen op te mi-
men. Het eerste geschiedt door antilichamen. Vooral
antilichamen gericht tegen het F (fusie)-eiwit neutraliseren
BRSV. De beschikbaarheid van monoklonale antistoffen
(MAbs) tegen het F-eiwit van BRSV maakte het mogelijk de
antigene structuur van het F-eiwit meer in detail in kaart te
brengen. Er werden drie epitopen onderscheiden: A, B en C
(21). Antilichamen gericht tegen epitoop A neutraliseren het
vims en zijn gericht tegen de plaats op het eiwit die is betrok-
ken bij de celfusie, zoals in ieder geval is aangetoond voor
één van de A-epitoop-specifieke MAbs (12). Antilichamen
gericht tegen het epitoop B neutraliseren het vims alleen in
aanwezigheid van complement, terwijl antilichamen gericht
tegen epitoop C niet in staat zijn het vims te neutraliseren. In
ieder geval is waarschijnlijk dat antilichamen tegen het F-ei-
wit belangrijk zijn bij bescherming. Epitoop-specifieke anti-
lichaamresponsen tegen het niet-neutraliserend epitoop C
van het F-eiwit bleken significant hoger te zijn in sera van
kalveren die gevaccineerd waren met een geïnactiveerd vac-
cin dan in sera van kalveren die een natuurlijke infectie had-
den ondergaan. Dit betekent dat een natuurlijke infectie en
een vaccinatie verschillende humorale responsen induceren.
Onduidelijk is of dit ook betekent dat een natuurlijke infectie
bij een gevaccineerd dier kan leiden tot een immunopatholo-
gische reactie (21).

Er is ook lang gedacht dat antilichamen tegen HRSV of
BRSV de ziekte kon verergeren (antibody-mediated-enhan-
cement, AME). Dit is gegrond op de waarneming uit de zes-
tigerjaren in Amerika dat kinderen die gevaccineerd waren
met een experimenteel HRSV-vaccin, na een veldinfectie
met HRSV zieker werden (zelfs met dodelijke afloop) dan
niet-gevaccineerde kinderen. Dit ondanks hoge antili-
chaamtiters tegen HRSV. Uitgebreid onderzoek heeft echter
tot op heden geen duidelijkheid gegeven, maar de verden-
king dat antilichamen het ziektebeeld kunnen verergeren is
nog steeds blijven bestaan. Ook voor BRSV is veel over im-
munopathologie onderzocht (9). Eén van de hypothesen is
dat antilichamen de vimsvermeerdering kunnen stimuleren.
Dit paradoxale effect kan ontstaan wanneer antilichamen
(van een bepaald type of in een bepaalde concentratie) zich
wel aan een vims binden, maar het vims niet neutraliseren.
Er ontstaan dan immuuncomplexen. Bepaalde cellen die een
receptor bezitten voor het immunoglobulinemolecuul kun-
nen dan in versterkte mate infectieus vims opnemen, waar-
door de vimsvermenigvuldiging toeneemt. Voor alveolair
macrofagen is
in vitro onderzocht of AME optrad, gebmik
makend van verschillende post-infectie-sera. In vergelijking
met enkel vims nam de vimsvermenigvuldiging niet toe door
alveolair macrofagen te infecteren met immuuncomplexen
(18). Het AME-mechanisme lijkt daarom voor BRSV geen
belangrijke rol te spelen. Echter, het is mogelijk dat bij ge-
bruik van andere sera een dergelijk effect wel aantoonbaar is.
Na experimentele BRSV-infectie bij schapen werd vastge-
steld dat de vimsuitscheiding langer aanhield bij dieren met
BRSV-specifieke antilichamen dan bij dieren zonder BRSV-
specifieke antilichamen. Het klinisch beeld werd echter niet
ernstiger (8). Een rol voor antilichamen in het ziektebeeld
van BRSV is dan ook nog steeds niet geheel uitgesloten,
maar blijkt zeer moeilijk aantoonbaar.
Opvallend was dat antilichaamtiters tegen het neutralise-
rende epitoop A van het F-eiwit gerelateerd zijn aan het
Major Histocompatibility Complex (MHC) -haplotype van
de gastheer. Dit betekent dat mogelijk de genetische aanleg
van het rund mede de sterkte (maar niet het type) van de an-
ti lichaamrespons bepaalt. Dit zou verband kunnen houden
met de gevoeligheid voor BRSV (21).
Over antilichamen tegen het G-eiwit was weinig bekend,
omdat het een eiwit is met veel suikergroepen. Hierdoor was
het niet eenvoudig een ELISA te ontwikkelen om antilicha-
men tegen dit eiwit aan te tonen. Recent is een geconserveerd
gedeelte (32 aminozuren) op dit eiwit beschreven dat zeer
geschikt is gebleken om te gebruiken in een ELISA (G-pep-
tide ELISA, 11). Met behulp van deze test bleek de kinetiek
van de antilichamen gericht tegen het F-eiwit (waarvoor
reeds een ELISA bestond; F-ELISA) en tegen het G-eiwit te
verschillen (19). Antilichamen tegen het G-eiwit bleken

sneller te verdwijnen dan antilichamen tegen het F-eiwit.
-

m -

f A

• H. .•

• * s

« » •

Figuur 1. Runder alveolair macrofagen die BRSV-antigeen bevatten (pijl-
punt) 7 dagen na infectie met BRSV-stam Odijk. Immunoperoxidasekleuring.
Maatstreep = 50 nm. (©Springer-verlag 1995 , met toestemming)

-ocr page 270-

Daardoor konden meer herinfecties met de G-peptide-
ELISA worden aangetoond dan met de F-ELISA (Figuur 2).
Bij herinfecties bleken de antilichamen tegen het G-eiwit bij
76% van de dieren niet meer aantoonbaar te zijn, terwijl anti-
lichamen gericht tegen het F-eiwit nog aanwezig waren.
Mogelijk speelt de afwezigheid van antilichamen tegen het
G-eiwit een rol bij de gevoeligheid voor herinfecties. Nader
onderzoek zal dit moeten uitwijzen.

maanden na infectie

Figuur 2. Verschillen in antilichaam titers tegen het G- en F-eiwIt van BRSV
na natuurlijke BRSV-infectie bij 6 individuele runderen, bepaald in maande-
lijks genomen serummonsters met de G-peptide-ELISA en de BRSV-F-
ELISA. A-B: een sterke (A) en zwakke (B) antilichaamrespons in 2 kalve-
ren, A-C: G- en F-antilichaamtiters pieken op hetzelfde tijdstip. B-D:
G-specifieke antilichaamtiters in kalveren dalen sneller en tot lagere titers
na pi-imaire infectie dan F-specifieke antilichaamtiters, E-F: Herinfecties in
volwassen runderen die alleen door een meer dan 4-voudige titerstijging
in de G-peptide-ELISA worden aangetoond (E) of door een titerstijging in G
peptide-ELISA en BRS\\/-F€LISA (F) (© Am. Soc. Microbiol., met toestem-
ming).

Omdat er aanwijzingen zijn dat het G-eiwit een T-helper 1
(Thl) immuunrespons kan induceren, zijn subklasse-speci-
fieke anti lichamen onderzocht. Wat is een Thl-respons? Er
worden momenteel twee typen immuunrespons onderschei-
den: een Thl - en een Th2-respons. Een Thl-respons leidt tot
een sterke cytotoxische respons, terwijl een Th2-respons
voornamelijk de vorming van antilichamen stimuleert. De
Th 1 -respons is van nature gericht tegen intracellulaire patho-
genen (zoals virussen) en leidt tot doding van geïnfecteerde
cellen. Een Th2-respons is vooral belangrijk bij extracellu-
laire pathogenen (zoals parasieten) en leidt tot hoge antili-
chaamtiters. De antilichamen binden aan de parasiet, die ver-
volgens veel makkelijker kan worden gefagocyteerd en
gedood. Er zijn aanwijzingen dat een Th2-respons leidt tot
een relatieve hoge concentratie aan IgG2-antilichamen. Een
hoge antilichaamtiter van de subklasse IgG2 zou een aanwij-
zing zijn dat BRSV een Th2-immuunrespons induceert. Na
een Thl-respons wordt namelijk meer IgGl gevormd.
Echter, de antilichaamconcentraties van subklasse IgGl en
IgG2 (uitgedrukt in ratio\'s) waren ongeveer gelijk (19).
Interessant was de waarneming dat na een natuurlijk infectie
bij kalveren uitsluitend antilichamen van klasse IgGl aan-
toonbaar waren tegen het versuikerde G-eiwit (de natuurlijke
vorm), terwijl geen lgG2-antilichamen konden worden aan-
getoond. Bij volwassen dieren waren wel lgG2-antilichamen
tegen het versuikerde G-eiwit aantoonbaar. Dit betekent dus
dat het voor een jong rund blijkbaar moeilijk is antilichamen
te maken tegen het versuikerde G-eiwit. Dit zou een rol kun-
nen spelen bij de slechts tijdelijke bescherming die optreedt
na een infectie, maar daarvoor is nader onderzoek nodig.

— f

Cellulaire afweer: T-lymfocyten

Voor het verminderen van de virusreplicatie door het oprui-
men van geïnfecteerde cellen is de cellulaire afweer van be-
lang. Vooral cytotoxische lymfocyten (CD8-I-) zijn hiervoor
belangrijk (28). Uit eigen onderzoek is gebleken dat tijdens
een experimentele BRSV-besmetting van kalveren de verde-
ling van lymfocytenpopulaties in het bloed tijdelijk verande-
ren. Op het moment dat de virusproductie in de longen begint
af te nemen, is de relatieve hoeveelheid aan zogenaamde 78
T-cellen in de longen toegenomen (22). Bekend is dat 78 T-
cellen bij jonge dieren veel voorkomen en een rol spelen bij
het opruimen van geïnfecteerde cellen. Mogelijk zijn ook
deze 76 T-cellen betrokken bij het opruimen van BRSV-
geïnfecteerde cellen.

BRS V-subgroepen

Op basis van antigenen verschillen gebaseerd op het G-eiwit,
worden BRSV-stammen in subgroepen ingedeeld. Ofschoon
een indeling in subgroepen A, AB en B kan worden gemaakt
(6, 20), zijn er geen virulentieverschillen aangetoond tussen
isolaten die behoren tot groep A, AB of B. Dit in tegenstel-
ling tot HRSV, waar subgroep A-stammen virulenter zijn
dan subgroep B-stammen. Gebleken is bovendien dat dieren
die geïnfecteerd zijn met een virus dat behoort tot een be-
paalde subgroep, beschermd zijn tegen een herinfectie met
een virus dat behoort tot een andere subgroep (24). De bete-
kenis van de onderverdeling in subgroepen voor de praktijk

-ocr page 271-

2 4 6 8 10 12
dagen na BRSV challenge-infectie

Figuur 4. Gemiddelde ± SEM van IgG-antilichaamtiters in serum (A) en IgA-
titers in neusslijm (B) tegen het G-eiwit van BRSV van 4 groepen van 4 kal-
veren die intradermaal waren gevaccineerd met een naaldloos injectiepis-
tool (NI, Pigjet™), intradermaal met een naald (ID), intramusculair [IM], of
met een placebo (controle). De vaccinaties werden 3 maal toegediend
(pijlpunten) op O, 2 en 4 weken. De kalveren werden gechallengd met
BRSV 6 weken na de Ie vaccinatie (pijl). De antilichaam titers zijn het
hoogste na de IMI-vaccinatie (©Elsevier Science, met toestemming).

is dus beperi<t. Wel is de indeling belangrijk om de variatie
aan BRSV-isolaten in de rundveepopulatie te kunnen karak-
teriseren. Gebleken is bijvoorbeeld dat de BRSV-isolaten
die in Nederland in het veld voorkomen behoren tot sub-
groep A en AB (20). In dezelfde studie werd aangetoond dat
14 van 47 (30%) onderzochte kalveren die werden aangebo-
den voor sectie bij de Gezondheidsdienst vanwege ernstige
respiratoire problemen waren geïnfecteerd met BRSV. Uit
deze studie bleek dat BRSV dus nog steeds een belangrijke
oorzaak is van ernstige longproblemen in het veld.

nieuwe vaccins

De huidige commercieel beschikbare BRSV-vaccins zijn le-
vende of geïnactiveerde volvirus-vaccins. Het ontbreekt aan
voldoende inzicht omtrent de effectiviteit van deze vaccins.
Experimentele vaccinatie-challenge-experimenten zijn be-
schreven voor sommige vaccins (2, 27), en veldproeven zijn
beschreven, met wisselende resultaten (5, 31), maar studies
waarin vaccins worden vergeleken zijn zeldzaam (26).

O)
O

0123456789 10
weken na eerste vaccinatie

B

Studies naar het klinisch beschermend effect van vaccins en
de duur van de bescherming na vaccinatie op jonge leeftijd
ontbreken. Hierdoor is het niet mogelijk aan te geven welk
vaccin in het veld de beste bescherming biedt en of de baten
van vaccinatie opwegen tegen de kosten. Voor HRSV zijn
nog geen commerciële vaccins beschikbaar, maar zijn vac-
cins in ontwikkeling als levend geattenueerd (7) of subunit-
vaccin op basis van oppervlakte-eiwitten (17).
In het veld is behoefte aan multivalente vaccins omdat meer-
dere pathogenen betrokken zijn bij respiratoire aandoenin-
gen. Daarom is onderzocht of een gE-negatieve boviene her-
pesvirus 1 mutant (4) geschikt is als vector van BRSV-genen
die bescherming induceren. Van BRSV is bekend dat de virus
eiwitten F, G en N (nukleokapside-eiwit) bescherming kun-
nen bieden tegen een BRSV-infectie (29). In het onderzoek
werd gekozen om het gen dat codeerde voor het G-eiwit van
BRSV in de gE-negatieve BHV1 -vector te plaatsen. Hiervoor
moest nog een speciaal probleem worden opgelost: BRSV is
een RNA-virus dat zich in het cytoplasma vermenigvuldigt,
terwijl BHV 1 (en dus ook het gE-negatieve vector virus) een
DNA-virus is dat zich in de celkern vermenigvuldigt. Het
messenger RNA (mRNA) van het G-eiwit bleek hierdoor niet
intact te blijven en het gen moest kunstmatig worden veran-
derd zodat het mRNA wel stabiel bleef (10). Toen dit pro-
bleem was opgelost, is onderzocht of het gE-negatieve
BHVl-virus waarin het BRSV-G-gen was ingebracht
(BHV 1/BRSV) kalveren kon beschermen tegen een BRSV-
challenge en vervolgens tegen een BHV1-challenge (22). Het
BHVl/BRSV-vaccin bleek even goed te beschermen tegen
een BRSV-infectie en tegen een BHV 1-infectie, als het com-
merciële vaccin. Dit is opmerkelijk omdat in het commerciële
vaccin het gehele BRSV voorkomt, terwijl in het recombi-
nant BHVl/BRSV-vaccin uitsluitend het G-eiwit van BRSV
voorkomt.

In hetzelfde experiment werd ook een zogenaamd DN A-vac-
cin gebruikt: sinds enkele jaren is bekend dat inspuiten van
DNA-plasmiden die genetisch materiaal bevatten van patho-
gene virussen kan leiden tot een effectieve immuunrespons.
Het lichaam zelf maakt dan de virale eiwitten aan die op het
DNA zijn gecodeerd. Het lichaam maakt dus zelf als het
ware het vaccin. Deze techniek biedt veel voordelen ten op-
zichte van de conventionele levende of geïnactiveerde vac-
cins. Eén van de voordelen is dat het in principe mogelijk is
combinatie-vaccins te maken door plasmiden te mengen die
coderen voor eiwitten van verschillende virussen. In het
dierexperiment werd ook een groep kalveren gevaccineerd
met een commercieel verkrijgbaar levend multivalent vaccin
tegen BRSV, BHV 1 (niet gE-negatief) en boviene virus diar-
ree virus (BVDV), om de opgewekte bescherming te kunnen
vergelijken.

Het experimentele DNA-vaccin was minder effectief dan het
recombinant BHVl/BRSV-vaccin en het commerciële vac-
cin, maar de virusuitscheiding na challenge was significant
verminderd ten opzichte van de niet-gevaccineerde controle-
kalveren. Dit betekende dat DNA-vaccinatie wel bescher-
ming kan induceren bij BRSV-infecties, maar dat de DNA
vaccinatietechniek nog verbeterd moet worden. Bij kalveren
die waren gevaccineerd met het recombinantvaccin werden
na challenge met BRSV geen aanwijzingen gevonden dat het
G-eiwit een immunopathologische reactie in de longen indu-
ceert (zoals bijvoorbeeld een influx van onder andere eosino-
fielen). Dit is belangrijk omdat na vaccinatie van muizen met
alleen het G-eiwit was gebleken dat er wel een influx van eo-
sinofielen optrad (15). Het BH V1 /BRSV-vaccin is dus veilig

-ocr page 272-

voor kalveren na een experimentele challenge. Echter, de
veiligheid in het veld zal nog nader moeten worden onder-
zocht.

Eén van de kritische aspecten van DNA-vaccinatie is de
wijze van toedienen. Daarom is onderzocht of er verschil op-
treedt in de opgewekte bescherming na intramusculaire vac-
cinatie (IM) of na intradermale vaccinatie van DNA-plasmi-
den die voor het G-eiwit van BRSV coderen. Daarbij werden
twee verschillende manieren van intradermale vaccinatie
vergeleken: intradermaal met een naald (ID) en met lucht-
dmk in de huid schieten van het vaccin door middel van een
speciaal naaldloos injectiepistool (NI, figuur 3). De Nl-vac-
cinatie bleek de beste immuunrespons te induceren: de antili-
chaamtiters waren hoger na Nl-toediening dan na IM- of ID-
toediening (Figuur 4), en de reductie van vimsuitscheiding
was significant beter na Nl-vaccinatie vergeleken met ID- en
IM-vaccinatie (23)

conclusie

De laatste jaren is veel kennis ontwikkeld omtrent de interac-
tie van BRSV en longmacrofagen. Er is meer inzicht in het
voorkomen van BRSV-subgroepen en in het belang ervan
voor het veld. De oppervlakte-eiwitten F en G zijn uitgebreid
in kaart gebracht. Veel is bekend over antilichaamresponsen
tegen de oppervlakte-eiwitten na natuurlijke infectie en vac-
cinatie. Op basis van deze gegevens konden experimentele
vaccins ontwikkeld worden die nieuwe mogelijkheden bie-
den om effectieve en veilige (combinatie) vaccins tegen
BRSV te maken.

literatuur

1. Adair BM, and McNulty MS. EITect ot" \'in vitro\' exposure of bovine
alveolar macrophages to different strains of bovine respiratory syncy-
tial virus. Vet Immunol Immunopathol 1992; 30: 193-206.

2. Brun A, Peretz E, Languet B, Barral D, Lacoste F, and Lechenet J.
Evaluation of a bovine respiratory syncytial virus inactivated vaccine.
In: Proc XVlll World Buiatrics Congress, Bologna, Italy, 1383-6.

3. Donkersgoed J van, Janzen ED, Townsend HG, and Durham PJ. Five
field trials on the efficacy of bovine respiratory syncytial virus vac-
cine. Can Vet J 1990; 31: 93-100

4. Engelenburg FAC van, Kaashoek MJ, Rijsewijk FAM. Burg L van.
Moerman A, Gielkens ALJ, and Oirschot JT van. A glycoprotein E de-
letion mutant of bovine herpesvirus 1 is avirulent in calves. J Gen
Virol 1994; 75; 2311-8.

5. Frankena K. Klaassen CHL. Bosch JC, Braak AE van de, Haar AGC
van de, Tilburg FC, and Debouck P. Double-blind field evaluation of a
trivalent vaccine against respiratory disease in veal calves. Vet Quart
1994; 16: 148-52.

6. Furze J. Wertz G, Lerch R, and Taylor G. Antigenic heterogeneity of
the attachment protein of bovine respiratory syncytial virus. J Gen
Virol 1994;75:363-70.

7. Karron RA, Buonagurio DA, Georgiu AF, Whitehead SS, Adamus JE,
Clements-Mann ML, Harris DO, Randolph VB, Udem SA. Murphy
BR, and Sidhu MS. Respiratory syncytial virus (RSV) SH and G pro-
teins are not essential for viral replication
in vitro: clinical evaluation
and molecular characterization of a cold-passaged, attenuated RSV
subgroup B mutant. Proc Nat Acad Sei 1998:94: 13961-6.

8. Keles 1, Woldehiwet Z, and Murray RD. The effects of virus-specific
antibodies on the replication of bovine respiratory syncytial virus
in
vitro
and on clinical disease and immune responses in lambs. Vet
Immunol Immunopathol 1998; 62: 221-34.

9. Kimman TG, and Westenbrink F. Immunity to human and bovine res-
piratory syncytial virus. Brief Review. Arch Virol 1990; 112: 1-25.

10. Kühnle G, Heinze A, Schmitt J, Giesow K, Taylor G, Morrison I,
Rijsewijk FAM, Oirschot JT van, and Keil GM. The class II membrane
glycoprotein G of bovine respiratory syncytial virus, expressed from a

synthetic open reading frame, is inforporated into virons of recombi-
nant bovine herpesvirus 1. J Virol 1998; 72:3804-11.

11. Langedijk JPM, Middel WGJ, Schaaper WMM, Meloen RH, Kramps
JA, and Oirschot JT van. Type- and subtype-specific serological diag-
nosis of respiratory syncytial virus infection, based on a synthetic pep-
tide of the attachment protein G. J Immunol 1996; 193: 157-66.

12. Langedijk JPM, Meloen RH, and Oirschot JT van. Identification of a
conserved neutralisation site in the first heptad repeat of the fusion
protein of respiratory syncytial virus. Arch Virol 1998; 143:313-20.

13. Levine S, Klaiber-Franco R, and Paradiso PR. Demonstration that
glycoprotein G is the attachment protein of respiratory syncytial virus.
JGen Virol 1987;68:2521-4.

14. Morris JA, Blount Jr RE, and Savage RE. Recovery of cytopathogenic
agent from chimpansees with coryza. Proc Soc Exp Biol 1956; 92:
544-9.

15. Openshaw PJM, Clarke SL, and Record FM. Pulmonary eosinophilic
response to respiratory syncytial virus infection in mice sensitized to
the major surface glycoprotein G. Int Immunol 1992; 4: 493-500.

16. Paccaud MF, and Jacquier CI. A respiratory syncytial virus of bovine
origin. Archiv für die Gesamte Virusforschung 1970; 30: 327-42.

17. Piedra PA, Glezen WP, Kasel JA, Welliver RC. Jewel AM, Rayford Y.
Hogermans DA, Hildreth SW. and Paradiso PR. Safety and immuno-
genicity of the PFP vaccine against respiratory syncytial virus (RSV):
the Western blot assay aids in distinghuising immune responses of the
PFP vaccine from RSV infection. Vaccine 1995; 13: 335-55.

18. Schrijver RS. Kramps JA, Middel WGJ, Langedijk JPM, and Oirschot
JT van. Bovine respiratory syncytial virus replicates minimally in
bovine alveolar macrophages. Arch Virol 1995; 140: 1905-17.

19. Schrijver RS, Langedijk JPM, Poel WHM van der. Middel WGJ,
Kramps JA, and Oir.schot JT van. Antibody responses against the G
and F proteins of bovine respiratory syncytial virus after experimental
and natural infections. Clinical and Diagnostic Laboratory
Immunology 1996; 3; 500-6.

20. Schrijver RS, Daus F, Kramps JA, Langedijk JPM. Buijs R, Middel
WGJ, Taylor G, Fur/e J, Huyben MWC, and Oirschot JT van.
Subgrouping of bovine respiratory syncytial virus strains detected in
lung tissue. Vet Microb 1996; 53: 253-60.

21. Schrijver RS, Hensen EJ, Langedijk JPM. Daus F, Middel WGJ,
Kramps JA, and Oirschot JT van. Antibody responses against epitopes
on the F protein of bovine respiratory syncytial virus differ in infected
or vaccinated cattle. Arch Virol 1997; 142: 2195-2210.

22. Schrijver RS, Langedijk JPM, Keil GM, Middel WGJ, Maris-Veldhuis
M, Oirschot JT van, and Rijsewijk FAM. Immuni.sation of cattle with a
BHV1 vector vaccine or a DNA vaccine both coding for the G protein
of BRSV. Vaccine 1997; 15: 1908-16.

23. Schrijver RS, Langedijk JPM, Keil GM, Middel WGJ, Maris-Veldhuis
M, Oirschot JT van, and Rijsewijk FAM. Comparison of DNA appli-
cation methods to reduce BRSV shedding in cattle. Vaccine 1998; 16:
130-4.

24. Schrijver RS, Langedijk JPM, Middel WGJ, Kramps JA, Rijsewijk
FAM. and Oirschot JT van. A bovine respiratory syncytial virus strain
with mutations in subgroup-specific antigenic domains of the G pro-
tein induces partial heterologous protection in cattle. Vet Microb
in
press.

25. Schrijver RS, Folkerts G, Langedijk JPM, Middel WGJ, Kramps JA.
Nijkamp F, and Oirschot JT van. Antiviral activity of bovine alveolar
macrophages against bovine respiratory syncytial virus: nitric oxide
not involved.
Submitted.

26. Stott EJ, Thomas LH, Taylor G, Collins AP, Jebbett J, and Crouch S. A
comparison of three vaccines against respiratory syncytial virus in cal-
ves. JHygCamb 1984; 93:251-61.

27. Stott EJ, Thomas LH, Howard CJ, and Gourlay RN. Field trial of a
quadrivalent vaccine against calf respiratory disease. Vet Ree 1987;
121:342-7.

28. Taylor G, Thomas LH, Wyld SG, Furze J, Sopp P, and Howard CJ.
Role of T-lymphocyte subsets in recovery from respiratory syncytial
virus infection in calves. J Virol 1995; 69: 6658-64.

29. Taylor G, Thomas LH, Furze J, Cook RS, Wyld SG, Lerch R, Hardy R,
and Wertz GW. Recombinant vaccinia viruses expressing the F, G or
N, but not the M2, protein of bovine respiratory syncytial virus
(BRSV) induce resistance to BRSV challenge in the calf and protect
against the development of pneumonic lesions. J Gen Virol 1997; 78:
3195-3206.

-ocr page 273-

Clinische diagnose:

ïtruviet urolithiasis bij de hond.

Dieetstrategie:
Nieuw! Pedigree^Low pH Control Dieet

*■ Het unieke, nieuwe Pedigree\' Low pH Control Dieet werkt
zowel curatief als preventief bij struviet urolithiasis.

*■ Dit dieet kan tevens preventief worden voorgeschreven bij
calciumoxalaat urolithiasis.

»\' Het uitgebalanceerde nutriëntenprofiel zorgt voor een voort-
durende onderverzadiging van de urine met kristal vormende
componenten en een vergroting van het urinevolume.

»■ Door de speciale samenstelling is het dieet geschikt voor
langdurig gebruik.

*■ De uitstekende acceptatie garandeert ook op de lange
termijn een goede opname.

*■ Bij de ontwikkelIng^van het Pedigree\' Low pH Control Dieet
Is gebruik gemaakt van WALTHAM\'s unieke, niet-lnvasleve,
continue urinemonltorlng systeem, waarmee de effecten van
de voeding op df urineverzadiging en pH gedurende een lange
periode gemetm kunnen worden.

*■ WALTHAM Is 4en toonaangevende autoriteit op het gebied van
urineverz«d1g1ng als resultaat van meer dan 20 jaar
wetenschappelijk onderzoek.

ra«

er informatie: Wallham Veterinaire Service, Postbus 81, 5460 AB Veghel Tel: 0413-383269 Fox: 0413-340229.
tellingen: Virbac Nederland BV, Postbus 313, 3770 AH Barneveld Tel: 0342-427127 Fax:0342-490164.
me en Whiskas diëten zijn uilsluilenil verkrijgbaar bij tie ilierenarts.

nutrition
jolutions

VETERINARY DIETS

-ocr page 274-

mk i^mFM « m

voorgangers: dierenartsen uit vroeger tijd (30)

GEERT REIIMDERS
(1737-1815)

i

Veterinair verleden

Geert Reinders werd in 1737 geboren in Bedum (Gr), waar zijn vader korenmolenaar was. Toen hij drie was overleed zijn moeder.
Zijn opvoeding kwam voornamelijk in handen van een dienstbode. Daarnaast heeft een oom van moederszijde grote invloed op hem
uitgeoefend ondermeer omdat deze hem lectuur verschafte, waardoor hij kennis kon nemen van de kerkelijke en politieke problemen
van de dag. Vooral de boeken over de vaderlandse geschiedenis werden gretig door hem gelezen. Toen deze oom voorstelde om
Geert op zijn kosten verder te laten studeren, stuitte dit op verzet van zijn zeer rechtzinnige vader, die van mening was dat
\'men met
al die waereldsche wijsheid niet in den hemel konde komen en dat het ook niet tot de kostwinning t)ehoorde.
Toen zijn vader in 1749 naar Aduarderzijl vertrok, waar hij een aandeel in een houtzaagmolen had gekocht met daarbij een handel in
hout, vond hij het nodig dat zijn twaalfjaar oude zoon zich verder in de rekenkunde bekwaamde. Hoewel Geert zich tot een perfecte
molenaarsknecht ontwikkelde, had hij toch twijfels over zijn vooruitzichten. Toen hij in 1757 trouwde met een boerendochter, besloot
het jonge paar dan ook om de bakens te verzetten en om een boederij in Garnwerderhoek te kopen.
De start was erg moeilijk: al snel werd hij geconfronteerd met de alom heersende veepest. Hierdoor kwam het gezin op de rand van
de armoede. Door zuinigheid en hard werken keerde het tij en later was hij zelfs in staat om er een tweede boerderij bij te kopen.
In zijn vrije tijd las Geert filosofische werken, met name van de Duitse veriichtingsfilosoof Christan Wolff. De ideeën van de Veriichting hebben een grote in-
vloed op hem gehad. Deze hielden ondermeer in dat een betere verstandelijke ontwikkeling van de bevolking tot een betere samenleving zouden leiden. Zich
inzetten voor maatschappelijk nut werd een drijfveer die zijn leven zou gaan kenmerken. Zowel deze studie als de gewoonte om zijn gedachten en en/arin-
gen in een dagboek vast te leggen werden de basis waarop deze autodidact zijn latere canière heeft gebouwd.

In 1767 trad hij in contact met professor Petrus Camper naar aanleiding van een artikel van diens hand over veeziekten als de \'galziekte\' bij schapen en run-
deren en de kwade droes bij paarden. Dit was de start van een jarenlange vriendschap en samenwerking tussen deze beide mannen.
Reinders had speciaal belangstelling voor de bestrijding van de veepest. Nu werden er in de achttiende eeuw al talloze experimenten uitgevoerd om door
middel van entingen ziekten als de pokken bij mensen en de veepest bij mnderen te bestrijden. Opvallend is hoeveel predikanten zich hiermee actief bemoei-
den. De resultaten van het enten van mnderen tegen de veepest waren echter slecht. Bij een experiment van dominee Noseman in 1755 stierven er veertien
van de zeventien behandelde dieren! Toen er in 1768 weer veepest optrad, hebben Burgemeester en de Raad van Groningen professor Camper en profes-
sor van Doeveren verzocht hun gedachten te laten gaan over de meest doelmatige middelen tot bestrijding van de ziekte. Tevens werd hun een krediet ver-
strekt. Daar de heren reeds veel ervaring hadden met het inoculeren van de kinderpokken, besloten ze om de bestrijding van de veepest met inenting te pro-
beren. De epidemie breidde zich uit en Camper reisde overal heen waar de ziekte zich openbaarde om deze zo goed mogelijk te kunnen bestuderen.
Een eerste door Camper tezamen met Van Doeveren gedaan experiment om te enten met behulp van een kromme naald, waaraan een met smetstof door-
drenkte draad bevestigd was, gaf een teleurstellend resultaat: 39 van de 75 dieren stierven. Een tweede proef, door Wynoldus Munniks in Friesland gedaan
met hokkelingen gaf een sterfte van 67 van de 112 dieren en bij een derde, uitgevoerd door Leeuwardense lector in de anatomie en chirurgie, Jan de Vries,
gingen 39 van de 53 runderen dood. In 1769 riep Camper de hulp in van Geert Reinders. Toen deze samen met Camper met een experiment bezig was met
zestien koeien op een gehuurd stuk land waar de ziekte veelvuldig was opgetreden, werd de bevolking zo agressief dat de rechter de heren beval binnen 24
uur te vertrekken. Dit werd op het laatste moment voorkomen. Daar er van de zestien dieren slechts vijf stierven, gaf dit Reinders de moed door te gaan.
Toen de ziekte op zijn eigen bedrijf uitbrak, entte hij alle 25 aanwezige runderen, waarmee hij een groot deel van zijn bezit op het spel zette. Van de 25 dieren
overleefden er veertien. Reinders bleef -samen met een buurman en met Camper- voortgaan met entingen. Het ene onderzoek na het andere werd uitge-
voerd, alles op eigen kosten. De resultaten waren zeer wisselend. In totaal had hij in 1769/70150 koeien geënt, waan/an er 86 in leven waren gebleven.
Geleidelijk had hij toch wat meer inzicht in de pathogenese van runderpest gekregen; hij concludeerde:

1. wanneer men een \'schoon\' dier besmette met een smetstof van een ziek dier, het \'schone\' dier altijd ziek werd;

2. dat dieren die hetzij de enting doorstaan hadden hetzij van de ziekte gebeterd waren, gevrijwaard waren van de ziekte bij een volgende besmetting.

Na vier jaar, in 1774, sloeg de mnderpest weer toe en wel op een kwaadaardige wijze. Dit gaf Reinders aanleiding de entingen te hen/atten. Met financiële
hulp van jonkheer Alberda van Dijkstertiuis werden een aantal experimenten uitgevoerd, waartDij aandacht werd besteed aan eventuele invloed van purgeer-

-ocr page 275-

« M

middelen, voeding en waterbehandeling (zwemmen), alsmede van het al of niet tochtig zijn. Van de 49 dieren stien/en er 30. Intussen
had Reinders opgemerkt, dat als men In één hok \'schone\' kalveren huisvestte naast kalveren die geboren zijn uit koeien die de ziekte
hadden doorstaan, de eerste groep bij een besmetting ziek werd en de tweede niet. Indien hij een kalf van een \'gebeterde\' koe
daarna entte, werd het niet ziek en bleef dan zelfs gezond wanneer het in contact kwam met zieke dieren. Om ze blijvend voor de
ziekte te beschermen dienden zij een tweede keer geënt te worden.

In een brief van 6 december 1774 meldde Reinders deze ontdekking aan de Prins-Stadhouder Willem V en in een brief van 22 de-
cember daaraanvolgend aan de professoren Camper en Munniks. Deze laatste brief liet hij ook drukken. Aan de ene kant hoopte hij
met deze ontdekking kans te maken op een geldelijke beloning, aan de andere kant wilde hij hiermee zijn ontdekking veilig stellen.
Alleen Munniks reageerde enthousiast; hij zorgde voor een vertaling van de brief in het Engels. Camper daarentegen heeft het In la-
tere verhandelingen, uitgegeven in Parijs en Berlijn, doen voorkomen of hijzelf de ontdekking gedaan had. En Willem V reageerde in
het geheel niet. Niettemin droeg hij een volgend geschrift waarin hij zijn ervaringen
samematte {Waarnemingen en proeven ...die-
nende ten bewyze dat wij onze kalvers tegen de veepeest kunnen beveiWgen.
Groningen 1776) aan de Prins op en hij liet ook niet na
verschillende vooraanstaande personen uit Stad en Lande voor hun steun en adviezen te bedanken. In zijn het jaar daarop uitgege-
ven
Bericht uit Holland, Friesland en de provincie van Stad en Lande.... vatte hij de resultaten samen van eigen voortgezette waarne-
mingen en van de door anderen op zijn instigatie verrichte inentingen. Het is toch wel zeer opmerkelijk dat een Groningse boer kans
heeft gezien om ten koste van grote financiële offers en met een groot vertrouwen in eigen kunnen, inzicht te krijgen in een funda-
menteel immunologisch verschijnsel waarvan de opheldering pas ruim een eeuw later gegeven zou kunnen worden.
Hoewel Reinders\' naam ten gevolge van Campers zelfzuchtig optreden in het buitenland niet bekend geworden is, heeft zijn weri< in
het binnenland erkenning gevonden. Zijn publicaties vielen precies in de jaren waarin de Maatschappij tot Bevordering van den
Landbouw te Amsterdam en de Oeconomische Tak van de Hollandsche Maatschappij van Wetenschappen te Haarlem werden op-
gericht (respectievelijk in 1776 en 1777). Beide maatschappijen bevorderden de toepassing van Reinders\' methode door het uitloven
van premies, ten/vijl in de
Verhandelingen van de Maatschappij tot Bevordering van den /.andöouwverschillende berichten over het
onderwerp werden gepubliceerd. De Amsterdamse My. benoemde Reinders tot erelid en van de Haarlemse mocht hij een gouden
medaille in ontvangst nemen. Maar de grootste eer die hem in 1809 te beurt viel, was wel zijn benoeming tot correspondent der
Eerste Klasse van het Koninklijk Instituut van Wetenschappen, Letteren en Schone Kunsten.

Geert Reinders heeft veel maatschappelijke functies uitgeoefend. Over zichzelf schreef hij eens: \'Gebooren uit een geslacht, altoos
in de Ommelanden gevestigd, hebbe ik met de moedermelk de behartiging van diens wezenlijke belangens ingezogen\'. Zijn instelling om zich nuttig te ma-
ken, gecombineerd met zijn vermogen het vertrouwen van zijn omgeving te winnen, leidden ertoe dat hem verschillende politieke en ambtelijke taken werden
opgedragen. Zo vertegenwoordigde hij van 1770-1778 het karspel Garnwerd in de Ommelander Landdag. Na de Omwenteling van 1795 nam hij deel aan
het weri< van de commissie die voor Stad en Lande een nieuw bestuursplan moest opstellen. Het jaar daarop werd hij tot \'redger\' benoemd met jurisdictie in
Winsum, Obergum en Baflo. In deze functie, die hij van 1796-1798 en van 1801 -1803 ven/ulde, waren rechtspraak, notariaat en politie gecombineerd. In de
tussenliggende jaren (1798-1801) had hij zitting in de Eerste Kamer van het Vertegenwoordigend Lichaam als represenant van het district Scheemda. Aan
zijn initiatief is de wet van 1799 ter bestrijding van de veepest te danken. Hierin werd bepaald dat ziek en verdacht vee moest worden afgeslacht en dat de
kosten uit een speciaal hien/oor te stichten fonds, dat ten laste van de boeren zou komen, zouden worden vergoed. Zoals bekend, is dit \'Veefonds\' van bui-
tengewone betekenis geweest voor de ontwikkeling van de diergeneeskunde in ons land.

Toen in de herfst van 1801 een nieuwe staatsregeling werd ingevoerd, kreeg het overgrote deel der kamerieden, waaronder Reinders, ontslag waardoor hij
\'tot blijdschap van zijn kinderen en vrienden in zijnen geliefden kring kon terugkeren\'. Op 71 -jarige leeftijd aanvaardde hij nog het ambt van secretaris van de
nieuw ingestelde gemeente Winsum, dat hij gedurende drie jaar vervulde. Bij de gemeentelijke herindeling van 1811 kon hij deze taak tot zijn opluchting
neerleggen, want het viel hem moeilijk zich te voegen in het ambtelijk bestel van het Franse Keizerrijk. Vanaf 1805 was hij lid van de Groninger Commissie
van Landbouw. Zijn medelid en vriend, de inmiddels tot hoogleraar in de landbouwhulshoudkunde benoemde oud-predikant J.A. Uilkens, sprak hem in 1814
toe bij zijn benoeming tot honorair lid van het Natuur- en Scheikundig Genootschap te Groningen: \'Gij, achtenswaardige grijsaard! Gij hebt geheel ons vader-
land, Gij hebt de menschheld aan u verpligt. In de dagen van drieste onkunde en stout vooroordeel durfdet gij het wagen, om, met medewerking van edele,
kundige mannen, ook van deze Hogeschool, de verschrikkelijke runderpest door een weldadige inenting in haren jammervollen loop te beperken. Maar deze
uwe menschlievende edele stoutheid bleef uw eenige verdienste niet!\'. Reinders stierf op 4 februari 1815 te Bellingeweer, waarheen hij in 1802 verhuisd was.
In 1796 had hij zijn tweede echtgenote, Geertjen Pieters, verloren, waarmee hij tien jaar eerder gehuwd was, nadat in 1785 zijn eerste echtgenote,
Angenientje Klaassen, die hem twee zonen en twee dochters geschonken had, overieden was.

Deze rubriek wordt verzorgd door leden van het Veterinair Historisch Genootschap.

E.P.0.

Geraadpleegde lileraluur:

■ Bruins LH. Leven en werken van Geert Reinders. de grondlegger van de immunologie Diss. Groningen. Leens, 1951.

- Schaal. A.vander. Geert Reindersl1737-1815).AIounderotthepractcala(iplicationolimm 1978:3(41:89-98.

■ Wester J. Geschiedenis der Veeartsenijkunde. Utrecht. 1939:127en 134.

■ E.P.0. Petrus Camper Tijdschr Diergeneeskd 1996:121:258-259.

-ocr page 276-

« A

mim^;^ lifiiiiirfilÉ\'iiiih

www.minlnv.nl

www.minlnv.nl

U-

f f

vervoersverbod

Berichten en verslagen

NIEUWE BORDEN VOOR DIERZIEKTE

Het ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij heeft nieuwe borden
laten ontwerpen die gebruikt zullen worden bij de uitbraak van vrijwel elke
besmettelijke dierziekte. De nieuwe modellen zijn blauw van kleur met een
witte opdruk die voornamelijk bestaat uit een pictogram.

Wanneer op een bedrijf een besmette-
lijke dierziekte is uitgebroken of een
verdenking daarvan bestaat, kan dit
bedrijf besmet, respectievelijk ver-
dacht worden verklaard. Om dit visu-
eel duidelijk te maken wordt bij het be-
drijf een bord geplaatst, met als direct
gevolg dat voor het bedrijf een aan- en
afvoerverbod geldt.

Wanneer tevens in een bepaald gebied
een vervoersverbod wordt afgekondigd,
moeten rondom dit gebied borden ge-
plaatst worden zodat vervoerders weten
dat ze niet in dat gebied mogen rijden.
Naar aanleiding van de ervaringen die
zijn opgedaan tijdens de bestrijding
van de varkenspest en BSE zijn er
nieuwe borden ontwikkeld. De oude
borden met een opdruk in letters wor-
den nu vervangen door (voornamelijk)
pictogrammen. De oude modellen blij-
ven nog gehandhaafd voor dierziekten
bij bijen, vissen en tweekleppige
weekdieren.

BANDEN TVD

Op het secretariaat van de KNMvD zijn
de banden voor het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde 1998 voorradig. De
prijs bedraagt ƒ 30,— (inclusief 17,5%
BTW en verzendkosten). Onderstaand
treft u een overzicht aan van de banden
die eveneens nog voorradig zijn, met
daarbij behorend kostenoverzicht.

Banden 1997, 1996, 1995: ƒ 30,-(in-

clusiefl7,5%BTW).

Banden 1994: niet meer voorradig.

Banden 1993: niet meer voorradig.

Banden 1992: ƒ 30,- (inclusief 17,5%

BTW).

Banden 1991: ƒ 26.45 (inclusief 17,5%
BTW).

Banden 1990, 1989, 1988: niet meer
voorradig.

U kunt de banden schriftelijk of per fax
bestellen onder vermelding van
\'Banden\' en de jaargang. Met uw bestel-
ling krijgt u een nota met acceptgiro
thuisgestuurd. Stuur uw bestelling naar:
KNMvD, Postbus 14031, 3508 SB
Utrecht, of fax uw bestelling: 030 -
2511787.

1. Het nut van sectie-onderzoek: een
gestorven varken kan op de
Gezondheidsdienst worden onder-
zocht. Toegelicht zal worden wan-
neer dergelijk onderzoek zinvol is,
aan welke voorwaarden moet wor-
den voldaan, op welke wijze een ge-
storven dier naar de Gezond-
heidsdienst kan worden gebracht,
wat de kosten zijn en hoe de uitslag
moet worden geïnterpreteerd.

2. Vruchtbaarheidsproblemen bij zeu-
gen:
een relatief veel voorkomend
probleem is het niet-drachtig wor-
den van zeugen na een dekking of
inseminatie. De vele oorzaken van
een dergelijk probleem worden be-
sproken maar vooral de wijze
waarop de oorzaak achterhaald kan
worden. Een onmisbaar hulpmiddel
daarbij is een nauwkeurige analyse
van de computermatige zeugenad-
ministratie die op veel bedrijven
wordt bijgehouden.

VARKENSGEZONDHEIDSZORG

Zoals ieder jaar organiseert de afdeling Varkensgezondheidszorg van de
Gezondheidsdienst voor Dieren in het komende winterseizoen voorlichtings-
avonden voor varkenshouders. Op deze avonden komen de volgende onder-
werpen aan de orde.

3. Schurftbestrijding: in een video
wordt getoond hoe op varkensbe-
drijven op betrekkelijk eenvoudige
wijze definitief kan worden afgere-
kend met een schurftbesmetting. De
Gezondheidsdienst heeft een pro-
gramma waarmee binnen enkele ja-
ren schurft bij varkens in Nederland
uitgebannen kan worden.

Voor meer informatie: Gezondheids-
dienst voor Dieren, dr. T. Geudeke, te-
lefoon: 0411 - 659534.

-ocr page 277-

DR. RAMSEY UIT GLASGOW WINNAAR IAMS
COMPANY AWARD 1998

Dr. Ian Ramsey van de universiteit van
Glasgow heeft de lams Company
Award 1998 gewonnen. De titel van zijn
artikel is: Thryroid-stimulating hor-
mone and total thyroxine concentrations
in euthyroid, sick euthyroid and hypo-
thyroid dogs\'. Dit artikel is gepubliceerd
in het Joumal of Small Animal Practice.
Op 25 september 1998, tijdens het con-
gres van de European Society of
Veterinary Intemal Medicine (ESVIM)
in Wenen, is de award aan dr. Ramsey
uitgereikt door prof J.G. Thalhammer
en dr. Richard Nap van lams Pet Food
Intemational Inc. De prijs bestaat uit een
geldbedrag van 2500 ECLI en een certi-
ficaat.

Om in aanmerking te komen voor de
lams Company Award 1999, kunnen ar-
tikelen worden ingestuurd die zijn gepu-
bliceerd tussen 1 juli 1998 en 1 juli
1999. Het adres is: The lams Company
Award Committee, t.a.v. Astrid Jacobs,
Luchthavenweg 67, 5657 EA Eind-
hoven.

AANGIFTEPLICHTIGE

BESMETTELIJKE

DIERZIEKTEN

In Nederland zijn in de periode
van 1 september 1998 tot en met
30 september 1998 de volgende
besmettingen geconstateerd van
een aangifteplichtige besmette-
lijke dierziekte:

* In het werkgebied van RVV-
kring Assen: één geval van
Amerikaans vuilbroed bij bijen
en één geval van scrapie.

* In het werkgebied van RVV-
kring Amsterdam: één geval
van psittacose en vijf gevallen
van salmonellose.

* In het werkgebied van RVV-
kring Doetinchem: twee geval-
len van salmonellose.

equine medicine at a capital level - a walk along the
vertebral column

NAJAARSCONGRES GROEP
GENEESKUNDE VAN HET PAARD

Op zaterdag 21 november 1998 organiseert de Groep Geneeskunde van het
Paard een najaarscongres in het RAI Congres Centrum te Amsterdam.
Thema van deze dag is: \'Equine medicine at a capital level - a walk along the
vertebral column\'. Door de Groep wordt een selectie van sprekers gepresen-
teerd welke recente wetenschappelijke kennis paren aan jarenlange ervaring
in de internationale paardenpraktijk. \'Een uitstekende gelegenheid om nader
kennis te maken met de rug van het paard en zijn soms ondoorgrondelijke
problemen\', aldus de Groep Paard. Na het wetenschappelijk programma
overdag zal de avond in het teken staan van Jumping Amsterdam.

y Cursussen en congressen

Dr. J. Walmsley (Equine Veterinary
Hospital, Liphook, Groot-Brittannië)
zal de diagnostiek van de wervelko-
lom vanuit een orthopedisch en neuro-
logisch perspectief bezien. Dr. M. No-

wak (Tierklinik Hochmoor, Duits-
land) behandelt de beeldvormende
technieken: radiologisch en echogra-
fisch onderzoek van de wervelkolom.
Het management van mgproblemen
bij het sportpaard wordt besproken
door dr. C. Weinberg (Fairfield Equi-
ne Associates, Monroe, Verenigde
Staten), waarbij het accent ligt op een
combinatie van traditionele westerse

-ocr page 278-

■Iff»

geneeskunde en alternatieve technie-
ken.

Na de lunch en de presentatie van de
Interpolis Referaten Prijs zal J. Dun
(dierfysiotherapeut, Nederland) rug-
klachten bij het paard fysiotherapeu-
tisch benaderen. Tot slot bespreekt dr.
J. Walmsley (Equine Veterinary Hos-
pital, Liphook, Groot-Brittannië) de
chirurgische behandeling van spinal
impingement en cervicale vertebrale
instabiliteit.

Het programma begint om 08.15 uur.
Het avondprogramma Jumping Am-
sterdam begint om 19.00 uur. In-
schrijving bij: PAO-Diergeneeskun-
de. Postbus 85205, 3508 AE Utrecht,
telefoon: 030 -2517374, fax: 030 -
2516490. De kosten bedragen
ƒ 350,-
en voor studenten diergeneeskunde
en fysiotherapie
ƒ 200,-. Een gere-
serveerde tribuneplaats voor Jum-
ping Amsterdam kost
ƒ 55,-. Hotel-
accomodatie: RAI Hotelservice,
telefoon: 020 - 5491927, fax: 020 -
6462840.

twee hoüfdtheivia\'s op elfde studiedag veeg

ZOÖNOTISCHE INFECTIES EN GEBRUIK VAN ANTIBIOTICA

Tijdens de studiedag worden verschil-
lende voordrachten gehouden, alle in
het Nederlands. De voordrachten wor-
den in het Engels opgenomen in de
proceedings van deze studiedag, maar
zijn tevens voorzien van een Ne-
derlandse samenvatting. De toegang
voor leden is gratis, voor belangstel-
lende niet-leden kan de dag worden
bijgewoond voor ƒ 25,- (met verstrek-
king van de Proceedings).

De studiedag wordt om 8.45 uur ge-
opend door de voorzitter en vervolgens
bijt Arie Havelaar (RIVM) de spits af
met zijn rede
\'Eff\'ectenmodelering in de
kwantitatieve microbiologische risico-
analyse\'.
Vervolgens komt Yvonne
van Duynhoven (RIVM) aan bod met
\'Surveillance en epidemiologisch on-
derzoek van gastro-enteritis bij de
mens\\
Na de koffiepauze is er een bij-
drage van Alien de Koeijer (ID-DLO)
getiteld:
\'Risico-bepaling van BSE en
de Rq \'.
Vervolgens is er een plenaire
discussie over het ochtendprogramma.
Ton van den Bogaard (Universiteit
Maastricht) is als eerste aan de beurt na
de lunchpauze met
\'Overdracht van
resistente bacteriën en resistentiege-
nen van dier naar mens\\
waarna
Anton Pijpers (FdD) een presentatie
houdt over
\'Gebruik van antibiotica in
de dierhouderij\\
Hij wordt gevolgd
door Hidde Rang (PVE) die een bij-
drage heeft over
\'Salmonella/Cam-
py lobacter - Plan van Aanpak in vlees-
kuikens: de stand van zaken\'.

Bij het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieuhygiëne (RIVM) aan de
Antonie van Leeuwenhoeklaan 9 te Bilthoven wordt
woensdag 9 december
1998
de elfde studiedag gehouden van de Vereniging voor Veterinaire
Epidemiologie en Economie (VEEC). De studiedag heeft twee hoofdthema\'s:
1) Zoönotische infecties bij mens en dier en 2) Het gebruik van antibiotica in
de dierhouderij en de overdracht van resistente bacteriën en resistentie-genen
van dier naar mens.

Na de theepauze vertelt Peter van der
Wolf (GD) over
\'Risicofactoren voor
Salmonella in vleesvarkens\'.
Ver-
volgens komt de bijdrage van Huybert
Groenendaal (LUW-ABE) aan bod:
\'Een pilot-studie ten behoeve van de
paratuberculosebestrijding op melk-
veebedrijven in Nederland\'.
Annet Heuvelink (RIVM) verhaalt
over
\'Het voorkomen van verocyto-
toxine-producerende Escherichia coli
0157 op Nederlandse melkveebedrij-
ven\'.
De laatste spreker is Frans
Jongejan (FdD), die een presentatie
houdt over
\'Teken als vectoren van
zoönotische infecties in Nederland\'.
Tenslotte volgt er een plenaire discu.s-
sie over het middagprogramma en
wordt de dag afgesloten met een Al-
gemene Ledenvergadering.

Voor meer informatie kan men contact
opnemen met de secretaris van de
VEEC (dr. ir. Armin Eibers, telefoon:
0411 - 659419 of via de e-mail\': a.el-
hers(c^gdvdieren .nl).

novartis organiseert cardial pursuit ii

INTERACTIEVE PRESENTATIES MET HARTGELUIDEN
OVER DE DIAGNOSE VAN HARTFALEN BIJ HONDEN

Novartis Animal Health organiseert in november en december een nieuwe
reeks van negen Cardial Pursuit Seminars op verschillende plaatsen in
Nederland. Veterinaire Specialisten maken u op verhelderende wijze wegw ijs
in de diagnose en behandeling van hartfalen bij honden. Hulpmiddelen daar-
voor zijn: hartgeluiden, uitvergrote ECG\'s en vier klinische gevallen.

Cardial Pursuit II is nog interactiever,
levendiger en vooral educatiever dan
de eerste versie. Zo worden de theoreti-
sche onderdelen telkens afgewisseld
met een interactief vraag- en antwoord-

-ocr page 279-

■I « ««

m i

systeem die u in staat stellen uw kennis
te toetsen: de antwoorden van u en uw
collega\'s worden (anoniem) op het
grote scherm getoond. Afhankelijk van
die resultaten gaat de gastspreker even-
tueel dieper in op de materie. In-
houdelijk is de presentatie opgebouwd
uit drie delen. In het eerste deel worden
de verschillende facetten van een hart-
auscultatie behandeld; wat zijn nor-
male en abnormale hartgeluiden? Hoe
klinken ritmestoomissen? De hartge-
luiden bonzen door de zaal... aan u om
ze te beoordelen. In deel twee worden
ECG\'s besproken: elektrocardiografi-
sche bepaling van soorten aritmie, be-
paling van de oorzaak van het pro-
bleem en inschatting van de klinische
betekenis. Na een theoretische uiteen-
zetting worden een aantal ECG\'s uit-
vergroot zodat u ze kunt interpreteren.
In het laatste en derde deel wachten
vier patiënten in de wachtkamer. Wat is
de diagnose (beoordeling van het hart-
geruis en ECG) en welke behandeling
is nodig? Het seminar is bestemd voor
alle praktiserende dierenartsen die
meer willen weten over de interpretatie
van hartgeluiden en ECG\'s. Dankzij de
afwisseling theorie-praktijk kunt u di-
rect uw kennis toetsen. Cardial Pursuit
II is een nieuwe versie, maar geen ver-
volg op Cardial Pursuit I: het is zeker
geen noodzaak om op de vorige sessie
aanwezig te zijn geweest. Afhankelijk
van de locatie worden bijeenkomsten
geleid door mevrouw dr. L.M.
Overduin, de heer dr. R. van Noort of
de heer dr. R.J. Gerritsen. De vertaling
en aanpassing van Cardial Pursuit II
werd mogelijk gemaakt dankzij de me-
dewerking van prof. dr. A. de Rick en
dr. A.A. Stokhof.

De presentaties starten telkens om
20.30 uur en duren ongeveer twee uur.
Na afloop biedt Novartis u een hapje
en een drankje aan. Aan deelname zijn
geen kosten verhonden. In november
ontvangt u een persoonlijke uitnodi-
ging met inschrijfformulier waarop u
kunt aanduiden waar en wanneer u
aan een Cardial Pursuit II wilt deelne-
men. Voor meer informatie: Novartis
Animal Health, de heer P. Ghvoot, te-
lefoon: 0165 - 574805 of\'Postbus
1048, 4700 BA Roosendaal.

COMBI TECH ONTWIKKELT ELEKTRO-HYDRAULISCHE HEFTAFEL

TILLEN VERLEDEN TIJD IN DIERENARTSENPRAKTIJK

omb

De Combi Tech heftafel is een volledig
Nederlands fabrikaat en vervaardigd
uit kwalitatief hoogwaardige materia-
len zoals een roestvrijstalen con-
stmctie en bronzen lagers. De tafel is
goed bestand tegen veelvuldig reinigen
met schoonmaakmiddelen. Bovendien
is de tafel zeer stabiel waardoor het niet
nodig is deze in de vloer van de praktijk
te verankeren.

Makkelijk in gebruik

Met een laagste stand van 17 centime-
ter stappen dieren gemakkelijk zelf op
de heftafel en binnen 12 seconden
staat het blad op elke gewenste hoogte
voor de dierenarts. Zelfs de zwaarste
honden vormen geen enkel probleem
voor deze heftafel, die hiermee geheel
tegemoet komt aan de Arbo-wetge-
ving.

Standaard wordt de tafel voorzien
van een verplaatsbare voetbedie-
ningsconsole, maar bediening op af-
stand is een optie. De heftafel wordt
geheel kant-en-klaar afgeleverd: de
stekker in het stopcontact en de tafel
werkt.

Veiligheid

Bij de CE-gemarkeerde Combi Tech
heftafel zit aan de onderzijde van het
werkblad een veiligheidsschakellijst
die bij een geringe weerstand de neer-
waartse beweging van de tafel blok-
keert. Daarnaast voldoet de heftafel
ook aan alle andere veiligheidseisen

zoals genoemd in het Europese norm-
ontwerp PREN 1570 Lifting Tables.
Meer informatie: Achten Veterinaire
Heftafels, de heer C. Achten, Haarendijk
17. 5076 TL Haaren. Telefoon: 0411 -
625300, fax: 0411 - 625301.

KOPIJ OP DISKETTE

De redactie stelt het op prijs indien teksten, die langer zijn dan één A4-tje op bij voorkeur een
3,5 inch-diskette (5,25 inch is ook mogelijk) worden aangeleverd in Word Perfect 5.1 (an-
dere versies zijn ook mogelijk). Aan het eind van regels gelieve geen harde returns te geven.

Combi Tech Techno Equipment heeft in samenwerking met dierenarts C.
.\\chten in Haaren (NB) een elektro-hydraulische heftafel voor dierenartsen-
praktijken ontwikkeld die tillen overbodig maakt. Deze veterinaire heftafel
voldoet aan alle moderne veiligheidseisen (CE-markering) en kenmerkt zich
door een zeer lage opstap, een groot bedieningsgemak en is bovendien onder-
houdsvrij. Combi Tech heftafels worden op de markt gebracht door Achten
\\ eterinaire Heftafels.

-ocr page 280-

>p « ipl

DE LEVENSSCHETS VAN GEERT REINDERS 1737-1815

Boekbespreking

Werkgroep \'Winsumer schrijvers en
schrijfstersEindredactie J. Tersteeg.
Uitg. Historische Vereniging Winsum-
Obergum 1998, 120 bladzijden, ISBN
90 5294 1645; f 25,-.

In de loop van de 1S\'\'^ eeuw werd ons
land tot driemaal toe getroffen door
een epidemie van runderpest. Toen de
\'veepest\' in de herfst van 1769 in
Groningen weer om zich heen greep
riepen schout en schepenen de be-
kende hoogleraar Petms Camper te
hulp om een geneesmiddel te ontwik-
kelen. Deze hooggeleerde, die juist
een verhandeling over de galziekte der
schapen en de kwade droes der paar-
den had geschreven, was van mening
dat de alom met wisselend succes toe-
gepaste methode van \'inenting\' door
proeven moest worden onderzocht.
Om aan de benodigde proefdieren te
komen werd de jonge, ambitieuze
boer-koopman Geert Reinders uit
Winsum ingeschakeld.
De \'inenting\' was niets anders dan een
besmetting met een in besmet neus- of
traanvocht gedrenkte draad, welke met
een zeilmakersnaald door een huid-
plooi werd gestoken. Hoewel de resul-
taten van de twee eerste proefnemin-
gen bedroevend waren - de helft of
meer van de mnderen overleefde de
\'enting\' niet - waardoor ook Camper
zijn belangstelling verloor, zette
Reinders in 1774 met eigen dieren een
reeks nieuwe proeven op.
Ondanks de grote verliezen daarbij
ontdekte hij dat kalveren, geboren uit
moederdieren die de ziekte enkele ja-
ren eerder hadden overleefd, gezond
bleven. Toen deze waarneming in vol-
gende proeven werd bevestigd, maak-
te hij zijn ontdekking middels een
brief aan stadhouder Prins Willem V
en een tweetal gedrukte publicaties
wereldkundig. Een prestatie van for-
maat, zeker als men bedenkt dat
Reinders op negenjarige leeftijd door
zijn streng-orthodoxe vader van de
dorpsschool werd genomen om bij
hem het vak van molenaar te leren.
Tevens moet worden bedacht dat men
in die tijd nog geen idee had van im-
muniteit.

De \'ontdekking\' bezorgde hem in
korte tijd niet alleen landelijke be-
kendheid maar ook onderscheidingen
van de Amsterdamse Maatschappij
van Landbouw (1778 en 1781), de
Hollandse Maatschappij der Weten-
schappen, het Koninklijk Instituut van
Wetenschappen (1809) en het erelid-
maatschap van het Natuur en
Scheikundig Genootschap te Gro-
ningen (1814). Reinders heeft op vele
maatschappelijke terreinen een voor-
trekkersrol gespeeld. Mede door zijn
anti-aristocratische en patriottische ge-
zindheid wist hij tot \'s lands hoogste
bestuurscollege, de Eerste Kamer van
het Vertegenwoordigend Lichaam,
door te dringen (1798-1801). Aan het
eind van zijn leven schreef hij voor
zijn nageslacht en enkele vrienden zijn
levensverhaal: \'Eerste Kladde van de
Levensschets van Geert Reinders\'.
Het boekje schetst achtereenvolgens
de persoon van Geert Reinders als mo
lenaar, boer-koopman en bestuurde
tegen de achtergrond van de maat
schappelijke en politieke ontwikkelin
gen van zijn tijd. Het geeft een interes
sant beeld van de verhoudingen op he
platteland in de roerige periode voor-
tijdens en na de Franse revolutie. De
eigenlijke autobiografie is in het derde
en tevens laatste hoofdstuk integraal
weergegeven met een toelichting op
personen, zaken of gebeurtenissen,
welke in de \'Kladde\' ter sprake ko-
men. Het boekje is verlevendigd met
foto\'s van brieven, titelbladen van do-
cumenten en van tijdgenoten die een
belangrijke rol hebben gespeeld in het
leven van deze landbouwpionier.
Kortom een lezenswaardig boekje,
niet alleen voor leden van onze be-
roepsgroep, maar ook voor degenen
die geïnteresseerd zijn in de geschie-
denis van het platteland.

dr. C. Terpstra

RDUGHAGE UTILIZATION IN WARM CLIMATES

PAO Animal Production and Health
Paper 135. M. Chenost en C. Kavouli,
Rome 1997. Editor: FAO.

In dit boek wordt de optimalisatie van
de in de tropen en subtropen beschik-
bare voedermiddelen voor herkauwers
beschreven. Deze voedermiddelen zijn
in het algemeen slecht verteerbaar
door hun hoge gehaltes mwe celstof
Het kempunt van het betoog heeft be-
trekking op behandeling van beschik-
bare voedermiddelen (soorten stro of
ander slecht verteerbaar materiaal)
met ureum of ammonia ter bevorde-
ring van de verteerbaarheid voor her-
kauwers.

In een inleiding waarin de anatomie en
de fysiologie van het digestiestelsel
van herkauwers wordt belicht in een
beknopte maar uiterst duidelijke be-
schrijving, leggen de auteurs de nadmk
op het vermogen van herkauwers, in te-
genstelling tot andere nutsdieren, met
voedermiddelen van zeer lage voe-
dingswaarde te overleven, te groeien
en voor de mens geschikte voedings-
middelen te produceren.

De overige acht hoofdstukken zijn
gewijd aan de behandeling van de
slecht verteerbare voedermiddelen met
ureum of ammonia ter bevordering
van de verteerbaarheid. In heldere be-
woordingen wordt uiteengezet welke
omzettingen door de bovengenoemde
stoffen worden teweeggebracht in de
stmctuur van lignine, cellulose en an-
dere moeilijk verteerbare bestanddelen
van plantenstengels. Dit deel van het
boek wordt besloten met socio-econo-
mische overwegingen aangaande de
voordelen en nadelen voor diverse lo-
kale omstandigheden om tot voorbe-

-ocr page 281-

handeling van de voedermiddelen over
te gaan.

Tot slot beschrijven de auteurs de
meest gestelde vragen gesteld door de
personen die de behandelingen ter
plekke moeten uitvoeren en geven in
een appendix in het kort de praktische
kanten van de behandeling van voe-
dermiddelen. Een hoofdstuk over kli-
nisch beeld van een ureumintoxicatie
en de behandeling ervan besluit het
boek!

G.H. Wen tink

MECONIUM-OBSTIPATIE BIJ HET VEULEN

Naar aanleiding van onderstaande
uit de praktijk ontvangen vraag-
stelling vond de redactie de heer
drs. S. Boerma (Diergeneeskundig
Centrum \'De Greidhoeke\' te
Bolsward) bereid om voor de le-
zers een antM\'oord teformuleren.

vraag:

\'Meconium-obstipatie bij het veulen
kan door een eerstelijns practicus goed
worden behandeld. Toch is het belang-
rijk om er zeker van te zijn dat er niet iets
emstigers aan de hand is. Hoe kan men
het beste handelen in zo\'n geval?\'

antwoord:

Meconium wordt tijdens de dracht ge-
vormd en is de normale inhoud van het
colon bij de geboorte. Meconium is vis-
keus, donker van kleur (darmpek) en
wordt de eerste uren na de geboorte door
het veulen uitgescheiden. Belangrijkste
prikkel tot het lozen van de meconium is
de biest welke laxerend en stimulerend
werkt op het colon.

Bij hengstveulentjes is de nauwere bek-
keningang de voorkeursplaats voor het
optreden van meconium-retentie. On-
voldoende biestopname en biest van on-
voldoende kwaliteit kunnen mede oor-
zaak zijn van de retentie maar ook bij
normaal geboren veulens die goed en
snel de biest hebben gedronken kan MR
optreden. Het vaststellen van de hoe-
veelheid opgenomen biest en de kwali-
teit van de biest is overigens niet een-
voudig en zonder bloedonderzoek vaak
onmogelijk.

diagnose

Meestal is rectaal een prop meconium te
voelen maar soms zit de meconium uit-
sluitend meer craniaal in het colon en
geeft daar een gedeeltelijke en soms to-
tale obstructie. De melkmest is oranje-
bruin en later geel van kleur maar pas-
seert soms een partiële retentie zodat het
vinden van melkmest in het rectum MR
niet uitsluit. De algemene indruk is be-
langrijk: bij een MR is het veulen vlot,
krijgt na 12-24 uur een wat dikkere buik
maar blijft drinken en reageert goed op
een pijnstiller. Vertoont het veulen bin-
nen 24 uur een zieke indruk dan is er
meer aan de hand en is de MR secundair.
We moeten daarbij voornamelijk den-
ken aan sepsis welke snel en heftig toe
kan slaan.

In een later stadium kan een blaasrup-
tuur differentieel diagnostisch lastig
zijn. Deze vinden we ook het meest bij
hengstveulens (maar zeker niet exclu-
sief) en de verschijnselen zijn aanvanke-
lijk mild van aard: gestrekt staan, aan-
drang tot urineren of defaeceren (lastig
te onderscheiden) soms wat urine lozen
en soms ook een redelijk normale mictie
wanneer er slechts een klein defect in
blaas of urachus aanwezig is. Deze veu-
lens mesten echter wel. De echo kan
zeer behulpzaam zijn bij het stellen van
de diagnose. Na scheren kan bij het
staande, ongesedeerde veulen eenvou-
dig met elk type echo ventraal op het
laagste punt van de buik naar vrij vocht
gezocht worden. In een vroeg stadium
geeft dit minder houvast. Is er vrij vocht
aanwezig dan kan een buikpunctie uit-
gevoerd worden om de aard van het
vocht vast te stellen. In een gevorderd
stadium unduleert de buik terwijl de
buikomvang bij meconiumretentie niet
toeneemt door vrij vocht maar door
overvulde darmen (vocht en gas).
Bij urineretentie in de buik stijgen de
Creatinine- en kaliumwaarden in het
bloed (normaal K 3.5 - 5.1 mmol/L en
normaal
Creatinine 50-125 mmol/L) en
later ook het bloed-ureumgehalte (I tot
8 mmol/L). Een verhoogde creatinine-
waarde in het buikvocht is een betrouw-
bare parameter voor het stellen van de
diagnose.

Bij sepsis is het veulen sloom, de pols is
te hoog, de ademhaling te snel en vaak
geforceerd, de temperatuur kan te hoog
maar later ook wel te laag zijn. De extre-
miteiten zijn koud en de slijmvliezen te
donker en in een later stadium cyano-
tisch en de CRT (capillary refil time)
neemt toe. In het bloed kunnen een aan-
tal parameters sterk veranderen: de Ht
en de Hb stijgen, de pH daalt, er kunnen
leucopenie en hypoglycemic ontstaan.

In een beginstadium is de algemene in-
druk een belangrijke parameter om alert
te zijn op andere koliekoorzaken. Het
veulen met MR is vlot en drinkt goed,
het sepsis-veulen niet. Het veulen met
een blaasruptuur wordt pas na enkele
dagen minder actief maar staat wel fre-
quent te persen en (kleine beetjes ) te
urineren. Het meconium-veulen staat
vaker met een bolle rug, het blaasrup-
tuur veulen met een holle rug.
Dan is er nog een groep met minder
voorkomende oorzaken van koliek bij
het pasgeboren veulen: invaginatie van
darmdelen, atrofie en atresie van het co-
Ion of het rectum en de torsio mesente-
rialis. Binnen deze groep is de invagina-
tie differentieel diagnostisch het
lastigste te onderscheiden van de MR. In
het begin zijn de verschijnselen mild,
kan er toch nog wat melkmest afkomen
en kan er een gedeeltelijke MR aanwe-
zig zijn. Indien men wat meer ervaring
heeft kan de echo behulpzaam zijn bij
het stellen van de diagnose. Bij de in-
vaginatie verloopt het beeld minder
acuut dan bij de overige koliekoorza-
ken. Het veulen blijft vrij lang klinisch
stabiel en men heeft wat meer tijd om tot
een diagnose te komen.
Ook meteorismus door het meeslikken
van lucht geeft koliekverschijnselen.
Hierbij staat de tympanie meer op de
voorgrond en is er wel volop melkmest
aanwezig (geweest).

Behandeling van meconiumretentie

Van oudsher werd per neussonde een
mengsel van Oleum Ricini en 96% et-

-ocr page 282-

hanol toegediend in de verhouding 3:1
(150 cc/50 cc). De ricinusolie prikkelt
het jejunum en smeert de darm. De alco-
hol werkt verdovend. Ricinusolie kan
toxisch zijn en enteritis veroorzaken.

Beter kan men per neussonde of rui-
nencatheter 150-200 cc paraffine liq.
toedienen en 1 cc finadyne intrave-
neus geven. Het herhaald toedienen
van NSAID\'s is riskant. De clearance
verloopt bij jonge veulens vertraagd en
het nierweefsel is kwetsbaar. Boven-
dien is het veulen vaak meer of minder
gedehydreerd. Gebruik bij het veulen
een schone neussonde. Het immuun-
systeem van de keel en het maagdarm-
kanaal is onderontwikkeld en een
porte d\'entree voor systemische infec-
ties.

Er bestaan verschillende clysma\'s : het
zeepclysma, de microlax en het fosfaat-
clysma. Voordeel van het fosfaatclysma
is dat het door z\'n volume verder naar
craniaal werkzaam is dan de kleinere
microlax. Bij het toedienen van
clysma\'s dient men zeer voorzichtig te
werk te gaan: het veulenrectum is zeer
kwetsbaar. Om deze reden is het mecha-
nisch verwijderen van meconium af te
raden. Bij twijfel aan de biestvoorzie-
ning of indien de MR wat langer bestaat
is het zinvol om een breedspectrum-an-
tibioticum toe te dienen. Men heeft de
keuze uit de combinaties penicilline-
gentamycine, ampicilline-gentamycine,

TMPS en ceftiofur. De vertraagde nier-
en leverclearance zijn reeds genoemd.
Gentamycine en TMPS dienen zorgvul-
dig gedoseerd te worden. Om deze re-
den en gezien het brede spectrum en de
goede weefseltolerantie verdient ceftio-
fur de voorkeur.

Slechts zelden is operatief ingrijpen no-
dig. De ongecompliceerde MR is door
laxeren en het geven van clysma\'s goed
te behandelen.

Sommige eigenaren of verzorgers ge-
ven de hengstveulentjes direct na de ge-
boorte preventief één of twee microlax-
clysma\'s. Hiermee kan men in een
aantal gevallen MR voorkomen. Een
vlotte biestvoorziening blijft echter de
belangrijkste profylaxe.

EVALUATION OF COMBINED ANTIBIOTIC AND COMPETITIVE
EXCLUSION TREATMENT IN BROILER BREEDER FLOCKS INFECTED
WITH SALMONELLA ENTERICA SEROVAR ENTERITIDIS

O

D.J. Reynolds. R.H. Da vies. M.
Richards, and C. Wrav. Avian
Pathology^ 1997; 26: S3-95.\'

In de UK is vanuit het Ministerie van
Landbouw en Visserij een veldonder-
zoek gedaan naar de behandeling van
S.e.
(Salmonella enteritidis) besmette
vleesvermeerderingskoppels met anti-
biotica in combinatie met kolonisatie-
resistent flora. Dit artikel bevat een
evaluatie van de behandeling van 13
S.e.-besmette koppels. De aanwezig-
heid en de prevalentie van S.e. in deze
13 koppels werd bevestigd vóór de be-
handeling. Tevens is voor en tijdens de
behandeling kwantitatief gekeken naar
het voorkomen van S.e. in stof en
strooisel uit de stallen van deze kop-
pels.

Elf van de 13 koppels werden behan-
deld met enrofloxacine, 10 mg/kg li-
chaamsgewicht door het drinkwater
gedurende vijf tot tien dagen. Twee
koppels werden behandeld met amoxi-
cilline, 20 mg/kg lichaamsgewicht
door het drinkwater gedurende vijf tot
tien dagen.

De flora werd in twee keer toegediend
door het drinkwater 24 en 72 uur na de
laatste medicatie.

Referaten

Op twee en acht weken na de behande-
ling werden de koppels opnieuw onder-
zocht op de aanwezigheid en prevalen-
tie van S.e.. Gedurende de rest van de
productieperiode werd om de twee we-
ken meconium van nakomelingen on-
derzocht op de aanwezigheid van S.e.
Uit zeven koppels van de 11 behandeld
met enrofloxacine werd op twee we-
ken na behandeling geen S.e. gevon-
den.

Bij de overige vier koppels werd een
reductie gevonden van de prevalentie
van S.e. bij individuele dieren. Tevens
werd een reductie van S.e. in de stal
geconstateerd.

Op acht weken na behandeling werd
bij acht van de 11 koppels een signifi-
cantie toename van S.e. geconstateerd
ten opzichte van de meting twee we-
ken na behandeling, echter er was nog
sprake van een significante afname ten
opzichte van de meting vóór de behan-
deling. Deze tendens gold ook voor de
isolatie van S.e. uit de stal. Echter er
werd geen S.e. geïsoleerd uit het me-
conium gedurende de rest van de pro-
ductieperiode.

De koppels behandeld met amoxicil-
line vertoonden na eerste monster-
name geen significante reductie van
S.e.. De koppels zijn uiteindelijk niet
verder vervolgd.

De onderzoekers concluderen dat bij
de 11 onderzochte koppels sprake was
van een korte-termijn-effect van en-
rofloxacine. Echter een lange-termijn-
effect was er ten aanzien van verticale
transmissie van S.e. Er was ook sprake
van een korte-termijn-effect op de pre-
valentie van S.e. in de stal. Het reduce-
rend effect van de behandeling op de
S.e. besmetting in de stal werd moge-
lijk veroorzaakt door een reductie van
uitscheiding en de antimicrobiële wer-
king door persistentie van enrofloxa-
cine in faeces en strooisel. Dit effect
van de verlaging van S.e. in de omge-
ving kan tot resultaat hebben dat de
reiniging en desinfectie van de stal
succesvoller verloopt. Gezien het hu-
maan belang van de fluoroquinolonen-
groep is het wenselijk om ten behoeve
van veterinair gebruik hiermee zorg-
vuldig om te gaan. De eventuele be-
handeling van S.e.-geïnfecteerde kop-
pels moet een onderdeel zijn van een
pakket van georganiseerde maatrege-
len op dit gebied.

In Nederland vindt alleen behandeling
van S.e.-besmette slachtvermeerde-
ringskoppels plaats binnen de kaders
van de georganiseerde salmonella-be-
strijdingsprogramma\'s, welke worden
uitgevoerd en gecontroleerd door de
Gezondheidsdienst voor Dieren.

A. Fehenx\'ee

-ocr page 283-

T. van de Veerdonk. SR 628/97: 46pp.

»I .»p

EFFECT VAN AUTOVACCINATIE VAN DRAGENDE ZEUGEN
OP STREPTOCOCCUS SUIS-INFECTIES BIJ BIGGEN

Streptococcus 5MW-infecties zijn een
veel voorkomende doodsoorzaak bij
biggen in Nederland. Er bestaan ver-
schillende serotypen. Dragerdieren on-
derhouden de besmetting (tonsillen).
Praedisponerende factoren hebben in-
vloed op het al dan niet klinisch mani-
fest worden van de infectie. Stress en
andere ziekteverwekkers zoals PPRS,
Bordetella bronchiseptica en het virus
van de ziekte van Aujeszky hebben
een ongunstige invloed.
Zo kan de bacterie ook enige tijd over-
leven in mest en in het stalmilieu.
Binnen een serotype bestaan virulen-
tieverschillen (pathotype). Deze ver-
schillen berusten op het bezit van be-
paalde eiwitten in de celwand zoals het
muramidase released proteine (=MRP)
en de extracellulaire factor (=EF).
Ingegaan wordt op de resultaten van
preventieve vaccinatie van biggen
met formolvaccins op een negental
bedrijven.

Een goede evaluatie is (nog) niet mo-
gelijk gezien het beperkte aantal deel-
nemers en de korte duur van het expe-
riment.

Gesteld wordt wel dat de varkenshou-
ders tevreden zijn. Zij zagen een dui-
delijke daling van het aantal zieke big-
gen met hersenverschijnselen. Tot slot
wordt een protocol uitgewerkt hetgeen
als handleiding beschouwd zou kun-
nen worden bij het evalueren van het
resultaat van preventieve maatregelen
tegen infecties van
Streptococcus suis.
Statistische bewerking van de gege-
vens is noodzakelijk.

LYME BORRELIOSE, EEN LITERATUURSTUDIE

R.H. Mouwen. SR 579/96: 24 pp.

De ziekte van Lyme borreliosis (LB)
wordt veroorzaakt door een spirochaet
Borrelia burgdorferi waarvan meerdere
subspecies bekend zijn zowel in
Amerika als Europa.
De parasiet wordt overgebracht door te-
ken en speciaal door Ixodes-soorten. Een
besmetting geeft soms problemen bij de
mens en bij honden, minder bij knaag-
dieren en nog minder bij hoefdieren.
Het ziekteverloop kent drie stadia te we-
ten het lokale, het gegeneraliseerde en
het chronische. Slechts mensen met een
gestoorde interactie tussen hun immuun-
systeem en de spirochaet zouden ziek
worden. Bekend is dat veel personen en
knaagdieren symptoomloze dragers
kunnen zijn.

De veterinaire betekenis van de ziekte is
gering. Laboratoriumproefdieren (vaak
species met genetische defecten) zijn ge-
bmikt ten behoeve van studies over de
Pathogenese bij de mens. Ook heeft men
met rhesus-apen gewerkt. In de scriptie
wordt uitvoerig ingegaan op de cyclus
van de parasiet in de tekenpopulatie.
Transovariële overdracht is bekend.

De diagnostiek van LB bemst op het
kweken van de spirochaet, op het aanto-
nen van antilichamen (beperkte beteke-
nis) en op het aantonen van antigeen
(DNA) met behulp van een PCR.
Ook over vaccinbereiding zijn studies
verricht. Een probleem hierbij was dat
veel oppervlakte-eiwitten van de ver-
wekker door plasmiden gecodeerd wor-
den en in kunstmatige media onvol-
doende tot expressie komen.
Vaccins bleken voorts alleen werkzaam
te zijn bij nog niet besmette personen en
onwerkzaam bij hen die reeds geïnfec-
teerd waren.

Deel 1: Neurotoxische mycotoxinen hij
herkauwers. B. van der Heijden;
Deel 2: Lolitrem: werking en kinetiek.
E.Klaui: SR 653/97: 66pp.

DE SCHIMMEL CONNECTION

Een belangrijk deel van deze dubbel-
scriptie gaat over de klinische verschijn-
selen die ontstaan na intraveneuze injec-
tie bij schapen van de neurotoxinen
paxilline gevormd door de schimmel
Penicillium paxilli en lolitrem B ge-
vormd door de schimmel Acremonium
lolii. Deze Phytotoxinen zijn naast an-
dere aansprakelijk voor het ziektebeeld
dat bekend is onder de naam van ray
grass staggers. Het komt voor na het
voederen van runderen, schapen en
paarden met Engels raaigras gecontami-
neerd met deze schimmels. Vooral in
landen met een hoge droge zomertem-
peratuur wordt het waargenomen en het
is ook enkele malen in Nederland vast-
gesteld. De experimenten hadden plaats
bij schapen op een instituut in Nieuw
Zeeland. De dieren werden (onnatuur-
lijk) intraveneus ingespoten met be-
kende concentraties van genoemde my-
cotoxinen. Naast een score van de
intensiteit van de klinische verschijnse-
len werden ook concentraties van lever-
en spierenzymen bepaald en werd ge-
tracht het ingespoten toxine te detecte-
ren (Elisa).

In de discussie wordt ingegaan op de on-
volkomenheden van het onderzoek.
De proeven moeten echter worden ge-
zien als een ondersteuning van een se-
lectie van fokdieren. In de praktijk is na-
melijk waargenomen dat nakomelingen
van bepaalde rammen niet of nauwelijks
gevoelig waren voor deze Phytotoxinen.
Zoals gebruikelijk in alle scripties van
studenten wordt ook een literatuurover-
zicht gegeven over de werking van de
diverse toxinen, de chemische stmctuur
ervan, de ziekteverschijnselen en de be-
handeling.

-ocr page 284-

nLiniviiiu»

jaarrede in kader van nieuwe ontwikkelingen

DIERENARTS MOET ANTICIPEREN OP VERANDERENDE
MAATSCHAPPIJ

Emmen, 2 oktober 1998 - Het Jaarcongres 1998 stond in het teken van veran-
deringen. Met name de veranderingen die zich op het Nederlandse platteland
voordoen, zoals de herstructurering van de varkenshouderij, hebben ook
voor de dierenarts consequenties. Die moet dan ook \'zijn verantwoordelijk-
heid nemen daar waar de maatschappij dat van hem mag verwachten en daar
waar zijn eigen normgevoel hem toe verplicht\', aldus voorzitter A.W. Udo.
Naast deze herbezinning op de toekomst werd de vrijdagochtend in Emmen
opgeluisterd met uitreikingen van prijzen, certiricaten en geschenken.

Door Susan Umans

en zorg, en minder aan schaalvergro-
ting hebben gedaan. Dat juist zij nu als
eersten hun huidige boerenbestaan
moeten opgeven en soms ook na liqui-
datie van hun bedrijf nog nauwelijks
schuldenvrij zijn, is zeer schrijnend.
Financieel afgeschreven worden is erg,
erger is misschien nog dat deze mensen
ook afgeschreven worden als boer. Er
is geen maatschappelijke waardering
meer voor hun wijze van bestaan. De
kinderen van deze jonge ondememers
worden via officiële lesprogramma\'s
op school geconfronteerd met ongenu-
anceerde oordelen over de intensieve
veehouderij.\' Hilvering waarschuwde
voor een enorme vertrouwenscrisis in
de maatschappij: \'Dc maatschappelijke
waardering is in zeer korte tijd verdwe-
nen en staat haaks tegenover het con-
sumptiegedrag van de Nederlandse
burger.\' Het speet de voorzitter van de
Afdeling dat het geen vrolijk wel-
komstwoord was geworden, maar dit
moest hem van het hart.

De Commissaris der Koningin van de
provincie Drenthe, A.L. ter Beek,
opende het Jaarcongres 1998 officieel
en heette de dierenartsen van harte
welkom in zijn provincie met de woor-
den: \'U moet zich hier thuisvoelen\'.
Aansluitend op het thema van van-
daag, vaccinatie, had hij de hoop op
een hoog non-vaccinatie-gehalte.

jaarrede knmvd 1998

Mijnheer de voorzitter van de Afdeling
Drenthe, leden van de Congrescom-
missie, geachte genodigden, ereleden,
buitengewone leden van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Dier-
geneeskunde, dames en heren collegae,
geachte toehoorders.

Ook de voorzitter van de Afdeling
Groningen/Drenthe waar de KNMvD
dit jaar te gast was, J. Hilvering,
noemde in zijn rede de grote verande-
ringen die op het Nederlandse platte-
land plaatsvinden. \'De herstmcturering
van de varkenshouderij brengt dramati-
sche effecten teweeg, vooral financieel.
De generieke korting, het lage prijsni-
veau door de naweeën van de varkens-
pest, de gevraagde, forse investeringen
op het gebied van welzijn en in het ka-
der van preventie van veewetziekten,
kunnen alleen worden opgebracht
door de hele sterken met lage financie-
ringslasten. De slachtoffers zijn de ge-
middelde gezinsbedrijven, met nog
vaak jonge ondememers, die de laatste
jaren vooral hebben geïnvesteerd in
kwaliteitsverbetering van huisvesting

In de laatste jaren van dit millennium
bevinden wij ons in een zeer snel ver-
anderende wereld. Veranderingen vin-
den immer plaats en worden door som-
migen als bedreigend ervaren; zij
vragen in ieder geval om een omgaan
met deze gewijzigde omstandigheden
en een positief inspelen op de nieuwe
situatie.

Ook in Nederland zijn de nodige ver-
anderingen in de maatschappij en
haar opvattingen over - en daar wil ik
mij als dierenarts toe beperken - de
dierhouderij te constateren.
In de sector van de veehouderij ziet
men een in het oog springende verza-
kelijking optreden. Onder druk van de
economie dreigt het dier puur als pro-
duct gezien te worden.
Bij de gezelschapsdieren zien wij een
ongeveer tegenovergestelde ontwikke-
ling: Hier zien wij een houding ten op-
zichte van het dier die als \'vermense-
lijking \' valt te omschrijven.
Wij dierenartsen blijven het dier als
dier zien, met zijn eigen identiteit.

\' Wij dierenartsen blijven het
dier als dier zien, met zijn
ei^en identiteit.\'

Na de geweldige problemen tenge-
volge van de varkenspestuitbraak van
5 februari 1997 tot 13 maart 1998,
heeft de politiek de herstructurering
van de varkenshouderij ingezet. Voor
de totale varkenssector zal deze her-
structurering, en de daarmee samen-
hangende reconstructiewet, van veel
grotere invloed zijn dan het varkens-
pestdrania.

Wij denken dat vele kleinere en mid-
delgrote familiebedrijven dit niet zul-
len overleven. Dit zal zeer veel per-
soonlijk leed met zich meebrengen.
Ook de sociale structuur zal in som-
mige delen van ons platteland ont-
wricht worden. Wij hebben reeds in
een vroeg stadium op het ministerie
van LNV hiervoor gewaarschuwd.
Volgend op deze herstructurering zal
in de pluimvee- en rundveesector - al
dan niet geïnitieerd door de eigen
voormannen - naar een duurzamere
veehouderij worden toegewerkt. Dier-

-ocr page 285-

iiiii

liäA

gezondheid, veiligheid van voedings-
middelen van dierlijke oorsprong, die-
renwelzijn, ruimtelijke ordening en
milieu zullen hierbij een voorname rol
spelen.

Ook de plaats van het gezelschapsdier
verandert in onze samenleving.
De dierenarts zal moeten anticiperen
op deze gewijzigde omstandigheden en
vooral zijn verantv,\'oordelijkheid ne-
men daar waar de maatschappij dat
van hem mag verwachten en daar
waar zijn eigen normgevoel hem toe
verplicht. De dierenarts mag van de
KNMvD verwachten, dat zij het collec-
tieve standpunt van veterinair Neder-
land verwoordt en uitdraagt.

\'De dierenarts mag van de
KNMvD verwachten dat zij
het collectieve standpunt
van veterinair Nederland
verwoordt en uitdraagt.\'

Maar alvorens hierop in te gaan. dank
ik u mijnheer de voorzitter en leden van
het bestuur van de Afdeling Drenthe en
voorzitter en leden van de congrescom-
missie, namens het Hoofdbestuur voor
de organisatie van ons jaarcongres
1998.

Het thema van het middagprogramma
van dit congres \'vaccinatie\' garan-
deert een interessant programma.

Hoewel vaccinatie, onomstreden, het
meest effectieve, preventieve dierge-
neeskundig handelen betekent, is het
massaal en/of georganiseerd vaccine-
ren niet langer een vanzelfsprekend-
heid in Europa. Dit geldt niet alleen de
nutsdieren, maar evenzeer de gezel-
schapsdieren.

Mijnheer de commissaris der Koningin
van de provincie Drenthe, wij zijn zeer
verheugd dat U bereid was dit congres
te openen.

Als je door uw mooie provincie naar
Emmen rijdt, vraag je je onwillekeurig
af....hoezo Nederland vol?
Uit dit prachtige deel van ons vader-
land met zijn uitgestrekte bossen en
mooie hoogveengebieden, alsook het
fraai ontwikkelde agrarische land-
schap, blijkt maar weer eens al te dui-
delijk dat Nederland meer te bieden
heeft dan alleen de randstad. Deze
provincie biedt een omgeving waar
werk en ontspanning nog in harmonie
zijn te beleven.

Mijnheer Ter Beek dank voor uw wel-
gekozen woorden!

Mijnheer de Burgemeester van Em-
men, in uw vlinderstad met zijn com-
plete accommodaties zijn wij dezer
dagen te gast. Deze op één na grootste
gemeente van het noorden, die ook
dorpen als Emmer-Compascum, Kla-
zienaveen en Nieuw-Dordrecht om-
vat, vormt het perfecte decor voor een
veterinair congres.

Wij zijn zeer vereerd met uw komst en
hopen nog te genieten van de vele at-
tracties die uw gemeente ons en onze
partners te bieden heeft.

Dames en heren.

Het is een goede traditie binnen onze be-
roepsvereniging om aan het begin van
ons Jaarcongres de collegae te herden-
ken die ons in het afgelopen jaar ontvie-
len. Van ons heen gingen de collegae:

- Dr. P.J. Bertels te Zevenaar;

- J.H. Nieuwenhuizen te Den Helder;

- G.A. Zeelen te Lochem;

- P. Y. van der Veen te Appelscha;

- A.H.C. Kuipers te Gemert;

- Th. Smit te Witharen;

- G. van Rijn te Nieuw- Vennep;

- D.M.N. van Vuren te Erp;

- J.F. de Haas te Winterswijk;

- P. van Dijk te Deventer;

- A.J. Geelen te Weert:

- .4.A. Abrahamse te Amersfoort;

- J.H. Staal te Sleen;

- A.J.M. Vermeulen te St. Oedenrode;

- H.J. M. T. Jonkergouw te Mierlo;

- A.B.J. Hammink te Loenen;

- Prof dr G.H.B. Teunissen te Bilt-
hoven;

- J.F.G.M. Wiertz te Geleen;

- E. Brill te Gieten;

- J.F. Overbeek te Dongen;

- A.N. Leermakers te Helvoirt.

Mag ik u verzoeken op te staan om hen
een ogenblik te gedenken.
Dank u.

In het afgelopen jaar was ook reden tot
vreugde.

Een aantal dierenartsen heeft eind vo-
rig en dit jaar hun wetenschappelijk
inspanning bekroond met het behalen
van de doctorstitel.
Dit zijn:

- B.P. Meij te Bilthoven;

- J.J. de Wit te Steenderen;

- M.A. Willemen te Tienhoven;

- F.A.R. van den Broek te Odijk;

- G.JUbbink te Utrecht;

- H. W. Barkema te Leeuwarden;

- H.P. Meyer te Nieuwegein;

- Mw. A. Bottger te Tiel;

- W.J.M. Landman te Utrecht;

- B.R. Berends te Zeewolde;

- W. Wouda te Ureterp.

Gaarne wil ik de genoemde collegae
feliciteren met de behaalde titel en
dankzeggen voor hun bijdrage aan de
bevordering van de diergeneeskunde.

Dames en heren.

In de inleiding tot deze jaarrede heb ik
gezegd dat de dierenarts zal moeten
anticiperen op een zich veranderende
maatschappij. Op zichzelf is dit een
waarheid als een koe. Als wij echter dit
anticiperen serieus nemen, zal dit niet
beperkt moeten blijven tot het reage-
ren op veranderende omstandigheden
waaronder dieren, in de meest ruime

-ocr page 286-

betekenis van het woord, gehouden
worden. Wij zullen onze unieke positie
ten opzichte van het dier in de samen-
leving duidelijk moeten maken en hier-
aan handen en voeten geven.

\' Wij zullen onze unieke positie
ten opzichte van het dier in de
samenleving duidelijk moeten
maken en hieraan handen
en voeten geven.\'

In de georganiseerde veehouderij zie
je dat zich verschillende reactiepatro-
nen ontwikkelen. Er zijn hoerenvoor-
mannen die zich beperken tot het be-
kritiseren van politieke uitspraken en
besluiten. Zij trachten de effecten van
de politieke maatregelen te minimali-
seren of ten eigen bate aan te wenden.
Maar er zijn ook boerenleiders die
maatschappelijke veranderingen sig-
naleren. deze analyseren en daaruit
hun conclusies trekken. Deze laatste
bestuurders trekken daarop hun eigen
plan en presenteren dit, voordat de po-
litiek met uitgekristalliseerde conclu-
sies komt, op een wijze die op brede
maatschappelijke steun mag rekenen.
Wij dierenartsen moeten participeren
in de discussie over de randvoorn\'aar-
den waaronder zowel gezelschapsdie-
ren als nutsdieren aan de zorg van de
samenleving kunnen worden toever-
trouwd. Wij immers behoren de hoe-
ders - dat wil zeggen de beschermers
en leidsmannen c.q. -vrouwen - van
diergezondheid en dierenwelzijn te
zijn. Kunnen wij dit en willen wij dit?

é \\ Hik k i

Ik ben en\'an overtuigd van wel en wil u
aan de hand van enkele voorbeelden
laten zien hoe wij een deel van die ver-
antwoordelijkheid kunnen waarma-
ken.

De KNMvD heeft, via de commissie
Ethiek en na intensief overleg met be-
trokken geledingen binnen en buiten
onze maatschappij, de nota \'De Die-
renarts en erfelijk bepaalde aßvijkin-
gen bij gezelschapsdieren \'geschreven
en aanvaard. Deze nota handelt over
de invloed van erfelijk bepaalde afwij-
kingen op gezondheid, welzijn en inte-
griteit van dieren.

Algemene uitgangspunten in deze nota
waren dat:

* De eerste verantwoordelijkheid voor
de gezondheid, welzijn en integriteit
ligt bij de eigenaren van dieren (in-
clusief fokkers).

* Dieren die genetisch bepaalde (ras)
kenmerken vertonen die schadelijk
zijn voor de gezondheid en welzijn of
de integriteit aantasten, moeten voor
de fokkerij worden uitgesloten.

* Rassen waarbij terugfokken naar ac-
ceptabele raskenmerken niet meer
mogelijk is, moeten worden verboden.

Met de overheid en bepaalde rasver-
enigingen is overleg gaande om in de
toekomst sommige, erfelijk bepaalde
afwijkingen meldingsplichtig en an-
dere meldingswaardig te maken. Een
dergelijke afspraak behoeft uiteraard
een brede discussie gevolgd door wet-
telijke ondersteuning.
Ook zal de cliënt grondig moeten wor-
den voorgelicht door zijn/haar dieren-
arts over eventuele schadelijke ras-
kenmerken in relatie tot het fokbeleid.
Een nauwkeurige registratie van diag-
noses en eventuele ingrepen voort-
vloeiend uit een dergelijk fokbeleid,
behoeft eveneens aandacht.
De dierenarts wordt, als vrije beroeps-
beoefenaar, hierdoor soms in situaties
geplaatst die als klantonvriendelijk
zouden kunnen worden opgevat door
diegene die slechts het eigenbelang als
maatstaf hanteren.

Al met al een delicate rol voor de dieren-
arts. maar een verantwoordelijkheid die
wij als hoeder van het dierenwelzijn op
ons moeten en willen nemen. Hier had-
den wij kunnen zwijgen en wachten op
suggesties van andere maatschappelijk
groeperingen of op overheidsmaatrege-
len. Als wij echter samen met andere
partijen een pakket ontwikkelen dat in
de praktijk werkbaar is en waarbij het
dier gebaat is, dan zijn wij spekkoper.

\'Al met al een delicate rol
voor de dierenarts, maar
een verantH\'oordelijkheid
die wij als hoeder van het
dierenwelzijn op ons moeten
en willen nemen.\'

De erkende dierenarts

In de veehouderij dames en heren,
hebben zich de laatste decennia op-
merkelijke veranderingen voorge-
daan. Heel kort door de bocht - sinds
de Tweede Wereldoorlog en versneld
de laatste paar jaar - betekent dit een
overgang van kleinschalige, ge-
mengde veeteelt naar grootschalige
gespecialiseerde productie; van een
tekort-situatie naar een gedeeltelijke
overproductie, hetgeen in de markt be-
tekent: van een \'sellers world\' naar
een \'buyers world\'. Hiermee samen-
hangend: een zich terugtrekkende
overheid die de subsidiekraan lang-
zaam maar zeker aan het dichtdraaien
is (zowel nationaal als internationaal).
In de welvarende westerse samenle-
ving: een zich steeds kritischer opstel-
lende consument die slechts met de
hoogste, gegarandeerd veilige kwali-
teit genoegen neemt. En ten slotte: van
een na \'40- \'45 sterk verdeeld Europa
tot een grote gemeenschappelijke
markt, als economische speler op de
wereldmarkt.

In deze nieuwe setting moeten wij onze
rol waarmaken en de positie op het ge-
bied van diergezondheid en dierenwel-
zijn onomstreden maken. Dit laatste is
geen vanzelfsprekendheid. De over-
heid stimuleert concurrentie op elk ge-
bied en verwerpt elke vorm van mono-
polisme. Om hierop te anticiperen, en
met name om het kwaliteitsaspect van
de hedendaagse dierenarts zichtbaar
en controleerbaar te maken, heeft de
KNMvD het instituut van de erkende
dierenarts ontworpen.

\'In deze nieuwe setting moeten
wij onze rol waarmaken en onze
positie op het gebied van dier-
gezondheid en dierenwelzijn
onomstreden maken. Dit laatste
is geen vanzelfsprekendheid.\'

Deze erkenningsregelingen gaan uit
van de algemeen bevoegde dierenarts-
practicus. met een aanvullende kwali-

-ocr page 287-

ficatie voor een bepaalde diersoort.
Via structurele nascholing in de di-
verse vakgebieden, wordt ook nage-
streefd dat dierenartsen op een be-
paald gebied - bijvoorbeeld de
georgan iseerde dierziektenbestrijding
- een grote mate van uniformiteit in de
dienstverlening bewerkstelligen, en zo
de primaire sector eenduidig voorlich-
ten. De ontMikkeling van de erken-
ningsregeling - inclusief het coördina-
tiecentrum erkenningsregelingen, de
criteria voor de erkenning en het scho-
lingsplan - is praktisch gereed.
Eerdergenoemde erken n ingsregelin -
gen, terzake het kennisniveau en de
Kwaliteitsrichtlijn Dierenartsenprak-
tijken (KRD), terzake logistiek en or-
ganisatie van de praktijk, maken onze
beroepsgroep nog duidelijker tot een
betrouwbare partner.
Uit contacten met het georganiseerde
bedrijfsleven is gebleken dat dit
naadloos aansluit bij de kwaliteits-
programma \'s als Keten Kwaliteit
Melk en Integrale Keten Beheersing.
Neen, sterker nog, zonder deze er-
kenningsregelingen zouden wij in een
geïsoleerde positie komen te zitten.

Richtlijn 97/12/EG
Een hierbij aansluitende maat.schappe-
lijke ontwikkeling is dat de Europese
Unie een nieuwe richtlijn inzake het
intracommunautaire handelsverkeer
heeft uitgevaardigd, de zogenaamde
richtlijn 97/12/EG. Deze richtlijn moet
nog ingebed worden in de Nederland.se
wetgeving. Onder de richtlijn 97/12/
EG kunnen de lidstaten voor de k\\i\'ali-
ficatie van de veebedrijven een netwerk
van toezicht invoeren. Een onderdeel
van dit netwerk is de \'erkende dieren-
arts \'. Deze dierenarts .staat onder toe-
zicht van de bevoegde autoriteit. Nota
bene, dit is dus duidelijk een ander
soort erkenning dan de hiervoor ge-
noemde.

De minister overweegt om, wanneer
dit netwerksysteem in Nederland inge-
voerd wordt, de positie van de \'er-
kende dierenarts\' in dit netwerk door
de practicus-dierenarts te laten invul-
len. De erkende dierenarts ziet toe op
de naleving van de eisen inzake identi-
ficatie en gezondheidscertificatie, ver-
plichte aangifte van bepaalde infecties
en de eisen ten aanzien van de hygiëne
op het bedrijf De eigenaar van een
veebeslag dient een \'één-op-één rela-
tie \' met een erkende dierenarts aan te
gaan.

In gesprekken met het ministerie is door
de KNMvD in dit verhand gesteld dat.

ifinHn

indien de rol van de erkende dierenarts
door de eigen c.q. plaatselijke practicus
moet worden ingevuld, dit op gespan-
nen voet zou kunnen komen te staan met
zijn rol als vertrouwensman van de vee-
houder. Om problemen op dit gebied te
voorkomen zullen de taak, de verant-
woordelijkheid en de bevoegdheid van
deze dierenarts voor alle partijen hel-
der dienen te zijn. Het netw erk zal on-
dersteund moeten worden door een sys-
teem van sancties, opgezet tezamen met
de andere participanten in de produc-
tieketen alsook de overheid.

\'Om problemen te voorkómen
zullen de taak, de verantH\'oorde-
UJkheid en de bevoegdheid van
de erkende dierenarts voor alle
partijen helder dienen te zijn.\'

Een van de overlegpartners van de zijde
van de overheid zal de huidige officiële
dierenarts zijn. Het is een goede zaak
wanneer door dit overleg een intensief
contact tussen deze collegae en de prac-
tici vorm krijgt. Beide disciplines zullen
duidelijke werkafspraken moeten ma-
ken en verantwoordelijkheden vastleg-
gen. Dan wordt het verband tussen
beide vormen van het uitoefenen van
diergeneeskunde voor eenieder weer
zonneklaar. Met andere woorden: on-
der goede en glasheldere randvoor-
waarden is de dierenarts ook hier bereid
zijn verantw oordelijkheid te dragen.
Een groot deel van de scholing van
beide soorten erkende dierenartsen en
de daarbijbehorende kwaliteitsbor-
ging overlappen elkaar en zullen goed
gecombineerd worden.
Wij moeten oppassen niet in een woud
van erkenningen en kwaliteitssyste-
men verzeild te raken.

Dier\\\'eiligh eidsin dex

Dat de dierenarts bezig is met de toe-
komst van de dierhouderij, dames en he-
ren, moge ook blijken uit het feit dat een
groot aantal collegae, tezamen met di-
verse mensen uit de varkenshouderij-
keten, zeer veel tijd hebben gestoken in
het ontvi\'ikkelen van de zogenaamde
Dierveiligheidsinde.x (DVI). Deze DVl
is een kwaliteitssysteem om diergezond-
heid en dierenwelzijn meetbaar te ma-
ken.

Dit systeem richt zich op bedrijfsom-
standigheden en bedrijfsvoering op en
om het individuele bedrijf.

Binnen het systeem wordt gelet op za-
ken als: huisvesting, verzorging, wel-
zijn, hygiëne, gezondheidszorg, ver-
plaatsing van dieren, bedrijfsstructuur
en afstand tussen bedrijven. De DVl
geeft op ondubbelzinnig wijze aan op
welk kwaliteitsniveau de risicobewuste
veehouder met zijn dieren omgaat.
Het systeem is ontwikkeld en wordt on-
der verantwoordelijkheid van de
Stichting Bevordering Dierveiligheid,
met een dierenarts als directeur, mo-
menteel uitgetest. Wanneer de testfase
is afgerond, zal dit systeem kunnen
worden ingepast in een breder kwali-
teitssysteem en weten wij dat dierge-
zondheid en dierenwelzijn hier op ver-
antwoorde wijze onderdeel van uit-
maken.

Van groot belang is dat de overheid de
doelstellingen van de stichting onder-
steunt en ook daadwerkelijk met haar
meedenkt en materieel tegemoetkomt.
Het is onze vervi-achting dat de over-
heid hij het bepalen van de hoogte van
de door haar op te leggen heffingen re-
kening houdt met deze index. Hierbij is
te denken aan het dierziekten-risico-
fonds en - op de langere termijn - aan
de hoogte van keuringskosten van de
slachtdieren.

Rechtspositieregeling voor Dieren-
artsassistenten

De verantwoordelijkheid van de die-
renarts beperkt zich niet tot de boze
buitenwereld, ook in zijn eigen werk-
gemeenschap moeten de omstandighe-
den goed geregeld zijn. De dierenarts-
werkgever zal zich correct willen
opstellen naar zijn medewerkers toe.

\'De verantwoordelijkheid
van de dierenarts beperkt zich
niet tot de boze huiten wereld,
ook in zijn eigen werkgemeen-
schap moeten de omstandig-
heden goed geregeld zijn.\'

Zo moeten in de praktijk de arbeids-
voorwaarden die gelden voor de assis-
tenten aan bepaalde minimumvoor-
waarden voldoen. De KNMvD heeft,
na uit\\\'oerig overleg met de Vereniging
van Dierenartsassistenten (Vedias) het
voorstel gedaan om te komen tot een
rechtspositieregeling voor deze assis-
tenten. De regeling heeft de instem-
ming van de besturen van beide orga-
nisaties en ligt morgen bij de Algemene

-ocr page 288-

Vergadering van onze Maatschappij
ter goedkeuring voor.

Nederlandse Mededingingsautoriteit

Dames en heren, de dierenarts is be-
reid te investeren in de toekomst. Wij
willen dat samen met anderen doen die
zich het lot van mens en dier aantrek-
ken. Wij denken dat met goede afspra-
ken veel te bereiken is, waarbij de
overheid een voorwaardescheppend
beleid vorm kan geven. De overheid
wil immers, zo heeft zij diverse keren
officieel laten horen, de dierenarts een
meer onafhankelijke rol doen toeko-
men.

In deze positie kan de veterinair een
goed monitorings- en certificatiesys-
teem waarmaken, waardoor de volksge-
zondheid en de dierziektenbestrijdings-
programma \'s gewaarborgd worden.
Eerdergenoemde afspraken met dier-
eigenaren en overheid zijn hier essen-
tieel bij, ook al kunnen zij als concur-
rentie beperkend opgevat worden. Het
zou jammer zijn als het departement
van Economische Zaken en haar Ne-
derlandse Mededingingsautoriteit de
mogelijkheden ter verbetering van de
kwaliteit van de diergezondheid, op
niet door de wetgever zo bedoelde
gronden, zou doorkruisen. Een vraag
aan minister-president Kok, of de
Nederlandse overheid de eenheid van
bestuur nog wel in de gaten houdt, lijkt
hier op zijn plaats.

Geachte toehoorders, collegae, ik ben
ervan overtuigd dat wij, indien we -na
goed onderling overleg- serieus en
open met onze diereigenaren commu-
niceren, de verantwoordelijkheid kun-
nen en willen dragen, de toekomst met
vertrouwen tegemoet kunnen zien.

Ik heb gezegd!

genomineerde artikelen jaarprijs 1997

- Melkwinning en uiergezondheid: een literatuuroverzicht; J.D.H.M.
Miltenburg, C.J.A.M. de Koning, J.H. van Vlieten T.J.G.M. Lam.
Tijdschr
Diergeneeskd 1997; 122: 568-76.

in combinatie met:

- De melkmachine nader bekeken; C.J.A.M. de Koning, J.D.H.M.
Miltenburg, J.H. van Vlieten T.J.G.M. Lam.
Tijdschr Diergeneeskd 1997;
122:532-40.

- Plaatsing van een oesophagussonde bij de kat: eerste ervaringen met een
nieuwe techniek;
R. van Noort en J.H. Robben. Tijdschr Diergeneeskd
1997; 122:369-73.

- Hoe te handelen bij een rectumlaesie bij het paard in de praktijk; J. W.E.
Peters.
Tijdschr Diergeneeskd 1997; 122: 96-101

uitreiking jaarprijs 1997
Ook dit jaar zijn er door de Hoofd-
redactie van het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde drie artikelen geno-
mineerd voor de Jaarprijs 1997.
\'Eigenlijk gaat het om vier artikelen\',
aldus dr. W. Edel, voorzitter van de
Hoofdredactie. Hij was er trots op dat
twee van de drie genomineerde artike-
len van vorig jaar over vaccinatie gin-
gen en dat het thema van dit
Jaarcongres daarop aansluit. \'Je weet
maar nooit voor volgend jaar...\'.

Het winnende artikel gaat over rectaal
onderzoek bij paarden, waarbij ook de

Geachte redactieleden.

Ik ben zeer vereerd met de toeken-
ning van de Jaarprijs 1997 van het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde.
Tot mijn spijt was ik verhinderd om
de prijs persoonlijk in ontvangst te
nemen. Op de dag van de uitreiking
begeleidde ik het transport van twin-
tig paarden van de vier Nederlandse
vierspanrijders op weg naar de

Wereld Ruiterspelen welke in Rome
gehouden werden. Ter hoogte van
Florence belde ik naar huis en mijn
zoon maakte melding van het heug-
lijke feit; Papje hebt de prijs gewon-
nen. Precies een week later wonnen
we met het team een gouden me-
daille en individueel een bronzen
medaille. Een week welke me nog
lang zal bijblijven en misschien een
stimulans om nog eens mee te din-
gen om de Jaarprijs.
Heel hartelijk bedankt.

Julius Peters,
Dierenartsencentrum Oosterwolde.

-ocr page 289-

hechtmethode aan de orde komt. \'Dit
artikel voldoet volledig aan alle crite-
ria; het is zeer goed leesbaar, waarde-
vol voor de algemene diergeneeskun-
de en praktisch. Het is goed toepasbaar
en er worden ook adviezen gegeven.
Bovendien zijn de tekeningen en fo-
to\'s bijzonder goed en hebben zij di-
dactische waarde\', aldus Edel. \'De au-
teur is vandaag niet aanwezig omdat
hij de Nederlandse vierspannen moet
begeleiden tijdens de Wereldruiter-
spelen in Rome. Maar ik heb begrepen
dat zijn vrouw wel aanwezig is om de
prijs in ontvangst te nemen. Het win-
nende artikel is
\'Hoe te handelet} hij
een rectumlaesie hij het paard in de
praktijk\' \\dLn .E.
Peters.\' Mevrouw
Peters kwam inderdaad de Jaarprijs
1997, bestaande uit een legpenning
een geldbedrag van ƒ 1000,-, namens
haar man in ontvangst nemen.

specialistencertificaten
\'Anders dan mij beloofd was, hebben
we wederom meer specialisten dan vo-
rig jaar, namelijk 41\', aldus Udo. En
het podium van congrescentrum De

Giraf was inderdaad meer dan gevuld.

De volgende specialistencertificaten

werden uitgereikt:

* specialist veterinaire microbiologie:
dr. P.A.M. Overgaauw.

* specialist veterinaire pathologie:
L.J.M. van Keulen en J.S. Kraus.

* specialist veterinaire volksgezond-
heid:
dr. R. Berends, M.J.M. van den
Broek, J.H.G. Goebbels, dr. D.G.
Groothuis, R.G. Herbes, dr. R.
Hoenderken, dr. M.J.B.M. Weijtens
en G.J.A. de Wilde.

* specialist chirurgie van het paard: P.
Wiemer.

* specialist reproductie van het paard:
dr. J.W. Hesselink.

* specialist veterinaire radiologie:
E.P.L. Warmerdam.

* specialist chirurgie der gezelschaps-
dieren:
mevrouw dr. U. Wiegand,
L.F.H. Theyse en C.D. van Zuilen.

* specialist pluimveegezondheid: P.
N.G.M. van Beek, dr. R.M. Dwars,
dr. W.J.M. Landman en dr. J.J. de
Wit.

* specialist varkensgezondheid: mw.

dr. H. van Beers-Schreurs, F.T.
Bouwkamp, dr. M.J. Geudeke, A.
van Nes, dr. F.W. van Schie, dr. J.A.
Stegeman, dr. P.C. Vesseur, M.Th.
Voets en dr. L.A.M.G. Leengoed.

* specialist kleine-herkauwersgezond-
heid:
J.J. Pekelder (n.p) en D.P.
Dercksen.

* specialist rundergezondheid: dr. P.
Franken, J. Sol, dr. T.J.G.M. Lam,
dr. H.W. Barkema, dr. J.J. Hage, dr.
R. Kuiper, mw. dr. K.E. Müller, D.
Zaaijer en Th. Dijkstra.

ter onderscheiding
Het eerste geschenk ter onderschei-
ding dat vandaag zou worden uitge-
reikt was voor Hans van Herpen, spe-
cialist chirurgie der gezelschaps-
dieren, werkzaam in Veterinair Specia-
listencentrum Oisterwijk en tevens als
docent anatomie op de Faculteit der
Diergeneeskunde. Helaas was hij niet
aanwezig om het geschenk in ont-
vangst te nemen.

G. Heynen

Collega Gerrit Heynen is afgestudeerd
in 1973 en thans practicus in de
Groepspraktijk te Barneveld. Hij was
zes jaar voorzitter van de Groep
Practici Grote Huisdieren. \'Als ooit
een geschenk ter onderscheiding op
zijn plaats was, dan is het nu wel. Want
Gerrit was een voorzitter die zich on-
derscheidde door een geheel eigen
stijl. Zijn aanpak en woordgebruik wa-
ren apart, maar altijd wel zeer duide-
lijk\', aldus Udo.

Collega Heynen werd genoemd als re-
presentant van de Groep Practici Grote
Huisdieren in de paritaire afvaardiging
georganiseerde dierziektenbestrijding.
Udo: \'Hier kan men Gerrit leren ken-
nen als een man die flexibel is als het er
om gaat nieuwe wegen te vinden om uit
een probleem te komen en als een ui-
terst taai onderhandelaar als het er om
gaat bepaalde waarden te verdedigen.\'
Verder werd genoemd dat Heynen na-
mens de KNMvD zitting heeft in de
Stuurgroep IBR en in het verleden te-
vens heeft gediend als bestuurslid van
de NCI. Ook had hij zitting in het afge-
treden bestuur van de Stichting PAO-
D. Tot slot vergeet Udo niet te vermel-
den dat de Zeisterdagen de bijzondere
belangstelling van Heynen hadden.
\'Gerrit was een groot voorstander van
goede, praktisch gerichte Zeisterdagen,
met een zo laag mogelijke drempel...
lees kostprijs. Hier stond hij voor en
vocht hij voor en altijd met open vizier.
Gerrit, bedankt!\'

-ocr page 290-

de geschiedenis

Wie anders dan prof. dr. J.G. van

Bekkum kan beter de geschiedenis

van het vaccineren uit de doeken

doen?

In 1951 begonnen als wetenschappe-
lijk medewerker bij het Staats Vee-
artsenijkundig Onderzoek Instituut
(SVOI), klom hij op tot directeur van
het Centraal Diergeneeskundig In-
stituut (CDl) in Amsterdam in 1959.
Van 1971 tot 1986 was hij buitenge-
woon hoogleraar Virologie en Virus-
ziekten aan de Faculteit der Dierge-
neeskunde. In de periode 1972-1982
tevens directeur van de Vestiging
Virologie van het CDl in Lelystad,
van 1982 tot 1986 wetenschappelijk
directeur van het CDl. Hij deed on-
derzoek naar mond- en klauwzeer,
varkenspest en andere virusziekten
van landbouwhuisdieren en hield
zich verder bezig met diagnostiek,
Serologie, vaccinontwikkeling, -be-
reiding en -toepassing.

Infectieziekten zijn zo oud als de
menselijke samenleving en dat men
sommige ziekten maar één keer krijgt
was al lang geleden bekend. Dat ziek-
ten besmettelijk konden zijn reali-
seerde men zich, althans in West-
Europa, pas in 18e eeuw. Pogingen
tot bestrijding volgden. De eerste, be-
scheiden resultaten met preventie
werden geboekt ten aanzien van pok-
ken. Pokkenmateriaal afkomstig van
een patiënt werd in huidkrasjes inge-
wreven en ook werden in pokkenma-
teriaal gedrenkte draadjes door een
huidplooi getrokken. Deze doelbe-
wuste besmetting resulteerde veelal
in een gunstiger ziekteverloop dan de
natuurlijke infectie. Omstreeks 1750
werd dit principe ook met enig succes
bij runderpest toegepast, waarbij
Reinders met zijn ontdekking van de
maternale immuniteit een grote rol
heeft gespeeld.

Geert Reinders stond centraal tijdens het Jaarcongres van de KNMvD met als
thema \'\\\'accinatie\'. Hij was zijn tijd ver vooruit - zo bleek - want vaccinatie is
tegenwoordig niet meer weg te denken uit de diergeneeskundige praktijk.
Vandaar dat dit onderwerp zowel in de gezelschapsdieren- als in de land-
bouwhuisdierensector grote aandacht heeft.

En onvermijdelijk spitste de discussie zich vervolgens toe op varkenspest.
Zoals ook bleek uit de inleiding van de voorzitter van de Afdeling, heeft de
meest recente uitbraak van klassieke varkenspest diepe voren getrokken in de
varkenshouderij en daarmee in de diergeneeskundige beroepsuitoefening. De
gevolgen hiervan zijn nog dagelijks voelbaar en het voorkómen van een der-
gelijke ramp in de toekomst - met of zonder vaccinatie - houdt de gemoederen
meer dan bezig.

r «» « IM «r

GEERT REINDERS CENTRAAL TIJDENS JAARCONGRES
OVER VACCINATIE

Door Susan limans

Jenner verving het variolavirus door
het koepokkenvirus en haalde - in te-
genstelling tot Reinders - de wereld-
literatuur. De term vaccinatie stamt
van Pasteur. Honderd jaar na Jenner
zetten Pasteur en Koch de bacteriolo-
gie in de startblokken. Pathogene mi-
cro-organismen werden \'afgezwakt\'.
Toxinen werden ontdekt en de wer-
king van antisera aangetoond. Dank-
zij Glenny, Ramon en anderen waren
rond 1925 enkele zeer effectieve vac-
cins beschikbaar. Significante resul-
taten ten aanzien van virusziekten
moesten wachten op verdere techni-
sche ontwikkelingen.

\' Vaccinatie geldt als het meest
kosteneffectieve middel waar
de humane geneeskunde over
beschikt; in de veterinaire
wereld is tnen nog niet tot
dit inzicht gekomen.\'

In de jaren \'30 deden naast proefdie-
ren bebroede eieren hun intrede, in de
jaren \'50 de celkweek. De immunolo-
gie werd een wetenschap. De discus-
sie rond de relatieve mérites van le-
vende en geïnactiveerde vaccins, be-
gonnen ten tijde van Pasteur, werd
voortgezet.

Vaccinatie leidde soms tot ernstige
ongelukken en regels ten aanzien van
bereiding en controle bleken nodig.
Daarbij hoorde standaardisatie. Opti-
male toepassing van vaccins vraagt
een gebruikersstrategie. Uitroeien
van infectieziekten is het hoogste
doel. Soms bleek het mogelijk. Vac-
cinatie geldt als het meest kostenef-
fectieve middel waar de humane ge-
neeskunde over beschikt; in de
veterinaire wereld is men nog niet tot
dit inzicht gekomen.

Vaccins in de toekomst

In 1980 kwamen er nieuwe ontwik-
kelingen op gang waarvan de resulta-
ten al het tot nu toe bereikte in de
schaduw zetten. De opkomst van de
recDNA-technologie gaf een gewel-
dige stimulans aan de moleculaire
biologie. De eerste producten van
deze nieuwe generatie vaccins wor-
den al op ruime schaal toegepast:
subunit vaccins tegen hepatitis B en
markervaccins tegen verschillende
herpesvirussen.

Enkele eisen waaraan de vaccins van
de toekomst zullen moeten voldoen
zijn al geformuleerd. Ze moeten zeer
veilig zijn, effectief zijn, het moge-
lijk maken gevaccineerde en geïnfec-
teerde dieren van elkaar te onder-
scheiden en ze moeten gemakkelijk
zijn toe te dienen. Van Bekkum
voegde hier nog een punt aan toe, ge-
relateerd aan het werk van Reinders:
immunisatie in aanwezigheid van
maternale immuniteit. \'U ziet, er is
nog werk aan de winkel\'.

uitreiking geert reinders-
penning

Ingesteld door de Afdeling Groningen/
Drenthe, wordt de Geert Reinders-
penning eens per drie jaar uitreikt aan
iemand die in de voetsporen van Geert
Reinders is getreden. De eerste pen-
ning bleek in handen van de Neder-
landse diergeneeskunde te komen. Hij
werd door C.H. van Wees uitgereikt
aan degene die een belangrijke rol
heeft gespeeld bij de totale uitroeiing
van MKZ, prof dr. J.G. van Bekkum.
\'Hij lijkt historische banden met Geert

-ocr page 291-

Reinders te hebben\', werd bij de uitrei-
icing vermeld.

Het cadeau dat ieder jaar aan de deel-
nemers aan het Jaarcongres wordt
uitgereikt paste helemaal in deze
sfeer, namelijk het boek \'De levens-
schets van Geert Reinders\', uitgege-
ven door Historische Vereniging van
Winsum. Een recensie van dit boek is
te vinden op pagina 670 van dit tijd-
schrift.

In dit Tijdschrift voor Diergenees-
kunde is tevens een speciale afleve-
ring opgenomen van Veterinair Ver-
leden over Geert Reinders op pagina
664.

vaccinaties bij gezel-
schapsdieren nu en in de
toekomst

Dr. H.F. Egherink werkt sinds zijn
afstuderen in 1983 hij de Faculteit
der Diergeneeskunde hij de afdeling
Virologie van de vakgroep Infectie-
ziekten en Immunologie. In 1990 is
hij bevorderd tot Universitair docent
en in 1997 tot Universitair hoofddo-
cent van deze a fdeling.

\'Een van de meest succesvolle han-
delingen in de gezelschapsdieren-
praktijk is de vaccinatie\', begon
Egberink zijn lezing. \'Mede door het
toepassen van vaccinaties komen
verschillende infecties die vroeger
zorgden voor een hoge morbiditeit en
mortaliteit niet of in mindere mate
voor. Duidelijke voorbeelden hiervan
zijn hondenziekte, hepatitis conta-
giosa canis en parvovirose bij de
hond en kattenziekte bij de kat.\'
Tegen vele andere infecties zijn de
afgelopen decennia vaccins ontwik-
keld. In de praktijk worden deze vaak
in combinatievaccins jaarlijks routi-
nematig toegediend. Voor het opstel-
len van entschema\'s wordt vaker het
principe \'baat het niet, schaadt het
niet\' gehanteerd dan kennis over de
duur van de immuniteit en factoren,
zoals morbiditeit, mortaliteit en pre-
valentie van de infectie. Veelal is
over de duur van de immuniteit na
vaccinatie weinig bekend omdat der-
gelijke studies niet of zelden zijn uit-
gevoerd. Daarnaast zijn steeds min-
der monovalente vaccins beschikbaar
waardoor de mogelijkheden voor
aanpassingen van een entschema be-
perkt zijn geworden.
De huidige praktijk van vaccineren is
het logische gevolg van deze ontwik-
kelingen. Echter de laatste jaren
wordt er terecht kritischer gekeken
naar de entschema\'s. Het is de vraag
of er niet te vaak wordt gevaccineerd,
met name tegen bepaalde infecties.
Hiervoor zijn verschillende redenen
aan te voeren.

"^Mmii I
fi IM! ■

- Het principe \'baat het niet schaadt
het niet\' gaat zeker niet altijd op.
Bij de kat wordt de toename van
het optreden van fibrosarcomen
toegeschreven aan de herhaalde-
lijke injecties met geïnactiveerde
vaccins door de aanwezige adju-
vantia.

iÉüiüÉ

- Vaccinaties kunnen ook het gevolg
zijn van het optreden van verschil-
lende typen overgevoeligheidsre-
acties. De frequentie is laag, maar
kan door genetisch-bepaalde facto-
ren in sommige rassen en families
vaker voorkomen.

- Het aantal infecties waartegen pre-
ventief gevaccineerd kan worden,
is de laatste jaren sterk toegenomen
(onder andere vaccins tegen canine
coronavirus, feline leukemie, fe-
line infectieuze peritonitis, chla-
mydia, bordetella) en nieuwe vac-
cins zullen volgen. Deze vaccins
zijn veelal van belang voor speci-
fieke groepen dieren en moeten
niet in routineschema\'s worden op-
genomen.

Vaccinatie in de huidige praktijk

Helaas zijn gegevens over werk-
zaamheid van vaccins bij gezel-
schapsdieren beperkt beschikbaar.
Verschillende andere factoren dienen
betrokken te worden bij de afweging
of men zal vaccineren, op welke leef-
tijd, en met welke frequentie. Deze
factoren zijn onder andere:

- De eigenschappen van de verschil-
lende vaccins.

In grote lijnen kan men onder-
scheid maken lussen geïnactiveer-
de (\'dode\') en geattenueerde (\'le-
vende\') vaccins. \'Levende\' vaccins

-ocr page 292-

bootsen de natuurlijke infectie na,
wat een goede stimulatie van het
immuunsysteem geeft. Een nadeel
is dat deze vaccins ziekteverschijn-
selen kunnen geven.

- Het benodigde type immuunre-
spons.

Voor de bescherming tegen ziekten
zoals niesziekte en kennelhoest,
hebben intranasale vaccins de
voorkeur. Helaas zijn de intrana-
sale vaccins voor bescherming te-
gen niesziekte niet meer verkrijg-
baar; een verarming van het
assortiment voor de practicus.

- De immuniteitsopbouw bij jonge
dieren.

Pasgeboren pups en kittens hebben
een nog immatuur immuunsys-
teem. Tijdens de \'kritische\' pe-
riode is de pup of het kitten gevoe-
lig voor infecties met veldvirus,
maar kan niet beschermd worden
door middel van vaccinatie. In de
praktijk worden meerdere vaccina-
ties uitgevoerd. De laatste jaren
zijn voor vaccinaties van pups vac-
cins met hogere titers ontwikkeld.
De kritische periode wordt hier-
door wel verkleind maar blijft be-
staan.

- Kennis van de epidemiologische si-
tuatie en gegevens over morbiditeit
en mortaliteit.

Vaccinatie is van belang tegen in-
fecties met een hoge morbiditeit
en/of mortaliteit en waarbij er een
reële kans bestaat op besmetting.
Egberink noemde een aantal voor-
beelden waarbij men een kritische
houding ten aanzien van de toepas-
sing kan innemen: rabiës, FeLV,
canine coronavirus (CCV). \'Maat-
werk is hier op zijn plaats.\'

Hoe vaak vaccineren

Bij het opstellen van vaccinatie-
schema\'s dient men met boven-
staande rekening te houden. Hoewel
men voor de entingen bij pups in de
praktijk van een standaardschema
kan uitgaan, is het van belang het
schema aan te passen aan de omstan-
digheden. Vaccinatie is een medische
handeling en de practicus zal met zijn
kennis over infectieziekten, immuni-
teitsopbouw en eigenschappen van
vaccins een stuk maatwerk kunnen en
moeten leveren.

Vaccinatie in de toekomst

Een aantal ontwikkelingen zullen van
invloed zijn op het vaccinatiebeleid
in de toekomst. Zo zullen er nieuwe
(biotech) vaccins op de markt komen
en worden huidige vaccins vervan-
gen. Nieuwe vaccins zullen worden
ontwikkeld ter preventie van infec-
ties waarvoor nog geen vaccins be-
staan en voor specifieke toepassingen
zoals immunologische castratie en
bepaalde vormen van tumoren en al-
lergiën.

iili lim

Jaarlijkse vaccinaties zullen wel blij-
ven bestaan, maar niet met alle com-
ponenten. In de toekomst zal vacci-
natie meer maatwerk worden dan nu
het geval is.

\'Vaccinatie is een medische
handeling en de practicus
moet en kan met zijn kennis over
infectieziekten, immuniteits-
ophouw en eigenschappen
van vaccins een stuk
maatwerk leveren.\'

vaccinatie in de praktijk

Prof. dr. J.T. van Oirschot werkt
sinds 1973 op het ID-DLO. Hij pro-
moveerde in 1980 op varkenspest en
deed onder andere onderzoek naar
de ziekte van Aujeszky en infectieuze
bovine rhinoiracheitis, waarbij diva
(Differentiate Infected from VAcci-
nated individuals) vaccins en bijbe-
horende diagnostische tests werden
ontwikkeld. Sinds 1988 is hij hoogle-
raar Veterinaire Vaccinologie aan de
Universiteit Utrecht en sinds 1996
hoofd van de afdeling Zoogdier-
virologie van het ID-DLO in Lely-
stad.

Van Oirschot: \'Vaccineren van die-
ren is meer dan \'spuiten\'. Eerst moet
de praktiserend dierenarts overwegen
of hij/zij al dan niet zal vaccineren.
Daarbij moet hij rekening houden
met supranationaal en nationaal be-
leid ten aanzien van vaccineren.\' Zo
geldt in de Europese Unie een non-
vaccinatiebeleid voor mond- en
klauwzeer en varkenspest en is in ons
land een verplichting van kracht om
te vaccineren tegen pseudovogelpest,
de ziekte van Aujeszky en infectieuze
bovine rhinotracheïtis. Tegen deze
laatste twee ziekten mag hij alleen
diva-vaccins inzetten. De beslissing
om al dan niet te vaccineren tegen an-
dere infectieziekten zal mede afhan-
gen van overleg met de diereigenaar,
waarbij de kans op ziekte en de daar-
door veroorzaakte economische en
emotionele schade van doorslagge-
vend belang zijn.

Non-vaccinatie

De EU streeft naar harmonisatie van
de dierziektesituatie in Europa op een
hoog niveau. De hoogste dierziekte-
status bereiken die landen die vrij
zijn van ziekteverwekkers en tevens
niet vaccineren tegen die ziekten.
Aan deze hoogste status zijn handels-

-ocr page 293-

politieke voordelen verbonden. Daar-
naast voert de EU een non-vaccina-
tiebeleid tegen mond- en klauwzeer
en varkenspest.

Als het gaat om varkenspest zou één
van de redenen van dit beleid zijn dat
gevaccineerde dieren na infectie vi-
rusdragers zouden kunnen worden.
Uit een studie van Leunen en Strobbe
(1977) blijkt echter dat er geen be-
wijs is dat na vaccinatie tegen var-
kenspest dragers ontstaan. \'Maar de
EU-vaccinatiepolitiek zal voorlopig
niet veranderen\', verwacht Van Oir-
schot.

Verplichte vaccinatie

In Nederland wordt verplicht gevac-
cineerd tegen pseudovogelpest, de
ziekte van Aujeszky en infectieuze
bovine rhinotracheitis. De weten-
schappelijke ontwikkeling van diva-
vaccins en bijbehorende diagnostiek,
die op het ID-DLO startte in het mid-
den van de tachtiger jaren, ligt ten
grondslag aan de verplichte vaccina-
tie tegen deze twee herpesvirusinfec-
ties. En deze politiek heeft zijn
vruchten afgeworpen; het doel om
het Aujeszky-virus in ons land uit te
bannen lijkt niet ver meer weg.
Het stopzetten van vaccinatie zou een
volgende, logische stap zijn, maar
kan alleen als men beschikt over een
zeer adequaat surveillancesysteem
om introductie van het virus zo snel
mogelijk op te sporen. Binnen een
dergelijk systeem moet een snelle
diagnostiek (inclusief animal-side
testen door de dierenarts op het be-
drijf uitgevoerd) worden gehanteerd
en moeten noodentingen met snelle
diva-vaccins kunnen worden toege-
past.

Diva-vaccins hebben een aantal
voordelen boven klassieke vaccins:

- het opsporen van besmette dieren
op gevaccineerde bedrijven;

- de mogelijkheid van het bestuderen
van de epidemiologie van een in-
fectieziekte in gevaccineerde po-
pulaties;

- geen interferentie met individuele
en massale diagnostiek;

- de werkzaamheid van een vaccin in
het veld kan veel beter worden geë-
valueerd;

- men kan simultane vaccinatie-era-
dicatie programma\'s uitvoeren;

- men kan noodentingen uitvoeren,
mogelijk zonder gevaar voor een
export-stop.

Het is duidelijk dat Nederland als
\'ontzettend exporterend land\' gebaat
is bij het uitroeien van besmettelijke
dierziekten, waarbij de diva-vaccins
in de toekomst kunnen helpen.

\'Het stoppen van vaccineren
kan een logisch volgende stap
zijn op vaccinatie met een diva-
vaccin, maar dit kan alleen als
men beschikt over een zeer ade-
quaat surveillancesysteem om
introductie van het virus zo
snel mogelijk op te sporen.\'

Vrijwillige vaccinatie

Als men besluit te vaccineren, is de
selectie van het beste vaccin geen
eenvoudige taak. Daarbij dient werk-
zaamheid van een vaccin zwaarder te
wegen dan veiligheid. Maar de die-
renarts dient ook nog andere aspecten
in acht te nemen.

Het kiezen van het beste vaccin
Het lijkt het verstandigst om harde
gegevens over werkzaamheid van het
vaccin de doorslag te laten geven bij
de keus voor een vaccin.\' Werkzaam-
heidstesten zouden daarom zoveel
mogelijk gestandaardiseerd moeten
zijn en nieuwe vaccins zouden in de-
zelfde experimenten vergeleken
moeten worden met \'het beste\' be-
staande vaccin\', is de mening van

Van Oirschot.

Veiligheid speelt natuurlijk ook een
rol, maar dit aspect is meestal vol-
doende uitgetest door de fabrikant.

Vaccinatieschema

Er is zeer weinig onderzoek gedaan
naar het opzetten van optimale vacci-
natieschema\'s: bijvoorbeeld over in-
terferentie van de ene vaccinatie met
de andere, over de noodzaak tot her-
haald (jaarlijks) vaccineren, of het
optimale interval van herhaalde vac-
cinatie. Daarom kan men zich maar
het beste conformeren aan wat er
hierover op de bijsluiter van het vac-
cin staat. Datzelfde geldt ook voor
het bewaren, oplossen, toedienen en
dergelijke van een vaccin.

Toekomst

\'Ondanks het feit dat het een hele on-
derneming is om nieuwe vaccins op
de markt te zetten, mogen we nog wel
meer en modernere vaccins verwach-
ten\', aldus Van Oirschot. De ontwik-
keling van DNA-vaccins gaat snel en
door een verminderd gebruik van an-
tibiotica in het voer van dieren zal de
vraag naar bacterievaccins toenemen.
Bovendien is het \'ideale\' vaccin nog
ver weg.

het nün-vaccinatiebeleid
in economisch perspectief

Prof. dr. ir. A.A. Dijkhuizen is in
1977 afgestudeerd aan de Land-
bouwuniversiteit in Wageningen, met
als hoofdrichtingen Agrarische Eco-
nomie en Zootechniek. Hij werd we-
tenschappelijk medewerker bij de
Faculteit der Diergeneeskunde, waar
hij in 1983 promoveerde op een
proefschrift getiteld \'Economische
aspecten van ziekten en ziektebestrij-
ding bij melkx\'ee\'. Na zijn overgang
naar de Landbouwuniversiteit is hij
in 1992 aldaar benoemd tot bijzonder
hoogleraar in de Economie van de
Diergezondheidszorg. Vanaf 1 sep-
tember 1998 is hij werkzaam als
Manager Corporate Strategy & De-
velopment bij Nutreco in Boxmeer.

Het non-vaccinatiebeleid voor ziek-
ten als mond- en klauwzeer en var-
kenspest heeft ons land door de jaren
heen veel voordeel opgeleverd.
Toepassing van een noodvaccinatie
is nog steeds mogelijk, maar voor een
sterk exporterend land als Nederland
niet snel aantrekkelijk als het de han-
delsstromen belemmert. Bovendien
is het beslist niet de enige manier om

-ocr page 294-

een epidemie in de hand te houden,
zelfs niet als die zich voordoet in een
zeer dichtbevolkt diergebied zoals
het geval was bij de laatste uitbraak
van varkenspest.

Dijkhuizen liet enkele simulatiemo-
dellen zien waaruit blijkt dat de uit-
braak aanzienlijk kleiner was uitge-
vallen en ook veel minder geld had
gekost, als van begin af aan een strin-
gent preventief ruimingsbeleid was
toegepast. België heeft tot twee keer
toe laten zien dat preventief ruimen
niet alleen in theorie, maar ook in de
praktijk werkt. Verder speelt het na-
streven van maximale hygiëne, waar-
door de contacten geen risico meer
vormen, ook een zeer belangrijke rol.

\'Vaccinatie is voor een
exporterend land niet snel
aantrekkelijk en heslist niet de
enige manier om een epidemie in
de hand te houden, zelfs niet als
die zich voordoet in een zeer
dichtbevolkt diergebied.\'

Zijn conclusie luidde dan ook dat de
varkenspestuitbraak in de hand te
houden was geweest. Verder kunnen
in de toekomst markervaccins een
nuttige, c.q. economische rol gaan
spelen, maar hiernaar moet - in sa-
menwerking met de betrokken indus-
trie - onderzoek gedaan worden.
Dijkhuizen; \'Markervaccins hoeven
niet effectiever te werken dan pre-
ventief ruimen en bovendien is er be-
sparing mogelijk op het aantal te ver-
nietigen dieren.\'

vaccinatie en klassieke
varkenspest; het middel
erger dan de kwaal
Sinds 1 januari 1995 is dr. F.R. van
Vugt plaatsvervangend directeur
Milieu, Kwaliteit en Gezondheid en
plaatsvervangend Chief Veterinary
Office hij het ministerie van LNV. Hij
begon, na promotie op de Faculteit
der Diergeneeskunde, zijn loophaan
hij het CDl en werd in 1986 henoemd
tot adjunct-directeur van het In-
stituut voor Veevoedingsonderzoek.
Vanaf 1990 was hij werkzaam in een
duhhelfunctie in het onderzoeksbe-
leid. namelijk bij de Nationale Raad

voor Landbouwkundig Onderzoek en
bij de Directie Wetenschap en Tech-
nologie van het ministerie van LNV.

Aan de hand van de evaluatie van de
varkenspestepidemie is het ministe-
rie van LNV druk bezig regulerende
kaders op te stellen om fouten die in
het verleden zijn gemaakt, te voorko-
men. Een toekomstperspectief hierbij
vormen de markervaccins.

De EU-richtlijn RL 80/217 verbiedt
preventieve vaccinatie, maar geeft
wel de mogelijkheid van noodvacci-
natie. Om hiertoe te mogen overgaan
moet echter een plan ingediend wor-
den bij de EU-commissie en tevens
een PVC-procedure gestart worden.
Voorwaarden voor een noodvaccina-
tie zijn: het moet om een groot gebied
gaan (veterinair effectief zijn), er
moet adequate controle zijn en de
handelspositie van andere lidstaten
mag niet in het geding komen.
De \'Animal Health Code\' stelt eisen
aan de handel uit het oogpunt van be-
scherming van de eigen veestapel. De
hoogste status die kan worden be-
reikt, is ziektevrij-zonder-vaccina-
ties. \'Het algemene principe is het
streven naar productie zonder kunst-
grepen. Het niet vaccineren is dan
een kwaliteitsargument\', legde Van
Vugt uit. Zou stamping out èn vacci-
natie worden toegepast, dan is het
land - volgens de norm van het Office
Internationale des Epizootics (OIE) -
pas twaalf maanden na de laatste uit-
braak vaccinatievrij.

Volgens Van Vugt is er niet aan te
ontkomen dat de klant koning is. \'De
Nederlandse varkenssector is nu een-
maal sterk afhankelijk van de ex-
port.\'

\'De strategie van de overheid is:
de belofte die markervaccins in
zich hebben, proberen
te benutten.\'

Markervaccins toekomstmuziek?

Markervaccins die ingezet kunnen
worden, moeten naast geregistreerd
ook geaccepteerd worden door de EU
en derde landen. Het wachten is dus
niet alleen op de techniek, maar ook
op de politiek. Daarnaast moet de
markt er klaar voor zijn. \'Onze strate-
gie is: de belofte die markervaccins
in zich hebben proberen te benutten\',
besloot Van Vugt.

discussie

De discussie spitste zich toe op var-
kenspest. Zo wilde men van Van Vugt
weten of het ministerie al een draai-
boek klaarheeft voor de volgende var-
kenspestuitbraak. \'In hoofdlijnen zal
de aanpak hetzelfde zijn als bij de vo-
rige uitbraak\', was het teleurstellende
antwoord. \'Maar er zijn op dit mo-
ment al veel dingen anders.\' Van
Vugt noemde de verplaatsingsrege-
ling, het aangescherpte hygiënebeleid
en het trainen van dierenartsen als on-
derdelen van het draaiboek.

Vlees van varkens die gevaccineerd
zijn met het varkenspest-vaccin, kan
zonder gevaar geconsumeerd wor-
den. Van Vugt waarschuwde echter
dat dit vlees niet in het buitenland af
te zetten is. Het zou dan alleen in
Nederland afgezet kunnen worden, ^
maar \'koopt de consument het?\', is
daarbij de vraag. Volgens Dijkhuizen
is vaccineren geen garantie dat het
goed gaat. Wel vindt hij dat het her-
stel van de consumptie soms verba-
zingwekkend kan zijn. Als het goed-
koop is, kopen de mensen het wel.

In de zaal merkte men op dat hygiëne
inzicht en een gedragsverandering
vergt: \'Daar gaan wel enkele jaren
overheen.\' En als het gaat om trace-
ring is het voor de dierenartsen soms
moeilijk - tot onmogelijk - om infor-
matie los te krijgen van de veehou-
ders. Van Vugt: \'Regelgeving is een
belangrijk instrument als het gaat om
hygiëne en wat betreft de tracering
wil het ministerie l&R verder perfec-
tioneren.\' Dijkhuizen is voor een fi-
nanciële prikkel. Hij vond dat de
heffing voor dierziektebestrijding
veel sterker gestaffeld moet worden:
\'Degene die alle risico\'s uitsluit,
hoeft dan het minst te betalen en de-
gene die dat niet doet, moet veel beta-
len.\'

-ocr page 295-

Het stemgedrag van leden van de
KNMvD is wel teleurstellend te noe-
men, al is het aantal uitgebrachte stem-
men met 9% gestegen ten opzichte van
vorig jaar. Dit brengt de vereniging op
een totaalpercentage uitgebrachte stem-
men van 6.8%. Eigenlijk te laag, gezien
de soms verstrekkende gevolgen die be-
paalde besluiten hebben. Nochtans is
het sinds kort voor alle leden mogelijk
om tijdens de Afdelingsvergadering
voorafgaand aan de Algemene Leden-
vergadering te stemmen (men hoeft
daarvoor geen lid te zijn van een
Afdeling).

sociaal economische com-
missie

De Tarievencommissie is opgeheven.
Hiervoor in de plaats is de Sociaal Eco-
nomische Commissie opgericht. Daar-
voor was een Statutenwijziging nodig
en deze is met algemene stemmen aan-
genomen. De reden voor deze wijziging
is dat de Wet op de Mededinging ver-
biedt dat dierenartsen onderling prijsaf-
spraken maken en de activiteiten van de
Tarievencommissie werden als zodanig
opgevat. De Sociaal Economische
Commissie zal derhalve niet met de-
zelfde taak belast worden als de \'oude\'
Tarievencommissie, maar
adviseert het
Hoofdbestuur in de ruimste zin over het
te voeren sociaal-economische beleid.
Het blijft immers van belang om deze
belangen van de dierenarts te blijven
behartigen, ook zonder dat er prijsaf-
spraken worden gemaakt. Hoe de
Sociaal Economische Commissie dit
precies gaat doen, wordt onder meer be-
paald door de regelgeving inzake mede-
dinging.

De KNMvD wordt momenteel, zoals
men onder meer in de krant heeft kun-
nen lezen, nauwkeurig onder de loep ge-
nomen door de Nederlandse Mede-
dingingsautoriteit (NMa) van het minis-
terie van Economische Zaken. De
KNMvD heeft zelfs een advocaat belast
met deze materie. De leden van de
KNMvD worden zo snel mogelijk op de
hoogte gesteld van de mogelijke gevol-
gen voor de beroepsuitoefening.

(x)de voor de dierenarts
De Code voor de Dierenarts wordt de-
finitief vastgesteld door het Algemeen
Bestuur maar werd fomieel ter kennis-
name voorgelegd aan de Algemene
Vergadering. De eerste voorstellen van
de Codecommissie zijn besproken in het
Algemeen Bestuur en de besturen van
Afdelingen en Groepen. In het voorjaar
van 1998 zijn een drietal hoorzittingen
gehouden. Men heeft de Code dus mim-
schoots van commentaar kunnen voor-
zien en het resultaat mag dan ook wor-
den gezien. De nieuwe Code is kort en
helder. De definitieve vaststelling mag
geen problemen meer opleveren.
De laatste twee belangrijke wijzigingen
betreffen artikel 6 en artikel 14:

De Algemene Vergadering van de KNMvD 1998 werd gekenmerkt door welwil-
lendheid. De geagendeerde Statutenwijziging werd met een ruime meerderheid
aangenomen, evenals de Rechtspositieregeling voor Dierenartsassistenten. En
ook de nieuwe Code voor de Dierenarts stemde ieder tot tevredenheid.
Natuurlijk stelde men enkele pittige vragen, bijvoorbeeld over de voorgestelde
contributieverhoging en de Erkenning Rundveedierenartsen, maar dit mocht de
plezierige stemming niet bederven. Het Hoofdbestuur heeft daarnaast afscheid
genomen van S.D. Feitsma en krijgt er G. Huijser van Reenen voor terug.

Door Sophie Deleu

algemene vergadering knmvd 1998

PITTIGE VRAGEN IN PLEZIERIGE SFEER

* artikel 6:

De dierenarts laat zich in zijn hande-
len leiden door:

- de bevordering van de gezondheid
en het welzijn van het dier met in-
achtneming van de erkenning van
de eigen waarde van het dier;

- de bevordering van de volksge-
zondheid en milieuhygiëne;

- de belangen van de eigenaar van het
dier of van de eigenaar van de dier-
lijke producten;

- de plaats en de ftinctie in de samen-
leving van de diergeneeskunde en
haar beoefenaars;

- wat verder redelijkerwijs van be-
lang moet worden geacht.

♦ artikel 14:

Handelen in strijd met de Code voor

de Dierenarts kan door de Ereraad

worden getoetst.
Dierenartsen lossen hun beroepsma-
tige geschillen bij voorkeur op
door:

- intem (collegiaal)overieg;

- bemiddeling door de KNMvD
en/of een Begeleidingscommissie
Praktijkuitoefening en/of het Die-
renartsen-Netwerk zoals dat is om-
schreven in het Diergeneeskundig

-ocr page 296-

Jaarboek van de KNMvD;
- arbitrage, waarbij door de Ereraad
arbiters worden benoemd.

De voorzitter van de Codecommissie,
dr. J.L. van Os, bedankte de leden van de
Codecommissie, maar vooral de leden
van de KNMvD die vele nuttige opmer-
kingen hebben gemaakt, voor de con-
stmctieve samenwerking.

contributie

Naar aanleiding van de voorgestelde
contributieverhoging zijn er door ver-
scheidene leden (en door de dierenart-
sen van Diergeneeskundig Centmm
Noord-Nederiand in het bijzonder) vra-
gen gesteld over de financiële verant-
woording die de KNMvD behoort af te
leggen aan haar leden. Mevrouw C.L.
van Amerongen lichtte in antwoord
hierop het financieel beleid toe.

Controle en openheid

Het jaar 1997 is afgesloten met een
nadelig saldo. Dit komt enerzijds door
het verlies dat gemaakt is op het blad
Dierenpraktijken en anderzijds doordat
bepaalde kosten de begroting hebben
overschreden. Nu was 1997 het \'var-
kenspestjaar\', zodat er veel meer moest
worden vergaderd en gecommuni-
ceerd. Ook zijn de vergoedingen voor
Hoofdbestuursleden verhoogd en is er
meer stmctureel overleg met Groepen,
hetgeen als zeer zinvol wordt ervaren.
1 let Hoofdbestuur waardeert ten zeerste
de betrokkenheid van leden bij de finan-
ciële verslaglegging van de KNMvD. In
deze verslaglegging wordt getracht de
gulden middenweg te bewandelen.
Bepaalde leden geven echter aan meer
details te willen weten. Vermoedelijk
ligt hieraan de volgende motivatie ten
grondslag: \'We willen meebeslissen bij
al die uitgaven\'. Het Hoofdbestuur heeft
zeker begrip voor deze wens, maar
meent niettemin dat er binnen de vereni-
ging voldoende controle is op het finan-
ciële beleid en dat voldoende openheid
betracht wordt. Er is een Financiële
Commissie - die natuuriijk wel wordt
belast met alle details - en ook het
Algemeen Bestuur wordt intensief be-
trokken bij de financiën.
Het Hoofdbestuur wil echter graag tege-
moet komen aan de vraag naar een toe-
lichting op de begroting. Dan wordt
wellicht beter zichtbaar wat het Hoofd-
bestuur en Secretariaat allemaal doen.

Vermogen

De financiële vragen hadden verder be-
trekking op de hoogte van het vermogen
van de vereniging. Het Hoofbestuur
heeft voorgesteld een commissie te be-
noemen die in samenwerking met de ac-
countant een advies moet uitbrengen
over de wenselijke hoogte van dit ver-
mogen (dat momenteel te laag is, zelfs
naar de mening van de meest zonnige
optimisten). De commissie zou tevens
kunnen adviseren over de manier
waarop dit vermogen aangevuld zou
kunnen worden tot de gewenste hoogte.
De leden van de KNMvD worden de
volgende Algemene Vergadering op de
hoogte gesteld van het advies en de te
nemen maatregelen.
De contributieverhoging is gelukkig
met meerderheid van stemmen aange-
nomen.

rechtspositieregeling
Met een ruime instemming is de instel-
ling van een Rechtspositieregeling voor
Dierenartsassistenten aangenomen. Dit
houdt in dat alle leden-werkgevers die
zelfstandig of in associatieverband
praktijk uitoefenen, zich zullen moeten
gaan houden aan deze regeling. De de-
finitieve tekst van de regeling wordt
vastgesteld door het Platfomi Rechts-
positieregeling, waarin de KNMvD en
de Vereniging van Dierenarts-assisten-
ten (Vedias) zitting hebben. Hiermee is
de rechtspositie van dierenartsassisten-
ten in de praktijk beter beschermd.
Omtrent de rechtspositieregeling waren
enkele vraagtekens gerezen; sommige
leden konden zich bijvoorbeeld niet vin-
den in bepaalde zinsnedes, of hadden
vragen over de betekenis van bijvoor-
beeld de term \'overwerk\'.
Het voerde te ver om deze vragen alle-
maal te beantwoorden tijdens de
Algemene Vergadering. De leden van
de KNMvD worden echter op korte ter-
mijn uitgebreid voorgelicht over de
Rechtspositieregeling en de gevolgen
voor de praktijk. Verschillende sugges-
ties voor aanpassingen zijn vanzelfspre-
kend meegenomen.

erkenningsregeling
Zoals bekend is een Werkgroep Er-
kenning Rundveedierenartsen ingesteld
om de \'erkende mndveedierenarts\' ge-
stalte te geven. Het zou weliswaar gaan
om een eerstelijns- dierenarts, maar wel
één met een herkenbaar en gegaran-
deerd dienstverleningsproduct: mnd-
veegeneeskunde. De criteria waaraan
een dergelijke erkende mndveedieren-
arts zou moeten voldoen, worden mo-
menteel besproken in KNMvD-ver-
band. ledereen wordt overigens ver-
zocht zijn of haar mening te geven over
deze criteria (zie Tijdschrift voor Dier-
geneeskunde, 1998; 18:550-1.).
Ook voor varkensdierenartsen en paar-
dendierenartsen staan regelingen op sta-
pel (hetgeen één van de aanwezigen de
uitspraak ontlokte dat er ook gedacht
moet worden aan een regeling voor de
\'erkende gezelschapsdierenarts\').

Samenhang

Tijdens de Algemene Vergadering zijn
de erkenningsregelingen, en met name
die voor mndveedierenartsen, kritisch
onder de loep genomen. De afgevaar-
digde van de Afdeling Gelderland, zelf
werkzaam in een gecertificeerde prak-
tijk, bracht ter sprake dat hij weinig sa-
menhang kon ontdekken in de kwali-
teitssystemen die door de KNMvD in
het leven worden geroepen. Voorlezend
uit het beleidsplan van de KNMvD,
maakte hij duidelijk dat certificatie een
paar jaar geleden om ongeveer dezelfde
redenen is ingesteld, als nu worden ge-
noemd voor de erkenning van diersoort-
gerichte dierenartsen. Zeker de GVP-
codes voor varkens en mnderen (on-
derdeel van de Kwaliteitsrichtlijn voor
Dierenartsenpraktijken, KRD) vertonen
sterke overeenkomsten met de erken-
ningsregelingen. Spreker gaf aan hier-
door problemen te ondervinden in de
communicatie met zijn cliënten. Hij
twijfelde aan de meerwaarde van de
nieuwe erkenning. Hij vond dan ook dat
de erkenning van diersoortgerichte die-
renartsen beter geregeld had kunnen
worden binnen het bestaande kwaliteits-
systeem van de KNMvD, dus binnen dc
Code voor de Dierenarts (waarin reeds
zeer veel over de kwaliteit van de be-
roepsuitoefening is vastgelegd, onder
andere over nascholing) en de Kwa-
liteitsrichtlijn voor Dierenartsenprak-
tijken met daarin verankerd de GVP-co-
des.

Eén brandpunt

De voorzitter van de Werkgroep
Erkenning Rundveedierenartsen, drs.
J.A. Westerbeek, legde daarop uit dat
er natuurlijk één brandpunt is, waar
deze regelingen en codes toe moeten
leiden. In zijn beleving draait het voort-
durend om hetzelfde: dierenartsen
moeten een duidelijker en uniformer
product leveren. Dit moet bovendien
gegarandeerd van een bepaalde kwali-
teit zijn. In de GVP-codes is niets gere-
geld inzake het kennisniveau van de
dierenarts, alleen de organisatie en de
administratie van de dienstveriening
zijn erin vastgelegd. Dit terwijl erbij de
afnemers van veterinaire diensten be-

-ocr page 297-

hoefte bestaat aan een uniform product.
Maar de voorzitter icon zich voorstellen
dat leden van de KNMvD door de bo-
men soms het bos niet meer zien. Hij
deed dan ook de toezegging binnenkort
duidelijkheid te scheppen omtrent de
samenhang tussen Code, KRD, GVP-
code en erkenningsregelingen (ook in
verband met de invulling van de
Richtlijn 97/12 waarin tevens sprake is
van een erkende dierenarts).
In de zaal werd terloops opgemerkt dat
de Groep Homoeopathisch-werkende
Dierenartsen reeds een erkenningsrege-
ling heeft en dat de andere Groepen best
gebruik mogen maken van de ervarin-
gen op dit gebied.

VARKENSPEST

Gezien ook het thema van het Jaar-
congres - Vaccinatie - kwam het onder-
werp varkenspest ter sprake. Van ver-
scheidene kanten werd de hoop
uitgesproken dat met name de overheid
lering had getrokken uit de recente,
massale uitbraak. De indruk bestond dat
het vooral bij goede voornemens zou
blijven en veterinaire ervaring leert dat
je daarmee nooit een virus te slim af
bent.

Zo is het begrip noodvaccinatie eigen-
lijk misleidend: als eerst op Europees ni-
veau overlegd moet worden of het wel is
toegestaan te vaccineren tegen varkens-
pest, dan is men per definitie te laat. Dus
dat heeft dan geen zin.
De KNMvD, zo vonden aanwezigen,
moet zich inspannen voor een goed
draaiboek met daarin een volwaardige
rol voorde KNMvD, lees de dierenarts.
Verder dient de KNMvD de overheid te
vragen om duidelijk aan te geven wat de
vorderingen zijn op dit gebied. Zou
men zich laten verleiden tot het inne-
men van een afwachtende houding, dan
is het bij een onverhoopte uitbraak te
gemakkelijk om de dierenarts verwijten
te maken. Kortom, deze uitspraken mo-
gen gezien worden als een oproep aan
de KNMvD om de exteme communica-
tie goed te verzorgen. De suggestie
werd gedaan om vaker de politiek te in-
formeren over de standpunten van de
KNMvD.

VOLKSGEZONDHEID
Teleurstellend vond men het gebrek aan
aandacht voor de veterinaire volksge-
zondheid in de beschrijvingsbrief van de
Algemene Vergadering. De veterinaire
herkenbaarheid binnen de overheid laat
in zijn algemeenheid sterk te wensen
over. Zo is het Veterinair Staatstoezicht
met de recente fusie tussen de

v^AIVIJl, J

M l> i i II

Veterinaire Hoofd Inspectie en de
Inspectie Gezondheidsbescherming ge-
woon verdwenen. Bovendien zijn maar
weinig hogere posten binnen de nieuwe
dienst Inspectie Gezondheidsbescher-
ming, Waren en Veterinaire Zaken
(W&V) bezet door veterinairen.
Toch werd daarbij ook de kanttekening
geplaatst dat dierenartsen in overheids-
dienst zelf te weinig opteren voor ho-
gere functies. Een carrièresprong maken
houdt immers altijd een zeker risico in
ten aanzien van de functie-invulling en
het bijbehorende salaris. Een behou-
dend volkje dus, dierenartsen.
Verder werd de KNMvD erop gewezen
dat zich niet alleen veranderingen vol-
trekken binnen het ministerie van
Volksgezondheid, Welzijn en Sport;
ook de Rijksdienst voor de Keuring van
Vee en Vlees van het ministerie van
Landbouw, Natuurbeheer en Visserij
treft weer een reorganisatie. De hogere
ftincties worden er zwaarder, terwijl het
nog maar de vraag is of daar ook een ho-
ger salaris tegenover zal komen te staan.
De KNMvD zal aandringen - zo zegde
de voorzitter toe - op een juiste waarde-
ring van de inspanningen, niet alleen in
de vomi van salaris, maar ook in de
vorm van mogelijkheden tot zelfont-
plooiing en carrière maken.

HARTENKREET

Tijdens de rondvraag klonk nog een
hartenkreet; \'Laten we toch eens seri-
euze sturing gaan geven aan geld en be-
leid.\' Spreker drong aan op een reële
contributieverhoging, indien dat nodig
geacht wordt. Hij zag in dat het Secre-
tariaat momenteel ontzettend \'veel bal-
len in de lucht moet houden\' met een
minimum aan menskracht en financiële
middelen.

Hierop viel één van de leden hem bij,
maar wel met de opmerking dat de
KNMvD echt in staat is ontzettend veel
te doen met weinig geld. \'Beleid maken
kost niet zoveel geld, als je efficiënt ge-
bmik maakt van de deskundigheid die je
reeds in huis hebt. Professioneel com-
municeren is een andere zaak: daar moet
veel meer geld en energie voor worden
uitgetrokken.\'

Dit verslag van de Algemene Ver-
gadering 199H moet gezien worden als
een globale sfeertekening. Het officiële
verslag wordt zo snel mogelijk uitge-
werkt en goedgekeurd door de Notu-
lencommissie. Vanaf dat moment kun-
nen leden de notulen opvragen (zie
Tijdschrift voor Diergeneeskunde).

CONGRESCOMMISSIE
Uiteraard werd het Jaarcongres afgeslo-
ten met een stevige, warme lunch. Dit is
traditioneel het moment waarop de con-
grescommissie bedankt wordt. En aan-
gezien de voorzitter van de Afdeling in
zijn inleiding waarschuwde voor de ef-
fecten van al te veel eerbetoon bij
Drentenaren, houden wij het bij de vol-
gende uitdrukking: \'Congrescom-
missie, \'t was niet minder dan andere ja-
ren... hartelijk bedankt!\'

-ocr page 298-

______

AFSCHEID S.D. FEITSMA

Het Hoofdbestuur nam op 3 oktober 1998 officieel af-
scheid van S.D. Feitsma. Hij is opgevolgd door G.
Huijser van Reenen. \'Sieb Feitsma is een echte noorder-
ling. \' aldus voorzitter A. W. Udo. \'Hij weet met weinig
woorden goed duidelijk te maken hoe hij over bepaalde
zaken denkt.\'

Het Hoofdbestuur zal zijn serieuze aanpak en zijn nauw-
gezetheid missen. Feitsma had tijdens zijn bestuurspe-
riode verder zitting in de Commissie Ethiek, het
Pensioenfonds voor Dierenartsen en de Raad voor het
Vrije Beroep.

Met genoegen

Feitsma noemde in zijn afscheidswoordje de successen
die naar zijn mening in zijn periode door de KNMvD wa-
ren behaald: \'Met genoegen denk ik terug aan de discus-
sie over de structuur van onze beroepsvereniging. Toen
bleek dat dierenartsen behoudend zijn en niet zomaar al-
les overboord zetten vooreen \'eigentijdse\'structuur.\'
Verder vatte hij de inspanningen van de afgelopen jaren
samen: \'Ik denk dat onze plaats in de samenleving is op-
geschoven van een bolwerk naar een club die openstaat
voor overleg en samenwerking.\'

Het scheidend Hoofdbestuurslid bedankte tenslotte de
Leden van de KNMvD - en die van de A fdeling Friesland
in het bijzonder, vanwege het in hem gestelde vertrouwen
- de medewerkers van het Secretariaat en zijn collega-

Hoofdbestuursleden voor de prettige samenwerking.
Bijzondere dank ging ook uit naar zijn collega \'s van de
dierenartsenpraktijk in Oosterwolde.

SPORTDAG 1 OKTOBER 1998 - EMMEN

ONDANKS (OF JUIST DOOR) REGEN OERGEZELLIGE SFEER

\'In het Sport- en Congrescentrum \'De
Giraf in Emmen heeft een groot aantal
tennissers een fantastische KNMvD-
Sportdag meegemaakt\', is de conclu-
sie van tennis-coördinator J. Reinders.
\'Niet geplaagd door regen en wind
hebben dierenartsen, hun partners en
verschillende sponsors in twee tennis-
hallen met samen vijf banen een in-
spannende en ontspannende onder-
linge tennisstrijd geleverd.\'
Meteen na de koffie ging het los en wel
in twee categorieën (C en D/E); er
werd steeds gespeeld met ter plaatse
samengestelde mixdubbels zulks door
middel van loting. Tussen de partijen
door was er volop tijd voor het ophalen
van herinneringen en het leggen van
nieuwe contacten, \'want behalve dat
een groeiende groep \'oudgedienden\'
aanwezig was zien we ook elk jaar
weer nieuwe gezichten. Wat let u het
volgend jaar?\', aldus Reinders.
Na mim drie uur tennis voor een ieder,
doorgaans op het scherpst van de
snede, is de balans opgemaakt en hier
volgen de uitslagen.
De wisselbekers in de C-categorie gin-
gen bij de dames naar
M.M. Knijn en
bij de heren (vorig jaar ook al) naar
P.
E.\'isers.
De verschillen in behaalde
aantallen punten waren doorgaans bij-
zonder gering.

Emmen, 1 oktober 1998-In regenbuien schijnt verscliil te zitten. Buien Icennen
een begin en een einde; op de Sportdag 1998 in Emmen was er echter geen
sprake van een begin en een einde. Het regende de hele dag. Voor het sporten
hield dit in: glijden op de voetbal- en hockeyvelden (voor zover geen kunst-
gras) en soppen op golfbaan De Gelpenberg. Maar zo triest als het weer was,
zo gezellig was het in de sportkantines. Regen bevordert blijkbaar de saamho-
righeid, of smaakt dat biertje extra lekker als je doorweekt bent?

Door Susan Umans

-ocr page 299-

S-

In de categorie D/E gingen de bellers
bij de dames naar
A. Rijkenhuizen en
bij de heren naar
H. Carton. Ook hier
zeer \'close finishes\' en veel spanning!
Door gulle giften van sponsors was het
overigens mogelijk ook tweede en
derde prijswinnaars een aardigheidje
mee te geven. Bovendien werden de

VOETBAL

Tegen beter weten in schoof J.P.C.
Caron, voor de eerste keer coördinator
voetbal, \'s morgens voorzichtig het
gordijn open met de stille hoop... Nee,
toch grijs.

En grijs is in Emmen echt grijs.
Maar dat gold niet voor het voetbal-
toernooi.

A.V. Emmen ontving de voetballende
dierenartsen bijzonder hartelijk in hun
kantine, waar de meeste teams ondanks
files, zware regenval en wegomleidin-

hekkensluiters verrast met een aan-
moedigingsprijs. Veel redenen der-
halve om volgend jaar weer van de
(tennis)partij te zijn.

bridge

Ook de bridgers zaten hoog en droog,
namelijk in de Brinkzaal van De Giraf
Er werd gespeeld in twee gedeelten:
voor de middag en na de middag. Het
winnende paar is geworden
de heer en
mevrouw van der Kamp
met 109 pun-
ten.

Wedstrijdbridgers KNMvD

aantal punten

1. De heer en mevrouw van de Kamp

109.00

2. De heer en mevrouw Bollen

100.60

3. Mevrouw Brands en de heer Akkermans

70.60

4. Mevrouw van der Wiel en de heer van Oirschot

63.00

Thuisbridgers KNMvD

aantal punten

1. De heer en mevrouw Metz

101.00

2. De heer en me vrouw de Groot

72.00

3. De heer en mevrouw Atsma

71.60

4. De heer en mevrouw Willenborg en mevrouw Back

74.00

5. De heer en mevrouw Looveren

80.00

6. Mevrouw Beiboer en mevrouw Holzhauer

59.20

7. Mevrouw Dijk en mevrouw Wichers

62.00

8. De heer en mevrouw van der Laan

38.00

-ocr page 300-

Na de kick off verloren de voetballers ieder besef van de omgeving en gingen volledig op in het spel.

gen goed op tijd aankwamen. Het
Brabantse team kwam echter enigszins
verlaat en gehavend, maar zeker niet
moreel gebroken uit het verkeersge-
weld. Zij troostten zich met de gedachte
aan de locatie voor volgende jaar.
Enkele fusies (zoals Zeeland-Gel-
derland-Overijssel en Noord-Brabant-
Groningen-Drenthe), een briefing en
wat omkleedpartijen later, ging men
aan de slag. Het moeilijkste moment is
altijd de periode tussen het verlaten van
het kleedlokaal en de kick off. Daarna
verliest men ieder besef van de omge-
ving en gaat men volledig op in het spel.
Enfin, toen de rook op het eind van de
dag wat was opgetrokken, bleek de uit-
eindelijk winnaar wederom het
DSK-
team.
Een terechte winnaar. Spelers met
snelheid en conditie (uiteraard. Hadden
wij toen ook...), spelinzicht (he!), eentje
met een geweldig schot en een reflexen-
keeper. Ja, dan houdt het voor de rest
van Nederland op. Hoewel Kudde toch
alles uit de kast heeft gehaald om de eer
van de voetballende practici-familie te
redden. Hiervoor hulde.
Toen iedereen na de zeer gezellige prijs-
uitreiking het feest elders voort ging zet-
ten, kregen we complimenten van het
bestuur en kantine-personeel van A.V.
Emmen over de goede sfeer, uitbundig-
heid en flexibele opstelling van de voet-
ballers. Men was tevreden, wij ook.
Caron wil alle deelnemers en organisa-
toren bedanken voor hun sportiviteit
en inzet en eindigen met een \'weer of

1. DSK

2. Kudde

3. Friesland

4. Combinatie Zeeland/ Gelder-
land/Overijssel

geen weer, zij stonden er toch maar
weer. Volgend jaar nog een keer!\'

HOCKEY

Na een aarzelend begin door èn regen
èn wat laatkomers was het toernooi on-
danks die regen geslaagd. In het doel
van Overijssel debuteerde oud-sport-
commissie-voorzitter Piet van der
Werf als doelman op meer dan voor-

Het hockey op het kunstgrasveld was, ondanks de regen, goed te doen. Met zo\'n weer hockeyen op
gras betekende echter glijden en hakken.

-ocr page 301-

treffelijke wijze. Het Hoofdbestuur,
als hockeyteam aangevuld met enkele
oud-DSK-bestuursleden, heeft prima
gespeeld.

De Prof van der Kaaijbokaal werd ge-
wonnen door het team
Gelderland II.
Evenals vorig jaar werd deze provincie
vertegenwoordigd door twee teams en
ook vorig jaar won Gelderland de be-
ker!

De wedstrijd van de All-Stars tegen
het Studenten Touring Team bleef on-
beslist 1-1. Na strafpushes wonnen de
dierenartsen. Deze wedstrijd èn de ge-
zellige borrel werden gesponsord door

Longest drive dames:
Longest drive heren:

Neary dames:
Neary heren:

Pfizer en de Raadgevers.
\'Ondanks regen weer een geslaagd
toernooi\', was de conclusie van coör-
dinator R. Back.

GOLF

Dat golf een populaire sport is, was te
merken aan het grote aantal deelne-
mers. Er moest zelfs een wachtlijst
aangelegd worden. De prachtig gele-
gen Golfclub De Gelpenberg in
Aalden werd tijdens de Sportdag be-
volkt door 72 deelnemers die voorna-
melijk in regenpak gehuld waren.
Want ook hier was het soppen gebla-

1 ^ prijs Mevr. E. Kock-ten Oever handicap 29.1
2® prijs A.L. van Zuylen handicap 21.7

prijs D.B. Liberg handicap 36

Mevr. A.W. van Berge Henegouwen
D. Hermens (VVAA)

Mevr. E. Kock-ten Oever
R. Kienhuis (VVAA)

36 stableford punten
33 stableford punten
30 stableford punten

zen. Gelukkig bood het clubgebouw
uitkomst en veel deelnemers waren
daar dan ook \'s middags aan de bar te
vinden. De eerste prijs was voor
me-
vrouw E. Kock-ten Oever,
die met han-
dicap 29.1 36 stableford punten be-
haalde.

WEDSTRIJDLOOP
Op de Sportdag werd voor de tweede
keer een tien kilometer-loop gehou-
den. Er waren 13 deelnemers, vijf
meer dan in 1997.

Bij de start was de spanning te snijden:
enkele gretige deelnemers veroorzaak-
ten een valse start door de flits van de
fotograaf te beschouwen als het start-
schot. Na de herstart werd de Emmer
atletiekbaan één maal gerond. In het
Oosterbos aangekomen sloeg het veld
uiteen in een kopgroep van twee man,
een peloton van vijf lopers en zes in
hun eigen tempo zwoegende \'volgers\'.
Het keerpunt van de tien kilometer
bleek op 5300! meter te liggen. In 51
minuten bereikte coördinator J./l./l.M
van Erp de finish op 10.6 km, twaalf

-ocr page 302-

seconden later gevolgd door nummer
2, Marten Bethlehem. De eerste dame
was
mevrouw Hohhauer-Hut in één
uur en twee minuten.
Dit zijn tijden die u er in ieder geval
niet van kunnen weerhouden om in
1999 in Veldhoven met ons mee te lo-
pen in de tien kilometer-veldloop!

KAATSEN

Ondanks de, voor een veldsport als
kaatsen, slechte weersomstandigheden
is er op de jaarlijkse Sportdag enthou-
siast gespeeld. Al met al toch een ge-
slaagde dag. Dit mede door de firma
Pfizer (de heer Ultee), die ieder jaar
weer met de traditionele kransen deze
oud-Hollandsc sport van een feestelijk
tintje voorziet.

Na loten werden er drie partijen ge-
speeld. Als eerste en koning van de
partij eindigde zeer verdiend
Gauke
Eringa
uit Steenwijk. Goede tweede
werd coördinator kaatsen Th. Twerda
uit Putten. Als derden eindigden ex ae-
quo Wouter Schuurmans uit Wester-
bork en Albert Bouma (Bayer). De
grootste pechvogel was Gees van der
Hem (Bameveld), die 14 dagen voor
deze belangrijke wedstrijd door een
hond in zijn kaatsarm werd gebeten en
desondanks toch speelde. Hulde!

SPORTER VAN HET JAAR
De titel \'Sporter van het Jaar\' ging

L

\' Settel»* )M*.\'W

a iTi n 11

dit jaar naar een echte denker, een
echte wetenschapper. Deze eigen-
schappen kwamen zeer van pas bij
het bridgen, waar deze sportieve per-
soon al vanaf het eerste uur aan heeft
meegedaan. Het gaat natuurlijk om
dr. J.P.W.M. Akkermans uit Vlaar-
dingen. Zeer verguld nam hij tijdens
de feestelijkheden aan het eind van
de Sportdag de onderscheiding in
ontvangst van KNMvD-voorzitter
A.W. Udo.

-ocr page 303-

Een gezonde veestapel is de basis voor
een gezond bedrijf De zorg voor de
dieren is een onderdeel van het vak-
manschap van de veehouder. Gezond-
heid heeft te maken met welzijn en
werkt door in de melkproductie per
koe en in de bedrijfskosten. De ge-
zondheidszorg op bedrijfsniveau laat
zich moeilijk in cijfers uitdrukken.
Diergezondheid en bedrijfsvoering
zijn onlosmakelijk met elkaar verbon-
den. Voor een doelgerichte gezond-
heidszorg is uiteraard kennis vereist op
het gebied van ziektes en diergezond-
heid in het algemeen.

Voor de dierenartsen zijn in novem-
ber drie bijeenkomsten gepland over
klauw- en conditiescore en sterkte/
zwakte analyse om ze op deze bege-
leiding van de scholing voor te berei-
den. Tijdens deze bijeenkomsten
komt theorie en praktijk uitgebreid
aan de orde. Deze instructiebijeen-
komsten worden regionaal gehouden
met ongeveer vijftien dierenartsen en
twee instructeurs.

Begin november is het Satellietproject Diergezondheid van start gegaan. Doel
van het project is de diergezondheidszorg in de melkveehouderij op bedrijfs-
niveau te verbeteren en de kennis van de melkveehouder te vergroten. Het
programma is een mix van theorie en praktijk. De praktijk is belangrijk: doel
is immers om opgedane kennis op het bedrijf toe te passen. De studiegroepen
bestaan uit tien tot twaalf melkveehouders met een dierenarts en een profes-
sionele begeleider. De dierenartsen die zich opgegeven hebben voor het
Satellietproject Diergezondheid zullen minstens twee bedrijfsbezoeken bij-
wonen en de scholing ondersteunen door diergeneeskundige vragen te beant-
woorden.

SATELLIETPROJECT DIERGEZONDHEID

Met de projectgroep \'erkende rund-
veedierenartsen\' wordt overlegd over
de mate waarin deze instructiebijeen-
komsten aan de erkenning zullen bij-
dragen.

De looptijd van het Satellietproject is
twee jaar (tot september 2000). De bij-
eenkomsten zijn alleen gedurende de
winterperiode. Komende winter zullen
90 studiegroepen werkzaam zijn bin-
nen het Satellietproject Diergezond-
heid. Het aantal dierenartsen dat dit
jaar nodig was is ruimschoots gehaald.
In zijn totaliteit hebben 95 dierenart-
sen zich opgegeven.
Volgend jaar zullen 180 studiegroepen
met het Satellietproject bezig zijn. Dit
betekent dat er volgend jaar minstens
180 dierenartsen nodig zijn.

Ing. A. van der Wijst

O

N oor hel lidmaatsehap van de Koninklijke
Nederlandse .Maatschappij voor Diergenees-
kunde hebben zich aangemeld de volgende
collegae:

Anema, J.C.; 1984; 1617 K.B Westwoud; Dr.
Nuyensstraat 67.

Deriemaeker, D.; Gent-1996; 5411 NR Zeeland;
Voor-Oventje 1.

Guffens, J.M.M.; Gent-1995; 7025 ET Halle;
Halseweg 47A.

Klos, W.J.G.; 1998; 3583 HJ Utrecht;
Mauritsstraat 57.

Lansaat. P.; 1980; 8081 XD EIburg;
Vrijheidsstraat 17.

Paassen, Mevr. M.T.M. van; 1998; 3511 JH
Utrecht; Achter Clarenburg 5B.

JUBILEA:

W.J.P.A. Brooijmans te Rekem/Lanaken
(België), aanwezig, 30 jaar, 22 november 1998
B. Bruins Jzn. te Zuidhom (gr), afwezig , 30 jaar
,22 november 1998

Mevr. M. Klasens te Bergen, afwezig, 30 jaar 22
november 1998

D. Nitschelm te Meadow Lake (Canada), aan-
wezig, 30 jaar, 22 november 1998
P.D. Verhulst te St. Oedenrode, onbekend, 30
jaar, 22 november 1998

Prof Dr. E. Gruys te Driebergen , afwezig, 30
jaar, 22 november 1998

Personalia

J.P.H. Vermeij te Leerdam, afwezig, 45 jaar, 23
november 1998

W. Velema te Damwoude, aanwezig, 50 jaar, 23
november 1998

B.H. Spijker te Apeldoorn, afwezig, 45 jaar,, 26
november 1998

P. de Heer te Dedemsvaart, afwezig, 35 jaar, 27
november 1998

Dr. Ing. R.M. Barkema te Dronten. afwezig, 40
jaar, 04 december 1998

H. Lempke te Oegstgeest, afwezig , 40 jaar, 04
december 1998

Prof Dr. C.C. Oosterlee te Heteren, afwezig , 45
jaar, 05 december 1998

J.H.S.H.M. van Gulick te Deume, afwezig , 25
jaar, 07 december 1998

L. Kalsbeek te Roordahuizum, afwezig, 25 jaar,
07 december 1998

J.H. Kraak te Beaxem. afwezig, 25 jaar, 07 de-
cember 1998

J.H. Sytema te Menaldum, afwezig, 25 jaar, 07
december 1998

J. Walgemoed te Gramsbergen, afwezig, 25 jaar,
07 december 1998

P.N. Beenen te Stokkum, afwezig, 25 jaar, 07
december 1998,

J.M.J. Frijlink te Nunspeet, aanwezig, 25 jaar,

07 december 1998

H. van Putten te Wommels, aanwezig, 25 jaar,

08 december 1998

Prof J. Janssen te Grez-Doiceau (België), aan-
wezig. 40 jaar, 08 december 1998,,
D. van der Zee te Uffelte, afwezig. 45 jaar 12 de-
cember 1998

MUTATIES:

•Aharon, Mevr. D.C.; 1986; 1054 KM
Amsterdam: Saxenburgerstraat 3hs; tel. 020-
6160624 privé, 070-3633374 020-4633817;

E-mail DORITfa XS4ALL.NL; p., medew.
bij B. Breuk; p., Fysiotherapeutisch Reva-
lidatiecentrum voor Dieren.

Boswerger, J.P.M.; 1973; 7635 LT
Lattrop; Ottershagenweg 50; tel. 0541-229392
privé, 352268 prakt.; fax 0541-229512; p., ge-
ass. met G.H.M. Aarnink, A.J.W. Bolscher. IF
de Jong en B.J.F. Löwik; plv.i.

Boxsel, Mevr. M.H. van; 1996; zie:
.Merwvk- van Boxsel, .Mevr. M.H. van.

Braam, K.J.; 1981; 9641 GH Veendam;
Buitenwoelkade 2; tel. 0598-625924 privé,
612074 prakt.; fax 0598-613884; E-mail
K.J.BRAA.M@INTER.NL.NET; p.

Brugge, S.P.J.; 1998; 4264 SM Veen;
Willem de Zwijgerstraat 34; tel. 0410-
695431 privé, 665059 prakt.; p., medew. bij
A. Baks, F.M.J..M. Flipsen, B.A. van Hees,
M. de Jonge, G.A..M. Leenders en O.M.
Verhorst.

Cremers. G.G.; 1997; 7399 RJ Empe;
Weg over \'t Hondsveld 17; tel. 0575-476008
privé, 055-3012255 prakt.; fax 0575-476008
privé, 055-3011029 prakt.; p., medew. bij
P.H.M. Barendregt. B. Bruins, J.W. Versteegt,
A.A.G.M. Wijne en Mevr. W.J. Wijne-
Raemakers.

»Deriemaeker, D; Gent-1996; 5411 NR
Zeeland; Voor-Oventje 1; tel. 0486-450055
privé, 0492-533808 prakt.; fax 0486-450055;
p., medew. bij G. van den Berg, J.H.T.J.
Biermann, H.J.M.H. Duijsens, S.H.
Ouwerkerk en J.L.M. Regouin.

Dolfijn, E.K.; 1972; 9363 VD Marum;
Haarsterweg 22; tel. 0594-641525 privé,
641600 prakt.; fax 0594-643585; geass. met
S.L.C. Ouwerkerk en B.G. Tillema.

Donkers, Mevr. A.; 1996; 3235 TE
Rockanje; Orionstraat 16; tel. 0181-404975

-ocr page 304-

privé, 412004 prakt.; P., medew. bij T.R.
Hendriks, B. van der Linden, Mevr. S.
Rijnboutt en H. Westerveld.

Driessen. J.J.M.; 1994; 3514 VX Utrecht;
Floris Heermalestraat 36; tel. 030-2732269
privé, 06-542673530499-330620 bur.; fax
0499-330621 bur.; E-mail VETViCE(fl
KNOW ARE.N\'L; vet. adv. Veterinair Orga-
nisatie en Adviesbureau VETVICE.

Fleddêrus. A.; 1971; 3781 GP Voort-
huizen; Bakkerweg 38; tel. 0342-472277; vet.
adv Alpuro B.V., weth. gem. Bameveld.

Gestel, A.Q.M.; 1998; 3581 KP Utrecht;
Burg. Reigerstraat 79; tel. 030-2510839; E-
mailJOOSVG(S H0TMAIL.COM; wnd.d.

Hellemond, Mevr. M.J.; 1990; 2631 AP
Nootdorp; Min. Gerbrandystraat 20; tel. 015-
3107630; d.

Hesselink, Dr. J.W.; 1980; U-1994; 9363
JA Marum; Rewerdaheerd 9; lel. 0594-643662
privé. 0512-570700 bur.; fax 0512-520013;
E-mail JWHKL@EURONET.NL; Specialist
Reproduktie van het Paard; d. G.D. loc.
Drachten.

Jorritsma, H.; 1972; 8431 BL Ooster-
wolde: Boelenkamp 14; tel. 0516-520360
privé, 512742 prakt.; E-mail H.JORRIT@
WXS.NL; p., geass. met H.J.J. Boerrigter.
S.D. Feitsma, J.W.E. Peters, P.H.H. Poecke en
P. Siderius.

Key, Mevr. D.J.; 1997; 9411 LL Beilen;
Asserstraat 12A; tel. 0593-523175 privé,
522456 prakt.; p„ medew. hij J.C. van
Duyn, G. de Weerd, G. Weggemans en J.H.
W\'iechcrs.

Klciss, Dr. T.H.J.; 1990; Zürich-1992;
Klontoey, 10110 Bangkok (Thailand); Raj
Mansion 6A, 31-33 Sukhumvit Road Sol 20;
tel. 00-66-2-2598480 privé, 2569119 tst.647
bur.; fax 00-66-2-2598480 privé, 2569156
bur.; E-mail KLEISSfo LGXINFO.CO.T H
privé, THOM.KI.EISSffl TH.NESTLE.COM
bur.; Head Quality Management Nestle
Foods Thailand.

Kroes-Wilderman, Mevr. A.L.; 1991;
8538 XK Bantega; Buitendijksveld 3; tel.
0514-551421; p.

Laan-Schokker, Mevr. J.C.M.; 1995;
3772 ZP Bameveld; Doornenburg 47: tel.
0342-423765 privé, 0318-482557 prakt.; p.,
Medew. bij G. Jagtcnberg en H.A. Wolters.

Laar, F.A.B.M. van de ; 1996; 5492 BW
Sint-Oedenrode; Boskantseweg 14; tel. 0413-
472318 privé, 472650 prakt.; fax 041.3-
472318; p., medew. bij M.G.A. Aarts,
R.J.F.G. Bodet, J.T.J. ten Hove, P.J.G.
Kühne, G.J. Toxopeus, J.C. Valk en J.H.
Weijer.

Lam, Dr. T.J.G.M.; 1990; U-1996; 7251
WK Vörden; Hoetinkhof 79; tel, 0575-
554437; E-mail

DIERKLIN(ÄTREF.NL; p., medew. bij
A.J.G. Lautenschutz en W. Wierenga (tel.
0575-461420); p.. medew. bij A.R.J. van
Ingen, H.J. Ormel en H.G. Salomons (tel.
0573-451200).

Leemans. .Mr, H.C.A.; 1969; 7941 KM
Meppel; Burg. Knopperslaan 21; tel. 0522-
256671 privé, 070-3785137 bur.; fax 070-
3786141; senior beleidsmedew. L.N.V., Dir.
V.V.M.

•Leeuw, W.A.; 1983; 8071 AK
Nunspeet; F.A. Molijnlaan 158; tel. 0341-
261318 privé, 0575-588100 bur.; fax 0575-
588200; E-mail WDELEEUW^KNMG.NL;
Sectorhoofd Signalering Veterinaire
Producten, I.G.B., Inspectie V. en W\'.

Merwyk-van Boxsel, Mevr. M.H. van;

UM IH> I

1996; 3583 AK Utrecht; A. van Ostadelaan 56
bis; tel. 030-25II572; wnd.d.

Mooi, Mevr. M.; 1996; zie:Wetering-
Mooi, Mevr. M. van de.

Mouwen, Prof. Dr J.M.V.M.; 1961; U-
1972; 3721 AT Bilthoven; Prins Hendriklaan
52; tel. 030-2287826; E-mail MOUWEN®
KNOVVARE.NL; Specialist Veterinaire
Pathologie; em. hlr. U.U. (F.D., vkgr.
Pathologie); diplomate ECVP; r.d.

Ouwerkerk, S.L.C.; 1987; 9363 LD
Marum; Fluitekruid 10; tel. 0594-642190
privé, 641600 prakt.; fax 0594-643585; p., ge-
ass. met E.K.Dolfijn en B.G. Tillema.

Overgaauw, Dr. P.A.M.; 1985; U-1997;
3772 LJ Bameveld; Molecaten 57; tel. 0342-
421533, 427127 bur.; fax 0342-490164;
P.OVERGAAUWC(^WXS.NL; Specialist
Veterinaire .Microbiologie; Parasitoloog
(S.MBWO); technical manager \\ irbac.

Pekelder, J.J.; 1968; 4471 PS Oud-
Sabbinge; Ring 10; tel. 011-3581054;
Specialist Kleine Herkauwersgezondheid
n.p.; d.

Peters, A.G.; 1980; 5402 HH Uden;
Paukenstraat 13; tel. 0413-250497 privé,
0497-388688 bur.; fax 0413-250497 privé,
0497-388500 bur.; Technisch Adviseur
Nederland. Eurovet.

Rijpstra, Mevr. B.; 1990; 4614 JV
Bergen op Zoom; Denemarkenstraat 48; tel.
0164-299020; wnd.d.

Rutteman, Dr. G.R.; 1978; U-1988; 3581
BP Utrecht; Maliesingel 53; tel. 030-2319841
privé, 2531698 bur.; fax 030-2518126;
Specialist Interne Geneeskunde der Gezel-
schapsdieren; d. Vet. Special. Centrum "De
Wagenrenk" (0317-419120, fax 0317-
420480), Univ. docent U.U.(F.D., vkgr.
Geneesk. van Gezelschapsd.).

Ruys, Mevr. L.J.; 1998; 3581 EA
Utrecht; Mgr. v.d. Weteringstraat 5C; tel. 030-
2364755 privé. 2932730 prakt.; p., medew
bij Mevr. M.L. Klein-Berkeljon.

Sandt. Mevr. R.R.O.M.; 1988; 3437 ZH
Nieuwegein; Theo Thijssenhove 42; tel. 030-
6022834 privé; fax 030-6021854; d. Dgnk,
Specialisten Centrum Den Haag (tel. 070-
3602424; fax 070-3609620); Vet. Special.
Centrum "De Wagenrenk" (tel 0317-
419120; fax 0317-420480).

Schokker, Mevr. J.C.M.; 1995;
zic:l.aan-Schokker, Mevr, J.C.M.

Schutrups. A.H.\', 1998; 3155 EA
Maasland; Foppenpolder IC; tel. 06-
53190673 privé, 010-5920696 prakt.; fax
010-5922499; p., medew. bij H.J. van de
Kamp. E.C. Scholten, A. Slikkeveer, A.C.
Stolp en H.W. W agenaar.

Stibbe, Mevr. S.; 1979; 2316 SW Leiden;
Bronkhorststraat 13/13A; teL071-5235573
privé, 5218393 prakt.;fax 071-5235576; E-
mail ST1BJE(ÓSTAD.DSL.NL; p., gezel-
schapsd.

Tillema, B.G.; 1986; 9243 JZ Bakkeveen;
Foarwurkerwei 6; tel. 0516-541510 privé,
0594-641600 prakt.; fax 0516-541211 privé,
0594-643585 prakt.; p., geass. met E.K.
Doinjn en S.L.C. Ouwerkerk.

Ven, J.B. van de; 1978; 6952 HR Dieren;
Rijnenberghof 18; tel. 0313-450810 privé,
0341-371681 prakt.; fax 0341-371786; E-
mail: JB-VAN-DER-VEN(S CS1.COM.
Marketing Manager Trouw Nutrition.

Weele, Mevr. J.S. van der; 1992; 1777
MN Hippolytushoef; Grote Krogt 1; tel. 0227-
592444 privé. 0299-421000 prakt.; p., me-
dew. bij P. Bleeker, M.H.J. Kreutzelman,

De Redactie van het Diergenees-
kundig Jaarboek wil dierenartsen de
mogelijkheid bieden in het Dier-
geneeskundig Jaarboek naast hun
privé-adres het praktijkadres
(bij een
meermanspraktijk alleen de hoofd-
vestiging!)
te laten vermelden. Ook
wanneer uw praktijk gevestigd is op
uw privé-adres, kunt u dit als zodanig
laten opnemen. Wanneer u uw prak-
tijkadres opgenomen wilt hebben in
het Diergeneeskundig Jaarboek
wordt u verzocht uw gegevens
schrif-
telijk
door te geven aan het secretari-
aat van de KNMvD (fax nr.: 030-
2511787).

W.D. Pereboom en F.H. Prud\'homme van
Reine.

Westerhout. A.C.C.; 1991; 9901 TA
.Appingedam; .Alberdaweg 80; tel. 0596-
573373 privé, 050-3021662 prakt.; fax 0596-
573266; p., geass. met E. Havinga, P.W.
Pastoor en A M. Weitenberg.

Wetering, H.M.J.M. van de; 1997; 9551
BM Sellingen; Korteweg 12; tel. 0599-
322088 privé, 0591-513151 prakt.; p., me-
dew bij J. Bakker, R.K. de Boer, H.J.
Haverkate, .A.R. van Ittersum, A.
Klarenbeek, K.W. Oostra, H.B.A. Scholten
en J. van der Zee.

Wetering-Mooi, Mevr. M. van de;
1996; 9551 BM Sellingen; Korteweg 12; tel.
0599-322088; d. Wilders, B.J.; 1998; 2716
PM Zoetermeer; Hoevenbos 80; tel. 079-
3517141 prive, 3312769 prakt,;_ fax 079-
3517141; p., medew. bij A.C.M. va\'n Zetten.

Wintzer. Prof.Dr.h.c. H.J.; D-14193
Berlin; (Duitsland); Wildpfad 18; tel. 00-49-
30-8258377; em.-hir. Univ. Berlijn.

Zaaijer, D.; 1974; 7491 EV Delden;
Torendijk 22; tel. 074-3762514 privé.
3761302 prakt.; fax 074-3764434; E-mail
DlRK.ZAAIJER^a W IN DON ET.COM;
Specialist Rundergezondheid; p., geass. met
Mevr. J.E. Zaaijer-Smit.

Zegers, H.W.P.M.; 1998; 7121 WL
Aalten; Haermanweijde 54; tel. 06-
22497878 privé, 0475-357900 prakt.; p., me-
dew. bij F.M.C. Dirven.

DIERGENEESKUNDIG
JAARBOEK 1999

Wilt u zeker zijn dat uw gegevens be-
treffende uw personalia in het Jaar-
boek 1999 juist vermeld worden, dan
verzoekt de Redactie van het Dier-
geneeskundig Jaarboek
vóór 1 janu-
ari 1999
eventuele fouten en wijzigin-
gen
schriftelijk door te geven aan het
Bureau van de Maatschappij.

Redactie

Diergeneeskundig Jaarboek.

-ocr page 305-

Doorlopende agenda

CONGRESSEN S. SYMPOSIA

November

18—19 IBC\'s lO^h Major Eureopean
Veterinary Event \'Veterinary Medicines in
Europe - a regulatory update -. Location:
Swissótel Brussels. Completed registration
form and payment direct to: IBC Global
Conferences Limited, Gilmoora House,
57-61 Mortimer Street, London WIN 8JX
UK. Phone: 44 (0) 171-4535496, fax:
44(0) 171-6366858. e-mail: cust.serv@ib-
cuk.co.uk.

18—22 Veterinary Dentistry \'98, 12th Annual
Veterinary Dental Forum. Hyatt Regency
New Orleans, Louisiana, USA. For infor-
mation: Andries van Foreest, telefoon:
072-5092052.

19 NEFATO-symposium \'Feed Additives -
the added Value to Feed\'. Holiday Inn te
Utrecht, aanvang 14.00 uur.

21 Najaarscongres Groep Geneeskunde van
het Paard: \'Equine medicine at a capital
level\'. RAI congrescentrum te Amsterdam.
Aanvang: 08.15 uur. Avndprogramma:
Jumping Amsterdam. Inschrijving bij
PAOD.

26—27 Achtste Gezond Onderwijs Congres in
Congrescentrum Koningshof te Veld-
hoven, onder auspiciën van de Neder-
landse Vereniging voor Medisch Onder-
wijs (NVMO). Informatie: mw. M.L. Bot,
tel: 010-4087881. fax: 010-4367271, e-
mail: secr(«jpaog.fgg.eur.nl.

30 Cardial Pursuit II Seminar door dr R.J.
Gerritsen. Postiljon Hotel, Zwolle. Aan-
vang: 20.30 uur.

December

1 Cardial Pursuit II Seminar door dr. R. van
Noort, Hotel Mercure, Utrecht Nieuwe-
gein. Aanvang: 20.30 uur.

1 -2 Comisa Annual Meeting 1998. 2 De-

cember info-seminar \'Antibiotics: treas-
ured goods to use prudently\'. Hotel Le
Meridien, Brussels. Information: Florence
Lcgein, Avenue Kersbeek 281a, B-1180
Bmssels. Belgium. Tel.: 0032-2-3766007,
fax: 0032-2-3766018, e-mail: FLegein®
compuserve.com.

2 Cardial Pursuit 11 Seminar door mw. dr.
L.M. Overduin. Novotel, Breda. Aanvang:
20.30 uur

3 Cardial Pursuit II Seminar door dr. R. van
Noort. Novotel. Rotterdam-Schiedam.
Aanvang: 20.30 uur.

7 Cardial Pursuit II Seminar door dr. R.J.
Gerritsen, Postiljon Hotel, Haren-Gro-
ningen. Aanvang: 20.30 uur.

9 Cardial Pursuit II Seminar door dr. R. van
Noort. Hotel Mercure, Amsterdam. Aan-
vang: 20.30 uur.

9 11^ Studiedag van de Vereniging voor
Veterinaire Epidemiologie en Economie
met als thema zoönosen en antibiotica-re-
sistentie. Locatie: RIVM te Bilthoven.
Informatie: A. Eibers, tel : 0411-659419 of
e-mail: a.elbers@gdvdieren.nl.

10 Cardial Pursuit II Seminar door mw. dr.
L.M. Overduin. Postiljon Hotel, Arnhem.
Aanvang: 20.30 uur.

14 Cardial Pursuit 11 Seminar door dr. R. van
Noort, Golden Tulip, Leidschendam. Aan-
vang: 20.30 uur.

17 Cardial Pursuit II Seminar door mw. dr.
L.M. Overduin, Motel Stein-Urmond, Ur-
mond. Aanvang: 20.30 uur.

1999

Maart

4—6 First European Congress on Agricultural
and Food Ethics. Wageningen.

10—12 Tagung der DVG-FG: \'Parasitologie
und parasitäre Erkrankungen\', Tierärzt-
liche Hochschule Hannover, tel.: 0049-
511-953 7970, fax: 0049-511-953 7975, e-
mail: gstaats@who.tiho-hannover.de.

24—26 Jaarlijks congres van de \'Society for
Veterinary Epidemiology and Preventive
Medicine\' (SVEPM) in Bristol. Engeland.
Meer informatie; Dr. Ed G.M. van Klink,
Committee Member, Vlietenburg 26, 2804
WS Gouda, e-mail: E.G.M.van.Klink(tt!

ikclb.agro.nl.

April

8—11 Annual BSAVA-congress. Intemational
Convention Centre, Birmingham, Eng-
land. Administration Office: Kingsley
House, Church Lane, Shurdington, Chel-
tenham. Glos. GL51 5T0 United King-
dom. Tel.: (01242) 862994, fax: (01242)
863009, e-mail: congress@bsava. de-
mon.co.uk.

23—25 32ste Voorjaarsdagen Congres in het

RAI Congres Centrum. Amsterdam. Jaar-
lijks internationaal congres over Genees-
kunde van Gezelschapsdieren. Contact:
Voorjaarsdagen Secretariaat. Marjolijn
Fijten, Postbus 14031, 3508 SB, Utrecht,
tel.: 31 30 2510111, fax: 31 30 2511787,
e-mail: vjd@pobox.accu.uu.nl, internet:
http:/7www.rai.nl/ads/veterina/cn.

Juli

Eight Annual Scientific Meeting of the
European College of Veterinary Surgeons.
Bmges, Belgium. Preseminars with practi-
cal work, July I, 1999. ECVS, Monika
Gutscher. Winterthurerstr. 260, CH-8057
Zürich. Switzerland. Tel.: 041-1-6358408,
fax: 041-1-3130384, e-mail: mgaovet@
vetchir.unizh.ch.

September

23—29 26\'h World Veterinary Congress. 24\'h
World Small Animal Veterinary Congress,
S\'li FECAVA Congress. Lyon, France.
Information contact address: Mondial Vet
1999, CNVSPA. 40 rue de Berri, F75008
Paris, tel: 33-(0)l-53839160, fax: 33-(0)l-
53839169, e-mail: mondialvet@aol.com,
internet: http://www.mondialvet99.org.

27—30 Congres Europese Federatie van
Informatie-Technologie in de Agrarische
Sector (EFITA), Universiteit van Bonn,
Duitsland. Internet: www.efita.dk, e-mail:
efita99@uni-bonn.de. tel: 0049-228-
733500, fax: 0049-228-733431.

30—3 okt. WEVA-congress, Paris.

VERGADERINGEN S.
BIJEENKOMSTEN

November

17—19 Groep Groot Dagen te Papendal, Am-
hem.

19 Bijeenkomst Kring Dierenartsen Achter-
hoek in restaurant \'t Wolfersveen in Zel-
hem. aanvang 20.00 uur.

21 Vaktechnische dag Vaktechnische Bond
van Keurmeesters en Groep GKZ in Ouwe-
hands dierenpark te Rhenen.

24 Jaarlijkse studiedag WRSA in het Andro-
clusgebouw, FdD, Yalelaan 1 te Utrecht.
Thema: \'Het spijsverteringskanaal van het
konijn\'.

24 Regiobijeenkomst VDA Utrecht. Lezing
steriliteit en desinfectie bij mens en dier en
lezing hechtmaterialen ten kantore van de
KNMvD.

24 AUV-werkvergadering 20.15 uur te Box-
tel. Onderwerp: Paard 1.

25 Najaarsbijeenkomst Veterinair Historisch
Genootschap, Blauwe Zaal. Androclus-ge-
bouw. Faculteit der Diergeneeskunde.

26 Najaarsbijeenkomst van de Groep Genees-
kunde van het Varken vanaf 13.30 in het
hoofdgebouw van de Faculteit der Dier-
geneeskunde te Utrecht.

28 Najaarsdag Groep Geneeskunde Gezel-
schapsdieren \'98.

December

2 Ledenvergadering Groep Veterinaire Spe-
cialisten

3 Ledenvergadering Groep Pluimveeweten-
schappen, Gezondheidsdienst voor Dieren
te Boxtel, aanvang 13.45 uur.

3 AUV-werkvergadering 20.15 uur te Box-
tel. Onderwerp: Rund II.

9 Afdelingsvergadering Noord-Holland te
Marken-Binnen.

9 AUV-werkvergadering 14.00 uur te Box-
tel. Onderwerp: Praktijkvoering.

10 Ledenvergadering Afdeling Utrecht, 20.15
uur. Het Oude Tolhuys te Utrecht.

IO Ledenvergadering Afdeling Gelderland.

10 Ledenvergadering Afdeling Zuid-Holland.

10 AUV-werkvergadering 20.15 uur te
Boxtel. Onderwerp: Schaap/geit I.

11 FIDIN debat \'Diergeneesmiddelen: beter
voor de mens\'. Schouwburg Singer te Laren.
14.30 uur

15 Ledenvergadering Afdeling Limburg.

15 Ledenvergadering Afdeling Groningen/
Drenthe.

15 Ledenvergadering Afdeling Overijssel te
Hellendoom.

16 Bijeenkomst Groep Geneeskunde van het
Rund, 13.30 uur. Collegezaal Vakgroep
Bedrijfsdiergeneeskunde en Buitenpraktijk.
Onderwerp: Erkenning Rundveedierenarts.

17 Ledenvergadering Afdeling Friesland.

17 AUV-werkvergadering 14.00 uur te Box-
tel. Onderwerp: Pluimvee I.

1999

Januari

16 AUV-werkvergadering over gezelschaps-
dieren, aanvang: 10.00 uur.

21 AUV-werkvergadering 20.15 uur te Box-
tel. Onderwerp: Varken 11.

26 AUV-werkvergadering 14.00 uur te Box-
tel. Onderwerp: Pluimvee 11.

26 AUV-werkvergadering 20.15 uur te Box-
tel. Onderwerp: Rund 111.

28 Jaarvergadering Groep Geneeskunde van
het Rund, 13.30 uur. Collegezaal Vak-
groep Bedrijfsdiergeneeskunde en Buiten-
praktijk.

Februari

7 Jaarvergadering Samenwerkende Neder-

-ocr page 306-

landse Veterinaire Acupuncturisten (SNVA).
Aansluitend workshop door Kasper en Zoh-

Maart

2 AUV-werkvergadering 20.15 uur te

Boxtel. Onderwerp: Rund IV.
9 AUV-werkvergadering 14.00 uur te
Boxtel. Onderwerp: Pluimvee 111.

CURSUSSEN

November

17—19 PAO-D cursus: 98.910. Groep Groot
Dagen 1998.

18 PUOD Merelbeke cursus 11 (practica
rund): Het gebruik van echografie in de
voortplanting bij het rund.

19 PUOD Merelbeke cursus 35 (inteme ge-
neeskunde): Bloedonderzoek in de praktijk
bij hond en kat. (Tevens 3 december 1998).

20 PUOD Merelbeke cursus 3 (rund): Arthro-
gryposis en spastische parese.

20 PHLO-cursus \'Varkensvoeding: nieuwe
ontwikkelingen en praktijk\' te Wagenin-
gen.

25 PAO-D cursus: 98.601. Veterinaire Apo-
theek I gemengde praktijk (drie dagen, te-
vens 26 en 27 november 1998).

25 PAO-D cursus: 98.602. Apotheekbeheer
voor gezelschapsdierenpractici (drie da-
gen, tevens 26 en 27 november 1998).

27 PUOD Merelbeke cursus 13 (paard): De
behandeling van Osteo-arthritis van de in-
tertarsaal gewrichten bij het paard.
Tandwortels bij tandwortelontsteking.

27 PHLO-cursus \'Varkensvoeding: nieuwe
ontwikkelingen en praktijk\' te Wagenin-
gen.

December

1 PAO-D cursus: 98.506. Praktische tand-
heelkunde paard.

I PAO-D cursus: 98.220. Bedrijfsdierge-
neeskundige aanpak infectieziekten deel 11
(drie dagen, tevens 2 en 3 december 1998).

3 PAO-D cursus: 98.146. Behandeling van
konijnen en cavia\'s.

3 PUOD Merelbeke cursus 35 (inteme ge-
neeskunde): Bloedonderzoek in de praktijk
bij hond en kat. (Tevens 19 november
1998).

4 PUOD Merelbeke cursus 4 (rund): Prak-
tische implicaties van de wet op de be-
drijfsbegeleiding.

9 PAO-D cursus: 98.140. Patiëntendemon-
stratie gezelschapsdieren.

10 PAO-D cursus: 98.908. Financieel Prak-
tijkmanagement: Jaarstukken lezen.

10— 11 PHLO-cursus \'Vruchtbaarheid en voort-
planting van het rund: management van
de hoogproductieve koe\' te Wageningen.
Inschrijftermijn eindigt op 17 november
1998.

II PUOD Merelbeke cursus 5 (rund); Zoog-
koeienhouderij in de toekomst.

12 PAO-D cursus: 98.807. Assistentie bij
röntgenologisch onderzoek GD.

12—13 PUOD Merelbeke studienamiddagen.
Onderwerpen: eerste anesthesiologische
opvang van patiënten met spoedeisen ka-
rakter; orthopedische behandeling fractu-
ren met \'interlocking nail system\'; werk-
groep orthopedie; werkgroep dermatolo-
gie.

15 PAO-D cursus: 98.507. Praktische tand-
heelkunde paard.

15 PAO-D cursus: 98.152. Wondbehandeling
11 Gezelschapsdieren.

16 PAO-D cursus; 98.132. De oudere kat; dia-
gnostiek en behandeling van diverse aan-
doeningen.

16—17 PUOD Merelbeke cursus 40 (bijzon-
dere dieren): Praktische problemen bij
koudbloeddieren.

Januari

11 PAO-D cursus: 99.901. Persoonlijk leider-
schap en de kracht van communicatie
(twee dagen, tevens 12 januari 1998).

14 PUOD Merelbeke cursus 33 (neurologie):
Neurologische aandoeningen van de herse-
nen. Drie avonden, tevens 4 en 25 februari
1999.

15 PUOD Merelbeke cursus 14 (paard): Ko-
liek bij het paard.

20 PAO-D cursus: 99.100. Diagnostiek van
urinewegproblemen bij de hond en de kat.

27 PAO-D cursus: 99.101. De oudere kat; dia-
gnostiek en behandeling van diverse aan-
doeningen.

29 PUOD Merelbeke cursus 6 (rund): Ver-
band tussen productie en gezondheid bij
hoogproductief melkvee. Worden hoog-
productieve koeien meer ziek?

Februari

4 PUOD Merelbeke cursus 33 (neurologie):
Neurologische aandoeningen van het rug-
genmerg. Drie avonden, tevens 14 januari
en 25 februari 1999.

5 PUOD Merelbeke cursus 15 (paard): Rönt-
genologische ontwikkeling van OCD-af-
wijkingen in sprong- en kniegewricht bij
veulens. Fragmenten in het kogelgewricht.

12 PUOD Merelbeke cursus 29 (medische
beeldvorming): Praktische oefeningen in
de radiologie: positionering voor heupdys-
plasie- en elleboogdysplasie-opnamen.

20 PUOD Merelbeke cursus 24 (kleine huisdie-
ren): Practicum anesthesie-apparatuur:
Basisbeginselen van de inhalatie-anesthesie.

25 PUOD Merelbeke cursus 33 (neurologie):
Neurologische aandoeningen van de peri-

Banden 1997, 1996, 1995:

ƒ 30,- (inclusief 17,5% BTW).

Banden 1994:

niet meer voorradig.

Banden 1993:

niet meer voorradig.

Banden 1992:

ƒ 30,- (inclusief 17,5% BTW).
Banden 1991:

ƒ 26,45 (inclusief 17,5% BTW).
Banden 1990, 1989, 1988:
niet meer voorradig.

fere zenuwen en spieren. Drie avonden, te-
vens 14 januari en 4 februari 1999.

26 PUOD Merelbeke cursus 34 (neurologie):
Praktische oefeningen in het neurologisch
onderzoek.

Maart

4 PAO-D cursus: 99.902. Homeopathie voor
hond en kat.

5 PUOD Merelbeke cursus 30 (medische
beeldvorming): Praktische beginselen in
de echografie.

6 PUOD Merelbeke cursus 25 (kleine huis-
dieren): Praktische anesthesie-apparatuur:
Beademing en monitoring.

12 PUOD Merelbeke cursus 31 (medische
beeldvorming): Praktische oefeningen in
de echocardiografie.

25 PUOD Merelbeke cursus 36 (inteme ge-
neeskunde): Spoedgevallen en traumata bij
de kat.

April

8 PUOD Merelbeke cursus 37 (inteme ge-
neeskunde); Leveraandoeningen bij de,
hond: diagnose en behandeling.

Juni

7—12 PHLO-seminaar \'New developments in
feed evaluation\'. Plaats; Wageningen.
Groepsgrootte: maximaal 26 personen.
Kosten; NLG 4000,- (inclusief volledige I
verblijfskosten). Inschrijftermijn eindigt
op 15 maart 1999. Inlichtingen (en fol-
der): Bureau PHLO, Postbus 8130, 6700
EW Wageningen. tel: tel.: 0317-484093/
484092, fa: 0317-426547.

21—26 PHLO-cursus \'Risk management in
Agriculture - Principles and applications\'.
Plaats: Wageningen.

Groepsgrootte: maximaal 26 personen.
Kosten: NLG 3.800,- (inclusief volledige
verblijfskosten). Inschrijftermijn eindigt
op 15 maart 1999. Inlichtingen (en fol-
der): Bureau PHLO. Postbus 8130, 6700
EW Wageningen, tel.: 0317-484093
484092, fa: 0317-426547.

BANDEN TVD

Op het secretariaat van de KNMvD zijn de banden voor het Tijdschrift
voor Diergeneeskunde 1998 voorradig. De prijs bedraagt ƒ 30,-- (inclu-
sief 17,5% BTW en verzendkosten). Onderstaand treft u een overzicht
aan van de banden die eveneens nog voorradig zijn, met daarbij beho-
rend kostenoverzicht.

U kunt de banden schriftelijk of per
fax bestellen onder vermelding van
\'Banden\' en de jaargang. Met uw
bestelling krijgt u een nota met ac-
ceptgiro thuisgestuurd.

Stuur uw bestelling naar: KNMvD,
Postbus 14031,3508 SB Utrecht, of
fax uw bestelling:
030-2511787.

-ocr page 307-

Dus of u nu kiest voor onze wateroplosbare poeders, orale vloeistoffen,
premixen, topdressings of steriele injectiepreparaten... met Eurovet kiest
u voor gewaarborgde kwaliteit.
Eurovet, méér dan een product!

-ocr page 308-

PRRS opsporen
wordt nu een stuk

gemakkelijkei

Boehringer Ingelheim heeft voor u als
practicus een handig hulpmiddel ont-
wikkeld. De
"Ingelvac\'Beslisboom",
een schematisch stappenplan, waarmee
eventuele PRRS-problemen snel aan het licht
gebracht kunnen worden. De Beslisboom
geeft aan
hoe serologisch onderzoek valt te
interpreteren en
wanneer vaccinatie
wenselijk is.

Met het "Ingelvaxx* Management Software"

pakket kan bovendien eenvoudig worden
aangetoond in welke mate vaccinatie
rendabel is.

Met Ingelvac* PRRS MLV (Reg NL 8749/UDD)
heeft u bovendien een veilig en doel-
treffend middel tegen PRRS, dat zeker 4
maanden bescherming biedt (varkens 3 -
18 weken). Eenmalige inenting volstaat.

Snel meer weten over de Ingelvac Beslisboom
(practici met varkensbedrijven in hun praktijk
ontvangen binnenkort bericht), over het
Ingelvaxx Management Software pakket of
over Ingelvac PRRS MLV? Een belletje naar
Boehringer Ingelheim is voldoende.

REG NL 8749/UDD
Gevriesdroogd
levend geattenueerd
PRRS virus, stam
AHCVR 2332
Dosering:

Enkelvoudige enting
2 ml intramusculair

"\'^\'^PPenp/an)

J

-ocr page 309-

EEN PUPPY GROEIT IN HET EERSTE
LEVENSJAAR EVENVEEL ALS EEN KIND
IN VEERTIEN JAAR.

-•pMie^r

Omdat ze zo snel groeien, verbranden puppies enorna veel
rgie. Daarbij komt nog dat puppies van grote en zeer grote rassen
I sneller groeien dan puppies van kleine en middelgrote rassen.
Op basis van de laatste wetenschap heeft EUKANUBA een
<s producten onhwikkeld die voorzien in de specifieke
dingsbehoeften van puppies van verschillende rassen en leeftijd,
hen te helpen opgroeien tot een gezonde hond.
Met het optimale vetgehalte voldoet EUKANUBA PUPPY aon
loge energiebehoeften van uw puppy. Voor middelgrote rassen

It eukanuba junior de juiste ho

tten om een goede gewichtstoename en een gezonde groei te
inderen.

eukanuba junior large breed is speciaal ontwikkeld

ijB voor grote lot zeer grote rassen. Het bevat de optimale
^jU hoeveelheden calcium/fosfor, eiwitten en vetten die
zorgen voor een gezonde botoniwikkeling.

I aan vetten en

En heeft u een puppy met een gevoelige huid of is hij vatbaar
voor spijsverteringsproblemen, don kunt u het beste JUNIOR RICH
IN LAMB & RICE gebruiken.

Alle eukanuba producten worden bereid met dierlijke
eiwitten en vetten van hoge kwaliteit zoals kip, lamsvlees en eieren.
Dit maakt EUKANUBA licht verteerbaar en bijzonder smakelijk,
terwijl de unieke Omega 6 : Omega 3 vetzuurbalans zorgt voor
een gezonde huid en een glanzende vacht.

EUKANUBA, zo\'n speciale voeding is alleen verkrijgbaar bij
specialisten.

Het EUKANUBA PUPPY- en JUNIOR-assortiment is de beste en
meest hoogwaardige H^HÉl ÜI^H

uitgebalanceerde voeding ^^^HuRPI

die u uw puppy kunt ! \'

geven. Zo krijgen ze de ^SSh^hB

beste stort voor \'n SSiSJS \'^^^EflH^^jQE^

Eukanuba is alleen verkrijgbaar in dierenspeciaalzaken en andere gespecialiseerde verkooppunten.
Voor nadere informatie kunt u contact opnemen met Holland Diervoeders B.V., tel.: 0900 235 4267 (44 cpm).

-ocr page 310-

Klinische diagnose:

Stpuviet urolithiasis bij de hond.

Dieetstrategie:
eüH/ f Pedigree\'Low pH Control Dieet

^.s SS-

Het unieke, nieuwe Pedigree\' Low pH Control Dieet werkt
zowel curatief als preventief bij struviet urolithiasis.

Dit dieet kan tevens preventief worden voorgeschreven bij
calciumoxalaat urolithiasis.

► Het uitgebalanceerde nutriëntenprofiel zorgt voor een voort-
durende onderverzadiging van de urine met kristal vormende
componenten en een vergroting van het urinevolume.

Door de speciale samenstelling is het dieet geschikt voor
langdurig gebruik.

*■ De uitstekende acceptatie garandeert ook op de lange
termijn een goede opname.

Bij de ontwikkeling\'van het Pedigree\' Low pH Control Dieet
is gebruik gemaal^ van WALTHAM\'s unieke, niet-invasieve,
continue urinemoBitoring systeem, waarmee de effecten van
de voeding op dff urineverzadiging en pH gedurende een lange
periode gemet^ kunnen worden.

WALTHAM is éen toonaangevende autoriteit op het gebied van
urineverzidiging als resultaat van meer dan 20 jaar
wetenschappelijk onderzoek.

nXi

/Ol

Xtrition

olutions

Voof meer informotie: Wollhom Veterinaire Service, Postbus 81, 5460 AB Veghel Tel: 0413-383269 Fox: 0413-340229.
Voor bestellingen: Virboc Nederland BV, Postbus 313, 3770 AH Barneveld Tel: 0342-427127 Fox: 0342-490164.
De Pedigree en Whiskas diëten lijn uitsluhend Yerkrijgbaar bij de dierenarts.

VETERINARY DIETS

-ocr page 311-

K

Van de Hoofdredactie

i

Met gepaste trots presenteert de redactie u hierbij de eerste j\'ull-colour\' uitgave
van het Tijdschrift voor Diergeneeskunde. Wij vinden dat daar ook alle reden toe is.
Wie de twee door Andries van Foreest geschreven artikelen in de reeks Veterinaire
Tandheelkunde leest, zal het erover eens zijn dat de illustraties alleen op deze wijze
goed tot hun recht komen. Bovendien is de informatie zoals gewoonlijk zeer volle-
dig, goed leesbaar en op de praktijk gericht.

Natuurlijk kan ook de foto van Professor Mossel alleen maar in kleur worden afge-
drukt! Het staat hij een interview dat hem werd afgenomen ter ere van enkele jubi-
lea en andere hoogtepunten in zijn alweer bijna 60-jarige carrière. Samen met
Professor Struijk, zijn opvolger hij de Prof Eijkman Stichting, geeft hij op de hem
bekende wijze zijn mening weer over de voedingsmiddelenhygiëne en veterinaire
volksgezondheid alsmede de rol van de dierenarts hierin.

Tenslotte mag een ander toe te juichen initiatief hier niet onvermeld blijven. Dit be-
treft de periodieke bijdrage die de nieuwe directeur van de RVV, de heer nu: drs.
Cloo, heeft toegezegd voor het Tijdschrift voor Diergeneeskunde te gaan verzorgen.
In deze aflevering zijn \'maidenspeech \'. Ook hier duidelijkheid naar onze beroeps-
groep omtrent een organisatie waarvan de taken en inhoud vaak onbekend zijn of
worden onderschat. Waardevol ook omdat de dierenarts recent alleen wat fragmen-
tarische en helaas vaak sensationele berichten uit de pers mocht vernemen.

We hopen nog vaak aanleiding te vinden om het Tijdschrift voor Diergeneeskunde
in kleur uit te voeren!

S>

.f

Namens de Hoofdredactie,
P.A.M. Overgaauw

697

-ocr page 312-

VETERINAIRE TANDHEELKUNDE NR 16

TANDHEELKUNDIGE PROBLEMEN BIJ KONIJNEN EN
KNAAGDIEREN

DEEL I: ANATOMIE, FYSIOLOGIE, SYMPTOMATOLOGIE. DIAGNOSTIEK

njdschr Diergcticcskil IWK; 69f<-7()f,

Andries W. van Foreest\'\'

Overzichtsartikelen

SAMENVATTING

In dit artikel in de reeks veterinaire tandheelkunde ko-
men de knaagdieren en het konijn aan de orde. De anato-
mie en fysiologie van de gebitselementen en hun directe
omgeving worden besproken. De afwijkingen aan de
harde tandweefsels waaronder de veel voorkomende
malocclusies en de parodontale aandoeningen worden
uitvoerig belicht. Vervolgens komen de symptomatologie
en diagnostiek aan de orde. In deel II wordt nader inge-
gaan op de behandeling van tandheelkundige problemen
bij konijnen en knaagdieren.

SUMMARY

Dental problems in rabbits and rodents

Denial and oral problems in rodents and rabbits are common in veterinary-
praxis. Anatomy and physiology of the different dentition, the common
symptoms and the clinical diagnosis are discwi.<ied in the first part of this ar-
ticle. In the next article treatment and prevention are described.

INLEIDING

Er zijn een aantal redenen te noemen die een adequate be-
handeling van konijnen en herbivore knaagdieren met tand-
heelkundige problemen in de weg staan:

- Klachten van welke aard dan ook, worden bij deze dieren
in het algemeen veel later waargenomen dan bij hond of
kat. Bovendien zijn de regelmatig voorkomende klachten
die in de mondholte hun oorsprong vinden, niet altijd di-
rect waarneembaar en worden daardoor bijna altijd (te)
laat ontdekt (17).

- Ziekten bij deze \'kleine dieren\' worden door de eigenaar
(en dierenarts?!) vaak veel minder serieus genomen.

- De kosten die een bezoek aan de dierenarts met zich mee-
brengt, zijn dikwijls een probleem. Het is mogelijk dat het
geld voor diergeneeskundige kosten er gewoon niet is: de
uitgave kan onverantwoord zijn en een verzekering is er
niet. De realiteit is veelal dat men het er niet voor over
heeft: een geschat bedrag voor consult, anesthesie en be-
handeling is dan al voldoende om te besluiten niet naar de
dierenarts te gaan en niet te behandelen. De dierenarts kent
dit bezwaar en - hoewel de werkzaamheden vaak meer tijd

\' Dierenarts v(H>r tandheelkunde, verhonden aan het Veterinair Specialisten Centrum
\'de Wagenrenk\'. Wageningen. Universitair medewerker Veterinär Chirurgische
Klinik Universität Zürich. Zwitserland. Docent Faculteit der Diergeneeskunde.
Universiteit Utrecht, Vakgroep Geneeskunde van Gezelschapsdieren.

vereisen dan dezelfde activiteiten bij hond of kat - heeft de
tarieven voor behandeling van kleine dieren altijd al (te)
laag gehouden. De prognose van de ziekte speelt een be-
langrijke rol als het gaat om de keuze te beslissen over be-
handeling (en kosten) en het dier \'uit het lijden te verlos-
sen\' (euthanasie). Als men het geld er niet voor over heeft
kan euthanasie mogelijk een betere oplossing zijn dan het
achterwege laten van een behandeling (6).

- De interesse van de dierenarts om deze diersoorten opti-
male diergeneeskundige hulp aan te bieden, is mede bepa-
lend voor een juiste aanpak van klachten.

- De noodzakelijk diergeneeskundige kennis van deze dier-.
soorten ontbreekt bij veel dierenartsen. De benodigde ken-
nis is inmiddels te verkrijgen (publicaties en PAOD).
Ervaring in onderzoek en behandeling zal tenslotte leiden
tot het verkrijgen van het vertrouwen om ook deze dier-
soorten diergeneeskundig adequaat te behandelen.

Indien de eigenaar van konijn of cavia attent is op de gezond-
heid van het dier en op tijd om diergeneeskundige hulp
vraagt én de dierenarts is in staat deze hulp optimaal te leve-
ren - verwijzing is één van die hulpmiddelen - zijn er ook
voor het handhaven van de gezondheid van deze \'kleine\'
dieren goede mogelijkheden.

Het is voor de dierenarts mogelijk om met een grondige ken-
nis van de anatomie en fysiologie van tanden, kiezen en het
parodontium eenvoudige tandheelkundige behandelingen
verantwoord te kunnen uitvoeren. In het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde werden twee overzichtsartikelen opgeno-
men waarin de aanleg, bouw en functie van het gebit van de
hond en de kat werd besproken (11,14). De geïnteresseerde
dierenarts kan daarnaast zich ruim voldoende informeren
over tandheelkundig begrip en hulp voor konijnen en knaag-
dieren die in en om huis worden gehouden: in de diergenees-
kundige literatuur zijn inmiddels een aantal hoofdstukken in
veterinair-tandheelkundige handboeken verschenen (9,10,
11,12,13,16,18,19,25,28,29,30) en specifieke konijnen- en
knaagdieren-artikelen (1,4,7,8,17,20,21,23,26,27).

In het eerste deel over de konijnen- en knaagdierentandheel-
kunde wordt achtereenvolgens besproken:

I. Het konijn

A. Inleiding

B. Anatomie en fysiologie van de gebitselementen en

hun directe omgeving

C. Gebitsproblemen

1. iVIalocclusie

2. Overige afwijkingen aan de harde tandweefsels
van het konijnengebit

3. Parodontale aandoeningen

-ocr page 313-

II. Knaagdieren

A. Inleiding

B. Anatomie en fysiologie van de gebitselementen en
hun directe omgeving

C. Gebitsproblemen

1. Malocclusie

2. Overige afwijkingen aan de harde tandweefsels
van het knaagdierengebit

3. Parodontale aandoeningen

III. Symptomatologie en diagnostiek

In het tweede deel over de konijnen- en knaagdierentand-
heelkunde wordt besproken:

699

I. HET KONIJN

A. Inleiding

Tot 1948 werden konijnen ingedeeld bij de orde der
Rodentia. De dentitie was één van de redenen om een
nieuwe orde te vormen: het konijn
(Oryctolagus cunicu-
lus)
behoort nu tot de Orde der Lagomorpha. Konijnen
hebben zowel in de boven- als in de onderkaak twee wat
gebogen snijtanden. In de bovenkaak staan er achter de
snijtanden twee kleinere snijtanden, wel stifttanden ge-
noemd. Deze dubbele dentitie (duplicidentata) is het on-
derscheid in dentitie tussen de Lagomorpha en de
Rodentia (knaagdieren), die geclassificeerd worden als
simplicidentata (enkelvoudige dentitie) (25). Tot deze
Orde der Lagomorpha, de Haasachtigen, behoren het ko-
nijn, de haas en de familie der Fluithaasachtigen.

B. Anatomie en fysiologie van de gehitselementen en hun
directe omgeving

Het gebit is karakteristiek voor iedere diersoort omdat
aantal en vorm van de gebitselementen soortspecifiek
zijn. Er bestaat een verwantschap tussen de vorm van het
gebit en de aard van het voedsel. Evenals knaagdieren
hebben konijnen doorgroeiende snijtanden waarmee zij
knagen. Tussen de snijtanden en de eerste premolaren be-
vindt zich een grote mimte zonder tanden, waarin zich bij
andere diersoorten een hoektand bevindt: het diasteem
(Foto 1). De reeds genoemde dubbeltandigheid onder-
scheidt het konijn al van oudsher van de \'echte\' knaagdie-
ren.

Tabel 1. Classificatie heterodonte dentitie (19).

HETERODONT

(verticale tandwisseling)
_^_

ANELODONT
gelimiteerde groei

met brachyodonte
wortels (langer dan de
anatomische kroon)

bij de kiezen van de
omnivore Rodentia

ELODONT
blijvende groei

van de voorste
elementen

van de voorste
en achterste
elementen

bij de orde Lagomorpha:
konijn, haas en bij de
orde Rodentia: onder
andere cavia, chinchilla

bij de omnivore
Rodentia: onder
andere muis, rat,
hamster, eekhoorn

1

O

T I J D S C H R n T VOOR D I E R (i li N K li S K U N O t , D E E 1. 123, DECEMBER, A 1- L h V E R I N C. 23, 1998

Konijnen hebben een heterodonte, elodonte dentitie met
een verticale tandwisseling
(diphyodont) (15). Zowel de
voorste als achterste gebitselementen (verschillend van
vorm en functie = heterodont) groeien gedurende het ge-
hele leven vanuit de omslag van het binnenste en buitenste
tandepitheel en er worden nooit anatomisch wortels ge-
vormd (= elodont). Deze elodonte tanden en kiezen worden
ook beschreven als aradiculair hypsodonte (wortelloos,
lange kronen) gebitselementen (Tabel 1). Bij het konijn
worden de melkelementen gewisseld van kort voor de ge-
boorte tot vlak na de geboorte. De permanente dentitie is
aanwezig tussen drie en vijf weken na de geboorte (16).

De tandformule van het konijn is:
2 0 3 3

= (26)-28

(2)-3

Het melkgebit bestaat uit 16 elementen, de molaren heb-
ben geen voorgangers.

Wij onderkennen eenvoudig gevormde snijtanden of den-
tes incisivi (incisiva), valse kiezen of dentes praemolares
(premolaren) en ware kiezen of dentes molares (molaren).
Hoektanden of dentes canini (cuspidaten) ontbreken.

De ontwikkeling, bouw en de samenstelling van de harde
tandweefsels van de tand en de directe omgeving, het pa-
rodontium, van het konijn verschilt niet wezenlijk van die
van de hond en kat. Uitgebreide recente beschrijving is be-
schikbaar (8,25,28). Er zijn enkele aandachtspunten die het
vermelden waard zijn.

De snijtanden zijn alleen aan de labiale, mesiale en distale
zijde met een dikke laag glazuur bedekt; het dentine aan de
linguale kant van een snijtand is niet of slechts zeer dun be-
dekt door een laagje glazuur. Door knagen slijten de snij-
tanden aan de linguale (dunner glazuur of dentine) kant
sneller dan aan de door glazuur bedekte labiale zijde zodat
de tanden scherp en beitelvormig worden. Er wordt in de
literatuur aangegeven dat de grote bovensnijtanden 2.0
mm per week groeien en de ondersnijtanden 2.4 mm per
week (28). De twee gegroefde bovensnijtanden staan ros-
traal van de ondersnijtanden; de ondersnijtanden raken de

-ocr page 314-

Hoektanden zijn afwezig bij de Haasachtigen. Dit ver-
klaart het grote diasteem.

De kiezen hebben vlakke occlusie-oppervlakken, dienen
voor het kauwen en zijn van dwarse plooien voorzien. De
buccale spitsen van de kiezen in de bovenkaak staan naar de
wang gericht en zijn langer dan de linguale spitsen. De lin-
guale spitsen van de kiezen in de onderkaak staan naar de
tong gericht en zijn langer dan de buccale .spitsen. De maal-
functie van de kiezen zorgt voor een gelijkmatige afslijting
(in evenwicht met de groei van de elementen) en wordt be-
vorderd doordat de kaken bij het kauwen zich lateraal bewe-
gen. De kauwmusculatuur heeft zich daaraan aangepast. In
de achterste elementen hebben zich in een verticale richting
glazuurrichels gevormd die overmatige slijtage voorkomen.
Het parodontium van het konijn wijkt niet opvallend af
van dat van hond of kat. De organisatie van de collagene
vezels in het parodontale ligament is aangepast aan het
continue groeivermogen van de dentitie (25,28).
De Haasachtigen zijn herbivoren of planteneters: het gebit
is aangepast aan het eten van plantaardig materiaal met het
accent op de maalfunctie van de kiezen, die gewoonlijk
grote en sterk geplooide kauwvlakken bezitten. Zij voeden
zich \'s zomers voornamelijk met bladachtige plantendelen
en \'s winters met takken, knoppen, schors en zaden. De
mens voedt het konijn met een volledig voer in korrel-
vorm, groenvoer, hard brood, hooi en water. Het voer moet
harde bestanddelen bevatten teneinde groei en slijtage van
de gebitselementen in evenwicht te houden. Harcourt-
Brown benadrukt het verstrekken van een kwalitatief goed
vitaminen-mineralen supplement en een dagelijkse toe-
gang tot natuurlijk daglicht (17,17a).

C Gebitsproblemen
1. Malocclusie

Afwijkingen aan de tanden en kiezen van het konijn heb-
ben meestal te maken met het ontstaan van een malocclu-

■m 9 m.

kleine stifttanden. Deze twee kleine stiftvormige boven-
snijtanden bevinden zich palatinaal direct achter de gro-
tere; zij steken net boven de gingiva uit, zijn niet scherp
eerder rond van vorm en soms niet aanwezig (Foto 2). Bij
een normale occlusie zijn de snijtanden in boven- en on-
derkaak zo ingeplant dat de snijvlakken regelmatig afslij-
ten. Het deel van het snijvlak wat afslijt wordt aangevuld
vanuit de wortels. De mate van groei van de snijtanden is
normaliter in evenwicht met de mate van slijtage.

Foto 3. Normale occlusie snijtanden konijn (figuur 1 a).

sie. Een juiste occlusie van de gebitselementen draagt
zorg voor een evenwichtige fysiologische afslijting (attri-
tie) (Figuur 1 en foto 3). Bij dieren met doorgroeiende ge-
bitselementen is een juiste occlusie extra belangrijk om-
dat deze elementen steeds langer worden als zij
onvoldoende worden afgeslepen met alle gevolgen van-
dien.

Traumatische malocclusies kunnen ontstaan door het ver-
lies van de kroon van een gebitselement, of de gehele tand
of kies. Het element kan na verloop van tijd weer aange-
groeid zijn. Indien de richting en plaatsing juist blijft dan
kan afslijting de bestaande malocclusie weer opheffen.
Maar indien de richting afwijkt, zal de bestaande maloc-
clusie aanwezig blijven.

-ocr page 315-

• ,JP i»

m

llfiF"^

mm

Atraumatische malocclusies kunnen genetisch bepaald
zijn, kunnen ontstaan door voedingsfouten of functionele
afwijkingen, zoals abnormale kauwbewegingen.
Erfelijke factoren kunnen de oorzaak zijn van afwijkingen
aan de kaken, waardoor er malocclusies van de snijtanden
ontstaan (Foto 4,5 en 6). In de literatuur worden een aantal
erfelijke factoren beschreven (29):

- de snijtanden van de onderkaak groeien labiaal/rostraal
van de snijtanden van de bovenkaak;

- de onderkaak is afwijkend langer dan de bovenkaak: de
mandibulaire prognathie;

- het diasteem in de bovenkaak is korter dan normaal;

- een afwijkende groei van de schedelbeenderen. Coyler
maakt aan de hand van zijn bevindingen een onderscheid
tussen protrusie van de onderkaak, retrusie van de boven-
kaak, en een snijtand die naar distaal staat (de zogenaamde
\'incisor underjet\') (22).

Naast trauma van snijtanden kan onvoldoende slijtage
door onjuiste voeding malocclusie van de snijtanden ver-
oorzaken. De richting van de doorgroeiende bovensnijtan-
den is naar binnen, de tanden verdwijnen in de mondholte
(Figuren 2a en 2b). Er ontstaan beschadigingen aan de lip-
pen, tong en soms zelfs het palatum. Het konijn zal veel
speekselen, kan niet goed kauwen en zal gedeeltelijk ge-
kauwde voedselproppen verliezen en tenslotte niet meer
kunnen eten (Foto 7).

Malocclusie van de snijtanden kunnen secundair een ma-
locclusie van de kiezen veroorzaken. Naast zuiver erfe-
lijke factoren voor het ontstaan van een malocclusie van
de kiezen worden ook gewrichtsproblemen genoemd: cra-

-ocr page 316-

niomandibulaire en temperomandibulaire (29). Het niet
aanwezig zijn of verlies van een kies (door cariës, paro-
dontopathie, trauma, extractie, abrasie) kan door het door-
groeien van de antagonist malocclusie en soms ernstige
problemen opleveren. De richting van de door onvol-
doende attritie (zeer) scherp geworden kiesranden in de
bovenkaak is buccaal: ontsteking, ulcera, abcesvorming
en soms penetratie van de wang. Bij malocclusie van de
kiezen in de onderkaak is de richting van de kiesranden
naar linguaal: beschadiging van de tong en extreem zelfs
via het palatum in de neusholte. Door de afwijkende groei
van zo\'n kies kan zich een brug over de tong vormen. De
gevolgen wat betreft voedselopname en kauwen zullen
steeds ernstiger worden: de dieren zullen zonder behande-
ling tenslotte sterk vermageren en een hongerdood ster-
ven.

Indien een kies niet meer kan uitgroeien in coronale rich-
ting zal er een verplaatsing in de apicale richting plaats-
hebben (Figuur 2c). In het mandibulaire gebied ontstaan
zwellingen en doorbraak; bij apicale groei van de kiezen in
de bovenkaak is er gevaar voor ontsteking en obstructie
van de uitgang van de traanklier, exophtalmus, epiphora
en doorgroei in de neusholte.

702

2. Overige afwijkingen aan de harde tandweefsels van
het konijnengebit

In \'Coyler\'s Variations and diseases of the teeth of animals\'
worden afwijkingen aan de harde tandweefsels bij alle dier-
soorten beschreven (22). Bij de Lagomorpha (1265 konij-
nenschedels) worden de volgende afwijkingen beschreven:

- aantal, grootte en vorm: een zeer laag percentage ano-
malieën;

- positie: anomalieën van positie en crowding komen zel-
den voor en worden veroorzaakt door een pathologi-
sche attritie vanwege de doorgroeiende elementen of
zoals bij andere dieren een gebrek aan ruimte;

- eruptie: de meeste problemen bij een continue groeiende
tanden en kiezen veroorzaken de reeds besproken mal-
occlusie;

- kaak- en tandfracturen;

- glazuurhypoplasien;

- cariës;

- andere tanddestructies zoals: erosie, abrasie en attritie,
resorptie;

- dento-alveolaire abscessen;

- nieuwvormingen.

Harcourt-Brown onderzocht een veertigtal zieke - als huis-
dier gehouden - konijnen met tandheelkundige problemen.
Het viel daarbij op dat de slechte bot- en tandkwaliteit va-
ker als etiologische achtergrond voorkwam dan malocclu-
sie. Bij röntgenopnamen en sectieonderzoek werd een niet
etiologische verklaarbare osteodystrofie aangetroffen
(Calciumgebrek of vitamine D-gebrek (?) omdat veel van
deze patiënten dikwijls buiten direct zonlicht werden ge-
huisvest) (17,17a).

In het knaagdierengedeelte worden enkele, zowel bij ko-
nijnen als knaagdieren voorkomende afwijkingen nader
besproken.

3. Parodontale aandoeningen

Aandoeningen van het parodontium veroorzaakt door mal-
occlusies worden vermeld, doch aan andere oorzaken en het
verloop van stomatitis, gingivitis en parodontitis bij konij-
nen is nauwelijks aandacht besteed. Het ontstaan van paro-
dontale pockets - traumatisch slijmvlieslaesies eventueel
met voedselophoping gepaard gaande - is verklaarbaar doch
bij konijnen wordt er bij het - toch al niet eenvoudige - orale
onderzoek geen gericht parodontaal onderzoek gedaan. Bij
hond en kat zijn parodontopathieën ook pas laat \'ontdekt\'.
Mogelijk moet ook het konijn \'wachten\' op herkenning van
en begrip voor deze tandheelkundige aandoening (29).

T IJ O S C H R I F T VOOR Dl E R G E N E E S K U N O E . D I FI 123, DECEMBER, A I- l. E V E R I N G 23, 1998

II. KNAAGDIEREN

A. Inleiding

De Orde der Rodentia, knaagdieren, is de grootste orde on-
der de zoogdieren: meer dan de helft van alle huidige zoog-
dieren behoort er toe. Deze over het algemeen herbivore
dieren komen in diverse biotopen in praktisch de gehele we-
reld voor. Eén van de kenmerken van knaagdieren is het ge-
bit: de snijtanden worden gebruikt om te knagen. De tand-
formule kan een belangrijke rol spelen indien men soorten
en ondersoorten van elkaar moet onderscheiden. Als gezel-
schapsdier worden muizen, ratten, cavia\'s, hamsters, ger-
bils, chinchilla\'s en soms eekhoorns gehouden. Bij al deze
dieren komen afwijkingen aan het gebit regelmatig voor.

B. Anatomie en fysiologie van de gehitselementen en hun
directe omgeving

Alle knaagdieren hebben doorgroeiende snijtanden.
Evenals bij konijnen bevindt zich tussen de laterale snij-
tand en de eerst premolaar een grote ruimte zonder tanden :
het diasteem (Foto 8).

-ocr page 317-

Knaagdieren hebben een heterodonte dentitie. Een aantal
knaagdieren - onder andere de cavia en de chinchilla - heeft
een volledige
elodonte dentitie: zowel de voorste als achter-
ste gebitselementen groeien gedurende het gehele leven van-
uit de omslag van het binnenste en buitenste tandepitheel en
er worden nooit anatomische wortels gevormd. Er bestaat
een evenwicht tussen de tandslijtage door kauwen en knagen
enerzijds en de continue groei van het element anderzijds. Er
zijn knaagdieren - onder andere de rat, muis, hamster en eek-
hoom - die een meer omnivoor dieet hebben die gedeeltelijk
elodont zijn in hun dentitie: alleen de voorste gebitselemen-
ten zijn doorgroeiend. De kiezen groeien niet door en hebben
wortels zonder open einde
(brachyodont) (15) (Tabel 1).

Over het wel of niet bestaan van een eerste dentitie (melk-
gebit) en tandwisseling bestaat geen duidelijkheid. In het
algemeen geeft men aan dat de meeste knaagdieren
mono-
phyodont
zijn. Er wordt wel over diphyodontie gesproken:
cavia\'s zouden foetale melkelementen hebben (16).
Van een aantal knaagdieren kunnen doorbraaktijdstippen
worden aangegeven (Zie tabel 2).

Knaagdieren bezitten vier eenvoudig gevormde snijtan-
den, geen hoektanden, geen of een enkele premolaar en
acht tot twaalf molaren. De tandformules van enkele
knaagdieren zijn vermeld in tabel 3.

Tabel 2. Doorbraaktijdstippen knaagdieren.

2 - 4 dagen
21 dagen

8-10 dagen
30 - 40 dagen

Rat

Hamsters:

snijtanden bovenkaak
compleet

snijtanden
compleet

bij geboorte al compleet

703

Cavia

Tabel 3. Tandformule knaagdieren (13,28).

1

1

0

1

3

Cavia\'s (Cavidae) 2 — :

: —

=

20

1

0

1

3

1

0

1

3

Chinchilla\'s (Chinchillidae) 2 — :

: —

: —

: —

=

20

1

0

1

3

1

0

0

3

Ratten en muizen (Cricetidae)2 — :

: —

: —

: —

=

16

1

0

0

3

1

0

0

2-3

Ratten en muizen (Muridae) 2 —

: —

: —

=

12-16

1

0

0

2-3

1

0

0

3

üerbils (Merionidae) 2 —

: —

: —

=

16

1

0

0

3

1

0

0

2-3

Hamsters (Mesocricetidae) 2 —

=

12-16

1

0

0

2-3

1

0

1-2

3

Eekhoorns (Sciuridae) 2 — :

: —

=

20-22

1

0

1

3

De ontwikkeling, bouw en de samenstelling van de harde
tandweefsels van de tand en de directe omgeving, het pa-
rodontium, van knaagdieren verschilt niet wezenlijk van
die van de hond, kat en konijn. Uitgebreide recente be-
schrijving is beschikbaar (7,25,28). Er zijn enkele aan-
dachtspunten die het vermelden waard zijn.

De lange snijtanden zijn stevig en diep in de kaken veran-
kerd, waardoor zij zo krachtig kunnen knagen (het aflcna-
gen van hout bijvoorbeeld: de bever) (Figuur 3a). De snij-
tanden zijn alleen aan de labiale zijde bedekt met een
glazuurlaag met een uitloop van glazuur naar de zijkanten
van de tand (Foto 8). De achterzijde (linguaal) van het ele-
ment bestaat uit dentine bedekt met een laag(je) cement.
Het knagen met de snijtanden geschiedt in een verticale
richting waardoor de tanden scherp en beitelvormig wor-
den. Bij een normale occlusie zijn de snijtanden in boven-
en onderkaak zo ingeplant dat de snijvlakken regelmatig af-
slijten. Het deel van het snijvlak wat afslijt wordt aange-
vuld vanuit de wortels. De mate van groei van de snijtanden

T I J D s C H R I I- r VOOR D I E R G R N H h s K U N D fc , D E E l. 123, DECEMBER, AFLEVERING 23, 1 998

-ocr page 318-

is normaliter in evenwicht met de mate van slijtage. De
snijtanden van chinchilla\'s groeien 6 tot 8 cm per jaar (10).
Het glazuur van gezonde volwassen snijtanden van de
meeste knaagdieren heeft een geel-oranje kleur (cavia\'s
uitgezonderd) (Foto 8).

De kiezen hebben vlakke occlusie-oppervlakken en dienen
net als bij de mens voor het kauwen. Er hebben zich in een
verticale richting glazuurrichels gevormd die overmatige
slijtage voorkomen (Figuur 3b). De buccale spitsen van de
kiezen in de bovenkaak staan naar de wang gericht en zijn
langer dan de linguale spitsen. De linguale spitsen van de
kiezen in de onderkaak staan naar de tong gericht en zijn
langer dan de buccale spitsen (Figuur 3c). Er bestaat een
laterale kaakbeweging waardoor het voedsel gemalen
wordt. De kauwmusculatuur heeft zich daaraan aangepast.

Het parodontium van knaagdieren wijkt niet opvallend af
van dat van hond, kat of konijn. De organisatie van de col-
lagene vezels in het parodontale ligament is aangepast aan
het continue groeivermogen van de dentitie (25,28).

Knaagdieren zijn herbivoren en/of omnivoren met een ty-
pisch \'knaagdierengebit\'. Zij voeden zich met bladach-
tige plantendelen en vruchten (wortels, kruiden, grassen,
granen, zaden, knoppen, eikels, bladeren, scheuten,
schors, boommerg, noten, bessen) gedroogde paddestoe-
len, insecten (larven, meelwormen, kevers, sprinkhanen),
regenwormen, amfibieën, reptielen, veldmuizen, vogelei-
eren en jonge vogels). Geschikte voeding voor knaagdie-
ren die de mens kan verstrekken bestaat uit een (aange-
paste) keuze voor het gezelschapsknaagdier: een goed
kant-en-klaar gepelleteerd knaagdierenmengsel, groen-
voer en fmit (voor cavia\'s is een dagelijkse aanvoer van
vitamine C belangrijk), grassen, kruiden, hooi, granen,
zonnepitten, brood, ongepelde gekookte rijst of aardap-
pel, rozijnen, krenten, ongepelde hazelnoten, (hamster:
stukjes ei, vlees, kaas eventueel meelwormen). Het voer
moet voldoende harde bestanddelen bevatten teneinde
groei en slijtage van de gebitselementen in evenwicht te
houden. Knaagmateriaal is voor sommige knaagdieren
ook gewenst teneinde \'verveling\' (eikaars vacht kaal bij-
ten) (stress?) te voorkomen.

« «ff

\'-\'.ÎMII

■^sSS-ïÂsilSisÂièi""

C. Gebitsproblemen
1. Malocclusie

De meest voorkomende afwijking aan het gebit bij knaag-
dieren met elodonte dentitie is de malocclusie. Een juiste
occlusie van de gebitselementen draagt zorg voor een
evenwichtige fysiologische afslijting (Figuur 4a). Bij die-
ren met doorgroeiende gebitselementen is een juiste occlu-
sie extra belangrijk omdat deze elementen steeds langer
worden als zij onvoldoende worden afgesleten met alle ge-
volgen van dien.

Traumatische malocclusies kunnen ontstaan door het frac-
tureren van een gebitselement of door cariës, parodontopa-
thie, extractie of abrasie. De antagonist kan nu doorgroeien
omdat de normale slijtage uitblijft. Dit kan ontaarden in be-
schadigingen van het zachte omgevende weefsel. De rich-
ting van de door onvoldoende attritie (zeer) scherp gewor-
den kiesranden is van de bovenkiezen buccaal: ontsteking,
ulceraties, abscesvorming en soms penetratie van de wang.
Bij malocclusie van de kiezen in de onderkaak is de rich-
ting van de kiesranden naar linguaal: beschadiging van de
tong (Figuur 4b en foto 9). Door de afwijkende groei van
zo\'n kies kan zich een brug over de tong vormen (Foto 10).
De gevolgen wat betreft voedselopname en kauwen zullen
steeds ernstiger worden: de dieren zullen zonder behande-

-ocr page 319-

de lippen, tong of het palatum. Het dier zal veel speekse-
len, kan niet goed kauwen, in de mondhoeken verschijnen
vaak voedselresten, gedeeltelijk gekauwde voedselprop-
pen vallen uit de mond en tenslotte kan het niet meer eten.
Atraumatische malocclusies kunnen genetisch bepaald
zijn of kunnen ontstaan door voedingsfouten of functio-
nele afwijkingen, zoals abnormale kauwbewegingen.
Erfelijke factoren kunnen de oorzaak zijn van afwijkingen
aan de kaken, waardoor er malocclusies van de snijtanden
ontstaan (18,29).

Onjuiste voeding kan een malocclusie van de snijtanden
veroorzaken als er onvoldoende geknaagd wordt (dus on-
voldoende slijtage en teveel groei). Deze malocclusie van
de snijtanden veroorzaakt secundair een malocclusie van
de kiezen. Indien de dieren een dieet verstrekt krijgen met
onvoldoende kauwmateriaal dan kan er een malocclusie
van de kiezen ontstaan en eventueel secundair een maloc-
clusie van de snijtanden.

Bij cavia\'s kan een hypovitaminose C parodontale gevol-
gen hebben. Er is een vergrote mobiliteit van de gebitsele-
menten dat kan leiden tot verkeerde stand van de tanden.
Bij chinchilla\'s kunnen de kiezen zich bij doorgroeien in
een apicale richting verplaatsen. Indien een kies niet meer
in de coronale richting kan uitgroeien zal er een verplaat-
sing in de apicale richting plaatshebben. In het mandibu-
laire gebied ontstaan zwellingen, abscessen en doorbraak.
Bij apicale groei van de kiezen in de bovenkaak is er ge-
vaar voor ontsteking en obstructie van de uitgang van de
traanklier, conjunctivitis, exophtalmus, epiphora en door-
groei in de neusholte (neusuitvloeiing).
De knaagdieren met anelodonte kiezen kunnen ook een
(meestal traumatisch) malocclusie van de snijtanden heb-
ben, echter zonder gevolgen voor de occlusie van de kie-
zen (Foto\'s 12 en 13).

iing tenslotte een ketoacidose ontwikkelen, soms sterk ver-
mageren en een hongerdood sterven.
Als het een gefractureerd element betreft dan kan na ver-
loop van tijd dit element weer uitgroeien tot de normale
proporties. Indien de richting en plaatsing juist blijft dan
kan afslijting de bestaande malocclusie weer opheffen.
Maar indien de richting afwijkt, zal de bestaande maloc-
clusie aanwezig blijven met de reeds genoemde gevolgen.
Bij een malocclusie van de snijtanden is de richting bepa-
lend voor de gevolgen. De richting van de doorgroeiende
bovensnijtanden is naar binnen, de tanden verdwijnen in
de mondholte (Foto 11). Er ontstaan beschadigingen aan

TlJDStHRllT VOOR DIERGH NKISKUNDF., D 1. H l. 123, DECEMBER, AhLEVhRlNCi 23, I99S

705

-ocr page 320-

2. Overige afwijkingen aan de harde tandweefsels van
het gebit van rodentia

In \'Coyler\'s Variations and diseases of the teeth of ani-
mals\' worden afwijkingen aan de harde tandweefsels bij
alle diersoorten beschreven (22). Bij de Rodentia worden
de volgende afwijkingen beschreven:

- aantal, grootte en vorm; positie;

- eruptie: de meeste problemen bij continue groeiende
tanden en kiezen veroorzaken de reeds besproken mal-
occlusie;

- trauma: kaak- en tandfracturen;

- glazuurhypoplasieën;

- verkleuringen: fluorosis, pigmentatie;

- abrasie en attritie;

- dento-alveolaire abscessen;

- nieuwvormingen.

Cariës komt bij knaagdieren zelden voor. Cariësresearch
in de humane tandheelkunde maakt veel gebruik van ratten
en hamsters.

Dento-alveolaire abscessen komen bij de herbivore
Rodentia en Lagomorpha regelmatig voor. Indien de oor-
zaak gezocht wordt in dentitie moet direct gedacht worden
aan een endodontisch probleem. Het onjuist inkorten van
te lange snijtanden door middel van een nagelschaar ver-
oorzaakt scheuren en bijna altijd een open pulpa. Indien de
pulpa onbehandeld blijft, is een endodontisch probleem
het gevolg en dento-alveolaire abscessen ontstaan dan op
deze wijze. Differentiaaldiagnostisch voor het ontstaan
van deze abscessen kunnen ook worden genoemd:

- corpora aliena;

- voedselophoping in de parodontale ruimte: laesie van
het parodontium en/of het endodontium;

- geïmpacteerd element (doorbraakstoornis, trauma, mal-
occlusie);

- dentinogene cysten of nieuwvormingen.

3. Parodontale aandoeningen

In het voorgaande is reeds aandacht besteed aan het ont-
staan van stomatitis met ulcera als gevolg van malocclu-
sies. Bij de hamster kan abnormale voedselophoping in de
wangzak een stomatitis veroorzaken. Traumatische be-
schadiging en virale oorzaken zijn beschreven (29).
Bij cavia\'s wordt hypovitaminose C als één van de oorzaken
van een afwijkend parodontium algemeen aanvaard. Er zijn
gingivale hemorrhagieën, gingivitis en het parodontale liga-
ment wordt aangetast en raakt verzwakt waardoor de gebits-
elmenten los in de alveole komen te staan. Er ontstaan gin-
givale en parodontale pockets en de toenemende mobiliteit
veroorzaakt afwijkende standen van de elementen.

I.SYMPTOMATOLOGIE EN DIAGNOSTIEK
Alvorens een oraal en dentaal onderzoek uit te voeren
dient de dierenarts een zo compleet mogelijke anamnese
zien te verkrijgen. Een aantal van de meest voorkomende
symptomen die op een aandoening in de mondholte kun-
nen wijzen wordt aangegeven in tabel 4.
Een algemeen klinisch onderzoek met speciale aandacht
voor het hoofd en directe omgeving is de volgende stap (24).
Het palperen van de kaken, de neus en rondom de ogen en
eventuele zwellingen aan de kop is een belangrijk onderdeel
bij het onderzoek naar tandheelkundige problemen. Het
hanteren alleen is dikwijls onvoldoende om een goede
mondinspectie te kunnen uit voeren: slechts de voorste ge-
bitselementen kunnen beoordeeld worden. Het niet nader

Tabel 4. Symptomatologie gebitsproblemen konijnen en knaagdieren.
Algemene symptomen:

* algemeen ziek zijn- conditieverlies -slechte vachtconditie - maag-
darmstoornissen (diarree/copropaghieproblemen) - gewichtsverlies -
vermagering - sterfte.

Symptomen kop en mondholte:

* slechte voedselopname - anorexie - slikproblemen;

* speekselvloed - niet of onvoldoende gekauwd voedsel in de mond-
holte/ mondhoeken;

* verwondingen in de mondholte; stomatitis, glossitis;

* conjunctivitis - epiphora - exopthalmus;

* pumlente oog/neusuitvloeiing; infecties van de ductus lacrimalis of
neusholte;

* zwellingen, abscesvorming of fistel vorming aan de kop. hals en/of ka-
ken; lymfknoopzwelling;

* gevoelig (pijn) bij palpatie kaken en kiezenrij;

* afwijkingen kaakbewegingen (open en sluiten).

Symptomen gebit:

* slechte kwaliteit (dof, ribbelig, wit en kruimelig) van de gebitselemen-
ten (en botkwaliteit);

* afgebroken of misvormde tanden;

* gebitsafwijkingen waardoor een verkeerde stand van de elementen
kan ontstaan;

* zichtbaar doorgroeiende snijtanden en malocclusie;

* malocclusie als gevolg van mandibulaire prognathic; afwijkende dia-
steemgrootte;

* haakvorming van premolaren en molaren met laesie in wangslijm-
vlies;

* brugvorming van premolaren over de tong.

onderzoeken van de mondholte c.q. de kiezen mag als een
kunstfout beschouwd worden. Voor een goede inventarisa-
tie van de kiezen en nader oraal onderzoek is een sedatie of
anesthesie noodzakelijk (18,29). Optimale verlichting met
behulp van een lamp
in de mondholte (otoscoop, endo-
scoop), mondsperders, het wegduwen van de tong en/of
wang met behulp van een houten spatel, een mondspiegel
(met vergrootglas) zijn onvermijdelijke hulpmiddelen.
De meest voorkomende tandafwijkingen gaan gepaard
met een malocclusie van de elodonte elementen die de oor-
zaak zijn van beschadigingen in de mond. Indien de groei
van een elodont element geremd wordt in de natuurlijke
richting zal het element in apicale richting proberen een
weg te vinden. Deze ontwikkeling verklaart het ontstaan
van tranenvloed, conjunctivitis, exopthalmus en zwellin-
gen/abscessen in de maxilla en dikten en abscesvorming in
het ventrale gedeelte van de mandibula.
Door malocclusie van of trauma aan gebitselementen kun-
nen (endodontische en/of parodontale) infecties ontstaan.
Dorsoventrale en laterale radiologische opnamen kunnen
een indruk geven van afwijkende gebitselementen, osteo-
myelitis en uitgebreidheid van een aandoening van gebits-
element of kaakbot. Aanvullende onderzoeken (bacterio-
logie, cytologie, histologie) kunnen van nut zijn om
diagnose en prognose af te ronden. De prognose is bepa-
lend voor dierenarts en bezitter van het dier om een juiste
keuze te maken tussen behandeling en euthanasie (6).

* De tekeningen zijn eerder verschenen in zijn artikelen en thans welwillend
beschikbaar gesteld voor dit artikel door collega David A. Crossley (24
Tudor Grove, Middleton, M24 5AJ, UK).

* Foto\'s; eigen materiaal.

* Literatuurgegevens worden vermeld bij het volgende artikel in de reeks
Veterinaire Tandheelkunde (17); Behandeling van tandheelkundige pro-
blemen bij konijnen en knaagdieren.

TiJDSCMRII T VOOR D I F. RCi t; N F i: S K l N Di: , DfFI 123, Dl.CtMHFR. AFI. KVFRING 2 3, 1998

706

-ocr page 321-

i 11 \' 1«.

VETERINAIRE TANDHEELKUNDE 17

TANDHEELKUNDIGE PROBLEMEN BIJ KONIJNEN EN
KNAAGDIEREN

DEEL II: TANDHEELKUNDIGE BEHANDELINGEN

TijdschrDk-rgem-exkiHWH: 123: 707-13

Andries W. van Foreest\'\'

SAMENVATTING

Dit artikel in de reeks veterinaire tandheelkunde is een
vervolg op het artikel \'Tandheelkundige problemen bij
konijnen en knaagdieren\' (Tijdschr Diergeneeskd 1998;
123: 698-706). Het bespreken van een prognose en behan-
delingsplan gaat vooraf aan het naar voren brengen van
diverse behandelingen van onder andere parodontopa-
thiecn, malocclusies, te extraheren elementen of fracturen.
De nazorg en preventie komen eveneens aan de orde.

SUMMARY

Treatment of dental problems in rabbits and rodents

Anatomy and physiology of the different dentition, the common .symptoms
and the clinical diagnosis are discussed in the first part of the article on den-
tal and oral problems in rodents and rabbits. In this article (the second part)
prognosis, treatmentplan. treatment and prevention are described.

INLEIDING

In bet eerste artikel over tandheelkundige problemen bij ko-
nijnen en knaagdieren is achtereenvolgens besproken (16):

I. Het konijn

A. Inleiding

B. Anatomie en fysiologie van de gebitselementen
en hun directe omgeving

C. Gebitsproblemen

1. Malocclusie

2. Overige afwijkingen aan de harde tandweefsels
van het konijnengebit

3. Parodontale aandoeningen

II. Knaagdieren

A. Inleiding

B. Anatomie en fysiologie van de gebitselementen en
hun directe omgeving

C. Gebitsproblemen

1. Malocclusie

2. Overige afwijkingen aan de harde tandweefsels
van het knaagdierengebit

3. Parodontale aandoeningen

III. Symptomatologie en diagnostiek

In dit tweede gedeelte over de tandheelkundige problemen
bij konijnen en knaagdieren wordt nader ingegaan op de
prognose, behandelingsplan, behandelingen, nazorg en pre-
ventie van een aantal van die problemen.

707

\' Dierenarts voor tandheelkunde, verhonden aan het Veterinair Specialisten Centrum
\'de Wagenrenk\'. Wageningen. Universitair medewerker Veterinär Chirurgische
Klinik Universität Zürich. Zwitserland. Docent Faculteit der Diergeneeskunde.
Universiteit Utrecht. Vakgroep Geneeskunde van Gezelschapsdieren.

IV. BEHANDEUNG VAN TANDHEELKUNDIGE PRO-
BLEMEN BIJ KONIJNEN EN KNAAGDIEREN

A. Prognose en behandelingsplan

Het (te) laat herkennen van orale en dentale aandoeningen
bij konijnen en herbivore knaagdieren bemoeilijkt een
tandheelkundige behandeling van deze problemen in grote
mate. Een duidelijke prognose is meestal niet te geven
zonder uitvoerig onderzoek te doen. Om tot een prognose
te komen, kan als volgt worden gehandeld (6):

a) de eerste hulp verlenen aan de patiënt:

• algemene ziektesymptomen behandelen;

• verbeteren van de slechte conditie (vermagering,
uitdroging): infusen, enkele dagen dwangvoedering
(Nutrilon-soja).

b) bij geen verbetering zal de prognose slecht zijn en eu-
thanasie geadviseerd worden.

c) bij een snelle verbetering van de conditie kan vervol-
gens onder sedatie een oraal, dentaal, radiologisch en
aanvullend onderzoek gedaan worden. Dit onderzoek
kan leiden tot een definitieve diagnose en een prog-
nose:

• als de afwijkingen behandelbaar zijn, kan de prog-
nose gunstig uitvallen en kunnen behandelingen
worden voorgesteld;

• als de afwijkingen van dien aard zijn dat de prog-
nose dubieus of slecht gesteld moet worden, kan het
verstandiger zijn om tot euthanasie te beslissen.

Een algemeen behandelingsplan begint met de eerste hulp
tijdens het eerste consult. Als de conditie van de patiënt
goed is, of sterk verbetert na de eerste hulp, dan is de seda-
tie of anesthesie minder risicovol en kan een goed onder-
zoek verricht worden. Verbetert de conditie niet na de eer-
ste hulp, of is de motivatie (financiële mogelijkheden) van
de verzorger om het dier goed te behandelen onvoldoende
of niet aanwezig dan kunnen symptomatische therapieën
tijdelijk soelaas geven, totdat uiteindelijk het dier sterft of
geëuthanaseerd moet worden.

De initiële behandeling kan gestart worden als de diagnose
en prognose daartoe aanleiding geven, de motivatie en fi-
nanciële draagkracht van de verzorger en de behandelings-
mogelijkheden aanwezig zijn. Deze behandeling bestaat uit:

• het voortzetten - indien nodig - van de reeds ingezette
eerste hulp;

• het behandelen van de acute afwijkingen;

• het aanpakken van de oorzakelijke factoren van de afwij-
kingen.

Controle en evaluatie van de ingezette therapie is de vol-
gende stap. De resultaten kunnen leiden tot een verslechte-
rende situatie met infauste prognose en euthanasie als gevolg
óf tot een definitieve behandeling, goede nazorg en preventie.

T 1J ü S C U R 1 F 1 VOOR D I ü R G F. N F. F: S K IJ N D F., D F. F: l 123, D F. C F. M B F. R , A F I. F V F R I N G 23, 1998

-ocr page 322-

De definitieve behandeling kan bestaan uit voortzetting
van de ingestelde initiële behandeling eventueel aange-
vuld met vervolgbehandelingen waaronder chirurgische
maatregelen (1).

B. Tandheelkundige behandelingen

1. Parodontopathieën (20,27,30)

Parodontologische aandoeningen (gingivitis, parodontitis)
en stomatitis komen regelmatig voor en zijn meestal het
gevolg van andere factoren (29). Indien er sprake is van
oorzakelijke traumatische factoren dan moeten deze wor-
den weggenomen bijvoorbeeld:

• het verwijderen van haken op de kiezen;

• het verwijderen van ectopische gebitselementen;

• het behandelen van orthodontische problemen;

• het verwijderen van kiezen met apicale doorgroei van
elodonte wortels met abcesvorming.

Bij de hamster kunnen overvulde of verstopte wangzakken
een stomatitis veroorzaken. Het verwijderen van de oorzaak
en een nabehandeling met een geschikt antibioticum (zalf of
spoelvloeistoO kan een succesvolle therapie zijn. Bij cavia\'s
worden gingivale bloedingen en het loszitten van tanden en
kiezen veroorzaakt door een hypovitaminose C.
Hier is een aanpassing van de voeding van levensbelang.
Verwondingen in de mondholte veroorzaakt door huisves-
ting (defecte drinkfles, spijkers, etcetera) moeten niet ver-
onachtzaamd worden.

Ophthalmologische problemen (purulente uitvloeiing duc-
tus lacrimalis, conjunctivitis, retrobulbaire abcessen, etce-
tera) waaraan een tandheelkundige probleem ten grond-
slag kan liggen, dienen adequaat te worden behandeld.
Het kiezen van een geschikt antibioticum is van belang in
verband met overgevoeligheid en toxiciteit (20,30).

2. Dento-alveolair abces

Het behandelen van dento-alveolaire abcessen bestaat
voornamelijk uit het wegnemen van de oorzaak. Deze moet
gezocht worden bij parodontopathieën, een endodontische
infectie of een orthodontisch probleem. Vervolgens dient
een lokale behandeling van het abces plaats te vinden be-
staande uit drainage, curettage en eventueel een lokale cal-
ciumhydroxide behandeling (23).

Differentiaaldiagnostisch moet gedacht worden aan de
Schmorlse ziekte (Necrobacillosis veroorzaakt door de
Fusubacterium necrophomm) van konijnen. De spirocheet
Treponema funiculi kan secundair onder anderen verant-
woordelijk zijn voor ulceraties aan de lippen bij konijnen.

3. Malocclusies

Indien een genetische oorzaak ten grondslag ligt aan een
malocclusie zijn fokadviezen een eerste vereiste.
Malocclusies, ontstaan door slechte voeding of andere
zoötechnische tekortkomingen, vereisen in eerste instantie
een aanpassing van dieet en levensomstandigheden om re-
cidief te voorkomen.

Bij de behandeling van malocclusies van konijnen en
knaagdieren wordt hier een onderscheid gemaakt tussen
een gebitsregulatie, een kroonreductie van de snijtanden
en het verwijderen van haken op de kiezen. Extractie-
therapie en endodontische behandelingen worden apart
besproken.

a. Gebitsregulatie

Indien er een geringe malocclusie aanwezig is van de snij-
tanden kunnen eenvoudig uit te voeren tandstandregule-
rende maatregelen met succes genomen worden. Een
kleine tandstandsafwijking waarbij één of twee snijtanden
van de bovenkaak in omgekeerde overbeet (linguale oc-
clusie: dus caudaal van de snijtanden in de onderkaak)
staan, kan met behulp van het aanbrengen van een zoge-
naamd schuin vlak gecorrigeerd worden. De vorm dient
zodanig te zijn, dat de te verplaatsen elementen er over-
heen kunnen glijden. Bij het dichtbijten wordt het element
naar labiaal verplaatst.

^ « m i • #1 r»^

Het schuine vlak kan verkregen worden door het beslijpen
van de gebitselementen. Een omgekeerde overbeet kan
ook opgeheven worden door op de mandibulaire snijtan-
den het scheve vlak met kunsthars (composiet) aan te bren-
gen, zodanig dat bij dichtbijten een voorwaarts gerichte
kracht op de bovensnijtanden wordt uitgeoefend (Foto 14,
15 en 16,). De te volgen procedure is als volgt:

- het element reinigen, polijsten;

- vervolgens etsen, goed afspoelen en drogen;

- daarna de bonding (dunvloeibare kunsthars) aanbren-
gen, uitharden;

- de lichtuithardende composiet aanbrengen, in de juiste

/

Foto 15. Na inkorten van de man-
dibulaire snijtanden (foto 14) is
een laag lichtuithardende compo-
siet (R/ Visiomolar, ESPE) aange-
bracht op het vooraf geëtste gla-
zuur van de snijtanden.

-ocr page 323-

vorm modelleren en uitharden;
- tenslotte de tand-met-composiet beslijpen zodat een

normale occlusie met de antagonist ontstaat.
In beide voorbeelden is juist vanwege de groei van de ele-
menten regelmatige controle en beslijpen noodzakelijk.

b. Kroonreductie van de snijtanden (2,6,11,20)

Het inkorten van de in malocclusie staande snijtanden ge-
beurt door het voorzichtig beslijpen van de tand of het ver-
wijderen van een stuk tand. Dit dient bij voorkeur te ge-
schieden met een door water gekoelde diamantboor (Foto
17). Bescherming van de weke delen (tong, lippen) kan
met behulp van een spatel (ijslollyhoutje of mondspiegel)
gebeuren. Deze kroonreductie dient te gebeuren zonder de
pulpa te openen. Teneinde een pulpitis te voorkomen, wor-
den de dentinekanaaltjes verzegeld (sealen) met een daar-
voor geëigende lak (sealant). Deze handeling is dikwijls
iedere drie tot zes weken nodig.

Bij traumatische malocclusie van de snijtanden moet er een
onderscheid gemaakt worden tussen elementen met en zon-
der pulpa-expositie. Is er geen geopende pulpa dan worden
de randen gladgeslepen, eventueel gevijld. Zonodig wordt
het dentine verzegeld met (fluor)lak. Is de pulpa bescha-
digd dan dient deze behandeld te worden (zie endodonti-
sche therapie). Bij traumatische malocclusie dient een
eventuele \'doorgroeiende\' antagonist volle aandacht te
krijgen: correctie door middel van slijpen, inkorten tot de
normale occlusie met het herstelde, getraumatiseerde ele-
ment weer hersteld is. De antagonist kan blijvend proble-
men geven als het getraumatiseerde gebitselement geheel
verloren gegaan is of dat de groei na het ongeval gestopt is.
Extractie van de antagonist is dan een goede therapie.
Het knippen met een kniptang, nagelschaar, etcetera ver-
oorzaakt meestal fracturen, splintervorming, scherpe ran-
den van de tanden, pulpabeschadigingen, slijmvliestrauma
en (dento-alveolaire) abscessen. Soms is dit de enige the-
rapeutische mogelijkheid van de dierenarts. In ieder geval
moet men deze handelingen uitvoeren met scherpe knipat-
tributen en de scherpe randen bijslijpen met bijvoorbeeld
een nagel vijl of schuurpapier (Foto 18).

c. Het beslijpen van de kiezen

Malocclusie van de snijtanden alsmede het (te) weinig vers-
trekken van voedsel met een hoge slijtagefactor, veroor-
zaakt haken, scherpe punten op en malocclusie van de elo-
donte kiezen. Het afslijpen - eventueel extraheren - van de
haken en scherpe punten van deze kiezen is niet eenvoudig
en vraagt veel geduld en handigheid. De toegang tot de orale
mimte kan verkregen worden met een bek- en wangspreider
(speciale tandheelkundige set voor konijnen en knaagdie-
ren). Goede verlichting is noodzakelijk (hoofdlamp).
Het slijpen kan gebeuren met een conische diamantboor in
een recht handstuk in een langzame boor. Het is belangrijk
het slijmvlies zoveel mogelijk te beschermen (spatels,
mondspiegel) en de boor af te schermen. De prognose is
veelal dubieus, de resultaten teleurstellend tenzij een ver-
keerde voeding de werkelijke oorzaak is en wordt gewij-
zigd na behandeling (21).

lÄJk

4. Het verwijderen van gebitselementen

De extractie is een chirurgische ingreep, wat inhoudt dat
aan de vereiste pre-operatieve maatregelen is voldaan. Om
succesvol een extractie te kunnen uitvoeren, moet aan een
aantal voorwaarden voldaan worden:

- kennis van locatie en type gebitselement (elodont of bra-
chyodont), eventueel aangevuld met radiologisch onder-
zoek;

- goede anesthesiemogelijkheden (17,21,29);

- adequaat instmmentarium:
tandheelkundige knaagdierenset (toegang mondholte);
boormachine, handstuk, fisuurboortje of scherpe na-
gelschaar;

scalpelhouder en mesje nr. 11;
fijne elevatoren (elevator volgens Fahrenkrug);
(voorgebogen) injectienaalden (konijn 18,20 gauge;
kleine knaagdieren 23.25.27 gauge);
kleine extractietang met juiste bekvorm;
hechtinstrumenten en hechtmateriaal.

A. Snijtanden

De elodonte snijtanden dienen in zijn geheel verwijderd te
worden (3,5). Met een fisuurboortje wordt de te verwijde-
ren snijtand ingekort tot de gingiva (eventueel voorzichtig
en atraumatisch afgeknipt) (Foto 17 en 18). Dit vereenvou-

T 1J D S C H R 1 n V C) O R Dl l- R G I; N K li S K U N D 1:, D I F, l. 1 2 .3 , D E C E .M HER. A I L E V I R 1 N G 23, 1998

709

-ocr page 324-

digt het werken met een elevator. Vervolgens wordt de
epitheliale aanhechting rondom het element met een scal-
pel(nr.ll)verbroken( foto 19).

De elevator wordt nu tussen de tand en de alveole geplaatst
en voorzichtig wordt getracht het parodontale ligament te
verbreken (Foto 20 en 21). Door de elevator tussen de twee
snijtanden in te plaatsen (als alle snijtanden getrokken
moeten worden) kan ook een zijdelingse kracht op het li-
gament worden aangebracht (Foto 22). Af en toe minstens
tien tellen druk uitoefenen op het ligament opdat de vezels
de kans krijgen te scheuren. De elevator volgens
Fahrenkrug leent zich uitstekend voor deze handelingen

Foto 20. Een elevator wordt aangebracht tussen de tanden en de alveole
aan de rostrale zijde van het te verwijderen element.

Foto 22. Oe elevator wordt tussen de beide te verwijderen snijtanden aan-
gebracht.

-ocr page 325-

omdat het een gebogen vorm (met dubbeleindige snijvlak-
ken) heeft (Foto 23).

Deze elevator \'loopt als het ware met de tand mee\'. ( Een
in de juist vorm voorgebogen injectienaald kan als eleva-
tor worden gebruikt). Een smalle extractietang met een
juiste bekvorm die goed om het element heen past, wordt
zo apicaal mogelijk aangebracht op het moment dat het
element zo goed als los zit (Foto 24). De extractie vindt
plaats in de juiste richting (Foto 25). Meestal is alleen een
elevator voldoende om het element in zijn geheel te ver-
wijderen. Het te vroeg verwijderen met de extractietang
van een element dat nog te vast in de alveole zit, veroor-
zaakt dikwijls een fractuur. Na de extractie kan de wond
gespoeld, zonodig ge-
tamponeerd en eventueel
gehecht worden.
Bij het verwijderen van
alle snijtanden moet niet
vergeten worden dat bij
het konijn ook de beide
stifttanden moeten wor-
den verwijderd (Foto
26).

Als er tijdens de extractie
een fractuur is ontstaan en
er wortelresten zijn ach-
tergebleven, dan zal bij
gezonde situaties de tand
opnieuw uitgroeien (Foto
27). In een volgende ses-
sie kan dan nogmaals ge-
probeerd worden het ge-
hele element te verwijderen. Is er sprake van een infectieuze
tand of achtergebleven wortelresten dan is het beter te pro-
beren deze resten wel direct te verwijderen.
Een konijn met verwijderde snijtanden kan zonder proble-
men eten. Brood, wortels, etcetera moeten wel in kleine
stukjes worden aangeboden omdat het knagen met de snij-
tanden is vervallen.

B. Brachyodonte kiezen (30)

Het is niet eenvoudig brachyodonte kiezen (rat, muis, ger-

Foto 24. Een goedpassende extractietang op de te verwijderen snijtand.
De tang kan nog verder in apicale richting worden aangebracht. Foto 25. De tand zit los en wordt in de juiste richting geëxtraheerd.

711

T IJ D S C H R I I\' T VOOR D I F. R O ti N E E S K U N D E , D F F. I. 123, DECEMBER, A F 1. E V F R 1 N ü 23, 1998

-ocr page 326-

bil en hamster) via de intra-orale weg te verwijderen. Dit
lukt nog wel bij bijna loszittende kiezen (vergevorderd sta-
dium van parodontitis).

De kiezen in de onderkaak kunnen ook verwijderd worden
door middel van een extra-orale ventrale benadering. Via
de huid en het bot wordt de apex opgezocht en door middel
van stempelen (zoals bij paarden gebruikelijk) wordt de
kies verwijderd. De omgeving moet na extractie goed wor-
den gecuretteerd en eventueel gehecht.
Het verwijderen van kiezen in de bovenkaak via een buc-
cotomie is een traumatische, niet eenvoudige procedure
met zeer dubieuze prognose.

C. Elodonte kiezen (30)

Het verwijderen van elodonte kiezen (konijn, cavia, chin-
chilla) heeft een nog veel grotere moeilijksheidsgehalte.
Bovendien brengt de doorgroeiende antagonist ook nog
complicaties met zich mee, zodat extractie van deze ge-
bitselementen soms weinig zinvol is.

S. Endodontische behandeling

Het beschermen van een doorschemerende pulpa met een
sealant is eenvoudig en reeds besproken. Het is belangrijk
de bijgesloten instructies van het te gebruiken preparaat
exact te volgen om teleurstelling te voorkomen.
Is er sprake van een element met een open pulpa dan wordt
de vitale pulpatechniek toegepast;

- reinigen omgeving en uitspoelen van de opening in het
element;

- amputatie van vitale pulpa met een steriel, scherp rond
boortje of een scherpe curette;

- pulpa-overkapping met Calciumhydroxide poeder/pasta;

- eventueel afdekken met een (fluor)lak.

Het aanbrengen van restauratiemateriaal (amalgaam of
composiet) is minder noodzakelijk en soms niet gewenst
(te slijtvast materiaal) bij elodonte elementen (30).

C. Nazorg en preventie

Het behandelen van de gebitsafwijkingen bij konijnen en
knaagdieren vraagt om een optimale nazorg. Het verstrek-
ken van pijnstillers, antibiotica of vloeibare voeding kan
noodzakelijk zijn gedurende een bepaalde periode (30).
Het is echter zaak zo snel mogelijk na de behandeling het
huisdier weer in de vertrouwde omgeving te brengen en de
juiste voeding aan te bieden. Controle door de behande-
lend dierenarts op afgesproken tijden is gewenst. Het ver-
waarlozen of uitstellen van deze controles kan noodlottige
gevolgen hebben voor de patiënt.

Het houden van konijnen en knaagdieren als gezelschaps-
dier vereist een minimale kennis van de diersoort en de na-
tuurlijke levensomstandigheden. Enkele fysiologische ge-
gevens inclusief de natuurlijke eetgewoonten zijn reeds
aangegeven. In de natuur hebben de dieren bewegingsvrij-
heid, ontvangen dagelijks direct zonlicht en moeten hun
eigen voedsel zoeken en consumeren. Het houden van een
enkel konijn of cavia in een donker hok met een bakje ko-
nijnen- of caviavoer uit de winkel en wat water vraagt om
gezondheidsproblemen waaronder gebitsafwijkingen.
Het zogenaamde krachtvoer uit de winkel bevat dikwijls
niet alle nodige nutriënten (vergelijkbaar voer voor bij-
voorbeeld laboratorium- en commercieel gehouden konij-
nen is getest en bevat meestal wel alle nodige voedselbe-
standdelen) en werkt kieskeurigheid voor bepaalde
onderdelen van de voeding in de hand (17,17a). De nood-
zakelijke mineralen (Ca-P balans) en vitaminen (vitamine
C) ontbreken maar al te vaak.

Het konijn, de cavia en de chinchilla zijn echte herbivoren
die veel hooi en groenvoer nodig hebben. Het mals zijn
van hooi of gras is verre van belangrijk. Naast voldoende
kwantiteit moet ook de kwaliteit voldoen aan de gewenste
eisen: een zeer vezelrijke voeding is noodzakelijk om het
slijtageproces van de gebitselementen in evenwicht te
houden met de continue groei van de elodonte tanden en
kiezen. Hoe harder de bestanddelen in het hooi, hoe beter!
De grootste voedselcomponent voor konijnen moet hooi
zijn.

CONCLUSIE

Tandheelkundige problemen bij knaagdieren en konijnen zijn
voor iedere praktiserende dierenarts te herkennen indien een
volledig oraal onderzoek wordt uitgevoerd. Er zijn voor een
aantal aandoeningen goede behandelingen mogelijk. Het
verstrekken van een prognostisch beeld aan de eigenaar is de
basis voor overleg tot welke behandeling besloten wordt.
Hoewel in vele gevallen euthanasie de enig mogelijke \'thera-
pie\' is, zal de dierenarts met een tandheelkundige basiskennis
en groeiende ervaring ook aan deze \'kleine gezelschapsdie-
ren\' soms goede behandelingsmogelijkheden kunnen bieden.

LITERATUUR

Böhmcr E, and Köstlin R. Zahnerkrankungen bzw.-anomalien bei
Hasenartigen und Nagem. Der praktische Tierarzt 1988;! 1:37-50. A
summary, reprint and translation in: J Vet Dent 1989; 6 (2): 9.
Böhmer E. Dental treatment in Rodents. Proceedings 2nd Eur Vet
DentCongress Berlin. 1993.

Brown SA. Incisor removal in the rabbit. Proceedings Tech North
Amer Vet Conf 1993: 791-2.

Crossley DA. Dental charts for rabbits. J Vet Dent 1993; 10 (3): 13.
Crossley DA. Extraction of rabbit incisor teeth. British Vet Dental Ass
1994; 2: 8 (and EVDS Forum 1993:4).

Crossley DA. Dental disease in rabbits and herbivorous rodents. Proc
Brit Vet Dent Ass 1995: 1-5.

Crossley DA. Clinical aspects of rodent dental anatomy. J Vet Dent
1995; 12(4): 131-5.

Crossley DA. Clinical aspects of Lagomorph dental anatomy: the rab-
bit. J Vet Dent 1995; 12 (4): 137-40.

Eisele PH. Dental problems in rabbits and rodents. In: Kirk RW (ED).
Current Vet Therapy IX. Philadelphia WB. Saunders. 1986: 759-62.
Eisenmenger E, and Zetner K. Veterinary Dentistry. Saunders.
Philadelpha, 1985.

Foreest AW van. Aanleg, bouw en functie van het gebit van de hond.
Tijdschr Diergeneeskd 1991; 116 (22): 1107-21.
Foreest AW van. Veterinary dentistry in zoo and wild animals. In:

1.

4.

5.

10.

11.

12.

-ocr page 327-

Fowler ME.(ed). Zoo and wildlife medicine. Current therapy 3. WB
Saunders Company Philadelphia 1993; chapter 25: 263-8.

13. Foreest AW van. Dentistry in wildlife casualities and exotic animals.
In: Crossley DA & Penman S. (ed.) Manual of small animal dentistry.
BSAVA 1995: chapter 19: 209-18.

14. Foreest AW van. Aanleg, bouw en functie van het gebit van de kat.
Tijdschr Diergeneeskd 1995: 120(1): 3-7.

15. Foreest AW van. Classificatie, nomenclatuur en identificatie van ge-
bitselementen bij dieren. Tijdschr Diergeneeskd 1995; 120(8): 231-41.

15a. Foreest AW van. Tandheelkundige problemen bij konijnen en knaag-
dieren. (Deel 1: Anatomie, fysiologie, symptomatologie, diagnostiek).
Tijdschr Diergeneeskd 1998; 123:698-706.
15b. Foreest A W van. Tandheelkundige problemen bij konijnen en knaagdie-
ren. (Deel 11: Tandheelkundige behandelingen). Tijdschr Diergeneeskd
1998:123:707-13.

16. Habermehl KH. Die Alterbestimmung bei Haus- und Labortieren.
Verlag Parey, Berlin, 1975.

17. Harcourt-Brown FM. A review of clinical conditions in pet rabbits as-
sociated with their teeth. VetRec 1995; 137:341-6.

17a. llarcourt-Brown FM. Calcium deficiency, diet and dental disease in
pet rabbits. Vet Rec 1996: 139: 567-71.

18. Jacobson ER. and Kolias GV. Exotic animals. Churchill Livingstone,
New York 1988.

19. Kertesz P. A colour atlas of veterinary dentistry & oral surgery. Wolfe
Publ. London. 1993.

20. Lobprise HB, and Wiggs RB. Dental and oral disease in lagomorphs. J
Vet Dent 1991; 8 (2): 11-7.

21. Lumey JT. Gebitsafwijkingen bij cavia\'s. Vraag en antwoord in

\\

m

Tijdschr Diergeneeskd 1995; 120(14): 447-8.

22. Miles AEW, and Grigson C. Coyler\'s Variations and diseases of the
teeth of animals. Revised edition, Cambridge University Press, 1990.

23. Remeeus PGK, and Verbeek M. The use of calcium hydroxide in the
treatment of abscesses in the cheek of the rabbit resulting from a dental
periapical di.sorder J Vet Dent 1995: 12: 19. id. Het gebruik van cal-
ciumhydroxide bij de behandeling van kaak-abcessen bij het konijn
ten gevolge van een peri-apicale aandoening in het gebit. Tijdschr
Diergeneeskd 1996: 121: 647-50.

24. Rijnberk A, and Vries HW de. Anamnese en lichamelijk onderzoek bij
gezelschapsdieren. Bohn, Scheltema & Holkema. Utrecht, 1990.

25. Shipp AD, and Fahrenkrug P. Practioners guide to veterinary den-
tistry. Shipps Labs Publ. Beverly Hills, CA. 1992.

26. Westerhof 1. Dental problems in rabbits, guinea-pigs and chinchilla\'s.
Tijdschr Diergeneeskd 1987; 112: 6-10.

27. Wiggs RB, and Lobprise HB. Dental disease in rodents. J Vet Dent
1990; 7 (3): 6-8.

28. Wiggs RB, and Lobprise HB. Dental anatomy and physiology of pet
rodents and lagomorphs. In: Crossley DA & Penman S. (ed.) Manual
of small animal dentistry. BSAVA 1995; 7: 68-73.

29. Wiggs RB, and Lobprise HB. Oral diagnose in pet rodents and lago-
morphs. In: Crossley DA & Penman S. (ed.) Manual of small animal
dentistry. BSAVA 1995; 8: 74-83.

30. Wiggs RB. and Lobprise HB. Prevent and treatment of dental pro-
blems in pet rodents and lagomorphs. In: Crossley DA & Penman S.
(ed.) Manual of small animal dentistry. BSAVA 1995; 9: 84-91.

* Foto\'s: eigen materiaal.

PAARDENTANDEN: GAT IN DE MARKT EN SCHOT IN DE ROOS!

Paardentanden. Evert Offéreins. 158 pagina\'s

Op het gebied van de veterinaire tandheelkunde zijn de voor de
practicus ter beschikking staande naslagwerken zeer beperkt.
Echter, de laatste tijd is met name de tandheelkunde van het
paard steeds meer in de belangstelling komen te staan en voor
sommige zogenaamde gebitsverzorgers een gat in de markt ge-
bleken. Ook de dierenartsen hebben deze markt ontdekt en zijn
zich reeds aan het nascholen, hoewel, zoals eerder vermeld,
praktische handboeken over de tandheelkunde bij het paard ui-
terst schaars blijken te zijn. Het nu bij de boekhandel verkrijg-
bare boek getiteld: \'Paardentanden\' van de hand van \'paarden-
arts pur sang\' collega Evert OfFereins mag dan ook terecht een
schot in de roos genoemd worden. Zoals ook al uit de eerder in
de reeks verschenen boeken Beengebreken (1978) en Paarde-
benen (1994) is gebleken, heeft Ofïereins heet vermogen zijn
praktische kennis en ervaring op een voor iedereen begrijpe-
lijke wijze op papier te zetten.

Het is een boek geworden over gebitsproblemen en leeftijds-
schatting bij het paard. Het oog wordt natuurlijk meteen gegre-
pen door de aantrekkelijke omslag. Zodoende wordt de lezer
uitgenodigd zich te verdiepen in de inhoud van het boek. Het
158 pagina\'s tellende boek is ingedeeld in twaalf hoofdstukken
en omvat mim 200 zwart-wit foto\'s. Deel I behandelt de bouw
en evolutie van het normale paardengebit. De foto\'s en tekenin-
gen zijn van hoge kwaliteit en van pijltjes en een legenda voor-
zien om de lezer duidelijk aan te geven waar hij/zij op moeten
letten.

Veranderingen in dat gebit die zich met de leeftijd voltrekken,
worden tot in detail beschreven en in beeld gebracht. Zo wor-
den de anatomische criteria waarop gelet moet worden bij de
leeftijdsschatting van het paard, nauwkeurig beschreven
(Hoofdstuk 3). Ook hier wordt uitgebreid aandacht besteed aan
de illustratie van genoemde criteria, die aan het eind van het
hoofdstuk nog eens in een samenvatting worden weergegeven.
In deel II worden de aandoeningen van het gebit systematisch
beschreven. Hoofdstuk 4 beschrijft allereerst de diagnostiek
van gebits- en mondproblemen, waama in hoofdstuk 5 en 6 de
afwijkingen en ziektes van het gebit worden behandeld. De
hoofdstukken 7 tot met 10 beschrijven de problemen die voor-
komen in de weke delen van mond en tong, in de kaak en kaak-
holtes en in het kaakgewricht. Daarbij maken de CT-scans de
getoonde afwijkingen extra duidelijk. Ook de afwijkingen van
tong en gebit waarvan de oorzaak niet ergens in de mond aan-
wezig is, worden in hoofdstuk 11 behandeld. Hoofdstuk 12 ten-
slotte geeft richtlijnen aan voor het onderhoud van het gebit.
Daarbij wordt ook een checklist aangegeven van symptomen
die op gebitsproblemen kunnen duiden. Tevens is een fotoserie
inbegrepen van moderne behandelingsapparatuur voor de
tandheelkunde van het paard.

Al met al geeft het boek een duidelijk overzicht van de zaken
van paardentandheelkunde betreffende die men in de praktijk
kan tegenkomen.

De handige samenvattingen van herkenbare problemen en mo-
gelijkheden voor behandeling illustreren te meer het doel van
het boek, zoals de auteur ook zelf aangeeft: een bijdrage te le-
veren aan de vergroting van de praktische kennis en kunde op
het gebied van de paardentandheelkunde. Mijns inziens is hij
daarop voortreffelijke wijze in geslaagd. Derhalve is dit boek
\'een must\' voor iedere veterinaire student en dierenarts geïnte-
resseerd in paarden.

Dr W. Back

T IJ D S C H R I F r VOOR D I t R Ci F. N E F. S K U N D F. , D E E L 123, DECEMBER, A F L E V E R I N <i 23, 1998

713

-ocr page 328-

Niet voor niets exclusief verkrijgbaar bij de dierenart

-ocr page 329-

in laat je dat alleen adviseren door iemand
die een heel specifiek probleem herkent

-ocr page 330-

AANSCHAF EN AANKOOPKEURING PAPEGAAI

Naar aanleiding van onderstaande
uit de praktijk ontvangen vraag-
stelling vond de redactie de heer
drs. F.A.L.M. Verstappen (Facul-
teit der Diergeneeskunde, Afdeling
Vogels en Bijzondere Dieren) be-
reid om voor de lezers een ant-
woord te formuleren.

VRAAG:

Regelmatig komen eigenaren in de
praktijk die advies willen over de aan-
schaf en opvoeding van een papegaai
of die een aangeschafte papegaai
willen laten onderzoeken, een soort
aankoopkeuring. Bestaat er bijvoor-
beeld een protocol voor zo\'n aankoop-
keuring?

ANTWOORD:

Er bestaan nog veel misverstanden op
het gebied van de aanschaf en het hou-
den van papegaaien. De dierenarts
heeft op dit gebied een belangrijke
taak. daar deze deskundige, objectieve
adviezen kan verstrekken, niet alleen
op het gebied van de ziektekunde maar
ook op het gebied van de zootechniek,
bijvoorbeeld de voeding.
Enkele belangrijke adviezen die gege-
ven kunnen worden voordat een vogel
wordt aangeschaft zijn de volgende:
Papegaaien zijn zeer actieve en
slimme dieren die wellicht nog meer
tijd vragen dan een hond en beslist niet
een leven opgesloten in een kooi als
een soort driedimensionaal schilderij
verdienen.

De verschillende soorten papegaaien
hebben ieder hun specifieke karakter-
eigenschappen die bij een eigenaar
moeten passen. Sommige soorten zijn
dominant en luidruchtig terwijl andere
soorten juist lief en aanhankelijk zijn.
De leeftijd waarop een papegaai wordt
aangeschaft, varieert van babyvogel
die nog met de hand gevoerd moet
worden tot volwassen al dan niet hand-
tamme vogels. De aanschaf van een
nog niet gespeende babypapegaai is af
te raden. De reden daarvoor is dat de
meeste mensen geen of te weinig erva-
ring hebben met de zogenaamde hand-
opfok en daardoor teveel van deze vo-
gels jammerlijk aan hun eind komen
door onwetendheid en onkunde.
Dat het door een eigenaar zelf groot-
brengen van een babyvogel een must is
om een tamme vogel te krijgen is een
fabeltje. Als de vogels door een erva-
ren persoon worden opgefokt en opge-
voed tot ze gespeend zijn, worden ze
net zo tam. Belangrijk is dat de jonge
vogels goed gesocialiseerd worden zo-
als dat ook voor bijvoorbeeld honden
geldt.

Een vaak gezien probleem bij deze
jonge vogels is een verkeerde voeding.
De \'eigen mengseltjes\' van fokkers en
winkels zijn bijna een garantie voor
problemen. Er zijn goede complete
handopfokvoeders op de markt waar-
mee dit eenvoudig is te voorkomen.
Hetzelfde geldt voor volwassen vo-
gels. Deze krijgen meestal \'papegaai-
envoer\', een zadenmengsel met zon-
nepitten en soms extra toevoegingen.
De papegaaien eten vooral de zonne-
pitten en de pinda\'s waardoor ze ern-
stige deficiënties ontwikkelen. Het
beste alternatief is een compleet geëx-
trudeerd korrelvoer, waarvan er in
Nederland ondertussen minstens vier
op de markt zijn verschenen.
Sommige verkopers laten de klanten
bij de aanschaf van een papegaai ver-
klaringen ondertekenen waarin allerlei
beperkingen worden opgelegd met be-
trekking tot garantie, gezondheid en
verborgen gebreken. Deze missen
nogal eens een wettelijke basis.
Er zijn verschillende boeken in de han-
del waarin het houden van papegaaien
en de opvoeding worden beschreven.
Twee voorbeelden zijn \'My Parrot my
Friend\' van B. Munrodoane en Th.
Qualkinbush ISBN 0-876-05-970-1 en
\'Guide to a well-behaved Parrot\' van
Mattie Seu Äthan ISBN 0-8120-4996-
9. Beide zijn jammer genoeg Engels-
talige boeken.

DE AANKOOPKEURING
In de Verenigde Staten zijn er alge-
meen geaccepteerde protocollen voor
de aankoopkeuring van een papegaai.
Deze bestaan uit een anamnese, een
klinisch onderzoek, een screenend
bloedonderzoek, röntgenonderzoek en
een onderzoek op enkele veel voorko-
mende infectieziekten te weten: psitta-
cose (papegaaienziekte), psittacine
beak and feather disease (PBFD) en
polyoma.

Een aankoopkeuring is een beperkt on-
derzoek en niet alle mogelijke ziekten
kunnen worden voorkomen of uitge-
sloten.

Anamnese en een klinisch onderzoek
kunnen uitgevoerd worden zoals be-
schreven in het hoofdstuk Vogels uit
het boek \'Anamnese en lichamelijk
onderzoek bij gezelschapsdieren\' on-
der redactie van A. Rijnberk en H.W.
de Vries. Bij de anamnese spelen dan

-ocr page 331-

de herkomst en voorgeschiedenis een
nadrukkehjke rol.

De waarde van een algemeen screen-
end bloedonderzoek bij een klinisch
gezonde vogel is beperkt maar het ver-
schaft uitgangswaarden waar men la-
ter eventueel op kan terugvallen.
Hetzelfde geldt voor een röntgenfoto
van een klinisch gezonde vogel. Het
verschaft een goed uitgangsbeeld voor
later onderzoek.

Belangrijk is de controle op papegaai-
enziekte, PBFD en polyoma.
Papegaaienziekte, veroorzaakt door
Chlamydia psitlaci is met name be-
kend omdat het een aangifteplichtige
zoönose betreft. De verwekker is niet
gastheerspecifiek en er zijn forse ver-
schillen in gevoeligheid tussen de ver-
schillende gastheersoorten. Dit komt
tot uiting in de ziekteverschijnselen
die variëren van subklinische tot acute
systemische problemen. Er bestaat een
horizontale en een verticale transmis-
sie. De verwekker kan worden aange-
toond in alle se- en excreta.
Een ernstig verlopende ziekte ken-
merkt zich door algehele malaise,
slecht verenkleed, conjunctivitis, sinu-
sitis, dyspneu, geel/groene uraten dui-
dend op betrokkenheid van de lever en
neurologische verschijnselen. Het be-
treft meestal jonge vogels of vogels in
een stress-situatie.

De minder gevoelige gastheren of
minder vimlente stammen kenmerken
zich door vergelijkbare verschijnselen
maar in een mildere vorm.
De diagnose kan op verschillende ma-
nieren worden gesteld. De meest gang-
bare methoden in de praktijk zijn cyto-
logie, ELISA- en IFT-tests. Op de

4

\\

i".

Universiteitskliniek wordt een huma-
ne sneltest gebmikt. Een kweek zoals
dat humaan gebeurt, wordt niet vaak
gedaan vanwege de omslachtigheid en
de kosten.

Een behandeling bestaat uit het lang-
durig verstrekken van met name tetra-
cyclines.

PBFD is een infectieziekte die wordt
veroorzaakt door een circovims. De
ziekte, ook wel bek- en verenrot ge-
noemd, is in het algemeen een ziekte
van jonge Psittaciformen tot de leeftijd
van driejaar. Er bestaat zowel een ver-
ticale als een horizontale transmissie.
Alle se- en excreta kunnen het vims
bevatten, met name verenstof De
ziekte kent een peracute vorm bij
babypapegaaien waarbij diverse or-
gaansystemen kunnen meedoen; onder
andere respiratoire problemen, maag-
darmproblemen, gewichtsverlies en
snelle sterfte.

De acute vorm gaat gepaard met ver-
schijnselen die variëren van stoomissen
in de veergroei tot algehele malaise, ge-
stoorde kroplediging en diarree met
sterfte binnen enkele weken.
Bij de chronische vorm zien we pro-
gressieve veergroeistoomissen en/of
kleurveranderingen die verergeren na
elke ruiperiode. Uiteindelijk, als de
vogels lang genoeg leven, worden ze
kaal en/of kunnen de hoomige stmctu-
ren aangetast worden. Er bestaan ook
symptoomloze dragers.
Een besmette vogel heeft een gemid-
delde overlevingstijd van zes tot
twaalf maanden. Sterfte treedt in het
algemeen op door secundaire infecties.
Een therapie bestaat niet. Secundaire

■f
V

Cytologisch preparaat [stampkleuring). Clusters van insluitlichaampjes passend bij een chlamydia-in-
fectie. (Zie pijlen.)

/

-ocr page 332-

infecties kunnen worden bestreden en
besmetting van andere vogels dient te
worden voorkomen, de aantasting van
snavels en nagels kan pijnlijk zijn. In
uitzichtloze situaties is euthanasie
geïndiceerd. De incubatietijd is min-
stens 21 dagen maar na twee dagen kan
een besmetting al worden aangetoond
door DNA-onderzoek. Het is dus zaak
voor een eigenaar om binnen twee da-
gen na aanschaf de onderzoeken te la-
ten doen in verband met een eventuele
koopvernietigende verklaring.

Polyoma wordt veroorzaakt door een
papovavirus waartoe ook het papil-
lomavirus behoort. Het Polyomavirus
beperkt zich niet tot de psittaciformen.
De verschijnselen zijn afhankelijk van
de virulentie van de stam maar ook van
leeftijd en conditie op het moment van
infectie.

De verschijnselen variëren van acute
sterfte zonder voorafgaande sympto-
men tot algehele malaise met anorexie,
braken/regurgiteren, diarree, subcu-
tane bloedingen, verhoogde bloe-
dingsneiging, respiratoire problemen
en PU/PD. Er zijn gevallen beschreven
met neurologische verschijnselen. De
chronische vorm wordt gekenmerkt
door vogels die in een matige toestand
verkeren met vaak recidiverende bac-
teriële- en virusinfecties. Vogels die de
ziekte overleven kunnen symptoom-
loos drager worden. Het onderscheid
met PBFD is moeilijk daar ook verge-
lijkbare veerafwijkingen worden ge-
vonden. De veerafwijkingen bij vogels
die verder geen ziekteverschijnselen
laten zien noemt men ook wel \'Franse
rui\'.

Een infectie kan worden aangetoond
door middel van DNA-onderzoek. Een
therapie is er niet maar bij vogels met
bloedingen zou vitamine K de overle-
vingskansen verhogen. In de Verenigde
Staten is een entstof beschikbaar.
Vogels die besmet zijn kunnen behan-
deld worden tegen de secundaire infec-
ties en er dient te worden voorkomen
dat ze andere vogels besmetten. Als ze
de infectie overleven blijven ze drager.
Het virus wordt uitgescheiden via ex-
creta en verenstof en is erg resistent te-
gen desinfectantia. Combinatie-infec-
ties met PBFD komen voor.

VDV-MAGAZINE OOK IN NEDERLAND VERKRIJGBAAR

Berichten en verslagen

VDV-Magazine verschijnt acht maal
per jaar, telt ongeveer 80 pagina\'s en
bevat alle nieuwtjes die voor de
Vlaamse dierenarts van belang zijn.
De inhoud bestaat, naast variërende ar-
tikelen, uit een aantal vaste rubrieken:
editoriaal, woord van de voorzitter,
nieuwigheden (uit de industrie), wets-
hoekje, persberichten, verslagen van
vergaderingen, congressen, weten-
schappelijk, onderafdelingen (kleine
huisdieren, nutsdieren en vleeskeu-
ring), brievenbus, zoekertjes en agen-
da.

Hoewel de inhoud van een artikel niet
altijd even toepasselijk is in beide lan-
den, kan het toch interessant zijn een
extra vaktijdschrift in uw eigen taal te
hebben.

Geïnteresseerd?

Stuur een briefje met uw naam, prak-
tijknaam, adres, postcode, woonplaats
en uw handtekening naar:

Vlaamse Dierenartsenvereniging
Bedrijvencentrum Waasland
Industriepark West 75/28

.\\ls Nederlandse dierenarts bent u natuurlijk geïnteresseerd in wat er bij onze
veterinaire zuiderburen speelt. Een makkelijke manier om hierachter te ko-
men is een abonnement te nemen op
VDV-Magazine, het tijdschrift van de
N\'laamse Dierenartsenvereniging. Voor pakweg 100 gulden (1800,- BEF) ont-
vangt u de volledige jaargang 1999.

B - 9100 Sint Niklaas (België)
Telefoon: 0032 3 780 1 7 93
Fax: 0032 3 780 1 7 94

Maak vervolgens 1800,- BEF over op
rekeningnummer Generale Bank
293/013 7907/28 van de Vlaamse Dier-
enartsenvereniging met vermelding:
Abonnement VDV-Magazinejrg.99

Vanaf januari 1999 ontvangt u dan om
de zes weken, uitgezonderd juli en au-
gustus, een magazine in uw bus.

-ocr page 333-

De locatie voor het gesprek met de
beide hoogleraren is ook uniek: de
Luitenant Generaal Knoop Kazerne te
Utrecht. Hier huisden voorheen de
\'paardenartsen\' die werkzaam waren
bij Defensie. De functie van paarden-
arts is in de loop der tijd sterk van aard
veranderd: de laatste dierenartsen hiel-
den voornamelijk toezicht op de voed-
selveiligheid en de veiligheid van
drinkwater. Want men kan het zich na-
tuurlijk niet pemiitteren dat \'s lands
militairen worden geveld door zoiets
lastigs en gênants als diarree, terwijl
zij ons land moeten verdedigen of wor-
den uitgezonden voor een buiten-
landse missie. Het was dus een interes-
sante en zeer belangrijke functie,
dierenarts bij Defensie. Helaas bestaat
deze functie sinds kort niet meer. Maar
Mossel en Stmijk hebben deze taak op
zeer bescheiden wijze overgenomen.
Zij zijn met de Eijkman Stichting te
gast in de kazerne, waar een klein,
maar uitstekend geoutilleerd laborato-
rium is gevestigd. Mossel heeft de rang
van \'brigade-generaal buiten dienst\'.

EIJKMAN

In de inleiding is reeds de naam van de
Prof dr. Christiaan Eijkman Stichting
gevallen. Deze stichting, opgericht in
1984 toen Mossel afscheid nam als
hoogleraar aan de Faculteit der Dierge-
neeskunde, verzorgt post-tertiair (dit wil
zeggen post-universitair en post-hbo)
onderwijs op het gebied van de voe-
dingsmiddelen- en drinkwater-produc-
tieprocessen. Jonge mensen worden
door middel van de cursussen geprofes-
sionaliseerd in levensmiddelenhygiëne.
Er wordt hun kennis bijgebracht om-
trent de preventieve zorg voor het pro-
duct in een toestand zoals het de consu-
ment bereikt, na te streven door longitu-
dinaal geïntegreerde veiligheidsborging
(in de Angelsaksische literatuur sedert
1972 aangeduid als Hazard Analysis
[allowing] Control of Critical Prac-
tices), de bekende HACCP. De cursus-
sen bestaan voor 40% uit colleges en
60% uit \'harde praktijk\' en leiden op tot
\'quality and safety assurance manager\',
compleet met diploma, kwaliteitseisen
en visitaties. Ook is er de mogelijkheid
om via deze stichting een zogenaamde
Masters Degree te behalen. Deze oplei-
ding duurt minstens twee jaar. De poten-
tiële cursisten zijn werkzaam in het be-
drijfsleven en zijn bijvoorbeeld apo-
thekers, bio-technologen en levensmid-
delentechnologen. \'Het zijn jonge ma-
nagers die vaak het laboratorium ont-
groeid zijn\', legt Mossel uit.
In het bestuur van de Eijkman Stichting
is de Faculteit der Diergeneeskunde
vertegenwoordigd door prof dr. F. van
Knapen en prof dr. W. Seinen.
De Inspectie Gezondheidsbescherming,
Waren en Veterinaire Zaken (W&V)
heeft Struijk en Mossel wegens hun ver-
diensten binnen de Eijkman Stichting
benoemd tot honorair inspecteurs van
de volksgezondheid.

JUBILEA

Prof dr. Christiaan Eijkman, in 1929
winnaar van de Nobelprijs voor ge-
neeskunde voor zijn werk op het ge-
bied van vitaminen, hanteerde het uit-
gangspunt dat \'het drinkwater en het
levensmiddelenpakket voor iedereen
veilig moeten zijn\'. Hij werd 100 jaar
geleden benoemd tot hoogleraar te

Een interview met professor dr. dr. h.c. D.A.A. Mossel, hoogleraar levensmid-
delenmierobiologie en zijn collega, mevrouw professor C.B. Struijk, die thans
de voorzitter is van de Prof. dr. Christiaan Eijkman Stichting, is in alle op-
zichten een belevenis. Mossel, die van de twee gesprekspartners het meest aan
het woord is, heeft een kleurrijke carrière achter de rug, maar heeft zich aller-
minst achter de geraniums genesteld: de veterinaire volksgezondheid, in het
bijzonder het onderwijs en de voorlichting hieromtrent, hebben dagelijks zijn
onverminderde aandacht. Professor Struijk speelt, als zijn opvolger in de
Eijkman Stichting, een bescheidener, maar zeker zo informatieve rol in het
gesprek. Beiden zijn ervan overtuigd dat de rol van de dierenarts in de veteri-
naire volksgezondheid van uiterst groot belang is voor de bescherming van de
consument.

Door Sophie Deleu

INTERVIEW MET DE HOOGLERAREN MOSSEL EN STRUIJK

BESCHERMING CONSUMENT IS TAAK DIERENARTS

Utrecht. Het naar hem genoemde
Eijkman Winkler laboratorium viert
dit met de organisatie van een wereld-
wijd symposium. Dit jubileum is één
van de redenen voor het interview met
Struijk en Mossel. De Eijkman Onder-
wijsstichting is in vele landen actief
Spanje, Zwitserland, Duitsland, Kro-
atië, de Verenigde Staten en Frankrijk.
Een andere goede reden is dat Mossel -
reeds eerder - de \'zilveren legpenning\'
van de Universiteit Utrecht heeft ont-
vangen uit handen van drs. J.G.F.
Veldhuis, voorzitter van het College
van Bestuur. Een belangrijke onder-
scheiding die slechts zelden verleend
wordt.

Maar Mossel maakt binnenkort meer
persoonlijke jubilea door: zo is hij vijf-
tigjaar geleden gepromoveerd. En zijn
komst naar de Faculteit der Dier-
geneeskunde - toen nog gehuisvest op
de Biltstraat - dateert van 1940. Dat is
bijna zestig jaar geleden. Het was op
het eerste gezicht een bizarre stap voor
een aanstaand arts, afkomstig uit
Leiden. Maar Mossel was toen reeds in
militaire dienst en werd opgedragen
zich te verdiepen in de levensmidde-
lenmicrobiologie ten behoeve van de
veiligheid van de Nederlandse militai-
ren. En dat heeft hij geweten, want hij
kijkt na bijna zes decennia terug op de
ontwikkeling van een compleet en be-
langwekkend vakgebied van de dier-
geneeskunde: de veterinaire volksge-
zondheid. Je zou zeggen dat Mossel na
zo\'n complete en veelbewogen loop-
baan op zijn lauweren kan gaan rusten.
Maar rust is in zijn ogen allerminst op
zijn plaats, gezien ook de tekst in het
kader die zeer serieus moet worden op-

The verdict of the US Institute
of Medicine & National Re-
search Council, released 20 au-
gust 1998 (La 352:716)

\'Mechanisms to ensure food saf-
ety in the US are outdated, frag-
mented, crisis driven and ur-
gently in need of a unified
science-based strategy headed by
a single official\'

-ocr page 334-

gevat. Reeds een kleine blijk van inte-
resse in voedselveiligheid doet Mossel
daarom een gloedvol betoog afsteken,
zoals blijkt uit het volgende.

DECONTAMINATIE

Over de bescherming van de consu-
ment tegen voedsel infecties heeft het
duo Mossel-Struijk een bijzonder uit-
gesproken mening: natuurlijk moet het
productieproces van voedingsmidde-
len van dierlijke oorsprong op zijn
minst een terminale decontaminatie-
stap inhouden, zoals nu alleen nog
maar voor melk - door middel van pas-
teurisatie - het geval is. Reeds in zijn
oratie in 1972 heeft Mossel deze visie
bepleit.

Hij is daarom zeer verguld met het re-
cent gereedgekomen proefschrift van
dr. B.R. Berends, waarin wordt aange-
toond dat de huidige preventie van sal-
monellose en verwante febriele gastro-
enteritiden de consument onvoldoende
beschermt. Een terminale decontami-
natiestap zou deze bescherming in be-
langrijke mate verbeteren. Deze is in
feite gemakkelijk te realiseren met
oververhitte stoom of doorstraling,
vanzelfsprekend gecombineerd met
een hoog niveau van hygiëne vóór en
na de slacht. Bij de promotie van
Berends werd dan ook gesproken van
een \'grensverleggend\' en \'respect-af-
dwingend\' document: een denkomslag
in de gezondheidsbescherming.
Dat de terminale decontaminatiestap
voor de producenten van voedings-
middelen van dierlijke oorsprong een
reden zou zijn om het, in een eerder
stadium in het productieproces, min-
der nauw te nemen met de voedselvei-
ligheid - dit wordt vaak genoemd als
argument tégen een temiinale deconta-
minatiestap - wordt door deskundigen
bestreden. De productie van melk bij-
voorbeeld, blijkt sinds decennia aan de
hoogste hygiëne-eisen te voldoen.
Pasteurisatie deed en doet daar niets
aan af

\'In beginsel dient elk voedingsmiddel
aan bepaalde basis-veiligheidseisen -
daar praten we immers over - te vol-
doen, want de consument kent zijn ei-
gen immuunstatus niet en kan dus niet
inschatten welke risico\'s hij neemt bij
de consumptie van een bepaald pro-
duct\', aldus Mossel. En dit is geen
nieuwe gedachte, getuige het stand-
punt van Eijkman.

TELOORGANG

Mossel is ook zeer begaan met de in
vele landen waar te nemen teloorgang
van het vakgebied veterinaire volksge-
zondheid. Recente ontwikkelingen in
ons land - zoals de positieve aandacht
voor het proefschrift van Berends - la-
ten zien dat het vakgebied wat meer
status krijgt. \'Maar de dierenarts heeft
zich - laten we daar geen doekjes om
winden - in de afgelopen decennia te
vaak laten wegcijferen, nietwaar?\'

Mossel heft de handen ten hemel en
vraagt zich af waar de autoriteit geble-
ven is waarmee sommige dierenartsen
vroeger de diergeneeskunde, in het bij-
zonder de veterinaire volksgezond-
heid, gestalte gaven. Mensen die hem
mede opgeleid hebben, zoals Van
Oyen, Van der Schaaf Bos, Claren-
burg en Braak.

-ocr page 335-

Het is hem daarbij niet zozeer om de
status van de dierenarts te doen; hij
vindt de veiligheid van voedingsmid-
delen van dierlijke oorsprong - en van
producten die vanuit die biotoop kun-
nen worden besmet - absoluut een zaak
van eminent belang en typisch \'des
dierenarts\'. Dit mag, wat Mossel en
Struijk betreft, gerust met stelligheid
worden verkondigd. \'We leven nu een-
maal in een vreselijk besmet milieu;
zelfs het rundvlees is niet meer veilig
in de ogen van de consument nu we
met BSE en entero-haemorrhagische
pathotypes van
E. coli te maken heb-
ben\', betoogt hij. \'Dat is toch een ge-
weldige uitdaging voor de dierenarts,
die als geen ander de interacties tussen
mens, dier en milieu kan overzien en
dus een geldige inschatting kan maken
van de risico\'s voor consumptie. Nie-
mand anders in onze samenleving is
daartoe in staat.\' Struijk beaamt dit:
\'De dierenarts heeft kennis van prakti-
sche infectiologie en van medische mi-
crobiologie; zij of hij overziet de ri-
sico\'s van conceptie tot consumptie.\'

De kennis omtrent voedselveiligheid
moet vanzelfsprekend wetenschappe-
lijk zijn onderbouwd, mede om de on-
afhankelijkheid - gebaseerd op onbe-
twistbare deskundigheid - van de
dierenarts te waarborgen. Mossel bena-
drukt het belang van gedegen onder-
zoek dat risico\'s kwantificeert; een
steun in de rug voor de dierenarts in hel
veld. Wat hem betreft blijft de universi-
teit dan ook een \'tempel van onafhan-
kelijkheid\', een zuiver wetenschappe-
lijk instituut, dat zich slechts met de
grootst mogelijke omzichtigheid en pas
na grondige overweging moet inlaten
inet marktgestuurde projecten. Niet ie-
dereen is het met hem eens natuurlijk,
zoals blijkt uit de vele contradictoire
standpunten die sinds de opening van
het academische jaar 1998/1999 zijn
verschenen in de Nederlandse kwali-
teitsdagbladen. Ook Mossel heeft ken-
nelijk een duidelijke visie.

En om op de productie van voedings-
middelen terug te komen: \'Laat anderen
zich met de kwaliteit van de producten
bezighouden, het inschatten en reduce-
ren, c.q. elimineren van de risico\'s voor
de volksgezondheid is een niche die het
beste door de dierenarts kan worden in-
gevuld.\' En de arts in Mossel kan het
vanzelfsprekend niet nalaten hieraan
toe te voegen: \'Uiteraard in goed colle-
giaal overleg met alle aanpalende disci-
plines!\'

Mevrouw Verbeek (Leo) opent deze
bijeenkomst met de mededeling dat
Leo Pharmaceutical Products de distri-
butie van haar diergeneesmiddelen
voor landbouwhuisdieren heeft over-
gedragen aan Boehringer Ingelheim.
Leo stopt daarom ook met de organisa-
tie van de bijeenkomsten van het
Mastitispanel. Maar, vervolgt Ver-
beek, Boehringer Ingelheim heeft te
kennen gegeven in de toekomst gaarne
de facilitering van het Mastitispanel op
zich te willen nemen.
Na deze mededeling benadrukt me-
vrouw Verbeek dat het Mastitispanel
een onafhankelijk orgaan is, met een
eigen wil en mening. Zij vraagt daar-
om de leden of zij willen doorgaan in
de huidige vorm en of zij dat willen
met de ondersteuning van Boehringer
Ingelheim.

Een rondgang langs de aanwezigen le-
vert de conclusie op dat de aanwezigen
het Mastitispanel als een uniek en
waardevol orgaan beschouwen en dat
zij de huidige gang van zaken graag
willen voortzetten. De leden vinden
het gesprek tussen praktijk en weten-
schap heel constructief, waarbij allen
de inbreng van de praktiserende die-
renartsen heel hoog waarderen. Boeh-
ringer Ingelheim is welkom om de or-
ganisatie te verzorgen.

VERSLAG MASTITISPANEL MEI 1998

INCIDENTIE ZELDZAME MASTI-
TISVERWEKKERS
Met de prikkelende mededeling dat hij
tijdens een korte literatuurstudie 137
namen van mastitisverwekkers heeft
gevonden, geeft dagvoorzitter H.
Miltenburg het woord aan J. Sol. Deze
haakt hier onmiddellijk op in en vertelt
dat zijn navorsingen in de GD - labora-
toriumuitslagen van melkonderzoek -
ongeveer 600 verschillende diagnoses
hebben opgeleverd. Maar, vertelt hij,
een groot deel van deze diagnoses be-
staan uit gecombineerde infecties van
veelvoorkomende pathogenen.
Voor de inschatting van de incidentie
heeft Sol onderscheid gemaakt tussen
uitslagen van bacteriologisch onder-
zoek (b.o.) van melkmonsters uit het
celgetal-b.o.-programma en van melk-
monsters van koeien met mastitis. De
reden om dit te doen, legt hij uit, is het

Het Mastitispanel is een gespreksorgaan bestaande uit practici en deskundigen die vanuit ver-
schillende invalshoeken met mastitis werken. Aan de hand van voordrachten discussiëren de le-
den over onderwerpen die te maken hebben met uiergezondheid en mastitisbcstrijding. De half-
jaarlijkse bijeenkomsten worden roulerend voorgezeten door een panellid.

Aanwezig op het Mastitispanel in mei 1998 waren: (s.s.t.t.) J.A. Wagenaar, Faculteit der
Diergeneeskunde (FdD), mevrouw A.A. Verbeek-van den Noort, Leo Pharmaceutical Products
(Leo), E.G. Hartman, H. Miltenburg, J. Sol, Gezondheidsdienst voor Dieren (GD), F.Th.C. de
Wit, T.J.H.M. Lam, G.C. Charpentier, A.J.A. Lobsteyn, R.W.M. Ikink, H. Jorritsma, J.H.T.
Krijnen, allen praktiserend dierenarts, J.H.J.L. Hülsen, Tijdschrift voor Diergeneeskunde.

\'BIJZONDERE KIEMEN\'

Bijzondere verwekkers van mastitis en de Leo Mastitismodule zijn de gespreks-
onderwerpen van deze elfde bijeenkomst van het Mastitispanel. Drs. J. Sol
(GD) en dr. J
.A. Wagenaar (FdD) houden aan het begin van de avond ieder
een voordracht over zeldzame mastitisveroorzakers. Sol zal hierbij de nadruk
leggen op de incidentie van deze uierpathogenen, terwijl Wagenaar de ken-
merken zal bespreken van een aantal van de meest voorkomende van deze
zeldzame ziektekiemen.

Mart Prins (Synapsis) doet tijdens het tweede deel van de avond verslag van
de vorderingen in de ontwikkeling van de Leo Mastitismodule. Dit is een com-
puterprogramma dat dient om allerlei aspecten van de uiergezondheid op
melkveebedrijven te analyseren.

Door Jan Hülsen

-ocr page 336-

feit dat het celgetal b.o.-programma
veelal monsters van subklinische mas-
titiden oplevert. Binnen deze celgetal-
b.O.-uitslagen heeft Sol ook nog onder-
scheid gemaakt tussen uitslagen van
optisch niet-afwijkende melk en van
afwijkende melk.

Panelleden reageren hierop met te zeg-
gen dat veehouders regelmatig mon-
sters van klinische mastitiden invriezen
om ze later via het celgetal-b.o.-pro-
gramma in te sturen. Vaak doen ze in
dezelfde inzending ook een tweede be-
monstering mee van dezelfde koe, om
te kijken of de behandeling effectief is
geweest. \'Ja\', reageert Sol, \'en dan
hebben we op de GD een groot pro-
bleem\'. De logistieke programmatuur
van de GD blijkt niet te accepteren dat
van één koe meerdere bemonsteringen
tegelijkertijd worden ingestuurd.

\'De logistieke programmatuur
van de GD blijkt niet te
accepterett dat van één koe
meerdere bemonsteringen
tegelijkertijd worden
ingestuurd.\'

Uit de percentages (zie tabel 1) blijkt
dat de bekende mastitisverwekkers in-
derdaad ook het merendeel van de in-
fecties voor hun rekening nemen. Sol:
\'we praten vandaag over een groep die
niet echt groot is\'.

Bij de bespreking van de b.o.-uitslagen
ontspint zich een discussie over het feit
dat uit mastitismelk vaker penicilline-
gevoelige stafylococcen gekweekt wor-
den dan uit monsters van subklinische
geïnfecteerde kwartieren. Bij subklini-
sche mastitis is 60% penicilline-gevoe-
lig en bij klinische mastitis 75%. Een
deel van de aanwezigen meent dat dit
komt doordat subklinische mastitiden
vaak ontstaan uit klinische mastitiden
en dat er dus selectie heeft plaatsgevon-
den. Sol weerlegt dit. Het verschil
wordt al zo lang en zo vaak gevonden,
\'het gaat om zeer grote aantallen mon-
sters\', dat naar zijn mening deze selec-
tie niet alleen de oorzaak kan zijn.
Bovendien, klinkt het van een panellid,
ontstaat juist het merendeel van de kli-
nische S. aureusmastitiden uit subklini-
sche infecties.

Een ander deel van de panelleden
meent dat een penicilline-gevoelige
stafylokok vitaler is en daardoor meer

pathogeen. Dit feit kan tevens verkla-
ren waarom het percentage penicil-
line-gevoelige stafylokokken in melk-
b.O.-uitslagen de afgelopen tientallen
jaren niet veranderd is. De bacteriolo-
gen in het panel lichten dit als volgt
toe. Stafylokokken zijn resistent tegen
penicilline als ze penicillinase vormen.
Het vemiogen om penicillinase te vor-
men ligt genetisch vastgelegd op
Plas-
miden en wordt via deze plasmiden
overgedragen. Het bezit van een plas-
mide is normaal gesproken in het na-
deel van een bacterie, \'het zit als een
baksteen in zijn rugzak\'. Behalve wan-
neer de informatie op het plasmide een
selectievoordeel biedt, zoals penicilli-
nasevorming in een omgeving met pe-
nicilline.

MYCOPLASMA, GISTEN EN
PSEUDOMONAS
Sol vervolgt zijn inleiding met een be-
spreking van diverse uierpathogenen
die relatief weinig worden aangetoond
in de laboratoria van de GD. Binnen de
groep van zeldzame kiemen worden
Pseudomonas en gisten het meest ge-
vonden. Reden om dit verslag toe te
spitsen op de bespreking van deze pa-
thogenen. Bovendien wordt Sols uitleg
over Mycoplasma bovis nu weergege-
ven. Andere kiemen worden verderop
besproken, aan de hand van de inlei-
ding van J. Wagenaar.

INormale melk

.Afwijkende melk

Aantal

%

Aantal

%

Totaal:

84.312

2.832

•Bacteriologisch negatief

67.361

79,9

1.405

49,6

♦Bacteriologisch postief.

16.951

1.427

waarvan:

-S. aureus.

7.428

43,7

415

29,0

waarvan:

penicil ine-ongevoel ig

2.935

39,5

124

29,7

peniciline-gevoelig

4.493

60,5

291

70,3

-Combinatie met S. aureus

622

3,7

70

4,9

-Str. agalactiae

630

3,7

29

2,1

-Str. dysgalactiae

1634

9,6

135

9,5

-Str. uberis

2470

14.6

251

17,6

-Combinatie met streptokok

62

0,4

24

1,7

-Stafylokok. maar niet S. aureus

2920

17,2

105

7,4

-Combinatie met stafylokok, maar niet met S. aureus

33

0,2

5

0,4-

Arcanobacterium pyogenes (=Actinomyces pyogenes) 58

0,3

30

2,2-

Comyebacterium bovis

-

-

1

0,1

-E. coli

255

1,5

278

19,3

-Enterobacter\'Str.G/bacillus/listeria

32

0,2

16

1.1

-Gisten

30

0,2

9

0,6

-Proteus/pasteurella

9

-

4

0,3

-Pseudomonas

73

0,4

15

l.l

-Verontreiniging

695

4,1

40

2,8

Mycoplasma bovis is een omgevings-
kiem, die milde uierinfecties kan ge-
ven. Overdracht via de melkmachine
vindt, in de beschreven casuïstieken,
niet plaats. In het acute stadium kan
een behandeling effectief zijn, maar
het beste advies is om geïnfecteerde
dieren af te laten voeren. Er ontstaan
namelijk ingekapselde processen, die
niet meer te behandelen zijn. Sol deelt
een bundel met artikelen uit, waarvan
er één een bedrijf beschrijft met mas-
titiden, endometritiden en artritis door
M. bovis (4).

Uierinfecties met gisten kennen wisse-
lende uitingsvormen, van een lichte
verharding van het kwartier en weinig
afwijkende melk tot een ernstige lo-
kale ontsteking. Sol adviseert om
kwartieren die met een gist besmet
zijn, intra-mammair te behandelen met
20 ml nystatine 2.5%. Maar, voegt hij
eraan toe, vrijwel altijd zijn de resulta-
ten hiervan slecht. Een heel slecht te
genezen gist is prototheca.
Uit het panel komen ook andere be-
handelingsmethoden, zoals vaak uit-
melken of een betadine-oplossing in-
brengen. Over genezingskansen bij
deze methoden is nauwelijks iets be-
kend.

Pseudomonas is een bacterie die \'over-
al\' voorkomt. Dit verklaart dat zij on-
der andere aangetoond is in boxstrooi-

Tabel 1, Bacteriologische uitslagen van het celgetal-b.o.-programma in 1997 op de Gezondheids-
dienstvoor Dieren.

-ocr page 337-

sel en zelfs in natte plekken in zaagsel
dat nog in het pak zat.
Deze bacterie komt in het uier met bij-
voorbeeld spoelwater en kan zich daar
vervolgens lange tijd verbergen.
Horizontale besmetting lijkt niet van
belang te zijn.

\'Binnen de f^roep van
zeldzame kiemen worden
Pseudomonas en gisten bet
meest ffevonden.\'

Een infectie veroorzaakt pas proble-
men op momenten dat de koe een
weerstandsvermindering doormaakt.
Bijvoorbeeld bij het droogzetten,
rondom het afkalven en gedurende de
eerste drie maanden van de lactatie.
Een pseudomonas-mastitis lijkt kli-
nisch soms sprekend op een acute E.
coli-mastitis. De indruk bestaat even-
wel dat pseudomonas vaker in meer-
dere kwartieren tegelijk voorkomt,
hetgeen waarschijnlijk zijn oorzaak
vindt in de wijze van besmetting.
Geïnfecteerde koeien kunnen het best
afgevoerd worden, omdat de infectie
op elk moment weer kan opflikkeren.
Om geïnfecteerde koeien op te sporen
is tweevoudig melkonderzoek nodig,
met ongeveer één week tussentijd.
Een met pseudomonas geïnfecteerd
kwartier heeft altijd een sterk ver-
hoogd celgetal. Indien uit een monster
met een nomiaal celgetal pseudomo-
nas wordt gekweekt, moet daarom aan
een verontreiniging gedacht worden.

□E ZELDZAME KIEMEN
Wagenaar bespreekt een literatuuron-
derzoek naar de meest voorkomende
van de zeldzame uierpathogenen. Het
aantal publicaties over deze kiemen
blijkt beperkt en veelal niet van re-
cente datum.

Nocardia is een omgevingskiem die bij
een goed management geen bedrijfs-
matig mastitisprobleem zal geven. Een
infectie spreidt door de koppel en kan
zowel subacute als chronische mastitis
geven. In het laboratorium is nocardia
goed gevoelig voor bepaalde antibio-
tica, maar in de praktijk is behandeling
niet zinvol, ondermeer door de slechte
bereikbaarheid van de kiem. Vanwege
het infectierisico kunnen besmette die-
ren daarom beter afgevoerd worden.
Nocardia groeit wel op routine-kweek-
media, maar deze groei duurt drie tot
vijf dagen. Daardoor, stelt Wagenaar,
kan het zijn dat deze bacterie bij rou-
tine-diagnostiek gemist wordt. Eerder
op de avond heeft Sol reeds verteld dat
dit laatste ook zou kunnen gelden voor
Mycoplasma bovis.
Er zijn weinig gegevens over de rol
van mycobacteriën met betrekking tot
mastitis. Wel weet men dat runderen
die geïnfecteerd zijn met mycobacte-
riën deze kiemen via de melk uitschei-
den. Mycobacteriën geven een syste-
mische infectie. Wagenaar vertelt dat
in één onderzoek melding wordt ge-
maakt van een hoog percentage zuur-
vaste bacteriën, dus mycobacteriën, in
mastitismonsters.

Een andere omgevingskiem, serratia,
geeft klinische mastitiden die later
subklinisch worden. Er is geen sprei-
ding binnen de koppel. Infectie kan
plaatsvinden vanuit strooisel, maar de
literatuur noemt ook tepeldip. Zeer
waarschijnlijk was deze dip onjuist
van samenstelling. Besmette koeien
kunnen het best afgevoerd worden.
Leptospirose wordt steeds zeldzamer,
maar vormt nog steeds een risico.
Symptomen bestaan uit melkgiftda-
ling, yoghurtachtige melk en een
\'flabby-udder\'. In Nederlandse casuïs-
tieken werd overigens zelden melding
gedaan van \'flabby-udders\'. Doordat
leptospirose een systemische infectie
is, bevindt een mastitis zich vaak in alle
kwartieren.

\' l \'oor het isoleren van
moeilijke groeiers\' zouden
vele verschillende media
gebruikt moeten worden.
Hierbij heeft de GD een
a fweging gemaakt tussen
kosten en baten.\'

Ondanks het feit dat de GD met enige
regelmaat pasteurella isoleert uit
melkmonsters, zijn er weinig gegevens
over te vinden in wetenschappelijke
publicaties.

Listeria is een zeldzame uierpatho-
geen, maar desondanks is deze kiem
vanuit volksgezondheidsoogpunt van
belang. Listeria geeft een milde tot
subklinische mastitis, die vaak chro-
nisch wordt. De gevoeligheid van de
bacterie is
in vitro goed, maar in vivo
zijn de behandelingsresultaten slecht.
Dit komt ondermeer doordat de kiem
intracellulair voorkomt en daardoor
slecht bereikbaar is voor antibiotica.
Geïnfecteerde dieren kunnen het beste
afgevoerd worden. Serologisch onder-
zoek naar deze kiem is mogelijk, maar
moeilijk doordat er meerdere seroty-
pen voorkomen.

De volgende twee zeldzame kiemen.
Bacillus cereus en Clostridium per-
fringens,
zijn beiden omgevingsbacte-
riën. Een bacillus-mastitis zou zich
kenmerken doordat het secretum port-
kleurig is - rode port - en
Clostridium
geeft hoge koorts en gasvorming, cre-
pitatie, in het uier. In beide gevallen
worden met penicilline goede behan-
delingsresultaten geboekt.

TREFKANS ZELDZAME KIEMEN
BIJ BACTERIOLOGISCH ONDER-
ZOEK

Er bestaan twee groepen kiemen bij de
diagnostiek van \'zeldzame mastitispa-
thogenen\'. Eén groep kiemen (myco-
bacteriën, nocardia, leptospirose)
groeit niet of langzaam op routine-me-
dia. Hierdoor zou via de routine-dia-
gnostiek een onderrapportage van
deze kiemen kunnen plaatsvinden. De
tweede groep kiemen is die van de om-
gevingskiemen (bacillus, serratia). Als
deze mastitisverwekkers aanwezig
zijn, eventueel in combinatie met an-
dere mogelijk verontreinigende flora,
dan worden ze niet als mastitisverwek-
ker herkend. Dit in tegenstelling tot
bijvoorbeeld stafylokokken,\'waaraan,
ook in mengcultuur, meer waarde ge-
hecht wordt.

Voor het isoleren van \'moeilijke groei-
ers\' zouden vele verschillende media
gebruikt moeten worden. Hierbij, ver-
telt Wagenaar, heeft bijvoorbeeld de
GD een afweging gemaakt tussen kos-
ten (media, arbeid) en baten (het aanto-
nen van zeldzame kiemen), waarbij
duidelijk is dat een moeilijk groeiende
kiem niet aangetoond wordt.

PROCEDURE BACTERIOLOGISCH
ONDERZOEK BIJ DE GEZOND-
HEIDSDIENST

Op verzoek legt dr. E.G. Hartman, spe-
cialist veterinaire microbiologie bij de
GD in Deventer, uit hoe het routine
bacteriologisch onderzoek van melk in
het laboratorium van de GD verloopt.
Het laboratoriumpersoneel blijkt on-
derscheid te maken tussen melkmon-
sters uit het celgetal-b.O.-programma
en melkmonsters van klinische masti-
tiden. Alle monsters worden telkens

-ocr page 338-

afgeënt op een bloedplaat en op een
medium dat selectief is voor Strepto-
kokken.

\'Depracticus heeft de
keuze tussen een standaard
bacteriologisch onderzoek
of een uitgebreid bacterio-
logisch onderzoek. Bovendien
kan bij bijzondere problemen
in overleg specialistisch
onderzoek uitgevoerd
worden.\'

Niet-afwijkende monsters uit het cel-
getal-b.O.-programma worden direct
na uitpakken afgeënt en tweemaal af-
gelezen, na 24 uur en na 48 uur bebroe-
den. Indien de analist geen groei van
mastitisverwekkers waarneemt, wordt
de kweek als negatief beoordeeld. Af-
wijkende monsters uit het celgetal-
b.O.-programma worden volgens een
andere werkwijze onderzocht. Deze
worden na uitpakken afgeënt, waama
zowel de entplaten als de melk 24 uur
bebroed wordt. Als na 24 uur geen
bacteriegroei zichtbaar is op de platen,
dan wordt het bebroede melkmonsters
nogmaals afgeënt. Vierentwintig uur
later worden alle platen wederom be-
oordeeld. Als op dat moment geen
groei zichtbaar is, dan is de einduitslag
van het b.o. negatief.
Bij de inzending van klinische masti-
tismonsters kan de inzender kiezen uit
een algemeen b.o. en een uitgebreid
onderzoek. Daarnaast kunnen natuur-
lijk ook een celgetalbepaling en een
antibiogram aangekruist worden.
De melkmonsters waarbij gekozen is
voor algemeen b.o., worden op de-
zelfde wijze onderzocht als de niet-af-
wijkende melkmonsters uit het celge-
tal b.o.-programma.
Melk waarbij gekozen is voor een uit-
gebreid onderzoek, wordt eerst afgeënt
en vervolgens minstens een uur inge-
vroren bij minimaal -20°C. Daarna
wordt het monster samen met de ent-
platen 24 uur bebroed. Als na 24 uur
geen groei van mastitisverwekkers
zichtbaar is op de entplaten, wordt het
bevroren en daarna bebroede monster
afgeënt. Weer 24 uur later volgt de
eindbeoordeling van directe kweek en
ophoping.

Een andere onderzoeksprocedure, zo-
als een anaerobe kweek en mycoplas-
makweek, wordt alleen uitgevoerd op
speciaal verzoek van een practicus of
GD-dierenarts. Zulk onderzoek blijkt
zelden te gebeuren.

De practicus heeft dus de keuze tussen
een standaard bacteriologisch onder-
zoek of een uitgebreid bacteriologisch
onderzoek. Bovendien kan bij bijzon-
dere problemen in overleg specialis-
tisch onderzoek uitgevoerd worden.

DE MASTITISMÜDULE
Computerdeskundige en Synapsisme-
dewerker Mart Prins projecteert met
behulp van de overheadprojector het
beeldscherm van zijn laptopcomputer
op de wand, waama hij het panel toont
hoe het met de ontwikkeling van de
Mastitismodule is gesteld. Dit Win-
dows-programma dient om een ana-
lyse te maken van de uiergezondheid
op melkveebedrijven.

De Mastitismodule moet nog verder
ontwikkeld worden. Prins zal daarbij
zeker ook gebruik maken van de op-
merkingen van de leden van het pa-
nel.

LITERATUUR

1. Veen HS van en Kremer WDJ. Mycotische
mastitis bij liet mnd. Tijdschr Diergenees-
kd 1992; 14:414-6.

2. Hartman EH, Grootenhuis G en Werdler
MEB. Mycoplasma bovis als oorzaak van
een mastitisuitbraak bij runderen in
Nederland. Tijdschr Diergeneeskd 1981;
106:3-8.

3. Gunning RF, and Shepherd PA. Outbreak
of bovine Mycoplasma bovis mastitis. Vet
Ree 1996; 141:23-24.

4. Westerbeek JA en Jaarlsveld FHJ.
Mycoplasma-infectie op een rundveebe-
drijf Tijdschr Diergeneeskd 1987; 112:
672.

5. Sol J. Barkema HW, Berghege IMJM,
Borst GHA, Hoomick LJP en Sampimon
OC. Mastitis na droogzetten geassocieerd
met tepeldoekjes, besmet met Pseudo-
monas aeroginosa. Tijdschr Diergeneeskd
1998; 4: 112-3.

NOODKREET NICARAGUA

COLLEGA ZET HULPACTIE OP TOUW

De redactie van het Tijdschrift voor Diergeneeskunde heeft een
noodkreet ontvangen van collega J.W\'.P. Rooijakkers die als veteri-
nair consultant werkzaam is in Somoto, Nicaragua. Alleen al in zijn
provincie heeft de orkaan Mitch 500 dodelijke slachtoffers gemaakt
en zo\'n 5000 mensen hebben er dringend behoefte aan water, medi-
cijnen, eten en onderdak. Epidemieën bij mens en dier kunnen elk
moment uitbreken.

Rooijakkers heeft op verzoek van lokale kerkgenootschappen en boeren-
organisaties een hulpactie vanuit Nederland op touw gezet. Als u deze
actie wilt steunen, kunt u een bijdrage overmaken op rekeningnummer
69.91.02.499 t.a.v. Johannes Rooijakkers, o.v.v. \'Hulp Somoto Nicara-
gua\'.

Wilt u anderszins steun betuigen of hulp bieden dan kunt u per fax con-
tact opnemen (00 1 505 72 22 257, dit is het faxnummer van het lokale
postkantoor dat alleen onder kantooruren bereikbaar is). Rooijakkers
denkt ook aan veterinaire hulp in de vorm van materialen, antibiotica en
vaccins, maar geeft reeds aan dat het transport (en toestemming daar-
voor) een groot probleem vormt.

Zoals wellicht bekend is er tevens een landelijke hulpactie op gang geko-
men voor de slachtoffers van de orkaan Mitch. De actie van de heer
Rooijakkers staat hier geheel los van.

-ocr page 339-

De proef wordt genomen in Zwolle en
in beide vestigingen in Enschede. In
die zaken wordt een speciale balie in-
gericht, waarvandaan de verkoop zal
plaatsvinden door een gediplomeerd
dierenartsassistente. Jumper Huis-
dierdiscount stelt niet-geregistreerde
diervoeders van Hill\'s, lams en Leo te
gaan verkopen. Ook bepaalde produc-
ten als de poezenpil, wormpreparaten
en anti-ongediertemiddelen zoals bij-
voorbeeld Vet-Kem en Frontline, zul-
len deel uitmaken van het uitgebreide
assortiment.

Jumper-directeur Sjaak Dijkhuis wil
met de proef de lokale monopolies van
dierenartsen doorbreken en tegelijker-
tijd de drempels verlagen voor deze
medici om in de toekomst een praktijk
binnen de muren van een Jumper te
vestigen. \'Als wij erin slagen een rede-
lijke omzet in die specifieke producten
te behalen, wordt het voor een dieren-
arts aantrekkelijk om zijn praktijk bij
ons te beginnen. De omzet is er al en
hij hoeft geen goodwill-kosten te beta-
len. Bij de vestiging van een dierenart-
senpraktijk willen we trouwens uit-
drukkelijk voldoen aan de eisen die de
Koninklijke Nederlandse Maatschap-
pij voor Diergeneeskunde aan zo\'n
praktijk stelt.\'

Dierendiscounter Jumper start binnenkort in een drietal vestigingen met de
verkoop van dierenartsproducten die niet uitsluitend door dierenartsen ver-
kocht mogen worden. Het gaat hier om producten die tot op heden vrijwel al-
leen door dierenartsen aan de man worden gebracht, maar waarvoor geen
wettelijke grond bestaat.

Door Oege Kleijne

UIT DIBEVQ-VAKBLAD DIER/TUIN

JUMPER NEEMT PROEF MET DIERENARTS-PRODUCTEN

Dijkhuis is al jaren bezig een dieren-
artsenpraktijk binnen de muren van
Jumper-vestigingen te krijgen of sa-
menwerking te zoeken. Dit stuit in de
praktijk op fel verzet van de lokale
dierenartsen, die tot geen enkele
vorm van samenwerking bereid zijn.
Als de proef met de dierenartspro-
ducten slaagt, zal die verkoop ook in
andere filialen ter hand worden geno-
men.

VERSTANDIG

Toch is het verstandig om serieus stil
te staan bij ontwikkelingen zoals be-
schreven. Wie weieens in de Ver-
enigde Staten en het Verenigd Ko-
ninkrijk heeft rondgekeken, weet dat
deze ontwikkeling daar volop waar-
heid is geworden. Grote supermar-
kets voor dierenbenodigdheden, van
diervoeders tot T-shirts (!), bestaan
er al op grote schaal. In een hoek van
de supermarkt zijn steevast onberis-
pelijke eerstelijnsklinieken ingericht,
waar dierenartsen regelmatig spreek-
uur houden. Zijn dit de slaven van de
supermarkteigenaar? Soms wel, maar
meestal niet. Daar waar de lokale
practici in staat zijn gebleken goed
samen te werken met elkaar, en
in
tweede instantie
met de supermarkt,
is een bedreiging kennelijk omgezet
in een kans. Daar is een win-win-situ-
atie ontstaan, want een dergelijke al-
les-in-één-aanpak werkt over het al-
gemeen wervend.

725

ONVERSTANDIG
Het is inderdaad niet voor de eerste
keer dat een plan gesmeed is om ook
in Nederland een dergelijk formule
toe te passen, in dit geval door
Jumper. Het is onverstandig om er-
van uit te gaan dat deze poging ook
wel weer zal mislukken. Navraag bij
enkele van de firma\'s die genoemde
producten verkopen, leert dat fabri-
kanten weliswaar ongelukkig zijn
met de verkoop van traditionele die-
renartsproducten over de toonbank
van een dieren(speciaal)zaak, maar
dat zij deze ontwikkeling op termijn
waarschijnlijk niet meer tegen kun-
nen houden. Zeker niet, als één of
meer dierenartsen aan deze construc-
tie meewerken.

NASCHRIFT

EEN VERVELEND BERICHT?

Voor de dierenarts in de praktijk bevat een artikel als dit in eerste instantie
het zoveelste vervelende bericht. Naast alle, reeds bestaande besognes om een
praktijk goed draaiende te houden, moet nu ook nog rekening worden gehou-
den met een nieuw soort concurrentie. Zo lijkt het in elk geval. Groot zijn de
bezwaren die men voelt bij de Jumper-plannen. En: is dit systeem niet eerder
geprobeerd en toen ook al niet mislukt?

Door Sophie Deleu

TIJDSI MRll 1 VOOR DitRtil. Nl. USKUNDF\'.. D 11-l 123, D F. C F. M U E R , AFLEVERING 23, 1998

Laten lokale practici de zaak schou-
derophalend voor wat het is, dan kun-
nen zeer onprettige situaties ontstaan
die maar weinigen ten goede ko-
men...

AANBEVELING

Het verdient dus aanbeveling om na
te gaan in hoeverre goede collegiale
samenwerking het antwoord kan zijn
op deze ontwikkeling (die elders
reeds duidelijk doorzet).
Dierenartsen dienen zich wel - in
welke constructie dan ook - aan de
Code voor de Dierenarts en de Wet te
kunnen houden. Dat betekent dat zij,
indien zij samenwerking zoeken met
een dieren(speciaal)zaak, hun onaf-
hankelijkheid dienen te bewaren.

-ocr page 340-

Daarnaast dienen practici die een
dergeliji< experiment willen wagen,
zich telkens opnieuw gezamenlijk af
te vragen of zij hun goede naam en
uitstraling - in dat specifieke geval -
wensen te verbinden aan de dieren-
(speciaal)zaak waarmee samenwer-
king wordt gezocht.

Wil er namelijk een win-win-situatie
ontstaan, dan moeten de \'business
partners\' elkaar wat te bieden heb-
ben. De verbetering van het imago
van één van beide partners mag niet
ten koste gaan van het imago van de
andere. Zoek dus samenwerking met
een dieren(speciaal)zaak die - net als
de dierenarts - kwaliteit levert en
denk goed na over de samenwer-
kingsvorm.

Dit onderwerp is al verscheidene ma-
len aan de orde geweest tijdens verga-
deringen van de Groep Geneeskunde
Gezelschapsdieren, maar het is tevens
typisch een ontwikkeling die bespro-
ken zou kunnen worden tijdens een
Afdelingsvergadering van de KNMvD.
Schakel het bestuur van de Ajdeling
dus in. als een dergelijk initiatief zich
voordoet in uw regio.

Zomer en herfst waren uitzonderlijk
nat. Hierdoor is in september en okto-
ber een leverbotbesmetting op het ge-
was afgezet.

De Werkgroep verwacht niet alleen le-
verbotinfecties in gebieden waar vorig
jaar leverbot voorkwam, maar ook in
gebieden waar enkele jaren geleden
voor het laatst leverbot is geconsta-
teerd.

Op bedrijven met een verhoogde water-
stand en in gebieden waar vorig jaar le-
verbotinfecties zijn vastgesteld, wordt
geadviseerd om schapen en runderen nu
te behandelen. Schapen die in de eerste
helft van oktober zijn behandeld en in
risicogebieden zijn blijven lopen, moe-
ten zes weken na de vorige behandeling
opnieuw worden behandeld. Daamaast
dient men te overwegen om ook in ge-
bieden waar enkele jaren geleden voor
het laatst leverbotinfecties zijn vastge-
steld schapen te behandelen.
Op rundveebedrijven in minder lever-
botgevoelige gebieden adviseert de
Werkgroep te onderzoeken of er een
leverbotinfectie aanwezig is.
Het is zinvol om vanaf nu bloedonder-
zoek en vanaf januari mestonderzoek
te laten verrichten bij de Gezond-
heidsdienst voor Dieren. Per diersoort
(bij voorkeur dieren na hun eerste wei-
deseizoen) zijn voor een goed onder-
zoek vijf monsters per leeftijdscatego-
rie nodig.

Werkgroep
Leverbotprognose

DEFINITIEVE LEVERBÜTPRGGNÜSE VGÜR NAJAAR EN
WINTER 1 998-1999

LEVERBOT IN OPMARS

De Werkgroep Leverbotprognose verwacht acute sterfte bij schapen ten ge-
volge van leverbotinfecties. Geadviseerd wordt om schapen te behandelen.

BANDEN TVD

Op het secretariaat van de KNMvD zijn
de banden voor het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde 1998 voorradig. De
prijs bedraagt ƒ 30,-- (inclusief 17,5%
BTW en verzendkosten). Onderstaand
treft u een overzicht aan van de banden
die eveneens nog voorradig zijn, met
daarbij behorend kostenoverzicht.

Banden 1997, 1996, 1995:

ƒ 30,- (inclusief 17,5% BTW).

Banden 1994:

niet meer voorradig.

Banden 1993:

niet meer voorradig.

Banden 1992:

ƒ 30,- (inclusief 17,5% BTW).
Banden 1991:

ƒ 26.45 (inclusief 17,5% BTW).
Banden 1990, 1989, 1988:
niet meer voorradig.

U kunt de banden schriftelijk of per fax
bestellen onder vermelding van \'Banden\'
en de jaargang. Met uw bestelling krijgt u
een nota met acceptgiro thuisgestuurd.
Stuur uw bestelling naar: KNMvD,
Postbus 14031, 3508 SB Utrecht, of fax
uw bestelling: 030-2511787.

Coogressenencursüssen

Virbac Nederland en Waltham Vete-
rinaire Service zullen vanaf december
weer gezamenlijk een aantal weten-
schappelijke lezingen organiseren.
Deze avonden zullen traditiegetrouw
worden ingevuld door een tweetal be-
kende sprekers:
dr. T. Willemse, spe-
cialist dermatologie der gezelschaps-
dieren aan de Faculteit der
Diergeneeskunde te Utrecht en
drs. R.
van Noort,
specialist inteme genees-
kunde der gezelschapsdieren te
Amsterdam. De heer Willemse zal de
nieuwste inzichten op het gebied van
schimmels en gisten behandelen, de
heer Van Noort heeft als onderwerp
de diagnostiek en therapie van veel
voorkomende hartaandoeningen.

De kosten voor deelname aan de klini-
sche avond bedragen
ƒ 50.-. Dit is in-
clusief een handzaam boekje met de
samenvatting, koffie en een drankje na
afloop.

Het programma begint om 19.30 uur.
Voor meer informatie of opgave kunt u
contact opnemen met Virbac Neder-
land: 0342 - 427127.

Data en locaties:

Dinsdag 8 december 1998
Barneveld - Virbac Nederiand B.V.

Donderdag 4 februari 1999
Heerenveen - Postiljon

Dinsdag 2 maart 1999
Gilze-Rijen - Hotel Gilze-Rijen

PRAKTIJKGERICHTE KLINISCHE AVONDEN:

HUID- EN HARTAANDOENINGEN

-ocr page 341-

In overleg met de redactie van het Tijdschrift voor Diergeneeskunde zal ik, als nieuwe directeur van de Rijksdienst voor de keuring van Vee
en Vlees, periodiek een bijdrage leveren aan dit blad. Ik doe dit met plezier omdat de RW een dynamisch bedrijf is waar veel gebeurt.
Daardoor kan aan praktiserende dierenartsen worden gevraagd al dan niet tijdelijk in te springen bij de werkzaamheden van de RVV. Ook is
het van belang dat de grootste werkgever van dierenartsen laat weten welke eisen worden gesteld aan de dierenartsen van de toekomst. Tot
slot vind ik het een prettige bezigheid om te verhalen over de werkzaamheden van de RVV waar zoveel gebeurt, dat er gemakkelijk elke
maand een boek kan worden geschreven.

DE TAKEN VAN DE RW

Column

De R VV is een onderdeel van het Ministerie van Land-
bouw, Natuurbeheer en Visserij. De opdrachtgevers
van de R VV worden gevormd door diverse directies bin-
nen LNV en door het Ministerie van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport.

De opdrachtgevers LNV en VWS vragen aan de R VVom
als uitvoerende dienst een groot aantal activiteiten te
verrichten, zowel in de primaire slachtkeuring als bij in-
en export.

Daarbij ziet de R VV toe op de naleving van de regel-
geving ten aanzien van de diergezondheid, dierenwel-
zijn en volksgezondheid. De RVV wordt geacht deze
activiteiten te verrichten waarhij alle kosten die zij
maakt transparant verantwoord en gedekt zijn door
inkomsten. Deze inkomsten kunnen inkomsten zijn uit
door te berekenen activiteiten aan de afnemers of het
bedrijfsleven. Het kunnen ook kosten zijn die worden
vergoed door de opdrachtgevers. In een aantal geval-
len gaat het namelijk om activiteiten die niet doorbe-
rekend kunnen of mogen worden aan het bedrijfsle-
ven. De taken van de RVV worden in hoofdlijn beïn-
vloed door:

* internationale maatschappelijke ontwikkelingen;

* ontwikkelingen in het bedrijfsleven;

* belangrijke incidenten.

Bij de internationale maatschappelijke ontwikkelingen
moet worden gedacht aan de ontwikkeling van de smaak
van consumenten. De consument van vlees, vis en dier-
lijkeproducten wordt veeleisender. Dit geldt zowel voor
de kwaliteit van de dagelijkse consumptie als de eisen
ten aanzien van dierenwelzijn. De vrijwaringsplicht van
de overheid op het gebied van dierziekten wordt steeds
belangrijker.

Verder is informatie sneller en beter uitgewisseld dan in
het verleden door verbetering van methoden en door de
komst van internet en internettoepassingen.
Voor de ontwikkelingen in het bedrijfsleven valt te con-
stateren dat in toenemende mate schaalvergroting en
internationalisering aan de orde is. Dit geldt zowel voor
de producenten als voor de ajhemers (onder meer su-
permarkten). De professionaliteit van alle betrokkenen
in het veld van \'vee en vlees\' is hierdoor toegenomen. In
toenemende mate worden kwaliteitssystemen geïntro-
duceerd in het bedrijfsleven, waardoor de taakstelling
van de R VV wordt beïnvloed.

Tot slot zijn er incidenten die gevolgen hebben voor de
werkzaamheden van de RVV. Hierbij kan worden ge-
dacht aan diverse dierziekten, zoals in de afgelopen ja-
ren de klassieke varkenspest en BSE. Overigens zien we
hier dat niet alleen de binnenlandse situatie belangrijk
is. Ook door de toegenomen welvaart en het openstellen
van de grenzen binnen Europa bestaat het risico dat
dierziekten worden geïmporteerd. Dat risico, denk
maar aan de MKZ-problematiek in Turkije en de re-
cente uitbraken van varkenspest in het uiterste westen
van Duitsland, moet worden weggenomen. Ook hier
speelt de R Ween belangrijke rol. Kortom: in enkele ja-
ren tijd zijn de opgaven van de R VV ingrijpend gewij-
zigd. Dit noodzaakt de R VV helder te zijn over de keuzes
voor de komende jaren en de consequenties voor de rol
van de dierenartsen binnen de RVV. Hierover meer in
mijn volgende bijdrage.

Mr. drs. Pieter Cloo,
directeur Rijksdienst voor de keuring van Vee en Vlees.

-ocr page 342-

Ingezonden

Geachte redactie.

Via deze ingezonden brief wil ik re-
ageren op het artikel \'Jaarverslag van
de Ereraad 1997\' uit het Tijdschrift
voor Diergeneeskunde van 1 oktober
1998, deel 123, aflevering 19.

Naamgeving

In dit verslag wordt melding gemaakt
van de nieuwe mededingingswetge-
ving, welke per 1 januari 1998 van
kracht is geworden. Onterecht wordt
deze de \'Wet Mededinging\' genoemd.
Tot 1 januari jongstleden was de \'Wet
economische mededinging\' (WEM)
van kracht, vanaf deze datum de
\'Mededingingswet\'.

Status besluit

Het genoemde \'Besluit Marktver-
delingregelingen\' is niet iets wat voor-
uitliep op de Mededingingswet, maar
wat een onderdeel vormde van de
WEM, welke al diverse jaren van
kracht was.

Q

Uitspraken Ereraad

De Ereraad heeft in 1997 wel degelijk
een uitspraak gedaan, waarbij in de toe-
lichting zwart op wit wordt vermeld, dat
er in artikel 10 en 10a van de Code voor
de Dierenarts geen sprake is van een
marktverdelingregeling, terwijl vooraf
aan de uitspraak van de secretaris van de
Ereraad en de Ereraadleden zelf tijdens
de hoorzitting, diverse malen expliciet is
duidelijk gemaakt, dat hiervan wel de-
gelijk sprake was. Deze attendering
staat onder andere verwoord in een brief
d.d. 10 september 1997 van dr. N. van
Hulst, directeur directie Marktwerking
van het Ministerie van Economische
Zaken, gericht aan het Hoofdbestuur
van de KNMvD. Op 11 december 1997
wordt zonder enige schroom voorge-
noemde toelichting aan een uitspraak
toegevoegd.

Wijziging code

Het in 1997 in gang zetten van de wijzi-
ging van de Code voor de Dierenarts is
derhalve geen vooruitstrevende actuele
activiteit te noemen, maar eerder een ul-
tieme vorm van ernstig achterstallig on-
derhoud. Het gebruik van en de toetsing
van de Code voor de Dierenarts en de
daaraan verbonden uitspraken en even-
tueel opgelegde maatregelen en/of boe-
tes waren met betrekking tot diverse ar-
tikelen uit de Code strijdig met de
WEM, hetwelk wordt beschouwd als
een economisch delict met mogelijk
strafrechtelijke vervolging.

De aanpassing van de Code, maar ook
Statuten, Huishoudelijk Reglement en
nog een aantal inteme verenigingsregle-
menten had al ten tijde van de WEM ge-
regeld dienen te zijn, om niet in strijd er-
mee te handelen.

Ontheffing

Bij de invoering van de nieuwe Me-
dedingingswet per 1 januari jongstleden
bestond er de mogelijkheid, om een ver-
zoek tot onthefTmg in te dienen voor di-
verse regelingen. Uitgangspunt hierbij
was, dat het zaken moest betreffen, die in
de WEM waren toegestaan, maar in de
Mededingingswet verboden waren. Het
is niet verwonderlijk, wanneer je een
verzoek tot ontheffing indient voor rege-
lingen die in de oude wet ook al verbo-
den waren, je hierop een afwijzing krijgt.

R. W. Nawijn
dierenarts

\\oot van de reductie: de Ereraad wordt
in de gelegenheid gesteld op deze inge-
zonden briefte reageren.

INFECTIEZIEKTEN

Referaten

Serologische Untersuchung von
Tierärzten auf Zoonosen.
3. Mitteilung Seropravalenz ge-
genüber viralen Zoonosen und
prophylactische Masznahmen

A. Deutz, K. Fuchs, M. Novotny, und
iV. Schuller. Wiener Tierarztl W.schrift
1997:84:221-9.

Er is sprake van een derde publicatie.
Eerder verschenen mededelingen over
het voorkomen van antilichamen ten
opzichte van mogelijke bacteriële en
van parasitaire zoönosen bij in totaal
137 dierenartsen in Stiermarken (Oos-
tenrijk).

Men onderzocht de sero op afweerstof-
fen ten opzichte van para-influenza-3,
bovine respiratoir syncytium virus
(BRSV), influenza-A subtype HlNl,
equine rhinovirus (ERV), encephalo-
myocarditis virus (EMV), Hanta virus,
virus van de ziekte van Borna, bovine
virus diarree (BVD) en andere.
Er werden diverse serologische onder-
zoekmethoden gebruikt.
Van de 137 sera waren er 131 positief
ten opzichte van para-influenza-3, 82
ten opzichte van BRSV, twaalf ten op-
zichte van influenza-A HINl en zes
ten opzichte van ERV.
Geen antilichamen werden gevonden
ten opzichte van de andere virussen,
ook niet ten opzichte van het virus van
Borna, hetgeen bij de schrijvers enige
verwondering opriep.

Er bestond geen verband tussen posi-
tieve titers en de aard van de beroeps-
uitoefening, behalve bij influenza
HINl. Hier waren negen van de twaalf
dierenartsen werkzaam in praktijken
met veel varkens.

De resultaten worden besproken en
vergeleken met het voorkomen van af-
weerstoffen ten opzichte van verwante
virussen bij de mens.
Gewezen wordt op het voorkomen van
antilichamen tegen diervirussen bij
mensen met een verminderde afweer
(AIDS).

Tenslotte wordt ingegaan op de pre-
ventie van zoönosen door wettelijke en
door hygiënische maatregelen alsmede
door betere scholing van de boerenbe-
volking, de dierenartsen en de artsen.

Dr. J.P. W.M. Akkermans

-ocr page 343-

Inmefnoriam

PRORDR.DR.H.C.
G.H.B. TEUNISSEN

Op 20 augustus 1998 overleed prof.
dr.dr.h.c. G.H.B. Teunissen. emeritus
hoogleraar in de geneeskunde van het
kleine huisdier aan de Universiteit
Utrecht. Met hem is één van de grond-
leggers van de geneeskunde van gezel-
schapsdieren heengegaan.
Teunissen werd op 2 september 1907
in Laren (G) geboren in een onderwij-
zersgezin. In december 1930 behaalde
hij het dierenarts-diploma aan de
toenmalige Faculteit der Veeartsenij-
kunde. In januari 1931 werd hij assis-
tent in de Kliniek voor Verloskunde en
Gynaecologie, die geleid werd door
prof. dr. F. C. van der Kaay. In decem-
ber 1933 volgde zijn benoeming tot
hoofdassistent en in januari 1940 die
tot conservator.

Het accent van de werkzaamheden lag
bij de landbouwhuisdieren, doch daar-
naast heeft Teunissen zich langs tw^ee
wegen ingezet voor de kleine hui.sdie-
ren. zoals de gezelschapsdieren in die
tijd algemeen werden aangeduid. In de
kliniek van professor Van der Kaay be-
werkte hij een proefschrift over endome-
tritis/pyometra bij de hond. Op 27 janu-
ari 1938 promoveerde hij op het
proefschrift \'Bijdrage tot de kennis van
de baarmoederontsteking bij den hond\'.
Met dit werk werd voor het eerst over-
tuigend aangetoond dat niet microbiële
oorzaken maar endocriene factoren
centraal staan bij de ontwikkeling van
endometritis. Naast het klinische en we-
ten.schappelijke werk aan de verloskun-
dige kliniek had Teunissen een consulta-
tieve praktijk voor kleine huisdieren,
waarmee hij al snel grote faam verwierf.
In januari 1947 werd Teuni.ssen tot
hoogleraar benoemd aan de Kliniek
voor Kleine Huisdieren. De leerop-
dracht omvatte - tot de benoeming van
de eerste hoogleraar farmacologie in
1
955 - ook de geneesmiddel- en vergift-
leer. In februari 1948 hield hij zijn ora-
tie \'Hormonen in de Diergeneeskun-
de \'. Hierin gaf hij een overzicht van de
kennis van de rol van hormonen bij de
homeostase en ging hij in op enkele en-
docriene aandoeningen. Daarnaast
besteedde hij aandacht aan de op gang
komende therapeutische toepassingen
van hormonen en ging daarbij zowel in
op de mogelijke heilzame effecten als
op de schadelijke bijwerkingen.
Met zijn benoeming tot hoogleraar met
een zeer brede leeropdracht werd
Teunissen voor een niet eenvoudige
taak geplaatst. De door de tweede we-
reldoorlog ontstane achterstand moest
worden ingehaald en dat op een zeer
breed terrein van de diergeneeskunde
en in de schaarste van de na-oorlogse
jaren. Zijn intelligentie en zijn toewij-
ding hebben hem in staat gesteld om
aan te sluiten bij de internationale ont-
wikkelingen en tevens twee speerpun-
ten te ontwikkelen, één op internistisch
gebied en één op chirurgisch terrein.
Op internistisch gebied was het de en-
docriene pancreas, die hem in het bij-
zonder interesseerde. Teunissen was
sterk geïntrigeerd door de rol van de
oestrische cyclus bij het ontstaan en
het verloop van diabetes mellitus.
Deze belangstelling sloot aan bij het al
genoemde promotie-onderzoek dat hij
in de dertiger jaren had verricht in de
kliniek van zijn leermeester professor
Van der Kaay. Intussen was dit promo-
tie-onderzoek gepubliceerd in de in-
ternationale biomedische literatuur.
Deze publicatie is tot op de dag van
vandaag een belangrijke referentie-
bron.

Op chirurgisch terrein was Teunissen
één van de allereersten die in de laat
veertiger jaren al thoraxchirurgie ver-
richtte bij hond en kat; aanvankelijk in
nauwe samenwerking met de tho-
raxchirurgen van het Sint Antonius
Ziekenhuis. Brom en Gelissen. en de
anesthesist de Zwaan. Zijn chirurgi-
sche vaardigheden en zijn onverstoor-
baarheid stelden hem in staat aandoe-
ningen van de oesofagus. grote vaten,
diafragma en later ook longen te corri-
geren. Degenen die hem gekend heb-
ben zullen zich zijn bijna .spreekwoor-
delijke kalmte herinneren, zelfs tijdens
crises zoals die zich kunnen voordoen
bij intrathoracale ingrepen. Zijn ver-
diensten op dit terrein werden in 1968
geëerd met een ere-doctoraat van de
Universiteit van Bern (Tijdschr Dier-
geneeskd 1969; 94: 293-4). Voor zijn
gehele werk ontving hij in 1974 van de
Duitstalige groep van de \'World Small
Animal Veterinary Association\' de
Richard- Völker-Medaille.

Naast de grote inzet voor de genees-
kunde van het kleine huisdier heeft
Teunissen zich ook bestuurlijk en
maatschappelijk niet onbetuigd gela-
ten. In de vijftiger jaren was hij voor-
zitter en secretaris van de Faculteit
der Diergeneeskunde, als ook be-
stuurslid van de Groep Geneeskunde
van het Kleine Huisdier (nu Gezel-
schapsdieren) van de Koninklijke Ne-
derlandse Maatschappij voor Dier-
geneeskunde. Ook had hij zitting in het
landelijke en het regionale bestuur van

K o n 1 N K 1 .1 j K t: Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde

729

-ocr page 344-

de Nederlandse Vereniging tot Be-
scherming van Dieren. Voorts heeft hij
via zijn lidmaatschap van adviescom-
missies hijgedragen aan de totstand-
koming van het zogenaamde Honden-
en Kattenhesluit. Hiermee kwam een
wettelijke regeling tot stand voor een
verbod op het couperen van oren.
Bovendien kv^am er een eind aan de
handel in ongevaccineerde dieren.
Voor zijn professionele en maatschap-
pelijke verdiensten werd Teunissen bij
zijn afscheid koninklijk onderscheiden
met de benoeming tot Ridder in de
Orde van de Nederlandse Leeuw.
Bovendien werd hem het ere-lidmaat-
schap verleend van de Groep Ge-
neeskunde van het Kleine Huisdier van
de KNMvD.

Na 31 jaar hoogleraar te zijn geweest
nam hij in 1978 afscheid. De najaars-
vergadering van de Groep Genees-
kunde van het Kleine Huisdier van 2
september stond geheel in het teken van
dit afscheid en er verscheen een \'Prof.
Teunissen issue\' van het Tijdschrift
voor Diergeneeskunde (jaargang 103,
pagina 1041-1144) met 19 bijdragen
van medewerkers. Na vele jaren van in-
tense betrokkenheid viel het afscheid
van zijn geliefde vak, de geneeskunde
van het kleine huisdier, hem zwaar. Tot
zijn vreugde heeft hij zijn grote klini-
sche ervaring nog jaren dienstbaar
kunnen maken aan de patiënten in de
praktijk van zijn schoondochter.

Teunissen is voor velen leermeester
geweest, hoewel hij zelf aangaf
(Faculteitsnieuws 1979; 3: 13) dat het
onderwijs hem nooit heeft aangetrok-
ken. Dat mag misschien zo geweest
zijn voor de hoorcolleges. Maar bij de
klinische demonstraties voor studen-
ten en de klinische avonden voor prac-
tici, waarbij de patiënt centraal stond,
kon hij buitengewoon inspirerend zijn.
Door zijn grote wetenschappelijke be-
langstelling was hij stimulerend voor
zijn medewerkers. Hij zal in de herin-
nering van velen - en zeker ook die van
de ondergetekenden - voortleven als
een hoogleraar die met grote liefde
voor het dier, met veel aandacht voor
de mens achter het dier en met grote
toewijding belangrijke bijdragen heeft
geleverd aan de ontwikkeling van de
geneeskunde van gezelschapsdieren.

F.J. Meutstege
A. Rijnberk

F.J. van Sluijs

H.W. de Vries

E-MAIL VEEHOUDER EN DIERENARTS

Het blad Veehouder en Dierenarts heeft sinds kort een
eigen e-mailadres gekregen, dat luidt:

veeh.en.dierenarts@knmvd.nl

□VERZICHT VRAAG EN AANBOD
VACATUREBANK JULI-SEPTEMBER

In het derde kwartaal van 1998 zijn 57 diergeneeskundig studenten afgestu-
deerd. In deze periode was er sprake van een afname van het aantal dierenart-
sen dat per direct opzoek was naar fulltime werk (in juli waren dit er 101 en in
september 96). In datzelfde kwartaal zijn er bij de Vacaturebank gemiddeld
20 aanvragen per maand binnengekomen voor waarnemingen in gezelschaps-
dierenpraktijken en zeven aanvragen per maand voor waarnemingen in ge-
mengde of landbouwhuisdierenpraktijken.

AANBOD

Van de 96 dierenartsen die in septem-
ber ingeschreven stonden, zocht 61%
een functie in de gezelschapsdieren-
praktijk en 39% in de gemengde of
landbouwhuisdierenpraktijk. In de pe-
riode juli tot en met september waren
de meeste van deze dierenartsen aan
het werk in verband met vakantie-
waarnemingen.

Door Corine van Kalles

De groep dierenartsen, ingeschreven
bij de Vacaturebank, die op zoek is
naar parttime werk, is in het derde
kwartaal van 1998 iets kleiner gewor-
den (van 71 dierenartsen in juli naar 69
in september). Het grootste deel is op
zoek naar een baan in de gezelschaps-
dierenpraktijk (83%); 17% zoekt werk
in de gemengde of de landbouwhuis-
dierenpraktijk. Het aantal vrouwen is
in deze groep veel groter dan het aantal
mannen; 96% van de groep bestaat uit
vrouwelijke dierenartsen.
Het aantal dierenartsen dat een andere
baan in de praktijk zoekt en dus op ter-

K O N I N K L. IJ K t N t; D fi R l. A N 13 S r, MAATSCHAPPIJ VOOR D IF. R (1 li N F KSK IJ N O h

730

-ocr page 345-

mijn beschii<baar is vanwege de op-
zegtermijn, is in de maanden juli tot en
met september vrijwel gelijk gebleven
(59 dierenartsen in juli en 60 in sep-
tember). Van deze dierenartsen zocht
60% op termijn een functie in een ge-
mengde of iandbouwhuisdierenprak-
tijk en 40% in een gezelschapsdieren-
praktijk.

Bij de Vacaturebank staan tevens die-
renartsen ingeschreven die werk zoe-
ken buiten de praktijk. Hiermee wordt
bedoeld werk in het bedrijfsleven, bij
de overheid of bij onderzoeksinstitu-
ten. Het aantal dierenartsen dat hier-
voor ingeschreven staat is in het derde
kwartaal iets toegenomen; in juli wa-
ren dit er 43 en in september 45.

VRAAG

Wat betreft vaste banen zijn er in de
maanden juli tot en met september 15
banen in gezelschapsdierenpraktijken
aangeboden (waarvan negen part-
time), 14 banen in gemengde of land-
bouwhuisdierenpraktijken (waarvan
één parttime) en twee banen buiten de
praktijk. Tien banen in gezelschaps-
dierenpraktijken zijn inmiddels inge-
vuld; zes door vrouwelijke en vier
door mannelijke dierenartsen. Daar-
naast zijn acht banen in gemengde of
landbouwhuisdierenpraktijken inge-
vuld; drie door vrouwelijke en vijf
door mannelijke dierenartsen.

l \'oor meer informutie of diensten van
de vacaturehank: Corine van Kalles,
Bureau van de K.WIvl), telefoon: 030
-25101II.

731

VERKEERD
TELEFOONNUMMER
INTERNET-CURSUS
GROEP PAARD

In het Tijdschrift voor Dierge-
neeskunde van 1 november 1998
staat op pagina 653 bij
\'Intro-
ductiecursus internet voor leden
Groep Paard
\' een verkeerd tele-
foonnummer vermeld.

Het goede telefoormummer voor
meer informatie over deze cursus
moet zijn;
013 - 5837275 (Anouk
Otjens, Janssen Cilag B.V.).

O

\\\'oor het lidniautsehap van de Kunhiklijke
Nederlandse Maatschappij \\oor Dierjjenees-
kunde hehhen zich aangemeld de volgende
collegae:

Bakker, Mevr. F.J.; 1998; NE7I 6AN Wooler,
Northumberland (Verenigd Koninkrijk); North
Doddingtonfarm.

Bruijn. C.M. de; 1997; 4345 BH Vrouwen-
polder; Prins Bemardlaan 22.
Hoekemeijer, Mevr. P.E.; 1998; 3582 ZD Utrecht;
l.B. Bakkerlaan 171.

Huisman, MevrJ.; 1998; RH 13 6BA Horsham,
West Sussex (Verenigd Koninkrijk); 172 St.
Leonard Road.

Megens, Mevr. M.; 1998; 3912 AG Rhenen; De
Toltoren 23.

Moleman, Mevr W.J.; 1998; 3572 DJ Utrecht;
Veeartsenijstraat 213.

Sluijs. Prof.Dr. F.J.; 1974; U-1987; 3572 XE
Utrecht; Admiraal van Gentstraat 21.
Steeman, Mevr. M.H.; 1998; 3523 GN Utrecht;
Turkooislaan 72.

Vijver, Mevr. C.E. van der; 1997; 2343 LA Oegst-
geest; Haarlemmerstraatweg 5.
Wessel, Mevr. C.M.; 1977; 3862 RTNijkerk; le
Kruishaarseweg 15.

Als lid \\an de Koninklijke Nederlandse Maat-
schappij voor Diergeneeskunde heeft het
Hoofdbestuur aangenomen:
Binnekade, Mevr. N.; 1998; 3551 SE Utrecht;
Koolstraat 24.

Brugge, S.P.J. van; 1998; 4264 SM Veen; Wil-
lem de Zwijgerstraat 34.

Butler, Mevr. C.M.; Gent-1998; 9444 TH Grol-
loo; Schoonloërstraat 53.
Derijks. Mevr P.M.; 1998; 3511 AZ Utrecht;
Oude Gracht 148 bis.

Donk, Mevr. S.F.; 1998; 3511 VZ Utrecht;
Springweg 150 bis.

Engmann, Mevr. S.M.; 1998; 3204 CA Spijke-
nisse; Apolloplein 8.

Fons. Mevr. F.; 1998; 1505 HE Zaandam; Zuid-
dijk 420.

Gelder, G.A.J.; 1998; 2250 Olen (België); Ger-
heiden 59.

Groot Nibbelink, N.; Gent-1998; 7103 BT Win-
terswijk; Pasbree 106.

Jonge, Mevr. J.G. de; Gent-1998; 9467 PJ An-
ioo; Esweg 21.

Limpens. Mevr. S.E.J.M.; Gent-1998; NR2 1 RP
Norwich (Verenigd Koninkrijk); 21 Chapelfield
Road.

Meijer, Mevr M.; Gent-1998; 8381 AE Vledder;

Personalia

K {) N I N K I I .1 K E N li D I R L A N DSF M A A f S C H A I\' I\' I .1 V C) OR 1) I F R (j I, N F E S K i; N ü F

Vledderweg 40.

Moll Mevr. J.; 1998; 3705 ZG Zeist; Warande 79.
Monna. Mevr. J.W.; 1998; 3315 AA Dordrecht;
Rudyard Kiplingerf 24.

Post. Mevr E.; 1998; 9271 CE Zwaagwest-
einde; Verlengde Stationsstraat 58.
Scheepers, M.A.A.; 1987; 6321 PK Wijlre; Haas-
stad 1.

Selles, C.; Gent-1998; 8265 PM Kampen; Buiten-
dijksweg IA.

Uchelen, Mevr. A.H.; 1998; 3621 GZ Breukelen;
Rietland 2.

Ven, Mevr E. van de; Gent-1998; 5735 BJ Aarie
Rixtel; Molenstraat 7.

Vonderen, Mevr. I.K.; 1998; 3723 TX Bilt-
hoven; Donsvlinder 26.

Wertenbroek, N.R.A.M.; Gent-1998; 5282 PV
Boxtel; Leenhoflaan 9.

Wijk, Mevr. M. van; 1995; 2807 GL Gouda;
Getijmolenerf 66.

,\\N kandidaatlid van de Koninklijke Neder-
landse Maatschappij \\oor Diergeneeskunde
heeft het lluofdhestuur aangenomen:
Clipper, Mevr. J.A.;2274 TA Voorburg; Van
Duvevordelaan 8.

Hout, Mevr. S.C. van den; 3583 VE Utrecht; F.
Hendrikstraat 9.

Nomden, Mevr. P.L.; 9995 PZ Kantens; Middel-
strumerweg 44.

Peters, Mevr. A.J.; 3702 TE Zeist; Jan Meer-
dinklaan 22.

Verschueren, P.A.M.; 3532 HT Utrecht; Vleu-
tenseweg 320.

OVERLEDEN

Op 08 september 1998 Mevr. Drs. A. van Clastel-
Jansen te Rijsbergen.

Op 21 oktober 1998 Drs. H.H.G. Grooten te
Bome.

Op 02 november 1998 Drs. J.H.H. Cloudt te
Wijchen.

Op 10 november 1998 Mevr Drs. M.H.F. van
Niel te Eist.

\\ oor hel dierenartsen-examen van 06 no\\em-
ber 19\')8/ijn geslaagd:
Brouwer, Mevr. M.B.
Dijkman. Mevr. E.M.
Huisman, Mevr. J.
Man, Mevr. A. de
Müller.A.E.
Poot. Mevr. J.
Schermann. Mevr. E.I.V.
Snijkers, M.E.
Visser, Mevr. V.X.N.
Wijnker, J.J.

JUBILEA

Dr Ing. R.M. Barkema te Dronten, afwezig, 40

NIEUW E MAILADRES TIJDSCHRIFT
VOOR DIERGENEESKUNDE

Het Tijdschrift voor Diergeneeskunde heeft sinds kort een eigen e-mailadres
gekregen, waardoor kopij voortaan rechtstreeks bij de bureauredactie terecht-
komt. Het nieuwe adres luidt:

tijdschrift@knmvd.nl

-ocr page 346-

jaar, 04 december 1998

H. Lempke te Oegstgeest, afwezig , 40 jaar, 04
december 1998

Prof. Dr. C.C. Oosterlee te Heteren, afwezig , 45
jaar, 05 december 1998

J.H.S.H.M. van Gulick te Deume, afwezig , 25
jaar, 07 december 1998

L. Kalsbeek te Roordahuizum, afwezig, 25 jaar,
07 december 1998

J.H. Kraak te Beaxem, afwezig, 25 jaar, 07 de-
cember 1998

J.H. Sytema te Menaldum, afwezig, 25 jaar, 07
december 1998

J. Walgemoed te Gramsbergen. afwezig, 25 jaar,
07 december 1998

P.N. Beenen te Stokkum, afwezig, 25 jaar, 07
december 1998

J.M.J. Frijlink te Nunspeet. aanwezig, 25 jaar,

07 december 1998

H. van Putten te Wommels, aanwezig, 25 jaar,

08 december 1998

Prof. J. Janssen te Grez-Doiceau (België), aan-
wezig, 40 jaar, 08 december 1998

D. van der Zee te Uffelte, afwezig, 45 jaar 12 de-
cember 1998

A. Klimp te Helium, afwezig. 40 jaar, 19 decem-
ber 1998

J.H.M. van de Wouw te Drunen, afwezig, 40
jaar. 19 december 1998

Mevr E.M. Bijleveld-Huussen te Hoom. afwe-
zig, 30 jaar, 20 december 1998
Mr H.J. Rouwé te Ferwerd, aanwezig, 30 jaar,
20 december 1998

E. van Veldhuizen te Nijkerk, afwezig , 30 jaar,
20 december 1998

P.A.M. Verhoeven te Sittard, afwezig, 30 jaar ,
20 december 1998

Prof. Dr. H.W. de Vries te Nieuwegein, afwezig,
30 jaar, 20 december 1998
Dr. W. Band te Amstelveen, afwezig, 35 jaar, 20
december 1998

L. Harms te Hoevelaken, aanwezig, 35 jaar. 20
december 1998

MUTATIES

Aarle, P.A.M. van; 1978; Pei Too, Taipei
(Taiwan R.O.C.); Chung Yang 7th. Road 19;
tel
(I0-8K6-2-28913892 privé, 27560951 bur.; fax
(I0-8K6-2-28913892
privé, 27560950 bur.; E-
mail INTF.RVKT«FICNKT.\\F.T: d., bij
Intervet Intemational B.V.

•Bakker. Mevr. F.J.; 1998; NE7I 6AN
W ooler Northuniberland (\\ erenigd Konink-
rijk); North Doddingtonfarm; tel.
00-44-
1668-281954;
d.

Berge Henegouwen, J.T. van; 1970; 6681
LB Bemniel; Karstraat .16; tel 0481-464039
privé, 461627 prakt.;
fax (»481-464839; p., geass.
met G.J. van Riemsdijk en D.J. van Zoolingen.

Binnekade. Mevr. N.; 1998; 3551 SE
Utrecht; Koolstraat 24; tel. 030-2438867;
wnd.d.
(Toev. als lid).

Binsbergen, Mevr A.P.; 1998; 1274 NL
Huizen; Draaikom 37; tel. 035-5252903 privé,
075-6281406
prakt.; p., medew. bij Mevr. M.1.
Bos.

Braak, Dr. A.E. van de; 1977; U-1986;
3906 NB Veenendaal; Haspel 4; tel. 0318-
523974 privé. 0342-479200
/479370 bur.; fax
0342-479383;
E-mail AEM)BRAAKCa DEN-
K.WIT.M.;
Specialist Veterinaire Diervoe-
ding;
hfd.lab./O&O Denkavit Nederland B.\\.

»Brouwer, Mevr. M.B.; 1998; 3522 XA
l trecht; Beerzestraat 25; lel. 030-2801551; d.

Bmgge, S.P.J. van; 1998; 4264 SM Veen;
Willem de Zwijgerstraat 34; tel. 0416-695431
privé; 665091 Prakt.; p., medew bij A. Bakx,

F.M.J.M. Flipsen, B..A. van Hees, M. de Jonge,

G.A.M. Leenders en O M. Verhorst (toev. als
lid).

Butler, Mevr. C.M.; Gent-1998; 9444 TH
Grolloo; Schoonloërstraat 53; tel.0592-501689;
wnd.d.
(toev. als lid).

Crama, K.; 1974; 3068 SB Rotterdam;
Barbarakruid
2; tel. 010-4212858 privé,
4200002/4200036/06-51006863 prakt.;
Spe-
cialist Chimrgie der Gezelschapsdieren;
p., ge-
zelschapsd.

Cramer, J B.; 1995; 2801 LA Gouda;
Hege (;ouH e 21; tel 0182-512241 /06-54717213
privé, 516876 prakt.; E-mail C RAMER.
SMITS!« W XS.M.; p., geass. met Me\\r.
W .W.M. Smits.

Dam, H.C.B.; 1987; 2805 JN Gouda; Weth.
Venteweg
143; tel. 0182-520994 privé, 582592
bur.; fax 0182-599360; E-mail BUK HEK\'a
COMPl SERN E.C OM;
dir. Biochek.

Derijks, Mevr. P.M.; 1998; 3511 AZ Utrecht;
Oude Gracht 148 bis; tel. 030-2322456; wnd.d
(toev. als lid).

*l)ijkman. Mevr. E.M.; 199«; 3515 VK
I trecht; Noleiislaan 541; lel. 030-2760310;
wnd.d.

Donk,Mevr. S.F.; 1998; 3511 VZ Utrecht;
Springweg 150 bis: tel. 030-2321007; wnd.d.
(toev. als lid).

Engmann. Mevr. S.M.; 1998; 3204 CA
Spijkenisse; Apolloplein 8; tel. 0181-619962;
wnd.d.
(I«e\\. als lid).

Erdmann, Mevr. C.; 1998; 3221 LG Hel-
levoetsluis; Schenkeldijk 2; tel. 0181-327839;
wnd.d.

Evers, Mevr. A.C.; 1997; 7591 1,1) Dene-
kamp; Kievit 115; tel. 06-54286863; wnd.d.

Eons, Mevr. F.; 1998; 1505 HE Zaandam,
Zuiddijk 420; d.
(toev. als lid).

Frantzen. Mevr. M.W.A.; 1997; 3705 ZJ
Zeist; Warande 116; tel. 030-6951502
/06-
.55107345;
wnd.d.

Gaaien, Mevr. L.E.; 1997; 3734 CA Den
Dolder; Baarnseweg 70 bis; lel. 030-2254010;
fax 030-2284845; wet. medew. l .11. (E.l). Afd.
N\'arkensge/ondheidszorg).

Gaarenstroom. Mevr. M.M.; 1998; 5616
RE Eindhoven; Baarsstraal 35; lel. 020-
6912347 prakt.; fax 020-6912348; p.. medew.
bij K.N. Ier Steege.

Gelder, G.A.J.; 1998; 2250 Olen (België);
Gerheiden 59; tel. 00-32-14-214940 privé,
0161-496016 prakt.; p., medew. bij J.M.M.G.
van Dijk, W.C. de Leeuw, J.C. Schetters en
C.J.C. Vincenten
(toev. als lid).

De Redactie van het Diergeneeskundig Jaarboek wil dierenartsen de mogelijkheid bie-
den in het Diergeneeskundig Jaarboek naast hun privé-adres het praktijkadres
(bij een
meermanspraktijk alleen de hoofdvestiging!)
te laten vermelden. Ook wanneer uw
praktijk gevestigd is op uw privé-adres, kunt u dit als zodanig laten opnemen. Wanneer
u uw praktijkadres opgenomen wilt hebben in het Diergeneeskundig Jaarboek wordt u
verzocht uw gegevens
schriftelijk door te geven aan het secretariaat van de KNMvD
(faxnummer; 030-2511787).

Graff, Mevr. J.M.J.; 1990; 5703 GM
Helmond; Piet Soerstraat 25; tel. 0492-540953
privé,
522208; p., gezelschapsd.

Greef, R.J.T. de; 1997; 5684 NX Best;
Mosselaarweg 9;
lel. 0499-391776 privé,
374205 prakt.; p., mede», bij K.M.I.. Böhm.
\\an Dorsser, .)..\\.J. Giesen en E. Noorman.

Groot Nibbelink, N.; Gem-1998; 7103 BT
Winterswijk; Pasbree 106; tel. 0543-518941;
wnd.d.
(toev. als lid).

Hens, Mevr. I.M.; 1990; 8651 BT IJlst;
ZevenpeLsen
11; tel. 0515-532944 privé, 412714
prakt.; p., geass. inel .\\..I..V. l.obsteyn. E.
Offerhaus, van der Schaaf en M. van der
Velde.

Holzhauer, M.; 1984; 7861 BM Oost-
hesselen; Waterveensweg 7; tel. 0524-582107
privé,
059I-.36I368; d. G.l).. afd. Runder-
ge/ondheidsz«rg. loc. Deventer.

Hoomenborg. G.J.; 1994; 7620 l.emvig
(Denemarken); Solhojvej 35, Ramnie; tel.
00-
45-9788-8086 privé, 9500 prakt.; fax 00-45-
9788-9339; E-mail HOORNENB(a;POST8.
TELE.DK; medew. bij Ramme en Tangso Dyr-
leager.

Huijg, J.C.M.; 1963; 1191 SB Ouderkerk
aan de Amstel; Boomvalk 20; tel. 020-4964416;
»nd.d.

»Huisman, Mevr. .1.; 1998; Rm3 6BA
Horshani. West Sussex (Verenigd Konink-
rijk): 172 St. Leonard Road; lel. 00-44-1403-
211510 privé, 1293-531791 prakl.; p., medew.
bij David Clare & ,\\ssociatcs.

Jonge, Mevr. J.G. de; Gent-1998; 9467 PJ
Anloo; Esweg 21; tel. 0592-271483; wnd.d.
(luev. als lid).

Koen. Mevr. A.H.M.; 1975; 3241 XB Mid-
delhamis; Kon. Julianaweg 21; tel 0187-486364;
tax 0187-486364;
d.

Komalijnslijper, Mevr. J.E.; 1997; 3513
AR Utrecht; Beverstraat 46. tel. 030-2318378
privé.
2531087 bur.; fax (U0-252IS87 biir.; E-
niail .I.E.KORNAI.I,INSI.I.(PER(& VET.t t .
NL; wet. mede«, l .1. (E.D.. vkgr. Bedrijfs-
dierg. en \\ oorlpL).

Kuiken.G.M.; I995;9781 KN Beduni; De
Roterij 21; tel. 050-3013642 privé, 3014260
prakt.; fax 050-3015519; p.. mede«, bij
E.P.M. Admiraal, Mevr. T.H.J. Admiraal-
Kok. C.H. van W ees en D.van der Wel.

Lemmen. J.A.; 1983; 8471 WL Wolvega;
Erica 35; tel. 0561 -617561;«
nd.d.

Lieven, J.Th.C.; 1986; 7255 MS Varssel
(Gld.); Sarinkdijk 17; tel. 0575-467517 privé,
513151 prakt.;
fax 0575-544875; p.. gezelschaps-
d.

Limpens, Mevr. S.E.J.M.; Gem-1998;
NR2 IRP Norwich (Verenigd Koninkrijk); 21
Chapelfield Road; tel. 00-44-1603-744998
privé, 629046 prakt.; fax 00-44-1603-625060
prakt.; p., medew. bij Chapelfield Vet. Part-
nership (toev. als lid).

♦Man. Mevr. A. de; 199«; 3582 ( I
l trecht; Krommerijn .5«; lel. 030-2544045; d.

Marsman, Mevr J.S.; 1998; naar hel Bui-
tenland.

Marsman, Mevr. J.S.; 1998; SA3I IRX
Carmarthen, Dxfed (\\ erenigd Koninkrijk);
Fair Lane \\ elerlnarv C enlre; tel. 00-44-1267-
230916 privé, 237367 prakt.; fax 00-44-1267-
238600;
E-mail POSTBUS@JSMARSMAN.
DEMON.NL;
mede«, bij P.O. Williams.

Meijer, Mevr M.; Gent-1998; 8381 AE
Vledder; Vledderweg 40; tel. 0521-382221;
wnd.d.
(toev. als lid).

Moll Mevr. J.; 1998; 3705 ZG Zeist; Wa-
rande 79; tel. 030-6951032; wnd.d.
(toev. als
lid).

-ocr page 347-

Monna, Mevr. J.W.; 1998; 3315 AA Dor-
drecht; Rudyard Kiplingerf 24; tel. 078-6229433
privé, 6138444 prakt.; p., medew. bij G. van den
Brink, J.L.H. Hopmans en H.T.M. van der
Linden (toev. als lid).

Mous, Mevr. J.I.; 7722 JG Dalfsen; Kor-
tersweg 2; lel. »572-371464; wnd.d.

Mul-Verdou«. Mevr. B.K,; 1997; 1423
PS Uithoorn; Grauwe Gans 42; tel 0297-533224
pnvé, 020-6414796 prakt,; p„ medew, hij J.
van Delden, Mevr, P,E, de Jong, R.J.H.
Steijgeren Mevr. M.J. Steijger-Hesterman.

*Miiller. .V.E.; 1998; 1702 BL Heer-
hugowaard; Marslaan 6; tel. 072-5724027
privé, 5744959 Prakt,; fax 072-5726455; p.,
medew, bij C.J, van Hnorn en D.I., van Os,

»Nienhoff, H.M.; Hannover 1998; 46354
Südlohn (Duitsland); Dahlienweg 14; tel. 00-
49-2862-580081 privé, 0543-512124/512385
prakt.; E-niail H.MF.\\HOFK(« T.ONLINK.
DE;p., medew. bij J. Broeze, P R. van Hoeve.
J.A. Huisinga, R.W.M. Ikink, A. ter Keurs, D J.
Ubbels, A.W.A.J. Vermeulen en F. de Wit.

Os, F.G.H.A.; 1991; 6373 HS l.andgraaf;
Hoogstraat 177; tel. 045-5428381 privé,
5721666 prakt.; fax 045-5726947; p., geass. met
W.J.H.D. Kremer, H.H.M. Steinbusch, J.M.G.
Stokkermans en R.M.M.L Vrouenraets.

Peletier, Mevr. R.; 1991; 3037 GK
Rotterdam; Bergsingel 104B; tel. 010-4651440;
wnd.d.

*Pool, Mevr.J.; 1998; 3522 C J l trecht;
Gouwestraat 4; tel. 030-2892488; d.

Post, Mevr. E.; 1998; 9271 CE Zwaag-
westeinde; Verlengde Stationsstraat 58; tel 0511-
444717 privé. 0512-332650 prakt.; p., medew.
bij T.F. Roest en W. de Vries (toev, als lid).

Remmers, P.; 1997; 7722 JG Dalfsen;
Kortersweg 2; lel. 0572-371464 privé. 392900
prakt.; p., medew. bij F.J. van Egmond, P.H.M.
Putker en H. Verhoeven.

Rietbergen. Mevr. M.J.T.R.; 1324 HJ
Almere; Elburgkade 23; tel. 036-5489781 privé,
020-6944766 prakt.; fax 020-6937095; p., Spoed-
kliniek voor Gezelschapsdieren Amsterdam B.V.

Roij, Dr. T.A.J.M. de; 1974; U-1978; B-
3080 Tervuren (België); C. Dereymaekerlaan
35; tel. 00-32-2-7680301 privé, 7682641 bur.;
fax 0()-32-2-768(»827; E-mail IMKODE-
ROlJ ttSKYNKT.BK; \\ iee President Busi-
ness and Product Development, .\\phlnii Cor-
puratiun (vrije smdierichting).

Scheepers, M.A.A.; 1987; 6321 PK Wijlre;
Haasstad 1; tel 043-4591577 privé. 4501877
prakt.; fax 043-4503445; p., geass. met M.G.M.
Demollin, J.J.L. Franssen en F.H.M.G. Laeven
(toev. als lid).

*Schermann. Mevr. E.I.V.; 1998; 3941
BN Doorn; Palmweg 15; tel. 0343-416896; d,

Schevers, V.G.; 1995; 4006 XN Tiel:
\\ urenlaan 37: tel. ((344-618190/06-55155638;
wnd.d.

Selles, C.; Gent-1998; 8265 PM Kampen;
Buitendijksweg IA; tel. 038-3317592; wnd.d.
(toev. als lid).

Smits, Mevr. M.A.M.P.; 1993; 5113 Tl. Mi-
coten; Bernardusstraat 54; tel. 013-5199199;
medew. bij P.J.C. Dirven.

Smits, Mevr. W.W.M.; 1995; 2801 LA
Gouda: Hoge Gouwe 21; lel 0IK2-5I224I/U6-
54717213 privé, 516876 prakt,; E-mall CRA-
MKR.SMITSfflV\\ .\\S.NL; p., geass. met J.H.
Cramer.

Sneepers, R.M.; 1983; 5258 LT Berlicum;
Christinastraat 43; tel. 073-5034794 privé,
5034242 prakt.; fax 073-5034677; p., geass,
met G.l„ Uronsvoort, vet. ad\\. Organon

*Snijkers, M.E.; 1998; 5984 PB Konings-
lust: Bosweg 7: tel. 077-4654032; wnd,d.

Stal, F.; 1996; 6732 KK Harskamp:
RadioweK3-A;teL 0318-453110 privé, 456275
prakt.; fax 0318-457461; p., medew. bij J.W.
Bakker, W. de Boer, E. van Essen, E. de Haan,
C. van der Hem, G. Heynen, D.P. Hofstee, M.
Roseboom en W.A. de Vries.

Steerenberg, E.T.; 1993; 7827 LM Em-
men; Eendenveld 82; tel. 0591-634382 privé,
686666 prakt,: fa\\ 0591-686668:
p., geass. met
Mevr. E.L. Vreugdenhil.

Stoelhorst, H.J.; 1995; 7207 KK Zutphen;
Freulepark 68; tel. 057.5-571088 privé,
551277 prakt.; fax 0575-554099; p., medew. bij

H.J. Breukink, A.J. Noordkamp, H. Warringa en
Mevr. C. Warringa-Hendriks.

Stultiens, Mevr. Y.A.J.; 1994; 6732 EK
Harskamp; Radioweg 3-A: tel. «318-453110
privé. 0485-571406; fax (»485-571028:
p., me-
dew. bij L.J.M. Arts, F.C.M. van Genugten en

I.M. Ypma.

Snu-kenboom. M.S.H.; 1998; 3572 EL
Utrecht; Gildstraat 87; tel, 030-2733365 privé.

KNMVD-VLAG

Wist u dat de KNMvD originele, exclusieve vlaggen
heeft laten maken met het KNMvD-logo erop?

Voor ƒ 125,- (inclusiefBTW)kuntuinhet bezit
komen van zo\'n vlag.

Graag schriftelijk of per fax bestellen:
KNMvD, Postbus 14031, 3508 SB Utrecht,
faxnumtner: 030-2511787.

018.3-351208 prakt.; fax 0.10-2733075 privé;
p., medew. bij S.R. van Koekei en R, van der
\\ een.

Trilk, Mevr. D.E.; 1996; 8261 AX Kam-
pen; Buitennieuwstraat 84; tel. 038-3321522
privé, 3330113 prakt.; K-mail DAIS\\TRII,K
(ffKRKKMAIL.NL;p.

Uchelen, Mevr. A.H.; 1998; 3621 GZ
Breukelen; Rietland 2; tel. 0346-264933/06-
22044446; wnd.d. (toev, als lid).

Valkenburgh, Mevr. S.M.; 1997; 5076 PE
Haaren; Lage Raam IA; tel. 0411-622700 privé,
013-5400215 prakt.; p„ medew. bij \\V,S.J,
Rasenberg.

Ven, Mevr. E. van de; Gent-1998; 5735 BJ
Aarie Rixtel; Molen.straat 7; tel. 0492-381858
privé, 040-2840405 prakt.; p., medew. bij
H.C.M. Oerlemans (toev, als lid).

Verdouw, Mevr. B.K,; 1997; /ie: Mul-
N\'erdouw. Mevr, B,K,

Verhaegh, A.M.; 1976; 6027 NB Soeren-
donk: Goorstraat 7; 0495-591831 privé, 0485-
335341 bur.; fax 0495-592200 privé, 0485-
335566 bur.; vet. adv. A.U.V. Advies.

Verhagen, J.B.C.; 1955; 8334 RS Tuk
(Steenwijk); Tukseweg 109A: tel. 0521-
514900; r.d.;R.O.N.

*Visser, Mevr. N .X.N.: 1998: 35K3 RN
t trecht: \\ ossegatselaan 17 bis; lel. 030-
2516245: wnd.d.

Vonderen, Mevr. I.K.; 1998; 3723 TX
Bilthoven; Donsvlinder 26; tel. 030-2290161
privé, 2531929/253941 1 bur.; roulant/specialist
in opleiding U.U. (F.D., vkgr. Geneesk. van
Gezelschapsd.) (toev, als lid).

Vreugdenhil, Mevr. E.L.; 1975; 7811 AZ
Emmen; Vreding 6; tel. 0591-686660 privé,
686666 prakt.; fa\\ 0591-686668; p., geass met
E.T. Steerenberg.

Vullings, Mevr. M.J.H.; 1998; naar hel
buitenland.

Vullings, Mevr. M.J.H.; 1998; Bally-
shannon, Countv Donegal (Ierland): I he
Mail; tel. 00-353-72-52768 privé. 51559
prakt,; fax 00-353-72-51620; p., medew. bij
Old Church \\ eterinarv Group.

Wertenbroek, N.R^A.M.; Gent-1998; 5282
PV Boxtel; Leenhoflaan 9; tel. 0411-673329;
wnd.d. (toev. als lid).

Wijk, Mevr. M. van; 1995; 2807 GL
Gouda; Getijmolenerf 66; tel. 0182-524306;
d.(toev. als lid).

*\\Vijnker, J.J.; 1998; 3531 EP I trecht:
J.P, C oenstraat 89S: tel, 030-2965664; wnd.d.

Wortelboer, Mevr. M.C.; 1991; 5975 SE
Sevenum; van Vlattenstraat 165; tel. 077-
4678095; d.

Zuilen, C.D. van; 1993; 1016 TW Amster-
dam; Elandsgracht 16; tel. 020-4234944 privé,
6175200 prakt.; fax 020-6175217: K-mall
KI.IMEK.MAARSf HAI.KER\\\\KKRDi«V\\
XS,N1,; Specialist Chirurgie der Gezel-
schapsdieren; p., medew, bij R.J. Maarschal-
kerweerd (Diergeneeskundig Orthopedisch
Centrum .Amsterdam).

DIERGENEESKUNDIG JAARBOEK 1999

Wilt u zeker zijn dat uw gegevens betreffende uw personalia in het Jaarboek 1999 juist
vermeld worden, dan verzoekt de Redactie van het Diergeneeskundig Jaarboek
vóór 1
januari 1999
eventuele fouten en wijzigingen schriftelijk door te geven aan het Bureau
van de Maatschappij.

Redactie Diergeneeskundig Jaarboek.

-ocr page 348-

Doorlopeodeaoenda

I

CONGRESSEN & SYMPOSIA

199«

Deci\'mtier

1 Cardial Pursuit 11 Seminar door dr. R. van
Noort, Hotel Mercure, Utrecht Nieuwe-
gein. Aanvang: 20.30 uur.

1—2 Comisa Annual Meeting 1998. 2
December info-seminar \'Antibiotics:
treasured goods to use prudently\', Hotel Le
Meridien, Brussels. Information: Florence
Legein, Avenue Kersbeek 281a, B-1180
Bmssels, Belgium. Tel.: 0032-2-3766007,
fax: 0032-2-3766018, e-mail: FLegein®
compuserve.com.

2 Cardial Pursuit II Seminar door mw. dr.
L.M. Overduin, Novotel, Breda. Aanvang:
20.30 uur.

3 Cardial Pursuit II Seminar door dr. R. van
Noort, Novotel, Rotterdam-Schiedam.
Aanvang: 20.30 uur.

7 Cardial Pursuit II Seminar door dr. R.J.
Gerritsen, Postiljon Hotel, Haren-Gro-
ningen. Aanvang: 20.30 uur.

8 Praktijkgerichte klinische avond over
huid- en hartaandoeningen, Virbac Neder-
land, Bameveld. Aanvang: 19.30 uur.
Informatie/opgave tel.: 0342-427127.

9 Cardial Pursuit II Seminar door dr. R. van
Noort, Hotel Mercure, Amsterdam. Aan-
vang: 20.30 uur.

9 11^ Studiedag van de Vereniging voor
Veterinaire Epidemiologie en Economie
met als thema zoönosen en antibiotica-re-
sistentie. Locatie: RIVM te Bilthoven.
Infomiatie: A. Eibers, tel.: 0411-659419 of
e-mail: a.elbers@gdvdieren.nl.

10 Cardial Pursuit II Seminar door mw. dr.
L.M. Overduin, Postiljon Hotel, Arnhem.
Aanvang: 20.30 uur.

14 Cardial Pursuit II Seminar door dr. R. van
Noort, Golden Tulip, Leidschendam.
Aanvang: 20.30 uur.

17 Cardial Pursuit II Seminar door mw. dr.
L.M. Overduin, Motel Stein-Urmond,
Urmond. Aanvang: 20.30 uur.

734

KOPIJ OP
DISKETTE

De redactie stelt het op prijs indien
teksten, die langer zijn dan één A4-tje
op bij voorkeur een 3,5 inch-diskette
worden aangeleverd in Word Perfect
5.1 (andere versies zijn ook mogelijk).
Aan het eind van regels gelieve geen
harde returns te geven.

1999

Februari

4 Praktijkgerichte klinische avond over huid-
en hartaandoeningen. Postiljon, Heeren-
veen. Aanvang: 19.30 uur. Informatie/op-
gave tel.: 0342^27127.

Maart

2 Praktijkgerichte klinische avond over
huid- en hartaandoeningen. Hotel Gilze-
Rijen. Aanvang: 19.30 uur. Informatie/op-
gave tel.: 0342-427127.

4—6 First European Congress on Agricultural
and Food Ethics. Wageningen.

10—12 Tagung der DVG-FG: \'Parasitologie
und parasitäre Erkrankungen\', Tierärzt-
liche Hochschule Hannover, tel.: 0049-
511-953 7970, fax: 0049-511-953 7975, e-
mail: gstaats@who.tiho-hannover.de.

24—26 Jaarlijks congres van de \'Society for
Veterinary Epidemiology and Preventive
Medicine\' (SVEPM) in Bristol, Engeland.
Meer informatie: Dr. Ed G.M. van Klink,
Committee Member, Vlietenburg 26, 2804
WS Gouda, e-mail: E.G.M.van.Klink@

ikclb.agro.nl.

\\pril

8—11 Annual BSAVA-congress. International
Convention Centre, Birmingham, England.
Administration Office: Kingsley House,
Church Lane, Shurdington, Cheltenham,
Glos. GL51 5TQ United Kingdom. Tel.:
(01242) 862994, fax: (01242) 863009, e-
mail: congress@bsava.demon. co.uk.

23—25 32ste Voorjaarsdayen Conyres in bet
RAI Congres Centrum, Amsterdam. Jaar-
lijks intemationaal congres over Genees-
kunde van Gezelschapsdieren. Contact:
Voorjaarsdagen Secretariaat, Marjolijn
Fijten, Postbus 14031, 3508 SB, Utrecht,
tel.:-<-31 30 2510111, fax:-t-31 30 2511787,
e-mail: vjd@pobox.accu.uu.nl, intemet:
http://www.rai.nl/ads/veterina/en.

.luli

2—4 Eight Annual Scientific Meeting of the
European College of Veterinary Surgeons.
Bmges, Belgium. Preseminars with practi-
cal work, July 1, 1999. ECVS, Monika
Gutscher, Winterthurerstr. 260, CH-8057
Zürich, Switzeriand. Tel.: 041-1-6358408,
fax: 041-1-3130384, e-mail: mgaovet@vet
chir.unizh.ch.

September

23—29 BVA Congress, the Assembly Rooms,
Bath. Information: British Veterinary As-
sociation Congress Office, 7 Mansfield
Street, London WIM OAT. Tel.: 44 171
636 6541, fax: -i-44 171 436 2970, e-mail:
congress@bva.co.uk.

23—29 26»\' World Veterinary Congress, 24*
World Small Animal Veterinary Congress,
5\'\'\' FECAVA Congress, Lyon, France.
Information contact address: Mondial Vet
1999, CNVSPA, 40 me de Berri, F75008
Paris, tel: 33-(0)l-53839160, fax: 33-(0)l-
53839169, e-mail: mondialvet@aol.com,
intemet: http://www.mondialvet99.org.

27—30 Congres Europese Federatie van Infor-
matie-Technologie in de Agrarische Sector
(EFITA), Universiteit van Bonn, Duitsland.
Intemet: www.efita.dk, e-mail: efita99@uni-
bonn.de, tel: 0049-228-733500, fax: 0049-
228-733431.

30—3 okt. WEVA-congress, Paris.

KONINKLIJKE NEDERLANDSE MAATSCHAPPIJ VOOR D I E R G E N E H S K U N D I.

VERGADERINGEN &
BIJEENKOMSTEN

December

2 \'Praktijksamenwerking: van dienstwaame-
ming tot praktijkfiisie\'. Organisatie: com-
missie praktijkvoering Afdeling Limburg,
Noord-Brabant en Zeeland. Aanvang: 14.00
uur. Locatie: Rabobank, Helflheuvelweg
87-91, Den Bosch.

2 Ledenvergadering Groep Veterinaire Spe-
cialisten.

2 AUV-werkvergadering 14.00 uur te Box-
tel. Onderwerp: Praktijkvoering.

3 Ledenvergadering Groep Pluimveeweten-
schappen, Gezondheidsdienst voor Dieren
te Boxtel, aanvang 13.45 uur.

3 AUV-werkvergadering 20.15 uur te Box-
tel. Onderwerp: Rund 11.

9 Afdelingsvergadering Noord-Holland te
Marken-Binnen.

10 Ledenvergadering Afdeling Utrecht, 20.15
uur. Het Oude Tolhuys te Utrecht.

10 Ledenvergadering Afdeling Gelderland.

10 Ledenvergadering Afdeling Zuid-Holland.

10 AUV-werkvergadering 20.15 uur te Box-
tel. Onderwerp: Schaap/geit I.

11 FIDfN-debat \'Diergeneesmiddelen: beter
voor de mens\'. Schouwburg Singer te Laren,
14.30 uur.

15 Ledenvergadering Afdeling Limburg.

15 Ledenvergadering Afdeling Groningen/
Drenthe.

15 Ledenvergadering Afdeling Overijssel te
Hellendoom.

16 Bijeenkomst Groep Geneeskunde van het
Rund, 13.30 uur. Collegezaal Vakgroep
Bedrijfsdiergeneeskunde en Buitenpraktijk.
Onderwerp: Erkenning Rundveedierenarts.

17 Ledenvergadering Afdeling Friesland.

17 AUV-werkvergadering 14.00 uur te Box-
tel. Onderwerp: Pluimvee 1.

1999

.laiiuari

16 AUV-werkvergadering over Gezelschaps-
dieren, aanvang: 10.00 uur.

21 AUV-werkvergadering 20.15 uur te Box-
tel. Onderwerp: Varken 11.

26 AUV-werkvergadering 14.00 uur te Box-
tel. Onderwerp: Pluimvee 11.

26 AUV-werkvergadering 20.15 uur te Box-
tel. Onderwerp: Rund 111.

28 Jaarvergadering Groep Geneeskunde van
het Rund, 13.30 uur. Collegezaal Vak-
groep Bedrijfsdiergeneeskunde en Buiten-
praktijk.

Februari

7 Jaarvergadering Samenwerkende Nederland-
se Veterinaire Acupuncturisten (SNVA).
Aansluitend workshop door Kasper en Zoh-

Maart

2 AUV-werkvergadering 20.15 uur te Box-
tel. Onderwerp: Rund IV.

4 Ledenvergadering Groep Pluimveeweten-
schappen.

9 AUV-werkvergadering 14.00 uur te Box-
tel. Onderwerp: Pluimvee III.

luni

3 Ledenvergadering Groep Pluimveeweten-
schappen.

-ocr page 349-

SeptfiiihiT

2 Ledenvergadering Groep Pluimveeweten-
schappen.

Decemher

2 Ledenvergadering Groep Pluimveeweten-
schappen.

CURSUSSEN

December

1 PAO-D cursus: 98.506. Praktische tand-
heelkunde paard.

I PAO-D cursus: 98.220. Bedrijfsdiergenees-
kundige aanpak infectieziekten deel II (drie
dagen, tevens 2 en 3 december 1998).

3 PAO-D cursus: 98.146. Behandeling van
konijnen en cavia\'s.

3 PUOD Merelbeke cursus 35 (inteme ge-
neeskunde): Bloedonderzoek in de praktijk
bij hond en kat. (Tevens 19 november
1998).

4 PUOD Merelbeke cursus 4 (rund): Prak-
tische implicaties van de wet op de be-
drijfsbegeleiding.

9 PAO-D cursus: 98.140. Patiëntendemon-
stratie gezelschapsdieren.

10 PAO-D cursus: 98.908. Financieel Prak-
tijkmanagement: Jaarstukken lezen.

10— 11 PHLO-cursus \'Vruchtbaarheid en voort-
planting van het rund: management van de
hoogproductieve koe\' te Wageningen.

II PUOD Merelbeke cursus 5 (rund): Zoog-
koeienhouderij in de toekomst.

12 PAO-D cursus: 98.807. Assistentie bij
röntgenologisch onderzoek GD.

12—13 PUOD Merelbeke studienamiddagen.
Onderwerpen: eerste anesthesiologische
opvang van patiënten met spoedeisen ka-
rakter; orthopedische behandeling fractu-
ren met \'interlocking nail system\'; werk-
groep orthopedie; werkgroep dermatologie.

15 PAO-D cursus: 98.507. Praktische tand-
heelkunde paard.

15 PAO-D cursus: 98.152. Wondbehandeling
II Gezelschapsdieren.

16 PAO-D cursus: 98.132. De oudere kat; dia-
gnostiek en behandeling van diverse aan-
doeningen.

16—17 PUOD Merelbeke cursus 40 (bijzon-
dere dieren): Praktische problemen bij
koudbloeddieren.

1<)99
.lunuari

11 PAO-D cursus: 99.901. Persoonlijk leider-
schap en de kracht van communicatie

(twee dagen, tevens 12 januari 1998).

14 PUOD Merelbeke cursus 33 (neurologie):
Neurologische aandoeningen van de herse-
nen. Drie avonden, tevens 4 en 25 februari
1999.

15 PUOD Merelbeke cursus 14 (paard): Ko-
liekbij hefpaard.

20 PAO-D cursus: 99.100. Diagnostiek van
urinewegproblemen bij de hond en de kat.

27 PAO-D cursus: 99.101. De oudere kat; dia-
gnostiek en behandeling van diverse aan-
doeningen.

29 PUOD Merelbeke cursus 6 (rund): Ver-
band mssen productie en gezondheid bij
hoogproductief melkvee. Worden hoog-
productieve koeien meer ziek?

I (\'hruari

4 PUOD Merelbeke cursus 33 (neurologie):
Neurologische aandoeningen van het rug-
genmerg. Drie avonden, tevens 14 januari
en 25 februari 1999.

5 PUOD Merelbeke cursus 15 (paard):
Röntgenologische ontwikkeling van OCD-
afwijkingen in sprong- en kniegewricht bij
veulens. Fragmenten in het kogelgewricht.

12 PUOD Merelbeke cursus 29 (medische
beeldvorming): Praktische oefeningen in
de radiologie: positionering voor heupdys-
plasie- en elleboogdysplasie-opnamen.

20 PUOD Merelbeke cursus 24 (kleine huisdie-
ren): Practicum anesthesie-apparatuur:
Basisbeginselen van de inhalatie-anesthesie.

25 PUOD Merelbeke cursus 33 (neurologie):
Neurologische aandoeningen van de peri-
fere zenuwen en spieren. Drie avonden, te-
vens 14januari en 4 februari 1999.

26 PUOD Merelbeke cursus 34 (neurologie):
Praktische oefeningen in het neurologisch
onderzoek.

UITERSTE INLEVERDATA VOOR KOPIJ

Aflevering

Deadline *)

01-01-1999

14-12-1998

15-01-1999

28-12-1998

01-02-1999

11-01-1999

15-02-1999

25-01-1999

*) Voor 12.00 uur \'s middags.

\\l;iart

4 PAO-D cursus; 99.902. Homeopathie voor
hond en kat.

5 PUOD Merelbeke cursus 30 (medische
beeldvorming): Praktische beginselen in
de echografie.

6 PUOD Merelbeke cursus 25 (kleine huis-
dieren): Praktische anesthesie-apparatuur:
Beademing en monitoring.

12 PUOD Merelbeke cursus 31 (medische
beeldvorming): Praktische oefeningen in
de echocardiografie.

25 PUOD Merelbeke cursus 36 (inteme ge-
neeskunde): Spoedgevallen en traumata bij
de kat.

\\pril

8 PUOD Merelbeke cursus 37 (inteme ge-
neeskunde): Leveraandoeningen bij de
hond: diagnose en behandeling.

.hini

7—12 PHLO-seminaar \'New developments in
feed evaluation\'. Plaats: Wageningen.
Groepsgrootte: maximaal 26 personen.
Kosten: NLG 4000,-- (inclusief volledige
verblijfskosten). Inschrijftermijn eindigt
op
15 maart 1999. Inlichtingen (en fol-
der): Bureau PHLO, Postbus 8130, 6700
EW Wageningen. tel: tel.: 0317-
484093/484092, fa: 0317-426547.

21—26 PHLO-cursus \'Risk management in
Agriculture - Principles and applications\'.
Plaats: Wageningen. Groepsgrootte: maxi-
maal 26 personen. Kosten: NLG 3.800,-
(inclusief volledige verblijfskosten). In-
schrijftermijn eindigt op
15 maart 1999.
Inlichtingen (en folder): Bureau PHLO,
Postbus 8130, 6700 EW Wageningen. tel.:
0317-484093/484092, fa: 0317-426547.

Dierenartsenpraktijk Denekamp zoekt op korte termijn een vierde

ALLROUND DIERENARTS (M/V)

De nieuwe collega zal worden ingezet in de gemengde praktijk. Ruime ervaring in en belangstelling voor gezel-
schapsdieren wordt als een pré beschouwd. Wij bieden een volledige aanstelling volgens KNMvD-normen in een
werkkring met goede toekomstmogelijkheden.

Gaarne uw schriftelijke sollicitatie binnen twee weken richten aan bovengenoemde praktijk, p/a Lattropperstraat
7,7591 PJ Denenkamp.

735

K O N 1 N K 1. i .1 K F N F D i: R 1. A N D S F M A A T S ( H A I\' P IJ VOOR D i 1 R ü F N F F S K li N D F

-ocr page 350-

Dierenartsenpraktijk Westwoud vraagt een

DIERENARTS GEZELSCHAPSDIEREN (M/V)

Het betreft een gemengde praktijk in Noord-Holland waarin door herverdeling van taken behoefte is aan een die-
renarts, die de gezelschapsdierenpraktijk grotendeels voor zijn/haar rekening wil nemen.

Sollicitaties gaarne binnen twee weken na verschijnen van dit blad richten aan: J. Anema, Dr. Nuyensstraat 67,
1617 KB Westwoud.

Dierenkliniek \'De Postwagen\' is een moderne, zeer goed geoutilleerde kliniek voor gezelschapsdieren in Venlo.
Voor uitbreiding van ons team gezelschapsdieren, waarin drie dierenartsen en meerdere assistentes werkzaam
zijn en waar een prettige, gezellige, maar tevens een uiterst serieuze werksfeer heerst, zoeken wij

EEN ACTIEVE DIERENARTS (M/V)

die klant- en diervriendelijk is, dienstbaar zowel op intern als extern niveau, flexibel, en die hoogwaardige dierge-
neeskunde als doelstelling heeft.

Schriftelijke sollicitaties met c.v. binnen 14 dagen richten aan Dierenkliniek De Postwagen, Herungerweg 172,
5913 HD Venlo, t.a.v. G.H.M. Stassen-Pouwels.

Met spoed gevraagd in een gemengde driemanspraktijk een

DIERENARTS (M/V)

voor drie dagen per week.

De nieuwe collega zal voornamelijk werkzaam zijn in de grote huisdierenpraktijk, maar moet ook bereid en in staat
zijn om te participeren in de diensten van de gezelschapsdierenpraktijk. Wij zoeken een enthousiaste collega die
zelfstandig kan werken en dus bij voorkeur enige ervaring heeft. Belangstelling voor pluimveegeneeskunde is een
pré. Wij bieden een prettige werkkring in een goede praktijk waar zeker toekomstmogelijkheden zijn. Salariëring
zal zijn volgens KNMvD-normen. U kunt uw reacties binnen 14 dagen na het verschijnen van dit blad richten aan:
Dierenartsenpraktijk Ermelo, Nassaulaan 1,3851 XZ Ermelo.

Dierenartsenpraktijk \'Beltrum\' e.o. is een gemengde driemanspraktijk in de Achterhoek.
Wegens het uittreden van een collega zoeken wij per 1 januari 1999 een

DIERENARTS (M/V)

Gevraagd: Een sociale persoonlijkheid, welke goed in een klein teamverband kan werken.

Enige ervaring met varkens- en/of rundveebegeleiding strekt tot aanbeveling.
Geboden: Fulltime baan met name in de runder- en varkensbegeleiding.
Contract conform normen KNMvD.

Schriftelijke reacties binnen 14 dagen richten aan: Dierenartsen praktijk Beltrum, Postbus 5,7156ZG Beltrum.

-ocr page 351-

Dus of u nu kiest voor onze wateroplosbare poeders, orale vloeistoffen,
premixen, topdressings of steriele injectiepreparaten... met Eurovet kiest
u voor gewaarborgde kwaliteit.
Eurovet, méér dan een product!

-ocr page 352-

Meflosyr 5%
een krachtig NSAID

V

Neemt de

Snelle
Penetratie

Langzame afgifte

Ontstekingshaard

spanning weg

Meflosyr: definitief geregistreerde NSAID
voor gebruik bi] zowel
paard, rund
als varken

Meflosyr : potent antifloglsticum, antipyreti-
cum, en analgeticunn met anti-en-
dotoxlne werking

Meflosyl® : veilig te gebruiken bij drachtige
dieren

MeflosyP: werkt snel en bereikt hoge
concentraties in de ontstekings-
haard

Meflosyl* : ook verkrijgbaar als UDA preparaat
waardoor u het kunt achterlaten bij
de veehouder

MeflosyKrl 5% UDA

Samenstelling: Flunixine 50 mg/ml, als flunixine-meglumine. Indicaties:
Ontstekingsremming zonder immunosuppressie bij runderen en varkens,
•bestrijding van koorts, hypersecretie en functie-verlies bij (broncho)pneumo-
nieën, met name in het acute stadium «bestrijding van hyperperistaltiek. vocht-
verlies, electrolytenverlies en pijn, bij enteritiden «bestrijding van koorts, zwel-
ling, pijn e.a. door endotoxinen veroorzaakte verschijnselen bij colimastitiden,
inclusief MMA van het varken «bestrijding van pijn en ontstekings/weefselreac-

UDA 100 ml UDA 50 ml

UDD 50 ml

Meflosyllrl 5% Injcctabl*

Samenst*llmg: Flunixine &0 mg/ml, als flunixine-meglumine. Indicatias:
Ontstekingsremming zonder immunosuppressie bij paarden, runderen en
varkens- -bestrijding van koorts, hypersecretie en functie-verlies bij {broncho)-
pneumonieën. met name in het acute stadium »beslrijding van hyperperistal-
tiek, vochtverlies, electrolytenverlies en pijn, bij enteritiden «bestrijding van
koorts, zwelling, pijn e.a. door endotoxinen veroorzaakte verschijnselen bij coli-
mastitiden, inclusief MMA van het varken «bestrijding van pijn en ontste-
kings/weefselreactie, bij aandoeningen van het bewegingsapparaat, met name
in het acute tot subchronische stadium -beperking van postoperatieve weefsel-
reacties -koliek. Contra indicaties: toedining aan dieren jonger dan 72 uur,
Bijwerkingen: Na If^ toediening is enige weefsel reactie mogelijk. Toediening:
Paard i.v.. Rund i.v. of diep i.m.. Varken i.m. Dosering: Paard 1ml/50kg l.g„ Rund
1-2ml/50kg l.g.. Varken 2 ml/50kg l.g. Wachttermijn: melk -12 uur, vlees - paard
10 dagen, rund 10 dagen, varken 15 dagen. Registratiehouder: Fort Dodge
Animal Health Benelux B.V. Diergeneesmiddel - Reg- NL 8619 • UDD (voor de
volledige informatie zie de bijsluiter).

-ocr page 353-

0

Het Tijdschrift voor Diergeneeskunde is een uitstekend medium om de leden van de KNMvD op de hoogte
te brengen met behulp van wetenschappelijke artikelen, aankondigingen en verslagen van allerlei gebeur-
tenissen en tevens van alle verenigingszaken. Om heel snel een standpunt, een mededeling of een actueel
persbericht naar de leden te brengen is ons Tijdschrift te traag. In dit soort gevallen moeten we vanuit het
Bureau van de KNMvD gebruik maken van directe mailing per briefen fax of internet. Onze website is nog
zeer beperkt, maar er wordt door de bureaumedewerkers en de NCI hard gewerkt om een volwaardige in-
ternetsite KNMvD op te zetten.
Enkele voorbeelden:

- Het standpunt van de KNMvD inzake de euthanasie bij jonge biggen tijdens de varkenspestperiode of
tijdens de economische malaise.

- De plotseling gewijzigde beschikbaarheidsstelling van leverbotmiddelen bij schapen, wanneer het
enige geregistreerde leverbotmiddel niet meer verkrijgbaar is.

Er wordt echter van u verwacht dat u daarop inspeelt.

Naast de KNMvD kunt u via het internet kennis nemen van mededelingen van de overheid, de AUV, de
Gezondheidsdienst en van literatuur

Daarmee ben ik weer bij ons Tijdschrift. Hierin kunt u ditmaal een artikel vinden over euthanasie bij big-
gen, maar ook over de zeer actuele discussie over diergeneesmiddelen. In het bijzonder de diergenees-
middelen voor de kleine toepassingen en de additieven. Wat dit laatste betreft heeft de KNMvD volop mee-
gepraat met de overheid, om wat specifieker te zijn, met onze nieuwe staatssecretaris mevrouw Faber en
met het bedrijfsleven onder leiding van het Productschap Diervoeders. Het KNMvD-standpunt hierover is
te vinden op pagina 767 van dit Tijdschrift. De diergeneesmiddelen voor de kleine toepassingen krijgen
binnenkort een structurele vrijstellingsregeling. Wilt u overigens meer weten over diergeneesmiddelen:
een overzicht van 50 jaar is tevens in dit Tijdschrift weergegeven.

In onze beroepsgroep zijn allerlei waardevolle paneldiscussies bezig. Meningsvorming en meningstoet-
sing houdt de deelnemers actief en betrokken. Het is van groot belang dat de hele beroepsgroep daarvan
kennis kan nemen en betrokken kan raken. Het zou van waarde zijn wanneer de discussies in het
Tijdschrift, in de vorm van ingezonden brieven, worden voortgezet.

\'Het Varken in Beeld\', een tentoonstelling met een positief beeld door Marleen Felius staat in schril con-
trast met het beeld dat Youp van \'t Hek denkt te moeten schetsen. Ik denk dat het te maken heeft met \'ver-
stand van\' en \'respect voor\'. Mensen verschillen daarin. De KNMvD probeert de varkenshouders een
hart onder de riem te steken. Dat gebeurt hoorbaar en stillekes, bestuurlijk en in \'t veld, door Frans en ve-
len niet genoemd en toch gedaan.

Van de Hoofdredactie

Hartelijk dank daarvoor en laten wij daarbij ook onze eigen beroepsgenoten die het moeilijk hebben niet
vergeten en ondersteunen. Samen ben je dan KNMvD.

Ik wens u in dit licht goede Kerstdagen toe!

Namens de Hoofdredactie,
Dr Tj. Jorna.

-ocr page 354-

EUTHANASIE BIJ JONGE BIGGEN: GAS OF INJECTIE?

Tijdschr Diergeneeskd 199H: 123: 73H-42

\\/. Baumans^\'*, J.C. Meijer^. Z.L Haberhaml H.N.M. deGroot^
en L.J. Hellebrekers\'\'\' ^

eartiKeien

SAMENVATTING

Methoden voor het verantwoord doden van dieren wor-
den door zowel publiek als de veterinaire wereld kritisch
gevolgd. Bij de evaluatie van dergelijke methoden dienen
zowel effectiviteit als emotionele en ethische aspecten be-
trokken te worden. Cruciaal bij een dergelijke evaluatie
is de snelheid van intreden van bewusteloosheid.
In deze studie werden bij biggen vier euthanasiemetho-
den vergeleken met betrekking tot het optreden van ver-
schijnselen van ongerief (pijn, angst of stress) en de snel-
heid van het intreden van de dood, gedefinieerd als het
afwezig zijn van ademhaling, hartslag en reflexen en iso-
elektriciteit van het elektro-encefalogram (EEG).
Voor deze studie werden biggen gebruikt, die in het kader
van de varkenspestbestrijding gedood moesten worden.
De volgende vier methoden werden toegepast: CO2 98%,
CO2/O2 65/35%, T61® en pentobarbital Na (Euthesate®)
intracardiaal.

Geconcludeerd wordt dat een intracardiale injectie met
T61 of pentobarbital Na het snelst tot bewusteloosheid en
dood leidt met het minste ongerief voor het dier.

SUMMARY

Piglet euthanasia: gas or injection?

Methods for the humane killing of animals are watched critically hy both the
public and the veterinary community. Evaluation of .such methods requires
a.s.sessment of efficacy as well as emotional and ethical aspects. Rapidity\' of
loss of consciousness is a crucial factor in such evaluations.
In the present study, four methods for piglet euthanasia were compared with
regard to presence of indicators of discomfort (pain, awriety, stress) and rap-
idity of onset of death, defined as the absence of breathing, heart beats and
reflexes, combined with isoelectricity of the electro-encephalogram (EEG).
The .study was performed on piglets, which had to be destroyed on account
ofpreventive mea.sures against .swine fever. The following methods were ap-
plied: CO2 98%, CO2/O2 65/35%, T6I* and pentobarbital (Euthesate^) in-
jected intracardially.

fntracardial injections of 76! and pentobarbital provide fast unconscious-
ness and death with minimal discomfort to the animal.

INLEIDING

Als noodmaatregel werden in het afgelopen jaar in
Nederland vele duizenden biggen gedood in het kader van de
varkenspestbestrijding. Als aanbevolen methode werd T61
intracardiaal aangegeven. Met betrekking tot ongerief voor
het dier en gebruiksgemak waren de meningen over deze
methode in de praktijk zeer verdeeld.

738

\' Vakgroep Proefdierkunde. Faculteit der Diergeneeskunde, Utrecht.
^ Nutreco Swine Research Centre, Boxmeer.

^ Vakgroep Geneeskunde van Gezelschapsdieren, Faculteit der Diergeneeskunde,
Utrecht.

Corresponderend auteur: Dr. V. Baumans. Vakgroep Proefdierkunde. Faculteit der
Diergeneeskunde. Universiteit Utrecht, Postbus S0I66, 35t)ft TD Utrecht.

Methoden en technieken voor het verantwoord doden van
dieren worden door het publiek en door vakgenoten uit de
veterinaire wereld met een kritisch oog gevolgd. Behalve de
effectiviteit van een methode dienen ook emotionele en ethi-
sche aspecten betrokken te worden bij de evaluatie van een
dergelijke methode. Echter de subjectiviteit van een beoor-
deling met betrekking tot emotionele aspecten, alsmede de
subjectieve interpretatie van waargenomen verschijnselen
kan leiden tot een onjuiste evaluatie van een methode (1).
Richtlijnen voor een verantwoorde euthanasie worden onder
andere gegeven door de American Veterinary Medical
Association, door de EU en de Nederlandse Vereniging voor
Proefdierkunde (2,3,4).

Cruciaal bij de beoordeling van een euthanasiemethode is de
snelheid van intreden van bewusteloosheid.
Voor de bedwelming van slachtvarkens worden in de
Vleeskeuringswet drie methoden aangegeven:

1. Mechanische beschadiging van de hersenen door middel
van een schietmasker.

2. Het voeren van een elektrische stroom door de hersenen.

3. Bedwelming door middel van gassen (bijvoorbeeld CO2).
In de praktijk, waar grote aantallen varkens per uur geslacht
worden, zijn alleen de laatste twee mogelijkheden van toe-
passing. Na bedwelming volgt het slachten van de dieren.
Voor kleine biggen komt alleen het gebruik van gas in aan-
merking, alsmede een injectie met een barbituraat of ander
hypnoticum in een overdosis.

Sinds 1904 wordt CO2 gebruikt voor bedwelming van var-
kens, schapen en laboratoriumdieren. In Nederland wordt
deze methode kritisch bezien op grond van het optreden van
excitatie veroorzaakt door een zuurstoftekort bij hoge con-
centraties CO2, terwijl de dieren bij bewustzijn waren (5).
Andere auteurs menen dat bewusteloosheid al is ingetreden
alvorens excitatie wordt waargenomen (6).
CO2 werkt als een anestheticum bij concentraties boven 30
tot 50% (2, 7) en veroorzaakt een snel bewustzijnsverlies.
CO2 stimuleert het ademcentrum. terwijl het uit het CO2 ge-
vormde carbonzuur een prikkeling van de slijmvliezen kan
geven. Samen met de ontstane hypoxic kunnen deze drie fac-
toren tot stress bij het dier leiden (3).
Hypoxie kan worden voorkomen door een combinatie van
CO2 en zuurstof, waarbij de excitatie afneemt. Echter, het
duurt langer voordat bewusteloosheid intreedt (8,9).
Van het gebruik van Argon in lucht, al dan niet gemengd met
CO2, werd recentelijk beschreven dat het bijdraagt tot een
snellere bewusteloosheid (10).

Pentobarbital Natrium (Euthesate, Apharmo BV, Arnhem)
bewerkstelligt in hoge dosering een depressie van het cen-
traal zenuwstelsel (11) en veroorzaakt adem- en circulatie-
stilstand. Het leidt tot een snelle dood met weinig ongerief
voor het dier, afhankelijk van de dosis en injectieroute (2).
T61 (Hoechst GmbH, München, Duitsland) bestaat uit een
mengsel van een lokaal anestheticum (tetracaine HCl), een
hypnoticum en een spierrelaxans. Het hypnoticum N[2-(m-
methoxyphenyl)-2-ethylbutyl-]gamma-hydroxybutyramide
heeft, naast een anesthetische werking ook een depressieve

TIJDSCHRIFT VOOR DiERCiENEKSKUNDE, DEEL 123, DECEMBER, Aflevering 24. 1998

-ocr page 355-

invloed op het ademhalingscentrum. Het 4,4-methylene-bis
cyclohexyl-trimethyl-ammonium jodide veroorzaakt een
circulatoire collaps en ademstilstand ten gevolge van een
spierverlamming.

In deze studie werden bij de big een viertal euthanasiemetho-
den vergeleken met betrekking tot het optreden van ver-
schijnselen die op ongerief (pijn, angst of stress) kunnen dui-
den en de snelheid van het intreden van de dood,
gedefinieerd als het afwezig zijn van ademhaling, hartslag en
reflexen en iso-elektriciteit van het elektro-encefalogram
(EEG).

MATERIAAL EN METHODEN

Voor deze studie werd gebmik gemaakt van 37 biggen van
beide geslachten van Nutreco Swine Research Centre,
Boxmeer, die in het kader van de varkenspestbestrijding ge-
dood moesten worden. Lichaamsgewichten varieerden tus-
sen 1,1 en 9,8 kg.

De dieren werden at random in vier groepen verdeeld.

1. CO2 98% (n=17). Hierbij werden de biggen individueel
geplaatst in een tevoren volledig met C02-gas (perscylin-
der C02-gas met reduceerventiel en flowmeter) gevulde
en continu doorstroomde (41/min.) bak (36 x 56 x 40 cm (I
X b X h), inhoud 801)). De vulling met CO2 werd gecontro-
leerd door middel van het uitdoven van een kaarsvlam.
Het met behulp van een respiratory gasanalyzer (Ohmeda
5250 RGM) gemeten percentage O2 in de bak bedroeg 2%.

2. CO2/O2 65/35% (n=5). Dezelfde bak werd met een meng-
sel van CO2 en O2 gevuld (flow 4 respectievelijk 21/min.)
(perscylinders CO2 en O2 met reduceerventiel en flowme-
ter).

De afvoerslangen werden met een Y-koppelstuk aan een
gemeenschappelijke uitvoerslang gekoppeld die in de bak
werd gehangen. Twee minuten na inzetten van het dier in
de met het mengsel gevulde bak, werd de O2 flow gestopt
en werd alleen CO2 toegediend.

Relatieve vochtigheid en de temperatuur, gemeten met een
thermohygrometer (Oregon Scientific), bedroegen tijdens
het experiment 60 tot 72% respectievelijk 18 tot 22"C.

3. T61 intracardiaal (n=7). Biggen lichter dan 9 kg (n=5)
werden aan achterpoten vastgehouden en via het dia-
fragma met een lange naald (8 cm) intracardiaal met T61
(1 ml/3 kg) geïnjecteerd. Biggen zwaarder dan 9 kg (n=2)
werden aan de voorpoten vastgehouden en van links late-
raal (3^-4^ tussenribmimte) met een lange naald intracar-
diaal geïnjecteerd.

Daamaast werden twee dieren intrapulmonaal met T61
ingespoten.

4. Pentobarbital Na (Euthesate®) (n=6). De dieren werden
op dezelfde wijze als bij T61 intracardiaal geïnjecteerd
met Pentobarbital Na (1 ml/kg).

Als parameters voor ongerief werden gehanteerd: excitatie,
gedefinieerd als onmst, schreeuwen, heftige bewegingen,
omvallen en poging tot opstaan, defecatie, urineren, waarvan
het tijdstip van optreden werd genoteerd. Tijdstippen van
gaan liggen, optreden van ademstilstand, en circulatiestil-
stand gedefinieerd als het moment na de start van de eutha-
nasieprocedure, waarna geen adembewegingen respectieve-
lijk hartetonen bij ausculatie werden waargenomen, het
tijdstip van achterwege blijven van de comeareflex, pupil-
stij flieid en eventuele convulsies werden genoteerd. Tevens
werd aangegeven of naar de mening van de uitvoerders de
methode esthetisch aanvaardbaar was.

M i^-mr-

itWWWB

Voor de registratie van het EEG werden subcutaan ge-
plaatste geïsoleerde stalen naaldelektroden gebmikt (25 mm
lang, 0,7 mm in doorsnede, type 13L60, Dantec BV,
Nijkerk) met een ontblote tip (1 mm), die voor de experimen-
ten gechloreerd werd. De afleidingen vonden plaats in bipo-
laire configuratie: de actieve elektroden werden circa 1 cm
caudaal ten opzichte van de dorsale rand van de oogkas ge-
plaatst op een afstand van 1 cm tot de middellijn van de sche-
del. Een aardelektrode werd in de nek geplaatst. De elektro-
des werden met hechtpleisters en elastisch verband ge-
fixeerd.

Het signaal werd geleid naar een bio-elektrische versterker
(Nihon Kohden AB 601-G), analoog gefilterd tussen 0,5 en
300 Hz, en 5000 maal versterkt. Wanneer excessieve 50 Hz
brom van het lichtnet werd opgevangen, werd het EEG-sig-
naal gesplitst en vervolgens naar een tweede versterker ge-
leid, waar een 50 Hz \'notch\' filter werd gebmikt.
Het analoge signaal werd vervolgens naar een personal com-
puter gevoerd, en daar met een 16-bits analoog-digitaal con-
verter (PCL 816, Advantech Systems, Taiwan) gedigitali-
seerd met een monsterinterval van 1,5 milliseconde.
Acquisitie vond plaats met voor dit doel geschreven soft-
ware, ontwikkeld bij de vakgroep Geneeskunde van
Gezelschapsdieren (dr. W.E. van den Brom).
Voor het uitvoeren van een euthanasiemethode werden de
biggen manueel gefixeerd en werd minimaal een halve mi-
nuut basislijn-EEG geregistreerd. Het EEG werd vanaf dat
moment continu opgenomen totdat ten gevolge van de eutha-
nasie het dier op grond van klinische parameters dood werd
verklaard en er een stabiel iso-elektrisch EEG was waar te
nemen.

Het EEG werd post hoe geanalyseerd middels visuele in-
spectie en powerspectrumanalyse, met eerdergenoemde
software.

Het optreden van een EEG-patroon indicatief voor diepe
slaap (delta-activiteit; EEG van hoge amplitude en lage fre-
quentie (12) of van \'burst/suppressie\'-patronen (perioden
van iso-elektriciteit afgewisseld met grote ontladingen, indi-
catief voor een diepe depressie van activiteit in de hersen-
schors (13) werden gebmikt als indicator van bewusteloos-
heid.

Verschillen tussen de euthanasieprocedures werden voor
alle gemeten parameters statistisch geanalyseerd door mid-
del van variantieanalyse (SPSS/Jandel SigmaStat 2.0).
P<0,05 werd als significantiedrempel gehanteerd.

RESULTATEN

Beide intracardiale injectiemethoden leidden sneller tot be-
wusteloosheid en dood dan beide gasbedwelmingsmethoden
(Figuur 1,2). Daamaast gingen de injectiemethoden gepaard
met geen of minder tekenen van ongerief ten opzichte van de
gasmethoden (Tabel 1).

Bewusteloosheid

Intracardiale injectie met T61 (5 !- 4 s) en pentobarbital (3
/- 2 s) leidde aanzienlijk sneller (P< 0,05, éénwegs-varian-
tieanalyse) tot bewusteloosheid dan CO2 (19 -1-/- 11) en
CO2/O2 (31 /- 14 s). Hoewel bewusteloosheid bij 98% CO2
daamaast gemiddeld bijna twee maal sneller intrad dan bij
het C02/02-mengsel, was dit verschil statistisch niet signifi-

-ocr page 356-

^IHrttM lÉtfliAüAl

lil Uil inimi

X,

2 3

T-»

Figuur 1. Euttianasie van een big door injectie van Euthesate intracardiaal. Afgebeeld is de continue EEG-registratie van een representatief experiment. Bij
aanvang van de opname wordt het dier vastgehouden; in het
EEG domineert activiteit van hoge frequentie en lage amplitude, karakteristiek voor een wak-
ker, alert dier. Uitsnede A geeft een gedetailleerd beeld van deze activiteit. Bij punt 1 in de opname wordt de big aan de poten opgetild, waarna bewie-
gingsartefacten het EEG domineren. Injectie vindt plaats bij
2, waarna bij 3 bewusteloosheid intreedt, gekenmerkt door EEG-activiteit van hoge amplitude
en lage frequentie (gedetailleerd beeld in uitsnede B). Hierna wordt het EEG snel iso-elektrisch, waarbij door de spierrelaxerende eigenschappen van het
barbituraat ook geen bewegingsartefacten zijn waar te nemen.

Calibratie: Continue registratie: horizontaal 5 seconden: verticaal 2CD piV. Uitsnedes: horizontaal 0,5 seconden, verticaal 100 jiV.

cant, vermoedelijk vanwege de ongelijke groepsgrootte.
Intrapulmonale injectie met T61 leidde daarnaast bij één dier
na 35 seconden tot bewusteloosheid.

Iso-elektrisch EEG

Beide intracardiale injectiemethoden leidden sneller (P<
0,05, éénwegs-variantieanalyse) tot een iso-elektrisch EEG
dan CO2 (T61: 15 -H/- 17 s, pentobarbital 5-h/- 8 s, versus
CO2: 142 !- 107 s). Bij de C02/02-methode trad een iso-
elektrisch EEG (98 !- 54 s) na instroom van 100% CO2 in,
en na intrapulmonale injectie van T61 werd het EEG na 100 s
iso-elektrisch. Bij beide gaseuthanasiemethoden bleven
grote spier- en bewegingsartefacten evenwel vaak nog lang
na het eindigen van hersenactiviteit op het EEG aanwezig.

Excitatie/convulsies

Na intracardiale injectie met T61 of pentobarbital werden
geen excitatie of convulsies waargenomen. Intrapulmonale

injectie met T61 leidde in twee gevallen tot excitatie en con-
vulsies (Tabel 1), bij één dier gepaard gaand met vocalisatie.
Dit dier werd voortijdig door middel van een intracardiale
injectie met T61 geëuthanaseerd.

Beide gasmethoden leidden steeds tot optreden van zowel
excitatie als convulsies. Excitatie trad gemiddeld eerder op
wanneer de dieren in 98% COj werden gebracht (17 -(-/- 6 s),
dan wanneer de dieren in het C02/02-mengsel werden ge-
bracht (31 /-14 s). De tijdsduur van excitatie bij bewustzijn
was echter veel korter (2 /- 8 s) bij COj dan bij COj/Oj (27
!- 14 s), P<0.001.

Convulsies traden gemiddeld 98 /-105 s (CO2) en 89 !- 28
s (CO2/O2) op nadat bewusteloosheid was ingetreden.

Ademstilstand

Ademstilstand trad bij intracardiale injecties met T61 (12 -t-/-
10 s) en pentobarbital (6 /- 3 s) eerder (P<0,05, Kruskal-
Wallis test gevolgd door Dunn\'s test) op dan bij CO2 (287
-H/-202 s) en CO2/O2 (432164 s), endanbijTól intrapul-
monaal (126 s), welke niet in de statistische analyse werd
meegenomen. Tussen de injectiegroepen onderling kon geen
statistisch significant verschil worden aangetoond, noch tus-
sen beide gasgroepen.

Circulatiestilstand

Circulatiestilstand trad bij intracardiale injecties met T61
(52,2 /- 25 s) en pentobarbital (25,7 /- 19 s) eerder
(P<0,05, Kmskal-Wallis test gevolgd door Dunn\'s test) op
dan bij CO2 (365 /- 146 s) en CO2/O2 (596 /- 155 s) en bij
T61 intrapulmonaal (340 s) (niet statistisch getest). Tussen
de injectiegroepen onderling kon geen statistisch significant
verschil worden aangetoond, noch tussen beide gasgroepen.

Reflexactiviteit

Comeareflex en pupilreflex verdwenen bij de injectiemetho-
den aanzienlijk eerder dan bij beide gasmethoden (P<0,05,

-ocr page 357-

lyggiggQ

I imr^

2 B

Figuur 2. Euthanasie van een big door blootstelling aan circa 100% COg.
Afgebeeld is de continue EE&registratie van een representatief experi-
ment. Bij aanvang van de opname zit het dier in een kleine kist; in het EEG
domineert activiteit van hoge frequentie en lage amplitude, karakteristiek
voor een wakker, alert dier. Uitsnede A geeft een gedetailleerd beeld van
deze hersenactiviteit. Bij punt 1 in de opname wordt de big in de met kool-
dioxide voorgevulde kist geplaatst, waarna bewegingsartefacten het
EEG
domineren. Hierna verkleint de amplitude van het EEG enigszins. Bij 2 ver-
schijnt laagfrequent
EEG van hogere amplitude, indicatief voor een periode
van bewusteloosheid (uitsnede B). Convulsies treden op bij 3. Bij 4 heeft
alle
EEG-activiteit plaatsgemaakt voor korte periodes van hevige spieracti-
viteit, die uiteindelijk verdwijnen [uitsnede C],

Calibratie: Continue registratie: horizontaal 5 seconden; verticaal 200
(iV. Uitsnedes: horizontaal 0,5 seconden, verticaal 100 liV.

Kruskal-Wallis test gevolgd door Dunn\'s test) (tabel 1),
waarbij weer geen verschil kon worden aangetoond tussen
de injectiegroepen enerzijds en de gasgroepen anderzijds.

DISCUSSIE

Intracardiale toediening van T61 of Pentobarbital Na leidt
het snelste tot bewusteloosheid zonder waarneembaar onge-
rief voor het dier, anders dan door de fixatie. Intrapulmonale
injectie met T61 dient vermeden te worden wegens het later
intreden van bewusteloosheid en een duidelijke excitatie.
Bij gebruik van CO2 en CO2/O2 treedt bewusteloosheid later
in dan bij de injectiemethoden en is er altijd sprake van waar-
neembare excitatie en/of convulsies, die de uitvoerders es-
thetisch onacceptabel vinden.

Excitatie trad bij de C02-groep op na 17 (-1-/- 6) seconden, bij
CO2/O2 na 31 ( /-14) seconden.

CO2 veroorzaakte eerder bewustzijnsverlies dan CO2/O2 (19
VS 58 seconden). In beide gevallen trad excitatie op vóór be-

-ocr page 358-

lAfr*^!

i É É 1 i

ft im

li I A \'ii^m\'

Tabel 1. Optreden na de start van de euthanasieprocedure in seconden (gemiddelde /-SD).

Methode

CO2

C02/zuurstof

Pentobarbital Na

T61 intracardiaal

T61 intra pulmoniaal

(n=17)

(n=5)

(Euthesate*)

(n=7)

(n=ll)

(n=6)

Moment van optreden van excitatie

17 /-6

31 /-14

__

19

Liggen

30 /-16

42 /-7

-

-

19

Ademstilstand

287 /-202

432 /-164

6 /-3

12 /-10

126

Circulatie-stilstand

365 /-146

596 /-155

25,7 /-19

52,2 /-25

340

Afwezigheid comeareflex

234 /-165

413 /-157

10 /-5

19 /-13

138

Pupilstijfheid

270 /-237

426 /-168

I0 /-5

19 /-13

138

Bewusteloosheid

19 /-11

58 /-10

3 /-2

5 /-4

35

(n=14)

98 /-542

Iso-elektrisch EEG

142 /-107

5 /-8

15 /-17

100

(n=14)

Moment van optreden van convulsies

118 /-100

147 /-34

-

~

24

\' Een tweede dier werd voor liet eind van het experiment met een intracardiale injectie gedood.
2 Vanaf instroom 100% COj.

wustzijnsverlies, maar de periode van excitatie vóór het inzet-
ten van elektro-encefalografisch éénduidig bewustzijnsverlies
was aanzienhjk korter bij CO2 (gemiddeld circa 2 seconden)
dan bij CO2/O2 (gemiddeld circa een halve minuut). Hierbij
dient te worden opgemerkt dat tijdens perioden van excitatie
het EEG soms moeilijk te interpreteren was vanwege de met
excitatie gepaard gaande periodes van bewegingsartefacten.
Het is derhalve mogelijk dat de hier genoemde periodes van
bewustzijn tijdens excitatie een overschatting zijn.
De observatie dat kooldioxide alléén een kortere fase van exci-
tatie bij bewustzijn geeft dan wanneer een kooldioxide/zuur-
stof-mengsel wordt toegepast, is deels strijdig met observaties
van de groep van Coenen (8, 9) voor de rat; hoewel de tijd tot
bewusteloosheid ook hier aanzienlijk langer was dan wanneer
100% kooldioxyde werd toegediend, voorkwam het toevoe-
gen van zuurstof het optreden van geëxciteerd gedrag. Dit kan
mogelijk verklaard worden uit het gegeven dat bij kleine die-
ren kooldioxide sneller in het bloed wordt opgenomen, waar-
door het anesthetische effect eerder de overhand krijgt over de
irriterende effecten van hoge concentraties kooldioxyde aan
de slijmvliezen (14). Het valt niet uit te sluiten dat wanneer la-
gere kooldioxydeconcentraties worden gebmikt, het toevoe-
gen van zuurstof ook bij varkens excitatie vermindert: zowel
de excitatie door verstikkingsverschijnselen als de excitatie
door slijmvliesprikkeling zouden kunnen worden voorkomen.
De totale duur van de procedure zou evenwel aanzienlijk wor-
den verlengd.

Convulsies treden steeds later op dan het intreden van be-
wusteloosheid, zoals ook beschreven door Forslid (6). Dit
betekent dat deze convulsies, die uit oogpunt van de uitvoer-
der op esthetische gronden mogelijk als het grootste bezwaar
tegen de gasmethoden gelden, op zich geen psychisch onge-
rief voor de geëuthanaseerde dieren met zich meebrengen.
Zowel bij de injectiemethoden als bij de gasmethoden kan
stress optreden tijdens het oppakken en vasthouden van de
dieren. Bij de injectiemethode worden de dieren langer vast-
gehouden. Dit beperkt zich echter tot enkele seconden.
De techniek van vasthouden tijdens de injectie is afhankelijk
van de gebmikte injectietechniek die afhankelijk is van de
grootte van het dier. Bij grotere biggen moet een langere
naald worden gebmikt om direct in de linkerhartkamer te
kunnen injecteren. Trefzeker toepassen van de injectietech-
niek vereist expertise.

Voor het humaan doden van biggen verdient een deskundig
toegepaste intracardiale injectie met T61 of Pentobarbital Na
de voorkeur boven vergassen met CO2 of CO2/O2. Hoewel
Euthesate niet voor het euthanaseren van biggen is geregis-
treerd, werkt het zeker zo goed als T61. Het toe te dienen vo-
lume is echter groter dan bij T61.

DANKBETUIGING

De auteurs zijn dank verschuldigd aan de medewerkers van Nutreco Swine
Research Centre, en aan dhr. Joop Fama voor zijn hulp bij het geschikt ma-
ken van de EEG-registraties voor grafische reproductie.

LITERATUUR

1. Hellebrekers LJ, Baumans V, Bertens APGM en Hartman W. Het ge-
bruik van T61 voor het verantwoord doden van gezelschaps- en labo-
ratoriumdieren. Tijdschr Diergeneeskd 1990; 13:625-32.

2. AVMA Panel on Euthanasia, Report of the AVMA Panel on
Euthanasia, J Am Vet Med Assoc, 1993; 202 (2): 229-49.

3. Report of a Working Party. Recommendations for euthanasia of exper-
imental animals. Laboratory Animals 1996: 30: 293-316 en 1997: 31:
1-32.

4. NVP rapport 1993. Euthanasie van Proefdieren.

5. Hoenderken R, Logtestijn JG van, Sybesma W und Spanjaard WJM.
Kohlendioxid-bctäubung von Schlachtschweinen. Die Fleischwirtschaft
1979; 59 {11): 1572,1574,1576, 1578.

6. Forslid A. Muskelkrämpfe während der C02-betäubung von Schweincn
vor der Schlachtung. Fleischwirtschaf\\ 1992,72(2): 194-5.

7. Fenwick DC. and Blackshaw JK. Carbon dioxide as a short-term res-
traint anaesthetic in rats with subclinical respiratory disease.
Laboratory Animals 1989; 23: 220-8.

8. Luijtelaar G van, Drinkenburg P, Hoenderken R en Coenen A.
Euthanasie met koolzuurgas bij de rat: effecten van het toevoegen van
zuurstof Biotechniek 1993; 32 (3): 46-50.

9. Coenen AML, Drinkenburg WHIM, Hoenderken R, and Luijtelaar
ELJM van. Carbon dioxyde euthanasia: oxygen supplementation min-
imizes signs of agitation and asphyxia. Laboratory Animals 1994, 29:
262-8.

10. Ray ABM, Johnson SP, Wotton SB, and Mclnstrey JL. Welfare impli-
cations of stunning pigs with gas mixtures. Veterinary Joumal 1997;
153:329.

11. Defny N. Neurophysiological approach as a tool to study the effects of
drugs on the central nervous system: dose effect of pentobarbital.
Experimental Neurology 1978; 59: 263-74.

12. Klemm WR. Animal Electroencephalography. New York, London:
Academic Press 1969.

13. Clark DL, and Rosner BS. Neurophysiological effects of general anes-
thetics 1. Anesthesiology 1973; 38: 564-82.

14. Ewbank R. Is CO, humane? Correspondence. Nature 1983; 304; 286.

-ocr page 359-

SAMENVATTING

In een overzicht van een halve eeuw diergeneesmiddelen-
voorziening in Nederland wordt een beschrijving gege-
ven van de beschikbaarheid van veterinaire producten
vanaf 1945 en de daarop volgende decennia.
De ontwikkelingen van antibiotica,
Sulfonamiden, anthel-
mintica, endocriene preparaten, vaccins en andere pro-
ductgroepen worden summier vermeld. Van groot belang
is de samenwerking en research die wordt verricht door
vooraanstaande farmaceutische industrieën met de re-
searchinstituten van de veterinaire faculteit en andere
overheidsinstituten in Nederland. Vervolgens wordt ge-
memoreerd aan een goede en verantwoorde productinfor-
matie aan dierenartsen en de ontwikkelingen van de dier-
geneesmiddelenregistratie, met drastische gevolgen voor
de industrie, leveranciers van diergeneesmiddelen als wel
voor de praktiserende dierenarts.

SUMMARY

An overview of 50 years of veterinary product provision
in the Netherlands

This article gives an overview of a half century of veterinary product provi-
sion in the Netherlands, and describes the availability of veterinary pro-
ducts from 1945 and onwards.

The development of antibiotics, sulfonamides, anthelmintics, endocrine pro-
ducts, vaccines, and other product groups is discussed briefly. The impor-
tance of the research carried out by leading pharmaceutical companies in
collaboration with the Faculty of Veterinär}\' Medicine Utrecht and other
governmental research institutes is stressed. This ariicle also emphasizes the
importance of good and re.sponsible product information for veterinarians.
The introduction of the veterinary drug law in 1986 has had great conse-
quences for the industry, distributors, and wholesalers as well as for practi-
sing veterinarians.

INLEIDING

Onlangs werd in het Tijdschrift voor Diergeneeskunde (1997;
122: 699) gememoreerd aan 50 jaar Groep Geneeskunde Ge-
zelschapsdieren, een gouden jubileum.
De rubriek Veterinair Verleden van het Veterinair Historisch
Genootschap gaat nog veel verder terug in de historie.
Deze publicaties waren aanleiding tot het maken van een over-
zicht van 50 jaar diergeneesmiddelenvoorziening in Neder-
land. Men kan aldus spreken van 50 jaar diergeneesmiddelen-
historie, zeker gezien de huidige Diergeneesmiddelenwet en
de toepassing hiervan in de praktijk.

BESCHIKBAARHEID VAN DIERGENEESMIDDELEN
Direct na de oorlog was de beschikbaarheid van diergenees-
middelen uiterst gering (6,20,22). De dierenarts-practicus
was op zijn eigen wijze actief in zijn apotheek - soms geloka-

\' Oud-directeurEurovetB.v.. Bredabaan 411, 2930Brasschaat. België.

Th. van den Bos\'\'

liseerd in een bijkeuken - waar de drankjes, poeders en zal-
ven werden gemaakt. De apotheekopleiding lees \'artsenij-
mengkunde\' bestond uit zes maanden één uur per week col-
lege bij prof dr. O.F. Uffelie, met praktijktips en stan-
daardrecepten van de heer J.H. Rijnders. Vanaf 1946/47
werd voor de derde- en vierdejaars studenten één uur per
week college gegeven in de (dier)geneesmiddelleer door dr.
A.M. Emst en prof dr. G.H.B. Teunissen.
In de vijftiger en zestiger jaren werd binnen de Faculteit der
Diergeneeskunde meer aandacht besteed aan het onderwijs
en het onderzoek in de veterinaire farmacologie, toxicologie
en farmacotherapie. Na het instellen van een bijzondere leer-
stoel voor dit vakgebied - van 1955 tot 1960 bezet door prof
dr. D.K. de Jongh - ontstond het Instituut voor Veterinaire
Farmacologie en Biologische Toxicologie, thans ressorte-
rend onder de Vakgroep Basiswetenschappen met de secties
Veterinaire Farmacologie, Farmacie en Toxicologie
(7,9,18,31).

Naast fundamenteel onderzoek werd onder meer aandacht
besteed aan de farmaceutische kwaliteitsaspecten van dier-
geneesmiddelen (17).

De benodigde grondstoffen en in geringe mate de specia-
lité\'s, werden destijds meestal geleverd door Brocades &
Stheeman, de Amsterdamsche Chininefabriek (ACF) en
Bayer/Hoechst met bekende vooroorlogse producten.
In de eerste tien jaar na de oorlog was er een open markt met
een lucratieve geneesmiddelenhandel van bonafide firma\'s via
dierenartsen, maar ook van vrije handelaren en via veemarkten.
Enige dierenartsen met een goed praktijkinzicht, een gerichte
literatuurstudie en een commerciële instelling vestigden een
eigen onderneming of presenteerden zich met zakelijk onder-
nemers in een samenwerkingsverband als adviseur. Op deze
wijze kwamen diergeneesmiddelen en vaccins van bekende
industrieën uit Engeland, Amerika, Frankrijk en later bij de
wederopbouw ook uit Duitsland, beschikbaar via Nederlandse
ondememingen.

Zo kennen de oudere dierenartsen de vestigingen ontstaan
tussen 1945 en 1955 van de firma\'s Aigin van dr. R.E. de
Maar, Aesculaap (hernieuwde activiteiten van dr. H.A.
Pulles, reeds opgericht in 1926), Animed als verkoopkantoor
van de veterinaire producten Bayer en Hoechst, Centrafarm,
Digro, Veterinaria, Verapharm, Laboratorium Dr. de Zeeuw
en Laboratoria Nobilis. Deze laatste twee firma\'s gespeciali-
seerd in de productie en levering van pluimvee-entstoffen.

In 1951 kwam bij de toenmalige Nederlandse Gist- &
Spiritusfabriek te Delft, in samenwerking met de Faculteit der
Diergeneeskunde de ontwikkeling van veterinaire antibioti-
caproducten tot stand.

Uit die tijd stammen Almocilline®, Almostrep®, Depo-
cilline®, Depomycine® en Globenicol®. Ook Philips Roxane
(later Philips-Duphar, nog later Solvay Duphar en thans Fort
Dodge) was actief met vitamineproducten, enkele hormoon-
preparaten en entstoffen voor de veterinaire praktijk. In 1962
werden de verkopen van beide ondememingen ondergebracht
in een verkoopondememing Vedemia N.V.. Deze verkoopon-

1 Alf—\'

OVERZICHT VAN 50 JAAR DIERGENEESMIDDELEN-
VOORZIENING IN NEDERLAND

Tijdschr Diergeneeskd 199fi; 123: 743-H

-ocr page 360-

dememing is na 15 jaar weer gesplitst in zelfstandige activitei-
ten, Mycofarm werd de veterinaire organisatie van Gist-
Brocades en eind tachtiger jaren overgenomen door Intervet.
Ook Pfizer en MSD vestigden na de oorlog snel een veteri-
naire afdeling. Met de faculteit werd destijds veel onderzoek
verricht door Organon (Koninklijke Zwanenberg-Organon),
de grote producent van hormoonpreparaten, zoals Dimen-
formon®, Piton®, Pregnyl®, Gestyl® en Nymfalon®, bekende
namen van producten die in iedere praktijk voorhanden waren.
Reeds in 1961 nam Organon Laboratorium Nobilis over, in
1964 volgde Verapharm. Daarna fuseerden Organon-Nobilis-
Verapharm met AKU, thans AKZO en werd in 1969 Intervet
International opgericht, met dochtermaatschappijen in vele
landen waaronder Intervet Nederland (29).
Voorts werd in 1969 de AUV opgericht, een coöperatie als
veterinaire groothandel van en voor dierenartsen, thans ge-
groeid als organisatie met eigen producten, instmmenten en
export.

Het zou te ver gaan om in dit overzichtsartikel alle product-
ontwikkelingen in details te vermelden. Daarom nu in grote
lijnen enkele hoogtepunten in 50 jaar diergeneesmiddelen-
ontwikkeling (22,27,28).

Het is van belang op te merken, dat in de diergeneeskunde,
vergeleken met de humane geneeskunde, veel gebmik werd
gemaakt van breedspectrumantibiotica en breedspectrum-
anthelmintica.

Een diergeneeskundige therapie bij nutsdieren wordt geacht
een direct effect te resulteren aan de economische waarde en
de levensduur van het te behandelen dier. Een andere benade-
ring dan bij de gezelschapsdieren, bij welke categorie het gaat
om de affectie van de eigenaar tot het te behandelen dier.

ANTIBIOTICA

Een van de eerste toepassingen van penicilline betrof de mas-
titisbehandeling. Intramammaire applicatie van penicilline
50.000 IE en 100.000 IE in een zalfbasis en verpakt in tubes,
gevolgd door pen/strep. en andere combinatiepreparaten.
Uit de na-oorlogse jaren kennen wij Penzal en Mypenzal,
maar ook import uit Engeland.

Eind vijftiger jaren werd door Verapharm de eerste kunst-
stofinjector geïntroduceerd. Deze toepassingsmethode heeft
het gebmik van de tubes bij mastitis vervangen. Veel combi-
natieproducten met antibiotica hebben al of niet verant-
woord, in de afgelopen decennia veelvuldig een toepassing
gevonden.

Het is echter bekend, dat Amerika en de Scandinavische lan-
den al jaren bij de registratie van diergeneesmiddelen er de
voorkeur aan gaven om enkelvoudige middelen toe te laten.
Frankrijk, Duitsland en de Benelux waren een andere me-
ning toegedaan, te denken valt bijvoorbeeld aan CTP-combi-
naties (chlooramfenicol, tetracycline en prednisolon of
chlooramfenicol, tylosine en prednisolon) die vele jaren
werden toegepast. Enkele combinaties zijn overgebleven zo-
als penicilline dihydrostreptomycine, lincomycine spec-
tinomycine en trimethoprim een sulfaverbinding.
Direct na de oorlog kwam benzylpenicilline (penicilline-G)
beschikbaar. Voor de veterinaire praktijk onbruikbaar wegens
de korte duur van een effectieve bloedconcentratie van maxi-
maal vier uur. De ontwikkeling van procaïne-penicilline-G
gaf effectieve plasmaconcentraties van 18 - 24 uur.
Van belang was ook het basisonderzoek aan de faculteit in
Utrecht, waarbij bleek dat de dosering en de plasmaconcen-
traties bij paarden, runderen, kalveren en varkens een grote
differentiatie te zien gaven. Bovendien diende rekening te
worden gehouden met de gevoeligheid van de betreffende
bacteriële stammen.

In 1950 - 1955 kwamen producten als procaïne-penicilline-
G dihydrostreptomycine-sulfaat in waterige- en oliesus-
pensies in een veterinaire presentaties op de markt.
Daarna volgden chlooramfenicol (reeds geïsoleerd in 1947)
en de tetracyclines, waarvan chloortetracycline (1948),
Oxy-
tetracycline (1949) en doxycycline (1962) voor orale- en pa-
rentale toepassing tot heden veelvuldig worden gebruikt
(30).

Met de aminoglycosiden waartoe streptomycine (1943/44)
en dihydrostreptomycine (1946) behoren, volgden neomy-
cine (1949), framycetine (1953), kanamycine (1955), spec-
tinomycine (1961), gentamicine (1963) en apramycine
(1972) als antibiotica die meestal in combinatie met andere
antibiotica werden gebruikt om een breed spectrum te ver-
krijgen.

Daarnaast hebben de macrolide antibiotica zoals erythromy-
cine en tylosine (1952), oleandomycine (1953), spiramycine
(1954), lincomycine (1962), clindamycine (1966) en tiamu-
lin (1973) voor de diergeneeskunde een belangrijke plaats
ingenomen. Na de ontdekking van cephaloridine (1945),
nauw gerelateerd aan penicilline, kwamen veel later de ce-
phalosporines zoals
Cefadroxil en cephalexin veterinair be-
schikbaar. In de zestiger jaren zijn ook de half synthetische
beta-lactamantibiotica ampicilline (Penbritin®), amoxycil-
line (Clamoxil®, Amoxyvet®, Paracilline®) als ook penetha-
maathydrojodide (Leocilline®) voor de diergeneeskunde be-
schikbaar gekomen. Nader onderzoek heeft de laatste jaren
een verdere dimensie gegeven aan de antiobiotica-therapie
(23,25).

SULFAVERBINDINGEN

Sinds de ontdekking in 1935 door Domagk (24) werd het
sulfonamide (Prontosil-album) als chemotherapeuticum in
de therapie ingevoerd (2). Na de oorlog volgden andere sul-
faverbindingen met therapeutisch succes, zoals sulfathiazol,
sulfadiazine, sulfamerazine (Percoccide®), sulfamethazine
(sulfadimidine) en sulfamethoxypiridazine voor orale en pa-
renterale applicaties (13).

Sulfaverbindingen, hoewel oplosbaar, maar door slechte re-
sorbeerbaarheid geschikt voor het darmkanaal bij de bestrij-
ding van bacteriële enteritiden, waren sulfaguanidine, succi-
nylsulfathiazol en ftalylsulfathiazol. Pas aan het einde van de
zestiger jaren volgt de combinatie van
Sulfonamiden met een
chemotherapeuticum, dat evenals
Sulfonamiden ingrijpt in
de bacteriële folinezuursynthese (folate reductase inhibitor)
met de introductie van trimethoprim sulfadoxine (Duo-
prim® en Borgal®), trimethoprim met sulfadiazine of de
combinatie met
Sulfamethoxazol.

Ook de nitrofuraanverbindingen zoals furaltadone, furazo-
lidone en nitrofurantoine - thans niet meer toegestaan we-
gens toxiciteit en residuproblemen - werden veel in de dier-
geneeskundige praktijk toegepast.

ANTHELMINTICA EN ANTI-ECTOPARASITICA
Met de anthelmintica is in de afgelopen jaren grote vooruit-
gang bereikt met middelen tegen endoparasieten zoals ne-
matoden, cestoden en trematoden (5,22,27,28).
Direct na de ooriog waren alleen beschikbaar de santonine-
preparaten en piperazine tegen nematoden en hydrobromas
arecolini (Taeniolin®) tegen cestoden bij honden en katten,
later vervangen door niclosamide en bunamidine HC 1(5).
Ook fenothiazine was een veel gebruikt vermifugum (3).

-ocr page 361-

Daarna kwam ter beschikking diethylcarbamazine gevolgd
door thiabendazol (Thibenzol®) en afgeleide benzimidazo-
len. imidazothiazoles, bromophenophos (Acedist®) en be-
paalde organische fosforverbindingen (3). Bekende produc-
ten waren en zijn albendazol (Valbazen®), fenbendazol
(Panacur*^), flubendazol (Flubenol®), mebendazol, (Tel-
min®), oxfendazol (Systamex®), levamisol (Ripercol® en
Nilverm®), pyrantel pamoaat (Banmith®), praziquantel
(Droncit®) en morantel (Paratect®) (1,4).
In de laatste decennia kon worden beschikt over ivermectine
(Ivomec®) en afgeleiden (doramectine en moxidectine) als
breedspectrumanthelmintica met werking tegen nematoden
en ectoparasieten.

HORMOONPREPARATEN

De ontwikkeling van preparaten die het endocriene systeem
beïnvloeden, hebben in de na-ooriogse jaren een enorme
evolutie doorgemaakt met de corticosteroïden als hydrocort-
ison, Prednisolon en de fluorocorticoiden zoals triamcino-
lon, dexamethason en betamethason (5). Daamaast werden
de anabole steroïden ontwikkeld voor diergeneeskundig ge-
bruik. Oestrogenen zoals diethylstilboestrol (DES) en
hexoestrol zijn vervangen door oestradiolbenzoaat; proges-
tagenen zoals mibolerone door medroxy-progesteron ace-
taat, megestrol en proligeston (Delvosteron®, Covinan®).
Ook hier deden combinatiepreparaten hun entree, zoals cho-
riongonadotrofine progesteron (Nymfalon®) en chorion-
gonadotrofme serumgonadotrofme (PG-600®).
In de zeventigerjaren volgden de Prostaglandines met clo-
prostenol (Estrumate®), dinoprost (Dinolytic®, Lutalyse®)
en andere (3,5,22).

SEDATIVA EN TRANQUILLIZERS

Sedativa en tranquillizers waren een aanwinst in de dierge-
neeskunde zoals acepromazine (Vetranquil®); azaperon
(Stresnil®) voor varkens, xylazine (Rompun®) vooral voor
herkauwers als
Sedativum en pre-anestheticum en detomi-
dine (Domosedan®) voor paarden. Ook wordt xylazine in
combinatie met ketamine veelvuldig gebruikt voor een korte
anesthesie, terwijl vroeger de dierenarts voornamelijk aan-
gewezen was op chloralhydraat, morfine en barbituraten.
Met de ontwikkeling van de neuroleptica en de NSAlD-pro-
ducten verkreeg de dierenarts in de tachtiger jaren, betere
mogelijkheden ter beschikking bij de behandeling van pijn-
en ontstekingsprocessen.

Voor een lokale anesthesie is het procaïne HCl (Novo-
caïne®) in de vijftiger jaren veelal vervangen door lidocaïne
(Xylocaine®) met een snelle werking voor epiduraal-anes-
thesie (zonder adrenaline) en als infiltratie- of oppervlakte-
anestheticum, al dan niet met adrenaline.

BIJWERKINGEN DIERGENEESMIDDELEN
Het toegenomen arsenaal aan beschikbare diergeneesmidde-
len heeft de kans op geneesmiddelinteracties uiteraard ver-
groot. Dit geldt niet alleen voor landbouwhuisdieren (tiamu-
line in combinatie met ionoforen) maar ook voor gezel-
schapsdieren, met name bij patiënten die onder langdurige
medicatie staan (epilepsie- en hartpatiënten).
Ongewenste neveneffecten van diergeneesmiddelen en vac-
cins (al dan niet in combinatie toegepast) kunnen tegenwoor-
dig door de dierenarts gemeld worden bij het Bureau
Bijwerkingen Diergeneesmiddelen (BBD) te Wageningen.
Regelmatige rapportage door het BBD zal zeker bijdragen
tot een beter verantwoorde farmacotherapie.

VACCINS

Tijdens de oorlogsjaren en direct daarna was de dierenarts in
de praktijk voor immunologische producten vooral aange-
wezen op de toenmalige Rijksseruminrichting in Rotterdam,
voorloper van het Centraal Diergeneeskundig Instituut
(CDl), thans Instituut voor Dierhouderij en Diergezondheid
(ID-DLO) te Lelystad; het Staatsveeartsenijkundig Onder-
zoekings Instituut (SVOI) te Amsterdam en Behringwerke.
Vanaf 1945 kwamen vanuit Engeland en Amerika de nieuwe
vaccins beschikbaar, voor zowel nutsdieren inclusief pluim-
vee als gezelschapsdieren. De belangstelling voor bijvoor-
beeld een hondenziektevaccinatie was 50 jaar geleden niet
zo groot, enerzijds vanwege de prijs voor de enting en ander-
zijds wegens het risico. Gewerkt werd volgens de methode
van Laidlaw en Dunkin (16) namelijk een primo-vaccinatie
met geïnactiveerd vims (vaccin) gevolgd door een vimlent
virus om een adequate immuniteit te verkrijgen. Deze laatste
vaccinatie veroorzaakte dikwijls een fataal verlopende hon-
denziekte. Uit Amerika werd de methode Green c.s. (10, 11)
ingevoerd namelijk om een vaccin te maken door het hon-
denziektevims door een ander dier namelijk fretten te laten
passeren, waarbij het virus zijn pathogeniteit voor honden
aanmerkelijk verloor, maar zijn immuniserende eigenschap-
pen behield. Hierbij bleek echter dat het virus onvoldoende
verzwakt was en daardoor bij honden heftige reacties veroor-
zaakte (12).

Daama volgde adaptatie van het hondenziektevirus aan het
bebroede kippenei (zogenaamde eipassages), later adaptatie
van het hondenziektevims aan weefselcultures (26).
Thans wordt bij de productie van virusvaccins meestal uitge-
gaan van bekend, goed gecontroleerd moedemiateriaal (seed
lot principle), waama vemieerdering van het vims plaats-
vindt in een bekende, goed onderzochte cellijn - established
cell line concept - (14). Tegelijkertijd bleek het van belang
om combinatievaccins te ontwikkelen.

Vermeldenswaard is de rabiësuitbraak in 1962, aangezien
deze ziekte mim 40 jaar in Nederland niet was geconsta-
teerd. Drastische overheidsmaatregelen waren het gevolg,
zoals muilkorf- en aanlijngebod met een vervoersverbod en
het doden van loslopende honden en katten door de politie.
Daamaast besloot de overheid tot een verplichte vaccinatie
van honden met het Rabies Flury LEP vaccin en een aanbe-
volen vaccinatie bij katten met een zenuwweefselvaccin.
Hiermee kon epidemiologisch gezien, binnen zes maanden
een bevredigend resultaat worden bereikt. Helaas zijn vier
mensen aan de gevolgen van rabiës overleden (15).
Verder komt het voor dat plotseling een nieuwe ziekte op-
treedt, bijvoorbeeld parvovimsinfecties bij de hond in
1977/78, waarbij men denkt, dat het vims van een bepaalde
diersoort zich aanpast aan een andere diersoort en daardoor
wereldwijd tot een epidemie kan leiden. Het eerste beschik-
bare parvovirusvaccin voor honden kwam in 1979 van
Dellen Laboratories in Amerika (Parvocine®), spoedig
daama gevolgd door Duphar en andere producenten.
Ook vele pluimveevaccins zijn de afgelopen decennia be-
schikbaar gekomen zoals tegen Infectieuze bronchitis en
Newcastle disease. Voor varkens zijn er naast het vanouds
bekende Erysipelas vaccin thans vaccins onder andere tegen
atrofische rhinitis, Aujeszky disease, coli- en rotavims infec-
ties en transmissable gastroenteritis (TGE), alsmede infec-
ties veroorzaakt door porciene parvovims.
De laatste jaren is een marker-vaccin ter bestrijding van
Aujeszky disease van groot belang, terwijl een marker-var-

-ocr page 362-

kf I fi

lÉilikyilkii

lAf^^l

m

«KèmÊ

kenspestvaccin binnenkort kan worden verwacht.
Voor rundvee en schapen heeft de dierenarts tegenwoordig
de beschikking over ruime vaccinatiemogelijkheden tegen
een scala van infectieuze aandoeningen.

PRODUCTINFORMATIE

Na bovenstaande vermeldingen, die maar een greep zijn uit
de vele ontwikkelingen in de afgelopen 50 jaar diergenees-
middelenvoorziening, is het van groot belang geweest om
aan dierenartsen de juiste productinformatie te verstrekken.

Deze informatie diende op een deskundige wijze te geschie-
den. Het Tijdschrift voor Diergeneeskunde (TvD) heeft hierin
een groot aandeel gehad. Daamaast zij vermeld Aigin
Nieuws (dr. R.E. de Maar), Digesta Antibiotica later het
Diergeneeskundig Memorandum, Die Blauen Hefte van
Hoechst/Behringwerke, Veterinär Medizinische Nachrichten
van Bayer en andere bulletins.

De laatste decennia zijn de uitgaven van het Diergeneeskundig
Memorandum, Intemieuws van Intervet, het onafhankelijk
tijdschrift Dier- en -Arts en de VPl van de AUV overgebleven.

vetebinaria

leiden. Augustus 1957

leiden. Juli 1959

Geachte Collega,

ÄlN5a:,evensfunct.esaanenhersteU

alsdus het verbroken evenwcht^

Het toepassingsgeb.ed van LAURITIN

grensd.

Dosis:
Grote huisdieren
20 cc
Kleine huisdieren 2-5 cc

Prijs:

100 cc.....f9,50

50 cc.....t-5.50

Hoogachtend,
VETERINARIA

LEIDEN, Augustus 1959

EEN GOEDE RAAD
Geachte collega.

Wanneer L) bij een patiënt nog geen juiste diagnose
kunt stellen beperk Uw werkzaamheden dan niet enkel
tot het medenemen van een fles urine, maar doe wat
door het dier voorlopig een injektie LAURITIN te geven.
U is hiermede steeds verantwoord, misschien is bij Uw
volgend bezoek een verdere behandeling niet eens
meer nodig.

LAURITIN heeft dan door verhoging der tonus in een
of meer organen het verbroken evenwicht hersteld.

Hoogachtend,
J. VAN ZIJVERDEN

D.. m,ddel heet LA^mN "
hun vee gebruiken \' geneesmiddel voor

"es onderdruk, zi eTdra i:""\'\'"\'^"""

genezing bij. ^^ geringe mate tot

De in hun werkin. v,^ ener ongesteldheid.

Ook daar: rd/it^rr\'^r"

^ andere middelen hebb ^ SlT^"^
redding brengen. ^«ms nog

Voordat u daarom een koe Hip h,,. ■

Probeerhetdaneersnogee 1 \'r"\'\'"\'

Launtin. Elke week 20 c c

gewerkt en daarbij de Zn Zn\' \'
-we, bij koeien en va ke^ ^ J TT\'"
^weer dan ook bij Laurüm " "
Tot dit oordeel kwam ook dr C A u/r ,
Bathmen praktizeerde en m \' s^ht^Td T
met meer op stap. Launtin ga ik

Lauritm kost f9.50 per 100 cc.

Hoogachtend,
J- VAN ZIJVERDEN

Zo moet het dus niet!

-ocr page 363-

I É^ff"

In het Tijdschrift voor Diergeneeskunde bestond vroeger een
kolom \'Zo moet het niet\', hierin werden mistoestanden uit de
veterinaire praktijk vermeld. Het is wellicht komisch om te
zien, hoe een aanprijzing of \'voorlichting\' over een product
van de firma Veterinaria destijds werd geannonceerd.

Tegenwoordig is de aanprijzing van diergeneesmiddelen en
vaccins nog te vaak onvolledig en in sommige gevallen zelfs
misleidend, ondanks de pogingen van de Vereniging van
Fabrikanten en Importeurs van Diergeneesmiddelen in
Nederland (FIDIN), volgens de code aanprijzing diergenees-
middelen, om daar verbetering in aan te brengen. Klachten in
deze kan men melden bij de Commissie Aanprijzing
Veterinaire Producten (CAVP); het CAVP-secretariaat is
gevestigd bij de KNMvD.

REGELGEVING

Ter regulering van de distributie van diergeneesmiddelen,
waarvoor geen enkele beperking van kracht was, werd in
1949 door de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor
Diergeneeskunde (KNMvD) het initiatief genomen tot de in-
voering van Bindende Besluiten. Artikel 3 was het \'Bindend
Besluit betreffende het betrekken van geneesmiddelen, sera
en entstoffen\'. Deze middelen mochten alleen door dieren-
artsen worden gebruikt en worden geleverd door erkende
groothandelaren.

Onder \'erkende\' producenten, importeurs en groothandela-
ren werden verstaan, de leden aangesloten bij de Pharma-
ceutische Handelsconventie.

Dit was toen een organisatie voor \'de groten\' namelijk voor
levering van humane geneesmiddelen uitsluitend via apothe-
ken en apotheekhoudende artsen. Een loffelijk streven van
de KNMvD, maar het sorteerde weinig effect voor een gere-
gelde diergeneesmiddelendistributie:

a. De bindende besluiten betroffen uitsluitend de leden van
de KNMvD.

b. Er was geen verplichting voor veterinaire fimia\'s om zich
aan te sluiten bij deze Conventie, noch de verplichting tot
uitsluitend levering aan praktiserende dierenartsen.

c. Er waren geen wettelijke sancties op het niet naleven van
deze bindende besluiten.

Gevolg, de vrije handel in diergeneesmiddelen ging gewoon
door.

In 1964 werd de Antibioticawet ingevoerd. De opzet hiervan
was een regelgeving voor de levering van antibiotica, che-
motherapeutica, hormoonpreparaten en thyreostatica uitslui-
tend aan dierenartsen, gebonden aan een vergunningstelsel
(legitimatiebewijs) van het huidige ministerie van Land-
bouw, Natuurbeheer en Visserij (LNV). Op deze wet waren
sancties van kracht en werd controle uitgevoerd door de
Algemene Inspectie Dienst (AID) van LNV. Het was een
eerste aanzet om de distributie van diergeneesmiddelen in
goede banen te leiden, maar de wet gaf geen enkele garantie
ten aanzien van de kwaliteit en de residu-bepalingsvoor-
schriften van het diergeneesmiddel.

Verschillende Europese landen gingen in de zeventigerjaren
reeds over tot een diergeneesmiddelenregistratie; Nederland
en Ierland volgden pas vele jaren later. Met ingang van I mei
1986 is in Nederland de Diergeneesmiddelenwet in werking
getreden (8,19,21).

Met de uitvoering van deze wet werden de criteria verkregen
onder andere voor verantwoorde diergeneesmiddelen en ent-
stoffen, productieprotocollen en de bepalingen met betrek-
king tot de kanalisatie.

Ook een vergunningenstelsel voor producenten en leveran-
ciers werd van kracht.

Het Bureau Registratie Diergeneesmiddelen, bekend als
BRD, werd belast met de uitvoering van de wet en gevestigd
te Wageningen.

Als overgangsmaatregel dienden de leveranciers van de be-
staande producten, uitsluitend een samenvatting van het dos-
sier, aangevuld met etiket en bijsluiter vóór 1 mei 1987 in te le-
veren. Hiema werd een nummer van de voorlopige registratie
verstrekt, vooruitlopend op de nader te beoordelen dossiers.
Verwacht werd een aanmelding tussen 1000 en 2000 produc-
ten, maar dat viel tegen, het werden 5500 aanvragen, namelijk
4300 voor farmaceutische producten, 600 voor entstoffen en
600 afgeleide registraties (persoonlijke mededeling BRD).
Thans na ruim tien jaar zijn er nog maar circa 2000 dierge-
neesmiddelen en entstoffen definitief geregistreerd en be-
schikbaar. De \'trechter\' werd steeds door nieuwe criteria bij-
gesteld. Bij de definitieve beoordeling na de eerste toelating
van het diergeneesmiddel, bleek dat de gegevens van de
meeste diergeneesmiddelen deficiënt waren.
Dit, plus de hoge onderzoekskosten inclusief alle vereiste
bepalingsmethoden, de nieuwe criteria voor de beoordeling
en de gestegen jaarlijkse bijdragen, hebben de diergenees-
middelenvoorziening drastisch beperkt.
Organisaties als de FIDIN en de Vereniging van Fabrikanten
en Groothandelaren in Veterinaire Producten (FAGROVET)
alsmede de Europese Federatie voor Diergezondheid (FE-
DESA = Federation Europeéne de la Santé Animale) hebben
regelmatig kritiek op de besluiten van de registratie gegeven.
Hierbij rijst de vraag of de zeer drastische beoordehngsme-
thoden nu wel het belang dienen van een geregelde dierge-
neesmiddelenvoorziening.

Een zekere sanering van het arsenaal was terecht. Ver-
schraling moet echter voorkomen worden. Dit gevaar geldt
met name de \'minor-species\' (inclusief het paard) en de zoge-
naamde \'minor-indications\', waarbij de onderzoekskosten,
kosten voor het opstellen van het registratiedossier, de ver-
pakkings- en bijsluiterskosten en de registratiekosten zelf, de
baten verre overtreffen. Een toename van het \'off label use\'
van diergeneesmiddelen - zonder de relevante informatie en
met alle risico\'s vandien - valt daarom te vrezen (23).
Al met al blijft het een feit, dat de reductie van de beschik-
bare diergeneesmiddelen, mede geleid heeft tot een drasti-
sche beperking van leveranciers.

Het gevolg is, dat leveranciers en producenten zich binden in
fusies van kleine en grote ondememingen of hun activiteiten
beëindigen.

Ook de praktiserende dierenartsen hebben direct te maken
met strenge restricties volgens wettelijke bepalingen, die de
uitoefening van het vrije beroep belemmeren.
Met deze summiere mededelingen wordt zeker geen volle-
digheid gepretendeerd, aangezien dat in alle details veel te
ver zou gaan. De intentie van de publicatie is, een overzicht
te verstrekken van 50 jaar evolutie van de diergeneesmidde-
lenvoorziening in Nederland.

DANKBETUIGING

Gaarne wil ik prof. dr. A.S.J.P.A.M. van Miert dank zeggen voor zijn correcties
en aanvullende literatuuropgaaf bij het tot stand komen van deze publicatie.

LITERATUUR

1. Bard JH. Technical Communication nr. 43 of the Commonwealth
Institute of Helminthology, St. Albans, Anthelmintic Index 1-70.

-ocr page 364-

Beuvery-Asman A, Klarenbeek A en Veenendaal H. Verband tussen
de concentratie van sulfanilamide in het bloed, de dosering en de wijze
van toediening. Tijdschr Diergeneeskd 1941; 68: 413-21.
Booth NH, and McDonald LE. Veterinary Pharmacology and thera-
peutics, 6th Ed. lowa State University Press 1988: 607-8, 882-5, 1191.
BRD. Overzicht diergeneesmiddelen 1997.

Debuf YM. The veterinary formulary. Handbook of Medicines Used
in Veterinary Practice. The Pharmaceutical Press, London, 1th Ed.
1991: 101-45.

Ernst AM. Pharmacologisch onderzoek betreffende enkele in de dage-
lijkse praktijk aangewende geneesmiddelen. Tijdschr Diergeneeskd
1946;71:518-22.

Frens J. Teaching pharmacology and toxicology. Vet Quart 1981; 3:
176-8.

Frens J. Het diergeneesmiddel, de dierenarts en de Diergeneesmid-
delenwet. Tijdschr Diergeneeskd 1987; 112: 461 -6.
Genderen H van. Farmacologie en toxicologie, In: Van Gildestein naar
Uithof C. Offringa
et ai, 1981; deel 2: 289-300.
Green RG, and Carlson W. The immunisation of foxes and dogs to dis-
temper with ferret-passage virus. J Am Vet Med Assoc 1945: 131-42.
Green RG. Modification of the distemper virus. J Am Vet Med Assoc
1939; 95:465-6.

Haig DA. Further observations on the growth of Green\'s distemperoid
virus in developing hen eggs. J South African Vet Med Ass 1949; 19:
73-80.

Haan HRM de, en Handovsky H. Pharmacotherapie 2e ed. 1958: 149-61.
Horzinek MC. Algemene virologie. Een compendium, 1985: 10-1.
Keulen A van. Veterinaire aspecten van de rabiesuitsbraak 1962.
Tijdschr Diergeneeskd 1963:88: 1963-9.

Laidlaw PP. and Dunkin GW. Studies in dog distemper virus. The im-
munization of dogs. J Comp Path Therapy 1928; 41: 209-27.
Miert ASJPAM van. Kwaliteitsbeoordeling van een aantal commer-
ciële infusievloeistoffen die toepassing vinden bij de behandeling van

4.

5,

10.

11.

12.

13.

14.

15.

16.
17.

kopziekte, melkziekte en met dehydratie gepaard gaande aandoenin-
gen. Tijdschr Diergeneeskd 1966; 91: 501-8.

18. Miert ASJPAM van. Herman van Genderen Symposion. Vet Quart
1981; 3: 165-8.

19. Miert ASJPAM van. Enkele kanttekeningen bij de toelating respectie-
velijk de toepassing van diergeneesmiddelen en veevoerderadditieven.
Tijdschr Diergeneeskd 1983; 108:653-9.

20. Miert ASJPAM van. Van materia medica tot rationele farmacothera-
pie. Tijdschr Diergeneeskd 1984; 109: 3-11.

21. Miert ASJPAM van. Diergeneesmiddelenwet en rationele farmacothe-
rapie. Tijdschr Diergeneeskd 1987; 112:467-72.

22. Miert ASJPAM van. Veterinaire farmacotherapie: Van terugblik naar
toekomstverwachting. Tijdschr Diergeneeskd 1987; 112: 836-43.

23. Miert ASJPAM van. Diergeneesmiddelen en Good Veterinary
Practice. Tijdschr Diergeneeskd 1990; 115: 125-31.

24. Miert ASJPAM van. The sulfonamide-diaminopyrimidine story. J
Veterinary Pharmacology and Therapeutics 1994; 17: 309-16.

25 Miert ASJPAM van. Diergeneesmiddelen: Speciesverschillen en ge-
volgen voor de geneesmiddelkeuze. Pharmaceutisch Weekbl; 30: 948-
53 en Dieren Arts 1995:265-70.

26. Richter JHM. De belangrijkste virusziekten bij zoogdieren en pluim-
vee. Dictaat Utrecht, 1983.

27. Soeren JH van. Miert ASJPAM van en Gogh H van. Farmacotherapie
in de diergeneeskunde. Pharmaceutisch Weekbl 1980; 114: 463-74.

28. Soeren JH van en Gogh H van. De apotheker en de veterinaire genees-
middelen. Phamiaceutisch Weekbl 1980; 114: 474-8.

29. Tausk M. Organon, de geschiedenis van een bijzondere Nederlandse
onderneming. Uitg. Dekker & Van de Vegt, Nijmegen 1978: 466-75.

30. Walter AM. Heilmeyer L, Plempel M, und Otten H. Antibiotika
Fiebel. Antibiotika und Chemotherapie, 3. Auflage 1969, Georg
Thieme Verlag, Stuttgart.

31. Wit JG. Institute of Veterinary Pharmacology and Toxicology: Its
Research 1961-1980. Vet Quart 1981:3: 169-75.

PERIANALE FISTELS

Vraag eo Antwoord

Naar aanleiding van onderstaande uit de praktijk ont-
vangen vraagstelling vond de redactie de heer prof. dr.
F.J. van Sluijs (Faculteit der Diergeneeskunde) bereid
om voor de lezers een antwoord te formuleren.

VRAAG:

Voor anusklier-extirpatie bij de hond en een aantal andere
huisdierensoorten wordt het betreffende zakje met een
kunststof opgevuld. Maar ook andere methodes worden toe-
gepast. Wat kunt u hiervan vertellen?

ANTWOORD:

Met de term \'perianale fistels\' worden verschillende afwij-
kingen aangeduid. De belangrijkste is een huidaandoening
die in publicaties vaak \'anale furunculose\' wordt genoemd.
Deze aandoening komt vrijwel uitsluitend voor bij Duitse
herders ouder dan twee jaar en wordt vaker gezien bij reuen
dan bij teven.

a

De Pathogenese van anale fumnculose is onbekend. De vele
factoren die als mogelijke oorzaak worden genoemd kunnen
worden verdeeld in twee groepen: lokale factoren en syste-
mische factoren. Tot de lokale factoren behoren het vastlo-
pen van fecesdeeltjes in de crypten van de anus, infectie van
de huid vanuit geabcedeerde anaalzakken, en trauma door
vreemde voorwerpen in het rectum. De voor Duitse herders
kenmerkende brede, laag geïmplanteerde en dicht tegen het
achterlijf gedragen staart zou een ongunstig microklimaat
veroorzaken dat de genezing in het perianale gebied belem-
mert en daardoor progressie tot anale fumnculose stimuleert.
Op basis van deze theorie werd bij 25 Duitse herders met
anale furunculose de staart geamputeerd (de aangetaste huid
werd niet verwijderd, met uitzondering van het gebied dat
deel uitmaakte van de amputatie). Na een periode van ge-
middeld 16,3 (3-39) maanden waren 15 patiënten genezen
(60%) (11). Deze resultaten wijken niet af van die van een
groep van 33 patiënten waarbij de aangetaste huid werd ver-
wijderd zonder de staart te amputeren. In deze groep waren
na een periode van gemiddeld 22 (4-40) maanden 23 patiën-
ten genezen (70%) (14). Dit wijst niet op een belangrijke rol
van de staart in de
Pathogenese.

Bij de systemische factoren wordt vooral gedacht aan immu-
nologische afwijkingen. Onderzoek van bloed (7) en weefsel
(1) van Duitse herders met anale furunculose heeft geen aan-
wijzingen opgeleverd voor een onderliggende immunologi-
sche afwijking, maar de goede reactie op immuunsuppres-

-ocr page 365-

sieve therapie (8,9) wijst wel in deze richting.
Anale furunculose kan op verschillende manieren worden
behandeld. De beschikbare therapieën kunnen in drie groe-
pen worden ingedeeld:

1. resectie of destructie van het afwijkende weefsel met che-
mische cauterisatie, cryotherapie of elektrochirurgie, ge-
volgd door secundaire genezing;

2. resectie van het afwijkende weefsel, gevolgd door pri-
maire sluiting van de wond, en

3. immunosuppressieve therapie.

Chemische cauterisatie wordt zelden toegepast als enige
behandeling. Het heeft als nadeel dat het contact met de ge-
bruikte oplossing moeilijk kan worden beperkt tot alleen
het afwijkende weefsel. Afhankelijk van de geometrie van
de wond wordt ook een groter of kleiner gebied met nor-
maal weefsel beschadigd. Dit resulteert in een grotere
wond en een langere genezing dan strikt genomen nodig is.
De toepassing van chemische cauterisatie in combinatie
met resectie van afwijkend weefsel is beschreven bij 23
honden. De resectie werd beperkt tot de huid, waarna de si-
nussen in de diepere lagen werden gecauteriseerd met 10%
Lugol. Aanvankelijk werd verbetering gezien bij 17 patiën-
ten, maar na een gemiddelde follow-up van 26 maanden
was er recidief bij drie patiënten en complicaties in de vorm
van incontinentie of stenose bij vijf patiënten. Het gene-
zingspercentage van deze combinatietherapie komt hier-
mee op 40% (2).

Cryotherapie wordt regelmatig gebruikt. Bij deze behande-
ling wordt het afwijkende weefsel vernietigd door het te be-
vriezen. Cryotherapie dringt slecht door in de diepere lagen
en daardoor is het niet zeker of al het afwijkende weefsel
wordt gedood. De toepassing is beschreven in twee publi-
caties die betrekking hebben op respectievelijk 99 en 70 pa-
tiënten. In beide publicaties werd bij een deel van de pa-
tiënten overigens geen cryotherapie toegepast, maar
resectie. In het onderzoek bij 99 patiënten werden 64 hon-
den behandeld met cryotherapie en 35 met resectie. Na een
periode van gemiddeld 15 (cryotherapie) en 12 maanden
(resectie) werd respectievelijk 22% (cryotherapie) en 46%
(resectie) als genezen beschouwd (12). Het onderzoek bij
70 patiënten beschrijft de resultaten van cryotherapie bij 46
en resectie bij 24 patiënten. Hiervan werd na gemiddeld 7,5
maanden respectievelijk 50% (cryotherapie) en 54% (re-
sectie) als genezen beschouwd (6). In beide gevallen lijkt
cryotherapie dus slechtere resultaten te geven dan resectie,
maar dit kan een gevolg zijn van selectie van patiënten. Het
is aannemelijk dat vooral de lichte gevallen worden geope-
reerd en dat cryotherapie met name wordt gebruikt bij pa-
tiënten met ernstige afwijkingen waarbij resectie moeilijk
uitvoerbaar is. Elektrochirurgie wordt minder vaak ge-
bruikt dan cryotherapie, maar waarschijnlijk vaker dan
chemische cauterisatie. Het afwijkende weefsel wordt door
middel van fulguratie vernietigd, waarna de verkoolde laag
met een curette wordt verwijderd. De behandeling wordt
herhaald totdat al het afwijkende weefsel is verwijderd. De
toepassing wordt beschreven in een publicatie die betrek-
king heeft op 30 patiënten. Bij 18 patiënten (60%) werd een
goed resultaat bereikt, maar op langere termijn (gemiddeld
39 (6-63) maanden) trad recidief op bij 21 patiënten (70%).
Incontinentie kwam voor bij zeven (23%) en tenesmus bij
zes (20%) patiënten (4).

Resectie van al het afwijkende weefsel is een van de meest
toegepaste vormen van behandeling. Meestal wordt hierbij
een scalpel gebruikt, maar er is ook een publicatie waarin
resectie met een ND:YAG laser wordt beschreven (3). De
resultaten van resectie worden vermeld in verscheidene pu-
blicaties, die betrekking hebben op respectievelijk 54 (5),
41 (13), 35 (12), 33 (14) en 20 (3) patiënten. Het genezings-
percentage varieert van 46% (35 patiënten, gemiddelde fol-
low-up 12 maanden) (12) tot 70% (30 patiënten, gemid-
delde follow-up 18 maanden) (14). In de meeste publicaties
wordt de wond na de resectie primair gesloten, maar in een
enkel geval wordt de wond geheel of gedeeltelijk opengela-
ten (13).

Alle vormen van behandeling waarbij de genezing per se-
cundam verloopt (dus ook het open laten van de wond na
resectie) hebben als nadeel dat het herstel langer duurt dan
bij primaire sluiting en dat er meer littekenweefsel wordt
gevormd. Dit laatste vergroot de kans op complicaties als
tenesmus en incontinentie door stenosering en/of verbind-
weefseling van de externe anale sfmcter.
Cyclosporine is recent geïntroduceerd als behandeling voor
anale furunculose naar aanleiding van de goede resultaten
die met dit middel waren bereikt bij de behandeling van pe-
rianale fistels bij mensen met de ziekte van Crohn (10). De
eerste resultaten zijn hoopgevend, maar ook cyclosporine
heeft zijn beperkingen. In een prospectief gerandomiseerd
klinisch onderzoek bij Duitse herders waren 17 van de 20
behandelde patiënten na 16 weken genezen (85%), maar bij
zeven van deze 17 honden werd een recidief gezien (41%)
(9). Onze eigen ervaringen met cyclosporine zijn eveneens
positief, maar we hebben nog maar een beperkt aantal pa-
tiënten behandeld. Een in het oog springend voordeel van
de behandeling met cyclosporine ten opzichte van de an-
dere methoden, is de zeer geringe kans op stenosering of
functieverlies van de externe anale sfmcter. Ook valt te ver-
wachten dat eventuele veranderingen in het slijmvlies van
de anus en het rectum goed op de behandeling reageren.
Een duidelijk nadeel is de hoge prijs en de kans op redicief

LITERATUUR

1. Day MJ. Immunopathology of anal furunculosis in the dog. J Small
Anim Pract 1993;34:381-8.

2. Elkins AD, and Hobson HP. Management of perianal fistulae. A retro-
spective study of23 cases. Vet Surg 1982: 11:110-4.

3. Ellison GW, Bellah JR. Stubbs WP, and Glider J van. Treatment ofpe-
rianal fistulas with ND:YAG laser - results in twenty cases. Vet Surg
1995; 24: 140-7.

4. Goring RL, Bright RM, and Stancil ML. Perianal fistulas in the dog:
retrospective evaluation of surgical treatment by deroofing and fiilgu-
ration. Vet Surg 1986; 15:392-8.

5. Harvey CE. Perianal fistula in the dog. Vet Rec 1972;91:25-33.

6. Houlton JEF. Anal furunculosis: a review of seventy cases. J Small
Anim Pract 1980;21:575-84.

7. Killingsworth CR, Walshaw R, Reimann KA, and Rosser EJJ. Thyroid
and immunologic status of dogs with perianal fistula. A. J Vet Res
1988; 49: 1742-6.

8. Mathews KA, Ayres SA, Tano CA, Riley SM, Sukhiani HR, and
Adams C. Cyclosporine treatment of perianal fistulas in dogs. Can Vet
J 1997; 38L 39-41.

9. Mathews KA, and Sukhiani HR. Randomized controlled trail of cyclo-
sporine for treatment of perianal fistulas in dogs. J Am Vet Med Assoc
1997; 211: 1249-53.

10. Present DH. and Lightiger S. Efficacy of cyclosporine in treatment of
fistula of Crohn\'s disease. Digest Dis Sci 1994; 39: 374-80.

11. Ee RT van, and Palminteri A. Tail amputation for treatment of perianal
fistulas in dogs. J Am Anim Hosp Assoc 1987; 23: 95-100.

12. Vasseur PB. Perianal fistulae in dogs: a retrospective analysis of surgi-
cal techniques. J Am Anim Hosp Assoc 1981; 17: 177-81.

13. Vasseur PB. Results of surgical excision of perianal fistulas in dogs. J
Am Vet Med Assoc 1984; 185:60-2.

14. Viehoff FW, and Sluijs FJ van. Surgical treatment of perianal fistulas
in dogs, evaluation of 33 patients. (Abstract) Tijdschr Diergeneeskd
1993; 118: 16S-7S.

-ocr page 366-

MOND- EN KLAUWZEER IS GEEN ZOONOSE

R.S. Schrijver\'\', J.T. van Oirschot\'\', A. Dekker\'\', M. M.E. Schneider^, F. van Knapen^en T.G. Kimman"^

Berichten en verslagen

Mond- en klauwzeer is een zeer be-
smettelijke ziekte bij dieren die wordt
veroorzaakt door het MKZ-virus, dat
behoort tot de aphtovirussen (Donald-
son e/«/. 1982, Mannen Sellers, 1990).
Evenhoevigen, vooral runderen en var-
kens, zijn gevoelig. Een uitbraak in
Nederland zal zeer grote economische
schade tot gevolg hebben en daarom is
de ziekte aangifteplichtig. Voor de
mens is het MKZ-virus ongevaarlijk.
Natuurlijke infectie van mensen door
besmette runderen of varkens is nooit
aangetoond. Wel kan het MKZ-virus
24 uur in de bovenste luchtwegen van
mensen overleven. Mensen die MKZ-
vims hebben ingeademd door contact
met bemette mnderen of varkens kun-
nen daardoor andere dieren wel weer
infecteren door \'aanhoesten\' of \'-nie-
zen\', maar worden zelf niet ziek
(Sellers e/a/. 1970, Sellers eM/. 1971).
Hand-, voet- en mondziekte (hand-
foot-and-mouth disease) wordt bij
mensen veroorzaakt door de enterovi-
mssen coxsackie vims A (meestal
A16) en enterovims 71 (Reuckert,
1996). Deze vimssen veroorzaken ken-
merkende vesiculaire slijmvlieslaesies
in de mond en gaan in 75% van de ge-

\' Instituut voor Dierhouderij en Diergezondheid (ID-
DLO). Afdeling Zoogdierxirologie. Postbus 65. 8200
AB, Lelystad.

- .Academisch Ziekenhuis Utrecht, Vakgroep Interne
Geneeskunde, sectie Infectieziekten en AIDS, F02I26,
Postbus 85500. 350H ÖA. Utrecht.
^ Faculteit der Diergeneeskunde, Vakgroep Voedings-
middelen van Dierlijke Oorsprong, Postbus HOI 75,
3508 TD. Utrecht.
^ Rijk\'iinstituut voor Volkgezondheid en Milieu (RIVM).
Laboratorium Infectieziektenonderzoek, Postbus l.
3720 BA, Bilthoven.

In 1997 heeft een uitbraak plaatsgevonden van mond- en klauwzeer (MKZ,
Engels: foot-and-mouth disease) bij runderen in Turkije. Naar aanleiding
daarvan zijn persberichten verschenen om mensen die Turkije bezoeken te
waarschuwen geen dierlijke producten uit dat land mee te nemen, om insleep
van het MKZ-virus in Nederland te voorkomen. Dit heeft geleid tot vragen
omtrent het gevaar van dit virus voor de mens, mede vanwege het voorkomen
van hand-, voet- en mondziekte bij mensen. Deze bijdrage beoogt daarin enige
helderheid te geven.

vallen gepaard met huidlaesies op han-
den en voeten. Enterovims 71 kan ook
een acuut paralytisch neurologisch
beeld veroorzaken dat klinisch niet te
onderscheiden is van poliomyelitis.
Hand-, voet- en mondziekte is ende-
misch in Nederland en betreft meestal
kinderen jonger dan tien jaar.
Incidenteel kan het vims bij volwasse-
nen worden geïsoleerd. Deze humaan
pathogene enterovimssen komen niet
voor bij dieren.

Er bestaat bij varkens naast MKZ-vi-
rus nog een virus dat blaren veroor-
zaakt, namelijk blaasjesziekte vims
(swine vesicular disease vims, SVD
vims), dat behoort tot de enterovims-
sen (Reuckert, 1996). Omdat de ziekte
klinisch niet te onderscheiden is van
MKZ, is blaasjesziekte eveneens aan-
gifteplichtig. Dit virus is niet besmet-
telijk voor mensen. SVD-virus lijkt
zeer sterk op coxsackie vims type B5.

Varkens zijn te infecteren met coxsac-
kievims B5 en ontwikkelen specifieke
antilichamen daartegen, maar worden
niet ziek (Lai
et al. 1980). Het SVD-vi-
ms is na 1994 niet meer in Neder-
landse varkens aangetoond.

Hoewel klinische symptomen van
MKZ en blaasjesziekte bij dieren, en
hand-, voet- en mondziekte bij mensen
dus op elkaar kunnen lijken, worden de
aandoeningen door verschillende vi-
mssen veroorzaakt en kunnen mensen
niet ziek worden na natuurlijke bloot-
stelling aan MKZ-vims of SVD-vims.
Verwarring over besmettelijkheid van
MKZ- en SVD-vims voor mensen
wordt mede veroorzaakt doordat in-
fecties zijn beschreven na extreme
blootstelling aan deze vimssen (onder
laboratoriumomstandigheden) (Brown
et al. 1976, Bauer, 1997). Incidenteel
zijn antilichamen tegen MKZ aange-
toond bij mensen die gedurende lange
tijd werden blootgesteld aan grote hoe-
veelheden MKZ-vims, omdat zij
werkten in instituten waar MKZ-vims
werd opgekweekt voor onderzoek en
vaccinproductie, zonder dat er sprake
was van klinische symptomen (Vet-
terlein, 1955, Wisniewski and Jan-
jowska, 1969). Bij MKZ-uitbraken in
het veld zijn echter nooit symptomen
bij mensen aangetoond.

Samenvattend kan gesteld worden dat
MKZ en SVD geen zoönosen zijn, en
dat voor de volksgezondheid geen en-
kel gevaar bestaat.

LITERATUUR

* Bauer K. Foot-and-mouth disease as
zoonosis. Arch Virol 1997; 13:S95-S7.

* Brown F. Goodridge D, and Burrows R.
Infection of man by swine vesicular dis-
ease virus. J Comp Pathol 1976; 86: 409-
14.

* Donaldson Al, Gloster J, and Harvey LDJ.
Use of prediction models to forecast and
analyse airborne spread during the foot-
and-mouth disease outbreaks in Brittany,
Jersey and the Isle of Wight in 1981. Vet
Ree 1982; 110:53-7.

* Lai SS, McKercher PD, and Moore DM.
Response of pigs to recent isolates of cox-
sackie B5. Comp Immunol Microb Inf Dis
1980;2:459-68.

* Reuckert RR. Picomaviridae: The viruses
and their replication. In: Fields Virology.
3d ed. Fields. Knipe, Howley eds. 1990;
vol. I:pp 609-54.

* Sellers RF. Donaldson Al, and Hcmiman
KAJ. Inhalation, persistance and dispersal
of foot-and-mouth disease by man. J Hyg
Camb 1970;68:565-73.

* Sellers RF, Hemiman KAJ, Mann JA.
(1971) Transfer of foot-and-mouth disease
virus in the nose of man from infected to
non-infected animals. Vet Ree 86: 447-449

* Mann JA. and Sellers RF. Foot-and-Mouth
Disease Virus. (1990) In: Virus Infections
of Ruminants. DinterZ en B Morein (eds).
1st ed, Elsevier Science Publishers. 1990:
503-16.

* Vetterlein W. Der Nachweis von Anti-
körpern gegen Maul- und Klauenseuche im
Serum gesunder, besonders infektion-
sexponierer Menschen. Zbl Bakt I Org
1955; 162:4-12.

* Wisniewski J, and Janjowska J. Asymp-
tomatic infection with foot-and-mouth dis-
ease in man. Przgl Epidem 1969; 23; 263-
7.

-ocr page 367-

Het lams Ronde Tafelgesprek wordt mogelijk gemaakt door ondersteuning van de firma lams Pet Food International Inc.
De deelnemers aan het Ronde Tafelgesprek spreken op persoonlijke titel over een onderwerp dat direct of zijdelings met
gezelschapsdieren te maken heefl.

lAMS

COMMNT

DE BASIS VAN ALLE MARKETING: WAT BLIEFT U?

Het lijkt erop dat meer en meer dieren-
artsen zich steeds bewuster worden
van hun klanten. Marketing en public
relations binnen de dierenartsenprak-
tijk rukken steeds meer op. Vroeger
werd een dierenarts zonder de pr-
schminckdoos gewoon op zijn blauwe
ogen geloofd. Men had als arts status
en gezag. Vele dierenartsenpraktijken
in Nederland doen nu echter iets aan
hun \'imago\'. Op internet is al een heus
\'VetWeb\' te vinden met alles op het
gebied van diergeneeskunde onder
handbereik waaronder adressen en
diergeneeskundige vraagstukken. Ook
de gasten aan tafel ontkomen er niet
aan hun hersenen te kraken over de
noodzaak van marketing.
\'Zijn het alleen advertenties, of is het de
hele manier waarop je bij de klant over-
komt? vraagt John Pijnappel, dierenarts
in Nijmegen, zich af \'Wij hebben er
goed over nagedacht in onze praktijk.
Alleen al aan kastjes, banken en balies
is bij ons heel bewust 70.000 gulden uit-
gegeven. Toch een flink kapitaal. Maar
het straalt wel kwaliteit uit. Net als dure
gordijnen aan koperen roeden en een
mooi gestuct plafond, passend bij het
monumentale pand waarin wij zitten. Ik
hoop dat mensen denken dat als alles er
goed uit ziet, de behandeling ook wel
goed zal zijn. Klanten kunnen je niet be-
oordelen op je diergeneeskundige kwa-
liteiten en dus zullen ze kijken naar je
technische faciliteiten.\'
Toch lijkt dat op een meer voor de hand
liggende randvoorwaarde van de die-
renartsenpraktijk dan bewust aan mar-
keting doen. Eenvoudige marketing-in-
stmmenten als advertenties blijken door
de aanwezige dierenartsen vanwege de
Code voor de Dierenarts van de
KNMvD tot voor kort nauwelijks te
kunnen worden benut. Mond-tot-mond
reclame is volgens Pijnappel het allerbe-
langrijkste. \'Uit advertenties komt niet
zoveel. We staan wel in de gouden gids
en het telefoonboek. Alles bij elkaar is
dat 1.100 gulden per jaar. Dat is drie
keer niets. Verder staan we in het
blaadje van de dierenambulance en on-
dersteunen we de Dierenbescherming.
Dus met 1.500 gulden hebben we het
hele advertentiebeleid rond. Nee, die
wachtkamer is voor mij het allerbelang-
rijkste, die is het mooiste geworden.\'

Reclame, salespromotion, direct mail, sponsoring, marketing. Allemaal ter-
men die iets te maken hebben met aan de man brengen van je handel.
Hulpmiddelen bij het ondersteunen van de verkoop van merken op product-
of dienstenniveau. Dat kan al tijden op professionele wijze. Daarover spreken
we tijdens het lams Rondetafelgesprek in het als vanouds stijlvolle restaurant
Wilhelminapark in Utrecht.

Door Clemens Craafsma en Marian Kremers

"Klanten kunnen je niet
beoordelen op je diergenees-
kundige kwaliteiten en dus
zullen ze kijken naar je
technische faciliteiten."

Hans Nieuwendijk, met een praktijk in
Leeuwarden is het daar helemaal mee
eens. \'De uitstraling van je praktijk, je
parkeerruimte, je assistente, hoe ami-
caal je bent, het speelt allemaal mee.
Dat zijn voor mij pr-instmmenten. Al
het andere werkt niet. We hebben pas
een open dag gehad waar 300 mensen
op af kwamen. Dat lijkt veel, maar in
ons gebied hebben we 19.000 mensen
wonen. Het werkte niet. Ook de prijs
speelt naar mijn idee wel een rol. Een
goede prijs koppelen mensen automa-
tisch aan kwaliteit. Een kat steriliseren
voor ƒ 35,00 kan niet goed zijn.\'
\'Wat ook heel goed werkt is de compu-
ter, waarin heel efficiënt alle gegevens
van het dier en de naam van de baas
zijn ingevoerd\', vult Pijnappel aan.
\'Alsje de wachtkamer in komt om me-
vrouw Jansen met Pinky te halen, be-
ginnen mensen al te lachen. Je zegt
Pinky Jansen of Moortje de Groen. De
naam van het dier en de naam van de
eigenaar. Daamaast kun je laten zien
dat je weet wat je collega een paar
maanden geleden bij het dier heeft ge-
daan. Je kunt er direct op in spelen.
Maar moet je nu overiijdenskaartjes
naar de eigenaar sturen, bijvoorbeeld
als er een kip dood is? We doen er ove-
rigens wel iets mee. De klanten stellen
het op prijs als je ze na een week belt
om te vragen hoe het met ze gaat.\'
Aan tafel rijst inmiddels de vraag of
mensen nu vaker komen wanneer dit
soort zaken wordt ondernomen. Ver-
laagt het de drempel? Het lijkt er wel
op. De afgelopen vijfjaar is de bezoek-
frequentie landelijk gestegen van 1,9
naar 2,4 keer per jaar per cliënt. De
dierenartsen, maar ook de grote far-
maceutische toeleveranciers kunnen
allerlei hulpmiddelen verzinnen om dit
nog verder op te voeren.
Zo heeft een bepaalde farmaceutische
firma het entingsrapport bedacht. \'Als
toch alle gegevens in de computer
staan kan daar wel een onderzoekspro-
tocol van gemaakt worden. Dat wordt
langsgelopen en ingevuld en vervol-
gens gepersonaliseerd met naam van
de eigenaar, leeftijd en gewicht van het
dier, en de onderzoeksresultaten voor
Puppy van de Berg uitgeprint.\'
\'Zo heb ik nu drie verschillende brie-
ven. Eén met een standaardverhaal
over wormen, één over enten en één
over gedrag bij puppies. Mensen zijn
daar gek op en vragen er tegenwoordig
ook om, ze sparen ze! Ze komen
daarom ook bij ons en niet bij een an-
der, puur omdat alles gestructureerd

-ocr page 368-

wordt nagekeken en ze iets extra\'s
meekrijgen\', zegt Hans Nieuwendijk.
Er blijkt aan tafel dus veel meer aan di-
rect marketing te worden gedaan dan
aanvankelijk gedacht werd. Nieuwen-
dijk: \'Maar veel meer om de mensen
die je in de praktijk hebt, te houden.
We zitten niet zo om nieuwe klanten
verlegen in de stad. We willen wel het
verwijzen naar andere collega\'s in de
buurt uitbreiden. Het verwijsgedeelte
bedraagt nu zo\'n 40% van de totale
omzet.\'

Het ontlokt de vraag wat die ene prak-
tijk nu zo onderscheidt van de andere.
Volgens Nieuwendijk gaan heel veel
mensen naar de dierenarts zoals ze naar
de supermarkt gaan. \'Deze heeft nu
geen spreekuur, dus ga ik naar die an-
dere, zeggen veel cliënten. Sommigen
willen alleen mijn collega of juist al-
leen mij, maar voor de meesten maakt
het niet zo veel uit. Als alles maar goed
gebeurt.\' Sophie Deleu, pr-medewer-
ker van de KNMvD, beaamt dat. \'Er
wordt door de klanten wel veel meer
dan vroeger eerst \'rondgekeken\' en
naar mijn idee ben je daar uiteindelijk
mee gebaat.\'

Die keuze wordt ook door vage zaken
als geuren, namen en taalgebruik be-
paald. Er lijkt bijvoorbeeld een wezen-
lijk verschil in de perceptie van een
veearts en van een dierenarts. Zo
\'doet\' Pijnappels \'s morgens ook var-
kens. \'Ik stink echt naar varkens als ik
thuiskom. Ik ga nooit spreekuur doen
zonder dat ik onder de douche geweest
ben. Ik wil dus niet dat mensen aan mij
merken dat ik runderen en varkens be-
handel. Ik wil ook niet dat mensen in
de wachtkamer tijdens binnenko-
mende telefoongesprekken het woord
koe of varken horen vallen.\'

i^it» ««""sïairVi.

752

Ii iv rivraiwif

T 1 J D S C H R I K T VOOR D I H R G H N E K S K U N D E , D E E 1. 123, DECEMBER, AFLEVERING 24, 1998

"De uitstraling van je praktijk,
je parkeerruimte, je assistente,
hoe amicaal je bent, het speelt
allemaal mee. Dat zijn voor
mijpr-instrumenten. Al het
andere werkt niet."

\'Ook het taalgebruik van een veearts of
van een gezelschapsdierenarts wijkt
van elkaar af, constateert Richard Nap,
de vaste gastheer namens lams Petfood
International. \'Er heeft een soort huma-
nisering van de taal plaatsgevonden. Bij
de boer praatje over \'beesten\', in een
stadspraktijk over \'dieren\'.
Tijd voor de deskundige aan tafel.
Communicatiespecialist Ted Kroone
maakt zich over het imago van de die-
renarts niet zo veel zorgen. \'In essentie
wordt er heel goed aangevoeld wat een
bepaalde klantengroep wil en men pro-
beert er een hele goede invulling aan te
geven.\' Al wordt de klemtoon nog wel
eens verkeerd gelegd. \'Artsen denken
vaak: wij hebben gestudeerd. Wij heb-
ben de kennis waarmee we kunnen ex-
celleren. Maar de basisdefinitie van
marketing is nog steeds: \'Wat blieft
u?\' Dat is uitgevonden door de kruide-
nier. Dus je moet vooral luisteren naar
wat je klanten willen. Maar ik hoor
hier steeds maar vanuit het eigen pro-
duct praten. Ik ben ervan overtuigd dat
jullie hele goede dierenartsen zijn,
maar als je echt aan marketing wil
doen, vraag dan ook hoe de klant de
dienstverlening ervaart. Jullie overleg-
gen wel met zes collega\'s, maar niet
met je klanten. En dat is veel vrucht-
baarder.\' Richard Nap, door zijn posi-
tie bij lams Pet Food dagelijks betrok-
ken bij klantgerichtheid, is het daar
helemaal mee eens. \'Haal wat uit die
300 mensen op die open dag van je.
Vraag waarom ze altijd naar de prak-
tijk terugkomen. Daar kun je op een
gemakkelijke manier veel van opste-
ken. Marktonderzoek is voor kleine
praktijken financieel vaak minder ge-
makkelijk te behappen. Op deze ma-
nier kun je dat ondervangen.\'
Voor de disgenoten is het evident dat
het imago van de huidige dierenarts
sterk afwijkt van het beeld van vroe-
ger. Toen was een veearts vooral func-
tioneel. Hij kwam voor een ziek dier
en de boer kon zelf zien dat het ziek
was. Men nam samen een rationeel be-
sluit. Daarvoor hoefde de wachtkamer
niet opgeknapt te worden. En als de
arts stinkend op z\'n erf kwam, vond de
boer dat prima. Nu komen er hele an-
dere mensen, voor wie het dier een
hele andere betekenis heeft. Die ver-
langen van de dierenarts ook een an-
dere uitstraling. \'En ook de boeren zijn
in vergelijking met vroeger veel meer
van hun huisdieren gaan houden\',
merkt Sophie Deleu op. John Pijnappel
merkt het ook. \'Nu staan de boeren
sneller op de stoep met hun hond en
mag het best duizend gulden kosten.\'

Kroone probeert de verandering theo-
retisch te vangen. \'In de reclamewe-
reld denken we steeds meer in trends.
Als je op vijftigjarige leeftijd het recla-
mebureau vaarwel zegt, dan wordt je
trendwatcher. Dat is de ultieme status
van een reclamemaker. Trendwatchers
kijken naar de redactionele aandacht
voor een onderwerp. Ze meten hoeveel
tijd aan bepaalde onderwerpen wordt

-ocr page 369-

besteed, waama analyse volgt. Con-
sumenten vomien aan de hand van te-
mgkerende issues in alledei bladen
hun mening. Die analyses zijn redelijk
bruikbaar. Op die manier zou je ook
kunnen bezien hoe mensen kijken naar
dieren en naar dienstverleners, die zich
met het dier bezighouden. Je kunt daar
uithalen hoe mensen door bepaalde
opinieleiders worden beïnvloed. Dan
kun je hele aardige aanknopingspun-
ten vinden hoe de klanten over je den-
ken. Denk maar aan Martin Gaus die
heel commercieel zijn klant serieus
neemt.\'

\'Neem de trend van de puppydoos\',
haakt Lisettte Overduin aan. \'Een blije
puppydoos als het ware, met wat pup-
pyvoer en andere artikelen. Als je mij
als klant met iets dergelijks zou benade-
ren, dan zou ik denken, goh wat leuk.\'
Hans Nieuwendijk gmwelt: \'Mis-
schien hebben we de neiging om teveel
voor de klanten te denken. We willen
tonen dat we heel erg betrokken zijn
bij het dier. Maar ik heb nergens een
grotere hekel aan dan door de super-
markt te lopen en spreekuur te houden
tussen de schappen. Maar ik blijf wel
glimlachen\', geeft hij toe. \'Iedere eer-
ste vrijdag van de maand kijken we de
dieren van de dierenspeciaalzaak na.
En daar hangt dan een bordje: Al deze
dieren staan onder toezicht van...\'

11 «i

/ .

Sophie Deleu: \'Over trends gesproken.
Tien jaar geleden kon je niet eens praten
over het versturen van rouwkaartjes,
terwijl dat nu gewoon gedaan wordt. En

zo\'n relatie als Hans met een dierenspe-
ciaalzaak heeft is heel goed, het werkt
laagdrempelig voor de klanten.\'
Lisette Overduin wil inmiddels weten
of marketing altijd en voor iedereen
nodig is.

"De basisdefinitie van
marketing is nog steeds: \' Wat
blieft II?\' Dat is uitgevonden
door de kruidenier Dus je moet
vooral luisteren naar wat je
klanten willen."

Ted Kroone: \'Als je vindt dat marke-
ting hetzelfde is als vragen aan je klant
wat ie wil hebben, dan maak je het wel
heel simpel. Dan is iedereen die een
klant heeft, met marketing bezig. Je
moet vaak de vraag stellen: \'what busi-
ness are we in\'. Amerikanen hebben
marketing uitgevonden en zijn ook
verschrikkelijk sociaal vaardig.\' Daar
kunnen wij volgens ICroone nog heel
wat van leren.

Nieuwendijk protesteert: \'Die zoge-
naamde vriendschap van de Ameri-
kaan is flinterdun. Die is je alweer ver-
geten als hij zich omdraait. Wat
klanten van ons willen is toch een die-

-ocr page 370-

pere emotionele band.\'
De rest van het gezelschap hoopt dat
Nieuwendijk zich ook omdraait en de
klant vergeet. \'Anders is het toch niet
vol te houden, dan slaap je toch niet
meer. Want wanneer is iemand een
goede klant? Iemand die een grote om-
zet realiseert?\', vraagt Sophie Deleu.
Nieuwendijk: \'Ik heb een paar belang-
rijke klanten! Dat is bijvoorbeeld de
eigenaar van de grootste dierenspeci-
aalzaak, die man ziet zoveel mensen.
En er zitten ook een paar fokkers bij.
Iedere pup die zij produceren kan een
klant van mij worden. En sommigen
zijn belangrijk omdat ze zichzelf be-
langrijk vinden. Aan een aantal heb ik
een aperte hekel. Die denken datje wel
een uur de tijd hebt. Dan is het toch
zaak ze keurig na een kwartier buiten
de deur te krijgen. Maar die zitten dan
weer wel in een jachthondenclub en in
een rasvereniging. Dus die spreken
veel mensen.\'

II i ^

Aha, moet marketing de plaats inne-
men van uitgeblust idealisme? \'Nee\',
repliceert Nieuwendijk fel. \'Uitgeblust
ben ik niet, ik ben nog steeds dieren-
arts in hart en nieren. Maar na een aan-
tal jaren is het onbevangen jeugdig en-
thousiasme van toen verdwenen. Dat
kun je ook positief benoemen en dan is
dat professionaliseren, volwassen
worden. De klant heeft er niets mee te
maken dat ik om zeven uur \'s ochtends
begonnen ben. Die kan ik niet confron-
teren met mijn persoonlijk gevoel over
die zieke kat. Ik heb de laatste tijd ook
wel m\'n twijfels gehad of ik er wel
mee door wilde gaan. Toen ik begon
wilde ik niet zo\'n oude ingestorte die-
renarts worden. Als dat dreigt te ge-
beuren dan ga ik iets heel anders
doen.\'

"Als je echt aan marketing
wil doen, vraag dan
ook hoe de klant de
dienstverlening ervaart."

En daarmee lijken we aan tafel bij de
kern beland. Marketing versterkt de
mogelijkheid om de relatie met de
klant te rationaliseren, net als bij de be-
drijfsvoering. Marketing maakt die-
renartsen daarvan bewuster. Dat blijkt
ook. Heel wat Rondetafelgasten heb-
ben zelfs een opgeschreven doel
waarin ze duidelijk maken waar ze met
hun bedrijf naar toe willen, een zoge-
heten \'mission statement\'.
Die van Lisette Overduin zou kunnen
bestaan uit twee zinnen: \'Wil je bij
blijven, dan moetje groeien. Maar wij
willen bewust niet groeien in aantal
mensen. Wij willen juist een bepaalde
mate van kwaliteit uitstralen op een
kleinschalige manier met een persoon-
lijke aanpak met een optimale service.\'
Daamiee komen elementen als kwali-
teit en duurzaamheid bij het handelen
om de hoek kijken. Hans Nieuwendijk:
\'Ik heb zoiets ook opgeschreven, maar
waar blijf jij zelf Ik heb het dus een
maand geleden, op aandringen van
mijn vrouw, uitgebreid met een be-
paald aantal vrije uren voor mijzelf en
mijnhobbies.\'

Uiteindelijk doen de gasten aan tafel
veel meer aan marketing, dan ze zich
over het algemeen bewust zijn. In de
praktijk communiceren ze voortdu-
rend met hun klanten en komen daar-
door veel wensen te weten. Ook de
klant lijkt dit te ervaren.
\'Er worden maar weinig klachten door
collega\'s ingediend. Veel minder dan
vroeger, toen een advertentie al aanlei-
ding kon zijn voor een klacht bij de
Ereraad. Wat nou wel en niet mag,
wordt steeds ruimer\', merkt Sophie
Deleu op.

ÉÊÊÊÈt

Hans Nieuwendijk: \'Onder het brief-
hoofd mogen we gewoon zeggen dat we
orthopedie, chirurgie, inteme genees-
kunde doen. Als we er maar niet opzet-
ten dat we specialist zijn want dat is een
beschermde titel. Uit marketingoverwe-
gingen lijkt het soms slim je titel \'drs.\'
voor je naam te schrijven. Je maakt je-
zelf daamiee tot iets bijzonders.\'
Kroone weet niet of die titel nu zo aan
die gezagspositie bijdraagt. \'Een dia-
gnose stellen en die op een overtui-
gende manier communiceren komt
veel effectiever over. Iedere keer moet
je tegenwoordigje gezag waarmaken.\'
Daar zijn alle disgenoten het roerend
mee eens. \'Vertellen hoe goed je bent
werkt veel minder dan gewoonweg la-
ten zien hoe goedje bent.\'
Wat kan de klant in de toekomst nog
verwachten? Korting bij twee opera-
ties, airmiles na iedere verrichting, een
mooie hoofdprijs in de dierenloterij?
Kroone: \'Het besef zal verder doordrin-
gen dat marketing niet meer vies is,
maar een extra dimensie geeft aan je
handelen. Je zult zien dat er dan ook aan
de aloude diergeneeskunde verwante
diensten zullen worden aangeboden.
Misschien wel nagellakken, als de klant
dat belangrijk vindt. Dieren zullen meer
en meer als volwaardige mensen behan-
deld gaan worden. En de dierenarts
moet zich hieraan aanpassen.\'

-ocr page 371-

Mijnheer de Decaan en voorts gij allen
die door uw aanwezigheid blijk geeft
van uw belangstelling voor het onder-
werp van mijn afscheidscollege.

Bij de voorbereiding van dit college heb
ik niet alleen nagedacht over de inhoud
ervan, maar ook over zijn vormgeving.
Uiteindelijk heb ik gekozen voor de on-
derwijsvorm van een hoorcollege, hoe-
wel een meer probleemoplossend werk-
college mij, gezien het thema, eveneens
geschikt leek. Ik heb daarvan echter af-
gezien vanwege een te gecompliceerde
logistiek, vooral met betrekking tot het
benodigde aantal docenten. In deze mo-
deme tijd van flexibiliteit zou het overi-
gens mogelijk geweest zijn het tekort
aan eigen documenten aan te vullen met
die van andere vakgroepen. Maartoch....
Qua inhoud zijn de meeste afscheidscol-
leges autobiografisch en disciplinair. De
mijne zal geen van beide aspecten be-
treffen. Ik heb mijn afscheidscollege
toegespitst op academisch onderwijs en
wil de volgende onderwerpen behande-
len met betrekking tot Academia:

1. het begrip Academia;

2. het universitaire gebeuren vanaf de
zestiger jaren tot heden, een persoon-
lijke indmk;

3. de doelstellingen van het weten-
schappelijk onderwijs en de realise-
ring ervan;

4. de betekenis van het Studium Gene-
rale voor de verwezenlijking van de
doelstellingen van het wetenschap-
pelijk onderwijs, en

5. de renaissance van Academia veteri-
naria.

HET BEGRIP ACADEMIA
Mede omdat vanaf de zestiger jaren in
het voortgezette onderwijs het leggen
van verbanden belangrijker is gevonden
dan feitenkennis ga ik in op de betekenis
van het woord Academia.
De latijnse term Academia stamt af van
Akadèmos, de naam van een Attische
held. In de naar deze heros genoemde
tuin in de buurt van Athene bevond zich
behalve zijn heiligdom ook een be-
roemd gymnasium, waar Plato les gaf

Men mag zich deze Academie van Plato
voorstellen als een soort universiteit,
waarop naast lichamelijke opvoeding en
vakgericht onderwijs ook plaats was
voor een meer algemene vorming. Bij
deze algemene vorming lag de nadmk
vooral op ethische vorming en levens-
wijsheid.

De tijdens de Middeleeuwen vrijwel ge-
heel verloren gegane term academia
treft men vanaf de Renaissance weer
aan in de naamgeving van geleerde ge-
nootschappen, zoals de Koninklijke
Nederlandse Academie van Weten-
schappen, én in die van vooral cultureel
en maatschappelijk gerichte instellingen
voor hoger beroepsonderwijs. Het is
overigens in verband met mijn verdere
betoog interessant vast te stellen, dat de
academische naamgeving van genoem-
de onderwijsinstellingen vanaf 1986
door de Wet op het Hoger Beroeps-
onderwijs geleidelijk veranderd is in die
van hogeschool. Men komt het woord
academia soms ook nog tegen in de
naam van traditionele universiteitsge-
bouwen zoals het Academiegebouw. De
term academia in de klassieke universi-
taire betekenis van algehele geestesont-
wikkeling klinkt tegenwoordig even-
eens nog door in het in universitaire
kringen weer hoogst actuele bijvoeg-
lijke naamwoord academisch, hoewel
volgens mij deze term meestal te eenzij-
dig met wetenschappelijkheid in instm-
mentele zin wordt ingevuld.
Het begrip Academia in de titel dient op-
gevat te worden in zijn klassieke beteke-
nis: een universitaire werkplaats voor
zowel disciplinaire als maatschappe-
lijke, culturele en wereldbeschouwe-
lijke vemieuwing.

□E ZESTIGER JAREN TOT HEDEN
Ik wil nu een persoonlijke indmk weer-
geven van het universitaire gebeuren
vanaf de zestiger jaren tot heden. Deze
impressie houdt enerzijds de ervaring in
van vele positieve ontwikkelingen, an-
derzijds het besef van toenemende ver-
vreemding van Academia. Hierbij zal ik
zowel de ervaring van positieve ontwik-
kelingen als het negatieve besef van ver-
vreemding slechts globaal toelichten
door het benoemen van de in mijn ogen
belangrijkste kenmerken van het over-
wegend facilitaire gebeuren in de vorm
van slagwoorden. De soms noodzake-
lijke nuancering laat ik achterwege.
Deze karakteristieken betreffen de ge-
bieden van bestuur en beheer, onder-
wijs, onderzoek en patiëntenzorg.

QUQ VADIS, ACADEMIA?

ff ««

AFSCHEIDSCOLLEGE J. M. V. M. MOUWEN

gegeven ter gelegenheid van het afscheid ais gewoon hoogleraar in de Ziektekunde der Dieren aan de
Faculteit der Diergeneeskunde van de Universiteit Utrecht op dinsdag 7 april 1998 te 1 B.CXJuur.

Positieve ontw ikkelingen

De ervaring van vele positieve ontwik-
kelingen omvat in algemene zin met
name de Wet Universitaire Bestuurs-
hervorming(WUB, 1970); de professio-
nalisering van het beheer; de nieuw-
bouw, de mondiaal unieke Noord-
Amerikaanse erkenning van de Utrecht-
se diergeneeskundige opleiding; de op-
richting van een onderzoeks- en een on-
derwijsinstituut; het besluit tot een meer
diersoortgerichte herstmcturering; de
instelling van de leerstoelen \'proefdier-
kunde\', \'het welzijn van dieren\' en de
\'relatie mens-dier\', de toenemende inte-
gratie, differentiatie en verwetenschap-
pelijking van het onderwijs; een toene-
mend fundamenteel naast patiënt-
gebonden onderzoek; de tot volle was-
dom gekomen wetenschappelijke dier-
geneeskundige bibliotheek; de toene-
mende diergeneeskundige specialisatie,
zowel disciplinair als diersoortelijk; en
de facultaire historische belangstelling
zoals ondermeer blijkt uit het tweede-
lige boekwerk \'Van Gildestein naar
Uithof en het actieve \'Diergeneeskun-
dig Museum\' beleid.
Meer specifiek betreft de positieve erva-
ring de reeds door onze voorgangers
Van den Akker, Wensvoort, Zwart en
Misdorp begonnen ontwikkeling van
een morfologische naar een functioneel-
morfologische veterinaire en vergelij-
kende pathologie tot op moleculair ni-
veau; de evolutie van het dierge-
neeskundig pathologie-curriculum; de
veterinair pathologische bijdragen aan
de medische, medisch-biologische en
landbouwkundige curricula; het MSc-
programma veterinaire pathologie; de
specialistische opleiding tot veterinair
patholoog; de bijdrage aan de speciali-
satie tot proefdier-, toxocologisch- en
experimenteel patholoog; de oprichting
van de Nederlandse Vereniging voor

-ocr page 372-

pathologie (NVVP), een koepelorgani-
satie voor humane, dier- en experimen-
tele pathologie; de instelling van Euro-
pese organisaties voor veterinaire pa-
thologie (European Society of Ve-
terinary Pathology, ES VP) en veteri-
nair-pathologische specialisatie (Euro-
pean College of Veterinary Pathology,
ECVP); en tenslotte de inrichting in ons
Veterinair Pathologisch Instituut van
het eerste buiten Noord-Amerika gesitu-
eerde Europese centrum van de mondi-
aal georiënteerde \'Davis Foundation\'
voor een voortgezette postacademische
scholing in dierpathologie.

Negatieve ontwikkelingen

Het reeds genoemde negatieve besef
van toenemende vervreemding van
Academie houdt vooral verband met de
vanaf de tachtiger jaren in groeiende
mate plaatsvindende marktconforme
ontwikkelingen in de vorm van bureau-
cratisering, vercommercialisering en
ontdemocratisering van de universiteit,
hetgeen ik zou willen karakteriseren als
modieus non-conformisme.
De bureaucratisering is, zowel voor me-
dewerkers als studenten, het meest voel-
baar bij onderwijs en onderzoek, de
twee belangrijkste universitaire taken.
Bij het onden^\'ijs komt zij tot uiting door
een overmatige beklemtoning van on-
derwijsmanagement versus onderwijs-
inhoudelijkheid, waarbij de docent te-
veel gezien wordt als een producent en
de student als een product. Met onder-
wijsmanagement bedoel ik vooral de
vormgeving en het beheer van het on-
derwijs, terwijl ik bij onderwijsinhoude-
lijkheid vooral denk aan het academisch
doceren en studeren. Ook bij het onder-
zoek lijkt het management soms belang-
rijker dan de onderzoekinhoudelijkheid,
hetgeen van overheidswege is en wordt
gestimuleerd door middel van de veron-
derstelde zegeningen van grootschalige
operaties als de \'Voorwaardelijke finan-
ciering\' en \'Onderzoekscholen\', versus
een onderwaardering van een meer or-
ganische en op kwaliteit bemstende al-
truïsiche onderzoekcultuur.
Overigens kan niet ontkend worden dat
de beoordeling van de wetenschappe-
lijke output kwaliteitsverhogend heeft
gewerkt voorzover dit te meten valt met
objectieve factoren als citatiefrequentie.
Of daarmee de aandacht voor verbete-
ring van de klinische eerstelijns dierge-
neeskunde steeds voldoende gediend
wordt is een ander punt, dat niet zonder
meer bevestigend beantwoord kan wor-
den.

De vercommercialisering is merkbaar
aan de opmars van een bedrijfseconomi-
sche cultuur als gevolg van een rationeel
no nonsense-beleid, waarbij een gunstig
klimaat wordt geschapen voor handige
ondernemers. Hierbij denk ik met name
aan de grote operaties Taakverdeling
en Concentratie (TVC) en Selectieve
Krimp en Groei (SKG) met ondermeer
de teloorgang van de afdeling Vis-
ziekten van de Vakgroep Pathologie; de
bestuurlijke en beheersmatige facultaire
decentralisering naar vakgroepsniveau,
welke haaks staat op de centralisering
van onderwijs en onderzoek; de vele be-
zuinigingsmaatregelen betreffende de
studiefinanciering en studieduur; de toe-
nemende door de markt bepaalde beïn-
vloeding van onderwijs en onderzoek;
het door de markt in onvoldoende mate
creëren van financiële ruimte voor de
opleiding van veterinaire specialisten,
met name de laboratorium gerichte dis-
ciplines; de problematische implemen-
tatie van de veterinair-pathologische
specialisatie in praxis en de dreigende
degradering van universitaire opiniebla-
den tot informatie-organen.
Tenslotte vindt de ontdemocratisering
plaats via de Wet Modemisering Uni-
versitaire Bestuursorganisatie (MUB,
1997).

Läfctiiiiiiuittiii

Een en ander heeft geleid tot een groei-
ende kloof tussen beleidsmakers en de
\'werkers in het veld\', een disproportio-
nele uitwas van universitaire burelen en
een toenemende druk op én motivering
van docenten, onderzoekers en studen-
ten. Het steeds meer marktconfomie be-
leid van méér, sneller, beter en verder
staat op een gespannen voet met een
academische cultuur, waarin voldoende
tijd geserveerd wordt voor reflectie.
Deze ontwikkeling staat uiteraard niet
los van de steeds meer marktgerichte in-
richting van de maatschappij waarover
ook Misdorp, evenals ik een veterinair
patholoog, heeft gesproken tijdens zijn
afscheidscollege over \'Groei, groei en
nog eens groei; in verband met kanker-
gezwellen.

HET WETENSCHAPPELIJK
ONDERWIJS

In verband met Academia wil ik nu na-
der ingaan op de doelstellingen van het
wetenschappelijk onderwijs en de reali-
sering ervan in het diergeneeskundige
curriculum.

In de nieuwste Wet op het Hoger On-
derwijs en Wetenschappelijk Onder-
zoek (WHW, 1992) worden vijf doel-
stellingen aangegeven:
a. voorbereiding op zelfstandige weten-
schapsbeoefening;

b. beroepsopleiding;

c. bijdrage aan persoonlijke ontplooi-
ing;

d. bevordering van maatschappelijk
verantwoordelijkheidsbesef; en

e. bevordering van de uitdrukkings-
vaardigheid in het Nederlands van
Nederlandstalige studenten.

In vergelijking met de vorige wet
(WWO, 1960) zijn er met betrekking tot
de formulering van de doelstellingen en-
kele verschilpunten. Het meest essen-
tiële verschil betreft de in de WWO aan-
gegeven doelstelling van de bevor-
dering van het inzicht in de samenhang
der wetenschappen, die in de WHW ver-
vangen lijkt te zijn door die van persoon-
lijke ontplooiing. De doelstelling van
persoonlijke ontplooiing kan uiteraard
ook die van de bevordering van het in-
zicht in de samenhang der wetenschap-
pen omvatten, hoewel dit niet blijkt uit
de toelichting op het desbetreffende
wetsartikel. Inzicht in de relatie tussen
de diergeneeskundige wetenschap en in
principe alle andere wetenschappen, niet
alleen de overige biomedische weten-
schappen, waarvoor binnen de Utrechtse
Universiteit aparte faculteiten zijn opge-
richt. Omdat mijns inziens de bevorde-
ring van een dergelijk inzicht in de sa-
menhang der wetenschappen wezenlijk
is voor academische vomiing, heeft de
nieuwste wetgeving met betrekking tot
hoger onderwijs en wetenschappelijk
onderzoek de reeds langer bij mij be-
staande indruk versterkt dat de
Nederlandse samenleving steeds minder
geïnteresseerd lijkt in Academia.
Bij het fonnuleren van de doelstellingen
van hoger onderwijs en wetenschappe-
lijk onderzoek geeft de wetgever niet
aan hoe aan deze doelstellingen gestalte
gegeven moet worden; elke Universiteit
mag dit op haar eigen wijze doen. waar-
toe overigens door het Bestuurscollege
van onze Universiteit een bewonde-
ringswaardig beleid is geformuleerd.
Evenmin wordt in de wet aangegeven
hoe binnen een studieprogramma de be-
schikbare tijd over de doelstellingen
moet worden verdeeld. Het is wel duide-
lijk dat de realisering van de primaire
doelstellingen, te weten: de voorberei-
ding op zelfstandige wetenschapsbeoe-
fening, de beroepsopleiding en de be-
vordering van de uitdrukkingsvaardig-
heid in het Nederlands, uitsluitend bij de
faculteiten ligt. De verantwoordelijk-
heid voor de zogenaamde secundaire
doelstellingen, te weten: de bijdrage aan
persoonlijke ontplooiing en de bevorde-
ring van het maatschappelijk verant-

-ocr page 373-

woordelijkheidsbesef ligt, naast de fa-
cultaire verantwoordelijkheid in deze,
vooral bij het Studium Generale én stu-
dentenverenigingen.
Een analyse van het Nieuwe Curriculum
Diergeneeskunde leert dat getracht is de
invulling verder te optimaliseren met
betrekking tot de genoemde primaire
doelstellingen, terwijl er slechts sprake
is van een marginale invulling van de
zogenaamde secundaire doelstellingen.
Hierbij zou ik willen opmerken, dat het
beoogde resultaat van de primaire doel-
stellingen gefrustreerd dreigt te worden
door een blijvende en zelfs toegenomen
overbelasting van studenten en docen-
ten. Voorts zijn de in verband met de se-
cundaire doelstellingen geformuleerde
leerdoelen van de vakken \'Inleiding in
de diergeneeskunde\' met ondermeer het
onderdeel Wetenschapsfilosofie, \'We-
tenschappelijke vorming\' en \'Dierge-
neeskunde en samenleving\' zodanig
diergeneeskundig gericht, dat ze veeleer
bijdragen aan het bereiken van de pri-
maire doelstellingen van het weten-
schappelijk diergeneeskundig onder-
wijs. Hetzelfde geldt voor de keuze-
vakken \'Geschiedenis van de dierge-
neeskunde\', \'Pijn\', \'Toegepaste ethiek\',
en \'Intensieve veehouderij en welzijn\'.
Overigens ontbreekt het leerdoel van
persoonlijke ontplooiing expliciet in de
formulering van de onderwijsdoelstel-
lingen van het nieuwe curriculum.

HET STUDIUM GENERALE
In verband met Academia wil ik nu in-
gaan op de betekenis van het Studium
Generale voor de verwezenlijking van
de zogenaamde secundaire doelstellin-
gen van het wetenschappelijk onder-
wijs, speciaal dat van de diergenees-
kunde. Hiertoe wil ik allereerst globaal
het ontstaan beschrijven van het Stu-
dium Generale.

De temi studium generale stamt uit de
Middeleeuwen en werd toen gebruikt
als officiële naamgeving voor de Uni-
versiteit. De aanduiding van \'alle studie-
vakken omvattend\', die geldt voor de
huidige term universiteit, was toen ver-
bonden met de term studium generale.
In de Middeleeuwen had het woord
Universiteit alleen een sociologische
betekenis en werd het ondermeer ge-
bmikt om de collectiviteit van leermees-
ters en studenten in de vorm van een cor-
poratie aan te geven.
Vlak na de Tweede Wereldoorlog werd
aan de Nederlandse universiteiten en ho-
gescholen de opdracht gegeven een
Studium Generale in te richten. Er was
een sterke behoefte aan de wederge-
boorte van Academia. De gebeurtenis-
sen in de voorgaande decennia hadden
op schokkende wijze duidelijk gemaakt
dat de maatschappelijke, politieke, ethi-
sche en culturele verantwoordelijkhe-
den van de intelligentsia verder moesten
gaan dan uitsluitend vakdisciplinaire za-
ken en dat de universiteit en hogeschool
daarvoor de verplichting op zich moes-
ten nemen. Deze verplichting werd uit-
eindelijk in 1960 opgenomen in de Wet
op het Wetenschappelijk Onderwijs
(WWO) in de vorm van de doelstellin-
gen \'bevordering van het inzicht in de
samenhang der wetenschappen\' en de
\'bevordering van het maatschappelijk
verantwoordelijkheidsbesef. In zijn in-
leiding bij het Utrechtse programma van
het Studium Generale 1959/1960 vat
Quispel, oud-hoogleraar in de Godge-
leerdheid. deze doelstellingen bondig
als volgt samen: \'Het Studium Generale
is bedoeld als een stootblok tegen het ge-
bral dezer eeuw. Het is in het leven ge-
roepen, omdat de Senaat vreesde, dat de
Universiteit specialisten zou gaan kwe-
ken, die de nodige beschaving misten
om hun roeping als intellectueel te ver-
vullen\'. Omdat het \'gebral\' van dezer
eeuw, waarover Quispel sprak in het
midden van deze eeuw, nu bij het nade-
ren van de eeuwwisseling merkbaar is in
de vorm van een extreem marktcon-
forme mentaliteit en dienovereenkom-
stig handelen, ook binnen de diergenees-
kundige discipline, blijft het Studium
Generale als stootblok mijns inziens ook
van belang in de volgende eeuw.
De doelstellingen van het Studium
Generale zijn, ondanks de overgang van
WWO naar WHW en dankzij de acade-
mische kwaliteit van het bestuur van de
Utrechtse Universiteit, globaal vanaf de
instelling ervan dezelfde gebleven en
kunnen als volgt worden samengevat:
het verschaffen van inzicht in de samen-
hang der wetenschappen, het bevorde-
ren van het maatschappelijk verant-
woordelijkheidsbesef en aandacht voor
cultureel-esthetische vomiing. Hoewel
faculteiten in de eerste plaats ten volle
verantwoordelijk zijn voor de invulling
van de primaire onderwijsdoelstellingen
van de voorbereiding op zelfstandige
wetenschapsbeoefening, de beroepsop-
leiding en de bevordering van de uit-
dmkkingsvaardigheid in het Neder-
lands, zijn zij mijns inziens deels, in
nauwe samenwerking met het Studium
Generale, ook aansprakelijk voor de zo-
genaamde secundaire onderwijsdoel-
stellingen.

Het huidige beleid van het Studium
Generale met betrekking tot zijn bij-
drage aan het universitaire onderwijs be-
oogt een onderwijsprogramma met een
permanent en een vrij in te vullen deel.
Het permanente en cyclisch weerke-
rende deel vormt een gerichte aanvul-
ling op het facultaire onderwijs, zoals dit
nu in het kader van het voorjaarspro-
gramma van het Studium Generale
1998, plaatsvindt in samenwerking met
de Faculteiten Letteren en Sociale
Wetenschappen. Het letteren-program-
ma, waaraan ook het Filmtheater \'t
Hoogt en de Stichting Literaire Acti-
viteiten Utrecht (SLAV) meewerken,
omvat een lezingen-, film- en theater-
reeks over de verschijningsvorm van de
wetenschap(per) in de literatuur.
Het programma is, behalve als gewoon
studium generale, ook te volgen als een
uitbreiding van het letteren-vak weten-
schapsfilosofie voor de humaniora. Het
programma in verband met sociale we-
tenschappen, dat mede in samenwer-
king met de faculteitsvereniging sociale
wetenschappen Alcmaeon is georgani-
seerd, gaat over wetenschapsfilosofie
voor de sociale wetenschappen. Beide
programma\'s blijken succesvol. Heel
wezenlijk voor dit resultaat is volgens
mij ook de studiewaardering in de vorm
van studiepunten, hetgeen waarschijn-
lijk vooral te maken heeft met de tot nu
toe doorgevoerde beperkingen van stu-
diefinanciering en studieduur. Ik heb be-
grepen dat Klukhuhn. hoofd van het
Studium Generale, het goede voorne-
men heeft een dergelijk permanent pro-
gramma ook te implementeren in het
diergeneeskundig onderwijs.
Het vrij in te vullen deel van het
Studium Generale programma blijft zo-
als het was vanaf de Tweede Wereld-
oorlog, waarbij allerlei thema\'s op
maatschappelijk, cultureel en weten-
schappelijk gebied behandeld worden.
In dit verband wil ik graag een anekdote
vertellen uit mijn studententijd. Zij voert
temg naar het jaar 1959, waarin ter gele-
genheid van het 14^ lustmm van de stu-
dentenvereniging Veritas een congres
plaatsvond over Oorlog en Vrede, een
ook toen zeer actueel onderwerp. Ikzelf
had het voorrecht betrokken te zijn bij
de organisatie ervan. Tijdens deze en-
kele dagen durende bijeenkomst van
studenten en toonaangevende deskundi-
gen op de gebieden van filosofie, theo-
logie, psychologie, rechtsgeleerdheid,
economie en krijgskunde, vond een re-
guliere voortgang plaats van het dierge-
neeskundige onderwijs. Later hoorde ik
van een medestudent dat toen een do-
cent voor de aanvang van zijn college
over tropische ziektekunde zijn verba-

-ocr page 374-

zing had uitgesproken over de grote op-
komst bij zijn college, omdat volgens
hem op dat moment elders in de stad be-
langrijkere zaken aan de orde waren dan
tropische ziekten.

Daarom is het ook niet verwonderlijk
dat vanuit de Faculteit der Dierge-
neeskunde de eerste contacten met het
Studium Generale werden gelegd door
het toenmalige Instituut voor Tropische
en Protozoaire Ziekten. Een en ander re-
sulteerde in een serie lezingen over de
relatie tussen diergeneeskunde en sa-
menleving en over de vraag of deze rela-
tie expliciet in de studie diergenees-
kunde aan de orde moest komen.
Uiteindelijk heeft dit mede geleid tot de
instelling van de \'Werkgroep dierge-
neeskunde en samenleving\'. De zojuist
gememoreerde docent zien we later te-
rug als directeur van het Centraal
Diergeneeskundig Instituut, het huidige
ID-DLO.

Het belang van een geïnstitutionali-
seerde participatie van de Faculteiten in
het Studium Generale is nu des te groter
vanwege de beperkte studiefinanciering
en studieduur en een veranderde menta-
liteit van de studenten. Hoewel de stu-
dentenverenigingen nog een veelheid
aan zeer te waarderen activiteiten ont-
plooien, bewegen deze zich echter
vooral op het disciplinaire, sportieve en
.sociaal-culturele vlak. Een en ander
geldt met name ook voor die van dierge-
neeskundige studenten, hetgeen ik wil
illustreren met een voorbeeld uit de
lange periode van mijn voorzitterschap
van de doctoraal examencommissie
waarin ik soms geconfronteerd werd
met bij het universitaire \'College van
Beroep voor de Examens\' ingediende
bezwaarschriften. Eén ervan betrof een
op schema liggende student, die het on-
eens was met een tentamenuitslag.
Hoewel de cijfervaststelling ook in mijn
ogen discussiabel was, heb ik mij toen
ter zitting slechts beperkt tot de vraag
naar het aantal door hem gelezen n iet-
diergeneeskundige boeken gedurende
de tot dan vlot verlopen studie. Zijn eer-
lijke antwoord luidde; geen. Het is mij
overigens onbekend in hoeverre dit ant-
woord heeft bijgedragen aan de voor de
examencommissie positieve uitspraak
van het College.

RENAISSANCE ACADEMIA
VETERINARIA

Zoals reeds eerder is uiteengezet vormt
Academia een werkplaats voor zowel
disciplinaire als maatschappelijke, cul-
turele en wereldbeschouwelijke ver-
nieuwing. Helaas moet worden vastge-
steld dat door het merendeel van de do-
centen en studenten als deelgenoten van
het Nederlandse poldermodel vooral in-
strumentele kennis wordt nagestreefd.
Ook Van Ginkel heeft dit vastgesteld in
zijn rede over \'de universiteit in 2005\'
ter gelegenheid van de opening van het
academisch jaar 1995-1996, en wel in
de volgende bewoordingen: \'Waar in
methodisch-technisch en inhoudelijk
opzicht de opleidingen vaak aanzienlijk
zijn verbeterd, lijkt de aandacht voor de
vorming te zijn verpieterd. Er is sprake
van een zekere vervreemding en van te-
gengestelde verwachtingen en belan-
gen\'. Daarom zou ik tenslotte willen
pleiten voor een renaissance van
Academia, toegespitst op het dierge-
neeskundige onderwijs. Hoewel ik het
eens ben met de opvatting dat academi-
sche vorming een vorm is van wijs-wor-
den en een levenslang proces, ben ik het
oneens met de stellingname dat het
daarom geen haalbaar diergeneeskun-
dig opleidingsdoel is. In ieder geval
hoort bij levenslang ook de studenten-
tijd, waarin het reeds tijdens het VWO
begonnen academisch vomiingsproces
dient te worden voortgezet. Ten be-
hoeve van de renaissance van Academia
veterinaria, waarvoor ook werd gepleit
door Van den Bergh tijdens zijn af-
scheidscollege in 1993 en door mij in de
onderwijscommissie en tijdens mijn
voorzitterschap van de examencommis-
sie van het vierde jaar bij de jaarlijkse
uitreiking van de doctoraal-bul, wil ik
nu ten afscheid enkele concrete voor-
stellen en essentiële randvoorwaarden
fomiuleren.

1. In de eerste plaats zou ik, conform het
universitaire beleid in deze, willen
voorstellen het Studium Generale te
institutionaliseren in het diergenees-
kundige onderwijs. Het Nieuwe
Curriculum, dat overigens door mij
hoog wordt ingeschat met betrekking
tot de academische doelstellingen
van voorbereiding op zelfstandige
wetenschapsbeoefening en beroeps-
opleiding, biedt daarvoor goede mo-
gelijkheden. Hierbij denk ik met
name aan een bredere, filosofische,
ethische, psychologische, sociologi-
sche en historische onderbouwing
van de desbetreffende vakken en keu-
zevakken, in samenwerking met het
Studium Generale. Voorts zou ook
bijvoorbeeld het eerdergenoemde
programma over de verschijnings-
vorm van de wetenschap(per) in de li-
teratuur niet misstaan als keuzevak.

2. In de tweede plaats zou ik willen plei-
ten voor een verdere institutionalise-
ring van een buitenlandse stage in het
diergeneeskundige onderwijs. Het
nieuw curriculum biedt ook daarvoor
goede mogelijkheden in de vomi van
de researchstage, keuzevakken en/of
co-schappen. De motivering voor dit
voorstel houdt verband met de wette-
lijke onderwijsdoelstellingen van de
bevordering van maatschappelijk
verantwoordelijkheidsbesef en per-
soonlijke ontplooiing. Hieraan kan
het ervaren van een buitenlandse cul-
tuur in belangrijke mate bijdragen.
Bovendien past het uitstekend in het
door de Utrechtse Universiteit en de
Faculteit der Diergeneeskunde nage-
streefde perspectief op een Europese
Universiteit en Diergeneeskundige
Faculteit.

Het eventueel ten gevolge van beide
voorstellen ontstane tekort aan instru-
mentele kennis kan gemakkelijk worden
aangevuld door middel van verplicht
postacademisch onderwijs. Overigens
passen een grote overmaat aan kennis-
overdracht en zelfs zogenaamde werk-
colleges, die door gebrek aan tijd en/of
uitdaging onvoldoende worden voorbe-
reid, slecht in een academische oplei-
ding. Een kleiner aantal van veeleisende,
exemplarische werkcolleges en een gro-
ter beroep op zelfstudie zouden beter
voorbereiden of zelfstandige weten-
schapsbeoefening, inclusief beroepsuit-
oefening. Een verder doorgevoerde on-
derwijsditferentiatie, zoals wordt bepleit
in de Nota \'Diergeneeskunde in 2000:
een studie met aparte studierichtingen\',
zal nog meer mogelijkheden bieden
voor een universelere veterinair-acade-
mische opleiding.

Omdat de kwaliteit van het onderwijs
zeker niet alleen wordt bepaald door die
van de inhoud van het onderwijspro-
gramma, maar vooral ook door die van
de studenten en docenten, moet tevens
voldaan worden aan een aantal rand-
voorwaarden. Hiervan wil ik er twee
noemen.

1. Ten eerste een verbetering van de
voorlichting van VWO-leerlingen
over de diergeneeskundige studie ten
behoeve van de auto-selectie op we-
tenschappelijke belangstelling en af-
finiteit voor de zogenaamde secun-
daire academische doelstellingen. In
verband met een kwalitatief goede
instroom zou ik tevens het voorstel
van Veldhuis willen onderschrijven
voor een verzwaring van het VWO.
Zo zou ook ik voor de diergenees-
kundige studie willen pleiten voor

-ocr page 375-

het VWO-profiel \'Natuur en Ge-
zondheid\' met aanvullingen voor de
deelvakken scheikunde en natuur-
kunde of het VWO-profiel \'Natuur
en techniek\' aangevuld met biologie.
In beide profielen lijkt bovendien
\'mens- en maatschappijwetenschap-
pen\' als keuzevak aanbevelenswaar-
dig. Een aldus gekwalificeerde in-
stroom van studenten is niet alleen
van belang in verband met de pri-
maire doelstellingen van de weten-
schappelijke diergeneeskundige op-
leiding, maar ook vanwege haar
zogenaamde secundaire onderwijs-
doelstellingen.

2. Ten tweede, de nu plaatsvindende
opwaardering van het docentschap
dient tevens gepaard te gaan met vol-
doende tijd voor reflectie ten be-
hoeve van een verder evoluerende en
geen revoluerende ontwikkeling van
het onderwijs. Voor een dergelijke
ontwikkeling ten behoeve van een
optimale onderwijskwaliteit heb ik
reeds vaker gepleit. De eerste keer
was tijdens mijn oratie in 1976, toen
ik naar aanleiding van het nieuwe
vak pathofysiologie het volgende
heb opgemerkt: \'Dit onderwijsvak...
kan als zodanig slechts functioneren
door middel van een multidiscipli-
naire samenwerking. De ervaring
met dit vak heef^ reeds geleerd, dat de
bedoelde integratie geen eenvoudige
zaak is. Het betekent een fundamen-
tele verandering in het studiepro-
gramma, waarbij geheel andere wij-
zen van biologisch en pathobio-
logisch denken van de betrokken do-
centen vereist worden. Bovendien
vergt de voorbereiding en uitvoering
ervan extra tijd, die zeker niet bij de
voorgenomen personeelsinkrimping
in mime mate beschikbaar zal zijn. Ik
zou daarom willen pleiten voor een
meeijarig onderwijs-ontwikkelings-
plan, waarbij slechts een geleidelijk
verdergaande onderwijskundige in-
tegratie van de verschillende biologi-
sche en ziektekundige disciplines
wordt nagestreefd. Een dergelijke
strategie geeft bovendien de moge-
lijkheid tot het tijdig aanbrengen van
noodzakelijke correcties. Een her-
programmeringsstrategie mag mijns
inziens pas in de laatste plaats be-
paald worden door een dwang tot
overhaaste besluitvorming\'. Iets der-
gelijks zou ik weer gezegd hebben
wanneer ik nu hier had gestaan als
orator, waarvan alleen het laatste
voor mij helaas niet meer mogelijk
was.

Tenslotte zou ik in verband met de titel
\'Quo vadis Academia?\' bij mijn af-
scheid willen verwijzen naar de acade-
mische rede van onze decaan ter gele-
genheid van 175 jaar diergeneeskundig
onderwijs in Nederland in 1996. Hierin
gaat hij ondermeer in op de zinnebeel-
dige betekenis van Androclus in het fa-
cultaire beeldmerk Androclus en de
Leeuw, waarbij hij Androclus als volgt
symboliseert: \'Nog steeds zien we in
hem het symbool van de dienende taak
van de dierenarts voor mens en dier, die
zal blijven zolang mensen dieren hou-
den om het even of dit om economische
of recreatieve reden is. Ook zien we in
hem de mens die wegliep uit slavemij,
in onze termen te bezien als een weg
naar academische vrijheid en daarmee
academische vorming\'. Deze symbo-
liek spreekt mij ten zeerste aan, omdat
zij ook zeer goed past bij de zojuist door
mij geschilderde Academia veterinaria.

DANKWOORD

Aan het einde van dit college wil ik
gaame woorden van dank richten tot al-
len die hebben bijgedragen aan mijn
loopbaan.

In de eerste plaats mijn lieve vrouw
Mieke, die het beste van het beste is dat
mij ooit is overkomen. Wij kunnen bei-
den tevens zeer trots zijn op onze kinde-
ren Janine, met haar echtgenoot Miguel
en Franc met zijn vriendin Herke. Ik ben
zeer dankbaar voor de aanwezigheid
van zoveel broers en zussen en ik wil te-
vens onze overleden ouders gedenken,
die in deze Aula aanwezig waren bij
mijn oratie in 1976.

De door mij in het begin van dit college
genoemde evolutie van de veterinaire
pathologie was alleen mogelijk door het
creatief vermogen en het technisch ver-
nuft van de medewerkers van de
Vakgroep Pathologie. De daarbij in
mijn oratie uitgesproken hoop op een
goede verstandhouding tussen eenieder
van ons en een daamit voortkomende
goede werksfeer is in grote lijnen uitge-
komen, maar stond soms onder aanzien-
lijke dmk van non-Academia. Voor
mijn eventuele en zeker onbedoelde bij-
drage aan deze dmk betuig ik mijn spijt.
Ik dank u allen voor de ondervonden
grote vriendschap die ik graag zou wil-
len voortzetten en zo mogelijk verder
uitbouwen. Ook bij mijn afscheid wil ik
uiting geven van mijn rotsvast vertrou-
wen in de toekomst van de Vakgroep
Pathologie, vanwege de grote kwaliteit
van haar medewerkers. Deze blijkt even-
eens uit de wijze van opvang van enkele
recentelijke persoonlijke tragedies. Ik
ben in het bijzonder ook trots op de jonge
aanwas van nieuwe stafleden, waarvan
een tweetal afkomstig is uit de gerenom-
meerde Hannoverse School voor Ve-
terinaire Pathologie. Ten behoeve van
meer mimte voor een verdere verjonging
van de wetenschappelijke staf heb ik van
harte ingestemd met het voorstel om het
aantal van vijf hoogleraren met mijn af-
scheid te reduceren tot vier. Ik wens de
hoogleraren Jaap van Dijk, Eric Gmys,
Sief Vos en Jack Schalken veel visie bij
de verdere sturing van de veterinaire pa-
thologie ter versterking van de pathobio-
logische identiteit van de Faculteit der
Diergeneeskunde, haar belangrijkste be-
staansrecht.

Ik wil ook graag alle overige medewer-
kers van de faculteit bedanken voor hun
samenwerking en de ondervonden
vriendschap.

Dit college is niet in de laatste plaats be-
doeld voor de studenten, die hier on-
danks hun omvangrijke studietaak in
zo\'n grote getale aanwezig zijn. Dat mijn
grootste belangstelling altijd naar jullie
is uitgegaan moge ondermeer blijken uit
mijn jarenlange lid- en voorzitterschap
van examencommissies. Veel succes
met uw verdere academische studie.

Met grote voldoening denk ik temg aan
de onderzoeksamenwerking met een
groot aantal binnen- en buitenlandse in-
stituten.

Ik hoop nog gemime tijd de plezierige
contacten met de Koninklijke Neder-
landse Maatschappij voor Diergenees-
kunde te kunnen voortzetten, vooral met
betrekking tot de diergeneeskundige
specialisatie en de wetenschappelijke
redactie van het Tijdschrift voor Dier-
geneeskunde en the Veterinary Quar-
terly.

Als een van de laatste kroondocenten
van de diergeneeskundige faculteit, wil
ik Hare Majesteit de Koningin mijn eer-
biedige dank betuigen voor het bij mijn
benoeming in 1973 in mij gestelde ver-
trouwen, dat ik hopelijk niet beschaamd
heb.

Tenslotte hoop ik bij u in herinnering te
blijven, mocht daarx\'an eventueel
sprake zijn, als een non-conformistische
non-conformist, een Academie waardig.

In enigszins verkorte vorm overgeno-
men van de officiële publicatie ISBN 90-
6159-028-0.\'

-ocr page 376-

Op 6 november 1998 is de tentoonstel-
ling
\'Het varken in beeld\' in Museum
De Casteelse Poort in Wageningen ge-
opend door dr. ir. L
.A. den Hartog,
directeur Praktijkonderzoek Var-
kenshouderij. De tentoonstelling wil
een ander beeld geven van het varken
dan het publiek de laatste jaren is
voorgehouden. De varkenspest en de
gevolgen daarvan voor mens en dier
worden in deze tentoonstelling niet
behandeld, maar wel wordt getoond
hoe het varken in kunst en cultuur is
uitgebeeld en beschreven.

Het zwaartepunt van de tentoonstel-
ling ligt bij de aquarellen van beeldend
kunstenaar Marleen Felius. Zij geniet
grote bekendheid als schilderes van
runderen en als auteur en illustratrice
van Cattle Breeds, an encyclopedia
(1995), een 800 pagina\'s tellend stan-
daardwerk over rundveerassen. In
1997 heeft zij in samenwerking met
bioloog Anno Fokkinga een boek het
licht doen zien getiteld
Het Varken. De
originele aquarellen van Marleen
Felius, die dit boek illustreren, worden
in Museum De Casteelse Poort ten-
toongesteld. Zo zijn er prachtige af-
beeldingen van wilde varkensachtigen
en van vele gedomesticeerde varkens-
rassen, zoals ze over de hele wereld
voorkomen.

Tevens wordt op de tentoonstelling ge-
toond, in de vorm van kunst en kitsch,
hoe het varken is uitgebeeld en hoe het
is beschreven in de literatuur, in ge-
dichten en spreekwoorden.

ft r^nri i n

TENTOONSTELLING \'HET VARKEN IN BEELD\'

De tentoonstelling loopt tot en met 9
mei 1999. De openingstijden zijn dins-
dag tot en met zaterdag van 12.00 tot
16.00 uur en zondag van 13.00 tot
16.00 uur. Museum De Casteelse
Poort, Bowlespark la te Wageningen,
telefoon: 0317-421436.

Het is goed om weer eens een geluid te laten horen vanuit de Stichting Dierveiligheid
(SDV). Ik merk dat er enige verwarring is over de naamgeving. De stichting heeft een aantal
projecten opgestart om de doelen te realiseren. Het grootste project, \'dierveiligheid\', ont-
wikkelt een instrument om dierveiligheid meetbaar te maken, de dierveiligheidsindex
(DVl).

De Stichting is sinds kort bereikbaar via een directe telefoonlijn: 030-2519998. Informatie
over de SDV verschijnt vanaf december op de intemet-pagina van de KNMvD:
www.knmvd.nl.

Op 29 september 1998 is de Startconferentie gehouden in Breukelen (Nijenrode). De sector varkenshouderij was op deze
dag zeer breed vertegenwoordigd. Het thema \'Perspectief Varkenshouderij\', is geschetst door een achttal inleiders. De
proceedings zijn inmiddels beschikbaar.

In december publiceert het Proefonderzoek Varkenshouderij te Rosmalen in opdracht van de SDV een rapport getiteld:
\'Achtergrondnotitie DVI\', Hierin worden de doelstellingen, structuur en inhoud van de DVI omschreven. Voor belang-
stellenden is een exemplaar verkrijgbaar.

Het project dierveiligheid heeft inmiddels de pro-pilot (een eerste praktijktoets op 12 bedrijven) afgerond. De landelijke
praktijkfase wordt op dit moment voorbereid en zal in januari 1999 opstarten.

J. Voermans

SDV

-ocr page 377-

it^^ I fl
IbMit^JJÈÊÊÊéiÊd

1998 WAS UITSTEKEND JAAR VOOR
STICHTING OIERENHULP VENEZUELA

Op dit moment verblijven de vrijwilli-
gers in Venezuela na uitvoering van het
vierde hulptransport van dit jaar. Een re-
cord transport van mim vijfduizend ki-
logram waaraan onder andere hebben
meegewerkt: Pedigree, Whiskas, Bio-
horma. Dierenkliniek Zuiderkaag, In-
struvet, Uni instrumenten, Bayer, Emax
en 3-M. Het afgelopen jaar heeft men
enorm veel zaken aan kunnen pakken
dankzij de steun van tal van bedrijven
uit Nederland. Hiervoor wil initiatiefne-
mer Mark Vos dan ook een ieder heel
hartelijk danken, immers al deze bedrij-

Beste dierenarts,

De RVV is een keuringsinstelling die de
komende jaren een meer productieve
rol zal spelen in de wereld van vee,
vlees en vis. Onze omgeving verandert
in een hoog tempo:

* Liberalisering van de wereldhandel,
terwijl nieuwe grenzen worden ge-
vormd door de dierziektensituatie.

* Consumenten die mede onder in-
vloed van de redelijk tot goede eco-
nomische groei meer en meer spe-
cialistische wensen ten aanzien van
producten hebben.

* Toenemende aandacht voor volksge-
zondheid, diergezondheid en dieren-
welzijn.

* Introductie van nieuwe technolo-
gieën.

* Meer en meer nadruk op ketenden-
ken en kwaliteitssvstemen om de ver-
ven zijn mede verantwoordelijk voor
het doen slagen van dit project. Dank
gaat eveneens uit naar een ieder die in
het afgelopen jaar betrokken is geweest
bij transporten of op andere wijze een
bijdrage heeft geleverd. \'De plannen
voor 1999 liggen bijna klaar en we ho-
pen in de toekomst nog enorm veel goed
werk te verrichten om dieren die tweede
kans te geven waarop ze recht hebben\',
aldus een woordvoerder.
Tot slot wenst Stichting Dierenhulp
Venezuela een ieder enorme fijne feest-
dagen en een dierwaardig 1999!

eiste hx\'aliteit te bewaken.
* Meer en meer automatisering tot aan
de \'paperless office\'.

Dit alles heeft ingrijpende consequen-
ties voor de sectoren, maar ook voor
toezichthoudende organen.
Om deze reden maakt de RW versneld
een veranderingsproces door om bin-
nen enkele jaren te voldoen aan die
nieuwe en zich steeds ontwikkelende
eisen. Voor de vele leidinggevende die-
renartsen betekent dit dat er nieuwe
uitdagingen komen, hogere eisen zul-
len worden gestelden deels een andere
bijdrage zal worden gevraagd door de
RVV. Velen moeten worden getraind
en gecoached om aan de nieuwe eisen
te voldoen.

Een uitgebreid opleidingsprogramma,
dat samen met universiteiten zal wor-
den ontwikkeld, zal rond de zomer tot
uit\\\'oering komen. Ook zal worden ge-
werkt aan bewuste in-, door- en uit-
stroomprogramma\'s voor dierenart-
sen. Tevens zal specifiek aandacht
worden besteed aan de rol en introduc-
tie van de zogenaamde plaatsvervan-
gend inspecteurs. Ook zij zullen in zo \'n
programma een rol vervullen. Ge-
zamenlijk met de KNMvD werkt de
RW aan een betere en gezonde toe-
komst van de RVV en de onder verant-
woordelijkheid van de RVV functione-
rende dierenartsen!
Ik wens u allen een goed 1999 toe!

Mr. drs. Pieter Cloo,
directeur RVV

QUADRISOL

Geachte Redactie,

We kennen allemaal wel de huis-aan-
huis bladen over \'uw gezondheid\' met
artikelen waarin enthousiast één of an-
der product wordt aangeprezen. Elders
in dit blad vinden we dan een pagina-
grote advertentie voor het product.
Gelukkig zijn we kritische lezers en
beschouwen we zo\'n artikel niet als
onafhankelijke informatie.
In het TvD van 1 november 1998, pa-
gina 642 en 643, staat een artikel over
Quadrisol 100*. Het feit dat er nu een
orale NSAID voor het paard geregis-
treerd is, is een goed zaak en zeker
aandacht in het TvD waard. Ook de
alinea \'Even wennen\' verdient alle lof

Toch geldt bij een dergelijk nieuw
middel altijd datje maar over heel be-
perkte informatie kunt beschikken: de
informatie die de fabrikant verstrekt.
Vaak zet je daar voor jezelf wat voor-
zichtige vraagtekens bij. Sommige
dingen zou je graag onafhankelijk on-
derzocht willen zien, of zelfs zelf wil-
len onderzoeken. Helaas ontbreekt
daarvoor meestal het geld en de tijd.

Eén aspect is echter zeer eenvoudig te
onderzoeken. De folder over Quadri-
sol, en ook het artikel in het TvD,
maakt melding van een chocolade-
smaak. Ik raad iedereen die Quadrisol
in voorraad heeft aan dit zelf eens te
testen. Breng een beetje Quadrisol aan
op de tong, even door de mond ver-
spreiden en laten inwerken. Daarna
uitspugen en de mond omspoelen,
want Quadrisol is niet geregistreerd
voor de mens. Een advies: zorg dat u
iets bij de hand hebt om de nasmaak
weg te werken, een stukje chocolade
bijvoorbeeld.

Voor mij was dit een goede gelegen-
heid om me weer eens te realiseren hoe
gemakkelijk je iets watje leest gelooft.
Het oordeel over de smaak van
Quadrisol zal uiteindelijk geveld moe-
ten worden door de eigenaren die
tweemaal daags de Quadrisol aan hun
paard moeten toedienen.

mevrouw dr. J.M. Ensink

-ocr page 378-

Congressen eocursusseo

Cursus Erkend Dierenartsassistent

De Cursus Erkend Dierenartsassistent
leidt assistenten op volgens de rege-
ling paraveterinair. Na een succesvolle
afronding van deze cursus zal de die-
renartsassistent met alle noodzakelijke
kennis en vaardigheden een waarde-
volle aanwinst zijn voor de praktijk.
Naast theorie bevat de cursus ook
stage. In de theorie komen onder meer
aan bod:

* Praktijk organisatie/spreekuur

* Algemene medicijnleer

* Apotheek

* Klinisch onderzoek kleine en grote
huisdieren

* Weefselleer, pathologie, fysiologie,
immunologie, embryologie en ana-
tomie

* Ziekteleer kleine en grote huisdieren

* Röntgenologie

* Anesthesie.

De totale cursusduur is ruim anderhalf
jaar. Om de twee weken is er een theo-
riedag en er moet minimaal één dag in
de week stage gelopen worden bij een
dierenartsenpraktijk.

Cursusdocenten zijn dierenartsen ver-
bonden aan het \'Groenhorst College\'
in Barneveld.

De cursus start op dinsdag 12 januari
1999.

De cursusprijs bedraagt ƒ 3195,00 (in-
clusief 31 theoriedagen, lunch, lesma-
teriaal en examenkosten).

Cursus Daisy voor de dierenartsas-
sistent

Een dierenartsassistent die goed met
computers en de programma\'s over-
weg kan is in de modeme dierenartsen-
praktijk van groot belang. Zo verloopt
het spreekuur efficiënter en zullen aan
het eind van de maand de nota\'s sneller
verwerkt zijn. In de vierdaagse cursus,
bestaande uit een kennismaking met
Daisy (1 dag) en een uitgebreide boek-
houdkundige en administratieve cur-
sus (3 dagen), zal veel aandacht wor-
den besteed aan:

* Aanmaak en betaling spreekuumota

* Inboeken facturen en bankafschrif-
ten

* Verwerking spreekuurkas, boekin-
gen en kruisposten

* Voorraadadministratie
Prijslijsten bijhouden

* Veel voorkomende vragen van debi-
teuren en crediteuren.

De cursusdocenten zijn docent econo-
mie en informatica.

De cursusdagen zijn 7, 14, 21 en 28
april 1999.

De cursusprijs bedraagt ƒ 545,00 (in-
clusief lesmateriaal, lunch en koffie).

Cursus Homeopathie in de dieren-
artsenpraktijk.

In veel dierenartsenpraktijken hebben
dierenartsassistenten interesse voor
homeopathie bij dieren. Ook krijgen
zij regelmatig vragen over homeopa-

CURSUSSEN CURSUSCENTRUM
DIERVERZORGING BARNEVELD

Het Cursuscentrum Dierverzorging Barneveld (samenwerlvingsverband tus-
sen Groenliorst College en IPC DIER) organiseert cursussen voor dierenarts-
assistenten. In januari 1999 start de
Cursus Erkend Dierenartsassistent, die
anderhalf jaar duurt en in april de vierdaagse
Cursus Daisy voor de dierenarts-
assistent.
Verder is er in mei de tweedaagse Cursus Homeopathie in de dieren-
artsenpraktijk.

Cursuscentrum
Dierverzorging
larneveld

thie bij dieren. In deze tweedaagse cur-
sus wordt uitgebreid aandacht besteed
aan de onderliggende begrippen en
theorieën in de homeopathie. Daar-
naast komen de mogelijkheden van de
homeopathie in de praktijk als aanvul-
ling op de reguliere diergeneeskunde
aan de orde. Aan het eind van de cur-
sus zal de dierenartsassistent in staat
zijn om de meest voorkomende vragen
van diereigenaren over homeopathie te
kunnen beantwoorden.

Cursusdocente is mevrouw drs. E.C.
van der Waa, homeopathisch werkende
dierenarts, bestuurslid van de Groep
Homeopathisch-werkende Dierenarts-
en.

De cursusdagen zijn 19 en 26 mei
1999.

De cursusprijs bedraagt ƒ 375,00 (in-
clusief lesmateriaal, lunch en koffie).

De cursuslocatie voor alle cursussen
is \'Groenhorst College\' in Barneveld.
Voor inlichtingen en aanmeldingen:
Cursuscentrum Dierverzorging Bar-
neveld, Postbus 64, 3770 AB Bar-
neveld, telefoon: 0342 - 414881. Fax:
0342 - 492813.

Naast bovenstaande cursussen biedt het
cursuscentrum onder meer cursussen
aan op het gebied van hondentrimmen.
hondenvoeding en gedragsleer. Vraag
vrijblijvend de gratis cursusgids aan.

CONGRES IN TEXAS

De Texaanse dierenartsenvereniging, the Texas
Veterinary Medical Association, organiseert van 28
tot en met 31 januari 1999 een symposium in de
Verenigde Staten (San Antonio, Texas). Het thema
luidt \'New ideas in veterinary medicine\'.

Voor meer informatie: TVMA, telefoon: 001-512-
45204224 of kijk op internetsite www.tvma.org.

-ocr page 379-

i

Vooralsnog worden twee producten
geïntroduceerd: te weten een ongeval-
lenverzekering en een ziektekosten-
verzekering. Het eerste pakket ver-
goedt nagenoeg alle ziektekosten op
basis van een ongeval, terwijl bij het
ziektekostenpakket, naast de ongeval-
lendekking, ook vrijwel alle ziektekos-
ten verzekerd zijn tot een bedrag van
ƒ 5000,- per jaar. Dit laatste pakket kan
bovendien naar wens aangevuld wor-
den met een extra pakket waarmee ook
behandeling van alle ziekten aan de
voortplantingsorganen, inclusief cas-
tratie, verzekerd is.

Wat zijn de sterke punten van de Dier
& Zorg ziektekostenverzekering:
* Er is geen leeftijdsbeperking. Elke

Sinds 1 december 1998 is de verzekeringsmaatschappij Proteq als onderdeel
van SNS Reaalgroep officieel van start gegaan met een volwassen ziektekos-
tenverzekering voor hond en kat. Via advertenties en direct mail zullen zeer
veel dierenbezitters de komende maanden geïnformeerd gaan worden over de
polis Dier & Zorg.

VERZEKERAAR PROTEQ INTRODUCEERT POLIS VOOR
HONDEN EN KATTEN: DIER & ZORG

hond of kat kan verzekerd worden,
mits gezond bij aanmelding, onge-
acht de leeftijd. Voor honden vanaf
12 jaar (voor een kat vanaf 16 jaar)
moet eerst een gezondheidsverkla-
ring worden ingevuld door de eigen
dierenarts.

* De instappremie per maand wordt
bepaald door de leeftijd bij aanmel-
ding en is bij honden tevens ook af-
hankelijk van het volgroeide ge-
wicht. Hoe jonger het dier bij
aanmelding hoe lager de instappre-
mie. Deze maandpremie blijft gedu-
rende het hele leven gelijk zolang
het dier verzekerd blijft.

* leder huisdier krijgt een identifica-
tiechip van de verzekering. De kos-
ten voor de chip en het plaatsen er-
van worden volledig vergoed. De
eigenaar kan de chip laten inbrengen
bij het eerste bezoek wanneer men
toch naar de praktijk gaat.

* Dier & Zorg kent geen rasspecifieke
uitsluitingen.

Van alle nota\'s betaalt de huisdiereige-
naar alleen de eigen bijdrage van
17,5%. De eigenaar voldoet de reke-
ning aan de dierenarts die naar keuze
een gespecificeerde nota afgeeft of een
standaardformulier van Dier & Zorg
invult. De verzekering kent drie alge-
mene uitsluitingen, te weten heupdys-
plasie, elleboogdysplasie en Osteo-
chondrose disseccans. De kosten voor
behandeling van atopie door hyposen-
sibilisatie worden vergoed tot twee
jaar na het stellen van de diagnose.
Dier & Zorg wil door duidelijke com-
municatie een heldere ziektekosten-
verzekering op de markt brengen.
Een eigenaar kan door de eenmaal
vastgestelde instappremie heel duide-
lijk zien wat de jaarpremie is voor de
ziektekosten. De dierenartskosten
voor het huisdier worden zo alleszins
beheersbaar en te overzien. Dier &
Zorg wil dan ook door dit initiatief
sa-
men
met de eigenaar en dierenarts een
betrouwbare partner zijn om de ge-
zondheidszorg voor hond en kat ook in
de toekomst te kunnen garanderen!

Voor meer informatie kunt u contact
opnemen met Dier cê Zorg, telefoon:
072-5180281.

AANGIFTEPLICHTIGE BESMETTELIJKE DIERZIEKTEN

In Nederland zijn in de periode van 1 tot en met 31 okto-
ber de volgende gevallen van een aangifteplichtige be-
smettelijke dierziekte geconstateerd:

* In het werkgebied van RVV-kring Assen één geval
van scrapie en één geval van endemische mnderleu-
cose.

* In het werkgebied van RVV-kring Almelo één geval
van bovine spongiforme encefalopathie en twee ge-
vallen van psittacose.

In het werkgebied van RVV-kring Apeldoom één ge-
val van campylobacteriose.

In het werkgebied van RVV-kring Doetinchem één
geval van salmonellose.

In het werkgebied van RVV-kring Amsterdam twee
gevallen van salmonellose.

In het werkgebied van RVV-kring Rotterdam één ge-
val van psittacose, één geval van campylobacteriose
en één geval van rabiës bij een vleermuis.
In het werkgebied van RVV-kring Breda één van sal-
monellose, één geval van campylobacteriose en één
geval van psittacose.

In het werkgebied van RVV-kring Weert één geval
van campylobacteriose en één geval van psittacose.

-ocr page 380-

WORKSHOP VETERINARY MEDICINE IN SOCIETY\'

Onder auspiciën van de KNMvD en
de Hoofdafdeling Voedings-
middelen van Dierlijke Oorsprong
van de Faculteit der Diergenees-
kunde organiseert de multidiscipli-
naire werkgroep \'Dierenarts en
Maatschappij\' op
vrijdagmiddag 8
januari 1999
de workshop \'Vete-
rinary Medicine in Society\'.

De maatschappelijke context en het
imago van de diergeneeskunde zijn
door de recente uibraak van varkens-
pest, de problematiek rond BSE, de
discussie over duurzame landbouw en
de enorme toename en diversiteit van
gezelschapsdieren enorm in de belang-
stelling komen te staan. Het lijkt zin-
vol om zich tegen het einde van het
millennium zowel van binnen als bui-
ten de diergeneeskunde te bezinnen

In november 1997 is AUV-Advies een
cursustraject gestart met als titel \'De
succesvolle Praktijk\'. In dit cursustra-
ject komen meerdere onderwerpen aan
de orde die allemaal uitgaan van de
vraagstelling: waarom is de ene prak-
tijk succesvoller dan de andere en wat
kunnen we daaraan doen om hetzelfde
te bereiken?

Het cursustraject is in eerste instantie
opgezet voor deelnemers met een
abonnement van AUV-Advies. Van-
wege de grote belangstelling is beslo-
ten om alle dierenartsen de mogelijk-
heid te bieden aan dit cursustraject
deel te nemen.

Daarom worden met ingang van 1 ja-
nuari 1999 de cursussen van AUV-
Advies opgenomen in het cursuspak-
ket van PAO-Diergeneeskunde. De
kennis van PAO-Diergeneeskunde
over nascholing en de organisatie er-
van worden met de kennis van AUV-
over de positie en de rol van de dieren-
arts binnen de moderne samenleving.
Deze overwegingen brachten boven-
genoemde werkgroep tot het opzetten
van een multidisciplinair onderzoeks-
programma waarin de Faculteit der
Diergeneeskunde samenwerkt met we-
tenschappers uit de onderzoeksterrei-
nen anthrozoölogie, ethiek, geschiede-
nis, proefdierkunde, rechtsgeleerd-
heid, sociologie, volksgezondheid en
welzijn van dieren. Het doel van de
workshop is om dit thema en het pro-
ject \'Veterinary Medicine in Society\'
voor een breder veterinair publiek te
introduceren, alsmede de multidiscip-
linaire benadering die de onderzoekers
binnen dit project voor ogen staat.

Tijdens de workshop komen onder lei-
ding van prof. mr. Dirk Boon (hoogle-
raar Dier en Recht, Universiteit
Utrecht) de volgende onderwerpen aan
bod:

- Het beeld van de maatschappelijke
positie van de dierenarts vanuit de

Advies over praktijkorganisatie ge-
bundeld, waardoor de kwaliteit voor
de dierenartsen toeneemt.
De cursussen worden vanaf voorjaar
1999 aangekondigd in de cursusbro-
chure van PAO-D.

EXTRA CURSUS DONDERDAG
14 JANUARI 1999

Werving en selectie in de succesvolle
praktijk,
cursusnummer 99/905.
Cursusdatum: donderdag 14 januari
1999, locatie AUV te Cuijk. Cursusprijs
ƒ 925,— inclusief lunch, diner en een uit-
gebreide informatiemap.

Onderwerpen: Uit de evaluatie van
eerder gehouden cursussen is naar vo-
ren gekomen dat er grote behoefte is
aan een training over werving en selec-
tie van praktijkmedewerkers. Een
praktijk kan alleen succesvol zijn wan-
neer de juiste mensen een goed team
vormen. Wanneer u uw eigen mensen
kent, weet u ook wat voor mensen
daarbij horen om een succesvol team
te kunnen vormen.

AUV-Advies is er in geslaagd om een

veterinaire optiek (dr. Frits van
Vught, dierenarts LNV).

- Het imago van de diergeneeskunde
gezien vanuit de samenleving (prof
dr. Anne van der Meiden, emeri-
tus hoogleraar communicatieweten-
schappen Universiteit Utrecht).

- Multidisciplinair onderzoek naar
maatschappelijke ontwikkelingen:
methodologie, validiteit en synthese
(prof dr. Paul Schnabel, directeur
Sociaal en Cultureel Planbureau).

De workshop wordt gehouden in colle-
gezaal ClOl van het Androclus-
gehouw van de Faculteit der Dier-
geneeskunde, Yalelaan 1, Utrecht van
13.30 tot 16.30 uur. Na de lezingen
volgt een forumdiscussie. Voor inlich-
tingen: pro f. dr. F. van Knapen of dr.
P.A. Koolmees, Hoofdafdeling Voe-
dingsmiddelen van Dierlijke Oor-
sprong, Faculteit der Diergenees-
kunde, telefoon: 030- 2535367, fax:
030 - 2532365, e-mail: vvdo@vvdo.
vet.uu.nl.

voor de praktijk bruikbare methode
van werving en selectie van nieuwe
medewerkers te introduceren. Er is ge-
bruik gemaakt van de kennis en erva-
ring van het werving- en selectiesys-
teem van de AUV-groep.
Na afloop van de cursus bent u in staat
om, aan de hand van de schriftelijke
informatie en de opgedane kennis, een
voor uw praktijk bruikbaar werving-
en selectiesysteem op te zetten.
De cursus kent in grote lijnen de vol-
gende opbouw:

1. Hoe ziet de sollicitatieprocedure er
nu uit?

2. Welke aanvulling zoekt u in uw
team?

3. Hoe selecteert u objectief?

Door middel van het bepalen van de
teamrollen in uw team en door het op
realistische wijze oefenen van een sol-
licitatiegesprek krijgt u vaardigheid
om een goede keuze te kunnen maken
uit de sollicitanten voor een fiinctie in
uw praktijk.

Opgave voor deze cursus is mogelijk
bij PAO-Diergeneeskunde te Utrecht,
telefoon 030 - 251 73 74 of per fax
030-251 64 90.

-ocr page 381-

I î H i i S

ÉÊhmâ

Op 70-jarige leeftijd is in Sini-
Oedenrode, waar hij nagenoeg zijn
hele leven als dierenarts gewerkt heeft,
op 22 juli 1998 temidden van zijn gezin
overleden onze collega en vriend
Louis Vermeulen.

Louis werd op 28 mei 1928 geboren
als zoon van een molenaar. Hij was de
oud.<ite in het gezin van 11 kinderen en
hielp al snel mee in het molenaarsbe-
drijf annex dorpswinkel aan de
Volkelseweg te Uden. Toen ondanks
zijn scherpe verstand de middelbare
schoolstudie niet wilde vlotten heeft
Louis bijna drie jaar met veel plezier
in de zaak van zijn vader gewerkt.
Toen hij echter inzag dat op de lange
duur daarin geen toekomst weggelegd
was, ging hij alsnog naar de HBSB en
na het behalen van dat diploma en een
verblijf in militaire dienst ging hij in
1953 naar Utrecht om diergenees-
kunde te studeren.

Al tijdens de middelbare schooltijd
leerde hij Annie van der Burgt kennen
en ze zijn verder altijd samen geble-
ven. In 1960 trouwden ze en kregen
drie kinderen, Frans, Joost en Anneke.
Inmiddels had Louis samen met Wim
van Iersel op 1 oktober 1959 een prak-
tijk overgenomen te Sint-Oedenrode.
Dat was een tijd waarin een keizer-
snede iets bijzonders was en bio-in-
dustrie nauwelijks bestond.
Na het overlijden van zijn vader kreeg
Louis in het ouderlijk gezin, waarin
men eikaars vreugde en zorgen deelde,
steeds meer de rol van Pater Familias,
een rol die hem op het lijf geschreven
was.

Naast zijn werk als practicus hebben
zijn sociale vaardigheden een posi-
tieve invloed gehad op de ontwikkeling
van de praktijk Sint-Oedenrode. De
hoeren mochten hem graag, hij had al-
tijd wel tijd voor een praatje. In zijn
werkzame jaren is de groepspraktijk
Sint-Oedenrode uitgegroeid tot een
praktijk waarin 11 dierenartsen werk-
zaam zijn.

Door zijn brede belangstelling en zijn
bestuurlijke kwaliteiten moest Louis
regelmatig woekeren met tijd voor ge-
zin, praktijk en bestuursfuncties. Zo
bekleedde hij 20 jaar lang verschil-
lende functies in schoolbesturen,
waan\'an vele jaren als voorzitter.
Hiervoor werd hij door het gemeente-
bestuur onderscheiden met de zilveren
erepenning van deze gemeente.
Beroepsmatig maakt hij drie jaar lang
deel uit van het bestuur van de Groep
Practici Grote Huisdieren. In deze
groep heeft Louis mede aanzet gege-
ven tot oprichting van de dierenartsen-
coöperatie AUV. Na enkele jaren als
lid van de financiële commissie heeft
Louis tot 1987 een markante rol ge-
speeld in het A UV-bestuur, waarin hij
een vasthoudend voorvechter was
voor de belangen van de Nederlandse
practici. Hiervoor werd hem bij zijn
afscheid de A UV-erespeld toegekend.
Zijn liefde voor hoge snelheden met de
auto werd hem enige malen bijna
noodlottig, maar dankzij zijn sterke
gestel knapte hij steeds weer op.
Alhoewel het zijn gezondheid negatief
heeft beïnvloed, bleef hij categorisch
de nadelen van het roken ontkennen.
Wel vroeg hij zijn kinderen om dat niet
te doen en met succes.
Het gezin van Annie en Louis was al-
tijd zeer gastvrij. We hebben er vele
uren doorgebracht, zelfs na nachte-
lijke klussen bleek zijn Bourgondische
levensstijl en werd genoten van zijn
gevoel voor humor.
Wij konden ons goed vinden in de type-
ring die de pastor gaf bij zijn begrafe-
nis: Tk heb Louis Vermeulen leren
kennen als een man met stijl, met nor-
men en waarden, humoristisch, ad
rem, ondeugend en soms wat cynisch.
Louis zei zelf dat hij een fijn leven heeft
gehad. Hij was liever 75 geworden en
had graag de eeuwwisseling nog mee-
gemaakt. Hij was kranig en recht door
zee tot het laatst toe\'.
Met zeer velen hebben we Louis bege-
leid naar zijn laatste rustplaats op het
Martinus kerkhof Moge Annie en de
kinderen de kracht krijgen zonder
Louis verder te gaan.

Inmemoriam

LOUIS VERMEULEN

Wim van lersel
Piet Verhulst
Pieter Kühne
Bob Hoff

-ocr page 382-

KNMvD GVER GEBRUIK ANTIMICROBIËLE GROEIBEVORDERAARS

STELSELMATIG GEBRUIK ANTIBIOTICA TERUGDRINGEN!

KNMvDPMsatschappijni

Antimicrobiële groeibevorderaars
(AMGB) worden standaard ingezet bij
vrijwel alle diersoorten in de Ne-
derlandse veehouderij. Het doel is
drieledig: het verbeteren van het eco-
nomisch resultaat, het ontzien van het
milieu en het verbeteren van het wel-
zijn van dieren.

Het vóórkomen van resistentie tegen
deze antibiotica in de dannflora van de
behandelde landbouwhuisdieren staat
hiermee in verband. Dezelfde bacte-
riële resistentie is niet alleen aange-
troffen bij mensen die met deze dieren
in contact stonden, maar ook bij - ove-
rigens gezonde - stedelingen.
De ontwikkeling van antibioticumre-
sistentie bij mensen heeft belangrijke
risico\'s voor de volksgezondheid. Het
resistentieprobleem in ziekenhuizen
wordt voomamelijk veroorzaakt door
het therapeutisch gebruik van antibio-
tica bij de behandeling van daar ver-
blijvende patiënten. De oorzaak van
resistentie-ontwikkeling in de alge-
mene bevolking is echter minder dui-
delijk. In elk geval is het geen gevolg
van therapeutisch gebruik van antibio-
tica in de medische praktijk. Omdat
overdracht van resistente bacteriën
van dier naar mens kennelijk mogelijk
is, draagt het gebmik van antimicro-
biële middelen in de veehouderij bij
aan het resistentieprobleem van de
mens, zo vindt de commissie van de
Gezondheidsraad die zich met de pro-
blematiek heeft beziggehouden.

Voor wie het nog niet weet: er is een stevige discussie gaande over het gebruik
van antimicrobiële middelen als groeibevorderaars. Aanleiding voor deze dis-
cussie is dat het gebruik van deze middelen in de veehouderij resistentiepro-
blemen in de hand werkt. Het kan althans niet weerlegd worden dat het ge-
bruik van bijvoorbeeld avoparcine als groeibevorderaar, resistentie tegen het
verwante vancomycine - thans het enige beschikbare antibioticum tegen
methicilline-resistente
Staphylococcus aureus (MRSA) - doet toenemen. Deze
discussie is niet nieuw, maar laait weer in volle hevigheid op doordat de
Gezondheidsraad heeft geadviseerd het gebruik van deze antimicrobiële mid-
delen als groeibevorderaars te beëindigen. De KNMvD is om meer redenen
met de Gezondheidsraad van mening dat het stelselmatig gebruik van antibi-
otica in veevoeder gefaseerd moet worden teruggedrongen tot de nuloptie is
bereikt.

MAATREGELEN

De Gezondheidsraad concludeert dat
het verschijnsel bacteriële resistentie
tegen antibiotica een niet te verontacht-
zamen risico betekent voor de volksge-
zondheid. Dit vraagt om - spoedig te
nemen - maatregelen. Hoewel de com-
missie aangeeft dat de kennis over de
bijdrage van AMGB-gebruik nog niet
volledig is, meent zij toch dat concrete
maatregelen gerechtvaardigd en nood-
zakelijk zijn.

Daarom stelt de raad voor ten aanzien
van het AMGB-gebruik:

* Het gebruik van middelen die leiden
tot resistentie tegen antibiotica die op
dit moment worden toegepast bij de
behandeling van patiënten met bac-
teriële infecties, en daaraan verwante
antibiotica zo spoedig mogelijk te
beëindigen (avoparcine, tylosine en
spiramycine). Deze aanbeveling be-
treft ook virginiamycine, avilamy-
cine en bacitracine, aangezien daar-
aan verwante antibiotica binnenkort
voor therapeutisch gebruik op de
markt komen.

* Op de langere termijn-over driejaar
- het gebruik van antimicrobiële
middelen als groeibevorderaars in
de veehouderij geheel te beëindigen.
Deze periode kan gebruikt worden
voor nader onderzoek naar de gevol-
gen voor de diergezondheid en het
gebruik van alternatieven (pro- en
prebiotica, organische zuren en en-
zymen)

Door Sophie Deleu

* Een surveillance-netwerk op te zet-
ten, bij voorkeur op EU-niveau, om
de ontwikkeling van antibioticumre-
sistentie te signaleren door het con-
troleren van bacteriën, afkomstig
van mens en dier en van producten
uit de voedselketen. Deze gegevens
moeten worden gekoppeld aan ver-
bruiksgegevens van antibiotica, die
op adequate en toegankelijke wijze
worden geregistreerd.

Om effectief te zijn, moeten derge-
lijke maatregelen worden genomen in
intemationaal verband, en tenminste
op EU-niveau.

Natuurlijk blijft het nodig ook het the-
rapeutisch gebruik van antibiotica
kritisch te volgen en waar mogelijk te
beperken.

WELZIJN

Naast de risico\'s voor de volksgezond-
heid, kleven er meer bezwaren aan het
gebruik van antimicrobiële groeibe-
vorderaars. Negatieve consequenties
voor het dier blijven in de discussie
over het gebruik van AMGB\'s onder-
belicht. Een literatuuronderzoek van
het Instituut voor Dierhouderij en
Diergezondheid (ID-DLO) en de
Faculteit der Diergeneeskunde wijst
uit dat het gebruik ervan ook invloed
heeft op het welzijn van dieren. Als er
meer kennis beschikbaar komt over de
neveneffecten van deze middelen op
het dier, zou dit aanleiding kunnen zijn
het gebruik te verminderen.
Naast het directe negatieve effect dat
sommige van deze middelen hebben
op het welzijn, kunnen sommige an-
dere de dieren over de fysiologische
grenzen van hun groei duwen, waar-
door problemen zoals ascites bij
vleeskuikens en zwak beenwerk bij
biggen kunnen ontstaan. Ook wordt
de dieren in sommige gevallen de mo-
gelijkheid ontnomen zich aan te pas-
sen aan veranderende omstandighe-
den.

Het literatuuronderzoek wijst tevens
uit dat oordeelkundig gebruik van
veevoederadditieven - zoals voor het
voorkómen van coccidiose bij vlees-

-ocr page 383-

kuikens of gezondheidsproblemen
rond het spenen van biggen - een po-
sitieve bijdrage kan leveren aan het
welzijn van dieren. Men beveelt
daarom nader onderzoek aan naar de
(neven)effecten van AMBG\'s, zodat
de afweging gebruiken/niet-gebrui-
ken beter kan worden gemaakt.

STANDPUNT PRODUCENTEN
De producenten van antimicrobiële
groeibevorderaars (onder meer ver-
enigd in de Nefato - Nederlandse fa-
brikanten - en de Fefana - Europese
fabrikanten) hanteren het standpunt
dat een volledige ban van antimico-
biële groeibevorderaars onterecht is.
Kort gezegd komt het erop neer dat
zo\'n ban tal van negatieve consequen-
ties heeft, terwijl wetenschappelijk
onderbouwde argumenten om zo\'n
maatregel te rechtvaardigen ontbre-
ken, aldus de producenten.
Zo vrezen zij problemen met welzijn,
aangezien AMGB\'s preventief werken
ten aanzien van infecties. Verder zou
het nadelig zijn voor de werkgelegen-
heid in de agrarische sector, vanwege
de stijging van de kostprijs (AMBG\'s
werken immers kostenverlagend). Ook
zou de consumentenprijs voor voe-
dingsmiddelen van dierlijke oorsprong
gaan stijgen, waardoor import van deze
producten aantrekkelijk wordt, met
name uit landen waar het minder gun-
stig is gesteld met het welzijn en de vei-
ligheid. Tenslotte vrezen de fabrikan-
ten negatieve gevolgen voor het milieu,
met name doordat er (veel) meer mest
geproduceerd wordt als er geen
AMBG\'s worden toegepast.

DES DIERENARTS?
Ook de KNMvD heeft een standpunt
ingenomen aangaande het gebmik van
antimicrobiële groeibevorderaars. Aan-
gezien het gebmik van AMGB\'s zich
echter bijna geheel buiten het blikveld
afspeelt van de dierenarts - AMGB\'s
zijn immers geen diergeneesmiddelen -
bestond aanvankelijk de vraag of de
dierenartsen zich wel uit moesten spre-
ken over het gebmik ervan. De
KNMvD is echter van mening dat de
dierenarts het recht heeft zich een me-
ning te vormen (en uit te dragen) over
resistentieproblematiek in de volle om-
vang, omdat hij krachtens de Dier-
geneesmiddelenwet een zware verant-
woordelijkheid draagt voor het the-
rapeutisch gebmik van diergeneesmid-
delen, waaronder antimicrobiële mid-
delen. Een verantwoordelijkheid overi-
gens die hij niet kan, maar ook niet
wenst te ontlopen.

Maar ook de mogelijke gevolgen van
de voorgestelde maatregelen op het
welzijn van dieren legitimeren de be-
moeienis van de dierenarts met het ge-
bruik van AMGB\'s.
De Code voor de Dierenarts (met name
artikel 6) is hierin immers heel duide-
lijk: de dierenarts laat zich in zijn han-
delen leiden door de bevordering van
de gezondheid en het welzijn van het
dier, met inachtneming van de erken-
ning van de eigen waarde van het dier;
de bevordering van de volksgezond-
heid en milieuhygiëne; de belangen
van de eigenaar van het dier of de eige-
naar van de dierlijke producten; de
plaats en de functie in de samenleving
van de diergeneeskunde en haar beoe-
fenaars en wat redelijkerwijs van be-
lang moet worden geacht.

STANDPUNT KNMVD
De KNMvD pleit voor een verant-
woord gebruik van diergeneesmidde-
len. Voor antibiotica betekent dit:
doelgericht, restrictief, selectief en
correct. Stelselmatig toevoegen van
antibiotica aan diervoeder is hiermee
in tegenspraak en dient dus te worden
teruggedrongen. De KNMvD is voor
een gefaseerde aanpak, maar streeft
naar de nuloptie.

Dit standpunt stemt overeen met dat
van de Europese vereniging van die-
renartsen, de FVE.

Het (nog) niet beschikbaar zijn van al-
tematieven kan - op korte termijn -
nadelige gevolgen hebben voor de
diergezondheid, het welzijn, het mi-
lieu en de veehouderijbedrijven. Hier-
bij kan gedacht worden aan een toe-
name van het curatieve gebmik van
antibiotica en een toename van het ge-
bmik van milieubelastende altematie-
ven, zoals koper en zink. Maar ook de
directe gevolgen voor de veehouderij-
bedrijven - in het rapport wordt onder
meer gesproken van een daling van
50% van het inkomen - baren de
KNMvD zorgen, vanwege de toch al
zo op de proef gestelde financiële
veerkracht in sommige sectoren. Het is
van groot belang deze nadelige effec-
ten te ondervangen.

Maatschappelijke acceptatie

Naast resistentieproblematiek en de
gevolgen voor welzijn, draagt een an-
dere overwegingen bij aan de zorg
over het stelselmatig gebmik van anti-
biotica als groeibevorderaars: de hou-
ding van de hedendaagse consument.
Deze stelt niet alleen eisen aan de kwa-
liteit en de veiligheid van een voe-
dingsmiddel, maar ook aan de wijze
waarop dit product tot stand komt.
Dierenwelzijn, duurzaamheid en zorg
voor het milieu zijn mede bepalend
voor de maatschappelijke acceptatie
van voedingsmiddelen die van dieren
afkomstig zijn. De kritiek van de con-
sument op de intensieve veehouderij
naar aanleiding van de varkenspestuit-
braak én de desastreuze gevolgen van
deze kritiek voor de varkenssector,
hebben de KNMvD geleerd dat niet
lichtvaardig over het fenomeen \'maat-
schappelijke acceptatie\' mag worden
gedacht.

Therapeutisch gebruik

Voor het verantwoord therapeutisch
toepassen van antibiotica is het nood-
zakelijk dat dit slechts op advies en on-
der toezicht van een dierenarts ge-
schiedt. Monitoring van resistentie
tegen en gebruik van antibiotica en een
adequate verspreiding van deze infor-
matie onder praktiserend dierenartsen
zijn daarbij essentieel en vormen reeds
een onderdeel van het KNMvD-antibi-
oticumbeleid.

De KNMvD is van mening dat naast de
Wet op de Uitoefening van de Dier-
geneeskunde en de Diergeneesmid-
delenwet, de Europese Richtlijn 97/12
(in het bijzonder het daarin omschre-
ven instmment \'Netwerk van Toe-
zicht\') inzake de monitoring van de
veestapel, de overheid goede aankno-
pingspunten biedt om de juiste voor-
waarden te stellen aan de invulling van
deze taak door de dierenarts.

Internationale afstemming

Tot slot wijst de KNMvD op het be-
lang van de aanbeveling in het advies
van de Gezondheidsraad omtrent
goede intemationale afstemming.
Indien deze afstemming niet bereikt
kan worden, zullen Nederiandse maat-
regelen alleen een verschuiving van de
problematiek naar andere landen tot
gevolg hebben, met evengrote - zo niet
grotere - negatieve consequenties voor
de resistentieproblematiek, dierenwel-
zijn en maatschappelijke acceptatie.

-ocr page 384-

o

Voor het lidmaatsehap van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde hebben /.ich aangemeld de volgende
collegae:

Aemout, Mevr. N.M.J.; 1998; 3584 ZE Utrecht;
E.Vredelaan 177.

Brouwer. Mevr. M.B.; 1998; 3522 XA Utrecht;
Beerzestraat 25.

Dijkman, Mevr. E.M.; 1998; 3515 VK Utrecht;
Nolenslaan 54
I.

Dijstelbloem, Mevr. H.M.E.A.; 1998; 5701 RJ
Helmond; Markt 7IA.

Doesburg, Mevr. F.T.; 1998; 7665 AP Albergen;
Hoofdstraat 36.

Doom, Mevr. D.C.K.; 1998; 3511 VZ Utrecht:
Springweg 184.

Erdmann, Mevr. C.; 1998; 3221 LG
Hellevoetsluis; Schenkeldijk 2.
Franken, Mevr. E.; 1998; 3723 NL Bilthoven;
Massijslaan 142.

Genevasen, Mevr. S.J.C.; 1998; 6026 RE
Maarheeze; Rakerstraat 9.
Heijden, Mevr W.J.R. van der; 1998; 3581 PA
Utrecht; Parkstraat 7.

Jager, Mevr. P.M.; 1998; 3314 CZ Dordrecht;
Zuidendijk 146.

Jones, Mevr. C.J.; 1998; 3573 AT Utrecht; A.
Romerostraat619.

Kloth, Mevr D.M.M.E.; Gent-1998; 6191 ED
Beek; Prins Mauritslaan 95.
Man, Mevr A. de; 1998; 3582 CT Utrecht;
Krommerijn 58.

Mulder, F.; 1998; 5085 NN Esbeck;
Spaaneindestraat 15A.

Peters. Mevr. T.A.H.M.; Gent-1998; 2159 LK
Kaag; Alexanderlaan 27.
Poot, Mevr. J.; 1998; 3523 CJ Utrecht:
Gouwestraat 4.

Riel, J. van; 1998; 7895 TV Roswinkel;

Roswinkelerkanaal NZ 25.

Schutrups, A.H.; Gent-1998; 3155 EA

Maasland; Foppenpolder IC.

Smit, S.J.; 1998; 6093 DJ Heythuysen;

Horstveld 50.

Soethout, J.P.; 1998; 3981 ZM Bunnik:
Vletweide 56.

Tijssen. D.C.U.; 1998; 3572 JE Utrecht; F.C.
Dondersstraat 59 bis.

Veldpape, Mevr M.; 1998; 1315 LJ Almere;
Wijsgeerbaan 82.

Wijnker. J.J.; 1998; 3531 EP Utrecht; J.P.
Coenstraat 89S.

Wilders, B.J.; 1998; 2716 PM Zoetermeer;
lloevenbos 80.

Wszeborowska, Mevr. E.E.; 1998; 3851 TB
Ermelo; Anna van Saksenlaan 15.
Zegers, H.W.P.M.; 1998; 7121 WL Aalten;
Haermansweijde 54.

Als lid van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde heeft
het Hoofdbestuur aangenomen:

Balen, Mevr. L.M.A. van; Gent-1998; 4574 RT
Zuiddorpe; Hoofdweg Zuid 17.
Bos, Mevr. A.M.; 1997; 6741 JB Lunteren;
Vijfsprongweg 70.

Bos, Mevr M.; Gent-1998; 9520 Vlierzele (St.
Lievens-Houtem), (België); Vlierzeledorp 2.
Cohen. S.; 1998; 3571 AN Utrecht; F. Coerslaan
12.

Cuppens, Mevr. A.C.M.; Gent-1998; 2020
Antwerpen (België); Frans Hensstraat 53.

Personalia

Lambregts, Mevr E.J.M.; 1998; 3584 ZG
Utrecht; E. Vredelaan 191.
Wagelaar, P.G.; 1998; 3572 PK Utrecht; W.
Barentszstraat 38.

.\\ls kandidaatlid van de Koninklijke .Neder-
landse Maatschappij voor Diergeneeskunde
heeft het Hoofdbestuur aangenomen:

Loeb, E.; 3552 HG Utrecht; Mamixlaan 20.
Timmermans, Mevr. M.L; 6414 BL Heerlen; T.
Brandsmastraat 2.

OVERLEDEN:

Op 15 november 1998 Mevr. Drs. A.E.H.
Wisman-Deulingte Rhenen.
Op 21 november 1998 Drs. A.M.F. de Bok te
Vught.

JUBILEA:

A. Klimpte Helium, afwezig, 40 jaar, 19 decem-
ber 1998

J.H.M. van de Wouw te Drunen, afwezig. 40
jaar, 19 december 1998

Mevr. E.M. Bijleveld-Huussen te Hoom, afwe-
zig, 30 jaar, 20 december 1998
Mr. H.J. Rouwé te Ferwerd, aanwezig, 30 jaar,
20 december 1998

E. van Veldhuizen te Nijkerk, afwezig , 30 jaar,
20 december 1998

P.A.M. Verhoeven te Sittard, afwezig, 30 jaar ,
20 december 1998

Prof Dr. H.W. de Vries te Nieuwegein, afwezig,
30 jaar, 20 december 1998
Dr W. Band te Amstelveen, afwezig, 35 jaar. 20
december 1998

L. Harms te Hoevelaken, aanwezig, 35 jaar, 20
december 1998

Dr. Th..A.J.M. te Tervuren (België), afwezig, 25
jaar, 04 januari 1999

P.J.M. Stroomerte \'s-lleerenberg, aanwezig, 25
jaar, 09 januari 1999

J.J. Flberink te Albergen . afwezig, 25 jaar. 09
januari 1999

H.B.M. Overhaus te Ouderkerk A/D Amstel. af-
wezig, 45 jaar, 11 januari 1999
A.L. Blok te llaaften, afwezig, 25 jaar, 14 janu-
ari 1999

D.T. Hoogenboezem te Naarden, afwezig. 30
jaar, 15 januari 1999

MUTATIES:

Balen, Mevr L.M.A. van; Gent-1998;
4574 RT Zuiddorpe; Hoofdweg Zuid 15; tel.
0115-608616 privé, 453800 prakt.; p., medew.
bij E.O.M. David, medew. bij A. de Bruijn en 1.
den Hartog
(toev. als lid).

»Bartels, C.J.M.; 1988; 8574 SX Bak-
huizen; St. Odulphusstraat 40; tel. 0514-
581814; E-mail CJM.BARTELSfa VVXS..NL;
d., epidemioloog.

Beek, F.J. ter; 1974; 7963 SK Ruinen;
Molenvledders 3; tel. 0522-471055; fax 0522-
471045;
E-mail I.MATBfa USA.NET; d.

Beijnum, Mevr. 1..M.; 1988; zie Mol-
van Beijnum. I..\\l.

Benders, M.M.J.L.; 1970; 52538 Selfkant-
Tüddern (Duitsland); Sittarderstrasse 21; tel.
00-49-2456-504813; r.d.

Bos. Mevr A.M.; 1997; 6741 JB Lunteren;
Vijfsprongweg 70; tel. 0318-461253 privé,
0527-613500 prakt.; p., bij Diergeneesk. Cen-
trum Noord Nederland,
(toev. als lid).

Bos, Mevr M.; Gent-1998; 9520 Vlierzele
(St. Lievens-Houtem) (België); Vlierzeledorp 2;
tel. 00-32-9-3623155 prakt.; bedrijfsd. Geiten-
boerderij, B. de Beek
(toev. als lid).

Bos, Mevr. S.J.; 1996; zie Kloe-Bos.

Mevr. .S.J. de.

Bruins Jzn, B.; 1968; 9801 BS Zuidhom;
Jan van Galenlaan
I; tel. 0594-506089 privé,
050-5886000 bur.;
Specialist Veterinaire
Volksgezondheid;
vet. desk. Inspect. W&\\\'
Noord.

Cohen, S.; 1998; 3571 AN Utrecht; F.
Coerslaan 12; tel. 030-2734055; AIO, U.U.
(F.D., vkgr Bedrijfsdierg. en Voortpl.)
(toev.
als lid).

Cuppens. Mevr. A.M.C.; Gent-1998; 2020
Antwerpen (België); Frans Hensstraat 53; tel.
00-32-3-2385629; wnd.d.
(toev. als lid).

•Doesburg, Mevr. F.T.; 1998; 7665 AP
Albergen; Hoofdstraat 36;
tel. 0546-442676
privé,
631260 prakt.; p., medew. bij C. van der
Bijl en R.J. Hessels.

Doornbos-Hartman, Mevr. M.H.; 1997;
9919 TJ Loppersum; Delleweg 7; tel. 0596-
572895 privé,
566435 prakt.; fax 0596-
5664.37; p., medew. bij P..M. Holstvoogd en
H.J.M. Verhagen.

Edel, M.J.; 1996; 3523 ER Utrecht;
Aquamarijnlaan 264; tel. 030-2817097; fax 030-
2817097;
E-mail MEDELfa XS4AI,1..NL;
wnd.d.

Glessen, D. van der; 1996; Willemstad
(Curagao); Bramendiweg 5;
tel. 00-5999-
4618012 privé, 4655182/4617476 prakt.; fax
00-5999-4658207 privé, 4655395 prakt.; p.,
medew. bij Dkl. Parera.

Greef. R.J.T. de; 1997; 5684 NX Best;
Mosselaarweg 9; tel. 0499-391776 privé, 374205
prakt.;
E-mail RDEGREEF^ WORIJ)-
ONLINE.NL;
p., medew. bij K.M.L. Böhm. A.
van Dorsser, J.A.J. Glessen en E. Noorman.

Hage. Dr J.J.; 1979; U-1997; 9244 HC
Beetsterzwaag; Roekebosk 28; lel.0512-381975
privé, 570700 tst.
744 bur.; fax 0512-520013; E-
mail H.HAGEfflGDN DltREN..NL;
Specialis!
Rundergezondheid; d. G.D., loc. Drachten.

Hartman, Mevr. M.H.; 1997; zie:
Doornbos-Hartman; Mevr. M.H.

Hoftijzer, J.; 1969; KT 13 8NF Wcybridge,
Surrey (Verenigd Koninkrijk); 14 Walton Lane;
tel. 00-44-1932-854953 privé, 181-3366189
bur.; fax 00-44-181-3360909;
E-mail ,IHOFT-
IJZER^
AOL.COM privé, ECOra EASV-
NET.CO
.LK bur.; Intcmational Technical
Director bij Eco Animal Heahh.

Hopmans, J.P.M.; 1986; 9301 SJ Roden;
Groene Zoom 4; tel. 050-5015450 privé,
5015500 prakt.; fax 050-5015505;
E-mail
JOOP.HOPMANS^ D1ERENKL1MEK.DE
•MON.NL;
p., gezelschapsd.

Huijg, J.C.M.; 1963; 1191 SB Ouderkerk

De Redactie van het Diergeneeskundig
Jaarboek wil dierenartsen de mogelijkheid
bieden in het Diergeneeskundig Jaarboek
naast hun privé-adres het praktijkadres
(bij een meernianspraktijk alleen de
hoofdvestiging!)
te laten vermelden. Ook
wanneer uw praktijk gevestigd is op uw
privé-adres, kunt u dit als zodanig laten
opnemen.

Wanneer u uw praktijkadres opgenomen
wilt hebben in het Diergeneeskundig
Jaarboek wordt u verzocht uw gegevens
schriftelijk door te geven aan het secreta-
riaat van de KNMvD (fax nr.: 030-
2511787).

-ocr page 385-

a/d Amstel; Boomvalk 20; tel. 020-4964416;
wnd.d.

letswaard. Mevr. A.A.; 1997; 2803 DN
(Jouda; Hcuvellaan 6; tel. 0182-559817/06-
55826585 privé, 010-4710715 prakt.; fax 010-
4710842; p., medew.bij J. Veltenaar.

Jelsma, Mevr. H.J.C.; 1993; 8072 JD
Nunspeet; Israëlserf 24; tel. 0341-257736
privé. 553325 prakt.; fax 0341-558051; E-mail
I.E\\NY.JELSMA(a W.XS.NL; p., medew. bij
B.J. Carrière en Mevr. M.E. Carrière-Bothof

Kampert, Mevr. M.C.B.; 1982; 2910
Essen (België); Kalmhoutsesteenweg 53; tel.
00-323-6674389 privé, 0165-557500 prakt.; fax

00-323-6771447; p., geass. met F.P.C.M. Beens
(fax prakt. 0165-554153).

Kloe-Bos. ,Mevr. S.J. de; 1996; 3981 ZP
Bunnik; Vletweide 132; tel. 030-6572044 privé,
035-6831080 prakt.; E-mail SANDRA.BOS®
HETNET.NL; p., medew. bij G. Floor.

Knijn, Drs.Ing. N.A.G.; 1994; 2260 DA

1-eidschendam; Postbus 3014; tel. 070-
3202219 prakt.; p.

Lambregts, Mevr. E.J.M.; 1998; 3584 ZG
Utrecht; E. Vredelaan 191; tel. 030-2517825;
wnd.d. (toev. als lid).

Lieshout, J.A.H.; 1965; 5087 BB Diessen;
Julianastraat 2; tel. 013-5041445; fax 013-
5043183; E-mall LIESH070(a WXS.M.; d. bij
Coöp. Geiten K.L Nederland U.A.; R O.N.

*Man, Mevr. A. de; 1998; 3582 CT
Utrecht; Krommerijn 58; tel. 030-2544045; d.

■Mol-van Bcijnum, .Mevr. L.M.; 1988;
7041 SJ \'s-Heerenberg; De Harp 11; tel. 0314-
665306 privé, 663000 prakt.; fax 0314-667049;
p., medew. bij P.N. Beenen, N.S.J. Hoogland, J.
de Jong, M. Meijer, H.P.A. van der Meulen,

P.J.M. Stroomer en H.W.F. Swart.

Neuteboom, J.G.; 1990; 6093 J\\ Heyt-
huysen; De Zwong 12; tel. 0475-496095 privé,
496262 prakL; fax 0475-491889; p., gezel-
schapsd.

Ponte, J.; 1973; 1111 VK Diemen; Riet-
zangerweg 119; tel. 020-6005099; fax 020-
6008883; d. bij R.V .V. Schiphol.

Schaik, Mevr. G.D.C.; 1995; 1474 PG
Oosthul/.en; De Wijzend 10«; tel. 0299-
404609 privé, 401370 prakt,; fax 0299-
690514; p„ medew. bij J.M. Swinkels. R.
Timmerman en A. Zaal.

Stienstra, Mevr. T.J.; 1994; 8574 SX Bak-
huizen; St. Odulphusstraat 40; tel 0514-
581814; wnd.d.

Strijbosch, Mevr. C.G.L.; 1987; 2023 WB
Haarlem; Duinoordstraat 9; tel. 023-5278029
privé, 52890319 prakL;p.

Suurd, G.J.; 1987; 8162 XS Epe; Het Bijltje
45; tel. 0578-627246 privé, 612273 prakt.; fax
0578-621471; E-mail SUURDfa IGR.NL; p.,
geass. met H. van Ark, S.J.C. Elings, P.G. de
Lint, A.J. Plaisier en E.J.C. Thybaut.

Terlouw, Mevr. L; 1996; 7214 BE Epse;
Kassenberg 7; tel. 0575-491198 privé, 055-
5416869 prakt.; p., medew. bij Mevr. S.A.
Kruithof.

Theijse, L.F.H.; 1989; 3582 KN Utrecht;
Boomstraat 13; tel. 030-2543051 privé, 2539411
bur.; fax 0.10-2518126; E-mail I..F.H.THE-
IJSECflVET.UU.NL; Specialist Chinirgie der
Gezelschapsdieren; wet. medew. U.U. (F,D„
vkgr. Gezelschapsd.).

Timmer, Mevr. M.; 1995; 4942 DM
Raamsdonkveer; Simon Vestdijkstraat 48; tel.
0162-521085 privé, 683650 prakt; fax 0162-
685912; p., medew. bij K. Hesseling, E. van
Koesveld, G.H.M. Raamsteeboers en S. Tj.
Westendorp.

Wagelaar, P.G.; 1998; 3572 PK Utrecht;
W. Barentszstraat 38; tel. 030-2715652 privé,
0413-211350 prakL; p., medew. bij D.A.H.
Brus, L.B.H. ten Hove, J.W.M. Miltenburg,
P.J.A.M. Pulskens, C.J.M. Schouten en J.A.C.
van Vuren (toev. als lid).

Warmerdam, E.P.L.; 1993; 2211 X.M
Noordwijkerhout; Schulpweg 1.33; tel. 0252-
344532 privé, 344884 prakt.; fax 0252-
344918; Specialist Veterinaire Radiologie; p..
Warmerdam \\\'eterinaire Radiologie (tel.
0252-344987).

DIERGENEESKUNDIG JAARBOEK 1999

Wilt u zeker zijn dat uw gegevens betreffende uw personalia in het Jaarboek 1999 juist vermeld
worden, dan verzoekt de Redactie van het Diergeneeskundig Jaarboek vóór I januari 1999 eventu-
ele fouten en wijzigingen
schrifteliik door te geven aan het Bureau van de Maatschappij.

Redactie Diergeneeskundig Jaarboek.

Doorlopende agenda

CONGRESSEN & SYMPOSIA

December

17 Cardial Pursuit II Seminar door mw. dr.
L.M. Overduin, Motel Stein-Urmond,
Urmond. Aanvang: 20.30 uur.

1999

Januari

28—31 Veterinary symposium \'New Ideas in
veterinary medicine\', San Antonio, Texas,
USA. For more information call TVMA at
001 -512-452-4224 or visit www.tvma.org.

Februari

4 Praktijkgerichte klinische avond over
huid- en hartaandoeningen. Postiljon,
Heerenveen. Aanvang: 19.30 uur. Infor-
matie/opgave tel.: 0342-427127.

23—27 Small animal and equine scientific acu-
puncture course, first session. Cremona
(Italy). Infonmation: Ludovica Bellingeri at
SCIVAC Via Trecchi 20 - Palazzo Trecchi -
Cremona. Tel.: 39-0372-460440, fax: 39-
0372^57091, e-mail: fstanga@scivac.it.

Maart

2 Praktijkgerichte klinische avond over
huid- en hartaandoeningen. Hotel Gilze-
Rijen. Aanvang: 19.30 uur. Informatie op-
gave tel.: 0342-427127.

VERGADERINGEN &
BIJEENKOMSTEN

December

15 Ledenvergadering Afdeling Limburg.

15 Ledenvergadering Afdeling Groningen/
Drenthe.

15 Ledenvergadering Afdeling Overijssel te
Hellendoom.

16 Bijeenkomst Groep Geneeskunde van het
Rund, 13.30 uur. Collegezaal Vakgroep
Bedrijfsdiergeneeskunde en Buitenpraktijk.
Onderwerp: Erkenning Rundveedierenarts.

17 Ledenvergadering Afdeling Friesland.

17 AUV-werkvergadering 14.00 uur te Box-
tel. Onderwerp: Pluimvee 1.

1999

Januari

15 Symposium \'Homeotic Genes in Develop-
ment and Evolution\'. Pijperzaal, Golden
Tulip, Hotel Figi te Zeist. There is no regis-
tration fee. Additional Information: Prof
dr. Jo A.M. van den Biggelaar, Dept. of
Experimental Zoology. Tel.: 31-30-
2533478, fax: ^31-30-2532837.

16 Werkvergadering KNMvD Regio Zuid over
Gezelschapsdieren, aanvang: 10.00 uur.

21 Werkvergadering KNMvD Regio Zuid
20.15 uur te Boxtel. Onderwerp: Varken 11.

26 Werkvergadering KNMvD Regio Zuid 14.00
uur te Boxtel. Onderwerp: Pluimvee 11.

26 Werkvergadering KNMvD Regio Zuid
20.15 uur te Boxtel. Onderwerp: Rund III.

28 Jaarvergadering Groep Geneeskunde van
het Rund, 13.30 uur. Collegezaal Vakgroep
Bedrijfsdiergeneeskunde en Buitenpraktijk.

CURSUSSEN

December

15 PAO-D cursus: 98.507. Praktische tand-
heelkunde paard.

15 PAO-D cursus: 98.152. Wondbehandeling
II Gezelschapsdieren.

16 PAO-D cursus: 98.132. De oudere kat; dia-
gnostiek en behandeling van diverse aan-
doeningen.

16—17 PUOD Merelbeke cursus 40 (bijzon-
dere dieren): Praktische problemen bij
koudbloeddieren.

1999

Januari

11 PAO-D cursus: 99.901. Persoonlijk leider-
schap en de kracht van communicatie
(twee dagen, tevens 12 januari 1998).

14 AUV-PAO-D cursus 99.905. Werving en
selectie in de succesvolle praktijk.

14 PUOD Merelbeke cursus 33 (neurologie):
Neurologische aandoeningen van de herse-
nen. Drie avonden, tevens 4 en 25 febraari
1999.

15 PUOD Merelbeke cursus 14 (paard): Ko-
liek bij het paard.

18 Interact-PAO-D cursus 99.201. Begelei-
ding melkveebedrijven 3 dagen ook 21 en
22 januari 1999.

19—20 PAO-D cuiïus 99.202. Voeding melkvee.

20 PAO-D cursus 99.100. Diagnostiek van
urinewegproblemen bij de hond en de kat.

20 PAO-D cursus: 99.100. Diagnostiek van
urinewegproblemen bij de hond en de kat.

21 PAO-D cursus: 99.203. Gezondheidsplan-
ner melkvee mastitis, Deventer.

-ocr page 386-