-ocr page 1-

1 JULI 1999

DEEL 124, AFLEVERING 13 I^A \' ^
ISSN Ü04Ü - 7453

Universiteit Utrecht

Bibliotheek Diergeneeskunde

O 1 JULI 1999

(T

Tijdschrift

voor

Diergeneeskunde

VOEDING VAN PAARDEN: VERTERING,
ENERGIE- EN EIWITWAARDERING EN
VOEDERNORMEN

VOEDING VAN PAARDEN: RANTSOEN-
BEREKENING EN -BEOORDELING

MOXIDECTINE-INTOXICATIE BIJ EEN
VEULEN?

DE KNMVD WEBSITE, EEN NIEUWE
DIMENSIE VOOR COMMUNICATIE

AFSTUDEERVERKLARING

WIJZIGING WETTELIJK MINIMUMLOON
PER 1 JULI 1999

UNIVERSITEITSBIBLIOTHEEK UTRECHT

3223 786 3

-ocr page 2-

Cobactarf LC is dé nieuwe mastitisinjector die met
succes wordt ingezet tegen mastitis. Cobactan^ LC
zorgt niet alleen voor een effectieve genezing, maar
verzekert bovendien een snelherstelvan de melk-
productie en een daling van het celgetal

Help mee de bedrijfseconomische schade die mastitis
veroorzaakt tot een absoluut minimum te beperken en
adviseer Cobactan®LC, mastitisinjector aan de melk-
veehouders. Zo houden uw klanten de productie van
kwaliteitsmelk torenhoog.

SamcnstellinB 75 mg ccfquinomc per injector. Indicaties: voor de behandeling van klinische mastitis bij
lacterende melkkoeien veroorzaakt aoorcefc^uinome «voelige baaeriën: Sfrepfococc*i
uberis, Streptococcus
dysgaUctiae, Staphylococcus aurrus, Eschericha coli
Dosering: de inhoud van een injector na het melken
i in de tepel van het geïnfecteerde kwartier iedere 12 uur gedurende drie opeen-
Con tra-indicaties: Cdquinome mag niet wonden toegediend aan dieren waarvan
;evoelie zijn voor cefalsporine of andere beta-laaam antibiotica. Wachttijd: vlees:
Verpakking: 3 of 15 injectoren. REG NL 9468 UDA.

Hoechst Roussel Vet
Diemerhof 36
UnXN Diemen
Tel. 020-398 9991

dysgaUctiae,
voorzichtig aanbrengen
volgende melkbeurten. <
men weet dat ze overgevoeli
4 dagen, melk: 5 dagen.\'\'

Hoechst

Hoechst Rousse! Vet
A member of the Hoechst Group

-ocr page 3-

TIJDSCHRIFT
VOOR

DIERGENEESKUNDE

JOURNAL OF THE ROYAL NETHERLANDS VETERINARY ASSOCIATION

DEEL 124, AFLEVERING 13, 1 JULI 1999

400

i^^^lHIHB

VAN DE HOOFDREDACTIE

OVERIGE ARTIKELEN

Voeding van paarden: vertering, energie- en eiwitwaardering en voedemormen; A. Th. van
\'t Klooster. J.M. Hallebeek en A.C. Beynen
 401

WETENSCHAP

Voeding van paarden: rantsoenberekening en -beoordeling; J.M. Hallebeek. A. Th. van \'t
Klooster en A.C. Beynen
 406

411

BOEKBESPREKING

UIT EN VOOR DE PRAKTIJK

Moxidectine-intoxicatie bij een veulen?; LS. Goehringen M.M. Sloet van Oldruiten-
borgh-Oosterbaan

ACTUA

412

BERICHTEN EN VERSLAGEN

Beroepsaansprakelijkheid en KRD-certificering; H. Vaarkamp en H. Logtenberg 415
Hoogleraar pleit voor meer specifieke voeding cn een goed fokbeleid. Groot aantal honden

lijdt aan kreupelheid 415

Bcijerinck Virologie Medaille 1998 voor Albert D.M.E. Osterhaus 416

Sluiting ophaalpunten GD perl juli 1999 417

De nieuwe vereniging Arts in Beweging 417

lams Company Award 1999 418

Carlo Boszhard bij Stichting Dierenhulp Venezuela 418

Onderzoek scharrelvleesvarkens 419

Lezingen \'Voeding en gezondheid maagdarmkanaar gebundeld 419

Wetenschappelijke prijs van Cynophilia 419

Dierveiligheidsindex voor varkensbedrijven 420

420

420

421

NIEUW(S) VAN DE INDUSTRIE
VRAAG EN ANTWOORD
STUDENTENREFERATEN

De nieuwe Virbac
Productcatalogus
is nu uit!

Overzichtelijk en compleet:
nu inclusief compendium!

19M/1000

Heeft u hem nog niet ontvangen? Bel ons dan
en u krijgt uw catalogus zo spoedig mogelijk
kosteloos thuisgestuurd!

Virbac Nederland B.V. Tel. 0342 - 427127

VrSY" dOAj^

-ocr page 4-

HOOFDREDACTIE

Dr. W. Edel (voorzitter)

Dr. E.A. ter Laak (penningmeester)

Mw. dr. M.M. Sloet van Oldruitenborgh-Oosterbaan

Dr. R.J. Slappendel

Dr. M.F. de Jong

Mw. dr. L. M. Overduin

Drs. J.K. de Jong

Dr. Tj. Joma

Dr. P.A.M. Overgaauw

KNMvD

Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde,
Julianalaan 8- 10, Utrecht

Postbus 14031,3508 SB Utrecht. Telefoon: 030 - 25 IO 111. Fax 030-2511787

WETENSCHAPPELIJKE REDACTIE

Urs. A. E. J. M. van den Bogaard jr. (Maasirichl)

Prof. dr. H. J. Breukink (Utrecht)

Prof. dr. M. Debackere (Gent, België)

Dr. G. M. Dorrestein (Utrecht)

Drs. W. F. G. L. Droppers (Den Haag)

Dr. J. Goudswaard (Middelburg)

Dr. W. A. Hunneman (Boxtel)

Dr. Th. S. G. A. M. van den Ingh (Utrecht)

Prof. dr. A. Th. van \'t Klooster (Utrecht)

Dr. R. de Koning (Gouda)

Prof. dr. A. de Kruif (Gent, België)

Prof. dr. J. G. van Logtestijn (Utrecht)

Prof dr. A. S. J. P. A. M. van Miert (Utrecht)

Prof dr. W. Misdorp (Amsterdam)

Prof dr. J. M. V. M. Mouwen (Utrecht)

Dr. J. F. M. Nouws (Nijmegen)

Prof dr. J. Th. van Oirschot (Lelystad)

Prof dr. A. D. M. E. Osterhaus (Rotterdam)

Prof dr. M. Pensaert (Gent, België)

Prof dr. E. J. Ruitenberg (Amsterdam/Utrecht)

Prof dr. J. de Schepper (Gent, België)

Mw. dr. A. J. Venker-van Haagen (Utrecht)

Prof dr. J. H. M. Verheijden (Utrecht)

Prof dr. H. W. de Vries (Utrecht)

Prof dr. P. F. G. M. van Waes (Utrecht)

Dr. Th. Wensing (Utrecht)

Prof dr. G. C. van der Weyden (Utrecht)

Prof dr. L. F. M. van Zutphen (Utrecht)

BUREAUREDACTIE

Mw. A.M. Tummers
Mw. S.H. Umans-Ubbink

BUREAU

Julianalaan 8-10, Postbus 14031, 3508 SB Utrecht (tel.
030-25 10 lll/fax 030-25 19 847.
E-mail; tijdschritt(ajknmvd.nl).

ABONNEMENTSPRIJS

Het Tijdschrift voor Diergeneeskunde is het vereni-
gingstijdschrift van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde.
De abonnementsprijs voor dierenartsen niet-leden van
dc Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor
Diergeneeskunde cn voor niet-dierenartsen wordt vast-
gesteld door het Hoofdbestuur.

HOOFDBESTUUR

SECRETARIAAT
STAFMEDEWERKERS

CHEF OE BUREAU

VACATUREBANK

ADMINISTRATEUR

Drs. A. W. Udo. voorzitter
Drs. J.C. Baars, vice-voorzitter

Mw. drs. C.l. van Amerongen-Overgaauw. penning-
meester

Drs. J. Borgmeier, lid
Mw. drs. A.W. Kooper-Nelemans, lid
Drs. G. Huijser van Reenen, lid
Mw. drs. E.N.M. Harwig-Dings. lid
Drs. J. Togtema, lid

Dr. Tj. Joma, algemeen .secretaris
T. W. te Giffel, secretaris

Mw. drs. M. C. van Oostrum-Schuurman Hess
Mw. drs. S. A. M. Deleu
Drs. J.L.M. Vaarten
Mr A.P. Hilhorst

Mw. I.E. Zwartjes

Mw. drs. C.M. van Kalles

H.S. de Vries

KNMVD

IN MEMORIAM

Johanna Sytske Hooghiemstra; Annemein Schuiringa-Syhesma 422

MAATSCHAPPIJNIEUWS

De KNMvD-website, een nieuwe dimensie voor communicatie 423

Afstudeerverklaring 424

Cursus \'Van medewerker tot associé\' 424

Wijziging wettelijk minimumloon per 1 juli 1999 425
Wat verwacht men van de erkende paardendierenarts in het volgende millennium?

- Een prikkelende visie door afnemers van paardengezondheidszorg - 425

Groep Pluimveewetenschappcn; Jan Hulsen 426

Overzicht vraag en aanbod Vacaturebank januari-maart; Corine van Kalles 427

Secretaris Te Giffel 25 jaar bij de Maatschappij. Symposium over praktijkmanagement 428

Samen de markt op; De Congrescommissie 428

PERSONALIA 429

DOORLOPENDE AGENDA 430

POSTGIRO/BANK

Postbank 511606 ten name van de KNMvD.
Julianalaan 8-10, Utrecht. ABN/AMRO N.V., Postbus
30, 3500 AA Utrecht, nr. 55 50 48 861 en C en E bank
N.V., Postbus 85100, 3508 AC Utrecht, nr. 69 93 61
443.

DRUK

Drukkerij G. van Dijk B.V.. Breukelen (tel. 0346-
261304, fax 0346-264565).

ADVERTENTIES

Commerciëie advertenties: Bureau Weijer B.V., Veen-
dam (tel. 0598-623065, fax 0598-613827).
Personeelsadvertenties: bureauredactie.

CONTENTS

OTHER PAPERS

Nutrition of horses: digestion, and energy and protein evaluation of feeds and requirements;
A.Th. van \'I Klooster. J.M. Halleheek, and A.C. Beynen 401

Dietary requirements of horses: ration evaluation; y.M Halleheek, A.Th. van\'t Klooster,
and A.C. Beynen
 406

All rights reserved

Verklaring:

Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Diergeneeskd 1992;
117:31 -4). De Redactie aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade welke - direct of indirect - het gevolg mocht zijn
van gebleken onjuistheden in dc inhoud van de in dit tijdschrift opgenomen artikelen waarbij de auteur is vermeld of in
de Inhoud van de in dit tijdschrift geplaatste advertenties.

Advertenties kunnen zonder opgaaf van redenen door dc Redactie worden geweigerd of ingetrokken.

Niets uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door middel van druk, microfilm of op

welke andere wijze ook, zonder schriftelijke toestemming van de Redactie.

(Papers appearing in this journal are listed in Current Contents /Agricultural Biology and Environmental Science /
Index-Medicus. Index Veterinarius / Veterinary Bulletin. Biological Abstracts. Cambridge Scientific Abstracts).

-ocr page 5-

TIJDSCHRIFT
VOOR

DIERGENEESKUNDE

JOURNAL OF THE ROYAL NETHERLANDS VETERINARY ASSOCIATION

DEEL 124, AFLEVERING 14 EN 15, 15 JULI/1 AUGUSTUS 1999

433

VAN DE HOOFDREDACTIE

OVERIGE ARTIKELEN

Veterinaire begeleiding van melkveebedrijven in Nederland: hoe denkt de dierenarts over

deelnemende en niet-deelnemende veehouders?; J.J. Lievaart, J.P.T.M. Noordhuizen,

N. den Daas en Pi. Jorritsma 434

WETENSCHAP

UIT EN VOOR DE PRAKTIJK

EenZuid-Amerikaanse tapir (7a/7/n« Terrestris) met een peritonitis; J.W. van der Kolk
en M.H. van der Hage

BOEKBESPREKINGEN

ACTUA

444

445

445

446

447

451
451

452

453

VETERINAIR VERLEDEN

Franciscus Comelis Hekmeijer; E.P.O.

BERICHTEN EN VERSLAGEN

Postweaning inultisystemic wasting syndrome. Mogelijke verwekker: Porcine

Circovirus(PCV)

Spoelwormen op Internet

Hondcncrcches in Nederland

Verslag ECAMS- en EAAV-congres; Nico Schoemaker
Mastitispanel: Speenconditie en praktijkgevallen; Jan Hulsen

INGEZONDEN

De toekomstdierenarts; A.G.G. Kok

439

441

442

Reactie op de brief van A.G.G. Kok; J.P. T.M. Noordhuizen

CONGRESSEN EN CURSUSSEN
PAOD

-ocr page 6-

HOOFDREDACTIE

Dr. W. Edel (voorzitter)

Dr. E.A. ter Laak (penningmeester)

Mw. dr. M.M. Sloet van Oldruitenborgh-Oosterbaan

Dr. R.J. Slappendel

Dr. M.F. de Jong

Mw. dr. L. M. Overduin

Drs. J.K. de Jong

Dr. Tj. Joma

Dr. P.A.M. Overgaauw

WETENSCHAPPELIJKE REDACTIE

Drs. A. E. J. M. van den Bogaard Jr. (Maastricht)

Prof. dr. H. J. Breukink (Utrecht)

Prof. dr. M. Debackere (Gent, België)

Dr. O. M. Dorrestein (Utrecht)

Drs. W. F. G. L. Droppers (Den Haag)

Dr. J. Goudswaard (Middelburg)

Dr. W. A. Hunneman (Boxtel)

Dr. Th. S. G. A. M. van den Ingh (Utrecht)

Prof. dr. A. Th. van \'t Klooster (Utrecht)

Dr. R.de Koning (Gouda)

Prof. dr. A. de Kruif(Gent. België)

Prof. dr. J. G. van Logtestijn (Utrecht)

Prof dr. A. S. J. P. A. M. van Miert (Utrecht)

Prof dr. W. Misdorp (Amsterdam)

Prof dr. J. M. V. M. Mouwen (Utrecht)

Dr. J. F. M. Nouws (Nijmegen)

Prof dr. J. Th. van Oirschot (Lelystad)

Prof dr. A. D. M. E. Osterhaus (Rotterdam)

Prof dr. M. Pensaert (Gent, België)

Prof dr. E. J. Ruitenberg (Amsterdam/Utrecht)

Prof dr. J. dc Schepper (Gent, België)

Mw. dr. A. J. Venker-van Haagen (Utrecht)

Prof dr. J. H. M. Verheijden (Utrecht)

Prof dr. H. W. de Vries (Utrecht)

Prof dr. P. F. G. M. van Waes (Utrecht)

Dr. Th. Wensing (Utrecht)

Prof dr. G. C. van der Weyden (Utrecht)

Prof dr. L. F. M. van Zutphen (Utrecht)

KNMvD

Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde,
Julianalaan 8-10. Utrecht

Postbus 14031,3508 SB Utrecht. Telefoon: 030 - 25 IO 111. Fax 030-2511787

SECRETARIAAT
STAFMEDEWERKERS

CHEF DE BUREAU

VACATUREBANK

ADMINISTRATEUR

HOOFDBESTUUR

Drs. A. W. Udo. voorzitter
Drs. J.C. Baars, vice-voorzitter
Mw. drs. C.L. van Amerongen-Overgaauw, penning-
meester

Drs. J. Borgmeier, lid
Mw. drs. A.W. Kooper-Nelemans, lid
Drs. O. Huijser van Reenen, lid
Mw. drs. E.N.M. Harwig-Dings. lid
Drs. J. Togtema, lid

Dr. Tj. Joma. algemeen secretaris
T. W. te Giffel, secretaris

Mw. drs. M. C. van Oostrum-Schuurman Hess
Mw. drs. S. A. M. Deleu
Drs. J.L.M. Vaarten
Mr. A.P. Hiihorst

Mw. I.E. Zwartjes

Mw. drs. C.M. van Kalles

H.S. de Vries

KNMVD

IN MEMORIAM

A. Bolscher; Jan Boswerger

454

BUREAUREDACTIE

Mw. A.M. Tummers
Mw. S.H. Umans-Ubbink

BUREAU

Julianalaan 8-10, Postbus 14031. 3508 SB Utrecht (tel.
030- 25 IO 111 /fax 030-25 19 847.
E-mail: lijdschrift^knmvd.nl).

ABONNEMENTSPRIJS

Het Tijdschrift voor Diergeneeskunde is het vereni-
gingstijdschrift van dc Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde.
De abonnementsprijs voor dierenartsen niet-leden van
de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor
Diergeneeskunde en voor niet-dierenartsen wordt vast-
gesteld door het Hoofdbestuur.

POSTGIRO/BANK

Postbank 511606 ten name van de KNMvD.
Julianalaan 8-10, Utrecht. ABN/AMRO N.V., Postbus
30, 3500 AA Utrecht, nr. 55 50 48 861 en C cn E bank
N.V.. Postbus 85100, 3508 AC Utrecht, nr. 69 93 61
443.

□RUK

Drukkerij G. van Dijk B.V., Breukelen (tel. 0346-
261304, fax 0346-264565).

MAATSCHAPPIJNIEUWS

Verslag bijeenkomst Groep Gezondheids- en Kwaliteitszorg. 2000 x veiliger; Jan Hulsen

Vliegende dierenartsen; G.J. Mentink

Sportdag 1999, golfen op Gendersteyn; L Otto

Cursus Leidinggeven aan grotere praktijken

Adreswijziging Stichting Dierveiligheid

Veranderde deadline 1 september-nummcr

PERSONALIA
DOORLOPENDE AGENDA

434

442

CONTENTS

OTHER PAPERS

Veterinary supervision of dairy farms in the Netherlands; J.J. Lievaart, J.P. T.M. Noordhuizen,
N. den Daas, and H. Jorritsma

THE VETERINARY SCENE

Peritonitis in a South American Tapir (ra/?i>u4- terrestris),J.H. van der Kolk, and M.H. van
der Hage

455
457

457

458

460

461

458

459

ADVERTENTIES

Commerciële advertenties: Bureau Weijer B.V., Veen-
dam (tel. 0598-623065, fax 0598-613827).
Personeelsadvertenties: bureauredactie.

AU rights reserved

Verklaring:

Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Diergeneeskd 1^92;
117:31 -4). De Redactie aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade welke - direct of indirect - het gevolg mocht zijn
van gebleken onjuistheden inde inhoud van de indit tijdschrift opgenomen artikelen waarbij de auteur is vermeld of in
de inhoud van de in dit tijdschrift geplaatste advertenties.

Advertenties kunnen zonder opgaaf van redenen door de Redactie worden geweigerd of ingetrokken.

Niets uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door middel van druk, microfilm of op

welke andere wijze ook, zonder schriftelijke toestemming van de Redactie.

(Papers appearing in this journal are listed in Current Contents / Agricultural Biology and Environmental Science /
Index-Medicus. Index Veterinarius / Veterinary Bulletin. Biological Abstracts, Cambridge Scientific Abstracts).

-ocr page 7-

TIJDSCHRIFT
VOOR

DIERGENEESKUNDE

JOURNAL OF THE ROYAL NETHERLANDS VETERINARY ASSOCIATION

DEEL 124, AFLEVERING 16,15 AUGUSTUS 1999

VAN DE HOOFDREDACTIE

OVERIGE ARTIKELEN

Voeding en vmchtbaarheid bij landbouwhuisdieren; Th.A.M. Kruip en B. Kemp
Enterale, nutritionele ondersteuning van kritieke patiënten;///. Robben, M.D. Zaal,
,1.M. Hallebeek en A.C. Beynen

474

476

477
477

480

481

481

482

REFERATEN

VRAAG EN ANTWOORD
BERICHTEN EN VERSLAGEN

Joint venture diervoedingsonderzoek TNO cn ID-DLO
Record transport Stichting Dierenhulp Venezuela
Samenwerking Movir en ING
Personeelsadvertenties op de KNMvD-website
Een terugblik op dc Voorjaarsdagen 1999

MEDEDELINGEN RW

Aangifteplichtige besmettelijke dierziekten

CONGRESSEN EN CURSUSSEN
INGEZONDEN

Tot dc dood er op volgt. Discussie inzet gedomesticeerde dieren in kader natuurbeheer;

J. T. Lumeij mede namens J.E. van Dijk, J.C. van Logtestijn, G.J. van Nie, E.N. Noord-

huizen-Sta.s.ien en J. Oosterbaan

Dood gaan cn dood gaan is twee; J.M. van Leeuwen

Keuzevak alternatieve geneeswijzen; W.D.J. Kremer

Inzicht en moed; J. Jacobs

Alternatieve (dier)geneeskunde; H.A. Brouwer

Alternatieve behandelwijzen niet te bestrijden door ze te negeren; A. W.C.A. Cornelissen

NIEUW(S) VAN DE INDUSTRIE
STUDENTENREFERATEN

461

462
468

467

472

473
473

473

477

478

474
474

WETENSCHAP

ACTUA

AU^ ulooieHy het hu/is

INDOREX® IGR,.^

NU EEN 400 ML OMGEVINGSSPRAY

T BEVAT PIPERONYLBUTOXIDE, FENOXYCARB EN PERMETHRIN
T WERKT 6 MAANDEN LANG

T WERKZAAM OP ^ ONTWIKKELINGSSTADIA VAN DE VLO

VOOR VOLLEDIGE PRODUCTINFORMATIE: VIRBAC, TEL.: 0342-427 127

yïMbac

quality by research

-ocr page 8-

HOOFDREDACTIE

Dr. W. Edel (voorzitter)

Dr. E.A. ter Laak (penningmeester)

Mw. dr. M.M. Sloet van Oldruitenborgh-Oosterbaan

Dr. R.J. Slappendel

Dr. M.F.deJong

Mw. dr. L. M. Overduin

Drs. J.K. de Jong

Dr. Tj. Joma

Dr. P.A.M. Overgaauw

WETENSCHAPPELIJKE REDACTIE

Drs. A. E. J. M. van den Bogaard Ji. (Maastricht)

Prof. dr. H. J. Breultink (Utrecht)

Prof. dr. M. Debackere (Gent, België)

Dr. G. M. Dorrestein (Utrecht)

Drs. W. F. G. L. Droppers (Den Haag)

Dr. J. Goudswaard (Middelburg)

Dr. W. A. Hunneman (Boxtel)

Dr. Th. S. G. A. M. van den Ingh (Utrecht)

Prof. dr. A. Th. van \'t Klooster (Utrecht)

Dr. R. dc Koning (Gouda)

Prof. dr. A. de Kruif (Gent, België)

Prof. dr. J. G. van Logtestijn (Utrecht)

Prof. dr. A. S. J. F. A. M. van Miert (Utrecht)

Prof. dr. W. Misdorp (Amsterdam)

Prof. dr. J. M. V. M. Mouwen (Utrecht)

Dr. J. F. M. Nouws (Nijmegen)

Prof dr. J, Th. van Oirschot (Lelystad)

Prof dr. A. D. M. E. Osterhaus (Rotterdam)

Prof dr. M. Pensaert (Gent, België)

Prof dr. E. J. Ruitenberg (Amsterdam/Utrecht)

Prof dr. J. de Schepper (Gent, België)

Mw. dr. A. J. Venker-van Haagen (Utrecht)

Prof dr. J. H. M. Verheijden (Utrecht)

Prof dr. H.W. de Vries (Utrecht)

Prof dr. P. F. G. M. van Waes (Utrecht)

Dr. Th. Wensing (Utrecht)

Prof dr. G. C. van der Weyden (Utrecht)

Prof dr. L. F. M. van Zutphen (Utrecht)

BUREAUREDACTIE

Mw. A.M. Tummcrs
Mw.
s.u. Umans-Ubbink

BUREAU

Julianalaan 8-10, Poslbus I403I, 3508 SB Utrecht (tel.
030- 25 IO 111 /fax 030-25 19 847.
E-mail: tijdschrift(aiknmvd.nl).

ABONNEMENTSPRIJS

Het Tijdschrift voor Diergeneeskunde is het vereni-
gingstijdschrift van dc Koninklijke Nederlandse
Maat.schappij voor Diergeneeskunde.
Dc abonnementsprijs voor dierenartsen niet-leden van
de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor
Dier^necskunde cn voor niet-dierenartsen wordt vast-
gesteld door het Hoofdbestuur.

KNMvD

Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde.
Julianalaan 8-10, Utrecht

Postbus 14031,3508 SB Utrecht. Telefoon: 030-25 10 111. Fax 030-2511787

SECRETARIAAT
STAFMEDEWERKERS

CHEF DE BUREAU

VACATUREBANK

ADMINISTRATEUR

HOOFDBESTUUR

Drs. A. W. Udo, voorzitter
Drs. J.C. Baars, vice-voorzitter
Mw. drs. C.L. van Amerongen-Overgaauw, penning-
meester

Drs. J. Borgmeier. lid
Mw. drs. A.W. Kooper-Nelemans, lid
Drs. G. Huijser van Reenen, lid
Mw. drs. E.N.M. Harwig-Dings, lid
Drs. J. Togtema, lid

Dr. Tj. Jorna, algemeen secretaris
T. W. te Giffel, secretaris

Mw. drs. M. C. van Oostrum-Schuurman Hess
Mw. drs. S.A. M. Deleu
Drs. J.L.M. Vaarten
Mr. A.P. Hilhorst

Mw. LE. Zwartjes

Mw. drs. C.M. van Kalles

H.S. de Vries

483

484

485

486
486

486

487

487

488

489
491

KNMVD

NCI-INFÜRMATIE

NCl in de schijnwerper of in de kijkerd?; J.L. van 0.y

MAATSCHAPPIJNIEUWS

Het informatie- en communicatietijdpcrk: een lust of een last?
Van hotspots tot zwaarlijvigheid

Nominaties Jaarprijs Tijdschrift voor Diergeneeskunde 1998

Aart van Kcuicnprijs 1997-1998

Koninklijke onderscheidingen

Inhoud julinummer the Veterinary Quarterly

Sportdag en bridge; A. Brands

Groep Gezondheids- en Kwaliteitszorg; J. Hulsen

PERSONALIA
DOORLOPENDE AGENDA

CONTENTS

PQSTGIRO/BANK

Postbank 511606 len name van de KNMvD,
Julianalaan 8-10, Utrecht. ABN/AMRO N.V., Postbus
30, 3500 AA Utrecht, nr. 55 50 48 861 en C en E bank
N.V., Postbus 85100, 3508 AC Utrecht, nr. 69 93 61
443.

OTHER PAPERS

Feeding and fertility in animal husbandry; Th.A.M. Kruip, and B. Kemp

Enteral nutrition for the critically ill patient; J.H. Robben. M.D. Zaal. J.M. Halleheek, and

A.C. Bevnen

462

468

DRUK

Drukkerij G. van Dijk B.V., Breukelen (tel. 0346-
261304, fax 0346-264565).

ADVERTENTIES

Commerciële advertenties: Bureau Weijer B.V., Veen-
dam (tel. 0598-623065, fax 0598-613827).
Personeelsadvertenties: bureauredactie.

All rights reserved

Verklaring:

Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Diergeneeskd 1992;
117:31-4). De Redactie aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade welke -direcl of indirect - het gevolg mocht zijn
van gebleken onjuistheden in de inhoud van de in dit tijdschrift opgenomen artikelen waarbij de auteur is vermeld of in
de inhoud van dc in dit tijdschrift geplaatste advertenties.

Advertenties kunnen zonder opgaaf van redenen door de Redactie worden geweigerd of ingetrokken.

Niets uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door middel van druk, microfilm of op

welke andere wijze ook, zonder schriftelijke toestemming van de Redactie.

{Papers appearing in this journal are listed in Current Contents / Agricultural Biology and Environmental Science /
Index-Medicus, Index Veterinarius / Veterinary Bulletin, Biological Abstracts, Cambridge Scientific Abstract,\',).

-ocr page 9-

TIJDSCHRIFT
VOOR

DIERGENEESKUNDE

JOURNAL OF THE ROYAL NETHERLANDS VETERINARY ASSOCIATION

DEEL 124, AFLEVERING 17, 1 SEPTEMBER 1999

VAN DE HOOFDREDACTIE 495

OVERZICHTSARTIKELEN

Aviaire leucose een oud probleem in een nieuw jasje: diagnostische mogelijkheden en
beperkingen;
W.J.M. Landman en G. Koch 496

OVERIGE ARTIKELEN

Exotische dieren in de dierenhandel en -houderij: gevolgen voor welzijn en gezondheid;

C. M. Vinke en B. M. Spruijt 503

BOEKBESPREKING 509

ACTUA

VRAAG EN ANTWOORD 512
BERICHTEN EN VERSLAGEN

Chronische tandvleesontstekingen bij de kat 513

Eerste nationale dierenartsassistentendag op 11 oktober 513

INGEZONDEN

Wetenschappelijk karakter van klinisch handelen; 11. Nederhragt 514

Dc toekomstdierenarts; C.P.M.A. Kriele 515

Tijdschrift voor dierengeneeskunde en kwakzalverij; Bart de Leeuw 515

RW-COLUMN 516
CONGRESSEN EN CURSUSSEN

Cursus artroscopie of bckkcnkanteling 516

Dertiende lustrum VSR \'Dc Solleysel\' 516

Paard in breder perspectief 517

Afscheidssymposium professor Van Miert 517

Bijeenkomst voor paardendierenartsen: Themadag vruchtbaarheid 518

Symposium \'Lower urinary tract disease in cats\' 518

MEDEDELINGEN RW

Nederland officieel vrijverklaard van leucose, brucellose en tuberculose 518

WETENSCHAP

AU^ trlooieAiy h/Byt IvtU/^ (Mè VH/B^:

INDOREX®IGR

S^ayed^

NU EEN 400 Mt OMGEVINGSSPRAY

BEVAT PIPERONYLBUTOXIDE, FENOXYCARB EN PERMETHRIN
WERKT 6 MAANDEN LANG

WERKZAAM OP MJi ONTWIKKELINGSSTADIA VAN DE VLO

VOOR VOLLEDIGE PRODUCTINFORMATIE: VIRBAC, TEL.: 0342-427 127

Mirbac

quality by research

-ocr page 10-

HOOFDREDACTIE

Dr. W. Edel (voorzitler)

Dr. E.A. ter Laak (penningmeester)

Mw. dr. M.M. Sloet van Oldruitenborgh-Oosterbaan

Dr. R.J. Slappendel

Dr. M.F. de Jong

Mw. dr. L. M. Overduin

Drs. J.K. de Jong

Dr. Tj. Joma

Dr. P.A.M. Overgaauw

WETENSCHAPPELIJKE REDACTIE

Drs. A. E. J. M. van den Bogaard Jr. (Maastricht)

Prof. dr. H. J. Breukink (Utrecht)

Prof dr. M. Debackere (Gent, België)

Dr. G. M. Dorrestein (Utrecht)

Drs. W. F. G. L. Droppers (Den Haag)

Dr. J. Goudswaard (Middelburg)

Dr W. A. Hunneman (Boxtel)

Dr. Th. S. G. A. M. van den Ingh (Utrecht)

Prof dr. A. Th. van \'t Klooster (Utrecht)

Dr. R.de Koning (Gouda)

Prof dr A. de Kruif (Gent, België)

Prof dr. J. G. van Logtestijn (Utrecht)

Prof dr. A. S. J. P. A. M. van Miert (Utrecht)

Prof dr. W. Misdorp (Amsterdam)

Prof dr. J. M. V. M. Mouwen (Utrecht)

Dr J. F. M. Nouws (Nijmegen)

Prof dr. J. Th. van Oirschot (Lelystad)

Prof dr. A. D. M. E. Osterhaus (Rotterdam)

Prof dr. M. Pensaert (Gent, België)

Prof dr. E. J. Ruitenberg (Amsterdam/Utrecht)

Prof dr. J. de Schepper (Gent, België)

Mw. dr. A. J. Venker-van Haagen (Utrecht)

Prof dr. J. H. M. Verheijden (Utrecht)

Prof dr H.W. de Vries (Utrecht)

Prof dr. P. F. G. M. van Waes (Utrecht)

Dr Th. Wensing (Utrecht)

Prof dr. G. C. van der Weyden (Utrecht)

Prof dr. L. F. M. van Zutphen (Utrecht)

BUREAUREDACTIE

Mw. A.M. Tummers
Mw. S.H. Umans-Ubbink

BUREAU

Julianalaan 8-10. Postbus 14031. 3508 SB Utrecht (tel.
030-25 10 11 I/fax030-25 19847.
E-mail: tijdschrift(ajknmvd.nl).

ABONNEMENTSPRIJS

Het Tijdschrift voor Diergeneeskunde is het vereni-
gingstijdschrift van dc Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde.
De abonnementsprijs voor dierenartsen niet-leden van
de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor
Diergeneeskunde en voor niet-dierenartsen wordt vast-
gesteld door het Hoofdbestuur.

POSTGIRO/BANK

Postbank 511606 ten name van de KNMvD,
Julianalaan 8-10, Utrecht. ABN/AMRO N.V.. Postbus
30, 3500 AA Utrecht, nr. 55 50 48 861 en C en E bank
N.V.. Postbus 85100, 3508 AC Utrecht, nr. 69 93 61
443.

DRUK

Drukkerij G. van Dijk B.V.. Breukelen (tel. 0346-
261304. fax 0346-264565).

KNMvD

HOOFDBESTUUR

SECRETARIAAT
STAFMEDEWERKERS

CHEF OE BUREAU

VACATUREBANK

ADMINISTRATEUR

REFERATEN

STUDENTENREFERATEN

Drs. A. W. Udo, voorzitter
Drs. J.C. Baars, vice-voorzitter
Mw. drs. C L. van Amerongen-Overgaauw, penning-
meester

Drs. J. Borgmeier, lid
Mw. drs. A.W. Kooper-Nelemans, lid
Drs. G. Huijser van Reenen, lid
Mw. drs. E.N.M. Harwig-Dings, lid
Drs. J. Togtema, lid

Dr. Tj. Joma, algemeen secretaris
T. W. te Giffel, secretaris

Mw. drs. M. C. van Oostrum-Schuurman Hess
Mw. drs. S. A. M. Deleu
Drs. J.L.M. Vaarten
Mr A.P. Hilhorst

Mw. I.E. Zwartjes

Mw. drs. C.M. van Kalles

H.S. de Vries

518

519

KNMVD

IN MEMORIAM

G. Alberda; F. van der Veen

MAATSCHAPPIJNIEUWS

Kandidaten Landelijke verkiezingen
Afdelingsvergaderingen september 1999

Bestuurssamenstelling van de Stichting Pensioenfonds voor Dierenartsen

Communicatie tussen Cadans en dierenartsen-werkgevers

Cursus \'Van medewerker naar associé\'

Ontdek de congresprovincie op wielen

Partnerprogramma Jaarcongres 1999 Koningshof Velthoven

Rectificatie Diergeneeskundig Jaarboek 1999

PERSONALIA
DOORLOPENDE AGENDA

520

521

522

522

523

523

524

524

525

524

Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde.
Julianalaan 8-10, Utrecht

Postbus 14031,3508 SB Utrecht. Telefoon: 030-25 10 111. Fax030-2511787

526

CONTENTS

REVIEW PAPERS

Avian leukosis: a new variation of an old problem; W.J.M. Landman, and G. Koch

OTHER PAPERS

496

ADVERTENTIES

Commerciële advertenties: Bureau Weijer B.V., Veen-
dam (tel. 0598-623065, fax 0598-613827).
Personeelsadvertenties; bureauredactie.

All rights reserved

Verklaring:

Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Diergeneeskd 1992;
117:31 -4). De Redactie aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade welke - direct of indirect - het gevolg mocht zijn
van gebleken onjuistheden in de inhoud van de in dit tijdschrift opgenomen artikelen waarbij de auteur is vermeld of in
de inhoud van de in dit tijdschrift geplaatste advertenties.

Advertenties kunnen zonder opgaaf van redenen door de Redactie worden geweigerd of ingetrokken.

Niets uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door middel van druk, microfilm of op

welke andere wijze ook, zonder schriftelijke toestemming van de Redactie.

(Papers appearing in this Journal are listed in Current Contents / Agricultural Biology and Environmental Science /
Index-Medicus. Index Veterinarius / Veterinary Bulletin. Biological Abstracts. Cambridge Scientific Abstracts).

-ocr page 11-

TIJDSCHRIFT
VOOR

DIERGENEESKUNDE

JOURNAL OF THE ROYAL NETHERLANDS VETERINARY ASSOCIATION

DEEL 124, AFLEVERING 18, 15 SEPTEMBER 1999

529

[^^Jl^HBB

UIT DE HOOFDREDACTIE

UIT EN VOOR DE PRAKTIJK

Analyse van enquêtegegevens naar het effect van abortus blauw (PRRS)-vaccinatie bij zeugen

530
536
535

538

539

540

in Nederland; F.T. Bouwkamp
Podotrochleose in het achterbeen van een warmbloed paard; M.C. Meijer en A.B.M.
Rijkenhuizen

REFERATEN

BRIEVEN AAN DE REDACTIE

Commentaar hematologische analyzer Vet ABC; P.H.M. Klaren

STUDENTENREFERATEN

ACTUA

VETERINAIR VERLEDEN

GJ. Hengeveld; E.P.O.

BERICHTEN EN VERSLAGEN

Aankoop van besmette koikarpers; R. Boot.ima 542

Veterinaire ruiterdag 542

Winnaar lams Company Award 1999 542
Van de Cie Bevordering Diergeneeskundig en vergelijkend ziektekundig onderzoek;
P. Zwart 543

Ziekte van Lyme maakt steeds meer slachtoffers; waarschuwen voor teken 543

INGEZONDEN

Weerwoord Slappendel op commentaar \'Van de Hoofdredactie\'; geen woord verkeerd of

teveel; R.J. Slappendel 543

Reactie KNMvD; Tj. Jorna 545

Reactie van de GHwD; V. Baumans en G. Th.A. Menges 546

Oibibio-achtige reacties; P.H.A. Poll 546

Oplaaiende discussie; l.H. Harms 547

De toekomstdierenarts (II); A.G.G. Kok 548

De toekomstdierenarts \\l,J.P. T.M. Noordhuizen 548

WETENSCHAP

Lactolyte

® Eerste hulp bij
kalverdiarree!

• Snel herstel van de waterhuishouding én bestrijding van
metabole accldose • Betere energievoorziening waardoor
minder gewichtsverlies • Goede acceptatie en probleemloze
overgang naar de melk
(Be)proef het verschil!

Lactolyte orale rehydratietherapie met Lactosérum

H Bameveld
127 Fax (0342) 490 164

-ocr page 12-

HOOFDREDACTIE

Dr. W. Edel (voorzitter)

Dr. E.A. ter Laak (penningmeester)

Mw. dr. M.M. Sloet van Oldruitenborgh-Oosterbaan

Dr. R.J. Slappendel

Dr. M.F. de Jong

Mw. dr. L. M. Overduin

Drs. J.K. de Jong

Dr. Tj. Joma

Dr. P.A.M. Overgaauw

WETENSCHAPPELIJKE REDACTIE

Drs. A. E. J. M. van den Bogaard Jr. (Maastricht)

Prof. dr. H. J. Breukink (Utrecht)

Prof dr. M. Debackere (Gent, België)

Dr. G. M. Dorrestein (Utrecht)

Drs. W. F. G. L. Droppers (Den Haag)

Dr. J. Goudswaard (Middelburg)

Dr. W. A. Hunneman (Boxtel)

Dr. Th. S. G. A. M. van den Ingh (Utrecht)

Prof dr. A. Th. van \'t Klooster (Utrecht)

Dr. R. de Koning (Gouda)

Prof dr. A. de Kruif (Gent, België)

Prof dr. J. G. van Logtestijn (Utrecht)

Prof dr. A. S. J. P. A. M. van Miert (Utrecht)

Prof dr. W. Misdorp (Amsterdam)

Prof dr. J. M. V. M. Mouwen (Utrecht)

Dr. J. F. M. Nouws (Nijmegen)

Prof dr. J. Th. van Oirschot (Lelystad)

Prof dr. A. D. M. E. Osterhaus (Rotterdam)

Prof dr. M. Pensaert (Gent, België)

Prof dr. E. J. Ruitenberg (Amsterdam/Utrecht)

Prof dr. J. de Schepper (Gent, België)

Mw. dr. A. J. Venker-van Haagen (Utrecht)

Prof dr. J. H. M. Verheijden (Utrecht)

Prof dr. H. W. de Vries (Utrecht)

Prof dr. P. F. G. M. van Waes (Utrecht)

Dr. Th. Wensing (Utrecht)

Prof dr. G. C. van der Weyden (Utrecht)

Prof dr. L. F. M. van Zutphen (Utrecht)

BUREAUREDACTIE

Mw. A.M. Tummers
Mw. S.H. Umans-Ubbink

KNMvD

HOOFDBESTUUR

SECRETARIAAT
STAFMEDEWERKERS

CHEF DE BUREAU

VACATUREBANK

ADMINISTRATEUR

Drs. A. W. Udo, voorzitter
Drs. J.C. Baars, vice-voorzitter
Mw. drs C.I.. van Amerongen-Overgaauw, penning-
meester

Drs. J. Borgmeier, lid
Mw. drs. A.W. Kooper-Nelemans, lid
Drs. G. Huijser van Reenen, lid
Mw. drs. E.N.M. Harwig-Dings, lid
Drs. J. Togtema, lid

Dr. Tj. Joma, algemeen secretaris
T. W. te Giffel, secretaris

Mw. drs. M. C. van Oostrum-Schuurman Hess
Mw. drs. S. A. M. Deleu
Drs. J.L.M. Vaarten
Mr. A.P. Hilhorst

Mw. I.E. Zwartjes

Mw. drs. C.M. van Kalles

H.S. de Vries

MEDEDELIIMGEN RW

Aangifteplichtige besmettelijke dierziekten

CONGRESSEN EN CURSUSSEN

Najaarsdag 1999: grensverleggend

Tweede lustrum Veterinair Historisch Genootschap tijdens Jaarcongres
Neurologie: een ondoorgrondelijk vakgebied?

PAOD

548

549

549

550

550

Koninklijke Nederlandse Maat.schappij voor Diergeneeskunde,
Julianalaan 8 -10, Utrecht

Postbus 14031,3508 SB Utrecht. Telefoon: 030 - 25 10 111. Fax 030-2511787
-1-

BUREAU

Julianalaan 8-10, Postbus 14031, 3508 SB Utrecht (tel.
030-25 10 lll/fax 030-25 19 847.
E-mail: tijdschrift@knmvd.nl).

ABONNEMENTSPRIJS

Het Tijdschrift voor Diergeneeskunde is het vercni-
gingstijdschrift van de Koninklijke Nedcriand.se
Maatschappij voor Diergeneeskunde.
De abonnementsprijs voor dierenartsen niet-leden van
de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor
Diergeneeskunde en voor niet-dierenartsen wordt vast-
gesteld door het Hoofdbestuur.

POSTGIRO/BANK

Postbank 511606 ten name van de KNMvD,
Julianalaan 8-10, Utrecht. ABN/AMRO N.V., Postbus
30, 3500 AA Utrecht, nr. 55 50 48 861 en C en E bank
N.V., Postbus 85100, 3508 AC Utrecht, nr. 69 93 61
443.

DRUK

Drukkerij G. van Dijk B.V., Breukelen (tel. 0346-
261304, fax 0346-264565).

KNMVD

IN MEMORIAM

L. Zegers; G. Siebinga enJ. Minderhoud

MAATSCHAPPIJNIEUWS

Boeiend thema op het Jaarcongres
Nascholingskostenregeling en scholingsaftrek
Bijeenkomst Afdeling Zuid-Nederland

PERSONALIA

CONTENTS

THE VETERINARY SCENE

The effect of vaccination of sows against PRRS: the results of questionnaires; F. T. Bouwkamp
Navicular disease in the hind leg of a horse; M. C. Meijer, and A.B.M. Rijkenhuizen

551

552

553

553

554

530
536

ADVERTENTIES

Commerciële advertenties: Bureau Weijer B.V., Veen-
dam (tel. 0598-623065, fax 0598-613827).
Personeelsadvertenties: bureauredactie.

All rights reserved

Verklaring:

Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Diergeneeskd 1992;
117:31 -4). De Redactie aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade welke - direct of indirect - het gevolg mocht zijn
van gebleken onjuistheden in de inhoud van de in dit tijdschrift opgenomen artikelen waarbij de auteur is vermeld of in
de inhoud van de in dit tijdschrift geplaatste advertenties.

Advertenties kunnen zonder opgaaf van redenen door de Redactie worden geweigerd of ingetrokken.

Niets uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door middel van druk, microfilm of op

welke andere wijze ook, zonder schriftelijke toestemming van de Redactie.

(Papers appearing in this journal are listed in Current Contents / Agricultural Biology and Environmental Science /
Index-Medicus, index Veterinarius / Veterinary Bulletin, Biological Abstracts, Cambridge Scientific Abstracts).

-ocr page 13-

TIJDSCHRIFT
VOOR

DIERGENEESKUNDE

JOURNAL OF THE ROYAL NETHERLANDS VETERINARY ASSOCIATION

DEEL 124, AFLEVERING 19, 1 OKTDBER 1999

558

UIT DE HOOFDREDACTIE

PROEFSCHRIFT

De invloed van een excessieve calciuminname tijdens de groei en embryonale ontwikkeling
op het calciummetabolisme en skeletontwikkeling bij de hond;
I. Schoenmakers en H.A. W.
Hazewinkel
 559

565

ACTUA

REFERATEN

UIT EN VOOR DE PRAKTIJK

Voederstoomissen op een melkveebedrijf; G.H. Wenlink enA.de Kruif 566

BERICHTEN EN VERSLAGEN

Adelbert van Miert: wat is de toekomst van de farmacologie?; M.M. Sloet van Oldruiten-
borgh-Oosterhaan
 570

Onvoorspelbare agressie bij golden retrievers: een erfelijk probleem?

B. W. Knol en M.B.H. Schilder 577

MEDEDELINGEN RW

Aangifteplichtige besmettelijke dierziekten 578

Wijzigingen in de bewaking en bestrijding van tuberculose, brucellose en leukose bij
runderen per I oktober 1999 578

CONGRESSEN EN CURSUSSEN

De 38^ Dies van\'Cerberus\' 579

Oudledendag Veterinair dispuut Unitas 579

Symposium Feline Geneeskunde krijgt vervolg in 2000 580

WETENSCHAP

50-jarig bestaan Veterinair dispuut Veritas 581

581

PAOD

Streptococcen?

Suramox® 5% Premix

De effectiviteit van amoxidlline,
de zelierlteid van een premix!

Alleen Suramox 5% Premix combineert de effectiviteit van (gecoate) am- ^ ^
oxicilline met de zekerheid van een premix. Maakt daardoor ^ .

een effectieve koppelbehandeling tegen Streptococcus suis mogelijk.

. yirbac

ri/voonwU\'fe. VJTIV dhA^

Virbac Nederland bv Postbus 313, 3770 AH Barneveld

Telefoon (0342) 427 127 Fax (0342) 49tf 164

-ocr page 14-

HOOFDREDACTIE

Dr. W. Edel (voorzitter)

Dr. E.A. ter Laak (penningmeester)

Mw. dr. M.M. Sloet van Oldruitenborgh-Oosterbaan

Dr R.J. Slappendel

Dr. M.F. de Jong

Mw. dr. L. M. Overduin

Drs. J.K. de Jong

Dr. Tj. Joma

Dr. P.A.M. Overgaauw

WETENSCHAPPELIJKE REDACTIE

Drs. A. E. J. M. van den Bogaard Jr. (Maastricht)

Prof. dr. H. J. Breukink (Utrecht)

Prof dr. M. Debackere (Gent, België)

Dr. G. M. Dorrestein (Utrecht)

Drs. W. F. G. L. Droppers (Den Haag)

Dr. J. Goudswaard (Middelburg)

Dr. W. A. Hunneman (Boxtel)

Dr. Th. S. G. A. M. van den Ingh (Utrecht)

Prof dr. A. Th. van \'t Klooster (Utrecht)

Dr. R. de Koning (Gouda)

Prof dr. A. de Kruif (Gent, België)

Prof dr. J. G. van Logtestijn (Utrecht)

Prof dr. A. S. J. P. A. M. van Miert (Utrecht)

Prof dr. W. Misdorp (Amsterdam)

Prof dr. J. M. V. M. Mouwen (Utrecht)

Dr. J. F. M. Nouws (Nijmegen)

Prof dr. J. Th. van Oirschot (Lelystad)

Prof dr. A. D. M. E. Osterhaus (Rotterdam)

Prof dr. M. Pensaert (Gent, België)

Prof dr. E. J. Ruitenberg (Amsterdam/Utrecht)

Prof dr. J. de Schepper (Gent, België)

Mw. dr. A. J. Venker-van Haagen (Utrecht)

Prof dr. J. H. M. Verheijden (Utrecht)

Prof dr. H. W. de Vries (Utrecht)

Prof dr. P. F. G. M. van Waes (Utrecht)

Dr. Th. Wensing (Utrecht)

Prof dr. G. C. van der Weyden (Utrecht)

Prof dr. L. F. M. van Zutphen (Utrecht)

KNMvD

Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde,
Julianalaan 8 - 10, Utrecht

Postbus 14031,3508 SB Utrecht. Telefoon: 030-25 10 111. Fax 030-2511787

SECRETARIAAT
STAFMEDEWERKERS

CHEF DE BUREAU

VACATUREBANK

ADMINISTRATEUR

HOOFDBESTUUR

Drs. A. W. Udo, voorzitter
Drs. J.C. Baars, vice-voorzitter
Mw. drs. C.L. van Amerongen-Overgaauw. penning-
meester

Drs. J. Borgmeier, lid
Mw. drs. A.W. Kooper-Nelemans, lid
Drs. G. Huijser van Reenen, lid
Mw. drs. E.N.M. Harwig-Dings, lid
Drs. J. Togtema, lid

Dr. Tj. Joma, algemeen secretaris
T. W. te Giffel, secretaris

Mw. drs. M. C. van Oostrum-Schuurman Hess
Mw. drs. S. A. M. Deleu
Drs. J.L.M. Vaarten
Mr. A.P. Hiihorst

Mw. I.E. Zwartjes

Mw. drs. C.M. van Kalles

H.S. de Vries

KNMVD

IN MEMORIAM

mevrouw 5. Huijser van Reenen-Götte; M Meijer-Schallenherg

583

BUREAUREDACTIE

Mw. A.M. Tummers
Mw. S.H. Umans-Ubbink

BUREAU

Julianalaan 8-10. Postbus 14031, 3508 SB Utrecht(tel.
030-25 10 Ill/fax030-25 19 847.
E-mail: tijdschrif)@knmvd.nl).

MAATSCHAPPIJNIEUWS

Castratie van varkens: doen of laten?

Cursus erkende varkensdierenarts; //. Zwolschen en A. Mouwen
Preventie project Terzet voor praktiserende dierenartsen
Brabantse nieuwe;
Bert Cornells
Beloofd is beloofd

Laatste jaarcongres van de eeasuV, Arnold Mouwen
Tennis op de sportdag; Hans Sickmann

584
586

588

589
589

589

590

ABONNEMENTSPRIJS

Het Tijdschrift voor Diergeneeskunde is het vereni-
gingstijdschrift van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde.
De abonnementsprijs voor dierenartsen niet-leden van
de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor
Diergeneeskunde cn voor niet-dierenartsen wordt vast-
gesteld door het Hoofdbestuur.

PERSONALIA

590

DOORLOPENDE AGENDA

592

POSTGIRO/BANK

Postbank 511606 ten name van de KNMvD.
Julianalaan 8-10, Utrecht. ABN/AMRO N.V.. Postbus
30, 3500 AA Utrecht, nr. 55 50 48 861 en C cn E bank
N.V.. Postbus 85100. 3508 AC Utrecht, nr. 69 93 61
443.

DRUK

Drakkerij G. van Dijk B.V., Breukelen (tel. 0346-
261304, fax 0346-264565).

ADVERTENTIES

Commerciële advertenties: Bureau Weijer B.V., Veen-
dam (tel. 0598-623065, fax 0598-613827).
Personeelsadvertenties: bureauredactie.

All rights reserved

Verklaring:

Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Diergeneeskd 1992;
117:31 -4). De Redactie aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade welke - direct of indirect - het gevolg mocht zijn
van gebleken onjuistheden in de inhoud van dc in dit tijdschrift opgenomen artikelen waarbij de auteur is vermeld of in
de inhoud van de in dit tijdschrift geplaatste advertenties.

Advertenties kunnen zonder opgaaf van redenen door de Redactie worden geweigerd of ingetrokken.

Niets uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door middel van druk, microfilm of op

welke andere wijze ook, zonder schriftelijke toestemming van de Redactie.

(Papers appearing in this journal are lisled in Current Contents / Agricultural Biology and Environmental Science /
Index-Medicus. Index Veterinarius / Veterinary Bulletin. Biological Abstracts. Cambridge Scientific Abstracts).

-ocr page 15-

TIJDSCHRIFT
VOOR

DIERGENEESKUNDE

JOURNAL OF THE ROYAL NETHERLANDS VETERINARY ASSOCIATION

DEEL 124, AFLEVERING 20, 15 OKTOBER 1999

UIT DE HOOFDREDACTIE
OVERZICHTSARTIKEL

De Fret. Deel 1: algemene en zoötechnische informatie; J. Moorman-Roest

PROEFSCHRIFT

Het syndroom van Homer bij de hond: een retrospectief onderzoek; M.A.E. van Hagen.
C.M.P. Kwakernaak. M.H. Boevé en F.C. Stades

VETERINAIR TUCHTRECHT

Het Veterinair Tuchtcollege

BERICHTEN EN VERSLAGEN

Alle rundveebedrijven vanaf 1 januari IKB-gecertificeerd; F.J. Wind

Diergeneeskunde wereldtop

Leverbot doet stap terug

Eerste Europese dierenartsassistentendagen

Unieke gelegenheid; C Lenten

Expositie Hiske Wiersma VVFC "De Uithof

Nieuwe naam en huisstijl ID-DLO

Na erkenning nu ook herkenning van dc paraveterinair dierenartsassistent
Wet ter bescherming van dieren moet er komen
WAA jubileumboek: \'t is geen baan. \'t is een bestaan
Voorlichtingsdagen erkenningsregelingen

INGEZONDEN

Beroepsaansprakelijkheid en KRD-ccrtificering; Marsman
Erfelijk gebrek; L. Tholhuijsen

609
611

602,612.615
612

613

614
616

CONGRESSEN EN CURSUSSEN

NIEUWfS) VAN DE INDUSTRIE

STUDENTENREFERATEN

BOEKBESPREKING

VRAAG EN ANTWOORD

REFERATEN

PAOD

595

WETENSCHAP

597

600

ACTUA

603

605

606
606
606
607
607
607

607

608
608
609

608
609

Lactolyte®

Lactolyte orale rehydratietherapie met Lactosérum

woKahtna

40x90g

ftiitec

r

. yirbac

rinoirowti\'fe. vrei^ cUiAt^

• Snel herstel van de waterhuishouding én bestrijding van
metabole accidose • Betere energievoorziening waardoor
minder gewichtsverlies • Goede acceptatie en probleemloze
overgang naar de melk
(Be)proef het verschil!

Virbac Nederland bv Postbus 313, 3770 AH Barneveld

Telefoon (0342) 427 127 Fax (0342) 490 164

Eerste hulp bij
kalverdÊarree!

-ocr page 16-

HOOFDREDACTIE

Dr. W. Edel (voorzitter)

Dr. E.A. ter Laal< (penningmeester)

Mw. dr. M.M. Sloet van Oldruitenborgh-Oosterbaan

Dr. R.J. Slappendel

DrM.F. de Jong

Mw. dr L. M. Overduin

Drs. J.K. de Jong

Dr.Tj. Jorna

Dr. P.A.M. Overgaauw

WETENSCHAPPELIJKE REDACTIE

Drs. A. E. J. M. van den Bogaard Jr (Maastricht)

Prof. dr. U. J. Breukink (Utrecht)

Prof. dr. M. Debackere (Gent, België)

Dr. G. M. Dorrestein (Utrecht)

Drs. W. F. G. E. Droppers (Den Haag)

Dr. J. Goudswaard (Middelburg)

Dr. W. A. Hunneman (Boxtel)

Dr. Th. S. G. A. M. van den Ingh (Utrecht)

Prof dr. A. Th. van \'t Klooster (Utrecht)

Dr. R. de Koning (Gouda)

Prof dr. A. de Kruif (Gent, België)

Prof dr. J. G. van Logtestijn (Utrecht)

Prof dr. A. S. J. P. A. M. van Miert (Utreciit)

Prof dr. W. Misdorp (Amsterdam)

Prof dr. J. M. V. M. Mouwen (Utrecht)

Dr J. F. M. Nouws (Nijmegen)

Prof dr. J. Th. van Oirschot (Lelystad)

Prof dr. A. D. M. E. Osterhaus (Rotterdam)

Prof dr. M. Pensaert (Gent, België)

Prof dr. E. J. Ruitenberg (Amsterdam/Utrecht)

Prof dr. J. de Schepper (Gent, België)

Mw. dr. A. J. Venker-van Haagen (Utrecht)

Prof dr. J.H.M. Verheijden (Utrecht)

Prof dr. H. W. de Vries (Utrecht)

Prof dr. P. F. G. M. van Waes (Utrecht)

Dr. Th. Wensing (Utrecht)

Prof dr. G. C. van der Weyden (Utrecht)

Prof dr. L. F. M. van Zutphen (Utrecht)

BUREAUREDACTIE

Mw. A.M. Tummers
Mw. S.H. Umans-Ubbink

BUREAU

Julianalaan 8-10. Postbus 14031,3508 SB Utrecht
Tel.030-25 10 111/fax030-25 19847.
E-mail: tijdschrift(ajknmvd.nl.

ABONNEMENTSPRIJS

Het Tijdschrift voor Diergeneeskunde is hel vcreni-
gingstijdschrift van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde.
De abonnementsprijs voor dierenartsen niet-leden van
de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor
Diergeneeskunde en voor niet-dierenartsen wordt vast-
gesteld door het Hoofdbestuur.

POSTGIRO/BANK

Postbank 511606 ten name van de KNMvD.
Julianalaan 8-10. Utrecht. ABN/AMRO N.V., Postbus
30, 3500 AA Utrecht, nr. 55 50 48 861 en C cn E bank
N.V., Postbus 85100. 3508 AC Utrecht, nr 69 93 61
443.

DRUK

Drukkerij G. van Dijk B.V., Breukelen (tel. 0346-
261304, fax 0346-264565).

ADVERTENTIES

Commerciële advertenties: Bureau Weijer B.V., Veen-
dam (tel. 0598-623065, fax 0598-613827).
Personeelsadvertenties: bureauredactie.

KNMvD

Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde.
Julianalaan 8-10, Utrecht

Postbus 14031,3508 SB Utrecht. Telefoon: 030 - 25 IO 111. Fax 030-2511787

SECRETARIAAT
STAFMEDEWERKERS

CHEF DE BUREAU

VACATUREBANK

ADMINISTRATEUR

HOOFDBESTUUR

Drs. A. W. Udo, voorzitter
Drs. J.C. Baars, vice-voorzitter
Mw. drs. C.L. van Ameiongen-Overgaauw, penning-
meester

Drs. J. Borgmeier. lid
Mw. drs. A.W. Kooper-Nelemans, lid
Drs. G. Huijser van Reenen. lid
Mw. drs. E.N.M. Harwig-Dings, lid
Drs. J. Togtema, lid

Dr. Tj. Joma, algemeen secretaris
T. W. te Giffel, secretaris

Mw. drs. M. C. van Oostrum-Schuurman Hess
Mw. drs. S. A. M. Deleu
Drs. J.L.M. Vaarten
Mr A.P Hilhorst

Mw. I.E. Zwartjes

Mw. drs. C.M. van Kalles

H.S. de Vries

KNMVD

IN MEMORIAM

H.F.J.M. van Heivoort; N.W.F.A. Grimme en J.G. A. Staats 617

J.S. Reinders; J. Reinders. A. Osinga en D. Talsma 618

MAATSCHAPPIJNIEUWS

Nieuwe vrijstellingsregeling Diergeneesmiddelenwet. Meer therapeutische mogelijkheden

voor papegaaien en kalkoenen; S. Deleu 619
GKZ studiebijeenkomst; \'Meetmethoden ter modernisering van de keuring van varkens\'

Nieuwe bureaumedewerker Coördinatiecentrum Erkende Dierenartsen 622

Groep Geneeskunde van het Paard; J. Hülsen 623

Overzicht vraag en aanbod Vacaturebank april-juni 624

Vijfhonderdste dierenarts bezoekt KNMvD-site 625

Veehouder en Dierenarts brengt serie over erfelijke gebreken 625

NCI-NFORMATIE

Over ICT. de NCI cn alweer een nieuwe gezicht....; J. Klingen 626

PERSONALIA 626

DOORLOPENDE AGENDA 627

CONTENTS

REVIEW PAPERS

The ferret; J Moorman-Roest 597

THESIS

Homer\'s syndrome in dogs; M.A.E. van Hagen, C.M.P. Kwakernaak, M.H. Boevé.

and F.C. Stades 600

All rights reserved

Verklaring:

Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Diergeneeskd 1992;
117:31-4). De Redactie aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade welke - direct of indirect - het gevolg mocht
zijn van gebleken onjuistheden in de inhoud van de in dit tijdschrift opgenomen artikelen waarbij de auteur is vermeld
of in de inhoud van de in dit tijdschri ft geplaatste advertenties.

Advertenties kunnen zonder opgaaf van redenen door de Redactie worden geweigerd of ingetrokken.

Niets uit dit tijdschrift mag worden ver\\\'eelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door middel van druk, microfilm of op

welke andere wijze ook, zonder schriftelijke toestemming van de Redactie.

(Papers appearing in this Journal are lisled in Current Contents /Agricultural Biolog\\- and Environmental Science /
Index-Medicus, Inde.x Veterinarius / Veterinary Bulletin. Biological Abstracts. Cambridge Scientific Abstracts).

-ocr page 17-

TIJDSCHRIFT
VOOR

DIERGENEESKUNDE

JOURNAL OF THE ROYAL NETHERLANDS VETERINARY ASSOCIATION

629

□EEL 124, AFLEVERING 21, 1 NOVEMBER 1999

UIT DE HOOFDREDACTIE

UIT EN VOOR DE PRAKTIJK

De elektrochimrgische behandeling van endometriumcysten bij de merrie; A.R. van Ittersum 630

OVERZICHTSARTIKELEN

De fret. Deel 2: diergeneeskundige informatie; J. Moorman-Roest 634

VETERINAIR TUCHTRECHT

Hel Veterinair Tuchtcollege 638

BOEKBESPREKING

Naslagwerk Microbiologie van Voedingsmiddelen 640

BERICHTEN EN VERSLAGEN

Gevraagd: nieuwe vragen! 641

Opening nieuw RVV-kringkantoor Oost 641

Movir definitief samen met ING 641

Het veterinaire lied 641
Interview met nieuwe Chief Veterinary Officer; Pluimers: een teamplayer met ervaring;

5. Deleu 644

INGEZONDEN

Kennis ontbreekt in discussie homeopathie; C.D.B. Sijpkens 642

Onderzoek naar homeopathie; T. Koning 642

CONGRESSEN EN CURSUSSEN

Symposium klauwkreupelhedcn bij het rund 640

l let WSAVA/FECAVAA\'oorjaarsdagen wereldcongres 643
Novartis organiseert Cardial Pursuit 111; Eerste Europese .spel over veterinaire cardiologie 647

Nieuwe ontwikkelingen op het gebied van welzijn van konijnen 647

RW-COLUMN 646

PAOD 647

WETENSCHAP

ACTUA

Streptococcen?

Suramox® 5% Premix

De effectiviteit van amoxicilline,
de zel(erheid van een premix!

Alleen Suramox 5% Premix combineert de effectiviteit van (gecoate)
amoxicilline met de zekerheid van een premix. Maakt daardoor
een effectieve koppelbehandeling tegen
Streptococcus suis mogelijk.

. yirbac

YlAOtrnniiik. \'^trtr^ MIAJ^

Virbac Nederland bv Postbus 313, 3770 AH Bameveld

Telefoon (0342) 427 127 Fax (0342) 490 164

-ocr page 18-

HOOFDREDACTIE

Dr. W. Edel (voorziller)

Dr. E.A. ter Laak (penningmeester)

Dr. M.F. de Jong

Drs. J.K. de Jong

Dr. Tj. Joma

Dr. R. Kuiper

Mw. dr. L. M. Overduin

Dr. P.A.M. Overgaauw

Dr. R.J. Slappendel

WETENSCHAPPELIJKE REDACTIE

Drs. A. E. J. M. van den Bogaard Jr. (Maastriciit)

Prof. dr. H. J. Breukink (Utrecht)

Prof dr. M. Debackere (Gent, België)

Dr. G. M. Dorrestein (Utrecht)

Drs. W. F. G. L. Droppers (Den Haag)

Dr. J. Goudswaard (Middelburg)

Dr. W. A. Hunneman (Boxtel)

Dr. Th. S. G. A. M. van den Ingh (Utrecht)

Prof dr. A. Th. van \'t Klooster (Utrecht)

Dr. R. de Koning (Gouda)

Prof dr. A. de Kmif (Gent, België)

Prof dr. J. G. van Logtestijn (Utrecht)

Prof dr. A. S. J. P. A. M. van Miert (Utrecht)

Prof dr. W. Misdorp (Amsterdam)

Prof dr. J. M. V. M. Mouwen (Utrecht)

Dr. J. F. M. Nouws (Nijmegen)

Prof dr. J. Th. van Oirschot (Lelystad)

Prof dr. A. D. M. E. Osterhaus (Rotterdam)

Prof dr. M. Pensaert (Gent, België)

Prof dr. E. J. Ruitenberg (Amsterdam/Utrecht)

Prof dr. J. de Schepper (Gent, België)

Mw. dr. A. J. Venker-van Haagen (Utrecht)

Prof dr. J. H. M. Verheijden (Utrecht)

Prof dr. H.W. de Vries (Utrecht)

Prof dr. P. F. G. M. van Waes (Utrecht)

Dr. Th. Wensing (Utrecht)

Prof dr. G. C. van der Weyden (Utrecht)

Prof dr. L. F. M. van Zutphen (Utrecht)

BUREAUREDACTIE

Mw. A.M. Tummers
Mw. S.H. Umans-Ubbink

BUREAU

Julianalaan 8-10. Postbus 14031.3508 SB Utrecht
Tel.030-25 10 111/fax 030-25 19847.
E-mail: tijdschrifl(c^knmvd.nl.

ABONNEMENTSPRIJS

Het Tijdschrift voor Diergeneeskunde is het vereni-
gingstijdschrift van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde,
De abonnementsprijs voor dierenartsen niet-leden van
de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor
Diergeneeskunde en voor niet-dierenartsen wordt vast-
gesteld door hel Hoofdbestuur.

POSTGIRO/BANK

Postbank 511606 ten name van de KNMvD,
Julianalaan 8-10, Utrecht. ABN/AMRO N.V.. Postbus
30. 3500 AA Utrecht, nr. 55 50 48 861 en C cn E bank
N.V.. Postbus 85100. 3508 AC Utrecht, nr. 69 93 61
443.

KNMvD

HOOFDBESTUUR

SECRETARIAAT
STAFMEDEWERKERS

BUREAUCOORDINATOR

VACATUREBANK

ADMINISTRATEUR

KNMVD

IN MEMORIAM

A.E. Schuring; E.J, Hamburger

J.J. Koopman; J.£. Hage, C.H. Herweijer, J.C.A. van der Maa.s. H.J. Over en A. Wyhenga

MAATSCHAPPIJNIEUWS

25-jarig ambtsjubileum secretaris T.W. te Giffel

Landelijke dag Vrouwelijke dierenartsen 1999; Thema: arbeid en zorg

Nieuwe nummer Dierenpraktijken is uit

GKZ studiebijeenkomst; \'Meetmethoden ter modernisering van de keuring van varkens\'

VAN DE ERERAAD

Jaarverslag Ereraad 1998

PERSONALIA
DOORLOPENDE AGENDA

CONTENTS

THE VETERINARY FIELD

Electrosurgical treatment of endometrial cysts in mares; A.R. van Jtlersum

REVIEW PAPERS

The ferret: J. Moorman-Roes!

Drs. T. de Ruijter, voorzitter

Drs. J.C. Baars, vice-voorzitter

Drs. J. Borgmeier. lid

Mw. drs. E.N.M. Harwig-Dings, lid

Drs. S.R. Heslinga, lid

Drs. G. Huijser van Reenen. lid

Mw. drs. A.W. Kooper-Nelemans, lid

Drs. J. Togtema, lid

Dr. Tj. Joma, algemeen secretaris
T. W. te Giffel, secretaris

Mw. drs. M.C. van Oostrum-Schuurman Hess
Mw. drs. S.A.M. Deleu
Drs. J.L.M. Vaarten
Mr. A.P. Hiihorst

Mw. M.L.G. Kraan

Mw. drs. C.M. van Kalles

H .S. de Vries

Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde,
Julianalaan 8 - 10, Utrecht

Postbus 14031,3508 SB Utrecht. Telefoon: 030 - 25 IO 111. Fax 030-2511787

648

649

650

652

653
653

654

654
656

630

634

DRUK

Drukkerij G. van Dijk B.V.. Breukelen (tel. 0346-
261304. fax 0346-264565).

ADVERTENTIES

Commerciële advertenties: Bureau Weijer B.V.. Veen-
dam (tel. 0598-623065, fax 0598-613827).
Personeelsadvertenties: bureauredactie.

All rights reserved

Verklaring:

Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Diergeneeskd 1992;
117:31 -4). De Redactie aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade welke - direct of indirect - het gevolg mocht
zijn van gebleken onjuistheden in de inhoud van de in dit tijdschrift opgenomen artikelen waarbij de auteur is vermeld
of in de inhoud van de in dit tijdschri ft geplaatste advertenties.

Advertenties kunnen zonder opgaaf van redenen door de Redactie worden geweigerd of ingetrokken.

Niets uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door middel van druk, microfilm of op

welke andere wijze ook, zonder schriftelijke toestemming van de Redactie.

(Papers appearing in this journal are listed in Current Contents / Agricultural Biology and Environmental Science /
Index-Medicus. Index Veterinarius / Veterinary Bulletin. Biological Abstracts. Cambridge Scientific Abstracts).

-ocr page 19-

TIJDSCHRIFT
VOOR

DIERGENEESKUNDE

JOURNAL OF THE ROYAL NETHERLANDS VETERINARY ASSOCIATION

DEEL 124, AFLEVERING 22, 15 NOVEMBER 1999

UIT DE HOOFDREDACTIE 658

OVERZICHTSARTIKELEN

De fret. Deel 3: de ziekteti van de fret ingedeeld naar klinische symptomen;

J. Moorman-Roest 661

OORSPRONKELIJKE ARTIKELEN

Het voorkomen van Shiga toxine Escherichia coli bij mens en dier; A.E. Heuvelink 671

BOEKBESPREKING 678

REFERATEN 678

UIT EN VOOR DE PRAKTIJK

Neurologische verschijnselen bij paarden op een manege; Rhinopneumonie of

mycotoxine-intoxicatie?; M.M. Sloel van Oldruitenborgh-Oosterbaan, F.C.M. Schipper.

L.S. GoehringenJ. Fink Gremmels 679

BERICHTEN EN VERSLAGEN

Wijziging adres insturen HD- cn ED-opnamen 682

Zelfcontrole en 1KB Rund; S. Smaal 682

PRRS: Ronde tafeloverleg; J. Hulsen 683

INGEZONDEN

Alternatieve analyse; W. Meijling 686

Reactie aankoop van besmette koikarpers; M. Blom 688

Weerwoord; R. Bootsma 689

MEDEDELINGEN RW

Aangifteplichtige besmettelijke dierziekten 689

CONGRESSEN EN CURSUSSEN

Nascholingsdagen voor dierenartsassistenten V 690

Vlaamse vakbeurs voor diergeneeskunde Expovet 690

Klinische training 690

WETENSCHAP

ACTUA

Lactolyte

Lactolyte orale rehydratietherapie met Lactosérum

Virbac Nederland bv Postbus 313, 3770 AH Barneveld

Telefoon (0342) 427 127 Fax (0342) 490 164

® Eerste hulp bij
Ifalverdiarree!

• Snel herstel van de waterhuishouding én bestrijding van lactolyte

metabole accidose • Betere energievoorziening waardoor
minder gewichtsverlies • Goede acceptatie en probleemloze
overgang naar de melk
 (Be)proef het verschil!

Ka^ircm

. wbac

UAOtrowl^\'k ViTüV dUAev^

-ocr page 20-

HOOFDREDACTIE

Dr. W. Edel (voorzitter)

Dr. E.A. ter Laak (penningmeester)

Dr. M.F. de Jong

Drs. J.K. dc Jong

Dr. Tj. Joma

Dr. R. Kuiper

Mw. dr. L. M. Overduin

Dr. P.A.M. Overgaauw

Dr. R.J. Slappendel

WETENSCHAPPELIJKE REDACTIE

Drs. A. E. J. M. van den Bogaard Jr. (Maastricht)

Prof. dr. H. J. Breukink (Utrecht)

Prof. dr. M. Debackere (Gent, België)

Dr. G. M. Dorrestein (Utrecht)

Drs. W. F. G. L. Droppers (Den Haag)

Dr. J. Goudswaard (Middelburg)

Dr. W. A. Hunneman (Boxtel)

Dr. Th. S. G.A.M. van den Ingh (Utrecht)

Prof. dr. A. Th. van \'t Kloosler(Utrecht)

Dr. R. dc Koning (Gouda)

Prof dr. A. de Kruif (Gent, België)

Prof dr. J. G. van Logtestijn (Utrecht)

Prof dr. A. S. J. P. A. M. van Miert (Utrecht)

Prof dr. W. Misdorp (Amsterdam)

Prof dr. J. M. V. M. Mouwen (Utrecht)

Dr. J. F. M. Nouws (Nijmegen)

Prof dr. J. Th. van Oirschot (Lelystad)

Prof dr. A. D. M. E. Osterhaus (Rotterdam)

Prof dr. M. Pensaert (Gent, België)

Prof dr. E. J. Ruitenberg (Amsterdam/Utrecht)

Prof dr. J. dc Schepper (Gent, België)

Mw. dr. A. J. Venkcr-van Haagen (Utrecht)

Prof dr. J.H.M. Verheijden (Utrecht)

Prof dr. H.W. de Vries (Utrecht)

Prof dr. P. F. G. M. van Waes (Utrecht)

Dr. Th. Wensing (Utrecht)

Prof dr. G. C. van der Weyden (Utrecht)

Prof dr. L. F. M. van Zutphen (Utrecht)

BUREAUREDACTIE

Mw. A.M. Tummcrs
Mw. S.H. Umans-Ubbink

BUREAU

Julianalaan 8-10. Poslbus 14031,3508 SB Utrccht
Tel. 030- 25 10 111/fax 030-25 19 847.
E-mail: tijdschrift(^knmvd.nl.

ABONNEMENTSPRIJS

Het Tijdschrift voor Diergeneeskunde is het vereni-
gingstijdschrift van dc Koninkliji<e Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde.
De abonnementsprijs voor dierenartsen niet-leden van
dc Koninklijke Nederiandse Maatschappij voor
Diergeneeskunde cn voor niet-dierenartsen wordt vast-
gesteld door het Hoofdbestuur.

POSTGIRO/BANK

Postbank 511606 ten name van dc KNMvD.
Julianalaan 8-10, Utrecht. ABN/AMRO N.V.. Postbus
30, 3500 AA Utrecht, nr. 55 50 48 861 en C en E bank
N.V.. Postbus 85100, 3508 AC Utrecht, nr. 69 93 61
443.

DRUK

Drukkerij G. van Dijk B.V.. Breukelen (tel. 0346-
261304. fax 0346-264565).

ADVERTENTIES

Commerciële advertenties: Bureau Weijer B.V., Veen-
dam (tel. 0598-623065, fax 0598-613827).
Personeelsadvertenties: bureauredactie.

KNMvD

Koninklijke Nederlandse Maat.schappij voor Diergeneeskunde.
Julianalaan 8 - 10, Utrecht

Postbus 14031, 3508 SB Utrecht. Telefoon: 030 - 25 IO 1II. Fax 030-2511787

SECRETARIAAT
STAFMEDEWERKERS

BUREAUCOÖRDINATOR

VACATUREBANK

ADMINISTRATEUR

HOOFDBESTUUR

Drs. T. de Ruijter, voorzitter

Drs. J.C. Baars, vice-voorzitter

Drs. J. Borgmeier, lid

Mw. drs. E.N.M. Harwig-Dings. lid

Drs. S.R. Heslinga.lid

Drs. G. Huijser van Reenen, lid

Mw. drs. A.W. Kooper-Nelemans, lid

Drs. J. Togtema, lid

Dr. Tj. Joma, algemeen secretaris
T. W. te Giffel, secretaris

Mw. drs. M.C. van Oostrum-Schuurman Hess
Mw. drs. S.A.M. Deleu
Drs. J.L.M. Vaarten
Mr. A.P. Hilhorst

Mw. M.L.G. Kraan

Mw. drs. C.M. van Kalles

H.S. de Vries

KNMVD

IIS) MEMORIAM

H. Zantinge; U. Dijkstra. R. Oo.iterwouden L. Retidink 691

NCMNFORMATIE

Advies op maat voor uw praktijkinformatiesysteem; B. Aukema 692

MAATSCHAPPIJNIEUWS

Bedankt!; T. W. te Giffel 692

INGEZONDEN

Immunocastratie als alternatief voor chirurgisch castreren; R.H. Meloen. H.A.P. Urlings
en J.H.M. Verheijden
 693

PERSONALIA 693

DOORLOPENDE AGENDA 695

CONTENTS

REVIEW PAPERS

The ferret; J. Moorman-Roest 661

ORIGINAL PAPERS

The occurrence of Shiga toxin-producing Escherichia coli in humans and animals;

A.E. Heuvelink 671

All rights reserved

Verklaring:

Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Diergeneeskd 1992:
117:31 -4). De Redactie aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade welke - direct of indirect - het gevolg mocht
zijn van gebleken onjuistheden in de inhoud van de in dit tijdschrift opgenomen artikelen waarbij de auteur is vermeld
of in de inhoud van dc in dit tijdschrift geplaatste advertenties.

Advertenties kunnen zonder opgaaf van redenen door dc Redactie worden geweigerd of ingetrokken.

Niets uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door middel van druk, microfilm of op

welke andere wijze ook, zonder schriftelijke toestemming van de Redactie.

(Papers appearing in this journal are listed in Current Contents / Agricultural Biology and Environmental Science /
Index-Medicus. Inde.x Veterinarius / Veterinary Bulletin. Biological Abstracts. Cambridge Scientific Abstracts).

-ocr page 21-

TIJDSCHRIFT
VOOR

DIERGENEESKUNDE

JOURNAL OF THE ROYAL NETHERLANDS VETERINARY ASSOCIATION

DEEL 124, AFLEVERING 23, 1 DECEMBER 1999

UIT DE HOOFDREDACTIE
OORSPRONKELIJKE ARTIKELEN

De voeding van Nederlandse sledehonden in training; L. Ebing en A.C. Beynen

VRAAG EN ANTWOORD

BOEKBESPREKING

REFERATEN

697

698

702

702

703

WETENSCHAP

UIT EN VOOR DE PRAKTIJK

West-Nile-like virus is oorzaak van encefalitis bij mensen en paarden en sterfte van honderden
vogels in New York;
W.H.M. van der Poel

BERICHTEN EN VERSLAGEN

Interview met professor Comelissen; Een bioloog met hart voor de diergeneeskunde;
Sophie Delen

Inwerkingtreding nieuw honden- cn kattenbesluit vertraagd
Herinneringen van de oud-hoogleraren Beijer, Ten Thije cn Seekles
Onderscheiding prof dr. A.S
.J.P.A.M. van Miert

MEDEDELINGEN RW

RVV-column

Aangifteplichtige besmettelijke dierziekten

INGEZONDEN

De essentie van wetenschap; Dr. R.J. Slappendel 709

De erkende paardendierenarts, mndveedierenarts, varkensdierenarts: driemaal een pleonasme;
Dr. LR. Verberne 710

710
710

CONGRESSEN EN CURSUSSEN

Studiedag VEEC

XXI World Buiatrie congress

ACTUA

704

705
707
707
707

708
708

Praktijkgerichte, klinische avonden

1 WALTHAM

Huidaandoening
en tumoren

Dr Ton Willemse

Purulente dermatosen bij hond en kat

Drs. Roland van Noort
Een tumor... wat nu?

Dinsdag 25 januari - Eindhoven
Donderdag 24 februari - Heerenveen
Woensdag 22 maart - Bunnik

Virbac Nederland bv Postbus 313, 3770 AH Barneveld

Telefoon (0342) 427 127 Fax (0342) 490 164

yirbac

-ocr page 22-

HOOFDREDACTIE

Dr. W. Edel (voorzitter)

Dr. E.A. ter Laak (penningmeester)

Dr. M.F. de Jong

Drs. J.K. de Jong

Dr. Tj. joma

Dr R. Kuiper

Mw. dr L. M. Overduin

Dr P.A.M. Overgaauw

Dr R.J. Slappendel

WETENSCHAPPELIJKE REDACTIE

Drs. A. E. j. M. van den Bogaard Jr. (Maastricht)

Prof. dr H. J. Breukink (Utrecht)

Prof dr. M. Debackere (Gent. België)

Dr G. M. Dorrestein (Utrecht)

Drs. W. F. G. L. Droppers (Den Haag)

Dr. J. Goudswaard (Middelburg)

Dr W. A. Hunneman (Boxtel)

Dr. Th. S. G. A. M. van den Ingh (Utrecht)

Prof dr. A. Th. van \'l Klooster(Utrecht)

Dr. R. de Koning (Gouda)

Prof dr. A. de Kruif(Gent, België)

Prof dr. J. G. van Logtestijn (Utrecht)

Prof dr A. S. J. P. A. M. van Miert (Utrecht)

Prof. dr W. Misdorp (Amsterdam)

Prof dr J. M. V. M. Mouwen (Utrecht)

Dr. J. F. M. Nouws (Nijmegen)

Prof dr. J. Th. van Oirschot (Lelystad)

Prof dr. A. D. M. E. Osterhaus (Rotterdam)

Prof dr M. Pensaert (Gent, België)

Prof dr. E. J. Ruitenberg (Amsterdam/Utrecht)

Prof dr J. de Schepper (Gent, België)

Mw. dr. A. J. Vcnkcr-van Haagen (Utrecht)

Prof dr. J. H. M. Verheijden (Utrecht)

Prof dr. H. W. de Vries (Utrecht)

Prof dr. P. F. G. M. van Waes (Utrecht)

Dr Th. Wensing (Utrecht)

Prof dr. G. C. van der Weyden (Utrecht)

Prof dr. L. F. M. van Zutphen (Utrecht)

KNMvD

Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde,
Julianalaan 8-10, Utrecht

Postbus 14031,3508 SB Utrecht. Telefoon: 030 - 25 IO 111. Fax 030-2511787

SECRETARIAAT
STAFMEDEWERKERS

BUREAUCOORDINATOR

VACATUREBANK

ADMINISTRATEUR

HOOFDBESTUUR

Drs. T. de Ruijter, voorzitter

Drs. J.C. Baars, vice-voorzitter

Drs. J. Borgmeier, lid

Mw. drs. E.N.M. Harwig-Dings, lid

Drs. S.R. Heslinga, lid

Drs. G. Huijser van Reenen, lid

Mw. drs. A.W. Kooper-Nelemans, lid

Drs. J. Togtema, lid

Dr. Tj. Joma, algemeen secretaris
T. W. te Giffel, secretaris

Mw. drs. M.C. van Oostrum-Schuunnan Hess
Mw. drs. S.A.M. Deleu
Drs. J.L.M. Vaarten
Mr A.P. Hilhorst

Mw. M.L.G. Kraan

Mw. drs. C.M. van Kalles

H.S. de Vries

711
711

711

Symposium DSK: Dierenarts millenniumproof.\'
Dagelijkse praktijk microbiologische typering

PAOD

BUREAUREDACTIE

Mw. A.M. Tummers
Mw. S.H. Umans-Ubbink

BUREAU

Julianalaan 8-10. Postbus 14031,3508 SB Utrecht
Tel. 030-25 10 lll/fax 030-25 19 847.
E-mail: tijdschrif^(a;knmvd.nl.

ABONNEMENTSPRIJS

Het Tijdschrift voor Diergeneeskunde is het vereni-
gingstijdschrift van dc Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde.
De abonnementsprijs voor dierenartsen niet-leden van
dc Koninklijke Nederiandse Maatschappij voor
Diergeneeskunde en voor niet-dierenartsen wordt vast-
gesteld door het Hoofdbestuur.

POSTGIRO/BANK

Postbank 511606 ten name van de KNMvD.
Julianalaan 8-10, Utrecht. ABN/AMRO N.V., Postbus
30, 3500 AA Utrecht, nr 55 50 48 861 en C en E bank
N.V.. Postbus 85100, 3508 AC Utrecht, nr 69 93 61
443.

DRUK

Drakkerij G. van Dijk B.V., Breukelen (tel. 0346-
261304, fax 0346-264565).

ADVERTENTIES

Commerciële advertenties: Bureau Weijer ILV., Veen-
dam (tel. 0598-623065. fax 0598-613827).
Personeelsadvertenties: bureauredactie.

KNMvD

IN MEMORIAM

W.J. Nijhof; S. van Harten en J.J. Meiessen

in

MAATSCHAPPIJNIEUWS

Jaarcongres 1999; Mw. drs. S.A.M. Deleu 113

Jaarcongres 1999: \'Samen de markt op?"; Mw. S.M. Umans 719

Gezamenlijke contributienota 723
Algemene vergadering 1999; T. de Ruijter voorzitter en motie NCI;
Mw. drs. S.A.M. Deleu 724

Sportdag 1999 te Veldhoven 726

De koning is dood, leve de koning!!!; Congrescommissie Zuid-Holland 729

PERSONALIA 729

DOORLOPENDE AGENDA 731

CONTENTS

ORIGINAL PAPERS

The diet of Dutch sled dogs; L. Ebing. and A.C. Beynen 698

All rights reserved

Verklaring:

Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Diergeneeskd 1992;
117:31-4). De Redactie aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade welke - direct of indirect - het gevolg mocht
zijn van gebleken onjuistheden in de inhoud van de in dit tijdschrift opgenomen artikelen waarbij de auteur is vermeld
of in de inhoud van dc in dit tijdschrift geplaatste advertenties.

Advertenties kunnen zonder opgaaf van redenen door de Redactie worden geweigerd of ingetrokken.

Niets uit dit tijdschritt mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door middel van druk, microfdm of op

welke andere wijze ook, zonder schriftelijke toestemming van de Redactie.

(Papers appearing in this journal are listed in Current Contents / Agricultural Biology and Environmental Science /
Index-Medicus. Inde.x Veterinarius / Veterinary Bulletin. Biological Abstracts. Cambridge Scientific Abstracts).

-ocr page 23-

TIJDSCHRIFT
VOOR

DIERGENEESKUNDE

JOURNAL OF THE ROYAL NETHERLANDS VETERINARY ASSOCIATION

DEEL 124, AFLEVERING 24, 15 DECEMBER 1999

UIT DE HOOFDREDACTIE 733

OORSPRONKELIJK ARTIKEL

Veterinaire begeleiding van melkveebedrijven in Nederland: een situatiebeoordeling door
melkveehouders;
J.J. Lievaan en J.P. T.M. Noordhuizen 734

REFERATEN 740

UIT EN VOOR DE PRAKTIJK

Het belang van een goede diagnostiek voor rundertuberculose; A. Emmerzaal, E.G. van
Zijderveld en D. Bakker
 741

BERICHTEN EN VERSLAGEN

Collectieve IBR-bestrijding per 1 juli 2000 voortgezet 751
Oude stijlers weekend 751
Minder leverbot dan vorig jaar;
Werkgroep Leverbotprognose 752
Intensievere samenwerking tussen Duitsland en Nederland op het gebied van dierziekte-
bestrijding 753

VETERINAIR VERLEDEN

G.B. Ercolani; E P. Oldenkamp 752

BERICHTEN EN VERSLAGEN

Millennium; A. Voeten en S. Deleu 754

INGEZONDEN

2000 Geen begin - maar eindjaar; R. Strikwerda 754
KRD-gecertificeerde praktijk vrijwaren van premieverhoging;
H. Vaarkamp en

H. Logtenberg 755
Discussie regulier/alternatief van alle tijden;
J. Jacobs 755
Castratie van varkens: doen of laten?;
R. Strikwerda 756
Nieuws van de AUV Veterinaire Mediatheek 756

BOEKBESPREKING 756

CONGRESSEN EN CURSUSSEN 757

PAOD 757

WETENSCHAP

ACTUA

Praktijkgerichte, klinische avonden

Huidaandoening
en tumoren

Dr. Ton Willemse

Purulente dermatosen bij hond en kat

Drs. Roland van Noort
Een tumor... wat nu?

Dinsdag 25 januari - Eindhoven
Donderdag 24 februari - Heerenveen
Woensdag 22 maart - Bunnik

Virbac Nederland bv Postbus 313, 3770 AH Bameveld

Telefoon (0342) 427 127 Fax (0342) 490 164

. virtec

YtAA^^mli^k. ViRn^ die/uM

-ocr page 24-

HOOFDREDACTIE

Dr. W. Edel (voorzitter)

Dr. E.A. ter Laak (penningtnee.ster)

Dr. M.F. de Jong

Drs. J.K. de Jong

Dr. Tj. Joma

Dr. R. Kuiper

Mw. dr. L. M. Overduin

Dr P.A.M. Overgaauw

Dr. R.J. Slappendel

WETENSCHAPPELIJKE REDACTIE

Drs. A. E. J. M. van den Bogaard Jr. (Maastricht)

Prof. dr. H. J. Breukink (Utrecht)

Prof. dr. P. De Backer(Genl, België)

Dr. O. M. Dorrestein (Utrecht)

Drs. W. F. G. L. Droppers (Den Haag)

Dr. J. Goudswaard (Middelburg)

Dr. W. A. Hunneman (Boxtel)

Dr. Th. S. G. A. M. van den Ingh (Utrecht)

Prof. dr. A. Th. van \'t Klooster (Utrecht)

Dr. R. de Koning (Gouda)

Prof dr. A. de Kruif (Gent. België)

Prof dr. J. G. van Logtestijn (Utrecht)

Prof dr. A. S. J. P. A. M. van Miert (Utrecht)

Prof dr. W. Misdorp (Amsterdam)

Prof dr. J. M. V. M. Mouwen (Utrecht)

Dr J. F. M. Nouws (Nijmegen)

Prof dr. J. Th. van Oirschot (Lelystad)

Prof dr. A. D. M. E. Osterhaus (Rotterdam)

Prof dr. M. Pensaert (Gent, België)

Prof dr. E. J. Ruitenberg (Amsterdam/Utrecht)

Prof dr. J. de Schepper (Gent, België)

Mw. dr. A. J. Venker-vaii Haagen (Utrecht)

Prof dr. J.H.M. Verheijden (Utrecht)

Prof dr. H. W. de Vries (Utrecht)

Prof dr. P. F. G. M. van Waes (Utrecht)

Dr Th. Wensing (Utrecht)

Prof dr. G. C. van der Weyden (Utrecht)

Prof dr. L. F. M. van Zutphen (Utrecht)

BUREAUREDACTIE

Mw. A.M. Tummers
Mw. S.H. Umans-Ubbink

BUREAU

Juhanalaan 8-10. Postbus 14031.3508 SB Utrecht
Tel.030-25 10 111/fax 030-25 19 847.
E-mail: tijdschrifl(a),knmvd.nl.

ABONNEMENTSPRIJS

Hel Tijdschrift voor Diergeneeskunde is het vcreni-
gingstijdschrift van dc Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde.
De abonnementsprijs voor dierenartsen niet-leden van
de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor
Diergeneeskunde en voor niel-dierenartsen wordt vast-
gesteld door het Hoofdbestuur.

POSTGIRO/BANK

Postbank 511606 ten name van de KNMvD.
Julianalaan 8-10, Utrecht. ABN/AMRO N.V., Postbus
30. 3500 AA Utrecht, nr. 55 50 48 861 en C en E bank
N.V.. Postbus 85100, 3508 AC Utrecht, nr. 69 93 61
443.

KNMvD

HOOFDBESTUUR

SECRETARIAAT
STAFMEDEWERKERS

BUREAUCOORDINATOR

VACATUREBANK

ADMINISTRATEUR

Drs. T. de Ruijter, voorzitter

Drs. J.C. Baars, vice-voorzitter

Drs. J. Borgmeier, lid

Mw. drs. E.N.M. Harwig-Dings, lid

Drs. S.R. Heslinga. lid

Drs. G. Huijser van Reenen. lid

Mw. drs. A.W. Kooper-Nelemans, lid

Drs. J. Togtema, lid

Dr. Tj. Joma. algemeen secretaris
T. W. te Giffel, secretaris

Mw. drs. M.C. van Oostrum-Schuurman Hess
Mw. drs. S.A.M. Deleu
Drs. J.L.M. Vaarten
Mr A.P. Hilhorst

Mw. M.L.G. Kraan

Mw. drs. C.M. van Kalles

H.S. de Vries

Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde.
Julianalaan 8-10. Utrecht

Postbus 14031,3508 SB Utrecht. Telefoon: 030 - 25 10 111. Fax 030-2511787

KNMvD

IN MEMORIAM

h. dcLeewvj-, H.J.A. Egberts 758

MAATSCHAPPIJNIEUWS

Van \'de oude NCI\' naar een nieuwe ICT-organisatie; de tussenstand;/ Klingen 759

\'Van medewerker tot associé; M. Steenaert en L. Hoornick 759

Apestaartjes en dierenartsen; K. de Haas-Klink 760

Overzicht vraag en aanbod vacaturebank juli-september; C van Kalles 761

Groep Dierenartsen werkzaam in het bedrijfsleven: DIB; J. Hülsen 762

Bijeenkomst vrouwelijke dierenartsen regio Utrecht 763

Gezamenlijke contributienota 763

Kerstgroet medewerkers KNMvD 764

MEDEDELINGEN GROEP RUND

Standpunt Groep Rund inzake rBST-toelating; TJ.G.M. Lam 763

PERSONALIA 765

CONTENTS

ORIGINAL PAPERS

Veterinary supervision of dairy farms in the Netherlands: assessment by dairy farmers;

J.J. Lievaart. andJ.P.T.M. Noordhuizen 734

DRUK

Drukkerij G. van Dijk B.V., Breukelen (tel. 0346-
261304. fax 0346-264565).

ADVERTENTIES

Commerciële advertenties: Bureau Weijer B.V., Veen-
dam (tel. 0598-623065, fax 0598-613827).
Personeelsadvertenties: bureauredactie.

All rights reserved

Verklaring:

Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Diergeneeskd 1992;
117:31-4). De Redactie aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade welke - direct of indirect - het gevolg mocht
zijn van gebleken onjuistheden in de inhoud van de in dit tijdschrift opgenomen artikelen waarbij de auteur is venneld
of in de inhoud van de in dit tijdschrift geplaatste advertenties.

Advertenties kunnen zonder opgaaf van redenen door de Redactie worden geweigerd of ingetrokken.

Niets uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door middel van druk, microfilm of op

welke andere wijze ook, zonder schriftelijke toestemming van de Redactie.

(Papers appearing in this journal are listed in Current Contents / Agricultural Biology and Environmental Science /
Index-Medicus. Index Veterinarius / Veterinary Bulletin, Biological Abstracts. Cambridge Scientific Abstracts).

-ocr page 25-

Advantage huiddruppels voor hond en kat:

HET

ABSOLUTE EINDE
VOOK ELKE

r

Het vlooienprobleem in één
keer opgelost.

Nu er Advantage huiddruppels zijn, zijn
vlooien bij hond en kat geen probleem meer.
Dankzij de werkzame stof imidacloprid
worden vlooien binnen enkele uren gedood
en blijven honden en katten een maand lang
beschermd tegen een nieuwe besmetting.

werkt direct
voorkomt herbesmetting
veilig voor mens en dier
makkelijk toepasbaar
snelle contactdoding
waterbestendig

Advantage van Bayer doorbreekt de cyclus
vlo-ei-larf-pop zeer snel en lost daarmee het
vlooien- probleem in één keer op.
Gun honden en katten een leven zonder
vlooien, jeuk, krabben en irritatie. Gun ze
het voordeel van Advantage huiddruppels.
Want voor vlooien is Advantage het abso-
lute einde.

it\'s all you need

DoW^r (mve^ Advanlage\'40 voor honden (REG nl 9211), Advantage" 100 voor honden (REG nl 9212), Aclvantage\'250 voor honden (REG nl 9213), Advantage"400 voor honden (REG nl 9558)
—\'^J W V^iy (per mei 1999 beschikbaar), Advantage"40 voor katten (REG NL 9214), Advantage\'80 voor katten (REG NL 9215). Imidacloprid. Registratiehouder: Bayer B.V., Division Animal
Health, Energieweg 1,3641 RT Mijdrecht. Telefoon 0297-280666. Verdere informatie is op aanvraag beschikbaar bij de registratiehouder. Kanalisaliestatus: U.D.A.

-ocr page 26-

ei

De recente uitspraak van de Amsterdamse rechtbank, dat dr.
Houtsmuller een kwakzalver en een leugenaar mag worden ge-
noemd, galmt na in medische kringen en zou dat ook moeten
doen in veterinair Nederland.

Er zijn een aantal plausibele verklaringen te bedenken waar-
om mensen zich tot de alternatieve geneeskunde bekeren. Eén
van de vele oorzaken is mijns inziens dat de diagnostische en
therapeutische mogelijkheden in de reguliere geneeskunde zo
explosief zijn toegenomen dat het schier onmogelijke mogelijk
is geworden. Dat schept onheuse verwachtingen: \'Auto\'s
staan toch ook niet meer met pech langs de weg?\'

Als de wetenschap dan onverwacht toch tekort schiet gaat men
teleufgesteld op zoek naar alternatieven. Vroeger zocht men
vooral steun bij de religie, maar Nederland is in de afgelopen
jaren in hoge mate ontkerstend. DeJomanda \'s, handopleggers
en andere alternatieven springen dankbaar in het gat dat daar-
door is ontstaan. Want alternatieve geneeskunde is per defini-
tie ook niet anders dan een geloof, namelijk het vertrouwen in
\'een behandeling waarvan in geen enkel opzicht is bewezen
dat zij de beweerde werking heeft\'. Mijn inziens mag men zelfs
stellen \'waarvan met grote waarschijnlijkheid mag worden
aangenomen dat zij de beweerde werking niet heeft\'. Immers, ondanks talloze pogingen een positief effect van alternatieve ge-
neeswijzen aan te tonen is dat met deugdelijk onderzoek nog nooit gelukt, misschien met uitzondering van een placebo-effect
dat inherent is aan het toedienen van een middel (Geneesmiddelenbulletin 30:26-31, 1996).

In het Tijdschrift voor Diergeneeskunde van 1 juni 1999 zet de Groep Homoeopathisch-werkende Dierenartsen haar doelstel-
lingen nog eens uiteen. Eerste doelstelling: \'het bevorderen van de veterinaire homeopathie\', ergo van het onwetenschappelijk
handelen. Het is daarom onbegrijpelijk dat een wetenschappelijke instelling als de Faculteit der Diergeneeskunde een keuze-
vak \'alternatieve geneeswijzen \' heeft ingesteld, een voortreffelijk verhelderend voorcollege van professor Van Sluijs ten spijt.
De belangstelling van de studenten zal ongetwijfeld groot zijn. Ze worden op de middelbare school al geïndoctrineerd via
valse voorlichting, nota bene in leerboeken die de basis moeten leggen voor hun natuurwetenschappelijk denken! (zie artikel
\'Tienermisleiding\'van professor Borst in de bijlage \'Wetenschap\' van het NRC-Handelsblad van 24 april 1999). Wat het fa-
cultaire onderwijs betreft ligt, gezien de nieuwe universitaire bestuursstructuur, de eindverantwoordelijkheid voor het keuze-
vak nu bij de nieuwe decaan.

De homeopatisch-werkende dierenartsen zijn door de KNMvD officieel als Groep erkend, hetgeen prima past in hun tweede
doelstelling: \'de inbedding van de veterinaire homeopathie in de reguliere diergeneeskunde\'. Met de uitspraak van de
Amsterdamse rechtbank in het achterhoofd zou de KNMvD zich nog maar eens goed moeten bezinnen. Het is anders niet denk-
beeldig dat in het nieuwe millennium tijdens een algemene vergadering wordt besloten de naam KNMvD te veranderen in
KNMvDAD: \'Koninklijke Maatschappij voor Diergeneeskunde en Alternatieve Diergeneeskunde\'. In de wandelgangen:
\'Maatschappij voor Diergeneeskunde en Kwakzalverij\'.

Dr. R.J. Slappendel
lid Hoofdredactie

Van de Hoofdredactie

-ocr page 27-

i f1

Tijdschr Diergeneeskd 1999: 124: 401-5

VOEDING VAN PAARDEN: VERTERING, ENERGIE- EN
EIWITWAARDERING EN VOEDERNORMEN

A.Th. van \'t Klooster f J.M. Hallebeek^ en A.C. Beynen\'^

SAMENVATTING

De voeding van paarden dient te voorzien in de energie-
en nutriëntenbehoeften van deze dieren. De gewenste sa-
menstelling van het rantsoen wordt mede bepaald door
de vertering van het voer in het maagdarmkanaal. Het
optreden van voedingsproblemen of ziekten ten gevolge
van een verkeerde rantsoensamenstelling of voederwijze
moet zoveel mogelijk beperkt worden. Tegen boven-
staande achtergrond wordt de vertering van koolhydra-
ten, vet en eiwit in de verschillende delen van het maag-
darmkanaal besproken. Aansluitend komen de energie-
en eiwitwaardering van voedermiddelen en de energie-
en eiwitbehoefte van paarden ter sprake.

SUMMARY

Nutrition of horses: digestion, and energy and protein
evaluation of feeds and requirements

The die! of horses should cover the energy and nulrieni requiremenls of
these animals. The desired composition of the ration depends on its diges-
tion in the equine gastrointestinal tract. Nutritional problems or diseases
caused by incorrect composition of the ration or by incorrect feeding should
be prevented. The digestion of carbohydrates, fats, and proteins in the
different parts of the gastrointestinal tract is de.icribed. In addition, the re-
cently introduced net energ}\' and digestible protein evaluation systems for
feeds, and the energy\' and protein requirements of horses are presented.

INLEIDING

De voeding dient te voorzien in de energie- en nutriëntenbe-
hoeften van dieren. Voor het paard zijn uitsluitend ruwvezel-
rijke voedenniddelen een adequate bron van voeding dankzij
de symbiose met micro-organismen in het maagdarmkanaal.
Paarden verteren het voorgekauwde voeder in eerste instan-
tie enzymatisch in maag en dunne darm.
In het caecum en colon is groei van micro-organismen, die in
staat zijn onverteerde delen van ruwvezelrijke voedermidde-
len zoals grassen en zaden, anaëroob te fermenteren. De fer-
mentatieve afbraak van door het paard ingenomen voedsel
levert de bacteriën, de energie en bouwstenen voor hun
groei. Voor het paard zijn eindproducten van die fermentatie,
de vluchtige vetzuren (acetaat, propionaat en butyraat),
waardevolle energieleverende verbindingen. De onverteerde
voerbestanddelen zijn plantencelwanden (opgebouwd uit
lignine en de koolhydraten, cellulose, hemicellulose en pec-
tine), een deel van de celinhoud (eiwit, koolhydraten en vet)
en niet verteerd zetmeel uit zaden en granen (Schema 1).

Kennis van de vertering en fermentatie in het maagdarmka-
naal van het paard vormt de basis voor inzicht in de relatie
tussen voeding en gezondheid. Dit geldt met name voor het
formuleren van diëten voor patiënten met gastro-enterologi-
sche klachten en voor patiënten waarbij delen van de darm
weggenomen zijn. Om sportpaarden tot grote prestaties in
staat te stellen verdient de samenstelling van het rantsoen en
de voedering (voerfrequentie, volgorde van ruwvoer en
krachtvoerverstrekking, interval van voeren en arbeid) aan-
dacht. De achtergronden liggen besloten in de wijze waarop
een paard zijn voer verteert (8,11). In deze inleiding wordt de
vertering van het voer bij het paard besproken. Enkele prak-
tische voedingsaspecten en de energie- en eiwitbehoefte ko-
men eveneens aan de orde.

VOEROPNAME, KAUWEN EN SPEEKSELSECRETIE
Paarden in de weide zonder bijvoeding grazen 14-16 uur per
dag (14). Zij nemen dan een hoeveelheid droge stof (ds) op die
equivalent is aan 1,5 - 2% van het lichaamsgewicht (Ig). Dit is
een opname van 0,6 - 0,8 kg ds per uur voor een paard van 600
kg (18). Gras bevat slechts 16% ds zodat grote hoeveelheden
opgenomen moeten worden. Paarden die grazen spreiden de
voerinname over een groot deel van de dag, hetgeen noodza-
kelijk is gezien hun relatief kleine maag (10-201).
Voor een ongestoorde passage door de slokdarm is goed
kauwen van het ruwvoer belangrijk. Door kauwen verkleint
het paard het ruwvoer en mengt het met speeksel, hetgeen
slikken en passage door de slokdarm vergemakkelijkt.
Paarden besteden ongeveer 40 minuten aan het kauwen van
1 kg hooi (21, 22). In die tijd wordt 3-3,5 kg speeksel gepro-
duceerd. Op 1 kg krachtvoer wordt minder dan tien minuten
gekauwd en slechts ongeveer 1 kg speeksel geproduceerd.

Schema 1. Koolhydraten in plantaardige voedermiddelen.

Lignine is een polymeer van diverse typen fenylpropenol cn is dus geen
Icoolhydraat. Lignine wordt niet verteerd en gefermenteerd. Het ligninege-
halte van de celwanden neemt met het ouder worden van dc plant toe; de
vertcerbaarheid van de celwanden neemt juist af NDF (neutral dctergcnt fi-
ber) = hemicellulose cellulose lignine. ADF (acid detrgent fiber) = NDF
minus hemicellulose.

celwand

structurele
koolhydraten

Plantencel

celinhoud

niet-structurele
koolhydraten

\' Hoofdafdeling Gezondheidszorg Paard, Afdeling Voeding. Faculteit der Diergenees-
kunde, Universiteit Utrecht, Postbus 80152, 3508 TD Utrecht.
- Correspondentieadres: Drs. J.M. Hallebeek, Faculteit der Diergeneeskunde. Hoojd-
afdeling Gezondheidszorg Paard. Afdeling Voeding. Postbus 80152. 3508 TD
Utrecht. Telefoon: 030-2531581, Fax: 030-2531817.

suikers

fructosanen

zetmeel

pectinen
hemicellulose
cellulose
lignine

-ocr page 28-

Ruwvoer wordt dus met veel meer vocht gemengd en door-
geslikt dan krachtvoer (21). Dit maakt duidelijk dat kracht-
voer vaker oesofagusobstructie geeft dan ruwvoer. Vooral
een snelle inname van krachtvoer is riskant. Gemalen ruw-
voer (grasbrok) is in deze vergelijkbaar met krachtvoer.
De waterige consistentie van de spijsbrok bij voeren van ruw-
voer leidt in de maag tot een volledige menging met maagsap
waardoor in de maaginhoud de pH al snel tot lage waarden
daalt. Voeren van krachtvoer leidt niet alleen tot een snelle
vulling van de maag, maar de dikbreiige consistentie bemoei-
lijkt ook de menging met het zure maagsap (16). Daardoor
blijft de pH van de maaginhoud langer gunstig voor bacterie-
groei en kan fermentatie van het voer in de maag optreden.
Enige fermentatie van gemakkelijk fermenteerbare koolhy-
draten in het pars proventicularis is niet ongewoon wanneer
krachtvoer gevoerd wordt. Echter, bij grote hoeveelheden
krachtvoer en/of een snelle inname kan de productie van
melkzuur en gas (CO2 en H2) zo groot zijn dat digestiepro-
blemen ontstaan. Ook zou de maagsapsecretie door oprek-
king van de maagwand toenemen, waardoor de relatief hoge
incidentie van maagulcera bij paarden op krachtvoerrijke
rantsoenen te verklaren zou zijn (4,6). Een snelle vulling en
overvulling van de maag door krachtvoer is te voorkomen
door vaker per dag kleinere hoeveelheden krachtvoer te voe-
ren, door gehakseld ruwvoer (bijvoorbeeld stro met haksel-
lengte van 3-5 cm) door het krachtvoer te mengen of door
voeren van ruwvoer voordat het krachtvoer verstrekt wordt.

VERTERING VAN KOOLHYDRATEN
Het voer van paarden bestaat op gewichtsbasis voor meer
dan 70% uit koolhydraten met verschillende chemische
structuur en verteerbaarheid. De klassieke indeling in ruwe
celstof en overige koolhydraten is voedingsfysiologisch on-
voldoende informatief Een scheiding tussen structurele en
niet-structurele koolhydraten (Schema 1) is gewenst omdat
de laatsten vooral enzymatisch in de dunne darm verteren,
terwijl de structurele koolhydraten overwegend in caecum
en colon worden gefermenteerd. De niet-structurele koolhy-
draten zijn beter verteerbaar dan de celwandkoolhydraten,
met uitzondering van pectine. De bepaling van ruwe celstof
in voedermiddelen wordt in toenemende mate vervangen
door bepaling van dat deel van de koolhydraten dat niet op-
lost in een neutrale detergensoplossing (32). Cellulose, he-
micellulose en lignine lossen niet op en zijn dus neutraal-de-
tergens-resistent (= neutral detergent fiber, NDF). De
overige bestanddelen van de plantencel, inclusief pectine,
lossen wel op. Pectine vormt echter een kleine fractie van de
celwandkoolhydraten die in het maagdarmkanaal nagenoeg
even volledig wordt afgebroken als de niet-structurele kool-
hydraten. Cellulose en lignine lossen niet op in een zure de-
tergensoplossing (= acid detergent fiber, ADF).

Tabel 1. Gehalten (g per kg droge stof) van overige koolhydraten [OK], zet-
meel, ruwe celstof (RC), neutraal-detergens-onoplosbare vezels (NDF) en
van zuur-detergens-onoplosbare vezels (ADF) in enkele voedermiddelen.
Zetmeel is een component van de OK-fractie.

OK

Zetmeel

RC

NDF

ADF

Hooi (oud)

450

300

615

335

Luceme

347

-

286

479

291

Haver

589

371

106

266

150

Gerst

668

514

47

178

63

Sojaschroot

282

47

61

134

68

Zoals uit tabel 1 blijkt, zijn de gehalten aan NDF in diverse
voedermiddelen veel groter dan die van de ruwe celstof
Zelfs de som van cellulose en lignine, de ADF-fractie, is gro-
ter dan het ruwe celstofgehalte. Bij de klassieke bepaling van
ruwe celstof komen veel celwandkoolhydraten in de bere-
kende fractie van de overige koolhydraten terecht. Derhalve
wordt een veel groter deel van het voer door fermentatieve
afbraak in caecum en colon verteerd dan het ruwe celstofge-
halte doet veronderstellen.

Zetmeel

Van de neutraal-detergens-oplosbare koolhydraten is zet-
meel in de paardenvoeding van belang. Granen bestaan voor
40 (haver) tot 60% (maïs) uit zetmeel. Met het pancreassap
van het paard komt het enzym a-amylase in de dunne darm.
Dit enzym splitst het zetmeel in oligosacchariden en di-
sacchariden (maltose en isomaltose) welke door enzymen in
de mucosa verder gesplitst worden tot glucose. De activiteit
van het a-amylase in de dunne darm is laag bij paarden op
een hooirantsoen, maar neemt toe na verstrekking van gra-
nen (13,30).

De vertering van zetmeel in de dunne darm is afhankelijk
van de opname. Volgens Potter
et al. (27) verteren paarden
in de dunne darm tot 85% van het zetmeel uit een granen-
mengsel wanneer niet meer dan 130 g zetmeel/100 kg Ig ge-
voerd wordt, verdeeld over twee maaltijden per dag. Bij gro-
tere hoeveelheden zetmeel neemt de absolute vertering
weinig toe; de procentuele zetmeelvertering neemt dus af
Bij een inname van 270 g zetmeel/100 kg Ig per dag zou de
vertering in de dunne darm zijn afgenomen tot 55%. Bij zet-
meelinnames van 700-800 g per 100 kg Ig, verdeeld over

Schema 2. Vertering bi| het paard. Bijdrage van de verschillende delen

van het maagdarmkanaal tot de vertering van het voer.

-ocr page 29-

twee maaltijden per dag, zou het extra zetmeel (boven 270
g/100 kg Ig per dag) onverteerd het caecum en colon berei-
ken. Wanneer een paardenbrok (60% granenmengsel) 350 g
zetmeel per kg bevat, dan stroomt na voeren van 2,2 kg (aan
een paard van 600 kg) 130 g zetmeel /100 kg Ig per dag naar
de dunne darm. Bij voeren van 4,4 kg van die paardenbrok
per dag wordt dit 270 g zetmeel/100 kg Ig waarvan 45% on-
verteerd naar het caecum vloeit.

De vertering van zetmeel in de dunne darm is ook afhanke-
lijk van het soort zetmeel. Zo is haverzetmeel beter verteer-
baar door lichaamseigen enzymen dan maïszetmeel (13,31).
Door een bewerking van voedermiddelen die tot ontsluiting
van zetmeel leidt (vochtige hittebehandeling, koken, extru-
deren, expanderen, poffen), neemt de a-amylase afbreek-
baarheid van het zetmeel toe. Zonder ontsluiting is de af-
breekbaarheid van maïszetmeel en aardappelzetmeel traag
en daardoor onvolledig. Een goede ontsluiting kan de ver-
teerbaarheid in de dunne darm doen toenemen van ongeveer
55 procent tot 75 procent.

Hiervoor is al gewezen op de mogelijkheid van enige fer-
mentatie van koolhydraten in de maag. Ook in de dunne
darm kunnen bacteriën gemakkelijk afbreekbare koolhydra-
ten fermenteren. Na voeren van haver of ontsloten granen
zijn, vergeleken met uitsluitend ruwvoer, de concentraties
van vluchtige vetzuren en lactaat hoger en de pH-waarden
lager in de dunne darm (15). De gevolgen van de pH-verla-
ging en de met fermentatie gepaard gaande gasproductie in
de dunne darm zijn niet duidelijk (11,24). Duidelijk is wel
dat fermentatie van grote hoeveelheden zetmeel voorbij het
ileum tot verzuring van caecum- en coloninhoud kan leiden,
met koliek en hoefbevangenheid als mogelijke gevolgen
(24). In de praktijk kan dit zich voordoen wanneer een paard
in korte tijd grote hoeveelheden krachtvoer opneemt.
Bijvoorbeeld meer dan 3 kg per maal van een krachtvoer rijk
aan granen. Het risico op caecum-acidose is te verkleinen
door spreiden van de krachtvoergift over meerdere maaltij-
den per dag of door gekort ruwvoer te mengen door het
krachtvoer.

Zetmeel dat onverteerd naar de dikke darm stroomt, wordt
daar gefermenteerd. Dit is energetisch nadelig. In plaats van
glucose als eindproduct, levert de fermentatie vluchtige vet-
zuren die minder efficiënt energie (ATP) leveren voor het
paard. De energieverliezen inherent aan de bacteriële af-
braak, de fermentatiewarmte en CH4 productie, zijn er met
name de oorzaak van dat vertering van zetmeel in de dunne
darm 10-15% meer energie levert dan de fermentatie in cae-
cum en colon.

Celwandkoolhydraten

De celwandfractie van voeders passeert de dunne darm nage-
noeg onveranderd. De inhoud van plantencellen wordt in de
dunne darm alleen verteerd wanneer de verteringsenzymen
de voedingsstoffen kunnen bereiken. Intacte celwanden (be-
houdens beschadiging door kauwen) beperken de vertering
met name van het eiwit in de dunne darm. Het NDF-gehalte
van voedermiddelen en de vertering van de eiwitcomponent
zijn negatief gecorreleerd.

De fennentatie van de celwandkoolhydraten in caecum en
colon van het paard komt overeen met de fermentatie in de
pens van herkauwers (12). Ruwvoeders met een ruwe cel-
stofgehalte > 18% worden bij het paard voor een kleiner deel
gefermenteerd dan bij herkauwers (1,32). Oorzaak is de kor-
tere verblijfstijd van die voeders in caecum en colon dan in
de pens. De gemiddelde verblijfsduur in caecum en colon te-
zamen varieert van 30-48 uur. Factoren die de verblijfsduur
bepalen zijn voeropname, de aard van het voer, inclusief het
al of niet verkleind (gemalen) zijn, en de verteerbaarheid/fer-
menteerbaarheid van het voer.

Paarden verteren ruwvezelrijke ruwvoeders (stro, oud hooi)
relatief slecht. Ze zijn echter in staat veel van dergelijk voer
op te nemen en hierdoor het nadeel van de minder goede fer-
mentatie te compenseren (32). Bij herkauwers belet de vul-
ling van de pens de inname van meer voer; plantendelen kun-
nen de netmaag- en boekmaagopening eerst na verkleining
passeren. De bijdrage van vluchtige vetzuren aan de energie-
behoefte van het paard is variabel. Lawrence geeft een ge-
middelde van 30% (17). Op een granenrijk krachtvoer kan de
bijdrage van vluchtige vetzuren aan de energievoorziening
slechts 15 procent zijn.

Het uitsluitend verstrekken van gepelleteerd mengvoer aan
paarden hoeft niet tot gezondheidsproblemen te leiden.
Voorwaarde is dat de overgang naar uitsluitend krachtvoer
geleidelijk plaats heeft (1,2). Paarden die alleen krachtvoer
krijgen gaan dan echter wel gedragsafwijkingen vertonen,
zoals knagen op hout. Om die gedragsafwijkingen te voorko-
men, wordt aanbevolen om naast krachtvoer altijd enig ruw-
voer te verstrekken. Over de gewenste hoeveelheid ruwvoer
lopen de opgaven uiteen. Volgens Meyer (23) is een hoe-
veelheid hooi of stro van 0,5 kg/100 kg Ig voldoende.
Lawrence (17), in navolging van de National Research
Council (25), stelt dat paarden minstens I kg (ds) ruwvoer
per 100 kg Ig zouden moeten krijgen. Hintz (10) vergeleek
verschillende proeven en kwam tot de conclusie dat met 0,4
kg hooi per 100 kg Ig volstaan kon worden. Wolter (34) be-
veelt aan om in de ds van rantsoenen voor paarden minimaal
17% cellulose, 20% NDF of 12% ADF, uit niet verkleind
ruwvoer aan te houden. Aan deze aanbeveling wordt voldaan
bij het voeren van 0,4 kg hooi, geoogst in bloeistadium of ou-
der, per 100 kg Ig per dag. Een tekort aan ruwvezel wordt als
oorzaak gezien voor het optreden van koliek bij paarden die
jong, vochtrijk gras als enig voedsel hebben (30). Echter,
ruwvoeders met een hoog vezelgehalte, of microbiëel zeer
moeilijk afbreekbaar ruwvoer (stro), kunnen obstipatieko-
liek veroorzaken wanneer een paard van dergelijke voeder-
middelen meer dan I kg/100 kg Ig inneemt (18,23). Exacte
aanbevelingen met betrekking tot de maximale hoeveelheid
ruwvoer zijn echter niet te geven (10).

EIWITVERTERING

De enzymatische eiwitvertering in de dunne darm tot aan de
ileo-caecale opening (= ileale verteerbaarheid) is voor hooi
slecht. Ongeveer 25% van het eiwit in hooi verteert in de
dunne darm. Dit komt overeen met 1/3 van het schijnbaar
verteerbare eiwit (g voereiwit-g mesteiwit). In een proef met
pony\'s bleek dat het eiwit in rantsoenen, die uit gelijke delen
ruwvoer en krachtvoer bestonden (2/3 van het eiwit uit
krachtvoer), voor 40 tot 60% in de dunne darm werd verteerd
(28). De ileale verteerbaarheid van het eiwit in het kracht-
voer was aanzienlijk beter dan dat in het ruwvoer. Echter,
slechts 50-70% van het totaal verteerbaar eiwit in de proef-
rantsoenen werd vóór het eind van het ileum verteerd. Het
voereiwit dat onverteerd doorstroomt naar caecum en colon
draagt niet meer bij aan de eiwitvoorziening van het paard;
absorptie van aminozuren uit de dikke darm is verwaarloos-
baar. Wel breken de bacteriën in caecum en colon het eiwit
af De N-verbindingen die vrijkomen zijn nodig voor de
groei en vermenigvuldiging van de bacteriën; ze worden tot
microbieel eiwit omgezet en uiteindelijk met de mest uitge-

-ocr page 30-

scheiden. Een ander deel van de N-verbindingen, voorname-
lijk
NH3, verdwijnt uit de dikke darm naar het bloed, wordt
omgezet in ureum en verdwijnt met de urine.
Vooral van hooi- en grasrantsoenen wordt een groot deel van
het eiwit in caecum en colon afgebroken. Absorptie van N-
verbindingen uit de dikke darm kan dan meer dan de helft
van de N in het voer bedragen (28).

Het verteerbaar eiwitgehalte van voedermiddelen, berekend
als de hoeveelheid ruw eiwit in het voedermiddel minus in de
faeces, is dus een beperkte maatstaf voor de eiwitwaarde van
voedermiddelen voor paarden. De eiwitwaarde van voeder-
middelen, zoals vermeld in voedermiddelentabellen, is geen
maat voor de hoeveelheid eiwit die vóór het eind van de
dunne darm verteert (=ileaal verteerbaar eiwit). Derhalve
geeft het verteerbaar ruweiwit-gehalte van voedenniddelen
geen juiste informatie over de potentiële bijdrage aan de ei-
witvoorziening van het paard. Eiwitwaardering gebaseerd
op ileaal verteerbaar eiwit zou beter zijn. Tot nu toe zijn nog
maar weinig bepalingen van de ileale verteerbaarheid van
voedereiwitten bij paarden uitgevoerd. Daarom wordt de ei-
witwaarde van voedermiddel en de eiwitbehoefte van paar-
den algemeen opgegeven in g verteerbaar ruweiwit.

VETVERTERING

De meeste voedermiddelen voor paarden zijn vetarm (2-5%
vet in de ds). Paarden zijn desalniettemin in staat om vetten
tot niveaus van 20% in de ds goed te verteren (3). De verte-
ring heeft plaats in de dunne darm waar het pancreaslipase de
triacylglycerolen hydrolyseert en door tussenkomst van gal
de vetzuren en mono-acylglycerolen in micellen worden in-
gebouwd. De schijnbare vertering van het vet is afhankelijk
van het vetgehalte van het rantsoen en nauwelijks van de
soort vet (29). Bij 15 procent vet in het voer zijn schijnbare
verteringscoëfficiënten tot 85 procent gemeten (20). In paar-
denbrok is het vetgehalte doorgaans 6 a 7 procent in de ds in
verband met de persbaarheid. Met een aangepaste berei-
dingswijze zijn brokken met hogere vetgehalten te produce-
ren.

Toevoeging van vet tot 15 procent van de ds lijkt geen nade-
lig effect te hebben op de vertering van eiwit en ruwvezel,
noch op de absorptie van calcium. Vet levert per g 2,25 maal
zo veel energie als een g koolhydraat of eiwit. Is een energie-
rijke voeding gewenst, dan kan vet een deel van de anders
benodigde granen vervangen. Het rantsoen wordt dan kool-
hydraatarm in plaats van koolhydraatrijk en kan aldus het ri-
sico op koliek en hoefbevangenheid beperken. Voor- en
nadelen van hoge vetgehalten in de voeding van sportpaar-
den zijn door Frape besproken (8). Door vettoevoeging
neemt het energiegehalte van het voer toe en is minder nodig
om een paard naar energiebehoefte te voeren. Met de gerin-
gere voeropname moet het paard wel voldoende essentiële
nutriënten krijgen. Omdat het vet alleen energie levert, ver-
dient bij vetrijke rantsoenen de voorziening van eiwit, mine-
ralen en vitaminen bijzondere aandacht.

ENERGIEWAARDERING VAN VQEDERMIDDELEN
In 1995 is door het Centraal Veevoederbureau (CVB) de voe-
dereenheid paard (VEP) geïntroduceerd (5). De VHP geeft de
verhouding van de netto energie (NE) in 1 kg voedermiddel
en de NE in 1 kg standaard gerst (= 9,414 MJ), vermenigvul-
digd met 1000. De VEP-waarde van 1 kg gerst is dus 1000.
VEP-waarden van voedermiddelen die kleiner en groter dan
1000 zijn, geven aan dat de betreffende voederwaarde respec-
tievelijk minder en meer is dan de voederwaarde van 1 kg
standaard gerst. De VEP geeft een goede schatting van de
energiewaarde van voedermiddelen voor paarden. Voor het
formuleren en beoordelen van rantsoenen en voor de prijsbe-
paling van voeders biedt de VEP een goede basis. Opgaven
van de energiewaarde in MJ DE (= digestible energy), zoals
gebruikelijk in de Verenigde Staten (25), Groot Brittannië en
Duitsland (7), zijn niet eenvoudig om te rekenen in VEP. De
DE in verschillende voedermiddelen wordt door paarden met
verschillende efficiënties benut. Derhalve geeft voederwaar-
dering op basis van NE een betere schatting dan op basis van
DE. In Nederland is gekozen voor een NE-waardering van
voedermiddelen, net als in Frankrijk.

VOEDERBEHOEFTE

Uitdrukken van de energiewaarden van voedermiddelen in
VEP houdt in dat ook de energiebehoeften van paarden in
VEP moeten worden uitgedrukt. Door het CVB zijn de VEP-
behoeften van verschillende categorieën paarden berekend,
uitgaande van de in Frankrijk afgeleide NE-behoeften. De
onderhoudsbehoefte van een koudbloedpaard is begroot op
37 VEP/kg metabool gewicht. Voor een volbloed (en krui-
singen) is de behoefte 39 VEP/kg metabool gewicht (19,33).
Voor prestaties (groei, dracht, lactatie en inspanning) zijn
toeslagen voorgesteld. Een paard dat arbeid verricht heeft
een verhoogd stofwisselingsniveau. Deze verhoging is af-
hankelijk van het lichaamsgewicht, maar onafhankelijk van
de intensiteit van de prestatie. Er wordt voor werkende paar-
den een extra onderhoudstoeslag opgenomen die met de ar-
beidstoeslag bij de onderhoudsbehoefte opgeteld moet wor-
den (5). In de verkorte Tabel Voedemormen Landbouw-
huisdieren en Voederwaarde Veevoeders, jaarlijks uitgege-
ven door het CVB, zijn voor paarden van verschillende ge-
wichtsklassen de voedernormen voor onderhoud, groei,
dracht, lactatie en arbeid opgenomen. Onderscheid wordt ge-
maakt tussen koudbloed en warinbloedpaarden, en tussen
merries (ruinen) en hengsten. Dc laatsten hebben een 10-
20% hogere onderhoudsbehoefte dan merries en ruinen. De
CV B-behoeftenormen voor paarden zijn gemiddelde be-
hoeften. De behoefte van een individueel paard kan dus af-
wijken van de tabelwaarden. Steeds moet de conditie van het
paard in de beoordeling van de energiegift meegewogen
worden.

EIWITBEHOEFTE

Het CVB geeft voor volwassen paarden van 200 tot 800 kg,
advieswaarden (normen) voor de hoeveelheid (g per dag) ver-
teerbaar ruweiwit (VREp) in de voeding. Als onderhoudsbe-
hoefte volgt het CVB de DLG (7) die uitgaat van een onder-
houdsbehoefte van 3 g VRE/kg metabool gewicht. Dit komt
neer op 0,6 g VREp per kg Ig voor een paard van 600 kg. Dit
lijkt, vergeleken met andere dieren, een hoge schatting van de
eiwitbehoefte voor onderhoud, maar bij paarden is het ver-
schil tussen verteerbaar ruweiwit en ileaal verteerbaar eiwit
relatief groot, oftewel de mate van eiwitvertering vóór het
einde van de dunne darm relatief klein.De eiwitbehoefte voor
onderhoud van volwassen paarden is bij uitsluitend hooivoe-
ding gedekt. Komt een groot deel van het eiwit uit krachtvoer,
dan leidt een eiwitopname tot 20% onder de waarde van 3 g
VREp/kg metabool gewicht nog niet tot een eiwittekort (23).
Patterson
et al. (26) vonden dat 1,9 g VRE per kg metabool
gewicht al voldoende was voor volwassen paarden die inten-
sief getraind werden. De gebruikelijke voedenniddelen of
rantsoenen bevatten doorgaans meer eiwit dan voor de voor-
ziening met 3 g VREp/kg metabool gewicht nodig is.

-ocr page 31-

Voor groei, dracht en lactatie zijn de eiwitbehoeften bere-
kend uit de eiwitaanzet en eiwitafgifte met de melk. De
VREp-behoefte van veulens en jonge paarden is, net als de
energiebehoefte, sterk afhankelijk van de na te streven groei.
Voor jonge paarden is de kwaliteit van het voereiwit belang-
rijk. Voor veulens, die een aanzienlijk deel van hun groei re-
aliseren uit gras of veulenbrok in plaats vanuit merriemelk,
kan de voorziening met het aminozuur lysine beperkend
worden. Wanneer gras naast merriemelk wordt opgenomen,
is groeivertraging door een lysinetekort niet te verwachten.
De lysinebehoefte van veulens tot zes maanden is 5 ä 6 g ly-
sine per 100 g VREp. Is de VREp inname groter dan de be-
hoefte van het veulen, dan mag het lysinegehalte in het voer-
eiwit lager zijn. Voorwaarde is, dat de absolute behoefte aan
lysine voor groei wordt gehaald.

Het is onwaarschijnlijk dat door arbeid de eiwitbehoefte toe-
neemt (8,26). Het CVB adviseert om de VEPiVREp-verhou-
ding in rantsoenen van werkende paarden gelijk te houden aan
die in een onderhoudsrantsoen, welke 13:1 bedraagt. Omdat de
VEP-behoefte door arbeid toeneemt, zullen werkende paarden
extra eiwit opnemen. Lewis (18) noemt een aantal nadelen van
hoge eiwitinname. Voereiwit is duur en levert op gewichtsbasis
minder efficiënt energie dan niet-structurele koolhydraten. De
warmteproductie is bij verbranding van eiwit hoger dan bij ver-
branding van koolhydraten of vet. De urineproductie neemt toe
bij hogere eiwitopname, omdat meer ureum afgevoerd moet
worden; de waterbehoefte zou daardoor stijgen. In onderzoek
van het Praktijkonderzoek Rundvee-, Schapen- en Paarden-
houderij (PR) zijn paarden gedurende langere tijd op een ni-
veau van 5 keer de eiwitnorm gevoerd zonder dat negatieve ef-
fecten werden gezien. Een negatief effect van eiwitovemiaat
op de prestaties van volbloeden is beschreven door Glade (9).
Bij paarden die aanzienlijk boven de eiwitnorm gevoerd wer-
den zijn diverse metabole veranderingen waargenomen, waar-
onder een afgenomen RQ gedurende aërobe inspanning, een
lagere pols, lagere lactaatconcentraties in bloed cn lever en la-
gere veneuze lactaat-pyruvaatverhoudingen. Mogelijk hebben
eiwitrijke rantsoenen toch enkele metabole voordelen voor
werkende paarden (8).

LITERATUUR

1. Berg R van der en Klooster ATh van \'t. Paardevoeding. Verslag van on-
derzoek verricht door de Vakgroep Zootechniek, Afdeling Diervoeding.
1983.

2. Bouwman H. De relatie tussen de gezondheid van paarden en het voe-
ren van rantsoenen die alleen uit gepelleteerd mengvoer bestaan.
Zoötechnische aspecten. Tijdschr Diergeneeskd 1975; 100: 129-37.

3. Bowman VA, Fontcnot JP, Webb KE, and Meachan JTN. Digestion of
fat by equine. 5th Equine Nutrition and Physiology Society Symposium
1977:40.

4. Coenen M. Observations on the occurence of feed related gastric ul-
cers in ponies. Schweiz Arch Tierheilk 1990; 132: 121-6.

5. Het definitieve VEP- en VREp-systeem. CVB-documentatie-rapport
nr. 15, 1996. Centraal Veevoederbureau, Lelystad

6. Deegen E, Ohnesorge B, Dieckmann M, und Stadler P. Ulzerative
Gastritis beim Pferd. Pferdeheilkunde, Sonderausgabe 1992: 183-7.

7. DLG. Futterwerttabellen für Pferde, 1984. Frankfurt am Main: DLG-
Veriag.

8. Frape DL. Diet and exercise performance in the horse. Proc Nutr Soc
1994; 53: 189-206.

9. Glade MJ. Nutrition and performance of racing thoroughbreds. Equine
VetJ 1983; 15:31-6.

10. Hinz HF. Fiber for horses. Equine Prac 1994; 4:7-8.

11. Hintz HF, and Cymbaluk NF. Nutrition of the horse. Annu Rev Nutr
1994; 14:243-67.

12. Julliand V. Microbiology of the equine hindgut. Pferdeheilkunde,
Sonderausgabe 1992:42-7.

13. Kienzle E, Radicke S, Wilke S, Landes E, und Meyer H. Praeileale
Stärkeverdauung in Abhängigkeit von Stärkeart und Zubereitung.
Pferdeheilkunde, Sonderausgabe 1992: 103-6.

14. Krull HD. Untersuchungen über Aufname und Verdaulichkeit von
Grünfutter beim Pferd. Dissertation Stuttgart-Hohenheim/Hannover,
1984.

15. Landes E, und Meyer H. Einfluss von Futterart, Menge und
Zubereimng auf pH-Wert und Laktatgehalt im Dünndarmchymus des
Pferdes. Proc Soc Nutr Physiol 1992; 4: 73.

16. Lane LC, Malcolm CR, and Argenzio RA. Feeding and digestive pro-
blems in horses: Physiological responses to a concentrated meal. Vet
Clin N.A.: Equine Prac 1990; 6: 433-50.

17. Lawrence LM. Nutrition for competition: preventing weight loss.
Equine Vet Educ 1995; 7: 325-9.

18. Lewis LD. Equine Clinical Nutrition. Feeding and Care. Baltimore:
Williams and Wilkins, 1995.

19. Martin-Rosset W, Vermorel M, Doreau M, Risserand JL, and Andrieu
J. The French horse feed evaluation system and recommended allo-
wances for energy and protein. Livest Prod Sci 1994; 61: 187-96.

20. McCann JS, Meacham TN, and Fontenot JP. Energy utilization and
blood traits of ponies fed fat-supplemental diets. J Anim Sci 1987; 65:
1019-26.

21. Meyer H, Coenen M, und Prost D. Beiträge zur Verdauungs-physiolo-
gie des Pferdes. 14. Mitteilung: Futter-einspeichelung und - passage
im Kopfdarm des Pferdes. J Anim Physiol Anim Nutr 1986; 55: HI-
SS.

22. Meyer H, Coenen M, Teleb H, und Probst D. Beiträge zur
Verdauungsphysiologie des Pferdes. 15 Mitteilung. Untersuchungen
über Futterzcrkleinerung und Freisetzung von Futterinhaltsstoffen im
Kopfdarm des Pferdes. J Anim Physiol Anim Nutr 1986; 55: 256-67.

23. Meyer H. Pferdefütterung, 2e Auflage Berlin und Hamburg: Verlag
Paul Parey. 1992.

24. Moore JN. Introduction to endotoxemia. AAEP Proceedings, 1995;
41.

25. NRC (National Research Council) Nutrient requirements of horses.
5th ed. Washington DC: National Academy of Sciences, 1989.

26. Patterson PH, Coon CN, and Hughes IM. Protein requirements of ma-
ture working horses. J Anim Sci 1985; 61: 187-96.

27. Potter GD. Arnold FF, Householder DD, Hansen DH, and Brown KM.
Digestion of starch in the small or large intestine of the equine.
Pferdeheilkunde, Sonderausgabe 1992: 107-11.

28. Potter GD, Gibbs PB, Haley RG, and Klendshoj C. Digestion of pro-
tein in the small- and large intestines of equines fed mixed diets.
Pferdeheilkunde, Sonderausgabe 1992: 140-3.

29. Potter GD, Hughes SL, Julen TR, and Swinney DL. A review of re-
search on digestion and utilization of fat by the equine.
Pferdeheilkunde, Sonderausgabe, 1992: 119-24.

30. Proudman CJ. A two-year prospective survey of equine colic in a ge-
neral practice. Equine Vet J 1992; 24: 90-3.

31. Radicke S, Landes E, Kienzle E, und Meyer, H. Aktivität der Amylase
im Darmkanal des Pferdes in Abhängigkeit von den Futterart.
Pferdeheilkunde, Sonderausgabe 1992: 99-103.

32. Soest PJ van. Nutritional Ecology of the Ruminant. Corvallis, Oregon:
0 and B Books inc, 1983.

33. Vermorel M, Martin-Rosset W, and Vemet J. Energy utilization of two
diets for maintenance by horses; agreement with the new French net
energy system. J Equine Vet Sci, 1991; 11: 33-5.

34. Wolter R. Fiber in the feeding ofhorses. Nutr Abstr Rev 1993;63:605.

-ocr page 32-

SAMENVATTING

In diverse situaties is een berekening en beoordeling van
het rantsoen van paarden gewenst. Deze situaties doen
zich voor wanneer vermoed wordt dat de voeding oorzaak
van ziekte of klachten is en wanneer een rantsoen(wijzi-
ging) vragen oproept inzake de nutriëntenvoorziening.
Rantsoenberekening en -beoordeling bestaat uit het om-
rekenen van verstrekte voedermiddelen naar nutriënten-
voorziening en vergelijking met nutriëntenbehoeften. Aan
de hand van een viertal voorbeelden wordt de rantsoenbe-
rekening en -beoordeling geïllustreerd.

SUMMARY

Dietary requirements of horses: ration evaluation

In various situations it is desirable to evaluate the diet of horses. Such situ-
ations occur when nutrition is considered as the cause of disease or symp-
toms or and when a diet or diet change raises concern about whether the
animal is receiving sufficient nutrients. Ration evaluation consists of trans-
lating feed ingredients into nutrients supplied and comparing this with nu-
trient requirements. The basics of ration evaluation are illustrated by means
of four examples of horse diets.

INLEIDING

De nutriëntenvoorziening van een paard kan worden gekwa-
lificeerd door een rantsoenberekening en -beoordeling.
Aldus kan het eventuele risico voor het optreden van voe-
dingsgerelateerde aandoeningen worden geschat. De typi-
sche deficiëntieziekten komen tegenwoordig bij hoge uit-
zondering voor. Tot deze ziekten behoren osteomalacic
(\'molenaarsziekte\') bij volwassen paarden, veroorzaakt door
een zeer lage Ca:P-verhouding en/of een absoluut calciumte-
kort en white muscle disease en steatitis bij jonge veulens
door een vitamine E- en/of seleniumgebrek. Multifactoriële
aandoeningen waarbij de voeding één van de oorzaken is,
komen waarschijnlijk veelvuldig voor. Voorbeelden zijn
verschillende vormen van koliek en osteochondrose (OCD)
bij jonge, snelgroeiende paarden (7,9). Naast voeding zijn bij
het optreden van OCD ondermeer erfelijkheid en mate van
beweging van belang. Een royale voeding van veulens, met
als gevolg een snelle groei, verhoogt de incidentie en ernst
van botgroeistoornissen (Developmental Orthopedie
Diseases, DOD), waaronder OCD (9). Voor normale botont-
wikkeling is de voorziening met calcium, fosfaat en vitamine
D relevant. Spoorelementen spelen echter ook een rol. Zeer
lage kopergehalten en excessieve zinkgehalten (> 1000 mg
Zn per kg ds) in het voer van veulens kunnen leiden tot DOD
(8,13). Vitamine A en C zijn ook belangrijk bij de vorming
van de organische botsubstantie. Paardenhouders zijn zich
doorgaans bewust van het belang van vitaminen en spoorele-
menten in de paardenvoeding. De vraag of het rantsoen wel
voldoende van die nutriënten bevat, kunnen de paardenhou-
ders vaak niet beantwoorden. Dit kan leiden tot onnodig ge-

\' Afdeling Voeding. Faculteit der Diergeneeskunde. Universiteit Utrecht. Postbus

80152. 3508 TD Utrecht.
^ Correspondentie-adres: Drs. J.M. Hallebeek, Afdeling Voeding. Hoofdafdeling
Gezondheidszorg Paard. Postbus 80.152, 3508 TD Utrecht.

bruik van voedingssupplementen. In veel gevallen zal het
rantsoen van een paard voldoende nutriënten bevatten en zijn
supplementen overbodig en soms zelfs schadelijk (21). Een
rantsoenberekening en -beoordeling kan derhalve nuttig
zijn. Dit wordt geïllustreerd aan de hand van een viertal
voorbeelden. Een rantsoenbeoordeling bestaat uit het verge-
lijken van voedemormen (nutriëntenbehoeften) met de rant-
soensamenstelling en -opname (nutriëntenvoorziening).
Voorafgaand aan de rantsoenvoorbeelden worden de voe-
demormen voor paarden besproken.

VOEDERWAARDEN EN -NORMEN

Energie- en eiwitwaarden van voedermiddelen
De energie- en eiwitwaarde van voedermiddelen voor paar-
den worden sinds 1995 in Nederland uitgedrukt in VEP
(voedereenheid paarden) en VREp (verteerbaar ruw eiwit
paarden) (1, 12). Van een aantal ruwvoeders, vochtrijke
(kracht)voeders en mengvoedergrondstoffen staan de VEP-
en VREp-waarden vermeld in de Verkorte Tabel \'Voeder-
normen Landbouwhuisdieren en Voederwaarde Vee-
voeders\', die jaarlijks door het Centraal Veevoederbureau
(CVB) wordt uitgegeven (2). Fabrikanten vermelden de
waarden vaak op de verpakkingen van mengvoeders. Voor
een goede schatting van de VEP- en VREp-gehalten van
ruwvoeders is het belangrijk om deze produkten op kwaliteit
te beoordelen. In de Verkorte Tabel van het CVB wordt de
voederwaarde van enkele kwaliteiten hooi en kuil vermeld.

Energie- en eiwithehoefte

De behoeftenormen voor energie en eiwit zijn aan het li-
chaamsgewicht van het paard gerelateerd (1). Voor groei-
ende paarden zijn de leeftijd en het te verwachten volwassen
gewicht bepalend voor de schatting van de groeisnelheid en
vervolgens voor de VEP- en VREp-behoeften (1). De extra
VEP en VREp nodig voor arbeid, dracht en lactatie worden
als toeslag opgegeven en moet opgeteld worden bij de onder-
houdsbehoefte. Arbeid wordt door het CVB gecategoriseerd
in 5 klassen variërend van zeer licht tot zeer zwaar. De inde-
ling is gebaseerd op het aantal minuten stap, draf, gallop en
springen per uur. Paarden die arbeid verrichten, hebben van-
wege het verhoogde stofwisselingsniveau ongeveer 5%
meer energie voor onderhoud nodig (1). De energiebehoefte
voor zeer lichte tot zeer zware arbeid is afgeleid uit onder-
zoek waarbij de paarden snelheden tot 360 m/minuut (22
km/uur) bereikten (19). Mogelijk is de energiebehoefte bij
hogere snelheden groter dan het CVB voor zeer zware arbeid
opgeeft.

Mineralen, vitaminen en spoorelementen
Voor de mengvoedergrondstoffen staan alleen de calcium-
en fosforgehalten in de Verkorte Tabel (1). Voor de overige
micronutriënten zal elders informatie gezocht moeten wor-
den. De fabrikant van krachtvoeders vermeldt een aantal nu-
triënten op de verpakking. Voor de micronutriënten van ruw-
voeders is de Nutrient Requirements of Horses, uitgegeven
door de National Research Council (NRC) in de VS, een ge-

Tijdschr Diergeneeskd 1999: 124: 406-11

VOEDING VAN PAARDEN : RANTSOENBEREKENING EN
-BEOORDELING

J.M. Hallebeek\'\'A.Th. van \'tKlooster\'\' en A.C Beynen\'\'

-ocr page 33-

renommeerde bron (18). De gehalten aan mineralen, spoor-
elementen en vitaminen (provitaminen) van met name ruw-
voeders zijn van de grondsoort, het winningsproces, de con-
serveringsmethode en de opslagcondities afhankelijk en
laten daarom een grote spreiding zien (Tabel 1). Derhalve
kan een analyse van een representatief monster van het ruw-
voer nodig zijn voor een juiste beoordeling van het rantsoen.
Een voedernorm voor mineralen, spoorelementen en vitami-
nen wordt voor paarden niet in Nederland uitgegeven. De be-
hoeften worden door de NRC opgegeven per kg ds (Tabel 2),
uitgaande van een vastgesteld energiegehalte van het rant-
soen en van een bepaalde ds-opname per dag. In Europa wor-
den ook de voedernormen van de Gesellschaft für
Emährungsphysiologie en van de Deutsche Landwirt-
schaftliche Gesellschaft (DLG) gebruikt (Tabel 3). Dc nu-
triëntenbehoeften worden door het DLG opgegeven in hoe-
veelheden per kg LG per dag. Er zijn aanzienlijke verschillen
tussen de voedemormen van de NRC en DLG. De dagelijkse
calciumbehoefte voor onderhoud van een volwassen paard
van 600 kg wordt door de NRC gesteld op 24 g en door de
DLG op 30 g (17, 18). Groter zijn de verschillen in calcium-
behoefte van paarden die zware arbeid verrichten. Volgens
de DLG (17) neemt, ten gevolge van calciumverlies met
zweet, de calciumbehoefte toe tot 36 g per dag. De NRC gaat
ervan uit dat bij verstrekking van voer met voldoende cal-
cium (per MJ DE) voor een volwassen paard, ook bij zware
arbeid door een hogere voeropname in de calciumbehoefte
wordt voorzien. Voor zware arbeid is ongeveer tweemaal zo-
veel energie nodig als voor onderhoud. Volgens de NRC zou
aldus de calciumbehoefte bij zware arbeid stijgen tot 47 g per
dag. De DLG-norm voor de calciumbehoefte bij zware ar-
beid (17) lijkt echter veilig.

Een hoge Ca:P-verhouding in het rantsoen kan leiden tot
stoomissen in de botontwikkeling bij jonge groeiende paar-
den (21). Voor jonge paarden zijn Ca:P-verhoudingen van
1:1 tot 3:1 nog acceptabel; voor volwassen paarden is het be-
reik 1:1 tot 5:1. Binnen het kader van de paardenvoeding
wordt geen rekening gehouden met eventuele verschillen in
beschikbaarheid van de mineralen in verschillende voeder-
middelen. Bevat het rantsoen bijvoorbeeld een hoog gehalte
aan fytaat (inositol-hexafosfaat) uit granen en zemelen, dan
is waarschijnlijk slechts een deel van de fosfaatcomponent
absorbeerbaar. In het colon komt fosfaat uit fytaat vrij onder
invloed van het fytase dat door de bacteriën geproduceerd
wordt. Vanuit het colon van het paard kan een deel van het
fosfaat geabsorbeerd worden. De absorptie van twee waar-
dige elementen (Zn, Ca, Fe, Cu) in de dunne darm kan door
binding aan fytaat verminderd zijn.

Tabel 1. Samenstelling van een aantal voedermiddelen. De waarden geven gemiddelde gehalten per kg ds. het bereik staat tussen haakjes.

gdsi

VEPi

gVREpi

gCa2

gp2

gNA2

MgCu2

mg vitaiTiine £2

IE vitamine D2

mg carote

Hooi, gemiddelde

830

624

90

5,5

3,0

3,6

1,1

136

650

6

kwaliteit

(3,5-12,6)

(2,0-5,7)

(0,3-5,8)

(0,03-39,0)

(348-1787)

(5-25)

Gras, 200 kg N,

160

834

145

5,6

4,2

2,5

8,5

270

400

260

1700kgd.s/ha

(2,7-12,0)

(2,0-7,5)

(0,1-15,0)

(4,0-26,0)

(90-550)

Haver

881

949

102

1,1

4,0

0,9

9,2

13,7

0

0

(0,8-1,6)

(2,7-5,2)

(0,1-1,8)

(1,7-13,6)

(4,5-57,4)

Lucemehooi

830

559

126

15,1

2,7

1,2

8,8

29-55

650

27

(14,1-20,0)

(2,0-3,3)

(0,1-3,3)

(8,0-25,8)

(570-2500)

(4-40)

Snijmais

320

891

56

4,0

2,4

1,3

2,5

3,5

80

15

(3,0-6,0)

(2,1-2,6)

(0,4-2,2)

(0-150)

|2.3

1 CVB

2 Haalstra et al. (4). Gemiddelden plus minimum- en maximumwaarden.

3 Caroteen wordt in de dunne darm omgezet in vitamine A. 1 mg caroteen = 400 IE vitamine A (18).

Tabel 2. Mineralen- en vitaminenbehoeften van paarden, opgesteld door de NCR en uitgedrukt per kg ds \' van het totale rantsoen (1B).

1

Aandeel rantsoen

Verwachte ds-opname

gCa

gP

gNa

mg Cu

IE vitamine A

IE vitamine D

IE vitamine E

krachtvoer(%) hooi (%)

(% van LG)

Onderhoud

0

100

1,4-1,8

2,4

1,7

1,0

10

1830

300

50

Dracht, 9 mnd

20

80

1,4-1,8

4,3

3,2

1,0

10

3710

600

80

Dracht, 10 mnd

20

80

1,4-1,8

4,3

3,2

1,0

10

3650

600

80

Dracht, 11 mnd

30

70

1,4-1,8

4,5

3,4

1,0

10

3650

600

80

Lactatie, tot 3 mnd

50

50

1,8-2,7

5,2

3,4

1.0

10

2750

600

80

Lactatie tot spenen

35

65

1,8-2,3

3,6

2,2

1.0

10

3020

600

80

Arbeid, licht

35

65

1,4-2,3

3,0

2,2

3,0

10

2690

300

80

Arbeid, middel

50

50

1,6-2,3

3,1

2,3

3,0

10

2420

300

80

Arbeid, zwaar

65

35

1,6-2,7

3,5

2,5

3,0

10

1950

300

80

Groei 4 mnd

70

30

2,3-3,2

6,8

3,8

1,0

10

1580

800

80

Groei, 6 mnd

70

30

1,8-3,2

5,6

3,1

1,0

10

1870

800

80

Groei, 12 mnd

60

40

1,8-2,7

4,3

2,4

1,0

10

2160

800

80

Groei, 18 mnd

45

55

1,8-2,3

3,4

1,9

1,0

10

2270

800

80

Groei, 24 mnd

35

65

1,6-2,3

3,1

1,7

1,0

10

2640

800

80

De behoeften gelden bij energiegehalten voor krachtvoer van 13,9 MJ DE/kg ds en voor hooi van 18,4 MJ DE/kg ds (18).

-ocr page 34-

Tabel 3. Mineralen en vitaminebehoeften van paarden, opgesteld door de DLG en uitgedrukt per kg LG (17).

-2

gCa

gP

gNa

mg Cu

IE vitamine A

lEv

Onderhoud

0,05

0,03

0,02

0,1

75

7,5

Dracht, 9 mnd

0,08

0,06

0,023

0,24

125

15

DrachL 10 mnd

0,08

0,06

0,023

0,24

125

15

Dracht, 11 mnd

0,08

0,06

0,023

0,24

125

15

Lactatie, tot 3 mnd

0,12

0,10

0,029

0,24

125

15

Lactatie, tot spenen

0,12

0,06

0,029

0,24

125

15

Arbeid, licht

0,05

0,03

0,046

0,1

75

7,5

Arbeid, middel

0,05

0,03

0,072

0,1

75

7,5

Arbeid, zwaar

0,06

0,03

0,140

0,1

75

7.5

Groei, 4 mnd

0,08

0,05

0,012

0,24

175

15

Groei, 6 mnd

0,06

0,04

0,013

0,24

175

15

Groei, 12 mnd

0,06

0,04

0,014

0,24

175

15

Groei, 18 mnd

0,06

0,04

0,016

0,24

175

15

Groei, 24 mnd

0,05

0,03

0,017

0,24

175

15

RANTSQENBEREKENING

Een zorgvuldige voedingsanamnese moet aan een rantsoenbe-
rekening vooraf gaan. Vaak krijgen paarden niet elke dag de-
zelfde voedenniddelen en hoeveelheden en worden tussendoor
lekkemijen gegeven. Ook kan de arbeid die verricht wordt per
dag sterk variëren. Een gemiddelde voeropname over een week
geeft een betere schatting van de voeding dan de opname gedu-
rende één dag. De verstrekte hoeveelheden van een voedermid-
del worden vaak opgegeven in scheppen, plakken of handjes.
Men doet er goed aan om de hoeveelheden te wegen. Aan de
hand van enkele voorbeelden wordt de rantsoenberekening en
-beoordeling geïllustreerd. Voor berekening van de VEP- en
VREp-behoeften is de Verkorte Tabel van het CVB (2) ge-
bruikt. Voor de overige voedemormen is uitgegaan van de
NRC-richtlijnen in tabel 2 en de adviezen van de DLG (17) in
tabel 3. Voor de nutriëntengehalten van de voedermiddelen
zijn de gemiddelde waarden uit Tabel 1 gebruikt.

VOORBEELD 1 (Tabel 4)
Paard: volwassen, LG = 600 kg.

Rantsoen: onbeperkt hooi van gemiddelde kwaliteit (28%
ruwe celstof per kg ds)

Indien uitsluitend ruwvoer wordt verstrekt is de maximale ds
opname ongeveer 2% van het LG, maar is afhankelijk van de
ruwvoerkwaliteit. Voor een paard van 600 kg zou de ds-op-
name uit hooi 12 kg bedragen. Met de gegevens uit tabel 1
kan de nutriëntenopname berekend worden. De berekening
laat zien (Tabel 4) dat een rantsoen van uitsluitend hooi van
gemiddelde kwaliteit (bij een ds-opname van 2% van het
LG) meer energie en nutriënten levert dan voor onderhoud
nodig is . De onderhoudsbehoefte per kg ds volgens de NRC
(Tabel 2) is gebaseerd op een ds-opname van 8-11 kg. De ds-
opname van een volwassen paard dat geen arbeid verricht zal
bij onbeperkte hooivoedering doorgaans niet hoger zijn dan
1,5 % van het LG, oftewel 9 kg ds hooi per dag. De gehalten
per kg ds van het hooi uit Tabel 1 zijn hoger dan de NRC-
aanbevelingen (Tabel 4). Bij opname van 12 kg ds met hooi
(2% van het LG) zal vervetting optreden. Om dit te voorko-
men kan het paard, zonder (krachtvoer) bij te voeren, 1 uur
matige arbeid verrichten (Tabel 4).

De gehalten aan caroteen, vitamine D en vitamine E van het
hooi zijn afhankelijk van de veldperiode en opslagtermijn. Na
lange bewaarperioden kunnen deze gehalten zijn teruggelo-
pen tot waarden waarbij het rantsoen onvoldoende bevat.

VOORBEELD 2 (Tabel 5)

Paard: jaarling, LG = 450 kg (verwacht volwassen LG: 600 kg)
Rantsoen: onbeperkte weidegang.
Grasopname: 2% van LG = 9 kg ds gras.

Tabel 4. Vergelijking van de energie- en nutrientenopname met de voedernormen voor een volwassen warmbloedpaard [LG= 600 kg) dat per dag 12 kg ds
in de vorm van hooi (ds) opneemt.

ds(kg) VEP gVREp gCa gP gNA mg vitamine E IE vitamine D IE vitamine A

Opname met hooi
per kg ds

12 7488

1080

66 36 43.2
5,5 3,0 3,6

1632
136

7800
650

28800
2400

Behoefte voor onderhoud
per dag
per kg ds2

4730

365

30 18
2,4 1,7

12

1,0

600
50

4500
300

45000
1830

Behoefte voor onderhoud 1 uur matige arbeid
per dag
per kg ds3

6780

525

30 18 43.2
3,1 2,3 3,0

600
80

4500
300

45000
2420

\' De behoeften uitgedrukt in hoeveelheden per dag zijn gebaseerd op tabel 3.

2 Bij ds-opname van 8,4-10,8 (Tabel 2).

3 Bij ds-opname van 9,5-13,5 kg (Tabel 2).

-ocr page 35-

» •f.is\'risiiit«»,*»«,!»

iii-iiirri\'iifi

De energie- en eiwitbehoeften van een paard van 12 maan-
den, met een te verwachten volwassen gewicht van 600 kg, is
gebaseerd op een groei van 575 g per dag (1). Opname van
meer energie en eiwit dan aanbevolen zoals in het voorbeeld
(Tabel 5), kan resulteren in een grotere gewichtstoename per
dag. Eén van de predisponerende factoren van DOD (waar-
onder Osteochondrose) is een snelle groei op jonge leeftijd
(14). Beperkte weidegang of inscharen in grasland met wei-
nig kg ds per ha is te verdedigen. De voorziening met mine-
ralen en spoorelementen verdient dan meer aandacht. In
kwalitatief minder goed gras zijn de gehalten vaker lager dan
in bemeste weiden. In het voorbeeld (Tabel 5) is de voorzie-
ning met calcium, fosfor en natrium ruim boven de behoefte.

Tabel 5. Vergelijking van de energie- en nutrientenopname met de voeder-
normen voor een jaarling (LG= 450kg). De ds-opname in de vorm van gras
is gesteld op 9 kg ds/dag.

7506 1305 50,4 37,8
5,6 4,2

22,5
2,5

kgds VEP gVREp GCa gP gNa

Opname met gras
per dag 9

per kg ds

Beiioefte
per dag\'
per kg ds2

5125 495

27 18
4,3 2,4

6,3
1,0

Tabel 6. Vergelijking van de energie- en nutrientenopname met de voerdernormen voor een volwassen warmbloedpaard (LG=6(X1 kg) dat per dag 1 uur
zware arbeid verricht en 7,5 kg hooi en 4 kg krachtvoer opneemt.

kg

kgds

VEP

GVREp

gCa

gP

gNa

mg vitamine E

Opname met hooi

7,5

6,2

3869

558

34,1

18,6

22,3

843

Opname met krachtvoer\'

4

3,6

3600

400

40

20

20

400

Totale opname
per dag
per kg ds

11,5

9,8

7469

958

74,1
7,6

38,6
3,9

42,3
4,3

1243
127

Behoefte
per dag2
per kg ds^

7310

565

36
3,5

18
2,5

64
3,0

600-1200
80

1 Voorbeeld van een commerciële paardebrok: 900 VEP, lOOgVREp, 10 g Ca, 5 gP, 5 gNa, 2100 IE vitamine D, 13500 IE vitamine A, 100 IE vitamine E
(per kg product).

2 Gebaseerd op CVB (2) en tabel 3.

3 Bij ds-opname van 10,8-16,2 kg (Tabel 2).

\' Op basis van CVB (2) en tabel 3.
2 Bij d.s-opname van 8-12 kg (Tabel 2).

VOORBEELD 3 (Tabel 6)

Paard: volwassen, LG = 600 kg , verricht 1 uur zware arbeid
per dag.

Rantsoen: hooi (7,5 kg/dag) en krachtvoer (4 kg/dag).

Met het rantsoen wordt in de energiebehoefte voorzien
(Tabel 6). Er wordt echter aanzienlijk meer eiwit opgenomen
dan nodig is. Een overschot aan VREp in het rantsoen is
veelal aanleiding tot bezorgdheid. Het is echter nimmer aan-
getoond dat een eiwitrijke voeding nadelig is voor de ge-
zondheid van paarden. Dit geldt ook voor de opvatting dat
een hoge eiwitopname leidt tot vochtretentie en minder
droge benen.Wel worden bezwaren genoemd (17). Door een
hoge eiwitopname gaan paarden meer water drinken en meer
urine produceren. Er zal daarom meer strooisel nodig zijn.
De excretie van het eiwitafvalprodukt, ureum, kost energie.
De warmteproduktie neemt toe en daarmee ook de warmte-
afgifte, hetgeen bij hogere temperaturen eerder tot zweten
zal leiden. De grotere belasting van lever en nieren is van
geen betekenis, mits deze organen gezond zijn (14). In en-
kele onderzoeken naar de duurprestaties van paarden zijn
geen negatieve effecten van hoge eiwitopname waargeno-
men (12). Door een hoge eiwitopname neemt de ammoniak-
ontwikkeling in de stal toe. Hoge ammoniakconcentraties
kunnen de incidentie en emst van respiratie-aandoeningen
doen toenemen.

De nutriëntenbehoeften van paarden die zware arbeid ver-
richten zijn door de NRC (18) gebaseerd op een ds-opname
van 1,8-2,7% van het lichaamsgewicht (Tabel 2), oftewel mi-
nimaal 10,8 kg ds per dag. Met het rantsoen in tabel 6 wordt
minder dan 1,6% van het LG aan ds opgenomen. De nutriën-
tengehalten per kg ds in het verstrekte rantsoen moeten
daarom minimaal 10% (10,8: 9,8 x 100%) hoger zijn dan de
geadviseerde gehalten in tabel 2. Hieraan wordt voldaan. De
Na-opname (Tabel 6) voldoet echter niet aan de DLG-norm
(Tabel 3). Het grote verschil in natriumbehoefte tussen NRC
en DLG wordt veroorzaakt in de te verwachten zweetproduc-
tie. De natriumbehoefte van het DLG is gebaseerd op gege-
vens van Meyer (17) die bij zeer zware arbeid een zweetpro-
ductie van 5 L per 100 kg LG per dag veronderstelt, terwijl
het NRC een zweetproductie van circa 2 L aanhoudt. Niet-
werkende paarden kunnen met weinig natrium toe, maar met
zweet kan veel verloren gaan. Als vuistregel voor zweetver-
lies wordt aangehouden 1 L/100 kg LG/uur bij matige arbeid
en temperatuur van 18-20°C (15). Bij zware arbeid kunnen
paarden wel 15-20 kg zweet in enkele uren verliezen. Zweet
bevat respectievelijk 3,3 en 5,5 g natrium en chloor per L. Het
natriumgehalte van veel plantaardige voedermiddelen is ca. 1
g/kg ds. Dit levert voldoende voor onderhoud maar niet voor
(sport)paarden die met zweet veel natrium verliezen. Door
een liksteen in de stal te hangen kan het paard in zijn natrium-
behoefte voorzien.

Een tekort aan vitamine E is mogelijk nadelig voor het spier-
weefsel. Dit vitamine beschermt celmembranen tegen
schade door radicalen waarvan de productie toeneemt bij
verhoogde celstofwisseling zoals tijdens arbeid. Verrijking
van het rantsoen met vitamine E kwam de fysieke prestaties
van ratten ten goede (10,20). Op basis van de vitamine E sta-

-ocr page 36-

tus kan niet geconcludeerd worden dat arbeid de vitamine E-
behoefte van paarden verhoogt, noch dat extra vitamine E
paarden tot grotere prestaties in staat stelt (6). Meyer (17) ad-
viseert om de vitamine E-voorziening van sportpaarden op 2
mg/kg LG te brengen. Bij een vitamine E-gehalte in hooi van
136 mg/kg ds (Tabel 1), zoals aangenomen in het rantsoen-
voorbeeld, voldoet de voorziening. Bij gebruik van kwalita-
tief minder goed hooi (lange bewaarperiode) kan de vitamine
E-voorziening van sportpaarden kritisch worden.

VOORBEELD 4 (Tabel 7)

Paard: 18 maanden oud, LG = 480 kg (geschat volwassen ge-
wicht =600 kg).

Rantsoen: 3,5 kg hooi, 4,0 kg haver, 15 g commercieel sup-
plement

Het rantsoen met een aanzienlijk haveraandeel is krap in cal-
cium voor een jong groeiend paard (Tabel 7). Na toevoeging
van een commercieel preparaat aan het rantsoen, volgens
voorschrift van de fabrikant, wordt de calciumnorm nog
steeds niet helemaal bereikt. Dosering van supplementen
dient altijd op basis van berekeningen gedaan te worden. Dit
om onder- of overdosering met nutriënten te voorkomen.
Over de koperbehoefte van paarden zijn de meningen verdeeld.
Volgens de NRC (18) moet het rantsoen 10 mg Cu per kg ds be-
vatten. Als voorwaarde wordt gesteld, dat het Zn-gehalte lager
dan 250 mg per kg ds is. Zn in overmaat (>1000 mg Zn per kg
ds) remt de absorptie van Cu (13). Ook Meyer (16) conclu-
deerde op basis van literatuuronderzoek dat een rantsoen met
10-12 mg Cu per kg ds in de behoefte van paarden voorziet.
Anderen zijn van mening dat een gehalte van 20-25 mg Cu per
kg ds voor groeiende paarden pas veilig is (14). Echter, alleen
bij een gehalte lager dan 8 mg Cu per kg ds zijn afwijkingen in
de botgroei van veulens vastgesteld (8). Omdat in veel voeder-
middelen het kopergehalte lager is dan 10 mg per kg ds, kan
een Cu-aanvulling van het rantsoen voor een groeiend paard
gewenst zijn. Dit kan bijvoorbeeld door krachtvoer/veulenbrok
te verstrekken met een kopergehalte van 20-25 mg per kg ds.
Veulens worden geboren met een kopervoorraad in de lever
(5). Daar paardenmelk relatief arm is aan koper (3,5 mg Cu per
kg ds) is bij de geboorte een voldoende hoge Cu-concentratie in
de lever van veulens van groot belang. Door mobilisatie van le-
ver-Cu kan de onvoldoende opname gedurende de eerste le-
vensmaand worden gecompenseerd. Het Cu-gehalte van de
melk is niet te verhogen door meer Cu aan de merrie te ver-
strekken (5). De kopervoorraad in de lever van veulens bij de
geboorte is wel afhankelijk van de Cu-voorziening van de mer-
rie. Met 10 mg Cu per kg ds in het rantsoen wordt in de be-
hoefte van drachtige merries voorzien (Tabel 2). Overigens
zijn hoge koperopnames bij paarden niet toxisch.

ß f» n

Tabel 7. Vergelijking van de energie- en nutrlentenopname met de voederbehoeften voor een paard van 18 maanden (LG=480 kg, geschat volwassen ge-
wicht = 600 kg) dat per dag 3,5 kg hooi, 4 kg haver en 15 g supplement opneemt.

kg

kgds

VEP

gVREp

gCa

gP

mg Cu

Opname met hooi

3,5

2,9

1810

261

16,0

8,7

22,3

Opname met haver

4

3,5

3321

357

3,9

14,0

32,2

Opname met supplement\'

0,015

0,014

3,0

0,6

Totale opname

per dag

6,4

5131

618

22,90

23,3

54,5

per kg ds

3,6

3,6

8,5

Behoefte

per dag2

5123

450

28,8

19,2

115,2

per kg ds3

3,4

1,9

10

\' Voorbeeld van een commercieel supplement: 900 g ds, 200 g calcium, 40 g fosfor, 45 g natrium, 120000 IE vitamine D. 1200000 IE vitamine A en 5000 IE
vitamine E (per kg product).

2 Gebaseerd op CVB (2) en tabel 3.

3 Gebaseerd op tabel 2.

DISCUSSIE

De conditie van een gezond paard geeft als regel betere infor-
matie over de energievoorziening dan een rantsoenberekening
en -beoordeling. Een berekening is echter betrekkelijk eenvou-
dig uit te voeren en kan nuttige, additionele informatie ver-
schaffen. Uit de voorbeelden blijkt dat rantsoenen die bestaan
uit gras of hooi en krachtvoer mim voldoende eiwit leveren.
Ook andere nutriënten zullen in dergelijke rantsoenen meestal
voldoende voorkomen. Bij het gebruik van voedermiddelen
zoals snijmaïs, granen of luceme, is een rantsoenberekening
aan te bevelen. Maken deze voedermiddelen een groot deel van
het rantsoen uit, dan zullen tekorten aan bepaalde nutriënten
zich eerder voordoen. Balanceren van het totale rantsoen is dan
gewenst. Snijmaïs past goed in een rantsoen voor paarden met
een hoge energiebehoefte.Wanneer een rantsoen deficiënt is,
kan een oplossing gevonden worden in vervanging van een
voedermiddel of in het verstrekken van een supplement. Veel
gebmikte supplementen zijn multivitaminen-, mineralen-, vi-
tamine E-/selenium-, calcium- en biotinepreparaten en kmi-
denmengsels. Voor eventueel gebruik van deze supplementen
dient men eerst na te gaan of het rantsoen aanvulling behoeft.
Supplementeren zonder voorafgaande berekening kan nutte-
loos of zelfs schadelijk zijn (21). Supplementen worden soms
zodanig gedoseerd dat de aanvulling onvoldoende is. Bij ver-
hoging van de geadviseerde dosis dient men te controleren of er
overdosering met één of meerdere nutriënten plaats vindt. In de
meeste commerciële supplementen zijn de nutriëntenconcen-
traties laag en is de kans op overdosering gering. Overdosering
treedt eerder op bij geconcentreerde preparaten, zoals bijvoor-
beeld bij gebruik van krijt als calciumaanvulling van rantsoe-
nen voor jonge paarden. In sommige gevallen kan ondanks een
goed uitgebalanceerd rantsoen, de aanvulling met een nutriënt
toch positieve effecten hebben. Een voorbeeld hiervan is bio-
tine. De NRC (18) geeft geen voedemorm voor biotine. Het uit-
gangspunt is dat voldoende biotine door de micro-organismen
in de dikke darm gemaakt wordt en vervolgens geabsorbeerd
wordt. Een deficiëntie van biotine zal ook niet direct voorko-
men. Uit onderzoek blijkt dat paarden met een slechte hoef-
kwaliteit baat kunnen hebben bij extra biotine in het rantsoen
(11, 22). In deze gevallen moet biotine waarschijnlijk levens-
lang gesupplementeerd worden.

-ocr page 37-

Centraal Veevoederbureau. Het definitieve VEP- en VREp-systeem.
CVB-documentatierapport nr. 15, 1996.

Centraal Veevoederbureau. Verkorte tabel voedemormen landbouw-
huisdieren en voederwaarde veevoeders. CVB-reeks nr.24, 1998.
Futterwerttabellen fur Pferde. DLG Verlag, Frankfurt am Main, 1984.
Haalstra RL, Malestein A, en Schee van der W. Mineralen- en vitami-
nengehaltes in ruw- en krachtvoermiddelen. Zoötechnisch Instituut,
1974.

Hebeler D, Tiegs W, und Meyer H. Cu- und Zn-Gehalte in Leber und
Niere von Föten und neugeboren Pöhlen. Pferdeheilkunde 1996; 12:
189-93

Hintz HF, and Cymbaluk NF. Nutrition of the horse. Annu Rev Nutr
1994; 14:243-67.

Hintz HF. The fifth equine colic research symposium. Equine Prac
1995; 17:6-7.

Hurtig M, Green SL, Dobson H, Mikuni-Takagaki Y, and Choi J.
Correlative study of defective cartilage and bone growth in foals fed a
low-copper diet. Equine Vet J SuppI 1993; 16: 66-73.
International Seminar on Equine Osteochondrosis, Cambridge, 1992.
Equine VetJsuppl 1993; 16: 1-83.

Jackson MJ. Jones DA, and Edwards HT. Vitamin E and skeletal mus-
cle. In: Biology of Vitamin E. Ciba Foundation Symposium 101.
London: Pitman Books. 1983: 224-39.

Josseck H, Zenker W, and Geyer H. Hoof abnormalities in Lippizaner
horses and the effect of dietary biotin on macroscopic aspects of hoof

LITERATUURLIJST

1.

3.

4.

10.

11.

1 m f ITT

i i i \'II

horn quality. Equine Vet J 1995; 27:175-82.

12. Klooster A Th van\'t, Hallebeek JM en Beynen AC. Voeding van paar-
den: vertering, energie- en eiwitwaardering en voedemormen.
Tijdschr Diergeneeskd 1999; 124.

13. Kronenman J, en Goedegebuure SA. Een geval van Zn-vergiftiging bij
een veulen. Tijdschr Diergeneeskd 1980; 103: 1049-53.

14. Lewis LD. Equine clinical nutrition: feeding and care. Williams and
Wilkins, 1995:420-437

15. Meyer H. Beiträge zum Wasser- und Elektrolythaushalt des Pferdes.
Fortschr Tierphysiol Tieremährg Heft 21. Verlag Parey: Berlin und
Hamburg. 1990.

16. Meyer H. Kupferstoffwechsel und Kupferbedarf beim Pferd. Übers
Tieremährg 1994; 22: 363-94.

17. Meyer H. Pferdefutterung. Verlag Paul Parey: Hamburg, 1992: 60-81.

18. National Research Council. Nutrient requirements of horses, 5th revi-
sed edition Washington, DC National Academy Press. 1989.

19. Pagan JD, and Hintz HE. Equine energetics 11. Energy expenditure in
horses during submaximal exercise. J Anim Sci 1986; 63: 822-30.

20. Quitanilha AT, and Packer L. Vitamine E, physical exercise and tissue
oxidative damage. In: Biology of Vitamin E, Ciba Foundation
Symposium 101. London: Pitman Books. 1983: 56-69.

21. Schryves, HF. Mineral and vitamin intoxication in horses. Vet Clin
North Am: Equine Practice, 1990; 6: 295-318.

22. Zenker W, Josseck H, and Geyer H. Histological and physical assess-
ment of poor hoof horn quality in Lippizaner horses and a therapeutic
trial with biotin and a placebo. Equine Vet J 1995; 27:183-91.

APPLICATION OF QUANTITATIVE METHODS IN VETERINARY EPIDEMIOLOGY

Editors: J.P. T.M. Noordhuizen, K. Frankena, C.M. van der
Hoofd, E.A.M. Graat, Wageningen Pers 1997, 445pagina \'s.
ISBN 90-74134-35-1.

In de modeme veehouderij dient men beslissingen te baseren
op relevante informatie over de gezondheidsstatus van die-
ren, de omgeving waarin de dieren worden gehouden en de
risicofactoren die een rol spelen. Dit betekent dat er in toene-
mende mate behoefte is aan kwantitatieve gegevens, gede-
gen analyse en betrouwbare interpretatie van die gegevens.
In dit boek wordt de toepassing beschreven van kwantita-
tieve methoden die behulpzaam kunnen zijn bij het door-
gronden van de mate van voorkomen van en patronen in
dierziekten.

Het boek is bedoeld voor praktiserende dierenartsen, veteri-
naire studenten en al diegenen die actief zijn op het gebied
van de dierlijke productie. Het boek is ontstaan als een com-
pilatie van theoretische uiteenzettingen over kwantitatieve
epidemiologische methoden en vele, uitgebreide voorbeel-
den waarin deze methoden worden toegepast. Het boek is de
afgelopen jaren bij verschillende internationale post-acade-
mische cursussen gebruikt voor dierenartsen en zoötechnici.
Het boek is opgebouwd uit twaalf hoofdstukken:
1.
2.

Introduction to epidemiology;
Current areas of application of epidemiology and per-
spectives;

Principles and methods of sampling in animal disease
surveys;

3.

4. Measurement of disease frequency;

5. Basics of observational studies;

6. Multivariate analysis: logistic regression;

7. Analysis of time at risk (survival) data;

8. Veterinary clinical trials;

9. Introduction to theoretical epidemiology;

10. Veterinary epidemiology and food-bome diseases;

11. Animal health and economics;

12. Monitoring and surveillance systems (MOSS).

Naast het fundament van de kwantitatieve methoden die
worden toegepast in de veterinaire epidemiologie (en die de
lading dekt van de titel van het boek), wordt er in het boek
ook wat aandacht besteedt aan onderwerpen als voedselhy-
giëne (toepassing van HACCP), economie der dierziekten,
monitoring en surveillance, uitbraakonderzoek en het ont-
werpen en uitvoeren van enquêtes voor risicofactoren onder-
zoek. Dit is jammer omdat men daardoor toch weer een
lichte poging heeft ondernomen om een algemener hand-
boek te schrijven over concepten en principes in de veteri-
naire epidemiologie en economie, en het boek daardoor toch
wat hinkt op twee gedachten. Men had er daarom beter aan
gedaan om hoofdstuk 10 en 11, en delen van hoofdstuk 12
niet in dit boek op te nemen. De grote kracht en aantrekke-
lijkheid van de overige hoofdstukken van het boekwerk zijn
echter gelegen in het feit dat elk hoofdstuk is doorspekt met
goede, uitgewerkte voorbeelden van de toepassing van
kwantitatieve methoden en dat het hoofdstuk wordt afgeslo-
ten met vele praktische oefenvraagstukken, voorzien van de
antwoorden. Daardoor leent dit boek zich uitstekend voor
zelf-training voor het verhogen van kennis en het vergroten
van vaardigheden.

Dr. ir. A.R.W. Eibers

-ocr page 38-

Uit en voor de prakt

SUMMARY

Moxidectin overdose in a foal.

A 2 day old foal was presented with central ner-
vous depression (coma) after mo.xidectin over-
dose. Moxidectin belongs to the milbemycin ant-
helmintics which elicit their working mechanism
through a GABA (gamma-aminobutyric acid)-sti-
mulatory mode of action. The foal developed pro-
found hypothermia. bradycardia and hypoventila-
tion. Absence ofttrine voiding and mild abdominal
distension .suggested a ruptured bladder, which
was confirmed by transabdominal ultrasound and
clinical-pathologic parameters. Repeat ausculta-
tion ofthe ventral lung parts and the occurrence of
gastric reflux were suggestive of an aspiration
pneumonia. The foal underwent .surgical bladder
repair, however, did succumb due to mixed aci-
dosis and early signs of .sepsis postoperatively.
The findings in this foal are suggestive for mo.xi-
dectin overdosing. The GABAerg working mecha-
nism of moxidectin does explain the development
of profotmd central nervous depression and its se-
quels hypothermia, bradycardia, hypoventilation
and paralytic ileus. Dyssynergia was une.xpected,
however, has to be related to a central nervous
problem, rather than a peripheral nervous pro-
blem.

VOORGESCHIEDENIS
Een 40 uur oud merrie-veulen met een
geschat gewicht van 50 kg werd in co-
mateuze toestand aan de kliniek van de
Hoofdafdeling Gezondheidszorg Paard,
discipline Inwendige Ziekten van de
Faculteit der Diergeneeskunde, aange-
boden.

Het veulen werd na een normale draag-
tijd (340 dagen) geboren en de partus

\' Hoofdafdeling Gezondheidszorg Paard, discipline In-
wendige Ziekten, Faculteit der Diergeneeskunde, Uni-
versiteit Utrecht, Yalelaan 12-16, 3584 CM Utrecht,
tel 030253 IIII,fax030 2S3 1256.

verliep ongecompliceerd. Het veulen
stond binnen een uur, de navelstreng was
spontaan gebroken en de placenta werd
biruien het uur uitgedreven. Volgens de
eigenaar werden er geen afwijkingen aan
de placenta gezien. Het uier van de mer-
rie leek goed ontwikkeld, en prepartum
was geen colostrumverlies geconsta-
teerd. Het veulen dronk binnen twee uur
en op dat moment begon ook het meco-
nium af te komen. Het veulen plaste nor-
maal volgens de eigenaar. De eerste dag
verliep voorspoedig. Het veulen was at-
tent en actief en dronk voldoende fre-
quent. Op een leeftijd van 30 uur werd
het veulen door de eigenaar met een
overdosis moxidectine (Equesf®, Fort
Dodge, Weesp) ontwormd. Deze dosis
kwam overeen met een hoeveelheid
werkzame stof voor 200 kg lichaamsge-
wicht. Zes uur later werd het veulen co-
mateus in de wei gevonden. De dieren-
arts die erbij geroepen werd wist niets
van de eerder plaatsgevonden moxidec-
tine verstrekking. Hij vond een hypo-
thermisch veulen met een normale hart-
en ademhalingsfrequentie. De slijmvlie-
zen waren roze en vochtig met een nor-
male \'capillary refill time\'. Het veulen
werd doorgestuurd naar de discipline In-
wendige Ziekten van de Hoofdafdeling
Gezondheidszorg Paard van de Faculteit
Diergeneeskunde op verdenking van een
neurologische aandoening als gevolg
van trauma, ischemic of infectie. Voor
het transport werd het veulen i.v. behan-
deld met 50 mg flunixine meglumine
(Finadyne®, Schering Plough, België)
en 2 mg de-xamethasone (Dexadreson®,
Intervet B.V., Boxmeer, Nederland).

KLINISCH ONDERZOEK

Het veulen werd in zijligging onder-
zocht en reageerde alleen op heel dui-
delijke (pijnlijke) stimulatie. Na een
krachtige kneep met een mosquito-klem
werd het hoofd voor een kort moment
opgetild. De ademhalingsfrequentie
was 52 min"\' (veulen normaal 30 -40),
de pols was 64 min"\' (veulen normaal
70 - 100), wel regelmatig en voldoende
krachtig, en de rectale temperatuur was
37.9°C (veulen normaal 37.2 - 38.9 "C).
Het veulen had diepliggende ogen, het
mondslijmvlies was roze en plakkerig.
Het veulen voelde niet koud aan. Aus-
cultatie van hart en longen leverde geen
bijzonderheden op, het abdomen was
niet in omvang toegenomen, en er waren
weinig borborygmi te horen.
Tijdens het onderzoek van het zenuw-
stelsel viel de stuporeuze/comateuze
toestand van het dier op. Beide pupillen
waren verwijd en reageerden zeer traag
op een lichtprikkel. De stand van de pu-
pillen was normaal, terwijl uiteraard een
dreigreflex niet kon worden opgewekt.
De palpebrale reflex na aanraking van
de hoofdhuid was wel aanwezig, maar
een afweerreactie na aanraking van het
neustussenschot en na diepe palpatie
van de uitwendige gehoorgang kon niet
worden opgewekt. De zuigreflex was
niet aanwezig, de slikreflex was ver-
traagd en de tong was hypotonisch. De
panniculus(huidrimpel)reflex was bei-
derzijds aanwezig. De staart was ato-
nisch, maar de perianale reflex was wel
aanwezig. De kniepeesreflex was bei-
derzijds aanwezig. De reflexboog van
de M. extensor carpi radialis kon niet
worden opgewekt. Bij voorzichtige pal-
patie van de ribben en de cervicale wer-
velkolom leek alles normaal.
De gewrichten van de benen waren niet
gezwollen, de uitwendige umbilicus
was droog en er was geen sprake van
een umbilicale hemia.
Bloedonderzoek (EDTA, serum en
Lithium-heparine) gaf een normocytose
(leukocyten 6.6 G/L), met een minimale
links verschuiving (staafkemigen 3%)
te zien. De polymorfkemigen hadden
een normale morfologie. Na (140
mmol/L), K (3.3 mmol/L), Cl" (102
mmol/L) en Ca^"*" (1.3 mmol/L )-concen-
traties waren binnen de referentiewaar-
den. Er was verder sprake van een hy-
perglycaemie (10.9 mmol/L), en een te
hoge veneuze pCOj (7.44 kPa =
56mmHg). De lichte acidose (pH 7.35)
was niet van metabole origine (base ex-
cess 3.1,
HCO3" 9.7 mmol/L). De creati-
nineconcentratie was niet verhoogd (95
(mol/L), wat bij deze leeftijd bij verho-
ging eerder op placentaire insufficiëntie
wijst, dan op een verminderd \'glomeru-

MOXIDECTINE INTOXICATIE BIJ
EEN VEULEN?

L.S. Goehring en M.M. Sloet van Oldruitenborgh-Oosterbaan^
SAMENVATTING

Een twee dagen oud veulen werd aan de kliniek aangeboden voor centraal ze-
nuwstelsel verschijnselen (coma) na een overdosing met moxidectine. Het ant-
helminticum moxidectine behoort tot de groep van de milbemycinen. Hun
werkingsmechanisme berust op een indirecte stimulatie van GABA (gamma-
aminobutyric acid)-receptoren in het centraal zenuwstelsel. Het veulen ver-
toonde hypothermic, bradycardie en hypoventilatie. Na een aanvankelijk
normale mictie ontstond dyssynergie waardoor mogelijk een ruptuur van de
blaas ontstond. Ondanks een succesvolle operatie van de blaasruptuur moest
het veulen geëuthanaseerd worden, in verband met verschijnselen van sepsis.
Moxidectine is niet geregistreerd voor veulens jonger dan vier maanden en
moet gezien het risico ook niet \'off label\' worden toegepast.

-ocr page 39-

lar filtration rate\'. Het totaal eiwitge-
halte in serum was 60g/L met een
gamma-globuline-fractie van 19.2%.
hieruit mag geconcludeerd worden dat
er geen sprake was van \'failure of pas-
sive transfer\' (een onvoldoende antili-
chaamresorptie vanuit het colostrum).

De gevonden problemen werden samen-
gevat als coma (zware centraal nerveuze
depressie), zonder aanwijzingen voor
een septisch probleem. In de differen-
tiële diagnose werd gedacht aan een pe-
rinatale asfyxie (of \'hypoxic-ischemic
encephalopathy\'), hypoglycaemie, en-
cephalitis/meningitis, trauma (in de
vorm van een commotio van de herse-
nen), hemorrhagic in de hersenen of een
combinatie van trauma, fractuur en her-
senoedeem. Congenitale afwijkingen,
waaronder hydrocephalus behoorden
ook tot de differentiële diagnosen.
Tijdens het afnemen van een gedetail-
leerde anamnese werd duidelijk dat het
veulen \'s ochtends ontwormd was met
moxidectine.

INGESTELDE THERAPIE
Voordat de uitslagen van het laborato-
rium bekend waren vond, gezien de kli-
nische dehydratie van dit veulen en de
meestal aanwezige hypoglycaemie, in
eerste instantie vloeistofrestitutie plaats.
Aseptisch werd een 16 gauge x 3 inch
polyurethaan-catheter (Mila®, Erianger,
KY, USA) in de rechter V. jugularis ge-
plaatst, en voor langdurig gebruik ge-
fixeerd. De rehydratie vond plaats met
een poly-ionische infuusvloeistof met
glucose 5% (Ringer-glucose). De in-
fuussnelheid werd ingesteld op een
druppelsnelheid van 2x de onderhouds-
behoefte van het veulen (= 400 ml/uur).
De uitslagen van het bloedonderzoek
lieten echter een hyperglycaemie zien,
waarop het infuus met Ringer-glucose
werd vervangen door een isotone
NaCl-oplossing (0.9%). Trimethoprim/
sulfadoxine 30 mg/kg i.v. 2dd (Borgal®,
Hoechst Roussel Vet NV, Belgie) werd
verstrekt als antimicrobiële profylaxe.
Gezien de afgenomen peristaltiek en de
hyperglycaemie werden slechts kleine
hoeveelheden enterale voeding (100 ml
om de 2 uur) per stationaire maagsonde
gegeven. Vijftien minuten voor elke
voeding werd 10 mg cisapride (Pre-
pulsid®, Janssen-Cilag, Tilburg, ge-
neesmiddel voor humaan gebruik) via
de sonde verstrekt. Vóór het toedienen
van melk werd gecontroleerd op reflux.

VERLOOP

Ondanks rehydratie en ingestelde thera-
pie bleef het veulen comateus. Hy-
pothermic manifesteerde zich, ondanks
exteme warmte-applicatie. De rectale li-
chaamstemperatuur daalde tot 32.8°C.
Verder trad een bradycardie (44 min"\')
en een hypoventilatie (18 min"\') op.
Op dat moment (14 uur na binnenkomst)
werd een uitgebreide bloedanalyse her-
haald. Het totaal aantal leukocyten was
afgenomen (5.0 G/L), maar de dif-
ferentiatie was overeenkomstig de eer-
der uitgevoerde telling (polymorfker-
nigen 86%, staafkemigen 3%, lymfocy-
ten 11%). Het totaal eiwitgehahe was
63 g/L (albumine 50.4%, alpha-glo-
buline fractie 11.7%, beta-globuline
fractie 18.8%, gamma-globuline frac-
tie 19.2%). Een indirecte bilirubinae-
mie viel op (totaal bilirubine 52.9
p,mol/L, niet-geconjugeerd bilirubine
46.2 |jLmol/L), en de alkalische phospha-
tase activiteit was verhoogd (3191
lU/L). De creatinineconcentratie was
normaal (95 ixmol/L). Er was nog steeds
sprake van hyperglycaemie (9.1
mmol/L), en de electrolytconcentraties
waren binnen normaalwaarden (Na 142
mmol/L, K 3.5 mmol/L, totaal calcium-
concentratie 2.9 mmol/L). De arteriële
en veneuze pC02 stegen tot 10 kPa
(75mmHg), en de veneuze pH daalde ge-
leidelijk tot 7.28. De base excess bleef
normaal. Gezien de bevindingen van het
klinisch onderzoek leek het veulen vol-
doende gerehydreerd. De infuussnelheid
werd teruggebracht tot een onderhouds-
behoefte van 250 ml/uur. De gevonden
hypercapnie leek hoofdzakelijk veroor-
zaakt door een onvoldoende stimulatie
van het ademhalingscentrum in het ver-
lengde merg. Als centraal ademhalings-
stimulans werd doxapram hydrochloride
(Dopram-V®, Vétoquinol, \'s Hertogen-
bosch) toegediend. In eerste instantie als
intraveneuze bolus (75mg), daama als
continu infuus (0.03 mg/kg/ minuut) (3).
De bolustoediening gaf een duidelijk
maar kortstondig effect. Het continu in-
fuus leek weinig verandering te geven in
ademhalingsdiepte of -frequentie, waar-
op dit na 12 uur werd gestopt.
Terwijl gedurende de eerste 14 uur na
opname nog wel het spontaan afkomen
van urine werd gezien, bleef dit hiema
uit. Een transabdominaal echografisch
onderzoek, uitgevoerd zes uur na de
laatste mictie, toonde een toegenomen
hoeveelheid vrij vocht in het abdomen
met een kleine samengevallen blaas. De
waarschijnlijkheidsdiagnose \'blaasmp-
tuur\' werd vervolgens bevestigd door
de creatinineconcentratie van het buik-
punctaat te vergelijken met die van het
plasma. De creatinineconcentratie in
het buikvocht was 5 x hoger dan de cre-
atinineconcentratie in het plasma.
Ondanks de gemptureerde blaas waren
de plasmaelectrolytconcentraties op dat
moment nog normaal. Via een abdomi-
nocentese werd de urine uit de buik
langzaam verwijderd, terwijl de infuus
snelheid werd opgevoerd (300 ml/uur).
Op het moment dat maagrefiux werd
geconstateerd werd de enterale voeding
per sonde gestopt. Aan de isotone in-
fiius met NaCl (0.9%) werd 50g glu-
cose per liter infuus toegevoegd om te
voorzien aan nutritionele behoeften. Op
dat moment werden ook chiemende bij-
geluiden op de longen gehoord vooma-
melijk op de rechter ventrale en centrale
longdelen. Dit zou kunnen samenhan-
gen met de aspiratie van reflux uit de
maag en/of speeksel door het trage slik-
ken.

Het veulen werd na zorgvuldige rehy-
dratie en stabilisatie 12 uur na bevesti-
ging van de diagnose \'blaasmptuur\' ge-
opereerd. De waarschijnlijkheidsdiag-
nose werd bevestigd, en de scheur in de
dorsale blaaswand werd gehecht. De
urachale stomp en de umbilicus werden
verwijderd. Beademing tijdens de ope-
ratie had aanvankelijk een positieve in-
vloed op de pC02. Echter deze \'winst\'
werd tijdens de verlengde recovery fase
weer teniet gedaan. Postoperatief ver-
slechterde het veulen zienderogen. Als
NSAID werd flunixine meglumine (1
mg/kg 2dd i.v.) gebruikt. Behandeling
met trimethoprim/sulfadoxine werd
vervangen door gentamicine 3.3 mg/kg
2dd i.v. (Gentamycine®, AUV, Cuyk,
Nederland) in combinatie met Na-ampi-
cilline 10 mg/kg 4dd i.v. (Kombivet,
Harderwijk, Nederland). Zowel de ve-
neuze als de arteriële PCO2 steeg (tot 15
kPa), terwijl een pH daling werd waar-
genomen (pH 7.02), gepaard met een af-
name van de bicarbonaatconcentratie
(HCO3- 19 mmol/L, base excess-6.0).
Ook werd post-operatief een leukopenic
vastgesteld (2.0 G/L). De centrale de-
pressie verbeterde geenszins, in tegen-
deel, de stuporeuze momenten gingen
over in een algehele toestand van coma.
Het veulen werd in overleg met de eige-
naar geëuthanaseerd door middel van
een overdosis barbituraat.
Bij sectie werd een reflux oesofagitis en
een acute fibrineuze pneumonie in de
ventrale longdelen gevonden, mogelijk
veroorzaakt door een aspiratie van
maaginhoud en/of speeksel. Ook werd
een matig toegenomen hoeveelheid
transudaat in thorax en pericard gevon-
den. Er waren aanwijzingen voor een
(sub)acute peritonitis.

-ocr page 40-

DISCUSSIE

Een overdosering met moxidectine is
een waarschijnlijke verklaring van de
hier bij dit veulen beschreven verschijn-
selen. In de differentiële diagnose horen
trauma, aangeboren (hersen) afwijkin-
gen, geboorte asfyxie (\'hypoxic-ische-
mic encephalopathy\'), sepsis en hypo-
glycaemie. Het feit dat het veulen een
compleet normaal gedrag vertoonde ge-
durende de eerste 24 uur post parfum,
maakt geboorte-asfyxie en aangeboren
hersenafwijkingen niet erg waarschijn-
lijk. De laboratoriumuitslagen en de
lage sepsis-score (3) gaven geen aanwij-
zingen voor sepsis en/of hypoglycae-
mie. Een liquor-analyse had uitsluitsel
over trauma kunnen geven, maar gezien
het tijdstip van aanbieden werd geen li-
quorpunctie gedaan.
Moxidectine, uit de groep van de milbe-
mycinen, werkt via een GABA (gamma-
aminobutyric acid)-erg effect op neurale
transmissie. GABA-erge neuronen wor-
den bij zoogdieren uitsluitend in het cen-
traal zenuwstelsel gevonden, terwijl
deze neuronen bij nematoden ook in de
periferie voorkomen. Omdat normaliter
deze neuronen bij zoogdieren door een
intacte bloed-hersenbarriere beschermd
zijn, kan het anthelminticum moxidec-
tine veilig bij zoogdieren worden ge-
bmikt, terwijl het buitengewoon effec-
tief is bij het doden van (larvale stadia)
van nematoden. GABA receptoren zijn
gekoppeld aan chloride kanalen. Terwijl
een depolarisatie van een membraan
geïnitieerd wordt door een influx van na-
trium (Na\'^)-ionen, wordt het GABA-erg
effect gekenmerkt door een influx van
chloride (Cl") ionen. Deze influx van ne-
gatief geladen ionen zorgt voor een hy-
perpolarisatie van excitatieve zenuw-
membranen (2,4).

Moxidectine-intoxicaties bij veulens
zijn eerder beschreven (5). Door vier
mechanismen zijn veulens gevoeliger
voor moxidectine dan volwassen paar-
den. De bloed-hersenbarriëre bij veulens
schijnt zeker in de eerste tien levensda-
gen nog niet compleet gesloten te zijn
(1). Daamaast beschikken veulens over
weinig lichaamsvet, waardoor de lipo-
fiele stof moxidectine in hoge concentra-
ties blijft circuleren. De werkzame stof
wordt door de neonatale lever minder ef-
ficiënt afgebroken (4). Tot slot is het
waarschijnlijk dat moxidectine bij melk-
drinkende veulens een grotere biologi-
sche beschikbaarheid heeft dan bij
volwassen paarden. Bij een op lichaams-
gewicht gebaseerde dosis kan dit milde
verschijnselen van het CNS oproepen,
zoals ataxie of veel liggen. Bij duidelijke
overdosering van moxidectine kan ech-
ter een comateuze toestand intreden door
overmatige activatie van het GABA-
erge systeem. Bij het hier beschreven
veulen bestaat het vermoeden dat de kli-
nische verschijnselen van hypothermic,
bradycardie en hypoventilatie manifest
werden door een sterke remming van vi-
tale kernen in het verlengde merg en de
hypothalamus. De paralytische ileus en
het afwezig zijn van een goed functione-
rend slikmechanisme zorgde mogelijk
voor refluxoesofagitis en een ophoping
van speeksel in de pharynx. De blaasmp-
tuur kwam zowel in het hier beschreven
geval , alsook in een vergelijkbaar be-
schreven geval (5), onverwacht. Aan-
vankelijk leek de mictie bij het hier be-
schreven veulen normaal te verlopen.
Een dyssynergie (een onvoldoende coör-
dinatie tussen de activiteit van de M. det-
rusor van de blaaswand en de urethrale
sfincter) bemst in de regel op een cen-
traal nerveuze laesie tussen hersenstam
en het lumbale mggenmerg (L7); het pe-
rifere zenuwstelsel is hierbij niet aange-
tast (6). Hoewel er stoffen met een anta-
gonistische GABA-werking beschreven
zijn (2) wordt er door de fabrikant geen
antidotum tegen moxidectine aangege-
ven. De behandeling van het veulen
bleef zuiver symptomatisch. Een poging
om de hypercapnie/carbie met het cen-
trale ademhalingsstimulans doxapram te
verminderen lukte uitsluitend tijdens de
bolusinjecties. Een continue infuus met
doxapram (0.03 mg/kg/minuut) gaf geen
verbetering. Mogelijk had met behulp
van een pemianente beademingsappara-
tuur de hypercapnie en de later opgetre-
den hypoxic kunnen worden voorko-
men, zoals dat wel lukte gedurende de
operatieve ingreep. Het gebmikte cisa-
pride gaf in dit geval geen verbetering
van maaglediging en enterale propulsie
en is, achteraf gezien mogelijk gecon-
traïndiceerd. Cisapride zou het choli-
nerge effect van moxidectine kunnen
versterken. Cholinesterase-remmers zo-
als neostigmine of fysostigmine werden
uit voorzichtigheidsoverwegingen niet
gebmikt.

Door het waarschijnlijk lage stofwisse-
lingsniveau bleek een normoglycaemie
zonder problemen via parenterale glu-
cose toediening gehandhaafd te kunnen
worden. Achteraf gezien is het de vraag
of bij dit type patiënt een voedingssonde
wel verstandig is gezien de problemen
met het slikken.

De operatieve correctie van de blaasrup-
tuur verliep zonder problemen. De ope-
ratieve ingreep werd voor een periode
van 12 uur uitgesteld om het veulen
meer kans te geven om van de neurolo-
gische problemen te herstellen. Deze
gedachte was mede gebaseerd op een
publicatie (5) en op overleg met de fa-
brikant (Fort Dodge Animal Health, IN,
USA, persoonlijke communicatie)
waaruit bleek dat de comateuze fase na
48 uur vaak duidelijk verbetert. De ma-
tige peritonitis die bij het post-mortem
onderzoek werd gevonden is mogelijk
veroorzaakt door de operatieve ingreep
en/of door het herhaaldelijk puncteren
van het abdomen om urine te draineren.

CONCLUSIE

Zoals door de registratiehouder op het
label van de moxidectine verpakking
reeds wordt vermeld mogen veulens on-
der vier maanden leeftijd niet met moxi-
dectine worden ontwormd. Hiervoor is
ook geen enkele indicatie. Bij elke af-
gifte van moxidectine door een dieren-
arts moet altijd op het \'niet toe te passen
bij veulens\' worden gewezen, zodat ei-
genaren de \'restjes\' niet voor veulens
jonger dan vier maanden gebmiken.
Gebeurt dit per ongeluk toch en worden
centrale zenuwverschijnselen zichtbaar,
dan moet een veulen goed verzorgd
worden. Dit betekent warmhouden en
zorgvuldige controle op vochtbalans en
bloedglucoseconcentratie.
Sondevoeding is gezien de maagreflux
en de problemen met slikken risicovol.
Zorgvuldige controle op het voldoende
frequent plassen van het veulen is essen-
tieel. Bij een gemiddelde urineproductie
van 5-7 ml/kg/uur van een veulen (3)
moet er dus minimaal eens per uur mic-
tie worden gezien. Het (steriel) inbren-
gen van een blaascatheter kan een blaas-
mptuur voorkomen, en moet zonodig
direct worden uitgevoerd.

LITERATUUR:

1. Andrews FM, Geiser DR, Sommerdalil CS,
and Green EM. Albumin quotient. IgG con-
centration, and IgG index determination in ce-
rebrospinal fluid of neonatal foals. Am J Vet
Res 1994,55,741-5

2. Cooper JR. Bloom FE, and Roth RH. The
Biochemical Basis of Neuropharmacology,
ed., Oxford University Press, New York, NY,
1996

3. Koterba AM, Drummond WH, and Kosch PC.
Equine Clinical Neonatology. Lea & Febiger,
Philadelphia, PA, 1990.

4. McKellar QA, and Benchaoui HA. Aver-
mectins and milbemycins. J Vet Pharmacol
Therap 1996,19,331-51

5. Johnson PJ, Mrad DR, Schwartz AJ, and
Kellam L. Presumed moxidectin toxicosis in
three foals. J Am Vet Med Assoc. 1999, 214,
678-80

6. Oliver JE, Hoerlein BF, and Mayhew IG.
Veterinary Neurology. W.B. Saunders Com-
pany, Philadelphia, PA. 1987

-ocr page 41-

Bericton en verslagen

Jaren geleden is in de ziekenhuiswe-
reld door de WAA een project gestart
om het aantal en de omvang van be-
roepsfouten in ziekenhuizen te reduce-
ren. Daartoe is bij de deelnemende zie-
kenhuizen een kwaliteitsborgings-
systeem ingevoerd, te vergelijken met
het dierenartsensysteem dat vastge-
legd is in de Kwaliteitsrichtlijn voor
Dierenartsenpraktijken (KRD) van de
KNMvD. De veronderstelling was dat
beroepsfouten minder snel gemaakt
worden wanneer zo\'n kwaliteitsbor-
gingssysteem gehanteerd wordt. Daar-
door zouden de premies voor de be-
roepsaansprakelijkheidsverzekering
ook minder hoog behoeven te zijn; een
ziekenhuis betaalt premies die bepaald
indrukwekkend zijn te noemen en tot
voor enkele jaren een sterk stijgende
tendens vertoonden.
Inmiddels is vrijwel geen ziekenhuis
meer te vinden waar nog geen kwali-
teitsborgingssysteem ingevoerd is. De
oorspronkelijke aanname, dat het han-
teren van een kwaliteitssysteem de
kans op beroepsfouten vermindert,
wordt algemeen onderschreven. Cen-
traal in dit kwaliteitssysteem staat het
protocollair werken en een adequate
klachtenbehandeling.
De statistieken van de WAA wijzen
uit dat zowel het aantal als de omvang
van de claims bij dierenartsen toene-
men. Hetzelfde geldt voor de gehono-
reerde claims. Het gevolg is dat pre-
mieverhoging onvermijdelijk wordt;
de WAA werkt immers op basis van
het collectiviteitsbeginsel. Er wordt
premie geheven naar gelang de uit te
keren schade.

In navolging van de introductie van
kwaliteitssystemen in de ziekenhuizen
heeft de WAA nu het plan opgevat
om eveneens een premiedifferentiatie
door te voeren bij de beroepsaanspra-
kelijkheidsverzekering voor dierenart-
sen. Dierenartsen, werkzaam in een
KRD-gecertificeerde praktijk, zullen
een substantiële korting op hun premie
ontvangen (15% in het komende jaar).
Het uitgangspunt is wederom dat de
kans op beroepsfouten in KRD-gecer-
tificeerde praktijken kleiner is dan in
praktijken zonder KRD-certificaat.
Dierenartsen met een KRD-gecertifi-
ceerde praktijk blijven door deze kor-
ting vrij van premieverhoging.
Het premiebeleid van de WAA wordt
al decennialang vastgesteld door de
WAA in overleg met de KNMvD.
Dat het KNMvD-beleid om certifice-
ring van praktijken te bewerkstelligen
nu ook een daadwerkelijk financieel
voordeel oplevert voor dierenartsen
die werkzaam zijn in een KRD-gecer-
tificeerde praktijk, is dus een logische
en verstandige zaak.
Het aantal KRD-gecertificeerde die-
renartsenpraktijken is nog niet zo
groot; het aantal praktijken waarin al
hele stukken kwaliteitsbeleid inge-
voerd zijn, is echter al heel groot. De
definitieve stap naar volledige certifi-
cering is voor veel praktijken steeds
minder groot aan het worden. Hopelijk
helpt ook deze materiële stimulans van
de WAA mee om de KRD-certifice-
ring te bevorderen. Uiteraard zal ie-
dere praktijk zelf bepalen, mede ge-
zien de praktische mogelijkheden,
wanneer het kwaliteitssysteem wordt
ingevoerd. Veel praktijken zijn inmid-
dels overtuigd dat een betere en trans-
parante praktijkorganisatie bijdraagt
aan meer arbeidsvreugde en dat op
deze wijze beter wordt ingespeeld op
vragen uit de markt.

Iedere practicus verzekert zich tegen de gevolgen van beroepsaansprakelijk-
heid. In elk beroep kan immers iets fout gaan en men kan aansprakelijk ge-
steld worden voor de financiële gevolgen. Niet alleen dierenartsen maar ook
artsen, tandartsen etcetera lopen dit risico. Ziekenhuizen verzekeren zich
eveneens tegen de mogelijke gevolgen van gemaakte beroepsfouten.

■■ f r*

BEROEPSAANSPRAKELIJKHEID EN KRD-CERTIFICERING

H. Vaarkamp en H. Logtenberg

HOOGLERAAR PLEIT VOOR MEER SPECIFIEKE VOEDING EN EEN GOED FOKBELEID

GROOT AANTAL HONDEN LIJDT AAN KREUPELHEID

Een groot aantal honden in Nederland lijdt aan kreupelheid. Verkeerde voe-
ding en een overdaad aan voeding zijn mogelijke oorzaken. Daarnaast komen
door veelvuldig fokken skeletafwijkingen naar voren die lang onopgemerkt
bleven. Betere en meer specifieke voeding en een goed fokbeleid, gecontro-
leerd door het ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij en afge-
dwongen door consumentenorganisaties, moeten het tij keren. Daarnaast
vindt momenteel een nieuwe behandelingstechniek plaats die in voormalig
Sovjet-Rusland is ontwikkeld.

Onder de titel \'SOS van hond en kat\' vroeg prof. dr. H.A.W. Hazewinkel in
zijn inaugurele rede op donderdag 10 juni 1999 aandacht voor deze proble-
matiek. Hazewinkel is benoemd tot bijzonder hoogleraar \'skeletstoornissen
bij gezelschapsdieren\' aan de Faculteit der Diergeneeskunde.

Honden hebben net al mensen welis-
waar kalk nodig voor hun botten, maar
overdaad schaadt. \'Veel hondenbezit-
ters hebben de neiging om extra kalk
aan het voer toe te voegen. Bij kleine
honden is dat niet zo\'n probleem, het
teveel aan kalk verdwijnt via hun ont-
lasting. Grote honden slaan extra hoe-
veelheden wel op en dat is bijzonder
slecht voor hun botten.\' Volgens
Hazewinkel moet er meer specifieke
voeding komen voor de verschillende

TiJDSCHRiFT VOOR DIERGENEESKUNDE, DeEL 124. JULI, AFLEVERING 13, 1999

415

-ocr page 42-

rassen. Ook, en daar voorziet Haze-
winkel \'een gat in de markt\', zou de
voeding afgestemd moeten worden op
de leeftijd van de hond. \'Eigenlijk een
zelfde onderverdeling die we kennen
bij kinderen. Daar heb je ook baby-,
peuter- en kleutervoeding\'.
Een goed fokbeleid is eveneens een
stap die kreupelheid op termijn moet
tegengaan. \'Door het veelvuldig door-
fokken met de mooiste honden, de
kampioenen, komen skeletafwijkingen
in het ras terecht. Wij zijn hiervoor ver-
antwoordelijk want de selectie vindt
door mensen plaats en niet door de na-
tuur.\' Hazewinkel pleit ervoor dat hon-
denkopers zich laten adviseren door
een consumentenorganisatie. Deze or-
ganisatie zou zich hard moeten maken
voor een goed fokbeleid. De controle
daarop zou kunnen plaatsvinden door
het ministerie van LNV. Een ontwikke-
ling die momenteel al gaande is. \'Het
ministerie is bezig een meldpunt in te
richten waarop dierenartsen in Ne-
derland hun informatie over erfelijke
ziekten kwijt kunnen. Je krijgt dan een
overzicht van al deze voorkomende
skeletaandoeningen. Wanneer blijkt
dat bij een bepaald ras een aandoening
of afwijking veelvuldig voorkomt, kan
de overheid de fokkers daarop aanspre-
ken en hen een termijn stellen waarop
dat ras weer vrij van die aandoening
moet zijn\'. Volgens Hazewinkel moe-
ten deze stappen ertoe leiden dat aspi-
rant-hondenbezitters een hond kopen
die gevrijwaard is van bepaalde aan-
doeningen. Een garantie-certificaat bij
aanschaf moet dat bevestigen.

BEHANDELINGSTECHNIEK
Voor honden die momenteel aan kreu-
pelheid leiden als gevolg van een te
korte poot, is in Utrecht een nieuwe
behandelingstechniek in gebruik ge-
nomen. \'Het is een techniek die ont-
wikkeld is in de jaren zestig in Sovjet-
Rusland door dr. Ilizarov. De techniek
is het land uitgesmokkeld en via onder
meer Italië en Frankrijk in Nederland
terechtgekomen. Bij deze techniek
worden botten heel geleidelijk en
voorzichtig opgerekt. Op die manier
kunnen ook de spieren en zenuwen
meegroeien. Ilizarov past deze me-
thode toe bij kinderen maar het blijkt
ook goed te werken bij honden\'.

BEIJERINCK VIROLOGIE MEDAILLE 1998 VOOR ALBERT
D.M.E. OSTERHAUS

Hieronder volgt de samenvatting van
de voordracht dte Osterhaus hield tij-
dens een bijzondere zitting van de
Afdeling Natuurkunde der Konink-
lijke Nederlandse Akademie der We-
tenschappen ter gelegenheid van de
uitreiking van de Beijerinck Virologie
Medaille 1998 op donderdag 26 no-
vember 1998.

SPECIES BARRIÈRES EN TOE-
KOMSTIGE PLAGEN
Door de eeuwen heen hebben virale en
bacteriële infecties een sterk regule-
rende invloed gehad op de dynamiek
van menselijke en dierlijke populaties
door deze van tijd tot tijd met meer of
minder geografische beperkingen te re-
duceren of zelfs te decimeren. De
meest tragische voorbeelden van virus-
infecties die in de afgelopen eeuw tot
massale sterfte bij de mens hebben ge-
leid zijn stellig de influenza- en AIDS-
pandemieën geweest, die gezamenlijk
debet zijn aan de dood van zo\'n hon-
derd miljoen patiënten. Hierbij valt op
dat aan de basis van al deze pande-
mieën vermoedelijk de introductie van
een virus uit een dierlijk reservoir heeft
gestaan. Ook massale sterfte ten ge-
volge van virusinfecties bij dieren
bleek veelal veroorzaakt te worden
door de introductie van een virus uit
een andere dierspecies. Recente ziekte-
uitbraken met hoge sterfte onder zee-
en landzoogdieren veroorzaakt door
morbillivirusinfecties zijn hiervan wel-
licht de meest sprekende voorbeelden.
Het fenomeen van \'opduikende\' ofwel
\'emerging\' virusinfecties bij de mens
die veelal afkomstig blijken te zijn uit
een dierlijk reservoir, is vooral in de
afgelopen jaren sterk in de publieke
belangstelling komen te staan. Grote
veranderingen in onze leefwijzen,
onze omgang met elkaar en met ons
leefmilieu, maar ook het invoeren van
nieuwe, medische technologieën heb-
ben er niet alleen toe geleid dat de in-
troductie van infecties vanuit dierlijke
reservoirs werd vergemakkelijkt maar
tevens dat de aldus geïntroduceerde vi-
russen en ander agentia zich al dan niet
na mutatie of recombinatie bij de mens
konden gaan verspreiden. Het lijkt pa-
radoxaal dat juist in een tijd dat vims-
infecties die ons vanuit dierlijke reser-
voirs bedreigen zo sterk in de be-
langstelling zijn komen te staan, het is
gelukt om een virus dat de mensheid
vele eeuwen heeft geteisterd - het men-
selijke pokkenvirus - overigens met
behulp van een dierlijk pokkenvirus -
het vacciniavirus - geheel uit te roeien.
Recente uitbraken van \'monkeypox\' bij
de mens wijzen erop dat de eradicatie
van een virus bij een bepaalde species,
een niche kan scheppen voor verwante
virussen. Vooral ook de recente destras-
teuze voorbeelden van interspecies
transmissie van morbillivirussen tussen
weinig verwante species, geven aan dat
vooral ook de beoogde eradicatie van
mazelen bij de mens met enige reserve

Prof. dr. A.D.M.E. Osterhaus heeft in november 1998 de Beijerinck Virologie
Medaille 1998 van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschap-
pen ontvangen voor zijn uitzonderlijk grote bijdragen aan het fundamentele
onderzoek van animale en humane virusinfecties. Zijn aandacht gaat in het
bijzonder uit naar de epidemiologie van virusinfecties en de preventieve
maatregelen die verspreiding van virusinfecties kunnen voorkomen. Zeer be-
kend is zijn onderzoek over morbillivirus bij zeehonden, dat begon met de
ontdekking en de karakterisering van het \'hondenziektevirus\' bij zeehonden.
Daarnaast heeft Osterhaus veel resultaten geboekt met zijn studie over het
mazelenvirus, het FlV-virus bij katten, het hepatitis B-virus, het AIDS-virus
en influenzavirussen. Zijn virusonderzoek heeft hij gecombineerd met immu-
nologisch en vernieuwend onderzoek naar de bereiding van vaccins onder an-
der tegen mazelen en AIDS.

-ocr page 43-

dient te worden beschouwd. Uit dit alles
moge blijken dat kennis op het gebied
van prevalentie, epidemiologie en pa-
thogenese van animale virusinfecties de
sleutel vormt voor het voorkomen en
bestrijden van virusinfecties die mens
en dier vanuit animale reservoirs ook in
de toekomst zulen bedreigen. Mede
daarom hebben wij ons in de afgelopen
jaren intensief bezig gehouden met het
bestuderen van deze facetten van ani-
male virusinfecties bij mens en dier.
Hierbij konden wij zo\'n dozijn
\'nieuwe\' of nog onbekende virussen
identificeren waarvan verschillende
morbillivirussen en het aviaire influ-
enza A-virus (H5N1 ) wel het meest be-
dreigend leken te zijn. Tevens werd een
aantal reeds bekende animale en hu-
mane virussen op onverwachte plaatsen
ofwel in onverwachte species aange-
troffen. Tenslotte moge het belang van
animale virussen die species barrières
kunnen nemen, blijken uit de vele stu-
dies in diermodellen naar mogelijkhe-
den van preventie en therapie van virus-
infecties van de mens zoals AIDS,
influenza en hepatitis B waaraan ook
onze groep veel aandacht besteed.

Prof. dr. Osterhaus is van oorsprong
veterinair viroloog. Hij promoveerde
in 1970 op een proefschrift getiteld:
\'Feline Infectious Peritonitis Virus:
Identification, Propagation and Epide-
miology \'. In 1990 werd hij benoemd tot
hoogleraar Milieuvirologie in Utrecht,
gevolgd door zijn benoeming tot hoog-
leraar Virologie aan de medische fa-
culteit in Rotterdam. Zijn laboratorium
in Rotterdam neemt een centrale plaats
in de openbare virologische gezond-
heidszorg in en is een WHO Reference
Centre voor onderzoek over verschil-
lende virusinfecties.

De Stichting M.W. Beijerinck-Virolo-
giefonds werd in 1965 opgericht door
LE. den Dooren de Jong en A.P. den
Dooren deJong-Ris ter nagedachtenis
van de viroloog Martinus Willem
Beijerinck. De Stichting kent in prin-
cipe eenmaal per drie jaar een me-
daille toe aan bij voorkeur Neder-
landse onderzoekers die zich door een
bijzondere prestatie op dit gebied heb-
ben onderscheiden.

SLUITING OPHAALPUNTEN GD
PER 1 JULI 1999

Voor de reorganisatie van 1995 hadden de Gezondheidsdiensten elk
een ophaaldienst en ophaalpunten. Veelal werd van een regionale ver-
voerder gebruik gemaakt. Het systeem werd daarbij in meer of min-
dere mate gesubsidieerd door de betreffende GD. De ophaaldiensten
waren oorspronkelijk bedoeld voor het ophalen van gestorven dieren
voor onderzoek. Monsters voor overig laboratoriumonderzoek kon-
den gratis \'meeliften\'.

Inmiddels heeft de GD een landelijk systeem ingericht met eigen
chauffeurs voor het ophalen van gestorven dieren \'af-boerderij\' dat
sinds september 1998 functioneerd. De oude ophaalpunten werden tot
nu toe nog in stand gehouden ten behoeve van overige monsters. De
Gezondheidsdienst ziet zich genoodzaakt deze situatie per 1 juli 1999
te beëindigen, omdat er geen collectieve middelen meer voor beschik-
baar zijn.

Dat betekent dat degenen die gebruik maakten van een ophaalpunt, vanaf 1
juli zijn aangewezen op reguliere (niet door de GD gesubsidieerde) trans-
portmogelijkheden voor
monsters en pluimvee naar de GD.
De GD heeft een en ander besproken met de regionale vervoerders die
thans voor de GD actief zijn. Deze hebben alle aangegeven een ophaalser-
vice in eigen beheer te willen blijven aanbieden. Wij bevelen hen van harte
bij u aan, omdat deze vervoerders bekend zijn met de systematiek behoren
bij vervoer van monsters en pluimvee. De betrokken vervoerders voor de
aangegeven regio\'s zijn:

Noord: GDB koeriersdienst
Midden: Miedema
Zuid: Schoenmakers

0511-463663 (monsters pluimvee)
0543-474545 (monsters -i-pluimvee)
0411 -678124 (geen pluimvee, hiervoor
kan TNT worden benaderd via tele-
foonnummer 0800-1234 onder vermel-
ding van klantnummer TNT 20026111.
De kosten van ƒ 30,- worden via de sec-
tienota van de GD verrekend!)

DE NIEUWE VERENI-
GING ARTS IN BEWE-
GING

De Medische Wielerkring Nederland
(MWN) heeft vorige maand na bijna
25 jaar besloten haar vereniging te ont-
binden en voltallig toe te treden tot de
vereniging Arts in Beweging (VAB).
Ook Afzien, het informatieblad van de
MWN, zal niet meer verschijnen. De
Vereniging Arts in Beweging is hier-
mee in één klap twee keer zo groot ge-
worden en heeft op 30 mei 1999 haar
eerste jaarvergadering gehouden. Daar
is een nieuw bestuur gepresenteerd,
dat veel plannen heeft om de doelstel-
lingen van de vereniging krachtiger
dan tevoren uit te dragen.
Arts in Beweging is sinds het najaar van

1998 de nieuwe naam van de Vere-
niging van Trimmende Artsen (VTA)
en tevens de naam van het sportmedi-
sche informatieblad dat sinds januari

1999 elke twee maanden bij de leden en
alle huisartsen in Nederland in de bus
valt.

Doelstellingen Vereniging Arts in
Beweging

Met de nieuwe naam geeft de Ve-
reniging Arts in Beweging haar doel-
stellingen aan: medici stimuleren om
zelf in beweging te komen en zich beter
te oriënteren over het nut van bewegen
en ook zelf te komen tot een actieve
leefstijl. Artsen, apothekers, tand-
artsen, dierenartsen en universitair op-
geleiden die werkzaam zijn in de ge-

-ocr page 44-

zondheidszorg, kunnen lid worden.
Fysiotherapeuten en oefentherapeuten
hebben de mogelijkheid buitengewoon
lid te worden. Studenten in de genees-
kunde, de tandheelkunde, de farmacie
of de diergeneeskunde, kunnen aspi-
rantlid worden van een vereniging die
als belangrijke taak heeft duidelijk te
maken dat zelf bewegen een gezonde
bezigheid is. Voor ƒ 70,- per jaar ont-
vangen de leden zes nummers van AIB
en krijgen de mogelijkheid om aan alle
sportieve activiteiten van de vereniging
mee te doen.

Nadere informatie hij het secretariaat:
Marijke Visser-van Andel, telefoon:
0317 - 316862. Een exemplaar van
Arts in Beweging kan u op aanvraag
worden toegestuurd, bel Communi-
catiebureau ETl, telefoon: 0180 -
631029.

lAMS COMPANY AWARD 1999

Sinds 1995 heeft lams Pet Food International de lams Company Award inge-
steld voor het beste klinische artikel dat gepubliceerd is in een Europees vete-
rinair tijdschrift door een \'junior\' dierenarts. Alle tot nu toe uitgereikte
awards zijn met veel enthousiasme begroet en elk jaar worden meer dan 30
hoogstaande artikelen aangeboden aan de onafhankelijke beoordelingscom-
missie.

In 1998 heeft dr. lan Ramsey van de
Universiteit van Glasgow de Award ge-
wonnen met zijn artikel \'Thyroid-sti-
mulating hormone and total thyroxine
concentrations", dat verschenen is in the
Journal of Small Animal Practice
{1997;38:540-545).

lams nodigt alle jonge, veterinaire au-
teurs uit om hun publicaties in te die-
nen en mee te doen in de competitie om
de
lams Company Award 1998. Het
gaat om dierenartsen die jonger zijn
dan 36 jaar (op het moment dat het arti-
kel werd geschreven) en wiens arti-
kel(en) zijn gepubliceerd in een \'peer
reviewed\' Europees veterinair tijd-
den tijdens het WSAVA-congres in
Lyon, dat wordt gehouden van 23 tot en
met 26 september 1999.
De prijs bestaat uit 2500,- Euro (con-
tant) en 1500,- Euro in reischeques te
gebruiken tijdens het WSAVA-con-
gres, gratis toegang tot het WSAVA-
congres en tot de specialistische semi-
nars tijdens dit congres, gratis deelname
aan het sociale avondprogramma en pu-
blicatie van het artikel in the European
Joumal of Companion Animal Practice,
het officiële FECA VA-tijdschrift.

schrift (zowel nationaal als internatio-
naal).

De artikelen moeten gaan over zowel
klinisch georiënteerd basisonderzoek
of een klinische studie. Zowel retro-
spectieve als prospectieve onderzoe-
ken, evenals overzichtsartikelen van
hoge kwaliteit op het gebied van de kli-
nische geneeskunde en chirurgie van
gezelschapsdieren komen in aanmer-
king. Artikelen dienen aangeleverd te
worden in de taal waarin ze gepubli-
ceerd zijn, voorzien van een volledige,
Engelstalige samenvatting.

De winnaar van de lams Company
Award 1999
zal bekend gemaakt wor-

Het gaat om manuscripten of overdruk-
ken van artikelen op het gebied van één
van bovengenoemde onderwerpen, die
gepubliceerd zijn tussen 1 juli 1998 en 1
juli 1999. Deze moeten ingediend wor-
den in viervoud, voorzien van een CV
van de eerste auteur, en vóór 9 juli
1999 gestuurd worden naar: The lams
Company Committee, Miss. A.P.J.
Jacobs, lams Pet Food International
Inc., Luchthavenweg 67, NL-5657 EA
Eindhoven, the Netherlands, e-mail:
astrid.jacohs@iams. com

CARLO BOSZHARD BIJ STICHTING DIERENHULP VENEZUELA

\'Het is fantastisch wat deze mensen
doen zo ver hier vandaan. De foto\'s die
ik gezien heb over de veelal erbarme-
lijke toestanden en walgelijke mishan-
delingen die dieren hebben ondergaan,
deden mij veel. Ik ben zelf een dieren-
lietTiebber en kan er absoluut niet tegen
als onschuldige dieren mishandeld wor-
den. Daarom ondersteun ik dit vrijwilli-
gerswerk ook van harte. Uiteraard doe
ook ik dat gratis, immers deze organisa-
tie kan iedere gulden hard gebruiken\',
aldus Carlo Boszhard.
Stichting Dierenhulp Venezuela doet re-
gelmatig een oproep voor materialen die
zij goed kan gebmiken bij het vrijwilli-
gerswerk in Venezuela. Momenteel zijn
nodig:

* prepareerscharen spits en stomp

* scalpelmesjes

* hechtnaalden half rond

* 2 ml spuiten

* 1 ml spuiten

De populaire RTL4-presentator Carlo Boszhard is toegetreden tot het comité
van aanbeveling van Stichting Dierenhulp Venezuela. Hij kwam in contact
met deze hulporganisatie nadat in zijn TV-programma \'Monte Carlo\' de ini-
tiatiefnemer Mark Vos te grazen werd genomen in de publieksoverval. Na af-
loop van de TV-show wilde Boszhard alles weten over het vrijwilligerswerk
van deze dierenhulporganisatie.

* naaldvoerders

SluAtiKf Tilai^kutf "fftMtuAA

* Steriele handschoenen maat 6,5/7

* ontwikkelvloeistof röntgenfilms

* fixeervloeistof röntgenfilms

U kunt contact opnemen met Mark Vos,
Richtersweg 14, 7339 AB Ugchelen, te-
lefoon: 055 - 5345192, fax: 055 -
5345193, e-mail: Dierenhulp-Venezuela
@hetnet.nl

Wordt donateur voor minimaal f25,-
per jaar. Stuur een briefje naar: SDV,
Richtersweg 14, 7339 AB Ugchelen of
stort uw bijdrage op Rabobankrekening
37.34.10.700 onder vermelding van
\'donateur\'. Via de Internetsite http://
members.xoom.com/dierenhidp vindt u
alle informatie over dit vrijwilligers-
werk dat in Venezuela wordt verricht.

-ocr page 45-

In de eerste fase van het onderzoek
vond een vergelijking plaats tussen
vleesvarkens in drie huisvestingssys-
temen: Deense hokken met buitenuit-
loop (scharrelvarkens), Deense hok-
ken zonder uitloop, met strooisel en
voer volgens scharrelnormen (regulier
met strooisel) en conventionele hok-
ken met gedeeltelijk roostervloer en
krachtvoer (regulier zonder strooisel).
In de tweede fase zijn drie hokuitvoe-
ringen met drie koppelgroottes voor
scharrelvarkens vergeleken.
De scharrelvarkens hadden vergelijk-
bare groei, voeropname en voedercon-
versie als de varkens in de Deense hok-
ken zonder uitloop. De conventioneel
gehouden varkens hadden ook een ver-
gelijkbare groei, maar een lagere voer-
opname en een gunstiger voedercon-
versie. Varkens op stro die onbeperkt
krachtvoer verstrekt kregen, maakten
nauwelijks gebruik van ruwvoer.
Bij de Deense hokken met uitloop wa-
ren er minder individuele, veterinaire
behandelingen (12,5 procent tegen
26,7 procent) dan bij de Deense hok-
ken zonder uitloop. In vergelijking met
conventionele hokken is dit effect niet
gevonden. Het aantal aangetaste en
afgekeurde levers bij de scharrrelvar-
kens bleek onder de gevolgde bedrijfs-
voering (geen weidegang, consequent
ontwormen, goed hygiëneprogramma
tussen opvolgende rondes) laag in ver-
gelijking met de landelijke cijfers.
De hoeveelheid extra arbeid voor uit-
mesten, instrooien, ruwvoer verstrek-
ken en periodiek reinigen van de
Deense hokken met een uitloop in
roosteruitvoering is 0,85 uur per plaats
per jaar, vergeleken met conventionele
hokken.

Scharrelvleesvarkens neigen in vergelijking met conventioneel gehouden
vleesvarkens naar een iets hogere voeropname en een ongunstiger voedercon-
versie, maar ze hebben een vergelijkbare groeisnelheid. Er is geen verschil in
gezondheidskenmerken van scharrelvarkens en conventioneel gehouden var-
kens. Dat concludeert Praktijkonderzoek Varkenshouderij uit een onderzoek
naar scharrelvleesvarkens, dat werd uitgevoerd op het Varkensproefbedrijf
te Raalte.

ONDERZOEK SCHARRELVLEESVARKENS

Er zijn geen effecten gevonden van
koppelgrootte en hokuitvoering op de
technische resultaten en de dierge-
zondheid bij scharrelvarkens.

Exemplaren van dit proefverslag kun-
nen worden verkregen door f 25,- over
te maken op Posthanknummer
51.73.462 ten name van het Proef-
station voor de Varkenshouderij te
Rosmalen, onder vermelding van rap-
portnummer P1.22 3.

LEZINGEN \'VOEDING
EN GEZONDHEID
MAAGDARMKANAAL\'
GEBUNDELD

Van de lezingen die tijdens de stu-
diemiddag over \'Voeding en ge-
zondheid van het maagdarmka-
naal\' op 2 juni 1999 zijn ge-
houden, zijn uitgebreide samen-
vattingen gebundeld in een publi-
catie van het Productschap. Deze
publicatie is schriftelijk te bestel-
len bij het Productschap Dier-
voeder, Postbus 29739, 2502 LS
Den Haag of faxnummer 070 -
3708444) onder gelijktijdige
overmaking van ƒ 40,- (inclusief
verzend- en behandelingskosten)
op Postbankrekening 84520 ten
name van Hoofdproductschap
Akkerbouwproducten onder ver-
melding van \'PDV/Onderzoeks-
reeks nr. 4\'. De publicatie wordt
dan na ontvangst van dit bedrag
toegezonden.

Voor de prijs komen geschriften in
aanmerking die tot stand zijn gekomen
in de afgelopen twee jaar en waarvan
de omvang overeenkomt met die van
een doctoraal scriptie, geschreven in
de Nederlandse taal of door een inge-
zetene van Nederland.
De prijs zal worden uitgereikt op de
jaarvergadering van Cynophilia in
maart 2000. De beslissing over het al
dan niet toekennen van de prijs wordt
genomen door het bestuur van
Cynophilia. Die wordt hierbij geadvi-
seerd door een commissie.

Inzendingen kunnen tot 1 december
1999 worden gestuurd aan het secre-
tariaat van de Koninklijke Neder-
landse Kennelclub Cynophilia, Dorps-
straat 11, 3941 JJ Doorn.

WETENSCHAPPELIJKE PRIJS VAN
CYNOPHILIA

Door de Koninklijke Nederlandse Kennelclub Cynophilia is ter gelegenheid
van haar 100-jarig bestaan een prijs ingesteld die bestaat uit een zilveren pen-
ning plus ƒ 3000,-. Deze kan eens in de twee jaar worden toegekend aan een
wetenschappelijk geschrift, dat ertoe kan bijdragen de stand van de kynologie
of enig onderdeel daarvan in Nederland op een hoger peil te brengen.

KOPIJ OP DISKETTE

De redactie stelt het op prijs indien teksten, die langer zijn dan één A4-tje op bij voor-
keur een 3,5 inch-diskette (5,25 inch is ook mogelijk) worden aangeleverd in Word
Perfect 5.1 (andere versies zijn ook mogelijk). Aan het eind van regels gelieve geen
harde retums te geven.

-ocr page 46-

De DVI onderscheidt drie dierveilig-
heidsniveaus van oplopende zwaarte.
Het vierde en hoogste niveau zal uitein-
delijk het ideale bedrijf van de toekomst
op het gebied van diergezondheid en
dierwelzijn beschrijven. Er zijn binnen
de DVI drie aandachtsvelden: contact-
structuur, interne gezondheidszorg en
dierwelzijn. Voor elk aandachtsveld
zijn voorschriften geformuleerd op
DVI-niveau 1,2 en 3.
Het onderdeel contactstructuur gaat op
het basisniveau uit van de bestaande re-
gelgeving en is aangevuld met eisen aan
onder andere de toelating van bezoe-
kers en de aan- en afvoer van dieren,
voer en mest. Het vertrekpunt voor in-
terne gezondheidszorg is IKB. Uit-
breiding is er via certificering, verkrij-
ging van een vrij status voor dierziekten
en verantwoord diergeneesmiddelenge-
bruik. Bij het onderdeel welzijn is het
Varkensbesluit van 1998 uitgangspunt
en zijn er aanvullende voorschriften
voor huisvesting en verzorging. Ook
zijn er voorschriften verbonden aan het
niveau van dierwelzijn op het bedrijf,
gemeten door onder andere de mate
waarin oor- en staartbijten voorkomt.

In april 1999 is een praktijkproef opge-
start waarin de Dierveiligheidsindex op
ongeveer 200 varkensbedrijven wordt
uitgetest. De proefperiode zal ongeveer
een jaar duren. Een belangrijke impuls
voor varkenshouders om in de toekomst
aan dit systeem mee te doen ligt in de
verwachte realisering van betere be-
drijfsresultaten, minder insleep van
ziekten en een positieve uitstraling naar
afnemer en maatschappij.

Exemplaren van dit proefverslag
kunnen worden verkregen door f 25,-
over te maken op Postbanknummer
51.73.462 ten name van het Proef-
station voor de Varkenshouderij te
Rosmalen, onder vermelding van rap-
portnummer PI.222.

In opdracht van de Stichting Dierveiligheid heeft het Praktijkonderzoek
Varkenshouderij de doelstellingen van de Dierveiligheidsindex (DVI) voor
varkensbedrijven in een rapportage vastgelegd. De DVI heeft tot doel om de
risico\'s op insleep en verspreiding van besmettelijke ziekten versneld weg te
nemen en het gezondheids- en welzijnsniveau van de varkens versneld te ver-
beteren. Het basisniveau van de DVI zal in het te ontwikkelen systeem
\'Kolomcertificering\' worden ingebouwd. Ook is er nauwe afstemming met de
projecten \'Kwaliteitsindex\' (PVE), \'Verbreed Groen Label\' (LNV/CLM) en
andere initiatieven op het gebied van certificering.

DIERVEILIGHEIDSINDEX VOOR VARKENSBEDRIJVEN

Het inmiddels bekende en succesvolle
Propalin, een product dat ingezet
wordt bij urine-incontinentie bij hon-
den heeft nu de registratie verkregen
met een beduidend langere houdbaar-
heid. Was eerder de houdbaarheidster-
mijn maar zes maanden, nu heeft het
een houdbaarheid verkregen van twee
jaar. Hierdoor is voor de dierenarts en
eigenaar een praktisch voordeel opge-
treden.

Propalin, momenteel het enige, geregi-
streerde product voor de behandeling
van urine-incontinentie door sfincter-
insufficiëntie bij de teef, heeft als
werkzaam bestanddeel Fenylpropano-
lamine. Dit is een sympathicomimeti-
cum met voomamelijk een 1-adre-
nerge werking, heeft een bewezen
effectiviteit en kan in smakelijke drup-
pels over het voer worden toegediend.
Propalin wordt geleverd door de fimia
Vétoquinol in een 30 ml druppelflacon
en een gemakkelijke 100 ml flacon
met doseerpipet.

LANGERE HOUDBAARHEID PROPALIN

Naar aanleiding van onderstaande
uit de praktijk ontvangen vraag-
stelling vond de redactie de heer prof.
dr. A. de Kruif (Faculteit Diergenees-
kunde te Gent) bereid om voor de le-
zers een antwoord teformuleren.

VRAAG:

Als een koe in de rechter hoom drach-
tig is, zit dan het corpus luteum ook al-
tijd in het rechter ovarium?

ANTWOORD:

Het corpus luteum (c.1.) zit inderdaad
altijd aan die kant waar de koe drachtig
is Opsilateraal). Na de ovulatie blijft
een bevmchte eicel (embryo) ongeveer
vier ä vijf dagen in de oviduct. Daama
komt het embryo in de utemshoom te-
recht, alwaar het uitgroeit tot een foe-
tus. Migratie van de ene utemshoom
naar de andere treedt niet op.
Mocht men bij rectaal onderzoek soms
menen te voelen dat de vmcht zich con-
tralateraal van het c.1.-bevattende ova-
rium bevindt, dan is er zeer waarschijn-
lijk sprake van een foute diagnose. Of
de vracht is toch in de andere utems-
hoom aanwezig of het c.1. was niet dui-
delijk op het ipsilaterale ovarium te
palperen. In het eerste geval heeft men
fluctuatie gevoeld in de onbevmchte
utemshoom en lijkt deze hoom groter,
omdat ze \'makkelijker voor het grijpen
ligt\' of contractiëler aanvoelt dan de
bevmchte hoom. In het tweede geval
heeft men zich mogelijk vergist door-
dat sommige corpora lutea veel kleiner

DE PLAATS VAN HET CORPUS LUTEUM

-ocr page 47-

zijn dan gedacht, vrijwel geheel in het
ovarium gelegen zijn en er niet altijd
een stigma te palperen is.
De enige (theoretische) mogelijkheid
dat het c.1. zich contralateraal van de
foetus bevindt, zou een tweelingdracht
kunnen zijn waarbij de zich ipsilateraal
bevindende foetus enkele weken na de
bevruchting is afgestorven en de
vruchtvliezen van de contralaterale
foetus ervoor hebben gezorgd dat het
c.1. niet in regressie is gegaan. Dat dit
een betrekkelijk grote zeldzaamheid is,
zal duidelijk zijn.

De conclusie is dus dat als men meent
te voelen, dat het c.1. zich contralateraal
van de vrucht bevindt, men er van moet
uitgaan dat er een fout is gemaakt.

PHARYNGEALE LYMFOIDE HYPERPLASIE BIJ HET PAARD

F.M. van Oosterhout; SR 671/97:24pp.

In deze scriptie wordt een literatuuron-
derzoek gepresenteerd over pharynge-
ale lymfoide hyperplasie bij het paard
(PLH).

Ingegaan wordt op de frequentie van
voorkomen, de etiologie, de pathoge-
nese, de ziektesymptomen, de diagnos-
tiek, de therapie en de preventie.
Voorts worden de resultaten vermeld
van een eigen onderzoek. De frequentie
van voorkomen is gekoppeld aan de
leeftijd. Het wordt vaak gezien bij twee-
jarigen. Met het ouder worden neemt het
percentage lijders af
PLH is een multifactoriële aandoening
en zou ontstaan als gevolg van een im-
munologische reactie op luchtweginfec-
ties van virussen en bacteriën.
Klinisch wordt PLH uitgedrukt in vier
graden.

De emst ervan verklaart niet altijd de
aanwezige klachten zoals hoesten, neus-
uitvloeiingen, benauwdheden, vermin-
derd uithoudingsvermogen, stridor en
dergelijke. Ook is het de vraag of PLH
wel altijd problemen geeft.
Het al dan niet toepassen van behande-
lingen staat ter discussie.
Aanbevolen wordt rust alsmede een
goede huisvesting. Spray\'s bestaande
uit corticosteroïden en antibiotica wor-
den vaak gegeven. Ook past men locaal
wel thermische en chemische cauterisa-
tie toe.

Tegen de vimsinfecties wordt preven-
tief wel gevaccineerd. Het eigen onder-
zoek bestond uit endoscopie van de pha-
rynx bij 76 paarden die in juli en
augustus 1995 ter onderzoek werden
aangeboden in de Kliniek voor In-
wendige Ziekten der Grote Huisdieren
te Utrecht, alsmede 26 ponies bij een
particulier.

Hierbij werd vooral gecontroleerd op
het voorkomen van bronchitis en PLH
enerzijds en de leeftijd anderzijds.
In grote trekken kwamen de waame-
mingen overeen met de gegevens ver-
meld in de literatuur.

S.A.J.M. van Dongen; SR 674/97: 39pp.

Uit de humane pathologie is bekend
dat mensen lijdende aan chronische in-
fectieziekten zoals tuberculose, bmcel-
lose, osteomyelitis, endocarditis, lon-
gabcessen, neoplasieën en andere
tevens vaak een gering normocytaire
anemie hebben. De erytrocyten hebben
meestal ook een veranderde osmoti-
sche resistentie.

Over de etiologie hiervan bestaat on-
duidelijkheid. Aangenomen wordt dat
een en ander bemst op een snellere de-
stmctie van de erytrocyten en het on-
voldoende beschikbaar zijn van ijzer in
het hemopoëtische systeem.
Scribent deed onderzoek naar deze ab-
normaliteit niet alleen door het verza-
melen van literatuurgegevens maar
ook door bepalingen van de osmoti-
sche resistentie van erytrocyten bij
normale mnderen en bij runderen lij-
dende aan primaire immunodeficientie
(bovine leucocytaire adhesie deficien-
tie = BLAD).

ANEMIE VAN (CHRONISCHE)
ONTSTEKING ZIEKTES EN
OSMOTISCHE RESISTENTIE

Geconcludeerd wordt dat de erytrocy-
ten van BLAD runderen resistenter
zijn dan van andere dieren. Mogelijk
spelen hierbij ook rasverschillen een
rol. Interessant is de opmerking dat er
ook een verband bestaat tussen be-
paalde paardenfamilies en resistentie
ten opzichte van hemolyse.
(Een zeer lezenswaardige scriptie, De
titel lijkt niet geheel in overeenstem-
ming met de inhoud, ref)

FELINE SPONGIFORME
ENCEPHALOPATHIE: EEN
LITERATUURSTUDIE

C. Oomkes. SR 803/98: 17pp.

Tegelijk met het klinisch manifest wor-
den van Bovine Spongiforme Encepha-
lopathie (BSE) bij mnderen in Engeland
na 1998 zijn soortgelijke ziektebeelden,
zowel klinisch als histologisch, ook
vastgesteld bij katten. In de literatuur
van voor deze datum werd deze aandoe-
ning bij deze diersoort niet beschreven.
Men vermoedt dezelfde besmettings-
bron namelijk voedermiddelen waarin
hersenweefsel van aan BSE gestorven
koeien was verwerkt. Deze scriptie be-
handelt de etiologie, het voorkomen van
verscheidene pathotypen, de besmet-
tingsbron, de klinische verschijnselen,
de pathologie en de methode van ver-
spreiding. In de discussie wordt opge-
merkt dat bij honden die dezelfde voe-
dingsbestanddelen krijgen als katten,
spongiforme encephalopathieën (nog)
nooit zijn waargenomen.

-ocr page 48-

nmemoriain

JOHANNA SYTSKE
HOOGHIEMSTRA

geboren 5 juni 1927
overleden 6 maart 1999

In 1947 begon Hannie haar studie
diergeneeskunde. Toen nog werd de
skyline van Utrecht mede bepaald
door een statige, hoge schoorsteen-
pijp van de havermoutfabriek van
haar grootvader aan de Witte-
vrouwensingel. Trots stond met grote
letters J.S. Hooghiemstra op deze
pijp-

Hannie groeide op met haar broer
Freddy, de bekende hockeyer uit de
vijftiger jaren in Bilthoven en be-
zocht na de lagere school het gymna-
sium. Toen ze haar studie begon,
moest ze haar gymnasium A-diploma
nog aanvullen met B-vakken om aan
het propaedeutisch examen deel te
mogen nemen. Dit bleek voor haar
geen enkele moeite.
Ze werd lid van de Utrechtse
Vrouwelijke Studenten Vereeniging,
tevens van de Diergeneeskundige
Studenten Kring. Ook wij. Gehele,
Coen, Paul, Piet, Hans, Watse, Corry
en Annemein hadden voor deze stu-
die gekozen en we vormden alras een
hechte vriendenkring. We hadden
met elkaar een gouden tijd, daar in
Utrecht. Een ongedwongen vriend-
schap, met elkaar college lopen, fiet-
sen, zeilen en wat dies meer zij.
De ouverture van het levensconcert
klonk zuiver

Na het eerste jaar raakten we wat uit
elkaar omdat de een nu eenmaal
sneller studeerde dan de ander, maar
de vriendschap bleef door dik en
dun. Halvervi\'ege de rit haakte
Hannie af. Echter een tijdelijke zaak.
Door een bevriende familie werd ze
een half jaar opgevangen. Die
zorgde ervoor dat ze weer structuur
in haar leven kreeg en tenslotte op de
veterinaire rails terugkeerde. Het re-
sultaat was glansrijk afstuderen in
1958.

Er was een examinator die zei: \'Dit
meisje heej\'t een bijzondere intelli-
gentie\' en inderdaad, Hannie was
bijzonder. Volkomen zichzelf, heerlijk
verstrooid en zeer muzikaal. Toen ze
afgestudeerd was kreeg ze een aan-
stelling aan de kliniek voor inwen-
dige ziekten bij professor Wagenaar
Met heel veel plezier en ambitie heeft
ze er gewerkt.

Ze ontmoette daar haar toekomstige
echtgenoot Siep van den Anker In
mei 1962 traden ze in het huwelijk
waarna in september 1963 hun zoon
Michiel werd geboren. Ze werkte
aanvankelijk samen met haar echt-
genoot in de praktijk, eerst enkele ja-
ren in Silvolde en later in de praktijk
in Slagharen, maar al vrij snel kreeg
Hannie rugklachten, die haar kun-
nen steeds verder ondermijnden. Het
leven spoedde zich naast haar voort
maar ze had er nauwelijks deel meer
aan. Er trad zo een dissonant op in
het concert.

In de loop der jaren heeft Siep heel
veel voor haar gedaan, doch ten-
slotte was opname in een verpleeg-
huis onvermijdelijk. In 1982 werd
dat \'Het Meulenbelt\' te Almelo. Dit
is voor beiden een moeilijke, maar
onontkoombare beslissing geweest.

Ze is daar geweldig opgevangen en
geestelijk ondersteund alsmede met
veel liefde verpleegd. Want hoe
moeilijk het voor haar was, ze gaf al-
tijd aan dat ze het daar goed had.
Onze bezoeken aan haar waren zeer
waardevol, wijzelf namen altijd veel
kracht daarvan mee naar huis. Ze
streed haar strijd dapper en we we-
ten zeker dat haar muzikaliteit haar
via Beethoven, Mozart en niet te ver-
geten Bach, veel steun heeft gegeven.
Echter, deze moeizame strijd heeft 6
maart 1999 op moeten geven. Ze is
na een vrij lange spanne tijd heel
rustig heengegaan.
Op 12 maart werd ze onder grote be-
langstelling op de begraafplaats in
Bilthoven ter aarde besteld. Om met
de dichter Slauerhoffte spreken:

Ook de grootste vriendschap
Kan niet tegen de dood
Die niets ontziet en alles slecht.

Hannie zullen we niet licht vergeten,
ze blijft in onze gedachten immer hij
ons. Wij wensen de achterhlijvenden,
met name Michiel en Sandra, heel
veel sterkte toe.

Namens de vrienden:
Annemein Schuiringa-Sybe.sma

-ocr page 49-

De KNMvD site bestaat uit een open
en een gesloten deel. Het open, voor
iedereen toegankelijke, deel is gedeel-
telijk nog in opbouw. Het zal worden
gebruikt voor profilering van de
KNMvD en voor de verspreiding van
informatie over en rond diergenees-
kundige ontwikkelingen. Recente er-
varingen rond ons beroep hebben ge-
leerd hoe belangrijk het kan zijn om
bepaalde zaken in bredere kring beter
te kunnen toelichten of nuanceren.
Een password geeft toegang tot het ge-
sloten zogenaamde \'ledendeel\', uit-
sluitend bedoeld voor de leden van de
KNMvD.

KNMVD EN NCI

De nieuwe website van de KNMvD is
een gezamenlijk project van de NCI en
de KNMvD. De NCI behartigt als ini-
tiatiefnemer vooral de organisatori-
sche en technische kant van de zaak.
De KNMvD neemt de inhoudelijke
kant voor zijn rekening met uitzonde-
ring van het NCI deel dat door de NCI
zelf wordt verzorgd. Daarnaast heeft
de NCI nog als taak de \'gebruikers-
kant\' te stimuleren. (Zie verder.)

DYNAMISCHE INFORMATIE
De KNMvD site bevat al zeer veel, uit-
eenlopende, informatie die voor die-
renartsen van belang geacht wordt.
Extra zorg is besteed aan een heldere
opbouw van de site, zodat de grote
hoeveelheid aan wetenswaardigheden
duidelijk gerubriceerd en op een hap-
klare manier wordt aangeboden. De
kracht van Internet is immers de dyna-
miek van \'on line\' informatie. Een ze-
kere dynamiek geldt natuurlijk al voor
het Tijdschrift voor Diergeneeskunde,
maar in veel sterkere mate voor een
website waamee een veel snellere en
daardoor intensieve communicatie
mogelijk wordt. Uiteraard lukt dit al-
leen als alle aangeboden informatie
\'up to date\' is. Dit is de verantwoorde-
lijkheid van de webmaster van de
KNMvD site, Corine van Kalles (ook
bekend van de Vacaturebank). Zij
zorgt voor het beheer van de site, en
het dagelijks \'verversen\' van pagina\'s.
Natuurlijk ligt hier ook een taak voor
alle leden gebruikers. Gezamenlijk
kunnen zij de webmaster helpen \'hun
site\' up to date te houden met sugges-
ties die via een eenvoudig elektronisch
formuliertje kunnen worden doorgege-

1 augustus 1999 is het zover: dan opent de KNMvD haar nieuwe website:
<http://www.knmvd.nl/>. Na het gereed komen van de structuur hebben de
NCI en het Secretariaat zich met man en macht ingezet om de site te vullen
met relevante wetenswaardigheden en het leggen van verbindingen met an-
dere nuttige Internetpagina\'s. Een indrukwekkend en toch overzichtelijk
bouwwerk dat de leden van de KNMvD snel en intensief van informatie moet
voorzien en dat de onderlinge communicatie zal bevorderen. Het is dan ook
met gepaste trots dat de NCI en de KNMvD de leden uitnodigen intensief ge-
bruik te maken van dit nieuwe medium.

DE KNMVD WEBSITE, EEN NIEUWE DIMENSIE VOOR
COMMUNICATIE

ven.

GROEPEN

De Groepen hebben hun eigen ge-
deelte in het gesloten deel van de site,
zodat er vertrouwelijk onderling kan
worden gecommuniceerd. Zo kan er
een \'elektronische discussie\' plaats-
vinden, alvorens een Groep een be-
paald standpunt naar voren brengt.
Ook kan men belangrijke bevindingen
doorgeven en vragen stellen of die van
anderen beantwoorden. Met dit laatste
heeft de Groep Paard reeds positieve
ervaring opgedaan. Het spreekt van-
zelf dat een Groep daarbij niet alleen
de verantwoordelijkheid heeft voor de
inhoud van het eigen gedeelte, maar
ook voor het aanleveren van informa-
tie die voor alle leden van belang
wordt geacht. De toekomst moet leren
in hoeverre de Groepen uiteindelijk
ook een deel van de taak van de web-
master kunnen overnemen.

NCI

Zoals reeds aangegeven heeft ook de
NCI een eigen deel binnen de website
van de KNMvD. In dat deel staat on-
dermeer een overzicht van alle produc-
ten waaraan de NCI een bijdrage heeft
geleverd en een overzicht van de pro-
jecten die in de pijplijn zitten. Zo is te
lezen dat de NCI zich eerst heeft con-
centreerd op de inteme website (for-
meel praten we dan over een Extranet).
In de nu volgende fase werkt de NCI
aan het open deel van de website,
waarop informatie voor de veterinaire
cliënten en relaties te vinden zal zijn.

SNEL EN WEDERKERIG
Een belangrijk voordeel van het ge-
bruik van Intemet boven het
Tijdschrift om de leden te informeren
is de snelheid waarmee informatie
aangeboden kan worden. Bovendien
kan de KNMvD met één druk op de
knop alle leden met een e-mailadres
bereiken. Zo kan vooral bij calamitei-
ten, bijvoorbeeld een uitbraak van een
besmettelijke dierziekte, iedere die-
renarts tijdig kennis nemen van het
laatste nieuws; recente ontwikkelin-
gen hebben weer eens bewezen hoe
belangrijk dit kan zijn. Reeds zeer veel
praktijken beschikken over een e-mail
adres. Het is te hopen dat dit essentiële
- en uiteraard vertrouwelijke - netwerk
snel compleet wordt.

Daamaast is de wederkerigheid een
belangrijk voordeel van Internet. De
Maatschappij is hiermee 24 uur per
dag bereikbaar voor het doorgeven van
informatie. Een ander groot voordeel
is de bevordering van de onderlinge
communicatie. Voorwaarde hiervoor
is wel dat zoveel mogelijk dierenartsen
gebmik maken van de website. Hoe
groter het aantal gebruikers des te
krachtiger wordt dit medium. Het mo-
tiveren van leden om contact te zoeken
met de KNMvD website heeft dan ook
de hoogste prioriteit van de KNMvD.
Het is de taak van de NCI om hiervoor
de optimale voorwaarden te scheppen.

HOE DOET U MEE ?
Rond 1 augustus valt bij ieder lid van
de KNMvD een brief in de bus.
Daarin staat vermeld hoe men aan-
sluiting kan zoeken met de website.
Diegenen die reeds toegang hebben
tot Internet kunnen volstaan met het
aanvragen van een password - natuur-
lijk per e-mail! De echte \'beginners\'
kunnen bij NCI terecht voor informa-

-ocr page 50-

tie en begeleiding. Daarnaast worden
verschillende cursussen over Internet
verzorgd, ondermeer om starters op
weg te helpen.

TOT SLOT

Het is de stellige overtuiging van het
Hoofdbestuur dat dit Extranet uitein-
delijk een onmisbare plaats zal inne-
men in de interne communicatie van
de KNMvD. Het zal wel even wennen
zijn - elke dag even kijken wat de be-
roepsvereniging te melden heeft -,
maar het zal wel net zo gaan als met de
telefoon; daar zag men aanvankelijk
ook het nut niet van in. Het ging toch
prima met koeriers?

Voor meer informatie over de website
van de KNMvD en voor uw password:
mevrouw Corine van Kalles (tel. 030-
2510111 of e-mail cka@knmvd.nl).
Voor meer informatie over cursussen
en toegang tot het Internet: NCI, me-
vrouw Karin de Haas (tel. 030
2545749/bgg 0316 531198 of e-mail
k.h.de. haas-klink@inter. nl. net); me-
vrouw Annelies Kroneman (frak-
ron@worldonline.nl) of de heer Bas
Aukema (aukema.bas@consunet.nl).

Een complicerende factor daarbij is
echter dat in de regelgeving vereist is
dat dierenartsen in het bezit moeten
zijn van een diploma om het beroep
daadwerkelijk uit te mogen oefenen.
Hierdoor is onzekerheid ontstaan over
de vraag of de afgestudeerde die nog
geen diploma heeft ontvangen, wel
mag praktiseren.

Wij hebben dit op verzoek van de
Faculteit der Diergeneeskunde uitge-
zocht. Hiervoor is contact gezocht met
een aantal belanghebbende instanties:
het ministerie van LNV, de RVV en
één van de belangrijkste beroepsaan-
sprakelijkheidverzekeraars(VVAA).
Voor elk van deze instanties bleek bepa-
lend te zijn of de afgestudeerde feitelijk
beschikt over alle noodzakelijke kennis
en vaardigheden om te kunnen praktise-
ren. Als de student alle examens met
goed gevolg heeft afgelegd en de facul-
teit daarover een verklaring afgeeft, ne-
men elk van deze instanties aan dat dit
het geval is. Met de
afstudeerverklaring
van de faculteit kan
een voorlopige in-
schrijving in de re-
gisters van de RVV
worden verkregen
en biedt de hiervoor
genoemde beroepsaansprakelijkheids-
verzekering een dekking.
Kortom: de afgestudeerden die snel
aan de slag willen, raden wij aan een
afstudeerverklaring aan te vragen bij
de Faculteit der Diergeneeskunde.
Voor de practici willen wij hierbij
aangeven dat er géén juridische
drempels zijn tegen het (tijdelijk)
aannemen van een afgestudeerde met
een afstudeerverklaring van de facul-
teit.

AFSTUDEERVERKLARING

ln de naderende zomerperiode zullen er weer een groot aantal studenten af-
studeren. Dat wil zeggen dat deze studenten de laatste examens voor de zomer
met goed gevolg zullen afleggen en dan in afwachting zijn van het verkrijgen
van hun bul. Echter ook op de faculteit breekt de zomerperiode aan, zodat de
diploma-uitreiking vaak pas na de zomervakantie plaats zal vinden. Voor een
aantal afstuderenden is dit een ideale omstandigheid om vakantie te nemen,
maar voor anderen is deze zomerperiode een mooie gelegenheid om als waar-
nemer ervaring op te doen.

Voor vragen over dit onderwerp kunt u
contact opnemen met de KNMvD (mr.
A.P. Hiihorst, telefoon: 030-2510111).

CURSUS VAN MEDEWERKER NAAR ASSOCIÉ\'

Het Bureau van de KNMvD organi-
seert wederom de cursus \'Van mede-
werker naar associé\'. Deze driedaagse
cursus is speciaal bedoeld voor die-
renartsen, die pas enkele jaren zijn af-
gestudeerd en meer willen weten over
allerlei zaken betreffende associëren.

Weet u bijvoorbeeld:

wat er komt kijken bij de financie-
ring van een maatschap?
hoe u een accountantsrapport
moet lezen?

hoe u dient te onderhandelen en
hoe u met een conflict moet om-
gaan?

wat er zoal komt kijken bij ar-
beidsrecht en pensioenvoorzie-
ning?

welke verzekeringen u als zelf-
standig ondernemer dient af te
sluiten en hoe u dit het beste kunt
doen?

welke rechtsvomien er bestaan
binnen een praktijk?

Tijdens de cursus zal, anders dan ge-
bruikelijk, niet alleen een deskundige
aan het woord zijn. Uitgaande van het
principe dat volwassenen van elkaar
leren, zal er veel zelfwerkzaamheid
van de deelnemers gevraagd worden.

Door middel van deze cursus wil de
KNMvD pas afgestudeerde dierenart-
sen de mogelijkheid bieden hun ken-
nis op het gebied van voornoemde za-
ken te verbreden. Omdat het
Hoofdbestuur het belangrijk acht dat
deze cursus gehouden wordt, zal de

KNMvD hieraan een behoorlijke fi-
nanciële bijdrage leveren, zodat de
kosten voor deelname aan deze in-
terne cursus slechts ƒ 225,-- per per-
soon bedragen. Dit bedrag is inclusief
overnachtingen en maaltijden. De cur-
sus wordt intern gehouden in het
Aparthotel te Delden. De eerstko-
mende cursus zal plaatsvinden van
woensdag 3 (vanaf 16.00 uur) tot en
met vrijdag 5 november 1999 (tot
ongeveer 16.00 uur).

Er zijn nog enkele plaatsen beschik-
baar, dus mocht u interesse hebben
om aan de cursus deel te nemen of nog
vragen hebben, neem dan zo spoedig
mogelijk contact op met het Bureau
van de KNMvD, Heidy Winkel, tel.
030-2510111.

-ocr page 51-

WIJZIGING WETTELIJK MINIMUMLOON PER 1 JULI 1999

Per 1 juli 1999 wordt het wettelijk minimumloon verhoogd. De nieuwe bedragen luiden als volgt:

18 jaar ƒ1.081,30

19 jaar ƒ1.247,60

20 jaar ƒ1.461,50

15 jaar

16 jaar

17 jaar

ƒ 712,90
ƒ 819,90
ƒ 938,70

21 jaar ƒ 1.722,90

22 jaar ƒ2.019,90

23 jaar en ouder ƒ2.376,40

Het salaris van medewerkers die het wettelijk minimumloon verdienen, dient per 1 juli 1999 conform bovengenoemde be-
dragen te worden aangepast.

WAT VERWACHT MEN VAN DE ERKENDE PAARDENDIERENARTS IN HET VOLGENDE MILLENNIUM?

EEN PRIKKELENDE VISIE DOOR AFNEMERS VAN
PAARDENGEZONDHEIDSZORG

Met een korte inleiding en enkele harde
cijfers over het aantal mensen dat zich
beroepsmatig met paarden bezig houdt,
opent de dagvoorzitter het symposium.
Met een bruto-omzet van twee miljard
per jaar kun je met recht spreken van een
\'paardenbedrijfsleven\'. Inmiddels is er
een Sector Bestuur Paarden in oprich-
ting, als overkoepelende organisatie
voor eenieder die zich op enigerlei wijze
met paarden bezighoudt. De negentien
door het ministerie van LNV erkende
stamboeken, de Nederlandse Hippische
Sportbond, de Nederlandse Draf- en
Rensport, het bestuur van de PVV, zelfs
CNV en FNV zijn nu door deze organi-
satie meer on-speaking-terms en vallen
uiteindelijk onder één noemer, het
Sector Bestuur Paarden, als opvolger
van de afdeling paardenhouderij van het
Landbouwschap.

De tweede spreker, Alfred van Lenthe,
secretaris Sector Bestuur Paarden, is
hiermee ingeleid. \'Het paard vormt een
brug tussen landbouw en maatschappij\'.
Met de verandering van werkpaard naar
sportpaard verandert de allround dieren-
arts in specialist. De verantwoordelijk-
heden van dierenartsen zijn gestegen, de
cliënt wil kwaliteit en als eigenaren van
gezelschapsdieren is men bereid voor
die kwaliteit te betalen. Hij benadrukt
behalve een goede vakkennis ook de so-
ciale en communicatieve vaardigheden.
Ko Goedegebuure vertegenwoordigt als
directeur het KWPN. Bij het grootste
stamboek van Nederland heeft gezond-
heid altijd hoog in het vaandel gestaan.
Zijn sleutelwoorden voor de toekom-
stige paardendierenarts zijn uniformi-
teit, onafhankelijkheid, objectiviteit,
kwaliteit en deskundigheid.
Rogier van lersel, adjunct directeur van
de KNF, denkt dat de paardendierenarts
anno 2000 gevangen zit in het dilemma
tussen commercialisering en goed hor-
semanship.

Rob van Ewijk weet namens de RVV te
melden dat bij de overheid de erkende
paardenarts nog niet aan de orde is. Een
I&R-database voor paarden is er nog
niet. Wel is er een Gezondheid- en
Welzijnswet en een aangifteplicht van
besmettelijke dierziekten . De sperma-
winstations staan onder toezicht van hun
dierenarts, die weer verantwoording en
informatie verschuldigd is naar een die-
renarts van de RVV. Bij de export van
levende paarden vergemakkelijken
goed ingevulde paardenpaspoorten de
exportsituaties. In de discussie later op
de middag suggereert Jan Vaarten dat
certificering bij de collega\'s RVV toch
wel leeft.

Jan Jonkers schetst, namens de Bond van
Hengstenhouders, als doel van de paar-
dendierenarts, het waarborgen van kwa-
liteit ten opzichte van de cliënt, tegen een
prettige prijs met duidelijke herkenbaar-
heid. Certificeren heeft alleen zin als er
ook sancties zijn na controle. Als slotop-
merking zei hij: \'Heeft het röntgenappa-
raat ons niet iets teveel in de greep?\'

Op 14 april 1999 hebben verschillende autoriteiten uit het paardenbedrijfsle-
ven op min of meer prikkelende wijze hun visie gegeven over de paardendie-
renarts van de toekomst. Als dagvoorzitter heeft Jaap Werners elf sprekers
mogen inleiden voor een overbezette zaal in Papendal. De sprekers kwamen
uit alle geledingen van het paardenbedrijfsleven en gaven ieder hun eigen vi-
sie op de rol die wij als paardendierenarts in het volgende millennium zullen
of zouden moeten gaan spelen.

Na de pauze steekt Nienke Endenburg,
als psychologe werkzaam bij de afde-
ling gezelschapsdieren van de faculteit,
van wal. Zij houdt een enorm leuk be-
toog over onder andere het goddelijke
aura dat om de dierenarts heen zou han-
gen en over hoe men de begeleiding
bij/na euthanasie ervaart. Als de dieren-
arts aardig gevonden wordt, zijn de
cliënten meer tevreden. \'Ga goed om
met je kwaliteit, niet alleen aardig zijn,
niet alleen kwaliteit\'.
Tineke Bartels is - zeer bekend - gebrui-
ker, topsporter en vertegenwoordigt de
NHS. Zij is van mening dat een goede
sportdierenarts van essentieel belang is
bij belangrijke sportprestaties. In
Nederland zijn deze sportdierenartsen
er maar weinig, en een aantal topspor-
ters gaat op zoek en belandt in België.
Mevrouw Bartels pleit voor de oprich-
ting van een sportdiagnostisch labora-

\'Öe PaardeS

-nno2000,

-^en \\n het
ama tussen
AT\\e-cia\\\\senng

horsemanship?"

-ocr page 52-

torium bij de faculteit in Utrecht voor
dopingcontroles met tevens een voor-
lichtingsfunctie, aangezien de FEl do-
pinglij st vaak niet goed bekend is.

Daan Nanning vertolkt namens de VSN
de visie als handelaar en vindt dat er te-
veel waarde gehecht wordt aan de rönt-
genfoto\'s. Hij pleit ervoor de foto alleen
te gebmiken om problemen te lokalise-
ren die je met de klinische beoordeling
vindt. Teveel zou door de verzekering
bepaald worden.

Hij pleit voor een klasse-indeling van 0-
40 in plaats van 0-4 . Overigens merkt
hij op dat de collegialiteit bij paarden-
dierenartsen soms niet groot is.
Peter Smeets van Hippo paardenverze-
keringen maakt melding van onzorgvul-
digheid bij keuringen. Bovendien ko-
men veel afgekeurde paarden volgens
hem weer in het circuit terug. Volgens
dhr. Smeets is alleen klinisch keuren
zonder foto\'s absoluut niet acceptabel.
De röntgenfoto\'s moeten geprint zijn,
voorzien van naam etcetera. Signale-
ment wordt niet altijd vermeld, of er is
geen conclusie vermeld. Kortom er
wordt volgens hem vaak onnauwkeurig
omgegaan met het invullen van een keu-
ringsrapport.

Na twee prikkelende discussies tussen
de zaal en het panel gevormd door alle
sprekers, kunnen we concluderen dat
het een unieke gebeurtenis was, zovele
verscheidene sprekers uit alle windrich-
tingen van de paardenhouderij samen
rond de discussietafel te hebben. Voor
paardendierenartsen is er beslist toe-
komst in het volgende millennium. Het
is verstandig de raad van \'de gebruiker
van het paard\' niet in de wind te slaan en
misschien kunnen we deze meningen
als steuntje in de mg gebmiken op weg
naar certificering en erkenning?

Serie: De Groepen

Binnen de KNMvD zijn tien Groepen actief, ieder met een eigen veterinair- vaktechnisch deelgebied.
Tientallen enthousiaste collega \'s besteden veel - vrije - tijd om de doelstellingen van deze groepen te
dienen. De serie De Groepen geeft verslagen van een bestuursvergadering van elke Groep, met als
doel een beeld te geven van de alledaagse bezigheden hinnen de respectievelijke Groepen. Elk ver-
slag start met een drietal algemene vragen aan de voorzitter van de Greep.

GROEP PLUIMVEEWETENSCHAPPEN

(NEDERLANDSE AFDELING WORLD VETERINARY POULTRY ASSOCIATION]

Voorzitter: T.S. de Vries.
Secretaris: A.H.A. Steentjes, Beukelaar
29,5711 BK Someren.

Wat zijn de doelstellingen van uw
Groep?

Het verbeteren van de Pluimveege-
zondheidszorg en het bevorderen van de
kennis daaromtrent.

Welke financiële bijdrage vraagt u
van een lid?

Honderd gulden. Seniorleden betalen
vijfentwintig gulden lidmaatschap.
Er ligt op dit moment een concreet ver-
zoek van een student om lid te worden,
hetgeen we natuurlijk toejuichen. Maar
we hebben nog geen tarief voor een stu-
dentenlidmaatschap.

Waarom zou een KNMvD-lid ook
nog eens lid moeten zijn van Groep?

Groep Pluimveewetenschappen heeft
natuurlijk een heel andere doelstelling
dan de KNMvD. Wij zijn heel gericht
bezig, voor de pluimveedierenarts. Ook
ligt bij ons het accent vrijwel volledig op
verbetering van kennis.
Natuurlijk ontkomen we er niet aan om
ook een stuk belangenbehartiging te
verrichten. Wij zijn immers het enige
aanspreekpunt voor iemand die \'de

Nederlandse pluimveedierenarts\' wil
benaderen. Waarbij ik wil aantekenen
dat we niet alleen praktiserende dieren-
artsen vertegenwoordigen, maar alle
Nederiandse pluimveedierenartsen.
Belangenbehartiging is evenwel niet
onze hoofddoelstelling. We hechten in
dit verband veel waarde aan het feit dat
een van onze bestuursleden maandelijks
bij de bestuursvergadering van de
Groep Practici Grote Huisdieren aanwe-
zig is, om zo over het beleidsonderdeel
belangenbehartiging te overleggen en
dit te integreren. Maar bijvoorbeeld het
project Erkenning Pluimveedieren-
artsen wordt vrijwel volledig door de
Groep Pluimveewetenschappen aange-
stuurd.

EEN BESTUURSVERGADERING
Het bestuur van de Groep Pluimvee-
wetenschappen heeft zijn vergaderingen
telkens voorafgaande aan een ledenver-
gadering. Zo\'n ledenvergadering blijkt
geen onderiinge overiegbijeenkomst te
zijn zoals de naam doet vermoeden,
maar een informatief samenzijn waar
een aantal deskundige sprekers inleidin-
gen verzorgen.

Het is hierdoor niet meer vreemd dat de
bestuursvergadering begint met het tel-
len en in enveloppen stoppen van boe-
kenbonnen. Als bedankje voor de spre-
kers van de navolgende ledenver-
gadering. \'Heb ik voldoende bonnen
aangeschaft?\' luidt de eerste vraag die
het bestuur moet beantwoorden.
Na de vaststelling dat de secretaris goed
heeft geteld, opent voorzitter De Vries
de vergadering met een aantal medede-
lingen. Allereerst doet hij verslag van
een vergadering van het Algemeen
Bestuur van de KNMvD, die vrijwel
volledig werd gevuld door het agenda-
punt: De nieuwe KNMvD-voorzitter.
Hij mag de naam onthullen, wat bij
schrijver dezes even de hoop doet rijzen
een primeur te hebben met dit verslag.
Ton de Ruijter heet de kandidaat. \'Kent
iedereen die?\' Meneer de Ruijter blijkt
geen onbekende.

Dan het dioxine-schandaal dat op het
moment van vergaderen volop actueel
is. De KNMvD is om haar standpunt ge-
vraagd. We hebben geen standpunt, stelt
de voorzitter, want de diergezondheid in
Nederland lijkt niet in het geding. Het
probleem gaat primair de volksgezond-
heid aan en \'men\' dient dus bij volksge-
zondheidsinstellingen te rade gaan voor
meningen. Het bestuur kan zich vinden
in deze stellingname. \'Wij weten ook
niet meer dan wat we in de krant lezen.\'
Retrospectief onderzoek van sectie-uit-

-ocr page 53-

slagen van bedrijven die verdacht voer
hebben gevoerd, heeft geen aanwijzin-
gen opgeleverd voor ziektekundige aan-
doeningen die gerelateerd kunnen zijn
aan dioxine-opname. \'Wat voor afwij-
kingen geeft dat dan, dioxine?\' vraagt
een bestuurslid. Dioxine blijkt het en-
dotheel te beschadigen, waardoor oe-
deem ontstaat. In het verleden is ooit
sprake geweest van een
chicken oedema
syndrome
, waarvan uiteindelijk PCB\'s
en dioxine de oorzaken bleken te zijn.
Bij de ingekomen stukken bevindt zich
een verzoek van de NCI, de onderlinge
organisatie voor automatisering van die-
renartsenpraktijken. Voor het opzetten
en in stand houden van een eigen inter-
netpagina van met name genoemde
Groepen, vraagt de NCI een contactper-
soon vanuit de Groep Pluimveeweten-
schappen. De pagina moet onderdeel uit
gaan maken van de KNMvD-^/teHet
bestuur besluit om in de aansluitende le-
denvergadering te vragen of er iemand
interesse heeft in deze fiinktie.
Dit eist een actieve inbreng vanuit de
Groep, stelt een bestuurslid, want een
internetpagina heeft alleen zin als je
hem actueel houdt. Er ontstaat een ge-
sprek over de informatie die de Groep
op het intemet wil zetten en over de in-
formatievoorziening van de contactper-
soon.

Het volgende ingekomen stuk dat de se-
cretaris ter tafel brengt, start een discus-
sie over een congres van de World
Veterinary Poultry Association. Dit
vindt komend najaar plaats in Lyon. De
groep wil daar proberen om dit congres
in 2003 naar Nederland te halen. Dat
dient te gebeuren middels het aanbieden
van een
bid hook, een boek met daarin
opgesomd de kenmerken van de acco-
modatie en infrastmctuur van de locatie
in het eigen land. Een interessante dis-
cussie. Bijvoorbeeld: als er meer dan
900 deelnemers komen valt Utrecht af
als congreslocatie, want het heeft in zo\'n
geval te weinig hotelkamers.
Na het gesprek over het bid book be-
spreekt de secretaris enige ingekomen
stukken vanuit andere Groepen. Op de
vraag waarom hij niet alle post vanuit
die hoek in de vergadering brengt, toont
de secretaris de stapel post die hij ont-
vangen heeft. Meer argumenten heeft de
vergadering niet nodig.
Dan vraagt hij hoeveel belangstelling er
is voor een excursie naar Duitsland, die
georganiseerd is door de WPSA,
WVPA en LOS. Het regent afkortingen
op deze vergadering. Is het niet een
pluimveeziekte, dan is het wel een -vak-
organisatie. Kennelijk hebben zich nu al
minstens 35 pluimvee-personen voor de
excursie ingeschreven.
Het volgende agendapunt betreft de on-
derwerpen voor de volgende ledenver-
gaderingen. In snel tempo bespreekt het
bestuur actuele onderwerpen, op zowel
vakinhoudelijk als vaktechnisch gebied.
Wat is dan aan de orde in ons vakge-
bied? Welk interessant onderzoek heeft
goede infomiatie opgeleverd? Wie kan
ons een prikkelende bespiegeling voor-
houden van onze maatschappelijke rol
en ons dito imago ais pluimveedieren-
arts? En zo gaan ze nog even door.
Vervolgens vliegen in een even hoog
tempo allerlei namen heen en weer over
de tafel. Binnen zeer korte tijd is het ei
naar aller tevredenheid gelegd en zijn de
onderwerpen gekozen, potentiële spre-
kers genoemd en de taken verdeeld.
De twee volgende agendapunten behan-
delen beide de concept-eisen van kwali-
teitssystemen, namelijk die van de
Erkende Pluimveedierenarts en die van
de GVP-code. Beide concepten liggen
klaar en dienen te worden besproken
met exteme belangengroepen, zoals in-
dustrie, practici en bijvoorbeeld de
Faculteit. Die moet immers de moge-
lijkheden hebben om Erkende Pluim-
veedierenartsen op te leiden. Zowel de
praktijken als de onderzoeksinstellingen
hebben overigens op dit moment veel
moeite om aan gemotiveerde dierenart-
sen te komen, die in de pluimveege-
zondheidszorg willen werken.
De voorzitter bespreekt enkele inhoude-
lijke aspecten van beide regelingen en
schetst het tijdsplan waarbinnen tot de-
finitieve eisen gekomen moet worden.
Hij geeft aan hoe hij dit zodadelijk aan
de ledenvergadering zal voorleggen.
De vergadering wordt afgesloten met de
voorbespreking van een aantal onder-
werpen die de voorzitter ook aan de le-
denvergadering zal voorleggen. Bij-
voorbeeld het gesprekspunt psycho-
sociale begeleiding van medici, dat tij-
dens de KNMvD-besturendag aan de
orde is geweest. Heel veel dierenartsen
halen de pensioengerechtigde leeftijd
niet, vanwege geestelijke problemen.
Tijdens de besturendag heeft men veel
aandacht besteed aan de vroegtijdige
herkenning van fi-icties en fmstraties, bij
collega\'s en bij jezelf
Als laatste bespreekt men een landkaart,
waarop de geografische verspreiding
van de praktiserdende leden van de
Groep staat aangegeven. Een joumaliste
van een vakblad heeft om zo\'n overzicht
gevraagd. Het valt het bestuur op dat er
bepaalde provincies zijn, waar nauwe-
lijks of geen praktiserende dierenartsen
lid zijn van de Groep Pluimveeweten-
schappen. Terwijl er wel pluimveehou-
derijen gevestigd zijn.
Conclusie: een vruchtbare en gezellige
vergadering, van mensen die duidelijk
gewend zijn om de mouwen op te
stropen.

1 ii^ ÊIMm

jULiiJ

OVERZICHT VRAAG EN AANBOD VACATUREBANK
JANUARI-MAART

In het eerste kwartaal van 1999 zijn 47 diergeneeskundig studenten afgestu-
deerd. In deze periode was er sprake van een afname van het aantal dierenart-
sen dat per direct op zoek was naar fulltime werk (in januari waren dit er 97
en in maart 81). In datzelfde kwartaal zijn er bij de Vacaturebank 18 banen in
gezelschapsdierenpraktijken aangeboden (waarvan negen parttime), 16 ba-
nen in gemengde of landbouwhuisdierenpraktijken (waarvan één parttime)
en twee banen buiten de praktijk.

Door Corine van Kalles

AANBOD

Van de 81 dierenartsen die in maart in-
geschreven stonden voor een fiilltime
baan, zocht 65% een fijnctie in de gezel-
schapsdierenpraktijk en 35% in de ge-
mengde of landbouwhuisdierenprak-
tijk.

De groep dierenartsen, ingeschreven bij
de Vacaturebank, die op zoek is naar
parttime werk, is in het eerste kwartaal

-ocr page 54-

van 1999 iets i<leiner geworden (van 78
dierenartsen in januari naar 74 in maart).
Het grootste deel is op zoek naar een
baan in de gezelschapsdierenpraktijk
(80%); 20% zoekt werk in de gemengde
of de landbouwhuisdierenpraktijk. Het
aantal vrouwen is in deze groep veel
groter dan het aantal mannen; 96% van
de groep bestaat uit vrouwelijke dieren-
artsen.

Het aantal dierenartsen dat een andere
baan in de praktijk zoekt en dus op ter-
mijn beschikbaar is vanwege de opzeg-
termijn, is in de maanden januari tot en
met maart vrijwel gelijk gebleven (60
dierenartsen in januari en 62 in maart).
Van deze dierenartsen zocht 63% op ter-
mijn een functie in een gemengde of
landbouwhuisdierenpraktijk en 37% in
een gezelschapsdierenpraktijk.
Bij de Vacaturebank staan tevens die-
renartsen ingeschreven die werk zoeken
buiten de praktijk. Hiermee wordt be-
doeld werk in het bedrijfsleven, bij de
overheid of bij onderzoeksinstituten.
Het aantal dierenartsen dat hiervoor in-
geschreven staat is in het eerste kwartaal
vrijwel gelijk gebleven; in januari waren
dit er 49 en in maart 48.

VRAAG

In het eerste kwartaal van 1999 zijn er
bij de Vacaturebank gemiddeld 27 aan-
vragen per maand binnengekomen voor
waarnemingen in gezelschapsdieren-
praktijken en negen aanvragen per
maand voor waarnemingen in ge-
mengde of landbouwhuisdierenpraktij-
ken.

Van de vaste banen zijn inmiddels 14
banen in gezelschapsdierenpraktijken
ingevuld; tien door vrouwelijke en vier
door mannelijke dierenartsen. Daar-
naast zijn 11 banen in gemengde of
landbouwhuisdierenpraktijken inge-
vuld; vier door vrouwelijke en zeven
door mannelijke dierenartsen. Tenslotte
is één baan buiten de praktijk ingevuld
door een vrouwelijke dierenarts.

Voor meer informatie of diensten van de
Vacaturebank: Corine van Kalles,
Bureau KNMvD, tel: 030-2510111
(email vacaturebank(@knmvd.nl).

SECRETARIS TE GIFFEL 25 JAAR BIJ DE MAATSCHAPPIJ

SYMPOSIUM OVER PRAKTIJKMANAGEMENT

Aansluitend op het symposium wordt
de heer Te Giffel een receptie aangebo-
den. Het symposium zal plaatsvinden in
zalencentrum Houtrust in Hooglander-
veen. Als onderwerp van het sympo-
sium hebben wij aansluiting gezocht
bij de interesse van de heer Te Giffel en
bij aspecten waarin hij zijn kwaliteiten
voor de KNMvD en voor de dierenart-
sen volledig heeft kunnen benutten.Het
thema van het symposium is Praktijk-
management in al zijn facetten. Dit be-
tekent dat er een aantal sprekers aan het
woord zullen komen die zeker voor de
praktiserende dierenarts van grote in-
fonnatieve waarde zullen zijn. Echter
ook de niet-praktiserende dierenarts
kan tijdens dit symposium zijn kennis
over management in welke organisatie
dan ook verbeteren.

Over de invulling van het symposium
en de wijze van aanmelding zullen wij u
nader informeren in het Tijdschrift
voor Diergeneeskunde van 1 augustus
1999. Wij hopen dat u nu alvast deze
datum in uw agenda reserveert. Voor
vragen kunt u contact opnetnen met de
KNMvD (AdHiihorst 030 2510111).

Op 1 oktober 1999 is de heer Te Giffel 25 jaar werkzaam bij de KNMvD.
Gedurende deze 25 jaar heeft hij veel betekend voor de Maatschappij en voor
de individuele dierenartsen. Om dit heugelijke feit te vieren organiseert de
KNMvD een symposium op 1 oktober 1999.

SAMEN DE MARKT OP

Al weer enige weken geleden hebben alle Nederlandse dierenartsen de enquête
ontvangen met als onderwerp:

De marktpositie van de dierenarts

aanspreken en waar iedereen door
middel van de enquête z\'n steentje aan
kan bijdragen.

SAMEN DE MARKT OP ?
jaarcongres KNMvD
1999

Waarschijnlijk heeft u de vragenlijst
al ingevuld en geretourneerd naar
MarketResponse Nederland BV (Ant-
woordnummer 1020, 3800 WB
Amersfoort).

De gegevens zullen door dit bureau
verwerkt worden en besproken op het
jaarcongres 1999 in Veldhoven op 14,
15 en 16 oktober.

Zowel sprekers als onderwerp staan
garant voor een bijzonder interessante
congresdag.

Een onderwerp, dat ons allemaal moet

Houdt daarom 14, 15 en 16 oktober
vrij in uw agenda, want dit congres
biedt u weer een unieke mix van sport-
plezier, interessante onderwerpen, su-
per-feesten en bruisende sociale con-
tacten.

En dat alles in en rond een uitmun-
tende locatie: Koningshof

De Congrescommissie

-ocr page 55-

w «rm 9m m

O

Als lid de Koninklijke Nederlandse Maat-
schappij voor Diergeneeskunde heeft het
Hoofdbestuur aangenomen:

Akker. E.F.M. van den; 1981; 4388 BJ Oost-
Souburg; Kanaalstraat 3.
Boumans, M.; 1998: 5701 PM Helmond;
Kerkstraat Zuid 22.

Doleweerd-Zijm. Mevr. J.P. van; 1992; 3755 JG
Eemnes; Ruiterskamp 22.
Duijn, R.P.T.; 1998; 3981 ZL Bunnik;
Vletweide 10.

Feenstra, Mevr. N.R.; 1999; 3523 VV
UTRECHT; C. Erzeij.straat4 111.
Gcesbergen, H.A. van; 1999; 9302 AK Roden;
Hoefblad 16.

Kaiser, Mevr. O.V.A.; 1998; 5301 VK
Zaltbommel; Van Beethovenstraat 13.
Kreike, G.J.J.; 1999; 4706 KE Roosendaal;
Koraaldijk 105.

Laarse, Mevr. S. van der; Gent-1996; 3707 HB

Zeist; Prof. Lorentzlaan 83.

Labberte, Mevr. M.C.; 1999; 9756 TK

Glimmen; Hoge Hereweg 78.

Leeuw. G.J.J. de; 1998; 3566 MK Utrecht;

Kapelweg 1.

Leeuw-Pot, Mevr. W.P. de; 1978; 3739 KD
Hollandsche Rading; Spoorlaan 34.
Meppelink, Mevr. C.H.; 1999; 5472 LJ
Loosbroek; Kaïnpweg 39 A.
Nagel. E.; 1993; 4617 LW Bergen op Zoom;
Noordhil 32.

Reijnders. Mevr. M.J.S.; 1999; 3582 TN
Utrecht; L. Napoleonplantsoen 26 II.
Rook, Mevr. E.A.; 1998; 8263 AL Kampen;
Nijverheidsstraat 3.

Rook. Mevr. S.; 1999; 3114 PW Schiedam;
Strijensestraat 50.

Rutjes, Mevr. P.ll.; 1999; 7957 DC Dc Wijk; H.
Tlllemaweg7l.

Schoen. Mevr. A.C.; 1998; 3581 WV Utrecht;
Bolstraat 103.

Schoolmeesters, M.W.V.; 1998; 5041 BK
Tilburg; Van Sasse Van Ysscltstraat 3 A.
Snoeck. S.R.G. de; Gem-1990; 6049 AL Herten;
Burg. Korstenstraat 5.

Stark, Mevr. L.A.M.; 1998; 3572 VS Utrecht;
BolIcnhofsestraat 114 bis.
Tan, J.F.V.; 1999; Whittington, Camforth, LA6
2NY Lanc. (Verenigd Koninkrijk); Vine
Cottage, Mainstreet.

Uitewaal, Mevr. C.W.J.; 1999; 6591 BL

Gennep; Touwslagersgroes 3.

Walter, P.M.F.K.; Gent-1997; 7055 AD

Hcelweg; Spul Harensweg 9.

Willemse, Dr. A.; 1974; U-1984; 3732 GJ De

Bilt; Wilhelminalaan 31.

Als kandidaatlid van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde heeft het Hoofdbestuur aangenomen:

Brouwer. Mevr. W.H.; 3581 KV Utrecht; Burg.
Reigerstraat 56 bis.

Draijer, Mevr. I.A.M.; 3523 CZ Utrecht;
Smaragdhof 17.

Polmer, E.; 3771 CM Bameveld; Beekstraat 25.
Willems, E.M.O.; 3511 RP Utrecht; Korte
Koestraat 5 bis.

PROMOTIE:

Op 24 juni 1999 Drs. P.A.J. Brama te \'t Goy.

Personalia

OVERLEDEN:

Op 31 mei 1999 Drs. G. Alberda te Harlingen.
Op 2 juni 1999 Dr. J.J. Koopman te Alkmaar.

JUBILEA:

Mevr. C.J. Boer-Berkhoff te Ugchelen, afwezig,
25 jaar 01 juli

J.J. Meiessen te Womierveer , afwezig , 50 jaar,
01 juli

R. van der Burg te Franeker, afwezig, 30 jaar, 02
juli

A. Heuffte Deurne , afwezig , 45 jaar, 03 juli
H.S. van der Meulen te Warffum, afwezig, 45
jaar, 03 juli

A.D. van Tuinen te Heerenveen, afwezig, 45
jaar, 03 juli

J. Bakker te Exioo, afwezig, 30 jaar, 04 juli
Dr. H. van Haeringen te Wageningen, afwezig,
30 jaar, 05 juli

P. van Schaik te Rotterdam, afwezig, 65 jaar, 05
juli

J.L. Eikelenboom te Mortel-Gemert, afwezig,
30 jaar, 06 juli

Mevr. Prof.Dr. J. Pink Gremmels-Gehrmann, te
Bilthoven, aanwezig, 25 jaar, 09 juli
J. Akkerman te Harich, afwezig, 40 jaar, 10 juli
C. Lenten te Kythira (Griekenland), aanwezig,
30jaar, 11 juli

F. van der Woude te Amsterdam, afwezig, 25
jaar, 15 juli

C.Th. Lankamp te Zuidwolde (D), afwezig, 60
jaar, 22 juli

MUTATIES:

Akker, E.F.M. van den; 1981; 4388 BJ
Oost-Souburg; Kanaalstraat 3; tel. 0118-463818
privé, 460860 prakt.; p., gezelschapsd., geass.
met Mevr. M.J. dc Bniijn (toev. als lid).

Akker-Deleu. Mevr. S.A.M. van den;
1992;
3572 JP Utrecht; Cornelis
Evertsenstraat
7; tel. 030-2713013 privé,
25101 II bur.; fax 030-2511787; stafmedew.
Publiciteit bij de K.N.M.v.D.

Bocrcboom. M.A.M.; 1994; 3823 JD
Amersfoort; Krabbenkreck 29; tel. 033-4553797
privé, 0573-451168 prakt.; fax 0573-453831; E-
mail; MBOER(gWORLDONLlNE.NL; p., ge-
ass, J.\\V,C.M,M, Pleumeekers en P,.I,M,
Wijnen.

Boswcrgcr, J.P.M.; 7635 LT Lattrop;
Ottershagenweg 50; tel. 0541 -229392; fax 0541 -
229512; E-mail: BOSVVERGERgINTRO,
WEB.NI.; plv,i,

Boumans, M.; 1998; 5701 PM Helmond;
Kerkstraat Zuid 22; tel. 0492-549519 privé,
515977 prakt.; p., medew. bij G.H. Moorman en
Mevr. J. Moorman-Roest (fax prakt. 0492-
592202)(tocv. als lid).

*Brama, Dr. P.A.J.; 1994; U-1999; 3997
MZ \'t Goy; Groenedijkje 13; tel. 030-6012484
privé, 2531323/2531340 bur.; fax 030-2537970;
wet. medew. U.U. (F.D., vkgr. Alg. Heelkunde
en Heelkunde der Grote Huisd.).

Doleweerd-Zijm, Mevr. J.P. van; 1992;
3755 JG Eemnes; Ruiterskamp 22; tel. 035-
5383517; E-mail:

CAV_DOLEWEERD@CO.DISP.MlNDEF.N
L; wnd.d. (toev, als lid).

Droppers. W.F.G.L.; 1969; 2215 XN
Voorhout; Kroeskarperlaan
11; tel. 0252-
221282
privé, 070-3406999 bur.; Coördinator
Veterinair Beleid; Dir. G.Z.B., Min. V.W.S.

Duijn, R.P.T.; 1998; 3981 ZL Bunnik;
Vletweide 10; d. (toev, als lid).

Es, W.R.G.S. van; 1998; 6123 AX Holtum;
Martensweg 13; tel. 046-4858808 privé,
4741733 prakt.; p., medew. bij B, PIJls,

Feenstra, Mevr. N.R.; 1999; 3523 VV
UTRECHT; C. Erzeijstraat 4 III; tel. 030-
2895153; wnd.d.
(toev. als lid).

Geesbergen, H.A. van; 1999; 9302 AK
Roden; Hoefblad 16; tel. 050-5012183; wnd.d.
(toev. als lid),

Heijden, W.J.R. van der; 1998; 7981 DG
Diever; Van Nootenstraat 22; tel. 0521-
594998 privé, 591378 prakt.; p., medew. bij
J,A, Glas.

Hellebrekers. Prof Dr. L.J.; 1980; U-1988;
3951 LA Maam; Amcrsfoortseweg I A; tel.
0343-443122 privé, 030-2531781 bur.;
fax
0343-444426; E-mail: L.J.HELLEBRE
KERS(«VET
,Ull.NL; hlr. U.U. (F.D., vkgr.
Geneesk. van Gezelschapsd. en vkgr.
Proefdierkunde)(fax bur. 030-2518126).

Hemmelder, Mevr. M.M.; 1998;
Stoughton. Sask, S06 4T0 (Canada); Box 58;
tel, 00-1-306-4573133 prakt.; fax 00-1-306-
4572721; p., medew, bij Stoughton Vet.
Clinic,

Hermans, A.H.M.; 1997; 3521 VR
Utrecht; Da Costakade 13 bis A; tel, 030-
2960005; d.

•Gijtcnbeek, E. van; Gent-1988; 1566 XK
Asscndelft; De \\ oorweid 5;
tel. 075-6877265
privé, 6877266 prakt.; fax 075-6877265; p.,
paarden.

♦Joosten. R.; 1987; 5616 NW Eindhoven;
Schouwbroekseweg 70; tel. 040-2910015 privé,
0497-384676 bur.;
fax 0497-383806 bur.; E-
mall: ROB,JOOSTEN(ffGIRONET.NL;
Hoofd Registratie en Onderzoek bij Vetimex.

Kaiser, Mevr. O.V.A.; 1998; 5.301 VK
Zaltbommel; Van Beethovenstraat 13; tel. 0418-
511505 privé, 020-6532969 bur.; E-mail;
O.KAlSER(@KATERI.DEMON.NL; k.d.
R.V.V. Schiphol
(toev. als lid),

Kessel, S.A.A. van; 1992; 7244 NS
Barchem; Lenderiet 4 A; tel. 0573-441868
privé, 0545-271270 prakt.; fax 0545-271899;
E-
mall: SVK(& KESSEL-ZEEUW.DEMON.
NI,; p., geass, met M.J.W, Bussink, L, dc
Haan, .1, Prins, ,I,C. van der Sar en L.K. van
de \\ elde,

»Koenen, J.J.H.; 1999; 2401 PK Alphen
a/d Rijn; Zadelmaker 138; tel. 0172-445971
privé,
47IIII prakt.; E-mail: HAIKO-KOE
NENf« WXS.NK; p„ medew, bij A.C.M,
Kuilboer, J.V.H. Lans, .I.H, Rootert cn A,
Soede.

Koning-Galicgo, Mevr. M.V. de; 1996;
1343 AB Almere; Fazantlaan 3;
tel, 036-
5309945 privé, 0321-312152 prakt.; fax 036-
5309941; E-mall:
TOVISC« HOTMAIL.
COM;
p,, geass. met F. van Aalst.

Kreike, G.J.J.; 1999; 4706 KE Roosendaal;
Koraaldijk 105; tel. 0165-528910 privé, 583750
prakt.; p., medew. bij A.J.C. Bakx, B.J.A.M.
Boschker, B.A. ten Bruggen Cate, P.H.M.M.
Jacobs, A.J.M. Meesters, G.A.D.J. de Mol, J.F.J.
Segers en J.M. Vcrbocht (fax 0165-
565248)(toev.alsIid).

Kuiper, B.; 1988; 7009 JK Doetinchem;
Catsstraat 9; tel. 0314-332467 privé, 342955
prakt.; p.,
gezelschapsd.

Laarse, Mevr. S. van der; Gent-1996; 3707
HB Zeist; Prof. Lorentzlaan 83; tel. 030-
6923961 privé, 0313-471007 prakt.; p.. medew.
bij H.J. Aa, J.H. de Groot, D.J. Megchelenbrink,
B H. van der Pol en A.J. Verheul
(toev, als lid).

Labberté, Mevr. M.C.; 1999; 9756 TK
Glimmen; Hoge Hereweg 78; E-mail: LAB
BERTE^ HOTMAIL.COM;
d. (toev. als lid).

Leeuw, G.J.J. de; 1998; 3566 MK Utrecht;
Kapelweg 1; tel. 030-2735550; wnd.d.
(toev. als
lid).

-ocr page 56-

Leeuw-Pot. Mevr. W.P. de; 1978; 3739
KD Hollandsche Rading; Spoorlaan 34; tel. 035-
5772512; d. (toev.
als lid).

»Lubberink, Mevr. M.Y.; 1999; 8252 KP
Dronten; Dc Mutsaet 32; tel. 0321-313095/06-
26250599 privé, 0528-371291 prakt.; fax
0528-371640; p., medew. bij T. Postma.

Meppelink, Mevr. C.H.; 1999; 5472 LJ
Loosbroek; Kampweg 39 A; tel. 0413-229093
privé, 292929 prakt.; p., medew. bij M.C.M.
Bossers, P.J.M. van Huiten, A.H.C. Kuijpers,
F.T.M. Loomans. T.J.J. van der Rijt en

E.W.H.M. van der Velden (toev. als lid).
Nagel, E.; 1993; 4617 LW Bergen op

Zoom; Noordhil 32; tel. 0164-230067 privé,
237621 prakt.; p., geass. met Mevr. S.F.
Snijdelaar(toev. als lid).

Pasman, J.W.; 1972; 5835 CJ Beugen;
Hoge Startwijk 5 A; tel. 0485-362003 privé,
0478-578300 bur.; fax 0478-571117;
E-mail:
J\\VPASMAN(§WORLDONLLNE.NL; dlr.
Harlan Ned. B.V.

Reijnders, Mevr. M.J.S.; 1999; 3582 TN
Utrecht; L. Napoleonplantsoen 26 11; tel. 030-
2518052; wnd.d.
(toev. als lid).

Rook, Mevr. E.A.; 1998; 8263 AL
Kampen; Nijverheidsstraat 3; tel. 038-3312063;
wnd.d.
(toev. als lid).

Rook, Mevr. S.; 1999; 3114 PW Schiedam;
Strijensestraat 50; tel. 079-3610707 prakt.; p.,
medew. bij A.-A.P. Groenewegen, J.J. de Groot
en J.G.T. Krijnen (toev.
als lid).

Rutjes, Mevr. P.H.; 1999; 7957 DC De
Wijk; H. Tillemaweg 71; tel. 0522-440900
privé, 038-3312255 prakt.; p., medew. bij O.
Drent, H.A. Hagen, K. Hoving, C.G. van Laar en

F.B. Oort (fax prakt. 038-3321257) (toev. als
lid).

Schoen, Mevr A.C.; 1998; 3581 WV
Utrecht; Bolstraat 103; tel. 030-2546206;

wnd.d. (toev. als lid).

Schoolmeesters, M.W.V.; 1998; 5041 BK
Tilburg; Van Sasse Van Ysseltstraat 3 A; tel.
013-5446993/06-53578433 privé, 013-4554131
prakt.; p., medew. bij H.U. Dijk, A.A.M. Evers,
C. van Pinxteren en H.H.J.M. Timmermans
(toev. als lid).

Schure, R.A.M.M. ter; 1976; 1641 LC
Spierdijk; Zuidspierdijkerweg 47; tel.
0229-
563193
privé, 561351 prakt.; fax 0229-
563199;
E-mall: R.TER.SCHURE(a HCC-
NET.NL; p.

Snoeck, S.R.G. de; Gent-1990; 6049 AL
Herten; Burg. Korstenstraat 5; tel. 0475-338785
privé, 357900 prakt.; p., geass. met F.M.C.
Dirven (toev. als lid).

Stark, Mevr. L.A.M.; 1998; 3572 VS
Utrecht; Bollenhofsestraat 114 bis; tel. 030-
2719808; wnd.d. (toev. als lid).

Tan, J.F.V.; 1999; Whittington, Camforth,
LA6 2NY Lanc. (Verenigd Koninkrijk); Vine
Cottage, Mainstreet; tel. 00-44-15242-72363
privé, 71221 prakt.; E-mail: JURGENTAN
(gHOTMAlL.COM; p., medew. bij Mom. Vet.
Group (fax 00-44-15242-72963) (toev. als lid).

Uitewaal, C.W.J.; 1999; 6591 BL
Gennep; Touwslagersgroes 3; tel. 0485-
513165; wnd.d. (toev. als lldj.

Valstar, Mevr. C.P.M.; Gent-1986; 2981
GA Ridderkerk; Sint Jorisstraat 15; tel.
0180-435225 privé, 425253 prakt.; E-mail:
DRUPPEL(@KABELFOON.NL; p., geass. met
J. de Deugd, W. van Erk, Mevr. A.E. van
Horssen, P.J.FLM. Meeus, R. de Rooij en P.J.
Rook (fax prakt. 0180-435225).

Veldkamp, Mevr. M.F.; 1994; 1412 GD
Naarden; Zwarteweg 12; tel. 035-6950025
privé, 6945073 prakt.; p., gezelschapsd.

Walter, P.M.F.K.; Gent-1997; 7055 AD
Heelweg; Spul Harensweg 9; tel. 06-55166979

privé, 0315-651329 prakt.; p. medew.

Westerhuis, A.H.; 1973; 6866 GC
Heelsum; Magnolialaan 7; tel. 0317-350719
privé, 412432 bur.; fax 0317-426400; E-mail:
INFO@QUALlPETC.COM; ; p., geass. met
H.A.M. van Eist, Mevr. E.J. Kiemeneij, S.W.
Schukking en F.G.M. Smeur; alg. dir. Quali
Pet. C Products & Education
B.V.

Willemse, Dr. A.; 1974; U-1984; 3732 GJ
De Bilt; Wilhclminalaan 31; tel. 030-2202036
privé, 2531681 bur.; wet. medew. U.U. (F.D.,
hfdafd. Geneesk. van Gezelschapsd.); diplomate
ECVD (toev. als lid).

RECTIFICATIE PAGINA 276 VAN
HET DIERGENEESKUNDIG
JAARBOEK 1999:

Door een technische onvolkomenheid ontbreken
de gegevens van onderstaande dierenartsen:

Lutz, J.E.G.; 1974; 4841 GC PRINSENBEEK;
Beeksestraat 48; tel. 076-5410366 privé,
5415030 prakt.; E-mail: LUTZ(gWXS.NL; p.
Lutz-Vogelenzang, Mevr. M.E.; 1976; 4841
GC PRINSENBEEK; Beeksestraat 48; tel. 076-
5410366 privé, 5415030 prakt.; E-mail: LUTZ(g
WXS.NL; p.

*Luytcn, B.R.M.; 1996; 3981 ZM BUNNIK;
Vletweide 48; tel. 030-6571318 privé, 010-
2849999 prakt; fax 030-6571318; p., geass. met
Mevr. P.J. van der Wolf (fax prakt. 010-
2849669).

Doorlopende agenda

CONGRESSEN & SYMPOSIA

Juli

2—4 Eight Annual Scientific Meeting of the
European College of Veterinary Surgeons.
Bmges, Belgium. Preseminars with practi-
cal work, July 1, 1999. ECVS, Monika
Gutscher, Winterthurerstr. 260, CH-8057
Zürich, Switzerland. Tel.: 041-1-6358408,
fax: 041-1-3130384, e-mail: mgaovet(g
vetchir.unizh.ch.

Augustus

12—14 16e Jaarcongres European Society of
Veterinary Dermatology/European Col-
lege of Veterinary Dermatology. Weten-
schappelijk en nascholingsprogramma.
Het Marina Congres Center ligt in het cen-
tmm van Helsinki. Meer informatie:
Travel Experts Ltd, Congress services,
P.O. Box I30,FIN-OOI61 Helsinki, fax: 00
358 9 2782229, e-mail: congress.servi-
ces@travelexperts.fi, homepage: www.
sgi.fl/~alimaria/annualmeeting99.

.September

12—15 BEVA Congress, Harrogate, Yorkshire,
UK. BEVA Congress Office, 5 Finlay
Street, London, SW6 6HE, UK. Tel.: 44-
(0)171-610-6080, fax: -i-44-(0) 171-610-
6823, e-mail: bevauk@msn. co.uk, web-
site www.beva/org.uk.

22—23 Annual European Veterinary Dental
Society (EVDS)-congress (pre-congress of
the WSAVA-congress). Lyon, Frankrijk.
Inl.: seer EVDS: Thomas Eriksen, fax:
45-35282929.

22—23 13th Fomm for applied biotechnology,
Gent.

23 Studiedag neurologie. E.S.V.N. Infor-
matie: P. Mandigers (P.J.J.Mandigers(g
vet.uu.nl) of L. Overduin (derkxove(g
trefnl).

23—26 26"i World Veterinary Congress, 24\'h
World Small Animal Veterinary Congress,

FECAVA Congress, Lyon, France.
Information contact address: Mondial Vet
1999, CNVSPA, 40 me de Berri, F75008
Paris, tel: 33-(0)l-53839160, fax: 33-(0)l-
53839169, e-mail: mondialvet(gaol.com,
internet: http://www.mondialvet99.org.

23—29 BVA Congress, the Assembly Rooms,
Bath. Information: British Veterinary
Association Congress Office, 7 Mansfield
Street, London WIM OAT. Tel.: 44 171
636 6541, fax: 44 171 436 2970, e-mail:

congress(gbva.co.uk.

24—25 13th Annual Congress European
Society of Veterinary Neurology,
Maastricht, the Netherlands. Informatie: P.
Mandigers (P.J.J.Mandigers@vet.uu.nl) of
L. Overduin (derkxove@tref nl).

27—30 Congres Europese Federatie van
Informatie-Technologie in de Agrarische
Sector (EFITA), Universiteit van Bonn,
Duitsland. Intemet: www.efita.dk, e-mail:
efita99@uni-bonn.de, tel: 0049-228-
733500, fax: 0049-228-733431.

30 lams Seminar \'Preventie en behandeling
van voorpootkreupelheid bij de jonge
hond\' met als spreker prof dr. H.A.W.
Hazewinkel. Mercure Hotel, Nieuwegein.
Opgave: Holland Diervoeders, Postbus
40231, 3504 AA Utrecht, t.a.v. mevr Jori
Vredenberg, tel.: 030-2479665.

30—3 okt. WEVA-congress, Paris.

Oktober

1 Symposium ter ere van het 25-jarige jubi-
leum van de heer T.W. te Giffel. Voor in-
formatie: mr. A.P. Hilhorst, telefoon: 030-
2510111.

5 lams Seminar \'Preventie en behandeling
van voorpootkreupelheid bij de jonge
hond\' met als spreker prof dr. H.A.W.
Hazewinkel. Postiljon Hotel, Deventer.
Opgave: Holland Diervoeders, Postbus

-ocr page 57-

40231. 3504 AA Utrecht, t.a.v. mevr. Jori
Vredenberg, tel.: 030-2479665.

7 lams Seminar \'Preventie en behandeling
van voorpootkreupelheid bij de jonge
hond\' met als spreker prof. dr. H.A.W.
Hazewinkel. Golden Tulip Hotel, Weert.
Opgave: Holland Diervoeders, Postbus
40231. 3504 AA Utrecht, t.a.v. mevr. Jori
Vredenberg, tel.: 030-2479665.

14 Sportdag KNMvD.

15— 16 Jaarcongres KNMvD in de Koningshof
te Veldhoven. Voor informatie: mr. A.P.
Hilhorst, telefoon: 030 - 2510111.

21—24 Veterinary Dental Forum, Omni Inner
Harbor Hotel, Baltimore MD. Contact
Veterinary Dentistry, 530 Church Street,
Suite 700, Nashville, TN 37219, phone
800/332-2837, fax 615/254-7047.

27— 10 Small animal and equine scientific acu-
puncture course, third session. Cremona
(Italy). Information: Ludovica Bellingeri
at SCIVAC Via Trecchi 20 - Palazzo
Trecchi - Cremona. Tel.: -1-39-0372-
460440, fax: -1-39-0372-457091, e-mail:
fstanga(^scivac.it.

30 Practical examination \'Small animal and
equine scientific acupuncture course\'.

November

27 MICEM Congress 1999 at the Maastricht
Exhibition & Congress Centre, Maastricht,
the Netherlands. Contact MICEM Congress
administration: René Scholten, phone:
(31 )0485-576752; fax: (31 >0485-520919.

30 Written examination \'Small animal and
equine scientific acupuncture course\'.

20Ü0

Januari

8 -12 26th Annual Conference of the

International Embryo Transfer Society,
MECC, Maastricht. More information:
www.iets.uiuc.edu, e-mail: lETS2000(aJ
omahazoo.com, or Fran Gardner, 1111
North Dunlap Avenue, Savoy, IL 61874
USA, voice-H 217 356 3182, fax:-)- 1 217
3984119. e-mail: IETS@assochq.org

Maart

I -4 Congress of Avian Diseases, Miinchen.
Registration and information: Prof Dr. J.
Kosters, tel: 49-89/218060-70 or -80, e-
mail: gefluegelinstitut@avian.vetmed.uni-
muenchen.de

4 DVG-Seminar Ophthalmologie bei Vö-
geln und Rcptilien, Oberschleissheim.

Juni

29—1 juli International Symposium on Canine
and Feline Reproduction in conjunction
with the Congress of the European
Veterinary Society for Small Animal
Reproduction and an ICAR satellite.
\'Advances in dog, cat. and exotic carnivore
reproduction\'. Norwegian School of
Veterinary Science, Oslo, Norway. Tel.:
-1-47-22-964855, fax: -1-47-22-597081, e-
mail: Wenche.Farstad@veths.no.

Juli

3 ATF-Seminar Ökologische Geflügelhal-
tung, Oberschleissheim.

September

19—23 ESVP Congress 2000. Amsterdam.
Vrije Universiteit Amsterdam. 18th
Meeting of the European Society of
Veterinary Pathology. First Announcement

Dix & Fortuin

voor een deskundige diagnose

Vindt u financieringen en verzekeringen ondoor-
zichtig? Neemt u dan eens contact met Dix &
Fortuin op voor een deskundige diagnose die uit-
mondt in heldere adviezen.

Kies een adviseur die onafhankelijk is én uw
totale financiële bescherming verzorgt en die
daardoor uw persoonlijke situatie op belangrijke
momenten scherp in beeld brengt.

Landelijke dienstverlening bij praktijkoverdracht,
bij associatie en assistentie. Belt u even voor een
afspraak of een brochure.

Telefoon (030) 251 51 99
Fax (030) 254 09 64
Koningslaaii 63
Utrecht

wordt verzonden in september 1999.
Deadline voor poster/papers is
31 mei 2000.
Congressecretariaat: KNMvD, t.a.v. Mar-
jolijn Fijten, Postbus 14031, 3508 SB
Utrecht, the Netherlands. Tel.: 3\\ 30
2510111, fax:
3] 30 2511787, e-mail:
m.fijten@knmvd.nl

VERGADERINGEN S.
BIJEENKOMSTEN

1999

September

8—11 WK 99. (Duitsland). N.Reijnen.
9 Ledenvergadering Groep Pluimveeweten-

UITERSTE INLEVERDATA VOOR KOPIJ

Aflevering:

Deadline*)

15-08-1999

26-07-1999

01-09-1999

16-08-1999

15-09-1999

30-08-1999

01-10-1999

13-09-1999

*) Voor 10.00 uur \'s morgens.

schappen, GD Deventer, aanvang: 13.45
uur.

14 Vergadering Afdeling Noord-Holland.

16 Vergadering Groep Homoeopatisch-wer-
kende Dierenartsen, 19.30-22.30 uur,
Beatrixgebouw, Jaarbeursplein te Utrecht.

16 Vergadering Afdeling Gelderland.

21 Ledenvergadering Afdeling Utrecht.

21 Vergadering Afdeling Groningen/Drenthe.

22—25 Open dagen Praktijkonderzoek Rund-
vee, Schapen en Paarden in Lelystad.
Informatie, tel: 0320-293211.

21 Vergadering Afdeling Overijssel.

23 Vergadering Afdeling Friesland.

28 Vergadering Afdeling Zuid-Holland.

28 Vergadering Afdeling Limburg te Heyt-
huysen.

-ocr page 58-

Dierenartsenpraktijk Ell, een gemengde praktijk in Midden-Limburg waarin 12 dierenartsen werkzaam zijn, zoekt een

DIERENARTS M/V

met goede contactuele eigenschappen.

Het betreft een baan voor de sector gezelschapsdieren, met in eerste instantie een aanstelling voor een jaar.
Ervaring strekt tot aanbeveling.

Het salaris zal gebaseerd zijn op de richtlijnen van de KNMvD.

Gelieve uw sollicitatie binnen 14 dagen te richten aan: Dierenartsenpraktijk Ell, t.a.v. F.G.M. Scheijmans,
Hoogstraat 7,6011 RX Ell.

Dierenkliniek Castricum zoekt

GEZELSCHAPSDIERENPRACTICUS

(60%-100% dienstverband)

Gevraagd wordt:

* bereidheid de differentiatie vogelgeneeskunde en bijzondere dieren een impuls te geven;

* participatie in de avond-, nacht- en weekenddiensten (1:1);

* bereidheid in Castricum te komen wonen.

Geboden wordt:

* interessante werkkring in een moderne kliniek.

Gaarne uw c.v. met handgeschreven sollicitatie richten aan: Dierenkliniek Castricum, t.a.v. I-I.B.M.M. Wolters,
Postbus 6, 1900 AA Castricum.

Praktiserend dierenarts, met ruime ervaring, zoekt

EEN GEZELSCHAPSDIERENPRAKTIJK

ter overname of met associatiemogelijkheid.

Mijn voorkeur gaat uit naar een praktijk in het midden of oosten van het land waarbij zowel eerste- als tweedelijns
diergeneeskunde aan bod komt. Wenselijk is een prettige werksfeer binnen de praktijk en tussen collega\'s in de re-
gio, evenals een goede dienstregeling.

Mocht u willen reageren op bovenstaande advertentie, stuurt u dan uw reactie naar het kantoor van Dix en Fortuin,
Postbus 14108, 3508SE Utrechtwaarna
ik spoedig contact met u zal opnemen.

\'N HELE

ZORG MINDERE

SIBBING

WATELER CS.

ADVISEURS VOOR (PARA)I\\AEDICI

vestiging

storl<straat 33

financieringen

postbus 915

contracten

3900 ax veenendaal

assurantiën

telefoon: 0318-544044

Jong team in nieuwe accomodatie zoekt:

VIERDE MAN/VROUW

Met name affiniteit met paarden en gezelschapsdie-
ren. Gezien de werkzaamheden is enige ervaring ge-
wenst. Bereidheid tot deelname in de diensten van
de gemengde praktijk. Salariëring volgens KNMvD-
normen. Gezocht wordt naar een duurzame relatie.
Uw schriftelijke sollicitatie voorzien van c.v. kunt u
binnen 14 dagen na het verschijnen van dit blad
richten aan:

Dierenartsenpraktijk Vaassen, t.a.v. T. Grasdijk,
Laan van Fasna 18, 8171 KH Vaassen.

-ocr page 59-

De Kliniek voor Gezelschapsdieren Rotterdam (Zuid)\\s in 13 jaartijd gegroeid tot een team van acht
M dierenartsen en 12 assistentes. We hebben de beschikking over een gloednieuw \'Dierenziekenhuls, 450

^^ m2\' en drie dependances en we houden ons uitsluitend bezig met het behandelen van gezelschapsdle-

ren. Zowel eerste- als tweedelijns activiteiten vinden plaats In goed geoutilleerde praktijkruimtes met
hulp van gediplomeerde assistentes in een drukke, doch gezellige werksfeer.

Kliniek voor

cezeischapsdieken Ter aanvulling en uitbreiding van ons team zijn wij op zoek naar:

Rotterdam

ENTHOUSIASTE VOORUITSTREVENDE
DIERENARTSEN M/V

VEREIST:

differentiatie gezelschapsdieren

relevante ervaring en/of toegevoegde waarde (ook voor \'specialist\')
zelfstandige deelname in eigen dienstenrooster (nacht en weekend)
bereidheid tot verhuizen regio Rotterdam
- teamgeest, doorzettingsvermogen , goede communicatieve eigenschappen en initiatiefrijkheid
klant en diervriendelijkheid met goede service bereidheid.

GEBODEN:

fulltime en parttime mogelijkheden

mogelijkheden voor deelspecialisatie In interesse gebied(en)
moderne vooruitstrevende praktijk (gebouw, Inventaris en medewerkers)
goede werk - vrije tijdverhouding

salaris minstens volgens de KNMvD-norm en afhankelijk van toegevoegde waarde/specialisatie
bij gebleken geschiktheid vaste toekomstmogelijkheden
deelname aan PAO.

PRAKTIJKMANAGER M/V

VEREIST:

kennis van het diergeneeskundige wereldje

kennis van en ervaring met modern management en marketingtechnieken
goede communicatieve, leidinggevend en administratieve eigenschappen
teamgeest en vooruitstrevendheid

werkzaamheden uit te voeren in management, marketing en administratieve taken.

GEBODEN:

uitdagende baan met een enthousiast team

minimaal 24 uur per week

salaris afhankelijk van kwaliteit en ervaring.

Ben jij diegene met wie wij de uitdagingen van het komende millennium aangaan, schrijf dan binnen drie weken naar: P.J.
van der Heijden, Pascalweg 4, 3076 JP Rotterdam.

GROENHORST COLLEGE BARNEVELD

Het Groenhorst College is een agrarisch opleidingscentrum met vestigingen in het centrum van Nederland. De lo-
catie Bameveld van het Groenhorst College kent een tweetal middelbare agrarische opleidingen voor leerlingen
van 16 jaaren ouder:

een opleiding Dierverzorging en veterinaire ondersteuning (ondernemers, dierenspeciaalzaken, dierenartsas-
sistenten, beroepen in dierenparken, kinderboerderijen, kennels etcetera.);
- een opleiding Veehouderij.

Vanwege uitbreiding van werkzaamheden zoeken wij voor het volgend schooljaar

EEN DOCENT - DIERENARTS M/V

voor minimaal 0.8 weektaak.

Gezien de samenstelling van het team denken wij aan een jonge collega met enkele jaren praktijkervaring.
Taak:

1. lessen opleiding Dierverzorging en veterinaire ondersteuning (gezondheidsleer, pathologie, microbio-
logie, laboratoriumtechnieken, anatomie).

2. cursusonderwijs.

3. lesstofontwikkeling.

Van gegadigden wordt een bewuste keus voor het christelijk onderwijs verwacht.

Voor inlichtingen kunt u contact opnemen met de heer E. Meerman, directeur van de locatie Bameveld (0342-45 55
00 (school) of 0342 - 41 28 49 (privé), dan wel met mevrouw M.M. Wolhoff, teamleider diveto, op school of privé
(0341 -56 47 37)).

Schriftelijke sollicitaties richten aan eerstgenoemde, adres: Groenhorst College, Postbus 331, 3770 AH Bameveld.
Vanwege de schoolvakantie start de sollicitatieprocedure in augustus.

-ocr page 60-

Dierenkliniek de Hoekse Waard Is een moderne, goed geoutilleerde gezelschapsdierenpraktijk.
Locaties in Oud-Beijerland en Numansdorp.

In verband met het vertrek van een collega (vierde kwartaal/eigen praktijk) is ons team op zoek naar een

DIERENARTS M/V

Van de nieuwe collega verwachten wij:

* ruime ervaring met en uitsluitend geïnteresseerd in de behandeling van gezelschapsdieren

* grote interesse in kennisverwerving en specialisatie

* bij voorkeur affiniteit met chirurgie en/of orthopedie.

Wij bieden deze collega:

* fulltime baan

* uitstekende dienstenregeling

* salariëring volgens KNMvD-norm

* bij gebleken geschiktheid mogelijkheid tot associatie.

Dierenkliniek

\'DeHoel<seWaard\'

Oostvoorstraat 90 en 92 3262 JE Oud-Beijerland

Schriftelijke sollicitaties binnen een maand richten aan:

Dierenkliniek de Hoekse Waard, Oost Voorstraat 90-92, 3262 JH Oud-Beijerland.

MINISTERIE VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Within the framework of the Netherlands Development Cooperation the International Cooperation Personnel
Branch (HPI) is responsible for recruting personnel for temporary assignments relating to development program-
mes and projects.

ZIMBABWE

The University of Zimbabwe in Harare is looking for the following operational expert:

LECTURER IN LARGE ANIMAL SURGERY M/F

General information

The Faculty of Veterinary Science of the University of Zimbabwe has three Departments. The Dean is the head of
the Faculty and is answerable to the Vice-Chancellor ofthe University of Zimbabwe. The Faculty is staffed with ap-
proximately 45 academic staff members and has an annual intake of 30 students in a 5-year veterinary curriculum.
The Faculty of Veterinary Science has a long-term university linkage programme with the Faculty of Veterinary
Medicine of Utrecht University (the Netherlands).

The Faculty of Veterinary Science requires a competent and experienced large animal surgeon, preferably conver-
sant with both horses and cattle, with a bias toward bovine surgery. The duties ofthe operational expert will there-
fore be to teach, conduct research, and carry out clinical service in the field of Large Animal Surgery. The opera-
tional expert will be answerable to the Head of Department of Clinical Veterinary Studies.

The need for this specific expertise is enormous in Zimbabwe, because of the importance of cattle for the subsis-
tence sector as well as for the commercial beef and milk production sectors, which reflexes directly on the eco-
nomy ofthe country.

Duties/Job description

* To establish a large animal surgery unit at the University Hospital and to be the de facto head.

* To assume leadership in this discipline.

* To be responsible for handling all primary and referred large animal surgery cases.

* To interact with clients and private practitioners.

* To attend to field cases which cannot be transported to the University Hospital.

* To participate, along with the large animal medicine clinicians, in clinical rounds.

* To teach and train students.

* Involvement in research is a University policy.

* Appointed member ofthe Hospital Management Board.

Qualifications and experience:

* A veterinary degree and a relevant post graduate qualification or a minimum of five years postqualification in-
volvement in surgery.

* Evidence of publications is a prerequisite.

* Excellent command ofthe English language.

Duration: 3 years.
Information:

Mr. G. Luyendijk (tel: 31.70.348.6741) or Mrs. A. Pfaff (tel: ..348 5296) between 16.00 and 17.00 hours.
You are requested to send your application including the names and adresses of 4 referees before 22 July, 1999,
quoting vacancy number 99/ZIM/008/S to: Hoofdafdeling Personele Zaken Internationale Samenwerking, Bureau
Uitzendingen (HPI/UZ), Postbus 20061, NL-2500 EB Den Haag (Telefax: 31.30.70.348 6702).

-ocr page 61-

0

\'SOS van hond en kat\' luidde de titel van de oratie die professor dr H.A. W. Hazewinkel op 10 juni 1999 in
Utrecht uitsprak. Een oratie in verband met het aanvaarden van een (bijzondere) leerstoel Skelet-
ontwikkelingsstoornissen bij gezelschapsdieren, waarbij de voeding van deze dieren natuurlijk een be-
langrijk aandachtspunt vormt als het gaat om het ontstaan van stoornissen. Op het gebied van SOS en
voeding was er echter nog veel meer te verhapstukken in de afgelopen periode. Dioxine en mogelijk ver-
ontreinigde cola waren goed voor paniekstoestanden bij de consument. Hoeveel kipfüetjes heeft u de af-
gelopen maand gegeten? Alhoewel het cola-verhaal inmiddels ontzenuwd is, dragen beide affaires toch
door cumulatief effect bij tot een toenemende onzekerheid van de consument over de veiligheid van voe-
dingsmiddelen die in onze westerse wereld in zo rijkelijk bedeelde winkels verkrijgbaar zijn. De babyvoe-
ding-affaire is maar net in het geheugen weggezakt, de kattenvoer-affaire leidt bij veel gezelschapsdieren-
eigenaren nog steeds tot het snel aanwijzen van de (door u verstrekte?) voeding als de boosdoener van
problemen bij hun huisdier De angst voor gekke koeienziekte in Nederland is nog niet tot nul gedaald en
kip en Salmonella worden inmiddels ook al door leken in één adem genoemd - en nu dit weer.

Alhoewel experts met man en macht in de media proberen de impact van de affaires op de volksgezond-
heid tot zo klein mogelijke proporties terug te brengen, is het effect bij de consument voorspelbaar De
Volkskrant wijdde onlangs een kort artikel aan het fenomeen biologische producten (\'Ook biologische
tnelk bevat dioxine\').

Wat kunnen wij als beroepsgroep uit de laatste affaires leren? Wat is er opgevallen bij de afhandeling van
deze zaken? Waar het om draaide blijkt toch het traceren van ondeugdelijke producten te zijn geweest en
het door belanghebbenden aan kunnen tonen dat hun producten onmogelijk ondeugdelijk konden zijn.
\'Recall \'en \'traceability\' waren de sleutelwoorden. En deze sleutelwoorden sluiten naadloos aan op de
binnen de diergeneeskunde volop in gang zijnde certificering. Ook bij gecertificeerde praktijken blijkt
echter dat het opsporen van afnemers van bepaalde producten (voer, vaccins en dergelijke ) niet altijd
mogelijk is of teveel tijd in beslag neemt - iets wat in de Belgische affaires ook een groot struikelblok bleek
te zijn. Productbeheersing dient in certifïceringsprogramma \'s dan ook een grote rol te spelen.
Een item waar u zich eens rustig over kunt beraden in deze vakantieperiode.

Over traceability gesproken: laat u wel uw adres bij iemand achter wanneer u met vakantie gaat?...

Namens de Hoofdredactie,
Dr L.M. Overduin.

Vao de Hoofdredactie

-ocr page 62-

VETERINAIRE BEGELEIDING VAN MELKVEEBEDRIJVEN
IN NEDERLAND: HOE DENKT DE DIERENARTS OVER
DEELNEMENDE EN NIET-DEELNEMENDE VEEHOUDERS?

J.J. LievaartJ.P. T.M. Noordhuizen ^ N. den Daas ^ en H. Jorritsma ^ Tijdschr Diergenee.M 1999; i24:4}4-s

SAMENVATTING

Binnen de rundveediergeneeskunde is weinig bekend
over de stand van zaken betreffende de veterinaire bege-
leiding van melkveebedrijven. Middels een enquête uit-
gevoerd onder rundveepractici hebben we getracht meer
inzicht te krijgen in het aantal deelnemers aan bedrijfs-
begeleiding, zowel practici als veehouders. Voorts is inge-
gaan op wat de veehouders, volgens de dierenarts, als
voor- en nadelen van deelname zien. Er is ook een over-
zicht naar intensiteit van de verschillende onderdelen
van bedrijfsbegeleiding weergegeven. De door de prac-
tici aangegeven argumenten van veehouders die zijn ge-
stopt met de bedrijfsbegeleiding of nog nooit hebben
deelgenomen komen verderop in het artikel aan bod. De
methoden waarmee de dierenartsen proberen deze cate-
gorie veehouders te overtuigen tot deelname worden
eveneens vermeld. Tenslotte wordt er nog kort ingegaan
op de toekomst van bedrijfsbegeleiding, hoe zien de die-
renartsen deze en hoe denken volgens hen de veehouders
over de bedrijfsbegeleiding in de toekomst.

SUMMARY

Veterinary supervision of dairy farms in the Netherlands

Dairy herd health and production management programmes are being used
increasingly more often, also in the Netherlands. However, little is known
about the rationale behind the farmers \'decision to participate or not to par-
ticipate. This paper reports the results of a questionnaire survey among cat-
tle practitioners about why they thought farmers did or did not participate
in these programmes, the perceived advantages and disadvantages of such
programmes, the extent to which the respective farming areas were repre-
sented in the programmes, and the reasons why farmers stopped participa-
tion in the programme. Furthermore, the ways in which the practitioners try
to convince the non-participating farmers to join the programme were ad-
dressed. The future of dairy herd health programmes in the context of
qtiality assurance programmes and the way the farmers think about these
developments were discussed hy the practitioners.

INLEIDING

Begeleiding van melkveebedrijven door dierenartsen vindt
nu al een aantal jaren plaats. In de 70-er jaren concentreerde
deze begeleiding zich voomamelijk op de fertiliteit. Vanaf de
jaren 80 is daarin een kentering gekomen, omdat de totale be-
drijfsvoering van de melkveehouder en zijn besluitvorming
centraal kwamen te staan. Uitgangspunt voor bedrijfsbege-
leiding was dat het moest bijdragen aan een inkomensverbe-

\' Afdeling Gezondheidszorg Herkauwers. Faculteit der Diergeneeskunde Utrecht.
^ Holland Genetics, Research & Development, Arnhem; Groep Geneeskunde van het
Rund.

^ Dierenartsenpraktijk Oostem\'olde, Oosterwolde; Groep Geneeskunde van het
Rund.

tering en/of een kostenbeperking op het bedrijf (1). Dit kon
plaatsvinden middels een beter gezondheidsbeleid en het op-
timaliseren van de productiviteit. Behalve aan de fertiliteit
werd met name aandacht besteed aan de controle op de melk-
productie en het voedermanagement; deze aspecten werden
integraal toegevoegd aan het begeleidingsprogramma.
Daamaast werd aandacht besteed aan andere bedrijfsonder-
delen, zoals uiergezondheid, klauwgezondheid en jongvee-
opfok, gewoonlijk omdat er in meer of mindere mate proble-
men op deze onderdelen waren ontstaan. In de jaren 80 en 90
werd regelmatig vanuit de praktijk gesignaleerd dat er vee-
houders stopten met de begeleiding en dat er geen structurele
toename was van het aantal begeleide bedrijven.
De vooruitzichten voor de toekomst van de melkveehouderij
geven niet in alle gevallen een gunstig beeld ten aanzien van
bedrijfsontwikkeling en verhoudingen tussen kosten en op-
brengsten. Diverse scenariostudies van ondermeer LEI-DLO
en Staring Centrum DLO en Productschappen eind jaren 90
en van de NRLO (3) wijzen er op, dat de ontwikkelingen van
de sector in de toekomst verschillende uitkomsten kunnen
bieden afhankelijk van de bedrijfsstructuur. Voorbeelden
daarvan zijn de verwachte ontwikkeling van de bedrijven
richting extensief, intensief of het opzetten van een tweede
tak. Gebruikte benamingen zijn de industriële, de natuurge-
richte en de deeltijdse melkveehouderij.
De melkveehouderij ontwikkelt zich van een louter op bulk
gerichte naar een op kwaliteitgerichte productie (2). Dit ver-
taalt zich in de introductie van Keten Kwaliteit Melk (4). Dit
is een kwaliteitsborgingsprogramma dat in zes modules is
opgedeeld, waarvan diergezondheid, welzijn en diergenees-
middelen alsmede melkwinning en melkbewaring belang-
rijke componenten uitmaken. De dierenarts kan daarin op
nadrukkelijke wijze een ondersteunende rol spelen, bijvoor-
beeld door een aangepast bedrijfsbegeleidingsprogramma
aan te bieden dat aan deze nieuwe eisen kan beantwoorden.
Vraag op dit moment is echter, wat - volgens de dierenarts -
de perceptie van de melkveehouders is ten aanzien van vete-
rinaire bedrijfsbegeleiding en wat - volgens de dierenartsen -
de knelpunten zijn, die bredere introductie van bedrijfsbege-
leiding in de praktijk belemmeren.

Doel van dit artikel is, om het inzicht te verbreden met be-
trekking tot de deelname of niet-deelname van veehouders
aan bedrijfsbegeleiding van melkveebedrijven in Nederland,
inclusief de knelpunten die invoering van bedrijfsbegelei-
ding belemmeren. Op grond hiervan moet het mogelijk zijn
om actiepunten vast te stellen ter verbetering van deze situ-
atie.

MATERIAAL EN METHODEN

Een enquête met 48 vragen werd opgesteld en ter beantwoor-
ding verstuurd aan dierenartsenpraktijken. De enquête be-
stond uit vijf hoofdstukken: (1) algemene vragen over de
praktijk en de dierenartsen, (2) specifieke vragen over aan
begeleiding deelnemende melkveebedrijven, (3) specifieke

-ocr page 63-

vragen over het begeleidingsprogramma van de dierenarts,

(4) specifieke vragen over niet-deelnemende bedrijven, en

(5) specifieke vragen over de toekomstverwachtingen van de
dierenartsen ten aanzien van bedrijfsbegeleiding.

De enquêtes werden per post naar 285 rundveepractici ver-
stuurd. Indien nodig geacht, werden de praktijken enkele we-
ken na versturing van de enquête nogmaals verzocht om daar
aandacht aan te besteden en de enquête ingevuld te retoume-
ren.

De gegevens uit de enquêtes werden ingevoerd in Excel ter
nadere descriptief statistische verwerking.

RESULTATEN

Algemeen

Van het totaal aantal verzonden enquêtes (n= 285) werden er
194 teruggestuurd, zijnde een respons van 68.1 %. De ge-
ografische spreiding van de dierenartspraktijken die de en-
quête terugstuurden was evenwichtig over het land verdeeld,
conform de verdeling van de aantallen melkveebedrijven.

In de responspraktijken waren gemiddeld 5.2 dierenartsen
werkzaam, alsmede 2.8 assistenten. De aard van de praktij-
ken was nagenoeg 100% gemengd: 17.5% landbouwhuis-
dieren, 27.7% landbouwhuis- en gezelschapsdieren, 53.6%
als voorgaande paarden, en 1.2% gezelschapsdieren al-
leen. Het aandeel rundvee in de praktijk was gemiddeld
45.3%.

De tijd die dagelijks in de praktijk aan rundvee werd besteed
was 56.9%; verder werd nog 15.5% van de tijd aan varkens,
13.2% aan gezelschapsdieren en 4.5% aan paard besteed
naast overige activiteiten zoals administratie, cursussen en
praktij kmanagement.

De gemiddelde praktijk had 124.8 melkveebedrijven en ge-
middeld een totaal van 7885 melkkoeien. De gemiddelde,
responderende practicus had gemiddeld 46 (sd 36) melkvee-
bedrijven onder zijn veterinaire hoede met een gemiddelde
van 3088 koeien. Van deze 46 bedrijven nam gemiddeld
37.2% (sd 23.8) deel aan een bepaalde vorm van bedrijfsbe-
geleiding.

Veehouders in de hegeleiding

Ongeveer 98% van de responderende dierenartsen had melk-
veebedrijven in de begeleiding. De voornaamste redenen
voor veehouders om deel te nemen aan begeleiding waren
volgens de dierenartsen: behoefte aan routinematige controle
(82.8%), bedrijfsverbetering (62%), probleemsituaties
(54.6%)) en advies van de dierenarts (49.1%). De bedrijven in
de begeleiding participeerden gemiddeld al zo\'n 9 (sd 4.6)
jaar.

De belangrijkste voordelen van begeleiding voor de veehou-
ders, zoals door dierenartsen ervaren, staan vermeld in tabel 1.
In tabel 2 staan de nadelen van bedrijfsbegeleiding vermeld

\'üiir

>■ ■ ü

1 m f!P»\'

Tabel 1. Voordelen van begeleiding voor melkveehouders, zoals door 194
rundveedierenartsen genoemd.

77.2%
63.6%
45.7%
38.9%
37.7%
35.8%
23.5%
5.4%

Regelmatige controle prestatiekengetallen
Betere controle over het bedrijf
Structurele aanpak van bedrijfsproblemen
Preventie van bedrijfsblindheid
Adequate ondersteuning van het management
Verbetering van het bedrijfsrendement
Betere informatievoorziening
Overige redenen

die, volgens dierenartsen, de in begeleiding participerende
veehouders noemen.

Tabel 2. Nadelen van begeleiding zoals participerende veehouders die vol-
gens de 194 rundveedierenartsen noemen.

60.3%
43.2%
17.0%
14.3%
8.9%
3.4%
0.7%

(Te) hoge kosten van begeleiding
Moeite met gegevens verzamelen
Teveel tijd vergend
Weinig resultaat opleverend
Geen nadelen

Resultaat niet in geld uit te drukken
Te weinig follow-up en terugkoppeling

Er werd door 60% van de dierenartsen gesteld, dat, van de in
begeleiding participerende bedrijven, er de afgelopen vijf
jaar zo\'n 10% was gestopt. De argumenten hiervoor staan
vermeld in tabel 3.

Tabel 3. Argumenten voor in begeleiding participerende veehouders om
met de bedrijtsbeleidlng te stoppen volgens opgave van 194 rundveedie-
renartsen.

57.8%
37.4%
27.5%
25.3%
12.1%
7.7%
6.6%
6.6%
2.2%

Te hoge kosten van begeleiding
Geen belangstelling meer
Bedrijfsbeëindiging
Te weinig of geen resultaat
Probleem was voorbij
Opvolger had geen interesse
Kostte teveel tijd

Andere reden (overname door bv KI)
Combinaties van voorgaande

Eveneens zo\'n 65% van de dierenartsen vermeldde dat er het
afgelopen jaar veehouders nieuw waren begonnen met be-
drijfsbegeleiding: gemiddeld 11%. De redenen voor deze
\'nieuwelingen\' om met begeleiding te beginnen staan ver-
meld in tabel 4.

Tabel 4. Redenen voor veehouders om nieuw te beginnen met bedrijfsbe-
geleiding volgens opgave van 194 rundveedierenartsen.

63.1%
57.3%
38.2%
32.0%
9.7%
3.9%

Betere controle/ondersteuning van de bedrijfsvoering

Aanpak van bedrijfsproblemen

Bedrijfsopvolger wil (wel) deelnemen

Deelname dankzij adequate inforinatie dierenarts

Koppeling met KKM

Overige

Bedrijfsbegeleiding en de dierenarts
De geënquêteerde dierenartsen besteedden ongeveer 45%
van hun praktijktijd bij rundveebedrijven aan bedrijfsbegelei-
ding, ongeveer 50% aan consulten en de rest aan overige ta-
ken. Van de aan begeleiding bestede tijd varieerde de intensi-
teit van 0-25% (28.4%), 25-50% (44,4%), 50-75% (20.9%)
en meer dan 75% (6.3%).

De activiteiten in het kader van bedrijfsbegeleiding zijn te
rubriceren naar routinematige, analytische en preventieve
activiteiten, telkens voor de verschillende bedrijfsonderde-
len zoals fertiliteit en uiergezondheid. Een verdeling van
deze activiteiten over de verschillende bedrijfsonderdelen is
weergegeven in tabel 5.

De hulpmiddelen die bij de bedrijfsbegeleiding werden gebruikt
waren (in volgorde van toepassing volgens de dierenarts):

-ocr page 64-

m

m.

Tabel 5. Verdeling van activiteiten in het kader van bedrijfsbegeleiding over de verschillende bedrijfsonderdelen en over fiet type activiteit [routine, analyse,
preventie).

Bedrijfsonderdeel

Percentage tijd

Routine

Verhouding tussen type activiteiten
Analyse

Preventie

Fertiliteit

62.3%

10

5

4

Uiergezondheid

12.9%

6

7

7

Melkproductie/voeding

9.9%

5

7

5

Jongvee-opfok

6.9%

5

3

6

Klauwgezondheid

5.8%

5

5

6

Andere dan ketenbeheersing

0.5%

4

5

2

Andere dan G.D.-programma

0.9%

7

3

5

Andere dan diverse

0.5%

6

1

4

Verhoudingsgetallen drukken de relatieve tijd uit ten opzichte van het percentage tijd in de tweede kolom; zij zijn in verticale zin niet onderling verge-
lijkbaar.

Tabel 6. Bedrijfsonderdelen die niet in de begeleiding zijn opgenomen, alsmede redenen waarom dat niet gebeurt of gebeurd is, volgens opgave door 194
rundveedierenartsen.

Niet opgenomen bedrijfsonderdeel

Redenen voor niet-opname in begeleiding

Fertiliteit

Melkproductie/voeding

Jongvee-opfok

Uiergezondheid

Klauwgezondheid

Andere elementen, zoals graslandbehccr,
bedrijfseconomie en huisvesting

Door KI gedaan (75%); boer geen interesse (60%); te duur (45%); twijfel aan kunde van dierenarts
(5%); kost boer teveel tijd (5%).

Doet mengvoerindustrie (87%); twijfel over kunde dierenarts (33.3%); door voorlichter gedaan (26%);
boer geen interesse/probleem (24%); te duur (17%); dierenarts doet te weinig op dit vlak (9%); kost
boer teveel tijd (4%).

Boer geen interesse/probleem (88%); te duur (17%); kost boer teveel tijd (8%); door voorlichter gedaan
(5%); alleen bij probleem (5%); twijfel aan kunde dierenarts of dierenarts doet te weinig (4%).

Boer geen interesse/probleem (72%); te duur (21 %); doet melkwinningsadviseur (15%); doet de GD
(13%); kost boer teveel tijd (13%); doet dc voorlichter (5%).

Doet de klauwkapper (78%); boer geen interesse/probleem (39%); te duur (8%); kost boer teveel tijd
(4%); doet boer zelf (3%); alleen bij problemen (3%).

Worden meestal door anderen gedaan (81%); of niet gedaan omdat men twijfelt aan kunde dierenarts
(38%); of omdat boer het te duur acht (19%); of omdat de praktijk tc weinig op dit vlak doet (6%).

Vruchtbaarheid/ziektekaart (79%), PC-programma veehou-
der/dierenarts (69%), de 12-maandenlijst (23%), analysever-
slagen (20%), VAMPP (13%) en eigen protocollen (4%).
Naast voomoemde hulpmiddelen werden door de dierenarts-
praktijken ook instanties gevraagd ter ondersteuning van de
bedrijfsbegeleiding. Dit waren: de Gezondheidsdienst (79%),
mengvoederindustrie (40%), DLV (16%), melkwinningsad-
viseur (14%), klauwbekapper (6%), private voedingsspecia-
list (4%) en een HAS-opgeleide medewerker in de praktijk
(4%). De Gezondheidsdienst werd twee keer zoveel geraad-
pleegd in het kader van begeleiding als de anderen tezamen.
Inzake nascholing en cursussen bleken de meeste dierenart-
sen PAO-D te volgen (91%), en daamaast nog activiteiten
inzake studieclubs (29%), andere cursussen (26%) of andere
nascholing zoals PHLO (16%).

Vervolgens is aan de dierenartsen gevraagd welke onderwer-
pen er niet aan bod kwamen bij de bedrijfsbegeleiding en wat
de redenen daarvoor waren. De antwoorden op deze vragen
staan gerubriceerd in tabel 6.

Niet aan begeleiding deelnemende melkveebedrijven.
De belangrijkste vragen over deze bedrijven betroffen de
vraag naar oorzaken, waarom die bedrijven volgens de die-
renartsen niet participeerden in begeleidingsprogramma\'s.

en wat de praktijken eraan hadden gedaan of nog deden om
deze veehouders te overtuigen.

De voomaamste oorzaken voor niet-deelname staan vermeld
in tabel 7.

Dierenartsen proberen wel om deze veehouders te overtui-
gen van het belang van deelname (77% antwoordt positief op
deze vraag); zij doen dit middels centrale bijeenkomsten en
studieclubs, maar vooral middels mondeling overleg en het
verspreiden van bladen zoals Veehouder en Dierenarts. Een
enkeling probeert te wijzen op bestaande problemen, op het

78.9%
64.0%
49.1%
38.5%
36.0%
11.8%
9.3%
8.8%
6.8%
5.6%

Tabel 7. Argumenten voor veehouders om niet te participeren in de be-
drijfsbegeleiding volgens opgave door 194 rundveedierenartsen.

Geen interesse
Verwacht (te) hoge kosten
Verwacht (te) laag rendement
Geen goede administratie
Geen probleem op het bedrijf
Geen PC aanwezig
Verwacht dat teveel tijd kost
Al begeleiding van andere instanties
Niet gewend aan werkwijze dierenarts
Bedrijfsomvang te klein

-ocr page 65-

belang van regelmatige controle ter preventie van problemen
of op de strategie van KKM.

Over deze voorlichtingsactiviteiten vermeldt 64% van de
dierenartsen een positief effect door een toename in begelei-
ding van O tot 10%), en een kleine
14% van meer dan 10%)
(9.6% van de respondenten vermeldt een toename van 10-
20%; 3.5% van 20-30%; 0.9% van >30%).

Sommige dierenartsen hebben geen bedrijven in de begelei-
ding. De oorzaak hiervoor kan zijn gelegen bij de veehou-
ders of bij de dierenarts zelf Dierenartsen geven de volgende
redenen op voor niet-deelname:

* oorzaak bij veehouder: geen interesse (75%); geen pro-
bleem
(25%); meent dat begeleiding te duur zal zijn
(25%); verwacht te weinig resultaat
(25%); wil alleen op
afroep (50%).

* oorzaak bij dierenarts: geen middelen voor begeleiding
beschikbaar (50%)); verwacht te weinig rendement (50%);
geen tijd (25%); geen interesse (25%); te onervaren
(25%); veehouder wil zich niet binden (25%).

Alle geënquêteerde dierenartsen gaven aan dat zij van plan
zijn om in hun eigen situatie verandering te brengen, bijvoor-
beeld door het volgen van cursussen (87%), door een PC met
software aan te schaffen (38%)), door meer intercollegiaal
overleg te gaan voeren (62.5%), of door een fusie met een of
meer buurtpraktijken (12.5%).

Bedrijfsbegeleiding in de toekomst

De laatste categorie vragen behandelde de toekomstver-
wachtingen van de dierenarts ten aanzien van bedrijfsbege-
leiding. Op de vraag of men verwachtte dat bedrijfsbegelei-
ding, anders dan inzake fertiliteit, zou gaan toenemen,
antwoordde
93% positief Als voornaamste redenen voor
deze verwachte toename werden door de dierenartsen ge-
zien:

Hogere kwaliteitseisen zoals KKM (93%); hoger opleidings-
niveau veehouders (57%); grotere inzet van dierenarts
(39%); meer vraag naar beoordeling kengetallen (39%); be-
tere controleerbaarheid van het bedrijf (36%); nieuwe eisen
gesteld aan de rundveedierenarts (36%); overheidsregels
(36%); overige redenen zoals lagere winstmarges, verdere
schaalvergroting.

Ongeveer 78% van de dierenartsen verwachtte dat zij in de
nabije toekomst meer aandacht zouden gaan besteden aan
bedrijfsbegeleiding. De volgende argumenten werden daar-
voor aangevoerd:

Beantwoorden aan de eigen interesse (73%); meer rundvee-
specialisatie
(70%); noodzakelijke uitbreiding van taken in
de praktijk
(67%); meer vraag vanuit de veehouders (47%));
overige redenen zoals meer concurrentie, certificering,
nieuwe collega (11%)).

De verhoogde aandacht voor bedrijfsbegeleiding in de toe-
komst zou zich manifesteren in een grotere tijdsinvestering
hierin, meer cursussen hierover volgen, meer voorlichting
geven aan veehouders, meer literatuur hierover bestuderen
en meer overleg voeren met derden zoals Gezondheidsdienst
en Dienst Landbouw Voorlichting, of een landbouwkundige
in dienst nemen voor zoötechnische aspecten, begeleiding-
gerichte studieclubs oprichten, en zelf meer aandacht schen-
ken aan voeding en bedrijfseconomische aspecten.
Slechts een gering percentage
(7%o) dierenartsen vermeldde
dat zij geen toename in aantallen begeleide bedrijven zagen
voor de toekomst.

mwr^i

i i i ll

i» iPii
yUAiy

DISCUSSIE

De geënquêteerde rundveedierenartsen waren nagenoeg allen
werkzaam in een gemengde praktijk en besteedden daar gemid-
deld 56.9% van hun tijd aan rundvee. Zo\'n 98% van de practici
heeft daadwerkelijk veehouders in de begeleiding. Van alle vee-
houders die onder hun veterinaire hoede zijn neemt 37.2% deel
aan een vonn van bedrijfsbegeleiding. In de toekomst verwacht
zo\'n 78% van deze practici dat het aandeel bedrijfsbegeleiding
zal toenemen. De percentages in de tabellen hebben een rela-
tieve, vergelijkende waarde, omdat meerdere antwoorden op de
vragen mogelijk waren. Hoe hoger een percentage, des te meer
zwaarte kan aan een antwoord worden toegekend.
De (te) hoge kosten voor begeleiding en moeite met het verza-
melen van gegevens zijn volgens de dierenartsen de belang-
rijkste nadelen die de deelnemende veehouders noemen. De
niet-deelnemende veehouders of de gestopte veehouders ga-
ven ook als één van de belangrijkste reden de (te) hoge kosten.
Andere argumenten van de niet-deelnemende veehouders wa-
ren: geen interesse en geen goede administratie. Deze (te)
hoge kosten zijn dus vaak een eerste argument van een vee-
houder om te stoppen of om niet deel te nemen aan bedrijfsbe-
geleiding. Het ter discussie stellen van deze kosten is dus een
eerste vereiste. Bij de veehouder bestaat nogal eens onduide-
lijkheid over de vraag waaruit de kosten van begeleiding be-
staan en wat begeleiding anders dan fertiliteit precies inhoudt.
Een actiepunt voor de korte termijn, bijvoorbeeld voor de
Groep Geneeskunde van het Rund tezamen met de Faculteit,
zou daarom moeten zijn: de definitie van het \'product bedrijfs-
begeleiding\' en de weergave daarvan in een brochure voor
veehouders. Elementen uit deze definitie zijn ondermeer doel-
stellingen van de veehouder, routine-monitoring activiteiten,
analyse- en preventie-activiteiten; basispakket (bijvoorbeeld
fertiliteit productie/voeding algemene monitoring ziek-
tebestrijdingsactiviteiten) en pluspakketten (bijvoorbeeld ui-
ergezondheid, klauwgezondheid, jongvee-opfok), looptijd
(kortdurend, langdurend), frequentie (hoog, laag), intensiteit
(hoog, laag), inhoud (smal of breed spectrum), alsmede de ge-
raamde kosten per activiteit. Dit laatste houdt de discussie
gaande over tariefstelling en over de wijze waarop een praktijk
omgaat met de inzet van relatief dure en relatief goedkope ex-
pertise. Het verdient te allen tijde sterke aanbeveling, om aan
de veehouder zichtbaar te maken, hoeveel uur er steeds wordt
besteed aan de voorbereiding van een bedrijfsbezoek en aan
de analyses. Middels deze bewustmaking kan de overgang
naar daadwerkelijke tarievering mogelijk beter verlopen.
Het aanleveren van goed onderbouwde bedrijfseconomische
vergelijkingen die begrijpelijk zijn voor de veehouder en ge-
richt zijn op zijn bedrijf zal meer overtuiging kunnen geven
dan een algemene kosten-batenanalyse (5). Een mogelijk-
heid hiervoor zou een meer gedetailleerde kosten-batenana-
lyse toegespitst op het individuele melkveebedrijf zijn. Ten
eerste worden dan eventuele problemen zichtbaar en ten
tweede ziet de veehouder dat er daadwerkelijk wordt nage-
dacht over deze problemen. De nadelen voor de practicus
hiervan zijn dat het veel tijd, inspanning en ervaring vereist
om dit op te zetten. Een alternatief hierop zou kunnen zijn,
om met een aantal veehouders een studieclub samen met de
praktijk en mogelijk derden (landbouwkundigen) op te rich-
ten. Dit kan mede in het kader van het KKM-programma of
samen met LTO in het satellietproject of met DLV in hun
studiegroepen. Hierbij zou een aantal bedrijven kunnen wor-
den gepolst die problemen hebben met bijvoorbeeld hun ui-
ergezondheid om zo gericht actie te kunnen ondernemen. Op
deze manier kunnen er meerdere veehouders tegelijk worden

-ocr page 66-

bereikt. Het beste zou een selectie kunnen worden gemaakt
bestaande uit veehouders, bij wie een redelijke kans op suc-
ces te verwachten valt. De mondelinge reclame en eigen vol-
doening zullen groter zijn dan wanneer aselect een aantal
veehouders hierbij zal worden betrokken. Het is immers niet
reëel te denken dat alle bedrijven in de toekomst zullen deel-
nemen aan bedrijfsbegeleiding of dat alle reeds deelnemende
bedrijven hun pakket op alle fronten zullen uitbreiden.
Het lijkt nu wel zaak proberen mee te gaan in de stroom van
veranderingen als KKM en de opzet van geïntegreerde dier-
ziektenbestrijdingsprogramma\'s. Het tegenargument hier-
voor kan zijn dat de veehouder te veel veranderingen in een
te korte periode te verwerken krijgt en \'veranderingsmoe\'
wordt. Om dit te voorkomen zou de practicus als soort filter
tussen de veehouder en alle veranderingen kunnen dienen.
De practicus zou de veehouder een vast stramien aan kunnen
bieden met zaken die van belang zijn voor zijn bedrijf.
Ook de opbouw van het begeleidingsprogramma zelf is heel
belangrijk, er bestaat geen starre situatie van begeleiding be-
treffende de vraag welke bedrijfsonderdelen wel of niet be-
geleiding behoeven. Wat nu nog begeleiding van fertiliteit is
kan in de toekomst uitgebreid worden met andere onderde-
len. En als fertiliteit niet door de veehouder gewenst wordt in
een basispakket, kan productie/voeding worden gekozen. Er
geldt dan wel dat er grip moet zijn op het eerste probleem, al-
vorens het volgende kan worden aangepakt. Op den duur
zouden dan onderdelen op verschillende momenten meer of
minder aandacht kunnen krijgen naar gelang de problemen
die op dat moment bestaan (zie ook de eerdere opmerkingen
bij de definitie van het product bedrijfsbegeleiding).
Ten aanzien van de constatering dat de dierenarts te weinig
kennis van zaken heeft op bepaalde bedrijfsonderdelen kan
worden gesteld, dat behalve aan het beter \'vermarkten van
het product bedrijfsbegeleiding\' er evenzeer aandacht door
de dierenarts dient te worden besteed aan het \'vermarkten
van professionele kennis en ervaring\'. Dit geldt uiteraard al-
leen als die kennis en ervaring ook daadwerkelijk aanwezig
is of verkregen kan worden middels gerichte nascholing.
Een ander knelpunt was het bijhouden van een goede adminis-
tratie wat door vele veehouders, 43% bij reeds begeleide en
38% bij nog niet begeleide bedrijven, als een nadeel van de be-
geleiding wordt gezien. Bij de inventarisatie over de niet-deel-
name of verdere uitbreiding van de begeleiding zou het opzet-
ten of in ieder geval adviseren over hoe een goede administratie
op te zetten een mogelijkheid kunnen bieden om bedrijfsbege-
leiding te introduceren. Hierbij staat voorop dat de doelstellin-
gen en wensen van de veehouder bepalend zijn voor de admini-
stratie-activiteiten die worden ondernomen. Doel van
administratie is te kunnen signaleren en evalueren; dat moet
gebeuren met zo min mogelijk inspanning. De introductie van
hand-terminals of data-loggers zou tot veel tijdsbesparing kun-
nen leiden; onderzoek hierover is momenteel gaande.
Dierenartsen die aangaven geen bedrijven in de begeleiding
te hebben zouden eens bij zichzelf te raden moeten gaan over
de vraag, of zij hun klanten een adequate service verlenen.
De jongere collegae zouden zich natuurlijk actief moeten
kunnen inzetten om de benodigde kennis en ervaring op te
doen; de oudere collegae zouden hen die ruimte moeten bie-
den terwijl zij ook zelf meer activiteiten zouden kunnen ont-
plooien middels nascholing en intercollegiaal overleg.
Tenslotte zou er binnen elke praktijk zelf een inventarisatie,
bijvoorbeeld via HAS-stagiaires, kunnen plaatsvinden van de
belangrijkste knelpunten van bedrijfsbegeleiding bij de vee-
houders. Dit artikel biedt een gemiddeld overzicht over ge-
heel Nederland en de verschillen tussen praktijken zijn groot.
In een latere fase zal worden gerapporteerd over een verge-
lijkbare enquête bij veehouders over deelname en niet-deel-
name aan begeleiding. Dan kunnen de meningen van dieren-
artsen en veehouders ook ter vergelijking naast elkaar
worden gezet. Mogelijk dat daaruit verdere aanknopings-
punten voor een slagvaardig beleid inzake bedrijfsbegelei-
ding worden gevonden ter verbetering van de situatie door
dierenartsen bij melkveehouders.

DANKBETUIGING

De auteurs spreketi op deze plaats hun dank uit voor de bereidwillige mede-
werking en het enthousiasme van de vele collegae om aan deze enquête bij
te dragen.

LITERATUUR

1. Noordhuizen JPTM. 1984. Veterinary Herd Health and Production
Control on Dairy Farms. PhD thesis Universiteit Utrecht.

2. Land- en Tuinbouw Organisatie, LTO. 1998. Uitzicht op een veelzijdige
toekomst. LTO Nederland, Den Haag.

3. NRLO. 1998. Naar een gezonde veehouderij: kennis en innovatieopga-
ven voor de toekomst. Rapport 98/5. NRLO, Den Haag, 27 pp.

4. Brouwers JlUTh en Franse JE. 1997. KKM, Keten Kwaliteit Melk: dc
Nederlandse melkveehouders borgen kwaliteit. Zuivelzicht, 31 pp.

5. Tomaszewsky MA, Sudweeks EM. Dijkhuizen AA en Huime RBM.
1997. Determining the effect of a management information system on
herd production. J. Dairy Sci. 80: 148 (abstract P 32).

EFFECT OF OVARIOHYSTERECTOMY IN BITCHES WITH
MAMMARY NEOPLASMS

J.S. Morris, J.M. Dobson, D.E. Bostock, and E.O. Farrell.
Vet Rec 1998:142: 656-8.

Schrijvers deden een onderzoek bij teven met mammatumo-
ren en gingen hierbij na of sterilisatie vóór of tijdens de be-
handeling (chirurgisch) van het gezwel van invloed zou kun-
nen zijn op recidief of metastasering later.

De gezwellen werden ingedeeld in goedaardig en kwaadaar-
dig en in de laatste groep werd nog onderscheid gemaakt in
invasief en niet invasief.
Er waren 90 dieren bij het onderzoek betrokken.
De resultaten werden statistisch geëvalueerd.
Geconcludeerd werd dat sterilisatie geen enkele invloed had
op recidief of metastasering of op het al dan niet kwaadaar-
dig zijn van een later voorkomend tweede gezwel bij dieren
die minstens eenmaal in oestrus waren geweest.
Het is bekend dat teven die gesteriliseerd werden voor de
eerste oestrus later minder tumoren hebben in de mammae.

Dr. J.P. W.M. Akkermans

-ocr page 67-

Uit en voor de praktijk

SAMENVATTING

Een zes jaar oude mannelijke tapir werd wegens ano-
rexie sinds één dag doorgestuurd naar de Faculteit der
Diergeneeskunde. Bij aankomst was er sprake van een
ernstige gemengde acidose in combinatie met ernstige de-
hydratie. Ondanks een medicamenteuze behandeling
stierf het dier vier dagen na opname. Bij patholoog-ana-
tomisch onderzoek werd een peritonitis ten gevolge van
een coloninfarct vastgesteld, evenals een chronische
bronchopneumonie en tubulonecrose der nieren.

SUMMARY

Peritonitis in a South American Tapir {Tapirus terrestris)

A 6-yeur-old male tapir was admitted because it had been anorexic for I
day. On admi.i.sion, the tapir weighed 160 kg. Its rectal temperature vvoi-
32.4°C. its heart rate was 120 beats per minute, and its re.spiratory rate was
12 breaths per minute. The elasticity of the skin was diminished.
Ilaematological evaluation upon admission revealed a haematocrit ofO. 63
/,./,\'A, 6.0 G.L\'^ leucocytes with 40per cent band neutrophils. The concen-
trations of urea nitrogen and creatinine in plasma were raised (IH.9 mmol
L\'\\ and 475 \\lmol I\'\'.. respectively). Severe combined acidosis was appa-
rent; the venous pH was 6.965, the bicarbonate concentration was 13.7
mmol.L\'^.. and the venous pCO2 was fi
.6 kPa. No strongyle eggs were i.10-
latedfrom faeces by flotation, hut a faecal sample yielded a positive culture
for
Pseudomonas aeruginosa. Urinalysis revealed proteinuria and the pre-
sence of leucocytes and renal epithelial cells. Treatment with fluids, TMP/S
(17,5 and 3.5 mg/kg body weight, twice a day, respectively), and clenbuterol
(0.56 body weight, twice a day) intravenously was unsucce.tsful and

the tapir died 4 days after hospitalization. At necropsy, peritonitis due to a
colon infarct as well as chronic bronchopneumonia and renal tuhulonecro-
.sis were found. The antibiotic susceptibility of the bacteria isolated
(Streptoc. sp.. E. coli, andK. pneumoniae)/ram the tapir post-mortem was
assessed.

INLEIDING

De orde van de Perissodactyla bestaat uit drie families: de
Equidae, de Tapiridae en de Rhinocerotidae, Van de
Tapiridae zijn er vier soorten, te weten de Maleisische tapir
(Tapirus inclicus), de Baird\'s tapir {T. bairdii), de bergtapir
(T. pinchaque) en de Zuid-Amerikaanse tapir {T. terrestris),
welke allen tot de bedreigde diersoorten worden gerekend
(4). Op basis van de moleculaire structuur van pancreaspoly-
peptide lijkt de (bergjtapir sterker verwant aan het paard dan
aan de neushoorn (5). Insuline van de (berg)tapir en de neus-
hoorn daarentegen verschillen ten gevolge van een enkel-
voudige substitutie op positie 9 van de A-keten van dat van
het Przewalski-paard, de bergzebra en het gedomesticeerde
paard (6).

\' Vakgroep Inwendige Ziekten en Voeding der Grote Huisdieren, Faculteit der

Diergeneeskunde, Postbus 80152, 3508 TD Utrecht.
^ Vakgroep Pathologie, Faculteit der Diergenee.skunde, Poslbus 80158, 3508 TD
Utrecht.

De ziektekunde van de tapir is erg fragmentarisch en geba-
seerd op incidentele beschrijvingen van klinische gevallen
(1,3,7,8-12) en vergelijkingen met andere diersoorten.
In dit artikel wordt een zes jaar oude tapir-hengst met een pe-
ritonitis beschreven.

ZIEKTEGESCHIEDENIS

Een zes jaar oude tapir-hengst werd aangeboden aan de
Kliniek voor Inwendige Ziekten en Voeding der Grote
Huisdieren, omdat hij sinds één dag bleef liggen met onder-
temperatuur en voedsel weigerde. Juist daarvoor was aan de
eigenaar opgevallen dat de ontlasting te dun was geworden.

KLINISCH ONDERZOEK

De tapir was bij aankomst in de kliniek in een redelijke ver-
zorgingstoestand en woog 160 kilogram. Het dier kon niet
meer staan. Bij algemeen onderzoek werd een regelmatige,
abdominale ademhaling gevonden met een frequentie van 12
per minuut. De pols had een frequentie van 120 slagen per
minuut en was regelmatig, zwak en equaal. De rectale tem-
peratuur bedroeg 32,4°C. De extremiteiten waren koud en de
turgor was slecht. De slijmvliezen waren bleek, vochtig en
vertoonden geen bloedingen of laesies.
Bij onderzoek van het respiratie-apparaat werd bronchiaal
ademen op de topkwabben gehoord, evenals ronchi.
Onderzoek van circulatie- en digestie-apparaat leverden
geen extra afwijkingen op. Een défense musculaire ontbrak.

BLOEDONDERZOEK

Het routine-bloedonderzoek leverde 6,0 G.L"\'. leucocyten
op met 40% staafkemigen, 31% segmentkernigen en 29%
lymfocyten. De hematocriet was gestegen (0,63 L.L"\'). De
activiteit van alkalische fosfatase bedroeg 22 U.L"\', van as-
partaatserumtransferase 106 U.L"\', van lactaatdehydroge-
nase 1416 U.L"\' en gamma-glutamyltranspeptidase 6 U.L"\'.
De totale serumbilirubineconcentratie was niet verhoogd
(<7,7 ftmol L"\'.), in tegenstelling tot de ureum- en creati-
nine-concentraties (respectievelijk 18,9 mmol L"\'. en 475
|imol L"\'.). De plasmaglucoseconcentratie was 19,2
mmol.L"\'. De plasmakaliumconcentratie was 4,5 mmol.L"\',
de plasmanatriumconcentratie 129 mmol.L"\' en de plas-
machloorconcentratie 87 mmol.L"\'. De veneuze pH was
6,965 met een base excess van -19,9 mmol.L"\', een pC02
van 8,6 kPa en een actuele
HCO3" van 13,7 mmol.L \'.
Het totale eiwitgehalte bedroeg 66 g.L"\'. met de volgende
electroforese: 58,6%) albumine, 14,9% a-globulines, 16,0%
ß-globulines en 10,6% y-globulines.

De urine was troebel en donkergeel van kleur met een soorte-
lijk gewicht van 1.023. De pH van de urine was 5. De kook-
proef volgens Bang verliep positief In het urinesediment be-
vonden zich leucocyten en niertubuluscellen.
Bij parasitologisch onderzoek van de feces werden geen
wormeieren aangetroffen. Bacteriologisch onderzoek van de
faeces verliep negatief op
Salmonella spp. en positief op
Pseudomonas aeruginosa.

Tijdschr Diergeneeskd 1999; 124: 439-40

EEN ZUID-AMERIKAANSE TAPIR (TÄPIRUS TERRESTRIS]
MET EEN PERITONITIS

J.H. van der Kolk^ en M.H. van der Hage^

-ocr page 68-

Tabel 1. Antibiogrammen van de bacteriën geïsoleerd uit het colon en uit
een bronchus postmortaal. Susceptibility of bacteria isolated from a 6-
year-old male tapir. These bacteria were obtained from colon and bron-
chus post mortem.

Strept. sp.

E. coli

E. coli

K. pneumoniae

colon

colon

bronchus

bronchus

ampicilline

S

S

R

R

chlooramfenicol

S

S

R

R

Colistine

R

S

I

I

enrofloxacin

R

S

R

I

gentamycine

S

1

R

I

kanamycine

R

I

R

R

neomycine

S

S

R

S

spectinomycine

S

R

I

1

streptomycine

1

R

R

R

sulfonamide

R

R

R

R

tetracycline

S

R

R

R

trimetoprim

I

R

R

R

TMPS

S

S

S

S

THERAPIE EN KLINISCH VERLOOP
Na toediening van 6 liter Ringerse vloeistof daalde de hema-
tocriet naar 0,43 L.L"\' en bedroeg het totaal aantal leucocy-
ten 3,5 G.L-^. Na vervolgens 9 liter Ringerse vloeistof en 3,2
liter 4,2% NaHCOß\'-oplossing was de veneuze pH 7,375
met een base excess van -i-12,1 mmol.L"\', een pC02 van 9,51
kPa en een actuele
HCO3" van 40,7 mmoLL"\', de hemato-
criet 0,44 L.L"\' en het totaal aantal leucocyten 2,2 C.L"\'. De
plasmaureumconcentratie bedroeg de eerste en tweede dag
na opname respectievelijk 23,9 en 29,3 mmol.L"\'. De tweede
dag na opname was het totaal aantal leucocyten in het peri-
fere bloed gedaald naar 1,1 G.L"\'. Aanvullend werd 2dd
17,5 en 3,5 mg/kg lichaamsgewicht TMPS intraveneus toe-
gediend in combinatie met 2dd 0,56 mg/kg lichaamsgewicht
ventipulmin IV. Het dier stierf vier dagen na opname.
Tijdens het vier dagen durende verblijf in de kliniek was de
mest steeds dun.

PATHOLOOG-ANATOMISCH ONDERZOEK
Het dier verkeerde in een slechte conditie en er was een de-
cubitusplek op de linkerelleboog. In het hart was er een klep-
cyste en er waren enkele bloedingen onder het endocard van
de linker ventrikel. De lever was wat bol en bleek met enkele
oude wormlaesie\'s en teleangiectasiën. De milt vertoonde
enkele puntbloedingen. De sereuze vliezen waren hypere-
misch. In het colon bevond zich een lichte plek met fibrine
beslag en een demarcatiezone. Tevens was er links een chro-
nische pleuritis aanwezig met uitgebreide vergroeiingen.
Microscopisch onderzoek leverde een hyalienschollige de-
generatie van de hartspier op. Er was fibrosering van de lon-
gen met (peri)bronchitis, peritonitis, infarcering van de co-
lonwand, tubulonecrose in de nier en een reactielever.
Postmortaal werden uit het colon Streptococcen en
E. coli ge-
kweekt en uit een bronchus
E. coli en K. pneumoniae, waar-
van de antibiogrammen in tabel 1 zijn weergegeven.

DISCUSSIE

Uitgaande van de normaalwaarden van het paard was er bij
binnenkomst van de tapir zowel sprake van een emstige ge-
mengde acidose als van een sterke dehydratie. Met behulp
van intraveneuze infusen lukte het deze te corrigeren. Van de
gemeten enzymen was alleen de activiteit van lactaatdehy-
drogenase verhoogd. Het urine-onderzoek in combinatie met
de concentraties van creatinine en ureum in het bloed duid-
den op een emstig nierfalen, hetgeen bij patholoog-anato-
misch onderzoek werd bevestigd in de vorm van tubulone-
crose. De stijging van de veneuze PCO2 gedurende het
verblijf duidde ook op een emstige respiratoire disfunctie
passend bij de postmortaal gevonden fibrosering van de lon-
gen met (peri)bronchitis.

Opmerkelijk was ook de progressieve leucopenie in combi-
natie met een forse linksverschuiving. Als antibioticum van
eerste keuze werd TMP/S IV toegediend en dat bleek ach-
teraf (gezien de verkregen antibiogrammen) geen slechte
keuze. De bacterie-isolaten van de tapir vertoonden overi-
gens een uitgebreide resistentie tegen diverse antibiotica.
Hoewel uit de feces een
Pseudomonas aeruginosa werd ge-
kweekt was er bij patholoog-anatomisch onderzoek geen
sprake van een enteritis. Gezien de lage concentraties na-
trium, kalium (gegeven de emstige acidose) en chloor in het
bloed lijkt in combinatie met de slappe feces verlies van
electrolyten via het digestiekanaal te zijn opgetreden. Een
dergelijke hypersecretie zou kunnen passen bij de toxinemie
uitgaande van de peritonitis in aansluiting op een colon-
infarct.

Salmonella spp. vormen de belangrijkste bacteriële pathoge-
nen van de tapir en de neushoom (4), hoewel het onderzoek
daamaar in de faeces van de beschreven tapir negatief ver-
liep. Braken en diarree bij een tien dagen oude Baird\'s tapir
werd in verband gebracht met een
Salmonella poona-\\nïcc\\\\c
(3). Bij een zeven maanden oude Maleisische tapir werd een
enteritis in verband gebracht met een infectie met beta-he-
molytische
Streptococcen groep C (7).

LITERATUUR

1. Alexander ID. Actinomyces infection in a tapir (Tupin/i lerrestris). J
Zoo Anim Med 1975; 9: 124-6.

2. Dillehay DL. Boosinger TR, and MacKenzie S. Coccidioidomycosis
in a tapir. J Am Vet Med Assoc 1985; 187: 1233-4.

3. Ensley PK, Oerber FH, and Meier JE. Acute gastrointestinal distress
in a ten-day-old Baird\'s tapir
(Tapirus hairdii). J Zoo Anim Med
1980; 11: 113-7.

4. Fowler ME. Zoo & Wild Animal Medicine; Current Therapy 3. WB
Saunders Company, Philadelphia 1993; 459-66.

5. Henry JS, Lance VA, and Conlon JM. Primary structure of pancre-
atic polypeptide from four species of Perissodactyla. Gen Comp
Endocrinol 1991; 84; 440-6.

6. Henry JS, Lance VA, and Conlon JM. Purification and characteriza-
tion of insulin and the C-peptide of proinsulin from Przewalski\'s
horse, zebra, rhino, and tapir (Perissodactyla). Gen Comp
Endocrinol 1993; 89: 299-308.

7. Jensen JM. Beta-hemolytic streptococcus associated with enteritis in
a Malayan tapir. J Zoo Anim Med 1975;9:88.

8. Lozano-Alarcon F, Bradley GA, Houser BS, and Visvesvara GS.
Primary amebic meningoencephalitis due to
Naegleria fowleri in a
South American tapir. Vet Pathol 1997; 34; 239-43.

9. Vroege C, and Zwart P. Babesiasis in a Malayan tapir (Tapirus indi-
cus^.ZParasitenkd 1972; 40; 177-9.

10. Wack RF, and Jones AA. Suspected neonatal isoerythrolysis in two
Baird\'s
i&\'pns (Tapirus bairdii). J Zoo Wildl Med 1997; 28: 285-9.

11. Yamini B, and Schillhom van Veen TW. Schistosomiasis and nutri-
tional myopathy in a Brazilian tapir
(Tapirus terrestris). J Wildl Dis
1988; 24: 703-7.

12. Yap LF, and Groves MG. A babesia from a Malayan tapir. Med J
Malaya 1968; 22: 229.

-ocr page 69-

H. de Brabander en D. De Meyer. Gent, Academic Press,
1998. ISBN: 90-382-0171-0. Bestelnummer U151.

Onlangs verscheen een lezenswaardig boek over vlees. Een
goede zaak want er is weinig op de markt. Het is geschreven
door een aantal Belgische vleesdeskundigen. Het initiatief
tot het samenstellen van dit boek ging uit van de BAMST,
een vereniging van wetenschappers en kennisoverdragers.
De BAMST is jarenlang een zustervereniging geweest van
de helaas niet meer bestaande Nederlandse Researchgroep
voor Vlees en Vleeswaren TNO.

Dit boek is gericht op \'het verspreiden van geïntegreerde
en objectieve informatie\' en is vooral bedoeld voor het ho-
ger onderwijs. Maar tegelijk kan het dierenartsen een
overzicht geven van allerlei aspecten van de vleesproduc-
tie en -consumptie. Een feit is, dat zóveel dierenartsen via
de begeleiding van de vleesproductie in de praktijk of via
de georganiseerde kwaliteitszorg met \'Vlees\' te maken
hebben.

Het boek bevat acht hoofdstukken verdeeld over ruim 200
pagina\'s over vleesproductie, groeibevordering, wetgeving
en inspectie, vleeskwaliteit, vleestechnologie, verwerkings-
aspecten, analyse en kwaliteitsbeheersing en -controle, leder
hoofdstuk bevat een aantal referenties. Het geheel is verlucht
met wel aardige cartoons van André Noliet.
Het boek is eigenlijk een beetje te vergelijken met onze
Utrechtse standaarddictaten. Alleen het hoofdstuk over ana-
lyse bevat wat meer details over methoden.
Een bezwaar voor Nederlandse lezers is wellicht dat som-
mige hoofdstukken informatie bevatten die specifiek op de
Belgische situatie zijn toegespitst, bijvoorbeeld als het gaat
over wetgeving. Een eventueel volgende editie zou aan
waarde kunnen winnen door bijvoorbeeld (méér) aandacht te
besteden aan nu ontbrekende of te summier behandelde on-
derwerpen als integrale ketenbeheersing, vóórkomen en pre-
ventie van zoönosen, volksgezondheid, altematieve produc-
tiesystemen, emotionele aspecten rond vlees in de voeding,
het wereldvoedselvraagstuk, (inter)nationele vleeshandel en
- last but not least - de preventie van problemen van micro-
biologische en chemische aard zowel bij de productie, bewa-
ring, toebereiding als bij de consumptie.
En de twee vraagtekens in de titel, die worden goeddeels
door de inhoud veranderd in een uitroepteken.
Maar ondanks enige kritiek en wat suggesties: de waardering
voor dit boek overheerst. Het boek geeft toch in kort bestek
een goed overzicht en inzicht. Aanbevolen voor diegenen die
de prijs van ongeveer ƒ 44,- voor een goede (nadere) oriënta-
tie verantwoord vinden.

,i,VLEES?

* f! t»

Prof. dr. J. G. van Logtestijn

SELF-ASSESSMENT COLOUR REVIEW OF AVIAN MEDICINE

N.A. Forbes & R.B. Altman, Manson Publishing/The
Veterinary Press, 1998, ISBN I-874545-7I-5.

Dit boekje is afkomstig uit een reeks van \'self-assessment\'
boekjes en bevat 255 vragen en antwoorden met betrekking
tot de vogelgeneeskunde. De vragen zijn afkomstig van 26
bekende vogeldierenartsen uit zowel Europa als Amerika.
De meeste diergeneeskundige vogelboeken richten zich
voomamelijk op papegaaien. Dit boekje is hier duidelijk een
plezierige uitzondering op en bevat naast vragen over krom-
snavels vragen over roofvogels, struisvogels, pluimvee en
wild gevogelte, zoals eenden en fazanten.
De vragen zijn niet geordend per vogelsoort of orgaansys-
teem. De index van dit boekje helpt echter bij het vinden van
vragen over specifieke onderwerpen. Doordat de vragen af-
komstig zijn van verschillende dierenartsen uit verschillende
regio\'s, worden sommige vragen meerdere malen gesteld
met niet altijd een gelijk antwoord. Aantrekkelijk aan dit
boekje is de hoge kwaliteit van de foto\'s die bij de meeste
vragen aanwezig zijn. Het boekje bevat enkele typefouten
waarvan er één wat hinderlijk is omdat het een dosering be-
treft (mg in plaats van _g).

De antwoorden op de vragen zijn zeer uitgebreid en bevatten
vaak meer informatie dan waar in eerste instantie om ge-
vraagd werd. Door deze werkwijze wordt het betreffende
ziektebeeld uitvoerig beschreven en krijgt de lezer een goede
indruk van de belangrijkste aspecten van het betreffende
ziektebeeld.

Nederlandse (vogel)dierenartsen moeten dit boekje niet zien
als een naslagwerk maar meer als een leuk boekje voor de
rustige periodes waamiee ze een indruk kunnen krijgen van
hun eigen kennis op het gebied van de vogelgeneeskunde.

Omdat dit boekje zowel vragen bevat over de meest bekende
vogelziekten alsook infonnatie bevat over de minder gang-
bare vogels (wat niet temg te vinden is in de standaard hand-
boeken) kan ik iedere (vogel)dierenarts aanraden om dit
boekje aan te schaffen.

Drs. N.J. Schoemaker

-ocr page 70-

VOORGANGERS: DIERENARTSEN UIT VROEGER TIJD [34]

FRANCISCUS CORNELIS HEKMEIJER
(18D9-1886)

Gedurende de periode Numan van 1821 -1851 werd de grondslag gelegd voor het diergeneeskundig onderwijs in
Nederland; in de periode Hekmeijer van 1851 tot 1881 kreeg dit onderwijs een bredere onderbouwing en tevens ondervond
het beroep een algemenere erkenning. Dit alles was voor een groot deel mede te danken aan Hekmeijer.
Franciscus Cornelis Hekmeijer werd te Utrecht in 1809 geboren als zoon van een notaris. Al vroeg werd hij door zijn vader
aan het werk gezet doordat deze hem eindeloos aktes liet overschrijven. Later beklaagde Hekmeijer zich wel eens dat dit
ten koste van zijn schoolopleiding was gegaan.

Toen er in 1826 twaalf plaatsen voor de opleiding tot veearts beschikbaar werden gesteld door het Fonds van de Landbouw,
deed hij met goed gevolg zijn toelatingsexamen. Zijn broer E.J.W. Hekmeijer was hem al voorafgegaan en inmiddels afge-
studeerd en als veearts 1 ® klasse in Loenen benoemd.

Franciscus was een buitengewoon leergierige student. Zijn bewaard gebleven collegedictaten verraden zijn schrijftraining
op het notariskantoor; zij zijn tot in de puntjes verzorgd en zouden zo voor druk gebruikt kunnen worden. Zij geven ons een
uitstekend beeld van de leerstof en het kennisniveau van die tijd. Hij studeerde in 1830 met lof af als veearts 1® klasse,
waarna hij zich per 31 augustus van dat jaar in Baarn vestigde met een toelage van ƒ 500.- vanwege het Veefonds.
Na het uitbreken van de Belgische onlusten meldde hij zich in februari 1831 als adjunct-paardenarts bij het leger en drie
maanden later kreeg hij een definitieve benoeming tot paardenarts. Zijn jaarsalaris bedroeg toen ƒ 700.- inclusief
\'vivres,
branden fourage\'.
Nadat hij op verschillende plaatsen gediend had, werd hij in 1848 benoemd tot leraar aan de KMA te
Breda om les te geven in de kennis van het paard. Dat hij niet alleen geïnteresseerd was in zijn vak maar ook in geestelijk-
maatschappelijke problemen, mag blijken uit het feit dat hij in Breda toegetreden is tot de Orde van Vrijmetselaren. In 1851
werd hem gevraagd leraar te worden aan de Veeartsenijschool in Utrecht en wel tegen een jaarsalaris van ƒ 1400.-

Tegen het einde van de periode Numan verkeerde de \'Utrechtse\' opleiding in een grote crisis. Het aantal nieuwe leerlingen
was hard teruggelopen; kon men tot midden van de jaren veertig steeds op een tiental kandidaten rekenen, in de zeven ja-
ren tussen 1848 en 1855 waren slechts zeven leerlingen aangekomen. Het voornemen van Koning Willem III om de \'School\'
het predikaat \'koninklijke\' te geven werd door Thorbecke getorpedeerd. Er was discussie of Utrecht wel de juiste vestigingsplaats was en of een ver-
plaatsing en een samenvoeging met een landbouwkundige school niet de voorkeur zou verdienen. In 1851 werd besloten de veeartsenijschool het ni-
veau te geven van de klinische scholen tot opleiding van chirurgijns en plattelandsheelmeesters. Het zou daarmee uitsluitend een opleiding voor de
veeartsenpraktijk worden en niet langer een instelling voor wetenschappelijk onderzoek zijn. Een van de gevolgen was dat de docenten de titel van
hoogleraar werd ontnomen en dat zij voortaan leraar heetten. Hekmeijer werd een van de vijf nieuw aangestelde leraren.
Zijn vakkenpakket was zeer uitgebreid: ontleedkunde, fysiologie (tot 1872), natuurlijke geschiedenis der huisdieren, exterieur en raskennis van het
paard, theoretisch hoefbeslag, en geschiedenis van de veeartsenijkunde. Later kwamen daar nog bij: de ziekten van de hoef (van 1860-1872), de re-
cepteer- en artsenijbereidkunde (tot 1873), de veeartsenijkundige politie en de gerechtelijke veeartsenijkunde. Het aantal vakken was zo groot, dat de
studenten van alle jaren Hekmeijer voor zich hadden. Men sprak daarom wel van
\'de tijd van Hekmeijer\'. Zijn colleges werden gekenmerkt door grote
helderheid en zoals zijn latere biograaf Schimmel zegt,
\'dooreen humane en deftige toon\'. Zijn invloed is van grote waarde gebleken voor vele genera-
ties studenten.

Daarnaast heeft Hekmeijer enorm veel gepubliceerd. Zo vinden we in de Catalogus van de Bibliotheek der Maatschappij ter bevordering der
Veeartsenijkunde
uit 1903 een lijst van 370 publicaties en referaten van zijn hand. Het was weliswaar nauwelijks origineel werk (het merendeel bestond
uit vertalingen, bewerkingen en samenvattingen), maar het getuigt van zijn ijver en zijn liefde voor het vak, waarvan hij de resultaten aan een wijdere
kring bekend wilde maken. Samen met de officier van gezondheid F. Rienderhoff richtte Hekmeijer in 1847 het
\'Repertorium, Tijdschrift voorde
Geneeskunde in al haren omvang
op, waarin regelmatig artikelen van veeartsen verschenen. Helaas was dit tijdschrift een kort leven beschoren. In
1854 verscheen het laatste deel. Opstellen van veterinaire aard publiceerde Hekmeijer verder in het
Nederlandsch Tijdschrift voor Geneeskunde en
zijn voorlopers,
De Boerengoudmij, De Landbouwcouranten in het Magazijn voor Landbouw en Kruidkunde.

Behalve verdienstelijk als leraar en als publicist is Hekmeijer van eminent belang geweest bij het tot stand brengen van een landelijke organisatie van
dierenartsen. Er waren wel provinciale verenigingen van veeartsen zoals een Groningse (1842), een Zuidhollandse (1846) die zich de \'Maatschappij
ter Bevordering van de Veeartsenijkunde in Nederland\' noemde, een Overijsselse (1846), een Utrechtse (1847), een Noordhollandse (1847), een
Friese (1847) en een Zeeuwse (1848), maar deze leden op een enkele na een kwijnend bestaan. In 1848 is op initiatief van de Zuid-Hollandse vereni-

-ocr page 71-

ging getracht een landelijke vereniging van Rijks-Veeartsen te formeren. Zo ontstond het \'Centraal (na 1853: Nederlandsch)
Veeartsenijkundig Genootschap\' waarin de provinciale verenigingen vertegenwoordigd waren met Hekmeijer als voorzitter
en vanaf 1855 als thesaurier. Bij het tienjarig bestaan van dit genootschap werd geconstateerd dat de vereniging wel voor
een zekere band had gezorgd maar toch niet optimaal floreerde. De verbindingen in het land waren gebrekkig, waardoor de
communicatie belemmerd werd en op de jaarvergaderingen niet altijd alle provinciale verenigingen vertegenwoordigd wa-
ren. Nergens beter dan in haar door Hekmeijer geredigeerde
Verhandelingen (1 /2,1850 -11/12,1861) vinden we weerspie-
geld hoe de veeartsenijkunde er in die dagen voorstond; zij vullen - samen met de in 1860 door de Zuid-Hollandse
Maatschappij eenmalig uitgegeven
Verzameling van veeartsenijkundige bijdragen onder redactie van Hengeveld, Jennes en
Swart - de lacune tussen het einde van het
Repertorium en de start van het Tijdschrift voor Veeartsenijkunde en Veeteelt. In
maatschappelijk opzicht heeft het Genootschap nauwelijks op enig succes kunnen bogen. Alexander Numan adviseerde ne-
gatieftoen het om koninklijke goedkeuring vroeg en de adressen aan de regering om het empirisme te beteugelen bleven
zonder gehoor. De afdeling Zuid-Holland bedankte voor het lidmaatschap. In 1862 kwam er een verzoening tot stand gevolgd
door een fusie van het Veeartsenijkundig Genootschap en de Zuid-Hollandse Vereniging, waardoor de
\'Maatschappij ter be-
vordering der veeartsenijkunde en veeteelt in Nederland\'\\o\\
stand kwam, de latere KNMvD. Zonder overdrijving kan worden
gesteld, dat Hekmeijer (samen met Hengeveld, over wie de volgende aflevering in deze reeks zal gaan) de drijvende kracht
was achter het streven naar een landelijke organisatie van veeartsen. De veterinaire organisatie werd pas compleet, toen in
1879 ook het vanouds actieve Groninger Veeartsenijkundig Genootschap als afdeling toetrad.
Eén van de doelstellingen van de in 1862 opgerichte Maatschappij was hst uitgeven van een eigen tijdschrift. Hekmeijer ging,
althans voor de eerste drie jaargangen, weer deelnemen aan de redactie ervan. Daarnaast werd hij ook tot penningmeester
van het bestuur benoemd.

Hekmeijer onderscheidde zich van de andere veterinairen door zijn goede manieren, zijn beschaving, zijn mensenkennis en
zijn omgangsvorm met mensen van aanzien. Zo heeft hij ongetwijfeld ook bijgedragen om het aanzien van de veeartsenij-
kunde te verbeteren.

Zijn persoonlijk leven was niet zonder zorgen. Zijn eerste verloofde overleed en toen hij met haar zuster trouwde, overleed
deze in het kraambed, nadat ze een dood kind gebaard had. In 1858 trouwde hij weer en uit dit huwelijk werden een dochter
en twee zoons geboren. In zijn latere jaren werd Hekmeijer veel geplaagd door astma en reuma. Hij overleed in 1886, nadat
hij nog vijf jaar van zijn pensioen had kunnen genieten.

Met Hekmeijer is een van de belangrijkste Nederlandse veterinaire voorgangers uit de negentiende eeuw heengegaan.
Behalve verschillende militaire eerbewijzen heeft hij ook voor zijn vakkundigheid erkenning gekregen, zo werd hij benoemd
tot erelid van het Natuurkundig Genootschap te Breda, corresponderend lid van de Académie royale de Médécine de
Belgique, erelid van de Royal College of Veterinary Surgeons te Londen, lid van verdienste van de Maatschappij van
Landbouw en van verschillende Provinciale Veeartsenijkundige Verenigingen.

Deze rubriek wordt verzorgd door leden van het Veterinair Historisch Genootschap.

E.P.O.

LITERATUUR

D.F. van Esveld. Catalogus van de Bibliotheek der Maalschappij ter bevordering der Veeartsenijkunde. UtrecW,t903:35-53.
C.Offringa. Van Gildestein naar Uithol. Di 1. Ulrechl, 1971. Hoofdstuk 5 en pagina 185-186,

H. Rozemond. De slalu nascendi. Kleine voorgeschiedenis van de Maatschappijler Bevordering der Veeartsenijkunde in Nederland ((1840-1862). Diergeneeskundig memorandum, 1987; 34,196-208.

w c. Schimmel, in: Nieuw Nederlands Biografisch Woordenboek. Di, 1. Leiden, 1911. k. 1061 -1062.

W.C. Schimmei, [In memoriam] F C ,Hekmeijer, Tijdschrift voor Veeartsenijkunde en Veeteeit, 1886:13:243-254.

-ocr page 72-

POSTWEANING MULTISYSTEMIC WASTING SYNDROME

MOGELIJKE VERWEKKER: PORCINE CIRCOVIRUS (PCV)

Berichten en verslagen

HET VIRUS

Het PCV is het kleinste virus dat verte-
braten infecteert (17nm). Het is een en-
kelstrengig DNA-virus zonder envelop
(1.76 kb). Zoals de naamgeving reeds
doet vermoeden, bevat het een circulair
genoom.

Circoviridae

Oorspronkelijk is het virus geïsoleerd uit
PK-15 (varkensnier) cellijnen, waama
het geplaatst is in de familie
Circoviridae.
PCV is verwant met:

* Chicken Anemia Vims (CAV)

* Psittacine beak and feather disease
vims(BFDV)

* (Circovimsses of pigeons)
en enkele plantpathogenen:

* Coconut Foliar Decay Vims

* Banana Bunchy Top Vims

* Subterranean Clover Stunt Vims

Twee typen

Het PMWS werd voor het eerst beschre-
ven in 1991 in Saskatchewan (Canada).
Vervolgens kon het nergens meer onder-
kend worden tot een herontdekking
plaatsvond in 1995, ook in Canada.
Tegenwoordig worden de circovimssen
onderverdeeld in twee typen:

1. PCV-1; Contaminant PK-15 cellij-
nen;
congenitale tremor en PWD

2. PCV-2; PMWS

Infectie met PCV2 kan worden vastge-
steld door een PCV-2-specifieke
ELISA, of via een PCR op de aangetaste
weefsels.

Prevalenties

Zeer hoge prevalenties zijn gevonden in:
Canada, USA, Spanje, Frankrijk,

Het porcine circovirus (PCV) wordt wel geassocieerd met Postweaning
Multisystemic Wasting Syndrome (PMWS) bij varkens. In Frankrijk
(Bretagne) werd dit ook wel beschreven als Piglet Wasting Disease (PWD). In
Spanje is het Porcine Dermatitis and Nephropathy Syndrome naast het
PMWS beschreven. Ook deze ziekte wordt met het PCV in verband gebracht.

Duitsland, UK, Denemarken en Nieuw
Zeeland, waarbij tot 95% van de onder-
zochte varkens seropositief waren voor
PCV. Zeer waarschijnlijk betreft dit het
PCV type 1. Het is te verwachten dat in
Nederland ook een hoge prevalentie aan-
getroffen kan worden.

PMWS: SYMPTOMEN
PMWS kan zich zowel acuut als chro-
nisch presenteren.

Doorgaans worden de eerste problemen
gezien rond dag 42 (13 dagen) post par-
tum, aan het einde van kraamstalperiode
en de overgang naar de biggenbatterij,
bij dieren rond een gewicht van 15-30
kg.

Koppelniveau

Op koppelniveau resulteert PMWS in
een heterogene koppel, gekarakteriseerd
door een drie tot vier keer hogere sterfte
bij de gespeende biggen. Over het alge-
meen zullen ongeveer 10-15% van de
biggen emstige klinische symptomen
vertonen, de mortaliteit onder de aange-
taste biggen loopt op tot zo\'n 80%.
In een aangetaste koppel is een groot
aantal dieren seropositief, tot wel 70%.
Een geïnfecteerde koppel kan met grote
moeite de 20-25 kg bereiken. Indien de
dieren door deze fase van het ziektepro-
ces komen, mag verwacht worden dat ze
weer doorgroeien. Er is geen reactie op
gebmik van antibiotica.

Divers beeld

De biggen worden bleek en soms verto-
nen ze ictems, stoppen met eten en slij-
ten. Ze groeien traag en zitten mw in het
haar. Daamaast hebben ze vaak respira-
toire problemen: tachypneu en dyspneu.
Soms zien we diarree. Het beeld is dus
zeer divers, de diagnose moet derhalve
gesteld worden door meerdere dieren zo-
wel klinisch, als pathologisch te bekij-
ken.

Er dient sectie gedaan te worden op mi-
nimaal vijf tot tien verdachte biggen. De
meest consistente bevindingen zijn:

* een bleek/icterisch kadaver, door-
gaans mager met spieratrofie/ spier-
degeneratie;

* longaantastingen, voomamelijk ge-
legen in de caudale lobuli (de longen
vallen niet samen, zijn stevig van
consistentie, lobulair gevlekt en
bleekgeel tot grijs/bmin van kleur);

* vergrote lymfeknopen, meestal de
inguinale en mesenteriale (homo-
geen bleek op snijvlakte).

Naast deze beelden kan nog een heel
scala aan pathologische bevindingen
worden genoteerd die in meer of min-
dere mate met PMWS kunnen worden
geassocieerd.

EPIDEMIOLOGIE

Over de epidemiologie van deze infectie
zijn nog betrekkelijk weinig feiten be-
kend. Het PCV is resistent voor invloe-
den van buitenaf en wordt via oronasale
infectie overgebracht. De infectie-over-
dracht speelt zich met name horizontaal
af; een vertikale transmissie is tot nu toe
nog niet beschreven.
PMWS heeft een relatief lange incuba-
tieperiode. Eén week na infectie begin-
nen de antilichaamtiters te stijgen, dit
houdt aan gedurende twee tot vijf weken.
De antilichamen blijven 39 tot 47 weken
aantoonbaar.

Op dag 13,14 post infectionem begint de
vimsuitscheiding via de feces.
De PCV-doelcellen voor infectie zijn
vooral de monocyten, macrofagen en an-
dere antigeen-presenterende cellen
(APC\'s). Door aantasting van de fiinctie
van deze celcategorieën ontstaat een im-
muunsupressie. Hierdoor krijgen andere
pathogenen een kans zich te manifeste-
ren.

Andere factoren

De PMWS-laesies blijken experimen-
teel - na infectie met alleen PCV-2 -
moeilijk te reproduceren. Er wordt
daarom dmk gezocht naar andere facto-
ren die het PMWS mede doen ontstaan.
Gedacht wordt met name aan het

-ocr page 73-

Porcine Parvo Virus (PPV). Daamaast
wordt het PRRS-vims genoemd. Harde
bewijzen zijn echter tot nu toe niet ge-
vonden.

PREVENTIE

Op epidemiologisch gebied moet der-
halve nog veel onderzoek worden ge-
daan. Indien men over preventie van
deze aandoening gaat praten komen de
algemene hygiënemaatregelen om de
hoek kijken. Daamaast is het minimali-
seren van risicofactoren van belang.
Risicofactoren zijn:

* het mengen van biggen en/of var-
kens van verschillende herkomst;

* geen all in/all out;

* overbezetting;

* een slecht stalklimaat.

Mede omdat er momenteel nog geen the-
rapie, noch een vaccinatie beschikbaar
is, is het vooralsnog aanbevelenswaardig
om:

* de ziekte zo vroeg mogelijk te onder-
kennen;

* aangetaste biggen apart te zetten;

* eventueel electrolyten toe te dienen
aan zwakke biggen;

* sterk aangetaste biggen te euthanase-
ren.

REFERENTIES

- Ellis JA, Hassard L, Clark EG el al. Isolation of
circovirus from lesions on piglets with postwea-
ning multisystemic wasting syndrome: Can Vet
J 1998;39:44-51.

- Ellis JA, Krakowka S, Lairmore M
Reproduction of lesions of postweaning multi-
systemic wasting syndrome in gnotobiotic pig-
lets: J Vet Diagn Invest 1999; 11:3-14.

- Harding JCS and Clark EG Post-weaning mul-
tisystemic wasting syndrome (PMWS): preli-
minary epidemiology and clinical presentation:
Proc 15\'!\' IPVS Congress Birmingham,
England 1998; 213.

- Morozov 1, Sirinarumitr, T, Sorden SD et al.
Detection of a novel strain of porcine circovirus
in pigs with postweaning multisystemic wasting
syndrome: J Clin Microbiology 1998; 2535-
2541.

- Scgales J, Sitjar M, Domingo M et al. First re-
port of post-weaning multisystemic wasting
syndrome in pigs in Spain: Vet Rec 1997; 141:
600-601.

Intemet site: Ministery of Agriculture, Food
and Rtual Affairs in Ontario, Canada
http://www.gov.on.ca/OMAFRA/english/li-
vestock/swine/facts/pmws.htm

Deze publicatie is op verzoek van de re-
dactie tot stand gekomen door drs.
F.J.U.M. van der Meer. Hoofdafdeling
Infectieziekten en Immunologie van de
Faculteit der Diergeneeskunde, en is een
schriftelijke weergave van een monde-
linge presentatie ten behoeve van het on-
derwijs. Zoals wellicht bekend bestaan
er sterke aanwijzingen dat het PMWS
ook in Nederland voorkomt, alsmede in
Duitsland, vlak over de grens.

Uit de praktijk wordt gemeld dat een mo-
gelijke preventieve maatregel zou kun-
nen zijn: vroeg spenen op 14 dagen leef-
tijd (zeugen zouden de biggen besmetten
op het moment dat de maternale immu-
niteit daalt, rond de 15 dagen leeftijd).
Wetenschappelijke onderbouwing van
dit advies is tot op heden niet gelukt.

Effectieve ontworming van honden is
belangrijk. Op de internetsite is te zien
waarom. Spoelwormeieren kunnen de
mens infecteren. De oorzaak is
meestal onvoldoende hygiëne (con-
tact met besmette grond, bijvoorbeeld
in zandbakken of de tuin).
Toxocara kan tot tal van gezondheids-
klachten leiden. Zo speelt toxocara
een belangrijke rol in het manifest
worden van astmatische aandoenin-
gen (CARA). Metingen leren ons dat
10 tot 15% van de bevolking ooit in
contact komt met de larven van toxo-
cara.

Over het nut en de noodzaak van ont-
wormen bestaan veel misverstanden.
Zo weet lang niet iedereen dat hon-
den dienen te worden ontwormd.
Ongeveer een kwart van de honden-
bezitters in Nederland ontwormt niet
en 8% vindt het zelfs overbodig. Nog
eens een kwart ontwormt minder vaak
dan zou moeten. Slechts 5% van de
hondenbezitters volgt de richtlijnen
goed op: pups op een leeftijd van
twee, vier en zes weken en nog eens
als ze twee, vier en zes maanden oud
zijn; volwassen honden twee tot drie
keer per jaar.

SPOELWORMEN OP INTERNET

Op de internetsite <www.toxocaraplein.org> is volop informatie te vinden
over de verschillende aspecten van de spoelworm (toxocara). De site is in het
leven geroepen om het nut en de noodzaak van het ontwormen van honden on-
der de aandacht te brengen. Het is een initiatief van prof. dr. F. van Knapen
(Faculteit der Diergeneeskunde).

Neem een kijkje op de site: www.toxo-
caraplein.org

HONDENCRÊCHES IN NEDERLAND

De stichting \'Met dieren meer mens\' heeft een onderzoek gedaan naar het aan-
tal hondencrèches in Nederland. Aanleiding voor dit onderzoek waren de vele
reacties op een televisie-uitzending (Dierenmanieren) waarin een honden-
crèche in beeld werd gebracht. Veel kijkers wilden weten waar zich de honden-
crèches in hun buurt bevinden. Op dit moment geeft bijna de helft van de die-
renpensions (212 van de 457) aan de hondencrèche als extra service te bieden.

fulltime voor een hond te zorgen.
Steeds meer mensen vinden het dan

Voor drukbezette mensen is het tegen-
woordig lang niet altijd makkelijk om
ook een uitkomst om hun dier voor een
bepaalde tijd onder te kunnen brengen
bij een hondencrèche; een ideale, dier-
vriendelijke oplossing.

Belangstellenden kunnen voor een
adressenlijst en informatie over ope-
ningstijden. prijzen etcetera worden
verwezen naar het secretariaat van de
stichting: Stellingmolen 56. 3995 A V
Houten, tel. 030-6340911 of email
mdmm(^bergsecretariaten.nl.

-ocr page 74-

• puf"

VERSLAG ECAMS- EN EAAV-CONGRES

Het ECAMS-congres wordt op
maandag 17 mei gehouden. Alle
voordrachten worden gehouden door
specialisten van dit College.

Onderwerpen die besproken worden,
variëren van het herkennen van het
geslacht van vogels, een overzicht
van de oorzaken van bumblefoot,
door teken overgebrachte infecties
bij papegaaien, papillomatose, ther-
mische ondersteuning van vogels tij-
dens anesthesie, een overzicht van
anti-schimmelmedicatie bij vogels,
de rol van pathologie in de vogelge-
neeskunde en de veterinaire zorg van
met uitsterven bedreigde vogelsoor-
ten. Alles bij elkaar een zeer waarde-
volle dag.

CORE DAY

De volgende dag is een zogenaamde
\'Core Day\': een basisdag, apart van
het reguliere EAAV congres, bedoeld
voor dierenartsen die beginnen in de
vogelgeneeskunde. Vele van onze
Italiaanse collega\'s hebben besloten
om alleen naar deze dag en de \'wet-
labs\' te gaan. De voordrachten duren
allemaal een uur met als onderwer-
pen: papegaaienziekte, radiologie,
endoscopic, bloedonderzoek, asper-
gillose, diagnostiek en echografie.
Alle voordrachten zijn zeer de moeite
waard. Een dag als deze zal zeker te-
rugkomen op het volgende congres in
2001 in München.

MAIN CONFERENCE

Van 19 tot en met 21 mei wordt de

\'Main Conference\' gehouden.

Eerste dag

De eerste dag is onderverdeeld in
twee sessies: de eerste sessie over in-
fectieziekten - met voordrachten over
paramyxovirus als veroorzaker van
het kliermaagdilatatiesyndroom, pok-
ken, reovirus-infecties bij rosella\'s,
diagnostiek van chlamydia, twee ver-
schillende mycobacteriuminfecties,
megabacteriuminfecties en de dia-
gnostiek van polyomavirusinfecties -
en de tweede sessie over anesthesie
en chirurgie. Deze voordrachten om-
vatten injectie-anesthesie, het gebruik
van een beademingsapparaat geschikt
voor kleine diersoorten, behandeling
van luxaties en de chirurgische be-
handeling van een gespleten borst-
been bij twee grijze roodstaarten. Een
voordracht over struisvogels besluit
de eerste dag.

Pisa, Italië, 17-22 mei 1999 - De Europese afdeling van de \'Association of
Avian Veterinarians (AAV)\' houdt éénmaal in de twee jaar een congres. Dit
jaar alweer voor de vijfde maal. Voor de derde maal wordt voorafgaand aan
het EAAV-eongres de wetenschappelijke bijeenkomst gehouden van het
European College of Avian Medicine and Surgery (ECAMS).

Tweede dag

De tweede dag heeft geen specifiek
thema. Onder andere komt het gedrag
van papegaaien aan de orde - en hoe
daarmee rekening te houden in de
praktijk - en \'wanneer te stoppen met
het hanteren van een vogel?\', \'longa-
trofie\' bij amazone papegaaien, het
gebruik van intradermale huidtesten
bij papegaaien en een zeer uitvoerige
beschrijving van de anatomie van het
oog bij vogels.

Derde dag

De laatste dag van de main confe-
rence bevat weer twee sessies. De
eerste over aanvullende diagnostiek
met uitstekende voordrachten over
het nemen van leverbiopsieën onder
echobegeleiding, het gebruik van de
CT-scan voor de diagnostiek van re-
spiratoire afwijkingen bij papegaaien
en de bepaling van ECG-referentie-
waarden bij ara-soorten. De ochtend
wordt afgesloten door voordrachten
met de nadruk op beschermde vogel-
soorten en de rol die een dierenarts
daarin kan spelen.

\'s Middags worden inleidende praat-
jes voor de \'wet-labs\' van de vol-
gende dag gehouden. Collega Lumeij
geeft een onaangekondigde presenta-
tie over de nierfysiologie van vogels
en collega Dorrestein geeft een pa-
thologieworkshop.

Door Nico Schoemaker

WET-LABS

De laatste dag is ingericht voor de
\'wet-labs\'. Onderwerpen zijn: chi-
rurgie, orthopedie, radiologie, endo-
scopic en hematologie. Ook de klei-
nere vogelsoorten (kanaries en
vinken) en de duiven krijgen aan-
dacht.

ZORG VOOR WILDE DIEREN
Tijdens het congres nemen de aanwe-
zige dierenartsen, unaniem, een reso-
lutie aan betreffende de management
en veterinaire zorg van wilde dieren.
De tekst van deze resolutie is recente-
lijk gepubliceerd in het Tijdschrift
voor Diergeneeskunde (15 juni 1999,
pagina 386).

ZEER DE MOEITE WAARD
Concluderend kan gesteld worden
dat deze zes congresdagen weer meer
dan de moeite waard zijn. Het mooie
land en het lekkere eten maakte het
verblijf in Italië helemaal tot een
feest.

Het volgende Europese vogelcongres
wordt in 2001 in München gehouden.
Wie niet zo lang wil wachten kan
eind augustus al terecht in New
Orleans in de Verenigde Staten.
Informatie over dit congres inclusief
inschrijfformulieren zijn verkrijg-
baar bij de Nederlandse vertegen-
woordiger van de AAV.

LIDMAATSCHAP AAV

Wat biedt de AAV aan zijn leden?

* De AAV heeft een peer reviewed
wetenschappelijk tijdschrift,
Jour-
nal of A vian Medicine and Surgery
en een nieuwsbrief (beide ver-
schijnen viermaal per jaar).

* De AAV organiseert congressen
in de Verenigde Staten, Europa en
Australië.

* De AAV geeft voorlichtingfol-
ders (in het Engels) en een Avian
Behaviour Handboek uit.

Voor meer informatie of lidmaat-
schap van de AAV: drs. Nico J.
Schoemaker, Nederlands vertegen-
woordiger AAV, Universiteit Utrecht,
Yalelaan 8, 3584 CM Utrecht,of e-
mail: N.J.Schoemaker@vet.uu.nl

-ocr page 75-

Het Mastitispanel is een gespreksorgaan bestaande uit practici en deskundigen die vanuit verschillende invalshoeken met mastitis werken. Aan de hand
van voordrachten discussiëren de leden over onderwerpen aangaande uiergezondheid en mastitisbestrijding. De halfjaarlijkse samenkomsten worden
roulerend voorgezeten door een panellid.

Het farmaceutisch bedrijf Boehringer Ingelheim b.v. faciliteert de bijeenkomsten van het Mastitispanel.

Aanwezig waren: mevrouw F. Neijenhuis, Praktijkonderzoek Rundvee (PR); W.D.J. Kremer, J.A. Wagenaar, mevrouw R.N. Zadoks, Faculteit der
Diergeneeskunde; J.D.H.M. Miltenburg en J. Sol, Gezondheidsdienst voor Dieren; G.C. Charpentier, R.W.M. Ikink, H. Jorritsma, J.G.T. Krijnen,
Th.J.G.M. Lam, A.J.A. Lobsteyn, allen praktiserend dierenarts; J. van den Brande, J.M. Swinkels, Boehringer Ingelheim; J.H.J.L. Hulsen, Vetvice.

MATITISPANEL: SPEENCONDITIE EN PRAKTIJKGEVALLEN

Dagvoorzitter drs. Jan Sol (GD) heeft
de -kennelijk- genoeglijke taak om
het gesprek tussen de inleiders en de
panelleden aan te sturen en bij te stu-
ren.

SPEENCONDITIE
De eerste spreker, Francesca Neijen-
huis, is werkzaam als onderzoeker
melktechniek op het Praktijkonder-
zoek Rundvee, Schapen en Paarden
(PR) in Lelystad. Zij participeert in een
onderzoeksproject naar speenpuntver-
eelting en naar de effecten van machi-
naal melken op de runderspeen, dat het
PR uitvoert.

De titel van Neijenhuis\' voordracht
luidt \'Speenconditie\', maar concen-
treert zich vooral op speenaandoenin-
gen veroorzaakt door de melkmachine.
In de aanloop daar naartoe bespreekt ze
een aantal andere speenaandoeningen.
Een zomerspeen is de eerste afbeel-
ding die de projector vanuit Neijen-
huis\' computer op het witte doek pre-
senteert. Een lelijk beeld van een
exsuderende wond op een speen.
Gelukkig komt het niet voor in
Nederland. Vliegen fungeren als vec-
tor voor de parasiet, ftlaria, die deze
aandoening veroorzaakt.
De volgende dia toont wratten op een
speen. Wratten genezen veelal spon-
taan en veroorzaken weinig proble-
men. Er bestaan diverse soorten virus-
sen die wratten veroorzaken. Dit
verklaart de uiteenlopende soorten
wratten die we in de praktijk zien. Van
een \'gewone\' wrat, tot lange, zwarte
wormvormige uitwassen. En ook de
rijstkorrel-achtige nieuwvormingen in
de speenhuid zijn wratten. Deze ont-
staan met name na een weerstandsver-
mindering.

Speenconditie en de besprelting van een tweetal praktijkproblemen met mas-
titis zijn de belangrijkste punten op de agenda van deze bijeenkomst van het
onafhankelijke Mastitispanel. Mevrouw ir. Francesca Neijenhuis geeft een in-
leiding over invloedsfactoren op de conditie van de spenen van melkkoeien,
met een toespitsing op speenpuntvereelting. Na afloop van de discussie over
dit onderwerp, presenteert practicus dr. Theo Lam een tweetal praktijkgeval-
len van bedrijven met uiergezondheidsproblemen.

De volgende twee virale aandoeningen
zijn minder goedaardig. Dit betreft
pseudo-koepokken en bovine herpes
mammilitis.

Pseudo-koepokken ontstaan als blaas-
jes die openbarsten waardoor wondjes
overblijven. Deze wondjes genezen
van binnenuit. De koe bouwt hierbij
geen weerstand op tegen latere infec-
ties.

Pseudo-koepokken geven soms wel
aanleiding tot problemen. Wondjes
dicht bij het slotgat verhogen de kans
op mastitis. Een panellid vertelt dat hij
soms heel emstige beelden ziet van
pseudo-koepokken, die moeilijk gene-
zen.

De therapie van pseudo-koepokken
bestaat uit het verminderen van de in-
fectiedruk vanuit de omgeving.
Neijenhuis denkt hierbij aan maatre-
gelen als voorbehandelen met papie-
ren doeken. \'Of een uierdoek ge-
drenkt in een ontsmettingsmiddel,
zoals Halamid\', vult iemand aan. Ook
het gebruik van een sterker desinfec-
terende dip kan verbetering van het
ziektebeeld geven, hoewel Neijenhuis
daar direct een kanttekening bij
plaatst. \'Je moet hierbij opletten dat
deze dip de speenhuid niet te sterk
verschraalt.\' Ze durft geen advies te
geven van een optimale dip in de the-
rapie.

Sol geeft het advies om de voorbehan-
deltechniek te veranderen. Het maakt
niet uit welke kant op. Iemand die
droog voorbehandelt laat je bijvoor-
beeld nat voorbehandelen en an-
dersom. De verandering leidt tot ver-
betering. Vanuit deze optiek is het
duidelijk dat er geen optimale spenen-
dip bestaat in de therapie van pseudo-
koepokken. Het beste resultaat kun je
verwachten van een droge voorbehan-

-ocr page 76-

deling met één droge doek per koe en
eenjodiumdip.

Het onderwerp bovine herpes mammi-
litis geeft aanleiding tot discussie.
Bovine mammilitis begint met grote
blazen, die openbarsten waardoor om-
vangrijke en zeer pijnlijke lesies ont-
staan. Deze virale infectie indiceert
wel de opbouw van beschermende im-
muniteit. Binnen bedrijven waar het
virus endemisch is, hebben veelal de
nieuwmelkte vaarzen klinische klach-
ten. De problemen spelen zich met
name in de winterperiode af. Tot nu
toe is bovine herpes mamillitis niet
aangetoond in Nederland.

\'Het is duidelijk dat er geen
optimale spenen dip bestaat
in de therapie van
pseudo-koepokken.\'

Er ontstaat een gesprek over de aan-
doening waarbij één of twee vaarzen
op een bedrijf zwarte, necrose-achtige
spenen krijgen. Ook deze aandoening
begint met de vorming van een blaas
op de huid, die openbarst. Vervolgens
ontwikkelt zich een zwart, perkament-
achtig vel. De hele speen lijkt dan ne-
crotisch. Op dat moment is de tepel
niet meer pijnlijk. De practici hebben
de indruk dat ze jeuken, want er be-
staan verhalen van vaarzen die de hele
speen weglikken. Zij zijn het uitermate
met elkaar eens over de te treffen
maatregelen: \'patiënt opruimen, want
ze krijgt onherroepelijk een uierontste-
king.\'

Jan Sol vertelt dat hij in samenwer-
king met de heer Wellenberg van het
ID-DLO al een jaar bezig is om een
virusinfectie aan te tonen in het
vocht van de blaasjes die voorafgaan
aan zwarte spenen en dat hij syn-
chroon telkens serum laat onderzoe-
ken op afweerstoffen tegen het bo-
vine herpes mammillitis-virus. Tot
op heden hebben deze navorsingen
geen mogelijke verwekker aange-
toond, ook niet het bovine herpes
mammillitis virus.

NIET-INFECTIEUZE
SPEENAANDOENINGEN
Diervorm en problemen met opstaan
zullen jullie allen bekend zijn als ge-
varenbron voor speenbetrappingen,
begint Neijenhuis aan een tweede on-
derdeel van haar voordracht. Kreupel-
heden, verkeerde boxafmetingen, een
gladde boxbodem en melkziekte zijn
de grote risicofactoren sinds fokkerij
de vorm van de uiers sterk heeft verbe-
terd.

Vervolgens toont Neijenhuis een
speen met klooljes aan de basis. Deze
pijnlijke aandoening ontstaat door een
schrale tepelhuid en/of een stugge kop
van de tepelvoering. Ze blijkt moeilijk
te genezen. Preventie bestaat uit mel-
ken met een laag vacuüm, droog voor-
behandelen en eventueel het gebruik
van extra-verzorgende speendip.
Nat voorbehandelen kan namelijk lei-
den tot het opkruipen van de tepelbeker
gedurende het melken. Hierdoor vormt
zich tijdens het melken een circulaire
band van zwelling rondom de tepelba-
sis, de zogenaamde stootrandring.
Andere oorzaken van dit beeld bestaan
uit een slecht passende voering (te
groot), zucht in de uier of blind melken.
In een te grote tepelvoering slipt het va-
cuüm van onder de speen door naar de
ruimte onder de stootrand. Hierdoor
wordt de tepelbasis tegen de wand van
deze stootrandruimte gezogen.
De tepelvoering masseert de speen tij-
dens het melken. Deze massage (klem-
druk) kan te intensief zijn of te lang du-
ren, waardoor de speen na het melken
plat is. Op de spenen zijn dan witte
knijpstrepen te zien, van de vouwran-
den in de tepelvoering.
Een te hoog vacuüm blijkt zelfs te kun-
nen leiden tot puntbloedingen in de te-
pelwand. Een duidelijk symptoom, dat
gedurende de hele
dag waarneembaar
is aan de spenen.
Met mooie dia-beel-
den weet Neijenhuis
haar voordracht mid-
den in de praktijk te
plaatsen.

RELATIE MEL-
KEN EN

SPEENCÜNDITIE

Het onderzoek dat
Neijenhuis verricht
naar de vereelting
van speenpunten,
heeft als achterlig-
gend doel om vast te
stellen of de condi-
tie van de spenen
van invloed is op het
risico van mastitis.
Ze vertelt dat onder-
zoekers tot op heden
nog geen verband
hebben kunnen aan-
tonen tussen speen-
puntvereelting en
mastitisincidentie.

Behalve in het geval van extreme
speenpuntvereelting.
Melken kan ontegenzeggelijk een
grote invloed hebben op de gesteld-
heid van de speen. Maar ondanks het
feit dat we sinds jaar en dag machinaal
melken, bestaat er nog behoefte aan
meer kennis over de relatie melken en
speenconditie.

Het PR heeft veel gegevens verzameld
in de praktijk. Allereerst hebben haar
medewerkers ontelbare spenen beoor-
deelt op vereelting, op geleide van een
klasseringssysteem. Dit systeem heeft
het PR zelf ontwikkeld. Daamaast
hebben PR-medewerkers spenen echo-
grafisch onderzocht, voor en na het
melken.

Echografie geeft unieke beelden van
de mate van speenzwelling ten ge-
volge van het melken. Door een scan-
foto te maken voor en na een melk-
maal, kan deze exact in beeld worden
gebracht. Om de mate van zwelling
na een melkbeurt op zijn waarde te
kunnen schatten, heeft Neijenhuis\'
onderzoeksgroep ook de speenzwel-
ling gemeten die ontstaat door het
zuigen van een kalf Hierbij blijkt dui-
delijk dat de melkmachine-producen-
ten nog veel kunnen leren van een
kalf

Melkmachine-eigenschappen en melk-
techniek beïnvloeden de reactie van de
speen. Blindmelken versterkt bijvoor-

-ocr page 77-

Echografie van een speen voor en na melken. Bron: Praktijkonderzoek Rundvee, Schapen en Paarden.

beeld speenzwelling. Neijenhuis heeft
daarom goede verwachtingen van mel-
ken door een robot. Bepaalde robots
nemen namelijk per kwartier af, waar-
door nauwelijks blindmelken optreedt.

\'M el km ach in e-prodiicen ten
kunnen nog veel leren
van het kalf.\'

Neijenhuis schetst de onderzoekingen
naar speenzwellingen door melken in
chronologische volgorde, waarbij het
beeld ontstaat dat op dit gebied nog
relatief weinig concrete gegevens be-
schikbaar zijn. Haar voordracht
brengt nieuws, maar roept onmiddel-
lijk weer vragen op. Ze vertelt bij-
voorbeeld dat een speen ongeveer
acht uur nodig heeft om te herstellen
van een melkbeurt, maar ze weet nog
niet of driemaal daags melken daar-
door een grotere aanslag pleegt op de
speenconditie dan tweemaal daags
melken. De duur van elk melkmaal is
immers korter bij driemaal daags mel-
ken. Ook kan Neijenhuis met de hui-
dige gegevens niet beoordelen in hoe-
verre een speen zich aanpast, dus
minder zwelt, naarmate de koe vaker
wordt gemolken.

SPEENPUNTVEREELTING
Geen onderzoeker heeft tot op heden
een relatie kunnen vaststellen tussen
de mate van speenpuntvereelting en
de kans op het krijgen van mastitis,
vertelt Neijenhuis de groep. Alleen
tussen extreme speenpuntvereelting
en mastitis is de relatie aangetoond.
Ons onderzoek is het eerste dat de re-
latie tussen mildere

door de mastitisgevallen goed te in-
ventariseren, gaf dit onderzoek vol-
doende gegevens om een significant
verband te zien. Neijenhuis legt uit
dat zij een longitudinaal onderzoek
hebben gedaan, ze hebben de spenen
in de tijd vervolgd. En gescoord vol-
gens een scoringssysteem dat de an-
dere onderzoekers nog niet hadden.
Het verloop en de emst van vereelting
hebben ze daardoor goed inzichtelijk
gemaakt.

Speenpuntvereelting neemt toe gedu-
rende de lactatie, tot na de top van de
productie. Vervolgens neemt het weer
af De mate van vereelting verschilt
van melkmachine tot melkmachine en
van koe tot koe. Een te grote mate van
speenpuntvereelting geeft een hogere
kans op mastitis en is een indicator
dat de melkmachine niet goed func-
tioneert.

Aan het begin van de lactatie zijn spe-
nen veelal niet vereelt en zien we een
mastitispiek, maar het oorzakelijk
verband hiertussen lijkt niet te be-
staan. Kort na afkalven spelen im-
mers heel veel andere factoren die
predisponeren voor mastitis.

Toe- of afname van speenkenmerken door melken of zogen in % ten opzichte van het melken.

Melken
54
-65
28

Zogen
6

Wanddikte
diameter holte
tepelkanaallengte

Procentuele verandering van anatomische afmetingen van een koeienspeen, na melken en na zogen.

speenpuntvereelting en mastitis aan-
toont. \'Hoe komt dat dan, dat andere
dit niet gevonden hebben?\', vraagt
het panel onmiddellijk. Onze proef is
voldoende groot opgezet en heeft ge-
noeg parameters bepaald, antwoordt
de spreekster. Door heel veel spenen
te scoren op speenpuntvereelting en

gladde
ring

0

IA

IB

IC

geen

dun

matig

dik

extreem

2A

2B

2C

2D

rafelige
ring

-ocr page 78-

\'Wat kunnen wij in de praktijk met dit
speenpuntvereeitingsverhaal?\', vraagt
een praktisch ingesteld panellid.
\'Geeft deze kennis mij een handvat
om mijn bedrijfsbegeleiding te ver-
breden?\' Het blijkt een langdurig en
specialistisch karwei om alle spenen
van een bedrijf te scoren, hetgeen het
best tijdens het melken gedaan wordt.
Bovendien moet de speenscore gere-
lateerd worden aan het lactatiesta-
dium, om er een uitspraak over te kun-
nen doen. Speenscore lijkt dus nog
niet rijp om als onderdeel van veteri-
naire bedrijfsbegeleiding te dienen.

\'Spenen verdienen het
bekeken te worden
tijdens een normale
bedrijfsbegeleiding.\'

Echter, bevestigen een aantal aanwe-
zigen elkaar, spenen verdienen het
bekeken te worden tijdens een nor-
male bedrijfsbegeleiding. Zij kunnen
goede informatie geven. De extreme
speencondities zijn ook gedurende de
dag goed zichtbaar, bijvoorbeeld
puntbloedingen en sterke vereelting.
Door routinematig spenen te bekijken
krijgt de practicus vanzelf een be-
paald normaalbeeld in het hoofd. Als
we teveel afwijkende spenen zien,
dan weten we dat we verder moeten
kijken, of laten kijken. De Gezond-
heidsplanner Mastitis bevat enige
handvatten om speenafwijkingen te
inventariseren en te gebruiken in de
dagelijkse praktijk.

CASUSSEN

Het tweede deel van deze bijeen-
komst bestaat uit de bespreking van
een tweetal casussen, door praktise-
rend dierenarts Theo Lam. \'Mogen
we vragen stellen tijdens je presenta-
tie?\', vraagt het panel. \'Sterker nog,
jullie mogen antwoord geven\', re-
ageert de spreker.

\'Praktijk-aanpak\', zo zou je de rode
draad kunnen typeren van Lam\'s be-
spreking. Hij heeft twee gevallen ge-
kozen die ongeveer elkaar\'s tegenge-
stelde zijn. Beide bespreekt hij aan de
hand van de vraag \'hoe pakje zoiets
nou aan in de praktijk?\'
Stap voor stap neemt Lam de toehoor-
ders mee over het diagnostische pad,
hen leidende naar een advies dat de
veehouder verlost van zijn probleem.
Met name de practici voeren nu het
woord, terwijl de wetenschappers
vooral luisteren.

Het valt op dat allen min of meer een-
zelfde volgorde van aanpak hanteren.
Er ontstaat alleen enige discussie over
de inhoud van bepaalde begrippen.
\'Oh, noem je dat bedrijfsinspectie en
is koe-inspectie een apart onderdeel.\'
Ook stokt het gesprek even bij het in
beeld brengen van de klacht. De vee-
houder bepaalt of hij een probleem
heeft en niet de dierenarts, is de te-
neur van de discussie op dat punt. Als
de boer zelf aanklopt met de medede-
ling dat hij een probleem heeft, dan
kan al snel met de eigenlijke aanpak
gestart worden. Constateert de die-
renarts evenwel dat de bedrijfsvoe-
ring ergens hapert of dat de kengetal-
len met betrekking tot de dierge-
zondheid op een bepaald punt niet op-
timaal zijn, dan bestaat de eerste stap
uit het overtuigen van de veehouder.

MASTITIS BIJ VAARZEN
Het eerste bedrijf van Lam\'s bespre-
king heeft als klacht \'te veel klinische
mastitis bij vaarzen, rondom afkal-
ven\'. De veehouder heeft hoege-
naamd geen administratieve gege-
vens en er is tot op dat moment geen
celgetal/b.o.-onderzoek verricht. Bij
de bedrijfsinspectie blijkt een groot
aantal zaken voor verbetering vat-
baar. \'Ga eens onaangekondigd bij
het melken kijken, dat levert soms on-
verwachte informatie op\'. In dit geval
echter, schetst Lam, lijken veel van de
waargenomen management- en huis-
vestingsfouten op het eerste gezicht
geen invloed op de klacht te hebben.

\'De veehouder bepaalt of
hij een probleem heeft en
niet de dierenarts.\'

Toch moet je aandacht besteden aan
deze constateringen, meent Lam. Is
het niet direct bij de analyse van het
probleem en de daaruit voortvloei-
ende advisering, dan is het wel in de
latere begeleiding. Van die gegevens
komen later bij de bespreking van de
preventiekaart uit de gezondheids-
planner vanzelf weer naar voren.
\'Kun je in die situatie een concreet ad-
vies geven, je krijgt het probleem niet
eens goed in beeld?\' Vraagt een panel-
lid. \'Je moet wel\', antwoordt Lam. \'Je
kunt niet een antwoord geven in de
trant van ik heb geen gegevens, dus
los je probleem zelf maar op.\' In eer-
ste instantie zul je daarbij moeten uit-
gaan van de klacht van de veehouder,
en de gegevens die wel beschikbaar
zijn. Dat zijn in ieder geval de celgeta-
luitslagen van de tankmelk en som
ook individuele celgetallen.
Terugkijkend heeft Lam deze situatie
aangepakt volgens het systeem van
een dubbele agenda. De veehouder,
die een probleem had en gemotiveerd
was het op te lossen, heeft een heel
pakket aanbevelingen ontvangen.
Deze veehouder heeft een groot aan-
tal daarvan ook doorgevoerd. Een ad-
vies was het verstrekken van minera-
len aan het jongvee, met bolussen of
via het voer. Daamaast is een inten-
sieve vierwekelijkse veterinaire be-
drijfsbegeleiding opgestart, waarbij
in de eerste maanden heel veel aan-
dacht aan de uiergezondheid is be-
steed. Sinds de advisering is het pro-
bleem opgelost en heeft de uierge-
zondheid zich sterk verbeterd.

VEEL KLINISCHE MASTITIS
Het tweede casus-bedrijf heeft wel
goede administratieve en laborato-
rium-gegevens. Lam tovert mooie ta-
bellen en grafieken. Aanwezigen des-
tilleren een beeld van veel klinische
mastitiden door coliforme bacteriën
en enkele chronische mastitiden door
S. aureus.

\'Wat nemen we hier als aanknopings-
punt, om deze veehouder van een
overzichtelijk aantal adviezen te kun-
nen voorzien\', vraagt Lam. De weer-
stand, klinkt het, van met name de
hoogproductieven. Mogen wij de
conditiescores? De koeien blijken ge-
durende de hele lactatie en ook in de
droogstand lage conditiescores te
hebben. \'Ik zou eind lactatie op con-
ditie gaan voeren\', adviseert een prac-
ticus. \'Zodat die koeien in een betere
conditie de droogstand ingaan\'.

\'We moeten de weerstand
van de koe veel meer mee-
nemen in onze advisering.\'

Lam verklaart zich stilzwijgend ak-
koord met dit advies. \'We kijken in de
praktijk vaak voornamelijk naar de
infectiedmk-kant, maar we moeten de
weerstand van de koe veel meer mee-
nemen bij onze advisering. Voeding
speelt daarin een centrale rol en be-
hoeft derhalve veel meer aandacht.\'
Vandaar ook dat voeding het onder-
werp zal zijn bij de volgende bijeen-
komst van het Mastitispanel, die in het
najaar van dit jaar zal plaatsvinden.

Jan Hulsen

-ocr page 79-

Geachte redactie.

In twee artikelen in het Tijdschrift
voor Diergeneeskunde, 1999; 124(12):
374-9 (15 juni) beveelt collega
Noordhuizen de moderne rundveedie-
renarts een integraal kwaliteitsbeleid
aan. De termen KRD, KKM en GVP
klinken bekend. Richtlijnen zoals
voorgeschreven aan huisartsen, acht
hij ook zeer gewenst. Dit alles helder
doordacht en logisch.
Wat mij stoort is dat zijn betoog wei-
nig academisch onderbouwd is. Die-
renarts is toch nog steeds een acade-
misch beroep? Noordhuizen gaat
voorbij aan het feit dat de toenemende
specialisering in de landbouw ten
koste gaat van de kleine ondememer.
Evenals dat de dierenartsspecialisatie
te ver kan gaan voor kleinere praktij-
ken. Denkt Noordhuizen soms dat een
gecertificeerde dierenarts betrouw-
baarder is?

i ft
üUii

Een veehouder die in zijn hart \'boer\'
is, heeft als drijfkracht het produceren
van voedsel. Dit op een ordentelijke
manier met een affiniteit voor zijn die-
ren. Niet om zo snel mogelijk een
groot inkomen te verwerven. De die-
renarts is een belangrijke intermediair
in deze. Niemand anders dan hij/zij
voelt aan welke krachten er werken
tussen natuur en productie. \'Boer zijn\'
is een roeping en kan eigenlijk nooit
leiden tot industriematig handelen. Dit
laatste is ook zeer kwetsbaar.
Noordhuizen zou dit eens kunnen uit-
leggen.

DE TOEKOMSTDIERENARTS

m

En waarvoor beveelt Noordhuizen be-
handelrichtlijnen aan? Voor een koe
met melkziekte? Of een aantal koeien
dat niet tochtig wil worden? Dit laatste
probleem trof ik aan - als satellietdie-
renarts in opleiding - op een bedrijf
waar een echtpaar 130 koeien melkt,
het jongvee opfokt en 10.000 slacht-
kuikenmoederdieren verzorgt. Het
lijkt mij dat voor zo\'n bedrijf een richt-
lijn nodig is waar alleen een academi-
cus over na kan denken.

Kortom, een filosoferende slotbe-
schouwing zou mij misschien nog wat
bemoedigen.

A.G.G. Kok

Gaarne maak ik van de gelegenheid
gebruik een weerwoord te geven op de
opmerkingen van collega Kok naar
aanleiding van de in het Tijdschrift
verschenen artikelen over integraal
kwaliteitsbeleid van/door dierenartsen
(TvD 124; 12:374-9).
Allereerst wil ik stellen dat ik ver-
heugd ben te kunnen constateren dat
collega Kok de artikelen heeft gelezen;
tenslotte is dat het minste watje als au-
teur wil bereiken. Echter, collega Kok
heeft niet alles goed begrepen en/of
gelezen. Vandaag de dag mag je ver-
onderstellen, dat de dierenarts (en niet
alleen die van de toekomst) op de
hoogte is van de ontwikkelingen in bij-
voorbeeld de EU, de sector, de nieuwe
opleiding aan de Faculteit, de
KNMvD, en van publicaties inzake die
ontwikkelingen zoals scenario-studies
van LEI-DLO, Staring centrum of
IKC, de beleidsvisie van LTO Neder-
land en die van de Groep Geneeskunde
van het Rund.

Dan had ook collega Kok geweten dat
we moeten spreken van verschillende
stijlen op het veehouderijbedrijf met
verschillende doelstellingen (boer zijn
is meer dan een roeping), en van ont-
wikkelingen in de toekomst die een an-
der beeld schetsen van de melkvee-
houderij dan dat welke collega Kok
nog voor ogen heeft (nog steeds ro-
mantisch?). Het nieuwe curriculum zal
voorts dierenartsen op de markt zetten
die een specifieke opleiding binnen
een diersoort hebben toegevoegd ge-
kregen bovenop de brede algemene
opleiding. Ook dat zal collega Kok niet
langer kunnen negeren. Een te kleine
praktijk zal straks in de breedte niet die
service kunnen verlenen waar veehou-
ders \'recht\' op hebben; dan wordt het
toch tijd dat men zich over een toe-
komstvisie op praktijkniveau gaat be-
zinnen.

Individualisatie is een kenmerk van de
huidige maatschappij; dierenartsen
maken daarop geen uitzondering.
Sterker nog, net als medici hebben ook
dierenartsen sterk de neiging om be-
paalde toepassingen \'opnieuw uit te
vinden\' en aan te passen naar hun
(vaak denkbeeldig) specifieke omstan-
digheden. Bedrijfsbegeleiding is daar
een voorbeeld van. Dat leidt tot een
grote variatie in de wijze van optreden
(bijvoorbeeld bij medicatie, diagnos-
tiek, behandeling) en dus tot verwar-
ring bij de veehouders in die gevallen
de daar gemakkelijk aanleiding tot ge-
ven. Daartoe behoort niet de melk-
ziekte, zoals collega Kok badinerend
stelt, maar wel de lebmaagdislocatie,
suboestrus, of bedrijfsbeleiding. Daar-
om werden er protocollen opgesteld
(bijvoorbeeld voor bedrijfsbegeleiding
of bestrijdingsprogramma\'s) en is het
noodzakelijk om richtlijnen voor di-
verse andere aspecten van het veteri-
nair handelen te ontwerpen.

Helderheid, logica en wetenschappe-
lijke onderbouwing zijn, net als in de
medische sector, enkele kernwoorden
hierbij. Gezien de opleiding van de
dierenarts - met name in het nieuwe
curriculum wordt nadrukkelijk aan-
dacht besteed aan academische vor-
ming - mag worden verondersteld dat
deze richtlijnen, net zoals in de medi-
sche sector, door academisch ge-
vormde dierenartsen worden opgesteld
(ze worden niet opgelegd). Dat neemt
overigens niet weg, dat dierenartsen
geen primaat daarin hebben. Evenmin
als zij dat hebben inzake de functie van
intermediair tussen natuur en produc-
tie; daarvoor zijn ook andere, zelfs
academisch opgeleide, personen ade-
quaat toegerust. Ik deel dan ook de ar-
rogantie van collega Kok daarin niet.
Voorts acht ik het teleurstellend te
constateren dat collega Kok niet de
reikwijdte en de kansen van een certi-
ficeringstraject ziet, zoals anderen die
gelukkig wel zien. Het werkveld van
de toekomstige dierenarts zal zich wei-
eens kunnen uitbreiden; kijk slechts
naar bijvoorbeeld KKM. Maar daar is
wel iets voor nodig: onder andere aan-
gepaste opleiding, aantoonbaarheid
van kwaliteit van handelen, conforme-
ring aan bepaalde eisen. Overigens be-
paalt ondergetekende die certificering
niet; dat doen anderen zoals bijvoor-
beeld binnen de KNMvD, in samen-
spraak met het bedrijfsleven en waar
nodig de overheid. Immers, die twee
categorieën zijn ook \'klanten\' en die
zijn min of meer koning.

J.P. T.M. Noordhuizen

-ocr page 80-

Het programma is gericht op (aanvul-
lende) onderzoeken die ingezet kunnen
worden na regeling van integrale kwali-
teitszorgsystemen en bij een aanpak van
de begeleiding van de productie van voe-
dingsmiddelen van dierlijke oorsprong
op basis van risico-analyse en gericht op
hazard analysis of critical control points
(HACCP), naar aanleiding van vooraf
opgestelde \'food safety objectives\'.

VOORDRACHTEN
De dag begint met vier voordrachten
van een half uur, waama de RVV - in de
persoon van dr. ir. Luuk van Duyn, staf-
medewerker Modemisering van de
Keuring - commentaar zal leveren.
De voordrachten in het kort:
• Bloedonderzoek; het algemene
kader en toegespitst op verklikkers
van afwijkingen. Door prof. dr.
Erik Gruys (Hoofdafdeling Patho-
logie, Utrecht).
De technologische mogelijkheden in de
dierhouderij zijn sterk vergroot en
slachtdieren zijn \'gezonder\' geworden.
Andere - meer voor het oog verborgen -
zaken zijn daarentegen relevant gewor-
den. Er vindt dan ook een verschuiving
van het zwaartepunt van de keuring
plaats; namelijk naar 1KB (meewegen
van de situatie op het bedrijf van her-
komst) en een andere invulling van de
aanpak aan de slachtlijn (zoals toename
van de bandsnelheid). Er zijn groot-
schalige bloedonderzoek-programma\' s
ingevoerd. In deze bloedmonsters kan
men veel bepalen. Zo komen bij actieve
infecties en ontstekingprocessen klein-
moleculaire peptiden vrij (cytokines),
die de lever aanzetten tot de afgifte van
een veranderd spectmm aan bloedei-
witten (acute fase eiwitten). Testen ge-
richt op dit spectrum kunnen een rol
vervullen bij (voor)selectie van dieren
of karkassen. Praktische toepassing is
afhankelijk van de snelheid van het test-
systeem en de mate van acceptatie van
deze methodologie.

Op zaterdag 20 november 1999 organiseren de Vaktechnische Bond van
Keurmeesters en de groep Gezondheids- en Kwaliteitszorg (GKZ) van de
KNMvD een wetenschappelijke bijeenkomst met als thema: \'Meetmethoden
ter modernisering van de keuring\'. De gastgever is de Hoofdafdeling
Pathologie van de Faculteit der Diergeneeskunde (FdD) en de bijeenkomst
vindt plaats in het Androclusgebouw (Hoofdgebouw FdD).

BIJEENKOMST BOND VAN KEURMEESTERS EN GROEP GKZ

MEETMETHODEN TER MODERNISERING VAN DE KEURING

• Het aantonen van Sulfonamiden.

Doorir. Willem Haasnoot (RIKILT-
DLO, Wageningen)
Om de consument te beschermen zijn
maximale residu limieten (MRL\'s)
voor
Sulfonamiden vastgesteld (20-100
|ig/g). Voor de controle op overschrij-
ding worden monsters naar het labora-
torium gestuurd. Het betreft altijd een
controle achteraf, doordat het transport,
de analyse en de rapportage twee tot
drie dagen duren. Nieuwe ontwikkelin-
gen richten zich op het testen bij de
bron; breng het laboratorium naar het
monster, in plaats van het monster naar
het laboratorium. Dit vereist een ver-
eenvoudiging en versnelling van de
testprocedure, hetgeen mogelijk is met
testen op basis van immunochemie
(ELISA\'s, striptesten en biosensoren).

• Salmonella bij vleesvarkens en
screening van vleesvarkens op sal-
monella. Door drs. Manon Swa-
nenburg (ID-DLO, Lelystad en
Hoofdafdeling VDO, Utrecht)

Een aantal resultaten wordt vermeld
van een onderzoek naar salmonella bij
vleesvarkens. Tevens gaat de spreekster
in op de vraag hoe screening kan wor-
den gebmikt om het aantal salmonella-
besmette karkassen na het slachten te
verlagen.

• Het Multi-A nalyse Systeem (MAS)
voor het tegelijkertijd meten met
immunologische detectiemethoden
van diverse variabelen in vers
bloed. Door prof dr . Rob Meloen
(ID-DLO, Lelystad).
Op het ID-DLO is een apparaat ontwik-
keld om - gebaseerd op de ELISA-tech-
niek en met gebmik van monoclonale
antilichamen - circa 25 variabelen (van
antilichamen tegen varkenspest en
blaasjesziekte tot de aanwezigheid van
sulfonamiden en titers van acute fase ei-
witten) in korte tijd te meten. Het appa-
raat is na de wetenschappelijke voorbe-
reidingen door een firma voorzien van
een praktisch toepasbaar ontwerp en in
een lokale slachterij getest.

DEMONSTRATIES
Na de lunch geven medewerkers uit het
veld een aantal demonstraties, waarbij
dagelijkse probleemgevallen worden
bediscussieerd.

DOELGROEP

De doelgroep bestaat uit keuringsdie-
renartsen en keurmeesters, specialisten
(in opleiding) Veterinaire Volksge-
zondheid, ambtelijke onderzoeksdie-
renartsen en landbouwhuisdierenprac-
tici die meer willen weten van het
productieproces van voedingsmidde-
len. Vooral bij dierenartsen die overwe-
gen een (deeltijd)taak te vervullen bin-
nen het veld van begeleiden en keuren
in een ambtelijke veterinaire setting,
wordt deze dag dringend aanbevolen.

Voor meer informatie over deze bijeen-
komst: e-mailj.wielaart(@rw. agro.nl

PHLO-CURSUSSEN

\'MARKTGERICHTHEID IN DE
VOEDINGSMIDDELEN-
EN DE AGRARISCHE INDUSTRIE\'
Deze cursus laat zien hoe nieuwe ont-
wikkelingen op het gebied van de

marketing kunnen bijdragen aan
marktgerichtheid als ondememings-
houding en aan de implementering
ervan in concreet beleid. De cursus is
bedoeld voor personen die werkzaam
zijn in marketingfuncties in de land-
bouw en levensmiddelenindustrie.
De cursus vindt plaats in Wage-
ningen op 4 en 5 november 1999. De
kosten bedragen ƒ 1500,-. Meer in-

-ocr page 81-

formatie is veri<rijgbaar bij bureau
PHLO.

\'STRATEGISCHE BEDRIJFSCOM-
MUNICATIE IN DE VOEDINGS-
MIDDELEN- EN AGRARISCHE IN-
DUSTRIE\'

In deze cursus wordt nagegaan wat
veranderingen in de agrarische sector
betekenen voor de communicatiestra-
tegie van een ondememing in de voe-
dingsmiddelen- en agrarische indus-
trie. Een aantal principes voor
effectieve communicatie, intern en ex-
tem, wordt aan de orde gesteld.
De cursus is bedoeld voor professio-
nals op managementniveau en com-
municatiespecialisten die in de prak-
tijk verantwoordelijkheid dragen voor
een (deel van) het communicatiebe-
leid.

De cursus vindt plaats in Wageningen
op 16 en 17 november 1999. De kosten
bedragen ƒ 1500,-. Meer informatie is
verkrijgbaar bij bureau PHLO.

\'TOEGEPASTE STATISTIEK\'
In de cursus \'toegepaste statistiek\'
worden algemene principes van sta-
tistiek en modellering ingeleid aan
de hand van toepassingen uit land-
bouw- en milieu-onderzoek. Wis-
kundige grondslagen van de ge-
bruikte methoden komen in de cur-
sus slechts beknopt ter sprake.
De cursus is bestemd voor onderzoe-
kers in het (agrarisch) bedrijfsleven
of het (landbouwkundig) onderzoek
of voor docenten in het hoger (land-
bouw)onderwijs.

De cursus vindt plaats in Wage-
ningen op 1, 15,29 november, 13 de-
cember 1999 en vier dagen in 2000.
De kosten bedragen ƒ 4000,- voor de
volledige cursus.

Meer informatie is verkrijgbaar bij bu-
reau PHLO. Postbus 8130, 6700 EW
Wageningen, tel. 0317181093/484092,
fax 0317-426547, e-mailgeralda.fonte-
ijn@secr.phlo.wau. nl

GEZONDHEID KAT CENTRAAL OP FELISSANA KATTENDAG

De kattendag vindt plaats op 16 okto-
ber 1999 in zaal Cl02 van het
Androclusgebouw van de Faculteit der
Diergeneeskunde (Yalelaan 1,
Utrecht). De dag vangt aan om 10.30
uur (zaal open om 10.00 uur).

Het programma - met onder andere
drs. L. Verhaert, T.R.F. Ottenschot,

J.W. Garretsen en prof P.W.J Peters -
bevat de volgende onderwerpen:
kaak, gebit- en tandproblemen; voe-
ding en gebit; patellaluxatie en heup-
dysplasie; skeletafwijkingen; aange-
boren afwijkingen.

De \'Felissana Kattendag\' wordt geor-
ganiseerd door de stichting Felissana
en de Hoofdafdeling Pathologie van de
Faculteit der Diergeneeskunde. Men
kan zich aanmelden door voor 1 okto-
ber 1999 ƒ 15,- over te maken op
Postbanknummer 368421 ten name
van Felissana te Nieuwegein.
Koffie/thee en een bescheiden lunch
zijn inbegrepen.

Wegens groot succes van de vorige twee bijeenkomsten wordt ook dit jaar een
\'Felissana Kattendag\' georganiseerd, waarbij de gezondheid van de kat cen-
traal staat. Deze kattendag is bedoeld voor liefhebbers, fokkers, dierenartsen,
studenten en de vakpers.

Leden en donateurs van de stichting
hebben gratis toegang, maar dienen zich
wel tijdig aan te melden. Bezoekers
kunnen worden toegelaten tot de zaal
vol is, waarbij de volgorde van binnen-
komst van de aanmeldingen geldt.

BASISCURSUS ERKENDE VARKENSDIERENARTS

De eerste Basiscursus Erkende
Varkensdierenarts (mei/juni) is blijkens
de evaluatieformulieren en de reacties
als \'goed\' tot \'uitstekend\' beoordeeld en
vaak beter dan \'men verwacht had\'.

Natuurlijk vinden er op onderdelen aan-
passingen plaats. De hoofdlijnen zijn:
transparant en protocollair werken en
denken, volksgezondheid en welzijn, at-
titude en het werken \'met twee petten
op\'. Het onderdeel communicatie is hier-
bij het leitmotiv en leidde tot een verras-
sende en ontladende discussie die veel
indruk maakte.

In het najaar zijn er drie cursussen ge-
pland. Voor de cursus van 25,26 en 27
oktober-vervolg 11 en 12 november
1999 zijn nog enkele plaatsen beschik-
baar. Bij voldoende belangstelling wordt
er op 13, 14 en 15 december 1999- ver-
volg 6 en 7 januari 2000 nog een cursus
georganiseerd, ook in Lochem.

Alleen afhankelijk van de wachtlijst en
op volgorde van aanmelding volgen er in
2000 nog één of meer cursussen.
Daarom graag tijdig inschrijven, omdat
wij de behoefte moeilijk in kunnen
schatten.

Eind augustus komt onze najaarsbro-
chure uit, zodat u na een louterende va-
kantie weer nieuwe inspiratie kunt op-
doen.

Arnold Mouwen, staffunctionaris
Landbouwhuisdieren
Adrianne van der Bas, staffunctionaris
Gezelschapsdieren en Paard
Els Lasterie, bureaumanager
Bureau PAO-Diergeneeskunde, tel. 030
- 251 73 74;fax 030 - 25164 90.

-ocr page 82-

A. BOLSCHER

Op 27 maart 1999 overleed onver-
wacht snel temidden van zijn gezin in
zijn woning te Tilligte collega Aloys
Bolscher.

Aloys werd geboren op 23 augustus
1938 te Ambt Delden als jongste uit een
gezin van tien kinderen. Hij groeide op
op een boerderij en hij genoot van de
natuur om zich heen. Na het behalen
van het HBS-diploma in 1956 was het
voor hem een vanzelfsprekende keuze
om diergeneeskunde te gaan studeren
in Utrecht. Hij was een enthousiast stu-
dent, maar daarnaast nam ook het ver-
enigingsleven voor hem een grote
plaats in. Hij onderhield trouw de con-
tacten met zijn jaarclub, ook na zijn a f-
studeren. In 1962 behaalde hij zijn die-
renartsdiploma. Na ongeveer drie-
kwart jaar waarneming vestigde hij
zich in Tilligte, in associatie met col-
lega K.G. Meijers te Ootmarsum. In
deze periode trouwde hij met Wil
Braakhuis en uit hun zeer gelukkige
huwelijk werden vijf kinderen geboren.
Tilligte werd in alle opzichten zijn
thuis. Hij voelde zich hier op zijn plaats
en genoot van de plaats die hij mocht
innemen in de dorpsgemeenschap als
dierenarts, lid van verschillende ver-
enigingen, buurman en parochiaan.

Met geweldige energie en vasthou-
dendheid, hem eigen, wist hij de prak-
tijk een nieuwe impuls te geven en
bouwde deze opmerkelijk uit, daarbij
indien nodig een conflict niet uit de
weg gaande. Aloys was met zijn hel-
dere en nuchtere verstand, zijn goede
waarnemingsvermogen, zijn scherpe
intuïtie en grote vaardigheid een be-
k\\\\\'aam en toegewijd practicus. Zijn
rechtstreekse en soms confronterende
houding maakte de samenwerking met
veehouders en collega \'s niet altijd even
gemakkelijk. Maar respect voor zijn
vakkennis en eerlijkheid, zijn grote ge-
voel voor humor en betrokkenheid met
de medemens maakten hem toch ge-
liefd en gerespecteerd bij zijn veehou-
ders. De aanvankelijk wat kleine
Twentse bedrijven groeiden in die tijd
door de ruilverkaveling snel in omvang
en hij speelde hier met name op in door
het introduceren van bedrijfsbegelei-
dingen.

nmemopiain

Naast de consultatieve praktijk had hij
in die tijd al een duidelijk oog voor de
preventieve diergeneeskunde en hij be-
trok de bedrijfsvoering zeer nadrukke-
lijk in zijn diergeneeskundig handelen.
Daarnaast hadden met name de paar-
den zijn bijzondere interesse en hij
bouwde in die tijd dan ook al snel een
naam op als paardenpracticus. Zijn
kennis van de fokkerij was voor zijn
cliënten onomstreden en vaak werd
hem dan ook om foktechnisch advies
gevraagd. In 1976 zette hij zijn prak-
tijkdeel zelfstandig voort in associatie
met ondergetekende. Ik leerde hem
kennen als iemand waarmee niet te
spotten viel, recht door zee, met uitge-
sproken standpunten waar hij niet ge-
makkelijk van af te brengen was. Maar
ook was hij wel degelijk erg betrokken
hij de mensen om zich heen en gaande-
weg leerde ik hem van een kant kennen
die anderen vaak niet te zien kregen.
Deze kant was zo waardevol dat het de
samenwerking op een gezonde manier
in balans heeft gehouden. Onze ver-
schillen in karakter werden overbrugd
door wederzijds respect voor elkaar.
Er was een open en eerlijke communi-
catie, alsook een diepgaande persoon-
lijke interesse, ook in tijden van tegen-
spoed.

Aloys was zoals gezegd een liefhebber
van de natuur en had oog voor de vele
details waarmee het planten- en vooral
het dierenrijk getooid zijn. Zo kende hij
de vogels op zijn duimpje en herkende
ze aan hun zang. Maar zijn lust en leven
waren de paarden. Vanuit zijn huiska-
mer keek hij graag uit naar zijn weide
met paarden, naast zijn gezin zijn kost-
baarste bezit. Veel fokkerijsuccessen
heeft hij binnen KWPN-verband be-
haald, waaronder de goedkeuring van
de door hem gefokte hengst Hamlet.
Naast de drukke praktijh\\\'erkzaamhe-
den, nam zijn gezin voor hem een essen-
tiële plaats in. Hij gaf zijn kinderen een
sterk besef mee van normen en waar-
den, maar ook de vrijheid hun eigen
keuzes te maken. Hij voelde een duide-
lijke
verantH\'oordelijkheid voor de
maatschappij om hem heen en be-
kleedde diverse functies. Zo was hij
twaalf jaar lang voorzitter van de
Katholieke Onderlijs Centrale te
Oldenzaal, tien jaar voorzitter van het
plaatselijk schoolbestuur, tot zijn over-
lijden voorzitter van de plaatselijke
voetbalclub TSV en een toegewijd en
trouw Ronde Tafelaar en later Ronde
Tafel 40-plusser.

In 1994 werd een maatschap aange-
gaan met de collegae G.H.M. Aarnink,
B.F. Lowik en l.F. de Jong te
Denekamp. Op deze manier kon Aloys
zijn vijf laatste praktijkjaren op een ple-
zierige manier afbouwen.

Op 13 januari 1999 nam hij na 36 jaar
praktijkuitoefening vanwege het berei-
ken van de 60-jarige leeftijd afscheid
van zijn cliënten. Hij zag uit naar de tijd
die nu vrij kwam voor zijn gezin en na-
tuurlijk zijn paarden. Begin februari
bereikte ons het verschrikkelijke nieuws
dat hij ongeneeslijk ziek was. De grote
moed waarmee hij zijn ziekte aan-
vaardde en de oprechte en intense be-
langstelling die hij bleef tonen voor het
leven en de toekomst van zijn gezin, fa-
milie en vrienden heeft ons vaak stil ge-
maakt. Tien weken later, op 31 maart
1999 hehhen we Aloys na een indruk-
wekkende dienst in de H.H. Simon en
Judaskerk te Tilligte, naar zijn laatste
rustplaats gebracht. Heel treffend be-
dankte zijn oudste zoon Martin hem tij-
dens de uitvaartdienst: \'We voelen ons
gezegend met het voorbeeld van vader
en zullen proberen zijn levensstijl ver-
der uit te dragen naar onze gezinnen en
de gemeenschap waar we deel van uit-
maken, zodat je niet vergeten kunt wor-
den. \'

Ik ben in Aloys een bijzonder trouwe en
hartelijke vriend en karaktervolle col-
lega verloren. Veel groter nog is het
verlies voor Wil en de kinderen, die nu
zonder hem moeten leven. Ik wens hen
veel kracht en sterkte toe in de ko-
mende tijd.

Jan Boswerger

-ocr page 83-

In zijn welkomswoord schetst voor-
zitter drs. Piet van den Berg de rele-
vantie van de rode draad van deze bij-
eenkomst: ontwikkelingen rondom
borging van de veiligheid van dier-
lijke producten voor de consument.
Ondanks en dankzij de toename van
kennis en techniek wereldwijd een
actueel onderwerp.

FOOD SAFETY OBJECTIVES
De eerste spreker, prof dr. Jean-
Louis Jouve, houdt een betoog over
Food Safety Objectives, FSO\'s.
Jouve is hoofd van de Risk
Evaluation Unit van het Directoraat
Generaal Consumenten Beleid en
Gezondheidsbescherming.
Food Safety Objectives vormen een
vertaalslag tussen de hygiënemaatre-
gelen en kwaliteitsnormen van een
land of regio, en de door de lokale po-
litiek vastgestelde \'niveau van veilig-
heid\'. FSO\'s ontstaan uit de beleids-
doelstelling dat normen voor
voedselveiligheid gebaseerd dienen
te zijn op risico-analyses. De maat-
schappij dient \'an appropriate level
of protection\' af te spreken, waaraan
producten dienen te voldoen. Deze
afspraken worden vervolgens vastge-
legd als FSO\'s.

Kennelijk is dit een nieuwe manier
om tegen een oude doelstelling aan te
kijken. Tot op heden, legt Jouve uit,
bepaalden de afzonderlijke No Effect
Level\'s (NEL\'s) van contaminanten
goedkeuring of afkeuring, op speci-
fieke momenten in de productieke-
ten. Deze beoordeling houdt nog wei-
nig rekening met typische eigen-
schappen van ketenproductiesyste-
men. Zoals met de industriële proces-
sen en technieken waarmee voe-
dingsmiddelen verder bewerkt wor-
den. FSO\'s zijn juist op dit gebied
van praktisch belang. Zij bieden
goede handleidingen voor het
vaststellen van het belang van be-
paalde maatregelen en controlepun-
ten. HACCP-systemen zouden dus
zeer goed uit de voeten moeten kun-
nen met FSO\'s.

Het kwaliteitssysteem dat de EU
voorstaat, wil aan de hand van FSO\'s
het eindproduct garanderen, vertelt
Jouve de zaal in duidelijk Engels.
Voor het bereiken van de FSO\'s heeft
de producent de vrijheid om een ei-
gen aanpak te kiezen. Het gaat om het
resultaat. \'Mag je bij deze manier van
werken dan ook bijvoorbeeld één ri-
goureuze desinfectie laten plaatsvin-
den aan het eind van je productieke-
ten?\' reageert de zaal. Je hebt bij je
productiewijzen te maken met ethiek,
meent Jouve. En dat sluit zulk soort
handelwijzen uit.

Jouve noemt als grote voordeel van
het werken met FSO\'s dat het een
praktisch toepasbaar systeem is, met
oog voor de praktijk. De FSO\'s wor-
den immers vastgesteld op basis van
wetenschappelijke gegevens, in over-
leg met de betrokken partijen zoals
veehouders en industrie. Producenten
zijn, binnen bepaalde grenzen, vrij in
de keuze van hun aanpak om aan de
FSO\'s te voldoen. Maar de consu-
ment heeft telkens het laatste woord.
\'Hoe voorkom je een eindeloze bu-
reaucratie?\' vraagt een deelnemer. Je
zult bij controlesystemen altijd je
voorwaarden en normen op papier
moeten zetten, antwoordt Jouve.
Maar het is zijn doelstelling om de
hoeveelheid regelgeving zo beperkt
mogelijk te houden.
Jouve besluit met het beeld dat het
systeem met FSO grote veranderin-
gen in hygiëne-controle zal veroorza-
ken. Maar het systeem heeft ook zijn
beperkingen. Er zal nog een goede
basis gelegd worden voor implemen-
tatie ervan, door middel van weten-
schappelijk en praktijkonderzoek.

VERSLAG BIJEENKOMST GROEP GEZONDHEIDS- EN KWALITEITSZORG

2000 X VEILIGER

Tijdens een interessante bijeenl<omst van Groep Gezondlieids- en
Kwaliteitszorg op 5 juni 1999, geven drie sprekers van naam uitleg over de ac-
tuele stand van zaken rondom bewaking van de kwaliteit van dierlijke pro-
ducten voor de consument. ProL dr. Jean-Louis Jouve schetst de wijze
waarop de EU het beleid ten aanzien van Food Safety Objectives wil vormge-
ven. Dr. ir. André Henken legt uit hoe de wetenschap de politiek handvatten
geeft om keuzes te maken, bij het bepalen van grenswaarden met betrekking
tot risico\'s door contaminaties. Ir. Tjeert de Boer vertelt over de vorderingen
van de pluimveesector om tot veilig pluimveevlees te komen. Helaas vervalt de
vierde spreker, drs. Willem Droppers, vanwege spoedberaad bij zijn werkge-
ver het ministerie van LNV. Spoedoverleg over een treffend onderwerp, na-
melijk de dioxineverontreiniging in Belgisch veevoer en pluimveeproducten.
Droppers zou vertellen over de volksgezondheidsaspecten van BSE.

MET DE EURO DE DALY
De tweede spreker dr. André Henken,
is hoofd van het Laboratorium voor
Microbiologische Gezondheidsbe-
scherming van het RIVM te
Bilthoven.

De eis dat voedsel risicoloos gecon-
sumeerd moet kunnen worden is on-
realistisch, begint Henken. Maar
waar legje de grens als je een bepaald
risico accepteert? Henken zal probe-
ren aan te geven hoe beleidsmakers
beleid kunnen bepalen ten aanzien
contaminaties in en op pluimvee-
vlees. Henken spitst zijn inleiding toe
op salmonella en campylobacter. De
titel van zijn voordracht: hoe veilig
moet pluimveevlees zijn?
Om een antwoord te krijgen op de
vraag hoeveel entero-pathogene bac-
teriën er op een kipfilet in de winkel
mogen zitten, vertelt Henken, moeten
we eerst per bacteriesoort een aantal
vragen beantwoorden. Namelijk:

1. Hoeveel voedselinfecties treden
er jaarlijks op?

2. Hoe groot is de schade die daar-
door ontstaat?

3. Welk niveau van schade is accep-
tabel?

4. Hoe komen we tot dat schadeni-
veau?

5. Conclusie?

Het aantal voedselinfecties kan per
kiem redelijk ingeschat worden, aan
de hand van gegevens uit de medi-
sche wereld en uit onderzoek. Maar
de schadebepaling blijkt een stuk las-
tiger.

Schade kan uitgedrukt worden in
geld, maar ook in lichamelijk onge-
mak. Enkele gevallen van een zeld-
zame ouderdomsziekte kunnen de
maatschappij veel geld kosten, ter-
wijl slechts heel weinig - oude - men-
sen daardoor geraakt worden. Maar
ziekteverwekkers als salmonella en
campylobacter kunnen bij heel veel
mensen, heel vaak relatief beperkt li-

-ocr page 84-

chamelijk ongemak veroorzaken.
Terwijl dit vaak niet veel geld kost
als de slachtoffers aan het werk blij-
ven.

Om deze appels en peren te kunnen
vergelijken werkt het RIVM met een
systeem van DALY\'s. DALY staat
voor Disability Adjusted Life Years.
Een DALY is een waarde voor de
hoeveelheid dagen met vermindering
van levenskwaliteit door een licha-
melijk aandoening. Deze hoeveel-
heid wordt afgetrokken van de theo-
retische levensverwachting die
iemand bij zijn of haar geboorte
heeft. Voortijdig overlijden levert
een schade op in DALY\'s, die gelijk
is aan de resterende theoretische le-
vensverwachting op dat moment.
Elke dag met ziekte kost een aantal
DALY\'s. Per ziekte of andere aan-
doening bestaan omrekeningsfacto-
ren. Vijf dagen diarree door een cam-
pylobacterinfectie, kost 5/365 *
campylobacterfactor = x DALY.
Sterfte heeft factor 1.
Het DALY-systeem geeft een waarde
aan de lichamelijke schade, het onge-
mak, die een bepaalde ziektekiem
veroorzaakt. Het biedt dus een
tweede kwantificeringsmethode. Be-
leidsmakers kunnen hiermee een ob-
jectieve, niet-economische afweging
maken.

Het antwoord op vraag 3, welk ni-
veau van schade is acceptabel?, dient
door de politiek gegeven te worden,
meent Henken. Hierbij zal altijd ook
een economische afweging gemaakt
worden. Al snel rijst immers de
vraag: hoeveel DALY\'s kunnen we
voor een x bedrag besparen? Waar
moet je als maatschappij in investe-
ren?

In overleg met de betrokken partijen
dient vervolgens bepaald te worden
op welke wijze de politieke einddoel-
stelling bereikt moet worden. Er
moeten FSO\'s opgesteld worden en
plannen van aanpak gemaakt.
Henken bespreekt vervolgens de con-
crete situatie in de Nederlandse
pluimveehouderij met betrekking tot
het plan van aanpak ter reductie van
salmonella en
Campylobacter op
vlees. Met betrekking tot salmonella
concludeert hij dat de sector vooruit-
gang boekt. Hierbij stipt hij aan dat
er een onevenwichtigheid bestaat in
de plaats van de kosten en van de op-
brengsten. De opbrengst zit ergens
anders (consument/detailhandel) dan
waar de kosten (productieketen) ge-
maakt worden. Maatschappelijk ge-
zien is echter het totaal van belang.
Wat
Campylobacter betreft meent
Henken dat er nog weinig schot zit in
het bestrijdingsbeleid. Wel tonen de
huidige inzichten aan dat elke koppel
vleeskuikens schoon op het bedrijf
aankomt, maar gedurende de mestpe-
riode besmet raakt. Mogelijk loopt de
boer de infectie binnen, vertelt
Henken, hetgeen betekent dat er met
relatief weinig kosten veel verbete-
ring te behalen moet zijn. Veel
DALY\'s te winnen voor weinig
EURO
\'S.

REDUCTIE ENTERO-PATHOGE-
NEN

Tjeert de Boer, directeur Pluim-
veevlees van de Productschappen
Vee, Vlees en Eieren, begint aan zijn
voordracht met de opmerking, \'de
veiligheid van pluimveevlees, actu-
eler kan het niet\'. Een opmerking in
het licht van de dioxine-verontreini-
ging in Belgisch veevoer, die op dit
moment volop in de aandacht staat.
De Boer praat de aanwezigen bij over
de vorderingen van het Plan van
Aanpak ten aanzien van de beheer-
sing van salmonella en
Campylobac-
ter in de hele pluimvee-productieke-
ten. Dit plan startte op 1 mei 1997,
met de doelstelling dat op 1 januari
2000 minder dan 10%, respectieve-
lijk 15% van de koppels aan het eind
van de slachtlijn besmet is met sal-
monella en
Campylobacter.
De aanpak bestaat diverse maatrege-
len, gericht op top-down reductie van
de salmonella- en campylobacter-in-
cidentie in de respectievelijke pro-
ductiekolommen. Allemaal verorde-
ningen en besluiten, vat de Boer
samen, met aanvullende maatregelen
bijvoorbeeld op het gebied van de re-
gistratie van medicijnen. Verplich-
tingen dus, wettelijk danwel als on-
derdeel van vrijwillige kwaliteits-
systemen. \'Ik ben derhalve blij dat
95% van de vleeskuikenhouders
deelneemt aan IKB.\'
Op diverse momenten in de keten
worden routinematig monsters geno-
men. De Boer toont allerlei cijfers en
voorziet deze van commentaar. Hij
ziet bijvoorbeeld de noodzaak beves-
tigd dat deelnemers kwaliteitsgege-
vens maandelijks op uniforme wijze
overdragen. Ook ziet hij de noodzaak
van een tijdige overdracht van de in-
formatie, eventueel onder druk van
een systeem van tuchtrecht. Het Plan
van Aanpak schrijft dit ook allemaal
voor.

De salmonellabesmetting van kop-
pels blijkt in een redelijk snel tempo
te dalen, terwijl de campylobacter-
besmetting nagenoeg gelijk is geble-
ven. De boer pleit voor meer onder-
zoek naar de verspreiding van
campylobacter, om beter gericht de
strijd aan te gaan met deze kiem. Met
name de invloed van het seizoen, be-
drijfshygiëne, overdracht en genoty-
pering ziet hij hierbij als aandachts-
punten.

Het salmonella-plan lijkt dus volgens
plan te verlopen. De Boer vertelt dat
de PVE druk doende zijn met aanpas-
sing van regelgeving. Logistiek
slachten is daar een voorbeeld van.
Koppels waarvan bekend is dat ze be-
smet zijn met salmonella, worden
hierbij op de slachterij aan het einde
van de dag geslacht. En hij wil aan-
dacht gaan wijden aan de pluimvee-
servicebedrijven, zoals de vangploe-
gen. Hier is inmiddels een IKB-
regeling voor opgesteld.

Al met al een interessante ochtend,
voor dierenartsen en anderen die
geïnteresseerd zijn in de kwaliteit
van voedingsmiddelen van dierlijke
herkomst.

Jan Hulsen

KOPIJ ÜP DISKETTE

De redactie stelt het op prijs indien teksten, die langer zijn dan
één A4-tje op bij voorkeur een 3,5 inch-diskette worden aangele-
verd in Word of Word Perfect. Aan het eind van regels gelieve
geen harde returns te geven.

-ocr page 85-

Na fietsende, golfende en schaatsende
dierenartsen zijn er nu ook collega\'s
die het hogerop zoeken: de groep
\'Vliegende Dierenartsen\'. Op initiatief
van de Groningse gezelschapsdieren-
practicus Jons Straatman verscheen er
vorig voorjaar een oproep in het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde
waarin hij poogde in de lucht geïnte-
resseerde collega\'s bijeen te krijgen.

Op zijn stukje reageerden er een acht-
tal, die in oktober 1998 voor het eerst
samen kwamen op vliegveld Teuge.
Hier werden, onder het genot van een
uitsmijter en een glas runderbier, de
nodige sterke luchtvaartverhalen uit-
gewisseld. In april 1999 vond op vlieg-
veld Lelystad een tweede bijeenkomst
plaats, waar enkelen van ons zich
waagden aan het vliegen in een
Ultralight.

De groep is inmiddels al weer uitge-
breidt en telt collega\'s uit (bijna) alle
gebieden van ons vak: universiteit, ge-
zondheidsdienst, overheid en praktijk.
Het blijkt een leuke ervaring om met
elkaar nu eens niet over het vak, maar
over je hobby te praten. En voor de
duidelijkheid: het hebben van een
vliegbrevet is niet verplicht, een ruime
belangstelling voor de luchtvaart wel!
Binnenkort gaan we plannen maken
voor nieuwe activiteiten: een vlieg-
tocht, een bezoek aan een luchtvaart-
museum. Misschien ook iets voor u?

Gert Jan Men tink,
Turfschip 328
1186 XZ Amstelveen
tel.: 020-6475000
e-mail: aerovet.gjm@inter.nl.net

VLIEGENDE DIERENARTSEN

SPORTDAG 1999, GOLFEN OP GENDERSTEYN

Niet alleen het leven, ook het golfen is
goed in het Brabantse land. Op de
golfbaan Gendersteyn, genoemd naar
de in zijn oude glorie herstelde beek
de Gender die nu weer stroomt door
een landschap van naald- en broekbos,
zal het op 14 oktober 1999 zeer goed
zijn.

Daar gaat het gebeuren en een opwek-
king om deel te nemen is nauwelijks
nodig, want alle veterinaire golfers en
partners zullen erbij willen zijn.
Vanzelfsprekend dient men minimaal
in het bezit te zijn van een GVB.
Tijdige opgave (met vermelding van
de handicap) is nodig, want door de
sterk groeiende belangstelling komt
het maximum aantal deelnemers (vo-
rig jaar 76 aanmeldingen) in zicht.
Er is op deze vijf jaar oude baan vol-
doende open ruimte om eens flink uit te
halen, maar bedenk daarbij dat er wa-
terpartijen aangelegd zijn die de spelers
dwingen om hierbij de nodige voor-
zichtigheid in acht te nemen. Kortom er
wordt weer het nodige gevraagd aan
techniek, durf en tactisch inzicht.
Vanaf 08.30 uur staat de koffie met
vlaai klaar voor spelers en supporters.
We spelen 18 holes stableford met 7/8
handicap-verrekening en zullen de
wedstrijd na negen holes ruim één uur
onderbreken om een Brabantse lunch
alle eer aan te doen.
Of we samen de markt op gaan moet

het congres nog uitmaken, maar dat we
samen de baan in gaan staat vast.
Graag tot ziens op 14 oktober.
Aanmelding via het secretariaat van de
KNMvD.

Met vriendelijke groet namens de
Sportcommissie,
Louis Otto. Halfweg

-ocr page 86-

Grotere dierenartsenpraktijken stellen
nieuwe eisen aan organisatie en lei-
ding. De gangbare juridische rechts-
vorm, de maatschap, gaat uit van het
principe \'ieder is gelijk\'. In de grotere
praktijken vanaf vier a vijf maten zien
we dat er naast het praktij kwerk
nieuwe taken bijkomen: leidinggeven
aan het personeel, functioneringsge-
sprekken, verdelen van het werk, ont-
wikkelen van een werkorganisatie, dif-
ferentiatie, teamgeest ontwikkelen,
enzovoorts.

Dit vraagt om nieuwe vaardigheden:
leidinggeven, het leiden van vergade-
ringen, effectieve communicatie niet
alleen met de clientèle, maar ook met
collega\'s en personeel, feedback ge-
ven, delegeren van verantwoordelijk-
heden, werving en selectie van perso-

Personalia

\\\'oor het lidmaatschap van de Koninklijke
Nederlandse .Maatschappij voor Diergenees-
kunde hebben de volgende collegae zich aan-
gemeld:

Dekker, J.H.; 1998; 1611 WG Bovenkarspcl;
Bourgondiëweg 177.

Delft, Mevr. B.C.M. van; 1999; 2851 VM

Haastrecht; Nachtegaalstraat 13.

Favier, R.P.; 1999; 3705 ZM Zeist; Warande

169.

Meursing, W.J.; 1999; 3523 HE Utrecht;
Slotlaan 82.

Nout, Mevr. Y.S.; 1999; Leesburg. Virginia
20177 (U.S.A.); P.O.Box 1938.
Schout, Mevr. E.T.; 1999; 1333 GK Almere;
Wipmolenweg 125.

Schümm, Mevr. C.; 1999; 3524 ZM Utrecht;
Furkabaan 776.

Weide, J.P. van der; 1990; 3438 HW
Nieuwegein; H. Gorterhove 24.

Als lid van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde heeft
het Hoofdbestuur aangenomen:

Beckers, Mevr. P.L.J.; 1994; 7721 DP Dalfsen;
Stickerstraat 18.

Beelen, Mevr. S.M.; 1999; 3523 AM Utrecht;
Tolsteegplantsoen 41.

Berrevoets, Mevr. M.C.; 1999; 4907 KH
Oosterhout; Batelaar 112.
Boonstoppel, Mevr. E.F.; 1998; 1611 WG
Bovenkarspel;Bourgondieweg 177.
Braskamp, G.C.; 1999; 7545 TA Enschede;
Goormaatweg 10.

neel, vergadertechniek, besluitvor-
mingstechnieken

Twee etmalen zullen we ons intensief
met deze zaken gaan bezighouden in de
cursus:

LEIDINGGEVEN AAN (GROTERE)
PRAKTIJKEN

De eigen praktijksituaties van de deelne-
mers zullen als uitgangspunt worden ge-
nomen in de cursus. Door middel van
analyses en oefeningen in leidinggeven
zullen de deelnemers worden uitgedaagd
hun kwaliteiten op het gebied van lei-
dinggeven EN communiceren te verbe-
teren.

Deelnemers: maximaal 15 dierenartsen

Bms, Mevr, M.C.; 1995; 5525 KC Duizel;
Ganzestaartsedijk 4.

Houwen, Mevr. H.M.C. van der; 1999; 3581 XR

Utrecht, Hugo de Grootstraat 3 bis.

Kampen, J.A.T. van; 1986; 7101 EH

Winterswijk; Korenstraat 2.

Leeuw, W.A. de; 1983; 8071 AK Nunspeet;

F.A. Molijnlaan 158.

Pilgram-Slob, Mevr. C.M.; 1998; Hay-on-Wye,
Hereford HR3 5AJ (Verenigd Koninkrijk);
Tre\'r\'gelli, 3 Oxford Road.
Smits, Mevr. D.; 1999; 5831 EG Boxmeer; Dr.
Peelenstraat 2.

Steenmans. R.J.M.; 1998; 3524 VR Utrecht; St.
Gotthard 7.

Walstra, D.K.; 1998; 3582 SH Utrecht;
Pelikaanstraat 45 bis.

Wemers, A.H.; 1999; 7548 CT Enschede; Dr. de
Jongstraat 120.

Als kandidaatlid van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde heeft het Hoofdbestuur aangenomen:

Gasteren, Mevr. E.M. van; 2907 RK Cappelle
aan den IJssel; Vuurdans 96.
Stokvis, Mevr. A.; 6701 AH Wageningen;
Gerdesstraat 73.

Wezenbeek, Mevr. A.; 1161 TN Zwanenburg;
Friedalaan 60.

OVERLEDEN:

Op 13 juni 1999 Drs. K.G. van der Wal te
Gorinchem.

Op 17 juni 1999 Drs. P.D. Dankert te Wommels.

JUBILEA:

F. van der Woude te Amsterdam, afwezig, 25
jaar, 15juli

C.Th. Lankamp te Zuidwolde (D), afwezig, 60
jaar, 22 juli

Mevr. P.H.B. Seekles te Groningen, afwezig, 40

üi

I Hil l

CURSUS LEIDINGGEVEN AAN GROTERE PRAKTIJKEN

uit grotere praktijken, bij voorkeur twee
deelnemers uit één praktijk.
Tijdstip: donderdag 28 oktober 1999 van
16.00 uur tot zaterdag 30 oktober 15.30
uur.

Plaats: Aparthotel te Delden, Overijssel.
Begeleiding: de training wordt voorbe-
reid door een team, te weten: Marij van
Oostrum-Schuurman Hess, Wim te
Giffel en de begeleiders van de bestuurs-
kadertrainingen Gerard Lesscher en
Maarten van Woerden. De laatste twee
zullen de uitvoering van de training ver-
zorgen.

Kosten: ƒ 975,-- (bij 15 deelnemers).

Aanmelding en nadere informatie: se-
cretariaat KNMvD, Marij van Oostnim-
Schiairman Hess, telefoonnummer: 030
-2510111, telefax: 030-2511787.

jaar, 15 augustus

Voor het dierenarts-examen van 31 mei 1999
is geslaagd:

Boer, Mevr. M.S.
Brcsscr, Mevr. D.R.
Brom, Mevr. A.H.M.
Broos, Mevr. A.W.P.
Clipper, Mevr, J.A.
Dutiioré, Mevr. F.M.
Eist, Mevr. E.M.H. van de
Loman, Mevr. R.H.J.
Meursing, W.J.
Rainbags, B.P.B.
Schout, Mevr. E.T.
Schümm, Mevr. C.
Stegen, Mevr. G.

Voor het dierenarts-examen van 4 juni 1999
is geslaagd:

Vcrweijen, Mevr. H.W.C.M.

MUTATIES:

Band. Dr. W.; 1963; A-1972; 1273 GA
Huizen (N.H.); Antilope 11; tel. 035-5235727;
r.d.

Beckers, Mevr. P.L.J.; 1994; 7721 DP
Dalfsen; Stickerstraat 18; tel. 0529-433511
privé, 435363 bur; fax 0529-431399; p., medew.
bij G.E.M. Bistervels, A.P. Kleinjan, W.D.J.
Laanbroek en R.A. Nederhof
(toev. als lid).

Beelen, Mevr. S.M.; 1999; 3523 AM
Utrecht; Tolsteegplantsoen 41; tel. 030-
2541710; wnd.d.
(toev. als lid).

*Belt, Dr. A.J.M. van den; 1982; U-1995;
3731 GE De Bilt; Utrechtseweg 422; tel. 030-
2317683 privé,
2531258 bur.; fax 030-
2543369;
E-mail: a.j.vandenbelt(§vet.uu.nl;
wet, medew. U.U.
(F.ï)., Afd, Diagnostische
Beeldvorming)(fax
030-2531258); Specialist
Vet. Radiologie,

Ben-evoets, Mevr. M.C.; 1999; 4907 KH

-ocr page 87-

Oosterhout: Batelaar 112; tel. 0162-427590; E-
mail: roof@wishmail.net; wnd.d.
(toev. als lid).

*Boer, Mcvr. M.S. de; 1999; 4101 CG
Culcmborg; Evcrwijnstraat 26; tel. 0345-
531481; d.

Boonstoppel, Mevr. E.F.; 1998; 1611 WG
Bovenkarspel; Bourgondieweg 177; 0228-
517218; wnd.d.
(toev. als lid).

Braskamp, G.C.; 1999; 7545 TA Enschede;
Goormaatweg 10; tel. 053-4361831; E-mail:
gerba@hotnet.nl; p., medew. bij J. Dolfing en
Mevr. H.H.G. Dolfing-Polling (tel. 053-4306010
prakt.), medew. bij L.B. Poorthuis (tel. 0541-
520754 prakt.)
(toev. als lid).

*Bresser, Mevr. D.R.; 1999; 2992 HP
Barendrecht; Cuypersdreef 4; tel. 030-6567722; d.

*Brom. Mevr. A.H.M.; 1999; 6691 MD
Gendt; Galgcndaal 18; tel. 0481-421890; d.

*Broos, Mevr. A.W.P.; 1999; 3999 NS
l ull en \'t Waal; Waalseweg 18; tel. 030-
6012475;d.

Brus, Mevr. M.C.; 1995; 5525 KC Duizel;
Ganzestaartsedijk 4; tel. 0497-513659 privé,
512100 tst. 27 prakt.; p., medew. bij H.J.M.
Comelis, J. Floor, A.J.A. Hartman, J.W.P.
Heijmans, J.H. ten Hoopen, A.A.P. van Montfort,
P.G.M. Morssinkhof C.J.M.M. Schellens, J.P.M.
Schijf J.J.J.M. Settels, M.M. Volwerk. C.J. van
der Want en J.A.J.M. Widlak
(toev. als lid).

«Clipper, Mevr. J.A.; 1999; 2274 TA
Voorburg; Van Duvevoordelaan 8; tel. 070-
3835024; d.

Darweesh, E.G.; 1997; 3818 DX
Amersfoort; Graaf Janlaan 147; tel. 033-4634097
privé,
035-6217620 prakt.; E-mail dar(a xs4
all.nl;
p., gezelschapsd., medew. bij C.A.A.M.
Mol en C.T.M. Vroonland.

Dixhoom, Mevr. l.D.E. van; 1998; 3584 HP
Utrecht; van Dalsumlaan 683; tel. 030-
2543202 privé, 2531040 bur.; E-mail: i.vandlx
hoornra pobox.accu.uu.nl; wet. niedevv. LI,U.
(P.D„ Hfdafd Landbouwhuisdieren, afd.
Herkauwersgczondheidsz.).

♦Dorsser. A. van; 1975; 5683 NL Be.st;
Bakpers 5; tel. 0499-371611 privé, 374205 prakt.;
fax 0499-371611; p., geass. met K.M.L. Böhm,
J.A.J. Giesen en E. Noorman
(fax prakt. 0499-
.393712).

Duijn, R.P.T.; 1998; 3956 CN Leersum;
Rijksstraatweg 233 B; tel. 0343-451398 privé,
452268 prakt.; fax 0343-454075; p.

*Duniorc, Mevr. F.M.; 1999; 2266 BC\'
Leidschendam; Venestraat 118; tel. 070-
3270428; d.

Ebbens, H.O.; 1974; 3925 TH Scherpenzeel
(GId); Voennanskamp 2; tel. 033-2773351 privé,
2771221 prakL; p.

Ekens, Mevr. M. van; 1994; 8096 CG
Oldebroek; Zuiderzeestraatweg 198; tel. 0525-
633910
privé; p., medew. bij R.F.M. Kusters, tel.
026-3233308 prakt.; medew. bij T.J.M.H.
Wolthuis, tel. 026-3218144.

Elings, S.J.C.; 1988; 8181 RVV Heerde;
Borchgraverweg 3; tel. 0578-695673 privé,
691368 prakt.; fax 0578-696743; E-mail:
haskia.e@consunet.nI; p., geass. met H. van Ark,
P.G. de Lint, A.J. Plaisier, G.J. Suurd en E.J.C.
Thybaut.

*Elst, Mevr. E.M.H. van der; 1999; 2671
TE Naaldwijk (ZH); Mozartstraat 19; tel.
0174-625660; wnd.d.

»Favier, R.P.; 1999; 3705 ZM Zeist;
Warande 169; tel. 030-6950782 privé,
E-mail:
r.p.favier@students.vet.uu.nl;
roulant/specialist
in opleiding U.U. (F.D., hfdafd. Geneeskunde van
Gezelschapsdieren).

Fons, Mevr. F.; 1998; 4812 PG Breda;
Heuvelstraat 9 D; tel. 076-5297035 privé,
5012928 prakt.; p., J.H.A.M. Bartels, H.E. van
Duijn, A.A.J. Geerts, K.H.,). Lambeek, J.A.
Meijs cn I.C,A,M. van Oosterhout.

Gielen, C.A.M.; 1995; 5384 BB Heeseh;
Acacialaan 12;
tel. 0412-456151 privé, 641755
prakt.; fax 0412-647471; p., geass. met G.L.
Bronsvoort, W.A. Buijsse, W.G. van den Ekker,
H.J.M. Kraneburg, J.P.E.M. Langens, A.J.M. van
Nistelrooij, H. Oosterveen, M. Sneepers, N.A.J.
Vreeburg en M.H.J.J. Westerhof (fax prakt. 0412-
647471).

Heijden. B.S. van der; 1998; 4726 AH
Heerle; Herelscstraat 96 A; teL 0165-300323
privé,
583750 prakt.; fax 0165-583755; p., me-
dew. bij A.J.C. Bax, B.J.A.M. Boschker, B.A. ten
Bruggen Cate, P.H.M.M. Jacobs, A.J.M.
Meesters, G.A.D.J. de Mol, J.F.J. Segers en J.M.
Verbocht.

Hoevers, J.; 1973; p/a Hoevers en \\ an der
Zalm; 2253 SH Voorschoten; Paganinidreef
29; tel. 071-5619452/06-53780776; psycholoog.

»Hordijk, Mevr. S.; 1991; 7863 PB Gees;
Dorpsstraat 63;
tel. 0524-533696 privé, 513694
prakt.; p., medew. bij M. Bethlehem, H.F.J.
Bulthuis, J. Hilvering. W.B.J. Oosting, A.H.G.
Piebes, P. A.J.M. Stoop en U.R. de Vries.

Houwen, Mevr. H.M.C. van der; 1999; 3581
XR Utrecht, Hugo de Grootstraat 3 bis; tel. 030-
2319429; d.
(toev. als lid).

Jelsma, P.K.; 1997; 8096 CG Oldebroek;
Zuiderzeestraatweg 198; tel. 0525-633910
privé, 631312 prakt;
E-mail: p.k.jelsma@giro
net.nl; p., medew. bij T. Kreuger, M. Smit,!\'

Doorlopende agenda

CONGRESSEN S. SYMPOSIA

Augustus

12—14 16e Jaarcongres European Society of
Veterinary Dermatology/European Col-
lege of Veterinary Dermatology. Weten-
schappelijk en nascholingsprogramma.
Het Marina Congres Center ligt in het cen-
trum van Helsinki. Meer informatie:
Travel Experts Ltd, Congress services,
P.O. Box 130, FlN-00161 Helsinki, fax: 00
358 9 2782229, e-mail: congress.servi-
ces@travelexperts.fi, homepage: www.
sgi.fl/~alimaria/annualmeeting99.

31-4 sept. AAV congres wordt dit jaar gehouden
in New Orleans, Louisiana, USA. Voor
verdere informatie kan contact opgenomen
worden met: N.J. Schoemaker, Afdeling
Vogels en Bijzondere Dieren Univer-
siteitkskliniek voor Gezelschapdieren,
Universiteit Utrecht. E-mail: N.J.
Schoemaker@vet.uu.nl.

September

12—15 BEVA Congress, Harrogate, York-
shire, UK. BEVA Congress Office, 5

Dix & Fortuin

helpt u over de drempel

.Afgestudeerd en nii (of straks) praktisch aan de
slag? Doe een beroep op Dix & Fortuin, want als
onafiiankelijk adviesbureau onderzoekt Dix &
Fortuin uw kansen en beoordeelt uw kontrakten.
Analyseert accountantsrapporten en stelt een
begroting op. Bepaalt samen met u uw kredietbe-
hoefte en regelt met u de gewenste verzekeringen.

Landelijke dienstverlening bij praktijkoverdracht,
bij associatie en assistentie. Belt tt even voor een
afspraak of een brochure.

-ocr page 88-

Finlay Street, London, SW6 6HE, UK..
Tel.: 44-(0)171-610-6080, fax: ^-44-
(0)171-610-6823, e-mail: bevauk@msn.
co.uk, website www.beva/org.uk.

22—23 Annual European Veterinary Dental
Society (EVDS)-congress (pre-congress of
the WSAVA-congress). Lyon, Frankrijk.
Inl.: seer. EVDS: Thomas Eriksen, fax:
45-35282929.

22—23 13th Forum for applied biotechnology,
Gent.

23 Studiedag neurologie. ESVN. Informatie:
P. Mandigers (P.J.J.Mandigers (gvet.
uu.nl) of L. Overduin (derkxove (gtref.nl).

23—26 26\'h World Veterinary Congress, 24\'^
World Small Animal Veterinary Congress,

FECAVA Congress, Lyon, France.
Information contact address: Mondial Vet
1999, CNVSPA, 40 rue de Berri, F75008
Paris, tel: 33-(0) 1-53839160, fax: 33-(0)l-
53839169, e-mail: mondialvet@aol.com,
intemet: http://www.mondialvet99.org.

23—29 BVA Congress, the Assembly Rooms,
Bath. Information: British Veterinary
Association Congress Office, 7 Mansfield
Street, London WIM OAT. Tel.: 44 171
636 6541, fax: 44 171 436 2970, e-mail:
congress@bva.co.uk.

24—25 13th Annual Congress European Soci-
ety of Veterinary Neurology, Maas tricht,
the Netherlands. Infonmatie: P. Mandigers
(P.J.J.Mandigers@veLuu.nl) of L.
Overduin (derkxove@tref nl).

27—30 Congres Europese Federatie van Infor-
matie-Technologie in de Agrarische Sector
(EFITA), Universiteit van Bonn,
Duitsland. Intemet: www.efita.dk, e-mail:
efita99@uni-bonn.de, tel: 0049-228-
733500, fax: 0049-228-733431.

30 lams Seminar \'Preventie en behandeling
van voorpootkreupelheid bij dc jonge
hond\' met als spreker prof dr. H.A.W
Hazewinkel. Mercure Hotel, Nieuwegein.
Opgave: Holland Diervoeders, Postbus
40231, 3504 AA Utrecht, t.a.v. mevr. Jori
Vredenberg, tel.: 030-2479665.

30—3 okt. WEVA-congress, Paris.

Oktober

I Symposium ter ere van bet 25-jarige jubi-
leum van de beer T.W. te Giffel. Voor in-
fonmatie: mr. A.P. Hilhorst, telefoon: 030-
2510111.

5 lams Seminar \'Preventie en behandeling
van voorpootkreupelheid bij de jonge
bond" met als spreker prof dr. H.A.W.
Hazewinkel. Postiljon Hotel, Deventer.
Opgave: Holland Diervoeders, Postbus
40231, 3504 AA UtrechL t.a.v. mevr. Jori
Vredenberg, tel.: 030-2479665.

7 lams Seminar "Preventie en behandeling
van voorpootkreupelheid bij de jonge
hond\' met als spreker prof dr. H.A.W.
Hazewinkel. Golden Tulip Hotel, Weert.
Opgave: Holland Diervoeders, Postbus
40231, 3504 AA UtrechL t.a.v. mevr. Jori
Vredenberg, tel.: 030-2479665.

14 Sportdag KNMvD.

15—16 Jaarcongres KNMvD in de Koningshof
te Veldhoven. Voor informatie: mr. A.P.
HilhorsLtelefoon: 030-2510111.

21—24 Veterinary Dental Forum, Omni Inner
Harbor Hotel, Baltimore MD. Contact
Veterinary Dentistry, 530 Church Street,
Suite 700, Nashville, TN 37219, phone
800/332-2837, fax 615/254-7047.

27—10 Small animal and equine scientific acu-
puncture course, third session. Cremona
(Italy). Information: Ludovica Bellingeri
at SCIVAC Via Trecchi 20 - Palazzo
Trecchi - Cremona. Tel.: 39-0372-
460440, fax: 39-0372-457091, e-mail:
fstanga@scivac.it.

30 Practical examination \'Small animal and
equine scientific acupuncture course\'.

November

27 MICEM Congress 1999 at the Maastricht
Exhibition & Congress Centre, Maastricht,
the Netherlands. Contact MICEM
Congress administration: René Scholten,
phone: (31)0485-576752; fax: (31)0485-
520919.

30 Written examination \'Small animal and
equine scientific acupuncture course\'.

VERGADERINGEN &
BIJEENKOMSTEN

1999

September

8—11 WK 99. (Duitsland). N. Reijnen.

9 Ledenvergadering Groep Pluimvee-
wetenschappen, GD Deventer, aanvang:
13.45 uur.

14 Vergadering Afdeling Noord-Holland.

16 Vergadering Groep Homoeopatisch-wer-
kende Dierenartsen, 19.30-22.30 uur,
Beatrixgebouw, Jaarbeursplein te Utrecht.

16 Vergadering Afdeling Gelderland.

21 Ledenvergadering Afdeling Utrecht.

21 Vergadering Afdeling Groningen/Drenthe.

22—25 Open dagen Praktijkonderzoek Rund-
vee, Schapen en Paarden in Lelystad. In-
formatie, tel: 0320-293211.

21 Vergadering Afdeling Overijssel.

23 Vergadering Afdeling Friesland.

28 Vergadering Afdeling Zuid-Holland.

28 Vergadering Afdeling Limburg te Heyt-
huysen.

Oktober

8 Groep Geneeskunde van het Paard.
Informatie op te vragen bij Janneke van
Velthuizen, telefoon: 030 -2510111 of via
e-mail: j.v.velthuizen@knmvd.nl.

9 Annual General Meeting and Round Table
Conference of the Association of
Veterinary Consultants in Munich.
Information: Secretary, Dr. C. Folkers, e-
mail: folkers@hacom.nl

9 Werkvergadering Gezelschapsdieren van
de Afdelingen Limburg, Noord-Bant en
Zeeland. Plaats: Golden Tulip Hotel,
Driesveldlaand 99 in Weert. Aanvang:
10.00 tot 16.00 uur.

10 Individuele tijdrit na de Betuwse koppel-
koers in Tiel. H. In den Bosch, telefoon:
0344-612973.

16 Felissana Kattendag. LocatieL Zaal Cl02
van het Androclusgebouw van de Faculteit
der Diergeneeskunde. Aanvang: 10.30 uur.
Men kan zich aanmelden door voor 1 okt-
ber 1999 f 15,- over te maken op postbank-
nummer: 368421 ten name van Felissana te
Nieuwegein.

CURSUSSEN

1999

Augustus

30—10 sept. ESAVS-cursus \'Dermatology 1\',
Luxembourgh.

September

6—10 ESAVS-cursus \'Behaviour/Behaviour
Therapy 1\', Lusembourgh.

6—17 ESAVS-cut^us \'Ophthalmology 11\', Lon-
don.

17 -18 8th Annual European Arthroscopy Work-
shop-basic course at Tierklinik in Telgte.
Registratie: VetEndScopc, Kiebitzpohl 35,
48291 Telgte. Duitsland. Tel.: 0049-2504-
3064, fax: 0049-2504-7929.

Oktober

20—24 ESAVS-cursus \'Cardiology 111\', Vienna.

November

1,15,29 13/12 PHLO-cursus Toegepaste statis-
tiek. De kosten bedragen f4000,- voorde vol-
ledige cursus (tevens 4 dagen in 2000). Meer
informatie is verkrijgbaar bij bureau PHLO,
Postbus 8130, 6700 EW Wageningen. Tel.:
0317-181093/484092, fax: 0317^26547, e-
mail: geralda.fonteijn@secr.phlo.wau.nl.

ADRESWIJZIGING STICHTING DIERVEILIGHEID

In verband met de samenwerking tus-
sen de Stichting Dierveiligheid (SDV)
en SKOVAR, gaat SDV verhuizen
naar Wageningen. De beide stichtin-
gen richten een gezamenlijk bureau in.
De Stichting Dierveiligheid is vanaf
12 juli 1999 bereikbaar op het vol-
gende adres:

Agro Business Park 36
6708 PW Wageningen
telefoon: 0317-479788
fax: 0317-479787

Na het zomerreces zullen de beide
stichtingen zorgen voor een perma-
nente bereikbaarheid.

SDV

-ocr page 89-

0

Voeding is en blijft een belangrijk onderdeel van ons bestaan. Gedurende de zomervakantie wordt men ge-
makkelijker overgehaald iets nieuws van de menukaart te kiezen. Dankzij of ondanks alle gekwalificeerde
zorg is men blij dat je er \'wel\' van mag bekomen.

Hoe kronkelig de wegen verlopen waarop de voeding van invloed is op verschillende lichaamsfuncties,
wordt u in deze editie uit de doeken gedaan in het artikel \'Voeding en vruchtbaarheid bij landbouwhuis-
dieren \'. De invloed die een negatieve energiebalans heeft op vruchtbaarheid en weerstand is intrigerend.

Het toepassen van deze kennis in bedrijfsbegeleidingsprogramma \'s is nog een volgende stap.

Als praktisch \'tegenwicht\' vindt u het artikel \'Enterale, nutritionele ondersteuning van kritieke patiën-
ten \'. Praktische tips voor de behandeling van kleine huisdieren met diverse sondetechnieken. Welke son-
des voor welke huisdieren en toepassing gebruikt worden, is jammer genoeg niet aangegeven.

Ervaring met sondevoeding bij kleine en zwakgeboren biggen vernam ik gedurende mijn vakantie in
Oostenrijk. Deze practicus gebruikte hiervoor de ERU Feeding Tube size 5, met veel succes.

Van de Hoofdredactie

Het geheel overziende ontglipt nog even de gedachte dat voeding soms iets alternatiefs, soms iets homeo-
patisch heeft. Mag het u wel bekomen.

Dr M.F. de Jong,
Lid Hoofdredactie.

-ocr page 90-

VOEDING EN VRUCHTBAARHEID BIJ LANDBOUWHUISDIEREN

Tijdschr Diergeneeskd 1999: 124: 462-7

Th.A.M. Kruipt en B. Kemp^

d

SAMENVATTING

Dit verhaal maakt gewag van de achteruitgang van de
vruchtbaarheid bij rund en varken als gevolg van de toe-
genomen productie. Centraal staan de negatieve energie-
en eiwitbalans in de eerste weken na de partus. De vraag
wordt gesteld op welke organen en/of orgaansystemen
binnen het dier deze balansen hun effecten sorteren, zo-
dat de vruchtbaarheid nadelig kan worden beïnvloed.
Om die vraag te kunnen beantwoorden is een speciaal
diermodel gehanteerd: het overgeconditioneerde rund
ten tijde van de partus. Als mogelijke orgaansystemen
worden achtereenvolgens genoemd de hypothalamus-hy-
pofyse met de productie van LH, de eierstokken met de
productie van geslachtshormonen en goed gerijpte eicel-
len, de baarmoeder als milieu waarin het embryo goed
moet kunnen gedijen en het afweersysteem met onder an-
dere de witte bloedlichaampjes voorzover die ook een rol
spelen bij de follikelontwikkeling en de eisprong.
Ondanks het doel van het gehanteerde model, namelijk
het creëren van homogene populaties dieren, moest wor-
den geconstateerd dat de energiebalans toch sterk va-
rieerde binnen en tussen de groepen dieren. De voorlo-
pige resultaten van het eigen onderzoek leiden tot de
vraag of de achteruitgang van de vruchtbaarheid het ge-
volg is van een direct effect van een tijdelijke verlaging
van glucose en insuline op de hypothalamus-hypofyse en
op het ovarium of een indirect toxisch effect op eicellen
en granulosacellen van de vrije vetzuren die vrijkomen
bij het afbreken van het depotvet, als gevolg van die ver-
laagde insuline.

SUMMARY

Feeding and fertility in animal husbandry

This paper deals with the reduction ofj\'ertility in catle and pigs due to in-
creased production. Special attention has been paid to the negative energy
and protein balances during thefirst weeks post partum. It has been questio-
ned which organs and organ systems become affected by the changes in
these balances. For that study, the animal model of the overconditloned cow
ante partum has been developed and used. The paper is dealing with possi-
ble effects on the hypothalamic-hypophyseal (HH) system and LH release,
on the ovaries with secretion of steroids and release of properly matured
oocytes, on the uterus as milieu for the embryo and on the immune system
with leucocytes that play a role in follicle development and ovulation. The
preliminary results of the first experiments open the discussion whether the
reduction in fertility in this model is the consequence of the direct effect of
glucose and insulin on the HH system and ovaries or of the indirect toxic ef-
fect of the non-eslerifted fatty acids, resulting from a temporary decrease of
insulin, on granulosa cells and gametes.

I ID-DLO, EdelhertK\'eg IS, 8219 PH Lelystad.

^ LUW, Departement Dterweten.-ichappen, Marijkeweg 40, Postbus 338, 6700 AH
Wageningen.

Overige artitelen

V

INLEIDING

De laatste jaren neemt de tussenkalftijd bij melkvee en de
tussenworptijd bij eersteworps zeugen toe. De oorzaak ligt in
een langer partus-inseminatie-traject en in een langer inter-
val tussen inseminatie en dracht. Al zijn deze parameters
sterk managementgevoelig (12), het mag niet worden uitge-
sloten dat er een fysiologische basis ten grondslag ligt aan
deze reductie van de vruchtbaarheid.

Gegeven het feit dat pinken en gelten nog wel een goede
vruchtbaarheid bezitten, ligt het voor de hand de oorzaak
van de gemelde reductie van de vruchtbaarheid te zoeken in
de effecten van zoötechnisch handelen die geleid hebben
tot een toegenomen melkgift bij rund en varken (31) en tot
het op zeer jonge leeftijd in productie nemen van gelten. Bij
beide diersoorten is post partum de vraag naar energie en
eiwit voor melk voor kalf en biggen, en bij de vaars en de
jonge zeug ook nog voor haar eigen groei, tijdelijk groter
dan op dat moment in de periode post partum via voedsel
kan worden aangevoerd. Het resultaat is een negatieve
energie- en eiwitbalans. Het lichaam zal trachten het tekort
aan te vullen door het aanspreken van de eigen reserves.
Dat betreft in eerste instantie en voornamelijk vetreserves
maar ook spiereiwit wordt aangesproken. Dc vraag kan
worden gesteld of de eerder gesignaleerde \'achteruitgang\'
van de vruchtbaarheid het gevolg is van de afweging die
een organisme in die situatie moet maken: produceren of
reproduceren?

In dit verhaal zal worden nagegaan via welke orgaansyste-
men met name de energiebalans de vruchtbaarheid kan
beïnvloeden. Is dit via een effect op het centraal zenuwstel-
sel met consequenties voor het bronstgedrag en/of voor de
afgifte van hormonen die de activiteit van de eierstokken
bepalen, of is dit een direct effect op de eierstokken met
consequenties voor de kwaliteit van de eicellen en de pro-
ductie van de geslachtshormonen en dientengevolge voor
het milieu in de eileider en de baarmoeder? Men kan zich
ook afvragen of het een direct effect zou kunnen zijn op het
niveau van de geslachtsgangen met consequenties voor het
transport van sperma en eicel(len) en voor de ontwikkeling
van het vroege embryo. Daamaast mag niet worden uitge-
sloten dat de emst en de duur van de negatieve energieba-
lans ook het functioneren van andere orgaansystemen dan
die, welke doorgaans direct tot de voortplantingsorganen
worden gerekend, kan bedreigen. Te denken valt aan het af-
weermechanisme. De vraag is dan weer hoe een vermin-
derde afweer een effect kan hebben op de fertiliteit.
Getracht zal worden duidelijk te maken dat, al is de voort-
planting, evolutionistisch gezien, goed gezekerd binnen de
fysiologie van het dier, zij in geval van een verstoord even-
wicht in een willekeurig ander orgaansysteem, minder goed
verloopt. Duidelijk zal worden dat een goede voortplanting
afhankelijk is van een goede conditie van het dier, zodat de
functie en de sturing van diverse andere orgaansystemen
binnen fysiologische grenzen blijft. Mankeert het daaraan
dan betaalt de vruchtbaarheid toch ook een deel van de reke-
ning.

-ocr page 91-

CONSEQUENTIES VAN DE SELECTIE OP PRODUC-
TIE VOOR DE VRUCHTBAARHEID

Selectie van melkvee voor hoge melkgift
De selectie voor hoge melkgift bij het rund is voor een deel
ook een selectie geweest op voeropnamecapaciteit. Wanneer
de melkproductie aan het eind van de lactatie terugloopt en
de voeropname niet evenredig afneemt is de kans groot dat
het dier gaat vervetten. Dit kan zich met name extreem voor-
doen in de droogstand indien het energieaanbod niet wordt
beperkt. Die situatie heeft zich nogal eens voorgedaan.
Epidemiologisch en experimenteel onderzoek heeft aange-
toond dat overvoeren in de droogstand een verhoogde kans
geeft op diverse stofwisselingsziekten, zoals melkziekte, sle-
pende melkziekte en leververvetting. Melkziekte heeft via
het tekort aan Ca zeker invloed op het verloop van de involu-
tio uteri en daarmee op de vruchtbaarheid. Met name de le-
ververvetting werd vaak aangewezen als een belangrijke
oorzaak voor vruchtbaarheidsstoornissen (29).
Overvoeren in de droogstand mag dan ongewenst zijn, het
handhaven van een goede voeropname, ook tijdens de
droogstand blijft gewenst met het oog op de lactatie die di-
rect na de partus opgang komt. Dan moet het dier immers di-
rect veel energie kunnen opnemen. Omdat vervetting van
koeien in de droogstand doorgaans met verlies van eetlust
gepaard gaat, moet vervetting worden voorkomen (14,46).
Het is dus zaak in het laatste deel van de lactatie en tijdens de
droogstand het aanbod van energie c.q. voer te beperken tot
het niveau van de behoefte van de koe. Maar, het geven van
relatief kleine hoeveelheden voer per dag gedurende langere
tijd heeft tot gevolg dat de capaciteit van met name de pens
afneemt. Dit heeft eveneens een negatieve invloed op de
voeropname na het kalven. Het is daarom gewenst in de
droogstand energie-arme en volumineuze voedermiddelen
in beperkte mate te voeren om vervetting te voorkomen en de
voeropname na het kalven te begunstigen. De meeste melk-
veehouders weten dit en proberen hun management aan te
passen, maar dat is niet altijd eenvoudig. Nog steeds kalven
veel koeien in een te royale conditie. Het is daarom van groot
belang van tijd tot tijd aandacht te besteden aan de conditie
(body condition score (BCS)), de melkgift en de kwaliteit
van het voer en een analyse te maken van eventuele conse-
quenties, zodat daarop gerichte actie kan volgen.

Selectie van varkens voor biggenproductie
Vleesbiggen moeten veel mager vlees produceren. Daarom
wordt in de fokkerij van varkens geselecteerd op aanzet van
vlees en dus niet op vetaanzet. Dit betekent dat niet geselec-
teerd wordt op een grote voeropnamecapaciteit van de dieren;
in tegendeel zelfs. Daamaast wordt er in de zeugenlijnen ge-
selecteerd op biggenproductie. Dit houdt weer in dat de melk-
productie tijdens de lactatie moet toenemen. Als dan boven-
dien de eersteworpszeugen op een relatief jonge leeftijd voor
de productie worden ingezet dan mag het niet verbazen dat de
jonge zeugen na het afzetten van de biggen niet, zoals ver-
wacht, binnen vijf dagen berig worden. Ze zullen voor het
eerst werpen en lacteren terwijl ze nog in de groeifase zitten.
In dat geval wordt er tegelijkertijd voor een aantal zaken veel
energie gevraagd; energie voor de melk, voor het eigen on-
derhoud en voor de groei. Dit is meer dan het dier via voedsel-
opname kan verzorgen. De jonge zeug heeft ongeacht de
kwaliteit van het voer en de opnamecapaciteit, hoe dan ook te
maken met een negatieve energiebalans (NEB) (22).
In onderstaande analyse van mogelijke problemen zal de ne-
gatieve energiebalans, als consequentie van een selectie op
productie, worden aangewezen als een factor die bij rund en
varken fysiologisch niet altijd meer te rijmen valt met een
goede vruchtbaarheid.

VOEROPNAME, CONDITIE EN VRUCHTBAARHEID
De voeropname bij het dier wordt gereguleerd door onder
andere een klein peptide in de hersenen, het zogenaamde
NPY (neuropeptide-Y). Wanneer de NPY-concentratie in de
hersenen stijgt, gaat het dier eten; wanneer NPY daalt, stopt
het met eten (35,36). Het stijgen en dalen van de NPY-con-
centratie en/of de werking van het peptide worden mede be-
paald door de insulineconcentratie in weefsels en bloed. Hier
ligt, zoals we zullen zien, een belangrijk verband tussen eten
en voortplanten. Bij een dalende insulineconcentratie in het
bloed stijgt de NPY-concentratie in de hersenen en neemt de
eetlust toe. Bij een stijgende insulinespiegel daalt de NPY-
concentratie en stopt niet alleen het eten, maar gaan bepaalde
cellen in de hersenen, die in hun functioneren door NPY en
insuline worden beïnvloed, meer GnRH produceren. NPY en
insuline bepalen samen hoeveel GnRH door de cellen van
het neuro-endocriene systeem wordt geproduceerd (5). In dit
systeem speelt ook nog een ander peptide een rol: leptine.
Deze stof wordt geproduceerd en afgegeven door gevulde
vetcellen. Bij veel vet, hier te noemen \'goede conditie\', is er
sprake van een hoge leptinespiegel in het bloed. Bij een hoge
leptinespiegel hoort een lage NPY-spiegel (37). Er wordt on-
der die condities dus veel GnRH afgegeven. GnRH nu is een
klein peptide dat vanuit de hersenen een centrale rol speelt in
het reguleren van de voortplanting. Deels en vooral doordat
het de hypofyse aanzet tot de afgifte van de gonadotrope hor-
monen LH en FSH, maar het GnRH kan ook een direct effect
hebben op de ovaria. Zo wordt de relatie tussen conditie, eten
en voortplanten zichtbaar. Wanneer nu ten gevolge van de
NEB, en de daarop volgende daling van de insulinespiegel
met de aftjraak van het eigen vet (lipolyse), de vulling van de
vetcellen afneemt, daalt ook de leptinespiegel en stijgt de
concentratie NPY. De eetlust neemt toe en het dier gaat eten.
In die situatie zijn de GnRH-aanmaak en -afgifte laag; de re-
productie staat dan, tijdelijk, op een laag pitje. Het orga-
nisme verkiest dan als het ware melkproductie en eten boven
reproductie. Een nogal logische keuze van de natuur in aan-
wezigheid van zogendejongen.

De vragen die nu rijzen zijn: hoe lang mag die situatie duren,
hoe worden de compensatoire processen als lipolyse en
Proteolyse gereguleerd, en kan een eenmaal gemaakte keuze
wel weer tijdig en vlug worden bijgesteld? Als men een en an-
der goed wil bestuderen wordt men geconfronteerd met het
gegeven dat dieren ook in dit opzicht allen van elkaar zullen
verschillen. Het is in onderzoek altijd beter te streven naar ho-
mogene populaties zodat de kans op een eenduidige reactie
groter is. Daarom is gekozen voor een dier \'model\', waarbin-
nen men de diverse reactiemogelijkheden enigszins kan stu-
ren. Dit is althans in het hiema volgende deel van het verhaal
gedaan voor het bestuderen van de situatie bij het rund. De si-
tuatie bij het varken zal ter aanvulling en verduidelijking wor-
den meegenomen in de bespreking, omdat bij het varken veel
meer onderzoek in deze problematiek is verricht.

HET DIERMODEL

Bij de keuze van het diermodel is uitgegaan van de volgende
hypothese: \'Door het induceren van meer of minder over-
conditie vóór de partus en daarmee het optreden van een
meer of minder diepe NEB en leververvetting post partum
kan worden nagegaan wat conditie en voeding precies met

-ocr page 92-

Figuur 1. Verloop van de energiebalans bij runderen die voor het kalven
weinig (controle) of zeer veel (experimenteel) energie hebben opgenomen.
Na het kalven was het rantsoen voor beide groepen gelijk.

vruchtbaarheid te maken hebben\'. Het Model heeft inmid-
dels bewezen te werken (47,48,25). Overvoeren in de droog-
stand leidt tot een diepere NEB (Figuur 1) en tot leververvet-
ting (Figuur 3). De toch optredende variaties in conditie,
melkgift en NEB binnen het diermodel lieten ook zien dat
met overvoeren in de droogstand de mate en de duur van de
NEB kan worden beïnvloed. Of dit ook de variaties in
vruchtbaarheid kan verklaren wordt hieronder besproken.
De overgeconditioneerde dieren gaven in de eerste vijf we-
ken minder melk, maar wel met een hoger percentage vet. De
netto energieafgifte was groter dan in de controlegroep.
Daarenboven namen de overgeconditioneerde dieren ook
minder voer op. De diepere NEB werd derhalve bepaald
door enerzijds minder voeropname en anderzijds door meer
energieafgifte via de melkplas. Onze resultaten bevestigen
daarmee dat de ernst van de NEB enerzijds afhangt van de
eetlust van de koe rond het kalven (46) en anderzijds van de
hoeveelheid energie welke wordt afgestaan met de melkgift
(17). Dc variatie in de NEB tussen de dieren wordt overigens
meer beïnvloed door de variatie in de voeropname dan door
de variatie in de melkgift (49,15). De vraag is nu wat voor ef-
fecten de NEB heeft op enkele relevante fysiologische func-
ties en op de fertiliteit in het bijzonder.

NEB, in,siilinespiegel en vruchtbaarheid
Tijdens de NEB is er sprake van een tekort aan koolhydraten
en daarmee gaat een verlaging van de insulinespiegel in het
bloed gepaard.

Mif k« I iJ^ir

Insuline beïnvloedt de synthese en afgifte van GnRH in de
hypothalamusneuronen en daarmee de afgifte van de gona-
dotropehormonen LH en FSH door de hypofyse (4,5,10).
Deze invloed is door onderzoek goed in kaart gebracht bij
het varken (2,40,44,45). Aanbrengen van insuline in de her-
senen in het cerebroventriculaire gebied van het varken
leidde tot een verhoging van de LH-pulsaties en LH-bloed-
spiegel (8). Een verlaging van de insuline-dosis resulteerde
in een verlaging van de LH-pulsamplitudo en in minder LH-
pulsaties.

Een te geringe afgifte van de gonadotrope hormonen en in
het bijzonder van LH heeft doorgaans direct consequenties
voor follikelgroei en ovulatie. Een sterke correlatie tussen
NEB, lage insulinespiegel en later optreden van de eerste
ovulatie post partum werd met het genoemde diermodel niet
gevonden maar is al eerder gemeld (34,42). In z\'n algemeen-
heid werd de insulinespiegel in ons diermodel bij het rund
niet lang verlaagd. We hebben waarschijnlijk niet frequent
genoeg bloed verzameld om dit precies te kunnen meten.
Alleen in de eerste week post partum was er sprake van een
significante verlaging van de insulinespiegel. Dat leidde tot
een later optreden van de eerste bronst (24). Deze waarne-
ming bevestigde eerder onderzoek (16,43). In onze experi-
menten tot nu toe konden we aan de hand van de LH-pulsati-
liteit post partum niet voorspellen welk dier het eerst zou
gaan ovuleren. De LH-pulsatiliteit, opgenomen met een in-
terval van 14 dagen, bleek geen voorspellende waarde te
hebben. Toename van pulsaties treedt kennelijk pas kort
vóór de ovulatie op.

Insuline speelt ook een directe rol bij het goed functioneren
van de granulosacellen in de groeiende follikels (41,6,7) en
daarmee bij de steroïdsynthese (32,33). Insuline kan aldus
een rol spelen in de folliculogenese, en bij het optreden van
de eerste ovulatie dan wel het uitblijven daarvan met cys-
teuze ontaarding (21,16). Door beïnvloeding van de steroïd-
synthese speelt insuline ook een rol bij het bronstgedrag en
bij het bepalen van het milieu in de genitaaltractus voor sper-
matransport, bevruchting en embryo-ontwikkeling.
Tussen voeding en follikelgroei is geen direct verband an-
ders dan bij ondervoeding en zeer lage insulinespiegels (26).
Bij varkens heeft extra voeding overigens wel een direct ef-
fect op het aantal ovulaties per bronst (9). Dit effect van
\'flushing\' was reeds bij meer diersoorten bekend. De vraag
kan worden gesteld of er bij het rund misschien andere aan-
wijzingen kunnen worden gevonden voor een effect van

NEFA

TAG IN LEVER

100.0

90.0

80.0

70.0

Q:

60.0

UJ

>

50.0

LU

40.0

30.0

20.0

10,0

0,0

1,00

2

c —
0)

ë i
O I

O E
< ~

o.eo

0.60

0,40

□ CONTROLE GROEP «EXPERIMENTELE GROEP

□ CONTROLE GROEP ■ EXPERIMENTELE GROEP

Figuur 2. Verloop van de concentratie niet veresterde vrije vetzuren
(NEFA\'s) in het bloed bij runderen die voor het afkalven weinig (controle] of
zeer veel (experimenteel) energie in het rantsoen hebben opgenomen. Na
het kalven was het rantsoen voor beide groepen gelijk.

Figuur 3. Weergave van de verschillen in de concentratie triacylglycerol
(TAG) in de lever bij runderen die voor het kalven weinig (controle) of zeer
veel (experimenteel) energie in het rantsoen hebben opgenomen. Na het
kalven was het rantsoen voor beide groepen gelijk.

-ocr page 93-

NEB op het optreden van ovulaties en met name van de eer-
ste ovulatie.

Een verlaging van de insulinespiegel, zoals dat wordt geïn-
duceerd door de NEB, leidt ook tot een verhoging van de af-
gifte van GH (groeihormoon) en daarmee tot een verhoging
van de lipase-activiteit in het vetweefsel waardoor vet wordt
afgebroken (lipolyse). De lipolyse leidt tot een verhoogde
NEFA (non esterified fatty acids) concentratie (1) en uitein-
delijk tot meer TAG (triacyl-glycerol) (vet) in de lever (tijde-
lijke of reversibele leververvetting). Normaal wordt de TAG
verpakt in VLDL\'s (very low density lipoproteins) (18) en
afgevoerd naar de uier. Voor de vorming van VLDL\'s is syn-
these van eiwit (apoproteïnen) nodig. Bij een emstige NEB
worden ook aminozuren als energiebron aangesproken en
blijven er onvoldoende hoeveelheden aminozuren over om
een voldoende synthese van apoproteïnen en daarmee van
VLDL\'s mogelijk te maken. Daardoor wordt TAG niet afge-
voerd naar de uier maar tijdelijk opgeslagen (gestapeld) in de
lever (15). Dat werd in onze experimenten bevestigd.
Parallel aan de NEB wordt energie gemobiliseerd door af-
braak van vet. Dit was te zien aan de hoeveelheid NEFA\'s in
het bloed (Figuur 2) en het TAG-gehalte in de lever (Figuur 3).
Gevonden werd dat naarmate de NEB dieper was, en van
langere duur, er minder ovulaties optraden binnen de eerste
100 dagen post partum (25). Bij de statistische analyse bleek
dit verband sterker gecorreleerd met de NEFA-concentratie
in het bloed en het TAG-gehalte in de lever dan met een insu-
lineconcentratie in het bloed. Dat insuline en NEFA\'s met el-
kaar te maken hebben moge duidelijk zijn.
Een andere vraag is of een insulineverlaging dan wel een
hoge NEFA-concentratie in het bloed, respectievelijk een
hoog TAG-gehalte in de lever in de eerste week na de partus
ook een effect kan hebben op de vruchtbaarheid (insemina-
tie-conceptie-interval) welke pas later (op 80-100 dagen post
partum) van belang is. Er moet dan sprake zijn van een lange
nawerking (3). Zo\'n langere nawerking zou tot stand kunnen
komen door een effect op de folliculogenese, wanneer zou
blijken dat de omstandigheden bij de start van de follikel-
groei een blijvend effect hebben op de verdere ontwikkeling
van de follikel tot aan eicelmaturatie en ovulatie toe
(Hypothese van Britt) (3). De hypothese-Britt gaat ervan uit
dat de NEB in de eerste dagen post partum een negatief ef-
fect heeft op de groeiende eicellen. De groei van de eicel
heeft vooral plaats bij het begin van de follikelontwikkeling,
wanneer de primordiale follikel de rustpool verlaat en gaat
groeien. Eicel en follikel groeien aanvankelijk beide in ge-
lijke mate, maar vanaf het 4 mm stadium groeit alleen de fol-
likel door. De uitgroei van de follikel tot een pre-ovulatoire
(14 tot 18 mm) duurt vanaf het begin van de groei ongeveer
100 dagen (dit is nooit precies gemeten, maar op grond van
afgeleiden wordt deze geschat op 60 tot 80 en op 80 tot 100
dagen) (30). Is de hypothese van Britt juist dan zou een effect
van de NEB pas na ongeveer 80 tot 100 dagen zichtbaar wor-
den. Bij ovulaties rond de 100 dagen post partum zouden dan
eicellen vrijkomen die een verminderde ontwikkelingspo-
tentie hebben. Het zou dan betekenen dat insemineren van de
koeien op 100 dagen na de partus minder drachten oplevert
dan normaal. Onderzoek van Scott Loeffler en medewerkers
(27) laat zien dat er in het drachtigheidspercentage bij inse-
mineren rond de 80 dagen een dip zit. Ook Hoekstra (19)
heeft hier reeds eerder op gewezen. Ovariëctomie van dieren
uit ons model op 60, 100 en 120 dagen na de partus en het
testen
in vitro van de ontwikkelingspotentie van de eicellen
in de aanwezige tertiaire follikels van deze ovaria bevestigde
de hypothese van Britt (24). Het verlies aan ontwikkelings-
potentie betrof dan vooral de eicellen die tussen 80 en 100
dagen post partum in de tertiaire follikels aanwezig waren in
ovaria van koeien die een emstige leververvetting hadden
met meer dan 200 mg TAG/gram leverweefsel (24).
Voorlopig wijzen onze resultaten erop dat een verklaring van
de fertiliteitproblemen ook en wellicht eerder gezocht moet
worden in de toegenomen concentratie NEFA\'s dan in die
van insuline. Het is bekend dat NEFA\'s toxisch zijn en cel-
schade kunnen veroorzaken. De NEFA\'s die na de partus in
soms zeer hoge concentraties in de circulatie aanwezig zijn,
kunnen een direct (toxisch) effect hebben op het ovarium, de
follikelgroei, de eicelkwaliteit en de steroïdsynthese. De
NEFA\'s die aanleiding zijn tot de stapeling van TAG in de
lever kunnen daarmee een aantal leverfuncties verstoren.
Daartoe behoort ook de \'metabolic clearance rate\' voor ste-
roïden; dat wil zeggen de mate waarin geslachtshormonen
via inactivatie in de lever uit de circulatie worden genomen.
Aldus kan de NEB via de NEFA\'s de fertiliteit in negatieve
zin beïnvloeden.

mwmt^rrnm

Voorts kan de NEB door een tijdelijke verlaging van de insu-
linespiegel en het daardoor geïnduceerde negatieve effect op
de granulosacellen, maar ook door de toxische werking van
de NEFA\'s alsmede door een verandering van de metabolic
clearance rate van de vervette en zieke lever een effect heb-
ben op de steroïdsynthese in follikelwand en corpus luteum
(13) en op de uitscheiding van steroïden en daarmee op de ra-
tio oestradiol en progesteron. De ratio progesteron/oestra-
diol bepaalt in hoge mate het bronstgedrag.
Een tekort aan energie post partum, welke door een snel toe-
genomen melkproductie ontstaat, gaat, weliswaar afhanke-
lijk van het rantsoen, toch ook nog vaak gepaard met een ei-
wittekort. Het resultaat is dat niet alleen vet gemobiliseerd
wordt (lipolyse), maar ook eiwit wordt afgebroken (Proteo-
lyse). Bij de
Proteolyse komen aminozuren beschikbaar die,
deels na desaminering en oxidatie, energie kunnen leveren.
De restproducten van de desaminering
(NH3-molecuIen)
kunnen leiden tot een verhoogde urcumspiegel in melk en
bloed. Een hoge ureumspiegel kan een effect hebben op de
pH in de utems en daarmee een effect op de overlevingskans
van het embryo (11). In ons vervolgonderzoek zal daaraan
aandacht worden besteed.

Bij een tekort aan energie moet het organisme keuzes maken.
Daamit zou kunnen voortvloeien dat sommige organen (bij-
voorbeeld de hersenen en hart) tijdelijk beter van bloed wor-
den voorzien dan andere (bijvoorbeeld het geslachtsappa-
raat). Onderzoek naar veranderingen in de bloedtoevoer naar
de ovaria en baarmoeder zijn ons niet bekend. Op theoreti-
sche gronden mogen deze veranderingen niet worden uitge-
sloten. Het zou er toe kunnen leiden dat de energievoorzie-
ning van de genitaaltractus dan onder het niveau komt dat
minimaal nodig is voor een goede vruchtbaarheid. Ook daar-
aan zal in ons vervolgonderzoek meer aandacht worden be-
steed.

NEB, ketosis, weerstand en vruchtbaarheid
Een NEB betekent in feite een te kort aan glucose. Het dier
tracht bij een NEB glucose te maken via de gluconeogenese.
Dat proces verloopt bij het mnd alleen in de lever en de nie-
ren. De gluconeogenese onttrekt voor dat proces onder an-
dere oxalo-acetaat aan de citroenzuurcyclus (Krebscyclus).
Het acetylCoA dat afkomstig is van de bèta-oxidatie van ge-
mobiliseerde vetzuren kan dan niet in de Krebscyclus geïn-
troduceerd (verbrand) worden (oxidatieve fosforylering) om

-ocr page 94-

de beoogde energie langs die weg te leveren. In de lever
wordt het zich ophopende acetylCoA gebruikt als substraat
voor de ketogenese. Bij ophoping van de producten van de
ketogenese kan (sub)klinische ketose ontstaan. Wanneer
veel van deze ketoverbindingen in het bloed circuleren blijkt
de antilichaamproductie in de T-lymphocyten gereduceerd
te worden (38). Ook daalt de migratiesnelheid van de witte
bloedcellen (23). Het gevolg is dat door leververvetting en
ketose het dier vatbaarder wordt voor infectieziektes.
Leververvetting en ketosis gaan dan ook gepaard met een
vergrote kans op ziektes als mastitis en endometritis. Dit al-
leen al kan langs twee wegen de fertiliteit van een dier aan-
tasten. De eerste weg is die via de in een ontsteking geprodu-
ceerde lipopolysacchariden (LPS) (39). Deze stoffen grijpen
aan in de hersenen en remmen de synthese en afgifte van
GnRH. Daardoor kunnen de follikelontwikkeling en het
ovulatiemechanisme worden verstoord. De tweede weg is
die via de aantasting van de migratiesnelheid van leukocyten
(23). In de laatste vier uur voor de ovulatie bij het rund ver-
schijnen er normaal in de pre-ovulatoire follikelwand
eosinophiele leukocyten (28). Deze cellen worden geacht
een rol te spelen bij de ovulatie van de follikel (Ovulation is
inflammation). Deze cellen dragen prostaglandines en inter-
leukines aan waardoor de wand van de follikel als het ware
\'verteerd\' wordt en de follikel opengaat c.q. openbarst (ovu-
latie). Een te trage aanvoer van witte bloedcellen zou een
verklaring kunnen zijn voor het voorkomen van de cysteuze
ontaarding van follikels in de vroege lactatie. Bij leverver-
vetting en ketosis zal daarom de frequentie van cysteuze ont-
aarding van pre-ovulatoire follikels toenemen. Het moge
duidelijk zijn dat een NEB, vaak nog versterkt door de nega-
tieve effecten van een vermindering van vitale leverfuncties,
langs verschillende wegen een uitstel van een (eerste) ovula-
tie post partum kan bewerkstelligen.

CONCLUSIE

De waargenomen achteruitgang van de vruchtbaarheid bij
het rund en het moeilijk drachtig krijgen van de eersteworps
zeugen kunnen op verschillende manieren worden ver-
klaard, maar in alle gevallen blijkt een tijdelijke negatieve
energiebalans een causale rol te kunnen spelen. Het mecha-
nisme waarlangs de NEB precies de fertiliteit het meest be-
nadeelt vraagt nog het nodige multidisciplinaire onderzoek.
De vaak aangenomen stelling dat dit via een verlaging van
glucose en insuline gaat met haar effecten op het centraal
zenuwstelsel en de LH-pulsatiliteit, verdient nader onder-
zoek. Uit eigen, in samenwerking met anderen uitgevoerd
onderzoek, is tot dusver gebleken dat met name met de di-
recte toxische werking van NEFA\'s en met door de lever-
vervetting veroorzaakte vermindering van leverfuncties als
causale factoren zeker rekening moet worden gehouden.
Veranderingen in de bloedtoevoer (selectieve energievoor-
ziening) als een methode om energie te besparen en de
voortplanting tijdelijk te benadelen mag niet worden uitge-
sloten.

LITERATUUR

1. Armentano LE, Grummer RR, Bertics SJ, Skaar TC, and Donkin SS.
Effects of energy balance on hepatic capacity for oleate and propionate
metabolism and triglyceride secretion. J Dairy Sci 1991; 74: 132.

2. Booth PJ. Metabolic influences on hypothalamic-pituitary-ovarian
function in the pig. Contr. Of Pig Reproduction 111. J Reprod Fertil
Suppl 1990; 40; 89.

3. Britt JH. Impacts of early post partum metabolism on follicular deve-
lopment and fertility. The Bovine Practioner Proc 1998; 24: 39-43.

t flr-AiT\'

lygiiygi

4. Buttler WR, Everett RW, and Coppock CE. The relationship between
energy balance, milk production and ovulation in postpartum Holstein
cows. J. Anim Sci 1981; 53: 742.

5. Buttler WR, and Smith RD. Interrelationship between energy balance
and postpartum reproductive function in dairy cattle. J Dairy Sci 1989;
72: 767.

6. Cosgrove JR, Tilton JE, Hunter MG, and Foxcroft GR. Gonadotrophin-
independent mechanism participate in ovarian reponses to realimenta-
tion in feed-restricted prepubertal gilts. Biol Reprod 1992; 47: 736.

7. Cosgrove JR, Urbanski HF, and Foxcroft GR. Maturational changes in
gonadotrophin secretion: the LB response to realimentation and a noc-
tumal increment in LH secretion of feed-restricted prepubertal gilts. J
Reprod Fertil 1993; 98: 293.

8. Cox NM, Barb CR, Kesner JR, Kraeling RR, Mataros lA, and
Rampacek GB. Effects of intracerebroventricular (ICV) administra-
tion of insulin on luteinizing hormone (LH) in gilts. Proc 3th Int Conf
Pig Reprod, Nottingham 1989; Abstract 7.

9. Cox NM, Stuart MJ, Althen TG, Bennett WA, and Miller HW.
Enhancement of ovulation rate in gilts by increasing dietary energy
and administering insulin during follicular growth. J Anim Sci 1987;
64: 507.

10. Downing JA, and Scaramuzzi RJ. Nutrient effects on ovulation rate,
ovarian function and the secretion of gonadotrophic and metabolic
hormones in sheep. J Reprod Fertil Suppl 1991; 43: 209.

11. EIrod CC, and Butler WR. Reduction of Fertility and Alteration of
Uterine pH in Heifers Fed Excess Ruminally Degradable Protein. J
Anim Sci 1993; 71: 694.

12. Ferguson JD. Production and reproduction in dairy cows. The Bovine
Practitioner 1994; 28: 79.

13. Fonseca FA, Britt JH, McDaniel BT, Wilk JC, and Rakes AH.
Reproductive traits of Holsteins and Jerseys. Effects of age, milk yield
and clinical abnormalities on involution of cervix and uterus, estrous
cycles, detection of estms, conception rate and days open. J Dairy Sci
1983; 66: 1128.

14. Gamsworthy PC, and Topps JH. The effect of body condition of dairy
cows at calving on their food intake and performance when given com-
plete diets. Anim Prod 1982; 35: 113.

15. Gmmmer RR. Etiology of lipid related metabolic disorders in peripar-
turient cattle. J. Dairy Sci 1993; 76: 3882.

16. Harrison RO, Ford SP, Young JW, Conley AJ, and Freeman AE.
Increased milk production versus reproductive and energie status of
high producing dairy cows. J Dairy Sci 1990; 73: 2749.

17. Harrison RO, Young JW, Freeman AE, and Ford SP. Effects of lacta-
tional level on reactivation of ovarian function and interval froin partu-
rition to first visual estrus and conception in high producing cows.
Anim Prod 1989; 49: 23.

18. Herdt ThH, Wensing Th. Haagsman HP, Golde LMG van, and
Breukink HJ. Hepatic triaglycerol synthesis during a period of fatty li-
ver development in sheep. J Anim Sci 1988; 66: 1997-2013.

19. Hoekstra RAH. Student Report. Animal Research Centre of
Oosterwolde 1989.

20. Hoekstra J, Lugt AW van der. Werf JHJ van der, and Ouweltjes W.
Genetic and phenotypic parameters for milk production and fertility
traits in upgraded dairy cattle. Livest Prod Sci 1994; 40: 225.

21. Jolly PD, McDougall S, Fitzpatrick LA, Macmillan KL, and Entwistle
KW. Physiological effects of undernutrition on postpartum anoestms
in cows. J Reprod Fertil Suppl 1994; 49: 477.

22. Kemp B, Soede NM, and Helmond FA. Relations between body con-
dition loss, insulin and LH levels during lactation in multiparous sows.
Abstracts of the 46th Annual Meeting of the EAAP, Prague. Ed. van
Arendonk. Wageningen Press 1995: 333.

23. Kremer WDJ, Noordhuizen-Stassen EN, Grommers FJ, Schukken
YH, Heering YR, Brand A, and Bürvenich C. Severity of experimental
Escheria Coli Mastitis in ketonemic and noketonemic dairy cows. J
Dairy Sci 1993; 76: 3428.

24. Kmip ThAM, Beek H van. Wit A de, and Postma A. Influence of food
intake ante partum on the quality of oocytes post partum in dairy cows.
In: Reproduction and Animal Breeding: Advances and Strategy. Ed
Antonio Lauria 1995:327.

25. Kmip ThAM. Meijer GAL, Rukkwamsuk T, and Wensing T. Effects
of Feed in the Dry Period on Fertility of dairy Cows Post Partum.
Reprod Dom Anim 1998; 33: 165.

26. Lintem-Moore S, and Everitt AV. The effect of restricted food intake
on the size and composition of the ovarian follicle population in the
Wistarrat. Biol Reprod 1978; 19: 688.

27. Loeffler SH, Vries MJ de, and Schukken YH. The effects of time of
disease occurrence, milk yield, and body condition on fertility in dairy
cows. J Dairy Sci 1999; (in press)

-ocr page 95-

28. Loos FAM de. Bevers MM, Dielenian SJ, and Kruip ThAM.
Morphology of preovulatory bovine follicles as related to oocyte ma-
turation. Theriogenology 1991; 35: 527.

29. Lotthammer KH. Effect of improving energy intake during early lacta-
tion by com-silage on metabolism and fertility of dairy cows. In:
Factors influencing fertility in the post partum cow. Eds. H. Karg & E.
Schallenberger. Martinus Nijhoff Publishers 1982: 409.

30. Lussier JG, Matton P, and Dufour JJ. Growth rate of follicles in the
ovary ofthe cow. J Reprod Fertil 1987; 81:301.

31. Mackenzie DDS, and Reveil DK. Genetic influences on milk quantity.
Chapter 5 pp 97-112. In: The lactating sow. Eds. Verstegen MWA,
Moughan PJ,and Schrama JW. Wageningen Pers, Wageningen, the
Netherlands.

32. Matamoros lA, Cox NM, and Moore AB. Exogenous insulin and addi-
tional dietary energy effect preovulatory peptides on ovine pituitary
gonadotropin secretion in vitro. Peptides 1990; 6; 957.

33. Matamoros lA, Cox NM, and Moore AB. Effects of exogenous insulin
and body condition on metabolic hormones and gonadotropin-induced
follicular development in prepubertal gilts. J Anim Sci 1991; 69; 2081.

34. McDougall S, Burke CR, Macmillan KL, and Williamson NB. Patterns
of follicular development during periods of anovulation in pasture-fed
dairy cows after calving. Research in Veterinary Science 1995.

35. McShane TM, May T, Miner JL, and Keisler DH. Central actions of
neuropeptide Y may provide a neuromodulatory link between nutri-
tion and reproduction. Biol Reprod 1992; 46: 1151.

36. McShane TM, Petersen SL, McCrone S, and Keisler DH. Influence of
food restriction on neuropeptide Y, propiomelenocortin and luteini-
zing hormone releasing hormone gene expression in sheep hypotha-
lami. Biol Reprod 1993; 49: 831.

37. Miner JL, Delta-Fera MA, Paterson JA, and Baile CA. Lateral cerebro-
venticular injection of neuropeptide Y stimulates feeding in sheep. Am
J Physiol 1989; 257: R383.

38. Nonnecke BJ. Physiology and management. Effects of ketones, ace-
tate and glucose on in vitro immunoglobulin secretion by bovine
lymphocytes. J. Dairy Sci. 74: 982.

39. Peter AT, and Bosu WTK. Affects of intrauterine infection on the

t*
iJ

function of the corpora lutea formed after first postpartum ovulation.
Theriogenology 27: 593-609.

40. Pettigrew JE, and Tokach MD. Metabolic influences on sow reproduc-
tion. Pig News and Information 1993; 14-2: 69N.

41. Poretsky L, and Kalin MF. The gonadotrophic function of insulin.
EndocrRev 1987; 8; 132.

42. Senatore EM, Butler WR, and Oltenacu PA. Relationships between
energy balance and post partum ovarian activity and fertility in first
lactation dairy cows. Anim Sci 1996; 62; 17.

43. Spicer LJ, Tucker WB, and Adams GD. Insulin-like growth factor-1 in
dairy cows: relationship among energy balance, body condition, ova-
rian activity and estrous behavior. J Dairy Sci 1990; 73; 929.

44. Tokach MD, Pettigrew JE, Dial GD, Wheaton JE, Crooker BA, and
Johnson LJ. Characterization of luteinizing hormone secretion in het
primiparous, lactating sow: relationship to blood metabolites and re-
tum-to-estrus interval. J Anim Sci 1992a; 70: 2195.

45. Tokach MD, Pettigrew JE, Dial GD, Wheaton JE, Crooker BA, and
Koketsu Y. Influence of glucose infusions on luteinizing hormone se-
cretion in the energy restricted, primiparous sow. J Anim Sci 1992b;
70; 2202.

46. Treacher RJ, Reid IM, and Roberts CJ. Effect of body condition at cal-
ving on the health and performance of dairy cows. Anim Prod 1986;
43: I.

47. Van den Top AM, Wensing T, Geelen MJH, Wentink GH, Klooster
AT van\'t, and Beynen AC. Time trends of plasma lipids and hepatic
tracylglycerol synthesizing enzymes during postpartum fatty liver de-
velopment in dairy cows with unlimited access to feed during the dry
period. J Dairy Sci 1995; 78: 2208.

48. Van den Top AM, Geelen MJH, Wensing T, Wentink GH, Klooster
AT van\'t, and Bcyncn AC. Higher postpartum hepatic triacylglycerol
concentrations in dairy cows with free rather than restricted access to
feed during the dry period are associated with lower activities of hepa-
tic glycerolphosphate acyltransferase. J Nutr 1996; 126: 76-85.

49. Villa-Godoy A, Hughes TL, Emery RS, Chapin LT, and Fogwel RL.
Association between energy balance and luteal function in lactating
dairy cows. J Dairy Sci 1988; 71: 1063.

PLUIMVEE

o

Vaccinatie van kippen tegen Ornithobacterium
rhinotracheale

P. van Empel, and H. van den Bosch. Avian Diseases 1998;
42: 572-8.

Intervet heeft voor de vaccinontwikkeling een aantal experi-
menten uitgevoerd met dode en levende entstof op basis van
twee
O. rhinotracheale-s\\aLmmen, geïsoleerd uit Zuid-
Afrikaanse vleeskuikens. De drie dode entstoffen, respectie-
velijk op basis van minerale olie, maïsolie en saponinen,
werden subcutaan in de nek geënt (0.25 cc).

De levende entstof (35 maal gepasseerd, 10^- 10^ CFU/ml)
werd in de isolatoren gesprayed. De dieren werden gechal-
lenged met
O. rhinotracheale, zes dagen na een primer met
NCD-virus (La Sota). Sectie werd zeven dagen later verricht.
Het minerale-olie-vaccin was het enige vaccin dat goede be-
scherming kon induceren in eendagskuikens. Dit vaccin kon.

Referaten

toegepast op drie weken leeftijd in dieren zonder antistoffen
(SPP), een redelijke bescherming geven. Vaccinatie van een-
dagskuikens met het minerale-olie-vaccin heeft een nega-
tieve invloed op de technische resultaten en kan lokaal weef-
selreactie geven. De resultaten met het levende vaccin laten
zien dat de bescherming en serorespons toenemen met ho-
gere vaccinatieleeftijd, primair vanwege de afname van ma-
temale antilichamen. Vaccinatie van moederdieren met het
minerale-olie-vaccin had een goede en langdurige serores-
pons tot gevolg. Het lijkt noodzakelijk om de dieren twee-
maal te vaccineren. De nakomelingen van deze moederdie-
ren hadden hoge matemale antilichaamtiters en waren goed
beschermd tegen challenge tot 30 dagen leeftijd. De bescher-
ming op 15 dagen leeftijd was nog beter. Vleeskuikens zul-
len waarschijnlijk het beste beschermd zijn wanneer ze van
tweemaal gevaccineerde moederdieren komen en op twee tot
drie weken leeftijd met een levend vaccin geënt worden. Er
moet echter nog onderzoek gedaan worden voordat een le-
vend vaccin beschikbaar zal zijn. (ref: momenteel worden in
Zuid-Afrika en België veldproeven met het dode vaccin bij
moederdieren uitgevoerd, het vaccin bevindt zich in de regi-
stratiefase).

Mevrouw drs. L. van Veen

-ocr page 96-

. «i ««.K^^ j^p^p«^! • ft m

Tijdschr Diergeneeskd 1999: 124: 468-7!

ENTERALE, NUTRITIONELE ONDERSTEUNING VAN
KRITIEKE PATIËNTEN

J.H. Robben\'\'\'*. M.D. ZaaP, J.M. Hallebeek^ en A.C. Beynen\'\'

Overige artikelen

w

SAMENVATTING

Kritieke patiënten worden gekenmerkt door een acute
verandering in de stofwisseling, getypeerd door \'hyper-
metabolisme\'. In combinatie met anorexie leidt dit tot
een negatieve energie- en stikstofbalans. De gevolgen zijn
een vertraagde wondgenezing, verminderde weerstand
en verstoorde orgaanfuncties. Met behulp van nutritio-
nele ondersteuning kunnen deze gevolgen worden tegen-
gegaan.

Tijdens hypermetabolisme is er sprake van verhoogde ei-
witafbraak. Extra eiwit in de voeding van kritieke pa-
tiënten is derhalve gewenst. Het aminozuur glutamine is
een belangrijke energiebron voor onder meer de entero-
cyten en extra glutamine kan de afweerfunctie van de
darmmucosa verbeteren. Vertakt-keten aminozuren die-
nen als energiebron tijdens de acute fase. Arginine kan
verschijnselen van encefalopathie verminderen door de
omzetting van ammoniak in ureum te verbeteren. Ook
kan extra arginine de afweer bevorderen. Vanwege de
hoge energiebehoefte dient de voeding van kritieke pa-
tiënten vetrijk te zijn. Extra n-3 vetzuren kunnen boven-
dien de immuunfunctie stimuleren. Een zinkrijke voe-
ding lijkt gewenst vanwege het gunstige effect op
wondgenezing en de remmende invloed op de eiwitaf-
braak. De toedieningsroute van de voeding is bij voor-
keur enteraal omdat dit de darmbarrière-functie beter
beschermt, goedkoper en eenvoudiger is dan de parente-
rale route. Een voorstel voor de samenstelling van ente-
rale voeding voor honden en katten wordt gegeven. De
diverse aspecten bij de keuze van enterale sondevoeding-
technieken worden besproken.

SUMMARY

Enteral nutrition for the critically ill patient

CrilicaHy ü! patients are characterized by acute changes in their metabo-
!ism. which are described by the term \'hypermetaboHsm\'. In combination
with anorexia, hypermetaboHsm leads to a negative energy and nitrogen
balance. Consequently, wound healing can be inhibited, resistance is redu-
ced. and (multiple) organ failure can occur. With the aid of nutritional sup-
port these consequences can be counteracted.

During hypermetabolism protein breakdown is increased, and it is necessary
to supply extra protein in the diet ofcritically ill patients. The amino acid glu-
tamine is an important source of energy for enterocytes. and extra glutamine
can improve the protective function of the intestinal mucosa. Branched
amino acids serve as energy source during the acute phase. Arginine can re-

\' Hoofdafdeling Geneeskunde van Gezelschapsdieren. Intensieve Zorg Afdeling,

Faculteit der Diergeneeskunde. Universiteit Utrecht.
^ Afdeling Voeding. Faculteit der Diergeneeskunde. Universiteit Utrecht.
\' Correspondentie en verzoeken voor herdrukken richten aan: Drs J.H. Robben.
Hoofdafdeling Geneeskunde van Gezelschapsdieren. Faculteit der Diergenees-
kunde. Universiteit Utrecht. Postbus SO!54. 350S TD Utrecht. Nederland. Telefoon:
030-25394II. jax: 030-2518126.

duce symptoms of encephalopathy by improving the conversion of ammonia
to urea. Extra arginine in the diet also improves resistance.
Because of the increased energy demand, diets for critically ill patients
should be rich in fat. Moreover, extra n-3 fatty acids can improve immune
function. A diet supplemented with extra zinc seems warranted because of
its beneficial effect on wound healing and its inhibitory effect on protein
breakdown. The enteral route is preferred because it protects the mucosal
harrier of the gut. and it is less expensive and easier than the parenteral
route. An enteral diet for critically ill patients is presented. Various factors
that determine the choice of technique for enteral feeding are discussed.

INLEIDING

Ondervoeding wordt gekenmerkt door een tekort aan energie
en nutriënten. Bij humane patiënten, die opgenomen zijn in
het ziekenhuis, lijdt 30 tot 50 procent aan ondervoeding
(8,15). Hoewel onderzoek op dit gebied nog ontbreekt, mag
op grond van deze cijfers verwacht worden dat ondervoeding
ook een belangrijke rol speelt bij gezelschapsdieren.
De ondervoeding kan diverse oorzaken hebben. De patiënten
kunnen onvoldoende in staat zijn om voedingsstoffen op te
nemen door aandoeningen van mond, farynx, slokdarm of
maag, chirurgische ingrepen en neurologische stoornissen.
Vaak is er anorexie ten gevolge van de primaire aandoening
of de opname in de kliniek. Door een verminderd functione-
ren van het maag-darmkanaal, bijvoorbeeld bij chronische
diarree, kan de toestand nog verder verslechteren.
Patiënten worden als kritiek beschouwd als ondervoeding sa-
men gaat met, of dreigt te ontstaan door, een relatief acute
verandering in de stofwisseling. Mogelijke oorzaken zijn tu-
moren, infecties (sepsis), uitgebreid trauma, brandwonden en
ingrijpende chirurgie, of een acuut verlies aan voedingsstof-
fen door emstig of chronisch bloedverlies, grote open won-
den, brandwonden, drainage van vocht uit thorax of abdo-
men, koorts en albuminuric (12). Ondervoeding bij kritieke
patiënten kan leiden tot anemie, hypoproteïnemie, vertraagde
wondgenezing, verminderde weerstand, toegenomen gevoe-
ligheid voor infecties, verstoorde cardiovasculaire, respira-
toire en gastro-intestinale functies. Het gevolg is een langere
herstelperiode en een verhoogde mortaliteit (7,38).
Nutritionele ondersteuning van kritieke patiënten beoogt het
herstel van de energiebalans en het aanbieden van voedings-
stoffen aangepast aan de behoefte van de patiënt (15).
Informatie verkregen via de ziektegeschiedenis, lichamelijk
en biochemisch onderzoek dient ter bepaling van de nood-
zaak van nutritionele ondersteuning. Hypoalbuminemie
(<20 g/L), gewichtsverlies (>10%), onvoldoende voedselin-
name (> 3-5 dagen) en spieratrofie zijn belangrijke indicaties
(7). Het (mogelijke) effect van de primaire aandoening op de
stofwisseling is eveneens belangrijk.
In dit artikel wordt een overzicht gegeven van de metabole
veranderingen die optreden bij kritieke patiënten en hun be-
tekenis voor nutritionele ondersteuning. Mede op basis hier-
van wordt een richtlijn voor de energievoorziening en de sa-
menstelling van enterale (sonde)voeding voorgesteld. Een
kort overzicht wordt gegeven van verschillende technieken
ter verlening van enterale, nutritionele ondersteuning bij
honden en katten.

-ocr page 97-

METABOLE VERANDERINGEN

Een verminderde, of geen voedsel inname gedurende twee a
drie dagen, al dan niet in combinatie met een ongecompli-
ceerde ingreep, heeft nauwelijks consequenties bij klinisch
gezonde honden en katten. Er ontstaat een hypometabole
toestand met een sparend effect op de energiereserves van
het lichaam. Om aan de glucosebehoefte te voldoen zal de
gluconeogenese op gang komen zodra de glycogeenvoorra-
den uitgeput raken. Een daling in de plasmaspiegel van insu-
line met een vrijwel constant blijvende plasmaspiegel van
glucagon is hiervoor verantwoordelijk.
Bij kritieke patiënten treedt na enkele uren tot dagen echter
een overgang op van hypo- tot hypermetabolisme hetgeen
weken kan aanhouden (15). De hypothalamus, gestimuleerd
door het afferente zenuwstelsel en uit granulocyten vrijko-
mende cytokinen zorgen voor een stijging, onder andere via
de hypofyse, van de plasmaconcentraties van glucagon, cate-
cholaminen en glucocorticoïden. Mede hierdoor ontstaat een
perifere insuline-resistentie met als gevolg hyperglycemic.
Deze hyperglycemic blijft bestaan ondanks het tegelijk op-
treden van hyperinsulinemie (16). Onder invloed van deze
hormonale veranderingen neemt het gebruik van vetzuren en
aminozuren als energiebron toe. De aminozuurverbranding
gaat gepaard met een netto eiwitverlies, hetgeen uiteindelijk
leidt tot een verminderde immunologische status en orgaan-
falen (18,28). De mate van hypennetabolisme en eiwitaf-
braak is afhankelijk van de ernst van de primaire aandoening
(15,38).

De hormonale veranderingen tijdens hypermetabolisme heb-
ben als doel het weefselherstel te bevorderen. De ruststof-
wisseling kan zelfs verdubbelen (15,36). Er treedt vaak een
katabole toestand op omdat de patiënt onvoldoende in staat
is door inname van voedsel te voorzien in deze verhoogde
energiebehoefte (8). Het doel van nutritionele ondersteuning
is niet zozeer het nastreven van een gewichtstoename maar
het voorkomen van progressief gewichtsverlies. De energie-
behoefte van kritieke patiënten kan echter niet eenvoudig
worden gemeten. Voor hypermetabole patiënten wordt
daarom veelal de normale ruststofwisseling met een arbi-
traire factor vennenigvuldigd (Tabel 1).

« « «r«

)« i «t

Tabel 1. Richtlijni voor de energievoorziening en de samenstelling^ van enterale [sondejvoeding voor kritieke patiënten (honden en katten).

lincrgiebeboefte

1,2-2,0 X behoefte voor ruststofwisseling^

Eiwit

20-26

g/MJ\'^\'^ (35-45% van de voedingsenergie)

Glutamine

3-5

g/MJ\'\'\'<i

Vertakt-keten aminozuren

6-9

g/MJ"-\'

Arginine

1-3

g/MJ\'\'.«

Vet

10-12

g/MJ\'\'-\' (40-50% van de voedingsenergie)

n-3 Vetzuren\'"

0,15-0,25

g/MJ-\'-ii

Koolhydraten

6-13

g/MJ\'\'\'\'2 (10-20% van de voedingsenergie)

Zink

10-15

mg/MJ-t-iJ

\' Door de auteurs voorgesteld, ten dele op arbitraire basis.

2 Met uitzondering van de in de tabel aangegeven nutriënten dient de samenstelling van de voeding te voldoen aan de norm voor gezonde honden en kanen.
\' Dc dagelijkse behoefte voor ruststofwisseling van de volwassen hond of kat kan begroot worden op 290 kj metaboliseerbare energie per kilogram metabool gewicht (= li-
chaamsgewicht«-"). Indicaties voor de vermenigvuldigingsfactor zijn: eenvoudige chirurgische ingreep 1,2; trauma 1,3; sepsis 1,6 en emstige brandwonden 2,0 (16). Het ge-
wenste energieniveau dient stapsgewijs, over een periode van 2-4 dagen, bereikt te worden,
■i Metaboliseerbare energie (I MJ = 1000 kJ = 240 kcal). Eiwitten, vetten en koolhydraten leveren per gram respectievelijk 17, 37 en 16 kJ.
5 1.4-1,9 keer de eiwitbehoefte van de groeiende hond; 1,2-1,5 keer de eiwitbehoefte van de groeiende kat.
<> 2,0-3,3 keer de behoefte als de voeding 23 g eiwit/MJ in de vorm van spiereiwit zou bevatten.

\' 2,0-3,0 keer de som van de behoefte aan valine, leucine en isoleucine als de voeding 23 g eiwit/MJ in de vorm van spiereiwit zou bevatten.
« 2,0-6,0 keer de behoefte aan arginine van groeiende kittens.
\' Een vetgehalte in hel bereik van vetrijke, commerciële voeders.

Deze vetzuren betreffen met nameeicosapentaeenzuur(C20:5 n-3)endocosahexaeenzuur(C22:6n-3).
1\' Een gehalte aan n-3 vetzuren als de voeding 0,75-1,25 g visolie/MJ zou bevatten.
Bepaald door de gewenste eiwit- en vetgehalten.
4,2-6,3 keer de behoefte aan zink van groeiende kittens en pups.

Tijdens hypermetabolisme is er dus mobilisatie van amino-
zuren door een verhoogde eiwitafbraak. Bij aanhouden van
deze metabole toestand kunnen emstige stoomissen in li-
chaamsfuncties optreden. Anderzijds zijn voor herstel van
weefsels aminozuren noodzakelijk. Post-operatieve, ente-
rale toediening van energie en eiwit verbetert de wondgene-
zing (31). Het is daarom aannemelijk dat de voeding voor
kritieke patiënten eiwitrijk dient te zijn (Tabel 1). De amino-
zuursamenstelling van het voedingseiwit zou die van het ide-
aal eiwit voor hond of kat zo goed mogelijk moeten benade-
ren. Bovendien moet het eiwit goed verteerbaar zijn. Melk-
en ei-eiwit zijn geschikte eiwitbronnen.
Hypermetabolisme is geassocieerd met een daling van de
plasmaconcentratie van het aminozuur glutamine ondanks
dat de afgifte van glutamine door het spierweefsel is toege-
nomen (34). Glutamine is een belangrijke energiebron voor
enterocyten, lymfocyten en de nier (32,33). Door het aanbie-
den van extra glutamine kan de functie van het immuunsys-
teem en de darmbarrière verbeteren. Hoge giften van gluta-
mine hebben mogelijk een trofisch effect op de darmmucosa
(39). Het dieet voor kritieke patiënten zou verrijkt moeten
zijn met het niet-essentiële aminozuur glutamine (Tabel 1).
De vertakt-keten aminozuren valine, leucine en isoleucine
worden bij voorkeur als energiebron gebruikt tijdens de
acute fase (27). Het lijkt derhalve gewenst de voeding van
kritieke patiënten met deze aminozuren te verrijken (Tabel
1).

Voor honden en katten is arginine een essentieel aminozuur.
Arginine is noodzakelijk voor de omzetting van ammoniak
in ureum. Een gebrek aan arginine bij verhoogde eiwitaf-
braak kan leiden tot hyperammoniëmie en het beeld van he-
pato-encefalopathie (12). Suppletie met arginine heeft een
positief effect op de stikstofbalans, wondgenezing en afweer
(13). Het dieet voor kritieke patiënten dient derhalve rijk aan
arginine te zijn (Tabel 1).

Omdat het dieet voor kritieke patiënten per gewichtseenheid
veel energie dient te bevatten, zal het vetrijk zijn (Tabel 1).
Dit kan ook de acceptatie bevorderen. Suppletie met visolie
heeft een gunstige invloed op het beloop van experimentele
infecties, mogelijk doordat n-3 vetzuren uit visolie de pro-

-ocr page 98-

ductie van cytokinen beïnvloedt (4). Het lijkt derhalve ge-
wenst het dieet voor kritieke patiënten met n-3 vetzuren te
verrijken (Tabel 1).

Omdat het dieet voor kritieke patiënten eiwit- en vetrijk is,
zal automatisch het koolhydraatgehalte laag zijn (Tabel 1).
Bovendien beperkt de hyperglycemie en insuline-resistentie
het gebruik van glucose als energiebron in kritieke patiënten
(32). De toediening van glucose onderdrukt weliswaar de
gluconeogenese, i.e. het endogene eiwitverbruik, maar dit
gebeurt niet volledig bij kritieke patiënten in tegenstelling tot
bij gezonde, vastende dieren (18). Koolhydraten worden
aangeboden in een goed verteerbare vorm.
Zinksuppletie heeft een remmend effect op het katabolisme
van spiereiwit en een stimulerend effect op de conversie van
ammoniak in ureum (30). Bovendien activeert zinksuppletie
de wondgenezing (19). Het dieet voor kritieke patiënten
dient derhalve zinkrijk te zijn (Tabel 1).

ENTERALE VQEDING

Indien de patiënt zelf wil en kan eten moet hiervan gebruik
gemaakt worden. Eventueel kan dit ondersteund worden
door middel van dwangvoederen indien dit niet gepaard gaat
met heftig verzet van de patiënt. Bij langdurige anorexie zal
echter gekozen moeten worden voor parenterale voeding of
enterale sondevoeding. Voor de keuze tussen deze twee me-
thoden dienen onder meer de volgende aspecten in overwe-
ging genomen te worden.

Parenterale voeding is duur, vergt ingrijpende technieken
(steriele formuleringen en toedieningsroutes), tijdrovende
bewaking en gaat gepaard met emstige risico\'s (sepsis, trom-
boflebitis en metabole stoornissen) (37). De voorkeur gaat
daarom uit naar enterale voeding zolang de functie van het
maagdarmkanaal dit toelaat. Operaties aan het maagdarmka-
naal zijn niet per definitie contra-indicaties voor enterale
voeding. Enterale voeding heeft juist een positief effect op
de darmbarrière-functie. Complicaties bij kritieke patiënten,
zoals het optreden van lokale infecties, sepsis en orgaanfalen
worden in verband gebracht met een toegenomen bacteriële
translocatie door een afgenomen darmbarrière. Enterale voe-
ding vermindert waarschijnlijk het aantal postoperatieve
complicaties meer dan parenterale voeding (20,28).

ENTERALE DIËTEN VOOR SONDEVÜEDING
Een formulering voor enterale voeding wordt goed getole-
reerd, kan de gewenste behoefte aan energie dekken, heeft
bij voorkeur de ideale samenstelling (Tabel 1), is goedkoop
en eenvoudig te verkrijgen, is eenvoudig in het gebmik en
toepasbaar bij de meeste patiënten en is stabiel en niet gevoe-
lig voor bederf (6,10).

Er kan een keuze gemaakt worden uit gepureerd standaard
blikvoer, vloeibare enterale producten voor humaan of vete-
rinair gebruik en spécialités\'s bestaande uit eiwit, vet of
koolhydraat. Het gebmik van gepureerde blikvoeders is van
beperkte waarde (11).

Vloeibare producten zijn speciaal ontwikkeld voor enterale
sondevoeding. Polymerische producten bestaan uit nutriën-
ten die voor opname nog verteerd moeten worden. Voedings-
stoffen in monomerische producten behoeven nauwelijks di-
gestie. Monomerische producten zijn vaak hyperosmolair en
te snelle toediening kan leiden tot braken en diarree (11).
Spécialités\'s kunnen gebmikt worden als aanvulling of voor
de samenstelling van een volledig dieet waarbij de verhou-
ding van voedingsstoffen op de individuele patiënt kan wor-
den afgestemd (11).

SONDE-TECHNIEK

Afhankelijk van de plaatsingsmethode moet 0-24 uur ge-
wacht worden tot met voeding gestart wordt. De maaltijdfre-
quentie is vier a zes keer daags of continu met een infusie-
pomp (noodzakelijk bij monomerische producten). Vooraf-
gaande aan de toediening van voeding moet de positie van de
sonde gecontroleerd worden door het spoelen van de sonde
met water. Ook na de voeding moet de sonde met water ge-
spoeld worden om verstopping te voorkomen. De hoeveel-
heid sondevoeding kan afhankelijk van de toestand van de
patiënt over twee a vier dagen stapsgewijs opgevoerd wor-
den naar de geschatte energiebehoefte. Door de sondevoe-
ding te verwarmen en langzaam in te spuiten kan voorkomen
worden dat braken optreedt (38).

De diergeneeskunde mag zich verheugen in een groot aantal
technieken voor sondevoeding (1,3,21,22,26,35). Elke tech-
niek heeft zijn voor- en nadelen en specifieke indicaties. Hier
zal slechts stilgestaan worden bij die aspecten die van belang
zijn voor de keuze van de techniek.

Oro-gasthsche sonde

Deze techniek is uitermate geschikt om puppy\'s en kittens
(bij) te voeren als de moeder onvoldoende melk geeft, ziek of
afwezig is (22). Het gebmik bij volwassen honden en vooral
katten is beperkt omdat zij zich veelal snel verzetten tegen
het inbrengen van de sonde via de mond (9).

Naso-oesofageale/-gastnsche/-duodenale sonde
Deze eenvoudige techniek wordt zonder anesthesie toege-
past (met uitzondering van de naso-duodenale sonde). Dit is
een voordeel bij patiënten met een verhoogd anesthesie-
risico. Het gevaar bestaat dat de sonde in de trachea geplaatst
wordt. Het aantonen van de afwezigheid van een hoestreflex
na het inbrengen van enkele milliliters steriele vloeistof is
belangrijk. De complicaties na plaatsing zijn beperkt en be-
treffen vooral een slechte acceptatie van de sonde hetgeen
zich uit door rhinitis, dislokatie van de sonde door niezen,
regurgiteren en braken (1,14). Vooral katten hebben de nei-
ging de sonde met de voorpoot te verwijderen. Door de be-
perkte mimte in de neus hebben de sondes een geringe dia-
meter hetgeen het risico van verstoppen vergroot. De sonde
moet vaak na enige dagen verwijderd worden door het optre-
den van rhinitis.

Faryngostomie-sonde

Door de opkomst van onder andere de oesofagostomie is
deze techniek enigszins in onbmik geraakt. Ook het optreden
van emstige complicaties, zoals het optreden van verslik-
pneumonie en beschadigingen van stmcturen in het gebied
van pharynx en larynx, heeft hier zeker toe bijgedragen (2).

Oesofagostom ie-sonde

Deze methode is onlangs uitgebreid beschreven in het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde (35). De techniek heeft als
grootste voordelen de mogelijkheid om sondes met een
mime diameter te gebmiken en om deze op elk gewenst mo-
ment te kunnen verwijderen (35). Emstige complicaties zijn
beperkt.

Gastrostomie-sonde

De sonde kan geplaatst worden door middel van laparotomie
(14) of percutaan, onder begeleiding van endoscopie (3) of
blind (17). De sonde moet 10-14 dagen
in situ blijven om lek-
kage van de gastrostomiewond naar de buik te voorkomen

-ocr page 99-

(24). Dit is de belangrijkste complicatie van deze techniek die
vaak fataal is, maar vele andere complicaties kunnen zich
eveneens voordoen (5,23). De techniek is echter zeer geschikt
bij problemen in mond, farynx, larynx of oesofagus. Boven-
dien kan de sonde maandenlang gebruikt worden (10).

Gastro-duodenostomie-sonde

Het inbrengen van de sonde in het duodenum vindt plaats
door middel van laparotomie (10) of endoscopic (25) het-
geen het gebruik beperkt. De techniek wordt vooral gebruikt
als de maagfunctie verstoord is (10).

Jejunostomie-sonde

Ook bij deze techniek is laparotomie of endoscopic noodza-
kelijk (26,29). De complicaties zijn vergelijkbaar met die bij
de gastrostomie.

CONCLUSIE

Er is een groeiende bewustwording met betrekking tot de rol
die de voeding speelt bij het herstel van kritieke patiënten.
De kennis op dit gebied is de laatste jaren enorm toegeno-
men, alhoewel er nog veel onduidelijkheden bestaan. De toe-
passing van nutritionele ondersteuning behoort een vaste
plaats te krijgen in de behandeling van kritieke patiënten.
Met dit overzicht willen de auteurs dit belang van de voeding
onder de aandacht brengen, zodat de toepassing ook in de ge-
zelschapsdierenpraktijk meer ingang zal vinden.

LITERATUUR

1. Abood SK, and Buffington CA. Improved nasogastric intubation tech-
nique for administration of nutritional support in dogs. J Am Vet Med
Assoc 1991; 199(5); 577-9.

2. Abood SK, Dimski DS, Buffmgton CA, and McLoughlin MA. Enteral
nutrition. In: DiBartola SP ed. Fluid therapy in small animal practice.
Ist ed. Philadelphia: WB Saunders Co, 1992:419-35.

3. Armstrong PJ. and Hardie EM. Percutaneous endoscopic gastro.stomy.
Vet Med Rep 1989; 1:404-11.

4. Blok WL. Katan MB, and Meer J WM van der Modulation of inllam-
mation and of cytokine production by dietary (n-3) fatty acids. J Nutr
1996;126:1515-33.

5. Bright RM. Percutaneous tube gastrostomy. In: Bojrab MJ ed. Current
techniques in small animal surgery. 3rd ed. Philadelphia: Lea &
Febiger. 1990:221-4.

6. Bursztein S, and Askanazi J. Evaluation of metabolic requirements. In:
Hall JB, Schmidt GA and Wood LDH eds. Principles of Critical Care-
volume 1. New York: McGraw-Hill Inc, 1992:1065-71.

7 Camevale JM, Kallfelz FA, Chapman G, and Meguid MM. Nutritional
assessment: guidelines to selecting patients for nutritional support.
Comp Cont Educ Pract Vet 1991; 13 (2): 255-61.

8. Chandler ML. Greco DS, and Fettman MJ. Hypermetabolism in illness
and injury. Comp Cont Educ Pract Vet 1992; 14(8): 1284-90.

9. Crowe DT. Enteral nutrition for critically ill or injured patients-part 1.
Comp Cont Educ Pract Vet 1986; 8 (9): 603-12.

10. Crowe DT. Enteral nutrition for critically ill or injured patients-part 11.
Comp Cont Educ Pract Vet 1986; 8 (10): 719-32.

11. Crowe DT. Enteral nutrition for critically ill or injured patients-part
III. Comp Cont Educ Pract Vet 1986; 8(11): 826-37.

12. Crowe DT. Understanding the nutritional needs of critically ill or inju-
red patients. Vet Med 1988; 1224-49.

13. Cullpepper-Morgan JA, Kim K, and Floch MH. Using enteral nutri-
tion formulas. Gastroenterologist 1993; 1: 143-57.

14. Davenport DJ. Enteral and parenteral nutritional support. In: Ettinger
SJ and Feldman EC, eds. Textbook of veterinary intemal medicine.
Diseases of the dog and cat. 4th ed. Philadelphia: WB Saunders Co,

"nrmrmniii

1995:244-52.

15. Donoghue S. Nutritional support of hospitalized patients. Vet Clin
North Am Small Anim Pract 1989; 19 (3): 475-95.

16. Elwyn DH, and Askanazi J. Fuel utilization in critical illness. In: Hall
JB, Schmidt GA and Wood LDH eds. Principles of critical care-vol-
ume 1. New York: McGraw-Hill Inc, 1992: 1057-64.

17. Fulton RB, and Dennis JS. Blind percutanuous placement of a gastro-
stomy tube for nutritional support in dogs and cats. J Am Vet Med
Assoc 1992; 201 (5): 697-700.

18. Goldstein SA. The effects of injury and sepsis on fuel utilization. Annu
Rev Nutr 1989;9:445-73.

19. Iriyama K, Mori T, Takenada T, Teranishi T, and Mori H. Effect of
semm zinc level on amount of collagen-hydroxyproline in the healing
gut during total parenteral nutrition: an experimental study. J Parenter
Enter Nutr 1982; 6 (5): 416-20.

20. Kudsk KA, Groce MA, Fabian TC, et al. Enteral versus parenteral nu-
trition. Effects on septic morbidity after blund and penetrating abdo-
minal trauma. Ann Surg 1992; 215 (5): 503-13.

21. Lantz GC. Pharyngostomy tube installation for the administration of
nutritional and fluid requirements. Comp Cont Educ Pract Vet 1981; 3
(2): 135-42.

22. Lawler DF, and Chandler MC. Indications and techniques for tube
feeding puppies. Canine Pract 1992; 17(1): 20-3.

23. Matthews KA, and Binnington AG. Percutanuous incisionless place-
ment of a gastrostomy tube utilizing a gastroscope: preliminary obser-
vations. J Am Anim Hosp Assoc 1986; 22: 601 -10.

24. Mauterer JV, Abood SK, Buffmgton CA, and Smeak DD. New techni-
que and management guidelines for percutaneous nonendoscopic tube
gastrostomy. J Am Vet Med Assoc 1994; 205 (4): 574-9.

25. McCrackin MA, DeNovo RC, Bright RM, and Toal RL. Endoscopic
placement of a percutaneous gastroduodenostomy feeding tube in
dogs. J Am Vet Med Assoc 1993; 203 (6): 792-7.

26. McWey RE, Curry NS, Schabel SI, and Reines HD. Complications of
nasoenteric feeding tubes. Am J Surg 1988; 155: 253-7.

27. Mizock B. Septic shock: a metabolic perspective. Arch Int Med 1984;
144:579-85.

28. Moore FA, Feliciano DV, Andrassy FJ, et al. Early enteral feeding,
compared with parenteral, reduces postoperative septic complications.
Ann Surg 1992; 216 (2): 172-83.

29. Orton EC. Enteral hyperalimentation administered via needle catheter-
jejunostomy as an adjunct to cranial abdominal surgery in dogs and
cats. J Am Vet Med Assoc 1986; 188(12): 1406-11.

30. Reding P, Duchateau J, and Bataille C. Oral zinc supplementation im-
proves hepatic encephalopathy. Results of a randomised controlled
trial. Lancet 1984;2:493-5.

31. Schroeder D. Gillanders L, Mahr K, and Hill GL. Effects of immediate
postoperative enteral nutrition on body composition, muscle function,
and wound healing. J Parenter Enter Nutr 1991; 15 (4): 376-83.

32. Singer P, Bursztein S, and Askanazi J. Guidelines for enteral and par-
enteral nutrition for critically ill patients. In: Hall JB, Schmidt GA and
Wood LDH eds. Principles of Critical Care-volume 1. New York:
McGraw-Hill Inc, 1992: 1072-80.

33. Skeie B, Söreide E, and Askanazi J. The role of branched-chain amino
acids in critical illness. In: Hall JB, Schmidt GA, and Wood LDH eds.
Principles of Critical Care-volume I. New York: McGraw-Hill Inc,
1992: 1081-92.

34. Hulst RR van der. Kreek BK van, Meyenfeldt MF von, etal. Glutamine
and the preservation of gut integrity. Lancet 1993; 341: 1363-5.

35. Noort R van, and Robben JH. Plaatsing van een oesophagussonde bij
de kat: eerste ervaringen met een nieuwe techniek. Tijdschr
Diergeneeskd 1997; 122 (13): 369-73.

36. Way III van, CW. Nutritional support in the injured patient. Surg
Clinics North Am 1991; 71 (3): 537-48.

37. Ware C. Critical care: nutritional support part 11. Parenteral nutrition.
Vet Tech 1985; 6 (5): 234-6.

38. Wheeler SL, and McGuire BH. Enteral nutritional support. Kirk RW
ed. Current Veterinary therapy X. Small animal practice. 10th ed.
Philadelphia: WB Saunders Co, 1989: 30-7.

39. Wu G, Meier SA, and Knabe DA. Dietary glutamine prevents jejunal
atrophy in weaned pigs. J Nutr 1996; 126: 2578-84.

-ocr page 100-

WANNEER IS CYTOLOGISCH ONDERZOEK ZINVOL?

Naar aanleiding van onderstaan-
de idt de praktijk ontvangen
vraagstelling vond de redactie me-
vrouw dr. A.C. Schaefers-Okkens
en de heer drs. H.S. Kooistra
(Faculteit der Diergeneeskunde)
bereid om voor de lezers een ant-
woord te formuleren.

VRAAG:

Wanneer is cytologisch onderzoek van
een vagina van een loopse teef naast een
progesteronbepaling zinvol?

ANTWOORD:

Fertiliteitsbegeleiding wordt vaak ge-
wenst als teven na verscheidene dekkin-
gen niet drachtig worden. Ook kan om
hulp worden gevraagd bij het bepalen
van het juiste tijdstip van dekking als de
betreffende reu op grote afstand woont.
Fertiliteitsproblemen van de teef kun-
nen onder andere berusten op verstorin-
gen van de hypothalamus-hypofyse-
ovariumas, al dan niet veroorzaakt door
aandoeningen die primair buiten de trac-
tus genitalis liggen zoals hypothyreoïdie
en hyperadrenocorticisme, voorts door
infectieuze en anatomische aandoenin-
gen. Het gebmik van een verminderd
fertiele of steriele reu kan ook de oor-
zaak van het fertiliteitsprobleem zijn.
Steriliteit blijkt echter ook vaak een ge-
volg te zijn van zoötechnische proble-
men, zoals de teef op een fout tijdstip la-
ten dekken. Vooral met een adequaat
onderzoek en juiste begeleiding kunnen
veel schijnbare fertiliteitsproblemen
worden voorkomen of opgelost. Binnen
deze begeleiding is het bepalen van de
ovulatieperiode van essentieel belang.
Zesendertig tot 48 uur vóór de ovulatie
vindt de pre-ovulatoire LH-piek plaats
ten tijde waarvan de eerste duidelijke
stijging van het plasma progesteronge-
halte kan worden waargenomen, ge-
volgd door een sterke stijging van het
plasma-progesterongehalte startend tij-
dens de ovulatie. Als deze gebeurtenis-
sen probleemloos verlopen zal dan ook
een regelmatige nauwkeurige meting
van het plasma-progesterongehalte vol-
doende zijn om de ovulatie en daarmee
de dekperiode te bepalen.

Wat geeft cytologisch onderzoek van het
vestibulum vaginae voor informatie en
hoe wordt het uitgevoerd?
De waamemingen gedaan met cytolo-
gisch en ook met vaginoscopisch onder-
zoek worden sterk beïnvloed door de
oestrogene hormonen en het samenspel
tussen de diverse hormonen. Er zijn tij-
dens de loopsheid namelijk veel meer
hormonale veranderingen dan alleen
een veranderend plasma progesteron ni-
veau. De waamemingen gedaan met cy-
tologie, in samenhang met de overige
waamemingen, geven een goede indica-
tie voor de periode waarin de teef zich in
de cyclus bevindt. Als een teef voor de
eerste keer wordt aangeboden in een cy-
clus, kan bij een laag plasma-progeste-
rongehalte de cytologie bijvoorbeeld
aangeven of de teef zich nog erg vroeg
in de folliculaire fase bevindt. Deze is
dan namelijk gekenmerkt door enkele
parabasale cellen, kleine en grote inter-
mediaire cellen, enkele superficiële cel-
len, erythrocyten en eventueel leukocy-
ten. Of de cytologie geeft aan dat ze zich
reeds in de vorderende folliculaire fase
bevindt, gekenmerkt door grotendeels
superficiële cellen, enige intermediaire
cellen en erythrocyten. Met behulp van
cytologisch onderzoek van het vestibu-
lum vaginae van een teef kan niet de
ovulatieperiode worden bepaald, zoals
in vroegere jaren werd aangenomen. Er
werd toen vanuit gegaan dat tijdens
maximale verhooming, aangegeven
door de \'eosinofiele index\', te bepalen
met de kleuring volgens Papanicolaou,
de ovulatie zou plaatsvinden. Dit blijkt
echter niet zo te zijn.
Wat betreft de uitvoering: bij het cytolo-
gisch onderzoek hoeft het celmateriaal
niet te worden onderzocht van de va-
gina, zoals in de vraag wordt gesugge-
reerd; het is voldoende om een afdmk-
preparaat van het vestibulum te maken
en dit te kleuren, bijvoorbeeld met May
Grünwald Giemsa of Haemacolor®-

Waarom en wanneer is cytologisch on-
derzoek met name tijdens fertiliteitsbe-
geleiding van belang?
Cytologisch onderzoek is bijvoorbeeld
van belang als tijdens de fertiliteitsbege-
leiding het plasma-progesterongehalte
laag is en de cytologie het beeld vertoont
van de vroege folliculaire fase (zie bo-
ven). Het vervolgonderzoek kan dan
enige dagen later plaatsvinden dan wan-
neer het beeld wordt waargenomen van
de \'vorderende folliculaire fase, ovula-
tie, fertilisatiefase\' (voomamelijk super-
ficiële cellen, enkele grote intermediaire
cellen en erythrocyten). Op deze manier
kan het aantal consulten en progesteron-
bepalingen worden verminderd.
Als daarentegen bij het eerste consult
blijkt dat het plasma-progesterongehalte
\'hoog\' is en de mogelijkheid niet uitge-
sloten moet worden dat de teef reeds in
de metoestms en dus in een niet-fertiele
fase verkeert, zal met name het cytolo-
gisch beeld duidelijkheid kunnen ver-
schaffen of het nog zin heeft de teef te
laten dekken. Tijdens de metoestms
worden met name grote en kleine inter-
mediaire en parabasale cellen en leuko-
cyten waargenomen en heeft het dus
geen enkele zin de teef nog ter dekking
aan te bieden.

Naast dit gebmik voor het waamemen
van de verschillende cyclusstadia (fy-
siologisch), is het cytologisch onder-
zoek van het vestibulum vaginae ook
van belang omdat zich de volgende aan-
doeningen kunnen voordoen tijdens de
loopsheid:

\'Split heat\': als de teef al enige tijd loops
is, normale loopse vaginale uitvloeiing
heeft gehad, en het plasma-progesteron-
gehalte nog laag is, kan de teef een \'ge-
spleten loopsheid\' vertonen. De uit-
vloeiing en de vaginoscopie zullen
veranderen, evenals de cytologie. Deze
verandert van voomamelijk superficiële
cellen en erythrocyten, naar parabasale
en intermediaire cellen, en leukocyten.
Als alleen het plasma progesteron wordt
bepaald kan het erg lang duren voordat
de juiste diagnose wordt gesteld.
Stille loopsheid: sommige teven verto-
nen tijdens de loopsheid geen vaginale
uitvloeiing. Met behulp van regelmatig
uitgevoerd cytologisch onderzoek kan
de loopsheid worden gediagnosticeerd,
waama de ovulatieperiode kan worden
bepaald.

Afwijkingen binnen de hypothalamus/
de hypofyse/het ovarium:
deze afwijkin-
gen zullen hun weerslag hebben op de
cytologie, waardoor de cytologie van
belang is als diagnosticum. Zo zal bij-
voorbeeld bij geluteïniseerde ovariële
cysten het plasma-progesterongehalte
enigszins verhoogd kunnen zijn - maar
lager dan wordt waargenomen tijdens
en na de ovulatie -, terwijl de cytologie

-ocr page 101-

op een gegeven moment verandert van
een oestrogeen-gedomineerd beeld naar
een metoestrus-/ anoestrusbeeld.

Bovenstaande is een reden om veelvul-
dig cytologisch onderzoek van het vesti-
bulum vaginae uit te voeren tijdens ferti-
liteits-begeleiding en natuurlijk ook bij
sommige patiënten aangeboden met gy-
naecologische klachten.

JOINT VENTURE DIERVOEDINGSONDERZOEK TNG EN ID-DLÜ

Berichten en verslagen

TNO Voeding en het ID-DLO willen hun krachten bundelen op het gebied van
diervoedingsonderzoek. De heren Dekker, voorzitter van de raad van bestuur
van TNO, Folstar, lid van de raad van bestuur van TNO, en Veerman, voor-
zitter van de raad van bestuur van Wageningen Universiteit en Research-
centrum, hebben op 22 juli 1999 een intentieverklaring ondertekend waarin
dit streven wordt bekrachtigd. De joint venture blijft onderdeel van zowel ID-
DLO als TNO Voeding.

De afdeling ILOB van TNO-Voeding,
die gehuisvest is in Wageningen, en de
afdeling Diervoeding van het ID-DLO
in Lelystad gaan vanaf 1 januari 2000
officieel samen verder onder de naam:
ID TNO DierVoeding. Daarop vooruit-
lopend zullen de afdelingen hun activi-
teiten al zo goed mogelijk op elkaar af-
stemmen. De joint venture zal vanaf 1
januari aanstaande gehuisvest zijn in de
gebouwen van het ID-DLO in Lelystad.
De bundeling van de expertise van
TNO en ID-DLO leidt tot één onafhan-
kelijke onderzoeksorganisatie op het
gebied van veevoeding in Nederland.
Door de combinatie van beleidsonder-
steunend onderzoek en (inter)natio-
naal marktgericht onderzoek ontstaat
een eenheid met een brede expertise.
Door samenvoeging van de twee on-
derzoeksgroepen wordt het aanbod
van producten verbreed en kan effi-
ciënter gewerkt worden. De toegang
tot expertises van beide moederorgani-
saties geeft de joint venture een ijzer-
sterk fundament voor wetenschappe-
lijk en toepassingsgericht onderzoek.
Hierdoor ontstaat een internationaal
sterke partner in diervoedingsonder-
zoek. De vertrouwelijkheid van het on-
derzoek blijft hierbij gewaarborgd.

De kemexpertise van de nieuw te vor-
men joint venture bestaat uit:

* Voederwaardering en karakterise-
ring van voedermiddelen, inclusief
voederconservering.

* Fysiologie van de vertering en be-
nutting van nutriënten van pluim-
vee, varkens, herkauwers (melkvee).
Ook zal de expertise op het gebied
van gezelschapsdieren (honden, kat-
ten) en in een later stadium van vis-
sen worden uitgebreid.

* Effectiviteits- en veiligheidsonder-
zoek van farmaceutica en voederad-
ditieven.

* De invloed van diervoeding op het
milieu, dierenwelzijn, diergezond-
heid, productveiligheid en natuur.

RECORD TRANSPORT STICHTING
DIERENHULP VENEZUELA

In juli voerde de Stichting Dierenhulp Venezuela opnieuw
een hulptransport uit ten behoeve van de dierenkliniek op
Isla Margarita. In totaal werd 5830 kilo per vliegtuig ver-
voerd, waarmee het oude record dat op 5000 kilo stond
werd verbeterd. Het hulptransport werd onder andere bij-
een gebracht door de firma\'s Virbac, Van Heek Medical,
Waltham, 3-M, SCH Hygiene papier, Vetin Aacofarma,
Johnson & Johnson, Instruvet, Dierenkliniek Zuiderkaag
en mevrouw De Maar uit Den Haag. Initiatiefnemer
Stichting Dierenhulp Venezuela wil eenieder die mee-
werkte aan dit gigantische transport hartelijk bedanken.

Mocht u een financiële, fis-
caal afirekbare gift willen
doen om de sterilisaties
verder uit te breiden, dan
kunt u dit doen op
Rabobankrekening
37.34.10.700.

SAMENWERKING MOVIR EN ING

Op vrijdag 9 juli 1999 is in een intentieverklaring vastge-
legd dat Movir en ING hebben besloten tot samenwer-
king. Dat besluit houdt in dat Movir kan gaan werken
aan de door haar gewenste uitbreiding van het produc-
ten« en dienstenpakket.

Naast de expansie-ambitie is Movir geconfronteerd met de
beperkingen van slechts één product, namelijk arbeidsonge-
schiktheidsverzekeringen. Door toenemende druk in de da-
gelijkse werkomgeving haken steeds meer vrije beroepers
tijdelijk of voorgoed af Daardoor neemt de zogenoemde
\'schadelast\' snel toe. Movir heeft inmiddels een uitgebreid
programma opgezet voor preventie (voorkoming van ar-
beidsongeschiktheid) en reïntegratie (terugkeer in het ar-
beidsproces). Ondanks geïntensiveerde preventie- en reïnte-
gratie-activiteiten is een exteme financiële injectie welkom.
De rechtsvorm van Movir als onderlinge zal door deze sa-
menwerking veranderen; ING zal daarbij een meerderheids-
belang verwerven in Movir. Anderzijds wordt gestreeft naar
een nog intensievere relatie met beroepsorganisaties en be-
roepsgroepen waarop Movir zich nu richt. De komende
maanden zal gewerkt worden aan de uitwerking van de in-
tentieverklaring.

-ocr page 102-

CURSUSSEN VAN HALL INSTITUUT VOOR DIERENARTSEN

ressen en cursussen

Cursus 1

Marketing van dierenartsdiensten
marketing, marketingplan, omgevings-
analyse, strategie en beleid, klanttevre-
denheid

24-25 september 1999, kosten ƒ 1400,-
Cursus 2

Communicatie met de klant
gedrag van klanten, de fasen van ge-
dragsbeïnvloeding, het analyseren van
klantengedrag, anamnese-, counseling-,
slechtnieuwsgesprek, voorlichting en de
inzet van hulpmiddelen, compliance.
15-16 oktober 1999, kosten ƒ 1400,-

Het Van Hall Instituut heeft een viertal interessante cursussen in petto voor
dierenartsen en medewerkers van dierenartsenpraktijken, gericht op gezel-
schapsdieren, waarin professionele dienstverlening centraal staat. Doel van
deze cursussen is kennis en inzicht te verschaffen omtrent ondernemerschap
en specialistische onderwerpen rond diergedrag. Cursuslocatie is Amersfoort.

Cursus 3

Ethologie van de hond en de kat
oorzaken van gedrag, regulatie van
gedrag, gedragssystemen (onder an-
dere agressie, angst), interactie tussen
gedragssystemen, ontstaan van acute
en chronische stress, ritualisatie van
gedrag, sociaal gedrag en communi-
catie, dominantieverhoudingen en
rangorde, leerprincipes (inprenting,
habituatie en conditionering)
11, 18 en 25 november 1999, kosten
ƒ 1650,-

Cursus 4

Gedragstherapie bij de hond
diagnose stellen (oorzaken en ontwik-
keling van probleemgedrag) bij diverse
vormen van probleemgedrag (onder
andere agressie, angst, onzindelijkheid,
niet alleen kunnen zijn), therapiemetho-
den en hulpmiddelen voor diverse vor-
men van probleemgedrag, gedragsme-
dicatie, dominantiehandelingen, ge-
dragstesten in relatie tot probleemge-
drag, stress en abnormaal gedrag
(dwangmatige gedragshandelingen)
3 en 17 februari, 2 maart 2000, kosten
ƒ 1650,-

Meer informatie bij het Van Hall
Instituut, mevrouw G. Luurs of me-
vrouw 1. Kolkman, Postbus 1754, 8901
CB Leeuwarden, telefoon: 058 -
2846160 (fax: 058 - 2846199).

AANGIFTEPLICHTIGE

BESMETTELIJKE

DIERZIEKTEN

In Nederland zijn in de periode 1 tot
en met 30 juni 1999 de volgende ge-
vallen van aangifteplichtige besmet-
telijke dierziekten geconstateerd:

* In het werkgebied van RVV-
kring Noord drie gevallen van
Amerikaans vuilbroed bij bijen en
drie gevallen van salmonellose.

* In het werkgebied van RVV-
kring Zuid twee gevallen van
Amerikaans vuilbroed bij bijen,
twee gevallen van psittacose en
twee gevallen van salmonellose.

* In het werkgebied van RVV-
kring Zuidwest één geval van
psittacose.

* In het werkgebied van RVV-
kring Noordwest één geval van
Amerikaans vuilbroed bij bijen.

De volgende vijf vragen werden ge-
steld (samengevat):

• Of de Staatssecretaris bekend was
met de hongerdood van 42 stieren in
de Oostvaardersplassen.

• Of het sterven aan de hongerdood in
Nederland een normale zaak geacht
werd.

• Of de Staatssecretaris bereid was maat-
regelen te treffen tegen de eigenaar.

• Waarom de veehouders blijkbaar wél
gehouden zijn aan de Gezondheids-
en Welzijnswet voor Dieren en de be-
heerders van natuurgebieden niet.
• Of de Staatssecretaris van plan was
om beheersmaatregelen en dieren-
welzijnsnormen op te leggen aan be-
heerders van natuurgebieden.

DISCUSSIE INZET GEDOMESTICEERDE DIEREN IN KADER
NATUURBEHEER

TOT DE DOOD ER OP VOLGT

Kortgeleden stelden drie leden van de Tweede Kamerfractie van de VVD schrif-
telijk vragen aan de Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij
over de grote sterfte onder de Heckrunderen in de Oostvaardersplassen. De
Staatssecretaris antwoordde 27 april 1999 op die vragen. (Tweede Kamer der
Staten-Generaal. Aanhangsel van de Handelingen 1271 Vergaderjaar 1998-
1999.) De aard van die antwoorden was voor ons aanleiding om de discussie met
betrekking tot de inzet van gedomesticeerde dieren in het kader van natuurbe-
heer onder dierenartsen te openen.

Uit het antwoord van de Staatssecretaris
bleek dat in de eerste 12 weken van dit
jaar niet slechts 42 stieren zijn doodge-
gaan, maar 50 stieren, 14 jonge dieren
en zeven oudere koeien, dus totaal 71
dieren van de 493 dieren die de kudde
groot is (>I4 %). Daamaast meldde de
Staatssecretaris dat ook 14 paarden en
zes edelherten waren doodgegaan.

De Oostvaardersplassen

De Oostvaardersplassen zijn ontstaan

-ocr page 103-

bij de drooglegging van het huidige
Flevoland. Het gebied was oorspron-
kelijk bestemd als industrieterrein ge-
legen tussen de steden Lelystad en
Almere. Toen niemand behoefte bleek
te hebben aan dit industriegebied is het
braak blijven liggen en ontstond een
waardevol gebied dat veel watervogels
aantrok. Het is ook een belangrijke
pleisterplaats voor trekvogel soorten
en daarmee van intemationale beteke-
nis.

Op de hogere droge delen kwamen
veel reeën voor en werd vee inge-
schaard van \'biologisch-dynamische\'
boeren. In eerste instantie om het ge-
bied open te houden ten behoeve van
de vogels. Onder het beheer van
Rijkswaterstaat werden Heckmnderen
en Konickpaarden uitgezet. Later zijn
ook edelherten geïntroduceerd en
werd het terrein van 5000 ha afgeras-
terd. Met name het afrasteren bete-
kende een grote ingreep voor de reeën-
populatie van 250 dieren. Een aantal
jaren geleden stierven de reeën in dit
gebied massaal. Thans komen er nog
wel reeën voor, maar hun aantal is een
fractie van het aantal dat destijds daar
leefde. De helft van de Oostvaarders-
plassen (bij hoog water meer) is nat ge-
bied en dus ontoegankelijk voor gra-
zers. Dat betekent dat volgens de
opgave van de Staatssecretaris op de
resterende 2500 ha 493 mnderen, 370
paarden, 370 edelherten en ca 40
reeën, dus totaal 1273 dieren moeten
zien te overleven. Dat is 1,9 ha per
dier, een zeer hoge grazersbezetting.
Het Nationaal Park \'De Hoge Velu-
we\', ook 5000 ha groot hanteert een
voorjaarsstand van edelherten, mouf-
lons, wilde varkens en reeën tezamen
van 600 dieren, dat is 8,3 ha per dier.

Antwoorden Staatssecretaris

Op de eerste vraag antwoordt de
Staatssecretaris positief De toelich-
ting is evenwel opvallend. Zij schrijft:
\'Door een onafhankelijk deskundige,
(onderzoeker Veterinaire Pathobiolo-
gie) is vastgesteld dat de meeste van
deze mnderen zijn doodgegaan als ge-
volg van het niet meer werken van de
pens door zeer vezelrijk voedsel. De
pens vervult een zeer belangrijke rol
bij de warmteregulatie van het dier.
Door het uitvallen hiervan ontstaat on-
derkoeling met een mstige dood als
gevolg.\'

Er wordt dus totaal niet ingegaan op de
oorzaak van het feit dat de pens alleen
maar gevuld was met niet verkleind
materiaal. Er wordt gesuggereerd dat
de pens vol zat met vezelrijk voedsel.
Onverteerd materiaal in de pens kan
evenwel niet zonder meer als voedsel
worden aangemerkt.
De runderen hadden dan ook al weken
niets meer te eten en probeerden op
alle mogelijke manieren aan voedsel te
komen. Echter er was alleen nog maar
slecht verteerbaar materiaal voorhan-
den. De dieren verbmikten alle reser-
ves, herkauwden niet meer (of onvol-
doende) en stierven de hongerdood.
In de proefdierkunde wordt het lang-
durig onthouden van voedsel tot de
emstige categorie van ongerief gere-
kend. Artikel 37 van de Gezondheids-
en Welzijnswet voor Dieren stelt dat
het de houder verboden is aan een dier
de nodige verzorging te onthouden.
Overigens geldt volgens artikel 36 van
dezelfde wet dat het verboden is zon-
der redelijk doel........het welzijn van

een dier te benadelen. Dit laatste arti-
kel geldt ook voor niet gehouden die-
ren.

De 71 gestorven dieren zijn de dieren
die het definitief niet hebben over-
leefd. Vele dieren die het wel hebben
overleefd zijn mogelijk ook aan dit
ernstig ongerief blootgesteld.
Daar waar de Staatssecretaris van me-
ning is dat de huidige veterinaire nor-
men met betrekking tot emstig onge-
rief onjuist zijn, moet zij dit middels
onderzoek laten onderbouwen alvo-
rens de gehele populatie bloot te stel-
len aan deze vorm van ongerief Het
hanteren van verschillende normen
voor natuurbeheerders en veehouders
ten aanzien van de omgang met dieren
veroorzaakt een emstige rechtsonge-
lijkheid.

Ook op de tweede vraag heeft de Staats-
secretaris een duidelijk antwoord.
Het is geen gewone zaak dat dieren
waarvoor mensen verantwoordelijk
zijn de hongerdood sterven. Maar, zo
blijkt dan verder uit het antwoord, voor
de Oostvaardersplassen geldt dat niet.
Daar geldt volgens de Staatssecretaris
een andere verantwoordelijkheid, let-
terlijk: \'Staatsbosbeheer beheert dit
gebied in overeenstemming met de na-
tuurdoelen, zoals geformuleerd in het
Natuurbeleidsplan en uitgewerkt in de
door de toenmalige Minister van
Landbouw, Natuurbeheer en Visserij
goedgekeurde beheersvisie. De Oost-
vaardersplassen hebben als doelstel-
ling zo natuurlijk mogelijke natuur,
met zo min mogelijk menselijk ingrij-
pen.\' Tot zover dit citaat.

Zelfs als dit laatste onverkort waar is,
dan is dat nog geen vrijbrief voor over-
treding van de Gezondheids- en Wel-
zijnswet voor Dieren (GWWD). Hier-
boven is reeds aangehaald hoe het
gebied is ontstaan. Met name het afras-
teren en de keuze van de diersoorten
zijn er de oorzaak van dat de leefom-
standigheden volledig door de mens
zijn bepaald. Er is dus geen sprake van
een vrije natuurontwikkeling, omdat
een vrije uitwisseling van (grotere)
dieren niet mogelijk is. Daar komt nog
eens bij dat er niet sprake is van een
compleet ecosysteem. Was dat wel het
geval dan zouden ook de grote preda-
toren aanwezig moeten zijn.
Het goedgekeurde beleidsplan waar-
van de Staatssecretaris spreekt, bepaalt
ook in het geheel niet dat de inge-
brachte dieren te allen tijde aan hun lot
moeten worden overgelaten. De ter-
men zijn \'zo natuurlijk mogelijk\' en
\'zo min mogelijk menselijk ingrijpen\'.
De Raad voor Dierenaangelegenheden
heeft zich in het verleden (1996) reeds
met deze vraagstukken beziggehouden
en kwam destijds al met een aantal
duidelijke meningen en ook met voor-
stellen voor een verantwoord kudde-
beheer.

De Minister van LNV gaat, blijkens
zijn schrijven aan de Raad van 12 juli
1996, kenmerk N.964646, er van uit
dat de grote grazers in natuurgebieden
beschouwd moeten worden als \'ge-
houden\' dieren. Gehouden dieren
moeten gehouden worden conform de
GWWD. Het standpunt van de huidige
Staatssecretaris is daarmee in strijd.
Het is dan ook duidelijk dat de huidige
Staatssecretaris zich niet kan beroepen
op een aparte status voor de Oostvaar-
dersplassen die de beheerders ontheft
van de zorgplicht die de Gezondheids-
en Welzijnswet voor Dieren aan de be-
heerder oplegt. Staatsbosbeheer is dus
in die zin in overtreding.
Ook op grond van de discussie rond de
vrijstelling van de destmctieplicht is
het duidelijk dat de paarden en mnde-
ren uit de Oostvaardersplassen be-
schouwd moeten worden als gehouden
dieren.

Staatsbosbeheer had ontheffing aange-
vraagd en aanvankelijk gekregen voor
de verplichtingen uit de destmctiewet
genoemd in artikel 12, eerste en
tweede lid. Het bezwaar dat tegen deze
ontheffing werd ingediend door het
Produktschap Vee en Vlees, werd door
de VWS-commissie Bezwaarschriften

-ocr page 104-

Awb gegrond verklaard (1997). In het
antwoord op nog steeds vraag 2 gaat de
Staatssecretaris nog nader in op de
achtergronden die geleid zouden heb-
ben tot de dood van de runderen. Zij
schrijft: \'Ten aanzien van de gesugge-
reerde hongerdood etcetera\' en vervol-
gens wordt uiteengezet dat door het
natte weer en door inrichtingsmaatre-
gelen een groot aantal stieren uit hun
territorium was verdreven en terecht
was gekomen in een slechter gebied.
Daar was niet op gerekend. Verder
schrijft de Staatssecretaris dat er in de
Oostvaardersplassen als geheel voed-
sel voldoende was.

Wat heeft een dier aan voedsel als het
niet bereikbaar is en waaruit bestond
het voedsel? Wat heeft het toezicht ge-
daan dat niet werd opgemerkt dat de
inrichtingswerkzaamheden veel dieren
deed verhuizen? En waarom wordt er
gesproken van \'gesuggereerde\' hon-
gerdood? Als hier niet sprake is ge-
weest van hongerdood, waaraan zijn
de dieren dan wèl gestorven?

Het antwoord op vraag 3, of de Staats-
secretaris ook maatregelen denkt te ne-
men, is het antwoord kortweg \'nee\'.
Status Oostvaardersplassen enzovoort
met tenslotte de opmerking: \'De ken-
nis van het gedrag van dieren die in een
dedomesticatieproces verkeren, zoals
de runderen in de Oostvaardersplas-
sen, is nog in opbouw.\'
Het is een illusie te veronderstellen dat
in een beperkt gebied als de Oostvaar-
dersplassen sprake zou kunnen zijn
van dedomesticatieprocessen. Het is
bovendien in strijd met de eerder ge-
maakte opmerking van de Minister
van Landbouw, dat het hier gaat om
gehouden dieren.

We kunnen hooguit spreken van ver-
wildering van gefokte runderen en
paarden in een incompleet ecosys-
teem.

Bij de beantwoording van vraag 4 on-
derstreept de Staatssecretaris nog eens
het verschil tussen veehouderijbedrij-
ven en de situatie in natuurgebieden.
Zij schrijft dat men wat kan doen als
een dier uitzichtloos en ernstig lijdt. In
de Oostvaardersplassen is bovendien
altijd toezicht, zo schrijft zij.
Waaruit het toezicht bestaat wordt
overigens niet nader uiteengezet. De
effectiviteit ervan moet ernstig worden
betwijfeld, gezien het feit dat 71 dieren
verhongerden. Een van de argumenten
die destijds door Staatsbosbeheer wer-
den gehanteerd om ontheffing te krij-
gen van de destructieplicht was juist
dat men onvoldoende zicht had op ge-
storven dieren.

Bij de beantwoording van vraag 5
geeft de Staatssecretaris aan dat de Ve-
terinaire Begeleidingscommissie Na-
tuur zal worden gevraagd om een lei-
draad op te stellen voor de omgang met
grote grazers in natuurgebieden. De
Raad voor Dierenaangelegenheden
heeft reeds in 1996 nadrukkelijk ge-
pleit voor het opstellen van draaiboe-
ken en protocollen. Met dat advies is
tot nu toe niets gedaan.

Tot slot. In ons land zijn inmiddels
duizenden landbouwhuisdieren inge-
zet bij het natuurbeheer. In veel geval-
len is daar niets mee aan de hand. In
een aantal gevallen gaat het evenwel
mis, zoals in de Oostvaardersplassen.
Nu de Staatssecretaris heeft aangekon-
digd dat zij een beleidsplan wil opstel-
len met betrekking tot het inzetten van
grote grazers bij het natuurbeheer is
het gewenst dat er een grotere veteri-
naire inbreng komt. In dat beleidsplan
zal het moeten gaan over onder andere
welzijns- en ethische aspecten als-
mede veterinaire en juridische zaken,
terwijl ook flankerende maatregelen
aan de orde moeten komen wanneer
door ingrijpen van de beheerder voor-
spelbare nadelige gevolgen voor de
dieren zullen ontstaan.

Gezien de ervaringen van afgelopen
winter en de voortgaande groei van de
populatie mag worden verwacht dat
vroeg of laat de sterfte door voedselte-
kort zich in ernstige mate zal herhalen.
Ons inziens moet er voor de komende
winter een beheersplan klaar liggen
waarin de gezondheid en het welzijn
van de grote grazers centraal staat.
Er ligt een taak voor de KNMvD en de
Faculteit der Diergeneeskunde om de
aanwezige veterinaire expertise in te
zetten teneinde de gezondheid en het
welzijn te waarborgen van die dieren
die zich binnen de invloedsfeer van de
mens in natuurgebieden bevinden.

Het moet mogelijk zijn om de kennis
die op veterinair terrein in Nederland
aanwezig is nadrukkelijk te laten door-
klinken in het te ontwikkelen beleid
dat met betrekking tot grote grazers in
natuurgebieden is aangekondigd. Wij
hopen met deze brief aan de redactie
een aanzet te hebben gegeven tot een
discussie onder dierenartsen over ge-
zondheids- en welzijnsaspecten van
grote grazers in natuurgebieden en te-
vens tot de structurering van de veteri-
naire inbreng in het natuurbeheer.

Dr. J. T. Lumeij, mede namen.s

Prof. dr. J.E. van Dijk
Prof. dr.dr. hc. J. G. van Logtestijn
Drs. G.J. van Nie
Mw. Prof. dr. E.N. Noordhuizen-Stassen
Drs. J. Oosterbaan

DOOD GAAN EN DOOD GAAN
IS TWEE

Een korte reactie op voorafgaande no-
titie.

De opzichters van het gebied namen
waar dat het snel en onverwacht dood-
gaan van de stieren niet de aanblik gaf
van onaanvaardbaar lijden. Slechts en-
kele dieren heeft men afgeschoten.
Voor deze waarneming heb ik als mo-
gelijke verklaring de relatie geopperd
tussen een verstoorde penswerking en
hypothermic bij koude (1). Het dier
heeft hierbij behoefte aan extra ener-
gie, waaraan niet voldaan kan worden.
De dieren komen in een vicieuze cir-
kel, waardoor ze nog verder afkoelen,
lethargisch worden en gedesoriënteerd
raken. Bij plotselinge veranderingen,
zoals sneeuwval, kunnen de dieren
daama snel inslapen. Deze verklaring
is in dit geval geen vastgesteld feit,
maar een persoonlijke interpretatie,
die voor onderzoek open staat. Ik heb
echter ook bepleit, dat deze sterfte on-
derdeel is van de discussie over de
draagkracht van het gebied. Verder
kan ik verwijzen naar een verkennend
artikel over dilemma\'s in de gezond-
heids- en welzijnszorg voor grote gra-
zers, waaraan ondergetekende en drs.
G. van Essen de laatste hand leggen.
De meeste dilemma\'s dagen uit tot on-
derzoek. Natuur in onze geciviliseerde
samenleving is een kennisintensief
systeem. Behalve biologen, ethici en
juristen dienen ook veterinairen daar-
bij een belangrijke rol te spelen.

Jaap M. van Leeuwen
Onderzoeker Veterinaire Pathohiologie

Lelystad.

REFERENTIE

1. Blood, Radostits, Henderson. Veterinary
Medicine. 6e Ed. London.

-ocr page 105-

Geachte redactie.

Met verbazing heb ik de column \'Van
de Hoofdredactie\' in het Tijdschrift
voor Diergeneeskunde van 1 juli 1999
gelezen. Een stuk waarbij dr. R.J.
Slappendel (namens de Hoofdredactie?)
zijn hart lucht over de rol van de altema-
tieve geneeskunde in de diergeneeskun-
dige professie. Met name het onbegrip
van het Hoofdredactielid over het be-
staan van een keuzevak altematieve ge-
neeswijzen in de diergeneeskunde-op-
leiding is aanleiding van mijn reactie.
Als voorzitter van de onderwijswerk-
groep \'inleiding in de diergenees-
kunde\', die verantwoordelijk is voor dit
keuzevak, voel ik mij geroepen toe te
lichten waarom dit vak van belang is
voor de opleiding van academische ge-
schoolde, diergeneeskundige professio-
nals.

KEUZEVAK ALTERNATIEVE GENEESWIJZEN

Elke praktiserende dierenarts krijgt te
maken met vragen van de cliëntèle
over altematieve geneeswijzen zoals
homeopathie. Het is daarom voor onze
opleiding van belang om onbevoor-
oordeeld en zich bepalend tot de feiten
deze behandelwijzen (maar ook de be-
handelwijzen binnen de reguliere dier-
geneeskunde) aan de orde te stellen, te
wegen en deze weging te betrekken bij
een adequate advisering van de cliënt.
Een nuchterheid en onbevangenheid
die ik nadrukkelijk mis in de emotio-
nele ontboezeming van uw lid van de
Hoofdredactie in zijn column. Het
leerdoel van dit keuze vak is: \'inzicht
verkrijgen in de diverse, binnen de
diergeneeskunde toegepaste altema-
tieve geneeswijzen en in de weten-
schappelijke onderbouwing van deze
geneeswijzen\'. Dit betekent geen cur-
sus alternatieve geneeswijzen maar
een vak waarbij met de student gespro-
ken wordt over (het gebrek aan?) we-
tenschappelijke onderbouwing van
deze geneeswijzen en de motiveringen
van cliënten om gebruik te willen ma-
ken van deze geneeswijzen. Essentieel
voor een objectieve (wetenschappe-
lijke) benaderingswijze is hierbij enige
kennis van de basisuitgangspunten van
deze geneeswijzen. Eigenlijk zou het
geen keuzevak moeten zijn, maar zou
dit vak in het reguliere curriculum
moeten worden opgenomen zodat er
meer dierenartsen zijn die met kennis
van zaken en dus op een academische
wijze de cliënt kunnen adviseren.

Hoogachtend,

Dr. W.D.J. Kremer,
Voorzitter onderwijswerkgroep inlei-
ding in de diergeneeskunde.

INZICHT EN MOED

Geachte redactie.

Met bijzondere interesse en instem-
ming las ik in het TvD 124/13 van 1 juli
1999 het hoofdredactioneel commen-
taar van het lid van de Hoofdredactie
dr. R.J. Slappendel. Ik bewonder zijn
zuiver wetenschappelijk inzicht in de
materie van de altematieve genees-
kunst en homeopathie alsmede zijn
moed om zijn standpunt op deze plaats
en in zulke duidelijke bewoordingen
tot uiting te brengen. Het valt te hopen
dat dr. Slappendel hiermee het stand-
punt van het TvD als geheel vertegen-
woordigt opdat wij als lezers van arti-
kelen over kwakzalverij verschoond
zullen blijven. Het is voor mij als lid
van de KNMvD al moeilijk genoeg te
verteren dat van deze beroepsorganisa-
tie van universitair geschoolde dieren-
artsen, een groep kwakzalvende colle-
gae (Groep Homoeopatisch-werkende
dierenartsen) deel uitmaakt.

J. Jacobs

PERSONEELSADVERTENTIES
OP DE KNMvD WEBSITE

Met de nieuwe KNMvD website in de lucht is er sinds kort de mogelijkheid om personeelsadverten-
ties die in het Tijdschrift voor Diergeneeskunde verschijnen, ook op de site te plaatsen. Deze extra
service wordt voorlopig gratis aangeboden. De advertenties verschijnen gelijktijdig met de uitgave
van het Tijdschrift waarvoor de advertenties zijn opgegeven in het gesloten deel van de site. Dit aan-
bod geldt alleen voor personeelsadvertenties en niet voor advertenties onder nummer. Bij het indie-
nen van de advertentie graag aangeven of u wel of niet gebruik wilt maken van dit internetaanbod.
Ook waarneem-vacatures kunnen worden opgenomen. Hierover graag contact opnemen met de
Vacaturebank, mevrouw C. van Kalles, telefoon: 030 - 2510111.

-ocr page 106- -ocr page 107-

Volgend jaar staat u nog meer te wachten:

* honderd sprekers

* lezingen verdeeld over 12 simultane sessies

* een gigantische industrievloer

* satelliet-symposia georganiseerd door
specialistenverenigingen

* spectaculaire sociale activiteiten

/OORJAARSDAGEIM 1999

Sylvia PuhI-Tuffli wint de Waltham
Resident & Research Award 1999

Sylvia Puhl-Tuffli (specialist in opleiding aan de
Universiteitskliniek van Bern, Zwitserland) heeft de
Waltham Resident en Research Award 1999 gewonnen.
Volgens de jury had Sylvia de beste presentatie met als
onderwerp: \'Effect of different diets on the detection of
fecal occult blood in cats\'. Tijdens het galadiner van het
Voorjaarsdagencongres in Krasnapolsky werd de prijs
onder grote belangstelling door jurylid Herman
Hazewinkel aan haar overhandigd. De tweede en derde
prijs gingen naar respectievelijk Marjan Zaal (UKG,
Utrecht) en Susan Görlinger uit Liverpool, Engeland.

De prijs is driejaar geleden door Waltham, in samenwerking
met de Voorjaarsdagen, in het leven geroepen om jonge die-
renartsen te stimuleren hun onderzoeksresultaten of case-re-
ports te verdedigen. Bij de beoordeling wordt gekeken naar
de kwaliteit van het onderzoek en de abstracts. Ook de wijze
van presenteren en het beantwoorden van de vragen tijdens
de discussie worden beoordeeld.

Aan de eerste prijs is een beloning van 500 ECU verbonden,
aan de tweede en derde prijs respectievelijk 250 en 125 ECU.

Tijdens het WSAVA/FECAVAA\'oorjaarsdagen Wereld
Congress in 2000 zullen de jonge onderzoekers met elkaar
strijden om de vijfde Resident en Research Award. Ben je
geïnteresseerd om mee te doen, neem dan contact op met:
Voorjaarsdagensecretariaat, t.a.v. Jolle Kirpensteijn, telefoon:
030 - 2510111, fax: 030 - 2511787, e-mail: vjd@accu.uu.nl

-ocr page 108-

B-^tfï??^-\'it"

ALTERNATIEVE (DIER)GENEESKUNDE

Het commentaar met betrekking tot de
altematieve (dier)geneeskunde, verge-
zeld van een ongelukkig gekozen en
zwaar tendentieus plaatje (Tijdschr
Diergeneeskd 1999; 124: 400), heeft
bij mij een bijzonder onaangename in-
druk achtergelaten. Uit de plaatsings-
rubriek (\'Van de Hoofdredactie\') en de
auteur (collega dr. R.J. Slappendel, lid
Hoofdredactie) mag ik opmaken dat
hier een hoofdredactioneel standpunt is
verwoord. Dit, van de Hoofdredactie
van een toch enigermate wetenschap-
pelijk tijdschrift, maakt een en ander in
mijn ogen extra bedenkelijk.
Ik plaats voorop dat ik niet de geringste
affiniteit voel met de diverse altema-
tieve (dier)geneeskundige behande-
lingsmethoden. Ik heb er geen zintuig
voor en ik bezie het gebied met de
grootst mogelijke scepsis, op het randje
van wantrouwen, zij het niet zonder we-
tenschappelijke belangstelling en
nieuwsgierigheid. Alle altematieve be-
handelwijzen onder te brengen bij de
kwakzalverij gaat mij, en ongetwijfeld
velen met mij in de (dier)geneeskundige
wereld, echter veel te ver. Gemaakt van-
uit deze gezichtspunten mogen mijn
volgende opmerkingen, zo meen ik, als
redelijk objectief worden beschouwd.

De uitspraak van de Amsterdamse
rechtbank in het kort geding dat dr.
Houtsmuller had aangespannen tegen
de Vereniging tegen de Kwakzalverij,
omdat deze hem een kwakzalver en een
leugenaar had genoemd, betekende ui-
teraard niet dat de rechtbank de mening
van de Vereniging deelde: daartoe kan
een rechtscollega zich nauwelijks com-
petent voelen. De rechtbank was van
oordeel dat de Vereniging recht en re-
den had om de gewraakte termen te ge-
bruiken omdat Houtsmuller de waarde
van zijn dieettherapie niet wetenschap-
pelijk had aangetoond en omdat hij de
onjuiste weergave van zijn eigen ziek-
tegeschiedenis in zijn boeken en inter-
views niet had gecorrigeerd (Ned
Tijdschr Geneeskd 1999; 143:1431-3).
Latere auteurs over verwante onder-
werpen dienen zich derhalve zorgvul-
diger te gedragen, hetgeen vergelijking
en discussie slechts ten goede kan ko-
men. Nota bene: met homeopathie had
dit alles uiteraard niets van doen (zie
verder).

Het is voor mij de vraag of mensen
zich in significante percentages tot al-
tematieve geneeswijzen bekeren en of,
als ze zulks al doen, dit geschiedt op
basis van teleurstelling in de reguliere
geneeskunde. Ik beschik niet over ge-
tallen ter zake maar mijn oor nogal
eens hier en daar te luisteren gelegd
hebbende lijkt het mij bij de meeste
aanhangers meer een kwestie van een
van nature gegeven en verkregen le-
vensinstelling, soms ietwat aange-
duwd door omstandigheden en erva-
ringen. Het bovengeciteerde artikel in
het Nederlands Tijdschrift voor Ge-
neeskunde vermeldt wel enige getallen
en wel percentages van 75 bij het post-
whiplash-syndroom en 83 bij myalgi-
sche encephalomyelitis. Bij kankerpa-
tiënten maakt 13 procent gebruik van
een alternatief dieet en 17 procent van
bijzondere preparaten of paranormale
behandelwijzen. Of het om bekeringen
gaat wordt in het midden gelaten.

In dezelfde aflevering van het Neder-
lands Tijdschrift voor Geneeskunde
staan overigens nog enige artikelen
waar altematieve behandelwijzen aan
bod komen: het Houtsmuller-dieet
komt er niet eens zo slecht af, al krijgt
het geen grote invloed toegekend. Nog
steeds geen sprake van homeopathie.
Inzake de parabel van de auto - het
hoofdredactionele commentaar geci-
teerd - dat auto\'s tegenwoordig niet
meer met pech langs de weg staan is
meer het gevolg van betere productie-
methoden dan van betere reparaties.
De productiemethoden bij de mens
zijn bij mijn weten de afgelopen dui-
zenden jaren niet wezenlijk gewijzigd
- ik laat laboratoriumkunstgrepen even
buiten beschouwing -, de reparatiemo-
gelijkheden zijn natuurlijk aanzienlijk
toegenomen.

Dan gaat het hoofdredactionele com-
mentaar over op andere altematieve
behandelwijzen, inclusief de homeo-
pathie. De suggestie van collega
Slappendel - het is nog net geen stel-
ling - dat Jomanda\'s, handopleggers en
andere altematieven op één niveau
zouden mogen worden gesteld met ho-
meopathisch-werkende (dieren)artsen,
schijnt te getuigen van een opvatting
die aanzienlijk minder relativerend,
praktisch en wetenschappelijk van ge-
halte is dan van een auteur, schrijvende
uit naam van een Hoofdredactie, zou
mogen worden verwacht. De bonafide
homeopathisch-werkende (dieren)arts
- de zuiverheid van de discussie ge-
biedt dat de malafide buiten beschou-
wing blijven, opdat niet ook de mala-
fide regulieren zouden moeten worden
binnengelaten - zullen zich in hun han-
delen toch laten leiden door de ver-
wachting succes te zullen boeken. Ver-
wondingen en misvormingen, malig-
niteiten, ernstige organische en bio-
chemische aandoeningen en andere
onaangename abnormaliteiten zal men
niet met homeopatische middelen te
lijf gaan.

Zelfs in aanmerking genomen mijn
voomoemde scepsis, combinatie met
de omstandigheid dat ik het grootste
deel van mijn loopbaan heb doorge-
bracht in de wereld van het regulier ge-
neeskundig - niet diergeneeskundig-
wetenschappelijk onderzoek, acht ik de
doelstelling van de Groep Homoeo-
patisch-werkende Dierenartsen vol-
strekt legitiem. Wanneer homeopati-
sche geneeswijzen, op basis van
openheid, discussie, besef van beper-
king, mogelijkheden van vergelijking
met allopatische en wat dies meer zij
hun plaats krijgen - en blijven weten! -
komen aanvulling en taakverdeling tot
stand. Waar dit alles beter te baseren en
te realiseren dan in de academische we-
reld? De Faculteit der Diergeneeskunde
was met de instelling van het keuzevak
\'altematieve geneeswijzen\' al aan de
late kant\': massa\'s medisch-veterinair-
biologische faculteiten in ons land en
daarbuiten gingen haar reeds lang gele-
den voor. Aan de Vrije Universiteit te
Amsterdam heb ik de ontwikkelingen
gedurende vele jaren kunnen gadeslaan
en daar marcheren de zaken niet slecht.
Ik hoop en verwacht dat de KNMvD
zich niet zal bezinnen op eventuele her-
roeping van de officiële erkenning van
de homeopatisch-werkende dierenart-
sen als Groep, al helemaal niet met in
het achterhoofd de uitspraak van de
Amsterdamse Rechtbank, die zij ver-
moedelijk meer correct zal hebben we-
ten te interpreteren dan de Hoofd-
redactie klaarblijkelijk bij machte was

-ocr page 109-

te doen. Immers, die uitspraak was
slechts van toepassing op dr. Houts-
muller en zijn onzorgvuldige wijze van
presenteren, niet op de alternatieve ge-
neeskunde en al helemaal niet op de
homeopathie.

Wat ik verder hoop - of ik het verwacht
laat ik in het midden - is dat de Hoofd-
redactie van het Tijdschrift voor Dier-
geneeskunde, die ik als instantie in hoge
mate respecteer, wèl haar ongenuan-
ceerde, onwetenschappelijke en onprak-
tische standpunten zal durven herzien.

standpunten die naar voren komen in de
negatieve teneur van het gehele redac-
tionele commentaar hier in kwestie,
compleet met een zure verwijzing naar
vermeende en niet met argumenten aan-
getoonde indoctrinatie op de middelbare
school en culminerende in, de Hoofd-
redactie onwaardige, speculaties met
betrekking tot mogelijke verwijzing in
de naamgeving van de KNMvD.

Wanneer deze hoop in vervulling mag
gaan zal weliswaar mijn scepsis ten aan-
zien van alternatieve behandelmethoden
niet zijn verminderd, maar wel zal mijn
vertrouwen in het vermogen van de
Hoofdredactie tot genuanceerd denken
en presteren enigermate zijn toegeno-
men. Mogelijk zal dan nog eens onder
auspiciën van de Hoofdredactie of zelfs
het Hoofdbestuur een gedachtewisse-
ling kunnen plaatsvinden. Ruim vol-
doende bekeerders en potentiële scepti-
sche bekeerlingen aan beide zijden!

Dr. H.A. Brouwer, Hoofddorp
oud-universitair Hoofddocent Vrije
Universiteit Amsterdam

ALTERNATIEVE BEHANDELWIJZEN NIET TE BESTRIJDEN
DOOR ZE TE NEGEREN

Geachte Hoofdredactie,

ln de rubriek \'Van de Hoofdredactie\'
geeft collega dr. R.J. Slappendel zijn vi-
sie over een onderdeel van het nieuwe
curriculum voor diergeneeskunde stu-
denten en wel over het keuzevak \'alter-
natieve geneeswijzen\'. In zijn visie zou
dit vak geschrapt moeten worden aange-
zien alternatieve behandelwijzen niet
met deugdelijk onderzoek zijn onder-
bouwd. Ik ben het met dit standpunt on-
eens, aangezien alternatieve behandel-
wijzen niet te bestrijden zijn door ze te
negeren. Daamaast is het onderwijs in
het huidige curriculum gebaseerd op
\'evidence based medicine\'. De studen-
ten worden nu en in de toekomst dus op-
geleid in de \'reguliere\' diergenees-
kunde.

Onze studenten zullen echter als practi-
cus geconfronteerd worden met vragen
over alternatieve behandelwijzen. Er
zijn eigenaren, die persoonlijk al alter-
natieve behandelwijzen gebruiken of
zich hiertoe aangetrokken voelen.
Daamaast kan de reguliere behande-
ling vastlopen, waardoor de eigenaar
op zoek gaat naar alternatieve behan-
delwijzen. Een curriculum voor dierge-
neeskunde studenten moet dus aan-
dacht geven aan \'altematieve genees-
wijzen\'. Het zou in principe een vast
onderdeel moeten zijn vooralle studen-
ten en niet alleen als keuzevak gegeven
moeten worden. De basis voor de bena-
dering in dit keuzevak is de \'evidence
based medicine\'. Elke geneeswijze,
dus ook de alternatieve behandelwij-
zen, moet getoetst worden aan kennis
die in de reguliere diergeneeskunde is
opgebouwd. Dit geldt zowel voor de
diagnostiek als ook de behandeling.
Een practicus kan alleen met kennis
van zaken een standpunt innemen.
Hierdoor is aan een eigenaar uit te leg-
gen dat van een \'alternatieve genees-
wijze\' niet is aangetoond dat het een ef-
fect heeft op het ziekteproces. Mis-
schien kan dan de weg naar de altema-
tieve diergeneeskunde worden afge-
sneden. Dit is exact wat wij met dit
keuzevak \'alternatieve geneeswijzen\'
willen bereiken.

Met collegiale groet.

Prof. drA. IV.C.A. Cornelissen
decaan Faculteit der Diergeneeskunde

DE OPVOLGER VAN HET SCHRIJVERTJE

KOPIJ OP
DISKETTE

De redactie stelt het op prijs indien
teksten, die langer zijn dan één A4-tje
op bij voorkeur een diskette of per
e-mail worden aangeleverd in Word
of Word Perfect (andere versies zijn
ook mogelijk). Aan het eind van re-
gels gelieve geen harde returns te ge-
ven.

E-mail: tijdschrift@knmvd.nl

De Tinyview® toont, registreert en be-
waakt de temperatuur bij opslag en
transport van farmaceutische produc-
ten, sterilisatieprocessen, broedstoven
en ovens. Het display laat de actuele
temperatuur zien en toont ook de over-
schrijding van twee instelbare alarm-
grenzen. De gegevens worden via een

PC uitgelezen en kunnen hierop wor-
den opgeslagen. Voor kwaliteitssyste-
men (ISO) kan het apparaat periodiek
worden gecalibreerd (certificaat). De
Tinyview® is leverbaar in zes versies,
voor temperaturen van -200°C tot
300°C én voor relatieve luchtvochtig-
heid O tot 100% RH. De verwisselbare
batterij gaat minimaal één jaar mee.
Afmetingen: 0 60x36mm. Prijzen
vanaf/379,-.

INTAB Benelux, telefoon: 0485 -
315734, fax: 0485 - 315740

-ocr page 110-

Merial introduceert Hyoresp®, een
nieuw en innovatief vaccin tegen
Myco-
plasma hyopneumoniae
bij varkens.
Mycoplasma hyopneumoniae is bij var-
kens de primaire veroorzaker van en-
zoötische pneumonie. Deze respiratoire
aandoening leidt momenteel tot grote
schade in de varkenshouderij. Niet al-
leen direct, maar ook indirect vanwege
secundaire infecties met onder andere
APP, PRRS en
Pasteurella spp..
Het voorkomen van Mycoplasma-in-
fecties is daarom van groot belang.
Hyoresp, een geïnactiveerd
Mycoplas-
ma hyopneumoniae-vacc\'m
met een
aluminiumhydroxide adjuvans, is het
nieuwste vaccin van Merial. Dit vaccin
is op een flexibele manier in te zetten.
Het wordt al toegepast bij biggen
vanaf een leeftijd van vijf dagen (twee-
malige injectie met drie tot vier weken
interval). Voor varkens ouder dan tien
weken volstaat een eenmalige injectie.
Na vaccinatie induceert Hyoresp een
snelle en een goede immuniteit die de
varkens tot aan het einde van de mest-
periode beschermt.

Door de flexibiliteit en slagvaardigheid
biedt dit vaccin u de mogelijkheid alle
op een bedrijf aanwezige varkens snel
tegen
Mycoplasma Hyopneumoniae te
beschermen.

NIEUW VACCIN TEGEN MYCOPLASMA HYOPIMEUMONIAE B\\J VARKENS

Hyoresp kan veilig aan zeer jonge big-
gen worden toegediend en wordt lo-
kaal en algemeen zeer goed verdragen.
Het vaccin is verkrijgbaar in flacons a
100 ml (50 doses). Hyoresp Reg. NL
9505- UDD.

Voor meer informatie of het opvragen
van de bijsluiter kunt u contact opne-
men met: Merial B. V., Bovenkerker-
weg 6 - 8, 1185 XE Amstelveen, tele-
foon: 020-5473933, fax: 020 -
6402201.

POLYNEUROPATHIE BIJ DE KAT

S.H. Brounts: SR 715/98:26pp.

Onder Polyneuropathie verstaat men
een aandoening waarbij degeneratieve
veranderingen worden waargenomen
aan de axonen en aan de myelinesche-
den van meerdere zenuwen.
Op basis van oorzaak, klinisch ziekte-
beeld en histopathologisch onderzoek
onderscheidt men verschillende beel-
den. De aandoening kan het gevolg zijn
van trauma, erfelijke afwijkingen, in-
toxicaties, stofwisselingsstoomissen en
andere.

Uit de literatuur blijkt dat Polyneuropa-
thie meer voorkomt bij de hond dan bij
de kat.

Enkele aandoeningen worden bespro-
ken zoals de ziekte van Niemann-Pick,
polyneuropathieën veroorzaakt door en-
zymdeficienties of door honnoondefi-
cienties en enkele met een onbekende
etiologie.

In 1996 deed zich in Nederland in het
voorjaar een epidemie voor die toege-
schreven kon worden aan het toevoegen
van een te hoge concentratie salinomy-
cine aan het kattenvoer van een be-
paalde firma.

Gegevens over het ziektebeloop van
394 katten werden verzameld door mid-
del van een enquête. Het bleek dat 32%
van de dieren stierf of moest worden ge-
dood. Bij andere katten bleven rest-
symptomen aanwezig.
Salinomycine, een antibioticum/cocci-
diostaticum/groeibevorderaar behoren-
de tot de groep van de ionoforen, heeft
ook bij andere diersoorten (varken in
combinatie met tiamuline) problemen
veroorzaakt. (Het eindverslag van de
epidemie is beschreven in het Tijd-
schrift voor Diergeneeskunde 1997;

INFLUENCE OF VETERINARY CARE ON THE URINARY
CORTICOID/CREATININE RATIO IN DOGS

I.K. van Vonderen; SR 716/98:18pp.

Het is bekend dat stresstoestanden aan-
leiding kunnen geven tot verhoogde
vorming en een verhoogde uitschei-
ding in de urine van glucocorticoïden
geproduceerd door de bijnieren.
Dit is zowel bij mensen als bij dieren
waargenomen.

In een drietal experimenten werd deze
verhoogde productie nagegaan door
het verzamelen en analyseren van uri-
nemonsters voor en na het bezoek aan
een dierenarts voor een vaccinatie,
voor en na een orthopedische behande-
ling en voor en na opname in een asiel.
Men berekende de corticoïd/creatinine
verhouding.

In alle experimenten lagen de waarden
van deze ratio voor het blootstellen aan
de stressor tussen 0,8 en 8,3 x lO\'^.
Na het bezoek aan de dierenarts om te
vaccineren lagen deze cijfers tussen
0,9 -22 x 10-6 bij alle 19 honden. In ex-
periment 2 (orthopedische controle)
reageerden acht van de 12 dieren met
een verhoging waarbij waarden ge-
vonden werden gelegen tussen 3,1-27
X 10"^ en in experiment 3 (asielop-
name) waren bij acht van de negen
honden de ratio\'s te hoog en lagen tus-
sen 2,4-24 x lOA

Vier honden hadden 24 uur later nog
veel te hoge waarden. Gesteld wordt dat
urinemonsters voor onderzoek op hy-
peradrenocorticisme verzameld moeten
worden bij de eigenaar thuis, waarbij
stress vermeden dient te worden.

-ocr page 111-

In deze situatie krijg je het verzoek om
mee te helpen het draagvlak van de NCI
binnen de beroepsgroep te verbreden, of
in modem Nederlands uitgedmkt \'aan
PR te doen\'. Hoe dieper je vervolgens in
de NCI-historie duikt, des te meer onte-
vredenheid komt boven drijven. Daarbij
komt dat IT, hoe nuttig en onmisbaar
ook, op zich al een bron van fiiistraties
vormt, al was het maar omdat de beste
software het op de meest ongelukkige
momenten gewoon laat afweten. Dat
maakt het omgaan met IT niet eenvoudi-
ger. Maar voor mij komt vooral een an-
der beeld naar voren. Dat komt er, kort
door de bocht, op neer dat de Maat-
schappij zich via vele Besturen en Groe-
peringen overmatig bestuuriijk met de
NCI heeft beziggehouden, maar nauwe-
lijks beleidsmatig of IT-inhoudelijk. Met
andere woorden: over het zwembad was
men duidelijk, tot en met de kleur en de
kostprijs van de tegels, maar hoe er
moest worden gezwommen liet men aan
de NCI over.

Tot overmaat van ramp verdwijnt kort
nadat je bent begonnen over PR na te
denken de enige fulltime medewerker.
Ik laat het aan ieders verbeelding over of
en in hoeverre dit vertrek iets met die
verhouding tussen bestuurlijke en be-
leidsmatige aandacht te maken had. Het
gaat me om de consequenties. Wil je
toch PR bedrijven, dan moet je de drie
overblijvende en overbelaste collegae
parttime medewerkers ook nog vragen
tijd te besteden aan het verschaffen van
de voor PR noodzakelijke informatie.
De meest voor de hand liggende oplos-
sing lijkt dan: \'einde verhaal\'. Maar, te-
mgkerend naar het begin van dit verhaal,
daarvoor is het belang van IT voor de
praktijk veel te groot.
Nu kiui je een probleem alleen goed met
PR oplossen, als het daaraan heeft ont-

Vanuit het eerder beschreven \'vrije
zwemmen\' ligt het voor de hand dat de
NCI vooral inging op projectvoorstellen
van de IT-vóórlopers onder de practici.
Zij zagen de voordelen immers het eerste
en het beste. Niet zelden werd zo\'n pro-
ject dan ook een succes, tot vreugde van
die voorlopers. Dat goede resultaat zou
vervolgens \'alle betrokkenen wel over
de streep trekken\',.... maar dat gebeurde
niet. Gevolg was dat het project stag-
neerde, bijvoorbeeld door problemen bij
de softwareleveranciers, of omdat de
middelmoot van de practici voor wie het
project was bedoeld niet van het nut
daarvan konden worden overtuigd.
Sterker nog, velen van hen hoorden er
zelfs nooit wat van. Nu is een moeizame
communicatie met de achterban op zich
binnen de KNMvD geen nieuw pro-
bleem. Maar in dit geval had het ook ge-
volgen voor de NCI in termen van PR:
voor het merendeel van de practici was
er dus \'door de NCI helemaal niets ge-
presteerd\'.

Nog een voorbeeld van een PR-pro-
bleem. Hoe leg je belangrijke IT-zaken
uit aan mensen die niet of nauwelijks
over IT-kennis beschikken? Zeker niet,
zoals helaas vaak in de IT-wereld ge-
beurt, door gebmik te maken van een jar-
gon dat ook nog zo vol zit met afkortin-
gen, dat de boodschap soms zelfs voor
de eigen IT-vakbroeders nauwelijks valt
te begrijpen.

Kortom, voor de NCI lijkt op dit moment
de beste PR om allereerst nog eens uit te
leggen wat er allemaal is gebeurd en
gaande is en dan bij voorkeur in een voor
iedereen begrijpelijke taal. Zo\'n verhaal
zou een flink aantal \'NCI-doemdenkers\'
best eens mee kunnen vallen, althans ....
als ze het lezen! Daarom wordt nage-
dacht over de verschillende wegen waar-
langs dit verhaal kan worden verspreid.

\'Automatisering, IT, of hoe je die wereld van nieuwe mogelijkheden ook noe-
men wilt, is van groot belang voor de diergeneeskundige praktijk.\' Daarover
is vrijwel iedereen binnen onze beroepsgroep het eens. Mooi meegenomen,
denk je dan. De beroepsorganisatie beschikt over een eigen organisatie die de
practici kan ondersteunen bij IT-ontwikkelingen. \'De NCI in de schijnwer-
per\' dus, als bewaker van een optimaal geautomatiseerde toekomst. Gelukkig
ziet een deel van de collegae dat ook zo. Maar voor een ander deel staat de NCI
meer in de kijkerd: \'Wat hebben we nu al die jaren voor ons geld gekregen?\'

broken. In die zin is het een geluk dat dat
ook zo blijkt te zijn. Ik wil een poging
wagen dit met enkele voorbeelden uit te
leggen, ook nu weer kort door de bocht.

NCI IN DE SCHIJNWERPER ÜF IN DE KIJKERD ?

Ook Intemet kan hierbij helpen. Veel
aandacht is dan ook besteed aan een lees-
bare beschrijving van het gehele NCI-
programma op de KNMvD Website.
Intemet heeft immers het voordeel dat
iedere lezer via hyperiinks - automatisch
oproepbare verwijzingen - kan beginnen
met het eigen interessegebied. Hopelijk
boeit wat daar staat dan zodanig, dat ook
andere delen worden gelezen. Zo krijgt
men een meer volledig beeld van de
NCI, niet alleen over alles wat al is ge-
daan, maar ook over ontwikkelingen die
stagneerden en waarom dat gebeurde,
vaak ook een zeer leerzaam gegeven.

Bij lezing van dit NCI-programma zal
duidelijk worden dat tot dusver niet alle
groeperingen van de KNMvD evenveel
\'NCI-waar\' voor hun geld hebben gekre-
gen. De hiervóór beschreven rol van de
IT-vóóriopers geeft al aan hoe dit in de
hand is gewerkt. De eerlijkheid gebiedt
te zeggen dat dit zeker niet alleen de NCI
valt te verwijten. Bij het gangbare (ont-
breken van) beleid moesten initiatieven
immers bij voorkeur van twee kanten ko-
men. Daarbij hadden, om begrijpelijke
redenen, niet alle Groepen even snel be-
hoefte aan IT. Inmiddels zijn de contac-
ten met alle Groepen verbeterd en geïn-
tensiveerd. Dit is reeds zichtbaar aan de
duidelijk evenwichtiger verdeling van
de diverse activiteiten en plannen over
de verschillende Groepen.

Het zal u, gezien het voorgaande, niet
verbazen dat voor verbreding van het
draagvlak van de NCI niet met deze
vorm van PR - een duidelijk verhaal over
wat er gaande is - kan worden volstaan.
Er is duidelijk behoefte aan een tweede
instmment. Hierbij gaat het om een \'IT
beleidsplatform\', een werkgroep van
practici uit de diverse Groepen met veel
IT-ervaring, die de NCI gaat ondersteu-
nen. Deze werkgroep zal zich nadmkke-
lijk niet bezighouden met bestuuriijke
zaken, maar uitsluitend inhoudelijk met
het alledaagse IT-beleid van de NCI en -
minstens zo belangrijk - het temgkoppe-
len daarvan met de achterban. Aan de tot
stand koming van dit IT beleidsplatform
wordt gewerkt.

Hiermee zijn de eerste \'PR stappen\' ge-
zet om te komen tot een breder gedragen
NCI-programma.

J.L. van Os,
voorzitter PR-commissie, NCI

-ocr page 112-

HET INFORMATIE- EN COMMUNICATIETIJDPERK:
EEN LUST OF EEN LAST?

\'Moet het allemaal zo gehaast?\' vraagt J.F. Heijmans zich af in de editorial
van het julinummer van Veehouder en Dierenarts. Alle informatie consume-
ren die tegenwoordig beschikbaar is, is niet zinvol en kan zelfs een te grote be-
lasting vormen. \'Om in computertermen te spreken: de harde schijf raakt
vol.\' Heijmans houdt een warm pleidooi voor het betrekkelijk \'ouderwetse\' -
maar liefst dertien jaar oud! - medium Veehouder en Dierenarts dat met
praktische, degelijke artikelen een goede bijdrage levert aan de \'veterinaire
informatiestroom\' richting veehouder.

Maatschappijfiieuws

De inhoud van het julinummer bestaat
zoals men van het blad gewend is uit een
aantal praktische artikelen en natuurlijk
de onvermijdelijke, seizoensgebonden
bedrijfsadviezen. Als \'extraatje\' is op-
genomen een prachtige fotoreportage
over \'het waterbad\': een mogelijke the-
rapie voor koeien met emstige melk-
ziekte.

Bedrijfsbegeleiding in de Duitse var-
kenshouderij

Net als in andere landen is in Duitsland
een tendens tot differentiatie in de die-
renartsenpraktijk te zien. Het ontstaan
van steeds meer groepspraktijken is
een direct gevolg van deze differentia-
tie. Edwin Sieverding is \'Fachtierarzt
für Schweine\' in Lohne (D). Hij doet
uit de doeken hoe een - overigens geen
doorsnee - Duitse groepspraktijk emit
ziet en speelt in op de bedrijfsbegelei-
ding in de varkenshouderij.

Klimaatbeheersing in de pluimvee-
houderij

Om een kwalitatief goed product af te
leveren is het voor de vleeskuikenhou-
der van belang dat hij een goed een-
dagskuiken ontvangt en dat ze \'een
goede zak voer krijgen\'. Het is daama
de verantwoordelijkheid van de vlees-
kuikenhouder dat de omstandigheden
waarin de dieren gehouden worden op-
timaal zijn.

Drachtigheidsonderzoek kan al heel
vroeg

Voor iedere fokker is het altijd weer
een spannende tijd als de merrie ge-
dekt is en de vraag aan de orde komt of
deze dekking succesvol verlopen is.
Het wel of niet drachtig zijn van de
merrie blijkt natuurlijk vanzelf wel als

toond en onderhouden. Vanuit de
overheid, de Gezondheidsdienst voor
Dieren en organisaties als LTO en
NZO (Keten Kwaliteit Melk) kwam
de vraag naar transparantie van de
werkzaamheden die dierenartsen uit-
voeren. Dit heeft ondermeer geleid tot
de \'Erkenningsregeling Rundveedie-
renarts\'.

Bestrijding van zoönosen bij dieren
in Nederland

De nieuwe Inspectie Gezondheidsbe-
scherming, Waren en Veterinaire Zaken
(Inspectie W&V) is ontstaan uit een fli-
sie tussen de Inspectie Gezondheids-
bescherming/Keuringsdienst van Wa-
ren en de Veterinaire Inspectie van de
Volksgezondheid. De Inspectie W&V
is onderdeel van het ministerie voor
Volksgezondheid, Welzijn en Sport en
richt zich op de gezondheidsbescher-

de merrie een veulen ter wereld brengt.
Meestal is het echter wenselijk om in
een vroeg stadium de drachtigheid van
de merrie vast te stellen.

De erkende rundveedierenarts

De maatschappij vraagt inzicht in de
manier waarop we voor elkaar werken.
De veehouder, die zucht onder vele re-
gelgeving, weet als geen ander hoezeer
tegenwoordig alles onder controle
staat. Kwaliteit moet worden aange-

VEEHOUDER ^
ISDIERENARTS

-ocr page 113-

ming van de consument. Een belangrijk
aandachtspunt zijn de zoönosen, ziekten
die van dieren op mensen kunnen over-
gaan.

Oorzaak jeuk soms op afstand vast
te stellen

Schapen kunnen geweldige jeuk heb-
ben. Daarvoor bestaan verschillende
oorzaken. Uitwendige parasieten zijn
verreweg de belangrijkste oorzaak.
Sommige zijn net wel en andere niet
waarneembaar met het blote oog. Toch
is een microscoop niet altijd nodig om
een diagnose te stellen. Door dieren in
hun omgeving te observeren is het
vaak mogelijk de diagnose met een
grote mate van zekerheid te stellen.

Automatisch melken in de praktijk

Naast de bestaande melksystemen raakt
de melkrobot steeds meer ingeburgerd
in de Nederlandse melkveehouderij.
Beginjaren negentig stonden velen vol
ongeloof te kijken naar een demonstra-
tie van de melkrobot, tegenwoordig zijn
er ongeveer vijfhonderd van verkocht.
Ad en Gretha van de Berg zijn één van
de eersten die in 1991 zijn gestart met
het automatisch melken.

Voor meer informatie over het blad
Veehouder en Dierenarts, een proefpak-
ket of het afshnten van abonnementen:
mevrouw S.H. Umans. tel. 030-2510111
of e-mail veeh.en.dierenarts@knmvd.nl.

VAN HOTSPOTS TOT ZWAARLIJVIGHEID

De inhoud van Dierenpraktijken:

Hotspot; een echt zomerprobleem

\'Hotspots\' bij honden noemen ze in
het zuiden broei. Beide zijn populaire
namen voor nat eczeem ofwel \'pyo-
traumatische dermatitis\'. Dat er zoveel
namen voor zijn wil zeggen dat het re-
gelmatig voorkomt. Het is vooral een
zomerprobleem en dus een onderwerp
om juist nu te bespreken.

Uit de praktijk van

Veterinair Specialistisch Centrum
De Wagenrenk

Dierenpraktijken ging op bezoek bij
het specialistisch centrum de Wa-
genrenk in Wageningen. De dierenarts
verwijst zieke honden of katten naar de
Wagenrenk voor nader onderzoek of
een second opinion. Een dag lang
volgden wij de specialisten en hun pa-
tiënten.

In het meeste recente nummer van Dierenpraktijken staan zomerproblemen
centraal. Het blad biedt weer een keur aan prettig leesbare artikelen over de
gezondheid van gezelschapsdieren en is net zoals Veehouder en Dierenarts be-
doeld als relatiegeschenk met een voorlichtend karakter van de dierenarts
aan de cliënt. Natuurlijk is de eigenaar van een gezelschapsdier over het alge-
meen niet opgeleid om dieren te houden - in tegenstelling tot de veehouder - en
zijn de artikelen vaak eenvoudig en luchtig geschreven. Bovendien bevat het
blad een kinderpagina en besprekingen van boeken die weliswaar over dieren
gaan, maar die niet noodzakelijkerwijs medisch van aard zijn. Kortom,
Dierenpraktijken is een blad met voor ieder wat wils.

\'Maak dat de kat wijs\'

Truus van den Broek is een uniek
mens. Ze organiseert feestjes voor
honden en heeft voor hen een huwe-
lijksbureau opgericht. Daar willen we
meer van weten!

We bellen Truus op en ze nodigt ons
uit in Huizen. Als we binnenkomen,
ontvangen drie Kerry Blue Terriërs
ons vrolijk kwispelend. Truus begint te
vertellen...

Als het bloed niet door de lever
stroomt

Opnieuw vertoont het zes maanden
oude katje Meesje vreemde verschijn-
selen. Ditmaal belt de eigenaresse tij-
dens de avonddienst: Meesje speek-
selt, loopt rondjes en probeert door de
muur te lopen. Opeens wordt het me
duidelijk dat het hier weieens om een
\'levershunt\' zou kunnen gaan.

-ocr page 114-

Gezocht: zwaarlijvige honden en
dikke katten die slank de zomer in
willen

Onderzoek toont aan dat maar liefst
50% van de honden en katten in de
Benelux te zwaar is. Dit brengt hun ge-
zondheid ernstige schade toe. Als u
een aantal goede voornemens - zoals
afslanken - serieus benadert, vergeet
dan niet om ook eens de taille van uw
huisdier te bekijken.

Een slappeling van topkwaliteit

Een kat die niet aan het gangbare beeld
van de kat - eigenzinnig en onafhanke-
lijk - voldoet is de Ragdoll. Je kunt ge-
rust zeggen dat het een doetje is: een
sul, een goedzak die met alle winden
meedraait.

In de rasrubriek Mastino Napoletano

Zijn uiterlijk roept gemengde gevoe-
lens op: de Mastino Napoletano. De
Mastino is opgenomen op de zoge-
naamde zwarte lijst en dient een agres-
sietest te ondergaan. Tot groot verdriet
van Dave Johnson Scheepe, die een
ware kruistocht is begonnen tegen het
zijns inziens foute beeld van de Mas-
tino.

Dierenpensions bereiden zich voor
op het hoogseizoen

Net als in de rest van Nederland be-
reidt dierenpension De Witte Hoeve
zich voor op het hoogseizoen. Want als
wij er massaal op uittrekken om meer
exotische oorden op te zoeken, ver-
trouwen wij onze huisdieren vaak toe
aan de zorgen van één van de vele die-
renpensions die ons land rijk is.

Thalliumgif dodelijk voor ratten en
katten

In het weekend slaat het noodlot toe.
Crump en Naomi, een ondernemend
kattenduo, worden kort na elkaar ziek.
Hij lijkt op een gewoon \'virusje\': wat
braken, geen eetlust en algemeen ziek
zijn. Na drie dagen echter, verschijnen
er zweertjes op de tong van Crump en
beginnen we aan een vergiftiging te
denken.

En verder nog: het verbandtrommeltje,
kinderen vragen, nieuws van de indus-
trie en een boekbespreking, deze keer
over Tn dialoog met dolfijnen\'.

Voor meer informatie: Maasland Uit-
geverij, tel. 04I2-6282I8.

NOMINATIES JAARPRIJS TIJDSCHRIFT
VOOR DIERGENEESKUNDE 1998

Na rijp beraad heeft de Hoofdredactie van het Tijdschrift voor Diergenees-
kunde drie artikelen genomineerd, die in aanmerking komen voor de
Jaarprijs voor het beste wetenschappelijke artikel dat verschenen is in het
Tijdschrift in 1998. Tijdens het KNMvD-Jaarcongres op vrijdag 15 oktober
1999, zal traditiegetrouw de winnaar bekend worden gemaakt.

waarbij de testikel in situ blijft
P. Wiemer. Tijdschr Diergeneeskd
1998; 123:432-4.

Euthanasie bij jonge biggen: gas of
injectie?

V. Baumans, J.C. Meijer, Z.L.
Haberham, H.N.M. de Groot en L.J.
Hellebrekers,
Tijdschr Diergenees-
kd 1998; 123:738-42.
Huidige inzichten in de mogelijkhe-
den van reanimatie bij de hond en de
kat.

K.L. How, N. Reens, A.A. Stokhof en
L.J. Hellebrekers.
Tijdschr Dierge-
neeskd 1998; 123:464-70.

Een belangrijk criterium bij het selecte-
ren van deze artikelen is de waarde van
het artikel voor de algemene en prakti-
sche diergeneeskunde. Daamaast moe-
ten de bijdragen inhoudelijk gewicht
hebben en een goede redactionele vorm
bezitten. Voorts moet de toekenning
van de Jaarprijs harmoniëren met het
idee van de verenigde diergeneeskunde.
De drie genomineerde artikelen zijn (op
willekeurige volgorde):

* Ervaringen met de bloedige zaad-
strengligatie als castratiemethode bij
de hengst; De chimrgische castratie

AART VAN KEULEN-PRIJS 1997-1998

Tijdens het komende Jaarcongres zal voor de eerste keer de Aart van
Keulenprijs worden uitgereikt voor het beste wetenschappelijke artikel op
het gebied van de veterinaire volksgezondheid dat gepubliceerd is in het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde. Deze prijs, tijdens het Jaarcongres in
1997 ingesteld, is te danken aan een legaat dat door Aart van Keulen ge-
schonken is aan de KNMvD. De prijs wordt eens per twee jaar uitgereikt
en bestaat uit een geldbedrag van duizend gulden.

Aart van Keulen, erelid van de KNMvD, oud-Veterinair Inspecteur van de
Volksgezondheid en tevens plaatsvervangend Veterinair Hoofdinspecteur van
de Volksgezondheid, overleed in 1996. Met dit legaat heeft hij de heldere en
voomitziende blik die de KNMvD volgens hem op het vakgebied veterinaire
volksgezondheid had, willen ondersteunen. De jury, bestaande uit prof dr.dr.
h.c. E.H. Kampelmacher, prof dr. E.J. Ruitenberg en dr. W. Edel, zal tijdens het
komende Jaarcongres bekend maken welk artikel deze eerste Aart van
Keulenprijs heeft gewonnen.

KONINKLIJKE ONDERSCHEIDINGEN

Gezien de veranderde berichtgeving in de Staatscourant hieromtrent, kan het
Secretariaat van de KNMvD zich niet op die manier op de hoogte stellen van
uitgereikte koninklijke onderscheidingen aan dierenartsen. Bent u koninklijk
onderscheiden - of kent u een dierenarts die onderscheiden is - wilt u dit dan
doorgeven aan het Secretariaat, zodat dit gegeven kan worden opgenomen in
de ledenadministratie en worden vermeld in het Tijdschrift voor Dier-
geneeskunde.

-ocr page 115-

INHOUD JULINUMMER THE VETERINARY QUARTERLY

Review papers

* Relationship between overfeeding and
overconditioning in the dry period and
the problems of high producing dairy
cows during postparturient period;
T.
Rukkwamsuk, T.AM. Kruip, and T.
Wensing

* Amyloid arthropathy in chickens;
W.J.M. Landman

* Functional anatomy and neural regu-
lation of the lower urinary tract in fe-
male dogs: a review;
R.F. Nickel, and
A.J. Venker-van Haagen

Original papers

* Big decisions based on small num-
bers: lessons from BSE;
R.M. Ridley,
andH.F. Baker

* Pathological changes in cobalt-sup-
plemented and non-supplemented
twin lambs in relation to blood con-
centrations of methylmalonic acid
and homocysteine;
P. Vellema.
T.S.G.A.M. van den Ingh, and W.
Wouda

* Sensitivity testing of veterinary pa-
thogens with a semi-automatic image
analysis system compared with tablet
diffusion and agar dilution tests;
D.J.
Mevius. K.T. Veldman. R.H.M. van
der Pal. and F.G. van Zijderveld
* Protection of fattening pigs against
challenge with Aujeszky\'s disease vi-
rus after a successive intranasal/intra-
muscular vaccination;
G.G. Labar-
que, H.J. Nauwynck, D.G. Maes, and
M.B. Pensaert

De Editorial Board van the Veterinary
Quarterly is er trots op van het oktober-
nummer vast een tipje van de sluier op te
kunnen lichten. Dit nummer is namelijk
grotendeels gevuld door auteurs die
werkzaam zijn bij de Faculteit der
Diergeneeskunde. Dankzij de inspan-
ning van Editorial Board-lid prof dr.
J.E. van Dijk, zijn er zes boeiende arti-
kelen aangeleverd met onderwerpen als
\'Mammary growth hormone and tumo-
rigenesis - lessons from the dog\',
\'Mycotoxins: their implication for hu-
man and animal health\', \'Laminitis in
the horse\', \'An outline of a risk assess-
ment-based system of meat safety assu-
rance and its future prospects\', Hypo-
physectomy in dogs\', \'Dynamics in the
membrane organization of the mamma-
lian sperm cell and fianctionality in ferti-
lization\' en \'Calcium metabolism: an
overview of its hormonal regulation and
interrelation with skeletal integrity\'.

De derde Veterinary Quarterly van dit jaar bevat, naast enkele interessante
oorspronkelijk artikelen over BSE, tweeling-lammeren, een semi-automa-
tisch analysesysteem en vaccinatie tegen de ziekte van Aujeszky, een drietal
waardevolle overzichtsartikelen.

Verder zal in dat nummer onder meer
een \'Congress report\' verschijnen over
\'Progress in pestivirus virology\'. Nog
even geduld want - zoals gezegd - ver-
schijnt deze bijzondere aflevering pas in
oktober.

Een abonnement op the Veterinary
Quarterly kost
ƒ 295,- exclusief BTW
per jaar. Leden van de KNMvD betalen
echter de speciale abonnementsprijs
van
ƒ 55,- per jaar. Lid worden? Stuur
of fax een briefje met uw gegevens naar:
The Veterinary Quarterly, Postbus
14031, 3508 SB Utrecht, faxnummer:
030 - 2519847 of e-mail: vet.quar-
terly@knmvd.nl. Voor meer informatie
kunt u contact opnemen met Janneke
van Velthuizen, telefoon: 030 -
2510111.

SPORTDAG EN
BRIDGE

Binnenkort ontvangt u weer de aanmel-
dingsformulieren voor het Jaarcongres
van de KNMvD en voor de sportdag.
De sportdag is dit jaar op donderdag 14
oktober 1999 en zal plaatsvinden in
Veldhoven bij Eindhoven. Wat betreft
het onderdeel bridge tijdens de sport-
dag zal weer getracht worden te spelen
in twee groepen. Een groep voor de
meer ervaren bridgers en een groep
voor de minder ervaren bridgers
(thuisbridgers). Schroomt u daarom
niet om u op te geven, ook al bent u
minder ervaren. Het blijkt ieder jaar
weer dat het bridgen in een gezellige
en ontspannen sfeer plaatsvindt. Daar-
om: noteer in uw agenda donderdag 14
oktober 1999 \'bridge Veldhoven\'. De
sportcommissie is ervan overtuigd dat u
daar geen spijt van zult hebben.

Albert Brands, Telefoon: 0485 - 313237

-ocr page 116-

.URdRi^.
ilLUL

Serie: De Groepen

Binnen de KNMvD zijn tien Groepen actief, ieder met een eigen veterinair-vaktech-
nisch deelgebied. Tientallen enthousiaste collega \'s besteden veel - vrije - tijd om de
doelstellingen van deze groepen te dienen. De serie De Groepen geeft verslagen van
een bestuursvergadering van elke Groep, met als doel een beeld te geven van de alle-
daagse bezigheden binnen de respectievelijke Groepen. Elk verslag start met een drie-
tal algemene vragen aan de voorzitter van de Groep.

GROEP GEZONDHEIDS- EN KWALITEITSZORG

Voorzitter: Piet van den Berg.
Secretaris: Bert Urlings, Mgr. Borret-
laan 20a, 5371 BN Ravenstein.

Wat zijn de doelstellingen van uw
Groep?

Het iniioudelijke bevorderen van de
veterinaire volksgezondheidsaspecten
in de beroepsuitoefening van de
Nederlandse dierenarts.

Welke financiële bijdrage vraagt u
van een lid?

50 gulden per jaar.

Waarom zou een KNMvD-lid ook
nog eens lid moeten zijn van Groep
Gezondheids- en Kwaliteitszorg?

Volksgezondheidsaspecten zijn onlos-
makelijk verbonden aan het beroep van
dierenarts. Alle dierenartsen zijn hier-
mee bezig, zowel in de landbouwhuis-
dierensector, als in de gezelschapsdie-
rensector, als bijvoorbeeld bij de RVV.
We bieden alle dierenartsen de moge-
lijkheid om hun kennis op dit gebied te
vergroten, maar helaas weten ze dit
nog niet allemaal. Recentelijk hebben
we zeer interessante bijeenkomsten
georganiseerd voor de hele beroeps-
groep. Bijvoorbeeld ons congres over
dierwelzijn.

Gezondheids- en kwaliteitszorg zijn
brede begrippen. Wij verstaan hieron-
der niet alleen lichamelijk gezondheid,
maar ook geestelijke gezondheid. Con-
taminanten bepalen een bepaalde kwa-
liteit. Welzijnsnormen ook, terwijl die
bovendien leiden tot geestelijke ge-
zondheid van mens en dier.
Groep GKZ verwacht een grotere toe-
loop van leden, doordat de dierenarts in
zijn dagelijkse werkzaamheden steeds
meer te maken heeft met volksgezond-
heid en een grotere verantwoordelijk-
heid krijgt voor de kwaliteit van dier-
houderij en van dierlijke producten. Ik
denk hierbij aan de profielschets van
een erkende dierenarts, met een be-
paalde overdracht van RVV-taken. En
ik denk aan het werken volgens kwali-
teitssystemen, aan dierwelzijn en aan
de bestrijding van zoönosen.

EEN BESTUURSVERGADERING

Doordat een der bestuursleden slechts
beperkt tijd heeft vrij kunnen maken,
begint de vergadering met het vierde
punt van de agenda: de Najaarsdag.
Groep GKZ organiseert jaarlijks een
vast aantal bijeenkomsten. Dit zijn een
voorjaarsdag en een najaarsdag, geza-
menlijk met twee ledenvergaderingen.
De najaarsdag wordt traditioneel geor-
ganiseerd in samenwerking met de
Bond voor Keurmeesters.
De Najaarsdag van 1999 heeft als
werktitel \'Meetmethoden ter modemi-
sering van de vleeskeuring\'. Het be-
stuur van de Groep GKZ lijkt zeer en-
thousiast over de inhoud van deze dag.
Maar, hoewel deze vlag de lading goed
dekt, willen de bestuursleden graag
een meer wervende naam. Ze hopen
meer bezoekers te trekken dan alleen
dierenartsen die betrokken zijn bij de
vleeskeuring. Het thema is immers ook
van belang voor andere dierenartsen.
Bijvoorbeeld practici die betrokken
zijn bij dierlijke productie. In dit geval
de dierenartsen die veel varkens in de
praktijk hebben.

Immers, de najaarsdag bespreekt onder-
zoeken die ingezet kunnen worden bij
de keuring van slachtdieren afkomstig
uit IKB-systemen. Deze onderzoeken
zouden de traditionele pathologisch-
anatomische vleeskeuring moeten ver-
vangen. Bloedonderzoek komt in plaats
van insnijdingen en visuele inspecties.
HACCP-systemen completeren het
pakket van kwaliteitsgaranties. In een
HACCP (spreek uit: hassep) systeem
werkt men met zogeheten kritieke con-
trolepunten. Dit zijn zorgvuldig uitge-
kozen controlepunten, die een snelle
monitoring van een productiesysteem
mogelijk maken. De grondgedachte
daarbij is om zo vroeg mogelijk afwij-
kingen in de productiecyclus op te spo-
ren en aldus garanties te bieden voor het
eindproduct.

Het bestuur bespreekt de organisatie
van de najaarsdag. Deze vindt trou-
wens op zaterdag 20 november 1999
plaats, in het hoofdgebouw van de
Faculteit der Diergeneeskunde. Het
Androclusgebouw heet dit officieel.
Tijdens de ochtend treden vier voor-
aanstaande sprekers op. Drie ervan be-
spreken de mogelijkheden van sneltes-
ten in slachthuisbloed. Het ID-DLO
blijkt hiervoor zelfs een apparaat ont-
wikkeld te hebben, dat in een korte tijd
circa 25 variabelen kan bepalen in een
bloedmonster. Deze variabelen varië-
ren van antistoffen tegen varkenspest,
blaasjesziekte en salmonella, tot titers
van acute fase eiwitten en aanwezig-
heid van residuen van sulfonamiden.
De vierde spreker vertelt over salmo-
nella bij vleesvarkens. Zij concentreert
haar voordracht op de screening bin-
nen een systeem ter verlaging van het
aantal karkassen dat na het slachten
met salmonella is besmet. Ter afslui-
ting reageert een RVV-stafmedewer-
ker op de besproken onderwerpen.
Hierbij belicht hij ook het RVV-stand-
punt over vemieuwing van de keuring
van varkens en de mogelijkheden om
boerderij gegevens hierin mee te we-
gen.

Na een eenvoudige, doch veilige en
voedzame middagmaaltijd, verplaatst
het programma zich naar de grote snij-
zaal van de Vakgroep Functionele
Morfologie. De demonstraties in de
snijzaal zijn met name opgezet voor
keurmeesters en dierenartsen die met
eigen ogen nog eens wat slachthuisaf-

-ocr page 117-

wijkingen willen zien. De bedoeling is
dat dierenartsen en keurmeesters dis-
cussies voeren over materiaal uit het
veld, dat een weerspiegeling geeft van
de dagelijkse problematiek in hun
werk.

De voorzitter vraagt wat er zoal nog
gedaan moet worden bij de voorberei-
ding gedurende de laatste weken. Het
direct-verantwoordelijke bestuurslid
blijkt een aantal weken in een warm
buitenland te vertoeven, wederom met
een overvol professioneel programma.
Zijn plaatsvervanger krijgt heldere uit-
leg en een duidelijk werklijstje. Dat
komt wel goed.

Er ontstaat een gesprek over de toepas-
sing aan de slachtlijn van zo\'n bloed-
sneltestapparaat en wat daar zoal bij
komt kijken. Een van de eerste kantte-
keningen van het bedrijfsleven bestaat
uit de vals-positieve uitslagen voor af-
weerstoffen tegen varkenspest- en
blaasjesziektevirus. Hoe moeten ze
daar mee omgaan? En zulke uitslagen
komen er ongetwijfeld als de industrie
grootschalig gaat testen.
Na het vertrek van voomoemde bezige
bestuurder, begint de voorzitter met
punt 2 van de agenda, het verslag van
de vorige bijeenkomst. Inhoudelijk is
iedereen het eens met dit verslag. De
punten worden kort besproken, aan de
hand van een soort besluitenlijst. Het
bestuur blijkt vorige vergadering uit-
gebreid van gedachten gewisseld te
hebben met de Commissie Ethiek van
de KNMvD, over mogelijke onder-
linge samenwerking. Dit houdt in dat
de Commissie Ethiek zich op verzoek
kan buigen over ethische vraagstuk-
ken, die de beroepsgroep rechtstreeks
aangaan.

Dan het punt ingezonden stukken en
mededelingen. Het bestuur van Groep
GKZ zoekt nieuwe bestuursleden en in
2000 een nieuwe voorzitter. Onder-
werpen die allen sterk bezig lijken te
houden. De Groep zou graag het con-
tact willen vergroten met dierenartsen
uit andere sectoren dan vleeskeuring
en volksgezondheidshoek. Het doelge-
bied van Groep GKZ neemt immers
ook steeds in belang toe voor bijvoor-
beeld de landbouwhuisdierenartsen.
Iemand oppert contact op te nemen
met de andere Groepen, om zo te pro-
beren een bestuurslid uit een andere
hoek te recruteren.

Ook de nieuwe KNMvD-voorzitter
gaat over de tong. Het gesprek ver-
plaatst zich hierbij tot een gedachten-
wisseling over omgang met verschil-
lende taken en verantwoordelijkheden
en het dragen van meerdere petten.
Situaties die veel van de bestuursleden
maar al te goed kennen, gezien hun
maatschappelijke en professionele
functies en nevenfuncties in het heden
en verleden.

Het is duidelijk dat de bestuursleden
doorgewinterde vergaderaars en be-
leidsmakers zijn, met enthousiasme
voor de Groep GKZ, en dat ze de ver-
gadering ook graag benutten om elkaar
te informeren. De agendapunten wor-
den stuk voor stuk terdege besproken
en er worden besluiten genomen, ter-
wijl men ondertussen veel aanver-
wante informatie uitwisselt. Bijvoor-
beeld het onderwerp centrale inning
van contributie door de KNMvD,
mede namens de Groepen. Fiscale
constructies voor dierenartsen in loon-
dienst, de opbouw van lidmaatschaps-
gelden en verschillende tarieven voor
fulltimers en parttimers passeren hier-
bij de revue.

Het volgende agendapunt, de Drie
Landendag, leidt ook tot enthousiaste
reacties. De besturen van vergelijkbare
organisaties in België en in Nord
Rhein Westfalen, organiseren om toer-
beurt één keer per twee jaar een geza-
menlijke bijeenkomst voor de grensre-
gio\'s. Het bestuur is aan de beurt om
een voorvergadering te organiseren.
Zo\'n bijeenkomst bestaat uit een infor-
matief deel, bijvoorbeeld een excursie,
een vergadering en een gezellig sa-
menzijn. De vorige voorvergadering in
Duitsland bleek erg geslaagd, op alle
fronten.

Vervolgens bespreken de bestuursle-
den het programma voor de Drie
Landendag, die in 2000 in Nederland
zal plaatsvinden. Ecologische produc-
tie luidt het thema dat de Nederlanders
in moeten vullen. Sprekers worden ge-
opperd en men discussieert over \'een
hotemetoot\' die de dagen zal openen.
Zetten we in op een staatssecretaris, of
gaan we voor de minister?
De rondvraag levert nog een aantal in-
teressante opmerkingen op. Bijvoor-
beeld dioxine (natuurlijk) en het be-
leidsplan dat de KNMvD heeft ont-
wikkeld. Een vergadering die pas stopt
bij het laatste punt: sluiting.
Ook tijdens het opmimen van de ver-
gadertafel blijkt nog bij welke Groep
ondergetekende aanwezig mocht zijn.
\'Die broodjes horen in de koelkast\',
wijst een bestuurslid me terecht. \'Want
daar zit vlees op.\' Groep Gezondheids-
en Kwaliteitszorg.

Jan Hulsen

O

Voor het lidmaatschap van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Diergenees-
ktinde hebben de volgende collegae zich aan-
gemeld:

Berg. Mevr. S.A.M. van den; 1999; 5032 WR
Tilburg; Reuselpad 9.

Dorsser, A. van; 1975; 5683 NL Best; Bakpers
5.

Habben Jansen, Mevr. C.M.; 1999; 3522 HK

Utrecht; Jutfaseweg 125.

Hartog, H.C. den; 1999; 3515 BV Utrecht; G.

van Walenborchstraat 42.

Kramer. A.M.H.; 1999; 4002 GH Tiel; De

Praam 104.

Kummeling, Mevr. M.J.; 1999; 5571 LR
Bergeijk; Puttendijk 10.

Verweijen, Mevr. H.W.C.M.; 1999; 6685 AP
Haalderen; Lange Morgenstraat 16.
Vries, S.J. de; 1999; 9606 RL Kropswolde;
Merwedelaan 12.

.Als lid van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde heeft
het Hoofdbestuur aangenomen:

Gestel, A.Q.M. van; 1998; 4818 PG Breda;
Baronielaan 181.

Haalboom, Mevr. E.J.M.; 1998; 3907 CZ
Veenendaal; Dragonderweg 6.
Koenen, J.J.H.; 1999; 2401 PK Alphen a/d Rijn
Zadelmaker 138.

Krabbenborg, H.B.T.; 1998; 5076 PB Haaren
Lage Raam 1 A.
Meijers, F.R.; 1998; 3582 AG Utrecht
Tolsteegsingel 29 bis.

Schipper, Mevr. F.M.; 1998; 3581 VB Utrecht:
Van Limburg Stirumstraat 12.
Stad, A.W.; 1999; 3514 AR Utrecht; Bemuurde
Weerd OZ 42.

Wildt, Mevr. N.M. dc; 1999; 1222 CS
Hilversum, Verschurestraat 134.

Als kandidaatlid van de Koninklijke Neder-
landse Maatschappij voor Diergeneeskunde
heeft het Hoofdbestuur aangenomen:

Aldaibis, A.R.; 1052 DE Amsterdam; Dc
Wittenkade 373.

Heemskerk, Mevr. D.M.L.I.; 6843 BW Amhem;
Medemblikhof67.

Kraats, Mevr. M.J. van der; 3582 VJ Utrecht; Ina
Boudier Bakkerlaan 45.

Meer, Mevr. S. van der; 3523 BJ Utrecht;
Toerinalijnlaan 76.

Sloots, B.A.; 8096 CH Oldebroek; Zuider-
zeestraatweg 230 A.

Smit, Mevr. C.T.; 3562 SR Utrecht; Moezel-
dreef 113.

Vugt, Mevr. J.F. van; 3514 GB Utrecht; Willem
van Noortstraat 57.

Winkel, Mevr. G.E.; 3572 XA Utrecht; Van
Speijkstraat 9.

□VERLEDEN:

Op 2 juli 1999 Drs. H. Zantinge te Vries.
Op 5 juli 1999 Drs. W.J. Nijhofte Winterswijk.
Op 18 juli 1999 Dr. J.S. Reinders te Leeuw-
arden.

JUBILEA:

Mevr. P.H.B. Seekles te Groningen, afwezig, 40
jaar, 15 augustus

H.O. Ebbens te Scherpenzeel (Gld.), afwezig, 25

Personalia

-ocr page 118-

jaar, 6 september

E.J. Hamburger te Oldeberkoop, afwezig, 25
jaar, 6 september

A.E.E. Soethout te Ede, afwezig, 25 jaar, 6 sep-
tember

G.J. Goedhart te Apeldoorn, afwezig, 25 jaar, 13
september

M.M. Lengkeek te Twello, afwezig, 30 jaar, 15
september

T.S. de Vries te Olst, afwezig, 25 jaar, 15 sep-
tember

Voor het dierenarts-examen van 30 juni 1999

zijn geslaagd:

Antonis, A.F.G.

Berg, Mevr. S.A.M. van den

Heres, L.

Hout, Mevr. S.C. van den
Jorritsma, R.
Kampschöer, W.C.J.
Neerbos, Mevr. E. van
Sanders, Mevr. N.
Vemooy, Mevr. M.J.A.

\\ oor het dierenarts-examen van 2 juli 1999 is
geslaagd:

Habben Jansen, Mevr. C.M.
Lansbergen, Mevr. C.B.
Schuttert, A.

MUTATIES;

*Antonis, A.F.G.; 1999; 3582 SB
Utrecht; Pelikaanstraat 12; tel. 030-2512266;
d.

Beers-Schreurs, Mevr.Dr. H.M.G. van;
1988; U-1996; 3991 AH Houten; Leedijk 18; tel.
030-6379624 privé, 2534447/2531248 bur.; fax
2521887 bur.; E-mail: h.vanbeersfa vet.uu.nl;
wet. medew. U.U. (F.D., Hfdafd. Gezondheids-
zorg Lanbouwhuisd.).

Benard, Mevr. H.J.; 1992; Palmerston
North (New Zealand); 167 A Ferguson St.;
tel. 00-64-6-3544622 privé, 4-5265600 bur.;
fax 4-5265601 bur.; E-mail: benardhfa
maf.govt.nz; disease investigator. Min. of
Agriculture and Forestry, National Centre of
Disease Investigation.

*Bcrg, .Mevr. S.A.M. van den; 1999;
5032 WR l ilburg; Rcuselpad 9; tel. 013-
4631372/06-22165906; wnd.d.

Brock, Mevr. M.C. de; Gent-1998; 8392
NS Boyl; Klokkeweg 16; tel. 0561-421987
privé, fax 0561-421987 privé, 050-4095762
prakt.; p., medevv. bij E.A.J. Schuitemaker.

Celant, Mevr. D.L.; 1981; 3464 HP
Papekop; Diemerbroek 43; tel. 0348-424791
privé, 420524 prakt.; p., gezelschapsd.

Dijk, E.P. van; 1992; 3862 CN Nijkerk;
Wallerstraat 35; tel. 033-2463812 privé,
2462526 prakt., fax 2450375 prakt.; E-mail:
dijkvet(ffwxs.nl; p.

Erp, A.A.J.M. van; Gent-1987; 5531 PN
Bladel; Molenweg 2; tel. 0497-360100 privé,
,361818 prakt., fax .361819 prakt.; E-mail:
dkb(a tip.nl; p., geass. met F. Meulders.

Falkena, R.; 1961; 9244 CN Beetster-
zwaag; Haadstrjitte 4; tel. 0512-381995; fax
0512-.3851l0;r.d.

Gestel, A.Q.M. van; 1998; 4818 PG Bre-
da; Baronielaan 181; tel. 076-5151344 privé;
p., medew. bij J.E.G. Lutz en Mevr. M.E. Lutz-
Vogelenzang (toev. als lid).

Haalboom, Mevr. E.J.M.; 1998; 3907 CZ
Veenendaal; Dragonderweg 6; tel. 0318-515406
privé, 033-2460305 prakt.. E-mail: ejmhaal-
boom@hotmail.com; p., medew. bij M.A.C.
Lugt, E. van Veldhuizen en C.M. Wessel (toev.
als lid).

Haan. Mevr. M.L de; 1993; 7553 AG
Hengelo (O); Lansinkweg 29; tel. 074-
2592353 privé, 2426946 prakt.; p., gezel-
schapsd.

*Habben .Jansen, Mevr. C.M.; 1999;
3522 HK Utrecht; Jutfaseweg 125; tel. 030-
2898625 privé, 0299-401370 prakt.; fax 0299-
322088 prakt.; p., medew. bij J.M. Swinkels
en A. Zaal.

*Heres, L.; 1999; 8255 AA Swifterbant;
De Poort 2; E-mail: Lheresfa id.dlo.nl; d.

Hilderink. P.F.; 1991; 7609 GL Almelo;
De Karekiet 13; tel. 0546-532461 privé, 074-
3841220 prakt.; fax 074-3841964 prakt.; p., ge-
ass. met J.W.A.M. Bartels en J.H.A. ter Keurs.

Hoog, Mevr. C.E. van der; 1992; zie:
Kooiker-van der Hoog, Mevr. C.E.

*Hout, Mevr. S.C. van den; 1999; 3583
VE Utrecht; F. Hendrikstraat 9; tel. 030-
2522366; wnd.d.

Huijskens, Mevr. H.J.; 1991; 7609 GL
Almelo; De Karekiet 13; tel. 0546-532461
privé, 0547-361764 prakt.; p., medew. bij
P.J.M. Franssen, B.M. Holtkamp en F.C.G.M.
van den Nobelen.

Jong, Mevr. B.P.D. de; 1995; Seria KB
3534 (Brunei Darussalam); J.P.M. van Vliet,
DRO/24, c/o Brunei Shell Petr. Co; tel. 00-673-
3-333807 privé/prakt.; fax 00-673-3-333807; E-
mail: jaeques(a brunet.bn; p., gezelschapsd.;
vet. adv. Mashhor Dairv F\'arm.

*Jong, G.E. de; 1999; 3581 XK Utrecht;
Eikstraat 37 bis; tel. 030-2581797 privé, 0299-
401370 prakt.; p., medew. bij J.M. Swinkels
en Zaal.

Joosten, A.A.; 1991; 5721 KA Asten;
Adelheid van Voornstraat 9; tel. 0493-692070
privé. 077-3067510 bur., fax 3067510 bur.;
hoofd prod. Varkens K.L Limburg.

«Jorritsma, R.; 1999; 3581 MD Utrecht;
Homeruslaan 55; tel. 030-2522613; wnd.d.

*Kampsehöer. W.C.J.; 1999; 3551 CG
Utrecht; Amsterdamsestraatweg 295 bis; tel.
030-2439995; wnd.d.

Koenen, J.J.H.; 1999; 2401 PK Alphen a/d
Rijn; Zadelmaker 138; tel. 0172-445971 privé,
471111 prakt., E-mail: haiko.koenen@wxs.nl;
p., medew. bij A.C.M. Kuilboer, J.V.H. Lans,
J.H. Rootert, A. Soede (toev. als lid).

♦Kokke, Mevr. F.; 1999; 5038 PS Til-
burg; Kastanjestraat 11; tel. 013-5454249; E-
mail: froukjekokkefahotmail.com; wnd.d.

Kooiker-van der Hoog, Mevr. C.E.;
1992; 1187 IJ Amstelveen; De Grote Wielen
10; tel. 020-6459983 privé, 020-6453522
prakt.; fax 020-6403790 privé, 020-6412014
prakt.; p., gezelschapsd.

Krabbenborg, H.B.T.; 1998; 5076 PE
Haaren; Lage Raam 1 A; tel. 0411-622700 privé,
013-5282078 prakt.; p., medew. bij J.L. van
Ekris, W.J.J. Goesten en R.A.J.A. Steffens
(toev. als lid).

♦Lansbergen, Mevr. C.B.; 1999; 3981
ZL Bunnik; Vletweide 32; tel. 030-
6570508/06-50895936; wnd.d.

Leengoed, Dr. L.A.M.G. van; 1977; U-
1988; Borrowdale, Harare (Zimbabwe); 3,
Circle Close; longterm expert \\\'et. Fac.
Harare (Zimbabwe).

Linden, B. van der; 1982; 3232 AT Brielle;
Welleweg 29; tel. 0181-479084 privé, fax
479089 privé; k.d. R.V.V., distr. Rotterdam
Haven.

Meij, Dr. B.P.; 1986; U-1997;
Charlottesville, V.A. 22906 (U.S.A.); 1020
Hayrake Lane; E-mail: bjornmeij^ hot
mail.com; d.; diplomate ECVS.

Meijers, F.R.; 1998; 3582 AG Utrecht;

Tolsteegsingel 29 bis; tel. 030-2512641; wnd.d.
(toev. als lid).

Menges, Mr. G.Th.A.; 1974; 3448 ER
Woerden; Vogelwikkeveld 22; tel. 0348-
416843, 06-53454622 privé; E-mail: gtha.nien
gcs(ä hccnet.nl; p.; Jac. van Dam-penning afd.
Z.H. KNMvD.

Meulders. F.; Gent-1985; 5531 EM Bla-
del; Sniederslaan 76-78; tel. 06-53211026
privé, 0497-361818 prakt., fax 361819 prakt.;
E-mail: f-meulders(o hotmail.com; p., geass.
met A.A.J.M. van Erp.

»Neerbos, Mevr. E. van; 1999; 3706 EP
Zeist; Laan van Vollenhove 1243; tel. 06-
55944248; wnd.d.

Oijen, P.W.C.M. van; 1985; 5715 PK
Lierop; Eindje 9; tel. 0492-331445 privé,
0493-441044 prakt.; fax 0493-441045; E-mail:
vc.someren@wxs.nl; p., geass. met J.A.G.
Gerards, B.L.A. Kolpa, R.E. Paauwe, R.J.M.L.
Raymakers, Mevr. M.G. Schuttert, L.A.J.
Smeenk, A.H.A. Steentjes, J.A. Westerbeek,
D.L. Willink en F.Th.C. de Wit.

Paassen, Mevr. M.T.M. van; 1998; 3572
HX Utrecht; Bladstraat 26; tel. 030-2321023
privé, 0343-577268 prakt.; E-mail: h.lan
ting@woridonline.nl; p., medew. bij H.G.M.
Sickmann.

Pieper, B.J.; 1973; 3641 AT Mijdrecht;
Proostdij straat 33 B; tel. 0297-282946 privé,
293939 prakt,; fax 0297-255471; p.

»Sanders, Mevr. N.; 1999; 3581 WC
Utrecht; Bloemstraat 21 bis; tel. 030-
2520885; wnd.d.

Schipper, Mevr. F.M.; 1999; 3581 VB
Utrecht; Van Limburg Stirumstraat 12; tel. 030-
2515111; wnd.d. (toev. als lid).

»Schuttert, A.; 1999; 3581 LP Utrecht;
Bankstraat 76; tel. 030-2520693; wnd.d.

Seesing, E.H.A.L.; Gent-1998; 8392 NS
Boyl; Klokkeweg 16; tel. 0561-421987 privé,
fax 0561-421987 privé, 431999 prakt.; p., me-
dew. bij V.J. van der Brug, E.J. Hamburger,
G. Nijhof en F.B. Patermotte.

•Setten, J.H. van; 1965; 7532 ZE
Enschede; Veldstraat 11; teL 05.3-4618293,
fax 4618295 privé; E-mail: hvs(« introwcb.nl;
wnd.d.

Stad, A.W.; 1998; 3514 AR Utrecht;
Bemuurde Weerd OZ 42; tel. 030-2735907; d.
(toev. als lid).

»Vernooy, Mevr. M.J.A.; 1999; 3945 PL
Gothen; Trechtwcg 10; tel. 0343-561745; E-
mail; mvernooy(a\'hotmail.com; wnd.d.

»Verweijen, Mevr. H.W.C.M.; 1999; 6685
AP Haalderen; Lange Morgenstraat 16; tel.
0481-450551 privé, fax 450564 privé, tel. 00-
297-821720 prakt.; fax 00-297-830201 prakt.;
E-mail: mivarCfl\'tip.nl; p., medew. bij P.
Barendsen, E.R. de Cuba en Th.J.M. Wools.

Vreede, Mevr. A.M. de; 1994; 5715 PK
Lierop; Eindje 9; tel. 0492-331445 privé,
0493-352424 prakt.; p., medew. bij G.J. de
Groot, J.H.S.H.M. van Gulick, J.C.H. van
Noort, P.P. Slotboom en A. van der Steen.

Weele, Mevr. J.S. van der; 1992; 1462 HG
Middenbeemster; Middenweg 97 A; tel. 0299-
684694 privé, 421000 prakt.; p., medew. bij P.
Bleeker, M.H.J. Kreutzelman, W.D. Pereboom
en F.H. Prud\'homme van Reine.

Westerhof, Mevr. Dr. I.; 1985; U-1996;
Charlottesville, V.A. 22906 (U.S.A.); 1020
Hayrake Lane; E-mail: iwcsterhof@hot
mail.com; d.; diplomate Eur. Coll. of Avian
Med. and Surg.

Wildt, Mevr. N.M. de; 1999; 1222 CS
Hilversum; Verschurestraat 134; tel. 035-
6855697; wnd.d. (toev. als lid).

-ocr page 119-

Doorlopeode agenda

Augustus

31 —4 sept. AAV congres wordt dit jaar gehou-
den in New Orleans, Louisiana, USA.
Voor verdere informatie lean contact opge-
nomen worden met: N.J. Schoemaker,
Afdeling Vogels en Bijzondere Dieren
Universiteitkskliniek voor Gezelschap-
dieren. Universiteit Utrecht. E-mail: N.J.
Schoemaker@vet.uu.nl.

September

12—15 BEVA Congress, Harrogate, York-
shire, UK. BEVA Congress Office, 5
Einlay Street, London, SW6 6HE, UK.
Tel.: H-44-(0)171-610-6080, fax: 44-
(0)171-610-6823, e-mail: bevauk(gmsn.
co.uk, website www.beva/org.uk.

22—23 Annual European Veterinary Dental
Society (EVDS)-congress (pre-congress of
the WSAVA-congress). Lyon, Frankrijk.
Inl.: seer. EVDS: Thomas Eriksen, fax:
45-35282929.

22—23 13th Forum for applied biotechnology,
Gent.

23 Studiedag neurologic. ESVN. Informatie:
P. Mandigers (P.J.J.Mandigers@vet.uu.nl)
of L. Overduin (derkxove@trefnl).

23—26 26\'h World Veterinary Congress, 24\'^
World Small Animal Veterinary Congress,
5\'h FECAVA Congress, Lyon, France.
Information contact address: Mondial Vet
1999, CNVSPA, 40 rue de Berri, F75008
Paris, tel: 33-(0)l-53839160, fax: 33-(0)l-
53839169, e-mail: mondialvet@aol.com,
intemet: http://www.mondialvet99.org.

23—29 BVA Congress, the Assembly Rooms,
Bath. Information: British Veterinary
Association Congress Office, 7 Mansfield
Street, London WIM OAT. Tel.: 44 171
636 6541. fax: 44 171 436 2970. e-mail:
congress@bva.co.uk.

24—25 13th Annual Congress European So-
ciety of Veterinary Neurology, Maastricht,
the Netherlands. Informatie: P. Mandigers
(P.J.J.Mandigers@vet.uu.nl) of L. Over-
duin (derkxove@tref.nl).

27 —30 Congres Europese Federatie van In-
formatie-Technologie in de Agrarische
Sector (EFITA), Universiteit van Bonn,
Duitsland. Intemet: www.efita.dk, e-mail:
efita99@uni-bonn.de, tel: 0049-228-
733500, fax: 0049-228-733431.

30 lams Seminar \'Preventie en behandeling
van voorpootkreupelheid bij de jonge
hond\' met als spreker prof dr. H.A.W.
Hazewinkel. Mercure Hotel, Nieuwegein.
Opgave: Holland Diervoeders, Postbus
40231, 3504 AA Utrecht, t.a.v. mevr. Jori
Vredenberg, tel.: 030-2479665.

30—3 okt. WEVA-congress, Paris.

Oktober

1 Symposium ter ere van bet 25-jarige jubi-
leum van de heer T.W. te Giffel. Voor in-
formatie: mr. A.P. Hilhorst, telefoon: 030-
2510111.

5 lams Seminar \'Preventie en behandeling
van voorpootkreupelheid bij de jonge
hond\' met als spreker proL dr. H.A.W.
Hazewinkel. Postiljon Hotel, Deventer.
Opgave: Holland Diervoeders, Postbus
40231, 3504 AA Utrecht, t.a.v. mevr. Jori

iiiiliAiiii Aiiiiiiii

Vredenberg, tel.: 030-2479665.

7 lams Seminar \'Preventie en behandeling
van voorpootkreupelheid bij de jonge
hond\' met als spreker prof. dr. H.A.W.
Hazewinkel. Golden Tulip Hotel. Weert.
Opgave: Holland Diervoeders, Postbus
40231, 3504 AA Utrecht, t.a.v. mevr. Jori
Vredenberg, tel.: 030-2479665.

14 Sportdag KNMvD.

15—16 Jaarcongres KNMvD in de Koningshof
te Veldhoven. Voor informatie: mr. A.P.
Hilhorst, telefoon: 030 - 2510111.

21—24 Veterinary Dental Fomm, Omni Inner
Harbor Hotel, Baltimore MD. Contact
Veterinary Dentistry, 530 Church Street,
Suite 700, Nashville, TN 37219, phone
800/332-2837, fax 615/254-7047.

27—10 Small animal and equine scientific acu-
puncture course, third session. Cremona
(Italy). Infonnation: Ludovica Bellingeri at
SCIVAC Via Trecchi 20 - Palazzo Trecchi -
Cremona. Tel.: 39-0372-460440. fax: 39-
0372-457091, e-mail: fstanga@scivac.iL

30 Practical examination \'Small animal and
equine scientific acupuncture course\'.

November

27 MICEM Congress 1999 at the Maastricht
Exhibition & Congress Centre, Maastricht,
the Netherlands. Contact MICEM Congress
administration: René Scholten, phone:
(31 )0485-576752; fax: (31 >0485-520919.

30 Written examination \'Small animal and
equine scientific acupuncture course\'.

December

12- 14 6th Congress of equine medicine and
surgery, Geneva, Switzerland. Secrétariat
du Congrés de chirurgie équine, C.P. 107,
CH-1297 Founex, Suisse. Tel.: 41-22-
7765314, fax: 4122-7762255, e-mail:
info@equine-geneva.ch

2000

Januari

8—12 26th Annual Conference of the
International Embryo Transfer Society,
MECC, Maastricht. More information:
www.iets.uiuc.edu, e-mail: 1ETS2000@
omahazoo.com, or Fran Gardner, 1111
North Dunlap Avenue, Savoy, IL 61874
USA, voice 1 217 356 3182, fax: 1 217
398 4119, e-mail: IETS@assochq.org

Maart

1—4 Congress of Avian Diseases, Miinchen.
Registration and information: Prof.Dr. J.
Kosters, tel: 49-89/218060-70 or -80, e-
mail: gefluegelinstitut@avian.vetmed.uni-
muenchen.de

4 DVG-Seminar Ophthalmologie bei Vö-
geln und Reptilien, Oberschleissheim.

Juni

29—1 juli International Symposium on Canine
and Feline Reproduction in conjunction
with the Congress of the European
Veterinary Society for Small Animal
Reproduction and an ICAR satellite.
\'Advances in dog, cat, and exotic carnivore
reproduction\'. Norwegian School of
Veterinary Science, Oslo, Norway. Tel.:
47-22-964855, fax: 47-22-597081, e-
mail: Wenche.Farstad@veths.no.

Juli

3 ATF-Seminar Ökologische Geflügelhal-
tung, Oberschleissheim.

23—28 The 2nd International Veterinary
Vaccines and Diagnostics Conference.
Papers by invited speakers will comprise:
opening plenary sessions on vaccinology
today and applied immunology, parallel
sessions on companion and farm animal
vaccines, including fish. The conference
will conlcude with plenary sessions on
commercial trends and demands, diagnos-
tics in epidemiology and designer vaccines
for the fUmre. Abstracts are invited or the
poster exhibition by 1 March 2000. For
more information, write to: IVVDC 2000
Secretariat, Institute for Animal Health
Compton, RG 20 7NN, UK or see
http://www.iah.bbsrc.ac.uk, under \'Confe-
rences and Seminars\'.

September

19—23 ESVP Congress 2000. Amsterdam.
Vrije Universiteit Amsterdam. 18th
Meeting of the European Society of
Veterinary Pathology. First Announce-
ment wordt verzonden in september 1999.
Deadline voor poster/papers is 31 mei
2000. Congressecretariaat: KNMvD, La.v.
Marjolijn Fijten, Postbus 14031, 3508 SB
Utrecht, the Netherlands. Tel.: 31 30
2510111, fax: 31 30 2511787, e-mail:
m.fijten@knmvd.nl

VERGADERINGEN &
BIJEENKOMSTEN

1999

September

8—11 WK99.(Duitsland). N.Reijnen.

9 Ledenvergadering Groep Pluimveeweten-
schappen, GD Deventer, aanvang: 13.45
uur.

14 Vergadering Afdeling Noord-Holland.

16 Vergadering Groep Homoeopatisch-wer-
kende Dierenartsen, 19.30-22.30 uur, Bea-
trixgebouw, Jaarbeursplein te Utrecht.

16 Vergadering Afdeling Gelderland.

21 Ledenvergadering Afdeling Utrecht.

21 Vergadering Afdeling Groningen/Drenthe.

22—25 Open dagen Praktijkonderzoek Rund-
vee, Schapen cn Paarden in Lelystad.
Informatie, tel: 0320-293211.

21 Vergadering Afdeling Overijssel.

23 Vergadering Afdeling Friesland.

28 Vergadering Afdeling Zuid-Holland.

28 Vergadering Afdeling Limburg te Heyt-
huysen.

28 Ledenvergadering Groep Geneeskunde
Gezelschapsdieren, De Biltsche Hoek,
aanvang: 20.00 uur.

Oktober

8 Groep Geneeskunde van het Paard.
Informatie op te vragen bij Janneke van
Velthuizen, telefoon: 030 -25101 11 of via
e-mail: j.v.velthuizen@knmvd.nl.

9 Annual General Meeting and Round Table
Conference of the Association of Veter-
inary Consultants in Munich. Infonnation:
Secretary, Dr. C. Folkers, e-mail: fol-
kers@hacom.nl

9 Werkvergadering Gezelschapsdieren van
de Afdelingen Limburg, Noord-Bant en
Zeeland. Plaats: Golden Tulip Hotel,
Driesveldlaand 99 in Weert. Aanvang:
10.00 tot 16.00 uur.

-ocr page 120-

10 Individuele tijdrit na de Betuwse koppel-
koers in Tiel. H. In den Bosch, telefoon:
0344-612973.

16 Felissana Kattendag. Locatie: Zaal Cl02
van het Androclusgebouw van de Faculteit
der Diergeneeskunde. Aanvang: 10.30 uur.
Men kan zich aanmelden door voor 1 okto-
ber 1999 f 15,- over te maken op postbank-
nummer: 368421 ten name van Felissana te
Nieuwegein.

18 AUV-regiovergadering Oost, Aparthotel
Delden, aanvang: 20.00 uur.

21 AUV-regiovergadering Noord, Gezond-
heidsdienst Drachten, aanvang: 20.00 uur.

November

1 AUV-regiovergadering West, Het Kasteel
van Rhoon, aanvang: 20.00 uur.

4 AUV-regiovergadering Zuid, Gezond-
heidsdienst Boxtel, aanvang: 20.00 uur.

13 Landelijke bijeenkomst Vrouwelijke
Dierenartsen. Hotel Mitland, Ariënslaan 1
te Utrecht. Aanvang: 13.30 uur, einde bij-
eenkomst: ± 17.00 uur.

18 Vergadering Groep Homoeopatisch-wer-
kende Dierenartsen, 19.30-22.30 uur,
Beatrixgebouw, Jaarbeursplein te Utrecht.

20 Najaarsdag Groep Geneeskunde Gezel-
schapsdieren, de Reehorst te Ede.

20 Bijeenkomst Bond van Keurmeesters en
Groep GKZ. Thema: Meetmethoden ter
modemisering van de keuring. LocatieL
Androclus gebouw (Hoofdgebouw Fa-
culteit der Diergeneeskunde) te Utrecht.
Voor meer informatie over deze bijeen-
komst: e-mail: j.wielaart@rvv.agro.nl.

22—24 Groep Groot Dagen te Papendal, Amhem.

30 UKG-avond. Speciaal voor verwijzers naar
de UKG wordt een interessante avond geor-
ganiseerd. U kunt zich opgeven door het in-
vullen van de strook uit het UKG-nieuws.

30 Bijeenkomst Najaarsvergadering Groep
Geneeskunde van het Varken. Locatie:
Van der Valk-hotel te Cuijk. \'s Middags.

December

7 Ledenvergadering Afdeling Utrecht.

8 Vergadering Afdeling Noord-Holland.

9 Vergadering Afdeling Zuid-Holland.

9 Ledenvergadering Groep Pluimveeweten-
schappen. GD Boxtel, aanvang 13.45 uur.

14 Vergadering Afdeling Groningen/Drenthe.

14 Vergadering Afdeling Overijssel.

14 Vergadering Afdeling Limburg te Heyt-
huysen.

16 Vergadering Afdeling Gelderland.

16 Vergadering Afdeling Friesland.

2000

Maart

21 Jaarvergadering Groep Geneeskunde van
het Varken. Locatie; Jaarbeurscentrum
Utrecht. Hele dag.

Juni

7 Jaarvergadering AUV, Nationaal Sport-
centrum Papendal, aanvang: 14.00 uur.

CURSUSSEN

1999

Augustus

30—10 sept. ESAVS-cursus \'Dermatology F,
Luxembourgh.

Goed geregeld!

Voor financieel advies bij:

• Praktijkoverdracht

• Assistentie

• Associatie

• Praktijkfinanciering

• Pensioenen

• Woningfinanciering

• Verzekeringen

Telefoon (030) 251 51 99
Fax (030) 254 09 64
Koningslaan 63
Utrecht

uur - 17.00 uur. Inlichtingen opgave cur-
sus: PAOD, telefoon: 030 - 2517374.

14.21,27 PUOD (België)-cursus 23: Het genees-
middel in de \'Kleine Huisdierenpraktijk\'.

15 en 22 PUOD (België)-cursus 36: Praktische
oefeningen: oogonderzoek en -chirurgie.

20—24 ESAVS-cursus \'Cardiology 111\', Vienna.

22 PUOD (België)-cursus 3: Beschemiing via
vaccinatie.

28 PUOD (België)-cursus 24: Problems sol-
ving in multicat households.

28 Studiedag Vereniging voor Epidemiologie
en Economie (VEE). \'Bedreiging van ins-
leep van ziekten uit derdewereldlanden,
detectiesystemen en economische implica-
ties\'. 09.30-18.00 uur, Antwerpen.

November

3 Basiscursus \'De Erkende Rundveedieren-
arts Dag
r.Locatie: KNVB te Zeist. 09.00
uur - 17.00 uur. Inlichtingen opgave cur-
sus: PAOD, telefoon: 030 - 2517374.

1, 15,29

13/12 PHLO-cursus Toegepaste statistiek. De
kosten bedragen ƒ 4000,- voor de volledige
cursus (tevens 4 dagen in 2000). Meer infor-
matie is verkrijgbaar bij bureau PHLO,
Postbus 8130. 6700 EW Wageningen. Tel.:
0317-181093/484092, fax: 0317-426547, e-
mail: geralda.fonteijn@secr.phlo.wau.nl.

September

6—10 ESAVS-cursus "Behaviour/Behaviour
Therapy 1\', Luxembourgh.

6—17 ESAVS-cursus \'Ophthalmology 11\',
London.

17—18 8th Annual European Arthroscopy
Workshop-basic course at Tierklinik in
Telgte. Registratie: VetEndScope, Kie-
bitzpohl 35, 48291 Telgte, Duitsland. Tel.:
0049-2504-3064, fax: 0049-2504-7929.

23—24 PUOD (België)-cursus 1: Het genees-
middelendepot \'Grote Huisdieren\', Holi-
day Inn Gent Flanders Expo (St.-Denijs-
Westrem).

29 Basiscursus \'De Erkende Rundveedieren-
arts Dag r.Locatie: KNVB te Zeist. 09.00
uur - 17.00 uur. Inlichtingen -i- opgave cur-
sus: PAOD, telefoon: 030 - 2517374.

Oktober

1 PUOD (België)-cursus 2: Parasitologie.

7 PUOD (België)-cursus 28: Een praktische
benadering voor de interpretatie van hema-
tologische en biochemische parameters bij
hond en kat; 2^ editie.

8 Studienamiddag IPVS-Belgian branch.
Auditorium Klinieken, Faculteit Dierge-
neeskunde Merelbeke.

13 Basiscursus \'De Erkende Rundveedieren-
arts Dag 1\'.Locatie: KNVB te Zeist. 09.00

-ocr page 121-

Regelmatig moeten dierenartsen die
een personeelsadvertentie willen plaat-
sen teleurgesteld worden, omdat hun
advertentie nä de deadline van het be-
treffende Tijdschrift voor Diergenees-
kunde bij de bureauredactie is binnen-
gekomen. De bureauredactie raadt alle
(potentiële) adverteerders dan ook aan
de deadlines in het Tijdschrift goed in
de gaten te houden. Ze staan er ieder
nummer weer in voor de komende vier
afleveringen, meestal achteraan in het
blad. De deadlines vallen overigens al-
tijd op een maandag; kopij dient vóór
10.00 uur \'s morgens bij de bureaure-
dactie te zijn.

Personeelsadvertenties kunnen naar de
bureauredactie worden opgestuurd,
gefaxt (030-2519847) of ge-emailed:
tijdschrift@knmvd.nl. In het laatste ge-
val krijgt u een bevestiging van goede
ontvangst. Alle ingediende adverten-
ties gelden als opdrachtbevestiging.

DEADLINES IN TIJDSCHRIFT VOOR
DIERGENEESKUNDE

UITERSTE
INLEVERDATA
VOOR KOPIJ

Aflevering

15-09-1999
01-10-1999
15-10-1999
01-11-1999

Deadline*)

30-08-1999
13-09-1999
27-09-1999
11-10-1999

*) Voor 10.00 uur \'s morgens.

Dierenartsenpraktijk in het nnidden van het land zoekt op korte termijn

DIERENARTS M/V

met enige ervaring en differentiatie landbouwhuisdieren.

Sollicitaties met c.v. richten aan de redactie van het Tijdschrift voor Diergeneeskunde, Postbus 14031,3508 SB
Utrecht, onder nummer 11/99.

Ter overname aangeboden

GEZELSCHAPSDIERENPRAKTIJK
IN LIMBURG

Uw reactie onder nummer wordt gegarandeerd beantwoord.

Reacties zenden naar de redactie van het Tijdschrift voor Diergeneeskunde, Postbus 14031,3508 SB Utrecht, on-
der nummer 10/99.

Dierenartsenpraktijk Gieten/Rolde vraagt op korte termijn een enthousiaste

DIERENARTS - GEZELSCHAPSDIEREN M/V

Voor onze gemengde vijfmanspraktijk is een vacature beschikbaar.

Gevraagd wordt: * deskundigheid en ervaring op het gebied van gezelschapsdieren

* interesse in zelfstandige praktijkvoering

* in teamverband kunnen werken

Geboden wordt: * uitzicht op associatie

* interessante en gevarieerde werkkring

* een gemotiveerd, toekomstgericht team

Nadere inlichtingen over deze vacature zijn te verkrijgen bij de heer P. Punte, DAP Gieten, telefoon: 0592 - 263300 of
0592-262073. Gaarne uw schriftelijke reacties binnen 14 dagen sturen aan:
DAP Gieten, Brink 75,9461 AR Gieten.

-ocr page 122-

Gevraagd:

ENTHOUSIASTE DIERVRIENDELIJKE
COLLEGA M/V

in een gennengde praktijk in het oosten van het land.

Geboden wordt: een gevarieerde werkkring, volgens Modelcontract I van de KNMvD, betaling volgens
Maatschappijtarief en bij gebleken geschiktheid de mogelijkheid tot associatie.
Uw reactie kunt u sturen naar: R. Pouw, Loodijk6,6942 SC Loo, fax: 0316-265531.

GEZOCHT TER OVERNAME:

GEZELSCHAPSDIERENPRAKTIJK

Twee ervaren, dynamische dierenartsen (v) zoeken een praktijk ter overname in het midden van het land.
Reacties graag richten aan de redactie van het Tijdschrift voor Diergeneeskunde, Postbus 14031,3508 SB Utrecht,
onder nummer 8/99.

TER OVERNAME:

GEMENGDE EENMANSDIERENARTSPRAKTIJK

gevestigd in Zuid-Holland.
Deelovername eveneens mogelijk van óf gezelschapsdieren danwel nutsdieren.

Reacties graag richten aan de redactie van het Tijdschrift voor Diergeneeskunde, Postbus 14031,3508 88 Utrecht,
onder nummer 9/99.

Moderne gezelschapsdierenpraktijk in het centrum van het land zoekt wegens uittreden van partner een

DIERENARTS (M/V) MET VEEL ERVARING

Zo mogelijk met een al dan niet geheel afgerond specialisme (chirurgie, orthopedie, interne,...).

Schriftelijke sollicitatie met uitgebreide c.v. graag binnen 14 dagen sturen naar: P.J. Werkman, Henegouwen 11,

3831 AD Leusden.

Dierenartsenpraktijk Nijkerk is een groepspraktijk met vijf dierenartsen voor landbouwhuisdieren en gezelschaps-
dieren. Wij zoeken op korte termijn:

DIERENARTS PAARDEN/GEZELSCHAPSDIEREN (M/V)

Gevraagd: - Differentiatie gezelschapsdieren.

- Goede communicatieve eigenschappen, eigen initiatief.

- Ervaring met paarden.

Geboden: - Mogelijkheid voor het opzetten van een paardenkliniek.

- Werk in een gezellig team.

- Goede toekomstmogelijkheden.

Gelieve uw sollicitatie binnen 14 dagen te richten aan: DAP Nijkerk, IHolkerweg 52, 3861 PB Nijkerk.

Gezelschapsdierenpraktijk te Nijmegen heeft plaats voor een

DIERENARTS M/V

met differentiatie gezelschapsdieren. Het betreft een parttime (4/10) functie met enkele weekenddiensten en va-
kantiewaarneming. Enige ervaring en enthousiasme in het verder uitbreiden van onze onlangs geheel verbouwde
praktijk wordt verwacht. Een duurzame samenwerking wordt nagestreefd.

Schriftelijke reacties met c.v. en referenties gaarne binnen 14 dagen richten aan: Dierenkliniek \'I-lees\', p/a L.
Kalishoek, Emmalaan 8, 6542 SZ Nijmegen.

-ocr page 123-

Dierenartsenpraktijk Tussen Mark en Amer\' is
een moderne, gemengde praktijk, gelegen in
West-Brabant. Zeven dierenartsen zijn hier werk-
zaam vanuit twee klinieken en twee dependan-
ces. De praktijk is gecertificeerd volgens de
Kwaliteitsrichtlijn voor Dierenartsenpraktijken
van de KNMvD. In onze praktijk is plaats voor een

Het Praktijkonderzoek
Rundvee, Schapen en
Paarden (PR)

FULLTIME
DIERENARTS MV

die overwegend werkzaam zal zijn in de paarden
en de gezelschapsdieren.

Wij zoeken een collega die binnen ons team past
en zo mogelijk iets toevoegt. Na een inwerkpe-
riode wordt het meedraaien in de weekend- en
nachtdiensten verwacht. Bij gebleken geschikt-
heid zijn er op termijn associatiemogelijkheden.
Wij bieden de mogelijkheid tot het volgen van
PAO\'s. Salariëring en secundaire arbeidsvoor-
waarden zijn volgens KNMvD-normen.

Schriftelijke sollicitaties richten aan: DAP
\'Tussen Mark en Amer\', Watertorenstraat 9, 4927
RG Hooge Zwaluwe.

dierenartsen ^
^ prakHjk . ^

Dierenartsen praktijk
Ommelanden is een
gemengde driemans-
praktijk met rundvee
en gezelschapsdie-
ren, gevestigd in
Eelde en Groningen.
Het is een moderne,
goed uitgeruste prak-
tijk, die in 1998 het
KRD-certificaat be-
haald heeft.

Op het gebied van de gezelschapsdieren zoeken
wij een vierde

COLLEGA
GEZELSCHAPSDIEREN

(M/V)

liefst met een extra deskundigheid (bijvoorbeeld
op het gebied van de orthopedie).
Wij zoeken een individualist, die ook in staat is in
een team te werken en zich in wil zetten voor de
uitbreiding van de eerste- en tweedelijns medi-
sche zorg voor de gezelschapsdieren.
Wij bieden een (eventueel parttime) baan, met
goede arbeidsvoorwaarden, in een ambitieuze
praktijk, waar een goede werksfeer hoog in het
vaandel staat.

Voor meer informatie en sollicitaties:
Dierenartsenpraktijk Ommelanden, IHoofdweg
112a, 9761 EL Eelde, telefoon: 050 - 3095305.

Het Praktijkonderzoek Rundvee, Schapen en Paarden (PR)
vraagt t.b.v de afdeling Dier en Product, sectie Management
en Diergezondheid, een

SECTIEHOOFD (v/m)

Tijdelijke aanstelling voor een periode van 2 jaar

Het PR doet praktijkgericht onderzoek op het gebied van de melk-
vee-, vleesvee-, schapen- en paardenhouderij. Er zijn drie onder-
zoekafdelingen: Dier en Product, Weidebouw en Synthese.
Het onderzoek wordt uitgevoerd op het centrale proefbedrijf de
Walboerhoeve, de 5 regionale proefbedrijven, praktijkbedrijven
en in de vorm van desk-studies.

Binnen de afdeling Dier en Product wordt onder meer onderzoek
verricht gericht op het gebied van de preventieve gezondheids-
zorg, het dierlijk welzijn en instrumenten voor managementonder-
steuning ten behoeve van een duurzame melkveehouderij.

Functie-inhoud

• geeft leiding aan de sectie Management en Diergezondheid

• vertaalt onderzoekvragen op het vakgebied in programma\'s en
projecten

• draagt actief bij aan het opstellen van multidisciplinaire
programma\'s en projecten van het praktijkonderzoek in zijn
geheel

• treedt op als projectleider van multidisciplinaire, veelal
instituutsoverschrijdende projecten, al dan niet bestaande
uit meerdere deelprojecten

• verricht acquisitie en stelt onderzoekoffertes op voor extern
gefinancierde projecten

• verricht en begeleidt onderzoek op het gebied van de preven-
tieve gezondheidszorg, het dierlijk welzijn en instrumenten
voor managementondersteuning, gericht op het oplossen van
actuele praktijkvragen in de melkveehouderij

• verricht zelfstandig de statistische verwerking van onderzoek-
gegevens

• draagt de onderzoekresultaten mondeling en schriftelijk uit
op praktijkgericht en wetenschappelijk niveau en begeleidt de
medewerkers van de sectie daarin

• onderhoudt contacten op praktijkgericht en wetenschappelijk
niveau met relevante onderzoekinstellingen, de georganiseerde
diergezondheidszorg en het bedrijfsleven

• bestudeert de ontwikkelingen op het gebied van de melkvee-
houderij in het algemeen en de diergezondheidszorg, het dierlijk
welzijn en ontwikkelingen van instrumenten voor management-
ondersteuning op deze terreinen in het bijzonder, zowel op
wetenschappelijk als op praktijkniveau.

Vereisten

• voltooide opleiding diergeneeskunde met als specialisatie grote
landbouwhuisdieren

• ervaring met onderzoek

• sterke affiniteit met de melkveehouderij

• uitstekende mondelinge en schriftelijke uitdrukkingsvaardigheid

• goede contactuele vaardigheden in een onderzoek-, praktijk-
en industriële omgeving

• een praktijkgerichte instelling, projectmatig en goed in team-
verband kunnen werken.

Standplaats

Lelystad.

Arbeidsvoorwaarden

Salaris maximaal ƒ 8495,- bruto per maand (schaal 12 BBRA 1984)
exclusief 8% vakantietoeslag.

Reacties voor 31 augustus a.s. richten aan de directeur van het PR,
dr.ir. A. Kuipers, Postbus 2176, 8203 AD Lelystad

Inlichtingen over de functie kunnen worden ingewonnen bij de
heer A. Meijering, hoofd afdeling Dieren Product
(tel. 0320-293440) of mevrouw D. Tromp, personeelsfunctionaris
(tel. 0320-293416, b,g.g. 293409).

-ocr page 124-

EEN DIERENARTS (M/V)

(80-100%)

- met afstudeerrichting gezelschapsdieren en enige
ervaring.

- die aantoonbare ambities heeft in het vak.

- die voortdurend open staat voor nieuwe ideeën,
ook op het gebied van klantgerichtheid.

- die plezier heeft in het werken met mensen en
daarvoor beschikt over goede sociale vaardighe-
den en gevoel voor teamgeest.

Onze cliëntèle vinden \'het beste voor hun dier\' be-
langrijker dan het bekende \'dubbeltje en de eerste
rang\'. Wij bieden hen daarom hoogwaardige dia-
gnostiek en vergaande curatieve diergeneeskunde.
Daarnaast kan de bezorgde baas rekenen op een pro-
fessioneel begrip voor al zijn emoties. Gewerkt
wordt in een uitstekend geoutilleerde praktijk (eigen
lab, röntgen, echo, ECG, endoscopie etcetera) en bin-
nen een team waarin naast prestaties, toch vooral
het plezier in het (samen)werken voorop staat.
In verband met deelname in de diensten (1 op 3) ach-
ten wij verhuizing naar Drachten noodzakelijk.
Drachten heeft circa 50.000 inwoners en grenst direct
aan omvangrijke bos- en watersportgebieden.
Sollicitaties gaarne binnen 14 dagen richten aan
Dierenkliniek de Toren, Torenstraat 21, 9203 BC
Drachten. Telefoon: 0512 - 518137.

Dierenkliniek de Toren is een eer-
ste- en tweedelijns praktijk voor
gezelschapsdieren en vogels. Er
wordt gewerkt in een team van
vier dierenartsen en acht assis-
tentes. Voor dit team zoeken wij:

De Nederlandse Artsen Acupunctuur Stichting
(N.A.A.S.) organiseert wederom haar succesvolle
Acupunctuuropleiding voor artsen, tandartsen, die-
renartsen, nnedische doctorandi, fysiotherapeuten,
mensendiek(st)ers en cesaristen.

De opleiding begint op 9 oktober 1999 en vindt
plaats op zaterdagen en zondagen in Motel
Eindhoven.

Docenten zijn Drs. G.A. van der Burg, tandarts/
acupuncturist, Drs. J.P.V.M. de Jong, kinderarts
en arts natuurgeneeswijzen en M.S.A. Bloemhof,
fysiotherapeut.

Voor informatie en toezending van de brocfiure
dienen belangstellenden te schirijven naar:
Administratie cursus N.A.A.S., Postbus 177,
1200 AD Hilversum of bellen met (035)6834456
(na 19.00 uur)

Zorgverzekeraars accepteren het C-diploma van
de N.A.A.S. bij vergoedingen van acupunctuur-
befiandelingen.

HBO-opleiding
ACUPUNCTUUR

Medici zoals dierenartsen, tandartsen.medisch specialisten en
andere vrije beroepers kunnen al 25 jaar lang rekenen op
deskundig advies van Raadgevers Medische Beroepen.
De Raadgevers begeleiden u onder andere bij overdracht van

de praktijk en bij associaties.

Ook de afhandeling van de bijbehorende contracten wordt u
uit handen genomen. Raadgevers Medische Beroepen is een
adviesbureau met uitgebreide expertise op het gebied van
financieel advies aan beoefenaars van (para)medische
beroepen. De breedte van die expertse is uniek en beslaat
advies ten aanzien van alle financiële aspecten die zich
van start tot pensionering in uw medische carriëre

kunnen voordoen.

Raadgevers
Medische Beroepen

U weet zich bij de Raadgevers verzekerd van maatadvies op het
gebied van financiële planning, verzekeringen, financieringen,
hypotheken en pensioenen. Ook de keuzes en mogelijke
problemen rondom het einde van uw studie hebben de speciale

aandacht van de Raadgevers.

Dorpsstraat 118
3732 HL De Bilt
Postbus 36
3730 AA De Bilt

Tel 030 220 41 14
Fax 030 220 27 95
E-mail: raadgeversOatriserv.nl

De Raadgevers volgen u in de verschillende fasen van uw loop-
baan en bieden begeleiding en advies op de lange termijn.

Voor meer Informatie kunt u contact opnemen met
adviseurs Philip Jaspers en/of Wouter van der Meer.

-ocr page 125-

Zes maanden bescherming tegen vlooien in één dosis?
pét kan alleen met PROGRAM® Injectie voor katten.

Vlooieneitjes en -larven zijn dé verborgen vijanden van een kat. Ze
blijven achter op alle plaatsen waar de kat zich in huis begeeft,
wachtend op een goed moment om uit te komen en weer een nieuwe
vlooienplaag te veroorzaken. PROGRAM Injectie voor katten
garandeert met één dosis dat al deze eitjes worden gedood vóór ze
zelfs maar de kans krijgen om uit te komen. U, als dierenarts, dient
de injectie zelf toe, dus het is altijd de juiste dosis op het juiste
moment. Het is makkelijk en snel voor uw cliënten. En één injectie is
voldoende voor maar liefst zes maanden bescherming. Behandel katten
met PROGRAM Injectie, een revolutionair product van Novartis.

PROGRAM Maakt vlooien het leven onmogelijk.

PROGRAM\' 40 mg (lufenuron), Reg. NL 9489- UDA/PROGRAM 80 mg (lufenuron), Reg. NL 9498- UDA. Indicatie: suspensie voor injectie voor het bestrijden van vlooien. Doeldier: kat. Dosering: 10 mg
lufenuron per kg lichaamsgewicht bij subcutane toediening. Contra-indicaties: niet bij bonden gebruiken. Het excipients Polyvinylpyrrolidone (Povidon) is een substantie die bij honden een krachtige vrijgave
van histamine veroorzaakt. Dientengevolge kan een emstige reactie optreden bij honden; deze reactie wordt niet bij katten waargenomen. Bijwerkingen: het product wordt door alle katten zeer goed verdragen
in.iar kan pijn bij injectie veroorzaken. Het kan een voorbijgaande milde en niet pijnlijke reactie op de plaats van injectie vertonen. Een enkele keer kan er lethargie

feloomheid) optreden gedurende een paar uren na injectie. Dit verschijnsel verdwijnt echter spoedig. ® Geregistreerd handelsmerk van Novartis Ltd., Bazel, »i

fewitserland. Verdere informatie zie bijsluiter of beschikbaar bij Novartis Agro Benelux B.V., Animal Health Sector, Stepvelden 10, 4704 RM Roosendaal. www.novartis.coni C > N O VA RT I S

-ocr page 126-

En wat,

als uw hond wormen heeft ?

Met Drontal Plus bevrijdt u honden efficiënt en snel van maag- en darmwormen.
Bayer heeft een middel ontwikkeld met twee belangrijke voordelen :

1. Specifieke wormziekten hoeven niet langer met specifieke produkten bestreden te
worden. Bayer heeft het eerste echte allround ontwormingsmiddel ontwikkeld.
Het is één tegen allen : één middel tegen alle maag- en darmwormen.

2. Er is geen dagenlange behandeling meer nodig. Met het nieuwe allround
ontwormingsmiddel van Bayer volstaat een eenmalige behandeling.

Bayer

Bayer B.V.

Verkoopgroep Veterinair
Nijverheidsweg 26, Postbus 80
3641 AB Mijdrecht
Tel. 02979 - 80666

^Drontal Plus. Eén middel
tegen rond- en lintwormen.

-ocr page 127-

0i

A MEMORY IS A TREASURE THAT SURVIVES

Though time may pass a memory stays,
reminding us of happy days
and of the people who have touched our lives
of favors done and love expressed
of those who stood above the rest,
a memory is a treasure that survives

Amanda Bradley

Op deze prachtige zomeravonden, onder eeuwenoude eiken en kastanjes gezeten, denk ik aan de betrekkelijkheid van het leven
en aan het feit dat ik, en waarschijnlijk iedereen, elke dag (nog) méér moet genieten van de positieve dingen. We zouden ons
minder moeten storen aan dagelijkse beslommeringen, problemen en irritaties. Het zijn de persoonlijke dingen en de inter-
menselijke contacten die belangrijk zijn en die ons leren wie écht onze vrienden zijn. Met het verlies van verwanten en beken-
den worden we allemaal geconfronteerd, maar soms komt de dood \'erg dichtbij\'. In deze weken verloor een collega zijn 24-ja-
rige zoon, een andere collega verloor zijn nog jonge echtgenote, op de Faculteit verloren we dr. H. C. Schamhardt door een
verkeersongeluk tijdens zijn \'sabbatical leave\' in Australië. Henk Schamhardt, een gedreven onderzoeker en uitmuntend do-
cent, was fysicus en geen dierenarts. Toch wist hij, zoals vele jongere dierenartsen hebben ondervonden tijdens hun studie,
meer van de anatomie en de biomechanica dan de meesten onder ons. Henk was niet alleen een fantastische echtgenoot en een
te gekke vader, maar ook een fijne, trouwe vriend. De vele uren die wij samen, of met collega \'s, intensief werkend aan onder-
zoek of gezellig discussiërend doorbrachten zijn nu voor mij \'a treasure that survives\'.

Intussen houden wij ons natuurlijk ook bezig met triviale dingen. Op de Faculteit is de ingrijpende reorganisatie van de klini-
sche sector, waarvan de apotheose nog niet helemaal duidelijk is, in haar afrondingsfase. Diersoortgericht(er) werken heeft
duidelijke voordelen, maar moet niet tot totale \'verzuiling\' binnen de diergeneeskunde leiden.

Alternatieve en complementaire geneeswijzen blijven een onderwerp van gesprek. Deze discussie dient echter wel positief te
blijven: er is immers voor iedereen een plekje onder de zon.

Ook liggen er vele leuke dingen in het verschiet: de themadag \'Vruchtbaarheid van het paard\' in Lelystad, het
Afscheidssymposium voorde hoogleraar Veterinaire Farmacologie Adelbert van Miert, hel 25-jarig ambtsjubileum van Wim
te Giffel, secretaris van de KNMvD, het symposium \'Paard in breder perspectief\' van de Hoofdafdeling Gezondheidszorg
Paard en diverse cursussen. Allemaal gelegenheden om onze kennis uit te breiden én om bij te praten met collega \'s en vrien-
den. Dat kan weer leiden tot fijne \'memories\'. Immers, ook \'werken \', iets wat de meesten van ons minstens 40 uur per week
doen, kan erg fijn zijn!

Tot slot, mede om vragen van collega \'s te beantH\'oorden, \'editorials\' worden door de leden van de Hoofdredactie op persoon-
lijke titel geschreven. Bovenstaand stukje is de verwoording van mijn persoonlijke gedachten en gevoelens.

dr. Marianne M. Sloet van Oldruitenborgh-Oosterbaan,

lid Hoofdredactie.

Van de Hoofdredactie

-ocr page 128-

1 UÊ^wr

Tijdschr Diergeneeskd 1999: 124: 496-502

AVIAIRE LEUCOSE EEN OUD PROBLEEM IIM EEN NIEUW JASJE:
DIAGNOSTISCHE MOGELIJKHEDEN EN BEPERKINGEN

W.J.M. Landman^ en G. Koch^

SAMENVATTING

Na een inleiding over de huidige aviaire leucoseproble-
matiek bij slachtkuikenmoederdieren veroorzaakt door
de nieuwe J-variant, wordt met name ingegaan op de dia-
gnostische mogelijkheden en beperkingen van aviaire
leucose in het algemeen en aviaire leucose subgroep-J-vi-
rus in het bijzonder. Eveneens wordt de bestrijding van
deze aandoening in relatie tot de diagnostiek behandeld.
Het overzichtsartikel wordt beëindigd met samenvat-
tende conclusies.

SUMMARY

Avian leukosis: a new variation of an old problem

Current problems in parent broiler chickens caused by the
new avian leukosis virus subgroup J are described. The pos-
sibilities and limitations of diagnosing avian leukosis, and in
particular that caused by the J subgroup virus, are reviewed
and the eradication of the disease is discussed.

INLEIDING

Aviaire leucose werd na de intensivering van de pluimveehou-
derij een belangrijk probleem. Echter een intensief bestrij-
dingsprogramma dat met name werd toegepast in de top van de
productiekolom vanaf 1977, heeft er toe geleid dat de ziekte tot
een minimum werd teruggebracht, waardoor deze aandoening
bij velen steeds minder aandacht kreeg. Dat veranderde toen bij
vleeskippen steeds meer gevallen van myeloïde leucose wer-
den geconstateerd, terwijl virussen die vroeger werden geïso-
leerd met name lymfoïde leucose veroorzaakten. Virussen die
werden geïsoleerd bij dieren met myeloïde leucose bleken af te
wijken van de virussen die lymfoïde leucose induceren. De af-
wijking was zo groot dat de nieuwe isolaten niet pasten binnen
de bestaande subgroepen en in een nieuwe subgroep J geplaatst
moesten worden. Inmiddels zijn subgroep-J-virussen wijd ver-
spreid en veroorzaken een economische schade die de pluim-
veesector grote zorgen baart.

Subgroep-J-virus (Figuur 1 A, B) is voor het eerst in
Engeland geïsoleerd in 1988 bij slachtvenueerderingsdieren
(16). Alhoewel het er aanvankelijk op leek dat het virus al-
leen in Engeland voorkwam, werd in 1994 voor het eerst ge-
wag gemaakt van Amerikaanse isolaten. Recent is uit onder-
zoek van oude isolaten, die door het ID-DLO al in 1991
werden verkregen, gebleken dat subgroep-J-virussen in die
tijd ook in Nederland voorkwamen. Myeloïde leucose bij
vleeskippen is bovendien gesignaleerd in diverse andere
Europese landen, Afrika, Azië en Zuid-Amerika. Het virus

\' Gezondheidsdienst voor Dieren. Sector Pluimveegezondheidszorg. Deventer
^ Afdeling Aviaire Virologie. DLG Instituut voor Dierwetenschappen en Dier-
gezondheid. Lelystad

heeft dus een wereldwijde verspreiding. De piramidale op-
bouw van de pluimvee-industrie, waarbij een beperkt aantal
fokkerijbedrijven de mondiale pluimveehouderij van groot-
moederdieren voorziet, de uitwisseling van genetisch mate-
riaal in combinatie met een mogelijk grotere infectieusiteit
van besmette kippen hebben aan de snelle mondiale ver-
spreiding bijgedragen. Door experimentele infecties is vast-
gesteld dat subgroep-J-virus vooral tumoren van de mye-
loïde celreeks veroorzaakt (Figuur 2 en 3). Bij experimentele
infecties is tevens gebleken dat met name vleesrassen gevoe-
lig zijn (17). Inderdaad is tot nu toe het virus alleen bij vlees-
lijnen geïsoleerd. Alhoewel embryofibroblasten van kalkoe-
nen
(Meleagris gallopavo gallopavo), van de Sonnerathoen

STR

LTR

gag

U3- 13 U5

1

p27 - capside
pl9-matrix
pl2-nucleocapside
p 15 - protease
plO

lipide

membraan

-^

gastheercel

pol

poly A

U3 Q

RNA-genoom

pol

u.^ ra U3

viraal DNA

RT (ß-a)
p32-integrase

gp85-envelop
subgroep

gp37- envelop
transmembraan

-ocr page 129-

n ^ « 4M» •« W IHI,

A fl

Figuur 2. A. Vergrote lever ten gevolge van myeloïde leucose bij een slachtkuikenmoederdier met een ALV-J infectie. B. Myeloïde tumoren aan de binnen-
zijde van het sternum bij hetzelfde dier.

(Gallus sonnerati) en van de Bankivahoen (Gallus gallus)
gekweekt in het laboratorium gevoelig zijn voor infectie
(19), is dit op zichzelf geen bewijs dat deze diersoorten daad-
werkelijk gevoelig zijn voor de ziekte. Geïnfecteerde vlees-
kippen ontwikkelen voomamelijk myelocytoma\'s maar
daamaast werden bij veel dieren ook niertumoren gevonden.
In het algemeen zijn ALVs multipotent wat betreft het type
leukemie dat wordt geïnduceerd, maar één type tumor heeft
de overhand. Zo komen bij koppels die zijn geïnfecteerd met
subgroep-A-virus sporadisch erytroïde en myeloïde tumoren
voor. Daarbij zijn factoren als infectiedosis, infectieroute,
leeftijd waarop dieren worden geïnfecteerd, gastheerfacto-
ren, geslacht, bijkomende infecties met andere pathogenen,
en omgevingsfactoren waaronder stress van belang. In over-
eenstemming daarmee werden in Nederland, Denemarken
cn Duitsland, en later ook in Engeland myeloïde tumoren in
combinatie met erytroïde vormen waargenomen in met sub-
groep-J-geïnfecteerde koppels.

Naast dc in het oog springende schade door uitval als gevolg
van tumoren, wordt verondersteld dat schade ook ontstaat
door niet-neoplastische effecten (8, 30). In het veld is het
moeilijk om vast te stellen of dergelijke schade het gevolg is
van een ALV-infectie. Onder experimentele omstandighe-
den is vastgesteld dat een ALV-infectie aanleiding kan ge-
ven tot groeivertraging, verhoogde sterfte, productieverlie-
zen als gevolg van eilegdaling, afgenomen vruchtbaarheid
en slechte uitkomst. Bij veldinfecties worden met name ver-
hoogde sterfte, slechte uniformiteit en eilegdaling waarge-
nomen. Bij veldstudies in Noord-Amerika werd een duide-
lijke groeiachterstand van
1 tot 1,5 kg bij met subgroep-J-be-
smette ten opzichte van niet besmette slachtkuikens gecon-
stateerd (34). Bij deze dieren wordt de schade uiteraard al-
leen bepaald door niet-neoplastische effecten van infectie en
niet door het optreden van tumoren omdat deze zich pas ma-
nifesteren op een leeftijd dat de dieren al naar de slacht zijn
afgevoerd. Echter, bekend is dat subgroep
J vimssen gemak-
kelijk oncogenen uit de gastheer op kunnen pikken, waar-
door ze acuut transformerende activiteit ontwikkelen (18).
Dieren besmet met virussen met dergelijke oncogenen kun-
nen al binnen zes weken tumoren ontwikkelen. Het is ondui-
delijk wat de veranderde pathogenese van de nieuwe variant
heeft bepaald.

Exogene leucosevirussen

Leucosevimssen die bij kippen voorkomen, zijn in zes ver-
schillende subgroepen (A, B, C, D, E en J) ingedeeld. Alle
vimssen met uitzondering van die binnen subgroep-E zijn
oncogeen. De indeling in subgroepen is gebaseerd op de
door het vims gebruikte celreceptor en wordt in de praktijk
getest door het meten van interferentie van infectie door vi-
mssen uit dezelfde en verschillende subgroepen. De ver-
schillen tussen subgroepen komen ook tot uiting in het infec-
tiepatroon in kippenembryofibroblasten van verschillende
genetische typen en in serum- en vimsneutralisatietesten. De
genoemde eigenschappen worden bepaald door het enve-
loppe-eiwit van het vims dat wordt gecodeerd door het
env-
gen. Gevonden is dat de nucleotidesequentie van e«v-genen
tussen subgroepen tussen de 80-85 procent homologie ver-
toont met uitzondering van het J-vims dat slechts voor 40
procent homoloog is aan dat van andere subgroepen. De se-
quentie van de andere twee genen
pol en gag is wel homo-
loog in alle subgroepen (1). Het feit dat alleen de
pol- en gag-
genen van de verschillende subgroepvimssen grotendeels
identiek zijn en dat het
env van subgroep meer dan 95 pro-
cent identiek is aan endogene genen in het kippengenoom
van vleeskuikens (4) heeft tot de veronderstelling geleid dat
deze subgroep is ontstaan door recombinatie tussen deze en-
dogene virale genen en één of meerder exogene leukosevi-
mssen.

497

Het vims bindt aan de celreceptor via het enveloppe-eiwit.
De ewi\'-genen van vimssen binnen een subgroep variëren
ook maar dit leidt niet tot een ander receptorgebruik. Deze
variatie kan wel worden waargenomen doordat antisera be-
reid met een J-virus niet altijd alle subgroep-J-vimssen neu-
traliseren. Dit geeft tevens aan dat de aminozuren in het en-
veloppe-eiwit, die betrokken zijn bij de binding aan de
celreceptor, niet dezelfde zijn als de aminozuren die deel uit-
maken van de antigeendetemiinanten. Naast verschillen in
het
V-gen hebben subgroep-J-vimssen ten opzichte van an-
dere subgroepvimssen ook verschillen in het andere ge-
noomfragmenten, zoals het zogenaamde long terminal re-
peat gebied (LTR) en hebben subgroep-J-vimssen een
E-element in de niet-coderende 3\'-sequentie. Dit E-element
werd tot op heden alleen aangetroffen in acuut transforme-
rende aviaire leucosevimssen.

Het is onduidelijk welke van deze verschillen verantwoorde-
lijk is voor de veranderde pathogenese. Vermoedelijk komt
de variatie ook voor bij andere subgroepen. Zo is er een ALV
in Israël beschreven met tropisme voor endotheelcellen. Dit
vims induceert haemangiosarcomen (23). Nog niet is be-

TIJDSCHRII-T VOOR DIERGFNEESKUNDE, DEEL 124, SEPTEMBER, AFLEVERING 17, 1999

-ocr page 130-

paald binnen welke subgroep dit virus valt. Hoewel het enve-
loppe-eiwit bepaalt welke cellen worden geïnfecteerd, be-
staat er toch géén directe relatie tussen virussubgroep en type
tumor dat zich ontwikkelt. Immers zoals eerder vermeld,
zijn, behalve endogene subgroep-E-virussen (ev), die niet
oncogeen zijn, alle ALVs multipotent. Waarschijnlijk wordt
het type tumor mede bepaald door verschillen in het LTR.
Het LTR bepaalt namelijk in hoge mate waar het virusge-
noom als proviraal DNA in het celgenoom wordt geïnte-
greerd (11). Integratie is weliswaar een stochastisch proces
maar kent verder een aantal hot spots in het genoom (32). Pas
als het provirus in het kippengenoom in de nabijheid van een
cellulair oncogen
(c-onc) integreert kan dat leiden tot active-
ring van naast gelegen genen (11). Acuut transformerende
ALVs bezitten zelf een oncogen (v-onc) dat zij mogelijk ooit
uit het cellulair genoom hebben opgepikt. Daarom is de
plaats waar deze vimssen in het genoom integreren voor de
transformatie onbelangrijk (10). Het is nog niet bekend
waarom niet-acuut transformerende ALV-J-vimssen mye-
loide tumoren induceren en ALV-A-virussen niet. Wel ver-
toont ALV-J-tropisme voor monocyten
in vitro en ALV-A
niet. Tevens heeft ALV-J minder tropisme voor de bursa dan
ALV-A (15). Hieruit kan geconcludeerd worden dat recep-
torgebmik mede het tumorspectrum bepaalt.

Endogeen leucosevirus

Virussen binnen subgroep-E zijn zogenaamde endogene vi-
russen. Dit zijn virussen waarvan het genoom zich in de
kiemlijn bevindt. Het genoom van deze virussen vererft
daarom in tegenstelling tot exogene leucosevirussen volgens
de wetten van Mendel. De meeste endogene virussen zijn de-
fect in die zin dat een gedeelte van het genoom verloren is
gegaan, waardoor ze vaak geen compleet virus meer kunnen
vormen. Echter de genoomfragmenten kunnen nog intacte
genen bevatten die worden afgelezen, waardoor virale eiwit-
ten worden gesynthetiseerd. Gevomide endogene virale ei-
witten kunnen interfereren in testen op exogene vimssen,
omdat de gag-genen zoals eerder venneld een hoge mate van
homologie vertonen. De endogene vimssen zijn in de regel
niet oncogeen, mogelijk door verschillen in het LTR-gebied.
Verondersteld wordt dat endogene virale eiwitten de im-
muunrespons tegen exogene virussen negatief kunnen beïn-
vloeden. Verhoogde gevoeligheid voor een exogene ALV-
infectie en tumorgroei is het gevolg (7).

DIAGNOSTIEK

Voor het aantonen van een ALV-infectie zijn de volgende
testen beschikbaar
I. Vinisisolatie

Vims kan het beste geïsoleerd worden door co-cultivatie
van vitale witte bloedcellen en gevoelige kippenembryo-
fibroblasten. De witte bloedcellen produceren vims gedu-
rende de co-cultivatie. Virus kan ook geïsoleerd worden
uit plasma, serum en tumorhomogenaten.
De virusisolatie kan op twee manieren worden uitge-
voerd; volgens een macro- en een micromethode. De
macromethode is gevoeliger dan de micromethode, om-
dat onder andere een groter volume van het monster kan
worden getest en omdat bij de macromethode cellen twee-
maal worden doorgezet. Door het doorzetten gaan de cel-
len delen. De vimssen vermeerderen beter op delende cel-
len. De macromethode is echter veel bewerkelijker en
daarom kostbaarder in uitvoering dan de micromethode
en zal daarom alleen worden toegepast als hogere gevoe-
ligheid nodig is om alle geïnfecteerde dieren binnen een
koppel te vinden.

« im win«»*!

ALV veroorzaakt geen cytopathogeen effect en de aan-

-ocr page 131-

wezigheid van leucosevirus wordt daarom aangetoond
door middel van een enzym-linked absorbent assay
(ELISA) voor het aantonen van viraal antigeen (zie on-
der). Met virusisolatie worden in principe alleen exogene
virussen aangetoond, omdat de meeste cellen die hiervoor
worden gebruikt niet gevoelig zijn voor infectie met en-
dogene virussen.

Uit recent onderzoek van de Gezondheidsdienst voor
Dieren, Faculteit der Diergeneeskunde en het ID-DLO is
gebleken dat de gevoeligheid van de micromethode wel-
iswaar lager is dan van de macromethode, maar dat het
verschil in gevoeligheid niet altijd tot uiting komt in het
percentage geïnfecteerde dieren dat kan worden gedetec-
teerd.

Tot welke subgroep een geïsoleerd virus behoort staat nog
niet vast, omdat met de antigeen-ELlSA geen onderscheid
wordt gemaakt tussen de verschillende subgroepen. Voor
het bepalen tot welke subgroep het vims behoort, moeten
eerst de eigenschappen van het enveloppe-eiwit worden
onderzocht. Vroeger geschiedde dit door te onderzoeken
of vemieerdering van virussen in cellen wordt geblok-
keerd door virussen uit andere subgroepen (interferentie-
test) of door neutralisatie met subgroepspecifieke anti-
sera. Tegenwoordig kan de subgroep ook worden bepaald
met de polymerase-chain-reactie (zie punt 3).

2. Amigeen-ELISA

Met de antigeen-ELlSA wordt het p27-eiwit dat wordt ge-
codeerd door het gag-gen aangetoond. Het p27-eiwit is
onderdeel van de virusmantel en is nagenoeg gelijk in alle
aviaire leucosevimssen. De antigeen-ELISA maakt
daarom geen onderscheid tussen de verschillende sub-
groepen en dus ook niet tussen exogeen en endogeen vi-
ms. De antigeen-ELISA wordt behalve voor het aantonen
van vimsvermeerdering in weefselkweek ook gebmikt
voor het aantonen van viraal p27 in eialbumine en cloaca-
veegmonsters (swabs). Op die wijze kunnen dieren die vi-
rus via de feces uitscheiden, hiema aangeduid als uit-
scheiders, worden opgespoord. Voor het aantonen van
p27 in het bloed is de test vanwege de hoge aspecifieke re-
acties minder geschikt.

Tabel 1. Resultaten van experimenteel onderzoek naar de leeftijdsresistentie voor ALV-A- en -B-virus infectie bij SPF witte leghorns lijn A na intramuscu-
laire infectie met 1QS TCIDsg (tissue culture infective dosisgo) ALV-A en 103 TCIDgg ALV-B uitgevoerd door Maas et
al. [ 1980, 1982). Resultaten in per-
centages.

Dagl

2 weken

4 weken

6 weken

8 weken

10 weken

Lymfoïde Icucose 1980

54,3

40,0

9,5

6,9

7,4

n.u.*

Verticale transmissie 1980

84,6

33,3

50.0

9,5

0

n.u.*

Lymfoïde leucose 1982

62,5

5,3

0

0

0

0

Verticale transmissie 1982

68,4

5,3§

0

0

0

0

* = niet uitgevoerd

Tabel 2. Overzicht van diagnostische mogelijkheden voor ALV en bijbehorende specificaties.

Test

Monstcrkeuze

Voordelen

Nadelen

Diagnostische waarde

Toepassingsbereik

Viruskweek
(macro)

heparineblocd
(leukocyten), scrum,
tumor, magnum,
vcrcnpulpa, vagina- of
cioacaswabs

gevoelig (gouden
standaard)
geen subgroep-
identificatie

duur, bewerkelijk, tijdrovend

opsporen viremische
dieren

fokkerij

PCR

ccllysaten,
bloéd

subgroepidentificatie

duur, kleinschalig, antigene
variabiliteit beïnvloedt
betrouwbaarheid

subgroepidentificatie

fokkerij, vermeerdering

Ag(p27)-ELÏSA

albumen
vagina swabs

grote aantallen
monsters, goedkoop

geen subgroepidentificatie

opsporen uitscheiders ALV
algemeen

alle categorieën

Antistoffen-ELISA

plasma, serum

grote aantallen,
goedkoop

subgroepidentificatie

immuuntoierante dieren worden
niet opgespoord,
zegt niets over
uitscheidingsstatus

aantonen van infectie bij
immuuncompetente dieren

\\\'irusneutralisatie

piasma, serum

subgroepidentiflcatie

duur, bewerkelijk, kJeinschalig
antigene variabiliteit beïnvloedt
betrouwbaarheid

virussubgroepidentificatie

diagnostiek incidenteel,
onderzoek

Immuunhistochemie

weefsel

viraal antigeen in situ
aantonen

bewerkelijk, géén subgroep-
identificatie

aantonen ALV infectie
algemeen

alle categorieën

3. Polymerase-chain-reaction (PCR)

Met de PCR kan een klein deel van de genetische infor-
matie van het virus specifiek worden vermenigvuldigd.
De reactie is specifiek voor subgroep-A, -B, -E of J-virus-
sen indien een stukje genetische informatie wordt ver-
meerderd dat uniek is voor een subgroep. Daarvoor komen
in aanmerking het e/?v-gen, de LTRs en het E-element dat
alleen bij J-virussen wordt aangetroffen. De stukjes infor-
matie van subgroep-J-vimssen, die daarvoor in aanmer-
king komen, verschillen echter te veel om alle subgroep-J-
virussen te detecteren. De PCRs die tot nu toe voor
subgroep-J-vims zijn beschreven blijken in staat om onge-
veer 85 procent van de isolaten aan te tonen. Daarom is
ook binnen het genoemde onderzoek een PCR ontwikkeld
gebaseerd op venneerdering van een fragment van het
gag-gen om te controleren of isolaten met afwijkende ge-
netische informatie worden gemist in de subgroepspeci-
fieke PCRs. De gevoeligheid van de PCR is minder dan

-ocr page 132-

die van de virusisolatie. De PCR wordt gebruikt voor het
typeren van virus vermeerderd in embryofibroblasten of
direct in bloed of bloedcellen.

4. Bepalen van antistoffen

Antistoffen specifiek voor subgroep-A- en B-virussen
kunnen worden bepaald met een ELISA of in een virus-
neutralisatietest.

ELISA\'s voor antistoffen tegen subgroep-A- en B-virus-
sen zijn reeds langer commercieel verkrijgbaar. IDEXX
en KPL hebben recent antistof-ELISA\'s voor subgroep-J-
virus op de markt gebracht. KPL geeft op dat antistoffen
tegen ALV-J in de ELISA al vier weken na infectie met
ALV worden aangetoond. De eerste ervaringen met de
IDEXX ELISA\'s uitgevoerd met sera van dieren die door
ons experimenteel waren geïnfecteerd met ALV-A en -J
zijn gunstig. Geen van de sera van met ALV-A-geïnfec-
teerde of van niet-geïnfecteerde dieren scoorde positief
(specificiteit van lOOprocent). Echter, 20 van de 171 sera
van dieren geïnfecteerd met subgroep-J scoorden positief
in A- en B-antistof ELISA van IDEXX (specificiteit 89,5
procent).

De sensitiviteit van de J-ELISA gedefinieerd als het aan-
tal positieve sera gedeeld door het aantal -J-geïnfecteerde
dieren lag rond de 46 procent. Echter onbekend is welke
geïnfecteerde dieren viremisch zijn zonder antistoffen,
zodat de sensitiviteit een forse onderschatting kan zijn. De
resultaten zullen daarom met een andere test bijvoorbeeld
de neutralisatietest moeten worden bevestigd. Bij de neu-
tralisatietest wordt bepaald of antistoffen de infectie van
fibroblasten remmen. De neutralisatie is subgroepspeci-
fiek, dat wil zeggen antistoffen tegen de ene subgroep
remt alleen de infectie met dezelfde subgroep maar niet
met een andere subgroep. Binnen subgroep-J zijn varian-
ten gevonden die niet worden geneutraliseerd door antis-
toffen tegen het prototype-J-virus. In hoeverre dat ook
speelt in de ELISA is op dit moment niet bekend.
Het testen van antistoffen is alleen geschikt om infectie
met een bepaalde subgroep-ALV-virus vast te stellen,
maar is niet bruikbaar voor het opsporen van uitscheiders
(zie onder).

5. Microscopisch onderzoek van tumorweefsels

Tot voor kort werden besmettelijke tumoren bij de kip on-
derscheiden door het verrichten van eenvoudig microsco-
pisch onderzoek. Met de microscoop kan echter moeilijk
onderscheid gemaakt worden tussen tumoren veroorzaakt
door ALV, Marekvirus of reticuloendotheliosisvirus. Het
onderscheid is vooral moeilijk indien de typische ken-
merken van deze verschillende tumoren ontbreken.
Vooral bij menginfecties is dat onderscheid moeilijk te
maken. Specifiek kleuren van weefsels op virusantigeen
(van Marek-, aviaire leucose- dan wel reticuloendothelio-
sisvirus) kan uitkomst bieden. Binnen het onderzoek is
een specifieke kleuring ontwikkeld waarbij antistoffen
gericht tegen p27 worden gebruikt. Het ALV-p27 kan op
deze wijze in tumorweefsel worden aangetoond.
Vergelijkbare kleuring van antigenen van het Marek- en
reticuloendotheliosisvirus worden momenteel ontwik-
keld.

BESTRIJDING VAN AVIAIRE LEUCOSE

Inleiding

Kippen ontwikkelen naarmate ze ouder worden een zekere

i

UTillfilÉ

mate van resistentie tegen de infectie. Deze vorm van resis-
tentie is niet absoluut maar heeft te maken met de betere af-
weer die kippen tegen het virus ontwikkelen naarmate ze ou-
der zijn. Dit is onder andere het gevolg van de rijping van het
immuunsysteem. Een zwakkere of géén immuunrespons zal
leiden tot hogere virusconcentraties in bloed en weefsel-
vocht, waardoor de kans op tumoren en infectie van repro-
ductieorganen en darm toenemen. Dit is vooral het geval bij
immuuntolerantie die geïnduceerd wordt indien het dier
reeds tijdens de embryogenese of de eerste weken na uit-
komst besmet raakt. Infectie van reproductieorganen speelt
een belangrijke rol in de epidemiologie van de ziekte omdat
dat kan leiden tot besmetting van embryo\'s.
Congenitale besmetting leidt door de gevormde immuun-
tolerantie vaak tot persistent viremische dieren in de af-
wezigheid van een antistofrespons tegen het virus (V A").
Sommige viremische dieren ontwikkelen wel een antistofre-
spons maar deze is te zwak om de viremie te onderdrukken
(V A -t). Het zijn met name dieren in de categorie V A" en
in mindere mate dieren in de categorie V^A\'^-t die op latere
leeftijd tumoren ontwikkelen en het virus via het ei op nako-
melingen overdragen (24). De verklaring hiervoor is dat bij
V"^A--dieren en in mindere mate bij V A -dieren virusver-
meerdering plaatsvindt in het oviductepitheel (5). Eieren ra-
ken daardoor besmet tijdens passage in het magnum moge-
lijk op het moment dat albumine in het ei wordt afgezet.
Dieren die op latere leeftijd worden besmet ontwikkelen
sneller antistoffen, waardoor virus sneller uit het bloed wordt
verwijderd (V"A^) nog voor het organen bereikt zoals het
oviductepitheel of het ovarium. Het gevolg is dat slechts een
klein percentage van de categorie V"A^-virus verticaal over-
draagt.

De verticale transmissie kan op meerdere manieren worden
voorkomen. Zo kunnen dieren binnen een koppel worden in-
gedeeld in dieren die virus in het bloed hebben (V), in de
vagina (VST^ - vaginaal-swab-test) of dieren die eieren pro-
duceren die positief zijn voor p27-antigeen in het albumine
(gsa - groep specifiek antigeen). Payne bestudeerde de ver-
ticale transmissie in een met ALV-A natuurlijk geïnfecteerd
koppel ouderdieren, waarvan 85 procent positief was voor
infectie op een leeftijd 70 weken. Hij deelde de dieren op een
leeftijd van 55 weken in de boven genoemde categorieën in.
Zeventig procent van de V\'-hennen droeg wel eens virus
over op nakomelingen, 60 procent van de VST - en 64 pro-
cent van de gsa -hennen. Niet alle eieren die geproduceerd
werden door deze categorieën resulteerden dus in positieve
embryo\'s. De V"\'"-hennen produceerden 30,6 procent, de
VST -hennen 20,5 procent en de gsa^-hennen 21,7 procent
positieve embryo\'s. Deze resultaten duiden erop dat de
meest waarschijnlijke infectieroute gaat via de oviduct en het
eialbumine. Negatieve selectie van de voomoemde catego-
rieën leidt tot reductie van de verticale transmissie. Echter
22,4 procent van de V"-, 12,5 procent van de VST"- en 11,8
procent van de gsa"-hennen produceren alsnog besmette em-
bryo\'s. De verklaring hiervoor kan zijn dat vims uit het bloed
is verdwenen maar zich wel lokaal vermeerderd (bij V" die-
ren), gebruik maakt van een altematieve infectieroute bij-
voorbeeld via het ovarium (VST") of dat hennen intermitte-
rend vims uitscheidden (gsa"), hetgeen voor sommige lijnen
is beschreven (29).

Antistoffen zijn niet bmikbaar voor het voorspellen van ver-
ticale transmissie. Zevenentwintig procent van de dieren met
antistoffen (A"^) en 42,4 procent van de A"-hennen droegen
vims over op nakomelingen.

-ocr page 133-

Het is onduidelijk in hoeverre de epidemiologie van de sub-
groep-A- en J-virussen verschillen. Epidemiologische be-
vindingen in het veld suggereren dat de J-virussen meer hori-
zontaal spreiden dan subgroep-A en -B. Voorlopig resultaat
van een experiment dat momenteel wordt uitgevoerd door de
Gezondheidsdienst voor Dieren, de Faculteit der Dierge-
neeskunde en het ID-DLO geeft aan dat intramusculair geïn-
fecteerde eendagskuikens afkomstig van leucosevrije moe-
derdieren ALV-J-meer spreiden dan een ALV-A-virus. Het
is niet duidelijk of dit verschil in horizontale spreiding geldt
voor alle virussen binnen subgroep-A en -J. Uit het experi-
ment is ook gebleken dat horizontale besmetting niet aëro-
geen wordt overgedragen, maar uitsluitend door directe con-
tacten tussen dieren tot stand komt. Het fysiek scheiden van
dieren door bijvoorbeeld gaas kan dus bijdragen tot het ver-
lagen van de horizontale spreiding. Onderzocht wordt nog in
hoeverre hennen voor infectie met ALV-J leeftijdsresistentie
ontwikkelen ten aanzien van verticale transmissie en tumor-
ontwikkeling. Geneesmiddelen voor de bestrijding van leu-
cose bestaan niet en daarom kan bestrijding alleen gebaseerd
worden op het voorkomen van verticale transmissie en
vroege horizontale besmetting van vleeskuikens en legdie-
ren.

Belangrijke vragen van het hiervoor genoemde infectie-ex-
periment zijn:

• Voldoet de huidige diagnostiek voor het opsporen van de
nieuwe variant?

• Zijn er veranderingen ten aanzien van leeftijdsresistentie,
horizontale en verticale transmissie?

• Wat zijn de effecten op slachtkuikens?

• Wat is de prevalentie van ALV-J in Nederland?

Huidige diagnostische mogelijkheden voor ALV(-J) en
toekomstverwachtingen

Het vaststellen van myeloïde leucose bij vleeskippen vormt
een sterke aanwijzing voor een infectie met ALV-J. De in-
fectie moet echter door aanvullend onderzoek in het labora-
torium bevestigd worden.

In het laboratorium wordt het virus vermeerderd of worden
ALV-J-specifieke antistoffen aangetoond. Of virus uit mon-
sters vermeerderd kan worden in celkweek hangt van veel
factoren af Een belangrijke factor is de leeftijd waarop die-
ren besmet raakten met ALV. De kans op persisterende vire-
mie neemt af met de leeftijd waarop de dieren besmet raken
(14). Naarmate dieren ouder worden ontwikkelen ze sneller
een neutraliserende antistofrespons die persisteert (22). Bij
een klein deel van de dieren met antistoffen kan toch nog vi-
rus geïsoleerd worden. Dus veel viremische dieren en weinig
dieren met antistoffen binnen een koppel betekent dat dieren
waarschijnlijk congenitaal of horizontaal op jonge leeftijd
werden besmet, terwijl andersom koppels met veel serolo-
gisch positieve en weinig viremische dieren betekent dat die-
ren horizontaal werden besmet op latere leeftijd.

Monsterkeuze

Verschillende categorieën monsters kunnen gebruikt wor-
den voor de diverse bepalingen:

1. Monsters voor het bepalen van antistoffen.

Serum en eidooier kunnen gebruikt worden om antistof-
fen gericht tegen virussen behorende tot subgroep-J of-A
en -B te bepalen. Het bepalen van antistoffen heeft
slechts diagnostische waarde bij immuuncompetente die-
ren.

2. Monsters voor het isoleren van ALV.

lafi

»1 i «i IRl

Aèmê

Witte bloedcellen produceren in het algemeen grote hoe-
veelheden virus. Witte bloedcellen kunnen echter slechts
kort in weefselkweek gehouden worden en daarom wordt
co-cultivatie met embryofibroblasten toegepast. Het frac-
tioneren van witte bloedcellen uit heparinemonsters is
echter bewerkelijk. Virus kan ook geïsoleerd worden uit
plasma, serum, lever, het magnum van het oviduct, tu-
morweefsel en verenpulpa. Vagina- of cloaca-swabs en
albuminemonsters worden ook gebruikt voor virusisolatie
(28).

3. Monsters voor het aantonen van virusantigeen (p27).
Voor dit doel worden meestal vagina- of cloacaswabs en
albuminemonsters gebruikt. Voor het opsporen van die-
ren die het virus congenitaal overdragen is het testen van
albuminemonsters op p27 na de viruskweek de beste
keuze (3). Minder goed dan albuminemonsters maar beter
dan cloacaswabs zijn vaginaswabs omdat ze een betere
correlatie met congenitale transmissie vertonen (2).
Meconiummonsters vertonen een slechte correlatie met
congenitale transmissie (6). Onderzoek van albumine-
monsters heeft om praktische redenen de voorkeur voor
het screenen van fokmateriaal en toepassen van eradica-
tie. Door de intermitterende uitscheiding is het van belang
meerdere eieren per dier te onderzoeken.

Belangrijke beperkingen voor de diagnostiek

ALV-J vertoont grote genetische en antigene variabiliteit in
het
env-gen. Dit wordt geïllustreerd doordat met de PCR,
met de aanvankelijk gekozen primerset {H5 op basis van een
sequentie in het
pol-gen en H2 van het env-gen) slechts 16
van de 198 AL V-J-isolaten uit verdachte dieren konden wor-
den aangetoond. Door het gebruik van een nieuwe primer in
het
env-gen (H7 in plaats van H2) werden nog eens 160 posi-
tieve reacties gedetecteerd (15). In de VS zijn soortgelijke
ervaringen opgedaan. Een PCR, met primers gebaseerd op
sequenties in het E-element en het LTR van het proviraal
ALV-J, detecteerde slechts 85 procent van de ALV-J-isola-
ten (A. Fadly, persoonlijke mededeling).
De variabiliteit komt ook tot uiting in virusneutralisatietests,
waar slechts twee van de 12 ALV-J-isolaten met kippenanti-
serum gericht tegen een van de eerste J-isolaten, HPRS-103,
konden worden geneutraliseerd (15).
De genetische variabiliteit van het ALV-J-e«v-gen zal ook in
de toekomst voor hiaten in de diagnostiek zorgen. Nieuwe
varianten kunnen daardoor ontsnappen aan de meest recente
detectiesystemen. De p27-antigeen-ELISA blijkt wel bruik-
baar voor detectie van alle subgroepvirussen, omdat de va-
riabiliteit in het gag-gen tussen en binnen subgroepen heel
klein blijkt te zijn. Door onderzoek in kader van het leucose-
project is bevestigd dat de huidige p27-antigeen-ELISA\'s
ook ALV-J detecteren.

CONCLUSIES

De huidige aviaire leucoseproblematiek bij slachtkippen
wordt veroorzaakt door een nieuwe virusvariant; aviaire leu-
cosevirus subgroep-J. Het virus heeft sterke affiniteit voor
monocyten en veroorzaakt voornamelijk tumoren van het
myeloïde type. Van de verschillende AL V-gecodeerde ei-
witten is het enveloppe-eiwit, gp85, van groot belang omdat
neutraliserende antistoffen tegen dit eiwit gericht zijn en in-
teractie aangaat met de virusreceptor op de gastheercel. Het
gp85 vertoont grote genetische en antigene variabiliteit die
de betrouwbaarheid van een aantal testen negatief beïn-
vloedt.

-ocr page 134-

Van de beschikbare diagnostische testen is de viruskweek
van witte bloedcellen de \'gouden standaard\' en wordt vooral
ingezet bij bestrijdingsprogramma\'s in de fokkerij naast de
p27-antigeen-ELISA op albumine en vaginaswabs voor het
opsporen van dieren die het virus verticaal overdragen. Het
bepalen van antistoffen door middel van ELISA kan slechts
gebruikt worden voor het aantonen van een aanwezige of
eerdere infectie bij immuuncompetente dieren. Door de ge-
noemde variabiliteit in het gp85-eiwit kan de betrouwbaar-
heid van de ALV-J-antistof-ELISA negatief beïnvloed wor-
den. Dit geldt ook voor de reeds beschikbare en nog te
ontwikkelen PCRs die ingezet kunnen worden bij zowel de
diagnostiek als het onderzoek.

Indien de veronderstelde toename in horizontale transmissie
daadwerkelijk aangetoond wordt, zullen de huidige eradica-
tieprogramma\'s waarschijnlijk tekort schieten. Het ontwik-
kelen van een vaccin zou een voor de handliggende strategie
kunnen zijn. Echter de grote variabiliteit van het
env (gp85) -
gen en de recente ervaringen met humaan HIV voorspellen
dat een succesvol product nog lang op zich zal laten wachten.

DANKWOORD

Dc onderzoekers willen de financiers van het aviaire leucoseproject bedan-
ken voor de beschikbaar gestelde middelen. De pluimveesector (fokkers,
kuikenbroeders en veraieerderaars) betaalt het grootste deel van de onder-
zoekskosten en daamaast is er een bijdrage uit het Fonds Pluimveebelangen.

LITERATUUR

1. Bai J, Howes K, Payne LN, and Skinner MA. Sequence of host-range
determinants in the
env gene of a full-length, infectious proviral clone
of exogenous avian leukosis vims (HPRS-103) confirms that it repre-
sents a new subgroup (designated J). J Gen Virol 1995; 76: 181-7.

2. De Boer GF, Gielkens ALJ, Boerrigter HM, and Hartog L. Identification
of avian leukosis vims shedding hens. Comparison of ALV gs-antigen
levels in various test samples. Avian Pathol 1983; 13:321-32.

3. De Boer GF. Gielkens ALJ, Hartog L. and Boerrigter I IM. The use of
ELISA for detection of exogenous and endogenous avian leukosis
viral antigens in basic breeder flocks. Avian Pathol 1984; 12: 447-59.

4. Benson SJ, Ruis BL, Fadly AM, and Conklin K.F. The unique enve-
lope gene of the subgroup J avian leukosis vims derives from ev/J pro-
viruses, a novel family of avian endogenous vimses. J Virol 1998;
72:10157-64.

5. Di Stefano HS, and Dougherty RM. Mechanism for congenital trans-
mission of avian leukosis vims. J Natl Cancer Inst 1966; 37: 869-83.

6. Fadly AM, Okazaki W, Smith EJ, and Crittenden LB. Relative effi-
ciency of test procedures to dctect lymphoid leukosis vims infection.
Poult Sci I98I.\'60: 2037-44.

7. Fadly AM. and Smith EJ. Role of contact and genetic transmission of
endogenous vims-21 in the susceptibility of chickens to avian leukosis
vims infection and tumors. Poult Sci 1997; 76: 968-73.

8. Gavora JS. Spencer JL. Gowe RS, and Harris DL. Lymphoid leukosis
vims infection Effects on production of broilers and mortality and con-
sequences in selection for high egg production. Pouh Sci 1980; 59:
2165-78.

9. Gavora JS, Spencer JL, and Chambers JR. Performance of meat-type
chickens test positive and -negative for lymphoid leukosis virus infec-
tion. Avian Pathol 1982; 11: 29-38.

10. Henrietto PJ, and Hayman MJ. Stmcture and vims-associated onco-
genes of avian sarcoma and leukemia viruses. In: Boer GF De, editor.
Avian leukosis. Boston, Ma; Martinus Nijhoff; 1987: 29-46.

11. Kung HJ, and Mainle NJ. Molecular basis of oncogenesis by non-acute
avian retrovimses. In: Boer GF De, editor. Avian leukosis. Boston.
MA; Martinus Nijhoff; 1987: 77-99.

12. Maas HJL, Boer GF De, and Kok GL. Age-related resistance to avian
leukosis vims II. Influence of age at inoculation on mortality and con-
genital transmission. Avian Pathol 1982; 11: 103-12.

l^fc^

13. Maas HJL, Rispens BH, Groenendal JE, and Vloten J van. Age-related
resistance to avian leukosis vims I. Influence of age at exposure on
mortality and congenital transmission. Avian Pathol 1980; 9: 227-43.

14. Meyers, P. Antibody response to related leukosis virus induced in
chickens tolerant to avian leukosis vims. J Natl Cancer Inst 1976; 56:
381-6.

15. Payne LN. HPRS-103: a retrovims strikes back. The emergence of
subgroup J avian leukosis vims. Avian Pathol, 1998; 27: S36-S45.

16. Payne LN, Brown SR, Bumstead N, Howes K, Frazier JF, and
Thouless ME. A novel subgroup of exogenous avian leukosis vims in
chickens. J Gen Virol 1991; 72: 801 -7.

17. Payne LN, Gillespie AM, and Howes K. Myeloid leukaemogenicity
and transmission of the HPRS-103 strain of avian leukosis vims.
Leukemia 1992a; 6: 1167-76.

18. Payne LN, Gillespie AM, and Howes K. Recovery of acutely transfor-
ming vimses from myeloid leukosis induced by the HPRS-103 strain
of avian leukosis vims. Avian Dis 1993; 37: 438-50.

19. Payne LN, Howes K, Gillespie AM, and Smith LM. Host range of
Rous sarcoma vims pseudotype RS V (HPRS-103) in 12 avian species:
support for a new avian retrovims envelope subgroup, designated J. J
Gen Virol 1992b; 73:2995-7.

20. Payne LN, Holmes AE, Howes K, Pattison M, Pollock DL, and
Walters DE. Further studies on the eradication and epizootology of
lymphoid leukosis vims infection in a commercial strain of chickens.
Avian Pathol 1982; II: 145-62.

21. Payne LN, Holmes AE, Howes K, Pattison M. and Walters DE.
Studies on the associations between natural infection of hens, cocks
and their progeny with lymphoid leukosis virus. Avian Pathol 1979; 8:
411-24.

22. Puchase HG, Solomon, JJ, and Johnson DC. Avian leukosis-sarcoma
vimses and antibody in field flocks, and their relationship to \'leukosis\'
mortality. Avian Dis 1969; 13:58-71.

23. Resnick-Roguel N, Eldor A, Burstein H, Hy-Am E, VIodavsky I,
Panet A, Blajckman MA, and Koller M. Envelope glycoprotein of
avian haemangioma retroviruses induces a thrombogenic surface in
human and bovine endothelial cells. J Virol 1990; 64: 4029- 32.

24. Rubin H, Cornelius, A, and Fanshier, L. The pattern of congenital
transmission of an avian leukosis virus. Proceedings of the National
Academy of Sciences of the United States of America 1961; 47, 1058-
60.

25. Rubin H, Fanshier L, Comelius A, and Hughes WF. Tolerancc and
immunity in chickens after congenital and contact infection with an
avian leukosis vims. Virology 1962; 17: 143-56.

26. Smith LM, Toye AA, Howes K. Bumstead N. Payne LN, and
Venugopal, K. Novel endogenous retroviral sequences in the chicken
genome closely related to HPRS-1()3 (subgroup J) avian leukosis
vims. J Gen Virol 1999; 80: 261 -8.

27. Spencer JL. Progress towards eradication of lymphoid leukosis vimses
- a review. Avian Pathol 1984: 13: 599-619.

28. Spencer JL. Laboratory diagnostic procedures for detecting avian leu-
kosis virus infections. In: BocrGF De, editor. Avian leukosis. Boston.
MA: Martinus Nijhoff; 1987; 213-40.

29. Spencer JL, Crittenden LB, Burmcstcr BR, Okazaki W, and Witter
RL. Lymphoid leukosis: Interrelations among vims infections in hens,
eggs, embryos, and chicks. Avian Dis 1977; 21: 331-45.

30. Spencer JL, Gavora JS, and Gowe RS. Effect of selection for high egg
production in chickens and on shedding of lymphoid leukosis vims
and gs antigen into eggs. Pouh Sci 1979; 58: 279-84.

31. Tsukamoto K, Hasebe M, Kakita S, Tanigichi Y, Hihara H, and Kono
Y. Sporadic congenital transmission of avian leukosis vims in hens
discharging the vims into the oviducts. J Vet Med Sci 1992; 54: 99-
103.

32. Varmus H, and Swanstrom R. In: Weiss R, Teich N, Vannus H, and
Coffin J, editors. Molecular biology of tumor vimses, RNA tumor
vimses. 3rd ed. Cold Spring Harbour Laboratory; 1984; 369-512.

33. Venugopal K, Howes K. Barron GS, and Payne LN. Recombinant env-
gp85 of HPRS-103 (subgroup J) avian leukosis vims: antigenic char-
acteristics and usefulness as a diagnostic reagent. Avian Dis 1997; 41:
283-8.

34. Zavala G. Myeloid leukosis in the USA. Gepresenteerd tijdens The
British Veterinary Poultry Association Spring Meeting in Harrogate
(UK). 1998.

-ocr page 135-

tol

SAMENVATTING

Het aanbod en de diversiteit aan diersoorten in de die-
renhandel is groot. Vaak is onduidelijk wat de dieren
hebben meegemaakt tijdens vangst, transport en opslag
in de handel. Om de situatie ten aanzien van het welzijn
en de gezondheid van handelsdieren te inventariseren is
in 1997 een onderzoek uitgevoerd, waarbij handelstrans-
porten zijn gecontroleerd en waarbij diverse groothan-
delaren en houders van exotische dieren zijn bezocht.
Veel aandoeningen bij dieren uit de handel zijn gerela-
teerd aan een opeenstapeling van stressoren waaraan de
dieren worden blootgesteld in de diverse stadia van het
handelscircuit. Gezondheids- en welzijnsproblemen in
het handelstraject worden onder andere veroorzaakt
door fysieke beschadigingen, hoge dichtheden, uitdro-
ging en extreem lange reistijden. Het transport op zich-
zelf kan ook een belangrijke emotionele stressor zijn.
Ziekten ten gevolge van deze stress, eventueel leidend tot
vroegtijdige sterfte, blijken veelal pas tot uiting te komen
na aankoop van het dier, dus bij de consument.

SUMMARY

The trade in exotic animals

The market for exotic animals is very diverse. Because it is often not known
what happens to the animals during their capture, transport, and storage, in
1997 we carried out a study on the health and welfare of these animals.
During the course of this study we controlled the tran.sport of exotic animals
and visited several dealers and owners. Many of the health problems of
these animals can be related to the accumulation of stressors that the ani-
mals experience during the trade process. Examples of these .stressors are
physical injury, overcrowding, dehydration, and long journeys. Tran.sport
in itself is an important emotional stressor. Health problems caused hy
stress, which can lead to premature death, often become apparent only after
the animal has been sold as pet.

INLEIDING

Ongeveer de helft van de Nederlandse huishoudens (plus mi-
nus 3 miljoen) is in het bezit van één of meerdere gezel-
schapsdieren. Het totale huisdierbezit in Nederland wordt
geschat op 16 miljoen dieren, waarvan ongeveer 4,5 miljoen
honden, katten, konijnen en knaagdieren en ongeveer 11 mil-
joen vogels, reptielen, amfibieën en vissen (1). Bij de laatste

\' Faculteit Biologie, specialisatie ethologie. Universiteit Utrecht Thans werkzaam: Junior
onderzoeker. Interfacultair Centrum Welzijn Dieren. Faculteit Diergeneeshmde.
Universiteit Utrecht. Yalelaan 17. 3584 CL Utrecht. E-maU: C.M. Vinke@bio.uu.nl.
2 Faculteit Biologie, specialisatie ethologie en neurosciences. Universiteit Utrecht.
Thans werkzaam: Hoogleraar. Interfacultair Centrum Welzijn Dieren. Faculteit
Diergeneeskunde. Universiteit Utrecht: UHD Rudolf Magnus Instituut, Faculteit
Geneeskunde, Universiteit Utrecht.
^ Het onderzoek is uitgevoerd in opdracht van het ministerie van Landbouw.
Natuurbeheer en Visserij. Directie Landbouw, ter voorbereiding van de invulling
van artikel 56 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren. Het onderzoek is vol-
ledig door dit ministerie gefinancierd.

Overiye artikelen

11 miljoen behoren onder andere de exotische of tropische
diersoorten: in gevangenschap gekweekt of gefokt, of af-
komstig uit het wild. Bij een deel van de exotische diersoor-
ten wordt de handel in deze soorten gereguleerd en beperkt
door middel van de Wet Bedreigde uitheemse dier- en plan-
tensoorten. Voor een heel groot deel van de verhandelde
diersoorten gelden handelsbeperkingen noch bezitsverboden
en is handel en bezit gewoon vrij (18). Voor het transport van
dieren zijn enkele voorschriften vastgelegd in de Live
Animal Regulations van de lATA (4).
Voor de regulering van de gezondheid en het welzijn van die-
ren in de bedrijfsmatige handel en houderij kan in principe arti-
kel 56 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren
(GWWD) van toepassing zijn (3). In opdracht van het ministe-
rie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij is daarom een in-
ventariserend onderzoek uitgevoerd naar de welzijnsomstan-
digheden van (exotische) dieren in de handel en houderij.

Bij exotische dieren wordt met name gedacht aan diverse
tropische egels, grondeekhoorns, vliegende honden, pape-
gaai- en parkietachtigen, tropische zangvogels, diverse slan-
gen, hagedissen, salamanders en kikkers, en allerlei tropi-
sche zout- en zoetwatervissen. Maar ook reguliere soorten
zoals parkieten, kanaries, goudvissen en Koi-karpers hebben
vaak een lang traject van transport en opslag achter de rug.
Een deel van de diersoorten wordt verkocht in de reguliere
dierenspeciaalzaak en kan in feite door iedereen worden aan-
geschaft. Bijzondere soorten worden veelal alleen aangetrof-
fen in gespecialiseerde winkels. De conditie van het dier zo-
als deze wordt aangetroffen in de dierenspeciaalzaak en
zoals het dier terecht komt bij de consument, is sterk afhan-
kelijk van de hoeveelheid aan en het type van ervaringen die
het dier achter de rug heeft in het voorafgaande handelstra-
ject. Dieren die aan emstige stress zijn blootgesteld in voor-
afgaande stadia, kunnen overgevoelig worden voor ziekten
door een verlaagde weerstand. Een goede analyse van de
verschillende stressfactoren in het handelstraject zal ons in
staat stellen meer preventief te werken en gezondheidspro-
blemen te voorkomen. Dit kan eventueel gepaard gaan met
de invulling van artikel 56 van de GWWD.
Om inzicht te geven op welke plaatsen in het handelstraject
de handelsdieren aan verschillende stressfactoren kunnen
worden blootgesteld, zal in dit artikel worden besproken hoe
het handelstraject kan worden ontrafeld in diverse stadia.
Vervolgens zal worden aangegeven hoeveel mortaliteit
voorkomt ten gevolge van vangst, transport en opslag in de
handel. Tot slot zal worden uiteengezet waar zich de proble-
men bevinden ten aanzien van het welzijn en de gezondheid
van de dieren in de verschillende stadia van het handelstra-
ject. Het onderzoek heeft geleid tot enkele aanbevelingen
voor de overheid ten behoeve van de invulling van artikel 56
van de GWWD.

Om te beginnen zullen de algemene begrippen \'stress\', \'wel-
zijn\' en \'exotische diersoorten\' uiteen worden gezet, zoals

Tijdschr Diergeneeskd 1999:124: 503-9

EXOTISCHE DIEREN IN DE DIERENHANDEL EN-HÜUDERIJ:
GEVOLGEN VOOR WELZIJN EN GEZONDHEID

C.M. Vinke\'\' en B.M. Spruijt^

-ocr page 136-

deze tijdens het onderzoek zijn geïnterpreteerd. Vervolgens
zal in het kort worden besproken op welke manier het onder-
zoek heeft plaatsgevonden en welke methoden zijn gebruikt.

VERKLARING VAN ENKELE BEGRIPPEN EN ME-
THODEN

Stress en welzijn

Het al dan niet \'wel zijn\' van een individu is niet integraal
meetbaar en de resultaten van eventuele analyses kunnen op
velerlei manieren worden geïnterpreteerd en zijn tevens af-
hankelijk van de soort en het individu (13). Desalniettemin
wordt het begrip welzijn veelvuldig in de praktijk gebruikt.
Het is daarom noodzakelijk om een begrippenkader te be-
spreken, waarbinnen het onderzoek heeft plaatsgevonden.
\'Welzijn is de toestand die volgt nadat een organisme erin is
geslaagd het verschil tussen de actuele situatie en de ge-
wenste optimale situatie te verkleinen. De verkleining van
een dergelijk verschil, hoe onvolledig dan ook, kan voor een
dier een belonende betekenis hebben. Welzijn is dus een re-
latiefbegrip. Het is tevens nauw verbonden aan de verande-
ring in omstandigheden en niet aan een statische toe-
stand....\'(15). Veranderingen in de omgeving kunnen bij
dieren leiden tot stressreacties (14). Van een welzijnsaantas-
ting is sprake als het dier niet meer in staat is zich in de
nieuwe omstandigheden te handhaven, door middel van fy-
siologische aanpassingen en/of aanpassingen in het gedrag.
De mate van controleerbaarheid en voorspelbaarheid in deze
situatie zijn mede van belang hoe effectief een dier met zijn
nieuwe omgeving kan omgaan en zijn dus belangrijke facto-
ren die de mate van stress en het welzijn van een individu
kunnen beïnvloeden en bepalen. Stressoren kunnen leiden
tot fysieke stress, bijvoorbeeld veroorzaakt door extreme
temperaturen, chemische stoffen, beschadigingen (12) en tot
emotionele stress. Stressoren kunnen zowel acuut als chro-
nisch van karakter zijn. De
aard en de intensiteit van de
stressor en de
duur dat een stressor op het dier inwerkt, zijn
bepalend of een dier in staat is om een adequate reactie te ge-
ven op zijn omgeving. Het niet adequaat reageren op een
stressor kan leiden tot blijvende veranderingen in het dier.
Het welzijn van een dier wordt veelal ingeschat aan de hand
van negatieve indicatoren. Bekende negatieve indicatoren
zijn stereotiep gedrag, gestoord sociaal gedrag, geredu-
ceerde overlevingskansen, lage reproductiviteit, een over-
maat van agressie, gezondheidsproblemen en voortijdige
mortaliteit (8). Naast deze negatieve indicatoren, die een
aanwijzing kunnen zijn van onwelzijn, moet ook aandacht
worden besteed aan positieve indicatoren, als aanwijzing
van welzijn. Positieve indicatoren zijn die gedragingen die
voor het dier een belonende betekenis hebben of de uitingen
van een gebeurtenis met een belonende betekenis. Spel-
gedrag is een voorbeeld van een gedrag dat nauw samen-
hangt met
reward of wel beloning. Het uitgangspunt is dat
het welzijn van een dier in principe het resultaat is van de ba-
lans van positieve en negatieve indicatoren, en niet die van
negatieve indicatoren alleen. Welzijn is dus niet gelijk aan de
afwezigheid van stress-symptomen, apathie of ziekte, maar
is even zo goed verbonden met het voorkomen van tekenen
van
satisfactie. Dergelijke signalen zijn bij veel diersoorten
echter nauwelijks bekend.

Exotische diersoorten

Het onderzoek is in principe gericht op alle soorten in de be-
drijfsmatige handel en houderij: zoogdieren, vogels, reptielen,
amfibieën en vissen. Daar het met de begrippen \'exotische
diersoort(en)\' of\'exoten\' niet duidelijk is welke dieren hier nu
onder vallen, wordt afgesproken dat onder \'exotische dier-
soort(en)\' of\'exoten\' alle soorten worden verstaan die met re-
gelmaat in het dierenhandelstraject worden aangetroffen en
speciaal worden gevangen, gekweekt of gefokt in andere lan-
den en daarom worden getransporteerd, geïmporteerd, geëx-
porteerd dan wel doorgevoerd, tijdelijk opgeslagen en te koop
worden aangeboden, om uiteindelijk te worden verkocht als
gezelschapsdier aan de consument. Het betreft dus alle (exoti-
sche) diersoorten in de handel, die ongeacht het niveau van do-
mesticatie, ongeacht het gegeven of deze dieren gekweekt of
gefokt of uit het wild afkomstig zijn, en ongeacht het feit of
deze soorten door middel van huidige nationale en/of intema-
tionale wetgeving worden beschermd, als gezelschapsdier
worden gehouden.

M airikr-

Methoden

Dierenhandel, maar ook het bespreken van de manier
waarop mensen dieren houden, zijn gevoelige gesprekson-
derwerpen. Toch is het juist bij dit soort onderwerpen nood-
zakelijk om informatie in te zamelen bij de handelssector en
bij houders van exotische dieren zelf Bij het onderzoek werd
gebmik gemaakt van de informatie uit 35 interviews met
vertegenwoordigers van de handelssector, liefhebbersver-
enigingen, opvangcentra van exotische dieren en natuur- en
dierenbeschermingsorganisaties. De interviews duurden ge-
middeld twee tot drie uur, waarbij aan de gesprekspartners
onder andere werd gevraagd om, in ieder geval voor de eigen
sector of houderij, inzicht te geven in de omvang van de han-
del en houderij van exotische dieren en de daarbij voorko-
mende problemen ten aanzien van welzijn en gezondheid:
mortaliteit, knelpunten bij transport, conditie van de dieren
bij aankomst, knelpunten bij opvang en verkoop, stressge-
voeligheid van bepaalde diersoorten, etcetera.
Voor het vaststellen van de situatie tijdens transport werden
veertien dagdelen doorgebracht in de aankomsthallen van exo-
tische dieren op de luchthaven Schiphol en werden in het totaal
38 handelszendingen beoordeeld. Voor het binnenlandse weg-
transport werd eenmaal meegereden met een groothandelaar
van de luchthaven naar het handelsbedrijf, waarna het uitpak-
ken en het herstel van de dieren na het transport werd ge-
volgd.

Om de omvang van de vraagmarkt voor de verschillende exo-
tische gezelschapsdieren te bepalen werd een enquête ge-
stuurd naar 811 houders van dierenspeciaalzaken in
Nederland. De houders van de dierenspeciaalzaken werd ge-
vraagd om per diersoort de jaarlijkse of maandelijkse ver-
koopaantallen aan te geven van de in hun winkel verkochte
dieren. Tevens werd aan de detaillisten gevraagd of hen op
basis van hun eigen praktijkervaringen diersoorten waren op-
gevallen met specifieke gezondheids- of welzijnsproblemen.
Tot slot werd tijdens het onderzoek het assortiment van
twaalf dierenspeciaalzaken en tuincentra geïnventariseerd
en werden enkele vogelmarkten en reptielen- en amfibieën-
beurzen bezocht.

Naast het veldonderzoek werd gebmik gemaakt van infor-
matie uit de administratie en documentatie van diverse in-
stanties en werd er een literatuurstudie uitgevoerd.

DE VERSCHILLENDE STADIA IN HET HANDELS-
TRAJECT

Voordat exotische dieren in de Nederlandse dierenwinkel te
koop worden aangeboden en bij de consument belanden, is
meestal al een lang traject afgelegd. De handel in exotische

-ocr page 137-

dieren is op te splitsen in een aantal duidelijke stadia, waar
een dier aan diverse stressoren kan worden blootgesteld. De
volgende stadia worden onderscheiden: 1) een pré-transport-
stadium, 2) een transportstadium, en 3) een stadium van tij-
delijke opslag bij de handel en verkoop. Een laatste stadium
na het handelsstadium, is het stadium van de eindbestem-
ming bij de consument.

Onder het pré-transportstadium wordt de periode verstaan
waar de dieren of uit het wild worden weg gevangen, of wor-
den gekweekt of gefokt in een ander land. Het gaat hier om
landen buiten Europa. Na vangst, kweek of fok zal een korter
of langer vliegtransport moeten plaatsvinden om de dieren in
Nederland op de markt te brengen. Tijdens het pré-transport-
stadium kunnen zich naast vangst, kweek of fok, ook perio-
den voordoen van tijdelijke verblijf in opslagstations en één
of meerdere transporten over de weg, per trein en/of boot.
Onder het transportstadium wordt de periode verstaan waar
een transport over een langere afstand plaatsvindt per vlieg-
tuig van het land van export naar het land van import, inclu-
sief de diverse afhandelingprocedures in de cargo-ruimten
en de controles van expediteurs, douane en veterinaire dien-
sten bij vertrek en aankomst op de luchthavens.
Onder het stadium van de tijdelijke opslag bij handel en ver-
koop wordt de periode verstaan, waarbij de dieren in de han-
del verblijven, hetzij in de groothandel, hetzij in de tussen-
handel, hetzij in de detailhandel. De dieren kunnen hier in
quarantaine zitten of in opslag in afwachting tot verkoop. Tot
dit stadium worden tevens de korte transporten over de weg
van luchthaven naar het handelsbedrijf, of van het handels-
bedrijf naar de klant gerekend.

Onder het stadium van de eindbestemming wordt de periode
verstaan vanaf het moment dat het dier in bezit komt van de
consument. Tijdens het onderzoek is een onderscheid ge-
maakt tussen de georganiseerde consument en de niet geor-
ganiseerde \'leken\'-consument.

Met de georganiseerde consument wordt de groep dierhou-
ders bedoeld, die aangesloten zijn bij liefhebbersverenigin-
gen en hobbyclubs. De georganiseerde consumenten worden
gekenmerkt door het gespecialiseerd zijn in bepaalde (even-
tueel bijzondere of aparte) diersoorten. Sommige liefhebbers
zijn gespecialiseerd in het kweken van dieren met bepaalde
uiterlijke kenmerken: kleurslagen, krulstaarten, etcetera.
Over het algemeen is men goed op de hoogte van de verzor-
gings- en de huisvestingseisen van de gehouden soort.
De niet georganiseerde leken-consument is niet aangesloten
bij clubs of verenigingen. Uiteraard kunnen ook hier zeer
deskundige houders bij zitten, maar tijdens het onderzoek is
regelmatig naar voren gekomen dat deze groep in zijn alge-
meenheid wordt gekenmerkt door gebrek aan kennis over
adequate huisvesting, verzorging en voeding van het door
hun aangeschafte huisdier. Het geschatte aantal georgani-
seerde consumenten in Nederland ligt rond de half miljoen.
Het merendeel van de gezelschapsdierenhouders is dus niet
aangesloten bij een organisatie, club of vereniging.

Tabel 1. Enkele gegevens van de zeven handelszendingen waarbij tijdens het onderzoek op de luchthaven mortaliteit is geconstateerd.

Soorten in de zending

Mortaliteit

omvang totale handelszending**

exportland*

eventuele oorzaken

tropische vissen
(zoutwater)

30%

250-300

Hawaii

zakjes lek
vertraging

tropische vissen
(zoutwater)

1 %

200

Curasao

zakjes lek

zwakke kartonnen dozen

cichliden spec.
(zoetwater)

0.5 %

300

Tanzania

weinig lucht in zakjes

tropische vissen
(zoet/zoutwater)

1 %

100

Spanje

geen opmerkingen

vissen (Koi-karpers)

0.1 %

2.000

Singapore

hoge dichtheden

zangvogels

1-2%

1.800

Indonesië

water te kort
vertraging

zangvogels

0.5 %

5.000

China

ladingsfout
vertraging

* Alle genoemde handelszendingen hadden eindbestemming Nederland.
** Individuen.

DE WELZIJNSÜMSTANDIGHEDEN VAN EXOTISCHE
DIEREN IN DE DIERENHANDEL EN DE EFFECTEN
OP DE GEZONDHEID

Mortaliteit in de verschillende stadia van het handelstraject
Een hard bewijs dat een dier geen oplossing heeft kunnen
vinden in de gegeven situatie, is het voorkomen van een
overmatige mortaliteit tijdens de verschillende stadia van het
handelstraject.

Met name over de omvang van de mortaliteit in het pré-
transportstadium is weinig informatie bekend. De aantallen
die worden genoemd, zijn veelal hoog. De hoogte van de
mortaliteit is afhankelijk van het land waar de dieren vandaan
komen, de diersoort en of de handelsdieren afkomstig zijn uit
het wild of uit nakweek. Bij bepaalde landen en bij bepaalde
kwetsbare soorten worden uitvalpercentages genoemd van 50
ä 60 procent (5,16). Voor vogels worden Senegal, Guyana,
Tanzania, Indonesië en Argentinië als de meest riskante landen
genoemd; voor vissen de Filipijnen en Indonesië. In een
Belgisch rapport worden de
Alcedinidae (ijsvogels), Oriolidae
(wielewalen) en de Zosteropidae (brilvogels) genoemd als
kwetsbare vogelsoorten (2). De handelsdieren worden door het
land van herkomst meestal geëxporteerd naar Westerse landen.
De grote afstanden worden meestal overbrugd per vliegtuig.

Tijdens het onderzoek is de luchthaven Schiphol enkele ma-
len bezocht en zijn in het totaal 38 handelszendingen bestemd
voor de commerciële handel gecontroleerd. Bij 18 procent

-ocr page 138-

van de zendingen is een zekere mate van uitval ofwel mortali-
teit geconstateerd (DOA- Dead on Arrival). De uitval varieert
van 0.1 procent tot 30 procent van de dieren van de totale zen-
ding. In tabel 1 zijn de soorten van de desbetreffende zendin-
gen, de omvang van de totale transportzending, het land van
export en de eventuele knelpunten van het transport globaal
weergegeven. De gemiddelde mortaliteit, die is waargeno-
men bij de 38 gecontroleerde handelszendingen op Schiphol,
bedraagt 1 procent. Mortaliteit ten gevolge van transport lijkt
iets vaker voor te komen bij wildvangdieren dan bij na-
kweekdieren. Systematische cijfers van de mortaliteit tijdens
de opslag (quarantaine) periode in de groothandel (DIQ-
Dead in Quarantine) zijn in Nederland niet beschikbaar. De
oorzaak hiervan is dat, met uitzondering van papegaaien en
papegaaiachtigen, dieren bestemd voor de markt in gezel-
schapsdieren in Nederland niet in quarantaine gaan. Door de
sector zelf wordt tijdens het onderzoek de mortaliteit in de
groothandel geschat op gemiddeld 1 tot 3 procent. Dit ge-
schatte percentage betreft het totaal van de dieren dat vlak na
aankomst van het transport op het bedrijf dood wordt aange-
troffen, plus de dieren die tijdens de opslag (eventueel in
quarantaine) in de groothandel sterven (DOA plus DIQ).
Over de mortaliteit bij de consument is vooralsnog geen on-
derzoek gedaan. Wel wordt regelmatig gesteld dat veel die-
ren voortijdig sterven ten gevolge van de stressvolle ervarin-
gen in de voorgaande periode in het handelstraject (11).

De blootstelling aan stressoren in verschillende stadia van

het handelstraject

Pré-transport

De gegevens van het pré-transportstadium zijn gebaseerd op
literatuur en rapporten van derden. Door Fowler (10) wordt
geconcludeerd dat, gezien de diverse invloeden die op een
dier kunnen inwerken in het pré-transportstadium, de proce-
dures van het vangen en het in gevangenschap worden ge-
houden, als zeer stressvolle periodes moeten worden beti-
teld. Indien deze stimulatie van korte duur is, moeten de
meeste dieren - en met name gedomesticeerde dieren- deze
periode zonder schade kunnen doorstaan. Dieren die uit het
wild afkomstig zijn, kunnen in de periode van vangst en op-
slag wel veel schade oplopen. Specifieke vangmethoden (ge-
bruik van lijmstokken, mistnetten, etcetera) en ondeskun-
dige
handling bij het vangen, kunnen leiden tot fysieke
beschadigen ten gevolge van vluchtreacties of geven nade-
lige autonome responsen. Door Fowler (10) worden onder
andere ventriculaire fibrillaties (catecholamine-respons) en
fatale choline-afhankelijke bradycardieën genoemd. Deze
laatste respons wordt meestal waargenomen onder omstan-
digheden waar een individu geen uitweg of oplossingen
meer kan vinden in de gegeven situatie.
In de zoutwater-siervissenhandel kan het voorkomen dat voor
het vangen van de dieren gebruik wordt gemaakt van chemi-
caliën met een verdovende werking. Het meest bekend is so-
dium-cyanide. Quinaldine schijnt beter bruikbaar te zijn voor
dit soort doeleinden, maar is nauwelijks verkrijgbaar in ont-
wikkelingslanden (19). Gelukkig worden deze vangmetho-
den steeds minder vaak toegepast, maar kunnen nog steeds
verwacht worden bij vissen uit Indonesië en de Filipijnen.
Het gebruik van cyanide leidt tot irreversibele aantastingen
van de lever en geven hoge mortaliteit bij transport, opslag en
bij de consument. Niet alleen bij de vangst, maar ook bij op-
slag (en bij kweek- en fokcentra) en later tijdens transport,
wordt in de siervissenhandel veelvuldig gebruik gemaakt van
allerlei medicamenten en chemicaliën (19).

Transport

In het algemeen wordt aangenomen dat transport een zeer in-
grijpende gebeurtenis is voor een dier. Gedurende een trans-
portperiode kunnen dieren worden blootgesteld aan diverse
acute fysieke en emotionele stressoren. De opeenstapeling
(accumulatie) van de acute stressoren kunnen leiden tot ef-
fecten op de lange termijn.

Het transporteren van dieren kan leiden tot tijdelijke en
eventueel permanente stoomissen van de normale fysiologie
(homeostase) en tot gedragsveranderingen. Met name bij
wildvangzoogdieren, maar ook bij vogels, kan tijdens het
transport \'transport-myopathie\' optreden, hetgeen is te be-
schouwen als een inadequate reactie op een stressor en wat
zelfs kan leiden tot de dood (17). Stress veroorzaakt door
transport kan bij verschillende soorten op verschillende wij-
zen tot uiting komen. Individuele variaties, maar ook erva-
ring spelen hierin een belangrijke rol. Een aantal recente on-
derzoeken bij landbouwhuisdieren geeft meer inzicht in de
invloed van transport op dieren. Op basis van metingen van
cortisolconcentraties in speeksel, blijkt bijvoorbeeld dat bij
het transporteren van varkens de eerste vijf uren van het
transport het meest stressvol zijn. Bovendien blijkt groeps-
transport met onbekende dieren aanzienlijk meer stress te
veroorzaken dan groepstransport met bekende dieren (7). Bij
transporten in de handel zijn de individuen uit een groeps-
transport elkaar vrijwel altijd onbekend. Enkele studies bij
laboratoriumdieren wijzen uit dat transport kan leiden tot ge-
wichtsverlies ten gevolge van dehydratie (6,9). Het herstel
na transport kan bij de dieren enige weken in beslag nemen.
De snelheid en de mate van herstel kan sterk beïnvloed wor-
den door de kwaliteit van de opvang na het transport.

Tijdens het onderzoek zijn de omstandigheden van de di-
verse handelszendingen na het vliegtuigtransport uitgebreid
omschreven. Stresssituaties tijdens transport blijken veelal
veroorzaakt door temperatuurverschillen, inadequate trans-
porthuisvesting, onregelmatig voeden en drenken, beschadi-
gingen, deprivatie, vertragingen of extreem lange reisduur,
hoge dichtheden (\'overcrowding\'), ventilatie, tocht en ver-
hoogd infectiegevaar. Bij de controle van 38 handelszendin-
gen op Schiphol is gebleken dat 24 zendingen deficiënties
vertoonden, ten aanzien van één, of een combinatie van
meerdere hierboven genoemde factoren. Hiermee voldeden
veel transportzendingen niet aan de voorgeschreven regels
van de Life Animal Regulations van de lATA (4).

Opslag en verkoop in de handel

Welzijnsaantastingen en mortaliteit bij handel en opslag lij-
ken in eerste instantie de na-effecten van de voorafgaande fa-
sen (pré-transport en transport). De dieren kunnen ziek zijn
of worden, beschadigd zijn, uitgedroogd, of gestresst door
hoge dichtheden en temperatuurwisselingen.
In tweede instantie kunnen de dieren tijdens de opslag nog
extra worden blootgesteld aan diverse stressoren die leiden
tot verdere aantasting van het welzijn. De volgende oorzaken
zijn tijdens de interviews van het onderzoek genoemd: te
grote dichtheden in de opslagkooien, wennen aan nieuw
voedsel en/of voedingsmethoden, gebrek aan schuilmoge-
lijkheden, te korte acclimatisatieperiode, onzorgvuldige
\'handling\' (beschadigingen bij in- en uitpakken en vangen).
In de groothandel wordt tijdens de opslag veelvuldig ge-
bmik gemaakt van antibiotica, medicamenten en/of chemi-
caliën. Tijdens de interviews wordt aangegeven dat het ge-
bmik van medicamenten noodzakelijk is om het uitbreken

-ocr page 139-

van infectieziekten te voorkomen. Enkele gesprekspartners
hebben tijdens het onderzoek tevens aangegeven dat men
door het gebruik van antibiotica eventuele gezondheidspro-
blemen bij de dieren naar een later stadium doorschuift: na-
melijk naar de houder van de dierenspeciaalzaak of de con-
sument. Over de effecten van het veelvuldig gebruik van
diverse middelen in de handel is nauwelijks iets bekend.
Ondeskundig gebruik van antibiotica of andere medicamen-
ten, of het abrupt stoppen van het gebruik van deze midde-
len, kan echter leiden tot sterfte. De mate van gebruik en de
noodzaak van gebruik van antibiotica in de handel op zich,
kunnen in de toekomst wel belangrijke (meetbare) indicato-
ren zijn voor de gezondheids- en welzijnstoestand van de
dieren in de handel.

De dierenhandel is een sector die tot op heden een weinig
professionele structuur heeft. In feite kan iedereen een han-
del in dieren beginnen zonder enige deskundigheid over de
diersoorten die worden verhandeld. Veelal is het verkrijgen
of het behouden van een goede concurrentiepositie een be-
langrijkere zorg, dan het optimaal huisvesten en verzorgen
van de dieren. In de praktijk komt dit meestal neer op een
toename van de kwantiteit en een afname van de kwaliteit.
Het voorkomen van welzijnsaantastingen en mortaliteit is
daarom sterk afhankelijk van de kwaliteit van een specifiek
handelsbedrijf en de investeringen die men doet om soort-
specifieke aanpassingen te vinden bij de opslag en verkoop
van de dieren. De onprofessionele structuur in de sector leidt
vanzelfsprekend tot moeilijk controleerbare situaties, waar-
bij de samenhang tussen oorzaken en gevolgen van eventu-
ele welzijnsaantastingen of gezondheidsproblemen, nauwe-
lijks kunnen worden achterhaald.

Eindbestemming

Aangezien de consument zich aan het einde bevindt van de
gehele handelsketen, kan de consument bij aankoop van een
gezelschapsdier worden geconfronteerd met de effecten van
de opeenstapeling van stressvolle ervaringen van een dier uit
de voorafgaande stadia. De dieren bereiken de consument re-
gelmatig in een slechte toestand: de dieren zijn ondervoed of
uitgedroogd en hebben door de blootstelling aan stressoren
een gereduceerde weerstand. Zij kunnen daarom makkelijk
ten prooi vallen aan parasieten en bacteriën en zijn overge-
voelig voor allerlei ziekten. Dit kan leiden tot een eventuele
vroegtijdige sterfte. Het is daarom van groot belang wie - dus
welke soort consument - welke dieren of diersoorten in zijn
bezit krijgt. Tijdens het onderzoek is dan ook onderscheid
gemaakt tussen de georganiseerde consument en de niet ge-
organiseerde leken-consument.

Uit interviews van het onderzoek blijkt dat met name dieren
die uit het wild afkomstig zijn tijdens het handelstraject aan
meer stressoren worden blootgesteld dan nakweekdieren. De
kans op welzijnsaantastingen is daarom veel hoger. Boven-
dien hebben wildvangdieren een geheel andere resistentie
opgebouwd, namelijk tegen de endemische ziekten, bacte-
riën en parasieten in de tropen. Voor de consument betekent
dit dat iemand die onervaren is, de ziekten of de stress-
symptomen ten gevolge van de voorafgaande perioden veel
minder snel zal kunnen herkennen. Op deze manier kan men
dus ook geen adequate verzorging bieden.
Vroegtijdige sterfte of welzijnsaantastingen zullen in kwan-
titeit vaker waar te nemen zijn bij de diersoorten die aange-
boden worden in het handelscircuit dat bereikbaar is voor de
niet georganiseerde leken-consument. Gedacht moet worden
aan bekende diersoorten, zoals goudvissen, roodwangschild-
padden, papegaaien, beo\'s en allerlei diverse tropische zang-
vogels. De welzijns- en gezondheidsproblemen van de die-
ren bij de niet georganiseerde leken-consument, worden
veelal veroorzaakt door gebrek aan kennis, mede veroor-
zaakt door de slechte voorlichting bij het punt van verkoop
bij aanschaf van het dier. De welzijns- en gezondheidspro-
blemen ontstaan door gebrekkige of inadequate huisvesting,
verzorging en voeding. Bij langdurig bezit kunnen derge-
lijke chronische situaties leiden tot blijvende veranderingen
bij het dier (chronische welzijnsaantasting). Tijdens het on-
derzoek is de indruk ontstaan dat veel consumenten bij de
aanschaf van een dier de naïeve regel hanteren, dat alles dat
te koop wordt aangeboden in de detailhandel ook per defini-
tie goed te verzorgen is.

Bij de fanatieke liefhebbers van exotische gezelschapsdieren
is van gebrek aan kennis of slecht geïnformeerd zijn meestal
geen sprake. Men heeft in de loop der jaren meestal zoveel
kennis opgedaan, dat men veelal goed in staat is de gevolgen
van stress, na de stadia van pré-transport, transport, opslag
en handel, te ondervangen en de dieren een adequate opvang
te bieden. Eventuele sterfte of welzijnsaantastingen bij lief-
hebbers kunnen veroorzaakt worden doordat men soms bij-
zondere of zeldzame soorten aan wil schaffen, waarover
nauwelijks iets bekend is. Bovendien schaft men meer dan
gemiddeld dieren aan die uit het wild afkomstig zijn, bij-
voorbeeld als bloedverversing voor de kweek en fok.

Positieve welzijnsindicatoren

Positieve indicatoren zijn in het handelstraject nauwelijks
waar te nemen. Slechts eenmaal is tijdens een transport een
situatie aangetroffen waarbij mogelijk sprake is geweest van
een positieve indicator. Het betrof nakweekpapegaaien, die
in de transporthal waren opgeslagen in afwachting voor ver-
der transport. De dieren waren per paar gehuisvest en in de
transportkooien waren verrijkende elementen aangebracht in
de vorm van papier. De voorkanten van de transportkooien
waren afgewend van het drukke looppad, zodat de dieren
daar zo min mogelijk hinder aan ondervonden. De dieren
waren allen bezig met het verscheuren van kranten en vocali-
seerden zachtjes (\'communiceerden\'). De dieren oogden
\'ontspannen\'. Een gedrag zoals hier waargenomen kan in de
gegeven omstandigheden op dat moment, mogelijk als een
positieve indicator worden opgevat.

Sommige liefhebbers streven naar een optimale nabootsing
van de natuurlijke habitat van de soort. Zij lijken daarbij als
het ware op intuïtie te werken met signalen van positieve
welzijnsindicatoren. Het bewust herkennen van deze signa-
len en met name ook het juist interpreteren van deze signalen
blijkt in de praktijk moeilijk.

AANBEVELINGEN EN DISCUSSIE
Een uitgangspunt voor nieuw beleid zou moeten zijn dat een
goed functionerend deskundig handelsbedrijf een econo-
misch meer gunstige positie krijgt dan een handelsbedrijf
waar de organisatie minder zorg draagt voor het welzijn en
de gezondheid van de handelsdieren. Daarbij moet de be-
drijfsmatige handel van dieren uitsluitend mogelijk zijn in
een structuur van erkende dierenhandelaren en detaillisten.
Een systeem dat op grond van de resultaten van het onder-
zoek het breedst gedragen lijkt te worden, is een erkennings-
regeling met vakbekwaamheidseisen voor alle mensen die
bedrijfsmatig dieren verhandelen en houden. In een erken-
ningsregeling kan een groot aantal onderwerpen worden
vastgelegd, waarmee het welzijn van dieren in de dierenhan-

-ocr page 140-

del beter zou kunnen worden geregeld. De onderwerpen
kunnen van toepassing zijn op de verschillende stadia in het
handelstraject: het pré-transportstadium, het transportsta-
dium en het stadium van handel en opslag.

Vanuit het oogpunt van welzijn zou bij verder beleid vanuit
de volgende aandachtsgebieden kunnen worden gehandeld:

1. Het invoeren van vakbekwaamheidseisen zou gekop-
peld moeten zijn aan één handelsspecialisatie (vogels,
reptielen en amfibieën, etcetera).

2. Elke importeur of exporteur draagt zorg voor het maken
van goede afspraken met de leverancier in het land van ex-
port, met de agent en de luchtvaartmaatschappij, etcetera,
afhankelijk van zijn of haar positie in de handelsketen.

3. Elke importeur of exporteur van dieren moet zorg dra-
gen dat elk transport zo kort mogelijk duurt en dat voor
de diertransporten de meest bekwame vervoersmaat-
schappij wordt ingezet.

4. Dieren moeten na aankomst direct uit de transportbekis-
ting worden gehaald om te acclimatiseren (vaststellen
van quarantaine- of acclimatisatieperioden).

5. De bedrijfsmatige dierenhandelaar of -houder moet op de
behoefte van de soort afgestemde accommodatie/facili-
teiten ter beschikking hebben voor opslag. Daarbij kun-
nen eisen ten aanzien van huisvestingssystemen, dichthe-
den, verzorging, \'handling\'-methoden, etcetera, worden
vastgelegd.

6. De handel moet zich afstemmen op de vraagmarkt, zo-
dat bijvoorbeeld geen overbodige hoeveelheden worden
ingekocht.

7. Elke bedrijfsmatige handelaar of houder van dieren
moet aan zijn infonnatieplicht (het informeren van...)
voldoen, afhankelijk van zijn of haar positie in de han-
delsketen.

8. Soorten waar men redelijkerwijs van kan aannemen dat
zij niet kunnen worden gehouden, of die om de een of
andere reden een geringe kans hebben om te overleven,
moeten niet worden verhandeld.

9. Er moet naar worden gestreefd om de handel in wildvang
te vemiinderen, dan wel in de toekomst te stoppen of al-
leen bij wijze van uitzondering plaats te laten vinden.

10. Men dient zorgvuldigheid te betrachten bij het gebruik
van antibiotica en/of andere medicamenten, men dient
deze te registreren en de consument te verwittigen van
de merknaam en de dosering, om problemen met resis-
tentie en overdosering te voorkomen.

De invulling van de in de algemene regels gestelde voor-
waarden kunnen door de sector zelf worden aangegeven in
de vorm van een zorgsysteem, gebaseerd op ketenbewaking.
Hoe het beleid door de sector precies gevoerd gaat worden,
kan in beginsel in een Plan van Aanpak worden vastgelegd
en ter beoordeling worden voorgelegd aan een onafhanke-
lijke adviescommissie. Artikel 56 van de Gezondheids- en
welzijnswet voor dieren lijkt geschikt om de juridische basis
te geven aan de erkenningsregeling met vakbekwaamheids-
eisen en de verdere uitwerking hiervan.

De vraag naar wildvang is nog steeds aanzienlijk. Wildvang-
dieren worden gevraagd voor bloedverversing, omdat na-
kweek onmogelijk of ontoereikend is, of omdat de prijzen la-
ger liggen. Het is echter redelijk om aan te nemen dat dieren
uit het wild meer moeite hebben om met de gegeven situaties
in het handelstraject om te gaan, en om een algeheel stabiele
toestand te bereiken dan nakweekdieren. Nakweekdieren
zijn meestal gewend aan de aanwezigheid van mensen en in
veel gevallen ook beter aangepast aan (de wensen van) de
mens. Het onderwerp verdient dan ook extra aandacht.

Cs f \'-liiiiV\'-A-hif»\'

Kennis en deskundigheid bij de consument kunnenjuist bij de
houderij van exotische gezelschapsdieren van groot belang
zijn voor het welzijn van de dieren. Om al te grote gezond-
heids- en welzijnsproblemen met het houden van exoten pre-
ventief tegen te gaan, biedt de Gezondheids- en welzijnswet
voor dieren de mogelijkheid om het bezit van exotische die-
ren door de consument aan banden te leggen. Dit kan met be-
hulp van een positieflijst (artikel 33 GWWD), waarbij alleen
die dieren staan vermeld die mogen worden gehouden.
Eventueel kan een onderscheid worden gemaakt in een lijst
met dieren die mogen worden gehouden door gespeciali-
seerde liefhebbers en een lijst met dieren die mogen worden
gehouden door de leken-consument. Uit het onderzoek blijkt
dat men in de praktijk, in plaats van de invulling van een posi-
tieflijst, verreweg de voorkeur geeft aan de invulling van
huisvestingseisen (artikel 45 GWWD). Zeer strenge eisen
voor huisvesting en verzorging kunnen mensen er namelijk
ook van weerhouden om dergelijk soorten in huis te nemen.

Tot slot een steeds weer terugkerend aandachtsgebied is de
slechte informatievoorziening op alle niveaus in het handels-
traject, maar met name naar de consument. Het lijkt daarom
zinvol om bij het invullen van de GWWD, tevens een infor-
matie- en educatieprogramma op te starten om de consument
zorgvuldig te informeren over de voor- en nadelen van het
houden van exotische gezelschapsdieren.

DANKBETUIGING

Wij danken het ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij voor de
financiering van het onderzoek. Tevens zijn wij dank schuldig aan alle ge-
sprekspartners van de dierenhandel, de liefhebberij, dc natuur- en dierenbe-
schcrmingsorganisaties, het Dierenhotel van dc KLM, de Landelijke
Inspectiedienst Dierenbescherming, de Rijksdienst voor de keuring van
Vlees en Vee cn dc Algemene Inspectie Dienst.

LITERATUUR

1. Anoniem. Huisdieren in het Nederlandse gezin. Marktonderzoek.
1997, NIPO rapport. (Rapport A-1441/mei).

2. Anomiem. Verslag over de sterfte van vogels tijdens intemationaal
vervoer (01/09/1993- 30/09/1994). Toelichting. Ministerie van
Middenstand cn Landbouw. Diergeneeskundige dienst. Afdeling CI-
TES/ Dierenbescherming.

3. Anoniem. Gezondheid.s- cn welzijnswet voor dieren. Code D12.
Koninklijke Vennande B.V.. Lelystad. 1993.

4. Anonymus. lATA. Live Animal Regulations. Effective October 1997.
Intemational .Mr Transport Association. 24th Edition, 1997: 350 pp.

5. Anonymus. Flight to Extinction. The wild-caught bird trade. A report
by the Animal Welfare Institute and the Environmental Investigation
Agency, 1993:27pp.

6. Blood DC, and Radostits OM. Veterinary Medicine. London:
Baillière-Tindall. 1989.

7. Bradshaw RH. Parrott RF, Lloyd DM. Goode JA. Rodway RG, and
Broom DM. Behaviour and physiology of pigs during road transport:
effects of mixing and time in transit. In: Hemsworth PH, Pinka M,
Kot\'al L, eds. Proceedings of the 31st International Congress of the
ISAE. Prague, Czech Republic. ISAE, August 1997: 131.

8. Broom DM, and Johnson KG. Stress and Animal Welfare. Chapman &
Hall. London, 1993:211 pp.

9. Clough G, and Townsend GA. In: Poole GB, Robinson R, eds. The
Universities Federation for Animal Welfare. Handbook on the Care
and Management of Laboratory Animals. Churchill Livingston,
London, 1987.

10. Fowler, ME. Restraint and handling of Wild and Domestic Animals.
Second Edition. Iowa State University Press/Ames, 1995: 381 pp.

11. Höchstenbach, SMH. De handel in wilde, exotische vogels. Een natuur-

-ocr page 141-

bcschermingsprobleem. Vogelbescherming Nederland 1992; 7:49 pp.
Ladewig J. de Passillé AM, Rushen J, Schouten W, Terlouw EMC,
and Borell E von. Stress and the Physiological Correlates of
Stereotypie Behaviour. In: Lawrence AB, Rushen J, eds. Stereotypic
Animal Behaviour: Fundamentals and Applications to Welfare. CAB
International, 1993:41-64.

Mason G, and Mendl M. Why is there no simple way of measuring ani-
mal welfare? Animal Welfare 1993; 2: 301-19.
Seyle H. The evolution of the stress concept. Amer Scient 1973; 61:
692-9.

Spruijt BM. Welzijn, een onschatbare waarde? Rede uitgesproken bij

13.

14.

15.

de aanvaarding van het ambt van hoogleraar Welzijn Dieren aan de
Universiteit Utrecht op donderdag 13 februari, 1997: 26 pp.

16. Steinmetz M, Pütsch M, und Bisschopinck T. Untersuchungen zur
Transportmortalität beiin Import von Vögeln und Reptilien nach
Deutschland. Bundesamt für Naturschutz, 1998: 122 pp.

17. Taylor S. Research and exotic animal Transportation. Live Animal
Trade & Transport Magazine, June 1993: 26-30.

18. Vinke CM en Koopmans IM. De illegale handel in dieren en planten.
Milieu & Rccht, 1997; 24; 3: 52-7.

19. Woeltjens T. Omamental fish trade in the Netherlands. WWF,
Netherlands/Traffic Europe, 1995: 48 pp.

LASER- UND MAGNETFELDTHERAPIE IN DER
TIERMEDIZIN

GRUNDLAGEN UND ANWENDUNG

Gerhard Amhronn (Hrsg.), Roland Mitxeneder; Ulrich
Warnke, ISBN 3-87758-158-7, Johannes Sonnlag Verlags-
huchhandhing, Stuttgart, 1999.

Doel van het boek is de betekenis van fysische therapieme-
thoden, zoals laser en magneetveld, wetenschappelijk gefun-
deerd uit te leggen.

Hoofdstuk 1 begint met de fysische principes van laser- en
magneetveldtherapie. Elk organisme is een generator van
vele elektromagnetische velden, terwijl ook het aardmagne-
tisme een rol speelt. Elektromagnetische krachten werken
via fotonen, die de elektronenbewegingen veranderen. De
ontstane inductiestromen kunnen een werkingscascade in
het lichaam in gang zetten, afhankelijk van de acidosestatus,
die als therapie voor bepaalde aandoeningen gebruikt kun-
nen worden, bijvoorbeeld voor oedeem, wondgenezing,
arthrose en vetstofwisseling.

In dit hoofdstuk wordt ook ingegaan op de principes en me-
dische relevantie van lichttherapie en van laserstralen en op
het belang van het pigment flavinemononukleotide.
In hoofdstuk II worden de mogelijkheden van verschillende
soorten lasertherapie
(CO2, Helium-Neon, infrarood) bij
grote dieren behandeld, enerzijds via laserpunctuur van li-
chaams- of oorpunten volgens de traditionele Chinese ge-
neeskunde, anderzijds via locus dolendi-behandeling.
Indicaties naar orgaansystemen worden op duidelijke wijze
beschreven, zoals wondgenezings- en bewegingsapparaat-
problemen bij het paard, waarbij lasertherapie met He-Ne of
infrarood een analgetisch, anti-oedeem-, anti-inflammato-
risch effect zou hebben, alsmede de celstofwisseling stimu-
leert. De therapieduur varieert van vijf tot twaalf behandelin-
gen met intervallen van twee tot vier dagen. Bij mastitis bij
het rund worden complementair aan een doelgerichte anti-
bacteriële therapie een aantal acupunctuurpunten gelaserd.
Aandoeningen van respiratietractus, digestie-apparaat en re-
productiestoomissen worden bij paard en rund besproken.
Het varken zou volgens de auteurs goed te behandelen zijn
met lasertherapie, maar hier wegen de kosten niet tegen de
baten op. Derhalve wordt het varken buiten beschouwing ge-
laten, hetgeen jammer is.

In hoofdstuk 111 komen de gezelschapsdieren aan bod. Hier
kan men beter een \'kamvormige\' laser gebruiken om door de
vacht heen de huid beter te bereiken.

De lasertherapieën beperken zich bij de kleine dieren voor-
namelijk tot additionele therapieën naast homeopathische en
reguliere behandelingen bij arthrose, otitis, HD en eczeem.
In hoofdstuk IV wordt een overzicht gegeven van de te ge-
bruiken acupunctuurpunten bij laseracupunctuur aan de
hand van niet zeer duidelijke kaarten.
Hoofdstuk V behandelt magneetveldtherapie bij grote en
kleine dieren, die steeds als additionele therapie wordt ge-
bruikt. De meest simpele vorm van magneettherapie is het
strijken met een sterke staafmagneet langs de wervelkolom
of extremiteiten. Waar de penetratiediepte van laserstralen
tot ongeveer 5 cm beperkt is, kunnen magneetvelden het hele
lichaam doordringen.

De toepassingsmogelijkheden liggen bij onder andere wond-
genezing, tendinitis, fracturen en gewrichtsproblemen. Con-
traïndicatie is drachtigheid.

Als laatste behandelt hoofdstuk VI een aantal casuïstieken
met betrekking tot laser- en magneetveldtherapie bij hond,
kat, paard en rund.

Een zeer overzichtelijk boekje, waarbij als nadeel geldt dat
wel wat kennis van acupunctuur en homeopathie veronder-
steld wordt. Hinderlijk is dat geen referenties in de tekst wor-
den vermeld, maar alleen een lijst met literatuurreferenties
achterin het boek wordt gegeven.

Al met al een waardevol boek voor wie nader kennis wil ma-
ken met deze therapiemethoden.

Vera Baumans

-ocr page 142-

A

Is je een dieet ontwikkelt dat een heel
specifieke oplossing biedt

Welke aanckiening een hond ot" kat ook heeft, Specific heeft er altijd het beste dieet voor. Maar
Specific biedt nog \\ eel meer. Voor katten niet blaasgroisproblemen verzorgen we bijvoorbeeld
kosteloo.s blaassteenanalyses die we altijd vergezellen van op maat gesneden voedings-
adx iezen. We hebben proef\\erpakkingen en folders \\ an alle diëten om aan te bieden aan uw
klanten.

r kunt rekenen op een intensieve \\erkoopondersteiining \\ an de dierenart.senpraktijk en u
kunt altijd bestellen \\ ia Al\'V. Omdat
we bo\\\'endien zó o\\ ertuigd zijn van de kwaliteit van onze
(.lieten, bieden wij u^- klanten een geld-terug-garantie \\oor het ge\\al een dieet niet volledig
aan de ven\\achtingen voldoet.

\\oor elke le\\ ensfase \\ an de hond en kat hebben we overigens ook een complete lijn onder-
houds\\ oedingen. die uiteraard net zoals de diëten exclusief verkrijgbaar zijn bij de dierenarts.
Kortom. Specific zorgt niet alleen dat elke hond en kat kan vertrouwen op de beste voeding,
maar ook dat u het beste advies kunt geven.

Kiet voor niets exclusief verkrijgbaar bij de dierenarts

-ocr page 143-

an laat je dat alleen adviseren door iemand
die een heel specifiek probleem herkent

-ocr page 144-

»"ppi f f»

PROBLEEM VAN DIKKE, PIJNLIJKE HAKKEN BIJ SLACHTKUIKENS

Naar aanleiding van onderstaande
uit de praktijk ontvangen vraagstel-
ling. vond de redactie dr. W.J.M.
Landman (Gezondheidsdienst voor
Dieren) bereid om voor de lezers
een antvt\'oord te formuleren.

VRAAG:

Bij siachtkuii<ens kennen we het pro-
bleem van de dikke, pijnlijke hakken
vanaf ongeveer drie weken leeftijd. Is de
pathogenese van deze aandoening ver-
gelijkbaar met de door u onderzochte
amyloïdose bij bmine fokhennen? En
wat adviseert u als therapie bij deze aan-
doening?

ANTWOORD:

De omschrijving van de aandoening
doet vermoeden dat het om arthritis
gaat. Hierbij is het voorkomen van ca-
lor, dolor, aibor en tumor kenmerkend.
Arthritiden als koppelprobleem bij be-
drijfsmatig gehouden pluimvee zijn
meestal bacterieel en septisch van oor-
sprong. Bepaalde virusinfecties (bij-
voorbeeld met arthrotropische reovims-
sen) kunnen echter ook arthritis ver-
oorzaken. Tevens zijn er nog een twee-
tal andere aandoeningen te noemen die
in de differentieel diagnose aan de orde
komen: synovitis en hakpeesmptuur. De
eerste is een bacteriële peri-
arthritis en veroorzaakt de hakpeesrup-
tuur een typische kreupelheid, waarbij
de dieren met gesloten voeten bijna op
de hakken zittend zich voortbewegen.
De gempteerde hakpees is bovendien
als een verdikking boven de hak door
middel van palpatie te voelen. Tenosy-
novitis ten gevolge van reovims zal door
de lagere lokalisatie géén problemen bij
de diagnostiek opleveren. Post-mortaal
onderzoek zal kunnen uitwijzen of het
om arthritis of één van de andere ge-
noemde aandoeningen gaat, terwijl het
voortgezet onderzoek, bacteriologisch
dan wel virologisch, de aard van de ver-
wekker kan onthullen. Histopatholo-
gisch onderzoek na het toepassen van
een Congo roodkleuring zal leren of het
gefixeerd gewrichtsweefsel optisch ac-
tief materiaal (appeltjesgroene birefrin-
gentie onder gepolariseerd licht), dat wil
zeggen amyloid bevat. In het geval dat
grote hoeveelheden amyloid zijn afge-
zet kan dit reeds tijdens sectie worden
waargenomen door het voorkomen van
korrelig, typisch oranje gekleurd materi-
aal.

Bekende voorbeelden van kiemen die
bacteriële arthritis kunnen veroorzaken
bij zowel slacht- als legkippen zijn on-
der andere
Staphylococcus aureus,
Escherichia coli
en Salmonella enteriti-
dis.
Ze worden meestal als reincultuur
geïsoleerd daar menginfecties zeldzaam
zijn. Sinds kort kan bij bmine (opfok)-
leghennen en minder frequent bij slacht-
dieren
Enterococcus faecalis arthritis
aan deze regelmatig voorkomende reeks
worden toegevoegd. Infecties met be-
paalde pathotypes hiervan kunnen lei-
den tot (poly)arthritis met een bijzon-
dere complicatie, namelijk amyloïd-
afzettingen van het reactieve of AA-
type in het gewricht zelf

ln het licht van dc huidige problemen
rondom de pathogenese van AA-amy-
loïdose kan iedere oorzaak die leidt tot
een chronische acute fasereactie en dus
langdurige hoge bloedspiegels van het
voorloper amyloid eiwitsemm amyloid
A (SAA), een belangrijke rol spelen bij
het ontstaan van amyloïdose.
Bacteriën zijn in dit opzicht ideale trig-
gers, terwijl vimssen door het opwek-
ken van een verschillend cytokinepa-
troon dat nauwelijks tot verhoogde
SAA-spiegels leidt, niet voldoen. Op
basis van het voorgaande kan men dus
verwachten dat ook andere bacteriën be-
halve
E. faecalis in staat zullen zijn ge-
wrichtsamyloïdose op te wekken. Bij
slachtvermeerderingsdieren met ge-
wrichtsamyloïdose is dan ook uit 73%
van bacteriologisch positieve gewrich-
ten met amyloïd-afzettingen
S. aureus
geïsoleerd, terwijl bij bmine leghennen
uit 76%
E. faecalis geïsoleerd werd.
Deze gegevens zijn experimenteel be-
krachtigd doordat intra-articulaire ino-
culatie met
S. aureus in bmine leghen-
nen tot gewrichtsamyloïdose leidde,
hoewel in zeer geringe mate. Anderzijds
leidde intraveneuze, intra-articulaire en
intraperitoneale inoculatie
mei E. faeca-
lis
tot massale amyloïd-ophopingen in
het gewricht. Ofschoon amyloid induc-
tie-experimenten met 5.
aureus niet bij
slachtdieren zijn uitgevoerd, is het goed
denkbaar dat deze kiem evenals
E. fae-
calis
tot amyloïdinductie zou kunnen
leiden. Het opwekken van steriel arthri-
tis door middel van een éénmalige intra-
articulaire injectie met Freund\'s adju-
vans, leidde eveneens tot massale
gewrichtsamyloïdose, hetgeen aansluit
bij het hiervoor gepostuleerde.
Betreffende de pathogenese van de mo-
gelijk oorzakelijke bacteriële infectie
zelf, is deze vraag moeilijk te beant-
woorden omdat dit voor de verschil-
lende kiemen onvoldoende bekend is en
per kiem verschillend zal zijn. Voor
E.
faecalis
is slechts de mogelijkheid van
transmissie via gecontamineerde Marek
entstof en een geringe verticale trans-
missie aangetoond, ofschoon andere na-
tuurlijke infectieroutes ook van belang
zouden kunnen zijn.
S. enteritidis kan
via translocatie in de dann echter ook
via andere slijmvliezen de bloedbaan
bereiken en zo in de gewrichten terecht
komen. Het ontstaan van
S. aureus sy-
novitis dan wel arthritis is niet goed be-
kend. Mogelijk dat aerosoltransmissie,
zoals dat is aangetoond voor femorkop-
necrose ten gevolge van
S. aureus, hier
ook van belang is.

Samenvattend zijn de volgende punten
van belang bij de diagnostiek van artliri-
tis bij pluimvee:

1. Post-mortaal onderzoek in combina-
tie met klinische inspectie en palpatie
biedt de mogelijkheid om arthritis,
periarthritis, hakpeesmptuur en ge-
wricht.samyloïdose (alleen bij de aan-
wezigheid van massale amyloïd-af-
zettingen) dan wel andere aandoe-
ningen van elkaar te onderscheiden.

2. Histopathologisch onderzoek na
Congo roodkleuring met gepolari-
seerd licht zal de aanwezigheid van
optisch actief materiaal, kenmerkend
voor amyloïdose, zichtbaar maken.

3. Bacteriologisch dan wel virologisch
onderzoek is van belang om de aard
van het oorzakelijk agens te achterha-
len.

Het instellen van een behandeling is af-
hankelijk van de geïsoleerde kiem en het
bijbehorende antibiogram. Daamaast
dient te worden opgemerkt dat het be-
handelen van reeds aangetaste dieren
(met arthritis) een dubieuze prognose
heeft.

Onderzoek naar de pathogenese van
amyloïdogene en arthropatische
E. fae-
cü//5-infecties bij bmine leghennen
wordt voortgezet bij de Gezondheids-
dienst voor Dieren.

-ocr page 145-

Berichten en verslagen

Bij katten worden regelmatig tandvleesontstekingen gezien. Na behandeling
worden vaak recidieven waargenomen. De oorzaak van deze tandvleesontste-
kingen is niet altijd duidelijk, doch in alle gevallen speelt de accumulatie van
tandplaque een grote rol. Op de Universiteitskliniek voor Gezelschapsdieren
(UKG) wordt bij katten met recidiverende, chronische tandvleesontstekingen
onderzoek verricht naar de achtergronden en de behandelingswijze van deze
tandvleesontstekingen.

OPROEP

CHRONISCHE TANDVLEESONTSTEKINGEN BIJ DE KAT

Na een grondig klinisch en laboratori-
umonderzoek wordt het gebit gerei-
nigd en een nabehandeling ingesteld.
Alle voor dit onderzoek in aanmerking
komende katten ontvangen gratis één-
zelfde kattenvoer en een duidelijke na-
behandelingsinstructie. Na 13 en 26
weken wordt het lange-termijnresultaat
van de behandeling en nabehandeling
beoordeeld. Er zullen geen onder-
zoeks-, anesthesie-, behandelings- en
nabehandelingskosten aan de eigenaar
in rekening worden gebracht indien de
eigenaar het gehele protocol voor nabe-
handeling en vervolgonderzoek heeft
doorlopen. U wordt verzocht in goede
conditie verkerende katten (die ouder
dan 10 maanden en jonger dan 12 jaar
zijn en tenminste de hoektanden en de
scheurkiezen hebben) met recidive-
rende tandvleesontstekingen te verwij-
zen naar de UKG ten behoeve van dit
onderzoek. Na onderzoek, nabehande-
ling en evaluatie ontvangt u bericht over
onze bevindingen.

Informatie: Andries W. van Foreest,
dierenarts voor tandheelkunde, don-
derdags 13.00-13.30 uur. telefoon:
030 - 2531694 of via e-mail A.W.van
Foreest@vet.uu.nl. Verwijzing: dage-
lijks. telefoon: 030- 2539411.

EERSTE NATIONALE DIERENARTS-
ASSISTENTENDAG OP 11 OKTOBER

Nadat medewerkers van de Vereniging van dierenarts-
assistenten (Vedias) vorig jaar op een lokale omroep
een dierenarts hoorde die zijn assistenten in het zonne-
tje wilde zetten en daarom voor hen de Dierenarts-
assistentendag bedacht, vonden zij het een goed idee
om hiermee aan het werk te gaan. Bij het overleg met
de KNMvD kreeg Vedias al gauw positieve reacties. De
KNMvD stond geheel achter het plan.

De Nationale Dierenartsassistentendag is jaarlijks gepland
op 10 oktober, de oprichtingsdatum van Vedias, of, als
deze datum in het weekend valt, op de eerstvolgende
werkdag. Dit jaar valt de dag op maandag 11 oktober
1999.

Het is niet zozeer de bedoeling er een commerciële dag
van te maken, maar meer stil te staan bij het werk en het
geduld van een dierenartsassistent. Vedias roept dan ook
alle dierenartsen op deze dag hun duizendpoot een extra
schouderklopje te geven, in wat voor vorm dan ook. Want
wie weet er beter dan de dierenarts wat zijn of haar assis-
tent voor de praktijk betekent.

Laat ook uw cliënten kennismaken met deze dag door er
aandacht aan te schenken in de wachtkamer of eventueel
via een lokale krant. Het is voor de praktijk belangrijk dat
de cliënt betrokkenheid voelt met de assistent. Het blijkt
vaak dat diereigenaren niet goed weten wat het werk van
een dierenartsassistent precies inhoudt, welke bevoegdhe-
den en verantwoordelijkheden ze hebben en hoever hun
kennis gaat. Vaak kennen ze de assistent alleen van achter
de balie of van de telefoon en tijdens het spreekuur houden
ze af en toe ook nog een onhandelbaar dier vast, maar dat ze
ook assisteren bij een operatie, tandheelkundige behande-
lingen of röntgenologisch onderzoek, dat is niet altijd be-
kend. Daarom weten cliënten vaak ook niet goed wat ze aan
een dierenartsassistent hebben als het gaat om voorlichting
of adviezen. Toch is hij of zij het eerste aanspreekpunt in
de praktijk, het visitekaartje waar de dierenarts geheel van
op aan moet kunnen en vaak de tussenpersoon tussen de
dierenarts en de cliënt.

En zoals het voor iedereen geldt is er geen betere stimulans
dan een blijk van waardering.

-ocr page 146-

WETENSCHAPPELIJK KARAKTER VAN KLINISCH HANDELEN

Geachte redactie,

Het hoofdredactioneel commentaar in
het Tijdschrift voor Diergeneeskunde
van 1 juli 1999 over de rol van altema-
tieve diergeneeskunde in de dierge-
neeskundige opleiding en beroepsuit-
oefening heeft mij aanleiding gegeven
tot enige overwegingen, die vooral te
maken hebben met het probleem van
het al of niet wetenschappelijk karak-
ter van klinisch handelen. Is de dierge-
neeskundige opleiding een weten-
schappelijke opleiding? Is klinische
kennis wetenschappelijke kennis? Is
gezondheidswetenschap eigenlijk wel
een wetenschap? Dergelijke vragen
geven het dilemma weer dat bestaat
wanneer kennis over ziekte als biolo-
gische verschijnsel moet worden afge-
wogen tegenover kennis over de pa-
tiënt. Dit dilemma speelt ook een rol in
de discussie over de plaats van altema-
tieve en complementaire geneeswij-
zen. Het is verleidelijk om dan een de-
finitie van wetenschap naar voren te
brengen om daamiec na te gaan of de
te bediscussiëren activiteiten al of niet
als wetenschappelijk kunnen worden
beschouwd; dit gebeurt ook in het be-
doelde hoofdredactionele commen-
taar. Ik geef er de voorkeur aan het di-
lemma te beschouwen vanuit een
wetenschapsfilosofische invalshoek,
waarbij ik zal schetsen hoe de stmc-
tuur van kennis over ziekte als biolo-
gisch verschijnsel (biomedische ken-
nis) kan worden vergeleken met de
structuur van kennis die betrekking
heeft op een patiënt (klinische kennis).
Ik hoop hiemiee een verheldering te
bewerkstelligen van de positie die par-
ticipanten in een discussie hierover
zouden kunnen innemen.

Structuur biomedische kennis

Kennis over ziekte wordt verkregen
uit de basisdisciplines die in biome-
disch onderzoek een rol spelen: epide-
miologie, diagnostiek, klinische trial,
therapie-ontwikkeling en pathoge-
nese. Elk van de vijf disciplines levert
feiten en theorieën die tot op zekere
hoogte moeten worden gekarakteri-
seerd als waarschijnlijk, nooit als ab-
soluut zeker. Dit heeft te maken met
de steekproefsgewijze aanpak, met het
werken met associatiematen, met de
kans op vals-positieve en vals-nega-
tieve uitslagen en met een grote mate
van extrapolatie bij het vertalen van
resultaten uit modellen naar patiënten.
Desondanks ontstaat er een solide
kennisstructuur. Dat is het gevolg van
het netwerk dat de disciplines vormen.
Hun feiten en hypotheses versterken
elkaar, een hypothese in de ene disci-
pline krijgt onderbouwing uit een an-
dere, wat weer leidt tot verfijning van
hypotheses in een derde discipline.
Een voorbeeld uit de humane genees-
kunde kan dit illustreren. Dat oestro-
geen gerelateerd kan zijn met borst-
kanker is ontdekt bij epidemiologisch
onderzoek. Dat heeft geleid tot patho-
genese-onderzoek aan het effect van
oestrogenen op de groei van tumorcel-
len
in vitro en in muizen en de afhan-
kelijkheid hiervan van de aanwezig-
heid van receptoren. Dit leverde aan-
wijzingen voorde mogelijke effectivi-
teit van tamoxifen als anti-homioon-
therapie, wat in klinische trials nader
werd bevestigd. Het pathogenese-on-
derzoek leidde ook tot de mogelijk-
heid de oestrogeen-rcceptor aan te to-
nen in weefsels, aanvankelijk bio-
chemisch, later ook in coupes van tu-
morweefsel, wat weer verbetering van
de diagnose mogelijk maakte. Zo ont-
stond een coherent netwerk van feiten,
hypotheses en argumenten uit de ver-
schillende disciplines, waardoor de
structuur van de kennis van de ziekte
\'oestrogeen-gerelateerd borstkanker\'
als zeer stevig mag worden be-
schouwd. Het heeft hiemiee het ka-
rakter gekregen van een paradigma,
zoals bedoeld door de wetenschapsfi-
losoof Kuhn, waarvan er ook in de
diergeneeskunde moeiteloos verschil-
lende kunnen worden aangetroffen.
Door hun speciale structuur houden
paradigma\'s in hun geheel stand, of
gaan als geheel verloren.

Structuur klinische kennis

De kennis over de patiënt is op een an-
dere manier gestructureerd; de bij-
drage hieraan komt in de eerste plaats
natuurlijk uit biomedische kennis,
maar ook andere \'kennisstructuren\'
hebben een bijdrage: sociale relaties,
economische omstandigheden, morele
afwegingen en ervaring. Dat betekent
dat de stmctuur van de klinische ken-
nis op een ander hiërarchisch niveau
wordt opgebouwd: biomedische ken-
nis is slechts één van de bouwstenen
van de klinische kennis. De bijdragen
van de bouwstenen is ook niet verster-
kend, zoals bij biomedische kennis,
maar eerder competitief. Een paar
voorbeelden helpen om dit helder te
maken. Hoewel honden op het platte-
land van ontwikkelingslanden voor
een deel dezelfde, objectief vast te stel-
len, biomedisch goed gedefinieerde
huidziekten hebben als in Nederland,
wordt dat daar niet als een klinisch
probleem beschouwd, deels vanwege
de andere sociale status van het dier,
deels vanwege het ontbreken van eco-
nomische middelen voor therapie en
deels door andere morele normen.
Wanneer ten aanzien van een ziekte de
klachten vaag zijn en de diagnose (en
dus ook een adequate therapie) moei-
lijk zijn vast te stellen, is de stmctuur
van biomedische kennis zo weinig sa-
menhangend dat ze geen gewicht meer
in de schaal legt bij het bepalen van
klinische kennis. Wanneer een patiënt
zich niet houdt, of wil houden, aan de
voorschriften van levensstijl of medi-
catie wordt opname in een kliniek/zie-
kenhuis overwogen om dc patiënt
meer in overeenstemming te brengen
met de structuur van biomedische ken-
nis of, in andere woorden, het gewicht
van sociale omstandigheden en erva-
ring te vemiinderen. Deze voorbeel-
den laten zien dat de stmctuur van kli-
nische kennis allesbehalve solide is; ze
is eerder kneedbaar en veranderbaar in
de tijd en hangt in sterke mate af van
het gewicht dat in elk van de bouwste-
nen heeft in het opbouwen van die
stmctuur op dat moment. Ook al is de
structuur van biomedische kennis nog
zo hecht, ze zal er zelden in slagen de
stmctuur van klinische kennis, dat wil
zeggen de kennis over een patiënt, vol-
ledig te domineren.

Conclusie

Kennis van de patiënt wordt maar ten
dele bepaald door kennis over de
ziekte: andere vomien van kennis (in
de breedste zin) maken deel uit van de
stmctuur van klinische kennis. Het
gaat er niet om om vast te stellen hoe
wetenschappelijk de verschillende
bouwstenen zijn, maar hoeveel ge-

-ocr page 147-

wicht ze in de schaal leggen. De struc-
tuur van de kennis over ziekte kan so-
lide zijn, maar zal soms niet kunnen
concurreren met de ervaring van de pa-
tiënt. Deelnemers in de discussie over
ziekte en patiënt dienen zich dit be-
wust te zijn. Aan een gesprekspartner

DE TOEKÜMSTDIERENARTS

Geachte redactie,

In aansluiting op de ingezonden brief
van collega A.G.G. Kok als reactie op
de artikelen van professor J.P.T.M.
Noordhuizen wil ik graag het volgende
kwijt.

Als de toekomstige dierenarts een
nieuw profiel moet krijgen is het niet
wenselijk dat wij dit op enige wijze
blokkeren. Ik zal de laatste zijn die
vemieuwing uit de weg te gaan, alleen
struikel ook ik steeds weer over de ma-
nier waarop momenteel de wereld van
de dierenarts op zijn kop gezet wordt.
Het is een tijd aan het worden van cer-
tificaten, toevoegingen, afkortingen en
predikaten enzovoort.
Zover mijn kennissenkring reikt komt
uit het veld van altematieve en com-
plementaire (dier)geneeskunde zou
kunnen worden gevraagd duidelijk te
maken hoe de stmctuur van de kennis
van zijn/haar uitgangspunten is opge-
bouwd. Het is echter niet te verhinde-
ren dat hij/zij bijdraagt aan de struc-

deze stroming niet uit de dierenartsen-
wereld naar voren maar uit het bedrijfs-
leven. De kwestie is of wij elke vraag
uit dat bedrijfsleven, lees slachterijen
en zuivelfabrieken, moeten honoreren.
Zijn wij er niet op de eerste plaats voor
het vee en de veehouder. Voor het be-
drijfsleven zijn dat maar de grondstof-
fen respectievelijk de primaire produ-
centen. Een dierenarts dient zich niet
zomaar klakkeloos te laten inpakken.
Wij behoren te kunnen werken als on-
afhankelijk persoon tot heil van mens
en dier, met dien verstande dat de mens
in deze zinsnede niet de hoogste be-
ambte van de industrie is.
Een dierenarts met een normaal ver-
stand, een linker- en rechterhand telt
eigenlijk niet meer mee, ik durf bijna
de straat niet meer op.
Collega\'s gaat u allemaal niet een
tuur van klinische kennis; net zo min
als kan worden verhinderd dat ethiek
en economie dat doen.

Dr. H. Nederhragt
HoofdafdeUng Pathologie
Faculteit der Diergeneeskunde

beetje hard van stapel? U weet toch dat
nog altijd geldt dat goede wijn moet
rijpen en wel heel erg langzaam.
Heus, nog altijd blijven er veehouders
en ook eigenaren van gezelschapsdie-
ren over die genoegen nemen met een
lagere snelheid, sterker nog deze zelfs
verkiezen.

In ons land is de grootschaligheid niet
altijd een succes. Elke Japanner moest
en zou alleen Nederlands varkensvlees
eten weet u nog. Helaas hoort er bij
elke kilo groei ook een bepaalde hoe-
veelheid mest!

In analogie aan het landschapsbeheer
(IKL) wil ik daarom pleiten voor een
werkgroep: \'Instandhouding Kleine
Dierenartspraktijk\'.

C.P.M.A. Kriele.

TIJDSCHRIFT VQÜR DIERGENEESKUNDE EN KWAKZALVERIJ

Geachte redactie,

Met stijgende verbazing las ik het
hoofdredactioneel artikel in aflevering
13 van het Tijdschrift voor Diergenees-
kunde. Dat collega Slappendel per-
soonlijk niets ziet in altematieve ge-
neeswijzen en deze, niet gehinderd
door enige daadwerkelijke kennis van
zaken, als één grote verzameling van
kwakzalverij wenst te betitelen is zijn
goed recht. Dat hij kiest voor een der-
gelijke polariserende en ongenuan-
ceerde benadering die niet strookt met
de \' open mind\' die naar mijn mening
iedere academicus, zeker als hij betrok-
ken is bij het wetenschappelijk onder-
wijs, zou moeten hebben mag ver-
bazing wekken, maar zou voor mij
geen reden zijn om in het Tijdschrift
voor Diergeneeskunde te reageren. Ik
kan er persoonlijk best wel mee leven
dat collega Slappendel mij, als dieren-
arts-acupuncturist die ook nog van die
obscure homoeopathische middeltjes
toepast - een dubbele kwakzalver dus! -
wenst te zien als een branchegenoot
van Jomanda.

Wat mij er toe brengt wel te reageren is
dat de mening van collega Slappendel
nu wordt gepresenteerd in de vorm van
een hoofdredactioneel commentaar.
Mocht de Hoofdredactie vergeten zijn te
vermelden dat collega Slappendel niet
de mening van de Hoofdredactie ver-
tolkt, en slechts op persoonlijke titel
heeft geschreven, dan is dat weliswaar
erg slordig, maar met een correctie in het
eerstvolgende nummer van het Tijd-
schrift kan dat alsnog worden rechtge-
zet. Als het standpunt van collega
Slappendel echter wel representatief is
voor dat van de Hoofdredactie dan doet
zich het unieke feit voor dat de Hoofd-
redactie blijkbaar openlijk afstand
neemt van de democratisch tot stand ge-
komen beslissing om, in de vorm van
een keuzevak, op objectieve wijze de
studenten (die volgens collega Slappen-
del immers al geïndoctrineerd aan de
studie beginnen) kennis te laten maken
met de mogelijkheden en de beperkin-
gen van altematieve geneeswijzen bin-
nen de diergeneeskunde. De opzet van
het keuzevak, waaraan ik zelf als gast-
docent veterinaire acupunctuur mee-
werk, is juist om de studenten kennis te
laten maken fytotherapie, homeopathie
en acupunctuur, en hen, zoals het binnen
een goede universitaire opleiding hoort,
de instmmenten aan te reiken om zelf te
kunnen beoordelen of en hoe altema-
tieve geneeswijzen op verantwoorde
wijze inpasbaar zijn in de modeme dier-
geneeskunde.

Ik ben bijzonder benieuwd naar het ant-
woord van de Hoofdredactie van het
TvDK, het Tijdschrift voor Diergenees-
kunde en Kwakzalverij!

Bart de Leeuw, dierenarts
Amsterdam

-ocr page 148-

Beste Dierenarts,

De RVV zal zich de komende jaren
ontwikkelen tot een topkeuringsin-
stelling die op zakelijke basis haar
werkzaamheden verricht. Dit heeft
gevolgen voor onder meer de
keuringssystemen, de financiële-, en
personele systemen, de organisatie,
de kwaliteitszorg en -borging, de in-
teme controle en voor de besturing
van de RVV.

Als we de personele bezetting eens
nader onder de loep nemen, dan zien
we dat door het toedoen van de
Europese regelgeving grofweg het
aantal keurmeesters afneemt en het
aantal dierenartsen juist toe zal ne-
men. In de pluimveesectoren werkt
men in meer dan 50 procent van de
slachterijen met bedrij fskeurders,
terwijl het aantal keuringsassistenten
in roodvleesslachterijen nog zeer be-
perkt is.

De rol van de dierenarts binnen de
RVV zal in de komende jaren veran-
deren. Deze zal periodiek van werk-
locatie/district veranderen. Voorts
zal een zwaarder beroep worden ge-
daan op de overtuigingskracht en de
communicatieve vaardigheden om
bedrijven \'up to the standards\' te
brengen. Ook zal het professionele
oordeel worden gevraagd met uiter-
aard een transparante verantwoor-
ding (soms vooraf, vaak achteraf).
De RVV-dierenarts zal zich dus ac-
tief bewegen in het veld en ook niet-
veterinaire informatie tot zich nemen
en verwerken, zodat een goede be-
sluitvorming plaatsvindt.

Momenteel vindt plaats een inventa-
risatie om te bepalen welke kennis,
vaardigheden en houding een dieren-
arts moet hebben om in de RVV van
de toekomst te kunnen werken, ook
het vereiste voorbeeldgedrag te kun-
nen vertonen.

Dit geldt zowel voor de dierenartsen
in vaste dienst als voor degenen die
voor specifieke taken worden inge-
zet. Immers, de planning van bij-
voorbeeld de aanvragen voor erken-
ning, certificering en audits is
bepalend voor de vaststelling van het
benodigde personeel. De vaste bezet-
ting van de RVV wordt op een mini-
maal niveau gedefinieerd. Daamaast
kunnen individuele \'practitioners\'
inschrijven voor bepaalde taken voor
een bepaalde periode binnen een
RVV-kring.

De tarieven verschillen van taak tot
taak op grond van de wettelijke ta-
riefregelingen dan wel op grond van
vraag en aanbod, dan wel op grond
van de specifieke benodigde vaardig-
heden en/of kennis. Er worden na-
dere afspraken gemaakt over nood-
zakelijke training waarbij er een
balans bestaat tussen de RVV en de
individuele dierenarts voor wat be-
treft de investeringen in geld en tijd.
Het komt namelijk nogal eens voor
dat degenen die een kleine huisdie-
renpraktijk hebben (gehad) nogal
wat kennis en vaardigheden ontberen
om op kwalitatief gewenst en nood-
zakelijk niveau te kunnen werken.
De RVV-dierenarts ervaart het als
een enorme uitdaging om een speci-
fieke rol te vervullen in nationaal
verband op het terrein van volks- en
diergezondheid, alsmede de dieren-
welzijn en de economische ontwik-
keling van de B.V. Nederland.

Wij als RVV werven kritisch in bin-
nen- en buitenland dierenartsen en
nemen aan dat de onderwijsprogram-
ma\'s, alsmede individuele ambities
er toe leiden dat de ontwikkeling van
de RVV tot topkeuringsinstelling ge-
staag en voorspoedig verloopt. Wij
willen graag nieuwe collega\'s die al
dan niet tijdelijk concreet meehelpen
deze doelstellingen te realiseren.

De Directeur RVV,
Pieter Cloo

Congressen en cursussen

_

CURSUS ARTROSCOPIE
□F BEKKENKANTELING

Op 15 en 16 oktober 1999 wordt door
de ESVOT een cursus (theorie en
practicum) Arthroscopie en op 16 óf
17 oktober een cursus Bekkenkan-
teling gegeven op de Universiteits-
kliniek te München.
De cursus is gericht op dierenartsen
voor gezelschapsdieren. Er is een be-
perkt aantal plaatsen beschikbaar. Bij
aanmelding vóór 15 september 1999
geldt een gereduceerde prijs.

Informatie en registratie: Prof Dr. U.
Matis, Königinstrasse 14, D-80539,
München, faxnummer: 49-89-395341
en op internet www.digicolor.net/esvot/

DERTIENDE LUSTRUM
VSR \'DE SQLLEYSEL

De Veterinaire Studenten Rij vereniging
\'De Solleysel\' bestaat dit jaar 65 jaar.
Dit dertiende lustmm zal op 22 tot en
met 26 september 1999 gevierd worden.

Het vijfdaagse lustmm zal woensdags
beginnen met een opening, receptie en
een lezing. Op donderdag kunnen lief-
hebbers deelnemen aan een rijles met
dameszadels en \'s avonds is het bekende
Monsterbaanfeest (kaarten zijn dan ook
verkrijgbaar bij de ingang van het feest).

Vrijdags gaan honorairen van de vereni-
ging op pad om uiteindelijk de dag af te
sluiten met een diner. Het gehele wee-
kend zullen er SNS-wedstrijden zijn.
Zaterdags zullen de SNS-wedstrijden
gecombineerd worden met een Buiten-
dag, die voor iedereen gratis toeganke-
lijk is.

Iedereen is van harte welkom om het
dertiende lustmm van de VSR \'De
Solleysel\' te komen vieren.

Voor informatie kan contact worden
opgenomen met VSR \'De Solleysel\',
telefoonnummer: 030 - 2531338.

-ocr page 149-

Op dit symposium worden, in de vorm
van een 20-tal presentaties, de nieuwste
ontwikkelingen op het vakgebied van de
geneeskunde van het paard belicht als-
mede recente, voor de praktijk van be-
lang zijnde onderzoeksresultaten. De
bundeling van alle kennis op paardenge-
bied in één organisatorische eenheid
maakt een brede invalshoek mogelijk.
Er komen onderwerpen ter sprake van
intemistische, anesthesiologische, chi-
mrgische en orthopedische aard, als-
mede een aantal farmacologische on-
derwerpen die van belang zijn voor de
dierenarts die zich met enige regelmaat
met paarden bezighoudt. Enkele voor-
beelden: langdurige sedatie bij het veu-
len, het effect van manuele therapie op
de beweging van de mg, het gebmik van
moxidectine bij het veulen, de neurolo-
gische vorm van rhinopneunomie, com-
plicaties in de tandheelkunde, het ge-
bmik van NSAID\'s bij het paard, en
vele onderwerpen meer.
Op de donderdagavond vóór het sympo-
sium zal een
workshop tandheelkunde
georganiseerd worden voor een beperkt
aantal deelnemers. Het programma op
de vrijdag begint om 09.00 uur (ont-
vangst met koffie), en zal om ongeveer
17.00 uur eindigen, waama er gelegen-
heid is onder het genot van een drankje
nog na te kaarten, \'s Avonds vindt de na-
jaarsvergadering van de Groep Genees-
kunde van het Paard van de KNMvD
plaats op dezelfde locatie.
De kosten voor het symposium bedra-
gen ƒ 225,- (waarvan ƒ 100,- bestemd is
voor de Stichting
HIPPOS die zich inzet
voor de bevordering van het weten-
schappelijk onderzoek ten behoeve van
het paard). Dit bedrag is inclusief lunch,
uitgebreid abstractboek, koffie en borrel
na afloop. Nadere informatie met be-

trekking tot het symposium en de
workshop vindt u in het programma-
boekje van PAO-D. Daarin treft u ook
een opgaveformulier aan.

Opgave graag vóór I oktober 1999 bij
het Post Academisch Onderwijs Dier-
geneeskunde. Telefoon: 030 - 2517374,
fax: 030 - 2516490, e-mail: paod@po-
box.accu.uu.nl. Adres: Yalelaan II,
3584 CL Utrecht.

PAARD IN BREDER PERSPECTIEF

Op vrijdag 8 oktober 1999 presenteert de nieuwe Hoofdafdeling Gezond-
heidszorg Paard zich naar de beroepsgroep met een symposium onder de
naam \'Het Paard in Breder Perspectier.

m m m

BANDEN TVD

Op het secretariaat van de KNMvD zijn
de banden voor het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde 1999 voorradig.
De prijs bedraagt ƒ 30,- (inclusief 17,5%
BTW en verzendkosten). Hieronder trefl
u een overzicht aan van de banden die
eveneens nog voorradig zijn, met daarbij
behorend kostenoverzicht. U kunt de
banden schriftelijk, per fax of per e-mail
bestellen onder vermelding van \'Band-
en\' en de jaargang. Met uw bestelling
krijgt u een nota met acceptgiro thuisge-
stuurd. Stuur uw bestelling naar:
KNMvD, Postbus 14031, 3508 SB
Utrecht, of fax uw bestelling: 030-
2511787. E-mail: bestellingen@knmvd.nl

VOORRADIG

Banden 1999, 1998, 1997, 1995,
1994, 1993 en 1992: ƒ 30,- (inclu-
sief 17,5% BTW). Banden 1991:
ƒ 26,45 (inclusief 17,5% BTW)

NIET MEER VOORRADIG
Banden 1996, 1990, 1989 en 1988.

De ontvangst in het Androclusgebouw
is om 09.30 uur, waama om 10.00 uur
door de decaan, prof dr. A.W.A.C.
Comelissen, de dag zal worden ge-
opend. De eerste lezing wordt ver-
zorgd door Barry Leek over
\'Rumen
motility - a pharmacological target
with a dijference?\'.
Vervolgens houdt
Jos Verheijden een verhandeling over
\'The acute phase response to infec-
tion: pharmaco-therapeutical conse-
quences \'.

Na de pauze is er een lezing van Renger
Witkamp over
\'Cytochromes and cyto-
kines - towards a better understanding
of veterinary drug disposition \'.
En dan
is Adelbert van Miert zelf aan de beurt.

Hij houdt een verhandeling over
\'Trends in veterinary clinical and fun-
damental pharmacology\'.
Na de lunch is er een bijdrage van
Peter Lees over
\'A man for all seasons\'
en om 15.00 uur \'Herinneringen aan
een pionier...\'.
De dag wordt afgeslo-
ten met een receptie die om 16.30 uur
begint.

Degenen die aanwezig willen zijn op
dit afscheidssymposium kunnen zich
opgeven via het secretariaat van de af-
deling VFFT Yalelaan 16, 3584 CM
Utrecht, telefoon: 030 - 2535458, fax:
030 - 2534125 of e-mail: i.duran®
vfft.vet.uu.nl

AFSCHEIDSSYMPOSIUM PROFESSOR
VAN MIERT

Op donderdag 1 oktober 1999 neemt de Faculteit der Diergeneeskunde af-
scheid van prof. dr. A.S.J.P.A.M. van Miert met een symposium en aanslui-
tend receptie in het Androclusgebouw (Hoofdgebouw Diergeneeskunde),
Yalelaan 1, collegezaal Cl02. Diverse sprekers belichten de veterinaire far-
macie, farmacologie en toxicologie; het vakgebied waarin Van Miert jaren-
lang werkzaam is geweest. Hijzelf zal overigens ook een lezing verzorgen.

-ocr page 150-

BIJEENKOMST VOOR
PAARDENDIERENARTSEN

THEMADAG VRUCHT-
BAARHEID

Het Praktijkonderzoek Paarden in
Lelystad organiseert in samenwer-
king met de Faculteit der Dierge-
neeskunde een themadag over
vruchtbaarheid: woensdag 22 sep-
tember 1999, aanvang 13.30 uur,
Waiboerhoeve Lelystad.

Op deze dag worden de laatste inzichten
in vmchtbaarheid gepresenteerd. Bin-
nen- en buitenlandse specialisten geven
korte inleidingen en videopresentaties.
Daamaast bevat het programma een be-
zoek aan het proefbedrijf. Het belang
van vmchtbaarheid van paarden en
pony\'s wordt steeds groter. Tijdens het
dekseizoen draait het niet alleen om het
drachtig maken van de merrie, maar ook
om de snelheid waamiee dat gebeurt.
Het Praktijkonderzoek heeft samen met
de Faculteit veel onderzoek gedaan naar
de vmchtbaarheid van KWPN-paarden,
Friesche paarden, dravers en Shetland
pony\'s. Momenteel wordt het profijt
van embryotransplantatie onderzocht.
Resultaten van het onderzoek maken
naast een mimere inzetbaarheid van
hengsten een verhoging van het drach-
tigheidspercentage en een besparing op
de kosten mogelijk.

Voor meer informatie: J. Knaap, tele-
foon 0320-293433, fax 0320-241584,
e-mail j.h.knaap@pr.agro.nl. Deel-
name is uitsluitend mogelijk na op-
gave. De kosten bedragen
ƒ 150,- in-
clusief informatiemap en diner.
Vraag een programmafolder en ant-
woordkaart aan.

SYMPOSIUM \'LOWER
URINARY TRACT
DISEASE IN CATS\'

Op donderdagavond 21 oktober 1999
organiseert Hill\'s Pet Nutrition in het
President Carlton Hotel in Utrecht/
Maarsen een symposium getiteld:
\'Practical techniques for improving
diagnosis and management of lower
urinary tract disease in cats\'. De spre-
ker is dr. Jody Lulich.
Telefoonnummer
voor inlichtingen: 076 - 5481800.

Op 15 juli 1999 zijn de Europese be-
schikkingen van kracht geworden
waarin Nederland en andere lidstaten
officieel worden vrijverklaard van en-
demische runderleucose, brucellose
en tuberculose. Gevolg hiervan is dat
er geen individueel onderzoek door
een praktiserend dierenarts meer no-
dig is voor runderen die geëxporteerd
worden naar andere EU-lidstaten, ten-
zij er extra aanvullende eisen ten aan-

Referaten

PAARD

O

Spoelen van (de buikholte van
het paard en de plasma genta-
mycineconcentratie

Effects of postoperative peritoneal la-
vage on pharmacokinetics ofgentami-
cin in horses after celiotomy. Easter
JL, Hague BA, Brumbaugh GW,
Nguyen J, Chaffin MK, Honnas CM,
Kemper DL. Am J Vet Res 58:1166-
1170,1997.

Het doel van het onderzoek was het ef-
fect te bepalen van het spoelen van de
buikholte op de farmacokinetiek van
gentamycine-sulfaat. Alle paarden
kregen 6,6 mg/kg LG gentamycine iv
Idd juist voor een laparotomie en de
proefpaarden werden voorzien van
percutane (32F) thoraxdrains in de
ventrale buikwand. De proefpaarden
(n=6) ondergingen postoperatieve
spoeling der buikholte, terwijl die
achterwege bleef bij de controlepaar-
den (n=7). Na operatie en 24 uur na de
eerste dosis gentamycine werd de
tweede dosis verstrekt.

zien van IBR/IPV worden gesteld
door het bestemmingsland.
De certificerend dierenarts controleert
aan de hand van de runderpaspoorten
of het bedrijf van herkomst al of niet
vrij is van enige, door de Gezond-
heidsdienst voor Dieren opgelegde
blokkade en of de dieren gedurende de
laatste 30 dagen of sinds de geboorte
op het herkomstbedrijf hebben verble-
ven.

Voor export van runderen naar landen
buiten de EU zal in het algemeen wel
individueel onderzoek door een prak-
tiserend dierenarts moeten plaatsvin-
den.

De buikholte werd gespoeld door mid-
del van het toedienen via de thorax-
drain van tien liter Ringer\'s-lactaat
binnen vijf tot tien minuten, waarna
men de vloeistof weer direct uit de
buikholte liet lopen. Per proefpaard
werden vier spoelingen uitgevoerd 7,
15, 27 en 39 uur na de initiële pre-ope-
ratieve dosis gentamycine. Alle spoe-
lingen werden afgerond binnen 90 mi-
nuten. De gemiddelde concentratie
gentamycine in het buikpunctaat was
12,21 ug/ml (range 5,72-15,28
ug/ml;n=4). Na de derde spoeling
werd gemiddeld 9,75 liter spoelvloei-
stof teruggewonnen. De gemiddelde
gentamycine-concentratie in de spoel-
vloeistof bedroeg 1,79 (range 1,07-
3,64) ug/ml.

Geconcludeerd werd dat het spoelen
der buikholte geen effect had op de
farmakokinetiek van gentamycine bij
normale paarden na buikchirurgie,
waarbij een gelokaliseerde, nonsepti-
sche peritonitis werd geïnduceerd. Als
indicatie voor het spoelen van de buik-
holte noemen auteurs een septische
peritonitis.

J.H. van der Kolk

NEDERLAND OFFICIEEL VRIJVERKLAARD VAN
LEUCOSE, BRUCELLOSE EN TUBERCULOSE

-ocr page 151-

Prevalentie van verschillende
soorten vlooien bij honden en
katten in Ierland.

Shaw SE. et al. Proceedings autumn
meeting British Veterinary Dermato-
logical Study Group. October 1997: 26.

Verschillende publicaties in het verle-
den geven aan dat bij honden en katten
vooral de kattenvlo wordt aangetroffen.
Dit is in Ierland, in samenwerking met
de Universiteit van Bristol, nader onder-
zocht. Uit acht praktijken, verdeeld over
stad en platteland, werden van 193 die-
ren (90 katten en 103 honden) vlooien
verzameld en nader gedetermineerd. Er
werden geen gemengde infestaties aan-
getroffen. Het bleek bij 90 procent van
de katten inderdaad te gaan om de kat-
tenvlo
Ctenocephalides Jèlis, maar de
tweede meest voorkomende vlo was die
van het konijn,
Spilop.sylus cuniculi.
Slechts één kat had hondenvlooien (C
canis). Daartegenover was 76 procent
van de honden drager van de honden vlo;
bij 17 procent werden kattenvlooien
aangetroffen en de derde meest voorko-
mende vlo (4%) was de egelvlo,
.irchaeop.sylla erinacei. Er waren geen
significante verschillen tussen de ge-
ografische gebieden. Geconcludeerd
werd dat de hondenvlo (weer? Ref) veel
vaker blijkt voor te komen dan werd
aangenomen. Of dit consequenties heeft
voor de bestrijding wordt niet vermeld,
maar het feit dat vlooien van konijn en
egel relatief veel werden aangetroffen
geeft aan dat de eerste diersoort niet ver-
geten mag worden bij de bestrijding van
vlooien. De aanwezigheid van egel-
vlooien geeft aan dat continue bestrij-
ding plaats moet blijven vinden omdat
vlooien ook buiten worden opgelopen
(Ref).

P.A.M. Overgaauw

KOPIJ OP DISKETTE

De redactie stelt het op prijs indien teksten,
die langer zijn dan één A4-tje op bij voor-
keur een diskette of per e-mail worden aan-
geleverd in Word of Word Perfect (andere
versies zijn ook mogelijk). Aan het eind van
regels gelieve geen harde retums te geven.
E-mail: tijdschrift@knmvd.nl

VLOOIEN

G.J. te Lintelo: SR 700\\97: 42 pp.

Phyto-oestrogenen komen veel voor in
klaversoorten, vlinderbloemigen (Soja)
en moerbeiachtigen (hop). Chemisch
gezien zijn het stoffen die behoren tot
de Coemestanen, Coumarines, Flavo-
noiden en Ligans. Identificatie ge-
schiedt analytisch-chemisch door mid-
del van chromatografische- en fluores-
centietechnieken. De werking van deze
stoffen kan worden nagegaan in cel-
kweken die voor vermeerdering oestr-
ogenen stoffen nodig hebben en in
proefdieren waarvoor schapen, ratten
en muizen worden gebmikt. Bij deze
dieren kijkt men naar gewichtsverande-
ringen van utems en melkklieren en
voorts naar histologische beelden in

G.J. Stam; SR 733/98: 54 pp.

Onder conditiescore wordt verstaan het
schatten van de hoeveelheid metaboli-
seerbare energie opgeslagen als li-
chaamsreserven in de vorm van vet en
eiwit. Men kijkt hierbij naar het zicht-
baar zijn van de spinale en transversale
uitsteeksels van de lendewervels, de
\'vulling\' in de omgeving van de zoge-
naamde pensgroeve en de \'vulling\' dor-
saal en caudaal van het bekken. Men
hanteert hierbij een scoretabel van 1 tot
5. In de periode 1947-1996 is de melk-
gift per lactatieperiode van ongeveer
305 dagen bij mnderen in Nederland
verdubbeld van ± 3800 naar ± 7600 als
gevolg van een betere voeding en gene-
tische selectie. Dit is gepaard gegaan
met een mindere fertiliteit, hetgeen zich
uit in een verlenging van de tussenkalf-
tijd en in een verhoogde afvoer van niet
drachtig geworden dieren.

vagina en cervix.

DE INVLOED VAN PHYTO-OESTROGENEN OP
FERTILITEIT VAN MENS EN DIER

Uit de literatuur is bekend dat deze stof-
fen een nadelige invloed hebben op de
fertiliteit van onder meer schapen en
runderen, maar ook van biggen.
Vooral in Australië heeft men op perce-
len waar veel ondergrondse klaver
(Trifolium subterraneum) groeide pro-
blemen bij schapen gehad en was om-
weiden noodzakelijk.
Ook de mens is gevoelig voor deze stof-
fen. Men ziet abnormaliteiten in de
menstruele cyclus door veranderde hor-
moonconcentraties in bloed en weef-
sels. In de prepuberale levensfase zou-
den deze stoffen bepaalde kemen, die
bij man en vrouw verschillend zijn
(sexueel dimorfisme) en die gelegen
zijn in de hypothalamus, kunnen beïn-
vloeden waardoor een veranderd sexu-
eel gedrag ontstaat. Ook prenatale beïn-
vloeding is mogelijk.
Risicogroepen zijn vegetariërs en vrou-
wen die veel bier (hop) drinken.

HET BELANG VAN CÜNDITIESCORE VOOR
EEN GOEDE FERTILITEIT BIJ KOEIEN

Op basis van een literatuurstudie en een
beperkt eigen onderzoek ging schrijf-
ster na of de conditie tijdens het afkal-
ven en het conditieverlies gedurende de
lactatie van hoogproductieve koeien
versus laagproductieve van invloed was
op de fertiliteit, waarbij gekeken werd
naar interval tussen partus-eerste oes-
ztms, non retum percentage eerste inse-
minatie, aantal inseminatie per gravidi-
teit, tussenkalftijd, vet/eiwitverhouding
in de melk, moment pieklactatie, en an-
dere. Zowel uit de literatuur als uit de
resultaten van het eigen onderzoek
bleek dat de tendens bestaat dat hoog-
productieve mnderen minder fertiel
zijn dan laagproductieve. Voorts bleek
meer conditieverlies een negatieve in-
vloed te hebben op diverse fertiliteits-
parameters. Gesteld wordt dat manage-
mentinvloeden van individuele vee-
houders de resultaten van de waar-
nemingen kunnen beïnvloeden.

-ocr page 152-

^isÊimét

Op 31 mei 1999 kwam een einde aan
het leven van Geert Alberda, die lange
jaren praktiserend dierenarts in
Witmarsum is geweest. Altijd een rela-
tief zeer goede gezondheid genietend,
kwam na een korte periode van naar
men dacht wat problemen met zijn
ademhaling - hij was al jaren wat ast-
matisch - na een plotselinge zieken-
huisopname na een paar dagen reeds
het fatale moment ten gevolge van een
totaal gedecompenseerd hart. Een ge-
weldige slag voor Lisette en kinderen,
alsook voor zijn 102-jarige moeder en
allen die hem goed hebben gekend.

Geboren op 11 december 1926 in
Deventer in een klein gezin (hij had
één zuster) van een landmeter in over-
heidsdienst, groeide hij op in Amers-
foort waar hij het g}>mnasium door-
liep. Zijn vrije tijd werd toen en ook
later veelal met hockey opgevuld. Zijn
keuze voor de diergeneeskunde valt te
verklaren uit veelvuldig vakantiever-
blijf op boerderijen in Friesland. Zijn
moeders familie stamde van een boer-
derij in Kimswerd. De dood van een
veulen met tetanus maakte op hem in
die tijd een diepgaande indruk. In ja-
nuari 1946 werd de studie opgevat, die
in 1954 werd afgesloten. Hierna volg-
de een periode van waarnemen in
Surhuisterveen bij collega Kooistra en
in \'56 bij collega De Vlas in Zwolle na-
dat hij kort daarvoor was getrouwd
met Lisette Both. In mei \'57 werd de
praktijk van collega Barrau in Wit-
marsum overgenomen, gelegen in een
gebied waarnaar hij heimelijk altijd
had verlangd en uit zijn vakanties wel
kende. Hij heeft lange tijd een eenmans-
praktijk gehad, hetgeen hij wel als een
bezwaar heeft er\\\'aren, maar daarin
kwam later verandering.

Ik heb Geert Alberda. die ik reeds op-
pervlakkig uit Utrecht kende, leren
waarderen als een altijd loyale buurt-
collega op wie nimmer tevergeefs, in-
dien nodig, een beroep kon worden ge-
daan. Hij was het stoere, robuuste,
gemakkelijk contacten leggende, so-
ciale, altijd wat luidruchtige type die-
renarts. die in zijn doen en laten deed
denken aan het door Roodhaart ge-
schetste beeld van de plattelandsvee-
arts en dat misschien heimelijk ook wel
graag wilde zijn.

In het gezin Alberda werden drie kin-
deren geboren. Daarnaast werden er
nog twee geadopteerd, hetgeen niet
helemaal verliep zoals dit zeer sociaal
ingestelde echtpaar zich had voorge-
steld. In die jaren van zeer, zeer hard
werken was het huis Alberda ook een
middelpunt van feestelijke bijeenkom-
sten waar een aantal buurtcollegae,
artsen en andere vrienden de wereld-
problemen doornamen en veelal ook
wisten op te lossen. In hun huis kon
veel, zij waren op dit terrein trendset-
ters.

nmemoriam

GEERT ALBERDA

Lustra van de Afdeling Friesland wer-
den in die tijd met grote luister ge-
vierd, waarbij men veelal zelf een ca-
baret opvoerde. Hierin vervulden
Geert en Lisette Alberda meestal een
voorname rol. Ik herinner slechts aan
het cabaret van de kring Franeker, ge-
schreven door Jel Koopmans, in de
boerderij van de gebroeders Knol in
Hartwerd waar eenieder, ook de gas-
ten van verre, met een sterrit naartoe
werd gestuurd. Bekend is hun creatie
van \'De Cap.suul en de Ampul\'. Lisette
gaf ter gelegenheid van Geerts 65^
verjaardag een boekje uit met door
hem geschreven liedjes. Hij gebruikte
daarbij veelvuldig een geheel eigen
vocabulair. In zijn omgeving wist hij
tevens heel goed sociaal ongemak op
te sporen en daar ook daadwerkelijk
wat aan te doen, waarvoor hij ook, zo-
als sommigen wel bekend is, grote ach-
ting genoot. Hun triomfantelijke tocht
in een open landauer door Makkum ter
gelegenheid van zijn 25-jarig dieren-
artsenjubileum. hun door de boeren
aangeboden, zegt in dit opzicht ge-
noeg. In 1989 trok hij zich terug uit de
praktijk en vestigde zich later in
Harlingen. dat altijd deel van zijn
praktijk had uitgemaakt en waar hij
kleine huisdieren spreekuur hield. Hij
bleef het hockey trouw als scheids-
rechteren werd een verwoed golfer tot
de dood hem overviel. Een grote
schare vrienden en bekenden bege-
leidde zijn stijlvolle uitvaart in het cre-
matorium te Goutuni. Hier wist Lisette
de aanwezigen diep te ontroeren door
in een paar zinnen haar man en hun re-
latie treffend te schetsen. Ook de zoon
en een dochter, evenals een paar
vrienden wisten goed onder woorden
te brengen hetgeen hem in hun vader
en Geert Alberda had getroffen.

F. van der Veen

-ocr page 153-

w .twm. vm m

KANDIDATEN LANDELIJKE VERKIEZINGEN

KANDIDAATVOORZITTER
KNMVD

Kandidaatvoorzitter van de KNMvD
is Ton de Ruijter. De Ruijter is werk-
zaam bij Dumeco BV te Boxtel als lid
van de concemdirectie. Daamaast is
hij directeur van de coöperatie Dume-
co, die een 26% deelneming bezit in de
ondememing. In die functie is hij ver-
antwoordelijk voor de coöperatieve in-
frastructuur met ruim 12.000 leden,
acht districten, ledenraad en hoofdbe-
stuur. Hij is geboren te Geldrop en va-
der van twee kinderen. Hij heeft be-
paald niet stilgezeten na zijn afstu-
deren. Eerst was hij wetenschappelijk
medewerker aan de Faculteit der
Diergeneeskunde, bij de Kliniek voor
Inwendige Ziekten en Gerechtelijke
Diergeneeskunde. Toen was hij prakti-
serend dierenarts te Oss (twaalf jaar).
Vervolgens is hij enkele jaren direc-
teur van de Stichting Gezondheids-
dienst voor Dieren in Noord-Brabant
geweest en tot 1995 lid van de hoofd-
directie Cehave-Encebe NV te Veghel.

Hier was hij verantwoordehjk voor de
livestoci<-activiteiten van Encebe BV,
de geïntegreerde kwaliteitsproductie
en de coördinatie van concemactivitei-
ten op niveau van de regionale coöpe-
raties.

In KNMvD-verband was hij ook actief,
bijvoorbeeld als vice-voorzitter van de
Afdeling Noord-Brabant, bestuurslid
van de Groep Practici Grote Huisdieren
en lid van het comité 125-jarig bestaan
van de KNMvD. En verder sieren tal
van andere bestuurlijke activiteiten zijn
CV. De Ruijter mag derhalve een erva-
ren bestuurder genoemd worden, maar
is bovenal een actief en betrokken lid
van de KNMvD.

KANDIDAAT HOOFDBESTUUR
Helaas is over het kandidaatlid voor het
Hoofdbestuur nog weinig informatie
voorhanden ten tijde van het ter perse
gaan van dit Tijdschrift. Zijn naam is
S.R. Heslinga. Heslinga is practicus
gezelschapsdieren te Veenendaal. Hij
wordt in een volgende uitgave geïntro-
duceerd.

KANDIDAAT ERERAAD
De Groninger Hans Nijhoff is verkies-
baar voor de Ereraad. Hij is voorgedra-
gen door de Afdeling Groningen/

Het is een goede gewoonte dat in het Tijdschrift voor Diergeneesl^unde van 1
september de landelijk verkiesbare kandidaten worden geïntroduceerd voor
bestuurlijke functies binnen de KNMvD. Dit jaar kan er gestemd worden
voor een nieuwe voorzitter van de KNMvD, een lid van het Hoofdbestuur, een
lid van de Ereraad en een nieuw lid van de Paritaire Tarievencommissie.

Drenthe. Hij werkzaam in de gemengde
praktijk te Vries. Zijn belangstelling
gaat verder uit naar paardrijden - hij was
tijdens zijn studie bestuurslid van de sm-
dentenrijvereniging - en wildbeheer.
De reden om positief te reageren op het
verzoek zich in te willen zetten voor de
Ereraad is dat hij vindt dat het gezicht
van onze beroepsgroep niet alleen wordt
bepaald door degenen die bestuurlijk ac-
tief zijn, maar vooral ook door de leden,
werkzaam in \'het veld\'. De organisatie-
stmctuur in een praktijk is van groot be-
lang en de basis voor het functioneren
van iedereen die daarin werkzaam is.
\'Maar ook functionele verhoudingen
tussen praktijken onderling in de regio\'s
zijn van wezenlijk belang\', aldus
Nijhoff. \'Goede collegiale verhoudin-
gen liggen hieraan ten grondslag. De
Ereraad levert hieraan een bijdrage en is
de inspanning en inzet zeker waard.\'

KANDIDAAT PARITAIRE TARIE-
VENCOMMISSIE

De kandidaat voor de Paritaire Tarie-
vencommissie is IJmert de Vries. Hij is
practicus in Zuid-Oost Drenthe. De
werkzaamheden bestaan voomamelijk
uit het begeleiden van mndvee- en var-
kensbedrijven. Hij wil graag actief zijn
binnen onze beroepsorganisatie om bij
te dragen aan het functioneren van de
KNMvD en aan de professionalisering
van de beroepsgroep. De Vries is te-
vens lid van de Sociaal Economische
Commissie en geïnteresseerd in \'fi-
nanciële zaken\'.

-ocr page 154-

De grootste hobby van De Vries is zijn
PC en zaken daaromheen zoals inter-
net en videomontage. Hij is ook voor-
zitter van de Raad van Toezicht van de
lokale Rabobank in ZO-Drenthe.
Zijn lijfspreuk is: Op klompen kom je
de hele wereld rond (als je tenminste
goed kunt lopen of beter nog een goed
vervoermiddel hebt).
De Vries is ervan overtuigd dat de
KNMvD in de toekomst in staat blijft
de beroepsgroep grote diensten te be-
wijzen, alhoewel ook de KNMvD mee
zal moeten gaan met de veranderingen
in de samenleving: \'Ik denk dat de eer-
ste stappen naar een verdere professio-
nalisering van een aantal zaken reeds
gemaakt worden, en geloof dat dat de
komende tijd in een nog sneller tempo
zal gebeuren, zonder dat er afgedaan
behoeft te worden aan de veterinaire
inslag van onze beroepsgroep.

AFDELINGSVERGADERINGEN
SEPTEMBER 1999

Afdeling Zeeland op dinsdag 21 september 1999 om
15.00 uur in Hotel Arneville, Buitenruststraat 22 te
Middelburg (tel. 0118-638456).

Afdeling Noord-Holland op dinsdag 14 september
1999 om 20.30 uur in Café de Marken, Dorpsstraat 62
te Marken Binnen (tel. 075-6413172).

Afdeling Overijssel/Flevoland op dinsdag 21 septem-
ber 1999 om 20.00 uur in het Golden Tulip Hotel
Hugen, Joh. van Burenstraat 9 te Hellendoom (tel.
0548-655435).

Afdeling Noord-Brabant op maandag 20 september
1999 om 20.15 uur in Paviljoen Molenwijk, Molenwijk
2 te Boxtel (tel. 0411-672302)

Afdeling Zuid-Holland op dinsdag 28 september 1999
om 20.30 uur in Hotel Rotterdam Airport, Vlieg-
veldweg 59/61 te Rotterdam (tel. 010-4625566).

Afdeling Friesland op donderdag 23 september 1999
om 20.00 uur in het Oranje Hotel, Stationsweg 4 te
Leeuwarden (tel. 058-2126241).

Afdeling Utrecht op dinsdag 21 september 1999 om
20.15 uur in Het Oude Tolhuys, Weg naar Rhijnauwen
13-15 te Utrecht (tel. 030-2511215).

Afdeling Gelderland op donderdag 16 september 1999
om 20.00 uur in Dierenkliniek Nunspeet, Zwolseweg
16 te Nunspeet (tel. 0341 -254442)

Afdeling Groningen/Drenthe op dinsdag 21 september
1999 om 20.00 uur in het Golden Tulip Hotel,
Schipborgerweg 8 te Zeegse (tel. 0592-543900).

Afdeling Limburg op dinsdag 28 september 1999 om
20.15 uur in Restaurant De Waever, Dorpsstraat 112 te
Heythuysen (tel. 0475-493470).

BESTUURSSAMENSTELLING VAN
DE STICHTING PENSIOENFONDS
VOOR DIERENARTSEN

Het bestuur van de Stichting Pensioenfonds voor Dieren-
artsen is momenteel als volgt samengesteld:

• drs. S. Dooper, voorzitter

• drs. Th. Bosman, secretaris/penningmeester

• drs. H.A.R. Kok, vice-voorzitter

• drs. G. Huijser van Reenen (door en uit het midden van het
Hoofdbestuur benoemd)

• drs. H. Meulenaar

• drs. K. Schipper

• drs. N. Ypenburg

In de komende vergadering van deelnemers, in oktober
1999, zal de bestuurssamenstelling van het pensioenfonds
worden geagendeerd.

Aftredend zijn de heren, S. Dooper, Th. Bosman en H.A.R.
Kok, allen afkomstig uit de groep Practici Grote Huisdieren.
De heer Dooper is vanwege het verstrijken van de maximum
bestuursperiode van negen jaar niet herkiesbaar. De heren
Bosman en Kok stellen zich herkiesbaar.

Er is in het verleden op gewezen dat het aantal practici in de
beroepsgroep Geneeskunde Gezelschapsdieren zich in de
loop der tijd ten opzichte van het aantal practici Grote
Huisdieren zo ontwikkeld heeft, dat een andere getalsmatige
verhouding van de bestuursleden van beide Groepen binnen
het bestuur van het pensioenfonds in de rede ligt. Het be-
stuur heeft dienovereenkomstig besloten in de eerstkomende
deelnemersvergadering voor te stellen het aantal bestuursle-
den afkomstig uit de Groep Practici Grote Huisdieren te wij-
zigen van vier in drie en die van de Groep Geneeskunde
Gezelschapsdieren te brengen van twee naar drie. Het be-
stuur wil een en ander graag tegelijkertijd invullen met het
vertrek van de heer Dooper als bestuurslid.

Voordracht

Onder het voorbehoud dat de deelnemersvergadering ak-
koord gaat met het voorstel de verhouding tussen de be-
stuursleden van beide Groepen op drie/drie te brengen -
draagt het Hoofdbestuur voor:

mevrouw drs. E.M. van Aubel-Laugeman, afkomstig uit de
Groep Geneeskunde Gezelschapsdieren.

Het Hoofdbestuur

-ocr page 155-

COMMUNICATIE TUSSEN CADANS EN DIERENARTSEN-
WERKGEVERS

Onlangs nam een aantal verontruste die-
renartsen-werkgevers met de KNMvD
contact op over de moeilijk verlopende
communicatie met Cadans. Cadans, bij
veel dierenartsen beter bekend onder de
naam \'BVG\', is de uitvoeringsinstantie
waarmee dierenartsen-werkgevers te
maken krijgen wanneer zij personeel in
dienst nemen of hebben. De klachten
van de dierenartsen-werkgevers betrof-
fen voomamelijk de slecht verlopende
communicatie tussen Cadans en de
werkgevers. Cadans geeft de werkge-
vers weinig of geen informatie, er zijn
klachten over de afhandeling van de pre-
mievaststelling, eindeloos doorverbin-
den, zoekraken van dossiers, niet temg-
bellen... enzovoorts.
Daarop heeft op het bureau van de
KNMvD een constructief gesprek
plaatsgevonden met een vertegen-
woordiger van Cadans, waarbij boven-
beschreven problematiek is doorge-
sproken. Cadans erkende dat de
dienstverlening naar de werkgevers
niet altijd optimaal genoemd kan wor-
den. Aangezien Cadans één en ander
intern al had geconstateerd, was men
reeds bezig hiervoor een oplossing te
bieden. Cadans hoopt namelijk over
niet al te lange tijd de communicatie
met alle bij Cadans aangesloten werk-
gevers te kunnen verbeteren door het
aanstellen van zogenaamde contact-
personen. Iedere werkgever die bij
Cadans is aangesloten, zal binnen
Cadans zijn of haar \'eigen\' contactper-
soon krijgen. Deze zal de werkgever
met raad èn daad bijstaan en bijvoor-
beeld erop toezien dat de werkgever
inderdaad antwoord krijgt op zijn of
haar vraag. Cadans schat in dat de con-
tactpersonen eind december 1999 aan
de slag kunnen.

Een deel van de geschetste problemen
wordt veroorzaakt doordat werkgevers
soms het spoor bijster raken in de -
steeds veranderende - sociale zeker-
heid. De huidige rol van Cadans kan
niet meer vergeleken worden met die
van de
bedrijfsvereniging BVG; Ca-
dans is als
uitvoeringsinstelling ver-
antwoordelijk voor de dagelijkse uit-
voering van de sociale verzekerings-
wetten. Voor vragen die bijvoorbeeld
te maken hebben met de begeleiding
van zieke medewerkers kan de werk-
gever niet bij Cadans terecht. De werk-
gever moet zich dan verstaan met de
Arbodienst, waarbij de werkgever zich
(verplicht!) heeft aangesloten.

In de KNMvD-publicatie \'Het in dienst
nemen van personeel - Dierenarts in
loondienst 1999\' wordt aandacht be-
steed in hoofdstuk G aan de verande-
ringen met betrekking tot ziektever
zuim, langdurige arbeidsongeschikt-
heid en arbeidsomstandigheden en de
verplichtingen van de werkgever op dit
gebied (bladzijde 22-27). De publicatie
is in het voorjaar van 1999 aan alle le-
den van de KNMvD toegestuurd.
Desgewenst kunt u op het secretariaat
een extra exemplaar opvragen via het
bekende telefoonnummer 030-
2510111. Tevens is daar beschikbaar
een overzichtsartikel van Cadans, geti-
teld: \'Wie doet wat in de sociale verze-
keringswereld?\' en het \'Actieschema
bij ziekte\', een handig hulpmiddel voor
de werkgever waarin wordt aangege-
ven wat op welk tijdstip dient te gebeu-
ren wanneer een medewerker onver-
hoopt arbeidsongeschikt is.

Voor vragen of informatie over
Cadans, de sociale zekerheidswetge-
ving, ziekteverzuim, arbowetgeving en
dergelijke, kunt u contact opnemen
met stafmedewerker mevrouw drs.
M.C. van Oostrum-Schuurman Hess
op het secretariaat van de KNMvD.

CURSUS VAN MEDEWERKER NAAR ASSOCIE\'

Het Bureau van de KNMvD organi-
seert wederom de cursus \'Van mede-
werker naar associé\'. Deze driedaagse
cursus is speciaal bedoeld voor dieren-
artsen, die pas enkele jaren zijn afge-
studeerd en meer willen weten over al-
lerlei zaken betreffende associëren.

Weet u bijvoorbeeld:

- wat er komt kijken bij de financie-
ring van een maatschap?

- hoe u een accountantsrapport moet
lezen?

- hoe u dient te onderhandelen en hoe
u met een conflict moet omgaan?

- wat er zoal komt kijken bij arbeids-
recht en pensioenvoorziening?

- welke verzekeringen u als zelfstan-
dig ondernemer dient af te sluiten en

hoe u dit het beste kunt doen?
- welke rechtsvormen er bestaan bin-
nen een praktijk?

Tijdens de cursus zal, anders dan ge-
bruikelijk, niet alleen een deskundige
aan het woord zijn. Uitgaande van het
principe dat volwassenen van elkaar
leren, zal er veel zelfwerkzaamheid
van de deelnemers gevraagd worden.

Door middel van deze cursus wil de
KNMvD pas afgestudeerde dierenart-
sen de mogelijkheid bieden hun kennis
op het gebied van voomoemde zaken
te verbreden. Omdat het Hoofdbestuur
het belangrijk acht dat deze cursus ge-
houden wordt, zal de KNMvD hieraan
een behoorlijke financiële bijdrage le-
veren, zodat de kosten voor deelname
aan deze inteme cursus slechts ƒ 225,-
per persoon bedragen. Dit bedrag is in-
clusief overnachtingen en maaltijden.
De cursus wordt intern gehouden in
het Aparthotel te Delden. De eerstko-
mende cursus zal plaatsvinden van
woensdag 3 (vanaf 16.00 uur) tot en
met vrijdag 5 november 1999 (tot ±
16.00 uur).

Er zijn nog enkele plaatsen beschik-
baar, dus mocht u interesse hebben
om aan de cursus deel te nemen of nog
vragen hebben, neem dan zo spoedig
mogelijk contact op met het Bureau
van de KNMvD, Mevrouw drs. M.C.
van Oostrum-Schuurman Hess, tel.
030-2510111.

-ocr page 156-

iliiiiiiifi

mlULLA

SPORTDAG DONDERDAG 14 OKTOBER

ONTDEK DE CÜNGRESPROVINCIE OP WIELEN

Wie nog niet in een voetbal- of hoclteyteam zit, z\'n tennisracket niet meer
kan vinden en van golf of bridge geen kaas heeft gegeten, kan dit jaar
voor het eerst de congresprovincie op wielen ontdekken. De eerste veteri-
naire inline skate-skeeler toertocht door Brabant!

Deze tocht is ongeveer 30 kilometer lang, voert
ook een stukje door België via zo glad en veilig
mogelijke fietspaden en wegen. Alle deelne-
mers zijn verzekerd, mits ze helm en polsbe-
schermers dragen. Zonder deze bescherming
kan dus echt niet gestart worden! De 30 kilome-
ter is goed te doen voor geoefende en gevor-
derde skaters, remervaring is noodzakelijk.
Mocht er na de tocht en de lunch nog veel ener-
gie over zijn, dan kan er natuurlijk altijd nog
meegedaan worden aan de wedstrijdloop.
Het maximale aantal deelnemers aan deze tocht
is 50, dus wees er snel bij met opgeven.
Tot donderdag 14 oktober.

Inge van Soest,
Congrescommissie/sportcommissie

De meeste vakanties zijn gevierd, op
sommige plaatsen zijn de scholen al-
weer begonnen en dus komt het
Jaarcongres van de KNMvD ook steeds
dichterbij. Tijd om een boekje open te
doen over het partnerprogramma.
Op vrijdagmiddag gaat er een bus rich-
ting Eindhoven en daar aangekomen
kunt u kiezen uit een bezoek aan het ca-
sino of onder leiding van een gids een
architectuurwandeling in Eindhoven.
In het casino krijgt u speluitleg en na-
tuurlijk kunt u ook een aantal spelletjes
spelen, onder het genot van een feeste-
lijk welkomstdrankje.
Kiest u voor de architectuurwandeling
dan wordt u langs tal van stadsontwik-
kelingsgebieden zoals bijvoorbeeld
\'De Bergen\', met tal van cafés, wonin-

PARTNERPROGRAMMA JAARCONGRES
1999 KONINGSHOF VELDHOVEN

gen, antiekwinkeltjes en andere bijzon-
dere bedrijfjes gevoerd. Ook neemt de
tocht u mee langs Industrieel Erfgoed,
zoals het eerste Philips Fabriekje, \'De
Bruine Heer\' en \'De Witte Dame\'.
Zaterdagochtend staat er weer een bus
klaar. Dit keer om u te vervoeren naar
Safaripark \'De Beekse Bergen\'. In de
\'eigen\' bus wordt er vervolgens onder
leiding van een gids een rondleiding
door het park gegeven. Voor degene
die na bijvoorbeeld het heel erg gezel-
lig feest op vrijdagavond meer be-
hoefte heeft aan een rustige wandeling
op zaterdagochtend, zijn er wandel-
routes beschikbaar op en rond de
Koningshof

De congrescommissie

O

Voor het lidinaatschap van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde hebben de volgende collegae zich aan-
gemeld:

Dollevoet, Mevr. J.M.; Gent-1997; B-2370
Arendonk (België); Schutterstraat 5 A.
Dumoré, Mevr. F.M.; 1999; 2266 BC Leid-
schendam; Venestraat 118.
Kokke, Mevr. F.; Gent-1999; 5038 PS Tilburg;
Kastanjestraat 11.

Koops, Mevr. M.S.; Gent-1999; 9411 LP Bel-
len; Asserweg 37.

Kumps, Mevr. M.S.S.; Gent-1999; 5059 AN
Heukelom; Laag Heukelomseweg 11.
Marsman, Mevr. J.S.; 1998; Camiarthen, Dyfed
SA31 1RX (Verenigd Koninkrijk); Fair Lane.
Meijer, Mevr. I.M.; Gem-1999; 4708 JD Roo-
sendaal; lmkerberg3.

Rambags, B.P.B.; 1999; 3581 PW Utrecht;
Schoolstraat 30.

Schermann, Mevr. E.I.V.; 1998; 6961 LJ Eer-
beek; Imbosch I.

Schuttert, A.; 1999; 7244 NH Barchem; Schup-
pert 1.

Als kandidaatlid van de Koninklijke Ne-
derlandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde heeft het Hoofdbestuur aangenomen:

Hensen, H.; 9409 TR Loon; Lonerbroekweg I.
Melief, Mevr. S.; 4033 CD Lienden; Marsdijk
32.

Swartz, I.B.M.; 8253 AB Dronten; Lindcniaan
25.

JUBILEA:

H.O. Ebbens te Scherpenzeel (Gld.), afwezig, 25
jaar, 6 september

E.J. Hamburger te Oldcbcrkoop, afwezig, 25
jaar, 6 september

A.E.E. Soethout te Ede. afwezig, 25 jaar, 6 sep-
tember

G.J. Goedhart te Apeldoom, afwezig, 25 jaar, 13
september

M.M. Lengkcek te Twello, afwezig, 30 jaar, 15
september

T.S. de Vries te Olst, afwezig, 25 jaar, 15 sep-
tember

G. van den Berg te Stolwijk, aanwezig, 30 jaar,
19 september

A.C.J. Arens te Tilburg, afwezig, 30 jaar, 19 sep-
tember

Mevr. E.G. Graveland-Wolterbeek te Alphen
a/d Rijn aanwezig, 30 jaar, 19 september
Dr. J.H.M. Nicuwenhuijs te Utrecht, afwezig, 30
jaar, 19 september

M.J.M. Driessen te Teteringen, afwezig, 40 jaar,
21 september

G. Floor te Hilversum, afwezig, 25 jaar, 27 sep-
tember

J.A. Droppers te Doesburg, afwezig, 35 jaar, 30
september

Dr. P.J.M.M. van Gulick te Elsendorp, onbe-
kend. 35 jaar, 30 september
M.J.F. Quaedvlieg te Valkenburg (L), afwezig,
50 jaar, 30 september

Voor het dierenartsen-examen van 30 juli
1999 zijn geslaagd:

Bakker, G.W.
Bruning, Mevr. M.J.
Bulk, Mevr. M.E.

Personalia

-ocr page 157-

- (*» ï«r. ;

Ebing, Mevr. L.
Gecratz, Mevr. D.C.M.
Heer. Mevr. N. de
Hoeven, M.D.J, van den
Hussen, Mevr. M.J. van
Lamberts, M.N.D.
Leeuwen, Mevr. G.A.M. van
Nyst, Mevr. M.E.L.
Reeuwijic, Mevr. N.M.
Schipper, A.
Seijbrands, G.J.D.
Smolders, Mevr. M.
Sprock, Mevr. M.E.
Stokvis, Mevr. A.
Velsen, Mevr. N.F. van
Wilps, Mevr. D.J.
Wit, Mevr. M. de
Zijden, Mevr. C.J. van der

MUTATIES:

Alberdingk Thijm, J.F.: 1985; .3065 RC
Rotterdam; Kralingsewcg .34.3;
tel. 010-
4502916 prakL; p.

*Bakkcr, C.W.; 1999; 3583 TP Utrecht;
Rcmbrandtkadc 37; tel. 030-2543079; w nd.d.

BaljeL J.W.; 1994; 2011 JC Haarlem;
Koudenhom 20; tel. 023-5512865 privé, 5310880
prakt.; lax 023-5342912;
p., gezelschapsd.

*Boer, Mevr. M S. de; 1999; zie: Stnoker-
de Boer, Mevr. M.S.

»Brcsser, D.R.; 1999; 2992 HP Baren-
drecht; Cuypersdreef4;
tel. 0180-627669 privé,
010-4169005 prakt.; p., mcdcvv. bij J.F..I. van
den Broek. R. Casscnaar, A.\\\\. Kramer,
I...M,.M. Oorsprong en K. van der Wcijde.

*Brom, Mevr. A.H.M.; 1999; 6685 AA
Haalderen; Baalsestraat 6; tel. 0481-463676
privé, 464760 prakt.; fax 0481-465356 prakt.;
p„ nicdcw. bij J.W ..M. Nas.

*Bruning, Mevr. .M.J.; 1999; 3581 AP
Utrecht; Nachtegaalstraat 92 bis A; tel. 030-
2343620;d.

*Bulk, Mevr. M.E.; 1999; 2407 BD
Alphen a/d Rijn; Stcckterwcg 33; tel. 0172-
472507; wnd.d.

Dahihaus-lluisman, Mevr. J.; 1998; Lang-
shot. Horlcy RM6 9.XP (\\ crenigd Konink-
rijk);
12 Middlefleld; p., medew. bij D. Clare &
Associates.

Derix, Mevr. B.M.; 1987; 5374 NJ Schaijk;
Bemardusweg 2; tel. 0486-462466 privé,
463636 prakL; fax 0486-463353 prakt.; p.

»Dumoré. Mevr. P.M.; 1999; 2266 BC Leid-
schendam; Venestraat 118; tel. 070-3270428;
wnd.d.

»Ebing, Mevr. L.; 1999; .3971 BH Drie-
bergen; Melvill van Carnbeelaan 86; tel.
0343-520977; wnd.d.

Gaarenstroom, Mevr. M.M.; 1998; 1314
R.X Almere; Indira Ghandistraat
6; tel. 020-
6912347 prakt.; fax 020-6912348 prakt.; p., me-
dew. bij K.N. ter Steege.

Gajentaan, ProLDr. J.E.; 1957; A-1978;
29600 Marbclla, Malaga (Spanje); Urb El
Rosarlo, c/Los Bernardos 29.3; tel./fax 00-34-
95-2839703;
r.d.; oud-hlr. U.U. (F.D.); Specia-
list Chirurgie der Gezelschapsdieren n.p.; em.
diplomate American Board of Vet. Practioners;
erelid W.S.A.V.A.; erelid Groep Geneeskunde
Gezelschapsdieren.

*Geerat/. Mevr. O.C.M.; 1999; 3901 PT
X\'eenendaal; Schrijverspark 124 lil; tel. 06-
53687705; wnd.d.

Geesbergen, H.A. van; 1999; 9302 AK
Roden; tel. 050-5012183 privé,
052.3-681616
prakt.; fax 0523-681659 prakt.; p., medew.
bij,LH.E. .Janssen.

Haneghem, Mevr. M.T. van; 1998; 5044
NC Tilburg; Herman Heijermansweg 14; tel.
013-4691480 privé,
5400215 prakt.; p., medew.
bij W.S.J. Rasenberg.

*Heer, Mevr. IN. dc; 1999; 3731 GC Dc
Bilt; Utrechtseweg4I7; tel, 030-2210322; d.

Heijnen, M.B.; 1996; 6031 GP Neder-
weert; Tichclvcld 66;
tel. 0495-626860 privé,
632957 prakt.; fax 0495-631255 prakt.; E-mail;
mbheynen(«.trcf.nl; p.. geass. met P.T.C.H.
van de Cïoor, J.H.A.M. Gubbels, L.O.
Scholma en ^L Sinke.

*Hocvcii. Mevr. M.D.J. van den; 1999;
3521 GM Utrecht; Balljelaan 53 bis; tel. 030-
2960765; w nd.d.

Hofstra, T.H.; 1968; 6721 BN Bennekom;
Vossenweg2; tel. 0318
-413509; r.d.

Houwen, Mevr. H.M.C. van der; 1999;
Cannock. Staffs \\VSI2 5PH (Verenigd Ko-
ninkrijk); 4 Hazelslade House, Rugeley Rd,
Hazelsladc; tel. 00-44-1543-871309 privé,
1203-223232 prakL; fax 223234 prakL; p..
nicdew, bij Bush VeL Centre.

Huisman, Mevr. J.; 1998; zie: Dahlhaus-
Huisman. Mevr. J.

*Hussen, Mevr. M.J. van; 1999; 3572
HZ Utrecht; Takstraat 11; tel. 030-2720357
privé, 072-5112133 prakt.; p., medew. bij
M.M. Bron cn .Mevr. G.M. Bron
-l)ictz.

Jongebreur, J.A.; 1965; 1792 BE Oude-
schild; Het Buurtje 3; tel. 0222-321753;
r.d.

Kamp, J.P.M.; 1983; 7447 RG Hellen-
doom; Oninicrweg 52; tel. 0548-654632 privé,
655065 prakt.; p., geass. met J.C. dc Jager, H. ten
Kate en R. Renting.

*Kamp-Mannes, Mevr. S.T.M.; 1984; 7447
RG Hellendoom; Ommcrweg 52; tel. 0548-
6.S4632: d.

Klaui, E.B.; 1999; Cannock, Staffs VVS12
5PH (Verenigd Koninkrijk); 4 Hazelslade
House, Rugclcy road. Hazelslade; tel. 00-44-
1543-871309 privé,
373033 prakt.; p., medew.
bij J.R. Newcombe en Mevr. J.L. East.

Koedam, Mevr. A.M.; 1997; 5704 GZ
Helmond; Swalmstraat 8;
tel. 0492-517531;
E-mail: marccl.denesCó iae.nl; wnd.d.

RECTIFICATIE DIERGENEESKUNDIG JAARBOEK 1999

De gegevens van tJe Faculteit Diergeneeskunde, Hoofdafdeling Gezondheids-
zorg Paard,
zijn niet correct weergegeven in het Diergeneeskundig Jaarboek,
pagina 108-110. In deze aflevering van het Tijdschrift voor Diergeneeskunde
zijn de juiste gegevens als inlegger bijgevoegd. U wordt verzocht deze pa-
gina\'s op de betreffende bladzijden in te voegen in uw Diergeneeskundig
Jaarboek.

»Kramer, A.M.H.; 1999; 4002 GH Tiel; De
Praam 104; tel. 0344-634123 privé,
0184-413724
prakt.; fax 0184-416205 prakL; E-inail:
a.m.h.kramerCa pobux.accu.uu.nl; p., mcdcw.
bij J. van Dongen.

Kruijf, Dr. J.M. de; 1971; U-1979; 5223 XS
\'s-Hertogenbosch; Heerendonklaan 43; tel. 073-
6216308 privé,
020-5840404 prakt.; fax 020-
6815800; plv. dir. R.\\ .V. Regio Noordwest;
i
.V.D.; Specialist Veterinaire Volksgezondheid.

»Lamberts, M.N.D.; 1999; 3572 GN
Utrecht; Griftstraat 29; tel. 030-2714169, 06-
25556634; wnd.d.

»Leeuwen, Mevr. G.A.M. van; 1999;
3523 BC Utrecht; Barnstccnlaan 55 1; tel.
030-25158.39; wnd.d.

Loef, Mevr. H.A.; 1996; 61A2 JM Gclecn;
Vildershof 3; tel, 046-4747514 privé,
4512969
prakt.; fax 046-4512969 prakt.;
E-mail: h,a.
loef(aclub.tip.nl; p., medew. bij P.H.M.
Schmcitz.

Logcher, R.; 1995; 7921 LG Zuidwolde
(D); Boekweitstraat 14; tel. 0528-371194 privé,
371291 prakt.; fax 0528-371640 prakL;
E-mail:
logcher-tange(fl hetncLnl;
p., geass. met 1\'.
Postma.

Maass, C.J.H.M.; 1975; 6164 JA Geleen;
Olterdissenstraat 21;
tel. 046-4744786 privé,
4512417 prakt.; fax 046-4518261 prakL; E-
mall: maass(« worldonline.nl; p., geass. met
J.W.G. Franken en M.V. Quax.

Maass-Venselaar, Mevr. W.T.M.; 1980;
6164 JA Geleen; Olterdissenstraat 21;
tel, 046-
4744786 privé,
4512417 prakt.; fax 046-
4518261 prakt.;
E-niail: maass(a worldon
line.nl;
p., medew. bij J.W.G. Franken C.J.H.M.
Maass en M.V. Quax.

Mandigers, P.J.J.; 1992; 3524 CK Utrecht;
Boven Zevenwouden 105; tel. 030-2672253
privé, 2535843 bur.; fax 030-2672254 privé, fax
030-2518126 bur.;
E-mail: p.j.j.inandigersfo
vcLuu.nl;
wet. mcdcw. U.U. (F.D., hfdafd. Ge-
neeskunde van Gezelschapsd.); diplomate ECVN;
Specialist Inteme Geneeskunde van Gezelschaps-
dieren.

Molendijk, Mevr. Z.S.; 1987; 7491 DN
Delden; Visscherij 10;
veeteeltvoorliohting
ontwikkelingssamenwerking.

*Nyst, Mevr. M.E.L.; 1999; 3521 VT
Utrecht; Da Costakadc 2 bis; tel. 030-
2934035; wnd.d.

*Oomen, Mevr. B.J.A.M.; 1988; 2821 LE
Stolwijk; Beneden Kerkseweg 106; tel. 0812-
342588 privé, 070-3248651 prakt.;
fax 070-
3242243 prakt.; p., geass. met E. Wiersma.

Plantinga, R.E.G.; 1970; B-2000 Antwer-
pen (België); Koolkaai 11; tel. 00-32-32316024;
d.

Prins, J.K.; 1967; 3253 MB Ouddorp
(ZH); Blomweg2;r.d.

»Reeuwijk, Mevr. N.>L; 1999; 3583 VV
Utrecht; Graaf Adolfstraat 36; tel. 030-
2514086; wnd.d.

»Rietema, R.M.W.; 1998; 7981 DG Die-
ver; Van Nootenstraat 22; tel. 0521-594998
privé, 052.3-687368; p., medew. bij P.M.
Cornelisscn en R.W. Liezenga.

»Rijcke, Mevr. P. de; 1990; 8651 EK IJlst;
Uilenburg
18; tel. 0515-531244; d.

»Schipper, A.J.; 1999; 3706 GC Zeist;
Laan van \\ ollenhovc 1575; tel. 030-6953214;
wnd.d,

Schure, Mevr. M.L.; 1998; 5221 BS \'s-
Hertogenbosch; Driekoningenplein 6; tel./
fax 073-63121.33; E-niail: loess(a usa.net;
wnd.d.; vet. adv. Dutch Barn C.V.

»Scybrands, G.J.D.; 1999; 3737 BL
Groenekan; Voordorpscdijk 31 A; tel. 030-

-ocr page 158-

2720560, 06-51267850; wnd.d.

♦Slot, Mevr. H.P. van \'t; 1999; 4695 RN
Sint .Maartensdijk; Provinciale«eg 76;
tel.
0166-663345; wnd.d.

*Smolders, .Mevr. M.; 1999; 3523 ED
Utrecht; Smaraydplein 71; tel. 030-2518682,
06-51184764; E-mail: m.smolders(« students.
vet.uu.nl; wnd.d.

*Sprock, .Mevr. M.E.; 1999; 5348 EK
Oss; .Adelaar 12; tel. 0412-632272 privé,
0318-519167 prakt.; p., mede«, bij M. Duif-
huizen, R.J.H. Huebink, P.T. van "t Veld en
W.Th.G.
VullinRS.

*Stokvis, Mevr. A.; 1999; 6701 .\\H Wa-
geningen; Gerdesstraat 73; tel. 0317-427356;
wnd.d.

*Stooker-de Boer, Mevr. M.S.; 1999; 4101
CG Culemborg; Everwijnstraat 26; tel. 0345-
531481;wnd.d.

Vaarten, J.L.M.; 1984; 3581 NC Utrecht;
VVilhelminapark 12 B; tel. 030-6362333 privé,
2510111 bur.; fax 030-6362101 privé; E-mail:
j.vaarteniïf knmvd.nl;
stafmedew. Vet. Zaken
bij de K.N.M
.V.D.

*Velsen, Mevr. N.R van; 1999; 3701 JJ
Zeist; Bergweg 19 tel. 030-6977366; wnd.d.

Vemooij, G.M.C.; 1987; 8171 LV Vaas-
sen; Oude Apeldoomseweg 77; tel. 0578-
570521;
k.d. R.V.V., distr. Apeldoorn.

Weduwen, Mevr. S.M. der; 1987; Rishton,
Blackburn BBl 4BS (Verenigd Koninkrijk);
32 Blackburn Road; tel. 00-44-1254-885248
privé, 231703 prakt.; fax 00-44-1254-877301;
E-mail: beestcnhof(S:compuserve.com; p.,
medew. bij Mearley \\\'et. Cïroup.

»Weijer, Mevr. F.S. de; 1998; 6562 DP
Groesbeek; p/a Knapheideweg 7; E-mail:
mart.weijerC« wxs.nl;
wnd.d.

»Wende, T. van der; 1979; 3871 KS Hoe-
velaken; Penningweg
8; tel. 033-2538223 pri-
vé, 035-5250260 prakt.; p., geass. met Mevr.
F.J.C. van der Wende-Kuiper.

♦Wende-Kuiper, Mevr. F.J.C. van der;
1979;
3871 KS Hoevelaken; Penningweg 8;
tel. 033-2538223 privé, 035-5250260 prakt.; p.,
geass. met T. van der Wende.

Wetering, H.M.J.M. van de; 1997; 1921
BJ Akersloot; Kerklaan 25; tel. 0251-319040
privé, 075-6875465 prakt.; p., medew. bij B.
.Meijer.

Wetering-Mooi, Mevr. M. van de; 1996;
1921 BJ Akersloot; Kerklaan 25; tel, 0251-
319040
d.

nvilps. Mevr. D.J.; 1999; 3812 SL
.Amersfoort; G. van Stellingwerfstraat 18; tel.
033-4610833; E-mail: ritaffl burchart/.de
nion.nl; wnd.d.

*\\Vit, Mevr. M. dc; 1999; 3583 XG
Utrecht; Nassaustraat 22; d.

*Zijden, Mevr. C.J. van der; 1999; 3583
RS Utrecht; Vossegatselaan 4 bis A; tel. 030-
2544682,06-22876293; wnd.d.

Deadline*)

13-09-1999
27-09-1999
11-10-1999
25-10-1999

UITERSTE INLEVERDATA
VOOR KOPIJ

Aflevering:

01-10-1999
15-10-1999
01-11-1999
15-11-1999

*) Voor 10.00 uur \'s morgens.

Doorlopende agenda

CONGRESSEN S. SYMPOSIA

1999

September

12—15 BEVA Congress, Harrogate, Yorkshire,
UK. BEVA Congress Office, 5 Finlay
Street, London, SW6 6HE, UK. Tel.: 44-
(0)171-610-6080, fax: 44-(0)171-610-
6823, e-mail: bevauk@msn.co.uk, website
www.beva/org.uk.

22—23 Annual European Veterinary Dental
Society (EVDS)-congress (pre-congress of
the WSAVA-congress). Lyon, Frankrijk.
Inl.: seer. EVDS: Thomas Eriksen, fax:
45-35282929.

22—23 13th Forum for applied biotechnology,
Gent.

23 Studiedag neurologie. ESVN. Informatie:
P. Mandigers (P.J.J.Mandigers@vet.uu.nl)
of L. Overduin (derkxove@tref.nl).

nen.

23—26 26\'li World Veterinary Congress, 24\'^
World Small Animal Veterinary Congress,
5"\' FECAVA Congress, Lyon, France.
Information contact address: Mondial Vet
1999, CNVSPA, 40 rue de Berri. F75008
Paris, tel: 33-(0)l-53839160, fax: 33-(0)l-
53839169, e-mail: mondialvet@aol.com,
intemet: http://www.mondialvet99.org.

23—29 BVA Congress, the Assembly Rooms,
Bath. Information: British Veterinary
Association Congress Office, 7 Mansfield
Street, London WlM OAT. Tel.: 44 171
636 6541, fax: 44 171 436 2970, e-mail:
congress@bva.co.uk.

24—25 13th Annual Congress European
Society of Veterinary Neurology, Maas-
tricht, the Netherlands. Informatie: P.
Mandigers (P.J.J.Mandigers@vet.uu.nl) of
L. Overduin (derkxove@tref.nl).

27—30 Congres Europese Federatie van
Informatie-Technologie in de Agrarische
Sector (EFITA), Universiteit van Bonn,
Duitsland. Intemet: www.efita.dk. e-mail:
efita99@uni-bonn.de, tel; 0049-228-
733500, fax: 0049-228-733431.

30 lams Seminar \'Preventie en behandeling
van voorpootkreupelheid bij de jonge
hond\' met als spreker prof. dr. H.A.W.
Hazewinkel. Mercure Hotel, Nieuwegein.

Ieder zijn vak!

Het raadplegen van adviseurs is goed . . .
Maar voor de financiële zaken van uw (toekom-
stige) praktijk heeft u een specialist nodig!

Dix & Fortuin is deskundig op financieel, fiscaal
en juridisch gebied m.b.t, praktijkfinanciering,
associaties, verzekeringen, hypotheken en pensioe-

Landelijke dienstverlening bij praktijkoverdracht,
bij associatie en assistentie. Belt u even voor een
afspraak of een brochure.

Telefoon (030) 251 51 99
Fax (030) 254 09 64
Koniiigslaan 63
Utrecht

-ocr page 159-

Opgave; Holland Diervoeders, Postbus
40231. 3504 AA Utrecht, t.a.v. mevr. Jori
Vredenberg. tel.: 030-2479665.

30—3 okt. WEVA-congress, Paris.

Oktober

I Symposium ter ere van het 25-jarige jubi-
leum van de heer T.W. te Giffel. Voor in-
formatie: mr. A.P. Hilhorst, telefoon: 030-
2510111.

5 lams Seminar "Preventie en behandeling
van voorpootkreupelheid bij de jonge
hond\' met als spreker prof dr. H.A.W.
Hazewinkel. Postiljon Hotel, Deventer.
Opgave: Holland Diervoeders, Postbus
40231. 3504 AA Utrecht, t.a.v. mevr. Jori
Vredenberg, tel.: 030-2479665.

7 lams Seminar \'Preventie en behandeling
van voorpootkreupelheid bij de jonge
hond\' met als spreker prof dr. H.A.W.
Hazewinkel. Golden Tulip Hotel. Weert.
Opgave; Holland Diervoeders, Postbus
40231, 3504 AA Utrecht, t.a.v. mevr. Jori
Vredenberg, tel.: 030-2479665.

8 Symposium \'Het paard in breder perspec-
tief, Hoofdafdeling Gezondheidszorg Paard,
09-00-17.00 uur, kosten: ƒ 225,-. Opgave bij
PAOD, tel.: 030-2517374, fax: 030 -
2516490, e-mail: paod@pobox.accu.uu.nl.

14 Sportdag KNMvD.

15—16 Jaarcongres KNMvD in de Koningshof
te Veldhoven. Voor informatie: mr. A.P.
Hilhorst, telefoon: 030 - 2510111.

21 Symposium: \'Practical techniques for im-
proving diagnosis and management of lo-
wer urinary tract disease in cats\'. President
Carlton Hotel in Utrecht/Maarssen. In-
lichtingen: 076-5481800.

21—24 Veterinary Dental Forum, Omni Inner
Harbor Hotel. Baltimore MD. Contact
Veterinary Dentistry. 530 Church Street.
Suite 700, Nashville. TN 37219, phone
800/332-2837, fax 615/254-7047.

27— 10 Small animal and equine scientific acu-
puncture course, third session. Cremona
(Italy). Information: Ludovica Bellingeri
at SCIVAC Via Trecchi 20 - Palazzo
Trecchi - Cremona. Tel.: -1-39-0372-
460440, fax: -1-39-0372-457091, e-mail:
fstanga(^scivac.it.

30 Practical examination \'Small animal and
equine scientific acupuncture course\'.

VERGADERINGEN &
BIJEENKOMSTEN

1999

September

8—11 WK 99. (Duitsland). N. Reijnen.

9 Ledenvergadering Groep Pluimveeweten-
schappen. GD Deventer, aanvang: 13.45
uur.

14 Vergadering Afdeling Noord-Holland.

16 Vergadering Groep Homoeopatisch-wer-
kende Dierenartsen, 19.30-22.30 uur,
Beatrixgebouw, Jaarbeursplein te Utrecht.

16 Vergadering Afdel ing Gelderland.

21 Ledenvergadering Afdeling Utrecht.

21 Vergadering Afdeling Groningen/Drenthe.

22—25 Open dagen Praktijkonderzoek Rund-
vee. Schapen en Paarden in Lelystad.
Informatie, tel: 0320-293211.

21 Vergadering Afdeling Overijssel.

23 Vergadering Afdeling Friesland.

28 Vergadering Afdeling Zuid-Holland.

28 Vergadering Afdeling Limburg te Heyt-
huysen.

28 Ledenvergadering Groep Geneeskunde Ge-
zelschapsdieren, De Biltsche Hoek, aan-
vang: 20.00 uur.

Oktober

8 Groep Cieneeskunde van het Paard. In-
formatie op te vragen bij Janneke van
Velthuizen, telefoon: 030 -2510111 of via
e-mail: j.v.veithuizen(^knmvd.nl.

9 Annual General Meeting and Round Table
Conference of the Association of Vete-
rinary Consultants in Munich. Informa-
tion: Secretary, Dr. C. Folkers, e-mail: fol-
kers@hacom.nl

9 Werkvergadering Gezelschapsdieren van
de Afdelingen Limburg, Noord-Bant en
Zeeland. Plaats: Golden Tulip Hotel, Dries-
veldlaan 99 in Weert. Aanvang: 10.00 tot
16.00 uur.

10 Individuele tijdrit na de Betuwse koppel-
koers in Tiel. H. In den Bosch, telefoon:
0344-612973.

16 Felissana Kattendag. Locatie: Zaal Cl02
van het Androclusgebouw van de Faculteit
der Diergeneeskunde. Aanvang: 10.30 uur.
Men kan zich aanmelden door voor 1 okto-
ber 1999 f 15,- over te maken op postbank-
nummer: 368421 ten name van Felissana te
Nieuwegein.

Inhoud:

Ofzet:
Silin:

Inhoud:

Opzei:
Shirt:

AUV-regiovergadering Oost, Aparthotel
Delden, aanvang: 20.00 uur.
AUV-regiovergadering Noord, Gezond-
heidsdienst Drachten, aanvang: 20.00 uur.

21

November

I AUV-regiovergadering West, Het Kasteel
van Rhoon, aanvang: 20.00 uur.

4 AUV-regiovergadering Zuid. Gezond-
heidsdienst Boxtel, aanvang: 20.00 uur.

13 Landelijke bijeenkomst Vrouwelijke
Dierenartsen. Hotel Mitland, Ariënslaan I
te Utrecht. Aanvang: 13.30 uur, einde bij-
eenkomst: ± 17.00 uur.

18 Vergadering Groep Homoeopatisch-wer-
kende Dierenartsen, 19.30-22.30 uur,
Beatrixgebouw, Jaarbeursplein te Utrecht.

20 Najaarsdag Groep Geneeskunde Gezel-
schapsdieren, de Reehorst te Ede.

20 Bijeenkomst Bond van Keunmeesters en
Groep GKZ. Thema: Meetmethoden ter
modemisering van de keuring. Locatie:
Androclus gebouw (Hoofdgebouw Facul-
teit der Diergeneeskunde) te Utrecht. Voor
meer informatie over deze bijeenkomst: e-
mail: j.wielaart@rvv.agro.nl.

22—24 Groep Groot Dagen te Papendal, Amhem.

Van Hall Instituut

HOGESCHOOL VOOR VOEDING. MILIEU EN LANDBOUW

Het Van Hall Instituut, Hogeschool voor Voeding, Milieu en Landbouw, verzorgt
diverse HBC:)-(.)pleidingen. Het Business Center van het Van Hall Instituut ver-
zorgt onderzoek en advies op de expertiseterreincn Milieu, Landbotivv &: Groene
Kuinite, Food
Ik Business en ICT in het onderwijs. Tevens worden er diverse post
MBC^/HBO-cursussen, themadagen en bedrijfstrainingen georganiseerd:

Cursussen voor de dierenarts

Cursus Marketing van dierenartsdiensten

Inhoud: Marketing, marketingplan, onif;evingsanalyse, strategie en beleid,

klanttevredenheid.
Opzet: .S dagdelen

Sttirl: 24 en 25 september 1999 te Amersfoort
Cursus Communicatie met de klant

hlhoiui: Ciedrag van klanten, tasen van gedragsbeïnvloeding, analyseren van
klantengedrag, anamnese-, counseling-, slecht nieuwsgesprek,
voorlichting en de inzet van hulpmiddelen, compliance.
0/)C(\'f: 5 dagdelen

Sian: 15 en 16 oktober 1999 te Amersfoort
Cursus Ethologie van de hond en de kat

Oorzaken van gedrag, regulatie van gedrag, gedragssystemen
(o.a. agressie, angst), interactie tussen gedragssystemen, ontstaan van
acute en chronische stress, ritualisatie van gedrag, sociaal gedrag en
coninuinicatie, dominantieverhoudingen en rangorde, leerprincipes.
3 dagen

11, 18 en 2.S november 1999 te Amersfoort

Cursus Gedragstherapie bij de hond

Diagnose stellen bij diverse vormen van probleemgedrag, therapie-
methoden en hulpmiddelen, gedragsmedicatie, dominantie-
handelingen, gcdragstesten in relatie tot probleemgedrag, stress en
abnormaal gedrag.
3 dagen

3 en 17 februari en 2 maart 2000 te Amersfoort

Inlichtingen:

I\'tifi Hnl! Insliluul, Business Center, nm\'. G. Luitrs/ /. KolUman,
I\'osibus 1754, 8901 CH Uvimwdcn, lel. 1058) 284 61 60 Jax (058) 284 61 99

-ocr page 160-

® ® Wl Ä tf JB^

Hhi-r-fenft ^ .i, ii- i ■

30 UKG-avond. Speciaal voor verwijzers naar
de UKG wordt een interessante avond geor-
ganiseerd. U kunt zich opgeven door het in-
vullen van de strook uit het UKG-nieuws.

30 Bijeenkornst Najaarsvergadering Groep
Geneeskunde van het Varken. Locatie:
Van der Valk-hotel te Cuijk. \'s Middags.

December

7 Ledenvergadering Afdeling Utrecht.

8 Vergadering Afdeling Noord-Holland.

9 Vergadering Afdeling Zuid-Holland.

9 Ledenvergadering Groep Pluimveeweten-
schappen. GD Boxtel, aanvang 13.45 uur.

14 Vergadering Afdeling Groningen/Drenthe.

14 Vergadering Afdeling Overijssel.

14 Vergadering Afdeling Limburg te
Heythuysen.

16 Vergadering Afdeling Gelderland.

16 Vergadering Afdeling Friesland.

2000
Maart

21 Jaarvergadering Groep Geneeskunde van
het Varken. Locatie: Jaarbeurscentrum
Utrecht. Hele dag.

Juni

7 Jaarvergadering AUV, Nationaal

Sportcentrum Papendal, aanvang: 14.00 uur.

Workshop-basic course at Tierklinik in Telgte.
Registratie: VetEndScope, Kiebitzpohl 35, 48291
Telgte, Duitsland. Tel.: 0049-2504-3064, fax:
0049-2504-7929.
23-24PUOD (België)-cursus I: Het geneesiniddelcndepot
\'Grote Huisdieren\', Holiday Inn Gent Flanders
Expo (St.-Denijs-Westrem).
29 Basiscursus \'De Erkende Rundveedierenarts Dag
r.Locatie: KNVB te Zeist. 09.00 uur - 17.00 uur.
Inlichtingen -i- opgave cursus: PAOD, telefoon:
030-2517374.

Motderne gezelschapstdierenpraktijk In het zuiden van het land zoekt per direct:

DIERENARTS M/V

Gevraagd: - Interesse in de Orthopedie.

- Goede communicatieve eigenschappen, eigen initiatief.

- Ervaring strekt tot aanbeveling.
Geboden: - Fulltime dienstverband.

- Werken in een gezellig, jong team.

- Uitstekende doorgroeimogelijkheden

Schriftelijke reacties met c.v. graag zo spoedig mogelijk richten aan: Kliniek voor
Gezelschapsdieren, t.a.v. mevr. E. Borst, Hint 16b, 5521 AHEersel. Voor informa-
tie: maandag van 8.00 tot 17.00 uur, telefoon: 0497-518000.

CURSUSSEN

1999

September

6-10 ESAVS-cursus " Behaviour/Behaviour

Therapy F, Luxembourgh.
6-17 ESAVS-cursus \'Ophthalmology 11\',
London.

17-18 8th Annual European Arthroscopy

\'N HELE ZORG MINDER\'

SIBBING WATELER C.S,

ADVISEURS VOOR (PARA)MEDICI

vestiging
financieringen
contracten
assurantiën

storkstraat 33
postbus 915
3900 ax veenendaal
telefoon: 0318-544044

Gevraagd in gemengde praktijk in het noord-oosten van
het land een

ENTHOUSIASTE COLLEGA
DIERENARTS (M/V)

De groepspraktijk Rolde-Gieten (vijf dierenartsen) werkt
vanuit een nieuw praktijkpand waar tevens een goed geou-
tilleerde paardenkliniek is gevestigd.
De nieuwe collega zal vooral werkzaam zijn in de land-
bouwhuisdieren, waarbij deskundigheid, inzet en deel-
name aan certificering zeer op prijs worden gesteld. Bij ge-
bleken geschiktheid is er mogelijkheid tot associatie.
Gaarne uw schriftelijke reacties binnen 14 dagen richten
aan:
DAP Hatzmann, Van IVIentadelaan 5, 9451 KW Rolde.

Ter overname aangeboden:

Gezocht voor onze gemengde praktijk in Axel, Zeeuws-
Vlaanderen

EEN ENTHOUSIASTE
COLLEGA M/V

Associatie binnen redelijke termijn mogelijk.

Graag zien wij uw schriftelijke reactie gericht aan:
Dierenartsenpraktijk Axel, p/a Axelsestraat 108, 4543
CL Zaamslag.

GEZELSCHAPSDIEREN
PRAKTIJK

in midden Noord-Holland,

Gelet op de omvang van de werkzaamheden én de moge-
lijkheid tot uitbreiding bij uitstek geschikt voor ambitieus
en ondernemend duo.

Schriftelijke reacties voorzien van uitgebreide motivatie
gaarne binnen 14 dagen richten aan
de redactie van het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde, Postbus 14031,3508 SB
Utrecht, onder nummer 12/99.

-ocr page 161-

Baytril is
sterker

Baytril:

The effective aiifj^fective.

Baytril 10% o

iing Bayer B.V., Division VT. Mijdrecht, lodex naam: Baytril 10% onile oplossing. Farm

.V. -r-------„ ï^nMnsteUlng: Per ml 100 mg enroHoxacin. Eigenschappen: Enronoxacin rcmc (k bacteride gyrase.

leert dc opumale contiguratie van DNA voor ondenneer transcnpüe cn replicatie. Remming van gyrase door cnronoxacin resulteen in een snel bacjcricide-effect door verstoring van het bacicriclc metabolisme. Daarnaast beschadigt enronoxacin mogelijk ook de cel-
wand van de bactene. Enronoxacm heeft een breed anti-bacterieel wcrkingsspectn»m dat Gram-positieve cn Gram-negatieve bacteriën omvat, alsmede Mycoplasmau. Doeldieren: Kip. kalkoen. Indicaties: Anti-microbieel middel voor de behandeling van infectieziek-

ten bij kip cn kalkoen, veroorzaakt door voor enrofloxacin gevoelige micro-organismen, in hel bijzonder E. coli (colisepticaemie). Salmi

ln het kader van een verantwoord gebruik van anti-microbiöle middelen is het zinvol voorafgaand aan de therapie de gevoeligheid van het caus^c agens te bepalen door middel

a SR).. Pasteurella spp,(choIcra), Hacmophilus paragallinarum (coryza), Staphylococcen spp., Mycoplasmata (CRD-complcx).

„ ...........usalc agens te bepalen door middel van een antibiogram. Toediening/Dosering: Toedienlngsw^e: oraal. Toevoegen aan het

drmkwater. Dosenng; 10 mg enrofloxacin per kg LG. per dag gedurende 3 dagen, 10 mg enronoxacin per kg LG, per dag gedurende 5 dagen bij Salmonellose. Bij decontaminatie van kippen met een infectie met Salmonella ententidis is een dosering van 10 mg enro-
noxacm per kg 1 g. per dag gedurende 10 dagen beschreven, gevolgd door toediening van een zogenaamde startnora. AU richidosering kan dienen: 50 ml Baytril 10% per 100 liter drinkwater (50 ppm). Men dient echter te bedenken dal de drinkwaterconsumpüe door
diverse parameters wordt bepaald, zodat een aanpassing van de concentratie enrottoxacin noodzakelijk kan zijn. De dagdosis dient altijd 10 mg enronoxacin per kg LG te bedragen. Wachttydadvles: Kip: vlees: 7 dagen. Eieren: 10 dagen Kalkoen\' vlees 10 dagen
Conlra-Jndicaties: Vastgestelde resistenüe tegen chinolonen. aangezien er tussen enrofloxacin en andere quinolonen een grote mate van kniisresistenUe bestaat. Bijwerkingen: Geen bekend. Waarschuwingen: n v t Bewaarcondldcs/hoadbaarbeld: Drooe donker
bij kamenempcratuur. Houdbaariieid: 3 jaar. Verpakking: Flacon k 1.000 ml. Regtstratienumnwr/kanalisaticstatus: REGNL 2929 UDA,

Een bacteriële infectie kan het verschil betekenen
tussen winst of verlies. Bij de keuze van uw
antibioticum houdt u daarmee rekening. U
kiest een middel waar u van op aan kunt. Het
middel van uw keuze moet de resultante zijn
van uw diagnostiek. Het moet betrouwbaar zijn
en snel resultaat laten zien. Veilig zijn voor de gezondheid van
mens en dier. En passen in het systeem van kwaliteitsborging.
Daarom is het goed dat Baytril er is. Baytril is de belangrijk-
ste innovatie op het terrein van veterinaire antibiotica in het
laatste decennium.

Baytril staat voor effectiviteit in de therapie.
Baytril staat voor veiligheid voor mens en dier.
Baytril staat voor kwaliteit.
Daarom is Baytril de juiste keuze.

Bayer

-ocr page 162-

Om een doorbraak te bereiken in de behandeling van FLUTD,
moesten onze research medewerkers eerst experts worden in

steenvorming.

Zij vonden aparte oplossingen
voor oxalaat\' en struvietstenen:

Urinestenen zijn een bekende factor in FLUTD. De vorming van
verschillende soorten urinestenen is afhankelijk van de in de urine aanwezige
kristallogene stof(fen) en andere omstandigheden en factoren die daartoe
aanleiding geven. De behandeling moet daarom exact afgestemd zijn op de
specifieke soort stenen. In de laatste tien jaar heeft zich een aanmerkelijke
verschuiving voorgedaan in de samenstelling van urinestenen bij katten.
Terwijl de incidentie van struvietstenen met 36% is afgenomen, is die van
oxalaatstenen in dezelfde periode met 38% toegenomenl). Tot nu toe waren
er echter geen speciale diëten voor de behandeling van oxalaatstenen
beschikbaar.

The lams Company is de eerste fabrikant die twee FLUTD diëten biedt die
specifiek gericht zijn op respectievelijk oxalaat- en struvietstenen. Twee
samenstellingen die dierenartsen in staat stellen de meest voorkomende
urinestenen te behandelen. Specifieke, uitgebalanceerde en licht verteerbare
diëten die zo samengesteld zijn dat zij niet alleen urinestenen behandelen
maar ook het algehele welzijn van het dier bevorderen.

" Osbome et al. Feline Urolithiasis : Etiology and Pathophysiology.
Vet.Clin. North Am. Vol 26 (2); March 96.

EUKANUBA.«: VETERINARY DIETS

DE EERSTE IN DE MARKT MET FLUTD DIËTEN
SPECIFIEK VOOR DE BEHANDELING VAN OXALAAT- EN STRUVIETSTENEN.

lAMS

COMrAMT

Voor it^formatie omtrent bestellingen en leveringen kunt u zich wenden tot Aesculaap B.V, Tel. 0411-677500.
Voor technische informatie omtrent onze producten kunt u zich wenden tot Holland Diervoeders B.V, Tel.; 030-2479667.

-ocr page 163-

ECONOR®: HET NIEUWE
ANTIBIOTICUM VOOR VARKENS

EFFECTIEF TEGEN VARKENSDYSENTERIE
PREVENTIEF EN
CU

• Voorkomt en behandelt
varkensdysenterie

• Een premix voor door het voer

• Wachttermijn: 1 dag voor Econor 1 %
en 4 dagen voor Econor 10%

• Met minder antibioticum een beter resultaó

NOVARTIS

Econor is een geregistreerd handelsmerk van Novartis AG, Bazel, Zv/itserland^-
© 1 999 Novartis. Novartis Agro Benelux, Animal Health Sector, Stepvelden 10,
NL-4704 RM Roosendaal, Nederland. Website: www.novartis.com

BEL VOOR EEN INFORMATIEPAKKET: (NL) 0165 574 805 - (B| 02 4632390

TEGEN SPIROCHAETEN EN MYCOPLASMAS

ECONOR 1%&10%

Samenstelling: Bevat Volriemulin-hydrochloride 10,65 mg/g (ECONOR 1%) of 106,5 mg/g (ECONOR 10%) Farmaceutische vorm: Gemedicineerd voormengsel
voor gemedicineerd voeder.
Diersoort: Varken. Indicaties: voor de behandeling en preventie ven varkensdysenterie (ECONOR 1% en ECONOR 10%)
Voor de behandeling en preventie van enzoötische varkenspneumonie (ECONOR 10%). Bij de aangegeven dosis van 10-12 mg/kg lichaamsgewicht zijn er
minder longlaesies en is er minder gewichtsverlies, doch de Mycoplasma hyopneumoniae infectie wordt niet geweerd.
Contra-indicaties: Niet toedienen aan
varkens die lonofore antibiotica toegediend krijgen. Valnemulin mag niet worden toegediend aan konijnen, vanwege de toxiciteit voor deze diersoort.
Bi|werkingen: In zeldzame gevallen kan er bij varkens na toediening van Econor sprake zijn van een peri-onaal erytheem of mild huidoedeem. Als dergelijke
tekenen zich voordoen, moet al het antibioticumhoudend voer onmiddellijk worden weggenomen, het dier moet worden overgebracht naar een schone en droge
omgeving, en dient een aangepaste ondersteunende symptomatische behandeling te worden ingesteld, Econor wordt goed geaccepteerd in het voer, maar bij
concentraties von meer dan 200 ppm kan gedurende de eerste dogen een tijdelijke, met de dosis samenhangende vermindering van de voerconsumptie
optreden, omdat het voer onsmakelijk wordt.
Dosering en wijze van toediening Econor 1% en 10%: Behandeling von varkensdysenterie: De dosis bedraagt
3,0 - 4,0 mg/kg lichaamsgewicht per dag. Preventie van varkensdysenterie: De streefdosis bedraagt 1,0 - 1,5 mg/kg lichaamsgewicht en dient moximoal
4 weken lang dagelijks te worden toegediend.
Dosering en wijze von toediening Econor 10%: Behandeling en preventie van enzoötische varkenspneumonie-

De streefdosis bedraagt 10-12 mg/kg lichaamsgewicht per dag. Wachttijd: Econor 1 %-l dog-Wachttijd: Econor 10%-4 dagen. Verpakking: Econor 1 %-2 5 kg

— Verpakking: Econor 10%-lkg. Registratiehouder: Novartis Animal Health Austria GmbH, Biochemiestrasse 10, A-6250 Kundl. Registratienummers: Econor
10%-EU/2/98/010/009-Econor l%-EU/2/98/OIO/005.
Aflevering voor Nederland: UDA. Aflevering voor België: op diergeneeskundig voorschrift.

-ocr page 164-

Als homeopathie geen effect zou hebben,
werd er allang niet meer over gepraat......!

Homeopathie komt vaak pas aan bod,
als
de Wetenschap geen eoe\\aa5 meer biedt.
Een diereigenaar komt alleen voor resultaat.

Als homeopatie geen effect zou hebben,
werd er allang niet meer over gepraat........!

QualiPtet-C

PRODUCTS & EDUCATION BV
Postbus 17,6866 ZG Heelsum
Holland
producent van

HBO-opleiding
ACUPUNCTUUR

De Nederlandse Artsen Acupunctuur Stichting
(N.A.A,S,) organiseert wederom haar succesvolle
Acupunctuuropleiding voor artsen, tandartsen, die-
renartsen, medische doctorandi, fysiotherapeuten,
mensendiek(st)ers en cesaristen.

De opleiding begint op 9 oktober 1999 en vindt
plaats op zaterdagen en zondagen in Motel
Eindhoven.

Docenten zijn Drs, G.A. van der Burg, tandarts/
acupuncturist, Drs. J.P.V.M, de Jong, kinderarts
en arts natuurgeneeswijzen en M,S.A, Bloemhof,
fysiotherapeut.

Voor informatie en toezending van de brochure
dienen belangstellenden te schrijven naar:
Administratie cursus N,A,A,S., Postbus 177,
1200 AD Hilversum of bellen met (035) 6834456
(na 19.00 uur)

Zorgverzekeraars accepteren het C-diploma van
de N,A.A.S. bij vergoedingen van acupunctuur-
behandelingen.

ïfWS

MacSamuel®

Medici zoals dierenartsen, tandartsen.medisch specialisten en
andere vrije beroepers kunnen al 25 jaar lang rekenen op
deskundig advies van Raadgevers Medische Beroepen.
De Raadgevers begeleiden u onder andere bij overdracht van

de praktijk en bij associaties.

Ook de afhandeling van de bijbehorende contracten wordt u
uit handen genomen. Raadgevers Medische Beroepen is een
adviesbureau met uitgebreide expertise op het gebied van
financieel advies aan beoefenaars van (para)medische
beroepen. De breedte van die expertse is uniek en beslaat
advies ten aanzien van alle financiële aspecten die zich
van start tot pensionering in uw medische carrière

kunnen voordoen.

U weet zich bij de Raadgevers verzekerd van maatadvies op het
gebied van financiële planning, verzekeringen, financieringen,
hypotheken en pensioenen. Ook de keuzes en mogelijke
problemen rondom het einde van uw studie hebben de speciale

aandacht van de Raadgevers.

De Raadgevers volgen u in de verschillende fasen van uw loop-
baan en bieden begeleiding en advies op de lange termijn.

Voor meer Informatie kunt u contact opnemen met
adviseurs Philip Jaspers en/of Wouter van der Meer.

Raadgevers
Medische Beroepen

Dorpsstraat 118
3732 HL De Bilt
Postbus 36
3730 AA De Bilt

Tel 030 220 41 14
Fax 030 220 27 9S
E-mall: raadgevers@atriserv.nl

-ocr page 165-

Hoe gaat dat nou in de praktijk
met die goodwill?

Als tandarts, dierenarts of apotheker zijn er
twee momenten waarop u precies moet weten
wat uw praktijk of apotheek waard is. Als u bent
afgestudeerd en moet investeren in goodwill.
En als u stopt met werken en de opgebouwde
goodwill wilt verkopen.

CenE Bankiers is specialist in de medische
sector. We weten met welke vragen u zit op
die twee cruciale momenten. En wat meer is, we
hebben een groot aantal relaties in de gezond-
heidszorg. We weten precies wie wil kopen en wie
wil verkopen.

Wij kunnen u daarbij een gedegen analyse
geven van de waarde van de praktijk of apotheek.
Op basis daarvan maken we een solide financieel
plan op maat.

Ook kunnen we u intensief ondersteunen
bij de start. Want er worden steeds hogere eisen

gesteld aan de kwaliteit van de financieringsopzet.

Via speciale cursussen kunt u zich voorbe-
reiden op de financiële en fiscale vragen waarmee
u te maken krijgt. Daarbij kijken we samen met u
integraal naar uw zakelijke en uw privé-belangen.

Staat u op het punt om te stoppen, dan
kunnen we u creatieve oplossingen bieden om uw
opgebouwde goodwill te beleggen en te laten
renderen. Op korte, maar natuurlijk vooral ook op
lange termijn.

U zult merken dat we u zeer persoonlijk en
intensief begeleiden. Daarom kunnen we alleen
een selecte groep van dienst zijn.

Voelt u voor een nadere kennismaking, dan
fungeert Hans Carton (030) 256 03 67 of Ton van
der Wurff (030) 256 03 57, graag als uw sparring-
partner. U kunt geheel vrijblijvend een afspraak
met ze maken.
CenE M BANKIERS

-ocr page 166-

IVIi if

IHUI

FLORFENICOL

OMDAT RENTABILITEIT BELANGRIJK IS

Het rentabiliteitsprincipe bij de keuze en het gebruik van een
antibioticum voor de behandeling van ademhalingsaandoeningen
bij rundvee kan vertaald worden in het beperken, of zelfs het
elimineren, van bedrijfsverliezen.

De hoeksteen van dit principe is het kiezen voor een Iste-lijns
behandeling
die een volledige èn snelle genezing toelaat
met een minimaal aantal recidieven. Hierdoor blijft de schade
beperkt, wat dan weer een optimale valorisatie van het dier
mogelijk maakt.

Doeltreffend

Rendabel

100 ml
300 mg/ml

inJsellevlMMsi

Oiergeneesniddel
AnttMaim

to!\'"" tl»»« M dn

I i:>Menoefto«t nn 48 wr

Schertng-Ploügh
Animal Health

NuHor

FLORFENICOL

Het 1ste-lijns antibioticum

NUFLOR* Farmaceutische vorm: Injectievloeistof. Samenstelling: Per ml 300 mg florfenicol. Doeldier: niet-lacterend rundvee. Indicaties: Behandeling van aandoeningen van luchtwegen veroorzaakt door Pasteurella haemolytica
en Pasteurella multocida. Dosis en toedieningsweg: Een dosis van 20 mg/kg lichaamsgewicht (1 ml per 15 kg) wordt intramusculair (in de nekspieren) tweemaal toegediend met een tussenperiode van 48 uur, met gebruik van
een naald met een diameter van 1,65 mm (16G)- Contra-indicaties: Mag niet gebnjikt worden bij volwassen fokstieren. Ongewenste nevenwerkingen: Een verminderde voedselopname kan gedurende de behandelingsperiode
voorkomen. De behandelde dieren krijgen hun eetlust vlug en volledig terug na stopzetting van de behandeling. Wachttijden: Vlees: 55 dagen. Melk: niet toegestaan voor gebmik bij laaerende melkkoeien. Houdbaarheid: zie
verpakking Bewaren bij kamertemperatuur (15-25 graden Celsius); aangeprikte flacon: 28 dagen, indien bewaard bij kamertemperatuur (15-25 graden Celsius). Het produkt binnen de 28 dagen gebruiken, nadat de eerste dosis
werd opgezogen. Verpakking: Glazen injectieflacons van 20, 50, 100 en 250 ml voor meervoudige toediening. Raadpleeg de bijsluiter. Registratienummer / Kanalisatiestatus: REG NL 7993 UDA

Schering-Plough Animal Health, Maarssenbroeksedijk 4, NL-i60b AN Maarssen,
Tel.: 030/241.43.68 © 1998 Schering-Plough B.V. Alle rechten voorbehouden.

-ocr page 167-

0

Na alle commotie en onduidelijkheid omtrent de status van de schrijver van het Editorial van het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde, hopen we met de toelichtingen in de rubriek \'Ingezonden\' van deze aflevering, alsmede de aan-
gepaste koptekst, de lezer duidelijk te maken dat een Hoofdredactielid op persoonlijke titel deze pagina tweeweke-
lijks invult.

Naar mijn mening zal vooral de ingezonden brief van collega en Hoofdredactielid Rob Slappendel, naar aanleiding
van zijn eerdere schrijven over alternatieve geneeswijzen, goed worden gelezen. Hij verwijst hierbij onder andere
naar een aflevering van het Geneesmiddelenbulletin, genaamd \'Homeopathie, meer dan placebotherapie?\'
Volgens mij zou hierbij een andere boeiende aflevering van het Geneesmiddelenbulletin, getiteld \'Placebo \'s en
placebo-effecten \' (1997), als toelichting niet mogen ontbreken.

We kunnen hierin lezen dat placebo-effecten onderscheiden dienen te worden van het verschijnsel dat veel aandoe-
ningen of exacerbaties bij chronische aandoeningen een gunstig, natuurlijk, verloop hebben en \'vanzelf\' genezen.
Dit wordt bij de mens vooral waargenomen bij gebruik van antidepressiva en antihistaminica. Vorig jaar verscheen
een artikel waarin de American Psychological Association na een meta-analyse concludeerde dat het effect van an-
tidepressiva voor, let wel, 75 procent toegeschreven kon worden aan een placebowerking! Het lijkt er echter op dat
de eerdergenoemde natuurlijke genezing hierbij is inbegrepen.

Neen, dan het echte placebo-effect, oftewel de niet-specifieke effecten die toegeschreven kunnen worden aan andere
factoren dan specifieke actieve componenten. Een \'positief consult\' met een duidelijke diagnose en de verzekering
dat vage klachten (hoofdpijn, buikpijn, hoesten, vermoeidheid) binnen enkele dagen zouden verbeteren, leverde bij
64 procent van de patiënten uit een huisartspraktijk binnen enkele dagen een beter gevoel op. Dit percentage be-
droeg slechts 39 procent bij patiënten aan wie de dokter vertelde dat hij niet wist wat er aan de hand was en ze altijd
konden terugkomen wanneer de klachten niet verbeterden! Wanneer bij twijfel over de diagnose een middel wordt
voorgeschreven, is de kans groot dat er geen specifiek effect van het middel uitgaat en het succes van de behande-
ling (placebo-effect) ertoe leidt dat de behandelaar meent dat hij het met de diagnose en de therapie bij het rechte
eind had. Een antibioticum voorschrijven bij een virale luchtweginfëctie is hiervan een voorbeeld en wordt daarom
ook wel een \'therapeutische illusie \'genoemd.

Tenslotte, het placebo-effect treedt niet alleen op bij vage klachten, maar ook bij echte ziekten. Het effect ligt gemid-
deld hoog (geschat wordt eenderde), maar kan uiteenlopen van O tot 100 procent. Volgens sommige onderzoekers
sorteren niet alleen onwerkzame middelen een placebo-effect, maar betreffen het bij de mens vooral antibiotica en
(inderdaad, alweer) rustgevende middelen. Van de vrij verkrijgbare geneesmiddelen zijn dit de multivitaminepre-
paraten en homeopathische middelen.

Collega Slappendel schrijft dat placebo-effecten in de diergeneeskunde geen rol spelen. Dit is ongetwijfeld het ge-
val bij de behandelde dieren, maar ik vraag mij af hoe het staat met die bij de eigenaar!

P.A.M. Overgaauw

Uit de Hoofdredactie

-ocr page 168-

ANALYSE VAN ENQUÊTEGEGEVENS NAAR HET EFFECT VAN
ABORTUS BLAUW (PRRS)-VACCINATIE BIJ ZEUGEN IN
NEDERLAND

F.T. Bouwkamp\'\'

Tijdschr Diergenee.skd 1999: 124: 530-5

Uitenvoordepraktl

SAMENVATTING

Door middel van een tweetal enquêtes, met een interval van
een jaar uitgevoerd, zijn ervaringen van zeugenhouders
verzameld betreffende de PRRS-vaccinatie bij zeugen.
Tweeënzestig zeugenhouders hebben het eerste en 36 zeu-
genhouders hebben het tweede enquêteformulier geretour-
neerd. Rond de aanvang van de vaccinatie is van 22 (61%)
van de 36 onderzochte bedrijven materiaal ingezonden
voor diagnostisch onderzoek naar PRRS. Op deze 22 be-
drijven was minimaal één serummonster positief op
PRRS-afweerstoffen. In totaal bleek 60,5 procent van de
248 serummonsters positief. Op geen van deze 22 bedrijven
werd PRRS-virus aangetoond.

Terugkomen was de belangrijkste reden om zeugen tegen
PRRS te laten vaccineren. Op 54 bedrijven (87%) vond de
eerste vaccinatie van de zeugen plaats in de kraamstalpe-
riode, op één bedrijf (2%) in het laatste gedeelte van de
dracht en op zeven bedrijven (11 %) \'voor de voet weg\'. Op
alle bedrijven vonden de hervaccinatiëü plaats In de
kraamstalperiode. Zestien varkenshouders (25%) maak-
ten melding van entreacties. De belangrijkste entreactie
was terugkomen, gevolgd door anafrodisie. In het alge-
meen werden de entreacties als niet ernstig ervaren. Na een
jaar vaccineren, bleek 58 procent van de 62 varkenshou-
ders tevreden over de vaccinatie. Binnen een jaar was 28
procent van de 62 varkenshouders met vaccineren gestopt.
Geen verbetering van resultaten was de belangrijkste re-
den van stoppen.

Van acht bedrijven zijn voor en na de vaccinatie de techni-
sche kengetallen geanalyseerd die door PRRS beïnvloed
kunnen worden. De technische resultaten na vaccinatie wa-
ren in het algemeen iets beter dan voor de vaccinatie. Het is
niet duidelijk of deze stijging te danken is aan de PRRS-
vaccinatie.

Uit de resultaten van de geanalyseerde, endemisch met
PRRS besmette, bedrijven kan geconcludeerd worden dat
zonder goed diagnostisch onderzoek routinematig enten
van zeugen tegen PRRS economisch gezien niet zinvol lijkt.

SUMMARY

The effect of vaccination of sows against PRRS: the re-
sults of questionnaires

Questionnaires were used to collect information on the experience of pig
breeders with the vaccination of sows against PRRS. There was a 1-year in-
terval between the two questionnaires. Sixty-two pig breeders returned the
first questionnaire and 36 returned the second questionnaire. Before they

\' Gezondheidsdienst voor Dieren, Postbus 9, 7400 AA Deventer.

started vaccination, 61% of the pig breeders sent samples to the laboratory
of the Animal Health Service for investigation. At least one blood sample
was positivefor PRRS antibodies, but PRRS virus was not detected in any of
the samples. Repeat breeding was the most important reason to vaccinate
sows. On 54 farms (77%j sows were first vaccinated during the suckling
period, on one farm (2%j sows were vaccinated during gestation, and on 7
farms (11%) all sows were vaccinated irrespective of their phase of repro-
duction. Repeat vaccinations were given during the suckling period on alt
farms. Mild side effects were reported on 16 farms (25%). Repeat breeding
was the most important adverse reaction, followed by anoestrus. After 1
year, 58% of the pig breeders expressed satisfaction with vaccination.
Twenty-eight pig breeders stopped vaccinating their sows in the first year,
mainly because vaccination had no effect on the technical results. The effect
of PRRS on the technical results of eightfarms before and a year after vacci-
nation was analysed. Although technical results were slightly better after
vaccination, it was not clear whether this improvement was due to vaccina-
tion. From the results of this study it can be concluded that, without good
diagnostic investigations, the routine vaccination of sows against PRRS is
not economically viable in herds infected with PRRS virus.

INLEIDING

Een acute PRRS-uitbraak op een vemieerderingsbedrijf wordt
gekenmerkt door abortus, vroeggeboorte, een verminderd aan-
tal levendgeboren biggen per worp, een verhoogd aantal dood-
geboren biggen per worp, verhoogde sterfte in de zoogperiode
en ziekteverschijnselen bij zeugen, met daamaast anorexie en
een incidentele \'blauw\'-verkleuring van vulva en oren (6).
Uit dc praktijk worden momenteel allerlei klachten op zeugen-
bedrijven, waaronder terugkomen, toegeschreven aan een
PRRS-infectie.

Door deskundigen wordt aangenomen dat in de varkensdichte
gebieden in Nederland, op nagenoeg alle varkensbedrijven het
PRRS-virus aanwezig is.

Sinds 1996 is in Nederland een vaccin tegen PRRS beschik-
baar (Ingelvac PRRS MLV; Boehringer Ingelheim). Dit vaccin
is geregistreerd voor de vaccinatie van varkens vanaf een leef-
tijd van drie tot en met 18 weken.

Vanaf het moment van introductie wordt dit vaccin, gebaseerd
op de Amerikaanse registratie voor zeugen en de aldaar opge-
dane praktijkervaringen, ook in Nederland \'out of label\' toege-
past bij zeugen. Om inzicht in het effect van de vaccinatie bij
zeugen te verkrijgen heeft de Gezondheidsdienst voor Dieren
in 1996 een aantal oproepen gedaan aan varkenshouders om in-
formatie te verstrekken over opgedane ervaringen met het vac-
cineren van zeugen in Nederland.

MATERIAAL EN METHODEN

Varkenshouders die op de oproepen reageerden, kregen een
enquêteformulier toegestuurd (Enquête 1).
In de enquête kon per vraag uit meerdere antwoorden wor-
den gekozen. De vragen hadden betrekking op:

* De reden(en) waarom met de vaccinatie bij zeugen is be-
gonnen.

* Het gehanteerde vaccinatieschema bij zeugen, opfokzeu-
gen en biggen.

* Entreacties.

* Mate van tevredenheid over de vaccinatie.

-ocr page 169-

* Of men aan vervolgonderzoek wilde deelnemen.
Varkenshouders die de enquête hadden teruggestuurd en aan
vervolgonderzoek wilden deelnemen, werden na een jaar op-
nieuw gevraagd om een enquêteformulier in te vullen (Enquête
2).

In enquête 2 werden dezelfde vragen gesteld als in enquête 1,
echter nu in een open vorm.

Daamaast werd gevraagd naar de eventuele reden van beëin-
diging van de vaccinatie, een omschrijving van de (on)tevre-
denheid over de vaccinatie en de bereidheid om technische
resultaten uit de periode van een jaar voor tot een jaar na de
aanvang van de vaccinatie ter beschikking te stellen.
De technische resultaten konden worden aangeleverd in de
vorm van maandoverzichten of via een diskette. De techni-
sche resultaten die betrekking kunnen hebben op een PRRS-
uitbraak zijn geanalyseerd. Het betreft de kengetallen: het
aantal levend- en doodgeboren biggen, het sterftepercentage
in de zoogperiode, het aantal biggen gespeend per zeug per
jaar, het percentage temgkomen en het afbigpercentage na
eerste inseminatie.

Bovengenoemde kengetallen dienden op dezelfde manier
berekend te zijn, mochten niet beïnvloed zijn door de var-
kenspestbestrijding, moesten afkomstig zijn van bedrijven
die in genoemde periode een constant aantal zeugen hebben
gehouden, in de betreffende periode geen noemenswaardige
bedrijfsaanpassingen hebben gedaan, de zeugen gedurende
de gehele periode alleen in de kraamstalperiode hebben ge-
vaccineerd en de opfokzeugen aan het einde van de opfokpe-
riode hebben gevaccineerd.

Kengetallen uit de volgende perioden zijn met elkaar verge-
leken:

** De eerste periode van vier maanden nadat effect van de
vaccinatie kon worden verwacht (periode la) met de laat-
ste periode van vier maanden voordat effect van de vacci-
natie kon worden verwacht (periode lb).
**De eerste periode van zes maanden nadat effect van de
vaccinatie kon worden verwacht (periode 2a) met de
overeenkomstige periode van het vorige jaar (periode 2b).
De maand waarin de vaccinatie is gestart (maand 1) is buiten
beschouwing gelaten.

Toelichting:

Maand 1: Start vaccinatie in het kraamhok; effect van de vac-
cinatie op temgkomen kan worden verwacht vanaf maand 2,

op het aantal levend- en doodgeboren biggen en het afbigper-
centage vanaf maand 6 en op sterfte in de kraamstalperiode en
het aantal gespeende biggen vanaf maand zeven.
De gehanteerde kengetallen en de perioden zijn vermeld in
onderstaande tabel. De positieve getallen hebben betrekking
op de maanden na de vaccinatie en de negatieve getallen op
de maanden voor de vaccinatie. Maand 1 is de maand waarin
met vaccineren is begonnen.
Grafisch ziet bovenstaande tabel er als volgt uit:

Waarbij

periode 1 a met
periode 1 b met
periode 2a met
periode 2b met

IS aangegeven.

Van alle bedrijven, die het tweede enquêteformulier hebben te-
mggestuurd, is uitgezocht in welke mate laboratoriumdiagnos-
tiek op PRRS is verricht voordat met de vaccinatie is begonnen.
Dit is gedaan met behulp van de LIS-bestanden van de drie
Gezondheidsdienstlocaties. Hiemit zijn alle PRRS-uitslagen
van inzendingen uit 1996 van de betreffende bedrijven ver-
zameld.

RESULTATEN

In totaal hebben 62 zeugenhouders het enquêteformulier 1 ge-
retourneerd. Ten tijde van het invullen van het enquêteformu-
lier vaccineerden deze varkenshouders de zeugen sinds enkele
weken tot meerdere maanden tegen PRRS. Zesenveertig van
deze 62 zeugenhouders (74%) hebben aangegeven aan ver-
volgonderzoek te willen deelnemen.

Zesendertig van deze 46 varkenshouders (78%) hebben het
enquêteformulier 2 geretoumeerd.

Diagnostisch onderzoek

In tabel 1 is vermeld welk laboratoriumonderzoek op het
voorkomen van PRRS is verricht rond de start van de vacci-
natie en op hoeveel bedrijven dit is gebeurd.
In totaal zijn 248 bloedmonsters voor PRRS-onderzoek aan-
geboden. Hiervan waren 150 monsters positief (60,5%).
Het aantal bloedmonsters varieerde per bedrijf van vier tot en
met 34 monsters. Op alle bedrijven werden in één of meer-
dere semmmonsters afweerstoffen tegen het PRRS-vims
aangetroffen. Het aantal positieve monsters varieerde van
tien tot honderd procent.

XX

00
$$

##

maand

-1 -2

-3

-4 -5 -6

-7

-8

-9

-10

-11

-12

1

2

3

4

5

6

7

8

9

10

11 12

% herdek.

##

##

## ## ##

##

00

00

00

00

XX
$$

XX
$$

XX
$$

XX
$$

$$

$$

levendgeb.

doodgeb.

afbig%

##

##

UU

UU

##

UU

00

00

00

00

XX
$$

XX
$$

XX
$$

XX
$$

$$

SS

uitval zoogp.
gespeend

nn

uu

UU

UU

uu

UU

00

00

00

00

XX
$$

XX
$$

XX
$$

XX
$$

$$ $$

Kengetallen

Periode lamaand

Periode 1 b maand

Periode 2a maand

Periode 2b maand

% herdekkingen

2 t/m 5

-9t/m-12

2 t/m 7

-2t/m -7

afbig% le dekking

6 t/m 9

lt/m4

6 t/m 11

-6t/m-ll

levendgeboren big.

6 t/m 9

1 t/m 4

6 t/m 11

-6t/m-ll

dooggeboren big.

6 t/m 9

1 t/m 4

6t/mll

-6t/m-ll

% uitval zoogperiode

7 t/m 10

2 t/m 5

7 t/m 12

-7t/m-12

gespeend/zeug/jaar

7 t/m 10

2 t/m 5

7 t/m 12

-7t/m-12

531 TiJDSCHRiFT VOOR

Diergeneeskunde, Deel

124, September,

Aflevering 18, 1999

-ocr page 170-

Tabel 1. Soort laboratoriumonderzoek en het aantal en percentage van bedrijven waarop dit onderzoek is gebeurd.

Aantal bedrijven

Percentage

Soort onderzoek

geen

enkelvoudig bloedonderzoek
buikvochtonderzoek vruchten

enkelvoudig bloedonderzoek buikvochtonderzoek vruchten
gepaard bloedonderzoek

gepaard bloedonderzoek buikvochtonderzoek vruchten
enkelvoudig bloedonderzoek viruskweek uit bloed
enkelvoudig bloedonderzoek viruskweek uit kadaver

39
17
8
22
6
3
3
3

14

6
3
8
2
1
1
1

Van de drie varkensbedrijven waar gepaard bloedonderzoek is
verricht, converteerde op één bedrijf de zes onderzochte var-
kens van negatief naar positief, op het tweede bedrijf gebeurde
dit bij één van de drie onderzochte varkens en op het derde be-
drijf waren in beide onderzoeken de varkens positief
Tweeënzestig buikvochtmonsters van doodgeboren vruchten
zijn onderzocht op het PRRS-virus en PRRS-afweerstoffen.
Al deze monsters waren negatief De monsters waren afkom-
stig van 14 bedrijven. Eén varkenshouder heeft bloedmon-
sters en één varkenshouder heeft een kadaver ingezonden
voor viruskweek. Ook deze uitslagen waren negatief

Indicaties waarom met vaccinatie is begonnen
Tweeënzestig zeugenhouders hebben het enquête 1 formu-
lier geretourneerd.

In tabel 2 zijn de vermelde indicaties uit enquête 1 gerubri-
ceerd waarom met het vaccineren van zeugen is begonnen.

Indicatie

7
19
15
14
13
11
10

8
1
1
1

10
28
22
20
19

Tabel 2. Rubricatie. in aantallen en percentages, van indicaties om zeugen te
gaan vaccineren.

Meerdere indicaties Een indicatie
aantal percentage aantal percentage

38
44

Preventief

Hoog % terugkomers
Veel vroeggeboorte
Slappe biggen bij geboorte
Veel vcrwerpers

13

Dode en/of gemummificeerde vruchten 16

Zieke zeugen tij dens/na de partus 15

Zieke biggen in zoogperiode 12

Kleine tomen in geboorte 1

Anafrodisie 1

Hoesten 1

Koorts 1

Van de 62 varkenshouders hebben 38 varkenshouders meer-
dere indicaties, 16 varkenshouders één indicatie en acht var-
kenshouders geen enkele indicatie aangegeven.
Zesentwintig van de 62 varkenshouders zijn gaan vaccineren
vanwege een of meerdere indicaties bij zeugen en bij zui-
gende en/ of gespeende biggen.

De genoemde indicaties bij zuigende en gespeende biggen
zijn vermeld in tabel 3.

Gehanteerde vaccinatieschema \'s

Op de 62 bedrijven werden de volgende categorieën varkens
gevaccineerd:

aantal bedrijven

43
9
4
6

categorie varkens

* alleen de zeugen

* zeugen opfokzeugen

* zeugen -i- gespeende biggen

* zeugen vleesvarkens

De eerste vaccinatie bij zeugen vond op 54 bedrijven (87%)
plaats in de zoogperiode, op één bedrijf (2%) in het laatste
gedeelte van de dracht en op zeven bedrijven (11%) voor de
voet weg. Op alle 62 bedrijven vonden de hervaccinaties
plaats in de zoogperiode.

Entreacties bij zeugen

Eén varkenshouder maakte melding van emstige entreac-
ties. De zeugen werden voor de voet weg gevaccineerd.
Binnen acht uur na vaccinatie werden de zeugen ziek en na-
derhand was er sprake van terugkomen en verwerpen. Eén
varkenshouder meldde een geringe tot ernstige entreactie in
de vorm van anafrodisie. Daamaast meldden 14 varkens-
houders geringe entreacties. In tabel 4 zijn de entreacties ge-
mbriceerd.

Indicatie

Preventief
Sterfte

Longklachten
Kreupelheid
Hersenvliesontsteking
Achterblijvers
Algemeen ziek
Slingerziekte
Huidaandoeningen
Verminderde weerstand

Tabel 3. De genoemde indicaties bij zuigende en gespeende biggen.

Zuigende biggen
Aantal Percentage

Gespeende biggen
Aantal Percentage

3
16

7
2
9

8
3
7
2
2

5
27
12
3
15
14
5
12
3
3

14
38
19
14
5
5
5

Tabel 4. Aard en aantallen van de in enquête 1 en 2 vermelde entreacties
bij zeugen.

Aard van de reactie

Enquête 1

Enquête 2

Terugkomen

8 3

Anafrodisie

5 1

Dode en/of gemummificeerde vruchten

5

Verwerpers of vroeggeboorte

4

Zwakke biggen tijdens geboorte

4

Ziek binnen acht uur na vaccinatie

4

Verminderde eetlust

1 1

Verminderde melkgift

1

Koorts

1

Rillen

1

-ocr page 171-

Bij gespeende biggen werden de volgende entreacties ge-
noemd:

* éénmaal rillen als geringe entreactie.

* tweemaal terugval in conditie als emstige entreactie.

Tevredenheid over de vaccinatie

In enquête 2 werd ondermeer gevraagd om de mate van tevre-
denheid over de resultaten van de vaccinatie te vermelden.
Van de 36 varkenshouders waren:
♦tevreden 21(58%)

* ontevreden 8 (22%)
3 (8%)
4(11%)

geenmenmg
* blanco

Technische resultaten

In totaal hebben 20 varkenshouders technische resultaten
aangeleverd. Hiervan bleken acht bedrijven aan de gestelde
criteria te voldoen. Op alle acht bedrijven waren afweerstof-
fen tegen PRRS aangetoond. Op één van de acht bedrijven
vond bij één van de drie onderzochte zeugen een seroconver-
sie plaats. Dit bedrijf maakt deel uit van de tabellen 6 en 7 en
is apart genoemd in tabel 8. Het aantal zeugen per bedrijf va-
rieerde van 130 tot 1100 zeugen. In tabel 5 zijn de kengetal-
len van de acht bedrijven vermeld.

Tabel 6. Kengetallen van de acht bedrijven die bruikbare technische resul-
taten hebben.

De mate van tevredenheid over de indicaties, waarop beslo-
ten is om tegen PRRS te gaan vaccineren, is vermeld in tabel
5. De gegevens zijn afkomstig uit enquête 2.

Tabel 5. Mate van tevredenheid over de PRRS-vaccinatie.

Klinische indicaties

Tevreden Ontevreden Geen mening

Anafrodisie, terugkomen, verwerpen 9 6

Afgestorven vruchten I 1

Zieke zeugen rond partus I

Ziekte, sterfte bij biggen 8 5

Gezondheid algemeen 4 1

Bedrijven met seroconversies bij zeugen
De varkenshouder, waar zes van de zes zeugen converteer-
den van negatief naar positief, had klachten betreffende
zieke zeugen post partum. De varkenshouder was tevreden
over de vaccinatie. Van dit bedrijf zijn geen bmikbare be-
drijfsresultaten ontvangen.

De varkenshouder, waar één van de drie zeugen conver-
teerde van negatief naar positief, had klachten betreffende
\'vreemde verschijnselen\' en plotselinge sterfte als gevolg
van bijvoorbeeld baarmoederontsteking bij zeugen. De var-
kenshouder was tevreden over de vaccinatie. Dit betrof
vooral het terugkomen bij de gelten. Van dit bedrijf zijn
bmikbare bedrijfsresultaten ontvangen.

Redenen om met de vaccinatie te stoppen
Dertien van de 36 varkenshouders, die enquêteformulier 2
hebben ingevuld, zijn binnen een jaar na aanvang weer met
het vaccineren gestopt.

De redenen waarom de varkenshouders met vaccineren zijn
gestopt, waren:

* geen verbetering van de resultaten 6x

* bedrij fsmiming in verband met varkenspest 4x

* foutieve diagnose 2x

* geen klachten meer lx

Kengetal vier maanden

voor na

vaccinatie vaccinatie

zes overeenkomstige maanden
voor na

vaccinatie vaccinatie

Herdekkingen

8,1

10,5

10,0

9,4

Afbigpercentage

81,0

84,7

84,0

85,4

Levendgeboren

10,84

10,81

10,73

10,79

Doodgeboren

0,72

0,77

0,80

0,77

Uitval zoogperiode

11,4

11,4

11,7

10,8

Gespeend/zeug/j.

21,0

21,9

22,2

22,5

Vier varkenshouders zijn gaan vaccineren vanwege temg-
komers. Van deze bedijven zijn de kengetallen herdekkin-
gen, afbigpercentage van de eerste inseminatie, aantal le-
vendgeboren biggen en aantal gespeende biggen per zeug
per jaar berekend. De kengetallen zijn vermeld in tabel 7.
Drie varkenshouders waren tevreden over de vaccinatie en
één varkenshouder was in eerste instantie tevreden doch
meende later een temgval in resultaten te bespeuren.
Drie varkenshouders meldden dat door de vaccinatie het aan-
tal levendgeboren biggen is gestegen en /of het sterftepercen-
tage van de biggen in de zoogperiode is gedaald. In deze groep
zit één bedrijf die niet is opgenomen in tabel 5, aangezien dit

Tabel 7. Kengetallen van de vier bedrijven die zijn gaan vaccineren van-
wege terugkomers.

Kengetal vier maanden

voor na

vaccinatie vaccinatie

zes overeenkomstige maanden
voor na

vaccinatie vaccinatie

Herdekkingen

9,8

10,1

11,3

9,1

Afbigpercentage

77,2

85,8

81,3

84,3

Levendgeboren

10,92

10,88

10,87

10,90

Doodgeboren

0,72

0,82

0,73

0,76

Uitval zoogperiode

10,6

10,3

9,8

9,7

Gespeend/zeug/j,

20,9

22,1

22,5

23,1

Tabel 8. Kengetallen van het bedrijf met seroconversie bij 1 van de drie
zeugen (gemiddeld aantal aanwezige zeugen: 147).

Geen verbetering van resultaten had betrekking op:

* doodgeboren biggen

* geen verbetering in gezondheidstoestand bij de biggen

* verwerpen; vroeggeboorte

* temgkomen

Indien de vier bedrijven die zijn gestopt met vaccineren van-
wege varkenspest niet worden meegeteld, dan blijkt 28 pro-
cent van de bedrijven binnen een jaar weer met vaccineren te
zijn gestopt.

lx
2x
lx
2x

Kengetal vier maanden

voor na

vaccinatie vaccinatie

zes overeenkomstige maanden
voor na

vaccinatie vaccinatie

Herdekkingen

11

10,3

12,7

10,2

Afbigpercentage

85

85,1

84

86

Levendgeboren

10,93

11,10

10,93

10,90

Doodgeboren

0,68

0,60

0,55

0,67

Uitval zoogperiode

15,5

13,6

8,5

12

Gespeend/zeug/j.

20,6

22,6

22,4

23,4

-ocr page 172-

bedrijf niet alle kengetallen correct heeft kunnen aanleveren.
Van deze drie bedrijven is het aantal levend- en doodgeboren
biggen en het sterftepercentage in de zoogperiode berekend.
In tabel 9 zijn de resultaten vermeld.

Tabel 9. Resultaten van drie bedrijven waarvan de eigenaar meldde dat de
resultaten levend- en doodgeboren biggen en sterfte in de zoogperiode zijn
verbeterd.

De vier maanden

Zes overeenkomstige maanden

Voor

Na

Voor

Na

vaccinatie

vaccinatie

vaccinatie

vaccinatie

Levendgeboren 10,73

10,90

10,72

10,93

Doodgeboren 0,81

0,83

0,81

0,78

Uitval zoogperiode 12,4

14,2

13,3

13,7

In tabel 10 zijn de gemiddelde kengetallen vermeld over de
jaren 1996 en 1997. De getallen zijn geleverd door SIVA
Software BV (3)

Tabel 10. Kengetallenoverzicht van de jaren 1996 en 1997.

1997

12
84
10,9
0,8
11,8
22,2

1996

Percentage herdekkingen 11

Afbigpercentage 84

Levendgeboren 10,9

Doodgeboren 0,7

% Uitval zoogperiode 11,6

Gespeend per zeug per jaar 22,2

DISCUSSIE

Het PRRS-vaccin is in Nederland, in tegenstelling tot bij-
voorbeeld de USA, niet geregistreerd voor het
gebruik bij
zeugen. Desondanks wordt deze vaccinatie vanaf de intro-
ductie bij zeugen toegepast.

Ondanks diverse oproepen bleek de bereidheid oin aan het
onderzoek deel te nemen klein.

Als klinische verschijnselen van PRRS op zeugenbedrijven
worden onder andere anoestr.is, terugkomen, abortus, mum-
mificatie, vroeggeboorte, doodgeboren biggen, zwakke big-
gen, biggensterfte, plotselinge sterfte, longontsteking en
koorts genoemd. (1,6, 8 ). Deze symptomen worden ook ge-
noemd in de tabellen 2 en 3 als indicaties voor vaccinatie .
In de praktijk wordt regelmatig geadviseerd om vanwege fer-
tiliteitsproblemen de zeugen tegen PRRS te gaan vaccineren.
Het ligt in de verwachting dat chronische fertiliteitsproble-
men, zoals bijvoorbeeld langdurige problemen met een te
hoog percentage terugkomers of een te laag aantal levendge-
boren biggen of anafrodisie, meer aan managementsfactoren
zijn te wijten dan aan infectieuze oorzaken (2).
Daarnaast is een causaal verband tussen deze verschijnselen
en PRRS niet eenvoudig vast te stellen.
De veronderstelling dat PRRS op de Nederlandse fok- en
vermeerderingsbedrijven endemisch voorkomt, wordt be-
vestigd door het feit dat op alle 19 bedrijven, waar rond de
start van de vaccinatie bloedonderzoek is verricht, sero-posi-
tieve zeugen aanwezig waren.

De diagnose PRRS als oorzaak van een bedrijfsprobleem
kan alleen met zekerheid gesteld worden door middel van
gepaard bloedonderzoek en/of virologisch onderzoek (5,7).
Dat in het onderzochte sectiemateriaal geen PRRS-virus is
aangetoond, wil niet zeggen dat er geen virus in aanwezig is
geweest. In de jaren 1996 en 1997 werd op het ID-DLO meer
dan 2000 virusonderzoeken per jaar verricht op sectiemateri-
aal dat vanuit de praktijk was aangeboden. In minder dan I
procent van de gevallen werd PRRS-virus aangetoond. Dit
lage percentage is voor een groot deel te wijten aan het feit
dat het te onderzoeken materiaal niet vers en gekoeld is aan-
geleverd. In niet gekoelde kadavers is het PRRS-virus bin-
nen een aantal uren verdwenen (7 ).

Volgens Schukken et al. kan op bedrijven die voor het eerst
door PRRS worden geïnfecteerd de diagnose PRRS ook ge-
steld worden indien de kengetallen, het gemiddeld aantal le-
vend- en doodgeboren biggen per toom en de gemiddelde
sterfte in de zoogperiode dermate verslechteren, dat in een
periode van 30 dagen minimaal twee van deze kengetallen
een gedefinieerd beslispunt overschrijden (6).
Omgekeerd zou men kunnen stellen dat er sprake is van een
positief vaccinatie-effect, indien na vaccinatie minimaal
twee van de drie genoemde kengetallen dermate verbeteren,
dat de beslispunten in gunstige richting worden overschre-
den. (Dit wordt niet door Schukken
et al. vermeld). Op de ge-
analyseerde bedrijven (tabellen 6 tot en met 9) wordt aan
deze voorwaarden echter niet voldaan.
Hieruit zou kunnen worden geconcludeerd dat de PRRS-vac-
cinaties bij de zeugen op deze bedrijven weinig effect hebben
gesorteerd. In tegenstelling tot het onderzoek van Schukken
is in dit onderzoek sprake van endemisch besmette bedrijven.
De fabrikant ontraadt het toedienen van het vaccin na de 60®
dag in de dracht, vanwege het gevaar van PRRS-verschijnse-
len rond de partus (5). In dit onderzoek werden op 87 procent
van de bedrijven de primo-vaccinaties bij de zeugen in de
zoogperiode uitgevoerd.

Door 14 varkenshouders werden geringe entreacties gemeld.
Eén varkenshouder meldde ernstige entreacties. Dit betrof
één van de zeven bedrijven waar alle zeugen \'voor de voet
weg\' waren geënt. Een aantal varkenshouders waarschuwt
tegen het vaccineren binnen een week voor het dekken. Dit
zou anafrodisie en terugkomen kunnen veroorzaken. Deze
meldingen berusten enkel op waarnemingen van de varkens-
houders en niet op onderzoek.

Uit tabel 6 blijkt dat na vaccinatie het afbigpercentage van de
eerste inseminatie is gestegen. De stijging is het grootst ge-
durende de eerste vier maanden na vaccinatie en bedraagt 3,7
procent. In dezelfde periode stijgt het aantal herdekkingen
met 2,4 procent. Een intensivering van de drachtigheidscon-
trole kan hieraan mogelijk ook ten grondslag liggen.
In dezelfde periode blijft het aantal levendgeboren biggen en
de uitval in de zoogperiode gelijk en stijgt het aantal doodge-
boren biggen licht. De stijging van 0,9 gespeende big per
zeug per jaar is volledig toe te schrijven aan een verbeterde
fertiliteit (zie boven).

Wanneer de zes maandelijkse perioden uit tabel 6 worden
geanalyseerd dan blijkt dat de resultaten na de vaccinatie
licht zijn gestegen. Deze stijging wordt niet gezien in de lan-
delijke cijfers (tabel 10). Mogelijk speelt de PRRS-vaccina-
tie hierin toch een (geringe) rol.
Dezelfde trend is te zien in de tabellen 7, 8 en 9.
Een andere indicatie om te vaccineren kan zijn het voorkó-
men van regelmatig terugkerende klinische \'golfjes\' PRRS.
Twee varkenshouders maakten echter melding van deze te-
rugkerende golQes ondanks vaccinatie. Ook dit berust louter
op waarnemingen van de varkenshouders.
Uit enquête 2 blijkt dat 58 procent van de varkenshouders te-
vreden is over de resultaten van de vaccinatie.

-ocr page 173-

Hierbij inoet wel bedacht worden dat 22 procent van de aan-
geschreven varkenshouders niet op de tweede enquête heeft
gereageerd. In hoeverre teleurstellende ervaringen hieraan
ten grondslag liggen is niet bekend.

Het feit dat 28 procent van de varkenshouders binnen een
jaar met vaccineren is gestopt, heeft mogelijk te maken met
het feit dat de problemen niet in hoofdzaak door het PRRS-
virus werden veroorzaakt.

Het is mogelijk dat alleen de meest tevreden varkenshouders
technische resultaten beschikbaar hebben gesteld.
In dit onderzoek zijn geen duidelijk negatieve ervaringen
met de vaccinatie gemeld. Dit in tegenstelling tot ervaringen
uit Denemarken (4).

Uit het onderzoek kunnen de volgende conclusies worden
getrokken:

* Op de bedrijven waar serologisch onderzoek is verricht
zijn afweerstoffen tegen PRRS aangetoond. Op geen enkel
bedrijf is PRRS-virus aangetoond.

* De bedrijfsproblemen die aan PRRS zijn toegeschreven
zijn in hoofdzaak gebaseerd op klinische waamemingen
en niet op laboratoriumgegevens.

* Het merendeel van de varkenshouders die tegen PRRS zijn
gaan vaccineren, is over de resultaten van de vaccinatie te-
vreden.

* De tevredenheid kan niet voldoende worden onderbouwd
met de geanalyseerde technische resultaten.

* Bij het vaccineren van zeugen in de kraamstalperiode wer-
den slechts enkele lichte entreacties waargenomen. Eén
van de zeven varkenshouders die \'voor de voet weg\' ent-
ten, meldde emstige entreacties.

* Klinische verschijnselen die aan PRRS worden toege-
schreven, kunnen ook door andere factoren worden beïn-
vloed. Een verbetering van de gezondheidstoestand door
een PRRS-vaccinatie kan alleen verwacht worden, als de
gezondheidsstoornissen door PRRS worden veroorzaakt.

* Uit de resultaten van de acht geanalyseerde bedrijven kan
niet worden geconcludeerd dat het enten van zeugen op
endemisch door PRRS geïnfecteerde bedrijven econo-
misch gezien zinvol lijkt.

LITERATUUR

1. Jong MF de, Cromwijk WAJ, and Veld P van het. The \'new\' pig dis-
ease: Epidemiology and production losses in the Netherlands. In:
Report of a seminar/workshop on the new pig disease (porcine respira-
tory and reproductive syndrome), Brussels: European Commission,
1991:9-19.

2. Geudeke MJ. Gezondheidsdienst voor Dieren. Postbus 4, 5280 AA
Boxtel. Persoonlijke mededeling.

3. Kengetallen spiegel. CBK en Zap bedrijven. 1998. SIVA-Software bv.
Postbus 527 6700 AM Wageningen.

4. Mortensen S,Thomsen LK, Buch HN, Ruby V, Nyby-Pedersen P, and
Willeberg P. Adverse effects of the IngelvacTM PRRS modified live
vaccine on sow productivity in herds infected with Porcine
Reproductive and Respiratory Syndrome Virus. Proceedings of the
15th. IPVS Congress. Birmingham, England 1998: 128.

5. Schipper R. Boehringer Ingelheim bv. Persoonlijke mededeling.

6. Schukken YH, Jong MCM de. Komijn RE, Braamskamp J, Dijkhuizen
AA, Noordhuizen JPTM, Vemooy JCM en Verheijden JHM. De diag-
noses \'Porcine Epidemic Abortion and Respiratory Syndrome\' (PE-
ARS)-verdacht en PEARS-onverdacht op fok- en vermeerderingsbe-
drijven in Nederland met behulp van statistische methoden. Tijdschr
Diergeneeskd 1992: 117: 259-62.

7. Steverink PJGM. ID-DLO Postbus 65, 8200 AB Lelystad.
Persoonlijke mededeling.

8. White MEC. The clinical signs and symptoms of \'blue-eared pig dis-
ease\' (PRRS). Pig veterinary Journal, 1992: 278-92.

VARKEN

Referaten

Untersuchungen zur Diagnostik und Epidemiologie
der Necrotisierende Enteritis des Schweines in
Norddeutschland

B. Kohler. Der Prakt Tierarzt 1997; 78: 1078-94.

De frequentie van voorkomen van enteritiden bij het varken
veroorzaakt door
Clostridium perfringens type C is de laatste
jaren in Noord-Duitsland sterk toegenomen.
Bij biggen van nul tot vier weken oud steeg dit percentage van
± 5 in 1970 naar ongeveer 24 procent van de secties in 1996.
Ook bij gestorven mestbiggen en zeugen werd een toename
gezien van minder dan 1 procent naar bijna 2 procent.
In het artikel wordt ingegaan op de ziekteverschijnselen, de
sectie, de bacteriologie, de histologie en de epidemiologie.
De aandoening is bij jonge biggen meestal gekenmerkt door
een necrotiserende enteritis van jejunum en ileum waarbij kli-
nisch een bloederige diarree wordt waargenomen. Incidenteel
is er sprake van een catarrhale darmontsteking. Dit is bij ou-
dere varkens regel waarbij tevens de inhoud van de darm een
bloederig aspect heeft. Om de diagnose met zekerheid te stel-
len moet bacterioscopisch onderzoek van de darminhoud
worden verricht (dit nalaten is een omissie! ref) hetgeen ver-
volgens aangevuld moet worden inet een bacteriologische
kweek. Hierbij moeten selectieve media worden gebmikt om
het beta-toxine te kunnen aantonen. Bij ter sectie aangeboden
dieren kan dit toxine in de darminhoud als gevolg van auto-
lyse slechts zelden worden aangetoond.
Er zijn thans van
Cl. perfringens type C vijf biotypen (toxi-
nen- bepaling) bekend. Van het type C3, dat hoofdzakelijk bij
het varken voorkomt, bestaan vier serotypen.
Bij histologische preparaten gekleurd volgens Gram ziet men
in de coupés de bacteriën vaak radiair op de villi staan terwijl
in de diepere lagen de staaQes in groepen bij elkaar liggen.
De ziekte is vaak endemisch op grotere vermeerderingsbe-
drijven en wordt hier vele jaren als probleem gevoeld. De
bacterie dringt meestal binnen via aankoop van besmet fok-
materiaal. Vooral bij nakomelingen van zeugen die in zoge-
naamde productiegroepen worden gehouden ziet men de ken-
merkende ziekteverschijnselen. Het frequent gebmik van
antibiotica als neomycine, enrofloxacine, Colistine tetracy-
cline en andere gericht tegen E.coli enterotoxaemie, waarte-
gen
Cl. perfringens type C in het algemeen resistent is, schept
predisposities voor een uitbraak evenals het niet gebmiken
van stro en het nalaten van desinfectie van de stallen. Ook
wordt gewezen op het gevaar van het geven van besmette
voedingsmiddelen.

Dr. J.P. W.M. Akkermans

-ocr page 174-

SAMENVATTING

Een 12-jarige KWPN^-merrie werd naar de kliniek ver-
wezen, aangezien het paard sinds één maand kreupel was
aan het linker achterbeen. Na klinisch en röntgenologisch
onderzoek en een bursascopie werd vastgesteld dat podot-
rochleose de oorzaak was van de éénzijdige kreupelheid
aan het achterbeen. De therapie bestond uit rust,
NSAID\'s, orthopedisch hoefbeslag en intrabursale injec-
ties met kortwerkende corticosteroïden en hyaluronzuur.
Na drie recidieven en herhaling van de therapie functio-
neert het paard weer naar tevredenheid van de eigenaar.

SUMMARY

Navicular disease in the hind leg of a horse

A 12-year-old Dutch Warmhlood mare was admitted to the clinic with a 1-
month history of lameness of the left hind leg. After clinical and radiological
examinations and an bursascopy, the diagnosis navicular disease was
made. The therapy consisted of stallrest, non-steroidal anti-inflammatory
drugs, and orthopaedic shoeing plus intrabursal injections of short-acting
corticosteroids and hyaluronic acid. The therapy was repeated following
recurrence of the lameness. According to the owner the horse is currently
performing at its previous level.

INLEIDING

Podotrochleose is een chronische, degeneratieve aandoening
van de podotrochlea, die is opgebouwd uit het straalbeen, de
bursa podotrochlearis, de distale en collaterale straalbeenli-
gamenten en het distale deel van de pees van de diepe buiger
(8). De aandoening is een frequent voorkomende oorzaak
van kreupelheid bij het volwassen paard. De kreupelheid
manifesteert zich meestal aan één of beide voorbenen.
Slechts zelden wordt de aandoening in relatie tot het achter-
been beschreven (10,11). De diagnostiek vindt plaats aan de
hand van het klinisch onderzoek, aangevuld met diagnosti-
sche injecties, röntgenologisch onderzoek en eventueel een
bursascopie van de bursa podotrochlearis. De prognose
wordt als dubieus tot gereserveerd beschouwd.
Verschillende therapieën worden toegepast: boxrust en/of
gedoseerde onbelaste beweging, NSAID\'s en orthopedisch
hoefbeslag (podobeslag en/of egg-bar ijzers) (3,14). In de li-
teratuur worden tevens het intrabursaal toedienen van corti-
costeroïden (12), het oraal toedienen van vasodilatoren (10)
en een desmotomie van de collaterale straalbeenligamenten
(12) genoemd. Wanneer een combinatie van deze therapieën
niet tot verbetering leidt, is een neurectomie van de laterale
en mediale ramus palmaris/plantaris van de nervus digitalis
palmaris/plantaris te overwegen (12).
In dit artikel wordt beschreven hoe podotrochleose gedia-
gnostiseerd is bij een patiënt met een kreupelheid aan één
van de achterbenen. Vervolgens zal op de toegepaste thera-
pie en het resultaat ingegaan worden.

\' Hoofdafdeling Gezondheidszorg Paard. Faculteit der Diergeneeskunde. Univer-
siteit Utrecht. Yalelaan 12. 3584 CM Utrecht.
^ Correspondentie via: drs M.C. Meijer. HoodfafdeUng Gezondheidszorg Paard.
Faculteit der Diergeneeskunde. Universiteit Utrecht. Yalelaan 12, 3584 CM
Utrecht. Tel.nr.: 030-2531350. fax.nr.: 030-2537970, E-mail-adres: margriet
meijer@hotmail. com
3 Koninklijk Warmbloed Paard Nederland.

CASE

Een 12-jarige KWPN-merrie met als gebruiksdoel dressuur
en recreatief aangespannen werk werd aangeboden aan de
kliniek voor Algemene Heelkunde en Heelkunde der Grote
Huisdieren. Het paard was vier weken tevoren tijdens ar-
beid zonder aanwijsbare oorzaak plotseling kreupel aan het
linker achterbeen. Na vier weken boxrust recidiveerde de
kreupelheid tijdens lichte arbeid.

De anamnese gaf geen nadere informatie. Bij het klinisch
onderzoek werd een belastingskreupelheid graad 2 (op een
schaal van O tot 4) aan het linker achterbeen vastgesteld.
Het toongedeelte van de hoef werd duidelijk eerder neerge-
zet dan de rest van de hoef De vorm van de hoef van het
linker achterbeen verschilde niet duidelijk ten opzichte van
die van het rechter achterbeen; beide vertoonden een licht
steile stand. De insertie van de pees van de diepe buiger op
het hoefbeen was bij diepe palpatie niet pijnlijk. De percus-
sie van de hoef was negatief De buigproef van de onder-
voet van het linker achterbeen was positief ( op een
schaal van O tot -I-) en van het rechter achterbeen nega-
tief. Na de geleidingsanesthesie van de laterale en mediale
ramus plantaris van de nervus digitalis plantaris (de zoge-
naamde takkenanaesthesie) met 2 ml lidocaïne HCl 2% met
adrenaline (Apharmo) aan het linker achterbeen verdween
de kreupelheid voor ongeveer 75 procent. Na de geleiding-
sanesthesie van de laterale en mediale nervus digitalis plan-
taris (de zogenaamde distale anesthesie) met 2 ml lidocaïne
HCl 2% met adrenaline was het paard rad.
Bij röntgenologisch onderzoek van de linker ondervoet
(bestaande uit een lateromediale (LM) en een anterior-pos-
terior (AP) opname) leek een kleine verbreding van de af-
stand tussen de straalbeenlip en de plantaire zijde van het
hoefbeen aanwezig. Het straalbeen vertoonde een kwali-
teitsklasse 2 (13). Na een hoefgewrichtsanesthesie met 5 ml
lidocaïne HCl 2% (Braun), waarbij een weinig, glashel-
dere, dradentrekkende synovia vrijkwam, verdween de
kreupelheid. Vanwege het vermoeden van een ruptuur van
het distale straalbeenligament werd een contrastonderzoek
van het hoefgewricht met behulp van 2 ml van een mengsel
van natrium- en megluminejoxaglaat (Hexabrix" 320,
Guerbet Nederland B.V.) gedaan. Geen incongruentie van
het gewricht werd vastgesteld. Verdere diagnostiek be-
stond uit een bursascopie van de bursa podotrochlearis.
Met behulp van röntgenologische beeldvormende begelei-
ding en het intra-bursaal toedienen van 10 ml van een
mengsel van natrium- en megluminejoxaglaat werden de
plaats en de omvang van de bursa bepaald en kon een trocar
onder doorlichten vanaf lateraal, juist dorsaal van de pees
van de diepe buiger in de bursa gebracht worden. Bij punc-
tie kwam veel dradentrekkende, licht troebele, te gele syno-
via spontaan vrij. Met behulp van de artroscoop (4mm, 30°;
Storz) werd een chronische bursitis van de bursa podo-
trochlearis met een partiële ruptuur van het distale straal-
beenligament, een fibrillaire laedering in het medioproxi-
male deel van de pees van de diepe buiger en een
oppervlakkige aantasting van het kraakbeen aan de plan-

Tijdschr Diergeneeskd 1999: 124: 536-8

PODOTROCHLEOSE IN HET ACHTERBEEN VAN EEN
WARMBLOED PAARD

M.C. Meijer^en A.B.M. Rijkenhuizen^

-ocr page 175-

taire zijde van het straalbeen geconstateerd. De diagnose
\'podotrochleose\' werd gesteld, waarbij de prognose als du-
bieus werd beschouwd gezien het gebruiksdoel van het
paard.

De therapie bestond uit een langdurige rustperiode (vier we-
ken boxrust en zes weken onbelaste beweging) en een ortho-
pedisch hoefbeslag. De beide achterbenen werden van een
egg-bar ijzer met een extra grote opzet en rubberen wiggen
(6°) onder de achterste hoefhelft voorzien. De bursa podo-
trochlearis werd tien dagen postoperatief tweemaal met 14
dagen tussentijd geïnjecteerd met 4 mg dexamethasonnatri-
umfosfaat (2 ml Dexadreson®, Intervet) en 20 mg natrium-
hyaluronaat (2 ml Hylartil Vet®, Boehringer Ingelheim).
In 18 maanden is de kreupelheid drie keer gerecidiveerd.
Tweemaal had het paard met de plantaire zijde van het lin-
ker egg-bar ijzer ergens achter gehaakt. Het derde recidief
volgde op het, op initiatief van de eigenaar, verwijderen van
de wiggen. Alle keren is vier weken onbelaste beweging ge-
adviseerd. De eerste keer werd dit ondersteund met een
orale toediening van 2 gram
Phenylbutazon (Prodynam®,
Leo) per dag gedurende drie weken en werden de wiggen tot
8 graden verhoogd. Bij het tweede en derde recidief is de
bursa podotrochlearis opnieuw geïnjecteerd met de eerder
beschreven dosis dexamethasonnatriumfosfaat en natrium-
hyaluronaat.

Het paard functioneert op moment van dit schrijven we-
derom zes maanden naar tevredenheid van de eigenaar.
Voor de lange termijn is geadviseerd het orthopedisch be-
slag te handhaven.

DISCUSSIE

De podotrochleose aan het achterbeen in deze casus lijkt ont-
staan door een statisch-mechanische overbelasting van de
podotrochlea, één van de in de literatuur beschreven patho-
geneses voor podotrochleose (8). Het acute ontstaan van de
kreupelheid, de partiële ruptuur van het distale straalbeenli-
gament en de chronische bursitis ondersteunen het vermoe-
den op een overbelasting van de podotrochlea. Ook bij het
ontstaan van de recidieven lijkt duidelijk sprake van overbe-
lasting van het distale straalbeenligament. Zowel het vastha-
ken van de plantaire zijde van het egg-bar ijzer als het ver-
wijderen van de wiggen veroorzaken een vergroting van de
krachten op het distale straalbeenligament (14). In het eerste
geval door direct trauma en in het tweede geval door het
wegnemen van de wiggen, waardoor de kracht van de pees
van de diepe buiger op het straalbeen gemiddeld 24 procent
hoger wordt (14).

Opvallend bij het klinisch onderzoek is de manier waarop
de merrie de ondervoet van het kreupele been neerzet. Door
de toon eerder neer te zetten dan de verzenen wordt de
podotrochlea ontlast: een typisch symptoom van kreupel-
heden, die veroorzaakt worden door problemen in de ach-
terste hoefhelft (10) en die bij deze patiënt een duidelijke
aanwijzing vormt om problemen in die regio te verwach-
ten, hetgeen door de diagnostische anesthesieën bevestigd
werd.

Hoewel kreupelheden ten gevolge van podotrochleose na
een takkenanesthesie meestal verdwijnen, bleek bij deze pa-
tiënt een distale anesthesie noodzakelijk. Het vertakkingspa-
troon van de zenuwen in de ondervoet vertoont enige indivi-
duele variatie. Juist proximaal van de plaats van de
takkenanesthesie kan zich een extra zenuwtak van de hoofd-
zenuw aftakken. Deze aftakking verzorgt de diepere sensibi-
liteit van het caudale deel van de hoef Door deze vertakking
kan het gebeuren dat de podotrochlea pas met een distale
anesthesie geheel verdoofd wordt (4).
Na de hoefgewrichtsanesthesie is de kreupelheid geheel ver-
dwenen, terwijl tijdens de bursascopie duidelijke afwijkin-
gen in relatie tot de bursa podotrochlearis zijn vastgesteld.
Over de interpretatie van een positieve reactie op een hoefge-
wrichtsanesthesie in relatie tot podotrochleose bestaat in de
literatuur enige controversie (3). Aangetoond is dat de beide
synoviale structuren niet met elkaar communiceren: ver-
plaatsing van het anestheticum van het hoefgewricht naar de
bursa podotrochlearis lijkt onwaarschijnlijk (5,7). Een laesie
in het distale straalbeenligament zal, daar het ligament deel
uitmaakt van het hoefgewricht door diffusie met een hoefge-
wrichtsanesthesie verdoofd worden. Eveneens zullen via
diffusie door de synoviale membraan zowel de zenuwen, die
met de arteriën de distale zijde van het straalbeen via de voe-
dingskanalen binnentreden (9), als ook de neuropeptiden-ve-
zels die bij het volwassen paard in de collaterale en distale
straalbeenligamenten liggen (1) geanestheseerd worden.
De laesie op de plantaire zijde van het straalbeen hoeft geen
klinische betekenis te hebben, aangezien dergelijke laesies
waargenomen zijn op straalbeentjes van paarden zonder kli-
nische problemen vanuit de podotrochlea (9). De laesie in de
diepe buiger hoeft op basis van de anesthesie-resulaten geen
klinsche betekenis te hebben. Een intra-bursale anesthesie
van de bursa podotrochlearis had meerwaarde kunnen heb-
ben om aan te tonen dat in het hoefgewricht geen klinisch re-
levante afwijkingen zaten (4,7).

Op basis van de diagnose podotrochleose is als therapie ge-
kozen de achterste hoefhelft te ontlasten met behulp van
wiggen in combinatie met egg-bar ijzers en een extra grote
opzet. De egg-bar ijzers zijn mogelijk van nut om het weg-
zakken van de achterste hoefhelft op een zachte bodem te
voorkomen (14). Het toepassen van de extra grote opzet ont-
last mogelijkerwijs de proximale straalbeensbanden tijdens
het over de toon rollen (15).

Naast het orthopedische beslag zijn intra-bursaal corticoste-
roïden en hyaluronzuur toegediend. Bij patiënten met podo-
trochleose worden meestal langwerkende corticosteroïden
toegediend in verband met het pijnstillende effect (12). De
langdurige pijnstillende werking is vanwege de partiële ver-
scheuring van het straalbeenligament in deze casus gecon-
traïndiceerd. Om deze reden is gekozen voor een kortwer-
kend corticosteroid in combinatie met hyaluronzuur. Het
kortwerkend corticosteroid is toegepast vanwege het anti-in-
flammatoire effect op de chronische bursitis. Het hyaluron-
zuur heeft naast een positief effect op de smerende werking
van de synoviale vloeistof eveneens een anti-inflammatoire
werking (6,10). De combinatie van beide preparaten heeft
een potentiërend effect en helpt enkele negatieve effecten
van herhaalde corticosteroïden-toedieningen, zoals steroid
geïnduceerde artropathie, (peri)articulaire calcificatie en
ontstekingsreacties na intrasynoviale injectie met corticoste-
roïden te voorkomen (6).

Samengevat heeft de behandeling van deze vorm van podo-
trochleose in het achterbeen bestaan uit een langdurige box-
rust in combinatie met een gedoseerde onbelaste beweging,
mechanische ontlasting van de podotrochlea en een hoofidza-
kelijke anti-inflammatoire medicamenteuze therapie. De pa-
tiënt is weer geschikt voor het beoogde gebruiksdoel. Ter
voorkoming van recidieven zal het duidelijk zijn, dat het suc-
cesvol toepassen van een orthopedisch beslag gecontinueerd
dient te worden. De prognose voor de lange termijn blijft du-
bieus tot voorzichtig positief

-ocr page 176-

LITERATUUR

1. Bowker RM. Linder K, Sonea IM, and Holland RE. Sensory innerva-
tion of the navicular bone and bursa in the foal. Equine Vet J 1995;
27(1): 60-5.

2. Dyson S. Problems associated with the interpretation of the results of
regional and intra-articular anaesthesia in the horse. Vet Rec 1986;
118(15): 419-22.

3. Dyson SJ. Lameness due to pain associated with the distal interphalan-
gealjoint: 45 cases. Equine Vet J 1991; 23 (2): 128-35.

4. Dyson SJ, and Kidd L. A comparison of responses to analgesia of the
navicular bursa and intra-articular analgesia of the distal interphalan-
geal joint in 59 horses. Equine Vet J 1993; 25 (2): 93-8.

5. Jann H, Henry G, Berry A, and Cash L. Arthrographic observations of
the equine distal interphalangeal joint (articulationes interphalangeae
distalis manus) and navicular bursa (bursa podotrochlearis). Anat
Histol Embryol 1991; 20( 1): 30-6.

6. Mcllwraith CW, and Trotter GW. Intra-articular Corticosteroids. In;
Joint disease in the horse, Philadelphia: W.B. Saunders Company,
1996:237-56.

7. Pleasant RS, Moll HD, Ley WB, Lessard P, and Wamick LD. Intra-ar-
ticulair anesthesia of the distal interphalangeal joint alleviates
lameness associated with the navicular bursa in horses. Vet Surg 1997;

26(2): 137-40.

8. Rijkenhuizen ABM. The arterial supply of the equine navicular bone
and its relation to navicular disease. Utrecht, the Netherlands: Utrecht
University, 1989. 111 pp.

9. Rijkenhuizen ABM, Németh F, Dik KJ, and Goedegebuure SA. The
arterial supply of the navicular bone in the normal horse. Equine Vet J
1989; 21 (6): 399-404.

10. Stashak TS. Navicular disease (Podotrochleosis). In: Adam\'s Lameness
in Horses, ed 4. Philadelphia; Lea and Febiger, 1987:499-514.

11. Valdez H, Adams OR, and Peyton LC. Navicular disease in the hind-
limbs of the horse. J Am Vet Med Assoc 1978; 172 (3): 291 -2.

12. Verschooten F, Desmet P, Peremans K, and Picavet T. Navicular
disease in the horse: The effect of controlled intrabursal corticoid in-
jection. Equine Vet Sc 1990 July-Aug, 316-20.

13. Wagenaar G et al. De veterinaire keuring van het paard, ed. 2 (herz),
Utrecht: Bunge, 1992:74.

14. Willemen MA, Savelberg HHCM, and Barneveld A. The effect of or-
thopaedic shoeing on the force exerted by the deep digital flexor ten-
don on the navicular bone in horses. Equine Vet J 1999; 31 (1): 25-30.

15. Willemen MA, Savelberg HHCM, Jacobs MWH. and Barneveld, A.
The biomechanical effects of rocker-toed shoes in sound horses. Vet
Quart 1996; 18 (Supplement 2): 75-8.

COMMENTAAR HEMATOLOGISCHE ANALYSER VET ABC

Brieven aan de Redactie

Geachte redactie.

In een studie naar de accuratesse en reproduceerbaarheid van
de hematologische analyzer Vet ABC in de aflevering van
15 mei van uw tijdschrift (1) concluderen Van Leeuwen en
Teske dat dit apparaat \'in de praktijk goed te gebruiken is\'.
De auteurs komen tot deze conclusie op basis van een \'goede
correlatie\' tussen bloedparameters gemeten met de Vet ABC
en een als referentie fungerende analyzer van het type
Helios. Naar mijn idee echter, is de door de auteurs toege-
paste analyse op basis van lineaire regressie en correlatie-
coëfficiënten niet geheel correct.

Voor meetwaarden van een aantal hematologische parameters
bij kat en hond, gemeten in genoemde analyzers, berekenden
Van Leeuwen en Teske correlatiecoëfFiciënten > 0.8940, en het
is deze correlatie die door hen als \'goed\' werd gekwalificeerd.
Nu is het weinig verrassend dat twee methodieken of apparaten
die ontworpen zijn om dezelfde parameter te meten, sterk cor-
releren. Het zou juist vreemd zijn als dat niet het geval zou zijn
en in dat licht vind ik bijvoorbeeld de correlatiecoëfficiënt van
0.5646 (gemeten voor MCHC in kattenbloed) opvallend.
Bovendien geeft een correlatiecoëfficiënt alleen de sterkte van
de samenhang tussen twee variabelen aan, en geeft geen infor-
matie over of, en in welke mate, beide variabelen (i.e., resulta-
ten verkregen met twee methodieken) met elkaar overeenstem-
men. De Vet ABHC had bijvoorbeeld hematocrietwaarden
kunnen meten die tweemaal zo hoog liggen als die gemeten in
de Helios analyzer. Een dergelijke afwijking zou exact de-
zelfde correlatiecoëfficiënt opleveren, en dus niet als zodanig
worden herkend.

Ik wil graag de aandacht vestigen op twee procedures die ge-
schikter zijn om metingen van twee laboratoriummethodieken
te vergelijken en te beoordelen. De ene methode gebruikt een
lineaire regressie-procedure (2), de andere is gebaseerd op een
grafische weergave van (verschillen tussen) meetresultaten (3).

Uitgaande van een lineaire relatie y = a bx tussen de meet-
waarden verkregen met Vet ABC en de Helios (respectieve-
lijk x en y) kan de strategie die is aangegeven door Passing
en Bablok (2) worden gevolgd (deze strategie is een alge-
mene; de analyseprocedure van Passing en Bablok is nieuw
door het feit dat deze verdelingsvrij is):

1. bereken het y-assnijpunt (a) en de helling (b) van de
regressielijn;

2. test of de aanname van lineariteit valide is;

3. test de hypothese b = 1;

4. test de hypothese a = 0.

Naar mijn mening zijn punten 3 en 4 intuïtief logisch. Een hel-
ling van I betekent dat wanneer variabele x met één eenheid
toeneemt, variabele y óók met exact één eenheid toeneemt. In
het geval waarin bijvoorbeeld de Vet ABC tweemaal zo hoge
hematocrietwaarden zou meten, zou dit direct zichtbaar wor-
den door de berekening van b = 0.5. Snijdt de regressielijn in
de oorsprong (a = 0), dan geeft dit aan dat er geen systemati-
sche fout optreedt. Er is geen \'offset\', geen vaste waarde die
bij elke meting van bijvoorbeeld de Vet ABC moet worden
opgeteld om de meetwaarde van hetzelfde monster gemeten in
de Helios te verkrijgen. Van Leeuwen en Teske noemen een
aantal hematologische parameters waarvan de referentiewaar-
den (die in de analyzer zijn geprogrammeerd) moeten worden
aangepast. Het is opvallend dat voor de meeste van de parame-
ters het y-assnijpunt vrij ver van nul ligt.

Door Bland & Altman is een grafische methode uitgewerkt.
In een uitstekend leesbaar artikel (3) illustreren zij de on-
deugdelijkheid van het gebruik van correlatiecoëfficiënten

-ocr page 177-

in de vergelijking van twee methodieken. Hun methode be-
mst op de constmctie van een grafiek waarin de verschillen
in meetwaarden (hier: Vet ABC - Helios) worden uitgezet te-
gen de gemiddelde meetwaarde (hier: (Vet ABC =
Helios)/2). Deze grafiek laat zien of de verschillen op enige
manier systematisch over het meetbereik variëren. Uit het
gemiddelde verschil en de standaarddeviatie van de verschil-
len kan een 95%-betrouwbaarheidsinterval berekend wor-
den, waarmee een objectieve en gevoelige maat voor de mate
van overeenstemming tussen de twee methodes wordt ver-
kregen. Dezelfde methode kan worden toegepast om de re-
produceerbaarheid van een methodiek te analyseren. Een
grafiek waarin de verschillen tussen gepaarde metingen zijn
uitgezet tegen het gemiddelde van een gepaarde meting zal
systematische afwijkingen (bijvoorbeeld grotere meetver-
schillen bij hoge meetwaarden) en uitschieters (bijvoorbeeld
als gevolg van een technische fout) zichtbaar maken.

Ik kan niet stellen dat de conclusie van Van Leeuwen en
Teske onjuist is; ik ben echter wel van mening dat de resulta-
ten van hun analyse niet perse hun conclusie ondersteunen.

Dr. Peter H.M. Klaren
Afdeling Veterinaire Fysiologie
Faculteit der Diergeneeskunde
Postbus 80157
3508 TD Utrecht

REFERENTIES

1. Van Leeuwen MW, and Teske E. De hematologische analyzer Vet
ABC: evaluatie voor gebruik bij hond en kat. Tijdschr Diergeneeskd
1999; 124:306-9.

2. Passing H, and Bablok W. A new biometrical procedure for testing the
equality of measurements from two different analytical methods.
Application of linear regression procedures for method comparison
studies in Clinical Chemistry, Part 1 J. Clin Chem Clin Biochem 1983;
21:709-20.

3. Bland JM, and Altman DG. Statistical methods for assessing agree-
ment between two methods of clinical measurement. Lancet 1986; i:
307-10.

• amàii

Wij zijn blij dat ons artikel \'De hematologische analyzer Vet
ABC: evaluatie voor gebruik bij hond en kat\' door collega
Klaren kritisch gelezen is. Graag zouden wij op zijn kritiek
willen reageren.

U suggereert in uw reactie dat wij slechts naar correlatie-
coëfficiënten hebben gekeken bij ons onderzoek. Tevens
worden twee \'geschiktere procedures\' aanbevolen, waar-
onder de lineaire regressie-procedure. Zoals in ons artikel
in Tabel 1 en 2 te lezen is, hebben wij echter de lineaire
regressie-procedure reeds toegepast. Hierbij werden niet
alleen de correlatiecoëfficiënten, maar tevens de door u
voorgestelde waarden a en b van de lineaire relatie y=a bx
vermeld.

Wij onderschrijven uw mening dat alleen kijken naar corre-
latiecoëfficiënten onvoldoende is om de relatie van de twee
methodieken weer te geven. Op grond van sterke afwijkin-
gen van de a van een aantal parameters (het niet door de
oorsprong gaan van de regressielijn) hebben wij daarom
ook voorgesteld in ons artikel om van deze parameters de
referentiewaarden op de Vet ABC aan te passen.
De door u als \'opvallend\' vermeldde correlatiecoëfficiënt
0.5646 voor de MCHC in kattenbloed, is ook door ons opge-
merkt en een mogelijke oorzaak hiervoor is in de discussie
besproken.

De door u als tweede evaluatieprocedure aangereikte me-
thode van Bland en Altman is een interessante methode en
had ook gevolgd kunnen worden. Wij hebben echter voor de
gangbare methode van lineaire regressie gekozen.

Samenvattend vinden wij uw \'punten van kritiek\' eerder een
ondersteuning van de door ons gekozen methode ter evalu-
atie van de Vet ABC.

E. Teske
M. van Leeuwen

BRSV-VACCINS IN NEDERLAND; EEN EVALUATIE

Studentenreferaten

P. Jelsma; SR 718/98: 39pp.

Schrijver evalueert de productinformatie van de fabrikant
van drie vaccins tegen pinkengriep.

Gelet werd op: de aard van het vaccin (gemitigeerd of geatte-
nueerd), de vimsstam, de manier van fabricage en van in-
activatie, de controle op onschadelijkheid en op bijwerkingen,
de resultaten van veldproeven wat betreft antilichamen-
respons (semmneutralisatie en elisa), de invloed van mater-
nale antilichamen; de resultaten van challengeproeven wat be-
treft ziekteverschijnselen, titerstijging, uitscheidingsduur
testvims en andere.

Onderzocht werden Respoval® RS van Pfizer, Barvac® RS

van Boehringer Ingelheim en Vacores® van Rhône

Mérieux.

De informatie van de fabrikant bleek steeds in vergelijkende

proeven de beste resultaten te geven.

Geconcludeerd werd dat:

a. de rapportage van onderzoeksgegevens door de fabrikant
meestal onvolledig is;

b. conclusies worden getrokken die niet onderbouwd zijn
door onderzoek;

c. de kwaliteit van de experimenten te wensen overlaat om-
dat er geen goede controlegroepen zijn, er niet dubbel-
blank werd gewerkt en de gegevens niet statistisch zijn
getoetst;

d. het wenselijk is dat er een onafhankelijk onderzoek
wordt uitgevoerd om de effectiviteit van BRSV-vaccins
te testen.

-ocr page 178-

fcifF« * m

VOORGANGERS: DIERENARTSEN UIT VROEGER TIJD (35)

GERARDUS JOHANNES HENGEVELD
(1814-1894)

Veterinair verleden

Het is geen wonder dat Hel<meljer en Hengeveld in deze rubriek opeenvolgend worden behandeld, want hun levensloop en hun aspiraties
vertonen grote parallellen. Beiden zijn in dezelfde lijdsperiode leraar aan \'s Rijksveeartsenijschool geweest en beiden waren belangrijke
voorlrekkers in hel proces om hun beroepsgroep maatschappelijk aanzien te geven en om de vakkennis die zij door studie en ervaring ver-
won/en hadden, in hun lessen en door hun geschriften uit le dragen.

Gerardus Johannes Hengeveld werd in 1814 geboren in Wilnis in de buurt van Mijdrecht waar zijn vader schoolonderwijzer was. Het gezin
moet al vrij snel daarna verhuisd zijn naar Oudshoorn, iets ten noorden van Alphen a/d Rijn.

In 1832 werd Hengeveld met slechts twee anderen ingeschreven bij \'s Rijksveearlsenijschool. Hij blonk tijdens zijn studie uit door intelligen-
tie en ijver. In 1836 studeerde hij af en kreeg als veearts 1 ® klasse als standplaats Oegstgeest toegewezen. Het Fonds voor den Landbouw
verstrekte hem een jaanwedde van ƒ 500,-.

Hoewel hij in 1833 ingeloot was in de gemeente Oudshoorn voor de militaire dienst is hij kennelijk niet onder de wapenen geweest, want hij
is onmiddellijk na zijn afstuderen de praktijk ingegaan. In 1839 ontving hij een paspoort van het Departement van Oorlog, waaruit blijkt dat
fuselier G.J. Hengeveld geen verdere militaire verplichtingen meer had.

Hoewel ook hij moest opboksen tegen een gevestigde orde van empiristen en aanvankelijk door de boerenbevolking met de nodige arg-
waan werd bekeken, lukte het hem om in korte tijd het vertrouwen van de veehouders te winnen. Dit was niet alleen te danken aan zijn prak-
tische kennis maar vooral ook aan zijn hulpvaardigheid. Naast zijn steeds drukker wordende praktijk had hij nog tijd over voor wetenschap-
pelijk werk. De eerste proeve was een verhandeling getiteld
\'Hel wezen, de oorzaken en de behandeling der longziekte van het rundvee\'.
Het betrof een inzending op een prijsvraag die voor de derde keer over dit toen brandende onderwerp was uitgeschreven door de
Hollandsche Maatschappij der Wetenschappen te Haarlem. Ondanks een extra door Koning Willem II beschikbaar gestelde premie van
ƒ 500,- had zich in vier jaar nog niemand gewaagd aan een antwoord op de extreem uitgebreide, door Alexander Numan geredigeerde
vraagstelling. De vijfkoppige jury heeft Hengevelds inzending niet bekroond. Deze werd dus ook niet door de Hollandsche Maatschappij
gepubliceerd, wat Hengeveld toen maar zelf in 1847 gedaan heeft. Ook in de navolgende jaren zou dit onderwerp, dat zo bepalend was

voor het lot van het Nederlands veebestand en niet minder voor dat van de veeartsen, hem blijven bezighouden. In \'Het Repertorium, Tijdschrift voorde geneeskunde in al
haren omvang\'onüei
redactie van F. Rienderhoff en F.C. Hekmeijer, vinden we hierover nog enige bijdragen van zijn hand. Andere artikelen in dit tijdschrift uit zijn
Oegstgeestse tijd handelden enerzijds over klinische onden/verpen als \'Aanwending van het stijfselverband bij beenbreuken\', \'Herniotomie bij eene koe\', \'Amputatio uteri
bij dieren\', \'Loodwitvergiftiging bij koeien\', \'Hondsdolheid bij het paard\' en anderzijds over ondenwerpen van veterinair-maatschappelijke aard als \'De gevoelens der Zuid-
Hollandsche Maatschappij ter bevordering van de Veeartsenijkunde over de opheffing van het Fonds voor den Landbouw\' en \'Opgave en berekeningen betrekkelijk de
uitoefening der Veeartsenijkunde in Nederland\'.

In de periode te Oegstgeest trouwde hij met Clasina Yperlaan, uit welk huwelijk vier kinderen geboren werden onder andere een zoon, Martinus Johannes, die ook vee-
arts is geworden. In 1869 afgestudeerd, vestigde deze zich eerst in Zeist en vervolgens in Amersfoort. (Thorbecke zelf telegrafeerde in 1871 aan Hengeveld sr. dat zijn
zoon tot plaatsvervangend dislrictsveearts benoemd was. Er was ten gevolge van hun samenwerking bij de beteugeling van de veepest enige jaren tevoren kennelijk een
persoonlijke band ontstaan). In 1876 is Martinus nog een tijd assistent bij zijn vader geweest. Naderhand werd hij districtsveearts te Haarlem waar hij in 1912 overleed.

Het is te begrijpen dat het voor de boerenbevolking een grote teleurstelling was, toen Hengeveld besloot om in 1853 een betrekking te aanvaarden als leraar aan \'s Rijks-
veeartsenijschool te Utrecht. Zijn jaanivedde bedroeg ƒ 1400.-. Wellicht heeft bij de keuze voor Hengeveld een rol gespeeld, dat deze bijzonder was geïnteresseerd in
rundvee, waarop het ondenwijs in Utrecht zich naast het paard ook moest gaan richten. In 1850 had Gerrit Wit er in een artikel in het
Repertorium op gewezen, \'dat het
verloskundig onderwijs, dat praktisch slechts op het fantoom toegepast werd, niet geschikt was om goede verloskundigen te vormen en dat het menig veearts was over-
komen. dat hij bij eene tegennatuurlijke verlossing of inversio uteri geroepen, zijn werk moest geven aan eenen empiricus, die hem met beschaamde kaken deed staan.
Hoe kon het ook anders. Velen hadden tijdens hun leertijd nooit of nauwelijks een verlossing bijgewoond en nooit een inversio uteri gezien, tenvijl men toch door niets
meerhef vertrouwen der veehouders wint, dan juist door de verloskunde\'.

Het jaar daarop werd Wit tot leraar benoemd en weer twee jaar later kreeg hij, na de dood van Rijnders die als \'veearts van de school\' voor het klinisch onderwijs, met in-
begrip van de verloskunde, verantwoordelijk was geweest, de gelegenheid om de gekritiseerde situatie te rectificeren. Maar ook Wit was geen lang leven beschoren en zo
kwam het aan Hengeveld om voort te zetten wat Wit nauwelijks begonnen was. Aan de stiefmoederlijke aandacht voor verloskunde kwam na 1853 een einde. Dat de stu-

"1

-ocr page 179-

denten beter op de praktijk werden voorbereid blijkt uit het rapport van Hengeveld over het studiejaar 1854-1855: \'De kwekelingen waren
aanwezig bij regelmatige verlossingen, vroeggeboorten, en zelfs bij eene hoogstbelangrijke verlossing, leder der leerlingen heeft minstens
een kalf geheel ontleed en onderscheidene malen ledematen weggenomen, ontleedkundige werktuigen aangelegen, zich geoefend in het
aanwenden van de geboonesonde, het geboonehalster. de striktouwen, scherpe en stompe haken, spatels, het reponeren van onregelma-
tige liggende deelen, het aanleggen van broeken, en knoopen en verloskundige toestellen\'.

Behalve in verloskunde had Hengeveld les te geven in heelkunde, operatie- en verbandleer en kliniek. Dankzij de in zijn praktijk in
Oegstgeest opgedane ervaring was hij uitstekend in staat tot het stellen van diagnoses; hij kreeg een zekere faam vanwege diagnoses \'op
het eerste gezicht\'. Tot zijn vakkenpakket behoorden verder ook nog de natuurlijke historie en de kennis van het exterieur en de rassen van
alle dieren behalve die van het paard. Het meeste plezier schijnt hij beleefd te hebben aan het doceren van veeteelt.
Hengeveld was als docent zeer gezien. Hij heeft niet alleen zijn beste krachten gegeven aan het verzorgen van het onderwijs, maar vooral
ook aan de vorming van de studenten.

Hij beklaagde zich erover dat er niet minstens twintig runderen op de schooi waren ten behoeve van het praktische onderwijs: \'Om de dade-
lijke bruikbaarheid van de afgestudeerde
veeartsen te verbeteren en aan de belanghebbenden de overtuiging te geven van het volledige
practische onderwijs heb ik de leerlingen zich laten oefenen in het melken, het spannen en het verplegen van het rundvee. Zulke kleinighe-
den geven hoger dunk van de bekwaamheden der veeartsen dan het verrigten eener kunstige en moeijelljke operatie\'.

Binnen de Zuid-Hollandsche Maatschappij, opgericht in 1846, nam Hengeveld een vooraanstaande plaats in. Op de eerste \'Algemeene
Vergadering van Rijks-veeartsen\' gehouden te Arnhem op 28 juni 1848 werd Hengeveld benoemd tot een van de twaalf permanente leden
van het Centraal Veeartsenijkundig Genootschap en tevens tot secretaris en thesaurier. Het Centraal Veeartsenijkundig Genootschap was
geen lang leven beschoren. Reeds na tien jaar werden de lichten gedoofd en werd er een commissie benoemd waarin Hengeveld zitting
had, tot onderzoek van de mogelijkheid om tot de oprichting van een nieuwe algemene veeartsenijkundige vereniging te komen. Dit is de
■Maatschappij ter bevordering der Veeartsenijkunde in Nederland\' geworden. Hengeveld trad toe tot de eerste redactie van het
Tijdschrift
voor Veeartsenijkunde en Veeteelten
in de eerste jaargangen vindt men menige bijdrage van zijn hand. Eerder, in 1860, had hij samen met
I. Jennes en L. Swart de redactie gevoerd van een door de Zuid-Hollandse Vereniging uitgegeven
Verzameling van veeadsenijkundige bij-
dragen.

Andere tijdschriften waarin hij regelmatig gepubliceerd heeft, waren De Boeren Goudmijn, de Landbouwcourant en het Tijdschrift uitgegeven
door de Nederlandsche Maatschappij ter bevordering van Nijverheid
In dit laatste verscheen tussen 1853 en 1858 een serie fraai geïllus-
treerde artikelen van zijn hand over rundveerassen die, na afsluiting, door deze Maatschappij als boek werd uitgegeven. Tussen 1865 en
1872 verscheen bij de Erven Loosjes een uitgebreidere editie in twee delen en in een groter formaat, waarvoor hij van de Hollandsche
Maatschappij van Landbouw een gouden penning ontving. \'Met dit werk heeft Hengeveld zich een monument gesticht\' schreef zijn biograaf
M.G. de Bruin. In het tweede deel is het door Thorbecke geautoriseerde verslag opgenomen van de campagne ter bedwinging van de uit-
braak van de veepest, die in de periode 1865-1867 in Zuid-Holland en West-Utrecht het leven eiste van meer dan 100.000 runderen. De
campagne stond onder leiding van Hengeveld. Als dank voor zijn inspanningen mocht hij kiezen tussen een ridderorde en een gratificatie. Hij
koos voor het laatste wat, gezien de lage salariëring van de leraren niet mag vemvonderen. Het succes van de bestrijding heeft bij de over-
heid tot het inzicht geleld dat wetgeving voor veeartsenijkundig staatstoezicht en veeartsenijkundige politie noodzakelijk was. In 1870 is deze
toen eindelijk tot stand gekomen.

Van regeringswege werd Hengeveld uitgenodigd zitting te nemen in een commissie die werd afgevaardigd naar de wereldtentoonstelling van 1856 in Parijs. Hengeveld
werd daar benoemd tot vice-president, tenwijl hij tevens optrad als jurylid voor de keuring van de rundvee-inzendingen. In hetzelfde jaar bracht hij erover een gedrukt ver-
slag uit. Op het gebied van de rundveeteelt komen hem twee verdiensten toe. Hij ijverde voor de fokkerij van hoornloos vee en voor de oprichting van een rundveestam-
boek. Dankzij zijn grote inspanningen is in 1875 het Nederlandsch Rundvee-stamboek tot stand gekomen. Vele jaren is hij pro deo hoofdinspecteur geweest; later kreeg
hij hiervoor een toelage van ƒ 300.- per jaar. Hij heeft deze werkzaamheden tot twee dagen voor zijn dood uitgevoerd.

In 1877 bleek de gezondheid van Hengeveld te wensen over te laten. Hij werd ontheven van een deel van zijn taken en kreeg in 1881 eervol ontslag. Hij overleed te
Haarlem, waar hij sedert 1888 woonde, op 3 november 1894. Hengeveld heeft een sterk stempel gedrukt op de ontwikkeling en vorming van vele generaties studenten.
De Nederlandse diergeneeskunde verloor in hem een groot man, die als de grondlegger van de rundergeneeskunde in Nederland mag worden beschouwd.

E.P.O.

Deze rubriek wordt verzorgd door leden van het Veterinair Historisch Genootschap

GERAADPLEEGDE LITERATUUR:

Beijers JA. Enkele lot dusver nog onbekende bijzonderheden omtrent G.J. Hengeveld, leraar aan \'s Rijksveeartsenljschool van 1853 lot 1881. Tijdschr Diergeneesknd, 1966; 91:215-222.

Bruijn, JG. Inventaris van de prijsvragen uilgeschreven door de Hollandsche Maalschappij der Wetenschappen 1753-1917. Groningen. 1977:289-291.

Bnjin, MG de. G.J.Hengeveld. Tijdschrift voor Veeartsenijkunde en Veeteelt, 1895; 22:99-111.

Idem. In memoriam Gerardus Johannes Hengeveld. Veterinaire Almanak, 1895; 158-166.

Oflringa C. Van GikJesteln naar Uithol. Deel 1 .Utrecht, 1971, p. 99-100; 111 -113.

Oldenkamp, EP. Voorgangers: dierenartsen uit vroeger lijd (34): Franciscus Comelis Hekmeijer (1809-1886), Tijdschr Diergeneesknd, 1999; 124:442-443.

-ocr page 180-

« p m

AANKOOP VAN BESMETTE KOIKARPERS

Berichten en verslagen

Koikarpers in tuinvijvers zijn populair
geworden huisdieren. Sinds circa twee
a driejaar constateer ik een fors toege-
nomen insleep van ziekten na aankoop
van nieuwe vissen. Hierbij wil ik de
praktiserende dierenartsen, voor zover
zij met deze dieren te maken hebben, at-
tenderen op de vaak ernstige gevolgen.
Opvallend in de anamnese is vaak dat
het reeds aanwezige bestand van koi-
karpers geen problemen gaf, maar dat
na aankoop van nieuwe vissen alles
ziek werd. Het is dan werkelijk tra-
gisch om te horen dat soms grote en
kostbare vissen, die reeds lang pro-
bleemloos werden gehouden en waar-
aan men inmiddels gehecht is geraakt,
ook ziek worden en vaak ook sterven.
Tot de meer acute ingesleepte infecties
die ik nogal eens tegenkom behoren
onder meer witte stip-ziekte ,
Chilodo-
«e//a-infectie, columnaris-ziekte en
een gevaarlijke, kennelijk besmette-
lijke kieuwaandoening waarvan ik de
oorzaak tot nu toe niet heb kunnen
vaststellen. Daamaast zie ik ook trager
verlopende infecties zoals erythroder-
matitis en allerlei ectoparasieten in
grote aantallen.

Vaak worden door de eigenaar eerst
vrijemarktmiddelen geprobeerd als
therapeutica; dit ongetwijfeld tot ge-
noegen van de producenten daarvan.
Eén eigenaar meldde dat hij hier reeds
zo\'n 800 gulden aan kwijt was; overi-
gens zonder resultaat.

Wat moeten praktiserende dierenart-
sen hun cliënten nu adviseren? Is
nieuwe aankoop noodzakelijk, dan is
een lange quarantaineperiode (circa
twee tot vier weken) in een aparte bak
\'op de wal\' beslist nodig. Aankopen
bij meerdere leveranciers, kort na el-
kaar, kunnen beter vermeden worden.
Gerichte therapieën (na diagnostisch
onderzoek) in de quarantainebak kun-
nen een zinvolle bijdrage leveren aan
preventie.

Ook een lange quarantaineperiode
biedt echter geen \'waterdichte\' garan-
tie tegen insleep van ziekten. Met name
wanneer reeds een goed gedijend koi-
karperbestand aanwezig is, moet
daarom worden overwogen of nieuwe
aankoop het risico wel waard is.

Dr. R. Bootsma

VETERINAIRE RUITERDAG

WINNAAR lAMS
COMPANY
AWARD 1999

Op 6 oktober 1999 wordt, zoals gebruikelijk op de eerste woensdag van okto-
ber, de Veterinaire Ruiterdag gehouden. Vertrek en aankomst is op manege
Cannenburch te Vaassen vanwaar wij om 10.00 uur zullen vertrekken over
de prachtige Veluwe richting Vierhouten, met onderweg een sherrystop, we-
derom aangeboden door Boehringer Ingelheim. Na een uitgebreide lunch
zullen we in de middag nog een stuk Veluwe verkennen, waarna we om onge-
veer 16.30 uur de paarden kunnen verzorgen en daarna zullen we in het na-
bijgelegen koetshuis van kasteel Cannenborch borrelen en dineren onder het
genot van enkele muzikale klanken.

Het betreft een rit in kleine groepen, te paard of aangespannen over voomame-
lijk onverharde wegen die goed staan aangegeven (voor een groot deel onder-
deel van de Veluwetrail). Deelname staat open voor dierenartsen en hun kinde-
ren, introducées en studenten. Voor een beperkt aantal personen is er de
mogelijkheid een paard te huren. Voor degenen die niet in de gelegenheid zijn te
paard deel te nemen bestaat de mogelijkheid om de rit per koets mee te rijden,
graag wel van te voren bericht in verband met aantal te regelen plaatsen.

Aanmelding is mogelijk tot en met 30 september 1999 bij het secretariaat.
Kosten
ƒ 100,- per persoon, inclusief lunch en diner. Huurpaard: f 150,-.
Verder inlichtingen bij leden van het comité.

Het comité:
Cees Schaap,
Wim Hondelink, 0545 - 481728
AlbertJan Lubbers, 0575 - 556216
Hans Mensinga, 0529 - 450088
Appie Noordkamp, 0575 - 553534.

lams Europe Inc. zal de winnaar van de
lams Company Award 1999 aankondi-
gen na de State of the Art sessie van dr.
D.N. Carlotti tijdens het WSAVA-FE-
CAVA-CNVSPA-congress in Lyon op
25 september 1999. Ook dit jaar werd de
lams Company Award met wijd enthou-
siasme onthaald door zowel auteurs als
beroepsgroep. Het winnende manu-
script werd geselecteerd door een onaf-
hankelijke commissie bestaande uit drie
clinici, welbespraakt op het gebied van
diergeneeskunde en chirurgie:
Prof C. M. Mortellaro - Milaan (Italië)
Prof L. Brunnberg - Berlijn (Duitsland)
Prof R. Lobetti - Pretoria (Zuid-Afrika)

In 1995 heeft de lams Company de zo-
genaamde lams Company Award geïn-
stalleerd voor het beste klinische artikel
gepubliceerd in een Europees dierge-
neeskundig tijdschrift. Door middel van
deze award wil de lams Company de
diergeneeskundige auteurs stimuleren
om de veterinaire beroepsgroep te die-
nen door het publiceren van klinisch re-
levante artikelen in diergeneeskundige
tijdschriften.

-ocr page 181-

VAN DE CIE BEVORDERING DIERGENEESKUNDIG EN
VERGELIJKEND ZIEKTEKUNDIG ONDERZOEK

De Cie BDVZO stelt het op prijs de le-
den van de KNMvD op de hoogte te stel-
len van haar inzet om onderzoek op de
terreinen van diergeneeskunde en verge-
lijkende ziektekunde te helpen stimule-
ren. Het beleid van de Cie BDVZO is er
op gericht haar gelden aan te wenden
voor het onderzoek zelf en niet voor bij-
komende kosten. Dit jaar (1999) werden
de volgende aanvragen ondersteund:

1. Prof dr. M.A.M. Taverne voor een
onderzoek naar het patroon en de
regulatie van de oxytocine-release
bij de hond. Het onderzoek wordt
gedaan door de studente uit het ex-
cellent tracé binnen de studie dier-
geneeskunde: Manon Klarenbeek
ƒ 10.000,-.

2. Prof dr. B.A. van Oost en drs. H.S.
Kooistra voor een onderzoek be-
treffende de moleculaire basis van
hypophysaire dwerggroei bij de
Duitse herder ƒ 7.500, -.

3. Drs. M. Sevinga voor een onder-
zoek betreffende retentio secundi-

narum bij Friese merries: ƒ 7.500,-.
Ten behoeve van één aanvraag werd
ƒ 7000,- gereserveerd. Het betreft een
langlopend project, waarvoor gelden
voor het eerste jaar zijn aangevraagd.
Het geld zal beschikbaar gesteld wor-
den zodra voldoende duidelijk is dat
ook voor de resterende jaren financie-
ring wordt gevonden.
Drie aanvragen werden afgewezen.

Namens de Cie BDVZO.
de secretaris P. Zwart.

ZIEKTE VAN LYME MAAKT STEEDS MEER SLACHTOFFERS

WAARSCHUWEN VOOR TEKEN

Bij besmetting door een teek krijgt 50
procent van de patiënten een rode,
ringvormige huiduitslag rondom de
beet, vaak zo groot als een schoteltje.
Dat is één van de eerste symptomen
van de ziekte van Lyme. Daarna ko-
men mogelijk klachten als vermoeid-
heid, ontstekingen aan de gewrichten
en verlammingen in het gezicht. Her-
senvliesontsteking is een verschijnsel
dat in latere stadia van de ziekte kan
voorkomen. De ziekte van Lyme is
met antibiotica te behandelen, mits zij
op tijd herkend wordt.

De volgende punten zijn van belang
om de ziekte te voorkomen:

* Houd het lichaam zoveel mogelijk
bedekt in bosrijke gebieden en in de
duinen.

* Neem na een wandeling een douche
en controleer uw lichaam regelmatig
op tekenbeten (in de vakantie dage-
lijks).

* Als u gebeten bent, verwijder de
teek dan alleen met een speciaal
hiervoor ontwikkeld, roestvrijstalen

pincet.

* Verdoof de teek absoluut niet met al-
cohol, olie of nagellak. U loopt dan
het risico dat de teek zijn maag- en
darminhoud injecteert in de wond,
waardoor juist infectie kan ontstaan.

* Noteer de datum waarop u gebeten
bent, zodat u die bij bovengenoemde
symptomen kunt melden aan uw
arts.

De Stichting SAAG geeft een gratis
brochure uit, te bestellen op het adres:
Postbus 160, 1540 AD Koog aan de
Zaan. Ook een compleet tekenverwij-
dersetje \'teek it easy\' is op dit adres te
bestellen door een volledig ingevulde
eurocheque of girobetaalkaart ten be-
drage van f 17,95 naar hetzelfde adres
te sturen. Neem ook eens een kijkje op
de internetpagina van Stichting
SAAG: http://www.saag.nl.

De Stichting Samenwerkende Artsen en Adviesorganisaties in de Gezond-
heidszorg (SAAG) vraagt waar zij kan aandacht voor de ziekte van Lyme en
wil vooral preventief waarschuwen voor het gevaar van teken. Ook u als die-
renarts kunt hierin een rol spelen door uw cliënten advies te geven waar zij op
moeten letten als zij met hun hond gaan wandelen in de duinen of de bossen.

WEERWOORD SLAPPENDEL OP
COMMENTAAR VAN DE HOOFD-
REDACTIE\'

GEEN WOORD VER-
KEERD OF TE VEEL

Geachte lezers.

Te oordelen naar de ingezonden reacties
in de mbriek \'Actua\' heeft mijn redac-
tioneel artikel over altematieve behan-
delwijzen nogal wat losgemaakt. Dat
was de bedoeling en van het enigszins
provocerend karakter was ik mij be-
wust. Naar aanleiding van het artikel
stopte iemand mij een recent exemplaar
van het \'Actieblad tegen de kwakzal-
verij\'(7) toe. Daarin staan de belangrijk-
ste rechterlijke uitspraken in de zaak
Houtsmuller versus Renckens. Daarvan
was één mij nog niet bekend (ik citeer):
\'Bij de beoordeling van de vraag of de
uitlatingen van Renckens c.s. jegens
Houtsmuller onrechtmatig zijn, staat
voorop dat de vrijheid van meningsui-
ting met zich mee brengt dat de vorm
van een openbare discussie over medi-
sche behandelmethoden van kanker vrij
is. Deze vrijheid houdt tevens in, gelet
op het grote algemene belang van ge-
zondheid dat daarmee gemoeid is, dat er
in een dergelijke openbare discussie met

-ocr page 182-

krachtige bewoordingen kan worden
gewerkt, teneinde een eigen standpunt
kracht bij te zetten\' (einde citaat). Ver-
vang \'behandelmethoden van kanker\'
door \'altematieve behandelwijzen\' en
ziedaar mijn motivering alsmede de
rechtvaardiging voor de teneur van mijn
artikeltje. Ik had het niet mooier kunnen
zeggen.

Maar laat ik eerst duidelijk stellen dat ik
mijn artikel op persoonlijke titel heb ge-
publiceerd, dus niet namens maar als lid
van de Hoofdredactie. Dat ik niet na-
mens de KNMvD heb geschreven is
evident.

De schrijvers van de ingezonden reac-
ties ben ik dankbaar voor hun commen-
taar. Ze bieden mij daarmee gelegen-
heid het beknopte artikeltje toe te
lichten.

Collega Brouwer werpt zich op als zeer
kritisch \'en dus objectief beschouwer
van de altematieve geneeskunde. Niet
kritisch genoeg naar mijn mening. Het
gaat hem te ver homeopathie met andere
altematieve geneeswijzen onder één
noemer \'kwakzalverij\' te brengen. Ik
deed dit in navolging van de rechter die
stelde (ik citeer): \'In de wandeling
wordt in de medische wereld een behan-
deling, waarvan in geen enkel opzicht is
bewezen dat zij de beweerde werking
heeft, betiteld als kwakzalverij\'(7). Ik
zal trachten te verduidelijken waarom er
mijns inziens ook inhoudelijk nauwe-
lijks verschil is met andere altematieve
behandelwijzen.

Homeopathie is grotendeels gebaseerd
op twee hypotheses, die 200 jaar ge-
leden zijn verkondigd door de arts
Hahnemann (2,3,6). Ten eerste het simi-
lia-principe: gelijke zaken worden gene-
zen door gelijke middelen (similia simi-
libus curentur). Dit principe ontsproot
aan het brein van Hahnemann toen hij
door een iets te grote hoeveelheid quin-
ine gedrogeerd, bij zichzelf verschijnse-
len waarnam die leken te passen bij ma-
laria, hoewel hij daar niet mee was
geïnfecteerd. Gezien de geringe kennis
van pathofysiologie en ziektekunde in
die tijd is zijn gedachtesprong naar het
similia-principe misschien begrijpelijk
maar tegenwoordig niet meer serieus te
nemen. Het tweede principe (doses mi-
nima) is zo mogelijk nog absurder.
Hierbij wordt er van uitgegaan dat een
medicament een krachtiger farmacody-
namische werking ontplooit naarmate
het sterker wordt verdund. Daarbij
schroomt de homeopaat zelfs niet ver-
dunningen voor te schrijven die de ge-
tallen van Loschmidt en Avogadro verre
overschrijden, dat wil zeggen verdun-
ningen waarbij het vrijwel uitgesloten is
dat zich in de oplossing nog een enkel
molecuul van het \'werkzame\' bestand-
deel bevindt. Indien die theorie juist zou
blijken zou niet alleen ons medisch den-
ken maar ons gehele wereldbeeld inclu-
sief de relativiteitstheorie van Einstein
op zijn kop worden gezet. Goed, de
axioma\'s van Einstein werden aanvan-
kelijk ook met de nodige scepsis ontvan-
gen maar ze bemstten wel op een ge-
zonde redeneertrant, al is die voor de
meeste mensen nauwelijks te volgen.
Minstens zo belangrijk is dat hun juist-
heid al snel op verschillende manieren
werd bewezen. Daarentegen bemsten
het similia-principe noch de verdun-
ningstheorie op een logische gedachte-
gang en is er in de loop van twee eeuwen
nog geen spoor van bewijs voor gevon-
den.

Maar als het nu toch werkt? Wanneer
iemand de moeite zou nemen bodem-
monsters te nemen in de directe omge-
ving van de voormalige Kliniek voor
Kleine huisdieren aan de Numankade te
Utrecht, zou hij daarin waarschijnlijk
verrassend grote hoeveelheden arseni-
cum aantreffen. Dat hebben honden met
huidproblemen daar uit geplast nadat ze
door mij en mijn collegae in groten ge-
tale waren behandeld met aricyl® of li-
quor arsenicalis Fowleri. We waren er
stellig van overtuigd dat het werkte! Het
gebmik van arsenicum is in de (dier)ge-
neeskunde inmiddels volledig obsoleet,
behalve in de homeopathie. Maar wij
schreven het destijds voor omdat we niet
beter wisten, niet tegen beter weten in.
Tegenwoordig is het gebmikelijk de
werkzaamheid van een behandeling te
onderzoeken via dubbelblinde, geran-
domiseerde, klinische trials. In de
nieuwe wet op de geneesmiddelen dient
de deugdelijkheid van een medicijn in
principe op die manier te zijn aange-
toond alvorens het op de markt mag
worden gebracht. Een slimmigheidje
heeft de homeopathische middelen aan
deze wet onttrokken, zodat ze volstrekt
ongecontroleerd op de vrije markt ver-
krijgbaar zijn. Er zijn echter talrijke po-
gingen gedaan de werkzaamheid van
homeopathische middelen aan te tonen.
Zoals ik echter reeds in mijn editorial
vermeldde, heeft deugdelijk onderzoek
nog nooit van enig homeopathisch mid-
del aangetoond dat het de beweerde
werking heeft (2,3,4). Dat wil niet zeg-
gen dat een homeopathische behande-
ling nooit een gunstig resultaat lijkt te
hebben. Dat resultaat bemst dan op (a)
spontaan herstel of (b) het placebo ef-
fect. Wie niet precies weet wat dat in-
houdt moge ik verwijzen naar het artikel
\'Behandelwijzen\' van prof Rijnberk,
eerder verschenen in dit tijdschrift (4) of
naar het inleidend college \'De pretenties
van de (dieren)arts\' dat prof van Sluijs
op mijn verzoek zal aanbieden voor
plaatsing in een van de volgende edities
van het tijdschrif Placebo-effecten spe-
len in de diergeneeskunde echter geen of
nauwelijks een rol. Als de arts niettemin
een placebo-effect wil nastreven kan,
wat het \'medicament\' betreft, eenvou-
dig worden volstaan met een paar flesjes
water met etiketjes in verschillende
kleurtjes. Tijdrovende en kostbare cur-
sussen hoe de arts uit die flesjes een keus
moet maken zijn volstrekt overbodig.
Het oordeel of dit als bedrog aange-
merkt moet worden is in eerste instantie
aan de ethicus, pas in tweede instantie
aan de rechter.

Wanneer de homeopathie dus op vol-
strekt onzinnige, 200 jaar oude, nooit
bewezen theorieën bemst, en de werk-
zaamheid ervan al evenmin ooit kon
worden aangetoond, wordt het dan bij
het ingaan van de 21e eeuw juist voor
een universitair docent niet de hoogste
tijd deze geneeswijze in zijn gedachte-
goed bij te zetten in de kast van de anti-
quiteiten? En wat Jomanda betreft, haar
wijze van genezen is nooit wetenschap-
pelijk onderzocht. Misschien zou zij wel
het voordeel van de twijfel mogen ge-
nieten! Altematieve behandelwijzen on-
derrichten omdat ze niet te bestrijden
zijn is als het openen van de sluizen bij
hoog water! Minister Zalm zal toch niet
binnenkort cursussen belastingontdui-
king gaan subsidiëren? Maar verder ben
ik de Decaan dankbaar voor zijn com-
mentaar en het ook bijna helemaal met
hem en collega Kremer eens. Informatie
over altematieve behandelwijzen zou
niet beperkt moeten blijven tot een
groepje op dat moment geïnteresseerde
studenten maar een vast studie-onder-
deel moeten zijn voor alle studenten.
Maar dan wel in het kader van een colle-
gereeks \'Methodologie in de dierge-
neeskunde\'. Aan kennis op dat gebied
schort in de diergeneeskunde inderdaad
nog wel het een en ander. Een afsluitend
college \'altematieve behandelwijzen\' is
dan voldoende om goedwillende aan-
staande collegae af te houden van dubi-
euze praktijkvoering. Over behandel-
wijzen zonder wetenschappelijke on-
derbouwing kun je geen uitgebreid keu-
zevak maken. Die wetenschappelijke
onderbouwing is er niet en zal er ook
nooit komen! Immers, een altematieve
geneeswijze waarvan wetenschappelijk
wordt aangetoond dat ze goed is onder-

-ocr page 183-

bouwd, houdt per definitie op alternatief
te zijn.

De opmerking van collega Brouwer be-
treffende mijn \'vermeende en niet met
argumenten aangetoonde indoctrinatie
op middelbare scholen\' is nogal kort
door de bocht. Ik had nadrukkelijk de
onverdachte bron (1) vermeld. De op-
merking, zuur of niet, was relevant in
het beknopte kader van mijn editorial.
Herhalen van alle in de oorspronkelijke
bron vermelde argumenten zou echter te
veel plaats hebben gevergd. Niets ver-
hindert een geïnteresseerde lezer even-
wel het gerefereerde artikel op te vra-
gen. Wat dat betreft is het ook jammer
dat collega Brouwer, als wetenschapper,
bij het schrijven van zijn commentaar
evenmin op de hoogte leek van de litera-
tuur waarin de wetenschappelijke waar-
de van de homeopathie zorgvuldig is
onderzocht. Alle hier aangehaalde lite-
ratuur kan ik van harte aanbevelen.
Of vele \'massa\'s\' medisch-veterinair-
biologische faculteiten in ons land en
daar buiten de Faculteit der Dierge-
neeskunde al zijn voorgegaan met in-
stelling van een keuzevak \'altematieve
geneeswijzen\' weet ik niet. Van de me-
dische faculteiten had alleen de VU een
onderwijsprogramma op het gebied van
de homeopathie. Deze faculteit heeft in-
tussen besloten aan \'deze onzin\' geen
studiepunten meer toe te kennen (5). En
of we ons aan buitenlandse faculteiten
zouden moeten spiegelen? De faculteit
in Utrecht heeft op onderwijsgebied een
goede reputatie te verliezen, zoals col-
lega Brouwer en zeker de Decaan wel
weten. In de USA is het universitair on-
derwijs in de homeopathie bijna geheel
verdwenen en wordt het zelfs niet meer
gegeven aan het \'Hahnemann Medical
College\' in Philadelphia (1).
Het advies van collega Brouwer aan de
KNMvD wekt de indmk dat hij zich
ook niet realiseert dat de doelstellingen
van de Groep Veterinaire Homeopathie
strijdig zijn met artikel 2 van de statuten
van de KNMvD. In plaats van het paard
van Troje binnen te halen zou de
Maatschappij er beter aan doen een hart
onder de riem te steken van die dieren-
artsen, die zich tot de reguliere dierge-
neeskunde beperken. Zij zijn nu waar-
schijnlijk nog in de meerderheid maar
krijgen het door de activiteiten van de
collega om de hoek steeds moeilijker.
De KNMvD zou bijvoorbeeld een mooi
initiatief kunnen nemen door een folder
of poster ter beschikking te stellen voor
de wachtkamer, waarin helder uiteen
wordt gezet waarom deze dierenartsen
zich niet met altematieve geneeskunde
bezig houden. De reactie van collega
Jacobs geeft hoop dat niet alle Neder-
landse dierenartsen de opmars van de al-
ternatieven gelaten over zich heen laten
komen.

Ik hoop dat dit weerwoord duidelijk
maakt dat in mijn redactionele artikel
van 1 juli 1999 geen woord verkeerd of
te veel stond.

Dr. R. J. Slappendel
Universitair Hoofddocent,
Lid Hoofdredactie.

LITERATUUR

1. Borst P. Tienermisleiding, Bijlage \'Weten-
schap\', NRC-Handelsblad, 24 april 1999.

2. Burgdorf WHC: What every dermatologist
should know about homeopathy (editorial).
Arch Dermatol 1996; 132; 955-8.

3. Redactiecommissie Geneesmiddelenbulle-
tin. Homeopathie: meer dan placebothera-
pie? Genecsmiddelenbulletin 1996; 30: 25-
32.

4. Rijnberk A. Modes of treatment. Aust Vet J
75 (1997) 260-1. [Vertaling in Tijdschr
Diergeneeskd 1998; 123: 81-3.]

5. Timmerman H. Geen smdiepunten meer
voor homeopathie bij de VU: hulde. Actie-
blad tegen de kwakzalverij 1998; 109(3): 9.

6. The New Encyclopaedia Britannica (Micro-
paediajlV, I5thed. 1975; 836.

7. Uitspraak kort geding Houtsmuller vs
Renckens. Actieblad tegen de kwakzalverij
1999; 110(3): 2-3.

REACTIE KNMVD

Geachte lezer,

Zelden doet een onderwerp zoveel stof
opwaaien als recent homeopathie deed
in het redactioneel artikel van de hand
van dr. R.J. Slappendel. Kennelijk
roept de term homeopathie sterke emo-
ties op. Dit bleek ook al eerder, toen de
Hoofdredactie een artikel liet plaatsen
met als onderwerp een homeopathische
behandelwijze. Evenzovele voor- als
tegenstanders maakten toen hun me-
ning kenbaar aangaande de plaatsing
van een dergelijk artikel in het Tijd-
schrift voor Diergeneeskunde.
Allereerst zij benadmkt dat discussie
hieromtrent een positieve zaak is, in
welke bewoordingen dan ook. Toch
dient er een grens in acht te worden ge-
nomen. De strekking van de laatste zin
in het weerwoord van Slappendel \'Ik
hoop dat dit weerwoord duidelijk maakt
dat in mijn redactionele commentaar
van 1 juli 1999 geen woord verkeerd of
teveel stond\', wordt dan ook niet ge-
deeld door het Hoofdbestuur.

De artikelen \'Van de Hoofdredactie\'
worden bij toerbeurt geschreven door
leden van de Hoofdredactie. De leden
schrijven dit artikel op persoonlijke ti-
tel \'zonder last of ruggespraak\'. Niette-
min wordt door het Secretariaat van de
KNMvD een laatste blik geworpen op
het artikel alvorens het Tijdschrift ter
perse gaat. Vanzelfsprekend is ook de
bijdrage van Slappendel op deze ma-
nier \'beoordeeld\'. Haarfijn werd toen
reeds de provocerende toonzetting aan-
gevoeld. Besloten is echter de bijdrage
zonder meer te publiceren. Ten eerste
is het artikel inderdaad geschreven op
persoonlijke titel; reacties zijn derhalve
voor rekening van de auteur. Ten
tweede wil de KNMvD vermijden toe-
geschreven te krijgen censuur te ple-
gen. \'Zaken te willen toedekken\' en
\'onder elkaar te willen regelen\' zijn
toch reeds hardnekkig temgkerende
gemchten die altijd weer moeilijk te
ontkrachten zijn, ondanks actieve po-
gingen daartoe.

Toch plaatst het Hoofdbestuur kantte-
keningen bij het redactioneel artikel
van Slappendel, zeker ook gezien de
toonzetting van het weerwoord van
zijn hand over hetzelfde onderwerp.
Waar Slappendel meent dat het onder-
werp - altematieve geneeswijzen en
homeopathie in het bijzonder - het ge-
bmik van dergelijke provocerende en
krachtige bewoordingen rechtvaar-
digt, laat het Hoofdbestuur de homeo-
patisch werkende dierenartsen in hun
waarde en vindt dat kritiek aan het
adres van deze beroepsgenoten te allen
tijde opbouwend en derhalve genuan-
ceerd dient te zijn.

-ocr page 184-

Tevens vindt liet Hoofdbestuur dat de
prominente plaats en de functie die het
artikel inneemt - in de rubriek Van de
Hoofdredactie - verplichtingen schept
aangaande het taalgebruik. Het is per
definitie onmogelijk, zelfs onwenselijk,
hiervoor regels te stellen, maar het moge
in dit geval duidelijk zijn dat de schrijf-
stijl \'op het randje\' was. Schrijver was
zich hier overigens van bewust, zoals
blijkt uit zijn weerwoord. De rechtvaar-
diging dat het hier \'om een groot alge-
meen belang van gezondheid gaat, zoals
bij de discussie over de behandelmetho-
den van kanker\', snijdt naar de mening
van het Hoofdbestuur geen hout. De
boodschap had, waarschijnlijk met het-
zelfde resultaat, kunnen worden overge-
bracht in nettere bewoordingen.
Tevens vindt het Hoofdbestuur dat een
dergelijk prikkelend artikel beter in de
mbriek \'Ingezonden\' past, omdat daar-
mee niet de suggestie wordt gewekt dat
de gehele KNMvD dezelfde mening is
toegedaan.

Alles heeft zijn keerzijde, daarvan is ook
het Hoofdbestuur zich bewust. Dat een
lid van de Hoofdredactie de platgetre-
den paden verlaat en met opzet de grens
van het wellevende bewandelt is niet
erg, integendeel. Het scherpt de geest en
dwingt tot het innemen van standpun-
ten. Het doet bovendien het Tijdschrift
in zijn algemeenheid goed, doordat het
wordt gelezen en gebruikt als platform
om meningen weer te geven. Het zou -
letterlijk - vervelend zijn geweest als dit
redactioneel artikel reeds vóór publica-
tie in de papiermand zou zijn beland.

dr. Tj. Jorna,
algemeen secretaris KNMvD.

REACTIE VAN DE GHWD

Geacht Hoofdbestuur,

De bijdrage van collega Slappendel aan
de rubriek \'Van de Hoofdredactie\' in
het Tijdschrift voor Diergeneeskunde
van 1 juli 1999, heeft het bestuur van
de Groep Homoeopatisch-werkende
Dierenartsen (van de KNMvD!) doen
besluiten hierover zijn ongenoegen en
verontwaardiging uit te spreken.

Het bevreemdt het GHwD-bestuur ten
zeerste dat een dergelijk stuk, dat inhou-
delijk en ook door de daarbij geplaatste
foto niet uitblinkt in een genuanceerde
en onderbouwde mening waarin kennis
van zaken doorklinkt met betrekking
tot altematieve geneeswijzen, in het
Tijdschrift juist in de rubriek \'Van de
Hoofdredactie\' kon verschijnen. Het
staat iedere collega en dus ook collega
Slappendel vrij om in de vorm van een
ingezonden brief zijn - het liefst gefiin-
deerde - kritiek op welk gebied dan ook
te uiten in het Tijdschrift voor Dierge-
neeskunde.

Het misbruiken van de mbriek \'Van de
Hoofdredactie\' door collega Slappen-
del voor deze doeleinden, doet naar de
mening van het GHwD-bestuur afbreuk
aan de kwaliteit van het Tijdschrift. Het
GHwD-bestuur zou dan ook gaame
zien dat het Hoofdbestuur van de
KNMvD en de Hoofdredactie van het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde stap-
pen ondernemen om dit soort uitlatin-
gen van welk lid van de Hoofdredactie
dan ook op deze plaats in het Tijdschrift
in de toekomst te voorkomen.

Met collegiale groet,

Groep Homoeopatisch-werkende
Dierenartsen,
dr. Vera Baumans, voorzitter,
mr. drs. Gérardo Th.A. Menges,
.secretaris.

OIBIBIO-ACHTIGE REACTIES

Geachte Redactie,

Wat zullen we nou krijgen? Zegt een
collega in een artikel van de Hoofd-
redactie TvD waar het op staat inzake
de homeopathie, krijgen we Oibibio-
achtige reacties! Behalve die van col-
lega Jacobs, uiteraard.
Dus: misschien maar eens terug naar
de basis. Dierenartsen oefenen een be-
roep uit, dat gebaseerd is op een we-
tenschappelijke denkwijze. Zij hebben
voor een opleiding terzake gekozen.
Deze wordt gegeven op een universi-
teit en maakt de grondslag vanaf dag 1
duidelijk. Als zij deze opleiding met
succes voltooien krijgen zij een be-
schermde titel. Deze verschaft hun
rechten, maar ook plichten. De plicht
is dat zij cliënten die hen, op basis van
die titel, hun vertrouwen schenken,
impliciet verzekeren dat hun diensten
gebaseerd zijn op die wetenschappe-
lijke denkwijze. Sterk vereenvoudigd
mogen de cliënten er van uitgaan, dat
hun diensten onder andere gebaseerd
zijn op enkele criteria:

- of de behandeling heeft een achter-
grond waarvan het mechanisme naar
de huidige stand van zaken bekend
is;

- of de behandeling is in een gecontro-
leerd onderzoek vergeleken met een
placebo en er is een statistisch duide-
lijk positief verschil;

- of, bij voorkeur, beide.

Homeopathie is een werkwijze, die zich
aan bovenstaande criteria wenst te ont-
trekken. Er worden andere gedachten
gekoesterd. En omdat het allemaal van
ver voor onze tijd dateert, citeer ik maar
uit de Winkler-Prins derde editie
(1908): \'De eerste grondslagen dezer
geneeswijze\' publiceerde Hahnemann
in 1796 in het opstel \'Versuch über ein
neues Prinzip zur Auffindung der Heil-
kräfte der Arzneisubstanzen, nebst eini-
gen Blicken auf die bisherigen.\' Hij lan-
ceert dan de gedachte \'Similia similibus
curantur\' omdat hij vond dat hij, bij het
innemen van kinine, dezelfde klachten
kreeg als iemand met wisselkoorts.
Tweede citaat uit dezelfde bron: \'Veel
bestrijding vond Hahnemann\'s theorie

-ocr page 185-

van de grotere werkzaamheid van zoge-
naamde potentiële artsenijmiddelen; hij
nam namelijk aan, dat de voor het ver-
mengen en fijnwrijven benodigde
spierkracht der armen zich aan de ge-
neeskrachtige preparaten meedeelt en
hun werkzaamheid verhoogde.\' Tja, je
gelooft je ogen en oren niet; en toch zijn
er vandaag de dag veel dierenartsen die
deze onzin verkopen.
Want, dames en heren, laten wij ons-
zelf niet een rad voor de ogen draaien:
verkopen is het sleutelwoord. Homeo-
pathie is handel, getuige ook het feit
dat firma\'s de homeopathische princi-
pes met voeten treden en dmppeltjes
tegen de jeuk, de hernia, de slechte
botten, de beroerde ogen etcetera etce-
tera op de markt brengen. Was er niet
een Hahnemann-regel, dat de indivi-
duele patiënt voor zijn specifieke
klacht een specifiek verdunninkje toe-
gediend moest krijgen? Maar: \'het is
natuurlijk, er zijn geen bijwerkingen\'
dus dat doet het wel. Maar prof dr. P.
Peters voegde bij zijn proefschrift al de
stelling \'Een geneesmiddel zonder bij-
werking heeft geen hoofdwerking\'.
Dus: handel, met een onhoudbaar
denkwereldje als achtergrond. Onze
beschermde titel, onze beroepsgroep
in een verdacht licht stellend en on-
waardig. De tijd is rijp om te besluiten:
wat willen wij zijn? Verkopers van
kleine flesjes geconcentreerde jenever
met niks of dierenartsen?

Amhem, 25 augustus 1999
Dr. P.H.A. Poll

OPLAAIENDE DISCUSSIE

Geachte redactie.

Met meer dan normale belangstelling
(ik ben bestuurslid van de Vereniging
tegen de Kwakzalverij) heb ik kennis
genomen van de oplaaiende discussie
over (het onderwijs in) altematieve ge-
neeswijzen in de diergeneeskunde in het
algemeen en de positie van de Groep
Homeopathisch-werkende Dierenartsen
van de KNMvD in het bijzonder. Het is
de verdienste van collega dr. R.J.
Slappendel - maar van een redacteur van
een wetenschappelijk tijdschrift mocht
eigenlijk niet minder verwacht worden -
dat hij haarscherp aanvoelde dat de uit-
spraak in de zaak-Houtsmuller ook con-
sequenties zou moeten hebben voor de
toepassing van altematieve geneeswij-
zen in de diergeneeskunde. Uit de inge-
zonden reacties valt helaas af te leiden,
dat niet iedereen is doordrongen van het
feit dat het met collegiaal respect behan-
delen van collega\'s die onzinnige be-
handelwijzen toepassen de normale in-
tercollegiale omgangsvormen schaden.
Wil de diergeneeskunde zijn academi-
sche status veiligstellen, dan is intellec-
tuele intolerantie voor absurde theorieën
en behandelwijzen mijn inziens op den
duur heilzamer dan ambtsbroederlijk re-
spect voor de aanbieders ervan. Ik reali-
seer mij terdege dat dit \'op den duur\'
nog ver weg ligt. Zo doet bijvoorbeeld
bijna iedere buurtcollega van mij wel
iets in homeopathie en is de Groep
Homeopathisch-werkende dierenartsen
helaas een erkende groep binnen de
KNMvD.

Kremer en Cornelissen verdedigen het
keuzevak altematieve geneeswijzen
aan de Utrechtse faculteit en aan hun
kritische grondhouding twijfel ik geen
moment. Zij willen hun studenten wij-
zen op het gebrek aan wetenschappe-
lijke onderbouwing van die altema-
tieve behandelwijzen: het lijkt mij
efficiënter om hen bij te brengen, dat
er onderwijs wordt gegeven in weten-
schappelijk gefundeerde diergenees-
kunde. Als men alles wil ontzenuwen
wat nu of in het verleden is gepropa-
geerd zonder afdoende wetenschappe-
lijke fundering, dan is het curriculum
te kort. Er komt bovendien vrijwel we-
kelijks een nieuwe altematieve ge-
neeswijze bij! En zoals aan studenten
geologie geen wichelroede-les wordt
gegeven en aan studenten sterren-
kunde geen astrologie, zo kan de dier-
geneeskundige faculteit zijn studenten
kortweg wijzen op het feit dat elk be-
wijs voor de werkzaamheid van alter-
natieve geneeswijzen ontbreekt.

Krachtig verschil ik echter van mening
met collega Brouwer, die de doelstel-
ling van de Groep Homeopathisch-
werkende dierenartsen \'volstrekt legi-
tiem\' acht. Hij wil de malafide
homeopaten terwille van de zuiverheid
van de discussie buiten beschouwing
laten, maar ik vind de bonafide homeo-
paat in menig opzicht een even zorge-
lijker figuur dan zijn malafide pendant.
Iemand die in volle emst behandelin-
gen toepast waarvan de werkzaamheid
niet alleen onbewezen is, maar die bo-
vendien bemsten op anatomische on-
zin (acupunctuur) of farmacologische
onzin (homeopathie: hoe minder stof,
hoe groter effect en: zelfs afwezige
moleculen hebben nog effect) is on-
deskundig en dat is een (dieren-)arts
naar mijn mening emstig aan te reke-
nen.

Bonafide of niet: dierenartsen die der-
gelijke behandelwijzen toepassen ma-
ken zich schuldig aan kwakzalverij,
zoals uit het Amsterdamse vonnis is af
te leiden. De rechter rekende Houts-
muller zijn uitspraken scherper aan
omdat hij als arts beter had horen te
weten! Dat principe geldt
mutatis mu-
tandis
natuurlijk ook voor de acade-
misch opgeleide dierenarts. En hoewel
Houtsmuller door zijn gejok de schijn
wel heel erg tegen had: ik acht het toch
niet helemaal uitgesloten dat hij zelf
gelooft in de werking van zijn kwak-
zalversmiddelen.

De bewering van Brouwer dat er aan
de Vrije Universiteit op prima wijze
onderricht in altematieve geneeskunde
wordt gegeven, blijft voor zijn reke-
ning. Het privaat-docentschap homeo-
pathie (een erfenis van Abraham
Kuyper) is er zeer omstreden en vormt
een keuzevak dat slechts door weini-
gen wordt gevolgd. Verder is er af en
toe aandacht voor altematieve genees-
wijzen binnen medisch-filosofisch ge-
tinte colleges en inderdaad: de altema-
tieve geneeswijzen zijn prototypes van
pseudowetenschap en kunnen goed als
voorbeeld fungeren.

l.H. Harms,

penningmeester Vereniging tegen de
Kwakzalverij.

-ocr page 186-

Zoals blijkt uit zijn weerwoord op inijn
brief (TvD 1999; 124 (14-15): 451) is
collega Noordhuizen goed op zijn ziel
getrapt. Anders zou hij niet nogmaals
zo uitgebreid de winkel aanprijzen.
Bovendien orakelt hij, als een begaafd
kamergeleerde, een aantal meningen
die onwaar en kwetsend zouden kun-
nen zijn. Ik zou niet goed kunnen lezen
of begrijpen en had meer moeten we-
ten. Daarbij ben ik arrogant en zie ik
niet de reikwijdte en de kansen van het
certificeringstraject. Zou ik mij, als dat
zo was, in het Satellietproject hebben
ingezet en er mee doorgaan?
Het enige relevante wat ik Noordhuizen
vroeg was een academische analyse te
maken over de kwetsbaarheid van de
industriële veehouderij. Bijvoorbeeld
iets over de landbouwprijsontwikkeling
en de welzijnsaspecten van dier en
mens. Of het persisteren van infecties
en het mogelijke ontstaan van nieuwe.
En wist Noordhuizen van het KNMvD-
rapport inzake de quotering van het
aantal dieren per verzorger? En hoe
denkt hij dit alles de gemiddelde
Nederlander duidelijk te maken?

Maar eigenlijk heeft hij het antwoord
al gegeven: bedrijfsleven en overheid
zijn de klanten van de dierenartsen in
het nieuwe millennium. En de boer, hij
ploegde voort.

A.G.G. Kok

DE TOEKOMSTDIERENARTS (II)

DE TOEKOMSTDIERENARTS II

(laatste, afsluitende reactie van J.P.T.M. Noordhuizen)

Ondergetekende is niet op zijn ziel ge-
trapt door de reactie, collega Kok kan
gerust zijn. Ondergetekende vond het
alleen maar jammer dat iemand, die al
geruime tijd in de praktijk meedraait,
op deze wijze en met de eerder door
hem aangehaalde punten meende te
moeten reageren op het traject van cer-
tificering. De tijd van Ot en Sien is
voorbij, hoeveel nostalgische emoties
die ook maar teweeg moge brengen bij
sommigen. De toekomst is onzeker en
daarom door sommigen bedreigend
geacht; bedreigingen kunnen ook als
kansen en uitdagingen worden gezien,
dat is de positieve ondertoon van mijn
betoog.

Een academische analyse over de
kwetsbaarheid van de industriële vee-
houderij - zoals collega Kok mij vroeg
- zal ik
niet maken. Vooral omdat er al
zoveel over is gezegd. Ondermeer in
de eerder door mij aangehaalde rap-
porten en scenario-studies over ont-
wikkelingen in de veehouderij. Ik zal
die niet nog eens aanhalen, maar ik
hoop dat collega Kok die zal lezen.
Met name de meer sociologisch ge-
tinte rapporten spreken dezelfde zorg
uit die collega Kok lijkt te koesteren
bij de industriële veehouderij. Geluk-
kig wijzen die rapporten ook op de mo-
gelijkheden van de geïntegreerde, de
ecologische veehouderij of andere
vormen van veehouderij om - anders
dan de industriële veehouderij - de
veehouderij dichter bij de mensen te
brengen of te houden. De boer kan dus
inderdaad, zoals hij als doet door zich
steeds aan te passen aan nieuwe om-
standigheden, voortploegen.

J.P.T.M. Noordhuizen

AANGIFTEPLICHTIGE

BESMETTELIJKE

DIERZIEKTEN

In Nederland zijn in de periode van 1
tot en met 31 juli 1999 de volgende ge-
vallen van een aangifteplichtige, be-
smettelijke dierziekte geconstateerd:

In het werkgebied van RVV-kring
Noord één geval van scrapie.

In het werkgebied van RVV-kring
Noord-west één geval van scrapie en
één geval van rabiës bij een vleermuis.

BANDEN TVD

Op het secretariaat van de KNMvD zijn de banden voor het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde 1999 voorradig. De prijs beï-aagt ƒ 30,- (inclusief 17,5% BTW en verzend-
kosten). Hieronder treft u een overzicht aan van de banden die eveneens nog voorradig zijn, met
daarbij behorend kostenoverzicht. U kunt de banden schriftelijk, per fax of per e-mail bestel-
len onder vermelding van \'Banden\' en de jaargang. Met uw bestelling krijgt u een nota met
acceptgiro thuisgestuurd. Stuur uw bestelling naar; KNMvD, Postbus 14031, 3508 SB
Utrecht, of fax uw bestelling: 030-2511787. E-mail: bestellingen@knmvd.nl

VOORRADIG

Banden 1999, 1998, 1997, 1995,
1994, 1993 en 1992: ƒ 30,- (inclu-
sief 17,5% BTW). Banden 1991:
ƒ 26,45 (inclusief 17,5% BTW)

NIET MEER VOORRADIG
Banden 1996, 1990, 1989 en 1988.

-ocr page 187-

NAJAARSDAG 1999:
GRENSVERLEGGEND

De laatste Najaarsdag van dit millennium, op zaterdag 20 november 1999, wil de Groep Geneeskunde
Gezelschapsdieren aangrijpen om met een korte terugblik te bekijken hoe het met de ontwikkelingen in de dierge-
neeskunde is gegaan. Daarnaast zal volop vooruit gekeken worden naar de nieuwste inzichten binnen de diverse
disciplines van de geneeskunde van het gezelschapsdier: trends die zich niets van een echte eeuwwisseling aantrek-
ken maar wel degelijk grensverleggend zijn!

Mede dankzij de sponsoring van Mycofarm hoopt de GGG er weer in geslaagd te zijn een aantal uitstekende en interes-
sante sprekers uitgenodigd te hebben, die zowel vernieuwende als praktische onderwerpen zullen presenteren. Zoals ge-
bruikelijk vindt dit jaarlijkse nationale congres van de GGG weer plaats in Congrescentrum De Reehorst te Ede.

^Mycofarm mmm

OOG VOOR DE PRAKTIJK

Nadere bijzonderheden zullen nog volgen, maar aanmelden is uiteraard
al mogelijk via ons e-mailadres: mhovius@vetweb.org.

TWEEDE LUSTRUM VETERINAIR HISTORISCH
GENOOTSCHAP TIJDENS JAARCONGRES

longressen en cursussen

Het Veterinair Historisch Genootschap gedenkt dit jaar dat het tien jaar gele-
den werd opgericht. Het lustrum wordt gevierd met een symposium, dat tij-
dens het Jaarcongres 1999 van de KNMvD in het Congrescentrum \'Konings-
hor te Veldhoven wordt gehouden en wel op vrijdagmiddag 15 oktober 1999
van 14.00 tot 17.00 uur. Het thema van het symposium is:
\'KIJK OP DIEREN;
het dier als inspiratiebron voor kunstenaars\'\'.
Drie sprekers zijn uitgenodigd
om een inleiding met lichtbeelden te verzorgen.

Mevrouw drs. F.F.J.M. Pieters, con-
servator van de Artis Bibliotheek, UvA,
Amsterdam:
\'De dieren in de Amster-
damse menagerieën rond 1700\'.
Sinds mensenheugenis is er interesse
geweest in wilde dieren uit andere
landen. Op jaarmarkten en kermissen
trokken exotische dieren zoals olifanten,
neushoorns, apen en slangen steeds
veel belangstelling. De nieuwsgierig-
heid naar deze dieren werd aangewak-
kerd door berichten van reizigers en
zeevaarders. De ontwikkeling van de
handel en scheepvaart is de basis ge-
weest voor het ontstaan van meer per-
manente exposities van exotische die-
ren. Deze dierenverzamelingen ont-
wikkelden zich tot menagerieën, de
voorlopers van de dierentuin. In de 17e
en 18e eeuw waren in ons land de West-
en Oost-Indische Compagnieën meestal
de leveranciers van deze dieren. Hun
schepen namen, op bestelling of als ca-
deau van een hoogwaardigheidsbekle-
der, levende of opgezette dieren mee.
Deze menagerieën en de daaraan ver-
bonden kabinetten waren ook van groot
belang voor de studie van de natuurwe-
tenschappen en zijn daamaast altijd een
grote bron van inspiratie voor kunste-
naars geweest. Echter, niet alleen weten-
schappers en professionele beeldende
kunstenaars uit de 17e en 18e eeuw wer-
den gegrepen door de vormenrijkdom
van de tentoongestelde dieren, maar ook
amateurs - in die tijd ook wel \'curieuze
liefhebbers\' genoemd - legden hun ver-
wondering bij het zien van allerlei exo-
tisch gedierte met pen en penseel vast.

De heer S. Fuks, collectiebeheerder
van het Museum voor Natuur- en Wild-
beheer, Kasteel Doorwerth te Door-
werth:
\'Dieren als symbolen op jacht-
stillevens\'.

Aanvankelijk was het dier een religieus
symbool maar het kreeg daamaast ook
betekenis om de sociale positie van zijn
eigenaar aan te geven. De schilderkunst
heeft hier veel gebmik van gemaakt. Zo
wordt de jachtvogel vaak afgebeeld op
portretten van de middeleeuwse adel en
heeft de IJslandse giervalk letterlijk
een koninklijke status verkregen. In de

-ocr page 188-

Republiek der Verenigde Nederlanden
werden de patriciërs vaak met hun
windhonden afgebeeld, als teken van
hun verworven rechten; zij waren opge-
klommen tot rechthebbenden om de
\'lange jacht\' te mogen beoefenen. Via
de \'emblemata\', zinnebeeldige prenten
voorzien van korte verklarende teksten,
neemt de spreker ons mee naar het
Hollandse Jachtstilleven. Ogenschijn-
lijk lijkt dit op een samenraapsel van een
aantal voorwerpen en van levende en
dode dieren, waarvan men op het eerste
gezicht geen onderling verband ver-
moedt. Gaat men echter deze voorwer-
pen en dieren analyseren, dan kan toch
een verband worden gelegd en kan de
symboliek van het afgebeelde op onder-
delen worden verklaard.

Prof. dr. H. Meyer, oud-hoogleraar/di-
recteur van het Instituut voor Diervoe-
ding, Tierärztliche Hochschule Hann-
over, Duitsland:
\'Wie sehen Künstler
fressende Tiere?\'

Voedselopname en voortplanting zijn
de voornaamste kenmerken van levende
organismen. Sinds de mens dieren tot
huisdier heeft gemaakt, heeft hij ook de
verantwoordelijkheid voor hun voede-
ring. Deze dagelijkse verzorging leidt

Geachte collegae,

Na een prachtige zomer en voor velen
de zomervakantie beginnen ook bij ons
de nieuwe programma\'s weer. Onze
nieuwe brochure voor het komend na-
jaar bericht over alle de cursussen die
we u gaan bieden. We hopen dat we
voor iedereen voldoende opgenomen
hebben. De eerste aanmeldingen ko-
men inmiddels alweer binnen en ieder-
een die nog geen blik heeft kunnen
tot een sterke band tussen mens en dier.
Kunstenaars hebben door de eeuwen
heen getracht de voedselopname van de
huisdieren vast te leggen en er op een
kunstzinnige wijze vorm aan te geven.
In alle tijden vinden we de meest uiteen-
lopende motieven terug. Vaak wordt als
in een genre-stuk het gebeuren puur nar-
ratief uitgebeeld, waarbij tevens de be-
doeling voorzit om de mens-dier-inter-
actie te karakteriseren. Veel kunstenaars
grijpen echter dieper en kennen aan de
voedselopname een symbolische bete-
kenis toe, hetzij ironiserend of om de
zorg dan wel de strijd om het bestaan tot
uitdrukking te brengen. In andere voor-
stellingen maakt het primair dierlijke
gebeuren plaats voor esthetische ge-
zichtspunten in de vormgeving.
Aan de hand van ongeveer 50 afbeeldin-
gen uit 50 eeuwen zullen de diverse as-
pecten van het onderwerp worden toe-
gelicht. De lezing wordt in de Duitse
taal uitgesproken.

De leden van het Veterinair Historisch
Genootschap hebben persoonlijk een
uitnodiging voor dit symposium ontvan-
gen. Deelnemers aan het KNMvD-
Jaarcongres en/of hun partners zijn ook
van harte welkom.

werpen in het programma adviseren we
daar niet te lang mee te wachten. Het is
altijd prettig om ook daadwerkelijk die
cursussen te kunnen doen die je aan-
spreken zonder achter het net te hoeven
vissen.

Voor de maand september hebben we
drie nieuwe cursussen.

Allereerst het programma rond het af-
scheid van prof. dr. van Miert. Per I ok-
tober 1999 neemt hij officieel afscheid
van de Faculteit der Diergeneeskunde.
Iedereen is echter in de gelegenheid op
30 september 1999 nog een interes-
sante lezing aan te horen over het ge-
bruik van antibiotica en GVP. (99/915:
Dierenarts, diergeneesmiddelen en
GVP, donderdag 30 september 13.30 -
17.00 uur) Professor van Miert heeft
vele PAO-D cursussen gegeven en is al
jaren lid van het algemeen bestuur van
de stichting PAO-D. Het is logisch dat
we deze laatste PAO-D cursus extra
feestelijk gaan afsluiten met een recep-
tie waarbij ook alle cursisten van harte
welkom zijn.

NEUROLOGIE: EEN

ONDOORGRONDELIJK

VAKGEBIED?

Heeft u ook zoveel moeite met de
behandeling van neurologische pa-
tiënten? Dan is het de moeite
waard om de Studiedag Neurologie
van de European Society of Ve-
terinary Neurology te bezoeken op
donderdag 23 september 1999. Of
zelfs naar het ESVN/ ECVN-con-
gres te gaan op vrijdag 24 en zater-
dag 25 september. Gerenommeer-
de sprekers kunnen u meer wegwijs
maken in de neurologie. Voor de-
tails over dit programma verwijzen
wij naar pagina 389 van het TvD
(aflevering 12,15 juni 1999).

Inlichtingen kunt u krijgen bij
Paul Mandigers. Postbus 80.154,
3508 TD Utrecht (fax 030-
2518126; e-mail P.J.J. Mandigers
@vet.uu.nl) of Lisette Overduin,
Boxtelsebaan 6, 5061 VD Oister-
wijk (fax 013-528491; e-mail:
derkxove@tref.nl).

Onder leiding van de heren Counotte en
de Wit van de GD Deventer en Loeffen
van de GD Boxtel hebben we twee inte-
ressante middagen over interpretatie
van de bloeduitslagen bij varkens
(99/306:21 september 1999, Boxtel) en
bij pluimvee (99/404: 29 september
1999, Deventer). Vanuit casuïstiek, op
basis van vooral respiratoire proble-
men, proberen zij inzicht te geven in
welke factoren er meewegen bij de in-
terpretatie van de bloeduitslagen. Denk
hierbij aan de kennis over de agentia,
incubatieperiodes, ziektebeelden, om-
standigheden op het bedrijf en vooral
ook de relevantie van de steekproef-
grootte. Bovendien spelen factoren als
de invloed van vaccinaties en de daarbij
behorende seroprevalenties in de tijd.
Kortom serologic zal weer een boeiend
onderwerp blijken waarover lang nog
niet alles bekend is. Ook hier zal de up-
date voor iedereen, werkzaam in het ge-
bied, de moeite waard zijn.

-ocr page 189-

LUCAS ZEGERS

Op 21 februari 1999 is onze vriend
Lucas Zegers, na een ziekbed van en-
kele weken, overleden. Op bewonde-
renswaardige wijze had hij reeds een
groot aantal jaren weerstand geboden
aan een andere ernstige kwaal.

Hij werd geboren in Assen in 1925,
doorliep daar het gymnasium waar hij
zijn latere vrouw Sylvia Nieuwland
leerde kennen. In 1946 ging hij, enthou-
siast gemaakt door het contact met de
plaatselijke collega, naar Utrecht om
diergeneeskunde te studeren. Naast zijn
studie heeft hij genoten van het studen-
tenleven en niet te vergeten van zijn ge-
liefde hockeysport. Samen met Sylvia
werd die beoefend bij de club Voordaan.

Na het afronden van zijn studie, tijdens
welke hij ook nog actief was als inse-
minator bij de KI, nam Luuk in mei
1953 de vrijgekomen plattelandsprak-
tijk in het Friese Tijnje over en trad
een maand later in het huwelijk.
Het paar paste zich snel aan in deze
kleine gemeenschap. De contacten met
cliënten, hoofdzakelijk melkveehouders,
en buurtcollega \'s waren uitstekend.
Vooral de samenwerking met de prak-
tijk in Gorredijk verliep erg plezierig.

Uit het gelukkige huwelijk werden in
Tijnje vier kinderen geboren, waarvan
de drie meisjes met veel succes de ge-
liefde sport van hun ouders hebben be-
oefend en de zoon, wat betreft de stu-
die, in de voetsporen van zijn vader is
getreden. Ook op maatschappelijk ge-
bied is Luuk in Tijnje actief geweest.
Een aantal jaren maakte hij deel uit
van het Afdelingsbestuur van de
KNMvD, totdat hij in 1966 besloot een
tweede facet van zijn vak te gaan bekij-
ken. Hij vertrok naar Groningen om
daar onderdirecteur van het slacht-
huis te worden. Dit was het begin van
zijn ambtelijke loopbaan.

In oktober 1968 volgde zijn benoeming
tot directeur van het Groningse slacht-
huis. Hij ontwikkelde zich verder in de
vleeskeuring door stages en studierei-
zen naar Zweden en de USA. Hij bleek
een bekwaam leidinggever te zijn.
Tijdens dit directeurschap was hij te-
vens plaatsvervangend Inspecteur van
de Veterinaire Dienst, rijkskeurmees-
ter, rijkskeuringsdierenarts, hoofd ve-
terinair markttoezicht Groningen,
hoofd cursus opleiding keurmeester
van vee en vlees, organisator en exa-
minator keurmeester laborantenoplei-
ding, leraar Slagersvakschool, leraar
bedrijfschap voor de handel in vlees en
lid van de Commissie Postuniversitair
Onderwijs Veterinaire Volksgezond-
heid. In de KNMvD is Zegers in die pe-
riode vice-voorzitter geweest van de
Vereniging Slachthuisdirecteuren en
Groep Directeuren Vleeskeurings-
diensten en heeft hij deel uitgemaakt
van het Hoofdbestuur.

Op 1 december 1974 werd hij benoemd
tot Veterinair Inspecteur Volksgezond-
heid, tevens Plaatsvervangend Veteri-
nair Hoofdinspecteur van de Volksge-
zondheid, waarna op 1 april 1984 zijn
benoeming tot Veterinair Hoofdin-
specteur volgde.

In de functie van Veterinair Hoofd-
inspecteur van de Volksgezondheid
heeft Zegers zijn bestuurlijke en strate-
gische gaven regelmatig nadrukkelijk
getoond. Hij slaagde er in om zich
goed en in een vroeg stadium te laten
informeren, hij wist op tijd de juiste
personen te benaderen en genoot van
het ambtelijke pokerspel. De veteri-
naire volksgezondheid heeft in de pe-
riode Zegers een ander gezicht gekre-
gen. Lag voor zijn tijd het accent
voornamelijk op vleeskeuring, gaan-
deweg veranderde het beeld naar de
veel bredere relatie van de volksge-
zondheid met het dier en de omgeving
daarvan. Als Hoofdinspecteur heeft
hij onderzoek op gebieden als zoöno-
sen, veterinaire milieuhygiëne, dier-
proeven en proefdieren en volksge-
zondheidsaspecten van diervoeder en
diergeneesmiddelen sterk gestimu-
leerd. Zijn medewerkers gaf hij ruim-
schoots de gelegenheid zich in deze ge-
bieden te verdiepen, zodat zijn In-
spectie op deze terreinen een voor de
volksgezondheid belangrijke rol kon
spelen. Toch bleef de vleeskeuring als
sluitstuk van de veterinaire begelei-
ding van de landbouwhuisdieren in
zijn optiek van groot belang. Zo zijn
onder zijn leiding een aantal rappor-
ten verschenen die voor de uitvoering
van de vleeskeuring van wezenlijk be-
lang zijn geweest. Van moderne ont-
wikkelingen, zoals de automatisering,
zag hij in een vroeg stadium het belang
in en hij genoot zichtbaar toen bij zijn
Inspectie de eerste computers in ge-
bruik genomen werden.

Hij was erg vereerd met de hoge
Koninklijke onderscheiding die hem in
1987 werd verleend en zag dit als een
erkenning van het functioneren van de
Veterinaire Inspectie van de Volks-
gezondheid.

Zegers was met betrekking tot ontwik-
kelingen in de diergeneeskunde en de
plaats van de dierenarts in de weten-
schap en in de samenleving zijn tijd
soms ver voor. De dierenarts als breed
opgeleid academicus kon naar zijn
mening veel terreinen overzien en
daarop een leidinggevende rol ver\\>ul-
len. De KNMvD, de Faculteit der
Diergeneeskunde en de overheid kon-
den kaders scheppen die de dierenarts
kon ontH\'ikkelen. Hij heeft het zeer be-
treurd dat hij, ook binnen de KNMvD,
in dit opzicht vaak te weinig medestan-
ders voor zijn ideeën vond.

In zijn verhouding met onze beroeps-
organisatie heeft hij zich zeer positief
en dus ook zeer kritisch opgesteld. Dit
hoorde bij zijn karakter. Zijn grote
liefde voor het beroep, zijn streven om
de diergeneeskunde en de dierenarts
meer wetenschappelijk en sociaal aan-
zien te geven, leidden ertoe dat het be-
leid van de KNMvD door hem nauw-
lettend werd gevolgd. Meende hij dat
er aanleiding was voor een waarschu-
wende opmerking, dan gebeurde dit op
de voor hem zo typerende rustige en
correcte, maar voor degene die werd

-ocr page 190-

aangesproken, zeer indringende wijze.
Dat hij zich hiermee niet alléén vrien-
den heeft gemaakt ligt voor de hand.
Daarbij moet worden vastgesteld dat
hij een eenmaal ingenomen standpunt
niet licht verliet, ook niet als het bij na-
der inzien niet geheel juist bleek te
zijn.

De jaren na zijn pensionering zijn voor
Luuk Zegers niet de gelukkigste ge-
weest. De fusie van de Veterinaire
Inspectie met de Inspectie Gezondheids
Bescherming/Keuringsdienst voor Wa-
ren in 1998 heeft hem veel zorgen ge-
baard. In de voorbereidingsfase tot
deze fusie heeft hij actief pogingen on-
dernomen om dit, naar zijn idee heil-
loze plan, een andere wending te ge-
ven. Hij toonde zich daarin zeer
vasthoudend, maar kon het tij tot zijn
grote teleurstelling niet keren.

Veel afleiding en plezier vond hij ge-
lukkig in zijn gezin. Sylvia, zijn kinde-
ren en kleinkinderen waren uiteinde-
lijk toch veel belangrijker dan
ambtelijk gemanipuleer. Daarnaast
waren er de hockeysport en zijn
Rotary-club. Hij was op beide terrei-
nen actief en maakte in veel functies
deel uit van besturen en commissies.

Over de gezondheidsproblemen, die
Sylvia de laatste jaren te verwerken
had, sprak Luuk naar buiten altijd po-
sitiefen relativerend. In zijn hart was
hij erg bezorgd, maar hij was er de
man niet naar om zijn gevoelens te to-
nen. Behalve voor enkele vrienden,
waar hij verrassend open en vertrou-
welijk mee kon spreken, was het voor
anderen niet altijd eenvoudig om de
mens Luuk Zegers te doorgronden.
Gelukte dit wel, dan bleek hij wel de-
gelijk een strategisch denker te zijn,
maar één die zeer trouw aan zijn vrien-
den was, met veel belangstelling voor
anderen, die eerlijk voor zijn mening
uitkwam en gehecht aan gezelligheid,
waarbij gesprekken onder een borrel
de neiging hadden om aangenaam
lang uit te lopen.

Met zijn overlijden is een bijzonder
mens en een dierenarts met visie heen-
gegaan, die nog lang in onze herinne-
ring zal blijven.

li IUI I

Wij wensen Sylvia, kinderen, kleinkin-
deren, familie en vrienden van Luuk
sterkte toe.

G. Siebinga
J. Minderhoud

Vóór de lunch zal de veterinaire markt
in historisch perspectief worden ge-
plaatst door Peter Koolmees met de pre-
sentatie:
\'Van paardendoctor-koemees-
ter tot veterinair manager\'.
De onder-
titel van deze bijdrage is:
\'Regidering
van de veterinaire markt in historisch
perspectief.

Na de lunch zullen de resultaten van het
marktonderzoek worden toegelicht door
Jan Smelik namens MarketResponse.
Deze toelichting is meer dan alleen het
melden van de resultaten. Het is een vol-
waardige presentatie met als titel
\'Wat
denkt u er eigenlijk zelfvan?\'.
De subti-
tel luidt
\'Resultaten van een enquête on-
der de beroepsgroep\'.
Aansluitend zullen twee sprekers hun
persoonlijke interpretatie geven van de
onderzoeksresultaten.
Clemens Graafsma zal een voordracht
houden met de titel:
\'Hebben dierenart-
sen wel een markt?\'.
De ondertitel hier-
bij is
\'Elk uur worden we dommer\'.
Wim Nipius geeft een presentatie met

de titel \'Samen op weg!\'. De ondertitel
van deze bijdrage is
\'Handvatten om de
markt te bewerken\'.

Zonder al te veel vooruit te willen lopen
op de presentaties kunnen we u wel be-
loven dat het een boeiend Jaarcongres
zal zijn; waarbij voldoende aanleiding
wordt gegeven voor een levendige pa-
neldiscussie onder leiding van Henk
Vaarkamp. Kortom, een middag die zijn
\'marktwerking\' wel zal hebben.

KORTE PRESENTATIE SPREKERS

Dr. P.A. Koolmees

Hoofdafdeling Voedingsmiddelen van
Dierlijke Oorsprong, Faculteit der Dier-
geneeskunde.

In 1973 begonnen bij de Vakgroep
Heelkunde en vanaf 1975 werkzaam
bij de Vakgroep Voedingsmiddelen
van Dierlijke Oorsprong. Hij doorliep
de deeltijdopleidingen bio-technisch
en histologisch analist en MO eerste-
graads geschiedenis. In 1990 studeerde
hij af als historicus aan de Universiteit
Utrecht en in 1997 is hij gepromo-
veerd. Thans is hij docent-onderzoeker

BOEIEND THEMA QP HET JAARCONGRES

Het thema \'Samen de markt op?\' belooft een boeiend onderwerp te zijn. De
onder alle dierenartsen in Nederland gehouden enquête is afgerond. De resul-
taten van deze enquête zijn hoopvol en bieden voldoende aangrijpingspunten
voor een verfrissende kijk op de veterinaire markt; zij zullen op het Jaar-
congres worden gepresenteerd.

Tijdens de onlangs gehouden voorbespreking met de sprekers van het
Jaarcongres bleek dat wij u een compleet pakket kunnen aanbieden. De com-
binatie van de sprekers zorgt ervoor dat u een goed inzicht krijgt in de ont-
wikkeling van de markt, kansen en bedreigingen, de valkuilen en perspectie-
ven en u krijgt ook een aantal handvatten om de markt te gaan bewerken.

-ocr page 191-

in de vaicgebieden Voedingsmiddeien-
microscopie en Geschiedenis van de
diergeneeskunde.

Dr. J. Smelik, arts

Smelik research based consultancy.

Als dienstplichtige, arts geweest voor de
militairen in Rotterdam. Voorafgaand
en na de diensttijd actief geweest bij
Induco Marketing Services, in zowel
uitvoerende taken als in leidinggevende
positie. Sinds 1990 werkzaam bij
MarketResponse Nederland. De eerste
paar jaar als accountmanager gezond-
heidszorg en vervolgens als adjunct-di-
recteur.

Momenteel zelfstandig adviseur voor
het uitvoeren van marktonderzoeken in
de gezondheidszorg.

W.P.N. Nipius

Directeur TenA.

Na diverse cursussen te hebben gevolgd
op het gebied van management, werk-
zaam geweest bij grote ondememingen
als Bijenkorf Beheer, PTT en de Gasunie.

Vervolgens werkzaam geweest in de ma-
nagement-advieswereld. Nu directeur
Nipius Beheer, Interim-management
TenA. Verzorgt training en advies rond
commerciële daadkracht en manage-
mentkracht.

C.M.J. Graafsma,

Journalist/adviseur.

Afgestudeerd aan de Universiteit Til-
burg als econoom met specialisme
Monetaire economie. Werkzaam ge-
weest bij de Volkskrant, met name voor
de intemationale economische activitei-
ten als IMF, GATT en de Wereldbank.

iMrffll

C.M.J. Graafsma

Vervolgens enkele jaren gewerkt bij de
redactie van het NOS Journaal en bij het
weekblad Elsevier. Daama is hij eind-
en hoofdredacteur geweest van het pro-
gramma Business Update. Nu freelance
journalist en zelfstandig adviseur voor
onder andere Rabobank, VNU en de
EOE optiebeurs.

Als u wilt deelnemen aan het Jaar-
congres kunt u zich schriftelijk opge-
ven middels het toegezonden inschrijf-
formulier. Voor vragen kunt u contact
opnemen met Ad Hilhorst of Marjolijn
Fijten op het secretariaat van de
KNMvD (030-2510111).

Een dezer dagen is ook bij u het nieuwe
cursusboekje van het PAO-D in de bus
gevallen. Wellicht heeft u zich al inge-
schreven voor een cursus of overlegt u
met uw collegae wie welke nascholing
zal gaan volgen. In het kader van een
kwalitatief hoogstaande diergenees-
kundige dienstverlening is het van be-
lang dat dierenartsen hun kennis en
vaardigheden door nascholing op peil
houden. Natuurlijk geldt dit ook voor
de bij u in dienst zijnde dierenarts-me-
dewerker. Dierenartsen-werkgevers en
dierenartsen-medewerkers wordt aan-
geraden na te gaan welke PAO-cursus
in het belang van de praktijk kan wor-
den gevolgd door dierenartsen-mede-
werkers. Men kan hierbij gebmik ma-
ken van de nascholingskostenregeling
van de KNMvD. In de bijbehorende
overeenkomst kan men - indien ge-
wenst - de afspraken met betrekking tot
nascholing en de betaling van de kos-
ten vastleggen.

In de nascholingskostenregeling treft u
bovendien de laatste informatie aan
over de interessante fiscale aftrekmo-
gelijkheden voor scholingskosten. U
kunt de nascholingkostenregeling in-
clusief de informatie over de fiscale af-
trekmogelijkheden opvragen bij het
bureau van de KNMvD, telefoon: 030-
25101II, mevr. M.C. van Oostmm-
Schuurman Hess, stafmedewerker.

WEET U HET NOG?

NASCHOLINGSKOSTENREGELING EN
SCHOLINGSAFTREK

BIJEENKOMST
AFDELING
ZUID-NEDERLAND

Op zaterdag 9 oktober 1999 organi-
seert de Afdeling Zuid-Nederland
(de afdelingen Limburg, Noord-
Brabant en Zeeland) een bijeen-
komst in het Golden Tulip Hotel,
Driesveldlaan 99 in Weert. Onder-
werpen zijn:
Huid- en nierproble-
men bij oude katten
en Verlatings-
angst en gedragsstoornissen bij
honden.
De bijeenkomst begint om
10.00 uur en duurt tot ongeveer
16.00 uur.

Meer informatie,
telefoon: 046-4744786.

-ocr page 192-

O

Voor het lidmaatschap van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde hebben de volgende collegae zich aan-
gemeld:

Dijk-Broos, Mevr. A.W.P. van; 1999; 3999 NS
Tuil en \'t Waal; Waalseweg 18
Ebing, Mevr. L.; 1999; 3971 BH Driebergen:
Melvill van Cambeelaan 86.
Geeratz, Mevr. D.C.M.; 1999; 3901 PT Veenen-
daal; Schrijverspark 124 111.
Heres, L; 1999; 8255 AA Swifterbant; De Poort 2.
Hussen, Mevr. M.J. van; 1999; 3572 HZ
Utrecht; Takstraat 11.

Kalsbeek, Mevr. A.; 1999; 9271 DD Zwaag-
westeinde; Sleedoorn 22.
Lamberts. M.N.D.; 1999; 3572 GN Utrecht;
Griftstraat 29.

Lansbergen, Mevr. C.B.; 1999; 3981 ZL Bun-
nik; Vletweide 32.

LeempuL Mevr. Dr. E.E. van de; 1994; B 2870
Liezele-Puurs (België); Liezele Dorp 19.
Loman, Mevr. R.H.J.; 1999; 2225 SX Katwijk;
Nachtegaallaan 3.

Schipper, A.J.; 1999; 1713 HK Obdam; Dorps-
straat 76.

Slot, Mevr. H.P. van \'t; 1999; 4695 RN Sint
Maartensdijk; Provincialeweg 76.
Smolders, Mevr. M.; 1999; 3523 ED Utrecht;
Smaragdplein 71.

Soenen, K.P.V.; Gent-1997; 5121 ZC Rijen;
Zwarte Dijk 56.

Sprock, Mevr. M.E.; 1999; 5348 EK Oss; Ade-
laar 12.

Vastenburg, Mevr. M.H.A.C.; 1999; 5392 PC
Nuland; Heeseind 12.

Velsen, Mevr. N.F. van; 1999; 3701 JJ Zeist;
Bergweg 19 A.

Verboon. B.W.; Gent-1999; 9090 Melle; Tuin-
straat 106.

Westerduin, Mevr. F.E.; Gent-1999; Valken-
burg a/d Geul; Ravensbos 1.
Willig, J.; 1982; 1741 RA Schagen; Verzctslaan 2.

Als lid van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde heeft
het Hoofdbestuur aangenomen:

Dekker, J.H.; 1998; 1611 WG Bovenkarspel;
Bourgondieweg 177.

Deiff, Mevr. B.C.M. van; 1999; 2851 VM
Haastrecht; NachtegaaLstraal 13.
Favier, R.P.; 1999; 3581 WH Utrecht; Kweek-
straat 5.

Meursing. W.J.; 1999; 3523 HE Utrecht: Slot-
laan 82.

Nout, Mevr. Y.S.; 1999; Leesburg. Virginia
201777 (U.S.A.); P.O. Box 1938.
Schout. Mevr. E.T.; 1999; 1333 GK Almere;
Wipmolenweg 125.

Schümm. Mevr. C.; 1999; 3524 ZM Utrecht;
Furkabaan 776.

Weide, J.P. van der; 1990; 3438 HW Nieuwe-
gein; H. Gorterbove 24.

Als kandidaatlid van de Koninklijke Neder-
landse Maatschappij voor Diergeneeskunde
heeft het Hoofdbestuur aangenomen:

Caminada, Mevr. B.C.M.; 6373 XP Landgraaf;
Rötscherweg 4.

Mengelers, Mevr. A.H.; 3572 JN Utrecht;
Bleyenburgstraat 8.

Rijdes, Mevr. E.S.; B-2387 Baarle-Hertog:
Oude Baan 4.

Personalia\'

^WtllIRjfll!» »i

i1i MUI

554

.Als buitengewoon lid van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde heeft het Hoofdbestuur aangenomen:

Prof Dr.Ir A.C. Beynen: Utrecht-1981; 3708
HS Zeist; Anna Paulownalaan 193.
ProfDr A.W.C.A. Comelissen; Utrecht-1982;
1077 CP Amsterdam: Olympiaplein 71 lil.

JUBILEA:

15 september, M.M. Lengkeek te Twello, afwe-
zig, 30 jaar.

15 september, T.S. de Vries te Olst, afwezig, 25
jaar.

19 september, G. van den Berg te Stolwijk, aan-
wezig, 30 jaar.

9 september, A.C.J. Arens te Tilburg, afwezig,
30jaar

19 september. Mevr E.G. Graveland-Wolter-
beek te Alphen a/d Rijn, aanwezig, 30 jaar.
19 september, Dr. J.H.M. Nieuwenhuijs te
Utrecht, afwezig, 30 jaar.
21 september. M.J.M. Driessen te Teteringen,
afwezig, 40 jaar.

27 september, G. Floor te Hilversum, afwezig,
25 jaar.

30 september, J.A. Droppers te Doesburg, afwe-
zig, 35 jaar.

30 .september, Dr. P.J.M.M. van Gulick te
Elsendorp, onbekend, 35 jaar.
30 september, M.J.F. Quadvlieg te Valkenburg
(L), afwezig, 50 jaar.

I oktober, W.C.C. Wamelink te Holten, afwe-
zig, 30 jaar.

I oktober, M.J. do Boer te Nieuw Miliigen, on-
bekend, 30 jaar.

3 oktober, A. van Lohuizen te Castricum, afwe-
zig, 3üjiiar.

3 oktober, C. Kuypers te Apeldoorn, afwezig, 25
jaar

3 oktob\'-T, R. de Haas te Bergambacht, afwezig,
30jaar

6 oktober, H.C.A. Leemans te Meppel, aanwe-
zig, 3üjaar.

8 oktober, F.P. Talmon te Lelystad, afwezig, 45
jaar.

8 okiob r, J.E. Hage te llciloo, afwezig, 45 jaar.
8 oktol -r, M. Engelen te Vught, afwezig, 45
jaar.

8 oktob,;r, F. Koppen te Middelburg, aanwezig,
45 jaar.

15 oktober, Dr. F.II.J. Jaartsveld te Boxtel, 45
jaar.

15 oktober, P.B. Saathof te Diever, 40 jaar.

MUTATIES:

♦Bell-Beringer. Mevr J.Y.; 1994; 2228
Miranda, N.S.W. (Australië); 25/125 Ka-
rimbla Road; tel. 00-61-2-95267971; E-mail:
jhellfa.idx.com.au; p.. medew. bij P. Brltton.

Beynen, ProfDr.lr. A.C.; U-I98I; 3708
HS Zeist; Anna Paulownalaan 193; tel. 030-
6913366 privé, 2534002 bur.; hlr. Vet.
Diervoeding U.U. (F.D.)
(toev. als buitenge-
woon lid).

Binnekade, Mevr. N.; 1998; 4273
XR Hank; \'t Laantje 12; tel. 0162-404633
pri\\é, 0183-301708 prakt.; p., medew. bij
H.A, Imkamp, J.J. Keiler, G.J.W. van der
Peijl, K.M. Rlenks, J.WH.M. Strikkers en
J.F.G. Vermond.

Blikmans, Mevr. J.W.M.: 1998; Nailsea,
Bristol BS48 IBD (Verenigd Koninkrijk);
Golden Valley Vet. Hosp, Nailsea Park; tel.
00-44-1934-832481 privé, 1275-332789 prakt.;
fax 332789 prakt.; p., medew. bij Golden
\\ alley \\ et. Hosp.

Bomers, R.B.M.; Gent-1986; 7345 BK
Wenuni Wiesel; Fluitersweg 40; tel. 055-
3232565 privé,
0578-574427 prakt.; p., geass.
met T. Grasdijk en R.G.A. Schuurmans.

KONINK I Ke N DERLAtDSE MAATSCHAPPIJ VOOR DIERGENEESKUNDE

♦Broos, Mevr. A.W.P.; 1999; zie: Dijk-
Broos, Mevr. A.W.P. van

Bruijn, C.M. de; Gent-1997; 3941 BR
Doorn; Oude Rijksstraatweg 6 A; tel. 030-
2468044 privé, 2531111/2531112 bur.; E-
mall:
marcodebruiin@,hotmail.com; specialist
in opleiding U.U. (F.D., H.A. Gezond-
heidszorg Paard, afd. Inwendige Ziekten).

Bmin, D. de; 1993; 5641 BD Eindhoven;
Satijnvlinderiaan 60;
tel. 040-2908756 privé,
2112450 prakt.; fax 040-2130345 privé; p., ge-
zelschapsd.

»Brüning, Mevr. M.J.; 1999; 3581 AP
Utrecht; Nachtegaalstraat 92 bis A; tel. 030-
2343620 privé,
0174-624401 prakt.; p., me-
dew. bij H.L.R.M. Crouwers, B. van Dijk en
M.H.C.M. Hoynck van Papendreeht.

Comelissen, ProfDr. A.W.C.A.; U-1982;
1077 CP Amsterdam; Olympiaplein 71- 111; tel.
020-6768701 privé, 030-2535934 bur.; decaan,;
hlr. Parasitologie U.U. (F.D.)
(toev. ais buiten-
gewoon lid).

Dekker. J.H.; 1998; 1611 WG Boven-
karspel; Bourgondieweg 177; tel. 0228-517218
privé, 561216 prakt.; fax 0228-563375; p., me-
dew. bij J.C. Anema
(toev. als lid).

Delft, Mevr. B.C.M. van; 1999; 2851 VM
Haastrecht: Nachtegaalstraat 13; tel. 0182-
501279; d.
(toev. als lid).

•Dijk-Broos, Mevr. A.W.P. van; 1999;
3999 NS Tuil en \'t Waal; Waalseweg 18; tel.
030-6012475 privé,
036-5341288 prakt.; p.,
medew. bij Mevr. M. Hof.

♦Ebing, Mevr. L.; 1999; 3971 BH Drie-
bergen; Melvill van Cambeelaan 86; tel. 0343-
520977
,06-55906901; wnd.d.

Favier, R.P.; 1999; 3581 WH Utrecht:
Kweekstraat 5; tel. 030-2522919 privé; E-mail:
r.p.favierto.students.vet.uu.nl: roulant/ specialist
in opleiding U.U. (F.D., Hfdafd Geneeskunde van
Gezelschapsdieren
(toev. als lid).

Gerritsen, R.J.; 1985; 7873 AN Odoom;
Klaproosstraat II;
tel. 06-53488686 privé,
0591-512899 prakL; fax 0591-514179; p.; Spe-
cialist Inteme Geneeskunde der Gezelschaps-
dieren.

Goederen, I.G. de; 1997; 9678 RN Wes-
terlee; Bevrijdingslaan 14; tel. 0597-413171
privé, 414227 prakt.; p., medew. bij A.
Gorter, H.E. Kruit en E.P. van der Wel.

Göhring, L.S.; 1993; 3552 XC Utrecht;
Anthoniedijk 29; tel 030-2531112 bur.; fax
2531256; E-mail:
l.goehringfajvet.uu.nl;
wet.medew. U.U. (F.D., H.A. Gezondheidszorg
Paard, afd. Inwendige Ziekten).

Goudeketting, S.H.; 1984: 8024 XT Zwolle;
Sparrenlaan
86; tel. 038-4526127 privé, 4546020
prakt.; fax 038-4526137; E-mail:
goudeket-
tingCn gironet.nl: p., geass. met G.J. Kelder en
H.J. Timmers

Groenveld, M.; 1976; 9963 TC Warf-
huizen; Roodehaansterweg 7; tel. 0595-
571120 privé,
0561-616265 bur.; k.d. R.V.V.
kring Assen/Leeuwarden.

Groot, P.H.S. de; 1988; 3117 BC Schie-
dam; Burg. Knappertlaan 104; tel. 010-2469128
privé,
2733555 prakt.; fax 010-2733556; E-
mail:
piethein@,worldonline.nl: p.

Havermans, Mevr. P.; 1998; 4885 AD
Achtmaal; H. Roland Holstlaan 32; tel. 076-
5985050;
wnd.d.

Jagtenberg, G.; 1970; 6741 AK Lunteren;
Dorpsstraat
18; tel. 0318-487290; privé. 482557
prakt.; fax 0318-482716 prakt.; p., gezel-
schapsd.; plv.i.

Kamp, F.J. van de; 1965; 6816 RT Arnhem;

-ocr page 193-

Kcmpcrbcrgerweg 603; tel. 026-4432424; E-
mail:
vandekamp vandiikfoplanet.nl:: r.d.

Koopmans, Mevr. E.M.A.; 1996; 7558 CJ
Hengelo (O); Robert Stolzstraat 5; tel. 074-
2770305 privé, 2771097 prakt.;
p., gezel-
schapsd.

»Korolainen, Mevr. R.V.; 1994; 04170
Paippinen (Finland); Kasisvagen 226; tel. 00-
358-50-3410567 privé, 5525644 prakt.; p.,
paarden; wet.medew. bij Faculteit
Diergeneeskunde Helsinki.

Kwant, E.G.; 1995; 7425 HN Deventer;
Bernard van Dierenhof 17;
tel. 0570-653557
privé, 653000 prakt.; fax 0570-658225 prakt.; E-
mail:
kwant mees@hotmail.com: p., geass. met
A. Baas. K.A.M. Helder, H.S. Kooi, H. Pott en
P.J. van der Werf

•Lende, P.B. van der; 1957 7415 DJ De-
venter; Laan van Borgele 40-203; tel. 0570-
676474;
r.d.

Lintelo, G.J. te; 1997; Upper Heyford,
Oxon OX6 3TU (Verenigd Koninkrijk); 21
Eady Road; E-mail:
vets@.hartvets.demon.co.uk:
p„ mede», bij The Hart Vet. Centre.

Meijs, Mevr. E.G.; 1993; 3901 KT
Veenendaal; De Riethoek 66; tel. 0318-555884
privé,
0342-421669 prakt.; p., geass. met Mevr.
F. de Kloet.

Meursing, W.J.; 1999; 3523 HE Utrecht;
Slotlaan 82; tel. 030-2889848; wnd.d.
(toev. als
lid).

Nahuijsen, H.; 1988; 4812 AJ Breda;
Oranjeboomplein 12; tel. 076-5146629 privé.
5415030 prakt.; fax 076-5424141 prakt.; p., me-
dew. bij J.E.G. Lutz.

Nijs, Mevr. M.1. de; 1984; 4333 KK
Middelburg; Noordweg 400; tel. 0118-
638506; E-mail:
batenbur@worldoniine.nl: d.

Nout, Mevr. V,S.; 1999; Leesburg,
Virginia 20177 (U.S.A.); P.O. Box 1938; tel
00-1-703-7716800 bur.; fax 7716810 bur.; E-
tnail:
ysiiout(a hotmail.cQiti; Internship posi-
tion in Equine Medicine and Surgery,
Virginia-Maryland Regional College of Vet.
Med. Marion du Pont Scott Equine Medical
Center (toev. als lid).

Osinga, E.C.; 1967; 3628 BK Kockengen;
Dreef30; tel. 0346-241381; d.

Pagters, G.; 1995; 8162 PE Epe; Molen-
weg 27; tel. 0578-612822; fax 0578-612822; E-
mail: pa
gters.riem@worldonline.nl: d.

Pluijm, Mevr. A.E.M. van der; 1986; B-
4851 Sippenaeken, Plombieres (België);
Panhuis 19; tel. 00-32-87-788752 privé, 045-
5728365 bur.; fax 045-5728815 bur.; E-mail:
a.e.in.van.der.pluijm(^agro.nl;
distr.h. R.V.V.
distr. Zuid, kring Zuid.

•Reeuwijk, Mevr. N.M.; 1999; 3583 VV
Utrecht; Graaf Adolfstraat 36; tel./fax 030-
2514086; E-mail:
nmrecuwijkfehotmail.com:
wnd.d.

Reitsma, H.; 1973; 3925 JS Scherpenzeel
(GId.); Marktstraat
68; tel. 06-24631663; fax
033-2773510; E-mail:
hreitsma@.hetnet.nl; r.d.

Riem, Mevr. l.H.M.; 1996; 8162 PE Epe;
Molenweg 27; tel, 0578-612822; fax 0578-
612822; E-mail:
pagters.riem@worldonline.nl:
wnd.d.

Rook. Mevr. E.A.; 1998; 1186 VH Amstel-
veen; Amsteldijk Zuid 106; tel. 0297-583258/
06-20425655 privé, 020-4964646 prakt,; fax
020-4964978 prakt.; E-mail:
ellenrook@
usa.net;
p., medew. bij J.W. de Gooijer en
C.J.J. Jonker.

Schout, Mevr. E.T.; 1999; 1333 GK
Almere; Wipmolenweg 125; tel. 036-5490876;
wnd.d.
(toev. als lid).

Schümm, Mevr. C.; 1999; 3524 ZM

Utrecht; Furkabaan 776; tel. 030-2880453;
wnd.d.
(toev, als lid).

•Seijbrands, G.J.D.; 1999; 3737 BL Groene-
kan; Voordorpsedijk 31 A; tel.
030-2720253;
wnd.d.

Soede, D.; 1992; 3446 ZD Woerden; Char-
les Dickensweg 28;
tel. 0348-412125 privé,
413157 prakt; fax 0348-410272; p., geass. met
A.J.M. Bosch, B.J. Scholten, S. Somers en Mevr.
S.A. Somers-Vlug.

Tiemersma, J.S.; 1979; 9288 XB Kootster-
tille; Aide Dijk 29; tel.
0512-363961 privé,
365005 prakt.; fax 0512-361085; p., geass. met
P. Dijkstra en B. Roerink.

Tjalsma, E.J.; 1985; 8325 BK Vollenhove;
Kerkstraat 12; tel. 0527-241852 privé,
0521-
383659 prakt.; fax 0521-383663;
E-mail:
ej.tjalsma@wxs.nl: p., geass. met H.A. Nieuwen-
dijk.

Ven, Mevr. E. van de; Gent-1998; 5711
PH Someren; Slievenstraat 35; tel. 0493-
479750 privé, 0492-540953 prakt,; p., medew.
bij Mevr. J..M.J. Graff.

•Viloria Alebesque, Mevr. A.I.; 1996;
2771 SE Boskoop; Gruttoplein 2; tel. 0172-
231435; fax 0172-210848; k.d.
R.V.V. kring
Zuidwest.

•Weekhout, P.J.; 1972; 8404 GH Lange-
zwaag: \'t Hou 6; tel. 0513-689002; fax 0513-
68901 l;d. (antiquair).

Weide, J.P. van der; 1990; 3438 HW
Nieuwegein; H. Gorterhove 24; tel. 030-6036157
privé, 020-6552337 bur.; wet. medew. bij IDEXX
Europe B.V., manager Regulatory Affairs &
Quality Assurance Europe (toev,
als lid).

Wennink, G.J.C.; 1985; 5344 EC Oss;
Lisztgaarde 89;
tel. 0412-630821 privé,
661172/661862 bur.; fax 662574; E-mail:
g.wennink@,organon.oss.akzonobel.nl: Hoofd
Animal Housing Group N.V. Organon.

Wijk, A.W.J, van; 7152 KS Eibergen;
Ramsbeekweg
86; tel. 0545-475978 privé,
471390 prakt.; p., geass. met C.J. Blaauboer en
M.I. van den Dikkenberg.

De Personalia van 15 juli-1 augustus 1999 zijn
niet compleet afgedrukt, hieronder volgt het
gedeelte wat weggevallen is:

Jelsma, P.K.; 1997; 8096 CG Oldebroek;
Zuiderzeestraatweg 198; tel. 0525-633910
privé, 631312 prakt,;
E-mail: p.k.ielsma@giro-
net.nl:
p., medew. bij T. Kreuger, M. Smit, E.
Statema, A.J.J. van Vliet, J.C.E. van Vliet en A.
Willemsen.

Kampen, J.A.T. van; 1986; 7101 EH Win-
terswijk; Korenstraat 2; tel. 0543-522899 privé.

Dix & Fortuin

voor een deskundige diagnose

Vindt u financieringen en verzekeringen ondoor-
zichtig? Neemt u dan eens contact met Dix &
Fortuin op voor een deskundige diagnose die uit-
mondt in heldere adviezen.

Kies een adviseur die onafhankelijk is én uw
totale financiële bescherming verzorgt en die
daardoor uw persoonlijke situatie op belangrijke
momenten scherp in beeld brengt.

Landelijke dienstverlening bij praktijkoverdracht,
bij associatie en assistentie. Belt u even voor een
afspraak of een brochure.

Telefoon (030) 251 51 99
Fax (030) 254 09 64
Koningsl.ian 63
Utrecht

-ocr page 194-

522111 prakt.; fax 0543-531303; p., geass. tnet
L.A. Boogert en P.S.M. Tolsma
(toev. als lid).

Karthaus, D P.; 1998; Wolfscastle, Pem-
brokeshire (Verenigd Koninkrijk); Wern
Newvdd; tel. 00-44-1348-840359 privé, 1437-
760111 prakt.;
fax 00-44-1437-767879; E-
mall: karteind@ukonline.co.uk: p., medew. bij
Oak Vet, Group.

Koebrugge, J.L.J.; 1994; B-2382 Poppel
(België); Nieuwkerk 10; tcL 013-4554132
prakt.; p., medew, bij H.U. Dijk, A.A.M.
Evers, C. van Pinxteren en H.H.J.M.
Timmermans.

Leeuw, W.A. de; 1983; 8071 AK
Nunspeet; F.A. Molijnlaan 158; tel. 0341-
261318 privé, 0575-588100 tst. 131 bur.; E-
mail:
wdeleeuw@.knmg.nl: Sectorhoofd Afd.
Signalering Vet. Producten, Inspectie W. en V
(toev. als lid).

*Loman, IVlevr. R.H.J.; 1999; 2225 SX
Katwijk (ZH); Nachtegaallaan 3; tel. 071-
4016855; wnd.d.

*Meursing, W.J.; 1999; 3552 HE
Utrecht; Slotlaan 82; tel. 030-2889848; d.

»Pino, Mevr. B.C.M.; 1998; 2034 JH
Haarlem; Zuid Schalkwijkcrweg 45; tel. 023-
5337968; p., medew. bij Mevr. C.E. van der
Hoog.

Pilgram-Slob, Mevr. C.M.; 1998; Hay-on-
Wye, Hereford HR3 5AJ (Verenigd Koninkrijk);
Trer\'r\'gelli, 3 Oxford Road; tel. 00-44-1497-
821353 privé, 820676 prakt.; fax 00-44-1497-
821363; E-mail:
m&mc@vetz.demon.co.uk: p.,
medew. bij J.A.O. Davies
(toev. als lid).

*Rambags, B.P.B.; 1999; 3584 GS
Utrecht; Eduard Verkadelaan 67; d.

Reekers, S.A.L.; 1986; 5841 BA Opioo;
Beeksenhof 13; tel. 0485-385533 privé,
381711 prakt.; p.,
geass. met H.J.M. Bekkers,
R.H.J.M. Graafmans, Mevr. E.M.M. Romijn-
ders en M.H.J.M. Rutten.

Rijkenhuizen, T.A.A.; 1990; 3961 XP
Wijk bij Duurstede; Dordtse Steen 1 ;
tel. 0343-
576460/06-54315914 privé, 055-3601179 bur.;
d. bij Lohmann Animal Health (fax 055-
3601124).

Schoen, Mevr. A.C.; 1999; 1771 SN
Wieringerwerf; Schelphorst 56; tel. 0227-
600202/06-51388401; E-mail:
acschoen@
wxs.nl:
wnd.d.

♦Schout, Mevr. E.T.; 1999; 1333 GK
Almere; Wipmolenweg 125; tel. 036-5490876;
wnd.d.

*Schumm, Mevr. C.; 1999; 3524 ZM
Utrecht; Furkabaan 776; tel. 030-2880453;
wnd.d.

Smit, Mevr. C.H.; 1967; 1351 NJ Almere;
Peppengouw 119; tel. 036-5311130 privé,
5310408 prakt.; p., geass. met Mevr. M.W.
Dijkstra,

Smit, F.I.; 1990; 5672 RD Nuenen; Het
Puyven 161; tel. 040-2841528 privé, 2811910
prakt.; fax 040-2813632;
E-mail: fi.smit@.
worldonline:
p., geass. met J.N.W. ter Woorst.
Smits, Mer. D.; 1999; 5831 EG Boxmeer; Dr.
Peelenstraat 2; tel. 0485-572014 privé, 571406
prakt.; E-mail: de
borasmits(a),hotmail,cpm; p,,
medew, bij L.J.M. Arts, F.C.M. van Genugten
en l.M. Ypma
(toev. als lid).

Snoek, Mevr. M.J.; 1989; 3881 ZG Putten;
Cannenburgh 3; tel. 0341-355353 privé,
351235
prakt.; fax 0341-360741; p., geass. met J.
Brons, G.A. van Eijden, G. Esveld, A.A.
Kranendonk en Th. Twerda.

Spanje, J.G. van; 1986; 3583 AK Utrecht;
A. van Ostadelaan 44; tel. 0318-550890 privé,
030-2517517 prakt.;
fax 0318-519220; E-mail:
spanje@tref.nl: p., gezelschapsd., geass. met
E.J.W. de Boer
(fax 030-2516932 prakt.).

Sprang, Mevr. E.W.M.; 1993; 7545 RX
Enschede; M.Roosenboomlaan
93; tel. 053-
4301828 privé, 4305805 prakt.; E-mail;

sprang.wolters@worldonline.nl: p., gezel-
schapsd. Steenmans, R.J.M.;
1998; 3524 VR
Utrecht; St. Gotthard
7; tel. 030-2886393 privé,
0318-456275 prakt.; p., medew. bij J.W.
Bakker, W. de Boer, E. van Essen, E. de Haan,
G. Heynen, D.P. Hofstee, M. Roseboom en
W.A. de Vries
(toev. als lid),

*Stegcn, Mevr. G.; 1999; 3705 ZG Zeist;
Warande 92; tel. 030-6951798; wnd.d.
Steenland-Smit, Mevr. A.E.; 1991; 9202 JR
Drachten; Butewacht 69; tel. 0512-547725;
fax 0512-547582;
d.

*Verweijen, Mevr. H.W.C.M.; 1999;
6685 AP Haalderen; Lange Morgenstraat 16;
teL 0481-463734; wnd.d.

Walstra, D.K.; 1998; 8531 AN Lemmer;
Schoener 12; tel. 0514-562622 privé, 564433
prakt.; fax 0514-566303; p., medew. bij H.
Vrieselaar
(toev. als lid).

Wink, Mevr. M.G.E.; 1994; 5492 ED Sint-
Oedenrode; Lijsterbesstraat 13; tel. 0413-
472650 prakt.; p., medew. bij M.G.A. Aarts,
R.J.F.G. Bodet, J.T.J. ten Hove, P.J.G.
Kühne, G.J. Toxopeus, J.C. Valk en J.H.
Weijer.

Wemers, A.H.; 1999; 7548 CT Enschede;
Dr. de Jongstraat
120; tel. 053-4280088 privé,
0527-613500 prakt.; E-mail: awemers@ vfft.
vet.uu.nl:
p., medew. bij Diergeneeskundig
Centrum Noord-Nederland C.V.; wet. medew.
U.U. (F.D., hfdafd. Gezondheidszorg Paard, afd.
Vet. Farmacie, Farmacologie en Toxicologie,
tel.
030-2535327)(toev. als lid).

Wolters, H.A.; 1974; 6741 EG Lunteren;
Oude Amhemseweg
73; tel. 0318-486181 privé,
484018 bur.; fax 0318-483283; plv.i.. V.D.

Zaag, Mevr. E.J. van der; 1991; 2295 KJ
Kwintheul; Heulweg 104;
tel. 0174-642877
privé, 624544 prakt.; fax 0174-620736 prakt.;
p., medew. bij M.J. Bakkenes, R.W.F. Becking
en J.T.M. Maree.

BERICHTEN BUITENLAND

Sedert ongeveer tien jaar voert het Dutch Committee for
Afghanistan (DCA-VET) veterinaire projecten uit in
Afghanistan. Aanvankelijk waren deze activiteiten gecon-
centreerd in het buurland Pakistan, vanwege de onmoge-
lijkheid voor expatriates om in Afghanistan zelf te werken.
De laatste jaren zijn de projecten overgeplaatst naar
Afghanistan zelf, veelal onder lokale supervisie. De be-
langrijkste activiteiten zijn het opleiden van paraveterinai-
ren en de technische ondersteuning en begeleiding na de
opleiding. Samen met andere organisaties werkt DCA-
VET aan het herstel van veterinaire basisvoorzieningen in
het gehele land.

De Stichting DCA-VET zoekt op dit moment een
Programme Manager/Chief Technical Advisor, die in

staat is het geheel van projecten te superviseren. Een vete-
rinaire achtergrond van belangstellende kandidaten is ge-
wenst doch niet noodzakelijk. Belangrijker wordt geacht
dat kandidaten over goede managerkwaliteiten beschik-
ken. Intemationale ervaring is hierbij een voordeel maar
niet van doorslaggevende aard.

(Geboden wordt een contract op jaarbasis, waarbij ver-
lenging zeker niet is uitgesloten. Salaris is overeenkomstig
de bij de Nederlandse overheid gebruikelijke inschaling,
terwijl secundaire arbeidsvoorwaarden op een gemiddeld
niveau liggen.)

De omstandigheden in het land laten uitzending van vrou-
welijke kandidaten momenteel niet toe.
Nadere informatie is te verkrijgen bij: Drs. Gerrit
Wassink, Nottermorsweg 3, 7642 LM Wierden, tel./fax:
-31-546-573382 (of drs. Ab Emmerzaal of drs. G.J.
Duives, zie jaarboek).

-ocr page 195-

UITERSTE INLEVERDATA

VOOR KOPIJ

Aflevering:

Deadline*)

15-10-1999

27-09-1999

01-11-1999

11-10-1999

15-11-1999

25-10-1999

01-12-1999

15-11-1999

*) Voor 10.00 uur \'s morgens.

Dierenartsenechtpaar vraagt ter overname

EEN GEMENGDE
PRAKTIJK

Beiden hebben gedurende een aantal jaren een ruime
ervaring opgebouwd en zijn nu gezamenlijk toe aan
een nieuwe uitdaging.

Een goede dienstregeling is een vereiste, locatie in het
land is van minder belang.

Gaarne uw reactie naar de redactie van het Tijdschrift
voor Diergeneesiiunde, Postbus 14031,3508 SB
Utrecht, onder nummer 14/99.

Dierenartsenkombinatie Bergum-Garijp is een gemengde praktijk in een mooi, waterrijk deel van Friesland. Vier die-
renartsen werken er in een deeltijdfunctie van 80 procent. Wegens vertrek van een collega zijn we op zoek naar een

DIERENARTS (M/V)

met veel interesse in gezelschapsdieren. Ruime mogelijkheden voor het verder uitbreiden van deze sector zijn aan-
wezig. We verwachten wel dat de nieuwe collega meedraait in alle diensten en dus breed inzetbaar is. Gelieve uw
sollicitatie binnen drie weken te richten aan:
Dierenartsenkombinatie Bergum-Garijp, Postbus 59, 9250 AB Bergum.

Gevraagd per 1-12-1999

DIERENARTS GEZELSCHAPSDIEREN (V/M) 40-50% WERKTIJD

Wij bieden: een goed geoutilleerde gezelschapsdierenpraktijk, waarin hard gewerkt maar ook veel gelachen wordt,
waarin alle deelnemers in deeltijd werken, met een salariëring en onkostenvergoeding volgens normen van de
KNMvD.
Wij vragen: een goede, ervaren gezelschapsdierenpracticus met uitstekende contactuele eigenschappen en
een flexibele inzet, die ook bereid is mee te draaien in het dienstenrooster, wat wij met twee andere praktijken hebben.
Is dit de baan die je zoekt, schrijf dan naar:
DAP Roelofsen, Baerveldt en Schuur, Groenhovenweg 501,2803 DL Gouda.

Dierenarts in Zuid-West Drenthe zoekt

DIERENARTS (M/V)

als opvolger van zijn collega. Ervaring in de gemengde praktijk wordt op prijs gesteld. Het betreft een echte platte-
landspraktijk met gevarieerde werkzaamheden. De voorkeur gaat dan ook uit naar een collega die bekend is met
het boerenmilieu. Indien de samenwerking naar wens verloopt zijn er goede toekomstmogelijkheden. Uw reactie
kunt u sturen aan de redactie van het Tijdschrift voor Diergeneeskunde, Postbus 14031,3508 SB Utrecht, onder
nummer 13/99.

Canadese dierenarts

ZOEKT WERK

in Friesland in de praktijk.

22 jaar ervaring in grote huisdieren en gezelschapsdieren. Spreekt goed Nederlands en Fries. Informatie: Wieger
Sjaarda, 5 Davey st., RR # 2 Jugersoll. Out., Canada. Tel.: 001-519-485-6822, fax: 001-519-245-6768, e-mail:
wayger1969@yahoo.com

-ocr page 196-

belangstelling voor de diergenees-
kunde van pluimvee en varkens;
goede communicatieve eigen-
schappen;

in teamverband kunnen werken;
interesse in kennisverwerving en
specialisatie.

een fulltime baan;
honorering volgens de KNMvD;
goede toekomstmogelijkheden.

Dierenartsenpraktijk Ell is een groepspraktijk in Midden-
Limburg waarin 13 dierenartsen werkzaam zijn in de land-
bouwhuisdieren en gezelschapsdieren vanuit een modern
praktijkgebouw. In toenemende mate wordt er gedifferen-
tieerd gewerkt. In verband met het vertrek van een collega
is er plaats voor een

ENTHOUSIASTE
COLLEGA (M/V)

Gevraagd wordt:

Geboden wordt:

Gelieve uw sollicitatie binnen 14 dagen te richten aan:
Dierenartsenpraktijk Ell, Hoogstraat 7, 6011 RX Ell, ter at-
tentie van F.G.M. Scheijmans.

EEN DIERENARTS (M/V)
(80-100%)

- met afstudeerrichting gezelschapsdieren en enige ervaring

- die aantoonbare ambities heeft in het vak

- die voortdurend open staat voor nieuwe ideeën, ook op het ge-
bied van klantgerichtheid

- die plezier heeft in het werken met mensen en daarvoor be-
schikt over goede sociale vaardigheden en gevoel voor team-
geest.

Onze cliëntèle vinden \'het beste voor hun dier\' belangrijker dan
het bekende \'dubbeltje en de eerste rang\'. Wij bieden hen daarom
hoogwaardige diagnostiek en vergaande curatieve diergenees-
kunde. Daarnaast kan de bezorgde baas re.kenen op een profes-
sioneel begrip voor al zijn emoties. Gewerkt wordt in een uitste-
kend geoutilleerde praktijk (eigen lab, röntgen, echo, ECG,
endoscopie, etcetera) en binnen een team waarin naast presta-
ties, toch vooral het plezier in het (samen)werken voorop staat.

In verband met deelname in de diensten (1 op 3) achten wij ver-
huizing naar Drachten noodzakelijk. Drachten heeft circa 50.000
inwoners en grenst direct aan omvangrijke bos- en watersportge-
bieden.

Sollicitaties gaarne binnen 14 dagen richten aan: Dierenkliniek de
Toren, Torenstraat 21, 9203 BC Drachten. Telefoon: 0512 - 518137.

Als u al op deze advertentie heeft gesolliciteerd is het niet nodig
nog eens te reageren.

Dierenkliniek
\'t Hoogveld Echt

Aan onze goed geoutilleerde kliniek in Midden-
Linnburg zijn zeven dierenartsen verbonden. Naast
werkzaamheden in een gedifferentieerde, ge-
mengde praktijk verrichten wij tweedelijns dierge-
neeskunde op het gebied van paarden en kleine
huisdieren. Wij zoeken

DIERENARTSEN
ASSOCIATIE
ROTTERDAM

EEN FULL TIME
DIERENARTS (M/V)

met ruime ervaring op het gebied van paarden die
op enthousiaste en ondernemende wijze de sectie
paard wil leiden.

De kandidaat dient bereid te zijn in de avond- en
weekenddiensten alle voorkomende werkzaamhe-
den te verrichten.

Bij gebleken geschiktheid is associatie mogelijlk.

Reactie binnen 14 dagen, uitsluitend schriftelijk aan:
Dierenkliniek \'t Hoogveld, Hoogveldsweg 34, 6102
CB Echt.

Zoekt per 1 januari 2000

EEN COLLEGA (M/V)

met differentiatie gezelschapsdieren. Enige ervaring
strekt tot aanbeveling. Bereidheid tot deelname in de
avond- en weekenddiensten zal een vereiste zijn.

Geboden worden een afwisselende fulltime baan binnen
een associatie die bestaat uit acht dierenartsen met een
werkterrein dat zich uitstrekt over meerdere vestigingen
op de rechter Maasoever.

Wederzijds zal de intentie moeten bestaan om, na geble-
ken geschiktheid, tot associatie over te gaan.

Schriftelijke sollicitatie, voorzien van een curriculum vi-
tae, richten aan:
Dj.P. Teenstra, Oostzeedijk-beneden 93,
3061 Vf^ Rotterdam.

-ocr page 197-

^ ^
^ ^ ^

T T ^
^ ^

T T T
^ ^

^ ^ ^
\'T ^ ^

TT
tt
t t
TT
\'-r ^

t t
tt
tt
tt
t t
TT
t ^
TT
tt
t

TT
tt
tt

tt
^T
tt
t t
t t
t t
TT
tt
TT
tt
tt

^ ^

TT
TT
t t
TT
TT
TT
tt
TT

ttt
ttt

ttt

TTT
TTT
ttt
ttt
ttt
ttt
T ^T
^TT
ttt
ttt
ttt
ttt
ttt
ttt
^TT
ttt
ttt
^t t
ttt
TT"^
ttt

Omdat Mycoplasma
meer dan 12.000.000 biggen
per jaar treft...

t ^ t
^ ^ ^

ttt
ttt
ttttttttt^
tttttttttf
ttttttttt^

tttttttttf
tttttttttt
tttttttttf
^^^^YTTTT^

^tttttttt^

4>rTTTTTTTT^

4^YTTTTTTT^

tttttttttt
tttttttttf
tttttttttt
tttttttttt
TTT^T^TTT^

tttttttttt
tttttttttt

tttttttttt

tttttttttt

...is er nu dé remedie:

Stellamune® Mycoplasma

Mycoplasma hyopneutnoniae, de veroorzaker van E.P. (Enzoötische Pneumonie) is één van de belangrijkste en meest voorkomende
ziekteverwekkers van luchtwegaandoeningen.
Stellamune* Mycoplasma maakt u bewust van de werkelijke impact van E.P. op het
varkensbedrijf. Vaccineren met
Stellamune* Mycoplasma verbetert de weerstand en geeft bescherming van geboorte tot slacht tegen E.P.
Stellamune* Mycoplasma
heeft in alle Europese landen bewezen dé remedie te zijn. Het bewijs is er nu ook voor Nederland: uniformere
koppels, een betere groei en een lagere voederconversie resulteren in een beter economisch resultaat.

Stellamune* Mycoplasma

Animal Health

Visie op gezondheid

achler hel oor toedienen. Waehtterniijn: geen.

Pfizer ,\\niinal HraKh b.v,^ Postbux 37, 2900 AA Capelle a/d IJssel,

© 1999 Pfizer Animal Health b.v., Capc^lle a/d IJssel, ® Merknaam van Pfizer Inc., N.Y., U.S.A.

KauilpliM-ü de bijsluiter voor iiidii atie« & geliriiikaaanwijzing. Stellamune® Mycoplasma Reg NL 8215 Dicrgenoesmidtlel UDI) nueldier: Big.
Werkzame stof: Slellatuune* Mycoplasma beval gedode Myeoplasiua liyopneuutoniae organismen. Duseritife: Een dosis van 2 nil aseptisch intramu.sculair

-ocr page 198-

Qezonde huid,
tevreden baasje

BAYTRIL: ANTI-INFECTIEUS MIDDEL VOOR HONDEN EN KATTEN.

Eigenaars van honden en katten zijn erg gevoelig
voor de huidproblemen van hun dieren. Bij
huidinfecties neemt u daarom het zekere voor het
onzekere.

Baytril: Zeer snelle en goede weefselpenetratie.
Hoge concentraties in geïnfecteerde weefsels.
Snelle en efficiënte bactericide werking. Goede
tolerantie ook bij langdurige toediening. Baytril
werkt zichtbaar doeltreffend in een dosering van
5 mg/kg per dag*. Zodat dieren snel genezen, de
baasjes tevreden zijn en u de eer krijgt.

*Bij huidinfecties in het algemeen wordt geadviseerd de
therapie enkele dagen na klinische verbetering van de
symptomen voort te zetten.

Baytril:

e Effective Anti-Infective.

Baytril: Breedspectrum antibioticum mei enroftoxadn als actieve substantie. Mag zowel voor honden als katten worden gebmikl. Indicaties: Therapie van infectieuze aandoeningen veroorzaakt door gramnegatieve en grampositieve bacteriën en mycc^las-
ma\'s in het bijzonder infecties van de urinewegen. gesJachlsorganen, ademhalingswegen. spi|sverteringsstelsel, huid.
Otitis media en wonden. Toediening/Dosering: Oraal. Hond, kat: 5 mg enroftoxadn per kg l.g. per dag gedurende minimaal 5 dagen: bij
chronische verlopende ziekten en gecompliceerde infeklies kan de behandelingsduur tot 10 dagen worden verlengd. Contra-indicattes: Behandeling van opgroeiende honden tot de leeftijd van één jaar is gecontraïndiceerd. Bij honden van grote rassen
geldt dit tol
cte leeftijd van 1.5 jaar. Ongewenste effecten: Bij opgroeiende honden jonger dan één jaar kan beschadiging van het gewrichtskraakbeen optreden. 15 mg REG NL 78^ - 50 mg REG NL 7866- 150 mg REG NL 7867

Bayer B.V. • Division Animal Health • Energieweg 1 - 3641 RT MIJDRECHT

-ocr page 199-

EEN ANDERE ACE INHIBITOR

Er zijn twee werkzame stoffen als ACE-remmer op de vete-
rinaire markt. Eén van die twee wordt voor 95% uitgescheiden
via de nieren. Honden met een experimenteel geïnduceerd
nierfalen, vertonen (met 95% uitscheiding via de nieren)
een verminderde lichaamsklaring. Honden behandeld met
FORTEKOR - benazepril - daarentegen vertonen geen
verminderde lichaamsklaring.* Dit dankzij de uitscheiding
voor slechts 50% via de nieren! FORTEKOR minimaliseert
zo het risico!
(* Lefebvre et al., 1997)

MINDER RISICO

Nierfalen komt, bij oudere honden, veelal samen voor met
hartfalen. Een aparte diagnose is soms moeilijk en duur. Door te
kiezen voor FORTEKOR kunt U het risico minimaliseren.

DOELTREFFEND

Uitgebreide studies tonen aan dat
FORTEKOR de levenskwaliteit aanzienlijk
verbetert, en de levensduurte verdrievoudigt in vergelijking
met een conventionele therapie. Kies daarom voor FORTEKOR.

VERPAKKING VOOR LANGE BEHANDELINGEN

Naast de gebruikelijke verpakkingen van 14 tabletten,
is FORTEKOR nu ook verkrijgbaar in een grote verpakking
van 10 X 14 tabletten. Handig voor een lange behandelingsduur!

e ACE Inhibitor die
het risico minimaliseert

Algemene informatie over FORTEKOR": Samenstelling: Fortekor 5 bevat per tablet 5 mg benazepril hydrochloride, Fortekor 20 bevat per tablet 20 mg benazepril
hydrochloride. Indicatie: Voor de dagelijkse behandeling, als symptomatische, aanvullende therapie bü de behandeling met het diureticum furosemide, van hartfalen bij honden
veroorzaakt door mitralis-insufficlëntie of congestieve cardiomyopathie. De behandeling kan een verbeterde inspanningstolerabilltelt en een verhoogde overleving geven bij
honden met matig tot ernstig hartfalen. Contra-indicatie: Een bekende allergie voor Fortekor. Bijwerkingen: Bij de aanvang van de therapie kan een sterke bloeddrukdaling
optreden. In een zeer enkel geval kan vermoeidheid of sufheid waargenomen worden. Verpakking: voor beide tabletgroottes: doosje met blister strip van 14 tabletten of doosje
met blister strips van 10 x 14 tabletten. Fortekor 5 mg Reg NL 8613. Fortekor 20 mg Reg NL 8614. Kanalisaliestatus: UDA.

NOVARTIS

Voor meer informatie: Novartis Agro Benelux B.V., Animal Health Sector, Postbus 1048,4700 BA Roosendaal.Tel: 0165 574 805, Fax: 0165 574 801.

®Geregistreerd handelsmerk van Novartis AG, Bazel, Zwitserland.

(I>

-ocr page 200-

tstïumate

nu ooVc
van 2m\\

in

le

f»,

l»\' I

Estrumate

INJ l.M

CIc^KOStcnol

500mc9/2ml

Estrumate

LNJ. t.M.
CloprostenDi
500mc9»2rrt
20m»

qè Sch.yin^Aw«\'^

ALLE "MERKEN"
VERTROUWEN EROP

Schering-Plough Animal Health, Maarssenbroeksedijk 4, NL-3606 AN Maarssen, Tel.: 0030/241.43.68 © 1998 Schering-Plough B.V. Alle rechten voorbehouden.

ESTRUMATE\' Samenstelling: Cloprostenolnatrlum overeenkomend met 250 mcg cloprosternol per ml. Registratienummer: REG NL 5293. Kanallsatiestatus: UDA. Registratiehouder: Schering-Plough N
Stallestraat 73, B-1180 Brussel, België. Therapeutische indicaties: Baarmoederonsteking of pyometra; suboestru; oestrussynchronisatie; onderbreking van ongewenste dracht; luteale cysten; part
inductie. Contra-indicaties: Geen. Bijwerkingen: Geen. Diersoorten waarvoor het geneesmiddel bestemd is: Rund. Dosering: Per injectie: 0,5 mg cloprostenol per dier (= 2 ml) bij oestrussynchronisai
twee injecties met 11 dagen interval bij onderbreking ongewenste dracht: tussen dag 5 en 150 bij partusinductie: vanaf 10 dagen voor de venwachte datum. Wachttijd: 1 dag voor de slacht, O dagen v(
de melk. Verder informatie in beschikbaar op aanvraag Schering-Plough N.V.

PLANATE\' Samenstelling: Cloprostenolnatrium overeenkomend met 87,5 mcg cloprostenol/ml. Registratienummer: REG NL 5294. Kanalisatiestatus: UDA. Registratiehouder: Schering-Plough N
Stallestraat 73, B-1180 Brussel, België. Therapeutische indicaties: Partusinductie, binnen de twee dagen die het einde van de dracht voorafgaan. Contra-indicaties: Geen. Bijwerkingen: Geen. Diersoon
waan/oor het geneesmiddel bestemd is: Varkens (zeugen en jonge zeugen). Dosering: Éénmalig 175 microgram cloprostenol per dier Wachttijd: 1 dag voor de slacht. Verdere informatie is beschlkb,
op aanvraag Schering-Plough N.V.

-ocr page 201-

Uit de Hoofdredactie

Dit is het laatste Tijdschrift voor het laatste Jaarcongres en de laatste Algemene Vergadering van deze
eeuw. Ik wil u graag stimuleren hieraan deel te nemen. Wanneer u niet in de gelegenheid was op één van de
Afdelingsvergaderingen uw inbreng te leveren, is het bezoek aan de Algemene Ledenvergadering hiertoe
een uitgelezen mogelijkheid. Door ongeveer tien procent van de leden wordt het beleid gemaakt, bespro-
ken en beoordeeld. Omdat er aan het begin van de nieuwe eeuw belangrijke zaken aan de orde komen,
hoop ik dat veel meer dierenartsen hun stem laten horen.

Wat denkt u van de verder in te vullen kwaliteitseisen, de erkenningen per diersoort, de druk op de ar-
beidsmarkt in de landbouwhuisdierensector, de uitbreiding van de diensten bij de gezelschapsdieren, de
verschuiving van een mannelijke naar een vrouwelijke beroepsgroep, van fulltime naar parttime werken,
van schriftelijk naar digitaal communiceren. Daarnaast merk ik een verschuiving die minder gewenst is,
van collegialiteit naar individualisme.

Toch kunnen dierenartsen optimistisch de nieuwe eeuw ingaan. De volksgezondheid vraagt veel meer ve-
terinaire inbreng in het ketendenken. DVI, KKM en IKB zullen maatstaf voor de veehouders zijn en de
landbouwhuisdierenpracticus zal hier kwalitatief op moeten inspelen. Dit vraagt diersoortgerichte
dienstverlening.

Een zich verdere ontwikkelende \'humanisering\' van de geneeskunde van het gezelschapsdier zal tot ver-
dere differentiatie kunnen leiden. Het verslag van het symposium Feline Geneeskunde getuigt hiervan.
Daarnaast vraagt de aanpak van de erfelijke gebreken de inzet van de gezelschapsdieren-dierenarts.
Dierenarts-specialisten zullen in beide dijferentiaties de ondersteuning aan de (erkende) practictus bie-
den. Het is daarbij zaak dat de practicus zijn eigen grenzen onderkent en van verwijzing gebruik maakt.

Ook binnen het wettelijk kader zullen de dierenartsen, in samenwerking met RVV, Gezondheidsdienst, mi-
nisterie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, een belangrijke rol spelen bij het beleid, het manage-
ment en de implementatie van dierziekten-richtlijnen, de bestrijding en wering van aangifteplichtige dier-
ziekten en de aanpak van (vrijwillig) georganiseerde dierziekten. Fundamenteel en toegepast onderzoek
vraagt ook diergeneeskundige inzicht en inzet.

Een integratie van al deze facetten geeft de toekomstige dierenartsen, ieder op zijn gebied, een basis in de
Nederlandse en Europese maatschappij.
De Faculteit der Diergeneeskunde leidt deze dierenartsen op.
We gaan hoopvol de nieuwe eeuw in.

Dr Tj. Jorna.

-ocr page 202-

DE INVLOED VAN EEN EXCESSIEVE CALCIUMINNAME TIJDENS
DE GROEI EN EMBRYONALE ONTWIKKELING OP HET CALCIUM-
METABOLISME EN SKELETONTWIKKELING BIJ DE HOND\'\'

Tijdschr Diergeneeskd 1999; 124; 559-65

/. Schoenmakers^\'^ en H.A. W. Hazewinkel^

Proefschrift

INLEIDING

De samenstelling van de voeding is een belangrijke factor bij
het ontstaan van verstoringen in de skeletontwikkeling. Het
calcium (Ca)-gehalte in de voeding is één van de bestanddelen
die daarin een rol speelt. Suppletie van voeding van drachtige
teven en opgroeiende pups van grote hondenrassen met Ca
komt echter nog veel voor. Dit wordt gedaan in de veronder-
stelling dat dit extra Ca een gunstig effect heeft op de ontwik-
keling van het skelet van het jonge dier. In eerder uitgevoerde
studies werd aangetoond dat een hoge Ca-inname bij jonge
honden van een groot ras (Duitse Doggen) leidt tot een hoge
Ca-absorptie, veranderingen van de plasmaconcentraties van
Ca, fosfaat (P) en de calciotrope hormonen, en het ontstaan
van klinische verschijnselen van osteochondrose (8).
De hoge Ca-absorptie bij jonge dieren met een hoge Ca-in-
name is een gevolg van de overwegend passieve Ca-passage
in de darm van het jonge dier, die niet kan worden geregu-
leerd.

De calciotrope honnonen (parathyreoid hormoon (PTH), cal-
citonine (CT) en vitamine D metabolieten (1,25 (OH)2 Vit D,
24,25 (0H)2 Vit D en 25 (OH) Vit D) reguleren niet alleen de
extracellulaire Ca-concentratie, maar spelen ook een belang-
rijke rol in de regulatie van de longitudinale botgroei en de en-
dochondrale ossificatie. Kleine veranderingen gedurende de
relatief korte periode van intensieve groei bij honden van een
groot ras, met grote deposities van Ca in het skelet, kunnen
daarom leiden tot het verstoren van de skeletontwikkeling.

VRAAGSTELLING EN STUDIE-QPZET
De hypothese werd getoetst dat er een kritische periode be-
staat in de vroege fase van de ontwikkeling van de hond,
waarin het niveau wordt bepaald waarop de plasma Ca-con-
centratie wordt gereguleerd door de calciotrope hormonen.
Dit niveau wordt het Ca-setpoint genoemd. Veranderingen
in het Ca-setpoint worden mogelijk geïnduceerd door een
hoge Ca-absorptie en de daardoor eventueel optredende hy-
percalcemie. Met name op jonge leeftijd zijn dieren gevoelig
voor dit \'programmeren\' van het Ca-setpoint, omdat de or-
gaansystemen betrokken bij de Ca-homeostase dan nog niet
volledig zijn ontwikkeld (2, II). Ook kan een hoge Ca-in-
name van de drachtige teef mogelijk veranderingen teweeg-
brengen in de foetale differentiatie van de CT-producerende

\' Samenvatting van het proefschrift \'Modulation of calcium regulation by excessive
calcium intake in dogs. Studies during stages of development\'.

2 Hoofdafdeling Geneeskunde van Gezelschapsdieren. Faculteit der Diergenees-
kunde. Postbus SO!54. 3508 TD Utrecht.

^ Huidig werkadres: Hoofdafdeling Biochemie, Celbiologie en Histologie. Faculteit
der Diergeneeskunde. Postbus 80176, 3508 TD Utrecht.

C-cellen en de PTH-producerende bijschildkliercellen. De
plasma Ca-concentratie in het opgroeiende dier wordt moge-
lijk ten gevolge van de veranderende programmering van het
Ca-setpoint blijvend gehandhaafd door de calciotrope hor-
monen, op een niveau dat afwijkt van dat van de normale
hond, zelft wanneer de Ca-opname van het dier is genorma-
liseerd. Deze veranderingen in de hormonale Ca-regulatie
zouden kunnen leiden tot veranderingen in de Ca-balans en
de skeletontwikkeling.

Om te onderzoeken gedurende welke periode in de ontwik-
keling de hond gevoelig is voor het programmeren van de
Ca-homeostasis door een hoge Ca-inname met de voeding,
werden drie periodes onderscheiden die hiervoor mogelijk
belangrijk zijn.
Deze periodes zijn:

I De periode van gedeeltelijk spenen tot en met de eerste
helft van de periode waarin de groeisnelheid hoog is (drie
tot 17 weken leeftijd).

II De periode tussen gedeeltelijk en volledig spenen (drie
tot zes weken leeftijd).

III De periode van de embryonale ontwikkeling waarbij de
C-cellen en de bijschildkliercellen tot differentiatie ko-
men. In de hond geschiedt dit tijdens de tweede helft van
de dracht (9, 14).

Tijdens deze periodes werden de opgroeiende pups (1, n = 9;
II, n = 5), dan wel de drachtige teven, gevoerd met een voe-
der waarin het Ca-gehalte drie maal zo hoog was als de door
de NRC (13) aanbevolen hoeveelheid (HCaNP-voeder, res-
pectievelijk maternaal HCa). Omdat een hoge Ca-inname
een relatieve of absolute P-deficiënte kan veroorzaken, werd
ook een groep pups (n = 6) onderzocht die een voer kreeg

Tabel 1. Analyse van voeders.

maternaal matemaal

Bestanddeel

NCaNP

HCaNP

HCaHP

NCa

HCa

(g/lOO g droge stof)

Ruw eiwit

21.5

22,65

22.2

23.6

26.6

Ruw vet

10.2

10.76

10.7

13

15.9

As

5.9

11.5

15.3

6.5

12.2

Calcium

1.04

3.11

3.1

1.14

3.27

Fosfor

0.82

0.87

2.77

0.89

1.11

(lE/lOO g droge stof)\'

Vitamine D

110\'

110 =

110\'

100\'

100\'

1. droge stof (g/l 00 g product): 90.4 g/100 in voeder NCaNP, 90.9 g/100 g
in voeder HCaNP en 90.4/100 g in voeder HCaHP; 83.9 g/IOO g in het
matemaal NCa en 92.2 g/IOO g in het matemaal HCa.

2. zoals geanalyseerd

3. zoals opgegeven

-ocr page 203-

met zowel een drievoudig Ca- als P-gehalte (HCaHP) vanaf
de leeftijd van drie weken tot 17 weken (Tabel 1).
Om blijvende veranderingen in het Ca-metabolisme te on-
derzoeken, werden alle honden tot de leeftijd van 27 weken
gevolgd en gevoed met een voer met een Ca- en P-gehalte
volgens de aanbevolen norm (NCaNP) (13). Alle resultaten
werden vergeleken met resultaten verkregen bij een groep
pups (controles, n = 9) die gedurende de hele onderzoekspe-
riode werden gevoerd met het NCaNP-voeder. Gegevens
van de opgroeiende pups (n = 6) geboren uit teven gevoerd
met een voeding met een verhoogd Ca-gehalte tijdens de
tweede helft van de dracht, werden vergeleken met die van
pups (n = 7) geboren uit teven die gedurende de hele dracht
een voeding ontvingen met een normaal Ca-gehalte (mater-
naai NCa). De pups van deze twee groepen werden gevoerd
met het NCaNP-voeder tot de leeftijd van 27 weken.
Veranderingen in de hormonale Ca-regulatie, Ca- en P-ba-
lans en de skeletontwikkeling van deze dieren werden longi-
tudinaal onderzocht middels bloedbepalingen. Ca- en P-
metabole studies en de chemische analyse van het mineraal-
gehalte van botbiopsieën. De skeletontwikkeling werd geë-
valueerd door middel van radiografie en histologie.
Omdat basale waarden van de plasmaconcentratie van Ca
(zowel het totale Ca, als de geïoniseerde fractie) en van de
calciotrope hormonen onvoldoende inzicht geven in de ver-
anderingen in de hormonale Ca-regulatie (1,3), werden tes-
ten bij de pups uitgevoerd ter bepaling van de C-cel- en bij-
schildklieractiviteit (Zie figuur 5). Uit deze gegevens werd
het Ca-setpoint voor PTH secretie (^^S^^orPTH) uitgerekend
(16).

EFFECTEN VAN EEN HOGE CALCIUMINNAME ÜP
JONGE LEEFTIJD

Honden die in de periode vanaf gedeeltelijk spenen tot en
met halverwege de snelle groeifase voer kregen met een
hoog Ca-gehalte, maar niet met een proportioneel hoog P-
gehalte (HCaNP), ontwikkelden een emstige hypercalcemie,
hypoparathyreoidie en hypofosfatemie (Figuur 1). De plas-
maconcentraties van CT, 1,25 (OHjj Vit D en 24,25 (OHjj
Vit D waren vergelijkbaar met die van de controlegroep
(NCaNP), terwijl de plasmaconcentratie 25 (OH) Vit D ver-
hoogd was ten opzichte van die van de controles.
Honden die een voer met een hoog Ca- en hoog P-gehalte
(HCaHP) kregen, waren normocalcemisch en hadden een
plasma P-concentratie die iets lager was dan bij de controles.
De plasmaconcentraties van PTH en CT bij deze honden ste-
gen geleidelijk. De plasma 1,25 (0H)2 Vit D-concentratie
daalde geleidelijk, terwijl de plasma 24,25 (OH)2 Vit D en
25 (OH) Vit D-concentraties vergelijkbaar waren met die
van de controles.

Calcium- en fosforbalans

Uit Ca-en P-balans studies bleek dat de Ca-absorptie en Ca-
retentie alleen op jonge leeftijd (negen weken) significant
hoger waren in de HCaNP- en HCaHP-groep in vergelijking
met de NCaNP-groep (Figuur 2). In een later stadium van
maturatie en na een langere adaptatie periode, was de Ca-ab-
sorptie en Ca-retentie in de hoog-Ca groepen niet meer signi-
ficant verschillend van de controles. Dit was het gevolg van
de daling van het percentage van Ca dat uit de darm werd op-
genomen (de fractionele Ca-absorptie, «ca)- De daling van
ttj-g werd waarschijnlijk veroorzaakt door een afname van
zowel de passieve absorptie (ten gevolge van maturatie van
het maag-darmstelsel), als door afname van de actieve, 1,25
(0H)2 Vit D gemediëerde. Ca- absorptie.
Het verlies van endogeen uitgescheiden Ca met de feces (de
endogeen fecale Ca-fractie, Vf^-^) was verhoogd in de beide
groepen met een hoge Ca-inname. Dit was waarschijnlijk het
gevolg van de afgenomen reabsorptie van het endogeen uit-
gescheiden Ca. Een toename van de Ca-uitscheiding met de
urine bleek afhankelijk te zijn van het optreden van een hy-
percalcemie en door hypercalcemie-geïnduceerde hypopara-

O 3 6 9 12 15 18 21 24 27

age (weeks)

o
£

O
ü

1J
O

O 3 6 9 12 15 18 21 24 27

age (weeks)

g: 4

O

E
E

Figuur 1. Plasma calcium (Ca), en fosfaat (P) In 3 groepen honden gevoerd met, respectievelijk, een voeder met een Ca- en P-gehalte volgens de NRC,
1974 aanbevelingen (NCaNP) (symbool O), een voeder met een verhoogd Ca- gehalte (HCaNP) (•), of een verhoogd Ca- en P- gehalte (HCaHP) (▲) van
drie tot 17 w/eken leeftijd. Van 17 tot 27 weken werden alle groepen gevoerd met het NCaNP- voeder. Wanneer significante verschillen tussen groepen
aanwezig waren (P < 0.05], is dit aangegeven met een A (significant verschillend van groep NCaNP) en/of een B (significant verschillend van groep
HCaNP).

-ocr page 204-

m

thyreoidie en trad alleen op bij de honden die gevoerd werden
met het HCaNP-voer. Renale P-uitscheiding is afhankelijk
van zowel de plasma P-concentratie, die ernstig verlaagd was
in de honden gevoerd met het HCaNP-voer, en het tubulair
maximum voor P, dat zal zijn verhoogd ten gevolge van de
lage plasma PTH-concentratie in deze honden. Deze effecten
kwamen tot uiting in de bijna ondetecteerbaar lage P-concen-
tratie in de urine van de honden van de HCaNP-groep (Figuur
3). Dit staat in contrast met de toegenomen renale P-excretie
van de honden die gevoerd werden met het HCaHP-voer on-
der invloed van de relatief hoge plasma PTH-concentratie, de
lage 1,25 (0H)2 Vit D- concentratie en de toegenomen op-
name van de hoeveelheid P en de slechts weinig afgenomen
plasma P-concentratie.

De fractionele P-absorptie in de HCaNP- en HCaHP-groep
daalde parallel met de daling in de fractionele Ca-absorptie
(Figuur 3). Dit kan verklaard worden door het feit dat de ac-
tieve absorptie van P evenals die van Ca afhankelijk is van 1,25
(0H)2 Vit D. Bovendien was P in het darmlumen mogelijk
slecht beschikbaar voor absorptie, door de aanwezigheid van
de grote hoeveelheden Ca, dat P kan binden in onoplosbare Ca-
P-complexen. Dit leidde tot een scheve verhouding in de Ca-
en P-absorptie en -retentie in de groep die gevoerd werd met
het HCaNP-voer (Figuur 3). De lage P-retentie kwam tot uiting
in een significant lager P-gehalte in botbiopsieën van de
HCaNP-gevoerde groep vergeleken met gehalten gemeten in
de groepen gevoerd met het NCaNP- of HCaHP-voer.

Skeletontwikkeling

Alhoewel een afgenomen Ca-absorptie mogelijk beschermt
tegen nadelige effecten van een hoge Ca-inname, verstoren
de hormonale veranderingen en de P-deficiënte, indien Ca-
en P-inname niet proportioneel verhoogd zijn, een normale
ontwikkeling van het skelet. Bij honden die HCaNP-voer
kregen waren deze afwijkingen vergelijkbaar met het beeld
van rachitis (Figuur 4). De groeischijf van de ribben en de
distale radius was verbreed, de metafysis van de ulna afge-
vlakt en de ontwikkeling van de secundaire ossificatiecentra
vertraagd. Het primaire spongiosa van de metafyse van de
rib was bedekt met een ongemineraliseerde osteoid-zoom.
Bij honden die werden gevoerd met het HCaHP-voer waren
histologisch en radiologisch verschijnselen van een ver-
stoorde endochondrale ossificatie -
Osteochondrose - waar-
neembaar. Histologische coupes van ribbiopsieën van deze
honden toonden een hoge prevalentie van lokale vertragin-
gen van de endochondrale ossificatie. De gevolgen van een
vertraagde endochondrale ossificatie was röntgenologisch
herkenbaar door de aanwezigheid van kraakbeenzuiltjes in
de metafyse van de distale radius en de vertraagde ossificatie
van de secundaire ossificatie centra (Figuur 4).
Nadat de Ca-inname was genormaliseerd bij de honden die
voorheen de hoog Ca-voeders kregen, normaliseerde de Ca-
en P-balans (Figuur 2 en 3), en namen zowel de voedselin-
name als de groeisnelheid toe. Het rachitis-achtige beeld, dat
zich had ontwikkeld toen de honden het HCaNP-dieet kre-
gen, verdween. Skeletafwijkingen bleven echter bestaan in
beide groepen die in de eerste periode gevoerd werden met
de hoog Ca-voeders. In de histologische coupes van de rib
van de voorheen HCaNP-gevoederde groep was te zien dat
na de voerwijziging ook in deze groep de endochondrale os-
sificatie lokaal vertraagd was, zoals bij
Osteochondrose.
Het doormaken van een periode van hoge Ca-inname in het
vroege leven van de pup blijkt dus te leiden tot emstige ske-
letontwikkelingsstoomissen.

ml

O

1.00

O

ö

0.80

0.60

0.40

0.20

0.00

§

2.00

O

■D

$

1.60

CD

a>

1.20

1

0.80

O

O

0.40

>

OOO

f

2.00

"O

k

1.60

co

co

1.20

ö

E

E

0.80

O

u

0.40

0.00

I

I

15 21 25
age (weeks)

I

50

O
■O

É
a>

40

^ 30
ö

I 20

O
U

10

50

40

É
I

O

E
E

30

20

A

J]

5 10

15 21 25
age (weeks)

ifirin

15 21 25
age (weeks)

15 21 25
oge (weeks)

Figuur 2. Calcium (Ca)- inname (Vjcg), fractionele Ca- absorptie (ag), Ca- opname (VgCa), endogeen fecale Ca- fractie (V«^), renale Ca- uitscheiding (V^ca) en
Ca- retentie (ca) in drie groepen honden gevoerd met verschillende Ca- en P- gehalten van drie tot 17 weken leeftijd en met een voeder met Ca- en P- ge-
halten volgens de NRC, 1974 aanbevelingen van 17 tot 27 weken leeftijd. De zwarte balk werd gebruikt voor groep HCa NP, de witte voor groep HCaNP,
de gestreepte balk voor groep HCaHP. Zie figuur 1 voor verdere details. (Reprinted from The Journal of Nutrition, 1999; 129: 1068-1074).

-ocr page 205-

Q- 1,00
a

0.80
0,60
0.40
0.20
0.00

I

É

|30

I 20

Q.

^ 10

s

m

g 30

I 20

«A

üll

É

■Iii ra

15 21 25
oge (weeks)

15 21 25
age (weeks)

15 21 25
oge (weeks)

25

20

a>

e

10

E

Q.

5

AB

Al

3

É i

Ui

riri

15 21 25
age (weeks)

50

40

30

20

Q.
<

15

21 25
age (weeks)

Figuur 3. Fosfor [P)- inname (V,p), fractionele P- absorptie (ap), P- opnanne (Vap), renale P- uitscheiding (V^p) en P- retentie (P) in drie groepen honden ge-
voerd met voeders met verschillende Ca- en P- gehalten van drie tot 17 weken leeftijd en met een voeder met Ca- en P- gehalten volgens de NRC, 1974
aanbevelingen van 17 tot 27 weken leeftijd. Zie figuur 1 voor verdere details. [Reprinted from The Journal of Nutrition 1999; 129: 1068-74).

Calciumregidatie

Bij de hypercalcemische honden van de HCaNP-groep was
de CT-secretie na Ca-infusie afgenomen (Figuur 5). Infusie
van Na3EDTA veroorzaakte in deze groep geen significante
toename van de plasma PTH-concentratie, zelfs niet wan-
neer een ernstige hypocalcemie werd geïnduceerd (Figuur
5). Dit kan verklaard worden door het verlies aan gevoelig-
heid van de C-cellen en de hoofdcellen voor veranderingen
in de plasma Ca-concentratie ten gevolge van de chronische
hypercalcemie.

Ondanks de afgenomen CT-secretie en de afwezigheid van
PTH-secretie was de plasma Ca-concentratie opmerkelijk
constant in de HCaNP-honden, alhoewel op een hypercalce-
misch niveau. Ook na Na3EDTA-infusie werden de uit-
gangswaarden van de plasma Ca^^ concentratie weer snel
bereikt. Dit illustreert de belangrijke rol van de uitwisselbare
Ca-pool en mechanismen die niet door de calciotrope hor-
monen worden aangestuurd in de handhaving van de ex-
tracellulaire Ca regulatie. De Ca-receptor, die recentelijk
werd aangetoond in vele organen (4, 5, 15), speelt mogelijk
een belangrijke rol in deze mechanismen.
De behouden reactiviteit van de C-cellen en de hoofdcellen van
de bijschildklier (Figuur 5) en het onveranderde ^\'\'S^oorPTH
de honden gevoerd met het HCaHP-voer, benadrukt de rol van
een gebalanceerde Ca- en P-inname. Ondanks het feit dat de
Ca- en P-absorptie hoog was op negen weken leeftijd, werd een
normocalcemie behouden omdat Ca-P-complexen konden
worden gebufferd in cellen en in mineraliserende weefsels (10).
Nadat de Ca-inname op 17 weken leeftijd werd genormali-
seerd, verschilden de basale plasma concentraties van Ca, P,
PTH en Vit D metabolieten in de honden die in de voor-
gaande periode de hoog Ca-voeders kregen, niet van de waar-
den van deze parameters gemeten in de controles (Figuur 1).
De CT- en PTH-respons op stimulatie herstelde geleidelijk in
de groep waarin in de voorgaande periode een door het
HCaNP-voeder geïnduceerde hypercalcemie optrad. De ge-
stimuleerde PTH-secretie was echter zelfs nog op 27 weken
leeftijd minder groot dan in de controles. Het
\'-^S^oor pth was
op deze leeftijd significant hoger dan in de controlegroep en
hoger dan in de groep die in de voorgaande periode het
HCaHP-voeder ontving. De geïoniseerd Ca-concentratie in

Figuur 4. Radiologisch beeld van het antebrachium van een Duitse Dog
van 15 weken gevoerd met HCaNP- voer (links) of HCaHP- voer [rechts].
Zie figuur 1 voor verdere details.

-ocr page 206-

het plasma in deze honden onder niet-gestimuleerde omstan-
digheden was echter lager dan de Ca^^-concentratie in het
^^^voorPTH veronderstelt een relatieve hypocalcemie. Ook
de relatief lage basale plasma CT-concentratie in deze hon-
den weerspiegelt deze relatieve hypocalcemische status. De
afgenomen PTH-respons en de relatieve hypocalcemie werd
mogelijk veroorzaakt door een nog steeds aanwezige hypo-
trofie en hypoplasie van de hoofdcellen van de bij schildklier.
Het verhoogde "^^Syoor
pth (\'l"® PTH- secretie wordt pas ge-
remd door een Ca2 -concentratie in het hypercalcemische ge-
bied) is een indicatie voor een veranderende programmering
van de hoofdcellen van de bij schildklier op jonge leeftijd, die
mogelijk leidt tot hyperparathyreoidie op oudere leeftijd.
Bovendien leidt de chronisch door hypocalcemie gestimu-
leerde PTH-secretie mogelijk tot een verstoring van het nor-
male, pulsatiele patroon van PTH-afgifte. Dit patroon van
PTH-secretie is essentieel voor het behoud van de gevoelig-
heid van de osteoclasten en osteoblasten voor PTH, en dus
voor een normale skeletmodellering.

Bij honden die gedurende de eerste periode het HCaHP-voer
ontvingen, waren de gestimuleerde plasma CT- en PTH-con-
centraties, en was dus ook het "-^S
^oor pth "og steeds verge-
lijkbaar met de waarden van de honden die de hele periode
het NCaNP-voer kregen.

Het optreden van een periode van hypercalcemie in het
vroege leven lijkt dus een voorwaarde te zijn voor het ont-
staan van een veranderd patroon van CT- en PTH-secretie,
zelfs nadat de Ca-inname is genormaliseerd.

0.50

2*

Ca

Y ^ —»

1

-5 0 5 10 15

time (min) after infusion

20

2.00

Ca

— 1.50

O

E
E

5

™ ,.00

0.50

O 5 10 15 ;

f time (min) after injection

PTH

Ol
c

O)
c

X

S:

X
K
Q.

50

20

4000

CT

O

3000

2000

1000

Figuur 5. Plasma calcit^onine (CT) concentratie na calcium- infusie (2.5 mg Ca^* per kilo lichaamsgewicfit, als een oplossing van Ca- gluconaat) (links) en
geïsoneerd Ca (Ca2 ) en parathyreoidhormoon (PTH) concentraties na NasEÜTA- infusie (30 mg NagEDTA per kilo licfiaamsgewicht) [rechts] op respec-
tievelijk 13 en 14 weken leeftijd in drie groepen honden gevoerd met voeders met verschillende Ca- en P- gehalten Zie figuur 1 voor verder details en sym-
bolen. Symbool □ Viierd gebruikt voor de resultaten van infusie van 60 mg NaaEDTA per kilo lichaamsgewicht bij fionden van de HCaNP- groep.

-ocr page 207-

twT\'ww^mMt^i^iijfi m m

.^■Piki^wfflitoÄ I ü b\' É " i il I li

EFFECTEN VAN EEN HOGE CALCIUM-INNAME
VÓÓR DE SPEENLEEFTIJD

Skeletontwikkeling

De verstoringen in endochondrale ossificatie zoals werd
waargenomen bij de beide groepen honden met een hoge Ca-
inname tot 17 weken leeftijd, traden niet op bij de honden die
het HCaNP-voer kreeg van drie tot zes weken leeftijd. Wel
werd röntgenologisch bij alle honden van deze groep op de
leeftijd van 27 weken het beeld van enostosis (radiodense
vlekken in de medullairholten van de lange pijpbeenderen)
vastgesteld. Een geremde modellering van het skelet ten ge-
volge van een door CT onderdrukte osteoclastactiviteit
wordt hiervoor verantwoordelijk gesteld (7).

Calciumregulatie

De bevindingen bij de groep honden die het HCaNP-voer
ontvingen gedurende uitsluitend de periode van gedeelte-
lijk tot geheel spenen, verschilden van de bevindingen bij
de honden die gedurende drie tot 17 weken leeftijd het
HCaNP-voer ontvingen. Alhoewel de plasma Ca-concen-
tratie toenam en de plasma PTH-concentratie afnam in de
korte periode van hoge Ca-inname, was de respons van de
hoofdcellen in de bijschildklier bij testen uitgevoerd na de
normalisatie van het Ca-gehalte van het voer, ongewijzigd
en dus het ^^^S
^oor pth verschillend van dat van de
controles. Tussen 13 en 19 weken leeftijd was de C-cel
respons echter meer uitgesproken vergeleken met de con-
troles en de groep die het HCaNP-voer kreeg van drie tot
17 weken. De periode waarin deze honden een verhoogde
Ca-absorptie en plasma Ca-concentratie hadden, was mo-
gelijk te kort voor het desensibiliseren van de C-cellen en
de hoofdcellen van de bijschildklier, terwijl in deze pe-
riode mogelijk wel een C-cel hyperplasie en/of hypertrofie
werd geïnduceerd.

Geconcludeerd mag worden dat een verhoogde Ca-inname
gedurende de speenperiode van de jonge hond kan leiden tot
een veranderd patroon van CT-secretie en stoornissen in de
skeletontwikkeling op oudere leeftijd.

EFFECTEN VAN EEN HOGE CALCIUM-INNAME VAN
DE TEEF GEDURENDE DE EMBRYONALE ONTWIK-
KELING VAN DE PUPS

Een hoge Ca-inname door drachtige teven gedurende de
tweede helft van de dracht, leidde tot een tendens tot afname
van de plasma 1,25 (OH>2 Vit D-concentratie bij de teef Dit
leidde tot een afname in de fractionele Ca-absorptie bij deze
teven, terwijl de plasmaconcentraties van Ca, P, PTH en CT
onveranderd bleven in vergelijking met de waarden voor de
drachtigheid. Door deze goede regulatie van de Ca-homeo-
stasis in de (volwassen) drachtige hond, en regelmechanis-
men in de placenta (18) werden negatieve effecten van een
hoge matemale Ca-inname op de pup mogelijk vermeden;
bij zowel de pups die geboren werden uit de drachtige teven
die gevoerd waren met een normaal Ca-voer, als die geboren
werden uit de teven die een hoog Ca-voer hadden gekregen
tijdens de tweede helft van de dracht, werden direct na de ge-
boorte geen afwijkingen in de endochondrale ossificatie aan-
getroffen. Er werden noch significante verschillen gevonden
in de basale plasmaconcentraties van Ca, P, en de calciotrope
hormonen tussen de twee groepen pups tijdens de eerste zes
levensmaanden, noch in de gestimuleerde plasmaconcentra-
ties van Ca2 , CT en PTH en dus in het ^as^^^^ p-^j^.
Eveneens waren er geen verschillen in de Ca-balans en ske-
letontwikkeling tussen de twee groepen nakomelingen gedu-
rende de eerste zes levensmaanden. Dit is in tegenstelling tot
het optreden van osteochondrose in foemssen van ooien en
muizen, gevoerd met een hoog Ca-dieet gedurende de dracht
(6, 12). Uit deze pilot-studie kan - met enige voorzichtigheid
- worden geconcludeerd dat een hoge Ca-inname door de
drachtige teef gedurende de tweede helft van de dracht, zon-
der dat de inname van andere nutriënten is verhoogd, geen
belangrijke rol speelt in het optreden van verstoringen in het
Ca-metabolisme en skeletontwikkeling van de nakomelin-
gen.

CONCLUSIES & SAMENVATTING

1. Een hoge Ca-inname, zonder een proportionele ver-
hoogde P-inname vanaf gedeeltelijk spenen tot 17 weken
leeftijd, veroorzaakt veranderingen in de plasmaconcen-
tratie van Ca, P en de calciotrope hormonen, en de Ca- en
P-balans. De mineralisatie van nieuw gevormd kraakbeen
en osteoid is ernstig verstoord. Skeletafwijkingen ver-
dwijnen maar gedeeltelijk na normalisatie van de Ca-in-
name gedurende een periode van tien weken.

2. Een hoge Ca-inname, met een proportionele verhoogde P-
inname vanaf gedeeltelijk spenen tot 17 weken leeftijd,
veroorzaakt veranderingen in de plasmaconcentratie van
P en de calciotrope honnonen, de Ca- en P-balans, en leidt
tot emstig verstoorde endochondrale ossificatie. Skelet-
afwijkingen blijven bestaan na normalisatie van de Ca-
en P- inname.

3. Een hoge Ca-inname met een proportionele verhoogde P-
inname leidt tot het behoud van een normocalcemie en
een normale C-cel- en bijschildklierfunctie.

4. Een hoge Ca-inname, zonder een proportionele ver-
hoogde P-inname, leidt tot veranderingen in de C-cel- en
bijschildklierfunctie, zowel gedurende de periode van
hoge Ca-inname, als gedurende een lange periode na nor-
malisatie van de Ca-inname. De aard van de veranderin-
gen is echter afhankelijk van de duur van de hoge Ca-in-
name. Een chronisch hoge Ca-inname leidt tot een door
hypercalcemie geïnduceerd verlies van de gevoeligheid
van de C-cellen en de hoofdcellen van de bijschildklier
voor veranderingen in de plasma Ca-concentratie gedu-
rende de hoge Ca inname, en een toenemende CT- en
PTH-respons nadat de Ca-inname is genormaliseerd, ech-
ter met een significant verhoogd "-^SyoorPTH-

5. Een hoge Ca-inname gedurende de periode tussen gedeel-
telijk en volledig spenen leidt tot een tijdelijke hypersecre-
de van CT, terwijl de bijschildklier functie niet verandert.
Deze CT-hypersecretie speelt mogelijk een rol in de ver-
stoorde skeletremodelering die optreedt in deze dieren.

6. Een hoge Ca-inname door de teef gedurende de tweede
helft van de dracht, zonder verhoogde inname van ook an-
dere nutriënten, speelt geen belangrijke rol bij het optre-
den van verstoringen in het Ca-metabolisme en de skelet-
ontwikkeling van de nakomelingen.

Er is in het vroege leven een kritische periode waarin het ni-
veau wordt bepaald waarop de Ca-concentratie door de calcio-
trope hormonen wordt gereguleerd. Dit niveau kan anders
worden ingesteld in de Duitse Dog als deze een voer eet met
een hoog Ca-gehalte en hoge Ca: P ratio, van drie tot 17 weken
leeftijd. Eten van een voeding met een hoog Ca-gehalte, en
een normale Ca: P ratio gedurende deze periode, heeft ook
emstige consequenties voor de skeletontwikkeling. De resul-
taten van deze studie benadmkken dat de voeding die op jonge
leeftijd wordt gegeven, niet een overmaat aan Ca en P mag be-

-ocr page 208-

vatten om veranderingen in de hormonale Ca-regulatie en
stoomissen in de skeletontwikkeling te helpen voorkomen.

DANKBETUIGING

Deze studie werd uitgevoerd met de financiële steun van Hill\'s Science and

Technology Center en de Universiteit Utrecht.

REFERENTIES

1. Ahrén B. and Bergenfelz A. Potential clinical use of the EDTA-infu-
sion test. Eur J Clin Chem Clin Biochem 1993; 31 (6); 353-8.

2. Barker DJP, and Clark PM. (1997) Fetal undernutrition and disease in
later life. Rev Reprod 1997; 2(2); 105-12.

3. Brown EM. Four-parameter model of the sigmoidal relationship be-
tween parathyroid hormone release and the extracellular calcium con-
centration in normal and abnormal parathyroid tissue. J Clin
Endocrinol Metab 1983; 56; 572-81.

4. Brown EM. The biology of the extracellular Ca^^ -sensing receptor.
In; Bilezikian JP, Raisz LG, and Rodan GA. (eds.) Principles of bone
biology. Academic Press, New York, USA. 1996; 243-62.

5. Chattopadhyay N, Mithal A. and Brown EM. The calcium-sensing re-
ceptor; a window into the physiology and pathophysiology of mineral
ion metabolism. Endocr Rev 1996; 17 (4); 289-307.

6. Corbellini CN, Krook L, Nathanielsz PW, and Kallfelz A. Osteochon-
drosis in fetuses of ewes overfed calcium. CalcifTissue Int. 1991; 48;
37-45.

7. Hazewinkel HAW. Calciotropic hormones and bone metabolism. In;
Rijnberk A. (ed.) Clinical endocrinology of dogs and cats. Kluwer

Academic Publishers, DordrechL the Netherlands. 1996; 177195.

8. Hazewinkel HAW, Hackeng WHL, Bosch R, Goedegebuure SA.
Voorhout G, Brom WE van den. and Bevers MM. Influence of diffe-
rent calcium intakes on calciotropic hormones and skeletal develop-
ment in young growing dogs. Front Horm Res 1987; 17; 221 -32.

9. Kameda Y, Shigemoto H. and Ikeda A. Development and cytodiffe-
rentiation of C cell complexes in the dog fetal thyroids. Cell Tissue Res
1980; 206; 403-15.

10. Kaplan FS, August CS. Fallon MD, Gannon F, and Haddad JG.
Osteopetrosis. The paradox of plenty. Pathophysiology and treatment.
Clin Ort Rel Res 1993; 294; 64-78.

11. Lucas A, Baker BA, Desai M, and Hales CN. Nutrition in pregnant or
lactating rats programs lipid metabolism in the offspring. Br J
Nutrl996; 76 (4);605-12.

12. Liebgott B, and Srebrolow G. Fetal toxicity caused by excessive ma-
ternal dietary calcium. J Can Dent Assoc 1989; 55 (2); 129-33.

13. National Research Council Nutrient requirements of dogs. National
Academy Press, Washington DC, USA, 1974.

14. Nunez EA, and Gershon MD. Secretion by parafollicular cells begin-
ning at birth; ultrastructure evidence from developing canine thyroid.
AmJAnat 1977; 147; 375-81.

15. Quarles LD. Cation sensing receptors in bone; a novel paradigm for re-
gulating bone remodeling? J Bone Miner Res 1997; 12(12); 1971-4.

16. Schoenmakers 1. Modulation of calcium regulation by excessive cal-
cium intake in dogs. Studies during different stages of development.
Proefschrift Universiteit Utrecht, december 1998.

17. Stulc J. Placental transfer of inorganic ions and water. Physiol Rev
1997; 7 (3); 805-36.

RUND

Referaten

Effect of three sustained-release devices on pa-
rasitic bronchitis in first year calves

F.H.M. Borgsteede, J.N. van der Linden, J.B. W.J. Corne-
lissen, C.P.H. Gaasenheek, and F. Ascher. Vet Rec 1998:
142: 696-9.

De werking van langdurig werkzame boli met antiparasitica
gericht tegen
Dictyocaidus viviparus werd bestudeerd bij
vijf groepen van zes kalveren.

Groep 1 diende als controle, groep 2,3 en 4 kregen respectie-
velijk een bolus met levamisole, fenbendazole en ivermec-
tine en bij de dieren van groep 5 werd een levamisole bolus
ingebracht en volgde een vaccinatie tegen longwormen.
Het doel van het onderzoek was na te gaan of de geschetste
profylaxe een mogelijke longworminfectie zoals die bestaat
bij het begin van het weideseizoen zou kunnen voorkomen.
Alle kalveren kregen weidegang. Na zeven dagen werden de
boli ingebracht. Vanaf de negende dag had meerdere keren
besmetting plaats met in totaal 200 longwormlarven per dier.
Omweiden gebeurde programmatisch. Regelmatig werden
de kalveren serologisch onderzocht op het voorkomen van
antilichamen (ELISA). Na vijf maanden buiten gelopen te

hebben, had opstalling plaats en besmetting met 5000 long-
wormlarven. Drie weken later werden na het slachten de lon-
gen bekeken op het aanwezig zijn van de parasiet.
Het volgende werd waargenomen.

Bij geen enkel dier werden ziekteverschijnselen gezien. De
groei van de kalveren uit de controlegroep bleef achter maar
was nog wel acceptabel. Bij deze dieren werden ook regel-
matig longwormlarven in de mest aangetoond. Bij de kalve-
ren uit de overige groepen waren deze of afwezig of slechts
in geringe aantallen te zien. Na challenge, het bestuderen van
de longen en serologisch onderzoek bleken de dieren uit de
controlegroep immuun te zijn. In de ivermectinegroep kwa-
men meer longwormen voor dan in de andere. Deze parasie-
ten waren bij de gevaccineerden kleiner. Op basis van de re-
sultaten kunnen geen conclusies getrokken worden over een
mogelijke immuniteit in het tweede weideseizoen. Een en
ander is mede afhankelijk van de besmettingsdmk.

Dr. J.P. W.M. Akkermans

-ocr page 209-

■P P ITT.

Tijdschr Diergeneeskd 1999: 124: 566-70

VOEDERSTOÜRNISSEN OP EEN MELKVEEBEDRIJF

G.H. Wentink \\ A. de Kruif ^

Dit en voorde praktijk

Bij het lezen van dit probleem wordt
van u verwacht dat u in de huid van de
geconsulteerde practicus kruipt en zich
met hem/haar identificeert

ANAMNESE

Een veehouder heeft hulp van een die-
renarts ingeroepen voor een koe die niet
wil eten en sloom is. Het is een bedrijf
waarvan de veehouder slechts zelden de
hulp van de dierenarts inroept
(Je bent
dus niet goed op de hoogte van de gang
van zaken op het bedrijf).
De veehouder meldde dat hij een week
tevoren een koe met dezelfde problemen
had opgeruimd en de week daarvoor een
koe met identieke problemen had laten
behandelen door een collega. Nu, op
vrijdag is er weer een koe ziek met naar
zijn idee dezelfde verschijnselen als de
voorgaande keren. Een vage anamnese
zoals wel vaker voorkomt
(.Ie zult dus
zelf door gerichte vragen en vooral ei-
gen waarnemingen de meeste informatie
moeten vergaren).

INSPECTIE VAN DE STAL
De stal is ongeveer 15 jaar oud, heeft een
open nok en een luchtinlaat van onge-
veer 20 cm in de zijgevels. De luchtge-
leide platen zijn van dezelfde lengte als
de luchtinlaat. De veehouder is niet met
zijn tijd meegegaan: momenteel hoort
een luchtinlaat minstens 30 cm te zijn en
wordt de lucht over kleppen met een
lengte van 1.20 m geleid.
Aan de zoldering van de stal hangt geen
spinrag en is geen schimmelgroei te
zien.
(Gewoontegetrouw kijk je altijd
eerst naar de zoldering om te zien of er
schimmel groeit aan de balken en of er
spinrag omlaag hangt. Dit is niet het ge-
val, dus de luchtverversing zal toch wel
in orde zijn (Intermezzo I).
Het aantal voerplaatsen is voldoende
voor ongeveer 50 koeien. Op de voer-

\' CR Delia Produel Divisie. PO Box 5073. 6802 EB
Arnhem.

^ Faculteit Diergeneeskunde, Vakgroep Voortplanting,
Verloskunde en Bedrijfsdiergeneeskunde: Salisbu-
rylaan 133, 9820 Merelbeke, België.

gang staan pakken maïs en een enkel pak
voordroog. Op het oog is de kwaliteit
van beide voldoende.
(De veehouder
verstrekt waarschijnlijk afwisselend
maïs en voordroog: je moet dus reke-
ning houden met onevenwichtige maïs
en voordroog-opname door individuele
koeien).

Het merendeel van de MRY-koeien ligt
in de boxen te herkauwen. De dieren
staan in één ruimte en worden dus niet in
productiegroepen gehouden. Alle dieren
krijgen in deze situatie hetzelfde basis-
rantsoen. De koeien hebben geen zender
om en een krachtvoerbox is niet aanwe-
zig.
(Je concludeert dat krachtvoerver-
strekking waarschijnlijk plaatsvindt in
de melkstal. Straks even kijken of er
krachtvoerresten in de bakken liggen).
In zo\'n situatie, waarin de koeien mw-
voer aan het voerhek opnemen en in de
melkstal krachtvoer ontvangen kan het
gebeuren dat vervelende koeien een ex-
tra portie krachtvoer krijgen om ze mstig
te houden of dat ze resten krachtvoer van
de vorige groep aantreffen. Een te grote
krachtvoeropname is dan mogelijk. Bij
een dergelijke bedrijfsvoering is het
goed mogelijk dat bij enkele dieren
(vooral bij vaarzen) de krachtvoer- en
ruwvoeropname onevenwichtig is en
er daardoor een overmaat krachtvoer
wordt opgenomen. Dit kan consequen-
ties hebben voor de pensfermentatie (In-
termezzo II).

In de melkstal ontbreken melkglazen:
een goede registratie van de individuele
melkproductie per dag is dus niet goed
mogelijk.
(Je bedenkt dat de enige ma-
nier waarop de veehouder een indruk
van de melkproductie per koe per dag
kan krijgen de tijdsduur is waarin de koe
wordt leeggemolken).

KLINISCHE INSPECTIE
De veehouder is bezig op de roosters. Op
enkele plaatsen ligt erg dunne mest. De
koeien hebben een normale conditie-
score: er zijn geen extreem vette of ma-
gere dieren aanwezig. De pensvulling
van de meeste dieren is zo op het oog
voldoende.

De zieke koe ligt in een box. De veehou-
der jaagt haar op
(Je helpt door de koe in
de linker flank te stompen. Je merkt op
dat de consistentie van de pensinhoud
slapper is dan normaal).
Na het opjagen
en bij het voortdrijven over de roosters
hoest de koe niet en heeft een normale
ademfrequentie.
(Je verwacht eigenlijk
geen longajwijkingen).
Het dier loopt
wat slap, maar wel goed gecoördineerd.
De veehouder vertelt inmiddels dat hij
zwarte korreltjes heeft gevonden in de
maïs. Hij heeft opgemerkt dat naast het
maïsland zwarte nachtschade heeft ge-
staan. Hij vraagt: zou het niet een vergif-
tiging kunnen zijn? Hij heeft wel eens
gehoord dat zwarte nachtschade erg gif-
tig is.

(Op deze vraag moet je het antwoord
schuldig blijven. Thuis dus direct even
nakijken (Tabel II). Naderhand thuis stel
je vast dat de verschijnselen van een ver-
giftiging met de zwarte nachtschade ver-
schillen van de ziekteverschijnselen van
de zieke koe).

Nadat het dier is vastgezet begin je met
het algemeen onderzoek met het tellen
van de pols aan de staartarterie, intussen
gerichte vragen stellend over voerop-
name, hoedanigheid van de mest, her-
kauwen en melkproductieveranderin-
gen. De veehouder kan weinig bijzon-
derheden over de individuele koeien ge-
ven: als de koppel het goed doet besteedt
hij geen bijzondere aandacht aan de indi-
viduele koeien. Hij vertelt dat deze mor-
gen de melkgift van de koe te laag was
omdat ze te snel leeg was. Hij heeft de
koe vandaag nog niet aan het voerhek
zien staan en ze lag vanmorgen in de-
zelfde box als de avond tevoren.
(Je con-
cludeert dus dat de koe waarschijnlijk al
ruim 12 uur niet heeft gegeten).
De polsfrequentie is normaal. Hart-
afwijkingen zijn dus ook niet waar-
schijnlijk. De vang- en de uierlymfekno-
pen zijn niet vergroot en verschuifbaar.
De huid boven het uier heeft een nor-
male turgor. Het slijmvlies van de
schede is rose zonder bloedingen en
vochtig. De temperatuur van de oren is
normaal.

Omdat je bij het opjagen een wat slappe
pensinhoud hebt gevoeld concentreer je
je op het digestiestelsel. De pens is rede-
lijk gevuld, maar de inhoud is waterig. In
de twee minuten datje met de veehouder
hebt staan praten over een mogelijke
vergiftiging is er maar één pensbewe-
ging te voelen geweest: die zijn dus veel
te traag. Bij het rectaal onderzoek is de
losliggende symmetrische baarmoeder

-ocr page 210-

m w m

rantsoen bestaat uit maïskuil, voor-
droog, bierbostel en krachtvoer. Na de
middag gaan de koeien op de weide
grenzend aan de stal. Dit is alleen voor
wat lichaamsbeweging, want de gras-
groei is in dit jaargetijde, de late herfst, te
verwaarlozen. Hij vertelt erbij dat het
rantsoen gecontroleerd en berekend is
door een veevoederadviseur (Tabel I).
Bij het samenstellen van het rantsoen is

Intermezzo I

Bij binnenkomst op niet goed bekende of onbekende rund veebedrijven is het van be-
lang dat de dierenarts zich goed oriënteert met betrekking tot allerlei aspecten die
een aanwijzing geven over het management van de veehouder.
Deze waarnemingen betreffen in eerste instantie de huisvesting, de wijze van voe-
ren, de methode van melken, en pas daama de dieren. Eventuele voorlopige conclu-
sies vormen de basis voor het stellen van gerichte aanvullende vragen.

Allereerst wordt na aankomst op het bedrijf aandacht besteed aan de huisvesting: de
bouw en het type van de stal en het ventilatiesysteem. Een indruk aangaande de kwa-
liteit van de ventilatie kan worden verkregen door acht te slaan op schimmelgroei
aan houten delen van het plafond en op de aanwezigheid van grote hoeveelheden
spinrag aan het plafond. Aanwezigheid van beide of een van de twee genoemde ken-
merken duidt op een gebrekkige ventilatie.

Vervolgens wordt aandacht besteed aan de methode van voeren: hoeveel vreetplaat-
sen zijn er, is er voer aanwezig op de voergang waaruit blijkt dat de veehouder het
voer handmatig voor de koeien brengt, is er mechanische apparatuur aanwezig (bij-
voorbeeld een mengvoerwagen) voor voederverstrekking, zijn er krachtvoerboxen
in de stal aanwezig en hebben de koeien zenders om?

Bij binnenkomst kan in het algemeen een blik in de melkstal worden geworpen
(welk type melkstal?), waarbij tevens aandacht wordt gegeven aan de aan- of afwe-
zigheid van voerbakken in de melkstal (dus individueel aangepaste voedering door
middel van verschillende hoeveelheden krachtvoer in de melkstal), en de hoogte van
de ligging van de melkleiding (een hoge ligging brengt in het algemeen een hoger
vacuum met zich mee dan laagliggende leidingen, met gevolgen voor de uiergezond-
heid).

Vervolgens moet gekeken worden naar het aantal drinkbakken en naar de plaatsing
van de drinkwatervoorziening: kunnen de koeien de drinkbakken met mest bevui-
len?

Verder moet aandacht besteed worden aan de ligboxen: breedte, lengte, plaatsing
van de schoftboom, boxen verhoogd, buis of strooiselkering achter de boxen, soort
van vulling van de boxen (gehakseld stro, zaagsel, matten of iets anders).
Tenslotte dient men te letten op de consistentie van de mest op de roosters.
De doelstelling van deze inventarisatie is het verkrijgen van een indruk over de
be-
drijfsvoering.

Pas daama wordt aandacht besteed aan de dieren. Voor de koeien staande, dus nog
op de voergang, is het vereist te controleren of de koeien herkauwen: meestal, be-
halve wanneer de dieren net nieuw voeder verstrekt hebben gekregen, ziet men bij
binnenkomst in de stal dat ongeveer de helft van de dieren ligt of staat te herkauwen.
Verder moet men kijken naar oog- en/of neusuitvloeiing, en naar speekselen.
Op de roosters moet aandacht worden besteed aan het gedrag van de koeien: lopen ze
voor je weg of blijven ze mstig staan. Als de koeien voor je wegvluchten kan dat dui-
den dat op een ruw gedrag van de veehouder.

Verder gaat de aandacht uit naar de conditie van de koeien, naar het baarkleed, naar
de pensvulling (tevens de consistentie manueel controleren), naar de klauwen en de
wijze van lopen, en naar de vorm van de uiers (oedeem, afwijkende vorm).
In enkele gevallen kan opvallen dat enkele individuele dieren dunne mest produce-
ren. Veelal maken de koeien mest nadat ze uit de box zijn opgejaagd, zodat het as-
pect bij enkele individuele koeien te beoordelen is.

De doelstelling van deze klinische inspectie is eventueel afwijkende dieren op te
sporen die als
indicatordier kunnen dienen en voor een (gericht) onderzoek kunnen
worden aangewezen.

goed te voelen; deze bevat geen inhoud.
De mest is erg dun maar wel goed ver-
teerd.
(Je besluit het onderzoek verder
vooral te richten op de pens en daartoe
pensmonsters te verzamelen voor bepa-
ling van sedimentatie, flottatie, en zuur-
tegraad).

RANTSOEN

Intussen vertelt de veehouder dat het

de opname uit de weide begroot op krap
I kg droge stof uit gras. Verder krijgen
de koeien gemiddeld 25 kg maïskuil per
koe per dag, ongeveer 2 kg voordroog, 6
kg bierbostel, en krachtvoer in de melk-
stal naar behoefte. Het krachtvoer be-
staat uit standaard brok.
Iedere maand wordt de silo gevuld: de
laatste keer is ongeveer 10 ton kracht-
voer voor de melkkoeien afgeleverd.
(Gewoontegetrouw verricht je enig
hoofdrekenwerk: aannemend dat de
hoeveelheid krachtvoer in een maand
wordt opgevoerd wordt er per dag 330
kg krachtvoer gevoerd: dat is ruwweg
6,5 kg per gemiddelde koe per dag. Het
rantsoen bestaat dus uit ongeveer 8 kg ds
maïs, 1 kg ds voordroog, 1 kg ds gras uit
de weide, 1,5 kg ds bierbostel, tezamen
11,5 kg ds uit de voergoot. Aangevuld
met 6,5 kg (=6 kg ds) krachtvoer kom je
uit het hoofd op zo \'n 17,5 kg ds per ge-
middelde koe per dag; deze hoeveelheid
is voor MR Y-koeien acceptabel Maar
hoe groot is de melkproductie??).

Tabel 1. De componenten van het rantsoen en
veronderstelde hoeveelheden in kg droge stof.

weidegang

1

voordroog

1

mais met pulp

8

bostel

1,5

krachtvoer gemiddeld

6

totaal

17,5

MELKPRODUCTIE
De veehouder geeft te kennen niet aan-
gesloten te zijn bij de melkproductiecon-
trole. De enige controle op de productie
is de hoeveelheid melk die eens per twee
of drie dagen wordt opgehaald. De laat-
ste keer was dat iets meer dan 2800 liter
in drie dagen, dus per dag 930 liter. Er
zijn 48 koeien in productie, dus dat komt
neer op een productie van ruim 19 liter
per koe per dag.

(Als deze hoeveelheid per dag represen-
tatief is voor de jaarproductie komt dat
neer op circa 6000 liter per koe perjaar:
onvoldoende melkproductie.
Je mag aannemen dat 1 kg krachtvoer
energie bevat voor 2 liter melk met nor-
male gehalten, dus gemiddeld 6,5 kg
krachtvoer zou 13 liter melk moeten op-
leveren. Uit het ruwvoer haalt de boer
dus nog 6 liter per dag, erg weinig voor
een Nederlands bedrijf. De 10 kg ds uit
ruwvoer bevat ongetwijfeld meer ener-
gie dan voor onderhoud plus 6 liter. De
koeien zullen de overmaat aan energie
wel aan zichzelf houden: vandaar de
normale tot goede conditie van de
koeien).

-ocr page 211-

^rr\'iiftilili^^

PENSMÜNSTER

Vervolgens moeten er pensmonsters
worden genomen.
(Je moet daarbij met
je laarzen in de voergoot staan. Dus
daarom ga je eerstje laarzen schoonma-
ken in de melkstal: een goede gelegen-
heid even rond te kijken. Inderdaad be-
vatten vier van de acht voerbakken nog
vrij veel krachtvoer, in één ervan ligt
zelfs wel een kilo of twee! Wanneer hier
een koe komt die zelf nog 4 kilo kracht-
voer krijgt, en staat in een groep met
langzaam melkende koeien, dan kan die
koe veel te veel krachtvoer opvreten).
Het pensmonster mikt vaag zuur en
heeft een pH van ongeveer 6. Bij pens-
monsters genomen via de bek is de pH
altijd wat hoger dan de pH onder in de
pens, aangezien het monster altijd uit de
bovenste lagen van de pens afkomstig is.
De kop van de penssonde blijft boven op
de in de pens aanwezige voedsellagen
liggen.

(Gebaseerd op de conclusie dat de koe
mogelijk de hele nacht niet heeft gevre-
ten, concludeer je dat een pH van 6 na
een nacht niet eten laag is. Gedurende
de nacht heeft de koe wel speeksel ge-
produceerd (speeksel heeft een pH van
8) en heeft dat doorgeslikt. Waar-
schijnlijk is de pH in de pens gisteren la-
ger geweest).

Het jampotje met de pensinhoud bevat
na ongeveer 20 minuten geen voedsel-
delen die op het oppervlak drijven (flot-
tatie is negatief).

De veehouder vertelt dat dit de enige koe
is waaraan hij afwijkingen heeft opge-
merkt.

DIAGNOSE: FERMENTATIESTOOR-
NIS

(Je voorlopige diagnose is een fermen-
tatiestoornis van de pens (Intermezzo
II).

De uitleg aan de veehouder is dat door
foutieve verhoudingen tussen de hoe-
veelheden opgenomen stmctuurgevend
en stmctuurarm voer dergelijke proble-
men gemakkelijk kunnen ontstaan.
Enkele koeien kunnen bij dit soort be-
drijfsvoering soms meerdere kilo\'s
krachtvoer aantreffen in de voederbak-

Zwarte Nachtschade

Een tot 40 cm hoge plant,
bladeren met eironde onre-
gelmatige tot getande rand,
witte stervormige bloemp-
jes in trossen of schermen.

Intermezzo II

Een herkauwer beschikt over een meervoudig magenstelsel. In het pens-netmaag-
complex vindt door een symbiose met micro-organismen (de pensflora) fermentatie
van moeilijk verteerbare plantendelen plaats. De voedselbestanddelen worden door
de pens omgezet in voor het rund geschikte voedingsstoffen. Daardoor zijn herkau-
wers in staat plantendelen te verteren die voor vele dieren met een ander digestiestel-
sel niet verteerbaar zijn.

Echter, voor een optimale fermentatie (een optimaal functioneren van de pensflora)
moet het rantsoen aan bepaalde voorwaarden voldoen. De pensflora gedijt het beste
als er een mengsel van (snel) fermenteerbare koolhydraten (suikers, amylose, etce-
tera gefermenteerd door de amylolytische flora) en ruwe celstof (onder andere cellu-
lose, hemicellulose, etcetera omgezet door de cellulolytische flora) in het rantsoen
aanwezig zijn.

In het normale pensmilieu worden de koolhydraten hoofdzakelijk omgezet in vluch-
tige vetzuren: azijnzuur (circa 70 procent), propionzuur (circa 20 procent) en boter-
zuur en andere (circa 10 procent). Door het voortdurende herkauwproces wordt aan
de herkauwbrokken speeksel met een pH van circa 8 toegevoegd en naar de pens ge-
transporteerd, waardoor de pens-pH tussen 6 en 7 blijft.

Wanneer het aandeel makkelijk femienteerbare koolhydraten in het rantsoen toe-
neemt door verhoging van het aandeel krachtvoer, neemt het percentage propion-
zuur in de pensvloeistof toe. Ten gevolge daarvan daalt de pH van de pensinhoud in
geringe mate. In dit iets zuurdere milieu gedijt de amylolytische flora beter dan de
cellulolytische, met als gevolg dat bij een bepaalde krachtvoer:ruwvoer verhouding
ook melkzuurvormende bacterieën
(Streptococcus bovis) gaan gedijen (Zie figuur
1). Wanneer een dergelijke flora ontstaat, kan de pH zodanig dalen dat eetluststoor-
nissen van de koe optreden. De herkauwtijd neemt bij afnemende structuurwaarde
van het rantsoen eveneens af, waardoor de toevoeging van basisch speeksel aan de
pensinhoud ook afneemt.

In geval van daling van de pens-pH kunnen vier gevolgen worden onderscheiden:

1. melkvetdaling: snel fermenteerbare koolhydraten verhogen in de pens de hoe-
veelheid propionzuur, de precursor van lactose, waardoor de melkplas wordt
vergroot en het vetgehalte relatief daalt;

2. off feed syndroom: door de daling van de pens-pH stopt de koe met eten gedu-
rende enige tijd en draagt aldus door verminderde opname van voedingsstoffen
bij aan een herstel van de oorspronkelijke flora;

3. klauwbevangenheid: door prikkeling van de penswand worden ontstekingsacti-
viteiten geïnduceerd die invloed hebben op de bloedvaten in de klauwen;

4. pensverzuring: de opname van snel fermenteerbare koolhydraten is zo snel en zo
groot, dat in korte tijd de pens-pH kan dalen tot 4,2, waardoor vocht wordt aan-
getrokken uit de circulatie hetgeen leidt tot een doodzieke koe in levensgevaar.

ken in de melkstal. Zij nemen dan vaak
minder mwvoer op, zodat er een one-
venwichtigheid in de rantsoenopname
tot stand komt. Je legt de veehouder uit
dat dit fenomeen vrij vaak voorkomt,
maar lang niet altijd tot opvallende pro-
blemen leidt.

De veehouder laat zich overtuigen en
zegt de nodige maatregelen te zullen ne-
men om te voorkomen dat voederresten

Tabel 2. Verschijnselen gemeld bij een intoxicatie met Solanocapsine, het alcaloïde in bladeren en
planten van de Solanaceae, waarvan de zwarte nachtschade een vertegenwoordiger is.

Verschijnselen intoxicatie:

anorexie, koliek, braken, he-
morragische diarree, speek-
selen, slapte of verlamming,
dyspnoe, bradycardie, col-
laps circulatie, mydriasis,
convulsies

Therapie:

symptomatisch: maagspoe-
ling bij dieren met enkel-
voudige maag, actieve kool,
electrolyten en vloeistof i v.

in de voerbakken overblijven voor de
volgende koeien: hij zal zorgdragen dat
hij eerst controleert of er krachtvoer in
de bakken ligt voor hij nieuwe porties
verstrekt.

De bewuste koe wordt behandeld met
een transfaunatie.

BELOOP

Een week later, op zaterdagmorgen, belt
dezelfde veehouder weer: hij heeft weer
een koe met identieke ziekteverschijnse-
len. Terwijl hij toch goed acht heeft ge-
slagen op de krachtvoerverstrekking in
de melkstal. Daar kan het zonder meer
niet aan liggen, vertelt hij erbij. De vee-
voedervoorlichter is ook al gewaar-
schuwd en zal aanwezig zijn.
Op het bedrijf aangekomen zijn veehou-
der en voedervoorlichter met elkaar in
gesprek en betwijfelen in hoge mate de

-ocr page 212-

Iii«
hnéÊk

fl

(Je herinnertje dat vorige week bij je be-
zoek enkele dunne mestflatten op de
roosters lagen, zodat het aannemelijk is
dat er meer koeien zijn met dezelfde pro-
blemen, maar dan in mindere mate zo-
dat de veehouder ze niet aanbiedt voor

verklaring dat verschuiving van struc-
tuurgevend en niet structuurgevend aan-
deel in het rantsoen deze verschijnselen
kan verklaren. Er zouden dan ook meer
koeien moeten zijn met ditzelfde pro-
bleem.

LEIDRAAD VOOR DE KLINISCHE INSPECTIE VAN EEN RUNDVEEBEDRIJF

Stal en omgeving

Aandachtspunt

Waarneming

Conclusie

schimmel aan de balken
spinrag aan de balken

aanwezig

slechte ventilatie

afwezig

ventilatie voldoet

voer voor de koeien

aanwezig

voorziening kan voldoende zijn

afwezig

voorziening onvoldoende

voer op de voergang

aanwezig in blokken

handmatige voedervoorziening

niet aanwezig

mogelijk dagelijks vers
(via voedermengwagen?)

ligboxen

plaats en hoogte
schoftboom; reinheid
boxen

comfort koeien
hygiëne

drinkbakken

aantal en hoogte
ophanging

voldoende drinkwatervoorziening?
kans op contaminatie van het drinkwater
met mest?

melkstal

voederbakken aanwezig

krachtvoerverstrekking individueel in de
melkstal, met risico van ongewenst grote
opname

ligging melkleiding

hoog; hoger vacuüm met kans op
beschadigingen slotgaten

type

overzicht over de koeien

Dieren

Aandachtspunt

Waarneming

Informatie over/Conclusie

neusuitvloeiing
ooguitvloeiing

aanwezig

let op infecties respiratie-apparaat

type ademhaling

te snel, abnormaaltype

let op infecties respiratie-apparaat

baarkleed

(lang), dof, opstaand

aandoeningen van langdurige aard

conditie

score 1 t/m 5

energiebenutting gedurende enkele
weken

pensvulling

voldoende, goed, te weinig

voeropname gedurende laatste 16 uur

consistentie mest

te dun

infectieziekten?
voederstoomissen?

te vast

voersamenstelling?

klauwen

lijn aan de toon,
stand van de klauwen,
bloedingen in witte lijn

bevangenheid

huiddefecten boven
klauwhoom

stinkpoot

opstaande haren in kootholte

Italiaanse stinkpoot

uier

te diep

kans op uierontsteking

oedeem

tot 7 dagen na kalven

nader onderzoek. Ook vandaag zouden
er dan meer dergelijke koeien moeten
zijn).

Er worden behalve de door de veehou-
der aangeboden patiënt nog een vier tal
koeien op grond van een wat slappe
pensinhoud geselecteerd voor pens-
vloeistofonderzoek. Het algemeen on-
derzoek levert bij geen der koeien iets
bijzonders op. De pensinhoud van alle
dieren is waterig: de pH is bij alle mon-
ster rond de 6, en bij drie van de dieren
treedt geen flottatie op na 20 minuten.
Alle koeien hebben dus hetzelfde pro-
bleem.

De voor het onderzoek geselecteerde
dieren zijn verder in de lactatie en krij-
gen beperkt krachtvoer. Veehouder en
voedervoorlichter kunnen zich dus niet
voorstellen dat het probleem kan zijn
ontstaan door krachtvoederresten in de
voerbakken van de melkstal. Het ver-
strekte rantsoen heeft een redelijk goede
structuurwaarde, zodat een pensfermen-
tatiestoomis door opname van wat extra
krachtvoer niet kan worden verklaard.
De maïskuil gemengd met pulp geeft
voldoende structuurwaarde volgens de
veevoedervoorlichter. En waarom tre-
den de problemen altijd op in het week-
end?

De informatie over pulp in het rantsoen
is nieuw. Hoeveel pulp krijgen de koeien
dan wel? Volgens de veevoedervoor-
lichter is dat niet precies te zeggen. De
droge pulp is in laagjes na iedere lading
maïs over de onderiiggende laag aange-
bracht.

Bij de kuil merkt de veevoedervooriich-
ter op dat de onderste laag van de pulp
aanzienlijk dikker is dan de andere laag-
jes pulp, en dat deze laag bovendien on-
regelmatig van dikte is. De veehouder
geeft toe dat hij bij het inkuilen de hoe-
veelheid pulp foutief had ingeschat en na
de eerste wagens maïs tot de ontdekking
kwam dat hij te veel pulp had aange-
bracht. Maar hij meende dat het geen
kwaad kon, omdat alles gemengd wordt
gevoerd. Gevraagd naar de methode van
voeren legt de veehouder uit, dat hij \'s
maandags de voorraad voor de hele
week binnen zet, en dan dagelijks met de
riek van bovenaf in horizontale richting
maïs gemengd met pulp voor de koeien
schept. Het wordt duidelijk dat de dikke
laag pulp donderdag en vrijdag voor de
koeien wordt gelegd. De veehouder ver-
telt ook dat hij had opgemerkt dat de fel-
ste koeien die dagen vaak van plaats wis-
selden. De veehouder deelt verder mee
dat de zieke koeien altijd vlotte vreters
waren geweest die altijd als eerste aan
het voerhek stonden.

-ocr page 213-

BESCHOUWING

Daarmee is de oorzaak duidelijk gewor-
den. Op het einde van de week was er
een aantal koeien dat bijna uitsluitend
pulp opnam met daamaast krachtvoer.
Bij deze koeien is dus het evenwicht tus-
sen structuurgevend en structuurarm
voeder verstoord geweest.
(In overleg met de veevoedervoorlichter
geef je het advies de blokken voortaan in
verticale richting te bewerken en ge-
mengd voor de koeien te brengen. Op
die wijze wordt zorg gedragen voor een
optimale menging van pulp en maïs, en
komt het rantsoen in de berekende sa-
menstelling voor de koeien.
Je bedenkt bij jezelf dat je hij het eerste
bedrijfsbezoek een grondiger controle
van het rantsoen en de wijze van voeren
had moeten doen. en ook meer aandacht

amylolytische flora actief

_____.j. -

6

7 8

— melkzuur

- azijnzuur - - - propionzuur —

Scfiematische weergave van fermentatieproducten in de pens

I celluloiytische flora actief

zen dat ook de week tevoren al meerdere
koeien niet geheel probleemloos waren).

had moeten besteden aan de flatten
slappe mest op de roosters, die erop we-

ADELBERT VAN MIERT: WAT IS DE TOEKOMST
VAN DE FARMACOLOGIE?

Berichten en verslayen

Op 1 maart 1999 heeft prof. dr.
Adelbert van Miert na een 38-Jarig
dienstverband de Faculteit officieel
verlaten. Na zeven maanden toch
nog veel onderwijs geven, tenta-
mens afnemen en promovendi bege-
leiden wordt op 1 oktober 1999 een
afscheidssymposium georganiseerd
waarop een aantal corifeeën op het
gebied der farmacologie, zoals
Barry Leek en Peter Lees, zullen
spreken. Artikelen over enkele be-
langrijke onderwerpen van dit sym-
posium, alsmede een uitgebreid re-
view van de hand van de scheidende
hoogleraar, zullen in het eerste
nummer van de Veterinary Quar-
terly in 2000 gepubliceerd worden.
Om het naderende vertrek van
Adelbert van Miert toch ook in het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde
niet ongemerkt voorbij te laten
gaan heeft het Hoofdredactielid
dr. Marianne Sloet van Oldruiten-
borgh-Oosterbaan wat uitgebreider
met prof. dr. A.S.J.P.A.M. van
Miert gesproken.

A.S.J.P.A.M. (Adelbertus Stephanus Joseph Paulus Antonius Maria), van Miert werd op 21 fe-
bruari 1937 in \'s Hertogenbosch geboren. Na de HBS ging hij in 1954 diergeneeskunde stude-
ren. Reeds in 1961 werkte hij als onderwijsassistent bij de toenmalige Farmacologie. Dit dienst-
verband werd na de studie in 1962 voortgezet. In 1970 promoveerde hij op een proefschrift
getiteld: \'Motiliteitsremming van de netmaag en pens bij de kleine herkauwer tijdens de door
bacterieel endotoxine (lipopolysacharide) opgewekte koorts\'. In 1980 werd Adelbert van
Miert benoemd tot hoogleraar in de Veterinaire Farmacologie.

-ocr page 214-

Professor van Miert, u heeft in maart
de faculteit officieel verlaten en gaat \'t
nu toch ook echt wat rustiger aandoen.
Wanneer bent u begonnen?
Als student ben ik in 1954 begonnen.
Ik was een \'gewone\' student tot ik in
het vierdejaar te maken kreeg met ve-
terinaire farmacologie, toen gegeven
door de buitengewoon hoogleraar
D.K. de Jong.

Had de farmacologie toen al uw spe-
ciale belangstelling, of had u in uw
hoofd om algemeen practicus te wor-
den zoals de meeste studenten ?
Ik wilde gewoon practicus worden,
maar ik vond de colleges van De Jong
buitengewoon interessant. Daamaast
had mij altijd geïntrigeerd waarom be-
paalde behandelingen werden inge-
steld en daarop kreeg je nooit een be-
vredigend antwoord van dierenartsen
met wie je in de praktijk rondreed. Dat
verwonderde mij: mensen stellen een
diagnose en weten dan niet waarom ze
een bepaalde behandeling kiezen. De
colleges van De Jong waren voor mij
een geweldige \'eye-opener\'.

Maar er moest wel afgestudeerd wor-
den, hoe is dat gelopen?
Professor De Jong was een briljante
man, maar als buitengewoon hoogleraar
had hij geen instituut en kwam dus,
vanaf 1955, alleen op woensdag college
geven. Hij kreeg eind vijftiger jaren een
aanbieding om hoogleraar Farmaco-
logie te worden in Amsterdam, maar
daar is hij bij mijn weten nooit actief ge-
worden omdat hij longkanker had. Op
de vacante positie is in 1961 professor
Herman van Genderen benoemd. Ik was
nog niet afgestudeerd, maar professor
Van Genderen heeft mij toen wel inge-
huurd als medewerker om het onderwijs
te geven.

U was dus een \'bijdehante\' student:
studeren en werken tussendoor?
Ja, dat gaf nogal wat irritatie, onder an-
dere bij professor Wagenaar en profes-
sor Van der Schaaf Het was onge-
hoord dat je al ambtenaar was voordat
je was afgestudeerd. Zo vroeg Van der
Schaaf toen ik aan hem werd voorge-
steld door Van Genderen als \'dokter
Van Miert\'. \'Zo en wanneer bent u dan
gepromoveerd?\' Ook Wagenaar be-
groette mij op de eerste ochtend van
mijn co-schap Inteme met \'Goede-
morgen meneer de wetenschappelijk
medewerker\'.

Hoe liep uw carrière verder en wan-
neer is uw promotie-onderzoek begon-
nen?

In de faculteit werd altijd al \'genees-
middelenleer\' gegeven vanuit de vak-
groep gezelschapsdieren. Professor
Teunissen heeft tot 1955 deze genees-
middelenleer (\'materica medica\') ver-
zorgd. Dat ging uitsluitend over het
toepassen van geneesmiddelen bij pa-
tiënten en niet over werkingsmecha-
nismen en kinetiek en dergelijke. Ook
in de humane geneeskunde is pas in
1908 in Utrecht de eerste leerstoel in
een onafhankelijke discipline \'Experi-
mentele Farmacologie\' ingesteld. Ru-
dolf Magnus werd op deze positie be-
noemd. Hij begon met allerlei geïso-
leerde organen om in vitro de werking
van stoffen te bekijken, met name om
de mechanismen te begrijpen. Dat is
later voortgezet door de beroemde
Everhardus Ariëns, die dat mathema-
tisch heeft uitgewerkt met Jacques van
Rossum.

Professor Van Genderen had echter
minder interesse in deze materie. In
Nederland wordt hij algemeen be-
schouwd als de grondlegger van de
biologische- en milieutoxicologie. Na
zijn benoeming heeft hij heeft vier
werkgroepen opgezet. De eerste was
de \'biochemische farmacologie en
toxicologie\' met Hans Wit, de tweede
was de \'milieutoxicologie\' met Jan
Koeman, de derde was de \'neurotoxi-
cologie\' met Joep van der Bereken en
later met Wensvoort en als vierde
richtte hij de werkgroep \'toxicologie
& pathologie\' op met Sjef Vos.
Echter, Van Genderen was aangesteld
om farmacologie te geven. Dus zei hij
tegen mij: \'jij bent dierenarts, jij moet
het onderwijs geven, want jij praat de-
zelfde taal als de studenten\'. Dus ik
moest een practicum in elkaar steken
voor het kandidaats en ook eentje voor
het doctoraal: alle experimenten moes-
ten bedacht en uitgewerkt worden. Zó
heb ik de farmacologie geleerd. Later
kreeg ik versterking van Jan Frens.
Toen de practica goed liepen zei Van
Genderen: \'nu ga je maar colleges ge-
ven\'. Dat ging met name over chemo-
therapeutica, maar dat alles was nog in
een vrij vroeg stadium. Daama kwam
er eigenlijk pas tijd om onderzoek te
doen. Dat onderzoek kwam op gang
door een incident in de praktijk: her en
der in den lande trad er acute sterfte op
na behandeling van kop- en kalfziekte
met infusievloeistoffen. Rijnders uit
Leeuwarden had dat mooi klinisch
vastgelegd. Hij wist echter de oorzaak
niet. Van Genderen gaf toen aan: \'die
infusievloeistoffen zijn gecontami-
neerd met pyrogenen en die dieren
hebben allemaal een endotoxineshock
gekregen\'. Ik heb vervolgens alle infu-
sievloeistoffen voor de behandeling
van kalfziekte van de diverse firma\'s
laten komen en die in de konijnen ge-
test op pyrogeniteit. Zo kreeg ik mijn
eerste publicatie in het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde. Toen kon ik dus al
aantonen dat een aantal producten die

-ocr page 215-

op de markt waren, niet deugden. Ook
humaan was het een probleem. In de-
zelfde periode vielen er in Eindhoven
12 doden op een intensive care afde-
ling die allemaal met pyrogeengecon-
tamineerde infusievloeistoffen waren
behandeld. Konijnen waren in principe
de proefdieren die werden gebruikt
voor dit onderzoek, maar de Farma-
cologie had ook één schaap: Nela. Zij
had een pensfistel. Daar hebben we die
gecontamineerde infusievloeistoffen
in een lagere dosering ook intraveneus
in laten lopen. Nela kreeg hoge koorts
en haar pens liep op. Omdat ze gefistu-
leerd was, kon je dat gemakkelijk ver-
helpen. Voor Van Genderen was dit
gegeven echter aanleiding om te be-
denken dat dit stil gaan liggen van de
pens een leuk onderwerp voor mijn
promotie-onderzoek zou zijn. Zó ben
ik dus aan mijn promotie-onderzoek
begonnen.

Verliep dat onderzoek vlot?
Nee, het was natuurlijk te veel voor één
promotie-onderzoek. De afspraak werd
gemaakt dat Jan Frens zich zou richten
op thermoregulatie en koorts en ik zou
me concentreren op de voormagen, met
name op het ziektebeeld dat we nu
acute-faserespons noemen. Met als be-
langrijkste vraag: waarom gaan die
voormagen stilliggen? Ik ben voor dat
onderzoek ook naar Edinburgh ge-
weest naar professor Iggo, een neuro-
fysioloog. Hij was in staat metingen te
doen in afferente en efferente zenuw-
banen c.q wat gaat er naar de hersenen
toe aan informatie en wat komt er uit.
Zijn medewerker Barry Leek had dat
uitgewerkt voor de voormagen.
Gezien het feit dat de onderwijslast
enorm was, ben ik er maar tweemaal
zes weken naartoe geweest. In die zes
weken hebben we dag en nacht gewerkt
omdat het onderzoek erg tijdrovend
was: een schaap anestheseren was niet
moeilijk, maar dan de N. vagus vrijpre-
pareren, alle vezeltjes los prepareren en
vervolgens kijken welke vezels de
voormagen innerveerden, dat was een
enorm werk! Het heeft uiteindelijk in
een proefschrift in 1970 geresulteerd. In
1971 werd ik ongevraagd ineens lector.
Van Genderen bleef de toxicoloog en
werd vervolgens benoemd als hoogle-
raar \'Biologische Toxicologie\' bij de
Faculteit Biologie. Hij had daarmee dus
een dubbelbenoeming. Toen Van Gen-
deren in 1980 met pensioen ging, is
aangegeven dat zijn fijnctie zeker op-
nieuw ingevuld moest worden, want de
Farmacologie was nog steeds erg klein
(Jan Frens, Cock van Duin en ik) en
moest wel heel veel onderwijs ver-
zorgen. Zo ben ik dus in 1980
benoemd tot Hoogleraar \'Veterinaire
Farmacologie\'.

_ ..A

Het was dus maar een heel klein
groepje dat het onderwijs in de Far-
macologie moest trekken?
Ja, we moesten dus wat mimte creëren
en dat is toen ook gebeurd met Willem
Seinen en Frans Nijkamp. Zo ontstond
perspectief en in 1988 bestond de for-
matie van de farmacologie/toxicologie
uit twee hoogleraren, één senior do-
cent/onderzoeker farmacie (we waren
inmiddels op verzoek van de apotheek
gefuseerd met de apotheek) en zes we-
tenschappelijk medewerkers. Vandaag
de dag zijn we ongeveer weer temg bij
\'af en hebben we slechts één hoogle-
raar, drie parttime wetenschappelijke
medewerkers en 0,2 senior docent/on-
derzoeker voor farmacie. Dat is dus
meer dan 50 procent reductie die abso-
luut niet in relatie staat tot het belang
van dit vak in de maatschappij.
Ik zal een voorbeeld noemen. Preventie
van dierziekten is belangrijk, vooral als
je grote aantallen dieren houdt. Niet-
gecontamineerd voedsel en drink-
water, goed management en zorgvul-
dig preventief gebmik van antibiotica
zijn daarbij sleutelfactoren.
Dat alles is momenteel ook een maat-
schappelijk probleem en alle diersecto-
ren worstelen daarmee. Vanuit de dier-
geneeskunde komt dat ook bij de mens
terecht: multiresistente
Salmonella
Typhimurium,
de E. Coli met verocyto-
toxineproducerende stammen en derge-
lijke. Deze \'probleem-stammen\' wor-
den voor een belangrijk deel veterinair
gecreëerd, onder andere door het niet
selectief en correct toepassen van anti-
biotica. Een derde voorbeeld zijn de
anthelmintica. Het is onbegrijpelijk dat
de overheid deze middelen niet gekana-
liseerd heeft.

\'\'Het is onbegrijpelijk dat de
overheid anthelmintica en
ectoparasitica niet
gelianaliseerd iieeft.\'

Ook anti-ectoparasitica kun je zo op de
markt kopen. Toen men 15 jaar gele-
den likstenen met benzimidazolen op
de markt bracht, heb ik gezegd: \'dat
gaat fout, want er is geen nauwkeurige
dosering, het is een langdurige exposi-
tie, je krijgt resistentie\'! Men vond dat
onzin en deed het toch. Nu zit Neder-
land met resistentie voor deze midde-
len en schapenhouders kunnen ze nu
niet meer gebmiken. Dit alles geeft aan
hoe belangrijk het is geneesmiddelen
selectief en correct toe te passen. Dat is
ónze taak als dierenarts/practicus!

\'Geneesmiddelen dienen
selectief en correct toegepast
te worden.\'

Even temg naar de formatie van de
\'veterinaire farmacologie, farmacie en

-ocr page 216-

toxicologie\' (VFFT). In 1930 heeft
Klarenbeek al geijverd voor een zelf-
standige discipline. In 1937/38 heeft
hij een uitvoerig rapport ingediend bij
de faculteit en universiteit. Daama
heeft het tot 1955 geduurd voordat er
een zelfstandige discipline Veterinaire
Farmacologie en Toxicologie kwam
en waar zijn we dan nu in 1999? Temg
bij af! We zijn een onderdeel van een
kliniek en de staf is weer gereduceerd.
Het feit dat er nu ook voor gekozen is
slechts 0.2 hoogleraar voor Farmacie te
benoemen is voor mij onbegrijpelijk.
Farmacie is erg belangrijk want de kwa-
liteit van diergeneesmiddelen is essen-
tieel. Je kunt de middelen niet correct en
selectief gebmiken als het product niet
goed in elkaar steekt. Kijk maar naar
alle problemen rond het IBR-vaccin!

\'Onze dierenartsen moeten
professioneel handelen, dat
kan niet zonder kennis van
de farmacologie en de
toxicologie.\'

Zo zijn er talloze voorbeelden aan te
dragen van farmaca die niet deugen en
heel vaak ontbreekt goede productin-
formatie. De veterinaire farmacie is dus
ook een uitdaging. Dat was ook de re-
den om in 1980 te fiiseren. Zo ontstond
één zelfstandige vakgroep: \'Veterinaire
Famiacologie, Farmacie en Toxico-
logie\'. Helaas, nu zijn we weer hele-
maal temg en dat benauwt niet alleen
mij. Ook de Nederlandse Vereniging
voor Farmacologie heeft mij een brief
geschreven waarin zij zich afvroegen
waarom diergeneeskunde de klok weer
100 jaar temgdraaide? Ik weet dat dit
alles wat cm klinkt, maar het is wel de
realiteit. Ik heb de opbouw meege-
maakt naar een goed functionerende,
zelfstandige vakgroep en nu ervaar ik
de \'afbraak\'. Op dit moment vind ik de
setting in een kliniek prima, zeker in het
kader van de klinische farmacologie,
maar we moeten wel onze eigen onaf-
hankelijkheid houden en de mogelijk-
heid houden om de experimentele far-
macodynamie, toxicodynamie en kine-
tiek te kunnen uitoefenen. Hierbij kun-
nen de clinici ziektemodellen ontwik-
kelen en zo een bijdrage leveren aan de
klinische farmacologie / farmacothera-
pie.

Daarbij, denkt u dat Farmacologie met
zo\'n kleine formatie nog geloofwaar-
dig over komt bij de kankerstichting,

nierfonds en andere instellingen die
geld beschikbaar stellen voor onder-
zoek? Wat moeten wij antwoorden op
vragen zoals: \'wat voor infrastmctuur
heeft u te bieden\'?

In de huidige formatie is het dus erg
moeilijk derde geldstroom-onderzoek
binnen te halen en de \'Graduate
School of Animal Health\' heeft veel
moeite dat te begrijpen. Hierbij moet
worden bedacht dat bij het halveren
van een groep van 100 man dat wel
pijn doet, maar er blijft er nog een
werkzame groep over. Bij de Farma-
cologie zijn we nu onder de kritische
massa gekomen. Ik kan ook niet bear-
gumenteren waarom Farmacologie in-
eens een \'onbelangrijk vak\' zou zijn
geworden. De hele therapie steunt erop
en we verwachten immers van onze
dierenartsen dat ze professioneel kun-
nen handelen, of het nou gaat om pre-
ventie en dus het hele management tra-
ject, of om het rationeel behandelen
van individuele patienten. Dat alles is
niet mogelijk zonder farmacologie en
toxicologie.

Verder vraag ik me steeds weer af, hoe
zit het met beleid? Bij Philips en
Unilever werken ze zeker niet met de
\'kaasschaaf-methode\' zoals op de
Faculteit. Daar zit een top die verant-
woordelijk is en die mensen beslissen:
sommige takken worden geminimali-
seerd of verkocht (en daar hebben ze
een goede reden voor) en in andere
takken wordt geïnvesteerd (omdat die
relevant zijn in de strategie van de
overleving). Nu, uitgaande van de
kwaliteit van het eindproduct dat wij
als veterinaire Faculteit afleveren, een
goede dierenarts al dan niet gediffe-
rentieerd in een bepaalde richting, is
het absoluut noodzakelijk dat er een
strategie wordt uitgezet. In die strate-
gie moet vastliggen wat de kemvakken
zijn voor een dierenarts en in die vak-
ken moet geïnvesteerd worden. Met de
huidige kaasschaaf-techniek worden
de kleintjes steeds kleiner en houden
op te bestaan en alleen de grote groe-
pen overleven, zónder dat vaststaat dat
zij echt essentieel zijn voor de oplei-
ding van een dierenarts. Een goede vi-
sie en een passende strategie, die mis
ik enorm. In hoeverre onze nieuwe de-
caan dat zal gaan aanpakken is nog
open, maar noodzakelijk is het zeker!

\'Een goede visie en een pas-
sende strategie voor de
Faculteit in zijn geheel zijn
absoluut noodzakelijk.\'

Even terug naar het onderwijs in de
beginperiode van de Farmacologie,
hoe was dat opgebouwd en hoe zit dat
dan nu in het nieuwe curriculum?
Het onderwijs is heel klassiek begon-
nen onder Van Genderen. In het tweede
jaar \'algemene farmacologie en toxico-
logie\', in het derdejaar de \'orgaanfar-
macologie\', in het vierdejaar de \'infec-
tieziekten\' en in het vijfde jaar de
\'farmacie\' en de \'famiacotherapie\'. Zo
is het rond 1969 ingesteld en een tijd
lang gegeven. Het voordeel was dat de
rode draad de gehele studie kon worden
vastgehouden. Dat is nu weer helemaal
veranderd. Dat wil niet zeggen dat ik te-

-ocr page 217-

gen het nieuwe curriculum ben, want
daar zijn duidelijk voordelen. We be-
ginnen nu al heel vroeg uitgaande van
de patiënt en je ziet dat een behoorlijk
aantal studenten dit heel goed oppikt en
ik vind de opzet van het nieuwe curricu-
lum uitstekend. Ten aanzien van de
wijze van invulling heb ik echter grote
bedenkingen, maar daarin sta ik niet al-
leen: je moet er geen middelbare school
van maken, met verplicht om 8.15 uur
beginnen en om 17.30 uur ophouden
met werkcolleges. Dat werkt niet. Je
moet mensen meer zelf laten werken en
een aantal contact-uren houden voor
studenten die er niet uitkomen.

\'Ik vind de opzet van het
nieuwe curriculum uitstekend,
maar ten aanzien van de
invulling heb ik grote
bedenkingen.\'

Om nog even op die onderwijsvorm te-
rug te komen: zijn goede hoorcolleges,
gegeven door een gedreven docent, be-
ter of minder dan werkcolleges?
Dat kun je zo niet stellen. Ze zijn addi-
tief Studenten vinden in het algemeen
famiacologie een vreselijk moeilijk
vak: al die honderden stoljes, maar het
gaat niet om die honderden stoljes. Het
gaat om de rode lijn! Er zijn studenten
die daar geen problemen mee hebben.

\'Het gaat in de farmacologie
niet om al die honderden
stofjes, het gaat om de
rode lijn.\'

Tegen diegenen die er wel problemen
mee hebben zeg ik altijd: u kent uw ba-
sisvakken niet. Want daar draait het
steeds om. Wat zijn de verschillen tus-
sen een planteneter en een vleeseter?
Bij voorbeeld de pH van de urine in het
kader van de renale klaring, kortom
\'Henderson Hasselbalch\'. Dat heeft u
ooit bij biochemie gehad en nu komt
het van pas. Als je dingen begrijpt,
hoef je ze niet uit het hoofd te leren,
maar kun je het beredeneren. Een
\'pour-on\' formulering ontwikkeld
voor het rund wordt door practici \'off
label\' toegepast bij varkens. Men be-
hoort te weten uit de anatomie/fysiolo-
gie dat dat dan niet werkt. De huid van
een varken is immers een veel grotere
barrière dan die van het rund en de
werkzame stof wordt dus niet opgeno-
men. Anderzijds, als je hetzelfde mid-
del bij katten toepast, is de kans erg
groot datje een intoxicatie induceert.
Kortom, je hebt een aantal goede hoor-
colleges nodig om de studenten de
rode lijn duidelijk te maken: waar gaat
het om, waar steunt het op, waarom
heb je het nodig en wat is het verschil
tussen de ene patiënt en een andere?
Ook de formularia zijn natuuriijk niet
\'heilig\'. Een actueel voorbeeld: een
examenvraag gaat over
Actinobacillus
pleuropneumoniae
bij ernstig zieke
varkens. Ongeveer 60 procent van de
studenten schrijft Oxytetracycline op
als middel van eerste keus. Dat is niet
goed! De studenten roepen dan: het is
wel goed, want het staat in het formu-
larium als middel van eerste keus. Het
is echter niet goed want er bestaat im-
mers geen \'gestandaardiseerde pa-
tiënt\'. Als je op een bedrijf komt met
een zeer virulente
Actinobacillus pleu-
ropneumoniae
en de varkens zijn em-
stig ziek, dan behandel je natuurlijk
met een bactericide middel en niet met
een bacteriostatisch middel zoals
Oxy-
tetracycline. Studenten moeten niet het
formularium uit het hoofd leren, zij
moeten nadenken!

Ja, maar u verwacht dat je er echt over
nadenkt, en dat is natuurlijk erg lastig.
Kennelijk, maar ik zeg altijd tegen stu-
denten: \'als u iets mankeert en u komt
bij de huisarts of bij uw specialist dan
verwacht u toch ook dat hij nadenkt? U
verwacht dan toch niet dat hij zegt: dit
en dit is mijn diagnose en nou geven
we u maar wat, het doet er niet toe wat
en we zullen wel zien of het werkt of
niet. U wilt toch ook dat medici naden-
ken en een beredeneerde keus maken?
Nu, dat mag een diereigenaar ook van
u als dierenarts verwachten!\'

We hebben gesproken over het verle-
den en over de huidige gang van zaken
binnen het vakgebied en binnen het on-
derwijs, maar welke kant zou het nu
dan op moeten ?

Kijk, in die farmacologie heeft er een
geweldige verschuiving plaatsgevon-
den: vroeger werden er voomamelijk
proefdieren gebruikt. Intacte dieren, al
dan niet onder narcose, en organen in
vitro. Nu is het helemaal geconcen-
treerd op celniveau. We praten over re-
ceptoren die in de celmembraan zitten,
we praten over signaaltransductie in de
cel: wat gebeurt er als de receptoren ge-
activeerd worden en dergelijke. Daar-
mee neemt natuurlijk ook de kennis
over allerlei zaken explosief toe. Als je
dat gaat vertalen zegje: kijk, dat er spe-
ciesverschillen bestonden in de farma-
cokinetiek, was natuurlijk allang be-
kend. De herkauwer is nu eenmaal
anders dan het paard, hoewel het beide
planteneters zijn. Bij de carnivoren is
de kat heel anders dan de hond enzo-
voort. Nu weten we dat enzymen en re-
ceptoren in de evolutie ook niet gestan-
daardiseerd zijn en dat verklaart vaak
waarom sommige middelen bij de ene
diersoort goed werken en bij een an-
dere diersoort helemaal niet. Binnen nu
en drie tot vier jaar verwacht ik een hef-
tige discussie over NSAID\'s. In-
middels weten we dat COX2 van de rat,
de mens en het paard drie verschillende
enzymen zijn. Er zit natuurlijk wel ho-
mologie tussen, maar ze zijn niet iden-
tiek, en dat geldt ook voor COX-1.
COX-1 is belangrijk in het kader van
neveneffecten: de maagwandbloedin-
gen, nierpapilnecrose etcetera. Hier ligt
nog veel onontgonnen gebied.

\'Studenten moeten niet het
formularium uit het hoofd
leren, zij moeten nadenken!\'

We weten dat er heel duidelijk species-
verschillen zijn waarmee je rekening
moet houden, maar je hebt toch ook
binnen een species enorme individu-
verschillen?

Uiteraard, dat is ook bij de mens be-
kend, dat is helemaal niets nieuws.
Japanners zijn anders dan mensen uit de
Kaukasus en die zijn weer anders dan
West-Europeanen. Dat ligt genetisch
allemaal vast. Dus nu gezelschaps-
dieren en paarden steeds belangrijker
worden en de eigenaar bereid is veel
geld voor de gezondheid van zijn dier
uit te geven, is verder kijken naar ver-
schillen in metabolisme tussen diverse
rassen essentieel. Voor de kinetiek van
geneesmiddelen is het basaalmetabo-
lisme erg belangrijk, dat weten we al
sinds 1910.

Kleine hondenrassen, zoals, chihua-
hua\'s en pinchertjes, hebben een veel
hoger basaalmetabolisme dan een
Duitse dog. De meeste clinici houden
echter helemaal geen rekening met do-
seren op basis van het basaalmetabo-
lisme. Dat betekent mijns inziens niet
dat de farmaceutische industrie voor
alle honden- en paardenrassen aparte

-ocr page 218-

doseringsvoorschriften en effectivi-
teitsstudies moet gaan doen, maar dat
betekent wél dat de practicus er reke-
ning mee moet houden. Voor de hu-
mane geneeskunde geldt een beetje het-
zelfde. Daar worden muizen en ratten
veelal als proefdiermodel gebruikt en
we weten dat die diersoorten eigenlijk
hele slechte modellen voor de mens
zijn. Er is nu dus voor de veterinaire we-
reld een enorme uitdaging om betere
modellen te ontwikkelen. Ook de \'mi-
nor speciesproblematiek\' verdient veel
meer aandacht. De bijna 5 miljoen
Peking-eenden op de Veluwe, die ken-
nen we in \'diergeneesmiddelenland\'
niet. Er zijn in Nederland nu al ± 500
bedrijven bezig met struisvogels, die
\'kennen\' we ook niet. Daar worden vast
en zeker fundamentele fouten gemaakt,
enerzijds doordat er onvoldoende be-
kend is en anderzijds doordat de be-
schikbare kennis soms niet aanwezig is
bij de desbetreffende dierenarts.

\'Voor de kinetiek van
geneesmiddelen is het
basaalmetaholisme essentieel.\'

Het is, gezien de enorme uitbreiding
van kennis, eigenlijk onmogelijk dat
iedere student altijd alles van alle
diersoorten weet. Het is denk ik erg be-
langrijk dat men zich realiseert dat er
enorme verschillen zijn...
Ja, daar is die rode lijn weer, als je die
vasthoudt ben je dagelijks creatief met
je vak bezig. Dat houdt het vak leuk, an-
ders wordt het een routine over je rugge-
merg. Het is voor iedereen van belang
steeds attent te blijven en te blijven na-
denken. Veevoederfabrikanten hebben
soms problemen met het produceren
van kwalitatief goed voer. Dat hangt sa-
men met het feit dat er in sommige jaren
slechte weersomstandigheden zijn, zo-
wel in Europa als in Amerika. In zulke
jaren zijn granen vaak besmet met my-
cotoxinen. Dit is in de diergeneeskunde
(en ook humaan) een enorm relevant
gegeven en dat weten we best door pro-
blemen in de varkenssector en mis-
schien ook wel in de rundveesector. Op
dit moment wordt alles op de IBR/BVD
geschoven, maar is dat wel zo?

Dat alles vindt u dus van belang voor
het vakgebied?

Het goed ontwikkelen van de farmaco-
logie, farmacie en toxicologie is niet al-
leen essentieel voor de dierenarts en de

dierenartsspecialist, maar ook voor het
vakgebied zelf Wij moeten ook specia-
listen in ons vakgebied opleiden. Wie
moet er anders bij de ministeries een ra-
tioneel beleid voeren? Bij de ministe-
ries ontbreekt de benodigde kennis
doorgaans. Nederland bekleedt hierin
een uitzonderingspositie want overal
ter wereld speelt de veterinaire faculteit
(zowel clinici als farmacologen/toxico-
logen) een rol in de problematiek rond
dieren, dierlijke producten en dierge-
neesmiddelen. In Nederland heeft het
ministerie van Landbouw echter nau-
welijks contact met de veterinaire Fa-
culteit. Dat leidt dan tot schrijnende
voorbeelden zoals de \'slow-release\'
formulering van fenbendazol. Dat mid-
del is geregistreerd ter preventie van
longwormen en maagdarmwormen (dat
is correct), maar ook voor de behande-
ling van kalveren lijdende aan long-
worm (dat is onzin). De \'slow-release\'
bolus geeft zo weinig fenbendazol af
dat dit wel 150 dagen bescherming
biedt, maar therapeutisch is de spiegel
absoluut onvoldoende. Dat wordt ech-
ter bij de registratie-autoriteiten niet on-
derkend en dat komt door onvoldoende
gerichte kennis.

Wat zou dan nu naar uw mening de
toekomst moeten zijn voor de veteri-
naire farmacologie? Wat zou de ko-
mende tien jaar moeten gebeuren?
De Afdeling Farmacologie, Farmacie en
Toxicologie zal in elk geval een werk-
zame formatie moeten hebben. Daar-
naast moet het doel \'dierenartsen oplei-
den\' niet uit het oog worden verloren.
Een goede samenwerking met de clinici
is daarbij erg belangrijk en dat dat goed
mogelijk is, is bewezen. Kijk maar naar
de promoties van de afgelopen tien jaar:
vanuit Gezelschapsdieren Lisette Over-
duin, vanuit Inwendige Ziekten der
Grote Huisdieren Dik Mevius en Enge-
line van Duijkeren, vanuit de Heelkunde
der Grote Huisdieren Jos Ensink en
vanuit de Bedrijfsdiergeneeskunde en
Voortplanting Jos Verheijden, Anton
Pijpers, Marcel Mengelers en noem
maar op. Op deze manier is de basis
voor klinische farmacologie wel gelegd
in de faculteit. Die samenwerking met
de klinieken zie ik ook nog steeds zitten.
Maar, de farmacoloog moet altijd zijn
eigen identiteit behouden, want die
moet uitleggen waarom hij denkt dat dät
de beste strategie is, want het werkt zó
en het geeft daarom dié neveneffecten
en de kinetiek is zus, dus je zult het zó
moeten toepassen. En tegen de apothe-
ker moetje zeggen waarom je graag een
bepaalde formulering wilt. Dat daar
enorme verschillen zijn is duidelijk,
maar hoeveel studenten weten nog dat
natriumzouten goed water-oplosbaar
zijn?

\'De farmacoloog moet altijd
zijn eigen identiteit behouden\'

Bij een erg zieke patiënt kies je voor
een intraveneuze toediening, bijvoor-
beeld natriumampicilline. Vaak kan
zo\'n middel ook intramusculair en dat
geeft meestal ook binnen 15 minuten
een spiegel die voldoende hoog is.
Echter het natriumzout moet wel
meerdere malen daags worden gege-
ven. Dus als het niet zo dramatisch is,
kun je bij bepaalde diersoorten een
ampicilline-trihydraat overwegen. Dat
is slechter water-oplosbaar (een sus-
pensie) en dat hoef je maar eenmaal
per 24 uur toe te passen, enerzijds om-
datje minder hoge spiegels nodig hebt
en anderszijds omdat je zo een soort
depot-formulering hebt. Nog langer
werkt natuurlijk een procaine-penicil-
line, dat is een ester en die is natuurlijk
nog nipo fieter. Een apotheker kan dat
alles ook nog manipuleren met far-
maceutische hulpstoffen.
In de farmacie zijn op dit moment ook
geweldige ontwikkelingen gaande, bij-
voorbeeld met \'liposoom-entrapped\'
drugs en andere geavanceerde formule-
ringen. Dat biedt voor de toediening van
allerlei peptiden geweldig veel moge-
lijkheden. Dergelijke stoffen konden
voorheen niet door het voer toegediend
worden want die stoffen worden in het
maagdarmkanaal afgebroken. Voor \'the
time being\' zullen dit soort middelen
nog wel te duur blijven voor de land-
bouwhuisdierensector, maar voor de ge-
zelschapsdieren en het paard liggen hier
zeker mogelijkheden.

De bijzondere leerstoel Veterinaire
Apotheek werd bekleed door professor
Anton Pijpers. Komt hier nog een op-
volger?

Anton Pijpers was benoemd door de
KNMvD met Intervet en de AUV. Hij is
nu reeds twee jaar weg en naar zeggen
wordt er vanuit de Faculteit een deeltijd
ordinariaat overwogen. De VFFT (nu
dus de Afdeling Farmacologie, Far-
macie en Toxicologie binnen de Hoofd-
afdeling Gezondheidszorg Paard) is niet
in deze plannen gekend. Op dit moment
wordt een belangrijk stuk onderwijs in

-ocr page 219-

de farmacie gegeven door dr. Renger
Witkamp die nog voor 2/io bij de afde-
ling werkzaam is. Het is nog niet duide-
lijk hoe dat alles in het nieuwe curricu-
lum zal gaan lopen.

Toch nog een vraag over de toekomst
van de farmacologie? U heeft een aan-
tal dingen genoemd die van belang
zijn, maar zijn er nog meer elementen?
Ja, je kunt een hele reeks noemen en
daarbij kunje je steeds afvragen \'is dat
wel een taak van de faculteit\'. We
moeten natuurlijk keuzes maken en
bepaalde zwaartepunten aangeven.
Die komen vanuit de kliniek. Bij de
mens zijn dat momenteel bijvoorbeeld

COPD en de hele reumaproblematiek.
Daarmee is er mondiaal gezien een ge-
weldige interesse ontstaan in pathofy-
siologische processen die zich in de
luchtwegen afspelen respectievelijk in
gewrichten. Acute-faserespons is een
keuze die we op de Faculteit hebben
gemaakt. Dat is een type patiënt die je
overal in de praktijk tegenkomt waar-
bij een heel orkest gaat spelen met ont-
stekingsmediatoren zoals pro-inflam-
matoire cytokines, anti-inflammatoire
cytokines etcetera. Daar hebben we nu
know-how in en daar hebben we me-
thoden voor ontwikkeld. Diezelfde
methoden zijn ook valide in toxicolo-
gisch onderzoek.

Tot slot wil ik graag nog één vraag
stellen. U bent officieel gestopt per 1
maart, hebt meer dan een half jaar
doorgewerkt om alles in goede banen
te leiden. Nu op 1 oktober officieel af-
scheid, en dan? Zijn we dan onze \'en-
cyclopedie op pootjes\' hA\'ijt of toch
niet helemaal?

Ik vond die bijnaam, die ik natuurlijk
best heb gehoord, altijd een beetje
denigrerend zoiets als ... \'oh, daar heb-
ben we de wandelende encyclopedie\'.

Dat is zeker nooit zo bedoeld. De
meeste clinici waren erg blij met u,
want in een boek kun je alleen een
stofje opzoeken en krijgt dan honder-
den droge feitjes opgesomd. Bij pro-
fessor Van Miert kreeg je een gedetail-
leerd antwoord én een interpretatie.
De \'rode draad\' werd er direct aan
toegevoegd. Dat was heel prettig!
Over boeken gesproken, er is nog wel
iets: een goed boek! We hebben dat met
een aantal Europese collega\'s overwo-
gen, maar dat is nooit van de grond ge-
komen, want veel van die collega\'s
werden rector of decaan van een facul-
teit en hadden dus geen tijd meer.
Verder zijn we er wel in geslaagd voor
farmacologen veel te organiseren. We
hebben nu de ECVPT (European
College for Veterinary Pharmacology
and Toxicology) en organiseren iedere
drie jaar een groot congres. Volgend
jaar wordt dat in Jeruzalem gehouden.
Daar zal ik ook nog optreden. Verder
geven we (ECVPT) regelmadg nascho-
lingscursussen en die zijn heel diep-
gaand. Begin september was er een hele
week intemationale nascholing in
Toulouse over farmacokinetiek. Daar
hebben professor Fink en ik diverse le-
zingen gegeven.

Dus dat boek over farmacologie, daar
is het nooit van gekomen. En als je nu
vraagt wat gaat u nu doen? Ik weet niet
of ik de fut heb om meteen te gaan
schrijven, maar een aantal wezenlijke
dingen mis ik in alle veterinaire far-
macologieboeken. De rode lijn ont-
breekt! Hele basale dingen zoals \'wat
is de rol van het basaalmetabolisme,
wat is kenmerkend voor een bepaalde
species, en zijn er rasverschillen\' ont-
breken meestal. Dus er is wat dat be-
treft nog een hoop te doen.

\'Ik mis een aantal
wezenlijke dingen in alle
farmacologieboeken.\'

-ocr page 220-

Al met al denk ik niet dat ik helemaal
ophoud met het vak, want ik zit natuur-
lijk ook nog in een aantal tijdschriften
als referent. Ik heb wekelijks manu-
scripten om te beoordelen. Het is nu
echter wel mijn bedoeling om iets af te
bouwen, al blijft het boeiend. Er ge-
beuren dingen die ik niet begrijp.
Fluorquinolonen bijvoorbeeld zijn in
Amerika veterinair in de ban gedaan
vanwege de resistentieproblematiek.
Ik denk dan ... hoe kan dat? De resis-
tentie bij fluorquinolonen zit op het
chromosoom en het gaat niet via R-
factoren. Dus eigenlijk zijn fluorqui-
nolonen vanuit resistentie-oogpunt het
minst zorgwekkend.
In Amerika zijn bepaalde hormonen
toegelaten, zoals trenbolon. Bij de
mens is echter bekend dat contracep-
tiva een effect hebben op farmacon-
metabolisme. Bij ratten is dat al sinds
1932 bekend op basis van geslachts-
verschil. Nou, daar hebben Renger
Witkamp en Gerben van \'t Klooster
voor herkauwers heel duidelijk ant-
woord op gegeven. In de Europese
Unie wordt daar weinig over gepraat,
maar het is een heel valide argument.
Immers als met hormonen behandelde
koeien mastitis krijgen en je gaat ze
behandelen, dan weten we helemaal
niet of de wachttermijn die op de bij-
sluiter staat nog wel geldig is.
Ook in Nederland begrijp ik het beleid
soms niet. Zoals ik al eerder noemde:
waarom laat de overheid anthelmintica
en ectoparasitaire middelen toe in de
vrije verkoop? We weten immers alle-
maal dat het niet-selectief en niet-cor-
rect gebruik leidt tot onvoldoende werk-
zaamheid, overdosering of het ontstaan
van resistente mutanten. Er is dus nog
genoeg te doen. Ik zal me niet vervelen!

HERHAALDE OPROEP

ONVOORSPELBARE AGRESSIE BIJ GOLDEN RETRIEVERS:
EEN ERFELIJK PROBLEEM?

B.w. Knop en M.B.H. Schilder^

Uit klinisch onderzoek blijkt dat het
bedoelde agressieve gedrag als regel
angst-gemotiveerd is en een aantal
specifieke kenmerken heeft (1). Het
lijkt vooral op te treden als de hond
wordt gestoord, benaderd, aangeraakt,
aangekeken of gecommandeerd door
de eigenaar of iemand anders. Vrijwel
steeds is er op enigerlei wijze sprake

Sinds een aantal jaren worden in de Universiteitskliniek voor Gezelschapsdieren
(UKG) en elders agressieve golden retrievers gezien. Het agressieve gedrag van
deze honden wordt door eigenaren als onvoorspelbaar en zeer bedreigend erva-
ren en lijkt op ruime schaal, mogelijk vooral binnen bepaalde familieclusters, in
de populatie voor te komen.

\' Vakgroep Geneeskunde van Gezelschapsdieren.
^ Vakgroep Vergelijkende Fysiologie.

van het verkleinen van de afstand tot
de hond. De hond gromt en/of valt aan
zonder voorafgaande waarschuwing.
Als het tot een aanval komt, gromt de
hond daarbij. Meestal blijft het bij één
of enkele beten en trekt de hond zich
daama terug. Vaak ziet de eigenaar de
hond meer of minder verstarren, maar
vrijwel zonder uitzondering neemt de
hond een lage houding aan, met de
oren naar achteren en de staart tussen
de achterbenen. Omdat inleidend
dreiggedrag tot een minimum beperkt
of afwezig is, wordt vaak de bek ge-
opend, tot bijten gereed. De mondhoe-
ken zijn daarbij naar achteren getrok-
ken, zodat er naast tanden ook kiezen
zichtbaar zijn. Als de eigenaar pro-
beert de hond tot de orde te roepen,
neemt het grommen en verstarren
meestal toe, verwijden de pupillen zich
en produceert het tapetum lucidum een
roodachtige reflectie.
Hoewel het gedrag een (zeer) bedrei-
gende indmk maakt, vinden de meeste
eigenaren dat hun hond zich buiten de
\'aanvallen\' als een goede huishond ge-
draagt. Als oplossing voor het pro-
bleem wordt desondanks euthanasie
nogal eens overwogen. Dat kan terecht
zijn, hoewel de mogelijkheid van een
succesvolle behandeling zeker niet

-ocr page 221-

moet worden uitgesloten. Dit geldt zo-
wel voor deze golden retrievers als
voor andere agressie-patiënten. Want
bij een aanzienlijk aantal agressieve
honden blijkt de veroorzaking goed in
kaart te brengen en het gedrag vol-
doende modificeerbaar te zijn.
Binnen de UKG is vooronderzoek ge-
daan naar het verband tussen de sero-
tonine-stofwisseling en de boven be-
schreven vorm van agressie. Daarover
zal binnenkort in een referaat worden
gerapporteerd. Deze voorstudie zal op
korte termijn worden gevolgd door het
promotie-onderzoek
\'Moleculair ge-
netische analyse van agressief gedrag
bij muis en hond als bijdrage tot wel-
zijn van dieren\'
(2).
In verband met dit promotieonderzoek
vragen we opnieuw de medewerking
van praktiserend dierenartsen voor het
verkrijgen van klinische gegevens en
bloed voor DNA-onderzoek. Wij hou-
den ons graag beschikbaar voor te ver-
wijzen agressieve golden retrievers.
Voor het wetenschappelijk onderzoek,
voor klinische behandeling of voor
beide. Ook zijn wij gaame bereid tot
telefonisch overleg (B.W. Knol; tele-
foon 030-2532103).
Dierenartsen die ons materiaal voor
klinisch, of laboratoriumonderzoek
bezorgen, maar ook andere belangstel-
lende collega\'s, zullen wij gaame op
de hoogte houden van de voortgang
van het onderzoek.

LITERATUUR

1. Galac S, and Knol BW. Fear-motivated ag-
gression in dogs: Patient characteristics,
diagnosis and therapy. Animal Welfare
1997;6:9-15.

2. Een samenwerkingsverband van de vak-
groepen Geneeskunde van Gezelschaps-
dieren en Proefdierkunde (Faculteit Dier-
geneeskunde) en Vergelijkende Fysiologie
(Faculteit Biologie) van de Universiteit
Utrecht, het Instituut voor Fysiologie van
de Rijksuniversiteit Groningen en het ID-
DLO in Lelystad.

AANGIFTEPLICHTIGE BESMETTELIJKE DIERZIEKTEN

In Nederland zijn in de periode van 1
tot en met 31 augustus 1999 de vol-
gende gevallen van een aangifteplich-
tige besmettelijke dierziekte geconsta-
teerd:

* In het werkgebied van RVV-kring
Noord twee gevallen van rabiës bij
een vleermuis.

* In het werkgebied van RVV-kring
Oost één geval van endemische run-
derleukose en vier gevallen van sal-
monellose.

* In het werkgebied van RVV-kring

Zuid één geval van Amerikaans
vuilbroed bij bijen.

* In het werkgebied van RVV-kring
Zuidwest één geval van rabiës bij
een vleermuis.

* In het werkgebied van RVV-kring
Noordwest twee gevallen van psitta-
cose en drie gevallen van salmonel-
lose.

WIJZIGINGEN IN DE BEWAKING EN BESTRIJDING VAN TUBERCULOSE,
BRUCELLOSE EN LEUKOSE BIJ RUNDEREN PER 1 OKTOBER 1999

De bewaking en de bestrijding van tuberculose, brucellose en enzoötische bo-
vine leukose (leukose) werden tot 1 oktober 1999 uitgevoerd onder verant-
woordelijkheid van het Landbouwschap. De uitvoering van deze werkzaam-
heden werd verricht door de Gezondheidsdienst voor Dieren (GD).
Met de implementatie van RL 64/432/EEG in de Gezondheids- en welzijnswet
voor dieren is het Rijk (de minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij)
verantwoordelijk geworden voor de uitvoering van deze werkzaamheden. De
Rij ksdienst voor de keuring van Vee en Vlees (RVV) zal met deze taak worden
belast.

door de RVV verdacht verklaard.
Tumoren die tijdens de keuring na het
slachten ontdekt worden, worden voor
onderzoek doorgestuurd naar de GD.
Blijkt na onderzoek dat het een lym-
foïde tumor betreft en dat het be-
treffende mnd ouder is dan twee jaar,
dan wordt het bedrijf van herkomst
door de RVV verdacht verklaard.

Verdeling werkzaamheden

De verantwoordelijkheid voor de uit-
voering van de werkzaamheden ligt bij
de RVV, maar een groot deel van
werkzaamheden ten behoeve van de
bewaking wordt gedelegeerd aan de
GD, te weten het monitoringsonder-
zoek op bmcellose en leukose en het
bloedonderzoek van verwerpers op
bmcellose. De overige werkzaamhe-
den ten behoeve van de bewaking, te
weten de slachthuiscontrole op tuber-
culose en leukose en de werkzaamhe-
den in de verdenkingsfase en in de be-
strijdingsfase worden uitgevoerd door
de RVV. In de bestrijdingsfase wordt
het laboratoriumonderzoek verricht
door het ID-Lelystad.

Slachthuiscontrole

Worden er op het slachthuis tijdens de
keuring na het slachten tuberculose-
laesies geconstateerd, dan zullen deze
onderzocht worden door het ID-
Lelystad. In afwachting van deze uit-
slag wordt het bedrijf van herkomst

Monitoringsonderzoek

Op basis van risico-analyse zal een aan-
tal bedrijven onderzocht worden op
bmcellose en leukose. Op de melk-
leverende bedrijven zal dit geschieden
middels het onderzoek van een melk-
monster en op de niet-melkleverende
bedrijven zal dit geschieden door indi-
vidueel bloedonderzoek. Hierbij zal zo-
veel als mogelijk gebmik gemaakt wor-
den van bestaande monsterstromen.
Daar waar mogelijk zal een positieve
uitslag bevestigd worden met een an-

-ocr page 222-

dere test uit hetzelfde monster. Pas aan
een positieve hertest worden conse-
quenties verbonden. Deze consequen-
ties zullen zijn of het verdacht of be-
smet verklaren van het bedrijf

Onderzoek verwerpers

De aangifteplicht van verwerpers,
voor zowel de veehouder als de practi-
cus, blijft bestaan. Onder een verwer-
per wordt verstaan een mnd dat spon-
taan 21 dagen eerder dan de ge-
middelde draagtijd werpt, wanneer de
dracht meer dan 100 dagen heeft ge-
duurd. De regeling \'Aanwijzing be-
smettelijk dierziekten\' wordt hiervoor
aangepast. Zowel de veehouder als de
practicus wordt vrijstelling verleend
van deze kennisgeving, indien binnen
zeven dagen een bloedmonster van de
verwerper wordt ingestuurd naar de
GD. Blijkt de uitslag van de serumag-
glutinatietest positief te zijn, dan wordt
het bedrijf door de RVV verdacht ver-
klaard.

Twijfelachtige of positieve tubercu-
linaties

Bij de constatering van een twijfelach-
tige of een positieve tuberculinatie zal
het betreffende bedrijf door de RVV
verdacht verklaard worden.

m

■«I I m.

Verdacht bedrijf

Het is niet toegestaan om mnderen van
verdachte bedrijven af te voeren.
Bij verdenkingen van tuberculose en
bmcellose zullen uit oogpunt van volks-
gezondheid ook beperkende maat-
regelen worden opgelegd aan de mnd-
veebedrijven die de melk ongepasteuri-
seerd verwerken.

Nader onderzoek

Op de verdacht verklaarde bedrijven
zal door de RVV een nader onderzoek
ingesteld worden. Dit om duidelijk-
heid te verkrijgen omtrent de dierziek-
testatus van het betreffende mnd of
mnderen. Afhankelijk van de be-
treffende ziekte kan dit nader onder-
zoek bestaan uit tuberculineren, bloed-
onderzoek of het slachten van het
betreffende mnd, gevolgd door een
bacteriologisch onderzoek. Deze on-
derzoeken zullen, voor zover de richt-
lijn dit toelaat, zo snel als mogelijk uit-
gevoerd worden.

Besmetting

Er is sprake van een besmetting indien:
bij tuberculose sprake is van een posi-
tief bacteriologisch onderzoek, bij bm-
cellose sprake is van een positief bac-
teriologisch onderzoek en bij leukose

sprake is van een positieve AGIDT
(agargelimmunodiffiisietest).
Blijkt uit het nader onderzoek dat het
mnd besmet is, dan zal de RVV de be-
strijding uitvoeren.

Bij tuberculose wordt de bestrijding al
gestart zodra blijkt dat zowel het histo-
pathologisch onderzoek als de PCR
positief is. De reden hiervan is dat het
enkele maanden kan duren voordat de
uitslag van het bacteriologisch onder-
zoek bekend is.

Coördinatie werkzaamheden RVV

De aansturing van de werkzaamhe-
den die uitgevoerd worden door de
RVV geschiedt landelijk en wel door
de hiervoor aangewezen crisisma-
nager. De directie RVV heeft drs. H.
Moser, RVV Kring Zuid, als crisis-
manager tuberculose, brucellose en
leukose aangewezen. De crisisma-
nager heeft onder andere als taak de
betreffende practicus op de hoogte
houden van de stand van zaken op de
verdachte bedrijven. De bedrijfsbe-
zoeken zullen plaatsvinden door spe-
ciaal daarvoor door de directie RVV
aangewezen dierziektedeskundigen,
welke een specifieke opleiding ge-
volgd hebben.

OUDLEDENDAG
VETERINAIR DISPUUT UNITAS

Congressen en cursussen

"CERBERUS"

VETERINAIR GEZELSCHAP VAN HET
UTRECHTSCH STUDENTEN CORPS
JANSKERKHOF 14 UTRECHT

Weledelgeboren heer

Hierbij heb ik de eer u uit te nodigen voor de 38® dies

Plaats: P.n.R.M.
Datum: 15 oktober 1999
Tijd: 17.00 uur

Hopende u te mogen verwelkomen heb ik de eer van u te zijn

De dienstvaardige
\'Cerberus\'
H.T. AB-ACTIS

Op zaterdag 16 oktober 1999 zal het Veterinair Dispuut
Unitas weer de jaarlijkse Oudledendag organiseren. Met een
spannende activiteit en onder het genot van een borrel en een
sigaar zullen ettelijke oude koeien uit verschillende sloten
worden gehaald en kan de practicus weer eens de geur op-
snuiven van het vervlogen maar niet vergeten studentenle-
ven. Indien u een bezoek wilt brengen op deze dag, is het
echter noodzakelijk dat u contact opneemt met ondergete-
kende. Wegens omstandigheden kunnen we namelijk de ge-
hele dag niet terecht op onze sociëteit.
Tot op 16 oktober!

Y Namens de Oudledendagcommissie,

Bart Jansen
Alexander Numankade 3P
■ 3572 KN UTRECHT
telefoon: 030-2762738
e-mail: oudledendag@usa.net

>1^

-ocr page 223-

^^M 9 mi

SYMPOSIUM FELINE GENEESKUNDE KRIJGT
VERVOLG IN 2000

Er waren zowel nationale als intema-
tionale sprekers uitgenodigd.
Het eerste dagdeel werd geleid door dr.
Ton Willemse. Het Engelse echtpaar
Rosie Anderson en David Godfrey
mocht het spits afbijten. Zij vertelden
over het opzetten van hun Feline Only
Practice en wat de voor- en nadelen
zijn van een praktijk uitsluitend voor
katten. Daama gaf de dagvoorzitter het
woord aan dr. Ingrid van der Gaag.
Haar lezing ging over de pathologie
van de benauwde kat. Ze illustreerde
haar verhaal met een mooie diaserie.
De laatste spreekster voor de middag-
pauze was dr. Laura Bucher (United
Kingdom). Zij sprak over idiopathi-
sche cystitis bij de kat.
In de middagpauze kon iedereen ge-
nieten van een uitgebreide lunch. Veel
deelnemers maakten van dit lunch-
uurtje gebruik om buiten toch nog
even te genieten van het prachtige
weer en ondertussen met collega\'s
kennis uit te wisselen en bij te praten.
Prof dr. dr. h.c. Marian C. Horzinek
leidde het tweede dagdeel. Hij gaf als
eerste het woord aan prof dr. Johanna
Fink Gremmels. Zij besprak verschil-
lende casussen over de farmacothera-
pie bij de kat. De voorlaatste spreker
was dr. Herman Egberink. Hij sprak
over het nog altijd actuele onderwerp
F.LP. De Australische dr. Jacquie
Rand sloot het programma af met een
lezing over diabetes bij de kat. Zij be-
handelde een aantal casussen door ze
de zaal voor te leggen, waardoor haar
lezing een interactief karakter kreeg.
Na elke spreker was er gelegenheid om
vragen te stellen. Een samenvatting
van de presentaties van de sprekers is
aan de deelnemers nagestuurd.
Aan het eind van de dag werd alle deel-
nemers verzocht een enquêteformulier
in te vullen. Hierin werd gevraagd naar
welke disciplines bij een volgend sym-
posium de belangstelling uit zou gaan.
Hieruit bleek dat met name voor de vol-
gende disciplines belangstelling is: ge-
drag, dermatologie, neurologie en anes-
thesiologie. Tevens werd gevraagd sug-
gesties te geven ter verbetering van een
volgend symposium. Hieruit kwam
naar voren dat de deelnemers meer zou-
den willen horen over therapieën en do-
seringen dan over pathogenesis van een
ziektebeeld. Daamaast bleek uit de en-
quête dat door het volle programma er
soms niet voldoende gelegenheid was
om vragen te stellen.

De organisatie zal met deze suggesties
bij het organiseren van een volgend
symposium rekening houden.

Ondanks het zeer warme weer bleven
de deelnemers tot het einde. Dit en de
vele positieve reacties zijn voor de or-
ganisatie een extra stimulans om aan
het initiatief een vervolg te geven. In
het komende jaar zullen wij weer met
veel enthousiasme een Symposium
Feline Geneeskunde voor u organise-
ren. De vooriopige datum is
zaterdag
27 mei 2000.
Bij het samenstellen van
het programma zullen we zoveel mo-
gelijk rekening houden met de wensen
welke bleken uit de enquête. Begin
volgend jaar wordt het voorlopige pro-
gramma in het Tijdschrift voor Dier-
geneeskunde bekend gemaakt.

Het organiseren van een tweede Sym-
posium Feline Geneeskunde is niet het
enige toekomstplan van de stichting
Symposium Feline Geneeskunde. Wij
proberen tevens een intemationale
commissie Feline Geneeskunde op te
zetten. Er is inmiddels contact gelegd
met de Verenigde Staten, waar de
American Association of Feline Prac-
titioners (AAFP) actief is. Dit is een
overkoepelende organisatie die de be-
langen van haar leden en de kattenge-
neeskunde behartigt. Deze organisatie
heeft tevens een aantal \'student-chap-
ters\'. Wellicht is er een mogelijkheid
om ook een dergelijk \'student-chapter\'
in Nederland op te richten. Daamaast
is er contact gelegd met de Davis
University (California). Deze univer-
siteit heeft een commissie die al 17 jaar
lang een jaarlijks symposium katten-
geneeskunde voor studenten en die-
renartsen organiseert. In Europa is de
European Society of Feline Medicine
(ESFM) actief, welke zich bezig houdt
met het promoten van de kattenge-
neeskunde. Misschien is er in de toe-
komst een samenwerking mogelijk.

Na een maandenlange voorbereiding werd op zaterdag 29 mei 1999 liet eerste
Symposium Feline Geneeskunde gehouden in het Androclusgebouw op de
Uithof te Utrecht. Het uitzonderlijk warme weer op die dag weerhield de deel-
nemers er niet van naar het symposium te komen. De opkomst was groot: er
kwamen zo\'n 90 practici en 40 studenten naar Utrecht. Het programma was
dan ook de moeite van het komen waard.

Tot slot willen wij een ieder die het
eerste Symposium Feline Genees-
kunde mede tot een succes heeft ge-
maakt nogmaals bedanken. Wij hopen
het komend jaar ook weer veel aan-
moediging en steun te ontvangen, zo-
dat ons initiatief voortgezet kan wor-
den en uit kan groeien tot een jaarlijks
temgkerend evenement.

KOPIJ OP DISKETTE

De redactie stelt het op prijs indien teksten, die langer zijn dan één A4-tje op bij voor-
keur een diskette of per e-mail worden aangeleverd in Word of Word Perfect (andere
versies zijn ook mogelijk). Aan het eind van regels gelieve geen harde returns te geven.
E-mail: tijdschrift@knmvd.nl

Namens de Stichting Symposium
Feline Geneeskunde,
drs. Michiel Kraijer en drs. Martine
Bieleveld.

Contactadres: Yalelaan 1, 3584 CL

Utrecht.
Fax: 030-2531407.
E-mail: feline@vet. uu.nl

Het Symposium Feline Geneeskunde
werd mogelijk gemaakt door: Dix &
Fortuin, Intervet, VVAA en Waltham.

-ocr page 224-

VETERINAIR DISPUUT VERITAS
TIENDE LUSTRUM

4 Oktober 1999 viert het oudste Veterinair Dispuut haar 50-jarig bestaan met als lustrumthema
\'APETROTS\'. Het lustrum zal maandag 4 oktober beginnen met een lezing over de
agressie-
test bij honden,
met sprekers uit vele gelederen. Locatie: Universiteitsgebouw, Faculteit
Rechten, Janskerkhof 15A. Tijd: 19.30 uur.

Gelegenheid tot feliciteren is er op de lustrumreceptie, die op donderdag 7 oktober gehouden zal worden in \'t Eigen
Huis (sociëteit C.S. Veritas, Kromme Nieuwegracht 54) van 19.00
tot 22.00 uur. Na de receptie volgt een lustrumfeest,
o.d.z. \'Rumble in the Jungle\', ook op Veritas, met een optreden van de coverband \'The Embers\'. Op zaterdag 9 oktober zal
er een reünistendag plaatsvinden op veritas, gevolgd door lustrumgala met galadiner in Polman\'s Huis.

Bel voor meer informatie: 06-28277451

Namens de lustrumcommissie.
Kim Rijnen, ab-actis

logie kan dagenlang vertellen over de
neurologie van de gezelschapsdieren.
Voor PAO-D heeft hij een enthousiast
verhaal van twee volle dagen waarin
hij systematisch alle neurologische af-
wijkingen van kop tot staart in de vorm
van een werkcollege ter tafel brengt.
Het belooft een bijzonder leuke en
leerzame cursus te worden, voor alle
collegae in de gezelschapsdierenprak-
tijk!
99/122 Neurologie Gezelschaps-
dieren, 6 en 13 oktober 1999.

Internetcursus

Verlies uw schroom voor het medium
Intemet en laat u uitleggen wat Inter-
net voor u kan doen. Een cursus, bin-
nen de PAO-D, die iedereen wel zou
willen doen!
99/917, 99/918 Internet
en Computergebruik 1,5 oktober en
27 oktober 1999.

Voor meer informatie betreffende deze
cursussen kunt u terecht bij het bureau
van PAO-Diergeneeskunde, telefoon:
030 - 2517374.

Drs. Adrianne van der Bas, staffunc-
tionaris Gezelschapsdieren en Paard
Drs. Arnold Mouwen, staffunctionaris
Landbouwhuisdieren
Els Lasterie, bureaumanager

\'Nieuwe cursus voor dierenartsas-
sistentes\'

Verbanden aanleggen bij honden en
katten. Is dat een klusje voor u? Of is dit
misschien leuk werk voor uw assis-
tente? Let op, er zijn nog een paar plaat-
sen in de nieuwe cursus voor assistentes
van Roelof Maarschalkerweerd (spe-
cialist chirurgie gezelschapsdieren). De
proefcursus gehouden op de spoedkli-
niek in Amsterdam was erg leuk en
bleek een succes! Voor uw assistente
een leuke dag en voor u een comforta-
bel idee dat uw assistente straks vlot een
goed verband kan aanleggen bij uw pa-
tiënten, zonder u. Absoluut een aanra-
der!
99/805 Verbanden bij hond en
kat, 16 oktober 1999.

Neurologie gezelschapsdieren

Paul Mandigers, specialist inteme ge-
neeskunde Gezelschapsdieren, Euro-
pees specialist in de veterinaire neuro-

BANDEN TVD

Op het secretariaat van de KNMvD zijn de banden voor het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde 1999 voorradig. De prijs bedraagt ƒ 30,— (inclusief 17,5%
BTW en verzendkosten). Onderstaand treft u een overzicht aan van de banden
die eveneens nog voorradig zijn, met daarbij behorend kostenoverzicht.

Banden 1999,1998,1997,1995,1994,1993 en 1992: ƒ 30,-(inclusief 17,5% BTW).

Banden 1991: ƒ26,45 (inclusief 17,5% BTW).

Banden 1996,1990,1989 en 1998: niet meer voorradig.

U kunt de banden schriftelijk of per fax bestellen onder vermelding van \'Banden\'
en de jaargang. Met uw bestelling krijgt u een nota met acceptgiro thuisgestuurd.
Stuur uw bestelling naar: KNMvD, Postbus 14031, 3508 SB Utrecht, of fax uw be-
stelling: 030 - 2511787. E-mail: bestellingen@knmvd.nl

-ocr page 225-

Welke ondernemende
rundveespecialisten
zoeken écht de ruimte?

Hendnx lllesch is actief als leverancier van
voeding, advies en diensten in het oosten
van Duitsland. Deze markt heeft een enor
me potentie.

De West-Duitse markt en de Benelux wor
den bewerkt
door Hendrix UTD. Dit zuster
bedrijf van Hendrix lllesch is in 1998 ont
staan
door een fusie van de twee grootste
particuliere
mengvoederbedTiJven van
Nederland.

Beide bedrijven maken deel uit van
Nutreco, een concern dat sinds 1997 geno
teerd is aan de Amsterdamse effectenbeurs
In Europa is Nutreco de grootste producent
van veevoeders. Op het gebied van zalm- en
forelvoer is Nutreco wereldwijd marktleider.
De omzet van Nutreco bedraagt ruim
6 miljard gulden.

Op korte termijn wil Hendrix lllesch bet team rundveespecialisten uitbreiden om
haar marktpositie verder te versterken.

Als rundveespecialist van Hendrix lllesch (m/v) bent u

gesprekspartner voor grote melkveebedrijven van 300 tot meer dan 1000 koeien. Deze
worden geleid door ondernemers met durf en visie die meestal meerdere managers in
dienst hebben. U opereert zelfstandig en in een eigen gebied. U adviseert bestaande
klanten over voeding, rentabiliteit en bedrijfsontwikkeling én u werkt aan uitbreiding
van uw omzet door nieuwe klanten te werven. Uw praktische, technische kennis (onder
meer op het gebied van nutritie en maatwerkvoer) van de melkveehouderij is uw
belangrijkste marketinginstrument.

Ondernemingszin

Voor deze zeer zelfstandige functie dient u te beschikken over een scherp analytisch
vermogen. U bent een doorzetter die samen met de ondernemers strategische lijnen
uitzet. Economisch inzicht is hierbij essentieel. Op de bedrijven werkt u veelal samen met
meerdere managers en uitvoerenden.

Een ondernemende instelling en affiniteit met de praktische melkveehouderij zijn
onontbeerlijk voor deze functie. U hebt een opleiding op minimaal Agrarische
Hogeschool-niveau, Landbouwuniversiteit of diergeneeskunde. Enkele jaren ervaring is
wenselijk. Gezien dit alles zal uw leeftijd boven de 25 jaar liggen.

Uw werkzaamheden brengen met zich mee dat u bereid moet zijn om in het oosten van
Duitsland te gaan wonen, dan wel om er 3 tot 4 dagen per week te verblijven.
Een psychologisch onderzoek kan deel uitmaken van de sollicitatieprocedure.

Volop carrièrekansen

U doet internationale ervaring op in een gezond bedrijf dat u volop carrièrekansen biedt,
zowel bij Hendrix lllesch als binnen het Nutreco concern. Om uw carrière verder vorm te
geven krijgt u diverse mogelijkheden middels interne en externe opleidingen.
Vanzelfsprekend is uw salaris in overeenstemming met het niveau van deze functie.
De secundaire arbeidsvoorwaarden zijn zonder meer goed te noemen (onder meer een
dertiende maand).

Solliciteren?

Als deze veelzijdige functie u aanspreekt, stuur dan uw schriftelijke sollicitatie in het
Nederlands met curriculum vitae naar Hendrix lllesch, afdeling Personeel en Organisatie,
t.a.v. de heer Gerard Heijstek, Postbus 1, 5830 MA Boxmeer.

Voor nadere informatie kunt u bellen met de heer Arie Joren, manager Productgroep
Rundvee, mobiel 0049-171-8352038. In het weekend; 0485-578729.

HENDRIXi^y^ILLESCH

Hendrix lllesch GmbH, Treuenbrietzener Straße 91a, 14913 Bardenitz, tel. 0049-33748 / 70420 fax: 0049-33748 / 70419.

a fnutreco company

-ocr page 226-

JOSIEN HUIJSER VAN
REENEN-GÖTTE

In december bereikte ons het bericht
dut Josien Huijser van Reenen-Götte
op 9 december 1998 was overleden.
Sinds een paar maanden wisten we dat
ze ernstig ziek was. Maar weinigen
wisten dat deze ziekte 4,5 jaar geleden
zich reeds hij haar geopenbaard had.

Josien werd geboren op 26 december
1950 als derde kind in een gezin met
vier dochters. Samen met haar zusjes
groeide zij op in Amsterdam, waar
haar vader huisarts was. In haar
jeugdjaren werd de kiem gelegd voor
haar latere medische interesse.
Na de middelbare school ging Josien
diergeneeskunde studeren. Enthou-
siast volgde zij de studie. Veel van
haar vrije tijd besteedde zij aan haar
geliefde ruitersport: zij werd lid, later
bestuurslid van de veterinaire studen-
ten rijvereniging \'de Solleysel\' en kon
na het vertrek van de instructeur de
heer Van Staveren tijdelijk diens taak
overnemen en de leden rijles geven.
Eén van de leerlingen zou een belang-
rijke rol in haar leven gaan spelen;
Frits Huijser van Reenen, die later
haar echtgenoot zou worden.

Na het afstuderen volgde een periode
van praktijkervaring opdoen, waar-
voor de gemengde praktijk van Frits in
Midwoud goede mogelijkheden bood.

nmemoriam

De vonk sloeg over en in 1984 trouw-
den zij.

Wie Josien wat beter leerde kennen en
goed naar haar luisterde als zij ver-
telde over haar werk, merkte al gauw
dat zij, naast een enorme liefde voor
haar vak, ook heel bijzondere gaven
bezat. Juist daardoor besefte zij, dat er
meer was dan de reguliere diergenees-
kunde. En dat leidde tot haar sterke
verlangen naar een holistische bena-
dering van de patiënt.

Na de geboorte van de kinderen stu-
deerde zij verder. Zo volgde zij de op-
leiding tot veterinair acupuncturist.
Voor deze opleiding, gegeven door de
International Veterinary Acupuncture
Society, moest zij regelmatig naar
Brussel reizen.

In 1991 behaalde zij haar diploma,
wat met het hele gezin in Brussel werd
gevierd.

Naast de zorg voor man en vier kinde-
ren wist Josien een eigen praktijk op te
bouwen. In de royale ruimte in de
grote tuin achter het huis behandelde
zij haar patiënten met acupunctuur,
homeopathie en Bach bloesem reme-
dies.

Of ze ging eropuit in haar landcruiser,
waarop duidelijk te zien was waarvoor
ze kwam. Zij vond in de holisti.sche
werkwijze bevestiging van wat zij
voelde en uiteindelijk kreeg zij de er-
kenning, waar zij zó naar verlangde.
Door het succesvol behandelen van
een paard kwam Josien in contact met
de eigenaresse, een journaliste. Zij
kon de tekst, door Josien op cassette-
band ingesproken, verwerken tot een
manuscript wat leidde tot het tot stand
komen van een boekje \'Een holistische
benadering van het paard\', geschre-
ven om de eigenaar-verzorger bewust
te laten worden van het kijken naar,
het voelen en beleven van zijn of haar
paard. De laatste fase van dit boek is
vlak voor haar overlijden tot stand ge-
komen. Frits heeft de uitgave kunnen
verzorgen.

Josien was een actief lid van de
Samenwerkende Nederlandse Veteri-
naire Acupunturisten. Zij was één van
de eerste leden en voelde zich zeer be-
trokken bij het wel en wee van deze
vereniging. Zelden sloeg zij een verga-
dering over en tijdens discussies wist
zij altijd een belangrijke bijdrage te le-
veren, waarbij haar rustige, nuchtere
manier van denken naar voren kwam.

In 1995 aanvaardde zij een functie in
het bestuur van de Afdeling Noord-
Holland van de KNMvD, in 1997 werd
zij voorzitter van deze afdeling.

Wij moeten grote bewondering hebben
voor de wijze waarop zij jarenlang
niets heeft laten blijken van de enorme
tegenslag, die het constateren van de
slopende ziekte voor haar moet hebben
betekend. Van het gevecht wat ze, sa-
men met Frits en de kinderen heeft
moeten voeren en wat ze uiteindelijk
toch verloor.

Wij zullen Josien \'s enthousiasme,
haar warmte en haar nooit aflatende
betrokkenheid niet licht vergeten.

Frits, Rinske, Dirk-Willem, Maaike en
Jeanne Suzanne, met de steun en het
mee-beleven van jullie familie en vele
vrienden moet het mogelijk zijn de
draad van het leven weer op te pakken
en door te gaan. In de geest van Josien,
met een open oog voor die waarden in
het leven waar zij zo \'n belang aan
hechtte. Josien vroeg ons niet te treu-
ren, maar haar te gedenken met een
glimlach. Met een glimlach en met
groot respect zullen we haar nage-
dachtenis in ere houden.

Margriet Meijer-Schallenberg.

-ocr page 227-

CASTRATIE VAN VARKENS: DOEN OF LATEN?

De aanwezigheid van \'berengeur\' - een onaangename geur die in enl<ele geval-
len bij de verhitting van vlees van niet-gecastreerde mannelijke varkens
wordt waargenomen - maakt vlees organoleptisch ongeschikt voor menselijke
consumptie. Ter voorkoming van berengeur worden in Nederland manne-
lijke varkens in hun eerste levensweek chirurgisch gecastreerd. Het is gebrui-
kelijk dat varkenshouders deze ingreep zelf verrichten. Zij mogen mannelijke
biggen castreren tot een leeftijd van vier weken (1). Daarbij wordt in de regel
geen verdoving toegepast. Na de leeftijd van vier weken mogen varkens alleen
chirurgisch worden gecastreerd als zij zijn verdoofd (2). Het verdoven van
varkens is voorbehouden aan de dierenarts.

Ofschoon het onvruchtbaar maken van een dier door middel van onverdoofd
chirurgische castratie wettelijk is toegestaan (3), is deze ingreep om twee rede-
nen discutabel. In de eerste plaats omdat het onverdoofd castreren pijn ver-
oorzaakt en in die zin de gezondheid en met name het welzijn van het dier aan-
tast. Daarnaast staat de castratie als zodanig op gespannen voet met de
erkenning van de intrinsieke waarde van het dier.

van fysiologische en ethologische pa-
rameters wetenschappelijk vastgesteld
dat het onverdoofd chirurgisch castre-
ren een pijnlijke ingreep is. Pijn tijdens
het castreren kan worden voorkomen
door toepassing van algemene of
plaatselijke verdoving. Sommigen me-
nen dat bij het castreren van biggen op
jonge leeftijd geen verdoving nodig is,
omdat het pijngevoel bij jonge dieren
nog niet goed ontwikkeld zou zijn.
Onderzoek bij mensen heeft echter uit-
gewezen dat pijnperceptie door neona-
ten en kinderen vergelijkbaar is met de
pijnperceptie door volwassenen. Dat
het pijngevoel bij jonge dieren minder
ontwikkeld zou zijn dan bij oudere die-
ren berust dus op een verkeerde voor-
onderstelling.

Gezondheids- en Welzijnswet

Het achterwege laten van een verdo-
ving is in strijd met het in de
Gezondheids- en welzijnswet voor
dieren vastgelegde ethische uitgangs-
punt dat dieren geen onnodig leed mag
worden berokkend (4).

Heelheid en gaafheid

Bij de castratie is behalve het welzijn
ook de integriteit in het geding.
Respect voor de integriteit houdt onder
meer in dat een dier heel, gaaf, intact
wordt gelaten. Aantasting van de heel-
heid en gaafheid enkel omwille van
productiedoeleinden, economische of
esthetische doeleinden is strijdig met
respect voor de integriteit van het dier.

NOODZAAK?

Varkensvlees dat bij verhitting beren-
geur verspreidt is ongeschikt voor
menselijke consumptie. Uit een uit-
voerige studie naar de berengeurpro-
blematiek (5) blijkt dat berengeur een
reëel probleem is. Onderzoek met con-
sumentenpanels heeft uitgewezen dat
vlees van niet-gecastreerde varkens
vaker een onaangename geur ver-
spreidt dan vlees van vrouwelijke var-
kens. Berengeur is een minder groot
probleem als mannelijke varkens (be-
ren) worden geslacht voordat ze ge-
slachtsrijp zijn.

De intrinsieke waarde heeft betrekking
op de erkenning van de eigen waarde
van het dier. Deze erkenning impli-
ceert respect voor de integriteit van het
dier. Aantasting van de integriteit dient
te worden vermeden, net zoals het be-
nadelen van het welzijn en de gezond-
heid.

Beide ethische uitgangspunten beteke-
nen dat het benadelen van het welzijn
en de gezondheid en de aantasting van
de integriteit dienen te worden afge-
wogen tegen de belangen van mensen.
In dit geval de castratie van varkens.
Noodzaak en alternatieven van castra-
tie dienen in de afweging te worden
meegenomen.

WELZIJN EN INTEGRITEIT
Bij de onverdoofde chirurgische cas-
tratie van varkens is zowel het welzijn
als de integriteit in het geding.

Analogiebesluit

Van welzijnsbenadeling - in de bete-
kenis van lijden - is met name sprake
bij het onverdoofd castreren. Het is al-
gemeen aanvaard dat \'hogere\' dier-
soorten, zoals het varken, pijn kunnen
voelen. Deze veronderstelling is geba-
seerd op het analogiebesluit. Dit houdt
in dat op grond van overeenkomsten in
anatomie (pijnsysteem), fysiologie
(pijngewaarwording) en gedrag (pijn-
uiting) tussen mens en \'hogere\' dieren
aannemelijk kan worden gemaakt dat
pijngevoelens van dieren analoog zijn
aan die van mensen. Onder aanvaar-
ding van het analogiebesluit is op basis

In voornoemd rapport (5) wordt ge-
concludeerd dat een belangrijk deel
van de Europese vers-vleesmarkt niet
gediend is van vlees van beren (uitge-
zonderd Verenigd Koninkrijk, Spanje,
Ierland, Portugal en Griekenland).
Nederland exporteert een groot deel
van het varkensvlees naar Duitsland en
het is met name dat land dat geen vlees
van beren wenst af te nemen.
Tijdens de parlementaire behandeling
begin jaren tachtig van het ontwerp
van de Wet op de Uitoefening van de
Diergeneeskunde is in verband met de
positie van castreurs herhaalde malen
gesproken over de castratie van biggen
(6). De indieners van het wetsvoorstel
stelden zich op het standpunt dat het
onnodig onvruchtbaar maken van een
dier uit een oogpunt van welzijn dient
te worden voorkomen. Destijds werd
het castreren van biggen noodzakelijk
geacht, omdat het volgens de toenma-
lige EG-voorschriften verboden was
om vlees afkomstig van niet-gecas-
treerde dieren te exporteren (7). Door
Nederland werd aangedrongen op af-
schaffing van deze voorschriften. Men
had hoge verwachtingen van de ont-
wikkeling van detectiemethoden waar-
mee berengeur aan de slachtlijn kan
worden opgespoord. Daarmee zou de
noodzaak van castratie ten behoeve
van de export komen te vervallen (6).
In 1991 is de EG-richtlijn (7) in die zin
gewijzigd dat vlees van niet-gecas-
treerde varkens met een geslacht ge-
wicht tot 80 kg vrij in de handel mag
worden gebracht (8). Deze bepaling
gaf Nederland de mogelijkheid om
karkassen tot 80 kg naar Duitsland te
exporteren. Duitsland bleef echter vol-
harden in het weigeren van vlees van
beren (5). Vanwege deze afwijzende
houding van Duitsland acht de
Nederlandse varkenshouderij castratie
van biggen noodzakelijk. Omdat
Duitsland een belangrijk exportland is,
zou een verbod op het castreren van
varkens tot grote afzetproblemen lei-
den. Exportbelangen vonnen thans dus

-ocr page 228-

de belangrijkste reden waarom var-
kens worden gecastreerd.

ALTERNATIEVEN
Ten behoeve van de productie van
vlees dat vrij is van berengeur staan als
alternatief voor het gangbare onver-
doofd chirurgisch castreren de vol-
gende mogelijkheden open:

1. Chirurgisch castreren onder verdo-

ving.

2. Niet castreren en afmesten op een
lager gemiddeld slachtgewicht.

3. Niet castreren, maar aan de slacht-
lijn apparatuur opstellen waarmee
berengeur gedetecteerd kan wor-
den.

4. Immunocastratie.
Verdoving

Uit een oogpunt van welzijn zou het
gewenst zijn dat biggen onder verdo-
ving worden gecastreerd. Aan de toe-
passing van een verdoving kleeft ech-
ter een aantal praktische bezwaren.
Het toepassen van een algemene of
plaatselijke verdoving valt binnen de
in artikel 1 van de Wet op de Uit-
oefening van de Diergeneeskunde ge-
geven definitie van uitoefening van de
diergeneeskunde, waartoe in beginsel
slechts dierenartsen zijn toegelaten.
Varkenshouders mogen dus bij hun
biggen geen verdoving toepassen, ter-
wijl ze wel mogen castreren. Als een
verdoving verplicht zou worden, moet
de dierenarts komen om een verdoving
toe te passen. Dit stuit op grote finan-
ciële en logistieke bezwaren, aange-
zien het jaarlijks gaat om een zeer
groot aantal castraties (ongeveer 10
miljoen). Dit is de reden waarom var-
kenshouders de bevoegdheid is ver-
leend hun biggen - onverdoofd! - te ca-
streren (1,6). Geconcludeerd kan
worden dat castratie onder verdoving
praktisch geen haalbaar alternatief is.

Niet castreren

Vanuit dierethisch oogpunt zijn het
tweede en derde alternatief niet pro-
blematisch, aangezien het welzijn
noch de integriteit van het dier in het
geding is. Het zijn eveneens reële al-
ternatieven. De berengeurproblema-
tiek vermindert aanzienlijk als de var-
kens worden geslacht voordat ze
geslachtsrijp zijn. Wat betreft de de-
tectie van berengeur aan de slachtlijn
zijn sinds de jaren tachtig diverse me-
thoden ontwikkeld en in praktijk ge-
bracht.

De resultaten van de verschillende me-
thoden laten een grote variatie zien (5).

Er zal nog veel ontwikkelingswerk
moeten worden verricht om de detec-
tiemethoden te optimaliseren.

Immunocastratie

Immunocastratie is een recent ontwik-
kelde techniek (5). Het is een methode
waarmee castratie wordt bewerkstel-
ligd door het toepassen van immunolo-
gische technieken. Immunocastratie
berust op de werking van antistoffen
tegen GnRH (Gonadotropin Releasing
Hormone). Wanneer GnRH door an-
tistoffen wordt geneutraliseerd, wor-
den de ontwikkeling en het functione-
ren van de testes en daarmee het
ontstaan van berengeur onderdrukt.
Daartoe zijn \'GnRH-vaccins\' in ont-
wikkeling, die momenteel nog in de
experimentele fase verkeren.
In het tot nu toe verrichte experimen-
tele onderzoek naar immunocastratie
is niet of nauwelijks gekeken naar de
effecten op de gezondheid en het wel-
zijn van de varkens (5). De verkregen
informatie is ontoereikend om te kun-
nen beoordelen welke methode het
welzijn in termen van gezondheid en
gedrag het minst benadeelt, immuno-
castratie of chirurgische castratie. Wel
is men het erover eens dat de pijn bij
chirurgische castratie erger zal zijn
dan de pijn bij de injectie van het im-
munocastratie-vaccin (5).
Wat de integriteit betreft, is er geen
verschil tussen chirurgische castratie
en immunocastratie. Dit is in strijd met
respect voor de integriteit van het dier.
Behalve deze ethische aspecten speelt
ook de publieksacceptatie een rol in de
discussie over de toelaatbaarheid van
immunocastratie. Hoewel nog geen
consumentenonderzoek is gedaan naar
de acceptatie van immunocastratie,
zijn velen uit de varkenssector be-
vreesd dat immunocastratie het imago
van varkensvlees bij het publiek nega-
tief zal beïnvloeden (5). Voor dit
imagoverlies worden twee belangrijke
redenen genoemd. Ten eerste zullen
consumenten varkensvlees associëren
met \'hormoonvlees\' vanwege het feit
dat bij immunocastratie \'hormonen\'
toegediend worden. Ten tweede wen-
sen steeds meer consumenten vlees dat
op \'natuurlijke\' wijze is geproduceerd.
Immunocastratie is niet verenigbaar
met dit beeld. Dit argument geldt in het
bijzonder voor de Duitse consument,
die zeer gesteld is op voedingsmidde-
len die op een zo natuurlijk mogelijke
wijze zijn geproduceerd. Om die reden
zal de consument afwijzend staan te-
genover immunocastratie.

AFWEGING

Met de bestaande regelgeving heeft de
overheid het chirurgisch castreren van
mannelijke biggen in handen van de
varkenshouder gelegd. Hiermee staat
zij toe dat varkenshouders hun biggen
zonder verdoving castreren. Strikt juri-
disch gezien kan de dierenarts der-
halve niet verantwoordelijk worden
gehouden voor de thans gebruikelijke
praktijk van het castreren van biggen.
Het zijn echter niet alleen juridische
argumenten die een rol spelen. De die-
renarts die zich vanuit zijn beroeps-
ethiek verantwoordelijk acht voor het
welzijn van dieren (9) moet met lede
ogen aanzien hoe miljoenen dieren
leed wordt berokkend. Bovendien
wordt van de dierenarts verwacht dat
hij rekening houdt met de eigen
waarde van het dier (9). Ten aanzien
van de castratie houdt dit integriteits-
beginsel in dat dieren niet mogen wor-
den gecastreerd, tenzij daar gegronde
redenen voor bestaan.

Oordeelsvorming

Bij de oordeelsvorming over de toe-
laatbaarheid van de castratie van var-
kens heeft de KNMvD zich laten lei-
den door de volgende overwegingen:

- Het onverdoofd castreren is van-
wege het daarmee gepaard gaande
dierenleed niet te rechtvaardigen.
Dit leed is te beperken door de big-
gen voor castratie te verdoven.
Vanwege praktische bezwaren is dit
geen haalbaar alternatief

- De castratie is een aantasting van de
integriteit van het dier. Wat dit as-
pect betreft is er geen verschil tussen
- al dan niet onder verdoving uitge-
voerde - chirurgische castratie en
immunocastratie. In het licht van de
erkenning van de eigen waarde van
het dier is schending van de integri-
teit slechts dan aanvaardbaar als dat
op goede gronden kan worden ver-
dedigd.

- Gezien de verwachting dat de accep-
tatiegraad van immunocastratie onder
consumenten laag zal zijn, is immu-
nocastratie maatschappelijk gezien
geen reëel alternatief

- Er is geen noodzaak meer om var-
kens te castreren, aangezien er reële
en praktisch haalbare alternatieven
zijn om berengeur te voorkomen.

Omdat Duitsland een belangrijk ex-
portland van varkensvlees is en omdat
dit land geen vlees van niet-gecas-
treerde, mannelijke varkens wenst af te
nemen, acht de varkenssector het ter

-ocr page 229-

bescherming van de afzet naar Duits-
land noodzakelijk dat mannelijke big-
gen worden gecastreerd. Exportbe-
langen vormen - gezien de altema-
tieve mogelijkheden - onvoldoende re-
den om de met castratie gepaard
gaande welzijns- en integriteitsaantas-
ting te rechtvaardigen.

STANDPUNT

Op grond van bovengenoemde over-
wegingen is de KNMvD van oordeel
dat zowel de chimrgische castratie, als
de immunocastratie van varkens moet
worden afgewezen. De noodzaak om
varkens te castreren vervalt, aangezien
er reële en praktisch haalbare alterna-
tieven om berengeur te voorkomen,
beschikbaar zijn.

AANBEVELINGEN
Bovengenoemd standpunt impliceert
dat het onverdoofd castreren van var-
kens wordt uitgebannen. De KNMvD
is zich ervan bewust dat dit niet van
vandaag op morgen gerealiseerd kan
worden. Op de middellange termijn
moet afschaffing van de castratie haal-
baar zijn, mits de volgende maatrege-
len worden genomen:
- De varkenssector werkt met grote
voortvarendheid aan een verdere op-
timalisatie van detectiemethoden
waarmee berengeur aan de slachtlijn
kan worden opgespoord.
De varkenssector start een voorlich-
tingscampagne met het doel duide-
lijk te maken dat het achterwege la-
ten van de castratie positieve as-
pecten heeft (beter welzijn, waarbor-
ging integriteit van het dier en een
betere vleeskwaliteit) en dat castre-
ren van varkens die niet zwaarder
worden dan 80 kg geslacht gewicht,
uit een oogpunt van vleeskwaliteit
niet noodzakelijk is.
De afschaffing van de castratie van
varkens dient met regelgeving via de
Gezondheids- en welzijnswet voor
dieren te worden ondersteund.
De veterinaire beroepsgroep levert
een bijdrage door \'het achterwege
laten van de castratie\' als een posi-
tief element in de zogenoemde \'dier-
veiligheidsindex\' op te nemen. Het
idee achter deze index is onder meer
dat de varkenshouder aan de samen-
leving kan laten zien dat zijn varkens
een dierenleven hebben dat in over-
eenstemming is met de geldende
normen en waarden (10). Als de var-
kenshouder niet castreert, dan dient
dat in een hogere dierveiligheidsin-
dex tot uiting te komen.

LITERATUUR

1. Wet op de Uitoefening van de Dierge-
neeslcunde, Stb. 214, 1990, artikel 7,
tweede lid, onderdeel c en Regeling toege-
laten handelingen, Stert. 223, artikel 2.

2. Varkensbesluit, Stb. 577, 1994, artikel 15.

3. Gezondheids- en Welzijnswet voor dieren,
Stb. 585, 1992, artikel 40, tweede lid, on-
derdeel a.

4. Gezondheids- en Welzijnswet voor dieren,
Stb. 585, 1992, artikel 36.

5. Castreren J van. Modeme technieken tegen
berengeur bij varkensvlees. Rapport nr. 5,
Programma Technologisch Aspecten-
onderzoek (TA), Ministerie van Land-
bouw, Natuurbeheer en Visserij, Den
Haag, 1995.

6. Memorie van toelichting op het ontwerp
van de Wet op de uitoefening van de Dier-
geneeskunde, Kamerstuk 17646, nr. 3,
Tweede Kamer, zitting 1982-1983, p. 13;
Memorie van antwoord. Kamerstuk 17646,
nr. 5, Tweede Kamer, zitting 1984-1985, p.
12.

7. EG-richtlijn 64/433 betreffende de ge-
zondheidsvoorschriften voor de productie
en het in de handel brengen van vers vlees.

8. EEG-richtlijn 91/497, artikel 6,1b iii.

9. Code voor de dierenarts, uitgave van de
KNMvD, 1998, artikel 6.

10. Dierveiligheidsindex biedt varkenshouderij
perspectief. Tijd.schrift voor Diergenees-
kunde 123, I5juni 1998:391-393.

CURSUS ERKENDE VARKENSDIERENARTS

KWALITEITSSPRÜNG
De hoofdlijnen van de cursus zijn:
transparant en borghaar werken, aan-
dacht voor economie, volksgezond-
heid en welzijn; attitude en communi-
catie. Drs. R. Raymakers, voorzitter
van de Groep Geneeskunde van het
Varken, legt bij aanvang van de cur-
sus uit waarom de KNMvD met de er-
kenningsregeling is gekomen. De ver-
anderingen in de maatschappij
(acceptatie van productiemethoden),
in de varkenshouderij (schaalvergro-
ting en ketenvorming) en bij de con-
sument (kwaliteitsgaranties , milieu-
en welzijnsbewust) liggen hieraan ten
grondslag. Verder is er bij de varkens-
houder en de overheid behoefte aan
een kwalitatief goede maar ook be-
trouwbare dierenarts. Om in de toe-
komst als dierenartsen in de varkens-
houderij mee te blijven spelen is een
kwaliteitssprong nodig, vooral in de
manier van denken en handelen. De
dierenartsen nemen dit initiatief lie-
ver zelf in de hand dan dat het van
buiten door overheid of ketens wordt
opgelegd.

De eerste cursus Erkende Varkensdierenarts in mei en juni van dit jaar is al-
weer achter de rug. De drie komende cursussen die voor het najaar gepland
staan zijn reeds vol. Een vijfde cursus zal gehouden worden in december
1999/januari 2000 en deze cursus staat nog open voor inschrijving. Na deze
vijfde cursus zullen ongeveer 250 dierenartsen de cursus hebben gevolgd.
Voor volgend jaar komt er een wachtlijst.

Tijdens deze eerste dag van de cursus
(maandag) geven verschillende men-
sen hun visie: F. de Rond als varkens-
houder (\'dierenarts als sparringpart-
ner\'), drs. D. Schumer(LNV) namens
de overheid (richtlijn 97/12) en drs T.
de Ruyter (Dumeco) als link naar de
afnemer (\'de supermarkt bepaalt na-
mens de consument wat en hoe gepro-
duceerd moet worden\'). Drs.
J.
Voermans (DVI) behandelt de laatste
ontwikkelingen op het gebied van
kwaliteitszorgsystemen. Dr. M. Geu-
deke (GD) presenteert de gezond-
heidsplanner: een praktische methode
om door gezondheidsregistratie via de
managementscirkel een bedrijf naar
een hoger niveau te tillen. Verder la-
ten prof. dr. J. Verheyden en dr. H. van
Beers Schreurs (FdD) aan de hand van
cases zien hoe je protocollair diagnos-
tiek aanpakt en de formularia hanteert.

-ocr page 230-

ECONOMIE

De tweede dag van de cursus (dins-
dag) is geheel gewijd aan economie.
Prof. dr. ir. R. Huirne (LUW) leidt de
deelnemers door de vele aspecten van
de praktische varkensbedrijfsecono-
mie en drs. R. Bergevoet (Nedap) vi-
sualiseert met een Powerpoint-
presentatie wat partial budgetting
vermag. Aan de hand van cases kijkt
hij met de cursisten wat het econo-
misch effect is van een colivaccinatie
danwel het vemieuwen van rooster-
vloeren (in verband met uitval, kreu-
pelheden en diarree). Het handelen en
advies van de dierenarts heeft altijd
een economische impact.
Na een hapje en een drankje wordt de
vooravond ingevuld door ir. Th. de
Vries en ing. P. Kamerbeek (Hendrix-
UTD): \'adviserend verkopen\' of moet
de titel worden \'advies verkopen\'?
Deze praktische en enthousiaste trai-
ners overtuigen de cursisten ervan dat
diensten en advies verkopen met de-
zelfde techniek en aanpak kan als een
zak voer met advies verkopen. Hierbij
wordt ingegaan op wat voor type de
cliënt is. Elk type heeft immers zijn ei-
gen benadering nodig.

WETGEVING EN AlTITUDE
De woensdagochtend wordt besteed
aan wetgeving en attitude. Mr. drs. H.
Leemans en drs. D. Schumer (LNV)
behandelen de richtlijn 97/12. De
overheid wil in het kader van deze
richtlijn een betrouwbare dierenarts
hebben. \'Hebben we niet teveel last
van mythen en sagen?\' vragen zij zich
af Evenals drs. H. Verburg (VIH) lei-
den zij de discussiegroepen, waarin
zeer herkenbare, uit de praktijk gegre-
pen cases, geformuleerd door H. van
Beers Schreurs, worden besproken.
Wat denkt u van een speenvarken aan
\'t spit, waarvan u weet dat hij gisteren
nog OTC heeft gehad. Eet u mee of
zegt u er iets van? Voor de plenaire
discussie is helaas te weinig tijd. De
woesdagmiddag is immers vrijgepland
voor de lustmmsessie van de Groep
Geneeskunde van het Varken, met
overigens een interessant programma
waaronder ethologie.

COMMUNICATIE
Na een tussenpose van enige weken
volgt op donderdag het programma
met welzijn en huisvesting. Dr. ir. H.
Vermeer (Proefstation Rosmalen) laat
de cursisten een conventionele zeugen-
stal ombouwen tot groepshuisvesting.
Dr. ir. D. Ekkel (ID- DLO) visualiseert
met zijn Powerpointpresentatie het
welzijn van vleesvarkens en kraamzeu-
gen.

In de middag en vooravond is commu-
nicatie het onderwerp. W. Veenbaas
(Phoenix Opleidingen,TA/NLP) be-
zielt de groep met communicatietech-
nieken en met praktische trainingen in
groepjes; warempel de groep gaat
communiceren! Er komt heel wat bo-
ven. Bijvoorbeeld het gevoel dat wat
de varkensdierenartsen zouden willen
niet strookt met wat ze nu (moeten)
doen. Er blijkt een hunkering naar een
andere invulling. Ook is er fmstratie
over a-collegiaal en onwettelijk ge-
drag; met name betreft het de afgifte
van vaccins. En het besef, geformu-
leerd door cursusleider prof dr. J.
Verheyden, dat we misschien wel
meer oog hebben gehad voor de mens
(economisch functioneren), dan voor
het dier. Tot heil van mens en dier!
Moet onze groep, onze KNMvD, niet
de praktijken die buiten de wet hande-
len aanspreken op hun gedrag?

VOLKSGEZONDHEID
De laatste dag, vrijdag, is volksge-
zondheid het item. Dr. L. Lipman
(VVDO, FdD), toont het effect van
bacteriële kringlopen c.q. salmonella.
Drs. A. van den Bogaard (medische fa-
culteit Maastricht) prikkelt ons tot in-
zicht in resistentie-ontwikkeling bij
dier, veehouder en dierenarts. Cura-
tieve antibiotica-aanwending en groei-
bevorderaars! Prof F. van Knapen
(VVDO, FdD) behandelt parasitaire
kringlopen en sluit af met de gezond-
heid van varkenshouder en dierenarts.
De varkensdierenarts heeft een cen-
trale adviserende rol voor de varkens-
houder. Met een Arbo-checklist kan
hij bijdragen tot gezondheidsbewust-
zijn voor de varkenshouder zelf en de
consument.

Al met al een cursus waarin de rand-
voorwaarden voor de toekomst aan de
orde worden gesteld. De cursusleider
prof dr. J. Verheyden weet gaandeweg
het programma op de cursisten over te
brengen dat de kwaliteitssprong niet
alleen puur veterinair-technisch is te
halen.

Blijkens de evaluatieformulieren en de
reacties wordt de cursus als goed tot
uitstekend beoordeeld en veelal beter
\'dan men had verwacht\'. Natuurlijk
zullen er enige aanpassingen voor het
vervolg worden gedaan. Bemoedigend
is dat de cursus, ondanks het verplich-
tende karakter en de juist niet veteri-
nair-technische onderwerpen, goed is
gevallen. We zien samen toch een rich-
ting waar we naartoe willen. In het ver-
volgtraject van de permanente educa-
tie (volgend jaar) zullen de veteri-
nair-technische onderwerpen nadmk-
kelijk aan de orde komen. Een zich
kwalificerende varkensdierenarts wil
op alle fronten voomit.

Drs. H. Zwolschen, lid projectgroep
Drs. A. Mouwen, staffunctionaris
PAO-D

-ocr page 231-

Het is zonder meer jammer als in de
loop van de tijd gezondheidsrisico\'s
ontstaan, die in een aantal gevallen
voorkomen hadden kunnen worden.
De indruk is dat dierenartsen over het
algemeen signalen die het lichaam af-
geeft nogal eens negeren en \'gewoon\'
doorgaan met hun werk.
MOVIR, de arbeidsongeschiktheids-
verzekeraar waarbij de meeste praktise-
rende dierenartsen zijn verzekerd, heeft
aan Terzet, een bureau voor arbeidsge-
schiktheidsvraagstukken, de opdracht
gegeven een
preventieproject voor
dierenartsen
te ontwikkelen. Dit pre-
ventieproject richt zich op werkmetho-
den, waarbij een vermindering van de
belastingen in het werk kunnen ont-
staan. Dit preventieproject is uniek door
de samenwerking met de KNMvD en
de Faculteit der Diergeneeskunde van
de Universiteit Utrecht.

In de komende periode zullen dierenart-
sen die verzekerd zijn bij MOVIR een
uitnodigingsbrief krijgen om deel te ne-
men aan dit preventieproject. Door
middel van een antwoordkaart kan men
zich individueel en geanonimiseerd
aanmelden. In het project is een onder-
scheid gemaakt naar het werkterrein
van de dierenarts: er is een uitsplitsing
gemaakt naar gezelschapsdierenprak-
tijk en landbouwhuisdierenpraktijk.

Preventieproject gezelschapsdieren-
praktijk

De dierenartsen die zich inschrijven
voor het preventie-onderzoek voor de
gezelschapsdierenpraktijk ontvangen
nadat zij de antwoordkaart hebben inge-
stuurd, een informatiepakket en een
checklist. Het verzoek is om de check-
list in te vullen. Kort na de ontvangst van
het informatiepakket wordt telefonisch
contact gelegd en een afspraak gemaakt
voor een bezoek aan de praktijk. Een
deel van een spreekuur wordt door een
preventiedeskundige bijgewoond. Na
afloop wordt samen met u gekeken naar
de werkhoudingen tijdens operatiepro-
gramma\'s en worden de checklist en de
observatiegegevens tijdens het spreek-
uur met u doorgenomen. Er wordt speci-
aal gelet op de werkhouding, zowel in
de praktijkruimte als in de eventuele
operatieruimte, de plaatsing van uw in-
strumenten en medicatie, de werkomge-
ving en de verlichting, de indeling van
de gehele praktijk, de organisatie van de
werkzaamheden, onder andere beeld-
schermwerk en samenwerking met de
assistente. Uiteindelijk resulteert het be-
zoek van de preventiedeskundige in een
advies op maat. Altematieve werkhou-
dingen kunnen met u worden doorgeno-
men tijdens het bezoek. Vanzelfspre-
kend bent u vrij om te beslissen wat u
met de adviezen in de praktijk doet.

Preventieproject Landbouwhuisdie-
renpraktijk

Bij dierenartsen werkzaam met land-
bouwhuisdieren is voor een andere opzet
gekozen. Dierenartsen die voor dit deel
van het preventieproject kiezen, worden
voor een dag uitgenodigd op de Faculteit
der Diergeneeskunde in Utrecht. Tijdens
deze dag worden drie workshops in de
ochtend en twee workshops, die elk uit
twee delen bestaan, in de middag aange-
boden. Deze workshops hebben vrijwel
allemaal een actief karakter. Zoveel mo-
gelijk wordt op een praktische wijze aan-
sluiting gezocht bij de dagelijkse prak-
tijk. In de ochtend worden de workshops
\'houding en beweging\', \'gevaarlijke
stoffen en beschermingsmiddelen\' en
\'praktijkorganisatie\' gehouden. In de
middag wordt, afhankelijk van de vooraf
gemaakte keuze, een indeling gemaakt
voor de workshop \'paarden\', \'mndvee\'
en \'varkens/pluimvee\'. De workshops in
de middag sluiten aan op de workshops
in de ochtend zodat deze niet apart ge-
volgd kunnen worden. In de middag
wordt vooral een verdieping aangeboden
van de leerstof van de ochtend, waarbij
deze later in de praktijk wordt gedemon-
streerd en door uzelf uitgeprobeerd. Op
het einde van de dag is er een mogelijk-
heid om kennis te nemen van een aantal
altematieve hulpmiddelen en is er mate-
riaal voorhanden voor eventuele ver-
volgcursussen op het gebied van stress,
houding en beweging en praktijkorgani-
satie.

Veel dierenartsen zijn zich niet altijd bewust van de risico\'s die ze lopen tij-
dens het uitoefenen van het beroep. Het is inmiddels zonneklaar dat bij de uit-
oefening van het beroep van dierenarts zich een aantal specifieke gezond-
heidsrisico\'s kunnen voordoen. In veel praktijken wordt actief gewerkt aan
verbetering van de arbeidsomstandigheden of men is daar al mee klaar. De
Checklist Arbeidsomstandigheden Dierenartsenpraktijken, ontwikkeld door
KNMvD en AUV, dient hierbij als leidraad. Uit onderzoek blijkt dat bij prak-
tiserende dierenartsen veel klachten bestaan van het houdings- en bewegings-
apparaat. In een aantal situaties kunnen deze klachten worden voorkomen.
Er zijn technieken waarmee belastingen van schouders, wervelkolom en han-
den verminderd kunnen worden, zonder dat afbreuk wordt gedaan aan de
kwaliteit of de functionaliteit van dergelijke handelingen

m

PREVENTIE PROJECT TERZET VOOR PRAKTISERENDE
DIERENARTSEN

Uitnodigingsbrief

Dierenartsen worden voor het preven-
tieproject uitgenodigd via een gerichte
mailing. In een periode van één tot an-
derhalfjaar zullen telkens groepen een
uitnodiging ontvangen, waarbij de alfa-
betische volgorde op achtemaam wordt
aangehouden.

Anonimiteit verzekerd

Deelnemers aan het preventieproject
hoeven geen angst te hebben dat per-
soonlijke gegevens,
in welke vorm dan
ook, bij MOVIR bekend worden.
Hierover zijn tussen MOVIR en Terzet
goede afspraken gemaakt.

Uw belang

Arbeidsongeschiktheid neemt in de
beroepsgroep van dierenartsen de laat-
ste tijd enorm toe.

De verdere intensivering van de vee-
houderij, een toename van de druk op
de individuele dierenarts door allerlei
externe omstandigheden, het mondiger
worden van cliënten etcetera, maakt
dat het zinvol is om stil te staan bij een
aantal mogelijke altematieven, die
kunnen voorkomen dat ook u op ter-
mijn klachten krijgt waarmee u niet al-
leen in uw werk maar ook in uw privé-
situatie voor ongewenste verrassingen
komt te staan. Het Hoofdbestuur van de
KNMvD beveelt deelname aan het pre-
ventieproject van harte aan.

Mocht u naar aanleiding van het bo-
venstaande vragen hebben, dan kunt u
contact opnemen met het bureau van
de KNMvD, secretaris T. W. te Giffel of
mevrouw drs. M.C. van Oostrum-
Schuurman Hess, stafmedewerker, te-
lefoon: 030-2510111.

-ocr page 232-

Enthousiast is er toen een eerste bijeen-
komst georganiseerd (15 april 1999 te
Oirschot) onder de noemer \'Help de
dokter verzuipt\'. Het werd een groot
succes. Een kleine 60 jonge veterinai-
ren waren aanwezig. Het betreft onze
doelgroep: dierenartsen tussen nul en
vijfjaar afgestudeerd. Het streven is de
contacten tussen jonge dierenartsen in
de provincie te verbeteren. Onder de be-
zielende leiding van Stein Verhaegh
werd eerst een formele discussie ge-
voerd over het wel en wee van een pas
afgestudeerd dierenartsenbestaan. Ver-
volgens werd de avond op informele
wijze afgerond met een mogelijkheid
tot kegelen.

Op deze avond is tevens onderzoek ver-
richt naar mogelijke onderwerpen die
bij een volgende happening aan de orde
zouden moeten komen. De meerderheid
van de aanwezigen zou gaarne halQaar-
lijks bijeen willen komen.
Omdat wij zo overdonderd waren door
dit succes, werd er al snel verder gedacht
naar de toekomst. Zodoende is het zover
gekomen dat wij, de \'Brabantse
Nieuwe\', wederom een meeting organi-
seren tijdens het Jaarcongres van de
KNMvD. En wel voorafgaand aan de
feestavond. Het een en ander zal plaats-
vinden op
vrijdag 15 oktober 1999 on-
der het motto \'In het hol van de Leeuw\'.
Als gastspreker(s) is daarbij de KNMvD
uitgenodigd. Hete hangijzers zullen dan
besproken worden. Het geheel zal be-
ginnen om 17.00 uur en eindigen rond
de klok van zeven, om vervolgens gelei-
delijk over te kunnen gaan in het feest-
gedruis van het Jaarcongres.
Bij deze willen wij dan ook iedereen
die zich geroepen voelt tot onze doel-
groep van harte uitnodigen om samen
met ons van gedachten te wisselen op
deze vrijdagavond. Dus voor één keer
niet alleen Brabant, maar nu ook alle
windstreken.

BRABANTSE NIEUWE

In oktober 1998 heeft de Afdeling Noord-Brabant het initiatief genomen om
jongere collegae nog meer te betrekken in het afdelingsgebeuren. Daarom is
er een juniorafdeling in het leven geroepen. De naam werd al snel veranderd
in \'Brabantse Nieuwe\'. In november 1998 is deze club opgericht en is een be-
stuur gevormd met belangen in diverse sectoren, te weten industrie, gezond-
heidsdienst en de praktijk: Kitty Ruigrok (Vetimex), Marga van Lieshout
(practicus te Erp), Bert Cornelis (practicus te Valkenswaard), Lucie van Dijk
(practicus te Waalwijk), Marrina Schuttert (practicus te Someren) en Petra
Koek (Gezondheidsdienst voor Dieren).

jj^niii^Brit^iifi^iiBih

In verband met de zaalreservering is
aanmelding noodzakelijk. Aanmelden
voor de bijeenkomst kan bij de Bra-
bantse Nieuwe of met behulp van het
inschrijfformulier via het secretariaat
van de KNMvD. Aanmelding voor het
feestelijke avondprogramma kan uit-
sluitend via het inschrijfformulier van
het secretariaat van de KNMvD.

Namens \'Brabantse Nieuwe\'
Bert Cornelis

Heslinga is in 1946 geboren te Em-
men. Tegenwoordig huist hij in Veen-
endaal. Hij is in 1978 een praktijk
voor gezelschapsdieren begonnen.
Tegenwoordig telt deze praktijk in-
clusief assistentes zes medewerkers.
Hij is niet nieuw bij de KNMvD; hij
heeft reeds zitting gehad in het bestuur
van de Groep Geneeskunde Gezel-
schapsdieren. Toen hij gevraagd werd
voor het Hoofdbestuur, was zijn ant-
woord bevestigend.
Of Heslinga nog hobby\'s heeft? \'Ja,
ik ben een liefhebber van jazz.\'

S. Heslinga.

BELOOFD IS BELOOFD

Beloofd is beloofd; ook de landelijk verkiesbare kandidaat voor het Hoofd-
bestuur zou worden geïntroduceerd in dit Tijdschrift. Door omstandigheden
ontbrak zijn CV in het 1-septembernummer. Welnu, voor het Hoofdbestuur
is verkiesbaar: Siebold Heslinga.

LAATSTE JAARCONGRES VAN DE EEUW!

Het Veterinair Historisch Genootschap
manifesteert zich bij zijn tweede lus-
trum met een inleiding waarin de vete-
rinaire markt vanuit een historische

context wordt belicht.

Drie professionals analyseren vervol-
gens de marktontwikkelingen en per-
spectieven. Vanuit een breed opge-
zette en ook financieel breed gedragen
enquête, destilleren zij de mogelijkhe-
den naar de nieuwe eeuw: bedreigin-
gen omzetten in nieuwe kansen.

Onze congrescommissie gaat de millenniumbrug onverschrokken tegemoet.
Het thema is de toekomst, met oog voor het verleden.

-ocr page 233-

U ziet hoe uw omgeving verandert; u
weet dat het veterinaire speelveld to-
taal open ligt! De faculteit heeft het
curriculum opgefrist met veel aan-
dacht voor communicatieve vaardig-
heden, werken in teams en binnen
kwaliteitsrichtlijnen. De KNMvD
maakt een sprong voorwaarts met de
erkenningsregelingen. Wij dierenart-
sen zullen de uitdagingen moeten
aangaan. Kortom, dit wordt een his-
torisch Jaarcongres!

De accommodatie in Veldhoven biedt
congres en overnachtingen onder één
dak en sportvoorzieningen op korte
afstand. Maar natuurlijk heeft niet ie-
dereen de mogelijkheid de Sportdag
en/of het Jaarcongres te bezoeken.
Wij nodigen graag \'de werkers\' uit de
wijde omgeving uit, in te schrijven
voor het feest op de vrijdagavond. Een
Brabants feest hebt u altijd gemist!

1UF . W^M DTWi «ïSiTH
I IKimi -------ßwxti

Onze Afdeling kent een commissie
\'Absyrtus Senior\' met eigen activitei-
ten. Sedert dit jaar hebben we een
commissie \'Brabantse Nieuwe\' die
kort-afgestudeerden samenbrengt om
hun problemen, visies en perspectie-
ven aandacht te geven. Ook deze twee
groeperingen worden nadrukkelijk uit-
genodigd.

We hebben oog voor het verleden, we
gaan voor de toekomst.
Noord-Brabant ontvangt u allen graag
in zijn gezellige ambiance.

Arnold Mouwen,
voorzitter A fdeling Noord-Brabant

TENNIS OP DE
SPORTDAG

Voorafgaand aan ons Jaarcongres in
Veldhoven kunnen we weer een dag
beleven van sport, ontspanning en ge-
zelligheid. Voor de tennislieftiebbers
zijn maar liefst zes banen gereserveerd
in het sportcomplex \'De Heiberg\'. U
zult ontvangen worden met geurige
koffie en gebak, waama er in een
(ont)spannen(d) toemooi beslist zal
worden welke dierenarts(e) of juist
niet-dierenarts(e) de Professor Numans
Bokaal in de wacht zal slepen. De hele
dag inclusief koffie, lunch en avond-
buffet, gelardeerd met zang, dans en
muziek kost u slechts 25 gulden. Ook
supporters zijn van harte welkom!

Hopelijk tot ziens op 14 oktober!

Hans Sickmann,
coördinator tennis

O

JUBILEA:

I oktober, W.C.C. Wamelink te Holten, afwe-
zig, 30jaar

I oktober, M.J. de Boer te Nieuw Miliigen, on-
bekend, 30 jaar

3 oktober, A. van Lohuizen te Castricum, afwe-
zig, 30jaar

3 oktober, C. Kuypers te Apeldoorn, afwezig, 25
jaar

3 oktober, R. de Haas te Bergambacht, afwezig.

Persooalia

30 jaar

6 oktober, H.C.A. Leemans te Meppel, aanwe-
zig, 30jaar

8 oktober, F.P. Talmon te Lelystad, afwezig, 45
jaar

8 oktober, J.E. Hage te Heiloo, afwezig, 45 jaar
8 oktober, M. Engelen te Vught, afwezig, 45 jaar
8 oktober, F. Koppen te Middelburg, aanwezig,
45 jaar

15 oktober, Dr. F.H.J. Jaartsveld te Boxtel, af-
wezig, 45 jaar

15 oktober, P.B. Saathof te Diever, afwezig, 40
jaar

17 oktober, P. Eenhoorn te Vries, afwezig, 40
jaar

17 oktober, Dr. L.T.S. van Ekdom te Leiden,
aanwezig, 40 jaar
17 oktober. Mevr. R. Dijkstra te Delft, afwezig,
40jaar

17 oktober, W. van der Holst te Stroe (Gld); aan-
wezig, 30jaar

17 oktober, Dr. J.J. Geene te Wanroy, afwezig,
30jaar

17 oktober, R.K. de Boer te Borger, aanwezig,
30jaar

17 oktober, P.W.A. Seuren te Sevenum, afwe-
zig, 30 jaar

17 oktober, Th.T. Adamse te Haulenvijk, afwe-
zig, 40 jaar

17 oktober, N.B. van der Meer te Schijndel, af-
wezig, 30 jaar

17 oktober, A.A. Smorenburg te Woerden, af-
wezig, 40jaar

25 oktober, J.A.M. Duivelshof te Tumhout

-ocr page 234-

mm m

(België), afwezig, 25 jaar

28 oktober, P. Kleinjan te Wolvega, afwezig, 50 jaar
28 oktober, T. van der Laan te Leeuwarden, afweizg, 50 jaar.
30 oktober, W. van der Eijk te Soest, afwezig, 50 jaar
30 oktober, Dr. M.J. Dobbelaar te Wassenaar, afwezig, 45 jaar

Voor het dierenartsen-examen van 3 september 1999 zijn ge-
slaagd:

Baldée, Mevr. S.J.C.
Brunt, Mevr. M.C.
Driesse, Mevr. M.
Geerling, Mevr. J.M.
Gier, J. de

Hendriksen, Mevr. S.W.M.
Hoogendam, P.A.
Meer, H. van der
Mioch, P.

Nijborg, Mevr. G.J.
Samson, Mevr. N.P.
Schuttevaêr, Mevr. N.A.
Sirks, Mevr. E.V.
Vries, Mevr. C.G. de

□VERLEDEN:

Op 29 juli Drs. D. Mulder Jr. te Brummen.

RECTIFICATIE JAARBOEK 1999;

Dierenartsen in het buitenland:

Boer, M.J. de; 1969; 3888 NX Nieuw Miliigen; Kampweg 56; tel.
0577-456749/06-53393713 privé, 0570-684649 bur. fax 0577-
456749 privé, fax 0570-684608 bur.; Sr. Manager Int. Projects, Int.
Agr.College Larenstein Deventer.

Vries, J. de; 1991; Lamma Island, Hong Kong S.A.R., China; 25 Tai
Shan Hast;
tel. 00-852-29821693, 94637932 privé, 29822481/
29849533 prakt.; fax 00-852-29824229; E-mail: hdevries(a net
vigator.com;
p. geass. met M.L. de Vos.

MUTATIES:

»Baldée, Mevr. S.J.C.; 1999; 8.S31 AN I.emmer; Schoener
12; tel. 0514-562622; wnd.d.

Beckers, Mevr. P.L.J.; 1994; 7722 TG Dalfsen; Dommelerdijk
10; tel. 0529-433511 privé, 435363 prakt.; fax 431399 prakt.; p.,
medew. bij G.E.M. Bistervels, A.P. Kleinjan, W.D.J. Laanbroek cn
R.A. Nederlof

*Brunt, Mevr. M.C.; 1999; 3981 ZP Bunnik; Vletweide
140; tel. 030-6561640; wnd.d.

♦Bulk, Mevr. M.E.; 1999; 7981 DD Diever; Meijboomstraat
32; tel. 0521-591378 prakt.; fax 0521-593941 prakt.; medew. bij
J.A. Glas.

Dix & Fortuin

helpt u over de drempel

Telefoon (030) 251 51 99
Fax (030) 254 09 64
Koningslaan 63
Utrecht

Afgestudeerd en nu (of straks) praktisch aan de
slag? Doe een beroep op Dix & Fortuin, want als
onafhankelijk adviesbureau onderzoekt Dix &
Fortuin uw kansen en beoordeelt uw kontrakten.
Analyseert accountantsrapporten en stelt een
begroting op. Bepaalt samen met u uw kredietbe-
hoefte en regelt met u de gewenste verzekeringen.

Landelijke dienstverlening bij praktijkoverdracht,
bij associatie en assistentie. Belt u even voor een
afspraak of een brochure.

-ocr page 235-

*Driesse, Mevr. .M.; 1999; 3582 VH
Utrecht; I.B. Bakkerlaan 43; tel. 030-2510115;
E-mail niodriesseCa hotniail.com; \\f nd.d.

»Geerling, Mevr. J.M.; 3522 RA
Utrecht; Volkerakstraat 17; tel. 030-2882041;
wnd.d.

* Gier, J. de; 1999; 3524 CM Utrecht;
Zevenwouden 95; tel. 030-2899388; wnd.d.

Harder, Mevr. M.D.C.; 1996; 2012 ME
Haarlem; Vrcdenhofstraat 14; tel. 023-
5312084 privé, 5277666 prakt.; p., medew. bij
Mevr. M. Verbeek.

»Hendriksen, Mevr. S.W.M.; 1999; 3582
VJ Utrecht; I.B. Bakkerlaan 45; tel. 030-
2510118; d.

Hermans, P.G.; 1992; 1066 PX
.4msterdam; Kempenlaan 29; tel./fax 020-
6141722 E-mail: p.)>.hcrmans(« usa.net; d.

*Hoogendam, P.A.; 1999; 3572 GN
Utrecht; Griftstraat 31; tel. 030-2714169,
wnd.d.

Jobse, L.; 1971: 4356 CB Oostkapelle;
Oude Domburgseweg 35; tel. 0118-581886; r.d.

»Kamphuisen, Mevr. K.E.; 1996; 42043
Gattatico (RE)(ltalic); Via Garibaldi 28; tel.
00-39-522-670248 privé, 683793 prakt.; fax
683772 prakt.; E-mall: petunioCa tln.lt; p., me-
dew. bi j C. Caroli, I. Catellanl cn G. Giovanlnl.

Kraaijenhagen, P.; 1970; 2597 EA \'s-
Gravenhage; Ruvchrocklaan 199; tel. 070-
3280955; r.d.

Kreuger, T.; 1988; 8095 PC \'t Loo,
Oldebroek; BovenheigraafóO; tel. 0525-631665
privé, 631312/038-3761666 prakt.; fax 0525-
633378 prakt.; E-mail: t.kreugcrffl hetnet.nl;
p., geass. met M. Smit, A.J.J. van Vliet, Mevr.
J.C.E. van Vliet en A. Willemsen.

Lamberts, M.N.D.; 1999; 3572 GN Utrecht;
Griftstraat 29; tel. 0302714169/2510514/06-
255566.34; E-mail: mndlambertsfo hotmail.
c<»m; wnd.d.

Langhorst-Mak, Mevr. B.J.A.; 1997;
3068 RP Rotterdam; Fluitekruid 61; tel. 010-
2869491/06-50855822 privé, 010-4187272
prakt.; p., medew. bij Mevr. G.L.L. Versteegh.

Leeuwen, Dr. J.M. van; 1961; 8242 BE
Lelystad: Kempenaar 04-21; tel. 0320-245154,
fax 245154; E-mail: jmvanleeuwcn@compu
serve.com: r.d.; oud-wet. medew. ID-DLO.

Lohuis, Dr. J.A.C.M.; 1985; U-1989;
49100 .Vngers (Frankrijk); Residence lafa-
yette 3, Rue Létanduere 15 G; tel. 00-33-
88381071 privé, 241228260 bur.; fax
241228283 bur.; E-mail: joslohuis(ó ak/ono
bel.nl; Programma hoofd R&D, Intervet
Pharma R&D.

Lohuizen, A. van; 1969; 8567 JT
Oudemlrdum; Fonteinwei 12, bungalow
Oehoe; tel. 0514-572025; E-mail: lohul/.en^
globalxs.nl; d.

Loman, Mevr. R.H.J.; 1999; 2225 SX
Katwijk (ZH); Nachtegaallaan 3; tel. 071-
4016855: wnd.d.

Mak. Mevr. B.J.A.; 1997; /.ie; Langhorst-
Mak, Mevr. B.J.A.

*Mcer, H. van der; 1999; 3515 CP
Utrecht; Troelstralaan 178; tel. 030-2724322;
E-mail harrltm^ hotmail.com; wnd.d.

*Mioch, P.; 1999; 3532 VN Utrecht;
Potgieterstraat 13; tel. 030-2369247; E-mail
p.mioch(a students.vet.uu.nl; wnd.d.

Molenaar, G.; 1974; 1391 VT Abcoude;
Holendrecht 33; tel. 0294-286328 privé, 281420
bur.; fax 281420 prakt.; E-mail: mole.naar^
worldonlinc.nl:
p.

»Molenbroek-Weijer, Mevr. P.P.; 1999;
1106 HD Amsterdam; Mijehof 121; tel. 020-
6645076; p., medew. bij M. Souverein.

Moreau, Dr. E.G.; Beriijn-1979; Beriijn-
1981; D-80796 München (Duitsland); Karl-
Theodor-Strasse 85; tel. 00-49-89-303444
privé; E-mail: moreau(ä c-onlinc.de;
Directeur Dvnavet Duitsland, tel./fax 00-49-
89-38889801)"; p., ge/.clschapsd., tel. 00-49-
38889669, fax 38889801 (buitengewoon lid).

*Nijborg, Mevr. G.J.; 1999; 3512 LD
Utrecht; Meuwegracht33 A; tel. 0.30-2312965;
E-mail gertrudnijborgfö yahoo.com; wnd.d.

Nijland, J.T.; 1996; 5361 PN Grave;
Molenbloeni 7; tel. 0486-421496 privé, 0485-
312800 prakt.; fax 322020 prakt.; p., geass. met
J. Breen, D. van der Meij, C. Willenborg en
P.H.E. van Zweedcn.

Oude Luttikhuis, Mevr. W.M.T.; 1994;
8121 GL Olst; De Huisstede 20; tel. 0570-
563777 privé, 684614 bur.; fax 684608 bur.;
E-mail r.oudeluttikhuisra iahldev.agrn.nl; d.,
docent lAlIL.

Paulu,s.sen-Nyks, Mevr. S.K.; 1996; The
Plains, Virginia 20198 (U.S.A.); 6412 l.ambdon
road; E-mail; skpn07(a hotmail.com; d.

*Plooyer, B.J.; 1999; 3522 CJ Utrecht;
Gouwestraat 4; tel. 030-2892488; wnd.d.

Rijst-Lenthe, Mevr. M. van der; 1987;

6981 BX Doesburg; Hanzeweg 2; tel. 0313-
482438; wnd.d.

*Samson, Mevr. N.P.; 1999; 2051 HN
Overveen; Oranje Nassaulaan 167; tel. 023-
5266800; wnd.d.

Schaeffer, F.; 1984; 6861 CD Oosterbeek;
Cronjéweg 17: 026-3333730 prakt.; p., geass.
met J. Rierink.

Schout, Mevr. E.T.; 1999; 13333 GK
Almere; Wipmolenweg 125; tel. 036-5490876,
5.330441 prakt.; E-mail kashmir{ffhetnct.nl;
p., medew. bij J.D. \\ rleze.

*Schuttevaêr, Mevr. N.A.; 1999; 1544
ZE Zaandijk; Paukenhof 57; tel. 075-
7717889; E-mail nicole-s(ffdds.nl; wnd.d.

*Sirks, Mevr. E.V.; 1999; 3583 RN
Utrecht; Vossegatselaan 17 bis; tel. 030-
2516245/06-21441373; E-mail e.v.sirks(«
stud.dgk.ruu.nl.; wnd.d.

Sliedrecht, Mevr. M.H.; 1993; 6865 XW
Doorwerth; Patrijzenlaan 59; tel. 026-
3390020: wnd.d.

Uitewaal, Mevr. C.W.J.; 1999; 5443 BT
Haps; Joh. Frisolaan 6; tel. 0485-513165;
wnd.d.

*Vink, W.D.; 1999; 3732 DX De Bilt;
Torenstraat 14; tel. 0.30-2204518; E-mail
daan4z(a hotmail.com; wnd.d.

»Vodégel, Mevr. N.; 1998; 3861 BP
Nijkerk; Catharinastraat 6; tel. 033-2458716
privé, 2462526 prakt.; p.; medew. bij E.P. van
Dijk.

Vos, Dr. J.H.; 1978; U-1992; 5512 NV
Vessem; Dc Achterste Donk 4: tel. 0497-
592211 privé, 0411-659500 bur.; fax 659550; d.
G.D., hoofd Pathologie, loc. Boxtel.

•Vries, Mevr. C.G. dc; 1999; 3515 VK
Utrecht; Blokstraat 27; tel. 030-2313811; E-
mail a.j.p.rusbach(a casema.net; wnd.d.

Winius, Mevr. E.E.D.; 1994; 10.34 DA
Amsterdam; Bezaanjachtplein 102 tel.
020-3310541 privé, 6796035 prakt.; p., geass.
met J.Th. Goverts.

Wuestenenk-Kcune, Mevr. N.M.; 1992;
6591 HD Gennep; Heijenseweg 88; tel. 0485-
514749 privé, 06-20061141 prakt.; E-mail: wu
estenfu planet.nl:
p., acupuncturi.st, lid NGVA.

Wucstenenk.J.B.; 1992:6591 HD Gennep;
Heijenseweg 88; tel. 0485-514749 privé. 343000
prakt.; E-mail: wucstcn(?planet.nl: p., geass.
met C.G.J.M. van Aaken, M.H.J. Kerstens,
L.M.P. Voncken en Th.A.M. Witjes.

-ocr page 236-

Doorlopende agenda

CONGRESSEN & SYMPOSIA

1999

Oktober

1 Symposium ter ere van het 25-jarige jubi-
leum van de heer T.W. te Giffel. Voor in-
formatie: mr. A.P. Hilhorst, telefoon: 030-
2510111.

5 lams Seminar \'Preventie en behandeling
van voorpootkreupelheid bij de jonge
hond\' met als spreker prof dr. H.A.W.
Hazewinkel. Postiljon Hotel, Deventer.
Opgave: Holland Diervoeders, Postbus
40231, 3504 AA Utrecht, t.a.v. mevr. Jori
Vredenberg, tel.: 030-2479665.

7 lams Seminar \'Preventie en behandeling
van voorpootkreupelheid bij de jonge
hond\' met als spreker prof dr. H.A.W.
Hazewinkel. Golden Tulip Hotel, Weert.
Opgave: Holland Diervoeders, Postbus

âJBti

40231. 3504 AA Utrecht, t.a.v. mevr. Jori
Vredenberg, tel.: 030-2479665.

8 Symposium \'Het paard in breder perspec-
tief, Hoofdafdeling Gezondheidszorg
Paard, 09-00-17.00 uur, kosten; ƒ 225,-.
Opgave bij PAOD, tel.; 030-2517374,
fax; 030 - 2516490, e-mail; paod@po-
box.accu.uu.nl.

14 Sportdag KNMvD.

15—16 Jaarcongres KNMvD in de Konings-
hof te Veldhoven.
Voor informatie; mr.
A.P. Hilhorst, telefoon; 030 - 2510111.

16—17 Fortbildungsveranstaltung der Arbeits-
gruppe Pferd in Zusammenarbeit mit der
Akademie für tierärztliche Fortbildung,
unterstützt von Cortex Biophysik und
Essex Tierarznei. Hannover, Duitsland.
Meer informatie; Arno Lindner, tel.; -1-49-
228-283286, fax; 284761.

21 Symposium; \'Practical techniques for im-
proving diagnosis and management of lo-
wer urinary tract disease in cats\'. President
Carlton Hotel in Utrecht/Maarssen.
Inlichtingen; 076-5481800.

21—24 Veterinary Dental Forum, Omni Inner
Harbor Hotel, Baltimore MD. Contact
Veterinary Dentistry, 530 Church Street,

Suite 700. Nashville, TN 37219, phone
800/332-2837, fax 615/254-7047.

27—10 Small animal and equine scientific acu-
puncture course, third session. Cremona
(Italy). Information; Ludovica Bellingeri at
SCIVAC Via Trecchi 20 - Palazzo Trecchi -
Cremona. Tel.; -1-39-0372-460440, fax; -^39-
0372-457091, e-mail; fstanga(§scivac.it.

30 Practical examination \'Small animal and
equine scientific acupuncture course\'.

November

5 10th International Symposium \'Tropical
Animal Health and Production. Outcome
and perspectives of collaborative re-
search\'. Location; Faculty of Veterinary
Medicine, Yalelaan 1, Room ClOl,
Utrecht. Registration is free of charge, be-
fore 15 October, 1999 to; Office for
International Cooperation, Faculty of
Veterinary Medicine, P.O. Box 80.163,
3508 TD Utrecht (Telefax; 030-2531815;
e-mail; bic(@veLuu.nl).

7 FFP-Tagung zur Pferdegesundheit,
Münster, Duitsland. Meer informatie; Arno
Lindner, tel.; -1-49-228-283286, fax; 284761
ofSilke Kissenbeck, tel.; -1-44-2501-444041.

UITERSTE INLEVERDATA VOOR KOPIJ

Aflevering:

Deadline*)

01-11-1999

11-10-1999

15-11-1999

25-10-1999

01-12-1999

15-11-1999

15-12-1999

29-11-1999

*) Voor 10.00 uur \'s morgens.

\'N HELE ZORG MINDER\'

SIBBING WATELER C.S.

ADVISEURS VOOR (PARA)MEDICI

vestiging
financieringen
contracten
assurantiën

storkstraat 33
postbus 915
3900 ax veenendaal
telefoon: 0318-544044

\'Enthousiasme komt vanzelf\'

Dierenkliniek IJzendijke vraagt

ALLROUND COLLEGA DIERENARTS M/V

Het is de bedoeling te associëren. Reactie aan: Dierenartsenpraktijk IJzendijke, Postbus 18, 4515ZG IJzendijke.

Het Diergeneeskundig Centrum \'Het Westelijk Weidegebied\' is een gemengde groepspraktijk waarin zeven die-
renartsen werkzaam zijn. Binnen deze praktijk komt een vacature vrij voor een

DIERENARTS (M/V)

bij voorkeur met ervaring. Het betreft een parttime functie (4/10) met deelname in de diensten.
Uw sollicitatie richten aan:
DGCHet Westelijk Weidegebied, ter attentie van Personeelscommissie, Dorpsstraat
221A, 3481 EG Harmelen. Voor inlichtingen kunt u bellen met H. van der Griendt, tel.: 030-6772527 ofR. Sorgedrager,
tel.: 0348-445577.

-ocr page 237-

Baytril is
sterker

Een bacteriële infectie kan het verschil betekenen
tussen winst of verlies. Bij de keuze van uw
antibioticum houdt u daarmee rekening. U
kiest een middel waar u van op aan kunt. Het
middel van uw keuze moet de resultante zijn
van uw diagnostiek. Het moet betrouwbaar zijn
en snel resultaat laten zien. Veilig zijn voor de gezondheid van
mens en dier. En passen in het systeem van kwaliteitsborging.
Daarom is het goed dat Baytril er is. Baytril is de belangrijk-
ste innovatie op het terrein van veterinaire antibiotica in het
laatste decennium.

Baytril staat voor effectiviteit in de therapie.
Baytril staat voor veiligheid voor mens en dier.
Baytril staat voor kwaliteit.
Daarom is Baytril de juiste keuze.

Baytril:

The effective aiHfUf^ective.

;: Per ml 100 mg enrofloxacin. Eigenschappen: Enrofloxacin remt de bacteriële gyrase. Dit enzym regu-
het bacteriële metabolisme. Daarnaast beschadigt enrofloxacin mogelijk ook de cel-

Baytril 10% orale oplossing Bayer B.V., Division VT, MijdrcclH. Index naam: Baytril 10% orale oplossing. FarmaceuHsche vorm: Oplossing.

leen de optimale configuratie van DNA vow ondermeer transcriptie en replicatie. Remming van gyrase door enrofloxacin resulteert in een snel baaericide-effeci door verstoring

wand van de bacterie. Enrofloxacin heeft een breed anti-bacterieel werkingsspcctnim dat Gram-positieve en Gram-negatieve bacteriën omvat, alsmede Mycoplasmata. Doeldieren: Kip. kalkoen. Indicaties: Anti-microbieel middel voor de behandeling van infectieziek-
ten bij kip en kalkoen, veroorzaakt door voor enrofloxacin gevoelige micro-organismen, in het bijzonder: E. coli (colisepiicaemie). Salmonella spp., PasteureHa spp.(cholcra). Haemophilus paragallinarum (coryza). Staphylococcen spp.. Mycoplasmata (CRD-complex).
In het kader van een verantwoord gebruik van anti-microbiële middelen is het zinvol voorafgaand aan de therapie de gevoeligheid van het causale agens te bepalen door middel van een antibiogram. Toediening/Dosering: ToedienIngswU«: oraal. Toevoegen aan het
drinkwater. Dosering: 10 mg eiuofloxacin per kg LG. per dag gedurende 3 dagen. 10 mg enrofloxacin per kg LG. per dag gedurende 5 dagen bij salmonellose. Bij decontaminatie van kippen met een infectie met Salmonella enteritidis is een dosering van 10 mg enro-
floxacin per kg I g. per dag gedurende 10 dagen beschreven, gevolgd door toediening van een zogenaamde startflora. Als richtdosering kan dienen: 50 ml Baytril 10% per 100 liter drinkwater (50 ppm). Men dient echter te bedenken dat de drinkwaterconsumptie door
diverse parameters wordt bepaald, zodat een aanpassing van de concentratie enrofloxacin noodzakelijk kan zijn. De dagdosis dient altijd 10 mg enrofloxacin per kg LG te bedragen. WachtUJdadvics: Kip; vlees: 7 dagen. Eieren: 10 dagen. Kalkoen; vlees: 10 dagen.
Conira-indicaties: Vastgestelde resistentie tegen chinolonen. aangezien er tussen enrofloxacin en andere quinolonen een grote mate van kruisresistentie beslaat. Bijwerkingen: Geen bekend. Waarschuwingen;
bij kamertemperatuur. Houdbaartieid: 3 jaar. Verpakking: Racon ä 1.000 ml.
Registratienuinmer/kanalisatiesUtus: REGNL 2929 UDA.

1. SewaaiTondltics/houdbaarbeid: E>roog. donker.

-ocr page 238-

0

Onlangs gaf een collega mij te kennen het editorial steeds interessanter te gaan vinden. Ik trek hieruit twee conclusies
voor mijzelf: het editorial wordt gelezen (die indruk kreeg de Hoofdredactie al!) en het wordt niet minder lastig om een
aantrekkelijk editorial te schrijven omdat onze \'klanten\' steeds meer van ons gaan verwachten. Als Hoofdredactie wach-
ten we altijd met angst en beven af welke informatie er in de aflevering van het TvD waarvoor wij een editorial moeten
schrijven staat. Zoals ik al vaker aangegeven heb is het vooral in de zomer lastig, omdat het TvD op dat moment niet al-
tijd vol staat met inspiratie opleverende informatie voor zover het een editorial betreft en de landelijke pers evenmin mee-
werkt. Dit keer heb ik meer geluk.

Ten eerste kom ik net terug van het congres van de European Society of Veterinary Neurology. Een congres dat de practi-
cus misschien niet direct aanspreekt. Naar mijn mening was er echter in dit congres voldoende informatie voor de practi-
cus te halen die in het dagelijkse werk gebruikt kan worden. Veel van dit soort congressen worden niet opgebouwd uit 100
procent specialistische informatie, vaak zijn er ook \'basalere\' voordrachten en de korte mededelingen bevatten eigenlijk
altijd wel enkele leuke aansprekende voordrachten. De neurologie blijft wel een moeilijk vakgebied voor veel practici.
De therapieën die binnen deze discipline gebruikt worden zijn lastig, omdat het (behalve waar het natuurlijk vitamine B
en dexamethason betreft) vaak om humane middelen gaat, en dan ook nog om middelen die zeker niet zonder gevaar zijn.
Een punt dat ook duidelijk tijdens dit congres (dat als rode draad \'farmacotherapie\' had) naar voren kwam is dat je bij
het instellen van een therapie niet altijd alleen moet denken aan de behandeling van de ziekte. Het is ook zaak om je van
tevoren te realiseren of je op korte termijn bij de betreffende patiënt een co-medicatie moet gaan geven, bijvoorbeeld als
het om een oudere hond gaat waar hartproblemen een rol kunnen gaan spelen. Op dat moment wordt het als practicus
een stuk lastiger om met middelen te gaan werken waar je niet iedere dag mee werkt. Dit brengt mij direct op het tweede
inspiratiepunt, namelijk het artikel dat ingaat op de nieuwe vrijstellingsregeling van de Diergeneesmiddelenwet. Een
opluchting voor vele practici die zich bijvoorbeeld bezighouden met gezelschapsdieren, paarden en in het bijzonder de
zogenaamde minor species. Het kan niet genoeg benadrukt worden dat een dergelijke verruiming direct ook grote zorgen
met zich meebrengt. Daar is de administratieve verplichting die aan de verruiming vastzit. Maar daar is ook de verant-
woordelijkheid die een dergelijke verruiming impliciet met zich meebrengt. In principe ligt er een arsenaal aan medica-
menten opeens ter beschikking van de dierenarts, mits hij of zij het gebruik van die middelen nodig acht. Dat lijkt heel ge-
makkelijk, maar zodra het middel voor handen is, moet er ook informatie over het gebruik van dat middel voor handen
zijn. En die informatie is vaak schaars, voor een groot deel gebaseerd op studies in mensen en voorzover wel in het doel-
dier bestudeerd, vaak alleen farmacokinetisch bekeken en niet klinisch. Het gevolg hiervan is dat het gebruik van derge-
lijke middelen hij onze patiënten niet altijd tot het resultaat leidt dat de eigenaar verwacht. Wanneer je niet te pas en te
onpas voor de Tuchtraad gesleurd wil worden, zul je toch een gedragscode moeten ontwikkelen om met deze middelen om
te gaan. En waar wordt zo \'n gedragscode heter ontwikkeld dan daar waar collegae van verschillende vakgebieden el-
kaar ontmoeten? Congressen en post-academisch onderwijs kunnen de mogelijkheid bieden om informatie over het ge-
bruik van middelen, de daarbij optredende effecten en bijeffecten en de invloed van co-medicatie met elkaar uit te wi,sse-
len. zodat niemand het wiel opnieuw hoeft uit te vinden en collegae behoed worden voor valkuilen hij het gebruik van
bepaalde middelen. Het is de uitM\'isseling van onder andere dit soort informatie die een congres voor mij tot een enorme
inspiratiebron maakt en mij naar huis doet gaan met een \'kick\' (en een ernstig slaaptekort!). Good Veterinary Practice.
Tegen de tijd dat dit editorial verschijnt, heeft professor Van Miert afscheid genomen en is er terecht over deze kreet veel
gepraat. Good Veterinary Practice wil niet zeggen dat je alle middelen ter beschikking moet hebben die onze \'humane\'
confraters gebruiken. Het houdt in dat iedere verruiming van onze mogelijkheden moet leiden tot een kM\'adrateren van de
kritische houding die wij bij het gebruik van medicijnen moeten aannemen. Het houdt ook in dat we bereid moeten zijn
onze ervaringen met medicijnen in welke vorm dan ook uit te wisselen met collega \'s. En naar mijn mening houdt het zeker
ook in dat wij regelmatig bewust afzien van het gebruik van bepaalde middelen, hoe aantrekkelijk zij ook lijken te zijn be-
zien vanuit de ervaringen binnen de geneeskunde, domweg omdat er (nog) te weinig bekend is over het gedrag van die
middelen in onze doeldieren. Paradoxaal genoeg zal deze verruiming daarom in de praktijk soms leiden tot een beper-
king. Ik hoop dat wij als beroepsgroep die verantwoordelijkheid zullen nemen en door ons gedrag zullen kunnen onder-
strepen dat het nodig was de Diergeneesmiddelenwet aan te passen. Ik kan mij verheugen op de positieve discussie die
deze aanpassing zal kunnen opleveren binnen mijn vakgebied.

Dr L.M. Overduin

ilitde Hoofdredactie

-ocr page 239-

ECONOR®: HET NIEUWE
ANTIBIOTICUM VOOR VARKENS

EFFECTIEF TEGEN VARKENSDYSENTERIE
PREVENTIEF EN
CU

• Voorkomt en behandelt
varkensdysenterie

• Een premix voor door het voer

• Wachttermijn: 1 dag voor Econor 1 %
en 4 dagen voor Econor 10%

• Met minder antibioticum een beter resultaa

NOVARTIS

Econor is een geregistreerd handelsmerk van Novartis AG, Bazel, Zv/itserland^-
© 1 999 Novartis. Novartis Agro Benelux, Animal Health Sector, Stepvelden I O,
NL-4704 RM Roosendaal, Nederland. Website: www.novartis.com

BEL VCX)R EEN INFORMATIEPAKKET: (NL) 0165 574 805 - (B) 02 4632390

TEGEN SPIROCHAETEN EN MYCOPLASMAS

ECONOR 1%&10%

Samenstelling: Bevat Vahemulin-hydrochloride 10,65 mg/g (ECONOR 1%) of 106,5 mg/g (ECONOR 10%) Farmaceutische vorm: Gemedicineerd voormengsel
voor gemedicineerd voeder.
Diersoort: Varken. Indicaties: voor de behandeling en preventie ven varkensdysenterie (ECONOR 1% en ECONOR 10%)
Voor de behandeling en preventie van enzoötische varkenspneumonie (ECONOR 10%). Bij de aangegeven dosis van 10-12 mg/kg lichaamsgewicht zijn er
minder longlaesies en is er minder gewichtsverlies, doch de Mycoplasma hyopneumoniae infectie wordt niet geweerd.
Contra-indicaties: Niet toedienen aan
varkens die ionofore antibiotica toegediend krijgen. Valnemulin mag niet worden toegediend aan konijnen, vanwege de toxiciteit voor deze diersoort.
Bi|werkingen: In zeldzame gevallen kan er bij varkens na toediening van Econor sprake zijn van een peri-onaal erytheem of mild huidoedeem. Als dergelijke
tekenen zich voordoen, moet al het antibioticumhoudend voer onmiddellijk worden weggenomen, het dier moet worden overgebracht naar een schone en droge
omgeving, en dient een aangepaste ondersteunende symptomatische behandeling te worden ingesteld, Econor wordt goed geaccepteerd in het voer, maar bij
concentraties van meer dan 200 ppm kan gedurende de eerste dogen een tijdelijke, met de dosis samenhangende vermindering van de voerconsumptie
optreden, omdat het voer onsmakelijk wordt.
Dosering en wijze van toediening Econor 1% en 10%: Behandeling van varkensdysenterie: De dosis bedraagt
3,0 - 4,0 mg/kg lichaamsgewicht per dag. Preventie van varkensdysenterie: De streefdosis bedraagt 1,0 - 1,5 mg/kg lichaamsgewicht en dient moximoa!
4 weken lang dagelijks te worden toegediend.
Dosering en wijze van toediening Econor 10%: Behandeling en preventie van enzoötische varkenspneumonie-

De streefdosis bedraagt 10-12 mg/kg lichaamsgewicht per dag. Wachttijd: Econor I %-l dog-Wachttijd: Econor 10%-4 dagen. Verpakking: Econor 1 %-2 5 kg

— Verpakking: Econor 10%-lkg. Registratiehouder: Novartis Animal Health Austria GmbH, Biochemiestrasse 10, A-6250 Kundl. Registratienummers: Econor
10%-EU/2/98/010/009-Econor
l%-EU/2/98/010/005. Aflevering voor Nederland: UDA. Aflevering voor België: op diergeneeskundig voorschrift.

-ocr page 240-

DE FRET

DEEL 1 : ALGEMENE EN ZOGTECHNISCHE INFORMATIE

Tijdschr Diergeneeskd 1999; 124: 597-99

J. Moorman-Roest\'\'

Overzichtsartikelen

SAMENVATTING

De volgende reeks artikelen is bedoeld als praktische
handleiding voor de dierenarts in de gezelschapsdieren-
praktijk. In het kort worden de specifieke bijzonderhe-
den van de fret, de huisvesting, voeding en voortplanting
beschreven. Uitgebreider wordt ingegaan op de diagnos-
tische handelingen zoals bijvoorbeeld het afnemen van
bloed, de anesthesie, de eenvoudige chirurgie, de preven-
tieve diergeneeskunde en de opname van een zieke fret in
de kliniek. Van frequent voorkomende klinische klach-
ten worden vervolgens differentiaaldiagnostisch de mo-
gelijke oorzaken beschreven. Van elke genoemde aan-
doening komen daarna in het kort oorzaak, symptomen,
diagnostiek, therapie en eventuele preventie aan de orde.

SUMMARY
The ferret

This series of articles on the j\'erret provide a practical handout for compa-
nion animal practitioners. Aspects concerning the housing, nutrition, and
reproduction of ferrets are briefly described, followed by a more detailed
descripion of diagnostic procedures such as blood collection, anaesthesia,
small surgical procedures, preventive veterinary care, and hospitalization.
Frequently seen clinical problems with their differential diagnosis are dis-
cussed. and the cause, clinical symptoms, diagnosis, therapy and. if appli-
cable. prevention and control of these disorders are briefly described.

INLEIDING

De populariteit van de fret als huisdier is nog steeds stij-
gende. Daarom zal de dierenarts in toenemende mate met dit
interessante diertje geconfronteerd worden. Het is belangrijk
dat de dierenarts op de hoogte is van de specifieke proble-
men die bij deze dieren voor kunnen komen. De in het
Diergeneeskundig Memorandum van 1987 beschreven in-
formatie over de fret is niet meer up-to-date. In de volgende
artikelen zal daarom geprobeerd worden om praktische in-
formatie te verstrekken die snel is op te zoeken. De ziekten
zullen naar hun klinische symptomen worden behandeld
(bijvoorbeeld: \'de benauwde fret\' of \'de kale fret\'). Slechts
de belangrijkste en meest voorkomende aandoeningen ko-
men aan de orde.

De geadviseerde diergeneesmiddelen zijn niet geregistreerd
voor gebruik bij de fret. Dat geldt ook voor de aanbevolen
vaccinaties.

Hoewel een eigenaar zelf verantwoordelijk is voor een goede
huisvesting en een correcte voeding, is het toch belangrijk
dat de dierenarts daar ook mee bekend is. Deze zoötechni-
sche aspecten zullen dan ook eerst kort worden toegelicht.

\' Dierenkliniek \'Brouwhuis\'. Rivierensingel 730. 5704 NZ Helmond.
Telefoon: 0492-515977, e-mail: www.dierenkliniek.com

Voor meer uitgebreide informatie over de zootechniek kan
zowel de eigenaar als de dierenarts terecht bij de Stichting
\'De Fret\'. (Mevr. N. Smeding, Ariana Nozemanstraat 15 hs,
1065 TP Amsterdam. Tel: 020-6151541).

OORSPRONG EN GESCHIEDENIS
De fret is een klein roofdiertje dat behoort tot de marterachti-
gen. Hij stamt af van de Europese bunzing. Eeuwen geleden,
waarschijnlijk al 400 jaar voor Christus, is de fret gedomesti-
ceerd. Hoewel hij eerst vooral als hulpje bij de (ko-
nijnenjjacht werd gebruikt, is hij de laatste decennia toch
vooral een huisvriend. In Amerika, waar de fret pas in de 19e
eeuw werd geïntroduceerd, is hij vooral erg populair als \'pet
animal\'. De meest actuele informatie betreffende dit diertje
komt dan ook daar vandaan.

De fret is dus geen wild dier en kan niet meer zelfstandig in
de natuur overleven. De uitspraak een \'tamme\' fret is dan
ook een pleonasme.

ALGEMENE GEGEVENS

Lichaamsge\'wicht

Mannetjes zijn gemiddeld tweemaal zo zwaar als de vrouw-
tjes. Het gemiddelde gewicht van een mannetje is 1 a 2 kg.
Een vrouwtje weegt gemiddeld 0,5 a 1 kg. Beide ondergaan
een seizoengebonden gewichtsverandering van zo\'n 30 tot
40 procent. Dat wil zeggen dat ze nogal wat gewicht kunnen
verliezen in de zomer maar normaliter komt dat er in de win-
ter weer bij.

Leeftijd

De gemiddelde levensduur is vijf a zeven jaar. Die levens-
duur kan zeker verlengd worden door gebruik te maken van
de huidige medische kennis. Fretten kunnen een leeftijd van
tien tot dertien jaar bereiken. Waarschijnlijk is één van de
grootste \'killers\' (op een leeftijd van vijf a zeven jaar) het
niet onderkende insulinoom waardoor veel fretten een
vroegtijdige dood sterven.

Geslachtsbepaling

Het mannetje dat meestal groter is dan het vrouwtje, heeft de
preputiaalopening ventraal onder de buik liggen. De vulva
van het vrouwtje ligt net onder de anus.

Kleurvariëteiten

Er zijn twee basiskleuren:

* De wildkleur: hierbij varieert de kleur van de dekharen van
bijna zo donker als de bunzing tot elke verdunning hiervan
(van zwart tot lichtbruin, beige). De ondervacht is wit tot
geel. Alle kleurtinten hebben in meer of mindere mate de
tekening van de bunzing, dat wil zeggen een donker mas-
ker, poten en staart. De sandy-colour is hier een variant
van met een prachtige melkchocolade kleur en gele onder-
vacht. Deze fretten hebben weinig masker.

* De albino: albino fretten zijn als pup sneeuwwit. Met het

-ocr page 241-

ouder worden, krijgen ze een meer gele kleur door de toe-
genomen vetachtige secretie van de huid. De ogen zijn
rood van kleur.

Gedrag

Het is geen wonder dat de fret de mensen zo aanspreekt.
Voor hun komische gedrag en hun speelse aard zijn al velen
overstag gegaan. Ze bezitten een aansprekende intelligentie,
zijn tomeloos nieuwsgierig en nergens bang voor. Hoewel de
bunzing een nachtdier is heeft de fret zijn ritme aan de mens
aangepast en speelt hij overdag. Het zijn vaak korte periodes
van intensieve activiteit want 75 procent van de dag ligt hij
lekker te slapen. Jonge fretten (drie tot negen maanden) zijn
als \'puber\' soms wat overmoedig en baldadig en moeten dan
met zachte hand worden bijgestuurd. Het knippen van de
hoektanden bij jonge puberale mannetjes, om deze korte pe-
riode van baldadigheid makkelijker door te komen, is onno-
dig en verboden. Deze fretten kunnen beter tijdig worden
gecastreerd. De geknipte hoektanden bemoeilijken de voed-
selopname en kunnen in een later stadium makkelijk tot wor-
telkanaalabcedering leiden door de openliggende pulpa-
holte.

Geur

Als afstammeling van de bunzing staat de fret bij sommigen
bekend als een stinkend dier. Dat is niet helemaal onterecht;
een ongecastreerd mannetje kan behoorlijk stinken en een
fret die zijn anaalklieren heeft geleegd is een kleine ramp
voor de fijnproever.

Echter voordat de fretten in de pubertijd komen hebben ze een
acceptabele lichaamsgeur. Daama zal door castratie of sterili-
satie de lichaamsgeur voor 90 procent verdwijnen. Er blijft al-
tijd een wat typische muskusachtige geur van de huid bestaan
die door sommigen zelfs als aangenaam wordt ervaren. Het
wassen van de fret scheelt wel in de reuk maar het is beter dit
niet vaker dan één keer per twee a vier weken te doen.
De stank van de anaalklieren is alleen te miken als het diertje
in bijzondere stress deze klieren leegdmkt. Dat zal bij een
fret als huisdier slechts zelden gebeuren.

ANATOMIE

Enkele belangrijke anatomische verschillen met de hond en
de kat zijn de volgende:

* Digestietractus

Het darmkanaal is kort en er is geen caecum waardoor de
dunne en dikke dami ongemerkt in elkaar lijken over te
gaan. Hierdoor hebben ze een beperkt vemiogen tot het
verteren van vezels. Het voedsel passeert in drie a vier uur
het maag-darmkanaal; dat is snel vergeleken met de snel-
heid bij de hond en de kat. De verkorte passagetijd heeft tot
gevolg dat er minder tijd is voor de enzymatische vertering
en absorptie van het voedsel. Het voedsel dient dan ook
een hoog en goed verteerbaar eiwit- en vetgehalte te heb-
ben.

De darmflora is eenvoudig, het langdurig verstrekken van
antibiotica heeft daar vrijwel geen effect op.
Zoals alle marterachtigen bezit de fret twee anaalklieren.
Daar deze alleen in stresssituaties worden geleegd is het
niet nodig deze standaard te verwijderen. De typische geur
van de fret komt namelijk van de huid en niet van de anaal-
klieren (10).

* Circulatie-apparaat

In plaats van een beiderzijdse A. carotis in de hals heeft de
fret een enkele centrale arterie. Dit zou een functionele

aanpassing zijn om een adequate bloedstroom naar de her-
senen te behouden bij het 180°C draaien van de kop in tun-
nels en konijnenholen (10).

* Milt

Een vergrote milt komt regelmatig voor bij fretten van
middelbare of oudere leeftijd. Het is niet altijd mogelijk
een specifieke reden voor de vergroting aan te geven.
Meestal is de milt slechts gestuwd of hyperplastisch. Bij
diverse aandoeningen komt een vergrote milt ook als
symptoom voor.

* Geslachtsorganen

Het mannetje heeft een ventraal gelegen penis, met daarin
een os penis. Het distale deel van het os penis buigt naar
dorsaal zodat er een haakje aan zit. Dit bemoeilijkt de ca-
theterisatie van de blaas.

Sommige mannetjes blijven met hun penisbotje aan de tra-
lies hangen. Een pijnlijke zaak.

De vuiva van het vrouwtje is koffieboon groot gezwollen
tijdens de loopsheid (Foto 1).

HUISVESTING

De grootte van de kooi moet voldoen aan minimale eisen
maar is minder belangrijk. Ze slapen immers veel (75 pro-
cent van de dag), maar de fret moet wel minstens elke dag
een uur vrijuit kunnen spelen en rennen buiten zijn kooi
(Foto 2). In de kooi moet een eet-, speel-, toilet- en slaapge-

-ocr page 242-

deelte aanwezig zijn. Fretten zijn over het algemeen zinde-
lijk en doen hun behoeftes op de kattenbak. Het grit mag niet
stoffig zijn in verband met irritatie van het neus- en keel-
slijmvlies, waardoor ze kunnen gaan niezen of hoesten. Om
dezelfde reden geen zaagsel, hooi of stro gebmiken. Fretten
slapen graag in een donkere afgescheiden mimte, een
hokje/doosje met daarin handdoekjes voldoet prima. Ook
katoenen slaapzakjes en hangmatjes vinden ze prettig.
Fretten kunnen ook buitenshuis worden gehuisvest. In de zo-
mer oppassen dat het hok niet in de zon staat. Fretten kunnen
namelijk niet tegen temperaturen boven de 30°C.

VOEDING

De snelle voedselpassage (drie ä vier uur) door het digestie-
kanaal vereist een voeding
ad libitum. Fretten eten dan ge-
middeld negen ä tien maal daags een klein beetje voedsel.
Het eiwit in het voedsel moet een goede kwaliteit bezitten en
makkelijk verteerbaar zijn (geen planteneiwitten). Volwassen
fretten hebben 30 tot 40 procent eiwit nodig in hun voeding.
De behoefte aan vetten is ook hoog vergeleken met de be-
hoefte van de hond en de kat. De voeding moet 20 ä 30 pro-
cent vet bevatten, bij een lager vetpercentage wordt de vacht
droog en dof

Complexe koolhydraten en vezels worden door het ontbre-
ken van een caecum en darmflora slecht verteerd. Sommige
fretten eten echter graag fmit en groente; als extraatje is dat
geen probleem.

Het is belangrijk dat het voedsel smakelijk is. De eerste com-
merciële frettenvoeders waren afgeleid van de nertsenvoe-
ders die veel vis bevatten. Fretten vonden dat niet smakelijk.
De tegenwoordige frettenvoeders zijn beter aangepast aan de
smaak van de fret.

Fretten kunnen het beste gevoerd worden met speciaal fret-
tenvoer of met kittenvoeding van een hoge kwaliteit. Brokjes
verdienen de voorkeur in verband met het optreden van tand-
steen en de opname-efficiëntie. De prijs van de kittenvoeding
is vaak een indicatie voor de kwaliteit van de gebmikte eiwit-
ten. Als extra toevoeging kan, bij fretten die het wat minder
goed doen, Nutri-plus gel® dagelijks worden toegediend.
Net als katten kunnen fretten soms aan een bepaalde smaak
van hun voeding gewend raken en dan ook absoluut niets an-
ders meer willen eten. Dit is belangrijk om te weten als deze
dieren worden opgenomen in de kliniek.
Fretten worden bij ad lib. voeding over het algemeen niet te
dik, alleen bij jonge fretten komt het nog wel eens voor. Die
kunnen dan tijdelijk op een volwassen kattenvoeding van
een goede kwaliteit worden gezet (1).

VOORTPLANTING

Vrouwtjes

Vrouwtjes zijn seksueel rijp in de lente volgend op hun ge-
boorte, dat wil zeggen op zes tot twaalf maanden leeftijd. Het
begin van de oestms kan herkend worden aan de vulvazwel-
ling (koffieboongroot). De fret is een geïnduceerde ovulator
en kan zes maanden loops blijven als zij niet gedekt wordt
(van maart tot augustus). De hoge oestrogeen-bloedspiegels
tijdens de loopsheid veroorzaken een beenmergdepressie
waardoor een pancytopenie kan ontstaan.

Mannetjes

Mannetjes bereiken de pubertijd als ze vijf tot negen maan-
den oud zijn. Ze zijn seksueel actief van december tot juli.
Mannetjesfretten waar niet mee gefokt wordt, kunnen beter
op vijf ä negen maanden worden gecastreerd. Castratie
maakt ze makkelijker in de omgang en vermindert de karak-
teristieke geur.

Beide seksen laten regelmatig tijdens het oestmsseizoen wat
urine lopen ter markering van hun territorium.

De dracht

De drachtigheidsduur is 41 tot 44 dagen met een gemiddelde
van 42 dagen. Vanaf drie ä vier dagen na de paring wordt de
vulva weer kleiner. Ongeveer 30 dagen na de paring is de
dracht door middel van buikpalpatie goed vast te stellen.

De schijndracht

Een vrouwtje wordt schijndrachtig als er wèl een ovulatie
maar géén bevruchting heeft plaatsgevonden. Dit duurt net
zo lang als een gewone dracht. Aan het einde van de schijn-
dracht willen deze vrouwtjes andere fretten naar hun nest
slepen en dat kan soms tot vechten leiden.

De pups

Het aantal jongen dat wordt geboren varieert van twee tot ze-
ventien pups, met een gemiddelde van acht pups. De pups
worden kaal en blind geboren. Ze wegen gemiddeld 8 ä 10
gram. Met zes weken (liever acht weken) kunnen ze worden
gespeend.

Pups kunnen worden bijgevoerd met Nutrilon-Soya® baby-
voeding (voor baby\'s onder de zes maanden) of met kitten
blikvoer 00).

REFERENTIES: NA DEEL DRIE (VAN DEZE SERIE).

-ocr page 243-

O

SAMENVATTING

Bij retrospectief onderzoek van 43 honden met het
Syndroom van Horner (SvH) werd deze aandoening sig-
nificant vaker vastgesteld bij golden retrievers dan bij
andere rassen. Er bleek geen predispositie voor geslacht
of leeftijd. Phenylephrine kan als symptomatisch thera-
peuticum worden toegepast. In het algemeen herstelden
de patiënten binnen twee tot zes maanden.

SUMMARY

Horner\'s syndrome in dogs

A retrospective study was made of 43 dogs with Horner\'s .syndrome (HS). In
the group studied the golden retriever was found to be predi.sposed for
Horner\'s syndrome. No predisposition in gender or age seemed to exist.
Symptomatic treatment with topical 10% phenylephrine alleviates the clini-
cal signs. Generally patients recover in 2 to 6 months.

INLEIDING

Het Syndroom van Horner (SvH) werd vernoemd naar de
Zwitserse ophtalmoloog Johan Friedrich Homer die in 1869
als eerste het syndroom bij de mens beschreef (6).
Het SvH is beschreven bij verschillende species zoals de
mens, de hond, de kat, het mnd en het paard (12,20). De
hoofdsymptomen van het SvH bij de hond zijn: eenzijdige
miosis, ptosis, protrusie van de Membrana nictitans, en
enophtalmus. Bij een patiënt met een eenzijdige miosis ge-
combineerd met één van de drie andere hoofdsymptomen
mag reeds de diagnose SvH worden gesteld. Het syndroom
van Horner ontstaat door verlies van de sympathische inner-
vatie van het oog en zijn adnexa. Dit verlies is in het alge-
meen éénzijdig.

Ppoefschrift

In dit artikel bespreken we 43 honden, waarbij tussen 1988
en 1995 op de afdeling oogheelkunde van de Universiteits-
kliniek voor Gezelschapsdieren (UKG) te Utrecht het
Syndroom van Homer is gediagnostiseerd. Onderzocht is het
bestaan van eventuele predisposities voor ras, geslacht en
leeftijd. Tevens is getracht inzicht te krijgen in de mate van
herstel, de tijdsduur waarin maximaal herstel werd bereikt en
het gebruik van phenylephrine als therapeuticum bij deze pa-
tiënten met het SvH.

\' Hoofdafdeling Geneeskunde van Gezelschap.sdieren. Faculteit der Diergenees-
kunde. Postbus 80152. 3508 TD Utrecht.
^ Correspondentie-adres: M.A.E. van Hagen. Hoofdafdeling Geneeskunde van
Gezelschapsdieren. Faculteit der Diergeneeskunde. Postbus 80152. 3508 TD
Utrecht. Tel.: 030-2539175. fax: 030-2518126. e-mail: m.a.e.vanhagen^vet.uu.nl
^ RVV kring Weert. Postbus 10046. 6000 GA Weert.
Onderzoeksgegevens op basis van de scriptie \'Het .syndroom van Hornerauteurs:
drs. M.A.E. van Hagen en drs. C.M.P. Kwakernaak. Begeleiders: Dr. M.H. Boevé en
dr. F.C. Stades van de afdeling Oogheelkunde van de Universiteitskliniek voor
Gezelschapdieren te Utrecht (1996).

ETIQLÜGIE EN PATHOGENESE

De geleiding van de sympathische impulsen van het oog
wordt verzorgd door drie neuronen: het centrale, pre- en
postganglionaire neuron. Functieverlies van één (of meer)
van deze neuronen leidt tot het SvH. Bij dieren is in verreweg
de meeste gevallen sprake van een pre- of postganglionair
sympathisch functieverlies (2,4,12,13,17). Gezien het ver-
loop van de oculaire sympathische zenuwvezels door het li-
chaam en de vrij grote lengte ervan, kent de sympathische
paralyse een verscheidenheid aan achterliggende oorzaken
die vaak slechts met veel moeite zijn te achterhalen
(8,9,11,12,14,16,20,21). Op grond van de morfologie van
deze zenuwbanen kunnen de laesies worden onderverdeeld
in centraal, pre- en postganglionair.

Naar etiologie zijn de patiënten met het SvH in drie groepen
te verdelen:

1. Bekende etiologie (aard van de laesie bekend).

2. Onbekende etiologie, maar waarbij naast het SvH andere
symptomen bestaan, die een nadere lokalisatie van de lae-
sie mogelijk maken.

3. Onbekende etiologie waarbij alleen de symptomen van
het SvH herkenbaar zijn.

Volgens de literatuur blijft de achterliggende oorzaak van
het SvH in meer dan 50 procent van de gevallen onbekend;
deze wordt als de idiopathische vorm van het SvH aange-
merkt (4,10,13).

Door middel van één dmppel phenylephrine (10%) op beide
ogen wordt de diagnose bevestigd en wordt onderscheid ge-
maakt tussen een centrale of preganglionaire laesie en een
postganglionaire laesie.

Het principe van het gebmik van dit direct werkende sympati-
comimeticum is het aantonen van denervatiehypersensibili-
teit. Denervatiehypersensibiliteit ontstaat bij een postganglio-
naire laesie, daar de weg van re-uptake als inactiveringsroute
voor adrenaline verloren is gegaan. Een lage concentratie ad-
renaline of phenylephrine is nu in staat om snel (binnen 20 mi-
nuten) vennindering te geven van de symptomen aan de zijde
van het SvH (1,3,8,9,10,12,13,17).

De lokalisatie van de laesie met behulp van phenylephrine
(10%) is een belangrijk gegeven ter bepaling van de prog-
nose, daar postganglionaire laesies een gunstiger prognose
hebben dan preganglionaire (2,20,22). Vertoont het oog met
het SvH sneller mydriasis dan het andere (controle) oog dan
is de diagnose bevestigd. Treedt de mydriasis op binnen 20
minuten dan wordt aangenomen dat de laesie postganglio-
nair is. Bij mydriasis na 30 tot 40 minuten wordt de laesie als
preganglionair beschouwd.

In het algemeen herstellen de patiënten met een (idiopa-
thisch) post- of preganglionair SvH binnen respectievelijk
twee en zes maanden.

MATERIAAL EN METHODE

Bij het retrospectieve onderzoek is van de gegevens uit de
periode van 1988 tot 1995 gebruik gemaakt, zoals opgete-
kend in de patiëntenverslagen van de afdeling oogheelkunde

HET SYNDROOM VAN HORNER BIJ DE HOND:
EEN RETROSPECTIEF ONDERZOEK*

M.A.E. van Hagen\'\'C.M.P. Kwakernaak^, M.H. Boevé\'\' enF.C. Stades\'\' Tijdsch-Diergeneeskd 1999;i24:600-2

-ocr page 244-

van de UKG te Utrecht. De geëvalueerde patiëntengroep be-
stond uit 43 honden die, naast vijf kruisingen, tot 16 verschil-
lende rassen behoorden. Van de 38 rashonden waren 16 gol-
den retrievers. Van de 43 honden waren 24 van het mannelijk
en 18 van het vrouwelijk geslacht (van één patiënt bleef het
geslacht onbekend). Van de 43 patiënten konden er 32 na het
bezoek aan de UKG worden vervolgd. Het verloop kon bij de
overige 11 patiënten niet worden getraceerd.
Van de 32 vervolgbare patiënten was van drie honden de
prognose ten tijde van het bezoek aan de UKG infaust in ver-
band met een reeds gediagnostiseerde neoplasie. Aan de
hand van een vragenlijst werd in 1995 bij de eigenaren van
de overige 29 honden met het SvH telefonisch geïnformeerd
naar het gebruik en werking van phenylephrine (10%), wel
of geen (volledig) herstel van de symptomen en de tijdsduur
waarin dit volledig herstel werd bereikt. De gegevens van de
patiënten zijn getoetst aan die van het totale patiëntenaanbod
aan de UKG in diezelfde periode. Bij de statistische benade-
ring is gebruik gemaakt van de chi-kwadraat-test en, waar
nodig, zijn correcties doorgevoerd volgens Yates. P-waar-
den kleiner dan 0,05 werden als significant verschillend be-
schouwd.

RESULTATEN

Het SvH werd bij de golden retriever significant vaker vast-
gesteld dan bij de overige 15 rassen (p < 0.001). Hoewel een
trend voor het meer voorkomen van het SvH bij de manne-
lijke golden retriever aanwezig leek (75%), bleek dit niet
significant (p = 0,0699). De leeftijd van de onderzochte pa-
tiënten varieerde van vijf maanden tot 14 jaar met een ge-
middelde leeftijd van 7,4 jaar. Bij honden van tien jaar werd
het SvH vaker gezien dan bij andere leeftijden maar dit bleek
statistisch niet significant. Van de 43 honden kon bij 31
(72%) geen achterliggende oorzaak worden vastgesteld. Bij
12 honden (28%), waaronder vijf golden retrievers, werd wel
een oorzaak gevonden (Tabel 1).

Tabel 1. De oorzaken van het SvH bij de 12 (van de 43) honden, waarbij
een oorzaak van het SvH kon worden vastgesteld.

Overige

Totaal

Oorzaak

12

Golden retriever

Bijtwonden
Overig trauma
Operatietrauma
Otitis media
Neoplasie

Totaal

Van de 32 patiënten die vervolgd konden worden is in tabel 2
weergegeven of de eigenaar vond dat de symptomen volle-
dig waren verdwenen (hersteld), of dat de symptomen niet of
slechts deels waren verdwenen (niet hersteld).

Tabel 2. Overzicht van de 32 honden met het SvH, waarbij kon worden
achterhaald of herstel was opgetreden.

Herstel SVH

Bekende oorzaak

Onbekende oorzaak

Totaal

Hersteld

8

18

26

Niet hersteld

3

3

6

Totaal

11

21

32

In tabel 3 is (indien bekend) de tijdsduur waarbinnen dit her-
stel was opgetreden weergegeven. Aangezien de duur van
herstel gerelateerd is aan een eventueel bekend zijnde achter-
liggende oorzaak is deze groep in de tabel apart aangegeven.
Bij drie honden was de prognose ten tijde van het bezoek aan
de UKG reeds infaust in verband met een neoplasie. Van de
resterende 29 honden konden de gegevens omtrent het be-
loop en het herstel van het SvH na het bezoek aan de UKG
worden achterhaald.

Tabel 3. Tijdsduur waarbinnen herstel optrad bij de 32 honden met het
SvH.

Herstel (maanden) Bekende oorzaak Onbekende oorzaak Totaal

II

2
2
2

<2
3-4
5-6
> 12

Onbekend
Geen herstel

21

32

Totaal vervolgd

Van de vier patiënten met een bekende oorzaak voor het SvH
waren drie golden retrievers. Bij deze golden retrievers was
sprake van een bijtwond, van een otitis media en van een
oogtrauma. De vierde patiënt was een kruising en ontwik-
kelde het SvH zich postoperatief Een labrador retriever met
een bijtwond in de nek herstelde binnen zes maanden en een
golden retriever met eenzelfde type bijtwond herstelde na
ruim 12 maanden.

Alleen die dieren waarbij na toediening van een druppel 10
procent phenylephrine tijdens het onderzoek in de UKG de
symptomen van het SvH binnen twintig minuten verbeterden
of verdwenen kwamen in aanmerking voor een therapie met
10 procent phenylephrine.

Bij 26 van de 32 patiënten werd volledig herstel gezien. Elf
honden herstelden binnen twee maanden.

DISCUSSIE

Van de 43 honden met het SvH gediagnostiseerd bij de afde-
ling oogheelkunde van de UKG bleef van het merendeel van
de patiënten (72%) de achterliggende oorzaak onbekend. Bij
enkele patiënten was in verband met de mogelijkheid van
een achterliggende otitis media aanvullend onderzoek ge-
daan. In het patiëntenmateriaal van de UKG is wel voorse-
lectie opgetreden. Die patiënten met het SvH, waarbij andere
neurologische verschijnselen meer op de voorgrond traden
werden aangeboden bij de neuroloog, dan wel bij andere dis-
ciplines. Hierdoor ligt het percentage \'idiopatisch SvH\' in
feite lager dan de cijfers suggereren. In de eerstelijns gezel-
schapsdierenpraktijk zal het patiëntenaanbod van honden
met het SvH in combinatie met andere symptomen hoger lig-
gen, omdat daar geen voorselectie plaatsvindt.

Van de drie patiënten waarbij geen herstel werd gezien, werden
bij één hond in de anamnese, naast de hoofdsymptomen van het
SvH, omvallen en hersenverschijnselen vermeld en werd bij
een ander het scheeftrekken van het ipsilaterale aangezicht ge-
constateerd. In het eerste geval zou sprake kunnen zijn van het
bestaan van een centrale of preganglionaire laesie. Laesies die
het ganglion cervicale craniale verwoesten zijn blijvend (18).
In de twee gevallen waarbij pas na 12 maanden herstel werd ge-

-ocr page 245-

zien was in één geval, naast de hoofdsymptomen van het SvH,
sprake van mogelijk herseninfarct met paralyse posterior
rechts. Ook hierbij lijkt het bestaan van een centrale laesie
waarschijnlijk. Bij de andere patiënt kon het SvH worden toe-
geschreven aan een bijtwond. Helaas kon achteraf niet worden
achterhaald waar de hond was gebeten. In de literatuur wordt
de prognose van een centrale of preganglionaire laesie in het al-
gemeen minder gunstig gesteld dan die van een postganglio-
naire laesie. Onze bevindingen lijken dit te onderschrijven.

Binnen de groep van de golden retrievers, waarvan naast de
oorzaak ook de herstelduur bekend was, duiden de bijtwond,
otitis en oogtrauma op postganglionaire laesies. Zij herstelden
binnen twee maanden. Het SvH ten gevolge van een bijtwond
in de nek zou op een preganglionaire laesie kunnen duiden. Het
herstel van het SvH bij deze hond trad pas na 12 maanden in.

Bij een centrale laesie gaat het SvH, gezien de lokalisatie,
bijna altijd samen met andere neurologische (uitvals)ver-
schijnselen. In het verieden is wel beschreven dat een cen-
trale laesie met behulp van cocaïne van een pre- of postgan-
glionaire te onderscheiden zou zijn. Bij een centrale laesie
zou na toediening van cocaïne wel duidelijk mydriasis optre-
den. In de literatuur wordt geen verklaring voor het mecha-
nisme van dit verschijnsel gegeven (5,7,15,19). Deze bevin-
ding in de diverse publicaties lijkt op overname uit andere
(genoemde) publicaties te berusten.

De prognose voor het herstel van de groep patiënten met een
idiopathisch SvH (18 van de 21 patiënten) lijkt gunstig te
kunnen worden gesteld, daar bijna steeds binnen een periode
van twee tot zes maanden volledig herstel wordt gezien.
Het gebruik van phenylephrine als therapie is waarschijnlijk
voomamelijk symptomatisch. Het heft de eventuele visusbe-
lemmering ten gevolge van een protrusie van de Membrana
nictitans op en positioneert de bulbus weer zodanig dat wind,
stof en andere ongunstige invloeden van buitenaf minder ge-
makkelijk de conjunctivaalzak kunnen indringen. Daamaast
heeft het een belangrijk esthetisch effect voor de eigenaar.
Hoewel de toepassing van de phenylephrine 10 procent
slechts symptomatisch lijkt, is de toediening als palliativum,
op het moment dat de hoofdsymptomen van het SvH zich
(weer) uiten, aan te raden.

LITERATUUR

1. Bistner SI, Rubin L, Cox TA, and Condon WE. Phannacologic diag-
nosis of Homer\'s Syndrome in the dog. J Am Vet Med Assoc 1970;
157; 1220-4.

2. Bistner SI. Neuro-ophthaimology. In: Hoerlein BF, Canine neurology.
3rd ed. Philadelphia; Saunders, 1978:646-66.

3. Boydell P. Idiopathic Homer\'s Syndrome in the Golden Retriever.
Transactions of the 25th Annual Meeting of the AC VO, 1994.

4. Broek AHM van den. Homer\'s Syndrome in dogs and cats: a review. J
Small Anim Pract 1987; 28: 929-40.

5. Foerster O, Gagel O, und Mahoney W. Ueber die Anatomie,
Physiologie und Pathologie der Pupilinnervation. Verh. d. Deutsch.
Gesellsch. F. inn. Med 1936; 48: 386-98.

6. Homer JF. Ueber eine Form von Ptosis. Klinische Monatsblad für
Augenheilkunde 1869:7; 193-8.

7. Jaffe NS. Localization of lesions causing Homer\'s Syndrome. Arch
Ophthalmol 1950:44:710-28.

8. Jones BR. and Studdert BS. Homer\'s Syndrome in the dog and cat as
an aid to diagnosis. Aust Vet J 1975; 51: 329-32.

9. Kay TJ. Neuro-ophthalmology. In: Gelatt KN. Veterinary
Ophthalmology. Philadelphia: Lea and Febiger, 1981; 696-8.

10. Kem TJ, Aromando MC, and Hollis NE. Homer\'s Syndrome in dogs
and cats: 100 cases (1975-1985). J Am Vet Med Assoc 1989; 195:
369-73.

11. Lahunta A de, and Alexander J W. Ischemic myelopathy secondary to
presumed fibrocartilaginous embolism in nine dogs. J Am Anim Hosp
Assoc 1976:37-48.

12. Lahunta A de. Veterinary neuroatonamy and clinical neurology. 2nd
ed. Philadelphia: Saunders, 1983: 116-20.

13. Morgan VM, and Zanotti W. Homer\'s Syndrome in dogs and cats: 49
cases (1980-1986). J Am Vet Med Assoc 1989; 194: 1096-9.

14. Neer TM. Homer\'s Syndrome: anatomy, diagnosis, and causes. Comp
Cont Educ Pract 1984; 6: 740-6.

15. Pallis C. The pupil as an indicator of denervation hypersensitivity in
the autonomic nervous system. In: Acadamec Press 1978: 85-97.

16. Rubin LF. The brain. In: Hoerlein BF. Canine neurology. 2nd ed.
Philadelphia: WB Saunders, 1971: 508.

17. Scagliotti RH. Current concepts of Neuro-ophthalmology. Vet Clin N
Am (Small Animal Practice) 1980; 10: 417-36.

18. Scagliotti RH. Trans Soc Ophthalmol Vet Italia. Atti del seminario
Neuroftalmologia Clinica. Perugia, 4-5 december 1997.

19. Schäfer WD, und Leinwand B. Die bcdcutung des Cocain-Adrenalin-
Testes beim Homerschcn Symptomenkomplex. In: Dodt E, Schradcr
KE. Normal and disturbed pupilary movements. München; Bergmann,
1973:94-198.

20. Slatter DH. Fundamentals of Veterinary Ophthalmology. Philadelphia;
Saunders, 1990: 451-3

21. Steidl T, und Zimmermann M. Operationsbedingtes I lomer Syndrom
beim Hund. Kleintierpraxis 1989; 34: 363-4.

22. Wowk BJ. and Olson GA. Oculosympathetic paralysis (Homer\'s
Syndrome) in the dog. Veterinary Medicine / Small Animal Clinician
1979;74:521-7.

DE INVLOED VAN MELKFREQUENTIE OP DE PRODUCTIE
EN HET CELGETAL

Studentenreferaten

R. Steenmans; SR 828\\99: 34 pp.

De scriptie bestaat uit twee delen en wel een literatuurstudie
en een eigen onderzoek bij 22 mnderen op het proefbedrijf
\'De Tolakker\'.

Geconcludeerd wordt dat een verandering van de melkfre-
quentie van tweemaal daags naar driemaal daags een signi-
ficant verschil geeft in de productie; deze wordt hoger. Er
bestaat een omgekeerd verband met het celgetal; deze wordt
lager vermoedelijk als gevolg van een verdunningseffect.
Frequenter melken stelt hoge eisen aan de koe wat betreft de
algemene gezondheidstoestand, vraagt een goed uitgebalan-
ceerde voeding ook in de droogstand en een deskundige
veehouder. De werkbelasting wordt verhoogd. Voordelen
van meer melken zouden kunnen zijn dat met minder dieren
het kwantum wordt gehaald en goedkoper wordt geprodu-
ceerd en voorts dat het milieu minder belast wordt met mest
en mineralen.

-ocr page 246-

HET VETERINAIR TUCHTCOLLEGE

Veterinair tuchtrecht

Uitspraak in de zaak van X, klager te-
gen Y, beklaagde, wonende te A.

DE PROCEDURE

1. Bij klaagschrift van 9 juli 1998,
aangevuld bij schrijven van 8 de-
cember 1998, heeft klager zich tot
het Veterinair Tuchtcollege ge-
wend.

Beklaagde heeft bij schrijven van 2
augustus 1998, aangevuld bij schrij-
ven van 21 januari 1999, gereageerd
op de klacht.

Het College heeft de zaak op 25
maart 1999 ter zitting behandeld. X
werd daarbij vertegenwoordigd door
Z. Beklaagde was in persoon aanwe-
zig en werd bijgestaan door V.

DE KLACHT

2. In de schriftelijke klacht, zoals
mondeling toegelicht ter zitting,
verklaart X - kort samengevat en
zakelijk weergegeven - het vol-
gende.

Blijkens het door X overgelegde
proces verbaal nr 1671/98/73 heeft
beklaagde op 29 januari 1998 op
verzoek van veehouder W bloed-
monsters genomen teneinde met
het oog op de export van deze run-
deren een abortusvrij-verklaring te
kunnen verkrijgen. In zeker twee
gevallen heeft beklaagde daarbij
bewust bloed afgenomen van een
en hetzelfde dier en deze monsters
naar S (nader: R) opgestuurd als
zijnde een bloedmonster afkomstig
van een ander, ook te onderzoeken
dier. Beklaagde heeft daardoor ten
onrechte en in strijd met de waar-
heid verklaard dat alle 27 monsters
van de op de bloedlijst vermelde 27
mnderen afkomstig waren.
Immers:

- Uit de door R gemaakte analyse
van de ingezonden bloedmon-
sters is gebleken dat het bloed in
de bloedbuisjes van rund 4 le-
vensnummer 143 724 438 en
mnd 6 levensnummer 143 724
445, alsmede mnd 7 levensnum-
mer 798 321 017 en mnd 9 le-
vensnummer 603 974 005 niet
significant van elkaar verschil-
den;

- Beklaagde heeft verklaard dat
hij op 29 januari 1998 bloed
heeft getapt bij de mnderen op
het bedrijf van W, hetgeen be-
stond uit een rundveebeslag van
26 vrouwelijke mnderen en
één stier van het ras Blonde
d\'Aquitaine. Hij heeft voorts
verklaard dat hij bij de eerste koe
gelijk een klap van een poot op
zijn bovenbeen kreeg en dat twee
mnderen niet wilden stilstaan,
zodat hij daarvan geen bloed kon
krijgen. Hij heeft erkend dat hij
daarom van twee andere rustige
runderen twee buisjes bloed vol
heeft laten lopen en dat hij op de
buisjes bloed de levensnummers
van twee andere mnderen, waar-
van hij geen bloed had afgeno-
men, heeft gezet.

3. X is van oordeel dat, doordat be-
klaagde de bloedlijst niet naar
waarheid heeft ingevuld, be-
klaagde in zodanige mate is te-
kortgeschoten in hetgeen van hem
als beoefenaar van de diergenees-
kunde mag worden verwacht, dat
daardoor voor dc gezondheids-
zorg voor dieren emstige schade
kon ontstaan. Immers, de runderen
waarvan geen bloedmonster wa-
ren afgenomen, konden daardoor
door R niet worden beoordeeld op
het vóórkomen in hun bloed van
antistoffen tegen Brucella abortus
en het enzoötische leucosevims,
met als gevolg dat daardoor de ge-
zondheidsstatus van het onderha-
vige bedrijf op onvolledige gron-
den bepaald zou kunnen worden.
X is van mening dat de handel-
wijze van beklaagde het systeem
van waarborging van elkaar op-
volgende verklaringen en - in het
verlengde daarvan - de exportpo-
sitie van Nederland in gevaar heeft
gebracht en dat hij zodoende in
strijd met artikel 14, aanhef en on-
der b, van de WUD heeft gehan-
deld. X heeft ter zitting verklaard
dat de door beklaagde gememo-
reerde omstandigheden voor een
dierenarts geen aanleiding mogen
vormen om dan maar zijn eigen
regels te stellen, doch aanleiding
hadden moeten zijn om hierom-
trent in overleg te treden met R.

HET VERWEER

4. In zijn verweerschrift, zoals nader
toegelicht ter zitting, verklaart be-
klaagde - kort samengevat en za-
kelijk weergegeven - het vol-
gende.

Beklaagde wijst er op dat de run-
deren van W exceptioneel agres-
sief van aard zijn en dat het ont-
wijken van slaande bewegingen
van de poten, gelet op de wijze
waarop de dieren in de stal staan,
vrijwel onmogelijk is. Hij heeft ter
zitting verklaard dat hij al 25 jaar
op dit bedrijf komt en de status
van het bedrijf derhalve goed kent
en in dat kader van oordeel was
dat de met behulp van de door hem
ingezonden monsters een ruim
voldoende beeld van de status van
het bedrijf zou worden verkregen.
Hij heeft tevens ter zitting ver-
klaard dat hij ook wel eens onvol-
ledige bloedlijsten naar R heeft
opgestuurd en daarop nooit enige
reactie heeft ontvangen. Hij heeft
desgevraagd ter zitting verklaard
dat hij niet heeft overwogen om
van de lastige dieren geen bloed-
monster af te nemen; voorts heeft
hij opgemerkt dat hij niet wist dat
nader overleg met R tot de moge-
lijkheden behoorde.

5. Beklaagde is van oordeel dat in
casu de gezondheidszorg voor die-
ren niet is geschaad omdat veehou-
der W zijn runderen niet expor-
teert; hij heeft in dit verband ter
zitting verklaard dat hij weet dat
deze mnderen voor de slacht wor-
den verkocht, doch dat hij zich er
tevens van bewust is dat export
van deze dieren door derden niet
uitgesloten is. Beklaagde is daar-
naast van mening dat R met be-
trekking tot het in gevaar brengen
van de exportpositie met twee ma-
ten meet omdat R geen actie on-
demeemt tegen een andere vee-
houder in hetzelfde gebied die al
twee jaar weigert om bloedmon-
sters te laten afnemen; beklaagde
heeft echter ter zitting verklaard
dat hij inziet dat dit argument in

-ocr page 247-

casu niet relevant is. Beklaagde
wijst er voorts op dat T van R hem
in het telefoongesprek van 9 febru-
ari 1998 direct had moeten mede-
delen dat zijn verklaring op schrift
zou worden gesteld. Doordat be-
klaagde niet de gebruikelijke
waarschuwing heeft gekregen, is
hij niet in de gelegenheid geweest
om zijn uitspraken zorgvuldig af te
wegen; beklaagde heeft in dit ver-
band ter zitting verklaard dat hij de
indruk had dat T had gehoord dat
hij een trap van een rund had opge-
lopen en dat hij naar zijn gezond-
heid wilde informeren en zich der-
halve door het verloop van het
gesprek op het verkeerde been ge-
zet voelde; hij heeft tevens ver-
klaard dat hij, indien T hem wel
zou hebben gewaarschuwd, geen
andersluidende verklaring zou
hebben afgelegd.

6. Beklaagde heeft ter zitting bij
monde van zijn gemachtigde er-
kend dat hij op 29 januari 1998 on-
juist heeft gehandeld; hij schrijft
deze handelwijze - die niet in zijn
aard ligt - toe aan het feit dat hij als
gevolg van de trap van het rund een
black-out moet hebben gehad; ook
de inhoud van zijn verweerschrift
en zijn akte van dupliek van respec-
tievelijk 4 augustus 1998 en 21 ja-
nuari 1999 moet in dit licht worden
bezien en toegeschreven worden
aan een proces van verdringing van
hetgeen er op 29 januari 1998 is ge-
beurd. Beklaagde doet dan ook een
beroep op clementie; hij verzekert
dat een en ander in de toekomst niet
meer zal voorkomen aangezien hij
een zorgvuldig practicus is en ook
als zodanig bekend staat.

VASTSTAANDE FEITEN

7. Het College gaat uit van de vol-
gende vaststaande, dan wel onvol-
doende weersproken, feiten.

Op 29 januari 1998 heeft be-
klaagde op verzoek van veehouder
V bloedmonsters genomen ten be-
hoeve van het onderzoek door R
op het vóórkomen van antistoffen
in het bloed van de op het bedrijf
aanwezige runderen tegen Brucel-
la abortus en het enzoötische leu-
cosevirus. Uit de door R gemaakte
clusteranalyse van de ingezonden
bloedmonsters is gebleken dat het
bloed in de bloedbuisjes van het
op de bloedlijst vermelde rund 4
levensnummer 143 724 438 en
rund 6 levensnummer 143 724
445, alsmede rund 7 levensnum-
mer 798 321 017 en rund 9 levens-
nummer 603 974 005 niet signifi-
cant van elkaar verschilden. Be-
klaagde heeft erkend dat hij van
twee rustige runderen twee buisjes
bloed heeft laten vollopen en dat
hij op de bloedbuisjes de levens-
nummers van twee andere runde-
ren, waarvan hij geen bloed heeft
kunnen afnemen, heeft vermeld en
als zodanig met de ingevulde
bloedlijst naar R heeft opgestuurd.

OVERWEGINGEN

8. In geding is of beklaagde in zoda-
nige mate te kort is geschoten in
hetgeen van hem als beoefenaar
van de diergeneeskunde mocht
worden verwacht, dat daardoor
voor de gezondheidszorg voor
dieren emstige schade heeft kun-
nen ontstaan.

9. Het College zal eerst bespreken het
verweer van beklaagde, dat T in
het telefoongesprek van 9 febmari
1998 heeft verzuimd om hem op
zijn zwijgrecht te wijzen. Het
College overweegt dat de plicht tot
het geven van deze zogenaamde
cautie in het tuchtrecht niet aan de
orde is en dat overigens T geen
ambtenaar is in de zin van artikel
29, eerste lid, van het Wetboek van
Strafvordering, zodat deze plicht
niet op hem mst. Voorts overweegt
het College dat uit proces-verbaal
nr 1671/98/73 blijkt dat de verkla-
ring van beklaagde ten overstaan
van de opsporingsambtenaar van
de AID is afgelegd nadat be-
klaagde de cautie was gegeven.
Daamaast geldt dat beklaagde ter
zitting heeft verklaard dat hij, zo
hij door T aan het begin van het ge-
sprek wel zou zijn gewaarschuwd,
een gelijkluidende verklaring zou
hebben afgelegd. Het College con-
cludeert derhalve dat er geen gron-
den zijn om te concluderen dat be-
klaagde tijdens het vooronderzoek
in zijn verdediging is geschaad,
zodat dit verweer dient te worden
verworpen.

10. Het College overweegt ten aanzien
van het verweer van beklaagde, dat
er bij de onderhavige tuchtrechte-
lijke vervolging sprake is van wil-
lekeur dan wel strijd met het ge-
lijkheidsbeginsel omdat R bij een
ander bedrijf geen actie heeft on-
demomen, dat niet is gebleken dat
het in het door beklaagde ge-
noemde geval gaat om een gelijke
of vergelijkbare zaak, welke door
R respectievelijk X verschillend
zou zijn behandeld. Hiemit volgt
dat dit verweer eveneens dient te
worden verworpen.

11. Het College zal thans bespreken de
klacht dat beklaagde, samengevat,
met betrekking tot het invullen van
de bloedlijst onjuist heeft gehan-
deld. Vast staat dat beklaagde op
29 januari 1998 in twee gevallen
bewust bloed heeft afgenomen van
één en hetzelfde mnd en dat hij
deze monsters in het kader van het
onderzoek naar het vóórkomen
van antistoffen tegen Bmcella
abortus en het enzoötische leuco-
sevims naar R heeft opgestuurd als
zijnde een bloedmonster afkom-
stig van een ander mnd. Het Col-
lege is van mening dat hij daardoor
de waarheid geweld heeft aange-
daan en de gezondheidszorg voor
dieren, alsmede de exportpositie
van Nederland emstig in gevaar
heeft kunnen brengen. Het ver-
weer van beklaagde, dat hiervan in
casu geen sprake is omdat hij het
bedrijf goed kent en hij weet dat de
runderen alleen voor de slacht
worden verkocht, is daarbij niet re-
levant.

12. Thans zal het College bespreken
de vraag of beklaagde van zijn
handelen een verwijt kan worden
gemaakt. Beklaagde heeft bij
wijze van verweer aangevoerd dat
de onderhavige handelwijze - die
niet in zijn aard ligt - dient te wor-
den toegeschreven aan de omstan-
digheid dat hij tijdens het afnemen
van de bloedmonsters door een
van de mnderen een flinke trap
had gekregen. Ook heeft hij erop
gewezen dat de onderhavige run-
deren erg agressief zijn en dat de
wijze waarop zij in de stal staan
het afnemen van bloedmonsters
bemoeilijken. Het College heeft er
weliswaar begrip voor dat be-
klaagde op dat moment de pijn-
lijke gevolgen van deze trap on-
dervond en dat het lastig was om
op het onderhavige bedrijf bloed
af te nemen, doch is van mening
dat dit geen rechtvaardiging kan
zijn voor zijn handelwijze. Het
College is in dit verband van me-
ning dat van een dierenarts te allen

-ocr page 248-

tijde mag worden verwacht dat hij
een onderzoek als het onderhavige
overeenkomstig de daartoe ge-
stelde voorschriften uitvoert en
dat hij - ingeval hij daartoe door
omstandigheden niet (meer) in
staat is - andere, passende, maatre-
gelen dient te treffen, zoals het se-
deren van de runderen, het staken
van de werkzaamheden of het ple-
gen van nader overleg met R.

13. Het College concludeert derhalve
dat beklaagde door zijn handel-
wijze de gezondheidszorg voor
dieren emstig in gevaar heeft ge-
bracht en dat de door beklaagde
ter verdediging van zijn handel-
wijze aangevoerde omstandighe-
den geen aanleiding vormen om
hem daarvan geen tuchtrechtelijk
verwijt te maken.

14. Conclusie is dat de klacht gegrond
dient te worden verklaard. Met
betrekking tot de op te leggen
maatregel overweegt het College
als volgt. College is van oordeel
dat, gelet op de langdurige be-
roepsuitoefening van beklaagde,
het feit dat hij onmiddellijk heeft
erkend dat hij onjuist heeft gehan-
deld, alsmede het feit dat hij ter
zitting inzicht heeft gegeven van
het feit dat zijn handelwijze on-
juist is geweest en dat hij de ver-
zekering heeft gegeven dat hij
deze fout niet nogmaals zal ma-
ken, volstaan kan worden met het
opleggen van een boete van
ƒ 2500,- en een voorwaardelijke
schorsing voor de duur van drie
maanden met een proeftijd van
een jaar. Het College acht het
voorts in het algemeen belang dat
aan deze uitspraak ruime bekend-
heid wordt gegeven door middel
van publicatie van de uitspraak in
de Staatscourant en het Tijdschrift
voor Diergeneeskunde.

BESLISSING

Het College:

* Verklaart de klacht gegrond;

* Geeft beklaagde een boete als be-
doeld in artikel 16, onderdeel c van
de Wet op de uitoefening van de
diergeneeskunde 1990 (WUD) ter
hoogte van ƒ 2500,-;

* Legt beklaagde een schorsing op van
drie maanden in de hem krachtens de
WUD verleende bevoegdheid tot
uitoefening van de diergeneeskunde
als bedoeld in artikel 16, eerste lid,
onderdeel d, van de WUD;

* Beveelt dat aan deze schorsing geen
uitvoering zal worden gegeven ten-
zij bij latere beslissing van het
College anders wordt gelast op de
grond dat beklaagde gedurende een
proeftijd van een jaar zich schuldig
heeft gemaakt aan een gedraging,
bedoeld in artikel 14 van de WUD;
* Beveelt dat deze uitspraak, met weg-
lating van de namen en de woon-
plaatsen van de daarin genoemde
personen, zal worden gepubliceerd
in de Staatscourant en ter publicatie
zal worden aangeboden aan het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde.

Aldus vastgesteld te \'s-Gravenhage
doordr. mr. C.P.C.M. Oomen, voorzit-
ter, en de leden drs. J.C.M. van Dijck,
drs. LH. Harms, drs. J.G. Neuteboom
en drs. A.S. Spmit, in tegenwoordig-
heid van mr. R. den Bremer, secretaris.

Uitgesproken op 10 juni 1999 door mr
dr. C.P.C.M. Oomen, voorzitter, in te-
genwoordigheid van mr. R. den
Bremer, secretaris.

mr. dr. C.P.C.M. Oomen
mr. R. den Bremer

zaaknr. 98/054 - EB 10 juni 1999

ALLE RUNDVEEBEDRIJVEN VANAF 1 JANUARI
IKB-GECERTIFICEERD

Berichten en verslagen

Vanaf 1 januari 2000 dient ieder rundveebedrijf op grond van Europese re-
gelgeving gecertificeerd te zijn ten aanzien van de productie van veilig vlees.
Dit betekent dat ieder veehouderijbedrijf vanaf die datum deel moet nemen
aan een kwaliteitsprogramma, waarin wordt gecontroleerd op verboden
groeibevorderaars. Tevens moet dit zogenaamde zelfcontrolesysteem garan-
ties leveren met betrekking tot een verantwoord gebruik van diergeneesmid-
delen. Een bedrijf dat niet is gecertificeerd, kan alleen nog vee verkopen als ie-
der dier individueel wordt onderzocht. Dit kost enorm veel geld.

Integrale Keten Beheersing (1KB) is
vooralsnog het enige kwaliteitssys-
teem waarin al deze zaken zijn opge-
nomen. Door deel te nemen aan IKB,
wordt betrekkelijk eenvoudig voldaan
aan de gestelde eisen. De Kwaliteits
Controle Runderen (KCR) wordt dan
in de gelegenheid gesteld op het be-
drijf te controleren op verboden groei-
bevorderaars. Verder houdt de vee-
houder een medicijnregistratie bij,
wordt alleen vertrouwd voer gekocht
en gewerkt met een vertrouwde die-
renarts. Zo levert de sector de garanties
die niet alleen door de wetgeving,
maar ook door de consument worden
gevraagd.

Voor meer informatie over 1KB Rund
of aanmelding kan contact worden op-
genomen met de KCR, telefoon: 030 -
280 70 43. Tevens kunnen dierenart-
sen hier informatiefolders verkrijgen.
Melkveehouders kunnen zich ook op-
geven door dit aan te geven op het
KKM-aanmeldingsformulier.

F.J. Wind. PVE.

-ocr page 249-

Voor u gelezen

DIERGENEESKUNDE
WERELDTOP

De faculteit diergeneeskunde van de
Universiteit Utrecht behoort tot de
top 5 van de wereld. Dat stelt de visi-
tatiecommissie Diergeneeskunde en
Dierwetenschappen in een rapport
dat donderdagmiddag is gepresen-
teerd. Nederlandse publicaties kun-
nen zich meten met wat er wereld-
wijd gebeurt, aldus de commissie.

De visitatiecommissie, die de Utrechtse
faculteit in opdracht van de minister
van onderwijs heeft beoordeeld, ver-
baast zich over de geringe hoeveelheid
geld die de minister beschikbaar stelt
voor de instandhoudingen van de kwa-
liteit van het Utrechtse onderzoekswerk
wat betreft de diergeneeskunde. Ze
vraagt zich daarom af of dat zijn hoge
niveau ook in de toekomst kan behou-
den. De commissie pleit ervoor dat er
een aparte financieringsstroom uit de
pot van wetenschappelijk onderzoek in
Nederland komt voor het betalen van
onderzoek binnen de diergeneeskunde
en de dierwetenschappen in Utrecht.
Nu moet diergeneeskunde in Utrecht
concurreren met geneeskundig onder-
zoek. \'In die strijd leggen de dieren het
blijkbaar af tegen de mensen\', aldus de
commissie. Zij noemt dat \'jammer\' in
haar visitatieverslag. Niet alleen omdat
Utrecht tot de wereldtop kan blijven be-
horen als er meer geld komt. Maar ook
omdat het belang van \'dierproductie\'
voor de economie in Nederland groot is
en omdat sport- en gezelschapsdieren
een belangrijke plaats innemen in de
maatschappij, aldus de visitatiecom-
missie.

Behalve diergeneeskunde in Utrecht is
ook het Institute of Animal Sciences
aan \'Wageningen Universiteit\' beoor-
deeld. Dat instituut levert eveneens on-
derzoek van hoge kwaliteit af, ook in
intemationaal opzicht, aldus de com-
missie. De aanbevelingen die voor
Utrecht zijn gedaan, gelden daarom
ook voor Wageningen, aldus de com-
missie.

Bron: Utrechts Nieuwsblad,
donderdag 23 september 1999.

De maanden april en mei lieten normale
neerslagwaarden zien. Juni was over het
algemeen iets natter dan normaal. De
slakkendichtheid en de besmettings-
graad van de slakken zijn echter in deze
periode niet toegenomen. Door de droge
zomermaanden is er geen infectie door
de slak op het gras afgezet.
Over het algemeen is het niet noodzake-
lijk om schapen te behandelen.
De Werkgroep verwacht alleen een le-
verbotinfectie in gebieden met een ver-
hoogde waterstand en op schapenbedrij-
ven waar vorig jaar leverbot is vast-
gesteld.

Bij runderen is een behandeling slechts
noodzakelijk wanneer na onderzoek een
infectie is vastgesteld.

Op uitnodiging van Merial kwamen di-
verse Europese delegaties van dieren-
arts-assistenten bijeen, uit Denemarken,
Groot-Brittannië, Duitsland, Noorwe-
gen, Frankrijk en Nederland. De Ne-
derlandse delegatie bestond uit Elly
Hoevenaars en Nicole Duijm (Vedias)
en Anneke Verkerke (ook dierenartsas-
sistent).

Naast de scholing van de Franse dieren-
artsassistent, werd er gedurende het eve-
nement uitvoerig gediscussieerd over
het werk en de opleiding in de diverse
Europese landen. Met name de Euro-
pese directeur van Merial, Daniel
Gouffé, ziet het belang in van de gelijke
status van de Europese dierenartsassis-
tenten in een Europese Gemeenschap en
de status van de dierenartsassistent in
het algemeen. Nu Europa één is zullen
steeds meer zaken gelijk getrokken wor-
den, daarbij horen ook de beroepen en
dus de dierenartsassistenten. Er is nu
nog een groot niveau verschil tussen de
landen onderling, zo is de opleiding die-

Bij twijfel is het zinvol om bloedonder-
zoek te laten verrichten bij de Gezond-
heidsdienst voor Dieren. Per diersoort
(bij voorkeur dieren na hun eerste wei-
deseizoen) zijn voor een goed onder-
zoek vijf monsters per leeftijdscategorie
nodig.

Wel is het mogelijk dat vooral in de
kustgebieden Noord- en Zuid-Holland
een voorjaarsinfectie is opgenomen. In
die gevallen is het verstandig te behan-
delen wanneer leverboteieren in de mest
zijn aangetoond.

Begin november zal de Werkgroep een
definitief advies uitbrengen.

24 september 1999
Werkgroep Leverbotprognose

EERSTE EUROPESE DIERENARTS-
ASSISTENTENDAGEN

In Aix en Provence (Frankrijk) werden 7 en 8 mei 1999 de eerste Europese
Dierenartsassistentendagen georganiseerd. De organisatie was in handen van
het Franse ministerie van Landbouw en Visserij, de CNFA, het Franse oplei-
dingscentrum voor dierenartsassistenten, en Merial.

renartsassistent in Denemarken op uni-
versitair niveau, in bijvoorbeeld Spanje
is er helemaal niets.

Dit jaar werden voor het eerst erkende
diploma\'s in Frankrijk uitgereikt.
Sinds dit jaar is er via het Europese Leo-
nardo project een basisopleiding dieren-
artsassistent afgerond. Alle Europese
landen kunnen van de lesstof gebmik
maken. Daamaast kunnen per land extra
certificaten gehaald worden. Ook de
geldende wetten per land op veterinair
gebied kunnen in de opleidingen ver-
werkt worden.

Het uitwisselen van dierenartsassisten-
ten in opleiding voor Europese stages is
erg in opkomst. Zo gaan we leren en
werken op Europees niveau in een
Europese Gemeenschap, ook voor de
dierenartsassistenten, met een intema-
tionaal diploma.

In september 1999 wordt het World
Veterinary Congress gehouden in Lyon,
ook hier zullen weer vertegenwoordi-
gers van Vedias aanwezig zijn.

De Werkgroep Leverbotprognose verwacht een lichte leverbotinfectie. Gead-
viseerd wordt om schapen nog niet te behandelen.

LEVERBOT DOET STAP TERUG

-ocr page 250-

UNIEKE
GELEGENHEID

Refererend aan het artikel in het Tijd-
schrift voor Diergeneeskunde van 1
maart 1997, breng ik het volgende on-
der de aandacht van collegae die begre-
pen hebben waarom de Goden Grie-
kenland verkozen.

Ik bied hen de unieke gelegenheid om
door middel van ons beroep kennis te
maken met die andere cultuur.

Door de jaren heen is de bevolking hier
gewend geraakt aan mijn dienstverle-
ning. Om een grotere bewegingsvrij-
heid te verwezenlijken zal ik voor ade-
quate vervanging moeten zorgen.
Voor de toekomst denk ik bijvoorbeeld
aan gepensioneerde collegae. De ge-
middelde werkdruk is drie uur per dag.
Een ideale situatie zou kunnen zijn dat
één of twee collegae, die Nederland als
permanente basis hebben, een pied-a-
terre stichten in Kythera, en bij mijn
afwezigheid mij kunnen vervangen en
gebruik kunnen maken van mijn prak-
tijkruimte.

Kennis van het modeme Grieks (bij-
voorbeeld twee jaar Volksuniversiteit)
is belangrijk. Ik nodig eenieder die
geïnteresseerd is uit om met mij con-
tact op te nemen.

Cock Lenten

Cornelis Lenten. Office Livacli . tel.:
30-735-31929. Home Karavas. tel.:
30-735-33658, Kvthera 80. 2000
Greece. Telefax: 30-735-33658.

NIEUWE NAAM EN HUISSTIJL ID-DLO

Sinds 6 september 1999 heeft het ID-DLO een nieuwe naam en nieuwe
huisstijl. De reden hiervoor is dat de Stichting Dienst Landbouwkundig
Onderzoek (DLO), waar het ID-DLO deel van uitmaakt, een samenwer-
kingsverband is aangegaan met Wageningen Universiteit. Deze nieuwe
krachtenbundeling heet Wageningen UR (Wageningen Universiteit en
Researchcentrum). De toevoeging DLO is uit de naam verdwenen.

ID-Lelystad is de nieuwe naam van het ID-DLO. Het nieuwe beeldmerk zal voor
alle Wageningen UR-onderdelen gelijk zijn, zodat de partners snel te herkennen
zijn. Binnen Wageningen UR zal ID-Lelystad een zeer intensieve samenwerking
aangaan met de organisaties die zich bezighouden met dierlijk onderzoek. Zo
wordt binnenkort een integratie verwacht met het RI VO, het Nederlands instituut
voor visserijonderzoek in IJmuiden/Yerseke. Met het Departement Dierweten-
schappen van Wageningen Universiteit en met het Praktijkonderzoek Veehou-
derij in Lelystad zullen wij intensief gaan samenwerken.

NA ERKENNING NU OOK HERKENNING VAN
DE PARAVETERINAIR DIERENARTSASSISTENT

Op verzoek van het ministerie van Landbouw, Visserij en Milieubeheer en
met goedkeuring van de KNMvD, is er op initiatief van VEDIAS een speld
ontworpen voor de paraveterinair dierenartsassistent, zodat duidelijk her-
kenbaar is of men te maken heeft met een paraveterinair dierenartsassistent.

EXPOSITIE HISKE
WIERSMA WFC
\'DE UITHOF

De Veterinaire Vee Fokkers Club
\'De Uithof organiseert van dins-
dag 12 oktober 1999 tot dinsdag
19 oktober een expositie met olie-
verfschilderijen van Hiske Wiers-
ma, een kunstenares uit Friesland
die zich intensief bezighoudt met
het schilderen van koeien. De ex-
positie vindt plaats in het Andro-
clusgebouw van de Faculteit der
Diergeneeskunde.

Deze speld is uitsluitend te bestellen
door degene die bij de RVV is inge-
schreven als paraveterinair dierenarts-
assistent. Hij is niet overdraagbaar en
mag dan ook niet door iemand anders,
dan waarvan het RVV-nummer is ver-
meld, gedragen worden. Iedere speld
krijgt een specifiek nummer dat cor-
respondeert met het inschrijfnummer
van de RVV. Het is een verzilverd ge-
oxideerde metalen uitvoering.

Bij bestelling en betaling vóór 1 no-
vember 1999
is de prijs voor VEDIAS-
leden ƒ 17,50 en voor niet-leden ƒ20,-
(inclusief verzendkosten). Na deze da-
tum (tot 1 januari 2000) is de prijs
voor VEDIAS-leden ƒ 25,- en voor
niet-leden ƒ 30,-.

Bestelling wordt uitsluitend uitgevoerd
aan de hand van het bestelformulier met
een kopie van uw inschrijving bij de
RVV en na betaling. (Levering kan één
tot twee maanden duren).

Voor meer informatie en bestelling:
Cyrilla Pulmans, Bergwal 27, 3432
GC Nieuwegein. Telefoon/fax: 030 -
6038284.

-ocr page 251-

Op dierendag dit jaar is Stichting
Dierenhulp Venezuela gestart met een
landelijke actie om handtekeningen
bijeen te brengen voor een nationale
wet ter bescherming van dieren in
Venezuela.

Deze actie bestaat uit een ansichtkaart
waar dierenliefhebbers hun handteke-
ning kunnen plaatsen en waarbij te-
vens de mogelijkheid bestaat om dona-
teur te worden. Door geheel Nederland
is de kaart verspreid bij onder andere
dierenspeciaalzaken en tal van dieren-
artsen. Zij hebben de kaart in de
wachtkamer neergelegd voor de cliën-
ten.

im «■»H^^ g lfm

WET TER BESCHERMING VAN DIEREN MOET ER KOMEN

Mocht II deze actie een warm hart toe-
dragen dan kunt u gratis kaarten aan-
vragen voor gebruik in uw wachtka-
mer. Stuur hiervoor een briefje naar:
SDV, Richtersweg 14. 7339 AB
Ugchelen. Faxen kan ook 055-
5345193 of per e-mail Dierenhulp-
Venezuela@hetnet. nl

WAA JUBILEUMBOEK: T IS GEEN BAAN, T IS EEN BESTAAN

De relatie die de VVAA nu eenmaal
met de auto heeft, komt in het jubi-
leumboek meerdere malen in het
voetlicht. Maar ook andere thema\'s
zijn duidelijk aanwezig: aandacht
voor de beroepsaansprakelijkheid en
-verantwoordelijkheid, betrokken-
heid met zakelijke aspecten vanuit
een medische achtergrond, dienstver-
lening en persoonlijke ondersteu-
ning. In het jubileumboek komen
deze aspecten op een onverwachte
manier bijeen.

flet VVAA jubileumboek \'t is geen
baan, \'t is een bestaan
is - uitsluitend
voor VVAA-leden - kosteloos ver-
krijgbaar. Het enige dat zij hoeven te
doen is een brief met daarop hun naam,
adres, telefoonnummer en lidmaat-
schapsnummer te sturen naar: VVAA
bestuursbureau. Postbus 8153, 3503
RD Utrecht, onder vennelding van
\'VVAA jubileumboek\'. Ook faxen
(030 - 2474516) of het boek per e-mail
opvragen (bestuur@vvaa.nl) kan,
eveneens onder vermelding van adres-
gegevens, lidmaatschapsnummer en
\'VVAA jubileumboek\'.

Ter gelegenheid van het 75-jarig bestaan heeft de VVAA een jubileumboek
uitgegeven. Deze uitgave is verzorgd door prof. dr. M.J. van Lieburg. In het
boek beschrijft Van Lieburg het sociale en economische leven van de medi-
sche beroepsbeoefenaren in Nederland in de afgelopen eeuw.

BEROEPSAANSPRAKELIJKHEID EN KRD-CERTIFICERING

Met enige verbazing las ik het artikel
van de heer H.Vaarkamp en de heer H.
Logtenberg in aflevering 13 (1 juli
1999) van het Tijdschrift voor Dier-
geneeskunde. Mijn verbazing was niet
zo groot, wantje maakt helaas de laat-
ste jaren regelmatig gebeurtenissen
mee, die verbazing geven.
In dit artikel wordt gesteld dat dierenart-
sen, die in KRD-gecertificeerde prak-
tijken werken, geen 15 procent verho-
ging hoeven te betalen. De kans op
beroepsaansprakelijkheidsfouten in de
KRD-gecertificeerde praktijken zou
kleiner zijn dan in praktijken zonder
KRD-certificaat. Dit is echter nog maar
de vraag!

Veel beroepsfouten kunnen worden
gemaakt door dierenartsen in het veld
en er zijn ook \'berocpsfouten\'die als
zodanig worden ingediend, terwijl dat
geen echte beroepsfouten zijn. Men
wil dan de gunst van de cliënt behou-
den en vindt dat belangrijker dan de
mg recht te houden.

Correcter is het om korting te geven
aan dierenartsen die al jarenlang geen
claims hebben ingediend in verband
met beroepsaansprakelijkheid, en daar-
door soms grote klanten zijn kwijtge-
raakt. Het is bij de VVAA goed na te
gaan welke dierenartsen de afgelopen
tien tot twintig jaar claims hebben inge-
diend.

Vergelijk het met de autoverzekering;
als men jarenlang schadevrij rijdt,
krijgt men terecht kortingen. Men legt
dan de premieverlaging daar waar ze
thuishoort. En als de dierenartsen in de
gecertificeerde praktijken het beter
doen, dan krijgen ze ook hun kortingen
wel.

Als de KRD-certificering een goede
regeling is, die leeft bij de achterban,
dan komen er vanzelf wel meer KRD-
praktijken zonder een of andere on-
juiste kortingsregeling.

Wie heeft het plan van 15 procent kor-
ting opgesteld? Volgens het artikel de
VVAA(?)!? Het premiebeleid wordt al
jarenlang vastgesteld door de VVAA
in overleg met de KNMvD. Nogmaals,
laat de KNMvD ervoor zorgen dat de
kortingen komen bij die leden, waar ze
moeten komen.

J.H.J. Marsman,
dierenarts te Swalmen.

-ocr page 252-

ERFELIJK GEBREK

In het TvD van april 1999 gaat mr.
Dirk Boon in op het langdurige ver-
loop van een procedure over een koop-
kwestie, ten aanzien van een erfelijk
gebrek. Het artikel roept drie vragen
bij me op.

1. Was het wetsvoorstel dat mr. Boon
in opdracht van de Nederlandse
Vereniging tot Bescherming van
Dieren schreef en waarin een bepa-
ling was opgenomen die het fokken
met ouderdieren met erfelijke ge-
breken verbood, al tot wet gewor-
den op het moment dat hij besloot
de zaak van de bobtail aan te pak-
ken?

2. Bestaat er bij handel in dieren ook
niet de mogelijkheid om aansprake-
lijkheid uit te schakelen door het in-
brengen van een exoneratie-clau-
sule?

3. Kunnen kinderen hun ouders aan-
sprakelijk stellen voor het feit dat ze
lijdende zijn aan een erfelijk ge-
brek?

Met vriendelijke groet,
L. Tholhuijsen

VOORLICHTING
ERKENNINGS-
REGELINGEN

Gelet op de vragen die bij het Hoofd-
bestuur, de projectgroepen en het bu-
reau van de KNMvD binnenkomen,
heeft het Hoofdbestuur besloten twee
voorlichtingsavonden te beleggen.
Deze zullen plaatsvinden op:
27 oktober 1999 bij de Gezondheids-
dienst in Deventer

10 november 1999 bij de Gezondheids-
dienst in Boxtel.
Aanvang 20.00 uur.
Nadere informatie volgt.

GROEP GENEESKUNDE GEZELSCHAPSDIEREN

KONINKUJKC NEDERLANDSE MMTSCHAPPU VOOR DIERGENEESKUNDE

NAJAARSDAG GGG
20 NOVEMBER 1999:
\'GRENSVERLEGGEND\'

Zoals reeds eerder aangekondigd staat de laatste Na-
jaarsdag van deze eeuw in het teken van onze \'grensver-
leggende\' activiteiten. De Groep Geneeskunde Gezel-
schapsdieren prijst zich gelukkig op deze dag een scala
aan bekende en interessante sprekers uitgenodigd te
hebben die ieder voor zich hun vakgebied in \'verleden,
heden en toekomst\' zullen belichten.

Congresseoencursusseo

Om bij het begin te beginnen zullen drs. A.W. van Foreest en
drs. A. Heijn respectievelijk de veterinaire tandheelkunde en
de oogheelkunde bespreken. Vervolgens presenteren dr.
A.A. Stokhof en dr. J Rothuizen de inteme organen hart en
lever waama prof. dr. H.A.W. Hazewinkel het locomotie-
apparaat en dr. T. Willemse het grootste orgaan - de huid -
voor hun rekening nemen.

De steeds meer in de belangstelling komende \'bijzondere\'
gezelschapsdieren worden onder handen genomen door me-
vrouw drs. M.H. van der Hage (konijnen) en dr. J.T. Lumeij
(vogels).

Tenslotte zal dr. G. Voorhout de diagnostische beeldvor-
ming en prof dr. B.A. van Oost de aanpak van genetisch be-
paalde defecten presenteren.

(Voor verdere informatie zie ook het GGG-Nieuws.)
De GGG hoopt, mede dankzij de sponsoring van Mycofarm,
dat deze praktische, informatieve en gezellige (!) Najaars-
dag weer een bijdrage mag leveren aan het toenemende be-
lang dat nascholingscursussen innemen voor de dierenarts
die zich met gezelschapsdieren bezighoudt!

U komt toch ook?

De Najaarsdag vindt weer plaats in het ook goed per open-
baar vervoer bereikbare Congrescentmm De Reehorst te
Ede op zaterdag 20 november 1999, inschrijving vanaf
08.45 uur, aanvang programma 09.25 uur.

Aanmelding voor de Najaarsdag kan geschieden door over-
making van
ƒ 120,- op girorekening 53.91.80 ten name van
Groep Geneeskunde Gezelschapsdieren te Lochem, onder
vermelding van NAJAARSDAG 1999. Niet-leden van de
Groep betalen
ƒ 170,-en studenten ƒ 60,-. De ontvangst van
uw betaling is tevens bewijs van inschrijving. Uw betaling
dient voor 10 november te geschieden. Bij betaling aan de
zaal is de prijs voor leden f 140,- en voor niet-leden f 190,-.

^Mycofarm mmm

OOG VOOR DE PRAKTIJK

-ocr page 253-

CURSUSCENTRUM DIERVERZORGING BARNEVELD

Cursuscentrum ^
Dierverzorging ^
Barneveld

Cursus Erkend Dierenartsassistent

De Cursus Erkend Dierenartsassistent
leidt assistenten op volgens de rege-
ling paraveterinair. Na een succesvolle
afronding van deze cursus zal de die-
renartsassistent met alle noodzakelijke
kennis en vaardigheden een waarde-
volle aanwinst zijn voor de praktijk.
Naast theorie bevat de cursus ook
stage. In de theorie komen onder meer
aan bod:

Praktijkorganisatie/ spreekuur.
Algemene medicijnleer.
Apotheek.

Klinisch onderzoek kleine en grote
huisdieren.

Weefselleer, pathologie, fysiologie,
immunologie, embryologie en ana-
tomie.

Ziekteleer kleine en grote huisdie-
ren.

Röntgenologie.
Anesthesie.

De totale cursusduur is ruim anderhalf
jaar. Om de twee weken is er een theo-
riedag en er moet minimaal één dag in
de week stage gelopen worden bij een
dierenartsenpraktijk.
Cursusdocenten zijn dierenartsen ver-
bonden aan het Groenhorst College in
Barneveld

De cursus start weer in januari 2000.
De cursusprijs bedraagt ƒ3395,-.

Cursus Marketing voor dierenarts-
assistenten

In elke dierenartsenpraktijk wordt de
profilering van de praktijk steeds be-
langrijker. De rol van de dierenartsas-
sistent kan van doorslaggevend belang
zijn bij commerciële handelingen, uit-
voering en opvolging van acties. Te
denken valt aan:

* wachtkameractiviteiten (aankleding,
klanten te woord staan, update klan-
tenbestand)

* communicatieve vaardigheden aan
de balie en telefoon

* resultatenverwerking

* specifieke spreekuren

* klantentevredenheidsmetingen.

* speciale acties, zoals een dierendag-
of sinterklaasactie.

Uitgangspunten voor deze acties zijn:

* bezoekfrequentie verhogen

* bestedingsbedrag verhogen

* werven van nieuwe klanten.

Deze uitgangspunten leiden tot een
cursusopzet waarin naast een theoreti-
sche ondergrond veel aandacht wordt
besteed aan praktijkoefeningen en rol-
lenspelen.

Deze cursus wordt verzorgd door me-
vrouw I. Fetter-Grotendorst. De cursus-
dagen zijn 27 oktober en 17 november
1999. De cursusprijs bedraagt ƒ 595,-.

Basiscursus Communicatie in de
dierenartsenpraktijk

Een flink deel van het werk van een
dierenartsassistent bestaat uit praten
en luisteren. Zo communiceert de die-
renartsassistent een groot deel van de
dag met de klanten, met de dierenarts,
met vertegenwoordigers, enzovoort.
Bijvoorbeeld aan de balie, de telefoon
en tijdens de behandeling van een pa-
tiënt. Gelukkig verloopt deze commu-
nicatie meestal zonder problemen.
Tijdens de basiscursus Communicatie
in de dierenartsenpraktijk wordt in
kleine groepen (ongeveer 12 mensen)
gewerkt aan situaties die door een die-
renartsassistent als problematisch wor-
den ervaren of situaties waarin de die-
renartsassistent professioneler over
wil komen. Er worden analyses ge-
maakt van deze situaties en er is gele-
genheid om ervaringen uit te wisselen
met vakgenoten. Er worden tips en ad-
viezen gegeven. Een terugkoppeling
op de manier van overkomen wordt
met behulp van een gerichte video-
training verkregen.

Het Cursuscentrum Dierverzorging Barneveld (samenwerkingsverband tus-
sen Groenhorst College en IPC DIER) organiseert cursussen voor dierenarts-
assistenten. Voor inlichtingen en aanmeldingen: Cursuscentrum Dierver-
zorging Barneveld, Postbus 64, 3770 AB Barneveld, telefoon: 0342 - 41488L
fax: 0342 - 492813 en e-mail cdb(gipcdier.hacom.nl

In vier cursusdagen werken we aan de
volgende onderwerpen:

- Informatie geven en krijgen

- Inspelen op de behoefte van de klant

- Klanten met problemen en pro-
bleemklanten

- Professionele assertiviteit

In de basiscursus Communicatie in de
dierenartsenpraktijk leert de deelne-
mer van eikaars ervaringen en inbreng.
Er wordt van de deelnemers dan ook
een actieve en betrokken houding ver-
wacht.

De cursusdagen zijn 12 januari, 26 ja-
nuari, 9 februari, 23 februari 2000. De
cursusprijs bedraagt ƒ 795,-

Themadag voor dierenartsassisten-
ten

Op zaterdag 30 oktober wordt weer
een themadag voor dierenartsassisten-
ten georganiseerd, \'s Ochtends ver-
zorgt mevrouw dr. A.C. Dalemans,
werkzaam bij Bayer B.V., twee lezin-
gen.

Haar eerste lezing zal gaan over wor-
men bij honden en katten. Welke
wormsoorten komen voor bij deze die-
ren en hoe kunnen ze aangepakt wor-
den? Ook komt het gevaar van deze
parasieten voor de mens aan bod.
De tweede lezing gaat over teken en
vlooien. Er wordt dieper ingegaan op
hoe je kunt vaststellen of een dier
vlooien of teken heeft en hoe deze ec-
toparasieten te bestrijden zijn. Ook
wordt uitgelegd waarom behandelin-
gen soms falen.

Tijdens de lezingen zal er gebruik ge-
maakt worden van diverse audiovisu-
ele middelen.

Het geheel zal worden afgesloten met
een vragenlijst met de door diereigena-
ren meest gestelde vragen. De deelne-
mer krijgt een hand-out mee naar huis
en er is voldoende ruimte voor het stel-
len van vragen.

\'s Middags zullen mevrouw drs. E.
Harthoom en mevrouw A. Piersma,
beiden werkzaam als trainers/advi-
seurs bij Agramanagement, twee
workshops communicatie in de dieren-
artsenpraktijk verzorgen.
De door hen verzorgde workshops zul-
len een interactief karakter hebben. De

-ocr page 254-

workshops hebben een plenair kader
waarbinnen de deelnemers in groepjes
aan de slag gaan. In de verschillende
groepen zullen communicatie-oefe-
ningen, zoals overdracht van informa-
tie en het non-verbaal overkomen ge-
traind worden.

De deelnameprijs voor deze themadag
bedraagt ƒ45,00.

CURSUS \'POPULATIEDYNAMICA
VAN INFECTIEZIEKTEN\'

Infectieziekten spelen een belangrijke
rol in de veehouderij. Wereldwijd
wordt daarom op grote schaal onder-
zoek gedaan naar de mechanismen
van deze ziekten. Van oudsher is dit
onderzoek sterk gericht op de interac-
tie tussen het (causale) agens ener-
zijds en de individuele gastheer an-
derzijds. Echter, een geïnfecteerd dier
krijgt het agens altijd van een dier dat
eerder is geïnfecteerd. Een belangrijk
deel van de processen die leiden tot
infectie en ziekte, betreft dus de inter-
actie tussen verschillende individuen.
Deze interactie speelt zich af op het
niveau van de populatie. Het samen-
spel van de interactie tussen gastheer
en agens en de interactie tussen ver-
schillende gastheren bepaalt het ver-
loop van infectieziekten in een popu-
latie (= populatiedynamica van
infectieziekten), met als kernpunt de
transmissie van kiemen tussen indivi-
duen.

Deze cursus populatiedynamica van
infectieziekten is bedoeld voor men-
sen die zich bezighouden met de ver-
spreiding van veterinaire infectie-
ziekten. In deze cursus leert u de
basisprincipes van de populatiedyna-
mica van infectieziekten. U leert ech-

Alle vermelde prijzen zijn inclusief
lunch, lesmateriaal en eventuele exa-
menkosten. De cursuslocatie voor de
cursussen is het Groenhorst College in
Bameveld. Naast bovenstaande cur-
sussen biedt het cursuscentrum nog
veel meer cursussen voor dierenarts-
assistenten aan. Vraag vrijblijvend de
gratis cursusgids aan.

ter ook hoe de transmissie van kiemen
kan worden gemeten en hoe verschil-
len in transmissie kunnen worden ge-
toetst, zowel onder gecontroleerde
omstandigheden als onder praktijk-
omstandigheden. Daarnaast wordt de
samenhang tussen de transmissie tus-
sen dieren, bedrijven en regio\'s be-
handeld en leert u de mechanismen
achter het ingrijpen in deze transmis-
sie door interventies en surveillance.
Om het begrip van de materie te ver-
sterken, werken de cursisten tijdens
computerpractica zelfstandig aan op-
drachten gebaseerd op de cursusstof

Locatie: ID-Lelystad. Maximaal aan-
tal deelnemers: 24. Periode: 6, 7, 9 en
10 december 1999 (8 december is de
jaarlijkse bijeenkomst van de VEEC
op dezelfde locatie). Kosten: ƒ1400,-
(ƒ1000,- voor leden van de VEEC).

Voor nadere inlichtingen kimt u zich
wenden tot: Dr. Arjan Stegeman, ID-
Lelystad, Afdeling Immunologie, Pa-
thobiologie en Epidemiologie, Post-
bus 65, 8200 AB Lelvstad, telefoon:
0320 - 238 392, fax: 0320 - 238 050,
e-mail: j. a.stegeman@id. wag-ur. nl

KOPIJ OP DISKETTE

De redactie stelt het op prijs indien teksten, die langer zijn dan één A4-tje op bij voorkeur een diskette of per e-mail worden aangeleverd
in Word of Word Perfect ündere versies zijn ook mogelijk). Aan het eind van regels gelieve geen harde returns te geven. E-mail: tijd-
schrift@knmvd.nl

HET OQR EEN
PROBLEEMGEBIED?

Oorontsteking bij hond en kat zijn vaak
moeilijk te behandelen met één enkel
middel. Aesculaap introduceert echter
een vrij middel ter ondersteuning van de
behandeling van oorproblemen dat ge-
test is op werkzaamheid tegen
Staphy-
lococcus intermedius, Pseudomonas ae-
ruginosa, Enterococcus faecalis, Ma-
lassezia pachydermatis, Escherichia
coli, Aspergillus niger, Candida albi-
cans
en Staphylococcus aureus. Het
middel heet Oripili® en bevat geen anti-
bioca, noch corticosteroïden. Het is een
crème met een milde, desinfecterende
werking. Oripili wordt uitsluitend aan
de dierenarts geleverd.

PROBEER DEZE

VETERINAIRE

BEHANDELTAFEL

Apparatuur waarbij u aarzelt over de
aanschaf zou u het liefst een poosje wil-
len proberen in uw eigen praktijk.
Dynamic Support heeft daarom een
nieuwe probeerservice. Wilt u bijvoor-
beeld de mooiste en prettigst wer-
kende, veterinaire behandeltafel (die
door collega Cees Achten ontworpen
is) eerst in uw praktijk uitproberen, dan
kan dat. U kunt nu tot eind dit jaar voor
ƒ 375,- een maand lang alles aan deze
prachtige tafel uittesten en daarna be-
sluiten over aanschaf Hierbij helpen ze
u met een fikse korting of een tweetal
interessante lease-aanbiedingen.

Reacties telefoon: 0546 - 549323 DY-
NAMIC SUPPORT.

-ocr page 255-

Relatie tussen uterusoedeem en plas-
mahormoonspiegels tijdens de follicu-
laire fase van de oestrische cyclus van
de merrie. L. Sirks en M. Oomen; SR
840\\99: 45 pp.

Ervaringen met de varkenshouderij in
Thailand. C.H. Meppelink; SR 841\\99:
35 pp.

Geslachtsbepaling bij reptielen met de
nadruk op de endoscopische geslachts-
bepaling bij schildpadden. C.M.E. van
Zeijl; SR 842\\99: 25 pp.

Respiratoire aandoeningen bij zee-
zoogdieren. C.J. van der Zijden en J.F.
van Vugt; SR 843\\99: 27 pp.

A descriptive study of beef-cross em-
bryo implantation seven days after in-
semination in repeat breeder dairy
cows. M. Driesse en S.W.M.
Hendriksen; SR 844\\99: 20 pp.

Biologische ritmen bij proefdieren. H.
Avsaroglu; SR 845\\99: 27 pp.

Aleutian disease. A complex disease.
H. Koenen; SR 846\\99: 44 pp.

Diergeneeskundige problemen op
scharrelvarkensbedrijven: een impres-
sie. M.C. Brunt en 1.1. Poeze; SR
847\\99: 15 pp.

Chronisch hoestende paarden. R. van
Notten; SR 848\\99: 58 pp.

Neospora caninium bij de hond.
A.M.H. Kramer; SR 849\\99: 14 pp.

Het meten van stress bij het paard. E.
Boonstoppel; SR 850\\99: 33 pp.

De overeenkomst tussen de klinische
en pathologische diagnose. J.H. Dek-
ker; SR 851 \\99: 40 pp.

Reproduction in famied Ostriches. A
literature survey of the \'state of the
art\'. L. Plooijer; SR 852\\99: 46 pp.

Storingen in de melkrejectie-reflex bij
het mnd. L. Hoedemaker; SR 853\\99:
28 pp.

Trypanosomiasis in Pangani Tanzania.
D. Struik en C. Eiermann; SR 854\\99:
23 pp.

LIJST STUDENTENREFERATEN

Detection of Babesia bovis, Babesia
bigemina
and Anaplasma marginale in
Boophilus ticks by the polymerase
chain reaction. J. Koenraad van de
Wetering; SR 855\\99:20pp.

Maligne histiocytose bij de Bemer
Sennenhond. J.H.W. Franck en H.A.
van Geesbergen; SR 856\\99: 34 pp.

HGF. Groeifactor in relatie met ontwik-
keling, groei en regeneratie van de lever.
D.H. van Lieshout; SR 857\\99:43 pp.

Abdominale echografie bij het veulen
met koliek. Mogelijkheden? M.S. de
Lint;SR858\\99:33pp.

Comparison of the efficacy of two
anti-uric acid diets in Dalmation dogs.
S. Bijster; SR 859\\99: 10 pp.

De effecten van het traangas CS met
een voorzichtige extrapolatie naar het
(werkende) paard; een literatuurstudie.
A.C. Schoen; SR 860\\99: 48 pp.

Melkkoeien in een negatieve-energie-
balans, een grotere kans op mastitis?
H. den hartog; SR 861\\99: 23 pp.

Retrospectieve evaluatie van dystocia bij
de merrie. F. Blaauw; SR 862\\99:43 pp.

Het gebruik van uierinjectoren bij het
mnd. D. Smits; SR 863\\99: 47 pp.

DE KLINIEK VOOR HEELKUNDE (1907-1998). VAN \'S RIJKSVEEARTSE-
NIJSCHOOL TOT FACULTEIT DER DIERGENEESKUNDE

Rhenum Traiectim 1998. Kliniek voor
Heelkunde, Faculteit der Diergenees-
kunde, Universiteit Utrecht. 160 pag,
ISBN 90-6159-030-2, prijs f 65.- (inclu-
sief verzendkosten). Het hoek kan schrif-
telijk worden besteld bij de Hoofdaf-
deling Gezondheidszorg Paard, Fa-
culteit der Diergeneeskunde, Yalelaan
12, 3584 CM Utrecht of per fax: 030-
2537970 onder vermelding van
\'Fotohoek Heelkunde 1907-1998\'.

Dit fraaie fotoboek is op initiatief van
een vijftal medewerkers van de
Hoofdafdeling Gezondheidszorg Paard
tot stand gekomen. Aanleiding tot deze
uitgave vormde de reorganisatie van de
klinische sector van de Faculteit der
Diergeneeskunde, waardoor per 1 ja-
nuari 1999 de \'Vakgroep Algemene
Heelkunde en Heelkunde der Grote
Huisdieren\' voortaan als \'Hoofdaf-
deling Gezondheidszorg Paard\' binnen
deze faculteit ging functioneren. In
1907 kreeg de docent W.C. Schimmel
de leiding over de Chimrgische Kliniek
van het Paard, hetgeen als beginpunt
van de \'Kliniek voor Heelkunde\' kan
worden beschouwd. Thans, een kleine
eeuw later, wordt de disciplinegerichte
indeling van de klinieken voor grote
huisdieren weer losgelaten ten behoeve
van een diersoortgerichte opsplitsing,
hetgeen het \'einde\' van deze kliniek
markeert.

In het boek wordt aan de hand van ve-
lerlei foto\'s letterlijk temggekeken op
92 jaar geschiedenis van de Kliniek
voor Heelkunde. Naast een historisch
overzicht (pagina 7-12) volgt een foto-
grafische impressie van 92 jaar
Heelkunde (pagina 13-125). Daamaast
is - als aanvulling op het overzichts-
werk van alle publicaties van de Vee-
artsenijkundige Hoogeschool / Facul-

612

TljpSCHRIFT VOOR DIERGENEESKUNDE, DEEL 124. OKTOBER, AFLEVERING 20, 1999

-ocr page 256-

teit der Diergeneeskunde van A. Mat-
hijsen uit 1981 - een opsomming van
alle dissertaties en publicaties voortge-
komen uit de kliniek voor Heelkunde
tussen 1907 en 1998 in het boek opge-
nomen (pagina 127-158).
Het historisch overzicht en de bijschrif-
ten bij de foto\'s zijn bewust kort ge-
houden omdat volgens de auteurs
vooral de foto\'s de sfeer van de voor-
bije periode moeten oproepen, waarbij
de mens in de werksituatie centraal
staat. De korte historische inleiding is
gebaseerd op de bekende overzichts-
werken van Offringa, het gedenkboek
over een Eeuw Veeartsenij kundig
Onderwijs uit 1921 en het boekje over
Veterinaire Heelkunde 25 jaar in De
Uithof van Kersjes en Németh uit
1993. Dit werd aangevuld met ruim één
pagina tekst over de meest recente ge-
schiedenis. Daarom biedt het boek be-
halve de soms prachtige en illustratieve
foto\'s voor buitenstaanders weinig
nieuws. Overigens pretenderen de au-
teurs dat ook niet. In de inleiding wordt
immers gesteld dat het boek vooral is
bedoeld voor medewerkers uit verle-
den en heden. Het zullen dan ook voor-
namelijk de insiders zijn voor wie de
gebruikte begrippen (\'het groene le-
gioen\') en de soms suggestieve - maar
niet verifieerbare - opmerkingen in de
inleiding en in de onderschriften bij de
foto\'s duidelijk zijn. Zo vraagt bijvoor-
beeld de opmerking dat de opvolging
van prof dr. S.R. Numans (hoogleraar
van 1951 -1979) een strijd was \'die lang
duurde en vrij diepe sporen door de kli-
niek trok\' (pagina 9) om een nadere uit-
leg. De constatering dat er in de periode
1921 -1941 per staflid bijna het dubbele
aantal publicaties werd geproduceerd
in vergelijking met de jaren 1947-1971
(pagina 10), wordt evenmin verklaard.
Daar waar met (te) grote stappen door
92 jaar geschiedenis wordt gegaan, is
het haast onvermijdelijk dat nieuwsgie-
rig makende constateringen verder on-
beantwoord blijven.
Vanuit het oogpunt van de doelstelling
van de initiatiefnemers kan het boek
zonder meer geslaagd worden ge-
noemd. Door middel van een groot
aantal goed geselecteerde foto\'s wor-
den de belangrijkste ontwikkelingen
van een kleine eeuw Kliniek voor
Heelkunde fraai geïllustreerd. De da-
gelijkse gang van zaken van mensen in
hun werkomgeving komt in deze selec-
tie goed naar voren. Behalve het soms
wat merkwaardige taalgebruik (\'inter-
nistische patiënten\', pagina 7; \'arthro-
scopische operatie\', pagina 96) valt er
weinig op het boek aan te merken.
Wellicht kan het ook voor andere vak-
groepen uit de klinische sector een aan-
sporing zijn om in het kader van de re-
organisatie terug te blikken op hun his-
torische ontwikkeling.
Vanuit historisch oogpunt is het echter
jammer dat bij deze uitgave van de
Kliniek voor Heelkunde, waar gezien
het uitgebreide fotomateriaal en de
prachtige lay-out kennelijk kosten noch
moeite gespaard zijn, voor een opzet is
gekozen waarbij de historische ontwik-
keling vooral wordt belicht op basis van
foto\'s in plaats van op historisch onder-
zoek. Immers, over een eeuw zullen
deze foto\'s inderdaad nog steeds aardig
de sfeer weergeven die er in het verle-
den in de Kliniek voor Heelkunde aan-
wezig was. De historicus echter die in
de toekomst de ontwikkeling van de
Nederlandse veterinaire chirurgie wil
beschrijven, zal dan niet kunnen be-
schikken over contemporaine bronnen
en getuigenverklaringen gebaseerd op
oral history, maar voor het vinden van
verklaringen vooral aangewezen zijn
op het beperkte bronnenmateriaal dat
dan, naar we mogen hopen, het thans
gevoerde rigide beleid ten aanzien van
archiefvemietiging heeft overieefd.
Kortom, een fraai fotoboek om in te
bladeren.

Peter Koolmees

GUMBORO-VACCINS

Naar aanleiding van onder-
staande uit de praktijk ontvangen
vraagstelling vond de redactie de
heer G. van den Bosch (Intervet
International B. V., Veterinary
Services Department) bereid om
voor de lezers een antwoord te
formuleren.

VRAAG:

Voor het enten van mestkuikens tegen
de ziekte Gumboro kunnen we kiezen
uit zogenaamde zwakke en sterke vac-
cins. Welke eigenschappen van het
vaccin gaan achter deze aanduiding
schuil en wat zijn de criteria voor het
maken van een bepaalde keuze?

ANTWOORD:

In feite kunnen vier soorten vaccins
onderscheiden worden tegen de klas-
sieke vorm van Gumboro:

1. Mild

2. Intermediate

3. Intermediate-plus (in Nederland ook
wel \'sterke enting\' genoemd)

4. Hot.

Alle vier categorieën vaccins geven in
SPF-dieren volledige bescherming te-
gen een challenge met virulent Gum-
boro-virus. Het verschil tussen de vier
categorieën is het niveau van mater-
nale antistoffen, dat het vaccin kan
doorbreken. Een mild vaccin kan maar
een zeer laag niveau matemale immu-
niteit doorbreken. De meest exacte
manier om matemale immuniteit te
meten is de vimsneutralisatietest.
Milde vaccins kunnen een VN-titer
van ± 4 of lager doorbreken. Milde
vaccins zijn in Nederland niet op de
markt. Intermediate vaccins kunnen
worden ingezet vanaf een VN-titer van
± 6. Dit zijn de normaal gebmikte vac-
cins.

Intermediate-plus vaccins kunnen
door een hogere matemale immuniteit
breken. Dit type vaccin slaat aan als de
VN-titer in de te enten kuikens 8 of la-
ger is. Dit type vaccins wordt ingezet
als de infectiedruk hoog is of wanneer
er sprake is van een zeer vimlent veld-
vims. Als op een bedrijf klinische
Gumboro is geconstateerd, is het ver-
standig om op intermediate-plus vac-

-ocr page 257-

eins over te schakelen. (Nog beter is
natuurlijk om over te schakelen voor
zich problemen voordoen.) Ook als
zich in de regio Gumboro-problemen
voordoen is het aan te raden deze vac-
cins te gebruiken. Gumboro-virus is
zeer resistent en overleeft derhalve
lang in het milieu. Daarom is het aan te
raden om na het verdwijnen van de kli-
nische problemen, nog drie ronden
vleeskuikens met intermediate-plus
vaccins te enten alvorens over te scha-
kelen op de normale intermediate vac-
cins.

Dit \'terugschakelen\' is van belang om
de volgende redenen:

1. Intermediate- plus vaccins geven on-
der dezelfde omstandigheden meer
lymfocytendepletie in de bursa dan
intermediate vaccins. Daarom mo-
gen intermediate-plus vaccins niet
worden ingezet vóór zeven dagen
leeftijd. Overigens is de lymfocyten-
depletie veroorzaakt door deze vac-
cins van voorbijgaande aard.

2. Mocht zich in de toekomst opnieuw
een periode met verhoogde besmet-
tingsdruk voordoen, dan heeft men
nog steeds een effectiever middel
achter de hand.

\'Hot\' vaccins zijn in Nederland niet op
de markt. Ze geven complete lymfocy-
tendepletie die gedurende een zeer
lange periode aanhoudt. Deze vaccins
zijn zo weinige geattenueerd dat ze in
SPF-kuikens nog Gumboro op kunnen
wekken. Deze vaccins slaan al aan in
kuikens met een VN-titer van ± 9 of la-
ger. Hieruit blijkt dat hun doorbraakti-
ter vrijwel gelijk ligt met het niveau
van veldvirus.

CONCLUSIE:

In Nederland kunnen we alleen kiezen
uit intermediate of intermediate-plus
vaccins. In \'normale\' gevallen kiezen
we voor intermediate vaccins. In ge-
bieden met hoge besmettingsdruk kie-
zen we tijdelijk voor intermediate-plus
vaccins.

In dit antwoord wordt als doorbraak-ti-
ter van een vaccin de VN-titer ge-
noemd omdat dit de wetenschappelijk
meest verantwoorde parameter is. In
de praktijk wordt het niveau van de
matemale immuniteit vaak bepaald
middels Elisa. Omrekening van de
Elisa-titer naar de VN-titer kan in het
algemeen het best gebeuren door de
^log titer van de individuele Elisa-titer
te nemen.

Voorbeeld: Elisa-titer 256 -> omgere-
kende VN(log2)titer8.

RELEVANTE LITERATUUR

* Berg TP van den, and Meulemans G. Acute
infectious bursal disease in poultry: protec-
tion afforded by maternally derived antibo-
dies and interference with live vaccination.
Avian Pathology 1991; 20: 409-21.

* Giambrone JJ, and Clay RP. Evaluation of
the immunogenicity, stability, pathogenicity
and immunodepressive potential of four
commercial live infectious bursal disease
vaccines. Poultry Science 1986; 65: 1287-
90.

* Mazariegos A, Lukert POD, and Brown J.
Pathogenicity and inununosuppressive of in-
fectious bursal disease \'intermediate\'
strains. Avain Dis 1990; 34: 203-8.

* Thornton DH, and Pattison M. Comparison
of vaccines against infectious bursal disease.
JComp Path 1975;85:597-610.

* Winterfield RW, and Thacker HL. Immune
response and pathogenicity of different
strains of infectious bursal disease virus ap-
plied as vaccines. Avian Dis 1978; 22: 721-
31.

VOEDINGSMIDDELENHYGIENE

RUND

Referaten

The microbiological quality of
refrigerated salads and cru-
dités

C.L. Little, H.A. Monsey, G.L. Nichols,
and J. de Louvois. PHLS Microbiol
Digest 1997; 3:14.

Laboratoria (waaronder PHLS-labs) in
Engeland en Wales onderzochten
2552 monsters (rauwkost)salades. Het
onderzoek wees uit dat de grote meer-
derheid van goede microbiologische
kwaliteit waren. 307 van 2276 (13%)
salades en 33 van 247 (13%) rauw-
kostsalades waren verontreinigd met
Escherichia coli.

Waarvan één procent van de salades en
twee procent van de rauwkostsalades
meer dan 100 kve/g en 0,2 procent re-
spectievelijk 0,4 procent meer dan
10.000 kve/g bevatten.

Listeria monocytogenes werd aange-
toond in drie procent van de salades en
in minder dan één procent van de
rauwkostsalades.
Aeromonas spp.
werden aangetoond in 54 procent, res-
pectievelijk 55 procent van de salades
en rauwkostsalades. De aantallen
Listeria en Aeromonas spp. waren laag
in voorverpakte salades en rauwkost-
salades. De auteurs zien hier een po-
tentieel gevaar voor de gezondheid
van de consument. (In ons land neemt
de omzet van dergelijke waren snel
toe. Gegevens omtrent de microbiolo-
gische gesteldheid van deze en derge-
lijke producten in ons land zijn
schaars. Het zou goed zijn indien
(overheids)laboratoria de situatie in
ons land evalueerden. - ref)

H.Mol

Association between milk pro-
gesterone concentration after
first insemination and concep-
tion in dairy cattle in Israel

G. Francis. Vet Rec 1998; 142: 63-4.

Het doel van het onderzoek was na te
gaan of er een relatie bestond tussen
het gehalte aan progesteron (P4) in de
melk 20 tot 23 dagen na de eerste KI,
niet alleen op een bestaande graviditeit
maar ook op een volgende graviditeit
na KI opbreken.

De mnderen waren op het moment van
bemonsteren niet in oestrus gezien.
Het onderzoek werd uitgevoerd op 26
Kibbutz bedrijven met elk meer dan
300 hoogproductieve Holsteiners.
Men maakte een onderscheid tussen de
resultaten verkregen in het warme en
in het minder warme jaargetijde.
Het progesterongehalte werd bepaald
met behulp van een enzym-immunoas-
say. Een gehalte van 5 ng/ml werd be-

-ocr page 258-

schouwd als negatief (geen corpus lu-
teum activiteit) en een gehalte meer
dan 5,5 ng als positief

Hoe hoger het progesterongehalte des
de groter de kans op graviditeit, zowel
na de eerste Kl als bij terugkomen na
volgende Kl\'s. Het bleek dat runderen
met een laag progesterongehalte vaak
terugkwamen maar ook dat deze die-
ren in het verdere verloop van de lacta-
tie minder goed drachtig werden. In
het warme jaargetijde waren de per-
centages graviditeit lager.

Dr. J.P. W.M. Akkermans

CANINE PARVO
VIRUS

E. Lantinga; SR 662/97: 34pp.

INFECTIEZIEKTEN

Serologische Unt;ersuchung von
Tierärzten auf Zoonosen.
2. Mittelung. Seropravalenzen ge-
genüber parasitären Zoonosen

A. Deutz. K. Fuchs, H. Auer, und H.
Aspock. Wiener Tierarztl W.schrift
1996: 83:353-8.

Bij 137 dierenartsen in Stiermarken
(Oostenrijk) werd een serologisch on-
derzoek uitgevoerd naar het voorko-
men van antilichamen tegen parasieten
die bij landbouwhuisdieren en bij ge-
zelschapsdieren regelmatig worden
vastgesteld.

Zo werd gekeken naar afweerstoffen
tegen
Ascariose, Bahesiose, Cystice-
rose, Echinococcose, Fasciola hepa-
tica, Toxocariasis, Toxoplasmose
en
Trichinellose.

Men gebruikte afhankelijk van de pa-
rasiet als serologische testen Elisa, im-
muno-electroforese, immunofluores-
centie, indirecte haemagglutinatie of
complementbindingsreactie. Bij twij-
felgevallen werd verder een Western
blot-test ingezet.

De volgende positieve uitslagen wer-
den verkregen:
Toxoplasma gondii 55
procent.
Toxocara canis 33 procent en
Ascaris suum 22 procent. Ten opzichte
van andere parasieten waren de uitsla-
gen laag of negatief en lieten niet toe
om conclusies te trekken.
Er waren geen duidelijke verschillen
tussen mannen en vrouwen en tussen
collegae werkzaam in een grote, kleine
of gemengde praktijk.
Deze getallen lagen hoger dan bij an-
dere bevolkingsgroepen in Oostenrijk.
Ook werden reeds op jonge leeftijd
hoge titers aan afweerstoffen gevonden.
Gewezen wordt op het treffen van hy-
giënische maatregelen bij het omgaan
met dieren in het algemeen (kinderen)
en door dierenartsen in het bijzonder.

Dr.J.P.W.M. Akkermans

BANDEN TVD

Op het secretariaat van de KNMvD zijn de banden voor het Tijdschriff voor Dier-
geneeskunde 1998 voorradig. De prijs bedraagt ƒ 30,- (inclusief 17,5% BTW en verzend-
kosten). Onderstaand treft u een overzicht aan van de banden die eveneens nog voorradig
zijn, met daarbij behorend kostenoverzicht.

Voorradig

Banden 1999, 1998, 1997, 1995, 1994, 1993, 1992: ƒ 30,-(inclusief 17,5% BTW).
Banden 1991: ƒ 26,45 (inclusief 17,5% BTW).

Niet meer voorradig.

Banden 1996, 1990, 1989 en 1998.

U kunt de banden schriftelijk, per fax of per e-mail bestellen onder vermelding van
\'Banden\' en de jaargang. Met uw bestelling krijgt u een nota met acceptgiro thuisgestuurd.
Stuur uw bestelling naar: KNMvD, Postbus 14031, 3508 SB Utrecht, of fax uw bestelling:
030 - 2511787. E-mail: bestellingen@knmvd.nl

De inhoud wordt gevormd door een sa-
menvattend literatuuronderzoek over
het virus, de ziekteverschijnselen, de
diagnostische mogelijkheden en pre-
ventie aangevuld met een verslag van
eigen onderzoek naar de aanwezigheid
van matemale antilichamen bij pups
van vijf nesten.

De smetstof komt ubiquitair voor.
Bijna alle volwassen dieren hebben af-
weerstoffen. Vaccinatie is noodzake-
lijk, vooral bij honden die in grote
groepen (kennels) worden gehouden.

Gezien het feit dat matemale imiTiu-
noglobulines kunnen interfereren met
de vomiing van antilichamen geprovo-
ceerd door de vaccinatie, is het tijdstip
van enten zeer belangrijk. Een extra
handicap is voorts het feit dat uit waar-
nemingen, onder meer van schrijfster,
gebleken is dat pups uit hetzelfde nest
niet dezelfde hoeveelheid antilicha-
men hebben.

Men kent verscheidene typen vaccins
te weten geïnactiveerde al dan niet met
toevoeging van adjunvantia en geatte-
nueerde die wisselend van potentie
kunnen zijn.

Geïnactiveerde vaccins blijken gevoe-
liger voor de invloed van matemale
antilichamen dan de geattenueerde.
Honden met een Hl titer van 80 of
meer zijn immuun. Op vaccinatie
wordt geen respons verkregen.

Geadviseerd wordt te enten op een
leeftijd van zes weken en dit drie a vier
weken later te herhalen.

Momenteel wordt onderzoek verricht
naar de bmikbaarheid van syntheti-
sche peptiden-vaccins. Hierop zouden
matemale antilichamen minder in-
vloed hebben.

-ocr page 259-

5. Boskamp: SR 82l\\99: 37pp.

Op de Faculteit der Diergeneeskunde
te Utrecht gaat men er van uit dat diar-
ree ontstaat als gevolg van een veran-
derd ionen-transport door in de darm
geproduceerde ontstekingsmediatoren
die geactiveerd zijn door bacteriën, vi-
russen, parasieten of als gevolg van in-
tolerantie ten opzichte van specifieke
voedingsbestanddelen. Ten aanzien
van de behandeling worden door de fa-
culteit bepaalde adviezen gegeven.
Om na te gaan of er verschillen bestaan
tussen deze adviezen en hetgeen in de
praktijk gebeurt, werd een enquête ge-
houden onder 500 dierenartsen in
Nederland. Van de 317 retour ontvan-
gen fomiulieren werden er 299 aan een
statistisch onderzoek onderworpen.

Men maakte bij de evaluatie onder-
scheid tussen dierenartsen werkzaam
in een gemengde praktijk of in een
praktijk voor gezelschapsdieren en
voorts tussen oudere en jongere colle-
gae. Geïnformeerd werd naar de diag-
nosestelling (acuut of chronisch; aan-
doening van dunne of van dikke darm),
voedingsadviezen, rehydratie, het ge-
ven van antibiotica en/of corticosteroï-
den, cytostatica, adsorbentia, salazo-
sulfapyridine, loperamide en andere.

Geconcludeerd werd dat bij acute diar-
ree door jongere dierenartsen de advie-
zen van de faculteit worden opge-
volgd, ondermeer het minder geven
van antibiotica. Bij de behandeling van
chronische diarreeklachten bestaan er
wat de behandeling betreft nauwelijks
verschillen.

DE BEHANDELING VAN DIARREE
BIJ HONDEN DOOR DIERENARTSEN
IN NEDERLAND - EEN OVERZICHT

Koninklijke
Onderscheidingen

Gezien de veranderde berichtge-
ving in de Staatscourant hierom-
trent, kan het Secretariaat van de
KNMvD zich niet op die manier
op de hoogte stellen van uitge-
reikte koninklijke onderscheidin-
gen aan dierenartsen. Bent u ko-
ninklijk onderscheiden - of kent u
een dierenarts die onderscheiden
is - wilt u dit dan doorgeven aan
het Secretariaat, zodat dit gegeven
kan worden opgenomen in de le-
denadministratie en worden ver-
meld in het Tijdschrift voor Dier-
geneeskunde.

PAO-CURSUS MARKETING, ER IS NOG PLAATS!

Enthousiast worden voor de marketing
van uw praktijk met een groep voomit-
strevende collegae. Het kan op de
tweedaagse cursus van PAO-Dier-
geneeskunde. Er zijn nog enkele plaat-
sen beschikbaar. Leer dat het leuk is
om de sterke kanten van uw praktijk
verder uit te bouwen. En maak plannen
hoe u uw klanten kunt laten weten
waar u goed in bent. Sinds ook de vete-
rinaire markt concurrerender is gewor-
den doen dierenartsenpraktijken er
goed aan over hun marketingstrategie
na te denken. Deze PAO-cursus \'Mar-
keting\' maakt u enthousiast en helpt u
de koe bij de horens te vatten. Velen
van u zijn temghoudend als het gaat
over niet-praktijkgerichte onderwer-
pen, maar juist hier telt \'onbekend
maakt onbemind\'. Meer onderbouwde
kennis rondom marketing en manage-
ment maakt praktijkvoeren boeiender
en zorgt er voor dat gewijzigde code en
NMA geen bedreigingen maar uitda-
gingen zijn.

99/127 Module 1

Marketing in de Gezelschapsdieren-
praktijk 28/10/1999

99/128 Module II

Marketing in de Gezelschapsdieren-
praktijk 10/11/1999

99/503 Module I

Marketing voor Paardenpractici

28/10/1999

99504 Module II

Marketing voor Paardenpractici

10/11/1999

Boehringer Ingelheim Orthopedie-
dagen

Een aanrader voor alle gezelschaps-
dierenpractici.

Woensdag 10 november Apeldoorn
Donderdag 11 november Gorinchem
Vrijdag 12 november Amsterdam.

Aan de orde komen \'de knie\', \'de elle-
boog\' en \'de schouder\'. Een dagdeel
lang onderhouden de heren Meut-
stege, Breur en Theijse u over de di-
verse problemen rond het betreffende
gewricht, zowel bij de jonge als bij de
volwassen hond, tevens worden de ar-
ticulaire en peri-articulaire fracturen
behandeld.

Kunt u zich niet de hele dag vrij ma-
ken? Kom dan alle ochtenden, of alle
middagen of alle avonden naar de ver-
schillende locaties. Want het pro-
gramma zit zo in elkaar dat u ook zo
alle onderdelen kunt volgen! De drie
sprekers wisselen elkaar steeds af
waardoor het een levendig symposium
belooft te worden.

-ocr page 260-

flu nu I

H.F.J.M. VAN
HELVOÜRT

Geheel onverwachts overleed op vrij-
dag 5 maart 1999 in het Elisabeth zie-
kenhuis te Tilburg onze collega Harry
van Heivoort.

Harry werd op 15 december 1938 ge-
boren te Oirschot als vierde kind uit
een gezin van zeven kinderen. Hij
groeide op in Boxtel, waar zijn vader
burgemeester was. Daar volgde hij de
lagere school en drie klassen van de
HBS. De vakanties bracht hij veelal
door op de boerderij hij familie te
Heeswijk-Dinther. Zijn belangstelling
voor dieren en het platteland had hij
niet van vreemden, want zowel zijn va-
der als zijn moeder waren van boeren-
afkomst. Daarna bezocht hij de
Hogere Landbouwschool te Roermond
en na vervulling van de militaire
dienstplicht ging hij in 1959 dierge-
neeskunde studeren. Tijdens zijn stu-
die viel hij op door zijn kennis van za-
ken op agrarisch gebied en zijn
enthousiasme voor de diergeneeskun-
dige praktijk. In december 1965 be-
haalde hij het dierenarts-diploma en
vestigde zich in Moergestel, zijn ge-
boortestreek, in associatie met M.G.A.
Gloudemans. Hij trouwde in januari
1966 met Nel Carpay en uit dit huwe-
lijk werden twee zonen geboren.

Met hart en ziel was Harry practicus en
oefende hij de algemene praktijk uit.
Nel was daarbij zijn steun en toever-
laat, die altijd klaarstond om klanten te
woord te staan. Door uitbreiding en
schaalvergroting van de bedrijven was
de maatschap in 1976 uitgegroeid tot
een viermanspraktijk. Harry was onge-
compliceerd, eigenzinnig en rechtdoor
zee, hetgeen soms conflictsituaties op-
leverde, die wellicht vermeden hadden
kunnen worden. Zo volgde er een dis-
sociatie waardoor er hvee tweemans-
praktijken ontstonden. Anderzijds was
Harry ook een man die altijd voor je
klaarstond als het echt nodig was. Hij
verlangde van iedere medewerker min-
stens zoveel inzet voor de praktijk als
hij zelf had. Zeker niet in de laatste
plaats door zijn inzet groeide de maat-
schap weer uit tot een vijfmanspraktijk.
In de zeventiger jaren werd de inte-
resse hij Harry gewekt voor fertiliteit
paard. Hetzich hierin bekwamen vroeg
veel tijd en inspanning. Hij was ook een
van de eersten die nascholing op dit ge-
bied volgde en werd later een \'autori-
teit \' op het gebied van de paardenge-
neeskunde. Werkzaamheden op dit
gebied vulden zijn verdere arbeidzame
leven in de diergeneeskunde waarbij
hij ook kennis en ervaring overdroeg
aan maatschapsleden. Met de tijd mee-
gaan was voor Harry geen probleem,
mits het maar zinvol was en niet slechts
een modeverschijnsel, met de nodige
flauwekul omgeven. In 1989 werd een
nieuw praktijkpand in gebruik geno-
men, vooral gericht op de behandeling
van paarden. Tot aan zijn overlijden
was hij erkend FEI-dierenarts en be-
trokken bij meerdere internationale
concoursen in onder andere Den
Bosch, Eindhoven en Breda.

Naast zijn gezin en zijn werk had hij
een passie voor jagen, wellicht geërfd
van zijn vader. Hij was een groot en
een goed jager. Geen show maar be-
langstelling voor wild en wildstand.
Hij was al lang bezig met wildheheer
toen men van overheidswege deze
kreet nog moest uitvinden. Telkens op-
nieuw was je onder de indruk van zijn
kennis van het veld en van zijn perfecte
schot. De jacht was voor hem ook een
uitlaatklep voor de werkdruk van de
praktijk.

Het was een man die dicht bij de na-
tuur stond en dat ook na zijn actieve le-
ven als dierenarts bewees door bezig
te zijn met zijn boomkwekerij in
Spoordonk, een andere hobby waar-
mee hij de dagen vulde. Jammer dat hij
de \'bumkes\' niet tot volle wasdom
heeft zien komen.

Eén jaar nadat hij zijn nieuwe stek had
betrokken op zijn domein overleed hij,
veel te vroeg.

Het was, zoals zijn broer hem typeerde
tijdens de uitvaartdienst op zijn
Brabants:

ene aorige maar ene goeie mens.

N. W.F.A. Grimme
J.G.A. Slaats

-ocr page 261-

In Opwierde, een klein dorpje vlakbij
Appingedam, werd op 26 maart 1908
Jan Siert Reinders geboren. Zijn vader
was hier hoofd van een tweemans-
school. Jan groeide op in het wijdse
Groninger land, waar hij een onbe-
kommerde jeugd had.
Nadat hij de RHBS in Appingedam had
doorlopen, waarbij zijn aanleg voorde
exacte vakken opviel, ging Jan op 17-
jarige leeftijd naar Utrecht veeartse-
nijkunde studeren. Hij genoot van het
studentenleven en was lid van het
Corps en DIG. Hij studeerde af in de-
cember 1931.

Na een korte periode als waarnemer
nam de jonge veearts in 1932 de prak-
tijk in Appingedam over. Hij trouwde
met zijn jeugdvriendin Anna Eppinga
en uit hun huwelijk werden drie
kinderen geboren.

In de toen heersende economische cri-
sis was de start niet eenvoudig; zowel
veehouders als dierenartsen verdien-
den weinig, maar Jan had veel plezier
in zijn werk. Hij was practicus in hart
en nieren. Aan het eind van de dertiger
jaren trokken de prijzen aan en namen
de praktijkwerkzaamheden toe. Vooral
in het voorjaar was de praktijk, die uit
runderen, paarden en schapen be-
stond, erg druk. Jan had dan weinig
vrije tijd en weekenddiensten waren
onbekend.

In de bezettingstijd kv,\'am Jan in het
verzet terecht en in februari 1945 werd
hij bijna door de Duitsers opgepakt.
Nadat zijn huwelijk met Anna in 1945
was stukgelopen, hertrouwde Jan in
1946 met To Wolbers. Met haar en
haar twee kinderen verhuisde hij naar
Kollum, waar hij de praktijk van col-
lega J.M. Dijkstra had overgenomen.
Mede dankzij een sterk fysiek en gees-
telijk gestel en grote diagnostische en
chirurgische vaardigheden heeft hij
deze grote rundveepraktijk gedurende
tien jaar hoofdzakelijk alleen kunnen
voeren. Het behoeft geen nader betoog
dat voor studie weinig tijd overbleef.
Een gemis, dat voor deze wetenschap-
pelijk geïnteresseerde practicus onge-
twijfeld een belangrijke reden was om
in 1956 over te gaan naar de functie
van rundveespecialist bij de Gezond-
heidsdienst voor Dieren in Leeu-
warden. Zijn werkterrein omvatte met
name infectieziekten, veevoeding en de
daarmee verbonden stofwisselings-
stoomissen.

Zijn onderzoek naar het voorkomen en
de bestrijding van paratuberculose re-
sulteerde in 1963 in een proefschrift,
getiteld: \'Bestrijding van klinische pa-
ratuberculose bij runderen\'.
Daarnaast leidden tal van onderzoe-
ken tot publicaties.

JAN SIERT REINDERS

In het Tijdschrift voor Diergenees-
kunde verschenen van zijn hand, al of
niet in samenwerking met andere au-
teurs, artikelen over praktijkproeven
met middelen tegen leverbot, maag-,
darm- en longwormen. Verder betroj-
fen zijn publicaties onder andere:
Injectievloeistoffen ter behandeling
van paresis puerperalis, een aandoe-
ning bij lammeren, acetonemie, hypo-
magnesemie, tick borne fever, virus-
diarree, kwik- en loodvergiftiging.
Niet alleen door middel van publica-
ties, maar ook met voordrachten op
congressen en vergaderingen maakte
Jan anderen deelgenoot van zijn vete-
rinaire waarnemingen en kennis.
Naast zijn wetenschappelijke bijdra-
gen nam Jan ook actief deel aan het
diergeneeskundig organisatieleven.
Hij was lid van het Afdelingsbestuur
en later van het Hoofdbestuur van de
KNMvD.

Na zijn pensionering verhuisden Jan
en To naar Grouw. Hij had nu volop
tijd voor zijn hobby\'s. Jan was een
hartstochtelijk jager en visser.
Daarnaast wist hij veel van planten en
hx\'eekte vooral dahlia \'s.
In 1993 werd hij getroffen door een
herseninfarct; dit maakte opname in
een verpleeginrichting noodzakelijk.
Zijn laatste levensjaren waren moei-
lijk. Eerst verloren Jan en To hun
jongste zoon Siert en enige tijd later
kM\'am To te overlijden.
Tot het laatst van zijn leven behield
Jan belangstelling voorde diergenees-
kunde. Hij was er trots op dat naast
zijn zoon Jan ook zijn kleindochter
Lisan dierenarts is geworden.
Op 18 juli 1999 is hij overleden.
Bij de herdenkingsplechtigheid, die
aan de crematie vooraf ging, was de
kist bedekt met dahlia\'s van eigen
kweek.

Er is met Jan Siert Reinders een mar-
kante collega heengegaan.

J. Reinders
A. Osinga
D. Talsma

-ocr page 262-

NIEUWE VRIJSTELLINGSREGELING DIERGENEESMIDDELENWET

MEER THERAPEUTISCHE MOGELIJKHEDEN VOOR
PAPEGAAIEN EN KALKOENEN

Het heeft reeds in de kranten gestaan en ook dit Tijdschrift heeft er al mel-
ding van gemaakt: de overheid heeft het gat in de Diergeneesmiddelenwet
gedicht. De nieuwe Vrijstellingsregeling maakt het mogelijk ook papegaaien
en kalkoenen te behandelen met diergeneesmiddelen. Alhoewel duidelijk
met regels omkleed, is de toepassing van niet-geregistreerde diergeneesmid-
delen voor de kleine toepassingen (minor indications) en de kleine diersoor-
ten (minor species) niet langer verboden.

voor de volksgezondheid wordt te
groot geacht. Niettemin kunnen dieren-
artsen met de nieuwe Vrijstellings-
regeling ook bij paarden goed uit de
voeten.

Ondraaglijk lijden -> veterinaire noodzaak

De nieuwe Vrijstellingsregeling betreft
een uitbreiding van de Diergenees-
middelenwet. Tot voor kort was het ver-
boden een diergeneesmiddel te gebrui-
ken, indien het niet voor die diersoort en
die toepassing geregistreerd was (off la-
bel use). Ook het gebruik van humane
middelen was verboden. Alleen als een
dier in levensgevaar verkeerde, mocht
een middel worden toegepast in weerwil
van de registratiebeschikking (op basis
van de oude Vrijstellingsregeling). Al
heel lang maakt de diergeneeskundige
beroepsgroep melding van een \'gat in de
Diergeneesmiddelenwet\'; voor veel
diersoorten en toepassingen waren im-
mers geen middelen geregistreerd, sim-
pelweg omdat het registreren van een
bepaald middel voor een bepaalde toe-
passing met grote investeringen gepaard
gaat. Deze worden niet terugverdiend
als het middel nauwelijks wordt ge-
bruikt.

De overheid heeft gehoor gegeven aan
deze roep uit de praktijk en op basis
van Europese wetgeving de nieuwe
Vrijstellingsregeling ontworpen. Deze
regeling geeft de dierenarts de moge-
lijkheid dieren te behandelen met niet-

Levensgevaar -> ondraaglijk lijden

De nieuwe Vrijstellingsregeling geeft de
dierenarts de mogelijkheid één of enkele
dieren te behandelen met niet-voor-die-toe-
passing-geregistreerde diergeneesmiddelen
indien er sprake is van ondraaglijk lijden.

voor-die-toepassing-geregistreerde
diergeneesmiddelen in situaties waarin
sprake is van ondraaglijk lijden van
één of enkele dieren. Er zijn echter wel
strikte regels aan deze toepassing ver-
bonden. Zo zijn er wel degelijk beper-
kingen en meer administratieve ver-
plichtingen dan bij de toepassing van
geregistreerde diergeneesmiddelen

VETERINAIRE NOODZAAK
Waar de dierenarts voorheen alleen
van de registratiebeschikking mocht
afwijken als het dier in levensgevaar
verkeerde, mag hij nu niet-voor-die-
toepassing-geregistreerde middelen
gebruiken bij één of enkele dieren in-
dien sprake is van ondraaglijk lijden.
Voor niet-consumptiedieren is de re-
geling zelfs tijdelijk verruimd tot situ-
aties waarin sprake is van veterinaire
noodzaak. Ook voor bepaalde, aange-
wezen toepassingen bij consumptie-
dieren is de regeling verruimd tot vete-
rinaire noodzaak; namelijk in die
gevallen waarin de praktijk uitwees
dat de Diergeneesmiddelenwet tekort
schoot. Deze verruiming moet de pro-
blemen met minor species en minor in-
dications ondervangen.
Mag een dierenarts nu zomaar niet-ge-
registreerde middelen voorschrijven en
toepassen indien dat naar zijn of haar
mening noodzakelijk is? Nee, zeker
niet. Er zijn duidelijke regels gesteld en
er is daarbij onderscheid gemaakt tus-
sen gezelschapsdieren (niet-consump-
tiedieren) en consumptiedieren. Paar-
den overigens, worden gerekend tot de
consumptiedieren, omdat nog steeds
het gros van de paarden na overlijden
in de humane voedselketen terecht
komt. Pogingen om voor bepaalde
paarden een uitzondering hierop te be-
werkstelligen, zijn mislukt. Het risico

Door Sophie Deleu

Voor niet-consumptiedieren is \'ondraaglijk
lijden\' zelf tijdelijk verruimd tot \'veterinaire
noodzaak\'. Deze verruiming geldt bij con-
sumptiedieren alleen voor bepaalde, met
name genoemde toepassingen. Deze verrui-
ming ondervangt de problemen met de
kleine toepassingen.

GEZELSCHAPSDIEREN

Voor de gezelschapsdieren biedt de
Vrijstellingsregeling wat meer ruimte
dan voor de consumptiedieren. Dit is
ook logisch, omdat er bij de behande-
ling van gezelschapsdieren over het al-
gemeen geen gevaar is voor de volks-
gezondheid. Deze dieren komen
immers niet terecht in de humane
voedselketen.

Vroeger inocht de dierenarts in geval
van levensgevaar uitwijken naar niet-
voor-die-toepassing-geregistreerde
middelen. Dit is in de huidige regeling
veraiimd, maar bij keuze voor een
middel is conform de Europese regel-
geving een volgorde aangebracht. De
dierenarts moet een \'cascade\' volgen
bij het bepalen van zijn of haar keuze:

1. diergeneesmiddelen bij diersoorten
of indicaties die niet in de registra-
tiebeschikking staan vermeld

2. humane geneesmiddelen die door
de Wet op de Geneesmiddelenvoor-
ziening zijn toegestaan (alleen als er
geen diergeneesmiddel zoals om-
schreven onder 1 beschikbaar is)

3. magistraal bereide diergeneesmid-
delen (voor zover geen middel zoals
bedoeld in 1 en 2 beschikbaar zijn).

Beschikbaar duidt op middelen die ge-
registreerd zijn in Nederiand en voor-
handen zijn op de Nederlandse markt.
Overigens: handel of gebruik van niet-
in-Nederland-geregistreerde-midde-
len is verboden. Dit is ook niet begre-
pen onder het begrip \'magistrale
bereiding\'.

Deze beschreven \'cascade\' mag nu te-
vens voor de gezelschapsdieren worden

-ocr page 263-

gevolgd indien de dierenarts dit uit dier-
geneeskundig oogpunt noodzakelijk
acht. Net als in de oude regeling kleven
aan deze toepassingen extra administra-
tieve verplichtingen. Naast de verplich-
tingen krachtens de regeling Admini-
stratievoorschriften moet de dierenarts
volgens de Vrijstellingsregeling admi-
nistreren:

1. naam en registatienummer van het
middel

2. diersoort

3. aantal behandelde dieren

4. naam en adres van de eigenaar

5. indicatie

6. gebmikte hoeveelheid, dosering en
duur van de behandeling

7. datum waarop het middel wordt
toegepast

8. wachttermijn.

j\' ii • i i i i I

De Vrijstellingsregeling schrijft tevens
voor dat dierenartsen vóór 1 febmari
van elk jaar opgave doen van de door
hen in het voorafgaande jaar overeen-
komstig deze regeling toegepaste mid-
delen aan het Bureau Bijwerkingen
Diergeneesmiddelen,
in de nieuwe regeling is expliciet opge-
nomen dat de dierenarts de eigenaar
vooraf- bij voorkeur schriftelijk - dient
te infomieren over de toepassing van
middelen in afwijking van de in de re-
gistratiebeschikking vermelde toepas-
sing. Hij of zij dient zich er bovendien
van te vergewissen dat de eigenaar be-
seft dat er onbekende risico\'s zijn ver-
bonden aan de toepassing van deze
middelen. In feite bestond deze zorg-
vuldigheidseis al via de WUD. Naar
aanleiding van recente uitspraken van
het Tuchtcollege is deze eis ook opge-
nomen in de Vrijstellingsregeling.
Zowel de dierenarts als de apotheker
mag de middelen voor deze toepassin-
gen voorhanden hebben. De omvang
van de voorraad dient echter in rede-
lijke verhouding te staan tot het dieren-
bestand en het te verwachten aantal ge-
vallen.

Niet-consumptiedieren

Indien er geen geregistreerd diergeneesmid-
del beschikbaar is voor de - veterinair nood-
zakelijke - behandeling van een niet-con-
sumptiedier, mag de dierenarts een
niet-geregistreerd middel gebruiken. Hij/zij
moet wel de \'cascade\' volgen bij de keuze
van een geschikt middel en aan een aantal
extra administratieve verplichtingen vol-
doen. Ook moet de eigenaar vooraf op de
hoogte worden gesteld.

CONSUMPTIEDIEREN
Ook voor consumptiedieren geldt dat
de Vrijstellingsregeling de dierenarts
de mogelijkheid biedt van de registra-
tiebeschikking af te wijken indien er
sprake is van ondraaglijk lijden. De be-
schreven \'cascade\' dient ook hier ge-
volgd te worden.

Om te beginnen gelden er dan wel an-
dere wachttermijnen, maar dit was
reeds bekend van de oude regeling (28
dagen voor vlees van pluimvee en
zoogdieren inclusief vet en afval, ze-
ven dagen voor melk en eieren, 500
graaddagen voor visvlees of langer als
dat nodig is op basis van diergenees-
kundige inzichten).

Voor consumptiedieren geldt boven-
dien dat afwijken van de registratiebe-
schikking alleen is toegestaan voor
middelen die geregistreerd zijn voor
een ander consumptiedier. In enkele
gevallen kan het voorkomen dat er een
Europese MRL is bepaald voor een
stof, maar dat er geen diergeneesmid-
del met die werkzame stof is geregis-
treerd in Nederland. In dat geval kan
uitgeweken worden naar een humaan
middel met die werkzame stof of een
magistraal bereid middel.

Consumptiedieren 1: Ondraaglijk lijden

Een dierenarts mag één of enkele consump-
tiedieren behandelen met een niet-geregis-
treerd middel indien er sprake is ondraaglijk
lijden. Er dient van dit middel echter wel
een MRL te zijn bepaald. In de praktijk be-
tekent dit dat alleen diergeneesmiddelen
voor deze toepassing mogen worden ge-
bruikt (enkele uitzonderingen daargelaten).
De dierenarts dient bij dc keuze van een ge-
schikt middel de \'cascade\'tc volgen. Er gel-
den bovendien extra administratieve ver-
plichtingen en de verplichting om de
eigenaar/veehouder vooraf te informeren.

De Vrijstellingsregeling geldt in be-
ginsel alleen voor een of enkele dieren.
Daarnaast zijn voor een aantal noodza-
kelijke toepassingen een aantal midde-
len opgenomen in de zogenaamde
Bijlage. Diergeneesmiddelen worden
alleen opgenomen in de Bijlage:

• voor een periode van ten hoogste
vijfjaar (dit geeft voldoende tijd om
het middel ook voor die toepassing
te registreren - indien er grif gebmik
van wordt gemaakt - of om alterna-
tieven te zoeken voor die toepas-
sing)

• voor zover deze middelen voor eni-
gerlei toepassing zijn geregistreerd
als diergeneesmiddel of humaan
middel (magistrale bereiding is uit-
gesloten)

• voor zover het toepassing bij mnde-
ren, varkens of kippen betreft, voor
toepassing bij incidenteel voorko-
mende indicaties.
Ook voor consumptiedieren gelden na-
tuurlijk de administratieve verplichtin-
gen zoals genoemd in de Dierge-
neesmiddelenwet en de voorwaarde van
melding aan Bureau Bijwerkingen Dier-
geneesmiddelen voor 1 febmari, zoals
genoemd onder \'gezelschapsdieren\'.
Ook bij veehouders heeft de dierenarts
de meldingsplicht dat het hier om een
niet-geregistreerde toepassing gaat.

Consumptiedieren 2: veterinaire noodzaak

Een dierenarts mag in nader bepaalde geval-
len één of enkele consumptiedieren behan-
delen met een niet-geregistreerd diergenees-
middel, indien hij/zij dit uit diergenees-
kundig oogpunt noodzakelijk acht. De
werkzame stoffen van middelen die voor
deze nader bepaalde toepassingen (ook kop-
pclbchandelingen) in aanmerking komen,
zijn opgenomen in de Bijlage.
In alle gevallen gelden de extra administra-
tieve verplichtingen en de meldingsplicht
aan de eigenaar.

1 Iet feit dat de regeling geldt voor de be-
handeling van één of enkele dieren, be-
tekent overigens niet dat koppelbehan-
deling onder dit regiem nooit mogelijk
is. Indien een bepaalde aandoening bij
alle samengehouden dieren voorkomt,
óf het onmogelijk is onderscheid te ma-
ken tussen wel en niet-zieke dieren bin-
nen een groep, mag de gehele groep
worden behandeld. Belangrijk is echter
dat de diagnose is gesteld en dat behan-
deling van alle dieren noodzakelijk is
om ondraaglijk lijden te voorkomen.
(Let op: het gaat hier om ondraaglijk lij-
den en niet om veterinaire noodzaak!)
Het uitgangspunt is dat gezonde dieren
niet nodeloos worden behandeld. Het
routinematig toepassen van niet-geregi-
streerde diergeneesmiddelen is dus ver-
boden.

ACHTERGRONDEN
De toelichting is zoals gebmikelijk
langer dan de regeling zelf Deze gaat
in op de achtergronden van de Vrijstel-
lingsregeling. Benadmkt wordt dat er
met de Vrijstellingsregeling alternatie-
ven voorhanden zijn om dieren te be-
handelen en dat misbmik niet meer
kan worden verantwoord met een be-

-ocr page 264-

roep op de diergezondheid. Het ille-
gaal gebruik is immers volstrekt over-
bodig geworden. Uitgangspunt zijn
echter niet de sancties, maar de kansen
voor een verantwoord diergeneesmid-
delengebruik en voor gezonde dieren
en producten.

De regeling biedt bescherming aan
goedwillende dierenartsen en fabrikan-
ten van diergeneesmiddelen en zal de
prikkel om te registreren vergroten.
Het probleem van geringe beschikbaar-
heid zal echter alleen worden opgelost
als alle partijen hun verantwoordelijk-
heid nemen en alleen geregistreerde
diergeneesmiddelen gebruiken.

Tussenkomst dierenarts

Omdat een middel dat op grond van de
Vrijstellingsregeling moet worden
toegepast per definitie niet is beoor-
deeld op de gevaren voor de volksge-
zondheid, is de tussenkomst van de
dierenarts vereist. Voor die tussen-
komst gelden extra zware zorgvuldig-
heidscriteria. Daarbij rust op de die-
renarts een zware verantwoorde-
lijkheid met betrekking tot diagnose,
keuze van het middel, nabehandeling,
evaluatie, verslaglegging en informa-
tie. Alle middelen die onder het regiem
van de regeling worden toegepast zijn
dus per definitie géén vrije middelen.
Een zorgvuldig werkende dierenarts
moet deze diergeneesmiddelen in be-
ginsel aanmerken als door hem of haar
zelf toe te passen. Of een dergelijk
middel ook door de veehouder of de ei-
genaar mag worden toegepast, moet de
dierenarts zelf gemotiveerd vaststellen
op basis van de Kanalisatieregeling.

Bijlage

Wordt een middel onder het regiem
van de Vrijstellingregeling toegepast
bij voedselproducerende dieren, waar-
onder paarden, dan dient de werkzame
stof van het middel voor te komen in
voor-voedselproducerende-dieren-ge-
registreerde diergeneesmiddelen, of te
zijn geplaatst op bijlage 1, II, of II van
de Verordening (EEG) nr. 2377/90.
Dat wil namelijk zeggen dat de stof
reeds is geëvalueerd in verband met
mogelijke risico\'s voor de volksge-
zondheid. Om een voorbeeld te noe-
men: er mogen bij kalkoenen wel mid-
delen worden toegepast die zijn
geregistreerd voor de kip, maar geen
middelen die alleen zijn geregistreerd
voor toepassing bij de hond. Voor de
registratie voor de laatste toepassing is
immers geen MRL (Maximale Residu
Limiet) vastgesteld.

In de Bijlage voor consumptiedieren zijn
per diersoort werkzame stoffen vermeld met
de indicaties waarvoor en de dosering
waarin zij mogen worden toegepast, als-
mede de bijbehorende wachttermijn.

De in de Bijlage opgenomen lijst is ge-
baseerd op een inventarisatie van het
gebruik van niet-geregistreerde dier-
geneesmiddelen in de (pluim)veehou-
derij. De middelen en indicaties zijn
besproken met de Diergeneesmiddelen
Advies Commissie (DAC) van de
KNMvD. Natuurlijk wordt de lijst
voortdurend aangepast aan de omstan-
digheden. Wordt een middel bijvoor-
beeld voor een bepaalde toepassing
geregistreerd, dan is gebruik van niet-
geregistreerde middelen voor die toe-
passing niet langer aan de orde.
Stoffen die niet opgenomen zijn in de
Bijlage, zijn door deskundigen als
niet-veterinair-noodzakel ij k beoor-
deeld. Gezamenlijk met de geregis-
treerde diergeneesmiddelen vormen de
middelen in de Bijlage een adequaat
pakket. Alleen in heel uitzonderlijke
gevallen en situaties van ondraaglijk
lijden kan nog een beroep gedaan wor-
den op de \'cascade\'.
Dit houdt in dat alleen geregistreerde
diergeneesmiddelen in aanmerking
kunnen komen voor niet-geregis-
treerde toepassing bij voedselproduce-
rende dieren. Voor de duidelijkheid:
het gebruik van humane middelen en
magistraal bereide middelen bijvoor-
beeld is bij consumptiedieren alleen
toegestaan als er voor de werkzame
stof in het middel een Europese MRL
is vastgesteld. In de praktijk zullen er
weinig stoffen zijn waarvoor een MRL
is vastgesteld, terwijl geen fabrikant
een middel op basis van deze stof heeft
geregistreerd voor de Nederlandse
markt. Een enkel voorbeeld is te vin-
den bij paarden. In dat geval kunnen
humane preparaten toegepast worden.
Informatie hierover kan ingewonnen
worden bij de Veterinaire Apotheek
van de Faculteit. Bij gezelschapsdie-
ren is het gebruik van humane midde-
len wel toegestaan.

Samen met de geregistreerde diergenees-
middelen vormen de middelen met hun toe-
passingen die zijn opgenomen in de Bijlage,
een adequaat pakket voor de behandeling
van consumptiedieren. Alleen bij hoge uit-
zondering en uitsluitend bij ondraaglijk lij-
den kan nog een beroep worden gedaan op
de \'cascade\'.

Dit moet onder meer tot gevolg hebben
dat het voor fabrikanten interessant
wordt deze middelen voor deze toe-
passingen te registreren, omdat het ge-
bruik ervan zich concentreert. Maar
ook kan de controle op illegaal gebruik
effectiever plaatsvinden, waardoor
marktordening plaatsvindt. De far-
maceutische industrie zal hierdoor tot
registratie overgaan, of er wordt een
alternatief gevonden voor die toepas-
sing.

Men heeft gekozen voor de vennel-
ding in de bijlage van werkzame stof-
fen in plaats van met name genoemde
geregistreerde diergeneesmiddelen,
omdat er anders mogelijk onderscheid
zou ontstaan tussen wel- en niet-ge-
noemde middelen met dezelfde werk-
zame stof Nu is het wel even puzzelen
welke middelen zijn toegestaan voor
gebruik onder de Vrijstellingsregeling.
Er wordt echter een help desk ingericht
door het ministerie van LNV, en ook
de KNMvD zal zich inspannen voor de
publicatie van een lijst met namen van
toegestane diergeneesmiddelen voor
bepaalde toepassingen op basis van de
Vrijstellingsregeling.

GOED NIEUWS

Het van kracht worden van dc Vrij-
stellingsregeling is dus goed nieuws. De
dierenarts hoeft zich niet langer in aller-
lei bochten te wringen om een dier of
een ziekte te kunnen behandelen waar-
voor geen of maar weinig middelen zijn
geregistreerd. Dat hiervoor duidelijke
spelregels zijn gesteld is logisch, het is
immers niet de bedoeling dat de regeling
wordt gebruikt als vrijbrief om de
Diergeneesmiddelenwet te omzeilen.
Zeker niet gezien het feit dat op de die-
renarts een zware professionele verant-
woordelijkheid rust bij de toepassing
van (dier)geneesmiddelen. Dat er extra
zorgvuldigheidscriteria in acht moeten
worden genomen, zal iedere dierenarts
echter graag overhebben voor meer
ruimte bij de therapiekeuze.

Alhoewel de Vrijstellingsregeling reeds
ruime aandacht heeft gekregen in de
pers, is de regeling ten tijde van het ter
perse dragen van dit artikel nog niet van
kracht. De vem\'achting is echter dat pu-
blicatie van de Vrijstellingsregeling in
de Staatscourant zal plaatsvinden,
voordat dit artikel wordt gepubliceerd.
Het ministerie van LNV heeft overigens
toegezegd een duidelijke folder te zullen
samenstellen over de Vrijstellings-
regeling, die zal worden ingelegd bij het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde.

-ocr page 265-

Prof. dr. Erik Gruys (Hoofdafdeling
Pathologie, Utrecht) benadert de moder-
nisering van de keuring via bloedonder-
zoek, het algemeen kader en toegespitst
op verklikkers van afwijkingen.
Het pathologisch-anatomische systeem
van keuren van slachtdieren heeft circa
een eeuw zijn dienst bewezen. Dieren
zijn door technologische mogelijkheden
in de dierhouderij gezonder geworden
en er is een verschuiving van keuring
naar 1KB. In bloedmonsters kan men
echter meer bepalen, zoals bijvoorbeeld
antilichamen tegen diverse zoönotisch
belangrijke ziekteverwekkers, toege-
diende medicijnen en groeibevorderaars
en verklikkers van ziekte in het dier. De
mogelijkheden van praktische toepas-
sing bij de keuring worden vooral be-
paald door de snelheid van het testsys-
teem en de mate van mondiale accep-
tatie van deze methodologie.

Ir. Willem Haasnoot (RIKILT, Wa-
geningen) belicht de modemisering van
de keuring met betrekking tot het aanto-
nen van residuen van
Sulfonamiden.
Sulfonamiden worden gebruikt om
zieke landbouwhuisdieren te behande-
len en om ziekten te voorkomen. Om de
consument te beschermen zijn maxi-
male residu limieten (MRL\'s) voor sul-
fanomiden in eetbare producten vastge-
steld (20 - 100 (g/g). Nieuwe ontwik-
kelingen binnen Nederland en de EU
richten zich op het testen bij de bron. In
plaats van het monster naar het laborato-
rium te brengen, wordt het laboratorium
naar het monster gebracht. Dit vereist
een vereenvoudiging en versnelling van
de testprocedure. Bij dit onderzoek ne-
men op immunochemie gebaseerde tes-
ten (ELlSA\'s, striptesten en biosen-
soren) een belangrijke plaats in. Onder
het motto \'Een blik in de toekomst\'
wordt een overzicht gegeven van deze
recente ontwikkelingen.

Op zaterdag 20 november 1999 organiseert de Groep Gezondheids- en
Kwaliteitszorg (GKZ) in het Androclusgebouw (hoofdgebouw) van de
Faculteit der Diergeneeskunde de studiebijeenkomst \'Meetmethoden ter mo-
dernisering van de keuring van varkens\'. De ontvangst is om 9.30 uur. \'s
Morgens is er een interessant programma van sprekers, dat om 10.00 uur be-
gint. Voor geïnteresseerden is er na de lunch een middagprogramma gericht
op dagelijkse bevindingen in de slachtlijn. Dit begint om 14.00 uur en wordt
verzorgd door RVV-medewerkers.

GKZ STUDIEBIJEENKOMST

\'MEETMETHODEN TER MODERNISERING VAN DE
KEURING VAN VARKENS\'

Drs. Manon Swanenburg (ID-Lelystad
en Hoofdafdeling VDO, Utrecht) belicht
salmonella bij vleesvarkens.
De oorzaak van salmonellabesmetting
van varkensvlees kan liggen op de boer-
derij, besmetting tijdens transport, in de
wachtruimte op de slachterij, of tijdens
het slachtproces. Om de belangrijkste
besmettingsbronnen in de varkens-pro-
ductieketen te achterhalen werden expe-
rimenten uitgevoerd op twee varkens-
slachterijen. Op basis van genotypering
van de geïsoleerde salmonella-stammen
kon de oorsprong van salmonella op het
vlees in een groot aantal gevallen wor-
den getraceerd in de keten. Tijdens de
presentatie zal worden ingegaan op de
mogelijke maatregelen om de salmonel-
labesmetting van varkensvlees te ver-
minderen. Hiervoor is het belangrijk de
salmonella-status van een koppel var-
kens of varkensbedrijf te kennen. Dit
kan worden bereikt door het screenen
van vleesvarkens in de slachterij (antili-
chamen). Varkens van salmonella-nega-
tieve bedrijven kunnen dan, middels een
systeem van logistiek slachten, apart
worden geslacht.

Prof dr. Rob Meloen (ID-Lelystad) be-
licht het Multi-analyse Systeem (MAS)
voor het tegelijkertijd meten met immu-
nochemische detectiemethoden van di-
verse variabelen in vers bloed en vlees-
vocht.

Binnen ID-Lelystad is een apparaat ont-
wikkeld om gebaseerd op de ELISA-
techniek en met gebruik van monoclo-
nale antilichamen circa 25 variabelen
(variërend van antilichamen tegen var-
kenspest en blaasjesziekte tot de aanwe-
zigheid van Sulfonamiden en titers van
acute eiwitten) in een kort tijdbestek te
meten. Het apparaat is na de weten-
schappelijke voorbereidingen door een
finna voorzien van een praktisch toepas-
baar design en in een lokale slachterij
getest voor een aantal variabelen.

Naar aanleiding van de voordrachten zal
\'RVV-commentaar\' worden gegeven
door dr. ir. Luuk van Duyn, stafmede-
werker belast met het onderwerp \'Mo-
demisering van de Keuring\'.
De entree is voor leden van de VBvK en
de Groep GKZ gratis, voor niet-leden
bedragen de kosten f 10,
-Je voldoen bij
binnenkomst.

Aanmelding via het secretariaat van de
VBvK: Jacoha van Beierenstraat 58,
3132 JR Vlaardingen. Telefoon: OIO -
4602757 (privé), fax: 010 - 4294593,
e-mail: J. Wielaart@rvv.agro.nl
U wordt vriendelijk verzocht hij uw aan-
melding aan te geven ofu lid bent van de
Groep GKZ/VBvK.

NIEUWE BUREAUMEDEWERKER COÖRDINATIE-
CENTRUM ERKENDE DIERENARTSEN

Mevrouw Marije Bakker werkt sinds 1 september 1999 bij de
KNMvD als bureaumedewerker Coördinatiecentmm Erkende
Dierenartsen. Hiervoor was zij bijna negen jaar werkzaam bij de
ECABO, een landelijk orgaan beroepsonderwijs. ECABO is verant-
woordelijk voor de eindtermen en praktijkleerplaatsen voor opleidingen in het leer-
lingwezen met betrekking tot de ESB-sector (Economisch, Sociaal-juridisch en
Beveiliging). Het laatste jaar werkte mevrouw Bakker als management-assistente op
de Exameninstelling van ECABO. Deze instelling houdt zich bezig met het legitime-
ren van toetsen en examenprocedures op onderwijsinstellingen. Om dit op een ver-
antwoorde manier te kunnen doen is er eerst gewerkt aan een intern kwaliteitszorg-
systeem. Mevrouw Bakker hoopt de aldus opgedane ervaring te kunnen benutten bij
het opzetten van het Coördinatiecentmm Erkende Dierenartsen.

-ocr page 266-

Voorzitter: W. Back.
Secretaris: P.W.C.M. van Oijen,
Eindje9,5715PKLierop.
Ledenadministratie: Mevr. J. van Velt-
huizen, KNMvD.

Op het internet: www.groeppaard.nl

Wat zijn de doelstellingen van uw
Groep?

Groep Geneeskunde van het Paard heeft
twee doelstellingen die elkaar overlap-
pen, te weten

- het behartigen van de belangen van
de paardendierenarts en

- het op een hoger plan brengen van
de gezondheidszorg van het paard.

Welke flnanciële bijdrage vraagt u
van een lid?

We hebben een gedifferentieerde con-
tributie, waarbij we rekening houden
met de professionele status van onze
leden:

- Student-leden: 60 gulden.

- ClO-leden: 60 gulden.

- Praktiserende dierenartsen: 135 gul-
den.

- Rustend dierenartsen: 40 gulden.

Waarom zou een KNMvD-Iid ook
nog eens lid moeten zijn van Groep
Geneeskunde van het Paard?

De KNMvD als zodanig ontplooit rela-
tief weinig activiteiten rechtstreeks ten
behoeve van de paardendiergenees-
kunde. Dat doet Groep Geneeskunde
van het Paard uitgebreid en intensief

EEN BESTUURSVERGADERING

De vergadering kent 18 agendapunten,
waarvan één ook nog eens onderver-
deeld in zeven subpunten. Groep Ge-
neeskunde van het Paard (Groep Paard)
lijkt een actieve club mensen. Dat blijkt
ook uit de onderwerpen van gesprek tij-
dens deze bestuursbijeenkomst.

Serie: De Groepen

Binnen de KNMvD zijn tien Groepen actief, ieder met een eigen veterinair-
vaktechnisch deelgebied. Tientallen enthousiaste collega \'s besteden veel -
vrije - tijd om de doelstellingen van deze groepen te dienen. De serie De
Groepen geeft verslagen van een bestuursvergadering van elke Groep, met
als doel een beeld te geven van de alledaagse bezigheden binnen de respec-
tievelijke Groepen. Elk verslag start met een drietal algemene vragen aan de
voorzitter van de Groep.

jf GROEP GENEESKUNDE VAN HET PAARD

GROEP GENEESKUNDE VAN HET PAARD

Ook de hoge organisatiegraad valt op.
Groep Paard heeft op dit moment ze-
ven commissies, die zich inzetten voor
deelgebieden binnen de doelstellin-
gen. Tijdens de vergadering notuleert
een medewerkster van de KNMvD,
waardoor de secretaris zijn handen vrij
heeft om actief mee te vergaderen.
Groep Paard heeft een eigen website
op intemet, met een actieve discussie-
groep. Dezelfde KNMvD-medewerk-
ster beheert deze site en zorgt dat alle
informatie compleet, foutloos en actu-
eel blijft. Tijdens de vergadering bena-
drukt het bestuur dat alle informatie op
twee manieren beschikbaar dient te
zijn voor de leden, via het Tijdschrift
voor Diergeneeskunde en via de web-
site. Ook krijgt ieder lid natuurlijk af
en toe post, zoals binnenkort een dikke
envelop met informatie over de agen-
dapunten van de aanstaande ledenver-
gadering van 8 oktober.
De bestuursvergadering begint met de
mededeling dat aansluitend nog een
vergadering plaatsvindt, van Groep
Paard met de werkgroep Erkenning
Paardendierenartsen en de Keurings-
commissie. Het betreft een overleg over
het instellen van een kwaliteitssysteem
van Erkende Paardendierenartsen en
over een erkenning voor Keurings-
dierenartsen. Geen vleeskeuring, maar
levende keuring van paarden voor bij-
voorbeeld opname in een verzekering.
Deze beide onderwerpen houden de be-
stuurlijk actieve paardendierenartsen
sterk bezig, zo blijkt ook uit het gesprek
tijdens deze vergadering.
De eerste agendapunten betreffen ver-
slagen van vorige vergaderingen en
mededelingen. Bij de notulen van de
vorige bestuursvergadering staat een
actiepuntenlijst, met de naam van het
bestuurslid dat de actie zou onderne-
men. Er is veel actie ondemomen.

Een verkorte opsomming. De samen-
werking en uitwisseling van informatie
met het Hoofdbestuur van de KNMvD
komt aan de orde. Groep Paard, Groep
Geneeskunde Gezelschapsdieren en
Groep Veterinaire Specialisten hebben
één gezamenlijke vertegenwoordiger.
Hoe hou je op een werkbare manier op-
timaal contact met deze persoon? Ge-
ëuthanaseerde paarden lijken volgens de
letter der wet chemisch afval te zijn en
zouden wellicht verbrand moeten wor-
den. De praktijk is hier nog niet aan toe.
En wat moet je vervolgens doen met
geëuthanaseerde varkens? En met ge-
storven dieren die nog in een wachttijd
zitten vanwege verstrekking van een
diergeneesmiddel? Ook de mededelin-
gen geven interessante gesprekstof en
actiepunten, zoals een boekje over oste-
ochondrose dat de KWPN graag wil
verspreiden en hoe breng je interessante
congressen onder de aandacht van de le-
den?

De vergadering verloopt geconcen-
treerd en gedisciplineerd, hetgeen niet
anders kan bij zoveel onderwerpen en
aandachtspunten. Punt 5 is hiervan een
voorbeeld, de commissies. Er blijken
zeven commissie te bestaan onder het
bestuur van Groep Paard. De doelstel-
lingen van elke commissie zijn niet al-
tijd rechtstreeks af te leiden uit de naam.
Wat de Automatiseringscommissie en
de Lustmmcommissie doen lijkt duide-
lijk. De Diergeneesmiddelencommissie
houdt zich bezig met het probleem van
de beperkte beschikbaarheid van gere-
gistreerde diergeneesmiddelen voor het
paard. Intensief speurwerk en overleg
met beleidsvoorbereiders en beleidsbe-
palers leveren waarschijnlijk op korte
termijn een uitbreiding van het arsenaal
van toegelaten paarden-diergeneesmid-
delen. Later in de vergadering praat het
bestuur elkaar bij over de mogelijkheid

-ocr page 267-

om het paard niet als slachtdier in de
wet te vermelden, maar als gezel-
schapsdier. Dit ook in verband met de
beschikbaarheid van diergeneesmidde-
len. Na twee maanden wachttijd zou
een behandeld paard eventueel toch ge-
slacht mogen worden. Groep Paard wil
dat de KNMvD dit standpunt over-
neemt. Er blijkt ook een grote Europese
lobby te bestaan voor dit standpunt.
De Immunisatiecommissie blijkt een
nieuwe ster aan het firmament. Deze
zorgvuldig samengestelde groep die-
renartsen stelt zich ten doel onderzoek
op het gebied van infectieziekten bij het
paard in Nederland aan te zwengelen en
richting te geven. De Voortplantings-
commissie doet hetzelfde, maar dan op
het gebied van - u raadt het al - fertiliteit
en vennenigvuldiging. Deze commis-
sie hoopt binnenkort de bevindingen en
aanbevelingen van het onderzoek naar
het risico van rectumperforaties tijdens
rectaal exploreren te presenteren. Dan
is er nog de Keuringscommissie, ook
wel Werkgroep Keuring Paard geheten.
De collega\'s in deze commissie denken
diep na over het instituut van Keurings-
dierenarts. En tenslotte de PR-commis-
sie, die zich bezighoudt met het vergro-
ten van de bekendheid van Groep
Paard, het uitdragen van kwalitatieve
diergeneeskunde en te zijner tijd met de
publiciteit rondom de Erkende Paar-
dendierenarts. Het bestuur heeft overi-
gens sinds kort ook een extra bestuurs-
lid, met als portefeuille PR. Zij is reeds
dmk bezig met een nieuw logo, dat het
symbool moet worden voor de Erkende
Paardendierenarts.

Ook het chippen van paarden door die-
renartsen komt ter tafel. Hierover heb-
ben de diverse paardensport- en fokke-
rijorganisaties nog geen universeel
standpunt. Het bestuur oefent druk uit
om dit tot stand te laten komen, waar-
bij het standpunt is dat elk paard ge-
chipt zou moeten zijn en dat dierenart-
sen uitermate geschikt zijn om deze
handeling en de administratieve af-
wikkeling te verrichten. \'Moeten we
op ons keuringsfonnulier niet ook het
chipnummer verplicht laten invullen?\'
Tijdens het bespreken van de agenda
voor de aanstaande ledenvergadering,
stelt het bestuur dat ze graag van elke
commissie een soort beleidsplan wil.
Dit vormt een goed hulpmiddel bij de
waarborging van de dynamiek en het
rendement. Directe consequentie is dat
we zelf ook ons beleidsplan op papier
moeten zetten, reageert een bestuurs-
lid. Het blijkt inderdaad ook de bedoe-
ling dat het bestuur dit gaat doen, met
z\'n allen in \'een hutje op de hei.\'
Tijdens de rondvraag blijkt Afdeling
Gelderland een bestuurslid te hebben
uitgenodigd, om tijdens een ledenver-
gadering Groep Paard te presenteren.
Ook de andere groepen geven dan acte
de présence. \'Wat een goed idee\',
klinkt het.

Tijdens deze vergadering bleek duide-
lijk dat Groep Paard actief probeert om
haar eindeloze doelstellingen te ver-
wezenlijken. Dankzij de grote vrijwil-
lige inzet van veel collega\'s en dankzij
een actief sponsorbeleid slagen zij erin
veel te doen voor weinig geld.

Jan Hulsen

OVERZICHT VRAAG EN AANBOD VACATUREBANK APRIL-JUNI

AANBQD

Van de 86 dierenartsen die in juni in-
geschreven stonden voor een fulltime
baan, zocht 63 procent een functie in
de gezelschapsdierenpraktijk en 37
procent in de gemengde of land-
bouwhuisdierenpraktijk.
De groep dierenartsen, ingeschreven
bij de Vacaturebank, die op zoek is
naar parttime werk, is in het tweede
kwartaal van 1999 iets groter gewor-
den (van 79 dierenartsen in april naar
82 in juni). Het grootste deel is op
zoek naar een baan in de gezel-
schapsdierenpraktijk (80 procent);
20 procent zoekt werk in de ge-
mengde of de landbouwhuisdieren-
praktijk. Het aantal vrouwen is in
deze groep veel groter dan het aantal
mannen; 96 procent van de groep be-
staat uit vrouwelijke dierenartsen.
Het aantal dierenartsen dat een andere
baan in de praktijk zoekt en dus op ter-
mijn beschikbaar is vanwege de op-
zegtermijn, is in de maanden april tot
en met juni toegenomen (van 61 die-
renartsen in april naar 67 in juni). Van
deze dierenartsen zocht 72 procent op
termijn een functie in een gemengde
of landbouwhuisdierenpraktijk en 28
procent in een gezelschapsdierenprak-
tijk.

Bij de Vacaturebank staan tevens die-
renartsen ingeschreven die werk zoe-
ken buiten de praktijk. Hiermee wordt
bedoeld werk in het bedrijfsleven, bij
de overheid of bij onderzoeksinstitu-
ten. Het aantal dierenartsen dat hier-
voor ingeschreven staat is in het tweede
kwartaal vrijwel gelijk gebleven; in
april waren dit er 46 en in juni 48.

ln het tweede kwartaal van 1999 zijn 33 diergeneeskundig studenten afgestu-
deerd. In deze periode was er sprake van een toename van het aantal dieren-
artsen dat per direct op zoek was naar fulltime werk (in april waren dit er 81
en in juni 86). In datzelfde kwartaal zijn er bij de Vacaturebank 11 banen in
gezelschapsdierenpraktijken aangeboden (waarvan vijf parttime), tien banen
in gemengde of landbouwhuisdierenpraktijken (waarvan één parttime) en
één baan buiten de praktijk.

Door Corine van Kalles

VRAAG

In het tweede kwartaal van 1999 zijn er
bij de Vacaturebank gemiddeld 26 aan-
vragen per maand binnengekomen voor
waamemingen in gezelschapsdieren-
praktijken en 12 aanvragen per maand
voor waamemingen in gemengde of
landbouwhuisdierenpraktijken.
Van de vaste banen zijn inmiddels ze-
ven banen in gezelschapsdierenprak-
tijken ingevuld; zes door vrouwelijke
dierenartsen en één door een manne-
lijke dierenarts. Daamaast zijn zes ba-
nen in gemengde of landbouwhuisdie-
renpraktijken ingevuld; vijf door
mannelijke dierenartsen en één door
een vrouwelijke dierenarts. Een baan
buiten de praktijk is ingevuld door een
vrouwelijke dierenarts.

Voor meer informatie of diensten van de
Vacaturebank: Corine van Kalles,
Bureau KNMvD. telefoon: 030-2510111
(e-mail: vacaturebank@knmvd.nl)

-ocr page 268-

NCI en KNMvD zijn tevreden over het
aantal leden dat zich reeds heeft opgege-
ven: vijftionderd sinds 1 augusUis 1999.
De vijfhonderdste dierenarts heeft een
bloemetje ontvangen. En ook de dui-
zendste aanmelder zal worden gefêteerd.
Het is de bedoeling dat het intemet een
belangrijke plaats gaat innemen in de
communicatie van de KNMvD. Zeker in
geval van een calamiteit, zoals de uit-
braak van een mogelijk besmettelijke
ziekte, voldoet geen van de andere com-
municatiemiddelen zo goed als een ei-
gen intemetpagina. Voorwaarde hier-
voor is wel dat de pagina up to date
wordt gehouden. De webmaster spant
zich hiervoor in. Zo wordt in elk geval
dagelijks het veterinair-relevante nieuws
uit de kranten op het intemet geplaatst.
Dit wordt erg gewaardeerd, zo conclu-
deert het Secretariaat van de KNMvD uit
de vele reacties op deze mbriek.

I m m>

VIJFHONDERDSTE DIERENARTS BEZOEKT KNMVD-SITE

De website van de KNMvD wordt goed bezoclit. Recent zocht de vijfhonderd-
ste dierenarts toegang tot de internetpagina van de vereniging. Leden die toe-
gang willen hebben tot het gesloten gedeelte van de KNMvD-site, dienen zich
door middel van een e-mailbericht te melden bij de webmaster, mevrouw C.
van Kalles. Zij voorziet de leden van een registratienummer en de benodigde
informatie om het gesloten deel te kunnen bereiken.

VEEHOUDER EN DIERENARTS BRENGT SERIE OVER
ERFELIJKE GEBREKEN

Enkele erfelijke afwijkingen bij het
schaap, dr. P. Vellema

Dierenarts Vellema doet enige basis er-
felijkheidsleer uit de doeken en gaat
vervolgens in op specifieke erfelijke
ziekten die bij schapen voorkomen. Zo
wordt erfelijke blindheid (microphthal-
mie) behandeld, een vorm van blind-
heid die waarschijnlijk alleen bij de
Texelaar en kmisingen met de Texelaar
voorkomt. Bij deze aandoening wor-
den lammetjes met kleine, afwijkende
oogjes geboren. Verder komen aan de
orde: entropion (naar binnen kmllend
ooglid), varkens- of snoekbek (bra-
chygnathie), het ontbreken van de
darmuitgang (atresi ani), het ontbreken
van delen van de opperhuid (epithelio-
genesis imperfecta neonatomm) en
een skeletdefect (osteopetrose).

Neosporaverwerpers op rundveebe-
drijven, mevrouw dr. T. van Werven

Meestal wordt er geen oorzaak gevon-
den wanneer een koe verworpen heeft.
Sinds neospora in 1989 ontdekt is,
blijkt inmiddels bij 15 tot 20 procent
van de verworpen vmchten die voor
onderzoek worden ingestuurd, neo-
spora de boosdoener te zijn. Van
Werven bespreekt welke consequen-
ties dit heeft voor de koe die verworpen
heeft en wat te doen met de rest van de
koppel.

\'Nieuwe carrière\' trekpaard, A.
Wijnstra

Voor Veehouder en Dierenarts inter-
viewde joumalist Wijnstra dierenarts
Pol van de Vijver over zijn grote liefde
het trekpaard. Met dit machtig mooie
dier wordt tijdens evenementen en der-
gelijke steeds meer de show gestolen.

Wegkwijnziekte bij biggen, drs. J.
Bakker

Een nieuwe ziekte onder varkens, u las
er al eerder over in dit Tijdschrift.
Postweaning Multisystemic Wasting
Syndrome (PMWS) ofwel \'wegkwijn-
ziekte\'. De oorzaak zou een vims - het
Porcine Circo Vims (PCV) - zijn.
Dierenarts Bakker behandelt de ver-
schijnselen en de diagnose (de ziekte is
moeilijk vast te stellen). Een therapie is
vooralsnog nog niet voorhanden.
Bakker adviseert de normale hygiëni-
sche maatregelen in acht te nemen.

ORT-besmettingen bij pluimvee,
mevrouw drs. L. van Veen

Sinds 1997 worden in Nederland vrij
veel vleeskuikens aan de slachtlijn af-
gekeurd. Het aantal afgekeurde kui-
kens lag in de afgelopen winter zelfs
één procent hoger dan nomiaal.
Opvallend is dat al deze afgekeurde
kuikens buikluchtzakken hebben die
een geel/witte, yoghurtachtige vloei-
stof met gele vlokken bevatten.
Onderzoek toont aan dat de bacterie O.
rhinotracheale, ook wel ORT ge-
noemd, vaak een rol speelt, al dan niet
in combinatie met de bacterie E. coli.
Ook is opvallend dat de kuikens
meestal onverwacht worden afge-
keurd. Tijdens de opfok groeien de
kuikens juist goed en is er geen sprake
van verhoogde uitval of ademhalings-
problemen.

In het oktobernummer van Veehouder en Dierenarts staat de eerste afleve-
ring van een reeks over erfelijke afwijkingen bij dieren. Het schaap mag het
spits afbijten. Verder komen alle diersoorten weer aan bod, zoals u van ons
gewend bent. Wij willen u vast attent maken op het januarinummer. Deze eer-
ste aflevering van Veehouder en Dierenarts in het magische jaar 2000 zal na-
melijk zeer speciaal worden.

Door verschillende instituten over de
hele wereld wordt onderzoek gedaan
naar deze bacterie. In Nederland is een
werkgroep opgericht die de opdracht
heeft gekregen meer inzicht te krijgen
in de verspreiding en het ziektever-
loop, zodat een gericht plan van aan-
pak ter bestrijding en preventie van O.
rhinotracheale-infecties opgesteld kan
worden.

Topdressing: flexibel, diervriende-
lijk, effectief en veilig, drs. K. Sollie

Ondanks de constante voomitgang in
de varkenshouderij op het gebied van
huisvesting, hygiëne, management,
ziektepreventie en dierenwelzijn, zul-
len bacteriële infecties de kop op blij-
ven steken. Om schade te voorkómen
en dierenwelzijn te waarborgen dient

-ocr page 269-

een effectieve antibioticumtherapie in-
gezet te icunnen worden. Antibiotica
kunnen op verschillende manieren toe-
gediend worden. Bij topdressing wordt
het diergeneesmiddel, dat voor deze
toedieningsvorm geregistreerd dient te
zijn, direct over het voer van het te be-
handelen dier gestrooid. In dit artikel
de voordelen van topdressing op een

rij-

Voor meer informatie of een proefabon-
nement op Veehouder en Dierenarts:
030 -2510111 (Susan Umans). Een
jaarabonnement kost
ƒ 12,50, exclusief
verzendkosten en BTW.

OVER ICT, DE NCI EN ALWEER EEN NIEUW GEZICHT...

Over het gebruik van ICT (informatie-
en communicatietechnologie) door
dierenartsen valt veel te zeggen en te
schrijven. De rol die de NCI daarbij
speelt voor de leden van de KNMvD is
dan ook vaak onderwerp van gesprek.

Mijn naam is Jan Klingen. Ik ben per
15 september aangesteld als interim-
manager van de NCI, voorlopig tot het
eind van dit jaar.

Ik heb van het bestuur van de SID (de
Stichting Infomiatisering Dierenartsen
die optreedt als bestuur van de NCI...)
tevens de opdracht gekregen om een
beleidsnotitie te maken over het stimu-
leren en ondersteunen van het gebruik
van ICT bij dierenartsen en de rol van
de NCI daarin.

Een uitdagende opdracht! Want, zo-
veel is mij na de eerste gesprekken wel
duidelijk, ook in uw werk zijn het niet
zozeer de technologische, maar de or-
ganisatorische aspecten die de inzet
van ICT vaak zo weerbarstig maken.
En daar zit voor mij de uitdaging. Ik
ben nu tien jaar werkzaam \'in de ICT\',
op het grensvlak van de techniek en de
organisaties die er mee werken, en op
het grensvlak van bedrijfsleven en on-
derwijs. En deze dubbele opdracht, het
managen van de NCI en daamaast het
ontwikkelen van een strategie, spreekt
mij zeer aan.

Voor het overige deel van mijn werk-
week (de NCI-opdracht neemt twee da-
gen per week in beslag) ben ik millen-
nium-projectmanager bij een grote
onderwijsorganisatie. In die functie sti-
muleer ik de betrokkenen om de \'mil-
lenniumdreiging\' om te zetten in een
uitdaging om schoon schip te maken en
alle oude en onduidelijke software om
te zetten naar een overzichtelijk en be-
heersbaargeheel. Een stevige exercitie,
maar na afloop erg bevredigend voor
alle mensen die er bij betrokken zijn.

Ziedaar de analogie met de NCI-op-
dracht: schoon schip maken, om de
volgende eeuw in te gaan met een
overzichtelijke en beheersbare vorm
van ICT-dienstverlening aan de die-
renartsen. En in beide gevallen dringt
de tijd...

Gevoed door gesprekken met u als lid
van de KNMvD, en vooral degenen die
zich meer intensief met ICT en de NCI
bezighouden wil ik, in samenwerking
met mijn NCI-collega\'s op korte ter-
mijn tot concrete voorstellen komen.

Ir. Jan Klingen
Interim-manager NCI
jan@klingen.demon, nl
telefoon: 053-564480

O

\\\'oor het lidmaatschap van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde hebben de volgende collegae zich aan-
gemeld:

Bakker, G.W.; 1999; 7556 SV Hengelo; Cele-
besstraat 20 A

Brunt, Mevr. M.C.; 1999; 3981 ZP Bunnik;
Vletweide 140.

Draaijer, Mevr. E.P.; 1999; 3707 GL Zeist;
Socrateslaan 2

Gier, J. de; 1999; 3524 CM Utrecht; Zeven-
wouden 95

Kloosterman, J.E.; Gent-1999; 8263 AZ
Kampen, Melmerweg 16
Laan-Truijens, Mevr. E.H.A. van der; 1973;
8474 EA Oldeholtpade; Stellingweg 6
Nijborg, Mevr. G.J.; 1999; Copping 7174
Tasmania (Australië), 2526 Arthur Highway
Schaap, J.M.L.; Gent-1999; 2415 BE Nieuwer-
brug. De Bree 1

Personalia

Schuttelaars, R.W.M.; 1999; 5051 RA Goirle;
Dwarsstraat 33

Vanherie, Mevr. C.H.L.; Gent-1989; B-3600
Genk; Stationsstraat 22/31
Visser, Mevr. V.X.N.; 1998; GL54, 2EX Lower
Slaughter Cheltenham (England); Wyck Rd.
Vries, E.A. de; Gent-1999; 9951 TB Winsum
(Gr.); Maarhuizen 3

Als lid van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde heeft
het Hoofdbestuur aangenomen:

Berg, Mevr. S.A.M. van den; 1999; 5032 WR
Tilburg; Reuselpad 9

Dorsser, A. van; 1975; 5683 NL Best; Bokpers 5

Habben Jansen, Mevr. C.M.; 1999; 3522 HK

Utrecht; Jutfaseweg 125

Hartog, H.C. den; 1999; 3515 BV Utrecht; G.

van Walenborchstraat 42

Kramer, A.M.H.; 1999; 4002 GH Tiel; De

Praam 104

Kummeling, Mevr. M.J.; Gent-1999; 5571 LR
Bergeyk; Puttendijk 10

Verweijen, Mevr. H.W.C.M.; 1999; 6685 AP

Haalderen; Lange Morgenstraat 16

Vries, S.J. de; Gent-1999; 9606 RL Krops-

wolde; Merwedelaan 12

Als kandidaatlid van de Koninklijke Neder-
landse Maatschappij voor Diergeneeskunde
heeft het Hoofdbestuur aangenomen:

Dreesman, Mevr. C.W.; 4301 ZS Zierikzee;
Schouwenbank 96

Herten, W.W.F. van; B-9000 Gent; ElQulistraat
92

Korb, Mevr. D.; 7055 BE Heelweg; Twente
Route 10 A

Wiersma, Mevr. M.; 1503 HM Zaandam; Sche-
penlaan 138

OVERLEDEN:

Op 29 augusms 1999 Drs. J. Bruins te Haren.

PROMOTIES:

Op 7 oktober 1999 Drs. K.E. Hovius te Veldhoven

JUBILEA:

17 oktober, P. Eenhoorn te Vries, afwezig, 40 jaar
17 oktober, Dr. L.T.S. van Ekdom te Leiden, aan-

-ocr page 270-

wezig, 40 jaar

17 olitober. Mevr. R. Dijicstra te Delft, afwezig, 40
jaar

17 oktober, W. van der Holst te Stroe (Gld); aan-
wezig, 30jaar

17 oktober. Dr. J.J. Geene te Wanroy, afwezig, 30
jaar

17 oktober, R.K. de Boer te Borger, aanwezig. 30
jaar

17 oktober, P.W.A. Seuren te Sevenum, afwezig,
30jaar

17 oktober, Th.T. Adamse te Haulerwijk, afwezig,
40jaar

17 oktober, N.B. van der Meer te Schijndel, afwe-
zig, 30jaar

17 oktober, A.A. Smorenburg te Woerden, afwe-
zig, 40jaar

25 oktober, J.A.M. Duivelshof te Turnhout
(België), afwezig, 25 jaar
28 oktober, P. Kleinjan te Wolvega, afwezig, 50
jaar

28 oktober, T. van der Laan te Leeuwarden, afwe-
zig, 50 jaar.

30 oktober, W. van der Eijk te Soest, afwezig, 50
jaar

30 oktober, Dr. M.J. Dobbelaar te Wassenaar, af-
wezig, 45 jaar

MUTATIES:

Aart, Mevr. C.C. van; 1986; 4664 RD
Lepelstraat; Kladseweg 20; tel. 0164-687256
privé; wnd.d.

Berg, Mevr. S.A.M. van den; 1999; 5032
WR Tilburg; Reuselpad 9; tel. 013-4631372/06-
22165906; wnd.d. (toev.
als lid).

Berrevoets, Mevr. M.C.; 1999; 4431 EH
\'s-Gravcnpolder; Lavendelstraat 4; tel. 0113-
312050; E-mail roof@wishmail.net; wnd.d.

* Brood, Mevr. S.A.; 1975; 3062 KW
Rotterdam; X\'oorschoterlaan 140
A; tcl.:010-
21133721
; p.; geass. met Mevr. G. Holvast.

Dorsser, A. van; 1975; 5683 NL Best;
Bokpers 5; tel. 0499-371611 privé, 374205 tst.
30 prakt.; fax 0499-393712; p., geass. met
K.M.L. Böhm, J.A.J. Glessen en E. Noorman
(toev. als lid).

Habben Jansen, Mevr. C.M.; 1999; 3522 HK
Utrecht; Jutfaseweg 125; tel. 030-2898625 privé,
0299-401370 prakt.; fax 0299-402222; p., me-
dew. bij J.M. Swinkels en Z. Zaal
(toev. als lid).

Hartog, H.C. den; 1999; 3515 BV Utrecht;
G. van Walenborchstraat 42; 030-2711448; E-
mail h.c.denhartog(gstudents.vet.uu.nl; wnd.d.
(toev. als lid).

m wm

Hovius, Dr. K.E.; 1980; U-1999; 5508 PA
Veldhoven; Heike 9; tel. 040-2540958; p., ge-
ass. met M.H.H. Timmermans

Jellema, J.A.; 1997; 7447 CT Hellendoom;
Dorpstraat 48
A; 0548-654842 privé, 655065
prakt.; p., medew. bij J.C. de Jager, J.P.M. Kamp,
H. ten Kate en R. Renting.

♦Kampschöer, W.C.J.; 1999; 5301 DA
Zaltbommel; Nieuwe Tijnlngen 8; tel. 0418-
510905;
wnd.d.

Kramer, A.M.H.; 1999; 4002 GH Tiel; De
Praam 104; 0344-634123 privé, 0184-413724;
E-mail a.m.h.kramer@pobox.accu.uu.nl; p.,
medew. bij J. van Dongen
(toev. als lid).

Kummeling, Mevr. M.J.; Gent-1999; 5571
LR Bergeyk; Puttendijk 10; tel. 0497-571521; d.
(toev. als lid).

* Laan, Mevr. T.T.J.M.; 1996; 6621 BN
Breumel; Hogeweg 32; tel. 0487-595000
privé,
030-2533622/2531112 bur.; vet. Medew.
U.U. (F.D., vkgr. Inwendige Ziekten en Voeding
der Grote Huisd.

Milders- Lubbert, Mevr. J.G.; 1995; 8484
KJ Langelille; Langellllewcg 113; tel. 0561-
481438;
wnd.d.

Nijborg, Mevr. G.J.; 1999; Copping 7172
Tasmania (Australië), 2526 .\\rthur Highway;
tel.
0061-3-62642328 prakt.; e-mail: gertrudiiij
borg@yahoo.com; p.; medew. bij Wronski
Veterinary Clinic

»Seijbrands, G.J.D.; 1999; 3737 BL Groene-
kan; Voordorpsedijk 31 A; tel.
030-2720567;
wnd.d

Son, Mevr. S.E.W.F. van; 1997; 3544 SC
Utrecht; Houtrakgracht 144;
tel. 030-
2311330; wnd.d.

Verweijen, Mevr. H.W.C.M.; 1999; 6685
AP Haalderen; Lange Morgenstraat 16; tel. 0481-
450551 privé, 00-297-821720 prakt.; fax 00-297-
830201; E-mail mivar@tip.nl; p., medew. bij P.
Barendsen, E.R. de Cuba en Th.J.M. Wools
(toe\\\'.
als lid).

Vonk, Ing. J.P.; 1996; 6621 BN Breumel;
Hogeweg 32; tel. 0487-595000
privé, 0487-
572747 prakt.; p.; geass. met A.J.M. van Vliet.

Vries, S.J. de; Gent-1999; 9606 RL Krops-
wolde; Merwedelaan 12; tel. 0598-351043;
wnd.d.
(toev. als lid).

•Winden, S.C.L. van; 1996; 3513 CH
Utrecht; Herenweg 72; tel. 030-2319953;
d.

CONGRESSEN S. SYMPOSIA

Oktober

15—16 Jaarcongres KNMvD in de Konings-
hof te Veldhoven.
Voor informatie: mr.
A.P. Hilhorst, telefoon: 030 - 2510111.

16—17 Fortbildungsveranstalmng der Arbeits-
gruppe Pferd in Zusammenarbeit mit der
Akademie für tierärztliche Fortbildung,
unterstützt von Cortex Biophysik und
Essex Tierarznei. Hannover, Duitsland.
Meer informatie: Arno Lindner, tel.: -h49-
228-283286, fax: 284761.

21 Symposium: \'Practical techniques for im-
proving diagnosis and management of lo-
wer urinary tract disease in cats\', President
Carlton Hotel in Utrecht/Maarssen.
Inlichtingen: 076-5481800.

21—24 Veterinary Dental Forum, Omni Inner
Harbor Hotel. Baltimore MD. Contact
Veterinary Dentistry, 530 Church Street,
Suite 700, Nashville, TN 37219, phone
800/332-2837, fax 615/254-7047.

27—10 Small animal and equine scientific acu-
puncture course, third session. Cremona
(Italy). Infomiation: Ludovica Bellingeri at
SCIVAC Via Trecchi 20 - Palazzo Trecchi -

UITERSTE INLEVERDATA
VOOR KOPIJ

Aflevering:

15-11-1999
01-12-1999
15-12-1999
01-01-2000

Deadline*)

25-10-1999
15-11-1999
29-11-1999
13-12-1999

*) Voor 10.00 uur \'s morgens.

-ocr page 271-

Cremona. Tel.: 39-0372-460440, fax: 39-
0372-457091, e-mail: fstanga@scivac.it.

30 Practical examination \'Small animal and
equine scientific acupuncture course\'.

November

4 Symposium klauwkreupelheden bij het
mnd. Ouwehands Dierenpark te Rhenen,
aanvang 13.30 uur. Dit symposium wordt
georganiseerd door Groep Geneeskunde van
het Rund in samenwerking met Eurovet.
Nadere informatie: 0497-388688.

5 lOth International Symposium \'Tropical
Animal Health and Production. Outcome
and perspectives of collaborative re-
search\'. Location: Faculty of Veterinary
Medicine, Yalelaan I, Room ClOI,
Utrecht. Registration is free of charge, be-
fore 15 October, 1999 to: Office for
International Cooperation, Faculty of
Veterinary Medicine, P.O. Box 80.163,
3508 TD Utrecht (Telefax: 030-2531815;
e-mail: bic@vet.uu.nl).

7 FFP-Tagung zur Pferdegesundheit, Miin-
ster, Duitsland. Meer informatie: Amo
Lindner, tel.: 49-228-283286. fax: 284761
of Silke Kissenbeck, tel.: 44-2501-444041.

23 Jaarlijkse studiedag World Rabbit Science
Association in het Androclusgebouw van
de FdD te Utrecht. Aanvang: 10.00 uur.
Thema: Nieuwe ontwikkelingen op het ge-
bied van welzijn bij konijnen. Kosten: ƒ30,-
voor niet-leden en ƒ 25,- voor leden
WRSA. Aanmelden bij de secretaris
WRSA afd. Ned, drs. E. Harwig-Dings, p/a
IPC Dier Horst, Stationsstraat 104, 5963
AB Horst, tel.: 077-3998888, fax: 077-
3983733.

27 MICEM Congress 1999 at the Maastricht
Exhibition & Congress Centre, Maastricht,
the Netherlands. Contact MICEM Congress
administration: René Scholten, phone:
(31 >0485-576752; fax: (31 )0485-520919.

30 Written examination \'Small animal and
equine scientific acupuncture course\'.

Goed geregeld!

Voor financieel advies bij:

• Praktijkoverdracht

• Assistentie

• Associatie

• Praktijkfinanciering

• Pensioenen

• Woningfinanciering

• Verzekeringen

Telefoon (030) 251 51 99
Fax (030) 254 09 64
Koningslaan 63
Utrecht

December

8 Studiedag van Nederlandse Vereniging voor
Veterinaire Epidemiologie en Economie.
Thema\'s: \'s ochtends: \'Epidemiologie en
gciictica\', \'s middags: \'Diagnostiek op dier-
en bedrijfsniveau\'. ID-DLO te Lelystad.
Inlichtingen: drs. T. Nell, tel.: (31)-0485-
587630, fax: (31 )-0485-587643 of e-mail:
Tom.nell@intervet.akzonobel.nl
12—14 6th Congress of equine medicine and

surgery, Geneva, Switzerland. Secrétariat
du Congrès dc chirurgie équine, C.P. 107,
CH-1297 Founex, Suisse. Tel.: 41-22-
7765314. fax: 41-22-7762255, e-mail:
info@equine-geneva.ch

I UOlJDnpOllUl - 3UBSIUV

we proudly

PRESENT

Anisane - intmduction i

Anisane - intH>duction

-ocr page 272-

Moderne gezelschapsdierenpraktijk in het goede deel
van West-Nederland zoekt een

I

DIERENARTS M/V

DAP Ysselsteyn in Noord-Limburg is een ge-
mengde praktijk waarin acht dierenartsen werk-
zaam zijn in voornamelijk de landbouwhuisdieren-
sector.

met bij voorkeur ervaring in een praktijk voor gezel-
schapsdieren.

Bij een goede samenwerking en gebleken geschiktheid
zijn er goede toekomstmogelijkheden.

Uw sollicitatie gaarne richten aan de redactie van het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde, Postbus 14031,3508
SB Utrecht, ondernummer 15/99.

Ter uitbreiding van ons team zoeken
wij op korte termijn:

Fulltime dierenarts
(M/V)

Gevraagd in de Randstad

DIERENARTS

voor gezelschapsdieren (m/v)

in een diervriendelijke en mensgerichte praktijk.
De voorkeur gaat uit naar een collega met enige jaren
ervaring, waarbij extra internistische kennis is opge-
daan.

Belangstelling voor exotische dieren is zeer gewenst.
Bij een gebleken succesvolle samenwerking zijn de toe-
komstmogelijkheden goed.

Uw reactie kunt u sturen aan de redactie van het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde, Postbus 14031,3508
SB Utrecht, ondernummer 16/99.

Wat wij bieden:

► een collegiale en informele werksfeer;

► een functie met de nadruk op pluimvee- en varkens-
diergeneeskunde;

► ruime ontplooiingsmogelijkheden.

Wat wij vragen:

► ondernemingsgeest en flexibiliteit;

► goede contactuele en sociale vaardigheden;

► participatie in de dienstregeling;

► belangstelling voor en stimulering van pluimvee-
diergeneeskunde in de eerste en tweede lijn;

► ervaring met varkens- en pluimveediergeneeskunde
op bedrijfsniveau gewenst.

Voor informatie over deze vacature kunt u contact opne-
men met Fons van Sundert: 0478 - 544100. Uw schrifte-
lijke sollicitatie vergezeld van curriculum vitae graag
binnen 14 dagen na het verschijnen van dit tijdschrift
richten aan:
DAP Ysselsteyn, ter attentie van Rob Vriens,
Ringweg 25, 5813 BP Ysselsteyn.

I uoi)3npai)ui - 3UBSIUV

I iiO{pn|Hii)ii! - .iiiKSiuvr

r uoijnnpoiun - siiBsiuy

Anisane

Pet Health Products

Ramgatseweg 1

4941 VN
RaamsdonksAcer
tel.: 0162 51 05 80
fax: 0162 51 04 80
ww^w.anisanecom

for more

NFORMATION

Anisane - intioduction i

-ocr page 273-

Qi

Een citaat uit de nieuwsmedia van de afgelopen weken: \'6.000 varkensbedrijven zullen ophouden te bestaan bij het
doorgaan van de mestplannen van landbouwminister Brinkhorst\'. Een hard besluit, al moest de ongebreidelde toe-
name van de veehouderij natuurlijk wel een keer stoppen. Nu is de nitraatrichtlijn het middel om de veehouderij aan
banden te leggen.

Een ander citaat: \'boer zijn is niet per se een baan voor het leven\'. Ook landbouwers ontkomen dus niet aan de ma-
nagement-mechanismen van deze tijd en moeten de koers verleggen.

Mochten bij u als dierenarts ook enige mobüiteitsgevoelens opkomen, omdat u vindt dat uw huidige type werk niet
zal voldoen voor de rest van uw weüzame leven, dan is dit een extra reden om de studiebijeenkomst van de groep
Gezondheids- en Kwaliteitszorg te bezoeken. Op deze dag kunt u de kennismaking met de veterinaire volksgezond-
heid vernieuwen en u laten voorlichten over de veranderingen die ons in dit veld te wachten staan. Ook niet-leden
van de groep GKZ zijn daar van harte welkom. Deze studiedagen worden bijzonder goed bezocht, fi et programma
is nog interessanter dan anders, omdat deze keer de modernisering van de keuring besproken wordt.

Elders in dit nummer van het Tijdschrift is te lezen dat u de gelederen bij de RVV kunt versterken. Het lijkt tegen-
strijdig vast te stellen dat, waar de veehouderij in omvang afneemt, de veterinaire volksgezondheid nog steeds een
groot aantal dierenartsen tekort komt. Om de behoefte aan dierenartsen te dekken, werken hij de RVV inmiddels ook
collega \'s uit Duitsland. België, Spanje, Finland en Tanzania.

U bent ervan verzekerd in een veld terecht te komen dat iedereen aangaat en dat in het middelpunt van de belang-
stelling staat, te oordelen naar de populatiteit in de pers. Of het nu BSE, varkenspest, andere infecties, dioxine, an-
tibiotica. groeibevorderaars of voersamenstelling betreft, het is vrijwel dagelijks nieuws. De consument reageert
door van een product dat al dan niet terecht discutabel is, minder te consumeren. Tot voor kort waren deze effecten
tijdelijk en herstelde de lagere consumptie zich na enige tijd tot op het oude niveau. De negatieve berichtgeving
hoopt zich echter dermate op dat de lagere consumptie een blijvend karakter lijkt te krijgen. A fgezien van de keuze-
vrijheid van een ieder om producten van dierlijke oorsprong at dan niet te consumeren, kan de dierenarts in veel
van onze beroepsgroepen bijdragen aan een kwalitatief goede productie. Beweringen als \'de consument vraagt om
blank kalfsvlees\' en doelen als \'de eiconsumptie per hoofd van de bevolking kan nog flink toenemen \' hebben plaats-
gemaakt voor reclame voor de intrinsieke kwaliteit van deze producten.

Het is trouwens opmerkelijk en interessant hoe verschillend met deze materie wordt omgegaan. In het maartnum-
mer van ASM News, het nieuwsblad van de American Society for Microbiology, stond een redactioneel artikel
waarin werd geconstateerd dat de landen aan weerszijden van de Atlantische Oceaan verschillend omgaan met za-
ken die uiteindelijk met voedselkwaliteit te tnaken hebben. In dit geval ging het om de afkeer van Europa van gene-
tisch gemanipuleerde planten die gevoed zou zijn door herinneringen aan BSE (een Europese zaak) en door vrees
ontstaan door verkeerde inschattingen van microbiologische problemen. In de Verenigde Staten is daar geen begrip
voor, althans, dat was de strekking van het artikel. Op het gebied van groeihormonen in de rundveehoudeiij voeren
beide blokken een handelsoorlog: de VS met enkele andere landen staan het gebruik van zes groeihormonen toe,
terwijl de EU de invoer van dit vlees met alle mogelijke middelen nog steeds weert. De EU geeft aan dat de consu-
ment deze zaken niet wil. Denken consumenten in de verschillende werelddelen echt verschillend over deze zaken,
dus worden deze zaken door consumenten van het ene continent als gevaar beschouwd en door consumenten van
het andere continent niet?

Consumenten moeten haast wel op een verschillende wijze worden beïnvloed. Het effect is wel dat de consument
dicteert wat hij op zijn bord wil hebben. Daar heeft de producent terdege rekening mee te houden, zo ook de dieren-
arts die hierbij betrokken is.

Ed ter Laak

Uit de Hoofdredactie

-ocr page 274-

* Ä ajc? w» * T»^-*«-* »f.

A.R. van Ittersum^

DE ELEKTROCHIRURGISCHE BEHANDELING VAN ENDO-
METRIUMCYSTEN BIJ DE MERRIE

Tijdschr Diergeneeskd 1999:124: 630-3

Uitenvoordeprakf

SAMENVATTING

In dit onderzoek wordt de minimaal invasieve verwijde-
ring van endometriumcysten en het effect daarvan op de
fertiliteit beschreven. Intraluminaal gelegen cysten be-
lemmeren vroeg in de dracht het migreren van het em-
bryo door de uterus en in een later stadium de placenta-
ontwikkeling en verminderen daardoor de kans op
dracht. Daarnaast kunnen cysten aanleiding zijn voor
vals-positieve resultaten tijdens de vroege drachtigheids-
diagnostiek. Endometriumcysten die in het lumen gelo-
kaliseerd zijn worden tijdens de operatie bij het staande
paard verwijderd. Nadat de endoscoop is ingebracht
wordt via het bioptiekanaal een gesloten gloeidraad inge-
bracht en om de basis van de cyste gelegd. Deze wordt
door elektrocauterisatie doorgesneden en vervolgens
verwijderd met behulp van een corpus-alienum-tang. De
behandeling werd uitgevoerd tijdens de anoestruspe-
riode tussen oktober en februari. Vijf guste merries met
meerdere cystes werden behandeld. Hiervan werden er
drie drachtig in het erop volgende seizoen.

SUMMARY

Electrosurgical treatment of endometrial cysts in mares

A minimally invasive technique for the removal of endometrial cysts is de-
scribed. Intraluminal cysts hinder the migration ofthe embryo through the
uterus in early pregnancy and in a later stage hinder placenta development
and hence diminish the chance of succes.iful pregnancy. Cysts can also give
rise to false-positive results in early pregnancy tests. Endometrial cysts loca-
ted in the lumen can be removed .surgically from the standing mare. After
placement ofthe endoscope, a wire is placed, via the biopsy channel, around
the base of cyst, which is then cut through by cauterization. The cyst is remo-
ved with the help of forceps. Five barren mares with multiple cysts were tre-
ated in this way during the anoestrous period for October to February. Three
of these mares became pregnant during the next oestrus period.

INLEIDING

In de praktijk worden nogal eens oudere, waardevolle fok-
merries aangeboden die al een of meerdere jaren niet drachtig
zijn geworden. Eén van de oorzaken hiervan is vroeg embry-
onale sterfte (VES) in de eerste zes weken na de bevruchting,
waarbij chromosomale afwijkingen van het embryo een rol
kunnen spelen. Humaan is hier veel onderzoek naar gedaan
en worden 40 tot 60 procent van abortussen in het eerste tri-
mester hieraan toegeschreven (3,9, 18). Bij het paard worden
chromosoomdefecten van het embryo ook als oorzaak van
VES verondersteld. De toename van vroeg embryonale
sterfte in de derde en vierde week van de dracht die ontstaat
na inseminatie later dan 12 uur
postovulationem is hier mede
een gevolg van (23,38).

\' Dierenkliniek Oost-Drenthe. Hoofdweg 26 A. 7871 TC Klijndijk

Vanaf het moment van de bevruchting (Dag 0) tot het moment
waarop het embryo in de uterus (Dag 6) komt is de omgeving
in het oviduct essentieel (4). Onderzoek waarbij dag-4-em-
bryo\'s van subfertiele merries en normaal fertiele merries uit
het oviduct werden overgeplaatst naar uteri van normaal fer-
tiele ontvangstermerries, gaf een lager overlevingspercentage
van de embryo\'s van de subfertiele merries (5). Naast oviduct-
invloeden zijn ook intrinsiek embryonale defecten hiervoor
verantwoordelijk.

Na aankomst van het embryo in de uterus is de flinctie van het
endo- en myometrium van groot belang voor het in stand hou-
den van de dracht. Functionele afwijkingen hiervan komen
voor bij Chronic Degenerative Endometritis (CDE). CDE is
een veelal bij oudere merries voortkomend multifactorieel
probleem dat in verband gebracht wordt met vroeg embryo-
nale sterfte (3). Afwijkingen die worden waargenomen zijn:

1. De vorming van cysteuze verwijdingen die prolaberen in
het uteriene lumen.

2. Het afzetten van lagen fibreus weefsel rondom endometri-
umklieren en hierdoor vorming van groepen non-functio-
nele klieren. .

3. Het minder flexibel worden van de uterus door een vermin-
dering van de tonus en contractuiteit van het myometrium.

Prolaberende cystes in de uterus worden voomamelijk gezien
bij merries ouder dan tien jaar (20, 26), echter ook bij jongere
merries kunnen cystes voorkomen (2,31,37).
Histopathologisch worden twee typen onderscheiden:

1. Glandulaire cysten die ontstaan ten gevolge van periglan-
dulaire fibrose mede onder invloed van oestrogeendomi-
nantie. Deze cysten worden niet groter dan enkele millime-
ters en bevinden zich voomamelijk in het endometrium
(20,21,22,31).

2. Lymfatische cystes die ontstaan ten gevolge van obstmctie
van lymfevaten mogelijk op basis van angiosclerose (20,
21, 22, 31). Deze cysten kunnen tot 20 centimeter groot
worden en vast of gesteeld zijn (36). De lokalisatie is voor-
namelijk aan de basis van de utemshoornen (11). Het voor-
komen van endometriumcysten varieert van vijf procent in
een groep fertiele merries tot 55 procent in een groep sub-
fertiele merries (1, 11,26,34,37).

Endometriumcysten en dan met name de lymfatische cysten
kunnen tijdens echografisch onderzoek voor de vroege drach-
tigheidsdiagnostiek tussen 14 en 18 dagen
post inseminatio-
nem
nogal eens aanleiding zijn tot vals positieve resultaten
(25, 29). Heronderzoek na enkele dagen, waarbij gelet wordt
op groei en tot dag 16
post ovidationem op mobiliteit van het
embryo, kan differentiaaldiagnostisch uitsluitsel geven (28).
De invloed van cystes op de drachtigheidsresultaten is afhan-
kelijk van grootte en aantal. Onderzoek waarbij merries wer-
den ingedeeld naar aantal en grootte van de cystes gaf aan dat
het percentage VES stijgt van 18,5 procent bij merries zonder
cystes naar 36 procent bij merries met meer dan zes cystes van
4 cm en groter (28). Deze cystes vormen een obstakel voor het
door de utems bewegende embryo (mobiliteitsfase) (15). Het
embryo beweegt zich tot het moment van fixatie op dag 16

-ocr page 275-

post inseminationem ongeveer tien tot 20 keer per dag door de
gehele uterus (16, 17). Tijdens dit proces van matemale her-
kenning geeft het embryo bepaalde stoffen af die de PGF-2® -
productie in het endometrium remmen en zo luteolyse voorko-
men (32, 33). Deze stoffen hebben een kortdurende werking
en worden uitsluitend geproduceerd in aanwezigheid van con-
ceptusweefsel (7, 35). Belangrijk is ook dat de gehele utems
wordt doorlopen. Bewegingsbeperking van het embryo tot
één hoom en het corpus geeft aanleiding tot luteolyse en daar-
mee verlies van het embryo (27). Deze bewegingen van het
embryo worden voomamelijk veroorzaakt door contracties
van het myometrium die door Dil- tot D14- embryo\'s gesti-
muleerd worden (16).

In een later stadium van de dracht belemmeren oppervlakkig
gelegen endometriumcysten de placenta-ontwikkeling. Dit
kan indien er vele grote oppervlakkig gelegen cystes aanwezig
zijn die aanleiding geven tot een verminderde uitwisseling van
voedingsstoffen via de placenta (13). Het feit dat merries nor-
maal gesproken slechts aan de nutritionele behoeften van één
foetus kunnen voldoen (19, 30), geeft aan dat voor een opti-
male ontwikkeling van een foetus het gehele endometrium
noodzakelijk is.

Meerdere therapieën voor de behandeling van endometrium-
cysten zijn beschreven. Grote cystes kunnen worden gedrai-
neerd door naaldaspiratie, gemptureerd door een endoscopisch
instmment of verwijderd middels mechanische curretage (14).
Daamaast wordt behandeling met hete hypertonische zoutop-
lossingen en oxytocine-injecties beschreven (24). Het effect
van al deze behandelingen is twijfelachtig. Doel van dit onder-
zoek is het beschrijven van de techniek en de resultaten met be-
trekking tot de fertiliteit van de elektrochimrgische verwijde-
ring van endometriumcystes bij wamibloedmerries.

MATERIAAL EN METHODE

Vijf merries werden na afloop van het dekseizoen gynaecolo-
gisch onderzocht nadat deze in dat seizoen niet drachtig ge-
worden waren na herhaalde inseminatie met sperma van nor-
maal fertiele hengsten. Bij rectaal echografisch onderzoek
werden bij alle merries meerdere cystes gediagnostiseerd. De
lokalisatie van de cystes in de utems werd nauwkeurig vastge-
legd. Bij alle merries werd een bacteriologisch, cytologisch en
histologisch onderzoek van de utems uitgevoerd. Het histolo-
gisch onderzoek werd verricht aan een endometriumbiopt dat
aan het einde van de behandeling transendoscopisch werd af-
genomen. Dit monster werd beoordeeld volgens de volgende
criteria:

- evaluatie van het stadium van de oestrische cyclus;

- evaluatie van een eventuele ontstekingsreactie (polymorf-
keminge leucocyten bij acute ontstekingen; lymfocyten,
plasmacellen, eosinofielen enzovoort bij chronische ontste-
kingen);

- evaluatie van de mate en uitgebreidheid van degeneratieve
afwijkingen als fibrosering, lymfatische lacunae en cys-
teuze verwijdingen. Met name periglandulaire fibrose
wordt in relatie gebracht met embryonale en foetale sterfte.
Hoe groter de mate van endometriale veranderingen hoe ho-
ger de score. Deze zogenaamde Kenney-score geeft een
voorspelling van het verwachte veulenpercentage. Dit is 80
tot 90 procent voor Cat. 1,50 tot 80 procent voor Cat. 2A, 10
tot 50 procent voor Cat. 2B en tien procent voor Cat. 3(21).

Elektrochimrgische verwijdering van cystes werd uitgevoerd
tijdens de anoestms in de periode van oktober tot febmari.
De merrie werd gesedeerd met romifidinehydrochloride
(0.08 mg/kg IV)\'. De staart werd gebandageerd en wegge-
bonden. Vulva en perineum werden gedurende vijf minuten
gewassen met povidonjood-shampoo afgespoeld met water
en daama gesprayed met een 70 procent alcohol en een 10
procent povidonjood^-oplossing. De endoscoop^ werd ge-
desinfecteerd gedurende 30 minuten in een 10 procent
Gigasept®-oplossing^ en daama zorgvuldig nagespoeld met
een steriele 0,9 procent NaCl-oplossing. Het uiteinde van de
endoscoop werd met behulp van een steriele handschoen vag-
inaal ingebracht en via de cervix manueel in de utems ge-
bracht. Daama werd deze aangesloten op een halogeen licht-
bron^. De videocamera werd aangesloten op het oculair van
de endoscoop die via de videoprocessor^ werd verbonden
met het videoscherm^.

l#fl

Om een goed systematisch onderzoek van de utems mogelijk
te maken werd deze verwijd. Hiervoor werd gefilterde lucht in
de utems geblazen via het bioptiekanaal van de endoscoop.
Systematisch onderzoek van de utems werd als volgt uitge-
voerd: na inspectie van het corpus uteri werd de endoscoop
maximaal temggebogen om het proximale uiteinde van de cer-
vix aan de uteriene zijde te inspecteren. Daama volgde onder-
zoek van de linker- en rechtemtemshoom, waarbij eveneens de
papilla tubae uterinae aan het einde van de utemshoom werd
geïdentificeerd. Eventuele pathologische bevindingen in de
utems werden genoteerd.

Intraluminaal gelegen cysten werden vervolgens verwijderd.
Daarvoor werd via het bioptiekanaal van de endoscoop een
gesloten gloeidraad (polypectomielus) naar binnengebracht.
Gebaseerd op het principe van de elektrocauterisatie zijn er
polypectomielussen verkrijgbaar die omgeven zijn door een
kunststoffen mantel en middels een schuifhandvat meer of
minder ver uit de kunststoffen mantel geschoven kunnen wor-
den. De polypectomielus werd om de steel van de cyste gelegd
en door enige tractie op de lus aan te brengen stevig gefixeerd.
Vervolgens werd de polypectomielus aangesloten op een dia-
thermie-apparaat^ die via een aarding verbonden was met de
ribwand van de merrie. De cyste werd zo door middel van
elektrocauterisatie aan de basis afgesneden. Met behulp van
een corpus-alienum-tang via het bioptiekanaal werd het res-
tant van de cyste verwijderd door retractie van de endoscoop.
Na het verwijderen van de cystes werden nog enkele histologi-
sche monsters transendoscopisch afgenomen en gefixeerd in
een 10 procent formaline-oplossing. Na verwijdering van de
cystes werden de merries drie dagen nabehandeld met een
pencilline-gentamycine combinatie.

De biopten werden beoordeeld volgens het schema van
Kenney (21,22).

De follow-up van de merries bestond uit een telefonische en-
quête in het erop volgende seizoen.

In het volgende dekseizoen werden de vijf merries kunstmatig
geïnsemineerd nadat het juiste inseminatietijdstip bepaald was
op grond van onderzoek van het geslachtsapparaat en het ge-
drag van de merrie. Drachtcontrole werd uitgevoerd twee, zes
en twaalf weken na inseminatie.

\' Sedivet*\': injectie-oplossing (romifidine-hydrochloride) 10 mg/ml (Boehringer

Ingelheim. Almaar. Nederland).
^ Betadine^ shampoo, (povidonjood) 75 mg/ml (ASTA medica. Diemen. Nederland).
^ Betadine^ oplossing, (povidonjood) 100 mg/ml (ASTA medica, Diemen. Nederland).
^ Olympus^ Colonoscoop TCF-IS.

^ Gigasept^: oplossing per lOOg (barnsteenzuuraldehyde) 6.8g. (dimethoxytetradio-

furaan) 4.5g, (formaldehvde) 4.5g. (Schälke, Mavr. Norderstedt, BRD).
6 Olympus^ CLE10.
^ Storz^ Endovision Model 539.
» Sony>-PVM-14N5MDE.
\' HüttingerAl6-9011 Minicutter-S.

-ocr page 276-

RESULTATEN

De leeftijd van de aangeboden merries varieerde tussen 11 en
19 jaar. Histologische indeling van de biopten resulteerde in
de volgende onderverdeling: twee merries met cat. 1, één mer-
rie met cat. 2, één merrie met cat. 3 en een merrie die niet in te
delen was en de beoordeling kreeg: endometritis met lymfec-
tasieën.

Het transvaginaal inbrengen van de endoscoop verliep zonder
problemen. De kleur van het slijmvlies varieerde van roze-
rood naar bleek. Aanraken van het endometrium met de punt
van de endoscoop veroorzaakte lokale hyperemie. Behalve
cystes werden geen andere pathologische afwijkingen waar-
genomen. De onderzochte cysten waren alle lymfatisch van
oorsprong. Cystes kwamen voor in de linkerhoom (vijf mer-
ries), het corpus (twee merries) en in de rechterhoom (drie
merries). In totaal werden er 24 cysten echografisch gedia-
gnostiseerd. Elke merrie had minimaal drie cystes. Bij twee
merries kwamen gecompartimentaliseerde cystes voor. De
grootte van de cystes varieerde tussen de 1 en 4,5 cm. De re-
sultaten van het bacteriologisch en cytologisch onderzoek wa-
ren negatief dat wil zeggen er werden geen pathologische kie-
men respectievelijk leucocyten aangetoond.
In totaal werden er 19 intraluminale cystes succesvol verwij-
derd. Op de aanhechtingsplaats aan het endometrium res-
teerde een ronde gecoaguleerde wond. Eén merrie had een
cyste met een zeer brede basis die na puncteren gedeeltelijk
met de polypectomielus verwijderd kon worden. In sommige
gevallen liep tijdens het coaguleren helder gele inhoud uit de
cyste. Bij één behandeling was ten gevolge van de elektrochi-
rurgie de visualisatie door rookontwikkeling zodanig belem-
merd dat de rook met een vacuümpomp moest worden afgezo-
gen. De behandeling werd door alle merries goed verdragen en
aanvullende analgesic was niet noodzakelijk. Overdilatatie
van de uterus gaf bij één van de merries een geringe pijnreac-
tie. Na gedoseerde decompressie met behulp van een vacuüm-
pomp kon de behandeling zonder problemen worden voortge-
zet. De gemiddelde duur van de ingreep was ongeveer één uur.
Twee van de vijf merries hadden op de eerste dag na de cyste-
verwijdering wat intra-uteriene vloeistofophoping. Dit was
volledig verdwenen na de laatste intra-uteriene antibioticum-
behandeling.

In het erop volgende dekseizoen zijn drie van de vijf merries
drachtig gediagnostiseerd op drie maanden na de dekking. De
merries met bioptie-uitslag: endometritis met lymfectasieën
en Kenney-score 3 werden na twee cycli drachtig en de merrie
met Kenney-score 1 werd na vier cycli drachtig.

DISCUSSIE

Het effect van endometriumcysten op de fertiliteit van de mer-
rie wordt met name bepaald door aantal en grootte van de cys-
tes. Voor het herkennen en in stand houden van een dracht is
een vrije mobiliteit van het embryo noodzakelijk tussen dag
14 en dag 16 (28, 33). De bewegingsbelemmering die wordt
veroorzaakt door endometriumcysten, voorkomt een intensief
contact van het embryo met het endometrium. Gevolg is de af-
gifte van PGF 2 (en uiteindelijk regressie van het corpus lu-
teum). Bij tweelingdracht werkt het ene embryo belemmerend
voor het andere embryo en in 70 procent van de gevallen re-
sulteert dat in een unilaterale fixatie (16). In analogie hiermee
is het denkbaar dat cystes een vergelijkbaar effect veroorza-
ken. Hierdoor fixeert een embryo vaak tegen een cyste. Het
oppervlak van het embryo dat dan tegen niet-flinctioneel en-
dometriumweefsel ligt is relatief groot en dit kan de uitwisse-
ling van voedingsstoffen belemmeren. Daamaast veroorzaken
cysten problemen met de vroege drachtigheidsdiagnostiek.
Herhalen van het echografisch onderzoek na enkele dagen
waarbij gelet wordt op groei, ontwikkeling en mobiliteit van
het eventuele embryo, kan uitsluitsel geven (26). Een embryo
dat tijdens de mobiliteitsfase een cyste passeert wordt ook
blootgesteld aan zwaardere fysische krachten ten gevolge van
de endometriumcontracties (15). Het effect hiervan op de vita-
liteit van het embryo is onbekend.

cnalBlBBBBQMIli

Bij de i^nerrie is er een zeer nauw evenwicht tussen het totale
beschikbare en totale noodzakelijke endometriumoppervlak
voor placentatie (19, 30). Meerdere prolaberende cystes zul-
len dat zeker negatief beïnvloeden. Belangrijk hierbij is de lo-
kalisatie van de cyste. Dieper in het stroma gelegen cystes zul-
len hierop minder van invloed zijn (13).
Histopathologisch onderzoek geeft aan dat met name lymfati-
sche cystes het gevolg zijn van endometriale perfusiestoomis-
sen die passen binnen het CDE-complex (31). Statistisch on-
derzoek geeft echter aan dat er geen relatie bestaat tussen het
aantal cystes en de uitslag van het histopathologisch onder-
zoek (1). De verdeling van de cystes in ons onderzoek was
evenals in ander onderzoek over de gehele utems verspreid
(20,37). Sommige auteurs echter zien cystes voomamelijk ge-
lokaliseerd bij de basis van de boomen (11). De warmbloed-
merries in ons onderzoek waren alle ouder dan tien jaar. Bij
volbloeden komen ook cystes voor op jongere leeftijd (11,
28).

De technische uitvoering van de operatie geeft aanvankelijk
nog wel eens problemen met betrekking tot de oriëntatie in de
utems en het manipuleren van de polypectomielus. Met name
bij niet-gesteelde cysten is het positioneren van de polypecto-
mielus moeilijk. Dieper in het stroma gelegen cysten zijn op
deze wijze alleen maar te puncteren. De gebmikte 150 W ha-
logeen lichtbron geeft soms te weinig lichtopbrengst om via
het camera-opzet-systeem een adequaat beeld te geven. Een
Xenon 300 W lichtbron of video-endoscoop kan dit probleem
oplossen (10,24). Het tijdstip van de ingreep is voorts van be-
lang. De an- of di-oestms is het beste moment. De tonus op de
cervix is dan zodanig dat er weinig lucht kan ontsnappen na
het dilateren van de utems (10, 24). Histologisch onderzoek
uitgevoerd tijdens de dioestms geeft ook een meer betrouw-
bare uitslag (21). Daamaast kunnen de biopten zeer gericht
onder visuele controle worden afgenomen en kunnen afwij-
kingen als transluminale adhesies, focale aplasieën, tumoren
en afwijkingen van de utero-tubale papillae worden waarge-
nomen (11). De biopten die transendoscopisch werden afge-
nomen kregen in twee gevallen de bemerking: oppervlakkig.
Enkele auteurs geven de voorkeur aan behandeling tijdens
de oestms in verband met het makkelijker passeren van de en-
doscoop door de cervix (2, 36). De passage van de cervix tij-
dens de di-oestms leverde in ons onderzoek geen problemen
op.

Het verwijden van de utems kan zowel met gas (bijvoorbeeld
C02)als met fysiologische vloeistof plaatsvinden. Het gebmik
van een vloeistof kan echter bij een aanwezige endometritis
direct aanleiding geven tot troebeling en daarmee verlies van
beeldvorming (24). Gebmik van een gas geeft afhankelijk van
de vullingsgraad van de utems soms wat onmst bij de merrie.
Door overtollig gas direct te verwijderen met behulp van een
afzuigpomp is dit te corrigeren (10).

De gebmikte techniek is non-invasief en geen andere techniek
behalve intra-uteriene chimrgie geeft eenzelfde complete cys-
teverwijdering (14). Altematief kan zijn het gebmik van de
Neodymium:yttrium-aluminium-gamett (ND: Yag)-laser voor
het verwijderen van cysten (8, 12). Het effect van laserlicht is

-ocr page 277-

thermisch en veroorzaakt afhankelijk van de hoeveelheid ge-
bmikte energie coagulatie, carbonisatie of vaporisatie van
weefsel. Nadelen hiervan zijn; het perforatierisico van de ute-
ms; de uitgebreide veiligheidsmaatregelen die getroffen moe-
ten worden en de prijs van het instmmentarium. Na de ingreep
wordt de merrie preventief behandeld tegen endometritis om-
dat de ingreep tijdens de an- of di-oestms wordt uitgevoerd en
de weerstand van de utems tegen infecties dan minimaal is. In
ons onderzoek zijn de merries gedurende drie dagen gespoeld
met een breedspectmm-antibioticum-combinatie. De intraute-
riene vochtophoping die na de cysteverwijdering bij twee mer-
ries werd waargenomen was aan het einde van de behandeling
volledig geresorbeerd. Ook wordt wel gebmik gemaakt van
een verdunde povidoonjood\'^-oplossing (28) of worden de
merries hengstig gespoten (10). Hengstig spuiten heeft alleen
effect bij een cyclische merrie in di-oestms en niet bij merries
in winter-anoestms zoals de merries in dit onderzoek.
Na de operatieve behandeling zijn drie van de vijf merries in
het daarop volgende dekseizoen drachtig bevonden op drie
maanden na de dekking. Deze merries werden in twee tot vier
cycli drachtig. Van recidieven werd geen melding gemaakt.
Onderzoek waarbij 150 merries middels deze techniek werden
behandeld gaf een drachtigheidspercentage van 66 procent en
een recidiefpercentage van acht procent (6). Concluderend
kan gesteld worden dat deze non-invasieve techniek geïndi-
ceerd is bij merries met cysteuze veranderingen van het endo-
metrium waar geen andere oorzaken voor het niet drachtig
worden gediagnostiseerd zijn. Hoewel de onderliggende oor-
zaak van systemische aard is, optimaliseert deze techniek de
kansen op het uitdragen van de vmcht. De endoscopische be-
handeling geeft ook de mogelijkheid voor een visueel onder-
zoek van de utems en maakt biopten onder visuele controle
mogelijk zodat deze techniek naast een therapeutische ook een
prognostische waarde heeft.

LITERATUURLIJST

1. Adams GP, Kastelic JP, Bcrgfelt DR, and Ginthcr OJ. Effect of uterine
inflammation and ultrasonically-detected uterine pathology on fertility
in the mare. J Reprod Pert Suppl 1987; 35 :445-54.

2. Afkhami-Rohani A, Blourchi M, llovareshti P, and Gharagozloo P.
Hysteroscopic Evaluation in Subfertile Turkaman Cross-Bred Mares. J
Eq Sci 1996; 7 (4): 89-92.

3. Allen WR. The diagnosis and handling of early gestational abnormali-
ties in the mare. Anim Reprod Sci 1992; 28: 31-8.

4. Ball BA. Embryonic loss in mares. Vet Clin of North Am Eq Prac 1988;
4(2): 263-90.

5. Ball BA, Little TV, Weber JA ,and Woods GL. Survival of 4 day em-
bryos transferred from the oviduct of normal and subfertile donor mares
to the uterus of normal recipient mares. Theriogenology 1987; 27 (I) :
208.

6. Bartmann GP, Schoning A, Brickwedel I, Ohnesorge B und Klug E.
Hysteroskopie und minimal invasive endouterine Chirurgie bei der
Stute. Pferdeheilkunde 1997; 13 (5): 474-82.

7. Berglund LA, Sharp DC, Vemon MW, and Thatcher WW. Effect of
pregnancy and collection technique on prostaglandin F in the uerine lu-
men of pony mares. J Reprod Pert Suppl 1982; 32 : 335-41.

8. Blikslager AT, Tate LP, and Weinstock D. Effects of neodymium:yt-
trium aluminium garnet laser irradiation on endometrium and on endo-
metrial cysts in six mares. Vet Surg 1993; 22 : 351-6.

9. Boué J, Boué A, and Lazar P.The epidemiology of human spontaneous
abortions with chromosomal anomalies. In: R.J. Blandau, Aging
Gametes. Karger, Basel 1975 : 330-48.

10. Bracher V, and Allen WR. Videoendoscopic evaluation of the mare\'s
uterus: I. Findings in normal fertile mares. Eq Vet J 1992; 24 (4): 274- 8.

11. Bracher V, Mathias S, and Allen WR. Videoendoscopic evaluation of

Betadine^ oplossing, (povidonjood) lOOmg/ml (ASIA medica, Diemen, Nederland).

ijwir-

m^BBBaHH

the mare\'s uterus: 2. Findings in subfertile mares. Equine Vet J 1992; 24
(4):279-84.

12. Bracher V, Stone R, and Allen WR. Transendocopic Nd: YAG laser sur-
gery for treatment of intrauterine adhaesions in 4 mares. Eq Vet Educ
1994; 6:22-6.

13. Bracher V, Mathias S, and Allen WR. Influence of chronic degenerative
endometritis (endometrosis) on placental development in the mare. Eq
VetJ 1996; 28(3): 180-8.

14. Brook D, and Frankel K. Electrocoagulative removal of endometrial
cysts in the mare. Eq Vet Sci 1987; 7 (2): 77-81.

15. Ginther OJ. Intrauterine movement of the early conceptus in barren and
postpartum mares. Theriogenology 1984; 21 (4): 633-44.

16. Ginther OJ. Dynamic physical interactions between the equine embryo
and uterus. Eq Vet J Suppl 1985; 3 :41-7.

17. Ginther OJ, and Adams GP. Equine Fetal Mobility as Observed by
Video-Imaging Endoscopy. Comp Cont Educ Prac Vet 1989; II : 1275-
80.

18. Hassold T, Chen N, Funkhauser J, Jooss T, Manual B, Maatsuura J,
Matsuyama A, Wilson C, Yamana JA, and Jacobs PA. A cytogenetic
study of 1000 spontaneous abortions. Ann Hum Genet 1980; 44: 15-78.

19. Jeffcott LB, and Whitwell KE. Twinning as a cause of foetal and neona-
tal loss in the Thouroughbred mare. J Comp Pathol 1973; 83: 91-105.

20. Kaspar B, Kahn W, Laging C und Leidl W. Endometriumzysten bei
Stuten. Tierzartl Prax 1987; 15 : 16-6.

21. Kenney RM. Cyclic and Patholgical Changes of the Mare Endometrium
as Detected by Biopsy, with a note on Eariy Embryonic Death. J Am Vet
Med Assoc 1978; 172 ( 3): 241 -62.

22. Kenney RM, and Doig PA. Equine Endometrial Biopsy. In: Current
Therapy in Theriogenology. 2 Morrow Saunders Philadelphia 1986:
723-9.

23. Koskinen E. Reproductive performance of mares in Finland. A Study of
seasonality, ovulation and postovulatory breeding. 1991 PhD Thesis,
University of Helsinki.

24. LeBlanc MM. Endoscopy. In: Equine Reproduction (McKinnon AO
and Voss JL) Lea and Febiger, Philadelphia, London 1993 : 255-7.

25. Leidl W und Kahn W. Differential diagnostische Befunde bei der
Fruhtrachtigkeitsuntersuchung von Stuten mit dem Ultraschallverfahren
(Echographie) Vlaams Dierg Tijdschr 1984; 53 (3): 170-9.

26. Leidl W, Kaspar B und Kahn W. Endometriumzysten bei Smten. Teil 2.
Klinische Untersuchungen: Vorkommen und Bedeutung. TierarzI Prax
1987; 15 :281-9.

27. McDowell KJ, Sharp DC, Grubaugh W, Thatcher WW, and Wilcox CJ.
Restricted Conccptus Mobility Results in Failure of Pregnancy
Maintenance in Mares. Biol of Reprod 1988; 39 : 340-8.

28. Merkt H, Deegen E, Dieckmann M, Bader H, Gremmes S, Merkt JC und
Werhahn H. Zysten in der Gebarmutterwand von Stuten sowie
Behandelungsversuche unter hysteroscopischer Kontrolle. Pferdchcil-
kunde 1991; 7 (5): 251-7.

29. Pipers FS, Zent W. Holder R and, Asbury A. Ultrasonography as an ad-
junct to pregnancy assessments in the mare. J Am Vet Med Assoc 1984;
184(3): 328-34.

30. Prickelt ME. Abortion and Placental lesions in the mare. J Am Vet Med
Ass 1970; 157: 1465-70.

31. Schoon HA, Schoon D, Ohnesorge B und Klug E. Zu diagnose.
Pathogenese und Bedeutung endometrialer Zysten bei der Stute.
Pferdeheilkunde 1993; 9(4): 215-21.

32. Sharp DC, und McDowell KJ. Critical events surrounding the matemal
recognition of pregnancy in mares. Eq Vet J Suppl 1985; 3 : 19-22.

33. Sharp DC, McDowell KJ, Weithenauer J, and Thatcher WW. The conti-
nuum of events leading to maternal recognition of pregnancy in mares. J
Reprod Pert Suppl 1989; 37 : 101-7.

34. Torp M. Real time ultrasonography for early pregnancy detection in the
mare. Nonnal and pathological findings. Norsk Vet 1988; 100 (4): 273-
80.

35. Vemon MW, Zavy MT, Asquith RL, and Sharp DC. Prostaglandin F2
(in the equine endometrium: steroid modulation and production capaci-
ties during the estrous cycle and early pregnancy. Biol Reprod 1981; 25 :
581-9.

36. Wilson GL. Hysteroscopic examination of Mares. VMSAC 1983; 78 (4)
: 568-78.

37. Wilson GL. Diagnostic and therapeutic hysteroscopy for endometrial
cysts in mares. Vet Med Small Anim Clin 1985; 80 : 59-62.

38. Woods J, Bergfelt DP, and Ginther OJ. Affects of time of insemination
relative to ovulation on pregnancy rate and embryonic loss rate in mares.
Equine VetJ 1990; 22:41015.

-ocr page 278-

DE FRET

DEEL 2: DIERGENEESKUNDIGE INFORMATIE

Tijdschr Diergeneeskd 1999: 124:634-7

J. Moorman-Roest\'\'

langrijk om naar de grootte van de vulva te kijken.
Rectale temperatuur: 38-39°C.
Hartfrequentie: 180-250/minuut.
Ademhalingsfrequentie: 30-40/minuut.

SAMENVATTING

Deze reeks artikelen is bedoeld als praktische handlei-
ding voor de dierenarts in de gezelschapsdierenpraktijk.
In het kort worden de specifieke bijzonderheden van de
fret, de huisvesting, voeding en voortplanting beschre-
ven. Uitgebreider wordt ingegaan op de diagnostische
handelingen zoals bijvoorbeeld het afnemen van bloed,
de anesthesie, de eenvoudige chirurgie, de preventieve
diergeneeskunde en de opname van een zieke fret in de
kliniek. Van frequent voorkomende klinische klachten
worden vervolgens differentiaaldiagnostisch de moge-
lijke oorzaken beschreven. Van elke genoemde aandoe-
ning komen daarna in het kort oorzaak, symptomen, dia-
gnostiek, therapie en eventuele preventie aan de orde.

SUMMARY
The ferret

This series qfarlicles on the j\'erret provide a practical handout jbr compa-
nion animal practitioners. A.ipects concerning the housing, nutrition, and
reproduction ofj\'errets are briefly described, jbllowed by a more detailed
descripion of diagnostic procedures such as blood collection, anaesthesia,
small surgical procedures, preventive veterinary care, and hospitalization.
Frequently seen clinical problems with their difj\'erential diagnosis are dis-
cussed. and the cause, clinical symptoms, diagnosis, therapy and. if appli-
cable. prevention and control of these disorders are briefly de.scribed.

DIAGNOSTISCHE HANDELINGEN

Hanteren

De fret heeft over het algemeen een vriendelijke opstelling.
Tijdens het klinisch onderzoek kan de fret het makkelijkst met
één hand rond de nek worden vastgepakt terwijl de andere
hand de achterhand ondersteunt. Soms kan het beetpakken in
het nekvel bij een moeilijke fret een goed effect hebben.

Klinisch onderzoek

Een lichamelijk onderzoek is makkelijk uit te voeren. De fret
laat meestal zonder problemen de bek openen om het gebit te
inspecteren. De oren zijn met behulp van een otoscoop te on-
derzoeken op oormijt (Foto 1). Vergeet niet de lymfeklieren
te onderzoeken. Dehydratie is door het oplichten van de huid
in de nek vast te stellen. Auscultatie van het hart is soms las-
tig door de hoge hartfrequentie. De longen zijn wel goed te
beoordelen. Vooral de buikpalpatie kan veel informatie ge-
ven. De milt is vaak goed links voor in de buik te palperen.
Een onregelmatig wat zachte dikte midden-voor in de buik
zijn meestal de Lnn. mesenteriales. Bij vrouwtjes is het be-

^ Dierenkliniek Brouwhuis. Rivierensingel 730, 5704 NZ Helmond. Telefoon: 0492-
515977. E-mail: www.dierenkliniek.com.

Foto 1. Oorinspectie.
Röntgenfoto \'s

Het maken van röntgenfoto\'s is eenvoudig en geeft veel extra
informatie. Een lichte sedatie met Medetomidine (Domitor®,
Pfizer) is gewenst maar niet altijd noodzakelijk. Het is aan te
raden om een totale opname van de fret in zij- en rugligging te
maken. Door met een dunne maagsonde lucht in de maag te
blazen is deze goed te onderzoeken op corpora aliena en haar-
ballen. Bij oudere fretten is regelmatig een sterk vergroot hart
zichtbaar veroorzaakt door cardiomyopathie.

Bloedafname

Bloedafname bij de fret lijkt moeilijker dan het is. Voor een
druppeltje bloed kan een nageltje (te) kort worden afgeknipt.
Dit is een snelle maar voor de eigenaar een weinig elegante
methode. Beter is het om een paar druppels bloed via de V.
cephalica of de V. saphena af te nemen.
Voor grotere hoeveelheden is de V. jugularis een prima vene.
De techniek is dezelfde als bij de kat. Het scheren van de vacht
maakt het bloed afnemen een stuk gemakkelijker. Overleg
echter eerst met de eigenaar want het duurt maanden voor de
haren weer zijn aangegroeid. Gebruik een 1 ml spuitje met een
scherp oranje kort naaldje (25Gx5/8"). De vene ligt meer naar
lateraal dan men zou verwachten. Als de nek te veel gestrekt
wordt loopt het bloed niet makkelijk de spuit in.
Een gezond vrouwtje van 750 gram heeft 40 ml bloed, een
gezond mannetje van 1000 gram heeft 60 ml bloed. Tien pro-
cent van het bloedvolume kan veilig worden afgenomen.
Bloedafname kan het beste worden uitgevoerd na vier uur
(bij verdenking op insulinomen) of zes uur vasten, dat is be-
langrijk voor de interpretatie van de glucosewaarden.
Het bloed afnemen onder sedatie met Medetomidine is moeilij-

-ocr page 279-

ker door de optredende perifere vasoconstrictie. Een kapje met
Isofluraan is een beter alternatief maar geeft lagere hematologi-
sche waarden van onder andere de Ht, Hb, erytrocytenaantal en
in mindere mate een verlaging van het leucocytenaantal.

Normaalwaardes bloed (zie tabel).
Tabel 1. Chemische bloedwaarden

Referentie 10

Referentie 12

Totaal eiwit (g/1)

51-74

gemiddeld: 59-60

-

Albumine (g/1)

26-41

gemiddeld: 32-37

-

Glucose (mmol/1)

3,5-11,5

gemiddeld: 5,6-7,6

4,4-8,1 (na 6
uur vasten)

Ureum (mmol/1)

3,6-16,1

gemiddeld: 7,9-10

3,3-9,2

Kreatinine (mol/1)

18-79

gemiddeld: 35-53

<70,8

Totaal bilirubine (nmol/1)

<17,1

-

AF (IE/1)

9-120

gemiddeld: 23-53

<145

ALAT (IE/1)

82-289

gemiddeld: 170

<45

ASAT(IE/1)

28-120

gemiddeld: 65

-

Natrium (mmol/1)

137-162

gemiddeld: 148-152

-

Kalium (mmol/1)

4,3-7,7

gemiddeld: 4,9-5,9

-

Calcium (mmol/1)

2,0-3,0

gemiddeld: 2,3

-

Cholesterol (mmol/1)

1,7-7,7

gemiddeld: 4,3

-

Bij de waarden van referentie 10 zijn de verschillende waardes van de al-
bino mannetjes en vrouwtjes en de wildkleur mannetjes en vrouwtjes sa-
mengevoegd.

Interpretatie bloeduitslag

De hematocriet is relatief hoog vergeleken bij andere dier-
soorten.

Bij een glucosewaarde onder de 4 mmol/1 is er een sterke
verdenking op de aanwezigheid van insulinomen. Bij erg
lage waardes dienen direct maatregelen genomen te worden
om een \'hypo\' te voorkomen.

Bij nierfalen treedt eerder een stijging van het ureumgehalte op
dan een stijging van het kreatininegehalte. Hoge ureumwaar-
des worden verdragen zonder veel klinische syinptomen. Bij
een matige verhoging van het ureum-gehalte bij oudere fretten
moet rekening gehouden worden met cardiomyopathie.
ALT is een leverspecifiek enzym bij fretten. Een waarde ho-
ger dan 300 IE geeft aan dat er sprake is van een leverpro-
bleem. De AF is soms verhoogd bij leverziekten. De hoogte
van de ALT levert geen informatie betreffende de prognose.
Een lymfocytenaantal van meer dan 3,5x10^/1 of meer dan
60 procent van het totaal aantal witte bloedcellen kan een
aanwijzing zijn voor het aanwezig zijn van lymfomen. Vaak
is dan het aantal leucocyten ook hoger 1 Ox 10^/1 (1,8,11). Een
recent onderzoek stelt echter dat een lymfocytose zonder
atypische cellen geen goede screening is voor de aanwezig-
heid van lymfomen. De lymfocytose zou een reactieve lymf-
ocytose kunnen zijn door een andere oorzaak (11).

Urineonderzoek

De pH van de urine kan variëren naar gelang het dieet. De
normale pH van de urine van een fret op een (dierlijk) eiwit-
rijk dieet van een goede kwaliteit is ongeveer 6. Een matige
hoeveelheid eiwit is normaal in de urine. De cortisol/kreati-
nineratio is niet geheel betrouwbaar. Een lage ratio sluit een
bijnierprobleem niet uit. Een hoge ratio geeft een aanwijzing
voor een bijnierprobleem maar die verdenking was er waar-
schijnlijk al gezien de andere symptomen. In tegenstelling
tot de ziekte van Cushing bij de hond produceert de ontaarde
bijnier meer geslachtshormonen en in veel mindere mate
corticosteroïden.

\'■»Hl

* »

« f m

Fecesonderzoek

Worminfecties komen weinig voor. Coccidiose kan bij jonge
fretten soms wel een probleem zijn.

Het nemen van biopten voor cytologie en histologie
Hoewel hier steeds meer gebmik van wordt gemaakt bij de
hond en de kat, wordt dit vaak vergeten bij de fret. Vaak
wordt ten onrechte gedacht dat een eigenaar het er financieel
niet voor over heeft.

Echografie

Een echo kan vooral informatie geven over het abdomen,
met name betreffende een massa in de buik of het beoordelen
van de bijnieren. Een echo van het hart kan een cardiomyo-
pathie of andere hartaandoeningen aantonen.

ECG

Een ECG kan over het algemeen bij een niet-gesedeerde fret
worden afgenomen. Het tevens aanbieden van een lekkemij
zoals Nutri-plus gel® helpt prima om het fretje mstig het on-
derzoek te laten ondergaan.

DE ANESTHESIE

Fretten kunnen zeer goed tegen diverse anesthetica mits men
de juiste dosering gebmikt.

Om het overzichtelijk te houden worden de meestgebmikte
narcosemiddelen vermeld.

Sedatie

Medetomidine 80-100 g/kg = 0.08-0.1 ml/kg IM geeft een
prima sedatie voor het maken van röntgenfoto\'s, oren
schoonmaken, afnemen van een naaldbiopt of het maken van
een echo. Na gemiddeld vier minuten is het middel inge-
werkt. Medetomidine geeft een kortdurende analgesic (on-
geveer tien minuten) en een langdurige sedatie (tot 1,5 uur).
Intuberen is niet mogelijk maar dit kan eventueel wel na in-
ductie met een kapje.

De sedatie kan geantagoneerd worden met een Atipamezol.
Het aantal toe te dienen milliliters is de helft van het aantal
milliliters Medetomidine (9).

Anesthesie voor kleine ingrepen

* Medetomidine 80-100 i/kg = 0.08-0.1 ml/kg IM
Ketamine 5 mg/kg = 0.05 ml/kg (10% opl.) IM. Deze anes-
thetica kunnen gezamenlijk in één spuit worden toegediend.
Door de Ketamine wordt de analgesic verlengd. Kleine in-

-ocr page 280-

grepen als een tandsanering en castratie kunnen worden uit-
gevoerd. Nadeel is dat de duur van de analgesie wisselend
kan zijn. Het is verstandig om een kapje met Isofluraan bij
de hand te houden om de anesthesie indien nodig te verlen-
gen. Na de ingreep kan Atipamezol toegediend worden.
* Xylazine 1-2 mg/kg = 0.05-0.1 ml/kg (2% opl.) IM
Ketamine 20-30 mg/kg = 0.2-0.3 ml/kg (10% opl.) IM.
Ook deze anesthetica kunnen gezamenlijk in één spuit
worden toegediend. Een subcutane toediening is makkelij-
ker en geeft eenzelfde effect. De duur van de anesthesie is
voorspelbaarder dan bij de vorige combinatie. Voor een
castratie bij de mannelijke fret kan de lage dosis en voor
een castratie van de vrouwelijke fret de hoge dosis keta-
mine gebruikt worden. Ook deze combinatie is te antago-
neren met Atipamezol.

Anesthesie voor grote ingrepen

Voor uitgebreide chirurgie van bijvoorbeeld bijnieren is een
langduriger anesthesie nodig. Met behulp van Isofluraan of
Halothaan (tweede keus) is de narcose met Medetomidine/
Xylazine Ketamine te verlengen. Dit kan met behulp van
een kapje maar beter is het om de fretten te intuberen. De dia-
meter van de endotracheale tube is 1,5-3 mm. De glottis
moet even plaatselijk verdoofd worden met lidocaïne-spray.
De cuf hoeft niet te worden opgeblazen.
Het is ook mogelijk om de fret direct aan een kapje met
Isofluraan te leggen. Dit wordt onder andere gebruikt voor
bloedafname (hoewel de hematologische waardes beïnvloed
worden) en het maken van een röntgenfoto. Bij invasievere
ingrepen is het de vraag of Isofluraan alléén wel voldoende
analgesie geeft.

Anesthesie hij risicopatiënten

Bij fretten verdacht van cardiovasculaire problemen, maar
ook bij andere risicopatiënten kan het beste de volgende
combinatie gebruikt worden.

Midazolam 0.3 mg/kg Ketamine 5-10 mg/kg Atropine
0.02 mg/kg IM.

De anesthesie kan eventueel ondersteund worden met
Isofluraan. Het toedienen van extra zuurstof is aan te bevelen
(Foto 2) (7).

EENVOUDIGE CHIRURGISCHE INGREPEN

Algemeen

Het is niet nodig en zelfs ongewenst om een fret langer dan
vier tot zes uur te laten vasten voor de operatie. Een warmte-
matje is zeker voor langere operaties sterk aan te bevelen.
Vaak daalt de temperatuur bij buikoperaties al snel onder de
34°C. Het beste kan een matje met circulerend warm water
worden gebruikt. Een rubberen warmwaterkruik is een rede-
lijk altematief Elektrische warmtematjes die pas warmte af-
geven bij druk op het oppervlak zijn minder geschikt gezien
het lichte gewicht van de fret.

Als hechtmateriaal kan Vicryl 4-0 of 3-0 bij de meeste opera-
ties worden gebmikt.

Na de chimrgie is warmtetoevoer via een warmtelamp of plaat-
sing in een couveuse erg belangrijk. Daar de temperatuur soms
snel kan oplopen is elk kwartier temperaturen een vereiste.
Fretten kunnen niet tegen omgevingstemperaturen boven de
30°C. Gezien de intensieve nazorg is het daarom niet verstan-
dig om een fret \'s avonds te opereren. Als de fret niet braakt en
goed is bijgekomen uit de anesthesie kan een paar uur na de
operatie alweer NutriIon Soya® melk worden aangeboden.
Bij oudere fretten is het aan te raden om, voordat de fret on-
der anesthesie wordt gebracht, een klein bloedonderzoek
(glucose, ureum, ALT) uit te voeren of een röntgenfoto (in
verband met cardiomyopathie) te maken. Dit om eventuele
anesthesierisico\'s beter te kunnen inschatten.

Castratie van de vrouwelijke fret

Vrouwtjes van zes tot acht maanden leeftijd, waar niet mee
wordt gefokt, kunnen het beste worden gecastreerd. Als
vrouwtjes te lang loops blijven bestaat het risico op beenmerg-
depressie. Het castreren kan gebeuren vóór de loopsheid, maar
voor een beginnend fretten-chimrg is het in de eerste maand
van de loopsheid gemakkelijker. De uteri zijn dan groter en
daardoor makkelijker te vinden. De operatie wordt via een inci-
sie in de linea alba op dezelfde wijze als bij de kat uitgevoerd
(Foto 3).

Castratie

Een mannetje kan gecastreerd worden vanaf vijf maanden
leeftijd. Een niet-gecastreerd mannetje stinkt meer en kan
ook meestal niet met andere fretten worden gehuisvest daar
hij die regelmatig wil dekken. Door de castratie worden veel
mannetjes makkelijker in de omgang en neemt de geur ten
gevolge van de vetachtige secretie van de huid met 90 pro-
cent af De castratie wordt op dezelfde wijze als bij de kat uit-
gevoerd. Aangezien het nogal eens voorkomt dat een testikel
niet volledig is afgedaald is het zinvol om eerst goed naar de
testikels te voelen. De meeste niet-afgedaalde testikels zitten
in de buurt van het lieskanaal (Foto 4).

-ocr page 281-

PREVENTIEVE DIERGENEESKUNDE

Vaccinaties

Fretten zijn zeer gevoelig voor het Hondenziektevirus.
Eenmaal geïnfecteerd is de mortaliteit 100 procent.
Hondenziektevaccins op basis van honden-cellijnen (Van-
guard, Duramune 7 en 8, Duramune puppyshot) zijn gevaar-
lijk voor fretten omdat ze hierdoor juist in een meer of mindere
mate Hondenziekte kunnen krijgen. Hondenziekte-vaccins op
basis van kippen-embryocelcultures, zoals bijvoorbeeld
Duramune DA2P1 (de voormalige Dohyvac DA2PI) en
Nobivac Puppy DP, zijn wel veilig en geven een langdurige
immuniteit. Over het wel of niet gevoelig zijn voor de ziekte
van Weil bestaat een controverse. Deze entstof is echter on-
schadelijk (2).

Vaccinatieschema:

* pups vanaf negen weken: inenting Hondeziekte en ziekte
van Weil.

* daama op 14 weken: inenting Hondeziekte en ziekte van
Weil.

* daama jaarlijks: inenting Hondeziekte en ziekte van Weil.
Fretten vanaf de leeftijd van drie maanden die nog niet eer-
der zijn ingeënt kunnen twee keer met een tussentijd van drie
weken worden gevaccineerd.

Vaccins die bij de fret zijn te gebmiken zijn bijvoorbeeld:

* Duramune DA2P1 Lepto (Fort Dodge) of

* Nobivac Puppy DP Lepto (Mycofarm).

Rabiës is alleen nodig als de fret naar het buitenland gaat. De
inenting moet dan 30 dagen voor het vertrek plaatsvinden. In
Nederland is alleen geïnactiveerde entstof te verkrijgen en
die kan worden toegepast bij de fret.

Jaarlijkse \'check-up\'

Bij fretten vanaf drie jaar oud zou het goed zijn om jaarlijks,
bijvoorbeeld als de eigenaar komt voor de vaccinatie, wat
bloed af te nemen voor een glucose-, ureum- en ALT-bepa-
ling. Naast een uitgebreid lichamelijk onderzoek kan dit in
een vroeg stadium infonnatie geven over eventuele (veel
voorkomende) aandoeningen. Indien nodig kan een gebits-
reinigmg worden voorgesteld.

Haarhalpreventie

Ter preventie van het ontstaan van haarballen kan tijdens de
rui één keer per twee a drie dagen een haarbal laxans voor kat-
ten worden toegediend. Veel fretten vinden dat een traktatie.
Het regelmatig borstelen of kammen werkt ook preventief.

Ontwormen

Het routinematig ontwormen van fretten is niet nodig omdat
zij slechts zelden worden geïnfecteerd met nematoden of
cestoden. Indien nodig kan mebendazol (Telmin KH®,
Janssen-Cilag) of praziquantel met pyrantelembonaat
(Drontal kat®, Bayer) in de dosering voor de kat worden
voorgeschreven.

OPNAME VAN EEN ZIEKE FRET IN DE KLINIEK

Kooi \'fretproof\'

Fretten zijn enorme uitbrekers en waar de kop door kan volgt
de rest gemakkelijk. Konijnenkooien met horizontale spijlen
worden uit elkaar gebogen.

In de kooi moet een slaap-, eet- en toiletgedeelte aanwezig
zijn. Veel fretten doen hun behoefte op de kattenbak. Om de
fret een gevoel van welbehagen te geven is het erg belangrijk
dat hij ergens onder kan kmipen. Handdoekjes voldoen
goed. De eigen vertrouwde handdoekjes kunnen in eerste in-
stantie worden gebmikt. Naarmate de fret meer gewend is
aan de kliniek kunnen schone nieuwe handdoekjes worden
gegeven. Het is niet aan te raden om zachte kunststoffen mat-
jes op de bodem van de kooi te leggen, die worden nogal
eens beknabbeld hetgeen niet bevorderlijk is voor het darm-
kanaal en de spijsvertering.

1 ■mkir

Voeding en drinken

Fretten kunnen erg kieskeurig zijn wat betreft hun voedsel.
Het is een goed idee om de eigenaar het eigen voer mee te la-
ten brengen. Sommige fretten zijn gewend aan het water
drinken uit een bakje, anderen drinken alleen uit een drink-
flesje met nippelsysteem.

Warmtelamp

Een warmtelamp kan nodig zijn bij een zieke fret, maar de
kooi kan snel te warm worden. Het is erg belangrijk om dan
regelmatig de temperatuur van de fret op te nemen want ze
zijn erg gevoelig voor oververhitting. Bij opname in de cou-
veuse ook regelmatig de temperatuur opnemen. Het \'s nachts
in de couveuse (zonder toezicht) laten verblijven van fretten
kan dan ook door het optreden van hyperthermie dodelijk
zijn.

(Dwang)voeding

Het is belangrijk dat zieke fretten regelmatig voedsel bin-
nen krijgen. Helaas voelen ze daar niet altijd de behoefte
toe. Met behulp van Nutrilon Soya®, een babymelkvoe-
ding voor baby\'s van nul tot zes maanden, kan de fret ge-
makkelijk gevoerd worden. Elke twee tot vier uur 10-20
ml met een spuitje in de bek ingeven wordt zeer goed ver-
dragen. Meestal likken ze het uit het spuitje op en dwang
komt er eigenlijk nooit aan te pas. Sommige fretten eten al-
leen als er een verzorger bij is. A/D dieet van Hill\'s kan
ook op deze manier worden gegeven. Lauwwarm gepu-
reerd voedsel wordt beter gegeten dan een koude hap uit de
koelkast. Het is even uitproberen wat de fret het lekkerste
vindt.

Infuus

Het is mogelijk om een intraveneus infuus aan te leggen in de
V. cephalica of V. saphena. Een infuus in de V. jugularis is
moeilijker aan te brengen. De fret kan eventueel onder anes-
thesie worden gebracht met een kapje met Isotluraan. Maak
vervolgens eerst een klein gaatje in de huid met een 20-22
gauge naald en breng dan een korte 24-25 gauge over-de-
naald-catheter in de vene aan. De poot wordt daama ingepakt
met Vetrap. Goed in de gaten houden dat de fret zich niet ver-
strikt in de infuuslijn of teveel infuus krijgt. Voor normaal
onderhoud is 75-100 ml/dag voldoende.
Makkelijker is het om infuusvloeistof subcutaan toe te dienen.

REFERENTIES: NA DEEL DRIE VAN DEZE SERIE.

-ocr page 282-

•■ i «1

itótóÉSlÉÉÉiiliii

HET VETERINAIR TUCHTCOLLEGE

Veterinair tuclitreclit

Uitspraak in de zaak van X, klager wo-
nende te A tegen Y, beklaagde wo-
nende te B.

□E PROCEDURE

1. Bij klaagschrift van 25 september
1998, aangevuld bij schrijven van
20 januari 1999, heeft klager zich
tot het Veterinair Tuchtcollege ge-
wend.

Beklaagde heeft bij schrijven van
16 november 1998, aangevuld bij
schrijven van 22 februari 1999, ge-
reageerd op de klacht.
Het College heeft de zaak op 15
april 1999 ter zitting behandeld.
Klager was in persoon aanwezig.
Beklaagde was eveneens in per-
soon aanwezig en werd bijgestaan
doorZ.

DE KLACHT

2. In de schriftelijke klacht, zoals
mondeling toegelicht ter zitting,
verklaart klager - kort samengevat
en zakelijk weergegeven - het vol-
gende.

Op 27 juni heeft klager zich om
14.30 uur telefonisch tot een die-
renartsenpraktijk gewend met het
verzoek om spoedhulp te verlenen
omdat zijn paard emstige koliek-
verschijnselen vertoonde. Om
15.00 uur heeft klager opnieuw de
praktijk gebeld, waarop hem werd
medegedeeld dat de dierenarts
na zijn telefoontje meteen was
vertrokken. Beklaagde arriveerde
echter pas om 15.25 uur. Op dat
moment had klager het paard, dat
zich doodziek toonde en droop van
het zweet, al een uur in de benen
gehouden. Klager heeft ter zitting
verklaard dat het paard steeds ster-
ker de neiging had om te gaan lig-
gen, dat hij constateerde dat de
oren in de nek lagen en dat de ogen
een vreemde uitstraling vertoon-
den. Beklaagde heeft bij het onder-
zoek van het paard alleen de buik
gepalpeerd en de temperatuur op-
genomen; de pols en slijmvliezen
heeft hij niet gecontroleerd. Vol-
gens hem was er sprake van een ko-
liek; hij heeft het paard een injectie
met Buscopan toegediend en op
verzoek van klager tevens paraf-
fine toegediend, alsmede geadvi-
seerd om het paard op stal te zetten
en na een half uur wat hooi en wa-
ter te geven. Volgens beklaagde
zou het paard de volgende dag wel
weer wat kunnen werken.

3. Na de behandeling was de toestand
van het paard nog steeds erg slecht
en een kwartier nadat beklaagde
was vertrokken trad er een ver-
slechtering op. Klager heeft zich
daarom om 16.00 uur telefonisch
tot een andere dierenarts gewend,
die om 16.15 uur arriveerde. Deze
dierenarts heeft het paard uitge-
breid onderzocht en geconstateerd
dat de slijmvliezen reeds een witte
kleur begonnen te vertonen; op
grond daarvan concludeerde hij dat
er vermoedelijk sprake was van een
afsluiting van de dunne darm en
heeft hij zijn bezorgdheid over de
afloop uitgesproken. Hij heeft het
paard een sterke pijnstiller toege-
diend en om 16.35 uur heeft hij het
paard naar een kliniek doorverwe-
zen. Toen het paard om 18.35 uur
in de kliniek arriveerde was het in-
middels soporeus en kon het nau-
welijks meer op de benen staan.
Het tandvlees was paars en de ex-
tremiteiten waren ijskoud. In over-
leg met de dienstdoende dierenarts
heeft klager besloten om het paard
te laten inslapen.

4. Klager verwijt beklaagde dat hij te
laat is gearriveerd bij een spoed-
consult. Voorts wordt beklaagde
verweten dat hij het paard op een
oppervlakkige wijze heeft onder-
zocht, een onjuiste behandeling
heeft ingezet en foute adviezen
heeft verstrekt; klager wijst er in dit
verband op dat beklaagde het zwe-
ten van het paard niet heeft onder-
kend als een ziekteverschijnsel,
doch slechts als een gevolg van ac-
tiviteit heeft beschouwd en zich er
evenmin rekenschap van heeft ge-
geven dat de ziekteverschijnselen
bij een Qordenpaard anders zijn
omdat deze paarden een hogere
pijndrempel hebben; ook is klager
van mening dat beklaagde de pa-
raffine niet oraal doch via een
neussonde had moeten toedienen;

voorts wijst klager op het feit dat,
omdat er slechts enige mest af-
kwam, beklaagde met een moge-
lijke afsluiting van de darm reke-
ning had moeten houden en in dat
verband een rectaal onderzoek had
moeten verrichten. Tevens wordt
beklaagde verweten dat hij jegens
klager een nonchalante en badine-
rende houding heeft aangenomen
door de bezorgdheid van klager
over de toestand van het paard op
geen enkele wijze te delen.

HET VERWEER

5. In zijn verweerschrift, zoals nader
toegelicht ter zitting, verklaart be-
klaagde - kort samengevat en zake-
lijk weergegeven - het volgende.
Op 27 juni 1998 is beklaagde, die
zelfstandig gevestigd is als dierver-
loskundige en daamaast op afroep
beschikbaar is als dierenartsassis-
tent voor een dierenarts, door deze
dierenarts gebeld met de vraag of
hij in de gelegenheid was om een
spoedconsult af te leggen bij een
paard met een koliek. Beklaagde
heeft ter zitting verklaard dat de
dierenarts hem had gevraagd om
het paard eerste hulp te verlenen.
Beklaagde is na het telefoontje van
de dierenarts direct op pad gegaan
en is na ongeveer 20 minuten bij
klager gearriveerd. Het consult
heeft circa 30 minuten geduurd.
Beklaagde heeft ter zitting ver-
klaard dat hij eerst de anamnese
heeft afgenomen; omdat het paard
volgens de anamnese onmstig was
en de neiging had om te gaan lig-
gen heeft beklaagde geconcludeerd
dat sprake was van koliekver-
schijnselen. Hij heeft het paard on-
derzocht en vastgesteld dat sprake
was van een lichte verhoging; be-
klaagde heeft ter zitting verklaard
dat het paard wat zweterig was en
dat sprake was van een temperattjur
van 39°C. Hij heeft tevens ver-
klaard dat hij bij controle van de
slijmvliezen en het ausculteren
geen afwijkingen heeft vastgesteld
en dat het paard weinig borboryg-
mie vertoonde. Beklaagde heeft ter
zitting verklaard dat sprake was
van een hartslag van meer dan 50
en dat hij de turgor niet heeft ge-
controleerd. Beklaagde heeft het
paard een injectie met Buscopan

-ocr page 283-

toegediend, alsmede oraal paraf-
fine toegediend; hij heeft ter zitting
verklaard dat hij vóór het instellen
van de behandeling geen contact
met de dierenarts heeft gehad.
Beklaagde heeft klager vervolgens
geadviseerd om het paard op stal te
zetten en bij verslechtering van de
toestand van het paard direct con-
tact op te nemen met de dierenart-
senpraktijk. Beklaagde heeft de
praktijk na zijn consult geïnfor-
meerd omtrent zijn bevindingen.
Daarna heeft beklaagde niets meer
vemomen.

6. Beklaagde is van mening dat hij het
paard naar eer en geweten heeft be-
handeld. Hij wijst erop dat het toe-
dienen van paraffine via een neus-
sonde gecontraïndiceerd was en dat
het niet gebmikelijk is om bij een
eerste bezoek een rectaal touché uit
te voeren indien er mest afkomt.
Voorts merkt hij op dat er tijdens
het consult spontaan veel mest is
afgekomen en dat het paard geen
aanstalten maakte om te gaan rol-
len en niet getrapt heeft naar de
buik. Beklaagde heeft ter zitting
verklaard dat hij niet de indruk had
dat het paard zich in een emstige
toestand bevond; hij had juist de in-
dmk dat het paard aan de beterende
hand was omdat er al een uur met
het paard was gelopen en het paard
op het moment van het onderzoek
geen neiging meer had om te trap-
pen of te gaan liggen en er mest af-
kwam. Beklaagde heeft tevens ter
zitting verklaard dat het type paard
geen aanleiding vormde om anders
te oordelen.

VASTSTAANDE FEITEN

7. Het College gaat uit van de vol-
gende vaststaande, dan wel onvol-
doende weersproken, feiten.

Op 27 juni 1998 heeft beklaagde op
verzoek van een dierenarts in zijn
hoedanigheid van paraveterinair
(dierenartsassistent) het (koud-
bloed)paard van klager onderzocht
omdat het paard koliekverschijnse-
len vertoonde. Hij heeft het paard
onderzocht en daarbij geconsta-
teerd dat sprake was van een tem-
peratuur van 39°C en een hartslag
van meer dan 50. Voorts heeft hij
geconstateerd dat het paard mstig
was. Hij heeft vóór het instellen
van de behandeling geen overleg
met de dierenarts gepleegd. Hij
heeft het paard een injectie met

Buscopan toegediend en oraal pa-
raffine toegediend, alsmede gead-
viseerd om het paard droog te wrij-
ven en op stal te zetten. Beklaagde
had de indmk dat het paard aan de
beterende hand was. De opvolgend
dierenarts heeft verklaard dat
sprake was van een emstig ziek
paard; er was sprake van een sterk
verhoogde pols en een vertraagde
CRT; op grond daarvan heeft hij
geconcludeerd dat er sprake was
van een zeer emstig geval van
darmkoliek en dat er waarschijnlijk
sprake was van een afsluiting van
de dunne darm. Hij heeft het paard
behandeld met een hoge dosering
Finadyne en heeft het paard naar
een kliniek doorverwezen. De die-
renarts van de kliniek heeft ver-
klaard dat de prognose uiterst dubi-
eus was en dat in overleg met
klager is besloten om het paard te
laten inslapen.

OVERWEGINGEN

8. In geding is of beklaagde te kort is
geschoten in de zorg die hij in zijn
hoedanigheid van paraveterinair
(dierenartsassistent) had behoren te
betrachten ten opzichte van het
paard van klager, met betrekking
tot welk dier zijn hulp was ingeroe-
pen, dan wel hij op andere wijze in
zodanige mate te kort is geschoten
in hetgeen van hem als beoefenaar
van de diergeneeskunde in be-
perkte omvang mocht worden ver-
wacht, dat daardoor voor de ge-
zondheidszorg voor dieren emstige
schade heeft kunnen ontstaan.

9. Het College zal eerst bespreken de
klacht dat beklaagde de onderha-
vige visite te laat heeft afgelegd.
Het College stelt vast dat partijen
terzake tegenstrijdige verklaringen
hebben afgelegd. Immers, klager
heeft verklaard dat beklaagde pas
een uur nadat hij de dieren-
artsenpraktijk had verzocht om
spoedhulp te verlenen is gearri-
veerd, terwijl hij volgens de prak-
tijk direct na zijn telefoontje op pad
was gegaan. Beklaagde daarente-
gen heeft verklaard dat hij, nadat de
dierenarts hem telefonisch had ver-
zocht om het paard van klager eer-
ste hulp te verlenen, direct op pad is
gegaan en dat hij 20 minuten later
bij klager is gearriveerd. Hieruit
volgt dat de juistheid van de stel-
ling van klager, dat beklaagde kan
worden verweten dat hij te laat bij
klager is gearriveerd, niet is komen
vast te staan, zodat dit onderdeel
van de klacht ongegrond dient te
worden verklaard.

10. Het College zal thans bespreken de
klacht dat, samengevat, beklaagde
het paard onjuist heeft onderzocht
en behandeld. Het College is van
oordeel dat, gelet op de door kla-
ger gedane mededelingen omtrent
de gezondheidstoestand van het
(koudbloed)paard en de door be-
klaagde zelf geconstateerde ver-
schijnselen, waaronder een tempe-
ratuur van 39\'\'C en pols van meer
dan 50 slagen, beklaagde geen blijk
heeft gegeven van voldoende in-
zicht in de emst van de situatie
waarin het paard van klager zich
bevond. Het College is van mening
dat het in het onderhavige geval op
de weg van beklaagde had gelegen
om onmiddellijk na constatering
van deze verschijnselen de hulp
van een dierenarts in te roepen.
Zulks valt beklaagde naar het oor-
deel van het College temeer te ver-
wijten, nu ook is komen vast te
staan dat het onderzoek en de
daarop volgende behandeling van
het paard door beklaagde niet op
aanwijzing en onder controle van
een dierenarts, als bedoeld in de ar-
tikelen 9 en 10 van het Besluit
Paraveterinairen, heeft plaatsge-
vonden. Het College concludeert
dan ook dat beklaagde emstig te-
kort is geschoten in zijn handelen
als paraveterinair (dierenarts-
assistent), zodat dit onderdeel van
de klacht gegrond dient te worden
verklaard.

11. Het College zal tot slot bespreken
de klacht dat beklaagde een verwijt
treft vanwege, samengevat, de
wijze waarop hij is opgetreden.
Klager heeft in dit verband ver-
klaard dat beklaagde er bij zijn op-
treden geen blijk van heeft gegeven
dat hij de emst van de situatie on-
derkende en hem evenmin heeft la-
ten blijken dat hij de bezorgdheid
van klager deelde. Beklaagde heeft
in dit verband verklaard dat hij naar
eer en geweten heeft gehandeld en
de indmk had dat het paard aan de
beterende hand was. Nu de verkla-
ringen van partijen elkaar op dit
punt tegenspreken en de wijze van
optreden van beklaagde voor het
overige kan worden toegeschreven
aan diens - zoals hierboven over-

-ocr page 284-

wogen - onjuiste inschatting van de
ernst van de toestand waarin het
paard zich bevond, is het College
van oordeel dat dit onderdeel van
de klacht niet tot een gegrondver-
klaring daarvan kan leiden.

12. Het vorenstaande voert het College
tot de conclusie dat de klacht deels
gegrond en deels ongegrond moet
worden verklaard. Ten aanzien van
de op te leggen maatregel is het
College van oordeel dat, aangezien
beklaagde noch tijdens de behan-
deling van het paard, noch schrifte-
lijk of ter zitting voldoende blijk
van inzicht in de ernst van de situ-
atie heeft gegeven en bovendien
zijn handelingen als paraveterinair
(dierenartsassistent) niet op de
wijze zoals voorgeschreven in de
artikelen 9 en 10 van het Besluit
Paraveterinairen heeft verricht, niet
volstaan kan worden met een waar-
schuwing of een berisping. Aan be-
klaagde zal derhalve een boete
worden opgelegd. Het College acht
het voorts in het belang van een
goede uitoefening van de dierge-
neeskunde in beperkte omvang dat
aan de onderhavige uitspraak in
brede zin bekendheid wordt gege-
ven door middel van publicatie in
de Staatscourant, het Tijdschrift
voor Diergeneeskunde, alsmede
het tijdschrift VEDIAS Info van de
vereniging van dierenartsassisten-
ten.

^myMSBiyii

BESLISSING

Het College:

* Verklaart de klacht gegrond voor zo-
ver deze inhoudt dat beklaagde het
paard van klager onjuist heeft onder-
zocht en behandeld;

* Verklaart de klacht voor het overige
ongegrond;

* Legt beklaagde een geldboete van
ƒ 1000,- op als bedoeld in artikel 16,
onderdeel c, van de Wet op de uitoe-
fening van de diergeneeskunde 1990;

* Beveelt dat deze uitspraak, onder
weglating van de namen en woon-
plaatsen van de daarin genoemde
personen, alsmede van andere gege-
vens welke omtrent die personen
aanwijzingen bevatten, zal worden
gepubliceerd in de Staatscourant en
ter publicatie zal worden aangebo-
den aan het Tijdschrift voor Dier-
geneeskunde en het tijdschrift VE-
DIAS Info van de vereniging van
dierenartsassistenten.

At&^À^kbii»\'! j. A. 1

, ■Hi-littiiti&iiri\'if\'l

M

Aldus vastgesteld te \'s-Gravenhage
door dr. mr. C.P.C.M. Oomen, voorzit-
ter, en de leden drs. H.W. Bosch, drs.
J.C.M. van Dijck, C.A.C.A. Hoeve-
naars-Bakx en N.A.M.M. Duijm, in te-
genwoordigheid van mr. R. den
Bremer, secretaris.

Uitgesproken op 24 juni 1999 door mr.
dr. C.P.C.M. Oomen, voorzitter, in te-
genwoordigheid van mr. R. den Bre-
mer, secretaris.

mr. dr. C.P.C.M. Oomen
mr. R. den Bremer

zaaknr. 98/070 - EB 24 juni 1999

NASLAGWERK MICROBIOLOGIE VAN
VOEDINGSMIDDELEN

Boekbespreki

De nieuwe uitgave bevat het meest ac-
tuele overzicht van onderzoeksmetho-
den. Daarnaast is de infonnatie op on-
derdelen sterk uitgebreid. Voorbeelden
daarvan zijn het vermelden van de crite-
ria bij ruim 30 behandelde micro-orga-
nismen en het verduidelijken van tal
van bevestigingsreacties met behulp
van ftill colour illustraties. Daamaast
zijn twee nieuwe delen Voedsel-
veiligheid en Snelle detectiemethoden
toegevoegd.

De redactie van het boek bestaat uit een
keur van vooraanstaande deskundigen
op het gebied van microbiologisch on-
derzoek uit Nederiand en België. Het
zijn ir. R. Dijk (Stichting Effi), dr. R.R.
Beumer (Landbouwuniversiteit Wage-
ningen), ir. E. de Boer (Inspectie Waren
en Veterinaire Zaken), drs. M.M.M.
Bosboom (Nederlands Normalisatie-in-
stituut), ir. E. Brinkman (Stichting Effi),
Prof dr. ir. J. Debevere (Universiteit
Gent), ir. J.C. van Dijk (Centraal Orgaan
voor Kwaliteitsaangelegenheden in de
Zuivel), drs. A.F. Dijkstra (Analytico
AgriFood en ir. H. Stegeman (Rijks-
Kwaliteitsinstituut voor Land- en
Tuinbouwproducten).

Het boek Microbiologie van Voedings-
middelen kost f 375,- inclusief BTW en
verzendkosten. Het is te bestellen bij
Keesing Noordervliet, Postbus 325,
3990 GC Houten, telefoon: 030 -
6358585, fax: 030 - 6358500, e-mail:
k.
V. l. noordervliet@keesing. nl

Uitgeverij Keesing Noordervliet heeft dit voorjaar het boek \'Microbiologie
van Voedingsmiddelen: methoden, principes en criteria\'
uitgebracht. Dit na-
slagwerk is de opvolger van het uit 1990 daterende boek Mikrobiologisch
Onderzoek van Levensmiddelen; strategie, principes en methoden, dat in de
sector beter bekend is als \'het blauwe boek van Mossel\'.

SYMPOSIUM
KLAUWKREUPELHEDEN
BIJ HET RUND

Op donderdagmiddag 4 november
1999 organiseert de Groep Genees-
kunde van het Rund van de KNMvD
in samenwerking met Eurovet B.V.
een symposium over klauwkreupel-
heden bij het rund.

Verschillende aspecten zoals risico-
factoren, economische schade, dieren-
welzijn, preventie, praktische benade-
ring en bedrijfsbegeleiding zullen die
middag aan de orde komen.

Voor nadere informatie kunt u contact
opnemen met Eurovet, telefoon: 0497 -
388688.

-ocr page 285-

Bericliteii en verslagen

GEVRAAGD:
NIEUWE VRAGEN!

De rubriek Vraag en Antwoord
wordt zeer op prijs gesteld, zo blijkt
uit onderzoek, maar ook uit vele po-
sitieve reacties. De sleutel tot het
succes van deze rubriek is - zo denkt
de redactie - mede gelegen in het feit
dat de vragen uit de dagelijkse prak-
tijk afkomstig zijn. Vandaar dat de
redactie een oproep plaatst: nieuwe
vragen gevraagd! De redactie is ge-
ïnteresseerd in de meest uiteenlo-
pende zaken die betrekking (kunnen)
hebben op de uitoefening van de
diergeneeskunde in ruime zin.

Zo zou u een vraag kunnen stellen
naar aanleiding van een patiënt in de
praktijk, maar ook in aansluiting op
een gevolgde PAO-cursus. Wellicht
borrelen er vragen bij u op in de wan-
delgangen, in het bos of tijdens een
vergadering. Schroom dan niet om
uw vraag in het openbaar te stellen; u
doet er vele collegae een plezier mee.
Het indienen van een vraag die wordt
gepubliceerd, wordt beloond met een
boekenbon van ƒ 25,-. Vragen kun-
nen gestuurd worden naar de bureau-
redactie, tel. 030-2510111, fax 030-
2519847 of e-mail tijdschrift(g
knmvd.nl. De vragen kunnen ook
worden ingediend via de website van
de KNMvD, dan wel graag vermel-
den dat het om een vraag voor het
Tijdschrift gaat.

Het nieuwe adres van het kringkantoor

Nijmegen per 25 oktober is:

Boulevard Heuvelink 108

6828 KV Amhem

Postbus 5011

6828 EA Amhem

tel. 026-3528900

fax 026-3528939

Het RVV-kringlaboratorium Oost heeft

per 18 oktober het adres:

Bomesteeg 45

6708 PD Wageningen

tel. 0317-475501

fax 0317-475505

Het verzekeringsbedrijf Movir is over-
gegaan naar de nieuwe naamloze ven-
nootschap Movir NV. De voormalige
onderlinge heeft 30 procent van de aan-
delen, ING als nieuwe strategische part-
ner 70 procent. De onderlinge zal wor-
den omgezet in een vereniging, waarvan
de verzekerden lid zullen worden. Zij
kunnen zich in een Buitengewone
Ledenvergadering uitspreken over dit
voorstel.

Naast de verzekerden wil Movir ook de
verschillende beroepsorganisaties voor

OPENING NIEUWE RW-KRINGKANTOOR OOST

In het kader van het veranderingstraject dat de Rijksdienst voor de Keuring van
Vee en Vlees doorloopt, sluiten de kringkantoren Apeldoorn, Doetinchem en
Nijmegen op 22 oktober 1999 hun deuren. Voor Kring Oost is per 25 oktober
1999 een nieuw kringkantoor geopend in Arnhem. Tevens verhuist het kringla-
boratorium, gevestigd in Nijmegen, naar Wageningen.

Ook kent Kring Oost een nieuwe dis-
trictsindeling:

District Harderwijk (tel. 0314-
423960), district Apeldoorn (tel. 055-
3666444), district Dmten (tel. 0487-
516226) en district Doetinchem (tel.
0314-324555).

Voor meer informatie: Rijksdienst
voor de Keuring van Vee en Vlees, tel.
070-3578811.

MOVIR DEFINITIEF SAMEN MET ING

De onderlinge arbeidsongeschiktheidsverzekeraar Movir, gespecialiseerd in
vrijeberoepsbeoefenaren, is definitief onderdeel geworden van de ING. Movir
krijgt daardoor een flinke kapitaalinjectie, waardoor het mogelijk is te werken
aan expansie.

vrijeberoepsbeoefenaren, zoals die van
medisch specialisten, accountants, nota-
rissen, dierenartsen en advocaten, een rol
in de vereniging geven. Zo kan een-
drachtig worden opgekomen voor de ge-
zamenlijke belangen. Movir denkt daar-
bij aan intensief contact met de overheid
over het beleid voor vrijeberoepsbeoefe-
naren en aandacht voor preventie. De ar-
beidsongeschiktheid onder deze groep
stijgt namelijk al enkele jaren dramatisch
door werkdmk, overheidsmaatregelen
en spanningen op de arbeidsmarkt.

HET VETERINAIRE LIED

Dat ieder vogeltje zijn eigen lied zingt is
onzin, want vogeltjes tsjilpen maar wat.
Voor echt zingen moet u al twintig jaar
bij de Veterinaire Studenten Zangvere-
niging \'de Gouden Trachea\' zijn. Omdat
twintig zo\'n lekker rond getal is, zal dit
zeker gevierd worden: o.d.z. Bmls op
vrijdag
26 november 1999.
Zowel adapten van de Koperen Epig-
lottis, die hun zangkunsten nog onder de
luifel van de voormalige Biltstraat-mon-
sterbaan tentoonspreidden, als de hui-
dige hoeders van het veterinaire lied zijn
méér dan hartelijk welkom op de ko-
mende lustmmviering.

Van 17.00 tot 19.00 uur is er een recep-
tie in het Wilhelminapark. Vervolgens
is er een Lustmmzangborrel van 20.30
tot 23.00 uur in de Domtoren, gevolgd
door het Golden Tie gala. Tijdens de
lustmmzangborrel zal door sprekers uit
de wetenschap en praktijk het lustmm-
thema \'Bmls\' aan de kaak gesteld wor-
den.

Fax naar 030-234 25 06 en u ontvangt tij-
dig een update van het totale lustrumpro-
gramma met routebeschrijving. Mocht u
om onduidelijke redenen verhinderd zijn
en toch van uw sympathie blijk willen ge-
ven middels een donatie, dan kunt u die
storten onder vermelding van eventuele
zielenroerselen op bankrekeningnummer
536 851 565 ten name van Gouden
Trachea te Utrecht.

-ocr page 286-

De zaak Houtsmuller heeft kennelijk
voor inspiratie gezorgd en mogelijk
heeft het de afsluiting van het millen-
nium ook nog gestimuleerd. Tegen-
standers van altematieve geneeswijzen
zijn weer eens een discussie begonnen.

Zelfs de vereniging tegen kwakzalverij
heeft zich, met hun penningmeester als
woordvoerder, in de discussie gemengd.
Begrijpelijk overigens, want een derge-
lijke discussie is koren op hun molen.
De argumenten die naar voren worden
gebracht tegen met name de homeopati-
sche geneeswijze, zijn oud en al vele
malen in geschriften gebruikt. Soms
wordt daarbij een taalgebruik gebezigd
dat bedenkelijk is. Duidelijk is dat enige
kennis van zaken volkomen ontbreekt.
Talloze casuïstieken, zowel humaan als
diergeneeskundig, hebben de effectivi-
teit van homeopatische geneesmiddelen
aangetoond. Opmerkelijke resultaten
komen daarbij naar voren. Het exacte
werkingsmechanisme van een homeo-
patisch geneesmiddel is helaas nog
steeds onduidelijk. Van Wijk en mede-
werkers hebben echter met hun onder-
zoek een wezenlijke bijdrage geleverd
aan de opheldering ervan.

C.D.B. Sijpkens

KENNIS ONTBREEKT IN DISCUSSIE HOMEOPATHIE

Geachte lezers,

\'De werking van homeopathie is nooit
wetenschappelijk aangetoond\' lees ik in
het TvD. Herhaaldelijk zelfs. Daar ver-
baas ik me telkens weer over; bij mijn
weten zijn er stapels onderzoeken ge-
weest naar de werking van homeopathie
(1,2,3,4,5 om er maar eens een paar uit
mijn mouw te schudden). Er zijn zelfs
meta-studies verricht naar een aantal van
deze onderzoeken (6, een meta-studie
naar 150 onderzoeken).
Meestal zijn de uitkomsten positief als
de onderzoeker wil aantonen dat homeo-
pathie werkt en negatief als de onderzoe-
ker het tegengestelde wil aantonen. Dat
zegt meer over wetenschappelijk onder-
zoek dan over homeopathie volgens mij.
Dus als je wilt geloven dat het effect van
homeopathie nooit bewezen is, is dat niet
moeilijk vol te houden; bij positief resul-
taat beweer je gewoon dat het onderzoek
niet goed is uitgevoerd. Andersom geldt
dat als je wilt geloven dat het weten-
schappelijk bewezen is dat homeopathie
werkt, je dat evengoed aan kunt nemen.
Voor zover wetenschappelijk onderzoek
ooit iets kan bewijzen tenminste.
Daamaast zijn veel reguliere thera-
pieën ook niet wetenschappelijk aange-
toond effectief Ik denk dat het dus als
practicus niet zinvol is om uitsluitend
wetenschappelijk bewezen therapieën
te gebmiken. De mens is tenslotte ook
niet gestopt met zich voortplanten om-
dat hij niet wist hoe dat werkte. Je moet
gewoon iets doen en als het effect een
placebo-effect is dan liever met iets dat
weinig bijwerkingen vertoont. Ik denk
overigens dat er wel degelijk placebo-
effect bij dieren voorkomt, al is het al-
leen maar door het effect dat het geven
van medicijnen op de eigenaar heeft.
Kortom: voor mij is wetenschappelijke
aantoonbaarheid wel belangrijk maar
geen absolute voorwaarde voor een the-
rapie.

Naast het wetenschappelijke verhaal
speelt zich nog iets anders af, namelijk
een maatschappelijk aspect.
In de 60\'er jaren heeft de wetenschap er-
voor gezorgd dat de westerse mens mas-
saal de kerk verliet. De onzekerheden in
iiel leven die
we voorheen met steun van
God konden doorstaan, moesten opge-
lost worden door de wetenschap. Dat
vertrouwen was toen vast en zeker: we
konden alles oplossen door maar veel
onderzoek te doen. Dit vertrouwen is aan
het tanen.

De wetenschap brengt ons behalve com-
fortabele oplossingen ook lastige morele
problemen en vervuiling en blijkt ook
lang niet zoveel op te lossen als we zou-
den willen.

Daarom gaat men op zoek naar andere
zekerheden. Dan blijkt dat men in andere
landen een heel andere manier van den-
ken heeft; traditioneel Chinese Ge-
neeskunde, Ayurveda en kmidengenees-
kunde bijvoorbeeld. Moetje die meteen
verwerpen omdat ze niet wetenschappe-
lijk onderzocht zijn? Therapieën die al
meer dan 2000 jaar gebmikt zijn! Dat
zou getuigen van een enorme arrogantie!
Overigens, het feit dat ze al zo lang ge-
bmikt worden garandeert natuurlijk ook
niet meteen dat het altijd werkt, maar als
nieuwsgierig dierenarts kun je je er wel
in verdiepen.

Zeker is dat er een vraag is vanuit de
maatschappij om andere dan reguliere
diergeneeskunde. Dus voor wie met
twee benen in de maatschappij staat en
daar ook zijn geld moet verdienen, kan
een wat bredere oriëntatie geen kwaad.
Vooropgesteld dat als een altematieve
geneeswijze uitgeoefend wordt, daar een
gedegen opleiding aan voorafgaat en
liefst ook nog nascholing gevolgd wordt
(en toetsing door collega\'s). Daar is de
Groep Homoeopathisch-werkende Die-
renartsen onder andere voor!

ONDERZOEK NAAR HOMEOPATHIE

Normaal gesproken reageer ik niet op
personen die beweren dat homeopathie
nooit bewezen is, omdat dit mensen zijn
die dat niet
willen geloven dus ook niet
te overtuigen zijn. Waar het mij om gaat
is, wat is het belangrijkste in de praktijk:
wetenschappelijk werken of dieren zo
goed als mogelijk beter maken? Laat uw
cliënten maar het antwoord geven.

Tannetje Koning,
praktiserend dierenarts en lid Groep
Homoeopathisch-werkende
Dierenartsen

LITERATUUR

1. Davenas E, Beauvais F, Amara J, and Benviste
J. Human Basophil degranulation triggered by
very dilute antiserum against I9E. Nature 1988;
333:816-8.

2. Lapp C, and Wurmser L. Mobilisation de l\'arse-
nic fixe chez le cobaye sous l\'influence de doses
infinitesimales d\'arseniate de sodium. Therapie
1955; 10:615.

3. Brigo B.Le traitemant Homéopathique de la mi-
graine une etude de 60 cas controlee en double
aveugle. L.M.H.I. versiag 1987,18-25.

4. Gibson RG, Gibson S e.a. Homeopathic therapy
and rheumatoid artritis evaluation by double
blind clinical therapeutic trial. Br Jour Clin
Pharmacol 1980; 9:453-9.

5. Fisher P. An experimental double blind clinical
trial method in homeopathy; use of limited
range of remedies to treat fibrosis. Br Horn
Joura75 1986; 143-8.

6. Kleijnen J, Knipschild P, and Riet G ter. Clinical
trials of homeopathy. British Medical J 1991;
302:316-23.

-ocr page 287-

Congressen en cursussen

Ook in het buitenland weet men ons in-
middels te vinden. Want van 26 tot en
met 29 april 2000 wordt het Wereld
Congres voor de geneeskunde en chi-
rurgie van gezelschapsdieren gehou-
den in het RAI Congres Centmm Am-
sterdam. Dan zal het jaarlijkse Voor-
jaarsdagencongres gastheer zijn van
de World Small Animal Veterinary
Association (WSAVA) en de Fede-
ration of European Companion
Animal Veterinary Associations (FE-
CAVA).

Waarom mag u dit wereldcongres niet
missen? Simpel omdat dit wereldcon-
gres het grootste veterinaire evene-
ment in het jaar 2000 is. Nergens an-
ders krijgt u zo vlak bij huis in één keer
zo veel informatie over de ontwikke-
lingen in uw vak. Wat is het verschil
met andere jaren?

Een congresdag extra

Dat houdt in dat het Voorjaarsdagen-
congres een nog uitgebreider pro-
gramma zal bieden dan u al gewend
bent. Niet alleen zal het congres een
dag langer duren (vier dagen in
plaats van drie dagen) ook is er een
bredere opzet. Het wetenschappelijk
programma bestaat elke dag name-
lijk uit twaalf in plaats van de nor-
male zes parallelle sessies. Op het
programma staan onder meer lezin-
gen, interactieve seminars en wet-
labs die op verschillende niveaus de
onderwerpen bespreken (van prakti-
sche lezingen tot specialist-ses-
sions).

Meer dan honderd sprekers

Sprekers uit binnen- en buitenland ko-
men hun mening geven over de laatste
ontwikkelingen in hun discipline. Juist
omdat de verschillende onderwerpen
vanuit meerdere invalshoeken bespro-
ken worden, krijgt u een goed overzicht
van de verschillende visies. Kopstukken
uit onder andere de dermatologie, hepa-
thologie, urologie, anesthesiologie, chi-
mrgie, cardiologie, opthalmologie, prak-
tijkmanagement, tandheelkunde, relatie
mens-dier, gastroenterologie, radiologie,
endocrinologie, orthopedie, KNO, voe-
ding, infectieziekten, oncologie, vogels
& bijzondere dieren, genetica en repro-
ductie zullen acte de présence geven.

Gratis luxe lunches

Naast het infonnatieve karakter kan
het Voorjaarsdagencongres niet zon-
der het gevoel van kleinschaligheid en
gezelligheid. Deze vertrouwde opzet is
ondanks de grootte van het evenement
wel beschermd gebleven. Tijdens het
wereldcongres is de tentoonstellings-
vloer wel uitgebreider, maar net zo
toegankelijk en gezellig. En wat dacht
u van de gratis lunches die iedere dag
verstrekt zullen worden. Verspreid
over de gehele tentoonstellingsvloer
kunt u genieten van gerechten uit alle
werelddelen (van sushi, pasta & tapas
tot frites).

Nog grotere tentoonstellingsvloer

Een voor Nederland unieke situatie:
met zo\'n 200 exposanten is de tentoon-
stellingsvloer groter dan ooit. Dé kans
om u goed te oriënteren: een beursop-
pervlak van 4000 m^ en er is zelfs een
intemetbar waar gemaild en gesurft
kan worden. Dit jaar zal de industrie-
vloer niet alleen ongekend groot zijn,
tijdens het wereldcongres zullen ook
veel interessante nieuwtjes en acties
gelanceerd worden.

Een pre-congress dag

Elf specialistenverenigingen hebben
hun jaariijkse meeting gepland tijdens
de pre-congress day; er is die dag ook
een WSAVA Animal Welfare Sym-
posium en een lAMS Clinical Nutrition

AMSTERDAM RAI, 26-29 APRIL 2000

In het nieuwe millennium gaat het Voorjaarsdagencongres meteen groots van
start: het meest toonaangevende congres in 2000 op het gebied van de gezel-
schapsdieren zal plaatsvinden in Amsterdam. Dit jaar belooft het wel een heel
speciaal congres te worden.

HET WSAVA/FECAVÄ/VÜQRJAARSDÄGEN
WERELDCONGRES

Symposium. Heeft u interesse één van
deze bovengenoemde meetings bij te
wonen, dan kunt u dc contactpersonen
vinden in ons voorlopige programma.

Inschrijving

Deze uitbreiding is verbonden aan een
hogere toegangsprijs dan u gewend
bent. Daar staat wel tegenover dat u
een congres van wereldformaat min of
meer om de hoek hebt.
De normale entreeprijs voor het vier-
daagse General Programme is f1030,-.
U krijgt een korting van f 150,- als u
zich vóór 1 februari 2000 inschrijft.
GGG-leden krijgen nog een extra kor-
ting van
ƒ 80,- op het General Pro-
gramme. Natuurlijk is er ook de moge-
lijkheid om u als GGG-siiperlid in te
schrijven. Hierover volgt later meer.
Het uitgebreide programmaboek is net
uitgekomen. Hebt u het gemist? Dan
kunt u een gratis exemplaar bestellen.
Neem hiervoor even contact op met het
Voorjaarsdagensecretariaat. U kunt
ons ook vinden op internet: www.
rai.nl/veterinary

Secretariaat Voorjaarsdagen, Postbus
I403f 3508 SB Utrecht, telefoon: 030
- 251011 f fax: 030 - 2511787, e-mail:
vjd@pobox.accu.uu.nl

-ocr page 288-

Berichten en verslagen

Frits. H. Pluimers is geboren te Markelo
als zoon van een notaris. Toen hij ging
studeren heeft hij even getwijfeld - ook
rechten en medicijnen hadden zijn be-
langstelling - maar zijn regelmatige be-
zoekjes aan de lokale dierenartsenprak-
tijk gaven de doorslag: de interesse
voor diergeneeskunde was het grootst.
Na de studie echter ging hij niet zoals
zovelen de praktijk in. Hij werd weten-
schappelijk medewerker aan de Eras-
mus Universiteit. Met de aldaar opge-
dane kennis op het gebied van de me-
dische microbiologie belandde hij ver-
volgens na anderhalf jaar in de vlees-
keuring. En dit heeft hij met veel
plezier gedaan: \'Het spanningsveld
tussen je eigen verantwoordelijkheid
voor de volksgezondheid en de belan-
gen van privé-ondememers - dat zijn
ook mensen! - vond ik heel inspire-
rend. Het was elke keer een uitdaging
om de gulden middenweg te bewande-
len.\' Pluimers blijkt een diplomatieke
en creatieve onderhandelaar, die wel-
iswaar keiharde grenzen stelt, maar
daarbinnen mild en begripvol opereert.

ZUID-AMERIKA

Na nog eens anderhalfjaar werd hij als
Landbouwattaché voor Veterinaire
Aangelegenheden uitgezonden naar
Zuid-Amerika. Hij had er de taak be-
drijven te inspecteren die voedings-
middelen van dierlijke oorsprong ex-
porteerden (zo\'n 100-150 bedrijven)
naar Nederland. Het werk had veel
weg van de vleeskeuring: \'Je gaat een
dialoog aan met die bedrijven. De uit-
daging is consequent en eerlijk zaken
te doen. En dat is een kwestie van goed
duidelijk maken met wat voor persoon
ze van doen hebben.\'
Pluimers kwam terug uit Zuid-Ame-
rika op eigen verzoek en werd adjunct-
inspecteur van de Veterinaire Inspectie
- toen nog gecombineerd met dc
Veterinaire Dienst - in Groningen/
Drente. In deze functie hield hij toe-
zicht op de vleeskeuring, de keuring
van levend vee en \'een beetje dierziek-
tenbestrijding\'.

\'En toen volgde ik voor de eerste keer
Stan van der Meijs op als inspecteur
Export Vlees en Vleesproducten \', ver-
telt hij, doelend op zijn recente opvol-
ging van dezelfde persoon als Chief
Veterinary Officer. Hij was toen weer
werkzaam bij de Veterinaire Dienst en
had als taak het mede bepalen van het
beleid inzake de keuring voor export
(op basis van EU-richtlijnen) en het
aansturen van de rijkskeurmeesters in
gemeentelijke dienst. \'Je moet daarbij
denken aan het maken van instructies
en de certificering voor export\', legt
hij vriendelijk uit, zich realiserend dat
de organisatie van de veterinaire
verantwoordelijkheden in Nederland
soms wat nadere toelichting behoeven.
Vanaf 1983 was Pluimers betrokken
bij een projectgroep voor de opzet van
de Rijksdienst voor de Keuring van
Vee en Vlees. Alle gemeentelijke keu-
ringsdiensten gingen toen op in één
landelijke dienst, de welbekende
RVV. Pluimers werd er adjunct-direc-
teur en later plaatsvervangend direc-
teur. Zijn taken hadden betrekking op
algemeen management, vleeskeuring,
laboratoria en levend vee.

Nederland heeft een nieuwe Chief Veterinary Officer (CVO). De CVO is de
hoogste veterinaire ambtenaar bij het ministerie van Landbouw,
Natuurbeheer en Visserij en als zodanig verantwoordelijk voor de aansturing
en uitvoering van het beleid op het gebied van diergezondheid en veterinaire
volksgezondheid. Tot voor kort was drs. C.C.J.M. van der Meijs onze CVO,
maar per 1 juli 1999 is hij opgevolgd door drs. F.H. Pluimers. Reeds twintig
jaar in allerlei functies betrokken bij het veterinaire beleidsterrein, mag
Pluimers met recht een ervaren beleidmaker worden genoemd. Het is een rus-
tige man, vriendelijk, maar niet bang om grenzen aan te geven. Hij ziet zich-
zelf als een teamplayer, zij het dan als aanvoerder van de ploeg. In deze afleve-
ring van het Tijdschrift voor Diergeneeskunde en interview met dit nieuwe
gezicht bij Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, directie Veterinaire,
Voedings- en Milieuaangelegenheden (VVM).

Door Sophie Deleu

INTERVIEW MET NIEUWE CHIEF VETERINARY OFFICER

PLUIMERS: EEN TEAMPLAYER MET ERVARING

GEZONDHEIDSDIENST VOOR
DIEREN

Zijn carrière nam een andere wending
toen Pluimers directeur werd van de
Gezondheidsdienst voor Dieren in
Oost-Nederland, vanaf eind 1992 gesi-
tueerd in Deventer. In die functie
kwam hij dichter bij de praktiserend
dierenarts te staan en kreeg hij vooral
te maken met dierziektenbestrijding,
meer dan bewaking van de volksge-

-ocr page 289-

zondheid. Hij was bovendien ambte-
naar af, want de Gezondheidsdienst is
een organisatie van het landbouwbe-
drijfsleven en niet van de overheid.
Pluimers: \'Het was verfrissend om
eens een ander werkterrein te betreden
en ik kon mijn ervaring op het gebied
van management goed gebruiken!\' Op
de vraag wat hij hieraan zo leuk vond,
antwoordt hij na enig nadenken: \'Het
formuleren en realiseren van doelstel-
lingen in samenwerking met anderen,
het omgaan met een bestuur - als te-
genhanger van het functioneren in een
hiërarchische structuur - en de grote,
algehele verantwoordelijkheid hebben
mij zeer aangesproken.\' Hij zegt ook
veel van veehouders te hebben ge-
leerd: \'Sommige boeren zijn zéér erva-
ren bestuurders, nuchter, met een za-
kelijke inslag. Ze houden ook zeer
goed rekening met draagvlak, iets
waar we als overheid nog weieens wat
van kunnen leren.\'

In 1995 is de GD ingrijpend gereorga-
niseerd. De regionale diensten fuseer-
den tot één landelijke Gezondheids-
dienst voor Dieren, met drie locaties:
Drachten, Deventer (met steunpunt
Utrecht) en Boxtel. \'Zelf heb ik toen
gekozen voor het Landbouwschap, als
mede-projectleider van \'Diergezond-
heid in Beweging\', vertelt Pluimers.
Dit project is afgesloten in 1997; een
aantal deelprojecten lopen nog door
onder VVM.

Is Pluimers tevreden over de resultaten
van \'Diergezondheid in Beweging\'?
\'We hebben toch een aantal ontwikke-
lingen op gang gebracht. Vooral de
zuivelsector heeft hierop gereageerd,
de kwaliteit van de melkwinning is
echt verbeterd met programma\'s als
K.KM, maar ook met de georgani-
seerde bestrijding van IBR, salmonella
en paratuberculose.\' En ook over de
inzet van andere sectoren zegt Plui-
mers niet ontevreden te zijn: \'In de
rundvee- en varkenssector hebben we
nu de gezondheidsplanners en in de
pluimveesector het \'Plan van Aanpak\'
voor de salmonellabestrijding.\'

VARKENSPEST

En toen brak in 1997 - het staat in ie-
ders geheugen gegrift - varkenspest
uit...Dit had óók voor Pluimers grote
gevolgen want hij werd ingezet in het
crisiscentrum in Boekei en later in
Uden. Hij had er de veterinaire leiding
tot 1998.

De bestrijding van deze epidemie heeft
ons veel geleerd. \'Jazeker\', zegt Plui-
mers \'we hebben gaandeweg een
nieuwe wijze van aanpak ontworpen.
Belangrijke onderdelen hiervan zijn
compartimentering, zéér strenge con-
trole op reiniging en desinfectie, preven-
tief ruimen, beperking van het aantal af-
leveradressen en strikte hygiëneregels.
Verder kunnen we het belang van goede
draaiboeken, goede documentatie en au-
tomatisering niet genoeg onderstrepen.\'
Pluimers, door ervaring wijs gewor-
den, is sinds het bedwingen van de epi-
demie \'uitgeleend\' aan de RVV, afde-
ling Dierziektenbestrijding, voor het
maken van draaiboeken voor de be-
strijding van klassieke varkenspest en
mond- en klauwzeer en voor de orga-
nisatie van de dierziektebestrijding
door de RVV. Zoals gezegd maakt au-
tomatisering hier tegenwoordig een
belangrijk onderdeel van uit.

CHIEF VETERINARY ÜFFICER
Het is dus een ervaren man die op 1 juli
1999 voor de tweede keer Van der
Meijs opvolgt. Wat zijn de taken van
de CVO? \'Het is om te beginnen een
internationaal herkenbare functie. Van
origine is de CVO verantwoordelijk
voor het beleid op gebied van dierge-
zondheid en veterinaire volksgezond-
heid. Verder stuurt hij de uitvoering
van dit beleid aan.\' Nu zijn in
Nederland diergezondheid en veteri-
naire volksgezondheid - voor zover
deze te scheiden zijn - verdeeld over
twee departementen: Volksgezond-
heid, Welzijn en Sport (VWS) en
Landbouw, Natuurbeheer en Visserij
(LNV). De CVO is weliswaar gestatio-
neerd bij LNV, maar heeft intensief te
maken met de veterinaire beleidsdirec-
tie en de Inspectie Waren en Veteri-
naire zaken van VWS.
Wat betekent dit nu voor de functie in
de praktijk? \'Ik ben mede verantwoor-
delijk voor aansturing van de directie
VVM, de aansturing van de RVV en de
diergezondheidsaangelegenheden in
het Permanent Veterinair Comité
(PVC). Verder ben ik de officiële verte-
genwoordiger van Nederiand bij het
Office Internationale des Epizoöties
(OIE) - deze organisatie is voor Europa
verantwoordelijk voor de bestrijding
van besmettelijke dierziekten en zoöno-
sen - en verantwoordelijk voor de ga-
rantie-afspraken met derde landen ten
behoeve van het handelsverkeer in die-
ren en dierproducten. En tenslotte ben
ik voorzitter van de Commissie Regi-
stratie Diergeneesmiddelen (CRD) en
de Artikel 29A-functionaris inzake het
Veterinair Tuchtrecht. Van deze laatste
twee taken heb ik zoals je begrijpt het
minste kaas gegeten.\'
Een hele mond vol dus, de functie van
CVO. Het komt er dan ook voomame-
lijk op neer, veel te ovedeggen, zaken
kort te sluiten en uiteindelijk beslissin-
gen te nemen. De Nederlandse CVO is
dus veeleer een \'spin in een web\' dan
een \'top van een pyramide\'. De fiinctie
is wel nadrukkelijker dan voorheen,
ingebed in de beleidsdirectie VVM en
heeft daarmee een eigen \'apparaat\' om
de eindverantwoordelijkheid op het
veterinaire vlak gestalte te kunnen ge-
ven. Pluimers: \'Een positief zij-effect
van de uitbraak van varkenspest was
dat het belang van een sterke veteri-

-ocr page 290-

naire bemanning bij LNV duidelijk
werd. De directie VVM - vroeger
Milieu, Kwaliteit en Gezondheid
(MKG) genoemd - is nu gereorgani-
seerd en versterkt; we hebben een goed
team.\'

DIERENARTS EN OVERHEID
Hoe denkt Pluimers over de dierenarts,
verenigd in de KNMvD? \'Ik denk dat
de KNMvD en de overheid veel ge-
meenschappelijke belangen hebben. Ik
denk dat een goede samenwerking op
een aantal vlakken heel goed mogelijk
en wenselijk is\', zegt hij nadenkend.
\'We zijn natuurlijk allebei begaan met
de beschikbaarheid van diergenees-
middelen, tégen off label use, en vóór
een correcte uitvoering van de Dier-
geneesmiddelenwet. En ook de cor-
recte naleving van de Wet op de
Uitoefening van de Diergeneeskunde
is een gemeenschappelijk belang. Het
is alleen jammer dat het belang van een
goede samenwerking tussen dierenart-
sen en overheid pas echt blijkt bij een
ramp, zoals de uitbraak van klassieke
varkenspest.\' Pluimers noemt in dit
verband ook de invulling van de richt-
lijn 97/12, waarbij overheid en dieren-
artsen elkaar in de nabije toekomst nog
wel tegen zullen komen.
Aan Pluimers zal het niet liggen. Hij
houdt ervan zaken in onderlinge discus-
sie te regelen. Hij draagt dan wel de for-
mele eindverantwoordelijkheid voor
alle veterinaire zaken in Nederland,
maar hij kenschetst zichzelf veel meer
als een teamplayer dan als een voor-
man. En dat is misschien wel zo prettig
in Nederland, waar iedereen zo graag
wil meepraten.

m I «i

iMÉÜ

Column

Beste dierenarts,

Reactie vorige column

De vorige column heeft een aantal reacties opgeleverd.
Enkele reacties waren van dierenartsen die zelf uit de
kleine huisdierenpraktijk afkomstig zijn en zich onvol-
doende gewaardeerd vonden in de column. Welnu, de kern
van mijn boodschap is dat eenieder die voor de R VV werkt,
in vaste dienst, danwel op landelijke basis (consultants,
uitzendkrachten, plaatsvervangende inspecteurs, etcetera)
goed opgeleid dient te zijn en de benodigde vaardigheden
dient te hebben om de noodzakelijke verantwoordelijkheid
te kunnen dragen. Dit geldt dus voor zowel het huidige als
net nieuw aan te stellen (indirect) personeel. Daarnaast
constateren we dat eenieder niet zonder meer ingezet kan
worden ten behoeve van RVV-werkzaamheden. Het werk
kent dermate veel verschillende facetten die verschillende
know how en ervaring vragen, dat specifieke training ver-
eist is en beperking tot enkele taken noodzakelijk (speciali-
satie). Er bestaat, zo moeten we vaststellen, een gat tussen
aanwezige en benodigde kennis. Daarom zullen trainin-
gen, examens en insignes expliciet worden ingezet in de
RVV-organisatie. Het zou in dit licht niet goed zijn als een
bepaalde groep aangesproken zou worden op kennis of
vaardigheden die hen ontbreekt. Het hehben van vol-
doende en de juiste intellectuele bagage geldt voor R VV-
medewerkers in zijn algemeenheid om van de RVV een top-
keuringsinstelling te maken.

Modernisering van de keuring

Reeds vele jaren wordt er gesproken over de noodzaak de
vleeskeuring te moderniseren. In binnen- en buitenland is
men het er zowel in de vleeskeuring, als ook wetenschappe-
lijk over eens, dat de vleeskeuring beter kan geschieden
door een systeem te installeren waarbij de kwaliteit van het
product in de slachterij wordt verbonden met alle stadia
daarvoor. De doelstellingen in het kader van volksgezond-
heid, diergezondheid en dieren veranderen op zichzelf,
maar kunnen wellicht op een andere wijze goed bereikt
worden met meer waarborgen en minder kosten. In dit con-
cept wordt er in een slachterij/uitsnijderij vaker gebruik
gemaakt van gegevens uit eerdere stadia.
Wat betreft het devies ten aanzien van voer en gebruik ge-
neesmiddelen van het product; dit wordt in projectvorm
door de minister van LNV en VWS gezamenlijk met onder-
zoeksinstellingen en bedrijfsleven opgepakt en zal in 1999
en 2000 worden uitgevoerd. De Europese Commissie heeft
aangegeven het project met belangstelling te volgen in ver-
band met mogelijke wetgevingsconsequenties. Binnen
Nederland bouwt het project modernisering van de (vlees)-
keuring voort op ontwikkelingen ten aanzien van ketencer-
tificering zoals HACCP en IKB. Het is de bedoeling om
helderheid over de oorsprong van het eindproduct te ver-
schaffen. Het project zal mede worden gebruikt om te be-
zien onder welke condities de overheid in een veel meer
toezichthoudende rol kan stappen. Een cruciale rol hierbij
is weggelegd voor bedrijven. Deze zullen intrinsiek, gemo-
tiveerd door lange-termijn-doelstellingen, moeten over-
gaan om het kwaliteitsdenken in toenemende mate zelf te
organiseren. Tegelijkertijd zullen de R VV-dierenartsen en
keurmeesters een knop moeten omzetten en verantwoorde-
lijkheid op zich nemen, maar via toezicht op toezicht de
keuringstaken van de RVV invullen; een heldere opgave.

Pieter Cloo

-ocr page 291-

Cardial Pursuit 111 is het eerste
Europese interactieve seminar over
cardiologie bij gezelschapsdieren.
Verschillenden specialisten uit Europa
leveren één of meer cases aan waarvan
de diagnose en de behandeling in de
Cardial Pursuit presentatie worden be-
sproken. De presentatie is samenge-
steld door dr. A. Boswood (UK), dr. R.
Tobias (D), prof C. Bussadori (1) en
prof J. L. Pouchelon (F).
Het interactieve vraag en antwoord-
systeem stelt u in staat om uw kennis te

NQVARTIS ORGANISEERT CARDIAL PURSUIT III

EERSTE EUROPESE SPEL OVER
VETERINAIRE CARDIOLOGIE

Inleidingen worden verzorgd door me-
vrouw drs. M.H. van der Hage
(Faculteit der Diergeneeskunde):
Wat
is welzijn: hoe meet je dat?,
de heer
Van Someren (deskundige konijnen-
houderij):
Onderzoek met betrekking
tot alternatieve kooibodems en kooi-
hoogte,
mevrouw dr. M. de Jong
(Dierenbescherming):
Hoe kijkt de
dierenbescherming tegen het welzijn
van commerciële konijnen en gezel-
schapsdieren aan?
En mevrouw dr. 1.
Overmeire (altematieve konijnenhou-
derij):
Ervaringen met groepshuisves-
ting in de praktijk.

toetsen: de antwoorden worden ano-
niem op het grote scherm getoond.
Afhankelijk van die resultaten gaat de
gastspreker al dan niet dieper in op de
materie. De presentatie bestaat uit ne-
gen klinische gevallen.
Afhankelijk van de locatie worden de
bijeenkomsten geleid door mevrouw
dr. L.M. Overduin, prof dr. A. de Rick,
drs. R. van Noort of drs. R.J. Gerritsen.

Novartis Animal Health organiseert voor de derde maal een reeks Cardial
Pursuit Seminars in heel Nederland. Aan de hand van een aantal cases maken
de veterinaire specialisten u op verhelderende wijze wegwijs in de diagnose en
behandeling van hartfalen bij honden (en katten).

De presentaties starten om 20.30 uur
en duren twee uur. Na afloop is er een
drankje en een hapje. U hoeft voor het
volgen van Cardial Pursuit lil niet
aanwezig te zijn geweest bij de vorige
sessies. U wordt uitgenodigd door
Novartis Animal Health. Voor meer in-
formatie: P. Ghyoot, tel. 0165-574805.

NIEUWE ONTWIKKELINGEN OP HET
GEBIED VAN WELZIJN VAN KONIJNEN

De jaarlijkse studiedag van de World Rabbit Science Association (WRSA) zal
gehouden worden op dinsdag 23 november 1999 in het Androclusgebouw van
de Faculteit der Diergeneeskunde, Yalelaan 1 te Utrecht. Het thema van deze
dag is: \'Nieuwe ontwikkelingen op het gebied van welzijn van konijnen\'. De
studiedag begint om 10.00 uur en zal om ± 15.30 uur afgelopen zijn.

De kosten voor deze dag bedragen ƒ
30,- voor niet-leden en ƒ 25,- voor leden
van de WRSA (inclusief lunch).
Belangstellenden kunnen zich vrijblij-
vend aanmelden bij de secretaris WRSA
Afdeling Nederland en krijgen dan een
overzicht van het programma toege-
stuurd inclusief aanmeldingsformulier.
Secretaris WRSA: drs. E. Harwig-
Dings, p/a IPC Dier Horst, Stations-
straat 104, 5963 AB Horst, telefoon:
077-3998888, fax: 077-3983733.

EEN PAÜ-D CURSUS
MET HUISWERK?

Op dinsdag 30 november 1999 organi-
seert PAO-Diergeneeskunde de cursus
\'Als de eerste foto (op uw computer-
scherm) verschijnt,......\'. Röntgendiag-

nostische casuïstieken, beoordeeld via
uw computerscherm. In \'De Wagen-
renk\' te Wageningen zullen drs. J.W.
Garretsen en drs. M. Vink- Nooteboom
u van 14.00 tot 17.00 uur de ins en outs
van deze manier van werken duidelijk
maken. Cursusprijs ƒ375,-.

Röntgendiagnostische casuïstieken,
beoordeeld via uw computerscherm

leder röntgenologisch onderzoek begint
met het beoordelen van de eerste opna-
men van het betreffende objectdeel,
veelal in een standaard-opnamerichting.
Als deze röntgenfoto klaar en beoor-
deeld is, dient besloten te worden of een
standaardonderzoek in twee richtingen
plaats moet vinden, meteen een uitpro-
jectie of speciale opnamerichting, een
contrastonderzoek of helemaal geen
röntgenologisch onderzoek maar bij-
voorbeeld een echografisch onderzoek,
of onderzoek van een ander objectdeel.
Het kan ook zijn dat een ander aanvul-
lend onderzoek zoals een ECG, een
bloedonderzoek of een cytologisch/his-
topathologisch onderzoek noodzakelijk
is. Aan de hand van de anamnese en uw
beoordeling van de eerste röntgenfoto
besluit u thuis achter uw computer wat u
als volgende diagnostische stap zou wil-
len. Centraal vindt bespreking van de
eerste foto plaats, waama gedemon-
streerd zal worden wat in het betreffende
geval de volgende diagnostische stap
zou kunnen of moeten zijn geweest. In
het kader van deze cursus ontvangt u de
casuïstieken naar keuze op flop of via e-
mail op uw computer. De uitgewerkte
cases worden u op flop verstrekt en kun-
nen thuis nogmaals bekeken worden.

-ocr page 292-

AREND EGBERT
SCHURING

lo memoriam

Op maandag 17-5-99 bereikte ons het
bericht dat Arend Schuring plotseling
was overleden. Tijdens een partijtje
tennis met zijn vrouw werd hij onwel
en overleed vrijwel onmiddellijk.

Arend is geboren op 15-7-38 te Gorre-
dijk, waar zijn vader assistent was.
In 1941 vestigde zijn vader zich als
dierenarts in Oldeberkoop. In het ge-
zin Schuring worden nog drie jongens
geboren.

Tijdens zijn middelbare school kreeg
Arend steeds meer last van astmati-
sche bronchitis en moest hij de laatste
twee jaar naar het astmacentrum
Heideheuvel in Hilversum. Na de HBS
begon Arend in 1956 aan zijn studie
diergeneeskunde, die hij in \'63 afsloot.
Hij ging terug naar Oldeberkoop, ont-
moette Hillie Seinen en trouwde in
1967 met haar. Tijdens hun gelukkige
huwelijk kregen ze twee kinderen: Rolf
en Hettie.

Arend werd eerst assistent en later as-
socié van zijn vader. In 1974 besloot
zijn vader te stoppen en was voor
Arend de weg vrij om lid te worden van
een nieuwe maatschap met de col-
lega \'s in Noordwolde en de Bles.se.
Ondanks zijn longaandoening deed
Arend zonder grote problemen zijn
werk. Toch moest hij het als gevolg
van de bijwerkingen van de medicijnen
een jaar kalm aan doen. om de medi-
catie te kunnen veranderen. In 1984
heeft Arend nog een zware longopera-
tie gehad, en werd hem een longkwab
ontnomen.

fen en fitness. Hij was enkele jaren
voorzitter van de pas opgerichte ten-
nisvereniging in Oldeberkoop.

In 1997 vond Arend dat hij moest stop-
pen met zijn werk. Hij voelde zich nog
fit en wilde samen met zijn vrouw
Hillie van zijn pensioen genieten.
Ook deze periode van zijn leven leidde
niet tot een rustig leven. Arend werd
gevraagd om lid te worden van de
Patiëntenraad van het Astmafonds.
Daar kon hij zich inzetten voor de be-
langen van longpatiënten wat betreft
het verzekeren tegen ziektekosten, de
hulp bij de beroepskeuze en problemen
met arbeidsongeschiktheid. Kortom de
problemen die hij zelf ook zo vaak was
tegengekomen.

Helaas hebben het genieten van het
pensioen en de activiteiten voor de Pa-
tiëntenraad maar kort geduurd. Met
grote verslagenheid nam iedereen die
Arend kende kennis van zijn plotse-
linge overlijden.

Wij wensen Hillie, haar kinderen Rolf
en Hettie en haar schoonzoon en
schoondochter alle sterkte om dit ver-
lies te dragen.

E.J. Hamburger

Arend was een man van weinig woor-
den en een doorzetter, die als hem iets
niet zinde dat dan ook kort maar
krachtig naar voren bracht.
Met grote inzet en betrokkenheid heeft
hij altijd zijn werk gedaan. Zowel het
wel en wee van de dieren als van hun
eigenaren ging hem zeer ter harte.
Vaak ging het tijdens zijn visites niet
alleen over de patiënt, maar ook over
veehouderijproblemen of over de boer
en zijn gezin.

Naast zijn werk zat Arend niet stil. Hij
hield erg van sporten: tennis, langlau-

-ocr page 293-

Op zijn geliefde vakantieplek in de
Belgische Ardennen is op 2 juni 1999
Jan Koopman overleden.

Johannes Jacobus Koopman werd ge-
boren op 26 juni 1926 in Hoogkarspel.
Na zijn middelbare schooltijd in
Alkmaar studeerde hij van 1946 tot
1952 diergeneeskunde aan de Rijks-
universiteit in Utrecht. Hij promo-
veerde tot doctor in de diergenees-
kunde op 28 november 1968 op het
proefschrift \'Een bijdrage tot de lever-
botbestrijding bij rundvee\' aan de-
zelfde universiteit, met prof dr. D.
Swierstra als promotor.

In de periode 1952-1959 m\'üs hij prak-
tiserend dierenarts eerst in Well
(Limburg) en vervolgens in Aerle-
Rixtel. Daarna keerden hij en zijn
vrouw Nel, met hun kinderen, terug
naar zijn geboorteland, waar hij werd
aangesteld als medewerker hij de
Stichting Gezondheidsdienst voor
Dieren in Noord-Holland. In 1980 en
1981 fungeerde hij daar als directeur
als opvolger van drs. C. van Beuse-
kom. Na de fusie van een aantal pro-
vinciale gezondheidsdiensten werd hij
benoemd tot adjunct-directeur van de
Stichting Gezondheidsdienst voor
Dieren in West- en Midden-Neder-
land, een functie die hij uitoefende tot
zijn vervroegde uittreding in 1987.

Indien men Jan Koopman in zijn hou-
ding en gedrag wil karakteriseren dan
kan dat met de begrippen trouw, door-
zettingsvermogen en betrokkenheid.
Trouw ten aanzien van zijn achter-
grond, getogen op een veehouderijbe-
drijf gemakkelijk en consciëntieus stu-
derend, systematisch onderzoek be-
drijvend op een breed diergeneeskun-
dig en zoötechnisch gebied en maat-
schappelijk betrokken op vele niveaus.
Een geboren organisator en beschei-
den over zijn eigen inbreng in vele
maatschappelijke en professionele
functies die werden erkend in zijn on-
derscheidingen als Ridder in de Orde
van Oranje-Nassau en in de Orde van
Sint Sylvester, maar ook in zijn benoe-
mingen tot onder meer erelid van de
Koninklijke Nederlandse Maatschap-
pij voor Diergeneeskunde, Afdeling
Noord-Holland, erelid van de Groep
Geneeskunde van het Rund en
Honorary Member of the American
Association on Buiatrics.

JAN KOOPMAN

Zijn onverwacht verscheiden laat niet
alleen een grote leegte achter bij zijn
naasten: zijn echtgenote, kinderen en
kleinkinderen, maar ook bij zijn vrien-
den en collegae.

J.E. Hage
C.H. Herweijer
J.C.A. van der Maas
H.J Over
A. Wybenga

-ocr page 294-

■ 4rMt ift .

25-JARIG AMBTSJUBILEUIV

Utrecht/Hooglanderveen, 1 oktober 1999 - Vandaag is secretaris T.W. te
Giffel vijfentwintig jaar werkzaam bij de KNMvD. Het heuglijke feit
wordt gevierd met koffie met gebak en felicitaties op het Secretariaat in
Utrecht en een symposium met receptie in Houtrust te Hooglanderveen.
Het thema van het symposium is Praktijkmanagement; de rode draad door
de werkzaamheden van Te Giffel. De samenvattingen van de presentaties
zijn weergegeven in het jubileumboekje (aangeboden door Van den Berg\'s
Drukkerij). In deze aflevering van het Tijdschrift een luchtige impressie
van de feestelijke dag.

Het symposium wordt gevolgd door
een drukbezochte receptie. De aanwe-
zigen moeten ten slotte met zachte
hand gemaand worden te vertrekken,
zo geanimeerd is de stemming.

Geïnteresseerden die niet in de gele-
genheid waren het symposium bij te
wonen, kunnen nog in het bezit komen
van een jubileumboekje (zo lang de
voorraad strekt). De boekjes zijn te be-
stellen bij het Secretariaat, mevrouw
M. Fijten. telefoon: 030-2510111.

-ocr page 295-

mr * fm PJWIWv.

SECRETARIS T.W. TE GIFFEL

I. Becker (recfits) belicht een aantal mogelijke grondslagen voor tarieven in de dierenartsenpraktijk. Het
bigen van adviestarieven is immers verboden.

I Endenburg bescfirijft een manier van met el-
sar omgaan op basis van het consentbeginsel
ftet te verwarren met consensus); het prin-
pe van \'geen bezwaar\'.

Het symposium Praktijkmanagement telt vele deelnemers. Op de voorgrond de jubilaris met echtgenote en
twee dochters.

-ocr page 296-

H lÄ iÄif

im

LANDELIJKE DAG VROUWELIJKE DIERENARTSEN 1 999

THEMA: ARBEID EN ZORG

De nota Op weg naar een nieuw even-
wicht tussen arbeid en zorg was voor
de Commissie VDA aanleiding tot een
aantal vragen:

Hoe staat de maatschappij tegenover
arbeid en zorg? Welke ontwikkelingen
zijn gaande op dit gebied buiten de
diergeneeskunde? Welke initiatieven
en ideeën kunnen voor dierenartsen
van belang zijn? Welke knelpunten
treden op binnen de diergeneeskun-
dige beroepsgroep wanneer arbeid en
zorg onvoldoende goed geregeld zijn?
De Commissie VDA heeft een drietal
sprekers uitgenodigd die deze vragen
zullen toelichten en proberen te beant-
woorden.

GOEDE INFRASTRUCTUUR
Drs. M.A. Rouw is senioradviseur bij
de Raad voor Maatschappelijke Ont-
wikkeling (RMO), een onafhankelijk
en strategisch adviesorgaan dat de re-
gering over bepaalde beleidsvraagstuk-
ken adviseert. De Raad is gevraagd
commentaar te geven op de nota
Arbeid en Zorg. De heer Rouw zal op
de Landelijke Bijeenkomst het advies
van de RMO op de nota toelichten. De
RMO is van mening dat in de nota ui-
terst belangrijke problematiek ter
sprake komt die de essentie van onze
maatschappelijke verhoudingen raakt.
De kernboodschap van de RMO luidt:
de beste manier om arbeid en zorg ge-
makkelijker te combineren, is het creë-
ren en onderhouden van een goede in-
frastructuur in de zorgsector.

EXPERIMENTEN

Mr. E.R. Steenborg is voorzitter van de
Stuurgroep Dagindeling die is ingesteld
door staatsecretaris van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid, mr. Annelies
Verstand-Bogaert. De leden van deze
stuurgroep zijn de ambassadeurs van
een nieuwe dagindeling en stimuleren
voorstellen voor experimenten die het
combineren van werk en privé verge-
makkelijken. Tevens adviseren zij de
staatssecretaris. De Stuurgroep wordt
ondersteund door het Projectbureau
Dagindeling. Het Projectbureau Dag-
indeling houdt zich ondermeer bezig
met het adviseren en stimuleren van ex-
perimenten en het inventariseren en
verspreiden van \'good practices\' uit
binnen- en buitenland. De heer Steen-
borg zal de rol en functie van de
Stuurgroep toelichten, wellicht kan hij
vertellen over lopende experimenten en
initiatieven die misschien ook van be-
lang kunnen zijn voor de diergenees-
kundige beroepsgroep.
Werken aan een nieuwe dagindeling
vraagt inzet van alle betrokkenen. De
overheid biedt daarom met behulp van
de Subsidieregeling Dagindeling kan-
sen aan gemeenten, provincies, bedrij-
ven en maatschappelijke organisaties
om experimenten op te zetten. Ex-
perimenten die het combineren van
werk en privé eenvoudiger maken.

KNELPUNTEN

De laatste spreker van de Landelijke
Bijeenkomst is de heer G. Verburg, di-
recteur van ICAS Nederland b.v. Het

Op zaterdag 13 november 1999 zal de 15e landelijke bijeenkomst voor vrouwe-
lijke dierenartsen plaatsvinden. Als onderwerp is dit jaar gekozen voor het thema
Arbeid en Zorg, naar aanleiding van de nota van staatssecretaris Annelies
Verstand-Bogaert van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
Met de nota
Op weg naar een nieuw evenwicht tussen arbeid en zorg wil het kabi-
net een discussie in gang zetten over een betere combinatie van arbeid en zorg.
Het kabinet concentreert zich in de nota op verlofregelingen voor werknemers,
het doel hierbij is het voor vrouwen en mannen beter mogelijk maken betaalde
arbeid te combineren met andere maatschappelijke verantwoordelijkheden.

ICAS biedt telefonisch of in persoon-
lijke gesprekken informatie en onder-
steuning in het vroegtijdig en effectief
omgaan met persoonlijke- en werkge-
relateerde vragen, problemen en uitda-
gingen. Dat wil zeggen bij voorkeur
voordat er daadwerkelijk sprake is van
stress, ziekte of arbeidsongeschikt-
heid. Het ICAS probeert zoveel moge-
lijk kortdurende, oplossingsgerichte
ondersteuning te geven. De heer Ver-
burg zal ingaan op de knelpunten en
problemen van dierenartsen waar hij in
praktijk mee te maken krijgt, naar aan-
leiding van het thema arbeid en zorg.

Na de laatste spreker is er de mogelijk-
heid tot het stellen van vragen.

De organisatie van de Landelijke Bij-
eenkomst is in handen van de Com-
missie VDA in samenwerking met het
bureau van de KNMvD. Alle vrouwe-
lijke dierenartsen, leden en niet-leden
van de KNMvD, alsook vrouwelijke
diergeneeskundige studenten worden
van harte uitgenodigd deze informatie-
en discussiemiddag bij te wonen.
Afgestudeerde vrouwelijke dierenart-
sen zullen een uitnodiging thuisge-
stuurd krijgen. De middag wordt ge-
houden in hotel Mitland, Ariënslaan 1
te Utrecht van 13.30 tot 17.30 uur. De
middag zal worden afgesloten met een
drankje en een hapje.

De Landelijke Bijeenkomst wordt mo-
gelijk gemaakt door sponsoring van:

VVAA

Koninklijke Nederlandse Maatschap-
pij voor Diergeneeskunde

PRIJSVERHOGING NOG-FORMULIEREN

Het bestuur van de NDG heeft onlangs besloten de prijs voor de registratie van gezel-
schapsdieren met ingang van I januari 2000 met ƒ 1,00 te verhogen naar ƒ 5,50.
De prijs van een blok van tien formulieren wordt hierdoor ƒ 55,00. Tot 1 december
1999 kunt u nog blokken bestellen voor de huidige prijs van ƒ 45,00. Daama kost een
blokNDG-formulieren ƒ55,00

-ocr page 297-

Nieuw bij Dierenpraktijken is het post-
abonnement: eigenaren kunnen voor
ƒ 25,- een abonnement afsluiten (vier
nummers). Natuurlijk zullen zij het in
veel gevallen aantrekkelijker vinden
een gratis nummer bij de dierenarts te
gaan halen. Maar het kan zijn dat een
eigenaar alle nummers thuis wil ont-
vangen. En dat kan vanaf nu. Op de co-
ver staat een abonnementsprijs per
nummer afgedrukt van ƒ6,25.

De inhoud van nummer 2, jaargang 5
van Dierenpraktijken:
• Nieuw in de redactie van Dieren-
praktijken: Peter Klaver, dierenarts

flfcH IUI

NIEUWE NUMMER DIERENPRAKTIJKEN IS UIT

in Artis

Uit de praktijk van veterinair specia-
listisch centrum De Wagenrenk
(deel 2)

\'Dokter, is het geen suiker?\' over
katten met suikerziekte
Spoelwormen op het intemet: www.
toxocaraplein.org

Dierenbescherming ageert tegen
vossenjacht in zoogtijd
Gewoon of ongewoon? Over urine
en ontlasting bij konijnen
Te veel calcium schadelijk; supple-
menten dus onnodig
Het specialisme van Herman Haze-
winkel: orthopedie

Op de cover van het nieuwe nummer van Dierenpraktijken prijkt een snoezig
poesje. De inhoud echter is niet zozeer snoezig, alswel echt medisch van aard.
Naast dierentuinperikelen, een dagje Wagenrenk en een reportage over de
roofvogel als overlastbestrijder, bevat Dierenpraktijken artikelen over suiker-
ziekte, de effecten van teveel calcium in de voeding, röntgencontrastonderzoek
bij blaasproblemen en een interview met orthopeed Herman Hazewinkel.

• Röntgencontrastonderzoek van de
blaas (fotoreportage)

• Bijzondere dieren: de roofvogel als
overlastbestrijder

• Voor u gelezen: Terrarium Ency-
clopedie

• EHBO-trommeltje

• Kinderen vragen

• Nieuws van de industrie.

Geïnteresseerd geraakt, maar u deelt
Dierenpraktijken nog niet uit onder uw
cliënten? Neem dan contact op met het
Secretariaat van de KNMvD (tel. 030-
25101! I of e-mail info@knmvd.nl, me-
vrouw Umans) voor een aantal gratis
nummers of Maasland Uitgeverij (tel.
0412-628218) voor het afsluiten van
abonnementen. Maasland Uitgeverij
geeft Dierenpraktijken uit in
samenwerking met de KNMvD en
de Groep Geneeskunde Gezelschaps-
dieren.

GKZ STUDIEBIJEENKOMST

\'MEETMETHODEN TER MOOERNISERING
VAN DE KEURING VAN VARKENS\'

BANDEN TVD

Aan de orde komen een aantal interes-
sante lezingen. Zo bespreekt prof dr.
E. Gmys (Hoofdafdeling Pathologie)
het
bloedonderzoek en vertelt ir. W.
Haasnoot (RIKILT) over
het aantonen
van residuen van sulfanomiden. Sal-
monella bij vleesvarkens
is een onder-
werp dat behandeld wordt door drs. M.
Swanenburg (ID-Lelystad), gevolgd
door prof dr. R. Meloen (ID-Lelystad)
die het
Multi-Analyse Systeem (MAS)
voor de screening van alle slachtvar-
kens
bespreekt. De laatste spreker voor
de lunch is dr. ir. L. van Duyn (RVV)
die
de modernisering van de keuring
bespreekt.

Voor geïnteresseerden is er een mid-
dagprogramma, gericht op de dage-
lijkse bevindingen in de slachtlijn.

Vanaf 14.00 uur geven RVV-mede-
werkers een demonstratie.

De entree is voor leden van de VBvK
en de Groep GKZ gratis, voor niet-le-
den is dit f 10,- te voldoen bij binnen-
komst. Aanmelding via het secretari-
aat van de VBvK: Jacoba van
Beierenstraat 58, 3132 JR Vlaar-
dingen, telefoon: 010 - 4602757, fax:
010 - 4294593, e-mail: J.Wielaart(^
rvv.agro.nl

Uw wordt vriendelijk verzocht bij uw
aanmelding aan te geven of u lid bent
van de Groep GKZ/VBvK.

Op zaterdag 20 november 1999 wordt in het Androclusgebouw (hoofdge-
bouw) van de Faculteit der Diergeneeskunde een GKZ studiebijeenkomst ge-
organiseerd met als titel \'Meetmethoden ter modernisering van de keuring
van varkens\'. De bijeenkomst begint om 09.30 uur.

Op het secretariaat van de KNMvD zijn
de banden voor het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde 1999 voorradig. Dc
prijs bedraagt ƒ 30,- (inclusief 17,5%
BTW en verzendkosten).

Onderstaand treft u een overzicht aan
van de banden die eveneens nog voorra-
dig zijn, met daarbij behorend kosten-
overzicht.

Voorradig

Banden 1999, 1998, 1997, 1995, 1994,
1993, 1992: ƒ 30,- (inclusief 17,5%
BTW).

Banden 1991: ƒ 26,45 (inclusief 17,5%
BTW).

Niet meer voorradig.

Banden 1996, 1990, 1989 en 1998.

U kunt de banden schriftelijk, per fax of
per e-mail bestellen onder vermelding
van \'Banden\' en de jaargang. Met uw
bestelling krijgt u een nota met accept-
giro thuisgestuurd. Stuur uw bestelling
naar: KNMvD, Postbus 14031, 3508 SB
Utrecht, of fax uw bestelling: 030 -
2511787.

E-mail: bestellingen@knmvd.nl

-ocr page 298-

VandeEreraa(

De meeste klachten hebben betrekking
op concurrentie en de daarbij ge-
bruikte reclame en publiciteit voor het
brede publiek.

De ontwikkeling naar diersoortge-
richte differentiatie binnen de dierge-
neeskunde leidt mede tot een actiever
PR-beleid. Dat kan een goede beroeps-
uitoefening ondersteunen en het imago
van de dierenarts versterken.
Voor de inhoud en vormgeving van re-
clameuitingen blijft echter de betrok-
ken dierenarts verantwoordelijk. Re-
clame dient te voldoen aan elementaire
eisen van objectiviteit en waarheidsge-
halte etcetera, zoals is vastgelegd in
het Burgerlijk Wetboek en de Code
voor de Dierenarts.

Ten onrechte worden hierbij nogal
eens kwalificaties zoals \'specialist\',
\'spec.\' gebruikt, terwijl van inschrij-
ving(en) in het Veterinair Specialisten
Register geen sprake is.

Op 1 januari 1998 is de Mededingings-
wet van kracht geworden. Sindsdien is
de praktische implementatie van de
toen nog geldende oude Code voor de
Dierenarts als gevolg van een verschil
van inzicht tussen het Hoofdbestuur
van de KNMvD en de Nederlandse
Mededingingsautoriteit een steeds te-
rugkerend punt van aandacht geweest.
Via de twee leden die zitting hebben in
de Codecommissie, is de Ereraad ac-
tief betrokken (geweest) bij de aanpas-
sing(en) van de Code.

De Ereraad constateert dat het aantal
klachten na de totstandkoming van de
Mededingingswet aanzienlijk is afge-
nomen. Anders dan nog wel eens
wordt gedacht, kan niet worden ge-
steld dat door deze wet \'alles mag\'.

Tijdens het jaarlijks overleg met voor-
zitter en secretaris van het Hoofd-
bestuur is naast de reeds genoemde in-
vloed van de mededingingswetgeving
op een aantal artikelen van de Code
ook aandacht geschonken aan het
functioneren van de Netwerk Dieren-
artsen en de Provinciale Begeleidings-
commissie Praktijkuitoefening.

De Ereraad heeft in 1998 één maal ar-
biters benoemd om een geschil met be-
trekking tot een maatschapsovereen-
komst op te lossen.

In het Tijdschrift voor Diergeneeskun-
de zij n het Jaarverslag Ereraad 1997 en
het artikel \'Omgaan met de pers\' gepu-
bliceerd.

In oktober 1998 is afscheid genomen
van mevrouw drs. L. Huiskes-Come-
lisse, die reglementair aftrad.
Zij heeft met veel inzet en bezieling
een bijdrage geleverd aan het werk van
de Ereraad, waarvan de laatste driejaar
als voorzitter.

Als nieuw lid is gekozen drs. C.
Willenborg.

Mevrouw drs. G.H.J.M. Brinkhuis en
drs. H.L.C. Logtenberg zijn herkozen.
De Ereraad is als volgt samengesteld:

Drs. H.L.C. Logtenberg, voorzitter

Drs. J.R. de Nooij, vice-voorzitter

Drs. I.E. van Alten

Drs. G.H.J.M. Brinkhuis

Drs. W.E.H. van Herten

Drs. J.J.G.M. Oomen

Drs. J. Reinders

Drs. K. Schipper

Drs. C. Willenborg

Mr. R.P.F. van der Mark, secretaris.

Het secretariaat van de Ereraad bemst
bij mevrouw E. Bonnes-Stroomer. Zij
is op maandag en donderdag op het
Bureau van de KNMvD aanwezig en
bereikbaar voor eventuele vragen over
de Ereraad.

"lull, .r*

JAARVERSLAG ERERAAD 1998

De Ereraad is in 1998 acht maal in vergadering bijeengeweest. Er hebben drie
hoorzittingen plaatsgevonden, waarbij partijen zijn gehoord en de gelegen-
heid hebben gekregen hun zaak toe te lichten. In totaal zijn zeven klachten be-
handeld, waarvan er zes in 1997 waren ingediend. De Ereraad heeft vijf
klachten in 1998 afgerond met een uitspraak, waarvan drie maal ongegrond.
Bij de gegronde klachten is één maal een waarschuwing opgelegd en één maal
een waarschuwing en een voorwaardelijke geldboete per verweerder. Eén
klacht is na het beëindigen van de schriftelijke ronde ingetrokken. Eind 1998
was er nog één klacht in behandeling.

O

Voor het lidmaatschap van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde hebben de volgende collegae zich aan-
gemeld:

Bos-Halfhidc, Mevr. O.H.I.M.; 1990; 2252 XM
Voorschoten; Wijngaardenlaan III.
Geerling, Mevr. J.M.;1999; 3522 RA Utrecht;
Volkerakstraat 17.

Hendriksen, Mevr. S.W.M.; 1999; 3582 VJ

Utrecht; l.B. Bakkerlaan 45.

Kampman, G.; 1999; 3512 PZ Utrecht;

Vrouwjuttenhof53.

Maazen, Mevr. W.G.G.M. van der; 1992; 3705
HL Zeist; Dr. A. Kuyperlaan 9.
Pillin, L.; Gent-1999; B-2660 Hoboken (Ant-
werpen); Cockerillplaats 34.
Veneklaas Slots, J.H.; 1999; 3571 GE Utrecht;
Prof.H.deVrieslaan 13.

JUBILEA:

1 november, L.A.M. Tinnemans te Haghorst, af-
wezig, 25 jaar.

3 november, C. Hennis te Garijp, afwezig, 35 jaar.
3 november, F. in \'t Hout te Hardegarijp, afwe-
zig, 35 jaar

6 november, A.S. Spruit te Rotterdam, afwezig,
35 jaar.

7 november, A.A.P. van Montfort te Bergeyk,
afwezig, 30 jaar.

7 november, M. Nicolay te Leens, afwezig, 30
jaar.

16 november, J.M. de Jong te Dronten, afwezig,
50 jaar.

16 november, G.J. Nijland te Bilthoven, afwe-
zig, 50 jaar.

16 november, P.K. Zandstra te Uitwellingerga,
afwezig, 50 jaar.

19 november, G. van de Kieft te Rosmalen, af-
wezig, 40 jaar.

19 november, P. Wijnker te Aarie-Rixtel, afwe-
zig, 40 jaar.

19 november, E. Cesar te Leeuwarden, afwezig,
40 jaar.

19 november, L.M. Otto te Halfweg (NH); afwe-
zig, 40 jaar.

19 november. Mevr. E.M. Meijer-Schallenberg
te \'s-Gravenhage, afwezig, 40 jaar.

21 november, B. Brummelman te Sonnega, af-
wezig, 30 jaar.

22 november, D.S. Akkerman te Sint-
Michielsgestel; afwezig, 25 jaar.

22 november, P.C. Knijff te Hilversum, afwezig.
25 jaar.

22 november, S.D. Feitsma te Oosterwolde (F);
afwezig, 25 jaar.

22 november, P. van Dijk te Hellevoetsluis, on-
bekend, 25 jaar.

22 november, H. Nengerman te Losser, afwezig,
25 jaar.

22 november, D.N. Tap te Rhenen, afwezig, 25
jaar.

22 november, Dr. J. Verhoeff te Bilthoven, af-
wezig, 25 jaar.

22 november, E.J.C. Thybaut te Veessen, afwe-
zig, 25 jaar.

22 november, P.M. van Dijk te Blitterswijck, af-
wezig, 25 jaar.

22 november, N.J.G. Crombach te Stein, afwe-
zig, 25 jaar.

22 november, Dr. G. Rakhorst te Groningen, af-
wezig, 25 jaar.

22 november, W.A. Oosterman te Uithoorn, af-
wezig, 25 jaar.

22 november, W.G.J. Crombach te Hoensbroek,
afwezig, 25 jaar.

22 november, B.J.F. Löwik te Denekamp, afwe-

Personalia

-ocr page 299-

zig, 25 jaar.
27 november, J.F.
aanwezig, 30 jaar.

PROMOTIES:

Op 28 ol^tober 1999 Drs. H. van Herek te Beesd.

Voor het dierenartsen-examen van 30 sep-
tember 1999zijn geslaagd:
Alling, Mevr. A S.
Franken. Mevr. Y.C.
Graaf, L.J. de
Hoebe, B.J.J.
Jong, Mevr. M. de
Kampman, G.
Land. Mevr. J.A.
Rijdes, Mevr. E.S.
Schrickx, J.A.
Sparenburg, Mevr. A.E.
Veneklaas Slots, J.H.
Windt, J.K.

MUTATIES:

*Alting. Mevr. A,S,; 1999; 3524 ZA
Utrecht; Furkabaan 33; tel. 030-2883053; E-
mail a.s.alting(a students.vet.uu.nl; wnd.d.

Blommaart, R.A.M.; 1988; 1325 HP
Almere; Hollywoodlaan 101: tel. 036-5378055
privé, 5376083 prakt.;
E-mail r.blomniaart.
^worldonline.nl;
p., geass. met N.H.R. Kroes.

Boer, E.J.W. de; 1994; 3581 TG Utrecht;
Oudwijk 23 CE; tel. 030-2316654 privé,
2517517 prakt.; fax 030-2516932; p., geass. met
J.G. van Spanje.

*Bos-Halfhide, Mevr. O.H.I.M.; 1990;
2252 X.VI Voorschoten; Wijngaardenlaan
111; tel. 071-5320162 privé; beleidsmedew.
L.N.V.,dir. M.K.G.

*Braam, H.P.; Gent-1988; 2241 AK Was-
senaar; Deijlerweg 186; tel. 070-5179143 privé,
3785562 bur.; fax 070-3786141; E-mail h.p.
braam@vvm.agro.nl; Coörd. Int. Vet. (VVM),
Min.L.N.V.

Brandt, Mevr. E.N.D. van den; 1995; 5712
B,l Someren; Kanaaldijkzuid 34; tel. 0493-
470357; wnd.d.

*Brunt, Mevr. M.C.; 1999; 3981 ZP
Bunnik; Vletweide 140; tel. 030-6561640; wnd.d.

Dujardin, C.L.L.; 1996; l)-47669 W achten-
donk (Duitsland); .\\chter de Stadt 4; tel, 00-49-
2836-900303 privé, 91410 prakt.; fax 85289
prakt.; p., medew. bij Pferdeklinik Kerken.

»Franken, Mevr. Y.C.; 1999; 3512 GL
Utrecht; Oudkerkhof 46 A; tel. 030-2312848;
E-niail vvon.franken(fl hotmail.com; wnd.d.

Glas, M.A.H.W.; 1996; 9561 DL Ter
Apel; Koningsvaren 9; tel. 0599-581280 privé,
0591-513151 prakt.; p., medew. hij .1. Bakker,
R.K. de Boer, G.J. Bouwhuis, H.J. Haverkate,
.\\.R. van Ittersum, A. Klarenbeek, F.W\',
Oostra, H.B.A. Schölten cn J. van der Zee.

Gosselink, J.M.J.; 1995; 3705 TD Zeist;
Egeling 36; tel. 030-6961055;
wnd.d.

*Graaf, L.J. de; 1999; 3553 GA Utrecht;
Bessemerlaan 25 B; tel. 030-2447955; E-mail
l.j.degraar(a:students,vet.uu.nl; wnd.d.

Guffens, J.M.M.; Gent-1995; 6043 SZ
Roermond; Gewantmakerstraat 21; tel.
0475-691084 privé, 357900 prakt.; fax 0475-
357901; p., medew. bij F.M.C. Dirven en
S.R.G. de Snoeck.

Heijlaerts-van Noort, Mevr. J.E.P.E.;
1996;
3401 DE IJsselstein; Hofstraat 5; tel.
030-2723588 privé, 6888777 prakt.; fax 030-
6886476; p., medew bij R. Blanken.

♦Herck, Dr. H. van; 1983; U-1999; 4153
BZ Beesd; Koningin Julianastraat 26; tel. 0345-
682705 privé, 030-2535300 bur.; d. bij
Gemeenschappelijk Dierenlab.
U.U.

*Hoebc, B.J.J.; 1999; 3524 VR Utrecht;
St. Gotthard 7; tel. 030-2886393; E-mail
b.hoebe(a stud.vet.uu.nl; wnd.d.

van Call<er te Ruinerwold,

Holtrop, Mevr. W.H.; 1997; 1091 CE
Amsterdam; Ruyschstraat 76 111; tel./fax 020-
6685767 privé, tel.
0541-520754 prakt.; fax
0541-533907; p., medew. bij L.B. Poorthuis.

Hülzhauer-Viets, Mevr. C.; 1984; 7423 DG
Deventer; Groenling 17; teL 0570-511123; d.

*Jong, Mevr. M. de; 1999; 3553 GA
Utrecht; Bessemerlaan 25 B; tel. 030-2447955;
d.

Kaalberg, L.A.; 1996; 7031 BK Wehl;
Oranjestraat 21; tel. 0314-324934 privé,
681655
prakt.; fax 0314-683911 prakt.;
p., geass. met
G.C.M. Jansen en S.G. Raemakers.

«Kampman, G.; 1999; 3512 PZ Utrecht;
Vrouwjuttenhof 53; 030-2315662; E-mail
gkampmanfa hotmail.com; wnd.d.

Kolpa, B.L.A.; 1995; 5712 BJ Someren;
Kanaaldijkzuid
34; tel. 0493-470357 privé,
441044 prakt.; E-mail vc.someren@wxs.nl; p.,
geass. met J.A.G. Gerards, P.W.C.M. van Oijen,
R.E. Paauwe, R.J.M.L. Raymakers, M.G.
Schuttert, L.A.J. Smeenk, A.H.A. Steentjes, J.A.
Westerbeek, D.L. Willink en F.Th.C. de Wit.

*Land, .Mevr. J.A,; 1999; 3941 BP Doorn;
Oude Rijksstraatweg 43; tel. 0343-420603; E-
mail j.a.land(a students.vet.uu.nl; w nd.d.

Lieshout, J.A.H. van; 1965; 5087 BB
Diessen; Julianastraat 2; tel. 013-5041445, fax
013-5043183; E-mail liesh070@wxs.nl;
r.d.; vet.
adv./d. bij Coöp. K.l. Nederland U.A.; R.O.N.
Lieshout, Mevr. L.C. van; 1996; 7668 TK

nen.

Haarle; Reutummerweg 58; tel. 0541-670037
privé, 520754 prakt.; fax 0541-533907; p., me-
dew. bij L.B. Poorthuis.

•Luijerink, H.J.J.; 1958; 4854 PK Bavel;
Klein Wolfslaar 20; tel.
0161-433852; r.d.

Molendijk, Mevr. Z.S.; 1987; 7491 DN
Delden; Visscherij 10;
tel. 074-3762175; E-
mail frawen(a hotmail.com; wnd.d.

•Maazen, Mevr. W.G.G.M. van der; 1992;
3705 HL Zeist;
Dr. A. Kuyperlaan 9; tel, 030-
6958911 privé, 2531040 bur.; wet. medew.
U.U., F.D., H,\\ Gezondheidszorg landbouw-
hsd„ afd. Herkauwers.

Pleijter, R.J.P.; 1995; 8072 WX Nunspeet;
Gerbrandystraat 82; tel. 0341-250546 privé,
252353 prakt.; fax 0341-254385; p., medew. bij
J. Brand, A.J. Brouwer, J.M.J. Frijlink, H.A.R.
Kok enY.D.van der Werff

•Plooyer, B.J.; 1999; 3522 CJ Utrecht;
Gouwestraat 4; tel. 030-2892488 privé,
073-
6213579 prakt.; p„ medew, bij J.M.G. van
Griensven,
A.C.H.M. van der Loop en H.J.
Wezelenburg.

Poorthuis, L.B.; 1983; 7576 ZB Olden-
zaal; Thijlaan 4-6;
tel. 0541-530514 privé,
520754 prakt.; fax 0541-533907; p.

*Rijdes-van Soest, .Mevr. E.S.; 1999; B-
2387 Baarle-Hertog (België); Oude Baan 4;
tel. 06-51119002; wnd.d.

»Rusbach-de Vries, Mevr. C.G.; 1999;
3513 VK Utrecht; Blokstraat 27; tel. 030-

Ieder zijn vak!

Het raadplegen van adviseurs is goed . . .
Maar voor de financiële zaken van uw (toekom-
stige) praktijk heeft u een specialist nodig!

Dix & Fortuin is deskundig op financieel, fiscaal
en juridisch gebied m.b.t. praktijkfinanciering,
associaties, verzekeringen, hypotheken en pensioe-

Landelijke dienstverlening bij praktijkoverdracht,
bij associatie en assistentie. Belt u even voor een
afspraak of een brochure.

Telefoon (030) 251 51 99
Fax (030) 254 09 64
Koningslaan 63
Utrecht

-ocr page 300-

2313811; E-mail a.j.p.rusbach@casema.net;
wnd.d.

»Samson, Mevr. N.P.; 1999; 2051 HN Over-
veen; Oranje Nassaulaan 167; tel. 023-5266800;
fax 023-5266946; wnd.d.

♦Savelsberg, Mevr. B.S.; 1999; 2804 XD
Gouda; Lekkenburg 62; tel. 0182-579850
privé, 0172-471111 prakt.; p., medew. bij
A.C..M. Kuilboer, J.V.H. van Lans, J.H.
Rootert en A. Soede.

*Schrickx,J.A.; 1999; 3581 LP Utrecht;
Bankstraat 76; tel. 030-2520693; wnd.d.

*Schuiringa, Mevr. J.J.; 1999; 9301 GD
Roden; Oudgenoegstraat 52;
tel. 050-5016884
privé,
5015500 prakt.; p., medew. bij J.P.M.
Hopmans.

»Soethout-Geertsen, Mevr. K.M.K.; 1999;
3474 KG Zegveld; Rondweg 58; tel. 0348-
692304;
wnd.d.

»Sparenburg, Mevr. A.E.; 1999; 3523
CV Utrecht; Jadelaan 10; tel. 030-2512621;
E-mail a.sparenburg(<i hetnct.nl; wnd.d.

Spruit, A.S.; 1964; 3056 JP Rotterdam;
Ommoordsewcg 16;
tel. 010-4218670; r.d.

Stal, F. ter; 1996; 6732 EK Harskamp;
Radioweg 3 A; tel. 0318-4531 10 privé, 456275
prakt.;
fax 0318-457461; p., geass. met J.W.
Bakker, W. de Boer, E. van Essen, E. de Haan,
G. Heynen, D.P. Hofstee, M. Roseboom en
W.A. de Vries.

Stark, Mevr. L.A.M.; 1998; 9541 CT
Magtwedde; Wilmerskamp 86; tel. 0599-
313898 privé, 312220 prakt.; p., medew. bij
P.J. de Jong en Mevr. J.H.J.M. de Jong-
Rockland.

iÉll \' lir\'l

»Stokvis, Mevr. A.; 1999; 6701 AH
Wageningen; Gerdesstraat
73; tel. 0317-427356;
E-mail sandrastokvi$(a hotmail.com; wnd.d.

Suurenbroek, B.S.M.; 1998; 2804 XD
Gouda; Lekkenburg 62; tel. 0182-579850
privé, 510958 prakt.; fax 0182-510420; p.,
medew. bij J.C.H. van Dorst en J.C. Oldcn-
bandringh.

Swart, R.; 1994; 7722 TG Dalfsen;
Dommelerdijk 10; tel.
0529-433511 privé, 0561-
616265 bur.; E-mail roelof.swartfa wxs.nl; k.d.
R.\\ .V., kring Noord, distr. W olvega.

Tops, R.M.; 1994; 2597 VT \'s-Graven-
hage; Ary Schefferstraat 215; tel. 06-51855005
privé, 070-3462207 prakt.; p., gezelschapsd.

Valks, M.M.H.; 1989; 6511 BM Nijmegen;
Parkweg
114; tel. 024-3605719 privé, 0485-
587637 bur.; fax 587643; E-mail martin.
valksC" internet.akzonobel.nl; d. bij Intervet
International B.V.

* Veneklaas Slots, J.H.; 1999; 3571 GE
Utrecht; Prof. H. de Vrieslaan 13; tel. 030-
2722119; E-mail h.veneklaasslots(a mail.vet.
uu. nl; wnd.d.

»Vijge, A.; 1992; 8161 VS Epe; St.
Catharinaweg 28; tel. 0578-615048; fax 0578-
615048; int. Poultry consultant.

WasiTiann, R.p\'.M.; 1997; D-47647 Kerken
(Duitsland); Mermans .Mühle; tel. 00-49-
2833-601366 privé 2836-91410 tst. 23 prakt.;
fax 85289 prakt.; p., medew. bij Beckcr,
Bockenhoff en Mettenleiter.

Westerhuis, J.H.; 1968; 4112 KK Beu-
sichem; Sportveldstraat 69; tel. 0345-501931/
502829;
fax 0345-502829; E-mail jh.wester
huis.dr(& worldonline.nl; Specialist Diervoe-
ding; oud-wet. medew. Hendrix UTD.

*Windt. J.K.; 1999; 3981 HE Bunnik;
Marsdijk 3
A; tel. 030-6372385; E-mail
kristiaan_wjndt(ä hotmail.com; wnd.d.

Yokoi, Mevr. M.; 1996; 8072 WX
Nunspeet; Gerbrandystraat 82; tel. 0341 -250546
privé, 252353 prakt.; fax 0341-254385; p., me-
dew. bij J. Brand, A.J. Brouwer, J.M.J. Frijlink,
H.A.R. Kok en Y.D. van der Werff

Zagers, Mevr. J.J.A.; 1998; 4744 BH
Bosschenhoofd; Wilhelminastraat 10; tel. 06-
51397962
/010-5219322/ 0165-317641 privé,
015-3692545 prakt.; p., medew. bij M.P.
Hogendoorn.

Zanderink, Mevr. L.F.O.; Gent-1997; 7468
CB Enter; Hogebrink 15
A; tel. 06-51096015
privé,
074-2435460/06-51096015 prakt.; fax
074-2438304; p., paard.

Zee, J. van der; 1985; 9561 ZA Ter Apel;
Gen. Maczeklaan 8; tel. 0599-587180 privé,
587200 prakt.; fax 0599-587182;
E-mail
j.zeeffl wxs.nl;
p., geass. met J. Bakker, R.K. de
Boer, G.J. Bouwhuis, H.J. Haverkate, A.R. van
Ittersum, A. Klarenbeek, F.W. Oostra en H.B.A.
Scholten.

Doorlopende agenda

CONGRESSEN & SYMPOSIA

1999

November

4 Symposium klauwkrcupcihcden bij het
rund. Ouwehands Dierenpark te Rhenen,
aanvang 13.30 uur. Dit symposium wordt
georganiseerd door de Groep Geneeskunde
van het Rund van de KNMvD in samenwer-
king met Eurovet B.V., tel.: 0497-388688.

5 lOth International Symposiuin \'Tropical
Animal Health and Production. Outcome
and perspectives of collaborative research\'.
Location: Faculty of Veterinary Medicine.
Yalelaan 1. Room Cl Ol. Utrecht. Regi-
stration is free of charge, before 15 October,
1999 to: Office for Intemational Coope-
ration, Faculty of Veterinary Mcdicinc,
P.O. Box 80.163, 3508 TD Utrecht (Tele-
fax: 030-2531815; e-mail: bic@vet.uu.nl).

7 FFP-Tagung zur Pferdegesundheit, Münster,
Duitsland. Meer informatie: Arno Lindner,
tel.: -t-49-228-283286, fax: 284761 of Silke
Kissenbeck, tel.: 44-2501 -444041.

16 Cardial Pursuit 111 Seminar, Mercure
Hotel, Utrecht/Nieuwegein. Presentatie:
dr. R. van Noort. Aanvang: 20.30 uur.
Voor meer informatie: P. Ghyoot, tel.:
0165-574805.

17 Cardial Pursuit III Seminar, Mercure
Hotel, Haren/Groningen. Presentatie: dr.
R. Gerritsen. Aanvang: 20.30 uur. Voor
meer informatie: P. Ghyoot, tel.: 0165-
574805.

18 Cardial Pursuit 111 Seminar, Novotel,
Breda. Presentatie: prof De Rick. Aan-
vang: 20.30 uur. Voor meer informatie: P.
Ghyoot, tel.: 0165-574805.

23 Jaariijkse studiedag World Rabbit Science
Association in het Androclusgebouw van
dc FdD tc Utrecht. Aanvang: 10.00 uur.
Thema: Nieuwe ontwikkelingen op het ge-
bied van welzijn bij konijnen. Kosten:
ƒ30,- voor nict-Icden en ƒ 25,- voor leden
WRSA. Aanmelden bij de secretaris
WRSA afd. Ned. drs. E. Harwig-Dings, p/a
IPC Dier Horst, Stationsstraat 104, 5963
AB Horst, tel.: 077-3998888, fax: 077-
3983733.

23 Cardial Pursuit III Seminar. Mercure Hotel
Postiljon, Zwolle. Pre.sentatie: dr. R.
Gerritsen. Aanvang: 20.30 uur. Voor meer
informatie: P. Ghyoot, tel.: 0165-574805.

24 Cardial Pursuit 111 Seminar, Novotel,
Rotterdam/Schicdam Presentatie: dr. R.
van Noort. Aanvang: 20.30 uur. Voor meer
informatie: P. Ghyoot, tel.: 0165-574805.

27 MICEM Congress 1999 at the Maastricht
Exhibition & Congress Centre, Maastricht,
the Netherlands. Contact MICEM Cong-
ress administration: René Scholten, phone:
(31 )0485-576752; fax: (31 )0485-520919.

30 Written examination \'Small animal and
equine scientific acupuncture course\'.

December

1 Cardial Pursuit 111 Seminar, Mercure Hotel,
Amsterdam (Airport). Presentatie: dr. R.
van Noort. Aanvang: 20.30 uur. Voor meer
informatie: P. Ghyoot, tel.: 0165-574805.

2 Cardial Pursuit 111 Seminar, Mercure Hotel
Postiljon, Amhem. Presentatie: dr. L.
Overduin. Aanvang: 20.30 uur. Voor meer
informatie: P. Ghyoot, tel.: 0165-574805.

8 Studiedag van Nederiandse Vereniging
voor Veterinaire Epidemiologie en Econo-
mie. Thema\'s: \'s ochtends: \'Epidemiologie
en genetica\', \'s middags: \'Diagnostiek op
dier- en bedrijfsniveau\'. ID-DLO te Lely-
stad. Inlichtingen: drs. T. Nell, tel.: (31)-
0485-587630, fax: (31)-0485-587643 ofe-
mail: Tom.nell@intervet.akzonobel.nl

9 Cardial Pursuit III Seminar, Motel Stein
Urmond, Umiond. Presentatie: dr. L.
Overduin. Aanvang: 20.30 uur. Voor meer
informatie: P. Ghyoot, tel.: 0165-574805.

10 12 Expovet, Vlaamse vakbeurs voor
diergeneeskunde, Flanders Expo, Maaltc-
kouter I. 9051 Gent. Meer informatie:
Herman Claeys.VDK-Expovet, Salisbury-
laan 133, B-9820 Merelbeke. Telefoon:
32-495/47.05.16, fax: 32-9/252.52.11.
e-inail: heniian.claeys@rug.ac.be

12—14 6th Congress of equine mcdicinc and
surgery, Geneva, Switzerland. Secrétariat
du Congrès dc chirurgie équine, C.P. 107,
CH-i297 Founcx, Suisse. Tel.: 41-22-
7765314. fax: 41-22-7762255, e-mail:
info(a]equine-geneva.ch

Deadline*)

15-11-1999
29-11-1999
13-12-1999
27-12-1999

UITERSTE
INLEVERDATA
VOOR KOPIJ

Aflevering:

01-12-1999
15-12-1999
01-01-2000
15-01-2000

\'\') Voor 10.00 uur \'s morgens.

-ocr page 301-

® ^^^^^

OKALE GEL fiMoxiifecf jne)

unieke breedspectrum ontwortfifÈgs-gel
langer aanhoudende werking
(ERP >90 dagen!!!)
als enige effectief tegen

geëncysteerde cyathostominae
smakelijke
gel in handige doseerspuit
veilig in gebruik,

ook bij drachtige merries en dekhengsten

Ga^t^oamA/aär andere stoppen

Uitsluitend verkrijgbaar bij de dierenarts ^

Postbus 14 - 6290 AA Vaals - Tel. 31(0)20 346 93 60 - Fax 31(0)20 346 93 62

IntStatebehandeling van horzelinfecties en worminfecties bij paarden en ponies veroorzaakt door voor moxi§ctine gevoelige stammen. Het middel heeft een gematigde effesjtlÜslt tegen de g^
stadia van de kleine strongyliden (worden voof-ïiB^t^^sineercI). Equest heeft een jW^erand effect van ti oe weken tegen kleine strongyliden, de uitscheiding van kleintstrongyliden eiet«^
90 dagen ondetiinikt. Contra-indicaties: loedieiSngBsn veulens ionger dan 4 maamien. tóêring: oraal, 400 pg moxidectine/kg lichaamsgewicht. Wachttijd: vlees 32 dagen. Diergeneesmiddel • Rag;
f/:. (Voor volledige^fotmatie zie de bijsluiter in de vsrpakIüBS) ______»

^fRiatvale
^gedu-enste

-ocr page 302-

Wegens uitbreiding van ons teain zoelcen wij een:

Veterinary Territory Manager (m/v)

Aan deze functie gaat een inteme opleiding vooraf.

Verantwoordelijidieden:

• Behalen van alle voor het gebied Zuid-West Nederiand vastgestel-
de vcri<oopdoelstellingen

• Verhogen van de mariitpenetratie en omzetverhandding door
middel van bezoeken van (potentiële) relaties

• Promoten van marketingcampagnes en voordelen van onze
producten

• Verzorgen van een optimale presentatie van onze producten bij
de dierenartsen

Profiel van de succesvolle kandidaat:

• Afgestudeerd dierenarts met enige jaren ervaring in de praktijk

• Leeftijd: 25-40 jaar

• Woonachtig binnen werkgebied, dan wel bereid hierheen te
verhuizen

Hill\'s Pel Nulrilion BV
is een internationaal
TTMIJ* toonaangevend be-
drijf gespecialiseerd
in de ontwikkeling,
productie en verkoop van weten-
schappelijk geformuleerde voeding
voor zieke en gezonde honden en kat-
ten. Hill\'s is een zelfstandige dochter
van de Colgate-Palmolive Company,
een nmltmational in consumenten
productet) met een omzet van meer
dan $ 8 miljard. Onze innovatieve
producten van wereldfaam worden
via dierenartsen en dierenspeciaalza-
ken verkocht aan consumenten in
meer dan 68 landen.

• Initiatiefrijk, klantgericht

• Commercieel slagvaardig, resultaatgericht

• Teamplayer

• Tweetalig (nederiands en engels)
Hill\'s Pet Nutrition B.V. biedt u:

• Een prettige werksfeer in dynamische bedrijfscultuur, waarin
teamspirit cn eigen verantwoordelijkheid centraal staan

• Een aantrekkelijk salaris, bonusregeling en uitstekende,
secundaire arbeidsvoorwaarden

Geïnteresseerd?

Stuur uw curriculum vitae voorzien van pasfoto met duidelijke
omschrijving van uw werkervaring binnen 14 dagen na verschijning
van deze advenentie naar: Hill\'s Pet Nutrition B.V, Essendonk 3a,
4824 DA Breda, ter attentie van de heer E. Pieterse

DE NR. 1 VOEDINGSKEUZE VAN DIERENARTSEN VOOR HONDEN EN KATTEN RSHWtHfffl

\'HandtLsmerkc-n ((c-bnjikt onder liccntic van Hill\'s Pel Nutrition, tnc. © 1999. Hill s Pet Nutrition. Inc. ^^^^^^^^^^^

Dierenartsenpraktijk Oost-Drenthe is een 12-mans praktijk, waarbij gewerkt wordt vanuit een moderne, goed-geoutilieerde
kliniek en meerdere dependances. Op het gebied van de landbouwhuisdieren zoeken wij een

ENTHOUSIASTE COLLEGA M/V

Ervaring strekt tot aanbeveling. Geboden wordt een afwisselende fulltime baan met uitstekende avond- en weekenddienst
regeling. Bij gebleken geschiktheid behoort associatie tot de mogelijkheden. Schriftelijke reacties voorzien van curriculum
vitae richten aan:
Dierenartsenpraktijk Oost-Drenthe, Hoofdweg 26a, 7871 TC Klijndijk, t.a.v. drs. G.J. Bouwhuis.

m

Uw instrumentarium in 18 minuten
gesteriliseerd, droog en direkt bruikbaar

Turbi-ster 20\'

Gemengde praktijk met voornamelijk gezelschapsdieren
en rundvee zoekt in verband met vertrek collega

DIERENARTS (m/v)

Klasse B Stoomsteriiisator

Door TNO voorzien van CE keurmerk
in de risicoklasse llb.

. Meer informatie:

5050 Ad Goirle
Tel. 013-4680733 / Fax. 013-4676272

Wij zoeken een collega met differentiatie landbouwhuis-
dieren, met een duidelijke interesse voor gezelschapsdie-
ren.

Gaarne schriftelijke sollicitaties binnen 14 dagen richten
aan:
DAP Leiden e.o., p/a I-Iermelijnvlinder36,2317 KC
Leiden.

Ter overname aangeboden

GEZELSCHAPS-
DIERENPRAKTIJK

geschikt voor dierenartsenechtpaar. Modern praktijkge-
bouw {± 200 m^) geschakeld aan fraai woonhuis. Goede
nacht- en weekeinddiensten. De praktijk ligt in het groen,
in een middelgroot dorp (ruim 20.000 zielen) in het oosten
van het land.

Gaarne uw reactie sturen naar de redactie van het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde, Postbus 14031, 3508
SB Utrecht, ondernummer 17/99.

-ocr page 303-

\'N HELE ZORG MINDERE

CENTRUM

Gevestigd te Honselerdijk en Den Haag

Momenteel werken in onze goed geoutilleerde praktijken
vijf dierenartsen. Er worden kleine huisdieren en paarden
behandeld. Wegens groei in de praktijk zoeken wij een

ENTHOUSIASTE
COLLEGA (M/V)

SIBBINQ WATELER C.S.

ADVISEURS VOOR (PARA)MEDia

vestiging
financieringen
contracten
assurantiën

storl<straat 33
postbus 915
3900 ax veenendaal
telefoon: 0318-544044

Geboden wordt:

* een fulltime baan (1 x per 3 weken weekenddienst, 1
dag door de weeks vrij);

* afwisselend en Interessant werk:
50% paarden - 50% kleine huisdieren;

* salaris volgens richtlijnen KNMvD

* goede toekomstmogelijkheden.

Reacties gaarne binnen 14 dagen richten aan:
Veterinair Centrum Honselerdijl<, Harteveidiaan 1,2675
LE Honselerdijl<. Telefoon: 0174- 624544.

Gezelschapsdierenpraktijk in de omgeving van
Utrecht

zoekt op korte termijn

ERVAREN COLLEGA
M/V

om één dag per week zelfstandig de praktijk te
voeren.

Telefonische reacties op nummer 030 - 6881281.

Het Veterinair Centrum Someren is een dierenartsprak-
tijk waarin 15 dierenartsen gedifferentieerd werkzaam
zijn, hierbij geassisteerd door 13 medewerkers. De
pluimvee-diergeneeskunde wordt op eerstelijnsniveau
verricht door twee fulltime dierenartsen en op tweede-
lijnsniveau ondersteund door vier fulltime laboranten
in een modern, goed geoutilleerd laboratorium.

Veterinair Centrum Someren

Wegens uitbreiding van de werkzaamheden zoeken wij op korte termijn een:

FULL-TIME PLUIMVEE-DIERENARTS (M/V)

Wat wij bieden:

• een veelzijdige functie waarbij u werkzaam bent binnen alle geledingen van de pluimveesector en het laboratorium

• enthousiaste collega\'s die de begrippen service en kwaliteit hoog in het vaandel hebben

• een collegiale en prettige werksfeer

Wat wij vragen:

• belangstelling voor en stimulering van laboratoriumdiagnostiek

• verdere ontwikkeling van de postmortale diagnostiek

• ervaring met pluimveediergeneeskunde op bedrijfsniveau

• participatie in de dienstregeling voor pluimvee

• affiniteit met certificatie en kwaliteitssystemen

• goede contactuele en sociale vaardigheden

• ondernemingsgeest en flexibiliteit

Uw schriftelijke sollicitatie vergezeld van curriculum vitae zien wij met belangstelling tegemoet binnen 14 dagen na ver-
schijnen van dit tijdschrift.

Gelieve deze te richten aan: Veterinair Centrum Someren, t.a.v. André Steentjes, Slievenstraat 16, 5711 PK Someren.

-ocr page 304-

B ^ Universiteit Utrecht

De Universiteit Utrecht is in drieënimh\'e eeuw
uitgegroeid tot de meest complete universiteit van
Nederland: een rijkgeschakeerde, internationaal
georiënteerde instelling van wetenschappelijk
onderwijs en onderzoek. De i^faculteitm,
21 onderzoekscholen en 58 opleidingen bieden
studenten en medewerkers boeiende mogelijk-
heden zich verder te ontplooien. De rijkdom
aan disciplines en de nadruk op kwaliteit
bepalen de aantrekkingskracht van Utrecht.
Wetenschappelijke traditie, moderne
technieken en op de toekomst gerichte
programma\'s dragen daaraan verder hij.
Met ongeveer 22.000 studenten, ruim
6.S00 personeelsleden en een budget van
circa t.o^y miljoen gulden vormt de
universiteit de spil van het Kennis-
centrum Utrecht. Vanuit deze positie in
Midden-Nederland onderhoudt zij een
gevarieerd contactenpatroon met univer-
siteiten en gespecialiseerde onderzoek-
instituten over de gehele wereld.

De Universiteit op Internet:
wivw. uu. nl

Uw sollicitatie binnen 14 dagen, tenzij anders ver-
meld, richten aan de genoemde personeelsdienst.
Vergeet u niet het vacaturenummer te vermelden.
De universiteit streeft ernaar dat vrouwen op alle
niveaus even vanzelfsprekend vertegenwoordigd zijn
als mannen. BIJ voltijdse functie is invulling in deeltijd
bespreekbaar. Er is een regeling voor flexibel zwanger-
schaps- en ouderschapsverlof; er is een subsidieregeling
ten behoeve van kinderopvang.

Faculteit der Diergeneeskunde

De faculteit der Diergeneeskunde is de enige in
Nederland. De faculteit neemt in Europa een
toppositie in op het gebied van onderwijs,
onderzoek en patiëntenzorg en Is geaccredi-
teerd bij de American & Canadian Veterinary
Medical Associations.

De hoofdafdeling Pathologie verzorgt het
onderwijs in de pathologie vanaf het tweede
studiejaar in alle studiejaren. Het wetenschappe-
lijk onderzoek van de hoofdafdeling is gecon-
centreerd rond het programma topografische
pathobiologie van communicatie. Bij de hoofd-
afdeling Pathologie Is plaats voor:

Veterinair
patholoog (
v/m)

(vacaturenummer 70957)

Uw taken bestaan uit het participeren in onder-
wijs, diagnostiek en onderzoek van de hoofdaf-
deling. Dit zal vooralsnog vooral het co-assisten-
lènöfldêrwijs en diagnostische pathologie van
gezelschapsdieren en nutsdieren betreffen. Dit
laatste is ook een belangrijk onderdeel van het
trainingsprogramma van de specialisten in oplei-
ding tot veterinair patholoog. Het onderzoek
van de hoofdafdeling is geconcentreerd rond
het thema topografische pathobiologie van
communicatie: hoe communiceren cellen met
elkaar, met bacteriën, nutriënten, groeifactoren,
hormonen, toxinen, etc.; wat zijn de moleculaire
mechanismen van de cellulaire reacties, waar
spelen deze mechanismen zich af, wat zijn de
effecten op structuur en functie en hoe is de
regulatie ervan. Participatie in het research-
programma wordt verwacht.
Wij vragen een dierenarts-patholoog met een
afgeronde specialistenopleiding, liefst ESVP of
ACVP geregistreerd; met aantoonbare kwalitei-
ten in het geven van onderwijs; gepromoveerd
of gelijkwaardige onderzoekprestatie; affiniteit
tot onderzoek. Ervaring met moleculaire biolo-
gie in relatie tot pathologie strekt tot voordeel.
Wij bieden een aanstelling voor twee jaar met,
na gebleken geschiktheid, uitzicht op een vast
dienstverband. De omvang van de functie is
100%. U ontvangt een salaris conform schaal 11
tot 12 CAO-NU tot een maximum van ƒ 8682,-
bruto per maand.

Heeft u belangstelling? Dan kunt u voor nade-
re inlichtingen contact opnemen met prof.dr
J.E. van Dijk, telefoon (030) 253 43 64/25343 03,
e-mail j.vandijk@vet/uu.nl.

Specialisten
in opleiding (
v/m)

veterinaire pathologie

(vacaturenummer 70956)

Uw opleiding bestaat uit een eerste deel van
twee jaar, waarin scholing plaatsvindt op het
gehele gebied van veterinaire pathologie en een
tweede deel van twee jaar, waarin meer specia-
listische kennis en vaardigheden verworven wor-
den op het gebied van de pathologie der huis-
dieren en een onderzoekstage van 6 maanden
gepland is. Literatuurstudie en eigen initiatieven
vormen een belangrijke voorwaarde voor deze
opleiding.

Uw taken bestaan uit het in toenemende mate
zelfstandig bijdragen aan de patiëntenzorg, het
verzorgen van onderwijs aan co-assistenten en
het doen van onderzoek. Er moeten in het twee-
de deel twee publicaties geschreven worden.
Wij vragen een dierenarts. Ook zij die dit jaar
afstuderen komen voor de functie in aanmer-
king. U bent in staat uw werkzaamheden zelf-
standig en efficiënt te organiseren. Daarnaast
beschikt u over grote inzet, doorzettingsvermo-
gen, goede sociale vaardigheden en een kritische
houding ten aanzien van de eigen persoonlijke
kwaliteit.

Wij bieden een aanstelling in tijdelijke dienst
voor vier jaar Uw salaris bedraagt in het eerste
jaar ƒ 2261,- oplopend tot ƒ 4037,- bruto
per maand in het vierde jaar Conform CAO-
afspraken vindt per 1 januari 2000 een verho-
ging plaats van het eerste, tweede en derde jaar
met respectievelijk 5%, 3% en 1%. De omvang
van de functie is 100%.
Heeft u belangstelling? Dan kunt u voor
nadere inlichtingen contact opnemen met
dr T.S.G.A.M. van den Ingh, telefoon (030)
253 31 95, e-mail thi@vet.uu.nl of met prof.dr
J.E. van Dijk, telefoon (030) 253 43 64/253 4303,
e-mail j.vandijk@vet.uu.nl.

Uw schriftelijke sollicitatie voor beide functies
kunt u onder vermelding van het vacature-
nummer richten aan de afdeling Personeel &
Organisatie van de faculteit der Diergenees-
kunde, t.a.v. de heer R. Bouwmeester,
Yalelaan 1, 3584 CL Utrecht.

-ocr page 305-

Baytril is
sterker

Een bacteriële infectie kan het verschil betekenen
tussen winst of verlies. Bij de keuze van uw
antibioticum houdt u daarmee rekening. U
kiest een middel waar u van op aan kunt. Het
middel van uw keuze moet de resultante zijn
van uw diagnostiek. Het moet betrouwbaar zijn
en snel resultaat laten zien. Veilig zijn voor de gezondheid van
mens en dier. En passen in het systeem van kwaliteitsborging.
Daarom is het goed dat Baytril er is. Baytril is de belangrijk-
ste innovatie op het terrein van veterinaire antibiotica in het
laatste decennium.

Baytril staat voor effectiviteit in de therapie.
Baytril staat voor veiligheid voor mens en dier.
Baytril staat voor kwaliteit.
Daarom is Baytril de juiste keuze.

Baytril:

The effective antHnfective.!

Baylril 10% orale oplossing Bayer B.V., Division VT, Mijdrecht. Index naam: Baytril 10% orale oplossing. Farmaceutische vorm: Oplossing. Samenstelling: Per ml 100 mg enrofloxacin. Eigcr
leert de optimale configuratie van DNA voor ondermeer transcriptie en replicatie. Remming van gyrase door enrofloxacin resulteert in een snel bactericide-efTect door verstoring van het bacteriele meubolisme. Daarnaast beschadig! enrofloxacin mogelijk ook de cel-
wand van dc bacterie. Enrofloxacin heeft een breed ami-bac«eriecl werkingsspectnim dai Gram-positieve en Gram-negatieve bacteniin omvat, alsmede Mycoplasmata. Doeldieren: Kip. kalkoen. Indicaties: Anii-microbieel middel voor de behandeling van infectieziek-
ten bij kip en kalkoen, veroonaakt door voor enrofloxacin gevoelige micro-organismen, in het bijzonder: E. coli (colisepticaemie). Salmonella spp., Pasteurella spp.(cholera). Haemc^hilus paragallinarum (coryza). SUfrfiylococcen spp.. Myct^lasmaia (CRD<omplcx).
In het kader van ecn veraniwooni gebruik van anti-microbiele middelen is het zinvol voorafgaand aan dc therapie de gevoeligheid van bet causale agens te bepalen door middel van ecn anlibiogram. Toediening/Dosering: Toedienlngswijze: oraal. Toevoegen aan hei
drinkwater. Dosering: 10 mg enrofloxacin per kg LXj. per dag gedurende 3 dagen. 10 mg enrofloxacin per kg LG. per dag gedurende 5 dagen bij salmonellose. Bij deconiaminaüc van kjppen mei een infectie mei Salmonella enlcritidis is een dosering van 10 mg enro-
floxacin per kg I g. per dag gedurende 10 dagen beschreven, gevolgd door toediening van een zogenaamde startflora. Als richtdoscring kan dienen: 50 ml Baytril 10% per 100 liter drinkwater (50 w)m). Men dient echter tc bedenken dal de drink waterconsumpiie door
diverse parameiers wordi bepaald, zodat een aanpassing van dc concentratie enrofloxacin noodzakelijk kan zijn. De dagdosis dicni altijd 10 mg enrofloxacin per kg LG ic bedragen, Wachltijdadvies: Kip; vlees: 7 dagen. Eieren; 10 dagen. Kalkoen; vlees; 10 dagen.
Contra-indicaties: Vastgej»tcldc resistentie tegen chinoloncn. aangezien er lussen enrofloxacin en andere quinolonen een groie maie van kruisresistentie beslaat. Bywerkingen: Geen bekend. Waarschuwingen: n.v.t. B«waarcondJties/houdbaar1idd: Droog, donker,
bij kamerlemperaiuur. Houdbaarheid: 3 jaar. Verpakking: Flacon è 1.000 ml. Registratienunimer/kanalisatiesUtus: REGNL 2929 UDA,

:n: Enrofloxacin remc dc bacicriëlc gyrase. Dit enzym regu-

-ocr page 306-

Uitde Hoofdredactie

Tijdens het Jaarcongres van de KNMvD op 15 oktober 1999 werd gesteld dat alle dierenartsen, die op eni-
gerlei wijze de veterinaire professie uitoefenen, in feite direct dan wel indirect werkzaam zijn op het gebied
van de veterinaire volksgezondheid. De practici grote huisdieren/nutsdieren, omdat zij een bijdrage leveren
aan de veiligheid van producten van dierlijke oorsprong door ondermeer het toepassen van \'Goed Veterinair
Gebruik\' van medicijnen ter voorkoming van voor de mens schadelijke residuen. De zoönosen verdienen na-
tuurlijk ook de nodige aandacht en dat geldt ook voor de practici gezelschapsdieren. Gekscherend zeg ik wei-
eens dat de laatsten ook een groot aandeel hebben in de geestelijke volksgezondheid.

Als veterinaire volksgezondheidsman deed het mij deugd dit te horen, temeer daar dit jaar naast de gebruike-
lijke uitreiking van de Jaarprijs Tijdschrift voor Diergeneeskunde voor het artikel: \'Huidige inzichten in de
mogelijkheden van reanimatie bij de hond en de kat\'van K.L. How, N. Reens, A.A. Stokhof en L.J.
Hellebrekers voor de eerste maal de uitreiking plaatsvond van de Aart van Keulenprijs voor het beste weten-
schappelijk artikel op het gebied van de veterinaire volksgezondheid dat is gepubliceerd in het TvD. De titel
van dit artikel luidt: \'Isolatie, identificatie en karakterisering van
Bacillus cereus in de zuivelindustrie\' van
M.C. te Giffel en R.R. Beumer

Dit jaar zijn reeds een aantal artikelen op het gebied van de veterinaire volksgezondheid in het TvD gepubli-
ceerd. Ook in de huidige aflevering staat een dergelijk artikel. De Shiga toxine producerende
Escherichia
coli,
de verwekker van de in de Verenigde Staten van Amerika gevreesde \'Hamburger Disease\', zou ook in
Nederland grote schade kunnen toebrengen aan de productie van rundvlees. Oppassen is dus de bood.schap!
Epidemiologisch gezien is hierbij de microbiologische typering van de geïsoleerde bacteriestammen uit pro-
ducten of bij mens en dier van groot belang.

Gezelschapsdieren betreffen vele diersoorten. In deze aflevering het derde en laatste deel over de fret. Deel I
en 2 treft u aan in de afleveringen 20 en 21 van het TvD. Hiermede is een goed en praktisch overzicht gegeven
van het gezelschapsdier fret.

Abortus blauw: Porcine Reproductive and Respiratory Syndrome (PRRS) geniet nog veel aandacht. Er vindt
\'Ronde Tafeloverleg\' over deze varkensziekte plaats. Gafcollega Jan Hulsen in aflevering 2 van ditjaar een
verslag van het eerste overleg over PRRS, de stand van zaken, in het huidige doet hij dat over het tweede
overleg over monstemame, diagnostiek en vaccinatie. Het is bijzonder verheugend dergelijke verslagen ter
publicatie in het TvD te mogen ontvangen. Voor wie nog is geïnteresseerd in het effect van abortus blauw-
vaccinatie bij zeugen, zie het artikel van F.T. Bouwkamp in aflevering 18 van 15 september 1999.

Momenteel wordt in de media sterk geageerd tegen genetisch gemodificeerde ingrediënten in voedingsmid-
delen en in diervoeders. Biotechnologie staat in een slechte reuk bij de consument. Ik zou eerder zeggen bij
politici. Immers ondanks het feit dat de FAO (Wereld Voedsel Organisatie te Rome) biotechnologie noodzake-
lijk acht en er ook veel van verwacht om de toenemende wereldbevolking blijvend van voldoende voedsel te
kunnen voorzien, hebben de politici op Europees niveau de ontwikkelingen in deze op zijn minst belemmerd
door te eisen dat eerst de richtlijn van de Raad, RL 90/220 EEG, inzake de doelbewuste introductie van gene-
tisch gemodificeerde organismen in het milieu, moet worden gewijzigd. Hiermee zal nog wel enige tijd ge-
moeid zijn en daardoor verliest Europa op biotechnologisch gebied de aansluiting met Amerika en Japan.

Dr. W.Edel
Voorzitter Hoofdredactie

-ocr page 307-

ECONOR®: HET NIEUWE
ANTIBIOTICUM VOOR VARKENS

EFFECTIEF TEGEN VARKENSDYSENTERIE
PREVENTIEF EN
CU

• Voorkomt en behandelt
varkensdysenterie

• Een premix voor door het voer

• Wachttermijn: 1 dag voor Econor 1 %
en 4 dagen voor Econor 10%

• Met minder antibioticum een beter resultaó

NOVARTIS

Econor is een geregistreerd handelsmerk van Novartis AG, Bazel, Zv/itseHand^-
© 1 999 Novartis. Novartis Agro Benelux, Anima! Health Sector, Stepvelden I O,
NL-4704 RM Roosendaal, Nederland. Website: www.novartis.com

BEL VCX)R EEN INFORMATIEPAKKET: (NL) 0165 574 805 - (B) 02 4632390

TEGEN SPIROCHAETEN EN MYCOPLASMAS

econor 1%&10%

Samenstelling: Bevat Vahemulin-hydrochloride 10,65 mg/g (ECONOR 1%) of 106,5 mg/g (ECONOR 10%) Farmaceutische vorm: Gemedicineerd voormengsel
voor gemedicineerd voeder.
Diersoort: Varken. Indicaties: voor de behandeling en preventie ven varkensdysenterie (ECONOR 1% en ECONOR 10%)
Voor de behandeling en preventie van enzoötische varkenspneumonie (ECONOR 10%). Bij de aangegeven dosis van 10-12 mg/kg lichaamsgewicht zijn er
minder longlaesies en is er minder gewichtsverlies, doch de Mycoplasma hyopneumoniae infectie wordt niet geweerd.
Contra-indicaties: Niet toedienen aan
varkens die ionofore antibiotica toegediend krijgen. Valnemulin mag niet worden toegediend aan konijnen, vanwege de toxiciteit voor deze diersoort.
Bi|werkingen: In zeldzame gevallen kan er bij varkens na toediening van Econor sprake zijn van een peri-anaol erytheem of mild huidoedeem. Als dergelijke
tekenen zich voordoen, moet al het antibioticumhoudend voer onmiddellijk worden weggenomen, het dier moet worden overgebracht naar een schone en droge
omgeving, en dient een aangepaste ondersteunende symptomatische behandeling te worden ingesteld, Econor wordt goed geaccepteerd in het voer, maar bij
concentraties van meer don 200 ppm kan gedurende de eerste dagen een tijdelijke, met de dosis samenhangende vermindering van de voerconsumptie
optreden, omdat het voer onsmakelijk wordt.
Dosering en wijze van toediening Econor 1% en 10%: Behandeling van varkensdysenterie: De dosis bedraagt
3,0 - 4,0 mg/kg lichaamsgewicht per dog. Preventie van varkensdysenterie: De streefdosis bedraagt 1,0 - 1,5 mg/kg lichaamsgewicht en dient maximaal
4 weken long dagelijks te worden toegediend.
Dosering en wijze van toediening Econor 10%: Behandeling en preventie van enzoötische varkenspneumonie-

De streefdosis bedraagt 10-12 mg/kg lichaamsgewicht per dag. Wachttijd: Econor I %-l dog-Wachttijd: Econor 10%-4 dogen. Verpakking: Econor 1 %-2 5 kg

— Verpakking: Econor 10%-lkg. Registratiehouder: Novartis Animal Health Austria GmbH, Biochemiestrasse 10, A-6250 Kundl. Registratienummers: Econor
10%-EU/2/98/010/009-Econor l%-EU/2/98/010/005.
Aflevering voor Nederland: UDA. Aflevering voor België: op diergeneeskundig voorschrift.

-ocr page 308-

Finadyne^

im Injectie

De ontsteKingsremmer

Anti-inflammatoir
Antipyretisch
Analgetisch
Anti-endotoxisch

100 ml

Finadyne

in|8c»e

Flunimnum 50 iTH^ml

O^foefieesmiddel

A«lpiii«9i$tlcum

AnalveticuiT)

AMiofreticiitn

Dmriagen/tfafi

Paafd ; ml iV/45 kg

Rund 1 • 2 rrt IV d«eo lM/45 >

Varken 1 - 2 ml diep IM/45 Kl

HomJ. 0.2 - O 4 frt SC/10 Ko

Zie bijsluite\'

WacMiild

Zie bijsluiter

Schering-Plough
Anima! Health

N

Finadyne

■njectie/injeclion/InjektlBD

fiuiixinum 50 mg/ml
\'Sub forma megluminuml
fV. IM, SC-SK

Schering-Plough
Anima! Health

Diergeneesmiddel: Oplossing voor injectie, flunixine 50 mg/ml, als flunixine meglumine. Indicaties: Ontsiekingsremming zonder immunosuppressie bestrijding van koorts, hypersecretie en tuncüeverlies btj (broncho-ipneumonieen, met name in het acute stadium;
bestrijding van hyperpenstaltiek. vochtverlies, elektrolytenverlies en pi)n, bij ententiden; bestrijding van koorts, zwelling, pi|n e.a. door endotoxinen veroorzaakte verschijnselen bij coli-mastitiden. inclusief MMA van het variten, bestrijding van pijn en ontsteking/
weefselreactie, bij aandoeningen van het bewegingsapparaat, met name m het acote lot sub-chrontsche stadium, beperking van post-operatieve vreefselreacties, koliek Aanbevolen v^ordt het gebruik bij runderen, paarden en varkens; bi| infectueuze processen dient
zo mogelijk tevens een cajsaie ther8p»e
te voorden ingesteld; Finad^ kan de prestaties van (sportlpaarden beïnvloeden Dostringen en toedieningen; Runderen: 1 -2 ml per 50 kg lichaamsgewicht, i.v of diep i.m.. 1 x daags. Paarden 1 ml per 50 kg lichaamsgewicht,
IV..
1 X daags Varkens 2 ml per 50 kg lichaamsgewicht, i.m., 1 x daags Bijwerkingen: 6i| i.m. injecUe is enige voorbijgaande weafselreactie met uitgesloten. Contra-iadicaties: De toediening aan dieren jonger dan 72 uur Opmerkingen: Niet langer toepassen dan
gedurende 5 dagen. In kntieke gevallen verdient een eerste hertialing van genoemde dosenngen ne
12 uur (i p v 24 uur) meer aanbeveling dan dosisvertKiging. De toediening aan katten vrordt met name ontraden Wachttijden: Volgende wachttifden worden geadviseerd
na de LAATSTE toediening: Slachten- Ruod^aard
1 dag: Varken: 3 dagen. Melk 12uir (1 melkmaal] Houdbaarheid:Zie vervaldatum op de verpakking vermeld. Vb. Houdbaar tot 28/11/99 wil zeggen, houdbaar 1^26 november 1999, Bewaring: Buiten bereik van
kinderen houden Bewaren tussen
2 en 25*C Aangeprikte flactwi direct gebruiken Verpakking: Flacons è 50 ml S 100 ml. Parüjnummer vermeld op het etiket en verp^ing achter "Lot\' Registratienuramtr NL 1726 UDD
Verantwoordelijke onderneming:
SCHERING-PLOUGH B.V Maarssen, Nederiand Verdere informatie is op aanvraag verknigbaar.

Ali; --iüli

Scheringflough Animal Health, Maarssenbroeksedijk 4, NL-3606 AN Maarssen. Tel.: 030/241.43.68 © 1998 Scherin^lough B.V. Alle rechten voorbehouden.

-ocr page 309-

DE FRET

J. Moorman-Roest\'\'

DEEL 3: DE ZIEKTEN VAN DE FRET INGEDEELD NAAR KLINISCHE SYMPTOMEN

Tijdschr Diergeneeskd 1999:124: 661-70

Overzichtsartitelen

SAMENVATTING

Deze artikelen zijn bedoeld als praktische handleiding
voor de dierenarts in de gezelschapsdierenpraktijk. In
het kort worden de specifieke bijzonderheden van de
fret, de huisvesting, voeding en voortplanting beschre-
ven. Uitgebreider wordt ingegaan op de diagnostische
handelingen zoals bijvoorbeeld het afnemen van bloed,
de anesthesie, de eenvoudige chirurgie, de preventieve
diergeneeskunde en dc opname van een zieke fret in de
kliniek. Van frequent voorkomende klinische klachten
worden vervolgens differentiaaldiagnostisch de moge-
lijke oorzaken beschreven. Van elke genoemde aandoe-
ning komen daarna in het kort oorzaak, symptomen, dia-
gnostiek, therapie en eventuele preventie aan de orde.

ABSTRACT
The ferret

The articles regarding the j\'erret supply a practical hand-outfor the companion
animal practitioner. Features regarding housing, nutrition, and reproduction
are briefly de.scribed followed by. more in detail, diagnostic procedures such
as blood collection, anesthe.sia. small surgical procedures, preventive veteri-
nary care and hospitalization of the ferret. Frequently seen clinical problems
with their differential diagnosis are discussed including cause, clinical di.se-
a.se, diagnosis, therapy and if applicable prevention and control.

HOESTEN EN NIEZEN BIJ DE FRET

Allergische rhinitis/bronchitis

Fretten niezen en hoesten nogal luid en krachtig. Zij gaan
meer af op hun reukvermogen dan op hun gezichtsvermogen
en inhaleren daarbij nogal wat \'vreemd\' materiaal. Af en toe
niezen of hoesten op een dag is niets bijzonders. Komt het
echter frequenter voor, maar maakt het fretje geen zieke in-
druk, dan is het belangrijk om in de omgeving van het dier op
zoek te gaan naar irriterende stoffen zoals stof in hooi, stro,
zaagsel of kattengrit. Maar ook schoonmaakmiddelen voor
de vloer, de kooi of het wasmiddel van de handdoekjes of het
fretten \'slaapzakje\' kunnen problemen geven. Soms kan het
tijdelijk buiten huisvesten van de fret na een paar weken de
symptomen doen venninderen. Dat is dan een extra stimu-
lans om binnenshuis op zoek te gaan naar irriterende stoffen
voor het fretje. Als geen oorzaak gevonden kan worden dan
kan het antihistaminicum difenhydramine (Benylin®) in een
dosering van 0,5-2 mg/kg per keer 2-3dd = (0,2-0,7 ml/kg 2-
3dd) de symptomen onderdrukken. Dit middel is zonder re-
cept bij de apotheek verkrijgbaar (3).

\' Dierenkliniek \'Brouwhuis\'. Rivierensingel 730, 5704 NZ Helmond. Telefoon: 0492-
515977. internet: www.dierenkliniek.com.

Influenza

Verschillende stammen van het humane influenzavirus ver-
oorzaken ook klinische verschijnselen bij de fret. Dat bete-
kent dat de fret de griep kan krijgen van de mens en vice
versa. Het is dus een zoönose.

Symptomen

Naast niezen en hoesten is hoge koorts gedurende 48 uur een
duidelijk verschijnsel. Andere symptomen zijn: waterige
ogen, sereuze neusuitvloeiing en lusteloosheid. Soms kan
een eenzijdige otitis optreden.

Diagnose

Anamnese en klinische verschijnselen.
Therapie

De infectie duurt zeven tot veertien dagen en hoeft meestal
niet behandeld te worden. Jonge fretjes kunnen erg ziek zijn
en een bronchitis of pneumonie ontwikkelen ten gevolge van
een secundaire bacteriële infectie. Dan zijn antibiotica geïn-
diceerd (7).

Hondenziekte

Fretten zijn zeer gevoelig voor het Hondenziektevirus en de
ziekte verloopt altijd fataal. De ziekte komt niet veel meer
voor, maar een mildere vorm ten gevolge van het gebruik
van verkeerde vaccins wordt nog wel gezien. Hierbij is het
ziektebeeld milder en hoeft het fretje niet te overlijden. Na
verkeerde vaccinatie kunnen de symptomen tot een maand
na vaccinatie tot uiting komen, bij een normale infectie is de
incubatietijd zeven tot 21 dagen (2).

Symptomen

De ziekte begint meestal met een dermatitis onder de kin en aan
de lippen en kan zich uitbreiden rond de anus en in de lies-
streek. Vervolgens kunnen de verschijnselen gaan lijken op een
heftige influenza-infectie met anorexie, lusteloosheid, koorts
en een mucopurulente oog- en neusuitvloeiing. Het hoesten
ontstaat door de secundaire bacteriële infectie. De voetzooltjes
kunnen verdikt en hard worden ten gevolge van hyperkeratose.
Na enige tijd ontstaan (als het fretje niet al is gestorven) neuro-
logische symptomen als excitatie, overmatig speekselen, torti-
collis, nystagmus, ataxie, spiertremoren en convulsies.

Diagnose

Bij het levende dier is dat alleen mogelijk op basis van de kli-
nische symptomen en een IFT op conjunctivaal swabs, af-
krabsels van de slijmvliezen of bloeduitstrijkjes. Dit kan al-
leen de eerste paar dagen van de ziekte en vals-negatieve
uitslagen zijn mogelijk.

Bij het gestorven dier is een IFT mogelijk op afdruk prepara-
ten van de lymfeknopen, blaasepitheel en het cerebellum.
Histopathologisch onderzoek kan intracytoplasmatische of in-
tranucleaire insluitlichaampjes in vele organen te zien geven.

-ocr page 310-

Therapie

Alleen symptomatisch behandelen als de ziekte na vaccina-
tie is ontstaan, anders euthanasie (2,7).

DE BENAUWDE FRET

Lymfoma van de thymus

Bij jonge fretten onder de leeftijd van twee jaar komt een
snel groeiende lymfoblastaire vorm van lymfoma voor.
Hierbij infdtreren grote onrijpe lymfocyten de inwendige or-
ganen als thymus, milt, lever en dergelijke. De meest voor-
komende is lymfoma van de thymus, waarbij de thymus snel
groeit en door zijn grote volume de longen wegdrukt.

Symptomen

Meestal een plotseling ontstane dyspnoe, eventueel vooraf-
gegaan door anorexie, gewichtsverlies en lusteloosheid.

Diagnose

Röntgenfoto thorax: in het voorste mediast is een massa zicht-
baar die zich behoorlijk naar caudaal kan uitbreiden.
Daamaast kan een leucocytenaantal van meer dan 10 x 10^ /I
en/of een lymfocytenaantal van meer dan 3,5 x 10\'^ /I of een
lymfocytenaantal dat meer dan 60 procent van het totale leu-
cocytengehalte bedraagt, een aanwijzing zijn. Een cytologisch
onderzoek van een aspiratiebiopt uit de thorax is bewijzend.

Therapie

Chemotherapie is een mogelijkheid. Daamaast kunnen soms
tijdelijk goede resultaten worden verkregen met prednison
(beginnen met 1 mg/kg/dag, 2dd). Meestal verloopt de aan-
doening snel fataal (7).

Oververhitting

Vooral in de zomer komt het regelmatig voor dat fretten bij de
practicus worden binnen gebracht die niets anders meer kun-
nen dan plat op de buik liggen hijgen. Fretten kunnen namelijk
niet tegen temperaturen boven de 30°C. Er kunnen \'s zomers
rond het middaguur zelfs al problemen ontstaan als een eige-
naar met de fret in de auto naar de dierenarts rijdt. De meeste
gevallen ontstaan echter doordat het hok in de zon staat.

Symptomen

Dyspnoe en hoge lichaamstemperatuur boven 40°C. Soms
ook speekselen.

Diagnose

Anamnese en klinische symptomen.
Therapie

De fret voorzichtig afkoelen met lauw water of alcohol (10).
Cardiomyopathie

Deze aandoening komt regelmatig voor bij fretten vanaf
middelbare leeftijd. De congestieve (gedilateerde) vorm
komt vaker voor dan de hypertrofische vorm.

Symptomen

Meestal is een toegenomen ademfrequentie of dyspnoe de
reden van het bezoek aan de dierenarts. Vaak is er al een pe-
riode van gewichtsverlies, afgenomen activiteit en soms
verminderde eetlust aan vooraf gegaan. Soms zijn ze zwak
in de achterhand waardoor verwarring kan ontstaan met een
verdenking op insulinomen. Hoesten is geen regelmatig
voorkomend symptoom. Bij klinisch onderzoek is vaak een

iH i i i

verlaagde temperatuur te meten. Soms zijn een hartmis
en/of te veel longgeluiden te horen. De lever en milt kunnen
vergroot zijn. Ascites kan ook aanwezig zijn, de eigenaar
klaagt dan meestal over een dikker wordende buik terwijl de
fret slecht eet.

Diagnose

Op de röntgenfoto is meestal een te grote hartschaduw zicht-
baar. Echografisch onderzoek kan meer informatie geven
over de hartspier. Een ECG kan aanvullende informatie ge-
ven over de functie van het hart.

Therapie

Fretten reageren over het algemeen goed op de behandeling
en kunnen hiermee nog maanden tot jaren leven. Bij emstige
dyspnoe kan de behandeling gestart worden met injecties fu-
rosemide: 2-4 mg/kg elke 8-12 uur SC eventueel gecombi-
neerd met thoracocentese om vocht uit de thorax te verwijde-
ren. De contractiliteit van de hartspier kan verbeterd worden
met digoxine (Lanoxin elixer®, Glaxo Wellcome) 0,01
mg/kg/dag verdeeld over 2-3x daags. Bij goede resultaten
kan de Furosemide temg worden gebracht tot 2-4 mg/kg/dag
of zelfs minder. Vaak kan de behandeling met alleen
digoxine worden voortgezet.

Fretten zijn erg gevoelig voor de hypotensieve bijwerking van
enalapril (zeer sloom worden, eventueel omvallen). Het is
daarom beter om met een lage dosering van 0,5 mg/kg om de
dag te beginnen en deze vervolgens te verhogen tot 1 x daags.
Met behulp van controle-ECG\'s kan de dosering van de me-
dicijnen worden geoptimaliseerd.

Een dieet met een laag zoutgehalte zoals H/D dieet van Hill\'s
voor katten kan een gunstig effect hebben maar is minder es-
sentieel dan de juiste medicatie (5,7).

1 lematologi.sche waarden:

Referentie 10

Referentie 12

Ht (%)

36-61

gemiddeld: 43,4-55,4

44-60

Hb (mmol/1)

7,5-11,4

gemiddeld: 8,9-11,1

8.3-10,3

Reticulocyten (%)

1-14

gemiddeld: 4-5,3

< 14

Trombocyten (lO\'/l)

297-910

gemiddeld: 453-545

300-600

Leucocyten (10\'\'/1)

2,5-19,1

gemiddeld: 5,9-11,3

4-10

Neutrofielen (%)

11-84

gemiddeld: 31,1-59,5

31-60

Lymfocyten (%)

12-95

gemiddeld: 33,4-58,0

32-62

Monocyten (%)

0-9

gemiddeld: 4,4-6,6

<5

Eosinofielen (%)

0-9

gemiddeld: 2.3-3,6

<6

Basofielen (%)

0-2,9

gemiddeld: 0,1-0,8

<1

JEUK BIJ DE FRET
Vlooien

Deze parasieten zijn dol op fretten. Vlooienbeten kunnen lei-
den tot allergische reacties met veel jeuk. Als de fret veel
vlooien heeft is anemie mogelijk. De producten die beschik-
baar zijn voor katten en kittens zoals fipronil (Frontline®,
Merial) en imidacloprid (Advantage®, Bayer) zijn ook prima
voor de fret te gebmiken. Het is uiteraard belangrijk om ook
de omgeving en de andere huisdieren te behandelen. Door de
vette huid van de fret werken deze producten vrij lang.
Lufenuron (Program®, Novartis) kan gebmikt worden, maar
houd rekening met het lagere lichaamsgewicht. Vlooien-
bandjes kunnen beter niet gebruikt worden; de gebruikte
stoffen zijn vaak te toxisch voor de fret en de bandjes kunnen
worden opgegeten.

-ocr page 311-

Oormijt

Vrijwel alle fretten hebben oormijt, tenzij ze reeds behan-
deld zijn. De mijten veroorzaken een ontsteking en irritatie
van de gehoorgang. Fretten krabben niet zoveel als honden
en katten aan hun oren. De infectie kan jarenlang zonder pro-
blemen aanwezig zijn. Echter uiteindelijk kan het trommel-
vlies beschadigd worden met als gevolg een otitis media.

Symptomen

De fretten schudden met de kop, krabben aan de oren en
schuren met de kop over de grond of langs de wanden. Vaak
is in de oren veel bruine tot zwarte oorsmeer zichtbaar.

Diagnose

Met een wattenstaafje kan wat van het bruine oorsmeer uit
het oor worden gehaald en worden bekeken onder de micro-
scoop. De mijten zijn bij een kleine vergroting duidelijk te
zien. Met een otoscoop zijn ze vaak al zichtbaar als kleine
bewegende speldenknopjes.

Therapie

De oren kunnen het beste behandeld worden met een vloei-
baar preparaat als bijvoorbeeld benzylbenzoaat (Otiprin®,
Floris) omdat dit dieper in de gehoorgang doordringt.
Behandelschema: lx daags gedurende vier dagen daama lx
per week gedurende vier weken. Na de gebmikelijke behan-
deling is het aan te raden om het middel eens per maand als
een oorcleaner te gebmiken gedurende de rest van het leven.
Veel fretten houden een chronische otitis over waardoor de
oren veel cemmen blijven produceren. Ivermectine 1%
(Ivomec®, MSD), 1-2 dmppels lokaal in het oor geeft ook
een goed resultaat wat betreft de oormijt. De behandeling
herhalen na 14 dagen gedurende twee tot zes weken. Het
doet echter niets aan de otitis externa.
De oomiijt van de fret heeft weinig neiging om de honden en
katten in een huishouden te bezoeken. Het is dus meestal niet
nodig om hen ook te behandelen.

Bijnierprohlemen

Veel gezonde fretten hebben regelmatig last van jeuk. Als
echter bij een oudere fret een duidelijke toename van jeuk
wordt waargenomen kan een bijnierprobleem daarvan de
oorzaak zijn. Zeker als dit verschijnsel gepaard gaat met een
toenemende kaalheid. Voor een nadere toelichting zie: de
kaal wordende fret.

DE FRET MET EEN SCHEVE KOP
Otitis ttiedia

Een otitis media ontstaat vrijwel altijd vanuit een otitis ex-
terna veroorzaakt door oormijt. Vooral volwassen fretten,
die nooit of onvoldoende behandeld zijn, kunnen hier pro-
blemen mee krijgen.

Symptomen

De fret is ernstig ziek, heeft koorts en loopt met een scheve
kop. Vaak gaat het fretje cirkels lopen.

Diagnose

De klinische symptomen in combinatie met een oormijtin-
fectie.

Therapie

Onder algehele anesthesie de oren spoelen met een fysiologi-
sche zoutoplossing tot ze schoon zijn. Daama een enkel dmp-
peltje Otiprin® in het oor dmppelen om de mijten te doden.
Herhaal dit lx daags tot de oren goed schoon zijn en er geen
mijten meer rondlopen. Het middel Otiprin® is ototoxisch en
zou dus juist niet gebmikt mogen worden. Er is echter geen an-
der minder toxisch alternatief om de mijten te doden. Het lukt
niet om al de mijten er met fysiologische zoutoplossing uit te
spoelen.

m m

1 m ÊH^nFi

\' MfwiiiiiilldÉ

Daamaast is een antibioticum noodzakelijk gedurende mini-
maal drie weken. Amoxycilline- en clavulaanzuurdmppels
in een dosering als voor de hond en kat voldoen prima.

DE KAAL WORDENDE FRET

Het \'kale staarten syndroom\'

Bij veel fretten dunt in de zomer en de herfst de beharing van
de staart behoorlijk uit. De etiologie is onbekend. Zolang het
niet verder gaat dan de staartbasis is er niets aan de hand en
lost het probleem zich vanzelf weer op.

Bijnierproblemen

Veel fretten boven de leeftijd van driejaar krijgen problemen
met hun vacht of gaan weer seksueel gedrag vertonen. Sinds
een aantal jaren is bekend dat de oorzaak hiervan gezocht
moet worden in het afwijkend functioneren van de bijnieren.
De bijnieren kunnen namelijk ontaarden in goedaardige of
kwaadaardige tumoren of vaak slechts hyperplastisch zijn
(45%) De symptomen worden voomamelijk veroorzaakt
door een overproductie van geslachtshormonen (androgenen,
oestradiol en progesteron) en corticosteroïden in deze bijnie-
ren. In tegenstelling tot de Ziekte van Cushing bij de hond
produceert de ontaarde bijnier veel meer geslachtshormonen
dan corticosteroïden. Dc oorzaak is nog onbekend hoewel er
vermoedens zijn dat de bijnieren centraal (door hypofyse/liy-
pothalamus) overmatig gestimuleerd worden. Dit zou verkla-
ren waarom regelmatig beide bijnieren ontaard zijn, of na el-
kaar problemen gaan geven. Momenteel vind hiemaar een
onderzoek plaats op de Faculteit der Diergeneeskunde (13).

Symptomen

In een beginstadium van deze ziekte kan het voorkomen dat
de symptomen (in een lichte mate) alleen in de lente of zo-
mer aanwezig zijn en vervolgens in het najaar verdwijnen.
Komen de verschijnselen het volgend voorjaar weer temg
dan zijn ze vaak duidelijker en meestal blijvend.
De volgende symptomen kunnen aanwezig zijn (in volgorde
van afnemende frequentie van voorkomen):

* Kaalheid wordt het meest waargenomen (bij 90 procent),
meestal beginnend vanaf de staartbasis maar ook wel van-
uit de nek, meestal min of meer symmetrisch op de romp.
De fretjes kunnen vrijwel geheel kaal worden.

* Droge dunne vacht.

* Gezwollen vulva bij een gecastreerd vrouwtje, eventueel
met vaginale uitvloeiing.

* Jeuk, dit is een enkele keer het enige symptoom.

* Seksueel gedrag bij mannelijke en vrouwelijke fretten.
Bijvoorbeeld een mannetje dat weer gaat dekken of een
vrouwtje dat weer gaat slepen met hokgenoten.

* Gewichtsverlies, een natuurlijk gewichtsverlies vindt
plaats in de lente en zomer.

* Toegenomen lichaamsgeur. Door de geslachtshormonen
neemt de vetsecretie van de huid toe. Dit komt meestal in
combinatie met andere verschijnselen voor.

* PU/PD, dit symptoom komt niet zo vaak voor bij fretten.

* Dysurie. Dit is de meest voorkomende oorzaak van dysu-
rie bij mannetjes. Onder invloed van de circulerende hor-

-ocr page 312-

monen prolifereert het prostaatweefsel en ontstaan al dan
niet geïnfecteerde cysten. Deze drukken het lumen van de
urethra dicht. Ook bij vrouwtjes kan zich een cyste-achtige
structuur rond de urethra ontwikkelen waardoor dysurie
ontstaat. Soms treden deze urinewegproblemen op nog
voordat andere uitwendige symptomen van een bijnierpro-
bleem zoals kaalheid zich ontwikkelen.

Diagnose

Deze is gebaseerd op de symptomen en wordt vaak pas be-
vestigd bij chirurgie. Soms is het mogelijk de vergrote bij-
nieren te palperen (vaak moeilijk, sommige zijn zo zacht als
vetweefsel) of zichtbaar te maken met echografie.
Soms kan via een urine-cortisol/kreatinine-bepaling een na-
dere bevestiging worden verkregen. Volgens een Ameri-
kaans onderzoek was de ratio bij 51 gezonde fretten: 0,04-
1,66 (x 10"^) en bij 12 fretten met bijnierproblemen:
0,5-60,13 (xlO\'^). Er is dus nogal wat overlapping.
Aangezien het cortisolgehalte van het bloed echter slechts bij
een deel van de fretten met bijnierproblemen is verhoogd, is
een lage ratio geen aanwijzing voor gezonde bijnieren.
Het is verstandig om zowel voor als na de operatie het gluco-
segehalte van het bloed te bepalen om eventueel gelijktijdig
voorkomende insulinomen te kunnen opsporen (zie: de fret
met ataxie/parese posterior).

Therapie

De behandeling bestaat uit het chirurgisch verwijderen van
de abnormale bijnier. Enige ervaring is hierbij wel gewenst
daar niet altijd zo duidelijk is wat afwijkend is! Na een goed
gelukte operatie verdwijnen de meeste klachten binnen een
paar weken, het aangroeien van de vacht kan echter soms
maanden duren. Het gebruik van op-DDD (Lysodren) is uit-
voerig in Amerika getest maar geeft te weinig resultaat en te
veel bijwerkingen.

De ziekte heeft een langzaam verloop. Vanaf de eerste symp-
tomen kan een fretje met een bijnieradenoom of -hyperplasie
ook zonder behandeling soms nog twee a driejaar zonder al
te veel problemen blijven leven. Een bijnier carcinoom ver-
loopt wel sneller fataal en lijkt ook meer ongemak te geven
voor het dier (13).

Beenmergdepressie

Bij loopse vrouwtjes die niet worden gedekt, kan door de
hoge oestrogeenspiegel een bilaterale symmetrische kaal-
heid ontstaan in het inguinale gebied en de staart, (zie: het

âSisàfc

wegkwijnende loopse vrouwtje). Ook als na castratie een
stukje ovarium is blijven zitten, het zogenaamde rest-ova-
rium, kan dit optreden.

Schimmelinfectie

De fret is gevoelig voor Microsporum canis en Trichophyton
mentagrophytes.
Meestal zijn het de jonge fretjes die proble-
men krijgen en vaak betreft het dan
Microsporum (bijvoor-
beeld als er besmette katten aanwezig zijn). De symptomen,
diagnose en behandeling zijn dezelfde als bij de kat.
Griseofulvine kan gegeven worden in een dosering van 25
mg/kg/dag gedurende 30 dagen. Meestal is echter een plaat-
selijke behandeling al voldoende en vaak herstellen fretten
spontaan.

DE GECASTREERDE FRET DIE WEER LOOPS
WORDT

Bijnierproblemen

Een gezwollen vulva met eventueel wat uitvloeiing en soms
zelfs weer seksueel gedrag kunnen ontstaan bij een ontaar-
ding van de bijnier. Dit komt vooral voor bij vrouwtjes bo-
ven de leeftijd van driejaar (Zie: de kaal wordende fret).

Rest-ovarium

Als er ovarieel weefsel achterblijft na een niet correct uitge-
voerde castratie dan wordt dit weefsel cysteus en gaat weer
hormonen produceren waardoor het fretje weer loops wordt.

Symptomen

Het vrouwtje vertoont een vulvazwelling als bij de loopsheid
met eventueel vaginale uitvloeiing.

Diagnose

Wekelijks een injectie met HCG 100 IE SC gedurende drie
weken, zal bij een rest-ovarium meestal leiden tot reductie
van de vulvagrootte. In het geval van bijnierproblemen zal er
geen verandering zichtbaar zijn.

Therapie

De therapie bestaat uit chirurgie en verwijdering van het
rest-ovarium. De operatie kan tegenvallen door het ver-
groeien van de cystes met de darmen.

DE FRET DIE BRAAKT
Corpus alienum in het maagdarmkanaal
Door hun nieuwsgierige aard komt een obstructie door een
vreemd voorwerp nogal eens voor. Vooral jonge fretten on-
der één jaar leeftijd kauwen graag op allerlei zacht materiaal
zoals rubber, zacht plastic en latex. Bij fretten vanaf middel-
bare leeftijd zijn haarballen vaker de oorzaak, maar deze ge-
ven zelden braakklachten.

Symptomen

Braken is niet altijd een symptoom bij een corpus alienum in
het maagdarmkanaal, maar als een fret regelmatig braakt is
deze aandoening wel de meest waarschijnlijke, vooral bij
jonge fretten.

Als het voorwerp in de maag blijft zitten zijn de andere
symptomen meestal vaag: intermitterend anorexie, ge-
wichtsverlies, soms diarree, soms zwarte feces en misselijk-
heid (met de pootjes langs de bek wrijven, speekselen, tan-
denknarsen, wat dichtgeknepen oogjes, veel slikken, aan de
lippen likken en dergelijke). Dit kan soms maanden duren.
Loopt het voorwerp echter vast in het darmkanaal dan is het

-ocr page 313-

fretje acuut erg ziek met pijn in liet abdomen en treedt ai snel
dehydratie op. Sterfte kan dan volgen na één a twee dagen.

Diagnose

Met buikpalpatie zijn voorwerpen in de maag moeilijk te
ontdekken. Een voorwerp in het darmkanaal geeft vaak
plaatselijk een pijnlijke plek bij palpatie. Het is belangrijk
om een röntgenfoto (na vier uur vasten) te maken. Als het
voorwerp zelf niet duidelijk te zien is, zijn abnormale hoe-
veelheden gas in de maag of de darmen verdacht. Eventueel
kan via een maagsonde lucht in de maag worden geblazen
waardoor deze zeer goed te beoordelen is. Contrast-
onderzoeken met barium zijn zelden nodig.

Therapie

Soms kan met behulp van een laxeermiddel voor katten (bij-
voorbeeld Kat-a-lax® of paraffine) het vreemde voorwerp
worden uitgedreven. Meestal is een chirurgisch ingrijpen no-
dig. Correctie van de vochtbalans is ook noodzakelijk (3,6,7).

Preventie

Een haarballaxans twee a drie keer per week gedurende de
ruiperiode voor fretten boven de leeftijd van driejaar, werkt
preventief tegen de vorming van haarballen.

Gastritis en maagzweren

Heiicobacter mustelae is een bacterie die regelmatig voor-
komt in de maag bij fretten. Meestal geeft deze bacterie een
milde gastritis waar het dier geen last van heeft, maar het kan
ook ernstiger vormen aannemen zoals een acute of chroni-
sche gastritis met eventueel een maagulcus. Stress zou mede
een rol kunnen spelen bij het ontstaan van klinische klachten
(bijvoorbeeld voerwisseling, te warme omgeving, overbe-
volking en dergelijke maar ook chronische ziekten zoals bij-
nierproblemen). Vooral jonge fretjes van drie tot vijf maan-
den en oudere fretten met een chronische aandoening zijn
gevoelig voor deze problemen.

Symptomen

Een gastritis kan de volgende verschijnselen veroorzaken: bra-
ken, anorexie, gewichtsverlies en misselijkheid. Als tevens een
maagulcus ontstaat zijn de dieren zieker. Ze zijn erg sloom,
willen niet eten, raken snel uitgedroogd en hebben soms zwarte
feces door maagbloedingen. Acute sterfte is mogelijk.

Diagnose

Deze is vaak moeilijk met zekerheid te stellen. Gastroscopie
of een biopsie van het maagslijmvlies geeft de uiteindelijke
diagnose. Een corpus alienum in het maagdarmkanaal kan
worden uitgesloten door middel van een röntgenfoto. Een
bloedonderzoek kan een eosinofiele gastritis, lymfoma, nier-
en leverproblemen uitsluiten. Anemie kan evident zijn door
bloedverlies en soms het meest opvallende symptoom zijn.

Therapie

Volgens Amerikaanse onderzoekers is er maar één goede
therapie:

* amoxycilline: 20 mg/kg/dag, 2 dd oraal.

*  metronidazol: 40 mg/kg/dag, 2 dd oraal.

*  Bismuth subsalicylaat: 34 mg/kg/dag, 2 dd oraal.

Deze combinatie zou minimaal twee weken gegeven moeten
worden.

Bij overmatig braken kan tevens metoclopramide (0,2-1
mg/kg elke zes tot acht uur) of cimetidine als H2-blokker (10
mg/kg elke acht uur) worden gegeven.
Persoonlijk gebruik ik amoxycilline met clavulaanzuur
(Synulox®-druppels) in combinatie met kaoline, pectine en
neomycine (Kaomycine®, Upjohn) 1-2 ml/kg/dag oraal. Maar
H. mustelinae zou snel resistent worden voor amoxycilline of
metronidazol, vandaar dat een combinatie beter zou zijn (7).
Een ondersteunende behandeling met subcutaan infuus,
Nutrilon Soya®, Nutri-plus gel® en A/D Hill\'s voer is tevens
belangrijk. Vaak is het nodig de fret de eerste dagen in de kli-
niek op te nemen.

Gastro-en ter it is (idiopath isch)

Een maagdarmontsteking kan net als bij de hond of de kat door
vele oorzaken ontstaan. Niet altijd is een oorzaak te achterha-
len. Als het fretje geen zieke indruk maakt is een behandeling
met Kaomycine® (1 -2 ml/kg/dag) gedurende een paar dagen
vaak voldoende. Als het dier koorts heeft of een zieke indruk
maakt is het verstandig tevens antibiotica oraal toe te dienen.

Eosinofiele gastro-enteritis
Zie: diarree bij de fret.

Nier- en leverproblemen

Deze kunnen braken veroorzaken maar dat komt zelden als
symptoom bij deze ziekten voor.

DIARREE BIJ DE FRET

Corpus alienum in het maagdarmkanaal

Zie: de fret die braakt.

Enteritis

Evenals bij de hond en de kat kan een darmontsteking ont-
staan door virussen (Rotavirus, Influenzavirus), bacteriën
{Salmonella, meestal veroorzaakt door het geven van rauw
vlees of rauwe eieren), wormen (slechts zelden), voedselinto-
lerantie (zie verder) en oorzaken die niet altijd te achterhalen
zijn. De feces kan onderzocht worden op wormeieren en coc-
cidiose. Er kan een bacteriologisch onderzoek worden uitge-
voerd van de ontlasting bij verdenking op een bacteriële in-
fectie. Als de symptomen niet emstig zijn kan men in eerste
instantie behandelen als bij gastro-enteritis (idiopathisch).

Prolifiratieve enteritis

Campylobacter jejuni en stress zouden hiervan de oorzaak
zijn, althans dat dacht men tot voor kort. Echter tegenwoor-
dig lijkt een ander nog niet nader gedefinieerd organisme
het oorzakelijke agens te zijn. Het colon of het ileum of
beide zijn ontstoken en veroorzaken een chronische diarree.
De ziekte komt met name voor bij fretten onder één jaar.

Symptomen

De chronische diarree kan variëren van donkere vloeibare
feces, bloederige vloeibare feces tot groene slijmerige diar-
ree. Vaak (bijna pathognomonisch) treedt er een tijdelijke of
blijvende prolaps van het rectum op door het vele persen op
de feces. De defecatie is vaak pijnlijk. Het gewichtsverlies
kan dramatisch zijn. Anorexie en lusteloosheid kunnen op-
treden.

Diagnose

De klinische symptomen geven een sterke aanwijzing. Met
het palperen van de buik zijn vaak de verdikte darmen te voe-
len. Bij bloedonderzoek is meestal een leucocytose met
linksverschuiving en een hypoalbuminemie aanwezig. De
definitieve diagnose is slechts met een darmbiopt te stellen.

-ocr page 314-

Therapie

Chlooramfenicol 100 mg/kg/dag, 2dd via injectie (sodium
succinaat) of oraal (palmitaat) gedurende twee è drie weken.
Alternatief is metronidazol 40 mg/kg/dag, 2dd oraal gedu-
rende dezelfde periode. Daamaast is een ondersteunende the-
rapie met infuus, Nutrilon-Soya®, Nutri-plus gel® en/of voe-
ding voor herstellende dieren belangrijk. Soms is het plaatsen
van een tabakszakhechting bij een rectumprolaps tijdelijk no-
dig. Vooral in het beginstadium van de ziekte reageert de fret
snel op de therapie en komt weer in gewicht aan.

Coccidiose

Komt vooral voor bij jonge fretjes tussen de zes en 16 weken.
De infectie is meestal subklinisch maar kan ook een behoor-
lijke diarree geven (eventueel met bloed). Deze fretjes zijn
sloom en gedehydreerd. Een rectumprolaps kan optreden.
De diagnose is met behulp van een microscopisch feceson-
derzoek eenvoudig te stellen. De behandeling bestaat uit
sulfadimethoxine gedurende twee weken (50 mg/kg eenma-
lig en daama 25 mg/kg/dag, Idd oraal). De infectie kan over-
gaan op de hond en de kat waardoor het verstandig is eventu-
ele contactdieren ook te onderzoeken.

Eosinofiele gastro-enteritis

Deze aandoening komt niet vaak voor. Mogelijk speelt een
allergische of immunologische reactie op voedsel of migre-
rende parasieten een rol. De maag- en dunne darmwand wor-
den hierbij matig tot emstig geïnfiltreerd met eosinofielen.

Symptomen

Meestal is chronische diarree met of zonder slijm en bloed in
combinatie met gewichtsverlies het duidelijkste symptoom.
Soms komen daar braken, anorexie en dehydratie bij.

Diagnose

Met buikpalpatie kan een verdikte darmwand te voelen zijn.
Ook kan de mesenteriale lymfeknoop vergroot zijn door een
ophoping van eosinofielen. Bij laparotomie is vaak een dui-
delijke roodverkleuring van de serosazijde van de maag of
de dunne darm zichtbaar. De uiteindelijke diagnose is te stel-
len door een biopt van het maagslijmvlies of een bloedonder-
zoek. Fretten met eosinofiele gastritis hebben 10-35 procent
eosinofielen in hun bloed (normaal: 3-5 procent). Meestal is
tevens hypoalbuminemie aanwezig.

Therapie

Corticosteroïden geven een direct resultaat maar moeten
soms maanden in afdalende dosering worden gegeven.
Bijvoorbeeld prednison: 1-2 mg/kg/dag Idd oraal gedurende
één week om mee te beginnen.

Voedselintolerantie

Vroeger was het nogal eens gebruikelijk dat fretten die wer-
den gebmikt voor de jacht alleen werden gevoerd met melk
en brood. Deze fretten waren chronisch aan de diarree. Ook
het geven van Nutrilon Soya® melk kan leiden tot dunne
slappe feces.

Leverproblemen

De oorzaak is evenals bij honden en katten niet altijd geheel
duidelijk. Infectieuze oorzaken zowel als lichte intoxicaties
uit de omgeving kunnen een rol spelen.
Door anorexie ten gevolge van andere ziektes (bijvoorbeeld
een corpus alienum in maag) kan secundair leververvetting
optreden. Bij lymfoma kan de lever ook tumoreus ontaard
zijn.

1* fl

i ft > É i i i ü I rti

Symptomen

In het acute stadium zijn lusteloosheid, dunne teerachtige fe-
ces, soms braken, anorexie en later ictems waar te nemen. Bij
chronische problemen zijn het meest opvallend een
chronische diarree en het min of meer wegkwijnen van de fret.

Diagnose

De ALT is voor de fret een leverspecifiek enzym en is meestal
verhoogd. De normale waarde ligt rond de 119 lE/1. Bij hepa-
dtis stijgt deze waarde meestal boven de 300 IE uit. De
hoogte van de ALT is geen maat voor de prognose (7,8,11).

Therapie

Als de oorzaak onbekend is kan met een therapie van amoxy-
cilline, ciavulaanzuur en prednison (zoals gebruikelijk bij de
hond en kat) worden begonnen. Daamaast kan het tijdelijk
geven van een dieet met minder vetten ondersteunend wer-
ken. Het overstappen van fretten- of kittenvoeding op een
normaal kattenonderhoudsvoer van goede kwaliteit kan al
voldoende zijn.

Tumoren

Tumoren uitgaande van het maag-darmkanaal komen zelden
voor. Soms zijn ze via buikpalpatie al te voelen. Het is mij
gelukt om met succes een darmresectie bij een fretje van 1 kg
lichaamsgewicht met eenvoudige hulpmiddelen uit te voe-
ren. Klein oogheelkundig instrumentarium is in deze geval-
len echter veel gemakkelijker voor het uitvoeren van derge-
lijke precieze operaties.

Lymfomen

De \'klassieke\' vorm bij de oudere fret kan vage symptomen
als anorexie, vermagering, lusteloosheid en diarree veroor-
zaken. Zie ook: een massa in het abdomen.

ANOREXIE BIJ DE FRET

Tandsteen en periodoniale afivijkingen

Tandsteen komt regelmatig voor bij oudere fretten. Onder

anesthesie kan het gebit gemakkelijk gesaneerd worden.

Eventuele slechte kiezen en tanden kunnen dan getrokken

worden.

De hoektanden kunnen makkelijk breken, vooral de boven-
ste hoektanden. Jagers en onwetende dierenartsen knippen
helaas soms de hoektanden. Wanneer de pulpaholte bloot
ligt kan dit pijnlijk zijn en leiden tot anorexie. In dat geval
kunnen ze beter worden geëxtraheerd. Het is echter verstan-
dig om dit niet te snel te doen daar de hoektanden belangrijk
zijn voor het binnen houden van de tong. Een fret heeft daar-
naast ook meer moeite met eten als hij de hoektanden mist.

Corpus alienum in het maag-darmkanaal
Zie: de fret die braakt.

Haarballen

Zie: de fret die braakt.

Gastritis en maagzweren
Zie: de fret die braakt.

Ernstige metabole stoornissen en tumoren

Meestal zijn er dan nog meer symptomen aanwezig. De ou-

-ocr page 315-

dere fret met lymfomen kan echter in eerste instantie vage
symptomen als anorexie, vermageren en lusteloosheid verto-
nen zonder dat duidelijke andere aanwijzingen aanwezig zijn.

HET WEGKWIJNENDE LOOPSE VROUWTJE

Beenmergdepressie

Daar een vrouwtjesfret pas ovuleert na dekking is het mogelijk
dat zij het gehele oestrusseizoen (van maart tot augustus) loops
blijft. Dat wil zeggen dat vrouwtjes die niet gedekt worden ge-
durende langere tijd onder invloed van oestrogenen staan. Deze
hoge oestrogeenspiegels veroorzaken na verloop van tijd een
depressie van het beenmerg met als resultaat een pancytopenie.
Dit kan al ontstaan na twee maanden loopsheid maar zal zich
vaker aan het einde van het oestrusseizoen openbaren.

Symptomen

Een vergrote vulva met een vaginale uitvloeiing die kan va-
riëren van sereus tot mucopurulent, bleke slijmvliezen, ge-
wichtsverlies en een bilaterale symmetrische alopecia onder
de buik en van de staart zijn de eerste verschijnselen. In de
emstige, meestal fataal verlopende gevallen wordt het dier
tevens lusteloos en sloom en wil niet meer eten. Er kunnen
dan bloedingen optreden die zich manifesteren als multipele
petechiën en ecchymosen in de huid en/of slijmvliezen,
zwarte teerachtige feces door bloedingen in de maagdarm-
tractus, paralyse posterior door subdurale hematomen in het
ruggemerg, of andere klinische verschijnselen van het cen-
traal zenuwstelsel door bloedingen in de hersenen of hersen-
vliezen. Eventueel zijn de symptomen van een secundaire in-
fectie als gevolg van de leukopenic waar te nemen.
Loopse vrouwtjes kunnen al vanaf twee maanden na het be-
gin van de oestrus ten gevolge van deze aandoening sterven.
Meestal duurt het wat langer voor er emstige problemen ont-
staan en sommige fretjes zijn jaar in jaar uit loops zonder al
te grote problemen.

Diagnose

De diagnose kan gemakkelijk gesteld worden aan de hand
van de anamnese (duur van de loopsheid) en de klinische
verschijnselen.

Therapie

Als de conditie van het dier het toelaat is een ovariohysterec-
tomie de beste oplossing. De fret knapt dan snel weer op. Bij
een zieke fret kan het anesthesierisico te groot worden. Dan
is een injectie met 50-100 IE HCG IM een goede mogelijk-
heid om het fretje te laten ovuleren. Binnen een week moet
een beginnende schrompeling van de vulva zichtbaar zijn.
Indien dat niet het geval is kan de injectie worden herhaald.
Als het fretje weer min of meer is hersteld kan dan zo snel
mogelijk worden geopereerd.

(HP*»

Medicijndoseringen (7):

Diazoxide

5 mg per fret 2dd om te beginnen, eventueel ver-

hogen tot 30 mg/kg 2dd indien nodig.

Antibiotica:

Digoxine

0,005-0,01 mg/kg l-2dd, oraal.

Amoxycilline

10-20 mg/kg 1-2dd, oraal,SC

Enalapril

0,25-0,5 mg/kg 1 dd of om de dag, oraal.

Amoxycilline

Fenobarbital

1-2 mg/kg 2-3dd, oraal.

Clavulaanzuur

10-20 mg/kg 2-3dd, oraal

Furosemide

1-4 mg/kg 2-3dd, oraal, SC, IM.

Chlooramfenicol

50 mg/kg 2dd, oraal (palmitaat) SC, IM (succinaat)

Griseofulvine

25 mg/kg Idd ged. 3-6 weken oraal.

Enrotloxacin

5-15 mg/kg 2dd oraal.SC, IM.

HCG

100 IE per keer.

Metronidazole

10-20 mg/kg 2dd oraal.

Lactulosesiroop

1,5-3 mg/kg 2dd, oraal.

Neomycine

10-20 mg/kg 2-4dd, oraal.

Metoclopramide

0,2-1 mg/kg 3-4dd, oraal, SC.

Oxytetracycline

20 mg/kg 3dd. oraal.

Oxytocine

0,2-3 lE/kg eenmalig SC. IM.

Sulfadimethoxine

50 mg/kg eenmalig daama 25 mg/kg Idd gedu-

Praziquantel

12,5 mg eenmalig, na 2 weken herhalen, oraal.

rende negen dagen oraal.

5-10 mg/kg eenmalig, na 2 weken herhalen, SC.

Trimethoprim-

Prednison

0,5-2,5 mg/kg I-2dd, oraal, SC. Bij insulinomen

sulfa combinaties

15-30 mg/kg 2dd, oraal, SC.

starten met een lage dosis 2dd.

Proligeston

50 mg/kg eenmalig.

Diversen:

Pyrantel-pamoaat

4,4 mg/kg eenmalig, na 2 weken herha-

Dexamethason

4-8 mg/kg eenmalig, IM, IV bij shock.

len, oraal.

Een aanvullende therapie kan bestaan uit vloeistoftherapie,
androgenen (stimulering beenmerg), corticosteroïden (ver-
betering van de integriteit van de capillaire vaatwand) en an-
tibiotica (tegen secundaire infecties).

Preventie

Het beste is om alle vrouwtjes waar niet mee wordt gefokt te
castreren op zes è acht maanden leeftijd. Mogelijk is het zelfs
beter om nog even te wachten tot in het begin van de loopsheid.
Door de wat grotere baarmoeder is chirurgie dan makkelijker.
Alternatieven zijn:

* laten dekken.

* proligestoninjectie (50 mg/kg SC) tijdens de loopsheid. In
de meeste gevallen onderdrukt dit de oestrus de rest van de
zomer. Wordt het fretje echter weer loops dan kan een
tweede dosis worden gegeven.

Een nadeel is de kans op ontwikkeling van een endometritis.

* HCG-injectie (Chorulon®, Intervet) 50-100 IE IM geeft
een tijdelijk effect. Het induceert een ovulatie, het vrouwtje
wordt 40 dagen schijnzwanger en vervolgens weer loops.

DYSURIE BIJ DE FRET

Urolithiasis

Struvietkristallen in de urine en daardoor urolithiasis komt
steeds minder voor omdat veel fretten op een eiwitrijk dieet
staan. Struvietkristallen lossen namelijk op in zure urine. Voer
met een hoog gehalte aan vleeseiwitten geeft een zure urine. Als
de fi-et gevoerd wordt met plantaardige eiwitten of met een voer
met een laag eiwitgehalte zal de urine-pH stijgen en zal er eerder
struvietkristallisatie optreden. Vooral drachtige vrouwtjes zijn
erg gevoelig voor urolithiasis door een verkeerde voeding.
Een urineweginfectie kan ook een oorzaak zijn van struviet-
vorming.

Symptomen

Dysurie, pijn bij urineren, frequent urineren, veel likken bij
de genitaalopening en hematurie zijn de meest voorkomende

-ocr page 316-

verschijnselen. Als de urethra wordt geblokkeerd en de fret
niet kan plassen wordt hij sloom, eet niet meer en zal snel in
coma raken en sterven.

Diagnose

Bij palpatie van het abdomen kan een grote blaas met even-
tueel stenen of gruis worden gevoeld. Met microscopisch
urineonderzoek zijn de kristallen aan te tonen. Op een rönt-
genfoto zijn struvietstenen zichtbaar.

Therapie

Indien geen urethraverstopping aanwezig is kunnen blaas-
stenen chirurgisch worden verwijderd. Als er gruis aanwezig
is kan met een eiwitrijke voeding van hoge kwaliteit de pH
van de urine dusdanig worden verlaagd (rond de 6) dat het
gruis wordt opgelost (te controleren met regelmatig urineon-
derzoek). S/D dieet (Hill\'s) wordt niet graag gegeten en be-
vat te weinig eiwitten voor de fret.

Breedspectmm-antibiotica die goed via de urinewegen worden
uitgescheiden, zoals amoxycilline, trimethoprim-sulfa en eiu\'of-
loxacine, kunnen gedurende tien a 14 dagen worden gegeven.
Bij een urethraverstopping is catheterisatie belangrijk maar
niet gemakkelijk. Soms helpt het om het laatste stukje van
het penisbotje eraf te knippen. De urethra is nu makkelijker
te bereiken. Vloeistoftherapie is meestal noodzakelijk. In
nood kan een urethrostomie in het perineale gebied een uit-
komst bieden bij recidiverende problemen.

Cystitis

Een blaasontsteking zonder urolithiasis is ongebruikelijk.
Het is daarom verstandig de urine eventueel regelmatig te
onderzoeken op struvietkristallen en de voeding te bespre-
ken met de eigenaar. Breedspectrum-antibiotica als bij uro-
lithiasis kunnen worden voorgeschreven,

Prostaatprohlemen

Dysurie tengevolge van prostaatproblemen komt bij mannetjes
het meest voor. Mannetjes kunnen steriele of geïnfecteerde
prostaatcysten ontwikkelen ten gevolge van bijnierproblemen.
Door de circulerende hormonen gaat het prostaatweefsel pro-
lifereren. Dc cysten drukken het urethralumen dicht.

Symptomen

Er treden dezelfde symptomen op als bij urolithiasis. Soms
bevat de urine een soort gruisachtige debris. Gezien de oor-
zaak vertoont de fret meestal ook meerdere verschijnselen
van het bijniersyndroom.

Diagnose

Een grote volle blaas is palpabel met eventueel een dikte bij de
blaashals. Op de röntgenfoto kan de vergrote prostaat zichtbaar
zijn als een massa dorsaal van de blaas, de blaas wordt wat naar
ventraal geduwd. Op de echo is de prostaat mooier in beeld te
brengen en kunnen ook de bijnieren gescand worden.

Therapie

In eerste instantie moet de blaas gecatheteriseerd worden.
Zodra de conditie van het dier het toelaat kan dan chirurgie
van de bijnier plaatsvinden. Bij de aanwezigheid van
prostaatabcessen kan tijdens de operatie tevens wat vocht af-
genomen worden voor een bacteriologisch onderzoek.
Meestal is het niet nodig verder iets aan de prostaat te doen.
Binnen een paar dagen slinkt de prostaat na het verwijderen
van de hormoonproducerende tumor.

WÊÊ

Antibiotica zijn belangrijk als de cysten geïnfecteerd zijn.
Prostaatproblemen zonder een achterliggende oorzaak als
een ontaarde bijnier, komen zelden voor. Meestal is de
prostaat door de vroege castratie weinig ontwikkeld. Ook
prostaattumoren zijn zeldzaam.

□E FRET MET ATAXIE/PARESE POSTERIOR

Insulinortien

De meest voorkomende oorzaak van parese posterior/ataxie
is hypoglycemie ten gevolge van insulinomen in de pan-
creas. Insulinomen zijn kleine tumortjes van de beta-cellen
van de pancreas. Deze tumortjes produceren insuline in een
te grote hoeveelheid. Hierdoor daalt het bloedglucosege-
halte. Via correctiemechanismen probeert het lichaam het
bloedglucosegehalte op peil te houden. Daarom zijn de
symptomen vaak intermitterend, soms vaag of kortdurend.
Meestal herstelt de fret uit zichzelf in het begin van de ziekte.
De periodes tussen de symptomen kunnen in eerste instantie
dagen, weken of soms maanden duren.
De ziekte ontwikkelt zich vooral bij de oudere fret, maar kan
zich al vanaf twee a driejaar leeftijd openbaren.
De aandoening wordt vaak niet op tijd onderkend. De symp-
tomen worden door de eigenaar nogal eens als passend bij de
leeftijd beschouwd.

Symptomen

De eerste verschijnselen treden vaak intermitterend op.
In een vroeg stadium zijn de volgende symptomen waar te
nemen:

* In de ruimte staren met \'glazige ogen\'. Het diertje is zich
even niet bewust van de omgeving.

* Zwakte van de achterhand met omvallen, ataxie.

* Verminderde activiteit en veel slapen.

* Gewichtsverlies komt regelmatig voor.

* Periodes waarin de fret bang of gedesoriënteerd lijkt, kun-
nen voorkomen.

Naarmate de ziekte langer bestaat, kunnen de volgende ver-
schijnselen optreden:

* Speekselen en met de pootjes aan de bek krabben, soms
braken (ten gevolge van misselijkheid door de hypoglyce-
mie).

* Extreme lethargie.

* Toevallen, coma en sterfte.

Plotselinge sterfte zonder dat de eigenaar iets is opgevallen
(denkt aan \'ouderdomsverschijnselen\') is mogelijk.

Diagnose

De diagnose is gemakkelijk. Als het bloedglucose na vier uur
vasten lager is dan 4 mmol/1 dan is de diagnose zeer waar-
schijnlijk. Zijn bovengenoemde symptomen aanwezig maar
is het bloedglucosegehalte normaal of twijfelachtig, dan kan
het bloedonderzoek het beste op een ander tijdstip van de dag
herhaald worden.

De tumortjes zijn vaak te klein om op de echo zichtbaar te
maken. De milt is meestal vergroot. Een stijging van de le-
verenzymen is soms aanwezig. Deze stijging kan een reactie
op het lage bloedsuikergehalte zijn of ontstaan ten gevolge
van levermetastasen.

Differentiaaldiagnose

Hypoglycemie kan ook veroorzaakt worden door: tumoren,
leveraandoeningen, verhongering, sepsis of hypoadrenocor-
ticisme. Ook een verkeerde behandeling van het bloedmon-
ster kan een te laag glucosegehalte veroorzaken.

-ocr page 317-

Therapie

De mogelijtcheden voor therapie zijn chirurgie, medicatie en
voeding. Daar de aandoening meestal voorkomt bij oudere
fretten is het belangrijk om tevens te screenen op andere veel
voorkomende ziekten van de oudere fret.

* Chirurgie:

Fretten onder de leeftijd van zes jaar die verder gezond zijn,
kunnen het beste eerst geopereerd worden. De operatie lost
de problemen helaas slechts tijdelijk op daar de tumortjes
sterk de neiging hebben om in de pancreas op nieuwe plaat-
sen te ontstaan. De progressie van de ziekte wordt wel ver-
traagd. IVIetastasen naar de lever, milt en lymfeknopen zijn
mogelijk maar komen niet vaak voor. Een behoorlijk deel
van de fretten krijgt na een aantal maanden weer problemen
met hypoglycemie en heeft dan medicatie nodig.

* Medicatie:

Prednison (1-5 mg/kg/d, 2dd) stimuleert de gluconeoge-
nese en remt de cellulaire gevoeligheid voor insuline.
Mocht dit onvoldoende resultaat geven dan is diazoxide
(Proglycem®: 10-20 mg/kg/d,2dd) een goede aanvulling.
Dit middel is via een recept bij de apotheek verkrijgbaar.
Diazoxide reduceert de benodigde hoeveelheid corticoste-
roïden doordat het de insuline-afgifte remt, de glucone-
ogenese stimuleert en de cellulaire opname van glucose
vermindert.

* Voeding:

Frequente maaltijden met eiwitrijk voer zijn belangrijk.
Blikvoer is door zijn hoger gehalte aan koolhydraten min-
der geschikt. Suikerhoudende voedingsmiddelen zoals
koekjes en rozijntjes zullen de insulinesecretie alleen maar
bevorderen.

* Behandeling van een \'hypo\': Als de fret door een te laag
suikergehalte emstige symptomen van hypoglycemie ver-
toont, kan door het geven van druivensuiker binnen 30 mi-
nuten het diertje weer op de been worden gebracht. Om
een tweede hypo te voorkomen is het belangrijk om hem
daarna een eiwithoudend maal te geven.

Prognose

Met behulp van een combinatie van chirurgie, medicatie en
aanpassing van de voeding kunnen de meeste fretten nog één
tot driejaar een prettig leven lijden. De ziekte verloopt echter
uiteindelijk altijd fataal.

Preventie

Gezien het feit dat deze aandoening regelmatig voorkomt bij
de oudere fret is het verstandig om deze groep elk halfjaar te
screenen door middel van een bloedglucosebepaling. Fretten
die geopereerd zijn of op medicijnen staan zouden elke twee
maanden onderzocht moeten worden.

Hemia van Nucleus pulposus

Een hemia van de tussenwervelschijf wordt weieens waarge-
nomen. Palpatie van de soepele wervelkolom geeft dan
meestal een pijnlijke plek aan. Met een röntgenfoto is de her-
nia soms in beeld te brengen. De behandeling is dezelfde als
bij de hond met corticosteroïden en hokrust. Toen er nog
weinig bekend was over de aandoeningen van de fret, wer-
den insulinomen nog wel eens voor een hemia aangezien. Ze
reageerden immers prima op de corticosteroïden.

Cardiomyopathie

Naast andere verschijnselen kan een hartprobleem ook
zwakte in de achterhand veroorzaken.

I» i«/r»iJ « r»

Beenmergdepressie

Dit komt alleen voor bij langdurig loopse vrouwtjes.
Elke zeer zieke fret

Elke fret die zich zeer ellendig voelt ligt plat op zijn buik en
wil of kan niet lopen.

POLYDIPSIE EN POLYURIE BIJ DE FRET

Nierproblemen

Een chronische interstitiële nefritis komt bij een oudere fret
regelmatig voor. Niertumoren veel minder.

Symptomen

Naast PU/PD zijn de mogelijke verschijnselen: een slechte
eetlust, vermageren, lusteloosheid, ulcera in de bek en
zwakte in de achterhand. Meestal is er sprake van enige mate
van dehydratie.

Diagnose

De nieren kunnen soms bij palpatie een afwijkende grootte
hebben. Met het urineonderzoek valt het lage soortelijk ge-
wicht op. Bloedonderzoek kan een behoorlijke stijging van het
ureumgehalte laten zien. De kreatininewaardes blijven achter
in stijging. Een niet regeneratieve anemie is vaak aanwezig.

Therapie

Fretten kunnen een hoog ureumgehalte redelijk goed verdra-
gen. Behandeling kan bestaan uit infuus om \'door te spoelen\'
waama een dieet met een lager eiwitgehalte kan worden gepro-
beerd. Soms is dc fret kieskeurig en lust het andere voer niet.

Bijnierproblemen

Sommige fretten met bijnierproblemen kunnen PU/PD ver-
tonen (Zie: de kaal wordende fret).

Diabetes mellitus

Suikerziekte komt niet vaak voor. Een tijdelijke hyperglyce-
mie kan ontstaan na chimrgie van insulinomen. Mogelijk is
het resterende alvleesklierweefsel niet productief genoeg om
insuline te vormen gezien de langdurige hoge insulinespie-
gel door de insulinomen. Binnen een paar dagen na chirurgie
heeft dit zich meestal hersteld. Een andere vorm van diabetes
kan zich ontwikkelen enkele maanden na chirurgie van de
insulinomen. De oorzaak is (nog) niet bekend.

Symptomen

PU/PD is het meest opvallende symptoom, daamaast verliest
de fret gewicht ondanks een goede eetlust. Als er een keto-
acidose ontstaat wordt het dier sloom en ziek.

Diagnose

Er bestaat een duidelijke hyperglycemie. Meestal boven de
20 mmol/1.

Therapie

Als het bloedglucose herhaaldelijk boven de 15 mmol/1 blijft
is het verstandig een behandeling met insuline te beginnen.
Regulatie is moeilijk. De behandeling kan het beste met 1 -2 IE
insuline worden gestart. Behandel verder zoals bij de kat (7).

EEN MASSA IN HET ABDOMEN
Vergrote milt

Een vergrote milt kan regelmatig worden gepalpeerd bij
fretten van middelbare en oudere leeftijd. Het is niet altijd

-ocr page 318-

mogelijk om een specifieke reden voor de vergroting te vin-
den en meestal is de milt alleen gestuwd of hyperplastisch.
Er zijn verschillende ziektes waarbij de milt vergroot raakt,
zoals: lymfomen, insulinomen, cardiomyopathie, bijnier-
problemen, haemangiosarcomen en elke infectie van de fret.
Als de fret ziek is en er zijn geen andere symptomen dan een
vergrote milt, dan kan deze het beste verwijderd worden en
daarna histologisch worden onderzocht. Bij een vergrote
milt is er namelijk tevens gevaar voor rupturering.

Vergrote Inn. mesenteriales

Regelmatig is bij buikpalpatie een vergrote mesenteriale
lymfeknoop voelbaar. Deze kan vergroot zijn bij lymfoma,
maar vaker is de lymfeknoop ontstoken. Soms is zelfs abce-
dering mogelijk. Waarschijnlijk komt de infectie vanuit de
maagdarmtractus. De behandeling kan bestaan uit langdurig
antibiotica of chimrgie met uitruimen van de ontsteking en
drainage naar de buik waama langdurig antibiotica. Het ne-
men van een kweek en wat weefsel voor histologisch onder-
zoek is hierbij aan te raden.

Vergrote bijnier

De rechter bijnier is vaak moeilijk palpabel maar de linker
ligt net craniaal van de linker nier en is daarom zeer goed te
palperen als hij tenminste is vergroot. Een normale bijnier is
te klein om te palperen (Zie: de kaal wordende fret).

Corpus alienum in maagdarmkanaal

Corpora aliena in de maag zijn moeilijk te voelen en meestal

niet pijnlijk, een corpus alienum in de darmen is voelbaar als

een meestal pijnlijke dikte in het abdomen (Zie: de fret die

braakt).

Vergrote blaas

Bij urolithiasis en bij prostaatproblemen waarbij het lumen
van de urethra wordt dichtgedrukt is de blaas voelbaar als
een pijnlijke harde zwelling in het achterste deel van het ab-
domen (Zie: dysurie bij de fret).

Pyometra

Een pyometra kan voelbaar zijn als een zachte tot harde dikte
in het achterste deel van het abdomen, verwarring met de
blaas is mogelijk. Meestal is er vaginale uitvloeiing. De
meeste fretten zijn ook ziek maar PU/PD is geen duidelijk
symptoom. Daar de meeste fretten worden gecastreerd komt
deze aandoening niet vaak voor. Fretten die regelmatig met
antiloopsheidinjecties worden behandeld, hebben een gro-
tere kans op het ontwikkelen van deze aandoening.
Bij gecastreerde fretten kan zich soms, onder invloed van
hormonen uit een ontaarde bijnier, een stomppyometra ont-
wikkelen. Chirurgie, met grote voorzichtigheid voor de uri-
neleiders, is de oplossing.

Niercysten

Bij oudere fretten worden soms als toevalsbevinding cysten
op één of beide nieren gevonden. Meestal zijn ze goedaardig
en geven weinig problemen. Met behulp van een echo zijn
de cysten goed in beeld te brengen. Als de cysten erg groot
en pijnlijk worden is een unilaterale nefrectomie mogelijk.

Lymfomen

In Amerika komen lymfomen veel voor. In Nederland lijkt
het tot nog toe een minder groot probleem. Bij oudere fret-
ten komt de \'klassieke\' chronische vorm voor die vooral
de lymfeknopen aantast. De volgende organen kunnen
hierbij (vaak in een later stadium) ook bij betrokken wor-
den: de milt, de lever, de darmen, het mediast, het been-
merg, de longen en de nieren. Een virale etiologie wordt
vermoed maar is nooit aangetoond. Feit is dat het niet on-
gebruikelijk is dat meerdere fretten van een eigenaar lymf-
omen ontwikkelen.

1 II f iF» "!

ÉHltfÉllrt

Symptomen

In eerste instantie zijn er vaak vage symptomen zoals een
slechte eetlust, vermageren, lusteloosheid en diarree. De
dieren kunnen zeer goede periodes hebben. Perifere en in-
wendige vergroting van de lymfeknopen kan worden aange-
troffen.

Diagnose

Verschillende wetenschappers menen dat een lymfocytose
van meer dan 3,5x 10\'^( /I of het percentage lymfocyten gro-
ter dan 60 procent van het totale aantal witte bloedcellen een
aanwijzing kan zijn voor het bestaan van lymfomen.
Volgens recente gegevens zou echter een lymfocytose zon-
der atypische cellen slechts bij een deel van de fretten met
lymfomen voorkomen en mogelijk zelfs worden veroorzaakt
door heel andere factoren.

Röntgenfoto\'s en een echo van de buik kunnen informatie
geven. Uiteindelijk geeft weefselonderzoek pas de juiste
diagnose. Aspiratiebiopten van de perifere lymfeknopen ge-
ven nogal eens miswijzingen door de grote hoeveelheid vet
rond de lymfeknopen. Beter is het om de lymfeknoop te ver-
wijderen en in zijn geheel op te sturen.

Therapie

De behandeling kan bestaan uit het verstrekken van cortico-
steroïden of chemotherapie. Met corticosteroïden wordt een
tijdelijk resultaat bereikt. Chemotherapie vereist een inten-
sieve begeleiding. De prognose is uiteindelijk infaust (4).

REFERENTIES

1. Bell JA. Ensuring proper nutrition in ferrets. Veterinary Medicine
1996:91: 1098-1103.

2. Blair EM, Chambers MA, and King HA. Treating distemper in a
young ferret. Veterinary Medicine 1998: 7: 655-8.

3. Brown SA. Ferrets. In: A practitioner\'s guide to rabbits and ferrets.
Jenkins JR, Brown SA. American Animal Hospital Association, 1993.

4. Erdman SE, Brown SA, Kawasaki TA, Moore FM, Xiantang Li,and
Fox JG. Clinical and pathologic findings in ferrets with lymfoma: 60
cases (1982-1994). J Am Vet Med Assoc. 1996; 208: 1285-9.

5. Fox JG. Biology and diseases of the ferret. 2nd ed. Philadelphia, Lea &
Febiger. 1998.

6. Hillyer EV. Gastrointestinal diseases of ferrets (Musteia putorius
airo). J of Small Exotic Animal Medicine 1992; 2: 44-5.

7. Hillyer EV, and Quesenberry KE. Ferrets, Rabbits and Rodents.
Clinical medicine and surgery. Philadelphia, W.B. Saunders Co, 1997.

8. Kawasaki TA. Normal parameters and laboratory interpretation of dis-
ease states in the domestic ferret. Semin Avian Exotic Pet Med 1994;
3:40-7.

9. Ko JCH. Heaton-Jones TG, and Nicklin CF. Evaluation of the sedative
and cardiorespiratory effects of medetomidine, medetomidine-butor-
phanol, medetomidine-ketamine, and medetomidine-butorphanol-ke-
tamine in ferrets. J Am Anim Hosp Assoc 1997; 33: 438-48.

10. Moorman-Roest J. Diergeneeskundige aspecten van de fret als huis-
dier. Diergeneeskundig Memorandum 1987; 34: 77-147.

11. Morrisey JK. Carpenter JW. and Kolmstetter CM. Restraint and dia-
gnostic techniques for ferrets. Veterinary Medicine 1996; 91: 1084-97.

12. Richter G. Untersuchung einiger Blutparameter bei Frettchen als
Patienten in der Kleintierpraxis. Inaugural-Dissertation, Tierärtzliche
Fakultät, Ludwig-Maximilians-Universität, München, Germany
1995; 86 pp.

13. Rosenthal KL. Adrenal gland disease in ferrets. Veterinary Clinics of
North America, Small Animal Practice 1997; 27: 401-18.

-ocr page 319-

A.E. Heuvelink\'\'

SAMENVATTING

Shiga toxine (Stx)-producerende Escherichia coli (STEC)
kunnen bij de mens haemorrhagische colitis veroorzaken,
waarbij als complicatie het haemolytisch-uraemisch syn-
droom op kan treden. De belangrijkste oorzaak van
STEC-infecties bij de mens is de consumptie van besmet
voedsel. Zowel sporadische gevallen als explosies van
STEC-infecties zijn met name geassocieerd met de con-
sumptie van onvoldoende verhit (gemalen) rundvlees
(met name hamburgers) en ongepasteuriseerde melk.
Rundvee wordt dan ook beschouwd als een belangrijk re-
servoir van STEC. In dit artikel wordt na een korte alge-
mene inleiding het voorkomen van STEC-infecties bij de
mens en het voorkomen van STEC in voedingmiddelen en
landbouwhuisdieren in Nederland besproken. Tenslotte
wordt kort ingegaan op enkele mogelijkheden ter preven-
tie van STEC-infecties bij de mens.

SUMMARY

The occurrence of Shiga toxin-producing Escherichia
coli
in humans and animals

.Shiga toxin (Stx)-producing Escherichia coh (STEC) can came haenioirha-
gic coliti.\'i und the diarrhoea-associated form of the haemolytic-uraemic syn-
drome in humans. The main cause oj STEC infections in humans is the con-
sumption of contaminated food. Both sporadic cases and outbreaks of STEC
injections are mainly associated with the consumption of undercooked (min-
ced) beef (mainly hamburgers) and unpasteurized milk. Therefore cattle are
regarded as the primary reservoir of STEC. In this article the occurrence of
STEC infections in humans and the occurrence of STEC in food and food-
producing animals in the Netherlands are discu.ised, followed by a brief dis-
cussion of possible ways to prevent STEC infections in humans.

INLEIDING

Shiga toxine (Stx)-producerende Escherichia coli (STEC)
kunnen bij de mens haemorrhagische colitis (HC) veroorza-
ken, waarbij als complicatie het haemolytisch-uraemisch
syndroom (HUS) op kan treden. HUS treft met name jonge
kinderen en wordt gekarakteriseerd door het optreden van
bloedarmoede, een tekort aan bloedplaatjes en plotseling op-
tredende stoomissen in de nierfunctie. Het is de meest voor-
komende oorzaak van acute nierinsufficiëntie op de kinder-
leeftijd.

STEC-infecties zijn dikwijls in verband gebracht met de
consumptie van besmet voedsel, veelal onvoldoende verhit
(gemalen) mndvlees (met name hamburgers) en ongepas-
teuriseerde melk. Landbouwhuisdieren, met name runderen,
schapen en geiten, worden beschouwd als het voornaamste
natuurlijke reservoir van STEC. Besmetting van vlees treedt

\' Inspectie Gezondheidsbescherming. Waren en Veterinaire Zaken. Regionale Dienst
Oost. Postbus 202. 7200 AE Zutphen. tel 0575 588/00. fax 0575 588200. E-mail
Annel. Heuvelink(^inspectwv. nl.

Tijdschr Diergeneeskd 1999; 124: 671-8

op als het karkas van een dier tijdens het slachtproces (tij-
dens het onthulden en/of eviscereren) met maagdarminhoud
bezoedeld wordt. Besmetting van melk kan plaatsvinden tij-
dens de melkwinning op de boerderij.
Uit retrospectief onderzoek van ingevroren sera van HUS-
patiënten is gebleken dat STEC-infecties al vanaf 1974 in
Nederland voorkomen (11). In dit artikel wordt na een korte
algemene inleiding het voorkomen van STEC-infecties bij
de mens en het voorkomen van STEC in voedingmiddelen
en landbouwhuisdieren in Nederland besproken.

NOMENCLATUUR

STEC werden oorspronkelijk vero(cyto)toxine (VT)-produce-
rende
E. coli (VTEC) genoemd (36), naar het karakteristieke,
irreversibel cytotoxische effect van de toxines die ze produce-
ren op zogenaamde Verocellen,
in vitro gekweekte nierepi-
theelcellen. Nadat uitgebreide karakterisering van de toxines
had uitgewezen dat zowel hun immunologische als biologische
activiteit nauw verwant was aan die van het Shiga toxine (Stx)
dat wordt geproduceerd door
Shigella dysenteriae type 1 wer-
den de VTs ook wel Shiga-like toxines (SLTs) genoemd en
VTEC ook wel Shiga-like toxine-producerende
E. coU (SL-
TEC)(47,48).

De afgelopen jaren is veel onderzoek verricht aan deze toxines
en zijn verschillende immunologisch gerelateerde varianten
geïdentificeerd. De sterke overeenkomst tussen de verschil-
lende subtypen onderling en met het Shiga toxine heeft geleerd
dat de toxines tot één familie behoren, de familie van de Shiga
toxines. Dit heeft onlangs geleid tot een voorstel voor een
nieuwe nomenclatuur (7), waarin VT en SLT worden vervan-
gen door Stx, het prototype van de familie, en de VTEC en SL-
TEC organismen STEC worden genoemd (Tabel I). VTEC,
SLTEC en STEC zijn equivalente temien die alle drie refereren
aan
E. co//-stammen die één of meerdere toxines van de Shiga
toxine familie produceren. In de literatuur worden de benamin-
gen VTEC, SLTEC en STEC echter nog alle drie gebmikt.
Inmiddels is bekend dat meer dan 200 verschillende serotypen
van
E. coli Stx kunnen produceren. Niet alle typen blijken ech-
ter ziekte te kunnen veroorzaken bij de mens (31,62). Dit bete-
kent dat naast de productie van Stxs ook nog andere, deels nog
onbekende, factoren een rol bij de pathogenese spelen. STEC-
stammen waarvan bekend is dat ze bij de mens bloederige diar-
ree kunnen veroorzaken worden in de literatuur ook wel ente-
rohemorrhagische
E. coli (EHEC) genoemd.

PATHOGENESE EN ZIEKTEBEELD BIJ DE MENS

Ziektebeeld

Een infectie met STEC kan asymptomatisch verlopen, zich
beperken tot milde diarree of resulteren in complicaties als
HC en HUS. Het meeste klinische onderzoek is verricht aan
infecties veroorzaakt door 0157 STEC. Wereldwijd zijn
0157 STEC,
E. co// 0157:H7 en E. co// 0157:NM (de niet-
beweeglijke variant van
E. coli 0157:H7), het meest fre-
quent geassocieerd met ziekte bij de mens. In epidemiologi-
sche studies in Noord-Amerika en Europa werden voor circa
70 procent van de patiënten met de klassieke, epidemische

HET VOORKOMEN VAN SHIGA TOXINE-PRODUCERENDE
ESCHERICHIA COLI BIJ MENS EN DIER

-ocr page 320-

iiiiiiàiiiitiiiiÉiiiiÉiiHiiiii

m fr"

Aiiifeiiiiiiili

Tabel 1. Nomenclatuur van de Shiga toxine familie zoals voorgesteld door Calderwood et al. (7).

Voorgestelde nieuwe nomenclatuur

Oude nomenclatuur

Microbiëie bron

Gen

Toxine

Shiga toxine

Shiga-iike toxine l(SLT-l)
of vero(cyto)toxine 1 (VTl )
SLT-II of VT2
SLT-IIc ofVT2c
SLT-lld of VT2d
SLT-lle ofVT2e

Shiga toxine (Stx)

Stxl

Stxl

Stx2

Stx2c\'\'

Stx2d"

Stx 2e ^

S. dy.senleriae type 1

stx
StXj

stX2

stX2c

slX2d

st.X2e

E. colt
E. coli
E. coli
E. coli
E. coli

Variant van Stx2 geassocieerd met ziekte bij de mens.
Variant van Stx2 geassocieerd met slingerziekte bij varkens.

vorm van HUS (D HUS) aanwijzingen gevonden voor een
infectie met0157STEC.

De gemiddelde incubatietijd van een infectie met 0157
STEC is drie tot vier dagen (range: 1 tot 8 dagen). In geval
van een ongecompliceerde infectie verdwijnen de klachten
van diarree gewoonlijk binnen twee weken. De meeste 0157
STEC-infecties (circa 90 procent) resulteren echter in HC.
HC wordt gekarakteriseerd door het plotseling optreden van
sterke buikkrampen, binnen 24 uur gevolgd door aanvanke-
lijk een waterige diarree die na één tot twee dagen bloederig
wordt (vandaar de term EHEC) (55). Soms moet de patiënt
ook overgeven. Gewoonlijk heeft de patiënt géén of slechts
een lichte verhoging. De meeste patiënten herstellen binnen
ongeveer één week, zonder specifieke behandeling of het op-
treden van complicaties. Ongeveer tien procent van de kin-
deren jonger dan tien jaar ontwikkelt echter HUS (61).
HUS wordt gekarakteriseerd door de trias hemolytische ane-
mie, thrombocytopenie en acute nierinsufficiëntie (53). De be-
handeling van D
HUS is symptomatisch: behandeling van
het nierfalen (peritoneaal dialyse of hemodialyse), correctie
van de water- en zouthuishouding en bestrijding van eventuele
hypertensie. In de acute fase van D-i- HUS is de mortaliteit vijf
procent. Voor nog eens vijf procent van de patiënten geldt dat
de ontstane nierschade niet volledig herstelt en dus blijvende
nierinsufficiëntie optreedt. Tijdige herkenning van het ziekte-
beeld is zeer belangrijk. Alhoewel D HUS in alle leeftijds-
groepen voorkomt, is de incidentie het hoogst onder jonge kin-
deren (< vijfjaar) en ouderen (> 60 jaar).
Sommige niet-0157 STEC-stammen geven hetzelfde ziekte-
beeld als 0157 STEC, maar als groep veroorzaken niet-0157
STEC-organismen in het algemeen minder vaak complicaties
als HC en
D-hHUS.

Pathogenese

De pathogenese van STEC-infecties is nog niet volledig op-
gehelderd. Het wordt verondersteld een complexe interactie
tussen bacteriële en gastheerfactoren te zijn. Belangrijke vi-
rulentiefactoren van STEC zijn het vermogen de darmmu-
cosa te koloniseren en Stxs te produceren.
Na inname koloniseren STEC het distale deel van de dunne
darm en de dikke darm. In tegenstelling tot
S. dysenteriae zijn
STEC niet invasief Uit studies met diermodellen en
in-vitro
kweeksystemen is gebleken dat veel STEC-stammen, waaron-
der 0157 STEC, dezelfde karakteristieke darmschade produ-
ceren als de klassieke enteropathogene
E. coli (35, 66). Deze
typische \'attaching-and-effacing\' (AE) laesies worden geken-
merkt door een hechte adhesie van STEC aan het darmepitheel,
afvlakking van de microvilli en accumulatie van actine-fila-
menten in het cytoplasma van de onderliggende epitheelcel.
Een belangrijke rol bij deze karakteristieke darmschade speelt
het bacteriële buitenmembraaneiwit intimine. Het is de enige
kolonisatiefactor die tot nu toe bekend is voor STEC. Intimine
wordt gecodeerd door het
E. coli \'attaching-and-effacing\'
{eae) gen. Het merendeel van de humaanpathogene STEC-iso-
laten blijkt in het bezit te zijn van dit gen.
De karakteristieke AE-laesies worden verondersteld uitslui-
tend een rol te spelen bij de initiële niet-bloederige diarree. De
systemische manifestaties van HC en D-i- HUS worden toege-
schreven aan de activiteit van de Stxs (63). Het vasculaire en-
dotheel vormt een dunne, continue monolaag van cellen tussen
weefsels en circulerend bloed. Bij HC en D-i- HUS-patiënten
zijn de endotheelcellen, in respectievelijk de darmen en de nie-
ren, gezwollen en laten soms los van de basaalmembraan.
Algemeen wordt aangenomen dat het Stx na translocatie vanuit
het darmlumen naar de bloedbaan bindt aan zijn functionele re-
ceptor, die met name aanwezig is op vasculaire endotheelcellen
in de darm en in de nier, en intracellulair de eiwitsynthese van
de endotheelcel remt, waardoor de cel uiteindelijk sterft.
Recentelijk is beschreven dat naast remming van de eiwitsyn-
these, celschade door Stxs in bepaalde celtypen ook op apop-
tose (geprogrammeerde celdood) kan berusten (29,42,51,60).
Apoptose is een actief proces van celdood dat morfologisch en
biochemisch verschilt van necrose.

Tot op heden zijn voor STEC vijf typen Stx geïdentificeerd
(43): Stxl, Stx2, Stx2c, Stx2d en Stx2e (Tabel 1). De meeste
klinische isolaten produceren alleen Stx2 of Stxl én Stx2.
Stx2e wordt vrijwel uitsluitend geassocieerd met slinger-
ziekte bij varkens.

Het is vooralsnog onduidelijk hoe de in het darmlumen gepro-
duceerde Stxs vanuit het darmlumen de bloedbaan bereiken. In
de literatuur worden verschillende mogelijkheden genoemd,
waaronder translocatie door intacte darmepitheelcellen evenals
passage via gaten in het emstig beschadigde darmepitheel.
Vermoedelijk spelen ook nog andere, deels onbekende, fac-
toren een rol bij de pathogenese. Zo blijkt het merendeel van
de humaanpathogene STEC-isolaten in het bezit te zijn van
het zogenaamde EHEC-haemolysine gen. De betekenis hier-
van voor de virulentie is echter tot op heden onbekend.
Alhoewel de meeste humaanpathogene STEC-stammen in
het bezit zijn van het
eae-gen blijken enkele klinische niet-
0157 STEC-isolaten negatief voor dit gen. Aangenomen
wordt dat deze eae-negatieve stammen andere, nog onbe-
kende adhesiefactoren produceren. Voor potentiële adhesie-
factoren anders dan het intimine en andere potentiële viru-
lentiefactoren wordt verwezen naar de overzichtsartikelen
van Nataro & Kaper (46) en Paton & Paton (50).

-ocr page 321-

RESERVOIRS EN BESMETTINGSROUTES VOOR DE
MENS

Dierlijke reservoirs

STEC zijn frequent aanwezig in de darmflora van gezonde
landbouwhuisdieren, met name herkauwers zoals runderen,
schapen en geiten. Derhalve worden deze dieren beschouwd
als natuurlijke reservoirs van STEC. Het merendeel van de
dierlijke STEC-stammen behoort tot andere serogroepen dan
0157. Het is dan ook veelal nog onduidelijk in hoeverre het
hier typen betreft die bij de mens ziekte kunnen veroorzaken.
Gepubliceerde schattingen van de incidentie van 0157 STEC
in runderen in Noord-Amerika en Europa lopen uiteen van nul
tot tien procent (3). Voor schapen zijn incidenties variërend
van nul tot ruim 30 procent beschreven (38,39). De bevindin-
gen zijn sterk afhankelijk van de gebruikte isolatiemethode, de
proefopzet (bijvoorbeeld slachthuis versus boerderij), het sei-
zoen van monstemame en de geografische herkomst van de
bemonsterde dieren.

Runderen en ook andere landbouwhuisdieren worden in de
regel niet ziek als gevolg van een STEC-infectie. Sommige
STEC-stammen kunnen echter bij runderen diarree veroor-
zaken, met name bij kalveren (19, 56, 58). Ook experimen-
tele infectiestudies met kalveren hebben aangetoond dat
STEC diarree kunnen veroorzaken en ook de karakteristieke
emstige darmschade (13, 14, 56). STEC die Stx2e produce-
ren kunnen bij varkens slingerziekte veroorzaken, veelal met
een fatale afloop (41).

Behalve in landbouwhuisdieren zijn STEC ook incidenteel
aangetoond in honden en katten met en zonder diarree (1, 20).
Naar het voorkomen van STEC bij in het wild levende dieren is
weinig onderzoek verricht. In Groot-Brittannië werden 0157
STEC-stammen geïsoleerd uit meeuwen (67). In Italië werden
eae-positive STEC-stammen geïsoleerd uit postduiven (15).

Besmettingsroutes

De belangrijkste oorzaak van STEC-infecties bij de mens is de
consumptie van besmet voedsel (44). Zowel sporadische ge-
vallen als explosies van STEC-infecties zijn met name geasso-
cieerd met de consumptie van onvoldoende verhit (gemalen)
rundvlees en ongepastcuriseerde melk. Behalve onvoldoende
verhit vlees en rauwe melk zijn ook veilig geachte producten
met een lage pH zoals mayonaise, appelsap en gefermenteerde
worsten geassocieerd met 0157 STEC-infecties bij de mens.
0157 STEC-stammen blijken een grote zuurtolerantie te heb-
ben, vooral bij lage temperaturen. Onderzoek naar de groei en
overleving van 0157 STEC in gefermenteerde worsten wees
uit dat de bacteriën fermentatie, drogen en opslag van gefer-
menteerde worsten kunnen overleven (64). 0157 STEC kun-
nen meer dan twee maanden in gefermenteerde droge worst
met een pH van 4,8 overleven. In toenemende mate wordt ook
rauwkost als een risicovol product beschouwd. Besmetting van
groenten en fmit met STEC kan direct plaatsvinden via het be-
mesten of indirect via het irrigeren met faecaal besmet opper-
vlaktewater. Verder kan besmetting ook optreden via kmiscon-
taminatie tijdens het bereiden van voedsel.
Directe overdracht van landbouwhuisdieren op de mens en
overdracht van mens op mens is ook beschreven (10, 49, 54,
57,65). Overdracht van mens op mens heeft verschillende ex-
plosies in kinderopvangcentra en verpleegtehuizen tot gevolg
gehad (59). Verder zijn verschillende explosies geassocieerd
met water, zowel drinkwater als open zwemwater (2,9,16,30,
34). Infectie als gevolg van beroepsmatige blootstelling aan
0157 STEC is ook beschreven. Tenminste drie gevallen van
emstige infectie als gevolg van het werken met 0157 STEC in
het laboratorium zijn bekend (5, 6, 52). Een ander voorbeeld
van beroepsmatige infectie is de ontwikkeling van D-i- HUS in
een verpleegster die zorg droeg voor een met 0157 STEC-
geïnfecteerde patiënt (33).

De infectieuze dosis is niet exact bekend maar wordt veronder-
steld laag te zijn (~ 100-200 organismen). In 1993 werden tij-
dens een grote explosie in de Verenigde Staten mensen ziek na
het eten van hamburgers waarin tussen 0.3 en 15 0157 STEC-
organismen per gram werden aangetoond (18). Evenzo werden
uit salami die werd geassocieerd met een explosie in de
Verenigde Staten in 1995 slechts 0.3 tot 0.4 0157 STEC-orga-
nismen per gram vlees geïsoleerd (8). Bovendien wordt de ver-
onderstelling van een lage infectieuze dosis ondersteund door
de mogelijkheid van overdracht via water en van mens op mens.

STEC IN NEDERLAND

Het voorkomen bij de mens

In de periode september 1989 tot en met september 1993 werd
door het Academisch Ziekenhuis te Nijmegen onderzoek ver-
richt naar het voorkomen van STEC-infecties bij kinderen met
D-i- HUS afkomstig uit Nederland (n = 77), Duitsland (Keulen)
(/? = 21) en België (Leuven en Antwerpen) («=15) (32). Bij 88
(78%) van de 113 patiëntjes werd in de acute fase van D HUS
een infectie met STEC aangetoond. Bij 76 (86%) van deze 88
patiëntjes betrof het 0157 STEC. Naaste familieleden van de
D HUS patiëntjes bleken ook vaak geïnfecteerd, meestal
asymptomatisch. Voor 17 (61%) van de 28 patiëntjes opgeno-
men in Nijmegen werd bij één of meerdere gezinsleden een in-
fectie met STEC aangetoond; 33 (35%) van de in totaal 95 ge-
zinsleden werden positief bevonden. De belangrijkste
conclusie van dit onderzoek was dat een infectie met 0157
STEC de belangrijkste oorzaak van D HUS bij jonge kinde-
ren in West-Europa vormt.

Geschat wordt dat jaarlijks in Nederland circa 20 tot 30 kin-
deren D-i- HUS ontwikkelen. Exacte cijfers omtrent het jaar-
lijks aantal nieuwe HUS-patiëntjes zijn echter niet bekend.
Registratie via het Nederlands Signalerings-Centrum
Kindergeneeskunde zou hierin meer inzicht kunnen ver-
schaffen. Navraag bij de kinderafdelingen van alle academi-
sche ziekenhuizen in Nederland naar het aantal nieuwe D
HUS patiëntjes dat zij in 1998 hadden gezien leerde dat in
1998 in Nederland 19 kinderen voor D HUS waren opge-
nomen (45). Dit betekent dat D HUS nog steeds een be-
langrijk probleem in Nederiand is en dat het risico van grote
explosies van STEC-infecties nog steeds aanwezig is.
Informatie over het voorkomen van 0157 STEC als veroorza-
kers van gastro-enteritis wordt verkregen uit een tweetal ver-
schillende bronnen. Ten eerste wordt sinds mei 1996 weke-
lijks door de Streeklaboratoria voor de Volksgezondheid aan
het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM)
melding gemaakt van het aantal co/; 0157-isolaten. In 1996
werden tien isolaten gemeld, in 1997 29 en in 1998 31 (17).
Enkele isolaten bleken echter bij nadere typering op het RIVM
géén 0157 STEC-stammen te zijn (negatief voor Stx). Dit on-
derstreept het belang van het standaard opsturen van isolaten
naar een centraal referentielaboratorium voor bevestiging en
typering. Ten tweede heeft de Inspectie voor de Gezond-
heidszorg medio 1997 alle medisch microbiologen in
Nederland verzocht
E. coli 0157-isolaties te melden aan de
Gemeentelijke Gezondheidsdiensten (GGD\'s). De GGD\'s
vullen vervolgens een standaardmeldingsformulier in, sturen
dit op naar de Landelijke Coördinatiestmctuur Infectieziekten
en voeren tevens bron- en contactonderzoek uit. Het ligt in de
bedoeling dat in de toekomst ook informatie over 0157

-ocr page 322-

STEC-isolaties kan worden verkregen via het geautomati-
seerd Infectieziekten Surveillance Informatie Systeem (ISIS).
Vanaf begin 1994 wordt via het ISIS dagelijks informatie over
infectieziekten verkregen. Momenteel zijn acht Medisch
Microbiologische laboratoria op dit systeem aangesloten.
Over enkele jaren zal informatie over infectieziekten van alle
Medisch Microbiologische laboratoria via het ISIS beschik-
baar komen. Registratie via Medisch Microbiologische labo-
ratoria vereist een goede indicatiestelling voor onderzoek naar
0157 STEC en uniformering van isolatiemethoden.
In de periode mei 1996 tot mei 1999 werd door het RIVM in-
formatie ingewonnen over het voorkomen van STEC als ver-
oorzakers van gastro-enteritis via het huisartsen-surveillance
systeem van het Nederlands Instituut voor Onderzoek van de
Gezondheidszorg. In tegenstelling tot de twee eerder ge-
noemde informatiebronnen werd in het kader van het huisart-
senpeilstation-onderzoek behalve naar 0157 STEC ook geke-
ken naar de aanwezigheid van overige STEC-typen. In totaal
namen 33 huisartspraktijken deel aan een patiënt-controle-
onderzoek, middels het uitreiken van vragenlijsten en faece-
spotjes aan patiënten met gastro-enteritis en controle-patiënten
zonder gastro-enteritis. De faecesmonsters werden onderzocht
op de aanwezigheid van verschillende bacteriën, waaronder
STEC, vimssen en parasieten. In de eerste twee jaar werd uit
slechts één (0,2%) van de in totaal 602 onderzochte monsters
van patiënten een 0157 STEC-stam geïsoleerd (69). Niet-
0157 STEC-stammen die werden geïsoleerd waren
E. Coli
098:K- en 0145:K- (0,4%). Op basis van deze data wordt ver-
ondersteld dat 0157 STEC en ook andere STEC-serotypen in
Nederland slechts incidenteel gastro-enteritis veroorzaken.
Eind 1998 is het RIVM een onderzoek gestart naar het voorko-
men van gastro-enteritis-verwekkers, waaronder ook STEC, in
een steekproef van de algemene bevolking. De resultaten hier-
van komen naar verwachting begin volgend jaar beschikbaar.
In Nederland zijn hoofdzakelijk individuele gevallen van
STEC-infecties beschreven en is het nimmer gelukt de bron
van de infecties te achterhalen. In 1993 ontwikkelden vier
Nederlandse kinderen tegelijkertijd D HUS, waarbij zwem-
water als vermoedelijke bron werd aangemerkt (12).
Bacteriologisch onderzoek van dat water kon deze veronder-
stelling echter niet bevestigen. In april 1998 brak in een boe-
rengezin op de Veluwe diarree uit en werd bij vijf van de acht
gezinsleden een infectie met 0157 STEC aangetoond (22). Bij
brononderzoek bleken ook de vleeskalveren die op de boerde-
rij werden gehouden positief voor 0157 STEC. Aangenomen
werd dat de infectie primair het gevolg was van overdracht
van dier op mens, secundair gevolgd door overdracht van
mens op mens. Echter, alhoewel genotypering van de humane
en dierlijke 0157 STEC-isolaten veel overeenkomst toonde
tussen de beide groepen isolaten, werden de humane en dier-
lijke isolaten niet identiek bevonden. Over de primaire bron
van de infecties kon daarom geen uitsluitsel worden gegeven.

■ÜNiriÉ

Het voorkomen bij landbouwhuisdieren
Sinds een aantal jaren wordt in Nederland onderzoek gedaan
naar het voorkomen van 0157 STEC bij landbouwhuisdie-
ren (4,23,28). Enkele resultaten zijn samengevat in tabel 2.
Het negatieve resultaat dat in 1993 voor slachtmnderen
werd verkregen is zeer wel mogelijk het gevolg van het te-
kort schieten van de destijds toegepaste methode (4). Het in
1995 en 1996 parallel uitvoeren van de conventionele isola-
tiemethode (selectieve verrijking gevolgd door uitplaten
van verschillende verdunningen op selectieve isolatieme-
dia) en een immunomagnetische scheidingsprocedure (se-
lectieve verrijking gevolgd door concentrering van
E. coli
0157-organismen met magneetbolletjes die zijn gecoat met
antilichamen gericht tegen
E. coli 0157 en het vervolgens
uitplaten van de bolletjes op een selectief isolatiemedium)
heeft uitgewezen dat de laatste een aanzienlijk gevoeliger
methode is voor het isoleren van 0157 STEC uit mnderfae-
ces(23).

Op grond van uitgebreide subtypering van de mnder- en scha-
penisolaten verzameld in 1995 en 1996 kon worden gecon-
cludeerd dat zowel Nederlandse mnderen als schapen belang-
rijke reservoirs zijn van
E. coli OI57-stammen die potentieel
pathogeen zijn voor de mens; in het scala aan subtypen dat
werd geïdentificeerd binnen de collectie dierlijke
E. coli
0157-isolaten waren begrepen de subtypen waarmee 30
(90,9%) van in totaal 33 geteste
E. coli 0157-isolaten van
Nederlandse D-i- HUS-patiënten werden gekarakteriseerd.
Als vervolg op de studie bij de slachterijen werd een onder-
zoek gestart naar het voorkomen van 0157 STEC op Neder-
landse melkveebedrijven (24). Er werd een selectie gemaakt
van tien bedrijven: vijf bedrijven waarvan in augustus 1996

Tabel 2. Isolatie van 0157 STEC uit faeces van landbouwhuisdieren in Nederland.

Jaar (referentie)

Diersoort\'\'

Aantal positieve / aantal onderzochte dieren (%)

Isolatiemethode\'\'
SMAC CT-SMAC

IMS

1993(4)

Slachtrunderen

0/550(0,0)

0

_

_

1995 (23)

Slachtrunderen

30/270(11,1)

0

4

30

1995 (23)

Vleeskalveren

1/183 (0,5)

0

1

0

1996 (23)

Slachtrunderen

27^^/270 (10.0)

-

4

27

1996 (23)

Vleeskalveren

1/214(0,5)

-

0

1

1996(23)

Ooien

2/52(3,8)

-

-

2

1996(23)

Lammeren

2/49 (4,1)

-

-

2

1997(28)

Kalkoenen

1/459^(0,2)

-

-

2

1997(28)

Kippen

0/500*^ (0,0)

-

-

0

1997/1998(28)

Varkens

1/145(0,7)

-

-

2

" Alle dieren werden individueel bemonsterd op het slachthuis, met uitzondering van kalkoenen en kippen die op de boerderij werden bemonsterd.
^ SMAC, selectieve verrijking in gemodificeerde trypton soya bouillon met acriflavine (18-20 uur bij 37°C) (in 1993) of gemodificeerde
E. coli bouillon
met novobiocine (mEC n) (18-20 uur bij 37°C) (in 1995), gevolgd door isolatie op sorbitol-MacConkey agar (SMAC); CT-SMAC, selectieve verrijking
mEC n (18-20 uur bij 37°C) gevolgd door isolatie op SMAC met cefixime en telluriet (CT-SMAC); IMS, selectieve verrijking in mEC n (6-8 uur bij
37°C) gevolgd door immunomagnetische scheiding van
E. coli 0157 en isolatie op CT-SMAC.
\'\' Twee isolaten bleken bij nadere typering negatief voor jtc-genen, maar waren wel positief voor het eae-gen en biochemisch karakteristiek.
Mengmonsters bestaande uit 10 droppings.

-ocr page 323-

een koe naar het slachthuis was afgevoerd die negatief bleek
voor 0157 STEC en vijf bedrijven waarvan in augustus 1996
een koe naar het slachthuis was afgevoerd die positief bleek
voor 0157 STEC. Alle op de bedrijven aanwezige runderen
werden individueel bemonsterd (rectaal). 0157 STEC-stam-
men werden aangetroffen op zeven van de tien bedrijven: op
de vijf\'positieve\' en twee van de vijf\'negatieve\' bedrijven.
Het percentage geïnfecteerde runderen op de zeven positieve
bedrijven varieerde van 0.8 procent tot 22.4 procent.
Overeenkomstig literatuurgegevens bleek de excretie het
hoogst onder kalveren (vier tot 12 maanden oud). Als moge-
lijke verklaringen voor het waargenomen leeftijdseffect
worden in de literatuur de volgende factoren genoemd: ver-
schil in rumenontwikkeling en -fysiologie, voer, stress en
immuunrespons. Tijdens een vervolgstudie waarin twee \'po-
sitieve\' en twee \'negatieve\' bedrijven nog eens vijfmaal wer-
den bemonsterd met tussenpozen van circa drie maanden,
bleken alle vier bedrijven tenminste éénmaal positief te zijn.
Het percentage geïnfecteerde runderen varieerde van O tot
61.0 procent. Er werd een duidelijk seizoenseffect aange-
toond. De excretie piekte in de zomer en was het laagst in de
winter. De piek in de zomer hangt mogelijk samen met de
weidegang. Bovendien is het aannemelijk dat de warmere en
vochtigere condities in de zomer een gunstig effect hebben
op de groeien overleving van 0157 STEC in het milieu (21).
Opnieuw bleek de excretie het hoogst onder kalveren (vier
tot 12 maanden oud), consistent bij elke monstemame.
Alhoewel enkele runderen tijdens twee opeenvolgende mon-
stemames dezelfde 0157 STEC-subtypen bleken uit te
scheiden, werd het merendeel van de positieve dieren na
circa drie maanden weer negatief bevonden. Behalve uit mn-
deren werden 0157 STEC ook geïsoleerd uit faeces van
paarden, pony\'s en schapen en uit melkfilters en vliegen.
Faecesmonsters van varkens, voer en water werden altijd ne-
gatief bevonden. Uitgebreide typering van de 0157 STEC-
isolaten toonde géén overlap aan tussen stammen afkomstig
van verschillende bedrijven (uitgezonderd één isolaat).
Omdat bij iedere bemonstering van een bedrijf één subtype
0157 STEC duidelijk overheerste is het aannemelijk dat ho-
rizontale transmissie een belangrijke rol speelt in de ver-
spreiding van 0157 STEC binnen een bedrijf De aanwezig-
heid van verschillende subtypen op één bedrijf, zowel op een
bepaald moment als in de loop der tijd, doet vermoeden dat
er meer dan één bron aanwezig kan zijn op de boerderijen.

Het voorkomen in voedingsmiddelen
Tabel 3 vat de resultaten samen van verschillende onderzoe-
ken naar het voorkomen van 0157 STEC in voedingsmidde-
len in Nederland (25,26,27).

STEC behorende tot andere serogroepen dan 0157 worden in
het algemeen frequenter in vleesproducten aangetoond. In
1993 was 16.1 procent van de 180 onderzochte rundvleespro-
ducten (mnder- en gemengd mnder-Zvarkensgehakt) positief
voorniet-0157 STEC (26). Van de verschillende STEC-isola-
ten behoorde een aantal tot serotypen die in de literatuur zijn
geassocieerd met diarree en D HUS bij de mens.

Tabel 3. Isolatie van 01 57 STEC uit vlees en koemelk in Nederland [25, 2B, 27).

Product

Aantal positieve / aantal onderzochte monsters (%)

1992-1995"

1996\'\'

19976

Vlees

Rauw rundergehakt

0 / 1.000 (0,0)

4/264(1,5)

2/307 (0,7)

Rauw rundvlees (niet gemalen)

-

0/61 (0,0)

0/162 (0,0)

Totaal rauw rundvlees

0/ 1.000(0,0)

4/325(1,2)

2/469(0,4)

Rauw varkensgehakt

0/260(0,0)

1/59(1,7)

0/17(0,0)

Rauw varkensvlees (niet gemalen)

-

1/203(0,5)

0/190(0,0)

Totaal rauw varkensvlees

0/260(0,0)

2/262(0,8)

0/207(0,0)

Rauw runder-/varkensgchakt

2/770(0,3)

1 / 255 (0.4)

1/147(0,7)

Rauw schaaps-/lamsvlees

-

0/46 (0,0)

-

Rauwe kip

0/267(0,0)

0/477 (0,0)

Overige rauw gevogelte"^

-

0/13(0,0)

0/62 (0,0)

Totaal rauw gevogelte

0/300(0,0)

0/280 (0,0)

0/539(0,0)

Rauw wild^

-

0/33 (0,0)

0/50(0,0)

Gekookte/gefermenteerde vleesproducten

-

1 /302(0,3)

0/26 (0,0)

Totaal vlees

2/2.330(0,1)

8/ 1.503 (0,5)

3/1.438(0,2)

Koemelk

-

-

0/1.011(0,0)

" Selectieve verrijking in gemodificeerde trypton soya bouillon met acriflavine (18-20 uur bij 37°C) gevolgd door isolatie op sorbitol-MacConkey agar
(SMAC).

^ Selectieve verrijking in gemodificeerde E. coli bouillon met novobiocine (6-8 uur bij 27°C) gevolgd door immunomagnetische scheiding van E. co// Ol 57
en isolatie op SMAC met cefixime en telluriet.
Fazanten, wilde eenden, parelhoentjes, en kalkoenen.
Wilde zwijnen, rendieren, konijnen en hazen.

-ocr page 324-

PREVENTIE VAN INFECTIES BIJ DE MENS
Uit de literatuur is bekend dat het merendeel van de STEC-in-
fecties wordt veroorzaakt door de consumptie van onvoldoende
verhit (gemalen) mndvlees. Preventie van STEC-infecties bij de
mens dient dan ook met name gericht te zijn op het verbeteren
van de slachthygiëne. Hierbij dient het voorkómen van faecale\'
besmetting van karkassen tijdens het slachtproces centraal te
staan. Hygiënisch slachten van rundvee begint met de aanvoer
van schone dieren op het slachthuis en schoon transport naar de
slachthak In Nederland bestaat op dit punt géén regelgeving. In
sommige andere Europese landen daarentegen, bijvoorbeeld in
Finland, staan boetes op het aanleveren van vuile runderen. De
sector zelf kan hierin op korte tennijn verbetering aanbrengen,
bijvoorbeeld door de veehouders zelf verantwoordelijk te stel-
len voor het afleveren van schone slachtrunderen en door regels
op te stellen voor het transport naar het slachthuis. Bovendien
zou men kunnen besluiten tot een verplichte decontaminatie-
stap op de huid. Behalve het aanvoeren van schone dieren op het
slachthuis en het hygiënisch slachten zal ook het hygiënisch
werken in uitsnijderijen en vleesverwerkende bedrijven moeten
worden bevorderd. Hiertoe zullen ook op deze bedrijven hy-
giëne-codes moeten worden ingevoerd. De controle op de pro-
ductie van rauwe vleeswaren (bijvoorbeeld gefermenteerde
worsten) die voor consumptie niet meer worden verhit, verdient
bijzondere aandacht.

Theoretisch is het mogelijk het risico op STEC-infecties te
verkleinen door het toepassen van verschillende behandelin-
gen op karkassen en/of producten, waaronder verhitting,
melkzuurbehandeling (of gelijkwaardige behandeling) en
doorstraling. De laatste twee methoden zijn in EU-verband
verboden. In Nederland is doorstraling voor een beperkt aan-
tal producten onder bepaalde voorwaarden toegestaan, maar
vindt nog niet voldoende acceptatie bij de mens. In de
Verenigde Staten is doorstraling toegestaan en past men
soms ook melkzuurbchandeling van karkassen toe.
Omdat runderen in het algemeen géén klinische verschijnse-
len zullen vertonen als gevolg van een STEC-infectie zijn
wering en bestrijding bij het dier op dit moment niet uitvoer-
baar. Bovendien is het vooralsnog onduidelijk hoe de dieren
geïnfecteerd worden. Wering en bestrijding is verder niet
uitvoerbaar, althans niet op korte termijn, omdat de bacteriën
vrij wijd verspreid in de natuur voorkomen en goed blijken te
kunnen persisteren en vermenigvuldigen in de natuur. Meer
onderzoek is vereist op het gebied van vaccinatie van runde-
ren, het toepassen van competitieve exclusie en het gebruik
van probiotica. Alle drie bieden wellicht mogelijkheden om
kolonisatie in het darmstelsel van runderen te voorkomen.
Het dragerschap van STEC kan mogelijk ook worden beïn-
vloed door de samenstelling en rantsoenering van het voer.
Het beoogde doel hierbij zal zijn de dieren in een korte pe-
riode voor de slacht vrij van STEC te krijgen.
Zolang bovengenoemde potentiële beheersmaatregelen met be-
trekking tot het dragerschap van STEC nog in de ontwikkelfase
zijn zullen preventieve maatregelen op boerderijniveau met
name gericht moeten zijn op het strikt hygiënisch handelen van
zowel veehouders als bezoekers. Strikt hygiënisch handelen is
van essentieel belang om horizontale transmissie van STEC
binnen een bedrijf zoveel mogelijk te beperken en daarmee ook
de kans op positieve dieren in de voedselproductieketen.
Hiervoor zijn goede faciliteiten voor het wassen van handen en
het omkleden op de boerderij vereist. Om versleping van infec-
ties tussen bedrijven te voorkómen dient wellicht aandacht te
worden besteed aan het opzetten van een mestmanagement-sys-
teem dat regels stelt aan verplaatsing en behandeling van mest.

* m nw^wmM^tmku^ß ü im

Met het oog op het risico van verspreiding van STEC in het
milieu dient extra aandacht te worden besteed aan de verwer-
king van mest, met name rundermest. Hierbij kan worden
gedacht aan decontaminatie van mest. Tevens zal de bemes-
ting van landbouwgronden moeten worden herzien. Temeer
daar STEC-infecties ook zijn geassocieerd met open zwem-
water. De landbouwsector zal naar een vorm van mestma-
nagement moeten zoeken waarbij beperkingen worden ge-
steld aan de verspreiding van onbewerkte mest. Uit de
literatuur is bekend dat 0157 STEC-stammen geruime tijd in
runder- en schapenmest kunnen overleven (37, 68). Behalve
in mest kunnen 0157 STEC-stammen ook goed overleven in
grond, water en sedimenten in drinkwaterbakken (40).
Als laatste schakel in de voedselproductieketen speelt de
consument zelf een belangrijke rol in de preventie van voed-
selinfecties. De consument dient goed te worden geïnfor-
meerd aangaande risico\'s met betrekking tot het consumeren
van rauwe producten, het belang van een goede persoonlijke
hygiëne, goede bewaaromstandigheden, voldoende verhit-
ten van voedsel en het voorkómen van kruiscontaminatie bij
de bereiding en behandeling van eet- en drinkwaren.

LITERATUUR

1. Abaas S, Franklin A, Kuhn 1, 0rskov F, 0rskov 1. Cytotoxin activity
on Vero cells among
Escherichia coli strains associated with diarrhea
in cats. Am J Vet Res 1989; 50: 1294-6.

2. Aka.shi S, Joh K, Tsuji A, Ito H, Hoshi H, Hayakawa T, lhara J, Abe T,
Hatori M, Mori T
et al, A severe outbreak of hacmorrhagic colitis and
hacmolytic uraemic syndrome associated with
Escherichia coli
0157:H7 in Japan. Eur J Pediatr 1994; 153: 650-5.

3. Armstrong GL, Hollingswonh J, and Morris JG Jr. Emerging food-
bome pathogens:
Escherichia coli 0157:H7 as a model of entry of a
new pathogen into the food supply of the developed world. Epidemiol
Rev 1996; 18:29-51.

4. Boer E de, Heerwaarden C van cn Edcl W. Onderzoek van faeces van
slachtrunderen op dc aanwezigheid van
Escherichia coli serotype
OI57:H7. Tijdschr Diergeneeskd. 1994; 119:36-7.

5. Booth L, and Rowe B. Possible occupational acquisition of
Escherichia coli 0157 infection. Lancet 1993; 342: 1298-9.

6. Bumens AP, Zbinden R, Kaempf L, Heinzer 1, and Nicolet J. A case of
laboratory acquired infection with
Escherichia coli 0157:117. Int J
Med Microbiol Virol Parasitol Infect Dis 1993; 279: 512-7.

7. Calderwood SB, Acheson DWK, Keusch CT, Banett TJ, GrilTm PM,
Strockbine NA, Swaminathan B, Kaper JB, Levine MM, Kaplan BS,
Karch H, O\'Brien AD, Obrig TG, Takeda Y, Tarr PI, and Wachsmuth
IK. Proposed new noinenclature for SLT (VT) family. ASM News
1996:62: 118-9.

8. Centers for Disease Control and Prevention. Escherichia coli
0157:117 outbreak linked to commercially distributed dry-cured sa-
lami ^ Washington and California, 1994. MMWR Morb Mortal Wkly
Rep 1995:44: 157-60.

9. Centers for Disease Control and Prevention. Lake-associated outbreak
o(Escherichia coli OI57:H7 - Illinois, 1995. MMWR Morb Mortal
Wkly Rep 1996;45:437-9.

10. Chalmers RM. Salmon RL, Willshaw GA, Chcasty T, Looker N,
Davies 1, and Wray C. Vero-cytotoxin-producing
Escherichia coli
0157 in a fanner handling horses. Lancet 1997; 349: 1816.

11. Chart H, Rowe B, Kar N van de, and Monnens LAH. Serological iden-
tification of
Escherichia coli 0157 as cause of haemolytic uraemic
syndrome in the Netherlands. Lancet 1991; 337: 437.

12. Cransberg K, Kerkhof JHCT van den, Bänffer JRJ, Stijnen C, Wemars
K, Kar NCAJ van de, Nauta J, and Wolff ED. Four cases of hemolytic
uremic syndrome ~ source contaminated swimming water? Clin
Nephrol 1996:46:45-9.

13. Cray WC Jr, and Moone HW. Experimental infection of calves and
adult cattle with
Escherichia coli OI57:H7. AppI Environ Microbiol
1995;61: 1586-90.

14. Dean-Nystrom EA, Bosworth BT, Cray WC Jr, and Moon HW.
Pathogenicity of
Escherichia co// OI57:H7 in the intestines of neona-
tal calves. Infect Immun 1997; 65: 1842-8.

15. DeirOmo G, Morabito S, Quondam R, Agrimi U, Ciuchini F, Macri
A, and Caprioli A. Feral pigeons as a source of verocytotoxin-produ-
cing
Escherichia coli. Vet Rec 1998; 142: 309-10.

-ocr page 325-

16. Dev VJ, Main M, and Gould 1. Waterbome outbreak of Escherichia
co/; 0157. Lancet 1991; 337: 1412.

17. Duynhoven Y van. Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu,
Bilthoven, Nederland. Persoonlijke mededeling, 1999.

18. Griffm PM. Bell BP, Cieslak PR, Tuttle J, Barrett TJ, Doyle MP,
McNamara AM, Shefer AM. and Wells JG. Large outbreak of
Escherichia co/i Ol 57:H7 in western United States: the big picture, In;
Recent advances in verocytotoxin-producing
Escherichia coli infec-
tions. Proceedings of the 2nd international symposium and workshop
on verotoxin (shiga-like toxin)-producing
Escherichia coli infections.
M.A. Karmali and A.G. Goglio, eds. Amsterdam: Elsevier, 1994: 7-12.

19. Gyles CL. Escherichia coli cytotoxins and enterotoxins. Can J
Microbiol. 1992; 38: 734-46.

20. Hammermueller J, Kruth S, Prescott J, and Gyles CL. Detection of
toxin genes in
Escherichia coli isolated from normal dogs and dogs
with diarrhea. Can J Vet Res 1995; 59: 265-70.

21. Hancock DD. Besser TE, and Rice DH. Ecology of Escherichia coli
0157:H7 in cattle and impact of management practices. In:
Escherichia coli 0157:H7 and other Shiga toxin-producing E. coli
strains. J.B. Kaper and A.D. O\'Brien, eds. Washington, D.C.: ASM,
1998: 85-91.

22. Heuvelink AE, Tilburg JJHC, Herbes RG, Leeuwen WJ van,
Olijslager M, Nohlmans MKE, Gool JD van en Vecht U. Een explosie
van
E. coli 0157-infectie binnen een gezin. Infectieziekten bulletin
1998;9:174-5.

23. Heuvelink AE, Biggelaar FLAM van den, Boer E de. Herbes RG,
Melchers WJG, Huis in \'t Veld JHJ, and Monnens LAH. Isolation and
characterization of verocytotoxin-producing
Escherichia coli 0157
strains from Dutch cattle and sheep. J Clin Microbiol 1998; 36:878-82.

24. Heuvelink AE, Biggelaar FLAM van den, Zwartkruis-Nahuis JTM,
Herbes RG. Huyben R, Nagelkerke N, Melchers WJG, Monnens
LAH. and Boer E de. Occurrence of verocytotoxin-producing
Escherichia coli 0157 on dutch dairy farms. J Clin Microbiol 1998;
36: 3480-7.

25. Heuvelink AE, Bleumink B, Biggelaar FLAM van den, Giffel MC te,
Beumer RR, and Boer E dc. Occurrence and survival of verocytotoxin-
producing
Escherichia coli 0157 in raw cow\'s milk in the
Netherlands. J Food Prot 1998; 61: 1597-601.

26. Heuvelink AE, Wernars K, Boer E de. Occurrence of Eschei-ichia coli
0157 and other verocytotoxin-producing E. coli in retail raw meats in
the Netherlands. J Food Prot 1996; 59:1267-72.

27. Heuvelink AE, Zwartkruis-Nahuis JTM, Beumer RR. Boer E de.
Occurrence and survival of verocytotoxin-producing
Escherichia coli
0157 in meats obtained from retail outlets in the Netherlands. J Food
Prot. In press.

28. Heuvelink. AE., Zwartkruis-Nahuis JTM, Biggelaar FLAM van den.
Leeuwen WJ van, Boer E de. Isolation and characterization of verocy-
totoxin-producing Escherichia coli 0157 from slaughter pigs and
poultry. Int J Food Microbiol. In Press.

29. Inward CD, Williams J, Chant I, Crocker J, Milford DV, Rose PE,
Taylor CM. Verocytotoxin-1 induces apoptosis in Vero cells. J Infect
1995;30:213-8.

30. Isaacson M, Canter PH, Effler P, Amtzen L, Bomans P. and Heenan R.
Haemorrhagic colitis epidemic in Africa. Lancet 1993; 341: 961.

31. Johnson RP. Clarke RC, Wilson JB, Read SC, Rahn K, Renwick SA,
Sandhu KA, Alves D, Karmali MA, Lior H, McEwen SA, Spika JS.
and Gyles CL. Growing concerns and recent outbreaks involving non-
0157:117 serotypes of verotoxigenic
Escherichia coli. J Food Prot
1996; 59: 1112-22.

32. Kar NCAJ van de, Roelofs HGR, Muytjens HL, Tolboom JJM, Roth
B, Proesmans W, Reitsma-Bierens WChrC, Wolff ED, Karmali MA,
Chart H, and Monnens LAH.. Verocytotoxin-producing
Escherichia
coli
infection in hemolytic uremic syndrome in part of Western
Europe. Eur J Pedriatr 1996; 55:592-5.

33. Karmali MA, Arbus GS, Petric M, Patrick ML, Roscoe M, Shaw J, and
Lior H. Hospital-acquired
Escherichia coli 0157:H7 associated hae-
molytic uraemic syndrome in a nurse. Lancet 1988; 1: 526.

34. Keene WE, McAnulty JM, Hoesly FC, Williams LP, Hedberg K,
Oxman GL. Barrett TJ, Pfaller MA, and Fleming DW. A swimming-
associated outbreak of hemorrhagic colitis caused by
Escherichia coli
0157:H7 and Shigella .sonnei. N Engl J Med 1994; 331: 579-84.

35. Knutton S, Baldwin T, Williams PH, McNeish AS. Actin accumula-
tion at sites of bacterial adhesion to tissue culture cells: basis of a new
diagnostic test for enteropathogenic and enterohemorrhagic
Escherichia coli. Infect Immun 1989; 57: 1290-8.

36. Konowalchuk J, Speirs JI, and Stavric S. Vero response to a cytotoxin
0ÏEscherichia coli. Infect Immun 1977; 18: 775-9.

37. Kudva IT, Blanch K, and Hovde CJ. Analysis of Escherichia coli

0157:H7 survival in ovine or bovine manure and manure slurry. AppI
Environ Microbiol 1998; 64: 3166-74.

38. Kudva IT, Hatfield PG, and Hovde CJ. Escherichia coli 0I57:H7 in
microbial flora of sheep. J Clin Microbiol 1996; 34: 431 -3.

39. Kudva IT, Hatfield PG, and Hovde CJ. Characterization of
Escherichia coli 0157:H7 and other Shiga toxin-producing E. coli
serotypes isolated from sheep. J Clin Microbiol 1997; 35: 892-9.

40. LeJeune J, Hancock DD, and Besser TE. Escherichia coli 0157 in cat-
tle water troughs: a possible on-farm reservoir. Abstracts of the Fifth
Annual Food Safety Farm to Table Conference, Northwest Food
Safety Consortium, Moscow, ID. 1997.

41. MacLeod DL, Gyles CL, and Wilcock BP. Reproduction of edema dis-
ease of swine with purified Shiga-like toxin-II variant. Vet Pathol
1991;28:66-73.

42. Mangeney M, Lingwood CA, Taga S, Caillou B, Tursz T, and Wiels J.
Apoptosis induced in Burkirt\'s lymphoma cells via Gb3/CD77, a gly-
colipid antigen. Cancer Res 1993; 53: 5314-9.

43. Melton-Celsa AR, and O\'Brien AD. Stmcture, biology, and relative toxi-
city of Shiga toxin family members for cells and animals. In: J.B. Kaper
and A.D. O\'Brien, eds.
Escherichia coli 0157:H7 and other Shiga toxin-
producing co//strains. Washington, D.C.:ASM, 1998: 121-8.

44. Meng J, and Doyle MP. Microbiology of Shiga toxin-producing
Escherichia coli in foods. In: J.B. Kaper and A.D. O\'Brien, eds.
Escherichia coli 0157:H7 and other Shiga toxin-producing E. coli
strains. Washington, D.C.:ASM, 1998: 92-108

45. Monnens LAH. Afdeling Kindemefrologie, Academisch Ziekenhuis
Nijmegen, Nederland. Persoonlijke mededeling, 1999.

46. Nataro JP, and Kaper JB. Diarrheagenic E.scherichia coli. Clin
Microbiol Rev 1998; 11: 142-201.

47. O\'Brien AD, and La Veck GD. Purification and characterization of a
Shigella dvsenleriae I-like toxin produced by Escherichia coli. Infect
Immun 1983;40:675-83.

48. O\'Brien AD, La Veck GD, Thompson MR, and Fomial SB.
Production
of Shigella dvsenleriae l-like cytotoxin by E.scherichia
coli.
J Infect Dis 1982; 146: 763-9.

49. Parry SM, Salmon RL, Willshaw GA, Cheasty T, Lund LJ, Weardon
P, Quoraishi AH, and Fitzgerald T. Haemorrhagic colitis in child after
visit to farm visitor centre. Lancet. 1995; 346; 572.

50. Paton JC, and Paton AW. Pathogenesis and diagnosis of Shiga toxin-
producing
Escherichia coli infections. Clin Microbiol Rev 1998; 11:
450-79.

51. Pijpers AHJM, Setten PA van. Heuvel LPWJ van den, Assmann KJM,
Dijkman HBPM, Pennings AHM. Monnens LAH, and Hinsbergh
VWM van. Verocytotoxin induced apoptosis in human microvascular
endothelial cells. Submitted for publication.

52. Rao GG, Saunders BP, and Masterton RG. Laboratory acquired vero-
toxin producing
Escherichia coli (VTEC) infection. J Hosp Infect
1996; 33; 228-30.

53. Remuzzi G, and Ruggencnti P. The hemolytic urcmic syndrome.
Kidney Int 1995; 48; 2-19.

54. Renwick SA, Wilson JB, Clarke RC, Lior H, Borczyk AA, Spika J,
Rahn K, McFadden K. Brouwer A, Copps A, Anderson NG, Alves D,
and Karmali MA. Evidence of direct transmission of
Escherichia coli
0157;H7 infection between calves and a human. J Infect Dis 1993;
168:792-3.

55. Riley LW. The epidemiologic, clinical, and microbiologic features of
hemorragic colitis. Annu Rev Microbiol 1987; 41: 383-407.

56. Schoonderwoerd M, Clarke RC, Dreumel A van, and Rawluk SA.
Colitis in calves; natural and experimental infection with a verotoxin-
producing strain of
Escherichia coli 0111;NM. Can J Vet Res 1998;
52:484-7.

57. Shukia R, Slack R, George A, Cheasty T, Rowe B, and Scutter J.
Escherichia coli 0157 infection associated with a farm visitor centre.
Commun Dis Rep Rev CDR 1995; 5; R 86-90.

58. Smith HR, and Scotland SM. Verocytotoxin-producing strains of
Escherichia coli. J Med Microbiol. 1988; 26; 77-85.

59. Su C, and Brandt LJ. Escherichia co/i 0157;H7 infection in humans.
Ann Intem Med 1995; 123:698-714.

60. Taguchi T, Uchida H, Kiyokawa N, Mori T, Sato N, Horie H, Takeda
T, Fujimoto J.Verotoxins induce apoptosis in human renal tubular
epithelium derived cells. Kidney Int 1998; 53; 1681 -8.

61. Tarr, PI. Escherichia coli 0I57;H7; clinical, diagnostic, and epide-
miological aspects of human infection. Clin Infect Dis 1995; 20; 1-10.

62. Tarr PI, and Neill MA. Perspective: the problem of non-OI57:H7
Shiga toxin (verocytotoxin)-producing
Escherichia coli. J Infect Dis
1996; 174; 1136-9.

63. Tesh VL, and O\'Brien AD. The pathogenic mechanisms of Shiga toxin
and the Shiga-like toxins. Mol Microbiol 1991;5: 1817-22.

-ocr page 326-

64. Tilden J Jr, Young W, McNamara A. Custer C, Boesel B, Lambert-
Fair MA. Majkowski , Vugia D. Wemer SB, Hollingsworth J. and
Monris JG. A new route of transmission for
Escherichia coli: infection
from dry fenmented salami. Am J Public Health 1996; 86: 1142-5.

65. Trevena WB, Willshaw GA, Cheasty T, Wray C, and Gallagher J.
Verocytotoxin-producing
E. coli 0157 infection associated with
farms. Lancet 1996; 347: 60-1.

66. Tzipori S, Wachsmuth IK, Chapman C, Birden R, Brittingham J,
Jackson C, and Hogg J. The pathogenesis of hemorrhagic colitis cau-
sed by
Escherichia coli OI57:H7 in gnotobiotic piglets. J Infect Dis
1986; 154:712-6.

67.

69.

Wallace JS, Cheasty T, and Jones K. Isolation of vero cytotoxin-pro-
ducing Escherichia coli 0\\51 from wild birds. J AppI Microbiol 1997;
82: 399-404.

Wang G, Zhao T, and Doyle MP. Fate of enterohemorrhagic
Escherichia coli OI57;H7 in bovine feces. AppI Environ Microbiol
1996; 62:2567-70.

Wit MAS dc, Koopmans MPG. Kortbeek LM, Leeuwen WJ van, Vinjé
J, Bartelds AIM, and Duynhoven YTHP van. Interim report of a study
on gastroenteritis in sentinel practices in the Netherlands (NIVEL)
1996-1999. Results of the first two years. RlVM-rapportnr.
216852003, 1999. RIVM. Bilthoven, The Netherlands.

CHEMISCH-ECOLOGISCHE FLORA VAN NEDERLAND EN BELGIE

H. van Genderen, L.M. Schoonhoven en A. Fuchs. KNNV-
uitgeverij, Utrecht. Tweede herziene druk 1997; 274 pagi-
na \'s;
ƒ 69,50.

Op de omslag van dit fraaie boekwerk staat vermeld dat het
een uniek naslagwerk is voor diverse beroepsgroepen, waarbij
veterinairen helaas niet genoemd worden. De subtitel van het
boek is: \'Een inleiding over aard en ecologische betekenis van
secundaire plantenstoffen\'. In de inleiding van het boek wordt
aangegeven dat het onderscheid tussen primaire en secundaire
plantenstoffen niet scherp is aan te geven. Er kan gesteld wor-
den dat de plantenstoffen, die bij de relaties plant-herbivoor,
plant-parasiet en plant-pathogeen betrokken zijn, hoofdzake-
lijk behoren tot de secundaire plantenstoffen. Het boek bestaat
uit een algemeen gedeelte (inleiding; secundaire plantestof-
fen: een chemische oriëntatie; toxicologische oriëntatie en
ecologische betekenis van secundaire plantenstoffen) en een
systeemgedeelte.

Het systeemgedeelte bevat voor veterinairen zeer veel nuttige
informatie, waarbij volop gebmik gemaakt is van artikelen uit
ondenneer het Tijdschrift voor Diergeneeskunde. Zo staat er te
lezen dat bij acute of subacute vergiftiging van paarden met
Adelaarsvaren als symptomen verlammingen en spiertremoren
kunnen worden waargenomen (Bracken staggers), waarschijn-
lijk op basis van vitamine BI-gebrek ten gevolge van de aan-
wezigheid van antithiamine-factoren in blad en rhizoom van de
plant. Vanzelfsprekend is beschreven hoe Jakobskmiskmid bij
paarden en mnderen kan leiden tot levercirrhose. Het zoge-
naamde hypericine uit Sint-Janskmid blijkt verantwoordelijk
voor de directe fotosensibiliserende werking van deze plant bij
vooral paarden. Van gewoon Vingerhoedskmid blijkt 25 gram
gedroogd blad voor een paard dodelijk en 5 gram voor een
hond. Kortom een boek wat ook in een dierenartsenpraktijk
niet zal misstaan.

J.H. van der Kolk

TOEDIENING DOXYCYCLINE HYDROCHLORIDE VIA HET DRINK-
WATER AAN KALKOENEN

Referaten

M. Santos, H. Vermeersch, J.P. Remon, M. Schelkens, P. de
Backer, R. Ducatelle en F. HaesehroucLs. Poultry Science
1997; 76: 1342-8.

In een aantal experimenten met zes weken oude kalkoenen is
de doxycycline hydrochloride (doxHCL) plasmaconcentra-
tie gemeten na toediening van doxHCL via het drinkwater.
De stabiliteit van een doxHCL oplossing is bij toevoeging
van citroenzuur (1 %) na 48 uur 98 procent en na één week 91
procent. De stabiliteit neemt af in een metalen omgeving en
wanneer feces in de oplossing terecht komen. Citroenzuur
zorgt naast een verbetering van de stabiliteit ook voor een
betere opname van doxHCL in de darm.
Toediening van 250 mg doxHCL/L drinkwater, met licht-
schema 12 uur licht 12 uur donker, had geen invloed op de
wateropname van de dieren. Een groep die 75 mg/kg LG toe-
gediend kreeg, groeide twee keer zo snel vergeleken met de
controle-groep, maar de wateropname nam af (ref de dieren
drinken minder, maar groeien harder?), terwijl toediening
van 25 mg/kg LG niet tot hogere groei leidde. Experimenteel
werd met een dosering van 250 mg/L drinkwater 1 dd, een
plasmaconcentratie van 6 |xg/ml gehaald (ref: MIC-waarde
voor tetracycline van
Omithobacterium tracheale is voor
gevoelige stammen 0.25-1 p-g/ml en voor ongevoelige stam-
men 8-64 |xg/ml).

In de veldproeven werd een plasmaconcentratie van 1.7
|jLg/ml bereikt. De auteurs verklaren dit verschil ten eerste uit
het feit dat op de bedrijven de doxHCL oplossing wordt ver-
dund doordat het vat constant wordt bijgevuld. Ten tweede
kregen de dieren in de veldproef 24 uur licht; de experimen-
tele dieren kregen 12 uur licht, waardoor 250 mg/L drinkwa-
ter in twee keer toegediend moest worden. De Cmin was bij
alle doseringen niet lager dan 0.05 [xg/ml.

Mevrouw drs. L. van Veen

-ocr page 327-

RHINÜPNEUMÜNIE OF MYCOTOXINE-INTOXIGATIE?

NEUROLOGISCHE VERSCHIJNSELEN BIJ PAARDEN OP
EEN MANEGE

M.M. Sloet van Oldruitenborgh-Oosterbaan^, F.C.M. Schipper^, LS. Goebring\'\'
en J. Fink Gremmels^

Uitenvoordepraktl

SAMENVATTING

Op een manege werden in de loop
van enkele dagen bijna alle 40 in pad-
docks gehuisveste manegepaarden
atactisch, terwijl de in boxen gestalde
pensionpaarden geen echte proble-
men vertoonden. De waarschijnlijk-
heidsdiagnose was \'neurologische
vorm van EHVl\', hoewel het symp-
tomenbeeld niet volledig paste. Vijf
dieren werden ernstig atactisch met
tremoren, konden vervolgens niet
meer staan (paralytisch) en werden
geëuthanaseerd. Enkele weken later
trad een tweede uitbraak op en even
later een derde geval. Intussen was
bekend geworden dat er geen signifi-
cante titerstijging ten aanzien van
EHVl was gevonden en dat de liquor
cerebrospinalis van een paard met
ernstige symptomen normaal was.
Uitgebreid toxicologisch onderzoek
toonde vervolgens aan dat in het hooi
(een wintervoorraad waarvan op be-
paalde momenten al iets aan de paar-
den was gevoerd) een sterk ver-
hoogde concentratie van het
mycotoxine lolitrem B (5-6 mg/kg)
zat. Het hooi bleek van endofyt-be-
vattend sportveldengras te zijn ge-
wonnen. Terugkijkend was dit hooi
waarschijnlijk net voor de verschil-
lende uitbraken aan de paarden ge-
voerd. De conclusie is dat het hier om
een geval van raaigraskramp (\'rye-
grass staggers\') gaat.

t Hoofdafdeling Gezondheidszorg Paard, discipline
Inwendige Ziehen, Faculteit der Diergeneeskunde,
Yalelaan 16, 3584 CM Utrecht.
^ Dierenartsenpraktijk Schouwen-Duiveland, Greve-

lingenstraat 17, 4301 XZ Zierikzee.
^ Hoofdafdeling Gezondheidszorg Paard, afdeling
Veterinaire Farmacologie. Farmacie en Toxicologie.
Yalelaan 16, 3584 CM Utrecht.

SUMMARY

Pleasure horses with neurological
signs: EHVl-infection or mycotoxin
intoxication?

In the course ofseveral days most of the
40 riding-school horses turned out in
paddocks developed ataxia of variable
severity. Five of these horses showed
severe ataxia and tremors, became pa-
ralyzed and were euthanized. Eleven
privately-owned horses which were
stabled on the same premises showed no
clinical signs. The most likely diagnosis
seemed to be the \'neurological form of
EHVlalthough the signs were not en-
tirely typical. A few weeks later a second
outbreak occured among the riding-
school horses and one of the privately -
owned horses also showed signs of
ataxia.

In the meantime it had been shown that
EHVl titers in paired serum samples
had not increased and that the cerebro-
spinal fluid of one of the severely affec-
ted horses was normal. Toxicological
examination of hay. delivered just be-
fore the first outbreak and stored for the
winter, showed a significantly increased
concentration of lolitrem B mycotoxin
(5-6 mg/kg). The hay appeared to have
been made of ryegrass used for lawns
and play ing fields. Retrospectively it be-
came probable that this hay occasion-
ally been fed to the horses just before the
onset of clinical problems. It is conclu-
ded that the horses showed the \'rye-
grass-stagger syndrome \'.

INLEIDING

Op 28 juli 1999 wordt op een manege op
Schouwen-Duiveland \'s ochtends één
paard gevonden met ataxie. Op het be-
drijf zijn 51 paarden aanwezig, 40 ma-
negepaarden en 11 pensionpaarden. De
manegepaarden staan gestald in vijf
paddocks buiten. De pensionpaarden
staan in een rij boxen achter de binnen-
manege. Aan het eind van de ochtend
komt de dierenarts en blijken er zeven
dieren (allemaal manegepaarden) met
duidelijke ataxieverschijnselen te zijn.

Deze zeven dieren hebben wat open-
staande neusgaten, geen neusuitvloei-
ing, iets te rode slijmvliezen en geen
koorts. De aangetaste paarden vertonen
ataxie en hypermetrie aan de achterbe-
nen. De staarttonus is wisselend. De ern-
stigst aangetaste dieren staan wijdbeens,
trillen en zijn erg atactisch. De dieren
hebben wel een nomiale pupil-, ooglid-
en anusreflex. Eén paard heeft ook ver-
schijnselen van dysfagie en speeksel-
vloed. Hoewel de meeste dieren een
goede eetlust lijken te hebben is opval-
lend dat zij veel minder mest dan nor-
maal produceren. Normaal worden er
per dag twee kmiwagens mest per pad-
doek verwijderd, nu is dat ongeveer een
halve kmiwagen.

Volgens de verzorger zijn de paarden
niet behandeld met chemische middelen
(tegen parasieten o.i.d.) en krijgen ze al
weken achtereen hetzelfde rantsoen dat
bestaat uit een sportbrok, weidehooi en
twee- tot driemaal per week een slobber
van tarwemeel, lijnzaad en zemelen.

De waarschijnlijkheidsdiagnose is \'neu-
rologische vorm van EHVl (rhinopneu-
monie)\'. In de loop van de middag blij-
ken 35 manegepaarden meer of minder
ataxie te vertonen. Geen der pension-
paarden vertoont symptomen.
Vijfentwintig paarden met behoorlijke
ataxie worden behandeld met flunixine
(Bedozane®, Vetimex, Bladel) 1 mg/kg
i.v. en thiamine (Thiamine-HCL®,
Kombivet, Etten-Leur) 0.8 mg/kg i.m.
Alle paarden krijgen nu als rantsoen
hooi en slobber met extra lijnzaad. Van
vijf ernstig aangetaste dieren wordt
bloed afgenomen voor serologic.
Gezien de waarschijnlijkheidsdiagnose
\'neurologische vorm van EHVl\' wordt
de eigenaar van de manege geadviseerd
de paarden niet met andere paarden in
contact te laten komen.

VERLOOP

De volgende morgen (29 juli) bezoeken
de dierenarts en een medewerker van de
Faculteit samen het bedrijf De meeste

-ocr page 328-

van de 40 manegepaarden zijn nu meer
of minder atactisch en twee van de pen-
sionpaarden zijn misschien hcht atac-
tisch. Er wordt besloten de meest emstig
aangetaste dieren (zes stuks) in de bin-
nenmanege te plaatsen (één van deze
dieren wordt in een broek gezet) en de
overige dieren in de paddocks buiten te
laten staan. Bij drie paarden wordt lum-
baal een liquorpunctie gedaan. Bij twee
van de monstemames treedt, omdat de
dieren erg staan te wiebelen, bloedbij-
menging op. Het derde monster is vol-
komen helder en blijkt later een normale
hoeveelheid leucocyten en een normaal
eiwitgehalte te hebben. In de differen-
tiële diagnose staat \'neurologische vonn
van EHVr nog steeds bovenaan, maar
ook een eventuele intoxicatie wordt be-
sproken. Er is echter geen bron voor in-
toxicatie te bedenken, omdat de dieren
al lange tijd op dezelfde plaats staan en
al maandenlang hetzelfde voer krijgen.
De paarden in de binnenmanege worden
behandeld met dexamethason-natrium-
fosfaat (Dexadreson®, Intervet, Box-
meer) 0.04-0.05 mg/kg i.m.
De paarden in de paddocks krijgen een
NSAID en de helft van deze dieren krijgt
dexamethason-3,3-dimethylbutyraat
(Dexamedium®, Intervet, Boxmeer)
0.035 mg/kg i.m.

Alle maneges op het eiland worden ge-
waarschuwd dat er sprake kan zijn van
een besmettelijke aandoening en via de
krant wordt geadviseerd paarden niet te
vervoeren gedurende vier weken.

In de loop van de volgende drie dagen
worden de vijf paarden die los in de bin-
nenmanege lopen steeds slechter. Zij
kunnen niet meer staan en hebben tre-
moren van het hoofd. Deze paarden
worden geëuthanaseerd en, omdat het
weekend is, wordt geen der dieren voor
postmortaal onderzoek aangeboden.
Het paard dat in de binnenmanege in de
broek stond lijkt te stabiliseren en wordt
na enkele dagen weer in een paddock
buiten gezet. De manegepaarden in de
paddocks verbeteren duidelijk.
Op 5 augustus wordt van drie paarden
waarvan op 28 juli al bloed was afgeno-
men een tweede monster genomen voor
serologie. De twee andere paarden zijn
geëuthanaseerd. De manegepaarden in
de paddocks zijn duidelijk verbeterd.
Op 18 augustus blijkt uit de uitslag van
de Gezondheidsdienst voor Dieren te
Deventer dat geen seroconversie ten
aanzien van EHVl is opgetreden. Ook
de PCR voor EHV1/EHV4 was op en-
kele neusswab en liquormonsters nega-
tief Gezien het feit dat er slechts acht
dagen tussen de gepaarde bloedmon-
sters zat, wordt besloten de drie paarden
opnieuw te bemonsteren. Intussen lijken
de paarden goed hersteld en slechts een
drietal paarden is nog heel licht atac-
tisch. Op 25 augustus wordt besloten de
manege weer te openen. Begin septem-
ber komt de uitslag dat in het derde
bloedmonster tegenover het eerste mon-
ster ook geen sprake is van seroconver-
sie ten aanzien van EHV1.

VOORLOPIGE CONCLUSIE
Gezien de negatieve seroconversie ten
aanzien van EHVl en de normale liquor
cerebrospinalis (de typische geelver-
kleuring die optreedt bij EHVl ten ge-
volge van de vasculitis ontbreekt) lijkt de
diagnose \'neurologische vorm van
EHVl\' niet meer waarschijnlijk. Als al-
ternatief blijft \'een of andere vorm van
intoxicatie\' over, zoals mycotoxinen en
organochloorverbindingen. Er is echter
geen enkele aanwijzing om welke vorm
van intoxicatie het hier zou kunnen gaan.

NIEUWE \'UITBRAKEN\'
Op 29 augustus zijn plotseling weer ze-
ven manegepaarden in één paddock em-
stig atactisch. Deze worden behandeld
met thiamine en dexamethason-3,3-di-
methylbutyraat. Gezien het feit dat de
waarschijnlijkheidsdiagnose nu \'intoxi-
catie\' is wordt besloten van het hooi en
van het krachtvoer monsters te laten on-
derzoeken bij de afdeling Toxicologie
van de Gezondheidsdienst voor Dieren
te Deventer. De eigenaar van de manege
krijgt het advies op ander hooi over te
gaan. Gezien het feit dat de partij hooi al
maandenlang zonder problemen wordt
gevoerd en dat de paarden in de pad-
docks de eerste keer ook zijn opgeknapt
terwijl ze dit hooi te eten kregen, is de ei-
genaar niet genegen ander hooi te voe-
ren. Op 17 september blijkt dat er in de
onderzochte partij hooi en krachtvoer
geen esterase-remmende bestrijdings-
middelen of organisch-chemische ver-
ontreinigingen zijn gevonden. De zeven
aangetaste paarden knappen in ±14 da-
gen weer goed op.

Op 7 september heeft een pensionpaard
plotseling ataxieverschijnselen. Dit
nieuwe pensionpaard heeft hooi gekre-
gen van de wintervoorraad, die in de
binnenmanege was opgeslagen en dat
nog niet eerder was gevoerd. Navraag
levert op dat deze partij hooi via een tus-
senhandelaar van een graszaadteler
komt. Het gaat hier om een speciaal
sportveldengras dat geïnoculeerd is met
endolyten. Het hooi wordt bemonsterd
en onderzocht bij TNO Voeding in Zeist
op fusarium toxinen en bij de Veteri-
naire Farmacologie, Farmacie en Toxi-
cologie te Utrecht (VFFT) op lolitrem B
(mede omdat de klinische verschijnse-
len het meeste op dit toxine wijzen). De
concentraties van de fusarium toxinen
zijn dusdanig laag dat hiervan geen kli-
nische verschijnselen zijn te verwach-
ten. Bij VFFT wordt echter vastgesteld
dat de hoeveelheid lolitrem B sterk ver-
hoogd is (5-6 mg/kg). Bij concentraties
van meer dan 2 mg/kg (14) en bij 3.3 tot
5.3 mg/kg (8) is het acute beeld van raai-
graskramp (\'ryegrass stagger syn-
drome\') beschreven. Hierbij worden
emstige ataxie, spastische tremoren en
krampen gezien. Subacute intoxicaties
(lichte ataxie en tremoren) kunnen al
vanaf 1 mg/kg waargenomen worden
(3).

CONCLUSIE

Een zorgvuldige analyse van de proble-
men door dierenarts en bedrijfsleider
geeft aan dat de gang van zaken waar-
schijnlijk als volgt is geweest. Eén of
twee dagen voor de eerste uitbraak is de
partij hooi van de graszaadteler met een
vrachtwagen naar de manege gebracht,
gelost en in de binnenmanege opgesla-
gen als wintervoorraad. Het losse hooi,
dat na het lossen van de lading op de
grond lag, is aan de manegepaarden in
de paddocks gevoerd. De tweede uit-
braak heeft plaatsgevonden op een zon-
dag. Dat weekend was de bedrijfsleider
vrij en het is zeer goed mogelijk dat de
verzorgsters hooi uit de binnenbak heb-
ben gevoerd. Het feit dat het hooi in dc
binnenbak waarschijnlijk de oorzaak
van de intoxatie is, wordt ook bevestigd
door het feit dat de zes emstig aange-
taste paarden van de eerste uitbraak, die
in de binnenmanege waren geplaatst, al-
lemaal snel verslechterden, met uitzon-
dering van het paard dat in de broek
stond. Dit paard in de broek kon niet vrij
rondlopen en dus ook niet van het hooi
eten dat in een hoek van de binnenbak
lag opgeslagen.

DISCUSSIE

Uitbraken van de neurologische vonn
van EHVl vormen een jaarlijks op di-
verse bedrijven in Nederland optredend
probleem. De neurologische vorm van
rhinopneumonie wordt doorgaans ver-
oorzaakt door equine herpesvims type 1
(EHV 1) en wordt gekenmerkt door een
koortsperiode van één tot enkele dagen
die soms gepaard kan gaan met ano-
rexie, respiratoire verschijnselen en
dikke benen (11, 12). De koortsperiode

-ocr page 329-

valt samen met de viremische fase. Eén
tot zeven dagen na de koortsperiode
kunnen de neurologische symptomen
optreden, waarbij vaak een ondertempe-
ratuur wordt gemeten. De neurologische
verschijnselen kunnen variëren van een
wat slappe staart, lichte ataxie (slecht tot
ongecoördineerd lopen), parese van de
achterbenen (verminderde motorische
kracht) tot volledige paralyse (complete
verlamming) van de achterbenen. In uit-
zonderingsgevallen treedt paralyse van
alle vier benen op. Vaak blijkt de blaas
overvuld te zijn. Bij pathohistologisch
onderzoek worden een vasculitis met
bloedingen in het mggemerg aangetrof-
fen. Ten aanzien van de prognose van de
neurologische vorm van EHVl zijn wis-
selende ervaringen bekend. Atactische
paarden hebben een redelijke prognose.
Paretische dieren, die ondersteuning
van een broek nodig hebben, hebben een
zeer matige prognose. De prognose bij
paralyse is doorgaans infaust (13).

Neurologische symptomen, waaronder
ataxie en parese van de achterbenen,
kunnen bij paarden ook optreden ten ge-
volge van een blootstelling aan bepaalde
mycotoxinen. De volgende toxinen zijn
van klinische betekenis (2):

* Fitmonisine B /

Fumonisine Bj wordt geproduceerd
door de schimmel
Fusarium monili-
forme.
Dit toxine veroorzaakt ELEM
(equine leucoencephalomalacia). Een
ziektebeeld dat bij paarden gekenmerkt
is door ataxie, blindheid en depressie.
De intoxicatie kan fataal verlopen en
dieren die wel overleven vertonen persi-
sterende neurologische verschijnselen,
met name ataxie. Pathohistologisch
worden necrotiserende processen in
beide hemisferen van de hersenen waar-
genomen. Daamaast zijn de lever en de
nieren aangetast omdat het toxine de
sphingolipidesynthese van lichaamscel-
len beïnvloedt.
Fusarium moniliforme
infecteert voomamelijk maïsplanten en
intoxicaties zijn dan ook alleen te ver-
wachten indien paarden een aanzien-
lijke hoeveelheid maïs opnemen.
ELEM is in Nederland tot nu toe nog
niet geconstateerd. De intoxicatie treedt
echter regelmatig in de VS, Zuid-Afrika
en incidenteel in Frankrijk op.

* Slaframine

Slaframine wordt gevormd door
Rhizoctonia leguminicola, een schim-
mel die voomamelijk rode klaver en an-
dere leguminosen infecteert. Slaframine
behoort tot de groep van indolizidine al-
kaloïden en veroorzaakt bij paarden een
ziektebeeld dat gekenmerkt is door een
overstimulatie van het parasymphati-
sche zenuwstelsel. Opvallend is het
overmatige speekselen (slaframine-in-
toxicatie = \'slobbers disease\')

* Lolitrem B

Lolitrem B behoort tot de groep van loli-
tremen waarvan het lolitrem B het meest
toxische derivaat is. Deze toxinen wor-
den door de endofyt
Acremonium lolii
gevormd. Deze bijzondere schimmel
wordt in Nederland en elders regelmatig
op raaigras
(Lolium perenne) aangetrof-
fen (3,4). In de grasteelt is deze schim-
melinfectie gewenst, want zij beschermt
de jonge grasplant voor beschadiging
door insekten en wormpjes en bevordert
zodoende de ontwikkeling van een
stress-tolerant \'egaal\' gazon op sportvel-
den en in siertuinen (10). Gezien het feit
dat het om een endofyt gaat, ziet het gras
of het hooi er dus vaak mooi en zeker
niet schimmelig uit. Lolitrem B veroor-
zaakt bij paarden, schapen en mnderen
het ziektebeeld raaigraskramp en dieren
met het ziektebeeld worden ook wel \'ry-
egrass staggers\' genoemd (1, 5, 6, 8).
Raaigrasintoxicaties zijn gekenmerkt
door ataxie, hoofdschudden en incoördi-
natie (wijdbeens staan en wiebelen) en
emstig aangetaste dieren kunnen tetani-
sche krampen hebben (9). De intoxicatie
heeft geen fatale gevolgen en de prog-
nose is onverdeeld gunstig. Aangetaste
dieren herstellen spontaan indien ander
voer wordt verstrekt. De klinische in-
toxicatieverschijnselen worden binnen
enkele dagen waargenomen indien in
gedorst gras of in hooi een lolitrem-B-
concentratie van meer dan 1
ä 2 mg/kg
aanwezig is. De in de hier beschreven ca-
sus geconstateerde vermindering van de
fecesproductie zou kunnen passen bij de
in de literatuur beschreven remming van
de voormagen door lolitrem B bij scha-
pen (7).

Samenvattend kan gesteld worden dat in
de differentiële diagnose van paarden
met neurologische symptomen duide-
lijk rekening moet worden gehouden
met intoxicatie als gevolg van de op-
name van bepaalde mycotoxinen. Het
verdient dus aanbeveling in dergelijke
gevallen direct ander krachtvoer en hooi
te gaan voeren totdat de oorzaak van de
problemen met zekerheid is gediagnos-
tiseerd. Gezien de grote risico\'s is hooi
van gazon- en sportveldengrassen (al
dan niet gedorst) geen voer voor dieren.
Verder is van belang dat er een groot
verschil is tussen de prognose voor vol-
ledig herstel bij de neurologische vorm
van EHVl en die bij neurologische ver-
schijnselen ten gevolge van lolitrem B-
opname. De prognose van lolitrem-in-
toxicatie is, ook in ver voortgeschreden
gevallen, nog steeds goed. De prognose
voor volledig herstel van verder voort-
geschreden gevallen van EHV1 is daar-
entegen zeer gereserveerd tot slecht.

LITERATUUR

1. Essen GJ van. Blom M en Fink Gremmels-
Gehnnann J. Raaigraskramp bij paarden.
Tijdschr Diergeneeskd 1995; 120: 710-1.

2. Fink-Gremmels J. Neurotoxic mycotoxins.
Proc 6\'h EAVPT Conference Edinburgh
UK. Blackwell Sci Publ, Oxford, 1994, pp
109-10.

3. Fink-Gremmels J. and Blom M. Ryegrass
staggers linked to lolitrem B: a case report.
Proc EAVPT Conference Edinburgh
UK. Blackwell Sci Publ, Oxford, 1994, pp
129-30.

4. Fink-Gremmels J. Mycotoxins: their impact
on human and animal health. Vet Quart,
1999:21: 115-20.

5. Hahn CN, Mayhew IG, and Mackay RJ.
Diseases of vestibular and cerebellar strucm-
res. In: Equine Medicine and Surgery. Eds.
Colahan PT, Merritt AM. Moore JN, and
Mayhew IG. Mosby. St. Louis, 1999, pp
941-5.

6. Hunt LD, Blythe L, and Holtan DW.
Ryegrass staggers in ponies fed processed
ryegrass straw. J Am Vet Med Assoc 1983;
182:285-6.

7. McLcay LM, Smith BL, and Munday-Finch
SC. Tremorgenic mycotoxins paxilline, pe-
nitrem and lolitrem B. the non-tremorgenic
31-epilolitrem B and electromyographic ac-
tivity of the reticulum and rumen of sheep.
Res Vet Science 1999; 66: 119-27.

8. Munday BL. Monkhouse IM, and Gallagher
RT. Intoxication of horses by lolitrem B in
ryegrass seed cleanings. Austr vet J 1985;
62: 207.

9. Plumlee KH, and Galcy FD. Neurotoxic my-
cotoxins: A review of fiangal toxins that
cause neurological disease in large animals.
JVet im Med 1994:8:49-54.

10. Rowan DD. Lolitrems, peramine and paxil-
line: mycotoxins of the ryegrass/endophyte
interaction. Agriculmrc, ecosystems and en-
vironment 1993; 44: 103-22.

11. Sloet van Oldruitenborgh-Oosterbaan MM
en Binkhorst GJ. Neurologische afwijkingen
ten gevolge van Equine Herpesvirus type 1
en Neuritis Caudae Equinae bij het paard.
Tijdschr Diergeneeskd 1984; 109: 1027-35.

12. Sloet van Oldruitenborgh-Oosterbaan MM.
Maanen C van en Binkhorst GJ. Neuro-
logische vorm van rhinopneumonie bij het
paard. Tijdschr Diergeneeskd 1995; 120:
311-2.

13. Sloet van Oldruitenborgh-Oosterbaan MM.
and Maanen C van. Management and fol-
low-up of an outbreak of neurological dise-
ase associated with EHV 1 -infection in a ri-
ding school. Proc. British Equine Veterinary
Association Annual Congress, Warwick,
1996, pp 49-50.

14. Towers N. Pasture as a source of mycotox-
ins: The New Zealand experience and the
European implications. Proc. of the UK-
workshop \'Occurrence and significance of
mycotoxins\', Brussel, 1993, pp 16-26.

-ocr page 330-

WIJZIGING ADRES INSTUREN HD- EN ED-GPNAMEN

Met ingang van 1 november 1999 is het adres voor het inzenden van röntgen-
opnamen ten behoeve van het heup- en el leboogonderzoek gewijzigd in;

WKHS
Postbus 39
6880 AA VELP

Berichten en verslagen

Bij de WKHS geregistreerde dierenartsen die röntgenfoto\'s ter beoordeling door het WKHS-beoordelingspanel voor wil-
len leggen, worden verzocht deze in een vlakke envelop met voldoende frankering in te zenden naar bovenvermeld adres.
Het oude postbusnummer 247,3830 AE in Leusden komt hiermee te vervallen.

IKB is een kwaliteitszorgsysteem
waarbij een integrale aanpak centraal
staat. Iedere schakel in de keten, van
veehouder tot detailhandel, moet extra
garanties kunnen geven. Ook de toele-
veranciers van de deelnemers in de ke-
ten dienen de kwaliteit van hun dienst
of product te borgen. Zo moeten die-
renartsen GVP-waardig zijn en mag
alleen mengvoeder van GMP-erkende
fabrikanten worden betrokken. Alle
IKB-regelingen zijn vrijwillige rege-
lingen waarbij de eigen verantwoorde-
lijkheid van het bedrijfsleven voorop
staat. Deelname gebeurt dus op vrij-
willige, maar zeker niet op vrijblij-
vende basis. De IKB-erkende bedrij-
ven worden regelmatig gecontroleerd
door onafhankelijke controle-instan-
ties.

De regeling IKB Rund bestaat sinds

\' beleidsmedewerker Produkischappen Vee, Vlees en
Eieren.

1996. In december 1998 is de regeling
Integrale Keten Beheersing (IKB)
Rund ook opengesteld voor vleesver-
werkende bedrijven en detailhandel.
Nu is het ook voor bedrijven in het tra-
ject na de slachterij, zoals uitsnijde-
rijen, grossiers en slagers, mogelijk
om een 1KB Rund-erkenning aan te
vragen. Erkende verkooppunten bie-
den vervolgens IKB-rundvlees aan
met het PVE/IKB Vleeskeurmerk.
Op dit moment doen circa 20.000 vee-
houders mee aan 1KB Rund.

IKB RUND

De belangrijkste voorschriften in 1KB
Rund hebben betrekking op dierge-
zondheid, voer en administratie.
Uiteraard is het gebruik van groeibe-
vorderaars strikt verboden. Hierop
wordt op het veehouderijbedrijf ge-
controleerd door het Controle Bureau
Dierlijke Sector (CBD/KCR, de vroe-
gere Kwaliteits Controle Runderen)
die hiervoor urinemonsters neemt. De
(wettelijke) wachttermijnen van dier-
geneesmiddelen dienen in acht te
worden genomen. Alleen geregis-
treerde diergeneesmiddelen mogen
worden gebruikt. Binnen 1KB Rund
is, in tegenstelling tot de IKB-regelin-
gen voor varkens en vleeskalveren,
geen sprake van een positieve lijst.
Verder dient het diergeneesmiddelen-
verbruik en een medicijnaankoopre-
gistratie te worden bijgehouden. De
gespecificeerde nota\'s van de aange-
kochte diergeneesmiddelen dienen in
de IKB-administratie te worden be-
waard.

ZELFCGNTROLE EN IKB RUND

Consumenten over de hele wereld worden steeds kritischer. Ze willen alleen
veilige producten van goede kwaliteit eten. Daarom stellen inkopers extra ei-
sen aan producten en productiemethode. Dat geldt ook voor vlees en de vlees-
productie. Integrale Keten Beheersing is een systeem waarbij aan die eis van
consument en afnemer tegemoet wordt gekomen.

Daarnaast is er nog een belangrijke reden voor rundvee- en kalverhouders
om mee te doen aan IKB. Op 1 januari 2000 treedt de
Verordening zelfcontrole
runderen op het verbod gebruik van bepaalde stoffen
in werking. Deze verorde-
ning bepaalt dat iedere rundvee- en kalverhouder deel dient te nemen aan een
zelfcontrolesysteem waarbinnen op groeibevorderaars wordt gecontroleerd.
De IKB-regelingen voor runderen en vleeskalveren zijn vooralsnog de enige
zelfcontrolesystemen, die aan de eisen van de verordening voldoen.
Veehouders die deelnemen aan IKB hebben daarmee automatisch aan hun
wettelijke zelfcontroleverplichting voldaan.

Door mevrouw drs. S. Smaal\'

Uit de administratie moet blijken dat de
dierenarts GVP- en de diervoederleve-
rancier GMP-waardig is. De GVP-ver-
klaring en de gespecificeerde nota\'s die
bij de aankoop van mengvoer worden
verkregen, zijn hiervoor over het alge-
meen voldoende. Op de 1KB Rund re-
geling is de algemene GVP-code van
toepassing. Certificering volgens een
ander kwaliteitssysteem (erkende
rundveedierenarts. Kwaliteitsrichtlijn
voor Dierenartsenpraktijken) is geen
IKB-eis.

IKB RUND EN KKM
De IKB-eisen komen grotendeels
overeen met de eisen die in Keten
Kwaliteit Melk (KKM) aan deelne-
mers worden gesteld. Daarom werken
PVE en Stichting KKM samen. Dit
houdt in dat een melkveehouder die
aan de KKM-voorwaarden voldoet,
ook in aanmerking komt voor een
IKB-erkenning. Tegelijkertijd met de
KKM-erkenning kan hij zich dan ook
aanmelden voor deelname aan 1KB
Rund. Het voordeel voor gelijktijdige
deelname aan 1KB Rund en KKM is
dat de melkveehouder door de beoor-
delaars van KKM zowel beoordeeld

-ocr page 331-

wordt voor KKM als voor IKB Rund.
Dit bespaart tijd en moeite. Doordat de
(administratieve) voorwaarden het-
zelfde zijn, kan de KKM-administratie
ook als IKB-administratie dienen. In
feite hoeft de melkveehouder voor
IKB niets extra\'s te doen als hij een-
maal aan KKM meedoet.
De onaangekondigde controle op het
gebruik van verboden groeibevorde-
raars door Controlebureau Dierlijke
Sector (CBD/KCR) blijft ook in de
toekomst bestaan.

IKB-deelnemers die niet tevens aan
KKM deelnemen worden op de IKB-
voorwaarden gecontroleerd door het
CBD/KCR.

VERORDENING ZELFCONTROLE
RUNDEREN

Deelname aan IKB Rund is dus van
belang vanuit het oogpunt van markt-
gericht produceren en het kunnen in-
spelen op de wens van de hedendaagse
kritische afnemer en consument. Een
andere reden waarom het voor rund-
veehouders van belang is deel te ne-
men, wordt gevormd door de ver-
plichting tot deelname aan een
zelfcontrolesysteem. Deze verplich-
ting komt voort uit Europese regelge-
ving, die voor Nederland is neergelegd
in de
PW-Verordening zelfcontrole
runderen op het verbod gebruik van
bepaalde stoffen.

Deze verordening stelt dat per 1 januari
2000 eenieder die mnderen houdt ge-
certificeerd dient te zijn volgens een
zelfcontrolesysteem waarbinnen op
verboden groeibevorderaars wordt ge-
controleerd. Runderen mogen alleen
nog worden geslacht of in de handel ge-
bracht als zij afkomstig zijn van gecerti-
ficeerde mndveebedrijven. Daarbij mo-
gen er in het jaar voorafgaand aan de
slacht- of verhandelingsdatum geen
verboden stoffen zijn geconstateerd.
Als een mndveebedrijf niet aan deze
voorwaarden voldoet, mogen mnderen
alléén worden afgeleverd indien ieder
rund twee weken voor de afleverings-
datum individueel bemonsterd is. Deze
individuele bemonstering moet met la-
boratoriumuitslagen worden aange-
toond. Aan deze monstemames zijn ui-
teraard kosten verbonden, kosten die
niet hoeven te worden gemaakt wan-
neer wordt deelgenomen aan een zelf-
controlesysteem zoals bijvoorbeeld
1KB Rund.

De IKB-regelingen voor runderen en
vleeskalveren zijn vooralsnog de enige
zelfcontrolesystemen die controleren
op verboden stoffen in de zin van de
verordening. Rundveehouders die
deelnemen aan IKB Rund, hebben
daarmee automatisch aan hun wette-
lijke zelfcontroleverplichting voldaan.
Deelname aan IKB Rund is dus van
groot belang om ook na 1 januari 2000
probleemloos dieren af te kunnen leve-
ren.

In de kalversector nemen vrijwel alle
vleeskalverhouders al deel aan IKB,
ofwel rechtstreeks, ofwel zijn zij aan-
gesloten via hun integratie.

VOORLICHTING

De PVE vinden het belangrijk dat vee-
houders en betrokkenen uit de sector
goed worden geïnformeerd over boven-
staande ontwikkelingen. In september
is daarom aan iedere mndveehouder die
op dat moment nog niet IKB-erkend
was, een folder gestuurd met informatie
over de verordening en IKB. Dit heeft
geleid tot een groot aantal aanmeldin-
gen van veehouders voor de 1KB Rund-
regeling. Een aanzienlijk aantal heeft
zich echter nog niet aangemeld, terwijl
de datum van 1 januari 2000 snel na-
dert. Om op 1 januari 2000 de erken-
ning rond te hebben, dienen de onderte-
kende IKB-overeenkomsten uiterlijk
op 1 december 1999 in het bezit te zijn
van het CBD/KCR. Soms ligt on-
bekendheid met de regeling ten grond-
slag aan het niet aanmelden. Ondanks
de uitgebreide infomiatie die in de fol-
der gegeven wordt, blijken er in de
praktijk nog vragen te bestaan, vragen
waar u als practicus ongetwijfeld ook
mee wordt geconfronteerd. Een aantal
van die vragen zullen inmiddels door
dit artikel beantwoord zijn. Mocht u be-
hoefte hebben aan meer informatie, dan
kunt u contact opnemen met de PVE,
afdeling Communicatie, telefoon-
nummer 070 - 340 9212. De folder
\'Zelfcontrole en IKB Rund\' kunt u daar
eveneens opvragen. Rundveehouders
met vragen over 1KB Rund kunt u door-
verwijzen naar het speciale informatie-
nummer van het CBD/KCR te Utrecht:
030-280 7043.

PRRS: RONDE TAFELOVERLEG

Het ID-Lelystad speelt nationaal en internationaal een vooraanstaande rol op
het gebied van Porcine Reproductive and Respiratory Syndrome (PRRS)-on-
derzoek, -diagnostiek en -vaccinontwikkeling. Om goed inzicht te krijgen in wat
er in het veld en in het onderzoek ten aanzien van PRRS-virus (PRRSV) speelt,
organiseerde het ID-Lelystad op 7 juni 1999 een ronde tafel-overleg met als on-
derwerpen: monstemame, diagnostiek en vaccinatie. Op de presentielijst zagen
we een groot aantal dierenartsen vanuit zeer verschillende organisaties. Te we-
ten dierenartsen uit de varkenspraktijk, twee dierenartsen werkzaam bij een
varkensfokkerijorganisatie, dierenartsen van de Gezondheidsdienst voor
Dieren (GD), dierenartsen uit de farmaceutische industrie, een dierenarts van
de Faculteit der Diergeneeskunde (FdD), één uit de veevoederindustrie en we-
tenschappelijk medewerkers van het ID-Lelystad, waaronder een veterinair
patholoog. Boehringer Ingelheim bv (BI) heeft deze bijeenkomst gefaciliteerd.

Aanwezig waren (s.s.t.t.):

F.L.P.C. Donders, F.J.M. van
Dongen, A.A.P. van Montfort,
R.J.M.L. Raymakers, C. Veldman,
R.T.J.A. de Winne, praktiserend
dierenarts; L. Oving, Cavo Latuco;
J.P.H. Oskam, Dumeco; G.J. van
Groenland, C.V.Z. Int./Dalland;
F.T. Bouwkamp, M.J. Geudeke,
M.F. de Jong, GD; H.A. Nodelijk,
FdD; W.P.L.M. Kissels, R.
Schippers, BI; J.M.A. Pol, R.S.
Schrijver, P.J.G.M. Steverink, ID-
Lelystad; J.H.J.L. Hülsen, Vetvice.

Door Jan Hülsen

Voorzitter Remco Schrijver opent de
bijeenkomst met een uitleg over het
programma. De doelstelling is we-
derom het uitwisselen van informatie
en de signalering van knelpunten met
betrekking tot de omgang met PRRS.

Schrijver zal tijdens de discussie die
ontstaat naar aanleiding van de voor-
drachten, een aantal vraagstukken no-

-ocr page 332-

teren. Aan het eind van de bijeenkomst
zal hij deze met de groep bespreken.
De voorzitter hoopt zo een of enkele
vraagstukken te definiëren, waar prac-
tici veel mee te maken hebben.
Vervolgens zullen onderzoekers van
het ID-Lelystad intern overwegen of
zij met deze vragen aan de slag kun-
nen.

ACTUELE ZAKEN
Martin de Jong (GD) zet alle oren op
scherp met de titel van zijn voordracht.-
de actuele stand van zaken met betrek-
king tot PRRS.
Voor hij begint, wijst
De Jong de aanwezigen terloops even
op de internetsite van de Gezond-
heidsdienst, die ook een pagina bevat
met informatie over PRRS.
\'In het verleden luidde de vraagstel-
ling vanuit de praktijk vaak als wij ma-
teriaal inzenden voor PRRS-diagnos-
tiek, wat kunnen we dan met het
antwoord?\', start De Jong. Veel prac-
tici hadden moeite met een optimale
monstemame en de daaropvolgende
interpretatie van serologische bevin-
den. Door alle informatiestromen lij-
ken de practici inmiddels een ant-
woord gevonden te hebben op deze
vraag.

Op dit moment worstelen varkensdie-
renartsen met de interpretatie van sero-
logische uitslagen, van onderzoeken
waarbij de titers gediscrimineerd zijn,
vervolgt De Jong. \'Dit soort onderzoek
kan inderdaad uitslagen geven, waarvan
we niet goed weten hoe we ze moeten
uitleggen,\' zegt hij. Bijvoorbeeld op
vaccinerende bedrijven, waar op het-
zelfde moment hoge titers worden ge-
vonden tegen zowel het Lelystadvirus
als tegen de Amerikaanse stam. (De
Amerikaanse stam is ook gebruikt voor
het maken van het vaccin, J.//.).
\'Betekent dit dat er sprake is van gene-
tische drift, waardoor de antigene sa-
menstelling van het veldvims is veran-
derd?\' vraagt De Jong zich af \'Of
weten we nog gewoon te weinig over
het serologisch patroon van geënte
dieren, na natuurlijke infectie met
veldvims?\'

Steverink merkt op dat het ID-
Lelystad nauwelijks genetische en an-
tigene veranderingen in de circule-
rende veldvimsstammen waarneemt.
\'We vinden nog dezelfde vimssen/het-
zelfde vims als vijf jaar geleden. Er
zijn tot op heden zo\'n 12 verschillende
antigene typen gevonden.\'
Het aantal aanvragen op het GD-labo-
ratorium voor onderzoek naar PRRS-
vims of antistoffen blijkt stabiel geble-
ven te zijn. \'Wel zien we dat een groter
deel van het onderzoek wordt inge-
steld door bedrijven die overwegen om
te gaan stoppen met enten\', sluit De
Jong zijn voordracht af
\'Wat is de mening van de GD over het
creëren van PRRS-vimsvrije bedrij-
ven, in analogie met wat er in de
Verenigde Staten wordt geadviseerd?\'
vraagt een tafelgenoot. \'Wij, de GD,
hebben hier nog geen mening over\',
antwoordt De Jong. \'Wel weten we dat
het vims kan uitsterven op bedrijven
en dat dat bedrijf vervolgens gedu-
rende jaren vimsvrij kan blijven.\'
\'Kan Abortus Blauw het PMWS-vims
versterken?\' klinkt het vervolgens. Het
circovims type 11, de veroorzakers of
een van de veroorzakers van de weg-
kwijnziekte PMWS bij biggen, blijkt
op zichzelf niet sterk pathogeen.
Hoogstwaarschijnlijk ontstaat het syn-
droom door circovims in combinatie
met andere vimssen of pathogene fac-
toren, waarbij het PRRS-virus ook een
rol kan spelen, antwoordt de Jong.
PMWS staat voor Postweaning Multi-
systemic Wasting Syndrome
Een ander ziektesyndroom waar het
PRRS-virus een rol bij zou kunnen
spelen is PIGD. PIGD betekent
Porcine Infectieuze Glomerulonefritis
en Dennatitis. Volgens de literatuur
wordt dit beeld veroorzaakt door ont-
stekingen van arteriën. Waar pluim-
veedeskundigen kiezen voor beel-
dende omschrijvingen van ziekten,
zoals helicopterkuikens en buikwater-
zucht, daar hebben varkensspecialis-
ten kennelijk een voorkeur voor af-
kortingen.

De patholoog aan tafel geeft uitleg
over de etiologie van deze aandoening.
Hij vertelt dat hij tot op heden histolo-
gisch nooit arteriitis heeft gevonden.
De veroorzaker, c.q. veroorzakers, van
PIGD is, c.q. zijn, niet bekend. Men
denkt aan streptokokken en PRRS-vi-
rus in combinatie met een ander agens.
De practici laten merken allen het
beeld van PIGD te kennen. \'Meestal is
het één geit per bedrijf, met rode vlek-
ken op de dunne huiddelen.\' \'Het dier
heeft koliek-achtige pijn.\' \'Zo\'n pa-
tiënt knapt vanzelf weer op.\' Martin de
Jong weet evenwel van twee vleesvee-
bedrijven met 15 tot 20 procent morta-
liteit, tengevolge van dit ziektesyn-
droom.

VACCINATIE

Wat mogen we van een PRRS-vaccin
verwachten en wat niet? Jan Pol, pa-
tholoog bij het ID-Lelystad bespreekt
op heldere wijze het onderwerp vacci-
neren tegen PRRS.

\'Voor het begrip van de mogelijkhe-
den en beperkingen van een PRRS-
vaccin, moeten we allereerst de patho-
genese van de ziekte kennen.\' Pol
begint bij de basis. PRRSV komt het
lichaam meestal binnen via de lucht-
wegen. Hier infecteert het de macrofa-
gen, die het vims zouden moeten op-
mimen. De macrofagen transporteren
het PRRSV naar de lymfeknopen.
Vervolgens ontstaat een viremie,
waardoor het vims zich over het hele
lichaam verspreidt.

Het feit dat PRRSV macrofagen infec-
teert en zich langdurig kan handhaven
in deze cellen, is van groot belang bij
enerzijds de pathogenese en anderzijds
de immuunreactie van het lichaam.
Macrofagen zouden zoals gezegd de
virusdeeltjes moeten vernietigen, om
vervolgens op hun oppervlak de anti-
gene delen van het vims aan te bieden
aan antilichaamvormende B-lymfocy-
ten. Door dit proces te blokkeren weet
PRRSV zich lange tijd in het varkens-
lichaam te verschuilen.
Antilichamen dragen weinig bij aan de
afweer en ook de cellulaire immuniteit
van de gastheer is pas Iaat effectief,
weet Pol. Vertaald naar een vaccin im-
pliceert dit dat de te verwachten werk-
zaamheid van een conventioneel vac-
cin niet \'verrassend hoog\' zal zijn.
Immers, de gangbare vaccins stimule-
ren de immuunrespons van een natuur-
lijke infectie, zonder dat er klinische
symptomen optreden. Zij overtreffen
hierbij nooit een natuurlijke infectie.
Pol bespreekt vervolgens de verschil-
lende typen entstoffen, met inbegrip
van subunit- en DNA-vaccins. Voor
PRRS concentreren vaccinontwikke-
laars zich vooralsnog op een modified
live vaccin, een levende entstof Dit
type vaccin bootst het beste de ziekte-
verwekker na en geeft in het geval van
PRRS de beste immuunrespons. Een
moeilijke stap bij het ontwikkelen van
een modified live vaccin is om de
juiste attenueringsgrens te vinden, met
betrekking tot veiligheid aan de ene
kant en werkzaamheid aan de andere.
Van een PRRS-vaccin mogen we be-
paalde eigenschappen verwachten,
meent Pol, maar andere niet. Enting
moet bijvoorbeeld voorkomen dat zeu-
gen aborteren na infectie met het veld-
vims. En het dient bij mestvarkens te
zorgen voor vermindering van PRRS-
gerelateerde problemen, zoals vermin-
derde groei en longziekte. \'Maar we
moeten niet verwachten dat een

-ocr page 333-

PRRS-vaccin infectie voorkomt en le-
venslange bescherming biedt\', stelt
Pol, \'want dat doet natuurlijke immu-
niteit immers ook niet. Bovendien zal
een PRRS-vaccin nooit bedrijfspro-
blemen oplossen die geen verband
hebben met PRRS.\'
Gezien de kenmerken van PRRS-im-
muniteit dient vaccinatie altijd onder-
steund te worden met maatregelen in
de bedrijfsvoering, voltooit Pol zijn in-
leiding. Hij somt er een aantal op.
Verbetering van de hygiëne, all in-all
out, tussentijdse leegstand, optimalise-
ring klimaat en een adequate aanpak
van andere pathogenen.

CONTROLE, DIAGNOSTIEKEN
MONSTERNAME
PRRS-Projectleider en dierenarts Paul
Steverink leidt de Ronde Tafel in over
actuele zaken betreffende controle,
diagnostiek en monstername. Voor-
afgaande doet hij een aantal algemene
mededelingen betreffende monster-
name.

\'We hebben het afgelopen halfjaar een
duidelijke verbetering waargenomen in
de kwaliteit van de monsters die we op
het ID-Lelystad aangevoerd hebben
gekregen\', begint Steverink. De prakti-
serende dierenartsen hebben kennelijk
de informatie die over dit onderwerp
naar hen toe is gekomen goed gelezen.
Bovendien is in deze periode de mon-
sterstroom naar het ID-Lelystad ver-
dubbeld. \'Gekoelde of ingevroren
monsters, of levend materiaal\', vat
Steverink het monsterinzendprotocol
samen.

Met betrekking tot de monstername
bij een verworpen of te vroeg gebo-
ren toom biggen heeft Steverink nog
enkele opmerkingen. Zijn laborato-
rium heeft moeten vaststellen dat het
moeilijk is om virus te isoleren uit se-
rum van oude zeugen. Daarom trekt
hij het advies in om standaard samen
met frisse of nog levende biggen ook
een serummonster van de zeug in te
zenden voor virusisolatie. Als alter-
natief geeft hij aan om bij de zeug ge-
paarde sera te laten onderzoeken op
afweerstoffen. De monsters dienen
daarbij genomen te worden zo snel
mogelijk na (ver-)werpen en twee
weken nadien.

De theoretische achtergrond van dit
advies is de volgende. Zeugen verwer-
pen 20 tot 30 dagen na een typische
PRRS-infectie. De serologische res-
pons bereikt vier zes tot acht weken na
infectie zijn hoogtepunt. Daardoor kan
een stijgende titer worden vastgesteld
door bloed te nemen op moment van
verwerpen en twee tot drie weken la-
ter.

ü

li I ft

\'PRRSV-controle bestaat uit het stel-
len van een diagnose, het in beeld
brengen van viruscirculatie en het op-
stellen van een plan voor immuniteits-
management\', komt Steverink terug
bij de lijn in zijn voordracht. \'Voor
diagnostiek en het in beeld brengen
van viruscirculatie is altijd laboratori-
umonderzoek nodig.\'
Immuniteitsmanagement bestaat uit
protocollaire werkwijzen van het be-
drijf, voor het opbouwen van immuni-
teit. Dit dient plaats te vinden op een
zo gunstig mogelijk moment, voor zo-
wel het immunologisch naïeve dier als
voor de rest van de aanwezige varkens.
Een quarantaineplan maakt hier der-
halve deel van uit.

Steverink vervolgt met een technisch
verhaal over de verschillende testen en
hun eigenschappen. Geen enkele test is
volmaakt, houdt hij de aanwezigen
voor. Bij de bepaling van een steek-
proefgrootte dient derhalve rekening
gehouden te worden met de sensitivi-
teit en specificiteit van de uitgekozen
test, de prevalentie van de ziekte en de
populatiegrootte.

Hoe meer varkens besmet zijn met
PRRSV, hoe betrouwbaarder de test de
diagnose \'besmet met PRRSV\' kan
stellen. Bij een lagere besmettings-
graad hebben immers de vals-nega-
tieve uitslagen relatief een grotere in-
vloed op de diagnose \'besmet\'. Hoe
minder varkens besmet zijn, hoe meer
monsters we moeten nemen voor een
betrouwbare diagnose.
\'Maar\', stelt Steverink, \'in de praktijk
weet u meestal niet wat de prevalentie
van PRRSV op een bedrijf is en binnen
de verschillende afdelingen.\' Terwijl
we deze informatie wel zouden moe-
ten hebben om het aantal monsters te
kiezen. Steverink toont een tabel met
steekproefgroottes bij bepaalde preva-
lenties:

50 % prevalentie: 6 monsters
30% prevalentie: 10 monsters
20% prevalentie: 15 monsters
10% prevalentie: 30 monsters
De practici merken op dat ze veelal on-
derzoek instellen naar aanleiding van
klinische problemen. Dat betekent dat
relatief kleine steekproefgroottes, aan-
tallen monsters bijvoorbeeld vijf, vol-
doende zekerheid kunnen geven.
Immers, je verwacht een hoge preva-
lentie van besmette varkens als
PRRSV de problemen heeft veroor-
zaakt. Er onstaat een discussie over

monstermoment, steekproefgrootte en
vraagstelling.

\'Je vraagstelling is het belangrijkst\',
meent een panellid, \'die bepaalt de
monstername.\' Afhankelijk van watje
wilt weten, kies je de juiste diergroep
om te bemonsteren en het juiste mo-
ment. Bovendien bepaalt je vraag ook
het aantal monsters dat je zult moeten
nemen. Op de vraag \'is PRRSV aan-
wezig op mijn vleesvarkensbedrijf
kan bijvoorbeeld een vijftal bloed-
monsters van slachtrijpe varkens een
goed antwoord geven.
Om te weten of PRRSV actiefis op een
vermeerderingsbedrijf geven de prac-
tici aan meestal een relatief kleine (±
vijf monsters) steekproef te nemen, bij
gespeende biggen aan het eind van hun
periode in de batterij.
De kosten van laboratoriumonderzoek
zijn een voortdurende beperking in de
praktijk. \'Het loont bij het maken van
een afweging, om de varkenshouder
duidelijk te maken dat juist een nega-
tieve uitslag de meeste informatie
geeft.\' Dan kun je immers PRRSV uit-
sluiten. Een eenmalig bepaalde posi-
tieve uitslag geeft nog geen eenduidig-
heid. Die beantwoordt immers niet de
schuldvraag \'heeft PRRSV de klach-
ten veroorzaakt?\' Gepaarde sera ne-
men is hierbij het motto, sluit
Steverink af

SEROLOGIE

Tijdens een korte voordracht be-
spreekt dierenarts Rein Schippers van
Boehringer Ingelheim bv met de aan-
wezigen enige opvallende serologi-
sche bevindingen. Het betreft een
tweetal waarnemingen.
Als eerste heeft Schippers een uitslag-
formulier met het verloop van afweer-
stoffentiters op een bedrijf, voor en na
vaccinatie. Op dit bedrijf was actieve
viruscirculatie aangetoond, waama be-
gonnen is met vaccinatie van onder-
meer de zeugen.

Het uitslagformulier vermeldt CIPMA-
titers van afweerstoffen tegen het
Europese PRRS-veldvims, het Lely-
stadvirus, en met titers tegen de
Amerikaanse stam. Enkele varkens heb-
ben titers tegen zowel het Lelystadvirus,
als tegen het Amerikaanse PRRS-virus.
\'Dit zien we vaker,\' reageert Steverink
van het ID-Lelystad. \'Met name die ge-
vallen waarbij er vier of meer verdun-
ningsstappen verschil zit tussen de beide
titers, beschouwen we als kruisreactivi-
teit van de test.\' Gelijke of nagenoeg ge-
lijke titers blijkt het ID-Lelystad zelden
te vinden bij ongevaccineerde dieren.

-ocr page 334-

Bij vaccinatie in een omgeving met
veldvimscirculatie ziet men bij geënte
dieren titers tegen zowel veldvims als
tegen vaccinvims, bij serologisch on-
derzoek met de DIPMA (Differen-
tiërende IPMA). De DIPMA blijkt
overigens geen hoge sensitiviteit en
specificiteit te hebben op individueel
diemiveau. Dierenartsen laten zulk
differentiërend serologisch onderzoek
verrichten, om een antwoord te krijgen
op de vraag of vaccinatie stabilisering
van een bedrijf oplevert. Stabilisering
wil zeggen dat alle diergroepen dusda-
nige immuniteit hebben dat er geen
klinische klachten meer optreden door
PRRSV-infecties en het vims geen
nieuwe dieren meer infecteert.
Dan komt Schippers met een bij-
zondere bevinding op een bedrijf
Achtereenvolgende serologische on-
derzoeken tonen dat op dit bedrijf in de
loop van de tijd de antilichaamtiters te-
gen het veldvirus dalen tot minder dan
10. De infectie is kennelijk tot rust ge-
komen. Echter, oudere zeugen die her-
haaldelijk geënt zijn blijken op een ge-
geven moment na vaccinatie geen
serologische reactie meer te vertonen.
\'Waarom is dit?\', vraagt Schippers
zich af \'Hoe komt dat?\'
Van twee kanten komen reacties. Ook
een practicus weet van een bedrijf dat
hij serologisch vervolgt, dus op gezette
tijden bloed laat onderzoeken, dat de af-
weerstoffentiters in de tijd verdwijnen.
Een andere practicus vertelt dat hij een
soortgelijke waameming heeft gedaan
bij zeugen en tegelijkertijd op hetzelfde
bedrijf serologisch actieve vimscircula-
tie aantoonde. Vanuit de onderzoeks-
kant klinkt het dat erop dit moment veel
discussie en onderzoeksinitiatieven
gaande zijn omtrent de fysiologische
afweennechanismen. Afweer wordt
niet alleen bewerkstelligd met afweer-
stoffen, is daarbij de grondgedachte.
Andere mechanismen spelen ook een
grote rol. In het geval van PRRS vervult
de cellulaire immuniteit een belangrijke
taak, evenals bepaalde cytokinen zoals
interleucine 10.

f

Er ontstaat discussie over deze bevin-
dingen. Dat zijn toch schokkende be-
vindingen? En wat moeten we daannee,
in de praktijk? \'Dit is de reden dat we
bij elkaar zitten\', concludeert de voor-
zitter tevreden. \'Om te signaleren.\'

DIAGNOSTIEK BLIJFT MOEILIJK
Evenals tijdens de vorige PRRS-
Ronde Tafelbijeenkomst, sluit de
voorzitter de bijeenkomst af met een
discussie over mogelijke onderzoeks-
onderwerpen voor het ID-Lelystad.
Aan de hand van een aantal vraagstuk-
ken die gedurende de bijeenkomst ge-
constateerd zijn, probeert hij één of
twee vragen te formuleren.
In de praktijk blijkt diagnostiek nog al-
tijd een moeilijk punt. Hoeveel mon-
sters, welke onderzoeken, welke dier-
groepen? De vraagstelling bepaalt de
monstemame, klinkt het nogmaals. In
feite toets je telkens een bepaalde hy-
pothese.

Het moment van bemonsteren speelt
een belangrijk rol, merkt een dierenarts
op, met name om een causaal verband
te kunnen vaststellen. In de praktijk
wordt vaak pas bloed genomen, nadat
er klinische verschijnselen zijn ge-
weest. Bij zeugen zie je de gevolgen,
zoals slappe biggen, pas 30 dagen na de
infectie. Als je onderzoek instelt op het
moment dat er kliniek aanwezig is, zou
je het liefst IgM willen laten bepalen.
Dit type afweerstoffen biedt de moge-
lijkheid om een causaal verband aan te
tonen. Zij zijn kort na infectie aanwezig
en verdwijnen na enige tijd weer uit het
bloed.

\'Maar wat doe je in geval het probleem
van de varkenshouder luidt: het draait
niet zoals ik wil?\', prikkelt een practi-
cus de groep. \'Zorg in zo\'n geval eerst
voor een goede lijst van mogelijke oor-
zaken van de klacht\', reageert een pa-
nellid. \'Heel vaak hoort PRRS niet
eens in zo\'n rijtje thuis. Bijvoorbeeld
bij vmchtbaarheidsproblemen tijdens
het eerste deel van de dracht. Als PR-
RSV tot de mogelijke oorzaken be-
hoort, kan onder geleide van de aan-
wijzingen van de vaccinproducent
worden vastgesteld of er een actieve
besmetting op het bedrijf aanwezig is.\'
Maar nogmaals, klinkt het, hiermee
bepaal je niet het causaal verband.
Om een causaal verband aan te tonen,
dient onderzoek ingesteld te worden
bij dieren die de klinische problemen
vertonen. Seroconversie ofwel vims-
isolatie tonen in die periode een posi-
tief verband aan. \'En dan het manage-
ment aanpassen?\' klinkt het uit een
hoek. \'Dat had je allang gedaan moe-
ten hebben\'.

\'Aan welke infonnatie hebben we op
dit moment behoefte?\' vraagt voorzit-
ter Schrijvers, nadat de discussie
rondom monstemame afgesloten lijkt.
\'Ik wil weten wat de prevalentie is van
PRRSV op de verschillende typen be-
drijven\', stelt iemand. \'Want hoe groot
is het probleem nu eigenlijk?\'
Na rondvraag wordt uit de aanwezigen
een overleggroep samengesteld, die een
nieuwe prevalentiestudie gaat voorbe-
reiden. En gaat ongetwijfeld weer ge-
spreksstof leveren voor een volgende
PRRS Ronde Tafelbijeenkomst.

ALTERNATIEVE ANALYSE

wen voor A. van Leeuwenhoek gebo-
ren moeten worden.

\'BURN BURN BURN\', schreeuwt de
massa met gebalde vuisten rond een
stapel hout waarop Hendrixe v/d
Kreeftenbourg in de rookwolken staat
te knetteren. Het tribunaal heeft ge-
sproken en in al haar wijsheid

Hendrixe als heks aangewezen.
Verdacht was zij al jaren met haar on-
welriekende groentesoepjes waarmee
zij het dorp trachtte te vergiftigen.
Maar het ergste was wel haar gevaar-
lijke verzinsels over kleine gevaarlijke
dierkes, zo klein dat de mens hen niet
kon zien. Klein maar heel gevaarlijk en
haar smerige drankjes zouden helpen
die kleine monstertjes te bestrijden.
Leugens!

En zo spetterde Hendrixe ten hemel,
terecht, had ze maar niet een paar eeu-

Wie ons Tijdschrift van 1 juli en 15
september gelezen heeft kan zich zo
weer eeuwen temg in de tijd wanen.
Wederom loopt het volk te hoop...
\'een rechter \' heeft gesproken, er mag
weer gescholden worden op alles wat
niet \'regulier\' is. Kwakzalver!
Leugenaar!

Schei nou toch uit zeg...Wat een
zwaktebod om zoiets uit de kast te ha-
len om je standpunt kracht bij te zetten.
Bum bum bum... welk een vooruit-
gang!

-ocr page 335-

De laatste tijd kom ik regelmatig het
woord \'discussie\' tegen,waar het gaat
over altematieve geneeswijzen en ho-
meopathie in het bijzonder. Maar op de
keeper beschouwd is er geen sprake
van \'discussie\', maar van een verza-
meling platvloerse denigrerende op-
merkingen richting homeopathie en de
collegae die er zich mee bezighouden.
Alvorens verder op de materie in te
gaan en ter positiebepaling het vol-
gende: ik ben een \'regulier werkende\'
dierenarts. Wanneer ik (of Utrecht)
geen antwoord meer heb op een be-
paald ziektekundig probleem, probeer
ik of er nog altematieve mogelijkhe-
den zijn om patiënten te helpen. Meer
dan eens werden op deze manier mijn
patiënten uitstekend geholpen door
homeopathisch werkende collegae. Ik
blijf deze werkwijze dan ook trouw
omdat ik er tevreden over ben.
Tegenover de eigenaar laat ik altijd
duidelijk blijken wie de \'lof toebe-
hoort, maar cormpt als ik ben, drink ik
die fles wijn op.

Collega Slappendel meent een ant-
woord gevonden te hebben op de
vraag, waarom zovelen zich geroepen
voelen een beroep te doen op de alter-
natieve geneeskunde. Zijn antwoord
(pagina 400, juli aflevering 13 ) ik ci-
teer:
Een van de vele oorzaken is mijns
inziens dat de diagnostische en thera-
peutische mogelijkheden in de regu-
liere geneeskunde zo explosief zijn toe-
genomen dat het schier onmogelijke
mogelijk is geworden. Dat schept on-
heuse verwachtingen. Auto\'s staan
toch ook niet meer met pech langs de
weg?

Van zo\'n vondst word je even stil.
Tachtig procent van de Amerikanen
zou volgens onderzoek een of meer-
dere keren homeopathische middelen
gebmiken en het aantal gebmikers
neemt toe.

Zou de homeopathie misschien door
haar altematieve karakter, zich volle-
dig kunnen onttrekken aan de meest
gangbare markt- en marketingprinci-
pes?

Denkt u nou echt dat de massa geïnte-
resseerd is in metanalyse enzovoort?
Zou het niet zo kunnen zijn dat een van
de redenen dat zovelen een beroep op
de homeopathie doen is, dat men dom-
weg tevreden is over die homeopathie?
Of is dat te ver gezocht?
Een product dat absoluut niet werkt
draait zichzelf de nek om!
Niet alleen bij mij roept dit steeds
weerkerende gehakketak op de home-
opathie vragen op.

ü

■■lil

A Hoe komt het dat weldenkende lie-
den zich steeds weer verlagen tot
neerbuigende en kleinerende opmer-
kingen jegens collegae die verdomd
serieus bezig zijn met een genees-
wijze die volgens hen een positieve
bijdrage levert voor het welzijn van
mens en dier?
B Hoe komt het dat in al die negatieve
kritieken ik nauwelijks een bezorgd-
heid heb horen doorklinken ten aan-
zien van onze patiënten... Nee daar
gaat het blijkbaar niet om.
De naam van de Faculteit! Steeds
weer wordt in variatie van bewoor-
dingen de angst uitgesproken dat we
emstig aan populariteit zullen inboe-
ten, wanneer we ons inlaten met een
nadere serieuze beschouwing van de
homeopathie. \'Onze naam\', daar
gaat het om !

Mogelijke antwoorden ?

Het uiteindelijk doel van onze regu-
liere geneeskunde is, naar ik meen, het
steeds verder ontwikkelen van dia-
gnostische en therapeutische moge-
lijkheden, om zodoende mens en dier
in zowel preventieve als curatieve
zin,van dienst te kunnen zijn.
Een ander soort geneeskunde met de-
zelfde doelstelling (bevorderen wel-
zijn van mens en dier) wint de laatste
tijd enorm aan populariteit en miljoe-
nen mensen over de hele aardbol me-
nen baat bij deze geneeswijze te heb-
ben. Van een trend of modegril kan
geen sprake zijn omdat deze genees-
wijze aanhang vindt onder de meest
uiteenlopende culturen. Daarbij, een
medicijn wordt niet ingenomen om
\'erbij\' te horen, maar alleen om er be-
ter van te worden.

Het werkt! Het bewijs wandelt op
straat!

Voor mijn part (maar daar zullen de
homeopaten het wel niet eens mee
zijn) genereert deze geneeswijze een
ongebruikelijk hoog percentage \'spon-
tane genezingen\', dan wel is het per-
centage placebogenezingen veel hoger
dan dat dit het geval is bij de reguliere
geneeskunde. Maar het doel., bevorde-
ren van welzijn van mens en dier wordt
bereikt!

Dit gegeven drong natuurlijk ook door
tot de gezonde nieuwsgierige onder-
zoeker afkomstig uit de reguliere ge-
neeskunde die immers dezelfde doel-
stellingen nastreeft. Vandaar dat er
met name in de westerse wereld veel
tijd en geld werd gestoken in onder-
zoek naar de homeopathie en dat nu
nog allerlei onderzoek gaande is.
Activiteiten die absoluut niet zouden
hebben plaatsgevonden indien bij
voorbaat vast had gestaan dat het hier
om \'onzin\' zou gaan.
Wanneer je trouwens de resultaten van
een aantal van deze onderzoekingen
najaagt, kom je niet veel verder dan
een welles-nietes-wereld. Ja-zeggers,
nee-zeggers en een groep onderzoe-
kers die steeds weer de gehanteerde
methodieken aanvallen, wanneer de
ja-zeggers hun bevindingen ten tonele
voeren.

Het is overigens maar de vraag of je
zomaar de reguliere \'meetlat\' mag
gebruiken op alternatieven als home-
opathie en acupunctuur. Het ontken-
nen van de werkzaamheid omdat je
nu iets niet zou kunnen meten, is
complete overschatting van eigen
kunnen. Wellicht kan dat over 50 jaar
wel.

Daarbij is het niet ondenkbaar dat er
naast de ons bekende \'logica\' nog an-
dere wetmatigheden bestaan, waarvan
we nu nog niets weten. \'Ja , zo kennen
we er nog meer\' hoor ik u al roepen.
Deze visie werd uitgesproken door een
der allergrootste geleerde van deze tijd
Stephen Hawking, die ook nog stelde
dat een deel van onze logica verdwijnt
in het zwarte gat. Een geleerde met een
open mind!

De complexe binding

Wanneer mensen anderen proberen
belachelijk te maken, is er emotie in
het spel. Daardoor komt de objectieve
meningsvorming onder dmk te staan.
Gevoelens van eigenwaarde en zeker-
heid zijn zeer belangrijk voor ons
emotionele evenwicht en welbevin-
den. Via opvoeding, schoolplein, mid-
delbare school en eventueel de univer-
siteit verkrijgen we een zelfbeeld,
waar we al dan niet tevreden over zijn.
Maar we blijven op zoek naar waarde-
ring en erkenning totdat we emotio-
neel in evenwicht zijn.
Voor de meeste mensen verloopt dat
proces al dan niet over wat bergen en
dalen, min of meer in de pas met hun
sociale ontwikkeling. Helaas voltrekt
die groei zich niet altijd via geleide-
lijke schaal en kunnen mensen jaren-
lang ten onrechte verdrinken in min-
derwaardigheidsgevoelens, wat hun
levensgeluk in de weg kan staan.
Een aantal van hen zullen verworden
tot eeuwige tobbers die een terugge-
trokken bestaan opbouwen of anders-
zins tot lieden die ter compensatie

-ocr page 336-

van hun onzel\' erheden zich geroepen
voelen steeds weer de ander te over-
schreeuwen, met het gevolg dat ze
uiteindelijk weer naar de periferie
van de sociale activiteiten verbannen
worden.

En dan zijn er de gelukkigen die min of
meer per ongeluk (of beter bij geluk) in
contact komen met een sportclub, to-
neelgezelschap of een godsdienst waar
ze wel hun gevraagde waardering krij-
gen. In het slechte geval loopt de wan-
kelmoedige in de val van een sekte die
getraind is om deze onzekere mensen
voor zich te winnen.
Het spreekt voor zich dat leden die op
deze wijze hun stabiliteit vinden van
onschatbare waarde voor een be-
paalde vereniging kunnen zijn. Zij
zijn de schatbewaarders van zo\'n club
en ze zijn ook niet te beroerd om voor
de minder interessante klussen op te
draven.

De andere kant van de medaille is dat
de structuur, de kaders en reglementen
binnen de club, c.q. instituut voor deze
mensen een bijna \'sacrale\' betekenis
kunnen krijgen, wat intolerantie en
dogmatisering in de hand werkt.
Met grootspraak over de geleverde
prestaties van de reguliere genees-
kunde en het moddergooien naar an-
dere geneeswijzen als acupunctuur en
homeopathie vertelt men hoe sterk de
liefdesrelatie
tussen hen en hun oplei-
ding/instituut is. Men kan zich niet
meer relativerend opstellen, sterker,
men voelt zich bedreigd door de op-
komst van een paar \'grote altematie-
ven\'. Over patiënten maakt men zich
niet druk, maar, zo stelt Hr. Harms,
penningmeester van de club tegen de
Kwakzalverij, \'het gaat om onze aca-
demische status!!\' (15 september
1999, aflevering 18).

Harms veegt gemakshalve maar alles
op een hoop: astrologie, homeopathie,
wichelroede, acupunctuur. Als je zo
ongenuanceerd tekeer gaat, vraag je
erom weer de risee van het schoolplein
te worden. We gaan die miljard

Chinezen maar snel vertellen dat ze
zich al eeuwen met anatomische flau-
wekul bezighouden. Welk een arrog-
antie!

Abonneer je op zijn minst op \'Nature\',
als je enigszins serieus genomen wilt
worden.

De uiteindelijke reden die mij in de
pen deed kruipen was ook van Harms
afkomstig.

Let u goed op, dit is een mooi voor-
beeld hoe de besproken \'complexe\'
binding, wel een heel onzuiver filtraat
kan opleveren. Hr. Harms stelt, ik ci-
teer:
\'Uit de ingezonden reacties valt
helaas af te leiden, dat niet iedereen is
doordrongen van het feit dat het met
collegiaal respect behandelen van
collega \'s die onzinnige behandelwij-
zen toepassen de normale intercolle-
giale omgangsvormen schaden. Wil
de diergeneeskunde zijn academische
status veiligstellen, dan is intellectu-
ele intolerantie voor absurde theo-
rieën en behandelwijzen mijn inziens
op den duur heilzamer dan ambts-
broederlijk respect voor de aanbie-
ders ervan\'.

Kijk eens aan, hier probeert iemand
een vuurtje te stoken, een wig te drij-
ven tussen dierenartsen... uitermate
gevaarlijke taal... Stimmungmacherei
meneer Harms!

In het \'groot\' hebben we uit de nabij-
gelegen geschiedenis in landen om ons
heen voldoende geleerd dat dit soort
oproepen alleen maar negatief uitwer-
ken en een hoop ellende geven.

Collega Slappendel beschrijft hoe hij
nog aan de Numankade honden met
bepaalde huidaandoeningen behan-
delde met liquor arsenicalis Fowleri en
dat hij destijds overtuigd was dat het
werkte. Een therapie waarvan hij zegt
dat deze nu obsoleet zou worden ge-
noemd gezien het gebmik van arseni-
cum. .. en niet als obsoleet wordt aan-
gemerkt binnen de homeopathie... Hij
weet zelf wel dat deze vergelijking
mank gaat, maar wat interessanter is
dat hij laat zien in welk kort tijdsbestek
de wetenschappelijke opinie omtrent
een behandelwijze kan veranderen.
Relativeer dan ook datgene waarmee
je nu bezig bent en probeer de futuristi-
sche consequentie in te zien dat veel
zaken waarover we nu enthousiast zijn
over 50 jaar in dezelfde pmllenbak be-
landen als de genoemde therapie aan
de Numankade. We zijn nu niet knap-
per dan 400 jaar geleden, want elke tijd
draagt zijn eigen trede bij aan de ladder
van voomitgang, opdat de volgende
generatie wat hoger staat en wat verder
kan kijken. Maar elke trede is van even
groot belang!

Relativeer eigen prestatie en veeg niet
alles wat je nu niet kan meten en be-
grijpen op een hoop maar heb respect
voor collegae die grenzen verkennen.
Haal de homeopathie en acupunctuur
in huis en bestudeer ze over een lan-
gere tijd, want er zijn nu eenmaal veel
mensen die beweren er baat bij te heb-
ben, teveel om alles flauwekul te noe-
men.

Ik besluit met een korte samenvatting
van een artikel uit Nature.

Why drinking green tea could pre-
vent cancer

Epidemiological studies suggest that
the consumption of green tea help pre-
vent cancers in humans; also, breast
and prostate cancers in animal models
are reduced by green, but not black, tea.
Here we offer a possible explanation.
We inferred (using molecular model-
ling) and subsequently demonstrated
that one of the major ingredients of
green tea inhibits urokinase, an en-
zyme crucial for cancer growth.

By: Jerzy Jankun,Steven H.Selman,
Rafal Swiercz & Ewa Skrzypczak-
Jankun

Die kmidenvrouwtjes toch.
Is Hendrixe v/d Kreeftenbourg toch
helemaal voor niets in rook opgegaan!

W. Meij ling

REACTIE AANKOOP VAN BESMETTE KOIKARPERS

Na het lezen van het artikel van de
hand van dr. R. Bootsma, bladzijde
542 \'aankoop van besmette koikar-
pers\' zou ik graag als volgt willen re-
ageren:

Wanneer huisdieren plotseling populair
worden, gaat dit meestal hand in hand
met toenemende ziekten en gebreken.
Er zijn voorbeelden te over. Bij aqua-
tiele dieren, waarbij ziekteverwekkers
zich ook \'als een vis in het water\' voe-
len, liggen epidemieën altijd op de loer.
Bij een zich intemationaal stormachtig
ontwikkelde handel in Koi, zijn deze
epidemieën dus ook wereldwijd.

-ocr page 337-

In 1996 was dit kieuwrot en in 1997
een razendsnelle huidontsteking. 1998
was een rampzalig jaar. Een zeer be-
smettelijke ziekte stak de kop op. Een
enkel nieuw visje was in staat alle ge-
zonde Koi in een reeds jarenlang be-
staand ecosysteem fataal te besmetten.
Typisch was dat alleen Koi besmet
werden en geen andere soorten. Ook
niet nauw verwante goudvissen.
De verschijnselen waren complex, het
aantal voorkomende ziektekiemen zeer
divers en in mijn ogen secundair. Aan
de hand van het klinische beeld
meende ik te maken te hebben met een
immuun suppressieve ziekte. Ik heb
deze ziekte beschreven en een naam
gegeven KISS (Koi Immune System
Suppressing Disease) (voor belangstel-
lenden: http//www.colombo.nl).
Tijdens een voordracht voor de
Duitse sectie van de EAFP (European
Association of Fish Pathologists) heb
ik mijn verhaal met succes verdedigd:
de Duitse sectie heeft de naam over-
genomen. Ook is hulp geboden bij vi-
rologisch onderzoek, hetgeen helaas
negatiefis uitgevallen.
Inmiddels is door de Universiteit van
Californië een herpesvirus geïsoleerd
dat waarschijnlijk verantwoordelijk is.
Dit is gelukt door het virus te laten
groeien op een Koi-cellijn en niet op
een gewone karper-cellijn.
Ook uit Israël komen berichten over
een herpesvirus.

Vorig jaar besmette vissen zijn im-
muun. Niet-immune dieren hebben dit
jaar problemen met secundaire bacte-
riën, die in eerste instantie huid en
kieuwen aantasten, wat later kan ont-
aarden in sepsis.

De betrokken bacterie is Aeromonas
hydrophila
(onderzoek Faculteit der
Diergeneeskunde, afdeling Bijzondere
Dieren) die, ondanks de multiresisten-
tie, in een vroeg stadium nog met

Aminoglycosiden te behandelen is.
Moeilijk wordt het wanneer er CLB\'s
(Cytophaga-like bacteria) in het spel
zijn.

De Staatsgezondheidsdienst van Ne-
dersachsen te Hannover heeft in door
mij aangeboden Nederlandse Koi
Flavohacterium psychrophUhm aange-
toond, de verwekker van BCWD
(Bacterial Cold Water Disease) en
RTFS (Rainbowtrout Fry Syndrome).
Dit is een multi-multi-resistente bacte-
rie met een dubieuze prognose.

Kort nog iets over quarantaine. Een
quarantaine onder 1 S^C is zinloos. De
voorkeur verdient 20-22°C. Door een-
voudig microscopisch onderzoek van
een huidafstrijkje kunnen ectoparasie-
ten aangetoond en behandeld worden.
Een langer verblijf in een quarantaine-
bak, waar omgevingsfactoren moeilijk
te sturen zijn, kunnen quarantaine-ge-
relateerde infecties oproepen. (Het
paard achter de wagen.)
Ondanks quarantaine blijft het aanko-
pen van nieuwe vissen niet zonder ri-
sico, maar dat is autorijden ook.

Het eerste Nederlandse vissenhospitaal
Mario Blom

In zijn inleiding stelt Blom dat de po-
pulariteit van koikarpers en de sterk
toegenomen internationale handel in
deze vis, welhaast vanzelf moesten lei-
den tot de door mij gesignaleerde pro-
blematiek in tuinvijvers. Ik ben het met
hem eens dat dit een rol speelt, maar ik
bestrijd het automatisme hierin.
Ik ken siervisbedrijven die zichzelf
forse beperkingen hebben opgelegd bij
het verhandelen van koi \'s en ik ken er
ook die voorlopig helemaal geen koi \'s
meer verkopen. Hoed af mijne heren!
Ik zie echter ook vele betrokkenen die
ongeremd doorgaan met surfen op de
golven van de koikarpertrend. Mijne
heren, ik sta niet aan uw kant en ver-
moedelijk is dat wederzijds.
Het heeft mij grote moeite gekost een
leidraad te ontdekken in de ziektepro-
blematiek waar Blom wat nader op in-
gaat. Zijn wat journalistieke benade-
ring zal daaraan niet vreemd zijn en
het valt geheel buiten het kader van de
huidige discussie er hier nader op in te
gaan. Een gemeenschappelijk element
kan zijn dat de genoemde ziektever-
wekkers (virus; multiresistente bacte-
riën) niet of moeilijk te bestrijden zijn.
En dan vind ik deze opsomming toch
wat tendentieus, met bovendien een
ruimschootseprofilering van hemzelf.
Ook ik noemde in mijn vorige stukje
een ziekte (kieuwaandoening) die on-
behandelbaar bleek te zijn. Dat laat
onverlet dat koikarpers in een aantal
gevallen, klinisch of subklinisch, ruim-
schoots bekende ziekten meebrengen,
die we! degelijk vóór aankoop door
particulieren te genezen waren ge-
weest.

Inzake quarantaine heeft Blom gelijk
wanneer hij stelt dat hogere tempera-
turen te verkiezen zijn: eventuele ziek-
ten zullen (veel) eerder manifest wor-
den. Hoewel er ook een virusziekte is
die dan juist verdwijnt.
De slotopmerking van Blom vind ik cy-
nisch, zeker in het licht van de door mij
gesignaleerde problematiek. Wanneer
hij, eerder in zijn stukje, belangstellen-
den verwijst naar computer-info onder
Colombo, mag niet onvermeld blijven
dat hij als dierenarts onder dezefirma-
naam Nederland sinds jaren over-
stroomt met vrije markt-middelen,
veelal zonder vermelding van de sa-
menstelling daarvan en bestemd voor
ongelimiteerde en ongecontroleerde
toepassing.

Dr. R. Bootsma

AANGIFTEPLICHTIGE BESMETTELIJKE DIERZIEKTEN

In Nederland zijn in de periode van 1 tot en met 30 september 1999 de volgende gevallen van een aangifteplichtige besmette-
lijke dierziekte geconstateerd:

• In het werkgebied van RVV-kring Oost twee gevallen van endemische runderleukose, vier gevallen van psittacose, één
geval Amerikaans vuilbroed bij bijen en één geval van campylobacteriose

• In het werkgebied van RVV-kring Zuid drie gevallen van psittacose en één geval van salmonellose

• In het werkgebied van RVV-kring Zuidwest twee gevallen van psittacose

• In het werkgebied van RVV-kring Noordwest één geval van psittacose, één geval van salmonellose en één geval van
campylobacteriose.

-ocr page 338-

NASCHOLINGSDAGEN VOOR DIERENARTSASSISTENTEN V

Conaressen en cursussen

Op 15 december 1999 gaan Virbac
Nederland en Waltham Veterinaire
Service van start met een geheel
nieuwe serie Nascholingsdagen voor
Dierenartsassistenten. Ook dit jaar
staat er een heel gevarieerd en leuk
programma gepland. De lezingen zijn
interactief.

Het ochtendprogramma wordt ver-
zorgd door drs. Ronald van Noort, spe-
cialiste Interne Geneeskunde van
Gezelschapsdieren te Amsterdam. In
zijn lezing \'De slome drinker\' be-
spreekt hij twee hormonale afwijkin-
gen die vaak bij honden en katten
voorkomen: schildklierproblemen en
suikerziekte. Daarnaast wordt er aan-
dacht besteed aan de praktische aspec-
ten van het bloedonderzoek.

\'s Middags is het de beurt aan Peter
Beekman, gedragstherapeut voor hon-
den en directeur van de Kynotrain-ge-
dragsscholen. Mensen zijn snel geneigd
om van honden menselijke dingen te
verwachten, terwijl dit niet mogelijk is.
Er wordt te vaak uitgegegaan van het feit
dat honden dingen \'zomaar\' kunnen,
zonder dat de mens hem dat aanleert. In
de lezing \'Aanleren in plaats van contro-
leren\' blijkt dat dit regelmatig tot proble-
men leidt. Bijzonder praktijkgericht!
Het ochtend- en middagprogramma
worden beiden afgesloten met een kort
maar krachtig Praktisch Halfuurtje.
Carolien Fontijn, diëtiste van Waltham
Veterinaire Service, geeft in \'Wijs met
grijs\' praktische tips over de begelei-
ding van oudere huisdieren. Dierenarts
Paul Overgaauw sluit de dag af met
\'Klein maar fijn\', waarin de dekking, de
dracht, de geboorte en verdere verzor-
ging van pups en kittens aan bod komen.
De Nascholingsdagen V worden gehou-
den op de volgende data:

• Woensdag 15 december 1999, Ug-
chelen (Hotel de Cantharel)

• Woensdag 19 januari 2000, Heeren-
veen (Mercure/Postiljon Hotel)

• Woensdag 9 febmari 2000, Amster-
dam (Mercure Hotel)

• Woensdag 23 febmari 2000, Eindho-
ven (Holiday Inn)

• Woensdag 15 maart 2000, Dordrecht
(Mercure/Postiljon)

Omdat de lezingen interactief zijn,
kunnen er per dag maximaal 50 cursis-
ten deelnemen. Wees er dus snel bij!
De kosten voor deelname aan de
Naschol ingsdag Dierenartsassistenten
V bedragen ƒ 95,- bij inschrijving tot
twee weken vóór de gewenste cursus-
dag; daama ƒ 125,- per deelnemer. Dit
bedrag is inclusief cursusmap, het cer-
tificaat van deelname en een lunch.
Voor meer informatie over de Nascho-
lingsdagen V kunt u contact opnemen
met Virbac Nederland: 0342 - 427127.

VLAAMSE VAKBEURS VOOR DIERGENEESKUNDE EXPOVET

De studentenvereniging Vlaamse
Diergeneeskundige Kring uit Gent or-
ganiseert naar jaariijkse gewoonte een
vakbeurs voor de diergeneeskunde
(genaamd EXPOVET) in de expositie-
hallen van Flanders Expo in Gent. Dit
jaar is de beurs gepland op 10-11-12
december. Elke namiddag is er even-
eens post-universitair onderwijs, mede
gecoördineerd door de faculteit dier-
geneeskunde van Gent. Op 10 decem-
ber is om 13.00 uur de officiële ope-
ning en receptie, waarna de beurs
doorlopend bezocht kan worden. Van
14.00 tot 17.30 uur is de PUO-cursus
\'Wanneer welk antibioticum gebmi-
ken?\'. Op 11 december is er van 13.00
tot 19.00 uur doorlopend toegang tot
de beurs, \'s Middags is van 14.0(3 tot
15.30 uur de cursus \'slokdarmobstmc-
tie\' en van 16.30 tot 18.00 uur een
PUO over maagtorsie. Het namiddag-
programma wordt verzorgd door dr. E.
Schrauwen, prof dr. Y. Moens en prof
dr. H. van Bree. Op 12 december is de
PUO-cursus \'Agressie bij gezel-
schapsdieren, een probleem voor de
dierenarts?\'.

Flanders Expo, Maaltekouter 1, 9051
Gent. Voor de beurs geldt een ingangs-
prijs van 100 BEF (f 5,50). De PUO-
middag op vrijdag kost 1600 BEF
( ƒ 90,-), op zaterdag 1800 BEF (f 100,-)
en op zondag 1000 BEF (f 55,-f

Voor meer informatie en het aanvragen
van een folder kunt u terecht bij:
Herman Claevs, VDK-Expovet, Salis-
burx-laan 133, B-9820 Merelbeke.
Telefoon: 32-495/47.05. 16, fax:
32-9/252.52.11, e-mail: herman.
claeys@ rug.ac.be

Op donderdag 18 november 1999 orga-
niseert QualiPet-C Products & Edu-
cation BV in samenwerking met de
Groep Homoeopathisch-werkende Die-
renartsen van de KNMvD een klinische
training. Om niet een hele dag de prak-
tijk uit te zijn en de files te omzeilen
vindt de training plaats van 16.00 tot
22.15 uur in Zalencentmm Galg &
Waard, Herculesplein 327 in Utrecht.
Het programma behelst de volgende le-
zingen:

• Ervaringen met homeopathie in een
eerstelijnspraktijk voor gezelschaps-
dieren
door Loekie Huiskes Come-
lisse, praktiserend dierenarts te
Yerseke

Differentiaal (geneesmiddel) diagnos-
tiek van onzindelijkheid bij hond en
kat
door Atjo Westerhuis, praktise-
rend dierenarts te Wageningen
Frobiotica in de diergeneeshmde
door Michael Ponting, dierenarts van
Nelson Veterinary and Equine te
Cirencester (GB)

Homeopathische behandeling van
huidklachten bij de hond. Enkele re-
presentatieve geneesmiddelbeelden

KLINISCHE TRAINING

door Atjo Westerhuis, praktiserend
dierenarts te Wageningen
• Ervaringen met homeopathie in een
gemengde praktijk
door Christopher
Day, praktiserend dierenarts te
Stanford-in-the-Vale (GB)
Opgave voor deze klinische training
door middel van f45,- op rekeningnum-
mer 51 39 52 969 ten name van
QualiPet-C Products & Education BV,
onder vermelding van \'Klinische
Training 1999\'. Voor leden van de
Groep Homoeopathisch-werkende Die-
renartsen is de training gratis; ook zij
moeten zich aanmelden per telefoon
(0317- 350 365), fax (0317 - 350 787) of
e-mail info @qualitpetc.com

-ocr page 339-

HILBERT ZANTINGE

Op 2 juli 1999 overleed Hilbert
Zantinge betrekkelijk onverwacht in
de tuin bijzijn huis. Dit einde paste ge-
heel bij zijn levensstijl. Hij zou er
waar.s\'chijnlijk zelf tevreden mee zijn
geweest.

Hilbert werd geboren op 29 januari
1917 te Wapserveen. Hij groeide op de
boerderij van zijn vader op, want zijn
moeder overleed toen hij nog heel jong
was. De opvoeding was hard: werken
en je plicht doen was het devies.
Hij was een natuurliefhebber pur .sang
en genoot van het zwerven door de
weilanden.

Uiteindelijk koos hij voor de studie
diergeneeskunde en vertrok voor de
oorlog naar Utrecht, waar hij intens
genoot van het studentenleven.
De studie kon in de oorlog niet worden
voortgezet. Hij belandde bij collega
P.N. Wilders in de Staphorster prak-
tijk. Daarover kon hij smakelijk op zijn
eigen droge wijze vertellen. Praktijk
doen op de fiets met weinig medicijnen
en veel improvisatie. Instrumentarium
was nauwelijks voorhanden. Het was
een leerschool die zijn sporen heeft na-
gelaten.

O memoriam

Bij collega Wilders ontmoette Hilbert
diens dochter Jannie, waarmee hij na
zijn afstuderen in 1947 trouwde. Uit
hun huwelijk werden zes kinderen ge-
boren. De associatie met zijn schoon-
vader verliep uitstekend, ondanks of
misschien wel dankzij hun sterk uiteen-
lopende karakters. De praktijk was
zeer druk en er bleef weinig tot geen
tijd over voor maatschappelijke inte-
resses of sociale contacten. Het was de
tijd van de georganiseerde tubercu-
lose-, brucellose- en mond- en klauw-
zeerbestrijding. Van vrije avonden of
dienstregelingen had nog niemand ge-
hoord. De avonden waren voor micro-
scopisch sputumonderzoek. Positieve
uitslagen waren vaak een ramp voorde
armoedige familiebedrijfies. Menig-
maal moest de politie eraan te pas ko-
men om bedrijjjes te ruimen. Het was
een heden ten dage bijna vergeten,
maar o zo belangrijke periode in de
praktische kant van de bevordering van
de volksgezondheid.

Hilbert was een stoomwals, rustig in
bewegen, bedachtzaam in handelen en
ondanks dat toch \'s avonds het eerst
klaar met de dagtaak. Hij had een ij-
zersterk geheugen en werkte nauwge-
zet.

Oeb. Ruud en Laurens kwamen de
maatschap versterken in respectieve-
lijk 1953, 1958 en 1965. Hilbert fun-
geerde na de pensionering van zijn
schoonvader als praktijkoudste. Op
zijn eigen rustige en laconieke wijze
gaf hij aan hoe, naar zijn mening , de
zaken geregeld moesten worden. Bij de
veehouders was hij boer met de boe-
ren. Zijn mening werd alom gerespec-
teerd. Als mens hield hij een deel van
zichzelf privé. Men kon hem slechts tot
op zekere afstand benaderen, verder
kwam je niet.

Rond het 60e jaar begon zijn lichaam
tekenen van slijtage te vertonen. Hij
wilde echter de praktijk nog niet verla-
ten en riep daartoe de hulp in van di-
verse jonge collegae. Op deze manier
bleef hij partieel actief tot zijn 65^
jaar.

In 1982 verliet hij de praktijk. Het huis
in Rouveen werd verkocht en Hilbert
en Jannie vestigden zich in Vries, in de
buurt van oudste dochter Roelien en
zoon Piet. Eindelijk kon hij de vele do-
zen vol postzegels gaan sorteren.
Na enige tijd manifesteerden zich bij
Jannie de eerste symptomen van de
ziekte van Parkinson. Een moeilijke
tijd brak aan, waarin Hilbert zijn
vrouw op voortreffelijke wijze ver-
zorgd heeft. Via literatuuronderzoek
en gesprekken met specialisten ver-
diepte hij zich in de ziekte en maakte
zich zeer verdienstelijk voor de leden
van de patiëntenvereniging.
In september 1996 overleed Jannie.

De laatste twee jaren waren toch nog
goede jaren voor Hilbert. Hij werd
enorm door de kinderen opgegevan-
gen en gelukkig vond Hilbert in
Barbera Speelman een fijne vriendin
die hem hartelijkheid en gezelligheid
bood. Hij was tevreden met het leven.
\'Het is wel goed zo\', zei hij eens.
Voor zijn kinderen was Hilbert een va-
der waar ze altijd met hun problemen
naartoe konden gaan. De kinderen
werden in hun mogelijkheden aange-
moedigd, zonder dwang in een be-
paalde richting uit te oefenen. Hij was
ook een gezellige vader, die spelletjes
met hen deed en hen wees op de natuur
om hen heen. Alle grassen kende hij
met de Latijnse namen. Planten had-
den geen geheimen voor hem. Toen
zoon Hans een eendenkooi in Rouveen
beheerde, heeft Hilbert daar met veel
genoegen in gewerkt, evenals later in
de eendenkooi in Lekkerkerk. Ook met
de kleinkinderen had hij eindeloos ge-
duld, deed spelletjes en had alle aan-
dacht.

De laatste maanden was Hilbert wat
afwezig. Hij begon zich meer terug te
trekken en op 2 juli vond men hem in de
tuin naast een emmer, gevuld met on-
kruid. De kinderen lieten deze emmer
staan tot na de crematie als symbool
voor de natuurmens Hilbert Zantinge.

De innige band met hun vader toonden
de kinderen door de indrukwekkende
wijze waarop zij, net als bij hun moe-
der, ook nu de crematieplechtigheid
met elkaar op zeer persoonlijke ma-
nier hebben verzorgd.

Ubele Dijkstra
Ruurd Oosterwoud
Laurens Reudink

-ocr page 340-

Om zo\'n advies werkelijk maatwerk te
laten zijn is het natuurlijk niet alleen
nodig om de relevante eigenschappen
van die Pris-systemen te kennen, maar
ook inzicht te hebben in de eisen en
wensen van de toekomstige gebruiker.
Omdat de op de markt beschikbare
systemen uiteraard géén maatwerk
zijn, moet de dierenartsenpraktijk een
keuze maken. Deze keuze is zeer indi-
vidueel bepaald: zoveel hoofden, zo-
veel zinnen. Ieder heeft zijn eigen \'top
3\' van belangrijkste keuze-overwegin-
gen. De prijs, de eigen ervaring met het
gebruik van computers en ICT in de
praktijk, het aantal jaren dat een be-
paald Pris-product al op de markt is,
een bijzondere wens, vele aspecten
kunnen een dominante rol spelen in de
keuze-afweging. De NCI wil u daar
graag bij helpen.

In september 1999 is een eerste inven-
tarisatie van Pris-pakketten afgerond.

Eén van de diensten die de NCI kan leveren aan een dierenartsenpraktijk be-
treft advies op maat over de mogelijkheden en de geschiktheid van diverse
praktijkinformatiesystemen (Pris) voor deze specifieke praktijk.

ADVIES OP MAAT VOOR UW PRAKTIJKINFORMATIE-
SYSTEEM

Alle Nederlandse Fris-leveranciers
hebben hier aan meegewerkt. Daarbij
is gebruik gemaakt van uitgebreide
vragenlijsten. Uit die informatie is een
karakteristiek, een zogenaamd
Pris-
profiel
opgesteld van elk van de ver-
schillende systemen.
Met de aanbieders is overeengekomen
om op gezette tijden veranderingen
door te geven aan de NCI, zodat die
pakketprofielen up-to-date blijven.
De dierenarts die aan NCI een advies
over een Pris vraagt, krijgt eerst een
vragenlijst aangeboden. Aan de hand
van de antwoorden worden de eisen en
wensen gespiegeld aan de eigenschap-
pen van de pakketten. Dit wordt ge-
daan door die eisen en wensen van de
dierenartsenpraktijk ook te vertalen in
een profiel, het zogenaamde
dap-pro-
fiel.
Door nu het dap-profiel te verge-
lijken met alle beschikbare Pris-pro-
fielen is eenvoudig aan te wijzen
welke het beste past.
Dit instrument, dat is ontwikkeld sa-
men met adviesbureau Tref-IC, is na-
tuurlijk slechts een eerste stap in de
uiteindelijke keuze en invoering van
een Pris in de dierenartsenpraktijk.
De NCI wil u graag helpen bij dat
proces en advies op maat bieden, ook
in het vervolgtraject van de invoering.
Met de nu beschikbare eerste set van
Pris-profielen is een instrument ont-
wikkeld waarmee de vraag welk Pris
geschikt is voor een bepaalde dieren-
artsenpraktijk, hopelijk beter kan wor-
den beantwoord. De NCI gaat hier nu
ervaring mee opdoen.
Het vervolgtraject zal bestaan uit een
jaarlijkse evaluatie van de werkwijze
en een update en toetsing van de Pris-
profielen.

Daamaast willen we voorbeelden uit-
werken van enkele fictieve praktijken,
vaderend in grootte en bedrij fskarak-
teristiek. Die voorbeelden moeten een
goed beeld geven van wat er komt kij-
ken bij het (her-)automatiseren van
een praktijk, de verdere keuzes, de val-
kuilen, het traject van de invoering et-
cetera.

Daamaast zal de NCI doorgaan met
het verzamelen en presenteren van ge-
bruikerswensen, waar de makers van
de Pris weer hun voordeel mee kunnen
doen. De NCI-website zal daar het me-
dium voor worden.

Voor meer informatie: Bas Aukema,
bereikbaar op NCI@bit.nl

Bas Aukema,
medewerker van de NCI

komen is. Uit de vele brieven, telefoontjes en kaarten is ook
gebleken dat veel mensen aandacht hebben willen schenken
aan deze dag.

De leden van het Hoofdbestuur wil ik bedanken dat zij op
deze wijze aandacht aan mijn jubileum hebben geschonken.
De jubileumcommissie dank ik voor de hele organisatie en
het uitzoeken van de sprekers. De sprekers tenslotte, onder
de voortreffelijke leiding van Paul Knijff, dank ik voor het
goede programma dat zij hebben verzorgd. Het intermezzo
van Rinus Rasenberg was een genot om naar te luisteren.
Mijn werk in de afgelopen 25 jaar heb ik mede kunnen
doen omdat mijn vrouw en kinderen accepteerden dat ik
veel tijd en energie in mijn werk heb gestoken. We zijn dan
ook zeer verheugd dat door al uw bijdragen het mogelijk is
geworden dat ons hele gezin in het voorjaar 2000 waar-
schijnlijk een week naar Rome zal gaan.
Nogmaals dank aan al die mensen die op een of andere
wijze een bijdrage hebben geleverd, zodat wij 1 oktober
1999 niet zullen vergeten.

T. W. te Giffel

BEDANKT!

Vrijdag 1 oktober is voor ons
hele gezin een dag geworden,
die we niet snel zullen vergeten.
Het feit dat zoveel mensen op
vrijdagmiddag naar Hooglan-
derveen gekomen zijn om mijn
25-jarig dienstverband met ons
te vieren, heeft mij bijzonder
goed gedaan. Natuurlijk was er
door de jubileumcommissie
een goed symposium georgani-
seerd, maar ik denk toch dat een
aantal mensen ook voor mij ge-

-ocr page 341-

IMMUNOCASTRATIE ALS ALTERNATIEF VOOR CHIRUR-
GISCH CASTREREN

O

Ingezonden

Geachte redactie,

Met genoegen hebben wij kennis ge-
nomen van het standpunt van de
KNMvD - gepubhceerd in het TvD
van 1 oktober 1999 - dat chirurgische
castratie van varkens moet worden af-
gewezen. Wij achten het van groot be-
lang dat de beroepsgroep duidelijk te
kennen geeft het welzijn van het dier
hoog in het vaandel te hebben. Daarom
waren wij dan ook minder gelukkig
met de stellingname dat ook immuno-
castratie afwijzing verdient. Wij heb-
ben daarvoor de volgende argumenten.

Wij gaan ervan uit dat vooralsnog
sprake zal blijven van het slachten van
varkens met een levend gewicht van
meer dan 80-90 kg. Met de KNMvD
zijn wij van mening dat bij deze catego-
rie dieren detectie van beregeur aan de
slachtlijn de aangewezen methode is
om het castreren van varkens overbodig
te maken en zodoende het welzijn beter
te waarborgen. Helaas nopen technisch-
wetenschappelijke argumenten ons tot
de conclusie dat het op korte termijn be-
schikbaar komen van deze technologie
onaannemelijk is. Vandaar dat wij de
stellingname ten opzichte van immuno-
castratie niet verstandig achten. Im-
mers, de consequentie van een derge-
lijke stellingname is naar onze over-
tuiging dat nog jarenlang sprake zal
blijven van chirurgische castratie zon-
der verdoving. En dat kan toch niet de
bedoeling zijn geweest. Wij pleiten er
dan ook voor het standpunt zodanig te
nuanceren dat immunocastratie als al-
tematief voor chirurgisch castreren
zonder verdoving niet op voorhand
wordt uitgesloten.

Hoogachtend,
Prof. dr. R.H. Meloen
Dr.H.A.P. Urlings
Prof dr. J.H.M. Verheijden

O

Voor het lidmaatschap van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde hebben de volgende collegae zich aan-
gemeld:

Geert.sen. Mevr. K.M.K.; 1999; 3474 KG
Zegveld; Rondweg 58.

Mioch, D.; 1999; 3514 VE Utrecht;
Kievitdwarsstraat 14.

Als lid van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde heeft het
Hoordbestuur aangenomen:

Dollevoet, Mevr. J.M.; Gent-1997; B-2370
Arendonk (België); Schutterstraat 5 A.
Dumoré, Mevr. F.M.; 1999; 2266 BC
Leidschendam; Venestraat 118.
Kokke, Mevr. F.; Gent-1999; 5038 PS Tilburg;
Kastanjestraat 11.

Koops. Mevr. M.S.; Gent-1999; 9411 LP Beilen;
Asserweg 37.

Kumps, Mevr. M.S.S.; Gent-1999; 5059 AN
Hcukelom; Laag Heukelomseweg 11
Marsman, Mevr. J.S.; 1998; Carmarthen, Dyfed
SA31 I RX (Verenigd Koninkrijk); Fair Lane.
Rambags, B.P.B.; 1999; 3581 PW Utrecht;
Schoolstraat 30.

Schermann, Mevr. E.I.V.; 1998; 6961 LJ
Eerbeek; Imbosch 1.

Schuttert, A.; 1999; 7244 NH Sarchem;
Schuppert 1.

Als kandidaatlid van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde heeft het Hoofdbestuur aangenomen:

Dijck, M.W.J. van; 3514 CP Utrecht;
Leeuwerikstraat 5 bis.

Oomen, Mevr. M.; 3531 HH Utrecht;

Personalia

Bankastraat 6 bis.

Siekman-Schreurs, Mevr. A.W.A.; 3888 LT
Uddel; Noord Riezenweg 42.
Valk, B. van der; 3522 RN Utrecht;
Nieuwravenstraat 26 bis A.

JUBILEA:

16 november, J.M. de Jong te Dronten, afwezig,
50 jaar.

16 november, G.J. Nijland te Bilthoven, afwezig,
50 jaar.

16 november, F.K. Zandstra te Uitwellingerga,
afwezig, 50 jaar.

19 november, G. van de Kieft te Rosmalen, afwe-
zig, 40 jaar.

19 november, P. Wijnker te Aarle-Rixtel, afwe-
zig, 40 jaar.

19 november, E. Cesar tc Leeuwarden, afwezig,
40 jaar.

19 november, L.M. Otto te Halfweg (NH); afwe-
zig, 40 jaar.

19 november. Mevr. E.M. Meijer-Schallenberg
te \'s-Gravcnhage, afwezig, 40 jaar.

21 november, B. Brummelman te Sonnega, af-
wezig, 30 jaar.

22 november, D.S. Akkerman te Sint-
Michielsgestel; afwezig, 25 jaar.

22 november, P.C. Knijff te Hilversum, afwezig,
25 jaar.

22 november, S.D. Feitsma te Oosterwolde (F);
afwezig, 25 jaar.

22 november, P. van Dijk te Hellevoetsluis, on-
bekend, 25 jaar.

22 november, H. Nengerman te Losser, afwezig,
25 jaar.

22 november, D.N. Tap te Rhenen. afwezig, 25
jaar.

22 november, Dr. J. Verhoeff te Bilthoven, afwe-
zig, 25 jaar.

22 november, E.J.C. Thybaut te Veessen, afwe-
zig, 25 jaar.

22 november, P.M. van Dijk te Blitterswijck, af-
wezig, 25 jaar.

22 november, N.J.G. Crombach te Stein, afwe-
zig, 25 jaar.

22 november, Dr. G. Rakhorst te Groningen, af-
wezig, 25 jaar.

22 november, W.A. Oosterman te Uithoorn, af-
wezig, 25 jaar.

22 november. W.G.J. Crombach te Hoensbroek,
afwezig, 25 jaar.

22 november, B.J.F. Löwik te Denekamp. afwe-
zig, 25 jaar.

27 november, J.F. van Calker te Ruinerwold,
aanwezig, 30 jaar.

4 december, R. Schippers te Hoom, afwezig, 30
jaar.

7 december, J.L. Vlasblom te Vlist, afwezig, 45
jaar.

7 december, Y. Venema te I leerenveen, afwezig,
45 jaar.

7 december, J. Hoogerwerf te Rijssen, afwezig,
45 jaar.

7 december, W.P. Terlouw te Leiderdorp, afwe-
zig, 45 jaar.

12 december, J.J.M. van Riel te Tilburg, aanwe-
zig, 30 jaar.

12 december, J.P. Vrij te Apeldoorn, afwezig, 30
jaar.

12 december, W.A. Kok te Gendringen, afwezig,
30 jaar.

12 december, J.P.1. van Wensveen te Maastricht,
aanwezig, 30 jaar.

14 december O. Voortman te Goor, aanwezig, 25
jaar.

15 december, J.G. Crone te Uden, afwezig, 45
jaar.

15 december, C.C.J.M. van der Meijs te Zeist, af-
wezig, 35 jaar.

15 december, L.B.H. ten Hove te Erp, afwezig,
30 jaar.

MUTATIES:

Aehten-van Dijk, Mevr. L.C.M.L.; 1996;
5464 RC
Veghel; Nieuwe Veldenweg 9; tel.
0413-367365 privé, 0416-334000 prakt.; p., me-
dew. bij J.J.W. Coerwinkel, Th.J.A.M. van
Gastel, A.F. Heijkants, E. van der Kamp,

-ocr page 342-

M.F.P.M. Maas, B.T. Scheijgrond en L.H.T.
Zijlmans.

♦Baldée, Mevr. S.J.C.; 1999; 8531 AN
Lemmer; Schoener 12; tel. 0514-562622 privé,
0527-613500 prakt.; fax 0527-614653 prakt.;
intcrn-ship Diergeneeskundig Centrum
Noord-Nederland.

Berghuis, G.A.; 1972; 7681 BT
N\'roomshoop; Tonncndljk 162; tel. 0546-
671836 privé, 672600 prakt.; fax 0546-672725
prakt.; E-mail gabergfaglobalxs.nl; specialist
Reproduktie Paard; p., geass. met M. Bossers, W.
Koster, J.H.J. Mensinga en H.G.M. Wesselink.

Boer, M.J. de; 1969; 3888 NX Nieuw-
Milligen; Kampweg 56; tel. 0577-456749 privé,
06-53393713 mobiel, 00-251-5-110852 bur.;
fax 114008 bur.; Sr. Manager Int. Agr. Projects,
CTA Int. Educational Projects ADA-LIAC,
Alemaya Univ. of Agriculture, Dire Dawa
(Ethiopië).

Cuperus, Tj.; 1967; 7783 CH
Gramsbergen; De Esch 43; tel. 0524-561910, fax
561955; E-mail tjeerd@castel.nl; A.U.V. VcL
Med.

Dollevoet, Mevr. J.M.; Gent-1997; B-2370
Arendonk (België); Schutterstraat 5 A; tel. 00-
32-14-673198 privé, 0497-361818 prakt.; p.; me-
dew. bij A.A.J.M. van Erp en F. Meulders (toev.
als lid).

*Drint, M.B.; 1999; 4157 G.M Enspljk;
Lepelstraat 3; tel. 0345-650112 p., medew. bij
G.H. Mensen en W.P.S. van Weert.

Dumoré, Mevr. F.M.; 1999; 2266 BC
Leidschendam; Venestraat 118; tel. 070-
3270428; wnd.d. (toev. als lid).

Frantzen, Mevr. M.W.A.; 1999; 3993 EL
Houten; Talingweidc 113; tel. 030-6573225; d.

»Graaf, L.J. de; 3553 GA Utrecht;
Besscmeriaan 25 B; tel. 030-2447955; E-mail
netvet@zonnet.nl; wnd.d.

»Graafmans, J.M.M.; 1989; 8064 PE
Zwartsluis; Grote Kranerweerd 7; tel. 038-
3869006 privé, 3856674 prakt.; fax 038-
3858566 prakt.; p.

Hepkema, T.H.; 1981; 7943 LB Meppel;
Carspcl 6; tel. 0522-291743 privé, 0570-501501
bur.; E-mail t.hepkema@tip.nl; vet. adv. DLV-
adviesgroep NV Wageningen.

•Hoeven, Mevr. M.D.J. van den; 1999;
3521 GM Utrecht; Balijelaan 53 bis; tel. 030-
2960765 privé, 2283810 prakt.; p., mede«, bij
A.J.J. Hulshof en E.K. Welling.

Hoffman, Mevr. M.J.; 1996; 3071 AS
Rotterdam; Lode\\^ijk Pincoffsweg 285; tel.
010-4859600 privé, 0416-334000 prakt.; p., me-
dew. bij J.J.W. Coerwinkel, Th.J.A.M. van
Gastel, A.F. Heijkants, E. van der Kamp.
M.F.P.M. Maas, B.T. Scheijgrond en L.H.T.
Zijlmans.

♦Hoogendam, P.A.; 1999; 3572 GN
Utrecht; Griftstraat 31; tel. 06-29048051; wnd.d.

*Jong, Mevr. M. de; 1999; 3553 GA
Utrecht; Bessemerlaan 25 B; tel. 030-2447955;
E-mail maijedejong@zonnet.nl; d.

Kokke, Mevr. F.; Gent-1999; 5038 PS
Tilburg; Kastanjestraat 11; tel. 013-5454249; E-
mail froukjekokke@hotmail.com; wnd.d. (toev.
als lid).

Kooistra, H.S.; 1990; 3706 BE Zeist;
Lisztplein 16; tel. 030-6955448 privé, 2539411
bur.; E-mail h.s.kooistra@vet.uu.nl; Specialist
Inteme Geneeskunde der Gezelschapsd.; wet.
medew. U.U. (F.D., HA Geneeskunde van
Gezelschapsdieren); diplomate ECVT.M-CA.

Koops, Mevr. M.S.; Gent-1999; 9411 LP
Beilen; Asserweg 37; tel. 0593-541012; fax
0593-541011; E-mail hennekampen@trefnl;
wnd.d. (toev. als lid).

Kummeling, Mevr.
A.; 1998; 3711 BP
•Austeriitz; Schoolweg
22; teL 06-29148103
privé, 030-2531624
bur.; E-mail a.kumme-
ling @vet.uu. nl; Spe-
cialist in opleiding U.U.
(F.D., HA Genees-
kunde van Gezel-
schapsdieren).

Kumps, Mevr.
M.S.S.; Gent-1999;
5059 AN Heukelom;
Laag Heukelomseweg
ll;tel.OI3-53339l2;d.
(toev. als lid).

Mangnus, B.J.;
1995; 5025 JM Tilburg;
Korvelseweg 184; tel.
013-5802500 privé,
5420274 prakt.; fax
013-5802501; E-mail
i.bos@wxs.nl; p., me-
dew. bij Mevr. E.M.
van Aubel-Laugcman.

Marsman, Mevr.
J.S.; 1998; Carmarthen,
Dyfed SA31 IRX
(Verenigd Koninkrijk);
Fair Lane; tel. 00-44-
1267-230916 privé,
237367 prakt.; fax 00-
44-1267-238600; E-
mail anuschka@mail.
com; p.; medew. bij
P.O. Williams (toev.
als lid).

*Mioch, P.; 1999;
3532 VN Utrecht;
Potgieterstraat 13; tel.
030-2369247 privé,
2531648/2531779
bur.; E-mail pmioeh
(a hotniail.com; spe-
cialist in opleiding

U.U. (F.D., HA Geneeskunde van Gezel-
schapsdieren).

Oliveira, Mevr. R.; 1996; 90520-310 Porto
.\\legrc (Brazilië); Rua Portugal 187; tel. 00-
55-51-3436484; d.

Oostenbrug, B.D.; 1989; 4364 TB Grijps-
kerke; Middelburgseweg 21; tel. 0118-629037
privé, 581443 prakt.; fax 0118-629037 prakL;
E-mail beertofa worldonline.nl; p., geass. met
Mevr. J. Oostenbrug-Verspuy.

Oostenbrug-Verspuy, Mevr. J.; 1990; 4364
TB Grijpskerkc; Middelburgseweg 21; tel.
0118-629037 privé, 581443 prakt.; fax 0118-
629037 prakt.; E-mail beertof» worldonline.
nl; p., geass. met B.D. Oostenbrug.

Opmeer, R.J.; 1975; 2691 CS \'s-
Gravenzande; Berkenstraat 27; tel. 0174-418882
privé, 386443 prakt.; fax 0174-310618; E-mail
r.j.opmeer.dierenkl.t.westland@kabelfoon.nl;
p., gezelschapsd.

Rambags, B.P.B.; 1999; 3581 PW Utrecht;
Schoolstraat 30; tel. 030-2318596,2534543 bur.;
030-2537970 fax; E-mail b.p.b.rambags@vet.
uu.nl; specialist in opleiding U.U. (F.D.; Hfdafd.
Gezondheidszorg Paard, discipline Voortplan-
ting) (toev. als lid).

Schermann, Mevr. E.l.V.; 1998; 6961 LJ
Eerbeek; Imbosch 1; tel. 0313-619520/06-
25252665; wnd.d. (toev. als lid).

Schuttert, A.; 1999; 7244 NH Barchem;
Schuppen I; tel. 06-20446048 privé, 0545-
271270 prakt.; p.; medew. bij M.J.W. Bussink, L.

de Haan. S.A.A. van Kessel, J. Prins, J.C. van der
Sar en L.F. van de Velde (toev. als lid).

♦Sirks, Mevr. E.V.; 1999; 3583 RN Utrecht;
Vossegatselaan 17 bis; tel. 030-2516245 privé; E-
mail lies_mincka@hotmail.com; wnd.d.

Smits, Mevr. D.; 1999; 3523 PA Utrecht;
Kariboestraat 23; tel. 030-2514142 privé,
2531040 bur.; E-mall deborasmits(<i hotmail,
com; wet. medew. U.U. (F.D., HA Land-
bouwhuisdieren).

Vos, P.L.A.M.; 1986; 3991 JV Houten;
Chamavenpoort 38; tel. 030-6376445 privé,
253I248/2.S3U55 bur.; fax 0.30-2521887; E-
niall p.vosfa vet.uu.nl; vet. medew. U.U. (F.D.,
HA Landbouwhuisdieren, afd. Herkauwers
Gezondheidszorg; Specialist Rundergezondheid.

Vries, Ir. C.J. de; 1992; 1060 RZ
Amsterdam; Eurokade 16; tel. 020-6599677
privé, 4974340/6108343 prakt.; fax 020-
4971048; E-mail devrics_cj@compuscrve.
com; p., geass. met W.T. Mur.

»Wensvoort, Dr. G.; 1982; U-1989; 7971
CP Havelte; Dorpsstraat 29; tel. 0320-276611
privé, 0.3.3-4227300 bur.; fax 0320-242804;
Octrooigemachtigde, Vereenigde Octrooibu-
reaux.

»Werven, Mevr. Dr. T. van; 1988; U-1999;
3615 BJ Westbroek; Kerkdijk 110; tel. 0346-
282380 privé, 030-2531093 bur.; fax 2521887
bur.; E-mail t.vanwervcn@vet.uu.nl; wet. me-
dew. U.U. (F.D., HA Landbouwhuisdieren,
afd Herkauwers Gezondheidszorg); Specialist
Rundergezondheid.

Dix & Fortuin

voor een deskiindige diagnose

Vindt u financieringen en verzeiceringen ondoor-
zichtig? Neemt u dan eens contact met Dix &
Fortuin op voor een deskundige diagnose die uit-
mondt in heldere adviezen.

Kies een adviseur die onafhankelijk is én uw
totale financiële bescherming verzorgt en die
daardoor uw persoonlijke situatie op belangrijke
momenten scherp in beeld brengt.

Landelijke dienstverlening bij praktijkoverdracht,
bij associatie en assistentie. Belt u even voor een
afspraak of een brochure.

Telefoon (030) 251 51 99
Fax (030) 254 09 64
Koningslaan 63
Utrecht

-ocr page 343-

Doorlopende agenda

CONGRESSEN S. SYMPOSIA

1999

November

16 Cardial Pursuit 111 Seminar, Mercure Hotel,
Utrecht/Nieuwegein. Presentatie: dr. R. van
Noort. Aanvang: 20.30 uur. Voor meer in-
formatie: P. Ghyoot, tel.: 0165-574805.

17 Cardial Pursuit 111 Seminar, Mercure Hotel
Haren/Groningen. Presentatie: dr. R.
Gerritsen. Aanvang: 20.30 uur. Voor meer
informatie: P. Ghyoot, tel.:0165-574805.

18 Cardial Pursuit 111 Seminar, Novotel, Breda.
Presentatie: prof De Rick. Aanvang: 20.30
uur. Voor meer informatie; P. Ghyoot, tel.:
0165-574805.

23 Jaarlijkse studiedag World Rabbit Science
Association in het Androclusgebouw van
de FdD te Utrecht. Aanvang: 10.00 uur.
Thema: Nieuwe ontwikkelingen op het ge-
bied van welzijn bij konijnen. Kosten:
ƒ30.- voor niet-leden en ƒ 25,- voor leden
WRSA. Aanmelden bij de secretaris
WRSA afd. Ned, drs. E. Harwig-Dings. p/a
IPC Dier Horst, Stationsstraat 104. 5963
AB Horst, tel.: 077-3998888, fax: 077-
3983733.

23 Cardial Pursuit 111 Seminar, Mercure Hotel
Postiljon, Zwolle. Presentatie: dr. R. Ger-
ritsen. Aanvang: 20.30 uur. Voor meer in-
formatie: P. Ghyoot, tel.: 0165-574805.

24 Cardial Pursuit 111 Seminar, Novotel,
Rotterdam/Schiedam Presentatie: dr. R.
van Noort. Aanvang: 20.30 uur. Voor meer
informatie: P. Ghyoot, tel.: 0165-574805.

27 MICEM Congress 1999 at the Maastricht
Exhibition & Congress Centre, Maastricht,
the Netherlands. Contact MICEM Congress
adininistration: René Scholten, phone:
(31 )0485-576752; fax; (31 >0485-520919.

30 Written examination \'Small animal and
equine scicntific acupuncture course\'.

December

1 Cardial Pursuit III Seminar, Mercure
Hotel. Amsterdam (Airport). Presentatie:
dr. R. van Noort. Aanvang; 20.30 uur.
Voor meer informatie; P. Ghyoot. tel.:
0165-574805.

2 Cardial Pursuit 111 Seminar, Mercure Hotel
Postiljon, Amhem. Presentatie: dr. L.
Overduin. Aanvang: 20.30 uur. Voor meer
informatie; P. Ghyoot. tel.; 0165-574805.

8 Studiedag van Nederlandse Vereniging voor
Veterinaire Epidemiologie en Economie.
Thema\'s: \'s ochtends; \'Epidemiologie en
genetica\', \'s middags; \'Diagnostiek op dier-
en bedrijfsniveau\'. ID-DLO te Lelystad.
Inlichtingen; drs. T. Nell, tel.: (31)-0485-
587630. fax; (31 )-0485-587643 of e-mail;
Tom.nell(Sjintervet.akzonobel.nl

9 Cardial Pursuit 111 Seminar, Motel Stein
Urmond, Urmond. Presentatie; dr. L.
Overduin. Aanvang; 20.30 uur. Voor meer
informatie; P. Ghyoot, tel.; 0165-574805.
IO-l2Expovet, Vlaamse vakbeurs voor
diergeneeskunde, Flanders Expo. Maalte-
kouter I, 9051 Gent. Meer informatie;
Herman Claeys.VDK-Expovet, Salisbury-
laan 133, B-9820 Merelbeke. Telefoon;
32-495/47.05.16, fax; 32-9/252.52.11,
e-mail: herman.claeys(grug.ac.be
12—14 6th Congress of equine medicine and
surgery. Geneva, Switzeriand. Secrétariat
du Congrès dc chimrgie équine, C.P. 107,
CH-1297 Founex, Suisse. Tel.; 41-22-
7765314, fax; 41-22-7762255, e-mail:
info(^equine-geneva.ch
15 Nascholingsdagen voor Dierenartsassis-
tenten V te Ugchelen, Hotel de Cantharel.
Meer infonnatie; Virbac Nederland, tel.;
0342-427127.

2000
Januari

8—12 26th Annual Conference of the Inter-
national Embryo Transfer Society, MECC.
Maastricht. More information; www.iets.
uiuc.edu, e-mail; lETS2000(§omahazoo.
com, or Fran Gardner, 1111 North Dunlap
Avenue, Savoy, IL 61874 USA, voice 1
217 356 3182, fax: 1 217 398 4119, e-mail;
IETS(^assochq.org
19 Nascholingsdagen voor Dierenartsassis-
tenten V te Heerenveen, Mercure/Postiljon
Hotel. Meer informatie; Virbac Nederland,
tel.; 0342-427127.

VERGADERINGEN &
BIJEENKOMSTEN

1999

November

18 Vergadering Groep Homoeopatisch-wer-
kende Dierenartsen, 19.30-22.30 uur,
Beatrixgebouw, Jaarbeursplcin te Utrecht.

20 Najaarsdag Groep Geneeskunde Gezel-
schapsdieren, de Reehorst te Ede.

20 Bijeenkomst Bond van Keurmeesters en
Groep GKZ. Thema; Meetmethoden ter
modemisering van de keuring. Locatie:
Androclus gebouw (Hoofdgebouw
Faculteit der Diergeneeskunde) te Utrecht.
Voor meer infonnatie over deze bijeen-
komst: e-mail: j.wielaart@rvv.agro.nl.

22—24 Groep Groot Dagen te Papendal,
Amhem.

30 UKG-avond. Speciaal voor verwijzers
naar de UKG wordt een interessante avond
georganiseerd. U kunt zich opgeven door
het invullen van de .strook uit het UKG-
nieuws.

30 Bijeenkomst Najaarsvergadering Groep
Geneeskunde van het Varken. Locatie;
Van der Valk-hotel te Cuijk. \'s Middags.

December

I Jaarvergadering Groep Veterinaire Specia-
listen, De Biltsche Hoek, De Bilt, ont-
vangst 20.15 uur

7 Ledenvergadering Afdeling Utrecht.

8 Vergadering Afdeling Noord-Holland.

9 Vergadering Afdeling Zuid-Holland.

9 Ledenvergadering Groep Pluimveeweten-
schappen, GD Boxtel, aanvang 13.45 uur

14 Vergadering Afdeling Groningen/Drenthe.

14 Vergadering Afdeling Overijssel.

14 Vergadering Afdeling Limburg te Heyt-
huysen.

16 Vergadering Afdeling Gelderland.

16 Vergadering Afdeling Friesland.

2000

Januari

20 Vergadering Groep Homoeopatisch-wer-
kende dierenartsen, Beatrixgebouw van
Jaarbeurscongrescentmm te Utrecht, 19.30-
23.00 uur

25 Wetenschappelijke bijeenkomst en jaar-
vergadering van de Groep Geneeskunde
van het Rund. Collegezaal Hoofdafdeling
Gezondheidszorg Landbouwhuisdieren,
Yalelaan 7, Utrecht.

Maart

21 Jaarvergadering Groep Geneeskunde van
het Varken. Locatie; Jaarbeurscentrum
Utrecht. Hele dag.

30 Vergadering Groep Homoeopatisch-wer-
kende dierenartsen, Beatrixgebouw van
Jaarbeurscongrescentrum te Utrecht, 19.30-
23.00 uur

Juni

7 Jaarvergadering AUV, Nationaal Sport-
centrum Papendal, aanvang; 14.00 uur.

8 Vergadering Groep Homoeopatisch-wer-
kende dierenartsen. Beatrixgebouw van
Jaarbeurscongrescentrum te Utrecht, 19.30-
23.00 uur

September

22 Vergadering Groep Homoeopatisch-wer-
kende dierenartsen, Beatrixgebouw van

BANDEN TVD

Op het secretariaat van de KNMvD zijn de banden voor het Tijdschrift voor Diergeneeskunde
1998 voorradig. De prijs bedraagt ƒ 30,- (inclusief 17,5% BTW en verzendkosten).
Onderstaand treft u een overzicht aan van de banden die eveneens nog voorradig zijn, met
daarbij behorend kostenoverzicht.

Voorradig

Banden 1999, 1998, 1997, 1995, 1994, 1993, 1992: ƒ 30,-(inclusief 17,5% BTW).

Banden 1991: ƒ 26,45 (inclusief 17,5% BTW).

Niet meer voorradig.

Banden 1996, 1990, 1989 en 1998.

U kunt de banden schriftelijk, per fax of per e-mail bestellen onder vennelding van
\'Banden\' en de jaargang. Met uw bestelling krijgt u een nota met acceptgiro thuisgestuurd.
Stuur uw bestelling naar: KNMvD, Postbus 14031, 3508 SB Utrecht, of fax uw bestelling:
030-2511787.

E-mail: bestellingen(gknmvd.nl

-ocr page 344-

Jaarbeurscongrescentrum te Utrecht, 19.30-
23.00 uur.

November

18 Najaarsdag Groep
kende Dierenartsen.

Homoeopatisch-wer-

CURSUSSEN

1999

November

16—17 PHLO-cursus Strategische bedrijfs-
communicatie in de voedingsmiddelen- en
agrarische industrie. De kosten bedragen f
1500,-. Meer informatie is verkrijgbaar bij
bureau PHLO, Postbus 8130, 6700 EW
Wageningen. Tel.: 0317-181093/484092,
fax: 0317-426547, e-mail: geralda.fonte-
ijn@secr.phlo.wau.nl.

Ii..

16 PAO-D cursus 99/123: Dia diagnostiek
praktische oogheelkunde.

16 PAO-D cursus 99/403: Infectieuze bron-
chitis bij pluimvee.

17 PAO-D cursus 99/225: Basiscursus de er-
kende rundveedierenarts dag 1, Rosmalen.

17 PUOD (België)-cursus 9: Het gebruik van
echografie bij het onderzoek van thorax en
abdomen.

17—18 PUOD (België)-cursus 30: Echografie
van abdomen en bewegingsstelsel.

18 PAO-D cursus 99/926: De berekenwijzer
nader bekeken (gemengde praktijk).

18 Klinische training Qualipet-C Products &
Education BV i.s.m. GHwD, Zalen-
centrum Galg & Waard, Utrecht. Aanvang:
16.00 uur. Kosten: ƒ 45,-, voor GHwD-le-
den gratis. Opgave: e-mail: info@quali-
petc.com of tel.: 0317-350365, fax: 0317-
350787.

UITERSTE
INLEVERDATA
VOOR KOPIJ

Deadline*)

29-11-1999
13-12-1999
27-12-1999
13-01-2000

Aflevering:

15-12-1999
01-01-2000
15-01-2000
01-02-2000

") Voor 10.00 uur \'s morgens.

^ Dieren Artsen Praktijk

l r zwolle zwartewatersteden

DIERENARTS M/V

met ervaring in de gezelschapsdierensector,

die zelfstandig en in samenwerking met enkele collega\'s de praktijkvoering gezelschapsdieren actief wil uitbrei-
den en die in staat en bereid is daarnaast een aantal werkzaamheden in de rundersector te verrichten.
Onze praktijk bestaat momenteel uit een maatschap van zes dierenartsen, de nadruk ligt op runderen. Associatie
na proefperiode is mogelijk.

Schriftelijke reacties naar: Dierenartsenpraktijk Zwolle Zwartewatersteden, Emmastraat 2, 8011 AG Zwolle.

Dierenarts zoekt ter overname:

GEZELSCHAPSDIERENPRAKTIJK

Bij voorkeur in Centraal-, Oost- of Noord-Nederland.

Graag uw reacties naar: 6. IV. Verboon, Kerkweg35,3701 HD Zeist, telefoon: 030 - 6912173, e-mail: baboon@planet.nl

TE KOOP:

GEZELSCHAPSDIERENPRAKTIJK

In deze kleine praktijk in Zuid-Oost Brabant staan het persoonlijk contact met de mensen en de toegewijde zorg
voor hun dieren voorop.

Voor nadere inlichtingen kunt u contact opnemen met mevrouw M. van de Vorstenbosch, Torteltuin 21, 5754 HA
Deurne, telefoon: 0493 - 314881.

Voor onze gezelschapsdierenpraktijk in de Randstad zijn wij op zoek naar een

DIERENARTS M/V: 30 uur per week

Enthousiaste kandidaten, liefst met enige jaren ervaring, nodigen wij van harte uit te solliciteren.
U kunt uw reactie sturen aan de redactie van het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde, Postbus 14031, 3508 SB
Utrecht, ondernummer 18/99.

Wij zoeken een

-ocr page 345-

Qi

Soms schaam je je voor iemand of voor een groep mensen waar je sociaal of anderszins verwantschap mee voelt, hoewel je
zelf aan het incident dat er de aanleiding toe was, niets hebt bijgedragen. Men noemt dat, meen ik, plaatsvervangende
schaamte. Bij mij dreigt zich zoiets voor te doen. Ik hoop echter dat een overvloedig aantal reacties van practici mij op andere
gedachten zal brengen (zie mijn ingezonden brief in deze editie van het Tijdschrift).

Indien je van plaatsvervangende schaamte kunt spreken bestaat er ook zoiets als plaatsvervangende trots. Daar was voor mij
en voor vele collegae met mij de laatste tijd volop aanleiding toe.

Twee Nederlanders ontvingen de Nobelprijs voor Natuurkunde. Dr. Gerard 7 Hooft en dr. Martinus J. G. Veltman zijn niet al-
leen landgenoten maar ook hoogleraar, respectievelijk emeritus hoogleraar aan onze eigen universiteit. Een onder auspiciën
van de Vereniging van Samenwerkende Universiteiten (VSNU) ingestelde visitatiecommissie \'Diergeneeskunde en
Dierwetenschappen \', stelde vast dat de Faculteit der Diergeneeskunde in Utrecht in Europa de beste onderzoeksprestaties le-
vert en zelfs op wereldniveau tot de top vijf faculteiten behoort. Goed onderzoek werkt meestal door in het onderwijs.
Daar onze faculteit nog steeds de enige veterinaire faculteit in Europa is, die door de Amerikanen is geaccrediteerd, zouden
pas afgestudeerde Nederlandse dierenartsen een voortreffelijke startpositie moeten hebben om tot de beste veterinairen van
de wereld te kunnen behoren.

Dr. Cees J. G. Wensing, hoogleraar en voormalig decaan van de faculteit, werd bij zijn pensionering en afscheid als directeur
van het ID-DLO benoemd tot Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw vanwege zijn grote verdiensten voor de maat-
schappij.

Gisteren stuwde een kennis mij een knipsel uit een Israëlisch dagblad met een artikel gewijd aan drs. Abraham de Lange. Ab
was mijn \'buddy\' gedurende de laatste vier jaar van onze studie. We hebben samen vaak tot diep in de nacht zitten blokken op
examens maar ook wat gefilosofeerd, gediscussieerd en naar klassieke muziek geluisterd. In genoemd artikel wordt vermeld
dat Ah ter gelegenheid van zijn pensionering de Prof Camron \'veearts van het jaar \'prijs is uitgereikt. Hoewel deze door-
gaans wordt toegekend aan een Israëlische dierenarts wegens een voortreffelijke publicatie, kreeg Ah de prijs \'vanwege de
ware heldenmoed waarmee hij jarenlang onder zware omstandigheden het métier van praktiserend dierenarts heeft beoe-
fend \'. Zoals het artikel vermeldt: \'Zijn auto \'s mochten dan gaandeweg op vergieten, vol kogelgaten, gaan lijken, hij reed stoï-
cijns door\'. Die kogelgaten waren niet zomaar stille getuigen van enkele incidenten. Ze zijn symholi.sch voor heel veel meer,
wat Ah en zijn gezin hebben doorstaan. Om hun idealen te verwezenlijken; niet vanwege het brood op de plank! Wie daar een
beetje een idee van wil krijgen beveel ik het boekje \'Lepelen in de linzensoep \' aan. Het is er één uit de lezenswaardige reeks
boekjes met korte verhalen en essays geschreven door Ab\'s vrouw, Wiesje de Lange (Uitgever: Kok- Voorhoeve, Kampen). In
Perugia woonde ik in oktober het jaarlijks congres bij van de European Societ)> of Veterinary Internal Medicine (ESVIM). De
ESVIM, waarvoor tien jaar geleden in een bootje op het IJsselmeer, onder andere door de hoogleraren Rijnberk en De Vries,
de eerste plannen werden gesmeed, is uitgegroeid tot een bloeiende vereniging van Europese dierenartsen met speciale be-
langstelling voorde interne geneeskunde. Het was een bruisend congres met talloze, vaak zeer goede lezingen in een aantal
parallelsessies. Het zijn nog steeds vooral Nederlandse internisten, die helpen het tot \'fregat\' uitgegroeide bootje van de ES-
VIM vol in de wind te houden.

Uit de ESVIM is de ECVIM-Ca voortgekomen; het College van Europese Internisten voor gezelschapsdieren, thans onder
voorzitterschap van dr. Erik Teske. Nu de de facto procedure is afgesloten kunnen dierenartsen alleen nog lid worden van dit
College, dat wil zeggen in Europa worden erkend als specialist (Diplomate) indien zij, na het doorlopen van een vierjarige
specialistenopleiding aan een door het College erkend opleidingsinstituut, een (zwaar) examen afleggen. In oktober hebben
drie kandidaten, drs. Montse M. Dióz-Espineira, drs. Christine Piek en dr. Christian Stockhaus, die deels of geheel in de
Hoofdafdeling Geneeskunde van Gezelschapsdieren in Utrecht werden opgeleid, dit examen afgelegd. Alle drie zijn ge-
slaagd. Twee van hen verdienen een extra felicitatie. Montse beviel twee weken na het examen van een gezonde zoon.
Christine ontving tijdens het ESVIM-congres de eerste prijs in de wedstrijd voor jonge onderzoekers voor de beste onder-
zoekspresentatie. Zij zal mij in de Hoofdafdeling gezelschapsdieren opvolgen als internist/hematoloog.

Dr. R.J. Slappendel

Uit de Hoofdredactie

-ocr page 346-

DE VOEDING VAN NEDERLANDSE SLEDEHONDEN IN
TRAINING

Tijdschr Diergeneeskd 1999:124: 698-701

L. Ebing\'\' en A.C. Beynen\'\'\'^

SAMENVATTING

Teneinde de voeding van Nederlandse sledehonden in
training te beoordelen, hebben wij een voedingsanamnese
afgenomen bij vijf mushers. De dieren kregen een com-
mercieel droogvoer aangevuld met een eiwitrijk product,
een vetrijk product en/of vitaminen. Op ons verzoek be-
reidden de mushers een dagportie voor \'hun gemiddelde
hond\' (een 20 kg zware Siberische husky) waarvan de sa-
menstelling werd berekend en chemisch geanalyseerd. De
berekende energie-inhoud van de dagporties was tot 50
procent hoger dan de behoefte van de \'gemiddelde hond\'
voor onderhoud. De samenstelling van de rantsoenen was
adequaat vanuit voedingsfysiologisch oogpunt. Vanuit in-
spanningsfysiologisch oogpunt, in relatie tot extreme
duur-inspanning, was de energieverdeling over de macro-
nutriënten niet optimaal: de rantsoenen waren relatief
arm aan vet en rijk aan koolhydraten.

SUMMARY

The diet of Dutch sled dogs

To evalitale the diet of Dutch sled dogs, we investigated the dietary history
ofthe dogs of 5 mushers. The animals were offered a commercial dry diet
supplemented with a protein-rich product, a fat-rich product, and/or vita-
mins. At our request, the mushers prepared for \'their average dog\' (a 20-kg
Siberian husky) a daily ration of which the composition was calculated and
chemically analysed. The calculated energy content ofthe rations was up to
50% higher than the requirement ofthe \'average dog \'for maintenance. The
composition of the rations was adequate from a nutritional viewpoint.
However, the distribution of energy between macronuirients was not opti-
mal in terms ofthe physiology of extreme endurance running: the rations
had a relatively low fat content and a high content of carbohydrates.

INLEIDING

De Iditarod is een wedstrijd voor sledehonden in Alaska
waarbij in negen dagen 375 km gelopen wordt bij temperatu-
ren rond de -50°C. Tijdens deze periode hebben de honden
een extreem hoge energiebehoefte. Grandjean (2) schat het
energieverbruik van een 20 kg zware Husky op 30-34 MJ
metaboliseerbare energie (ME) per dag, hetgeen ruim vijf-
maal de onderhoudsbehoefte bedraagt. Het voer moet zeer
energierijk zijn omdat anders teveel voermassa wordt opge-
nomen, hetgeen de prestaties vermindert en de kans op een
maagtorsie vergroot. Omdat vet per gram meer energie dan
eiwit of koolhydraten levert, raadt Grandjean (3) voor slede-
honden een vetrijke voeding aan; 22 tot 40 procent van de
droge stof zou uit vet moeten bestaan, hetgeen overeenkomt
met minimaal 42 procent van de energie in de vorm van vet.
Een hoog vetgehalte in het voer zal de vetzuurverbranding

\' Afdeling Voeding. Hoofdafdeling Geneeskunde van Gezelschapsdieren. Faculteit

der Diergeneeskunde. Postbus 80.154. 3508 TD Utrecht.
^ Auteur voor corre.spondentie.

Stimuleren (5). Dit is voor sledehonden gunstig omdat tij-
dens duursport vet de belangrijkste energiebron is. Het wordt
aangeraden om tijdens het rustseizoen ook voer met een
hoog vetgehalte te verstrekken teneinde de vetverbrandings-
capaciteit op een hoog peil te houden (5). Inspanningsstress
bij sledehonden gaat gepaard met een afname van de hema-
tocriet en hemoglobinespiegel. Deze afname kan worden
voorkomen wanneer het voer minimaal 30 procent van de
energie in de vorm van kwalitatief goed eiwit bevat (2).
Wanneer de opname van koolhydraten meer dan 40 procent
van de energie bedraagt, kunnen de prestaties van sledehon-
den minder worden (4). Een voeding bestaande uit ongeveer
15 energiepercentage koolhydraten, 30 energiepercentage
eiwit en 55 energiepercentage vet wordt als ideaal gezien
voor sledehonden die duurinspanning verrichten (2).
De sledehondensport, ook wel mushing genoemd, wint aan
populariteit in Nederland. Het trainingsseizoen begint zodra
de gemiddelde dagtemperatuur onder de 15°C komt. Bij ge-
brek aan sneeuw wordt er getraind met een quat, motorfiets of
een kar. Er zijn enkele karwedstrijden in Nederland. De
meeste wedstrijden die Nederlandse sledehonden lopen vin-
den plaats in de sneeuw in Polen en Oostenrijk. De wedstrij-
den worden onderverdeeld in sprintwedstrijden (18-24 km),
middellange afstand (vanaf 30 km) en lange afstand wedstrij-
den (tot 450 km in 10 dagen). Het aantal honden waarmee
men aan wedstrijden deelneemt varieert van één tot 12 hon-
den in een span. De voeding van de Nederlandse sledehonden
in training is niet gedocumenteerd. Om een indruk te krijgen
hebben wij bij een vijftal mushers een voedingsanamnese uit-
gevoerd. De hoeveelheid verstrekte energie is berekend op
basis van de geanalyseerde en berekende voersamenstelling.
De samenstelling van de voeding is beoordeeld tegen de ach-
tergrond van de richtlijnen voor de voeding van sledehonden
en de behoeften aan nutriënten van de hond.

MATERIALEN EN METHODEN

Vijf mushers met Siberische huskies zijn geïnterviewd be-
treffende hun trainingsmethoden en verstrekte voeding. De
mushers hadden zes tot 16 dieren waarmee werd getraind.
Het gewicht van de honden varieerde van 15 tot 27 kg met een
gemiddelde van 20 kg. Het aantal reuen en teven was onge-
veer gelijk. Tijdens het trainingsseizoen voerden de mushers
een commercieel droogvoer aangevuld met een eiwitrijk pro-
duct (bijvoorbeeld kipgehakt), een vetrijk product (bijvoor-
beeld cocosvet) en/of een vitaminebron (bijvoorbeeld bier-
gist). Opdat de honden genoeg drinken werd het drinkwater
vaak aantrekkelijker gemaakt door er bijvoorbeeld brokken
of pens doorheen te mengen. Tijdens wedstrijden, vooral in
buitenlandse sneeuwgebieden, wordt extra vet boven op het
trainingsvoer gegeven. Elke musher heeft een voermengsel
bereid dat representatief was voor de dagportie van \'zijn ge-
middelde hond\' tijdens het trainingsseizoen. Deze dagporties
zijn niet door de auteurs getoetst aan de werkelijke voervers-
trekking. In deze voermengsels werden de gehalten aan droge
stof, ruw eiwit (RE), ruw vet (RV), ruwe celstof (RC) en as

-ocr page 347-

iiMir^

Tabel 1. Voersamenstelling en trainingskarakteristieken van Nederlandse sledehonden.

Musher 1 (a) IMusher 2 (b) IVIusher 3 (c) IMusher 4 (d) Musher 5 (e)

58,4 d\'-oogvoer 59,5 droogvoer 80,2 droogvoer 90,3 droogvoer 78.8 droogvoer

30,4 kipgehakt 37,7 kipgehakt 2,2 biergist 9,7 pens 21,2 pens

9,2 zonnebloemolie 0,8 cocosvet 17,1 karnemelk

1,7 biergist 34,3 water 0,5 spirulina
0,2 vitamine C tablet

411 420 409 310 330

Voercomponenten
(g per lOOg)

g voer per hond
per dag

MJ per hond per
dag(/)

6,4

5,4

4,9

6,0

4,6

Aantal km per
training

5-6

30

8- 10

7 - 10

10

Aantal trainingen
per week

3-4

3-4

3-4

Type

trainingsvoertuig

motorfiets

kar

motorfiets

kar

quat

Aantal honden per
span

12

6/8

10

lange afstand

sprint en
middellange
afstand

lange afstand

Type wedstrijd

sprint

spnm en
middellange
afstand

l") Hope Farms \'DB Energy\'. Woerden, declaratie: ruw eiwit 30,0%. ruw vel 15.0%, vocht 8,0%, Ca 1.6%, PI, l%vilamineA 24.000IE/kg. vitamine D 2.150
lE/kg. linolzuur 2.5%.

(!\') Doko \'Active \\ Zwijndrecht (Spillers Petfoods), declaratie: ruw eiwit 29,0 %. ruw vet 14,0%, vocht 10,0%, Ca 1,2 %,P 1,0 %, vitamine A 10.000 IE/kg vi-
tamine D 1.200 lE/kg linolzuur 1.5%.

M Reza \'Energy\'. Apeldoorn, declaratie: ruw eiwit 29.0%, ruw vet 19,0%, vocht 8,0%, Ca 1.5%, P1,0%, vitamine A 15.000 lE/kg, vitamine D 1.500 lE/kg, li-
nolzuur 2,4%.

«<>Pal advance formula \'Adult\'. Veghel. declaratie: ruw eiwit 26,0 %, ruw vet 16,0%, vocht 8,0%, Ca 1,6%, P 1,1%, vitamine A 16.650 IE/kg, vitamine D
1.080 lE/kg, \'linolzuur 2%.

W Roval Canin \'Selection special croc\', Veghel, declaratie: ruw eiwit 22,0%, ruw vet 8.0%, vocht 10,0%. Ca 1.5%, P 1,0%, vitamine A 5.000 lE/kg, vitamine
D \'500IE/kg, linolzuur 2,5%.

(fl Berekend op basis van de geanalyseerde samenstelling van het rantsoen (Tabel 2).

volgens de Weende-analyse bepaald. De overige koolhydra-
ten (OK) zijn als restfractie berekend. Bovendien zijn de nut-
riëntensamenstellingen van de rantsoenen berekend aan de
hand van de declaraties van de verstrekte commerciële voe-
ders en voor andere producten aan de hand van voedingsmid-
delentabellen. Ook is de energieverdeling over eiwit, vet en
overige koolhydraten voor elk voermengsel berekend.
Hiervoor zijn de volgende conversiefactoren gebmikt: 1 g RE
= 17kJ ME; lgRV = 37kJ ME; lgOK=16kJME

RESULTATEN

Tabel 1 geeft per musher de voersamenstelling van zijn \'ge-
middelde hond\' en kenmerken van de training. Het aantal MJ
dat per hond per dag verstrekt werd varieerde tussen 4,6 en
6,4 (Tabel 1). De variatie wordt waarschijnlijk veroorzaakt
door verschillen in getrainde kilometers, de omstandigheden
waaronder getraind werd (bodemgesteldheid, soort trai-
ningsobject) en temperatuur in de nachtverblijven.

De geanalyseerde en berekende gehalten aan macronutriën-
ten in de voeders kwamen goed overeen (Tabel 2). De gehal-
ten aan Ca en P lagen voor de vijf rantsoenen niet ver uiteen.
De niveaus van vitamine A en vitamine D varieerden maxi-
maal met een factor 3. Voor linolzuur was de spreiding gro-
ter. Het voer van musher 1 had een hoog linolzuurgehalte
door de toevoeging van zonnebloemolie, terwij I het voer van
musher 2 een lager gehalte had door de toevoeging van co-
cosvet, dat weinig linolzuur bevat, en omdat het droogvoer

-ocr page 348-

relatief weinig linolzuur bevatte.

Figuur 1 illustreert de energieverdeling over de macronu-
triënten. Het energiepercentage eiwit was vrij constant met
een gemiddelde van 28 procent. Het aandeel in de energie-
voorziening van vet en koolhydraten varieerde sterk tussen
de vijf rantsoenen.

DISCUSSIE

De nutriëntennormen voor jonge groeiende honden kunnen
als volgt worden gesteld: eiwit, 14 g/MJ; calcium, 0,6 g/MJ;
fosfor, 0,5 g/MJ; vitamine A, 300 lE/MJ, vitamine D, 30
lE/MJ en linolzuur, 0,7 g/MJ. Tabel 2 laat zien dat de vijf
rantsoenen voor wat betreft de genoemde nutriënten volde-
den aan deze normen. De nutriëntenbehoeften van volwas-
sen honden zijn lager dan van groeiende honden. Wanneer
de sledehonden inspanning verrichten en extra energie opne-
men, zouden de nutriëntengehalten van de rantsoenen lager
mogen zijn. De rantsoenen zijn derhalve adequaat of zelfs
rijk vanuit voedingsfysiologisch oogpunt.
Vanuit inspanningsfysiologisch oogpunt is de energieverde-
ling over eiwit, vet en koolhydraten van de rantsoenen niet
ideaal voor dieren die extreme duurinspanning zouden moe-
ten verrichten (Figuur 1). De rantsoenen van de mushers be-
vatten te weinig vet c.q. teveel koolhydraten, terwijl de ei-
witgehalten het ideale niveau benaderden. Het rantsoen van
musher 1 wijkt het minst af van het ideale rantsoen en dat van
musher 5 het meest. Volgens onze informatie deed musher 5
ten opzichte van de prestaties van zijn honden niet onder
voor musher 1. Een adequate nutriëntenvoorziening is zon-
der twijfel de basis voor goede prestaties, maar er zijn kenne-
lijk andere factoren die belangrijker zijn dan een vanuit in-
spanningsfysiologisch oogpunt ideale rantsoensamenstel-
ling. Het moet echter worden venneld dat door verstrekking
van extra vet tijdens de wedstrijden in ieder geval de vet- en
koolhydraatgehalten in de richting van de optimale gehalten
gaan. Het eiwitgehalte wordt mogelijk lager dan het ideale
niveau.

Onder normale omstandigheden bevat een commercieel
droogvoer voldoende B-vitamines om in de behoefte van
een hond te voorzien. Er zijn geen aanwijzingen dat inspan-
ning de behoefte aan B-vitamines van sledehonden ver-
hoogt. Een hond kan zelf voldoende vitamine C produceren.
Tijdens het wedstrijdseizoen in de poolgebieden zal echter
bij sledehonden het vitamine C-gehalte in het bloed dalen.
Toediening van vitamine C gaat de daling tegen en kan de
prestaties verbeteren (1). Vitamine C is nodig voor de syn-
these van camitine hetgeen op haar beurt nodig is voor de
verbranding van vetzuren (3). Het trainingsseizoen in
Nederland is geen extreme stresssituatie voor sledehonden
aangezien er geen bijzonder lange afstanden worden afge-
legd en de temperatuur niet erg laag is. Suppletie van het
rantsoen met B-vitamines en vitamine C lijkt daarom niet
noodzakelijk.

Het energieverbruik van een volwassen huishond van 20 kg
kan op 5,2 MJ/dag geschat worden. Een husky van 20 kg
heeft een lagere ruststofwisseling dan de gemiddelde huis-
hond met als gevolg een energieverbruik van slechts 4,2
MJ/dag (2). Door training van de Nederlandse sledehonden

Mutriëntengehalten van de voeders.

Nutriënt

Musher 1

Musher 2

Musher 3

Musher 4

Musher 5

RE (g/MJ)

analyse

15,0

19,7

19,1

14,0

15,6

berekening

14,5

18,4

17,6

16,5

14,5

RV (g/MJ)

analyse

12,7

9,4

8,6

9,7

6,7

berekening

14,4

11,1

10,3

10,4

6,4

OK (g/MJ)

analyse

17,3

19,8

22,3

25,1

30,6

berekening

15,3

18,1

19,9

24,5

32,4

RC (g/MJ)

analyse

1,2

1,3

1,0

1,1

2,1

Ca (mg/MJ)

berekening

635

623

836

916

860

P (mg/MJ)

berekening

466

529

587

634

584

Vitamine A (lE/MJ)

uettjkefiiiig

894

467

823

950

284

Vitamine D (lE/MJ)

berekening

80

56

82

62

28

Linolzuur (g/MJ)

berekening

4,2

0,7

1,3

1,2

1,4

-ocr page 349-

M iJMir"

Musher 4

"Ideaal\'

Figuur 1. De energieverdeling over eiwit (RE), vet (RV) en koolhydraten (OK) voor de vijf rantsoenen en voor tiet \'ideale voer voor sledehonden\'.

werd hun energieverbruik dus tot tien a 50 procent groter
(Tabel 1). De extra energiebehoefte is beduidend lager dan
die voor honden die bij zeer lage temperaturen dagelijks
grote afstanden afleggen (2). De extra benodigde energie
van de Nederlandse sledehonden kan met droogvoer goed
opgenomen worden zodat het bijvoeren van vet niet nodig
is. Zoals vermeld, kan een vetrijke, koolhydraatarme voe-
ding bijdragen tot betere prestaties, in ieder geval tijdens ex-
treme duurinspanning. Door toevoeging van vet aan het
rantsoen mag echter de opname van droge stof niet dusdanig
verlaagd worden dat de nutriëntenvoorziening in gevaar
komt.

LITERATUUR

1. Donoghue S, Kronfeld DS, Dunlap HL. et Schyver HF. Intérêt de la
supplementation vitaminique C chez le chien de trainineau en situation
de course ou de stress. Rec Med Vet 1993; 169: 773-7.

2. Grandjean D, and Paragon BM. Nutrition of racing and working dogs.
Part 2. Determination of energy requirements and the nutritional im-
pact of stress. Vet Compendium 1993; 15:45-57.

3. Grandjean D. Nutrition of racing sled dogs. Wien Tierärtzl Mschr
1994;81:329-43.

4. Kronfeld DS. Diet and performance of racing sled dogs. J Am Vet Med
Assoc 1973; 162:470-3.

5. Reynolds AR, Fuhrer L, Dunlap HL, Finke MD, and Kallfelz FA.
Lipid metabolite responses to diet and training in sled dogs. J Nutr
1994; 124:2754S-9.

-ocr page 350-

Vraag en Antwoord

Naar aanleiding van onderstaande uit de praktijk ont-
vangen vraagstelling vond de redactie dr. J.T. Lumeij
(Universiteitskliniek voor Gezelschapsdieren) bereid om
voor de lezers een antwoord te formuleren.

VRAAG:

Er wordt beweerd dat (teveel) chocolade schadelijk voor
huisdieren is. Welke stof in chocola veroorzaakt de proble-
men en wat zijn de symptomen, bijvoorbeeld bij hond en ca-
via? Indien een behandeling is geïndiceerd wat kan men dan
het beste doen? P.S. kun je een cavia laten braken?

ANTWOORD:

Het is inderdaad correct dat een ogenschijnlijk veilig product
aanleiding kan geven tot emstige vergiftiging. Zoals gebrui-
kelijk is het een kwestie van dosering.
Gedurende de Tweede Wereldoorlog werden cacao-afval-
producten op grote schaal toegepast als bestanddeel van dier-
voeders en diverse vergiftigingsgevallen bij huisdieren, in-
clusief honden, zijn beschreven (Clarke EGC, and Clarke
ML, Garner\'s Veterinary Toxicology, 3rd ed. Balliere Tin-
dall, London, 1967:398-99).

Van meer recente datum en meer incidenteel zijn de be-
schrijvingen van intoxicaties van gezelschapsdieren door de
consumptie van huishoudelijke cacaoproducten, zoals hagel-
slag of cacaopoeder.

Als een hond een pak chocoladehagelslag of cacao te pakken
krijgt en geheel verorbert is de kans groot dat dit een fatale
afloop heeft (Hoskam EG en Haagsma J, Tijdschr
Diergeneeskd 1974; 99: 523-4; Sutton RH, Vet Rec 1981;
109: 563-5). Het voederen van kleine hoeveelheden choco-
lade als lekkemij aan papegaaien kan leiden tot de dood van
het dier (Ritchie BW, Harrison GJ, and Harrison LR. Avian
Medicine, Principles and Application, Wingers Puhl. Co,
Lake Worth, Fl, 1994: 1044).

Q

De toxiciteit wordt veroorzaakt door het alkaloid theobro-
mine (3,7-dimethyl -2,6-dihydroxypurine) dat 1,5 tot 3 pro-
cent uitmaakt van de cacaoboon. Dit alkaloid wordt geheel
geresorbeerd in de digestietractus en slechts langzaam uitge-
scheiden waardoor een cumulatief effect kan ontstaan. Sterfte
treedt acuut op door hartfalen. De LD50 voor de kat bedraagt
ongeveer 200 mg/kg.

Na ingestie van een toxische dosis chocolade(producten) door
huisdieren lijkt het opwekken van braken het meest geïndi-
ceerd zonder het optreden van symptomen af te wachten.
Over het opwekken van braken bij cavia\'s is in de literatuur
niet veel te vinden. De terminale oesophagus bij de hond en
de kat heeft geen terminale sphincter en braken is relatief
makkelijk op te wekken. Bij konijnen, knaagdieren en paar-
den is een duidelijke sphincter aanwezig. Experimenteel kon
bij paarden alleen maar gastro-oesophageale reflux worden
opgewekt na afbinden van de pylorus, terwijl bij cavia\'s een
gastro-oesophagelae reflux makkelijk was op te wekken
door verhoging van de druk in de maag of manipulatie van de
gastroesophageale overgang (Botha GS. The Gastro-oesop-
hageal Junction. Little Brown, Boston, 1962). Bij konijnen
wordt algemeen aangenomen dat ze niet braken. Apo-
morphine, een centraal werkend emeticum dat bij de hond
zeer effectief is om braken op te wekken, in een dosering van
0,5 mg/kg door mij aan een cavia toegediend veroorzaakte
geen braakneigingen. Ook na toediening van het lokaal wer-
kend emeticum ipecacuanha, in een dosering overeenkom-
stig met ongeveer 1 mg/kg emetine, werden geen braaknei-
gingen waargenomen. Vooralsnog is mij geen manier
bekend om braken bij een cavia op te wekken.

CHOCOLADE SCHADELIJK VOOR HUISDIEREN

FEHLENTWICKLUNGEN IN DER HAUSTIERZUCHT

Bartels und Wegner Enke Verlag 1998. ISBN 3-432-28131-5.

In een 120 pagina\'s tellend en mim geïllustreerd boekje stel-
len de auteurs de met het fokken met huisdieren veroor-
zaakte misvormingen aan de kaak. De extreme vormen van
onderdelen van vooral het skelet en van de beharing en de
bevedering en de gevolgen daarvan voor de gezondheid en
het welzijn worden op kritische wijze besproken.

Niet alleen de bekende anomalieën bij honden, maar ook
welzijnsbelemmerende raskenmerken bij katten, duiven,
hoenders en kanaries en zelfs de dikbilrunderen komen daar-
bij aan bod. Naast direct waameembare welzijnsbeperkende
factoren als onder andere extreme beharing of bevedering
van het hoofd worden ook de indirecte gevolgen van de
keuze voor bepaalde kenmerken belicht. Het geheel of ge-
deeltelijk ontbreken van pigment, waarmee fraaie resultaten
bereikt kunnen worden, vormt daarbij een van de voorbeel-
den. Daarbij worden wel de daarmee gepaard gaande uitvals-
verschijnselen van het zenuwstelsel genoemd, maar aan het
oorzakelijk verband tussen deze kenmerken wordt helaas
weinig aandacht besteed.

In hun voorwoord wordt door de auteurs gesteld dat de fok-

-ocr page 351-

kers zich legitimeren door te verwijzen naar de waarde van
het bewaren van levende cultuurgoederen. Van veterinairen
en biologen verwachten zij dat zij zich niet \'degraderen\'
door daar medewerking aan te verlenen.
Bewondering van en verwondering over de rijke genetische
variatie bij onze huisdieren komen helaas niet aan de orde.

Ondanks deze eenzijdige benadering is dit boekje heel goed
bruikbaar voor discussies over de vraag waar we in onze he-
dendaagse beschaving de grenzen voor het toelaatbare bij het
fokken van huisdieren willen leggen.

J. Bouw

GEZELSCHAPSDIEREN

O

Referaten

Trächtigkeitsuntersuchung bei Hund und Katze

M. Janthur. Der Prakt TierarzI 1998; 79; 934-40.

Ingegaan wordt op de methoden die bekend zijn om drach-
tigheid vast te stellen bij hond en kat, zoals manueel, röntge-
nologisch, hormonaal en echografisch.
De manuele methode is pas betrouwbaar vanaf het midden
van de graviditeit. Een onderscheid maken met het voorko-
men van uterine afwijkingen is moeilijk.
De röntgenologische methode is pas toepasbaar wanneer het
verkalkingsproces van de beenderen is begonnen. Bij de kat
is dit vanaf de dag en bij de hond vanaf de dag
van de zwangerschap. Gewezen wordt op niet te onderschat-
ten risico\'s voor dier en onderzoeker.

Het bepalen van het progesterongehalte in het bloed heeft bij
genoemde gezelschapsdieren weinig betekenis. De echogra-
fische methode geniet de voorkeur. Men kan deze gebruiken
vanaf de 13^ tot 18^ dag van de graviditeit. Niet alleen wordt
informatie verkregen over al dan niet drachtig zijn maar ook
over het aantal vruchten, over abnormale foeti en over afwij-
kingen in de baarmoeder. Ook kunnen abnormaliteiten aan
andere organen zoals darmen en blaas worden waargeno-
men.

Als voordeel is nog te noemen dat men de dieren in allerlei
standen en vanuit verschillende richtingen kan onderzoeken.

Dr J.P. W.M. Akkermans

RUND

Immunitätsbildung gegen Lungwurmer nach
Einsatz des Ivomec SR Bolus oder des Panacur
SR Bolus

T. Schnieder, C. Epe, G. van Samsom-Himmerstjerna, C.
Kohlmetz, M. Heise, und S. Woidtke. Der Prakt Tierarzt
1998; 79; 446-52.

Van een groep van 20 kalveren kregen vlak voor het begin
van het weideseizoen er zeven intraruminaal een Panacur SR
en zeven een Ivomec SR bolus. Van de zes niet behandelde
kalveren werden er twee geïnfecteerd met 50 longwormlar-
ven om te zorgen voor besmetting van de gehele groep.
De mest werd om de vier weken onderzocht op het voorko-
men van maagdarmwormeieren en longwormlarven. Tevens
werden de sera onderzocht op de aanwezigheid van afweer-
stoffen ten opzichte van
Dictyocalus viviparus.
Zes maanden na het begin van het experiment werden alle
dieren opgestald en behandeld met fenbendazole om de wor-
men af te drijven. Vier weken later volgde herinfectie met
1000 longdarmwormenlarven om de immuniteitsstatus te
controleren.

Uit het onderzoek bleek dat alle controle-kalveren maag-
darmwormeieren en longwormlarven gingen uitscheiden. Er
bestond een duidelijke infectiedruk. Uitscheiding ge-
schiedde ook na enige tijd bij de dieren die een bolus hadden
gekregen. De aantallen waren echter duidelijk minder.
In het bloed van alle kalveren werden antilichamen tegen de
longwormen aangetoond.

Ziekteverschijnselen werden niet waargenomen.
Na challenge bleek dat alle kalveren een goede immuniteit
hadden. Slechts bij één exemplaar kwamen volwassen long-
wormen tot ontwikkeling.

Ondanks de preventieve behandeling is er een goede immu-
niteit ontstaan die bescherming kan geven tot in het tweede
weideseizoen.

Dr J.P. W.M. Akkermans

-ocr page 352-

WEST NILE-LIKE VIRUS IS OORZAAK VAN ENCEFALITIS BIJ
MENSEN EN PAARDEN EN STERFTE VAN HONDERDEN
VOGELS IN NEW YORK

W.H.M. vanderPoeP

Uit en voorde praktijk

Eind augustus 1999 is er melding ge-
maakt van een arbovirus encefalitis
uitbraak in New York City. Tegelijk
met deze ziekte-uitbraak werd een
sterfte van honderden vogels waarge-
nomen, met name kraaien, in Zuid-
Connecticut, New Jersey en Long
Island. Uit weefsels van enkele die-
rentuinvogels kon in september virus
worden geïsoleerd dat vervolgens
door de Centers of Disease Control
(CDC) in Atlanta door middel van
PCR (polymerase chain reaction) ge-
typeerd kon worden als zijnde West
Nile-like virus (WNV). Tegelijkertijd
werden in hersenbiopten van vijf hu-
mane patiënten tiavivirus sequenties
gevonden (1) die grote overeenkomst
vertoonden met de bij de vogels ge-
vonden sequenties. Dit zou de eerste
keer zijn dat WNV-infectie waarge-
nomen wordt op het westelijk half-
rond. Half oktober werd hetzelfde vi-
rus gevonden bij paarden met
neurologische verschijnselen. Eind
september waren er in New York en
omgeving 37 gevallen gemeld met de
klinische verschijnselen van virale en-
cefalitis. Bij 17 van deze patiënten
was toen door middel van serologic of
virusisolatie bevestigd dat het ging
om West Nile-like virus (2). Inmiddels
is bij minstens tien paarden WNV-
like infectie bevestigd door middel
van laboratoriumonderzoek.

WEST NILE VIRUS
West Nile Vims (WNV) behoort tot de
familie der Flaviviridae genus Flavi-
vims. Andere bekende vertegenwoordi-
gers van dit genus zijn het Japanese en-
cephalitis vims (JEV), Kunjin vims.

Microbiologisch Laboratorium voor Gezond-
heidsbescherming {MGB} Rijksinstituut voor
Volkgezondheid en Milieu (RIVM) Antonie van
LeeuKenhoeklaan 9. Postbus I 3720 BA Bilt-
hoven. 030-2749111. fax 030-2744434. E-mail
iVim.van.der.Poel@rivm.nl

Tick-bome encefalitis vims (TBEV), St.
Louis encefalitis vims (SLE) en Yellow
fever vims. Al deze vimssen zijn artho-
pod-bome vimses oftewel arbovimssen.
Vele species waaronder insecten, vo-
gels, zoogdieren en mensen kunnen
geïnfecteerd worden met WNV. Het vi-
ms is voor het eerst geïsoleerd in de pro-
vincie West Nile van Oeganda in 1937
(3). Oorspronkelijk kwam WNV alleen
in Afrika voor maar waarschijnlijk door
transmissie via vogels wordt het vims
steeds vaker in de gematigde klimaatzo-
nes aangetroffen. West Nile vims is en-
demisch in gebieden rond de
Middellandse zee, India en Centraal en
Zuid-Afrika. Op basis van sequentie-
analyse van eiwitten van de vims-
envelop kunnen twee subtypen worden
onderscheiden. Deze twee subtypen on-
derscheiden zich niet in de zin van gast-
heerspecificiteit of geografische ver-
spreiding (4).

ZIEKTEVERSCHIJNSELEN EN
UITBRAKEN

Bij mensen veroorzaakt WNV meestal
een milde (afebriele) infectie maar met
name bij oudere en immuundeficiënte
personen kan een serieuze meningoen-
cefalitis ontstaan. De meest voorko-
mende klinische symptomen zijn hoge
koorts, hoofdpijn, nekstijflieid en di-
verse neurologische klachten. Klinische
uitbraken komen, ook in de endemische
gebieden, zelden voor. In 1976 was dat
het geval in Zuid-Afrika (5) en in 1996
vond een WNV-uitbraak plaats in
Roemenië waarbij meer dan 300 men-
sen betrokken waren (6-8).
Laboratoriumdiagnose is mogelijk door
middel van serologisch onderzoek,
maar kmisreacties met andere flavivi-
mssen kunnen een probleem vormen.
In New York werden de patiënten aan-
vankelijk verdacht van een SLE-vims-
infectie. St Louis Encephalitis vims en
WNV zijn andgenetisch nauw met el-
kaar verwant. Vimsisolatie is daarom
steeds geïndiceerd omdat dan identifi-
catie van het vims mogelijk is door
middel van sequentieanalyse.
Bij de geïnfecteerde paarden in New
York waren slapte in de achterhand, in-
coördinatie en krampen de meest op-
vallende symptomen. Isolatie van
WNV uit kraaien is eerder beschreven
(9) maar duidelijke klinische verschijn-
selen ten gevolge van WNV bij vogels
zoals waargenomen in New York zijn
niet eerder waargenomen.

TRANSMISSIE

Natuurlijke WNV-infectie komt uitslui-
tend tot stand door een muggenbeet. De
belangrijkste overdragende muggen-
soorten behoren tot de
Ciilex species. De
meest voorkomende Nederlandse huis-
mug
Culex pipiens behoort tot deze
soort. Incidenteel zouden ook andere
muggensoorten de infectie kunnen
overdragen, met name
Aecle.\'i en
Anopheles species. Uitbraken in gema-
tigde klimaatzones kunnen veroorzaakt
worden door (onbeoogd) transport van
geïnfecteerde muggen vanuit gebieden
waar het vims endemisch is, door inter-
nationaal reisverkeer van geïnfecteerde
personen en via trekvogels. Afhankelijk
van de weersomstandigheden en hun
gastheerspecificiteit kunnen lokale
muggensoorten een rol spelen bij de
overdracht van de infectie. Ten tijde van
de uitbraak in New York kwamen rela-
tief veel muggen van de species
Culex
voor in het stedelijk gebied en het vims
is reeds aangetoond in deze muggen. Dit
zou er op kunnen wijzen dat deze mug-
gensoort ook hier de belangrijkste vec-
tor is.

RISICO VOOR DE VOLKSGEZOND-
HEID

De introductie van West Nile Vims in
Noord-Amerika is fascinerend. Het op-
duiken van WNV buiten de endemische
gebieden is uitzonderlijk hoewel reeds
langere tijd algemeen wordt aangeno-
men dat vogels de voomaamste gastheer
zijn en dat trekvogels de belangrijkste
vimsverspreiders zijn. De duidelijke kli-
nische verschijnselen bij minstens 37
mensen en tien paarden, en de sterfte
van honderden vogels in New York wij-
zen erop dat het hier om een relatief vi-
mlente en/of beter overgedragen variant
van WNV moet gaan. Voor zover be-
kend is er nergens ter wereld een vaccin

-ocr page 353-

tegen WNV beschikbaar dat geschikt is
voor gebruik bij mensen of dieren.
Als het inderdaad zo is dat
Culex spe-
cies ook in New York de belangrijkste
vector zijn, dan is het theoretisch mo-
gelijk dat een dergelijke uitbraak zich
ook in West-Europa voordoet. Tot op
heden spelen arbovirussen in West-
Europa echter een minder belangrijke
rol. Blijkbaar ontbreekt het hier aan een
geschikt endemisch reservoir voor
deze groep van virussen. In New York
hebben de autoriteiten inmiddels op-
dracht gegeven voor uitgebreide mug-
genverdelgingcampagnes om de ver-
dere verspreiding van het virus te
voorkomen.

LITERATUUR

1. Briese T, Jia XY, Huang C, Grady LJ, and
Lipkin WL Identification of a Kunjin/
West Nile-like flavivirus in brains of pa-
tients with New York encephalitis. Lancet
1999:354: 1261-2.

2. CDC. Case definitions for infectious con-
ditions under public health surveillance.
MMWR I997;46(RR-I0): 12-3.

3. Smithbum KC, Hughes TP, Burke AW.
and Paul JH. A neurotropic virus isolated
from the blood of a native of Uganda. Am J
Trop Med Hyg 1940; 20:471.

4. Berthet FX, Zeiler HG, Drouet MT, Rauzier
J, Digoutte JP, and Deubel V. Extensive nu-
cleotide changes and deletions within the en-
velope glycoprotein of Euro-African West
Nile vimses. J Gen Virol 1997; 78:2293-7.

5. Mcintosh BM, Jupp PG, Dos Santos I, and
Meenehan GM. Epidemics of West Nile
and Sindbis viruses in South Africa with

Culex (Culex) univittatus Theobold as vec-
tor. SAfrJ Sci 1976; 72:295.

6. Klingberg MA, Jasinka-Klingberg W, and
Goldblum N. Certain aspects of the epide-
miology and distribution of immunity of
West Nile virus in Israel. In: Proceeding of
the 6th International Congress of Tropical
Medicine 1959; 5: 132.

7. Panther R, Hannoun C, Beytout D, and
Mouchet J. Epidemiology of West Nile vi-
ms. In: Human Illness: focus on Camargue
[French]. Vol 3. Ann Inst Pasteur 1968;
115:435.

8. Tsai TF, Popovici F, Cemescu C,
Campbell GL, and Nedelcu Nl. West Nile
encephalitis epidemic in southeastern
Romania. Lancet 1998; 352: 767-71.

9. Work TH, Huriburt HS, and Taylor RM.
Isolation of West Nile virus from hooded
crows and rock pigeons in the Nile Delta.
Proc Soc Exp Biol Med 1953; 84: 719-22.

INTERVIEW MET PROFESSOR CORNELISSEN

EEN BIOLOOG MET HART VOOR DE DIERGENEESKUNDE

Prof. dr. Albert W.C.A. Cornelissen is de nieuwe decaan van de Faculteit der
Diergeneeskunde. Cornelissen is geen dierenarts, maar studeerde biologie te
Amsterdam. Zijn interesse ging speciaal uit naar fysiologie en zoölogie, het-
geen zijn latere keuze - de parasitologie - kan verklaren.
Cornelissen is een rustige man, wellevend en bedachtzaam, maar ook enthou-
siast en gedreven als het om belangrijke zaken gaat. Zo spant hij zich niet afla-
tend in, het grote publiek duidelijk te maken dat biotechnologie geen vies
woord is, maar daarentegen ongekende positieve toepassingen kent. Hij is bo-
vendien in alle opzichten trots op de Faculteit der Diergeneeskunde. Een de-
caan met hart voor de zaak dus, ondanks - of misschien wel dankzij - zijn niet-
veterinaire achtergrond.

Door Sophie Deleu

derzoeksgroep hield zich bezig met het
transcriptieproces van trypanosomen.
Aan het aantal publicaties en de kwali-
teit hiervan is af te leiden dat de groep
van Cornelissen tot de absolute top be-
hoorde. \'Het was fantastisch en span-
nend om zo intensief met onderzoek
bezig te zijn. En ik heb er ook het een
en ander van management opgestoken.
Ik moest de onderzoeksgroep immers
zelf samenstellen en opbouwen.\' Hij
had er ook tijd voor, want zijn echtge-
note en kinderen bleven in Nederland.
\'Of het die prijs waard was, zal ik nooit
weten. Feit is dat wij het toen de
moeite waard vonden\', zegt hij.

Berichten en verslagen

Toen de jonge Cornelissen afstudeerde
(1979), waren de perspectieven voor
biologen niet bepaald rooskleurig te
noemen. Hij was dan ook blij met een
promotieplaats aan de Faculteit der
Diergeneeskunde bij de hoogleraar
Zwart en dr. Overdulve. Zijn onder-
zoek betrof de sexedifferentiatie van
toxoplasma - \'pure biologie\' - en resul-
teerde in 1982 in een promotie.
Parasitologie was in opmars en
Cornelissen profiteerde hiervan; hij
kreeg een Fellowship van de Royal
Society. Daardoor kon hij zich in
Edinburgh (Schotland) een jaar lang
wijden aan de sexedifferentiatie van de
malariaparasiet. \'Hier leerde ik tevens
de grondbeginselen van de molecu-
laire biologie\', vertelt hij enthousiast.
Een vakgebied dat hedentendage niet
meer weg te denken is uit het medisch-
biologisch veld, maar dat toentertijd
nog in de kinderschoenen stond.
Het fellowship legde hem geen wind-
eieren, want de opgedane kennis kon
hij meteen in de praktijk brengen bij
het Nederlands Kanker Instituut te
Amsterdam. Hij heeft er drie jaar on-
derzoek gedaan naar antigeenvariatie
bij Afrikaanse trypanosomen, onder
professor Borst. Hier heeft hij naar ei-
gen zeggen echt geleerd wat molecu-
laire biologie inhoudt.
En toen kreeg hij een grote kans: hij
ging voor vijf jaar naar het Max-
Planck-instituut voor biologie te
Tübingen (Duitsland), waar hij zelf
een onderzoeksgroep leidde. Deze on-

PARASITOLOGIE EN TROPISCHE
DIERGENEESKUNDE

Bij terugkomst kon hij weer op de
Faculteit terecht, waar hij begonnen
was. Hij werd in 1991 hoogleraar
Parasitologie en volgde daarmee
Swierstra, Zwart en Uilenberg op.
Twee afdelingen werden samenge-
voegd en het onderzoek werd gecon-
centreerd tot de volgende gebieden:
maag/darmworminfecties bij herkau-
wers, door teken overgebrachte ziek-
ten, anthelminticaresistentie en
malariageneesmiddelen. Het molecu-
laire onderzoek aan anthelmintica re-
sistentie verhuisde met dr. Roos naar
het ID-Lelystad en het malaria-onder-
zoek werd, door het pensioen van
Overdulve, afgebouwd.
De combinatie onderzoek, onderwijs en
management was wel aan Cornelissen

-ocr page 354-

besteed. Hij werd eerst afdelingshoofd
en daama voorzitter van de Hoofd-
afdeling Infectieziekten en Immuno-
logie. Ook trad hij toe tot het Faculteits-
bestuur. En sinds 1 mei 1999 is hij
decaan.

EEN MOOIE BAAN
Hij noemt het zelf \'een mooie baan\':
\'Ik woonde recent een bijeenkomst bij
van Europese decanen en het viel mij
sterk op dat de Nederlandse faculteit
zeer hoog in aanzien staat. Ik vind het
inspirerend om hier leiding aan te ge-
ven\'. En nadenkend: \'Het schept ook
verplichtingen. De Faculteit heeft als
enige veterinaire faculteit in Nederland
een aantal belangrijke, maatschappe-
lijke taken en is bovendien een grote
werkgever\'.

Op de vraag waarop hij de nadruk wil
leggen, of waar zijn hart naar uitgaat -
onderzoek, onderwijs en/of patiënten-
zorg, c.q. veterinaire volksgezondheid
- antwoordt hij met passie: \'Deze drie
zijn toch niet los te zien! De Faculteit
wordt niet voor niets de beste van
Europa genoemd. Van al deze drie as-
pecten is de kwaliteit zeer hoog en dat
moeten we op zijn minst zo zien te
houden.\'

COMMUNICATIEVE VAARDIG-
HEDEN

Het onderwijs echter, staat voor grote
veranderingen. Sterke differentiatie,
hoe dan ook, is niet langer te vermij-
den. Ontwikkelingen in de samenle-
ving nopen tot deze aanpak. Maar ook
andere aspecten komen aan de orde.
Comelissen: \'We moeten natuurlijk
dierenartsen afleveren die toegesneden
zijn op een bepaald vakgebied, maar
die tevens met elkaar en met anderen
kunnen communiceren. Wat dit laatste
betreft verwachten we veel van de ef-
fecten van het nieuwe curriculum.\' Hij
hoopt althans dat de aanstormende ge-
neratie dierenartsen veel gemakkelij-
ker drempels neemt om informatie te
vinden. Ze worden daartoe onder meer
gestimuleerd door de ongekende mo-
gelijkheden van digitale communica-
tie. \'De nieuwe onderwijsvormen ma-
ken het bovendien makkelijker dan
voorheen om methoden ter discussie te
stellen\', vertelt hij. Het moet hem in dit
verband echter wel van het hart dat de
Faculteitsmedewerkers voor het
nieuwe curriculum een enorme inspan-
ning hebben moeten leveren. En het
einde is nog niet in zicht: \'Petje af, dat
moet gezegd worden, voor de onge-
looflijke inzet op alle niveaus\'.

Tegelijkertijd spant men zich op de
Faculteit in voor specialisatie in de
tweede lijn. \'Er is een toenemende
vraag naar diepgang in de zorg\', stelt
de decaan vast. \'Wat dat betreft die-
nen de Faculteit en de KNMvD met
differentiatie en specialisatie een ge-
meenschappelijk belang.\'

DE JUISTE SOORT STUDENTEN
Een grote zorg van de Faculteit is op
dit moment het aantrekken van \'de
juiste soort studenten\' (in de positieve
zin van het woord!). \'We proberen mo-
gelijkheden te scheppen om geschei-
den studiepaden te vullen met gemoti-
veerde studenten\', legt Comelissen
uit. \'Er komen vijf studiepaden, kort-
weg genoemd: individueel dier, dier-
houderij, veterinaire volksgezondheid,
onderzoek en beleid/management.
Helaas is bijna iedere aankomende stu-
dent alleen geïnteresseerd in de ge-
neeskunde van het individuele dier.\'
Betekent deze ontwikkeling in feite
\'selectie aan de poort\'? Cornelissen
nuanceert dit: \'De wetgeving is veran-
derd. Er is mimte voor zogenaamde
\'decentrale toelating\'. Dat betekent dat
je een bepaald percentage studenten
mag toelaten buiten de loting om.
Hiervoor mag de Faculteit zelf de cri-
teria bepalen. Wij zouden op deze ma-
nier een bepaald aantal studenten zon-
der loting kunnen toelaten voor de
\'minder populaire\' studiepaden, zoals
onderzoek. Uiteraard moeten deze stu-
denten geselecteerd worden op moti-
vatie, want het is niet de bedoeling dat
deze studiepaden als parkeerstudie
worden misbruikt.\' Tevens moeten
studenten met een hoge eindexamen-
score-gemiddeld 8 of hoger-bij wet
zonder loting worden toegelaten tot
het studiepad van hun keuze.
En mogen deze studenten halverwege
de studie wisselen van studiepad?
Deze vraag is relevant omdat iedereen
op zijn vingers kan natellen wat er dan
gebeurt... De decaan is hier echter
stellig in: \'Dit wordt volledig dichtge-
timmerd\'. U bedoelt dat het de twijfe-
laars zeer moeilijk wordt gemaakt? \'Ik
bedoel met \'dichtgetimmerd\' dat het
onmogelijk wordt om tijdens de studie
van richting te veranderen.\' Duidelijk.
De studenten die een dergelijk studie-
pad bewandelen worden opgeleid voor
een specifiek vakgebied. Zijn het dan
wel \'echte dierenartsen\'? \'Jazeker,
driekwart van het onderwijs lopen ze
gemeenschappelijk met de studenten
die de klinische opleidingen volgen.
We verwachten dat deze dierenartsen

een deel van de arbeidsmarkt kunnen
bedienen dat nu niet wordt ingevuld.\'

VERRUIM JE HORIZON
Comelissen heeft er zin in, zo valt te
bemerken wanneer je met hem in ge-
sprek raakt. Hij is trots op de Faculteit
der Diergeneeskunde, met onderzoek
van wereldfaam, zeer goede patiënten-
zorg en uitstekend onderwijs. \'Ik heb
veel gezien, want ik ben vaak van
werkkring gewisseld. Ik weet dus dat
we in onze handen mogen knijpen.\' De
decaan kan het overigens iedereen
aanraden om er eens \'tussenuit te
gaan\', een sabbatical year te plannen:
\'Als je altijd op dezelfde plek blijft,
raak je verzeild in vastgesleten patro-
nen. Je gaat je irriteren aan niet-rele-
vante zaken. Vermim je horizon!\' Hij
is vast van plan om de mogelijkheid te
scheppen voor Faculteitsmedewerkers
om eens in een andere keuken te kij-
ken.

De nieuwe decaan is op en top weten-
schapper, maar bevindt zich niet in een
ivoren toren. Comelissen is zich dan
ook bewust van de noodzaak om het
nut van wetenschappelijke vindingen
te toetsen aan de nonnen en waarden
van de samenleving. Biotechnologie
bijvoorbeeld kampt volledig onterecht
met een zeer slecht imago bij de consu-
ment. Er is dus een gapende kloof tus-
sen wat de wetenschapper weet - bio-
technologische toepassingen kunnen
een enorme bijdrage leveren aan een
duurzame veehouderij in de toekomst
- en wat de consument ervaart. De de-
caan: \'We hebben nog een lange weg
te gaan, maar het is onze verantwoor-
delijkheid om aan de samenleving dui-
delijk te maken waar we mee bezig
zijn.\'

-ocr page 355-

Het HKB\'99 bevat onder andere bepa-
lingen ten aanzien van:

- het begrip bedrijfsmatigheid

- vakbekwaamheidseisen

- aanmelding bij het CRS in plaats van
vergunningverlening door de ge-
meente

- verplichte vaccinaties

- identificatie en registratie

- afschaffing verplichte afgifte die-
renpaspoort

- concrete huisvestingseisen

- overgangstermijnen.

Over het nieuwe Honden- en kattenbe-
sluit wordt een aantal brochures sa-
mengesteld voor asielen, pensions en
fokkers. Het ligt in de bedoeling dat
deze brochures begin 2000 gereed ko-
men. Geïnteresseerden voor een bro-
chure kunnen dit reeds, bij voorkeur
per e-mail, doorgeven aan de Helpdesk
Gezelschapsdieren, ingesteld door het
ministerie van Landbouw, Natuur-
beheer en Visserij. Gelieve daarbij de
aard van het bedrijf te vermelden
(asiel, pension, fokker hond/kat of an-
ders). Voor vragen over het HKB kan
men terecht bij René Wessels van deze
Helpdesk:

Het Honden- en kattenbesluit van 9 maart 1981 (HKB\'81) is vervangen door
een nieuw besluit: het Honden- en kattenbesluit 1999 (HKB\'99). De beoogde
datum van inwerkingtreding van 1 januari 2000 wordt echter niet gehaald. De
exacte datum hangt samen met het operationeel worden van een nog in te rich-
ten Centraal Registratie Systeem, maar dat zal ergens in de tweede helft van
2000 zijn.

INWERKINGTREDING NIEUW HONDEN- EN KATTENBESLUIT VERTRAAGD

telefoon: 0342-41 48 81
fax:0342-49 28 13

e-mail:RWE@IPCDIER.HACOM.NL

ONDERSCHEIDING
PROF. DR.
A.S.J.RA.M. VAN
MIERT

Prof dr. A.S.J.P.A.M. van Miert is
bij zijn afscheid op 1 oktober 1999
onderscheiden tot Ridder in de
Orde van de Nederlandse Leeuw.
Hij ontving de bijbehorende ver-
sierselen uit handen van prof dr.
H.O. Voorma, rector magnificus
van de Universiteit Utrecht.

Aan het symposium ter gelegen-
heid van het afscheid van professor
Van Miert wordt ook aandacht be-
steed in het januarinummer 2000
van The Veterinary Quarterly.

Het Veterinair Historisch Genootschap
heeft ter gelegenheid van het tienjarig
bestaan het derde VHG-Cahier uitgege-
ven. Het is tijdens het Jaarcongres 1999
van de KNMvD te Veldhoven ten doop
gehouden. Het boekwerkje bestrijkt de
periode van 1904 tot 1967, die de drie
geïnterviewden aan de Faculteit of haar
voorlopers, \'s-Rijksveeartsenijschool en
Veeartsenijkundige Hoogeschool, heb-
ben doorgebracht. De persoonlijke bele-
ving van gebeurtenissen en de apprecia-
tie of depreciatie van personen zoals
opgetekend uit de mond van de drie
ac-
tores,
voegen een dimensie toe aan onze
kennis van de recente faculteitsgeschie-
denis.

E.H. Kampelmacher over dit cahier:
\'Bijna dertig jaar geleden hebben wijlen
prof. Numans en dr. Schuursma, toen-
tertijd verbonden aan het Instituut voor
Geschiedenis van de Universiteit
Utrecht de in de titel genoemde hoogle-
raren uitvoerig geïnterviewd. Deze in-
terviews zijn nu samengebracht in een
mooi verzorgde brochure uitgegeven
door het Veterinair Historisch Ge-
nootschap. De drie hoogleraren, allen
goed van de tongriem gesneden, halen
herinneringen op aan hun studie, het
studentenleven, hun beroepsuitoefe-
ning, de jaren \'40- \'50, de jaren na de
oorlog, het benoemingsbeleid en vele
andere zaken.

Beijers (met ijzer.iterk geheugen) vertelt
over de tijd van \'het school \'waarbij niet
alleen zijn eigen en>aringen, maar ook
de toen onderwijs gevende leraren wor-
den belicht. Ten Thije (bedachtzaam
formulerend) die dubbel zo lang aan het
woord wfli- als de andere twee hooglera-
ren, gaat voornamelijk in op de oorlogs-
jaren en de na-oorlogse situatie op de
Faculteit. De niet-veterinair Seekles (al-
tijd scherp, zoals de omgeving hem ge-
kend heeft) neemt geen blad voor de
mond en laat vele kritische geluiden ho-
ren, waarbij ook \'geheimen van de
Biltstraat\' aan de orde komen.
Interessant is ook wat de drie geïnter-
viewden over de vrouwelijke dierenarts
te zeggen hebben.

Voor wie bij een van deze hoogleraren
student is geweest en voor allen die hen
gekend hebben, is deze uitgave een
\'must\'. De geïnterviewden komen op-
nieuw tot leven, vele herinneringen ko-
men naar boven en een aantal ontboeze-
mingen zullen \'met rode oortjes\'
worden gelezen. Wie over een of ander
aspect meer wil weten kan terecht bij de
uitvoerige aantekeningen die zijn toege-
voegd. \'

VHG-Cahier 3 is te bestellen door over-
making van ƒ 30,- op gironummer
581045 t.n.v. P.C. Knijff, Penning-
meester VHG te Hilversum onder ver-
melding van \'Cahier 3\'.

HERINNERINGEN VAN DE OUD-HOOGLERAREN
BEIJERS, TEN THIJE EN SEEKLES

VHG-Cahier3. 99 p. (ISSN 1386-4092) Gëmten\'iewd door prof. dr. SR. Numans
en dr. R. Schuiirsma, bewerkt door A. Mathijsen. De publicatie kwam tot stand door
een bijdrage van het prof Hendrik Rozemond Fonds ter Bevordering van de Studie van
de Veterinaire Geschiedenis.

-ocr page 356-

Column

Beste dierenarts.

Er bereiken mij na de eerste serie columns een tweetal soor-
ten reacties:

1. de verbaasde, ondersteunende voor wat betreft de nieuwe
koers van de RVV;

2. de verontwaardigde, er worden soms niet terecht (heilige)
huisjes bmut omver gelopen.

Dit laatste was onder meer het geval met mijn opmerkingen
over de vemieende \'gap\' tussen df\' eisen aan dierenartsen
binnen de RVV en de ervaring en ke. \'es van de dierenartsen
met een kleine gezelschapsdierenpraktijk.
Het moge duidelijk zijn dat ik kies voor een heldere lijn en
vereisten, in plaats van het plaatsen van ongetwijfeld noodza-
kelijke nuances bij de ingezette lijnen. De bmutheid is in de
praktijk minder dan in teksten tot uitdmkking komt. Een be-
langrijk spel hierbij is dat de veranderingen, zoals die mo-
menteel worden doorgevoerd, zeer veel en indringend andere
eisen stellen aan het ftinctioneren van alle medewerkers bin-
nen de RVV.

Daarbij houdt de RVV toezicht op de naleving van de wet- en
regelgeving ten aanzien van volksgezondheid, diergezond-
heid en dierenwelzijn. Dit zal kostendekkend moeten gebeu-
ren. De voorwaarden om efficiënt en effectief te kunnen wer-
ken als toezichthoudende instantie zijn de volgende in
essentie:

a)Een verantwoordelijk bedrijfsplan, één die de eigen rol op
een adequaat kwalitatief niveau invult (op HACCP geba-
seerde principes geïmplementeerde kwaliteitssystemen).

b)Een goed opgeleid en geïnformeerd medewerkersbestand,
bewust van haar rol.

c)Een kwalitatief goede wet- en regelgeving, alsmede over-
leg met de diverse stakeholders voor de RVV.

In onze praktijk blijkt dat op alle drie de punten indringende
wijziging van werkwijze en cultuur noodzakelijk zijn.
Indringende gesprekken vinden plaats, zowel binnen onze
RW-organisatie als met de politieke opdrachtgevers en de
bedrijven waar dit toezicht dient te worden uitgevoerd. Aan
de kant van de bedrijven zullen in hoog tempo veranderingen
- waaronder schaalvergroting en intemationalisering - tot
stand worden gebracht.

De versterking van de RVV zal vorm krijgen door de accre-
ditatie van processen als monstemame, de Border Inspection
Posts, de nieuwe organisatie ten behoeve van de dierziektebe-
strijding, etcetera.

Voorts zullen er opleidingsprogramma\'s voor de medewer-
kers worden ontwikkeld en uitgevoerd, zoals toezicht en con-
troletaken als (deels) nieuwe taakelementen voor de keur-
meesters waarmee deze groep zich nu voorbereidt op de
nieuwe rol van de RVV.

Voor de dierenartsen zullen certificering, wet- en regelge-
ving, dierziektebestrijding maar ook snijvaardigheid en com-
municatie op het programma staan.

Voor keurmeesters en dierenartsen, in ieder geval voor lei-
dinggevenden, zullen bedrijfsvoeringsvraagstukken zicht-
baar worden en bestudeerd worden.

Audideiders, waarvan we er nu steeds meer nodig zullen heb-
ben, zullen we rekmteren uit zowel keurmeesters als dieren-
artsen.

Tenslotte zal de verbetering van de RW zichtbaar zijn via de
bedrijfsvoeringsaspecten (transparantie), alsmede de uit-
bouw van het internationale netwerk, waardoor de B.V.
Nederland een stuk positiever in het nieuws komt.
Wij zullen als RVV-collega\'s er de komende tijd de schou-
ders onder moeten zetten om van de RVV een topkeuringsin-
stelling te maken. Wij zullen concepten als integriteit en on-
afhankelijkheid, optimisme en perspectiefrijk, zakelijk en
duidelijk, flexibel waar mogelijk en streng waar nodig de vol-
gende maanden herkenbaar in de organisatie inzetten.

De afgelopen weken hebben tientallen personen op de brie-
ven die u thuis hebt gekregen positief belangstellend gere-
ageerd. Zo spoedig mogelijk zullen we een en ander vormge-
ven en u nader informeren.

De Directeur RVV,
Pieter Cloo.

AANGIFTEPLICHTIGE BESMETTELIJKE DIERZIEKTEN

In Nederland zijn in de periode van 1 tot en met 31 oktober 1999 de volgende gevallen van een aangifteplichtige besmette-
lijke dierziekte geconstateerd:

• In het werkgebied van RVV-kring Noord één geval van Amerikaans vuilbroed bij bijen.

• In het werkgebied van RVV-kring Oost één geval van salmonellose.

• In het werkgebied van RVV-kring Zuid twee gevallen van salmonellose.

• In het werkgebied van RVV-kring Noordwest vier gevallen van salmonellose.

-ocr page 357-

m

«iwsi^

DE ESSENTIE VAN WETENSCHAP

Geachte lezers,

In een ingezonden brief in de rubriek
\'Actua\' (1 september 1999) heb ik be-
argumenteerd waarom homeopathie
als kwakzalverij mag worden betiteld
en waarom van een dergelijke behan-
delwijze slechts een placebo-effect is
te verwachten. Collega Sijpkens repli-
ceert nu (Actua d.d. 1 november 1999 )
dat de argumenten, die naar voren zijn
gebracht door mij en door schrijvers
van ingezonden brieven die mijn me-
ning delen, oud zijn en al vele malen in
schrift gebruikt. Dat is juist. Ze zijn
dan ook nooit afdoende weerlegd en
ook Sijpkens komt niet verder dan het
niet gedocumenteerde verweer dat
kennis van zaken in de discussie ont-
breekt.

Collega Koning geeft in dezelfde ru-
briek wel duidelijk aan dat de door
Sijpkens genoemde \'opmerkelijke re-
sultaten van onderzoek naar de effecti-
viteit van homeopathische behandel-
wijzen\' inderdaad zijn gepubliceerd en
nog wel in wetenschappelijke tijd-
schriften. Ze stelt echter zelf dat de uit-
komsten van dergelijke onderzoekin-
gen al van tevoren vast stonden door
subjectiviteit van de onderzoekers.
Inderdaad tobt ook de reguliere ge-
neeskunde met resultaten van ondeug-
delijk onderzoek. Er zijn echter inmid-
dels stringente onderzoeksprotocollen
ontwikkeld waannee de effectiviteit
van een behandeling, of die nu regulier
of altematief is, ondubbelzinnig kan
worden aangetoond (1). Als laatste ze-
kerheid dat niet is gesjoemeld, dient de
uitkomst dan nog door een tweede
onafhankelijk onderzoek te worden
bevestigd. Dat is vooral van belang in-
dien onderzoeksresultaten onwaar-
schijnlijk of dubieus zijn. Nog steeds
worden in de reguliere geneeskunde
om verschillende redenen behandelin-
gen toegepast, die niet aan zo\'n geran-
domiseerd dubbelblind placebo-on-
derzoek zijn onderworpen hoewel hun
effectiviteit niet vast staat. Dat zijn
echter kaQes tussen het koren terwijl
met betrekking tot de homeopathie, die
op ongeloofwaardige principes bemst,
nog geen graankorreltje tussen het kaf
is aangetoond. Geen van de door
Koning gerefereerde onderzoeken, die
allen van vóór 1990 dateren, zijn via
de voornoemde onderzoekmethode
geëvalueerd. Ook van de talloze klini-
sche trials over homeopathische be-
handelwijzen, die later zijn gepubli-
ceerd, bleken er maar weinig aan de
gestelde criteria te voldoen. Trials die
wel goed waren uitgevoerd vielen voor
de homeopathie steeds negatief uit (1).
Het toepassen van een behandeling
louter en alleen vanwege een placebo-
effect is waarschijnlijk in de humane
geneeskunde soms verantwoord. Toe-
passing in de diergeneeskunde bete-
kent echter dat niet de patiënt maar de
eigenaar wordt behandeld. Dat zou
slechts zinvol zijn indien de \'patiënt\'
alleen maar in de ogen van de eigenaar
ziek is en deze daarvan niet is te over-
tuigen. Dat is zelden het geval. Je kunt
er ook geen arsenaal placebo\'s mee
verklaren. Is het dan toch zo, dat de
Nederlandse dierenarts naar onwerk-
zame middelen grijpt omdat hij \'met
beide benen op de grond staat, ook
geld moet verdienen en de cliënt wel
bepaalt wat goed voor zijn dier is\'? Dat
zou naar mijn mening beschamend
zijn. Ik ben echter geen practicus en
heb dus wat dat betreft nauwelijks
recht van spreken. Wel mag ik consta-
teren dat in dat geval de mogelijkhe-
den in de nabije toekomst geweldig
zijn, mede dankzij de leider van het
onderzoek dat als eerste door collega
Koning werd gerefereerd. Ik citeer
(enigszins bekort) een column ge-
schreven door Rob van den Berg, in
het NRC-Handelsblad, ongeveer een
half jaar geleden: \'Elk jaar reikt het
illustere tijdschrift
Annals of
Improhahle Research
rond deze tijd
zijn Ig-Nobels uit, de alternatieve
broertjes van de echte Nobelprijzen.
Tijdens een ceremonie waarin volop
de draak wordt gestoken met de seri-
euze wetenschapsbeoefening, krijgen
een aantal wetenschappers hun prijs
uitgereikt. Tot nu toe was het nog nie-
mand gelukt om de fel begeerde \'Ig\'
een tweede maal in de wacht te slepen,
maar afgelopen week viel de Franse
biomedische onderzoeker Jacques
Benveniste deze eer te beurt. Hij werd
tien jaar geleden van de ene dag op de
andere wereldberoemd door een arti-
kel in het gezaghebbende tijdschrift

Nature. Daarin betoogde hij dat sterk
verdunde oplossingen van biologisch
actieve stoffen hun activiteit be-
houden, zelfs wanneer daarin geen en-
kel biologisch actief molecuul meer
kan worden aangetoond. De verklaring
daarvoor was dat het water een geheu-
gen zou hebben. Toen Benveniste en
zijn collega\'s hun experimenten echter
in aanwezigheid van een speciale on-
derzoekscommissie probeerden te her-
halen, bleek er van enig geheugen-ef-
fect geen sprake meer te zijn. Dat was
voldoende voor zijn eerste Ig-Nobel.
Zijn tweede Ig-Nobel krijgt hij voor
een vervolg op dit onderzoek. Nu be-
weert Benveniste namelijk dat het mo-
gelijk is de biologische activiteit van
een oplossing digitaal op te slaan. En
dat is handig, want dan kun je de infor-
matie via een e-mailbericht naar de an-
dere kant van de wereld sturen, om
daar een inactieve oplossing te active-
ren. Dus wie ergens pijn heeft, haalt
straks via het Intemet gewoon even
wat medicijnen binnen. Zou er binnen-
kort ook een groep \'Tele-werkende
dierenartsen\' worden opgericht? Te
oordelen naar de reactie van de
KNMvD in Actua (15 september) zal
deze niet dwarsliggen. Dat mensen,
die beweren dat homeopathie nooit be-
wezen is, mensen zijn die dat niet
wil-
len
geloven is onjuist. Ze geloven het
echter pas als het wetenschappelijk is
bewezen. Dat is de essentie van weten-
schap. Er moeten falsifiseerbare resul-
taten zijn. De klassieke homeopathie
onttrekt zich aan zulk onderzoek en is
daarom ongeloofwaardig. Met betrek-
king tot de modemere homeopathie is
dergelijk onderzoek wel verricht maar,
zoals gezegd, is daar nooit een positief
resultaat uit gekomen. En waarom de
mens zich is blijven voortplanten \'hoe-
wel hij niet wist hoe dat moest\'? Tja,
misschien vond hij de bereidingswijze
wel prettig.

Dr. R.J. Slappendel

LITERATUUR

1. Redactiecommissie Geneesmiddelen bul-
letin: Homeopathie: meer dan placebothe-
rapie? Geneesmiddelenbulletin 30 (1996)
25-32.

-ocr page 358-

Een pleonasme is het gebruik van
meer woorden dan nodig zijn om een
begrip uit te drukken; bijvoorbeeld
oude grijsaard, zwarte moor enzo-
voort (1). Beoefenaren van diersoort-
gerichte geneeskunde worden on-
dubbelzinnig gekwalificeerd met:
\'paardenarts\', \'rundveearts\' of \'var-
kensarts\'. Bovendien geven deze ter-
men duidelijker aan dat zij, die deze
veterinaire geneeskunde uitoefenen,
artsen zijn.

De ene helft van mijn werktijd besteed
ik aan de begeleiding van melkveebe-
drijven en de andere aan de uitoefe-
ning van de geneeskunde van het
paard. Nadat ik aan de betreffende er-
kenningsverplichtingen heb voldaan,
zal ik me dus noemen

DE ERKENDE PAARDENDIERENARTS. RUNDVEEDIERENARTS,
VARKENSDIERENARTS: DRIEMAAL EEN PLEONASME

Dr. L. Rogier Verberne,
rundvee- en paardenarts.

1 Geerts G. en hteestermans H.: van Dale Groot
Woordenboek der Nederlandse Taal. 12^\' uitgave
1992.

STUDIEDAG VEEC

Bij het ID-DLO aan de Edelhertweg 15 in Lelystad wordt woensdag 8 decem-
ber 1999 de twaalfde studiedag gehouden van de Vereniging voor Veterinaire
Epidemiologie en Economie (VEEC). De studiedag heeft twee hoofdthema\'s:
Epidemiologie en genetica en Diagnostiek op dier- en bedrijfsniveau.

Tijdens de studiedag worden verschil-
lende voordrachten gehouden. De voor-
drachten worden in het Engels opgeno-
men in de proceedings van deze
studiedag. De toegang voor leden is
gratis. Belangstellenden zijn welkom.
De kosten voor niet-leden bedragen
ƒ 25,- (met verstrekking van de
Proceedings).

De studiedag wordt om 9.00 uur
geopend door de voorzitter en
vervolgens bijt Luc Janss (ID-DLO) de
spits af met het onderwerp
\'Genetische
gevoeligheid voor paratuberculose van
melkvee en de epidemiologische con-
sequenties\'.
Vervolgens komt Herman
van Roermund (ID-DLO) aan bod met
\'Dynamiek en diagnostiek van para-
tuberculose \'.
Na de koffiepauze
is er een bijdrage van Suzan Horst
(LUW-ABE) getiteld:
Economische
a.specten van diagnostiek bij bestrijding
van besmettelijke dierziekten\'.
Zij
wordt gevolgd door Hans Heesterbeek
(CPRO-DLO):
\'Populatiedynamica van
worminfecties, een inleiding \'.
Angela McClean (Compton) is als eer-
ste aan de beurt na de lunchpauze met
\'Scrapie in Britain \', waama Lisette
Graat (LUW-VH) een presentatie houdt
over
\'Ejfecten van monitoring en sur-
veillance op transmissie van Bovine
Herpesvirus 1 tussen bedrijven\'.
Zij
wordt gevolgd door Annemarie Bouma
(ID-DLO) die een bijdrage heeft over
\'Evaluatie van testen in de doelpopula-
tie zonder gouden standaard: klassieke
varkenspest\'.
Als laatste spreker
bespreekt Cees van Maanen (GD)
\' Toepa.ssingen van de polymerase chain
reaction (PCR) in de veterinaire dia-
gnostiek \'.
De dag wordt afgesloten met
de Algemene Ledenvergadering.

Voor meer informatie kunt u contact
opnemen met de secretaris van de
VEEC, Tom Nell, telefoon: 0485-
58630 of via de e-mail: tom.nelK^Jn
tervet. akzonobel. nl

XXI WORLD BUIATRIC CONGRESS

Van 4 tot en met 8 december 2000 wordt het 21® wereldrundercongres gehou-
den in Punta del Este in Uruguay. Het Bestuur van de Groep Geneeskunde
van het Rund is van plan om bij voldoende deelname een gezamenlijke reis te
organiseren. Het reisbureau van de VVAA is bereid gevonden om deze reis te
organiseren alsmede heeft dit reisbureau een interessante post-congres tour
samengesteld.

De leden van de Groep Rund hebben in-
middels een mailing met nadere gege-
vens ontvangen. Belangstellenden die
geen lid zijn van de Groep Rund, maar
toch interesse hebben in deze reis, kun-
nen contact opnemen met het VVAA
reisbureau, de heer
J. Houtenbos (tele-
foon 030 - 2474569), of met ondergete-
kende.

Bij voldoende belangstelling ligt het in
de bedoeling om in januari/febmari
2000 een voorlichtingsbijeenkomst te
organiseren.

C.H.L. Klaassen,

Secretaris Groep Geneeskunde van het
Rund (Telefoon 071 - 5217076).

-ocr page 359-

De Diergeneeskundige Studenten
Kring (DSK) organiseert op woens-
dag 12 januari 2000 een symposium
met als thema
\'Dierenarts millenni-
umproof? Ons beroep in de toekomst\'.
Het symposium vindt plaats in het
Androclusgebouw, collegezaal 102.

Onderwerpen die aan bod komen zijn:
de toekomst van de gezelschapsdie-
renpraktijk, specialisaties, volksge-
zondheid, ontwikkelingen in de vee-
houderij, de toekomst van de
groepspraktijk, dierziektekostenverze-
keringen en aansprakelijkheid, de rol
van de vrouw binnen de diergenees-
kunde en doelstellingen en toekomst-
beeld van de KNMvD.

Kaartverkoop aan de deur (op=op) en
tot 5 januari 2000 te bestellen bij:
Merlijn Kense (030-2803736).

SYMPOSIUM DSK

DIERENARTS MILLENNIUMPROOF?

EENDAAGSE TECHNISCHE CURSUS

DAGELIJKSE PRAKTIJK MICROBIOLOGISCHE TYPERING

De werkgroep epidemiologische type-
ring, kortweg WET, organiseert bij
voldoende belangstelling op 17 maart
2000 een ééndaags symposium met de
titel \'De dagelijkse praktijk van micro-
biologische typering\'. Op een centrale
locatie zullen experts ingaan op met
name de praktijkgerichte aspecten van
fenotypische en moleculaire typering
van micro-organismen. Naast exposé\'s
over faagtypering en andere belang-
rijke klassiek-microbiologische proce-
dures zal mim de tijd genomen worden
voor gedetailleerde besprekingen van
nieuwe moleculair-biologische metho-
den zoals de Polymerase Chain
Reaction (PCR), Random Ampli-
fication of Polymorphic DNA (RAPD)
karakterisatie, PCR Restrictie Frag-
ment Lengte Polymorfisme analyse.
Amplificatie Fragment Lengte Poly-
morfisme (AFLP) detectie. Pulsed
Field Gel Electroforese (PFGE) van
DNA macrorestrictiefragmenten, mi-
crosatellietanalyse, eiwit-electroforese
en multilocus sequencing. Tevens zal
een sessie over dataprocessing en auto-
matisering plaatsvinden.
Het symposium is geschikt voor alle
HBO en academische werkers in het
veld van de microbiologische epide-
miologie en ecologie. Medische, voe-
dings- en veterinair-microbiologen zijn
van harte welkom.

De deadline voor inschrijving voor het
symposium is I januari 2000. De kos-
ten bedragen ƒ 200,- per persoon (in-
clusief lunch). Voor analisten en pro-
movendi geldt een gereduceerde prijs
van ƒ 125,-. Deelnemers ontvangen in
de tweede helft van januari 2000 een
gedetailleerd programma en instructies
voor het voldoen van de symposium-
kosten.

Voor nadere informatie en inschrij-
ving: Alex van Belkum, Erasmus
Medisch Centrum Rotterdam EMCR.
Ajdeling Medische Microbiologie &
Infectieziekten, Dr. Molewaterplein
40,3015 GD Rotterdam. Telefoon:
010-4635813 (mobiel 06-51094636);
telefax: 010-4633875; e mail: vanbei
kum@bacl.azr.nl

KLINISCHE LES GEZELSCHAPSDIEREN IN HET TEKEN VAN
BEKKENAANDOENINGEN

Woensdagmiddag 15 december van
14.00 tot 17.00 uur zullen prof dr.
H.A.W. Hazewinkel, drs. L.F.H.

Theyse en drs. M.D. Zaal de verschil-
lende behandelingsmogelijkheden van
bekkenaandoeningen belichten.

Aan bod komen heupdysplasie als ont-
wikkelingsstoomis, met als aandachts-
punt de indicatie voor de zogenaamde
TPO (triple pelvic osteotomy).
Vervolgens worden de indicaties voor
de conservatieve en de chimrgische be-
handeling van bekkenfracturen gepre-
senteerd.

De middag zal worden besloten met een
bespreking van de ventrale bekkenoste-
otomie als chimrgische benadering voor
aandoeningen in het bekkenkanaal.

Het belooft een bijzonder interessante
middag te worden.

Het onderwerp was nog niet vermeld in
de najaarsbrochure, dus mogelijk dat
deze middag aan uw aandacht ontsnapt
was.

Een goede reden om u snel op te geven!

De onderwerpen voor de Klinische Les
en de Patiëntendemonstratie Gezel-
schapsdieren werden, vanuit de
Hoofdafdeling Geneeskunde van Ge-
zelschapsdieren, tot nu toe verzorgd
door dr. Hein Meyer. Na zijn vertrek
coördineert nu Christine Piek deze
cursussen. Naast bovengenoemde
Klinische Les heeft ze ook voor 2000 in-
teressante onderwerpen gepland.

Voor de cursus Capita Selecta Schaap
en Geit die op 2 december aanstaande
georganiseerd wordt, zijn nog enkele
plaatsen beschikbaar.

-ocr page 360-

WILLEM JOHAN
NIJHOF

Aan het actieve leven van Wim, Jat hem
zoveel vreugde en voldoening had ge-
bracht, kn\'am op 5 juli 1999 een abrupt
einde. Tijdens een caravanvakantie in
Engeland stierf hij aan een acute hart-
aanval. Zijn heengaan was een schok
voor ons allen en betekende het af-
scheid van een goede vriend en col-
lega.

Wim werd geboren op 22 mei 1922 te
Barlo (gemeente Aalten). Hij doorliep
de HBS. in Winterswijk waar hij zijn la-
tere vrouw A.M. Piel leerde kennen. In
1941 vertrok hij naar Utrecht om een
begin te maken met de studie dierge-
neeskunde. Hij werd lid van onder an-
dere de DSK, waarvan hij later abactis
werd. Door de weigering om in 1943 de
\'loyaliteitsverklaring\' te ondertekenen,
verplicht gesteld door de Duitse bezet-
ter, was hij genoodzaakt om \'onder te
duiken\' om aan tewerkstelling in Duits-
land te ontkomen. Eerst dook hij onder
in Barlo, daarna in Eibergen bij zijn la-
tere schoonouders. Na de bevrijding in
1945 werd de studie weer hervat. In
1949 studeerde hij af trouwde met
Poem Piel en associeerde zich met haar
vader als praktiserend dierenarts. Deze
stierf in 1962. Het waren lichamelijk
zwarejaren. In juni 1967 kreeg Wim zijn
eerste hartinfarct. De praktijk moest
worden beëindigd.

Na zijn periode als practicus begon in
1968 een nieuwe episode in zijn be-
roepscarrière. In dat jaar werd Wim be-
noemd tot hoofd van de vleeskeurings-
dienst en directeur van het slachthuis in
Lichtenvoorde. In deze sector heeft hij
zich met grote inzet en goed inzicht van
zijn taak gekweten, zowel in de uitvoe-
ring als in de organisatie.

Het was in die tijd, dat de structuur van
de vleeskeuring sterk ter discussie
stond. Schaalvergroting en integratie
met andere sectoren van de volksge-
zondheid werden door velen noodzake-
lijk geacht.

Wim Nijhof was door een eigen heldere
analyse tot de overtuiging gekomen dat
veranderingen onontkoombaar waren.
Zijn, voor die tijd vooruitstrevende op-
vattingen, werden helaas niet door een
groot deel van zijn beroepsgenoten uit
die sector gedeeld. Als Wim echter na
rijp beraad en goede argumentatie zijn
mening had bepaald, gaf hij die niet ge-
makkelijk meer prijs. Het heeft hem te-
leurgesteld onvoldoende steun uit eigen
gelederen te krijgen. Het verloop van de
ontvi\'ikkelingen heeft hem wel in het ge-
lijkgesteld.

De reeks functies die hij op dit terrein
heeft ven\'uld, is indrukwekkend. De be-
langrijkste daarvan waren: het dage-
lijks bestuurslidmaatschap (vice-voor-
zitter) van de Groep Volksgezondheid
(1975-1982), de Beleidscommissie in-
zake Volksgezondheid (1978-1982),
zijn voorzitterschap van de Adviescom-
missie Vleeskeuring (1982-1986) en
zijn deelname aan de Staatscommissie
Vleeskeuringswet (1985-1987).
Binnen het bestuur van de KNMvD vim
Wim geen onbekende. Van 1975 tot
1981 was hij lid van het Algemeen
Bestuur, waar hij op overtuigende ma-
nier zijn zienswijze over de ontwikkelin-
gen in de volksgezondheidssector wist te
verdedigen.

De door de rijksoverheid beoogde reor-
ganisatie van de vleeskeuringsdiensten
vereiste een nieuwe wetgeving, waarbij
ook de KNMvD in de voorbereidende
fase vtm betrokken. Om die reden werd
uitbreiding van het Hoofdbestuur met
een ter zake kundig collega wenselijk
gevonden. Het was niet vem>onderlijk
dat Wim als geschikte kandidaat werd
genoemd en benoemd.
Van 1982 tot 1987 maakte Wim deel uit
van het Hoofdbestuur. Hij heeft daar
naast zijn specifieke portefeuille volks-
gezondheid, de functies van vice-voor-
zitter en penningmeester vervuld.

De grote waardering voor al zijn activi-
teiten binnen de KNMvD kwam in 1988
tot uiting door de toekenning van het
eervolle \'geschenk ter onderscheiding
van de KNMvD\'.

Naast de vele bestuursfuncties op veteri-
nair terrein, heeft Wim een actieve rol
gespeeld op andere gebieden van de sa-
menleving.

Als zodanig zijn onder meer te noemen:
bestuurslid St. Bonifacius Ziekenhuis
Lichtenvoorde (vice-voorzitter 1978-
1984), Stichting Ziekenhuisvoorziening
Oost Achterhoek (ZOA; penningmees-
ter 1978-1984), voorzitter Commissie
\'Sociale Begeleidingsregeling\' (1982-
1999), Bestuur Verpleeghuis Prons-
weide te Winterswijk (1978-1990 pen-
ningmeester, vanaf 1990 algemeen be-
stuurslid), Bestuur Centmm voor Geïn-
tegreerde Geneeskunde te Winterswijk
(penningmeester van 1986-1999), mede
oprichter en bestuurslid van plaatselijke
afdelingen Eibergen, Winterswijk en
Lichtenvoorde van de VVD (in 1979 be-
noemd tot lid van verdienste van de
VVD), medeoprichter en bestuurslid
van Rotarycliib Neede en Lionsclub
\'Oost Achterhoek\'.

Ook was hij de stimulator van de jaar-
lijkse bijeenkomsten van zijn studiejaar,
dit jaar in het teken van het 50-jarig die-
renartsjubileum van de deelnemers.
Verder genoot hij van zijn hobby \'s die
hij intens beoefende, zoals fotografie,
bridge en de computer.
Na zijn werkzame leven mocht Wim nog
vele jaren genieten van een meer ont-
spannen levensfase. Samen met zijn
trouwe levensgezellin Poem maakte hij
vele en verre reizen en zij mochten zich
verheugen in het welzijn van hun kinde-
ren en kleinkinderen.
De grote waardering en genegenheid
voor zijn persoon kwam tot uiting bij
zijn crematie in Enschede. Indmk-
wekkend en ontroerend was de wijze
waarop zijn vrouw Poem en de kinderen
hem herdachten.

In onze herinnering zal Wim blijven
voortleven als een aimabel mens en ge-
respecteerd collega. Moge de weten-
schap dat velen hem een warm hart
toedroegen tot troost zijn voor Poem en
de kinderen.

S. van Harten

J.J. Meiessen

-ocr page 361-

WELKOM

Allereerst het officiële gedeelte. De
voorzitter van de Afdeling Noord-
Brabant, A.J.A.M. Mouwen, is in zijn
welkomstwoord duidelijk over de keuze
van het thema en de aanleiding voor het
houden van de enquête: \'We gaan an-
dere dingen doen, en we gaan dingen an-
ders doen. Dat vereist andere vaardighe-
den\'. Ontwikkelingen in de landbouw
en snelle verstedelijking maken dat de
traditioneel opgezette, gemengde die-
renartsenpraktijk de bakens moet verzet-
ten. In Brabant is dit duidelijk merkbaar
aan het grote aantal fusies. Zo worden
grote praktijken gevormd waar moge-
lijkheden zijn voor differentiatie en spe-
cialisatie, zodat de krimpende markt -
althans voor de landbouwhuisdieren-
practicus - beter kan worden bediend.
En ook in de gezelschapsdierensector is
professionalisering het sleutelwoord.
De voorzitter van de Afdeling besluit
zijn inleiding met de prachtige Bra-
bantse uitdrukking \'Hou je goed\', in
streektaal \'Howdoe\', een woord dat ie-
dereen -Brabanter of niet - gerechtigd is
te gebruiken deze dagen.

RESULTATEN ENQUETE
En dan is er een kort intermezzo. De
Congrescommissie is dit jaar onder-
steund door de zogenaamde Enquête-
commissie omdat - zoals gezegd - het
thema \'Samen de markt op?\' onder-
bouwd is met een vragenronde. De trek-
ker van deze commissie - dat moet wor-
den gezegd - is mevrouw W. Heling. Zij
is dan ook de persoon om de eerste re-
sultaten uit te reiken aan de geldschie-
ters van dit project: de KNMvD, de

Afdeling Noord-Brabant, AUV, Pfizer,
de Gezondheidsdienst voor Dieren en
de WAA.

Heling straalt wanneer zij de rapporten
uitreikt: het houden van deze enquête
was een lang gekoesterde wens van de
Afdeling Noord-Brabant. Het idee da-
teert van driejaar geleden. Dat nu einde-
lijk alle Nederlandse dierenartsen op
professionele wijze gevraagd is hun vi-
sie te geven op de eigen marktpositie, is
een belangrijke stap voorwaarts.

OPENING

Dan is het de beurt aan prof dr. C.P.
Veerman, voorzitter van het College
van Bestuur van de Wageningen Uni-
versity. Hij zegt zeer vereerd te zijn te
mogen spreken voor een groep veteri-
nairen, vanouds de tegenpool van de
Wageningers. Met een kwinkslag illus-
treert hij het beeld dat hij heeft van de
diergeneeskundige professie. Dat de na-
druk daarbij op het feest aansluitend aan
het congres wordt gelegd, zegt inder-
daad meer over de veterinairen dan over
de Wageningers.

Veerman beschrijft de ontwikkelingen
in het landbouwkundig onderzoek, dat
heel erg verweven is met het diergenees-
kundig onderzoek. Door een vergaande
samenwerking van de Wageningen
University met het ID-Lelystad (het
voormalig ID-DLO) en met de Faculteit
der Diergeneeskunde, ontstaat een
krachtige driehoek waarin het genoem-
de onderzoek gaat plaatsvinden. Veer-
man: \'En de driehoek levert een stevige
constructie, heb ik begrepen.\' Veel meer
dan voorheen moeten veterinairen en
Wageningers de handen ineenslaan om
de koppositie die Nederiand op dit ge-
bied heeft, te handhaven. Ook in het on-
derzoek zijn de ontwikkelingen in de
landbouw voelbaar, dus efficiëntie en
samenwerking zijn belangrijk voor de
toekomst.

Het Jaarcongres 1999 wordt gehouden in een reusachtig complex, het voor-
malig klooster Koningshof te Veldhoven. De Afdeling Noord-Brabant heeft
zich goed voorbereid; er is ten behoeve van de onderbouwing van het thema
\'Samen de markt op?\' een grootschalige enquête gehouden onder alle
Nederlandse dierenartsen. Het is dus een nieuwsgierige groep veterinairen die
op 15 oktober zijn weg zoekt naar de Brabantzaal in Koningshof.
En ook voor het Veterinair Historisch Genootschap is het een heuglijke dag:
het werd in 1989 opgericht en viert dus zijn tweede lustrum. Eén van de lezin-
gen van het congres is dan ook gewijd aan de geschiedenis van de dierenarts
en \'s middags is er een parallelprogramma georganiseerd voor de leden van
het genootschap.

JAARCONGRES 1999

Veerman pleit verder voor een denkom-
slag in de Nederlandse veehouderij. Er
zal veel beter moeten worden inge-
speeld op de wensen van de samenle-
ving. Inkrimping van de veestapel is nu
eenmaal een van de wensen die heel
breed gedragen wordt. \'En als de markt
verandert, moet de producent daarin
meegaan om niet van die markt te ver-
dwijnen\', beweert Veerman. \'Dat is een
ijzersterke wetmatigheid.\' Terecht dus
naar zijn mening dat de marktpositie van
de dierenarts vandaag centraal staat.
Voor hem is duidelijk dat kwaliteitsbor-
ging en diersoortdifferentiatie de be-
langrijkste gereedschappen zijn die de
dierenarts van de toekomst ter beschik-
king staan.

JAARREDE 1999
En dan is het woord aan de voorzitter
van de KNMvD, A.W. Udo. Als mor-
gen een nieuwe voorzitter wordt geko-
zen tijdens de Algemene Vergadering,
is dit tevens zijn laatste jaarrede.

Mijnheer de voorzitter van de Afdeling
Noord-Brabant, leden van de congres-
commissie, geachte genodigden, erele-
den, buitengewone leden van de Ko-
ninklijke Nederlandse Maatschappij
voor Diergeneeskunde, dames en heren
collegae, geachte toehoorders.
Het is mij een eer om de laat.ste jaarrede
in dit millennium voor u te mogen hou-
den.

In de jaren 2000 zal een anders functio-
nerende dierenarts in de Nederlandse sa-
menleving acteren.

Deze dierenarts zal naast zijn curatieve
taak ten behoeve van het zieke dier dan
wel koppel dieren, een zeer groot deel
van zijn energie inzetten ter voorkoming
van gezondheidsproblemen bij dier en
mens.

Ook het dierenwelzijn zal, in de ruimste
betekenis van het woord, bij zowel nuts-
dieren als gezelschapsdieren, een van de
belangrijkste aspecten zijn die de die-
renarts mede moet beoordelen.

-ocr page 362-

De samenleving zal dit van ons ver-
wachten.

Het is mijn indruk dat de diergeneeskun-
dige student en de jongste generatie die-
renartsen zich in toenemende mate laat
leiden door het aspect dierenwelzijn.
Onze inzet in dit traject zal een belang-
rijke voorwaarde zijn voor de positie
van de dierenarts in de hele voedselke-
ten en onze geloofwaardigheid als am-
bassadeur van het dier.

\'Het dierenwelzijn zal,
in de ruimste betekenis van het
woord, bij zowel tmtsdieren als
gezelschapsdieren, één van de
belangrijkste aspecten zijn die
de dierenarts moet beoordelen.

De samenleving zal dit van
ons verwachten.\'

Maar alvorens hierop in te gaan, dank ik
u mijnheer de voorzitter en leden van het

bestuur van de Afdeling Noord-Brabant
en voorzitter en leden van de congres-
commissie, namens het Hoofdbestuur
voor de organisatie van ons Jaarcongres
1999. Het thema van dit congres \'Samen
de markt op ?\' prikkelt onze nieuwsgie-
righeid en belooft interessant te worden,
zeker nu de inleiders voorzien zijn van
alle data die u verzameld heeft uit een
professionele enquête onder alle Neder-
landse dierenartsen.

Professor Veemian, wij zijn zeer ver-
heugd dat u bereid was dit congres te
openen. U bent als decaan van de
Landbouw Universiteit Wageningen en
als \'multi-inzetbare\' bestuurder zeer
goed op de hoogte van de ontwikkelin-
gen in de nationale en intemationale
dierhouderij.

Het past in deze tijd dat de dierenarts,
waar dan ook werkzaam in de maat-
schappij, aandachtig luistert naar andere
actoren uit de wereld van het dier, en u
verstaat de kunst, als hooggeleerde we-
tenschapper en praktiserende boer, in
onze taal een boeiend verhaal te houden.
Ik dank u hier oprecht voor en spreek de
hoop uit dat uw opening van dit congres
het startsein mag zijn voor een intensie-
vere samenwerking tussen Wageningen
en Utrecht in het belang van het dier en
zijn hoeder.

Mijnheer de burgemeester van Veld-
hoven, wij zijn vereerd met uw komst
naar ons Jaarcongres welke gehouden
wordt na onze Sportdag en voor onze
honderdzesenveertigste Algemene Ver-
gadering.

Werd in vroeger tijden Veldhoven ge-
zien als een klein, hoog gelegen, kerk-
dorp met een zeer oude geschiedenis tot
aan de rendierjagers uit 9000 voor
Christus toe waar de wereld zo\'n beetje
ophield, thans bent u de burgervader van
een modeme stadsrandgemeente met
vele faciliteiten waar wij met vreugde,
gebmik van maken. Mijnheer Jacobs
dank voor uw gastvrijheid.

Dames en heren,

Het is een goede traditie binnen onze be-
roepsvereniging om aan het begin van
ons Jaarcongres de collegae te herden-
ken die ons in het afgelopen jaar ontvie-
len. Van ons heen gingen de collegae:

Mw. A. van Gastel-Jansen te Rijsbergen

H.H.G. Grooten te Bome

J.H.H.Cloudt te Wijchen

Mw. M.H.F. van Niel te Eist

A.M.F. de Bok te Vught

Mw. A.E.H. Wisman-Deuling te

Bloemen

L. Zegers te Bloemendaal

Mw. J.W.H. Huijser van Reenen-Götte

te Midwoud

W. Kmiswijk te Weesp

H.F.J.M. van Heivoort te Oisterwijk

R.E. de Maar te \'s-Gravenhage

Mw. J.S. Hooghiemstra te Almelo

A.J.W. Bolscher te Tilligte

M.B. ten Have te Langeweg

M. Gaakeerte Goes

L.L.H. Krijger te Nieuwaal

A.E. Schuring te Oldeberkoop

G. Alberda te Harlingen

Dr. J.J. Koopman te Alkmaar
P.D. Dankert te Wommels
K.G. van der Wal te Gorinchem

H. Zantinge te Vries

Dr. J.S. Reinders te Leeuwarden

W.J. Nijhof te Winterswijk

D. Mulder Jr. te Bmmmen

J. Bmins te Haren

G.A. Eefting te Apeldoom

Mag ik u verzoeken op te staan om hen

een ogenblik te gedenken.

Dank u.

-ocr page 363-

In het afgelopen jaar was er ook reden
tot vreugde. Een aantal dierenartsen
heeft eind vorig en dit jaar hun weten-
schappelijke inspanning bekroond met
het behalen van de doctorstitel. Dit zijn:

A. van Nes te Veenendaal
Mw. E.E. van de Leemput te Utrecht
Mw. A.H.M. Cornelissen te Utrecht
Z. Bercovich te Amstelveen
P.A.J. Brama te \'t Goy
K.E. Hovius te Veldhoven

Gaarne wil ik de genoemde collegae fe-
liciteren met de behaalde titel en dank
zeggen voor hun bijdrage aan de bevor-
dering van de diergeneeskunde.

Tevens wU ik van de gelegenheid gebruik
maken om de gedecoreerden van de af-
gelopen periode te noemen. Dit zijn:

R.D. Reinders te Dokkum (Ridder in de
Orde van Oranje Nassau)
Prof. Dr. C.J.G. Wensing te Lelystad
(bevorderd tot Ridder in de Orde van de
Ned. Leeuw)

Prof Dr. A.S.J.P.A.M. van Miert te
Bilthoven (Ridder in de Orde van de
Ned. Leeuw).

Dames en heren,

ln mijn inleiding noemde ik het een taak
van de dierenarts op te treden als ambas-

» *

sadeur van het dier.

Wij zijn om uiteenlopende redenen dier-
geneeskunde gaan studeren. De een zag
zichzelf als een soort Vlimmen, in een
robuuste auto, dag en nacht het platte-
land doorkmisend, een ander had hoge
aspiraties in de veterinaire wetenschap,
terwijl een derde zich het lot van het
zieke en hulpeloze dier enorm aantrok.
Ook de interactie tussen mens en dier of
producten van dierlijke oorsprong boei-
de aankomende dierenartsen.
Eén ding verbond ons, de grote interesse
in het dier.

Wij zijn doeners en hebben ons intensief
met de genezing van het individuele dier
en met de preventie van dierziekten be-
zig gehouden. Het welzijn van het dier
heeft onze belangstelling maar, wij heb-
ben dat niet altijd even duidelijk geëta-
leerd. Dat moet veranderen.
Wij zullen daar waar wij misstanden
signaleren dit kenbaar moeten maken
en initiatieven ondememen om wel-
zijnsproblemen in de toekomst te voor-
komen. In het volgende millennium
moet het zo zijn dat wanneer in de sa-
menleving een dierenwelzijnprobleem
wordt gesignaleerd de dierenarts logi-
scherwijs om advies in deze wordt ge-
vraagd.

In een Europees stuk aangaande veter-
inary certification was dit als volgt ge-
formuleerd:

Animal welfare is becoming increas-
ingly important from the farm to the
slaughter.

Welfare is a key is.sue in the mind of con-
sumers and is an integral part of the
production of food that is acceptable to
the consumer. If the consumer is to be
provided assurances and guarantees,
then it is the veterinary profession that is
the recognised expert in relation to wel-
fare.

\'Eén ding verbond ons:
de grote interesse in het dier.\'

Enige tijd geleden hebben wij de discus-
sie met het bestuur van de Die-
renbescherming heropend. Tijdens dit
zeer constmctieve overleg bleek dat op
tal van punten wij gelijke inzichten had-
den.

Wij zij nu aan het inventariseren op
welke terreinen wij gezamenlijk een
standpunt kunnen formuleren.
Ook werd overeengekomen dat bij in de
toekomst te behandelen onderwerpen,
het mogelijk moest zijn \'to agree to dis-

agree\'. Het overleg met de Dieren-
bescherming heeft weer een stmctureel
karakter gekregen.

Zelf is de KNMvD op het vlak van die-
renwelzijn en het gebied van de wijze
van omgaan met het dier op een ethisch
verantwoorde wijze actief door middel
van de Commissie Ethiek. Deze com-
missie geeft, al dan niet hierom ge-
vraagd door het Hoofdbestuur, haar vi-
sie op bepaalde vraagstukken.
De door de ethische commissie gefor-
muleerde standpunten, worden door be-
trokken groepen bestudeerd en becom-
mentarieerd en na overleg met het
Hoofdbesmur en voorgelegd aan het
Algemeen bestuur, tot het standpunt van
de KNMvD.

Zo hebben wij de laatste jaren, over di-
verse onderwerpen, publicaties het licht
doen zien. Ik noem:

• Standpunt KNMvD inzake ethische
kwesties rond de voortplanting van
herkauwers.

• De dierenarts en erfelijk bepaalde af-
wijkingen bij gezelschapsdieren; de
invloed op gezondheid, welzijn en in-
tegriteit van dieren.

• Castratie van varkens: doen of laten?
Een standpunt ten aanzien van het do-
den van dieren in het kader van georga-
niseerde dierziektebestrijding is mo-
menteel in bewerking.

Ook hebben wij ons gemengd in de dis-

-ocr page 364-

cussie met betrekking tot de agressieve
hondenrassen. Wij hebben, in samen-
werking met eerder genoemde Dieren-
bescherming, mede voorkomen dat een
viertal rassen op den duur in Nederland
zou verdwijnen. Het verbieden van en-
kele rassen zou de werkelijke problema-
tiek immers niet doen verminderen
maar verplaatsen naar andere rassen
en/of kmisingsproducten. Wij hebben
methodes bepleit om het risico voor de
mens tengevolge van agressief gedrag
van honden uit de vier voomoemde ras-
sen en andere rassen, te minimaliseren.
Het is van groot belang voor de aanpak
van een aantal zaken met betrekking tot
diergezondheid en dierenwelzijn dat
ook de gezelschapsdieren, te beginnen
met honden en katten, in de zeer nabije
toekomst op een nauwkeurige manier
geregistreerd worden. Met de heden-
daagse chip-technologie is dit in de
praktijk zeer wel uitvoerbaar. Men
moet het alleen willen.

\'Het is van groot belang dat
gezelschapsdieren - te beginnen
met honden en katten - in de zeer
nabije toekomst geregistreerd
worden. Dit is in de praktijk
uitvoerbaar Men moet
het alleen willen.\'

Dames en heren,

Vorig jaar heb ik u gemeld dat de
KNMvD doende was het instituut van
de \'erkende dierenarts\' te ontwikkelen.
Dit proces is voorspoedig verlopen: wij
verwachten in de loop van het jaar 2000
de eerste, per diersoort erkende, dieren-
artsen te kunnen registreren. Deze, nor-
maal algemeen bevoegde dierenartsen,
maken kenbaar dat zij op een bepaald
gebied een omschreven kwaliteitsni-
veau garanderen, inclusief vereiste
werkervaring. De sectoren mnd en var-
ken zullen hierbij voorop lopen, maar
paard en pluimvee zullen snel volgen.
Ik denk dat dit voor het brede werkter-
rein van de dierenarts een goede en ook
door de markt gewenste ontwikkeling
is. Slechts door het leveren van de maxi-
male kwaliteit kunnen wij onze vertrou-
wenspositie in het veld behouden en
kwaliteit wordt uiteindelijk betaald.
Het is de bedoeling dat de erkende die-
renarts vanaf 2002 vanuit een volgens
de Kwaliteitsrichtlijn voor Dierenarts-
praktijken (KRD) gecertificeerde prak-
tijk werkt.

Deze ontwikkeling doet echter ook een
groot beroep op ons gevoel voor colle-
gialiteit. Grote groepspraktijken zullen
makkelijker een of meerdere erkennin-
gen per diersoort kunnen invullen.
Kleinere, breed georiënteerde praktijken
zullen via samenwerkingsvormen tot
soortgelijke invulling kunnen komen.
Een en ander is als theoretisch model
echter altijd veel eenvoudiger dan in de
kille maatschappij te verwezenlijken.
Een alternatief is er evenwel niet, ten-
minste als je mee wilt gaan met de maat-
schappij van morgen.

\'De ontwikkelingen certificatie en
erkenning doen een groot beroep
op ons gevoel voor collegialiteit.
Een en ander is als theoretisch
model eenvoudiger dan in de kille
maatschappij te verwezenlijken.
Een alternatief is er evenwel niet,
tenminste als je mee wilt gaan met
de maatschappij van morgen.\'

De toekomstige samenleving zal steeds
meer eisen stellen aan dienstverieners
op alle terreinen, zowel nationaal als in-
temationaal. Willen wij een rol spelen in
ketens, zoals KKM en IKB-Plus, bij de
export van dieren of producten van dier-
lijke oorsprong, dan zullen wij moeten
voldoen aan gestandaardiseerde kwali-
teitseisen.

De KNMvD zal op dit terrein nog veel
aan vooriichting en begeleiding moeten
doen, waarbij wij er vanuit gaan dat we
tezamen de klus moeten klaren en dat al-
leen de markt niet zaligmakend is... wat
de Nederiandse Mededingingsautoriteit
hier ook van moge denken.
Wij zullen het initiatief moeten houden
en dit doen in goed overleg met bedrijfs-
leven, maatschappelijke organisaties, de
Faculteit der Diergeneeskunde, de over-
heid en vooral met elkaar.

\'Wij zullen het initiatief moeten

houden, in goed overleg met
bedrijfsleven, maatschappelijke
organisaties, de Faculteit, de
overheid en vooral met elkaar.\'

Het initiatief houden in het veld... dat is
simpel gezegd, maar is er in het jaar
2000 nog een Nederlandse veehouderij
die voldoende vitaliteit heeft en waarin

dus kans op innovatie is?
Wij allen weten welke enorme schaal-
vergroting de landbouw na de oorlog
heeft doorgemaakt. Wij weten ook dat
de individuele boer hierbij tot voor kort
enorm is gestimuleerd door de overheid.
Minister Mansholt was de eerste grote
promotor. De overheid zette vele instm-
menten in om deze schaalvergroting te
realiseren. Zo waren daar sterke finan-
ciële prikkels via belastingfaciliteiten en
WIR, voorlichting via de Dienst
Landbouw Voorlichting en onderwijs
en onderzoeksinstituten waar groot-
schaligheid werd gepropageerd en waar
houderij systemen werden - en worden -
ontwikkeld om dit technisch mogelijk te
maken. Dat hierbij te laat is beseft dat
het milieu dat traject niet ongestraft kon
volgen is dus per se niet alleen de agra-
rische ondememer aan te rekenen. Als
de koers gewijzigd moet worden - en
daarover bestaat geen verschil van me-
ning - dan heeft de overheid hier een
overduidelijke verantwoordelijkheid in.
Zoals bij de stimulatie in de richting van
schaalvergroting zal nu - met minstens
zoveel middelen - in de richting van een
duurzame landbouw gewerkt moeten
worden. Ook nu zal de agrarische onder-
nemer zelf zijn aandeel moeten leveren
in een veel moeilijker situatie. De markt
werkt niet mee en afbouwen is minder
attractief dan groeien.
Ook de dierenarts zal hiervan de effec-
ten ondervinden. In een krimpende
markt worden de praktiserende dieren-
artsen nu al vaker indringende vragen
gesteld op het maatschappelijk vlak dan

-ocr page 365-

op het puur veterinair-technische ter-
rein. Wij zullen ook nu de boer terzijde
moeten staan en schouder aan schouder
met de veehouder moeten zorgen dat er
een kleinere, maar economisch gezonde
en kwalitatief vooraanstaande veehou-
derij ontstaat die, door een grotere toe-
gevoegde waarde, een van de koplopers
in de wereld blijft.

Dat een kleiner aantal koeien, varkens
en kippen ook effect zal hebben voor de
werkgelegenheid van de dierenarts is
evident. Een intensieve diergeneeskun-
dige begeleiding inclusief een certifice-
ringstraject in het kader van het toekom-
stige netwerk van toezicht zal dit maar
gedeeltelijk compenseren.
Op dit laatste punt - het netwerk van toe-
zicht - kom ik zo dadelijk terug.

Geachte toehoorders, ik heb een be-
perkt aantal onderwerpen aangeroerd
en de rol van de dierenarts in deze.
Kan de veterinair deze rol ook waar-
maken? Ik ben daar rotsvast van over-
tuigd.

Zeker als de dierenarts in de toekomst
een iets onafhankelijker rol in onze
maatschappij krijgt toebedeeld.
De overheid heeft, bij monde van de
toenmalige minister van Landbouw,
Natuurbeheer en Visserij, de heer Van
Aartsen, in een brief aan de kamer van
april 1998 getiteld \'Beleidsvoornemens
diergezondheidszorg in Nederland\' la-
ten weten dat de eerste beleidsprioriteit
en -maatregel zullen zijn: de versterking
van de onafhankelijke positie van de
praktiserende dierenarts ten opzichte
van de veehouder. Om te komen tot re-
alisatie van dit voornemen is er een
werkcommissie ingesteld waarin verte-
genwoordigers van het ministerie van
LNV en de KNMvD zitting hebben.
Deze bijzonder goed samenwerkende
commissie heeft een paar maanden ge-
leden een rapport uitgebracht waar het
Hoofdbestuur van de KNMvD zich
goed in kon vinden.

Uitgangspunt van de notitie was de po-
sitie van de praktiserende dierenarts te
versterken, waardoor de dierenarts zich
onafhankelijke er) van de wensen van de
veehouder kan manifesteren. De die-
renarts kan hierdoor zijn - al dan niet
wettelijke - verantwoordelijkheden vol-
ledig nakomen. De per diersoort er-
kende praktiserende dierenarts zal ten
dienste van de overheid als zodanig dan
ook in het nog op te richten netwerk van
toezicht, zoals genoemd in de Europese
richtlijn 97/12 EG kunnen functione-
ren.

Door de positie van de
praktiserend dierenarts te
versterken zal de dierenarts
zich onafhankelijk(er) van de
wensen van de veehouder
kunnen manifesteren.

De randvoorwaarden waaronder de die-
renartsen bereid zijn hieraan hun volle-
dige medewerking te geven, zijn schrif-
telijk vastgelegd. Rechten en plichten
van zowel de dierenarts als de veehou-
der zijn geformuleerd en er wordt uitge-
gaan van een handhavingsinspanning
van de overheid. Kernpunt van het sys-
teem is de vaste één-op-één-relatie tus-
sen veehouder en dierenarts.
Diergezondheidszorg, dierenwelzijn en
last but not least de bewaking van de
volksgezondheid zullen in dat kader vol-
doen aan de steeds hogere eisen die de
Nederlandse samenleving terecht eist.

Dames en heren.

De dierenarts wordt onafhankelijker, hij
of zij moet vrijwaringsgaranties voor in-
dividuele bedrijven gaan afgeven en
goede contacten onderhouden met an-
dere actoren uit de voedselkolom, er zal
melding gemaakt moeten worden van
erfelijke gebreken en andere zaken die
het dierenwelzijn bedreigen of de volks-
gezondheid kunnen benadelen, en de
dierenarts moet zelf voldoen aan om-
schreven kwaliteitseisen. Geen geringe
opgave.

Eén ding zal hierbij maatgevend moeten
zijn, de positie van het dier.

\'Maatgevend voor de dierenarts
moet zijn: de positie van het dier
in de samenleving.\'

Ik wil dit graag aan de hand van de vol-
gende anekdote illustreren. Ik bezocht
een jaar of vier geleden een literaire café-
happening in ons dorp. Koos van
Zomeren vertelde uit eigen werk. Na af-
loop hiervan wat napraten, een borreltje
en boekjes verkopen. Ik kocht het boek
\'Wat wil de koe\' en meneer Van
Zomeren schreef daar voorin \'Voor Aart
Willem en zorg alsjeblieft goed voor
mijn koeien\'. Dat hoort aangenaam
want zoiets dat voelen wij aan ons hartje.

Ik dank u

JAARPRIJS TIJDSCHRIFT

De voorzitter van de Hoofdredactie van
het Tijdschrift voor Diergeneeskunde,
dr. W. Edel, maakt zich niet ongerust
over de marktpositie van de dierenarts,
gezien de kwaliteit van de wetenschap-
pelijke artikelen die worden aangebo-
den aan het Tijdschrift en The Veteri-
nary Quarteriy. Vorig jaar is de redactie
van deze bladen opgesplitst in een
Hoofdredactie voor het Tijdschrift en
een Editorial Board voor de Quarteriy.
Edel bedankt de inzenders van kopij
voor de beide bladen: \'De Faculteit, het
ID-Lelystad en de Gezondheidsdienst
zijn trouwe leveranciers.\'
Aan Edel de eer om voor het Tijdschrift
de Jaarprijs uit te reiken die jaarlijks toe-
komt aan de auteur van het beste weten-
schappelijk artikel. Artikelen met bijbe-
horende auteurs die voor deze prijs in
aanmerking komen - de nominaties -
staan vemeld in Tijdschrift voor
Diergeneeskunde, 1999; 124(16): 486.
Edel maakt inmiddels traditiegetrouw
pas tijdens het Jaarcongres het win-
nende artikel bekend:
Huidige inzichten
in de mogelijkheden van reanimatie bij
de hond en de kat,
door K.L. How. N.
Reens, A.A. Stokhof en L.J. Hellebre-
kers (Tijdschrift voor Diergeneeskunde,
1998; 123:464-70).

De eerste auteur K.L. How is aanwezig
om de prijs in ontvangst te nemen: een
geldbedrag en een beeldje, Nieuw
Perspectief geheten. Een kunstwerkje
met een passende naam, gezien het in-
novatieve karakter van het winnende ar-
tikel. Het onderwerp - reanimatie -

-ocr page 366-

vormt overigens ook de stof voor een
splinternieuwe PAO-D-cursus die in het
najaar van 2000 zal worden gehouden.

AART VAN KEULENPRIJS
In 1997 zag tijdens het Jaarcongres een
nieuwe prijs het licht: de Aart van
Keulenprijs. Deze prijs wordt eens in de
twee jaar uitgereikt aan de auteur van
het beste artikel op het gebied van de ve-
terinaire volksgezondheid in het Tijd-
schrift voor Diergeneeskunde. Dit jaar
wordt de prijs uitgereikt over de jaren
\'97 en \'98. De voorzitter van de jury, dr.
W. Edel, licht toe welk artikel is uitver-
kozen en waarom: \'Het winnende arti-
kel beschrijft een breed terrein \'from
stable to table\'. Het is bovendien goed
geschreven.\' Het is voorzitter A.W. Udo
die tenslotte de oorkonde uitreikt.
Het winnende artikel is.\'
Isolatie, identi-
ficatie en karakterisering van Bacillus
cereus in de zuivelindustrie
(Tijdschrift
voor Diergeneeskunde, 1999; 123(21):
628-32). De eerste auteur is de dochter
van een goede bekende: mevrouw dr.
M.C. te Giffel. Zij schreef het samen
met R.R. Beumer naar aanleiding van
haar proefschrift.

Ze maakt van de gelegenheid gebmik
door een warm pleidooi te houden voor
samenwerking tussen Wageningen en
Utrecht en zegt zeer verheugd te zijn,
een dergelijke prijs te mogen ontvangen
in een wereld die zij toch vooral met
haar vader, T.W. te Giffel, associeert.

GESCHENK TER ONDERSCHEI-
DING

\'Het Geschenk ter Onderscheiding is
voor één van die mensen waar je het van
moet hebben als KNMvD\', leidt Udo de
uitreiking van dit geschenk in. \'Ze
neemt zelf initiatieven en zet zich ge-
vraagd en ongevraagd in.\' Het Ge-
schenk ter Onderscheiding wordt elk
jaar uitgereikt aan iemand die zich bij-
zonder verdienstelijk heeft gemaakt
voor de vereniging. Het is een beeldje
van St. Eligius - \'de eerste hoefsmid\' -
van de hand van Jits Bakker. Het ge-
schenk is dit jaar voor mevrouw C.J.
Brink, vanwege haar inspanningen voor
de positie van de vrouwelijke dierenarts
en de Afdeling Zeeland, waarin zij de
drijvende kracht is, ondanks het kwij-
nende bestaan van deze Afdeling.
Stemmen vóór opheffing stuiten bij haar
steevast op heftige tegenstand.

UITREIKING SPECIAUSTENCERTI-
FICATEN

De uitreiking van de specialistencertifi-
caten is dit jaar anders dan anders: met
modeme audiovisuele technieken wor-
den de geregistreerde specialisten één
voor één met naam en toenaam (inclusief
pasfoto) op een groot scherm geprojec-
teerd. De namen worden afgeroepen en
Udo reikt de certificaten uit. Voordeel
van deze presentatie is dat de uitreiking
uiterst beheerst en vlot verloopt.
De volgende specialisten - in totaal 35 -
zijn het afgelopen verenigingsjaar gere-
gistreerd.

Rundergezondheid

• Dr. F.H. Jonker

• Drs. C.H J. Kalis

• Mw. prof dr. E. Noordhuizen-
Stassen

• Drs. G.M. Zimmer

• Dr. P.L.A.M. Vos

• Mw. drs. A. van Wuijckhuise-Sjouke

• Dr. J.W. Hesselink

• Drs.A.R.Moen

• Drs. S.H. Loeffler

• Dr. Y.H. Schukken

• Drs. J.A.M. Muskens

• Dr. G. Benedictus

• Mw. drs. M.H. Mars

• Dr. M.C. Pieterse

• Mw. dr. T. van Werven

• Dr. Tj. Joma

• Dr. W.J.D. Kremer

• G.A. Hooijer
Varkensgezondheid

• Dr. A.L.M. Cmijsen

• Dr. M.F. de Jong
Phdmveegezondheid

• Drs. PJ.M. Wijnen

• Drs. J.C. van den Wijngaard

• Drs. W. Steenhuisen

• Drs. T.S. de Vries

• Drs. J.F. Heijmans

• Mw. drs. C. Schrier

• Mw. drs. L. van Veen
Veterinaire Radiologie

• Mw. drs. S.A.E.B. Boroffka
Chirurgie der Gezelschapsdieren

• Mw. drs. C.F. Wolschrijn

• Mw. drs. M.D. Zaal
Vogelgeneeskunde

• Drs. N.J. Schoemaker
Inwendige ziekten van het Paard

• Mw. drs. I. Wijnberg

• Mw. drs. S. Geelen

Interne geneeskunde der Gezelschaps-
dieren

• Mw. drs. C. Piek

• Mw. drs. M.M. Diaz Espitieira

Mw. drs. S.A.M. Deleu

-ocr page 367-

REGULERING VETERINAIRE
MARKT IN HISTORISCH PER-
SPECTIEF

De loopbaanontwikkeling van de eerste
spreker, dr. P.A. Koolmees, is op z\'n
minst interessant te noemen. Via de
Vakgroepen Heelkunde en Voedings-
middelen van Dierlijke Oorsprong
maakte hij als biotechnisch en histolo-
gisch analist de sprong naar geschiede-
nis. In 1990 studeerde hij af als histori-
cus en in 1997 is hij gepromoveerd.
Thans is hij werkzaam als docent-on-
derzoeker in de vakgebieden Voedings-
middelenmicroscopie en Geschiedenis
van de diergeneeskunde.
In zijn lezing
\'Vanpaardendoctor-koe-
meester tot veterinair manager. Regu-
lering van de veterinaire markt in his-
torisch perspectief
schetst Koolmees
de ontwikkeling van de diergenees-
kunde met betrekking tot de markt. In
de loop van de laatste anderhalve eeuw
hebben dierenartsen zich ten aanzien
van een aantal specifieke diensten een
monopoliepositie in de samenleving
verworven onder het motto \'tot heil
van mens en dier\'. Maar de markt heeft
wel degelijk zijn invloed op het beroep
van dierenarts. Zo was er tot de Tweede
Wereldoorlog vooral behoefte aan de
veterinaire verzorging van legerpaar-
den. Daarna kwam er vraag naar een
gezonde veestapel, veilige vocdsel-
middelen en tegenwoordig is er vooral
vraag naar zorg voor en geneeskunde
van gezelschapsdieren. De diergenees-
kunde heeft ook steeds op de vraag
vanuit de samenleving ingespeeld.
Eerst door zich te professionaliseren
(de instructie voor veeartsen in 1819 en
de oprichting van de Rijks veeartsenij-
school in 1821) en later door mee te
gaan in de vorm van paardengenees-
kunde, dierziektebestrijding, integrale
kwaliteitszorg, expertise op het gebied
van de geneeskunde van gezelschaps-
dieren, etcetera.

Monopolie

Om controle op de markt te krijgen,
proberen beroepsgroepen een wettelijk
monopolie te krijgen door autorisatie
van de overheid. Zo ook de dierenart-
sen. Naast stimulering van de beroeps-
groep, hield dit echter ook sturing en
controle in. Veterinaire wetgeving dus.
De verkoop van diergeneesmiddelen
werd gereguleerd en recent nog werd
een verbod op horizontale prijsafspra-
ken ingesteld door de Nederlandse
Mededingings Autoriteit. Maar er was
en is ook zelfregulatie (specialisatie en
tuchtrecht). Inmiddels is de omvang
van de huidige wet- en regelgeving op
veterinair gebied enorm.
Consensus, samenwerking en collegia-
liteit spelen een grote rol in het continue
proces van institutionalisering en legiti-
mering van een beroep. Het fiinctione-
ren van een beroepsgroep is ook afhan-
kelijk van een aantal inteme factoren
zoals specifieke kennis, praktische
waarde van de diensten, de onderhan-
delingswaarde en collectieve macht.
Exteme factoren zijn overheidsingrij-
pen, sociaal-economische en techni-
sche ontwikkelingen. Het paard werd
een gezelschapsdier en dieren die vroe-
ger als \'ongedierte\' werden beschouwd,
worden nu op grote schaal als leden van
een gezin behandeld.

JAARCONGRES 1999

n «ran ■> I

Communicatie

Dc relatie met de diereigenaar is voor
de dierenarts zeer belangrijk. Commu-
nicatie is hierbij het sleutelwoord; de
dierenarts zal aandacht moeten schen-
ken aan de wensen en ervaringen van
de (mondige) diereigenaar. Verder zijn
er natuurlijk andere leveranciers van
veterinaire diensten, maar de markt
biedt hier tot noch toe voldoende
mimte voor. Aan belangstelling voor
het beroep is bij lange na nog geen ge-
brek, hooguit is het opvallend dat te-
genwoordig de instroom van veteri-
naire studenten bestaat uit meisjes uit
de stad, die vooral belangstelling heb-
ben voor gezelschapsdieren en paar-
den. Hoewel de markt voor veterinaire
diensten gecompliceerder is geworden,
kunnen de dierenartsen zich tevreden
stellen met de gedachte dat zij zich on-
misbaar hebben gemaakt. Innovaties
blijven evenwel nodig om de toekomst
van het beroep veilig te stellen.

WAT DENKT U ER ZELF EIGEN-
LIJK VAN?

Iedereen heeft er met smart op zitten
wachten: de resultaten van de enquête

\'SAMEN DE MARKT OP?\'

die onder alle dierenartsen in Ne-
derland is gehouden. Dr. J. Smelik ver-
lost namens MarketResponse Health-
Care de zaal van de spanning.
Er zijn 4545 vragenlijsten verzonden,
waarvan er 1761 retour zijn gekomen.
Een respons van 38 procent dus. Aan
de orde komen het zelfbeeld van de
dierenarts, zijn/haar visie van de markt
en zijn/haar visie van de toekomst.

Zelfbeeld

De dierenarts heeft best vertrouwen in
zichzelf Als sterke punten worden ge-
noemd: integriteit, klantgerichtheid,
deskundigheid en diervriendelijkheid.
Zwakke punten zijn: concurrentie-
kracht en commercieel denken. Toch
denkt de dierenarts dat de buitenwereld
hem/haar niet zo erg klantgericht vindt
en al helemaal niet concurrerend, com-
municatief en intiatiefrijk. \'Er ontstaat
een beeld van een in zichzelf gekeerde
beroepsgroep\', aldus Smelik. De mate
van voldoening in het werk scoort niet
slecht, maar dierenartsen zijn in verge-
lijking met andere beroepsgroepen
toch minder tevreden dan gemiddeld.
Dat heeft vooral te maken met de finan-
ciën; bijna de helft is in meer of min-
dere mate ontevreden over de inkom-
sten. Dierenartsen in overheidsdienst
vinden overigens het minste voldoe-
ning in hun werk. En de dierenarts is

-ocr page 368-

niet al te enthousiast als het gaat om
aanbeveling van het vak bij aanstaande
studenten. Kortom: dierenarts is een
mooi vak, maar het betaalt matig, men
komt te weinig toe aan de leuke kanten
(dr. Vlimmen-syndroom), onderne-
merschap is taboe en daarom slecht
ontwikkeld en men vindt het bepaald
geen aanrader voor aanstaande studen-
ten.

Marktpositie

Allereerst is er natuurlijk niet één markt
van dierenartsen omdat er grote ver-
schillen bestaan tussen practici grote
huisdieren, practici kleine huisdieren,
dierenartsen werkzaam in onderwijs en
onderzoek, bij de overheid of in het be-
drijfsleven. Uitgaande van de practici
heeft 85 procent te maken met concur-
rentie. 55 Procent vindt de eigen markt-
positie sterk en dat heeft in het alge-
meen te maken met het verdienen van
genoeg geld, het vinden van voldoening
in het werk, goede samenwerking, posi-
tief denken over concurrentie, man zijn
en zich onafhankelijk, initiatiefrijk,
commercieel, professioneel en trends-
etter voelen. Een dierenarts voelt zich
zwak als hij/zij de overheid de schuld
geeft, solist is, negatief over concurren-
tie denkt, vrouw is en parttime werkt.
Wat geen relatie heeft met de beoorde-
ling van de eigen marktpositie is het
soort werk dat men doet (grote of kleine
huisdieren, overheid of bedrijfsleven,
etcetera), het al dan niet hebben van
concurrentie en de leeftijd.

SWOT-analyse

Voor de onderneming \'dierenarts\' (dus
niet voor de persoon) is een SWOT-
analyse gedaan, zoals gebruikelijk is
bij het schrijven van een strategisch
marketingplan voor een onderneming
(SWOT = Strengths, Weaknesses,
Opportunities and Threats). Tot de
sterke punten mag gerekend worden:
opleiding (vooral vakinhoudelijk),
zelfvertrouwen, specialisatie, praktijk-
organisatie en de prijs-kwaliteitver-
houding. Zwakke kanten zijn onder-
linge concurrentie, beperkte financiële
mogelijkheden, gebrekkige organisatie
van en discipline in de beroepsgroep,
de wijze waarop de dierenarts in de pu-
bliciteit komt en de opleiding (niet-
vakinhoudelijke kanten).

Kansen en bedreigingen
Gelukkig zijn er voor de dierenarts
kansen genoeg: je kunt je profileren, je
kunt je verder specialiseren of differen-
tiëren, je kunt gebruik maken van de
informatiemaatschappij, onderlinge
samenwerking geeft mogelijkheden
(schaalvergroting, betere dienstverle-
ning) wat ook geldt voor de ultieme
vorm van samenwerking: fusies. Be-
dreigingen worden vooral gezien in de
boze buitenwereld (overheid en be-
drijfsleven) en de reactie is om die toch
vooral buiten te sluiten. Daamaast zijn
afname van het aantal dieren en toe-
name van de lekenhandel een bedrei-
ging-

Wat komt er op u aP
De dierenarts ziet een toename van
concurrentie op zich afkomen, evenals
een steeds veranderende regelgeving,
klanten die kostenbewuster en steeds
veeleisender worden, een afname van
het aantal dieren, meer onderlinge sa-
menwerking en meer vrouwelijke die-
renartsen, meer parttimers. De niet-
practici zien daamaast informatie-
stromen en ftisies op zich afkomen.
De toenemende concurrentie en de ver-
stedelijking worden door de één als een
kans gezien en door de ander als een
bedreiging, waarbij het voor de gezel-
schapsdierensector waarschijnlijk min-
der bedreigend is dan voor de land-
bouwhuisdierensector.

■i^.it

Bent u klaar voor de markt?

Tweederde van de practici (67%) en de
helft van de andere dierenartsen denkt
onvoldoende kennis te hebben om de
markt te bewerken. Vooral manage-
ment- en marketingvaardigheden wor-
den gemist (respectievelijk 69 en
65%), maar ook onderhandelingsvaar-
digheden (47%), vakkennis (35%) en
communicatieve vaardigheden (30%).
\'Het vreemde is dat u op de marktont-
wikkelingen inspeelt door nog beter te
worden in uw vak, door aan kwaliteits-
zorg te doen, door te specificeren en te
modemiseren\', houdt Smelik de zaal
voor. \'Natuurlijk allemaal belangrijke
dingen, maar aan de vaardigheden
waar het nu juist aan schort wordt door
slechts een kleine minderheid aandacht
besteed.\'

Gelukkig hebben negen van de tien
dierenartsen interesse in marketingcur-
sussen, maar dit zijn vooral de perso-
nen die al stevig in de markt staan. \'Er
gaan mensen buiten de boot vallen!\',
waarschuwt Smelik. En hij eindigt zijn
verhaal met een metafoor.
De resultaten van de enquête zullen

-ocr page 369-

overigens nog uitgebreider in het
Tijdschrift verschijnen.

HEBBEN DIERENARTSEN WEL
EEN MARKT?

Journalist C.M.J. Graafsma begint zijn
lezing prikkelend: \'De kennis in de we-
reld verdubbelt elke 13 uur. Je kunt dus
ook zeggen dat we elk uur dommer
worden. Ook na deze bijeenkomst staat
u toch weer op achterstand. Maar goed,
ik zal mijn best doen.\' Deze prikke-
lende toon zal kenmerkend zijn voor de
rest van zijn verhaal.
Graafsma gaat in op het thema van zijn
lezing. \'U bent de enige groep die aan
de tucht van de markt onderhevig is. U
zit al midden op de markt, maar u vangt
behoorlijk wat tegenwind.\' Graafsma
vindt de markt van de dierenarts erg
statisch door de wettelijke bescher-
ming en de kunstmatige afzetmarkten
voor de klant (Brussel). Gelukkig is hij
ervan overtuigd dat er een markt voor
dierenartsen is, in tegenstelling tot bij-
voorbeeld de apothekers. De markt van
de dierenartsen is wel drastisch aan het
veranderen en de belangrijkste veran-
dering is dat de functie van het dier in
onze samenleving aan het veranderen
is.

Alle elementen benutten

Graafsma komt met het voorbeeld van
Overste Heesbeen, die de stervende
markt van sigarettenautomaten met de
precisie van een militaire operatie weer
leven heeft ingeblazen. Door systema-
tisch alle elementen te bekijken, te ana-
lyseren en op te lossen (prijzen, kosten,
plaats, omvang, efficiency, snelheid,
enzovoort) kreeg hij de markt volledig
in handen. De kracht van deze man zit
\'m erin dat hij alle elementen waaruit
een markt is opgebouwd, heeft benut.
\'Waarom is iedereen zo opgewonden
over intemet? Omdat nagenoeg alle
elementen beroerd worden en dat biedt
de ruimte om de fantasie de vrije loop
te laten\', aldus Graafsma.

Verschuiving

Een veranderende markt dus. Het be-
vredigen van materiële behoeften als
voeding en kleding wordt minder. Het
leveren van diensten en de behoefte aan
immateriële zaken wordt meer. Er is
dus een duidelijke verschuiving van het
materiële naar het immateriële van het
dier. Gap Gemini voorspelt dat over 30
jaar de agrarische sector verdwenen zal
zijn. Dat er geen koe nodig is als inter-
mediair om melk te produceren. \'Dat
maakt mensen die graag met hun voe-
ten in de stront staan zenuwachtig\',
roept Graafsma. Duidelijk is dat het be-
lang van het dier voor de voedselketen
zal afnemen.

\'Eén van u heeft een aantal jaren gele-
den al een prachtige aanzet gegeven tot
het kijken naar de veranderende functie
van het dier\', zegt Graafsma, waarmee
hij op het proefschrift van Bart Rutgers
over het wel en wee der dieren duidt.
\'Zonder dat verloop in het denken wa-
ren heel wat van u vandaag de dag wer-
keloos geweest, want dan verzopen we
nog steeds onze katten in plaats van
castratie of sterilisatie.\'
De markt gaat weg bij het grote dier en
verschuift naar het huisdier. \'Als bees-
ten grondwettelijke rechten krijgen,
dan hebben ze ook recht op diergenees-
kundige behandeling\', zegt Graafsma.
Maar hij vindt dat de dierenarts meer
moet doen dan alleen het diergenees-
kundig handelen. \'Het heeft mij ver-
baasd dat de dierenarts gezelschapsdie-
ren geen huisbezoeken doet.\' Ook ziet
Graafsma nieuwe doelgroepen voor
zich. De bejaardenmarkt: samen met
verzorgingshuizen dieren exploiteren.
Wandelen met geestelijk gehandicap-
ten, metro\'s bewaken, helpen van be-
geleid zelfstandig wonen, op basis-
scholenjongeren verantwoordelijkheid
leren. \'Waarom heeft de basisschool
geen varken in samenwerking met u?\',
houdt hij de zaal voor.
\'De dierenarts moet zichtbaar zijn bij
maatschappelijke debatten.\' Graafsma
kan er niet over uit dat de meeste tele-
foontjes over BSE naar Postbus 51
gaan. Hij noemt nieuwe technologie
(bij gebroken pootje toets 1), andere
prijzen (bij 60 airmiles een gratis check
up) en een betere toegankelijkheid (ac-
tief zelf klant benaderen) als zaken
waar de dierenartsen hun voordeel mee
kunnen doen.

Graafsma eindigt zijn verhaal met een
grapje over twee schoenverkopers die

-ocr page 370-

naar Afrika werden gestuurd om te zien
of er markt was voor schoenen. De ene
stuurt ai de eerste dag moedeloos een
fax met de tekst: \'Vergeet het maar, ze
lopen allemaal op blote voeten.\' De
tweede verkoper heeft op dat moment
razend enthousiast zijn baas aan de te-
lefoon en roept: \'Stuur zoveel mogelijk
schoenen, want ze lopen allemaal op
blote voeten.\' \'U mag zelf bepalen
waar u in deze vergelijking staat. Ik
wacht op de grapjas die roept: we ver-
kopen geen schoenen.\'

HANDVATTEN OM DE MARKT
TE BEWERKEN

\'In mijn lezing staat samenwerking
centraal, samenwerking in de keten,
met collega\'s, met aanverwante orga-
nisaties en met de KNMvD, maar dat
moet u wel willen!\', begint W.P.N.
Nipius van TenA zijn betoog. \'Re-
fererend aan de titel van het Jaar-
congres \'Samen de markt op?\' is dat
voor mij geen vraag meer, maar een
noodzaak.\' Ook Nipius schetst een be-
hoorlijk veranderende markt. \'Vroeger
behoorde u als dierenarts tot één van de
notabelen in uw gemeenschap. Tegen-
woordig en met name in de nabije toe-
komst wordt u echter naast uw deskun-
digheid vooral afgerekend op uw
ondernemerschap. U moet zich daar-
van bewust zijn.\' Nipius noemt een
aantal scenario\'s die voorhanden zijn
zoals doemdenken en navelstaren, die
zeker niet heilzaam zijn. Innoveren,
dus kijken naar de bewegingen en ver-
anderingen in de markt en daarop in-
spelen, is een beter scenario. Maar daar
is wel wat voor nodig, zoals de wil om
te slagen, lef hebben om keuzes te ma-
ken, bereidheid om samen te werken,
visie op de markt vertalen naar het on-
dernemingsplan, het hanteren van nor-
men (effectiviteit, productiviteit en
rendement), het beheersen van instru-
menten (ondernemingsplan, website,
relatiebeheersysteem, mailing), het in-
zetten van de benodigde middelen (ont-
vangstruimte, snoepjes, adviesdienst)
en het aanscherpen van uw vaardighe-
den waar nodig. \'Kortom, gaat u uw ei-
gen succes leiden/regisseren of wacht u
af hoe anderen het doen en komt u
daardoor wellicht niet in een lijdzame
positie te verkeren? De keus is echt aan
u!\', houdt Nipius de zaal voor.

Van tobber naar topper

\'Inderdaad, uw positie als ondernemer
staat onder druk, maar bedenk wel dat
er zich altijd kansen voordoen en blij-
ven voordoen. Ter illustratie: als het
aantal nutsdieren en het aantal veehou-
ders blijft afnemen, dan kunt u gaan sa-
menwerken (collega\'s, keten), of u
wellicht gaan specialiseren of nieuwe
diensten gaan aanbieden (advisering,
aanbieden logeeradressen, uitlaatser-
vice)\', aldus Nipius. Hij vindt dat de
dierenarts voor zichzelf een aantal cru-
ciale vragen moet beantwoorden, zo-
als: word ik wel gewaardeerd door
mijn klanten?; wat versta ik onder het
begrip service?; hoe onderscheid ik mij
en hoe bind ik klanten aan mijn prak-
tijk? Door over dit soort zaken samen
met collega\'s en klanten na te denken,
kan de dierenarts zijn voordeel doen.
In navolging van het onderzoek onder
dierenartsen op initiatief van de
KNMvD, zou een dierenarts eenzelfde,
zij het kleinschaliger, onderzoek vanuit
zijn/ haar eigen praktijk kunnen doen,
al dan niet in samenwerking met enkele
collega\'s uit de stad/regio. Nipius raadt
de dierenartsen aan dit te doen, omdat
zij dan beter kunnen toetsen of de uit-
komsten van hun visie op de markt af-
wijken van het landelijk beeld. Verder
zijn ze eerder in staat om vanuit deze
gegevens te gaan werken en bovendien
zijn de gegevens uit zo\'n onderzoek
nodig om tot een ondernemingsplan te
komen.

Ondernemingsplan

Met betrekking tot dat ondernemings-
plan, heeft Nipius een aantal tips. Hij
adviseert in het marktonderzoek de
klanten te betrekken (zij geven het
beste en veelal het goedkoopste advies)
en een SWOT-analyse van de eigen
praktijk te maken die moet leiden tot
acties. Verder is het verstandig na te
gaan welke marktsegmenten al dan niet
aantrekkelijk zijn, proberen te achter-
halen wie de concurrentie per segement
is, het onderscheidend vemiogen te be-
palen en na te gaan welke middelen in-
gezet moeten worden om de positie
voor de komende jaren veilig te stellen.

Normen

Verder noemt Nipius een aantal speci-
fieke normen, die nodig zijn om een
praktijk goed te kunnen sturen. Dit zijn
bijvoorbeeld het gemiddelde aantal
factureerbare uren per maand, de ge-
middeld af te geven korting per maand
en het gemiddelde rendement per ver-
richting per maand. \'Het gaat erom dat
u zelf nomien als een beheerinstrument
gaat ontwikkelen\', verduidelijkt Ni-
pius zijn opsomming. Andere nonnen
zijn: productiviteit (overhead), groei
van nieuwe klanten en het aantal gratis
weggegeven uren.

Prijspolitiek

Ook wat betreft de prijspolitiek geeft
Nipius een aantal tips, gezien de steeds
kostenbewuster wordende klant. Zo
vindt hij dat de dierenarts moet weten
welk rendement hij of zij heeft op een
dienst of verrichting. Diensten/verrich-
tingen kunnen bijvoorbeeld in de vorm
van een abonnement of raamcontract
worden aangeboden of worden onder-

-ocr page 371-

gebracht in een aantrekiceiijk pakket,
zoals de complete verzorging van een
gezelschapsdier. Maar ook een aan-
trekkelijke korting-staffel of een com-
mercieel nummer voor telefonisch con-
sult zouden goed kunnen werken.
\'Vraag geld voor uw adviezen en be-
schouw dat niet als service, want an-
ders waardeert men uw deskundigheid
nimmer\', geeft Nipius de zaal mee.

Commerciële mogelijkheden
\'Misschien kunt u meer farmaceutische
producten leveren, waarbij al dan niet
uw complementaire advies wordt mee-
genomen\', stelt Nipius voor. Ook
noemt hij het opzetten van acties in sa-
menwerking met de industrie/farmacie
en het zichtbaar maken van de door de
dierenarts geleverde producten. In sa-
menwerking \'joint ventures\' aangaan,
associëren met dierenwinkels en het in-
spelen op de toenemende tendens van
emotie (stervensbegeleiding) zijn alle-
maal mogelijkheden om de markt voor
de dierenarts te verbreden.

Klantenbinding en waardering

\'Het is belangrijk om uw klanten te blij-
ven binden aan uw praktijk en bedenk
daarbij dat tevreden klanten altijd temg-
keren\', aldus Nipius. Hij geeft aan dat
het op de hoogte houden van klanten
daartoe een goed middel is, bijvoor-
beeld via een mailbrief Middels een
nieuwsbrief of een vaste mbriek in het
plaatselijk krantje zorgt de dierenarts
voor naamsbekendheid. Maar ook het
organiseren van acties, een website op
het intemet, relatiegericht werken en het
geven van lezingen voor specifieke
doelgroepen kunnen de binding vergro-
ten.

Ook al betreft het diergeneeskunde, de
eigenaren zijn mensen en die bepalen
hoe de dierenarts gewaardeerd wordt.
Daarbij letten ze vooral op hoe de die-
renarts als mens overkomt, op sociale
vaardigheden en op een aantal andere
aspecten. Is bijvoorbeeld de ontvangst-
mimte aantrekkelijk genoeg, geeft u ar-
tikelen mee over ziektes, opvoeding,
producten, etcetera en toont u vol-
doende betrokkenheid bij het welzijn
van het dier? Een dierenarts zou bij-
voorbeeld kunnen onderzoeken hoe te-
vreden zijn/haar klanten zijn of er een
gastenboek op nahouden waarin men
zich over de praktijk kan uiten. Ook za-
ken als het (vriendelijk) omgaan met
klachten en de bereikbaarheid van de
praktijk spelen een grote rol bij de
waardering van de dierenarts(enprak-
tijk).

Sociale vaardigheden
Temgkomend op de sociale vaardighe-
den is het handig om te weten dat er
geen standaard-mens bestaat, dus ook
geen standaard-klant. \'Iedere keer is het
daarom belangrijk dat u zich inleeft,
niet alleen in het ziektebeeld maar ook
in de eigenaar en zijn/haar aanhang\',
vindt Nipius. \'Vandaar dat u een aantal
vaardigheden in communicatieve zin
zal moeten beheersen.\' Dit zijn het kun-
nen omgaan met en doorbreken van
weerstanden, het omgaan met bezwa-
ren, de regie houden in gesprekken, zor-
gen voor een \'ja-stemming\' in een ge-
sprek, zich manifesteren in groeps-
gesprekken, het omgaan met confronta-
ties in lastig gedrag en het kunnen bren-
gen van \'slecht nieuws\'.
Nipius besluit deze reeks opsommin-
gen met het opbeurende \'het is alle-
maal aan te leren!\' Verder adviseert hij
de dierenartsen vooral het initiatief te
nemen voordat anderen dat doen, om te
voorkomen dat ze buiten de boot val-
len.

DISCUSSIE

Na al deze interessante lezingen volgt
een discussie, waar door de zaal gretig
aan wordt meegedaan. Zo vraagt een
toehoorder zich af wat de rol van de
KNMvD is in de vanmiddag geschetste
ontwikkelingen. Volgens Smelik is die
rol beperkt en moeten de dierenartsen-
praktijken vooral zelf het voortouw ne-
men. Hij ziet de KNMvD meer als
lobby-instituut naar andere partijen
toe. De pr zou beter behartigd moeten
worden in de zin van betere profdering.
Ook Koolmees ziet een pro-actieve rol
voor de KNMvD richting overheid
weggelegd terwijl Nibius pleit voor ge-
richte trainingen. Graafsma weet dat
het ontsnappen aan oude ideeën moei-
lijker is dan het accepteren van nieuwe.
Hij doelt hiermee op het hele ingeto-
gen, vrij nauwe keurslijf wat er hangt.
\'Iemand moet het doorbreken\', zegt
hij.

Verder wordt ingegaan op het verschil
wat er zou zijn tussen de dierenartsen.
Volgens Smelik zijn er meer overeen-
komsten dan de dierenartsen denken,
getuige de enquête. Koolmees ziet wel
een verschil tussen stadsmensen en
mensen van het platteland. \'Het posi-
tieve imago van de dierenarts hangt
vooral samen met de gezelschapsdie-
renpraktijk\', denkt hij. Graafsma
spreekt niet zo zeer over een negatieve
houding, dan wel over een laffe hou-
ding. \'U moet het woord durven ne-
men, de moed hebben u uit te spreken
tegen bepaalde wantoestanden\', vindt
hij.

Ook secretaris T.W. te Giffel doet er
een schepje bovenop als hij zegt: \'Het
grootste gevaar voor de diergenees-
kunde is de dierenarts zelf Men becon-
cureert elkaar in plaats van te kijken
hoe men kan samenwerken.\' Hij is zich
bewust dat het veranderen van deze
mentaliteit heel veel tijd kost.
Discussieleider H. Vaarkamp vat het
geheel samen als een dusdanig interes-
sant onderwerp, dat op korte termijn
opnieuw besproken zou moeten wor-
den. Hij doelt daarmee op het Jaar-
congres 2000 in Noordwijkerhout.
Vooralsnog is dat aan de congrescom-
missie Zuid-Holland.

Mw. S.H. Umans

GEZAMENLIJKE CONTRIBUTIE NOTA

Sommige leden van de KNMvD ontvangen reeds in 2000 een \'gezamenlijke contribu-
tienota\'. Ten behoeve van overzicht en efficiëntie, stellen sommige Afdelingen en
Groepen het op prijs als de inning van de contributie tegelijk met de inning van de
KNMvD-contributie geschiedt. Dit jaar participeren de Afdelingen Gelderland, Zuid-
Holland en Limburg en de Groepen Veterinaire Specialisten, Geneeskunde van het
Paard en Dierenartsen in het Bedrijfsleven. Wellicht zullen volgend jaar nog meer
Afdelingen en Groepen meedoen.

Schrikt u dus niet van het totaalbedrag als u de contibutienota opent.

-ocr page 372-

Aangezien het Jaarcongresfeest op
vrijdagavond - dankzij de band Maho-
gany - bijzonder geslaagd mag worden
genoemd, is het een weinig uitgesla-
pen groep leden die aan de ledenverga-
dering deelneemt. Maar de stemming
is monter: \'s avonds een vet, \'s och-
tends een vet.

G.Th.A. Menges heeft natuurlijk eerst
een paar terechte tekstuele opmerkin-
gen over de Agenda. Het mag wel eens
gezegd: hij is waarschijnlijk de beste
lezer van hetgeen door de KNMvD
wordt uitgebracht. Wat velen bijvoor-
beeld niet weten, is dat hij ook de we-
tenschappelijke artikelen in het Tijd-
schrift voor Diergeneeskunde corri-
geert.

CERTIFICATIE EN ERKENNING
Een interessante discussie ontwikkelt
zich over certificatie en erkenning. Op
veel Afdelingen is dit onderwerp aan
de orde geweest. De uitspraak van het
Hoofdbestuur dat binnenkort de er-
kende dierenarts alléén vanuit een
KRD-gecertificeerde praktijk zijn of
haar werk zal kunnen doen, roept
nogal wat vraagtekens op. En ook te-
gen de erkenningen zelf is nog steeds
weerstand te proeven. Alhoewel er in-
middels een groot draagvlak lijkt te
zijn voor diersoortdifferentiatie in de
eerstelijnspraktijk, zien sommige
practici - vooral werkzaam in de klei-
nere praktijken - de werkdruk alleen
maar stijgen, terwijl zij geen extra in-
komsten verwachten. \'Binnenkort zijn

we de helft van de tijd PAO aan het
volgen\', roept men vertwijfeld uit.
Speciaal om dit onderwerp te bespre-
ken heeft de KNMvD overigens dis-
cussie-avonden georganiseerd voor de
\'kleinere praktijken\'.
Verder worden over dit onderwerp een
paar praktische vragen gesteld: Moe-
ten we niet aan ISO-normen gaan vol-
doen? Is Certiked wel geaccrediteerd?
Waarom kan men niet drie erkennin-
gen krijgen? Wat is een kleine prak-
tijk? A.J. Brouwer zegt zich reeds
\'klein\' te voelen met vijf associé\'s en
drie dierenarts-medewerkers, als het
gaat om een goede invulling van alle
erkenningen, de vervanging van deze
dierenartsen bij vakantie en ziekte en
bij het volgen van PAO.

VERMOEDELIJKE BIJWERKING
Als de Code voor de Dierenarts aan de
orde komt, merkt de voorzitter van de
Groep Practici Grote Huisdieren, O.A.
van Dobbenburgh, op dat zijn Groep
moeite heeft met de term \'vermoede-
lijke bijwerkingen\' als het gaat om de
melding hiervan. Er ontspint zich een
gedachtewisseling over de vraag wat
nu eigenlijk gemeld moet worden. De
vrees bestaat dat een practicus achteraf
aangesproken kan worden op het niet
melden van een \'effect\' van een ge-
neesmiddel dat hij aanvankelijk niet
als bijwerking heeft bestempeld.
De gedachte achter het betreffende ar-
tikel van de Code echter is dat het aan-
sluit bij de Diergeneesmiddelenwet.
En een \'vermoedelijke bijwerking\' is
nader omschreven in de wet. Dus heeft
de practicus in elk geval de wettelijke
verplichting een \'vermoedelijke bij-
werking\' te melden. A. Kamphuis van
Bureau Bijwerkingen belooft een en
ander nog eens te zullen uitleggen in
het Tijdschrift voor Diergeneeskunde.
Dit alles terwijl de inhoud van de Code
niet aan de orde is!

Veldhoven, 16 oktober 1999 - De Algemene Vergadering 1999 in Koningshof
wordt vooral bepaald door de verkiezing van een nieuwe voorzitter - T. de
Ruijter is A.W. Udo opgevolgd - en een motie van de Groepen Geneeskunde
Gezelschapsdieren en Practici Grote Huisdieren inzake de Novad Coöperatie
Ideëel (NCl). Deze motie wordt met algemene stemmen aangenomen.
Ook de Code voor de Dierenarts is aangenomen. Commentaar op de inhoud
wordt nog wel gegeven, bijvoorbeeld over het melden van een \'vermoedelijke
bijwerking\' aan het Bureau Bijwerkingen Diergeneesmiddelen, maar deze in-
houd staat eigenlijk niet meer ter discussie. Deze is de vorige Algemene
Ledenvergadering aan de orde geweest, en toen behoudens de aanpassingen
die nog gedaan moesten worden in verband met de Nederlandse Mede-
dingingsautoriteit (NMA) vastgesteld.

ALGEMENE VERGADERING 1 999

T. DE RUIJTER VOORZITTER EN MOTIE NCI

MOTIE NCl

De Groep Geneeskunde Gezelschaps-
dieren en de Groep Practici Grote
Huisdieren bieden een motie aan over
de Novad Coöperatie Ideëel (NCI).
Voorzitter L.J. den Otter van de Groep
Geneeskunde Gezelschapsdieren zegt
geen andere uitweg te weten dan om de
\'trein te stoppen\'. Hij zegt respect te
hebben voor het werk dat de afgelopen
jaren is verzet door de bestuursleden
en de medewerkers van de NCI, maar
dat zijn Groep zich in elk geval onvol-
doende terugvindt in de geboekte re-
sultaten, ondanks herhaalde pogingen
om daar verandering in te brengen.
Overwegende dat:

• de NCI (^-SID) in het afgelopen jaar
geen of nauwelijks tastbare produc-
ten heeft opgeleverd

• de GGG en GPGH de automatise-
ring/informatisering van groot be-
lang achten voor de beroepsgroep

komen de besturen van de GGG en
GPGH met de volgende motie:
Dc NCl ( SID) in zijn huidige vorm
wordt gestopt.

-ocr page 373-

De automatiserings/informatiserings-
bijdrage wordt gebruikt voor:

1. het afronden van een gehmiteerd
aantal projecten ten behoeve van
zowel de landbouwhuisdieren- als
de gezelschapsdierenarts (gedu-
rende maximaal 1 jaar).

2. het opzetten van een nieuwe struc-
tuur waarbij gestreefd wordt naar:

a. korte organisatorische lijnen

b. duidelijke sturing door een ma-
nager

c. het ter hand nemen van een be-
perkt aantal projecten met een
planning wanneer de projecten
afgerond moeten zijn.

Deze structuur zou ondersteund moe-
ten worden door een adviserend plat-
form bestaande uit praktiserende die-
renartsen.

Hierover moet gestemd worden. De af-
gevaardigden van de Afdelingen stem-
men voor hun Afdeling en degenen die
nog tijdens de vergadering mogen
stemmen, doen dat dus ook over deze
motie. Het voorstel wordt unaniem
aangenomen.

POSITIE DIERENARTS
Hoofdbestuurslid J. Borgmeier houdt
een Power Point-presentatie over de
positie die de dierenarts naar zijn me-
ning zou moeten innemen in de samen-
leving. Hierin spelen certificering en
het afgeven van garanties een grote rol.
Maar ook betrouwbaarheid en ethiek
zijn onmisbare elementen van het
functioneren van de dierenarts.

RONDVRAAG

Tijdens de rondvraag roept C.W.M.
Augustijn de aanwezigen op zich toch
vooral geen complex te laten aanpra-
ten door degenen die verkondigen dat
het allemaal \'zo slecht gesteld is\' met
de praktijk: \'We doen het goed en er is
heel veel plezier te beleven aan het
vak.\' Naar de smaak van Augustijn is
de teneur de laatste tijd teveel \'kom-
mer en kwel\', zeker in verband met
ontwikkelingen zoals certificatie en
erkenning. De voorzitter van de Af-
deling Noord-Brabant, A.J.A.M.
Mouwen zegt wat dit betreft erg veel
vertrouwen te hebben in de \'jongelui\'
en prijst zich gelukkig met het initia-
tief van de jonge leden van zijn afde-
ling om de \'Brabantse Nieuwe\' op te
richten.

Een persoonlijk woord van dank is er
van mevrouw C.L. van Amerongen.
Zij neemt immers afscheid van het
Hoofdbestuur. Ze zegt het werk voor
het Hoofdbestuur als heel stimulerend
te hebben ervaren, wel zwaar en hec-
tisch, maar zeer leerzaam. Het grootste
pluspunt van haar bestuursfunctie
vindt zij het grote aantal interessante
mensen dat zij heeft leren kennen. Ook
spreekt Van Amerongen haar respect
uit voor de medewerkers van het
Secretariaat, \'goochelaars die ontel-
bare balletjes in de lucht moeten hou-
den\'.

Mevrouw C.L. van Amerongen: \'Ik
heb eens gehoord dat een speech moet
zijn als een minirok: kort genoeg om
de aandacht vast te houden en lang ge-
noeg om alles te bedekken.\'

Verder wordt er natuurlijk afscheid ge-
nomen van A.W. Udo, aangezien T. de
Ruijter verkozen is tot nieuwe voorzit-
ter. Hoofdbestuurslid J. Togtema vraagt
het woord. Op zijn kenmerkende, hu-
moristische wijze schetst hij kort door
de bocht hoe Udo zijn voorzitterschap
heeft ingevuld: \'Hij is niet alleen breed
geörienteerd, maar ook geïnteresseerd!
Daamaast beschikt hij over de wonder-
lijke gave dat hij zich overal uit weet te
draaien, terwijl je toch niet boos op hem
kunt worden.\' Wellicht is het deze gave
die hem in staat heeft gesteld het net-
werk van de KNMvD aanzienlijk uit te
breiden en te onderhouden.
Udo blikt vervolgens temg op de afge-
lopen zes jaar: \'GVP, certificatie, er-
kenning, de rechtspositieregeling voor
dierenartsassistenten, het beleids-
plan... Kortom er is veel gebeurd en
dat kan alleen maar als je in harmonie
samenwerkt.\' Udo bedankt zijn mede-
bestuursleden, maar ook de actieve le-
den in besturen en commissies - \'je
kan niet zonder\' - en zegt zijn functie
met veel genoegen te hebben vervuld.

Het woord is ten slotte aan T. de
Ruijter, de kersverse voorzitter. Hij
licht zijn kandidatuur toe. Aangezien
De Ruijter werkzaam is bij Dumeco en
de belangen van deze organisatie - of
van de vleessector - niet altijd parallel
hoeven te lopen met die van de
KNMvD, geeft hij aan hoe hij denkt
deze twee petten te kunnen dragen.
\'Op het moment dat een situatie zich
voordoet, waarin de belangen tegenge-
steld zijn, zal een ander de belangen
van Dumeco verwoorden en ik die van
de KNMvD.\' De Ruijter meent vol-
doende garanties te hebben gekregen
om onafhankelijk en integer te kunnen
functioneren als voorzitter van zijn be-
roepsvereniging. Hij spreekt boven-
dien zijn waardering uit voor de oud-
voorzitter en sluit af met diens
woorden: \'Ik heb gezegd\'.

-ocr page 374-

SPORTDA

VELDHOVEI

\'finish\' waar de EHBO wel twee pleis-
ters mocht plakken! Op het sportdag-
feest \'s avonds waren er toch wel erg
veel mensen die eigenlijk ook wel mee
hadden willen doen, maar ze wisten
het niet of de achillespees was gebles-
seerd of de skates waren nog te nieuw.
Al deze dierenartsen verwachten we
dus volgend jaar ook op de tweede ve-
terinaire inline skate-skeeler toertocht!

Inge van Soest,
Coördinator inline/skate.

HOCKEY

Dit jaar togen 45 dierenartsen, 17 stu-
denten en vijf partners van dierenart-
sen c.q. het Hoofdbestuur naar de
Hockeyclub Basko te Veldhoven om
elkaar op het hockeyveld te \'bekam-
pen\' met als inzet de Prof Van der
Kaay-bokaal. Er werd in één pool ge-
speeld, waardoor elk team elkaar een
keer ontmoette. Wederom was het de
provincie Gelderland die met beide
teams de twee topposities innam.
De \'jonge honden\' van Gelderland 1
eindigden op de eerste plaats met 29
punten. Echter, wat voor het slagen
van de hockey-dag van meer belang
was, was dat de sfeer meer dan uitste-
kend was.

De hockeyclub Basko heeft zich van
haar allerbeste kant laten zien. Het tref-
fen tussen de \'Pfizer Dutch Veterinary
All Stars\', bestaande uit het puikje van
de zalm op veterinair hockeygebied, en
\'Raadgevers V.S.T.T.\' was een stevig
treffen, waarbij de studenten lange tijd
met 1 -O voor stonden, maar tenslotte
eindigde de ontmoeting in 1-1.
De strafballen werden door de keeper
van de All Stars, Peter Egberink, op
adequate wijze gekeerd waardoor de
Veterinaire Toekomst Hockey Bokaal
wederom naar All Stars ging. Het

SAMEN DE MARKT OP ?
iaarcongres KNMvD
1999

m
einde van de dag was zoals gebruike-
lijk bijzonder gezellig, mede dankzij
de vloeibare bijdrage van Pfizer en
Boehringer.

Ook de avondpartij was erg geslaagd.
Veel dank zijn wij verschuldigd aan
Hans Settels die als coördinator bij-
zonder goed werk heeft verricht!
Volgend jaar naar Noordwijk!

Rob Back,
Coördinator hockey.

SKATE

Er was geen Y-tunnel, er was geen re-
gen, er was geen overweldigende me-
nigte aan de start. Maar er waren veel
gladde fietspaden, een mager zonnetje
en skeelers en skaters die er zin in had-
den. De mensen met vijf wielen reden
de tocht met gemak in anderhalf uur.
De vierwielige hebben onderweg bij-
gekletst, af en toe gepauzeerd en kwa-
men ruim voor de lunch over de

UITSLAG GÜLFWEDSTRIJD 1999

1. nnevr. Ruijs uit Eersel
38 stablefordpunten
handicap 17.9

2. mevr. C.M. Zimmerman
uit Sommelsdijk

35 stableford punten
handicap 11

3. G.M. Zimmer uit Nuenen
33 stableford punten
handicap 38

Longest drive dames: mevr. C.M.
Westermann

Longest drive heren: C. van
Pinxteren

Neary: A.J. Breeuwsma

GOLF

Alles werkte mee ten goede en daarom
kan de golfwedstrijd, gespeeld ter ge-
legenheid van de sportdag van de

-ocr page 375-

KNMvD op 14 oktober 1999, als ge-
slaagd in de annalen worden vermeld.
De baan was goed geprepareerd en
hoewel golfers zich niet snel door
slecht weer uit het veld laten slaan
(verleden jaar sloegen ze er in de stro-
mende regen, op de Gelpenberg in
Drente, ook lustig op los) de gemid-
delde speler prefereert toch het weer-
type zonder regen en als het even kan,
zoals dit jaar, met weinig of geen wind.
We waren dit jaar als golfers voor de
tiende maal op de sportdag aanwezig
en vierden dus ons tweede lustmm.
Mede daardoor zat de stemming erin
maar de vreugde werd nog verhoogd
doordat ditmaal dankzij onze spon-
soren met wat extra ballen de wedstrijd
in konden gaan (een golfershand is niet
gauw gevuld als het ballen betreft).
Achteraf gezien maar goed ook want
Genderstein kan een ballenvretende
baan zijn. Ook in de veterinaire wereld
lijkt golf definitief doorgebroken want
we mochten 79 deelnemers begroeten,
een nieuw record. Golf is daarmee een
nog steeds groeiende tak van sport op
de sportdag en lijkt op weg om de
grootste te worden. We kunnen nog
wel wat groeien als we zorgen voor
een goede discipline in de baan en een
vlot spelverloop zodat we iedereen tij-
dig op de 19e hole hebben. De onder-
breking voor de goed verzorgde Bra-
bantse lunch was een zeer aangename
luxe.

Foto\'s: Jerry\'s vakfotografie. Veldhoven.

Het weer was goed, de baan was goed
maar ook de kwaliteit van het vertoonde
spel was goed (zoals de cijfers laten
zien) zodat we van een goede wedstrijd
kunnen spreken. Niet onvermeld mag
blijven de bijzondere prestatie van de
heer W. van der Meer (Raadgevers voor
de Medische Beroepen) die een eagle
sloeg op de derde hole.
Al met al een zeer geslaagde dag. Het
was inderdaad goed toeven in het
Brabantse land. Brabant bedankt.

Louis Otto,
Coördinator golf.

t

TENNIS

32 Deelnemers werden ontvangen met
koffie en Brabantse vlaai in sporthal
\'De Heiberg\'. Doordat er vijf banen be-
schikbaar waren in plaats van vier,
kwamen alle tennisliefhebbers goed
aan hun trekken. Er bleef evenwel ge-
noeg tijd over voor een gezellige babbel
en een heerlijke lunch, aangeboden
door Merial. Iedereen werd bovendien
verrast met een polo-shirt door Dix en
Fortuin. De meeste wedstrijden gingen
gelijk op, maar uiteindelijk gingen Joke
de Jong en Andries Klarenbeek met de
wisselbokalen naar huis. De winnaars
van de categorie DE waren Annemarie
de Heer en Theo Rijkenhuizen. De
kampioenen kregen een Brabantse
koek, evenals de twee spelers met de
minst gehaalde punten. Na afloop was
er groot feest in Koningshof Deze bij-
zonder fijne dag is mogelijk gemaakt
dankzij bijdragen van diverse sponsors,
waarvoor onze hartelijke dank!

999

Hans Sickmann
Coördinator tennis.

WEDSTRIJDLÜOP
Op de sportdag 1999 werd voor de
derde keer een veldloop georgani-
seerd. Op het bosrijke terrein rondom
het congrescentrum in Veldhoven was
een route uitgezet van mim drie kilo-
meter. Men kon kiezen uit één, twee of
drie rondjes.

Het startsein werd om 17.00 uur gege-
ven door W. te Giffel met de luide uit-
roep; \'Op uw plaatsen... klaar... af!\'
Twee lopers legden het rondje één keer
af, drie lopers rondden het twee keer
en 19 lopers gingen drie rondjes.

In het parcours zaten twee wildroosters
als extra te nemen hindemis. De aan-
blik van het doorkmisen van dit wild-
gebied door in totaal 24 veterinaire
congresgangers moet de wildstand in
dit gebied voorjaren verstoord hebben.
Bij het passeren van de doorkomst
voor het congrescentmm werd iedere
hardloper door de vele toeschouwers
luid toegejuicht.

Eerst aankomend van de één-rondje-

-ocr page 376-

lopers was mevrouw F. Doremalen-
Gommers. Eerste bij de twee-ronders
was mevrouw M. Roelofs-van Emden
en de winnaar van de tien kilometer
werd Hans Meijs, De prof. dr. A.
Brand-beker staat dus nu één jaar in
Rucphen.

Zoekt u nog een goed voornemen voor
2000, dan is ook meelopen in oktober
in Zuid-Holland een aanrader.

Joost van Erp,
Cöordinator wedstrijdloop.

ftLiiiiii

DE ERKENDE VGETBALDIEREN-
ARTS DEEL 2

14 Oktober 1999 zijn de eerste ± 100
erkende voetbaldierenartsen erkend.
Dit gebeurde op het fraaie sportcom-
plex van V.V. Rood-Wit in Veldho-
ven, voorafgaand aan het Jaarcongres
der KNMvD.

Deze erkenning kreeg een extra offi-
cieel tintje toen de charmante verte-
genwoordigster van de faculteit
Roberta Schimmel bereid werd gevon-
den de loting voor de poule-indeling te
voltrekken.

Waar voor gevreesd werd, werd ook
bewaarheid: het DSK-team en het Co-
assistenten-team kwamen in verschil-
lende poules terecht. Met als onvermij-
delijk gevolg dat beide teams elkaar
pas in de finale tegenkwamen. Zo zie
je maar weer waar openheid en inzich-
telijkheid toe kan leiden. Aan een van
de zwaarste eisen voor erkenning, na-
melijk meer dan één balcontact per
wedstrijd, werd door een ieder ruim-
schoots voldaan. Hier en daar over-
dreef men zelfs door vloeiend combi-
natiespel op de mat te leggen.
Daar de ware erkende dierenarts meer
zoekt dan erkenning alleen, had de or-
ganisatie besloten er een competitief
element in te bouwen. Aan het eind
van de dag kwam er na wat gepuzzel
en geblader in het officiële reglemen-
tenboek het volgende uit:

beste dierenartsenteam: de Tarsaal-
trappers{l doelpunt!)
beste debutant: Merial
beste coinbinatieteam: Brabant-Zeeland

beste team: DSK
Allen van harte!

Na het nuttigen van wat gecertifi-
ceerde biertjes, geschonken door er-
kende bar-juffrouwen ging men feest-
waarts. Een gezellige voetbaldag op
een prima complex onder uitstekende
condities.

Hans Caron,
Cöordinator voetbal.

P.S. Deelnemers zijn een jaar vrijge-
steld van het volgen van actieve trai-
ningen. Wel moeten minimaal 200
sportjournaals afgestempeld worden
in het boekje. Noteer alvast de ver-
volgcursus: 4 oktober 2000 in Noord-
wijkerhout.

BRIDGE

Dit jaar namen twaalf paren deel aan het onderdeel bridgen
tijdens de Sportdag van de KNMvD. Een rustige, ruime
zaal in het congrescentrum Koningshof vormde de entou-
rage voor een geslaagde dag. De heer Van Wondergem
leidde de wedstrijd, zoals wij van hem gewend zijn, uitste-
kend.

Door een erg hoge score in de ochtendzitting van het echt-
paar Kuijper uit Eersel, lukte het hen de wisselbeker te be-
machtigen. Bij de wedstrijdbridgers ging de tweede plaats
naar het echtpaar Van de Kamp uit Amhem. Bij de niet-
wedstrijdbridgers ging de eerste prijs naar de heer
Wertenbroek en mevrouw Van de Hoek uit Boxtel. Tweede
en derde plaats werden gedeeld door het echtpaar Van Dijk
uit Cuijk en het echtpaar De Groot uit Zoetermeer.

Volgend jaar zullen we te gast zijn te Noordwijkerhout. U
bent van harte welkom!

Albert Brands,
Cöordinator bridge.

-ocr page 377-

DE KONING IS DOOD, LEVE DE KONING!!!

Dit werd jaren geleden geroepen, de één gaat, de volgende komt. Dit geldt ook voor het Jaarcongres van de KNMvD. Het
congres 1999 in Veldhoven is nauwelijks voorbij, de notulen zijn nog niet uitgetypt of de volgende congrescommissie
dient zich al aan. De onlangs uitgedeelde narcissen kunnen de grond in. Bij het uitkomen van de bloemen in het voorjaar
2000 wordt u dan op subtiele manier aan dit congres herinnerd. U neemt uw agenda en noteert alvast de datum 5,6 en 7 ok-
tober 2000 en plaats Golden Tulip Leeuwenhorst te Noord wij kerhout.

Rest ons als commissie alleen een thema te bedenken, een logo te ontwerpen, een Sportdag en een feestje te organiseren,
nog wat dingetjes te regelen en het Jaarcongres 2000 staat.
Leve de Koning, u hoort nog van ons.

Congrescommissie Zuid-Holland

O

Voor het lidmaatschap van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde hebben de volgende collegae zich aan-
gemeld:

Heuvelman, E.; 1999; 3512 EM Utrecht; Klok-
steeg 45.

Neerbos. Mevr. E. van; 1999; 3706 EP Zeist;
Laan van Vollenhove 1243.
Pool. Mevr. C.A.H.; Oent-1999; 5038 PS Til-
burg; Kastanjestraat 11.

Stadt, Mevr. M.C. van de; 1999; B5 405 DU
Langford, Bristol (Verenigd Koninkrijk);
\'Green Cott\', Stocklane.

Wolff, N.; 1998; 6125 LB Obbicht; Pater Pel-
zerstraat 32.

Als lid van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde heeft
het Hoofdbestuur aangenomen:

Kalsbeek, Mevr. A.; Gent-1999; 9271 DD
Zwaagwesteinde; Sleedoorn 22.
Lansbergen, Mevr. C.B.; 1999; 3981 ZL
Bunnik; Vletweide 32.

Leemput, Mevr. E.E. van de; 1994; U-1999; B-
2870 Liezele-Puurs; Liezele Dorp 19.
Schipper. A.J.; 1999; 1713 HK Obdam; Dorps-
straat 76.

Vastenburg, Mevr. M.H.A.C.; Gent-1999; 5392
PC Nuland: Heeseind 12.
Verboon, B.W.; Gent-1999; 3701 HD Zeist;
Kerkweg 35.

Westerduin, Mevr. F.E.; Gent-1999; 9363 EP
Marum; A.S. Talmalaan 40.

Als kandidaatlid van de Koninklijke Neder-
landse Maatschappij voor Diergeneeskunde
heeft het Hoofdbestuur aangenomen:

Dijkhuizen, F.C.; 3572 GN Utrecht; Griftstraat
31.

Kirschbaum, K.; 3584 DB Utrecht; Cambridge-
laan 379.

Panhuijzen, Mevr. J.J.A.; 3583 AK Utrecht; A.
van Ostadelaan 62 bis.

Personalia

□VERLEDEN:

Op 5 november 1999 Drs. H.J. Stol te Leiden.
Drs. J.Bonda te Soest.

JUBILEA:

4 december, R. Schippers te Hoom, afwezig, 30
jaar.

7 december, J.L. Vlasblom te Vlist, afwezig, 45
jaar.

7 december, Y. Venema te Heerenveen, afwe-
zig, 45 jaar.

7 december, J. Hoogerwerf te Rijssen, afwezig,
45 jaar.

7 december, W.P. Terlouw te Leiderdorp, afwe-
zig, 45 jaar.

12 december, J.J.M. van Riel te Tilburg, aanwe-
zig, 30 jaar.

12 december, J.P. Vrij te Apeldoom, afwezig, 30
jaar.

12 december. W.A. Kok te Gendringen, afwe-
zig, 30 jaar.

12 december, J.P.1. van Wensveen te Maastricht,
aanwezig, 30 jaar.

14 december, O. Voortman te Goor, aanwezig,
25 jaar.

15 december, J.G. Crone te Uden, afwezig, 45
jaar.

15 december, C.C.J.M. van der Meijs te Zeist,
afwezig, 35 jaar.

15 december, L.B.H. ten Hove te Erp, afwezig,
30 jaar.

17 december, P.T.M. Lankveld te Sint Odilien-
berg, aanwezig, 25 jaar.

17 december. Mevr. Y.M. Stafford-van der Veer
te Palmerston North (Nieuw-Zeeland), aanwe-
zig, 25 jaar

18 december, Dr. A.W. Helder te Leiden, aan-
wezig, 35 jaar.

18 december, L.P. Reudink te Staphorst, afwe-
zig, 35 jaar.

18 december, G. Verhagen te Haarlem, afwezig,
40 jaar.

19 december, F. Nijhoff te Aalten, afwezig, 50
jaar.

19 december, Dr. G.D. van der Werff te Leeuw-
arden, afwezig, 50 jaar.

19 december, T. van Roon te Aardenburg, afwe-
zig, 50 jaar.

19 december, Dr. W.W. Braunius te Terwolde,
aanwezig, 30 jaar.

19 december, H.J. Wetzels te Maastricht, aan-
wezig, 25 jaar.

20 december, J.G. Kunst te Enter, aanwezig, 25
jaar.

20 december, B.U. Schuurmans te Lemmer, af-
wezig, 25 jaar.

20 december. Mevr. M.Th.C. van der Heul-
Thiadens te Stadskanaal, afwezig, 25 jaar.
22 december. H.A.C. Heezen te Laag-Keppel,
afwezig, 45 jaar.

30 december, T.J.J. van der Rijt te Uden, aanwe-
zig, 30 jaar.

30 december, M.O. Molenaar te Staphorst, aan-
wezig, 30 jaar.

30 december, J.C. Oldenbandringh te Gouda,
aanwezig, 30 jaar.

Voor het dierenartsen-examen van 30 sep-
tember 1999 zijn geslaagd:

Gasteren, Mevr. E.M.
Vervoordeldonk, Mevr. C.A.M.

Voor het dierenartsen-examen van 29 okto-
ber 1999 zijn geslaagd:

Aziz, Mevr. N.F.
Berghuis, Mevr. J.M.
Boswinkel, Mevr. M.M.
Eiermann, C.U.
Goud, Mevr. G.A.
Hajunga, Mevr. A.J.
Hes, G. van
Hesseling, B.L.
Kluivers, Mevr. M.
Korb, Mevr. D.
Lieshout, Mevr. D.H. van
Luning, Mevr. I.E.
Mioch, D.
Oomkes, Mevr. C.
Roebert, Mevr. M.A.F.
Schuurmans, Mevr. M.
Smolders, A..A
.J.
Stadt, Mevr. M.C. van de
Verhey, Mevr. E.H.M.D.
Visser, Mevr. H.
Wit, Mevr. M. de

MUTATIES:

Amerongen, G.J.H. van; 1976; 5375 AM
Reek; Heytmorgen 35; tel. 0486-422918
privé,
024-3449449 prakt; fax 3441010 prakt.;

-ocr page 378-

E-mail: amereek@worldonline.nl; p., gezel-
schapsd.; vet. adv./d. St. SOHO.

Asveld, A.; 1998; 7447 BB Hellendoom; De
Matestraat 36; tel. 0548-654212 privé, 655065
prakt.; p., medew. bij J.C. de Jager, J.P.M.
Kamp, H. ten Kate, R. Renting.

*A/.iz, Mevr. N.F.; 1999; 3818 DX
Amersfoort; Graaf Janlaan 147; tel. 033-
4634097; E-mail dar/(gxs4all.nl; wnd.d.

Back, Dr. W.; 1987; U-1994; 3981 GV
Bunnik; VanZijldreef9; tel. 030-6570768 privé,
2531344/1350/1323 bur.; fax 2537970 bur.; E-
mail: w.back(a:vet.uu.nl; wet. medew. U.U.
(F.D., HA Gezondheidszorg Paard, discipline
Heelkunde); diplomate ECVS; Specialist Chi-
rurgie Paard.

»Berghuis, Mevr. J.M.; 1999; 3581 JG
Utrecht; Oudwijkerveldstraat 13 II; d.

Bergman, H.J.; Gent-1996; 6669 DE
Dodewaard; Nieuwe Dijk 5; tel. 0488-413151
privé, 482900 prakt.; fax 0488-481355 prakt.;
E-mail: bergman.e@worldonline.nl; p., medew.
bij J.J. Pouwer, D.N. Tap, H. van der Veen en P.
Wiemer.

Beulink, Mevr. T.A.; 1970; 7397 NV
Nijbroek; Dijkhuizenweg 18; tel. 0571-291166
privé, 0314-324555 bur.; fax 341318 bur.; E-
mail: t.beulink(B rvv.agro.nl; distr.h. R.V.V.
Doetinehem, kring Oost.

Boom, R. van den; 1996; 3581 BA Utrecht;
Maliesingel 3; tel. 030-2318370 privé,
2531323/2531339 bur.; fax 2537970 bur.; E-
mail: robinge@euronct.nl; wet. medew. U.U.
(F.D., HA Gezondheidszorg Paard); E-mail:
r.vandenboom@vct.uu.nl.

Boschloo, H.M.; 1997; 6831 KH Arnhem;
Schepen van der Camerstraat 21; tel. 026-
3272876 privé, 3647260 prakt.; E-mail:
h.boschloo(a wanadoo.nl; p.; medew. bij H.A.
Luten.

»Boswinkel, Mevr, M.M.; 1999; 3581 SV
Utrecht; Woltcr Hcukelslaan 72; tel. 030-
2515473; E-mail mmboswinkcl(& hotmail,
com; wnd.d.

Brommer, H.; 1998; 3981 HE Bunnik;
Marsdijk 3 A; tel. 030-6372385 privé, 2531350
bur.; fax 2537970 bur.; E-mail: h.brom
nier@vct.uu.nl; specialist in opleiding U.U.
(F.D., HA Gezondheidszorg Paard, discipline
Heelkunde).

Bruijn, C.M. de; 1997; 3941 BR Doom;
Oude Rijksstraatweg 6 A; E-mail: marcode
bruijn@hotmail.com; wet. medew. U.U. (F.D.,
HA Gezondheidszorg Paard, discipline
Inwendige Ziekten).

Comelissen, Mevr. Dr. B.P.M.; 1990 U-1997;
1349 CJ Almere; Prieelvogelweg 28; tel. 036-
5309769 privé, 030-2531340 bur.; fax 2537970
bur.; 5309771 privé; E-mail: ijmvgent@com
puserve.com; wet. medew. U.U. (F.D., HA
Gezondheidszorg Paard, discipline Heelkunde);
E-mail: b.comelissen@vet.uu.nl.

Cuperus, M.S.; 1996; 6951 AW Dieren;
Buitensingel 5; tel. 0313-450930 privé, 420032
prakt.; p.; geass. met C.G. de Leeuw.

Dankers, F.J.M.M.; 1986; 7556 RA Hengelo
(O); Tranformatorhof 10-12; tel. 074-
2594643 privé, 2422687 prakt.; fax 2504519
prakt.; p.

Doormalen, P.J.M. van; 1989; 1398 EK
Muiden; Kalkovens 9; tel. 0294-263593 privé,
020-6206611 prakt.; p., gezelschapsd.

»Draaijer, Mevr. E.P.; 1999; 3707 GL Zeist;
Socrateslaan 2; tel. 030-6917433 privé, 00-353-
1-6683514 bur.; E-mail: ellis-draaijcr@hot
mail.com; wet. medew. Faculty of Vet. Med.,
Dept. Of Large Animal Clinical Studies, Univ.
Dublin.

fWlHfi

*Eiermann,C.U.; 1999; 3581 PV Utrecht;
Ariënslaan 5; 030-2723626; d.

»Franken, Mevr. Y.C.; 1999; 3512 GL
Utrecht; Oudkerkhof 46 A; tel. 030-2312848; E-
mail: yvonfranken@hotmail.com; wnd.d.

»Gasteren, .Mevr. E.M. van; 1999; 2907
RK Capelle a/d IJssel; Vuurdans 96; tel. 010-
4426490; wnd.d.

»Gier, J. de; 1999; 3524 CM Utrecht;
Zevenwouden 95; tel. 030-2899388 privé, 0497-
518000 prakt.; fax 518655 prakt.; p., medew.
bij M.A.P.M. Kappen.

*Goud, Mevr. G.A.; 1999; 3991 BK
Houten; Koningin Emmaweg 38; tel. 030-
6374687; d.

*Hajer, Dr. R.; 1971; U-1979; 3972 GE
Driebergen; Rosariumlaan 27; tel. 0343-517555
privé, 030-2531350/2531111 bur.; E-mail:
r.hajcr@vet.uu.nl; senior docent U.U. (F.D.,
HA Gezondheidszorg Paard).

*Hajunga, Mevr. A.J.; 3552 AX Utrecht;
Omloop 40; tel. 030-2467374; wnd.d.

Hallebeek, Mevr. J.M.; 1992; 5684 LW
Best; Broekstraat 4 A; tel. 0499-371420 privé,
030-2533474 bur.; fax 2531817 bur.; E-mail:
jmhalIcbeek@knoware.nI; wet. medew. U.U.
(F.D., HA Gezondheidszorg Paard, afd. Voe-
ding).

♦Hendriksen, Mevr. S.W.M.; 1999; 3582 VJ
Utrecht; l.B.Bakkerlaan 45; tel. 030-2510118
privé, 2534078 bur.; fax 2521887 bur.; E-mail:
susanhendriksen@hotmail. com; wet. me-
dew. U.U. (F.D., HA Landbouwhuisdieren,
afd. Varkensgezondheidszorg).

Herweijer, Mevr. P.E.M.; 1991; 9406 VA
Assen; Loire 8; tel. 0592-352023; E-mail: pher-
weijer@hotmail.com; wnd.d.

*Hes, G. van; 1999; 3583 ZA Utrecht;
Antoniushof 15; tel. 030-2513726; E-mail
gjalt\\ hes(a hotmail.com; wnd.d.

»Hesseling, B.L,; 1999; 3411 AA Lopik;
Wielsekade 20; tel. 0348-451555 privé,
551612 prakt.; E-mail: blhesseling(a hot
mail.eom; p.; medew. hij W.J.M. van der
Putten.

Hofland, G.P.; Gent-1986; 9481 BN Vries;
Asserstraat 18; tel. 0592-543242 privé, 541216
prakt.; fax 541292 prakt.; E-mail: ghofland@eu
rovet.nl; p., geass. met Joh. Nijhoff

Huizing, J.B.; 1995; 5402 PB Uden;
Bazuinlaan 15; tel. 0413-262871 privé, 0412-
611786 prakt.; fax 613502 prakt.; p., geass. met
J. Nijen Twilhaar en G.H.C. de Vries.

Immink, Dr. W.F.G.A.; 1972; U-1977; 2585
GK \'s-Gravenhage; Surinamestraat 50; tel. 070-
3602190, fax 4277844; r.d.

Immink-Vaandrager, Mevr. M.A.; 1971;
2585 GK \'s-Gravenhage; Surinamestraat 50; tel.
070-3602190, fax 4277844; r.d.

Jonker, Dr. F.H.; 1981; U-I993; 3464 HP
Papekop; Diemerbroek 43; tel. 0348-424791
privé, 030-2531040 bur.; fax 2521887 bur.; E-
mail: f.h.jonker@vet.uu.nl; wet. medew. U.U.
(F.D., HA Landbouwhuisdieren, afd. Her-
kauwers Gezondheidszorg.; specialist Runder-
gezondheid; specialist Voortplanting Paard n.p.

Kalsbeek, Mevr. A.; Gent-1999; 9271 DD
Zwaagwesteinde; Sleedoorn 22; tel. 058-
2552975 privé, 0512-332650 prakt.; p., medew.
bij T.F. Roest en W. de Vries (toev. als lid).

Karsijns, Mevr. M.E.; 1997; ; 6831 KH
Arnhem; Schepen van der Camerstraat 21;
tel. 026-3272876 privé. 053-4305805 prakt.;
fax 053-4327448 privé: E-mail m.karsijns@
wanadoo.nl; p.; medew. bij P.C.R. Baars, E.J.
Hurkens en H.W. ■Wessels.

Keizer, J.; 1988; 7731 RP Ommen;
Emslandweg 15; tel. 0529-452319 privé,
456000 prakt.; fax 455332 prakt.; p., geass. met
W. Sobels.

Klein, M.H.; 1990; 6301 PP Valkenburg (L);
Beekstraat 4; tel. 045-4041503 privé, 5245155
prakt,; fax 4042393; E-mail mhklein@
xs4all.nl; p., geass. met L.A.I. Philippen.

»Kluivers, Mevr, M.; 1999; 3981 ZL
Bunnik; Vletweide 38; 030-6567170; d.

»Korb, D.; 1999; 7055 BE Heelweg;
Twente Route 10 A; tel. 0315-244068/06-
51410441; wnd.d.

Labberte, Mevr. M.C.; 1999; 3511 HB
Utrecht; Westerkade 13 bis A; tel. 030-
2368538; E-mail: labberte@hotmail.com; d.

Landsbergen, Mevr. N.; 1999; 3078 KJ
Rotterdam; Palmentuin 13; tel. 010-4794935,
4191491 prakt.; fax 010-4191955; p.; medew.
bij J.F.J. van den Broek, R. Cassenaar, A.W.
Kramer, Mevr. L.M.M. Oorsprong en Mevr. K.
■van der Weijde.

Lansbergen, Mevr. C.B.; 1999; 3981 ZL
Bunnik; Vletweide 32; tel. 030-6570508/06-
50895936; wnd.d. (toev. als lid).

Leemput, Mevr. Dr. E.E. van de; 1994; U-
1999; B-2870 Liezele-Puurs (België); Liezele
Dorp 19; 00-32-3-889-6956 privé, 14-60-2111
bur.; E-mail evdl-es@village.uunet.be; Mana-
ger Klinische Smdies, Afd. Oncologie bij
Janssen Pharmaeeutica N.V. België (toev. als
lid).

Leemputten, Mevr. W.A.J.P. van; Gent-
1997; 2625 DP Delft; R. de Graafweg 494;

wnd.d.

Leeuwen, E. van; 1990; 6955 AT Ellecom;
Binnenweg 9; tel. 0313-450660 privé, 471007
prakt.; E-mail: eleeuwen@tref.nl; p., geass. met
H.J. Aa, J.H. de Groot, D.J. Megchelenbrink,
B.H. van der Pol en A.J. Verheul.

Leijten, A.Th.J.M.; 1989; 2825 AD
Berkenwoude; Weidebloemstraat 7; tel.
0182-362660 privé, 362310 prakt.; p.

»Lieshout, Mevr. D.H. van; 1999; 3582 XP
Utrecht,
l.B. Bakkerlaan 117 II; tel, 030-
2546770, wnd,d.

»Luning, Mevr. I.E.; 1999; 3583 AK
Utrecht; A. van Ostadelaan 42; tel. 030-
2515487; E-mail Le.luning(fl students.vet.uu,
nl; wnd.d.

Meidam, M.J.C.; 1988; 9821 PN Oldekerk
(Gr); Langewolderweg 27; tel. 06-
5428476/0594-613527 privé, 612014 prakt.;
fax 0594-613762; p., geass. met J.D. Bokma.

♦Miltenburg, Mevr. Dr. G.A.J.; 1988; U-
1991; 3981 VC Bunnik; Kon. Emmastraat 42;
tel. 030-6571820 privé, 2534864 bur.; E-mail:
g.a.j.miltenburg@vet.uu.nl; studieadviseur
U.U. (F.D., Afd. Onderwijs- en Studiezaken).

»Mioch, D.; 1999; 3514 VE Utrecht;
Kievitdwarsstraat 14; tel. 030-2717725; E-
mail miochdaniel@hotmail.com; wnd.d.

Neutel, R.J.; 1990; 7441 PB Nijverdal;
Hexelerweg 47; tel. 0548-624230 privé, 0546-
575295 prakt.; p.; geass. met J.H.E. Fieten, J.
Spaans, G.J. Stam en H.T.A. Verstappen.

Nienhoff, Dr. H.M.; Hannover-1995;
Hannover-1998; D-30161 Hannover (Duits-
land); Edenstrasse 20; tel, 00-49-1511-
3971028 privé, 4005129 bur.; medew. Ge-
zondheidsdienst Hannover Duitsland, G.D.-
Varken.

Nieuwstadt, Dr. R.A. van; 1988; U-1996;
3707 HR Zeist; Krakelingweg 47; tel. 030-
6914159 privé, 2531350 bur.; fax 2531256
bur.; E-mail: r.vannieuwstadt@vet.uu.nl;
wet. medew. U.U. (F.D., HA Gezondheidszorg
Paard, discipline Inwendige Ziekten); specia-
list Inwendige Ziekten van het Paard.

»Oomkes, Mevr. C.; 1999; 3571 NJ

-ocr page 379-

litrecht; Obbinklaan 80; tel. 0.30-2724097; d.

*Oosterga-Land, Mevr. J.A.; 1999; 3941
BP Doom; Oude Rijksstraatweg 43; tel. 0343-
420603; E-mail: oosterga@knoware.nl; wnd.d.

Pangalila, M.P.; 1994; 3086 JM
Rotterdam; Sliedrechtstraat 28; tel. 010-
4819070 privé, 4925151 prakt.; p., medew. bij
P.J. van der Heijden.

Pijper, F.W. de; 1976; 1655 LB Sijbekarspel;
Westerstraat 31 B; tel. 0229-591505 privé,
230092 bur; distrh. R.V.V. distr. Noord,
Kring Noord-West.

*Pol, E.J.A. van de; 1999; 5056 PE Bcrkel-
Ensehot; Udenhoutseweg 3; tel. 013-5335210
privé, 5283535 prakt.; fax 5219315 prakt.; p.,
medew. bij C.I.M..M. Achten, G.M.J.M.
Boink, F.L.P.C, Donders, A.H.M.
Doremalen, J.H.M. Maas en M.G. van der
Weele.

Post, Mevr E.; 1998; 8107 BL Broekland;
Vorsterhof 49; teL 0570-531383 privé, 561220
prakt.; p., medew. bij T.E. Hoekstra, M,R.P.
Leloup, J.M. Mulder, R. van de Wetering de
Rooij cn E.J. Wijers.

*Roebert, Mevr. M.A.F.; 1999; 3562 GX
Utrecht; Strovenborchdreef 229; tel. 030-
2610513; d.

Rutteman, Dr G.R.; 1978; U-1988; 3709 JP
Zeist; Tiendweg 1 E; tel. 030-2319841 privé,
2531698 bur; fax 2518126 bur.; Univ.
docentAvet. medew. U.U. (F.D., HA Genees-
kunde Gezelschapsdieren); specialist Vet. Spec.
Centrum De Wagenrenk; specialist Interne
Geneeskunde Gezelschapsdieren.

Scheerman, Mevr J.L.M.; 1990; 1181 DT
Amstelveen; Koen van Oosterwijklaan 36; tel.
020-4451540 privé, 6432756\' prakt.; fax
3453177 prakt.; p., gezelschapsd.

Schipper, A.J.; 1999; 1713 HK Obdam;
Dorpsstraat 76; tel. 0226-454103 privé, 451790
prakt.; p., medew. bij R.A.M.M. ter Schure
(toev. als lid).

Schipper, Mevr. F.M.; 1999; 3581 SG
Utrecht; Adriaanstraat 34; tel. 030-23.33692;
wnd.d.

Schuttert, Mevr M.G.; 1993; 5715 PZ
Lierop; Meervensedijk 8; tel. 0492-331669
privé, 441044 prakt.; fax 0493-441045 prakt.; E-
mail: vc.someren@wxs.nl; p., geass., Vet.
Centrum Someren.

*Schuurmans, Mevr. M.; 1999; 3981 XN
Bunnik; v. Oostromgaarde II; tel. 030-
657271 l;d.

"Smolders, A,A,J.; 1999; 3552 GS
Utrecht; Walnootstraat II bis; tel. 030-
2431715; d.

"Smolders, Mevr M.; 1999; 2151 CA
Nieuw-Vennep; Sportveldweg 1; tel. 0252-
674740; E-mail: m.smolders(a hotmail.com;
wnd.d.

*Stadt, Mevr. M.C. van de; 1999; 85 405
DU Langford, Bristol (Verenigd Koninkrijk);
"Green Cott", Stocklane; tel. 00-44-
1934852967 privé, 117928944 prakt.; E-mail:
maudcecile@hotmail.com: p., medew. bij cli-
nical Scholar Internal Medicine, University
of Bristol, dept. of Companion Animals.

Stal-Stultiens, Mevr Y.A.J, ter; 1994; 6732
EK Harskamp Radioweg 3 A; tel. 0318-453110
privé, 0341-553332 prakt.; fax 561480 prakt.;
p., medew. bij J. Togtema, G. Verhoeven en H.J.
Zech.

Steenhuis Geertsema, E.E.; 1976; 3648 BK
Wilnis; Burg. Padmosweg 108; tel. 0297-
284545 privé, 250114 prakt.; fax 257085 prakt;
P-

Swart, Mevr F.E.M. de; 1990; 7441 PB
Nijverdal; Hexelerweg 47; teL 0548-624230
privé, 0572-353334 prakt.; p., medew. bij L.H.
Karstanje, H.P. Quist, S. Reindersma, M.
Verhoef en J.W. Zuurhout.

\'\'\' 1 J\'lfcl ü

iUL

Swart, R.; 1994; 7722 TG Dalfsen;
Dommelerdijk 10; tel. 0529-433511, 0561-
616265 bur; E-mail: roelof.swart@wxs.nl;
k.d. R.V.V. kring Noord.

Valkenburgh, Mevr S.M.; 1997; 5076 PE
Haaren; Lage Raam 1 A; tel. 0411-622700 privé,
0575-588100 bur.; fax 588200 bur.; signale-
ringsmedew. Zoönosen Inspectie W & V.

Vastenburg, Mevr M.H.A.C.; Gent-1999;
5392 PC Nuland; Heeseind 12; tel. 073-
5321918; E-mail maenma@wish.net; wet.me-
dew. U.U. (F.D., H A Gezelschapsdieren, Afd.
Diagnostische Beeldvorming) (toev. als lid).

Veen, Mevr. M.; 1994; 3086 JM
Rotterdam; Sliedrechtstraat 28; tel. 010-
4819070 privé, 4925151 prakt.; p., medew. bij
P.J. van der Heijden.

Veerkamp, B.G.; 1993; 1091 TX
Amsterdam; Vrolikstraat 193 A; tel. 020-
4631447, fax 4631455; E-mail:
bveerkamp@hetnet.nl; wnd.d.

»Veneklaas Slots, J.H.; 1999; 9488 TG
Zeijerveld; Vorenkampsweg 7; tel. 0592-
291596; fax 291144; wnd.d.

Verboon, B.W.; Gent-1999; 3701 HD Zeist;
Kerkweg 35; tel. 030-6912173/06-55727935;
d. (toev. als lid).

*Vcrhey, Mevr. E.H.M.D.; 1999; 6224 KD
Maastricht; Oranjeplein 14; tel. 043-
3631818; d.

»Vervoordeldonk, Mevr. C.A.M.; 1999;
3581 AS Utrecht; Krugerstraat 60; tel. 030-
2933618; d.

*Vis.scr, Mevr. H.; 1999; 3523 PB Utrecht;
Kariboestraat 73; tel. 030-2512654; wnd.d.

Welling-de Groot, Mevr C.G.M. de; 1996;
1411 ED Naarden; p/a l\'urfpoortstraat 17; E-
mail: c.Helling-dcgroot@wxs.nl; d., verblijft
in het buitenland (.Nieuw-Zeeland).

Westerduin, Mevr. F.E.; Gent-1999; 9363
EP Mamm; A.S. Talmalaan 40; tel. 0594-
642777/06-22487927; p. (toev. als lid).

Winkel, G.Ph. te; 1972; 5441 XV Oeffelt;
Scheerdersstraat 2; tel. 0485-362908 privé,
0413-482444 prakt,; fax 0413-482482; d.
Hendrix UTD Integratie B.V,

*Wit, Mevr. M. de; 1999; 3583 XG
Utrecht; Nassaustraat 22; tel. 030-2515649;
E-mail m.dewitl@students.vct.uu.nl; wnd.d.

Doorlopende agenda

CONGRESSEN & SYMPOSIA

1999

December

1 Cardial Pursuit III Seminar, Mercure
Hotel, Amsterdam (Airport). Presentatie:
dr. R. van Noort. Aanvang: 20.30 uur.
Voor meer informatie: P. Ghyoot, tel.:
0165-574805.

2 Cardial Pursuit III Seminar, Mercure Hotel
Postiljon, Amhem. Presentatie: dr. L.
Overduin. Aanvang: 20.30 uur. Voor meer
informatie: P. Ghyoot, tel.: 0165-574805.

8 Studiedag van Nederlandse Vereniging
voor Veterinaire Epidemiologie en Eco-
nomie. Thema\'s: \'s ochtends: \'Epide-
miologie en genetica\', \'s middags: \'Diag-
nostiek op dier- en bedrijfsniveau\'. ID-
DLO te Lelystad. Inlichtingen: drs. T. Nell,
teL: (31)-0485-587630, fax: (3l)-0485-
587643 of e-mail: Tom.nell@intervet.ak-
zonobel.nl

mm

i^Biteiiiiii

9 Cardial Pursuit III Seminar, Motel Stein
Urmond, Urmond. Presentatie: dr. L.
Overduin. Aanvang: 20.30 uur. Voor meer
informatie: P. Ghyoot, tel.: 0165-574805.

10— 12 Expovet, Vlaamse vakbeurs voor dier-
geneeskunde, Flanders Expo, Maalte-
kouter I, 9051 Gent. Meer informatie:
Herman Claeys,VDK-Expovet, Salisbu-
rylaan 133, B-9820 Merelbeke. Telefoon:
32-495/47.05.16, fax: 32-9/252.52.11,
e-mail: herman.claeys@rug.ac.be

12—14 6th Congress of equine medicine and
surgery. Geneva, Switzeriand. Secrétariat
du Congrés de chimrgie équine, C.P. 107,
CH-1297 Founex, Suisse. Tel.: 41-22-
7765314, fax: 41-22-7762255, e-mail:
info@equine-geneva.ch

15 Nascholingsdagen voor Dierenartsassis-
tenten V te Ugchelen, Hotel de Cantharel.
Meer informatie: Virbac Nederland, tel.:
0342-427127.

2000

Januari

8—12 26th Annual Conference of the
International Embryo Transfer Society,
MECC, Maastricht. More information:
www.iets.uiuc.edu, e-mail: lETS2000@om-
ahazoo.com, or Fran Gardner, 1111 North
Dunlap Avenue, Savoy, IL 61874 USA,
voice I 217 356 3182, fax: I 217 398
4119, e-mail: IETS@assochq.org

19 Nascholingsdagen voor Dierenartsassis-
tenten V te Heerenveen, Mercure/Postiljon
Hotel. Meer informatie; Virbac Nederiand,
tel.:0342-427127.

Februari

9 Nascholingsdagen voor Dierenartsassis-
tenten V te Amsterdam, Mercure Hotel.
Meer informatie: Virbac Nederland, tel.:
0342427127.

23 Nascholingsdagen voor Dierenartsassis-
tenten V te Eindhoven, Holiday Inn. Meer
informatie: Virbac Nederland, tel: 0342-
427127.

Maart

I—4 Congress of Avian Diseases, München.
Registration and information: ProfDr. J.
Kosters, tel: 49-89/218060-70 or -80, e-
mail: gefluegelinstitut@avian.vetmed.uni-
muenchen.de

4 DVG-Seminar Ophthalmologic bei
Vögein und Reptilien, Oberschleissheim.

15 Nascholingsdagen voor Dierenartsassis-
tenten V te Dordrecht, Mercure/Postiljon
Hotel. Meer informatie: Virbac Nederland,
tel.:0342-427127.

17 Symposium \'De dagelijkse praktijk van
microbiologische typering\'. Inschrijving
vóór I januari 2000 bij Alex van Belkum,
Erasmus Medisch Centrum Rotterdam
EMCR, Afdeling Medische Microbiologie
& Infectieziekten, Molewaterplein 46,
3015 GD Rotterdam, tel.: 010-4635813
(mobiel 06-51094636), fax: 010-4633875,
e-mail: vanbelkuin@bacl.azr.nl

April

26—29 WSAVA/FECAVA/VOORJAARS-
DAGEN Wereldcongres, Amsterdam RAI.

-ocr page 380-

Äj^Pik B Bil llfti-m. frlF^

I i\' ■ - fi Érüi

mmmÊÊÊÊÊÊiÊÊÊ

September

22 Vergadering Groep Homoeopatisch-wer-
kende dierenartsen, Beatrixgebouw van
Jaarbeurscongrescentrum te Utrecht, 19.30-
23.00 uur.

November

18 Najaarsdag Groep Homoeopatisch-wer-
kende Dierenartsen.

Ieder zijn vak!

Secretariaat Voorjaarsdagen, Postbus
14031, 3508 S13 Utrecht, telefoon: 030 -
2510111, fax: 030 - 2511787, e-mail:
vjd@pobox.accu.uu.nl

VERGADERINGEN
S, BIJEENKOMSTEN

1999

December

1 Jaarvergadering Groep Veterinaire Spe-
cialisten, De Biltsche Hoek, De Bilt, ont-
vangst 20.15 uur.

2 Najaarsvergadering Veterinair Historisch
Genootschap in het Androclusgebouw,
Yalelaan 2 te Utrecht.

7 Ledenvergadering Afdeling Utrecht.

8 Vergadering Afdeling Noord-Holland.

9 Vergadering Afdeling Zuid-Holland.

9 Ledenvergadering Groep Pluimveeweten-
schappen, GD Boxtel, aanvang 13.45 uur.

14 Vergadering Afdeling Groningen/Drenthe.

14 Vergadering Afdeling Overijssel.

14 Vergadering Afdeling Limburg te Heyt-
huysen.

16 Vergadering Afdeling Gelderland.

16 Vergadering Afdeling Friesland.

nen.

2000

,lanuari

20 Vergadering Groep Homoeopatisch-wcr-
kende dierenartsen, Beatrixgebouw van
Jaarbeurscongrescentrum te Utrecht, 19.30-
23.00 uur.

25 Wetenschappelijke bijeenkomst en jaar-
vergadering van de Groep Geneeskunde
van het Rund. Collegezaal Hoofdafdeling
Gezondheidszorg Landbouwhuisdieren,
Yalelaan 7, Utrecht.

Maart

21 J aarvergadering Groep Geneeskunde van het
Varken. Locatie: Jaarbeurscentrum Utrecht.
Hele dag.

Het raadplegen van adviseurs is goed . . .
Maar voor de financiële zaken van uw (toekom-
stige) praktijk heeft u een specialist nodig!

Dix & Fortuin is deskundig op financieel, fiscaal
en juridisch gebied m.b.t. praktijkfinanciering,
associaties, verzekeringen, hypotheken en pensioe-

Landelijke dienstverlening bij praktijkoverdracht,
bij associatie en assistentie. Belt u even voor een
afspraak of een brochure.

30 Vergadering Groep Homoeopatisch-wer-
kende dierenartsen, Beatrixgebouw van
Jaarbeurscongrescentrum te Utrecht, 19.30-
23.00 uur.

Juni

7

Jaarvergadering AUV, Nationaal Sport-
centrum Papendal, aanvang: 14.00 uur.
Vergadering Groep Homoeopatisch-wer-
kende dierenartsen, Beatrixgebouw van
Jaarbeurscongrescentrum te Utrecht, 19.30-
23.00 uur.

CURSUSSEN

1999

December

1 PAO-D cursus 99/136: Eenvoudige ortho-
pedie bij gezelschapsdieren.

2 PAO-D cursus 99/925: Capita Selecta
schaap en geit.

2 PAO-D cursus 99/928: De berekenwijzer
nader bekeken (gemengde praktijk).

3 PUOD (België)-cursus 4: Ventilatie in
rundveestallen.

6—10 Cursus \'Populatiedynamica van infectie-
ziekten\'. Meer informatie: ID-Lelystad, dr.
Arjan Stegeman, tel.: 0320- 238392 fax:
0320-238050, e-mail: j.a.stegeman@id.
wag-yr.nl

8—9 PUOD (België)-cursus 38: Orthopedie bij
vogels.

8—10 Cursus Algemene Toxicologie - recente
ontwikkelingen in mechanismen en model-
len. Oegstgeest. Kosten: ƒ 2850,-. Meer
info: PAON, Schipholweg 94, 2316 XD
Leiden, tel: 07I-52I4I55, fax: 071-
5226549. e-mail: office@paon.nl, http://
www.paon.nl.

9 PAO-D cursus 99/921: Financieel praktijk-
management jaarstukken lezen.

9 PAO-D cursus 99/929: De berekenwijze
nader bekeken (gemengde praktijk).

10 PAO-D cursus 99/131: Behandeling van
kruisbandletsels.

10 PUOD (België)-cursus 5: Wanneer welk
antibioticum gebruiken?

11 PUOD (België) Expovet: Slokdarmob-
structie en Maagtorsic.

12 PUOD (België)-cursus 37: Agressie bij ge-
zelschapsdieren, een probleem voor de die-
renarts? Deel 2: georganiseerd door het
PUO in samenwerking met de Vlaamse
Diergeneeskundige Werkgroep Ethologie.

13 -15 PAO-D cursus 99/305: Basiscursus dc

erkende varkensdierenarts.

15 PAO-D cursus 99/130: Klinische les gezel-
schapsdieren.

15 PUOD (België)-cursus 10: Vruchtbaarheid
van de stier (theorie PAO-D cursus 99/304:
Basiscursus de erkende varkensdierenarts.

16 PAO-D cursus 99/924: Werving en selectie
in de succesvoile dierenartsenpraktijk.

17 PUOD (België)-cursus 6: Flow charts: dia-
gnostische benadering van enkele vaak
voorkomende aandoeningen.

18 PAO-D cursus 99/806: Assistentie bij rönt-
genologisch onderzoek gd.

21 PAO-D cursus 99/138: Laboratorium-
diagnostiek gezelschapsdieren; een inter-
actieve up-date.

22 PUOD (België)-cursus 12: Het gebruik van
echografie in de voortplanting bij het rund.

-ocr page 381-

Klinische diagnose:

oxalaat urolithiasis bij de kat-

Dieetstrategie: * ^BRP*
Whiskas® Low pH Control Dieet.

► Het Whiskas® Low pH Control Dieet in blik
zorgt voor een voortdurende onderverzadiging
van de urine met calciumoxalaat en voorkomt
daarmee de vorming van deze stenen.

► Dit dieet remt de kristallisatie van calcium-
oxalaat door een hoge citraatexcretie in de
urine te bevorderen.

► Het Whiskas® Low pH Control Dieet is ook werk-
zaam bij struviet urolithiasis, waarbij het
zowel gebruikt kan worden voor het oplossen
van struvietstenen als voor de preventie van
herhaalde struvietsteenvorming.

► De hoge verteerbaarheid vermindert het vocht-
verlies via de faeces en vergroot daardoor het
uri nevolume.

► De uitstekende acceptatie van het product en
de verkrijgbaarheid in twee smaken garanderen
ook op de lange termijn een goede opname.

Bij de ontwikkeling van het Whiskas® Low pH
Control Dieet is gebruik gemaakt van WALTHAM\'s
unieke, niet-invasieve, continue urinemonito-
ring systeem, waarmee de effecten van voeding
op de urineverzadiging en pH gedurende een
lange periode gemeten kunnen worden.

WALTHAM is een toonaangevende autoriteit op het
gebied van urineverzadiging als resultaat van
meer dan 20 jaar wetenschappelijk onderzoek.

NUTRITION
SOLUTIONS

Wliiskés

VETERINARY DIETS

Voor meer informatie: Waltham Veterinaire Service, Postbus 81,5460 ABVeghelTel.: 0413- 383333. Fax: 0413 - 340229.
Voor bestellingen: Virbac Nederland BV Postbus 313,3770 AH Barneveld.Tel.: 0342 - 427127. Fax: 0342 ■ 490164.
De Pedigree en Whiskas diëten zijn uitsluitend verkrijgbaar bij de dierenarts.

WALTHAM

THE WORLD\'S LEADJNG AUTHORITY
ON PET CARE AND NUTRITION

-ocr page 382-

Finadyne\'

im Injectie

Anti-inflammatoir
Antipyretisch
Analgetisch
Anti-endotoxisch

I Finadyne

srnift« i»;

I AM 1 - ? rv r/aiB; \'<.V*i
I Vaittn 1 - ? N teD IV 4:
I hoflfl 0.?-0* "(S01iii«j

Finadyne

j inlectle/iAtKttN/liii«tt*

I fixumwn 50 mg/m!
I isyh lotfT« megiipm»!-\'!
^ IM. SC-SK

Schormj^Piougn
Aa.ma[ Health

I Schonng-Plough
Animai Health

100 ml

I Finadyne

\' inieclte
Flunixinum 50 mg/ml
DiergeneesmicWei
Agtipblogistlciim
AiulBeticiim
Affilpyrethnim
Doserlngen/dag
Paard i ml WH kg
Rund 1 - 2 frt lV-d»ep iW45 k

J) 1M;45 M

Vafken 1 • 2 mKJ«p i....
Hond 0.2 • 0,4 ml SC/10 t-o
] Ziebijduitei
Waetmim
1 Zie bijsluiter

Schering-Plough
Animal Health

Finadyne

ln!ectleflnjeclion/in|8iiti6i>

\' Ffunixinum 50 mg/ml
(sub forma megluminufr^)
IV IM. SC-SK

Schering-Plough
Animal Health

I: Oplossing voor injectie, flunixine 50 mg/ml, als fiumxine meglumine. Indicaties: Oncstekingsremming zonder immunosuppressie: bescnjding van koorts, hypersecretie en functieverlies bi| (broncho-)pneumonieen, met name in het acute stadium;

Dierger

bestrijding van hyperpenstaltjek. vochtverlies, elektrolytenverlies en pijn, bij entenuden, bestrijding van koorts, zwelling, pijn e.a. door endotoxinen veroorzaakte verschijnselen bij coli-mastitiden, inclusief MMA van het varken; bestrijding van pijn en ontsteking/
weefselreactie, bij aandoeningen van het bewegingsapparaat, met name in het acute tot sub-chronisöie stadium; beperking van post-operatieve weefselreacDes, koliek. Aanbevolen wordt het gebojik bi) runderen, paarden en varker«; bij infectueuze processen dient
zo mogelijk tevens een causale therapie te worden ingesteld, Finadyne kan de prestaties van (sport)paarden beïnvloeden.
Doseringen en toedieningen: Runderen: 1-2 ml per 50 kg lichaamsgevflcht i v. of diep i.m., 1 x daags. Paarden. 1 ml per 50 kg lichaamsgewicht,
I.V., 1 X daags. Varkens: 2 ml per 50 kg lichaamsgewicht, i.m., 1 x daags Bijwerkingen: Bi| i.m. injectie is enige voorbijgaande weefselreactie met uitgesloten Contra-indieaties: De toediening aan dieren jonger dan 72 uur. Opmerkingen: Niet langer toepassen dan
gedurende 5 dagen. In kritieke gevallen verdient een eerste herhaling van genoemde doseringen na 12 uur (i.p v. 24 uur) meer aanbeveling dan dosisverhoging. De toediening aan katten wordt met name ontraden.
Wachttijden: Volgende wachttijden worden geadviseerd
na de LAATSTE toediening: Slachten: Rund/Paard\'
1 dag: Varken. 3 dagen. Melk; 12uur (1 melkmaal) Houdbaarheid: Zie vervaldatum op de verpakking vermeld. Vb Houdbaar tot: 28/11/99 wil zeggen, houdbaar tot 28 november 1999. Bewaring: Buiten bereik van
kinderen houden Bewaren tussen 2 en 25°C. Aangeprikte flacon direct gebruiken.
Verpakking: Flacons è 50 ml & 100 ml. Partijnummer vermeld op het etiket en verpakking achter \'Lot;\' Registratienummer NL 1726 UDD.
Verantwoordelijke ondememing: SCHERING-PLOUGH B.V. Maarssen, Nederland. Verdere informatie ts op aanvraag veritnigbaar.

Schering-Plough Animal Health. Maarssenbroeksedijk 4, NL-3606 AN Maarssen, Tel.: 030/241.43.68 © 1998 Schering-Plough B.V, Alle rechten voorbehouden.

-ocr page 383-

Qi

Nederland is op weg naar een nieuwe eeuw. En dat zullen we weten ook. Op de meest uiteenlopende terreinen
wordt er terug- en vooruit gekeken, worden er diepzinnige overpeinzingen en analyses gepresenteerd en worden
uiteindelijk meestal 100 jaar van de afgelopen 1000 besproken. Opvallend bij zoveel belangstelling is dat de in-
druk bestaat dat een grootse viering van de eeuwwisseling zelf veel minder massaal zal plaatsvinden dan voorzien
was. Er zullen genoeg Nederlanders zijn die naar een exotisch oord vertrekken, maar er zijn er ook die net als bij
iedere andere jaarwisseling rustig thuis blijven of het feest in kleine kring vieren. En er zijn er ongetwijfeld ook
nog vele die in de komende week, vlak voor het heugelijkfeit zelf zullen beslissen wat ze gaan doen. Minder flit-
send en sprankelend dus dan vooraf door velen gedacht en voorspeld wordt.

Geldt hetzelfde voor het Tijdschrift voor Diergeneeskunde? Die indruk zou u bij het openslaan van dit nummer
wel kunnen krijgen. Geen grote overzichtsartikelen waarin melding wordt gemaakt van dé veterinaire hoogtepun-
ten van de eeuw (hoogtepunten van het millennium zou voor ons vak misschien toch wat vergaan), geen overpein-
zingen van enkele veterinaire kopstukken, niets van dit alles. Een heel gewoon nummer lijkt voor u te liggen. Dat
klopt. Wat dat betreft loopt het TvD dus goed in de pas met de gevoelens in de maatschappij. Gelukkig is de reden
voor deze bescheidenheid op de rand van een nieuwe eeuw een luxeprobleem. Zoals u elders in dit nummer zult
kunnen lezen zou dit laatste nummer van 1900 een buitensporig formaat krijgen als alle interessante \'millenium-
bij dragen\' geplaatst zouden moeten worden. Té buitensporig, zelfs voor een luie kerstvakantie.

Daarom zult u in de komende tijd gedoseerd gefêteerd worden op millenniumbijdragen. Wat betekent dat het op-
maken van de \'balans\' niet in deze komende twee weken hoeft plaats te vinden. Zoals dat bij een nieuw millennium
zou kunnen horen (want zo ervaren zijn we niet met millennia) zullen we ruimschoots de tijd hehhen om veteri-
naire ontwikkelingen in de afgelopen periode rustig te overdenken. Geen overpeinzingen op oudejaarsavond,
geen daaruit voort rollende lijstjes met goede voornemens haastig opgeschreven. Misschien is dat ook de verkla-
ring voor het minder fonkelend willen gaan vieren van de eeuw-/millenniumwisseling. Gevoelsmatig willen men-
sen mogelijk minder vastgepind worden op die ene dag en die ene minuut. Trekt u rustig weer een jaar uit voor het
lezen van de afleveringen van het TvD Wij zullen ons best doen om dit lezen de moeite waard te maken.

Met u willen wij proosten op een gezond en voorspoedig 2000 voor u en de uwen, voor de veterinaire wereld en
voor het Tijdschrift voor Diergeneeskunde. Dat we elkaar nog maar vaak mogen \'tegenkomen\' in de komende ja-
ren!

Uit de Hoofdredactie

Dr. Lisette Overduin

P.S. Het Tijdschrift voor Diergeneeskunde zal op een speciale manier het nieuwe millennium ingaan.
Wees voorbereid op hetgeen op uw mat valt.

-ocr page 384-

VETERINAIRE BEGELEIDING VAN MELKVEEBEDRIJVEN
IN NEDERLAND: EEN SITUATIEBEOORDELING DOOR
MELKVEEHOUDERS

Tijdschr Diergeneeskd 1999; 124: 734-40

J.J.Lievaart\'\' enJ.P.T.M. Noordhuizen\'\'

SAMENVATTING

Middels een enquête uitgevoerd onder 466 melkveehou-
ders werd een beeld gevormd omtrent de veterinaire be-
geleiding van melkveebedrijven in Nederland. De melk-
veehouders zijn ad random geselecteerd om op die
manier zowel begeleide als niet-begeleide bedrijven erbij
te betrekken. Bij de reeds begeleide veehouders hadden
de vragen betrekking op de begeleiding op zich, de die-
renartsenpraktijk die deze verzorgt en de toekomstge-
dachten omtrent veterinaire bedrijfsbegeleiding. De nog
niet deelnemende of reeds gestopte veehouders werden
ondervraagd over de redenen om niet of niet meer deel te
nemen en wat volgens hen de toekomst is wat betreft ve-
terinaire begeleiding van melkveebedrijven.
De belangrijkste uitkomsten van het onderzoek zijn dat
de kosten voor begeleiding door de veehouders nog
steeds als een belangrijk nadeel en/of knelpunt worden
gezien, maar in mindere mate dan eerder was ingeschat
door de dierenartsen. De bedrijfsbegeleiding op zich
heeft volgens de veehouders meestal een curatief aspect
terwijl als er over uitbreiding van de begeleiding gespro-
ken wordt, deze vooral in de preventieve diergenees-
kunde zal moeten komen te liggen. Onderdelen die in de
huidige begeleiding nog weinig aandacht krijgen zijn in
meeste gevallen nog niet overgenomen door andere per-
sonen en/of instanties dan de dierenarts, dit in tegenstel-
ling tot wat door de dierenartsen verwacht was. In de toe-
komst is een groot percentage van de veehouders toch
bereid tot deelname aan, of uitbreiding van de veteri-
naire bedrijfsbegeleiding mits knelpunten als een goede
prijsafspraak, duidelijkheid over inhoud en dergelijke
worden opgelost.

SUMMARY

Veterinary herd health management on dairy farms in
the Netherlands: assessment by dairy farmers

.4 questionnaire-based study was conducted among 466 dairy farmers in the
Netherlands. The study investigated the experiences and opinions of dairy
farmers about veterinary herd health and production management program-
mes. The dairy farmers were selected at random, and thus some took part in
such programmes whereas others did not. The questionnaire comprised gen-
eral questions about the farm operation and specific questions about the
herd health programme and the practice conducting it, as well as perceived
advantages and disadvantages ofthe veterinary programme. Farmers who
did not participate in such programmes were questioned about their reasons
for not participating. Both groups were questioned about future perspectives
and opportunities.

Afdeling Gezondheidszorg Herkauwers. Faculteit der Diergeneeskunde Utrecht.

The costs of the programme appeared to be a drawback for participation
but not as much as perceived by the practices. According to farmers, pro-
grammes focus too much on curative aspects and too little on analysis or
prevention, where the needs are. Farm areas not included in the programme
are so far not yet covered by other institutions, contrary to the expectations
ofthe veterinarians. In the future, the farmers would be willing to take part
in similar or expanded programmes, provided that certain conditions, such
as product definition, structure, planning, costs, are properly met.

INLEIDING

De melkveehouderijsector bevindt zich sinds enkele jaren in
een stroomversnelling van veranderingen. Het gaat hier
vooral om zaken als schaalvergroting en productieverhoging
met als primair doel het bewerkstelligen van een kostprijs-
verlaging. Tevens heeft de kwaliteitsgedachte post gevat die
moet beantwoorden aan de vragen vanuit de samenleving.
Langs deze weg proberen de melkveehouderijbedrijven hun
toekomst zeker te stellen (1).

De bedrijfsbegeleiding bij schaalvergroting betekent naast
het anders denken van de veehouder ook het anders denken
en handelen van de dierenarts. De curatieve behandeling
komt verder op de achtergrond te staan, terwijl de analyse-
rende en preventieve diergeneeskunde een steeds hogere pri-
oriteit krijgt. Dit betekent niet dat curatieve behandelingen
komen te vervallen, maar een verdere omschakeling naar
analyserende en preventieve diergeneeskunde zal in de toe-
komst noodzakelijk zijn. Er wordt vaak gedacht dat bij kost-
prijsverlaging zaken als begeleiding in de knel komen, het
tegenovergestelde is juist vaker het geval. Naarmate de
winstmarges kleiner worden, zijn de veehouders juist eerder
geneigd preventieve maatregelen toe te passen om zo hun
productie veilig te stellen (2). De kennis die nodig is voor de
verdere schaalvergroting en specialisatie wordt op verschil-
lende manieren aangewend. Vele personen en instanties die
zich in de agribusiness bewegen proberen zich in een krim-
pende markt staande te houden door geïntegreerde diensten
aan te bieden. Denk hierbij aan de veevoederfabrikant die
naast rantsoenadviezen ook voorlichting verstrekt omtrent
stalinrichting en jongveeopfok. Het is dus zaak lering te trek-
ken uit zaken die de concurrenten op het gebied van bedrijfs-
begeleiding verrichten, welke diensten ze aanbieden en hoe
deze bij de veehouder geïntroduceerd worden.

De sector melkveehouderij heeft zich momenteel middels
het programma KKM (3) en IKB-rund ten doel gesteld de
kwaliteit in de gehele keten te borgen, dus inclusief de boer-
derijfase. Kwaliteit staat hierbij in een heel breed kader dat
betrekking heeft op zowel productkwaliteit als kwaliteit van
de productieprocessen. Dit vereist ook van de dierenarts een
steeds verdergaande specialisatie; daartoe behoort tevens
een gedegen inzicht in de marktbehoeften en in de vraag van
de veehouder naar bepaalde producten en diensten. Om
hierin mee te kunnen gaan is vanuit de veterinaire wereld bij-
voorbeeld een procedure gestart om dierenartsen te gaan cer-
tificeren als erkend mndveedierenarts (4). Anderzijds kan

-ocr page 385-

het noodzakelijk zijn om na te gaan hoe de veehouder oor-
deelt over veterinaire bedrijfsbegeleiding op dit moment en
in de toekomst, en of mogelijke aanpassingen wenselijk zijn.

In dit artikel wordt een overzicht gegeven van de door vee-
houders ervaren knelpunten bij de huidige begeleiding van
de melkveebedrijven, aan de hand van de gegevens die mid-
dels een enquête zijn verkregen. Daamaast komen ook de be-
drijven die niet (meer) begeleid worden aan bod. Dit om zo
de problemen die uitbreiding of (her)introductie van de be-
geleiding in de weg staan op te kunnen lossen.

MATERIAAL EN METHODE

Een enquête met 40 vragen is opgesteld en ter beantwoording
ad random aan 2250 melkveehouders verstuurd. De veehou-
ders werden aangedragen door de al eerder in dit kader geën-
quêteerde dierenartsen (5). De enquête is onderverdeeld in: al-
gemene gegevens melkveehouder/melkveebedrijf, specifieke
vragen over veterinaire bedrijfsbegeleiding, specifieke vragen
over de dierenartsenpraktijk die de begeleiding verzorgt, speci-
fieke vragen aan niet-deelnemende veehouders en specifieke
vragen omtrent de toekomst van de veterinaire bedrijfsbegelei-
ding. Bij de weergave van de resultaten is naast het gemiddelde
van alle veehouders (hier als "midd." aangeduid) ook een inde-
ling gemaakt naar grootte van het melkquotum. Voor deze op-
zet is gekozen, omdat blijkt dat naarmate de \'grootte\' van het
bedrijf toeneemt de antwoorden van de gestelde vragen tussen
de bedrijven kunnen verschillen. Bovendien is dit in enige mate
een afspiegeling van de respectievelijke bedrijfsstijl (6, 7, 8).
De klassen van de melkquota zijn <250.000; 250.001/500.000;
500.001/750.000; >750.0000 kg melk. In de tabellen zijn deze
klassen aangeduid als respectievelijk A, B, C en D. De gege-
vens uit de enquêtes werden ingevoerd in EXCEL ter nadere
descriptieve statistische verwerking. Bij een aantal van de vol-
gende tabellen in dit artikel is er een kolom DAP toegevoegd.
Deze kolom staat voor de antwoorden van de dierenartsen die
in een eerdere studie al over dezelfde onderwerpen zijn geën-
quêteerd (5). Op plaatsen waar geen antwoord bekend is, is een
blanco hokje geplaatst.

RESULTATEN

Algemeen

Van het totaal aantal verzonden enquêtes (n=2250) werden er
466 temggestuurd, zijnde een respons van 20,7%. In het alge-
mene gedeelte wordt allereerst een profiel van de ondervraagde
veehouders (tabel 1) en hun bedrijven (tabel 2) gegeven.

tlâ

Tabel 1. Algemene gegevens deelnemende veehouders.

\'midd\'.

A

B

C

D

Aantal melkveebedrijven

466

23

245

145

53

Opleiding LAS

19,8

43,5

22,1

15,2

11,3

Opleiding MAS

44,0

30.4

41,3

50,3

54,7

Opleiding HAS

6,8

4,3

5,6

7,6

11,3

Opleiding LAS MAS

19,8

10,6

18,7

20,0

20,8

Opleiding overig

9,6

11,2

12,3

6,9

1,9

Aantal personen werkzaam op bedrijf

1,87

1,51

1,70

2,10

2,30

Bedrijf is in maatschap

76,8

41,7

73,9

85,0

85,2

Vorm maatschap man/vrouw

49,7

70,0

49,7

53,6

36,2

Vorm maatschap met opvolger

27,2

30,0

32,3

21,6

21,3

Vorm maatschap man/vrouw/opvolger

15,2

0

12,6

18,4

19,1

Vorm maatschap anders

7,9

0

5,4

6,4

23,4

Tabel 9. Algemene gegevens deelnemende melkveebedrijven.

\'midd.\'

A

B

C

D

Diersoort 100% melkvee

67,8

21,2

66,1

72,4

83,0

Aantal melk- en kalfkoeien

68,4

35,9

53,1

78,1

124,2

Aantal ha land

40,6

36,0

36,6

56,6

84,9

Omvang melkquotum

(gemiddeld) kg

517820

199500

396125

600277

985710

305 dgn. Melkproductie/

koe < 6000 kg

1,4

16,7

0,4

0,7

0

Idem 6001/7000 kg melk

10,3

25,0

11,3

6,2

9,3

Idem 7001/8000 kg melk

36,9

37,5

40,2

37,0

25,9

Idem 8001/9000 kg melk

38,8

12,5

37,6

42,5

46,3

Idem 9001/10.000 kg melk

10,9

4,2

9,6

12,3

14,8

Idem >10.000 kg melk

1,6

4,2

0,9

1,4

3,7

Algemene gegevens over de bedrijfsbegeleiding van deelne-
mende melkveebedrijven

In dit onderdeel komt naar voren dat 70,5% van de respon-
ders deelneemt aan enige vorm van bedrijfsbegeleiding.
Voor de klassen A, B, C, en D was het aantal deelnemende
bedrijven respectievelijk 54,2/73,6/71,9 en 68,5%. Het aan-
tal jaren van deelname was gemiddeld 9,3 jaar. Aangezien
dit uiteenloopt van routinematige fertiliteit tot preventieve
jongveeopfok, zijn alle onderdelen van de begeleiding opge-
splitst in tabel 3. De redenen voor deelname aan veterinaire
bedrijfsbegeleiding worden opgesomd in tabel 4.

Tabel 3. Indeling naar onderdelen van de bedrijfsbegeleiding.

\'midd.\'

A

B

C

D

DAP

Drachtcontrole routinematig

95,8

91,7

97,1

95,2

94,7

99,4

Idem analyserend

22,5

0

22,5

25,7

23,7

54,0

Idem preventief

13,5

8,3

14,1

15,2

7,9

39,9

Uiergezondheid routinematig

19,5

16,7

17,6

16,3

10,5

56,4

Idem analyserend

52,6

50,0

53,5

54,3

50,0

73,7

Idem preventief

24,6

16,7

25,9

23,8

23,7

66,7

Klauwgezondheid routinematig 9,0

8,3

8,8

9,5

10,5

49,2

Idem analyserend

18,9

16,7

18,8

20,0

21,1

46,9

Idem preventief

17,2

33,3

18,9

13,3

15,8

55,5

Voeding routinematig

18,2

16,7

20,6

15,2

15,8

50,4

Idem analyserend

28,5

25,0

29,4

31,4

23,7

71,4

Idem preventief

9,9

16,7

11,7

9,5

2,6

45,9

Jongveeopfok routinematig

22,2

8,3

21,2

23,8

31,6

52,3

Idem analyserend

24,7

25,0

24,7

22,1

34,2

29,8

Idem preventief

32,1

25,0

30,0

39,0

31,6

66,4

Huisvesting routinematig

5,7

0

5,2

4,8

10,5

Idem analyserend

16,5

8,3

15,2

21,0

13,2

Idem preventief

12,6

25,0

12,9

12,4

7,9

Melkkwaliteit routinematig

11,4

25,0

13,0

10,5

2,6

Idem analyserend

18,7

8,3

16,0

23,8

21,1

Idem preventief

11,1

8,3

14,8

8,6

5,3

Tabel 4. Redenen voor veehouders om deel te nemen aan veterinaire be-

drijfsbegeleiding.

\'midd.\'

A

B

C

D

DAP

Routinematige controle

64,0

41,7

64,7

65,7

57,9

82,8

Hoger rendement bedrijf

47,0

33,3

44,1

52,3

52,6

62,0

Bedrijfsblindheid voorkomen

34,8

41,7

34,7

34,3

39,5

38,9

Op aanraden dierenarts

26,4

33,3

25,9

24,8

34,2

49,1

Reden deelname was

een probleem

26,1

8,3

27,2

25,7

23,6

54,6

-ocr page 386-

De redenen voor deelname aan veterinaire bedrijfsbegelei-
ding zijn divers, iedere veehouder heeft er zijn eigen per-
soonlijke beweegreden(en) voor. De fertiliteit is vaak de
grote insteek. Maar ook andere, eerder niet onderkende be-
drijfsproblemen die als gevolg van goede voorlichting en
dergelijke bekend zijn geworden, kunnen heden ten dage de
drijfveer zijn. In tabel 4 worden de meest voorkomende mo-
tivaties voor deelname genoemd. In tabel 5 en 6 worden de
voor- en nadelen van deze deelname opgesomd.

Dat niet alle onderdelen bij bedrijfsbegeleiding aan bod ko-
men is vanzelfsprekend, belangrijk is te weten wat de rede-

Tabel 5. Voordelen van deelname aan veterinaire bedrijfsbegeleiding.

\'midd.\'

A

B

C

D

DAP

Regelmatige controle

87,7

83,3

89,4

88,6

78,9

77,2

Goede ondersteuning

bedrijfsvoering

47,7

33,3

46,5

53,3

50,0

37,7

Hoger rendement bedrijf

45,3

33,3

45,3

47,6

47,4

35,8

Voorkomen bedrijfs-

blindheid

43,8

58,3

41,7

47,6

42,1

38,9

Structurele aanpak

41,4

25,0

41,2

45,7

42,1

45,7

Beter op de hoogte veterinaire

ontwikkelingen

28,2

50,0

27,1

29,5

26,3

23,5

Beter aan eisen voldoen (KKM)

14,4

25,0

16,5

12,4

7,9

Tabel 6. Nadelen van deelname aan veterinaire bedrijfsbegeleiding.

\'midd.\'

A

B

C

D

DAP

(te) Hoge kosten

51,2

28,6

50,5

58,6

50,0

60,3

Geen

22,0

57,1

18,5

24,3

22,7

8,9

Deelname kost veel tijd

18,5

0

17,7

18,6

27,3

17,0

Moeite met adviezen uitvoeren

9,3

14.3

12,4

5,7

9,1

(te) Weinig resultaat

6,3

0

6,1

7,1

9,0

14,3

Andere personen of instanties

beter

4,9

0

3,1

5,7

9,1

Moeite met gegevens

verzamelen

3,9

0

3,1

5,7

4,5

43,2

Dierenarts heeft weinig

ervaring

3,4

0

4,1

1,4

9,1

Tijd komt ongelegen

3,4

0

4,1

1,4

9,1

De administratie is een zeer belangrijk onderdeel van de be-
drijfsbegeleiding; zonder deze administratie zou er geen ba-
sis zijn om problemen op te sporen, beslissingen te nemen of
controles uit te oefenen. Veel dierenartsen zijn van mening
dat de administratie nogal eens een knelpunt is in de begelei-
ding. Tabel 7 geeft een overzicht van de manieren van admi-
nistratie van de veehouders die al deelnemen aan een vorm
van veterinaire bedrijfsbegeleiding.

nen hiervoor zijn. Bestaat er geen interesse of, belangrijker
nog, zijn er andere personen of organisaties die de begelei-
ding op hun manier verzorgen. Tabel 8 geeft per onderdeel
een overzicht van de meest voorkomende redenen.

Tabel 8. Redenen voor geen begeleiding van onderdelen.

\'midd

.\'A

B

C

D

DAP

Drachtcontrole geen interesse

8,3

0

0

25,0

0

60,0

K.l. doet drachtigheidscontrole

33,3

0

40,0

50,0

0

75,0

Kosten te hoog als dierenarts

dit doet

33,3

0

40,0

25,0

50,0

45,0

Kost te veel tijd

16,7

0

40,0

25,0

50,0

5,0

Uiergezondheid geen interesse

67,1

50,0

72,7

65,4

62,5

71,8

Door melkfabriek

16,5

25,0

15,1

23,1

0

15,4

Door gezondheidsdienst

7,2

0

2,3

15,4

12,5

12,8

Kosten te hoog door dierenarts

7,2

5,0

4,6

3,8

12,5

20,5

Kost te veel tijd

2,3

0

0

7,7

0

12,8

Klauwgezondheid geen interesse 14,0

37,5

12,2

16,9

7,4

38,9

Door professionele klauw-

verzorger

71,7

44,4

77,9

71,4

59,3

77,8

Kosten te hoog door dierenarts

16,7

33,3

16,8

18,2

11,1

8,3

Boer zelf

21,9

22,2

19,3

22,1

37,0

Voeding geen interesse

8,8

12,5

8,0

11,5

3,4

24,4

Door veevoederleverancier

87,9

100

89,6

91,0

76,6

86,7

Door landbouwvoorlichter

14,5

0

13,6

19,2

6,7

25,6

Twijfel dierenarts juiste persoon

12,5

0

12,0

11,5

23,3

33,3

Kosten te hoog door dierenarts

6,5

0

4,8

7,7

13,3

16,7

Jongveeopfok geen interesse

59,5

50,0

68,5

66,7

12,5

87,7

Door landbouwvoorlichter

19,8

50,0

17,8

21,2

12,5

4,6

Kosten te hoog door dierenarts

6,1

16,7

1,4

6,3

50,0

16,9

Boer zelf

9,2

0

8,2

9,1

12,5

Huisvesting geen interesse

53,7

71,4

56,9

55,7

31,8

Door landbouwvooriichter

32,7

28,6

31,1

37,1

22,7

Twijfel dierenarts juiste persoon

14,5

0

18,3

2,9

40,9

Melkkwaliteit geen interesse

39,8

37,5

41,4

40,3

37,5

Door melkfabriek

60,6

62,5

58,6

65,3

62,5

Twijfel dierenarts juiste persoon

8,1

0

10,8

2,8

16,7

Gegevens over de dierenartsenpraktijk die de hegeleiding
verzorgt

In dit onderdeel van de enquête werd de veehouders ge-
vraagd hoe de begeleiding vanuit de dierenartsenpraktijk
verloopt. Onderdelen als bezoekfrequentie, gewenste veran-
deringen en vergoeding voor de begeleiding kwamen aan
bod.

De frequentie van bedrijfsbezoeken bij bedrijfsbegeleiding
loopt uiteen van één keer per twee weken tot één keer per
twee maanden. De meest gangbare vorm is één keer per
maand. Voor een overzicht van de bedrijfsbezoekfrequentie
zie tabel 9.

Tabel 7. IVIanieren van veestapel-administratie.

\'midd.\'

A

B

C

D

Tabel 9. Frequentie van bedrijfsbezoeken voor

begeleiding.

P.C. met managementpakket 24,4

0

21,8

29,8

29,7

\'midd.\'

A

B

C

D

Vruchtbaarheidziektekaart (VBZ) 15,9

63,6

19,5

6,9

8,1

Voercomp. VBZ 10,8

9,1

12,0

0

10,8

Idem lx per 4 weken

77,3

41,7

80,5

76,7

78,3

Voercomp. met adm. vruchtbaarheid 9,3

0

9,5

7,6

13,5

Idem lx 8 weken

9,9

41,7

10,7

5,7

10,5

PC-1-VBZ 8,1

0

6,5

11,5

0 ■

Idem 1 x 6 weken

9,5

16,7

5,9

14,3

8,6

PC -1- voercomputer 6,9

0

6,5

7,6

10,8

Begeleiding lx per 2 weken

2,4

0

2,4

2.4

0

PC op DAP-F VBZ 5,1

0

7,1

1,0

8,1

Idem lx per 3 weken

0,9

0

0,6

1,0

2,6

Overig 19,5

27,3

17,1

35,6

19,0

Om de begeleiding te kunnen continueren of uit te kunnen
breiden is het belangrijk te weten of de veehouders tevreden
zijn met de huidige vorm van bedrijfsbegeleiding.

-ocr page 387-

Gemiddeld is 90,2% tevreden; binnen de groepen A, B, C, en
D zijn de percentages respectievelijk 100%/90,4%/92,3% en
78,9%. De ontevreden veehouders is vervolgens gevraagd
wat er volgens hen zou moeten veranderen aan de bedrijfsbe-
geleiding. Deze punten zijn weergegeven in tabel 10.

Tabel 10. Gewenste veranderingen in bedrijfsbegeleiding.

\'midd.\'

A

B

C

D

D\'arts meer samenwerken met

andere pers./org.

40.6

0

37.5

44.4

22.2

Meer praktische adviezen nodig

37,5

0

25,0

44,4

33,3

Meer gerichte plannen aanleveren

34,4

0

18,8

33,3

55,6

Meer kwaliteitsgericht denken

bij d\'arts

15,6

0

12,5

11,1

22,2

Meer kostprijsverlagend denken

6,3

0

0

22,2

0

Moeite gegevens uitwisselen

met d\'arts

6,3

0

6,3

0

11,1

De vergoeding voor de bedrijfsbegeleiding verschilt per
praktijk, vele vormen zijn denkbaar. De meest gangbare vor-
men lijken op dit moment vergoeding per uur of per hande-
ling. De verschillende manieren en percentages van voorko-
men worden vermeld in tabel 11.

Tabel 11. Vorm van vergoeding voor de bedrijfsbegeleiding.

\'midd.\'

A

B

C

D

Vergoeding per uur

34,3

43,2

30,0

38,2

37,1

Vergoeding per handeling

32,7

26,3

34,0

32,4

37,1

Vergoeding per uur behandeling

16,2

10,5

18,3

16,7

17,1

Vergoeding tegen vast tarief/koc/jaar

7,2

4,4

7,8

7,8

2,8

De huidige vorm van vergoeding bevalt gemiddeld 89,5%
van de veehouders goed, binnen de groepen onderling is
hierin zeer weinig verschil. Toch blijft er dan nog 10,5% over
die liever een andere vorm zou hanteren. In tabel 12 een over-
zicht wat de gewenste vorm van vergoeding zou moeten zijn.

Tabel 12. Vorm van vergoeding.

\'midd.\'

A

B

C

D

Anders, en dan per koe/jaar

41,2

0

36,8

33,3

40,0

Anders, per uur

26,4

0

21,5

44,4

60,0

Anders, niet bekend

17,7

0

31,3

22,3

0

Anders, per handeling

8,8

50,0

5,2

0

0

Anders, per uur vast tarief

medicijnen

5,9

50,0

5,2

0

0

Geen deelname aan veterinaire bedrijfsbegeleiding
Van alle responders hadden in de groepen A, B, en C respec-
tievelijk 15,8%, 14,3% en 12,8% vroeger deelgenomen aan
enige vorm van bedrijfsbegeleiding. Het viel op dat er in
groep D 33,3% van de veehouders vroeger had deelgenomen
aan een vorm van bedrijfsbegeleiding. De redenen om toen
te stoppen met bedrijfsbegeleiding zijn weergegeven in tabel
13.

De laatste groep veehouders heeft nog nooit deelgenomen
aan enige vorm van veterinaire bedrijfsbegeleiding. De argu-
menten van deze veehouders zijn vermeld in tabel 14.

Tabel 13. Redenen geen deelname bedrijfsbegeleiding (wel eerder al deel-
genomen).

\'midd.\'

A

B

C

D

DAP

Te hoge kosten

36,4

0

50,0

16,7

66,7

57,8

Geen problemen meer

31,8

100,0

30,0

33,3

33,3

12,1

Rendement te laag

27,3

0

40,0

0

66,7

25,3

Kost te veel tijd

22,7

0

40,0

0

33,3

6,6

Overgenomen door

ander pers./org.

9,1

100,0

10,0

0

0

6,6

Te weinig resultaat

9,1

100,0

20,0

0

0

25,3

Nu alleen op afroep

9,1

0

0

33,3

0

Tabel 14. Redenen geen deelname veterinaire bedrijfsbegeleiding.

\'midd.\'

A

B

C

D

DAP

Geen probleem

39,0

0

42,4

38,5

37,5

36,0

Verwacht dat het rendement

te laag is

33,6

60,0

39,0

23,1

37,5

49,1

Kosten te hoog

31,0

20,0

32,2

28,2

50,0

64,0

Verwacht te weinig resultaat

22,4

80,0

25,4

10,3

25,0

Geen goed inzicht in wat

het inhoudt

12,0

0

13,6

15,4

0

Alleen op afroep bij grote

problemen

10,3

0

8,5

12,8

12,5

Kostte veel tijd

7,6

20,0

6,8

2,6

25,0

9,3

Moeite met gegevens verzamelen

2,6

20,0

1,7

2,6

0

38,5

Van de niet-deelnemers is het interessant te weten welke
vorm van administratie ze voeren. Een eerste stap bij eventu-
ele (her)introductie van bedrijfsbegeleiding begint mede bij
een goede administratie. Het blijkt ook al uit voorgaande ta-
bel dat de dierenarts en de veehouders een andere mening
zijn toegedaan omtrent de moeite met het verzamelen van
deze gegevens. Een goede administratie is van groot belang
om zowel de problemen op te kunnen sporen, als ter controle
achteraf om na te gaan of het gewenste resultaat behaald is.
In de onderstaande tabel 15 worden de meest voorkomende
vormen van administratie weergegeven.

Tabel 15. Manier van administratie van de veestapel bij niet-deelnemers.

\'midd.\'

A

B

C

D

Vruchtbaarheidsziektekaart (VBZ)

23,4

16,7

27,9

17,4

20,0

PC met adininistratiepakket

19,0

33,3

16,2

23,9

10,0

Voercomputer VBZ

9,5

33,3

5,9

10,4

20,0

Voercomputcr veeadministratie

8,8

0

10,3

10,9

0

PC VBZ

7,3

0

5,8

10,8

10,0

Notitieblok/kalender

6,5

0

7,4

6,5

10,0

Geen administratie

3,6

0

5,9

2,7

0

Voercomputer PC

3,6

0

2,9

0

20,0

Het feit dat er door de dierenarts geen bedrijfsbegeleiding
wordt verleend betekent niet dat er geen enkele vorm van be-
geleiding bestaat. Uit de tabel van degenen die gestopt zijn is
al op te maken dat een deel van de begeleiding is overgenomen
door andere personen en instanties. In totaal maakt gemiddeld
71,9% van de melkveehouders gebruik van enige vorm van
begeleiding door anderen dan door de dierenarts. De verdeling
binnen de groepen A, B, C en D zijn respectievelijk
85,7/65,2/70,2 en 100%. In tabel 16 worden de belangrijkste
personen en instanties per onderdeel vermeld.

-ocr page 388-

Tabel 16. Begeleiding door andere organisaties en personen.

\'raidd.\'

A

B

C

D

Voeding door voederleverancier

91,1

83,3

91,1

90,1

100,0

Drachtigheidscontrole door KI

32,7

33,3

35,6

30,3

41.7

Melkkwaliteit door melkfabriek

29,7

33,3

28,9

36,4

16,7

Klauwproblemen door

klauwverzorger

27,7

33,3

24,4

33,3

25,0

Jongveeopfok door voeder-

leverancier

22,8

33,3

28,9

9,1

25,0

Klauwproblemen door

bedrijfsverzorging

20,8

0

22,2

30,0

0

Huisvesting door DLV

10,9

0

8,9

12,1

25,0

Huisvesting door voederleverancier

8.9

0

11,1

6,1

8,3

Andere informatiebronnen,

studieclubs e.d.

8,9

16,7

8,9

12,1

0

Toekomst

mir-ri-iiir^ipÄiLj Ü m

Voor een bredere introductie of uitbreiding van de veterinaire
bedrijfsbegeleiding is het zaak na te gaan wat de veehouders
hiervan weerhoudt. Van de veehouders die op dit moment al
deelnemen wil gemiddeld 39,3% in de toekomst een uitbrei-
ding van het bestaande pakket van bedrijfsbegeleiding. Onder
de groepen A, B, C en D was de verdeling respectievelijk
27,8%/43,r/o/39,4% en 39,5%. De dierenartsen daarentegen
verwachten een groei van 92,7%). De redenen voor deze ver-
dere uitbreiding zijn weergegeven in tabel 17.

Tabel 17. Redenen voor uitbreiding bedrijfsbegeleidingspakket.

\'midd.\'

A

B

C

D

DAP

Meer aandacht preventieve

gezondheidszorg

71,3

20,0

73,2

68,4

81,3

Beter (in)zicht in het bedrijf

47,8

40,0

43,7

44,7

68,8

Betere controle bedrijfs-

problemen

44.9

80,0

45,1

39,5

43,8

36.1

Verplichting overheid (KKM)

38,2

60,0

38,0

42,1

18,8

92,9

Meer kwaliteitsgerichtheid

28,7

20,0

73,2

68,4

81,3

Meer vraag naar kengetallen

16,9

20,0

16,9

15,8

18,8

38,7

Er blijft nog een grote groep veehouders over die al wel deel-
nemen, maar geen verdere uitbreiding van hun pakket wil-
len. De redenen voor geen verdere uitbreiding zijn terug te
vinden in tabel 18.

Tabel 18. Redenen voor geen verdere uitbreiding bedrijfsbegeleidingspakket.

\'midd.\'

A

B

C

D

DAP

Voldoende gegevens beschikbaar

68,1

85,7

74,2

67,7

48,1

44,1

Problemen onder controle

36,2

21,4

46,4

30,6

29,6

Maximale pakket al aanwezig

23,3

35,7

13,4

33,9

25,9

Andere persoon/instantie zal

deel van begeleiding in de

toekomst doen

11,4

14,3

8,3

11,3

25,9

32,4

Gaat teveel tijd kosten

10,5

14,3

14,6

6,5

7,4

Boer doet alles zelf

5,7

0

3,1

8,1

7,4

Kosten zo laag mogelijk houden

4,8

7,1

4,1

1,6

14,8

Geen duidelijke structuur in

begeleiding

2,4

0

3,1

1,6

3,7

55,9

Als laatste komt de groep veehouders aan bod die nog niet
deelnemen aan enige vorm van bedrijfsbegeleiding. Hiervan
gaf gemiddeld 23,0% te kennen dat niets hen kon overtuigen
deel te nemen aan enige vorm van bedrijfsbegeleiding, over
de groepen A, B, C en D is de verdeling respectievelijk
20,0%/26,7%/l 8,8% en 0%. Er is dus een grote groep die in
eerste instantie niet afwijzend staat tegenover bedrijfsbege-
leiding. Deze veehouders is vervolgens gevraagd wat hen
eventueel wel zou kunnen overtuigen om deel te nemen aan
bedrijfsbegeleiding (tabel 19).

Tabel 19. Redenen die kunnen overtuigen tot deelname.

\'midd.\'

A

B

C

D

Meer duidelijkheid

over inhoud

31,0

20,0

33,3

34,4

30,0

(wettelijke) verplichting

(KKM)

29,2

20,0

26,7

18,8

0

Goede prijsafspraken

maken

25,7

40,0

23,3

28,1

40,0

Problemen niet meer

in de hand te houden

21,2

40,0

20,0

15,6

50,0

Overleg met veehouders

die al deelnemen

3,5

0

3,3

6,3

0

DISCUSSIE

Uit de beschreven resultaten van de enquête gehouden onder
de veehouders is een aantal aandachtspunten te destilleren.
Zoals verwacht zijn de tijdsbesteding en het kostenaspect
steeds een belangrijk terugkerend probleem waar het moeilijk
is een passende oplossing voor te vinden. Een van de belang-
rijkste voorvereisten voor oplossingen betreft productdefmitie
en productspecificaties: wat is begeleiding? hoe is het opge-
bouwd? wat wordt er wel / wat wordt er niet gedaan? etcetera.
Ook een transparante structuur van een begeleidingspro-
gramma is iets dat de veehouders nadrukkelijk vragen.
Voorts is het opmerkelijk dat het argument \'te hoge kosten\'
meer door de dierenartsen dan door de veehouders zelf ge-
noemd is. Bij de begeleide bedrijven 51,2% (DAP 60,3%), de
gestopte bedrijven 36,4% (DAP 57,8%) en de bedrijven die
nog nooit hebben deelgenomen 31,0%i (DAP 64,0%). Binnen
de groepen van begeleide, de gestopte en nog nooit begeleide
bedrijven is een groot verschil tussen de bedrijfsgrootte en het
genoemde nadeel \'te hoge kosten\'. De kleinere bedrijven
(klasse A) geven in respectievelijk 28,6/0/20%) (deelne-
mende, gestopte en nooit deelgenomen) van de gevallen aan
dat de \'te hoge kosten\' een nadeel zijn in tegenstelling tot de
grotere bedrijven (klasse D) die respecdevelijk in
50/66,7/50% (deelnemende, gestopte en nooit deelgenomen)
van de gevallen dit als nadeel noemen. Het is dus zaak de kos-
ten beter zichtbaar te maken voor de veehouder. De veehou-
ders zijn immers niet gewend dat een dierenarts betaald wordt
voor adviezen. Vaak is het nog het geval dat de dierenarts op
het bedrijf komt voor een curatieve handeling en tegelijker-
tijd adviezen over optredende bedrijfsproblemen verstrekt.
Op zich is het merkwaardig dat de veehouder dit van de die-
renarts verwacht, terwijl hij wel bereid is om adviezen van
andere personen en instanties uit de agribusiness te betalen.
Denk hierbij ook aan de adviezen van de Dienst Landbouw
Voorlichting die sinds enkele jaren niet meer gratis zijn en per
uur of handeling betaald moeten worden. De veehouder heeft
deze veranderingen ook geaccepteerd, wetende dat de advie-
zen lonend zijn en er een adequate tegenprestatie geleverd
wordt. De dierenarts is en blijft toch degene die door de blij-
vende curatieve handelingen het meeste contact met de vee-
houder en zijn bedrijf houdt en dit als basis kan gebruiken om
bedrijfsbegeleiding te introduceren.

-ocr page 389-

\'ül
yy^

««tl

Mhirii

iriiMl

Het inkomen van de dierenarts wordt nu meestal gerealiseerd
door toepassen van curatieve handelingen en de verkoop van
medicijnen. In de toekomst zal onder invloed van KKM en
IKB-rund de melkveehouderij veranderen en zou de dieren-
arts juist hier de kans moeten benutten om naar vermarketing
van zijn of haar kennis te gaan. Een van de expertisevelden
voor de dierenarts hierbij betreft de borging van de kwaliteit
van het productieproces (inclusief gezondheid en welzijn)
(3, 9). Het geneesmiddelengebruik wordt vanuit de eigen
sector (veehouderij) steeds meer aan banden gelegd en toele-
vering door niet-veterinairen wordt steeds beperkter. Het is
dus zaak om de kennis die de dierenarts heeft om te zetten in
een vergoeding om zo het inkomen op peil te houden.
Bij veel onderdelen van de begeleiding valt het op dat de
veehouder nog vaak denkt aan de routinematige aanpak van
de bedrijfsonderdelen. Dierenartsen daarentegen zijn vaak al
veel meer op het vlak van de preventieve en analyserende be-
drijfsbegeleiding bezig. Toch geeft gemiddeld 71,3% van de
reeds begeleide veehouders als reden voor toename in bege-
leiding de preventieve gezondheidszorg op. Er is dus bij de
huidige deelnemers zeker een basis om de begeleiding een
steeds meer preventief karakter te laten krijgen, dit lijkt een
goede basis om verder uit te bouwen. De \'gestopte\' veehou-
ders zien waarschijnlijk nog steeds meer heil in curatieve
diergeneeskunde of zij kennen onvoldoende de gedifferen-
tieerde mogelijkheden van begeleiding (communicatie of
marketingprobleem) gezien het feit dat 31,8% (DAP 12,1%)
van de veehouders \'geen problemen meer\' opgeven als reden
te stoppen met de begeleiding. Tussen verschillende klassen
naar grootte van bedrijven blijkt dat de kleinere bedrijven
(klasse A) meer uit zijn op een begeleiding die toegespitst is
op een intensieve samenwerking tussen veehouder en die-
renarts. Samen worden de problemen opgespoord, uitge-
werkt en opgelost. Dit is terug te vinden in het feit dat op ge-
bieden als klauwproblemen, jongveeopfok en huisvesting
deze groep duidelijk hoger scoort als het gaat om geen inte-
resse vanuit de veehouder zelf Deze groep veehouders ziet
dan ook geen zaken die ze graag veranderd zouden willen
zien aan de huidige vorm van begeleiding. Bij een eventuele
uitbreiding van het pakket aan begeleiding zal vooral de be-
tere controle van bedrijfsproblemen het belangrijkste crite-
rium zijn.

De andere uiterste groep (klasse D) kiest juist voor een inten-
sievere begeleiding waarbij de kosten als belangrijkste nadeel
worden gezien, maar een structurele aanpak van bedrijfspro-
blemen wordt geprefereerd. De veehouder signaleert hier
meestal zelf de problemen en vraagt de dierenarts hier een ge-
richt plan van aanpak voor te formuleren dat praktisch uit-
voerbaar is. Als criteria voor uitbreiding van de begeleiding
zijn vooral de preventieve gezondheidszorg en het beter in-
zicht in het bedrijf van belang.

Uit bovenstaande opsomming valt op te maken dat er zowel
qua vorm van begeleiding als qua programma\'s die aangebo-
den worden een tweedeling ontstaat. Allereerst de vorm; bij de
\'kleinere\' bedrijven wordt juist op prijs gesteld dat er samen
met de veehouder een soort algemene begeleiding wordt op-
gezet. Samen wordt dan bekeken wat de knelpunten van het
bedrijf op dat moment zijn. Het aangeboden programma moet
hier dan ook op worden aangepast niet de lange termijnplan-
ning speelt voor deze veehouders een rol maar de gerichte aan-
pak van de huidige bedrijfsproblemen. \'Grote\' bedrijven (met
een business-achtige stijl) geven juist vaker de voorkeur aan
het systeem waarbij de veehouder de problemen aandraagt en
van de dierenarts een leidraad krijgt aangereikt, opgesteld aan
de hand van de doelen die veehouder zelf aan zijn bedrijf heeft
gesteld. De dierenarts heeft hier meer een sturende en corrige-
rende fijnctie dan een opsporende fiinctie, zoals bij de kleinere
bedrijven. Het pakket aan begeleiding wordt hier naast de ba-
siszaken als bijvoorbeeld fertiliteit en voeding uitgebreid met
specifiek door de veehouder aangedragen bedrijfsproblemen
als bijvoorbeeld huisvesting en jongveeopfok.
De twee vormen van begeleiding zoals hierboven geschetst
laten zich samenvatten als bedrijfsbegeleiding gericht op
enerzijds een persoonlijke benadering en anderzijds een bu-
sinessbenadering. Bij de persoonlijke benadering worden
bedrijfssituaties besproken en problemen aangepakt samen
met de veehouder; daarin verweven zit een sterk sociaal en
communicatief aspect (menselijkheid, non-affirmatief, ge-
neralistisch, niet teveel papierwerk, basis is vertrouwen en
respect). De dierenarts is de vertrouwenspersoon die bedrijf
en familie kent en die samen met de veehouder bedrijfspro-
blemen opspoort en bespreekt.De dierenarts geeft aan wat er
zou moeten gebeuren nadat hij nadrukkelijk heeft geluisterd
naar de veehouder. Het pakket van begeleiding wordt vooral
vanuit de huidige problemen samengesteld met veelal routi-
nezaken zoals fertiliteit en voeding.

Bij de business-benadering is de karakteristiek van de bege-
leiding door de dierenarts meer gericht op een gelijkwaar-
dige inbreng van de dierenarts bij bepaalde bedrijfssituaties;
de dierenarts is een discussiepartner voor de veehouder. De
veehouder neemt de besluiten; de dierenarts kan adviseren
en levert daartoe feitelijke informatie en documentatie van-
uit zijn expertiseveld aan. De veehouder kent de sterke en
zwakke punten uit zijn bedrijf De specifieke onderdelen met
problemen of de sterke punten wil hij/zij juist uitbaten of
verbeteren middels een specifiek programma opgesteld door
de dierenarts. Hij verwacht dan ook van de dierenarts een
meer planmatige aanpak van elementen (bijvoorbeeld plan
van aanpak uiergezondheid of plan van aanpak jongvee-op-
fok; mastitisbehandelingsplan).

Feit blijft dat hier een opening is om voor de verschillende
groepen veehouders een gedifferentieerd pakket samen te
stellen waarbij de dierenarts met en voor de boer bepaalt wat
specifiek voor het bedrijf aan adviesgevende personen en in-
stanties nodig is. Zo kan de dierenarts het middelpunt blijven
dat op tijd de goede personen en instanties inschakelt. Door
de boer dit zelf te laten doen verloopt de communicatie langs
de dierenarts en is het overzicht en contact met veehouder en
andere ingezette organisaties moeilijker. Daarom zou een
actieve participatie van de dierenarts gewenst zijn om de
veehouder van de benodigde kennis te voorzien door deze
een gericht bedrijfsplan te leveren. De veehouder behoudt
dan één hoofdaanspreekpunt voor alle bedrijfsonderdelen.
Vaak is er de gedachte dat bij geen bedrijfsbegeleiding een
desinteresse bij de veehouder bestaat of dat de begeleiding
door andere personen of organisaties wordt verzorgd. Kijken
we bijvoorbeeld naar het onderdeel fertiliteit dan denken die-
renartsen dat 60,0% geen interesse heeft, dit blijkt in werke-
lijkheid 8,6% te zijn. Ovemame door de Kl-organisatie voor
het onderdeel fertiliteit is bij de begeleide veehouders 33,3%
en bij niet-begeleide 32,7%, terwijl eerder 75,0% van de die-
renartsen verwachtten dat dit het geval is.
De veehouders die vroeger wel deelnamen aan begeleiding
geven in 9,1% van de gevallen op dat de begeleiding is over-
genomen door andere personen en/of organisaties. De die-
renartsen verwachtten dat dit in ruim een kwart (25,3%) van
de situaties het geval is. Ook bij geen verdere uitbreiding van

-ocr page 390-

de begeleiding geeft maar 11,4% van de geënquêteerde vee-
houders aan dat een ander persoon en/of instantie deze bege-
leiding wel zal gaan uitvoeren. De dierenartsen denken dat
de veehouders dit in 32,4% van de gevallen zouden laten
doen. Het opsporen van de opgegeven redenen om te stoppen
met bedrijfsbegeleiding zal dus meer effect hebben dan het
ervan uit gaan dat de veehouders overgaan naar een andere
persoon en/of organisatie! Een gedifferentieerd programma
van begeleiding dat naast een standaard basisdeel een speci-
fiek op het individuele bedrijf toegespitst deel bevat, komt
meer tegemoet aan individuele wensen en eisen. Daamaast
lijkt er wederom een noodzaak tot betere communicatie tus-
sen dierenarts en veehouder omtrent wensen en behoeften,
omtrent vraag en aanbod van diensten.
Opvallend is dat de veehouders volgens eigen inzicht zeer
weinig (3,9% bij begeleide en 2,6% bij nog geen deelname)
problemen hebben met de verzameling van bedrijfsgege-
vens. De dierenartsen daarentegen geven bij 43,2% van de
begeleide veehouders en 38,5% van de niet-begeleide vee-
houders aan dat er problemen zijn met de verzameling van de
bedrijfsgegevens. De manier van verslaglegging van de ge-
gevens dient dus veelal opnieuw onder de aandacht van de
veehouder te worden gebracht. Mede vanwege het feit dat bij
een foutieve administratie de begeleiding dreigt te misluk-
ken en/of de communicatie tussen veehouder en dierenarts
niet goed verloopt. Overigens kan hier worden vermeld, dat
er nog vele veehouders werken met een vruchtbaarheids-
ziektekaart. Ook daarmee zal de dierenarts meer gedifferen-
tieerd moeten omgaan en zich niet alleen moeten bezighou-
den met geautomatiseerde systemen.

De veehouders verwachten in de toekomst in 39,3% een uit-
breiding van de de begeleiding bij reeds deelname. Van de
niet-deelnemers zegt op voorhand 23,0% dat niets hen ertoe
beweegt deel te nemen. De dierenartsen verwachten juist een
toename van 92,7%. Dit doet vermoeden dat de dierenarts
verwacht dat de vraag naar begeleiding door de boeren zelf
op gang zal komen (eventueel verplicht opgelegd). Dit lijkt
op een wat passieve houding (\'ze komen toch wel\') en wel-
licht misplaatste arrogantie. Misschien is het toch beter de
veehouders juist actief over de streep te trekken, zo ook de
niet-deelnemers. Het is onmogelijk om iedereen deel te laten
nemen en de curatieve diergeneeskunde te verlaten, maar
uitbreiding van het begeleidingsaspect binnen het takenpak-
ket van de mndveedierenarts is in de toekomst wel noodza-
kelijk. De niet-deelnemers hebben zelf al aangegeven dat
verduidelijking van de inhoud en een goede prijsafspraak
hun mening over deelname eventueel zouden kunnen veran-
deren. Samenvattend zijn de kansen voor een toename voor
veterinaire bedrijfsbegeleiding zeker aanwezig. De toename
of (her)introductie zal de nodige creativiteit van de dierenart-
sen vragen om de huidige knelpunten op te lossen. Een groot
deel van de veehouders is in principe bereid tot deelname of
uitbreiding ervan, gezien het belang dat zij hechten aan de
preventieve gezondheidszorg van hun veestapel. We hopen
dat dit artikel enige aanknopingspunten en discussie-ele-
menten biedt om in de toekomst de veterinaire bedrijfsbege-
leiding een groter deel van het takenpakket te laten worden.

mêê

iiiiiii^Miiiliiiiiiiiiitiiiilt iiiÉMidiiil li 111 iffi

DANKBETUIGING

De auteurs spreken op deze plaats hun dank uit voor de bereidwillige medewer-
king van de dierenartsen voor het verspreiden en retourneren van de enquêtes,
en alle veehouders voor hun bereidwilligheid aan deze studie mee te doen.

LITERATUUR

1. Noordhuizen JPTM. Veterinary Herd Health and Production Control
on Dairy Farms. PhD thesis Universiteit Utrecht. 1984.

2. Radostits OM, Leslie KE, and Fetrow J. Herd Health Food Animal
Production Medicine, Second edition

3. Brouwer JJTh, en Franse JE. KKM, Keten Kwaliteit Melk: de
Nederlandse Melkveehouders borgen kwaliteit. Brochure, 1997: 31 pp.

4. Hesselink JW, Lam TJGM, Westerbeek JA en Vaarten JLM. De rund-
veedierenarts na 2000: een verslag van een workshop.

5. Lievaart JJ, Noordhuizen JPTM. Daas den N en Jorritsma H.
Veterinaire begeleiding van melkveebedrijven in Nederland: Hoe
denkt de dierenarts over deelnemende en niet-deelnemende veehou-
ders.Tijdschr Diergeneeskd 1999; 124(14\\15).

6. Roep, D, Ploeg, JD van der en Leeuwis C. Zicht op duurzaamheid en
kontinuiteit, bedrijfsstijlen in de Achterhoek. 1991. Wageningen
Agricultural University, Wageningen, Nederland.

7. Ploeg JD. Animal production as socio-economic system: heteroge-
neity, producers and perspectives. In: Biological basis of sustainable
animal production. Proc. 4-th Zodiac Symposium Wageningen, 1994.
April 13-15, 1993.

8. Kierman NE, and Heinrichs AJ. Identification of farm manager types
through cluster analysis of calf and heifer management practices. Prev
Vet Med 1994; 18: 225-236.

9. Noordhuizen JPTM, and Welpelo HJ. Sustainable improvement of
animal health Care by systematic quality risk management according
to the HACCP concept. Vet Quart 1996; 18:121-6.

O

PLUIMVEE

De effectiviteit van chemische desinfectantia te-
gen
Ornithobacterium rhinotracheale in vitro

H.M. Hafez en D. Schulze. In: proceedings of the P\' Inter-
national Symposium on turkey diseases, Berlin, 1998.

Referaat

In dit experiment werden twee desinfectantia getest en ver-
geleken met formaline op hun werking tegen
Ornitho-
bacterium rhinotracheale
type B, geïsoleerd uit kalkoenen.
Het experiment werd uitgevoerd met kleine houtblokjes als
bacteriële drager. Deze werden eerst gedipt in de bacterie-
suspensie en na drogen in het betreffende desinfectiemiddel.
De Venno-vet 1 super op basis van mierenzuur en glyoxyl en
de Venno FF super op basis van aldehydes werden getest.
Beide middelen waren in staat in een concentratie van 0,5%
na 15 minuten inwerktijd
O. rhinotracheale is. inactiveren.
Formaline werd als controle gebmikt in een concentratie van
3% en inactiveerde
O. rhinotracheale eveneens na 15 minu-
ten inwerktijd.

Mevrouw drs. L. van Veen

-ocr page 391-

HET BELANG VAN EEN GOEDE DIAGNOSTIEK
VOOR RUNDERTUBERCULOSE

Tijdschr Diergeneeskd 1999; 124: 741-50

/4, Emmerzaal \\ F.G. van Zijderveld^ en D. Bakker^

üit en voor de praktijk

INTRODUCTIE

Het belang van de handhaving en ver-
hoging van een goede gezondheidssta-
tus van de Nederlandse rundveehoude-
rij is evident. Dit vergt van de rund-
veesector continue inspanningen en
investeringen. De aanpak van runder-
tuberculose (bovine tuberculose) was
en is hiervan een klassiek voorbeeld.
In de eerste helft van deze eeuw was
dit een belangrijke zoönose, met
vooral op het platteland, een hoge mor-
biditeit bij mens en dier. Tijdelijk on-
derbroken door de Tweede Wereld-
oorlog is in de loop van deze eeuw de
georganiseerde bestrijding ter hand
genomen. Provinciale Gezondheids-
diensten voor Dieren werden opge-
richt, melkgeldheffmgen werden ge-
ïntroduceerd en overheids- en \'Mars-
hallhulp\' gelden werden beschikbaar
gesteld.

\' Gezondheidsdienst voor Dieren Nederland, locatie
Boxtel.

^ Instituut voor Dierhouderij en Diergezondheid Lely-
stad.

Nederland heeft als lidstaat binnen de Europese Gemeenschap de officieel
vrije status voor rundertuberculose. Het is van groot belang deze vrije status
te behouden. Op basis van Europese regelgeving is de huidige bewaking van
de vrije status voornamelijk gebaseerd op de keuring na het slachten.
Rundertuberculose kwam gedurende de laatste jaren sporadisch voor. Bij de
meest recente uitbraken bleek dat besmette bedrijven via het huidige bewa-
kingssysteem vaak laat worden opgespoord; nader onderzoek toonde aan dat
een groot aantal dieren op deze bedrijven reeds besmet was.
De te nemen maatregelen in een uitbraaksituatie op besmette bedrijven, con-
tactbedrijven en bedrijven rondom een besmet bedrijf moeten er toe leiden
dat de infectie volledig wordt gecoupeerd. Dit vergt een grote inspanning van
alle partijen die hierbij betrokken zijn; diagnostische methoden staan hierbij
centraal. De tuberculinatie is de voorgeschreven en cruciale diagnostische
test. De praktiserende dierenarts heeft hierbij een belangrijke rol. Aangezien
tuberculinatie niet meer routinematig wordt uitgevoerd in het kader van de
bewaking wordt in dit artikel speciaal aandacht geschonken aan een juiste
uitvoering van het tuberculineren en de interpretatie van de tuberculinereac-
tie. Bovendien worden andere diagnostische methoden belicht. Tevens wordt
aangegeven hoe de huidige bewaking en bestrijding van rundertuberculose
verlopen. In de discussie wordt geëvalueerd of het huidige bewakingspro-
gramma de risico\'s voldoende afdekt.

In het begin van de jaren vijftig kon
een omvangrijk eradicatieprogramma
worden uitgevoerd mede dankzij de
introductie van een identificatie- en
administratiesysteem voor de natio-
nale rundveestapel. De Gezondheids-
diensten stuurden het programma aan;
praktiserende dierenartsen bedreven
de diagnosdek en de tuberculinatie
was de centrale test. Dieren met een
positieve tuberculinereactie werden
met een slachtvergoeding uit de popu-
latie weggenomen. In 1951 was onge-
veer 30% (56.166 beslagen) van de
rundveebedrijven met tuberculose be-
smet; enkele jaren na de start van het
programma was dit percentage in
1955 al teruggebracht tot enkele pro-
centen (7). Dit succes was mede te
danken aan de beschikbaarheid van
een verbeterde huidtest, de intrader-
male tuberculinatie met PPD (purified
protein derivate) tuberculine. Deze test
is nog steeds in gebruik bij de tubercu-
lose monitorings- en bestrijdingsacti-
viteiten. Uiteindelijk heeft het pro-
gramma geleid tot een percentage
officieel-vrije runderbeslagen van
meer dan
99,9%. Op basis van de vige-
rende Europese regelgeving werd de
jaarlijkse tuberculinatie van de totale
rundveestapel gefaseerd teruggebracht
tot een deel van de totale populatie en
uiteindelijk in 1992 definitief afge-
schaft. Voorwaarden hierbij zijn een
keuring na het slachten van elk rund en
een goed functionerend nationaal I&R
(Identificatie en Registratie) Systeem
voor runderen, waardoor het mogelijk
is om bij slachtbevindingen terug te
traceren naar het bedrijf van herkomst.
Sinds die tijd zijn (jonge) praktise-
rende dierenartsen minder vertrouwd
met de uitvoering en interpretatie van
de tuberculinatie. Aangezien nog bijna
jaarlijks besmettingen van rundertu-
berculose worden vastgesteld en in de
nabije toekomst niet verwacht wordt
dat op bedrijfsniveau een ander dia-
gnostisch hulpmiddel de tuberculina-
tie zal gaan vervangen, is het van groot
belang dat de praktiserende dierenarts
deze test zorgvuldig uitvoert en des-
kundig interpreteert. Dat doel te berei-
ken is mede een aanleiding voor dit ar-
tikel.

Om de nationale rundertuberculose
vrije status te bewaken moet het moni-
toringsprogramma efficiënt en doel-
treffend zijn. De intemationale runder-
tuberculosesituatie, de omvangrijke
stroom importrunderen en het belang
voor de volksgezondheid maken het
evalueren van de nationale bewakings-
strategie noodzakelijk. Indien eventu-
ele tuberculosebesmettingen te laat
worden ontdekt kan een infectie zich
verspreiden waardoor de Nederlandse
rundertuberculose vrije status in het
geding komt. Deze kan door de
Europese Commissie opgeschort of in-
getrokken worden bij het aantreffen
van circa 60 besmette bedrijven per
jaar (0,1 % van alle rundveebeslagen).

BOVINE TUBERCULOSE

Mycobacterium bovis
Hoewel de naam bovine tuberculose
voorbehouden zou moeten zijn voor
tuberculose bij runderen veroorzaakt
door
Mycobacterium bovis, wordt de
term, verwarrend genoeg, ook ge-
bruikt voor tuberculose veroorzaakt
door
M.bovis, ongeacht de getroffen
gastheer.
M.bovis veroorzaakt name-
lijk, behalve in runderen, ook tubercu-
lose in mensen, primaten en een groot

-ocr page 392-

aantal andere zoogdieren zoals geiten,
schapen, varkens, vossen, buffels,
dassen, opossums, hazen, antilopen,
oryxen, kamelen, lama\'s, honden, kat-
ten etcetera.

In het wild levende dieren, die met M.
bovis besmet zijn kunnen de controle
en de uiteindelijke eradicatie van bo-
vine tuberculose sterk bemoeilijken.
Zo hebben bijvoorbeeld Groot-
Brittannië en Ierland te maken met een
zogenaamd natuurlijk reservoir van
M. bovis in dassen (Meies meles), in
herten
(Cervus elaphus) en wordt in
Nieuw-Zeeland de tuberculosebestrij-
ding gehinderd door een natuurlijk re-
servoir in de possum
{Trichosus vul-
pecula).
Deze reservoirs vormen be-
smettingsbronnen voor de veestapel,
waardoor de bestrijding bij rundvee
aanzienlijk vertraagd wordt.
De aandacht die bovine tuberculose en
met name de bestrijding ervan, de
laatste eeuw gekregen heeft na de ont-
dekking van de tuberkel bacterie (9)
door Koch, komt voort uit zowel de
zoönotische aspecten van deze ziekte
als uit de economische schade die
deze ziekte veroorzaakt. Het rund is
niet gevoelig voor infecties met
M. tu-
berculosis,
veruit de belangrijkste
oorzaak van tuberculose bij de mens.
Wel kan een doorgemaakte besmet-
ting leiden tot positieve tuberculinere-
acties.

Besmettingsroutes en pathogenese
De besmetting met M. bovis, van zo-
wel runderen als mensen, gebeurt
voomamelijk via de luchtwegen door
middel van aerosolen. De winterpe-
riode op stal en andere diercontacten,
spelen dan ook een belangrijke rol bij
de transmissie van bovine tuberculose.
Besmetting via het maag-darmkanaal
door het drinken van melk uit besmette
uiers speelde vroeger bij zowel de
mens als bij kalveren ook een rol van
betekenis. De eradicatieprogramma\'s
van bovine tuberculose en de voortdu-
rende bewaking hebben er voor ge-
zorgd dat besmette dieren in het alge-
meen tijdig verwijderd worden. Dit
heeft tot gevolg dat besmette dieren
slechts incidenteel een dusdanig ver-
gevorderd stadium bereiken, waarbij
organen zoals het uier, de nieren of de
baarmoeder aangetast raken. Inciden-
teel kunnen mensen of dieren besmet
worden via huidwondjes. Tegenwoor-
dig is bovine tuberculose bij de mens
in Nederland vooral een beroepsziekte,
met uitzondering van in het buitenland
opgelopen meestal, orale infecties.

Indien de mycobacteriën de eerste af-
weermechanismen van de gastheer
zoals het (trilhaar)epitheel kunnen
omzeilen en het lichaam verder kun-
nen binnendringen, veroorzaken zij
afhankelijk van de porte d\'entrée een
primaire laesie in de long, het maag-
darmkanaal of bijvoorbeeld de huid en
ontstaat via migratie in macrofagen
een ontsteking in de regionale lymf-
klieren. De primaire laesie en de ont-
steking van de regionale lymfeklier
worden ook aangeduid als het pri-
maire complex. Vaak is de primaire
laesie niet meer waarneembaar en zijn
alleen processen in de lymfkier aan-
wezig. Secundair kunnen nieuwe lae-
sies ontstaan in longen of diverse or-
ganen. In laesies nemen de
macrofagen de karakteristieke epithe-
loïde vorm aan en er ontstaan zoge-
naamde reuscellen van het Langhans-
type door fusie van macrofagen. Deze
cellen vormen de kern van de voor tu-
berculose karakteristieke tuberkels. In
het centrum van deze tuberkels ont-
staat ten gevolge van een vertraagd
type overgevoeligheidsreactie een
kaasachtige necrose. In veel gevallen
gaat de verkazing in een latere fase ge-
paard met verkalking. Dit resulteert in
het ontstaan van een steenharde tuber-
kel, die bij doorsnijden zorgt voor een
schrapend geluid. Aangenomen wordt
dat de in deze tuberkels aanwezige
mycobacteriën vele jaren in een soort
van slaap-toestand kunnen verblijven
en bij een verminderde weerstand van
de gastheer voor een hemieuwd ople-
ven van de infectie kunnen zorgen.
Incidenteel zijn besmettingen van mn-
deren waargenomen vanuit latent be-
smette mensen, bij wie een dergelijke
reactivatie heeft plaatsgevonden (7).

DE DIAGNOSTIEK VAN BOVINE
TUBERCULOSE

Gedurende de uitbraken van de laatste
jaren in Nederland is gebleken dat een
klinische diagnose van tuberculose bij
het levende dier zeer moeilijk of vrij-
wel onmogelijk is. In het algemeen
vertonen besmette dieren gedurende
lange tot zeer lange tijd geen klinische
verschijnselen, zelfs op bedrijven
waar een groot deel van de dieren be-
smet is.

Voor het definitief aantonen van tuber-
culose bij mnderen is het in de meeste
gevallen nodig een reeks van testen uit
te voeren. In eerste instantie kunnen
mogelijk besmette dieren met behulp
van immunologische testen als ver-
dacht aangewezen worden. De meest
gebruikte testen hiervoor zijn de tuber-
culinatie of de huidtest, de gamma-in-
terferontest en de ELISA. Deze testen,
en met name de huidtest, zullen ver-
derop uitvoerig besproken worden.
Uiteindelijk zal de diagnose alleen de-
finitief gesteld kunnen worden na
post-mortaal onderzoek door het daad-
werkelijk aantonen van de veroorza-
ker.
M. bovis kan zich in principe via
de macrofagen over het gehele li-
chaam verspreiden. Een uitgebreid
post-mortem onderzoek is dan ook
noodzakelijk. Gezien de aerogene be-
smettingsroute van
M. bovis zullen de
laesies, ook in het geval dat er slechts
enkele minieme laesies aanwezig zijn,
zich met name in een beperkt aantal re-
gionale lymfklieren/weefsels bevin-
den. Onderzoek van alle retropharyn-
giale, mediastinale, bronchiale lymf-
klieren en de longen zal dan ook in
86% van de positieve gevallen de
eventueel aanwezige laesies aantonen
(1). Dit percentage kan verder worden
verhoogd door onderzoek van overige
lymfklieren, met name de mesente-
riale, mandibulaire lymfklieren en de
oorspeekselklierlymfklieren.
Macroscopisch verdacht materiaal
dient histologisch onderzocht te wor-
den op voor tuberculose kenmerkende
veranderingen, een granulomateus
ontstekingsproces met aanwezigheid
van epitheloïde cellen en van reuscel-
len van het Langhans-type.
Alleen indien er veel mycobacteriën
aanwezig zijn in het sectiemateriaal,
kunnen deze in een direct preparaat
microscopisch (in een uitstrijkje of een
histologische coupe) aangetoond wor-
den als zuurvaste bacteriën na een
Ziehl-Neelsen kleuring.
Een negatieve uitslag van het micro-
scopisch onderzoek garandeert niet dat
er geen bacteriën aanwezig zijn. Van
tuberculose verdachte dieren dient al-
tijd materiaal (bovengenoemde lymf-
klieren) genomen te worden voor het
inzetten van een kweek op mycobacte-
riën. Ook indien geen laesies waar-
neembaar zijn kan
M. bovis door
middel van bacteriologisch onderzoek
worden aangetoond (7). Het ID-
Lelystad is als nationaal referentie-
laboratorium verantwoordelijk voor
de definitieve bevestiging van de diag-
nose.

Hoewel een kweek lang duurt (8-16
weken), geldt het bevestigen van de
voorlopige diagnose door middel van
het kweken van
M. bovis uit sectie-
materiaal nog steeds als de \'Gouden
Standaard\'.

-ocr page 393-

Er is een aanzienlijk snellere diagnose
(1 -2 dagen) mogelijk met behulp van
moderne moleculair biologische tech-
nieken, zoals de polymerase chain re-
action (PCR). Indien er voldoende
kiemen in het klinisch materiaal aan-
wezig zijn, kan niet alleen de aanwe-
zigheid van mycobacteriën aange-
toond worden, maar kunnen deze
bovendien direct getypeerd worden.
Zijn er echter weinig kiemen aanwe-
zig, dan geeft deze techniek nogal
eens vals negatieve uitslagen. Een ne-
gatieve PCR betekent dan ook zeker
geen negatieve uitslag en het \'ouder-
wetse\' kweken mag nooit achterwege
gelaten worden.

Een bijkomende reden om te blijven
kweken is de noodzaak om de her-
komst van de besmetting vast te kun-
nen stellen. Het aantal uitbraken van
bovine tuberculose in Nederland is de
laatste jaren weliswaar zeer beperkt
(1-2 per jaar), maar de herkomst van
de besmetting blijft vaak onverklaar-
baar. Met behulp van verschillende
moleculaire typeringstechnieken (2),
het zogenaamde fmgerprinten, kun-
nen mycobacteriële isolaten verder
gekarakteriseerd worden.
Een van de meestgebruikte technie-
ken is de zogenaamde RFLP (restric-
tion fragment length polymorphism)
-techniek. Deze techniek is geba-
seerd op het aantonen van het inser-
tie-element IS6110 in het chromo-
soom van
M. bovis. Verschillende M.
èov/5-isolaten kunnen niet alleen ver-
schillen in het aantal IS-elementen
dat zij in het chromosoom dragen,
deze kunnen ook op verschillende
plaatsen in het chromosoom voorko-
men. Dit resulteert in een voor een
M.
Aov/s-isolaat specifiek bandenpa-
troon.

Alle recente isolaten uit Nederlandse
runderen behoren tot de grote groep
van zogenaamde één-banders en kun-
nen ook met andere fmgerprint-tech-
nieken tot op heden niet van elkaar on-
derscheiden worden. Op basis hiervan
zouden de uitbraken met elkaar in ver-
band kunnen staan, maar de techniek
heeft waarschijnlijk nog onvoldoende
onderscheidend vermogen om deze
conclusie te rechtvaardigen.
De combinatie van een positieve huid-
test met een positief histologisch on-
derzoek, en de aanwezigheid van
zuurvaste staaljes of een positieve
PCR-reactie, is voor de praktijk vol-
doende om de (voorlopige) diagnose
bovine tuberculose te stellen. In het
geval dat de diagnose tuberculose ge-
steld wordt is het van belang om te
weten of er sprake is van een geval
van \'open-TBC\'. Het al dan niet ge-
sloten zijn van de in de long aanwe-
zige processen vormt een indicatie in
hoeverre het besmette dier andere die-
ren heeft kunnen besmetten. Dit is van
belang in verband met de maatregelen
die op het betrokken bedrijf genomen
moeten worden. Hiertoe kunnen onder
andere de bronchiën gespoeld wor-
den; waarbij het spoelsel onderzocht
kan worden op de aanwezigheid van
M. bovis. Dit kan na centrifugatie ge-
beuren met microscopisch onderzoek,
maar ook door middel van kweek of
de PCR. Het is niet altijd mogelijk om
open tuberculose vast te stellen. De
meest betrouwbare methode is uiter-
aard de tuberculinatie van de gehele
koppel.

De tiiberculinereactie
De immuunrespons bij runderen met
bovine tuberculose wordt, net als bij
andere mycobacteriële infecties, ge-
kenmerkt door een breed spectrum van
immuunreacties. In het algemeen
overheerst de cellulaire immuunre-
spons in het eerste stadium van de
ziekte en kan de humorale respons pas
in latere stadia aangetoond worden.
Als gevolg hiervan is de tuberculinatie
de algemeen gebruikte methode voor
de diagnostiek van bovine tuberculose,
die binnen enkele weken na infectie al
positieve reacties oplevert. Hoewel er
in de loop der jaren meerdere varianten
van de test in gebruik zijn geweest, be-
rust de huidige test op het intradermaal
injecteren van tuberculine en het na 72
uur meten van de ontstane zwelling.
Deze zwelling ontstaat ten gevolge
van een zogenaamde \'delayed-type
hypersensitivity (DTH)-reactie\', een
door gesensibiliseerde T-cellen geme-
dieerde respons (6).
De huidige generatie tuberculines, de
zogenaamde purified protein derivati-
ves (PPD\'s) heeft de nadelen van eer-
dere tuberculinepreparaten (bij-
werkingen, vals-positieve en vals-
negatieve reacties) voor een groot deel
opgelost (3, 5). Ook de in Nederland
toegepaste, door het ID-Lelystad ge-
produceerde tuberculines worden vol-
gens dit principe bereid.
De tuberculinatie kan op twee manie-
ren uitgevoerd worden: als een enkel-
voudige test met een intradermale in-
jectie met een hoge concentratie
bovine tuberculine (B5000; 5000 in-
temationale eenheden per dosis van
0,1 ml.) of in de vorm van een verge-
lijkende test, gebruikmakend van een
intradermale injectie met een lage
concentratie bovine tuberculine
(B2000; 2000 i.e. per 0,1 ml.) en een
injectie met aviaire tuberculine
(A2000; 2000 i.e. per 0,1 ml). Deze
laatste test wordt ook wel de VZ (vo-
gel-zoogdier)-test genoemd.
Welke test er gebruikt wordt hangt
van de omstandigheden af De enkel-
voudige test is met één injectie rela-
tief vlug uit te voeren. Vanwege de
hogere concentratie sensitine zal het
gebruik van de B5000 tuberculine
bovendien resulteren in een gevoeli-
ger test.

Bij het bewaken van de vrij-status is
het belangrijk, dat een test zo gevoe-
lig mogelijk is en er wordt dan ook in
eerste instantie getest met de enkel-
voudige test met het B5000-tubercu-
line. Vals-positieve reacties kunnen
ontstaan doordat dieren in aanraking
komen met andere mycobacteriën in
het milieu, zoals
M. avium, geïnfec-
teerd zijn met
M. paratuberculosis of
gevaccineerd zijn tegen paratubercu-
lose. Om deze vals-positieve reacties
uit te sluiten kunnen dieren met een
positieve reactie vervolgens na een
periode van tenminste 42 dagen met
de VZ-test hertest worden. Deze ver-
gelijkende test is veel specifieker en
kan een groot aantal van de vals posi-
tieve reacties ten aanzien van
M. bovis
uitsluiten. In landen of regio\'s waar
aangetoond is dat veel vals positieve
reacties (11) bij de enkelvoudige test
optreden, zoals Ierland en het
Verenigd Koninkrijk, wordt daarom
direct de vergelijkende test uitge-
voerd. Dit kan leiden tot een verlies
aan gevoeligheid.

Naast het voorkomen van vals-posi-
tieve reacties, zijn er ook situaties
waarin vals-negatieve reacties voor-
komen. Na infectie kan het vier tot
acht weken duren voordat er na een
huidtest een meetbare DTH-respons is
(4). Daamaast treedt er in het eindsta-
dium, bij het ontstaan van een gegene-
raliseerde infectie, een toestand op die
ook wel anergie genoemd wordt en
waarin geen cellulaire respons meer
kan worden aangetoond (10). Ook na
de partus kan het zes weken duren
voordat besmette dieren weer in de
huidtest reageren (9).
Na de tuberculinatiereactie zelf treedt
er een desensibilisatie op van zes tot
acht weken (14). Dit is dan ook de re-
den dat tussen het uitvoeren van twee
tuberculinaties tenminste 42 tot 60
dagen gewacht dient te worden.

-ocr page 394-

■■ ■

Foto 1. Mc Lintockspuit.

Tot voor kort behoorde Nederland tot de laatste landen, waar de tubercu-
lines in carpules aangeleverd werden. Ten gevolge van intemationale
standaardisatie levert het ID-Lelystad de tuberculines (bovine B5000 en
B2000, aviaire A2000 en Johnine; 1.5 mg/ml) tegenwoordig aan in fles-
jes in plaats van carpules. Dit beeft tot gevolg dat na vele jaren de gemo-
dificeerde tandartsenspuit niet meer bruikbaar is voor het tuberculineren.
Naar onder andere Iers voorbeeld wordt geadviseerd de voorgecali-
breerde McLintock spuit
(Foto 1) met een 4 mm lange naald te gebrui-

Foto 2. Het bepalen van de aviaire tuberculine aan de hand van het ge-
strekte oor.

Het uitvoeren vai

ken. De spuit is zo afgesteld dat hij doses van 0,1 ml. geeft per \'klik\'.
Een mogelijk nadeel is echter wel dat in tegenstelling tot carpules, de
spuit nu gevuld moet worden door de tuberculine uit het flesje op te zui-
gen en aangezien het vloeistofreservoir nu niet meer doorzichtig is, er
zorg voor gedragen dient te worden dat er zich geen luchtbellen in het re-
servoir bevinden.

De tuberculinatie moet in Europa uitgevoerd worden door middel van
(een) intradermale injectie(s) in de halsvlakte. In de Verenigde Staten,
Nieuw-Zeeland en Australië wordt de test uitgevoerd in de staartplooi;
deze manier van testen is heel praktisch als de dieren op stal aangebonden
staan maar echter aanmerkelijk minder gevoelig (5).
De uitvoering van zowel de enkelvoudige tuberculinatie als de VZ-test en
de interpretatie van beide testen is vastgelegd in de veterinaire bijlagen
van de handelsrichtlijn EG 64/432 van de Europese Unie, zoals recent
gewijzigd door richtlijnen 97/12 en 98/46.

In het geval van enkelvoudige taberculinatie kan, na het markeren van de
injectieplaats, de injectie midden op de halsvlakte geplaatst worden.
In het geval van de VZ-test kan dc plek van de eerste injectie, dat wil zeg-
gen de aviaire tuberculine, het beste bepaald worden aan de hand van het
gestrekte oor
(Foto 2). De bovine tuberculine wordt circa 12,5 cm lager
toegediend. Indien een VZ-test wordt uitgevoerd bij jonge dieren en er te
weinig ruimte is op de halsvlakte, wordt de aviaire tuberculine in het mid-
den van één hals vlakte toegediend en de bovine tuberculine op de andere
halsvlakte.

Na controle of de huid ter plekke glad is, wordt de plek van injectie ge-
markeerd door het wegknippen of scheren van een strook (kmis)haar
(Foto 3) met behulp van een schaar, een scheemiesje of een tondeuse.
Voor het injecteren wordt met behulp van een schuifmaat met een ver-
brede bek en een nauwkeurigheid van 0,5 mm de huiddikte in millimeters
gemeten en genoteerd. Hoewel de praktijk vaak anders is, zorgt het me-
ten van de huiddikte vóór het plaatsen van de injectie voor een meer be-
trouwbaar aflezen van de test, dan wanneer men na 72 uur de huiddikte
van een \'normaal\' stuk huid meet in de buurt van de injectieplaats.
Het injecteren gebeurt door de injectiespuit
schuin op het oppervlak te
plaatsen en de naald in de huid te drukken. Belangrijk is dat de naald dus-
danig schuin wordt ingestoken dat dc tuberculine in de onderste lagen van
de huid terechtkomt en niet subcutaan!. Dc injectiespuit dient met één
hand gefixeerd te worden, terwijl met de andere hand dc huid strakgetrok-
ken wordt
(Foto 4). Tijdens het injecteren moet men een zekere tegen-
dnik voelen als teken dat de tuberculine op de goede plek terechtkomt.
Ter controle kan er met de duim of vinger over dc huid gestreken worden
en moet er een klein bobbeltje ter grootte van een erwt ten gevolge van het

-ocr page 395-

le tuberculinatie

inspuiten van de tuberculine voelbaar zijn (Foto 5).
Indien dit niet het geval is, moet de tuberculinatie di-
rect overgedaan worden aan de andere halsvlakte. Na
72 uur moet het resultaat van de tuberculinatie bepaald
worden door met de hand te voelen of er een zwel-
ling/reactie aanwezig is en bij een voelbare reactie
wordt de huiddikte opnieuw opgemeten met een
schuifmaat met brede bek
(Foto 6), genoteerd en
wordt de toename van de huiddikte in halve millime-
ters berekend. Indien het haar in de vorm van een kruis
is weggeknipt, is het makkelijker om de injectieplaats
te lokaliseren. Ter illustratie de resultaten van een VZ-
test uitgevoerd op een met
M. bovis besmet rund.
Tegelijkertijd dient de aard van de reactie aangegeven
te worden door deze te omschrijven als: wel of niet oe-
demateus; wel of niet pijnlijk en of de zwelling
scherpe randen heeft; algemene klinische verschijnse-
len worden geregistreerd (Foto 7; zie ook figuur 1).

De interpretatie van de reacties (officiële tekst EG
richtlijn 64/432)

De enkelvoudige intradermale test met BSOOO
(EV)

Deze test is negatief als er slechts een beperkte zwel-
ling met ccn toename van de dikte van de huidplooi
van maximaal 2 mm wordt geconstateerd zonder dat
er klinische verschijnselen, zoals pijn, diffuus of ex-
tensief oedeem of ontsteking van de lymfvaten in de
omgeving, worden geconstateerd. De reactie wordt
als twijfelachtig beoordeeld als dc zwelling groter is
dan 2 mm, maar k Icincr dan 4 mm cn er geen klinische
verschijn.sclcn zijn. Dieren die twijfelachtig reageren
moeten opnieuw worden getest. De reactie is positief,
wanneer er sprake is van klinische verschijnselen, of
wanneer de zwelling 4mm of meer bedraagt. Dieren
die positief reageren kunnen aan een VZ-test worden
onderworpen.

Foto 5. Ter controle kan er met duim of
vinger over de huid gestreken worden.

Foto 6. Bij een voelbare reactie wordt
de huiddikte opnieuw opgemeten met
een schuifmaat met een brede bek.

Foto 7.

De vergelijkende intradermale test of VZ-test

Deze test is positief als er sprake is van een positieve
bovine reactie, die meer dan 4 mm groter is dan de
aviaire reactie of als cr sprake is van klinische ver-
schijn.sclcn. Als er sprake is van een bovine-reactie
die 1 tot 4 mm groter is dan de aviaire reactie, zonder
dat cr klinische verschijnselen zijn, wordt de reactie
als twijfelachtig beoordeeld. De reactie is negatief
wanneer er sprake is van een negatieve bovine-reactic
of als er een bovine-reactie is die gelijk is aan of klei-
ner dan de aviaire reactie, zonder dat er sprake is van
klinische verschijnselen.

Deze criteria zijn ook grafisch weergegeven in figuur
I.

Dieren, die twijfelachtig reageren in de test moeten na
tenminste 42 dagen opnieuw in de VZ-test getest wor-
den. Alle dieren die dan niet negatief scoren (dus ook
bij een hernieuwde twijfelachtige uitslag) worden als
positief beschouwd (zie ook tabel 1).
Op bedrijven waar een besmetting met
M. bovis is
vastgesteld wordt in Nederland iedere reactie na en-
kelvoudige tuberculinatie van 2 mm of meer als posi-
tief beschouwd (strenge interpretatie in een besmet
milieu).

Tabel 1. Beslisschema\'s op basis van EU handelsrichtlijn 64/432, bijlage B.

EV (enkelvoudige intradermale test)

Vervolg

Uitslag

Vervolg

Aflezen

Uitslag

,\\flezen

<2mm negatief

2 - 4 mm dubieus

> 4 mm positief

VZ na zes weken

positief
negatief

EV na zes weken

VZ na zes weken
VZ na zes weken

>2 mm
<2 mm

Klinische verschijnselen positief

VZ (vergelijkende intradermale test)

Vervolg

Uitslag

Aflezen

Uitslag

Vervolg

Aflezen

Z negatief
Z<V

Z 1 - 4 mm > V

overname rund
overname rund
overname rund

positief
positief

Z 4 mm >V

Klinische verschijnselen

negatief
negatief
dubieus

negatief
negatief
positief

Z negatief

Z<V

Z>V

VZ na zes weken

-ocr page 396-

De gamma-interferon test

Als alternatief voor de huidtest wordt
in een aantal landen (onder andere
Australië en Nieuw- Zeeland) de
in vi-
tro
y-interferon test gebruikt (16). Bij
dieren geïnfecteerd met
M. bovis zijn
de in het bloed circulerende lymfocy-
ten gesensibiliseerd voor mycobacte-
riële antigenen. Wanneer deze cellen
in vitro in aanraking worden gebracht
met bijvoorbeeld bovine tuberculine,
gaan zij y-interferon uitscheiden. Dit
kan vervolgens met een ELISA aange-
toond worden. De specificiteit van de
reactie kan worden bepaald door ook
aviaire tuberculine als antigeen in de
test toe te voegen. Hoewel de test ze-
ker voordelen heeft (er is maar één be-
drijfsbezoek nodig, de test wordt ver-
volgens op heparinebloed verricht in
het laboratorium en de uitslag is er na
24 uur), zijn er toch ook een aantal
nadelen. Naast het feit dat de test nog
niet gevalideerd is voor wat betreft de
specificiteit en sensitiviteit onder
Nederlandse omstandigheden (de ge-
gevens uit het buitenland zijn tegen-
strijdig), zijn er de hoge kosten en de
logistieke problemen die de test met
zich meebrengt bij toepassing op grote
schaal. De logistieke problemen ko-
men voort uit het feit dat de lymfocy-
ten slechts een beperkte levensduur
hebben en bij voorkeur binnen acht
uur op het laboratorium moeten zijn.
Bovendien is de test soort-specifiek:
de ELISA is gebaseerd op monoclo-
nale antilichamen gericht tegen bovine
Y-interferon. Gezien de homologie tus-
sen runder-, geiten- en schapen- y-in-
terferon is de ELISA wel inzetbaar als
test bij runderen, geiten en schapen,
maar niet bij andere diersoorten, zoals
bijvoorbeeld dieren in het wild en/of
dierentuin (waarbij het eenmalig ver-
doven, noodzakelijk voor het nemen
van het bloedmonster, een uitkomst
zou zijn) zou dan ook voor elke dier-
soort een eigen test ontwikkeld moeten
worden. Dit is vanwege de hoge kosten
niet haalbaar.

De ELISA

Aangezien bij bovine tuberculose in
het eerste stadium de cellulaire re-
spons overheerst, zijn alle bewakings-
en eradicatieprogramma\'s gebaseerd
op de huidtest als middel om besmette
dieren aan te wijzen. Niettemin kun-
nen er zich omstandigheden voordoen
waarin een serologische test gericht op
het meten van de humorale respons te-
gen
M. bovis inzetbaar is. Het meten
van antilichaamtiters gericht tegen
M.

bovis in een ELISA-formaat kan snel
en op grote schaal uitgevoerd worden.
Een dergelijke test, mits voldoende
specifiek en gevoelig, zou dan ook een
aanvulling kunnen zijn op de slacht-
huisbewaking in het monitoren van
bovine tuberculose in Nederland. De
laatste jaren is er dan ook een toene-
mende aandacht voor het ontwikkelen
van een dergelijke test. De op dit mo-
ment beschikbare ELISA\'s hebben
echter last van vals-positieve uitsla-
gen. Dit wordt veroorzaakt doordat er
gebruik gemaakt wordt van ruwe anti-
geenfracties van
M. bovis, die antige-
nen bevatten die ook kunnen voorko-
men bij de verschillende in het milieu
aanwezige mycobacteriën (kruisreac-
ties). Het huidige onderzoek, ook op
het ID-Lelystad, is er op gericht om
M.
Z^ovw-specifieke antigenen te karakte-
riseren en op hun bruikbaarheid te
toetsen (12, 15).

Serologische testen kunnen ook van
grote waarde zijn bij het opsporen van
anergische dieren op verdachte of be-
smette bedrijven.

BEWAKING EN BESTRIJDING IN
NEDERLAND

Tot 1 oktober 1999 is de bewaking en
bestrijding door de Gezondheidsdienst
voor Dieren uitgevoerd op grond van
de Verordening Bestrijding Runder-
ziekten en het Reglement Bestrijding
Rundertuberculose van het Land-
bouwschap.

Inmiddels is de bestrijding van runder-
tuberculose (en brucellose en leukose)
bij de Gezondheid- en Welzijnswet
voor Dieren ondergebracht en zijn
de Landbouwschapsverordeningen en
reglementen vervallen.
De belangrijkste reden daarvoor is dat
de overheid door uitwerking van de
Europese handelsrichtlijn direct door
de Europese Commissie wordt aange-
sproken op de bewaking en bestrijding
van lijst B-ziekten, zoals rundertuber-
culose. De Rijksdienst voor de keuring
van Vee en Vlees (RVV) is vanaf 1 ok-
tober 1999 verantwoordelijk voor de
uitvoering.

In de Veterinaire Bijlagen van de han-
delsrichtlijn is tot in detail beschreven,
aan welke eisen een bedrijf, respectie-
velijk regio of land moet voldoen om
een rundertbc-vrij-status te verkrijgen
en te behouden.

Nederland heeft binnen de EU de offi-
ciële rundertuberculose vrije status en
dat houdt onder andere in dat er een vrij-
stelling is van een regelmatige tubercu-
linatie van de rundveestapel mits er een
officiële keuring is na het slachten van
elk rund en het Identificatie en Regi-
stratie Systeem voor Runderen (terug)-
traceren mogelijk maakt. Bovendien
dient er bij een bevinding rundertuber-
culose een uitgebreid onderzoek plaats
te vinden naar het veebeslag van her-
komst en al de veebeslagen van door-
gang (tracering en onderzoek van epide-
miologisch verwante beslagen).
Van de runderen die voor export wor-
den aangeboden behoeven alleen run-
deren met bestemming buiten de Euro-
pese Unie op tuberculose te worden
onderzocht door middel van tuberculi-
natie. Dit zijn ongeveer 25.000 dieren
per jaar.

Slachthuisbewaking en bevindingen
sinds 1992

Op slachthuizen mogen uitsluitend of-
ficieel geïdentificeerde runderen wor-
den aangevoerd en er dient door de
RVV een keuring na het slachten te
worden uitgevoerd waarbij lymfeklie-
ren en organen worden onderzocht.
Indien van tuberculose verdachte pro-
cessen worden aangetroffen wordt on-
derzoeksmateriaal (geïdentificeerd
met het levensnummer van het slacht-
rund) doorgezonden naar het Instituut
voor Dierhouderij en Diergezondheid
(ID) te Lelystad.

De laatste jaren zijn op deze manier re-
gelmatig besmette runderen aangetrof-
fen (zie tabel 2).

Indirect was er een contact tussen het
geval 5 (Kerk Avezaath) en 6 (Tilligte
in Twente); bovendien ligt een relatie
tussen 6 en 9 (Agelo in Twente) voor
de hand.

Dit betekent dat van de negen \'eerste\'
gevallen in de laatste acht jaar er drie
met elkaar verband lijken te hebben;
voor de overige is dat niet aangetoond.
Via slachthuisbewaking worden be-
smette bedrijven wel opgespoord, maar
de vraag dringt zich op of de keuring na
het slachten als diagnostische methode
voor het vaststellen van rundertubercu-
lose voldoende gevoelig is. Het percen-
tage besmette dieren op deze bedrijven
is zodanig hoog dat vermoed kan wor-
den dat per bedrijf al meerdere besmette
dieren de slachtlijn zijn gepasseerd zon-
der te zijn opgemerkt. De gevoeligheid
van een secure keuring na het slachten
ten opzichte van een minutieus uitge-
voerd postmortaal onderzoek bedroeg
in Australië ongeveer 47% (1).
Met name kleinere processen in lymfe-
klieren kunnen over het hoofd worden
gezien.

-ocr page 397-

ïwrmïï.j

□ Ja, ik ontvang graag een vrijblijvende offerte en informatie over de Optimum ziektekostenverzel<ering en aanvullende
pakketten

_______O Man □ Vrouw

_Voorletters :_ □* Ja, stuur mij een aanvraagformulier

_______WAA lidmaatschap, het lidmaatschap is

r

Lidnummer WAA*

Aanvrager

Achternaam
Adres

Woonplaats

_Postcode :__voorwaarde voor afsluiten van de verzettering

Tel. privé/werk : _

Te verzekeren personen (alle personen inclusief de aanvrager vermelden)

Geb. datum

Aanvrager

Medeverzekerde:

Medeverzekerde:

Medeverzekerde:

Medeverzekerde:

voorletters

achternaam

Gewenst eigen risico per polis*

□ ƒ 500,=
O ƒ 1.000,=

□ ƒ 2.000,=

(voor alleenstaanden geldt
50%
van deze bedragen)

MN

□/n

O/O

Graag meeverzekeren:

O huisarts
□ verpleegklasse 2B

□ Ik wil graag informatie over de aanvullendeTandartskostenverzekering voor volwassenen

□ Aanvullend Pakket met de unieke thuiszorggarantie

□ Aanvullend Pakket Plus met de unieke thuiszorggarantie

Voor een vrijblijvende premieberekening
kunt u bellen naar 030-247 47 89

Hoe bent u op dit moment verzekerd?

O Particulier, zeif afgesloten □ Naam huidige verzekeringsmaatschappij:
O Particulier via werkgever □ Ziekenfonds

-ocr page 398-

U kunt deze kaart in een
ongefrankeerde enveloppe sturen naar:

VVAA

Antwoordnummer 1551
3500 VP UTRECHT

Faxen kan ook naar: 030 - 247 43 93

-ocr page 399-

Zo bestaat het risico dat een besmet-
ting op een bedrijf pas in een later sta-
dium wordt vastgesteld.

Maatregelen op een besmet bedrijf
In de eerste plaats is rundertuberculose
aangifteplichtig: volgens de Gezond-
heids- en Welzijnswet voor Dieren
dient de burgemeester in kennis te wor-
den gesteld. Als \'aangewezen ambte-
naar\' is de RVV verantwoordelijk voor
de bestrijding. In de praktijk zal de
melding gebeuren aan de kringdirec-
teur van de RVV of aan RVV Centraal,
afdeling dierziekten. Er is ook een cen-
traal meidnummer van de RVV voor
alle aangifteplichtige ziekten.
Op basis van de Gezondheids- en
Welzijnswet kan de aangewezen amb-
tenaar de nodige maatregelen laten uit-
voeren.

De RVV heeft een concept draaiboek
opgesteld voor de bestrijding van run-
dertuberculose:

a Een bedrijf kan eigenlijk pas be-
smet worden verklaard als het bac-
teriologisch onderzoek op
M. bo-
vis
positief is. Omdat dit voor de
praktijk te lang duurt wordt met de
bestrijding al begonnen als met be-
hulp van (histo)-pathologisch on-
derzoek, de Ziehl-Neelsen kleu-
ring en/of de PCR van het
verdachte slachthuismateriaal of
materiaal van voor nader onder-
zoek ingestuurde dieren de diag-
nose tuberculose zeer waarschijn-
lijk wordt geacht,
b De RVV verklaart het bedrijf be-
smet, sluit het bedrijf in en er wordt
een bedrijfstuberculinatie uitge-
voerd om de besmettingsgraad vast
te stellen.

c Tuberculinatie-positieve runderen
worden getaxeerd en geruimd; bij
een hoge besmettingsgraad kan na
overleg met het bedrijfsleven de to-
tale rundveestapel worden geruimd.
Deze tuberculinatie-positieve die-
ren mogen niet naar een regulier
slachthuis: destructie of behandelen
als Specifiek Risico Materiaal (d.i.
BSE maatregel) via een aangewe-
zen slachtplaats is noodzakelijk.
Materiaal voor onderzoek wordt in-
dien nodig geacht verzameld voor
verder onderzoek door ID-Lelystad.
d Hygiënische maatregelen op en
rondom bedrijf; als een bedrijf is
leeggeruimd mag na de nodige voor-
zorgsmaatregelen zoals schoon-
maken en ontsmetten weer worden
herbevolkt. De nieuwe veestapel
wordt enkele keren getuberculineerd.

Figuur 1.

e Indien een bedrij f partieel wordt ge-
ruimd, blijft de rest van de runderen
geblokkeerd en moet het bedrijf om
de 60 dagen worden onderzocht
door middel van tuberculinatie tot-
dat bij twee opeenvolgende tuber-
culinaties alle dieren ouder dan zes
weken negatieve testuitslagen heb-
ben vertoond,
f Alle contactpersonen worden door-
verwezen naar de GGD, afdeling
tuberculosebestrijding, via het mi-
nisterie van VWS.
Uiteraard wordt ook aandacht besteed
aan alle andere dieren (anders dan run-
deren) op het bedrijf
Vanuit een besmet bedrijf of besmet
rund wordt altijd een onderzoek uitge-
voerd op contactbedrijven. Dit betreft
een opwaartse tracering om de bron op
te sporen en een neerwaartse tracering
om eventuele spreiding te achterhalen.
Zeker bij een geval van open tubercu-
lose worden ook buurtbedrijven on-
derzocht.

Behalve de tracering via het I&R sys-
teem en het Geografische Informatie
Systeem worden ook interviews afge-
nomen.

Maatregelen op een verdacht bedrijf
Volgens het huidige concept draai-
boek van de RVV wordt een bedrijf
verdacht verklaard indien er een dui-
delijke verdenking van tuberculose be-
staat. Dit kan het gevolg zijn van:

a. het aantreffen van één of meer run-
deren met van tuberculose verdachte
laesies op het slachthuis.

b. een twijfelachtige of positieve tu-
berculinatie; deze kunnen aange-
troffen ten gevolge van exporton-
derzoek, traceringsonderzoek of bij
een klinische verdenking,
c. direct diercontact met een besmet
verklaard bedrijf (gedurende een
periode van anderhalfjaar).
Er mogen geen runderen meer worden
afgevoerd van verdachte bedrijven;
voor gebruik noch voor de slacht. De
melk dient te worden gepasteuriseerd. In
geval van \'zelfzuivelaars\' wordt de ge-
hele voorraad producten geblokkeerd.
De vervolgacties zijn afhankelijk van
hoe een bedrijf verdacht is verklaard.

a. Slachthuisbevinding

Indien het vervolgonderzoek (his-
topathologisch, PCR en/of bacterio-
logisch onderzoek) negatief ver-
loopt, dan kan de verdachte status
van het betreffende bedrijf pas wor-
den opgeheven na een negatief ver-
lopende bedrijfstuberculinatie 42
dagen na verwijdering van het rund
met de slachtbevinding. Als de tu-
berculinatie voor één of meer run-
deren niet negatief verloopt blijft
het bedrijf verdacht en worden deze
mnderen overgenomen, geslacht en
bacteriologisch onderzocht.

b. Twijfelachtige of positieve tuber-
culinatie

De betreffende mnderen worden af-
gezonderd en er wordt na 42 dagen
een vergelijkende test uitgevoerd
(VZ). Als deze negatief verloopt is
het bedrijf weer vrij, bij niet-nega-
tieve bevindingen wordt het mnd

&afiek ter beoordeling van de VZ tuberculinatie

1—I—I—i—i—i—i—i—I—I—i—I—I—I—i—I—r

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22

zwelling door bovine tuberculine (mm)

-ocr page 400-

Het ene

-vaccin

Microscopische opname van een injectieplaats 28 dagen na het toedienen van een enkelvoudige dosis O/W emulsie.

Voordelen Diluvac Forte

• geen spuitplekken

• geen degeneratie van spierweefsel

• makkelijk spuitbaar bij iedere temperatuur

• geen entstofverlies door schulmvormlng

• verpakt in onbreekbare PET-flacons

Porcilis AD Begonia

Het Aujeszky-vaccin van Intervet heeft
iets unieks: Diluvac Forte. Een waterig
adjuvans dat in tegenstelling tot O/W emulsie
geen weefselirritatie veroorzaakt. Diluvac Forte
bevordert bovendien de werking van het vaccin.
Vijf varkensvaccins van Intervet zijn inmiddels
uitgevoerd met dit gepatenteerde adjuvans.

overgenomen, geslacht en bacterio-
logisch onderzocht en blijft het be-
drijf verdacht.

Runderen met een twijfelachtige re-
actie op een eerste tuberculinatie
mogen ook eerder worden geslacht
en dan nader worden onderzocht.
Bedrijven die direct diercontact
gehad hebben met een besmet be-
drijf kunnen pas weer worden vrij-
gegeven indien twee bedrijfstuber-
culinaties met een interval van

c.

tenminste 60 dagen negatief zijn
verlopen.

Interpretatie van tuberculinereacties
en de gevolgen daarvan voor runderen
en bedrijven

Om de gevolgen voor de rundveehou-
derij van het huidige regime, dat voor-
geschreven is door EU-regelgeving
(de EU handelsrichtlijn bijlage B), in
een rundertuberculose-vrije populatie
te schetsen, zijn in tabel 3 de beslis-
schema\'s van de tuberculinatiereac-
ties, behandeld in tabel 1, uitgebreid
met een kolom \'aantal runderen\'.
Als rekenvoorbeeld wordt in deze ta-
bel uitgegaan van de tuberculinatie
van 100.000 runderen en wordt de be-
rekening uitgevoerd bij een aanname
van een specificiteit van 97% voor de
enkelvoudige tuberculinatie en een
specificiteit van 93%) van een VZ-tu-
berculinatie die volgt op een niet-ne-
gatieve EV-tuberculinatie.

Tabel 2. Tuberculose besmettingen in Nederlandse veestapels na slachthuisbevinding.

Jaar

Plaats

Soort bedrijf

Smks rundvee

Aantal positieve runderen bij tuberculinatie

Aantal besmette contact bedrijven

1992

1. Asperen

melkvee

137

84

2

2. Sprang Capelle

jongvee

89

62

-

1993

3. Hilvarenbeek

zoogkoeien

61

22

-

4. Veldhoven

melkvee

83

65

4

1994

5. Kerk Avezaath

handel

65

0

-

1995

6. Tilligte

melkvee

206

68

8

1996

7. Woerden

melkvee

59

27

-

1998

8. Nederweert

zoogkoeien

46

31

1

1999

9. Agelo

melkvee

146

102

nog in onderzoek

-ocr page 401-

t... is het andere niét.

Microscopische opname van een injectieplaats 14 dagen na het toedienen van een enkelvoudige dosis Diluvac Forte.

\'1

Diluvac Forte van intervet
Spoorloos vaccineren

(Interv^

INTERVET NEDERLAND B.V. Postbus 50, 5830 AB Boxmeer, Tel. 0485-58 76 54

De in de literatuur berekende gevoelig-
heid en de specificiteit van de tuberculi-
natie, zoals in de praktijk uitgevoerd,
varieert nogal (13). Van invloed zijn on-
der andere de regio of het land, de kwali-
teit van de toegepaste tuberculines en de
uitvoering van de tuberculinatie.
Op basis van deze specificiteit zullen
in de enkelvoudige test 97.000 runde-
ren negatief reageren, 1500 dieren een
positieve reactie vertonen (klinische
verschijnselen of> 4 mm) en 1500 die-
ren een dubieuze reacde (2-4 mm). Bij
het herhalen van de enkelvoudige test
bij deze dubieus reagerende dieren
wordt aangenomen dat circa 750 die-
ren alsnog een positieve reactie zullen
vertonen (> 2 mm).
Dit leidt uiteindelijk tot 2250 (1500
750) dieren, waarbij een VZ-tuberculi-
natie wordt voorgeschreven. Bij de
veronderstelling dat van deze runderen
er 2100 direct en 135 na een heronder-
zoek alsnog negatief reageren, resteert
een positieve VZ-reactie voor een 15-
tal dieren, welke volgens de richtlijn
dan ook overgenomen dient te worden.

In een rundertuberculose-vrije popula-
tie zal dit ongeveer het aantal vals-po-
sitieve reacties zijn op basis van het
beschreven testsysteem. In een be-
smette populatie is het aantal positieve
uitslagen vanzelfsprekend hoger.
De Nederlandse overheid interpreteert
de Europese handelsrichtlijn zodanig
dat na een positieve of dubieuze tuber-
culinade een bedrijf verdacht moet
worden verklaard, waardoor de be-
drijfsvoering op bedrijven emstig
wordt bemoeilijkt.

Tweemaal 1000 bedrijven onderzocht
Als de mndertuberculosesituatie daar
aanleiding toe gaf kon de Gezond-
heidsdienst voor Dieren in het verleden
op bepaalde bedrijven een tuberculose-
onderzoek voorschrijven. In het stal-
seizoen 1996/\'97 zijn 965 bedrijven
geselecteerd uit het I&R systeem op
grond van een relatief hoog aantal vee-
bewegingen naast een stationaire vee-
stapel. De inschatting was dat deze be-
drijven een hoger risico ten aanzien van
tuberculose hadden. Op deze bedrijven
zijn in totaal 54.508 runderen onder-
zocht door middel van tuberculinatie.
Op 210 bedrijven zijn 464 runderen
heronderzocht met VZ-tuberculinatie.
Uiteindelijk zijn vijf dieren met proef-
slachting/sectie negatief bevonden.
In 1997/\'98 zijn op 1037 bedrijven
55.563 runderen getuberculineerd en
zijn 403 dieren met de VZ-test heron-
derzocht. Dit heeft twee proefslachtin-
gen opgeleverd waarbij geen tubercu-
lose is aangetroffen.
De aantallen VZ-positieve zijn lager
dan in het rekenvoorbeeld onder
\'Interpretatie van tuberculinereacties\'
omdat in dit systeem na een positieve
VZ deze nog eens onder toezicht van
een GD dierenarts werd herhaald.
Bovendien zijn ook een aantal dieren
vrijwillig geslacht.

DISCUSSIE

Een monitoringsprogramma dient effi-
ciënt en betrouwbaar te zijn, zodat op
een zo goedkoop mogelijke wijze tij-
dig tuberculosebesmettingen worden
ontdekt.

-ocr page 402-

Tot 1991 was de jaarlijkse tuberculina-
tie van een deel van de nationale rund-
veestapel het belangrijkste monito-
ringsinstrument. Met deze relatief dure
methode werd al vele jaren nauwelijks
nog rundertuberculose aangetroffen en
toen de EU-regelgeving de mogelijk-
heid bood om de slachthuismonitoring
als enige methode toe te passen, namen
de kosten sterk af

Terugkijkend over de jaren 1992 tot en
met 1998 moet worden vastgesteld dat
met deze methode op bedrijven run-
dertuberculose is vast te stellen.
Aangezien het relatief veel bedrijven
betrof en op acht van de negen bedrij-
ven bovendien bij nader onderzoek
bleek dat het aantal besmette runderen
hoog tot zeer hoog was, kan worden
geconcludeerd dat de besmetting al ge-
durende langere tijd op die bedrijven
aanwezig moet zijn geweest. Blijkbaar
worden niet alle met tuberculose be-
smette runderen bij de keuring na het
slachten ontdekt. Alleen duidelijk
macroscopisch zichtbare processen in
organen en/of lymfeklieren zullen
worden opgemerkt. Latent geïnfec-
teerde dieren zijn met de huidige me-
thode van keuren na het slachten na-
tuurlijk per definitie niet te detecteren,
echter kleinere processen in lymfeklie-
ren kunnen ook over het hoofd worden
gezien. Het is aanbevelenswaardig om
het keuringspersoneel aan de slachtlijn
een gerichte bijscholing te geven, zo-
dat daarmee de kans wordt vergroot
dat ook kleinere tuberculeuze proces-
sen worden opgemerkt.
Het is evenwel de vraag of dit vol-
doende is om de monitoring te verbete-
ren en of er op bedrijfsniveau niet een
monitoringsactiviteit aan moet worden
toegevoegd. De tuberculinatie als mo-
nitoringsinstrument is bewerkelijk en
heeft met de huidige regelgeving het
grote nadeel dat vals-positieve uitsla-
gen ook leiden tot verdachte bedrijven
en dus tot economische schade.
De toepassing van de ELISA zou voor-
delen kunnen gaan bieden als deze zo-
wel toepasbaar is in tankmelk als in se-
rum. Dit zal kostenbesparend zijn en
minder subjectief in aflezen van de
testresultaten. Het is echter de vraag of
het probleem van de vals-positieve re-
acties kleiner is dan bij toepassing van
tuberculinatie.

■i I «i

üÜ

MMiiiiiiiÉiMi^

Tabel 3. Beslisschema\'s op basis van EU handelsrichtlijn 64/432, bijlage B.
EV (enkelvoudige intradermale test)

100.000 mnderen als voorbeeld

Aflezen

Uitslag

Aantal runderen Vervolg

Aflezen

Uitslag Aantal mnderen

Vervolg

<2mm
2-4mm

>4 mm

klinische verschijnselen

negatief
dubieus

positief
positief

97.000
1500

1500

EV na zes weken

VZ na zes weken
VZ na zes weken

>2 mm
<2 mm

Positief 750
Negatief 750

VZ na zes weken

VZ (vergelijkende intradermale test)

2250 van de 100.000 dieren

Aflezen

Uitslag

Aantal mnderen

Vervolg Aflezen

Uitslag

Aantal runderen Vervolg

Aantal mnderen

Z negatief
Z V

Z 1-4 mm

>V

Z4mm
>V

klinische verschijnselen

negatief
negatief
dubieus

positief
positief

2100
140

10

VZ na Z negatief
zes weken Z V
Z>V

negatief)
negatief)
Positief

135

5 Ovemame rund
Ovemame mnd

Ovemame rund

5
10

De y interferontest is weliswaar sneller
maar geeft logistieke problemen.
De combinatie van een gevoelige,
vaak minder specifieke test met een di-
rect toepasbare specifieke confirmatie-
test biedt in een monitoringspro-
gramma het meeste perspectief Nader
onderzoek naar een dergelijke combi-
natie van testen is gewenst.
Op dit ogenblik is de tuberculinatie de
voorgeschreven test, waarbij een niet-
negatieve uitslag direct consequenties
voor het bedrijf heeft. Vals-positieve
reacties komen voor. Onderzoek naar
M. èovtó-specifieke componenten in
tuberculine kan ertoe bijdragen dat
deze reacties in de toekomst tot een
minimum beperkt worden.
Aan de andere kant echter worden in een
\'vrije\' populatie positieve Uiberculine-
reacties nogal eens te gemakkelijk afge-
daan als vals-positief Uitgebreid onder-
zoek van het dier is en blijft nodig.
Het zou wenselijk zijn dat het binnen
de nationale en Europese regelgeving
mogelijk wordt monitoringsactivitei-
ten uit te kunnen voeren in officieel
vrije lidstaten die leiden tot een nog
optimalere bewaking van de tubercu-
losesituatie, waarbij de gevolgen van
positieve uitslagen voor de bedrijfs-
voering van individuele bedrijven op
een veterinair verantwoorde wijze tot
een minimum beperkt blijven.
De eerste bevindingen bij de uitbraak
van november 1999 wijzen erop dat
meerdere bedrijven bij de uitbraak be-
trokken zijn; bovendien is het waar-
schijnlijk dat de infectie op het eerste
bedrijf te Agelo al zeer lang aanwezig
was. Op basis hiervan heeft de RVV
besloten de tracering uit te voeren tot
circa 1990. Op basis van de resultaten
van dit onderzoek zal wellicht de wet-

-ocr page 403-

Berichten en verslagen

In het nieuwe bestrijdingsplan komt
naast de ontheffing van de entplicht voor
IBR-vrij gecertificeerde bedrijven, zui-
vere vleesveebedrijven en gewetensbe-
zwaarden, ook een ontheffing voor be-
drijven met een gesloten bedrijfs-
voering. De belangrijkste voorwaarden
voor deze ontheffing zijn:

• uitsluitend aanvoer van mnderen van
IBR-vrij gecertificeerde bedrijven;

• afvoer van runderen uitsluitend naar
bedrijven met een ontheffing vleesvee
of het slachthuis;

• uit jaariijks individueel onderzoek
moet blijken dat de besmettingsgraad
op het bedrijf afiieemt.

De Stuurgroep IBR vindt het onverant-
woord om de rundveehouderij nog lan-
ger in het ongewisse te laten over de da-
tum waarop de collectieve IBR-be-
strijding wordt hervat. Zij adviseert om,
net als voor de start op 1 mei 1998, nu al
vrijwillig aan de slag te gaan. Jo Kodde,
voorzitter van de stuurgroep: \'De argu-
menten om IBR te bestrijden staan nog
steeds overeind: schade op rundveebe-
drijven, eisen aan Kl-stations en behoud
van de export. Niet IBR-vrije bedrijven
hebben met de ontheffing gesloten be-
drijfsvoering nu verschillende keuzemo-
gelijkheden voor de aanpak van IBR op
hun bedrijf: IBR-vrij certificeren, ont-
heffing gesloten bedrijfsvoering of en-
ten.\' De stuurgroep heeft gekozen voor 1
juli 2000 als ingangsdatum voor de her-
vatting, om alle rundveehouders ruim de
tijd te geven om te besluiten hoe ze de
IBR-bestrijding op hun bedrijf gaan
voortzetten.

COLLECTIEVE IBR-BESTRIJDING
PER 1 JULI 2000 VOORTGEZET

De Stuurgroep IBR-bestrijding wil op 1 juli 2000 de collectieve IBR-bestrijding
weer oppakken. In dit kader wordt het bestrijdingsplan aangepast. Het plan voor
doorstart van de collectieve bestrijding en de uitbreiding van de mogelijkheden
voor bedrijven om aan de voorwaarden te voldoen, zal tijdens LTO-bijeenkom-
sten gedurende de eerste drie maanden van 2000 aan de leden worden voorgelegd.

me cKTiectliUlOI lllDErcuAlUÏ Itólflfflift
Aust VetJ 1990; 67:389-92.
Cousins D, Williams S, Liebana E, Aranaz
A, Bunschoten A, Embden J van, and Ellis
T. Evaluation of four DNA typing techni-
ques in epidemiological investigations of

OUDE STIJLERS
WEEKEND

Best jaargenoten.

Er is voor het weekend van 5 en 6
februari 2000 een reünie gepland.
Dit keer gaan we naar Epen in
Zuid-Limburg.

Alle secundaire voorwaarden
voor het slagen van dit weekend
zijn aanwezig. Nu hangt alles nog
af van de opkomst.

PglMapiiliilll

Je kunt je opgeven door voor 31
december 1999 ƒ 50,- over te ma-
ken op het rekeningnummer
476003660 van J.M. de Bruijn te
Wijlre.

Tot de 5e.

Ruud Blommaart,
Guusje Hooveld en
Jose de Bruijn.

-ocr page 404-

Globaal dekkiimgsoverzicht^

Z4mm
>V

klinische verschijnselen

positief 10

positief

Ovemame rund

Tot 1991 was de jaarlijkse tuberculina-
tie van een deel van de nationale rund-
veestapel het belangrijkste monito-
ringsinstrument. Met deze relatief dure
methode werd al vele jaren nauwelijks
nog rundertuberculose aangetroffen en
toen de EU-regelgeving de mogelijk-
heid bood om de slachthuismonitoring
als enige methode toe te passen, namen
de kosten sterk af.

Terugkijkend over de jaren 1992 tot en
met 1998 moet worden vastgesteld dat
met deze methode op bedrijven run-
dertuberculose is vast te stellen.
Aangezien het relatief veel bedrijven
betrof en op acht van de negen bedrij-
ven bovendien bij nader onderzoek
bleek dat het aantal besmette runderen
hoog tot zeer hoog was, kan worden
geconcludeerd dat de besmetting al ge-
durende langere tijd op die bedrijven
aanwezig moet zijn geweest. Blijkbaar
worden niet alle met tuberculose be-
smette runderen bij de keuring na het
slachten ontdekt. Alleen duidelijk
macroscopisch zichtbare processen in
organen en/of lymfeklieren zullen
worden opgemerkt. Latent geïnfec-
teerde dieren zijn met de huidige me-
thode van keuren na het slachten na-
tuurlijk per definitie niet te detecteren,
echter kleinere processen in lymfeklie-
ren kunnen ook over het hoofd worden
gezien. Het is aanbevelenswaardig om
het keuringspersoneel aan de slachtlijn
een gerichte bijscholing te geven, zo-
dat daarmee de kans wordt vergroot
dat ook kleinere tuberculeuze proces-
sen worden opgemerkt.
Het is evenwel de vraag of dit vol-
doende is om de monitoring te verbete-
ren en of er op bedrijfsniveau niet een
monitoringsactiviteit aan moet worden
toegevoegd. De tuberculinatie als mo-
nitoringsinstrument is bewerkelijk en
heeft met de huidige regelgeving het
grote nadeel dat vals-positieve uitsla-
gen ook leiden tot verdachte bedrijven
en dus tot economische schade.
De toepassing van de ELISA zou voor-
delen kunnen gaan bieden als deze zo-
wel toepasbaar is in tankmelk als in se-
rum. Dit zal kostenbesparend zijn en
minder subjectief in aflezen van de
testresultaten. Het is echter de vraag of
het probleem van de vals-positieve re-
acties kleiner is dan bij toepassing van
tuberculinatie.

De y interferontest is weliswaar sneller
maar geeft logistieke problemen.
De combinatie van een gevoelige,
vaak minder specifieke test met een di-
rect toepasbare specifieke confirmatie-
test biedt in een monitoringspro-
gramma het meeste perspectief. Nader
onderzoek naar een dergelijke combi-
natie van testen is gewenst.
Op dit ogenblik is de tuberculinatie de
voorgeschreven test, waarbij een niet-
negatieve uitslag direct consequenties
voor het bedrijf heeft. Vals-positieve
reacties komen voor. Onderzoek naar
M èovM-specifieke componenten in
tuberculine kan ertoe bijdragen dat
deze reacties in de toekomst tot een
minimum beperkt worden.
Aan de andere kant echter worden in een
\'vrije\' populatie positieve tuberculine-
reacties nogal eens te gemakkelijk afge-
daan als vals-positief Uitgebreid onder-
zoek van het dier is en blijft nodig.
Het zou wenselijk zijn dat het binnen
de nationale en Europese regelgeving
mogelijk wordt monitoringsactivitei-
ten uit te kunnen voeren in officieel
vrije lidstaten die leiden tot een nog
optimalere bewaking van de tubercu-
losesituatie, waarbij de gevolgen van
positieve uitslagen voor de bedrijfs-
voering van individuele bedrijven op
een veterinair verantwoorde wijze tot
een minimum beperkt blijven.
De eerste bevindingen bij de uitbraak
van november 1999 wijzen erop dat
meerdere bedrijven bij de uitbraak be-
trokken zijn; bovendien is het waar-
schijnlijk dat de infectie op het eerste
bedrijf te Agelo al zeer lang aanwezig
was. Op basis hiervan heeft de RVV
besloten de tracering uit te voeren tot
circa 1990. Op basis van de resultaten
van dit onderzoek zal wellicht de wet-

-ocr page 405-

telijk verplichte termijn van anderhalf
jaar moeten worden bijgesteld.
Resumerend moet worden vastgesteld
dat voor de nabije toekomst tuberculi-
natie zeker voor traceringsacties on-
ontbeerlijk is. Deze test is alleen be-
trouwbaar als hij volgens \'Good
Veterinary Practice\' wordt uitgevoerd
en deskundig wordt geïnterpreteerd.
Van alle betrokken partijen, inclusief
veehouders en dierenartsen, worden in
de komende periode grote inspannin-
gen gevraagd om er voor te zorgen dat
iedere rundertuberculose-infectie vol-
ledig wordt gecoupeerd en de officieel
vrije status van Nederland niet in ge-
vaar komt.

LITERATUUR

1. Corner LA, Melville L, McCubbin K, Small
KJ. McCormick BS, Wood PR, and Rothel
JS. Efficiency of inspection procedures for
the detection of tuberculous lesions in cattle.
Aust Vet J 1990; 67:389-92.

2. Cousins D. Williams S, Liebana E, Aranaz
A. Bunschoten A, Embden J van, and Ellis
T. Evaluation of four DNA typing techni-
ques in epidemiological investigations of

if««

bovine tuberculosis. J Clin Microbiol 1998;
36: 168-78.

3. Dorset M. A comparison of Kochis Old
Tuberculin with a new synthetic medium
tuberculin. J Am Vet Med Assoc 1934; 84:
439-56.

4. Francis J. Bovine tuberculosis, Including a
contrast with human tuberculosis. 1947.
Staples Press London.

5. Francis J, Seiler RS, Wilkie IW, O\'Boyle
D, Lumsden MJ, and Frost AJ. The sensiti-
vity and specificity of various tuberculin
tests using bovine PPD and other tubercu-
lins. Vet Rec 1978; 103:420-5.

6. Gorman NT, and Halliwell REW.
Mechanisms of immunological injury in
hypersensitivity reactions. In: Gorman NT,
and Halliwell REW (Editors). Veterinary
Clinical Immunology. Saunders Company,
London, 1989:212-31.

7. Huitema H. Tuberculosis in animals and
man. 1991. Publication of the Royal
Netherlands Tuberculosis Association. The
Hague, the Netherlands.

8. Kehrli ME, Nonnecke BJ, and Roth JA.
Alterations in bovine lymphocyte function
during the periparturient period. Am J Vet
Res 1989; 50:215-20.

9. Koch R. Ueber Tuberkulose, Berl Klin
Wschr 1882; 19: 221-38.

10. Lepper AWD, Pearson CW, and Comer
LA. Anergy to tuberculin in beef cattle.
Aust Vet J 1977;53:214-6.

11. Leslie IW, Hebert CN, Bum KJ, McClancy
BN, and Donnelly WJC. Comparison of the
specificity of human and bovine tuberculin
PPD for testing cattle. Vet Rec 1975; 96:
332-41.

12. Lightbody KA, Skuce RA, Neill SD, and
Pollock JM. Mycobacterial antigen-speci-
fic antibody responses in bovine tuberculo-
sis: an ELISA with potential to confirm dis-
ease status. Vet Rec 1998; 142: 295-300.

13. Monoghan ML, Doherty ML, Collins JD,
Kazda JF, and Quin PJ. The tuberculin test.
Vet Microbiol 1994; 40: 111-24.

14. Radunz BL, and Lepper AWD. Suppres-
sion of reactivity to tuberculin in repeat
tests. Aust Vet J 1985; 62: 191-4.

15. Wiker HG, Lyashchenko KP, Aksoy AM,
Lightbody KA, Pollock JM, Komissarenko
SV, Bobrovnik SO, Kolesnikova IN,
Mykhalsky LO, Gennaro ML, and Harboe
M. Immunochemical characterization of
the MPB70/80 and MPB83 proteins of
Mycobacterium bovis. Infect-Immun 1998;
66: 1445-52.

16. Wood PR, Comer LA, Rothel JS, Baldock
C, Jones SL, Cousins DB, McCormick BS,
Francis BR, Creeper J, and Tweddle NE.
Field comparison of the interferon -gamma
assay and the intradermal test for the diag-
nosis of bovine tuberculosis. Aust Vet J
1991;68:286-90.

Berichten en verslagen

In het nieuwe bestrijdingsplan komt
naast de ontheffing van de entplicht voor
IBR-vrij gecertificeerde bedrijven, zui-
vere vleesveebedrijven en gewetensbe-
zwaarden, ook een ontheffing voor be-
drijven met een gesloten bedrijfs-
voering. De belangrijkste voorwaarden
voor deze ontheffing zijn:

• uitsluitend aanvoer van runderen van
IBR-vrij gecertificeerde bedrijven;

• afvoer van runderen uitsluitend naar
bedrijven met een ontheffing vleesvee
of het slachthuis;

• uit jaarlijks individueel onderzoek
moet blijken dat de besmettingsgraad
op het bedrijf afneemt.

De Stuurgroep IBR vindt het onverant-
woord om de rundveehouderij nog lan-
ger in het ongewisse te laten over de da-
tum waarop de collectieve IBR-be-
strijding wordt hervat. Zij adviseert om,
net als voor de start op 1 mei 1998, nu al
vrijwillig aan de slag te gaan. Jo Kodde,
voorzitter van de stuurgroep: \'De argu-
menten om IBR te bestrijden staan nog
steeds overeind: schade op rundveebe-
drijven, eisen aan Kl-stations en behoud
van de export. Niet IBR-vrij e bedrijven
hebben met de ontheffing gesloten be-
drijfsvoering nu verschillende keuzemo-
gelijkheden voor de aanpak van IBR op
hun bedrijf IBR-vrij certificeren, ont-
heffing gesloten bedrijfsvoering of en-
ten. \' De stuurgroep heeft gekozen voor 1
juli 2000 als ingangsdatum voor de her-
vatting, om alle rundveehouders mim de
tijd te geven om te besluiten hoe ze de
IBR-bestrijding op hun bedrijf gaan
voortzetten.

COLLECTIEVE IBR-BESTRIJDING
PER 1 JULI 2000 VOORTGEZET

De Stuurgroep IBR-bestrijding wil op 1 juli 2000 de collectieve IBR-bestrijding
weer oppakken. In dit kader wordt het bestrijdingsplan aangepast. Het plan voor
doorstart van de collectieve bestrijding en de uitbreiding van de mogelijkheden
voor bedrijven om aan de voorwaarden te voldoen, zal tijdens LTO-bijeenkom-
sten gedurende de eerste drie maanden van 2000 aan de leden worden voorgelegd.

OUDE STIJLERS
WEEKEND

Best jaargenoten,

Er is voor het weekend van 5 en 6
febraari 2000 een reünie gepland.
Dit keer gaan we naar Epen in
Zuid-Limburg.

Alle secundaire voorwaarden
voor het slagen van dit weekend
zijn aanwezig. Nu hangt alles nog
af van de opkomst.

Je kunt je opgeven door voor 31
december 1999
ƒ 50,- over te ma-
ken op het rekeningnummer
476003660 van J.M. de Braijn te
Wijlre.

Tot de 5®.

Ruud Blommaart,
Guusje Hooveld en
Jose de Bruijn.

-ocr page 406-

VOORGANGERS; DIERENARTSEN UIT VROEGER TIJD (36]

GIOVANNI BATTISTA ERCOLANI
(1817-1883)

Graaf Giovanni Battista Ercolani werd in 1817 in Bologna geboren als telg uit een oud adellijk geslacht. Eén van zijn voorvaderen had als gene-
raal onder Karei V gevochten en zich hierbij kennelijk zo verdienstelijk gemaakt, dat hij door hem in de adelstand werd verheven.
Ercolani koos voor de medische wetenschap. Hij viel al gauw op door zijn bijzondere aanleg voor deze richting en vooral ook door zijn studiezin en
ijver. Na zijn afstuderen verrichtte hij met succes een cystotomie, wat toen nog een risicovolle operatie was. In 1836 verwierf hij reeds de doctorsti-
tel in de geneeskunde en kort erna werd hij assistent bij prof. Antonio Alessandrini, de grondlegger van het anatomisch en pathologisch museum
van de universiteit van Bologna en tevens bekend als parasitoloog. Daarnaast bezette deze hoogleraar sinds 1819 een leerstoel voor de dierge-
neeskunde, voor welk vak hij bij Ercolani belangstelling wist te wekken.

Politiek gezien waren het woelige tijden in Europa en vooral in Italië. Ercolani onderbrak zijn academische loopbaan en nam actief deel aan de po-
litiek. Hij was een vurig voorstander van de éénwording van Italië, vrij van vreemde overheersing. Hij nam als afgevaardigde deel aan de constitu-
erende vergadering van de Romeinse Republiek. Hoewel Paus Pius IX aanvankelijk tegemoetkomend was opgetreden, veranderde zijn houding
toen de beweging een antikerkelijk karakter aannam en hij Rome moest ontvluchten. De jonge Republiek werd door ingrijpen van Franse troepen
spoedig ten val gebracht en de Paus kon naar Rome terugkeren. Ercolani en zijn partijgenoten, die de wapens tegen de Fransen hadden opgeno-
men, werden verbannen uit de Kerkelijke Staat. Zij namen de wijk naar Toscane. Maar hier werd hen na ongeveer twee jaar door Groot-Hertog
Leopold II een langer verblijf ontzegd, volgens sommigen op aandringen van de Paus, volgens anderen omdat de Groot-Hertog door de
Oostenrijkers werd gechanteerd. Ercolani vertrok toen met zijn vrouw en dochter naar Turijn. Hier werd hij met
open armen ontvangen en zelfs tot ereburger van de stad
gemaakt. In december 1851 werd hij tot leraar benoemd aan de in 1769 opgerichte veeartsenijschool om
ondenA/ijs te geven in algemene pathologie, pathologische ana-
tomie en parasitologie. Vanaf dit moment wijdde hij zich met hart en ziel aan de veeartsenijkunde. Al spoedig na zijn indiensttreding verscheen een monumentaal werk
van 900 bladzijden over de geschiedenis van de veeartsenijkunde:
Ricerche storico-analitiche sugli scrittoridi veterinaria (2 din. 1851,1854). Gedurende zijn verblijf in
Florence had hij in de daar aanwezige rijke bibliotheken gelegenheid gehad het materiaal voor dit werk te verzamelen. In 1852 startte hij, samen met zijn collega Carlo
Lessona, het eerste wetenschappelijk veterinair tijdschrift in Italië:
Giornale di[medicinaj veterinaria.. Dit is in 1859 onder leiding van Mazzini het officiële tijdschrift ge-
worden van de Societa Nazionale di Medicina Veterinaria. Ercolani, inmiddels directeur geworden, richtte in 1860 weer een tijdschrift op:
II Medico veterinaria dat tot 1889
gefungeerd heeft als het tijdschrift van de Turijnse school.

De Turijnse tijd was buitengewoon vruchtbaar. In deze periode van twaalf jaar verscheen er een tachtigtal publicaties van zijn hand, waarbij vooral de variatie in onder-
werpsgebieden sterk opvalt, wat in die tijd overigens minder ongewoon was als tegenwoordig. Mede door zijn toedoen werden de veeartsenijscholen van Napels, Milaan

Berichten en verslagen

MINDER LEVERBOT DAN VORIG JAAR

De Werkgroep Leverbotprognose verwacht een lichte leverbotinfectie.
Gadviseerd wordt om schapen niet te behandelen.

ln de natte periode van eind septem-
ber/begin oktober is er vooral in de kust-
gebieden van Noord- en Zuid-Holland
een lichte infectie door de slak op het
gras afgezet. Over het algemeen is het
niet noodzakelijk om schapen te behan-
delen. De Werkgroep adviseert om al-
leen schapen te behandelen in gebieden
met een verhoogde waterstand en op be-
drijven waar vorig jaar leverbot is waar-
genomen. Bij runderen is een behande-
ling slechts noodzakelijk wanneer na
onderzoek een infectie is vastgesteld.
Bij twijfel is het zinvol om vanaf nu
bloedonderzoek en vanaf begin februari
mestonderzoek te laten verrichten bij de
Gezondheidsdienst voor Dieren. Per
diersoort (bij voorkeur dieren na hun
eerste weideseizoen) zijn voor een goed
onderzoek vijf monsters per leeftijdsca-
tegorie nodig. Uit onderzoek is geble-
ken dat in de kustgebieden van Noord-
en Zuid-Holland een voorjaarsinfectie is
opgenomen. In veel gevallen heeft geen
behandeling plaatsgevonden. De Werk-
groep adviseert dit alsnog te doen wan-
neer bij inestonderzoek leverboteieren
worden aangetoond.

Werkgroep Leverbotprognose

-ocr page 407-

"f n

en Turijn tot hogescholen verheven, waarbij hij de noodzaak bepleitte om de veterinaire opleidingen op eenzelfde basis te schoeien.
Toen zijn enige dochter in 1863 overleed, was dit voor hem aanleiding om zijn verblijf in Turijn af te breken en naar zijn vaderstad terug te keren;
deze was inmiddels tot het Koninkrijk Sardinië gaan behoren. Hoewel hij pas zesenveertig jaar was, wilde hij in stilte verder te leven. Het stadsbe-
stuur wist hem over te halen om zich weer aan het veterinaire onderwijs te gaan wijden. Dit was niet alleen goed voor hemzelf omdat het hielp
over zijn leed heen te komen, maar ook voor het ondera/ijs en onderzoek dat door zijn toedoen een grote impuls kreeg. In de twintig volgende ja-
ren zouden nog meer dan vijftig publicaties van zijn hand verschijnen. Dat de universiteit bijzonder met hem ingenomen was mag blijken uit het
feit dat hij meermaals benoemd werd tot voorzitter van de medische faculteit. Ook is hij rector magnificus geweest. In 1871 werd hij benoemd tot
Segretario perpetuo van de Bolognese Academie van Wetenschappen. Daarnaast deed de politiek weer een beroep op hem. Hij zetelde in het
stadsbestuur en werd driemaal als parlementslid gekozen.

Ercolani had niet alleen een groot aanzien door zijn fabelachtige kennis en leidinggevende capaciteiten maar ook door zijn menselijkheid en
vriendelijkheid, waardoor hij algemeen geacht en bemind werd. Hij was zeer scherpzinnig en nauwgezet. In zijn tweede Bolognese periode legde
hij zich vooral op de embryologie en histologie toe. Baanbrekend was zijn onderzoek naar de placentatie bij de mens en een aantal zoogdieren,
met name bij het rund. Grote bekendheid venwierf hij door zijn onderzoek op het gebied van longziekte, runderpest, malleus en rabiës. Naast een
leerboek heeft hij een groot aantal artikelen geschreven over parasitologische ondenwerpen. In het spoor van zijn grote geschiedeniswerk uit het
begin van zijn loopbaan publiceerde hij naast een aantal bibliografische overzichten een uitgebreide studie over Ruini en diens plaats in de ont-
dekkingsgeschiedenis van de bloedsomloop en verscheidene kleinere, meest biografische artikelen.

In zijn tijd is er aan de veeartsenijschool te Bologna een indrukwekkende verzameling preparaten van vergelijkende anatomie tot stand geko-
men. Deze zijn nu ondergebracht in het museum
\'II museo Ercolani\'. Bekend was ook zijn enorme boekenverzameling op het gebied van de vee-
artsenijkunde en aanverwante vakken. Zelfs de meest onbeduidende Nederlandse werken ontbraken hierin (volgens Thomassen) niet. Het was
zijn wens dat deze bibliotheek na zijn dood in het bezit kwam van de stad Bologna, waardoor verstrooiing voorkomen zou worden.
Ercolani\'s roem verspreidde zich over Europa. Hij onderhield contacten met Kölliker en Virchow in Duisland, met Marey en Milne Edwards in
Frankrijk en met Owen in Engeland. Hij was lid van vele wetenschappelijke genootschappen en academies. Hij werd benoemd tot ereprofessor
aan de veeartsenijscholen in Stuttgart, Dorpat (het huidige Tartoe in Estland) en Kazan. Na zijn dood verscheen er in Modena een veterinair tijd-
schrift met de naam:
\'l\'Ercolanl.

Het veterinair ondenwijs heeft veel aan hem te danken. Ercolani is één van de medici, die de humane geneeskunde verliet om zich volledig in te
zetten voor het veterinaire ondera/ijs en onderzoek. In dat opzicht is hij te vergelijken met Abildgaard, Will en Numan.
Ercolani overleed op 16 november 1883 op zesenzestigjarige leeftijd. Zelden is er in Bologna zo\'n indrukwekkende begrafenis geweest.
Vertegenwoordigers van overheid en wetenschappelijke instellingen en genootschappen waren hierbij aanwezig. De scholen en de winkels wa-
ren gesloten, tenwijl aan veel woningen de nationale vlag, met rouwfloers omkleed, halfstok was uitgehangen.

Deze rubriek wordt verzorgd door leden van het Veterinair Historisch Genootschap.

E.P.OIdenkamp

GERAADPLEEGDE LITERATUUR:

1. Biavatii S.H museo Ercolani. ObieWviedocmenti veterinaria ,1989; 10:42-43.

2. Cliiodi V. Giovanni Battisla Ercolani (1817-1883). Ann.VeUlaliano. 1934-1935; 404-417.

3. Dux [ps. M.H.J.P. Thomassenj. Prol. G.B.Ercolanl. Veterinaire Almanak. Utrecht, 1895. P, 151-157.

4. Monlroni L, L\'opéra sdentifica di Giovanni Batlisla Erootani. Bologna, 1959.20 p. (Discorso pronuncialo per l\'inaugurazione dell\'anno accademico 1958-59).

5. PianaGP. Notices biographiques XII; Gian Baltisla Ercolani. Archives de parasitologie: 1902:5; 504-550.

INTENSIEVERE SAMENWERKING TUSSEN DUITSLAND EN
NEDERLAND OP HET GEBIED VAN DIERZIEKTEBESTRIJDING

Nederland en Duitsland gaan bij de grensoverschrijdende dierziektebestrij-
ding intensiever samenwerken. Dit zijn de veterinaire vertegenwoordigers
van beide landen overeengekomen tijdens de afsluiting van een mond- en
klauwzeeroefening (MKZ). De oefening van een fictieve MKZ-uitbraak in het
grensgebied Bentheim, Kleve-Doetinchem vond in de week van 18 oktober
1999 plaats. Doel van de gezamenlijke oefening was om ervaringen uit te wis-
selen en door middel van intensievere samenwerking de bestrijding van dier-
ziekten in beide landen onderling af te stemmen.

\'Tegen de achtergrond van het non-
vaccinatiebeleid in de Europese Unie
en de steeds weer terugkerende MKZ-

uitbraken in onder andere Zuid-Oost
Europa, was deze oefening zeer be-
langrijk\', aldus de twee betrokken

Chief Veterinary Officers (CVO). \'De
oefening was voor alle deelnemers een
succes. De samenwerking bleek goed
te functioneren. We weten nu echter
ook wat we nog moeten verbeteren.\'
Preventieve maatregelen tegen mond-
en klauwzeer hebben volgens de
CVO\'s de hoogste prioriteit. Uit-
braken van MKZ hebben enorme eco-
nomische gevolgen. Het is belangrijk
dat de gehele veesector zich daarvan
bewust blijft.

-ocr page 408-

" • jP»

MILLENNIUM

In het voorjaar hebben wij een oproep geplaatst om gedenk-
waardige momenten die zich in de twintigste eeuw in
Nederland in de diergeneeskunde hebben afgespeeld aan ons
te melden. Wij zouden dan in dit nummer, het laatste van het
jaar, hier enige aandacht aan kunnen besteden. Het ongeloof-
lijke is gebeurd. Wij hebben een zodanige hoeveelheid reac-
ties ontvangen dat, als wij deze onverkort zouden plaatsen,
het laatste tijdschrift van deze eeuw minstens tweemaal dik-
ker zou zijn geworden dan normaal. Wij zaten er mee, want
we troffen werkelijk bijzondere stukken aan, waar we geen
letter van wilden missen. Gelukkig zat er ook een brief van
collega Strikwerda bij, die ons enigszins bestraffend toe-
sprak, maar die ons intussen goed van pas kwam. De brief
wordt hieronder volledig afgedrukt. Hij maakte ons duide-
lijk, dat wij te vroeg bezig waren. Wij werden hierdoor op het
idee gebracht, om in het laatste jaar van het tweede millen-
nium, het jaar 2000, een nieuwe rubriek te openen \'Hoogte-
punten\' waarin wij in ieder tijdschrift van dat jaar een of
meerdere reacties afdrukken. Wij hopen, dat de grote hoe-
veelheid werk die men verrichtte beter tot zijn recht komt en
vooral dat onze steeds meer gespecialiseerde collegae nog
eens op een plezierige manier met de neus op het feit gedrukt
worden dat we allemaal dierenarts zijn, wat voor werk wij
ook doen. Deze rubriek zal ons dus in het laatste jaar van
deze eeuw naar het derde millennium leiden.

Ad Voeten en Sophie Deleu

2000 GEEN BEGIN - MAAR EINDJAAR

Zeer geachte dames en heren,

Hierbij wil ik reageren op uw \'Oproep\'
op pagina 220 van het Tijdschrift van 1
april, al komt de zaak die ik \'de moeite
waard\' vind, u misschien wel weinig
gelegen.

Dat veel van het wetenschappelijk ka-
rakter van ons Tijdschrift aan de lees-
baarheid is opgeofferd, vind ik tot
daaraantoe. In elk geval past het mij
niet daarover te klagen, want eerlijk is
eerlijk het heeft gemaakt dat ik het te-
genwoordig met meer plezier lees dan
voorheen het geval wel is geweest.
Niettemin ben ik van oordeel dat ons
Tijdschrift nog steeds aan zichzelf, om
niet te zeggen aan het wetenschappe-
lijk gehalte van zijn redactie, verplicht
is, een zekere \'stand\' op te houden. In
dat kader nu vind ik dat het ons
Tijdschrift niet past, zich door de alge-
mene mediagekte te laten meeslepen
en de huidige eeuw (c.q. dit millen-
nium) per einde het jaar 1999 te willen
laten eindigen.

Beste mensen, het getal 2000 is als
jaartal ongetwijfeld remarkabel. Het
jaar 2000 is tegelijk eeuw en millenni-
umjaar. Maar
het is het eindjaar van de
20e en NIET het beginjaar van de 21e
eeuw.
En bijgevolg eveneens het eind-
jaar van het tweede, en niet het begin-
jaar van het derde millennium!
Ieder
eeuwjaar (dus ook 1900, 1800,
enzovoort) is trouwens het eindjaar
van de eeuw die emaar genoemd
wordt, want, zeg nou zelf, zou het niet
bijzonder onlogisch zijn, een eeuw te
noemen naar het
beginjaar van z\'n op-
volger?

Voorzover het een en ander een nadere
toelichting behoeft en het komt mij
voor dat zulks ook voor u het geval wel
eens zou kunnen zijn, moge ik uw aan-
dacht vestigen op het volgende.
Om te beginnen (en hier wordt meteen
de cruciale denkfout aangewezen):
onze jaartelling is netzomin als andere
jaartellingen een \'leeftijdsopgaaf,
maar een
nummering.
Degenen die de 21e eeuw met het
eeuwjaar 2000 willen laten beginnen,
gaan uit van de verkeerde aanname dat
onze Jaartelling is aangevangen met
een jaar nul.

Dat misverstand wordt ongetwijfeld
mede in de hand gewerkt door de uit-
drukking \'jaren na Chr.\' (lees: na
Christus\' geboorte) die in ons huidige
denken een
geboortejaar nul veron-
derstelt.

Maar zo heeft men nooit gerekend, al
was het alleen maar omdat men in de
6e eeuw, toen de onze jaartelling werd
bedacht, met zo\'n begrip nog niet ver-
trouwd was.

Correct is dan ook de oude uitdrukking
A.D. voor Anno Domini, d.i. Jaar on-
zes Heren. \'Levensjaar\' in dit geval,
want een mens is bij zijn geboorte wel-
iswaar nul jaar oud, maar niettemin in
zijn eerste levensjaar.

Welnu, met het (vermeende) geboorte-
jaar, d.i. het eerste levensjaar van Jezus
Christus als
Jaar 1 heeft men onze
jaartelling laten beginnen. Men heeft
Christus, bij wijze van spreken, op ja-
nuari van het jaar 1 geboren laten wor-
den.

Met opzet heb ik hierboven het Ro-
meinse cijfer 1 gebruikt, want toen men
destijds op grond van de gegevens uit
het Evangelie van Lucas, hoofdstuk
31, de verzen 1 en 23, terugrekenend
vanaf het 15e regeringsjaar van keizer
Tiberius, het geboortejaar van Christus
(foutief) berekende en aldus de \'chris-
telijke jaartelling\' instelde, werden in
ieder geval jaartallen nog in Romeinse
cijfers uitgedrukt. En meer dan 1000
jaar later deed men dat nog steeds.
Die \'Romeinse\' telling heeft als voor-
deel, dat ze ook voor ons geen ruimte
voor misverstand laat. De Romeinen
kenden namelijk het getal O nog niet en
hadden er bijgevolg ook geen teken
voor. In hun systeem stonden de sym-
bolen (letters) V, X, L, C, D en M on-
miskenbaar voor het
laatste van een
serie van respectievelijk 5,10,50,100,
500 en 1000 getallen.
Het jaartal MCM (1900) geeft het laat-
ste van een serie van 1900 jaren aan; is
dus het
eindjaar van de 19e eeuw
(eeuw XIX)
en niet het beginjaar van
de 20e (eeuw XX). De 20e eeuw is be-
gonnen met het jaar MCMI (1901) en
eindigt met MM (2000).
Vervolgens
wordt dan MMI (2001) het
eer^/e jaar

-ocr page 409-

van de 21e eeuw (eeuw XXI) of het
derde
millennium (\'millennium ///)!

Tenslotte: wij onderscheiden welis-
waar de getallen O tot en met 9, maar
als we in het dagelijks leven \'dingen\'
aftellen, dan beginnen wij, normaliter
ook met 1 en niet met 0. Wie zal, bij-
voorbeeld als hij de hoofdstukken 1 tot
en met 9 van een boek gelezen heeft, in
emst durven beweren dat hij nu tien
hoofdstukken uit heeft??
Met jaartellingen ligt het niet anders.

éSkÊÈ»

I» *

yMi

Een \'bijbels\' voorbeeld moge dit ten
overvloede nog illustreren. In het eer-
ste boek van de Makkabeeën, hoofd-
stuk 13, wordt beschreven hoe het
Joodse volk onder de hogepriester
Simon in een zeker jaar zijn onafhan-
kelijkheid herkrijgt. Dat jaar ging,
volgens vers 42, het volk de oorkon-
den en koopbrieven aldus dateren:
In
het eerste jaar van Simon, de hoge-
priester, aanvoerder en leider van de
Joden.
Anno Simonis I dus, en zo ver-
volgens. Geen misverstand mogelijk.

Maar hier was dan ook geen mense-
lijke geboorte als storende factor in
het geding.

R. StrikM\'erda

P.S. Wat de computers betreft: die
hebben geen \'millennium\', maar een
eeuwjaar (00 jaar) probleem. Waren
ze 100 jaar eerder uitgevonden en was
men toen net zo ondoordacht te werk
gegaan, dan had het zich tegen het jaar
1900 aangediend.

KRD-GECERTIFICEERDE PRAKTIJKEN VRIJWAREN VAN
PREMIEVERHOGING

Reactie op ingezonden brief J.H.J.
Marsman, Swalmen d.d. 12-9-1999:

Collega Marsman verbaast zich over het
VVAA-besluit om KRD-gecertifi-
ceerde praktijken te vrijwaren van 15%
premieverhoging voor de beroepsaan-
sprakelijkheidsverzekering. Hij vraagt
zich af of de kans op beroepsfouten echt
wel kleiner is in een KRD-praktijk dan
in een niet-gecertificeerde praktijk.
Kennelijk heeft hij ons artikel maar zeer
ten dele gelezen. Daarin wordt namelijk
uiteengezet hoe in de humane genees-
kunde de certificering van ziekenhuizen
de kans op beroepsfouten gereduceerd
heeft. Trouwens, er zijn weinig sectoren
over waar nog getwijfeld wordt aan het
nut van certificering. De meest kapita-
listische en competitieve sectoren (waar
rendement zo ongeveer het enige is wat
telt) zijn allang overtuigd: certificering
vermindert de kans op beroepsfouten en
verhoogt derhalve de kwaliteit. Wie dat
nog ter discussie stelt wordt als behoor-
lijk achtergebleven beschouwd.

Collega Marsman verwijst naar het
claimen van \'beroepsfouten\' door lie-
den die hun mg niet recht weten te hou-
den. Juist in gecertificeerde praktijken
is het nauwelijks nog mogelijk om deze
slappe houding aan te nemen; de klach-
tenprocedures zijn daar zodanig dat
zulk gesjoemel feitelijk onmogelijk is.
Reden temeer voor collega Marsman
en de KNMvD/VVAA om vurig voor-
stander van certificeren te blijven.

Tenslotte geeft collega Marsman de
raad om een bonus-malus-systeem in
te voeren bij de premievaststelling, zo-
als ook bij autoverzekeringen gebmi-
kelijk is. De praktijk die veel claimt
betaalt meer premie dan de praktijk die
weinig claimt. Geen gek idee. Een on-
prettig aspect van dit systeem is echter
dat binnen praktijken wrijving veroor-
zaakt kan worden, doordat een ver-
hoogde premie het gevolg kan zijn van
een (grote) claim door één van de die-
renartsen, waardoor de praktijk als ge-
heel getroffen wordt. Bij certificering
profiteert de hele praktijk van de pre-
miekorting. Belonen werkt meestal be-
ter dan straffen. Desalniettemin: geen
gek idee.

H. Vaarkamp en H. Logtenberg

(TvD 1-10-1999, pagina 584-586)

Zeer geachte dames en heren.

Ons dmk maken om de \'pijn\' (ja,
echt!) van een injectie. Meejammeren
over de \'aantasting van de integriteit\'
van dieren die je gaat
slachten (Friese
zegswijze:
It komt in dea baarch op in
stek net oan).
In je piepzak zitten over
de publieksacceptatie van immunocas-
tratie, dat wil zeggen bij voorbaat om-
vallen voor de holle frazen van het
milieu- en dierbeschermersonbenul.
Maar wel zonder protest hebben mee-
gewerkt aan de
moord op een paar
honderdduizend pasgeboren biggen,
als uitvloeisel van het rampzalige non-
vaccinatiebeleid van een landbouw-
minister met een verborgen agenda.
Wat een raar clubje zijn wij, KNMvD,
onderhand toch aan het worden!

CASTRATIE VAN VARKENS: DOEN OF LATEN?

En wat te doen met de \'geurende\' kar-
kassen die men mogelijk van de slacht-
lijn weet te plukken? Ze de Engelse,
Portugese en andere fijnproevers voor-
zetten, danwel rechtstreeks naar de
destmctor sturen? Voor dat laatste zijn
ze anders niet gemest en geslacht,
dacht ik.

Tenslotte: Castreren J van (literatuur-
lijst nr. 5) is dat echt een
auteurs-
naam?? -
Dan is dat het leukste van het
hele verhaal en geldt ook hier: lest best.

Rein Strikwerda, Meppel

-ocr page 410-

Tandheelkunde bij gezelschaps-
dieren

Andries van Foreest, 418 pp (met re-
gister van 8 pp.). Uitgeverij Elsevier/
Bunge. Kostprijs f89,00.

Hoewel men een gegeven paard niet
in de mond moet kijken, is het in de ge-
zelschapsdierenpraktijk steeds meer
gewoonte om dat juist wel te doen.
Eigenaren zijn heden ten dage bereid,
en vaak meer dan gedacht wordt, het
gebit van hun dier in een goede dan wel
optimale gezondheid te laten verkeren.
Andries van Foreest is er in geslaagd
een handzaam en overzichtelijk stan-
daardwerk te schrijven, voorzien van
een uitgebreid register. Per behande-
ling worden puntsgewijze overzichten
gegeven, zodat snel een beeld kan wor-
den verkregen van wat essentieel is.
Het boek is rijk geïllustreerd met
foto\'s en duidelijke tekeningen en ver-
deeld in een twaalftal hoofdstukken,
waarbij in de eerste twee hoofdstukken
de aanleg, anatomie, identificade en
nomenclatuur besproken worden: bij
de hond is bijvoorbeeld de \'P4 rechts-
boven\' nu gewoon de \'108\'.
Uitgebreid wordt aandacht besteed aan
\'Anamnese en het onderzoek van
de mondholte\', \'Afwijkingen van de

. j m

ii

TANDHEELKUNDE VERPLICHT IN 2ÜÜÜ

I Tandheelkunde

i bij

/ gezelschapsdieren

\' Andries van Foreest

harde tandweefsels\', \'Parodontolo-
gie\', \'Odontogene cysten en tumoren\',
\'Eerste hulp bij spoedgevallen\' en
\'Verwijderen van gebitselementen\'.
Vervolgens worden de endodontie,
restauraties en orthodontie behandeld.
Belangrijk hoofdstuk is natuurlijk ook
\'Preventieve tandheelkunde\': dieren-
arts en cliënt moeten \'dental minded\'
worden.

In de laatste twee hoofdstukken wordt
speciaal aandacht besteed aan \'Spe-
cifieke gebitsproblemen bij de kat\' en
\'Specifieke gebitsproblemen bij konij-
nen en herbivore knaagdieren\'.
Tot slot kan niet onvermeld blijven dat
met het boek van Andries van Foreest
in de hand, met voortschrijdende erva-
ring én goede apparatuur de tandheel-
kunde bij gezelschapsdieren een boei-
end en waardevol onderdeel van de
diergeneeskunde zal zijn.

Simon Kleinjan

Misschien heeft u het al ergens anders
gelezen?

Om het materiaal van onze Veterinaire
Mediatheek toegankelijker te maken
voor de dierenartsen, hebben wij een
abonnementstarief ingesteld naast
onze verhuur- en verkoopmogelijkhe-
den.

Een abonnement houdt in, dat u voor
een bepaalde (lage) prijs al het materi-
aal, dat door ons wordt verhuurd, zo
vaak als u wilt, kunt gebruiken.
Naast de ondersteuning voor lezingen
en presentaties, blijkt dit ook een sti-
mulans te zijn, de zelfstudie van die-
renartsen te activeren. Omdat eventu-
ele financiële bezwaren op deze
manier minder zwaar wegen, blijkt dit
positief gewaardeerd te worden.
Voor
gedetailleerde informatie over het
abonnement kunt u terecht bij Jaap
Schep, telefoon: 0485-335555 of

NIEUWS VAN DE AUV VETERINAIRE MEDIATHEEK

Tjeerd Cuperus,
telefoon: 0524-
561910.

Wij denken dat op

deze manier ons materiaal nog meer

zijn weg vindt naar onze uiteindelijke

doelgroep(en).

Cardiovet, a heart for dogs

Een Engelstalige film van 25 minuten,
laat zien wat het verschillend gedrag

-ocr page 411-

van honden met een hartlijden kan
zijn. De afwijkingen betreffen hart-
klep- en hartspieraandoeningen. Ge-
toond wordt eerstelijn klinisch onder-
zoek en het auscultatiegeluid wordt ten
gehore gebracht. Vervolgens worden
röntgenfoto\'s gemaakt en besproken.
Tenslotte wordt ook via echografie en
het ECG het hartlijden zichtbaar ge-
maakt en de kenmerken van het hae-
matologisch onderzoek besproken. De
werking van het middel Cardiovet
wordt uitgelegd. Een illustratieve film
van Intervet. Bestelnummer A 115.
Huurprijs ƒ25,-.

Drachtigheidsonderzoek via echo-
grafie

Eveneens een Engelstalige film van
\'the Guide Dogs for the Blind As-
sociation\' van ongeveer 20 minuten.
In deze film wordt bij de staande teef

het drachtigheidsonderzoek gedaan.
Hele duidelijke beelden van de ver-
schillende tijdstippen gedurende de
graviditeit. Door de GDBA wordt dit
onderzoek standaard bij hun teven ge-
daan, waarbij de ovulatiedatum in
plaats van de dekdatum wordt geno-
men om de drachtlengte aan te geven.
Bestelnummer A 116. Huurprijs ƒ 65,-,
verkoopprijs ƒ 95,-. Alle prijzen exclu-
siefBTW.

Congressen en cürsussen

KLINISCHE AVONDEN VOOR DIERENARTSEN

V

Virbac Nederland BV en Waltham
Veterinaire Service organiseren sinds
enige jaren Klinische Avonden voor
dierenartsen. Ook in het jaar 2000 zul-
len weer een drietal avonden worden
gehouden. De ontvangst is om 19.30
uur en de onderwerpen zijn
\'Pumlente
dermatosen bij hond en kat\'
(dr. T.
Willemse) en
\'Een tumor... wat nu?\'
(drs. R. van Noort). Op iedere
Klinische Avond is maximaal plaats
voor 100 personen. De kosten voor
deelname bedragen ƒ 50- inclusief

consumpties en een handig boekje met
samenvattingen van de lezingen.
De data waarop de Klinische Avonden
plaatsvinden zijn:

• dinsdag 25 januari 2000 in
Eindhoven

• donderdag 24 februari 2000 in
Heerenveen

• woensdag 22 maart 2000 in Bunnik.

Inschrijven kan bij Virbac Nederland
BV. telefoon: 0342 - 427127.

Nu de basiscursussen voor de Erken-
ningsregeling Rund en Varken voor een
(groot) deel dit jaar zijn afgerond, zult u
benieuwd zijn naar het nascholingstra-
ject voor het komend jaar.
Voor Pluimvee en Paard overigens, star-
ten volgend jaar de basiscursussen er-
kenning.

Voeding

Voeding wordt voor zowel rund als var-
ken een belangrijk onderwerp. Wij heb-
ben gekozen voor een modulaire op-
bouw in een doorlopend en zich her-
halend traject. Rund: een basiscursus
van drie (eventueel losse) dagen met
de belangrijkste grondbeginselen en
nieuwe inzichten (Module I). Daama
drie dagen Voeding en Management
met bedrijfsbezoek (Module II). En in de
derde module (losse dagen): speciale
items: bijvoorbeeld voeding en fertili-
teit, weerstand, etcetera.
Kennis van voeding en bedrijfsvoering
is de basis voor een goede bedrij fsbege-
leiding. Cursusleiding: prof A. Beijnen,
prof A. Brand en prof J. Noordhuizen.

Varken

Eendaagse basiscursus met daama een
vervolgdag: Voeding big en zeug en/of
een vervolgdag voedering van bijpro-
ducten.

Fertiliteit

Voor mnd en varken een cursus van
twee of drie dagen. Voor mnd een aparte
dag echografie, met name beoordeling
ovaria.

Economie

Hoe zit een mndveebedrijf financieel in
elkaar? Partial budgetting: wat kost een
preventieve behandeling en hoe bere-
kent u het rendement van zo\'n advies.
Wat mag een aanpassing c.q. ingreep
dan kosten?

Voor varkendigestie: nieuwe ontwikke-
lingen en onderzoekgegevens. Bloed-
uitslagen (serologie) wat kunt u hiermee
(herhaling).

Nieuw wordt voor mnd en varken de kli-
nische avond of middag nieuwe stijl.
Er wordt een case behandeld en uitge-
diept, bijvoorbeeld een (ziekte-)syn-
droom of een probleembedrijf Het gaat
om aanpak van diagnostiek, behande-
ling en preventie.

CURSUSSEN LANDBOUWHUISDIEREN IN 2000

Samen met het PUO België is er voor
varken een middag mycoplasma en voor
rund \'the repeat breeder cow\'. Voor de
gezelschapsdieren wordt samengewerkt
in de cursus \'Peri operative fluid therapy
and nutrional support\'.

Naast een Marketingcursus Gezel-
schapsdieren en Paard, willen we ko-
mendjaar ook een dergelijke cursus star-
ten voor de Landbouwhuisdieren (in
samenwerking met AUV-Advies).
Gezien de uitslagen van een grote en-
quête onder dierenartsen, (het thema van
het laatste Jaarcongres van de KNMvD)
als ook de signalen tijdens de basiscur-
sussen, moet hier een grote behoefte aan
bestaan.

Met AUV-Advies breidden we de al be-
staande cursussen op het gebied van
praktijkmanagement uit met een cursus
\'Time-management\'.
Met de Gezondheidsdienst zal de cursus
B.O. Mastitis worden herhaald.
Zoals u ziet een gevarieerd programma.
We willen ook ervaring opdoen met een
anti-file dagindeling. Aankomst rond
12.30 uur met koffie en een broodje en
eindigen om 19.00 - 20.00 uur eventueel
inclusief een maaltijd.

-ocr page 412-

AD DE LEEUW

Brief aan een overleden vriend

Geachte collega, beste Ad,

We hebben elkaar langgeleden ontmoet
tijdens onze opleiding aan de Rijks
Hogere School voor Tropische Land-
bouw te Deventer, nu Hogeschool
Larenstein, ik meen in 1965. Jij was lid
van het Landbouwcorps \'Nji Sri\', qua
sfeer te vergelijken met een studenten-
corps, ik van de Deventer Landbouwers
Vereniging \'DLV\', een vereniging met
een wat minder studentikoze inslag.
Dan sprak je niet echt met elkaar. Onze
eerste serieuze kennismaking vond
daarom plaats tijdens de bijeenkomsten
van de mentorgroep, geleid door pater
Megens en dominee Dingemans, de
godsdienstleraren van ons beider
\'schooltje\', waarbij de religie de pro-
fane verschillen tussen onze gezellig-
heidsverenigingen even teniet deed. Uit
deze periode wist ik dat jij, net als ik, de
landbouwschool bezocht als voorberei-
ding op de studie diergeneeskunde.
Deze gezamenlijke interesse zou de ba-
sis zijn voor onze latere vriendschap.
Tijdens deze vormingsgesprekken open-
baarde zich al snel de drang naar kennis
en inzicht, die zo kenmerkend voor jou
was. Niet zelden eindigden dergelijke
gespreksavonden in diepzinnige discus-
sies tussen jou en de beide mentoren
over uiteenlopende filosofische onder-
werpen: ik herinner mij hierbij nog le-
vendig een debat over het boek \'Het ver-
schijnsel mens\' van Teilhard de
Chardin, dat jij als enige van ons had
gelezen. De rest van de aanwezigen kon
er dan maar beter het zwijgen toe doen.
Na ons eindexamen werd jij geroepen
tot \'s konings wapenrok, bij mij open-
baarde zich in de zomervakantie een
langdurige ziekte, zodat wij beiden eerst
een jaar later aan onze studie konden
beginnen. Jouw eigenschap om zaken
grondig en bijtijds te regelen zorgde er-
voor dat mijn inschrijving aan de facul-
teit zonder kleerscheuren verliep, ik op
de eerste collegedag tijdig in de college-
banken zat en \'s avonds een dak boven
mijn hoofd had. Aanvankelijk deelden
we een pullicoide kast aan het \'Ouwe
Grachie\', later een begijnenwoning bij
Cor en Juud aan het pleintje bij het
kerkje van Blauwkapel. Ik heb jou in die
tijd leren als een wilskrachtige student
en bewonderenswaardig harde werker.
De diergeneeskundige studie wasje lust
en je leven en je kon er onder alle om-
standigheden uren over praten. Je was
oprecht en contentieus; je liet je niet
gauw iets wijsmaken. Ik heb menigmaal
een docent zien worstelen met de beant-
woording van één van jouw vele, kriti-
sche vragen. Jouw Descartiaanse lijf-
spreuk was: \'Ik moet het allemaal eerst
zelf weten \'. Menigmaal werd ik tijdens
onze gezamenlijke maaltijden verrast
met een anatomisch feilloze ontleding
van een kippenpoot, waarbij je de spier-
groepen, bloedvoorziening en innerva-
tie correct en zonder aarzeling wist te
benoemen. Toch studeerde je niet altijd
even gemakkelijk, je had soms tijd nodig
om problemen te doorgronden en kon
vol bewondering zijn wanneer ik in staat
bleek één van jouw vragen te beant-
woorden. Maar door stugge volharding
en de kracht van je intellect behoorde je
aan het eind van een studiejaar toch
steevast tot de besten. Je was niet altijd
even gemakkelijk, maar het strekt je tot
eer dat je dat voor jezelf ook niet was.
Door het gelukkige huwelijk, dat je nog
tijdens de studie met Ria sloot, kwam er
letterlijk een eind aan ons \'samenle-
vingsverband\', maar je onderhield
trouw het oude contact. Ik kon te allen
tijde een beroep doen op jouw steun en
mocht vaak te gast zijn bij jou en Ria in
Blauwkapel, waar je tot het dierenarts-
examen bent blijven wonen. Als boeren-
zoon trok de grote huisdierenpraktijk
jou het meest en na het behalen van het
dierenartsdiploma in 1974 ben je gaan
werken in De Rijp. De versnellingsbak
die de praktijk heet en waarin de \'over-
drive\' nogal eens de dagelijkse werk-
zaamheden en de \'achteruit\' de vriend-
schappelijke relaties symboliseren,
zorgde ervoor dat wij elkaar helaas wat
uit het oog verloren. Toen je echter een
assistentschap in Boxmeer op je nam,
werd onze band als van nature weer
aangehaald en het kwam geenszins als
een verrassing dat je met regelmaat pa-
tiënten uit de gezelschapsdierenpraktijk
naar mij doorstuurde. Na jouw verhui-
zing naar Hoogeveen, waar je deelge-
noot werd van een maatschap, werd het
contact weer wat losser, maar je was
vanzelfsprekend samen met Ria op mijn
promotie aanwezig en je zorgde voor
één van de meest memorabele momen-
ten uit mijn leven door - onaangekon-
digd en zeer tot mijn vreugde - bij het
promotiefeest Cor en Juud uit Blauw-
kapel mee te brengen. Tijdens ons laat-
ste telefoongesprek vertelde jij mij dat jij
uit de praktijk was gestapt en een
nieuwe, uitdagende werkkring had ge-
vonden bij de RVV. Omdat jij mij
gaande dit gesprek vereerde met de uit-
nodiging om te gast te zijn bij de zilveren
bruiloft van jou en Ria, heb ik mijn vra-
gen met betrekking tot die onverwachte
ommezvi\'aai bewaard. Intuïtief begreep
ik wel dat jij het in deze tak van dierge-
neeskunde niet gemakkelijk zou hebben
en niet altijd het respect zou krijgen
waar jij op grond van jouw oprechte
aard, inzet en serieuze omgang met de
regelgeving recht op hebt. Schokkend
was het bericht van Ria dat het hndlofis-
feest moest worden uitgesteld omdat je
met spoed was opgenomen in het
Wilhelmina Ziekenhuis te Assen, waar
je enige weken later, op 10 september
1996, bent gestorven. Voor de aanvang
van de zeer druk bezochte uitvaartdienst
ben ik naar de rouwkapel gegaan om
voor het laatst afscheid van jou te nemen
en ik ontku\'am niet aan de indruk dat jij
jouw strijd niet tot het eind hebt gestre-
den; dat je met recht uit ons bestaan
bent weggerukt. Ik hoop dat Ria en de
kinderen de kracht hebben om dit grote
verlies te kunnen dragen en dat jij op
jouw reis naar het punt Omega, waar je
zo sterk in geloofde, de rust zult vinden
die aan jou recht doet. Alleen zou het mij
niet verbazen dat, wanneer wij elkaar
daar weer zullen ontmoeten, jij het ge-
sprek onmiddellijk op ons geliefde be-
roep zult brengen met de zinsnede: \'Zeg,
wist jij dat......\'.

nmemoriam

H.J.A. Egberts

-ocr page 413-

Aanpak

Hoe wordt deze reorganisatie aange-
pakt? Allereerst ontwikkelde een be-
perkte groep betrokkenen in oktober
een eerste aanzet. Zij bespraken drie
scenario\'s. Elk van die scenario\'s re-
presenteerde een ambitieniveau voor
de nieuwe organisatie. De uitkomsten
van die discussies leidden vervolgens
tot een eerste versie van de \'december-
notitie\'.

Parallel aan het groeien van dit docu-
ment is aan het Hoofdbestuur ge-
vraagd om een adviesgroep, het zoge-
naamde ICT-platform, in te stellen.
Eén van de dingen die moet ontstaan is
een effectieve communicatie tussen
practici en de nieuwe ICT-organisatie.
In dit platform zijn in principe alle
Groepen vertegenwoordigd, zodat
eenieder de ICT-belangen van zijn of
haar groep kan inbrengen.
Dat platform, dat onder leiding van Jan
van Os inmiddels al twee keer bijeen is
geweest, is tevens de sleutel tot de
nieuwe organisatie. Immers, zo\'n
nieuwe organisatie kan alleen succes-
vol opereren als het goed op de hoogte
is van wat er op ICT-gebied binnen de
Groepen leeft aan noden en wensen.
Het voorstel is dan ook om het platform
een stevige stempel te laten drukken op
het beleid, de projectkeuzes en de pro-
ducten van de nieuwe organisatie.

Zoals u heeft kunnen lezen is op de laatste Algemene Ledenvergadering over-
eengekomen dat er een nieuwe aanpak en een nieuwe organisatie moet komen
voor de ICT-dienstverlening aan KNMvD-leden. Als interim-manager van de
huidige NCI ben ik, vanaf mijn aanstelling in september, bezig met een con-
creet voorstel voor een nieuwe aanpak. Die voorstellen zijn inmiddels ver-
woord in een rapport met de naam \'decembernotitie\'. De eerdere versies van
deze notitie zijn onderwerp van discussie geweest bij onder andere de leden
van het zogenaamde ICT-platform en de voorzitters van de Groepen.

i^.miwitiiM\'

VAN \'DE OUDE NCI\' NAAR EEN NIEUWE ICT-ORGANISATIE:
DE TUSSENSTAND

De \'decembernotitie\' is inmiddels
aangeboden aan het Hoofdbestuur. U
kunt de tekst ervan vinden op het
KNMvD-extranet, onder het kopje
\'ICT-organisatie\'. Daar kunt ook deel-
nemen aan de discussie over de notitie.
Graag zelfs, want ICT voor dierenart-
sen is een uitdagend onderwerp met
vele kanten, en elke bijdrage aan het
vormgeven van de nieuwe organisatie
is zeer welkom!

In de notitie zult u tevens lezen hoe wij
ons voorstellen in de komende maan-
den concreet tot een effectieve aanpak
komen. Die nieuwe werkwijze moet al
in mei 2000 meetbare resultaten en ver-
beteringen opleveren. En dan moet ook
duidelijk worden welk ambitieniveau
voor de komende tijd haalbaar is, en
dus welke beslissingen op de volgende
Algemene Ledenvergadering kunnen
worden genomen.

Wij horen en lezen graag uw mening!

Jan Klingen
(Jan@Klingen.nl of nci@bit.nl),
Interim-manager van de nieuwe ICT-
organisatie-in-wording.

VAN MEDEWERKER TOT ASSOCIE\'

Deze door de KNMvD georganiseerde
(en gesubsidieerde) cursus werd door
ondergetekenden afgelopen november
bezocht. Gedurende tweeënhalve dag
lieten wij ons met dertien jonge colle-
gae informeren over het \'mede-eige-
naar\' zijn van een dierenartsenpraktijk.
We bleven allemaal in het hotel loge-
ren en dat was bijzonder aangenaam.

Een op handen zijnde associatie was
lang niet voor iedereen de reden om
zich op deze cursus te laten informeren,
de grootste motivatie bleek een alge-
mene interesse in praktijkmanagement
(zelfs voor een collega die al enkele ja-
ren een eigen praktijk heeft).
De kennismaking maakte duidelijk dat
de achteruitgang in de landbouwsector
verschillende deelnemers een nogal ne-
gatief beeld over de toekomst gaf
Verbazingwekkend was ook te merken
dat de dierenartsen van \'het platteland\'
weinig weten van \'de stad\' en omge-
keerd!

Alvast voldoende gespreksstof voor
een gezellige avond in de bar van het
hotel.

De volgende dag startte met uitge-
breide informatie over arbeidsrecht en
praktijkfmanciën. Gezapig achterover
leunen en luisteren was er niet bij: zelf
nadenken en opdrachtjes uitvoeren was
hier de sleutel tot kennisvergaring. De
ervaringen van een jonge collega voor,
tijdens en na zijn associatie hebben ons
aardig wakker geschud. Zijn enthou-
siasme is groot, maar de weg naar eeu-
wige roem en rijkdom is toch wel lang
en hobbelig! De cursusdag werd afge-
sloten met een confronterend spel: leer
je vrienden kennen. Het kostte achteraf
heel wat keelsmeerseltjes om uit te ma-
ken wie zich nu de echte winnaar
mocht noemen.

Verzekeren we ons en waartegen was
het wakkermakertje van de laatste dag.
Afgewisseld door de basisbeginselen
van een maatschap en overwegingen
om daar bij te willen horen. Conflict-
oplossingen als afsluitend onderdeel
van de cursus lijkt een logische keuze,
associatie en dissociatie zijn immers
beide moeilijke woorden.
Wat hilariteit bij voorbeelden van
\'waargebeurde verhalen\'.

Einde cursus. Veel van elkaar geleerd.
Het negatieve toekomstbeeld door en-
kelen in een ander daglicht geplaatst.
Het \'heilige associëren\' op zijn minst
gedeeltelijk van zijn voetstuk gevallen.
Zijn we wel ondememer genoeg? Met
een suizend hoofd naar huis gereden.
Een absolute aanrader!

Martijn Steenaert en Luc Hoornick

-ocr page 414-

Wat denkt u bij het lezen van deze ti-
tel? Bent u zich aan het inleven in de
problemen die onze dierentuincol-
lega\'s kunnen tegenkomen? Of ziet u
direct een computerscherm vol brie-
ven en berichten voor u?
Ik neem u mee in de wereld van de digi-
tale apestaart. Het @-teken. Gebruikers
noemen het een apestaartje. Kenners
zeggen \'at\' (Engels) en deskundigen
weten dat het de afkorting is van apetail.
Het teken hoort bij een e-mailadres.
Het leeuwendeel van mijn poststroom
- en ik hoop (straks) ook de uwe - loopt
niet meer via de PTT en de voordeur.
Via mijn e-mailadres ontvang ik mijn
post op de computer. Ik vind dat wel zo
handig. Ook de afzender van mijn post
waardeert het dat hij mij op ieder ge-
wenst moment kan berichten zonder
mij direct te storen.

De communicatie is daardoor zeer ef-
fectief, terwijl ik niet eens thuis hoef te
zijn; mijn oud-papierdoos is beslist min-
der snel vol dan vroeger, en het belang-
rijkste: ik kan altijd alles terugvinden.
Geen onoverzichtelijke stapels, maar
keurige vakjes varkenspost, runderpost,
IKB-post, privépost etcetera. De enkele
keer dat ik iets niet kan vinden, helpt het
simpele (echt waar!) zoeksysteem mij.

KNMvD.nl

Een e-mail-adres bestaat uit twee de-
len. Het deel vóór het @-teken is
veelal uw eigen keus. Na het \'at-teken\'
volgt de
domeinnaam. Dit is de naam
waaraan te herkennen is bij welke pro-
vider u aangesloten bent, bij welk be-
drijf u werkt of bij welke groepering u
hoort. Wanneer u een eigen domein-
naam heeft gereserveerd, kunt u zelfs
regelen dat post met typefouten in het
eerste deel van het adres (voor het
teken) toch bij u aankomt.
Maakt u gebruik van een algemeen pro-
videradres, dan kan dit niet. Een e-mail-
adres is net als een telefoonnummer.
Eén tikfout geeft een verkeerde verbin-
ding. Uw verkeerd geadresseerde e-
mail komt onmiddellijk retour. U mag
daaruit inderdaad opmaken dat post die
niet retour komt, vrijwel zeker goed
aangekomen is bij de ontvanger (of het
ook gelezen wordt is een tweede).

Dierenarts.nl

Voor leden van de KNMvD hebben wij
het domein dierenarts.nl gereserveerd.
Feitelijk biedt dat vergelijkbare moge-
lijkheden zoals hierboven beschreven.

i^-iii im m

U kunt uw visitekaartje versieren met
het unieke e-mailadres uw.naam(^die-
renarts.nl. Voorwaarde is dat u dieren-
arts bent en lid van de KNMvD. Ook be-
langrijk is te weten, dat u een hechte
relatie met uw e-mailadres aangaat. Een
adreswijziging levert altijd weer ver-
warring en extra administrarief werk op.

Kosten

Dat dit alles niet kosteloos kan, blijkt
niet voor iedereen zo vanzelfsprekend
als wij dachten. Zowel knmvd.nl als
dierenarts.nl zijn niet op computers in
Utrecht gestationeerd, maar perma-
nent \'uit logeren\'. Het zijn gekochte
domeinen die vervolgens - eveneens
tegen betaling - zijn gestationeerd bij
een professionele provider. Bovendien
moet deze provider, zo vonden wij,
voldoende bandbreedte en voldoende
inbelpunten hebben om in staat te zijn
onder alle omstandigheden een snelle
toegang tot het Internet te verlenen,
ook aan dierenartsen in de uithoeken
van ons land. De
helpdesk van deze
provider is echter het belangrijkste ar-
gument geweest oin de beide domei-
nen bij deze provider te stationeren.
Degenen onder u die ingingen op een
van de vele aanbiedingen voor gratis
toegang tot intemet en e-mail-service
zullen zich af en toe toch aapachtig
achter de oren gekrabd hebben. Hulp
nodig? Gegarandeerd dat u betaalde
via de telefoontikken of via een help-
desk abonnement. Buiten kantooruren
bellen? Het antwoordapparaat stond u
te woord.

Kan een helpdesk dan zo belangrijk
zijn? Het gebruik maken van zo\'n desk
komt toch neer op het tegen betaling
aanhoren van een nauwelijks bruik-
baar antwoord van een apparaat of re-
latief ongeschoold iemand? Vaak wel,
maar het kan ook anders. BIT, de pro-
vider waar knmvd.nl en dierenarts.nl
staan, heeft een helpdesk waar techni-
sche mensen de telefoon opnemen; ze
beantwoorden binnen enkele minuten
de eenvoudigste tot en met de moei-
lijkste vragen op een heldere en vrien-
delijke manier. Wat wil een dierenarts,
die zo min mogelijk met ICT te maken
wil hebben maar wel met een pro-
bleem zit, nu nog meer? Maar ja, ook
dit wordt niet gratis gedaan.
Overigens zou dat wel kunnen. Een
belangrijke bron waar de gratis inter-
netaanbieders de kosten mee dekken
is reclame. Ook voor dierenarts.nl en
knmvd.nl zijn best wel sponsors te
vinden. De vraag is of u deze afhanke-
lijkheid wel wenst. Stelt u zich voor
dat u drie minuten lang reclame te zien
krijgt, voordat u überhaupt verder
mag. Echt waar, het gebeurt! Uw HB
oordeelde dat het verstandiger was de
leden zelf de kosten te laten dragen en
onafhankelijk te blijven. Ook ik denk
dat een praktijk op professionele wijze
om kan gaan met kosten die verbon-
den zijn aan een goede informade-
voorziening.

APESTAARTJES EN DIERENARTSEN

mm

Extra

Heeft u al een internetadres en wilt u
toch het mooie e-mailadres met uw.
naam(gdierenarts.nl? Ook dat kan. In
dit geval wordt uw post doorgestuurd
naar uw oorspronkelijke e-mailadres,
waar u ook uw inbelaccount heeft lo-
pen dat u toegang tot het Intemet ver-
leent. De kosten hiervoor zijn lager dan
voor een volledig inbelaccount (inter-
nettoegang én e-mail-service).
Voor geïnteresseerden, vooral voor die-
genen onder u die in de eerste alinea uit-
sluitend aan Blijdorp dachten, is er een
PAO-cursus. Tijdens deze Intemet I
cursus leert u onder andere wat e-mail is,
u leert een provider te kiezen en u leert te
zoeken op het WereldWijdeWeb. NCI
en Bit hebben deze cursus inmiddels een
flink aantal keren gegeven en hij is nog
steeds een succes. Een echte aanrader.
Behoefte aan meer informatie? Schrijf
of bel ons gemst via nci(gbit.nl of tele-
foon 030 - 2545749.

(In een volgend artikel zal ik dieper in-
gaan op de website van de KNMvD
(www.knmvd.nl).

De meest gebruikte geheimtaal

AT: Apetail, apestaartje; Het schei-
dingsteken in een e-mailadres tussen
het persoonlijke adresgedeelte en de
domeinnaam.

ASCII: American Standard Code for
Information Interchance. Een tekstfor-
maat dat door alle computers kan wor-
den gelezen.

ATTACHMENT: Een bestand dat per
e-mail wordt verzonden.
DOWNLOADEN: Het ophalen van
een bestand vanuit de hostcomputer
naar een eigen computer.
E-MAIL: Een electronische bood-
schap via intemet.

E-MAILADRES: Adrescode, toege-
kend aan een computer, die kan worden
gebmikt om e-mail op te ontvangen.
HOMEPAGE: Titel- en openingspa-
gina van een WWW-site.
ICT: Informatie en Communicatie

-ocr page 415-

Technologie

Inbelpunt: Telefoonnummer dat toe-
gang biedt tot het intemet
KNOP: Afbeelding die toegang biedt
tot diepere lagen van de site.
MAIIBOX: Elektronische brievenbus
waarin e-mail wordt opgeslagen.
PLATFORM: Het besturingssysteem
van een computer.

PROVIDER: Toegangverlener die te-
lefoonabonnees tegen betaling toe-
gang verschaft tot zijn netwerkcompu-
ter of de server van een netwerk.
SERVER: Een computer die op een net-
werk een dienstverlenende rol speelt.

SITE: Verzameling pagina\'s van een
information provider op intemet.
URL: Uniform Resource Locator. Het
adresseringssysteem van het World
Wide Web; adres waarmee een web-
site via intemet op een aangesloten
netwerkcomputer wordt benaderd.
WEBMASTER: Degene die verant-
woordelijk is voor het lucht houden
van een site.

WEBSITE: Een, maar meestal meer
geïntegreerde WW W-pagina\'s onder
verantwoordelijkheid van een persoon
of organisatie. Voorafgegaan door een
homepage en bereikbaar met een URL
of webadres.

WWW: World Wide Web. Grote ver-
zameling informatieve, gembriceerde
en adresseerbare HTML-pagina\'s van
bedrijven, Instellingen en particulieren
op intemet. WWW is de grootste
dienst van intemet.

ZOEKMACHINE: Dienstverlenend
programma op het WWW waarmee u
op trefwoorden of combinaties van
trefwoorden naar websites en files
kunt zoeken.

Karin de Haas-Klink
(khk@bit.nl)

□VERZICHT VRAAG EN AANBOD VACATUREBANK JULI-SEPTEMBER

In het derde kwartaal van 1999 zijn 35 diergeneeskundig studenten afgestudeerd.
In deze periode was er sprake van een toename van het aantal dierenartsen dat
per direct op zoek was naar fulltime werk (in juli waren dit er 106 en in september
122). In datzefde kwartaal zijn er bij de Vacaturebank 13 banen in gezelschaps-
dierenpraktijken aangeboden (waarvan tien parttime), negen banen in gemengde
of landbouwhuisdierenpraktijken en één baan buiten de praktijk (parttime).

AANBOD

Van de 122 dierenartsen die in septem-
ber ingeschreven stonden voor een
fulltime baan, zocht 56 procent een
functie in de gezelschapsdierenprak-
tijk en 44 procent in de gemengde of
landbouwhuisdierenpraktijk.
De groep dierenartsen, ingeschreven bij
de Vacaturebank, die op zoek is naar
parttime werk, is in het derde kwartaal
van 1999 iets groter geworden (van 78
dierenartsen in juli naar 81 in septem-
ber). Het grootste deel is op zoek naar
een baan in de gezelschapsdierenprak-
tijk (80 procent); 20 procent zoekt werk
in de gemengde of de landbouwhuisdie-
renpraktijk. Het aantal vrouwen is in
deze groep veel groter dan het aantal
mannen; 95 procent van de groep be-
staat uit vrouwelijke dierenartsen.
Het aantal dierenartsen dat een andere
baan in de praktijk zoekt en dus op ter-
mijn beschikbaar is vanwege de op-
zegtermijn, is in de maanden juli tot en
met september toegenomen (van 67
dierenartsen in juli naar 73 in septem-
ber). Van deze dierenartsen zocht 68
procent op termijn een functie in een
gemengde of landbouwhuisdieren-
praktijk en 32 procent in een gezel-
schapsdierenpraktijk.
Bij de Vacaturebank staan tevens die-
renartsen ingeschreven die werk zoe-
ken buiten de praktijk. Hiermee wordt
bedoeld werk in het bedrijfsleven, bij
voor waarnemingen in gezelschaps-
dierenpraktijken en zes aanvragen per
maand in gemengde of landbouwhuis-
dierenpraktijken. Van de vaste banen
zijn inmiddels acht banen in gezel-
schapsdierenpraktijken ingevuld door
vrouwelijke dierenartsen. Daarnaast
zijn zeven banen in gemengde of land-
bouwhuisdierenpraktijken ingevuld:
twee door vrouwelijke dierenartsen en
vijf door mannelijke dierenartsen.

de overheid of bij onderzoeksinstitu-
ten. Het aantal dierenartsen dat hier-
voor ingeschreven staat is in het derde
kwartaal gelijk gebleven, namelijk 49.

VRAAG

In het derde kwartaal van 1999 zijn er
bij de Vacaturebank gemiddeld 20
aanvragen per maand binnengekomen

Voor meer informatie of diensten van
de Vacaturebank: Corine van Kalles,
telefoon 030-2510111 (e-maü: vaca
turehan k@kn m vd.nl)

-ocr page 416-

m.

Serie: De Groepen

Binnen de KNMvD zijn tien Groepen actief, ieder met een eigen veterinair-vaktechnisch deelgebied. Tientallen enthou-
siaste collega \'s besteden veel - vrije - tijd om de doelstellingen van deze Groepen te dienen. De serie De Groepen geeft
verslagen van een bestuursvergadering van elke Groep, met als doel een beeld te geven van de alledaagse bezigheden
binnen de respectievelijke Groepen.

Elk verslag start met een drietal algemene vragen aan de voorzitter van de Groep.

GROEP DIERENARTSEN WERKZAAM IN HET
BEDRIJFSLEVEN (DIB)

Voorzitter: M.M.H. Valks.
Secretaris: J.C.P. van Mameren, Leus-
derweg 290, 3817 KJ Amersfoort. E-
mail: emax@xs4all.nl

Wat zijn de doelstellingen van uw
Groep?

De DIB heeft drie doelstellingen.
Ten eerste gezelligheid en het leggen
van informele contacten. Ons ledenbe-
stand bestaat uit dierenartsen van aller-
lei origine, werkzaam in zeer uiteenlo-
pende functies in \'het bedrijfsleven\',
die elkaar in ontspannen sfeer treffen
tijdens de Dl B-bijeenkomsten.
Ten tweede het organiseren van infor-
matieve bijeenkomsten en korte trai-
ningen.

Ten derde draagt het bestuur van de
DIB zorg voor de belangenbehartiging
en de vertegenwoordiging van haar le-
den binnen de KNMvD. Hieronder
valt ook de informatievoorziening van
de leden over hetgeen speelt binnen de
veterinaire wereld en de KNMvD.

Welke llnanciële bijdrage vraagt u
van een lid?

45 gulden.

Waarom zou een KNMvD-lid ook
nog eens lid moeten zijn van Groep
Dierenartsen werkzaam in het
Bedrijfsleven?

DlB-samenkomsten zijn niet alleen
leuk en interessant, maar leveren ook
zakelijk voordeel op. Ik schets u een
beeld. De honderd DIB-leden zijn
werkzaam in de veevoer/diervoedings-
sector en diergeneesmiddelenindus-
trie, maar ook in de automatisering, het
onderwijs en in zeer uiteenlopende
dienstverlenende bedrijven en func-
ties. Sommigen werken in een grote
organisatie, anderen hebben eenmans-
bedrijljes. Hun bedrijven kunnen ac-
tief zijn op dezelfde markten, al dan
niet als concurrenten van elkaar. Het
ene DlB-lid waakt over de gezondheid
van dieren, de ander is directeur van
een internationaal opererend bedrijf
Tijdens DlB-bijeenkomsten ontmoe-
ten zij elkaar en praten zij met elkaar.
Een dierenarts voelt zich eenling bin-
nen de organisatie en overlegt met een
collega die elders sterk gelijkende
werkzaamheden verricht. Anderen
praten over de ontwikkelingen die
gaande zijn in de verschillende bedrij-
ven of bedrijfstakken. Weer andere le-
den leggen de basis voor samenwer-
kingsverbanden, bijvoorbeeld in de
vonn van gezamenlijke voorlichting
aan diereigenaren, veehouders of prac-
tici.

Samengevat brengt de DIB een bijzon-
dere categorie dierenartsen bij elkaar in
een sfeer van gezelligheid en zakelijk-
heid. Dit levert unieke contacten en
kennismakingen op, met positieve mo-
gelijkheden voor onze leden en hun
werkgevers. Voor de DlB-leden kan
het vruchten dragen, bijvoorbeeld als
zij op zoek zijn naar vrijkomende vaca-
tures of freelance projecten. En hun
werkgevers varen er wel bij, want hun
medewerkers doen kennis op en verbe-
teren de kwaliteit van hun netwerk.
Ons jaarprogramma is redelijk vast en
bestaat uit twee bijeenkomsten. Beide
bijeenkomsten zijn meestal opge-
bouwd uit een vergadering, een infor-
matief gedeelte en een informeel sa-
menzijn. Dit informatieve gedeelte
kan bijvoorbeeld een korte cursus zijn,
een excursie of een voordracht.
De vergaderingen zijn erg open en toe-
gankelijk. We bespreken interessante
ontwikkelingen in de veterinaire we-
reld en binnen de KNMvD. Daarbij
ontstaan zeer geanimeerde discussies
en gesprekken.

En natuurlijk, last but not least, is de
specifieke belangenbehartiging die wij
verzorgen voor onze ledengroep ook
een steekhoudend argument om lid te
worden van de DIB.

EEN BESTUURSVERGADERING

De Groep Dierenartsen werkzaam in
het Bedrijfsleven lijkt een geslaagde
democratie. De leden bepalen in on-
derlinge samenspraak het grootste deel
van het beleid en de initiatieven. Deze
bestuursvergadering dient dan ook
vrijwel volledig als korte voorbespre-
king van de onmiddellijk erop vol-
gende ledenvergadering.
\'Hebben jullie de homepage al gezien?\'
vraagt de secretaris? Sinds gisteren
heeft de DIB een eigen homepage, die
te bereiken is via de KNMvD-intemet-
pagina. \'Kunnen we zo meteen de leden
onze internetsite laten zien?\' In de ver-
gaderruimte blijkt geen telefoonaan-
sluiting, waardoor de vergadering niet
kan surfen op het intemet. Gelukkig
biedt de geplande rondleiding van deze
middag wel een mogelijkheid om het
net op te gaan. \'Wat biedt onze site de
bezoeker eigenlijk?\' vraagt een be-
stuurslid. \'Vooral email-adressen van
onze leden, zodat ze elkaar kunnen vin-
den\', luidt het antwoord. \'Mede van-
wege de gevoeligheid van deze infor-
matie zitten we in het deel van de
KNMvD-site, dat alleen voor leden toe-
gankelijk is.\' Er volgt een gesprek over
de intemetpagina\'s van de KNMvD en
de initiatieven die genomen zijn om van
deze site een ontmoetingspunt te maken
voor dierenartsen, dat met grote regel-

-ocr page 417-

maat en in groten getale wordt bezocht.
In hoog tempo bespreekt de voorzitter
vervolgens de punten van de agenda.
Eerst een aantal huishoudelijke zaken,
zoals het verwachte aantal aanzitters tij-
dens het diner van vanavond. Hoeveel
aanmeldingen voor het partnerpro-
gramma hebben we? vraagt iemand. Dat
blijkt tegen te vallen, waarop het bestuur
besluit de ledenvergadering te polsen of
er nog immer behoefte is aan partner-
programma\'s bij de bijeenkomsten.
Fusie VHP met de Unie luidt de prikke-
lende naam van een volgend agenda-
punt. Leden van de KNMvD zijn auto-
matisch lid van een vakbond, de VHP,
de CMHF of de Unie
(zie Dierg.
Jaarboek blz. 56-57, J.H.)
Het lid-
maatschapsgeld hiervoor zit verrekend
in de contributie van de KNMvD. De
VHP en de Unie blijken voomemens te
fuseren, waardoor het lidmaatschaps-
geld substantieel daalt. Het bestuur wil
het Hoofdbestuur van de KNMvD vra-
gen duidelijkheid te verschaffen om-
trent de vraag of dit wel of geen gevol-
gen heeft voor het contributiebedrag
van haar leden.

Uit de gesprekken tijdens deze vergade-
ring blijkt duidelijk dat het bestuur zijn
bestuurlijke verplichtingen vervult en
het toont zich inderdaad dat de DIB-le-
den de meeste lijnen uitzetten. De rond-
vraag tijdens de bestuursvergadering
geeft hiervan een mooi voorbeeld.
\'Moeten we niet méér in overleg treden
met de Dierenartsen in Dienstverband?\'
vraagt een bestuurslid. \'Bijvoorbeeld,
ik noem maar wat, in het kader van onze
salarisenquête?"Goed idee\', klinkt het,
\'breng dat maar in de ledenvergade-
ring.\'

En uit de aansluitende bijeenkomst
bleek dat de Groep haar eerste doelstel-
ling, gezelligheid, met gemak haalt.

Jan Hulsen

BIJEENKOMST VROUWELIJKE DIERENARTSEN
REGIO UTRECHT

Op dinsdagavond 18 januari 2000
organiseert de VDA afdeling
Utrecht een lezing op het kantoor
van de KNMvD, Julianalaan 8-10,
te Utrecht. Ilse Tiemesen, specia-
list veterinaire radiologie, verzorgt
een praktische avond röntgenfoto\'s
beoordelen (wet-lab). Vanaf 19.00
uur is er een informele ontvangst,
om 19.30 zal de spreekster van
start gaan. Voor meer informatie
kunt u contact opnemen met één

van de contactpersonen.
Anne-Marie Broker, telefoon: 030
2870952

Jooske IJzer, telefoon: 030 - 2518975
Anne Marie Smit, telefoon: 0297
348306

Het bestuur van de Groep Geneeskunde
van het Rund heeft zich onlangs bera-
den over de toelating van het gebmik
van het middel recombinant Bovine
Somato Tropine (rBST). Aanleiding
vormde de publicatie van de hooglera-
ren Noordhuizen-Stassen en Fink
Gremmels over dit onderwerp en de
heroverweging die er binnen de EU mo-
gelijk zal plaatsvinden.
Het bestuur van de Groep Geneeskunde
van het Rund van de KNMvD onder-
steunt de mening van de werkgroep van
de wetenschappelijke commissie dier-
gezondheid en dierenwelzijn van de EU,
zoals verwoord in het genoemde artikel
in het Tijdschrift voor Diergeneeskunde
(deel 124, aflevering 12). Het bestuur is
eveneens van mening dat bij gebmik
van rBST met als doel productieverho-
ging, de integriteit van het dier te veel in
het geding komt. De Groep vraagt het
Hoofdbestuur om haar standpunt uit te
dragen naar de wetenschappelijke com-
missie diergezondheid en dierenwelzijn
van de EU.

STANDPUNT GROEP RUND INZAKE
RBST-TOELATING

Dr. T.J.G.M. Lam,
Voorzitter Groep Geneeskunde van
het Rund

GROEP GENEESKUNDE
VAN HET RUND

GEZAMENLIJKE
CONTRIBUTIENOTA

Sommige leden van de KNMvD
ontvangen reeds in 2000 een \'geza-
menlijke contributienota\'. Ten be-
hoeve van overzicht en efficiëntie,
stellen sommige Afdelingen en
Groepen het op prijs als de inning
van de contributie tegelijk met de in-
ning van de KNMvD-contributie
geschiedt. Dit jaar participeren de
Afdelingen Gelderiand, Zuid-
Holland en Limburg en de Groepen
Veterinaire Specialisten, Genees-
kunde van het Paard en Dierenartsen
in het Bedrijfsleven. Wellicht zullen
volgend jaar nog meer Afdelingen
en Groepen meedoen.
Schrikt u dus niet van het totaalbe-
drag als u de contibutienota opent.

-ocr page 418-

De medewerkers van de KNMvD
bedanken u voor de prettige
samenwerking in het afgelopen jaar
en wensen u voorspoed in het

nieuwe jaar.

-ocr page 419-

Goed geregeld!

Voor financieel advies bij:

• Praktijkoverdracht

• Assistentie

• Associatie

• Praktijkfinanciering

• Pensioenen

• Woningfinanciering

• Verzekeringen

Telefoon (030) 251 51 99
Fax (030) 254 09 64
Koniiigslaan 63
Utrecht

O

Personalia

N oor het lidmaatschap van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde hebben de volgende collegae zieh aan-
gemeld:

Afonso, P.M.R.M; Lissabon-1997; 1851 CX
Heiloo; Hildebrandhof33.
Alting, Mevr. A.S.: 1999; 3524 ZA Utrecht;
Furkabaan 33.

Eek, Mevr. M. van; Gent-1999; BT 465 AB
Maghera, CO Londonderry (North-Ireland): 19
Meeting House Avenue.
Hesseling, B.L.; 1999; 3411 AA Lopik;
Wielsekade 20.

Krug, F.L.G.; 1994; 1381 BB Weesp;
Nieuwstraat 9.

Lieshout. Mevr. D.H. van; 1999; 3582 XP
Utrecht; I.B. Bakkerlaan 117111.
Peteroff, R.; 1976; 7811 JA Emmen;
Wilhelminastraat 12.

Roelfsema, Mevr. E.; 1999; 3523 PD Utrecht;
Kariboestraat 167.

Vries, A.D. de; 1997; 9291 LD Kollum; A.D.
v.d. Leijwei 2.

Als kandidaatlid van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde heeft het hoofdbestuur aangenomen:

Hateboer, Mevr. S; 3512 TC Utrecht; Loeff
Berchmakerstraat 23.

JUBILEA

15 december, J.G. Crone te Uden, afwezig, 45
jaar.

15 december, C.C.J.M. van der Meijs te Zeist,
afwezig, 35 jaar.

15 december, L.B.H. ten Hove te Erp, afwezig,
30 jaar.

17 december. P.T.M. Lankveld te Sint
Odilienberg, aanwezig, 25 jaar.

17 december. Mevr. Y.M. Stafford-van der Veer
te Palmerston North (Nieuw-Zeeland), aanwe-
zig, 25 jaar

18 december, Dr. A.W. Helder te Leiden, aan-
wezig, 35 jaar.

18 december, L.P. Reudink te Staphorst, afwe-
zig, 35 jaar.

18 december, G. Verhagen te Haarlem, afwezig,
40 jaar.

G. Boneschanscher te Kruiningen, afwezig, 50
jaar

19 december, F. Nijhoff te Aalten, afwezig, 50
jaar.

19 december, Dr. G.D. van der Werff te

Leeuwarden, afwezig, 50 jaar.
19 december, T. van Roon te Aardenburg, afwe-
zig, 50 jaar.

19 december, Dr. W.W. Braunius te Terwolde,
aanwezig, 30 jaar.

19 december, H.J. Wetzels te Maastricht, aanwe-
zig, 25 jaar.

20 december, J.G. Kunst te Enter, aanwezig, 25
jaar.

20 december, B.U. Schuurmans te Lemmer, afwe-
zig, 25 jaar.

20 december. Mevr. M.Th.C. van der Heul-
Thiadens te Stadskanaal, afwezig, 25 jaar.
22 december, H.A.C. Heezen te Laag-Keppel. af-
wezig, 45 jaar.

30 december, T.J.J. van der Rijt te Uden, aanwe-
zig, 30 jaar.

30 december, M.O. Molenaar te StaphorsL aanwe-
zig, 30 jaar.

30 december, J.C. Oldenbandringh te Gouda, aan-
wezig, 30 jaar.

□VERLEDEN

Op 20 november 1999 Mevr. M.1. Timmermans te
Heerlen.

MUTATIES

Achten, N.P.J.; 1997; 5473 NC Heeswljk-
Dinther; Poststraat I; tel. 0413-367365 privé,
292929/364589 prakt.; fax 367365 privé, 296038
prakt.; p.. medew. bij Vet. Centrum Aadal.

Achten-van Dijk, Mevr. L.C.M.L.; 1996;
5473 NC Heeswijk-Dinther; Poststraat 1; tel.
0413-367365 privé, 0416-334000 prakt.; fax
0413-367365 privé, 0416-340821 prakt.; p., me-
dew. bij D.A.P. Waalwijk.

Bulten, Mevr. A.; 1996; 2013 D.M
Haarlem; Zijlweg 98 II; tel. 02.3-5379129 privé.
5310880 prakt.; p., medew. bij Dr. J.W. Baljet en
Mevr. Dr. G.W. Baljet-Tiecken.

Cysouw, C.J.; 1961; 4552 DB Philippine;
Waterdijkbos 10; tel. 0115-491054; r.d.;
O.O.N.

Eek, P.G. van; 1997; 6045 AG Roermond;
Kapellerlaan 247; tel. 0475-336442; wnd.d.

Eden, ProfDr. W. van; 1983
(Geneeskunde); 3723 HB Bilthoven;
Soestdijkseweg 399; tel. 030-2293239 privé,
2534358 bur.; hlr. U.U. (F.D.. HA. Infectieziekten
en Immunologie) (toev. als buitengewoon lid).

Elsinghorst, Mevr. A.; 1998; 6942 KW
Didam; Sperwerstraat 71; tel. 0316-227267 privé,
026-4421892 prakt.; E-mail: wess-
els@planet.nl; p., medew bij K.H. Hornstra.

Foreest, Jhr. A.W. van; 1967; 6811 LV
Arnhem; Utrechtsestraat 55 app. 32; tel. 026-
4432411 privé; 1) weL medew. U.U. (F.D., HA
Geneesk. van Gezelschapsd., E-mail: a.w.van
foreestCfl vet.uu.nl; 2) Vet. Specialisten Centrum
"De Wagenrenk", tel. 0317-419120, fax 420480;
3) consultant Tierzahnheilkunde Chirurgische
Klinik der Univ. Zürich; 4) adv. Ouwehands
Dierenpark, Rhenen.

Francissen, Mevr. E.D.J.M.; 1995; 6663 KG
Lent; Pelseland 5; tel. 024-3236795 privé,
3559351 prakt.; p.; medew. bij Mevr. M.
Lemmens-de Jong.

Gorter, D.; Gent- 1988; 4885 GRIMSTAD
(Noorwegen); Grefstad; tel. 00-47-370445465
privé, 37049500 prakt.; fax 00-47-37049520; p.;
geass. met M. .Aartun.

Haneghem, Mevr. M.T. van; 1998; 5044 NC
Tilburg; Herman Heyermansweg 14; tel. 013-
4691480 privé, 5400215 prakt.; fax 013-5400216
prakt.; p., medew. bij W.S.J. Rasenberg.

Holtrop, Mevr. W.H.; 1997; 7591 NG
Denekamp; Grensweg 25; tel. 0541-356225

-ocr page 420-

privé, 520754 pralct.; p.; medew, bij L.B.
Poorthuis.

Hooijer, G.A.; 1979; 8495 JJ Oldeboom;
Folkertsmaheme 34; tel. 0566-631741 privé,
652255 prakt.; E-mail: hooijer@xs4all.nl; p., ge-
ass. met E.A. Kalfsbeek, R.J. Kramer en M.
Sevinga; Specialist Kundergczondheidszorg,

Kingma, H.H.J.; 1997; 8051 GG Hattem;
Kerkhofstraat 2 A: tel. 038-4203171 privé,
4442512 prakt.; fax 4446336 prakt.; p., medew.
bij D.K. Hattem.

•Kluivers, Mevr. M.; 1999; 3981 ZL
Bunnik; Vletweide 38; tel. 030-6567170 privé,
2534078 bur.: E-mail: m.kluivers@vet.uu.nl;
wet. medew. U.U. (F.D., HA Landbouwhuisd..
Afd. \\\'arkensgczondhcidszorg).

Lansaat, P.; 1980; 8085 PD Doornspijk;
Schiksweg 5; tel. 0525-662185; d.

Linden, M. van der; Gent-1997; 7448 PI.
Haarle (O); Poggenbeltweg 21; tel. 0548-
595145 privé. 655065 prakt.; fax 654650; p.,
medew. bij D.K. Hellendoom.

Meijs, C.C.J.M. van der; 1964; 3090
Ovcrijse (Jezus Eik)(België); .Marnixlaan 97;
tel. 00-32-2-6875249 privé, 6791.S45 bur.. fax
6791776 bur.; d. Vet. Raad bij de Permanente
Vertegenwoordiging van het Koninkrijk der
Nederlanden bij de Europese Unie.

Nawijn, R.W.; 1992; 3402 SJ IJsselstein;
Overwaard 13; tel. 030-6876903 privé, 020-
4106004 bur.: 020-6101289 fax; E-mail rwn-
hdi@introweb.nl; d. St. Dierentehuis "Groot-
Amsterdam", dir. Holland Dier Identiteit.

*Oosterom, ProfDr. J.; 1971; Rotterdam-
Geneesk.- 1985; 4731 EH Oudenbosch;
Romelaan 6; tel. 0165-318786,015-2793731 bur.;
fax 015-2792155; E-mail: hans.oosterom@dsm-
group.com; Specialist Veterinaire Microbiologie;
levensm. Microb./industr. Hygiënist.

Oosterveen, H.; 1984; 5348 Tl) Oss;
Theodorus Dobbcstraat 16; tel. 0412-639966
privé. 641755 prakt.; fax 647471; p., landbouw-
huisd., geass. met D.C. "Dc Overlaet".

Peters, T.A.H.M.; 1998; 2159 LK Kaag;
Alexanderlaan 27; tel. 0252-545280 privé; p., me-
dew. bij P.A. de Geus.

Raemakers, S.G.; 1988; 6941 BS Didam;
Pasteurstraat 10; tel. 0316-223122 privé, 0314-
681655 prakt.; fax 683911 prakt.; E-mail: mtsra
epa@tref nl; p., geass. met G.C.M. Jansen en L.A.
Kaalberg.

Reitsma, H.; 1973; 3811 PC Amersfoort;
Waltoren 44; tel. 033-2773510/06-24631663; E-
mail: chreitsma@hetnet.nl; r.d.

Riel, J. van; 1998; 4126 RN Hei en Boeicop:
Nieuweweg 1; tel. 0347-342798 privé, 0591-
513151 prakt.; p., medew. bij D.K. Oost-Drenthe.

Ruiter-Reijs, Mevr. A.J.; 1998; 5941 GW
Velden; Op \'t Aardbroek 30; tel. 077-1720184
privé, 3516231 prakt.; p., medew. bij D.K. Dc
Postwagen.

Rutjes, Mevr. P.H.; 1999; 7957 DC De
Wijk; H. Tillemaweg 71; tel. 0522^0900 privé;
p., medew. bij D.G.C. Kampen, tel. 038-3312255,
fax 3321257; p., medew. bij D,A,P, Zuidwest-
Drenthe, tel. 0522-238508, fax 238540.

Tonk. H.J.M.; 1972; 6861 BR Oosterbeek;

UITERSTE INLEVERDATA VOOR KOPIJ

Aflevering:

Deadline*)

15-01-2000

27-12-1999

01-02-2000

3-01-2000

15-02-2000

31-01-2000

01-03-2000

14-02-2000

*) Voor 10.00 uur \'s morgens.

Graaf van Rechtcrcnweg 6 B; d.

Valkenburgh, Mevr. S.M.; 1997; 5076 PE
Haaren; Lage Raam 1 A; tel. 0411-622700 privé,
0575-.S88100 bur.; fax 588200 bur.; signale-
ringsmcdcw. Zoönosen bij Inspectie W & V.

Voncken, L.M.P.; 1986; 5944 EK Arcen;
Boerenweg 26; tel. 077-4733337 privé, 0485-
343000 prakt.; p., geass. met C.G.J.M. van Aaken,
M.H.J. Kerstens, Th.A.M. Witjes en J.B.
Wuestenenk.

Weerd, F.J. de; Tokoroa (Nieuw-Zeeland);
10 Clyde Street; tel. 00-64-7-886-5651 privé,
6413 prakt., fax 7264 prakt.; p., medew. bij South
Waikato Vet. Services.

*Willekens, Mevr. C.J.M.; 1995; 6741 JK
l.unteren; Hanimerdijk 4; tel. 0318-461357
privé, 033-2460305 prakt.; p., medew. bij
.Mevr. C.M. Wessel, E. van Veldhuizen cn
M.A.C. Lugt.

Het bureau van de KNMvD is op vrijdag 24 december
en vrijdag 31 december aanstaande om 15.00 uur gesloten.

Twee dierenartsen zoeken ter overname

GEZELSCHAPSDIERENPRAKTIJK

Bij voorkeur in Midden-Nederland.U kunt uw reactie sturen aan de redactie van het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde, Postbus 14031, 3508SB Utrecht, ondernummer 19/99.

Dierenarts, afgestudeerd oktober 1999, zoekt:

werk in gezelschapsdieren-/gemengde praktijk

Zowel waarneming(en) als betrekking in dienstverband.

Voor uw reactie kunt u contact opnemen met: Daniel IVIioch, Kievitdwarsstraat 14, 3514 VE Utrecht.
Telefoon: 030-2717725/06-24278668.