-ocr page 1-

1 juli
2002

deel

aflevering

13

issn 0040-7453

Tijdsch
Diergenees

Wetenschap

De rol van virusinfecties bij bovine mastitis
Meningitis na contact met een paard met droes

Actua

Botulismevergiftiging bij runderen, een case,
diagnostiek en preventie

Actinobacillose, een oude bekende op een
niet alledaagse plaats

Serologisch onderzoek van konijnen op infectie met
Encephalitozoon cuniculi

Nieuwe verklaring voor speciale noodslachting vanaf
1 augustus 2002 verplicht

KNMvD

Goodwill: wijziging van de basisfactor

KNMvD

Koninklijke Nederlandse
Maatschappij i^oor
Diergeneeskunde

Algemene Voorwaarden beschikbaar voor leden van

universiteitsbibliotheek utrecht de KNMvD

3223 775 6

Het nieuwe dierenpaspoort

Vedias en KNMvD weer aan de vergadertafel

-ocr page 2-

• Verrijkt met natuurlijke Groenlipmossel (GLM) voor gezonde gewrichten

• Bereid volgens een uniek, gepatenteerd proces voor optimale effectiviteit

• Helpt honden soepel en actief te blijven

• Verkrijgbaar in zakken van 3 en 7,5 kg

Voor meer informatie: Waltham Veterinaire Service, Veghel • Telefoon 0413 - 38 33 19 • Fax 0413 - 34 02 29

-ocr page 3-

Uit de Hoofdredactie
Overige artikelen

De rol van virusinfecties bij bovine mastitis; C.J. Wellenberg
Boekbespreking

An atlas of veterinary dental radiography; A. van Foreest

Referaat

Meningitis na contact met een paard met droes; drj. Goudswaard
Uit en voor de praktijk

Botulismevergiftiging bij runderen, een case, diagnostiek en preventie; L. van Wuijckhuise, A. Beekhuis,
W.A. Breakers en P. van Dijk

Actinobacillose, een oude bekende op een niet alledaagse plaats; M. Holzhauer en M.P.H.M. Räumen
Serologisch onderzoek van konijnen op infectie met Encephalilozoon cuniculi; R. Boot

Veterinair tuchtrecht

Mevrouw, Collies hebben geen HD; laira Boissevain
Berichten en verslagen

Zuiver water, onmisbaar voor leven, maar een schaars goed;Jos Wijsmuller
Van kwekeling tot universitair student; dr P.H.A. Poll
Oproep afstudeeronderzoek

Nieuwe verklaring voor speciale noodslachting vanaf 1 augustus 2002 verplicht; drs. S.J. de Croot
Dubbeltentoonstelling: De wereld van de hond en zijn speciale band met de mens

Vraag en antwoord

413

414
420
420

422

425

426

428

429

430

431

432

432

433

Inhoud

Deel 127
Aflevering 1 3

1 luLi 2002

VLOOIENBESTRIJDING HET HELEJAAR DOOR

Cyclic Spot-on:

• Veilig • Gebruiksvriendelijk • Werkt 3 maanden

• Goede prijs/kwaliteit verhouding

• Exclusief voor dierenarts

• E-mail reminder-service

\\lirt>eKZ

ANIMAL HEALTH

Cyclio spot-on kac REG NL 09752; Cyclio spot-on voor kleine honden REG NL 09755; Cyclio spoc-on voor middelgrote honden
REG NL 09753; Cyclio spot-on voor grote honden REG NL 09754. Werkzame stof: Pyriproxyfen. Kanalisatie: U.D.A.. Voor meer
informatie: Virbac Nederland BV. Postbus 313, 3770 AH Barneveld

-ocr page 4-

Hoofdredactie

Dr. M.M. Sloet van Oldruitenborgh-Oosterbaan
(voorzitter)

Dr. E.A. ter Laak (penningmeester)

Drs. H.A. Bcijer

Dr. M.F. de Jong

Dr.Tj. Jorna

Dr. R. Kuiper

Dr. P.A.M. Overgaauw

Drs. J.T. Siebinga

Dr. R.J. Slappendel

Dr.J.H.Vos

Wetenschappelijke redactie

Prof. dr. A. Barneveld (Utrecht)

Dr. A.E.J.M. van den Bogaard Jr. (Maastricht)

Dr. F.H.M. Borgsteede (Lelystad)

Prof. dr. H.J. Breukink (Utrecht)

Prof dr. P. De Backer (GenL België)

Dr. J. Goudswaard (Middelburg)

Prof dr. L.J. Hellebrekcrs (Utrecht)

Dr. Th.S.G.A.M. van den Ingh (Utrecht)

Prof dr. A.Th. van \'t Klooster (Utrecht)

Prof dr. F. van Knapen (Utrecht)

Prof dr. A. de Kruif (Gent, België)

Dr J.T. Lumeij (Utrecht)

Prof dr. A.S.J.RA.M. van Miert (Utrecht)

Prof dr. J.RT.M. Noordhuizen (Utrecht)

Prof dr. J.Th. van Oirschot (Lelystad)

Prof. dr. J. dc Schepper (Gent, België)

Dr. J.M.A. Snijders (Utrecht)

Dr.E.Teske (Utrecht)

Mw. dr. A.J. Venker-van Haagen (Utrecht)

Prof dr. J.H.M. Verheijden (Utrecht)

Dr. G. Voorhout (Utrecht)

Dr Th. Wensing (Utrecht)

KNMvD

Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor
Diergeneeskunde

Julianalaan 8-10
Utrecht
Postbus 14031
3508 SB Utrecht
Telefoon (030)2510111
Fax (o3o)25iiy8-/
Website www.knmvd.nl

Hoofdbestuur

Drs. T. de Ruijter, voorziner

Drs. S.R. Heslinga, vicc-voorzitter

Drs. J. Borgmeier, lid

Drs. O.A. van Dobbenburgh, lid

Mw. drs. E.N.M. Harwig-Dings, lid

Drs. G. Huijser van Reenen, penningmeester

Mw. drs. W.J. Wijne- Raemakers, lid

Secretariaat

Dr Tj. Jorna, algemeen secretaris

Stafmedewerkers

Mw. drs. S.A.M. Deleu

Drs. S.J. de Groot

Drs. EJ.W.C. van Herten

Mw. drs. M.C. van Oostrum-Schuurman Hess

Administrateur

H.S. de Vries

Vacaturebank

R.P. van Ringelestijn

Webmaster

Mw. drs. M. van de Weetering-Fijten

Bureauredactie

Mw. A.M. Tummers
Mw. S.H. Umans-Ubbink

Bureau

Julianalaan 8-10, Postbus 14031,3508 SB Utrecht
Tel. 030- 25 10 111 /fax 030-25 19 847.
E-mail: tijdschrift(a)knmvd.nl

Abonnementsprijs

Het Tijdschrift voor Diergeneeslntnde is het ver-
enigingstijdschrifl van dc Koninklijke Neder-
landse Maatschappij voor Diergeneeskunde.
De abonnementsprijs voor dierenartsen niet-leden
van dc Koninklijke Nederiandse Maatschappij
voor Diergeneeskunde en voor niet-dierenart.sen
wordt vastgesteld door het Hoofdbestuur.

Postgiro/bank

Postbank 511606 ten name van de KNMvD,
Julianalaan 8-10. Utrecht. ABN/AMRO N.V,
Postbus 30, 3500 AA Utrecht, nr. 55 50 48 861 en
C en E bank N.V, Postbus 85100, 3508 AC
Utrecht, nr. 69 93 61 443.

In memorlam

Dr. B.H. Kessens; R.G. Detmers, C.J. Kroeze enJ.P.J. Peelen 434

Jaap Gaakeer; LF. den I-louter, K. IsegerenJ. Stevense 435

Maatschappijnieuws

Goodwill: wijziging van de basisfactor; Tj. Jorna en V. Roelvink 436

Algemene Voorwaarden beschikbaar voor leden van de KNMvD;mr. L.A. Broere 437

Het nieuwe dierenpaspoort; drs. FJ.W.C. van Herten 438

Vedias en KNMvD weer aan de vergadertafel; mevr drs. M.C. van Oostrum-Schuurman Hess 439

Wijziging wettelijk minimum (jeugd)loon per 1 juli 2002 440

Jaarcongres 2002: de waarde van het dier; drs. HJ. Ormel 440

Personalia 441

Doorlopende agenda 442

Deadline 440

Druk

Drukkerij G. van Dijk B.V, Breukelen (tel. 0346-
261304, fax 0346-264565).

Advertenties

Commerciële advertenties: Bureau Weijer B.V,
Veendam (tel. 0598-623065, fax 0598-613827).
Personeelsadvertenties: bureauredactie.

Review paper

The role of viral infections in bovine mastitis; CJ. Wellenberg 414

All rights reserved

Verklaring:

Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Diergeneeskd 1992; 117:31-
4). De Redactie aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade welke - direct of indirect - het gevolg mocht zijn van ge-
bleken onjuistheden in de inhoud van de in dit tijdschrift opgenomen artikelen waarbij de auteur is vermeld of in de in-
houd van de in dit tijdschrift geplaatste advertenties. Advertenties kunnen zonder opgaaf van redenen door de Redactie
worden geweigerd of ingetrokken. Niels uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door
middel van druk, microfilm of op welke andere wijze ook, zonder schriftelijke toestemming van de Redactie.

(Papers appearing in this journal are listed in Current Contents /Agricultural Biology and Environmental Science /
Index-Medicus. Index Veterinarius / Veterinary Bulletin. Biological Abstracts. Cambridge Scientific Abstracts).

-ocr page 5-

Deel 127
Aflevering 14/15
15 Juli 1/augustus
2002

Inhoud

Uit de Hoofdredactie

Oorspronkelijk artikel

Directe endoscopische benadering verbetert de prognose van septische synovitis bij het paard; F. ter Braake 444

443

Uiten voorde praktijk

Een bijzonder geval van darnidraaiing bij het rund; H.J. de With

Berichten en verslagen

Uitvoerlijst honden en katten

Veterinair tuchtrecht

Teckel en Co; I. Boissevain

Ingezonden

Reactie op actua-artikel Verdovingswapens; Drs.J. Kaandorp

Berichten en verslagen

Oproep Mastocytomen onder vuur

Koninklijke Onderscheiding voor medewerkers Universiteit Utrecht
Veterinair verleden

Heinrich Alben Johne;A. I^athijsen, E.P. Oldenkamp
Berichten en verslagen

De gevolgen van het Ingrepenbesluit (Gezondheids- en welzijnswet voor dieren) voor enkele
lichamelijke ingrepen bij paarden; Dr.
L.J.E. Rutgers
Diergeneeskunde en samenleving discussieert over MKZ
Contributie Erkenningen

Congressen & Cursussen

Orthopedie Workshop op Anatomie

450

451

457

458

458

459

460

462

466

467

467

VLOOIENBESTRIJDING HET HELE JAAR DOOR

Cyclic Spot-on:

• Veilig • Gebruiksvriendelijk • Werkt 3 maanden

• Goede prijs/kwaliteitverhouding

• Exclusief voor dierenarts

• E-mail reminder-service

V/r^ótc:

ANIMAL HEALTH

Cyclic spot-on kat REG NL 09752; Cyclic spcc-cn veer kleine henden REC NL 09755; Cyclic spot-on voor middelgrote honden REG
NL 09753; Cyclic spcc-cn voor grote honden REG NL 09754, Werkzame sccf: Pyriprcxyfen. Kanalisatie: U.D.A., Voor meer informa-
tie: Virbac Nederland BV. Postbus 313, 3770 AH Barneveld

-ocr page 6-

Hoofdredactie

Dr. M.M. Sloet van Oldruitenborgti-Oosterbaan
(voorzitter)

Dr E.A. ter Laak (penningmeester)

Drs. H.A. Beijer

Dr. M.F. de Jong

Dr.Tj. Jorna

Dr. R. Kuiper

Dr. P.A.M. Overgaauw

Drs. J.T. Siebinga

Dr. R.J. Slappendel

Dr. J.H. Vos

^Wetenschappelijke redactie

fHf. dr. A. Barneveld (Utrecht)

Ik A.E.J.M. van den Bogaard Jr. (Maastricht)

iDr. F.H.M. Borgsteede (Lelystad)

iProf. dr. H.J. Breukink (Utrecht)

jProf.dr.P. De Backer (Gent. België) \' ;

:Dr J. Goudswaard (Middelburg)

â– Prof. dr. L.J. Hellebrekers (Utrecht)

Dr. Th.S.G.A.M. van den Ingh (Utrecht)

iProf dr. A.Th. van \'t Klooster (Utrecht)

ftif. dr. F. van Knapen (Utrecht)

Prof dr. A. de Kruif (Gent, België)

Dr. J.T. Lumeij (Utrecht)

Prof dr. A.S.J.PA.M. van Miert (Utrecht)

Prof dr. J.P.T.M. Noordhuizen (Utrecht)

Prof dr. J.Th. van Oirschot (Lelystad)

Prof dr. J. de Schepper (Gent. België)

br JM.A. Snijders (Utrecht)

Dr.E.Teske (Utrecht)

Mw. dr. A.J. Venker-van Haagen (Utrecht).

Prof dr. J.H.M. Verheijden (Utrecht)

Dr. G. Voorhout (Utrecht)

Dr. Th. Wensing (Utrecht)

KNMvD

Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor
Diergeneeskunde

julianalaan 8- io
Utrecht
Postbus 140^1
3508 SB Utrecht
Telefoon (030)2510111
Fax (â– 030)2517787
Website www.knmvd.nl

Hoofdbestuur

Drs. T. dc Ruijter. voorzitter

Drs. S.R. Heslinga. vice-voorzitter

Drs. J. Borgmeier. lid

Drs. O.A. van Dobbcnburgh. lid

Mw. drs. E.N.M. Harwig-Dings, lid

Drs. G. Huijservan Reenen, penningmeester

Mw. drs. W.J. Wijne- Raemakers, lid

Secretariaat

Dr. Tj. Jorna, algemeen secretaris

Stafmedewerkers

Drs. S.J. de Groot

Drs. F.J.W.C. van Herten

Mw. drs. M.C. van Oostrum-Schuurman Hess

Administrateur

H.S.deVries

Vacaturebank

R.P van Ringelestijn

Webmaster

Mw. drs. M. van de Weetering-Fijten

Bureauredactie

Mw. J.W. Jansen
Mw. A.M. Tummers
Mw. S.H. Umans-Ubbink

Bureau

Julianalaan 8-10, Postbus 14031.3.\'i08 SB Utrecht
Tel. 030- 25 10 111/fax 030-25 19 847.
E-mail: tijdschrifl(«;knmvd.nl

Cursus van loondienst naar eigen praktijk
Het XXI1 World Buiatrics Congress
Maastricht International Congress on Equine Medicine
Clinical nutrition for the senior dog and cat

Boekbespreking

468
468

468

469

469

Abonnementsprijs

Het Tijdschrift voor Diergeneeskunde is het ver-
enigingstijdschrifl van de Koninklijke Neder-
landse Maatschappij voor Diergeneeskunde.
De abonnementsprijs voor dierenartsen niet-leden
van dc Koninklijke Nederlandse Maatschappij
voor Diergeneeskunde en voor niet-dierenartsen
wordt vastgesteld door het Hoofdbestuur.

Postgiro/bank

Postbank 511606 ten name van de KNMvD,
Julianalaan 8-10, Utrecht. ABN/AMRO N.V,
Postbus 30, 3500 AA Utrecht, nr. 55 50 48 861 en
C en E bank N.V, Postbus 85100. 3508 AC
Utrecht, nr. 69 93 61 443.

Druk

Drukkerij G. van Dijk B.V, Breukelen (tel. 0346-
261304, fax 0346-264565).

Advertenties

Commerciële advertenties: Bureau Weijer B.V,
Veendam (tel. 0598-623065. fax 0598-613827).
Personeelsadvertenties: bureauredactie.

Maatschappijnieuws

Het zeehondenvirus en de rol van dc dierenarts;J. van Herten

Fouten in Jaarboekje 2002

De waarde van het dier; Prof.dr. H. Vaarkamp

Eerste Week van het Huisdier een succes

Secretariaat KNMvD tijdelijk elders gevestigd

Personalia

Doorlopende agenda

Original paper

Iniprov cd prognosis by immediate endoscopic approach of septic synovitis in the horse;

F. ter Braake 444

All rights reserved

Verklaring:

Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Diergeneeskd 1992; 117:31 -
4). De Redactie aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade welke - direct of indirect - het gevolg mocht zijn van ge-
bleken onjuistheden in de inhoud van de in dit tijdschrift opgenomen artikelen waarbij de auteur is vermeld of in de in-
houd van de in dit tijdschrift geplaatste advertenties. Advertenties kunnen zonder opgaaf van redenen door de Redactie
worden geweigerd of ingetrokken. Niets uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door
middel van druk. microfilm of op welke andere wijze ook. zonder schriftelijke toestemming van de Redactie.

(Papers appearing in ihis Journal are listed in Current Contents / Agricultural Biology and Environmental Science .
Index-Medicus. Index Veterinarius /Veterinary Bulletin. Biological Abstracts. Cambridge Scientific Abstracts).

470

470

471
471

471

472
474

-ocr page 7-

Deel 127
Aflevering 1 6
15 augustus 2002

Inhoud

Uit de Hoofdredactie
Oorspronkelijke artikelen

De beperkte betekenis van het veterinair tuchtrecht; J. M. Bertedictus-van Jaarsveld en B. P. Sloot
Boekbespreking

Uiten voorde praktijk

De economische toekomst van de moderne gezelschapsdierenpraktijk; H.A. Beijer
Vraag en antwoord

Veterinair tuchtrecht

Het staat geschreven en gedrukt...; /. Boissevain

Berichten en verslagen

CED heet vanaf nu Veterinair Kwaliteitsorgaan
Bijeenkomst Uiergezondheidspanel
FIDIN antibiotica-rapportage 2001

Vergiftigingen door Jacobs Kruiskruid; L van Wuijckhuise, M. Mars, G. Counotte en P. Koek
Boekbespreking

Congressen & cursussen

Veertiende lustrum der DSK \'Stichtse Beesten\'

Vedias Najaarsdag 2002

Jaarlijkse Kattendag Stichting Felissana

International Elbow Working Group

First World Orthopacdic Veterinary Congress

Ingezonden

Reactie op het artikel Tandheelkunde; H.C.A. Leemans

All

478

483

484
488

490

491
493
495
499

492

497

500

501
501
501

498

VLOOIENBESTRIJDING HET HELEJAAR DOOR

Cyclio Spot-on:

• Veilig • Gebruiksvriendelijk • Werkt 3 maanden

• Goede prijs/kwaliteit verhouding

• Exclusief voor dierenarts

• E-mail reminder-service

V/r^^cT

-ocr page 8-

Hoofdredactie

Dr. M.M. Sloet van Oldruitenborgh-Oosterbaan
(voorzitter)

Dr. E.A. ter Laak (penningmeester)

Drs. H.A. Beijer

Dr. M.F. de Jong

Dr.Tj. Jorna

Dr R. Kuiper

Dr. P.A.M. Overgaauw

Drs. J.T Siebinga

Dr. R.J. Slappendel

Dr.J.H.Vos

Wetenschappelijke redactie

Prof. dr. A. Barneveld (Utrecht)

Dr. A.E.J.M. van den Bogaard Jr. (Maastricht)

Dr. EH.M. Borgsteede (Lelystad)

Prof. dr. H.J. Breukink (Utrecht)

Prof dr. P. De Backer (Gent. België)

Dr. J. Goudswaard (Middelburg)

Prof. dr. L.J. Hellebrekers (Utrecht)

Dr. Th.S.G.A.M. van den Ingh (Utrecht)

Prof dr. A.Th. van \'t Klooster (Utrecht)

Prof dr. F van Knapen (Utrecht)

Prof dr. A. de Kruif (Gent, België)

Dr. J.T. Lumeij (Utrecht)

P)Klf. dr. A.S.J.P.A.M. van Miert (Utrecht)

Prof dr. J.P.T.M. Noordhuizen (Utrecht)

Prof dr. J.Th. van Oirschot (Lelystad)

PlOf. dr. J. de Schepper (Gent, België)

Dr. J.M.A. Snijders (Utrecht)

Dr.E.Teske (Utrecht)

Mw. dr. A.J. Venker-vati Haagen (Utrecht)

Prof dr. J.H.M. Verheijden (Utrecht)

Dr. G. Voorhout (Utrecht)

Dr. Th. Wensing (Utrecht)

KNMvD

Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor
Diergeneeskunde

Julianalaan 8-10
Utrecht
Postbus 140^1
3508 SB Utrecht
Telefoon (030)2510111
Fax (030)2511^87
Website www.knmvd.nl

Hoofdbestuur

Drs. T. de Ruijter, voorzitter

Drs. S.R. Heslinga. vice-voorzitter

Drs. J. Borgmeier, lid

Drs. O.A. van Dobbenburgh. lid

Mw. drs. E.N.M. Harwig-Dings. lid

Drs. G. Huijser van Reenen. penningmeester

Mw. drs. W.J. Wijne- Raemakers. lid

Secretariaat

Dr. Tj. Jorna. algemeen secretaris

Stafmedewerkers

Drs. S.J. de Groot

Drs. FJ.W.C. van Herten

Mw. drs. M.C. van Oostrum-Schuurman Hess

Administrateur

H.S. de Vries

Vacaturebank

R.P. van Ringelestijn

Webmaster

Mw. drs. M. van de Weetering-Fijten

Rectificaties

Meningitis na contact met een paard met droes;J. Goudswaard
Juiste tabel met middelen van Dopharma

Bureauredactie

Mw. J.W. Jansen
A.M. Tummers
1. S.H. Umans-Ubbink

499

500

Bureau

Julianalaan 8-10, Postbus 14031,3508 SB Utrecht
Tel. 030- 25 10 11 l/fa,x 030-25 19 847.
F-mail: tijdschrift^jknmvd.nl

Abonnementsprijs

Het Tijdschrift voor Diergeneeslatnde is het ver-
enigingstijdschrift van de Koninklijke Neder-
landse Maatschappij voor Diergeneeskunde.
De abonnementsprijs voor dierenartsen niet-leden
van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij
voor Diergeneeskunde en voor niet-dierenartsen
wordt vastgesteld door het Hoofdbestuur.

In memoriam

Adriaan Boogaerdt; J. Breure

Maatschappijnieuws

College van Vertrouwensdierenartsen
Nieuw dierenpaspoort

Jaarcongres-nieuws

Dc waarde van het paard; H. R. C. Costelie
Jaarprijs van vaste waarde op het Jaarcongres

Deadline

Doorlopende agenda

502

503

505

504

505
505
505

Postgiro/bank

Postbank 511606 ten name van de KNMvD,
Julianalaan 8-10. Utrecht. ABN/AMRO N.V,
Postbus 30, 3500 AA Utrecht, nr. 55 50 48 861 en
C en E bank N.V, Postbus 85100, 3508 AC
Utrecht, nr. 69 93 61 443.

Druk

OMfcrij G. van Dijk B.V, Breukelen (tel. 0346-
161304, fax 0346-264565).

Advertenties

CommerciSle advertenties: Bureau Weijer B.V,
Veendam (tel. 0598-623065, fax 0598-613827).
Personeelsadvertenties: bureauredactie.

Original papers

Limited relevance of veterinary disciplinary regulations;J.M. BenediUus-van Jaarsveld,

and B.P. sloot 478

All rights reserved

\\\'erklaring:

Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Diergeneeskd 1992; 117:31-
4). De Redactie aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade welke - direct of indirect - het gevolg mocht zijn van ge-
bleken onjuistheden in de inhoud van de in dit tijdschrift opgenomen artikelen waarbij de auteur is vermeld of in de in-
houd van de in dit tijdschrift geplaatste advertenties. Advertenties kunnen zonder opgaaf van redenen door de Redactie
worden geweigerd of ingetrokken. Niets uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door
middel van druk, microfilm of op welke andere wijze ook, zonder schriftelijke toestemming van de Redactie.

(Papers appearing in this journal are listed in Current Contents /Agricultural Biology and Environmental Science /
Index-Medicus. Inde.\\ Veterinarius / Veterinär)\' Bulletin, Biological Abstracts. Cambridge Scieniißc Abstracts).

-ocr page 9-

Deel 127
Aflevering 1 7
1 september 2002

Inhoud

Uit de Hoofdredactie
Overzichtsartikel

Progressieve retina-atrofie bij Abessijnen en Somali\'s in Nederland (1981-2001);

S.C Djajadiningrat-Laanen.M.M.A.R. Vaessen, F.C Stades, M.H. Boevé, R.R.O.M. van de Sandt

507

508

Uiten voor de praktijk

De Zwakste Schakel; Medroxyprogesteron-acetaat in varkensvoeder; L. van Leengoed, M. Kluivers et al. 516

Gesproeidroogd bloedplasma in voeders voor gespeende biggen: invloed op groei en achterliggende
mechanismen;
A.J. van Dijk 520

Vraag en antwoord 519

Berichten en verslagen

Anti-ectoparasiticajuni 2002; SJ. Mesu, C.H.P. Pellicaan en W.M.L. Hendrikx 523

Movir rekent hogere premie bij nieuwe aanvragen arbeidsongeschiktheidsverzekering 528

Rectificatie 528

Ingezonden

Hondenfokkers ten onrechte negatief neergezet in aflevering Veterinair tuchtrecht; A.C. Schaefers-Okkens

en H.S. Kooistra 526

Discussie normen veterinair handelen door dierenartsen zelf te voeren; /. Boissevain 527

Veterinair tuchtrecht

Een dodelijke ontworming; I. Boissevain 529

Congressen & Cursussen

AIcxander Numan Herdenking; P. Leefang 530

PAOD

Overzicht cursussen september 2002 530

STREPTOCOCCEN? SURAMOX® 5% PREMIX

De effectiviteit van amoxicilline, de zekerheid van een Premix!

Alleen Suramox 5% Premix combineert de effectiviteit van (gecoate)
amoxicilline met de zekerheid van een premix. Maakt daardoor een ef-
fectieve koppelbehandeling tegen Streptococcus suis mogelijk.

\\fïrL>etc:

animal health

Persoonlijk voor dieren

Suramox 5% Premix: REC NL 8543 Samenstelling: amoxicilline 5% Indicaties: behandeling van aandoeningen veroorzaakt door Streptococcus suis. Doeldier: gespeende big.
IKB-wachrtijd: vlees: 6 dagen Kanalisatie: U.D.A. Voor meer informatie: Virbac Nederland BV, Postbus 313,3770 AH Barneveld.Tel: 0342-427127 e-mail: inro@>vi rbac.nl

-ocr page 10-

Hoofdredactie

Dr. M.M. Sloet van Oldruitenborgh-Oosterbaan
(voorzitter)

Dr. E.A. ter Laak (penningmeester)

Drs. H.A. Beijer

Dr. M.F. de Jong

Dr.TJ. Jorna

Dr. R. Kuiper

Dr P.A.M. Overgaauw

Drs. J.T. Siebinga

Dr R J. Slappendel

Dr J.H. Vos

Wetenschappelijke redactie

Prof. dr. A. Barneveld (Utrecht)

Dr. A.E.J.M. van den Bogaard Jr. (Maa.stricht)

Dr. F.H.M. Borgsteede (Lelystad)

Prof. dr. H.J. Breukink (Utrecht)

Prof. dr F. De Backer (Gent, België)

Dr. J. Goudswaard (Middelburg)

Prof dr. L.J. Hellebrekers (Utrecht)

Dr. Th.S.G.A.M. van den Ingh (Utrecht)

Prof. dr. A.Th. van \'t Klooster (Utrecht)

Prof dr. F. van Knapen (Utrecht)

Prof dr. A. de Kruif (CJent, België)

Dr. J.T. Lumeij (Utrecht)

Prof dr. A.S.J.RA.M. van Miert (Utrecht)

Prof dr. J.RTM. Noordhuizen (Utrecht)

Prof. dr. J.Th. van Oirschot (Lelystad)

Prof dn J. de Schepper (Gent, België)

Dr. J.M.A. Snijders (Utrecht)

Dr.E.Teske (Utrecht)

Mw. dr A.J. Venker-van Haagen (Utrecht)

Prof dr. J.H.M. Verheijden (Utrecht)

Dr. G. Voorhout (Utrecht)

Dr Th. Wensing (Utrecht)

KNMvD

Koninklijke Nederlandse
Maatschappij
u-oor
Diergeneeskunde

julianalaan 8 - io
Utrecht
Postbus 140^1
3508 SB Utrecht
Telefoon (030)2510111
Fax (030)251178^
Website www.knmvd.nl

Hoofdbestuur

Drs. T. de Ruijter. voorzitter

Drs. S.R. Heslinga, vice-voorzitter

Drs. J. Borgmeier, lid

Drs. O.A. van Dobbenburgh. lid

Mw. drs. E.N.M. Harwig-Dings, lid

Drs. G. Huijser van Reenen. penningmeester

Mw. drs. W.J. Wijne- Raemakers, lid

Secretariaat

Dr. Tj. Jorna, algemeen secretaris

Stafmedewerkers

Drs. S.J de Groot

Drs. EJ.W.C. van Herten

Mw. drs. M.C. van Oostrum-Schuurman Hess

Administrateur

H.S. de Vries

Vacaturebank

R.R van Ringelestijn

Webmaster

Mw. drs. M. van de Weetering-Fijten

Bureauredactie

Mw. J.W. Jansen
Mw. A.M.Tummers
Mw. S.H. Umans-Ubbink

Bureau

Julianalaan 8-10. Postbus 14031,3508 SB Utrecht
Tel. 030- 25 10 111/fax 030-25 19 847.
E-mail; tijdschriftfctknmvd.nl

Abonnementsprijs

Het rijdschrift voor Diergeneeskunde is het ver-
enigingstijdschrift van de Koninklijke Neder-
landse Maatschappij voor Diergeneeskunde,
De abonnementsprijs voor dierenartsen niet-leden
van dc Koninklijke Nederlandse Maatschappij
voor Diergeneeskinide en voor niet-dierenartsen
wordt vastgesteld door het Hoofdbestuur.

In Memoriam

J.M. van den Born; D.J. Vervoorn

Maatschappijnieuv\\/s

Arbeidsongeschiktheid verzekeren bij Interpolis; M. van Oostrum-Schuurman Hess
Hoofdbestuur stemt in met adviezen Discussieplatform Arbeidsvoorwaarden;
M. van Oostrum-Schuurman Hess
Nieuwe Veterinaire Agenda gratis af te halen

jaarcongres-nieuws

Kern diergeneeskunde onder de loep
De waarde van het dier;
K. Minderhoud
KNMvD Sportdag - Kampong 3 oktober 2002

Personalia

Deadline

Doorlopende agenda

532

534

535

536

537

538

539

543
545
543

Postgiro/bank

Postbank 511606 ten name van de KNMvD.
Julianalaan 8-10, UtrechL ABN/AMRO N.V,
Postbus 30. 3500 AA Utrecht, nr 55 50 48 861 en
C en E bank N.V. Postbus 85100. 3508 AC
Utrecht, nr. 69 93 61 443.

Review paper

Progressive retinal atrophy in Abyssinian and Somali cats in the Netherlands (1981 -2001);

S.C. Djajadiningrat-Laanen, M.M.A.R. Vaessen, F.C Stades, M.H. Boevi, andR.R.O.M. vandeSandt 508

Druk

Drukkerij G. van Dijk B.V. Breukelen (tel. 0346-
261304. fax 0346-264565).

Advertenties

Commerciële advertenties: Bureau Weijer B.V,
Veendam (tel. 0598-623065, fax 0598-613827).
PersoneeLsadvertenties: bureauredactie.

All rights reserved

\\erklaring:

Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Diergeneeskd 1992: 117:31-
4). De Redactie aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade welke - direct of indirect - het gevolg mocht zijn van ge-
bleken onjuistheden in de inhoud \\\'an de in dit tijdschrift opgenomen artikelen waarbij de auteur is vermeld of in de in-
houd van de in dit tijdschrift geplaatste advertenties. Advertenties kunnen zonder opgaaf van redenen door de Redactie
worden geweigerd of ingetrokken. Niets uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door
middel van druk. microfilm of op welke andere wijze ook. zonder schriftelijke toestemming van de Redactie.

(Papers appearing in ihis journal are listed in Current Contents /.igricuhurat Biology and Environmental Science /
Index-Medicus. ïnde.x Veterinarius / Veterinär}\' Bulletin. Biological Abstracts. Cambridge Scientific .-ibstracts).

-ocr page 11-

Deel 127
Aflevering 1 8
15 september 2002

Inhoud

Uit de Hoofdredactie

Oorspronkelijk artikel

Therapietrouw; M. Berendsen en B. W. Knol

Referaat

Infectie door Brucella abortus op een microbiologisch laboratorium;/ Goudswaard

Boekbesprekingen

Blutdruck auf dem Punkt gebracht; H.A. Beijer
Endoskopie bei Reptilien; P. Zwart

Zoonoses and communicable common to man and animals; P.A.M. Overgaauw
Van stal gehaald; A. Kooper

Tandheelkunde

Het gebit van het oudere dier: A. van Foreest

Berichten en verslagen

Speciale lezingen over uiergezondheid; J. Hulsen

Veterinair tuchtrecht

Euthanasie zonder toestemming van de eigenaar; I. Boissevain
Ingezonden

Gemiste kansen bij artikel verdovingswapens; M. Hoyer
Reactie hoofdredactie artikel verdovingswapens
Twee weken PAOD per jaar is te veel;
W.J. M. van der Putten
Reactie Teckel en Co.; D.L van Os

Voorstel om contributie van oudere leden aan te passen; E.G. van Boven-Toebes

Congressen & Cursussen

Antimicrobial Resistance: op weg naar NedMap

Symposium Stichting DIO: Westerse koeien in ontwikkelingssamenwerking?
Berichten en verslagen

VKO: Toets op erkenningen per 1 oktober 2002 van start
Beroepsvereniging voor praktijkmanagement viert éénjarig bestaan

547

548

551

552

559

568

569

554

560

564

565

565

566

566

567

563
567

567

568

LACTOLYTE® Eerste hulp bij kalverdiarree!

Lactolyte orale rehydratietherapie met Lactoserum

- Snel herscel van de waterhuishouding én bestrijding van metabole accidose

- Betere energievoorziening waardoor minder gewichtsverlies

- Goede acceptatie en probleemloze overgang naar de melk

r

- Verpakkingen: 8 sachets, 40 sachets of een po: van 900 gram

Wïrtysic:

Persoonlijk voor dieren

Lactolyte: REG NL 2393. Samenstelling: elektrolyten, suikers en mineralen. Indicatie: elekcrolytentekort en dehydratie. Doeldier: kalf. Kanalisatie: vrij
Voor meer informatie: Virbac Nederland BV, Postbus 313, 3770 AH Barneveld. Tel: 0342-427127 e-mail: info@virbac.nl

-ocr page 12-

Hoofdredactie

Dr, M.M. Sloet van Oldruitenborgh-Oo,sterbaan
(voorzitter)

Dr. E.A. ter Laak (penningmeester)

Drs. H.A. Beijer

Dr. M.E de Jong

Dr.Tj. Jorna

Dr. R. Kuiper

Dr. RA.M, Overgaauw

Drs. J.T. Siebinga

Dr. R.J. Slappendel

Dr. J.H. Vos

Wetenschappelijke redactie

Prof. dr. A. Barneveld (Utrecht)

Dr. A.E.J.M. van den Bogaard Jr. (Maastricht)

Dr EH.M. Borgsteede (Lelystad)

Prof dr. H.J. Breukink (Utrecht)

Prof dr. R De Backer (Gent, België)

Dr. J. Goudswaard (Middelburg)

Prof dr. L.J. Hellebrekers (Utrecht)

Dr. Th.S.G.A.M. van den Ingh (Utrecht)

Plof dr. A.Th. van \'t Klooster (Utrecht)

Prof dr. E van Knapen (Utrecht)

Prof dr. A. de Kruif (Gent, België)

Dr. J.T. Lumeij (Utrecht)

Prof dr. A.S.J.RA.M. van Miert (Utrecht)

Prof dr. J.RTM. Noordhuizen (Utrecht)

Prof. dr. J.Th. van Oirschot (Lelystad)

Prof dr. J. de Schepper (Gent, België)

Dr J.M.A. Snijders (Utrecht)

Dr.E.Teske (Utrecht)

Mw. dr. A.J. Venker-van Haagen (Utrecht)

Prof dr. J.H.M. Verheijden (Utrecht)

Dr. G. Voorhout (Utrecht)

Dr, Th. Wensing (Utrecht)

KNMvD

Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor
Diergeneeskunde

Julianalaan 8- w
Utrecht
Postbus 14031
3508 SB Utrecht
Telefoon (030)2510111
Fax (030)2511-/8j
Website www.knmvd.nl

Hoofdbestuur

Drs. T. de Ruijter, voorzitter

Drs. S.R, Heslinga, vice-voorzitter

Drs. J. Borgmeier, lid

Drs. O.A. van Dobbenburgh, lid

Mw. drs. E.N.M. Harwig-Dings, lid

Drs. G. Huijser van Reenen, penningmeester

Mw. drs. W.J. Wijne- Raemakers. lid

Secretariaat

Dr. Tj. Jorna, algemeen secretaris

^afmedewerkers

Drs. S.J. de Groot
Drs. FJ.W.C. van Herten
Mw. drs. M.C. van Oostrum-Schuurman Hess

Administrateur

H.S. de Vries

Vacaturebank

R.R van Ringelestijn

Webmaster

Mw, drs. M. van de Weetering-Fijten

Bureauredactie

Mw. J.W. Jansen
Mw. A.M. Tummers
Mw. S.H. Umans-Ubbink

Bureau

Julianalaan 8-10. Postbus 14031,3508 SB Utrecht
Tel. 030- 25 10 111/fax 030-25 19 847.
E-mail: tijdschrift@knmvd.nl

Abonnementsprijs

Het Tijdschrift voor Diergeneesltunde is het ver-
enigingstijdschrif^ van de Koninklijke Neder-
landse Maatschappij voor Diergeneeskunde.
De abonnementsprijs voor dierenartsen niet-leden
van de Koninklijke Nederiandse Maatschappij
voor Diergeneeskunde en voor niet-dierenartsen
wordt vastgesteld door het Hoofdbestuur.

Postgiro/bank

Postbank 511606 ten name van de KNMvD.
Julianalaan 8-10, Utrecht. ABN/AMRO N.V,
Postbus 30, 3500 AA Utrecht, nr 55 50 48 861 en
C en E bank N.V, Postbus 85100, 3508 AC
Utrecht, nr. 69 93 61 443.

In memoriam

J. Hage; R. V^ de Jong

J. Hoogcrwerf;J.A. Droppersen B.C. Schoonman
Maatschappijnieuws

Vernieuwing bestuursstructuur KNMvD bijna rond. Stembiljet Bestuur en Raad van Toezicht
ligt bij leden; S.
Umans
140 jaar KNMvD

Correctie inschrijfformulier Jaarcongres
Najaarsdag GCiCi
Jaarverslag Ereraad 2001

GKZ-symposium \'Rol van dierenarts bij salmonellareductie en vaccinatie in dc varkensketen"
Wijziging vergaderdatum afdeling Utrecht
Rectificatie errata jaarboekje 2002

jaarcongres-nieuws

Hebben dieren waarde(n)?; M. Sloet van Oldruitenborgh-Oosterbaan
Dc waarde(n) van ons voedsel en onze dieren; 6. Uriings

Personalia

Deadline

570

571

572

573
573
573

577

578
578
578

575

576

578
580
580

Doorlopende agenda

Contents

Original paper

Treatment compliance; M. Berendsen en B.W. Knol

548

Druk

Drukkerij G. van Dijk B.V, Breukelen (tel. 0346-
261304. fax 0346-264565).

Advertenties

Commerciële advertenties: Bureau Weijer B.V,
Veendam (tel. 0598-623065, fax 0598-613827).
Personeelsadvertenties: bureauredactie.

All rights reserved

Verklaring:

Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Diergeneeskd 1992; 117:31-
4). De Redactie aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade welke - direct of indirect - het gevolg mocht zijn van ge-
bleken onjuistheden in de inhoud van de in dit tijdschrift opgenomen artikelen waarbij de auteur is vermeld of in de in-
houd van de in dit tijdschrift geplaatste advertenties. Advertenties kunnen zonder opgaaf van redenen door de Redactie
worden geweigerd of ingetrokken. Niets uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door
middel van druk. microfilm of op welke andere wijze ook. zonder schriftelijke toestemming van de Redactie.

(Papers appearing in this journal are listed in Current Contents /Agricultural Biology and Environmental Science /
Inde.x-Medicus, Inde.x Veterinarius / Veterinary Bulletin. Biological Abstracts. Cambridge Scientific Abstracts}.

-ocr page 13-

Deel 127
Aflevering 1 9
1 oktober 2002

Inhoud

Uit de Hoofdredactie

Oorspronkelijk artikel

Aviaire pathogene Escherichia coli (APEC); F. Vandeivaele, A. AssadzadehJ. Derijcke, M. Vereed^en en B.
Goddeeris

Vraag en antwoord
Studenten referaten

Hoefbevangenheid. Een retrospectief onderzoek naar risicofactoren en progrognoses;
6. Mayer en H.W. Dijkstra

Melkziekte bij het rund. Een onderzoek naar diagnose en behandeling;J.C. Doze
De vraagtekens rond Lyme Borreliose. Literatuur en praktijkonderzoek; C.M. de Haan

Uit en voor de praktijk

Veterinair informatiesysteem in de praktijk

Boekbespreking

Veterinair tuchtrecht

Een griepje kan geen kwaad; /. Boissevain

Ingezonden

Echinococcus multilocularis en rabies in Nederland; A. Vos
Kanttekeningen bij de Kanteling; Prof. drJ.G. van Logtestijn

Berichten en verslagen

Officieel standpunt Adviesgroep dierenartsen NVD
Zevende lustrum van het Veterinair Dispuut Unitas

Congressen & Cursussen

Nascholing met zeeleeuwen en walvissen op het programma
Symposium Hygiëne

Klinische Avonden voor Dierenartsen over fertiliteitbegeleiding en orthopedie
Jaarlijkse studiedag WRSA

581

582
590

M.

592

592

592

593

594

595

597

598

599
599

500

600

501

601

Klinische Avonden

PRAKTIJKGERICHTE LEZINGEN: WALTHAM®^

• Fertiliteitbegeleiding van de teef

• De orthopedische patiënt

mw. dr. A. Schaefers-Okkens Woensdag

VaidractttDtEÅ’LdjirÅ“h; Dinsdag

mw. drs. Y. Krooshof Woensdag

Stiki^cfvacmil^ai\' Dinsdag
11-12-2002 Van der Valk Hotel Eindhoven

21-01-2003 AC Restaurant De Meern

19-02-2003 Hotel De Cantharel Apeldoorn

18-03-2003 Van der Valk Hotel Drachten

Dier&

\\/irb>^cz

ANIMAL HEALTH

Voor meer informatie: Virbac Nederland BV, Postbus 313, 3770 AH Barneveld, Tel: 0342-427108 e-mail: info@virbac.nl

-ocr page 14-

Hoofdredactie

Dr. M.M. Sloet vatt Oldruitenborgh-Oosterbaan
(voorzitter)

Dr. E.A. ter Laak (penningmeester)

Drs. H.A. Beijer

Dr. M.F. de Jong

Dr. Tj. Jorna

Dr. R. Kuiper

Dr. P.A.M. Overgaauw

Dts. J.T. Siebinga

Dr. R.J. Slappendel

Dr. J.H. Vos

Wetenschappelijke redactie

Prof. dr. A. Bameveld (Utrecht)

Dr. A.E.J.M. van den Bogaard Jr. (Maastricht)

Dr. EH.M. Borgsteede (Lelystad)

Prof dr. H.J. Breukink (Uü-echt)

Prof dr. R De Backer (Gent, België)

Dr. J Goudswaard (Middelburg)

Prof dr. L.J. Hellebrekers (Utrecht)

Dr. Th.S.G.A.M. van den Ingh (Utrecht)

Prof dr. A.Th. van \'t Klooster (Utrecht)

Prof dr. F. van Knapen (Utrecht)

Prof dr. A. de Kruif (Gent, België)

Dr. J.T. Lumeij (Utrecht)

Prof dr. A.S.J.PA.M. van Miert (Utrecht)

Prof dr. J.RT.M. Noordhuizen (Utrecht)

Prof dr. J.Th. van Oirschot (Lelystad)

Prof dr. J. de Schepper (Gent. België)

Dr. J.M.A. Snijders (Utrecht)

Dr.E.Teske (Utrecht)

.Mw. dr. A.J. Venker-van Haagen (Utrecht)

Prof dr. J.H.M. Verheijden (Utrecht)

Dr. G. Voorhout (Utrecht)

Dr. Th. Wensing (Utfecht)

KNMvD

Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor
Diergeneeskunde

Julianalaan 8-10
Utrecht
Postbus 14031
3508 SB Utrecht
Telefoon (030)2510111
Fax (030)25iiy8y
Website www.knmvd.nl

Hoofdbestuur

Drs. T. de Ruijter, voorzitter

Drs. S.R. Heslinga, vice-voorzitter

Drs. J. Borgmeier, lid

Drs. O.A. van Dobbenburgh, lid

Mw. drs. E.N.M. Harwig-Dings, lid

Drs. G. Huijser van Reenen, penningmeester

Mw. drs. W.J. Wijne- Raemakers, lid

Secretariaat

Dr. Tj. Jorna. algemeen secretaris

Stafmedewerkers

Drs. S.J de Groot

Drs. EJW.C. van Herten

Mw. drs. M.C. van Oostrum-Schuurman Hess

Administrateur

H.S. de Vries

Vacaturebank

R.P van Ringelestijn

Webmaster

Mw. drs. M. van de Weetering-Fijten

Bureauredactie

Mw. J.W. Jansen
Ä|w. A.M. Tummers
Jiw. S.H. Umans-Ubbmk

Bureau

Julianalaan 8-10, Postbus 14031,3508 SB Utrecht
Tel. 030- 25 10 111/fax 030-25 19 847.
E-mail; tijdschrift@knmvd.nl

Abonnementsprijs

Het Tijdschrift voor Diergeneeskunde is het ver-
enigingstijdschrift van de Koninklijke Neder-
landse Maatschappij voor Diergeneeskunde.
De abonnementsprijs voor dierenartsen niet-leden
van de Koninklijke Nederiandse Maatschappij
voor Diergeneeskunde en voor niet-dierenartsen
wordt vastgesteld door het Hoofdbestuur.

Maatschappijnieuws

Bijzondere besturendag 2002; Tj. Jorna
Twee ICT-projecten in beeld; J. Klingen
Eindejaarsdrukte goodwillberekeningen

jaarcongres

De waarde van het dier; L. Elving

Het gebit en dc waarde van het dier; A. van Foreest

Personalia

Deadline

Doorlopende agenda

6o2
605
610

608

608

609
609

6n

Postgiro/bank

511606 ten name van de KNMvD.
julianalaan 8-10, Utrecht. ABN/AMRO N.V,
Postbus 30, 3500 AA Utrecht, nr. 55 50 48 861 en
C en E bank N.V. Postbus 85100. 3508 AC
Utrecht, nr. 69 93 61 443.

Original paper

Avian pathogenic Escheirchia coli (APEC); F Vandemaele, A. Assadzadeh. J. Derijcke, M. Vereecken
en B.M. Goddeeris
 581

Druk

tMteéi G. van Dijk B.V. Breukelen (tel. 0346-
241304. fax 0346-264565).

Advertenties

Commerciële advertenties: Bureau Weijer B.V,
Veendam (tel. 0598-623065, fax 0598-613827).
Personeelsadvertenties: bureauredactie.

All rights reserved

Verklaring:

Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Diergeneeskd 1992; 117:31 -
4). De Redactie aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade welke - direct of indirect - het gevolg mocht zijn van ge-
bleken onjuistheden in de inhoud van de in dit tijdschrift opgenomen artikelen waarbij de auteur is vermeld of in de in-
houd van de in dit tijdschrift geplaatste advertenties. Advertenties kunnen zonder opgaaf van redenen door de Redactie
worden geweigerd of ingetrokken. Niets uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door
middel van druk, microfilm of op welke andere wijze ook, zonder schriftelijke toestemming van de Redactie.

(Papers appearing in this Journal are listed in Current Contents/Agricultural Biology and Environmental Science /
Index-Medicus. Index Veterinarius/Veterinary Bulletin. Biological Abstracts. Cambridge Scientific Abstracts).

-ocr page 15-

Deel 127
Aflevering 20
15 oktober 2002

Inhoud

Uit de Hoofdredactie

Oorspronkelijk artikel

Bioterrorisme. Rol van de dierenarts in detectie en bestrijding; K.K.I.M. de Balogh, M.C.W. Schouten en LJ.A.

Lipman 6i 5

Boekbesprekingen

Parasitic nematodes molecular biology, biochemistry and immunology;/Vt\'.ß. van der dessen 619

Parasieten bij hond en kat;J.H. Boersema 620

Berichten en verslagen

Standpunt Werkgroep Veterinair Antibioticum Beleid. Verantwoord gebruik quinolonen gewenst; D. Mevius 622

Brief aan het Hoofdbestuur; D. Mevius 622
Explosieve toename van
Salmonella Java in pluimvee. Consequenties voor de volksgezondheid; W. van Pelt 625

InsemAn en UNIFORM-Agri samen in STO en EDI-DAP; H.J. van der Beek en M.L Beiboer 629

Onderzoek ID-Lelystad brengt verbeterd RSV-vaccin in zicht 630

Het reizen met huisdieren naar het Verenigd K.oninkrijk;_/. van Herten 632

Veterinair antibioticumbeleid op de helling?; D. Mevius 633

MPA-besmetting kost meer dan €100 miljoen 634

Groep Dierenartsen in het Bedrijfsleven bezoekt Dienst Levende Have Politie; L. van Veen 635

Leverbot: houd de vinger aan de pols 636

Finale verkiezing Dierenartsassistent van het Jaar tijdens Najaarsdag GGG 636

Diergeneesmiddelen en buitenland; Tj. Jorna 636

Drs. A.M.W. Kleinmeulman directeur RVV 636

Veterinair tuchtrecht

Perikelen uit een groepspraktijk; /. Boissevain 631

637

Â

Studentenreferaten

VERNIEUWD! ENTEROGEL PIG-PUMP 250 ML

Enterogel pig-pump: nu met vertrouwde Englass doseerpomp!

â–  Bevat Colistine, het antibioticum van le keuze bij geboortediarree en speendiarree veroorzaakt door £ coli.

â–  Flacon van 250 ml voor de behandeling van meer dan 50 biggen (van 3 kg).

â–  Nu in een handzame 250 ml flacon met de vertrouwde Englass doseerpomp.

â–  Effectief, gemakkelijk in gebruik en lage kosten per behandelde big.

615

Persoonlijk voor dieren

\\li\'rt>eic:

animal health

Enterogel pig-pump 2S0 ml: REG NL 4287 Samenstelling: Colistinesulfaat 225.000 IE per ml. Indicaties: Infectieuze diarree bij biggen tot 4 weken oud, in het bijzonder colibacillose e
veroorzaakt door Salmonella Doeldier Big Kanalisatie: UDA Voor meer informatie: Virbac NedeHand 8V, Postbus 313, 3770 AH Barneveld Tel. 0342 - 427119 e-mail: info@Virbac.nl.

-ocr page 16-

Hoofdredactie

Dr M.M. Sloet van Oldruitenborgh-Oosterbaan
(voorzitter)

Dr. E.A. ter Laak (penningmeester)

Drs. H.A. Beijer

Dr. M.F.deJong

Dr. Tj. Jorna

Dr R. Kuiper

Dr. P.A.M. Overgaauw

Drs. J.T. Siebinga

Dr R.J. Slappendel

Dr. JH. Vos

Wetenschappelijke redactie

Prof. dr. A. Barneveld (Utrecht)

Dr. A.E.J.M. van den Bogaard Jr. (Maastricht)

Dr. EH.M. Borgsteede (Lelystad)

Prof. dr. H.J. Breukink (Utrecht)

Prof dr. P De Backer (Gent, België)

Dr. J. Goudswaard (Middelburg)

Prof dr. L.J. Hellebrekers (Utrecht)

Dr. Th.S.G.A.M. van den Ingh (Utrecht)

Prof dr. A.Th. van \'t Klooster (Utrecht)

Prof dr. E van Knapen (Utrecht)

Prof dr. A. de Kruif (Gent, België)

Dr. J.T. Lumeij (Utrecht)

Prof dr. A.S.J.PA.M. van Miert (Utrecht)

Prof dr. J.P.T.M. Noordhuizen (Utrecht)

Prof dr. JTh. van Oirschot (Lelystad)

Prof dr. J. de Schepper (Gent, België)

Dr. J.M.A. Snijders (Utrecht)

Dr.E.Teske (Utrecht)

Mw dr. A.J. Venker-van Haagen (Utrecht)

Prof dr. JH.M. Verheijden (Utrecht)

Dr.G. Voorhout (Utrecht)

Dr Th. Wensing (Utrecht)

KNMvD

Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor
Diergeneeskunde

Julianalaan 8 -10
Utrecht
Postbus 14031
3508 SB Utrecht
Telefoon (030)2510111
Fax (030)2511787
Website www.knmvd.nl

Bestuur

Drs. T. de Ruijter, voorzitter

Drs. J. Borgmeier. lid

Drs. O.A. van Dobbenburgh. lid

Mw. drs. W.J. Wijne- Raemakers, lid

Drs. I I.R.C. Go.stclie. penningmeester

Drs. H. van Herpen, lid

Drs. L.J. den Otter, lid

Secretariaat

Dr. Tj. Jorna, algemeen secretaris

Stafmedew/erkers

Drs. S.J. de Groot

Drs. FJ.W.C. van Herten

Mw. drs. M.C. van Oostrum-Schuurman Hess

Administrateur

H.S. de Vries

Vacaturebank

R.P. van Ringelestijn

Webmaster

Mw. drs. M. van de Weetering-Fijten

Bureauredactie

Mw. J.W. Jansen
Mw. A.M. Tummcrs
Mw S.H. Umans-Ubbink

Bureau

Julianalaan 8-10, Postbus 14031,3508 SB Utrecht
Tel. 030-25 10 11 I/fax 030-25 19 847,
E-mail: tijdschrlft{^knmvd.nl

Abonnementsprijs

Het Tijdschrift voor Diergeneeslcuiide is het ver-
cnigingstijdschrift van de Koninklijke Neder-
landse Maatschappij voor Diergeneeskunde.
Dc abonnementsprijs voor dierenartsen niet-leden
van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij
voor Diergeneeskunde en voor niet-dierenartsen
wordt vastgc.steld door het Hoofdbestuur.

Postgiro/bank

Postbank 511606 ten name van de KNMvD,
Julianalaan 8-10, Utrecht. ABN/AMRO N.V,
Postbus 30. 3500 AA Utrecht, nr. 55 50 48 861 en
C en E bank N.V, Postbus 85100, 3508 AC
Utrecht, nr.69 93 61443.

Druk

Drukkerij G. van Dijk B.V, Breukelen (tel. 0346-
261304. fax 0346-264565).

Advertenties

Commerciële advertenties: Bureau Weijer B.V,
Veendam (tel. 0598-623065, fax 0598-613827).
Personeelsadvertenties: bureauredactie.

Groepsnieuws CHwD

Tweede bijeenkomst werkgroep Paard van de GHWD. Kreupelheid en hoesten; E.C. van der Waa 639
Maatschappijnieuws

Werkvergadering Gezelschapsdieren 639

Werkgroep Sponsoring KNMvD 639

Ad interim vaccinatiebockjc Paard 640

Oproep Bestuurslid van de Groep Geneeskunde van het Varken 640

Personalia 640

Doorlopende agenda 641

Deadline 641

Original paper

Bioterrorism: the role of veterinarians in detection and prevention; K.K./.M. de Balogh, M.C.W.
Schouten, and L.J.A. Lipman 616

All rights reserved

Verklaring:

Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn op aanvraag verkrijgbaar (zic ook Tijdschr Diergeneeskd 1992; 117:31-
4). De Redactie aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade welke - direct of indirect - hel gevolg mocht zijn van ge-
bleken onjuistheden in de inhoud van de in dit tijdschrift opgenomen artikelen waarbij de auteur is vermeld of in de in-
houd van de in dit tijdschrift geplaatste advertenties. Advertenties kunnen zonder opgaaf van redenen door de Redactie
worden geweigerd of ingetrokken. Niels uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door
middel van druk, microfilm of op welke andere wijze ook, zonder schriftelijke toestemming van de Redactie.

(Papers appearing in this journal are listed in Current Contents /Agricultural Biology and Environmental Science /
Index-Medicus, Index Veterinarius /Veterinary Bulletin. Biological Abstracts, Cambridge Scientific Abstracts).

-ocr page 17-

Deel 127
Aflevering 21
1 november 2002

Uit de Hoofdredactie 643

Oorspronkelijk artikel

De invloed van een protocollaire behandeling op het herstel bij hoefbevangenheid; B. Oosterlaan-Mayer,

W. Back, M.M. Sloet van Oldruitenborgh-Oosterbaan 644

Inhoud

Veterinair tuchtrecht

Dierverloskundige gaat buiten zijn boekje; /. Boissevain
Berichten en verslagen

Prudent gebruik van antibiotica - Nieuw doseringsconcept legt grote verantwoordelijkheid bij dierenarts;
J. Hulsen

Congressen & cursussen

Nieuwe serie Nascholingsdagen voor Dierenartsassistenten over anesthesiologie, vachtverzorging cn gedrag
Cursussen in de \'Tweede Lijn\' te Wilhelminaoord

Cursusavonden voortplanting rund, de interactie met voeding en de plaats van hormonale therapie
ESVD workshop Exotic Animal Dermatology
Gezondheidsdienst meldt nieuws op varkensgebicd

Rectificatie

Onderzoek ID-Lelystad brengt verbeterd RSV-vaccin in zicht

651

652

555

655
657
657
657

657

Klinische Avonden

PRAKTIJKGERICHTE LEZINGEN:

• Fertiliteitbegeleiding van de teef

• De orthopedische patiënt

Van der Valk Hotel Eindhoven
AC Restaurant De Meern
Hotel De Cantharel Apeldoorn
Van der Valk Hotel Drachten

\\firb>^c

mw. dr. A. Schaefers-Okkens Woensdag 11-12-2002

\'Var) dracht tot pseudodracht\' Dinsdag 21-01-2003

mw. drs. Y. Krooshof Woensdag 19-02-2003

\'Stilstaan of vooruitgaan\' Dinsdag 18-03-2003

WALTHAM

Dier&

ANIMAL HEALTH

Voor meer informatie: Virbac Nederland BV, Postbus 313, 3770 AH Barneveld, Tel: 0342-427108 e-mail; info@virbac.nl

-ocr page 18-

Hoofdredactie

Dr. M.M. Sloet van Oldruitenborgh-Oosterbaan
(voorzitter)

Dr. E.A. ter Laak (penningmeester)

Drs. H.A. Beijer

Dr. M.F.de Jong

Dr.Tj. Jorna

Dr. R. Kuiper

Dr RA.M. Overgaauw

Drs. J.T. Siebinga

Dr. R.J. Slappendel

Dr. J.H. Vos

Wetenschappelijke redactie

Prof. dr. A. Bameveld (Utrecht)

Dr. A.E.J.M. van den Bogaard Jr. (Maastricht)

Dr. EH.M. Borgsteede (Lelystad)

Prof dr. H.J. Breukink (Utrecht)

Prof dr. P De Backer (Gent, België)

Dr. J. Goudswaard (Middelburg)

Prof dr. L.J. Hellebrekers (Utrecht)

Dr. Th.S.G.A.M. van den Ingh (Utrecht)

Prof dr. A.Th. van \'t Klooster (Utrecht)

Prof dr. F. van Knapen (Utrecht)

Prof dr. A. de Kruif (Gent, België)

Dr. J.T. Lumeij (Utrecht)

Prof dr. A.S.J.PA.M. van Miert (Utrecht)

Prof dr. J.RTM. Noordhuizen (Utrecht)

Prof dr. J.Th. van Oirschot (Lelystad)

Prof dr. J. de Schepper (Gent, België)

Dr. J.M.A. Snijders (Utrecht)

Dr E. Teske (Utrecht)

Mw. dr. A.J. Venker-van Haagen (Utrecht)

Prof dr. J.H.M. Verheijden (Utrecht)

DrG.VoorhouI (Utrecht)

Dr Th. Wensing (Utrecht)

KNMvD

Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor
Diergeneeskunde

Julianalaan 8- io
Utrecht
Postbus 14031
3508 SB Utrecht
Telefoon (030)2510111
Fax (030)25iiy8y
Website www.knmvd.nl

Bestuur

Drs. T. de Ruijter. voorzitter

Drs. J. Borgmeier, lid

Drs. O.A. van Dobbenburgh, lid

Mw. drs. W.J. Wijne- Raemakers, lid

Drs. 11.R.C. Gostelie, penningmeester

Drs. H. van Herpen, lid

Drs. L.J. den Otter, lid

Secretariaat

Dr Tj. Jorna, algemeen secretaris

Stafmedewerkers

Drs. S.J. de Groot

Drs. EJ.W.C. van Herten

Mw. drs. M.C. van Oostrum-Schuurman Hess

Administrateur

H.S.de Vries

Vacaturebank

R.R van Ringelestijn

Webmaster

Mw. drs. M. van de Weetering-Fijten

Bureauredactie

Mw. J.W. Jansen
Mw. A.M.Tummers
Mw. S.H. Umans-Ubbink

Bureau

Julianalaan 8-10, Postbus 14031, 3508 SB Utrecht
Tel. 030- 25 10 11 I/fax 030-25 19 847.
E-mail: tijdschriftfajknmvd.nl

Abonnementsprijs

Het Tijdschrift mor Diergeneeskunde is het ver-
enïgingstijdschrift van de Koninklijke Neder-
landse Maatschappij voor Diergeneeskunde.
De abonnementsprijs voor dierenartsen niet-leden
van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij
voor Diergeneeskunde en voor niet-dierenartsen
wordt vastgesteld door het Hoofdbestuur.

Jaarcongres

Lof voor Rapport Werkgroep MKZ maar zorgen om hoge arbeidsongeschiktheid; S. Umans 658

Jaarredc 2002: Arbeidsongeschiktheidssituatie praktiserende dierenartsen krijgt topprioriteit 56i

De waarde van het dier in diverse vormen besproken: S. Umans 664

Rijnberk erelid; S. Umans 667

Verslag workshop De waarde van het dier, onder leiding van Peter Asschcman; L Verkleij 568
Workshop 2 \'De dierenarts in de maatschappij als werkgever en als teambuiUler in dc praktijk\' -

Strategie Developinent Group; N. Thybaut 669

De waarde van het dier in beeldende vorm; S. Umans 671

Uitreikingen tijdens diner Jaarcongres 672

"Appeltje, biertje, pluutje"; KNMvD Sportdag, Katnpong Utrecht. 3 oktober 2002; L Verkleij 673

Maatschappijnieuws

Eindejaarsdrukte goodwillberekeningen 672

Personalia 677

Jubilea 677

Doorlopende agenda 679

Deadline 680

Postgiro/bank

Postbank 511606 ten name van de KNMvD,
Julianalaan 8-10, Utrecht. ABN/AMRO N.V,
Postbus 30, 3500 AA Utrecht, nr. 55 50 48 861 en
C en E bank N.V. Postbus 85100. 3508 AC
Utrecht, nr. 69 93 61 443.

Druk

Drukkerij G. van Dijk B.V. Breukelen (tel. 0346-
261304. fax 0346-264565).

Advertenties

Commerciële advertenties: Bureau Weijer B.V,
Veendam (tel. 0598-623065, fax 0598-613827).
Personeelsadvertenties: bureauredactie.

Original paper

The effect of a treatment protocol on the prognosis of equine laminitis; 6. Oosterlaan-Mayer, W. Back,
M. M. Sloet van Oldruitenborgh-Oosterbaan
 644

All rights reserved

Verklaring:

Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Diergeneeskd 1992; 117:31-
4). De Redactie aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade welke - direct of indirect - het gevolg mocht zijn van ge-
bleken onjuistheden in de inhoud van de in dit tijdschrift opgenomen artikelen waarbij de auteur is vermeld of in de in-
houd van dc in dit tijdschrift geplaatste advertenties. Advertenties kunnen zonder opgaaf van redenen door de Redactie
worden geweigerd of ingetrokken. Niets uit dil tijdschrift mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door
middel van druk, microfilm of op welke andere wijze ook, zonder schriftelijke toestemming van de Redactie.

(Papers appearing in this journal are listed in Current Contents /Agricultural Biology and Environmental Science /
Index-Medicus. Index Veterinarius / Veterinary Bulletin. Biological Abstracts. Cambridge Scientific Abstracts).

-ocr page 19-

Deel 127
Aflevering 22
15 november 2002

Inhoud

Uit de Hoofdredactie
Overzichtsartikel

Koliekchirurgie bij het paard; P. Wiemer, H.J. Bergman, H. van der Veen en L. Pruissen

Veterinair tuchtrecht

Dierenarts slaat agressieve kat van behandeltafel; /. Boissevain
Ingezonden

BSE: Het belang van één Europees beleid; A.J.G. van \'t Hoofi

Reactie op standpunt dierentuindierenartsen over kwakzalverij; W. Schafienaar

Berichten & verslagen

Discussie over opvang zieke zeehonden in volle gang;J. Pijl
Geeft u wel eens voorlichting op middelbare scholen
Spoedeisende hulp in de UKG: nieuwe werkwijze per 1 januari 2003

Congressen & cursussen

Eijkman Stichting past jaarlijkse post HBO-cursus levensmiddelenmicrobiologie aan

VEEC viert 15-jarig bestaan

Gezondheidsnieuws meldt nieuws op varkensgebied

Boekbespreking

Veterinärmedizinische Parasitologie 5th Ed
Der Geflügeltleischuntersuchung

Veterinair verleden

A.E. Liautard; A. Mathijsen en E.P. Oldenkamp

68i
682

689

691
693

695
699
699

697
697

686
699

700

VERNIEUWD! ENTEROGEL PIG-PUMP 250 ML

Enterogel pig-pump: nu met vertrouwde Englass doseerpomp!

â–  Bevat Colistine, het antibioticum van le keuze bij geboortediarree en speendiarree veroorzaakt door £ coli.

â–  Flacon van 250 ml voor de behandeling van meer dan 50 biggen (van 3 kg).

â–  Nu in een handzame 250 ml flacon met de vertrouwde Englass doseerpomp.
• Effectief, gemakkelijk in gebruik en lage kosten per behandelde big.

Persoonlijk voor dieren

\\/ïrb>£icz

animal health

Enterogel pig-pump 250 ml: REG NL 4287 Samenstelling: Colistinesulfaat 225.000 IE per ml. Indicaties: Infectieuze diarree bij biggen tot 4 weken oud, in het bijzonder colibacillose en enteritis
veroorzaakt door Salmonella Doeldier Big Kanalisatie: UDA Voor meer informatie: Virbac Nederiand BV, Postbus 313, 3770 AH Barneveld Tel. 0342 • 427119 e-mail: info(g>virbac.nl.

-ocr page 20-

Hoofdredactie

Dr, M.M, Sloct van Oldruitenborgh-Oosterbaan
(voorzitter)

Dr. E.A. ter Laait (penningmeester)

Drs. H.A. Beijer

Dr. M.F. de Jong

Dr.Tj. Jorna

Dr R, Kuiper

Dr. P.A.M. Overgaauw

Drs. J.T. Siebinga

Dr. R.J. Slappendel

Dr.J.H.Vos

Wetenschappelijke redactie

Prof. dr. A. Barneveld (Utrecht)

Dr. A.E.J.M. van den Bogaard Jr. (Maastricht)

Dr. F.H.M. Borgsteede (Lelystad)

Prof dr. H.J. Breukink (Utrecht)

Prof dr. P De Backer (Gent, België)

Dr. J. Goudswaard (Middelburg)

Prof dr. L.J. Hellebrekers (Utrecht)

Dr. Th.S.G.A.M. van den Ingh (Utrecht)

Prof dr. A.Th. van \'t Klooster (Utrecht)

Prof dr. F. van Knapen (Utrecht)

Prof dr. A. de Kruif (Gent, België)

Dr. J.T Lumeij (Utrecht)

Prof dr. A.S.J.RA.M. van Miert (Utrecht)

Prof dr. J.RT.M. Noordhuizen (Utrecht)

Prof dr. J.Th. van Oirschot (Lelystad)

Prof dr. J. de Schepper (Gent, België)

Dr. J.M.A. Snijders (Utrecht)

Dr. E. Teske (Utrecht)

Mw. dr. A.J. Venker-van Haagen (Utrecht)

Prof dr. J.H.M. Verheijden (Utrecht)

Dr, G. Voorhout (Utrecht)

Dr. Th. Wensing (Utrecht)

KNMvD

Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor
Diergeneeskunde

Julianalaan 8-10
Utrecht
Postbus 14031
3508 SB Utrecht
Telefoon (030)2510111
Fax (030)25iT/8y
Website www.knmvd.nl

Bestuur

Drs. T. de Ruijter, voorzitter

Drs. J. Borgmeier, lid

Drs. O.A. van Dobbenburgh, lid

Mw. drs. W.J. Wijne- Raemakers, lid

Drs. H.R.C. Gostelie, penningmeester

Drs. H. van Herpen, lid

Drs. L.J. den Otter, lid

Secretariaat

Dr Tj. Jorna, algemeen secretaris

Stafmedewerkers

Drs. S.J. de Groot

Drs. F.J.W.C. van Herten

Mw. drs. M.C. van Oostrum-Schuurman Hess

Administrateur

H.S. de Vries

Vacaturebank

R.P van Ringelestijn

Webmaster

Mw. drs. M. van de Weetering-Fijten

Bureauredactie

Mw. J.W. Jansen
Mw. A.M. Tummers
Mw. S.H. Umans-Ubbmk

Bureau

Julianalaan 8-10, Postbus 14031,3508 SB Utrecht
Tel. 030- 25 10 111/fax 030-25 19 847.
E-mail: tijdschrift(§knmvd.nl

Abonnementsprijs

Het Tijdschrift voor Diergeiieestiunde is hel ver-
enigingstijdschrift van de Koninklijke Neder-
landse Maatschappij voor Diergeneeskunde.
De abonnementsprijs voor dierenartsen niet-leden
van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij
voor Diergeneeskunde en voor niet-dierenartsen
wordt vastgesteld door het Hoofdbe.stuur.

Maatschappijnieuws

Integriteit van de dierenarts: een inzicht: M. Leneman
Belangengroep Practici in Loondienst

Algemene voorwaarden en intrekking Algemene betalingsvoorwaarden
Aanvulling reizen met huisdieren naar het Verenigd Koninkrijk

Personalia

Deadline

702
709

713
713

709

715
713

682

Doorlopende agenda

Original paper

Postgiro/bank

Postbank 511606 ten name van de KNMvD.
Julianalaan 8-10, Utrecht. ABN/AMRO N.V,
Postbus 30, 3500 AA Utrecht, nr. 55 50 48 861 en
C en E bank N.V, Postbus 85100. 3508 AC
Utrecht, nr. 69 93 61 443.

Druk

Drukkerij G. van Dijk B V, Breukelen (tel. 0346-
261304, fax 0346-264565).

Advertenties

Commerciële advertenties: Bureau Weijer B.V,
Veendam (tel. 0598-623065, fax 0598-613827).
Personeelsadvertenties: bureauredactie.

All rights reserved

Verklaring:

Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Diergeneeskd 1992: 117:31-
4). De Redactie aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade welke - direct of indirect - het gevolg mocht zijn van ge-
bleken onjuistheden in de inhoud van de in dit tijdschrift opgenomen artikelen waarbij de auteur is vermeld of in de in-
houd van de in dit tijdschrift geplaatste advertenties. Advertenties kunnen zonder opgaaf van redenen door de Redactie
worden geweigerd of ingetrokken. Niets uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door
middel van druk, microfilm of op welke andere wijze ook, zonder schriftelijke toestemming van de Redactie.

(Papers appearing in this journal are listed in Current Contents/Agricultural Biology and Environmental Science /
Index-Medicus. Index Veterinarius/Veterinary Bulletin. Biological Abstracts. Cambridge Scientific Abstracts).

-ocr page 21-

Deel 127
Aflevering 23
1 december
2002

Uit de Hoofdredactie 715

Uit en voor de praktijk

Salmonella-enteritis bij de hond, niet relevant?; E. van Duißeren en D. Houwers 716

Boekbespreking 717

Veterinair ondernemen

Denkkader, visie en tijdskader;J. Hülsen 719

Interview

Kwalitcitsrelatie dierenarts-varkenshouder krijgt vorm; In gesprek met Jos Verheijden, voorzitter

werkgroep DV 2000;J. Hülsen 723

Rectificatie

Ontbrekende legenda bij figuren artikel hoefbevangenheid 725

Veterinair tuchtrecht

Dood achter de deur...; I. Boissevain 726

Berichten en verslagen

"Help, de dierenarts verzuipt!"; L Verklei] 727

Mycoplasma cn PRDC; Seminar Groep Geneeskunde van het Varken in samenwerking met

Boehringer Ingelheim;^. Hülsen 731

F,erstc GD Praktijkmap Varkens uitgereikt 733

Ciebruik carcinogene diergeneesmiddelen in dc dierenartsenpraktijk, een onacceptabel risico voor dc mens?;
C.
Pellicaan, E. Teske, H. Vaarkamp en T. Willemse 734

Veterinair Dispuut Unitas 735

Definitieve leverbotprognosc 736

Klinische Avonden

PRAKTIJKGERICHTE LEZINGEN: WALTHAM®^

• Fertiliteitbegeleiding van de teef

• De orthopedische patiënt

Inhoud

Woensdag 11-12-2002 Van der Valk Hotel Eindhoven

Dinsdag 21-01-2003 AC Restaurant De Meern

Woensdag 19-02-2003 Hotel De Cantharel Apeldoorn

Dinsdag 18-03-2003 Van der Valk Hotel Drachten

mw. dr. A. Schaefers-Okkens

\'Van dracht tot pseudodracht\'
mw. drs. Y. Krooshof

\'Stilstaan of vooruitgaan\'

\\/irt>£ic:

ANIMAL HEALTH

Voor meer informatie: Virbac Nederland BV. Postbus 313, 3770 AH Barneveld, Tel: 0342-427108 e-mail: info@virbac.nl

-ocr page 22-

Hoofdredactie

Dr. M.M. Sloet van Oldruitenborgh-Oosterbaan
(voorzitter)

Dr. E.A. ter Laak (penningmeester)

Drs. ILA. Beijer

Dr M.F. de Jong

Dr.Tj. Jorna

Dr R. Kuiper

Dr. P.A.M. Overgaauw

Drs. J.T. Siebinga

Dr R.J. Slappendel

Dr. J.H. Vos

Wetenschappelijke redactie

Prof. dr. A. Bameveld (Utrecht)

Dr. A.E.J.M. van den Bogaard Jr. (Maastricht)

Dr. EH.M. Borgsteede (LelysUid)

Prof. dr. H.J. Breukink (Utrecht)

Prof dr. R De Backer (Gent, België)

Dr. J. Goudswaard (Middelburg)

Prof dr. L.J. Hellebrekers (Utrecht)

Dr. Th.S.G.A.M. van den Ingh (Utrecht)

Prof dr. A.Th. van \'t Klooster (Utrecht)

Prof dr. F. van Knapen (Utrecht)

Prof dr. A. de Kruif (Gent. België)

Dr. J.T. Lumeij (Utrecht)

Prof dr. A.S.J.PA.M. van Miert (Utrecht)

Prof dr. J.RT.M. Noordhuizen (Utrecht)

Prof dr. J.Th. van Oirschot (Lelystad)

Prof dr. J. de Schepper (Gent, België)

Dr. J.M.A. Snijders (Utrecht)

Dr.E.Teske (Utrecht)

Mw. dr. A.J. Venker-van Haagen (Utrecht)

Prof dr. JH.M. Verheijden (Utrecht)

Dr. G. Voorhout (Utrecht)

Dr. Th. Wensing (Utrecht)

KNMvD

Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor
Diergeneeskunde

Julianalaan 8-10
Utrecht
Postbus 14031
3508 SB Utrecht
Telefoon (030)2510111
Fax (o3o)25ny8y
Website www.knmvd.nl

Bestuur

Drs. T. de Ruijter. voorzitter

Drs. J. Borgmeier. lid

Drs. O.A. van Dobbenburgh, lid

Mw. drs. W.J. Wijne- Raemakers, lid

Drs. H.R.C. Gostelie, penningmeester

Drs. H. van Herpen, lid

Drs. L.J den Otter, lid

Secretariaat

Dr. Tj. Jorna, algemeen secretaris

Stafmedewerkers

Drs. S.J. de Groot

Drs. F.J.W.C. van Herten

Mw. drs. M.C. van Oostmm-Schuurman Hess

Administrateur

H.S.deVries

Vacaturebank

R.R van Ringelestijn

Webmaster

Mw. drs. M. van de Weetering-Fijten

Bureauredactie

Mw. J.W. Jansen
Mw. A.M. Tummers
Mw. S.H. Umans-Ubbink

Bureau

Julianalaan 8-10, Postbus 14031, 3508 SB Utrecht
Tel. 030- 25 10 11 l/fax 030-25 19 847.
E-mail: tijdschrift(§knmvd.nl

Ingezonden

Vossenlintworm: preventieve maatregelen noodzakelijk;J. Engel
Congressen & Cursussen

Opleiding Honden- en Kattenbesluit nu ook in Noord- en Zuid-Nederland
Huisdieren Gedragsadviseur, aanspreekpunt voor alle gedragsvragen
Cursussen en seminars Stichting Post-Hoger Landbouwonderwijs

Referaten

Vraag en antwoord

736

736

737

738

738

739

Abonnementsprijs

Het Tijdschrift voor Diergenee.skuiide is het ver-
enigingstijdschrift van de Koninklijke Neder-
landse Maatschappij voor Diergeneeskunde.
De abonnementsprijs voor dierenartsen niet-leden
van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij
voor Diergeneeskunde en voor niet-dierenartsen
wordt vastgesteld door het Hoofdbestuur.

Postgiro/bank

Postbank 511606 ten name van de KNMvD.
Julianalaan 8-10, Utrecht. ABN/AMRO N.V,
Postbus 30, 3500 AA Utrecht, nr. 55 50 48 861 en
C en E bank N.V. Postbus 85100. 3508 AC
Utrecht, nr. 69 93 61 443.

In memoriam

D. Grootenhuis-Wolting; A. de Graaf, W. Roelofien en K. Stróbl
Maatschappijnieuws

Enquête salariëringsystecm KNMvD; M. van Oostrum-Schuurman Hess
Vrij.stelling higrepenbesluit voor identificatie gezelschapsdieren;/ van Herten
Functiewijziging voor berekening contributie tijdig doorgeven
Bureau KNMvD gesloten

Personalia
Deadline

740

741

742

743
743

743
747

Druk

Drukkerij G. van Dijk B.V, Breukelen (tel. 0346-
261304. fax 0346-264565).

Advertenties

Commerciële advertenties: Bureau Weijer B.V,
Veendam (tel. 0598-623065, fax 0598-613827).
Personeelsadvertenties: bureauredactie.

All rights reserved

Verklaring:

Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Diergeneeskd 1992; 117:31-
4). De Redactie aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade welke - direct of indirect - het gevolg mocht zijn van ge-
bleken onjuistheden in de inhoud van de in dit tijdschrift opgenomen artikelen waarbij de auteur is vermeld of in de in-
houd van de in dit tijdschrift geplaatste advertenties. Advertenties kunnen zonder opgaaf van redenen door de Redactie
worden geweigerd of ingetrokken. Niets uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door
middel van druk. microfilm of op welke andere wijze ook, zonder schriftelijke toestemming van de Redactie.

(Papers appearing in this journal are listed in Current Contents /Agricultural Biology and Environmental Science /
Index-Medicus. Index Veterinarius /Veterinary Bulletin. Biological Abstracts. Cambridge Scientific Abstracts).

-ocr page 23-

Deel 127
Aflevering 24
15 december 2002

Inhoud

Uit de Hoofdredactie
Overzichtsartikel

Priapismus bij de hengst; M. R. van der Harst, M.A. van der Velden enJ. M. Ensink

745

746

Uit en voor de praktijk

Jacobskruiskruid: bedrieglijke schoonheid, J.H. Vos, A.A.J. Geerts,J.W. Borgers, M.H. Mars,
J.A.M. Muskens en LA. van Wuijckhuise-SJouke

Boekbespreking

Berichten en verslagen

Herdenking 150e sterfdag Alexander Numan
Tijdschrift voor Diergeneeskunde per 1 januari fullcolour
Bereikbaarheid UKG in december
Bedankt!

Ingezonden

Reactie op \'BSE: het belang van één Europees beleid\'; B.E.C. Schreuder en L. Heres

Congressen & Cursussen

Symposium SPOEDl-Equine Emergency

XIX. Osteosynthese Basiskurs in Bad Langensalza, Deutschland

Kerst- en nieuwjaarswens

Veterinair tuchtrecht

Platspuiten en staken; I. Boissevain

753
757

756

757
759
759

758

760

760

761

762

LACTOLYTE® Eerste hulp bij kalverdiarree!

Lactolyte orale rehydratietherapie met Lactoserum

- Snel herstel van de waterhuishouding én bestrijding van metabole accidose

- Betere energievoorziening waardoor minder gewichtsverlies

- Goede acceptatie en probleemloze overgang naar de melk

0

Lactolyte

Lactolyte i(

Ueuifytt

â– 2=

- Verpakkingen: 8 sachets, 40 sachets of een pot van 900 gram

\\firbeic

animal health

Persoonlijk voor dieren

Lactolyte: REC NL 2393. Samenstelling: elektrolyten, suikers en mineralen. Indicatie: elektroly^entekort en dehydratie. Doeldier: kalf. Kanalisatie: vrij
Voor meer informatie: Virbac Nederland BV, Postbus 313, 3770 AH Barneveld, Tel: 0342-427127 e-mail: info(i>virbac.nl

-ocr page 24-

Hoofdredactie

Dr M.M. Sloet van Oldruitenborgh-Oosterbaan
(voorzitter)

Dr. E.A. ter Laak (penningmeester)

Drs. H.A. Beijer

Dr. M.F. de Jong

Dr.Tj. Jorna

Dr. R. Kuiper

Dr. RA.M. Overgaauw

Drs. J.T. Siebinga

Dr. R J. Slappendel

Dr.J.H.Vos

Wetenschappelijke redactie

Prof. dr. A. Barneveld (Utrecht)

Dr. A.E.J.M. van den Bogaard Jr. (Maastricht)

Dr. FH.M. Borgsteede (Lelystad)

Prof dr. H.J. Breukink (Utrecht)

Prof dr. P De Backer (Gent, België)

Dr. J. Goudswaard (Middelburg)

Pn)f dr. L.J. Hellebrekers (Utrecht)

Dr. Th.S.G.A.M. van den Ingh (Utrecht)

Prof dr. A.Th. van \'t Klooster (Utrecht)

Prof dr. F. van Knapen (Utrecht)

Prof dr. A. de Kruif (Gent, België)

Dr. J.T. Lumeij (Utrecht)

Prof dr. A.S.J.PA.M. van Miert (Utrecht)

Prof dr. J.PT.M. Noordhuizen (Utrecht)

Prof dr. JTh. van Oirschot (Lelystad)

Prof dr. J. de Schepper (Gent, België)

Dr. J.M.A. Snijders (Utrecht)

Dr.E.Teske (Utrecht)

Mw. dr. A.J. Venker-van Haagen (Utrecht)

Prof dr. J.H.M. Verheijden (Utrecht)

Dr. G. Voorhout (Utrecht)

Dr. Th. Wensing (Utrecht)

KNMvD

Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor
Diergeneeskunde

Julianalaan 8- io
Utrecht
Postbus 14031
3508 SB Utrecht
Telefoon (030)2510111
Fax (030)2511787
Website www.knmvd.nl

Bestuur

Drs. T. dc Ruijter, voorzitter

Drs. J. Borgmeier, lid

Drs. O.A. van Dobbenburgh, lid

Mw. drs. W.J Wijne- Raemakers, lid

Drs. H.R.C. Goslelie, penningmeester

Drs. H. van Herpen, lid

Drs. L.J. den Otter, lid

Secretariaat

Dr. Tj. Jorna, algemeen secretaris

Stafmedewerkers

Drs. S.J. de Groot

Drs. F.JW.C. van Herten

Mw. drs. M.C. van Oostrum-Schuurman Hess

Administrateur

H.S. de Vries

Vacaturebank

R.P van Ringelestijn

Webmaster

Mw. drs. M. van de Weetering-Fijten

Bureauredactie

Mw. J.W. Jansen
Mw. A.M.Tummers
Mw. S.H. Umans-Ubbink

Bureau

Julianalaan 8-10. Postbus 14031, 3508 SB Utrecht
Tel. 030-25 10 111/fax 030-25 19 847.
E-mail: lijdschrift@knmvd.nl

Abonnementsprijs

Het Tijdschrift voor Diergeneeskunde is het ver-
enigingslijdschrift van de Koninklijke Neder-
landse Maatschappij voor Diergeneeskunde.
De abonnementsprijs voor dierenartsen niet-leden
van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij
voor Diergeneeskunde cn voor niet-dierenartsen
wordl vastgesteld door het Hoofdbestuur.

Maatschappijnieuws

Handhavingsdag KNMvD 15 oktober 2002. Strafrecht en tuchtrecht gaan
hand in hand bij ontwikkeling van normen; S.
Umans
Bureau KNMvD gesloten

Najaarsdag 2002 Groep Geneeskunde Gezelschapsdieren: \'Interactie\'; L Verklei]
Per 1 januari 2003 ROL definitief beschikbaar Registratie van offlahel gebruik via
internet een succes; S.J.
de Groot

Practicus in loondienst, waarnemer, co-assistent. Lees wat wij voor u kunnen doen
Handel in generieke grondstoffen

Ingezonden

Handhavingsbeleid? Ja! Maar dan wel met de juiste regelgeving!; P. Wi]nen

Personalia

Deadline

Doorlopende agenda

764

769

770

773

773

774

767

775

776
776

Postgiro/bank

Postbank 511606 ten name van de KNMvD.
Julianalaan 8-10, Utrechl. ABN/AMRO N.V,
Postbus 30, 3500 AA Utrecht, nr. 55 50 48 861 en
C en E bank N.V. Postbus 85100, 3508 AC
Utrecht,nr.6993 61 443.

Review paper

Prapism in the stallion; M. R. van der Harst, M.A. van der Velden enJ. M. Ensink

746

Druk

Drukkerij G. van Dijk B.V. Breukelen (tel. 0346-
261304. fax 0346-264565).

Advertenties

Commerciële advertenties: Bureau Weijer B.V,
Veendam (tel. 0598-623065, fax 0598-613827).
Personeelsadvertenties: bureauredactie.

All rights reserved

Verklaring:

Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Diergeneeskd 1992; 117:31-
4). De Redactie aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade welke - direct of indirect - hel gevolg mocht zijn van ge-
bleken onjuistheden in de inhoud van de in dit tijdschrift opgenomen artikelen waarbij de auteur is vermeld of in de in-
houd van de in dit tijdschrift geplaatste advertenties. Advertenties kunnen zonder opgaaf van redenen door de Redactie
worden geweigerd of ingetrokken. Niets uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door
middel van druk, microfilm of op welke andere wijze ook, zonder schriftelijke toeslemming van de Redactie.

(Papers appearing in this journal are listed in Current Contents /Agricultural Biology and Environmental Science /
Index-Medicus, Index Veterinarius / Veterinary Bulletin, Biological Absiracts, Cambridge Scientific Abstracts).

-ocr page 25-

Uit
de

hoofdredactie

Met de laptop in de tuin schrijf He op 15 juni dit editorial in een letdcer zonnetje. Dit alles met dank aan de moderne ICT-
techniek. Vakinhoudelijk kunt u in deze aflevering in het artikel over Bolulisme hij runderen lezen dat hotulisme intoxica-
ties telkens weer kunnen opduiken in de praktijk. Uil het artikel over Actinobacillose blijkt dat deze oude bekende bacte-
rie naa.st de bekende \'houttong \'zich ook in andere vormen kan manifesteren.

Niet alleen vakinhoudelijk maar ook op maatschappelijk gebied verandert de wereld steeds. James Herriot en zijn kom-
paan Siegfried zouden zich niet kunnen voorstellen dat James \'vrouw én praktijkassistente Helen zou beginnen over een
rechtspositieregeling. Toch is het een realiteit dat we als dierenartsen ons personeelsbeleid tegenwoordig net als andere
grotere ondernemingen professioneel zullen moeten voeren. De tijd van het buurmeisje dat uil roeping en voor een zak-
centje wel helpt tijdens een spreekuur is verleden tijd. Hoewel de vele klachten die hij de VEDIAS binnenkomen erop wij-
zen dat dit besef helaas nog niet bij alle dierenart.tpraktijken is binnengedrongen. Lees hierover in het bericht over het
hervatten van het overleg tussen VEDIAS en KNMVD.

Verdere verharding binnen hel beroep blijkt uit het j\'eU dat een praktijk anno 2002 niet meer zonder Algemene
Voorwaarden kan. Cliënten zien een behandeling door de dierenarts steeds vaker als een kwestie waarbij het niet direct
en automatisch bereiken van een 100% genezing derhalve wel moei wijzen behandeling door een kennelijk niet capabele
dierenarts. En natuurlijk is men dan van mening dat dit dan een wanprestatie is waarvoor niet betaald behoeft te worden.
De bewijslast voor het tegendeel wordt automatisch hij de behandelend dierenarts gelegd. Algemene leveringsvoor-
waarden zullen nooit alle problemen kunnen ondervangen , maar kunnen wel meehelpen duidelijkheid bij de cliënt te
creëren dat de inspanningsverplichting van een dierenarts iels anders is dan een resultaatgarantie. Lees hier over in dit
tijdschrift en ook op de site van de KNMvD:
http://www.knmvd.nl over de nieuwe A Igemene Voorwaarden.

Een goodwill-berekening lijkt slechts een zaak van koel rekenen maar roept desondanks vaak verhitte emoties op. U kunt
hierover alles lezen in dU tijdschrift. Opvallend is overigens dat de goodwill-bedragen al jaren sterk dalende zijn. Een
duidelijk teken dat de financiële gezondheid van de gemiddelde dierenartspraktijk flink dalende is. Men behaalt onvol-
doende winst of omdat men voor te lage tarieven werkt, onvoldoende rendement op de investeringen haalt en omdat men
vaak te weinig efficiënt werkt.

Dal dierenartsen ook maar mensen zijn blijkt ook nog eens uit de bijdrage van laira Boissevain over het Tuchtcollege.
Vw wooiden worden voortdurend gewogen en elk moment van \'zwakte \'kan u op een Tuchtrechtzaak komen te staan. Dat
roept overigens de vraag op of het nog wel verantwoord is om als dierenarts nog lange werkdagen met intensieve spreek-
uren te draaien want een slippertje is dan snel gemaakt. Men kan zich afvragen of de oude \'bemepsgewoonte \'om na een
volledige werkweek direct aansluitend een volledig dienstweekend van 60 uur te draaien met daarna nog eens weer een
volledige werkweek met bijbehorende nachtdiensten nog wel van deze tijd is.

Uit de artikelen over het Tuchtcollege blijkt overigens telkens weer dat het publiek een uitgeruste en professionele dieren-
arts wU en uit marktonderzoeken blijkt dat het publiek hier ook wel voor wil betalen. Dierenart.sen vergeten gelukkig
maar zelden om zich in de spreekkamer vakinhoudelijk als professional te gedragen. Een echte professionele dierenarts
dient naar mijn mening echter zowel vakinhoudelijk alsmede als werkgever en zakelijk ondernemer zich professioneel le
gedragen. Alleen dat laatste ontbreekt nog al eens: het residtaat zijn is te lage nota \'s richting cliënt, onder betaald perso-
neel en achterblijvende inkomens ondanks lange werkdagen. De vraag of er een relatie is tussen voorgaande en het feit
dat één op de zes dierenartsen inmiddels met een hurn-out thuis zit kan ik niet met stelligheid beantwoorden, maar laat
zich wel raden.

Kortom ook deze aflevering van het Ttjdschrifi biedt genoeg stof tot overdenken. Ik wens u veel leesplezier

Anton Beijer.

I

Tijdschrift
Diergeneeskunde

-ocr page 26-

De rol van virusinfecties bij bovine mastitis

Tijdschr Diergeneeskd 2002; 127; 414-21

G.J. Wellenberg\'

Overzichtsartikelen

Samenvatting

Binnen de melkveehouderij is mastitis één van de belang-
rijkste gezondheidsproblemen met enorme economische
gevolgen. Ondanks intensieve onderzoeks- en bestrij-
dingsprogramma\'s, die voornamelijk gebaseerd zijn op
de detectie en behandeling van bacteriële infectieziekten,
is bij 20-35% van het aantal klinische gevallen van masti-
tis de oorzaak niet vast te stellen. Een deel van het aantal
onbekende mastitisgevallen zou mogelijk een virale oor-
zaak kunnen hebben.

In dit artikel wordt een overzicht gegeven van virussen
die een rol kunnen spelen bij het ontstaan van bovine kli-
nische en subklinische mastitis. Ook worden de resulta-
ten gepresenteerd van een recent uitgevoerd onderzoek
waarbij een mogelijke rol van bovine herpesvirus 4
(BHV4) in de etiologie van bovine mastitis wordt aange-
toond.

Samenvattend kunnen we concluderen dat virusinfecties
zowel direct als indirect een rol kunnen spelen in de etio-
logie van bovine mastitis. Het economisch belang ver-
dient nader onderzoek.

Summary

The role of viral infections in bovine mastitis

Mastitis is an often occurring disease in dairy cattle with an enormous
economic impact jor milk producers worldwide. Despite intensive research,
which is historically ha.sed on the detection of bacterial udder pathogens,
still around 20-35% of clinical cases of bovine mastitis have an unknown
aetiology. Due lo the high number of unknown causes of clinical mastitis,
studies were undertaken lo gain more insight into the role of viruses in this
important disease.

This review deals with the wie of viruses in the aetiology of bovine mastitis,
including the results ofthe recently performed study on the role of bovine
herpesvirus 4 (BHV4) in this aetiology.

We conclude that viral infections can play a direct or indirect rote in the ae-
tiology of bovine mastitis: therefore their importance and their economic
impact needs further attention.

Inleiding

Bovine mastitis is een veelvoorkomende ziekte binnen de
melkveehouderij met ernstige economische gevolgen.
Wereldwijd worden de jaarlijkse verliezen ten gevolge van
mastitis geschat op 35 miljard US dollar. Elk geval van klini-
sche mastitis in de Verenigde Staten kost ongeveer 200 US
dollar (33, 34), terwijl in Nederland de jaarlijkse verliezen
ten gevolge van mastitis worden geschat op 59 Euro/koe
(48).

t Divisie Infecliezieken en Ketenkwaliteit. Instituut voor Dierhouderij en

DiergezondheidlD-Lelvstad. Postbus 65, 8200AB. Lelystad.
* Correspondentie: G.J. Wellenberg PhD. B.Sc, Instituut voor Dierhouderij en
Diergezondheid ID-Lelystad, Postbus 65, 8200 AB. Lelystad.Telefoon nr: 31-320-
238219. Faxnr: 31-320-238050. E-maU: G.J.Wellenberg@id.wag-ur.nl

Mastitis-veroorzakende pathogenen worden hoofdzakelijk
onderverdeeld in bacteriën en niet-bacteriële pathogenen,
zoals mycoplasma\'s, schimmels, gisten en chlamydia (43,
56). Watts (56) identificeerde 137 microben als oorzakelijke
pathogenen, inclusief microben die betrokken zijn bij de pa-
thogenese van bovine mastitis.

Ondanks intensief etiologisch onderzoek, dat in hoofdzaak
is gericht op de detectie van bacteriële pathogenen, hebben
ongeveer 20-35% van de klinische bovine mastitisgevallen
een onbekende oorzaak (36, 57). Miltenburg
et al. (36) kon-
den in 28% van de 1045 klinische mastitisgevallen geen pa-
thogenen detecteren, terwijl Wedderkopp (57) geen pathoge-
nen kon detecteren in 35% van de 6809 onderzochte
melkkwartieren van 3783 koeien met klinische mastitis. Het
percentage melkmonsters, afkomstig van zowel klinische als
subklinische mastitisgevallen in Nederland met een nega-
tieve kweekuitslag, werd recentelijk geschat op 25% (I).
Een verklaring voor het hoge percentage bacteriologisch-ne-
gatieve melkmonsters kan zijn dat bepaalde micro-organis-
men slecht groeien, zoals mycoplasma\'s, gisten en schim-
mels. Echter, deze pathogenen kunnen niet de enige
verklaring zijn voor het hoge percentage kweek-negatieve
melkmonsters (41, 63). Over de rol van virussen bij het ont-
staan van bovine mastitis is weinig bekend, en daarom wer-
den studies uitgevoerd om dit beter in kaart te brengen.

Virusinfecties en hun directe rol in bo-
vine klinische en subklinische mastitis

Bovine herpesvirus (BHV)-I (19, 45), BHV4 (59), mond- en
klauwzeervirus (10), en para-influenza 3 virus (25,26) zijn ge-
ïsoleerd uit melk van koeien met klinische mastitis (Tabel I).
Naast de klinische vorm van mastitis komt subklinische
mastitis ook veelvuldig voor. Deze vorm van mastitis leidt
tevens tot hoge economische verliezen ten gevolge van ver-
minderde melkproductie, en kortingen ten gevolge van te
hoge tankmelkcelgetallen. Mogelijk spelen virussen ook een
rol bij subklinische mastitis zoals reeds verondersteld door
Fuchs(17).

Bovine herpesvirus ^

In 1974 werd BHVl voor het eerst geïsoleerd uit melk van
een mastitiskoe. Het bewijs dat BHVl de oorzaak was van de
mastitis is omstreden, mede omdat het melkmonster was
verzameld drie dagen na vaccinatie met een levend IBR-vac-
cin (45). In Frankrijk werd BHVl in combinatie met
Mycoplasma agalactiae geïsoleerd uit melk van koeien met
mastitis (12, 19), en BHVl werd ook geïsoleerd uit één
melkmonster uit een groep van 96 koeien met mastitis (3).
Een mogelijke rol van BHVl, al dan niet in combinatie met
bovine-virus-diarree-virus (BVDV), werd ook beschreven
door Siegler
et al. (51). Zij beschreven een verhoogde inci-
dentie van mastitis op een aantal bedrijven met BHVl en
BVDV geïnfecteerde koeien. Vaccinatie van de koppels met
IBR/IPV-vaccin, soms in combinatie met een mucosal dis-
ease/BVD-vaccin, resulteerde in een effectieve beheersing
van het mastitisprobleem.

-ocr page 27-

Onder experimentele condities werd aangetoond dat BHVl
in staat is te repliceren in het uierweefsel na intramammaire
inoculatie. Een intramammaire inoculatie van jonge vaarzen
met een BHVl-IBR- of een BHVl-IPV-stam resulteerde in
pijnlijke en gezwollen kwartieren (21), gepaard gaande met
een sterke reductie van de melkproductie en melk met een
abnormale morfologie en met bloed. In een andere studie re-
sulteerde een intramammaire inoculatie met BHVl-IPV in
klinische mastitis met verhoogde temperatuur, verminderde
eetlust, pijnlijke en gezwollen uiers en een sterk vermin-
derde melkopbrengst (53).

Bovine herpesvirus 4

Op basis van de resultaten van een recent uitgevoerde case-
control-studie werd voor het eerst een relatie gelegd tussen
BHV4-infecties en bovine mastitis (59). Bovine herpesvirus
4 werd bij drie (5%) van de 58 onderzochte lacterende masti-
tisrunderen aangetoond in de melk, en niet bij 58 controle-
runderen. Gelijktijdig met de isolatie van BHV4 werd bij
twee van de drie mastitisrunderen een significante stijging
van BHV4 antilichamen in serum aangetoond. Het aantal ge-
vallen dat BHV4 vaker werd geïsoleerd uit melk van masti-
tisrunderen dan bij controles was bijna statistisch significant
(P = 0.125).

Bovine herpesvirus 4 behoort tot de Gammaherpesvirinae,
een subfamilie van de Herpesviridae-familie. Het virus is
wijd verspreid, en kan geïsoleerd worden uit runderen met
verschillende klinische symptomen, maar een BHV4-infec-
tie was nog nooit eerder geassocieerd met klinische mastitis.
Om een beter inzicht te krijgen in de seroprevalentie van
BHV4 in Nederland werd een pilot-studie uitgevoerd. Op
basis van deze studie werd de BHV4-seroprevalentie in run-
deren in Nederland geschat op 16-18%. Ook bleek dat de
BHV4-seroprevalentie varieerde per leeftijdscategorie en
wel van 6 - 43%. Hierbij werd vooral een sterke toename in
BHV4-antilichamen gevonden bij dieren in de leeftijdscate-
gorie van twee tot driejaar.

In een tweede case-control-studie, waarbij gebruik werd ge-
maakt van nieuw ontwikkelde testen voor het detecteren van
BHV4-antilichamen en BHV4-DNA (60,61), werd selectie-
ver gekeken naar de rol van BHV4 in de etiologie van bovine
khnische mastitis. Wederom werd BHV4 alleen gedetec-
teerd in melk van klinische mastitisrunderen en niet in melk
van controles. Bovine herpesvirus 4 werd gedetecteerd in
melk van 2 (4%i) van de 54 onderzochte mastitisrunderen en
niet in melk van 54 controles. In beide case-control-studies
werd BHV4 in de meeste gevallen vergezeld door bekende
bacteriële mastitispathogenen, zoals
Staphylococcus aureus
en Streptococcus uteris. Dit maakt het bestuderen van de rol
van BHV4 in de etiologie van bovine mastitis niet eenvoudi-
ger.

In een experimentele infectie, waarbij lacterende koeien ge-
lijktijdig intramammair en intranasaal geïnoculeerd werden
met BHV4, werden geen klinische mastitisgevallen waarge-
nomen, maar wel werd bij 50% van de geïnoculeerde kwar-
tieren een verhoogd melkcelgetal waargenomen, wat een in-
dicatie is voor subklinische mastitis (58). Op de dagen acht,
negen en elf na infectie waren de melkcelgetallen van
BHV4-geïnoculeerde kwartieren significant hoger dan de
melkcelgetallen van niet-geïnoculeerde controlekwartieren
van dezelfde koeien (binnen-koe-controles), en de celgetal-
len in melk afkomstig van mock-geïnoculeerde kwartieren
van controle koeien (controlegroep).
Op basis van de twee case-control-studies, de experimentele
infectiestudie en een epidemiologische studie, waarin werd
vastgesteld dat mastitis tengevolge van
Staphylococcus au-
reus
significant vaker voorkwam bij BHV4-seropositieve
koeien dan bij BHV4-seronegatieve (67), kunnen we conclu-
deren dat BHV4 waarschijnlijk een rol speelt in de etiologie
van bovine mastitis. Het speelt waarschijnlijk geen (grote)
rol als primair agens in klinische mastitisgevallen, maar op
basis van gegevens van de experimentele infectieproef kun-
nen we concluderen dat het virus mogelijk wel een rol kan
spelen als verwekker van subklinische mastitis. Op basis van
de epidemiologische studie zijn er aanwijzingen dat BHV4
ook op indirecte wijze betrokken kan zijn bij bovine mastitis.
Het virus is onder andere in staat macrofagen latent te infec-
teren wat zou kunnen leiden tot immuunsuppressie. Of dit
een aanwijzing is dat BHV4 van indirecte invloed kan zijn
op bovine mastitis zal nader onderzocht moeten worden.

Mond- en klauwzeervirus

Bij een natuurlijke MKZ-infectie wordt het virus verspreid
over verschillende organen van de gastheer. Alhoewel een
primaire infectie van het uierweefsel niet gebruikelijk is in
de pathogenese van het virus, kan het virus wel repliceren in

Tabel i. Virusinfecties en hun associaties met bovine mastitis

Virus

Natuurlijke cases

Experimentele reproductie

Indirect door tepellaesies

Epidemiologische studies

Virusisolatie

IM route*

Natuurlijke route

Bovine herpesvirus 1

D**

Bovine herpesvirus 4

( )•*

MKZ-virus

Parainfluenza 3-virus

Bovine leukemievirus

( )t

D»*

Bovine herpesvirus 2

Pseudocowpoxvirus

Bovine papillomavirussen

Bovine-virus-diarree-virus

Bovine immunodeficientievirus

D*»

IM *: intramammair, D **: data niet voldoende voor duidelijke associatie

***: virusisolatie positief bij cases en niet bij controles, t; geen virus geïsoleerd maar viruspartikels gedetecteerd met behulp van elektronenmicroscopie.

-ocr page 28-

de epitheelcellen van het uierweefsel. Onder natuurlijke om-
standigheden werd het MKZ-virus geïsoleerd uit melk van
geïnfecteerde koeien (9, 17,44) en van koeien met tepel- en
uierlaesies (15). Ook onder experimentele omstandigheden,
waarbij kwartieren geïnoculeerd werden via de ductus papil-
laris, werd aangetoond dat de uier een erg gevoelig orgaan is
en dat grote hoeveelheden virus geproduceerd kunnen wor-
den. Bovendien leidden intramammaire inoculaties van het
MKZ-virus tot gezwollen en pijnlijke kwartieren, terwijl de
melk een abnormale morfologie (klonten) vertoonde.
Het MKZ-virus was ook in staat te repliceren in het uier-
weefsel na een contactbesmetting en na een oronasale be-
smetting via aërosolen. Infecties van het MKZ-virus via de
oronasale route kan, als gevolg van een systemische infectie,
resulteren in virusreplicatie in de alveolaire epitheelcellen
van de uier (4), wat kan leiden tot een progressief necrose-
proces (5). Echter tijdens deze experimentele infectieproe-
ven werd geen verhoging van het aantal leukocyten in de
melkmonsters waargenomen tot dag zeventien postinfectie.
Het necroseproces was waarschijnlijk de oorzaak voor de
waargenomen verminderde melkproductie (6).

Parainfluenza 3-virus

In 1966 werd parainfluenza 3 (Pl-3) virus, een lid van de
Paramyxoviridae-familie (order: Mononegavirales), niet al-
leen aangetoond in neusuitvloeisels bij Japans vee met acute
respiratoire problemen, maar ook in de melk (25). Op één
van de onderzochte bedrijven werd het virus aangetoond in
melk afkomstig van veertien van de 58 onderzochte koeien
(24%). De koeien waarbij PI-3-virus werd aangetoond in de
melk vertoonden geen verschijnselen van klinische mastitis
maar wel werd in veel melkmonsters een verhoogd melkcel-
getal waargenomen. Parainfluenza 3-virus werd ook gede-
tecteerd in melk van een koe met een a-septische mastitis
(bacteriologiekweek: negatieO-

Een intramammaire inoculatie van PI-3-virus resulteerde in
de bekende respiratoire symptomen, met koorts, malaise, en
een verminderde conditie. De geïnfecteerde kwartieren ver-
toonden zwelling en verharding en een verandering in de
kleur van de melk. Verder werd in de melk een verhoogde pH
waargenomen en een verhoging van het aantal epitheelcel-
len, neutrofielen, monocyten en lymfocyten. Histologisch
werd een interstitiële ontstekingsreactie waargenomen (26).
Omdat er echter erg weinig gepubliceerd is over de rol van
het PI-3-virus in de etiologie van bovine mastitis zullen deze
data eerst bevestigd moeten worden alvorens duidelijk zal
zijn wat de werkelijke rol van het PI-3-virus is.

Bovine leukemievirus

Bovine leukemievirus (BLV)-partikels werden recentelijk
door middel van elektronenmicroscopie (66) aangetoond in
het uierweefsel van BLV-antilichaampositieve koeien met
subklinische mastitis. Macroscopisch werden er geen laesies
waargenomen, maar op basis van histologie werd een infil-
tratie van lymfocyten, plasmacellen, en neutrofielen waarge-
nomen in de alveoli en het interlobulair bindweefsel. Ook
werden veel macrofagen en alveolaire cellen waargenomen.
Helaas werden geen data gepresenteerd over melkcelgetal-
len, reducties in melkopbrengst, of mogelijke isolatie van
bacteriële pathogenen. Onduidelijk is dus of BLV de oorzaak
was van deze subklinische mastitis.

Op basis van epidemiologische studies, uitgevoerd op indivi-
dueel en koppelniveau, is getracht een associatie te vinden
tussen BLV-infecties en mastitis bij het rund. De gepubli-
ceerde data geven echter tegenstrijdige resultaten aan.
Studies die melden dat het aantal mastitisgevallen en ver-
hoogde melkcelgetallen vaker voorkwamen bij koeien met
enzoötische leukose dan bij gezonde koeien (35,46) werden
afgewisseld met studies waarbij geen positieve associaties
werden waargenomen (13). Ook studies waarbij de melkpro-
ductie werd gemeten, wat een indicatie zou kunnen zijn voor
een verhoogd aantal subklinische mastitisgevallen, en de
BLV-status van het bedrijf komen met tegenstrijdige conclu-
sies (23). Eén van de redenen, dat bovengenoemde studies
tegenstrijdige resultaten vermelden, is dat dergelijke veld-
studies goed opgezet studiedesigns vereisen. Mastitis is een
multifactoriële infectieziekte. Experimentele infecties zul-
len uitgevoerd moeten worden om een betere associatie te
kunnen leggen tussen BLV-infecties en mastitis bij het rund.
Hierdoor zullen betere inzichten verkregen worden in de rol
die BLV speelt in de etiologie van bovine mastitis.

Virusinfecties en hun indirecte rol in bo-
vine mastitis

Kunnen virusinfecties-indirect van invloed zijn op bovine
mastitis? Beschadigingen van de tepel en de ductus papilla-
ris (als natuurlijke barriëre) en immuunsuppressie zouden
kunnen leiden tot een hogere gevoeligheid voor bacteriële
mastitis, en bacteriële infecties zouden een ernstiger verloop
kunnen krijgen.

Tepellaesies

Bovine herpes mammillitis-virus (BHV2), pseudocowpox-
virus en het MKZ-virus kunnen de oorzaak zijn van een lo-
kale dermatitis, vaak gepaard gaande met ulceratie van de
ductus papillaris. Dit kan uiteindelijk leiden tot secundaire
bacteriële infecties in the sinus lactiferus en het uierweefsel
(16, 54).

Bovine herpesvirus 2

Bovine herpes mammillitis is een acute virale infectieziekte
bij runderen veroorzaakt door bovine herpesvirus 2 (BHV2)
(30). Bovine herpesvirus 2 infecteert voornamelijk jonge
vaarzen. De infectie kan subklinisch of relatief mild ver-
lopen (28, 54), maar het kan ook ernstige vormen aannemen
met uitgebreide pijnlijke ulcera op tepel en uier. Laesies kun-
nen variëren van kleine blaasjes tot huidlaesies die tien cm in
doorsnee kunnen zijn. Ernstige BH V2-infecties kunnen ook
leiden tot beschadiging van de ductus papillaris. De functie
van keratine in de ductus papillaris, inclusief de rol van
macrofagen, lymfocyten en plasmacellen in de ductus papil-
laris en de sinus lactiferus kunnen verminderen ten gevolge
van een BHV2-infectie (40, 50). Dit resulteert in een ver-
hoogde gevoeligheid van het uierweefsel voor secundaire
bacteriële mastitis (20, 28, 30). Bovine herpesvirus 2 geïn-
fecteerde koeien met ulcera rond de ductus papillaris kunnen
chronische mastitis ontwikkelen (54). Mastitis indirect ten-
gevolge van een BHV2-infectie (28) komt veelal voor bij en-
kele koeien in een koppel, maar er zijn ook gevallen beschre-
ven waarbij tot 22% van de BHV2-geïnfecteerde koeien
mastitis ontwikkelde (31).

Pseudocowpox virus

Het pseudocowpox virus behoort tot het genus van de

-ocr page 29-

Parapoxvirus binnen de familie van de Poxviridae. Er is
maar één publicatie over de isolatie van een poxvirus uit
melk. Deze werd later getypeerd als een virus uit de paravac-
cinia-subgroep (11). Na een intramammaire inoculatie van
een lacterende koe met dezelfde virusstam werden geen kli-
nische symptomen van mastitis waargenomen. De melk ver-
toonde alleen enkele klontjes rond dag vier tot vijf post-in-
oculatie (11). Verder zijn er geen publicaties over
pseudocowpox-virusinfecties en een mogelijke associatie
met mastitis bekend, ondanks het feit dat dit een ubiquitair
virus is en infecties kunnen leiden tot vergelijkbare klinische
problemen als beschreven voor BHV2-infecties (18). Dit im-
pliceert dat, in vergelijking met BHV2-infecties, pseudo-
cowpox-virusinfecties ook kunnen leiden tot een beschading
van de natuurlijke barrière van de uier en dus indirect in een
verhoogde kans op secundaire bacteriële mastitis.
Nader onderzoek naar de rol die pseudocowpox-virusinfec-
ties in de etiologie van bovine mastitis speelt is zeker ge-
wenst. Des te meer omdat dit virus vaak kan worden aange-
toond bij tepellaesies; in vijf van de veertien gevallen van
tepel laesies bij het Nederlandse rund werd pseudocowpox-
virus aangetoond (Wellenberg, niet gepubliceerde data;
2001).

Mond- en klauwzeervirus

Het MKZ-virus kan niet alleen direct maar ook indirect van
invloed zijn op bovine mastitis omdat een MKZ-virusinfec-
tie kan resulteren in ductus papillaris laesies. Hierdoor krij-
gen bacteriële infecties een verhoogde kans, zoals beschre-
ven bij een experimentele
Arcanohacter pyogenes
uierinfectie (47). Beschadiging van het epitheel van de tepel
door een voorafgaande MKZ-virusinfectie leidde tot een
verslechtering van de
A. pvogewei-infectie en uiteindelijk in
een purulente mastitis. Veldstudies onderbouwen de hypo-
these dat het MKZ-virus een indirecte rol kan spelen bij bo-
vine mastitis (44,49).

Bovine papillomavirussen

De bovine papillomavirussen behoren tot het Papillomavirus
genus binnen de Papillomaviridae-familie. Er zijn meerdere
typen bovine papillomavirussen beschreven en bepaalde types
veroorzaken fibropapilloma\'s op tepels. Fibropapilloma\'s in
de ductus papillaris ten gevolge van een bovine papillomavi-
rus-infectie kan resulteren in een beschadiging van de natuur-
lijke barrière van de uier en resulteren in een predispositie
voor mastitis (16). Een opstijgende bacteriële infectie kan re-
sulteren in mastitis (64).

Immuunsuppressie

In aansluiting op virussen die tepellaesies geven zijn er an-
dere virusinfecties die kunnen leiden tot een verhoogde kans
op een verslechtering van bovine mastitis ten gevolge van
immuunsuppressie. Wel moet opgemerkt worden dat er geen
overduidelijk bewijs is voor deze theorie.

Bovine herpesvirus i

Bovine herpesvirus 1 infecties kunnen de werking van het
bovine immuunsysteem aantasten (2, 27, 38, 47, 53).
Gebaseerd op de immuunsuppressieve mogelijkheden van
BHVl kan dit virus van invloed zijn op infectieziekten ver-
oorzaakt door bacteriën (2,14,24), maar of dat ook het geval
is bij mastitis is niet bekend. Hage
et al. (22) beschreven een
significante daling in de melkproductie, wat een indicatie
kan zijn voor subklinische mastitis, tijdens een subklinische
BHVl -infectie. Echter een direct bewijs tussen de BHV1 -in-
fectie en subklinische mastitis werd niet geleverd.

Bovine-virus-diarreevirus

Een ander virus, waarbij infecties kunnen leiden tot im-
muunsuppressie, is BVDV, een Pestivirus binnen de
Flaviviridae (7,29,62). Persistent BVDV-geïnfecteerde run-
deren hebben chronisch verlaagde immuunresponsen (8),
wat impliceert dat BVDV-infecties van invloed kunnen zijn
op de gevoeligheid van de gastheer voor secundaire infec-
ties, of dat secundaire infecties verslechteren (42). Studies
naar de immuunsuppressieve rol van BVDV in relatie tot bo-
vine mastitis zijn schaars. Wel werd een positieve associatie
tussen BVDV-infecties, gebaseerd op de BVDV-antili-
chaamtiter in tankmelk van 213 bedrijven, en bovine mastitis
beschreven. Het aantal mastitisgevallen nam toe bij bedrij-
ven met een verhoogde BVDV-antilichaamtiter in tankmelk
(39). In een retrospectieve longitudinale studie werd een 7%
verhoging van het aantal gevallen van klinische mastitis
waargenomen bij bedrijven die BVDV-infecties hadden
doorgemaakt ten opzichte van niet-BVDV bemette bedrijven
(55). Ook werd een reductie waargenomen in de melkop-
brengst bij koeien die seroconverteerden voor BVDV-antih-
chamen, al werd er geen mededeling gedaan over mastitis
(37). Meer onderzoek zal uitgevoerd moeten worden om dui-
delijkheid te verkrijgen over de indirecte rol van BVDV in de
etiologie van bovine mastitis. Zo zijn er bijvoorbeeld geen
intramammaire infectieproeven met BVDV uitgevoerd, en
zijn er ook geen gegevens over de isolatie van BVDV uit
melk van mastitiskoeien.

Bovine leukemievirus

De primaire doelcellen voor BLV zijn cellen die behoren tot
de B-lymphocyten. Infectie van B-lymphocyten kan de hu-
morale immuunre.spons beïnvloeden en dat wil zeggen een
reductie in plasma-immunoglobulinewaarden. De cellulaire
responsen zijn zeer waarschijnlijk ook verminderd bij BLV-
geïnfecteerde runderen (32, 65). Deze data suggereren een
suppressie van het immuunsysteem bij BLV-geïnfecteerde
dieren, al is het effect op het verloop van bovine mastitisge-
vallen niet geheel duidelijk.

Bovine immunodeficiëntievirus

Bovine immunodeficiëntie virus (BIV), een lentivirus
binnen de Retroviridae-familie, werd voor het eerst beschre-
ven in 1972. Alhoewel de meeste BI V-infecties een subkli-
nisch karakter hebben kunnen BIV-infecties ook resulteren
in lymfadenopathie, lymfocytose, laesies van het centrale ze-
nuwstelsel, en vermagering gepaard gaande met ernstige se-
cundaire bacteriële infecties (52). Bij BIV-geïnfecteerde die-
ren worden histologische afwijkingen, zoals een depletie van
lymfoïd weefsel met een verminderde folliculaire ontwikke-
ling en een depletie van B- en T-celcompartimenten in lymf-
klieren beschreven. Secundaire infecties zijn veelal veel-
soortig van aard zoals bijvoorbeeld metritis en mastitis (52).
In deze studie vertoonden 24 (40%) van de 59 koeien met
een BIV-infectie een chronische mastitis.

Conclusies

Watts (56) identificeerde 137 microben als mastitispathoge-

-ocr page 30-

nen, inclusief de microben die betrokken kunnen zijn bij de
pathogenese van bovine mastitis, maar virussen werden niet
vermeld. Dit overzichtsartikel geeft aan dat virussen direct en
indirect betrokken kurmen zijn in de etiologie van bovine
mastitis. Bovine herpesvirus 1, BHV4, MKZ-virus, en PI-3-
virus werden geïsoleerd uit melk van koeien met klinische
mastitis. Intramammaire inoculaties via de ductus papillaris
van BHVl- of PI-3-virus gaven aan dat deze virussen repli-
ceerden in het uierweefsel en bovendien resulteerden in klini-
sche mastitis. Een intramammaire inoculatie van MKZ-virus
resulteerde in necrose van het uierweefsel. Subklinische
mastitis werd waargenomen na een simultane intramammaire
en intranasale inoculatie van lacterende koeien met BHV4.
We weten echter niet of deze manier van besmetting ook
speelt onder praktijkomstandigheden. Omdat bacteriële pa-
thogenen gewoonlijk de uier infecteren via de ductus papilla-
ris, zou het ook mogelijk kunnen zijn dat virussen via deze
weg de uier infecteren, bijvoorbeeld via besmette melkappara-
biur. Een experimenteel geïnduceerde mastitis na een orona-
sale besmetting is alleen beschreven bij het MKZ-virus (Tabel
1). In de westerse wereld is een mastitis ten gevolge van het
MKZ-virus echter van ondergeschikt belang omdat MKZ-vi-
rus geïnfecteerde dieren direct geruimd moeten worden.
Bovine leukemievirus werd gedetecteerd in uierweefsel van
koeien met subklinische mastitis maar het is niet bekend of
dit virus daadwerkelijk subklinische mastitis kan veroorza-
ken. Ook zijn er geen experimentele data bekend
Bovine herpesvirus 2, pseudocowpox-virus, MKZ-virus en
bovine papillomavirussen kunnen een indirecte rol spelen.
Infecties van deze virussen kunnen het natuurlijk afweerme-
chanisme van de uier beschadigen waardoor er een grotere
kans op bacteriële mastitis ontstaat. De impact van BHV2-
en pseudocowpox-virusinfecties is groot binnen individuele
bedrijven maar geringer binnen regio\'s en landen.
Bovine herpesvirus 1-, BVDV-, BLV- en bovine immunode-
ficiëntie-virusinfecties zouden mogelijk van indirecte in-
vloed kunnen zijn op mastitis vanwege hun immuunsuppres-
sieve karakter. Deze theorie is erg aannemenlijk, echter er
zijn te weinig data bekend die dat duidelijk onderschrijven.
De redenen waarom er altijd weinig onderzoek gedaan is naar
de rol van virussen bij bovine mastitis zijn veelzijdig, name-
lijk: 1) historisch gezien heeft het mastitisonderzoek zich
voornamelijk geconcentreerd op bacteriële pathogenen, 2) bij
virusinfecties zijn andere klinische symptomen prominenter
aanwezig waardoor mastitis niet wordt opgemerkt, 3) subkli-
nische mastitis wordt nauwelijks onderzocht, waardoor het
aantal virale subklinische mastitisgevallen waarschijnlijk
wordt onderschat, 4) in experimentele pathogenesestudies
worden, vanwege economische aspecten, vrijwel geen lacte-
rende koeien gebruikt waardoor mastitis niet wordt opge-
merkt, 5) voor virologisch onderzoek moeten melkmonsters
van mastitiskoeien goed afgenomen en verzonden worden;
dit vraagt speciale aandacht, 6) mastitis is een multifactoriële
ziekte en veel studies worden uitgevoerd zonder gedegen stu-
diedesigns waardoor er vaak onvolledige resultaten worden
verkregen, 7) laboratoriumonderzoek naar virussen is tijdro-
vend en kostbaar waardoor niet veel monsters onderzocht
worden op de aanwezigheid van virussen.
Door gebrek aan goed onderzoek is het (economisch) belang
van virusinfecties bij bovine mastitis moeilijk in te schatten.
In de praktijk zal vaker gedacht moeten worden aan een mo-
gelijk virale oorzaak bij klinische en subklinische mastitis-
gevallen met onbekende etiologie.

Dankbetuiging

Dank is verschuldigd aan J. van Dijk, W. van der Poel en J.T. van Oirschot.

Literatuur

1. Barkema HW, Schukken YH. Lam TJGM, et al. Incidence of clinical
mastitis in dairy herds grouped in three categories by bulk milk soma-
tic cell coum. J Dairy Sci 1998; 81: 411 -9.

2. Bielefeldt-Ohmann H, and Babiuk LA. Viral-bacterial pneumonia in
calves: effect of bovine hepesvirus-1 on immunologic functions. J
Infect Dis 1985; 151:937-47.

3. Bilge S. Detection of antibodies of IBR-IPV infection in blood and
milk by serum neutralization test and virus isolation from milk samples
in dairy cows. Vet Fakultesi Dergisi Ankara Turkey 1998; 45: 313-21.

4. Blackwell JH, and Yilma T. Localization of foot-and-mouth disease vi-
ral antigens in mammary gland of infected cows. Am J Vet Res 1981;
42: 770-3.

5. Blackwell JH, McKercher PD, Kosikowski FV, Carmichael LE, and
Gorewit RC. Histological and histochemical characterization of mam-
mary gland tissue of cows infected with foot-and-mouth disease by
contact exposure. Res Vet Sci 1983;35: 106-13.

6. Blackwell JH, and Wool SH. Localisation of foot-and-mouth disease
viral antigens in mammary gland of infected cows. Am J Vet Res 1986;
42: 770-3.

7. Bolin SR, McClurkin AW, and Coria MF. Effects of bovine viral diarr-
hoea virus on the percentages and absolute numbers of circulating B
and T lymphocytes in cattle. Am J Vet Res 1985; 46: 884-6.

8. Brownlie J. Bovine virus diarrhoea virus: A crisis for the immune
system. In: Proceedings 11 th International symposium of the world as-
sociation of veterinary microbiologists, immunologists and specialist
in infectious diseases (WAVM) 1989; 247-52.

9. Burrows R. Excretions of foot-and-mouth disease virus prior to the de-
velopment of lesions. Vet Rec 1968; 82: 387-8.

10. Burrows R, Mann JA, Greig A, Chapman WG, and Goodridge D. The
growth and persistence of foot-and-mouth disease virus in the bovine
mammary gland. J Hyg Camb 1971; 69: 307-21.

11. Dawson PS, Forbes D, and Stuart P Isolation of a paravaccinia virus
from bovine milk. Vet Rec 1968; 82: 525-6

12. Espinasse J, Gilbert Y, and Saurat P. Features of bovine rhinotracheitis
in a dairy herd in South-Western France. Rev de Med Veterin 1974;
125: 1441-52.

13. Fetrow J, and Ferrer JF. Bovine leukemia virus infection and mastitis. J
Dairy Sci 1982;65:881-2.

14. Filion LG, McGuirc RL. and Babiuk LA. Nonspecific suppressive ef-
fect of bovine herpesvirus type 1 on bovine leukocyte functions.
Infection and Immunity 1983;42: 106-12.

15. Firoozi MR, Amighi M, Mastan MB. and Maleknezad P In:
Proceedings X Congress Reg. OIE-FAO sur less Epiz. En Asie en Extr
Orient. Et Oceanie, Teheran (Iran), 1974: 20-27 Oct.

16. Francis PG. Teat skin lesions and mastitis. Br Vet J 1984; 140:430-6.

17. Fuchs H-W. Mastitiden: Virusinfectionen. In: Wendt K, Bo.stcdt H,
Mielke H, und Fuchs H-W. (Editors), Euter- und Gesäugekrankheiten.
Gustav Fisher Vertag Jena (Stuttgart). 1984; 422-5.

18. Gibbs EJP Viral diseases of the skin of the bovine teat and udder In:
Proceedings Symposium on large animal dermatology. Vet Clinics
North Am: Large Animal Practice 1984; 6: 187-202.

19. Gourlay RN, Stott EJ, Espinasse J, and Barle C. Isolation of
Mycoplasma agalactiae var bovis and infectious bovine rhinotrachei-
tis virus from an outbreak of mastitis in France. Vet Rec 1974; 95: 534-
5.

20. Gourreau JM, Moussa A, Dubois A, et al. Epidemic of ulcerative theli-
tis due to mammillitis herpesvirus in Haute-Marne. Point Veterinaire
1989;21:633-5.

21. Greig AS, and Bannister GL. Infection of the bovine udder with bovine
herpesvirus. Can J Comp Med Vet Sci 1965; 29: 57-62.

22. Hage JJ, Schukken YH. Dijkstra T, Barkema HW. Van Valkengoed
PHR, and Wentink G.H. Milk production and reproduction during a
subclinical bovine herpesvirus 1 infection on a dairy farm. Prev Vet
Med 1998; 34:97-106.

23. Heald MTS, Waltner-Toews D, Jacobs RM. and McNab WB. The pre-
valence of anti-bovine leukemia virus antibodies in dairy cows and as-
sociations with farm management practices, production and culling in
Ontario. Prev Vet Med 1992; 14:45-55.

24. Hutchings DL, Campos M, Qualtiere L. and Babiuk LA. Inhibition of
antigen-induced and interieukin-2-induced proliferation of bovine pe-

-ocr page 31-

ripheral blood leukocytes by inactivated bovine herpesvirus 1. J Virol
1990;64:4146-51.

25. Kawakami Y, Kaji T, Kume T, el al. Infection of cattle with parainflu-
enza 3 virus with special reference to udder infection:
1. Virus isolation
from milk. Japan J Microbiol 1966; 10: 159-69.

26. Kawakami Y, Kaji T, Omuro, el al. Infection of cattle with parainflu-
enza 3 virus with special reference to udder infection: II. Pathology of
the virus to cattle, with particular reference to the mammary gland.
Japan J Microbiol 1966; 10: 171-82.

27. Koppers-Lalic D, Rijsewijk FAM, Verschuren SBE, el al. The UL41-
encoded virion host shuttoff (vhs) protein and vhs-independent me-
chanisms are responsible for down-regulation of MHC class I molecu-
les by bovine herpesvirus 1. J Gen Virol 2001; 82: 2071 -81.

28. Letchworth GJ, and LaDue R. Bovine herpes mammillitis in two New
York diary herds. J Am Vet Med Assoc 1982; 180: 902-7.

29. Markham RJF, and Ramnaraine ML. Release of immunosuppressive
substances from tissue culture cells infected with bovine viral diarrhea
virus. Am J Vet Res 1985;46:879-83

30. Martin WB, Martin B, Hay D, and Lauder IM. Bovine ulcerative mam-
millitis caused by a herpesvirus. Vet Rec 1966; 78: 494-7.

31. Martin WB, James ZH, Lauder IM, Murray M, and Pirie HM.
Pathogenesis of bovine mammilitis virus infection in cattle. Am J Vet
Rec 1969; 30: 2151-66.

32. Meiron R, Brenner J, Gluckman A, Avraham R, and Trainin Z.
Humoral and cellular responses in calves experimentally infected with
bovine leukaemia virus (BLV). Vet Immunol Immunopathol 1985; 9:
105-14.

33. Miller GY, and Dorn CR. Costs of dairy cattle diseases to producers in
Ohio. Prev Vet Med 1990; 8: 171-82.

34. Miller GY, Bartlett PC, Lance SE, Anderson J, and Heider LE. Costs of
clinical mastitis and mastitis prevention in dairy herds. J Am Vet Med
Assoc 1993; 202: 1230-6.

35. Mllojevic Z, Rusov C, Zivkovic R, Stojicevic S, Jojic-Malicevic L, and
Bozovic V Studies on mastitis, somatic cells and milk chemical com-
position in cows with enzootic leukosis. Vet Glasnik 1991; 45: 691 -6.

36. Miltenburg JD, De Lange D, Crauwcls AP, el al. Incidence of clinical
mastitis in a random sample of dairy herds in the southern
Netherlands. Vet Rec 1996; 139:204-7.

37. Moerman A, Straver PJ, de Jong MCM, Quak J, BaanvingerT, and Van
Oirschot JT. Clinical consequences of a bovine virus diarrhoea virus in-
fection in a dairy herd: A longitudinal study Vet Quart 1994; 16: 115-9.

38. Nataraj C, Eidmann S, Hariharan MJ, Sur J-H, Perry GA, and
Srikumaran S. Bovine herpesvirus 1 down-regulates the expression of
bovine MHC class 1 molecules. Viral Immunol 1997; 10:21-34.

39. Niskanen R, Emanuelson U, Sundberg J, Larsson B. and Alenius S.
Effects of infection with bovine virus diarrhoea virus on health and re-
productive performance in 213 dairy herds in one county in Sweden.
Prev Vet Med 1995; 23: 229-37.

40. Paape MJ, Wergin WP, and Guidry AJ. Phagocytic defense of the rumi-
nant mammary gland. Adv Exp Med Biol 1985; 137: 555.

41. Pfiitzner H. Mastitiden: Mycoplasmainfectionen. In: Wendt K, Bostedt
H, Mielke H, Fuchs H-W. (Editors) Euter- und Gesäugekrankheiten.
Gustav Fisher Verlag, Jena, Stuttgart, 1994; 410-6.

42. Potgieter LND, McCracken MD, Hopkins FM, Walker RD, and Guy
JS. Experimental production of bovine respiratory tract disease with
viral diarrhea virus. Am J Vet Res 1984; 45: 1582-5.

43. Radostits OM, Blood DC, Gay CC. Mastitis. In: Veterinary Medicine.
BailliëreTindal, London, UK, 1994: 563-627.

44. Ray DK, Bhattacharyya UK, Chowdhury B, Dasgupta R and
Bhattacharyya AK. Studies on a severe outbreak of foot-and mouth di-
sease in regularly vaccinated cross-exotic dairy cattle in West-Bengal
(India). Indian J Anim Health 1989; 28: 50-5.

45. Roberts AW, Carter GR, and Carter FA. Infectious bovine rhinotrache-
itis virus recovered from milk of a cow with mastitis. J Am Vet Med
Assoc 1974; 164:413.

46. Rusov C, Milojevic Z, and Stojanovic L. Occurrence of mastitis and

sanitary-hygienic quality of milk of cows infected with enzootic leu-
kosis. Vet Glasnik 1994; 48:303-8.

47. Saini SS, Sharma JK, and Kwatra MS. Aclinomyces pyogenes mastitis
lactating cows following foot-and-mouth disease. Vet Rec 1992; 131: 52.

48. Schakenraad AHW, and Dijkhuizen AA. Economic losses due to bo-
vine mastitis in Dutch dairy herds. Neth J Agri Sci 1990; 38: 89-92.

49. Seinhorst JW, Sol J, and Vecht U. Effect of damage to the teat end on
the experimental induction of mastitis in dry cows with
Corynehacleriumpyogenes. Vet Rec 1991; 128: 54-6.

50. Senft B, and Neudecker J. Abwehrmechanismen der bovinen
Milchdrüse. Tierärztl Praxis 1991; 19: 357-63.

51. Siegler HH, Marschang F. and Morscher H. Beobachtungen über
Zusammenhänge zwischen Virusinfectionen und boviner Mastitis.
Tierärztl Umschau 1984; 39: 602-4.

52. Snider TG, Luther DG, Jenny BF, el al. Encephalitis, lymphoid tissue
depletion and secondary diseases associated with bovine immunodefi-
ciency virus in a dairy herd. Comp Immun Microbiol Infect Dis 1996;
19: 117-31.

53. Straub OC, and Kielwein G. Experimentelle mastitiden durch das
Bläschenausschlagvirus des Rindes. Berl Münch Tierärztl
Wochenschrift 1966; 79: 310-2.

54. Turner AJ, Kovesdy L, and Morgan IR. Isolation and characterisation
of bovine herpesvirus mammillitis virus and its pathogenecity for
cattle. Austr Vet J 1976; 52: 166-9.

55. Waage S. Influence of new infection with bovine virus diarrhoea virus
on udder health in Norwegian diary cows. Prev Vet Med 2000; 20:
123-35.

56. Watts JL. Etiological agents of bovine mastitis. Vet Microbiol 1988;
16:41-66.

57. Wedderkopp A. Haemophilus iomnu.v-Unlikely to be a causative mi-
crobiological agent in bovine clinical mastitis in Denmark. Acta Vet
Scand 1997; 38: 193-5.

58. Wellenberg GJ, Bruschke CJM, Wisselink HJ. Barkema HW, and Van
Oirschot JT. Simultaneous intramammary and intranasal inoculation
of lactating cows with BHV4 induced subclinical mastitis. Vet
Microbiol (2002; in press).

59. Wellenberg GJ. Van der Poel WHM, Van der Vorst TJK, el al. Bovine
herpesvirus 4 in bovine clinical mastitis. Vet Rec 2000; 147: 222-5.

60. Wellenberg GJ. Verstraten ERAM, Belak S, el al. Detection of bovine
herpesvirus 4 glycoprotein B and thymidine kinase DNA by PCR as-
says in bovine milk. J Virol Meth2001;97: 101-12.

61. Wellenberg GJ, Verstraten ERAM, Jongejan F, and Van Oirschot JT.
Susceptibility of bovine umbilical cord endothelial cells to bovine her-
pesviruses and pseudocowpox virus. Vet Res Comm (2002; in press).

62. Welsh MD, Adair BM, and Foster JC. EtTects of BVD virus infection
on alveolar macrophage functions. Vet Immunol Immunopath 1995;
46: 195-210.

63. Wendt K. Mastitiden: Hefen- und Plizeinfectionen. In: Wendt K,
Bostedt H, Mielke H, Fuchs H-W. (Editors) Euter- und
Gesäugekrankheiten. Gustav Fisher Vertag, Jena Stuttgart. 1994: 416-
22.

64. William JB. Kirubaharan JJ, Uthunian KM, Kumanan K. and
Balachandran S. Survey on incidence and complications of bovine cu-
taneous papillomatosis. Indian Vet J 1992; 69: 843-4.

65. Yamamoto S, Onuma M, Kodama H. Mikami T, and Izawa H.
Suppression of natural cytotoxicity activity of lymphoytes from cattle
and sheep during the progress of bovine leukosis. Vet Microbiol 1984;
9: 105-11.

66. Yoshikawa H, Xie B, Oyamada T, Hiraga A, and Yoshikawa T.
Detection of bovine leukemia viruses (BLV) in mammary tissues of
BLV antibody-positive cows affected by subclinical mastitis. J Vet
Med Sci 1997;59:301-2.

67. Zadoks RN, Allore HG, Barkema HW, Sampimon OC. Wellenberg GJ,
Grohn YT, and Schukken YH. Cow and quarter level risk factors for
Slreptoccus uheris and Slaphylocoecus aereus mastitis. J Dairy Sc
2001;84:2649-63.

-ocr page 32-

Edited by De Forge and Coimery.
ISBN
0-S138-2997-6; verschenen
in 2000,
356 pagina\'s, hardcover,
2Q auteurs, $ 115.00

Boe
besprekin

An atlas of canine and feline dental radiography

i

Deze atlas met tandheelkundig
radiologische instructies en be-
spreking van een groot aantal op-
namen van normale en afwij-
kende gebitselementen zal op de boekenplank van die
dierenarts, die zijn tandheelkundige behandelingen opti-
maal wil benaderen, niet misstaan. Het boek is een uitste-
kend hulpmiddel: hoe ziet de linker mandibulaire tweede
premolaar van een hond er normaal uit en is er sprake van
een periapicaal abces? En niet alleen deze 307, maar van
ieder gebitselement zijn er specifieke opnamen, die bo-
vendien in een index apart worden aangegeven. Dat is
echt gemakkelijk! Niet alleen tandheelkundige proble-
matiek bij hond en kat worden besproken, maar Crossley
besteed ook uitvoerig aandacht aan de konijnen en knaag-
dieren. Er is zelfs een hoofdstuk over \'zoo-animals\', hoe-
wel deze gegevens wel erg summier zijn.
leder hoofdstuk begint met een normale radiografische
anatomie gevolgd door een bespreking van radiologische
opnamen in de specifieke tandheelkundige gebieden:
paedodontie, endodontie, parodontologie, orthodontie,
traumatologie en oncologie. In de feliene sector komen
de FORL\'s (tandhalslaesies) en het stomatitis-gingivitis-
complex uitvoerig aan de orde. Er wordt eveneens aan-
dacht besteed aan artefacten en het maken van technische
fouten.

Mijn vraagtekens wil ik zetten bij de indicaties voor rönt-
gendiagnostiek. Humaan heb ik al het idee dat er nogal
eens te gemakkelijk wordt omgesprongen met het \'even
een röntgenfoto maken\' of\'toch nog maar even een bite-
wing maken voor de zekerheid\' maar veterinair bestaat
zeker in de Amerikaanse literatuur die neiging in over-
vloed! Moet de dierenarts de radiologie dan niet meer
zien als een hulpmiddel bij of een voltooiing van de dia-
gnostiek? Het maken van een röntgenfoto vereist toch
een indicatie? Realiseren we ons dat we, naast de stra-
lingsbelasting van de dieren, bij het maken van röntgen-
foto\'s het milieu op allerlei manieren verontreinigen?
Deze opmerking staan verre van de noodzaak om de
radiologie bij een juiste diagnostiek toe te passen bij tand-
heelkundige problemen. Dat nut heeft zich al bewezen.
Deze atlas zal zijn nut ook bewijzen: wanneer maak ik en
hoe beoordeel ik een tandheelkundig radiologische op-
name? Een nuttig boek!

Andries van Foreest

Meningitis na contact met een paard met droes

J. Downar, B.M. Willey, J.W.
Sutherland, K. Mathew, and D. E.
Donald. Streptococcal meningitis
resulting from contact with an in-
fected horse. J Clin Microb 2001;
39:2358-9.

Referate

De auteurs beschrijven de op-
name in het ziekenhuis van een
49-jarige vrouw met een snel verergerende hoofdpijn,
misselijkheid, koorts en nekstijfheid. Ze had een vermin-
derd bewustzijn, cervicale lymphadenopathie en een
sterke linksverschuiving van het witte bloedbeeld.
In de liquor werden veel neutrofiele leucocyten gezien doch
geen bacteriën. Echter, zowel uit bloed als uit liquor werd
Str Equi subsp. Zooepidemicus geïsoleerd. Behandeling
geschiedde aanvankelijk met cetriaxon maar werd na de
kweekuitslag gewijzigd in penicilline intraveneus.

Keelkweken van man en twee kinderen leverden geen po-
sitieve uitslag ten aanzien van de genoemde bacterie op,
doch twee van de acht paarden, die ze in bezit had, waren
wel positief alsook een ezel.

Eén van de twee paarden had alle symptomen van droes:
de patiënte had dit dier intensief verzorgd. Dit dier had
haar tijdens de verzorging ook een keer met de knie in het
gezicht geslagen, mogelijk resulterend in een trauma van
slijmvlies in de neus- of keelholte.
In totaal zijn in de literatuur nu veertien gevallen van me-
ningitis bij volwassenen beschreven door groep C-
Streptococcen, waarvan
Str Equi subsp. Zooepidemicus
de belangrijkste vertegenwoordiger is.
Zowel eigenaars als dierenartsen dienen derhalve te voor-
komen, dat zij met mucus van paarden met oropharynge-
ale infecties (te nauw) in contact komen.

Dr J. Goudswaard

-ocr page 33-

Als dierenarts maakt u lange dagen en heeft u heel
wat verantwoordelijkheden. Dieren en hun eigenaren vragen
veel van uw tijd. Daarnaast heeft u uw zakelijke en financiële
beslommeringen. Door alle hectiek krijgen die vaak minder
aandacht dan ze verdienen. Gelukkig is er de WAA. Al meer
dan 75 jaar dé complete zakelijke dienstverlener van en voor
dierenartsen. Alle zaken voor u persoonlijk, maar ook voor
uw praktijk geregeld op één vertrouwd adres. Onze adviseurs
weten precies wat er zich afspeelt binnen uw vakgebied. Zij
zijn uitstekend geïnformeerd over alle zaken rondom de
kleine huisdieren/gezelschapsdieren-, gemengde- en land-
bouwhuisdierenpraktijk. En adviseren u bij uw praktijkover-
dracht en associatie, de daarbij behorende goodwillbereke-
ningen, de gevolgen van de schaalvergroting binnen de dier-
geneeskundige praktijk of over de verschillende specialisaties
in de diergeneeskunde. Deze kennis en ervaring vindt u ook
terug in onze producten en diensten. Of het nu gaat om ver-
zekeringen of de opbouw en bescherming van uw vermogen.

Wilt u ook verzekerd zijn van een deskundige begeleiding
afgestemd op uw persoonlijke situatie en wensen? Neemt
u dan contact op met de VVAA adviesgroep Dierenartsen
(030) 247 49 49. U zorgt goed voor uw \'patiënten\', wij graag
voor uw zaken.

VVAA

VVAA VOOR DIERENARTSE

Atoomweo 100. Postbus 8153. 3503 RD Utrecht, telefoon (030) 247 49 11. internet www.vvaa.nl

-ocr page 34-

Samenvatting

Op een melkveebedrijf overlijden
in veertien dagen tijd 22 dieren.
Na tien dagen wordt de klinische
diagnose bevestigd: vergiftiging
met
Clostridium botulinum type D.
De klinische verschijnselen, de
diagnostiek, therapie en preventie
worden besproken.

Summary

On a dairy farm 22 animals die in 14 days. After 10 days the clinical diagno-
sis is confirmed: Clostridium botulinum type D intoxication. The clinical,
diagnosis, therapy and prevention are discussed.

Case

Bedrijf

Het melkveebedrijf ligt in de Betuwe op kleigrond, 34 ha
weiland en 8,5 ha maïsland. De gebouwen van de ligboxen-
stal dateren uit 1980. De jonge veehouder heeft zich hier en-
kele jaren geleden gevestigd met zestig HF- en MRY-koeien
en vijftig stuks jongvee. De gemiddelde melkproductie
is 7200 L/koe. Er wordt ruwvoer (graskuil en snijmaiskuil)
gevoerd met een blokkendoseerwagen; krachtvoer wordt
gevoerd via de krachtvoercomputer. Het grasland is in de
afgelopen jaren niet vernieuwd. Er zijn geen bewerkingen
van het land geweest en er wordt geen mest van buiten
aangevoerd. In de maanden voorafgaande aan het probleem,
zijn er geen ziektes geweest. De dierenartsen zijn op het be-
drijf geweest voor de bedrijfsbegeleiding en gebruikelijke
preventieve handelingen.

Tot het bedrijf behoren op het moment van het probleem vijf
diergroepen:

• melkkoeien: zij lopen overdag in de wei en drinken daar
via drie weidepompen water uit de sloot, \'s Avonds zijn
de dieren opgestald. Ze krijgen dan graskuil, maïs en via
de computer A-brok. Ze drinken leidingwater via een
vlotterbak-systeem.

• vier pinken: die dag en nacht buiten lopen (buitenpin-
ken). Zij krijgen geen bijvoer en drinken leidingwater uit
een badkuip met vlotter.

• koppel pinken (binnenpinken), één stier en droge koeien
binnen. Zij krijgen kuil en maïs en geen krachtvoer. Ze
drinken leidingwater via het vlotterbak-systeem.
kalveren: zij staan in een aparte afdeling. Ze krijgen hooi
en kalverbrok en drinken leidingwater via drinkbakjes.

\' Gezondheidsdienst voor Dieren. Postbus 9. 7400 AA Deventer, e-mail: l. u wuyck-

huise@gdvdieren.nl.
- Dierenkliniek \'de Lingehoeve\', Veldstraat 3A, 4033 AK tienden.
^ Faculteit der Diergeneeskunde. Yalelaan 7. 350^i TD Utrecht.

• een groep drachtige pinken en droge koeien die ver van
de boerderij in de uiterwaarden lopen. In deze groep
treedt het probleem niet op en zij worden verder buiten
beschouwing gelaten.

Ziektebeeld op het bedrijf

De problemen beginnen op woensdagavond 26 september
2001 met het vinden van een dode pink in de wei. In de dagen
daarna neemt het aantal zieke dieren sterk toe. Zie voor een
overzicht van de zieke dieren tabel 1.
De dieren worden óf dood gevonden óf vertonen het
volgende ziektebeeld: ang.stige blik, spiertrillingen, toe-
nemende spierzwakte, doorzakken in de achterhand, tot niet
meer op kunnen staan. Ze liggen in borstligging rond te kij-
ken, of af en toe met de kop in de flank. De ademhaling is
eerst rustig, als ze zieker worden versneld met een buikslag.
De pols is normaal. De temperatuur is (sub)normaal. De
extremiteiten zijn vaak koud en de oren hangen. In het eind-
stadium zweten de dieren. De slijmvliezen zijn eerst
normaal, maar bij ernstig zieke dieren blauwig. De pens
beweegt traag. Bij het onderzoek van de dieren valt op dat
de kop makkelijk te hanteren is, de bek eenvoudig te openen
en de tong zonder tegenwerking buiten de bek te brengen.
Sommige dieren speekselen. Er zit wel gevoel in de achter-
poten, het bovenliggende been ligt echter slap van het
lichaam af De staart is slap.

De dieren die als eerste ziek werden, hadden ook het kortste
ziekteverloop. De eerste vijf klinisch zieke dieren waren
binnen 36 uur gestorven. Dieren met een langer ziektever-
loop aten, dronken en herkauwden in het begin nog wat.
In het begin maken de dieren nog stevige mest. De dieren,
die door de vergiftiging kwamen te liggen, herstelden niet
en zijn geëuthanaseerd.

Bedrijfsinspectie op i oktober 2ooi

• De klinisch gezonde runderen zijn in goede conditie en
glanzen. De dieren zijn goed bevreten. De pens is stevig,
actief en er zit geen los gas op. De mest is van een goede
dikte en goed verteerd. De dieren zijn rustig, maar niet
rustiger dan normaal volgens de veehouder.

• Het weiland is in de doorgangen vertrapt. In het weiland
en de omringende boomwal worden geen giftige planten
aangetroffen.

• In de buurt van de boerderij wordt grond verzet, maar er
is geen apparatuur op het terrein van de boerderij
geweest en geen grond aangevoerd.

• De graskuil (gemaaid juli 2000 in een periode met hoge
temperaturen (27-33°C.)) bestaat uit drie lagen (over
elkaar gekuild). Door gaten in het dekzeil zit er rotting en
schimmel in de bovenste 10 cm. Door de overvloedige
regenval in de voorgaande septemberweek staat er water
tegen de kuil aan. Het onderste deel (10 cm) van de kuil is
dus zeer nat. Er zijn geen analyses van de kuil. De kuil
wordt gevoerd sedert augustus 2001. Het kavelpad van de

Botulismevergiftiging bij runderen, een case,
diagnostiek en preventie

L ra« Wuijckhiiise\\ A. Beekhuis^, W.A. Breukers^ en P. van Dijk^

-ocr page 35-

koeien loopt voor een deel door de plas voor de graskuil.

• De maïskuil is geoogst op 3 september 2001 in jong
deegrijp stadium. De maïs wordt sedert 4 september vers
gevoerd.

• Er zijn boerderijkippen. Deze zitten in een hok en er zijn
geen kadavers of mest op het land terecht gekomen.

In de loopstal zijn geen materialen te vinden, die aanleiding
kunnen zijn geweest voor vergiftiging: er is de afgelopen
weken niet opgeruimd/geverfd, niets schoongemaakt, geen
mest gemixed. Er zijn geen nieuwe partijen krachtvoer
aangevoerd, etcetera.

Klinische diagnose

Maandag 1 oktober wordt op basis van de klinische sympto-
men aan de dieren en de bedrijfsinspectie de verdenking
van een botulismevergiftiging uitgesproken. De maatregelen
om opname van toxine te voorkomen zijn op zondag
30 september reeds genomen: het rantsoen is volledig
gewijzigd en de waterbakken zijn leeggemaakt, gereinigd
en weer op de waterleiding aangesloten. Besloten wordt de
koppel te vaccineren tegen type C en D (omdat het vaccin
maar beperkt in voorraad is bij het ID-Lelystad, is de vacci-
natie in etappes uitgevoerd; zie tabel 1).

Laboratorianionderzoek.

• Op Dierenkliniek \'de Lingehoeve\' wordt tot en met
30 september van vier dieren bloed onderzocht met de
Vettest I. Bij vier dieren zijn de LDH-waarden verhoogd
(5000-15000). Bij één melkkoe is het Ca-gehalte te laag
(1,69).

Op zondag 30 september wordt een dode melkkoe
(geval 7) ter sectie gebracht naar de Faculteit der
Diergeneeskunde (FdD). Macroscopisch worden aan dit
dier geen bijzonderheden vastgesteld. Er wordt materi-
aal genomen voor verder onderzoek. Hierbij worden
geen bijzonderheden aangetroffen. Er is geen onderzoek
gedaan op botulisme.

Op maandag 1 oktober worden drie dieren voor sectie
naar de Gezondheidsdienst voor Dieren (GD) gehaald
(buitenpinken en een kalf = geval 5, 8 en 11). De macro-
scopische bevindingen zijn niet opvallend. De dieren
hebben geen salmonella en geen BVD-infectie. In de
dunne darm van het kalf worden veel
clostridium per-
fringens
bacteriën aangetoond. In lever en nierweefsel
van de drie dieren worden geen toxicologisch relevante
componenten aangetoond. Pensinhoud, darminhoud en
lever van de drie dieren worden voor onderzoek naar
het ID-Lelystad gebracht. In acht van de negen monsters
wordt op 5-10 in de directe test botulisme toxine
aangetoond. Bij typering blijkt dit type D.
Op maandag 1 oktober wordt een zieke melkkoe levend
naar de FdD, kliniek voor landbouwhuisdieren gebracht.
Op de kliniek wordt het dier gedurende twee dagen
onderzocht en dan ter sectie aangeboden. Bij sectie zijn
er geen bijzonderheden. In materiaal wordt in de
indirecte test
clostridium botulinum type D aangetoond.
Omdat op I oktober de enige gezamenlijke voerder-
component het leidingwater lijkt, neemt het waterlei-
dingbedrijf van alle aftappunten monsters. Hierin
worden geen toxische stoffen of botulinum toxine aan-
getoond.

Door de overvloedige regenval in de week voor de
uitbraak van het probleem, stond de kuilplaat onder
water (O-IO cm). Van het vocht bij de graskuil is een
monster genomen. In de indirecte test werd
clostridium
botulinum
type D gevonden.

Einddiagnose

De problemen met sterfte op het bedrijf werden veroorzaakt
door Botulinum toxine type D. Het toxine en de bacterie
moeten aanwezig zijn geweest in de graskuil in grote hoe-
veelheden: het is bijzonder dat de diagnose definitief
bevestigd kon worden middels het aantonen van het toxine
bij de klinische dieren. Daarnaast kon de bacterie (indirecte
test) worden aangetoond in een koe en in het vocht bij de
graskuil.

botlismevergiftigingen bi] rundvee in de
nederlandse situatie

Een aantal maal per jaar wordt er bij de GD melding gemaakt
van een mogelijke vergiftiging met botulinum-toxine. Het
lukt zelden de klinische diagnose met laboratoriumonder-
zoek te bevestigen, omdat het toxine of de bacteriën zeer snel
weer uit het lichaam verdwenen zijn.

Ziektebeeld en typen Cl. Botulinum-toxinen
Runderen zijn gevoelig voor type B (uit bierbostel), type C
(uit zoogdierkadavers in voer/water) en type D (vogelkada-
vers in voer/water). Runderen kunnen de vergiftiging op-
lopen door toxine in het voer/water, of door het knabbelen
aan toxine bevattende kadavers in het land (uit bijvoorbeeld
hopen kuikenstrooisel, door nieuwsgierigheid, of bij fosfor-
tekort).

De mogelijke symptomen zijn:

inspectie: sloom, coma of plotseling dood;
ademhaling: snelle ademhaling of dyspneu;
pols: snelle en langzame hartslag komen voor;
temperatuur: ondertemperatuur. Koude huid en extre-
miteiten;

digestie-apparaat: verminderde of geen voeropname, af-
wijkende manier van eten, moeilijk of niet herkauwen,
voer/herkauwprop in de bek hebben, speekselen, slappe
of uit de bek hangende tong, slikproblemen, trage of stil-
liggende pens, uitgezette buik, tympanie, minder of
geen slijmige mest of verstopping, slappe staart en anus
(geen anus reflex), uitgezette darmen bij opvoelen;
urinewegapparaat: urine-incontinentie en vergrote slap-
pe blaas;

spieren: afwijkende gang of ataxie, afwijkende proprio-
ceptive beenplaatsing, spierzwakte in één, twee of vier
benen, hangende kop, oren en/of kaak, onvermogen om
op te staan, geen spierspanning.

Diagnose

De klinische diagnose wordt gesteld op basis van de sympto-
men en het uitsluiten van andere mogelijke vergiftigingen.
De laboratoriumdiagnose wordt gesteld op het ID-Lelystad.
Voor onderzoek moet het liefst de bron (gevonden kadaver-
resten) worden ingestuurd. Van een overleden rund kan
volbloed (100 ml), pensvocht (25 ml), darminhoud (25 ml)
en/of lever worden ingestuurd (eventueel via de GD). Neem
hiervoor liefst een dier dat snel ziek werd (en doodging).
Omdat er maar weinig toxine nodig is om dieren ziek te ma-

-ocr page 36-

ken en het toxine snel weer verdwijnt, is de grootste kans op
aantonen van toxine aanwezig bij plotseling dode dieren.

Op het ID-Lelystad wordt gebruik gemaakt van twee testen:

• directe test: Met deze test wordt de aanwezigheid van
toxine aangetoond. Een suspensie van het materiaal
wordt ingespoten bij met verschillende antitoxinen
behandelde muizen. Bij aanwezigheid van toxine over-
lijden de muizen die niet behandeld zijn met het juiste
antitoxine.

• indirecte test: Met deze test wordt de aanwezigheid van
de bacterie in het materiaal aangetoond. Een suspensie
van het materiaal wordt gedurende zeven dagen anaëroob
bebroed. Indien de bacterie aanwezig is, treedt groei met
vorming van toxine op. Daarna worden weer behandelde
muizen ingespoten.

Bij dieren die de vergiftiging drie weken overleven, is er de
mogelijkheid voor het aantonen van antitoxine.

Therapie en preventie

Een therapie is niet mogelijk. Er bestaat antiserum, maar de
werkzaamheid hiervan is twijfelachtig (persoonlijke mede-
deling E van Zijderveld). Bij een botulismeverdenking moet
het rantsoen worden gewijzigd en het water worden gecon-
troleerd (leidingwater geven). Na het voorkómen van
verdere toxine-opname, kunnen nog gedurende 14-21 dagen
nieuwe ziektegevallen optreden. Overwogen kan worden
de dieren te laxeren omdat de pens als \'voorraadvat\' functio-
neert en het toxine in de darm wordt opgenomen. Verder
bestaat de behandeling uit ondersteuning van het dier. De
kans op herstel van liggende dieren is klein.
Door de koppelgenoten eenmalig te vaccineren met vaccin
tegen type C/D, worden na zeven dagen geen nieuwe zieke
dieren meer gezien door de vorming van antitoxine door het
dier zelf Vaccin is verkrijgbaar bij ID-Lelystad (afdeling
verkoop). Na tweemalige vaccinatie hebben de dieren een
goede weerstand en is het mogelijk (indien noodzakelijk) om
de verdachte partij voer op te voeren.
Vaak zijn botulinum-vergiftigingen toevalsbevindingen.
Indien de kans op bedrijven verhoogd is - door bijvoorbeeld
het uitrijden op het land van pluimveemest - valt jaarlijkse
vaccinatie te overwegen. Hopen opgeslagen pluimveemest
dienen door de eigenaar te worden afgedekt om versleping
van de erin aanwezige kadavers door aaseters te voorkomen.

Melliieverantie en noodslachting

Van botulisme verdachte dieren mogen niet ter slachting
worden aangeboden (keuringsregulatief). Dieren die de
infectie langer dan drie weken hebben overleefd, bevatten
geen toxine meer.

In de melk van zieke dieren is nooit toxine aangetoond. De
veehouder mag echter geen melk van zieke dieren leveren
(leveringsvoorwaarden melkcoöperatie).

Verminderen financiële schade voor veehouder
De schade door uitval van dieren kan enorm zijn (zeker
op bedrijven met een voermengwagen). Indien de veehouder
een calamiteitenverzekering heeft, moeten de problemen
zo snel mogelijk bij de verzekering worden gemeld
(verzekeringsvoorwaarden, pas vanaf het moment van
melden is er eventueel dekking van de schade). Doordat de
melk van zieke dieren niet geleverd mag worden en dieren
niet geslacht kunnen worden, valt een (groot) deel van de
inkomsten weg. Het is verstandig als de veehouder contact
opneemt met zijn Standsorganisatie om mogelijkheden
tot beperking van financiële vervolgschade te bekijken
(verleasen van deel quotum/overhevelen van melk naar
volgend quotumjaar).

Dankwoord

Met dank aan de patholoog G. Borst van de sectiezaal van dc GD, de patho-
loog G. Grinwis van de sectiezaal van de FdD en het laboratorium van de af-
deling bacteriologie van het ID-Lelystad.

Tabel i. Chronologisch overzicht van de ziektegevallen en handelingen. De getallen
tussen haakjes Inde kolom ziektegeval slaan terug op de eerdergenoemde ziektege-
vallen in de tekst.

datum

ziektegeval

sterftegeval

opmerkingen

26-9

buitenpink (1) (avond)

27-9

stier (2) (avond)

buitenpinken
opgestald
dieren (1.2)
naar destructie

28-9

melkkoe (3,4) (ochtend)
buitenpink (5) (avond)

melkkoe (3) (avond)

29-9

melkkoe (6) (ochtend)
droge koe (7) (ochtend)
buitenpink (8) (avond)

melkkoe (4) (ochtend)

17.00 gestopt
maïs voeren

30-9

melkkoe (9, 10) (04.00)

buitenpink (5) (ochtend)
melkkoe (7) (ochtend)
buitenpink (8) (ochtend)
kalf(ll)(ochtend)

koe (7) sectie FD;
melkkoeien binnen;
vocrgang schoon;
andere graskuil
voeren;

waterbakken schoon

1-10

melkkoe(12. 13)
(avond)

melkkoe (6) (ochtend)
binnenpink(l4)

bczMk GD;
dieren (5,8.11)
sectie GD;
dier(12)ondereoek
FD; dieren (3,4.10)
naar destructie

2-10

droge koe (15) (ochtend)
melkkoe (16) (ochtend)

euthanasie (9, 13)

vaccinatie 41
melkkoeien met
botulisme
vaccin C/D

3-10

droge koe (15)

4-10

melkkoe (17.18.
19,20) (avond)

vaccinatie
31 jongvee

5-10

melkkoe (21)

t)evestiging
ID-Lelysted;
vergiftiging met
botulinum toxine D

6-10

melkkoe (22)

melkkoe (10)

7-10

8-10

9-10

vaccinatie
13 kalveren

10-10

euthanasie (16. 17. 18.
19, 20,21,22)

-ocr page 37-

Inleiding

Actinobacillose is een vanouds,
maar ook recent nog beschreven
(Van Leeuwen, Tijdschr Dierge-
neeskd 2002; 126: 205-6), genoeg-
zaam bekende aandoening bij met
name het rund en wordt veroorzaakt
door de bacterie
AcHnobacillm lig-
nieresü.
Deze kiem komt over de gehele wereld wijd verbreid
voor en kan in de mondholte en het maagdarmkanaal van ge-
zonde dieren worden aangetroffen. Vooral bekend is het beeld
van de zogenaamde houttong, waarbij de infectie tot een dif-
fuse chronische ontsteking met uitgebreide bindweefsel-
nieuwvorming leidt. Deze grote bindweefseltoename maakt
de tong erg stevig en weinig beweeglijk. De kiem komt
meestal door uitwendige beschadiging (uitwendig trauma
van de huid, beschadiging van de digestietractus door harde
plantendelen) in de diepere weefsellagen terecht, waar zij
aanleiding geeft tot multipele, met bindweefsel omgeven gra-
nulomateuze ontstekingsprocessen met centrale necrose.
Deze processen kunnen zich naar de diepte uitbreiden of naar
de oppervlakte doorbreken. De aandoening manifesteert zich
als in grootte variërende ruimte innemende processen, vooral
in het voorste gedeelte van de digestietractus.
Besproken wordt een geval van actinobacillose aan de meta-
tarsus bij twee pinken.

Anamnese

In juni 2001 werd de Gezondheidsdienst in verband met de
diagnostiek geconsulteerd op een bedrijf, omdat twee pinken
uit een tien stuks groot, ongeveer twintig maanden oud kop-
pel Holstein-Friesians, aardappelgrote knobbels aan de
achterpoten hadden. Deze knobbels bloedden makkelijk bij
aanraken. De dieren liepen ten tijde van het consult in de wei,
terwijl de laesies voor het eerst op stal in april van dat jaar
waren opgemerkt. De laatste twee maanden was de omvang
van de bulten duidelijk toegenomen. Het bedrijf betrof een
op die plaats nieuw gesticht bedrijf, waar nooit eerder rund-
vee werd gehouden.

Klinisch onderzoek

en VOO

de praktij

De twee pinken waren in goede conditie, maar minder ont-
wikkeld dan hun leeftijdsgenoten. Knobbels waren aanwe-
zig bij beide dieren op de dorsale en laterale zijde van de tar-
sus, metatarsus en het kogelgewricht van het rechter
achterbeen. De niet gesteelde, afgeronde processen hadden
een maximum diameter van twaalf centimeter. Bij palpatie
bleken de knobbels stevig en pijnlijk en bloedden bij de ge-
ringste aanraking; zij hadden geen contact met onderlig-
gende benige structuren. De regionale lymfeknopen van het

\' Gezondheidsdienst voor Dieren, Postbus 9. 7400 AA Deventer
betreffende drainagegebied bleken niet vergroot. Besloten
werd de ene, niet drachtige, pink te slachten en de onderpoot
voor sectie aan te bieden. Bij slachting bleek het dier geen
andere laesies te vertonen en het karkas werd goedgekeurd.

Pathologisch onderzoek

Macroscopisch bleken op de onderpoot een drietal proces-
sen aanwezig, goed omschreven, in de huid prominerend
met een dikke stevige rand. De omgevende subcutis ver-
toonde een uitgesproken oedemateus aspect. Op sneevlakte
hadden deze letsels een vezelig wit aspect doorspekt met
grauwgele haardjes.

Microscopisch werden de laesies gekarakteriseerd door het
voor actinobacillose kenmerkende beeld van multipele bac-
teriekolonies, omgeven door een corona van bacteriekolijes,
waaromheen (vervallen) polymorfkemigen, welke op hun
beurt werden begrensd door zeer vaatrijk, jong bindweefsel.
Op grond van deze karakteristieke laesies is de diagnose
Actinobacillose gesteld.

De andere drachtige pink is vervolgens succesvol behandeld
met streptomycine (25 mg/kg lichaamsgewicht) gedurende
twaalf dagen.

Actinobacillose, een oude bekende op een niet alledaagse plaats

M. Holzhauer\'\' en M.P.H.M. Räumen^

-ocr page 38-

Discussie

Actinobacillose komt ook heden ten dage nog steeds voor bij
rundvee (en varkens). De beschreven casus is ons inziens ver-
meldenswaardig vanwege de ongewone (onverwachte?) loka-
lisatie.

Differentieel diagnostisch komen bij diktes in de huid in aan-
merking: abcessen, andere granulomateuse ontstekingen (zo-
als veroorzaakt door
Stafylokokken spp., Cotynebacterium
pseudotuberculosis)
en nieuwvormingen zoals (juveniele)
leucose of ander tumoren.

Dankzegging

Dc collega\'s J.H. Vos en J. VerhoefF voor het kritisch doorlezen van het ma-
nuscript en de collega\'s P.J. de Jong en J.H.J.M. de Jong-Rockland voor de
praktische assistentie en voor het beschikbaar stellen van het foto-
materiaal.

Serologisch onderzoek van konijnen op infectie
met
Encephalitozoon cuniculi

R. BooV

Inleiding

Met enige regelmaat krijgen wij van praktiserende collegae het
verzoek serum van een konijn te onderzoeken op antistoffen te-
gen de parasiet
Encephalitozoon cuniculi. E. cuniculi is een mi-
crosporidiumsoort die bij verschillende diersoorten aanleiding
kan geven tot een meestal milde, subklinische infectie waarbij
granulomen kunnen worden gevonden in de hersenen en de
nieren (8).

Antistoffen tegen E. cuniculi kunnen met verschillende
serologische technieken worden bepaald. Wij testen met een
indirecte immunofluorescentietest (IFA) met als antigeen een
E. cuniculi-\\so\\aa\\. uit een konijn en een geit-anti-konijn-Ig-
conjugaat (3). Sera die in de 1:10 verdunning positief zijn,
worden nogmaals onderzocht in een tweevoudige verdun-
ningsreeks van 1: 20 tot 1: 2560. Het onderzoek kan overigens
even goed met de enzyme-linked immunosorbent assay
(ELISA) of de carbon immuno assay (CIA) uitgevoerd wor-
den. Nadat het resultaat van het onderzoek is gerapporteerd
wordt ons nogal eens gevraagd:

• hoe moet ik de uitslag interpreteren?

• is de infectie een zoönose? en

is behandeling van het konijn mogelijk?

Interpretatie testuitslag

Van de laatste twintig door ons onderzochte konijnen
(Tabel I) had zestig procent een antistoftiter tegen
E. cuni-
culi
(80-2560). Een verband tussen aanwezige klachten of
(voorlopige) diagnose en de uitslag van het onderzoek was in
deze serie niet duidelijk. Van een aantal dieren werd, ook bij
navraag, geen informatie over de klacht verkregen. Er was on-
getwijfeld een goede reden voor inzending van het serum-

\' RIVM. Afdeling Proefdiermicrohiologie van het Laboratorium voor Infectieziekten-
diagnostiek en Perinatale Screening (LIS). Postbus 1. 3720 BA Bilthoven.

monster, bijvoorbeeld dat het konijn klinische verschijnselen
vertoonde die wezen op een mogelijke encefalitis, uveïtis of
nefritis. Een infectie met
E. cuniculi behoort dan inderdaad tot
de mogelijke oorzaken. Een positief resultaat van serologisch
onderzoek bewijst echter niet dat de symptomen werden
veroorzaakt door een
E. cuniculi-infecüe: wellicht was het
konijn al zeer lang asymptomatisch geïnfecteerd. Anderzijds
sluit een negatief resultaat van de test infectie niet uit.
Sommige konijnen worden wellicht na besmetting nooit sero-
logisch positief (\'non-responders\'), of er is nog onvoldoende
tijd geweest om antistoffen te maken, of (zoals wel experimen-
teel is aangetoond) er zijn immuuncomplexen gevormd
waardoor de serologische test negatief is. Het onderzoek zou
bij voorkeur moeten worden herhaald op een serummonster

Tabel i. Onderzoek op antistoffen tegen E. cuniculi bij huisdierkonijnen.

diernr.

Klacht/diagnose

Titer

1

uveïtis

2560

2

progressieve parese achterhand

2560

3

uveïtis

1280

4

torticollis

1280

5

polyurie/polydipsie

< 10

6

9

640

7

7

<10

8

?

2560

9

7

320

10

evenwichtsstoornis

640

11

nefritis

640

12

640

13

<10

14

1280

15

spastische parese

<10

16

progressieve parase achterhand

<10

17

epileptiforme aanvallen

< 10

18

?

320

19

incontinentie

< 10

20

polyurie/polydipsie

< 10

Seropositief

12/20

-ocr page 39-

dat enkele weken na het eerste is afgenomen, en een titerstij-
ging lijkt dan een indicatie voor een recente actieve infectie.
Het is niet bekend of een toename van het niveau van IgM-
klasse antistoffen tegen
E. cuniculi de diagnose kan ondersteu-
nen. Gepaarde sera worden ons uiterst zelden aangeboden.
De diagnostische betrouwbaarheid van een testresultaat is
afhankelijk van de specificiteit en de gevoeligheid van de test
(5). De gevoeligheid van onze IFA voor antistoffen tegen
E. cuniculi bleek 98 procent en de specificiteit 100
procent, althans in vergelijking met onze ELISA en met de
ELISA, de IFA en de CIA, zoals die worden uitgevoerd door
het Panum Institut van de Universiteit van Kopenhagen (2).
De werkelijke gevoeligheid en specificiteit van onze serologi-
sche testen, berekend op basis van vergelijking met een
methode waarbij de parasiet werkelijk wordt aangetoond, is
echter niet bekend (en voor het opsporen van besmette proef-
dierpopulaties ook niet van primair belang). De voorspellende
waarde van het testresultaat is ook afhankelijk van de mate van
voorkomen van antistoffen tegen de parasiet (seroprevalentie)
in de dierpopulatie (5). De seroprevalentie van
E. cuniculi
(antistoffen) in de konijnenpopulatie die als huisdier wordt ge-
houden is echter onbekend. Naarmate de seroprevalentie lager
is neemt de voorspellende waarde van een negatieve test toe en
wordt zeer hoog, zelfs voor testen met een beperkte gevoelig-
heid en specificiteit. Naarmate de seroprevalentie lager is
neemt echter de voorspellende waarde van een positieve test
sterk af wanneer de test niet 100 procent specifiek is. Bij (la-
boratorium-)konijnen bestaat een goede correlatie tussen
histologische aantoonbaarheid van
E. cuniculi in hersenen en
nieren en het hebben van antistotTen. Omdat onze IFA-test een
maximale specificiteit heeft en informatie over de titer in niet-
gepaarde sera geen zinvolle informatie oplevert, wordt de titer
bij aanvragen voor diagnostisch onderzoek op zulke sera niet
meer bepaald.

Is E. CUNICULI een zoönose

Bij E. cuniculi worden momenteel op basis van immunolo-
gisch en moleculair onderzoek (variatie in de zogenaamde
rDNA internal transcribed spacer (ITS)) drie typen of stam-
men onderscheiden (4). Deze stammen (I, II en III) verschillen
in geografische verdeling en gastheerspectrum (Tabel 2).
Er zijn aanwijzingen dat zeker bij de stammen II en III nog
subtypen kunnen worden onderscheiden (1). Het aantal onder-
zochte isolaten is overigens nog maar klein.
Sinds het begin van de AIDS-pandemie is bij de mens een
groot aantal infecties door microsporidiën gerapporteerd.
De meeste infecties werden veroorzaakt door
Enterocytozoon
hieneusi.
Het aantal infecties door E. cuniculi bij de mens is
klein, volgens Matthis (6) minder dan twintig en in alle
gevallen betrof dit mensen met een verminderde functie van
het immuunsysteem, met name HlV-geïnfecteerden. De
E. cu-
/7(CM//\'-isolaten die gevonden zijn bij de mens behoren (tot nu
toe) tot de konijnenstam (I) en de hondenstam (III). De mui-
zenstam is nog niet bij de mens aangetroffen.

Therapie

Hierover zijn maar weinig gegevens bekend. In een klein
onderzoek werden serologisch positieve konijnen gedurende
vier weken dagelijks oraal behandeld met 20 mg/kg fenbenda-
zole (7). Er konden nadien bij 8/8 dieren geen
E. cuniculi-
sporen in hersenweefsel worden gevonden, maar dat lukte wel
bij 7/9 onbehandelde controledieren. Fenbendaloze door het
voer (4 g/kg voer) bleek effectief om het ontstaan van
laesies met parasieten na orale infectie met hoge doses
E.
cuniculi
te voorkomen. Toediening vond plaats vanaf één
week voor tot twee dagen na experimentele infectie.

Conclusies

Antistoffen tegen E. cuniculi kunnen bij konijnen worden
opgespoord met behulp van verschillende serologische
testen. Bij onderzoek van niet-gepaarde sera is aanwezig-
heid van antistoffen echter niet bewijzend voor een recent
doorgemaakte
E. cuniculi-infecüe als oorzaak van waar-
genomen symptomen, en anderzijds sluiten negatieve
resultaten de infectie niet geheel uit.
E. cuniculi-\'mfecüc is potentieel een zoönose; deze is
echter uitsluitend aangetoond bij een zeer klein aantal
mensen met een ernstige immuundeficiëntie.
(preventieve) Behandeling van
E. cuniculi-infecüe bij
konijnen lijkt mogelijk met fenbendazole.

Tabel 2. Geografische herkomst en gastheren van E. cuniculi stammen (naar ref 6).

E. cuniculi-Htam

aantal isolaten

werelddeel

gastheren

Rabbit strain (I)

34

Europa, Australië

konijn, mens

Mouse strain (11)

7

Europa

muis, blauwvos, rat (wild)

Dog strain (III)

16

Europa, Amerika, Afrika

hond, halfapen, mens

Literatuur

1. Bidcrrc C, Mathis A, Deplazes P, Weber R, Metenier G, and Vivares CR
Molecular karyotype diversity in the microsporidian
Encephulitozoon
cuniculi.
Parasitol 1999; 118:4.-!9-45.

2. Boot R, Hansen AK., Hansen CK, Nozari N, and Thuis HCW.
Comparison of assays to determine antibodies to
Encephalitozoon
cuniculi
in rabbits. Lab Anim 2000; 34: 281 -9.

3. Boot R, Knapen F van, Kruijt BC, and Walvoort HC. Serological
evidence for
Encephalitozoon cuniculi infection (nosemiasis) in
gnotobiotic guineapigs. Lab Anim 1988; 22: 337-42.

4. Didier ES, Vossbrink CR, Baker MD, Rogers LB, Bertucci DC, and
Shadduck JA. Identification and characterization of three
Encephalitozoon cuniculi strains. Parasitol 1995; 111:411-21.

5. Houwers DJ. Betrouwbaarheid van het resultaat van laboratorium
onderzoek. Diergeneesk Memorand 1998; 45:4-6.

6. Mathis A. Microsporidia: emerging advances in understanding the basic
biology of these unique organisms. Int J Parasitol 2000; 30: 795-804.

7. Suter C, Muller-Doblies UU, Hatt JM, and Deplazes P. Prevention and
treatment of
Encephalitozoon cuniculi infection in rabbits with
fenbendazole. Vet Ree 2001; 148:478-80.

8. Whitner A. The Microsporidia and Microsporidiosis. Washington DC;
ASM Press. 1999.

-ocr page 40-

Aldus de impulsieve reactie van
een dierenarts die vermoedelijk
een beetje geïrriteerd raakte door
een eigenaar die keer op keer de-
zelfde vraag stelde. De dierenarts
zal zelf niet hebben vermoed dat
deze uitspraak bij het Tucht-
college zou belanden....

De eigenaar komt met een Collie bij de dierenarts, nadat ze
het dier twee dagen eerder uit het asiel heeft gehaald. Niet al-
leen wil ze een algemene gezondheidscontrole van de hond,
ze is ook nogal bezorgd over de gezondheid van het dier, en
stelt vraag na vraag aan de dierenarts. De dieren-
arts kent de hond al, want de vorige eige-
naar kwam met deze hond ook naar
zijn praktijk.

Volgens de eigenaar komt de
hond thuis moeilijk uit haar
mand. De eigenaar denkt
eerst dat het komt doordat
de hond loops is (?!
IB),
maar vraagt zich toch af
of de hond geen HD
zou kunnen hebben.
Volgens de dierenarts
zijn er geen klinische
klachten, want de
hond loopt kwiek de
praktijk in en uit. Er
lijkt daarom geen re-
den te zijn om de hond
röntgenologisch te
onderzoeken. Ondanks
deze uitleg blijft de eige-
naar in hetzelfde spreekuur
herhaaldelijk vragen of de
hond écht geen HD heeft.

Van borrelpraat naar Tuchtcollege

Als de eigenaar na een lang spreekuur
de praktijk verlaat, vraagt ze op de drem-
pel nogmaals of de hond echt geen HD kan heb-
ben. "Mevrouw, Collies hebben geen HD", bijt de dierenarts
de eigenaar uiteindelijk toe. Het lijkt moeilijk voorstelbaar
dat een dierenarts echt gelooft dat HD bij collies niet voor-
komt en dat doet vermoeden dat er sprake is geweest van
enige irritatie bij de dierenarts.

Deze - vermoedelijk impulsieve - reactie komt hem duur te
staan. De eigenaar zoekt een andere dierenarts, die wel rönt-
genfoto\'s maakt en, alsof het een regelrecht verzoek aan de
goden is geweest, vaststelt dat de hond last heeft van een ern-
stige vorm van HD. Bovendien is op twee plaatsen in de rug
sprake van ernstige spondylose. Was de hond gezond ge-
weest, dan zou het bij een beledigd gevoel van de eigenaar
zijn gebleven, en zou de uitspraak \'Mevrouw, Collies hebben
geen HD\' het hooguit hebben geschopt tot borrelpraat. De
hoogmoed van de dierenarts komt hier echter voor de val,
alias het Tuchtcollege. De eigenaar vindt dat de dierenarts
haar hond onvoldoende heeft onderzocht, waardoor de ge-
zondheid van het dier is geschaad. Langs haar neus weg
merkt de eigenaar in de stukken nog op dat ze hierdoor veel
kosten heeft moeten maken.

Veterinai
tuchtrech

Serieuze anamnese

Het Tuchtcollege vindt dat een dierenarts de vraag van een
eigenaar serieus moet nemen. Als een eigenaar vraagt of zijn
dier last heeft van een bepaalde aandoening, moet
de dierenarts nadere vragen stellen om te
beoordelen of nader onderzoek nodig is
of niet. Zo niet, dan kan een alge-
meen antwoord op zich wel vol-
doende zijn.

In dit geval was een alge-
meen antwoord niet vol-
doende, want de eige-
naar had aangegeven
dat de hond moeilijk
uit haar mand over-
eind kwam. De die-
renarts mocht dan
met eigen ogen heb-
ben vastgesteld dat
de hond makkelijk de
praktijk in en uit liep,
dat is toch te weinig in-
formatie om met zeker-
heid te kunnen zeggen
dat de hond geen HD had.
Ook het algemene ant-
woord dat Collies geen HD
hebben deed niet voldoende
recht aan de situatie. De dierenarts
had actief nadere vragen moeten stel-
len aan de eigenaar. Misschien was uit die
anamnese gebleken dat de angst voor HD uit de
lucht gegrepen was, maar misschien had de dierenarts dan
wel een aanleiding gevonden om toch maar röntgenfoto\'s te
maken.

De angst van een eigenaar mag niet zomaar worden gene-
geerd. De irritatie van de dierenarts is wellicht begrijpelijk,
maar de keerzijde daarvan is de vraag watje zou doen zónder
die irritatie. Een Collie die moeilijk opstaat is op zijn minst
enige vragen aan de eigenaar en een onderzoekje waard. De
nalatigheid van deze dierenarts levert hem een waarschu-
wing op.

"Mevrouw, Collies hebben geen HD"

laira Boissevain

-ocr page 41-

Water kan op velerlei manieren be-
nut worden; denk bijvoorbeeld aan
^^^^^^^^ reiniging, verdunning, als oplos-
flfiHBlniHr middel, transportmiddel en ten be-
hoeve van energieverwekking.
^^^^^^^^ Hoewel water soms ernstige proble-
men door overvloedige regen en/of
overstromingen kan veroorzaken,
de zee een bedreiging kan vormen
en grondwater riskante situaties kan oproepen, zoals bij de
tramtunnel in Den Haag, wil ik de aandacht vragen voor het
zo noodzakelijke drinkwater. In het kader van beveiliging
van de voedselketen speelt water een essentiële rol. Ook bij
de verzorging van dieren hoort aandacht voor \'gezond\' wa-
ter. Zoetwater vormt een planetair probleem en zal als zoda-
nig ook bezien moeten worden. Natuurlijk zijn er grote lo-
kale verschillen ten aanzien van de beschikbaarheid, maar
met name in de diverse werelddelen zal de problematiek in
groter verband benaderd dienen te worden. Bij de Europese
éénwording zal de aandacht voor een juiste waterhuishou-
ding prioriteit verdienen.

Momenteel heeft één op de vijf personen (dus meer dan één
miljard mensen!) geen toegang tot goed drinkwater. De
UNO stelt als minimale drempel dat er 1700 m^ water per
persoon per jaar beschikbaar dient te zijn. Men verwacht dat
in 2025 drie miljard mensen over minder dan deze hoeveel-
heid kunnen beschikken.

Bij de levende wezens (dieren, planten en micro-organis-
men) vormt water gemiddeld 70% van het gewicht.
Water is in verschillende vormen aanwezig: als vloeistof, als
gas en in vaste vorm.

Driekwart van het aardoppervlak bestaat uit zeewater
(97,5%). De zoetwater-reserve (2,5%) vertegenwoordigt
37.800 km3.

In hoofdzaak komen de zoetwater-reserves ter beschikking
in de vorm van neerslag en door het ontdooien van ijs. Door
infiltratie in de bodem en door verdamping en uitwaseming
(ook bij planten) neemt de reserve in rivieren en meren af

De natuurlijke waterkringloop:

Hierbij spelen een rol:

* verdamping en uitwaseming;

* condensatie: het ontstaan van wolken uit waterdruppeltjes
en ijskristallen;

* neerslag (regen, sneeuw en hagel);

* stroming, in rivieren, maar ook door infiltratie in de grond
waardoor onderaardse watervelden ontstaan die water-
bronnen vormen.

De exploitatie van deze bronnen is in dertig jaar in de
Verenigde Staten met 144% gestegen, in tien jaar met 300%
in Saoedi-Arabië en in tien jaar met 100% in Tunesië.
Door middel van nieuwe detectiemethoden met behulp van
satellieten verwacht men de bereikbaarheid van het onder-
grondse reserve-volume te kunnen doen toenemen.

De ontwikkeling van het klimaat vormt een onbekende fac-
tor met betrekking tot de toekomstige beschikbaarheid van
de water-reserves.

De \'waterstress\', dat wil zeggen het risico van een tekort aan
zoetwater, bedreigt vooral in samenhang met de vervuiling,
bepaalde streken in de wereld. Denk bijvoorbeeld aan de
zure regen, maar ook aan de vervuiling ten gevolge van
pesticiden zoals in de Rijn en residuen van bijvoorbeeld
kunstmest en van zouten in de Maas. Er zijn zuiveringinstal-
laties om vervuild water te reinigen, maar of de capaciteit bij
ernstige vervuiling voldoende zal zijn zal moeten blijken;
denk daarbij ook aan de kostenfactor. Men kan ook zoetwa-
ter winnen doormiddel van ontzouting, maar ook bij dat pro-
ces spelen energie en kostenfactoren een rol.
Om het percentage bruikbare waterbronnen in ieder land te
kunnen aangeven maakt men gebruik van indices die de \'wa-
terstress\' aangeven.

Wanneer de index lager is dan 10%, is er geen gevaar voor
een tekort.

Tussen de IO en 20 % wordt de \'waterstress\' als gematigd be-
schouwd. Men moet zich dan wel inspannen om de vraag
naar water te matigen en inspanningen leveren om het aan-
bod te verhogen.

Bij een index van 20 to 40 % moet het gebruik van mense-
lijke en landbouwkundige c.q. industriële behoeften geregu-
leerd worden.

Een index boven de 40 % houdt in dat er een ernstige belem-
mering ontstaat voor economische groei en voor het mense-
lijk welzijn.

Men verwacht dat tweederde van de wereldbevolking in
2025 getroffen zal worden door een waterstress boven de IO
%.

Enige cijfers met betrekking tot het waterverbruik

* 70 % wordt benut door de landbouw;

* 20 % door de industrie;

* IO % gaat naar de huishoudens.

WATER

Zuiver water, onmisbaar voor leven, maar een schaars goed

-ocr page 42-

Door de demografische groei en de urbanisatietoename
(60% van de wereldbevolking zal in steden leven) in de ko-
mende twintig jaar zal het huishoudelijke en algemene ge-
bruik met 40% stijgen en het gebruik voor irrigatie met 17%.

Heden ten dage wordt:

• door een Noord-Amerikaan 700 liter water gebruikt per
dag;

• door een Europeaan 200 liter;

• door een Afrikaan 30 liter;

• door een Haïtiaan 20 liter.

De vervuiling

Van de grote rivieren worden alleen de Amazone en de
Kongo als schoon beschouwd.

Twintig procent van de water-diersoorten is in de loop van de
laatste jaren verdwenen of op weg uit te sterven.
Volgens de Wereld Gezondheid Organisatie (WHO) sterven
drie tot vier miljoen mensen jaarlijks aan ziekten met betrek-
king tot de waterkwaliteit (diarree, vergiftigingen, parasi-
taire ziekten).

Kwaliteit controle van drinkwater

Er zijn zeven groepen van parameters te onderscheiden, te
weten:

1 organoleptische parameters (kleur, smaak en transparan-
tie);

2 fysisch-chemische parameters (temperatuur, geleidbaar-
heid en pH);

3 parameters ten aanzien van ongewenste substanties (fluor,
nitraten);

4 toxiciteit parameters (laagste doses lood, chroom);

5 microbiologische parameters (pathogene bacteriën en vi-
russen);

6 pesticiden en aanverwante producten;

7 parameters met betrekking tot gedemineraliseerd of gezui-
verd water met minimale concentraties aan calcium, mag-
nesium, carbonaat en bicarbonaat.

De mate van verspilling

Vooral in de zuidelijke landen is deze aanzienlijk. Men schat
dat het verlies in de orde van 50 a 60 % van het volume ge-
produceerd water bedraagt. Dit verlies treedt op ten gevolge
van lekkage in het distributiekanaal of ten gevolge van ver-
damping. Daardoor gebruiken deze landen tweemaal zoveel
water als de rijke landen. Bovendien beschikken zij niet over
de infrastructuur om het water te recycleren.
Enkele eenvoudige adviezen om verspilling te beperken op
het persoonlijke niveau:

• neem een douche in plaats van een bad;

• bekort de douche-duur: vijf minuten scheelt 85 liter!

• gebruik een volle wasmachine;

• laat bij het tandenpoetsen de kraan niet lopen; winst: veer-
tien liter per poetsbeurt;

• laat het water niet lopen maar gebruik een wasbak;

• lekkende kranen en/of buizen vervangen of repareren;

• de tuin alleen \'s nachts of vroeg in de ochtend besproeien
ter voorkoming van verdamping.

Een gevaar voor de vrede

40 % van de wereldbevolking leeft in circa 250 grensover-
schrijdende rivier-stroomgebieden zodat tussen buurlanden
veelvuldig fricties optreden. De UNO registreert ongeveer
driehonderd potentiële conflictzones in verband met de wa-
terhuishouding.

Men schat de beschikbaarheid aan water in het Midden-
Oosten per inwoner in 2025 op 650 m^ tegenover 3300m^ in
1960.

Irak en Syrië zijn afhankelijk van Turkije waar de Tigris en
de Eufraat hun oorsprong hebben.

Water, een recht of een goed?

Ecologisten claimen een vrije toegang tot water voor ieder-
een en verzetten zich tegen privatisering van waterbronnen.
Om echter verspilling in te perken is een zekere prijs nood-
zakelijk, maar vooral voor de armen moet deze prijs redelijk
zijn.

Vooral in de minder begunstigde landen betalen de arme vol-
keren veel meer dan de rijke! Bewoners van de arme voorste-
den betalen soms zestig a honderd maal meer aan verkopers
van zuiver water dan de gewone ingezetenen van de stad.
(Notabene: bron van gegevens: www.webencyclo.com une
encyclopédie francophone.)

Jos Wijsmuller,
Rosmalen

Van kwekeling tot universitair student

Onder deze intrigerende titel, met als subtitel \'De emancipa-
tie en professionalisering van de veterinaire scholier\', heeft
Mevr E. Lagerweij-Brouwer een doctoraalscriptie Alge-
mene Cultuurwetenschappen aan de Open Universiteit
Nederland doen verschijnen, en daarmee haar studie succes-
vol afgerond. Zij begint haar inleiding met de zin: \'Opkomen
voor zijn rechten en vrijheden is de hedendaagse student niet
vreemd\'. Waarschijnlijk is men heden ten dage geneigd te
denken, dat het hier een attitude betreft, die in de zestiger ja-
ren van de vorige eeuw bevochten is. Wie echter de moeite
neemt haar scriptie te lezen vallen voortdurend de schellen
van de ogen. De voor de scriptie gestelde onderzoeksvragen
zijn:

1. Veranderden de opvattingen over wetenschappelijk vete-
rinair onderwijs in de tijd?

2. Is de betekenis en inhoud van het begrip veearts dezelfde
gebleven?

3. In hoeverre heeft de veterinaire student zelf aan zijn
emancipatie en professionalisering bijgedragen? En

4. Werd zijn geschiedenis beïnvloed door de sociale en poli-
tieke ontwikkelingen in die tijd?

In vijf hoofdstukken worden deze vragen nader gedefini-
eerd, wordt feitenmateriaal (opgediept via een uitgebreid li-
teratuur- en archievenonderzoek) aangedragen en worden
conclusies aan de lezer voorgelegd. In het zesde hoofdstuk
wordt aan de hand van het voorgaande, antwoord gegeven op

-ocr page 43-

de onderzoeksvragen. Drie, op de ontwikkelingen verschil-
lende invloed hebbende, perioden worden onderscheiden.
De tijd van het Internaat, die van de Sociëteit \'Absyrtus\' en
die van het daaruit voortgekomen Veterinaire Studenten
Corps \'Absyrtus\'.

Boeiend is het om te lezen, hoe de overgang van empirie
(hoofdzakelijk beoefend door boeren zelf, chirurgijns en
\'koemeesters\') naar een meer wetenschappelijke benadering
slechts met zeer veel moeite tot stand kwam. Pas toen de po-
litieke situatie, na de Franse periode, in de Republiek der
Nederlanden veranderde kon eindelijk tot de oprichting van
een Veeartsenijschool besloten worden. Overigens sterk ge-
ïnspireerd door de voorbeelden van Lyon en Alfort!
In eerste instantie wordt dan de opleiding gestart in 1821 en
een Internaat gesticht. Waarom deze keuze gemaakt werd, is
niet geheel duidelijk. Het regime was op militaire leest ge-
schoeid: een strakke discipline, forse stratTen op overtredin-
gen. Uit de gedetailleerde beschrijving koos uw recensent
twee zinnen die toch een zekere verwantschap met het heden
suggereren: \'Opvallend was dat zondags te laat thuiskomen
in beschonken staat een veelvoorkomend vergrijp was\' en
\'Gezien de stand van het voorbereidend onderwijs bleek het
buitengewoon moeilijk kwekelingen met een voldoende ni-
veau in huis te krijgen\'. Want, over voldoende niveau gespro-
ken: men zou de huidige geschreven werkstukken eens moe-
ten zien! Maar in de periode die de scriptie beslaat speelde
een veel groter probleem: het lager onderwijs, wat voor veel
van de eerste kwekelingen nog niet meer was dan wat rekenen
en schrijven. Met Thorbecke en de liberalen komt verande-
ring in die situatie, maar natuurwetenschappen vallen volgens
Thorbecke nog steeds niet onder de academische weten-
schappen. Hierdoor bleef ook het gehate standsverschil be-
staan. Door de problemen met de volksgezondheid in de
overvolle steden werd het belang van de natuurwetenschap-
pen, goed veterinair onderwijs en veterinaire wetten echter
steeds duidelijker. Kuijper brengt de verandering door alge-
mene en toegepaste wetenschappen gelijkwaardig te stellen.
In 1870 werden de toelatingseisen tot de school verzwaard,
ongeveer tot het niveau van een getuigschrift van de drieja-
rige HBS. Rond die tijd werd een, met de ogen van nu beke-
ken, buitengewoon merkwaardige maatregel getroffen: \'Om
de studiezin van de leerlingen te vergroten werd de biblio-
theek voor hen gesloten. \'Zy
zouden daar toch maar hun tijd
verbeuzelen\'.
Het Internaat wordt op 1 september 1899 ge-
sloten, aangezien de kosten voor vernieuwingen zeer hoog
zouden worden, en omdat de regering de verantwoordelijk-
heid voor het reilen en zeilen binnen het Internaat niet langer
wenste te dragen. Inmiddels is al in 1865 de Sociëteit
\'Absyrtus\' opgericht. De kwekelingen debatteren daar, orga-
niseren lezingen en beraden zich op hun maatschappelijke
positie. Zo ontstaat \'het overmoedige idee de titel van stu-
dent aan te vragen\'. Er komt een eigen bibliotheek en er
wordt een Almanak uitgegeven. Daarin worden onder andere
de colleges (dan eigenlijk nog lessen) aan uitvoerige kritiek
onderworpen. Wel werd erop aangedrongen toch vooral ge-
matigd en beleefd te blijven. Maar, door in de ogen van de
leerlingen uitblijvend resultaat, verhardde de toon in de loop
der jaren. Gedurende deze periode start de discussie over de
titulatuur: veearts of dierenarts?

In deze doctoraalscriptie heeft de auteur de professionalise-
ring\' en emancipatie van de veterinaire student geanalyseerd
en afgezet tegen de veranderingen van de maatschappij. De
ontwikkelingen die in de maatschappij zichtbaar zijn, zijn
volgens de schrijver ook terug te vinden bij de veterinaire
scholieren, zoals:

1. Ontwikkeling door beter onderwijs en bewustwording van
de eigen situatie.

2. Door betere scholing komt er meer interesse voor kranten
en politiek.

3. Bescherming van het eigen vakgebied vindt plaats door
oprichting vakverenigingen, het zich verenigen in vereni-
gingen/maatschappijen die de eigen ontwikkelingen op
wetenschappelijk gebied bevorderen.

De runderpest is de reden geweest om een wetenschappe-
lijke opleiding in te richten. De invulling van het begrip \'we-
tenschappelijk\' is, merkwaardig genoeg, lang onduidelijk
geweest. Dat heeft de leerlingen/studenten en het veterinaire
beroep lang parten gespeeld. De studenten hebben er echter
duidelijke meningen over gevormd, en zich via hun vereni-
ging de Sociëteit \'Absyrtus\' uitgesproken. Dat heeft een be-
langrijke en positieve invloed op de opleiding, de beroeps-
uitoefening en maatschappelijke status van de dierenarts
uitgeoefend.

Een studie die helder gestructureerd is, feiten en analyses
duidelijk op een rij zet en zich door diegenen, die zich inte-
resseren voor de achtergronden van de diergeneeskunde en
de diergeneeskundige opleiding, gemakkelijk laat lezen.

Dr P.H.A. Poll
Arnhem

\' Professionalisering: hel streven van een beroepsgroep om een eigen, onafhankelijke,
positie in te nemen ten opzichte van andere maatschappelijke groepen.

Oproep!

Gezocht, in het kader van ons afstudeeronderzoek:

Dierenartsen of studenten diergeneeskunde die tijdens hun studie zwanger zijn, of zijn geweest.
Met behulp van uw ervaringen willen wij een praktische handleiding maken voor zwangere studenten.
Bent u zwanger of zwanger geweest tijdens uw studie, na i september! 995, of kent u iemand die aan deze eisen voldoet,

neem dan alstublieft contact op met:

Mevr dr Nienke Endenburg (tel: 030 - 2531565 / n.endenburg@vet.uu.nl) (begeleider afstudeeronderzoek)
Petra de Vries (tel: 023 - 5339331 / slotlaan@hotmail.com )
Marieke Zijp (tel: 030 - 6948286 / m.zijp@students.vet.uu.nl)

Wij sturen u dan een enquêteformulier toe. Uiteraard gaan wij vertrouwelijk met uw gegevens om.
Het is mogelijk de enquête anoniem in te vullen.

-ocr page 44-

Nieuwe verklaring voor speciale noodslachting
vanaf 1 augustus 2002 verplicht

Hugo de Croot

Vanaf heden kunnen praktiserend dierenartsen de nieuwe
versie van de \'verklaring voor speciale noodslachting\' bij de
KNMvD bestellen. De invoering van de gewijzigde verkla-
ring sluit aan bij de aanpassing van de Regeling,
DGVgz/VVP/V-94203 van 3 oktober 1994, die op 20 maart
2002 in de Staatscourant (nr 56) door de minister van
Volksgezondheid, Welzijn en Sport is aangekondigd. In goed
overleg met de Rijksdienst voor de keuring van Vee en Vlees
(RVV) is de invoerdatum van het formulier vastgesteld op 1
augustus 2002. Vanaf die datum dienen dieren, die bij een
speciale noodslachting buiten het slachthuis zijn gedood, tij-
dens het vervoer en bij de keuring te worden vergezeld van
een volledig ingevulde verklaring van de eigenaar of houder
van het dier en van de dierenarts. Op dat moment komt de
huidige verklaring te vervallen.

De verklaring voor speciale noodslachting omvat een betere
verantwoordelijkheidsverdeling tussen eigenaar en dieren-
arts. De eigenaar of houder van het dier in nood verklaart
waarom hij de dierenarts heeft gevraagd het dier te doden.
De eigenaar of houder heeft de primaire verantwoordelijk-
heid met betrekking tot volksgezondheid en aangifteplich-
tige ziekten, en behoort te weten of er door of namens hem
diergeneesmiddelen aan zijn dieren zijn toegediend. Door
ondertekening van de volledig ingevulde verklaring neemt
de eigenaar of houder de verantwoordelijkheid dat er geen
reden is om aan te nemen dat het dier ongeschikt is voor
menselijke consumptie.

De dierenarts verklaart op basis van zijn / haar onderzoek of
er geen bezwaren zijn tegen het in keuring nemen en moge-
lijk goedkeuren voor menselijke consumptie. Met de verkla-
ring wordt de RVV in de gelegenheid gesteld tot het nemen
van een juiste keuringsbeslissing.

U kunt uw bestelling op de gebruikelijke wijze plaatsen: per
fax: 030-2511787, per e-mail:
bestellingen@knmvd.nl en
via onze website: http/Zwww.knmvd.nl onder de rubriek be-
stellingen.

Dubbeltentoonstelling:

De wereld van de hond en zijn speciale band met de mens

In juni 2002 bestaat de Raad van Beheer op Kynologisch
Gebied in Nederland honderd jaar. Dit wordt onder meer ge-
vierd met twee op elkaar aansluitende cultuurhistorische ten-
toonstellingen, waarin de hond centraal staat. In het
Haarlemse Teylers Museum staat de relatie tussen hond en
baas centraal, terwijl het Haags Historisch Museum zich richt
op de beeldvorming rond de hond. Beide tentoonstellingen
openen op 29 juni en lopen tot en met 27 oktober 2002.

Haags Historisch Museum: beeldvorming rond de hond

In het Haags Historisch Museum wordt in beeld gebracht hoe
Nederianders in de loop van de tijd over honden hebben ge-
dacht. Onvoorwaardelijke trouw en waakzaamheid zijn onge-
twijfeld de bekendste en meest geprezen positieve kenmerken
van de hond. Er bestaan echter ook negatieve denkbeelden
over de hond. In de bijbel en de klassieke mythologie wordt de
hond vaak als paria, aaseter of als onrein dier aangeduid.
Schilderijen, beeldhouwwerken, prenten, tekeningen, beel-
den, boeken, archeologische vondsten, foto\'s, films en ge-
bruiksvoorwerpen tonen de zeer gevarieerde en vaak tegen-
strijdige waardering voor de hond door de eeuwen heen.

Teylers Museum: de hond als werk- en huisdier

In Teylers Museum zijn de begrippen aanhankelijkheid en
afhankelijkheid de rode draad. De hond is het vroegst gedo-
mesticeerde dier. De expositie besteedt aandacht aan de
evolutie van de hond en zijn ontwikkeling in honderden ras-
sen, maar ook thema\'s als het werkdier, de hond als bron van
vermaak, de hond als heelmeester en gezelschapsdier ko-
men aan de orde. Hoewel veel geëxposeerde voorwerpen
voornamelijk kunstwerken zullen zijn (schilderijen, teke-
ningen, grafiek, beeldhouwwerken), is er sprake van een
cultuurhistorische benadering. De eeuwenlange relatie tus-
sen mens en hond komt in deze tentoonstelling uitgebreid
aan de orde.

Meer informatie over deze dubbeltentoonstelling is verkrijg-
baar via de website: www.hondententoonstelling.nl of bij één
van beide musea:

• Haags Historisch Museum, Korte Vijverberg 7, 2513 AB
Den Haag, telefoonnummer: 070 364 69 40.

• Teylers Museum, Spaame 16,2011 CH Haariem, telefoon-
nummer: 023 531 90 10.

-ocr page 45-

De redactie vond iVlevrouw A.J.
Venker-van Haagen (Faculteit der
Diergeneeskunde) bereid om op
onderstaande, uit de praktijk ont-
vangen, vraagstelling voor de lezers
een antwoord te formuleren.

Vraag

\'Welke diagnostische stappen en therapeutische maatregelen
adviseert u bij een hond met klinisch en radiologisch het
beeld van chronische bronchitis?\'

Aangegeven wordt dat bij de hond het klinische beeld aange-
vuld inet röntgendiagnostiek de diagnose \'chronische bron-
chitis\' kan opleveren.

Antwoord:

Daar kan ik me wat bij voorstellen: de hond, zo meldt de ei-
genaar, hoest sinds langere tijd geregeld, meerdere malen per
dag, eigenlijk dag en nacht en dat duurt nu al een halfjaar.

Laten wij aannemen dat de vraagsteller \'hoesten en al een
langere tijd\' interpreteert als het klinisch beeld van chroni-
sche bronchitis en dat een röntgenfoto van de longen enige
verbreding laat zien van de bronchiale wanden vergeleken
met het beeld van longen van een jonge gezonde niet
hoestende hond en dat de verdikte bronchiaal wanden te zien
zijn over het hele longveld.

Waarom is de vraagsteller niet tevreden met de diagnose
\'chronische bronchitis\' en vraagt hij/zij om meer diagnostiek
en een advies voor therapie?

Vermoedelijk heeft de hond een traject van therapieën met
diverse antibiotica doorlopen en is het hoesten niet vermin-
derd. De vraagsteller wil weten wat chronisch hoesten ge-
combineerd met verdikking van de wanden van de bronchiën
betekent als het probleem niet afdoende wordt opgelost met
de verstrekking van breedspectrum antibiotica.

Een aantal oorzaken kan hieraan ten grondslag liggen, bij-
voorbeeld:

1. Er is een bacteriologische bronchitis ontstaan, waarbij
een verwekker actief is die niet gevoelig is voor de toege-
diende antibiotica.

2. Er is een virale verwekker actief die niet reageert op de
antibiotica.

3. Er is een corpus alienum aanwezig dat onzichtbaar is op
de röntgenfoto\'s en de ontsteking in stand houdt.

4. Er is een niet normaal functionerende genezing van de
bronchiën, waardoor na het doden van de bacteriën de
ontsteking niet verder wil genezen en de bronchitis voort-
duurt.

We lopen de meest voor de hand liggende mogelijkheden na:
Ad 1: Een breedspectrum antibioticum, zoals amoxycil-
line clavulaanzuur doodt vele kiemen maar kan kie-
men overslaan. Welke? Degenen die nu nog te kweken
zijn uit de bronchiën.
Ad 2: Virale infecties, zoals kennelhoest, kunnen bronchitis
veroorzaken. Maar blijven die langdurig de oorzaak
van bronchitis bij de hond? Als regel houden virale in-
fecties in de voorste luchtwegen van de hond niet lan-
ger stand dan drie weken. Virale infecties reageren
niet op antibiotica.
Ad 3: Op de röntgenfoto niet zichtbare corpora aliena ko-
men voor. Is het met deze röntgenbevindingen te ver-
wachten dat er een halfjaar lang een corpus alienum
in de bronchiën aanwezig is zonder een lokale bron-
chopneumonie te veroorzaken? Het lijkt mij niet erg
waarschijnlijk, maar het is niet uitgesloten.
Ad 4: Welke ziekten van de bronchiën onderhouden ontste-
kingsverschijnselen als een virale en bacteriële com-
ponent is uitgesloten? Er zijn er diversen, frequent
voorkomende en zeldzame ziekten. De meest frequent
voorkomende is allergie, een te actieve reactie op stof-
fen die in contact kornen met het bronchiaal slijm-
vlies.

Met welke aanvullende diagnostiek kunnen we de meest
voor de hand liggende complicerende factoren opsporen?
Met bronchoscopie hebben we de mogelijkheid om corpora
aliena in de bronchiaalboom op te sporen. De corpora aliena
die niet zichtbaar zijn op de röntgenfoto zijn meestal
plantaardig, en niet van metaal of steen. Bij bronchoscopie
moeten we er op bedacht zijn dat deze corpora aliena, als zij
zeer langdurig in de bronchiën aanwezig zijn, bedekt zijn
met veel mucopurulent materiaal en pas na zorgvuldig
schoonzuigen van de verdachte plaats tc vinden zijn.
Bronchoscopie geeft de mogelijkheid om materiaal uit het
bronchiale lumen te verzamelen en dit op aanwezige bacte-
riën te laten onderzoeken. Het is tevens tnogelijk om een deel
van dit materiaal te gebruiken voor cytologisch onderzoek.
Daarmee kunnen we in het bijzonder vaststellen of er eosi-
nofiele cellen aanwezig zijn in het bronchiaal secretum.
Deze eosinofiele cellen in het bronchiaal secretum worden
geassocieerd met allergische bronchitis bij de hond.

Het antwoord op de gestelde vraag is dus dat bronchoscopie
gecombineerd met het verzamelen van bronchiaal secretum
voor bacteriologisch en cytologisch onderzoek een zinvolle
volgende stap is in het onderzoek naar de oorzaak van chro-
nische bronchitis die niet geneest na de toediening van
breedspectrum antibiotica.

Het is vanzelfsprekend dat de therapie wordt ingesteld met
de gegevens die de bronchoscopie heeft opgeleverd. Het cor-
pus alienum kan hopelijk tijdens de bronchoscopische pro-
cedure verwijderd worden, een antibiogram van het bronchi-
aal secretum wijst de weg naar de te gebruiken antibiotica,
en eosinofiele cellen indiceren een levenslange therapie met
corticosteroïden. Doseringen en duur van de respectievelijke
medicinale therapieën hangen af van de aard en de ernst van
de gevonden afwijkingen van het bronchiale slijmvlies.

-ocr page 46-

Dr. B.H.Kessens

memonam

Op 17 februari 2001 overleed Ben Kessens na een kort ziekbed. Hij werd 91 jaar.

Zijn wieg heeft gestaan in Munsterseveld, een grensstreek in het noorden van de gemeente Emmen.

Zijn vader, afkomstig uit Hannover, bezat een gemengd boerenbedrijf. Omdat hij niet voor Bismarck wilde

strijden verplaatste hij zijn bedrijf, lang voor de eerste wereldoorlog, naar Nederland. Hij en zijn gezin

werden daardoor statenloos. Toen Ben 17 jaar was kreeg hij de Nederlandse nationaliteit.

Na zijn HBS-opleiding in TerApel, die hij afsloot met goede cijfers, ging hij in 1926 naar Utrecht om daar

veeartsenijkunde te gaan studeren. Gedurende zijn studententijd was hij - niet bijzonder actief - lid van

Veritas. Hij was studievertegenwoordiger van zijn studiejaar.

Aan het einde van zijn studietijd werkte hij op het laboratorium van Professor De Blieck voor wie hij grote
waardering had. Deze stimuleerde hem tot het schrijven van een dissertatie. Op 10 december 1936promo-
veerde hij op het proefschrift \'Vergelijkend onderzoek betreffende Haemophilus coryzae, Haemophilus in-
fluenzae en andere haemophiele bacillen\'.

In zijn laatse studiejaren assisteerde hij af en toe collega Jhr. Alberda van Ekenstein in TerApel en deed
daar enige praktijkervaring op.

Na zijn afstuderen in 1934 werd hij adjunct-directeur van de Vleeskeuringsdienst in Oss, een voor die tijd
grote dienst met achttien keurmeesters. Enkele grote vleeswarenfabrieken waren daar toen gevestigd. Eens
keurde hij, tot groot ongenoegen van de directeur-eigenaar van de slachterij, twaalf van de zeventien aan-
gevoerde koeien af. Het resulteerde wel in de aanvoer van hetere kwaliteit vee.

In 1938 werd hij benoemd tot directeur van de Vleeskeuringsdienst Emmen en Sleen. Zijn doctorstitel
speelde een belangrijke rol hij deze gemeentelijke benoeming.

In hetzelfde jaar trouwde hij met Agnes Blanken. Zij vergezelde hem tot haar overlijden in april 1998. Uit
het huwelijk werden twee zonen geboren.

In de oorlogsjaren was hij negen maanden ondergedoken omdat hij weigerde medewerkers aan te wijzen
voor het verrichten van graafwerkzaamheden voor de Organisation Todt. Na de Duitse capitulatie werd hij
in zijn functie hersteld. Hij kon op dat moment kiezen uit dertien functies die hem aangeboden werden. Hij
bleef evenwel de voorkeur geven aan de opbouw en ontwikkeling van Z.O. Drenthe en \'zijn \'vleeskeurings-
dienst.

In 1970 bouwde de gemeente Emmen op zijn aandringen een openhaar slachthuis dat aan alle EEG- en
USA-eisen voldeed. Het laboratorium daarbij had een uit.itekende naam zodat ook het ziekenhuis daan\'an
af en toe gebruik maakte. Ben Mm nauw betrokken bij de keurmeesters- en slagersvakopleiding. Enkele ja-
ren na zijn pensionering ging het slachthuis, zoals vele andere openbare slachthuizen, over in particuliere
handen. Momenteel werken in het bedrijf circa vierhonderd mensen.

Ben en Agnes waren diep gelovige en sociaal bewogen mensen die veel aandacht besteedden aan het wel en
wee van zijn medewerkers en hun gezinnen. Ben was actief op kerkelijk en algemeen maatschappelijk ge-
bied. Hij was jarenlang voorzitter van de Katholieke Volkspartij in Drenthe en had zitting in het landelijk
bestuur Hij was secretaris van de oprichtingscommissie van de katholieke Pauluskerk in Emmen. Tevens
was hij oprichter en jarenlang voorzitter van het somatisch verpleeghuis \'De Horst\'. Van het psycho-geria-
trisch verpleeghuis \'De Bleerinck \'leidde hij de oprichtingsvergadering.

Zijn grote hobby was het houden en veredelen van bijen. Hierin was hij ook bestuurlijk en veterinair-tech-
nisch actief. Op zijn voorstel is de be.ftrijding van bijenziekten opgedragen aan de RVV. Bij zijn pensione-
ring benoemde Hare Majesteit hem tot Officier in de Orde van Oranje Nassau.

Tot zijn overlijden bleef Ben wonen in het huis Molenkamp 15, dat hij en Agnes kochten in het jaar van hun
trouwen. Na het overlijden van Agnes werd hij dagelijks uitstekend verzorgd door een vroegere medewer-
ker en diens vrouw.

Een markant en respectabel man is heengegaan.

R.G.Detmers
C.J Kroeze
J P.J. Peelen

-ocr page 47-

Jaap werd 28 februari 1934 geboren op Tholen en bracht zijn jeugd door op Zuid-Beveland,
waar zijn vader dierenarts was. De middelbare schooltijd werd onderbroken door de militaire
dienstplicht, maar in 1958 werd toch het einddiploma HBS-B behaald. Hij ging diergenees-
kunde in Utrecht studeren, werd lid van studentenvereniging Unitas en stortte zich enthousiast
in het studentenleven. In deze jaren trokken wij veel met elkaar op en werd de basis gelegd voor
een levenslange vriendschap.

In 1962 trouwde hij met Sophie van der Maas. Er werden twee dochters en een zoon geboren. Na
het beëindigen van zijn studie was Jaap nog enige jaren verbonden aan de Faculteit der
Diergeneeskunde, afdeling Heelkunde. In 1967 gingen Jaap en Sophie terug naar het hun zo
vertrouwde Zeeland, waar de praktijk van zijn vader werd overgenomen en korte tijd later ook
de praktijk van collega Elzerman in Goes.

Vele jaren heeft hij op gedegen wijze praktijk gedaan, daarbij steeds bijgestaan door Sophie.
Ook zijn vader heeft hem tot op hoge leeftijd met het werk geholpen. Omstreeks 1985 volgde een
associatie met de praktijk van collega Mosselman uit Kruiningen en enige tijd later kM\'am col-
lega Verboom de gelederen versterken. De jongere collegae zijn er steeds zeer van onder de in-
druk geweest dat Jaap, als oudere dierenarts, altijd open stond voor de modernere vormen van
de diergeneeskunde. In 1990 werd Jaap tijdens het spreekuur gebeten door een hond en dat re-
sulteerde in een infectie met een bijna fatale afloop. Na een gevecht op leven en dood in het
Academisch Ziekenhuis te Utrecht mocht hij tenslotte toch herstellen. Een jaar later verliet hij
de praktijk en vestigde zich met Sophie in hun zo geliefde Roompot op Kamperland. Met het
fraaie huis. gelegen aan de Oosterschelde, was een langgekoesterde wens in vervulling gegaan.
Jaap is steeds zeer actief gebleven door zijn talloze hobby \'s en ook de kinderen stond hij met
raad en vooral daad bij tijdens talloze bouwprojecten. Hij heeft .samen met Sophie enorm geno-
ten van het gepensioneerd zijn.

Al snel na onze laatste jaarclubreiinie in maart 2001 kreeg Jaap slikproblemen als gevolg van
een slokdarmtu?nor Na een moeilijke periode met chemokuren en bestralingen werd uiteindelijk
tot operatie besloten. Jaap en Sophie waren vol goede moed en vastbesloten te vechten voor ge-
nezing. De operatie was zwaar, maar zeer geslaagd en een succesvolle afloop leek binnen be-
reik. Het ging zo goed dat hij weer mocht gaan eten. Een simpele verslikking was de dramatische
oorzaak van een gecompliceerde pneumonie en hij overleed enige dagen later op 67-jarige leef-
tijd.

Op 27 november 2001 is Jaap onder grote belangstelling begraven te lVis.sekerke.

Jaap zal in onze gedachten blijven voortleven als een goed en bovenal eerlijk mens; een echte

memoriam

Herinnering aan
Jaap Gaakeer

vriend. Mag dit Sophie en de kinderen steun geven in de verwerking van hun verlies.

Leen den Houter
Koos Iseger
Jaap Stevense

-ocr page 48-

Goodwill: wijziging van de basisfactor

TjeerdJorna en Véronique Roeluink

In het Tijdschrift voor Diergenees-
icunde van 15 oktober 2001 (deel 126,
aflevering 20) informeerden wij u uit-
gebreid over de procedure rond good-
willberekeningen van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor
Diergeneeskunde.

Volgens de door de KNMvD gehan-
teerde berekeningswijze bestaat de
waarde van de goodwill normaliter uit de netto winst maal
een factor. Deze netto winst wordt verkregen door berekening
van de bruto omzet (exclusief neveninkomsten en incidentele
opbrengsten, zoals bijvoorbeeld inkomsten uit bestuurlijke
functies) minus de kosten. De kosten worden door ons in vijf
categorieën ingedeeld: medicijnkosten, personeelskosten,
huisvesdngskosten, afschrijvingskosten en algemene kosten.
Bij de berekening speelt de toekomstverwachting een belang-
rijke rol. Deze toekomstverwachting wordt hoofdzakelijk
door de praktijk aangegeven, omdat de KNMvD weliswaar
een algemeen landelijk beeld heeft, maar niet in de situatie
van de individuele praktijken kan kijken.

Het laatste jaar is er veel gediscussieerd over het al dan niet
meenemen van bepaalde omzet en bepaalde kosten.
Uiteraard heeft de KNMvD hiervoor algemene richtlijnen.
Een enkele keer blijkt echter dat een algemene richtlijn niet
van toepassing is op een individuele praktijk die bij ons een
goodwilladvies aanvraagt. Een voorbeeld: de KNMvD is van
mening dat in gemengde praktijken met meer dan vier dieren-
artsen inkomsten uit het zogenaamde practitionerwerk voor
de RVV als structureel gezien moeten worden, immers: de
praktijk verricht het werk en de praktijk bepaalt welke dieren-
arts het werk doel. Nu kan het zijn dat in uw praktijk slechts
één van de dierenartsen in de gelegenheid is het RVV-werk te
doen en er bij zijn vertrek geen mogelijkheid is dit deel van de
omzet te continueren. In dat geval zou het niet reëel zijn over
dit deel van de omzet goodwill te betalen, maar zal er ook
geen concurrentiebeding zijn voor dit deel van het werk.
Voor de goodwillberekeningen door de KNMvD geldt nog
steeds: de maatschapsleden van de praktijk bepalen geza-
menlijk de uitgangspunten voor de berekening en dus ook
welke bedragen wel of niet meegenomen moeten worden.
Indien gewenst mag een toetredende maat hierbij uiteraard
betrokken worden.

Nadat het vragenformulier en de bijgevoegde financiële ge-
gevens bestudeerd en verwerkt zijn, wordt de factor waar-
mee het netto winstaandeel wordt vermenigvuldigd bepaald.
In veel gevallen wijkt deze netto winst (licht) af van het
winstaandeel volgens het accountantsrapport. Dit wordt ver-
oorzaakt doordat de KNMvD de incidentele en persoonsge-
bonden kosten en inkomsten niet meerekent, die de accoun-
tant uiteraard wel vermeldt.

Bij het bepalen van de factor zijn twee zaken van groot be-
lang: (1) tonen de cijfers van de laatste jaren een stabiel ver-
loop en (2) hoe ziet de toekomstverwachting eruit? Tot op
heden was de basisfactor 1,5: van daaruit werd de factor naar
boven of naar beneden bijgesteld, al naar gelang de individu-
ele situatie van de praktijk. De ervaring leerde ons dat wij
meestal uitkwamen tussen de 1,4 en de 1,6. Vanaf oktober
2001 hebben wij echter diverse malen onder de 1,4 moeten
adviseren, omdat het in verschillende praktijken vaak min-
der goed ging de laatste jaren en ook de toekomstverwach-
ting niet al te rooskleurig was. Wij vinden het daarom niet
verantwoord om de basisfactor op 1,5 te laten staan. In de
voorjaarsvergadering van de Sociaal Economische
Commissie van de KNMvD die op 14 mei jl. is gehouden, is
daarom besloten de basisfactor te veriagen naar 1,25. In
principe zouden praktijken een factor tussen de 1 en 1,5 ge-
adviseerd moeten kunnen krijgen.

Maatschappi

nieuw

Dit betekent niet dat indien u het laatste jaar een advies van
1,5 gekregen heeft, dit advies nu veel te hoog is. Uiteraard
controleren wij altijd of het goodwillbedrag voor zowel in-
treder als uittreder reëel is. Met name de financierbaarheid
voor de toetreder wordt steeds belangrijker. Het betekent ook
niet dat uw praktijk nooit meer een factor 1,5 geadviseerd
kan krijgen. Iedere praktijk wordt namelijk individueel be-
keken. Het verlagen van de basisfactor is het gevolg van
onze ervaringen het laatste jaar en de invloed c.q. de toepas-
sing van de Discounted Cash Flow-methode.

In alle gevallen blijft gelden dat de associés zelf de uitgangs-
punten voor de berekening bepalen. Zij bepalen zelf welke be-
dragen wel en niet meegerekend worden. De KNMvD heeft
slechts een adviserende functie. Het advies wordt daarom
tegenwoordig zeer uitgebreid opgesteld, zodat alle betrokke-
nen kunnen zien welke bedragen wel en niet meegenomen
zijn. De maatschap kan dan zelf beslissen of zij dit reëel vindt,
en kan waar nodig een herberekening (laten) maken.
De KNMvD baseert haar adviezen op de door de maat-
schapsleden verstrekte gegevens. Ondanks dat de KNMvD
haar adviezen met de grootste zorgvuldigheid tot stand
brengt, kan nooit worden gegarandeerd dat de verstrekte ad-
viezen aan de wensen van alle belanghebbenden voldoen.
Aan de adviezen van de KNMvD kunnen dan ook geen rech-
ten worden ontleend en de KNMvD aanvaardt geen aanspra-
kelijkheid voor enige schade, die uit haar adviezen voort-
vloeit.

Hoe waren de spelregels ook al weer?

Eén van de maatschapsleden vraagt een informatiepakketje
aan bij het Bureau van de KNMvD. In dit pakket zit een vra-
genformulier dat ingevuld moet worden en tenminste door
alle huidige maatschapsleden persoonlijk ondertekend moet
worden. In sommige gevallen is het verstandig de toetre-
dende maat mee te laten tekenen. In het geval van een een-
manspraktijk met een concrete koper, adviseren wij meestal
het formulier samen in te vullen. Dit voorkomt discussie
achteraf.

Door diverse vervelende ervaringen hebben wij besloten
geen formulieren meer te accepteren waarop een handteke-

-ocr page 49-

ning van één van de maten ontbreekt, of waarop iemand in
opdracht voor iemand anders heeft getekend. Door middel
van uw eigen handtekening geeft u aan dat u akkoord bent
met de ingevulde gegevens. De vragen moeten helder inge-
vuld worden, zodat niet achteraf gezegd wordt; \'maar zo heb
ik het niet bedoeld\' of\'daar was ik het niet mee eens, maar ik
dacht dat het niet belangrijk was\'.

Mocht u problemen hebben bij het invullen van het formu-
lier, dan kunt u ons vragen een Netwerkdierenarts voor u te
benaderen. Hij/zij kan dan samen met de maatschap bekij-
ken hoe het formulier het beste ingevuld kan worden.
Vanaf het moment dat het volledig ingevulde vragenformu-
lier en de benodigde accountantsrapporten in ons bezit zijn,
duurt het vier tot zes weken voordat het advies bij u binnen
is. Dit heeft niet alleen te maken met de drukke werkzaamhe-
den op het Bureau, maar vooral ook met het feit dat wij bij de
advisering over grote bedragen niet over één nacht ijs willen
gaan.

Het is verstandig om binnen de maatschap één contactper-
soon aan te wijzen, die door het Bureau van de KNMvD be-
naderd kan worden bij vragen. Zodra zich echter veranderin-
gen in de uitgangspunten voordoen, worden die alleen
schriftelijk geaccepteerd, voorzien van de handtekeningen
van alle betrokkenen.

Tot slot nog dit:

De KNMvD is één van de partijen in Nederland die good-
willadviezen geeft. U bent absoluut niet verplicht bij ons een
advies aan te vragen. Wij zien onze adviezen nooit als bin-
dend, sterker nog, wij vragen van de dierenartsen zowel vóór
de aanvraag als na het binnenkomen van het advies kritisch
met ons mee te denken. Het is ons bekend dat in sommige
maatschapscontracten opgenomen is dat het advies van de
KNMvD bindend is. Wij zouden praktijken in het algemeen
adviseren eenmaal per jaar na te denken over goodwill. Een
goede gelegenheid om dit te doen is bijvoorbeeld bij het
vaststellen van het accountantsrapport. U kunt dan uiteraard
samen beslissen dat u als het zover komt de KNMvD om een
advies vraagt. Door deze beslissing echter eenmaal per jaar
opnieuw te nemen, geeft u uzelf de mogelijkheid een andere
strategie te kiezen indien u dat wenselijk vindt. Goodwill is
namelijk altijd in beweging.

Informatie op internet:

http://www.knmvd.nl

[knmvd]

goodwill

Persoonlijke informatie:

Voor persoonlijke informatie kunt u contact opnemen met
mw. drs. M.V.E. Roelvink, beleidsmedewerker sociaal-eco-
nomische zaken. Zij is bereikbaar op maandag t/m donder-
dag onder nummer 030-2510111 of via e-mail: v.roel-
vink@knmvd.nl

Algemene voorwaarden beschikbaar voor leden
van de KNMvD

Recent zijn de Algemene Voorwaarden van de KNMvD
gereed gekomen, die onder nummer 02/192 zijn gedepo-
neerd bij de Griffie van de Arrondissementsrechtbank te
Utrecht. Deze Algemene Voorwaarden kunnen door
practici-leden van de KNMvD in hun praktijk worden
gebruikt. Door het hanteren van deze Algemene
Voorwaarden kunt u als dierenarts/ondernemer uw juri-
dische positie verstevigen.

In de Algemene Voorwaarden komen verschillende punten
aan de orde. Het gaat hierbij onder andere om:

• verplichtingen, die ontstaan bij de totstandkoming van een
behandelingsovereenkomst tussen u als dierenarts(-en-
praktijk) en uw cliënt;

• wederzijdse verplichtingen, die op grond van de inhoud
van de overeenkomst van belang zijn;

• voorwaarden die bepalen wanneer een door u aangegane
overeenkomst tussentijds mag worden beëindigd;

• tarieven, honoraria en betalingscondities;

• klachten;

• aansprakelijkheid. In artikel 8 is aangegeven dat de aanspra-
kelijkheid beperkt is tot het bedrag waarop de aansprake-
lijkheidsverzekering in een voorkomend geval aanspraak op
uitkering geeft. De betreffende polisvoorwaarden van uw

aansprakelijkheidsverzekering dienen voor uw cliënten bij
u ter inzage te liggen en een afschrift dient in voorkomende
gevallen desgevraagd te worden verstrekt;
• eigendom en bijzondere bepalingen inzake de betreding van
stallen en locaties waar werkzaamheden worden verricht.

Toepasselijkheid van de Algemene Voorwaarden

Wilt u met succes gebruik kunnen maken van de Algemene
Voorwaarden, dan moet u uw cliënt een redelijke mogelijk-
heid hebben geboden om kennis te nemen van de Algemene
Voorwaarden. Een simpele verwijzing op uw briefpapier
naar de Griffie van de Arrondissementsrechtbank te Utrecht
is absoluut onvoldoende om de Algemene Voorwaarden van
toepassing te doen zijn op een door u aangegane overeen-
komst.

U dient de tekst van de Algemene Voorwaarden namelijk in
principe vóór of uiteriijk tijdens het sluiten van de overeen-
komst aan uw cliënt te overhandigen. Is dit redelijkerwijs
niet mogelijk, dan dient u uw cliënt te laten weten dat de
voorwaarden bij u ter inzage liggen en op verzoek zullen
worden toegezonden. Indien u dit nalaat te doen, loopt u het
risico dat een rechter op grond van deze omstandigheid, de
bepalingen van de Algemene Voorwaarden buiten toepas-
sing kan verklaren.

-ocr page 50-

Praktische invulling

Voor de praktische gang van zaken is het van belang dat u
een aantal punten in acht neemt.

Zoals hiervoor al is vermeld, kunnen practici-leden van de
KNMvD de Algemene Voorwaarden in hun eigen praktijk
gaan hanteren. Dan dient u wel de onderstaande checklist te
volgen:

• Op uw briefpapier dient u de volgende tekst op te nemen:
\'Op (behandelings) overeenkomsten zijn van toepassing
de Algemene Voorwaarden van de Koninklijke Neder-
landse Maatschappij voor Diergeneeskunde, gedeponeerd
ter griffie van de Arrondissementsrechtbank te Utrecht on-
der nummer 02/192

• In de wachtkamer van de praktijk, bijvoorbeeld bij de balie,
dient duidelijk zichtbaar een bord opgehangen te worden,
waarbij verwezen wordt naar de Algemene Voorwaarden.

• Exemplaren van de Algemene Voorwaarden dienen duide-
lijk zichtbaar ter inzage te liggen bij de balie. Wanneer een
cliënt voor de eerste keer bij u op het spreekuur verschijnt,
dient u in principe deze cliënt een exemplaar van de
Algemene Voorwaarden te overhandigen.

• U kunt daartoe de tekst van de Algemene Voorwaarden
downloaden van de website van de KNMvD. U vindt de
Algemene Voorwaarden op het gesloten deel van de web-
site, onder \'Praktijkvoering\'. Mocht u niet beschikken
over de mogelijkheid om te downloaden, dan kunt u uit-
sluitend schriftelijk een exemplaar aanvragen bij het bu-
reau van de KNMvD. Aanvragen s.v.p. sturen per fax (030
- 251 1787) of per post: Bureau KNMvD, ter attentie van
mevr. A. de Reuver-van Zijl, Postbus 14031, 3508 SB
Utrecht. De tekst van de Algemene Voorwaarden kunt u
daarna zelf (laten) vermenigvuldigen; uiteraard kunt u uw
praktijklogo daarbij gebruiken. Let op:
wanneer u de
Algemene Voorwaarden van de KNMvD in uw praktijk wil
gaan gebruiken, dient u de tekst van de Algemene
Voorwaarden van de KNMvD exact zo over te nemen en
mag u daaraan niets wijzigen.

• Bij een spoedgeval is het van belang zodra daar gelegen-
heid toe is, een exemplaar van de Algemene Voorwaarden
te overhandigen of op te sturen. Ook bij een visite aan een
nieuwe cliënt is het van belang dat u zo snel mogelijk deze
cliënt daadwerkelijk in kennis stelt van de Algemene
Voorwaarden.

• In verband met de beperking van de aansprakelijkheid,
dient u een exemplaar van de polisvoorwaarden van uw
aansprakelijkheidsverzekering voor inzage beschikbaar te
hebben en dient u desgevraagd een afschrift te verstrek-
ken.

Indien u de hierboven vermelde checklist goed in acht
neemt, kunt u ervan uitgaan dat de Algemene Voorwaarden
daadwerkelijk bij uw cliënten toepasbaar zijn.
Wij wijzen u er overigens wel op dat Algemene Voorwaarden
in het algemeen door een rechter als onredelijk bezwarend
kunnen worden gekwalificeerd. Wij gaan ervan uit dat de
Algemene Voorwaarden van de KNMvD niet als zodanig
zullen worden aangemerkt.

Overgangssituatie

In het verleden hebben veel dierenartsenpraktijken de
Algemene Betalingsvoorwaarden van de KNMvD gebruikt.
De nieuwe Algemene Voorwaarden zijn veel ruimer en be-
handelen meer punten dan de Algemene betalingsvoor-
waarden. In de nieuwe Algemene Voorwaarden zijn onder
artikel 6, ter vervanging van deze Algemene betalingsvoor-
waarden, bepalingen betreffende tarieven, honoraria en beta-
lingscondities opgenomen. De oude Algemene betalings-
voorwaarden zullen door de KNMvD per 31 december 2002
worden ingetrokken. Dat betekent dat u niet meer naar deze
Algemene betalingsvoorwaarden kunt verwijzen vanaf 1 ja-
nuari 2003.

Voor nadere informatie kunt u contact opnemen met de heer
Mr. L.A. Broere, juridisch medewerker bij de KNMvD per e-
mail
(l.hroere@knmvd.nl) of telefonisch (030)25101 11.

Mr L.A. Broere is juridisch medewerker
hij het Bureau van de KNMvD

Het nieuwe Dierenpaspoort

drs. F.J.W.C. van Herten
Stafmedewerker Veterinaire Zaken
Gezelschapsdieren/Paard
KNMvD

j. van.herten@ knmvd. nl

De ontwikkeling van het nieuwe paspoort voor gezelschaps-
dieren bevindt zich in de laatste fase. Dus wordt het hoog tijd
om eens wat extra aandacht te besteden aan de invoering van
dit nieuwe paspoort.

Nog niet eens zo heel lang geleden gaven de verschillende
vaccinproducerende industrieën allemaal hun eigen vaccina-
tieboekjes uit. Dat was zowel voor de dierenarts als voor de
eigenaar erg onoverzichtelijk. Op een gegeven moment is er
door de KNMvD en de farmaceutische industrie gezamen-
lijk besloten dat het beter was één uniform vaccinatieboekje
voor gezelschapsdieren (en paarden) te maken. Tot nu toe
heeft dit naar behoren gefunctioneerd, maar nu is het echt
aan modernisering toe.

Het jaarlijkse bezoek aan de dierenarts voor een inenting is
immers veel meer gaan betekenen dan alleen die vaccinatie
zelf Tijdens het consult komt de totale gezondheid van het
dier ter sprake en wordt er bijvoorbeeld ook over preventie
van ecto- en endoparasieten gesproken. Het is dus als het
ware een algehele gezondheidscontrole geworden. De
KNMvD vond dan ook dat het vaccinatieboekje omgevormd
diende te worden naar een gezondheidspaspoort. Het nieuwe

-ocr page 51-

paspoort biedt nu de mogelijkheid, de bevindingen van het
lichamelijk onderzoek ook daadwerkelijk in het boekje vast
te leggen. Niet alleen bij het eerste klinische onderzoek als
pup of kitten, maar jaarlijks en gedurende het hele dierenle-
ven.

Uit een recente enquête onder GGG-leden, is gebleken dat er
op dit moment nog onvoldoende draagvlak bestaat voor een
diersoortspecifieke uitvoering van het paspoort. Voorlopig
komt er eerst een uniform paspoort voor alle gezelschapsdie-
ren. Wel zullen de mogelijkheden onderzocht worden om in
de toekomst verschillende varianten op dit paspoort voor
honden, katten en bijzondere dieren te ontwikkelen.
Voor paarden is men van overheidswege bezig om één mo-
delpaspoort te maken voor alle paardachtigen. Dit naar aan-
leiding van Europese regelgeving die gericht is op de hier al
wel verplichte Identificatie en Registratie door middel van
een microchip van alle paardachtigen. Dit modelpaspoort zal
begin volgend jaar geïntroduceerd worden.

Sinds januari 2002 worden er, door de liquidatie van de
Stichting Registratie Gezelschapsdieren Nederland (SRGN)
geen Nederlandse Dierenpaspoorten meer uitgegeven.
De Nederlandse Dierenpaspoorten die nu nog in omloop zijn
kunnen wel nog gebruikt worden, ook als grensoverschrij-
dend document. De SRGN zal (adres)wijzigingen in de pas-
poorten de komende jaren nog wel blijven doorvoeren. Zoals
het er nu naar uit ziet zal ook de databank van de SRGN op
korte termijn weer operationeel zijn.

Het feit dat de SRGN geen nieuwe paspoorten meer uitgeeft
is voor de KNMvD aanleiding geweest om met de
Rijksdienst voor de keuring van Vee en Vlees (RVV) te gaan
praten over de mogelijkheid van de integratie van de rabiës-
certificaten en gezondheidsverklaringen in ons nieuwe pas-
poort. De RVV is hier inmiddels mee akkoord gegaan.
Helaas blijven de aparte formulieren voor de uitvoer naar
Groot-Brittanië, Noorwegen en Zweden voorlopig bestaan.
Indien legalisatie vereist is zal dit zoals voorheen door de
RVV gebeuren en in het paspoort worden aangetekend.
Het nieuwe dierenpaspoort wordt hierdoor dus tevens een of-
ficieel document. Vandaar dat ook aan de vormgeving veel
aandacht is besteed. Voor de diereigenaar moet het duidelijk
zijn dat dit paspoort als een officieel document bij het dier
hoort.

De totstandkoming van dit totaal nieuwe dierenpaspoort
heeft ook financiële gevolgen. De kosten die gemaakt zijn
worden doorberekend. U kunt de gezondheidspaspoorten
voor € 2,50 per stuk bestellen bij de KNMvD. Een gedeelte
van dat bedrag wordt aangewend voor de Stichting
Vaccinatie Gezelschapsdieren (SVG). Deze stichting heeft
als doel, met goed wetenschappelijk onderzoek als basis, de
consument voor te lichten over het hoe en het waarom van
vaccineren bij gezelschapsdieren. De bedoeling is dat de
SVG haar werkterrein op korte termijn gaat uitbreiden naar
de totale preventieve diergeneeskunde. In het stichtingsbe-
stuur zal naast de KNMvD ook de farmaceutische industrie
en de Faculteit der Diergeneeskunde, vertegenwoordigd zijn.
De farmaceutische industrie heeft toegezegd eveneens een
financiële bijdrage aan de SVG te leveren.

Het is de bedoeling om in juli te starten met de uitgifte van de
nieuwe paspoorten. Vanaf dat moment worden geen oude
vaccinatieboekjes meer uitgegeven, de oude vaccinatieboek-
jes blijven hun geldigheid wel behouden. U kunt de paspoor-
ten op de gebruikelijke wijze bij de KNMvD bestellen.

Vedias en KN MvD weer aan de vergadertafel

In het Tijdschrift voor Diergeneeskunde van 1 december
2001 werd melding gemaakt van de impasse in het overleg
tussen de KNMvD en Vedias, de Vereniging van
Dierenartsassistenten, over de Rechtspositieregeling voor
Dierenartsassistenten. Gelukkig is het tij gekeerd en zit-
ten de KNMvD en Vedias weer samen aan de vergaderta-
fel. Het Hoofdbestuur is zeer verheugd over het hervatten
van het overleg en heeft nogmaals benadrukt dat de
KNMvD zich volledig zal inzetten voor een goede naleving
van de Rechtspositieregeling in de praktijk.

Platform Rechtspositieregeling

In de vergaderingen van het Platform Rechtspositieregeling
komt de inhoud van de Rechtspositieregeling aan de orde.
Het Platform bestaat uit bestuudijke vertegenwoordigers
van de KNMvD en Vedias. Verder nemen voor zowel Vedias
als de KNMvD adviseurs deel aan het overleg ter ondersteu-
ning van de bestuurders. De leden van het Platform zijn eind
mei 2002 in vergadering bijeen geweest. De besprekingen
verliepen in een positieve sfeer en beide partijen hebben aan-
gegeven zich te willen inzetten voor een constructief over-
leg.

Naleving Rechtspositieregeling

Zowel bij Vedias als bij de KNMvD bestaat zorg over het nog
steeds niet volledig naleven van de Rechtspositieregeling.
De leden van de KNMvD hebben op de Algemene
Vergadering in 1998 met meerderheid van stemmen besloten
vóór de instelling van de Rechtspositieregeling. Dat betekent
concreet dat vanaf 1 januari 1999 dierenarts-werkgevers die
lid zijn van de KNMvD, de Rechtspositieregeling voor
Dierenartsassistenten in zijn geheel moet toepassen. Voor
alle duidelijkheid: de Rechtspositieregeling is geen
advies
over arbeidsvoorwaarden en salariëring, maar een verplichte
regeling betreffende arbeidsvoorwaarden en salariëring, die
de dierenartswerkgever-lid van de KNMvD aan de bij hem
of haar in dienst zijnde dierenartsassistent moet aanbieden.
Het Hoofdbestuur van de KNMvD heeft bij het toesturen van
de Rechtspositieregeling 2002 de leden in een persoonlijke
brief gevraagd om een correcte en integrale toepassing van
de Rechtspositieregeling. Destijds hebben alle werkgevers-
leden twee exemplaren van de Rechtspositieregeling 2002
ontvangen, met het verzoek een exemplaar van de
Rechtspositieregeling te overhandigen aan de dierenartsas-
sistent. Extra exemplaren konden zonder kosten worden be-

-ocr page 52-

steld bij het bureau van de KNMvD middels het meege-
stuurde bestelformulier.

KNMvD stuurt leden van Vedias Rechtspositieregeling toe

In het kader van het hernieuwd overleg tussen Vedias en
KNMvD zijn afspraken gemaakt ter verbetering van de nale-
ving van de Rechtspositieregeling in de praktijk. Eén van
deze afspraken heeft te inaken met het vergroten van de be-
kendheid van de Rechtspositieregeling onder dierenartsas-
sistenten. Met het oog daarop verstuurt de KNMvD in over-
leg met Vedias een exemplaar van de Rechtspositieregeling
aan alle dierenartsassistenten die lid zijn Vedias. Deze mai-
ling is inmiddels verzonden.

Hoofdbestuur vraagt uw medewerking

Het Hoofdbestuur vraagt de leden-werkgevers om hun mede-
werking bij het naleven van de Rechtspositieregeling in de die-
renartsenpraktijk. Voor de goede orde wijst het Hoofdbestuur u
op de mogelijkheid van het aanvragen van extra exemplaren
van de Rechtspositieregeling. Daarvoor worden geen kosten in
rekening gebracht. Verder is op het Bureau de model arbeids-
overeenkomst behorend bij de Rechtspositieregeling verkrijg-
baar. U kunt uw bestelling doorgeven aan het Bureau; liefst per
email bij a.hebels@knmvd.nl of a.de.reuver@knmvd.nl of per
fax nr. 030-2511787. Voor inhoudelijke vragen over de toepas-
sing van de Rechtspositieregeling kunt u uiteraard ook terecht
bij het Bureau. Mr. L. Broere, juridisch medewerker, of mevr.
M.C. van Oostrum-Schuurman Hess, stafmedewerker, staan u
graag te woord.

mevr. drs. M. C. van Oostrum-Schuurman Hess,

stafmedewerker

Bij het versturen van de Rechtspositieregeling aan de leden
van Vedias is per abuis onvermeld gebleven dat deze mai-
ling in overleg met Vedias door de KNMvD is verzonden.

Wijziging wettelijk
minimum (jeugd) loon
pen juli 2002

Het wettelijk minimum(jeugd)loon is per 1 juli 2002 ge-
wijzigd. De bruto bedragen per maand luiden als volgt:

Deadline-)

maandag
maandag
maandag
maandag

15 jaar

€ 369,55

16 jaar

€ 424,95

17 jaar

€ 486,55

18 jaar

€ 560,45

19 jaar

€ 646,70

20 jaar

€ 757,55

21 jaar

€ 893,05

22 jaar

€ 1.047,05

23 jaar en ouder

€ 1.231,80.

Het salaris van medewerkers die het wettelijk minimum-
loon verdienen, dient per 1 juli 2002 conform bovenge-
noemde bedragen te worden aangepast.

Sluitingsdata voor kopij

Aflevering:

15-07/01-08-2002
15-08-2002
01-09-2002
15-09-2002

08-07-2002
29-07-2002
12-08-2002
26-08-2002

") Voor lo.oo uur \'s morgens.

Jaarcongres 2002

De waarde van het dier

Als dierenarts merken wij dagelijks de ambivalentie in de
waarde van dieren voor de mens. leder mens heeft een
voor-theoretische houding die zich uitdrukt in een prakti-
sche, niet systematische en afgeronde levensbeschouwing
met betrekking tot een aantal essentiële elementen. Vanuit
deze grondhouding leeft en handelt de mens. Deze grond-
houding is niet puur individueel en wordt in onze westerse
samenleving sterk bepaald door onze joods-christelijke
wortels. De grondhouding ten aanzien van het dier is in de
Nederlandse samenleving de laatste twintig jaar verscho-
ven. Ik ervaar dat bijvoorbeeld aan de beleving van de eu-
thanasie van een huisdier. Het liberale marktdenken zorgt
voor een haaks daarop staande beweging (zie het massaal
doden van dieren, de varkensflats en de schaalvergroting).
Het is goed dat wij, dierenartsen, dit spanningsveld her-
kennen en ons er van bewust zijn dat de waarde van het
dier geen statisch gegeven is en diverse invals-
hoeken kent. Als dierenarts in de Tweede
Kamer is het essentieel om kennis te ne-
men van de gedachtevorming in mijn ei-
gen beroepsgroep over de waarde van
het dier. Ik bedank de congrescommissie
voor de keuze van dit thema en zal er zeker
zijn!

Henk Jan Ormel

Nadrukkelijk bieden wij ruimte in het TvD en op de website aan eenie-
der die in de discussie over de waarde van het dier een bijdrage wil leve-
ren. Niet zonder restrictie, de congrescommissie en dc redactie behou-
den zich het recht voor bijdragen niet te plaatsen, maar door die twee
voorwaarden laat een dierenarts zich toch niet afschrikken!? We zien uit
naar uw reacties! (KNMvDcongres2002@hotmail.com)

-ocr page 53-

Dix & €o

dè partner in dienstverlening voor
dierenartsen adviseert en bemiddelt o.a. in:

Voor het lidmaatschap
van de Koninklijke Neder-
landse Maatschappij voor
Diergeneeskunde hebben
de volgende collegae zich
aangemeld:

Coenen, R.T.I.; 2002; 3581
PM Utrecht; Schoolstraat
7.

Personali

Als kandidaatlid van de Koninklijke Nederlandse Maat-
schappij voor Diergeneeskunde heeft het Hoofdbestuur
aangenomen:

Bont, Mevr. M.M. de
Brandon, Mevr.
I.C.
Dijk, Mevr. M.J. van
Ebbens, E.J.
Elte, Mevr. Y.
Engelen, B.J.H.
Geijtenbeek, F.
Haan, Mevr.M. de
Hamster, F.U.

Helwegen, Mevr. M.M.G.H.J.
Kole, Mevr. S.
Kroes, J.J.

Lahey, Mevr. D.A.C.
Leeuwen, Mevr. J. van
Molen, P. van der
Olde Olthuis, Mevr. S.K.
Robben, Mevr. S.R.M.
Roth,T.

Schuerman, Mevr. S.
Stolwijk, W.H.
Tesselaar, Mevr. S.
Vrielink.S.
Walbeek, Mevr F. van
Waldcck. H.W.E
Welschen, Mevr. S.E.M.
Witte, RA.M.
Wolleswinkel, PE.
Ytredal, Mevr. U.

Als buitengewoon lid van de Koninklijke Maatschappij
voor Diergeneeskunde heeft het Hoofdbestuur aange-
nomen:

Koolmees, RA; 3524 ER Utrecht; Lofotcn 26.

• Praktijkoverdracht

• Associatie

• Assistentie

• Financiering en verzekeringen

Zeer regelmatig hebben wij praktijken Ier overname of verzoeken om
waarneming of assistentie.

Indien u hierin serieus geïnteresserd bent willen wij dat graag van u
vernemen.

Inschrijving in ons register praktijkzoekende dierenartsen verzekert
u er van dal u op de hoogte gehouden wordt van datgene wat zich op
dit terrein in de markt aftpeelt.

Momenteel worden via üi.x & €o de volgende praktijken ter overname
aangeboden:

6 praktijken gezelschapsdieren
1 praktijk gemengd

-I-vele loondienstfuncties

Voor nadere informatie neemt u contact op met:

Maliesingel 54
3581 BJ Utrecht
Tel. (0,30) 244 87 74
Fax (030)241 80 53
R-mail: info@dixeneo.nl
vvww.dixeneo.nl

Dix €o

Overlijdensberichten:

Op 4 juni 2002, J.M. van den Born te Zutphen.

Voor het dierenartsenexamen van 7 juni 2002 zijn geslaagd:

Arts, Mevr. C.P.G.
Bergen, Mevr L.T. van
Brattinga, C.R
Busschcrs, Mevr. E.
Caminada, Mevr B.C.M.
Coenen, R.J.R
Dekker, Mevr E.A.M.
Dijkstra, Mevr. M.A.
Ham, Mevr. C. van
Hamster, RU.
Havinga, Mevr. C.
Hecht, G.
Heylcn, E.
Hiemstra, Mevr. M.
Huver, Mevr. I.M.G.
Jimmink, Mevr. G.W.
Miellet, Mevr. VE.RJ.
Poffers, Mevr. J.
Prins, Mevr. M.
Schaafsma, Mevr. LA.
Schuurman, S.O.
Steinmeijer, R.B.G.
Tiemens, Mevr. C.A.

Mutaties:

*Arts, Mevr. C.RG.; 2002; 3522 RK Utrecht; Nieuw ravenstraat 7;
tel. privé: 030-2882032; t-mail privé: annechristien(a wanadoo.nl;
wnd.d.

*Bergen, .Mevr. L.T. van; 2002; 3512 NV Utrecht; Dorstige
Hartsteeg 5; tel. privé: 030-2203240; E-mail privé: lennyum^ hot
mail.com; wnd.d.

Bleekrode, Mevr. W.G.; 2001; 2841 BL Moordrecht; Uiterwaard 85;
tel. privé: 0182-379975; E-mail privé: wgb(a)renmark.nl;
p„ medew. bij
M.H. Klein cn L.A.I. Philippen; tel. prakt.: 045-5245155; fax prakt.:
045-5244689.

*Brattinga, C.R.; 2002; 3524 JP Utrecht; Filipijnen 186-188; tel.
privé: 030-2882448; E-mail privé: chris_brattinga(« hotmail.com;
wnd.d.

*Busschers, Mevr. E.; 2002; 3562 CK Utrecht; Neckardreef37; tel.
privé: 030-2610218; E-mail privé: ebusschers(^ hotmail.com; wnd.d

*Caminada, Mevr. B.C.M.; 2002; 3532 VJ Utrecht;
Bilderdijkstraat 62; tel. privé: 030-2599967; E-mail privé: b.c.m.cam
inadafa planet.nl; wnd.d.

*Coenen, R.J.F.; 2002; 3583 XE Utrecht; Nassaustraat 4 A; tel.
privé: 030-2516617; wnd.d.

»Dekker, Mevr. E.A.M.; 2002; 3531 HJ Utrecht; Bilitonstraat 22;
tel. privé: 030-2947688; wnd.d.

*Dijkstra, Mevr. M.A.; 2002; 3581 AM Utrecht; Nachtegaalstraat
76; tel. privé: 030-2317705; E-mail privé: hwdijkstraCahotmail.com;
wnd.d.

Doze, Mevr. J.G.; 2002; 6665 LP Driel; Drielse Rijndijk 31; tel. privé:

-ocr page 54-

026-3514287; fax privé: 026-3514057; E-mail privé: hannadoze@hot
mail.com; p.,
medew. bij J.W.M. Nas; tel. prakt.: 0481-464760; fax
prakt.: 0481-465356;
E-mail prakt.: jan.nas@wxs.nl.

Graaf, H.A. de; 2000; 5621 GN Asten; Sint Jozefplein 1; tel. privé mo
biel: 06-1506769;
p., medew. bij: B.A.ten Bruggen Cate,C.L.L. Dujardin
E. Enzerink, J.A.G. Gerards, N. Groot Nibbelink, B.L.A. Kolpa
P.W.C.M. van Oijen. R. R.J.M.L. Raymakers, Mevr. M.G. Schuttert
L.A.J. Smeenk, A.H.A. Steentjes en J.A. Westerbeek; tel. prakt.: 0493
441044; fax prakt.: 0493-441045; E-mail prakt.: vcs@vc.someren.nl.

*Ham, Mevr. C. van; 2002; 3431 CZ Nieuwegein; Schoolstraat 3
tel. privé: 030-6000642; wnd.d.

*Hamster, F.U.; 2002; 3514 VE Utrecht; Kievitdwarsstraat 14; tel.
privé: 030-2717725; wnd.d.

*Havinga, Mevr. C.; 2002; 5551 BB Valkenswaard; Norbertusdreef
61; tel. privé: 040-2070725; E-mail privé: c.havinga @wxs.nl; wnd.d.

*Hecht, G.; 2002; 3533 AX Utrecht; Lessinglaan 80 A; tel. privé:
030-2930360; wnd.d.

*Heylen, E.; 2002; 3561 RT Utrecht; Cleopatradrecf 487; wnd.d.

*Hiemstra, Mevr. M.; 2002; 4191 BN Geldermalsen; Lingeweg 6;
tel. privé: 0345-577711 ; E-mail privé: rostra@wxs.nl; wnd.d.

Hooydonk, RA.J.M. van; 1997; 4856 AH Strijbeek; Notselseweg 2; tel.
privé: 076-5616700; E-mail privé: pvanhooydonk@freeler.nl; p.,
medew. bij
J. van Ierland, H. Luijerink, J.J.G.M. Oomen, M. Pellenaars en C.
Vincenten; tel. prakt.: 076-5722999; fax prakt.: 076-5729631.

*Huver, Mevr. I.M.G.; 2002; 3583 JT Utrecht; J.W. Frisostraat
20;tel. privé: 030-252.3488; E-mail privé: ingrldhuver@yahoo.com;
wnd.d.

*Jimmink, Mevr G.W.; 2002; 7231 PL Warnsveld; Lage
Lochemseweg 12; tel. privé mobiel: 06-10299910; E-mail privé: diana
jimmink@yahoo.com; wnd.d.

Koolmees, RA.; Utrecht 1997; 3524 ER Utrecht; Lofoten 26; tel. privé:
030-2897258; Docent-onderzoeker UU, FD, hfdafd. WDO; tevens cons.
Museum Diergeneeskunde; tel. bur.: 03ü-2535367
(toev. als buitengewoon
lid)

"Miellet, Mevr. V.E.F.J.; 2002; 2025 DZ Haarlem; Dr. De
Liefdestraat 24; tel. privé: 023-5490426; E-mail privé: cuJovimi(a]
wxs.nl; w nd.d.

Nijenhuis, B.E.W.; 2001; 9304 TM Lieveren; Noordveldwcg 1; tel.
privé: 050-5073424; E-mail privé: ernstnijenhuis@hotmail.com; p.,
medew. bij Mevr. T.H.J. Admiraal-Kok, F.P.M. Admiraal, G.M. Kuiken,
P.W. Pastoor, A.M. Weitenberg, D. van der Wel enA.C.C. Westerhout; tel.
prakt.: 050-3021662; fax prakt.: 050-3048040; E-mail prakt.: info@ van-
stadtotwad.nl.

Oostveen, Mevr. F.A. van; 2000; 7552 AE Hengelo; Pruisische
Veldweg 112; tel. privé: 074-2432109;
E-mail privé: fvanoostveen@
yahoo.com; p., medew. bij Mevr. Y.W. Ernst; tel. prakt.: 074-2771315; fax
prakt.: 074-2771315.

*Poffers, Mevr. J.; 2002; 3995 BP Houten; Kooikerseind 14; tel.
privé: 030-6561589; E-mail privé: jpoffers@ hotmail.com; wnd.d.

«Prins, Mevr. M.; 2002 ; 1223 HB Hilversum ; Jupiterstraat 20 ; tel.
privé: 035-6833943; tel. privé mobiel: 06-24137246; wnd.d.

Riedl, Mevr. Dr. E.M.; Wenen 1998; Wenen 2001; 2156 LA
Weteringbrug; Lisserweg 3;
tel. privé: 071-3314959; tel. privé mobiel: 06-
12420516;
E-mail privé: eriedl@hotmail.com; wnd.d.

*Schaafsma, Mevr. I.A.; 2002; 3583 HM Utrecht; Mauritsstraat
113; tel. privé: 030-2516064; wnd.d.

»Schuurman, S.O.; 2002; 3554 BT Utrecht; Cornelis Roobolstraat
22; tel. privé: 030-2445992; E-mail privé: sinion_schuurman@hot
mail.com; wnd.d.

*SteinmeiJer, R.B.G.; 2002; 5212 EH \'s-Hertogenbosch; Van
Rijckevorsel van Kessellaan 79; tel. privé: 073-6419158; E-mail privé:
r.b.g.stelnmeijer@students.vet.uu.nl; wnd.d.

Thuring, Mevr. Dr C.M.A.; 1998; Dublin 2002; 9785 TC Zuidwolde
(Gr); Wolddijk 81; tel. privé: 050-3062692; Proefdierdesk. bij R.U.G.;
tel. bur.: 050-3634601; fax bur.: 050-3633007; E-mail bur.:
c.thuring@med.rug.nl.

*Tiemcns, Mevr. C.A.; 2002; 8095 PR \'t Loo, Oldebroek ; E-mail
privé : c.a.tiemens@students.vet.uu.nl; wnd.d.

Congressen & Symposia
juli

5/7 II\'" Annual Scientific IVlceting of the
ECVS (European College of Veterinary
Surgeons), University of Veterinary Mcdi-
cine, Vienna, Austria. Information: ECVS,
Wintcrthurerstrasse 260, CH-8057 Zurich,
e-mail: mgaovet@vetchir.unizh.ch,

www.ecvs.org.

Augustus

10/14 International Symposium on Rehabilitation and Physical Therapy in
Veterinary Medicine, Knoxvillc, Tetmessee, USA. Informatie:
http://www.utc.edu/~vetpt/
18/22 22e Buiatrics-congres, Hannover
21/25 Joint Nutrition Symposium, Antwerpen, Belgium.

http://www.jns.be e-mail: nutrition@rug.ac.bc.
23-25 International Sled Dog Veterinary Medical Association Biennial
Meeting and Symposium. New Orleans, LA. Lectures and work-
shops in sports medicine and surgery for the sled dog and canine ath-
lete. 18 CE credit hours. Contact Dr. Turner Lewis, ISDVMA, PO
Box 2106, Wakefield MA 011880; phone: 781-246-2271;
www.isdvma.org,<http://www.isdvma.org>.

September

7/11 ESAVS course "Neurology H", Bern/Switzeriand. Info: ESAVS
Office, Schadtengasse 2, D-55765 Birkenfeld, tel.: -1-49 6782-2329,
fax: -1-49 6782-4314, e-mail: esavs.bir@t-online.de
9/13 ESAVS Training Program "Behavioural Medicine 1", Luxembourg,

info: esavs.bir@t-online.de
9/20 ESAVS course "Ophthalmology 1", London/UK, info: esavs.bir@t-
online.de

10/14 National member organisation congress, Danish Veterinary

Association, info: BS@ddd.dk
11/14 Veterinary Congress, British Equine Veterinary Association, locatie:
Glasgow, info: Susanna@beva.org.uk
16/21 ESAVS Course: Reproduction in Companion, Exotic and

Laboratory Animals in Nantes/France, info: esavs.bir@t-online.de
17/18 European Division Pathology Symposium, Grugliasco, Turin, Italy.
Conference Organiser: Dr. Alun Williams, Dcpt of Veterinary
Pathology, University of Glasgow, 464 Bearsden Road, Bearsden,
Glasgow G6I IQH, Scotland. Tel: 44 (0)141 330 5783 (or 5773).
Fax: 44 (0) 141 330 5602. E-mail: a.williams@vet.gla.ac.uk
19/20 National meinber organisation congress, Gesellschaft
Schweizerischer Tierartze, locatie: University Zurich-lrchel, info:
Saskia. Habich@gstsvs.ch
18/20 International Conference on Communication in Healthcare 2002,
University of Warwick, UK. http://www.each2002.com or enqui-
ries.oxconf@pop3.hiway.co.uk

Dierenartsenpraktijk Enschede zoekt wegens vertrek van een
collega een

Enthousiaste dierenarts (M/V)

voor een baan in een driemanspraktijk van uitsluitend land-
bouwhuisdieren (65% rundvee, 25% varkens, io% paarden en
5% schapen en geiten). Wij bieden gevarieerd werk in een
prachtige omgeving. Het aantal uren per week en het aantal
vakantiedagen kan in overleg worden bepaald. Deelname aan
het dienstrooster wordt wel verwacht. Een eigen inbreng
wordt zeer op prijs gesteld.

Schriftelijke reacties graag binnen veertien dagen naar: D.A.P.
Enschede, Brinkstraat 234, 7541 AV Enschede. Voor meer in-
formatie telefoonnummer: 06-51189470.

-ocr page 55-

DIERENARTSENCENTRUM
HEERLEN

Dierenartsencentrum Heerlen is een gemengde praktijk in het mooie zui-
dein van Limburg. We werken in een breed inzetbaar team van zes dierenart-
sen en drie assistentes. Ons gebied strekt zich uit in een grote straal van -t-/-
twiintig kilometer rondom Heerlen, inclusief het Duitse grondgebied.
Onze dierenartsen werken voornamelijk op rundveebedrijven. Tevens leve-
ren wij op het gebied van gezelschapsdieren, paarden en varkens kwaliteits-
werk.

Wegens vertrek van één van onze collega\'s en uitbreiding van de praktijk,
zoeken wij voor een fulltime baan, een

Dierenarts landbouwhuisdieren
(70%)/gezelschapsdieren (30%)
(m/v)

Wij vragen:

* teamgeest

* enthousiasme met eigen inbreng

* flexibel en breed inzetbaar in het werk in de landbouwhuisdieren en de
kleine huisdieren

op korte termijn beschikbaar

* participeren in dienstenregeling.

Wij bieden:

* een zeer gevarieerde baan

* een prettige werksfeer

* salariëring volgens de KNMvD-normen

* goede ontplooiingsmogelijkheden.

Nadere inlichtingen zijn te verkrijgen bij: de heer R. Vrouenraets.
Telefoonnummer: 045-5721666. DAC Heerlen, Sittarderweg 79 B, 6412
CC Heerlen.

i

Dierenartsenpraktijk De Keerhoeve

Leiden & Voorschoten
Postadres: Rijn en Schiekade 22
2311 AK Leiden
07i_5i2024i
ww/w.keerhoeve.nl

Zoekt op korte termijn een

dierenarts (m/v)

voor hoofdzakelijk kleine huisdieren.

Naast de eerstelijns diergeneeskunde, zal de nieuwe dierenarts zich ver-
trouwd moeten maken met röntgenologie en echoscopie.

Voor informatie over onze praktijk zie onze site.

Het betreft een fulltime vacature. Na inwerkperiode participatie in roosters
en diensten. Salariëring volgens richtlijnen van K.N.M.v.D.
Sollicitaties per briefof e-mail (te vinden op onze site), t.a.v. H.Vestjens.

Dierenartsenpraktijk Dalfsen

praktijk voor landbouwhuis- en
gezelschapsdieren
www.dierenarts-dalfsen.nl

Welke collega wil ons team komen versterken? Onze voorkeur
gaat uit naar een (erkend) rundveedierenarts met affiniteit tot
gezelschapsdieren.

Het betreft een volledige baan inclusief diensten.
Bij gebleken geschiktheid zijn er voldoende doorgroeimoge-
lijkheden.

Sollicitaties naar: W.D.j. Laanbroek, Postbus 20, 7720 AA
Dalfsen.

Dierenkliniek
Kralingseweg 343

Biomedical
Primate
Research
Centre

Ter versterking van de veterinaire staf zijn wij
op korte termijn op zoek naar een :

Dierenarts m/v

HET BI0MEDK;AL PRIMATE

zoekt een

RESEARCH CEKTflE (BPRC)
IS EEN ZELFSTANDIG

NCNPflOFIT RESEARCH

INSnUiUT MET
100 MEDEWERKERS.

HET INSTITUUT

VERRICHT PREKLINISCH
ONDERZOEK
IN EUROPEES VERBAND
OP HET GEBIED VAN
DE VIROLOGIE.
PARASITOLOGIE
EN IMMUNOeKXOGIE.
TEN BEHOEVE VAN DIT
ONDERZOEK HEEFT HET
INSTITUUT DE BESCHIKKING
OVER DIVERSE SOORTEN
APEN MODELLEN VOOR
HUMANE ZIEKTES ALSMEDE
MODERNE FACILITErTEN

Gezelschapsdieren-dierenarts
M/V

Om toenemende drukte niet te laten leiden tot kwali-
teitsverminderingvan zowel ons leven buiten de praktijk
als onze zorg voor de lokale huisdierenpopulatie, zoe-
ken wij (drie dierenartsen, vijf assistentes) er nog een
leuke collega bij.

Afhankelijk van persoonlijke ambities en compatibiliteit
binnen het team zijn twee toekomstscenario\'s mogelijk:
een permanente loondienstverhouding of associatie op
korte termijn.

Reacties graag schriftelijk of digitaal naar: J.F. Alberdingk
Thijm, Kralingseweg 343, 3065 RC Rotterdam. E-mail:
jansse.dog(g)worldonline.nl

Hij/zij zal in teamverband verantwoordelijk zijn voor de
dagelijkse veterinaire zorg van de non-humane prima-
ten (waaronder chimpansees, makaken en marmo-
sets). Daarnaast zal hij/zij betrokken zijn bij de uitvoe-
ring van diverse onderzoeks-protocollen waarbij,
naast toepassing reeds aanwezige kennis en
vaardigheden, ontwikkeling en introductie van
nieuwe londerzoeksl-technieken ten behoeve
van het biomedische onderzoek tot de taken zul-
len behoren.

Wij verwachten een goede samenwerking met de
huidige veterinaire staf. Voor zowel het gezondheids-
bewakings- als researchprogramma geldt een be-
schikbaarheidsdienst voor de weekeinden in roulatie
met de overige leden van het team.

Wij bieden een aantrekkelijke werkomgeving die o.a.
vormgegeven wordt door een brede wetenschappe-
lijke staf en een open, informele bedrijfscultuur. Het
BPRC kent uitstekende primaire- en secundaire
arbeidsvoorwaarden. Naast een prima salaris wordt
aandacht besteed aan opleidings- en ontwikkelings-
mogelijkheden.

Ben jij in het bezit van een voltooide opleiding dierge-
neeskunde of verwacht je binnen afzienbare tijd af te
studeren, stuur dan je sollicitatiebrief met CV naar:
BPRC, t.a.v de personeelsadviseur.
Postbus 3306, 2280 GH Rijswijk,
of via e-mail: Personeelszaken@bprc.nl

Voor nader informatie over de functie-inhoud kan |e
contact opnemen met het hoofd van de afdeling
Animal Science Department, tel. 015 - 284 2699.

/V/S

>A<

V/

-ocr page 56-

Boehringer Ingelheim is een internationaal farmaceutisch concern. Wij zijn actief op het gebied van research,
ontwikkeling en productie van innovatieve geneesmiddelen. Over de hele wereld zijn circa 27.000 medewer-
kers in een groot aantal productie-eenheden, researchcentra en (verkoop)vestigingen werkzaam.
Onze activiteiten concentreren zich met name in de Europese landen, Noord-Amerika en Japan. De wereld-
omzet bedroeg in 2000 meer dan 6 miljard Euro. Op de internationale markt voor geneesmiddelen behoort
Boehringer Ingelheim tot een van de grootste bedrijven.

Boehringer Ingelheim Vetmedica in Nederland is een snelle stijger in de top tien van de veterinaire farma-
ceuten. Wij leveren een uitgebreide reeks diergeneesmiddelen ten behoeve van zowel landbouwhuisdieren
als van gezelschapsdieren. Het productenassortiment van Boehringer Ingelheim Vetmedica bestaat uit
vaccins, antibiotica en specialitees. Door te investeren in de ontwikkeling van nieuwe geneesmiddelen zijn
wij in staat om producten te leveren met een hoge toegevoegde waarde voor dierenarts, dierenhouder en
dier. Recente voorbeelden hiervan zijn Metacam® en Vetmedin®. Wij breiden ons productenpakket verder
uit en wensen bovendien meer service en ondersteuning aan onze klanten te geven.

Wij zoeken op korte termijn een:

Account Manager

voor Gezelschapsdieren in Zuid-Nederland

De functie. U ontwikkelt en onderhoudt een kwalitatief hoogwaardige relatie met dierenartsen. U rappor-
teert aan de National Sales Manager en werkt samen met uw collega\'s, het product management en de tech-
nical service afdeling. Door uitstekende productkennis en bijbehorend inzicht in ziekten bent u in staat de
toegevoegde waarde van onze producten duidelijk te maken. Onze praktijk ondersteunende activiteiten
brengt u met gepast enthousiasme naar voren, zodat duidelijk wordt hoe wij de relatie met onze klanten
vormgeven. Uw werkgebied omvat globaal de provincies Noord-Brabant en Limburg. U bent woonachtig
of bereid te wonen in uw werkgebied.

Het profiel. Uw achtergrond is minimaal HBO, liefst met gerichte vooropleiding en verwantschap met de
sector. U beschikt over verkoopkwaliteitcn, verkoopervaring kan een voordeel zijn maar is niet vereist.
Marketingkennis en -ervaring zijn een voordeel. Uw persoonlijke profiel bevat begrippen als: communicatief,
representatief, klantgericht, energiek en ambitieus. U kunt zelfstandig werken, en bent ook een goed teamlid
met gevoel voor humor en verhoudingen. Behalve Nederlands beheerst u ook Engelse en bij voorkeur Duits.

Interesse? Komt deze functie overeen met uw ambities en zoekt u een uitdagende, leuke baan? Wij bieden
een contract met uitstekende primaire en secundaire arbeidsvoorwaarden, een auto van de zaak en bonusre-
geling. Interesse? Stuur dan binnen 14 dagen uw curriculum vitae en begeleidende brief. U kunt uw brief
richten aan: Van der Velde werving en selectie, t.a.v. de heer ing. R.A.F.T. Janssen, onder vermelding van
BOE022, Postbus 140, 5260 AC Vught. U kunt ook e-mailen naar info@velde.nl

Wilt u meer informatie over Boehringer Ingelheim, kijk dan op onze website: www.boehringer-ingelheim.nl

Boehringer
NI 11/Ingelheim

-ocr page 57-

Uit
de

hoofdredactie

Mogelijk geniet u in deze vakantieperiode ook van een fijn bereide inheemse maaltijd. Natuurlijk
ver weg van Nederland, onbezorgd het hot van de karbonade of een kippenbout tussen uw vingers
afkluivend.

U had de eigenaar van uw eenvoudig onderkomen de paar scharrelende kipjes en varkentjes de da-
gen ervoor met de keukenrestjes nog gevoerd zien worden, allemaal biologisch.
Ook de buren hadden nog wat restjes oud brood of iets dergelijks gebracht. Is het niet prachtig hoe
op een dergelijke eenvoudige wijze kippen en varkentjes met de restjes gevoerd kunnen worden.
Hoe goed smaakt zo \'n boutje toch zonder IKB, GMP en ISO kwalificaties!

Terug naar de realiteit. Hormoonschandaal in de Nederlandse varkenshouderij; " Varkens weer als
afvoerput misbruikt" kopt het weekblad de Boerderij.

Eerst lijkt het een probleem op enkele bedrijven, maar naarmate het onderzoek vordert, blijken
zeer vele varkenshouders producten (onder andere via melasse) geleverd te hebben gekregen, ge-
contamineerd met het medroxyprogesteronacetaat (MPA).
Vele slachthuizen komen bijna stil te liggen: miljoenen schade.

Het is niet goed te praten dat er gerommeld wordt met het in diervoeders verwerken van stoffen die
er niet in horen, zoals MPA. Om juist dit hormoon als een groeihormoon te bestempelen, zoals ex-
minister Brinkhorst het volk voorhoudt, is naar mijn mening niet juist. Echter het kwaad is at ge-
schied.

Gelukkig is de halfwaarde tijd voor dit hormoon niet lang. De ellende is daarom, naar men hoopt,
te overzien. Tenzij nieuwe bepalingstechnieken leren dat enige opslag in lichaamsvetten het be-
moeilijkt de nul tolerantie snel te kunnen bereiken.

Vanouds is het varken het dier bij uitstek om de resten van de humane voedselketen tot waarde te
brengen. Hier is op zich niets mis mee, echter de transparantie lijkt zoek geraakt. Bovendien zal het
moeilijk blijven hij malversatie en bioterrorisme een waterdichte controle te kunnen handhaven.
Het worden weer enkele spannende weekjes, deze zomer!

dr M.F de Jong

I

Tijdschrift
Diergeneeskunde

-ocr page 58-

Directe endoscopische benadering verbetert de
prognose van septische synovitis bij het paard

F. ter Braake^

Oorspronkelijk artikel

Samenvatting

De medische gegevens van 71 paarden met septische ar-
thritis, tenosynovitis of bursitis, tussen 1996 en 2001 be-
handeld in Dierenkliniek Emmeloord, werden retrospec-
tief onderzocht. Een totaal van 81 gewrichten, peesscheden
en bursae werd behandeld (22 tarsi, zeventien sesamsche-
den, veertien kootgewrichten, twaalf kniegewrichten, zes
carpi, vier hoefgewrichten, twee bursae podotrochleares,
één ellebooggewricht, één kroongewricht, één tarsaal-
schede en één bursa calcanei subtendineum). In 42 geval-
len was sprake van penetrerende verwondingen (groep I),
in vier gevallen van een infectie na intra-articulaire injec-
tie en in twee gevallen na arthroscopische chirurgie (groep
II), in vijftien gevallen van septische arthritis bij jonge veu-
lens (groep III) en in acht gevallen was de oorzaak onbe-
kend (groep IV). Een totaal van 93 arthroscopische lavages
(1-3 lavages, gemiddeld 1.2 lavage per synoviale structuur)
werd uitgevoerd. In totaal zijn veertig van de 42 penetre-
rende verwondingen (95%), alle paarden met septische
arthritis na intra-articulaire injectie of arthroscopic,
twaalf van de vijftien veulens (73%) en alle paarden met
synovitis van onbekende oorzaak (100%) na een hospitali-
satie van 4-73 dagen (gemiddeld twintig dagen) naar huis
gegaan. Dc lange termijn follow-up van 47 van de 65
paarden (70%>) die naar huis gegaan zijn, kon worden
achterhaald. Overlevingspercentages op langere termijn
(drie maanden tot vijf jaar, gemiddeld 2.7 jaar) waren
92% voor groep 1,100%) voor groep II, 67%) voor groep III
en 90%o voor groep IV. In totaal is
H9% van deze paarden
rad en heeft 11 %o een zekere mate van rest-kreupelheid. Er
wordt geconcludeerd dat een agressieve benadering met
directe toepassing van endoscopic de beste resultaten tot
nog toe geeft in geval van septische synovitis bij het paard
en dus geïndiceerd is.

Summary

Improved prognosis bij immediate endoscopic approach
of septic-synovitis in het horse

The medical records of 71 horses with sepic arthritis, bursitis, or tenosyno-
vitis. treated between 1996 and 200! al Dierenkliniek Emmeloord. were re-
viewed. A total number of 81 Joints, tendon sheaths and bursae were treated
(21 tarsi. 17 digital tendon sheaths. 14 metucarpo/metatarso-phalangeal
joints. 12 stifles. 6 carpi. 4 coffin joints, 2 navicular bursae. 1 elhow joint. I
proximal-interphalangeal joint, 1 tarsal sheath, I bursa calcanei subtendi-
neum), The aetiology in 42 cases was a penetrating wound (group 1), in 4
cases an intra-articular injection, and in 2 cases arthroscopic surgeiy

\' Diergeneeskundig Centrum Noord Nederland, Espelerlaan 77. H203 DC
Emmeloord. Telefoon: 0527-61351)0, e-mail: info(c^dierenkliniekemmeloord.nl. cor-
respondentie-adres.

(group H), and in 13 ca.tes septic arthritis in young foals (group HI): in 10
cases the aetiology vio,v unknown (group V). A total of 93 endoscopic lava-
ges was performed on 81 joints, tendon sheaths, and bursae (1-3 lavages,
mean 1.18 lavage per .synovial structure). Sunival rates were 95% for
group I. 100% for group II, 73%i for group III and 100% for group IV,
Horses were discharged after 4-73 days of hospitatization (mean 20 clays).
Longterm foUow-up revealed a swTival rate of 92% for group I, 100% for
group II. 67% for group III. and 90% for group IV. Of the surviving horses.
89% were sound and 11% had some degree of residual lameness. It is con-
cluded that instant aggressive treatment using endoscopic techniques yields
the best results so far and is therefore recommended.

Inleiding

Septische ontsteking van een synoviale structuur is een re-
gelmatig voorkomend probleem bij paarden en wordt
meestal veroorzaakt door directe bacteriële contaminatie
van een gewricht, peesschede of bursa ten gevolge van een
penetrerende verwonding, chirurgische ingreep of intra-arti-
culaire injectie (14,24). Haematogene infectie van bacteriën
in synoviale strucuren wordt frequent waargenomen bij
jonge veulens, maar wordt niet vaak gezien bij volwassen
paarden (11).

De prognose van septische synovitis bij het paard werd aan-
vankelijk als slecht beschreven (14,18). Later werden met
name door een snellere en agressievere benadering onder an-
dere op basis van open gewrichtsdrainage en lavage, betere re-
sultaten aangegeven (22,23). In recentere jaren is een endo-
scopische benadering van dit probleem bij een groot aantal
synoviale structuren beschreven (5,6,8.10,17,21,23,31,32).
Een goede visualisatie, inventarisatie en behandeling van ge-
wricht, peesschede of bursa is mogelijk met behulp van endo-
scopische technieken. Hierbij kunnen fibrine, losliggend
kraakbeen, subchondrale laesies en peeslaesies maar ook vuil,
haren en corpora aliena in beeld gebracht en verwijderd wor-
den (5,10,31). Van essentieel belang hierbij is ook het efficiënt
spoelen met grote voluminae spoelvloeistof hetgeen een inte-
graal onderdeel van de techniek is (10,30).
In Nederland is een grotere serie beschreven (15) waarbij in
eerste instantie alleen lavages toegepast werden en endosco-
pic niet de therapie van eerste keus was, maar alleen bij on-
voldoende respons op spoelen toegepast werd. Dit artikel
evalueert de bevindingen, overlevingspercentages en langere
termijnresultaten van 81 septische synoviale structuren be-
handeld met behulp van endoscopische technieken.
Doel van deze serie is om korte en lange termijn resultaten te
beschrijven van een grote case series waarbij in alle gevallen
de eerste behandeling een endoscopische ingreep bevatte.

Materiaal en methoden

Patiënten

De gegevens van 71 paarden die tussen 1996 en 2001 in
Dierenkliniek Emmeloord behandeld werden voor septische
arthritis, tenosynovitis en bursitis, met behulp van een of
meerdere endoscopische benaderingen, werden retrospectief

-ocr page 59-

Tabel i. Resultaten van het bacteriologisch onderzoek van synovia, pre- en per-ope-
ratief genomen, van 6i paarden. Uit een aantal monsters werden meerdere bacte-
riën geïsoleerd.

GROEP

I

N=32

II

N=6

III

N=13

IV

N=IO

Streptococci!.\'! zooepidemicus

2

I

I

Streptococcus equisimilis

2

Streptococcus groep D

I

2

Staphylococcus aureus

8

1

3

Coagidase-negatieve stafylokokken

5

3

2

1

Rhodococcus equi

I

!

Propionihacter

1

Enterobacter

2

Salmonella groep B

1

E. coli

1

4

1

Klebsiella

1

I

Pseudomonas

2

1

Clostridium perfringens mengcultiiur

13

1

negatief\'

6

2

3

3

onderzocht. Hierbij werd zowel naar veulens (n=18) als vol-
wassen paarden (n=53) gekeken. Er werd een onderverde-
ling gemaakt in vier groepen. Bij groep 1 was sprake van
traumatische penetrerende verwondingen. Bij groep 11 was
de oorzaak iatrogeen. Groep 111 betrof geval len van septische
arthritis bij veulens zonder traumatische verwondingen en
bij groep IV was geen oorzaak bekend.
Van het totale aantal van 71 onderzochte paarden werden, ge-
zien de uitgangscriteria, 42 paarden inclusief veulens, met in-
trasynoviale verwondingen in de traumatische groep 1 ge-
plaatst. Hiervan waren zes dieren jonger dan één jaar. Zes
paarden werden in iatrogene groep II geplaatst waarvan vier
na intra-articulaire injectie en twee na arthroscopische chirur-
gie. In vijftien gevallen was er sprake van septische arthritis bij
veulens zonder dat er sprake was van penetrerende verwon-
dingen. Deze dieren werden in groep III geplaatst. Acht geval-
len, waarbij de oorzaak van de synoviale betrokkenheid onbe-
kend was, werden in groep IV geplaatst. De meeste paarden
waren warmbloeden (n=4l), verder waren er dertien Friese
paarden, negen dravers, drie Quarter Horses, twee Welsh po-
ny\'s en drie andere rassen. Vijfenzestig procent van de behan-
delde paarden waren merries, 24 % hengsten en 11% ruinen.
Een totaal van 81 gewrichten, peesschedes en bursae werd be-
handeld waarvan 22 talocruraalgewrichten, zeventien sesams-
scheden, veertien kootgewrichten, twaalf kniegewrichten, zes
radiocarpaal- en/of intercarpaalgewrichten, vier hoefgewrich-
ten en twee bursae podotrochleares, één ellebooggewricht, één
kroongewricht, één tarsaalschede en één bursa calcanei sub-
tendineum. In totaal waren bij acht paarden meerdere synovi-
ale structuren betrokken, waarvan vijf van de vijftien veulens
uit groep 111 en drie van de 42 paarden uit groep I. De vier sep-
tische gewrichten, na intra-articulaire injectie uit groep II, wa-
ren doorgestuurd met de verdenking van een septische ontste-
king na intra-articulair gebruik van corticosteroïden.

Diagnostiek

Bij verwondingen binnen groep I waarbij bij klinische in-
spectie direct duidelijk was dat er sprake was van een open
synoviale structuur werd, eventueel na röntgenologische eva-
luatie, het operatiegebied voorbereid en vond de verdere eva-
luatie plaats onder algehele anaesthesie. Na deze evaluatie
en chirurgische voorbereiding vond het wonddébridement,
de endoscopische lavage en het al of niet primair sluiten van
de
wond plaats. Bij traumatische verwondingen waarbij twij-
fel bestond over de betrokkenheid van een synoviale struc-
tuur werd na chirurgische voorbereiding een punctie uitge-
voerd op een locatie verwijderd van de wond. Indien
iTiogelijk werden enkele milliliters synovia opgevangen voor
cytologisch en bacteriologisch onderzoek. Vervolgens werd
met behulp van een injectiespuit inet 60 ml steriele fysiologi-
sche vloeistof de synoviale structuur op druk gebracht en
werd de wond gecontroleerd op het
doorlekken van de geïn-
jiceerde vloeistof In een aantal gevallen zoals bij nageltred,
werd gebruik gemaakt van röntgenonderzoek met contrast of
plaatsing van een sonde in het steekkanaal om de betrokken-
heid van synoviale structuren ai of niet te bevestigen. In alle
gevallen werd een röntgenologische inventarisatie van het
betrokken gebied uitgevoerd in miniinaal vier richtingen. In
een aantal gevallen werd echografisch onderzoek verricht. In
geval van iatrogene septische arthritis of tenosynovitis
(groep II), bij de veulens met septische arthritis (groep 111)
en bij de septische arthritis of tenosynovitis met onbekende
oorzaak (groep IV), werd op basis van de klinische ver-
schijnselen zoals peri-articulaire zwelling, gewrichts- of
peesschede-overvulling, wannte en pijnlijkheid bij palpatie
en beweging, een gewrichtspunctie uitgevoerd, waarna het
punctaat macroscopisch en microscopisch geëvalueerd
werd. Ook werd het punctaat ingestuurd voor bacteriolo-
gisch onderzoek en gevoeligheidsbepalingen.

Endoscopic

Alle septische synoviale structuren werden endoscopisch be-
naderd. Dc endoscopische evaluatie en behandeling werd af-
hankelijk van de te benaderen structuur uitgevoerd met behulp
van meerdere portals voor de arthroscoop en instrumenten.
Bij arthroscopische benadering van de knie werden de ver-
schillende compartimenten afzonderlijk benaderd (femoroti-
biaal en fetnoiopatellair) gezien de mogelijke communicaties
(20,27). Bij het femorotibiale gewricht, talocruraalgewricht.
carpaalgewricht, kootgewricht, kroongewricht en hoefge-
wricht werd zowel een dorsale of craniale benadering als een
plantaire/palmaire of caudale benadering uitgevoerd (2,3,13,
26,28,29). De sesamscheden en tar.saalscheden werden van
proximaal en distaal en eventueel van lateraal en mediaal be-
naderd (3,17). De bursa podotrochlearis werd benaderd met
de arthroscoop vanuit lateraal en met het instrumentariuiTi via
het steekkanaal of van mediaal (4,14,31). Er werd daarbij ge-
bruik gemaakt van Ferris-Smith rongeurs, Spratt-curretten,
spoelcanulen en eventueel een \'shaver\'l Wonden werden tij-
dens of na de endoscopische behandeling gedebrideerd en in-
dien mogelijk geheel of partieel gesloten.

Medicamenteuze behandeling

Na bevestiging van de betrokkenheid van intrasynoviale
structuren en het besluit van de eigenaar om het paard verder
te laten behandelen werd als eerste keus antibioticum-thera-
pie de combinatie gentamicine\' (6
.6iTig/kg, I dd) en natrium-
penicilline\'\' (20.000 lE/kg, 3dd) intraveneus gegeven.
Vervolgens werd het antibioticumbeleid afhankelijk van het

- Dyonics, Sniiih c6 Nephew Andover. USA.
^ Gentamicine 10%. Eurovet. Bladel.
^ Benz}-!penicilline natrium. Eurovet. Bladel.

-ocr page 60-

Tabel 2. Röntgenologische en echografische bevindingen van 71 paarden met septi-
sche arthritis, tenosynovitis of bursitis.

GROEP

1

III

IV

(n=42)

(n=l5)

(n=8)

Röntgen (n=71)

fragmentalie

3

I

Osteolyse

6

5

2

sequester

2

corpus alienum

2

Echo(n=12)

I (n=8)

IV (n=4)

peeslaesie

3

I

aJhesies

1

sequester

1

j

klinische verloop en de gevoeligheidsbepalingen bijge-
stuurd. Bij paarden die thuis al behandeld waren met paren-
terale antibiotica werd de aldaar ingestelde therapie geconti-
nueerd en eventueel aangepast op geleide van klinisch beeld
en/of antibiogram. In de meeste gevallen werd na de lavage
intra-articulaire gentainicine 5% (150-500mg) of ceftiofur\'
(150-300 mg) toegepast.

Indien sprake was van osteomyelitis of bij ernstig geconta-
mineerde of langdurig bestaande problemen werden \'slow
release\' gentamicine sponzen" intrasynoviaal aangebracht.
De immuunstatus van jonge veulens werd gecontroleerd en,
indien deze onvoldoende bleek of er twijfel was werd hyper-
immuunplasma\' intraveneus toegediend.

Nabehandeling

Nabehandeling vond plaats onder Robert Jones verband of
hard verband afhankelijk van de aard van de wond en verdere
betrokken structuren. Iatrogene septische arthritis, veulens
met septische arthritis en de septische arthritis of tenosyno-
vitis met onbekende oorzaak werden nabehandeld onder een
zelfklevend al of niet gepolsterd verband.

Hechtingen werden tien dagen na de operatie verwijderd.
Een standaardprotocol van één of twee weken boxrust ge-
volgd door een maand aan de hand stappen waarna de
paarden ter controle kwamen werd aangehouden indien de
aard van het trauma het toeliet. Bij gehechte huidwonden
werd twee tot drie weken volledige boxrust gegeven. Bij ern-
stiger trauma, betrokkenheid van pezen en nabehandeling
onder hard verband werd het protocol zonodig aangepast.

Evaluatie van de behandeling

De korte termijn overlevingspercentages werden bepaald per
groep op basis van de paarden die naar huis gegaan zijn. Een
aantal paarden zijn na het naar huis gaan nog eenmalig of
herhaalde malen ter controle geweest. Verder werd telefo-
nisch contact gezocht met de eigenaren voor de langere ter-
mijn resultaten.

Resultaten

Preoperatieve bevindingen

De tijd tussen contaminatie en ontstaan van de symptomen
was in veel gevallen moeilijk exact vast te stellen. De duur
van de klacht, of het moment dat de klacht voor het eerst

^ Excenel. Pharmacia tSc Upjohn. Woerden.
" Caracol. Shering-Plough. Maarssen.

\' Hypenmme equine plasma. Velerinary Immunogenics Ud. Cumbria. England.

werd waargenomen, voor aanbieden in de kliniek varieerde
sterk. Dit interval was bekend of werd teruggevonden bij 44
paarden.Van de paarden waarbij dit bekend was, varieerde
dit interval van één dag tot dertig dagen (gemiddeld zes da-
gen). In totaal werden negentien paarden binnen een dag na
waarnemen of ontstaan van de septische problemen inge-
stuurd en behandeld. De rectale temperatuur varieerde sterk
bij aanbieden van de paarden en was niet consistent ver-
hoogd. Gewrichts- of peesschede-overvulling werd vastge-
steld bij alle paarden van groep II, III en IV Het vaststellen
van overvulling was binnen groep I minder eenduidig. In een
aantal gevallen was de weke delen zwelling rond de wond
dusdanig dat de mate van overvulling slecht was vast te stel-
len en in een aantal gevallen was er geen overvulling van de
synoviale structuur doordat de
Synovia via de open verwon-
ding naar buiten trad hetgeen bevestigd werd door middel
van het op druk brengen van de synoviale structuur met ste-
riele Ringer-oplossing zonder glucose of door middel van
contrastonderzoek. In de twee gevallen van septische bursae
podotrochleares ten gevolge van een nageltred, die beiden
kort na het ontstaan aangeboden en behandeld werden, werd
de diagnose door middel van röntgencontrastonderzoek ge-
steld of middels röntgenonderzoek waarbij een sonde in het
steekkanaal werd geplaatst.

In totaal werden van de 71 paarden 51 punctaten preoperatief
beoordeeld. Hiervan werden 21 punctaten macroscopisch en
microscopisch beoordeeld zonder telling waarbij een troebel
punctaat met veel leukocyten vastgesteld werd. Van dertig
paarden werd een celtelling uitgevoerd waarbij de uitkom-
sten varieerden tussen 12 en 333 G/1 (gemiddeld 78G/I) met
een percentage segmentkernigen tussen 85-99%. De
paarden waarvan preoperatief geen punctaat beoordeeld
werd, behoorden tot groep I waarbij duidelijk sprake was van
een open synoviale structuur. In totaal werd bij 61 paarden
bacteriologisch onderzoek verricht van Synovia, pre- of per-
operatief genomen (tabel I). Dc preoperatieve röntgenologi-
sche en echografische bevindingen zijn in tabel 2 opgeno-
men.

Bevindingen en behandeling bij endoscopie
Alle paarden werden één of meerdere keren arthroscopisch,
tenoscopisch of bursoscopisch behandeld. Een totaal van 93
endoscopische lavages werd uitgevoerd van 81 synoviale
structuren. Het aantal lavages per structuur varieerde van I -3
lavages (gemiddeld 1.2). In groep 1 werd in drie gevallen
twee keer endoscopisch gespoeld (7%). In groep II werd in
twee gevallen twee keer gespoeld (33%). In groep III werd in
acht gevallen (61%) herhaald gespoeld; één veulen drie keer
en zeven veulens twee keer. In de overige zestig gevallen
werd een eenmalige arthroscopische lavage en débridement
(opfrissen en uitruimen van aangetaste structuren) uitge-
voerd. In veel gevallen leverde de endoscopie aanvullende
informatie op (tabel 3). Bij 49 paarden werd fibrine endosco-
pisch geconstateerd en verwijderd. Bij 23 paarden werden
partiële en/of volledige kraakbeenlaesies geconstateerd bij
de arthroscopie die preoperatief niet vast te stellen waren.
Subchondrale veranderingen en fragmentatie direct ten ge-
volge van de verwonding of ten gevolge van Osteomyelitis
werden frequenter vastgesteld bij endoscopie dan bij het
röntgenonderzoek. In geval van necrotisch subchondraal bot
werd het aangetaste subchondrale bot gedebrideerd en ver-
wijderd. Fragmentaten werden verwijderd. Kraakbeen-
fibrillatie werd \'geshaved\' en losliggend kraakbeen werd

-ocr page 61-

Tabel 3. Endoscopische bevindingen van 71 paarden met septische arthritis, tenosy-
novitis of bursitis.

GROEP

1

nn=6

111

IV

n=42

n=15

n=8

synovitis, synoviale proliferatie

35

6

13

6 :

fibrine

24

6

13

6

partiële kraakbeendefecten, fihrillatie

6

2

4

volledige kraakheendefecten

7

3

necrotisch suhchondraal hot

7

4

2

articulaire fragmentatie

4

1 i

sequester

3

vuil, corpora aliena. haren

16

adhesies

1

3

kapselheschadigingen

24

hyperaemie pezen

4

fihrillatie pezen

7

peeslaesies

6

2

verwijderd. Bij tenoscopisciie evaluatie werd in vijftien
peesscheden en bursae een peeslaesie, adhesies en/of fibril-
latie geconstateerd. Preoperatief werden slechts in vijf ge-
vallen echografisch een peeslaesie of adhesies gezien, al-
hoewel niet in alle gevallen een preoperatieve echo gemaakt
kon worden vanwege de verwonding. Echter, meerdere
echografische onderzoeken waren negatief terwijl bij de te-
noscopie wel veranderingen waargenomen werden (Tabel 2
en 3). De endoscopisch waargenomen oppervlakkige fibril-
latie van pezen werd geshaved, uitgebreidere laesies werden
gedébrideerd en adhesies werden doorgenomen en verwij-
derd. Bij zestien paarden uit groep 1 werden vuil, corpora
aliena en/of haren vastgesteld en verwijderd tijdens de
arthro-, teno- of bursoscopie. In slechts drie gevallen werd
een corpus alienum vastgesteld vóór de operatie. In 24 ge-
vallen werden kapselbeschadigingen waargenomen tijdens
endoscopie. In 24 gevallen van groep I werden een volledige
(n=20) of partiële sluiting (n=4) van de huidwond cn in twee
gevallen werd een peeshechting uitgevoerd. In totaal werden
vijf paarden nabehandcld onder hard verband.

Behandelingsresultaten

In totaal zijn 40 van de 42 paarden uit groep I (95%), alle
paarden van groep II, elf van de vijftien veulens uit groep III
(73%), en alle paarden uit groep IV, naar huis gegaan na een
verblijfsduur in de kliniek van 4-73 dagen (gemiddeld twintig
dagen). Zes paarden die langdurig onder hard verband nabe-
handeld moesten worden hadden de langste verblijfsduur (ge-
middeld 62 dagen). De overige dieren werden gemiddeld ge-
durende zestien dagen ter behandeling opgenomen. Voor
72% van de paarden die naar huis gegaan zijn, is een langere
termijn follow-up van minimaal drie maanden tot vijf jaar
(gemiddeld 2.7 jaar) bekend. Langere termijnresultaten ge-
ven een overlevingspercentage van 90% voor groep 1, 100%
voor groep II, 67% voor groep III en 90% voor groep IV In
totaal is 86% van de paarden rad. Binnen groep I is één veulen
na vier maanden geëuthanaseerd. De septische ontsteking
was onder controle bij het naar huis gaan, maar de ernstige
schade in het gewricht leidde tot blijvende kreupelheids-
klachten. Verder werd één veulen uit groep I geëuthanaseerd.
Bij dit dier was de septische arthritis van het kroongewricht
onder controle, maar ontstonden ernstige verbandproblemen
tijdens de nazorg thuis. Van de overige paarden uit groep 1
was één merrie nog in de revalidatieperiode na tenoscopie en
débridement van een osteomyelitishaard ter hoogte van het
laterale sesambeen. De merrie had recent geveulend, liep in
een paddock en belastte het been goed. Twee paarden hadden
een zekere mate van rest-kreupelheid. Eén van deze paarden
werd als fokmerrie, het andere paard recreatief gebruikt. Dit
laatste paard had reeds vóór de septische arthritis ontstond
Osteoarthrose van de distale intertarsaalgeledingen. De ove-
rige paarden waren rad en werden gebruikt in de dressuur
en/of springsport (46%), aangespannen (4%), recreatief
(14%), of als dravers volop in training/koersen (14%). In 14%
van de gevallen betrofhet jonge paarden die in het land liepen
of waren het fokmerries (8%). Van vier van de zes paarden uit
groep II was een follow-up beschikbaar. Ze waren allemaal
rad (één sportpaard, één draver volop in training, één manege-
paard en één fokmerrie). Van negen van de elf veulens die
naar huis gegaan zijn was er een follow-up. Een van de geope-
reerde veulens was vier maanden na thuiskomst geëuthana-
seerd vanwege blijvende kreupelheidsklachten aan het ge-
opereerde been. Eén paard vertoonde recent een lichte mate
van kreupelheid. Deze werd door middel van intra-articulaire
anaesthesieën gelocaliseerd ter hoogte van het mediale femo-
rotibiaalgewricht. Dit was de plaats waarbij als veulen articu-
laire veranderingen geconstateerd waren en een causaal ver-
band is mogelijk. Dit paard werd intra-articulair behandeld en
op een bewegingsprotocol gezet. De rest van de paarden
binnen deze groep was rad, waarvan de helft actief in de dres-
suur en/of springsport gebruikt werd en de helft nog niet be-
leerd in de weide liep. Van zes van de acht paarden uit groep
IV is de follow-up bekend. Een Friese jaarling werd in de
maanden na thuiskomst geëuthanaseerd vanwege blijvende
ernstige kreupclheidsklachten. Bij deze jaarling was sprake
geweest van osteomyelitis met uitgebreide aantasting van het
sustentaculum tali. De septische onsteking was onder con-
trole, maar de blijvende klachten werden veroorzaakt door
interferentie van het onregelmatige glijvlak van de talus met
de diepe buigpees. Verder werd een Friese hengst actief als
dekhengst gebruikt. De hengst had nog een beperkte mate
van recidiverende kreupelheidsklachten. Bij dit dier was bij
de arthroscopische behandeling van een septisch hocfge-
wricht een osteomyelitishaard ter hoogte van het dorsale
kroonbeen gedébrideerd. Voor het overige waren de paarden
rad (één draver, één tuigpaard, één recreatief paard, één fok-
merrie).

Discussie

De meest voorkomende oorzaak van septische arthritis, teno-
synovitis of bursitis in de huidige studie is een penetrerende
verwonding (groep I) hetgeen in overeenstemining is met de
literatuur (15,23). Gezonde veulens met penetrerende ver-
wondingen werden in groep I gehouden gezien de sterk ver-
schillende pathogenese bij de groep veulens zonder penetre-
rende verwondingen. Dit lijkt de overlevingspercentages voor
groep I niet negatief te beïnvloeden. In twee gevallen was
sprake van een septische arthritis ten gevolge van een eerder in
Dierenkliniek EiTiineloord uitgevoerde arthroscopische in-
greep. In de periode van het huidige onderzoek werden 1141
arthroscopische ingrepen verricht bij 844 paarden. Het per-
centage septische gewrichten bedraagt 0.2% van het totale
aantal arthroscopieën in de onderzochte periode steken gun-
stig af bij het in de literatuur verinelde percentage van post-
operatieve septische arthritis van 1.2% (23). Binnen groep IV
was er een opvallend groot percentage Friese paarden (50%)

-ocr page 62-

met septische sesamscheden. De reden hiervan is onbekend.
Een haematogene route voor een septische arthritis of tendo-
vaginitis wordt frequent aangegeven voor veulens maar kan
ook bij volwassen paarden plaatsvinden (24,25). Er werden bij
deze paarden geen primaire foei gevonden. Opvallend was
wel het feit dat bij meerdere van deze Friese paarden een dui-
delijke mate van dermatitis in de kootholte aanwezig was. Een
oorzakelijk verband kan bij deze aantallen echter niet gegeven
worden. Schneider (23) beschrijft een hoger percentage
Enterohacteraceae binnen de wondengroep. In de huidige
studie is het aantal positieve kweken voor
stafylokokken
binnen groep 1 echter hoger dan voor de Enterohacteraceae.
stafylokokken
worden in de literatuur aangegeven als meest
geïsoleerde bacterie bij iatrogene gewrichtsinfecties (8,23),
hetgeen ook hier in groep II te zien is. In groep III werd, in
60% van de positieve kweken, een stam van de
Entero-
hacteraceae
gekweekt hetgeen in overeenstemming is met de
literatuur (15,16,19,23). Binnen alle groepen werden
coagu-
lase-negatieve stafylokokken
al of niet in combinatie met an-
dere bacteriën gekweekt. Deze maken deel uit van de normale
huidflora en worden niet altijd als pathogeen beschreven (9).
Ondanks het feit dat ze minder pathogeen zijn dan de
Staphylococus aureus moeten ze, indien ze in voldoende aan-
tal uit een gewricht gekweekt worden wel als pathogeen be-
schouwd worden (23). In 23% van de gevallen was het bacteri-
ologisch onderzoek negatief, hetgeen vergelijkbaar is met de
door Schneider (23) gevonden 29%. Concluderend zijn de in
de huidige studie beschreven populaties vergelijkbaar met de
in de literatuur beschreven populaties.

De introductie door Mcllwraith en Fessier in 1978 van de
arthroscopic (12) is één van de meest revolutionaire doorbra-
ken op het gebied van de orthopaedische chirurgie bij het
paard van de laatste decennia geweest. Voordelen van arthro-
scopische technieken zijn een goede visualisatie van de in-
tra-articulaire structuren, minimaal invasieve techniek, min-
der wondcomplicaties, goede cosmetische en functionele
resultaten en snellere revalidatie. Ook voor benadering van
septische problemen zijn endoscopische technieken be-
schreven (1,3,10, 14,30). Met name bij septische gewrichts-
ontstekingen is het van cruciaal belang om de infectie zo snel
mogelijk onder controle te krijgen gezien de negatieve effec-
ten op het kraakbeen (7) en de mogelijke chronische proble-
men die daaruit voortvloeien (12). Een efficiënte lavage en
débridement waarbij eventuele corpora aliena, fibrine, leu-
kocyten en ontstekingsmediatoren verwijderd worden, is
hierbij essentieel. Verbeterde resultaten door een directe en-
doscopische benadering zijn beschreven (8,10,31). In de stu-
dies van Schneider (23) en Meijer (15) werd, in tegenstelling
tot de huidige studie, arthroscopic slechts in een beperkt aan-
tal gevallen toegepast en vaak niet als eerste optie (15,23).
Een mogelijk nadeel van een directe endoscopische benade-
ring vormen de hogere kosten van een endoscopische in-
greep en het feit dat aanvankelijk het overzicht intra-articu-
lair door fibrine en débris slecht kan zijn wat de operatie
bemoeilijkt en de kans op iatrogene beschadiging van intra-
synoviale structuren zou kunnen vergroten. Echter, door een
precieze en systematische benadering kan iatrogeen trauma
voorkomen worden en de aanvankelijk hogere kosten kun-
nen ruimschoots opwegen tegen een kortere verblijfsduur op
de kliniek, het lagere aantal lavages en de betere resultaten.
De endoscopische benadering van de verschillende synovi-
ale structuren in de huidige studie gebeurde vanuit meerdere
portals voor een zo efficiënt mogelijke lavage en een zo
compleet mogelijke inventarisatie en débridement. In een
groot percentage van de huidige serie werd fibrine geconsta-
teerd en verwijderd tijdens de endoscopiche ingreep. Fibrine
is niet te verwijderen met behulp van lavage met naalden en
kan dienen als substraat waarin bacteriën moeilijker of niet
bereikbaar zijn voor antibiotica en dus de continuering van
de septische situatie in de hand werken (1). In een groot aan-
tal gevallen werden corpora aliena in beeld gebracht die niet
met preoperatieve diagnostiek vast te stellen waren en waar-
van het verwijderen in belangrijke mate bijgedragen zal heb-
ben aan het korte en langere termijn resultaat. Het uitvoeren
van de verschillende diagnostische technieken naast elkaar
blijft echter van groot belang om tot een zo goed mogelijk
behandelplan en een reële prognose te komen. Bij twee
paarden werd bij röntgenonderzoek een osteomyelitishaard
geconstateerd welke arthroscopisch niet benaderd of in
beeld gebracht kon worden. Het ging hierbij om een osteo-
myelitishaard ter hoogte van respectievelijk een physis van
de distale tibia en een distaal intertarsaalgewricht.

Het korte termijn overlevingspercentage van 95% binnen
groep 1 is gunstig in vergelijking met de in de literatuur aan-
gegeven percentages van 85%) (23) en 81% (15). Van de twee
paarden uit groep I die werden geëuthanaseerd in de huidige
studie was één geval van ruggemergnecrose bij een Fries
jaarling, gerelateerd aan de anaesthesie in rugligging. Zoals
vaak in deze gevallen was de anaesthesieduur kort en het ver-
loop zonder bijzonderheden. Dit is de enige anaesthesiecom-
plicatie geweest bij de in dit artikel beschreven groep patiën-
ten. Het tweede paard dat geëuthanaseerd werd was een ruin
waarbij een osteomyelitishaard ter hoogte van het proximale
intertarsaalgewricht niet bijtijds onder controle gekregen
werd, en waarbij de eigenaar een 100% functioneel herstel
wenste. De overievingspercentages in de huidige studie zijn
relatief laag binnen groep Hl in vergelijking met de andere
groepen. Dit stemt overeen met recente literatuurgegevens
(15,23,25). Nochtans zijn de overlevingspercentages in de
huidige studie van 73% gunstig ten opzichte van de in de li-
teratuur vermelde overlevingspercentages van
62% (23) en
42% (15). Echter, in de behandelde groep veulens beschre-
ven door Meijer (15) was de reden van het niet overleven in
drie van de twaalf gevallen (25%) niet gerelateerd aan de ge-
wrichtsproblematiek en behandeling. Binnen de huidige stu-
die was in één van de vijftien gevallen de reden van niet over-
leven niet gerelateerd aan de gewrichtsproblematiek. Verder
was de reden van niet overleven bij twee van de drie veulens
het niet onder controle krijgen van
Osteomyelitis vanuit de
physis of epiphysis. De aantallen zijn echter te klein en de
variatie van problemen bij jonge veulens te groot om defini-
tieve conclusies te kunnen trekken.

Schneider (23) beschrijft een hoog overlevingspercentage
voor paarden met septische peesscheden. Dit sluit aan bij de
bevindingen binnen de huidige studie waarbij alle paarden
met septische peesscheden \'overleefden\'. De paarden die niet
overleefden waren allen lijdend aan septische arthritis. In drie
van de vier gevallen die niet overleefden was sprake van een
voortschrijdende Osteomyelitis. Drie van deze geëuthana-
seerde patiënten behoorden tot de veulengroep. Aantasting
van het subchondrale bot wordt in de literatuur ook aange-
haald als mogelijke reden van de mindere resultaten bij septi-
sche gewrichten omdat een persisterend focus van infectie
ontstaat dat moeilijk onder controle te krijgen is. Uitbreiding

-ocr page 63-

van infectie vanuit peessciieden tot naastgelegen benige struc-
turen is minder waarschijnlijk (23). In vier gevallen van septi-
sche peesscheden of bursae was er echter wel directe betrok-
kenheid van bot in deze serie. In een geval van een
sesamschede was er sprake van penetrerend trauma tot in het
laterale sesambeen waarna een uitgebreide osteïtishaard ont-
staan was. Na twee tenoscopische lavages met débridement
van het aangetaste bot kon de infectie onder de knie gekregen
worden. Dabareiner (5) beschrijft dat na behandeling slechts
één van de drie paarden met septische osteïtis van een sesam-
been weer volledig aan het werk was, één als fokmerrie ge-
bruikt werd en één paard geëuthanaseerd werd vanwegen het
niet onder controle krijgen van de septische ontsteking. Verder
werden in de huidige studie bij een tenoscopie van een tarsaal-
schede en bij een bursoscopie van de bursa calcanei subtendi-
neum sequesters verwijderd en aangetast bot gedébrideerd ter
hoogte van de calcaneus. Bij een jaarling met uitgebreide oste-
omyelitis ter hoogte van het sustentaculum tali werd de oste-
omyelitishaard door débridement, lavage en locale en systemi-
sche antibiotica onder controle gekregen maar door de
uitgebreide veranderingen leidde de aanhoudende kreupel-
heid tot euthanasie op langere termijn. Een slechte prognose is
beschreven voor atletische activiteiten na osteomyelitis van
het sustentaculum tali (21). Recent werden betere resultaten
beschreven met een endoscopische benadering door Cauvin
et
al.
(3) en een open benadering door Hand et al. (6). De uitge-
breidheid van de veranderingen bij de bovenbeschreven jaar-
ling uit de huidige studie zijn waarschijnlijk de reden van het
negatieve resultaat. Langere termijn overievingspercentages
worden in de eerder genoemde studies niet gegeven (15,23).

Nadat aanvankelijk de prognose van een septische onsteking
van synoviale structuren bij het paard slecht gesteld was,
hebben de introductie van de open gewrichtsdrainage en ge-
wrichtslavage tot duidelijk betere behandelingsresultaten
geleid. Op grond van de huidige studie kan geconcludeerd
worden dat een agressieve behandeling, waarbij direct bij
eerste aanbieden een endoscopische behandeling wordt in-
gesteld de resultaten nog verder kan verbeteren.

Dankbetuiging

Bijzondere dank gaat uit naar dr Marianne M. Sloet van Oldruitenborgh-
Oosterbaan en drs. Krijn van Muiswinkel voor hun adviezen bij het tot stand
komen van dit artikel, naar Sandra Terluin voor het verzamelen van de fol-
low-up gegevens, naar de doorverwijzend dierenartsen voor bet in ons ge-
stelde vertrouwen en naar het kliniekteam voor de zorg en nazorg van de be-
handelde paarden.

Literatuur

1. Bertone A. Infectious arthritis. In Mcllwraith CW. Trotter GW eds.
Joint disease in the horse. Saunders. Philadelphia 1996; 397-409.

2. Boening KJ. Saldern FC von, Leendertsc IR and Rahlenhcck F.
Diagnostic and surgical arthroscopy of the equine coffin joint. Proc
Am Assoc Equine Pract 1990; 35: 311-7.

3. Cauvin ERJ. Tapprest J. Munroe GA. May SA, and Schramme MC.
Endoscopic examination of the tarsal sheath of the lateral digital flexor
tendon in horses. Equine Vet J 1999; 31: 219-27.

4. Cruz AM. Pharr JW. Bailet JV Barber SM, and Fretz PB. Podo-
trochlear bursa endoscopy in the horse; a cadaver study. Vet Surg 200 i;
30: 539-45.

5. Dabareiner RM. Watkins JR Carter GK. Honnas CM. and Eastman T.
Osteitis of the axial border of the proximal sesamoid bones in horses;
eight cases (1993-1999). J Am Vet Med Assoc 2001; 219: 82-7.

449

6. Hand DR, Watkins JR Honnas CM, and Kemper D. Osteomyelitis of
the sustentaculum tali in horses; 10 cases (1992-1998). J Am Vet Med
Assoc 2001;219:341-5.

7. Hardy J, Bertone AL. and Malemud CJ. Effect of synovial membrane
infection
in vitro on equine synoviocytes and chondrocytes. Am J Vet
Res 1998;59:293-9.

8. Lapointe JM, Laverty S. and Lavoie JR Septic arthritis in 15 standard-
bred racehorses after intra-articular injection. Equine Vet J 1992; 24:
430-4.

9. Lowy FD. and Hammer SM. Stahylococcus epidermal infections. Ann
Int Med 1983; 99: 834-9.

10. Magee AA, Ragle CA, and Howlett MR. Use of tenoscopy for mana-
gement of septic tenosynovitis caused by penetrating porcupine quill
in the synovial sheath surrounding the digital flexor tendons of a horse.
J Am Vet Med Assoc 1997; 12: 1768-70.

11. Martens RJ, Auer JA. and Carter GK. Equine pediatrics; septic arthri-
tis and osteomyelitis. J Am Vet Med Assoc 1986; 88: 582-5.

12. Mcllwraith CW, and Fessler J. Arthroscopy in the diagnosis of equine
joint disease. J Am Vet Assoc 1978; 172: 262-8.

13. Mcllwraith CW, Foerner JJ, and Davis DM. Osteochondritis dissecans
of the tarsocrural joint; results of treatment with artroscopic surgery.
Equine Vet J 1991; 23; 155-62.

14. Mcllwraith CW. Treatment of infectious arthritis. Vet Clin North Am
1983;5:363-79.

15. Meijer MC, Weeren PR van, and Rijkcnhuizen AB. Clinical experien-
ces of treating septic arthritis in the equine with repeated joint lavage;
a series of 39 cases. J Vet Med 2000; 47: 351 -65.

16. Moore RM, Schneider RK, Kowalski J. Bramlage LR. Mecklenburg
LM. and Kohn CW. Antimicrobial susceptibility of bacterial isolates
from 233 horses with musculoskeletal infection during 1979-1989.
Equine Vet J 1992;24:450-6.

17. Nixon AJ. Septic tenosynovitis. In; White NA, Moore JN, eds, Current -
practice of equine surgery, Philadelphia, Lippincott Co 1990; 451-5.

18. Orsini JA. Strategies for treatment of bone and joint infections in large
animals. J Am Vet Med Assoc 1984; 185: 1190-3.

19. Raisis AL. Hodgson JL, and Hodgson DR. Equine neonatal septicae-
mia; 24 cases. J Austr Vet J 1996; 73: 137-40.

20. Reeves MJ, Trotter GW. and Kainer RA. Anatomical and functional
communications between the synovial sacs of the equine .stifle joint.
Equine VetJ 1991:23:215-8.

21. Santschi MS, Adams SB, Fessler JF and Widmer WR. Treatment of
bacterial tarsal tenosynovitis and osteitis of the sustentaculum tali of
the calcaneus in five horses. Equine Vet J 1997; 29: 244-7.

22. Schneider RK. Bramlage LR, Mechlenburg LM. Moore RM. and
Gabel AA. Open drainage, intra-articular and systemic antibiotics in
the treatment of septic arthritis/tenosynovitis in horses. Equine Vet J
1992;24:443-9.

23. Schneider RK, Bramlage LR, Moore RM, Mecklenburg, Kohn CW,
andGabcl AA. A retrospective.study of 192 horses affected with septic
arthritis/tenosynovitis. Equine Vet J 1992: 24: 436-42.

24. Schneider RK. Orthopedic infections. In; Auer JAA, Stick JA, eds.
Equine Surgery cd. Philadelphia: Saunders, 1999: 727-32.

25. Stoneham SJ. Septic arthritis in the foal; practical considerations on
diagnosis and treatment. Equine Vet Educ 1997; 9: 25-9.

26. Trumblc TN, Stick JA, Arnoscky SP. and Roscnstein D. Consideration
of anatomic and radiographic features of the caudal pouches of the fc-
morotibial joints of horses for the purpose of arthroscopy. Am J Vet
Res 1994; 55: 1682-19.

27. Vacek JR. Ford TS, and Honnas CM. Communication between the fe-
moropatellar and medial and lateral femorotibial joints in horses. Am J
Vet Res 1992; 53: 1431-4.

28. Vacek JR, Welsh RD. and Honnas CM. Atrhroscopic approach and in-
tra-articular anatomy of the palmaroproximal and plantaroproximal
aspect of distal interphalangeal joints. Vet Surg 1992; 21: 257-60.

29. Wilke M. Nixon AJ, Malark J, and Myrhe G. Fractures of the palmar
aspect of the carpal bones in horses; 10 cases (1984-2000). J Am Vet
Med Assoc 2001:219: 801-4.

30. Wright IM. and Scott M. Management of penetrating wounds in joints,
tendon sheaths and bursae. Equine Vet Ed 1989; 1: 15-22.

31. Wright IM. Phillips TJ, and Walmsley JR Endoscopy of the navicular
bursa; a new technique for the treatment of contaminated and septic
bursae. Equine Vet J 1999; 31: 5-11.

32. Wisner ER, O Brien TR. Pool RR, Pascoe JR. Koblick PD. Hornoff
WJ, and Poulos WJ. Osteomyelitis of the axial border of the proximal
sesamoid bones in seven horses. Equine Vet J 1991; 23: 383-9.

T IJ DSC H R I FT VOO R DIERGENEESKUNDE, DEEL 127, j U L I / A U C U S T U S , AFLEVERING I4/15, 2002

-ocr page 64-

Op 4 februari jongstleden werd ik in
consult geroepen bij een 100% HF-
rund, geboren 24 januari 1999. Het
dier had voor het eerst (normaal) ge-
kalfd op 28 juni 2001. Nadien raakte
het dier klauwbevangen, had het
een gemiddelde productie (lactatie-
waarde 100) en is het dier diverse
keren geïnsemineerd, te weten op 23
november 2001, 17 december 2001 en 14 januari 2002 (allen
doe-het-zelfK.1.).

Op de dag van het onderzoek was het dier reeds één dag niet
goed, de melkproductie was naar vrijwel nul liter/dag gezakt.

Bevindingen bij klinisch onderzoek waren: pols 100/minuut;
temperatuur 37.9°C; slijmvliezen roze; koude oren en een
dikke, opgezette buik, zowel links als rechts. Bij het rectaal
onderzoek viel in het colon descendens na 35 cm een zeer
sterke vernauwing (doorsnede ± 2 cm) op.

Er werd besloten tot een proeflaparotomie. Hierbij bleek er
op een tweetal plaatsen een sterke afsnoering van het laatste
stuk van de dikke darm aanwezig te zijn. Ertussen, over een
lengte van ongeveer 45 cm, was de darm vrijwel volledig ge-
tordeerd en als gevolg hiervan erg overvuld met dunne in-
houd. Langs het getordeerde darmgedeelte ontbrak het me-
socolon. Rondom het darmdeel was een niet fris ruikende
fibrineuze vloeistof aanwezig.

Dc behandeling bestond uit het terugdraaien van het stuk
darm (270 graden). Overwogen werd om het aangetaste
darmdeel te verwijderen. Echter de zeer moeilijke bereik-
baarheid en de onvoldoende ervaring op dit onderdeel van de
chirurgie deden mij hiervan afzien. De nabehandeling be-
stond uit neopen® i.m. gedurende vijf dagen.

Enkele dagen later was de koe een stuk vlugger, had een tem-
peratuur van 39.2°C, de pensvulling was matig en het aantal
pensbewegingen tien per vijf minuten. Bij voorzichtig rec-
taal onderzoek viel op dat er wel mest in het rectum en colon
descendens aanwezig was, maar dat ter plaatse waar het
darmdeel getordeerd was geweest, de darmwand te hard en
te droog aanvoelde. De melkproductie kwam ondertussen
weer gering op gang.

Op 4 maart 2002 (precies vier weken na de darmdraaiing),
was de melkproductie gestegen naar zes liter per dag, echter
de koe had koude oren, een temperatuur van 39.0°C en zowel
de pensvulling als het aantal pensbewegingen waren nog
steeds onvoldoende. Rechtsachter de ribboog viel op dat de
buik ter plaatse erg vol en gespannen was. Bij het rectaal
onderzoek waren de bevindingen: mest in het rectum, echter
het getordeerde darmdeel stond vol met mest en er was een
vernauwing (doorsnede ± 5 cm) ter plaatse van de eerdere
achterste torsieplaats aanwezig.
Het advies was: ruimen van de koe.

Epiloog:

Darmdraaiingen kunnen op veel plaatsen voorkomen. De
hierboven beschreven plaats voor een flexie van een deel van
het colon descendens is voor zover mij bekend niet eerder in
de literatuur beschreven.

Het colon wordt ter plaatse van de draaiing voorzien van
bloed en geïnnerveerd door zenuwen via een vrij lang meso-
colon. Of hier sprake is van een aangeboren afwijking in de
vorm van een onvolledig aangelegde ophangband, of dat er
door trauma sprake is van het afscheuren van het betreffende
stuk mesocolon valt zo niet te zeggen.

Bij trauma valt te denken aan de eerdere (overigens normaal
verlopen) partus of aan vroegere rectale onderzoeken of be-
handelingen (de eigenaar past nog maar kort doe-hct-zelf
K.1. toe). Wat dit laatste betreft is de kans mijns inziens erg
klein dat het mesocolon afscheurt; bij het rund (in tegenstel-
ling tot het paard) is er altijd ruim voldoende ruimte om het
betreffende darmdeel probleemloos en zonodig ver naar
ventraal te manipuleren.

De gestoorde innervatie en doorbloeding van een flink stuk
darm ter hoogte van de flexura sigmoidea van het colon des-
cendens is de hierboven beschreven koe helaas fataal gewor-
den.

Een bijzonder geval van darmdraaiing bij het rund

H.J. de With1

1  HJ. de With, prakti.serenddierenarts Hoogeveen, De Weide 2a. 79()H.4B Hoogeveen.
hj.de\\\\ith@planet. nl

-ocr page 65-

Berichten
en

Uitvoerlijst honden en katten

verslagen

Algerije

- wanneer het eerste monster een positieve titer

Diersoort:

hond/kat

geeft van niet meer dan 1:400 moet een tweede

Rabiësvaccinatie:

Ja, geen tijdslimiet bekend.

monster worden genomen met een interval van

Quarantaine:

nee

tenminste veertien dagen en deze uitslag mag niet

Gezondheidscertifcaat:

ja

hoger zijn dan de eerste.

Legalisering:

nee

• Honden moeten binnen veertien dagen voor de ex-

Bijzonderheden:

geen

port behandeld worden met een erkend doeltreffend

wormverdrijvend middel tegen rondworm en lint-

Argentinië

worm.

Diersoort:

hond/kat

• Honden moeten binnen 96 uur voor de export be-

Rabiësvaccinatie:

Eén jaar geldig.

handeld worden met een erkend doeltreffend para-

Quarantaine:

nee

siticide tegen teken.

Gezondheidscertifcaat:

ja

• Honden moeten binnen dertig dagen voor de export

Legalisering:

RVV consulaat te Den Haag kosten: 31,76 euro.

dagelijks gedurende vijf dagen behandeld worden

Foto dier ineenemen. Vandaag brengen, morgen ha-

met Dehydrostreptomycine in een geneeskrachtige

len.

dosis (gebruikte middel, hoeveelheid en data van de

Bijzonderheden:

• Aankomst 24 uur van tevoren melden.

eerste en laatste behandeling op Veterinaire certifi-

• Dieren jonger dan drie maanden, geen rabiësvacci-

caat deel A vennelden).

natie voorgeschreven.

• Invoer van de Argentijnse dog, Fila Brazilieira,

Australië

Japanse Tosa, Pittbull Terriër, Amerikaanse pittbull

Diersoort:

hond/kat

is verboden.

Rabiësvaccinatie:

Tussen drie maanden en twaalf maanden voor invoer

België

bij primovaccinatie, bij booster twaalf maanden voor

Diersoort:

hond/kat

invoer

Rabiësvaccinatie:

Tussen dertig dagen en het maximale interval dat de

Quarantaine:

Minimaal dertig dagen.

bijsluiter van het gebruikte vaccin voorschrijft.

Ciezondheidsccrtifcaat:

Ja, 48 uur tevoren 1 op plaats van inladen.

Quarantaine:

nee

Legalisering:

Certificaat deel A wordt door de practicus volledig in-

Gezondheidscertifcaat:

nee

gevuld en samen met alle laboratoriumuitslagen ter

Legalisering:

nee

legalisatie naar de RVV-kring gezonden. Op de lucht-

Bijzonderheden:

• Bij hervaccinatie binnen de door de bijsluiter voor-

haven vindt certificering van deel B door de officiële

geschreven periode vervalt de dertig dagen tcmiijn.

dierenarts plaats. Deze tekent tevens deel A nogmaals

Brazilië

voor akkoord.

Diersoort:

hond/kat

Bijzonderheden:

• Import permit aanvragen bij de AQIS telefoon

Rabiësvaccinatie:

Eén jaar geldig.

(0061) 6 2725292/2723399. Een permit wordt

Quarantaine:

nec

slechts afgegeven als bij de aanvraag de door de

Gezondheidscertifcaat:

ja

RVV gelegaliseerde uitslag van het eerste bloed-

Legalisering:

RVV -1- Consulaat te Rotterdam, kosten /- 23,- euro.

onderzoek (tussen twee en twaalf maanden voor de

duurt twee dagen.

datum van export) op rabiësantilichamcn (uitslag >

Bijzonderheden:

geen

0.5 lU/ml) aanwezig is. Het dier dient al voor de

bloedafname geïdentificeerd te zijn met een chip.

Bulgarije

Een tweede test vindt binnen dertig dagen voor de

Diersoort:

hond/kat

export plaats.

Rabiësvaccinatie:

tussen dertig dagen en twaalf maanden voor invoer.

• Honden moeten gevaccineerd worden tegen het ca-

niet ouder dan zes maanden voor de kat.

nine distemper virus, infectieuze hepatitis, canine

Quarantaine:

nee

pan\'ovirus en para-influenza tussen veertien en

Gezondheidscerti fcaat:

Ja, maximaal vijf dagen oud.

twaalf dagen voor de export.

Legalisering:

RVV

• Honden moeten binnen dertig dagen voor export

Bijzonderheden:

geen

getest worden op canine brucellose door middel

van een SAT (<50% agglutinatie op een serumver-

Canada

dunning van 1:100).

Diersoort:

hond/kat

• Honden moeten binnen dertig dagen voor de export

Rabiësvaccinatie:

minimaal één keer in de afgelopen drie jaar voor de

getest worden op tropische caninepancytopaenia

invoer.

door middel van indirecte fluoresentietest op antili-

Quarantaine:

Indien niet gevaccineerd dertig dagen.

chamen met negatief resultaat.

Gezondheidscertifcaat:

nee

• Honden moeten binnen dertig dagen voor export

Legalisering:

getest worden op Leptospira intenvgans var cani-

Bijzonderheden:

• Kosten eerste dier ±35 CAD, tweede dier ± 5 CAD.

cola door middel van SAT met het navolgende re-

• Blindengeleidehonden vergezeld door de gebruiker

sultaat:

geen kosten en geen eisen.

- <50% agglutinatie bij een serumverdunning van

• Dieren onder drie maanden vaccinatie niet ver-

1:100;

plichL

-ocr page 66-

• Bij meer dan twee dieren is een invoervergunning

Gezondheidscertifcaat:

nee

nodig.

Legalisering:

nee

Bijzonderheden:

â–  Invoer van dieren jonger dan drie maanden verbo-

Chili

den.

Diersoort:

hond/kat

• Voor invoer van meer dan drie dieren is een invoer-

Rabiësvaccinatie:

Tussen dertig dagen en achttien maanden voor in-

vergunning benodigd.

voer.

• Maximaal één dier tussen drie en zes maanden oud

Quarantaine:

nee

toegestaan.

Gezondheidscertifcaat:

ja

• Geen Pitbull terriër. Mastiff of Tosa Inu

Legalisering:

RVV Consulaat.

• Rotweilers of Amerikaanse Staffordshire Bull ter-

Bijzonderheden:

Verboden Papegaaien in te voeren.

riërs moeten zijn gemuilkorfd en aangelijnd.

Denemarken

Griekenland

Diersoort:

hond/kat

Diersoort:

hond/kat

Rabiësvaccinatie:

Tussen dertig dagen en twaalf maanden voor invoer.

Rabiësvaccinatie:

hond: tussen zes dagen en twaalf maanden voor in-

Quarantaine:

nee

voer

Gezondheidscertifcaat:

ja

kat: tussen zes dagen en zes maanden voor invoer

Legalisering:

nee

Quarantaine:

nee

Bijzonderheden:

Voor andere dieren dan hond of kat moet een invoer-

Gezondheidscertifcaat:

ja, maximaal zes dagen oud

vergunning worden aangevraagd.

Legalisering:

RVV

Faroër eilanden: invoer alle dieren verboden.

Bijzonderheden:

geen

Groenland: van te voren invoervergunning

aanvragen bij de autoriteiten.

Groot-Brittannië

Diersoort:

hond/kat

Duitsland

Rabiësvaccinatie:

Minimaal zeven maanden voor invoer Bloedtest is

Diersoort:

hond/kat

verplicht.

Rabiësvaccinatie:

Tussen dertig dagen en twaalf maanden voor invoer

Quarantaine:

Nee, mits voldaan is aan de voorwaarden. Voor

Quarantaine:

nee

Guernsey en Jersey zes maanden.

Gezondheidscertifcaat:

nee

Gezondheidscertificaat:

ja

Legalisering:

nee

Legalisering:

RVV

Bijzonderheden:

Bij in- of doorvoer van meer dan drie dieren, is een

Bijzonderheden:

Dier moet voor de bloedtest gechipt zijn. Bloedtest

invoervergunning nodig.

alleen bij speciaal daartoe bevoegde laboratoria

Honden zwaarder dan 20 kg of met een schoflhoogte

(Niet in NL). Tussen 24 cn 48 uur voor aankomst

van meer dan 40 cm moeten altijd zijn aangelijnd.

moet het dier behandeld zijn tegen teken en lintwor-

Tevens moet men een muilkorf bij zich hebben.

men. Het gecertificeerde dier kan maar via een aan-

Pitbull en Staffordshire terriërs mogen niet worden

tal routes aangevoerd worden (ANWB).

ingevoerd. Ook niet door toeristen.

Volledige eisen:

ww.britain.nl/informatioa\'pets.htm

Egypte

Diersoort:

hond/kat

lluiigarije

Rabiësvaccinatie:

Tussen dertig dagen en twaalf maanden voor invoer

Diersoort:

hond\'kat

Quarantaine:

Uitsluitend van ziekte verdachte dieren, ma.ximaal

Rabiësvaccinatie:

tussen dertig dagen en een jaar

15 dagen.

Quarantaine:

nee

Gezondheidscertifcaat:

Ja, ma.ximaal twee weken oud.

Gezondheidscertifcaat:

Maximaal acht dagen oud moet ook verklaren dat dc

Legalisering:

RW

laatste negentig dagen in een straal van 20 km

Bijzonderheden:

geen

rondom plek van herkomst geen rabiës is voorgeko-

Finland

Legalisering:

men.
RVV

Diersoort:

hond/kat

Bijzonderheden:

Men moet een muilkorf en riem bij zich hebben.

Rabiësvaccinatie:

Tussen dertig dagen en twaalf maanden voor invoer.

Quarantaine:

nee

lerland

Gezondheidscerti fcaat:

ja

Diersoort:

hond/kat

Legalisering:

nee

Rabiësvaccinatie:

nee

Bijzonderheden:

• Het document dient in liet Fins, Zweeds, Engels of

Quarantaine:

zes maanden

Duits te zijn opgesteld.

Gezondheidscertifcaat:

ja

• Invoer dieren jonger drie maanden uit EU-landen

Legalisering:

nee

zonder rabiës-vaccinatie toegestaan.

Bijzonderheden:

Aanvraag invoervergunning: Department of

• Dieren mogen niet voor de leeftijd van drie maan-

Agriculture, Veterinary Section. Agriculture House,

den tegen rabiës geënt worden.

Kildarestreet Dublin 2 Importeren als cargo.

• Verplichte ontworming met praziquantel tegen

Telefoon (00353) 6072000. fax (00353) 6619031.

lintworm voor zowel hond als kat tussen 72 en 24

uur voor aankomst in Finland (datum, gebruikt

IJsland

merk en dosis vermelden).

Diersoort:

hond/kat

Rabiësvaccinatie:

Tussen zestig dagen en twaalf maanden voor invoer.

Frankrijk

Quarantaine:

ja

Diersoort:

hond/kat

Gezondheidscertifcaat:

ja. maximaal zeven dagen oud

Rabiësvaccinatie:

Tussen dertig dagen en twaalf maanden voor invoer.

Legalisering:

RVV

Quarantaine:

nee

Bijzonderheden:

invoervergunning aanvragen bij Ministry of

-ocr page 67-

Agriculture, telefoon (00354) 5609750, fax (00354)

vermelden dat het dier niet ingeënt is tegen rabiës

5521160. Kosten 25000 per dier.

vanwege de leeftijd.

• Hond inentingen hondenziekte, parvo cn hepatitis

In openbare gelegenheden moet het dier zijn aange-

tussen veertien dagen en twaalf maanden voor in-

lijnd en gemuilkorfd.

voer.

• Kat inentingen kaüenziekte, féline rhinotracheUis

Japan

en feline calicivinis.

Diersoort:

hond

• Hondlot behandeling tegen lintworm ten hoogste

Rabiësvaccinatie:

Tussen dertig dagen en twaalf maanden voor invoer

veertien dagen voor vertrek.

bij levend vaccin.

Tussen dertig dagen en zes maanden voor invoer bij

Indonesië

geïnactiveerd vaccin.

Diersoort:

hond/kat

Quarantaine:

Minimaal veertien dagen, bij ontbreken documenten

Rabiësvaccinatie:

Tussen dertig dagen en twaalf maanden voor invoer.

honderdtachtig dagen.

Quarantaine:

geen

Gezondheidscertifcaat:

ja

Gezondhcidscertifcaat:

Ja, vijf dagen in duplo.

Legalisering:

RW

Legalisering:

nee

Bijzonderheden:

Katten: geen certificaat vereist.

Bijzonderheden:

* Verplicht om invoervergunning aan te vragen bij:

Ministry of Agriculture, Jalan Salemba Raya 16.

Joegoslavië

Van tevoren aankoinst tijdstip melden.

Diersoort:

hond\'kat

• Tevens op het certificaat vermelden: the animal

Rabiesvaccinatie:

ja, vijftien dagen en zes maanden voor invoer.

has not been in a yellow fever infected area for a

Quarantaine:

nee

period of at least 5 days prior to shipment.

Gezondheidscertificaat;

ja

• Geen invoer mogelijk op Palembang, Bali, Irian

Legalisering:

RVV

Jaya.

Bijzonderheden:

geen

Irak

Kroatië

Diersoort:

hondTcat

Diersoort:

hond/kat

Rabiësvaccinatie:

niet bekend

Rabiësvaccinatie:

Dertig dagen voor invoer - twaalf maanden geldig.

Quarantaine:

geen

Quarantaine:

nee

Gezondhcidscertifcaat:

ja

Gezondheid.scerti fcaat:

Ja, maximaal dertig dagen oud.

l.egalisering:

nec

Legalisering:

nee

Bijzonderheden:

geen

Bijzonderheden:

geen

Iran

Luxemburg

zie België

Diersoort:

hond\'kat

Diersoort:

Rabiësvaccinatie:

Twaalf maanden geldig.

Rabiësvaccinatie:

Quarantaine:

geen

Quarantaine:

Gezondhcidscertifcaat:

Ja

Gezondhcidscertifcaat:

Legalisering:

consulaat

Legalisering:

Bijzonderheden:

geen

Bijzonderheden:

Israël

Malta

Diersoort:

hond\'kat

Diersoort:

hond\'kat

Rabiësvaccinatie:

Tussen dertig dagen cn twaalf maanden voor invoer.

Rabiësvaccinatie:

Tussen twintig dagen en zes maanden voor invoer.

Quarantaine:

geen

Quarantaine:

Zes maanden.

Gezondhcidscertifcaat:

Ja, maximaal vijf dagen oud.

Gezondheidscertifcaat:

ja

Legalisering:

RVV

Legalisering:

RVV

Bijzonderheden:

• InVocr van dieren jonger dan drie maanden is ver-

Bijzonderheden:

• Invoervergunning vereist, alsmede verklaring dat

boden.

land van herkomst gedurende zes maanden vrij is

• Invoervergunning is vereist voor invoer van meer

van rabiës.

dan twee dieren en dieren zonder begeleiding.

\' In Nederland wordt .soms een geval van Dimfilaria

• Eigenaar moet schriftelijke \\erklaring maken, dat

Immitis gediagnosticeerd (geïmporteerd). Dit bete-

hij het dier negentig dagen in bezit heeft voor aan-

kent dat de bloedtest moet worden gedaan voor de

komst in Israël, in de Engelse taal.

export naar Malta.

• Iedere import moet drie dagen van tevoren gemeld

worden. Fax (00972) 89229906.

Marokko

Diersoort:

hond/kat

Italië

Rabiësvaccinatie:

Twaalf maanden geldig.

Diersoort:

hond/kat

Quarantaine:

geen

Rabiësvaccinatie:

Hond: tussen twintig dagen en twaalf maanden voor

Gezondheidscertifcaat:

ja

invoer.

Legalisering:

nee

Kat: tussen twintig dagen en elf maanden voor in-

Bijzonderheden:

geen

Quarantaine:

voer,
nee

Mexico

Gezondheidscertifcaat:

Ja, maximaal dertig dagen oud met een vertaling in

Diersoort:

hond\'kat

Italiaans.

Rabiësvaccinatie:

Twaalf maanden geldig.

Legalisering:

nee

Quarantaine:

geen

Bijzonderheden:

Bij dieren jonger dan vier maanden op het certificaat

Gezondheidscertifcaat:

Ja, maximaal vijf dagen oud.

-ocr page 68-

Legalisering:
Bijzonderheden:

Nederlandse Antillen

Diersoort

Rabiësvaccinatie:

Quarantaine:

Gezondheidscertifcaat:

Legalisering:

Bijzonderheden:

Nieuw-Zeeland

Diersoort:
Rabiësvaccinatie:

Quarantaine:
Gezondheidscertifcaat:

Legalisering:

Bijzonderheden:

Noorwegen

Diersoort:

Rabiësvaccinatie:

Quarantaine:

Gezondheidscertifcaat:

Legalisering:

Bijzonderheden:

RVV
geen

hond/kat

Tussen dertig dagen en twaalf maanden voor invoer
nee

Ja, maximaal veertien dagen oud.
nee

Dieren mogen niet via Midden- ofZuid-Amerika
worden aangevoerd.

hond/kat

Primovaccinatie: zes maanden geldig, booster:
twaalf maanden geldig.

Dier moet minimaal drie maanden oud zijn bij vacci-
natie.

dertig dagen

Ja, maximaal veertien dagen oud op plaats van in-
laden.

Certificaat deel A wordt door de practicus volledig
ingevuld en samen met alle laboratoriumuitslagen
ter legalisatie naar de RVV- kring gezonden. Op dc
luchthaven vindt certificering van deel B door de of-
ficiële dierenarts plaats. Deze tekent tevens deel A
nogmaals voor akkoord.

• Import permit aanvragen bij de ChiefVeterinary
Officer Ministry of Agriculture PO box 2526
Wellington.

• De import permit aanvraag bevat tenminste de vol-
gende gegevens: NAW, ras, geslacht, leeftijd,
microchip of tatoeagenummer dc gelegaliseerde
laboratoriumuitslag van de test op rabiësantilicha-
men, een verklaring van de practicus over de datum
van bloedaftiame voor dc rabiëstest, naam van dc
quarantaine waar het dier heengaat, brief van de
quarantaine dat er plaats is.

• Het dier is gechipt voorde behandelingen en
onderzoeken beginnen.

• Het dier is tenminste negen maanden oud.

• Het dier is niet langer dan 42 dagen drachtig.

• Dieren welke minder dan zes maanden uit Nieuw-
Zeeland geëxporteerd zijn kunnen onder een ver-
licht regiem worden heringevoerd.

hond/kat

Vier tot elf maanden voor export.

nee

Ja, maximaal tien dagen oud.

Nee

• Invoer verboden van Pitbull Terriër, Fila
Brazilieira.Tosa Inuen Dogo Argentino. Voor hon-
den waarvan niet duidelijk is dat zij niet tot boven-
staande rassen/kruisingen behoren is een originele
stamboom vereist om aan te tonen dat het niet een
hond van één van bovenstaande rassen (of een
kruising) betreft.

• Geen invoervergunning meer vereist, wél een
(door de Noorse autoriteiten voorgeschreven) cor-
rect ingevuld en uitgevoerd gezondheidscertificaat
door de practicus (te verkrijgen bij KNMvD).

• Katten mogen pas vanaf twaalf maanden leeftijd
tegen rabiës worden ingeënt, honden vanaf drie
maanden.

• Tussen vier en elf maanden na de rabiës\\ accinatie.
dient bloedonderzoek op antilichamen plaats te

Oostenrijk

Diersoort:
Rabiësvaccinatie:

Quarantaine:
Gezondheidscertifcaat:
Legalisering:
Bijzonderheden:

Polen

Diersoort:
Rabiësvaccinatie:

Quarantaine:
Gezondheidscertifcaat:
Legalisering:
Bijzonderheden:

Portugal

Diersoort:
Rabiësvaccinatie:

Quarantaine:

vinden in speciaal aangewezen laboratoria in het
buitenland (vermeld op de achterkant van het certi-
ficaat). Dieren die al eerder zijn gevaccineerd en
getest op antilichamen met goed resultaat (titer
> 0.5 iu/ml) en jaarlijks zijn geboosterd behoeven
geen nieuwe bloedtest te ondergaan.

• Honden moeten tegen leptospimse tussen één en
nvaalf maanden voor invoer zijn ingeënt (datum,
type vaccin en vaccinnummer vermelden).

\' Honden moeten tegen hondenziekte tussen één en
24 maanden voor invoer zijn ingeënt (datum type
vaccin en vaccinnummer vermelden).

• De dierenarts tekent het certificaat maximaal tien
dagen voor de invoer en verklaart daarmee onder
andere dat de verplichte onUvorming met prazi-
quantel tegen lintworm voor zowel kat als hond
heeft plaatsgevonden (datum en gebruikt merk ver-
melden).

• Deze ontworming moet binnen zeven dagen na in-
voer in Noorwegen worden herhaald door een die-
renarts aldaar en in het certificaat worden aangete-
kend.

• Verplichte identificatie: tatoeage of chip (FE-
CAVA- of ISO-standaard, anders reader zelf rege-
len).

\' Het voornemen tot invoer moet aan de grens van
Noorwegen gemeld worden.

\' Indien er van Noorwegen naar Zweden wordt ge-
reisd voldoet het certificaat dat voor Noorwegen
door de practicus is afgegeven ook voor Zweden.

\' Het dier moet minimaal zes maanden aaneengeslo-
ten in een EU/EVA staat verbleven hebben, anders
gelden er andere voorwaarden.

hond/kat

Tussen dertig dagen en twaalf maanden voor invoer

voor de kat zes maanden.

nee

Ja. in Duitse taal.

nee

• Geldt niet voor Europese Unie blindegeleidehon-
den.

• Dieren onder drie maanden geen vaccinatieplicht.

• Maximaal drie dieren uitgezonderd moederdier
met pups.

• Elke hond moet zijn aangelijnd. In sommige gebie-
den heeft men voorzorgsmaatregelen getroffen in
verband met eventuele hondsdolheid. Er staan rode
waarschuwingsborden cn aangeraden wordt de
hond zo inogelijk in de auto te houden.

hondlcat

Hond: tussen dertig dagen cn twaalf maanden voor
invoer

Kat: tussen dertig dagen en zes maanden voor invoer
nee

Ja. maximaal drie dagen oud.
RVV

Gezondheidscertificaat in duplo

hond/kat

Hond: tussen 21 dagen en twaalf maanden voor in-
voer

Kat: tussen 21 dagen en zes maanden voor invoer
nee

-ocr page 69-

Gezondheidscertifcaat:

ja

Bijzonderheden:

• Bij vervoer per vliegtuig, melding komst 24 uur

Legalisering:

nee

van te voren.

Bijzonderheden:

Dieren jonger dan drie maanden hoeven niet geënt te

• In openbaar vervoer verplicht muilkorven.

zijn.

• Tevens op certificaat vermelden:

Roemenie

- dat het dier uit een gebied komt dat vrij is van

Diersoort:

hond/kat

noemenswaardige dierziekten.

Rabiësvaccinatie:

Hond: tussen dertig dagen en twaalf maanden voor

- dat het dier afkomstig is uit een plaats (straal 30

invoer.

km) waar de laatste drie weken geen rabiës is

Kat: tussen dertig dagen en zes maanden voor invoer.

voorgekomen.

Quarantaine:

nee

Gezondheidscertifcaat:

Ja, niet ouder dan tien dagen.

Spanje

Legalisering:

RVV

Diersoort:

hond/kat

Bijzonderheden:

geen

Rabiësvaccinatie:

Tussen dertig dagen en twaalf maanden voor invoer.

Quarantaine:

nee

Russische Federatie

Gezondheidscertifcaat:

Ja, maximaal tien dagen oud.

Diersoort:

hond/kat

Legalisering:

nee

Rabiësvaccinatie:

ja

Bijzonderheden:

• Dieren jonger dan drie maanden alleen gezond-

Quarantaine:

nee

heidscertificaat vereist.

Gezondheidscertifcaat:

Ja, maximaal tien dagen oud.

• Honden binnen bebouwde kom aan de lijn.

Legalisering:

RVV

• Honden worden in openbaar vervoer vaak gewei-

Bijzonderheden:

In hotels worden huisdieren meestal niet toegelaten.

gerd.

Saoedi-Arabië

Suriname

Diersoort:

kat

Diersoort:

hond/lcat

Rabiësvaccinatie:

Kat: tussen dertig dagen en twaalf maanden voor in-

Rabiësvaccinatie:

Dertig dagen voor invoer.

voer

Quarantaine:

nee

Quarantaine:

nee

Gezondheidscertifcaat:

Ja, maximaal rwee weken oud.

(iczondheidscertifcaat:

Ja (tweemaal), goedgekeurd door consulaat.

Legalisering:

RVV

Legalisering:

nee

Bijzonderheden:

geen

Bijzonderheden:

In principe is de invoer van honden verboden.

Contact opnemen met het consulaat, toestemming is

Tanzania

mogelijk in uitzonderingsgevallen (blindengeleide-

Diersoort:

hond/kat

honden. etcetera).

Rabiësvaccinatie:

Hond: tussen zes maanden en driejaar voor invoer.

Kat: tussen dertig dagen en twaalf maanden voor in-

Singapore

voer.

Diersoort:

hondliat

Quarantaine:

Bepaalde periode (onbekend).

Rabiësvaccinatie:

ja

Gezondheidscertifcaat:

ja

Quarantaine:

Ja. minimaal dertig dagen.

Legalisering:

nee

Gezondheidscerti fcaat:

Ja. maximaal zeven dagen oud.

Bijzonderheden:

geen

Legalisering:

RVV

Bijzonderheden:

• lnvoen,\'ergunning vereist. Aanvragen bij City

Tsjechië

Veterinary Centre (CVC), 25 Peck Seath Street,

Diersoort:

hond\'l<at

2nd storey Singapore 0207. Telefoon (0065)

Rabiësvaccinatie:

Tussen drie weken cn twaalf maanden voor invoer.

2270670. fax (0065) 2276305.

kat zes maanden.

• Verboden zijn de als agressiefbekend staande ras-

Quarantaine:

nee

sen en hun kruisingen.

Gezondheidscerti fcaat:

Ja, tussen drie dagen en drie weken voor invoer afge-

geven.

S1o\\\'enië

Legalisering:

RVV

Diersoort:

hond/kat

Bijzonderheden:

* Bij een verblijf langer dan drie maanden is een in-

Rabiësvaccinatie:

Tussen één en twaalf maanden voor invoer.

voervergunning vereist.

Quarantaine:

nee

• Melding komst per vliegtuig 24 uur van te voren.

(jczondheidscertifcaat:

Ja, niet meer dan tien dagen oud.

• Verplicht muilkorven in het openbaar vervoer.

Legalisering:

RVV

• Tevens op certificaat vennelden:

Bijzonderheden:

• Dieren jonger dan vier maanden alleen een ge-

- dat het dier uit een gebied komt dat vrij is van

zondheidscertificaat vereist.

noemenswaardige dierziekten.

• Aanbevolen vaccinaties zijn: hondeziekte, parvo

- dat het dier afkomstig is uit een plaats (straal 30

en leptospirose.

km) waar de laatste drie weken geen rabiës is

• Maximale toegestane verblijfsduur in Slovenië is

voorgekomen.

zes maanden.

Tunesië

Slowakije

Diersoort:

hond/kat

Diersoort:

hond/kat

Rabiësvaccinatie:

Tussen dertig dagen en zes maanden voor invoer

Rabiësvaccinatie:

Tussen dertig dagen en twaalf maanden voor invoer.

Quarantaine:

nee

Kat zes maanden.

Gezondheidscertifcaat:

ja

Quarantaine:

nee

Legalisering:

RVV

Gezondheidscertifcaat:

Ja, tussen drie dagen en drie weken voor invoer afge-

Bijzonderheden:

Tevens op certificaat vermelden dat het dier uit een

geven.

gebied komt dat de afgelopen zes weken vrij was van

Legalisering:

RVV

noemenswaardige dierziekten.

-ocr page 70-

Turkije

• Benodigde vaccinaties:

Diersoort:

hond/lcat

- Rabiës: De hond moet minimaal drie maanden

Rabiësvaccinatie;

Tussen dertig dagen en twaalf maanden voor invoer.

oud zijn en de kat minimaal twaalf maanden voor

Quarantaine:

nee

de eerste enting. Revaccinatie binnen één jaar en

Gezondheidscertifcaat:

ja, niet ouder dan vijftien maanden.

45 dagen. Advies: booster na één maand na de

Legalisering:

RVV consulaat

eerste vaccinatie en revaccinatie binnen het jaar.

Bijzonderheden:

- Tot nader order is de invoer van pitbull terriërs

- Lepto.spiro.\'ie (hond): Minimaal dertig dagen

verboden.

voor invoer: maximaal één jaar en 45 dagen oud

Venezuela

bij import. Bij revaccinatie binnen die tijd geldt

Diersoort:

hond/kat

de dertig dagen-limiet niet.

Rabiësvaccinatie:

Twaalf maanden geldig.

- Hondenziekte (hond): minimaal dertig dagen

Quarantaine:

nee

voor invoer geënt en maximaal twee jaar en 45

Gezondheidscertifcaat:

ja

dagen, ook hier geldt dat bij revaccinatie binnen

Legalisering:

RVV Consulaat

de tijd de termijn van dertig dagen niet geldt.

Bijzonderheden:

Dieren dienen ingeënt te zijn tegen respectievelijk

• Dieren moeten met een geregistreerd rabiësvaccin

honden- en kanenziekte, vermelden op het certifi-

gevaccineerd zijn.

caat.

• Tussen vier en twaalf maanden na de laatste vacci-

natie dient bloedonderzoek op antilichamen (>0,5

Verenigde Staten

iu\'ml) plaats te vinden in aangewezen laboratoria

Diersoort:

hond/kat

in het buitenland.

Rabiësvaccinatie:

Tussen dertig dagen en twaalf maanden voor in-

• Indien een hond of kat reeds eerder de juiste antili-

voer.

chamen titer had en daarna jaarlijks is ingeënt, be-

Quarantaine:

nee

hoeft geen nieuwe bloedtest plaats te vinden.

Gezondheidscertifcaat:

ja

• Het dier moet de afgelopen zes maanden in EU-

Legalisering:

nee

/EVA-landen verbleven hebben.

Bijzonderheden:

• Dieren jonger dan drie maanden geen rabiësvacci-

• Honden moeten tegen leptospirose tussen één en

natie nodig.

twaalf maanden voor invoer en tegen hondenziekte

• Als het dier bij aankomst niet gezond lijkt, ver-

tussen één en 24 maanden voor invoer worden in-

plicht een dierenarts op kosten van de eigenaar

geënt (datum type en vaccinnummer vermelden).

• Hawaii stelt een quarantaine periode van honderd-

• Verplichte ontworming met praziquantel tegen

twintig dagen verplicht.

lintwormen vermeld door de dierenarts op het cer-

tificaat en maximaal tien dagen voor invoer ver-

Zuid-Afrika

richt. Datum en merk vermelden in certificaat. Na

Diersoort:

hond\'kat

aankomst in Zweden is nogmaals ontwormen ver-

Rabiësvaccinatie:

Tussen dertig dagen en twaalf maanden voor invoer.

eist voor hond en kat.

Quarantaine:

nee

• Verplichte identificatie, moet verricht zijn vóór het

Gezondheidscertifcaat:

ja

dier gevaccineerd wordt. Door middel van tatoeage

Legalisering:

certificering RVV

in het oor of chip tussen dc schouderbladen.

Bijzonderheden:

• Invoervergunning aan te vragen bij: Director

Meestal zijn readers van INDEXEL of DATA

Veterinary Services, Private Bag 138. Pretoria

MARS aanwezig ( navragen en evenuieel zelf

Telefoon (0027) 12 3197514, fax (0027) 12

meenemen).

3298292.

• Alle originele papieren inclusief het vaccinatie-

• Diverse onderzoeken en behandelingen worden

boekje, dc uitslagen van het laboratorium en de in-

voorgeschreven. Met Zuid-Afrika is overeengeko-

voervergunning gekoppeld aan het identificatie-

men dat geen testen behoeven plaats te vinden

nummer van het dier dient de importeur bij zich te

voor: B. canis, T. evansi. B. gibsoni, D. immitis.

hebben.

\' Dieren onder drie maanden geen vaccinatie ver-

• Dieren moeten aan de grens gemeld worden.

eist. het moederdier moet ten tijde van de geboorte

een geldige rabiësvaccinatie hebben.

Zwitserland

Diersoort:

hond/kat

Zweden

Rabiësvaccinatie:

Dertig dagen voor invoer - twaalf maanden geldig.

Diersoort:

hond/kat

Quarantaine:

nee

Rabiësvaccinatie:

Vier tot elf maanden voor export.

Gezondheidscertifcaat:

ja

Quarantaine:

nee

Legalisering:

nee

Gezondheidscertifcaat:

Ja. tien dagen geldig.

Bijzonderheden:

• Indienjongerdan vijf maanden alleen gezond-

Legalisering:

nee

heidscertificaat vereist.

Bijzonderheden:

• Invoervergunning aanvragen bij: International

• Maximaal drie dieren mogen mee.

Traffic Veterinary Control. Swedisch Board of

• Het certificaat moet in het Duits, Frans, Italiaans of

Agriculture, 551 82 Jónkoping Sweden

engels zijn opgesteld.

Telefoon (00463) 615 5000, fax (00463) 615 0818.

• Het volledige adres van de eigenaar moet op het

Kosten 400 SEK overmaken via Eurogiro of

gezondheidscertificaat worden vermeld.

SWIFT, rekeningnummer 955799-2 van de

• Ras, geslacht, kleur en aftekeningen moeten op het

Postgirot Bank SE-105 06 Stockholm (maximaal

gezondheidscertificaat venneld staan.

tien dieren, één jaar geldig).

• Aanvraag indienen met betalingsbewijs onder ver-

melding van: naam, adres, diersoort en ras, identi-

ficatienummer. herkomst land. vooigenomen da-

tum van invoer

Bwn: RW ANWB. lATA

-ocr page 71-

Teckel en Co

;. Boissevain

Takkie* is een teckel van twaalf die
met maag-darmprohlemen naar de
UKG wordt doorgestuurd. Er is alvast
geen reden meer om de dierenarts aan
te klagen wegens traagheid met een
verwijzing. Over de UKG kan met
onderzoek door verschillende specia-
listen en belangstellende co-assisten-
ten weinig te klagen zijn, zou je den-
ken.
Mis.....

Wie de hond wil slaan.....

De eigenaar arriveert op een maandagmiddag om 14.15
\'s middags in Utrecht, waar meer dan één hond in
de wachtkamer zit. De dienstdoende spoedarts
werpt een blik op de teckel en ziet niets
waardoor deze hond, die rondjes loopt,
met vliegende haast moet worden be-
handeld. Andere dieren met een meer
levensbedreigende situatie gaan
voor Een half uur na binnenkomst
wordt de hond door twee co-as-
sistenten onderzocht. Die doen hun
werk grondig; ze kijken niet alleen
naar de buikklachten en het rondjes
lopen, maar ook naar ouderdomsca-
taract en naar een kale staartpunt. Als
dit onderzoek is afgerond gaan de co-
assistenten huns weegs, maar het duurt
twee uur voordat er opnieuw iemand bij
de hond komt kijken. Deze keer zijn het vijf
co-assistenten, en de dienstdoende spoedarts.
Deze dierenarts vertrouwt het rondjes lopen van de
hond niet. Weliswaar zegt de eigenaar dat dit te maken heeft
met maag-darmproblemen, maar misschien is er toch sprake
van een hersenprobleem en is het verstandig als de neuroloog
een blik op de hond werpt. Het is inmiddels vijf uur \'s middags,
maar gelukkig is de neuroloog nog aanwezig en bereid de hond
te onderzoeken. Hij is het echter met de eigenaar eens; de
symptomen van de hond wijzen op een buikprobleem en de
hond moet dan ook door een maag-darmspecialist worden
onderzocht.

Helaas is het inmiddels kwart over vijf, en daarmee is dit
onderzoek onmogelijk. Om te zorgen dat de eigenaar de vol-
gende ochtend niet opnieuw naar Utrecht hoeft te komen,
neemt de dierenarts eerst bloed af voor nader onderzoek. De re-
sultaten hiervan kunnen dan de volgende dag worden doorge-
beld en afhankelijk van die resultaten kan de eigenaar een af-
spraak maken met de specialist.

......zal best een stok vinden

Het bloedbeeld geeft alleen een verhoogd aantal leukocyten
aan, zoals de dienstdoende dierenarts de volgende middag tele-
fonisch aan de eigenaar doorgeeft. Inmiddels heeft deze die-
renarts voor de dag erna al een afspraak bij de maag-darmspe-
cialist gemaakt, en een scopie geregeld die over twee dagen zal
plaatsvinden. De eigenaar vindt dit allemaal véél te lang duren
en wendt zich tot een andere specialist die onmiddellijk een
kijkoperatie uitvoert. Drie dagen na die kijkoperatie overiijdt
de hond aan een complicatie. Uit sectie blijkt dat de hond is
overleden aan longoedeem, een te groot hart, vocht in het peri-
card en aan een complex van factoren die zijn begonnen met de
maag-darmproblemen.

Veterinai
tuchtrech

457

De eigenaar klaagt de dierenarts die dienst had in de spoedkli-
niek aan bij het Tuchtcollege. Niet zozeer vanwege het overlij-
den van de hond, maar wel omdat de wachttijd zo lang was. Bij
binnenkomst is niet erkend dat het om een ernstig zieke hond
ging, en deze ernstig zieke hond werd dan ook nog overgelaten
aan co-assistenten, die alleen maar doordramden over onbe-
langrijke zaken zoals cataract en een kale staart. Hebben ze
niets beters te doen daar bij die UKG? Toen de dierenarts ein-
delijk ter plaatse was, werd de verkeerde diagnose gesteld: een
hersentumor in plaats van een maag-darmprobleem.

Verweer

Diagnose? De dierenarts zegt helemaal geen
diagnose te hebben gesteld. Er waren
symptomen aanwezig die konden wijzen
op een neurologisch probleem, daarom
is een neuroloog ingeschakeld. Te
weinig aandacht voor de ernstig
zieke hond? Er is overlegd met twee
specialisten, er is een horde co\'s bij
de hond geweest en er is aanvullend
bloedonderzoek gedaan.
Lange wachttijden? Daar kan je als
dierenarts ook niets aan doen, als het
druk is, is het druk en de meest spoed-
eisende dieren gaan voor. Deze hond
leek niet spoedeisend en was daarmee
onderworpen aan een lange wachttijd,
maar dat kan een dienstdoende spoeddieren-
arts toch niet worden verweten?

Tucht in de UKG?

De uitspraak \'misschien is er sprake van een hersenprobleem\'
is volgens het Tuchtcollege slechts een waarschijnlijkheids-
diagnose die niet onjuist en niet onzorgvuldig is geweest.
En hoe zit het met de lange wachttijden voor een zieke hond?
Het Tuchtcollege stelt vast dat de hond na binnenkomst in de
UKG is bekeken om de mate van spoed bij de behandeling vast
te stellen. Gelet op de gegevens die door de eigen dierenarts
waren verstrekt en gelet op de toestand van de hond, die lopend
en alert de wachtkamer binnenkwam, is het niet aannemelijk
dat er sprake was van een noodtoestand.
Dat de co-assistenten aandacht hebben besteed aan details,
hoort bij de regels van het spel. Een verwijzing naar de UKG
brengt nu eenmaal met zich mee dat een dier door aanwezige
dierenartsen en co-assistenten aan een uitgebreid algemeen
onderzoek wordt onderworpen. Daar kunnen symptomen of
aandoeningen worden besproken die op dat moment niet zo re-
levant zijn. Volgens het Tuchtcollege hoort dit er allemaal bij.
De klacht van de eigenaar wordt ongegrond verklaard, hetgeen
de lezers onder u die in de UKG werken zal opluchten......

* In verband met privacy van de betrokkenen is de naam van de
hond gewijzigd.

Tl J DSC H R I FT VOO R DIERGENEESKUNDE, DEEL I27, J U L I / A U G U S T U S , AFLEVERING 14/15, 2002

-ocr page 72-

In de rubriek Actua van iiet
Tijdschrift voor Diergeneeskunde
van 15 juni jongstleden stond een
enthousiast geschreven artikel over
verdovingsgeweren. Om te voorko-
men dat dierenartsen verkeerde ver-
dovingsgeweren aanschaffen wil ik
graag een aantal kanttekeningen
maken. Schrijver van het artikel is
een fervent jager, maar geen practicus met ervaring in het ver-
doven van dieren. Hij raadt een tweetal geweren aan die mijns
inziens inmiddels obsoleet zijn. De pijlen van beide geweren
kunnen een dier geweldig beschadigen, wat ironisch genoeg
in het artikel ervoor wordt bewezen. In dat artikel wordt een
geval beschreven waar in de linkerdij van een paard een der-
gelijke pijl is geschoten, met uiteindelijk dodelijke gevolgen
na niet te behandelen complicaties.

Heel in het kort vermeldt de schrijver daarnaast een tweetal
geweren, die hij op het Internet gevonden heeft. Ze zijn niet
alleen daar bekend, maar worden ook in Nederland gebruikt!
Dan-inject en Pneu-Dart zijn veel betere geweren dan het
Bergeron-Jet verdovingsgeweer en het Cap-Chur en het ook
niet vermelde Dist-inject \'kanon\'. Een derde niet genoemde
maar wel aanvaardbare mogelijkheid biedt het Tel-inject ge-
weer.

Dan-inject, Tel-inject en Pneu-Dart leveren geweren die niet
leiden tot een casus als bij het paard beschreven. De pijlen die
met deze geweren worden geschoten zijn vergelijkbaar met
de normale pijlen die met een blaaspijp worden gebruikt.
Pneu-Dart komt nog het hardste af, omdat dit gebruik maakt
van een kruitlading om de lading te injecteren. Dan-inject en
Tel-inject maken simpel gebruik van luchtdruk en komen re-
latief het minst beschadigend in het dier aan.
Tel-inject is via de normale (Nederlandse) instrumentenhan-
del te verkrijgen. Dan-inject is eenvoudig te bestellen via
\'Dan-inject GmBH\' te Gelsenkirchen, Duitsland. Pneu-Dart
wordt in Nederland vertegenwoordigd door dierenarts Mare
Hoyer, werkzaam als dierenarts in Artis te Amsterdam. Mijn
persoonlijke voorkeur gaat uit naar Dan-inject. Het is op dit
moment het meest accuraat werkende geweer zowel qua zui-
verheid van schieten als qua impact op het dier. Zo is het bijna
vanzelfsprekend om een telescoopvizier op een geweer te ge-
bruiken, wat de twee door de heer Tulp beschreven geweren
niet hebben. Tevens is een afstandsmeter een buitengewoon
handig hulpmiddel.

Ingezonde

In het artikel van de heer Tulp beschrijft de auteur een apart
stukje over verdovende middelen. Het enthousiasme voor het
gebruik van Rompun is naar mijn mening twijfelachtig. Het
lijkt mij raadzaam voor het diergeneeskundig PAO eens een
nieuwe cursus op dit gebied op te zetten, waarbij niet alleen
het verdoven van dieren aan de orde komt en de middelen
daartoe, maar waarbij ook de tegenwoordig in Nederland ge-
bruikte en toegestane farmaca kunnen worden behandeld. In
het verleden is een dergelijk PAO gegeven door Peter Klaver
en Mare Hoyer. Voor dierenartsen die een blaaspijp of een ge-
weer willen aanschaffen is zo\'n PAO eigenlijk een must.
Dierenartsen zouden zonder uitgebreide oefening en kennis
van materialen niet zomaar op een bijvoorbeeld losgebroken
stier moeten schieten. Er gebeurt nog altijd veel ellende bij
het verdoven van dieren. Een echte kogel is soms beter op zijn
plaats uit het oogpunt van dierenwelzijn.
Nogmaals waardeer ik de poging van de heer Tulp om verdo-
vingsgeweren te beschrijven en is het zeker waardevol waar
het een aantal vragen over wetgeving en dergelijke belicht.
Evenwel zou ik de redactie van het \'Tijdschrift\' willen aanra-
den om ook voor Actua-artikelen kritisch advies tc vragen
aan mensen met kennis van zaken alvorens tot publicatie over
te gaan. Met complimenten voor het enthousiasme van de
heer Tulp.

./. Kaandorp, dierenarts
Safari Beek.se Bergen. Hilvarenbeek.

Mastocytomen onder vuur

Zoals bekend kunnen kleine bultjes in de huid zorgen voor
behoorlijke levensbedreigende consequenties. Eén type bul-
tje is het mastocytoom, een proliferatie van mastcellen die
solitair in de huid of systemisch kunnen voorkomen. Hoewel
er een histologische gradering bekend is voor dit type tumo-
ren, is de behandeling gelijk voor alle graderiiigen: ruime
excisie met minimaal een 3 cm marge normaal weefsel. De
rationale hierachter is dat mastcellen de neiging hebben om
stervormig rond de originele tumor in de periferie uit te brei-
den. Helaas kunnen locatie en omvang van de tumor een
ruime excisie niet mogelijk maken. Daarom wordt binnen de
UKG gezocht naar adjuvante therapieën om mastocytomen
op dit soort locaties te kunnen verwijderen en behandelen.
Door dr. Jolle Kirpensteijn is een project opgezet om het ge-
bruik van hypotoon water als adjuvant na excisie van masto-
cytomen toe te passen. Om klinische effectiviteit van dit type
water te bewijzen zijn wij naarstig op zoek naar honden met
mastocytomen die niet ruim kunnen worden verwijderd.
Deze patiënten zullen deelnemen aan een dubbelblind, ge-
randomiseerd onderzoek, waarbij er of isotoon of hypotoon
water gebruikt zal worden als adjuvans na excisie.
Voorafgaand aan de excisie zal de patiënt gecontroleerd
worden op systemische of cutane metastasen; deze patiënten
kunnen niet meedoen aan de proef Door middel van dit
onderzoek hopen wij te bewijzen dat hypotoon water onom-
stotelijk aantoont het geschikte adjuvans te zijn na marginale
excisie van mastocytomen.

Voor dit onderzoek zijn wij op zoek naar vijftig patiënten
met enkelvoudige mastocytomen op locaties, die niet door
ruime excisie weg te nemen zijn. De kosten van de nabehan-
deling worden niet in rekening gebracht bij de honden die
meedoen met het onderzoek. Wij hopen dat u bereid bent om
met ons dit onderzoek met een dergelijke klinische relevan-
tie te voltooien.

Voor nadere informatie en bespreking van patiënten kunt u
tijdens kantooruren contact opnemen met drs. Bouvien
Brocks, tel. 030-2531624 (direct) of tel. 030-2539411 O\'e-
ceptie). Alvast hartelijk bedankt voor uw medewerking.

-ocr page 73-

Vrijdag 26 april 2002 heeft de
heer drs. J.G.F. Veldhuis 2002
^^^^^^^ in de Nicolaïkerk te Utrecht
f-^^ff^]^ namens\'Hare Majesteit\'in to-
I taal negen medewerkers van

_L de Universiteit Utrecht ko-

ninklijk onderscheiden. Een
trotse universiteit en een nog
trotsere Faculteit der Dier-
geneeskunde, want twee medewerkers zijn werkzaam
bij Diergeneeskunde: Henk van Dieren en Ad de Wit.

Henk van Dieren, Chef dierverzorging/ dierverpleging
bij de Hoofdafdeling Geneeskunde van Gezelschaps-
dieren, is koninklijk onderscheiden tot \'Ridder in de
Orde van Oranje Nassau\'. Zijn buitengewone verdien-
sten op zowel organisatori.sch als bestuurlijk gebied
binnen de faculteit en de hoofdafdeling Geneeskunde
van Gezelschapsdieren in het bijzonder, zijn hier zonder
meer credit aan. Daarnaast - net zoals bij zijn collega Ad
de Wit van \'Paard\' - natuurlijk ook vanwege zijn jaren-
lange inzet bij de organisatie van de \'Dag van het
Aangespannen Paard\'.

Eenieder die bekend is met de passie voor paarden van
Henk van Dieren zal niet verbaasd zijn, wanneer blijkt dat
zijn grote en bijzondere verdiensten binnen de \'top van de
paardenwereld\' in grote mate heeft bijgedragen aan de
toekenning van deze onderscheiding. De voordracht zelf
is destijds dan ook breed ondersteund door diverse vereni-
gingen van paardenstamboeken, de Utrechtse Tentoon-
stellingsvereniging (Utrechtse Paardendagen), maar ook-
om even een uitstapje te maken - door de voetbalvereni-
ging Lek vogels te Lexmond, waarvan Henk jarenlang
voorzitter is geweest. Dat deze voordracht een bijzondere
is geweest, is zonder meer waar. Het betreft hier namelijk
een gezamenlijke voordracht van de heer C. Slui, voorzit-
ter van de PR-commissie van het Nederlandsch Hackney
Stamboek, en de Faculteit der Diergeneeskunde.

Ad de Wit, Chef dierverzorging/dierverpleging bij de
Hoofdafdeling Gezondheidszorg Paard, heeft op vrijdag
26 april 2002 de onderscheiding \'Lid in de Orde van
Oranje Nassau\' in ontvangst genomen.
Onder meer toegekend vanwege zijn buitengewone ver-
diensten op organisatorisch en bestuurlijk gebied binnen
de faculteit en de hoofdafdeling Gezondheidszorg Paard
in het bijzonder Daarnaast natuurlijk ook - zoals tevens
geldt voor zijn collega Henk van Dieren van
\'Gezelschapsdieren\' - omwille van zijn jarenlange inzet
bij de organisatie van de \'Dag van het Aangespannen
Paard\'. Een koninklijke onderscheiding wordt niet zo-
maar aan iemand toegekend. Daarvoor moet men vele bij-
zondere en grote maatschappelijke verdiensten op hun
naam hebben staan. Dit is dus zeer zeker het geval bij Ad
de Wit. De voordracht is destijds dan ook breed onder-
steund door onder andere de Stichting Dag van het
Aangespannen Paard, de St. BAVO-gemeenschap en de
Oranjevereniging van Harmeien, waarvan hij overigens

Koninklijke Onderscheiding
voor medewerkers Universiteit Utrecht

nog steeds voorzitter is.
In de toespraak die de
heer drs. J.G.F Veldhuis
tijdens de plechtigheid
heeft uitgesproken, blijkt
de grote bewondering die
men heeft voor Ad\'s vele
jaren van enthousiasme
en toewijding binnen de
faculteit en de verschil-
lende instellingen. Deze
onderscheiding is dan
ook een heuse \'kroon\' op
zijn werk.

Bron: ViaVet.

-ocr page 74-

Voorgangers: Dierenartsen uit [vroeger tijd (48)

Heinrich Albert Johne
(1839-1910)

De naam van Johne is onlosmakelijk verbonden met de naar hem ge-
noemde ziekte en naar de schouder-elleboogligging met zijn naam. Dit
duidt al aan dat hij zich zowel met de bacteriologie als met de verlos-
kunde bezig hield al bleven zijn werkzaamheden niet tot deze gebieden
beperkt.

Heinrich Albert Johne werd in 1839 geboren in Dresden, hoofdstad van
het toenmalige koninkrijk Saksen, waar zijn vader de dierenarts was van
de koninklijke stallen.

Na zijn middelbare schooltijd heeft hij zijn opleiding gevolgd aan de
veeartsenijschool in Dresden, waaraan toen slechts twee docenten waren verbonden. In 1859
verkreeg hij hier zijn diploma, waarna hij gedurende zes jaar praktiseerde. Daarna was hij nog
tien jaar werkzaam in overheidsdienst als districtsdierenarts. In 1876 werd hij gevraagd om do-
cent te worden aan de veeartsenijschool in zijn geboorteplaats. Zoals gebruikelijk in die tijd
kreeg hij een uitgebreid vakkenpakket toegewezen. Aan de ene kant werd hij belast met de lei-
ding van de buitenpraktijk, aan de andere kant werd hij geacht om exterieur, verloskunde, em-
bryologie, histologie, klinische diagnostiek en microscopie te doceren.
In 1879 en 1880 verbleef hij enige tijd aan de universiteit van Leipzig om zich verder te bekwa-
men in de humane pathologie (bij J.F. Cohnheim) en in de zoölogie en parasitologie (bij K..
Leuckart en FA. Zürn). In 1881 maakte hij studiereizen naar Hannover. Stockholm en
Kopenhagen.

In Leipzig verdedigde hij zijn proefschrift over voederexantheem bij het rund. Vooral de samen-
werking met Cohnheim is van grote betekenis geweest voor zijn wetenschappelijke vorming.
Cohnheim heeft baanbrekend werk verricht als experimenteel patholoog om inzicht te verkrij-
gen in de pathogenese van ontstekingen en het ontstaan van embolieën en infarcten. Na zijn terugkeer in Dresden
werd hij tot hoogleraar benoemd. Het te geven lessenpakket onderging in zoverre een wijziging dat de pathologi-
sche anatomie en de algemene pathologie, alsmede de parasitologie en de operatieleer erbij kwamen en de embryo-
logie en de histologie eraf gingen. Nadat hij in 1884 de beroemde cursus bacteriologie bij Robert Koch in Berlijn
gevolgd had, ging hij vanaf 1887 soortgelijke cursussen geven, die veel belangstelling trokken, niet alleen van stu-
denten, maar ook van dierenartsen uit binnen- en buitenland.

Hoewel hij pas op latere leeftijd - hij was toen 37 jaar - met een wetenschappelijke carrière was begonnen, heeft
Johne kans gezien, dankzij zijn enorme ijver en plichtsbetrachting, een allround docent te worden. De meest uiteen-
lopende vakken wist hij niet alleen volledig te beheersen, maar verschillende heeft hij ook met nieuwe kennis ver-
rijkt. Daarbij had hij het voordeel een begenadigd spreker te zijn; hij wist de moeilijkste onderwerpen op een een-
voudige wijze, zonder omhaal van woorden uit te leggen. En datzelfde gold ook voor zijn publicistische
activiteiten. Als hoofdredacteur van het in 1875 door Otto Bollinger opgerichte
(Deutsche) Zeitschrift für
Thiermedizin
was hij buitengewoon productief in het publiceren van wetenschappelijk interessante artikelen. Zijn
eigen publicatielijst is indrukwekkend. Over een periode van meer dan 25 jaar publiceerde hij over het tuberculose-
vraagstuk, waaronder de monografieën
Geschichte der Tuberkulose mit besonderer Berücksichtigung der
Tuberkulose des Rindes und die sich hieran knüpfende medizinal- und veterinär-polizeilichen Konsequenzen
(Leipzig 1883)ende voorlichtende brochures voorde veebezitters( 1883, 1894). Hoewel Koch in 1884 de tuberkel-
bacil kon isoleren en als veroorzaker van de ziekte kon aanwijzen, was het de verdienste van Johne om inzicht te
bieden in de pathogenese van deze ziekte. Zo maakte hij het aannemelijk, dat de longen kunnen worden beschadigd
door uitstoot van rook uit ertssmelterijen waardoor ze gemakkelijker ontvankelijk worden voor infectieziekten als
tuberculose. In de huidige tijd is dit een open deur, maar in die tijd was dat een volkomen nieuwe gedachte. Zijn
boek
Ueber Atmung, Atmungsluft und Luftverderbnis (Berlin 1884) was een vroege bijdrage tot de milieutoxicolo-
gie. In 1895 ontdekten Johne en de Amerikaanse dierenarts L. Frothingham, die toen op het laboratorium van Johne

Veterinai
veriedei

-ocr page 75-

werkte, bij het zoeken naar de oorzaak van de vermagering van een koe, dat de chronische diar-
ree van dat dier werd veroorzaakt door een zuurvaste bacil. De beide onderzoekers kwamen tot
de conclusie, dat de diarree veroorzaakt werd door aviaire tuberculose. Het is de verdienste ge-
weest van Markus uit Utrecht om aan te tonen dat dat ene geval uit Dresden helemaal niet zeld-
zaam was, maar dat deze ziekte frequent voorkwam. Johne heeft na de publicatie van Markus in
1904 in een naschrift bevestigd dat de door Markus beschreven ziektegevallen identiek waren
aan het door hem beschreven geval. In 1906 stelde de Deense geleerde Bang vast, dat de oor-
zaak geen echte tuberkelbacil was, maar een vergelijkbare. Hij heeft toen de naam paratubercu-
lose voorgesteld. Ondanks het feit dat Johne en Frothingham zich vergist hadden op het punt
van de verwekker, draagt de ziekte nog steeds de naam van de Duitse onderzoeker! Johne heeft
ook grote verdiensten gehad op het gebied van de microbiologie en pathologie van actinomy-
cose, botryomycose en de ziekte van Borna (meningo-encefalomyelitis bij paarden) en van pre-
ventieve entingen tegen malleus en rabiës. Behalve in de infectieziekten zelf was hij ook geïnte-
resseerd in het ontwikkelen van de bacteriologische techniek. Zijn kleuring van de tuberkel- en
anthraxbacillen betekenden een grote vooruitgang. Met de
Bakteriologisch-mikroskopische
Vorschriften
(Berlin 1895) bood hij de practici een goede leidraad tot eigen onderzoek.
Voor drie edities van het
Lehrbuch der allgemeinen pathologischen Anatomie van F.V Birch-
Hirschfeld, die Cohnheim in Leipzig was opgevolgd, schreef hij de \'veterinär-pathologische
Beiträge\', waardoor zijn naam in medische kringen gevestigd werd. Zijn interesse in de parasi-
tologie resulteerde in een uitvoerige studie over het onderzoek op trichinen. Zijn boek
\'Der
Trichinenschauer\'
beleefde tien, en Der Laien-Fleischheschatier drie edities.
Ook op het gebied van de verloskunde, waarin hij, naar eigen zeggen, zo graag onderwijs gaf,
heeft Johne zijn sporen verdiend. Zoals reeds vermeld, beschreef hij de schouder-ellebooglig-
ging, waarna deze ligging de naam heeft gekregen van de \'ligging van Johne\'.
Tenslotte dienen nog ter completering van het brede spectrum van Johnes werkzaamheden, zijn
boeken
Geschichte der sächsischen Pferdezucht (Leipzig 1888) en Gesundheitspflege der land-
wirtschaftlichen Haussäugetiere
(1898) genoemd te worden.

In 1880 werd Johne door de plaatselijke dierentuin gevraagd om een advies te geven over
schurft bij leeuwen. Dit resulteerde in een hechte band met de dierentuin. Na 25 jaar werd hij op
een bijzondere wijze door de directie geëerd en tot erelid benoemd.

Ook voor de maatschappelijke aspecten van het leven had Johne belangstelling. Hij was een
aantal jaren lid van de gemeenteraad van Dresden; in de regeringscommissie voor veterinaire
aangelegenheden hielp hij mee de wetten en verordeningen op te stellen; hij nam een actief aandeel in het veteri-
naire verenigingswezen in Saksen en op zijn initiatief is er een fonds voor weduwen van dierenartsen gesticht,
waarvoor velen hem dankbaar zijn geweest.

Het spreekt vanzelf dat Johne\'s buitengewone verdiensten van vele zijden erkenning vonden; hij ontving eerbewij-
zen van de Saksische en van buitenlandse overheden, eredoctoraten van de universiteit van Halle (1894) en van de
Weense
Tierärztliche Hochschule (1909), van een zeer groot aantal veterinaire verenigingen werd hij erelid.
Johne is tweemaal getrouwd geweest; uit beide huwelijken kreeg hij tezamen vijf kinderen, waarvan er twee al op
jonge leeftijd stierven. Twee van zijn drie dochters zijn met een dierenarts getrouwd. Ondanks het feit. dat Johne
een zeer druk leven had, had hij altijd nog tijd voor zijn gezin en was er een gezellig familieleven.
Met hem is in 1910, zes jaar na zijn pensionering, een groot voorganger, wiens devies was \'Die Pflicht über Alles\',
heengegaan.

Deze rubriek wordt verzorgd door leden van het Veterinair Historisch Genootschap.

A. Mathijsen, E.P. Oldenkamp.

Geraadpleegde literatuur:

Johne -j-. Deutsche tierärztliche Wochenschrifi ■\\g■\\o;^8: 769-70.
Richter J. Albert Johne.
Zeitschrift für Tierrredizin 1910; 14: l-VIII.

Richter J. Albert Johne. Bericht über die Königliche Tierärztliche Hochschule zu Dresden für das Jahrign. Dresden, 1912: 313-24. (met
zijn bibliografie, samengesteld door E. Joest).

Saunders LZ. A Biographical History of Veterinary Pathology. Lawrence 1996:166-70.

-ocr page 76-

De gevolgen van het Ingrepenbesluit (Gezondheids- en welzijnswet
voordieren) voor enkele lichamelijke ingrepen bij paarden

Dr. L.J.E. Rutgers

In het Ingrepenbesluit (Gezond-
heids- en welzijnswet voor dieren)

_ is bepaald welke lichamelijke in-

lï^^ff^]^ grepen bij dieren zijn toegestaan,
indien daarvoor geen diergenees-

_ kundige noodzaak bestaat. Dit

betekent dat alle niet genoemde
ingrepen zijn verboden. In de toe-
lichting op het Ingrepenbesluit
worden vijf ingrepen bij paarden genoemd, die zijn ver-
boden, indien er geen sprake is van een diergeneeskun-
dige noodzaak: \'blisteren\', de \'zenuvvsnede\', het \'nicteren
van de staart\', de \'cornage-operatie\' en de \'kribbebijter-/
luchtzuigeroperatie\'. Deze ingrepen mogen echter wel
worden verricht, als daar een aantoonbare diergenees-
kundige noodzaak voor bestaat.

Dc Groep Geneeskunde van het Paard van de KNMvD
heeft een Werkgroep Ingrepenbesluit\' ingesteld met de
opdracht te inventariseren of er voor de vijf genoemde in-
grepen een diergeneeskundige noodzaak bestaat en zo ja,
in welke gevallen. Daarnaast is ook aandacht besteed aan
het couperen van de staart bij paarden. De Werkgroep
heeft een rapport opgesteld, waarin verslag wordt ge-
daan van deze inventarisatie. Het rapport bevat tevens
richtlijnen voor dierenartsen met het doel te bevorderen
dat een ingreep uitsluitend wordt verricht als daarvoor
een aantoonbare diergeneeskundige nood/aak bestaat.
Het rapport is aangenomen door de Groep Geneeskunde
van het Paard en het Hoofdbestuur van de KNMvD, waar-
mee het formeel tot KNMvD-standpunt is verheven. In dit
artikel wordt het rapport in zijn geheel weergegeven.

Inleiding

In de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren (GWWD)
worden regels gesteld met betrekking tot het verrichten van
lichamelijke ingrepen bij dieren. Artikel 40 van de GWWD
verbiedt het verrichten van lichamelijke ingrepen bij een
dier waarbij een deel of delen van het lichaam wordt of wor-
den verwijderd of beschadigd. Dit verbod geldt niet voor:

a. het onvruchtbaar maken van dieren;

b. ingrepen waarvoor een diergeneeskundige noodzaak be-
staat;

c. ingrepen die bij of krachtens enig weUelijk voorschrift
verplicht dan wel toegestaan zijn;

d.bij Algemene Maatregel van Bestuur aangewezen ingre-
pen.

Artikel 40 biedt de mogelijkheid om beperkingen te stellen
aan de ontwikkeling dat het dier via lichamelijke ingrepen
wordt aangepast aan de wensen van de mens. Het gaat daar-
bij om de zogenoemde nutsoperaties. Dit zijn ingrepen die

\' Samenslelling van de Werkgroep Ingrepenbesluit: dr H\'R. Klein. drs. K. van
Muiswinkel, dr L.J.E. Rutgers (voorzitter), dr M.M. Sloet van Oldruitenborgh-
Oosterbaan en drs. E.K. IVelling.

worden verricht met het oogmerk het dier beter te laten be-
antwoorden aan het doel waarvoor de mens het dier heeft of
wil gebruiken. Kenmerken van nutsoperaties zijn dat het in-
grepen zijn waarvoor geen diergeneeskundige noodzaak (=
veterinair-medische indicatie) bestaat en dat zij in de regel
bij
gezonde dieren worden gedaan.

Op 1 september 1996 is het Ingrepenbesluit in werking ge-
treden. Met het Ingrepenbesluit heeft de overheid de onder d.
genoemde uitzondering ingevuld. Het Ingrepenbesluit heeft
betrekking op ingrepen zonder diergeneeskundige noodzaak
(nutsingrepen). In het Ingrepenbesluit is bepaald welke nuts-
ingrepen, al dan niet onder bepaalde voorwaarden of voor
bepaalde categorieën van dieren, zijn toegestaan. Het
Ingrepenbesluit heeft geen betrekking op de eerste drie ge-
noemde uitzonderingen. Dit betekent dat het onvruchtbaar
maken van een dier en ingrepen waarvoor een diergenees-
kundige noodzaak bestaat zonder meer zijn toegestaan.
Artikel 2 van het Ingrepenbesluit bevat een lijst van lichame-
lijke ingrepen die zijn toegestaan. Alle lichamelijke ingrepen
waarvoor geen diergeneeskundige noodzaak bestaat en die
niet op deze lijst staan, zijn verboden. In de Nota van toelich-
ting is een (niet uitputtend) overzicht gegeven van lichame-
lijke ingrepen die in de praktijk worden uitgevoerd en die na
inwerkingtreding van dit besluit zijn verboden, indien er
geen sprake is van een diergeneeskundige noodzaak. In dit
overzicht worden de volgende vijf ingrepen bij paarden ge-
noemd: \'blisteren\', de \'zenuwsnede\', het \'nicteren van de
staart\', de \'cornage-operatie\' en de \'kribbebijter-Zluchtzui-
geroperatie\'. De motivering om deze ingrepen niet toe te
staan is gegeven in de in 1993 door het ministerie van LNV
gepubliceerde Startnotitie Ingrepen, de eerste discussienota
over lichamelijke ingrepen bij dieren in het besluitvor-
mingstraject over het ingrepenbesluit. Op deze motivering
zal nader worden ingegaan in paragraaf 3, waarin de vijf ge-
noemde ingrepen worden besproken.

Naar aanleiding van deze lijst is bij velen het idee ontstaan,
dat deze vijf lichamelijke ingrepen bij het paard voortaan
verboden zouden zijn. Dit berust op een misverstand. In de
Nota van toelichting wordt gesteld dat deze ingrepen verbo-
den zijn indien daarvoor gee/?
diergeneeskundige noodzaak
bestaat. Als er voor deze ingrepen een aantoonbare dierge-
neeskundige noodzaak bestaat, stelt de GWWD geen beper-
kingen aan het verrichten van de ingreep. Hetzelfde geldt
voor het couperen van de staart bij paarden, een lichamelijke
ingreep die nadrukkelijk verboden is.
Het is derhalve van belang aan te geven of er voor de ge-
noemde ingrepen een diergeneeskundige noodzaak bestaat
en zo ja, in welke gevallen. Alvorens nader in te gaan op deze
ingrepen en hun indicatiestelling, wordt een korte beschou-
wing gewijd aan het begrip \'diergeneeskundige noodzaak\'.

Wat is \'diergeneeskundige noodzaak\'?

Het verbod lichamelijke ingrepen bij een dier te verrichten
geldt niet voor ingrepen waarvoor een diergeneeskundige

-ocr page 77-

noodzaak bestaat (GWWD artikel 40, lid 2 sub b). In de wet
noch in het Ingrepenbesluit is precies aangegeven wat onder
een \'diergeneeskundige noodzaak\' wordt verstaan. Begrips-
matige helderheid is gezien de aard van de probleemstelling
gewenst.

In de Startnotitie Ingrepen wordt \'diergeneeskundige nood-
zaak\' als volgt omschreven: \'de aanwezigheid van een aan-
doening bij een dier welke de gezondheid of het welzijn van
dat dier vermindert, hetgeen voor een dierenarts of een ander
die daartoe in het kader van de Wet op de uitoefening van de
diergeneeskunde (WUD, 1990) bevoegd is, aanleiding is een
bepaalde ingreep toe te passen\'. Deze omschrijving sluit
goed aan bij hetgeen in het algemeen in veterinaire kringen
onder een \'diergeneeskundige noodzaak\' of \'veterinair-me-
dische indicatie\' wordt verstaan. Een veterinair-medische in-
dicatie voor een ingreep wil zeggen, dat er bij een dier een
pathologische aandoening aanwezig is, waarvoor een be-
paalde operatieve ingreep noodzakelijk, c.q. geïndiceerd (=
de aangewezen behandelwijze) is, met het doel de gezond-
heid en het welzijn van dat dier te bevorderen.
In het licht van de probleemstelling is het noodzakelijk een
scherp onderscheid te maken tussen een veterinair-medische
indicatie en een psychosociale indicatie. Van een psychoso-
ciale indicatie is sprake als een ingreep wordt verlangd op
grond van psychosociale motieven, zoals schoonheid, mode,
gemak of last (hinder). Het doel van het Ingrepenbesluit is
beperkingen te stellen aan het verschijnsel dat een dier via li-
chamelijke ingrepen wordt aangepast aan de wensen van de
mens. Als een lichamelijke ingreep louter op grond van
psychosociale motieven wordt verlangd, dan zou het in de
geest van het Ingrepenbesluit zijn als deze itigrecp niet wordt
gedaan.

BESCHRIjVING VAN DE INGREPEN EN
INDICATIESTELLING

Comage-operatie

Het paard heeft twee stembanden (een linker en een rechter)
die vast zitten aan twee kraakbeentjes en die bewogen wor-
den door kleine spiertjes. De stembanden worden gebruikt
om de keel \'af te sluiten\' en om te hinniken. Cornage is een
verlamming van meestal de linker stemband. Deze paarden
hinniken dan ook altijd afwijkend. Een paard met cornage
vertoont een hoogtonig, fluitend bijgeluid tijdens arbeid. Dit
geluid wordt veroorzaakt door het \'flapperen\' van de ver-
lamde stemband. Een niet-verlamde stemband wordt door
kleine spiertjes tijdens arbeid goed opzij getrokken
waardoor er in het strottehoofd maximale luchtpassage mo-
gelijk is. Als de stemband verlamd is zal deze, als de lucht-
stroom wat sterker is, in veel gevallen ver over de mediaan-
lijn komen naar de andere kant en een groot gedeelte van de
luchtweg afsluiten.

De operatie bestaat uit het vastzetten van de verlamde stem-
band aan de zijwand van het strottehoofd met het doel de
luchtpassage te herstellen. Hiervoor moet het strottehoofd
worden geopend. De operatie geschiedt onder algehele an-
aesthesie. De prognose van de operatie is redelijk goed.

Tekst Startnotitie Ingrepen: \'Cornage kan gezondheidspro-
blemen veroorzaken, dan bestaat er een diergeneeskundige
noodzaak voor operatief ingrijpen. Soms wordt de ingreep
echter uitgevoerd omdat het bijgeluid dat de dieren met deze
aandoening bij het werken maken, onprettig wordt gevon-
den: dit lijkt uit het oogpunt van het welzijn van deze dieren
niet acceptabel. De ingreep veroorzaakt pijn en er is een
kans op het ontstaan van complicaties \'.

Paarden met cornage maken niet alleen geluid bij geforceerd
ademhalen, maar doordat de \'flapperende stemband\' ook
een groot deel van de luchtweg kan afsluiten zullen ze in
\'ademnood\' komen. Ze zijn dan niet in staat om bij inspan-
ning hun zuurstofspanning in het bloed op een normaal ni-
veau te handhaven. Het benauwd worden is afhankelijk van
de mate waarin de verlamde (en dus flapperende) stemband
de luchtpassage belemmert. Een diergeneeskundige nood-
zaak voor de operatie is er in die gevallen waarin het paard
benauwd wordt bij inspanning.

Er zijn diverse graderingsystemen voor cornage. Helaas
wordt hierbij alleen een oordeel gegeven over de ernst van de
verlamming van de stemband (= mate van slap hangen) in
rust. De situatie tijdens arbeid kan echter erger of juist min-
der erg zijn dan in rust. Het is daarom niet raadzaam om bij
het beoordelen een graderingsysteem te gebruiken. Veel be-
ter is het om na te gaan of het paard zelf wel of geen last lijkt
te hebben van het probleem.

Protocol:

De volgende stappen moeten worden doorlopen:

1. In de anamnese moet duidelijk zijn dat het paard benauwd
wordt bij inspanning. Zonodig moet het paard tijdens ar-
beid beluisterd en bekeken worden om de klacht te verifië-
ren.

2. Bij endoscopie moet het paard duidelijk lijdende zijn aan
cornage en als er twijfel over de ernst van de aandoening
bestaat moet tijdens arbeid op een tredmolen een endosco-
pie worden uitgevoerd. Wanneer de verlamde stemband
inderdaad over de mediaanlijn komt en de luchtpassage
ernstig belemmert is een operatie geïndiceerd.

Aan beide punten moet worden voldaan alvorens de operatie
noodzakelijk wordt geacht.

Kribbebijter/luchtzuigeroperatie

Kribbebijten/luchtzuigen is een gedragsafwijking - in de
volksmond stalondeugd genoemd - die tot de stereotypieën
word gerekend. Een stereotypie is een .schijnbaar doelloze
gedraging, die steeds herhaald wordt en volgens een zeer
strak patroon wordt uitgevoerd. Het optreden van stereoty-
pieën bij dieren wordt in verband gebracht met problemen
die de betrokken dieren ervaren ten gevolge van een onvol-
doende op het dier afgestemde huisvesting- of manage-
mentsituatie. Paarden zijn van nature kuddedieren, die
voortdurend grazend in beweging zijn. Tegenwoordig wor-
den paarden meestal in kleine ruimtes gehouden, waar zij af-
gezonderd zijn van andere paarden. In dergelijke omstandig-
heden kunnen paarden stereotiep gedrag gaan vertonen. Het
optreden van stereotiep gedrag wordt gezien als een teken
van een periode van verminderd welzijn in het leven van een
paard.

Kribbebijten is een vorm van stereotiep gedrag waarbij een
paard zich voortdurend met de tanden vastzet op de rand van
de voerbak (krib) of op een andere hardere rand in de stal en
daarbij lucht aanzuigt. Door aanspannen van de voorste hals-
spieren wordt de keel geforceerd geopend waarbij door het
plotseling instromen van lucht in de slokdarm een duidelijk
hoorbaar en meestal brommend geluid ontstaat. Het paard
kan luchtzuigen met een gefixeerd hoofd waarbij de tanden

-ocr page 78-

op een harde rand worden vastgezet. Dit is het echte kribbe-
bijten. Een paard kan ook luchtzuigen zonder het hoofd te
fixeren; deze paarden worden \'vrije iuchtzuigers\' genoemd.
Paarden die kribbebijten slijten hun boventanden meer dan
normaal af Dit zal meestal niet tot klinische problemen lei-
den tenzij het zich vastzetten op de rand tot een kaakfractuur
leidt. Het inslikken van lucht kan leiden tot chronische
maag-darmstoornissen die samen met een verminderde eet-
lust en voedselopname tot conditievermindering, vermage-
ring en verminderd uithoudingsvermogen kunnen leiden.
Paarden kunnen tevens koliek krijgen als door het luchtzui-
gen zich te veel lucht ophoopt in de maag of de darmen.
Sommige mensen denken dat paarden het kribbebijten/lucht-
zuigen van elkaar kunnen leren. Hiervoor zijn echter geen be-
wijzen.

Kribbebijten/luchtzuigen is voor het paard een manier om
het hoofd te bieden aan de welzijnsproblemen die voort-
vloeien uit een onvoldoende op het dier afgestemde huis-
vesting- en managementsituatie. Gedragsonderzoek heeft
uitgewezen dat dit gedrag voor paarden belonend is en dus
mogelijk een welzijnsverhogend effect heeft. Omdat het
paard belang heeft bij kribbebijten/luchtzuigen raakt het ge-
frustreerd als dit gedrag verhinderd wordt. Verhindering van
kribbebijten/luchtzuigen zal het welzijn van het paard dus
eerder verminderen dan verbeteren.

In de loop der tijd zijn er allerlei oplossingen voor het pro-
bleem bedacht. De verschillende behandelingsmethoden
zijn erop gericht het paard te verhinderen om lucht te zuigen.
Men moet zich realiseren dat deze behandelingsmethoden
weliswaar het afwijkend gedrag bestrijden, maar niet de oor-
zaak van dit gedrag wegnemen. Zoals hierboven is betoogd
zal het welzijn niet worden bevorderd als men het paard het
kribbebijten/luchtzuigen verhindert. Het is van belang om
tegelijkertijd de achterliggende oorzaak weg te nemen.
De volgende methoden om paarden het kribbebijten/lucht-
zuigen te verhinderen worden toegepast:

• De paarden afleiding geven: gezelschap van een ander dier
(ander paard of geit), meer beweging of arbeid geven,
meer weidegang. Verstrekking van voldoende ruwvoer en
strobedekking in de stal hebben een preventief effect. In
dit verband wordt het gebruik van een bal in de box gepro-
pageerd, waarin zich voer bevindt dat er alleen uitkomt als
het paard de bal laat rollen.

• Het aanbrengen van een keelriem, die in de keelgroeve zo
strak moet aansluiten dat het aanspannen van de voorste
halsspieren belemmerd wordt. De riem of band moet
meestal zo strak worden aangebracht dat er door de hoge
druk ernstige huidbeschadigingen (druknecrose) kunnen
ontstaan. Soms worden in de halsband metalen stekels
aangebracht. Dit moet worden aangemerkt als dierenmis-
handeling.

• Men kan de plaatsen waarop het paard zich vastzet onaan-
trekkelijk maken door het aanbrengen van bijvoorbeeld
schrikdraad of bijtende middelen. Deze zogenaamde aver-
sietherapieën zijn uit welzijnsoogpunt discutabel.

Voor paarden waarbij bovengenoemde methoden onvol-
doende succes hebben en die klinisch duidelijk hinder
ondervinden van het kribbebijten/luchtzuigen is een opera-
tieve behandeling mogelijk. Het meest toegepast wordt de
operatie waarbij in de keel- en halsstreek een fors gedeelte
van enkele spieren wordt weggenomen. Voor het paard is het
dan ook een vrij zware ingreep. De operatie wordt uitge-
voerd onder algehele narcose.

De operatie heeft een tweeledig effect. Het paard heeft de
spieren niet meer die noodzakelijk zijn voor het inslikken
van de lucht. Daarnaast zal het gebruik van de halsspieren
gedurende de eerste tijd na de operatie pijnlijk zijn. Als ge-
volg van deze twee effecten zal het paard niet meer of minder
gaan kribbebijten/luchtzuigen. Voor de operatie worden in
de literatuur de volgende slagingspercentages gemeld: in 53-
57% van de gevallen treedt geen kribbebijten/luchtzuigen
meer op, in 19-31% van de gevallen is het kribbebijten/
luchtzuigen verminderd en in 12-27% van de gevallen heeft
de operatie niet geholpen.

Tekst Startnotitie Ingrepen: \'Degedmgsaf>\\\'ijkingen kribbe-
bijten en luchtzuigen kunnen ernstige gezondheidsproble-
men opleveren. Deze problemen kunnen van geval tot geval
wisselen. In een aantal gevallen is operatief ingrijpen nood-
zakelijk. Dit is ter beoordeling van de dierenarts\'.

Aangezien er bij veel paardeneigenaren onwetendheid be-
staat over de achtergronden van het kribbebijten/luchtzuigen,
is het gewenst dat de dierenarts hierover goede voorlichting
geeft. Dit afwijkend gedrag is niet zomaar een \'stalondeugd\',
maar een manier voor het paard om het hoofd te bieden aan
een onvoldoende op het dier afgestemde huisvesting- en ma-
nagementsituatie. Omdat het kribbebijten/luchtzuigen belo-
nend is, heeft dit gedrag waarschijnlijk een welzijnsverho-
gend effect. Bestrijding van kribbebijten/luchtzuigen - door
welke maatregel dan ook - zal het welzijn van het paard dus
eerder verminderen dan verbeteren als niet tegelijkertijd de
achterliggende oorzaak wordt weggenomen.

Protocol:

1. Heeft de eigenaar getracht het dier meer afleiding te geven
(zie bovengenoemde maatregelen) en wat is hiervan het ef-
fect?

2. Gebruik van een halsband. Een halsband hoeft niet gepro-
beerd te zijn. Het is bekend dat een halsband meestal
steeds strakker aangebracht moet worden om effectief te
zijn. Het strakker aanbrengen kan tot druknecrose van de
huid leiden. Het is aangetoond, dat na het tijdelijk belem-
meren van het kribbebijten/luchtzuigen, na het ophefTen
van de belemmering het afwijkend gedrag terugkomt en
zelfs gedurende enige tijd heviger wordt. Dit risico is bij
het gebruik van een halsband aanwezig.

3. Vertoont het dier conditieverlies of prestatieverminde-
ring?

4. Heeft het dier koliekaanvallen gehad (als gevolg van gas-
koliek)?

Aan punt 1 en aan punt 3 of 4 moet zijn voldaan voordat tot
operatie overgegaan kan worden.

De zenuwsnede

Onder de \'zenuwsnede\' (neurectomie) wordt verstaan het
doorsnijden van de takken van beide ondervoetzenuwen
{ra-
mus digitalis palmares)
ter hoogte van de kootholte. De ze-
nuwsnede wordt met name toegepast bij paarden die lijden
aan \'hoefkatrolontsteking\'
(podotrochleose). In de literatuur
worden de volgende slagingspercentages gemeld: pijnloos-
heid na één jaar in 67-81% van de gevallen, na twee jaar 41-
59% en 57% na driejaar.

Tekst Startnotitie Ingrepen: \'De zenuwsnede wordt bij
paarden uitgevoerd ter (tijdelijke) verlichting van pijn in de

-ocr page 79-

voet. Het uitvoeren van deze ingreep leidt bij dieren die niet
te zwaar worden belast niet tot gezondheids- en welzijn.spro-
blenien en de ingreep kan dan een verbetering van het wel-
zijn (pijnvermindering) tot gevolg hebben. Bij paarden die
niet meer behoeven te werken of recreatief gebruikt worden
heeft deze ingreep een positieve werking en lijkt derhalve
toegestaan te kunnen worden. Het alternatief is een levens-
lange behandeling met pijnstillers. Bij sportpaarden is de
belasting van de voeten dermate groot, dat de ingreep kan
leiden tot een overbelasting van de voet. Dit kan ernstige ge-
zondheids- en welzijnsproblemen met zich meebrengen. In
die gevallen lijkt de ingreep niet toelaatbaar.\'

Uit deze tekst kan worden geconcludeerd dat er voor de ze-
nuwsnede per definitie een veterinair-medische indicatie be-
staat, immers de ingreep wordt verricht met het doel de pijn
als gevolg van een pathologische aandoening te verminde-
ren, c.q. weg te nemen, hetgeen het welzijn van het dier ten
goede komt. Uit de tekst blijkt dat de zenuwsnede bij
paarden die niet meer behoeven te werken of recreatief ge-
bruikt worden acceptabel is en dat de ingreep bij sport-
paarden vanwege gezondheids- en welzijnsrisico\'s niet toe-
laatbaar is. Het toestaan van de zenuwsnede is dus niet
afhankelijk van de vraag of er voor de ingreep een dierge-
neeskundige noodzaak is, maar van de vraag of een paard
voor recreatieve doeleinden danwel als sportpaard wordt ge-
bruikt.

In de reglementen van de internationale paardenorganisatie
F.E.1. (Federation Equestre Internationale) is bepaald dat
paarden die een zenuwsnede hebben ondergaan niet aan
wedstrijden mogen deelnemen. Dit impliceert dat de zenuw-
snede bij sportpaarden niet dient te worden uitgevoerd.

Protocol:

Nadat de diagnose is gesteld dienen de volgende vragen te
worden beantwoord alvorens tot de zenuwsnede wordt over-
gegaan.

1. Is het paard kreupel?

2. Verdwijnt de kreupelheid na lokale verdoving van de
ondervoetzenuwen?

3. Wordt het paard ingezet tijdens wedstrijden?

De vragen 1 en 2 moeten met ja, vraag 3 moet ontkennend
beantwoord kunnen worden.

Staartoperaties
Nicteren van de staart

Onder het \'nicteren\' van de staart wordt verstaan het door-
snijden van bepaalde spieren in de staartwortel met het doel
de stand van de staart te veranderen. Deze ingreep wordt ver-
richt om sterk inklemmen van de staart of het vangen van het
leidsel te verhinderen of om de stand van een scheef gedra-
gen staart te corrigeren.

Tekst Startnotitie Ingrepen: \'Het nicteren van de staart
wordt verricht om een staart van stand te veranderen. De in-
greep gaat met pijn gepaard en er zijn complicaties mogelijk.
Bij een scheef gedragen staart bestaat soms een veterinaire
noodzaak tot het uitvoeren van deze ingreep; de ingreep is
dan toegestaan. De ingreep wordt ook uit cosmetische over-
wegingen uitgevoerd, hetgeen uit het oogpunt van het welzijn
van de dieren ongewenst lijkt. Indien de ingreep een cosme-
tisch doel dient lijkt deze ingreep niet te kunnen worden toe-
gestaan.\'

In tegenstelling tot hetgeen in bovenstaande tekst wordt ge-
steld, lijkt er geen veterinair-medische indicatie te bestaan
voor het nicteren van de staart. De ingreep wordt in de regel
om cosmetische redenen verlangd. Derhalve kan worden ge-
concludeerd dat het nicteren van de staart niet meer dient te
worden uitgevoerd.

Couperen van de staart

In het Ingrepenbesluit is geen speciale voorziening getroffen
voor het couperen van de staart van paarden, omdat op grond
van artikel 455 van het Wetboek van Strafrecht \'het verkor-
ten van de staartwervelkolom van een paard\' reeds lang ver-
boden is {Wet op de dierenbescherming, 1961). Dit verbod is
met de inwerkingtreding van de GWDD gehandhaafd. Wel
mochten paarden met gecoupeerde staart nog tot vijfjaar na
inwerkingtreding van het Ingrepenbesluit-dus tot 1 septem-
ber 2001 - aan tentoonstellingen, keuringen of wedstrijden
deelnemen en mocht er worden gehandeld in deze dieren
(Tijdelijke vrijstellingregeling artikel 41 GWWD). Deze pe-
riode van vijf jaar bood de betrokken organisaties de gele-
genheid tot internationale harmonisatie te komen. Sinds 1
september 2001 mag nog slechts met paarden met gecou-
peerde staart worden deelgenomen aan tentoonstellingen,
keuringen of wedstrijden en mogen deze dieren nog slechts
worden verhandeld, indien de ingreep vóór 1 september
2001 is verricht (art. 3 Vrijstellingsregeling ingrepen, 2001).
Het couperen van de staart van paarden is dus niet toege-
staan, tenzij voor de ingreep een diergeneeskundige nood-
zaak bestaat. Een staartamputatie is veterinair-medische ge-
ïndiceerd in gevallen van een tumor, chronische ontsteking,
ernstige verwonding of verlamming.

Biisteren

Tekst Startnotitie Ingrepen: \'Biisteren is het gebruik (het op
de huid of slijmvliezen aanbrengen of injiceren) van een
middel waardoor een chemische aantasting van weefsels
ontstaat. Dit \'scherp smeren \' werd vroeger uitgevoerd om
een opflikkering van een chronische ontsteking te veroorza-
ken. waarmee getracht werd de genezing van bijvoorbeeld
een chronische kreupelheid te bevorderen. Er kunnen ern-
stige complicaties ontstaan. De ingreep is thans niet meer in
gebruik door de kans op complicaties en het bestaan van al-
ternatieven (andere medicijnen en chirurgische technieken).
Conclusie: biisteren lijkt niet te kunnen worden toegestaan\'.

Uit deze tekst blijkt dat het biisteren in beginsel een veteri-
nair-medisch doel dient, namelijk het bevorderen van de ge-
nezing van een chronische ontsteking. Het biisteren is echter
in onbruik geraakt omdat voor de werking van deze behan-
delmethode geen wetenschappelijke onderbouwing kan
worden gegeven. Om deze reden dient het biisteren als be-
handelmethode niet (meer) te worden toegepast.

Aanbeveling

In de vorige paragraaf is uiteengezet dat ten aanzien van de
cornage-operatie, de kribbebijter/luchtzuigeroperatie en de
staartamputatie in specifieke gevallen sprake is van één vete-
rinair-medische indicatie. Een eigenaar, wiens paard een van
deze drie operaties heeft ondergaan, moet kunnen aantonen
dat er voor de operatie een veterinair-medische indicatie be-
stond. De Nota van toelichting op het Ingrepenbesluit zegt
hierover het volgende:\' Degene die met een beroep op artikel

-ocr page 80-

40 van de GWWD aanvoert dat de ingreep niet verboden is
omdat er een diergeneeskundige noodzaak was. dient dit op
enigerlei wijze te kunnen aantonen, bijvoorbeeld door een
schriftelijke verklaring van de dierenarts\'. Het is derhalve
noodzakelijk dat de behandelend dierenarts een schriftelijke
verklaring opstelt die de eigenaar in voorkomende gevallen
kan overleggen aan controlerende instanties, bijvoorbeeld de
Algemene Inspectiedienst van het ministerie van LNV.

Literatuur

Algemeen

Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, Stb. 585. 1992. afdeling 2.
artikel 40.

Besluit houdende aanwijzing van en regelen omtrent toegestane ingre-
pen bij dieren (Ingrepenbesluit), Stb. 139.25 januari 1996.
Tijdelijke vrijstellingsregeling artikel 41 van de Gezondheids en wel-
zijnswet voor dieren, Stcrt. 161. 1996.

Vrijstellingregeling ingrepen (Gezondheids en welzijnswet voor die-
ren), Stcrt. 167, 29 augustus 2001.

Startnotitie ingrepen ten behoeve van de amvb behorende bij artikel 40
van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren: lichamelijke ingre-
pen bij dieren. Ministerie van LNV, 1 juli 1993.
Wet op de dierenbescherming, Stb. 19, 1961, hoofd.stuk 2, artikel 8.

Cornage

Cardiorespiratory responses to exercise in horses with different grades
of idiopathic laryngeal hemiplegia, Christley e.a., Eq.Vet.J. (1997) 29,
1.6-10.

EtTicacy of prosthetic laryngoplasty with and without bilateral ventri-
culocordectomy as treatments for laryngeal hemiplegia in horses,
Tetense.a.Am.J.VefR.(1996)57, 11, 1668-1673.
The effect of ditTerent grades of laryngeal function on arterial blood
gases during exercise. Christley e.a. Pferdcheilkunde (1996) 4, 539-
543.

The effect of reversible left recurrent laryngeal neuropathy on the meta-
bolic cost of locomotion and peak aerobic power in Thoroughbred hor-
ses, Ehrlich e.a. Vet.Surg. (1995) 24. 36-48.

Effects of ventriculectomy, prosthetic laryngoplasty. and exercise on
upper airway function in horses with induced left laryngeal hemiplegia.
Shappclle.a.Am.J.Vet.Rcs.(1988)49. 10. 1760-17(^5.

Effect of laryngeal hemiplegia and laryngoplasty on airway tlow
mechanics in exercising horses, Derkscn e.a. Am.J.Vet.R. (1986) 47.1.
16-21.

Arterial blood gas tensions during exercise in a horse with laryngeal
hemiplegia, before and after corrective surgery. Bayly e.a.. Res. Vet.Sc.
(1984)36.256-258.

Kribbebijten/luchtzuigen

Prevention of crib-biting: a review. McGreevy PD, Nicol CJ. Equine \\\'et
J( 1998). suppl. 27,35-38.

The effect of short term prevention on the subsequent rate of crib-biting
in Thoroughbred horses. McGreevy PD. Nicol CJ. Equine Vet J (1998),
suppl. 27,30-34.

The prevalence of abnormal behaviours in dressage, eventing and en-
durance horses in relation to stabling. McGreevy PD, French NP, Nicol
CJ. Veterinary Record (1995). 137, 36-37.

Managements factors associated with stereotypic and redirected be-
haviour in the Thoroughbred horse. McGreevy PD, Cripps PJ, French
NR Green LE, Nicol CJ. Equine Vet J (1995), 27 (2) 86-91.
Radiographic and endoscopic study of horses performing an oral based
stereotypy. McGreevy PD, Richardson JD, Nicol CJ. Lane JG. Equine
VetJ (1995) Mar; 27 (2): 92-95.

Modified Forssell\'s operation for crib biting in the horse. Turner AS.
White N 2d. Ismay J. J Am Vet Med Assoc (1984) Feb 1; 184 (3): 309-
312.

Windsucking treated by myectomy and neurectomy. Greet TR. Equine

1982) Oct; 14 (4): 299-301 .
Bilateral ventral accessory neurectomy in windsucking horses. Firth
EC. Vet Rec (1980), Jan 12; 106 (2): 30-32.

Kribbijten en luchtzuigen. Hermans WA. Tijdschr Diergeneeskd
(1973),Nov 15;98(22): 1132-1 137.

Zenuwsnede

The use of intraneural doxorubicin in association with palmar digital
neurectomy in 28 horses. Fubini S, Cummings J.Todhunter R. Vet Surg
(1988) 17:346.

0\\er de onderbreking van de sensibel zenuwbaan bij chronisch kreu-
pele paarden. FNémeth.
Tijdsch Diergeneeskd112: 193.
Neurectomy of posterior digital nerves for navicular discase performed
on horses estrained in tripedal position. Bignozzi L. Folia Vet Lat
(1968)2:608.

Spatergcbnis nach Neurektomie der Rami volares. Schebitz H. Berl
Miinch Tierarztl Pract (1965) 35: 341.

Diergeneeskunde en samenleving discussieert
over M KZ

Op 2 mei 2002 organiseerden de
Onderwijs-Werk-Groep (OWG) Dier-
geneeskunde en Samenleving, onder
voorzitterschap van prof dr. Henk
Vaarkamp en de Diergeneeskundige
StudentenKring (DSK), met Hilde-
ward Hoenderken als praeses, een dis-
cussie-avond over het thema \'MKZ en
het non-vaccinatiebeleid\'.
Als gasten waren aanwezig drs. F.H.
Pluimers, de ChiefVeterinary Officer
van Nederland werkzaam bij het mi-
nisterie van LNV (Landbouw, Natuur-
beheer en Visserij), drs. O.A. van

Dobbenburgh, voorzitter van de
Groep Practici Grote Huis-
dieren, en drs. J.A. Westerbeek.
Verder waren er diverse docen-
ten van de OWG Diergenees-
kunde en Samenleving: prof dr
F.J. van Sluijs, dr. L.J.E. Rutgers
en dr. M.M. Sloet van
Oldruitenborgh-Oosterbaan.
Ook toonde mevrouw dr. M.E.
de Vries, de nieuwe directeur
van de Faculteit, haar belang-
stelling voor dit belangrijke
onderwerp.

-ocr page 81-

Als inleiding, voorafgaande aan de discussie, begon prof
Vaarkamp als \'advocaat van de duivel\' met enige krasse uit-
spraken zoals
\'stop het gejeremieer en ga doen waar je voor

opgeleid bent\' en \'de dieren-
arts is een hiomonteur en
geen filosoof.
Vervolgens
gaf drs. T. de Ruijter, voorzit-
ter van de KNMvD, op over-
zichtelijke en aansprekende
wijze een overzicht van de
laatste stand van zaken ten
aanzien van het non-vaccina-
tiebeleid, en benadrukte drs.
H.J. Ortnel, practicus en
(toen nog bijna-) kamerlid
met verve het belang van een
dierenarts in de politiek.
Daarna ontspon zich, na
enige aarzeling, een leven-
dige discussie tussen de stu-
denten en het discussie-panel
bestaande uit drs. Ormel, drs.
Pluimers cn drs. de Ruijter
met prof Vaarkamp als ge-
spreksleider. Ook drs.
Westerbeek deed regelmatig
een stevige duit in het zakje.

Aan het eind van de avond waren de meningen over het wel
of niet vaccineren nog niet unaniem, maar wel was er vrijwel
consensus over de hamvraag van prof Vaarkamp: \'wat doe je
als in jouw praktijk dieren geruimd moeten worden: werkje
mee of laat je jouw boeren er alleen voor staan?\'. De mening
van de studenten was duidelijk: er moet gesleuteld worden
aan het beleid maar als het er nu op aan zou komen zouden
de meeste studenten wel meewerken aan noodzakelijke rui-
ming.

Dr Marianne Sloet van Oldruitenborgh-Oosterbaan

Op woensdag 28 augustus 2002 zal er op Anatomie in het
Hoofdgebouw op de Yalelaan 1 te Utrecht een Orthopedie
Workshop gehouden worden, georganiseerd door de firma
VetRed.

Op deze dag zullen de deelnemers in de gelegenheid wor-
den gesteld handvaardigheid op te doen met twee relatief
nieuwe cn onbekende systemen: de \'Interlocking Nail\' en
de \'BoneBiterTM Suture Anchor\'.

De opbouw van de training zal dezelfde zijn voor beide
systemen: het bekijken van een instructievideo, het tonen
van de techniek op een kunstbot gevolgd door het zelfstan-
dig toepassen van het systeem op kadavermateriaal. Ter af-
sluiting zullen nog enkele gevallen uit de praktijk bespro-
ken worden. Met het totale programma is een volledige
werkdag gemoeid.

Er is een aatwraag voor toekenning van nascholingspunten
ingediend bij de Technische Commissie Gezelschaps-
dieren.

Geïnteresseerden kunnen zich aanmelden (maximaal
twaalO door zich in verbinding te stellen via onderstaande
adresgegevens. De kosten van deelname bedragen € 250.

Floris de Haan, VetRed Postbus 398, Castelldefels
(Spanje), Tel. 00.34.936.452.453, Fax 00.34.936.364.482,
e-mail:
dehaan@retemail.es. mobiel: 00.34.656.82.62.12

Contributie Erkenningen

Het Veterinair Kwaliteitsorgaan (VKO) gaat deze zomer de
jaarlijkse facturen verzenden voor het boekjaar 2002 naar
alle erkende dierenartsen. De hoogte van de contributie be-
draagt per erkenning € 125 op jaarbasis.

De bijdrage is bedoeld om te voorzien in de kosten van het
VKO - bureau en de verdere ontwikkeling
en onderhoud van de erkenningsregelin-
gen.

T IJ D s c H R I FT VOO R DIERGENEESKUNDE, DEEL 127, J U L I / A U G U S T U S , AFLEVERING I4/15, 2002

467

-ocr page 82-

Start cursus \'van loondienst naar eigen praktijk\'

De VVAA organiseert een drie-
daagse managementcursus voor
jonge dierenartsen die nu nog mede-
wericer zijn, maar uiteindelijk willen
associëren in een praktijk. De cursus
vindt plaats van 18 tot en met 20 sep-
tember 2002 in Delden. De kosten
bedragen EUR 160 per persoon, in-
clusief twee diners en twee hotelover-
nachtingen.

Tijdens de cursus wordt aandacht besteed aan de maatschap
(wat is een maatschap, parttime associatie, goodwill, enzo-
voorts), het functioneren van maatschappen (samenwerking,
besluitvorming, omgaan met conflicten), het accountantsrap-
port (wat kan ik er mee), verzekeringen (wat moet er verzekerd
worden en waarom) en financieringen (hoe wordt alles be-
taald).

Voor meer informatie en/of aanmelding: mw. A. Hoek, tele-
foon (030) 247 43 28.

Een week van de superlatieven in Hannover...

Het XXII. World Buiatrics Congress
van 18 t/m 23 augustus 2002 in de hoofdstad van
het land Niedersachsen — Trefpunt van rundvee-
artsen van de hele wereld!

Er worden 54 overzichtsreferaten van internatio-
naal gerenommeerde experts over actuele thema\'s
zoals koppeltherapie, kation-anion balans, \'transition
cow\', koppelfertiliteit, paratuberculose, BVDV, neospora,
EHEC, entprogramma\'s voor kalveren, BSE, nieuwe ont-
wikkelingen in de mastitistherapie, mycotoxinen, etcetera
gehouden.

Er zijn 246 korte voordrachten en vierhonderd posters met
nieuwe onderzoeksbevindingen over alle aspecten van de
diagnostiek, therapie en preventie van runderziektes in
vier zalen.

Er worden negen satellietbijeenkomsten georganiseerd
over zootechniek, dierenwelzijn, BSE, schapen- en geiten-
ziektes, diergeneeskunde in ontwikkelingslanden, alterna-
tieve geneeskunde, etcetera. Deze kunnen kosteloos bijge-
woond worden.

Ook zijn er twaalf workshops met praktische trainingen

met betrekking tot klauwbehandeling, therapie en
profylaxe van de lebmaagdislokatie, leverver-
vetting, kalverdiarree, \'Downer-cow\', endo-
scopie, pensstofwisseling, lijst-A ziektes en
acupunctuur bij het rund. Bij deze workshops
zijn ten dele nog plaatsen beschikbaar.

Naast het wetenschappelijke programma (met si-
multaanvertaling in Duits, Engels, Frans en Spaans)
heeft u uitgebreide mogelijkheden tot ontspanning en kunt
u vrienden en collegae van alle continenten ontmoeten -
een uitgebreid sociaal programma met \'Niedersachsen-
Abend\', vak-excursies, toeristische uitjes, industriesym-
posia en niet te vergeten de Gala-Avond in de \'Kuppelsaal\'
van het Hannover Congress Centrum ( \' Die Welt bei uns zu
Gast\') staan op u te wachten.

Het complete programma kunt u inzien op onze website
www.wbc2002.de.

Laat u zich deze grote aangelegenheid niet ontgaan -
welkom in Hannover hij de XXIL WBC !

Maastricht International Congress on
Equine Medicine 29 en 30 november 2002

De vierde editie van het Maastricht Inter-
national Congress on Equine Medicine, beken-
der onder haar afkorting MICEM, staat ge-
pland voor vrijdag 29 en zaterdag 30 november
2002. Het congres zal wederom plaatsvinden in
het MECC te Maastricht, gelijktijdig met
Jumping Indoor Maastricht.
De vrijdag zal geheel gevuld worden met weten-
schappelijke presentaties volgens het \'MICEM-
recept\'; meerdere blokken met korte voor-
drachten van maximaal vijftien minuten,
gehouden door vooraanstaande sprekers uit binnen- en
buitenland. De specifieke invulling van de blokken en de
daarbij te inviteren sprekers is nog in volle gang.

Voor zaterdag wordt de bezoekers de gelegenheid geboden
deel te nemen aan of het hoofdprogramma in audi-
torium 1 van het IVIECC of het parallelprogramma
te bezoeken dat bestaat uit voordrachten, work-
shops en demonstraties welke worden georgani-
seerd door de partners van het MICEM in de aan-
grenzende zalen van het MECC.
Het middagprogramma beloofd een waar festijn te
worden met voordrachten en een podiumdiscussie
met niet enkel dierenartsen, maar ook met gere-
nommeerde ruiters, juristen, paardenhandelaren
en politici. Dit middagprogramma zal voor een
groter publiek opengesteld worden.

The Maastricht International Congress on Equine Medicine.
Telefoon (06) 50637999, fax (0485) 311157, internet:
www. welcome, to/micem, e-mail: tnicem@hotmail. com

-ocr page 83-

lAMS Pre-Congress Symposium, World Small Animal
Veterinary Association (WSAV4) Congress, Granada,
Spanje, Woensdag 2 oktober, 2002

Op woensdag 2 oktober 2002 organiseert The lams Company
een Pre-Congress Symposium tijdens het WSAVA Congress,
dat dit keer plaats zal vinden in Spanje. Bekende sprekers af-
komstig uit de diergeneeskunde en het wetenschappelijke
onderzoek zullen verschillende onderwerpen presenteren op
het gebied van specifieke medische en nutritionele behoeften
van de ouder wordende hond en kat.

Dit symposium heeft als doel de dierenarts te voorzien van
praktische informatie en vindt plaats in het Manuel de Falla
Auditorium van 9.00 tot 17.00 uur.

Het programma is als volgt samengesteld:

• Overview of the senior dog and cat. Dr. Michael Hayek,
The lams Company, Dayton.

• Periodontal Disease and its Systemic Effects. Prof
Zlatko Pavlika. Ljubljana University.

• Recent Advances in Nutrionally Managing Oral Health
in the Senior Dog and Cat.
Dr. Allan Lepine, The lams
Company, Dayton.

• Effects of Aging on the Immune System. Dr. Michael
Hayek, The lams Company, Dayton.

• Senior Animal Behavior. Dr. Donald Ingram,
Gerontology Research Center, Baltimore.

• Cancer in the Older Dog. Prof David Waters, Purdue
University & Gerald Murphy Cancer Research Center.

• Diagnostics and Treatment of Tumors in the Senior
Pet.
Dr. Erik Teske, Utrecht University.

• Clinically Managing Renal Patients. Dr. Gregory
Grauer, Kansas State University.

• Senior Clinical Studies and Clinically Managing the
Senior Animal.
Dr Mark Tetrick, The lams Company,
Dayton.

Deelname aan dit symposium is gratis en natuurlijk goed te
combineren met een bezoek aan het WSAVA congres dat
op 3 oktober begint. Het aantal plaatsen is beperkt. Voor
nadere informatie of aanmelding kan contact worden opge-
nomen met Dr. Paul Overgaauw, Veterinary Technical
Manager lams Nederland (tel. 06-53260696 of overga-
auw.p(2^pg.com).

Verdere informatie over het WSAVA 2002 Congress:
www.avepa.org/granada2002/

Clinical nutrition for the senior dog and cat

M. Kessler. Kleintieronkologie.
Diagnose und Therapie bei Hunden
und Katzen. Parey Buchverlag Berlin
1999, 566 bladzijden.

I. Nolte, und M. Nolte. Praxis der
Onkologie bei Hund und Katze.
Enke, Stuttgart 2000,338 bladzijden.

Kort na elkaar versehenen bovenstaande in het Duits gestelde
oncologieboeken. Aan de ene kant valt dit toe te juichen.
Immers, er was tot dusver nog maar één zo\'n boek voor het
Duitse taalgebied beschikbaar Bovendien is er toenemende
belangstelling voor oncologie bij gezelschapsdieren, onder
andere door toenemende specificaties, betere verzorging van
ook de oudere dieren en verbeterde therapiemogelijkheden.
Aan de andere kant zijn er om in de stijgende behoefte te
voorzien al enige Engelstalige boeken beschikbaar.
Hieronder wordt getracht enkele globale vergelijkingen te ge-
ven van beide, recente boeken. Het Kessler-boek is gebaseerd
op bijdragen van deskundigen uit Duitsland, Nederland UK.
VS en Zwitserland. Het Nolte-boek bestaat, met een uitzon-
dering (Reinacher, Giessen) uit bijdragen van medewerkers
van de Tierärtzliche Hochschule in Hannover. De belangrijk-
ste hoofdstukken zijn die van het echtpaar Nolte, die ook de
redactie voert.

Beide boeken bestaat uit een algemeen-oncologisch gedeelte
en een specifiek-oncologisch vervolg.
Etiologie, tumorbiologie, tumorclassificatie, prognose en
para-neoplastische syndromen worden in beide boeken op be-
vredigende wijze besproken. Epidemiologie en histologische
classificatie komen in het Kessler-boek beter tot hun recht.
Bij de diagnostiek wordt in het Nolte-boek opvallend veel
meer aandacht besteed aan cytologie boven histologie.
Zoals de titel van het vijfde hoofdstuk \'Problem-orientierte
Diagnostik\' aanduidt, geeft Kessler veel aandacht aan de dif-
ferentiële diagnostiek van tuinorziekten.
Een apart hoofdstuk over beeldvormende technieken ont-
breekt in het Nolte-boek; wel wordt in beide boeken in het
speciale deel aandacht besteed aan röntgen- en scandia-
gnostiek.

Boe
besprekin

i

In de hoofdstukken over Therapie ontbreken in het Nolte-
boek de cryochirurgie en de immunotherapie. Er wordt ruim
aandacht besteed aan ondersteunende therapie op het gebied
van voeding (Kessler, Nolte) en pijnbestrijding (Kessler).
In de afdeling over specifieke tumorziekten valt de grote hoe-
veelheid goed geslaagde kleurenfoto\'s op in het boek van de
Noltes.

Ook in het Kessler-boek zijn illustratieve foto\'s en schemati-
sche tekeningen (kaakresectie, mammatumorresectie) aan-
wezig. De klinische stagering van de Wereldgezondheids-
organisatie wordt in beide boeken toegepast.
Beide boeken besluiten met een nuttig \'toetje\': Kessler met
omrekeningstabellen voor chemotherapie en Nolte met een
schematisch overzicht van chemotherapeutica met doserin-
gen en prijzen in DM.

Samenvattend: beide boeken hebben hun verdienste en zullen
hun weg wel vinden. Het Nolte-boek is compact en praktisch.
Het Kessler-boek geeft meer informatie (bijvoorbeeld op het
gebied van de skelettumoren) en is zowel geschikt als boek
voor de praktijk als voor gebruik bij het hoger veterinaire
onderwijs.

Prof. dr W. Misdorp

-ocr page 84-

Het Phocine Distemper Virus, of-
wel het zeehondenvirus slaat ook
toe in de Waddenzee. Na de vast-
stelling van het eerste geval op 16
juni op Vlieland, leek het aanvanke-
lijk mee te vallen met de epidemie.
Maar de laatste weken spoelen er
toch veel dode zeehonden aan. Het
gaat om hetzelfde virus als in 1988,
toen was het virus verantwoordelijk voor grote sterfte onder
de zeehonden van West-Europa. De huidige epidemie kent
een langzamer verloop en eist tot nu toe ook minder slachtof-
fers. In mei van dit jaar brak de ziekte uit onder de populatie
in het Deense Kattegat. Maar omdat zeehonden binnen en-
kele dagen honderden kilometers kunnen zwemmen was het
onvermijdelijk dat het zich naar de Nederlandse wateren zou
verspreiden.

Het gaat hier om een virus dat nauw verwant is aan het
Canine Distemper Virus, de veroorzaker van Hondenziekte.
In principe is het zeehondenvirus ook besmettelijk voor hon-
den. De verschijnselen zijn dan identiek aan Hondenziekte
en kunnen soms een dodelijke afloop hebben. Honden die
gevaccineerd zijn tegen Hondenziekte zijn echter goed be-
schermd tegen het zeehondenvirus en lopen geen gevaar
Toch is het verstandig om de hond aangelijnd te houden bij
een strandwandeling langs de Waddenkust.

Het Phocine Distemper Virus tast vooral het immuun-
systeem van zeehonden aan. Het wordt overgedragen door
hoesten en heeft een incubatietijd van een week of meer
Voor de mens is het virus ongevaarlijk, maar de dieren ster-
ven uiteindelijk vaak aan secundaire infecties. Dit zijn soms
wel ziekteverwekkers die een gevaar zijn voor de gezondheid
van mens en dier. Daarom wordt dringend geadviseerd om
uit de buurt te blijven van zieke of dode dieren. Bovendien
zijn zeehonden wilde dieren, die hard kunnen bijten!
Meldingen van gestrande zeehonden kunnen gedaan worden
bij het centrale meidnummer van de Brandaris (0562-
443100).

Maatschappi

nieuw

Naar verwachting zal bij een epidemie de sterfte thans lager
zijn dan in 1988. Toen is ongeveer de helft van de 1700 zee-
honden gestorven. Momenteel telt de Waddenzee zo\'n 5000
zeehonden. De schattingen zijn dat ruim 20% van de dieren
zal bezwijken. Het voortbestaan van de populatie loopt door
de huidige uitbraak geen gevaar. Op de website van het mi-
nisterie (www.minlnv.nl) staat een uitgebreide vraag & ant-
woordlijst.

Met de dierenartsen rond het Waddengebied, de Hollandse
en Zeeuwse kust zijn afspraken gemaakt wat ze moeten doen
als een zieke zeehond aanspoelt. Per geval wordt dan beke-
ken of het dier een reële overlevingskans heeft of niet. In het
laatste geval wordt van de dierenarts gevraagd het dier ter
plaatse te euthanaseren. Bij een goede kans op overleving
wordt de zeehond overgebracht naar de opvangcentra
Pieterburen of Ecomare. Daar wordt het dier verzorgd en met
een speciaal vaccin geënt; na genezing wordt het dier dan
weer uitgezet in zee. De dode zeehonden worden door
de gemeenten van de stranden verwijderd en na onderzoek
gaan deze naar de destructie. In alle gevallen wordt een
beroep gedaan op de expertise van het netwerk van vrijwil-
ligers van de zeehondenopvangcentra, dat langs de gehele
kustlijn actief is. Voor de dierenarts is door deskundigen
en het ministerie een protocol opgesteld, zodat ze weten
wat er van hen verwacht wordt. Voor meer informatie daaro-
ver: j.van.herten@knmvd.nl

Het zeehondenvirus en de rol van de dierenarts

Sluitingsdata

voor kopij

Aflevering:

Deadline-)

15-08-2002

maandag

29-07-2002

01-09-2002

maandag

12-08-2002

15-09-2002

maandag

26-08-2002

1-10-2002

maandag

n-09-2002

") Voorio.00 uur\'s morgens

Fouten in Jaarboekje 2002

Tot onze grote spijt is er dit voorjaar behoorlijk wat mis ge-
gaan bij de productie van ons Jaarboekje. Achter de mooie
nieuwe omslag zijn vooral in het Personalia-gedeelte enkele
tientallen collegae onjuist of zelfs in het geheel niet vermeld.
U begrijpt hoe vervelend wij dit vinden, want we weten hoe
vaak u naar het Jaarboekje grijpt.

Als u dit leest hebben de gedupeerden die we hebben kunnen
traceren, inmiddels een brief met onze welgemeende excu-
ses ontvangen.

Uiteraard zijn wij druk bezig om niet alleen met een erratum
de fouten enigszins te herstellen, maar ook om de oorzaken
van de fouten en omissies te vinden. Nogmaals onze excu-
ses.

Tjeerd Jorna

-ocr page 85-

Een konijn op het spreekuur, gekoesterd door een bezorgd
aciitjarig meisje; een konijn bij de boswachter, met alle sympto-
men van myxomatose; een konijn, lid van een voedsterkolonie
bij een professionele konijnenhouder: op één en dezelfde voor-
middag kunt u alledrie als patiënt tegenkomen. Alle drie keer
moet u bij de therapie met de waarde van het dier rekening hou-
den. Of niet? Emotionele waarde, economische waarde, epide-
miologische waarde, intrinsieke waarde... Wat is "de" waarde
van een konijn? Van een koe? Van een dier in het algemeen?

Zijn daar zinnige beschouwingen over te geven? Nou en of
Daarom is het zo belangrijk dat op het aankomende
Jaarcongres van de KNMvD (in het najaar) zoveel mogelijk
dierenartsen
acte de présence geven in Zeist, waar de
Afdeling Utrecht het thema van de waarde van het
dier centraal stelt. Reserveer de data, dat is mijn
advies. U zult "waarderen" wat daar gebeurt!

Prof. dr H. Vaarkamp

De waarde van het dier

Nadrukkelijk bieden wij ruimte in het TvD en op de website
aan eenieder die in de discussie over de waarde van het dier
een bijdrage wil leveren. Niet zonder restrictie, de congres-
commissie en de redactie behouden zich het recht voor bij-
dragen niet te plaatsen, maar door die voorwaarde laat een
dierenarts zich toch niet afschrikken!? We zien uit naar uw
reacties! (KNMvDcongres2002@hotmail.com)

OPROEP

De sportcommissie is op zoek naar een coördinator voor
het onderdeel
squash op de sportdag van het jaarcongres
op 3 oktober 2002. Geïnteresseerden kunnen een e-mail
sturen naar congres@knmvd.nl of telefonisch contact op-
nemen met Sabine Bos bij de KNMvD.

r>i â–  I â– â– â– HMfmiwiM

rrmn

Begin juni, direct na de
Week van het Huisdier, heb-
ben de initiatiefnemers de
Week van het Huisdier 2002
geëvalueerd.

Gezien de enthousiaste reacties uit het veld en de praktijk, de
vele persberichten én een toename van het aantal gechipte
dieren, kan men terugkijken op een succesvolle eerste keer!
De gezamenlijke doelstelling tnet betrekking tot deze week
is het promoten van \'Verantwoord Huisdierenbezit\' in het al-
gemeen en dit jaar Identificatie & Registratie in het bijzon-
der. Dankzij de financiële bijdragen van de sponsoren was
het mogelijk promotiemateriaal te maken en te distribueren.
Met name regionaal is er erg veel publiciteit geweest.
Diverse praktijken hebben de Week van het Huisdier ge-
bruikt om hun praktijk, met succes, weer eens onder de aan-
dacht te brengen van de diereigenaar. Dit varieerde van de
folders op de balie, tot het organiseren van een fotowedstrijd,
een informatieavond of Open Dag. Er zijn speciale nieuws-
brieven gemaakt, atleesapparaten gedoneerd en weggever-
tjes uitgedeeld. Voor een aantal dierenartsen is deze Week
aanleiding geweest om samen met de lokale dierenspeciaal-
zaak of dierenambulance een (chip)actie tot stand te bren-
gen.

De Registratieloterij heeft ruim 2800 inzendingen opgele-
verd, de drie hoofdprijswinnaars hebben respectievelijk een
gratis huisdierenverzekering voor hond en kat ontvangen en
een schilderij van hun dier door kunstenares Walty.
Daarnaast is er nog een tiental gezinsjaarabonnementen voor
een dierentuin naar keuze verloot.

De website www.weekvanhethuisdier.nl is goed bezocht
(2500 hits) en zal het gehele jaar actief blij ven met algemene
chipinformatie en binnenkort natuurlijk met bekendmaking
van het nieuwe thema.

Er wordt momenteel druk gebrainstormd over het thema
voor de Week van het Huisdier van 2003: wij houden u op de
hoogte!

Voor opmerkingen of suggesties voor de Week van het
Huisdier 2003 kunt u terecht bij Veterinair Organisatie-
bureau Animaux (035-6239479), dat wederom de uitvoe-
rende organisatie in handen zal hebben.
De initiatiefnemers van dc Week van het I luisdier zijn onder
andere de KNMvD/GGG, Dibevo, de Dierenbescherming,
de Nederlandse Databank Gezelschapsdieren, de Raad van
Beheer op Kynologisch Gebied in Nederland en de Bond tot
Bescherming van Honden.

De Week van het Huisdier is mede mogelijk gemaakt door:
hoofdsponsors AUV & Pfizer Animal Health en subsponsors
AST Farma, Beaphar, Boehringer Ingelheim, Idexx, Inter-
vet, Janssen Animal Health, Novartis, Pedigree, Pet\'s Place,
Royal Canin, Tetra en Whiskas.

Eerste Week van het Huisdier een succes!

-ocr page 86-

Het Secretariaat van de KNMvD gaat tijdelijk verhuizen
naar Houten. Dit gebeurt om plaats te maken voor de
verbouwing in het pand aan de Julianalaan 8-10 in
Utrecht. Het pand is gebouwd rond 1920 en is hard toe
aan modernisering. De verbouwing zal naar verwachting
een maand of zeven in beslag nemen. We zijn in afwach-
ting van de bouwvergunning.

Het Secretariaat is sinds de jaren \'70 van de vorige eeuw ge-
vestigd aan de Julianalaan in Utrecht. Sindsdien zijn er wei-
nig aanpassingen met de tijd verricht, waardoor het anno
2002 toe is aan een metamorfose. Een belangrijke reden voor
de verbouwing is ook dat het kantoor niet meer voldoet aan
de Arbo-normen. dit moet uiteraard veranderen. Na de ver-
bouwing zal het pand voldoen aan de Arbo-normen, zal het
een professioneel kantoor voor de medewerkers zijn en te-
vens zullen er representatieve vergaderruimten aanwezig
zijn. Kortom, de Julianalaan 8-10 verandert dan in een mo-
dern, representatief kantoor.

De verhuizing van het Secretariaat heeft uiteraard nogal wat
voeten in de aarde. De ruim dertig medewerkers moeten met
hun computers, archieven en andere belangrijke zaken tijde-
lijk naar een pand in Houten. Voor deze verhuizing zijn twee
dagen uitgetrokken. De verhuizing vindt, voorzover nu be-
kend, plaats in oktober 2002. Wij brengen u op de hoogte van
de juiste data. Het Secretariaat van de KNMvD zal vanuit
Houten weer klaarstaan voor haar leden. Het telefoonnum-
mer, faxnummer en postadres van de KNMvD blijven onge-
wijzigd, uiteraard verandert het bezoekadres wel. Dit is aan
de Meidoornkade 14 te Houten. De ingang van het kantoor is
te vinden aan de achterzijde (Peppelkade). De ingang van het
Secretariaat wordt gemarkeerd.

Voor alle duidelijkheid volgen hier nog eenmaal de belang-
rijkste zaken inzake de verhuizing van het Secretariaat:

• Voorzover nu bekend verhuist de KNMvD in oktober 2002
tijdelijk naar Houten. De datum wordt nog bekend ge-
maakt.

• Het bezoekadres van het Secretariaat is Meidoornkade 14
in Houten. De ingang is te vinden aan de achterzijde
(Peppelkade);

• Het telefoonnummer, de faxnummers en het postadres
blijven ongewijzigd;

• Naar verwachting is de verbouwing rond mei 2003 afge-
rond.

Secretariaat KNMvD tijdelijk elders gevestigd

itsmmt\'fmii

Als lid van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde heeft
het Hoofdbestuur aangenomen:

Baren, P.A. van; 20Ü2; 4131 KE Vianen;
Vijflieerenlandcn 97.

Bekkema, Mevr. M.E.; 2002; 8722 HN
Molkweruni; Noardermar 14.
Caminada. Mevr. B.C.M.; 2002; 3532 V.I
Utrecht; Bilderdijkstraat 62.
Dieten, Mevr. S. van; 2002; 7227 NPToldijk;
Wuusweg 3.

Elzinga, Mevr C.; 2002; 9366TG Jonkersvaart; Jonkersvaart 88.
Engel, S.; 2002; 7227 NPToldijk; Wuusweg 3.
Eppinga, Mevr M.A.; 2001; 3561 KJ Utrecht; Dorbeendrccf 106.
Gerritsen, Mevr. 1.; 2002; 1013 MS Amsterdam; Houtmankade 81-11.
Groenveld, Mevr. A.; 2002; 9025 BR Bears; Bearsterdijk 12 A.
Groot, Mevr. N.; 2002; 8722 HH Molkwerum; Hellingstrjitte 21.
Hiem.stra. Mevr. M.; 2002; 4191 BN Geldermalsen; Lingeweg6.
Kampstra, Mevr. S.A.; 2002; 4131 EE Vianen; Vijtlieercnlanden 97.
Müller.A.E.; 1998; 1704 WK Heerhugowaard; Mikadofazant 14.
Primowees. Mevr. J.C.; 2001; 6093 PA Heythuyscn; Heide 7A.
Rijpkema, Mevr C.G.; 2001; 8091 PN Wezep; IJsselvliedtlaan 5A.
Smit. Mevr C.T; 2002; 4817 AA Breda; Vlielandstraat 41.
Toorn. Mevr. L.J. van; 1997; 3033 ED Rotterdam; Provenierssingel 15 C.
Tuinen. J. van; Toulouse 1992; 83120 Sainte Maxime; Rés. Palais de la Mer.
Bat Al, 16 ave Gen. Leclerc .

Weehnk. Mevr. R.; 2001; 7524 PX Enschede; Wiefkerweg 10 B.
Willems, M.TM.; 2002; 3532 HT Utrecht; Vleutenseweg 320.

Als kandidaatlid van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor
Diergeneeskunde heeft het Hoofdbestuur aangenomen:

Bodewes, R.
Bouwmans, Mevr. M.
Gastel, A.C.TM, van.
Mensink, M.G.S.
Overmeer, Mevr M.H.
Roessel, S.W. van
Roodenburg, Mevr. N.
Wagenaar, Mevr. C.L.

Personali

Voor het dierenartsexamen van 5 juli 2002 zijn geslaagd:

Assy, A.
Ayité, C.A.

Fuchs, Mevr. W.H.H.M.
Geurts, M.A.J.
Hout, TA. van
Knopjes, Mevr S.R.
Langedijk, RM.
Okkcr, H.

Ovcrmeer, Mevr. M.H.
Pasch, C.H.FW. van der
Rijkhoff, Mevr C.M.
Sar, Mevr. S.J.

Sloet tot Everlo, Mevr K.C.FJ.
Smit, Mevr. L.
Spijker, Mevr. S.H.J.
Stuijvenberg, Mevr. A.W.
Swarte, Mevr. A.M.
Vrijer, Mevr. S. de
Wessem. Mevr. C.S. van
With, Mevr. M. de

Overlijdensberichten:

Op 24juli 2001 J.R Noome te Oudewater.

Op 8 juni 2002 A. Boogaerdt te Lekkerkerk.

Op 15 februari 2002 D.J.W. ten Hoopen te Balkbrug.

Benoemingen: Koninklijke Onderscheiding:

Drs. P Eenhoorn te Vries, Lid in de Orde van Oranje Nassau.

Drs. J.H. Hoogendoorn te Ouderkerk a/d IJssel, Ridder in de Orde van

Oranje Nassau.

Mutaties:

.\\ssy,A.; 2002; 3732 XB De Bilt; Akker 65; tel. privé: 030-2213224; d.
.•\\yité, C.A.; 2002; 3815 DL Amersfoort; Zangvogelweg 107;
teLprivé: 033-4751092; d.

Baren, RA. van; 2002; 4131 EE Vianen; Vijfheerenlanden 97; tel.
privé: 0347-373188; E-mail privé: peter_van_baren@hotmail.com.
(toev.
als lid)

-ocr page 87-

Beens, F.P.C.M.; 1982; B-2910 Essen; Nieuwmoersesteenweg 12; tel.
privé: 32-36770889; fax privé: 32-36773873; E-mail privé: fbecnsC« sky
net.be.; d.

Bekkema, Mevr M.E.; 2002; 8722 HN Molkwerum: Noardermar 14;
E-mail privé: m_e_bckkema@homiail.com.; p.. medew. bij H. Schols; tel.
prakt.: 0519-542158; fax prakt.: 0519-543132; E-mail prakt.: dap.ame
land@hetnet.nl.
(toev. als lid)

Berg. Mevr S.A.M. van den; 1999; 5032 WR Tilburg; Reuselpad 9;
tel. privé: 013-4631372; E-mail privé: berghof.tilburg(Si 12move.nl:
p., ge-
zelschapsd.; tel. prakt.: 013-5425529; fax prakt.: 013-5427976.

Brattinga. Drs. Ir C.R.; 2002; 3524 JP Utrecht; Filipijnen 186; tel.
privé: 030-2880448; E-mail privé: chris_brattinga(§;hotmail.com;
p.,
mede«, bij Pb.K.H. Juch en M.J.M. Koch; tel. prakt.: 078-6930055; fax
prakt.: 078-6914300.

Brommersma. Mevr N.W.; 1986; 5741 GB Beek en Donk;
Koppelstraat 61; tel. privé: 0492-463819; E-mail privé: nbrommersma(g.,
noknok.nl;
wnd. d.

Brouwer Dr H.A.; 1953; 2132 KK Hoofddorp; Willem Pijperlaan 51;
tel. privé: 023-5652664; rd.; oud univ. hfd.docent VU, Fd.G. te
Amsterdam.

Bruin. Mevr. C. de; 2001 ; 6534 WG Nijmegen; Barnsteenstraat 21 ; tel.
privé: 024-3505170; E-mail privé: chantaloeb@hotmail.com; p.. medew.
bij J.M.M. Cornelissen; tel. prakt.: 024-3225331.

Busschers. Mevr E.; 2002; 5711 PK Sonieren; Slievcnstraat 16; tel.
privé: 0654-604264;
E-mail privé: ebusschers@hotmail.com; p., medew.
bij B.A. ten Bruggen Cate, C.L.L. Dujardin, E. Enzerink, J.A.G.
Gerards, N. Groot Nibbelink, B.L.A. Kolpa, P.\\\\.C..V1. van Oijen,
R.J.M.L. Raymakers, .Mevr. M.C. Schuttert, L.A.J. Snieenk, A.H.A.
Steentjes en
.i.A.Westerbeek; tel. prakt.: 0493-441044; fax prakt.: 0493-
441045; E-mail prakt.: vcs(« vc-someren.nl.

Caminada. Mevr B.C.M.; 2002; 3532 VJ Utrecht; Bilderdijkstraat 62;
tel. privé: 030-2599967; E-mail privé: b.c.m.caminada@planet.nl.
(toev.als
lid)

Dieten, Mevr S. van; 2002; 7227 NP Toldijk; Wuusweg 3; tel. privé
mobiel: 06-55817736; E-mail privé: sanne_van_dietcn@hotmail.com; p..
medew. bij H.S. van der Berg, J. Bussemaker F.H.J. van Hagen, A.J.E.
Janssen, W.A. Kok, Mevr M
.L. Olde Monnikhof J.J. Oostveen en G.J.
Tolkamp; tel. prakt.: 0315-395530; fax prakt.: 0315-395531 ; E-mail prakt.:
dapdeoudeijssel@zonnet.nl.
(toev. als lid)

Elzinga. Mevr C.; 2002; 9366 TG Jonkersvaart; Jonkersvaart 88; tel.
privé: 0511-452183; E-mail privé: chantalelzinga@hotmail.com; p..
medew. bij P Bontekoe. R. dc Haan en G.W. Tiddens; tel. prakt.: 0511-
451449; fax prakt. : 05II -452149.
(toev. als lid)

Engel. S.; 2002; 7227 NP Toldijk; Wuusweg 3; tel. privé mobiel: 06-
55817521; E-mail privé: bas74engel@hotmail.com; p., medew. bij De
(iraafschapsdierenartsen; tel. prakt.: 0575-551566; fax prakt.: 0575-
554099.
(toev. als lid)

Eppinga. Mevr M.A.; 2001 ; 3561 KJ Utrecht; Dorbeendreef 106; tel.
privé mobiel: 06-26254995; E-mail privé: m_eppinga@hotmail.com: p.,
medew. bij H.l. Sunstedt en A.C. de Zeeuw; tel. prakt.: 0182-351695; fax
prakt.: 0182-351018; E-mail prakt.: dap.crimpenerwaert@planet.nl.
(toev.
als lid)

Fuchs, Mevr. W.H.H.M.; 2002; 6121 RT Born; Obbichterweg 2;
tel. privé: 046-4855209; E-niail privé: wendy_fuchs@hotmail.com; d.

Gerritsen. Mevr l.; 2002; 1013 MS Amsterdam; Houtmankadc 81-11;
tel. privé: 020-6382880; p.. medew. bij E.M. Maarsen; tel. prakt.: 023-
5635311.
(toev. als lid)

Geurts, M.A.J.; 2002; 3572 GN Utrecht; Griftstraat 29; tel. privé:
030-2735642; E-mail privé: v.c.m.geurts(a students.vet.uu.nl; d.

Groenveld. Mevr A.; 2002; 9025 BR Bears; Bearsterdijk 12 A; tel.
privé mobiel: 06-28855237; E-mail privé: amgroenveld@hotmail.com; p..
medew. bij DAP Oost-Drenthe H.J.E. de Boer, R.K. de Boer G.J. Bouwhuis,
H.J. Haverkate. A.R. van Itter.sum, FW. Oostra. H.B.A. Scholten en J. van
der Zee; tel. prakt.: 0591-513151; fax prakt.: 0591-512889; E-mail prakt.:
info@oost-drenthe.nl. en medew. bij A.R. van Ittersum; tel. prakt.: 058-
2519000; fax prakt.: 058-2519000.
(toev. als lid)

Groot. Mevr N.; 2002; 8722 HH Molkwerum; Hellingstrjitte 21;
tel. privé: 0514-582186; E-mail privé: netty.groot@zonnet.nl;
p..
medew. bij J.J. Jellesma. J. Stoel en Th. Van der Veer te Workum en bij P.A.
Glastra van Loon. M
.L. Limburg en A.D. de Vries te Koudum; tel. prakt.
Workum: 0515-541229; tel. prakt. Koudum: 0514-52188; fax prakt.:
Koudum: 0514-523566.
(toev. als lid)

*Havinga. Mevr C.; 2002; 5551 BB Valkenswaard; Norbertusdreef
61 ; tel. privé: 040-2070725; E-mail privé: c.havinga@wxs.nl.

Hekerman, Mevr T.W.M.; 1991; 4205 RA Gorinchem; Kon.
Julianalaan 1; tel. privé: 0183-647243; fax privé: 0183-647243;
E-mail
privé: ted.en.marianne@zonnet.nl;
p., geass. met H.A.D. Bax. K.J.

Broekhuizen. Mevr N.J.J.M. Ileutink-Mastenbroek, C.G.M. Jonkers,

C.J.H. Neijenhuis. J.R. van Overbeek. R.H. Ruppert. Mevr A.C. van
Tilburg-van Zutphen. M.J. Verburgh. RW.L. Verweij en A. Zuring; tel.
prakt.: 0347-371260; fax prakt.: 0347-373530.

Hiemstra, Mevr M.; 2002; 4191 BN Geldermalsen; Lingeweg 6; tel.
privé: 0345-57771 1; E-mail privé: rostra@wks.nl; p.. medew. bij J.J.A.
Lugtigheid; tel. prakt.: 0345-571648; fax prakt.: 0345-581234; E-mail
prakt.: de.kwaker@l2move.nl.
(toev. als lid)

*Hoorweg. H.B.; 1978; 3956 \\ R Leersum; Englaan 56; tel. privé:
0.343-452408;
p., gezelschapsd.; tel. prakt.: 023-5333363.

Hornstra. FH.; 1991; 6814 HJ Arnhem; Van Lawick van Pabststraat
38; tel. privé: 026-4438478; fax privé: 026-4438478; p.. gezelschapsdieren;
tel. prakt.: 026-4421892: E-mail prakt.: info@dedierenarts.nl.

Hout,T.A. van; 2002; 6991 CR Rheden; Massenweg 24; tel. privé:
026-4953219; d.

Kampstra, Mevr S.A.; 2002; 4131 EE Vianen; Vijfheerenlenden 97;
tel. privé: 0347-373188; E-mail privé: simone_kampstra@hotmail.com.
(toev. als lid)

Knopjes, Mevr. S.R.; 2002; 3721 .NB Bilthoven; Steenen Camer 53;
tel. privé: 030-2202315; E-mail privé: saskiaknopjes(fe hotmail.com; d.

Langedijk, P.M.; 2002; 3749 AE Lage Vuursche; Eikenlaan 5; tel.
privé: 035-66683771; E-mail privé: langedijk.p(fl «orldonline.nl; d.

Müller. A.E.; 1998; 1704 WK Heerhugowaard; Mikadofazant 14; tel.
privé: 072-5724027; E-mail privé: aemuller@multiweb.nl; p., geass. met

D.L. van Os; tel. prakt.: 072-5744959; fax prakt.: 072-5726455; E-mail
prakt.: dierenkliniek@ossehoofd.nl.
(toev. als lid)

Okker, H.; 2002; 3737 BL Groenekan; Vbordorpsedijk 31 A; tel,
privé: 030-2767805; E-mail privé: burtekker(a hotmail.com; d.

Overmeer, Mevr. M.H.; 2002; 3584 ZB Utrecht; Enny V redelaan
65; tel. privé: 030-6572770; d.

Pasch, C.H.F.W. van der; 2002; 1722 GE Zuid-Seharwoude;
Voorburggracht 228; tel. privé: 030-2516899; E-mail privé: van-
corne(ó netscape.nl; d.

Pellenaars. M.E.W.M.; 1985; 4824 AC Breda; Galderseweg 33; tel.
privé: 076-5420705;
p., geass. met J.RJ. van leriand, H.M.M. Luijcrink.
J.J.G.M. Oomen en C.J.C. Vincenten; tel. prakt.: 076-5722999; fax prakt.:
076-5729631.

Primowees, Mevr J.C.; 2001; 6093 PA Heythuysen; Heide 7 A; tel.
privé: 0495-641021: E-mail privé: j.c.primowees@tiscali.nl; p.. medew. bij
M.W.G.H. Hcijmans. H.A.M. Hendriks. A.Th. E. Kooien. Mevr A.C.E.
Raming, FG.M. Schcijmans, J.W.H. Schcres, S.A.TV Serrarcns, A.TJ.M.
Stokvis en G.RM.M. Tacken; tel. prakt.: 0495-551225; fax prakt.: 0495-
551615; E-mail prakt.: dapell@trcf nl.
(toev. als lid)

»Pronk. Mevr M.J.H.; 2002; 3572 ZA Utrecht; Van Ginnekcnlaan 24;
tel. privé: 030-2730775; E-mail privé: maartstcr@hotmail.com; d.

»Rietcma. R.M.W.; 1998: 7722 I.M Hoonhorst; De Weitjes 14; tel.
privé: 0529-402360; fax privé: 0529-402560; E-mail privé:
rictcma(a knoware.nl;
p., geass. met R.W. Liezenga cn RM. Cornelissen:
tel. prakt.: 0523-687368: fax prakt.: 0523-687373; E-mail prakt.:
info@poulvet.nl.

Rijkhofl, Mevr.C.M.; 2002; 3521 CL Utrecht; Croesclaan 266; tel.
privé: 030-2992617; E-mail privé: chanlalrijkhoff@hotmail.com; d.

Rijpkema. Mevr C.G.; 2001; 8091 PN Wezep; IJsselvliedtlaan 5A; tel.
privé: 038-3758128: E-mail privé: christicn_rijpkema@hotmail.com; p..
mcdcw. bij PK. Jelsma. T. Kreuger M. Smit. Mevr J.C.E. van Vliet, A.J.J.
van Vliet en A. Willemsen; tel. prakt.: 038-3766200; fax prakt.: 038-
3766202; E-mail prakt.: boven_veluwe@hetnet.nl.
(toev. als lid)

Sar, Mevr. S.J. van der; 2002; 3261 WC Oud Beyeriand; Bachlaan
56; tel. privé: 030-2910122; E-mail privé: sonjavdsar@yahoo.com; d.

Schevers. VG.; 1995; 7856 TB Benneveld; Bennevèlder.straat 4; tel.
privé: 0591-372479;
fax privé: 0591-372579; E-mail privé: victorhellen@
hetnet.nl; p., geass. met ü. Hegen en G. Kuipers; tel. prakt.: 0591-361368;
fax prakt.: 0591-361671; E-mail prakt.: dap.zuidenveld@woridonline.nl.

Shankar, VS.; 2000; 3981 ZN Bunnik; Vletweide 90; tel. privé mobiel:
06-50423099;
E-mail privé: v.s.shankarC» zonnet.nl of vinny_s_s(S hot
mail.com;
p., medew. bij: D.A.H. Brus. J.W.M. Miltenburg. RJ.A.M.
Pulskens, C.J.M. Schouten en J.A.C. van Vuren; tel. prakt.: 0413-211350;
fax prakt.: 0413-211495; E-mail prakt.: dierenarts.erp@worldonline.nl.

Sloet tot Everlo, Mevr. K.C.F.J.; 2002; 2613 HM Delft; Paulus
Büvsstraat 79; E-mail privé: k.c.f.j.sloettoteverlo@students.vet.uu.nl;
d. \'

Smeets, Mevr D.M.P; 2001 ; 6333 AV Schimmert; Groot Haasdal 19;
tel. privé: 045-4049119; d.

Smit, Mevr C.T.; 2002; 4817 AA Breda; Vlielandstraat 41; tel. privé:
076-5815402; E-mail privé: chanorasmit@hotmail.com.
(toev. als lid)

Smit, Mevr. L.; 2002; 3405 XT Benschop; De Hof 8; tel. privé:
0348-452292; E-mail privé: laurahaanCa hotmail.com; d.

-ocr page 88-

Spijker, Mevr. S.H.J.; 2002; .3774 LK Kootwijker-
broek; Oude Garderensevveg 3; tel. privé: 0342-476842; d.

Stuijvenberg, Mevr. A. van; 2002; 1394 GM Neder-
horst den Berg; DanimerHcg 11; tel. privé mobiel: 06-
54300691; d.

Swarte, Mevr. A.M.; 2002; 1191 PM Ouderkerk a/d
Amstel; Vredebest 23; tel. privé mobiel: 06-51789715; d.

Tholhuysen, L.J.Th.; 1952; 4921 DA Made; Lignestraat
I; tel. privé: 0162-682566;
fax privé: 0162-682566; E-mail
privé:l.tholhuijsen(a planet.nl;
r.d.

Tjalsma, E. J.; 1984; 8325 BK Vollenhove: Kerkstraat
12; tel. privé: 0527-241852; E-mail privé: ejtjalsma@detvvee-
delijn.nl;
Full Member ESVD, graduate Part T Dipl.
ECVD;
medew. bij Van Hall Instituut; De tweede Lijn,
Verwijscentrum Gez. D.; geass. met H.A. Nieuwendijk; tel.
prakt.: 0521-383659; fax prakt.: 0521-382989; E-mail prakt.:
ejtjalsma@detweedelijn.nl.

Toorn, Mevr. L.J. van; 1997; 3033 ED Rotterdam;
Provenierssingel 15 C; tel. privé mobiel: 06-52167460; E-
mail privé: vantoom@bigfoot.com.
(toev. als lid)

Tuinen, Dr. J. van; Toulouse 1992; Toulouse 1998; 83120
Sainte Maxime; Rés. Palais de la Mer, Bat Al, 16 Ave Gen.
Leclerc; tel. privé: 00 33-682908417; E-mail privé: jvantuinen
@hotmail.com.
(toev. als lid)

Verstappen. M.L.J.; 1990; 3824 ZC Amersfoort;
Bellefleurgaarde 13; tel. privé: 033-4560408: medew. bij
Virbac Ned. BV;
tel. bun: 0342-427127; fax bur.: 0342-
490164.

*ViloriaAlebesque, Mevr. A.I.; Zaragoza 1997; 2I35TS
Hoofddorp; Rosa Splerstraat 141; tel. privé: 023-5610540;
fax privé: 023-561054Ü;
beleidsmedew. dir. WA afd. VHC;
tel. bur.: 070-3784778; fax bur: 070-3786141; E-mail bur.:
a.i.viloria@vva.agro.nl.

Vrijer, .Mevr. S. de; 2002; 3524 EB Utrecht; Hebriden
74; tel. privé: 030-2511632; E-mail privé: sdevrijerf« hot
mail.com; d.

Wardt, S.T van der; 1972; 3525 GC Utrecht: Bazuinhof
36; tel. privé: 030-2800977;
p„ gezelschapsd.; tel. prakt.:
020-6221884; fax prakt.: 020-4272492.

Weelink, Mevr R.; 2001: 7524 PX Enschede;
Wietlerweg 10 B: tel. privé mobiel: 06-13653512; E-mail
privé: rweelink@netscape.net; p., medcw. bij P.C. Kroft; tel.
prakt.: 0541-533220; fax prakt.: 0541-535242; E-niail pnikl.:
diercnkliniekoldcnzaal@hetnct.nl.
(toev. als lid)

Wessem, .Mevr. C.S. van; 2002; 3731 T,l De Bilt;
Burgemeester van Heemstrakwartier 32; tel. privé: 030-
6044164; E-mail privé: christavwfa hotmail.com; d.

Westerhuis, A.H.; 1973; 6669 CA Dodcwaard: Dalwagen _

31 C: tel. privé: 0488-410084; p., gezelsch. d.; tel. prakt.: 0488-

410040: fax prakt.: 0488-410099; E-mail prakt.: info@uwdierenkliniek.nl;

dir. Quali Pot. C Products & Education BV

Dix & €o

dè partner in dienstverlening voor
dierenartsen adviseert en bemiddelt o.a. in:

• Praktijkoverdracht

• Associatie

• Assistentie

• Financiering en verzekeringen

Zeer regelmatig hebben wij praktijken ter overname of verzoeken om
waarneming of assistentie.

Indien u hierin serieus geïnteresserd bent, willen wij dal graag van u
vernemen.

Inschrijving in ons register praktijkzoekeiule dierenartsen verzekert
u en an dat u op de hoogte gehouden wordt van datgene wat zich op
dit terrein in de markt afspeelt.

Momenteel worden via l)i.\\ & €o de volgende praktijken ter overname
aangeboden:

7 praktijken gezelschapsdieren
1 praktijk gemengd

-1- vele loondienstfuncties

Voor nadere informatie neemt ii contact op met:

Maliesingel 54
0581 lU I trcclil
Tel. (050) 244 87 74
Fax (050) 241 (ifi55
E-mail: inf()@dixenco.nl
nww.dixeiico.nl

Dix €o

privé: 030-2945820; E-mail privé; inicswil@hotmail.com. (toev. als lid)

W ith, Mevr. M. de; 2002; 1241 CN Kortenhoef; Kerkiaan 46; tel.
privé: 035-6565181; d.

Willems, M.TM.; 2002; 3532 IIT Utrecht; Vleutenseweg 320: tel.

Tttmr\'-immnr»

<11 ifciii\'iiiiiiimiiiiiiii

CONCRESSEN & SYMPOSIA

juli

5/7 ll\'" Annual Scientific Meeting of the
ECVS (European College ofVcterinary Surg-
eons), University of Veterinary Medicine.
Vienna, Austria. Information: ECVS, Wintcr-
thurerstrasse 260, CH-8057 Zurich, c-mail;
mgaovet@vetchirunizh.ch. www.ecvs.org.

Augustus

10/14 International Symposium on Rehabilitation and Physical Therapy in
Veterinary Medicine, Knoxville.Tennessee, USA. Informatie: http;
www.utc.edu/~vetpt/
18/22 22e Buiatrics-congres. Hannover
21/25 Joint Nutrition Symposium. Antwerpen, Belgium.

http://www.jns.be e-mail; nutrition@rug.ac.be.
23-25 International Sled Dog Veterinary Medical Association Biennial

Meeting and Symposium. New Orleans. LA. Lectures and work-
shops in sports medicine and surgery for the sled dog and canine
athlete. 18 CE credit hours. Contact Dr. Turner Lewis, ISDVMA, PO
Box 2106, Wakefield. MA 011880; phone; 781-246-2271;
www.isdvma.org, <http:/7www.isdvma.org>.

September

7/11 ESAVS course "Neurology 11"\', Bern/Switzerland. Info: ESAN\'S
Office, Schadtengasse 2, D-55765 Birkenfeld tel.: -i-49 6782-2329,
fax: -1-49 6782-4314, e-mail; esavs.bir@t-online.de
9/13 ESAVS Training Program "Behavioural Medicine 1", Luxembourg,

info; esavs.bir@t-online.de
9/20 ESAVS course "Ophthalmology I", London/UK. info; esavs.bir@t-
online.de

10/14 National member organisation congress, Danish Veterinary

Association, info: BS@;ddd.dk
11 14 Veterinary Congress, British Equine Veterinary Association, locatie:

Glasgow, info: Susanna@beva.org.uk
16/21 ESAVS Course: Reproduction in Companion. Exotic and
Laboratory Animals in Nantes/France, info: esavs.bir@t-online.de

-ocr page 89-

Over de Kanteling, Clusters
en Regio\'s

Op weg naarde Algemene Vergadering in oktober, waarin
voor het eerst leden van het nieuwe Bestuur en de Raad
van Toezicht worden geïnstalleerd, is op 1 juli 2002 de
definitieve verdeling van de zetels van beide nieuwe gre-
mia bekend geworden.

Een derde van de stemgerechtigde leden heeft zijn voor-
keur voor een Cluster aangegeven, deels per e-mail, deels
per post.

Daarbij hebben 28 van de in het buitenland woonachtige
leden hun Regiovoorkeur aangegeven.
En dan nu de uitslag:

Clusterkeuze

Deze levert de verdeling van deze beschikbare zetels in
het nieuwe Bestuur

aantal aantal

stemmen zetels

Cluster 1: Koppelgehouden dieren 522 2

Cluster 2: Individueel gehouden dieren 648 3
Cluster 3: Volksgezondheid en

bedrijfsleven 244 1

Regioverdeling

Deze levert de zetelverdeling op voor de nieuwe Raad
van Toezicht. Het is gebaseerd op de verdeling van de
woonplaatsen van de leden over de Regio\'s, aangevuld
met de voorkeursregio\'s van de buitenlandse collega\'s.
Dit totaal leverde het volgende op:

aantal aantal

dierenartsen zetels

Regio Noord 580 2

Regio Oost 1088 4

Regio Zuid 1014 3

Regio West 1383 4

Voor meer informatie over de Kanteling, zoals de kandi-
daatstelling voor Bestuur en Raad van Toezicht, en de
Besturendag, die voor een groot deel gewijd zal zijn aan
de toekomst van de Regio\'s, verwijzen wij u naar uw
website, www.knmvd.nl.

Annelies Kroneman

Dierenkliniek "Bosch en Duin" is een tweedelijns paardenkli-
niek die zich voornamelijk bezighoudt met de orthopaedie en
chirurgie.

Wij zoeken een:

Specialist Chirurgie paard (M/V)

Erkende paardendierenartsen met chirurgische ervaring kun-
nen tevens reageren.

Wij bieden:

• een fulltime baan in de paardengezondheidszorg.

• salariëring volgens KNMvD-normen.

• ervaring

Nadere inlichtingen zijn te verkrijgen bij E. Welling (030-228
3810).

Schriftelijke sollicitaties kunt u richten aan:

Dierenkliniek "Bosch en Duin"

Tolhuislaan 2

3735 KG Bosch en Duin

t.a.v. E.Welling

Wegens vertrek van één van de drie dierenartsen zoeken wij een

Enthousiaste dierenarts,
differentiatie gezelschapsdieren M/V

Wij bieden:

uitstekende werkomgeving, met goede mogelijkheden tot aanvullende in-
vesteringen in een kliniek voor uitsluitend gezelschapsdieren;

* salariëring volgens normen KNMvD;

- een 80% baan met goede toekomstmogelijkheden.

Wij vragen:

* teamgeest en klantgerichte houding;

- deelname in dienstenregeling en wonen in Den Bosch;

* liefst minimaal één jaar ervaring.

Schriftelijke sollicitaties met cv gaarne binnen tien dagen richten aan:
Dierenkliniek Maaspoort, ter attentie van mevrouw M. Vossen, Belgeren 1,
5235 AM Den Bosch.

Dierenkliniek "Bosch en Duin"

Jonge, ambitieuze dierenarts (v) met enige jaren ervaring in de gezel-
schapsdierenpraktijk is op zoek naar een

Praktijkpartner M/V

om samen een praktijk mee over te nemen/ te starten in de omge-
ving Haarlem-A\'dam-Utrecht.

Profielschets:

Jonge (30-40 jr.), enthousiaste en leergierige dierenarts die:

- enige jaren praktijkervaring heeft in de gezelschapsdieren
-veterinaire problemen deskundig aanpakt en geïnteresseerd is in

verdieping van het vak

- praktijkvoering zakelijk en professioneel benadert.

Voor informatie en reacties kunt u zich richten tot Dix & Co,
Maliesingel 34, 3581 BJ Utrecht, t.a.v. Ton Westland. Tel: 030 244 87 74.

Dierenartsenmaatschap Zoetermeer en omstreken is een gemengde
vijfmanspraktijk en wegens het vertrek van één van de dierenartsen
zijn wij op zoek naar een

enthousiaste collega M/V

die bereid is zich vooral toe te leggen op de paarden en kleine huis-
dieren en kan meedraaien in de dienstregeling.
Bij gebleken geschiktheid is het de bedoeling om tot associëren te
komen.

Reactie telefonisch, schriftelijk, of per e-mail te richten aan;
Dierenartsenmaatschap Zoetermeer e.o., 2e Stationstraat 293, 2718
AB Zoetermeer t.a.v. J. Krijnen. Tel: 079-3610707 of 079-3619413. E-
mail: info@dapzoe.nl.

-ocr page 90-

Ter overname aangeboden:

Cezelschapsdierenpraktijk

in het westen van het land.

• middelgrote stad in gewilde regio

• zeer goede dienstenregeling

• groeimogelijkheden

• eventueel eerst praktijkruimte huren en later praktijkgedeelte en/of
woonhuis overnemen.

Reacties graag binnen veertien dagen na het verschijnen van dit tijd-
schrift richten aan: Tijdschrift voor Diergeneeskunde, Postbus 14031,
3508 SB Utrecht, onder vermelding van nummer: 2002/9.

Dierenartsenpraktijk De Vrijheid te EIburg, zoekt

Dierenarts gezelschapsdieren M/V

voor haar gezelschapsdierenpraktijk.

Gevraagd worden goede contactuele eigenschappen, interesse en
bereidbaarheid in verdere specialisatie, bij voorkeur ervaring.

Geboden wordt een baan voor 28-32 uur per week, goede toekomst-
mogelijkheden, honorering volgens KNMvD-richtlijnen.

Schriftelijke sollicitaties richten aan DAP De Vrijheid, Vrijheidsstraat
17,8081 XD EIburg.

Gevraagd in een gemengde tweemanspraktijk in het oosten van het
land:

een enthousiaste cliënt- en
diervriendelijke collega M/V,
met brede belangstelling

Geboden wordt een afwisselende fulltime baan met na gebleken ge-
schiktheid de mogelijkheid tot associatie. Salariëring, enzovoorts
volgens normen van de KNMvD.

Reacties aan: R. Pouw, \'t Holland 2, 6921 GW Duiven, telefoon 0316 -
263 167, fax 0316 - 265 531.

In verband met het vertrek van een collega zoeken wij op korte
termijn voor onze gezelschapsdierenkliniek in Doetinchem
een

Fulltime dierenarts
gezelschapsdieren (m/v)

Onze voorkeur gaat uit naar een enthousiaste collega:

• die naast de eerstelijns diergeneeskunde de ambitie of
reeds de kunde heeft de tweedelijns diergeneeskunde uit te
oefenen en verder te ontwikkelen;

• die zowel zelfstandig als in teamverband kan werken en
denken;

• die wil participeren in avond, nacht- en weekenddiensten.

Het volgende wordt geboden:

• moderne klinieken;

• goede toekomstmogelijkheden;

• rekening houden met persoonlijke wensen.

Schriftelijke sollicitatie voorzien van curriculum vitae, richten
aan: Dierenkliniek Doetinchem, ter attentie van H.P.A. van
der Meulen, Dr Huber Noodtstraat in-a, 7001 DV te
Doetinchem.

Voor uitgebreide informatie over de praktijk zie: www.dieren-
artsenpraktijkdoetinchembergh.nl

OEPS!

Mijn praktijk is mij, tevens door een ingrijpende verandering in de
gezinssituatie, boven het hoofd gegroeid.

Derhalve zoek ik:

* Ã³f een koper (m/v) voor de praktijk (uitsluitend gezelschapsdieren,
West-Overijssel), beschikkende over eigen financiële middelen;

* Ã³f een collega (m/v) met ervaring, die niet alleen de lusten maar ook
de lasten van het runnen van een eigen praktijk met mij wil delen.

Reacties graag binnen veertien dagen na het verschijnen van dit tijd-
schrift richten aan: Tijdschrift voor Diergeneeskunde, Postbus 14031,
3508 SB Utrecht, onder vermelding van nummer: 2002/10.

animaux

veterinair organisatiebureau

Animaux is een onafhankelijk bureau
en werkt op aile veterinaire gebieden
samen met mensen en organisaties die
belang hebben bij kwalitatief hoogwaar-
dige dierenzorg d.m.v. training, bemidde-
ling, promotie en andere activiteiten.

Animaux is in opdracht van Hill\'s Pet Nutrition op zoek naar een fulltime

Veterinary Territory Manager (m/v)

voor het rayon Zuid/West Nederland.

Verantwoordelijkheden

Het verkrijgen van de best mogelijke aanbe-
veling van Hill\'s producten & services d.m.v
direct contact met het dierenartsenteam

- Behalen van de vastgestelde verkoopdoel-
stellingen

- Verzorgen van optimale uitleg/presenta-
tie van de productrange en bieden van
ondersteuning bij verkoopdoelstellingen
van de praktijk

Profiel

• Commercieel slagvaardige persoonlijk-

heid, goede communicatieve en relatio-
nele vaardigheden

Dierenarts; echter een relevante HBO-er
met kennis van de dierenbronche kan ook
reageren

Het een uitdaging vinden om in praktij-
ken, op beurzen e.d. gezichtsbepalend te
zijn voor HilI\'s en zodoende mee te helpen
aan de verrijking en verlenging van de
speciale band tussen mensen en hun huis-
dieren

Leergierige, enthousiaste persoonlijkheid
met een hoog servicegevoel

• Klantgerichte, innovatieve
houding

• Zelfstandig, maar ook
binnen een team, doel-
stellingen realiseren

• Woonachtig binnen het werkgebied

• Goede kennis van Ned. en Eng. taal

HilI\'s biedt u:

Een zelfstandige baan in een dynamische
werkomgeving binnen een professioneel int.
bedrijf, waarin teamgeest hoog in het vaan-
del staat. Een gedegen interne opleiding, uit-
stekende sec. arbeidsvoorwaarden. Surf
voor een impressie naar:
www.hillspet.com.

lnteresse?Neem contact op met Animaux of
stuur uw cv, met pasfoto binnen 14 dagen
na verschijning van deze advertentie op.

Hill\'s

-ocr page 91-

HONDS-LEKKER

DAP Dokkum e.o. is een ge-
mengde praktijk in het noorden
van Friesland. Vanuit een mo-
dern, goed geoutilleerd pand wor-
den zowel de landbouwhuisdie-
ren en paarden (8o%) als de
gezelschapsdieren (20%) in dit
prachtige deel van het land van
veterinaire zorg voorzien. De
werkzaamheden van beide disci-
plines zijn geheel gescheiden.
Wegens het vertrek van een gezel-
schapsdieren-collega zijn wij per
1 november 2002 op zoek naar
een:

D . A . P.

Dierenartsen

Dokkum e.o

Orale rehydratie • Bevat bakkersgist
Voor honden en katten met diarree. Ms^

ACE Veterinary Products BV - Postbus 1262 - 3890 BB Zeewolde

Dierenarts
gezelschapsdieren M/V

Het betreft een baan voor ongeveer 33 uur in de week. Samen met
twee andere collega\'s worden de gezelschapsdierendiensten inge-
vuld.

Er is alle ruimte voor het volgen van nascholing. De salariëring en se-
cundaire arbeidsvoorwaarden zijn volgens de richtlijnen van de
KNMvD.

Wilt u werken in een enthousiast en gezellig team, waarbij wordt ge-
streefd naar diergeneeskunde op niveau, stuur dan uw reactie naar
DAP Dokkum e.o., ter attentie van de heer P. Egberink, Hogedijken
106, 9101 WZ Dokkum. E-mail: dap.dokkum@chello.nl.

De Kliniek voor Gezelschapsdieren Rotterdam houdt zich op eerste- en tweedelijns niveau bezig
met de behandeling van uitsluitend gezelschapsdieren.

We bestaan uit een enthousiast team van negen dierenartsen, twintig assistentes, drie telefonistes,
interieur-verzorgster, administratieve kracht en een managementteam.
We zijn gehuisvest in een groot, modern en goed geoutilleerd pand (Dierenziekenhuis) en
hebben een dependance (Polikliniek).

\'Gr

Kliniek voor
Gezelschapsdieren
Rotterdam

Wegens vertrek van een collega hebben wij plaats per 1 september aanstaande voor een

Dierenarts (M/V) fulltime
of twee dierenartsen (M/V) parttime

Gevraagd wordt:

differentiatie gezelschapsdieren;

teamgeest, enthousiasme en klantvriendelijkheid;

* deelname in dienstenregelingen;

* relevante werkervaring voorkeur doch niet vereist;
woonbereidheid regio Rotterdam/Hoekse Waard;
intentie tot dienstverband voor langere termijn.

Wij bieden;

* zeer gevarieerd patiëntenaanbod in een goede werksfeer;

* zeer goed geoutilleerde praktijk waarbinnen bijna alles mogelijk is;

* vierdaagse werkweek of minder en een goede dienstenregeling;

* mogelijkheden voor deelspecialisatie en volgen PAO;

* goede toekomstmogelijkheden voor langere termijn;

* salarisniveau boven KNMvD-normering.

Gaarne uw reactie binnen drie weken na verschijnen van de advertentie richten aan Dierenziekenhuis, Pascalweg 4, 3076 JP Rotterdam, ter atten-
tie van drs. P.J. van der Heijden.
Voor een kijkje in het Dierenziekenhuis zie; www.dierenziekenhuis.nl
Voor telefonische informatie: 010-4925144 (lo.00 -11.00,16.00-17.00). E-mail: kgr@vetweb.org

-ocr page 92-

u t i c a I s

Wegens vertrek van onze parttime medewerker (dierenarts)
zijn wij per direct op zoek naar een nieuwe

Medewerker registratie
& l<linisch onderzoek

Over de functie-inhoud het volgende:

• Opstellen delen III en IV van registratiedossiers, met bijbehorende expert reports;

• betrokken hij de uitvoering en begeleiding van MRP-procedures;

• monitoren van lopende klinische studies (van eigen producten);

• schrijven van I\'TR en uitvoeren van datamanagement en statistiek;

• opstellen van nieuwe studieprotocollen;

• uitvoeren van PMS Studies.

De belangrijkste kenmerken van de functie zijn:

• Uitdagend door afwisseling in de contacten, producten en studies;

• interessant door onderzoeksgerichte karakter en door contacten met overheden;

• stimulerend door contacten met de klinische onderzoekers (en onderzoeksinstituten);

• klantgericht en probleemoplossend.

Voor deze functie:

• tyent u consciëntieus en doelgericht;

• bent u volhoudend en stimulerend;

• bent u communicatief vaardig;

• beheerst u Nederlands en Engels in woord en geschrift;

• is het lezen en begrijpen van Franse en Duitse teksten voor u geen protyleem.

Uw opleiding en/of achtergrond is:

• Oezondljeidswetenschappen

• Farmacie

• Diergeneeskunde

Voor meer informatie over de functie kunt U tijdens kantooruren bellen met (036-5227201)
Frank Smeets. Registratie & Regulatory Ajj\'airs of
Cees van Veldhuizen, Hoofd Marketing en Registratie.

ACE Pharmaceuticals BV

is een kleinschalige,
modern uitgeruste
farmaceutische onderneming
in Zeewolde.

ACE Pharmaceuticals BV
richt zich op Onderzoek &
Ontwikkeling, Registratie,
Productie en Verkoop
van Geneesmiddelen,
Diergeneesmiddelen en
Medische hulpmiddelen,
onder eigen label.

Tevens werkt
ACE Pharmaceuticals BV
in een zeer interessante,
internationale omgeving
voor het ontwikkelen van
nieuwe geneesmiddelen
en het maken van

materiaal voor
(humaan) klinisch
onderzoek.

pharm

Uw sollicitatie (met CV)

kunt U sturen naar:
ACE Pharmaceuticals BV,
t.a.v. CKWvan Veldhuizen
Postbus 1262,
3890 BB Zeewolde (NL)

ACE Pharmaceuticals BV • Postbus 1262 • 3890 BB Zeewolde • the Netherlands
phone 31 (0)36 522 72 01 • fax 31 (0)36 522 90 96 • E-mail:ace@ace-pharm.nl • www.ace-pharm.nl

interest

with

hear

a t

your

-ocr page 93-

Ui
d<

hoofdredactii

Tei-w\'ijl veel dierenartsen van een welverdiende vakantie genieten gebeuren er toch soms zaken die
voor enige onrust zorgen. Zo was er een wat erg nadrukkelijk bericht op het nieuws dat er in
Schoonebeek twee bedrijven verdacht werden van MKZ. Na enkele uren kwam het Ministerie van
LNV met de mededeling dat Nederland niet in paniek hoefde te geraken. Inderdaad zijn er gedu-
rende het hele jaar verdenkingen van besmettelijke A-ziekten, waaronder ook vaak MKZ, die bij
nader onderzoek gelukkig niet tot een positieve bevinding leiden.

Waar wij als dierenartsen vooral van de zijlijn kennis van hebben genomen is de MPA-affaire in het
diervoer. De getroffen varkensboeren zijn de dupe van de steeds weer voorkomende bijmenging in
diervoer van stoffen die daar niet in thuishoren. Gelukkig is de stof na het geven van \'schoon\'
voer weer snel uit de varkens. Daarnaast is humane consumptie van het vlees van deze varkens
voor de mens niet schadelijk. In deze situatie waren ook de retailers bereid het bij steekproef ge-
controleerde vlees aan de consument aan te bieden. Dit standpunt verdient waardering. Ondanks
deze opstelling dienen de varkens vanuit een zeer rigide Brusselse regelgeving gedood en vernie-
tigd te worden. In Afrika is hongersnood door dismanagement (P. Fentener van Vlissingen) en in
Europa worden dieren onnodig aan de voedselketen onttrokken tengevolge van dismanagement
met grondstoffen en economische aspecten van onderzoekskosten. De wereld zit vreemd in elkaar
Als dierenartsen dienen wij de onttrekking aan de voedselketen van deze varkens door vernietiging
nadrukkelijk af te keuren. Hebben wij ook niet eerder vlees van geënte dieren, die overigens gezond
waren, zo vernietigd. Zo zie je beide voorgaande een verband krijgen en was het toch even schrik-
ken bij de eerste berichtgeving.

Wat de gehele KNMvD bezig zou kunnen houden is de vernieuwing van de bestuurlijke structuur en
de verbouwing van het pand aan de Julianalaan. De \'Kanteling\' wordt uitgewerkt. We zijn volop
bezig met het opstellen van het Huishoudelijk Reglement. Dit komt voorzover gereed ook op de
website. Het betreft vooral de aspecten en inzichten over Afdelingen en Regio \'s. We hopen dat de le-
den met ons meedenken. Immers het doel van de kanteling was de leden meer betrekken bij de be-
sluitvorming. Bij de werving voor kandidaten voor de Raad van Toezicht liep dit nog niet overal
even gladjes.

De verbouwing van de Julianalaan zit in een impasse. De gemeente Utrecht weigert op het moment
van dit schrijven de bouwvergunning. Bestuur en Bouwcommissie beraden zich. De verhuizing in
een eerder Tijdschrift aangekondigd, is voorlopig uitgesteld.

Dan ligt er voor u weer een zeer lezenswaardig Tijdschrift klaar, waarbij ik vooral de bureauredac-
tie eens een hart onder de riem wil steken. Ondanks een collega met zwangerschapsverlof en het
vertrek van de stafmedewerker Publiciteit is er steeds een voortreffelijk Tijdschrift uitgebracht. Ik
ben blij dat de bureauredactie nu weer op sterkte is. Binnenkort gaan we een stafmedewerker
Publiciteit aantrekken.

Ik wens onze leden na de vakantie weer veel leesplezier De verscheidenheid in dit Tijdschrift geeft
daar alle reden toe.

I

Dr. Tj. Jorna

Tijdschrift
Diergeneeskunde

-ocr page 94-

De beperkte betekenis van het veterinair tuchtrecht

J.M. Benedictus-vanJaarsveld\'\' en B.P.Sloot^

Oorspronkelijke artikelen

Samenvatting

Nadat jarenlang van de zijde van de KNMvD was aange-
drongen op vorming van een tuchtrecht voor dierenart-
sen, is dit uiteindelijk neergelegd in de Wet op de
Uitoefening van de Diergeneeskunde die in 1992 in wer-
king is getreden. In dit artikel wordt de vraag onderzocht
in hoeverre het functioneren van het wettelijk veterinair
tuchtrecht heeft beantwoord aan de verwachtingen van
de wetgever. Op grond van onderzoek naar de parlemen-
taire geschiedenis van de wet, de toestroom van klachten
naar de tuchtrechter, de aard en omvang van de jurispru-
dentie van het veterinair tuchtcollege en op basis van
interviews met betrokkenen rijst een beeld van tegenval-
lende resultaten. Deze tegenvallende resultaten, in het
bijzonder de eenzijdige aandacht voor gezelschapsdieren
en het voort blijven bestaan van misstanden rondom de
verstrekking van diergeneesmiddelen, leiden tot de con-
clusie dat het veterinair tuchtrecht vooralsnog een be-
perkte betekenis heeft. De auteurs zijn van mening dat de
mogelijkheden van het tuchtrecht om een bijdrage te le-
veren aan bewaking van de kwaliteit van de veterinaire
beroepsuitoefening onderbenut zijn gebleven; zij doen
daartoe enige aanbevelingen.

Summary

Limited relevance of veterinary disciplinary regulations

.4 fier several years of pressure on the part of the KNMvD to establish dis-
ciplinary regulations for veterinarians, these were at last incorporated in
the Veterinary Practice Act of1992. This article discusses the extent to which
veterinary disciplinary regulations actually meet the expectations of legis-
lators. On the basis of an investigation of the parliamentaiy pa.ssage of the
Act. the flood of complaints before disciplinary judges, the nature and mag-
nitude of jurisprudence of the veterinaiy di.sciplinaiy committee, and inter-
views with those involved, it would appear that results are disappointing.
These disappointing results, in particular the one-sided emphasis on com-
panion animals and the continuing misundeistanding about the prescrip-
tion of veterinaiy medicines, lead to the conclusion that veterinary discipli-
nary regulations are currently of limited relevance. The authors consider
that insufficient use is made of the potential ofdisciplinaiy measures to con-
tribute to the monitoring of the quality of veterinary practice and give re-
commendations about this.

Inleiding

De verwachtingen in de veterinaire wereld ten aanzien van de
Wet op de Uitoefening van de Diergeneeskunde (WUD) (10)
waren ten tijde van haar invoering in 1992 hooggespannen
(12). Immers, de langgekoesterde wens van veterinaire zijde

\' Practicus gezelschapsdieren. E.A. Borgerstraat 13. 8501 NC Joure; e-mailadres:
beneveld@home.nl. Per 1 oktober 1998 is de auteur benoemd als lid van het VTC.
Zaken die nadien door het VTC behandeld zijn komen inhoudelijk niet aan de orde.
\' Hoogleraar rechtssociologie. Faculteit Rechtswetenschappen, Open Universiteit
Nederland. Postbus 2960. 6401 DL Heerlen: e-mailadres: ben.sloot@ou.nl

Tijdschr Diergeneeskd 2002, 127: 478-8^

om in de nieuwe wet behalve de uitoefeningsbevoegdheid
ook het veterinaire tuchtrecht vast te leggen was in vervulling
gegaan (22,26). Daardoor zouden in het oog springende mis-
standen, zoals de illegale hormonen- en antibioticahandel
eindelijk kunnen worden aangepakt (10,27). Tot 1992 kon al-
leen een dierenarts die lid was van de KNMvD ter verant-
woording worden geroepen voor de Ereraad als hij zich niet
hield aan de
Code voor de dierenarts. Niet-leden van de
KNMvD konden alleen door de strafrechter vervolgd wor-
den. Door de invoering van het veterinair tuchtrecht kwam
aan deze anomalie een einde.

Nu het tuchtrecht een aantal jaren heeft gefunctioneerd, is
het dienstig om te bekijken of het indertijd door de wetgever
geformuleerde doel: \'het waarborgen van de kwaliteit van de
veterinaire beroepsuitoefening in het algemeen belang\' is
gerealiseerd. Onder algemeen belang wordt in dit verband
verstaan het nationaal-economisch belang, het belang der
volksgezondheid en het welzijn van dieren (27). Het gewen-
ste peil van de beroepsuitoefening kan volgens de wetgever
slechts indicatief worden omschreven: de wetgever streeft
naar een \'zorgvuldige\' beroepsuitoefening (28).

Aanleiding tot de invoering van veteri-
nair tuchtrecht

Het vak van dierenarts is de vorige eeuw geëvolueerd van
veeartsenijkunst via diergeneeskunst tot diergeneeskunde.
Dc eerste uitoefeningswet dateert van 1874: alleen zij die op-
geleid waren aan \'het School\' waren voortaan nog bevoegd de
diergeneeskunde uit te oefenen. Dit werd gezien als de defini-
tieve emancipatie van de veeartsenijkunst. De Empiristen,
\'personen zonder formele opleiding\', hadden afgedaan. Wel
bleef er nog plaats voor verloskundigen en castreurs, want \'de
uitoefening der verloskunst en het doen van heelkundige ope-
ratiën op gezond vee bleef aan eenieder geoorloofd\' (39). Bij
de voorbereiding van een nieuwe uitoefeningswet in 1954
(37) trachtte de toenmalige minister deze beroepen te laten
verdwijnen, maar door het grote tekort aan dierenartsen op
dat moment werd daarvan afgezien. In deze wet werd nog
geen tuchtrecht opgenomen.

In de periode 1950-1975 deden zich ingrijpende ontwikke-
lingen voor die noopten tot een grotere veterinaire professio-
naliteit. Wij noemen; de opkomst en het grootschalig ge-
bruik van antibiotica en chemotherapeutica, het toepassen
van de keizersnede in de diergeneeskunde en, bovenal, de
enorme schaalvergroting en intensivering van de productie
in de veehouderij en de daarmee gepaard gaande gerichtheid
op export.

Voor verloskundigen bleek steeds minder plaats. Omdat zij
niet bevoegd waren antibiotica te gebruiken, konden zij geen
sectio uitvoeren. Bovendien was het beroep van veeverlos-
kundige/castreur in het buitenland praktisch onbekend. In
verband met de grote internationale handelsbelangen wilde
de overheid garanties dat bedrijven begeleid werden door
goed opgeleide, gekwalificeerde personen. De academisch
gevormde dierenarts werd hiervoor de aangewezen persoon
bevonden. De noodzaak van een aangescherpte professiona-

-ocr page 95-

lisering leidde er toe dat in de nieuwe WUD een uitsterfrege-
ling voor dierverloskundigen werd gecreëerd, maar tevens,
en dat is hier van belang, dat er plaats werd gemaakt voor een
veterinair tuchtrecht.

Veterinair tuchtrecht

De WUD en het daarin vervatte tuchtrecht zijn opgesteld in
samenhang met de Diergeneesmiddelenwet (4). In de
Diergeneesmiddelenwet is vastgelegd dat diergeneesmid-
delen alleen door tussenkomst van een dierenarts het dier
kunnen bereiken. De wetgever stelt hieraan strikte zorgvul-
digheidseisen. Het strafrecht met zijn scherpomlijnde de-
lictsomschrijving is ter bewaking van deze norm onge-
schikt, omdat het onmogelijk is van tevoren vast te leggen
wat precies \'zorgvuldig\' (welk medicijn? op welk moment?
voor welk dier? in welke dosering? enzovoorts) inhoudt.
Het tuchtrecht daarentegen, met zijn brede en open gefor-
muleerde zorgvuldigheidsnorm, die door de casuïstiek van
het veterinair tuchtcollege wordt ingevuld, zou zich daarbij
uitstek voor lenen (21). In artikel 14 van de WUD heeft de
wetgever de contouren van het tuchtvergrijp willen aange-
ven:
het tekort schieten in de zorg ten opzichte van één of
meer dieren. Hieronder vallen volgens de memorie van toe-
lichting niet alleen de zogenaamde kunstfouten, maar ook
grove onkunde. Ook bij het op lichtzinnige of onzorgvul-
dige wijze voorschrijven van diergeneesmiddelen schiet
een dierenarts tekort in de zorg ten opzichte van de betrok-
ken dieren. De norm is zo algemeen geformuleerd, dat de
tuchtrechter steeds aan de hand van de concrete situatie zal
moeten beoordelen of een dierenarts tekort is geschoten.
Omdat in het tuchtcollege bovendien beroepsgenoten zit-
ting hebben gekregen die geacht worden op de hoogte te
zijn van wat bijvoorbeeld moet worden verstaan onder het
\'op lichtzinnige wijze voorschrijven van diergeneesmidde-
len\', kon de regelgeving uit de Diergeneesmiddelenwet
(met name de kanalisatieregeling die bepaalt welke dierge-
neesmiddelen
door een dierenarts en welke op voorschrift
van
een dierenarts mogen worden toegepast) bewaakt wor-
den.

Uit de jurisprudentie van het tuchtcollege zou een duidelijk
beeld moeten ontstaan van wat een zorgvuldig diergenees-
kundig handelen inhoudt.

Daarnaast zou het tuchtrecht de dierenarts een houvast moe-
ten bieden om zich staande te houden tegenover te veelei-
sende cliënten.

De wetgever stond bij het voorgaande hoofdzakelijk de land-
bouwhuisdierensector voor ogen, zowel vanwege de natio-
nale voedselveiligheid, als vanwege de grote internationale
economische belangen die op het spel staan.
Het wetsvoorstel werd zonder veel discussie door de toenma-
lige minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij Braks
door de Tweede Kamer geloodst. Gesproken werd vooral over
de positie van de dierverloskundigen en castreurs. Het belang
van een wettelijk veterinair tuchtrecht werd door de gehele
kamer onderschreven. Slechts één spreker, mevrouw De
Boois (PvdA) was tegenstander van beroepstuchtrecht in het
algemeen. Zij was geen voorstander van interne rechtspraak
omdat zij bang was dat alleen de specifieke belangen van de
beroepsgroep beschermd zouden worden. Bovendien sprak
zij de vrees uit dat strafbare feiten niet meer bij de strafrechter
terecht zouden komen maar intern afgehandeld zouden wor-
den (10). De minister herhaalde de bekende argumenten: het
strafrecht is niet toegesneden op deze feiten, doordat het van
elk strafbaar feit een precieze delictsomschrijving vereist. Dit
zou tot veel te gedetailleerde wetgeving leiden. Overigens
had de Raad van State al geschreven dat het belang van een
veterinair tuchtrecht in de memorie van toelichting overtui-
gend was aangetoond (25).

Van verschillende zijden waren er kamervragen over de be-
perkte kring van klachtgerechtigden. Volgens het wetsvoor-
stel (en latere wet) kan een zaak alleen in behandeling wor-
den genomen na het indienen van een klacht, hetzij door een
direct belanghebbende, hetzij door de klachtambtenaar. Als
belanghebbende geldt alleen de eigenaar of houder van een
dier. De klachtambtenaar is door de minister aangewezen om
namens de overheid een klacht in te dienen, wanneer hij van
oordeel is dat de diergezondheid of de structuur van de ge-
zondheidszorg voor dieren in gevaar is gebracht.
Het kamerlid Tommei (D66) stelde een vraag over de con-
trole van de vastgelegde zorgvuldigheidsnorm. Hij stelde dat
een veehouder, die zelf vaccins toedient of van een postor-
derbedrijf grote hoeveelheden antibiotica betrekt, natuurlijk
niet klaagt. Hoe kunnen deze misstanden dan aan het licht
komen? De VVD stelde de vraag waarom het derden niet
toegestaan is een klacht in te dienen bij het veterinair tucht-
college. De PvdA vroeg zich af of juist voor diegenen die
rechtstreeks in hun belang getrofïen zijn de praktische on-
mogelijkheid om van dierenarts te veranderen geen grote
barrière zou vormen om een klacht in te dienen (26).
De minister stelde hiervoor de inspectie verantwoordelijk.
Hij doelde op de Algemene Inspectie Dienst (AID) van het
Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij (LNV).
Het is de bedoeling dat klachten door de toezichthoudende
ambtenaren aan de ambtenaar ex art. 29 WUD - de klacht-
ambtenaar - worden gemeld en vervolgens door laatstge-
noemde aanhangig worden gemaakt. Hij was bovendien van
mening dat ook de sociale controle binnen de beroepsgroep
een effectief middel zou blijken (10).

Jurisprudentie van hetVTC

Het meest in het oog springende feit is dat het overgrote deel
van de uitspraken van het VTC berust op de klacht van een
particulier over de (weigering van de) behandeling van zijn
gezelschapsdier (32,34). In de periode van 1 oktober 1992
tot 31 december 2000 zijn er door het tuchtcollege ongeveer
555 uitspraken gedaan (36). Slechts 3% van deze zaken was
afkomstig van de klachtambtenaar. Dat is opvallend omdat
noch bij de wetsvoorbereiding van de WUD, noch bij de be-
handeling van het tuchtrecht in de Tweede Kamer de genees-
kunde van het gezelschapsdier apart werd behandeld. De
wetgever heeft niet geanticipeerd op het feit dat zaken betref-
fende gezelschapsdieren de hoofdmoot van de klachten zou-
den gaan vormen. In enkele van deze zaken kwam de klacht
voort uit een slechte bereikbaarheid van de dienstdoende
dierenarts of een slechte vervangingsregeling. Dit is een
punt dat expliciet in de toelichting bij de wet is genoemd en
waarbij een algemeen belang in het geding is. Hoewel er bij
de overige zaken in een aantal gevallen sprake was van grove
onkunde en ernstige nalatigheid, vallen er ook veel bagatel-
zaken onder (7), waarbij vooral opvalt dat de klacht vaak pas
na ontvangst van de rekening wordt ingediend en dat het
nogal eens schort aan de communicatie tussen klager en be-
klaagde (6).

-ocr page 96-

De beruchte Otidenn-zaak is hierop een uitzondering: een die-
renarts werd veroordeeld wegens het gebruik van Otiderm-
oorzalf bij een kat met oormijt, omdat dit middel niet (meer)
voor gebruik bij de kat geregistreerd was. Er was op dat mo-
ment geen ander middel beschikbaar tegen oormijt bij de kat.
Volgens de toen geldende vrijstellingsregeling\' mocht alleen
van een niet-geregistreerd middel gebruik gemaakt worden,
indien het te behandelen dier in levensgevaar verkeerde; daar-
van was in casu geen sprake. Deze zaak heeft zoveel commo-
tie veroorzaakt dat de regeling naderhand anders is geredi-
geerd (20,23). Reeds bij ondraaglijk lijden mag naar een
niet-geregistreerd middel worden gegrepen. Nog belangrijker
is dat voor de behandeling van één of enkele niet-voedselpro-
ducerende dieren, een niet-geregistreerd middel gebruikt mag
worden wanneer er sprake is van een
diergeneeskundige nood-
zaak.
Wel moet de houder van het dier gewaarschuwd worden
in verband met de toepassing van het middel en de mogelijk
daaraan verbonden risico\'s. Deze zaak is een duidelijke il-
lustratie van het feit dat bij de voorbereiding van de registratie-
en kanalisatieregeling veel te weinig rekening is gehouden
met niet-voedselproducerende dieren (hond, kat, kleine
knaagdieren, zelfs paard). Het laten registreren van middelen
voor deze doelgroepen is voor de fabrikant financieel niet
aantrekkelijk. Maar het tuchtrecht geldt wel degelijk ook voor
deze dieren. Zo wordt de dierenarts in zijn voorschrijfbeleid
met zijn rug tegen de muur geplaatst.
Het beperkte aantal zaken dat via de klachtambtenaar aan-
hangig is gemaakt, handelt over de uitoefeningsbevoegd-
heid het afleveren van diergeneesmiddelen en het afgeven
van valse verklaringen. Al deze klachten werden gegrond
verklaard; telkens werd de maximale boete van 5000 gulden
opgelegd. De helft daarvan was overigens al eerder door de
strafrechter afgedaan. Publicatie van de uitspraak vond
plaats in de Staatscourant en het TvD. Dat houdt in dat de uit-
spraken, noch de daarin vervatte norm, buiten de veterinaire
wereld noemenswaardige bekendheid kregen.

de toestroom van klachten naar de

tuchtrechter

Rechterlijke beslissingen vormen slechts een klein deel van
wat zich in werkelijkheid afspeelt: in de rechtssociologische
literatuur spreekt men van een \'juridische ijsberg\'. Dit is ook
het geval met het veterinair tuchtcollege. Op grond van inter-
views met de klachtambtenaar, de secretaris en andere leden
van de KNMvD en functionarissen van de AID en RVV komt
naar voren dat lang niet alle misstanden de tuchtrechter be-
reiken. Overigens kan de
vorm van de juridische ijsberg erg
variëren: sommige typen klachten hebben een grotere kans
om tot de rechter door te dringen dan andere. De onbedoelde,
relatief grote toestroom van klachten van individuele eigena-
ren over de behandeling van hun gezelschapsdier voor het
VTC tegenover de het geringe aantal klachten van de klacht-
ambtenaar toont dat aan. De verklaring voor het verschil in
omvang van de twee soorten klachten is gelegen in de proce-
dure via de klachtambtenaar.

Langs welke kanalen komen klachten bij de klachtambte-
naar terecht?

Vooraf is het goed in herinnering te brengen dat de klacht-
ambtenaar geen zelfstandige opsporings- noch toezichthou-

^ De vrijstellingsregeling verleent onder voorwaarden vrijstelling van het in de
Diergeneesmiddelenwet neergelegde verbod op het bereiden, afleveren en toepassen
van niet-geregistreerde diergeneesmiddelen.

dende bevoegdheden heeft. Van de ingediende klachten
komt ongeveer 90% rechtstreeks voort uit het door de AID
regulier verrichte onderzoek, ongeveer 10% komt bij de
klachtambtenaar terecht door de tussenkomst van dierenart-
sen die de AID op de waarschijnlijkheid van een tuchtver-
grijp hebben gewezen en een kleine
2% komt bij de klacht-
ambtenaar via de Rijksdienst voor de keuring van Vee en
Vlees (RVV) of via bij de Gezondheidsdienst voor Dieren
(GD) werkende dierenartsen. Soms neemt een dierenarts
rechtstreeks contact op met de klachtambtenaar, die dan ver-
volgens de AID verzoekt om de klacht voldoende feitelijk te
onderbouwen. Op deze wijze raakt de klachtambtenaar goed
op de hoogte, ook van regionale problemen. Wanneer een
verzoek aan de AID om een nader onderzoek in te stellen tot
een berechtingsrapporf* heeft geleid dient de klachtambte-
naar nagenoeg altijd een klacht in.

Lang niet alle meldingen leiden uiteindelijk tot het indienen
van een officiële klacht bij het VTC. Hiervoor zijn meerdere
oorzaken aan te wijzen.

Er wordt door de klachtambtenaar geen klacht ingediend als
deze niet aan intern opgestelde klachtcriteria voldoet: bij-
voorbeeld als het gaat om bagatelzaken of als een direct be-
trokkene zijn klacht heeft ingetrokken, terwijl het algemeen
belang niet in het geding is; de klachtambtenaar neemt de
klacht dan niet over. Eveneens is dat het geval wanneer een
dierenarts een klacht indient terwijl hij niet bereid is om te
getuigen, ook al is die getuigenis onmisbaar bij het aanne-
melijk maken van de beroepsmatige onzorgvuldigheid. Het
is dan zeer waarschijnlijk dat de tuchtrechter de klacht onge-
grond zal verklaren. De onwil om te getuigen komt enerzijds
voort uit de angst om als \'verrader\' van een collega te boek te
staan, anderzijds is men bang de desbetreffende veehouders
als klant te verliezen. Het gedrag van de veehouders wordt
door het indienen van een klacht immers ook impliciet afge-
keurd. Dat is bijvoorbeeld het geval indien zij van een andere
dierenarts UDD-diergeneesmiddelen hebben afgenomen.
Ook vallen aangemelde klachten af omdat de AID op dat
moment andere prioriteiten heeft en niet alle zaken kan na-
trekken. Hierbij is te denken aan grootschalig strafrechtelijk
gericht onderzoek. Controles op de naleving van regelgeving
omtrent BSE en MKZ (!) spreken voor zich.
Advertenties voor UDD- en UDA-diergeneesmiddelen wor-
den door de klachtambtenaar geregistreerd: hij wordt hier-
over vaak door dierenartsen getipt. Hij heeft zelf echter geen
opsporingsmogelijkheden en is steeds afhankelijk van (de
prioriteiten van) de AID. Aangezien de toonbankverkoop
van UDD-middelen ook strafrechtelijk te vervolgen is, is het
voor de AID gemakkelijker deze gevallen aan te pakken dan
feiten die onder de zorgvuldigheidsnorm van het tuchtrecht
vallen, zoals het onverantwoord afleveren van UDA-midde-
len. Het zorgvuldigheidsbeginsel is een veel minder hard cri-
terium en daardoor voor de AID als opsporingsdienst moei-
lijker hanteerbaar. Het toezicht op de naleving van de
bepalingen van de Diergeneesmiddelenwet en de WUD be-
hoort uitdrukkelijk wel tot haar takenpakket.

Conclusies en aanbevelingen

Het tuchtrecht leeft vooral in de gezelschapsdierensector,
zowel bij de eigenaren als bij de dierenartsen. Hoewel de
wetgever dit niet primair heeft bedoeld blijkt het dezelfde

Berechtingsrapport: rapportage van opsporingsonderzoek van inspecteurs van de

AID.

-ocr page 97-

functie te vervullen als het medisch tuchtrecht: het beoorde-
len van medisch handelen en vervolgens het aan de kaak stel-
len van eventuele medische missers. De gemakkelijke toe-
gang tot het VTC heeft het tuchtcollege ontvankelijk
gemaakt voor klagers die voor hun dier meer respect eisen
dan vroeger het geval was. Dit is een onvoorzien maar posi-
tief te beoordelen effect van de wet geweest. Het tuchtrecht
vormt een juridisch kader voor de toegenomen aandacht
voor de intrinsieke waarde van het dier in de laatste decen-
nia.

Op grond van de hierboven genoemde interviews met men-
sen uit het veld kan worden geconcludeerd dat in de
land-
bouwhuisdierensector,
waar voedselveiligheid het sleutel-
woord is, het tuchtrecht geen of nauwelijks invloed op de
praktijkuitoefening heeft. De sancties worden over het alge-
meen als te \'soft\' beoordeeld. Zo zijn er, net als in 1985, toen
het wettelijk tuchtrecht werd voorbereid, en in 1992, toen het
werd ingevoerd, anno 2001 nog steeds illegale postorder-die-
renartsen, terwijl dit de belangrijkste misstand was die de
wetgever door de invoering van het tuchtrecht wilde bestrij-
den. Sommigen van deze lieden zijn voor de tuchtrechter (en
vaak ook voor de strafrechter) gedaagd en veroordeeld; niet-
temin gaan zij door met hun praktijken. Het tuchtrecht is er
tot nu toe niet in geslaagd deze praktijken tegen te gaan. Dit
wekt des te meer verbazing, daar deze postorderbedrijven
hun waren middels advertenties aan de man brengen. Andere
illegale praktijken, zoals afgifte van valse verklaringen, af-
gifte van entstoffen en toepassing van verboden middelen,
zijn minder openbaar en worden minder bekend. Juist nu
steeds meer ziekten middels georganiseerde bestrijdingspro-
gramma\'s aangepakt worden en er steeds meer transport van
vee is, waarbij allerlei verklaringen een rol spelen, is het be-
langrijk dat een dierenarts die, soms onder druk van zijn cli-
ënten, het niet zo nauw neemt met de regelgeving tot de orde
wordt geroepen. Dit blijkt lang niet altijd te gebeuren, mede
door gebrek aan medewerking van getuigen uit de kring van
collega-dierenartsen. De verwachting van de toenmalige mi-
nister dat de sociale controle binnen de beroepsgroep haar
reinigende werking zou verrichten lijkt niet bewaarheid.
Sociale controle heeft altijd, dus ook hier een Januskop: aan
de ene kant kan zij de deugden van een groep versterken en
ondersteunen, in casu het aan de kaak stellen van misstanden,
anderzijds kan zij ook zaken die het daglicht niet verdragen
binnenskamers houden. De wetgever is te optimistisch ge-
weest in de veronderstelling dat misbruik van diergeneesmid-
delen wel bij de tuchtrechter terecht zou komen. Het gevaar
dat de dierenarts en zijn afnemer onder één hoedje zouden
spelen is door de wetgever bepaaldelijk onderschat. De straf-
fen die het VTC oplegt in zaken die de landbouwhuisdieren
betreffen, worden algemeen te licht gevonden. Dit geldt zeker
in vergelijking met de straffen die de strafrechter oplegt.
Concluderend: het tuchtrecht lijkt uitstekend te werken als
klachtrecht voor de eigenaren van gezelschapsdieren. Maar
daarvoor was de wet niet primair bedoeld. De bijdrage voor
het realiseren van de centrale doelstelling waarvoor de wet is
geschreven: het waarborgen van de kwaliteit van de veteri-
naire beroepsuitoefening in het algemeen belang is evenwel
zeer beperkt.

In het kader van de gezondheidszorg voor dieren is het van
zeer groot belang dat de integriteit van de dierenartsen onbe-
twist is. De bewaking ervan is primair de verantwoordelijk-
heid van de beroepsgroep zelf. Een effectief tuchtrecht is
naar onze opvatting een onmisbaar sluitstuk van die integri-
teitsbewaking. Tevens zijn wij van mening dat de mogelijk-
heden van het tuchtrecht zoals dat thans functioneert onbe-
nut zijn gebleven. In dat verband doen wij de volgende
aanbevelingen:

1.De kring van klachtgerechtigden dient te worden uitge-
breid; hierbij valt allereerst te denken aan (het bestuur van)
de KNMvD.

Wat opvalt is dat de kring van klachtgerechtigden bij het ve-
terinaire tuchtrecht nogal beperkt is in vergelijking met die
in andere vergelijkbare tuchtrechtprocedures. Vergelijking
met het tuchtrecht bij medici en registeraccountants leert dat
daar de kring van klachtgerechtigden veel ruimer is (15,35).
Bij de medici kunnen naast de direct-belanghebbende en de
inspecteur ook de werkgever van de beklaagde en tevens de
zorgverzekeraar een klacht indienen. Tegen een registerac-
countant kan
eenieder een klacht indienen, ook al heeft hij
geen enkel belang bij de zaak. Bovendien kan de beroepsver-
eniging een klacht indienen tegen één van haar leden wan-
neer zij van mening is dat hij door zijn handelwijze de eer
van het beroep heeft aangetast.

Wanneer de KNMvD zich, zonder tussenkomst van de
klachtambtenaar, tot het tuchtcollege zou kunnen wenden,
zou dat de integriteitsbewaking ten goede komen. In voorko-
mende gevallen zou een beroepsgenoot sneller tot de orde
kunnen worden geroepen. De omweg via de klachtambte-
naar werkt vertragend, evenals het feit dat elke klacht moet
voldoen aan de intern opgestelde klachtcriteria.
Bovendien veronderstellen we dat, wanneer een klacht via de
KNMvD wordt ingediend, beroepsgenoten minder reserves
zullen hebben om mee te werken, bijvoorbeeld door middel
van het afleggen van een getuigenis, omdat zij dan weten dat
de beroepsgroep achter hen staat.

2. De Code voor de dierenarts dient als bijlage aan de WUD
te worden toegevoegd.

Het bewijs dat er sprake is van onzorgvuldig veterinair han-
delen is lastig, mede doordat de norm \'tekort schieten in de
zorg\' van artikel 14 WUD niet is uitgewerkt. Door opname
van de Code (voor de dierenarts) kan alvast een gedeeltelijke
invulling van de zorgvuldigheidsnorm van de WUD worden
gegeven. De Code geldt nu alleen voor leden van de
KNMvD en wie niet voor de Ereraad gedaagd wil worden,
kan eenvoudig zijn lidmaatschap van de KNMvD opzeggen.
De Code is op gezette tijden aangepast, voor het laatst in
1999 (3), na de invoering van de Mededingingswet op 1 ja-
nuari 1998 (30). Nu de Code voor de dierenarts van de
KNMvD ook aan de norm van de NMa voldoet, kan deze als
bijlage aan de WUD worden gevoegd. In dit verband kan niet
onvermeld blijven dat de Minister van LNV in zijn toespraak
tijdens het KNMvD-jaarcongres in 2000 (1) de beroeps-
groep flink de oren gewassen heeft. De minister constateerde
dat ondanks het feit dat de dierenartsen het monopolie heb-
ben gekregen op de uitoefening van de diergeneeskunde en
het voorschrijven, afleveren en (doen) toepassen van geka-
naliseerde diergeneesmiddelen, het toch voorkomt dat vee-
houders de veterinair onder druk zetten en zonodig zonder
veel moeite onderdak vinden bij een andere dierenarts.
Blijkbaar is er geen gezamenlijke norm die kan worden uit-
gedragen. Hij sprak de beroepsgroep aan op haar integriteit

-ocr page 98-

en daagde haar uit tot het opstellen en handhaven van een
breed gedragen ethische beroepscode. De minister zag ken-
nelijk over het hoofd dat er al sinds 1941 een Code voor de
dierenarts van de KNMvD bestaat: de memorie van toelich-
ting op de WUD meldt dat de KNMvD er herhaaldelijk op
heeft aangedrongen om als apart tuchtrechtelijk vergrijp op
te nemen \'het door enige gedraging inbreuk maken op de on-
der dierenartsen geldende gedragsregels ofberoepsnormen\'.
Uit de discussie in de Tweede Kamer blijkt dat men bang was
dat de Code zou functioneren als een soort prijsbescherming
of de vrije dierenartsenkeus zou beperken, met andere woor-
den dat de dierenartsen elkaar teveel de hand boven het
hoofd zouden houden. De wetgever heeft er indertijd voor
gekozen om de Code niet in de wet op te nemen.

3. De effectiviteit van de sancties dient te worden vergroot.

Thans is het algemene gevoel binnen de beroepsgroep dat de
sancties te \'soft\' zijn. Van een afschrikkende werking lijkt
nauwelijks sprake.

Daarnaast zou publicatie van de uitspraken in regionale bla-
den of in de agrarische vakpers, desnoods met vermelding
van de naam van de delinquent, de effectiviteit van de sanc-
ties kunnen vergroten. Ook de agrariërs zullen dan inzien dat
zij de dierenarts aan zeer grote persoonlijke risico\'s bloot-
stellen, indien zij deze tot onrechtmatig handelen dwingen.

Literatuur

1. Brinkliorst LJ. Minister van Landbouw Natuurbeheer en Visserij.
Inleiding ter gelegenheid van het jaarcongres van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde. Noordwijkerhout,
6 oktober 2000.

2. Code voor de dierenarts 5® uitgave. Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde. Publikatie periodiek
92-4.
Utrecht 1992.

3. Code voor de dierenarts. Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor
Diergeneeskunde. Publikatie periodiek 99-5. Utrecht 1999.

4. Diergeneesmiddelenwet, Stb. 1985,410.

5. Egmond PS van. Het Veterinaire tuchtrecht, (afstudeerscriptie RUU)
Utrecht 1990.

6. Egmond S van. Communicatiestoornis vaak aanleiding tot klacht.
Ruim een jaar veterinair tuchtrecht. Tijdschr Diergeneeskd 1994; 119:
550-2.

7. Egmond S van. Aandacht voor communicatie cn klachtenopvang ver-
eist. Jaarverslagen veterinair tucht- en beroepscollege 1994. Tijdschr
Diergeneeskd 1995; 120: 596-9.

8. Dalebout L. Beroepsaansprakelijkheid van dierenartsen, (afstudeer-
.scriptie RUU) Utrecht 1996.

9. Giffel TW te. Kengetallenoverzicht KNMvD Gemengde praktijken.
1998.

10. Handelingen Tweede Kamer 1986/87.2295-344.

11. Van het Hoofdbesmur Wet op de uitoefening van de Diergeneeskunde
aangenomen door Eerste Kamer Tijdschr Diergeneeskd 1990; 115:
338-9.

12. Van het Hoofdbestuur. Tijdschr Diergeneeskd 1991; 116: 982.

13. Hoof W van. De Diergeneesmiddelenwet, de Wet Uitoefening
Diergeneeskunde en de veehouder. Tijdschr Diergeneeskd 1987; 112:
491-2.

14. Kalles B van. Tuchtrechter werkt in schemerduister. Het Financieele
Dagblad 2 maart 2001.

15. KNMG-consult. Arts en Wet BIG, 2® herziene druk. Koninklijke
Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst. Utrecht
1998.

16. OflFringa C. Van Gildestein naar Uithof 150 jaar diergeneeskundig
onderwijs in Utrecht. Deel I. Wageningen: H. Veenman en Zonen 1971.

17. OfFringa C, el al. Van Gildestein naar Uithof. 150 jaar diergeneeskun-
dig onderwijs in Utrecht. Deel II. Wageningen: H. Veenman en Zonen
1981.

18. Open brief gericht aan het hoofdbestuur van de KNMvD d.d. 11 okto-
ber 1991. Tijdschr Diergeneeskd 1991; 116: 1085.

19.

Overgaauw PAM. Ingezonden brief Tijdschr Diergeneeskd 1998;
123: 542.

Pellicaan CHP, et al. Ruime interpretatie \'levensgevaar\'. Tijdschr
Diergeneeskd 1998; 123: 120.

Rapport Beleidsuitgangspunten Tuchtrecht. Ministerie van Justitie, di-
rectoraat generaal Wetgeving, Rechtspleging en Rechtsbijstand.
November 1999.

Rozemond H. Jaarrede voor de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde. Tijdschr Diergeneeskd 1974;
99: 1210-2.

Straatman J. Tuchtcollege uit op juridische spitsvondigheden? Tijdschr
Diergeneeskd 1998; 123: 163.

Tjittes RPJL. Samenloop van tuchtrecht, strafrecht en privaatrecht bij

beroepsaansprakelijkheid. Ars Aequi 1995; 44: 102-9.

Tweede Kamerstukken 1982/83, 17 646, A-B.

Tweede Kamerstukken 1982/83, 17 646, nr. 4.

Tweede Kamerstukken 1984/85, 17 646, nr. 5-6.

Tweede Kamerstukken 1985/86. 17 646, nr. 8.

Vaarkamp H. De Diergeneesmiddelenwet en de prakticus. Tijdschr
Diergeneeskd 1987; 112: 473-7.

Vaarten JLM. \'Maatschappij\' verandert met samenleving. Nieuwe ge-
dragsregels voor de dierenarts. Tijdschr Diergeneeskd 1998; 123:366-
7.

Vendrig AAA. Veterinair Tuchtrecht, (scriptie Amsterdam UvA) 1993.
VendrigAAA. Samenvatting van het veterinair tuchtrecht. Uitspraken.
Weesp: Phonendus 1996.

Vendrig AAA. Diergeneesmiddelen en het tuchtcollege. Tijdschr
Diergeneeskd 1998; 123:402-6.

Vendrig AAA. Samenvatting van het veterinair tuchtrecht. Deel II.
Inleidingen, uitspraken, annoteringen. Nederhorst den Berg: Phonen-
dus 1999.

Verhoog W en Kamerling RNJ. Vijftien over recht. Vijftien beschou-
wingen over de relatie tussen accountant en recht. Alphen aan den
Rijn: Samson Bedrijfsinformatie 1994.

Veterinair Tuchtcollege. Verslag over de periode van 1 januari 1997
t/m 31 december 2000. Den Haag 2001.

Wet houdende voorschriften met betrekking tot de uitoefening van de
diergeneeskunst (Stb. 1954, 372); in werking getreden op I december
1956. (Stb. 544).

Wet op de Uitoefening van de Diergeneeskunde (Stb. 1990, 214); bij
besluit van 14 juli 1992 (Stb. 400) werd bepaald dat de wet op 1 au-
gustus 1992 zou worden ingevoerd.

Wet tot regeling van dc uitoefening van de veeartsenijkunst (Stb. 1874,
98); in werking getreden op 1 september 1874 (Stb. 118).
WODC. Over accountants. Voorwoord. JV 1998; 24.
Wolters HBMM en Bos RHC van den. Good veterinary practice on-
mogelijk na uitspraak tuchtcollege. Tijdschr Diergeneeskd 1998; 123:
119.

39.

40.

41.

Artikeh4WUD

Op een dierenarts kunnen één of meer van de maatrege-
len, bedoeld in artikel 16, worden toegepast, indien:

a. hij door enig handelen of nalaten tekort schiet in de
zorg die hij in zijn hoedanigheid behoort te betrach-
ten ten opzichte van één of meer dieren met betrek-
king tot welke zijn hulp is ingeroepen, wordt verleend
of in geval van nood behoort te worden verleend;

b. hij op andere wijze in zodanige mate tekort schiet in
hetgeen van hem als beoefenaar van de diergenees-
kunde mag worden verwacht, dat daardoor voor de
gezondheidszorg voor dieren ernstige schade kan
ontstaan.

20.

21.

22.

23.

24.

25.

26.

27.

28.

29.

30.

31.

32.

33.

34.

35.

36.

37.

38.

-ocr page 99-

Richard G. Harvey, Joseph Harari,
Agnes J. Delauche; 200i. Manson
Publishing Ltd, London. ISBN
84076-003-6

Boe
besprekin

In de periode 1996-2000 kwamen in totaal 607 klachten binnen hij het Veterinair Tuchtcollege. In deze periode zijn 165
klachten ingetrokken en 373 uitspraken gedaan. In 125 gevallen werd de klacht gegrond verklaard en in 231 gevallen werd
de klacht ongegrond verklaard of afgewezen, of de klager niet ontx\'ankelijk verklaard.

N.B. Het aantal ingediende klachten en het aantal ingetrokken en afgehandelde klachten komt niet precies overeen, omdat
de intrekking of afhandeling van een klacht veelal niet in het jaar van indiening plaatsvindt, doch in het daaropvolgende ka-
lenderjaar

Ear diseases of the dog and cat

i

Het boek \'Ear diseases of the
dog and cat\' van R.G. Harvey
et
al.
is een gebonden uitgave van
272 pagina\'s, zeer mooi uitge-
voerd en rijkelijk voorzien van foto\'s en illustraties. De
auteurs zijn zowel in de eerste- als tweedelijn actief in
de behandeling van patiënten met oorproblemen en heb-
ben specifieke deskundigheid op het gebied van derma-
tologie, neurologie en chirurgie. Ieder hoofdstuk is
makkelijk terug te vinden in het boek door de gekleurde
bovenbalk in de pagina\'s. Elk hoofdstuk begint met een
aantal \'key points\' waarin de conclusies van dat hoofd-
stuk samengevat zijn en eindigt met een uitgebreide re-
ferentielijst, die onderverdeeld is in referenties per deel-
onderwerp zoals vermeld in de inhoudsopgave.
Hierdoor is het voor de lezer zeer gemakkelijk om over
een onderwerp meer te weten te komen.
Na een beschrijving van de anatomie en microbiologie van
het normale oor komen eerst de diverse diagnostische pro-
cedures aan bod. Opvallend is de aandacht voor het cytolo-
gisch onderzoek van de inhoud van normale en afwijkende
uitwendige gehoorgangen. Het röntgenonderzoek van de
schedel met betrekking tot het oor en de bullae wordt uitge-
breid beschreven en is voorzien van zeer veel duidelijke
röntgenfoto\'s en enkele plaatjes van CT- en MRl-scans.
Afzonderlijke hoofdstukken zijn geweid aan problemen
van de oorschelp (met uitgebreid aandacht voor systeem-
ziekten en dermatosen), otitis media en otitis interna en
para-aurale abcessen. Het grootste deel van het boek bevat
informatie over otitis externa, de meest voorkomende oor-
aandoening volgens de auteurs. Bij de beschrijving van de
etiopathogenese en classificatie van otitis externa is veel
aandacht voor de rol van ectoparasieten. Het stukje over
nasopharyngeale en middenoorpoliepen lijkt in dit hoofd-
stuk wat verdwaald te zijn. Otitis externa wordt onderver-
deeld in acute otitis externa, otitis externa door gram-nega-
tieve bacteriën, chronische recidiverende otitis externa en
otitis externa bij de kat. Een heel hoofdstuk beschrijft de
medicamenteuze therapie die in deze gevallen gebruikt
kan worden. Aan het eind van dit hoofdstuk worden neuro-
logische symptomen die gerelateerd kunnen worden aan
aandoeningen van het midden- en binnenoor zeer uitge-
breid en volledig beschreven, met veel aandacht voor het
neurologische onderzoek van de hele patiënt.
De ototoxiciteit en de bijwerkingen van diverse oormedi-
caties krijgen in een apart hoofdstuk aandacht. Terecht
merken de auteurs in de \'key points\' op, dat vele midde-
len toxisch voor het middenoor zijn wanneer het trom-
melvlies niet intact is. Het trommelvlies dient dus bij ie-
dere patiënt grondig geïnspecteerd te worden en de
uitwendige gehoorgang hiervoor zorgvuldig gereinigd.
De auteurs geven er (goed beargumenteerd) de voorkeur
aan dit altijd onder algehele anesthesie te doen. Jammer
dat niet alle foto\'s van de otoscopie van de uitwendige ge-
hoorgang scherp zijn!

Het hoofdstuk over chirurgie van het oor beschrijft onder
andere de behandeling van het othematoom, chirurgie
van de uitwendige gehoorgang (resectie van de laterale
wand, resectie van de verticale gehoorgang, totale ablatio
van de gehoorgang) en chirurgie van de bulla tympani.
De beschrijving van de ingrepen is vrij duidelijk, de
foto\'s zijn, zo lijkt het, deels gemaakt van ingrepen bij ka-
davers en voegen te weinig toe aan de tekst. Dc keus van
hechtmateriaal en het gebruik en de keus van antibiotica
ontbreekt bij een aantal ingrepen. Op een aantal foto\'s is
in plaats van een Penrose drain waar de tekst naar verwijst
een vrij rigide rubber slangetje als drain te zien, wat niet
erg weefselvriendelijk zal zijn. De auteurs melden in de
\'key points\' van dit hoofdstuk dat de totale ablatio van de
gehoorgang en de bulla trepanatie alleen door zeer geoe-
fende chirurgen uitgevoerd zouden moeten worden. Het
boek richt zich echter volgens de inleiding op veterinair
studenten en eerstelijns practici. Voor hen is het goed om
uit dit hoofdstuk een indruk te krijgen van de com-
plexiteit van deze ingrepen om zo de eigenaar te kunnen
voorlichten. Het boek kan niet als \'kookboek\' fungeren
voor een op KNO gebied ongeoefend chirurg.
Samengevat is dit boek een absolute aanrader voor veteri-
nair studenten en practici. Zij zullen makkelijk toeganke-
lijke en vrij volledige informatie vinden over de meest
voorkomende ooraandoeningen bij hond en kat.

Dr M.E. Peeters

-ocr page 100-

Begin jaren negentig van de vo-
rige eeuw werd het de KNMvD
verboden hun leden te verplich-
ten om minimumtarieven te han-
teren. Enkele jaren later besloot
de overheid ook het publiceren
van adviestarieven te verbieden.
Veel dierenartsen verloren daar-
mee hun tariefsreferentiekader.
Men werd min of meer gedwongen zelf over de tariefsstel-
ling te gaan nadenken. Meestal volstond men echter met
het slechts doorberekenen van het algemene consumen-
ten prijsinflatiecijfer over de reeds historisch gegroeide
tarieven. Maar is dat een goede handelwijze? Misschien
is het goed eens wat uitgebreider stil te staan bij het hui-
dige economisch denken in de gezelschapsdierenpraktijk
anno 2002 en de effecten van deze maatregel in een wat
breder kader te plaatsen.

Effect wegvallen verplichte minimum-/adviestarieven

Het besluit van de overheid beginjaren negentig om de ver-
pHchte minimumtarieven van de KNMvD te verbieden had
aanvankelijk weinig impact op de beroepsgroep. Dit kwam
vooral doordat in de praktijk deze \'verplichting\', zeker in de
gezelschapsdiergeneeskunde, op vrij ruime schaal al niet
meer werd nageleefd. De vaststelling van de Nederlandse
Mededingings Autoriteit (NMA), dat de wetgeving ook de
KNMvD verbood om nog langer jaarlijks nieuwe adviesta-
rieven op te stellen, gaf wel een schok binnen veterinair
Nederland. De meeste praktijkhouders waren namelijk ge-
wend jaarlijks eind december een KNMvD-tarievenlijst in
de bus te krijgen. Hierin werden de nieuwe adviestarieven
per omschreven handeling keurig aangepast, hoewel veelal
slechts op algemene inflatiebasis. Men nam de verhogingen
grosso modo integraal over, echter zonder enige rekening te
houden met het eigen financiële jaarverslag. Soms paste
men ook de overige praktijktarieven met het overeenkom-
stige inflatiepercentage aan, maar veelal ook niet. Opbouw-
tarieven op basis van tijd en gebruikte materialen vonden ve-
len te ingewikkeld, ondanks de massale invoering van de
praktijkcomputer. De meerderheid der practici hanteert nog
steeds liever de vaste all-in tarieven per ingreep dan op daad-
werkelijke kosten gebaseerde opbouwtarieven.

Omzet = inkomen?

Dierenartsen beoordeelden de gezondheid van hun praktijk
veelal uitsluitend aan de hand van hun omzet. In de periode
1960-1980 kon dit ook prima. De praktijkkosten waren laag
(praktijk aan huis, \'gratis\' meewerkende echtgenotes) en de
rendementen van de praktijk waren derhalve hoog (60-70%).
De correlatie tussen omzet en inkomen lag even hoog (60-
70%) en de grootste kostenpost (inkoop medicijnen) was
puur omzetgebonden en goed voorspelbaar. Vandaar dat ver-
uit de meeste dierenartsen er terecht van uitgingen dat een
10% groei in omzet zich bij de publicatie van het accoun-
tantsrapport automatisch zou vertalen in circa 10% groei van
het netto inkomen. Tot in het begin van de jaren tachtig ging
deze vuistregel veelal ook op.

Uit ei
voord
praktij

Sluipende rendementsdaling

In de jaren 1980-1995 werden de meewerkende echtgenoten
steeds vaker vervangen door betaalde externe krachten. De
advertenties: \'gezocht dierenarts met (gratis) achterwacht\'
verdwenen. Tevens werden de simpele praktijkruimten aan
huis vaak vervangen door goed geoutilleerde praktijkpanden.
Een derde kostenverhogend aspect was het langzaam doch
gestadig toenemend verbruik van disposables, alsmede de
toenemende verkoop van dieetvoeders en duurdere antipara-
sitaire producten. Door deze laatste artikelen steeg weliswaar
de omzet flink, maar men vergat vaak dat deze laatste catego-
rieën artikelen ook lagere marges hadden. Verder werden
deze verbruikte disposables steeds vaker niet, dan wel conse-
quent apart doorberekend aan de cliënt. Een laatste fenomeen
dat opdook was het steeds vaker aanstellen van dierenartsen
in loondienst. De \'kosten\' van deze dierenartsen leken in eer-
ste instantie lager dan de opname van een extra associé in de
maatschap. Veelal wordt echter \'vergeten\' dat de keerzijde
van de medaille is dat het draaien van nacht- en weekenddien-
sten voor de praktijk niet alleen extra inkomsten maar nu in-
eens ook (terecht) extra loonkosten oplevert, zeker als het ook
nog eens een \'rustige\' dienst was geweest. Mutatis mutandis
geldt dit ook voor de rustige perioden en de vakanties die in
elke praktijk jaarlijks voorkomen. In plaats van slechts tijde-
lijk onbetaald verlof voor de dierenarts-ondernemer, vormen
deze perioden ineens een flinke kostenpost voor de praktijk,
omdat de (salaris)kosten van de dierenartsen en de ondersteu-
nende paraveterinairen wel blijven doorlopen. Verder werden
de praktijkhouders geconfronteerd met een explosieve stij-
ging van de kosten van een arbeidsongeschiktheidsverzeke-
ring.

Onvoldoende compensatie

De sluipende invoering van al deze \'stille\' kostenposten werd
op generlei wijze afdoende gecompenseerd door de jaarlijks
door de KNMvD geadviseerde tariefsstijgingen op basis van
alleen koopkrachtcompensatie. Ook konden deze extra
kostenposten vaak niet of onvoldoende worden gecompen-
seerd via een stijging van de arbeidsproductiviteit. Integen-
deel zelfs, door de toegenomen administratieve en organisa-
torische verplichtingen heeft het aantal declarabele uren al
jaren eerder de neiging te dalen dan te stijgen. Naar de me-
ning van de auteur heeft de Sociaal Economische Commissie
van de KNMvD sinds 1990 aan bovenstaande aspecten wel-
licht onvoldoende aandacht besteed. Het resultaat van alle bo-
vengenoemde ontwikkelingen gezamenlijk was een door de
jaren heen stilaan steeds verder voortsluipende daling van het
rendement. Deze kon inkomenstechnisch aanvankelijk nog
worden gecompenseerd door een stijgende omzet. Totdat er
structurele problemen ontstonden in de landbouwhuisdieren-
sector en nu ook de groei van het aantal gezelschapsdieren

De economische toekomst van de moderne
gezelschapsdierenpraktijk

H.A. Beijer

-ocr page 101-

enigszins begint te stagneren. Inmiddels hebben de meeste
collegae tot hun grote verbazing moeten constateren dat hun
omzet jaarlijks nog wel stijgt, maar dat volledig in strijd met
de oude correlatieregel \'omzet = inkomen\', hun inkomen nu
stagneert of zelfs jaarlijks daalt (een jaarlijks gelijkblijvend
inkomen daalt jaarlijks in koopkracht!). De automatische
correlatie tussen omzet en inkomen die in de jaren zeventig
zo normaal was, lijkt niet langer op te gaan. Waarom eigenlijk
niet?

Jaarlijks teruglopende praktijkrendementen

Hoewel de prijs-omzet correlatie ook nu nog wel bestaat, is
deze relatie inmiddels zo veel kleiner geworden dat andere
factoren dan omzet vele malen bepalender zijn geworden
voor het netto praktijkinkomen. De brutorendementen zijn
zoals eerder vermeld de afgelopen jaren sterk gedaald. Zo
sterk zelfs, dat een brutorendement van 30% van de omzet in
de grotere gezelschapsdierenpraktijk al een \'normaal\' winst-
percentage is geworden. Een soortgelijke ontwikkeling vol-
trekt zich gelijktijdig ook al gedurende een lange reeks van
jaren in de VS. Omdat men daar de economische resultaten
van de diverse praktijken al enige tijd veel nauwkeuriger en
actueler volgt dan in Nederland, zijn daar ook betere trendcij-
fers bekend. Opvallend is daarbij dat de trends in Nederland
en de VS al sinds circa 1990 keurig parallel lopen. Helaas ont-
breken betrouwbare recente gegevens over de Nederlandse
situatie. De laatste Nederlandse gegevens dateren uit 1998.
Alarmerend hierbij is dat de hierboven reeds geconstateerde
Nederlandse gestage daling van het bruto-rendement zich in
de VS inmiddels versneld voorzet. En wel met een rende-
mentsdaling van 5-7% op jaarbasis in de Amerikaanse gezel-
schapsdierensector over de jaren 1995-2000. De gemiddelde
Amerikaanse gezelschapsdierenkliniek had in het jaar 2000
nog een bruto-rendement van 28%. Dit betekent dat bij een
ongewijzigd doorzettende tendens de doorsnee Amerikaanse
gezelschapsdierenkliniek over vier tot vijfjaar verliesgevend
zal zijn. Hoewel de omzet van al deze praktijken jaarlijks ge-
middeld nog steeds met 3-8% groeit ! Een schokkend gege-
ven dat in eerste instantie onwaarschijnlijk klinkt, maar an-
derzijds te verontrustend is om zonder nadere bestudering als
een onbelangrijk en uniek Amerikaans probleem af te doen.

Exponentieel effect op de praktijkwinst

Wat is het mechanisme achter deze verontrustende tendens?
Het antwoord daarop is eigenlijk verbluffend simpel: de be-
langrijkste reden hiervoor is het feit dat de dierenartsen zo-
wel in de VS als in Nederiand jaar-in jaar-uit hebben nagela-
ten de stijging van de werkelijke kosten door te berekenen in
hun tarieven. Men heeft leunend op de historische all-in
praktijktarieven c.q. KNMvD-adviestarieven, jarenlang
slechts het landelijke inflatiecijfer doorberekend in deze ta-
rieven, niet de daadwerkelijke kostenstijgingen in de eigen
praktijk! Dit terwijl de werkelijke kosten door de eerderge-
noemde aanzienlijke veranderingen in de veterinaire prak-
tijkvoering al jaren achtereen juist veel sneller stegen dan het
landelijke inflatiecijfer. Het gevolg was dat de correlatie
(brutorendement) tussen omzet en inkomen in twintig jaar
daalde van 70% naar 25%.

Wat is het praktische effect van deze rendementsdaling in re-
latie tot de kostenfactor? Bij een rendement van 70% resul-
teert elke euro omzettoename in een winsttoename van 0,70
euro. Elke procent rendementsdaling resulteert op dat niveau
derhalve in een winstdaling van 1:70 = 1,4%. Dit zijn op zich
geen dramatische getallen. Er is een gering hefboomeffect
op de winst (1,4), maar die is nog te overzien.

Bij een rendement van 30% geldt dat elke euro omzettoe-
name zich nog maar vertaald in een winsttoename van 0,30
euro. Voor eenzelfde absolute winsttoename als voorheen
(0,70 euro) is ineens een veel grotere omzettoename nodig ,
namelijk 0,70:0,30= 2,3x zoveel. Vrij vertaald: bij een rende-
ment van 30% heeft men een omzetstijging van 23%) (!) nodig
om eenzelfde effect op het inkomen te krijgen als een omzet-
stijging van 10% bij een rendement van
10%. Waar voorheen
jaariijkse omzetstijgingen van 10% misschien nog wel reëel
haalbaar waren is een omzetstijging van
23% anno 2002 voor
de meeste praktijken een absolute utopie. Het wordt dus
steeds moeilijker, zo niet onmogelijk, om de voortgaande
rendementsdalingen nog op te vangen met evenredige omzet-
stijgingen.

Rendement

Winsttoename

Bij slechts 1 %

Benodigde omzet-

%

per euro extra

rendementsdaling

stijging voor 7 euro

omzet

daalt de winst dan:

Extra winst

70

0.70 euro

-1.4%

10.0 euro

60

0.60 euro

-1.6%

11.6 euro

50

0.50 euro

-2.0%

14.0 euro

40

0.40 euro

-2.5%

17.5 euro

30

0.30 euro

-3.3%

23.0 euro

25

0.25 euro

-4.0%

28.0 euro

20

0.20 euro

-5.0%

35.0 euro

15

0.15 euro

-6.6%

46.0 euro

10

0.10 euro

-10.0%

70.0 euro

Uit de tabel blijkt dat bij een praktijkrendement van 10% de
benodigde omzet voor een winsttoename van 7 euro niet lan-
ger IO euro is, maar nu een omzetstijging van 70 euro ver-
eist. Dit is 700% meer. Compensatie van extra kosten
middels extra omzet wordt derhalve door deze exponentiële
reeks steeds moeilijker, zo niet onmogelijk. Het voldoende
doorberekenen van
a//e kosten wordt dus steeds belangrij-
ker, zoniet essentieel voor het voortbestaan van een dieren-
artsenpraktijk anno 2002.

En elke procent niet doorberekende werkelijke prijsstijging
geeft indien het rendementsniveau nog maar 10% is al een
dramatische 10% inkomensdaling! Deze exponentieel ver-
slechterende situatie, die voor veel Amerikaanse dierenart-
sen al realiteit is, zal ook voor een groot deel van de
Nederlandse praktijken steeds dichterbij komen als er op
korte termijn geen verandering in het economisch denken
van de dierenartsen wordt doorgevoerd.

Kostenbesparing of prijsverhoging?

Moeten we dan scherper op onze kosten gaan letten? In prin-
cipe wel. Echter de grootste kostenposten in de praktijk be-
staan uit medicijnen en salarissen. Inzake de medicijnen is
hier gezien het kleine aantal groothandels prijstechnisch
weinig winst te behalen. Met stevig onderhandelen kan men
wellicht 1-2% extra korting bedingen maar dan is de koek
wel op. Ook inzake de salarissen heeft men weinig mogelijk-
heden. De salarissen in onze branche lopen al zover achter
bij de markt, dat het niet reëel is ten aanzien van ons perso-
neel om hier verdere besparingen te zoeken. De diergenees-
kundesector biedt als dienstensector weinig mogelijkheden

-ocr page 102-

tot automatisering of mechanisering van onze (zeer persoon-
lijke) diensten. Het publiek vraagt ook eerder om langere
consulten dan om kortere. Goed opgeleid paraveterinair
hulppersoneel dat op HBO-niveau lichamelijke of röntgeno-
logische basisonderzoeken kan doen, is in Nederland helaas
nog steeds niet voorhanden. Een derde mogelijkheid is de
kwaliteit van onze diensten te verlagen door bijvoorbeeld
disposables te gaan hergebruiken, door weer meerdere die-
ren met één operatieset te gaan opereren, of niet langer te in-
vesteren in bewakingsapparatuur et cetera. Dit zijn echter in
de opinie van de auteur op de langere termijn voor de be-
roepsgroep funeste keuzes. Ook tuchtrechtelijk bezien kun-
nen dit soort \'bezuinigingen\' vrijwel zeker op terechte af-
keuring rekenen. Derhalve rest de dierenarts-ondernemer
anno 2002 niets anders dan gewoon de gestegen praktijk-
kosten zeer consequent door te berekenen in de praktij ktarie-
ven, wil men de steeds meer exponentieel verlopende inko-
mensachteruitgang stoppen.

\'Elk nadeel heeft zijn voordeel\'.

Rendement

Effect 10%

Percentage

prijsverhoging

op de winst

70

14%

60

16%

50

20%

40

25%

30

33%

25

40%

20

50%

15

66%

10

100%

Er zit ook een positieve kant aan de gedaalde rendementen.
Indien dierenartsen in één jaar de 10% rendementsdaling
van de afgelopen jaren compenseren middels een extra prijs-
stijging bovenop het algemene inflatiecijfer, zal ook hun in-
komen explosief stijgen, waarbij het effect het grootst is bij
de groep met het meest gedaalde rendement. Uit bijgaande
tabel blijkt dat bij een rendement van 70% de inhaalslag van
10% kostendoorberekening \'maar\' tot 14% extra inkomen
leidt, maar bij een rendementspercentage van 10% heeft
deze simpele maatregel al een verdubbeling van het inkomen
tot gevolg. Zou men hetzelfde effect willen bereiken middels
de ouderwetse regel omzet = inkomen, dan zou hiervoor bij
10% rendement een omzetverdubbeling nodig zijn geweest
welke in de huidige markt absoluut niet haalbaar is voor de
gemiddelde praktijk en al helemaal niet op de korte termijn.
Een prijsverhoging met 10% heeft wel direct effect en resul-
taat.

2% minder werken en dan toch 30% meer inkomen?

Velen zijn echter bang dat een verhoging van de praktijkta-
rieven zal resulteren in een forse daling van de omzet en dus
het inkomen. Hoewel de invoering van de BTW in het begin
van de jaren negentig de dierenartsen dwong tot een algehele
prijsverhoging van 20% voor de diensten van de dierenarts,
resulteerde dit slechts in een tijdelijke omzetdaling van
maximaal 1-2% in de gezelschapsdierensector. Daarbij was
een extra verzwarende omstandigheid dat de invoering van
de BTW zeer ongelukkig samenviel met een forse algemene
economische recessie. Daaruit kan geconstateerd worden
dat de prijselasticiteit voor veterinaire diensten zelfs in tijden
van recessie zeer hoog is. Ook uit marketingonderzoeken
blijkt steeds weer dat de cliënten uit de gezelschapsdieren-
markt vrij makkelijk prijsverhogingen van een individuele
dierenartsenpraktij k accepteert, zonder dat dit direct met een
dramatische daling van de vraag naar de veterinaire diensten
en het zoeken van een andere dierenarts gepaard gaat. Toch
blijft de vrees voor omzetdaling veel dierenartsen onterecht
primair bezighouden.

Is een geringe omzetdaling een ramp voor de praktijk?

Allereerst moet er dan op worden gewezen dat de correlatie
tussen inkomen en omzet niet langer meer 70% is maar
veelal nog maar 30% bedraagt. Elke euro omzetverlies ver-
taalt zich derhalve niet langer in 70 cent inkomensdaling,
maar nog slechts in 30 cent inkomensverlies. Een extra tus-
sentijdse prijsverhoging van 10% zal zich door de hoge prijs-
elasticiteit van onze diensten in de praktijk hooguit vertalen
in een daling van de klandizie (omzet) met maximaal 1 tot
2%. Echter door deze prijsverhoging stijgt de waarde van de
licht verminderde omzet wel met 10%. Derhalve resteert een
netto omzetstijging van circa 8-9%. Omdat een omzetstij-
ging via een extra prijsverhoging op zich geen enkele extra
kosten of arbeidsinspanning met zich meebrengt, is de bijbe-
horende meeropbrengst puur nettowinst. Ofwel het bruto-
winstpercentage stijgt direct met circa 10% van 30 naar 40%
en het bijbehorende brutoinkomen met circa éénderde.
Conclusie: deze maatregel die leidt tot maximaal 1 tot 2%
verlies aan klandizie levert al circa 30% meer inkomen op.
Geen slechte deal.

Bijna 20% meer werken voor hetzelfde inkomen

Het omgekeerde: men verhoogt de praktijktarieven met de
algemene inflatie van 4,5%, terwijl de werkelijke stijging
van de praktijkkosten 9% bedraagt (veterinaire salarissen
inclusief jaarlijkse schaalverhogingen, Movir-premie et ce-
tera). Het praktijkrendement blijft derhalve niet gelijk maar
loopt dus met 4,5% terug van 30% naar 25,5%. Door het na-
laten van de laatste 4,5% werkelijke kostenstijging door te
voeren daalt het praktijkinkomen (dus uw brutosalaris) on-
middellijk met circa (30-25.5)730 = I5%! Ook hier treedt
dus weer een enorm hefboomeffect op met flinke negatieve
inkomensconsequenties: 4,5% te weinig kosten doorbereke-
nen scheelt de praktijkhouder geen 4,5% maar 15% inko-
men.

Wil men dit effect alleen opvangen met extra winst uit extra
omzet dan zal men een extra omzet moeten draaien van
100/25,55 X 4,5 = 17,6; ofwel omdat men in dit voorbeeld
\'slechts\' 4,5% te weinig kostenstijging doorberekent, moet
men 17,6% harder werken om slechts het inkomen van vorig
jaar te evenaren. Een uitzichtloos jaagsysteem dat zeker voor
een deel verantwoordelijk zal zijn voor de epidemie van
burn-out gevallen die ook onze beroepsgroep teistert. 17,6%
omzetstijging is vaak niet reëel haalbaar. Eerder zal men
slechts 10% meer omzet kunnen draaien door harder te wer-
ken, waarbij men dan uiteindelijk óók nog 8% in besteedbaar
inkomen achteruit gaat. Dat kan en moet dus anders: zie het
eerdere voorbeeld waarbij 10% prijsverhoging leidt tot 30%
extra inkomen met 2% minder werken.
Alleen zal de dieren-
arts dan bereid moeten zijn zich minder te Jixeren op de 2%
cliëntenverlies en meer open moeten staan voor de haalbare
30% inkomensstijging.

-ocr page 103-

Afnemende interesse in en waarde van een eigen praktijk

Omdat de huidige veterinaire praktijken momenteel zo wei-
nig winst genereren is men niet alleen nauwelijks in staat
zichzelf als dierenarts-ondernemer een goed arbeidsinko-
men te verschaffen, maar geldt dat ook voor de veterinaire
medewerkers. Door het continu dalende praktijkrendement
zet men niet alleen de eigen inkomenspositie en die van het
personeel op het spel, maar ook nog eens de toekomstige
verkoopwaarde van de praktijk. Anno 2002 willen steeds
minder dierenartsen een praktijk overnemen of zelf begin-
nen. Een belangrijke reden hiervoor is dat jonge dierenart-
sen al snel doorhebben dat men ondanks de lage salarissen
in de veterinaire sector als praktijkhouder wellicht mis-
schien financieel nog wel iets beter af is, maar dat deze extra
financiële beloning nauwelijks opweegt tegen de extra zor-
gen, binding en risico\'s die men als praktijkhouder moet
dragen. Last but not least zijn vele jonge collegae wellicht
terecht van mening dat dit beetje extra geld ook niet vol-
doende compenseert voor de vele extra arbeidsuren die men
als praktijkhouder voor dat stukje extra inkomen moet ma-
ken. De dierenartsen die ondanks deze negatieve punten
hun ideaal van een eigen praktijk toch willen realiseren,
merken vervolgens al snel dat financieringsbedrijven nau-
welijks meer bereid zijn de gebruikelijke bedragen voor
goodwill en inventaris/onroerend goed te financieren. De
oorzaak voor deze krimpende koopvraag en de dalende be-
reidheid van de banken tot financiering van deze overname
is primair de veel te lage netto inkomens die in de meeste
huidige praktijken voor de ondernemer overblijven na af-
trek van alle meer onzichtbare kosten.

Dierenartspraktijken zijn zeer kapitaalintensief geworden

De moderne praktijken zijn inmiddels zo kapitaalintensief
geworden dat inventarissen van enkele tonnen en praktijk-
panden met waarden van een half miljoen euro eerder regel
dan uitzondering zijn geworden. Vaak is dat grotendeels ei-
gen geld van de ondernemer(s). Deze gelden zijn gedurende
een lange reeks van jaren geleidelijk in de praktijk achterge-
laten of men heeft het geld er bewust extra vanuit privé inge-
stoken. Zolang de oude eigenaar dit \'werkkapitaal\' gratis
aan de eigen onderneming ter beschikking, stelt lijkt er niets
aan de hand. Echter zodra er een marktconforme vergoe-
ding (rente) voor betaald moet gaan worden aan een externe
geldschieter zoals bij een praktijkovername, komen de pro-
blemen. Ineens blijkt dat er na een aftrek van een vergoe-
ding (rente) voor het gebruik van dit kapitaal nauwelijks tot
geen arbeidsinkomen voor de nieuwe dierenarts-eigenaar
overblijft. Is dat dan alleen een probleem voor de nieuwe
dierenarts? Het antwoord moet nee zijn. Niet alleen blijkt
pas nu ineens dat de verkopende ondernemer jarenlang zijn
kapitaalsvergoeding voor arbeidsinkomen heeft aangezien,
maar ook zal de verkoopwaarde van de praktijk flink om-
laag gaan. De praktijkwaarde zal dalen tot het niveau
waarop de normale kapitaalskosten door de overnemende
dierenarts wel betaald kunnen worden uit de praktijkwinst
én daarnaast voor deze nieuwe dierenarts een ook op de
lange termijn aantrekkelijk arbeidsinkomen overblijft met
een marktconforme vergoeding voor het gebruikte (externe)
kapitaal. Is het arbeidsinkomen dusdanig laag dat alleen al
het onroerend goed daarmee nauwelijks gefinancierd kan
worden, dan is de praktijk onverkoopbaar geworden en de
toegevoegde waarde van de erin gevestigde dierenartsprak-
tijk nihil. Dierenartsen en banken zouden best twee miljoen
euro willen (uit)lenen als men daar een jaarlijks inkomen
van 500.000 euro mee kan genereren. Maar niemand zal
500.000 euro willen lenen om vervolgens na aftrek van
rente nog een arbeidsinkomen van 25.000 euro over te hou-
den. Dan blijft men liever zonder kapitaalsrisico\'s in loon-
dienst werken voor 30.000 euro per jaar.
Provocerend ge-
steld: de dalende overnameprijzen van praktijken zijn niet
zozeer een symptoom van een verminderde vraag, maar
veeleer een dramatisch symptoom van de veel te lage rende-
menten van de huidige praktijken.

Geld beter op de bank zetten dan in een eigen praktijk steken

Een dierenarts die een balanstotaal van één miljoen euro in
zijn praktijk heeft zitten, zou zonder een dag te werken al een
inkomen kunnen krijgen van 50.000 euro (netto!) per jaar
door dit geld risicoloos op de bank te zetten ä 5% rente per
jaar. Nu is het praktijkkapitaal in werkelijkheid sterk risico-
dragend vermogen dat ook nog eens niet makkelijk verhan-
delbaar is. Derhalve zou een vergoeding conform een reke-
ning-courant rente van 10% reëler zijn. Geven we de
ondernemer eerst een vergoeding voor zijn bedrijfsvermo-
gen, dan blijft er in veel praktijken nauwelijks nog praktijk-
winst over om de dierenartsondernemer de vergoeding te be-
talen voor de door hem geleverde veterinaire arbeid in het
afgelopen jaar. Tegen exact dit probleem lopen ook de jonge
collegae aan die een praktijk willen overnemen. Zij moeten
grote schulden op zich nemen om een praktijk over te nemen
of zich in te kopen in een associatie, terwijl daar ook op
lange termijn nauwelijks extra inkomen tegenoverstaat.
En
niemand wil graag voor niets werken, behalve kennelijk de
huidige generatie praktijkhouders. Dat heeft de zakelijker
denkende nieuwe generatie dierenartsen snel door.
Zij gaan
niet langer 50 uur per week werken met een kapitale schuld
bij een inkomen dat nauwelijks ligt boven dat wat men met
tien jaar ervaring in loondienst met 36 uur werken kan ver-
dienen. Waarbij dit geld ook nog eens 30 jaar vast zit in een
risicovolle onderneming zonder enig rendement. En geef ze
eens ongelijk! Dat geleende geld kun je dan beter investeren
in een scheeps-CV Evengroot risico en wel 12-14% rende-
ment.

Wat moet er veranderen

Allereerst zullen de dierenartsen hun denkbeelden over het
praktijk voeren moeten bijstellen. De normen uit de zeventi-
ger jaren (meer omzet = meer inkomen) zijn dusdanig
achterhaald, dat doorgaan met praktijkvoering op alleen dit
richtpunt binnen enkele jaren de ondergang van de (verkoop-
bare) praktijk betekent. Dierenartsen zullen dus meer als
normale ondernemers moeten gaan denken.
De arheidsin-
breng én de kapitaalinbreng van de dierenarts-praktijkhou-
der(s) zal door de praktijkonderneming (en dus uiteindelijk
de consument) tegen marktconforme bedragen vergoed moe-
ten worden.
De gewoonte om rendementloos enorme kapita-
len in de praktijk te hebben zitten, kan anno 2002 geen stand
meer houden. Men doet niet alleen zichzelf tekort tijdens
zijn eigen praktijkjaren, maar een dergelijke praktijk zal bo-
vendien zonder een forse korting op de boekwaarde aan het
einde van de rit onverkoopbaar blijken. Men accepteert dus
niet alleen een nul-rendement op het eigen vermogen, maar
loopt zelfs een groot risico dat men een groot deel van dit ei-
gen vermogen aan het einde van de rit gewoon niet weer
terugkrijgt. Dat laatste is hét kenmerk van een slechte en risi-
covolle investering. Praktijkhouders zullen dus marktcon-

-ocr page 104-

forme bedragen door hun praktijken vergoed moeten krijgen
voor het in de eigen praktijk geïnvesteerde risicodragende
kapitaal. Zij zullen niet alleen hun medewerkers maar ook
zichzelf marktconform moeten gaan betalen. Daarvoor is
allereerst vereist dat men zakelijk rationeler gaat denken en
rationeler gaat ondernemen.

Knopje om?

Marketing-onderzoeken tonen keer op keer aan dat het
voor veel dierenartsen mogelijk zal blijken om middels te-
rechte tariefsaanpassingen met slechts 2% cliëntverlies
tientallen procenten meer inkomsten te verkrijgen. Toch
\'kiest\' de beroepsgroep er al jaren uit gewoonte massaal
voor om jaarlijks weer 10-20% harder te gaan werken voor
hetzelfde inkomen. Deze trend komt naar mening van de
auteur primair voort uit het feit dat men uit angst om ook
maar één cliënt te verliezen slechts de algemene inflatiecij-
fers in de tarieven durft door te berekenen en niet de (veel
hogere) werkelijke eigen kostenstijgingen. Dit brengt de
dierenarts vaak in een situatie waarbij de dierenarts zich
moreel voortdurend gemangeld voelt tussen de nog steeds
(onterecht) over de prijs klagende consumenten, de terecht
over hun salaris klagende medewerkers in loondienst en het
terecht ook om aandacht (en geld) vragende gezin. Ook het
idee dat de praktijkhouder voor het in de praktijk geïn-
vesteerde geld geen vergoeding behoeft, omdat men per
slot van rekening hiermede het arbeidsinkomen verdient,
moet op de helling. Veel meer praktijkhouders zouden fi-
nancieel veel beter af zijn, als hun vermogen niet in de ei-
gen praktijk gestoken werd maar netjes op de bank gezet
werd of even risicovol elders werd geïnvesteerd, waarna
men de eigen arbeidskracht tegen gebruikelijke KNMvD-
vergoeding op de huidige arbeidsmarkt ook nog eens vlot
elders kan verhuren. Wellicht misschien toch iets om eens
wat langer over na te denken.

De oplossing ligt echter ook dichterbij dan velen denken.
Moeten we blij zijn dat er niet langer standaard adviestarie-
ven zijn? Misschien wel. De dringend benodigde extra ta-
riefsverhogingen om onze praktijken weer rendabel en za-
kelijk gezond te krijgen, moeten niet langer als enge spoken
gezien worden maar als hoopgevende engelen die de weg
naar betere tijden wijzen. De consument gunt ons dat best,
gezien de uitkomsten van de prijsenquête op de internetsite
van de auteur
http://dierenklimekdetoren.nl. Velen vinden
ons niet duur vergeleken bij een wasmachinemonteur.
Echter de meeste dierenartsen gunnen zichzelf, hun gezin
en hun personeel nog steeds geen redelijk inkomen en/of
werktijden. Een betere financiële toekomst voor de gezel-
schapspraktijk heeft iedere dierenarts in eigen hand, onaf-
hankelijk van wat de buurtcollega doet. Als de buurtcollega
niet meegaat? Laat die dan maar werken voor een appel en
een ei met onderbetaald personeel en slecht renderend kapi-
taal.

Plasma T4-concentratie en plasma TSH-concentratie belangrijke
parameters voor diagnostiek hypothyreoïdie bij de hond

De redactie vond dr. H.S. Kooistra
(specialist interne geneeskunde
van gezelschapsdieren) bereid om
onderstaande, uit de praktijk ont-
vangen, vraagstelling te beant-
woorden.

antwoor

Vraag

Wat is de diagnose indien bij een hond een lage plasma T4-
concentratie en een normale plasma TSH-concentratie wor-
den vastgesteld?

Antwoord

De plasma thyroxine (T4)-concentratie en de plasma thy-
roid-stimulerend hormoon (TSH)-concentratie zijn belang-
rijke parameters voor de diagnostiek van hypothyreoïdie bij
de hond. Hypothyreoïdie is het klinische syndroom dat
wordt veroorzaakt door een verminderde secretie van schild-
klierhormoon (1). In ongeveer 95%o van de gevallen gaat het
om een aandoening van de schildklier zelf (primaire hypo-
thyreoïdie); in de overige 5% ligt de oorzaak van de vertnin-
derde secretie van schildklierhormoon in de hypofyse of de
hypothalamus (secundaire hypothyreoïdie).

Vraa

Alvorens de plasmaconcentraties van T4 en TSH te beoorde-
len, moet eerst zijn vastgesteld dat het klinisch beeld past bij
hypothyreoïdie. Het betreft meestal honden in de leeftijd van
1 tot 6 jaar. Honden van de grotere rassen hebben aanzienlijk
vaker hypothyreoïdie dan vertegenwoordigers van de kleine
rassen. Een hond met hypothyreoïdie kan met zeer veel ver-
schillende symptomen worden aangeboden. Met name apa-
thie en een verminderd uithoudingsvermogen zijn belang-
rijke klinische symptomen. Daarnaast kunnen een dunne,
dorre vacht, vooral op de romp, symmetrische kaalheid,
hyperpigmentatie, lichenificatie, squamae, secundaire
Pyo-
dermie en vertraagde haargroei na scheren of knippen aan-
wezig zijn. Ook kan het dier worden aangeboden met koude
intolerantie, gewichtstoename, een stijve en wat pijnlijke
gang en/of persisterende anoestrus. Bij lichamelijk onder-
zoek kan vaak een relatief lage hartfrequentie met een
zwakke pols worden vastgesteld.

Schildklierfunctie

Hoe overtuigend het klinisch beeld ook mag lijken, de dia-
gnose hypothyreoïdie dient ondersteund te worden met di-
recte parameters voor de schildklierfunctie. Het plasma T4-
gehalte (referentiewaarden: 20-46 nmol/1) is bij hypothyreo-
ïdie bijna altijd verlaagd. Een verlaagd plasma T4-gehalte
(referentiewaarden: 20-46 nmol/1) alleen is echter niet vol-
doende voor de diagnose hypothyreoïdie, omdat tal van an-
dere aandoeningen ook gepaard kunnen gaan met een ver-

-ocr page 105-

laagd plasma (totaal) T4-gehalte. In de Engelstalige litera-
tuur worden dergelijke patiënten vaak aangeduid als dieren
met het \'sick euthyroid syndrome\'. Bij deze dieren is het aan
eiwitten gebonden deel van het T4 (sterk) verlaagd terwijl
het vrije T4 {= werkzame deel van het totale T4) wel binnen
de referentiewaarden valt. Aangezien bij de bepaling van de
plasma T4-concentratie het totale T4-gehalte wordt bepaald,
is dit bij honden met het \'sick euthyroid syndrome\' dus ver-
laagd. Door middel van een TSH-stimulatietest kon in het
nabije verleden fraai onderscheid worden gemaakt tussen
een primaire hypothyreoïdie aan de ene kant en secundaire
hypothyreoïdie en het \'sick euthyroid syndrome\' aan de an-
dere kant (2). Aangezien bTSH echter niet meer commerci-
eel verkrijgbaar is, moet de T4-bepaling nu gecombineerd
worden met de bepaling van het plasma TSH-gehalte om dit
onderscheid te kunnen maken (3). Door het grotendeels
wegvallen van de negatieve feedback van (vrij) T4, mag op
theoretische gronden worden verwacht dat bij dieren met een
primaire hypothyreoïdie het plasma TSH-gehalte is ver-
hoogd (> 1 pg/1). Echter, bij ongeveer 1/3 van de honden met
een primaire hypothyreoïdie valt het plasma TSH-gehalte
toch binnen de referentiewaarden van honden zonder schild-
klierproblemen (4).

Als dus bij een hond het plasma T4-gehalte verlaagd is ter-
wijl de plasma TSH-concentratie binnen de referentie-
waarden (O tot 0,6 pg/1) valt, zegt dat nog niets over het al of
niet aanwezig zijn van een schildklierprobleem. Ten eerste
kan het duiden op een primaire hypothyreoïdie, omdat im-
mers 1/3 van de honden met primaire hypothyreoïdie een
plasma TSH-concentratie binnen de referentiewaarden
heeft. Ten tweede kan er sprake zijn van (een overigens spo-
radisch voorkomende) secundaire hypothyreoïdie, waarbij
de oorzaak van het lage plasma T4-gehalte op een vermin-
derde secretie van TSH door de hypofyse berust. Tenslotte is
er een grote kans dat we te maken hebben met een hond met
het \'sick euthyroid syndrome\', waarbij de laboratoriumbe-
paling weliswaar aangeeft dat het totale T4-gehalte in het
plasma is verlaagd, maar waarbij het plasma TSH-gehalte
normaal is omdat de vrije (=werkzame) T4-concentratie nor-
maal is (5).

Scintigrafie

Voor verdere differentiatie tussen deze drie mogelijkheden is
nader onderzoek noodzakelijk. Scintigrafie is hierbij een zeer
bruikbaar hulpmiddel. Hierbij wordt gebruik gemaakt van
het gegeven dat in de schildklier een actief transportsysteem
voor jodium aanwezig is. Naast jodium zal dit transport-
systeem ook stoffen die qua structuur sterk op jodium lijken
(zoals technetium) actiefin de schildklier opnemen. Bij hon-
den met het \'sick euthyroid syndrome\' zal de schildklier
radioactief technetium (^9mjc04) na intraveneuze toedie-
ning normaal opnemen. Er is met de schildklier van deze hon-
den immers niets mis; de laboratoriumuitslag geeft slechts
aan dat het totale plasma T4-gehalte is verlaagd. Bij honden
met een primaire hypothyreoïdie daarentegen wordt het
radioactieve technetium niet of nauwelijks in de schildklier
opgenomen, omdat het normale schildklierweefsel bij pri-
maire hypothyreoïdie door een immuungemedieerd proces
deels of volledig is vernietigd. Op deze plaats is het nuttig op
te merken dat scintigrafie van de schildklieren niet zinvol is
als de hond in de zes weken voorafgaande aan de scan werd
behandeld met L-thyroxine.

Een andere diagnostische stap die behulpzaam kan zijn bij de
differentiatie van primaire hypothyreoïdie, secundaire hypo-
thyreoïdie en het \'sick euthyroid
Syndrome\' is de TRH (TSH-
stimulerend hormoon)-stimulatietest (6). Deze test is in feite
bedoeld om te kijken in hoeverre de hypofysaire TSH produc-
tie gestimuleerd kan worden en is dus vooral van belang bij de
diagnostiek van secundaire hypothyreoïdie. Tegenwoordig
wordt echter ook vaak gekeken in hoeverre TRH-toediening
leidt tot een verhoogde plasma T4-concentratie. Zeker als bij
deze stimulatietest alleen gekeken wordt naar de veranderin-
gen in de plasma T4-concentratie geeft dit nogal eens vals-
positieve resultaten. Bij veel honden met een normale schild-
klierfunctie vindt namelijk, net als bij honden met primaire
hypothyreoïdie, geen stijging van de plasma T4-concentratie
plaats als wordt gestimuleerd met TRH. Indien TRH-toedie-
ning wel leidt tot een significante stijging in de plasma T4-
concentratie, dan is dat een vrij sterke aanwijzing dat de
schildklierfunctie normaal is en er dus sprake is van een hond
met het \'sick euthyroid
Syndrome\'.

L-thyroxine

Tenslotte is ook compleet herstel binnen enkele weken na de
start van een diagnostische therapie met L-thyroxine (2 maal
daags 10 pg per kg lichaamsgewicht) een sterke aanwijzing
voor de diagnose hypothyreoïdie. Uiteraard moet hierbij wel
bedacht worden dat ook bij dieren die geen hypothyreoïdie
hebben, vaak verbetering wordt gemeld na toediening van L-
thyroxine. Het verdient dus de voorkeur eerst de diagnostiek
rond te hebben voordat wordt gestart met de therapie, ook
omdat verdere diagnostiek van de schildklierfunctie pas
weer mogelijk is als de hond minimaal zes weken geen L-
thyroxine heeft gekregen.

Referenties

1) Rijnberk A. Thyroids. In: Clinical Endocrinology of Dogs and Cats.
Rijnberk A (ed). Kluwer Academic Publisher Group. Dordrecht, p. 35-
60, 1996a.

2) Belshaw BE and Rijnberk A. Radioimmunoassay of plasma T4 and T3
in the diagnosis of primary hypothyroidism in dogs. J Am Anim Hosp
Assoc 1979: 15:17-23.

3) Peterson ME, Melian C and Nichols R. Measurement of serum total
thyroxine, triiodothyronine, free thyroxine, and thyrotropin concentra-
tions for diagnosis of hypothyroidism in dogs. J Am Vet Med Assoc
1997;211:1396-1402.

4) Dixon RM and Mooney CT. Evaluation of serum free thyroxine and
thyrotropin concentrations in the diagnosis of canine hypothyroidism.
J Small Anim Pract 1999; 40: 72-78.

5) Ramsey IK. Evans H and Herrtage ME. Thyroid-stimulating hormone
and total thyroxine concentrations in euthyroid, sick euthyroid, and
hypothyroid dogs. J Small Anim Pract 1997; 38: 540-545.

6) Rijnberk A. Protocols for function tests. In: Clinical Endocrinology of
Dogs and Cats. Rijnberk A (ed). Kluwer Academic Publisher Group,
Dordrecht, p. 205-212, 1996b.

-ocr page 106-

...je moet krabben waar \'t jeukt.
Een waarheid als een koe, maar
diegenen die ooit ten prooi zijn ge-
vallen aan waterpokken of een
stevige allergie zullen hun ergste
vijand nog geen chronische jeuk
toewensen. Wat moetje als dieren-
arts met een hond die zich een
klein jaar lang ongelukkig krabt?
Hoe lang mag je de ene therapie toepassen voordat je een
volgend probeersel in de strijd gooit?

Tergend voorjaar

Het is lente maar hondje Puk kan er niet van genieten. Hij
vergaat van de jeuk en krabt zichzelf van kwaad tot erger. De
eigenaar wendt zich tot haar dierenarts, en naar haar zeggen
heeft deze niet meer gedaan dan de hond een jaar lang iedere
maand injecties met Dexafort en Moderin geven, samen met
wat tabletten Cefalexine en een voedingsadvies.
Als Puk na een jaar nog steeds zijn dagen door-
brengt met krabben vraagt de eigenaar maar
eens aan de dierenarts of er niet iets anders
te verzinnen valt. De dierenarts geeft als
antwoord dat er bijvoorbeeld een
allergietest kan worden uitgevoerd.
Verbaasd dat deze mogelijkheid nu
pas naar voren komt wendt de ei-
genaar zich tot een andere dieren-
arts, die vaststelt dat de hond
allergisch is voor huismijt.

Krabben...

De hond ziet dat niet als reden om
naar het asiel te gaan en zijn baas af
te staan, maar krijgt een desensibili
satiekuur waar hij behoorlijk van op-
knapt. De eigenaar krabt zichzelf eens
op het achterhoofd, en komt tot de conclu-
sie dat de dierenarts wel eens wat eerder had
mogen vertellen dat een allergietest een mogelijk-
heid was, in plaats van een jaar lang te modderen met allerlei
injecties. Dat heeft kosten met zich meegebracht die niet no-
dig waren geweest.

...ofterugbijten?

De dierenarts verweert zich stevig. Hij heeft de hond behan-
deld vanwege een ernstige huidontsteking en oorontsteking,
die het gevolg waren van een uit de hand gelopen allergische
aandoening met secundaire bacteriële ontstekingen.
De therapie lijkt succesvol, maar de eigenaar is te eigenwijs
om de dieetvoorschriften op te volgen zodat de hond na twee
maanden weer terugvalt in zijn eindeloze krabben. De die-
renarts bezweert zijn cliënte dat ze het voorgeschreven dieet
echt moet volgen (lees: het de hond moet laten volgen), maar
in de drie maanden daarna blijkt dat het dieet van de hond
blijkbaar net zo moeilijk is als het gemiddelde dieet voor een
mens. Een allergietest komt wel ter sprake, maar dat heeft
volgens de dierenarts pas zin als de eigenaar in staat is om
zich strikt aan het dieet te houden. Pas dan is zeker dat de
therapie niet succesvol is, en kan de dierenarts naar andere
mogelijkheden gaan kijken.

Veterinai
tuchtrech

Vanaf dat moment wordt de eigenaar op een schoolse manier
aangepakt door de dierenarts. Ze moet zich strikt aan de
voorschriften houden, en regelmatig terugkomen voor con-
troleconsulten. Die consulten krijgt ze voor een gereduceerd
tarief, en per consult krijgt ze dieetvoer mee. De hond krijgt
tijdens die consulten zijn medicijnen per injectie, zodat de
eigenaar daar geen slordigheden mee kan uithalen.
Dit strenge regime wordt drie maanden volgehouden, en
blijkt dan niet te helpen. De dierenarts wil dan inderdaad een
allergietest laten uitvoeren en maakt hiervoor een afspraak
met de eigenaar, maar deze belt de afspraak af omdat ze in-
middels haar toevlucht heeft gezocht bij een andere dieren-
arts. De eerste dierenarts schroomt in de procedure
bij het Tuchtcollege niet om te vermelden dat
denkt dat het indienen van een klacht vooral
een financiële achtergrond heeft.

Verwijtbare kriebels?

Het Tuchtcollege overweegt dat het
gebruikelijk is om bij huidproble-
men eerst een behandeling met me-
dicijnen en een dieet in de strijd te
werpen. Het is niet ongewoon dat
het een paar maanden duurt voordat
kan worden vastgesteld of deze the-
rapie (het gewenste) effect heeft. In
dit geval heeft de ingezette behande-
ling langer geduurd dan gebruikelijk
is, maar op grond van de verhalen van
dierenarts en eigenaar, en op grond van de
patiëntenkaart waarop het procédé was bijge-
houden (!), vindt het Tuchtcollege niet dat de die-
renarts iets kan worden verweten.
De vraag die dan overblijft, is of de dierenarts op tijd aan de
eigenaar heeft laten weten dat er een allergietest kon worden
uitgevoerd. Diergeneeskundig een interessante vraag, die in
deze procedure helaas niet wordt beantwoord. Omdat er
geen bewijsmateriaal is wanneer de dierenarts over een aller-
gietest is begonnen en omdat de verklaringen van beide par-
tijen tegenstrijdig zijn, spreekt het Tuchtcollege hier geen
oordeel over uit. De klacht wordt ongegrond verklaard en
daaruit blijkt in ieder geval dat het bij een dergelijke proce-
dure gunstig kan zijn om de patiëntenkaart goed bij te hou-
den. Wanneer je als dierenarts de volgende stap moet gaan
melden aan de eigenaar komt ongetwijfeld nog wel eens in
een Tuchtprocedure aan de orde, maar misschien is het ook
een aardig discussiepunt?

Het staat geschreven en gedrukt.

I. Boissevain

-ocr page 107-

Op 10 juli 2002 is de stichting
Veterinair Kwaliteitsorgaan
(VKO) officieel opgericht. Het
fï^ffff^^ff Hoofdbestuur van de KNMvD
heeft inmiddels besloten om
^^^^^^^^ alle taken van het Coördinatie-
centrum Erkende Dierenart-
sen (CED) over te dragen aan
het VKO en het CED op te hef-
fen. De stichting VKO is de onafhankelijke houder
van alle diergeneeskundige kwaliteitsregelingen. Het
beheer en verdere ontwikkelingen van regelingen zo-
als GVP, Erkenningen en KRD-ISO is dus vanaf nu
in handen van VKO.

VKO-bureau

TegeHjic met de oprichting van de stichting is ooic een
start gemaakt met een eigen VKO-bureau. Hiervoor zijn
werkzaam Astrid de Boer en per 1 augustus ook Kirsten
van Gortei.

Tevens wordt er deze maanden een informatiesysteem
voor het bureau gebouwd, waarin alle registraties met
betrekking tot de certificeringen zullen worden be-
heerd. Ook een eigen website is in de maak:
www.vete-
rinairekwaliteil.nl.
Daar zult u spoedig een overzicht
aantreffen van alle regelingen, maar ook een overzicht
krijgen van alle huidige Erkenningen.
In september zult u uitvoerig geïnformeerd worden over
de stand van zaken, ontwikkelingen en plannen, om te
beginnen op de VKO-website.

Het VKO-bureau is bereikbaar via info@veterinaire-
kwaliteit.nl.

VKO-map Kwaliteitsregelingen

VKO ontwikkelt een informatiemap met daarin allerlei
documenten zoals de VKO-statuten, GVP-codes, stan-
daarddocumenten. modelformulieren en een overzicht
van kosten samenhangend met de diverse kwaliteitsrege-
lingen. Deze VKO-map Kwaliteitsregelingen zal medio
oktober beschikbaar zijn. In deze VKO-map zal ook de
2000-versie van de KRD-ISO criteria zijn opgenomen.

Scholingsplan Permanente Educatie

Het bestuur heeft in haar vergadering van 25 april 2002
een nieuwe versie van het Scholingsplan Permanente
Educatie goedgekeurd. Eén van de wijzigingen ten op-
zichte van de vorige versie is dat voor alle aanmeldin-
gen een bijdrage zal worden gevraagd ter dekking van
de kosten die verbonden zijn aan de beoordeling. Dit
bedrag zal jaarlijks worden vastgesteld door het VKO-
bestuur Voor het boekjaar 2002 is het bedrag vastge-
steld op € 50. Het nieuwe scholingsplan is op te vragen
bij het VKO:
info@veterinairekM\'aliteit.nl of via (030)
2510111 (tel) of (030) 2511787 (fax).

O

Permanente Educatie Gezelschapsdierenartsen

Het bestuur VKO en het bestuur van de Groep Genees-
kunde Gezelschapsdieren zijn in gesprek om te komen
tot een afstemming met betrekking tot de permanente
educatie voor gezelschapsdierenartsen.

IKB-regeling varkens en Erkende varkensdierenartsen

De vernieuwde IKB-regeling varkens wordt van kracht
per I januari 2003. De nieuwe normen zijn gebaseerd
op het zogenaamde Papendal-akkoord en ontstaan van-
uit een integratie van de Skovar-normen en de oude
IKB-normen. Een belangrijke wijziging is dat dieren-
artsen die 1KB varkensbedrijven begeleiden, na 1 janu-
ari 2003 niet alleen moeten voldoen aan de GVP/IKB-
regeling, maar tevens Erkend varkensdierenarts moeten
zijn.

VKO heeft inmiddels in samenwerking met de Gezond-
heidsdienst voor Dieren geanalyseerd in welke mate er
sprake is van voldoende geografische spreiding van
Erkende varkensdierenartsen. Uit deze analyse blijkt
dat een aantal dierenartsenpraktijken die IKB-bedrijven
begeleiden, nog geen Erkende varkensdierenarts heb-
ben.

Wij vragen u om de gevolgen van deze ontwikkeling
voor uw praktijk zorgvuldig te beoordelen. Inmiddels is
een nieuwe basiscursus voor deze erkenning gepland in
september. Mocht u alsnog besluiten om deel te nemen,
dan verzoeken wij u in te schrijven voor een basiscursus
bij bureau PAO-D.

Financiën VKO

Er worden regelmatig vragen gesteld met betrekking tot
de geldstromen van VKO. Met ingang van het boekjaar
2002 zal de stichting VKO een financieel jaarverslag
presenteren, voorzien van een accountantsverklaring.
Op die manier worden inkomsten en uitgaven van de
stichting van begin af aan duidelijk voor elke belang-
stellende.

VKO

CED heet vanaf nu Veterinair Kwaliteitsorgaan

-ocr page 108-

A.Tiefenthaler: Homöopathie
und biologische Medizin für
Haus- und Nutztiere, 3., ver-
besserte und erw^eiterte Auf-
lage, Sonntag Verlag, Stutt-
gart.

i

Boe
besprekin

Daar deze uitgave ter bespre-
king aan ons wetenschappe-
lijke Tijdschrift werd aangeboden, zal ik proberen het
zo wetenschappelijk mogelijk te bespreken.
Het betreft een \'uitgebreide en verbeterde\' derde druk,
aspecten die ik niet kan beoordelen daar ik de vorige
uitgave niet te pakken kon krijgen. In de inleiding stelt
de Oostenrijkse auteur dat het boek zowel voor de die-
renarts als voor de dierbezitter en veehouder bestemd
is en stelt hij, wat de laatsten betreft, dat het boek de
dierenarts niet mag en kan vervangen. Daar lijkt het
zich nu juist uitstekend voor te lenen. Per diersoort ge-
rangschikt naar ziektebeeld, bestaat de inhoud name-
lijk bijna geheel uit rubrieken, die beginnen met een
beschrijving van de symptomen, gevolgd door een
commentaarloze opsomming van toepasbare homeo-
pathische middelen, met grove aanduiding van de do-
sering. Waar de auteur in de inleiding stelt dat het boek
vooral is bedoeld om de leek te helpen kleine onge-
makken bij zijn dieren te bestrijden, bevreemdt het dat
zonder onderscheid ook de behandeling van talrijke
ernstige ziektes wordt beschreven. Incidenteel wordt in
de opsomming en passant en zonder verder commen-
taar een beslist niet homeopathische ingreep vermeld,
zoals aderlaten bij maandagziekte.
Na de \'Inleiding\' volgt een \'Algemene inleiding\'
waarin de principes van de homeopathie uiteen worden
gezet. Het succes van deze alternatieve geneeswijze,
aldus de auteur, is te danken aan Samuel Hahnemann
(1755 - 1843), de bedenker van de grondprincipes die
aan de homeopathie ten grondslag liggen en die in
meer dan 200 jaar nauwelijks zijn veranderd. (Ware dat
met de allopathie ook het geval geweest, dan zou het er
momenteel met de (dier)geneeskunde slecht uit hebben
gezien, Ref.) Het belangrijkst zijn het similis-principe
en het potentiëren. Volgens het similis-principe kunnen
ziektes worden genezen door ze te bestrijden met lage
concentraties van middelen die in hoge dosering bij ge-
zonde personen de ziekteverschijnselen opwekken. Zo
kan uit het door auteur gegeven voorbeeld worden af-
geleid dat een verstopping van de traanwegen kan wor-
den bestreden met uien. Het potentiëren (het opvoeren
van de geneeskundige werking) vindt in de homeopa-
thie plaats door het medicijn te verdunnen. Hoe sterker
verdund, des te krachtiger de werking. (Niet zo dom
bedacht door Hahnemann. In zijn tijd was de toxiciteit
van de meeste geneesmiddelen namelijk groter dan het
heilzaam effect. Hoe minder medicijnen je toediende,
hoe meer kans dat de patiënt (spontaan) genas, Ref)
De aanbevolen verdunningen zijn soms zo hoog dat
een liter vloeistof geen enkel molecuul van de werk-
zame stof meer kan bevatten. Niettemin zou het juist
dan een uitermate krachtige werking hebben. Deze on-
gerijmdheid heeft de homeopathie niet in verlegenheid
gebracht. "De heilzame werking van de stof berust niet
op zijn chemische eigenschappen maar op een inhe-
rente specifieke energie die door het verdunnen wordt
overgedragen op het verdunningsmiddel. Derhalve
dient bij verdunning krachtig te worden geschud", al-
dus de auteur. Dat dit tegen alle logica en wetten van de
natuurkunde indruist en dat voor een dergelijke over-
dracht van energie dan ook nooit enig bewijs is gevon-
den, vermeldt hij niet.

In de inleiding staat ook te lezen dat medicatie in de
homeopathie in principe sterk individueel is (waarmee
systematisch evalueren van het effect van de therapie
vrijwel onmogelijk wordt gemaakt, Ref) Dit individu-
ele karakter blijkt niet uit de opzet van het boekje. De
auteur stelt namelijk dat de indicaties voor de behande-
ling van dieren vooral zijn vastgesteld aan de hand van
symptomen bij de mens omdat die, in tegenstelling tot
dieren, hun ziekteverschijnselen zelf kunnen aange-
ven. Blijkbaar wordt het verschil tussen individuen dus
groter geacht dan het verschil tussen species. Zelfs
wordt voor de behandeling van ziektes bij de ene dier-
soort soms compleet naar paragrafen over een andere
diersoort verwezen.

Zoals auteur in zijn inleiding vermeldt, zijn de principes
van de homeopathie in de loop van 200 jaar niet veran-
derd, maar worden therapieën wel regelmatig aangepast
aan de laatste bevindingen. Hoe dergelijke bevindingen
zijn vergaard, hoe onderzoek is uitgevoerd hoe repro-
duceerbaar het is en hoe betrouwbaar de conclusies
zijn, wordt niet vermeld. Waar de auteur zijn gegevens
aan heeft ontleend evenmin. Hij geeft geen enkele refe-
rentie; er is geen literatuurlijst. Bij vergelijking van de
therapieën in dit boekje met die in andere naslagwerken
over homeopathie vond ik veel overeenkomsten maar
ook verschillen. Vooral de dosering (potentiëring) ver-
schilde vaak enorm, hetgeen doet vermoeden dat zelfs
homeopaten niet erg in dat principe geloven. Wel bleek
er toch een tendens tot vernieuwing in de medicaties
waar te nemen. In tegenstelling tot oudere naslagwer-
ken vond ik hier bij veel middelen de toevoeging \'Heel\'
vermeld. Ik dacht aanvankelijk dat het om een mij onbe-
kend kruidenextract ging, tot ik op de laatste bladzijde
op een advertentie stuitte: \'Tierarzneimittel von Heel-
die biologische Perspektive\', Heel GmbH, Baden-
Baden.

Homöopathie und biologische Medizin für Haus- und Nutztiere

Voor homeopathisch werkende dierenartsen die alles
voor lief nemen en een hekel aan nadenken hebben
maar de Duitse taal machtig zijn een handig boekje. In
handen van de leek niet ongevaarlijk.

Dr. R.J. Slappendel

-ocr page 109-

Een recent uitgevoerde enquête
toont dat dierenartsen nog veel
^^^^^^^^ waardevolle uitleg kunnen geven
lï^ffff^^ff aan veehouders. Het Uiergezond-
heidspanel gebruikt deze enquête
^^^^^^^^ als aanleiding om te discussiëren
over optimaal gebruik van tepel-
dips, goed voorstralen, verstandig
droogzetten en de waarde van
bacteriologisch onderzoek van melk.
Ook komt een praktijkcasus aan bod, die leert dat gede-
gen analyse van goede bedrijfsinformatie niet moeilijk
hoeft te zijn en de advieskwaliteit sterk verhoogt.

Wind en regen dienende organiseren we in Nederland in
2005 het tien-jaarlijks Uiergezondheidscongres van de
International Dairy Federation (IDF). Met deze actualiteit
opent dagvoorzitter Hans Miltenburg deze bijeenkomst van
het Uiergezondheidspanel. Vervolgens nodigt hij de aanwe-
zigen uit voor de promotie over S. aureus mastitis van het ge-
waardeerd panellid Jan Sol, op 24 oktober aanstaande.
Een ander nieuwsfeit is dat de zuivelbedrijven de monster-
name voor tankcelgetalbepaling veranderen. In het verleden
vond de bemonstering één keer per maand plaats, meestal op
een vast moment in de maand. Op dit moment bemonstert de
industrie één keer per maand op willekeurige momenten en
volgend jaar zal de bemonstering tweemaal in de maand
plaatsvinden, ook op willekeurige dagen. Als bovengrens
blijft gehandhaafd het geometrisch gemiddelde van 400.000
cellen/ml, gemeten over drie opeenvolgende monsternames.
Deze grens is rechtstreeks ontleend aan EU-richtlijnen.
Sampimon toont een grafiek met het verloop van het ge-
middeld tankmelkcelgetal in Nederland. Uit het verloop van
deze grafiek blijkt dat de grenzen die gesteld worden aan de
hoogte van het tankcelgetal de belangrijkste sturende kracht
zijn voor verlaging van het celgetal op bedrijfsniveau. Op dit
moment stabiliseert het gemiddeld tankcelgetal zich rond
200.000, na een tijdelijke piek in 2001.

Een enquête

De Gezondheidsdienst voor Dieren (GD) stuurde schrifte-
lijke vragenlijsten naar 1.500 veehouders en kreeg er daar-
van 804 in verwerkbare vorm terug. Een hoge respons, die
harde resultaten oplevert.

De enquête had als hoofddoel inzicht te krijgen in de dip- en
spraymiddelen die in Nederland worden gebruikt. Daarnaast
is de vragenlijst gebruikt om een beeld te krijgen van de
wijze waarop veehouders koeien voorbehandelen en van het
droogzetten met antibiotica. Ook werd gevraagd of de vee-
houder melk instuurt voor bacteriologisch onderzoek.
Otlis Sampimon presenteert tijdens deze panelbijeenkomst
de bevindingen van deze enquête en neemt de gelegenheid te
baat te discussiëren over de praktische gebruikswaarde er-

van.

Dippen en sprayen

Speendesinfectie is een oude methodiek. Al in 1887 meldden
Franse wetenschappers dat een 3% fenol-oplossing werkt als
desinfectiemiddel om de verspreiding van mastitis te beperken.
Zij desinfecteerde met deze vloeistof spenen en de handen van
melkers. Het befaainde vijfpuntenscheina (melkmachine
melktechniek, behandeling infecties, droogzetten met antibio-
tica, speendesinfectie, opruimen van chronisch geïnfecteer-
den) werd in 1969 geïntroduceerd en heeft heden ten dage niets
aan waarde ingeboet in de aanpak van hoog celgetalproblemen.
Een dipmiddel moet desinfecteren en de speenhuid verzor-
gen. Beide componenten zijn belangrijk voor de effectiviteit.
Jodiuin, chloorhexidine en melkzuur zijn de meest gebruikte
desinfectantia. De distributeur van dips hebben op dit mo-
ment de keuze om hun product aan te bieden als diergenees-
middel of als uierverzorging.

Uit de enquete blijkt dat 22 producenten 64 verschillende
middelen op de markt hebben. Van deze middelen zijn er 14
geregistreerd als diergeneesmiddel. Voor deze 14 producten
hebben de producenten de moeite en kosten genomen om de
registratieautoriteiten een goed dossier aan te bieden.
Daarmee zijn effectiviteit en veiligheid van deze producten
voldoende aangetond.

Van het merendeel van de gebruikte dips bestaan dus weinig
of geen gegevens over effectiviteit en veiligheid. Sampimon
vertelt dat er ook enkele middelen op de markt zijn waarvan
in het buitenland uitstekende kwaliteitsgegevens beschik-
baar zijn, maar die niet door de distributeur zijn gere-
gistreerd. KKM stelt op het moment geen eis aan dipmidde-

Bijeenkomst Uiergezondheidspanel
Veehouder-enquête geeft veel gespreksstof

-ocr page 110-

Ien. Het panel stelt dat in de hedendaagse kwaliteitssystemen
alleen geregistreerde dips passen. Dierenartsen dienen bij
voorkeur geregistreerde dips te adviseren.
In de Verenigde Staten wordt jaarlijks een
peer review van
dipmiddelen gepubliceerd, dat een kwalitatieve vergelijking
mogelijk maakt. De gedachten gaan ernaar uit om dit ook in
Nederland te doen.

Heden ten dage wordt 80% van de melkkoeien gedipt of ge-
sprayed. Dit kost gemiddeld vier eurocent per melkgevende
koe per dag (€ 11,75 per 305 lactatiedagen). Maar er bestaan
grote verschillen in kosten tussen de middelen onderling en
het verbruik van het product per koe varieert sterk.
Automatische melksystemen verbruiken veel grotere hoe-
veelheden dan de meeste conventionele melkers.
Veehouders baseren hun keuze voor een dip ten dele op de
prijs. Hierbij kan gelden: \'hoe goedkoper, hoe liever\', maar
ook: \'hoe duurder, hoe beter\'.

De belangrijkste reden om van dip te veranderen bestaat uit
problemen met de uiergezondheid. Prijsargumenten (goed-
koper) komen als tweede reden, maar zijn minder van belang.

"Veehouders kopen hun dips te laconiek in"

Dippen of sprayen

Sampimon stelt dat veehouders hun dipmiddelen te laconiek
inkopen, op basis van onzorgvuldige argumenten. Hier is
nog goed advieswerk te doen door dierenartsen.
Hij geeft het volgende stappenplan voor \'dip-advisering\':
Stap 1. De dip dient werkzaam te zijn.
Dat wil zeggen desinfecterend en verzorgend.
Stap 2. De dip dient goed toegediend te worden.
Tenminste het onderste derde deel van de tepel moet volledig
bedekt worden met dipmiddel. Deze eis is gemakkelijker te
realiseren met een diptechniek dan via sprayen. Sprayen ver-
eist meer aandacht en zorgvuldigheid om de speen aan alle
kanten goed te raken. Ook is het belangrijk dat de dipbeker na
elke melkbeurt goed wordt schoongemaakt met heet water.
Dit garandeert dat de dip-
vloeistof altijd voldoende
vers en schoon is.
Stap 3. De dip dient afge-
stemd te zijn op de uierge-
zondheidsstatus van het
bedrijf.
Bedrijven met een
laag celgetal, die met name
kampen met mastitisgeval-
len door omgevingskie-
men, kunnen het best een W

barriëredip gebruiken. De- ^

ze dip zorgt voor een
vliesje om de tepel.
Voorwaarde voor effecti-
viteit van dit type dip is dat
hij de kans krijgt in alle
rust op te drogen. Dat bete-
kent de koeien na het mel-
ken vastzetten aan het
voerhek en niet direct met
hun spenen in de boxen la-
ten liggen.

problemen en klachten door koegebonden kiemen heeft een
contactdip de voorkeur. Dit type dip bereikt zijn desinfecte-
rend effect veelal sneller.

Stap 4. Beoordeel de werkelijkheid in de stal en in de put.
Stap eens in de melkput om te zien hoe de veehouder werkelijk
te werk gaat. En/of kijk naar de spenen van de koeien. De barri-
èredips laten een gekleurd vlies achter op de spenen. Controle
van de spenen vertelt hoe goed de barrière in werkelijkheid is
en het toont de kwaliteit van de diptechniek van de melker.

Voorbehandelen en voorstraten

Uit de enquête blijkt dat bijna 60% van de veehouders meer
dan vier koeien voorbehandelt met één doek. 15,5% pakt
voor elke koe een schone doek. Meestal gebruiken ze één
doek per zijde van de melkstal.

Voorstralen moet. Want voorstralen is de detectie van klini-
sche mastitis, het zorgt voor doorspoelen van het slotgat en
het stimuleert de melkafgifte.

Sampimon stelt bij dit krachtige advies de voorwaarde dat
het voorstralen kundig gebeurt. Dat betekent:

- na het voorbehandelen;

- handen en spenen droog houden.

62% van de veehouders straalt altijd voor, 38% doet dit niet.
De laatste groep heeft dus een grote handicap bij het opspo-
ren van klinische mastitis. Men zal mastitiden niet of pas la-
ter ontdekken. Met alle risico\'s van infectieoverdracht, tank-
melkcelgetalverhoging en een lagere slagingskans van
behandeling.

Melken met handschoentjes vermindert de kans op kiem-
overdracht via de handen van de melker. Veel veehouders
hebben diepe eeltkloven in de handen. Sampimon adviseert
elk melkmaal een nieuw paar handschoenen te nemen.

Droogzetten met antibiotica

Het droogzetten met antibiotica staat in de aandacht, onder-
meer vanuit de hoek van de biologische veehouderij. Maar
ook op gangbare bedrijven is het een belangrijk punt.
81% van de responderende veehouders zet alle koeien met
antibioticumhoudende droogzetters droog. 15% gebruikt ze

selectief, 4% gebruikt ze
niet.

Doel van droogzetten is
genezing van bestaande
infectie en preventie van
nieuwe infecties, resu-
meert Sampimon. Het niet
standaard gebruiken van
droogzetters geeft een ho-
ger risico op een nieuwe
infectie. De belangrijkste
risicofactor is een slecht
sluitende keratineprop in
het slotgat. De kwaliteit
van de keratineproppen
blijkt een koegebonden
kenmerk.

Je kunt je een indruk vor-
men van deze kwaliteit
door de uiercysterne met
de handen onder lichte
druk te zetten en te kijken
of er vocht door het slotgat

-ocr page 111-

"Voorstralen móet, mits inet Icundiggebeurt"

geval, dan heb je te maken met een risicokoe.
Een belangrijke voorwaarde voor probleemloos droogzetten
is de melkdruk van de koe. Des te lager de productie, des te
geringer de kans op melk lekken en een slecht sluitend slot-
gat. Het voermanagement rondom het droogzetten beïnvloedt
in grote mate het risico op nieuwe infecties. Sampimon geeft
als richtlijn een productie van niet meer dan 10 tot 15 liter
melk.

Op dit moment wordt ervaring opgedaan met een teatsealer
die additioneel wordt toegepast bij het droogzetten met anti-
biotica. Deze teatsealer geeft een dik latex vlies rond de
speen en de speenpunt. In het buitenland worden momen-
teel proeven beschreven met teatsealers, die in het tepelka-
naal worden gespoten en daar verharden. Voor deze me-
thode geldt als voorwaarde dat ze alleen gebruikt kunnen
worden bij niet-geïnfecteerde koeien, zonder mastitishisto-
rie. Bovendien dienen de dieren een beperkte melkdruk te
hebben op het moment van droogzetten, zodat ze geen melk
lekken. In Nederland is hiermee nog geen ervaring opge-
daan.

Casus

Bertjan Westerlaan, practicus in Dierenartsenpraktijk Ooster-
wolde, presenteert na de pauze een casus van een bedrijf met
een S. aureus-problematiek. De betreffende veehouder werkt
zorgvuldig, noteert alle mastitisgevallen en behandelingen en
doet veel bacteriologisch onderzoek. Met de hulp van deze ge-
gevens kan Westerlaan een goed beeld schetsen van de masti-
tisdynamiek op dit bedrijf

De grote lijn die blijft hangen na deze indrukwekkende pre-
sentatie is die van de waarde van goede bedrijfsinformatie,
samen met de oude wijsheid: waar een wil is, is een weg. De
veehouder wist in korte tijd van zijn S. aureusklachten af te
raken, door radicaal dieren te ruimen en door heel strikt zijn
vee in twee groepen te melken.

Dankzij de nauwgezette monitoring heeft Westerlaan ook in
een vroeg stadium de vingers achter een opkomend pro-
bleem, namelijk een groot aantal klinische mastitiden.
Waarschijnlijk speelt de voeding hier een belangrijke oorza-
kelijke rol, in de vorm van een te lage energievoorziening in
de eerste helft van de lactatie. Het probleem concentreert
zich in de zomermaanden. Westerlaan heeft de veehouder
erop geattendeerd en samen gaan ze geconcentreerd de
nieuwe zomer tegemoet.

Discussie

Sampimon noemt als opvallende bevinding uit de enquête dat
47% van de veehouders geen melk instuurt voor bacteriolo-
gisch onderzoek. Terwijl een goede mastitispreventie begint bij
bacteriologisch onderzoek. Hier ligt een punt van aandacht.
Westerlaan stelt het panel de vraag wanneer een koe weer ge-
zond verklaard kan worden, die met een hoog celgetal de
droogstand is ingegaan. Het meest praktische criterium hier-
voor biedt een vergelijking van de celgetallen per kwartier
Als het verdachte kwartier een nagenoeg gelijk celgetal heeft
als de andere drie kwartieren, kan de koe genezen verklaard
worden. Een eenmalig onderzoek is hiervoor afdoende. Dit
kan vanaf vijf dagen na afkalven.

FIDIN antibiotica-rapportage 2001

Opgesteld door de FIDIN Werkgroep Antibioticumbeleid, juni 2002, Den Haag

Inleiding

Antibioticumresistentie is een serieus probleem in de hu-
mane geneeskunde en heeft geleid tot een groter bewust-
zijn met betrekking tot het gebruik van antibiotica bij
mensen, maar ook bij dieren. Vastgesteld is dat onzorg-
vuldig gebruik van antibiotica de groei van resistentie in
de hand werkt, waarbij tevens de aanname speelt dat re-
sistentie bij dieren kan worden overgedragen op de mens.

Onderdeel van de strategie tegen antibioticumresistentie is het
monitoren van het gebruik van antibiotica bij mens en dier De
FIDIN, de belangenvereniging van Fabrikanten en Importeurs
van Diergeneesmiddelen in Nederland, voert met betrekking
tot de monitoring van het gebruik van diergeneesmiddelen een
actief beleid. De FIDIN heeft meegewerkt aan de totstandko-
ming van een schatting van de verbruikcijfers van antibiotica
bij landbouwhuisdieren in 1992, 1994 en 1996, door de
Faculteit der Diergeneeskunde in Utrecht\'. Sinds 1999 houdt
de FIDIN een jaarlijkse rapportage, gebaseerd op een onaf-
hankelijk en gevalideerd informatiesysteem, uitgevoerd door
Farminform. Alle FIDIN-leden hebben hun afzetgegevens van
antibiotica, in kilogrammen actieve stof en, indien mogelijk,
naar doeldier, gemeld aan Farminform. De verschillende ac-
tieve stoffen zijn ingedeeld in zes hoofdgroepen. Producten
die zijn geregistreerd voor een bepaald doeldier, zijn opgeno-
men in de betreffende diergroep. Producten die bij meerdere
doeldieren kunnen worden toegepast, zijn ondergebracht in de
groep multi-species. Deze groep vertegenwoordigt bijna 70%
van het totale antibioticumgebruik. De leden van de FIDfN
hebben geen betrouwbaar inzicht bij welk doeldier de multi-
species middelen exact worden toegepast. Het onderzoek dat
de Faculteit der Diergeneeskunde hiernaar verricht, kan daar-
over mogelijk meer duidelijkheid geven.

De FIDIN-leden vertegenwoordigen niet de totale
Nederlandse markt voor diergeneesmiddelen. Dit kan leiden
tot een maximale afwijking van de cijfers van 5%.

\' Verbruikcijfers van antibacteriële diergeneesmiddelen bij landbouwhuisdieren, A.

Pijpers, J. Fink-Gremmels. J. van Turnhout, februari 1998.

-ocr page 112-

Resultaten van de monitoring

Gebaseerd op het hierboven beschreven monitoringsysteem,
is de volgende afzet van verschillende groepen van antibio-
tica gemeten:

Groepen antibiolica

K.g actieve
stof(xlOOO)
in 2001

Toename
ten opzichte
van 2000

% van het

totale

gebruik

Penicillinen/cefalo-
sporinen

40

7%

Tetracyclinen

211

3%

10%

Macroliden

18

9%

54%

Aminoglycosiden

11

-4%

5%

Fluorochinolonen

6

-19%

3%

TrimelhoprinVsulfa\'s

94

14%

24%

Andere

11

-6%

3%

Totaal

391

5%

100%

In vergelijking tot 2000, is het totale door de FIDIN-Ieden ge-
rapporteerde diergeneeskundige gebruik met ruim 5% toege-
nomen. De indeling in categorieën is tussen 2000 en 2001 on-
veranderd gebleven. Twee categorieën (tetracyclinen en
trimethoprim/sulfa\'s) vertegenwoordigen meer dan 75% van
het totale diergeneeskundige gebruik. Dit cijfer benadrukt de
continue waardering van dierenartsen voor \'oude\' antibiotica
- sulfa\'s werden ontdekt in de 30-er en 40-er jaren, tetracyli-
nen en trimethoprim in respectievelijk 1953 en 1962. Ook het
volgen van de formularia draagt bij aan het gebruik van ou-
dere middelen. De nieuwere middelen, zoals fluorochinolo-
nen, vertegenwoordigen slechts 1 % van het totale gebruik.

Naar diersoort kunnen de verbruikscijfers als volgt worden
uitgesplitst:

Diersoorten

Kg actieve stof

tt^name

% van

(X 1000) in 2001

t.o.v. 2000

het totale

Kg(x 1000)

%

gebruik

Multi-species

263

7

3%

67%

Rund/kalf

53

-4

-8%

14%

Varken

64

15

32%

16%

Pluimvee

8

2

30%

2%

Gezelschapsdieren

2

-

23%

1%

Andere

1

-

-%

Totaal

391

20

5%

100%

De groep multi-species is verreweg de grootste groep met
bijna 70% van het gebruik. Dit zijn vooral producten die
voor verschillende species landbouwhuisdieren zijn gere-
gistreerd. Het is voor de FIDIN niet mogelijk te achterhalen
welke de precieze verdeling tussen species is; daarom is een
verdere onderverdeling van deze groep achterwege gelaten.

De hoeveelheid diergeneesmiddelengebruik kan worden ge-
relateerd aan het aantal dieren en dierziekten. Tegenover een
geringe daling van de veestapel staat toename van het ge-
bruik. De veestapel is in 2001 ten opzichte van 2000 als volgt

CBS Landbouwtelling 200!.
^ Zie Agrarisch dagblad d.d. 28 december 200L Onverklaarbare sterke groei gebi-uik

antibiotica in Denemarken.
â– I Sales of antimicrobial products used as veterinary\' medicines, growth promoters and
coccidiopstats in the UK in 2000.
(hltp://www. noah.co.uk/paper/antimicrosales2000. htm).

afgenomen; het aantal runderen van 4,1 naar 4,0 miljoen die-
ren, het aantal varkens van 13,2 naar 13,1 miljoen dieren en
de aantallen pluimvee van 104 naar 100 miljoen kippen^. De
toename in hoeveelheid actieve stof van antibiotica (rnet
name doxycycline, amoxycilline en trimethoprimsulfa com-
binaties) kan worden verklaard door het voorkomen van een
aantal ziekten bij met name varkens, zoals de wegkwijn-
ziekte. Bij de bestrijding van deze ziekten bleek regelmatige
inzet van antibiotica noodzakelijk. De MKZ-crisis in het
voorjaar van 2001 heeft ogenschijnlijk geen invloed gehad
op het antibioticumgebruik. Verder valt niet uit te sluiten dat
er verhoogd gebruik van therapeutische antibiotica is ont-
staan als gevolg van het verbod op bepaalde antimicrobiële
groeibevorderaars per 1 juli 1999. Daarnaast is er sprake van
veranderde diermanagementsystemen die niet noodzakelij-
kerwijs leiden tot verlaagd diergeneesmiddelengebruik. Het
gebruik van fluorochinolonen, is in 2001 met 19% gedaald.
Deze middelen worden nog steeds met grote terughoudend-
heid ingezet.

Ook in andere Europese landen is een zekere toename van
het gebruik waarneembaar. In Denemarken groeide het ge-
bruik in 2000 met 64% ten opzichte van 1999^. In Engeland
nam in 2000 het therapeutisch gebruik van diergeneesmidde-
len met I l%toe\'^.

Overigens moet bij de interpretatie van het aantal kilogrammen
werkzame stof rekening worden gehouden met het verschil in
doseringen van de verschillende antibiotica. Doseringen kun-
nen variëren van 20-50 mg/kg per dag voor tetracyclinen tot 2,5
mg/kg per dag voor potentere stoffen als fluorchinolonen en 1
mg/kg per dag voor cefalosporinen. Minder gebruik van poten-
tere middelen kan een oorzaak vormen voor een toename van
het gebruik van tetracyclinen en trimethoprimsulfa combina-
ties.

Conclusies

De FIDIN, de belangenvereniging van fabrikanten en impor-
teurs van diergeneesmiddelen in Nederland, heeft in lijn met
haar open en pro-actieve beleid een monitoringsysteem op-
gezet om het diergeneeskundig gebruik van antibiotica in ki-
logrammen actieve stof en waar mogelijk toegerekend naar
doeldier in beeld te brengen.

Meer dan 75% van het totale diergeneeskundig gebruik van
antibiotica bestaat uit tetracyclinen en trimethoprimsulfa-
combinaties, relatief\'oude\' middelen. 1% bestaat uit het ge-
bruik van de meer recent geïntroduceerde fluorochinolonen.

Bijna 70% van het totale gebruik betreft multi-species pro-
ducten met indicaties voor gebruik bij meerdere species. Het
opsplitsen van dit gebruik naar individuele species valt voor
de FIDIN moeilijk betrouwbaar te realiseren.

De belangrijkste factor van de toename van 5% is de bestrij-
ding van een aantal hardnekkige ziektes in met name de var-
kenssector.

Bij de interpretatie van het aantal kilogrammen werkzame
stof dient rekening te worden gehouden met het verschil in
doseringen van potentere en minder-potentere antibiotica.

-ocr page 113-

Donderdag 26 september:

10:00- 12:00 uur Officiële opening in de Janskerk

voor genodigden
13:00- 15:00 uur Receptie (Academiegebouw)
22:00-03:00 uur Monsterbaanfeest (kliniek Heel-
kunde)

11:00- 14:00 uur
14:30- 17:30 uur

Lagerhuis\'

Vrijdag 27 september:

Sportdag

Het \'Veterinaire

(Faculteitsterrein)

Vier veterinaire onderwerpen komen aan de orde:

• Zin en onzin van de biologische landbouw

• Rol van de dierenartsen in de humane geneeskunde

• Het apotheekrecht van de dierenarts

• Het\'wilde katten probleem\'

18:00-.......uur

(Faculteitsterrein)
21:00-.......uur

Reünistendiner

Biercantus (i.s.m. de Gouden
Trachea)

Zaterdag 28 september:

10:00-17:00 uur Maliebaandag.
De traditionele kortebaandraverijen hebben dit jaar
voor het eerst een officieel karakter, de pikeurs rij-
den dan ook voor het nationaal klassement! Verder
uiteraard veterinair volksvermaak met vele standjes
en demonstraties.
23:59- .......uur Lustrumgala

Veertiende Lustrum der DSK \'Stichtse Beesten
26,27 en 28 september 2002

In september van dit jaar is het
zover, DSK viert haar 70-jarig
bestaan. Drie dagen lang zal
Utrecht op haar grondvesten
schudden, de veterinairen vie-
ren feest! Alle ingrediënten
voor een geslaagd feest zijn ui-
teraard ingebouwd en een aan-

U kunt zich inschrijven voor de volgende

activiteiten:

• Monsterbaanfeest

: kosten € 4 0

• Het \'Veterinaire Lagerhuis\' :

: kosten € 10

• Het reünistendiner

(voor alle dierenartsen

en partners)

: kosten € 25

p.p.\')

• Het Lustrumgala

kosten € 25

p.p.\')

\'J prijzen onder voorbehoud

Inschrijving geschiedt via de mail, of schrifte-

lijk.

Uw reactie kunt u richten aan:

14e Lustrumcommissie der DSK

Yalelaan 1

3584 CL Utrecht

telefoon: (030) 2534776 of

e-mail: luco@vet.uii.nl

Hopende velen van u te mogen begroeten op

een of meerdere activiteiten, teken ik, namens

de 14^ Lustrumcommissie der DSK, met vrien-

delijke en veterinaire groet.

Wolter Roorda

h.t.Ab-actis

&

\'-"«rum der DSK

tal zal u wellicht bekend voorkomen. Nieuwkomer dit
jaar is \'het Veterinaire Lagerhuis\' waar stevige discus-
sies gevoerd zullen worden. De uitgenodigde sprekers
zullen in een korte inleiding een stelling deponeren
over een aantal actuele onderwerpen waarna de dis-
cussie los zal barsten.

Het \'Stichtse Beesten\' -programma ziet er als volgt uit:

-ocr page 114-

H.C.A. Leemans

Hierbij een reactie naar aanleiding
van de geschetste problematiek in
en in aanvulling op het artikel
\'Dieren naar de tandarts, mensen
naar de tandarts\' van de heren Van
Foreest, TvD, deel 127, juni 2002,
aflevering 11. Ik schrijf dit op per-
soonlijke titel. Ik ben werkzaam bij
het ministerie van LNV, directie
Voedings- en Veterinaire Aangelegenheden, afdeling Dier-
gezondheid.

Inleiding

De liefde voor dieren en de drang om dieren te verzorgen, in-
spireren zowel geschoolde als niet zo geschoolde mensen tot
velerlei activiteiten \'rondom het dier\'. Bestuurders van hoge-
scholen en private opleidingsinstituten, dus opleiders, spelen
in op laagdrempelige en begripvolle
diergeneeskunde en bie-
den onderscheiden opleidingen/cursussen aan. Zelfs tot vol-
waardig homeopathisch therapeut, zoals de hogeschool
\'Amersfoort\' recentelijk uitvent. Vermoedelijk wordt de stu-
dent/leerling een diploma/certificaat in het vooruitzicht ge-
steld, zodat daarmee getooid aan het economisch verkeer -
daar hebben het dier en zijn bezorgde eigenaar toch behoefte
aan - kan worden deelgenomen. De indruk bestaat dat ge-
noemde opleiders het niet tot hun eerste taak rekenen de stu-
dent/leerling in kennis te stellen van de hoge drempel, zie
hierna, die een succesvolle carrière
in de diergeneeskunde
verhindert.

Maar ook zonder diploma/certificaat lijkt er wel wat dierge-
neeskundige
diensti\'erlening mogelijk. In advertenties in
\'dierenbladen\' bieden zich nogal eens \'therapeuten\' van zeer
diverse pluimage aan, waarvan in ieder geval zeker is dat het
hun aan enthousiasme niet ontbreekt. De
paardentandarts is
ook zo\'n therapeut. Dc drijfveer van deze
beoefenaar, althans
de problematiek die zijn optreden in de geneeskunde van het
dier opwerpt, wordt duidelijk zichtbaar in het informatieve
artikel \'Dieren naar de tandarts, mensen naar de tandarts\' van
de gebroeders Van Foreest, hierna het artikel, in TvD, deel
127, juni 2002, atlevering 11.

De drempel

Enthousiasme en liefde voor dieren zijn niet maatgevend of
normstellend. Gelukkig ook maar, want wie ontwerpt en wie
hanteert de maatlat? De drempel wordt gevormd door het
uitgangspunt van de Wet op de Uitoefening van de
Diergeneeskunde 1990 (WUD): de algehele, onafhankelijke
uitoefening van de diergeneeskunde is alleen aan dierenart-
sen voorbehouden en de titel dierenarts is beschermd. Een
schier onoverkoombare \'steilsprong\'om voor niet-dierenart-
sen, waaronder de
paardentandarts, zelfstandig, helend aan
de slag te gaan.

Nota Bene, deze drempel is louter met het oog op de belan-
gen van het dier opgeworpen. Terecht, naar mijn mening,
gaan de Europese en nationale wetgever ervan uit dat specia-
lismen in de diergeneeskunde tot het domein van \'de vrije
markt\' behoren. Daar behoeft de overheid geen criteria en
normen te stellen. Immers, als \'de markt\' behoefte heeft aan
een kwalitatief onderscheidingscriterium binnen een be-
paalde beroepsgroep, dan zal die beroepsgroep die behoefte
zonder meer bevredigen. Maar dan wel met de noodzakelijke
duidelijkheid.

Diergeneeskundig tuchtrecht als reden voor duidelijkheid

De geneeskunde van de mens en die van het dier, waaronder
die van de dierentand, behoren tot volstrekt gescheiden do-
meinen. \'Mens\' en \'dier\' hebben zelfs \'hun eigen wet\', res-
pecdevelijk de BIG en de WUD. Op grond hiervan behoort de
tandarts niet tot een van de in de WUD aan het veterinair
tuchtrecht onderworpen categorieën. Daarom kan de consta-
tering in het artikel, onder het kopje \'Titelbescherming\', "Tot
op heden hebben zich geen tuchtzaken voorgedaan waarbij
diergeneeskundig handelen van een tandarts tuchtrechtelijk
is beoordeeld." ook niet juist zijn. De beroepsgroep van die-
renartsen zou in het licht van het bovenstaande kunnen, en dat
betekent hier eigenlijk: moeten, afspreken dat dierenartsen
die zich bekwaamd hebben in de tandheelkunde bij dieren,
zich toch als
dierenarts blijven presenteren. Alleen als er een
kwalificatie is behaald in een
erkend specialisme, bijvoor-
beeld de (paarden)tandheelkunde, dan zou zodanige dieren-
arts de eraan verbonden kwalificatie kunnen gebruiken of\'op
dierenarts kunnen laten volgen\'. Of men kiest een andere be-
nadering danwel aanduiding. Maar die moet dan wel alge-
meen kenbaar, geaccepteerd en (dus) geldend zijn. .luist om-
dat het
elke niet-dierenarts is verboden om door een titel,
aanduiding of vermelding de indruk te wekken dat hij de hoe-
danigheid van dierenarts bezit, is het te meer aan de dieren-
arts zelf om daarover geen verwarring te creëren. De in het ar-
tikel bepleite duidelijkheid lees ik daarom als een aansporing
van de beroepsgroep om de gewenste duidelijkheid tc ver-
schaffen. En daaraan lijken mij nu de conclusies van het arti-
kel weer niet bij te dragen.

Samenwerken met andere deskundigen

Juist omdat de humane geneeskunde en diergeneeskunde tot
verschillende domeinen behoren, moet ervoor gewaakt wor-
den dat niet zonder noodzaak de grenzen van de uitoefening
van de diergeneeskunde worden overschreden. Een mens is
geen dier, al wordt het onderscheid maken \'ons\' wel eens zeer
moeilijk gemaakt. Dit verschil brengt met zich dat \'op het
werkterrein\' van de praktiserende dierenarts noch een arts
noch een tandarts \'thuishoort\'. Kennis en kunde
z\\]n,per defi-
nitie,
gerelateerd aan andere domeinen. Daarom is naar mijn
mening de zinsnede uit de samenvatting van het artikel "Het
gebruik maken van adviezen, het bespreken van technische
behandelmogelijkheden en het ondersteunen bij tandheelkun-
dig behandelingen door een tandarts, is een natuurlijke gang
van zaken" te algemeen geformuleerd. Want, de zinsnede
vormt geen helder kader voor afbakening. In ieder geval wordt
de grens tussen de praktische geoorloofde en niet geoorloofde
uitoefening van de diergeneeskunde er niet scherper door. En
bij duidelijkheid wint niet alleen de dierenarts.

Grens tussen praktisch geoorloofde en niet-geoorloofde uitoefening van
diergeneeskunde niet scherper

-ocr page 115-

Vorig jaar werd de Gezond-
heidsdienst voor Dieren (GD) in au-
^^^^^^^ gustus een aantal keer geconfron-
nMiffn^ff teerd met ziektegevallen en sterfte
door Jacobs kruiskruid (senecio
^^^^^^^ Jacobaea) bij runderen en paard-
^SB-fT^Bff en/pony\'s. Half juli 2002 kwamen de
eerste meldingen weer binnen.

Dieren zullen de plant in het land
niet eten, maar met hooi/kuil wordt de plant wel opgenomen.
De laatste jaren groeit de plant Jacobs kruiskruid steeds vaker
in extensief beheerde weilanden, wegbermen en natuurgebie-
den. Augustus 2001 heeft de GD de natuurorganisaties
middels een brief attent gemaakt op het feit dat beheershooi
met deze plant erin voorkomend niet verkocht moet worden
als veevoer. Als dierenarts is het goed op de hoogte te zijn van
de symptomen en uw veehouders te attenderen op de risico\'s
van deze plant, die voor kan komen in aangekocht voer.

Vergiftigingen door Jacobs Kruiskruid

L. van Wuijckhuise, M. Mars, G. Counotte en P. Kock

Opname van een hoeveelheid van 1-2% van het lichaamsge-
wicht/dag van deze plant is dodelijk voor runderen, schapen,
geiten en paarden. Opname van een kleinere hoeveelheid
overeen langere periode geeft ernstige leverschade. De ziek-
teverschijnselen kunnen bij opname van kleine hoeveelhe-
den pas maanden na opname van de giftige stof optreden.
De klinische symptomen zijn: sloomheid, verlammingen,
geen eetlust, persen gevolgd door waterdunne diarree, zon-
nebrand, los vocht in de buik en soms oedeem, evenals veel
drinken. Of de dieren sterven een paar dagen na de start van
de ziekteverschijnselen, of ze vertonen een chronisch beeld
met vermagering en sterfte na enkele weken tot maanden.
Bij sectie worden los vocht in de buikholte, leververgroting
met 1-5 cm grote haarden en cirrhose, vocht in het darm-
scheil,
Omentum en galblaaswand aangetroffen.
De diagnose kan gesteld worden via het klinische beeld, in-
spectie van het rantsoen, het aantonen van verhoogde lever-
enzymen bij bloedonderzoek en sectie.

Per abuis is het referaat
\'Meningitis na contact met
een paard met droes\' van
J. Downar, B.M. Willey,
J.W. Sutherland, K. Mathew,
en D.E. Donald tweemaal ge-
plaatst in het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde.
De oorspronkelijke titel luidt
\'Steptococcal meningitis resulting from contact with an
infected horse\' (J. Clin Mircrob 2001; 39; 2358-9). De
redactie biedt hiervoor haar excuses aan.

Hieronder treft u bovendien een rectificatie aan op dit
referaat van dr. Goudswaard:

Een te weinig kritische interpretatie van het woord
\'strangles\' in het artikel getiteld \'Streptocococcal me-
ningitis resulting from an infected horse\' (J Clin
Microb, 2001; 2358).

hi het referaat was door ondergetekende ingegaan op
Streptococcus equi subsp. zooepidemicus infecties bij
de mens. Deze streptokokken behoren tot Lancefield
groep C en kunnen een zoönose veroorzaken, hoewel
ze niet alleen bij paarden doch ook bij de mens kunnen
behoren tot de microbiële flora van de bovenste lucht-
wegen. Bij de mens is de bacterie overigens aange-
toond als oorzaak van endocarditis, meningitis, urine-
weginfecties en wondinfecties (Zie Bergey). In het
besproken referaat wordt een patiënte behandeld die,
door extra verzorging, zeer nauw contact had met een
veulen met een ernstige luchtweginfectie en purulente
neusuitvloeiing. Het dier had haar bovendien nog een
stomp trauma bezorgd in het gelaat. Zij ontwikkelde
een sepsis en een meningitis door
Str equi subsp. zoo-
epidemicus.

Rectificatie

In de bespreking geven de auteurs aan dat de genoemde
bacterie de meest voorkomende oorzaak is van wond-
en respiratoire infecties bij veulens en ook bij droes
(strangles) is de bacterie aangetoond als secundaire in-
fectieverwekker.

Het oorzakelijk agens van droes (Str.equi subsp.equi)
veroorzaakt geen zoönosen zoals de titel van het refe-
raat zou kunnen suggereren. Hierop is door enige colle-
gae gereageerd. Ondergetekende dankt hen voor hun
inbreng. Een positief aspect van de reacties is overigens
dat weer is aangetoond dat de referaten een duidelijk le-
zerspubliek hebben!

J. Goudswaard

-ocr page 116-

Rectificatie diergeneesmiddelen Dopharma

In aflevering 9, 2002 van het TvD is het artikel \'Gemedicineerde voeders met of zonder A-, D- en J-additieven\' verschenen. In
de \'schematische weergave van toegelaten diergeneesmidddelen voor verwerking in gemedicineerd voeder....\' is wat betreft de
middelen van Dopharma een aantal fouten gepubliceerd. Hieronder treft u daarom de juiste tabel aan:

\'Moet aangepast worden in:

â–  REG NL: Publicatie:

FeedmixOxy 10%

2004

a) dosering in voer:
3-7 kg/ton

=> 3-7 Ig/ton (overeenkomend met ca. 20-40 mg Oxytetracycline per kg/LG per dag)

Feedmix V4

2158

a) dosering in voer:
5
kg/ton

=> 5 kg/ton (overeenkomend met ca. 20 mg. Oxytetracycline per kg/LG per dag)

Feedmix Doxy - B

2588

aj werkzame stoffen:
doxycycline
h) concentratie:
20 gr/kg

c) dosering in voer:
10 kg/kg LG per dag

=> do.xycycline / broomhexine
=>20 gr/kg/2 gr/kg

=> 10 mg doxycycline / kg LG per dag 1 mg broomhexine/ kg LG per dag

Feedmix Vil

5068

a) do.iering in voer:
5 kg/ton

b) persen:
neen

=> 5 kg/ton (overeenkomend met ca. 1,4 mg lincomycine en 1,4 spectinoniycine kg LG / per dag)i
=>ja \'

Feedmix Sulfatrim

8541

a) dosering in voer:
8-10 kg/ton

=>8-10 kg/ton (overeenkomend met 4 - 5 trimetoprim en 20 - 25 mg sulfadiazine/kg LG per dag)

Feedmix TS

8674

ajdosering in voer:
5-8 kg/ton

=> V: 0,25-0,5 g Feedmix TS per kg LG per dag, of 5-10 kg per ton voer

Slachtkuikens: 0,5 g Feedmix Ts per kg LG per dag, of 5-10 kg per ton voer

Feedmix Flubendazole

9674

a) dosering in voer:
5 kg/ton

=> V: .30 mg flubendazol per kg voer (overeenkomend met 1,2 -1,5 mg flubendazol per kg LG)
Kip: 30 mg tlubendazol per kg voer (overeenkomend met 2,3 - 3,0 flubendazol per kg LG)

Vedias Najaarsdag 2002

Op zaterdag 21 september
2002 organiseert VEDIAS in
samenwerking met
The lams
Company
en Pßzer Animal
Health \'
weer de VEDIAS
Najaarsdag op de Faculteit der
Diergeneeskunde in Utrecht
(Collegezaal Gezelschapsdie-
ren). Het programma voor dit
jaar heeft als onderwerp
\'Senior Care\'.

Prof dr. H.A.W. Hazewinkel zal een lezing verzorgen
over geriatrische problemen bij de hond. Onder andere
zullen skeletafwijkingen, mobiliteitsstoornissen en oor-
zaken van
Osteoarthrose aan de orde komen. Ook zal er
nader worden ingegaan op de rol van de voeding en
NSAID\'s.

Drs. J. de Vos zal tijdens het middagprogramma aandacht
besteden aan oncologische problemen bij het oudere dier

(biopsieprocedures, chemotherapie, chirurgie et cetera)
en de rol van de dierenartsassistente hierbij.

Na afloop ontvangen de deelnemers een certificaat.

De kosten (inclusief lunch) van deze VEDIAS Najaarsdag
zijn voor leden € 10.00 en voor niet-leden € 20,00.
Leden
gaan voor niet-leden bij de inschrijving.
Inschrijven voor: 7september (na 15 augustus vervalt de
voorrangsregeling voor VEDIAS-leden.)

Deze dag is alléén bestemd voor dierenartsassistenten.

Voor meer informatie aanvragen inschrijfformulier:
Irma Wensink, telefoon/fax: (0578) 627706, e-mail:
vedias.nascholing@hetnet.nl en www.vedias.nl

-ocr page 117-

De International Elbow Working Group (lEWG) houdt
haar jaarlijkse bijeenkomst tijdens de precongresdag
van het World Small Animal Veterinary Association
(WSAVA) congress in Granada, Spanje, op woensdag 2
oktober 2002.

Het programma ziet er als volgt uit;

• Development of the elbow, an anatomical study; C.F.
Wolschrijn

• Radiological development of the elbow joint in the dog;
W.Th.C. Wolvekamp

• Clinical and radiological diagnosis of Elbow Dysplasia;
H.A.W. Hazewinkel

• Koffiepauze en posterpresentatie

• Conventional surgery versus arthroscopic surgery;
J.F. Bardet

• How to position the dog for good elbow radiographs;
M. Fluckiger

• Werklunch, posterpresentatie en röntgenscreening

• Surgical therapy of Elbow Dysplasia; technique and fol-
low-up; A. Vezzoni

• The screening protocol for Elbow Dysplasia and critical
remarks; B.Tellhelm

• free communications

Kattendag

In samenwerking met de Hoofdafdeling Pathologie
van de Faculteit der Diergeneeskunde en gesponsord
door Royal Canin organiseert de stichting Felissana
haar jaarlijkse Kattendag op 2 november 2002 in het
Androclusgebouw, Yalelaan 1 (diergeneeskundeter-
rein rechts onder de loopbrug), de Uithof, Utrecht.
De Kattendag duurt van 10.00 tot 15.30 uur.

Onder voorzitterschap van dr. T. Willemse, hoofdopleider
dermatologie, wordt na een kopje koffie om 10.30 uur
aangevangen met lezingen over afwijkingen van huid en
darm en de rol van overgevoeligheid daarbij. Na een
lunch met bezoek aan de informatieve stands vervolgen
we het programma met de volgende onderwerpen: Het
nieuwe Honden en Kattenbesluit en de betekenis daarvan
voor catteries en kattenfokkers. Dit wordt gevolgd door
korte voordrachten over ontwikkelingen op het terrein
van amyloïdose bij siamezen en abessijnen naar aanlei-
ding van onderzoek in een grote cattery en moleculair la-
boratoriumwerk, en de stand van zaken rond heupdyspla-
sie en slechte tanden bij katten.

Het jaar 2003 staat in het teken van Felissana.
Om dat te vieren zullen verschillende themabijeenkomsten
worden georganiseerd, onder andere over platte borstkas
bij kittens. Let op de aankondigingen daarover na het zo-
merreces.

E. Gruvs

• lEWG business meeting (alleen voor leden lEWG)
Posters voor de postersessie kunnen aangemeld worden bij
Herman Hazewinkel
{H.A.WHazewmkel@vet.iiu.nf).
Deelnemers aan de postersessie hebben gratis toegang tot
de meeting. Röntgenfoto\'s van patiënten van deelnemers
zijn van harte welkom voor evaluatie/discussie tijdens de
werklunch. De kosten voor de meeting zijn 40 euro voor
lEWG-leden en 60 euro voor niet-leden.
Voor lidmaatschap en registratie kunt u contact opnemen
met Bernd Tellhelm
{Bernd.Tellhelm@vetmed.imi-gies-
sen.de)]
voor algemene informatie met Thijs How
{how@wxs.nl). U kunt ook de website bezoeken (vvm\'vv.
vetmed. ucdavis. edu/iewg/iewg. html).

De lEWG is opgericht in 1989 door een kleine groep elle-
boogdeskundigen uit Amerika en Europa, om kennis te ver-
spreiden en om een elleboogscreening protocol te ontwik-
kelen dat aanvaardbaar is voor zowel de internationale
wetenschappelijke gemeenschap als voor fokkers.
De jaarlijkse meeting wordt georganiseerd om informatie
uit te wisselen en om het protocol te herevalueren. De
lEWG is een affiliate van de WSAVA.
The lEWG-meeting in Granada wordt gesponsord door
IAMS and Pfizer.

First World
Orthopaedie Veterinary
Congress

Het congres van de European Society of Veterinary
Orthopaedics and Traumata (ESVOT) wordt iedere
twee jaar gehouden op het terrein van de Faculteit
Diergeneeskunde van de Universiteit München. Dit
jaar wordt het congres georganiseerd in samenwerking
met de Amerikaanse zustervereniging, de Veterinary
Orthopaedie Society (VOS). Beide Societies stellen
ten doel specialistische kennis onder praktiserende die-
renartsen te verspreiden op het gebied van orthopedie
van paarden en gezelschapsdieren. Als onderdeel van
het paardenprogramma zullen practica op het gebied
van wobbler syndroom, halswervelonderzoek, arthro-
dese en subtartale neurectomie gegeven worden.
Practica over arthroscopie en TPLO-techniek staan op
het GD-programma, naast een dagdurend OA-pro-
gramma. Tevens worden er lezingen gegeven over tis-
sue engineering, externe fixatie, halswervelfusie,
knie-, elleboog en heupchirurgie, evenals een lezing
van dr. Dehoff over abdominaal en thoraxtrauma.
Grote namen als Mcllwraith (US), Lepage (F), Grant
(US), Walmsley (UK) spreken over straalbeen-, wob-
bler-, en gewrichtsaandoeningen bij paarden. Veel
korte voordrachten completeren het programma.
Informatie over het volledige programma, een \'social
program\' overdag en \'s avonds, hotels en informatie
over registratie staat op het internet:
www.digicolor. net/esvot/.

International Elbow Working Croup

-ocr page 118-

Vorig jaar nog, vanaf bet begin van de uitbraak van de MKZ-
crisis in het Verenigd Koninkrijk, maakte hij zich bijzonder
druk over het non-vaccinatiebeleid en de ruimingen die
daarop volgden.

Hij nam contact op met diverse autoriteiten om hen te wijzen
op de in zijn ogen foute aanpak van de overheid. Deze reactie
op hoge leeftijd was collega Boogaerdt ten voeten uit. Voor
diergeneeskundige problemen zocht hij immer naar de opti-
male oplossingen en kruiste de degens met diegenen die het
niet met hem eens waren. Adriaan Boogaerdt is op een leeftijd
van 87jaar op 8 juni 2002 in Lekkerkerk overleden.

Boogaerdt is in 1915 in Gouda geboren, waar zijn vader een
onderneming had. Omdat zijn moeder vroeg overleed is hij op-
gegroeid bij een tante in Den Haag alwaar hij ook de middel-
bare .school doorliep. Op deze school was hij lid van een clubje
dat in het Haagse duinlandschap vogels bestudeerde. Deze
interesse zal mede geleid hebben tot de aanvankelijke studie-
keuze van biologie. Hij was lid van het Amsterdams studenten-
corps. Tijdens deze jaren heeft hij geroeid in de eerste acht van
de vereniging. Zware sporten spraken hem aan en later heeft
hij in Utrecht waterpolo gespeeld. Tijdens zijn praktijkjaren
heeft hij samen met zijn echtgenote de Elfstedentocht uitgere-
den. Na enige tijd is hij omgezwaaid naar diergeneeskunde.

Zoals overal was hij prominent aanwezig en is dan ook DSK
praeses geweest. Tijdens zijn studentenjaren heeft hij zijn la-
tere echtgenote Suzanne Maria Oskam uit Lekkerkerk ont-
moet. Uit dit huwelijk zijn twee zonen en een dochter geboren.
Suzanne was een stevige persoonlijkheid en is een belangrijke
steun geweest voor de ambities van Adriaan om de dierge-
neeskundige praktijk voor meer dan 100% uit te oefenen. Het
gezinsleven werd volledig beheerst door de praktijk. Suzanne
assisteerde op de boerderij bij operaties en verzorgde de op-
genomen patiënten in de huiskliniek.

In het begin van de Tweede Wereldoorlog heeft hij zich in
Nieuwveen gevestigd; in de noordelijke Rijnstreek van Zuid-
Holland, waar hij de praktijk van Karsemeier overnam. Het
was in dit gebied niet gebruikelijk dat de dierenarts zich
beschikbaar stelde voor verlossingen, echter Adriaan
Boogaerdt kwam uit de school van Van der Kaay en het was
hem dus ingepeperd dat de verloskunde het domein van de
dierenarts was en je je op dit terrein goed kon profileren. Bij
het uitvoeren van verlossingen bij het rund liep hij tegen ge-
vallen aan waar de vrucht niet per vaginam, ook niet per foe-
totomie, kon worden ontv>\'ikkeld. In 1946 heeft hij in de prak-
tijk zijn eerst sectio caesarea gedaan met de indicatie slecht
ontsloten cen\'ix. Op het gebied van de sectio bij de herkau-
wer, heeft hij veelvuldig gepubliceerd in het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde. In 1960 heeft hij zijn ervaringen gepubli-
ceerd van de sectio bij het staande rund vanuit de linkerflank.
Vanaf dat moment is dit in ons land de standaardprocedure
geworden.

memoriam

Ook het gebied van de traumatische gastritis bij het rund had
zijn speciale aandacht. Er zijn artikelen verschenen over het
gebruik van een metaaldetector en bloedonderzoek om de
diagnostiek te verbeteren. Hij heeft samen met Suzanne hon-
derden runderen geopereerd voor scherp, de diagnostiek
werd vaak ondersteund door eigen bloedonderzoek.

Naast de individuele patiënt had hij ook een meer dan gewone
belangstelling voor bedrijfsproblemen zoals de tuberculose
onder de runderen. Hij was het totaal niet eens met de aanpak
van de provinciale Gezondheidsdienst, die zich primair
richtte op het verwijderen van de openlijders via sputum-van-
gen. De Gezondheid.sdienst voorzag bij deze aanpak een op-
lossing binnen de 50 jaar Boogaerdt zag niets in deze aan-
pak; hij kon zijn veehouders overtuigen van een scheiding van
runderen die positief op de tuberculinatie reageerden en de
reactie-vrije dieren. Zoals gebruikelijk, publiceerde hij in
1949 over dit voor de veehouderij uitermate belangrijke
onderwerp, een artikel in het Tijdschrift voor Diergenees-
kunde. \'Tuberculosebestrijding in het westen van ons land\'.
Eén zin in het artikel geeft de toon aardig weer: "Voor-
standers van het tot nu toe gevolgde systeem verwachten in 50
tot 75 jaar resultaten (welke volgens vele practici in het
Westen nog niet in 500jaar zullen zijn verkregen)."
Bij deze zeer actieve opstelling kon het niet anders dan dat de
praktijk Nieuwveen een zeer goede reputatie ontwikkelde en
zeker niet in de laatste plaats door de manier van benadering
van patiënt en eigenaar. Dokter \'Boogers \'werd een begrip in
de regio en de veehouders droegen hem op handen.
Collega Boogaerdt heeft altijd praktijk gehouden in maat-
schapsverband of met hulp van assistenten in loondienst. Na
de Tweede Wereldoorlog heeft hij jarenlang een Poolse col-
lega in huis gehad. De man was nogal klein van stuk zodat de
veehouders hem aanduidden als het \'het Pooltje\'.
Vanaf de jaren vijftig ging hij een associatie aan met collega
Wout Veenendaal met wie hij ook een grote vriendschap ont-
wikkelde. Het bijzondere was dat collega Veenendaal geen en-
kele chirurgische ingreep deed, hetgeen hun samenwerking
totaal niet stoorde. Helaas werd Veenendaal arbeidsonge-
schikt in de jaren zestig. Nadat Boogaerdt enige jaren met
kortdurende assistentschappen werkte, is hij in de laatste fase
weer een maatschapsverband aangegaan met Victor Boysen
en ondergetekende.

Adriaan Boogaerdt
1915-2002

-ocr page 119-

In KNMvD-verhand was hij actief als secretaris van de kring
Gouda van praktiserende dierenartsen en als voorzitter van
de a fdeling Zuid-Holland.

Een grote passie was de duivensport, hetgeen ook resulteerde
in een wekelijks spreekuur voor zijn duivenvrienden.
Collega Boogaerdt was een man met een veelzijdige belang-
stelling, maar het grootste genoegen was mijns inziens als hij
in de kleine uurtjes na een sectio op een baal stro plaatsnam
en de veehouder vroeg of meneer de dokter soms nog een bor-
reltje zou lusten. De veehouder stelde al rap vast dat één bor-
rel voor het herstel van de chirurg niet genoeg M\'a5 en als de
causerie met de veehouder goed verliep, was bij het vertrek
een behoorlijk gat geslagen in de voorraad. Na 37 jaar prak-
tijk nam hij afscheid met een indruku\'ekkende afscheidsrecep-
tie, waar de burgemeester hem een koninklijke onderschei-
ding opspeldde.

Na zijn beëindiging als practicus heeft hij nog werkzaamhe-
den verricht voor de RVV.

Helaas manifesteerde zich enkele jaren na zijn pensionering
een probleem met zijn gezichtsvermogen. Een oogarts stelde
de diagnose \'een inoperabele staar\'. Deze vorm van invali-
diteit viel hem zeer zwaar, de duivensport werd opgegeven en
lezen en sportwedstrijden volgen op TV was nagenoeg onmo-
gelijk. Nadat hij enkele jaren daarna naar Lekkerkerk ver-
huisde, heeft hij zich op advies van de huisarts voor een se-
cond opinion gewend tot de oogkliniek van Dijkzigt. De
behandelend hoogleraar heeft hem binnen een week geope-
reerd en hij heeft weer jaren goed kunnen zien.

Na zijn verhuizing hadden we regelmatig langdurig telefo-
nisch contact om alle ins en outs van de diergeneeskunde
door te nemen van de vroegere clientèle. Het overlijden van
Suzanne Maria enige jaren geleden, het overlijden van zijn
enige dochter ten gevolge van een hersentumor en een terug-
kerend probleem met zijn gezichtvermogen hebben geleid tot
een paar moeilijke jaren. Na een kort ziekbed is hij op zijn uit-
drukkelijk verzoek slechts door zijn beide zonen op zijn laat-
ste gang begeleid.

Met het overlijden van Adriaan Boogaerdt is een einde geko-
men aan het leven van een veelzijdig en prominent veterinair

Jan Breure

SSWSBt!

College van Vertrouwensdierenartsen

Het Hoofdbestuur van de
KNMvD heeft in haar beleidsplan
\'Dierenarts: spil in een gezonde
samenleving\', de bewaking van de
integriteit van de beroepsgroep
als prioriteit gesteld.
Voor de interne bewaking van de
integriteit is een college van ver-
trouwensdierenartsen gewenst.
Niet alleen de Ereraad is hier voorstander van, ook onder
de leden van de KNMvD is er behoefte aan een vertrou-
wenspersoon aan wie men vertrouwelijke informatie
door kan geven en die men om raad kan vragen in geval
van onvrede en bezorgdheid over het functioneren van
een collega.

Doel

De vertrouwensdierenarts bewaakt de integriteit van dieren-
artsen door - na het verkrijgen van vertrouwelijke informatie
over bijvoorbeeld het slecht functioneren van, het overtreden
van wettelijke regels en andere voorschriften door en het niet
houden aan de normen van de beroepsgroep c.q. het niet-inte-
ger zijn van - de betreffende dierenarts hierop aan te spreken.

Taak en uitvoering

De primaire taak is het pro-actief reageren op overtredingen
van de wet en zaken die de beroepsintegriteit schaden en het
Hoofdbestuur terzake informeren.

De vertrouwensdierenarts functioneert als klankbord en
raadgever. Daarnaast kan de mogelijkheid om als ombuds-
man zelf een zaak bij de Ereraad aanhangig te maken, al dan
niet op verzoek van een collega-dierenarts, meegenomen/
overwogen worden.

De taak van de vertrouwensdierenarts verschilt van die van
een netwerkdierenarts in die zin, dat laatstgenoemde meer
een rol van bemiddelaar vervult.

Maatschappi

nieuw

Profiel

Een vertrouwensdierenarts dient professioneel betrokken te
zijn, dient over voldoende anciënniteit en uitstraling te be-
schikken, dient van onbesproken gedrag en integer te zijn,
dient over goede communicatieve eigenschappen, wijsheid,
tijd en feeling met de veranderende praktijk te beschikken.

Samenstelling Commissie

Een vertrouwensdierenarts functioneert het beste als hij/zij
goede banden heeft met, of komt uit de groep van collega\'s
voor wie hij/zij als vertrouwensdierenarts moet fungeren.
Er kunnen daartoe drie disciplines aangemerkt worden, te
weten:

• landbouwhuisdierenpractici;

• gezelschapsdieren- en paardenpractici;

• dierenartsen in overheidsdienst en het bedrijfsleven.

Als vertrouwensdierenartsen zijn thans door de Groepen
voorgedragen en door het Hoofdbestuur benoemd:

Landbouwhuisdierenpractici:

Drs. H. Eggens, Kerkhofweg 10, 7221 AE Steenderen.
Telefoon (0575) 451936. E-mail:
rieks.eggens@planet.nl
Drs. H.W. Wagenaar, Aletta Jacobsstraat 3, 3145 XV
Maassluis. Telefoon (010) 5925059. E-mail:
n.w.wage-
naar@ kabelfoon.nl
Gezelschapsdieren- en paardenpractici:

Drs. Dj.R Teenstra, Tijs van Zeventerstraat 12, 3062 XP

Rotterdam. Telefoon (010) 4525954

Drs. G.A. Berghuis, Tonnendijk 162, 7681 BT Vrooms-

hoop. Telefoon (0546) 671836; E-mail: gaberg@-

globalxs.nl

Dierenartsen in overheidsdiensten bedrijfsleven:

Dr. J.M.A. Snijders, Dorpsstraat 13, 3945 BJ Gothen.
Telefoon (0343) 561742; E-mail:
j.m.a.snijders@vvdo.
vet.uu.nl

-ocr page 120-

H.R.C. Gostelie

Het paard neemt een bijzondere posi-
tie in binnen onze samenleving. In
het verleden werd het paard vooral
ingezet als werk- en trekdier, zowel
binnen de landbouw als binnen het
leger. De afgelopen decennia is het
paard binnen onze samenleving ech-
ter geëvolueerd van een dier dat uit-
sluitend als werk- en/of trekdier
dienst deed naar een multi-purpose dier: een recreatie-, gezel-
schaps- en sportdier.

Met name de populariteit van het Nederlandse paard als sport-
dier is enorm toegenomen door de successen die zijn geboekt
met onze paarden op het gebied van de dressuur, het springen
en het aangespannen rijden. Ook het aantal recreatief gehou-
den paarden en het aantal paarden dat als gezelschapsdier
wordt gehouden is drastisch toegenomen...

Tijdens de varkenspest- en MKZ-crisis is echter duidelijk naar
voren gekomen dat deze veranderde maatschappelijke positie
van het paard niet volledig onderkend wordt door de overheid
(ministerie van LNV, RVV en lagere overheden). Het paard
bleef gedurende beide crises een landbouwhuisdier voor de
wet en viel derhalve nog steeds onder de beleidsdraaiboeken
(varkenspest/MKZ) die gelden tijdens een landbouwhuisdie-
ren-ziektecrisis. Als gevolg hiervan bleef de waarde van het
paard beperkt tot die van een landbouwhuisdier met alle nare
en nadelige gevolgen vandien. Geschat wordt dat tijdens de
MKZ-crisis iedere dag een paard onnodig is gestorven.

De kwalijke gevolgen van deze positionering van het paard,
heeft de Groep Geneeskunde van het Paard en de paardenhou-
derij in zijn algemeenheid ertoe aangezet deze positie te ver-
anderen. Wij zijn tot de conclusie gekomen dat het paard in ie-
der geval in vergelijking met de andere landbouwhuisdieren

De waarde van het paard

een andere emotio-
nele, culturele en ook
financiële waarde (ze-
ker individueel) heeft en
dat wij op grond daarvan
het paard een \'status aparte\' V
onder de landbouwhuisdieren \'
zouden willen toebedelen.

Een uitgesproken \'status aparte\' voor het paard onder de land-
bouwhuisdieren is er nog niet, maar er zijn door het ministerie
van LNV wel een aantal aanpassingen gemaakt in het nu gel-
dende beleidsdraaiboek MKZ ten aanzien van paarden. Deze
aanpassingen zijn voor de paardenhouderij gunstig te noe-
men: ernstig zieke paarden mogen nu, mits aan een aantal pro-
tocollaire eisen is voldaan, getransporteerd worden naar een
gespecialiseerde kliniek; paarden mogen van het ene paarden-
bedrijf naar het andere vervoerd worden, mits voldaan aan de
eis van geëigend vervoer, en merries mogen geïnsemineerd
worden door een erkende paardendierenarts. Ook heeft het
ministerie van LNV toegezegd dat er nog andere aanpassingen
van het draaiboek op het gebied van paarden zijn te verwach-
ten.

Kortom, de overheid heeft het paard als waardevol dier weer
op de agenda gezet. Dit zou ook zijn gunstige weerslag
kunnen hebben in het oplossen van het gebrek aan diergenees-
middelen voor het paard en het voldoen aan de Europese eis
tot identificatie en registratie van alle paardachtigen in
Nederland.

Het moge duidelijk zijn: het wordt hoog tijd dat het in alle op-
zichten waardevolle paard van overheidswege de waardering
krijgt die het verdient.

H.R.C. Gostelie is voorzitter van de Groep Geneeskunde van het Paard.

Nadrukkelijk bieden wij ruimte in het TvD en op de website aan eenieder die in de discussie over de waarde van het dier een bij-
drage wil leveren. Niet zonder restrictie, de congrescommissie en de redactie behouden zich het recht voor bijdragen niet te
plaatsen, maar door die voorwaarde laat een dierenarts zich toch niet afschrikken!? We zien uit naar uw reacties!

(congres@knmvd. nl)

Oproep

De sportcommissie is op zoek naar een coördinator voor het onderdeel squash op de sportdag van het jaarcongres op
3 oktober 2002. Geïnteresseerden kunnen een e-mail sturen naar
congres@knmvd.nl of telefonisch contact opnemen
met Sabine Bos bij de KNMvD.

-ocr page 121-

Jaarprijs van vaste waarde op het Jaarcongres

Zoals velen van u al vermoeden, is het Jaarcongres 2002 in
aantocht. Met als thema \'de waarde van het dier\' is het con-
gres ook dit jaar zeker aanbevelingswaardig.
Een ieder jaar terugkerend onderdeel is de uitreiking van de
Jaarprijs voor het beste wetenschappelijke artikel gepubli-
ceerd in dit tijdschrift.

Er zijn al vele artikelen op hun waarde geschat door de
hoofdredactie maar elk jaar kan er slechts één de beste zijn.
Welk wetenschappelijk artikel sprak afgelopen jaar het
meest tot de verbeelding?

Welke was het meest vooruitstrevend, origineel, de weten-
schap dienende?

Welk artikel droeg in 2001 het meest bij aan de waarde van
het dier??

Ook dit jaar is er weer een aantal artikelen genomineerd
waaruit de beste gekozen gaat worden, te weten:

Nieuw dierenpaspoort

Inmiddels is het nieuwe dierenpaspoort beschikbaar via de
KNMvD.

U kunt het dierenpaspoort op de volgende wijzen bestellen:

- schriftelijk, via de fax (030-2511787)

- schriftelijk, via de e-mail (bestellingen(^knmvd.nl)

- via de website www.knmvd.nl, besteldienst

• Bronchoalveolaire lavage (bal) in de diagnostiek van die-
pere luchtwegaandoeningen bij het paard van T.T.M.J. de
Laan, R.A. van Nieuwstadt, M.M. van Sloet Oldruiten-
burgh-Oosterbaan en H.J. Breukink.

(Tijdschr Diergeneeskd 2001; 126: 554-9)

• BSE: klinische diagnostiek en veldervaringen van L. van
Wuijckhuise, R Vellema en R.J. Terbijhe.

(Tijdschr Diergeneeskd 2001; 126: 279-81).

• Uitbraak van bovine virus diarree op Nederlandse rund-
veebedrijven na vaccinatie met een met BDVD type 2 ge-
contamineerd BHVl markervaccin van H.W. Barkema,
C.J.M. Bartels, L. van Wuijckhuise, et. al.

(Tijdschr Diergeneeskd 2001; 126: 158-65).

Traditiegetrouw wordt tijdens het Jaarcongres bekendge-
maakt welk artikel de Jaarprijs wint.

De kosten van het dierenpaspoort bedragen 2,50 Euro exclu-
sief BTW per stuk.

Heeft u inhoudelijke vragen over het dierenpaspoort dan
kunt u contact opnemen met drs. F.J.W.C. van Herten,
Stafmedewerker Veterinaire Zaken, Gezelschapsdieren/
Paard, KNMvD,
t-maW: j.van.herten@knmvd.nl

Congressen & Symposia

Augustus

18/22 22e Buiatrics-congres, Hannover
21/25 Joint Nutrition Symposium, Ant-
werpen. Belgium, http://www.jns. be
e-mail: nutrition@rug.ac.be.

23-25 International Sled Dog Veterinary Medical Association Biennial
Meeting and Symposium. New Orleans, LA. Lectures and work-
shops in sports medicine and surgery for the sled dog and canine ath-
lete. 18 CE credit hours. Contact Dr Turner Lewis, ISDVMA, PC
Box 2106, Wakefield, MA 011880; phone: 781-246-2271;
www.isdvma.org.

September

5-8 Eerste Wereld Congres Veterinaire Orthopedie (gemeenschappelijk
congres van ESVOT en VOS), München (D). Practica en lezingen
over paarden- en gezelschapsdierenchirurgie. Amerikaanse en
Europeese specialisten: zie vrow.digicolor.net/esvot/
7 11 ESAVS course \'Neurology 11\', Bern/Switzeriand. Info: ESAVS
Office, Schadtengasse 2, D-55765 Birkenfeld, tel.: 49 6782-2329,
fax: 49 6782-4314, e-mail: esavs.bir@t-online.de
913 ESAVS Training Program \'Behavioural Medicine 1\', Luxembourg.

info: esavs.bir@t-online.de
9 20 ESAVS course \'Ophthalmology 1\', London/UK, info: esavs.bir@t-
online.de

10/14 National member organisation congress, Danish Veterinary Asso-
ciation, info: BS@ddd.dk

Doorlopende
agend«

Sluitingsdata voor kopij

Aflevering: Deadline-)

15-09-2002 maandag 26-08-2002

01-10-2002 woensdag 11-09-2002

15-10-2002 maandag 30-09-2002

01-11-2002 maandag 14-10-2002

") Voor 10.00 uur \'s morgens.

11/14 Veterinary Congress, British Equine Veterinary Association, locatie:

Glasgow, info: Susanna@beva.org.uk
16/21 ESAVS Course: Reproduction in Companion, Exotic and

Laboratory Animals in Nantes/France, info: esavs.bir@t-online.de
17/18 European Division Pathology Symposium, Grugliasco, Turin, Italy.
Conference Organiser: Dr. Alun Williams, Dept of Veterinary
Pathology, University of Glasgow, 464 Bearsden Road, Bearsden,
Glasgow G61 IQH, Scotland. Tel: 44 (0)141 330 5783 (or 5773).
Fax: 44 (0)141 330 5602. E-mail: a.williams@vet.gla.ac.uk
19 Post-IPVS bijeenkomst, organisatie: Groep Geneeskunde van het
Varken/Fort Dodge Animal Health, plaats: Reehorst te Ede, aanvang:
13.30u (tot 17.30u)
19/20 National member organisation congress, Gesellschaft Schwei-
zerischer Tierartze, locatie: University Zurich-Irchel, info:
Saskia.Habich@gstsvs.ch

-ocr page 122-

18/20 International Conference on Communication in Healthcare 2002,
University of Warwick, UK. http://www.each2002.com or enqui-
ries.oxconf@pop3.hiway.co.uk
25/29 27\'h World Veterinary Congress (Worldvet Tunisia 2002). More in-
formation and details are on the web site: (www.worldvetuni-
sia2002.com)

26/28 Annual ESVD-ECVD Congress of Veterinary Dermatology, Nice,
Frankrijk. Informatie: congres@matheztravel.com Information re-
garding membership and goals of the ISVD can be obtained at the
website http://isvd.myfsb.com. Meeting registration information
can be obtained from Joanne Mansell, atjmansell@cvm.tamy.edu.

Oktober

3/6 Veterinary Congress, World Small Animal Veterinary Association/
Federation of European Companion Animal Veterinary
Associations/ AVEPA, locatie: Congress Grenada Spain, info:
s.orr@ralfflea.demon.co.uk
3/6 National member organisation congress, British Veterinary
Association, locatie: Stratford-upon-Avon, Warwickshire, info: he-
lenac@bva.co.uk

6/7 Congres SNVA (Samenwerkende veterinaire acupuncturisten) te
Malden: tong en polsdiagnostiek, met als spreker Steve Marsden
(Canadese dierenarts).
10/12 National member organisation congress, SPCV, Sindicato Nacional
dos Médicos Veterinarios/Ordem dos Médicos Veterinarios, locatie:
Tagus Park, Oeiras, Portugal, info: supervet@net.sapo.pt
19/21 CESMAS 2002, Conference on Equine Sports Medicine and
Science of the Elite Dressage and Three-Day-Event Horse in
Saumur, France. Contact for more information: Arno Lindner,
Laurahöhe 14. D-45289 Essen, Germany, tel. 49 201 571 8873, e-
mail: contact @agpferd.de, website: www.ccsmas.info
24/27 National member organisation congress. Ordre des
Vétérinaires/Syndicat National des Vétérinaires de
l\'Administration, locatie: Paris, info: cr_snvel@club-internet.fr.

November

7/8 National member organisation congress, Sveriges Veterinarförbund,

locatie: Uppsala, info: Christina.arosenius@svf se
7/10 Veterinay congress, Bundesverband Praktischer Tierârtze, locatie:

Nuremberg, info: bpt.hebling@tieraerzteverband.de
26/28 Groep Groot Dagen

27/29 National member organisation congress, Finlands Veterinarförbund,
locatie: Helsinki, info: Paula.Junnilainen@islh.intermin.fi.

December

6/7 Maastricht International Congress on Equine Medicine. Internet:

www.welcome.to/micem, e-mail : micem@hotmail.com
6/8 Veterinary Congress, Association Vétérinaire Equine Française,
Locatie: LeTouquet, Normandy. Info avef@wanadoo.fr.

Vergaderingen &, Bijeenkomsten

September

12 Vergadering GHwD, te Utrecht Jaarbeurscongrescentrum in het
Beatrixgebouw van ca 19.30 - 22.30 uur.

26 werkvergadering rund I, te Molenwiik in Boxtel, 20.15 uur.

Oktober

6 Ledenvergadering SNVA (samenwerkende Veterinaire
Acupuncturisten) te Malden, gevolgd door twee dagen symposium
van SNVA: tong en polsdiagnostiek, met als spreker Steve Marsden
(Canadese dierenarts).

14 Vergadering Regio Oost, 20.00 uur in Bilderberg Hotel Arnhem-
Velp

16 Vergadering Regio West, 20.00 uur in Golden Tulip Hotel De
Leeuwenhorst in Noordwijkerhout

24 Vergadering Regio Noord, 20.00 uur in Mercure Hajé Hotel te
Heerenveen

28 Vergadering Regio Zui4 20.00 uur in Hotel Asteria te Venray

29 werkvergadering paard 1, te Molenwijk in Boxtel, 20.15 uur.

Cursussen

September

17 PAO-D cursus 02/111, Chirurgie Kat.

17 PAO-D cursus 02/307, Gebruik Klimaatcomputcr Varken.

18/20 VVAA-cursus \'van loondienst naar eigen praktijk\', voor jonge die-
renartsen die nu nog medewerker zijn. Plaats: Delden. Informatie:
mw. A. Hoek, telefoon (030) 2474328.

19 Workshop Marketing in de gezelschapsdierenpraktijk, Utrecht.
Deelname: VVAA opleidingen en seminars. Antwoordnummer 1551,
3500 VP Utrecht, tel.: (030) 2474328, e-mail: a.hoek@vvaa.nl

24 PAO-D cursus 02/108, Röntgen Abdomen GD.

25/26 PHLO-cursus: Vruchtbaarheid en voortplanting van het varken door
Profdr.ir. B. Kemp cn Dr.ir. N.M. Soede, Wageningen. Inlichtingen
via Bureau PHLO per e-mail: info@secr.phlo.wau.nl of telefoon:
0317-484 093.

26 Workshop Marketing in de landbouwhuisdierenpraktijk. Utrecht.
Deelname: VVAA opleidingen en seminars. Antwoordnummer 1551,
3500 VP Utrecht, tel.: (030) 2474328, e-mail: a.hock@vvaa.nl

26 PAO-D cursus 02/901 Onderhandelen.

Meermans gezelschapsdierenpraktijk in het betere deel van West-
Nederland zoekt een ervaren

Dierenartsenpraktijk Enschede zoekt wegens vertrek van een collega

Enthousiaste dierenarts (m/v)

Collega (m/v)

Wegens ziekte is onze intentie om op korte termijn te komen tot as-
sociatie en/of overname van de praktijk of praktijkdeel.
Geen overname onroerend goed.
Goede dienstenregeling.
Uw reactie wordt met discretie behandeld.

Brieven binnen één maand aan:

Kercon

Oude Wei i8

Amerongen

voor een baan in een driemanspraktijk van uitsluitend landbouw-
huisdieren (65% rundvee, 25% varkens, 10% paarden en 5% schapen
en geiten). Wij bieden gevarieerd werk in een prachtige omgeving.
Het aantal uren per week en het aantal vakantiedagen kan in overleg
worden bepaald en er is een goede dienstregeling. Een eigen inbreng
wordt zeer op prijs gesteld.

Schriftelijke reacties graag naar: DAP Enschede, Brinkstraat 234,
7541 AV Enschede. Voor meer informatie telefoonnummer:
(06)51189470.

-ocr page 123-

Diergeneeskundig Centrum
Twenterand

In verband met fusie van twee praktijken en pensionering van een
collega zoeken wij op korte termijn

Twee dierenartsen m/v

Dierenarts i: Crote-huisdierenpracticus, ongeveer 60% varkens, rest
ingevuld met pluimvee of rundvee, in bezit van varkenserkenning of
bereid deze te halen.

Dierenarts 2: Cezelschapsdierenpracticus, ongeveer 80% paarden
en 20% kleine huisdieren, in bezit van paardenerkenning, of bereid
deze te halen.

Parttime werken is bespreekbaar

Associatie op zeer korte termijn behoort tot de mogelijkheden.

Uw reacties gaarne schriftelijk naar:
Diergeneeskundig Centrum Twenterand,
Postbus 14, 7683 ZC Den Ham (Ov) of
Twenterand@dierenarts.nl

DAP-Beilen is een gemengde praktijk met een nieuw modern praktijkcen-
trum. Er werl<en momenteel vijl^ dierenartsen en vijf assistentes.
Wij zijn op zoek naar een

Dierenarts voor
gezelschapsdieren m/v

Wij vragen:

• differentiatie gezelschapsdieren

• bereidheid om zich verder te verdiepen

• op korte termijn beschikbaar.

Wij bieden:

• ruime nascholingsregeling

• salariëringvolgens KNMvD-normen

• prettige werkkring.

Schriftelijke sollicitaties voorzien van cv gaarne binnen 14 dagen naar:
DAP-Beilen, Postbus 19, 9410 BB Beilen.

Dierenartsenpraktijk voor landbouwhuisdieren en paarden in
Ouderkerk a/d Amstel zoekt zo spoedig mogelijk:

Parttime dierenarts (m/v)

Gevraagd:

• Enthousiasme, leergierigheid en goede contactuele eigenschap-
pen

• Bereidheid om mee te draaien in de diensten (goede dienstrege-
ling)

• Affiniteit tot zowel landbouwhuisdieren als paarden

Exact aantal uren nader in te vullen (20-30 uur)
Arbeidsvoorwaarden en salariëring volgens KNMvD-normen

Reacties graag binnen 10 dagen richten aan:

A.l. Koopmans, R. Noomsstraat 8,1191 EV Ouderkerk a/d Amstel

Dierenarts m/v

Op korte termijn voor een dierenartspraktijk in het zuiden van het
land. Het betreft een praktijk voor gezelschapsdieren.

Wij vragen:

• Zelfstandigheid en enthousiasme

• Goed commercieel inzicht gepaard met daadkracht

• Op korte termijn beschikbaar

• Bereidheid op korte termijn te associëren

• Redelijke hoeveelheid relevante ervaring.

Wij bieden:

• Mogelijkheid tot snelle associatie

• Prettige werksfeer

• Uitstekende dienstenregeling

• Goede ontplooiingsmogelijkheden

• Afhankelijk van de persoonlijke ambities meerdere scenario\'s aan:
loondienst, associatie op korte termijn, gedeeltelijke overname.

Belangstellenden kunnen voor meer informatie contact opnemen
met: Dix & Co, Maliesingel 34, 3581 BJ Utrecht, t.a.v Ton Westland,
telefoon (030)2448774.

Dierenartsenpraktijk Punte in Gieten is een gemengde pral<tijk, waarin twee
dierenartsen en drie assistenten werkzaam zijn.

Per 1 september 2002 zoeken wij een

Dierenarts m/v

Onze voorkeur gaat uit naar een collega met differentiatie gezelschapsdieren,
die deze discipline in hoge mate van zelfstandigheid voor zijn/haar rekening
neemt en die tevens bereid is te participeren in de dienstenregeling voor ge-
zelschapsdieren.

Wij bieden de nieuwe collega een prettige werkomgeving met veel faciliteiten
en salariëring volgens KNMvD-normen.

Een deeltijd dienstverband is bespreekbaar

Uw sollicitatie graag richten aan: DAP Punte,
t.a.v P.M. Punte, Brink 15, 9461 AR Gieten.

Eventuele inlichtingen: (0592)263300.

DAP Beetsterzwaag-Ureterp is een goed geoutilleerde, gemengde praktijk in
het oosten van Friesland waarin drie dierenartsen fulltime werkzaam zijn.

Wegens vertrek van een collega zoeken wij een

Dierenarts (m/v, fulltime)

De praktijk bestaat voornamelijk uit rundvee, gezelschapsdieren en paarden.
Bij de gezelschapsdieren vinden ook orthopedische operaties plaats en wor-
den HD-en ED-foto\'s gemaakt.

Onze voorkeur gaat uit naar een collega met erkenning rund en/of paard met
aantoonbare belangstelling voor gezelschapsdieren.
Goede toekomstmogelijkheden (associatie).
Prettige woon- en werkomgeving.

Schriftelijke sollicitaties met cv binnen 14 dagen richten aan:
DAP Beesterzwaag-Ureterp, Weibuorren 1 /aa, 9247 AX Ureterp
t.a.v. Wim ten Brinke.

Gezocht:

-ocr page 124-

De Christelijke Agrarische Hogeschool is gevestigd in de "landbouw provincie" Flevoland. Vanuit de opleidingen Plattelandsvernieuwing,
Dier- en Veehouderij, Tuinbouw en Akkerbouw en Bedrijfskunde en Agribusiness leiden we onze 800 studenten op voor agrarisch onderne-
merschap, voorlichting, handel, diergezondheidszorg, logistiek, techniek en management. Een kwart van onze studenten woont op de
campus. Aan de CAH zijn een groot gemengd landbouwbedrijf, een kleinveebedrijf en een agrarisch bedrijvencentrum verbonden.
Agrotransfer verzorgt de kennistransfer van de hogeschool aan het bedrijfsleven. De CAH neemt deel in het Agrarisch Kennis Centrum
Flevoland (AKC), dat rondom de hogeschool wordt uitgebouwd.

Voor de vakgroep Veehouderij van onze hogeschool zijn wiij, met ingang van het nieuwe schooljaar (1 september 2002 of zo spoedig
mogelijk daarna), op zoek naar enthousiaste kandidaten voor de functie van:

Docent Pa ardenhouder i j/Veehoude

De organisatie

Verzorgt in zowel dag- als deeltijd (avond)
onderwijs de studievariant Management
Paardenhouderij en Sport in de opleiding
Bedrijfskunde en Agribusiness. Ook worden
in de dagopleiding Dier- en Veehouderij
keuzemodules Paardenhouderij aangeboden.
Enthousiaste collegae van de Vakgroep
Veehouderij verzorgen het tiouderijgedeelte
In deze opleidingen, tero/ijl de bedrijfs-
kundige aspecten door de vakgroep
Economie en Bedrijfskunde worden verzorgd.

De functie

Omvat een volledige weektaak maar deeltijd-
werken behoort tot de mogelijkheden. U gaat
het onderwijs verzorgen ten behoeve van de
paardenhouderij in zowel de dag- als de
avondopleiding en wordt ingezet voor
consultancytaken via ons transferpunt
Agrotransfer U wordt voornamelijk ingezet
ten behoeve van het ondenwijs in de gezond-
heid en voortplanting van de paardenhouderij.

Uw kwaliteiten

U beschikt over een universitair werk- en
denkniveau. Ervaring in het bedrijfsleven,
dierenartspraktijk of in een onderzoeks-
instituut strekt tot aanbeveling, maar als u
recent bent afgestudeerd wordt u ook
uitgenodigd te reflecteren. Mogelijk heeft u
ervaring of wilt u zich verdiepen in
verzekeren/risico analyse in het algemeen en
toegepast op de paardenhouderij en in de
fokkerij. U bent breed inzetbaar, zowel als
veehouderijdocent als voor organisatorische
taken en bent bereid om, indien nodig, in het
eerste jaar een didactische scholing te vol-
gen.

Wij bieden

Een dynamische functie in een organisatie
volop in beweging. U krijgt de mogelijkheid
uw eigen ideeën in te brengen. Aan de func-
tie is een salarisperspectief gekoppeld van
maximaal schaal 11 (CAO voor het HBO). De
inpassing geschiedt op basis van uw leeftijd,
opleiding en opgedane werkervaring.
De secundaire arbeidsvoonwaarden zijn
zonder meer goed te noemen.

Algemene informatie

leder die bij ons werkt onderschrijft het
christelijke karakter van de hogeschool.

Bij de selectieprocedure worden uw
toekomstige, naaste collegae en een
delegatie van de studenten betrokken. Voor
informatie over de functie kunt u contact
opnemen met de heer drs. H. Corten,
vakgroepmanager Veehouderij, vanaf
19 augustus te bereiken onder het nummer
van de hogeschool (0321) 386100 of privé
vanaf 20 juli (0321) 382944.

Interesse?

Herkent U zich in deze functie en bent U een
vrouw of man, die tussen de mensen staat?
Schrijft U dan een korte brief vergezeld van
uw CV aan de heer A.J. Kok, hoofd van de
Centrale Dienst P&O van de CAH, de Drieslag
1,8251 JZ Dronten. E-mailen mag uiteraard
ook: het adres is rit@cah.nll

^^^DRONTEN

CHRISTELIJKE AGRARISCHE HOGESCHOOL

Drieslag 1, 8251 JZ Dronten.
Telefoon (0321) 386100

Acquisitie r)aar aanleiding van daze a<tvertentie stellen wij niet op prijs

New Zealand, South Waikato
region of the North Island

We are looking for a motivated fourth veterinarian to join our team in the
Waikato region of New Zealand. The position is available from Mid
September 2002.

We are looking for a veterinarian with a strong interest in dairy work as 75% of
the workload is dairy based. The remaining 25% of our work is companion
animal. Our emphasis is on providing a comprehensive and up to date veteri-
nary service to our clients both in the dairy and companion animal sectors of
our practice in a low stress and fun atmosphere.

We have a new purpose built clinic with many modern facilities including po-
sitive pressure surgery &. prep room, seminar room, individual offices and 3
consult rooms. The clinic is fully computerised.

We currently employ a veterinarian from the Netherlands - Dr F.J. de Weerd
who is in his fourth year of employment with us.

Applicants should hold a veterinary degree registerable in New Zealand, have
good English language skills (both spoken & written) and a current drivers li-
cence. Any applicants fulfilling these criteria will be considered.

Remuneration is based on RVDC scale and other benefits will apply.
Equipment and a vehicle will be supplied.

Tokoroa has a great community, excellent amenities and is within an hourtra-
vel of the cities of Hamilton, Rotorua, Tauranga and Taupo. The South
Waikato District benefits from being close to many of the North Island\'s out-
door attractions including surf beaches, fishing, hunting, water &. snow
sports.

For further details please contact: Vaughan Parker or Eddy de Weerd, South
Waikato Veterinary Services, 19 Swanston Street, Tokoroa, New Zealand,
Phone: 0064 7 886 6413 (clinic), Fax: 0064 7 886 7264, After hours: 0064 7
886 1543 (Vaughan), 0064 7 886 7249 (Eddy), E-mail: vp.jt(g)xtra.co.nz
(Vaughan), eddydeweerd(g)xtra.co.nz

In onze voornamelijk op bedrijfsbegeleiding toegespitste dierenart-
senpraktijk voor varkens en rundvee is een vacature vrij voor een

Patholoog/Microbioloog (m/v)

In onze DIN en ISO 9001:2000 gecertificeerde praktijk zijn vijftien ge-
specialiseerde dierenartsen werkzaam in een dynamisch team, waar-
van vier Nederlandse dierenartsen. Onze werkzaamheden, die voor-
namelijk in de bedrijfsbegeleiding liggen, zijn nauw verbonden met
een intensieve diagnostiek. Door onze eigen diagnosemogelijkheden
is een snel en accuraat handelen mogelijk. Uw werkzaamheden zijn
een zeer belangrijk bestanddeel van onze kwaliteitsgarantie.

U zult werkzaam zijn als leidinggevende van de diagnostische afde-
ling van de praktijk. Ons laboratorium beschikt over een sectiezaal,
melklaboratorium, bacteriologie, parasitologie en eigen bibliotheek.
Uw werkzaamheden omvatten de histopathologie, interne nascho-
lingen en het vertegenwoordigen van de praktijk op wetenschappelijk
gebied. In het laboratorium zijn twee laborantes die uw werkzaamhe-
den zullen ondersteunen. Regelmatige nascholing wordt van u ver-
wacht. Uw salaris is afhankelijk van uw ervaring en kwalificaties.

De praktijk ligt ongeveer 40 km ten noorden van Osnabrück en 100
km van de Nederlandse grens, in een landschappelijk gebied met vele
mogelijkheden voor vrijetijdsbesteding.

Voor nadere informatie of een vrijblijvend gesprek kunt u zich wenden
tot:

Praktijk Dr B. Kiene, Am Hövel 12, 49439 Mühlen.
Tel: 0049 5492 970100, fax: 0049 5492 970 111,
e-mail: Dr-Bernd-Kiene(g)t-online.de
Contactpersoon: Drs. C.T. Strijkstra (00491707985511).

-ocr page 125-

De zomervakantie is voor de meesten van ons achter de rug en. al of niet verrijkt met enkele water-
rijke ervaringen, beginnen wij aan een nieuw cursusjaar De hoofdredactie hoopt u een jaar vol
met interessante afleveringen te presenteren, waarin elke geleding van de KNMvD wetenswaardig-
heden kan vinden: bijdragen van wetenschappelijke aard, actualiteiten voor de beroepsgroep.
Maatschappijnieuws, etcetera. Als aanloop naar het nieuwe seizoen vindt u in dit nummer bijvoor-
beeld weer het programma voor september van PAO-Diergeneeskunde.

Allereerst treft u een overzichtsartikel aan over progressieve retina-atrqfie bij katten. Over een pe-
riode van twintig jaar zijn klinische gegevens van 3 75 dieren verzameld, op het spoor van erfelijke
oogaandoeningen. Alleen het verzamelen van al deze gegevens is al een niet geringe prestatie die
discipline en volharding vereist.

De plaats van de anti-ectoparasitica is veranderd, zowel in de zin van de wet als - daardoor - in
onze apotheek. Bovendien is het assortiment beschikbare (geregistreerde) anti-ectoparasitica sterk
ingekrompen. Actuele en voor practici zeer nuttige informatie hierover vindt u in de rubriek Actua.
Als het in de EU wettelijk wordt toegestaan, dan lijkt gesproeivriesdroogd bloedplasma in voeders
voor gespeende biggen perspectieven te bieden door zijn positieve effecten op de groei en gezond-
heid van deze biggen. Collega Albert van Dijk .schreef voor ons een autoreferaat van zijn proef-
schrift.

De discussies van het Tuchtcollege worden tegenwoordig zeer leesbaar voor ons samengevat en
toegelicht door mevrouw Boi.ssevain. Uit een reactie hierop blijkt weer eens dat het raahtdak van
veterinaire (vakinhoudelijke) discussies met juridische discussies soms gering is. Onder
Maatschappijnieuws kunt u lezen dat zaken als arbeid.songeschiktheid, arbeidsongeschiktheids-
verzekeringen en arbeidsvoorwaarden een steeds belangrijker plaats gaan innemen.

De workshops van het .Jaarcongres worden voor ons ingeleid onder de kop \'Kern diergeneeskunde
onder de loep \'met als opening \'Terug naar de kern \'. In veel organisaties zijn er in de afgelopen 25
jaar wel momenten geweest dat nevenactiviteiten zijn afgestoten. Onder het adagium \'Terug naar
de kern \'heeft men zich dan geconcentreerd op de kernactiviteiten. Waarschijnlijk is dat op gezette
tijden heel goed. Maar het heeft er .soms ook wel toe geleid dat alleen de \'kern \'nog overbleef en er
verder niets meer af te stoten viel.
En wat doen we dan?

Ui
dl

hoofdredactii

We zouden natuurlijk kunnen doen alsof delen van de kern in feite neven-activiteiten zijn en we zou-
den ze als zodanig kunnen afstoten. Het lijkt dan net alsof we een keuze maken en een probleem op-
lossen. Het zal duidelijk zijn dat het afstoten van kerntaken een directe en ernstige bedreiging zal
opleveren voor het functioneren van de organisatie zelf Het is dus van het grootste belang het
onderscheid tussen \'harde \'kernactiviteiten en nevenactiviteiten scherp te (blijven) maken. Als wij
dat niet doen kunnen ongewenste en zelfs oncontroleerbare reacties het gevolg zijn.
Kernreacties?

Rogier Kuiper

I

Tijdschrift
Diergeneeskunde

-ocr page 126-

Progressieve retina-atrofie bij Abessijnen en
Somali\'s in Nederland (1981-2001)

s.c. Djajacliningrat-Laanen\\4, M.M.A.R. Vaessen^, F.C. Stades\\ M.H. Boevé^ en R.R.O.M. van de Sandte

Tijdschr Dierger)eeskd 2002; 127; ^08-14

Overzichtsartikel

Samenvatting

Van 1981 tot en met 2001 werden in Nederland 248
Abessijnen en 127 Somali\'s onderzocht op erfelijke oog-
afwijkingen. Hierbij bleken elf Abessijnen duidelijke en
drie Abessijnen geringe fundusafwijkingen te vertonen,
die pasten in het klinische beeld van erfelijke progres-
sieve retina-atrofie (PRA). Dertien van deze veertien
Abessijnen waren verwant, hetgeen een erfelijke achter-
grond waarschijnlijk maakt.

De mediane leeftijd van de elf katten met duidelijk zicht-
bare retinadegeneratie was vier jaar, waarbij één kat met
gevorderde retinadegeneratie slechts zeven maanden oud
was en de overige tien katten twee tot twaalf jaar oud wa-
ren. Dit leeftijdsverschil is suggestief voor het voorkomen
van tenminste twee vormen van PRA bij Abessijnen in
Nederland: een dysplastische, vroeg-degeneratieve en
een laat-degeneratieve vorm.

Een grootschalig, systematisch onderzoek op erfelijke
oogaandoeningen is gewenst om de incidentie van PRA in
de Nederlandse populatie Abessijnen en Somali\'s tc be-
palen en om de grondslag te leggen voor een preventief
fokprogramma.

Summary

Progressive retinal atrophy in Abyssinian and Somali
cats in the Netherlands (1981-2001)!

From 1981 to2()0l. 248 .Ahy.ssinian and 127 Somali cats in the Netherlands
were examined for hereditaiy eye disease. Distinct ophthalmoscopic signs
consistent with hereditary progressive retina! atrophy (PRA) were observed
in 11 Abyssinian cats, and subtle signs in 3 Abyssinian cats. A famihal rela-
tionship was detected in 13 out of 14 of these cats, which supports a heredi-
tary basis to the condition.

Distinct funduscopic signs of retinal degeneration were observed at a me-
dian age of 4 years. One cat with advanced retinal degeneration was only 7
months old. whereas the remaining 10 cats were between 2 and 12 years old
at the time of diagnosis. These differences in the age of onset are suggestive
ofat least m-o types of PRA occurring in A byssinian cats in the Netherlands:
a dysplastic, early-onset and a late-onset retinal degeneration.
A large-scale and systematic examination programme for hereditaty eye
disease will be necessary lo assess the incidence ofPR,4 in the Dutch popu-
lation of Abyssinian and Somali cats as a whole, and to provide a basis for a
preventive breeding programme,

\' Afdeling Oogheelkunde, Hoofdafdeling Geneeskunde van Gezelschapsdieren,

Faculteit der Diergeneeskunde. Universiteit Utrecht. Utrecht.
- Afdeling Interne Geneeskunde, Hoofdafdeling Geneeskunde van Gezelschapsdieren,

Faculteit der Diergeneeskunde, Universiteit Utrecht, Utrecht,
^ Diergeneeskundig Specialisten Centrum Den Haag.
Correspondentie-adres: Drs. S,C. Djajadiningrat-Laanen, Hoofdafdeling Genees-
kunde van Gezelschapsdieren, Faculteit der Diergeneeskunde, Universiteit Utrecht,
Postbus 80154, 3508 TD Utrecht, Fax: 030-2518126, tel.: 030-2539411.

Inleiding

Erfelijke retinadegeneratie of progressieve retina-atrofie
(PRA) zijn overkoepelende termen vooreen grote, heterogene
groep van erfelijke primaire degeneraties en primaire dyspla-
sieën met secundaire degeneratie van de retina. Bij Abessijnse
katten zijn tenminste twee vormen van PRA beschreven: een
vroeg optredende, autosomaal dominant overervende staaf-
kegeldysplasie (I, 3) en een laat optredende, autosomaal re-
cessief overervende netvliesdegeneratie (14, 15).
Staaf-kegeldysplasie, met als gensymbool
Rdy(%), werd voor
het eerst beschreven bij een zes maanden oude Abessijnse ka-
ter in Groot-Brittannië en werd daarna bestudeerd in een
proefkolonie (1,3,8, 12, 13). Bij katten met deze aandoening
maakt de retina een vertraagde en abnormale ontwikkeling
door en degenereert vervolgens snel (12). De eerste klinische
verschijnselen zijn zichtbaar op twee tot drie weken leeftijd
en bestaan uit verwijde pupillen en trage en onvolledige pu-
pilreflexen, gevolgd door een intermitterende nystagmus (8).
Vanaf vijf weken leeftijd treden verschijnselen van een ver-
minderd gezichtsvermogen op, met een progressie tot volle-
dige blindheid op een leeftijd van vijf tot zes maanden.
Ophthalmoscopische veranderingen zijn zichtbaar vanaf acht
weken leeftijd (8). Na een aanvankelijke hyporeflectie ont-
staat een hyperreflectie van het tapetum lucidum, die zich uit-
breidt vanuit de area centralis, en een progressieve verdun-
ning van de bloedvaten van de retina. Bij katten van één jaar
oud zijn nog slechts vaatschimmen zichtbaar.
De laat-degeneratieve vorm van PRA werd voor het eerst be-
schreven bij Abessijnse katten in Zweden (14), waar de aan-
doening frequent bleek voor te komen. In een periode van
twee jaar werd bij 68 van de 205 onderzochte Abessijnen
PRA geconstateerd (16). De leeftijd, waarop de aandoening
werd gediagnostiseerd. varieerde van zeven maanden tot tien
jaar. Op basis van de ophthalmoscopische veranderingen
worden vier stadia onderscheiden (16):

1. fase van verdenking, waarbij een subtiele grijsverkleuring
wordt gezien rond de pupil;

2. vroege fase, met een duidelijker grijsverkleuring van het
tapetum lucidum en een lichte verdunning van de bloedva-
ten in de periferie van de retina;

3.matig gevorderde fase, met een duidelijker vaatverdun-
ning, een diffuse verkleuring van het tapetum lucidum met
donker- en lichtgrijze gebieden en soms hyperreflectieve
gedeelten, en vaak ook een geringe depigmentatie van het
tapetum nigrum; en

4. gevorderde fase, gekenmerkt door een sterke verdunning van
de retinale vasculatuur, een gegeneraliseerde hyperreflectie
van het tapetum lucidum met, bij jongere katten, centraal in
de retina ook donkergrijze gebieden, en focale ontkleuringen
en sterk gepigmenteerde gebieden in het tapetum nigrum.

-ocr page 127-

In fase 1 waren de katten doorgaans één tot twee jaar oud,
maar de leeftijden liepen uiteen van vijf tot meer dan 34
maanden (16). Vanuit deze fase van verdenking ontwikkel-
den de dieren altijd duidelijke laesies (Fase 2) binnen twee
tot zes maanden, en een gegeneraliseerde retina-atrofie
binnen een periode van ongeveer twee tot vier jaar.
Na Narfströms eerste publicatie over PRA bij Abessijnen in
Zweden volgden beschrijvingen van Abessijnen met een laat
optredende, mogelijk erfelijke retinadegeneratie in het
Verenigd Koninkrijk (6,7) en Denemarken (17). De in Dene-
marken onderzochte katten waren verwant aan Zweedse
Abessijnen met de door Narfström beschreven laat-degene-
ratieve vorm van PRA en vertoonden een overeenkomstig

klinisch beeld. Twee van de zes door Carlile c.s. (7) beschre-
ven Abessijnen daarentegen vertoonden een heel ander kli-
nisch beeld, waarbij een beginnende retina-atrofie werd op-
gemerkt op veel hogere leeftijd (respectievelijk zes en elf
jaar). De degeneratie breidde zich vervolgens uit van de cen-
trale naar de perifere retina. Deze retinadegeneratie zou der-
halve kunnen berusten op een andere pathogenese dan die
van de door Narfström beschreven vorm van PRA.
Gegevens over de incidentie van PRA en de leeftijden
waarop de aandoening zich manifesteert bij Abessijnen in
Nederland werden tot nog toe niet gepubliceerd.
In dit artikel wordt de incidentie van PRA bij Abessijnen en
bij de daaraan sterk verwante Somali\'s in de afgelopen 21
jaar in Nederland beschreven, met aandacht voor de leeftijd
waarop de retinadegeneratie werd gediagnostiseerd. Tevens
worden de frequenties waarmee en de leeftijden waarop de
katten in deze periode werden onderzocht gerapporteerd en
wordt een indruk gegeven van de omvang van de onder-
zochte groep katten in relatie tot de grootte van de Ne-
derlandse populatie Abessijnen. Op basis van de resultaten
van dit onderzoek wordt een onderzoeksschema voorgesteld
ter preventie van PRA bij Abessijnen en Somali\'s in Neder-
land.

Materiaal en methoden

Oogonderzoeksrapporten

De rapporten van alle onderzoeken op erfelijke oogafwijkin-
gen bij Abessijnen en Somali\'s, die van 1981 tot en inet 2001
werden uitgevoerd door leden van het oogpanel van de W.K.
Hirschfeldstichting, werden opgevraagd bij de Afdeling Ge-
zondheid, Gedrag en Welzijn van de Raad van Beheer op
Kynologisch Gebied in Nederland\' (voorheen: W.K. Hirsch-
feldstichting) en Stichting Felissana^ De onderzoeken wer-
den uitgevoerd volgens een protocol, dat in 1996 werd vast-
gelegd in \'The Hereditary Eye Disease Scheme of the
European College ofVeterinary Ophthalmologists (ECVO)\'.
Van de onderzochte katten werden het signalement, de leef-
tijden waarop het onderzoek plaatsvond en de onderzoeks-
bevindingen vastgelegd. Eventueel ontbrekende gegevens
uit het signalement werden opgevraagd bij de individuele
raskattenverenigingen. Mogelijke onderzoeksbevindingen
waren:

- vrij van PRA: het dier vertoonde geen verschijnselen van
PRA (Figuur 1);

- voorlopig niet vrij van PRA: het dier vertoonde geringe af-
wijkingen, passend in het klinische beeld van PRA, waar-
bij voortschrijden van het proces zou moeten bevestigen
dat het daadwerkelijk PRA betrof; en

- niet vrij van PRA: het dier vertoonde de klinische sympto-
men van PRA (Figuur 2).

De onderzoeksuitslagen vrij van PRA en voorlopig niet vrij
van PRA
golden voor een periode van één jaar.
De leeftijden waarop de katten werden onderzocht werden
weergegeven in jaren, of, bij dieren van minder dan één jaar
oud, in maanden. Van de katten met de uitslag
(voorlopig)
niet vrij van PRA
werd de leeftijd vastgelegd waarop voor
het eerst bij PRA passende symptomen werden gezien.

\' Raad van Beheer op Kynologisch Gebied in Nederland, Afdeling Gezondheid.

Gedragen Welzijn. Postbus 75901, 1070 AX Amsterdam, telefoon: 020-6794462.
- Stichting Felissana, Bloemstraat 45, 1975 EMIJmuiden. telefoon: 0255-516788.

-ocr page 128-

Indien een kat bij herhaald oogonderzoek geen symptomen
van PRA vertoonde, werd de hoogste leeftijd vastgelegd,
waarop de uitslag
vrij van PRA werd gegeven.
Voor dieren, die meer dan eenmaal werden oijderzocht, werd
het interval tussen de opeenvolgende oogonderzoeken in
maanden berekend.

Om een indruk te verkrijgen van de verhouding tussen het
aantal onderzochte katten en de grootte van de Nederlandse
populatie werden vier raskattenverenigingen in Nederland
(Felikaf, Mundikat^ Neocat\' en de Nederlandse Vereniging
van Kattevrienden (N.Vv.K.)") gevraagd om de aantallen
Abessijnse en Somali-kittens, die in twee willekeurige jaren
(1992 en 1993) bij hen werden geregistreerd. Deze aantallen
werden vergeleken met de Abessijnen en Somali\'s uit de
onderzoeksgroep met dezelfde geboortejaren.

Navraag over door de dierenarts of eigenaar geobserveerde
verschijnselen

Voor zover deze informatie niet reeds was vermeld op het
oogonderzoeksrapport werden de eigenaren van
(voorlopig)
niet vrij van PRA
geachte katten telefonisch of schriftelijk
gevraagd of, en zo ja, wanneer en door wie er bij PRA pas-
sende veranderingen bij hun dier(en) waren opgemerkt.
Deze navraag geschiedde aan de hand van een lijst met ver-
schijnselen, die bij katten met PRA zijn beschreven (7, 8,
16). De eigenaren werden tevens in de gelegenheid gesteld
om niet op de lijst vermelde maar wel bij hun kat geobser-
veerde veranderingen te beschrijven.

Verwantschapsondenoek

Uitgaande van de beschikbare drie-generatie-stambomen
werd een relatiediagram opgesteld van de katten, die
(voor-
lopig) niet vrij van PRA
waren. Hierin werden tevens hun
onderzochte nakomelingen en die van hun (half-)broers en
-zusters, de onderzochte nakomelingen van hun ouders en
diens (half-)broers en -zusters, en de onderzochte nakome-
lingen van deze nakomelingen opgenomen.

â– ! Felikat. Burgemeester van Tuyilkade 72, 3553 AL Utrecht. Telefoon: 03l)-241264.
\' Mundikat. Kerkstraat 12. 9649 GR Muntendam. Telefoon: 0598-627335.

Neocat.OerdiJk 129. 7435 PJ Okkenbroek Telefoon 0570-551687.
< N.V.wK. Postbus 1651. 3000BRRottermdam. Telefoon: 010-426447L

Resultaten

Oogonderzoeksrapporten
Onderzochte katten

Er werden 248 Abessijnen en 127 Somali\'s onderzocht op er-
felijke oogaandoeningen. Driehonderdzeventig katten wer-
den preventief onderzocht. Vijf katten werden onderzocht
naar aanleiding van een bij de verwijzend dierenarts en/of ei-
genaar gerezen vermoeden, dat de kat minder goed zag. Het
geslacht en de vachtkleur van de onderzochte katten zijn
samengevat in tabel I.

Tabel i. Verdeling naar ras, geslacht en vachtkleur van 375 Abessijnen en Somali\'s,
die van 1981 toten met 2001 werden onderzocht op erfelijke oogaandoeningen door
het oogpanel van de W.K. Hirschfeldstichting.

Ras

Geslacht
m V

vachtkleur

w s zz sz z bz fs b f 1 c ?

Totaal

Abessijn
Somali

84 164
44 83

142 59 31 5 2 - - 6 2 1 - -
48 20 31 18 - 2 1 2 3 -11

248
127

Totaal

128 247

190 79 62 23 2 2 1 8 5 111

375

Afkortingen: b = blauw; bz = blauw-zilver; c = chocolate: f = fawn; fs =
fawn-silver; I = lilac; m = mannelijk; s = sorrel; sz = sorrel-zilver; v = vrou-
welijk; w = wildkleur; z = zilver; zz = zwart-zilver; ? = onbekend: - = geen.

Identificatie

De volgens het protocol van \'The Hereditary Eye Disease
Scheme\' van het ECVO (1996) voorgeschreven controle van
de identiteit van de onderzochte katten kon niet steeds wor-
den uitgevoerd, daar slechts 41 van de 375 katten waren
voorzien van een microchip of tatoeagenummer.

Aantal oogonderzoeken per kat

Tweehonderdelf Abessijnen en 105 Somali\'s werden eenma-
lig onderzocht op erfelijke oogaandoeningen. Van de reste-
rende 59 katten werden 29 Abessijnen en 21 Somali\'s twee
keer, vijf Abessijnen en één Somali drie keer, en drie
Abessijnen vier keer onderzocht. Het mediane interval tus-
sen opeenvolgende oogonderzoeken bedroeg 17 maanden
{«=59, spreiding 6-141 maanden).

Leeftijden bij onderzoek

De hoogste leeftijd waarop individuele katten werden onder-
zocht wordt weergegeven in figuur 3. De mediane hoogste
leeftijd bij het onderzoek op erfelijke oogafwijkingen was
twee jaar («=372, spreiding zes maanden - twaalf jaar). Van
drie katten was de leeftijd bij onderzoek niet gedocumen-
teerd en kon deze niet worden achterhaald.

Aantallen onderzochte katten per geboortejaar, 1992-1993

In 1992 werden bij vier grote rasverenigingen in Nederland
in totaal 252 Abessijnse en 198 Somali-kittens geregistreerd.
In 1993 waren dit 278 Abessijnse en 159 Somali-kittens. Van
de op erfelijke oogafwijkingen onderzochte katten waren 23
Abessijnen en veertien Somali\'s geboren in 1992, en vijf
Abessijnen en negen Somali\'s in 1993.

Bevindingen bij het onderzoek op erfelijke oogaandoeningen
Van de onderzochte Abessijnen en Somali\'s waren elf Abes-
sijnen
niet vrij van PRA en drie Abessijnen voorlopig niet
vrij van PRA.
De overige Abessijnen en alle Somali\'s werden
vrij van PRA bevonden. Van de katten, die (voorlopig) niet
vrij van PRA
waren, worden in tabel 2 het signalement, de
onderzoeksuitslagen en het moment waarop bij PRA pas-

-ocr page 129-

sende verschijnselen werden waargenomen vermeld.
De elf gevallen van PRA in deze periode van 21 jaar resul-
teerden in een incidentie van PRA binnen de groep onder-
zochte Abessijnen van 4,4%. Het betrof zes katers en vijf
poezen, met als vachtkleuren wildkleur («=4), sorrel («=3),
zwart-zilver
(n=2), sorrel-zilver (n = \\) en lilac («=1). De
mediane leeftijd, waarop de katten
niet vrij van PRA werden
bevonden, was vier jaar
(/7 = 11, spreiding zeven maanden-
twaalf jaar). Eén kat vertoonde op een leeftijd van slechts ze-
ven maanden reeds een gevorderde atrofie van de retina
(Casus #8, zie tabel 2). De overige tien katten vertoonden
verschijnselen van PRA op een leeftijd van twee jaar of ou-
der (Casus #1-7 en #9-11).

De onderzoeksbevinding niet vrij van PRA werd bij negen
van de elf Abessijnen gesteld bij het eerste onderzoek op er-
felijke oogafwijkingen. Bij twee Abessijnen was dit bij het
tweede onderzoek het geval. Bij één van deze twee katten
(Casus #11, voor het eerst onderzocht op een leeftijd van tien
maanden) werden bij PRA passende fundusveranderingen
ontdekt bij een routinematig heronderzoek op tweejarige
leeftijd. De andere kat (Casus #9, op een leeftijd van één jaar
vrij van PRA bevonden) bleek op twaalQarige leeftijd bij een
algemene controle door de dierenarts blind te zijn. Een
daarop volgend oogonderzoek resulteerde in de bevinding
niet vrij van PRA.

De drie Abessijnen (één sorrelkleurige en twee wildkleurige
poezen), die op een leeftijd van respectievelijk één, twee en
vier jaar
voorlopig niet vrij van PRA werden bevonden
(Casus #12-14), werden niet opnieuw aangeboden voor
onderzoek op erfelijke oogaandoeningen.

Door de behandelend dierenarts of eigenaar geobserveerde
verschijnselen

Van de elf Abessijnen met duidelijke retinadegeneratie wer-
den vijf dieren (Casus #3 en #6-9) onderzocht na door de be-
handelend dierenarts of eigenaar opgemerkte veranderingen
in het uiterlijk en/of het gedrag van de kat. Bij drie katten
(#5, #10-11) werden dergelijke verschijnselen pas opge-
merkt, nadat de retinadegeneratie reeds was gediagnos-
tiseerd. Genoemde veranderingen van het uiterlijk waren
wijde pupillen
(n=4) en een \'andere\' of\'groene\'gloed uit de
ogen («=4). Gedragsveranderingen bestonden uit een zich
voorzichtiger of \'onhandiger\' voortbewegen («=5), tegen
voorwerpen opbotsen (met name na verplaatsing van hun
vaste plek)
(n=4), \'uit het oog verliezen\' van spelobjecten
(n=3), schrikachtigheid bij aanraking («=1) en/of toegeno-
men agressie naar andere katten in het huishouden («=1). Bij
één kat met retinadegeneratie (#4) werden door de eigenaar
geen veranderingen in het uiterlijk en/of het gedrag waarge-
nomen gedurende het leven van de kat. Van twee Abessijnen
(#1-2) konden de eigenaren niet worden getraceerd.
De eigenaren van de drie katten die
voorlopig niet vrij van
PRA
werden bevonden meldden desgevraagd, dat zij bij hun
kat geen verschijnselen van een verminderde visus hadden
waargenomen; dit was bij casus #12 dertien jaar, bij #13 vier
jaar, en bij #14 één jaar nadat de kat
voorlopig niet vrij van
PRA
was verklaard. Over de periode hierna konden geen ge-
gevens worden verkregen.

Onderlinge verwantschap

Van tien van de elf Abessijnen met klinische verschijnselen
van PRA en de drie van PRA verdachte katten kon de af-
stamming worden nagegaan, evenals van 143 andere onder-
zochte Abessijnen en 42 onderzochte Somali\'s. De onder-
linge verwantschap van de aan PRA lijdende en van PRA
verdachte katten wordt weergegeven in een relatiediagram
(Figuur 4). De mate van verwantschap tussen de katten die
(voorlopig) niet vrij van PRA werden bevonden, is in gese-
lecteerde gevallen hoog, zoals bijvoorbeeld tussen num-
mers 185 en 205 (Casus #11 en #14; ouder en nakomeling)
en tussen nummers 47 en 48 (Casus #3 en #4; nestgenoten).
Het is echter niet mogelijk om uit het relatiediagram te be-
palen of de katten die
(voorlopig) niet vrij van PRA werden
bevonden gemiddeld verwanter zijn dan de katten die
vrij

Tabel 2. Signalement, onderzoeksbevindingen, moment waarop de kat volgens eigenaar of behandelend dierenarts bij PRA passende verschijnselen vertoonde en nummer in
het relatiediagram (figuur 4) van elfAbessijnse katten die
niet vrij van PRA en drie Abessijnse katten d\\e voorlopig niet vrij van PRA werden bevonden.

Casus

Nummer

Geslacht

Kleur

Leeftijd bij

Uitslag

Moment en leeftijd waarop

#

in figuur 4

onderzoek

verschijnselen werden opgemerkt

vóór uitslag vnv/nv

na uitslag vnv/nv

1

43

V

s

7 jaar

nv

9

7

2

-

m

w

7 jaar

nv

9

7

3

47

m

w

3 jaar

nv

3 jaar

4

48

m

1

3 jaar

nv

-

-

5

121

m

zz

4 jaar

nv

-

4 jaar

i ^

40

V

w

5 jaar

nv

exacte leeftijd?

7

124

V

zz

6 jaar

nv

6 jaar

8

130

V

SZ

7 mnd

nv

3 mnd

9

200

m

s

1 jaar

w

12 jaar

12 jaar

nv

10

211

V

s

3 jaar

nv

-

4 jaar

11

185

m

w

10 mnd

w

-

3 jaar

2 jaar

nv

12

102

V

w

4 jaar

vnv

-

-

13

136

V

s

2 jaar

vnv

-

-

14

205

V

w

1 jaar

vnv

-

-

Afkortingen: I = lilac; m = mannelijk; mndn = maanden; nv = niet vrij van PRA; v = vrouwelijk; vnv = voorlopig niet vrij van PRA; vv = vrij van PRA; s = sor-
rel;
SZ = sorrel-zilver; w = wildkleur; zz = zwart-zilver; ? = onbekend; - = geen.

-ocr page 130-

"VöQÖ?"

21S T iT

â–¡ Q ©

1^217 T 218 219 220 T

4IH Us^k^

Figuur 4. Reiatiediagram van tien Abessijnen met duidelijke en drie Abessijnen met geringe klinische verschijnselen van PRA.

Poezen zijn weergegeven door een cirkel en katers door een vierkant. Een cijfer in een symbool geeft de leeftijd (in jaren) aan, waarop de desbetreffende kat werd onderzocht en voor
het eerst
niet vrij van PRA (zwart symbool) of voorlopig niet vrij van PRA (grijs symbool) werd verklaard, of het meest recent vrij van PRA (wit symbool) werd bevonden. Het cijfer boven
een symbool is het nummer van de kat in het relatiediagram; indien dit cijfer cursief is weergegeven, komt de desbetreffende kat op meer dan één plaats in het relatiediagram voor.

14 15

-ocr page 131-

van PRA werden verklaard. Hiervoor zijn te weinig ver-
wante dieren onderzocht op erfelijke oogafwijkingen. Om
dezelfde reden is het niet mogelijk, uit het relatiediagram
een wijze van overerving van de retinadegeneratie af te lei-
den.

Discussie

In dit retrospectieve onderzoek werd bij elf van 248 ophthal-
moscopisch onderzochte Abessijnen in Nederland een dui-
delijke, en bij drie Abessijnen een beginnende retinadegene-
ratie gediagnostiseerd, passend in het klinische beeld van
erfelijke retinadegeneratie of progressieve retina-atrofie
(PRA) (8, 16). Er bleek geen predispositie voor geslacht of
vachtkleur aanwezig te zijn. Van dertien van deze in totaal
veertien Abessijnen kon een (soms nauwe) verwantschap
worden aangetoond. Deze bevindingen ondersteunen het
vermoeden, dat het hier gaat om een erfelijke retinadegene-
ratie (PRA).

Op basis van de leeftijden waarop de retinadegeneratie voor
het eerst werd gediagnostiseerd, zouden er in de Nederlandse
populatie Abessijnen tenminste twee vormen van PRA kun-
nen voorkomen: een laat-degeneratieve en een vroeg-dege-
neratieve vorm. Bij tien van de elf Abessijnen, die
niet vrij
van PRA
werden bevonden, werd de retinadegeneratie vast-
gesteld op een leeftijd van twee jaar of ouder. Twee van deze
katten (Casus #9 en #11) waren bij eerder onderzoek op een
leeftijd van één jaar respectievelijk tien maanden nog
vrij
van PRA
verklaard. Hiermee is het aannemelijk, dat het ten-
minste bij deze twee katten gaat om een laat optredende re-
tina-atrofie. Gezien het vergelijkbare klinische verloop en de
internationale uitwisseling van fokdieren betreft het moge-
lijk de laat-degeneratieve vorm van PRA die is beschreven
bij Abessijnen in Zweden (16). Van de overige acht katten
kon, doordat zij slechts eenmalig waren onderzocht, niet
worden bepaald vanaf welke leeftijd de retinadegeneratie
was begonnen. Dit kon ook niet worden afgeleid uit de
anamnese. De eigenaren van drie van deze acht katten met
gevorderde retinadegeneratie hadden er immers geen enkel
vermoeden van, dat hun kat een verminderd gezichtsvermo-
gen had. Het is in diverse studies beschreven, dat katten zich
dikwijls zo goed aanpassen aan een verminderd gezichtsver-
mogen, dat hun eigenaren de verminderde visus niet opmer-
ken (7, 11).

Eén Abessijn (Casus #8) werd op een leeftijd van zeven
maanden
niet vrij van PRA bevonden. De kat was naar zeg-
gen van de eigenaar reeds op een leeftijd van drie maanden
blind. Een nystagmus was bij deze kat niet geobserveerd.
Een nestgenoot (Nummer 129 in het relatiediagram) werd op
zeven maanden leeftijd onderzocht en
vrij van PRA bevon-
den. Differentiaaldiagnostisch moet bij retinadegeneratie bij
een kat worden gedacht aan primaire (erfelijke) en secun-
daire retinadegeneraties (4). Secundaire retinadegeneraties
kunnen het gevolg zijn van taurinedeficiëntie (2), chorioreti-
nitis (4), een sub- of intra-retinale vloeistofophoping zoals
bij arteriële hypertensie (18), glaucoom (5), anaemie (9) en
retinotoxische invloeden (bijvoorbeeld van enrofloxacin
(10)). Een taurinedeficiëntie is bij deze kat onwaarschijnlijk.
Bij een volledig taurinedeficiënt dieet duurt het minstens
achttien weken, maar doorgaans zes a zeven maanden, voor-
dat de retina atrofieert (2). Deze kat was volgens de eigenaar
op een leeftijd van drie maanden al geheel blind en ver-
toonde een gevorderde retinadegeneratie op zeven maanden
leeftijd. Bovendien gaf de anamnese geen aanwijzingen voor
een deficiënt dieet of verschijnselen van intestinale malab-
sorptie. Bij retinadegeneratie als gevolg van anaemie en cho-
rioretinitis worden in het tapetum lucidum multifocaal
hyperreflecterende gebieden gezien, met een onregelmatig
en voor het linker en rechter oog verschillend verdelingspa-
troon (4, 9). Dit komt niet overeen met de bilateraal symme-
trische gegeneraliseerde retina-atrofie die bij deze kat werd
gezien. Bij het oogonderzoek werden geen verschijnselen
opgemerkt die zouden passen bij glaucoom, arteriële hyper-
tensie of een doorgemaakte ablatio retinae. De anamnese gaf
geen aanwijzingen voor een toxische retinopathie. Een erfe-
lijke netvliesdegeneratie is daarmee aannemelijker.
Gezien het klinische beeld van de retinadegeneratie bij deze
kat wordt gedacht aan een dysplastische, vroeg-degenera-
tieve vorm van PRA. Of het de eerder in Groot-Brittanië be-
schreven staaf-kegeldysplasie (3) zou kunnen betreffen is
zeer de vraag. Buiten de oorspronkelijke Abessijnse kater
met
Rdy en de daaruit opgezette onderzoekspopulatie (3)
zijn er geen andere Abessijnen met
Rdy beschreven. Er kon
ook geen relatie worden gelegd tussen de onderzoekspopula-
tie van Barnett en Curtis en de hier beschreven kat.
Op basis van de gegevens uit deze studie is het niet mogelijk
om de incidentie van PRA in de gehele populatie Abes-
sijnen in Nederland te voorspellen. Uit de vergelijking van
de aantallen in 1992 en 1993 geregistreerde Abessijnse kit-
tens en het aantal katten uit de onderzoeksgroep, dat in 1992
of 1993 werd geboren blijkt, dat de groep onderzochte die-
ren slechts een select deel van de Nederlandse populatie
Abessijnen vertegenwoordigde. In elk van de jaren 1992 en
1993 werden meer katten geboren dan er in 21 jaar op erfe-
lijke oogaandoeningen werden onderzocht. Daarnaast zou
de daadwerkelijke frequentie van PRA binnen de groep
onderzochte Abessijnen hoger kunnen zijn dan de vermelde
4,4%, aangezien 91 van de 248 Abessijnen werden onder-
zocht vóór de leeftijd van twee jaar, een leeftijd waarna zich
alsnog de eerste ophthalmoscopische verschijnselen van
PRA (Fase 1 laesies) zouden kunnen openbaren (15, 16).
Ditzelfde geldt voor 67 van de 127 onderzochte Somali\'s,
zodat op basis van dit onderzoek niet kan worden uitgeslo-
ten dat ook bij Somali\'s een laat-degeneratieve vorm van
PRA voorkomt.

Om de huidige situatie met betrekking tot PRA in Nederland
goed in kaart te brengen en een basis te leggen voor een ver-
antwoorde selectie van fokdieren, zouden alle Abessijnen en
Somali\'s, ongeacht hun bijdrage aan de reproductie, inoeten
worden onderzocht op erfelijke oogaandoeningen. Idealiter
zouden de oogonderzoeken jaarlijks moeten worden uitge-
voerd, vanaf een leeftijd van zes maanden, en gedurende het
gehele leven van de kat. Een dergelijk intensief onderzoeks-
programma zal in de praktijk moeilijk haalbaar zijn. Op
grond van het beschreven verloop van erfelijke (8, 16) en
mogelijk erfelijke (7) retinadegeneraties bij Abessijnen kan,
als praktische tussenoplossing, een beperkter oogonder-
zoeksprogramma worden opgesteld. Voor fokdieren bestaat
dit uit een jaarlijks onderzoek vanaf een leeftijd van zes
maanden (en vóór de eerste dekking) tot en met tenminste
het vijfde levensjaar (of zoveel langer als de kat deelneemt
aan de reproductie), gevolgd door een laatste onderzoek op
twaalQarige leeftijd. Bij een onderzoek op zes maanden leef-
tijd kan een dysplastische en vroeg-degeneratieve vorm van
PRA (8) worden uitgesloten. Indien op vijljarige leeftijd
geen duidelijke symptomen van PRA worden gezien, is de

-ocr page 132-

kans redelijk groot dat de kat daadwerkelijk niet aan de door
Narfström (16) beschreven, laat-degeneratieve vorm van
PRA lijdt. Bij het onderzoek op twaalQarige leeftijd kunnen
nog later-degeneratieve vormen van PRA, op basis van an-
dere mutaties, worden opgespoord. Aangezien eigenaren van
uitsluitend als huisdier gehouden katten wellicht moeilijker
te motiveren zijn om hun dier bij herhaling te laten onder-
zoeken, zou voor deze dieren een minimum aantal van drie
onderzoeken, op twee-, vijf- en twaalfjarige leeftijd kunnen
worden voorgesteld. Het onderzoek op tweejarige leeftijd
wijst zeker uit of de kat lijdt aan een dysplastische, vroeg-de-
generatieve vorm van PRA (8) en biedt een redelijke kans
om fase 1 symptomen van de laat-degeneratieve vorm van
PRA aan te treffen (16). Indien de kat
(voorlopig) niet vrij
van PRA
wordt bevonden, kunnen daaruit consequenties
worden getrokken voor het inzetten van verwante dieren in
de fokkerij..

Bij een gedegen onderzoeksprogramma is een betrouwbare
identificatie van de onderzochte dieren essentieel. Voor dit
doel zijn microchips bij uitstek geschikt.
Ondanks het feit. dat bij geen van de onderzochte Somali\'s
verschijnselen van PRA werden geconstateerd, is het met het
oog op de sterke genetische verwantschap aan Abessijnen
zinvol om ook deze katten op erfelijke oogaandoeningen te
blijven onderzoeken. Dit wordt nader geïllustreerd door het
feit, dat (tenminste) zestien van de onderzochte Abessijnen
drager zijn van het langhaar-gen (Abessijn \'variant\'), het-
geen wil zeggen dat zij langhaar (Somali) nakomelingen
kunnen krijgen. Hierbij was één van deze katten (nummer
115 in het relatiediagram) een nestgenoot van de vader van
casus #7, die
niet vrij van PRA werd bevonden.
Diagnostische moleculair-genetische tests kunnen bijdragen
aan de bestrijding van PRA. Met gentests kunnen niet alleen
de katten worden geïdentificeerd, die homozygoot zijn voor
de causale mutatie (\'lijder\'-dieren), maar ook de heterozy-
gote (\'drager\'-)dieren. Voor de vormen van PRA bij
Abessijnen zijn dergelijke tests echter momenteel nog niet
voorhanden. Een systematisch bestrijdingsprogramma op
basis van herhaald ophthalmoscopisch onderzoek kan wor-
den benut om de basis te leggen voor de ontwikkeling van
moleculair-genetische tests. Van iedere kat die voor de eerste
keer wordt onderzocht op erfelijke oogafwijkingen kan bij-
voorbeeld een kleine hoeveelheid bloed worden afgenomen
voor de ontwikkeling van een DNA-bank van katten, waar-
van (op termijn) bekend is of zij aan PRA lijden of niet, en
die kan worden gebruikt bij het zoeken naar de oorzakelijke
mutatie, of naar geschikte markers voor de aandoening. Ook
indien moleculair-genetische tests beschikbaar komen, blijft
herhaaldelijk ophthalmoscopisch onderzoek nodig om kat-
ten met PRA op basis van andere oorzakelijke mutaties te
kunnen opsporen.

Het opzetten van een degelijk bestrijdings- en preventiepro-
gramma kan ons inziens alleen slagen door een gezamen-
lijke en gecoördineerde inspanning van alle individuele en
overkoepelende rasverenigingen. Een goede voorlichting
van katteneigenaren en in het bijzonder van kattenfokkers,
de mogelijkheid tot identificatie van de katten, verplichte
oogonderzoeken op gespecificeerde leeftijden, en nationale
en internationale openheid inzake onderzoeksuitslagen zijn
hierbij essentieel.

Dankbetuiging

De auteurs zijn veel dank verschuldigd aan mevrouw drs. E.M. Bijleveld-
Huussen, mevrouw E. Capiau DVM, drs. J. Gutteling, drs. A. Heijn
Diplomate ECVO, mevrouw drs. W.O. Roelofsen, mevrouw drs. K.J.M.
Stróbl. en mevrouw A.M. Verbruggen DVM Diplomate ECVO voor het ver-
richten van een belangrijk deel van de oogonderzoeken, en aan Stichting
Felissana en de Raad van Beheer op Kynologisch Gebied in Nederland voor
het beschikbaar stellen van de oogonderzoeksrapporten. De auteurs danken
Felikat. Mundikat, Neocat, de Nederlandse Kattenfokkers Vereniging
(N.K.FV), de Nederlandse RasKatten Vereniging (N.R.K.V) en de Neder-
landse Vereniging van Kattevrienden (N.V.v.K.) voor het aanvullen van ont-
brekende gegevens uit het signalement van de onderzochte katten (Felikat,
Mundikat, Neocat. N.K.FV en N.V.v.K.) en voor het beschikbaar stellen van
de registratiegegevens over 1992 en 1993 (Felikat. Mundikat. Neocat en
N.V.v.K.). Voorts danken de auteurs de eigenaren van de Abessijnen die
(voorlopig) niet vrij van PRA werden verklaard voor het verstrekken van in-
formatie en dr J.P. Djajadiningrat voor zijn hulp bij het maken van de figu-

Literatuur

1. Barnett KC. Progressive retinal atrophy in the Abyssinian cat. J Small
Anim Pract 1982;23:763-6.

2. Barnett KC, and Burger IH. Taurine deficiency retinopathy in the cat. J
Small Anim Pract 1980; 21: 521 -34.

3. Barnett KC, and Curtis R. Autosomal dominant progressive retinal
atrophy in Abyssinian cats. J Hered 1985; 76: 168-70.

4. Barnett KC, Curtis R, and Millichamp NJ. The differential diagnosis
of retinal degeneration in the dog and cat. J Small Anim Pract 1983;
24: 663-73.

5. Belle Glaze M, and Gelatt KN. Feline ophthalmology. In: Gelatt KN.
ed. Veterinary Ophthalmology. 3e dr Philadelphia: Lippincott
Williams & Wilkins 1999:997-1052.

6. CarlileJL. Feline retinal atrophy. Vet Rec 1981; 108: 14.311.

7. Cariile JL, Carrington D, and Bedford PGC. Six cases of progressive
retinal atrophy in Abyssinian cats. J Small Anim Pract 1984; 25: 415-
20.

8. Curtis R. Barnett KC, and Leon A. An early-onset retinal dystrophy
with dominant inheritance in the Abyssinian cat: clinical and patholo-
gical findings. Invest Ophthalmol Vis Sci 1987; 28: 131-9.

9. Fischer CA. Retinopathy in anemic cats. J Am Vet Med Assoc 1970;
156: 1415-27.

10. Gelatt KN. Woerdt A van der Ketring KL, Andrew SE. Brooks DE.
Biros DJ, Denis HM. and Cutler TJ. Enrolloxacin-associated retinal
degenerations in cats. Veterinary Ophthalmology 2001; 4: 99-106.

11. Giuliano EA. and Woerdt A van der Feline retinal degeneration:
Clinical experience and new findings (1994-1997). J Am Anim Hosp
Assoc 1999; 35: 511-4.

12. Leon A. and Curtis R. Autosomal dominant rod-cone dysplasia in the
Rely cat. 1. Light and electron microscopic findings. Exp Eye Res
1990: 51:.361-81.

13. Leon A, Hussain AA. and Curtis R. Autosomal dominant rod-cone
dysplasia in the
Rdv cat. 2. Electrophysiological findings. Exp Eye
Res 1991:53:489-502.

14. Narfström K. Progressiv retinal atrofi hos abessinierkatt. Svensk
Veterinärtidning 1981; 33: 147-50.

15. Narfström K. Hereditary progressive retinal atrophy in the Abyssinian
cat. J Hered 1983:74:273-6.

16. Narfström K. Progressive retinal atrophy in the Abyssinian cat: clini-
cal characteristics. Invest Ophthalmol Vis Sci 1985; 26: 193-200.

17. Sarvä R. Progressive retinal atrophy in the Abyssinian cat. Nordisk
Veterinaermedicin 1986; 38: 389-93.

18. Stiles J. Polzin DJ. and Bistner SI. The prevalence of retinopathy in
cats with systemic hypertension and chronic renal failure or hyperthy-
roidism. J Am Anim Hosp Assoc 1994; 30: 564-72.

-ocr page 133-

Teamwork

in de praktijk

InstruVet is uw pnrtner op lu\'l gebied v,in vetoriniiir meclisclie
techniek. Wij zijn ecn dochter v>in dc dicrcMiirlscoöpcrdlie AUV,
dit l)ctckcnl voor u dc zekerheid van vcrlroiiwdc service, uitste-
kende kw.ihicil cn ndUiurlijk het tin.inciëlc voordeel v.m licl
(oöpcralicf inkopen. L) kuni l)ij ons Icrcchl voor een zeer
omvangriik loUi.ilpakkcl iiiiii produclcn, wa.irondcr cipporoluur,
inslnimcnlariuni, vcd).iiidmiddclcn en hcc lilniateri,i,il. Uilcr,icird
k(Mil u ii.i.isl dc/c orodu< Icii ()f)k Icrcdil votir dcskiindiu .idvics.

VIURINAIR MFniStHF TrCHNIFK.

-ocr page 134-

De Zwakste Schakel: Medroxyprogesteron-acetaat
in varkensvoeder

L van Leengoed\\ M. Kluivers\'^, R. Herbes^, P. Langendijk\\ R. Stephanyi, M. van den Berg4, W. Seinend, G. GrinwisS,
J. van der Lugts, F. Meulders^, T. Ceudeke^enJ. Verheijden\'\'

Samenvatting

Contaminatie van varkensvoer
met Medroxyprogesteron-acetaat
(MPA) verhinderde het op gang
komen van de partus bij hoog-
drachtige zeugen en veroorzaakte
anoestrus bij gespeende zeugen.
Zestig procent van de gespeende
zeugen, dat het farmaceutisch afval met MPA in glucose-
siroop kreeg toegediend, ontwikkelde cysteuze ovaria.
Het MPA-bevattend farmaceutisch afval kwam terecht in
aangezuurde zeugenvoeding met bijproducten en bleek
de oorzaak te zijn van de problemen. In niervet van tien
slachtzeugen werden met behulp van Gas Chromato-
grafie/Massa Spectrometrie (GC/MS) gehalten van 2,5 -
8 ppb MPA aangetoond. Binnen de EU is het gebruik van
MPA illegaal als groeibevorderaar bij productiedieren,
zodat de met MPA besmette bedrijven onder toezicht van
de Algemene Inspectiedienst werden geplaatst.
Dit artikel beschrijft de waargenomen klinische ver-
schijnselen van het eerste bedrijf waar de MPA-contami-
natie werd vastgesteld. Tevens wordt ingegaan op de rol
die de begeleidend dierenarts heeft bij het opsporen van
mogelijke voedselveiligheidsrisico\'s.

Uit ei
voord
praktij

Summary

The weakest link: Medroxyprogesterone acetate in pig feed

Medmxy\'pwgesterone acelale(MPA)-c(mtamiiiated feed wrested the onset oj
fdnmving. and indiiced post-iactationai anoestrus in sows. Sixty percent of
the sows developed cystic ovaries after weaning following exposure to phar-
maceutical waste of MPA in glucose syrup. This waste ended up in acidified
feed of by-products of a sow farm, and proved to be the cause of the disorders,
.inatysis by thin layer chromatography and Gas Chromatography/Mass
Spectrometiy of renal fat fmm 10 slaughter sows demonstrated residues of2.5
- 8 pph of MPA. Within the European Union use ofMP.4 is illegal as growth
promoter in pivduction animals, and therefore MPA-exposed farms were pla-
ced utuler official control by the general inspection service.
Clinical signs and diagnostic procedures of the initial case are presented
and the rote of the veterinaty practitioner in detecting potential food safety
hazards is discussed.

\' Hoofdafdeling Gezondheidszorg Landbouwindsdieren, Afdeling Varkensgezondheids-
zorg, Faculteit der Diergeneeskunde, Utrecht.
^ Hoofddirectie Keuringsdienst van Haren. Voedsel en Waren.Autoriteit, Ministerie van

Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Den Haag
^ Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven: Hoofdafdeling Voedings-
middelen van Dierlijke Oorsprong, Faculteit der Diergeneeskunde. Utrecht.
Institute for Risk Assessment Sciences. Faculteit der Diergeneeskunde. Utrecht.
\' Hoofdafdeling Pathologie, Faculteit der Diergeneeskunde, Utrecht.
^ Dierenkliniek Bladel,

^ Gezondheidsdienst voor Dieren. Sectie Varkensgezondheidszorg, Deventer

Inleiding: Anamnese en klinische

waarnemingen

Op 22 mei 2002 (DO) werd de Afdeling Varkensgezond-
heidszorg in consult geroepen op een gesloten varkensbedrijf
met 1200 zeugen. Sinds 9 mei werd op dit bedrijf opgemerkt
dat de partus bij de zeugen trager verliep. Inmiddels was het
probleem in ernst toegenomen en van 60 zeugen die è terme
waren, hadden slechts drie zeugen een partus doorgemaakt,
welke te traag verliep. Ook waren op 20 mei (D-2) zes zeugen
gestorven na een drachtlengte van ruim 124 dagen met emphy-
semateuze vruchten. Sinds 13 mei werden geen zeugen meer in
oestrus gezien na het spenen.

Ondertussen hadden reeds enkele interventies plaatsgevonden.
Partus-inductie met behulp van Prostaglandine F2 was niet
succesvol. Hoewel zeugen wel reageerden op oxytocine-injec-
ties, daar melk-ejectie optrad, had dit geen effect op het vorde-
ren van de partus. Echografisch onderzoek van de zeugen die
niet in oestrus waren gekomen na het spenen, gaf op dit tijdstip
geen aanwijzing voor de aanwezigheid van cysteuze ovaria.
Tijdens het bezoek op 22 mei (DO) viel bij de inspectie van zeu-
gen, die reeds op dag 117-119 van de dracht waren, op dat de
geboorteweg weliswaar ontsloten was, maar dat het slijmvlies
van de geboorteweg droog en stroef was. Hierdoor was manu-
ele extractie van biggen onmogelijk. De betreffende zeugen
hadden ontwikkelde uierpakketten waar melk uit te krijgen
was. De lactogenesis leek niet gestoord. Er waren geen ziekte-
symptomen gerelateerd aan het niet op gang komen van de par-
tus. De zeugen hadden normale eetlust. Echografisch onder-
zoek van de zeugen met verlengde dracht liet zien dat tot een
drachtlengte van 124 dagen nog levende vruchten werden
waargenomen.

-ocr page 135-

Op basis van klinische waarnemingen werd het probleem als
volgt gedefinieerd: "Niet in partu komen en niet in oestrus ko-
men van zeugen door een anti-oestrogene of gestagene factor."
Theoretisch bestond hierbij de mogelijkheid dat de dieren via
het drinkwater, het voer of iatrogeen deze \'factor of factoren\'
zouden hebben binnengekregen. Hoewel het bedrijf drinkwa-
ter uit een eigen bron betrok, was het niet aannemelijk dat dit
probleem zijn oorsprong zou vinden in het drinkwater. Ook
werd uitgesloten dat iatrogene toediening van gestativa ten
grondslag lag aan het probleem. In dit stadium van het onder-
zoek leek het voor de hand te liggen dat de oorzaak in het voer
gezocht moest worden. De zeugen kregen brij voeder verstrekt
waarin naast een mengvoederkem bijproducten werden ver-
werkt, zoals bierbostel, tarwezetmeel (c-cerena) en aardappel-
stoomschillen en een product afkomstig van de mosterdpro-
ductie, hedimol genaamd.

Nader onderzoek

Nader onderzoek werd in eerste instantie uitgevoerd op die-
ren representatief voor het probleem. Besloten werd drie
zeugen die langer dan 118 dagen drachtig waren, en drie zeu-
gen die langer dan tien dagen tevoren gespeend waren, en
niet in oestrus waren gekomen, voor sectie aan te bieden aan
het Veterinair Pathologisch Diagnostisch Centrum van
de Hoofdafdeling Pathologie. Op 24 mei (D2) werden zes
zeugen geseceerd en macroscopisch beoordeeld. De drie
drachtige zeugen waren goed ontsloten en hadden respectie-
velijk 14, tien en twee morfologisch normale biggen, waarbij
de laatste tevens twee sterk autolytische biggen had en een
achttal mummies. De ovaria van deze dieren hadden stevige
corpora lutea en multipele kleine cysten. De gespeende zeu-
gen hadden ovaria met multipele cysten van 0.5 - 1 cm in
doorsnede. Verder werden macroscopisch geen relevante af-
wijkingen waargenomen. Vetmonsters en monsters van nier
en lever van deze zeugen werden ingevroren en diverse weef-
selmonsters in formaline gefixeerd voor histologisch onder-
zoek. Bij microscopisch onderzoek van de genitaaltractus
van twee drachtige, zowel als van twee niet-drachtige zeugen
viel op dat het typische progesteronbeeld in het uterusepi-
theel niet werd waargenomen. Net als met het macrosco-
pisch onderzoek werd ook histopathologisch geen verkla-
rende onderliggende pathologie aangetroffen.
Daar de oorzaak van het klinische probleem, gezien de epide-
miologie, symptomatologie en de afwezigheid van pathologi-
sche veranderingen, met de voedering van bijproducten leek
samen te hangen, werd een toxicologische screening van de
bijproducten door de Gezondheidsdienst voor Dieren uitge-
voerd. Per 27 mei (D5) werd niet meer van de brijproducten
gevoerd. Op dat moment waren er overigens nog geen mel-
dingen van een soortgelijk probleem op andere bedrijven, die
zouden kunnen wijzen op een oorzakelijk verband met de
mengvoederkern. Gezocht werd naar stoffen met een anti-
oestrogene of gestagene acdviteit. Hoewel in hedimol (af-
komstig uit mosterdbereiding) dat in de bijproducten aanwe-
zig was, een kleine onschuldige hoeveelheid isothiocyanaat
werd aangetoond werden geen stoffen met een anti-oestro-
gene of gestagene werking aangetoond. Aangezien de brij-
voeders kwantitatief veel bierbostel bevatten, werd met de
mogelijkheid rekening gehouden dat isoflavonen (waaronder
8-prenylnaringenin) uit hop in biologisch werkzame concen-
tratie in het voer aanwezig konden zijn. Sommige isoflavonen
kunnen zowel de oestrogeen receptor binden als het enzyme
aromatase blokkeren, dat verantwoordelijk is voor oestro-
geen-producde (1,2). In eerste instantie werd aan deze groep
stofïen in bierbostel gedacht om het anti-oestrogene effect te
verklaren. Voorts bleek (op Dl8) dat een tweetal andere zeu-
genbedrijven met vergelijkbare klachten ook vochtrijke bij-
producten verstrekten. Alledrie bedrijven voeren bierbostel,
tarwezetmeel (c-cerena) en aardappelstoomschillen. Aange-
zien de aardappelstoomschillen van verschillende leveran-
ciers afkomstig waren, werden tarwezetmeel en bierbostel als
verdachte producten aangemerkt. Door de Gezondheids-
dienst voor Dieren werden monsters van de gevoerde bijpro-
ducten van de drie bedrijven genomen, teneinde deze mon-
sters op het RIKILT-DLO (Rijks-kwaliteitsinstituut voor
Land- en Tuinbouwproducten) te laten onderzoeken op anti-
oestrogene activiteit (middels de ER-CALUX-assay).
Inmiddels waren op het oorspronkelijke bedrijf 16 zeugen
die niet in partu gekomen waren gestorven of geëuthana-
seerd. Verschillende zeugen waren chirurgisch verlost, maar
dit was door de massaliteit geen optie. Scanning van ovaria
van 132 zeugen die na het spenen niet welig geworden wa-
ren, toonde aan dat 78 zeugen cysteuze ovaria hadden.
Aangezien de prognose voor spontaan herstel van cysteuze
ontaarding bij het varken slecht is en geen effectieve therapie
voorhanden is, werd besloten ruim 200 zeugen af te voeren.
En omdat risico\'s ten aanzien van voedselveiligheid en
volksgezondheid niet konden worden uitgesloten, werd op
11 juni (Dl8) contact opgenomen met de centrale directie
van de Keuringsdienst van Waren, sinds kort deel uitmakend
van de Voedsel en Waren Autoriteit (V WA).
Besloten werd in overleg met de RVV een proefslachting uit
te voeren bij tien zeugen.

In afwachting van de uitslag van het onderzoek werd de
voorgenomen slachting van vleesvarkens op één van de be-
drijven uitgesteld.

Vanaf 21 juni werden de drie bedrijven onder toezicht ge-
plaatst door de Algemene Inspectiedienst met de mededeling
dat het verboden MPA in de slachtzeugen van de proefslach-
ting was aangetoond. Op 26 juni ging een Rapid Alert uit
naar de EG-lidstaten, waarin melding gemaakt werd van de
export van gespeende biggen naar België vanuit een
Nederlands zeugenbedrijf, waar in het niervet van tien
slachtzeugen gehaltes van 2,5 - 8 ppb MPA werd aange-
toond. Op 27 juni schrijven de Minister van Landbouw,
Natuurbeheer en Visserij en de Minister van Volksgezond-
heid Welzijn en Sport een brief aan de Tweede Kamer waarin
ook melding wordt gemaakt van de aanwezigheid van MPA
in commerciële voedselcomponenten van het brijvoeder.
Voorts wordt vermeld dat er geen volksgezondheidsrisico in
het geding is, en dat het voerspoor nagetrokken zal worden.

Diagnose en Discussie

De concentratie MPA in componenten van brijvoeders op de
drie bewuste bedrijven varieerde van 18000 ppb tot 43000
ppb. In het niervet van de zeugen die op 24 mei (D2) waren
geseceerd werden in het niervet gehaltes van respectievelijk
13, 13, 65,27,25, 37 (32 ± 20) ppb MPA aangetoond. In het
niervet van de tien zeugen die op 14 juni (D21) waren ge-
slacht werd 2.5 - 8 ppb MPA aangetoond. Aangezien de ern-
stig MPA vervuilde brijvoeders vanaf 27 mei (D5) niet meer
waren verstrekt, bevestigen deze gegevens dat een schatting
van de halfwaardetijd voor MPA-uitscheiding van 5-7 dagen
reëel is. Aangezien de EU een zeer stringent beleid voert ten

-ocr page 136-

aanzien van het gebruik van middelen zoals MPA, is klaring
van deze stoffen in de tijd geen optie.
Opvallend is het grote aantal cysteuze zeugen dat werd waar-
genomen na het spenen. Nu bekend is dat de bron van de be-
smetting ligt bij een farmaceutisch bedrijf in Ierland, blijkt
ook dat de oorspronkelijke afvalstroom circa 900 ppm MPA
en circa 100 ppm 17ß-oestradiol bevatte. Aangenomen mag
worden dat de brijvoeders ook gecontamineerd waren met
17ß-oestradiol. Hierdoor is het grote aantal zeugen met
cysteuze ontaarding van de ovaria te verklaren. Ook is dit mo-
gelijk de reden waarom in het histologisch onderzoek van de
zeugen die op 24 mei werden geseceerd geen typisch proge-
steronbeeld werd waargenomen. Dit heeft er mede toe geleid
dat gedacht werd in de richting van een anti-oestrogene factor
van natuurlijke oorsprong als oorzaak van de problemen. Niet
uit te sluiten is dat mogelijke aanwezigheid van prenyl narin-
genin en andere isoflavonen in combinatie met MPA de ont-
wikkeling van polycysteuze ovaria hebben versterkt.
Op de drie bedrijven bleven de klinische problemen beperkt
tot de zeugen die niet in partu kwamen, maar de dieren waren
wel ontsloten en ook was de lactogenesis niet merkbaar ver-
stoord (3). Ook werd anoestrus of suboestrus waargenomen
bij zeugen na het spenen. Zeugen die in geringe mate
oestrusverschijnselen vertoonden en toch geïnsemineerd
werden, bleken op een enkele uitgezonderd niet drachtig.
Cysteuze ontaarding van ovaria heeft bij zeugen een slechte
prognose. Ook bleek dat een aantal zeugen direct na het spe-
nen al cysten op de ovaria hadden. Mogelijk is de aanwezig-
heid van 17ß-oestradiol hier ook van invloed op geweest (4).
Sinds 27 mei (D5) werd het MPA-gecontamineerd voeder
niet meer verstrekt, het duurde evenwel nog ruim drie weken
voor de oestrus na spenen weer normaal optrad.

Uit het traceringsonderzoek van de Algemene Inspectie-
dienst van het Ministerie van Landbouw werd al snel publie-
kelijk dat het betreffende MPA onderdeel was van farmaceu-
tisch afval. Dit farmaceutisch afval, een suikercoating voor
anticonceptiemiddelen voor humaan gebruik, werd verwerkt
tot glucosesiroop. Via handelaren was dit afval onder meer in
brijvoedcr en mengvoeder voor varkens terechtgekomen.
Ook bleek dat dit afval reeds geruime tijd in het vocdercir-
cuit aanwezig kon zijn, aangezien de afvalstroom vanuit een
farmaceutisch bedrijf in Ierland heeft geduurd van begin
2000 tot mei 2002.

Hoewel direct na het bekend worden van de contaminatie
van varkensvoeder met MPA duidelijk werd gesteld dat er
geen risico\'s waren met betrekking tot de volksgezondheid
(5), loopt het vertrouwen in de waarborgen ten aanzien van
voedselveiligheid schade op. Vanzelfsprekend rust er een
zware verantwoordelijkheid ten aanzien van voedselveilig-
heid bij de primaire producent, maar de huidige casus heeft
laten zien hoe snel en wijd verspreid een verontreiniging in
de veevoederketen kan optreden, ondanks vigerende kwali-
teitssystemen. Duidelijk is geworden dat hiaten in de kwali-
teitscontroles dienen worden gedicht om nieuwe gevallen
van contaminatie van diervoeders te voorkomen. Wederom
is gebleken dat activiteiten van afvalverwerking en veevoe-
derproductie strikt gescheiden dienen te zijn. Zowel vanuit
de overheid als het bedrijfsleven wordt eens te meer gesteld,
dat afvalstoffen niet als grondstof voor diervoeder gebruikt
kunnen worden. Anderzijds dienen restproducten uit de voe-
dingsmiddelenindustrie, die ingezet worden als grondstof
voor diervoeders, onderdeel te zijn van de kwaliteitscontrole
van de \'gangbare\' productie.

Daarnaast is vroege signalering van mogelijke risico\'s ten
aanzien van voedselveiligheid in het primaire productiepro-
ces tijdens de boerderijfase van groot belang. De adviserend
dierenarts kan en moet in de boerderijfase een belangrijke
rol spelen bij vroege signalering, zeker wanneer bij de dieren
op het bedrijf klinische symptomen worden waargenomen
die wijzen op voedselveiligheidsrisico\'s. Richtlijn 97/12/EG
(6) geeft aan dat de erkende dierenarts moet toezien op de
naleving van de verplichte aangifte van infectieziekten en
eventuele andere risicofactoren voor diergezondheid (waar-
onder welzijn van dieren) en zeker niet in de laatste plaats
voor de volksgezondheid. In deze willen wij in herinnering
roepen: \'Tot heil van Mens en Dier\'.

Daarnaast geeft de richtlijn aan dat erkende dierenartsen
deel uitmaken van het netwerk van toezicht. Bedoeld net-
werk zou additioneel kunnen worden belast met het leveren
van expertise om snel en efficiënt een inschatting te maken
of gemelde problemen risico\'s inhouden met betrekking tot
voedselveiligheid.

Enerzijds kan in een dergelijk netwerk sneller de conclusie
getrokken worden als een gelijkluidend probleem op meer-
dere bedrijven zich manifesteert.

Anderzijds kan aanvullend een proefslachting op basis van
de Kaderwet diervoeder en de Diergeneesmiddelenwet wor-
den uitgevoerd door de RVV, teneinde diagnostische en/of
analytische tests uit te voeren. Momenteel is de mogelijkheid
van een proefslachting nog niet wettelijk geregeld. In het
concept van de Kaderwet diervoeder, alsmede in een con-
ceptwijziging van de Diergeneesmiddelenwet, is deze moge-
lijkheid wel opgenomen.

In de onderhavige casus zijn dergelijke proefslachtingen
reeds op vrijwillige basis van de veehouder uitgevoerd,
waarna de bevoegde autoriteiten de regie met betrekking tot
afhandeling van de casus overnamen.
Al snel werd duidelijk na het aanmelden van de hier beschre-
ven casus, dat de MPA-verontreiniging niet beperkt was tot
de brijvoedering van de drie gemelde bedrijven, maar dat de
meeste mengvoeders voor varkens, en gedeeltelijk ook voor
runderen en pluimvee, in Nederland verontreinigd waren en
dat het MPA-spoor te traceren was tot in de meeste EU-lan-
den. Niet alleen diervoeders bleken verontreinigd met MPA,
maar ook werd de MPA-verontreinigde glucosesiroop in en-
kele frisdranken in het buitenland gebruikt. Ook werd een,
met de bewuste glucosesiroop, verontreinigde grondstof ge-
bruikt voor alcoholproductie, waarna MPA weer opdook,
omdat het restproduct van de alcoholproductie, vinasse,
weer in veevoeders was gebruikt. Duidelijk is dat een vroeg-
tijdige signalering van dergelijke verontreinigingen noodza-
kelijk is. Men zou vroegtijdige melding kunnen bevorderen
door erkende dierenartsen toegang te geven tot een kennis-
netwerk, dat behulpzaam is bij het formuleren van een
onderzoeksvraagstelling. Maar vooral is het van belang dat
vroegtijdige melding een veehouder, uitgaande van te goeder
trouw, enige bescherming geniet voor de schade die een mel-
ding mogelijk met zich meebrengt. Vanuit de overheid is
geen wettelijk kader aanwezig om, zoals in het onderhavige
geval, de geleden schade bij de bedrijven die de MPA-ver-
ontreiniging aanhangig hebben gemaakt, te compenseren.
Integendeel, door de aard van de gevonden stof (MPA is in de
veehouderij een strikt verboden groeibevorderaar (7)) is bij
het aantreffen van deze stof in diervoeder of in dieren een
streng regiem aan regelgeving toegepast. Deze regelgeving

-ocr page 137-

is een uitvloeisel van EU Raadsrichtlijnen, 96/22/EG (8) en
96/23/EG (9). Hierdoor bleek uiteindelijk zelfs de vernieti-
ging van de dieren die de gecontamineerde glucosesiroop via
het brijvoeder verstrekt hadden gekregen niet te voorkomen.
De mogelijkheden van de overheid voor een reële schadever-
goeding beperken zich tot een beperkt aantal infectieziekten
behorend tot lijst A. Toch zal de primaire productiesector een
dergelijke regeling in het leven dienen te roepen zodat aan de
plicht risico\'s voor voedselveiligheid te melden, wordt vol-
daan.

Literatuur

1. Coldham NG, and Sauer MJ. Identification, quantitation and biologi-
cal activity of phytoestogens in a dietary supplement for breast enhan-
cement. Food and Chemical Toxicology 2001; 39, 1211 -24.

2. Milligan SR. Kalita JC, Pocock V, Van De Kauter V, Stevens JF,
Deinzer ML, Rong H, and De Keukeleire D. The endocrine activities
of 8-prenylnaringenin and related hop (Humulus lupus L.) flavonoids.
J. of Clinical Endocrinology and Metabolism 2000; 85: 4912-5.

Whitely JL. Hartmann PE, Willcox DL. Bryant-Greenwood GD, and
Greenwood FC. Initiation of parturition and lactation in the sow: ef-
fects of delaying parturition with medroxyprogesterone acetate. Jour-
nal of Endocrinology 1990; 124:475-84.

Jacobs MN, and Lewis DFV Steroid hormone receptors and dietary 11-
gands: a selected review. Proceedings of the Nutrition Society 2002;
64: 105-22.

Committee for veterinary medicinal products. Medroxyprogesterone
acetate. Summary report. EMEA/MRL/0129/96-FINAL (1996).
Richtlijn 97/12/EG van de Raad. Publicatieblad van de Europese
Gemeenschappen van 25 april 1997,NrL 109/1.
Stephany RW. Hormones in meat: different approaches in the EU and
m the USA. APMIS 2001; 109 (suppl. 103): S357-64.
Official Journal of the European Communities (1996). L125, 3-9.
Council Directive 96/22/EC of 29 April 1996 concerning the prohibi-
tion on the use in stockfarming of certain substances having a hormo-
nal or thyrostatic action and of beta-agonists, and repealing Directives
81/602/EEC/. 88/146/EEC and 88/299/EEC.
Official Journal of the European Communities (1996). L125, 10-31.
Council Directive 96/23/EC of 29 April 1996 on measures to monitor
certain substances and residues thereof in live animals and animal pro-
ducts and repealing Directives 85/358/EEC/, 86/469/EEC and Decision
89/187/EEC and 91/664/EEC.

Contact met een vleermuis

De redactie vond drj. H. M. Nieuwen-
huis (oud-inspecteur voor de Volks-
gezondheid) bereid om onderstaande
uit de praktijk ontvangen vraagstel-
ling te beantwoorden.

antwoor

Vraag:

Wat moet ik doen als een hond in aanraking is geweest met
een vleermuis? De vleermuis kan iinmers besmet zijn met ra-
biës.

Antwoord:

Sinds 1954 is bekend dat rabiës voorkomt bij vleermuizen in
Europa. In 1977 werd voor het eerst in het \'Rabies Bulletin
Europe\' melding gemaakt van rabiës bij de mens ten gevolge
van een beet van een vleermuis. Tot dan werd rabiës bij
vleermuizen zelden waargenomen, maar in 1985 was er een
epidemie van vleermuizenrabiës in Denemarken. Dit was
aanleiding voor een surveillance in Nederland en 30 mei
1987 werd de eerste positieve vleermuis gevonden.
Analyse van de gevoelige vleermuissoorten heeft laten zien
dat het \'European Bat Lyssavirus\' (EBL) alleen voorkomt bij
de laatvlieger (Eptesicus serotinus), een soort die haar naam
dankt aan het uitvliegen 1 uur na zonsondergang. Intussen
zijn er meerdere varianten van het EBL-virus bekend. In
Nederland is in 1987 en in 1989 een te onderscheiden
EBL-virus bij een viertal meervleermuizen (Myotis dasyc-
neme) gevonden. Deze soort trekt in tegenstelling tot de laat-
vlieger over grote afstanden van meer dan 1000 km. De ac-
tieradius van de laatvlieger is ongeveer 50 km en rabiës bij
deze soort betekent dan ook een lokaal probleem. Tot op he-
den is ongeveer 20% van de laatvliegers besmet en dat bete-
kent dat ongeveer 7% van alle onderzochte vleermuizen
jaarlijks positief wordt bevonden.

Vraa

Wat te doen na contact van een vleermuis met een huisdier?

Ik ben het met de vraagsteller eens dat de kans op besmet-
ting van het huisdier, hond of kat, niet is uit te sluiten. Deze
vraag was ook actueel in 1987, na het vinden van de eerste
positieve vleennuis in Nederland. Op dat moment waren
geen gegevens bekend van besmette huisdieren, die op na-
tuurlijke wijze na een beet waren besmet. Wel was uit infec-
ticproeven bekend dat zowel de kat als de hond kon worden
besmet.

Dit onderwerp is besproken in de Beraadsgroep Infectie-
ziekten en Iinmuniteit van de Gezondheidsraad. Op voorstel
van de toenmalige Veterinaire Hoofdinspectie is de gezond-
heidsraad akkoord gegaan met een postexpositie-behande-
ling bij kleine huisdieren. Dit betekent dat de hond of kat
twee keer wordt gevaccineerd met het rabiësvaccin met een
week tussen de injecties. Hierbij moet een kanttekening wor-
den gemaakt en wel dat daarmee niet kan worden volstaan.
De eigenaar moet er wel degelijk op worden gewezen dat er,
hoewel klein, een kans op besmetting is. Bij gedragsveran-
deringen van het dier moet de eigenaar zich zo spoedig ino-
gelijk
iTielden bij de dierenarts, die vervolgens bij verden-
king het dier zal inoeten doden en voor onderzoek insturen.
Dus twee keer vaccineren met een week tussenpauze, tenzij
de vleermuis waarmee contact was, onderzocht kon worden
en negatief was. In dat geval kan vaccinatie achterwege blij-
ven, hoewel ik de eigenaar zou aanraden het dier toch een-
maal te vaccineren gezien de kennelijk aanwezige kans op
vleermuiscontact in die omgeving.

Door de Keuringsdienst van Waren is onlangs een nieuw
draaiboek op het Internet gezet. Dit is te vinden onder
www.kvw.nl, daarna via de klok naar de volgende pagina en
via zoeken op \'vleermuis\'. Onder bijlagen vindt u ook een
inzendformulier voor het rabiësonderzoek.

-ocr page 138-

Samenvatting

Cesproeidroogd bloedplasma, spray-
w dried animal plasma (SDAP), is een
I bijproduct van slachterijen. Het
i plasma dat verkregen is van ge-
I slachte varkens of runderen wordt
^ gesproeidroogd en kan gebruikt
worden voor de productie van zowel
humane voedingsmiddelen als diervoeders. In veel experi-
menten die beschreven staan in de literatuur is aangetoond
dat SDAP in voeders voor gespeende biggen aanzienlijke
positieve effecten kan hebben op de voeropname en groei na
spenen. In een meta-analyse werd uit 68 vergelijkingen tus-
sen SDAP bevattende voeders en controlevoeders geconclu-
deerd dat de door SDAP veroorzaakte groei- en voeropna-
meverbetering respectievelijk 26,8% en 24,5% bedroegen.
Twee experimenten uit de literatuur gaven aan dat SDAP in
speenvoer speendiarree kan verminderen. Het doel van het
onderzoek dat in dit proefschrift staat beschreven, was om
meer te weten te komen over het werkingsmechanisme van
de groei- en gezondheidsbevorderende eigenschappen van
SDAP in speenvoeders. Uit dit proefschrift kan geconclu-
deerd worden dat SDAP positieve effecten heeft op de groei
en gezondheid van gespeende biggen. Deze effecten zijn gro-
ter bij biggen die gehouden worden onder suboptimale om-
standigheden en/of onder hoge infectiedruk en in voeders
zonder anti-niicrobiële groeibevorderaars (AMGB). Dit
proefschrift geeft aan dat bij het werkingsmechanisme van
SDPP effecten op de darmflora zijn betrokken. Het lijkt er
echter op dat deze effecten meer een invloed op pathogene
bacteriën betreffen, dan dat het een algemeen anti-bacteri-
eel effect betreft dat leidt tot nutriëntbesparing ten gunste
van de gastheer, zoals dit beschreven is voor AMGB. Pers-
pectieven voor succesvolle toepassing kunnen vooral ver-
wacht worden op darmniveau bij zoogdieren met een niet
optimaal functionerend immuunsysteem, zoals pasgebore-
nen en in gevallen waarbij antibioticumbehandeling niet
mogelijk is, zoals bijvoorbeeld bij een verbod op AMGB of
bij multiresistente bacteriën.

Summary

Spray-dried plasma in diets for weaners: influence on
growth and underlying mechanisms

Spray-dried animal pla.ima (SDAP) i.s a by-product of slaughter plants. The
plasma obtained from .slaughtered pigs or ruminants is spray-dried and
used for the production of human foodstuffs and animal feeds. SDAP added
to the diet of weaned piglets has considerable positive effects on the growth
performance ofpiglets. In a meta-analysis, it was calculated from 68 com-
parisons between SDAP-containing diets and conti\'ol diets that the SD.iP-
induced change in average daily gain (ADG) and avei-age daily feed intake
(ADFI) in the first 2 weeks after weaning was 26.8% and 24.5%, respec-

I Proefschrift Universiteit Utrecht. S november 2001. Dr. A.J. van Dijk, CCL-
Research, NCB-laan 52. 5462 GE Veghel. Tel: 0413-382 739 Fa.x: 0413-382141. E-
mail: A Ibert. van. dijkÌl. nl
lively. Two experiments demonstrated that dietaiy SDAP can reduce post-
weaning diarrhoea. The aim of the research described in this thesis was to
learn more about the mechanisms underlying the growth- and health-pro-
moling propei-ties of SDAP in the diet of weaned piglets. Results showed
that dietaiy SDPP has positive effects on the post-weaning growth perfor-
mance and health of piglets. These effects are more pronounced in piglets
kept under suboptimal conditions and/or high infection pressure, and in
piglets fed on diets lacking anti-microbial growth promoters. SDAP acts by
influencing the gastrointestinal microflora: it appears to affect pathogenic
bacteria rather than exert a general anti-bacterial effect leading to nutrient
sparing, as has been described for anti-microbial growth promoters. SDAP
has great potential as treatment for immuno-compromised mammals, such
as neonates, and for animals in which antibiotic treatment is not possible,
for instance when there is a ban against antibiotics or when multi-resistant
bacteria are involved.

Uit ei
voor d
praktij

Inleiding

Gesproeidroogd bloedplasma, spray-dried animal plasma
(SDAP), is een bijproduct van slachterijen. Het plasma dat
verkregen is van geslachte varkens of runderen wordt ge-
sproeidroogd en kan gebruikt worden voor de productie van
zowel humane voedingsmiddelen als diervoeders (17, 15). In
veel experimenten die beschreven staan in de literatuur is
aangetoond dat SDAP in voeders voor gespeende biggen
aanzienlijke positieve effecten kan hebben op de voerop-
name en groei na spenen. In een meta-analyse (6), werd uit
68 vergelijkingen tussen SDAP bevattende voeders en con-
trolevoeders geconcludeerd dat de door SDAP veroorzaakte
groei- en voeropname-verbetering respectievelijk 26,8% en
24,5% bedroegen. Twee experimenten uit de literatuur gaven
aan dat SDAP in speenvoer speendiarree kan verminderen
(15,22).

Het doel van het onderzoek dat in dit proefschrift staat be-
schreven was om meer te weten te komen over het werkings-
mechanisme van de groei- en gezondheidsbevorderende ei-
genschappen van SDAP in speenvoeders. In de proeven die in
dit proefschrift staan beschreven is bloedplasma van varkens
gebruikt (spray-dried porcine plasma, SDPP). Er werden
twee experimenten met SDPP onder typisch Noord-Europese
omstandigheden uitgevoerd om te bepalen of onder deze om-
standigheden de groei en gezondheid van biggen eveneens
verbeterd zouden worden. Alle experimenten die in de weten-
schappelijke literatuur beschreven staan zijn namelijk uitge-
voerd in de Verenigde Staten (VS), waar de houderij-omstan-
digheden en voersamenstellingen aanzienlijk verschillen van
die in Noord-Europa. Er werd een experiment uitgevoerd om
te bepalen of er een interactie bestaat tussen SDAP en anti-
microbiële groeibevorderaars (AMGB). AMGB zijn be-
paalde stoffen met een anti-bacteriële groeibevorderende
werking die toegelaten zijn om in diervoer te verwerken. Ze
zullen waarschijnlijk om maatschappelijke en medische re-
denen verboden worden in de Europese Unie (EU). Met uit
dit experiment verkregen informatie zou meer inzicht verkre-
gen kunnen worden over de vraag of het werkingsmecha-
nisme van SDAP vergelijkbaar is met dat van AMGB. Een
ander doel was te bepalen of SDAP een alternatief voor
AMGB in biggenvoer zou kunnen zijn.

Cesproeidroogd bloedplasma in voeders voor gespeende biggen:
invloed op groei en achterliggende mechanismen

AJ. van Dijk\'\'

-ocr page 139-

In een volgend experiment werd SDPP gevoerd aan biggen
vóór spenen. De achterliggende gedachte was dat SDPP zou
resulteren in een aanzienlijke verbetering van de groei gedu-
rende de lactatieperiode. Normaliter wordt namelijk de
groeipotentie van de biggen gedurende deze periode niet ge-
haald, waarbij de melkproductie van de zeug de limiterende
factor is.

Om de hypothese te testen, dat SDPP trofische of bescher-
mende invloeden zou hebben op de mucosa van de dunne
darm, waarmee vlokatrofie voorkomen zou worden, werden
twee experimenten met gespeende biggen verricht. In deze
experimenten werd het effect van SDPP onderzocht op vil-
lus-lengte, crypt-diepte, mitose-activiteit van enterocyten en
de activiteiten van brush-border disaccharidasen. Om te
testen of de groei- en gezondheidsbevorderende eigenschap-
pen van SDPP verklaard zouden kunnen worden uit invloe-
den op de gastro-intestinale microflora (normale en patho-
gene bacteriën) werden vier experimenten uitgevoerd. De
iiwloed van SDPP op bepaalde bacteriestammen werd
in vi-
tro
en in vivo bepaald. Bovendien werd er een experiment
uitgevoerd waarin biggen, die voeders met of zonder SDPP
kregen, besmet werden met een pathogene
E. coli.

zoötechnische resultaten

Er werden vier experimenten uitgevoerd, die in totaal zes
vergelijkingen omvatten tussen speetwoeders met ofwel re-
latief lage SDPP-gehaltes, ofwel controle-eiwitbronnen (1,
9). Bij drie van de zes vergelijkingen tussen SDPP en de con-
trole, werden er geen verschillen in de groei na spenen ge-
vonden. In de andere drie gevallen werden in de SDPP-groe-
pen significante groeiverbeteringen gedurende de eerste drie
weken na spenen gevonden van 7, 8 en 18%. Verder wordt
een experiment beschreven dat als doel had om een moge-
lijke interactie te bepalen tussen SDAP en de mate van com-
plexiteit van voersamenstelling in voeders zonder AMGB
(1). Er werden significante interacties gevonden tussen
SDAP en voercomplexiteit: SDAP had het grootste groeisti-
mulerende effect in een complexe voersamenstelling (met
hoogkwalitatieve grondstoffen) in vergelijking met een sim-
pele voersamenstelling (met grondstoffen van een lagere
kwaliteit). Het tweede doel van dit experiment was het vast-
stellen van ecn mogelijke interactie tussen SDAP en AMGB
in speenvoer. Er was een tendens (P < 0,1) dat SDAP tneer
effect op groei en voeropname had in voeders zonder
AMGB. Uit deze experimenten kan geconcludeerd worden
dat SDAP in speenvoeders positieve effecten op groei heeft,
in het bijzonder in voeders zonder AMGB.
Vervolgens wordt het effect beschreven van toevoeging van
SDPP aan voer dat tijdens de lactatieperiode aangeboden
werd aan biggen (7). Gedurende de periode vóór spenen wa-
ren er geen significante effecten van SDPP op de groei van
de biggen. In de eerste week na spenen hadden de biggen die
vóór spenen het SDPP-voer gehad hadden, een significant
hogere voeropname dan de biggen die het controlevoer ge-
had hadden vóór spenen. In de vierde week na spenen had-
den de biggen die vóór spenen het SDPP-voer gehad hadden
een significant betere groei en voederconversie dan de big-
gen die het controlevoer gehad hadden vóór spenen. Er werd
geconcludeerd dat SDPP in voeders die gevoerd worden
vóór spenen positieve effecten kan hebben op de groei na
spenen. Op basis van de meta-analyse (6) en deze experi-
menten, werden de volgende conclusies getrokken:

• Het positieve effect van SDAP op groei en voeropname is
veel groter in de eerste week na spenen dan in de tweede
week na spenen.

• De groei die biggen realiseren op een bepaald bedrijf be-
paalt in grote mate het effect van SDAP op groei, waarbij
een hoge groei geassocieerd is met geringe effecten en
vice versa.

• SDPP kan positieve effecten hebben op de groei na spenen
onder Noord-Europese omstandigheden waarbij deze ef-
fecten groter zullen zijn bij hogere toevoegingpercentages
van SDPP aan het voer en op bedrijven met een subopti-
male hygiëne.

• Wanneer complexe voeders gevoerd worden met hoog-
kwalitatieve grondstoffen kan toevoeging van SDPP posi-
tieve effecten op groei hebben, die groter zijn dan wanneer
simpele voeders gevoerd worden met grondstoffen van
mindere kwaliteit.

• SDAP heeft een groter effect op groei in voeders zonder
AMGB dan in voeders met AMGB.

• SDAP heeft in voeders die gevoerd worden vóór spenen
geen positieve effecten op de groei gedurende die periode,
maar het kan positieve effecten hebben op de periode na
spenen.

darmmorfologie en functie

Er werden twee experimenten uitgevoerd om de invloed van
SDPP op de morfologie en functie van de dunne darm te
onderzoeken (10, II). Uit beide experimenten bleek dat het
speenproces samengaat met een afname van mitose-activiteit
van de enterocyten op dag twee na spenen, gevolgd door een
toename hiervan op dag zeven na spenen. Dit past in het con-
cept van hyperregeneratieve vlokatrofie. Een verhoogde mi-
tose-activiteit leidt tot meer immature enterocyten, hetgeen
tot gevolg heeft dat de verterings- en absorptiecapaciteit van
de darm afneemt, dat de darm gevoeliger is voor bacteriële
toxinen en dat deze toxinen beter door de mucosa kunnen mi-
greren. Deze effecten kunnen een verklaring zijn van de ver-
hoogde gevoeligheid van biggen na spenen voor diarree, oe-
deemziekte en groeivertraging (3,5,19,20, 24,25,26).
In het eerste experiment werden biggen van 24 dagen oud ge-
bruikt (10). Er waren geen significante effecten van SDPP op
vlokhoogte en crypt-diepte. Op dag vier en dag zeven na spe-
nen was er minder mitose-activiteit van enterocyten bij biggen
die SDPP in hun voer gehad hadden dan bij biggen die caseïne
in hun voer gehad hadden. Omdat een geringere mitose-acti-
viteit leidt tot minder immature enterocyten, kan dit een ver-
klarend mechanisme zijn voor de positieve effecten van SDPP
op groei en gezondheid. In het tweede experiment (11) werden
de biggen eerder gespeend (achttien dagen leeftijd) omdat
verwacht werd dat de effecten van SDPP dan groter zouden
zijn, aangezien vlokatrofie ernstiger is bij vroeg gespeende
biggen. Bovendien werd er een lager, meer praktijkconform
SDPP-gehalte in het voer gehanteerd (8% in plaats van 15%).
Er waren geen significante effecten van SDPP op vlokhoogte,
crypt-diepte en mitose-activiteit. Dit geeft aan dat SDPP geen
trofische effecten op de mucosa van de dunne darm heeft en
dat het geen bescherming geeft tegen de met spenen geassoci-
eerde vlokatrofie. Er was geen effect van SDPP op de acti-
viteiten van lactase, sucrase of maltase, die beschouwd wor-
den als een maat voor de verteringsfunctie van de darm.
Uit deze experimenten kan het volgende geconcludeerd wor-
den:

-ocr page 140-

• Een hoog gehalte van SDPP in speenvoer (15%) verlaagt
de mitose-activiteit van enterocyten van de dunne darm
hetgeen tot minder immature enterocyten leidt met als ge-
volg een betere darmfunctie en -gezondheid.

• SDPP heeft geen rechtstreeks effect op vlokhoogte of
cryptdiepte waardoor het niet beschermt tegen de vlok-
atrofie die optreedt bij het speenproces.

Darmflora en gezondheid

Vervolgens werd het effect van SDPP op de microflora van
het maagdarmkanaal onderzocht (8). Er werden geen duide-
lijke anti-bacteriële effecten van SDPP gevonden. Hieruit
kan geconcludeerd worden dat de positieve effecten van
SDPP op de groei en gezondheid van gespeende biggen niet
verklaard kunnen worden uit anti-microbiële eigenschappen
van SDPP. Het kan echter niet uitgesloten worden dat SDPP
invloed heeft op andere bacteriesoorten, die niet in deze ex-
perimenten onderzocht werden.

Hierna wordt een experiment beschreven (12) waarin het ef-
fect van SDPP in voer bepaald werd op de klinische respons
van biggen die geïnfecteerd werden met een pathogene
E.
coli
0139K82. De groei en voeropname waren aanzienlijk
hoger in de SDPP-groep dan in de controlegroep. De SDPP-
biggen hadden een betere mestconsistentie en zagen er ge-
zonder uit dan de controlebiggen. Er waren echter geen ver-
schillen in uitval en in de aantallen
E. coli 0139K82 in de
faeces en in de chymus van verschillende delen van het
maag-darmkanaal. Er werd geconcludeerd dat SDPP een bij-
drage kan leveren aan de preventie van speendiarree.

Conclusie en perspectieven

Uit dit proefschrift kan geconcludeerd worden dat SDPP po-
sitieve effecten heeft op de groei en gezondheid van ge-
speende biggen. Deze effecten zijn groter bij biggen die ge-
houden worden onder suboptimale omstandigheden en/of
onder hoge infectiedruk en in voeders zonder AMGB. Dit
proefschrift geeft aan dat bij het werkingsmechanisme van
SDPP effecten op de gastro-intestinale microflora zijn be-
trokken. Het lijkt er echter op dat deze effecten meer een
invloed op pathogene bacteriën betreffen dan dat het een al-
gemeen anti-bacterieel effect betreft dat leidt tot nutriëntbe-
sparing ten gunste van de gastheer, zoals dit beschreven is
voor AMGB.

Mogelijk is de immunoglobulinefractie in SDAP verantwoor-
delijk voor de positieve effecten (4, 14). flet gemiddelde ge-
analyseerde immunoglobuline-gehalte van zeven monsters
gebruikt in de experimenten van dit proefschrift was 20%. Het
werkingsmechanisme zou onder meer berusten op een rem-
ming van de aanhechting van pathogene
E. co//-soorten aan de
darmwand. Vervolgonderzoek met hyperimmuunplasma
ondersteunt deze hypothese (13). In deze
in vitro experimen-
ten werd de aanhechting van een pathogene
E. coli aan geïso-
leerde brush borders verhinderd door bloedplasma dat afkom-
stig was van varkens die geïmmuniseerd waren tegen bepaalde
aanhechtingsfactoren van deze
E. coli. Succesvolle orale toe-
diening van imniunoglobulinen afkomstig vanuit biest en eie-
ren is beschreven bij varkens en mensen (2, 16,18,21,23,27).
Vervolgonderzoek is noodzakelijk om het werkingsmecha-
nisme van SDAP verder op te helderen en de toepassing te
optimaliseren met betrekking tot ziektepreventie, waarbij de
nadruk dient te liggen op verhoging van het immunoglobul-
inegehalte en het verhogen van de stabiliteit hiervan in de
darm. Perspectieven voor succesvolle toepassing kunnen
vooral verwacht worden op darmniveau bij zoogdieren met
een niet optimaal functionerend immuunsysteem, zoals neo-
naten en in gevallen waarbij antibioticumbehandeling niet
mogelijk is, zoals bijvoorbeeld bij een verbod op AMGB of
bij multiresistente bacteriën.

Binnen de EU is orale toepassing van SDAP bij landbouw-
huisdieren momenteel niet toegestaan omdat het, in het ka-
der van BSE-preventie, over één kam geschoren wordt met
diermeel. Dit is merkwaardig omdat bloedplasma wel is toe-
gestaan als humaan voedingsmiddel. Binnen de EU lopen
momenteel besprekingen om bloedplasma, afkomstig van
veterinair goedgekeurde slachtdieren, wel toe te laten in voe-
ders voor landbouwhuisdieren. Wereldwijd wordt SDAP op
grote schaal toegepast, onder andere in speenvoeders voor
biggen.

Literatuur

1. Bikker P. Van Dijk AJ, Dirkzwager A, Fledderus J, Ubbink-Blanksina,
M, and Beynen AC. Tlie influence of diet composition and an anti mi-
crobial growtli promoter on the growth response of weaned piglets to
spray dried animal plasma. 2001: submitted.

2. Carlander D, Kollberg H, Wejaker PE, and Larsson A. Peroral immuno-
theraphy with yolk antibodies for the prevention and treatment of ente-
ric infections. Immunol Res2000; 21. 1-6.

3. Chu S, and Walke WA. Bacterial toxin interaction with the developing
intestine. Gastroenterology 1993; 104: 916-25.

4. Coffey RD, and Cromwell GL. The impact of environment and anti-
microbial agents on the growth response of early weaned pigs to spray-
dried porcine plasma. J Anim Sci 1995; 73: 2532-9.

5. Dauncey MJ, Ingram DL. James PS, and Smith MW. Modification by
diet and environmental teinperature of enterocyte function in piglet in-
testine. J Physiol-London 1983; 341: 441 -52.

6. Dijk AJ van. Everts H, Nabuurs MJA, Margry RJCF, and Beynen,AC.
Growth performance of weanling pigs fed spray-dried animal plasma:
a review. Livest Prod Sci 2001; 68: 263-74.

7. Dijk, AJ van, Ubbink-Blanksma M, Van dcr Pale JGP and Beynen AC.
Pre- and postweaning performance of piglets fed prc-weaning diets
containing either spray-dried porcinc plasma, whey protein concen-
tratc or whey powder. 2001: submitted.

8. Dijk AJ van. Van den Hovcn SGC, Enthovcn PMM, and Beynen AC.
Effect of spray-dried porcine plasma on intestinal microflora as
measured in vitro and in weanling piglets. 2001: submitted.

9. Dijk AJ van, Margry RJCF, Lec AG van der, Hcmke G, and Beynen
AC. Growth performance in weanling piglets fed spray-dried porcine
plasma under typical Northern European conditions. J Anim Physiol!
Anim Nutr 2002; 86: 17-25.

10. Dijk AJ van, Niewold TA, Margry RJCF, Hovcn SGC van den,
Nabuurs MJA, Stockhofe-Zurwicden N. and Beynen AC. Small in-
testinal morphology in weaned piglets fed a diet containing spray-
dried porcine plasma. Res Vet Sci 2002; 71: 17-23.

11. Dijk AJ van, Niewold TA. Nabuurs MJA, Hees J van. Bot P de,
Stockhofe-Zurwieden N, Ubbink-Blanksma M. and Beynen AC.
Small intestinal morphology and disaccharidase activities in early-
weaned piglets fed a diet containing .spray-dried porcine plasma. J Vet
Med A 2002; 49: 81-6.

12. Dijk AJ van, Enthoven PMM, Hoven SGC van den. Laarhoven
MMMH van, Niewold TA. Nabuurs MJA, Beynen AC. The effect of
dietary spray-dried porcine plasma on clinical response in weaned
piglets challenged with a pathogenic escherichia coli. Veterinary
Microbiology 2002; 84: 207-18.

13. Dijk AJ van. Niewold TA, and Roodink HBJ. The effect of hyper-
immune and non-hyperimmunc porcine plasma in an in vitro brush
border adhesion inhibition test. Paper presented at the annual meeting
of EAAP, Cairo, 2002.

14. Dritz SS. Owen KQ, Goodband RD, Nelssen JL, Tokach, MD,
Chengappa MM. and Blecha F. Influence of lipopolysaccharide- in-
duced immune challenge and diet complexity on growth performance
and acute-phase protein production in segregated early-weaned pigs.
AnimSci 1996; 74: 1620-8.

-ocr page 141-

Gatnau R. Spray dried porcine plasma as a source of protein and im-
munoglubulins for weanling pigs. M.S. Thesis. Iowa State University, 22.
1990.

Guarino A, Canani RB. Russo S. Albano F, Canani MB. Ruggeri FM.
Donelli G. and Rubino A. Oral immunolgobulins for treatment of
acute rotaviral gastro-enteritis. Pediatrics 1994; 93: 12-6. 23.

Howell NK. and Lawrie R.A. Functional aspects of blood plasma pro-
teins. 1. Separation and characterisation. J Food Technol 1983; 18: 24.
747-62.

Korhonen H. Marnila P. and Gill HS. Milk immunoglobulins and com-
plement factors. Brit J Nutr 2000; 84, Suppl 1: 75-80. 25.
Mezoff AG. Jensen NJ, and Cohen MB. Mechanisms of increased sus-
ceptibility of immature and weaned pigs to
Escherichia coli heat- 26.
stable enterotoxin. Pediat Res 1991; 29:424-8.
Nabuurs MJ. Hoogendoorn A. and Van Zijderveld FG. Effects of
weaning and enterotoxigenic Escherichia coli on net absorption in the
small intestine of pigs. Res Vet Sci 1994; 56: 379-85. 27.
O\'Farrelly C, Branton D, and Wanke CA. Oral ingestion of egg yolk
immuniglobulin from hens immunised with an enterotoxigenic
Escherichia coli strain prevents diarrhoea in rabbits challenged with
the same strain. Infec lmmunityl992; 60: 2593-7.
Peet-Schwering van der CMC, and Binnendijk GR The effect of spray-
dried porcine plasma in diets with different protein sources on the per-
formance of weanling piglets. Report PI.137. Praktijkonderzoek var-
kenshouderij, Rosmalen, the Netherlands, 1995.
Reilly RM. Rommel D. and Sandhu J. Oral delivery of antibodies, fu-
ture pharmacokinetic trends. Clin Pharmacokinet 1997; 32: 313-23.
Smith MW. Effect of postnatal development and weaning upon the
capacity of pig intestinal villi to transport alanine. J Agr Sci 1984;
102:625-33.

16

17

19

20

21

Smith MW. Expression of digestive and absorptive function in differ-
entiating enterocytes. Ann Rev Physiol 1985; 47: 247-60.
Wild GE, and Murray D. Alterations in quantitative distribution of Na,
K-ATPase activity along crypt-villus axis in animal model of malab-
sorption characterised by hyperproliferative crypt cytokinetics. Digest
Dis Sci 1992;37:417-25.

Yokoyama H, Peralta RC, Diaz R. Sendo S. IkemorY, and Kodama Y.
Passive protective effect of chicken egg yolk immunoglobulins against
experimental enterotoxigenic
Escherichia coli infection in neonatal
piglets. Infec Immunity 1992; 60: 998-1007.

Bestrijdingsmiddel of diergeneesmiddel?

Anti-ectoparasitica juni 2002

S.J. Mesu\\ C.H.P. Pellicaan^ en W.M.L. Hendrikxi

Tot 1995 vielen alle middelen die
tegen ectoparasieten gericht wa-
^^^^^^^^ ren en waarvan de toedienings-
wijze anders dan oraal of parente-
raal was onder de Bestrijdings-

_ middelenwet. Deze producten wa-

ren te herkennen aan een zoge-
naamd toelatingsnummer (bij-
voorbeeld 9243N) en moesten be-
waard worden in een bestrijdingsmiddelenkast. Sinds 1
januari 1995 vallen anti-ectoparasitaire middelen als ze
op of aan het dier worden gebruikt (zoals vlooienbanden,
pour- of spot-ons, sprays, dips, shampoo\'s etcetera) onder
de Diergeneesmiddelenwet en moeten als diergeneesmid-
del geregistreerd worden. Na registratie krijgen ze een
RegNL-nummer. Alle producten die bedoeld zijn voor
het bestrijden van parasieten in verblijfruimtes blijven
onder de Bestrijdingsmiddelenwet vallen.

Registratie van anti-ectoparasitica

Vanzelfsprekend was het onmogelijk om al deze producten
per 1 januari 1995 als diergeneesmiddel geregistreerd te laten
zijn. Daarom is in de Diergeneesiniddelenwet een overgangs-
regeling getroffen (Vrijstellingsregeling ectoparasiticiden).
In deze regeling is gesteld dat fabrikanten/registratiehouders

\' Apotheek Faculteit der Diergeneeskunde. Yalelaan 6. 3584 CM Utrecht, telefoon

(030) 2537785. fa.\\- (030) 2532068. mess@vei.uu.nl
^ Apotheek Faculteit der Diergeneeskunde.

^ Instituut Infectieziekten en Immunologie. .Afdeling Parasitologie en Tropische Dier-
geneeskunde. Faculteit der Diergeneeskunde.

een bepaalde periode de tijd krijgen om een registratiedossier
samen te stellen, zodat deze producten geregistreerd kunnen
worden als diergeneesiniddel. In dit registratiedossier moeten
onder andere gegevens opgenomen zijn die de effectiviteit
aantonen.

Om een product te kunnen registreren voor landbouwhuis-
dieren moet van de werkzame stof een MRL (Maximale
Residu Limiet) bekend zijn. Deze MRL is nodig om de
wachttermijn voor het vlees en de melk te kunnen bepalen.
Indien de MRL niet bekend is, moet de registratie-aanvrager
deze vaststellen.

Het bepalen van een MRL vereist veel onderzoek en is
daardoor een kostbare aangelegenheid. Er moet een inschat-
ting gemaakt worden van de toxiciteit van die stof bij de
mens. Dit houdt in dat onderzoek gedaan wordt naar bijvoor-
beeld mutageniteit en carcinogeniteit, tnaar ook naar acute
toxiciteit bij de mens.

Voor veel werkzame stoffen die verwerkt zijn in anti-ecto-
parasitica is geen MRL bekend. Veel registratiehouders zul-
len er daarom niet voor kiezen om hun producten te registre-
ren als diergeneesmiddel. Het gevolg daarvan is dat deze
producten uit de handel gaan, nadat de termijn die toegekend
is volgens de overgangsregeling, verstreken is. In onder-
staand stuk wordt een overzicht gegeven van de behande-
lingsmogelijkheden die er op dit moment zijn.

Stand van zaken anno juni 2002

In de huidige overgangssituatie zijn producten onderhevig
aan veranderingen in registratiestatus en samenstelling.
Producten zijn hieronder ingedeeld in drie klassen.

-ocr page 142-

Taktic (was 8049N, is RegM 9342)

Werkzame stof: Amitraz
Geregistreerde doeldieren: Varken, rund

Geregistreerde indicaties: Bestrijding van scliurftmijten en luizen
Neocidol (was 9243N, is RegN! 9265),

Werkzame stof: Diazinon (Let op de concentratie is verhoogd van
250mg/ml naar600mg/ml!)
Geregistreerde doeldieren: Niet-melkgevend schaap
Geregistreerde indicaties: Bestrijding van mijten en schapenluisvlieg,
luizen en teken

Behandeling en preventie van myiasis

Veerust(was 88l8.N,is RegNl 9307).

Werkzame stof: Pyrethrinen

Geregistreerde doeldieren: Rund

Geregistreerde indicaties: Bestrijding van stalvliegen

3. In de handel

Er zijn ook producten die wèl een registratie volgens de
Diergeneesmiddelenwet hebben gekregen. Daarbij moet men in
sommige gevallen bedacht zijn op de veranderde samenstelling,
wachttijd en/of concentraties. Voorbeelden van geregistreerde
producten staan in bovenstaande tabel. Deze infonnatie is af-
komstig uit de diergeneesmiddelendatabase op de website van
het Buro Registratie Diergenees-middelen,
wwv>-.brd.agro.nl.
Producten die al een registratie volgens de Diergenees-
middelenwet hadden en dus ook op de markt zullen Ijlijven,
zijn die producten die een avermectine (ivermectine, dora-
mectine, eprinomectine, abamectine en moxidectine) bevat-
ten. Producten met deze werkzame stoffen zijn geregistreerd
voor het bestrijden van vliegen, luizen, mijten, horzels en te-
ken bij paarden, (niet-melkgevende) runderen, (niet-melk-
gevende) schapen en varkens. Niet elk product is gere-
gistreerd voor alle indicaties en alle doeldieren. Dit verschilt
per product, zie hiervoor onderstaande tabellen. De gere-
gistreerde doeldieren en indicaties zijn tevens te vinden op
etiket, bijsluiter en registratiebeschikking.

Overzicht behandelingsmogeliikheden
voor ectoparasietenbestriiding op/aan

het dier

In onderstaande tabellen wordt een overzicht gegeven (per
diersoort) van de mogelijkheden tot ongediertebestrijding
op, in of aan het dier met het aanbod van producten dat over-
blijft nadat alle producten waarvan een negatieve beslissing
verwacht wordt van de markt zijn.

Alleen de voor Nederland relevante parasieten zijn in de ta-
bellen vermeld.

Deze informatie is afkomstig uit de diergeneesmiddelenda-
tabase op de website van het Buro Registratie Diergenees-
middelen,
www.brd.agro.nl.

Vrijstellingsregeling

Omdat veel producten van de markt verdwenen zijn, zijn er
een aantal indicaties waarvoor binnenkort geen geregistreerd
product beschikbaar is. Uitwijken naar een diergeneesmiddel
dat geregistreerd is voor een ander doeldier en/of indicatie is
toegestaan volgens de Vrijstellingsregeling artikel 2 Dier-
geneesmiddelenwet 1999. Voorwaarden hiervoor zijn dat:

• er geen (voor dit doeldier en indicatie) geregistreerd alter-
natief beschikbaar is;

• er sprake is van ondraaglijk lijden. Echter, indien de werk-
zame stof op de bijlages behorende bij deze vrijstellingsrege-
ling komt te staan, mogen deze producten al bij een dierge-
neeskundige noodzaak toegepast worden. Van ondragelijk
lijden hoeft dan geen sprake te zijn;

• van de werkzame stof een Maximale Residu Limiet (MRL)
bekend is;

• een wachttermijn van tenminste 28 dagen voor vlees en
van tenminste 7 dagen voor de melk wordt aangehouden;

• de patiënteigenaar over het gebruik van een niet-gere-
gistreerd diergeneesmiddel wordt geïnformeerd;

• een administratie wordt bijgehouden van bij welke dier-
soort en welke indicatie een bepaald niet geregistreerd
diergeneesmiddel wordt toegepast. Deze administratie
wordt lx per jaar voor 1 februari opgestuurd naar het Buro
Bijwerkingen Diergeneesmiddelen;

• de vermoedelijke bijwerkingen die optreden bij het ge-

-ocr page 143-

Niet-melkgevend schaap

Indicatie

Werltzame stof

Preparaat

Sctiapenluisvlieg
tMelophaniis ovinus)

Diazinon

Neocidol 600

Behandeling myiasis
iLiicilia sericata)

Diazinon

Neocidol 600

Preventie myiasis
(Liicilia sericata)

Diazinon
Dicyclanil

Neocidol 600
Clikpour-on

Mijten:

- Wolschurft (Psoroptes)

- Pootschurft (Chorioptes)

Diazinon
Doramectine &
Ivermectine
Diazinon

Neocidol 600
Diverse producten
Neocidol 600

Teken (Ixodes ricinus)

Diazinon

Neocidol 600

Luizen (Damalinia ovis,
Linognathus pedalis)

Diazinon

Neocidol 600

Paard

Indicatie

Werkzame stof

Preparaat

Maaghorzellarven
iGaslerophilus)

Ivermectine

Diverse orale
producten

Melkgevend rund

Indicatie

\\Verl</amc stof

Preparaat

Schurftmijten (Sarcoptes)

Ainitraz

Taktic

Bloedzuigende en bijtende
luizen
(Linognathus vituli,
Haematopinus euiysternus,
Solenopotes capillatus en
Damalinia bovis)

Amitraz
Eprinomectinc

Taktic

Eprinex pour-on

Vliegen

• Stekende stalvlieg
(Stomoxys calcitrans)

•Kleine koevlieg
(Haematobia irritans)
\' Diverse o.a.wrangvlieg
(Hydrotea irritans)

Pyrethrines &
Piperonyl- butoxide
Eprinotnectinc
(Cy)permethrin

Veerust super

Eprinex pour-on *
Auritag & Electron
oorplaatjes

Runderhorzellarven
(Ilypoderma bovis cn
H. lineatum)

Eprinomcctine

Eprinex pour-on

* Door de geleverde gegevens wordt de volgende werkingsduur aannemelijk gemaakt: tot 7 dagen.

bruik van het niet-geregistreerde diergeneesmiddelen
binnen 14 dagen gemeld worden bij het Buro Bijwer-
kingen Diergeneesmiddelen.

Het gebruik en adviseren van niet-geregistreerde dierge-
neesmiddelen heeft mogelijk enig risico. Effectiviteit en vei-
ligheid van het product bij het doeldier en/of indicatie is im-

Niet-melkgevend rund

(Alle voor het rund geregistreerde middelen mogen ook bij het niet-
melkgevend rund toegepast worden)

Indicatie

\\Verl<zame stof

Preparaat

Luizen

• Bloedzuigende luizen, Ivennectine &
Anoplura
(Linognathus Doramectine
vituli, Haematopinus Moxidectine
euiysternus, en Solenopotes Abamectine
capillatus)* Ivermectine

( clorsulon)

Moxidectine

Abamectine

• Bijtende luizen,
Mallophaga
(Damalinia bovis)

Diverse producten
Cydectin pour-on
Enzec inj
Ivomec pour-on,
Ivomec plus

Cydectin pour-on
Enzec inj

Kleitie koevlieg
(Haematobia irritans)

Ivermectine
& Doramectine
Moxidectine

Diverse producten
Cydectin pour-on

Mijten

(Sarcoptes scabiei,
P.soroptes ovis,
Chorioptes bovis)**

Ivermectine &
Doramectine
Moxidectine
Abamectine

Diverse producten
Cydectin pour-on
Enzec inj

Runderhorzellarven
(Ilypoderma bovis en
H. lineatum)

Ivermectine &

Doramectine

Abamectine

Diverse producten
Enzec inj

Teken

(Ixodes ricinus)

Ivermectine

Diverse producten

* Niet alle producten zijn geregistreerd voor al deze luizen, raadpleeg hiervoor de regislratie-

beschikking of bijsluiter
** Niet alle producten zijn geregistreerd voor al deze mijten, raadpleeg hiervoor de registratie-
beschikking of bijsluiter

Varken

Indicatie

Werkzame stof

Preparaat

Schurftmijten
(Sarcoptes)

Amitraz

Ivermectine injvlst
Doramectine injvlst

Taktic

Diverse producten

Prontax.

Dectomax

Luizen

(Haematopinus)

Amitraz

Ivermectine injvlst
Doramectine injvls

Taktic

Diverse producten

Prontax,

Dectomax

mers niet aangetoond. De gevolgen van het toepassen van
stoffen in het kader van deze Vrijstellingsregeling zijn voor
rekening van zowel de dierenarts als de eigenaar van het dier.
Voor meer informatie over deze Vrijstellingsregeling wordt
verwezen naar de brochure van het LNV Informatie voor
dierenartsen bij de keuze van diergeneesmiddelen volgens
de Vrijstellingsregeling, april 2001.

-ocr page 144-

Knelpunten

Per diersoort volgen hierna enkele voorbeelden van knelpun-
ten bij het bestrijden van ectoparasieten.

Het paard

Bestrijding van vliegen en luizen

Paarden zouden hiervoor kunnen worden behandeld met
permethrin of cypermetrine (1). Defendog/care spray en/of
shampoo bevat permethrine als werkzame stof
Daarnaast is Veerust super (spray) een mogelijkheid. Dit
product bevat als werkzame stoffen pyrethrines en pipero-
nylbutoxide en was voorheen, als bestrijdingsmiddel, gere-
gistreerd voor bestrijden van vliegen bij paarden, runderen
en varkens. Nu is het als diergeneesmiddel alleen gere-
gistreerd voor het rund ter bestrijding van de stekende stal-
vlieg
(Stomoxys calcitrans).

Van permethrine en pyrethrines is een (voorlopige) MRL
vastgesteld.

Een groot probleem bij paarden kunnen dazen, tahanis zijn.
Deze groep van vliegen steken en zuigen bloed. Repellants
(zoals citronella-olie) hebben een beperkte werking. In de
handel zijn vliegennetten verkrijgbaar, waarmee het paard
beschermd kan worden tegen de dazensteek.

Bestrijding van mijten

Het gebruik van amitraz bij het paard is gecontraïndiceerd in
verband met ernstige colonobstipatie (1).

1. Chorioptes, beenschurft

Schurft bij paarden kan oraal behandeld worden met ivermec-
tine (2,3). De effectiviteit van deze behandeling is echter twij-
felachtig. Diverse orale preparaten met ivermectine zijn gere-
gistreerd voor het paard echter niet met de indicatie
chorioptes.

2. Demodex

Infecties met deze mijt worden slechts incidenteel bij het
paard gevonden. Raadpleeg in voorkomende gevallen een
specialist.

Bestrijding van muggen (Culicoides, staart- en manenec-
zeem)

Staart- en maneneczeem is een (overgevoeligheids-) reactie
op de beet van de
Cidicoides-mug. Er zijn diverse, niet re-
gistratieplichtige middelen in de handel die claimen effectief
te zijn bij staart- en maneneczeem. Indien een product niet
geregistreerd hoeft te worden, is het aantonen van effecti-
viteit ook niet verplicht. De werking is meestal gebaseerd op
het afstoten van de muggen (repellant) en het helen en ver-
zachten van de beetplekken. Voorbeelden hiervan zijn pro-
ducten als Sweet Itch en Horsol.

Stoffen die werkzaam zijn tegen de mug die het staart- en ma-
neneczeem veroorzaakt zijn permethrine (Defendog/care),
pyrethrines (Veerust super) en benzylbenzoaat. Deze produc-
ten kunnen echter het dier niet voor 100% beschermen tegen
de muggensteek. Alleen met speciale, hiervoor in de handel
zijnde, paardendekens kan het paard geheel beschermd wor-
den tegen de muggensteek. Daarnaast kan het \'s nachts (= het
tijdstip dat de muggen niet actief zijn) laten weiden van de
paarden verlichting geven. Het plaatsen van een ventilator in
de verblijfplaats van het paard kan soms ook helpen. Omdat
muggen niet zulke goede vliegers zijn, worden ze hierdoor
\'weggeblazen\'(2,3).

Het rund

Bestrijding van Demodex

Demodex is een mijt die gevoelig is voor amitraz (4). Taktic
bevat amitraz en is geregistreerd voor het rund, echter niet
voor deze indicatie.

De geit

Volgens de vrijstellingsregeling artikel 2 Diergeneesmid-
delenwet mogen producten geregistreerd voor een ander
voedselproducerend dier zoals het niet melkgevend schaap
gebruikt worden. Zie voorwaarden hierboven genoemd.

Dankbetuiging

Dank is verschuldigd aan dr M.M. Sloet van Oldruitenborgh-Oosterbaan.
dr. A. van Nes cn C. Ultec.

Literatuur

1. Mutsaers CW en Van dcr Velden MA. Twee gevallen van colon obsti-
patie bij pony\'s, \\cnnoedelijk als gevolg van een behandeling met
Taktic. Tijdschr Diergeneeskd 1988; 113: 1246-8.

2. Bishop Y. The Veterinary Formulary London: Royal Pharmaceutical
Society of Great Britain and British Veterinary Association 1996.

3. Pascoe RRR. and Knottenbelt DC. Manual of equine dermatology.
W.B. Saunders 1999.

4. Dopfcr D. Hendrikx WML, en Sol J. Een geval van demodicose bij
Nederlands melkvee. Tijdschr Diergeneeskd 2002: 127:252-4.

Hondenfokkers ten onrechte negatief neergezet
in aflevering Veterinair tuchtrecht

Ingezonde

A.c. Schaefers-Okkens er\\ H.S. Kooistra

Onder Actua geeft I. Boissevain in het Tijdschrift voor Met enige verbijstering hebben wij dit stuk, getiteld
Diergeneeskunde van 15 juni 2002 cominentaar op een zaak \'Hysterectohysterie\' gelezen. In de start van dit stuk wordt
die aanhangig was gemaakt bij het Veterinair tuchtcollege. door de schrijver ingegaan op de hondenfokker, waarbij on-

-ocr page 145-

der andere wordt geschreven: "Als er een handboek zou be-
staan met tips om een tuchtprocedure te vermijden, zou één
van de adviezen ongetwijfeld luiden: hoed u voor hondenfok-
kers". Hoort een dergelijke opmerking thuis in een officieel
orgaan van de KNMvD? Hoe zullen kynologen op een derge-
lijk stuk reageren als dit door hen wordt gelezen? Hoe moet
studenten een correcte attitude ten aanzien van eigenaars -
tegenwoordig een onderdeel van de studie Diergeneeskunde
- worden bijgebracht als dit soort uitspraken in het Tijdschrift
voor Diergeneeskunde wordt getolereerd? Ook het kopje
\'Spreken is zilver...\' komt niet erg positief over. Bedoelt de
schrijver dat de dierenarts maar beter zijn mond dicht had
kunnen houden? Eerlijkheid naar de eigenaar toe behoort al-
tijd de basis te zijn in de relatie tot de eigenaar
Voorts wordt de hondenfokker als oplettend en mondig be-
schreven en wordt er opgemerkt dat sommige dierenartsen
sowieso niet gediend zijn van mondige cliënten die... Is dit
nu een negatief oordeel over deze dierenartsen of over \'de
hondenfokkers\'?

Vervolgens wordt dan in grote lijnen de casus beschreven
van de Rottweiler die volgens de eigenaar in partu is, stin-
kende groene uitvloeiing heeft, maar waarbij nog geen pups
geboren zijn en er later ook geen pups intra-uterien aanwezig
bleken te zijn. Hierbij wordt gememoreerd dat de dierenarts
de hond onderzoekt en denkt dat er een pup \'dwarsligt\'. Wat
dit onderzoek heeft ingehouden, wordt helaas niet vermeld.
Er wordt later alleen gemeld dat er geen röntgenfoto is ge-
maakt. Heeft deze dierenarts het standaard onderzoek van de
genitaaltractus uitgevoerd, waartoe onder andere buikpalpa-
tie, vaginoscopie en vaginaal toucher behoren? De kans was
in dat geval groot geweest, dat tijdens dit onderzoek was op-
gevallen dat er geen pups werden waargenomen en dat er dus
een directe aanleiding bestond tot aanvullend onderzoek, zo-
als röntgen- en/of echografisch onderzoek.
Over de reden van het niet aanwezig zijn van pups kan nu al-
leen nog gefilosofeerd worden. De pups kunnen zijn opgege-
ten, wat de eigenaar, zoals uit het vervolg van het verhaal
blijkt, ook heeft gesuggereerd en wat af en toe voorkomt. Er
kan echter ook een algeheel of gedeeltelijk afsterven van de
foeten in een eerdere drachtfase plaatsgevonden hebben,
waarbij de aanduiding van placentaplaatsen nog aanwezig
was. Heeft er maceratie plaatsgevonden? Hoe de placenta-
plaatsen eruit zagen is niet beschreven.

Dan de uitspraak van het Tuchtcollege. Ook in het verleden
hebben wij ons een aantal keren afgevraagd of de leden van
dit tuchtcollege wel kritisch genoeg zijn ten aanzien van het
beoordelen van eigen kundigheid. Wordt bij de diverse zaken
wel voldoende deskundigheid \'van buiten\' ingeroepen? De
uitspraak dat de dierenarts niet verweten kan worden dat er
geen (verder aanvullend) onderzoek is verricht, is boven-
staande in aanmerking nemend, zeer vreemd. Zelfs het ver-
wijderen van de uterus wordt de dierenarts niet aangerekend!
Gebaseerd op de gegevens weergegeven in het verhaal, lijkt
er geen aanleiding om te denken dat de teef leed aan endo-
metritis. Dat de uterus vergroot was, lijkt zeer normaal, om-
dat ook na een normale partus de involutie van de uterus bij
de teef circa twaalf weken duurt. Zelfs bij aanwezigheid van
een endometritis post partum blijkt normaliter een medica-
menteuze therapie afdoende.

Hoofdafdeling Geneeskunde van Gezelschapsdieren, Yalelaan 8. Postbus 80154,
3508 TD Utrecht, e-mail adres: a.c.schaefers-okkens((^vet. int.nl

Tot slot terug naar het begin, waar de schrijver meldt: "de ge-
middelde eigenaar zou blij zijn met snel ingrijpen" -
ook als
tJit gebeurt op basis van een incorrecte diagnose, nadat deze
diagnose te snel is gesteld zonder dat voldoende onderzoek
is uitgevoerd? -
, "en je waarschijnlijk voor het Tuchtcollege
slepen als je te lang wacht met behandelen. In dit geval ge-
beurt het precies andersom, maar de eigenaar is dan ook
geen gemiddelde eigenaar maar een hondenfokker..." Na
het lezen van bovenstaande reactie zult u begrijpen, hoe wij
over dit stukje denken. In het blad van een professionele be-
roepsorganisatie hoort dit soort artikelen niet thuis.

In haar artikelen benadert mevrouw Boissevain de uit-
spraken van het Tuchtcollege vamdt een wat licht\\\'oetig
en soms licht ironisch perspectief. Het doel van de ru-
briek is meer bekendheid te geven aan de vaak droge uit-
spraken van het Tuchtcollege. Het gaat er dus niet om de
uitspraken nogmaals te onderwerpen aan diepgaand ve-
terinair-vakinhoudelijk onderzoek en zeer zorgvuldige
juridische weging. Dat zijn namelijk taken die wettelijk
primair zijn opgedragen aan het Veterinair Tucht- en
Beroepscollege.

De redactie

Discussie normen veterinair handelen
door dierenartsen zelf te voeren

/. Boissevain

Het is een oud-Griekse gewoonte om de brenger van goed
nieuws te belonen en de brenger van slecht nieuws te straffen
of zelfs te doden. Dat principe lijkt in deze discussie de bo-
ventoon te voeren en dat is jammer, want een discussie tus-
sen dierenartsen over verantwoord veterinair handelen kan
zeer verrijkend zijn. Als juriste acht ik mijzelf niet in staat
om vast te stellen wanneer sprake is van veterinair (on)juist
handelen en/of uitspraken van het Tuchtcollege inhoudelijk
te beoordelen. Los daarvan worden veel feiten niet in de
Tuchtprocedure betrokken omdat ze niet kunnen worden be-
wezen en de dierenarts en eigenaar elkaar tegenspreken.
De uitspraken van het Tuchtcollege zouden op zichzelf wel
een goede aanleiding kunnen vormen voor een discussie over
de normen voor veterinair handelen maar deze discussie dient
voornamelijk door dierenartsen zelf te worden gevoerd. Het
is zeker niet ondenkbaar dat dierenartsen (al dan niet op initi-
atief van de KNMvD) zich naar aanleiding van sommige ve-
terinaire missers die tot tuchtzaken leiden, bezinnen op een
standpunt c.q. een protocol voor bepaalde handelingen. Als
voorbeelden noem ik het handelen bij een maagtorsie, het
pre-anaesthetisch onderzoek bij een gebitssanering of de
noodzakelijke handelingen bij een stagnerende partus.

De kritiek van mevrouw Schaefers met betrekking tot mijn
opmerking over hondenfokkers vind ik terecht. De opmerking
is beslist niet aardig en noemt een bepaalde (beroeps)groep bij
naam, hetgeen in Nederland niet gebruikelijk is, om niet te
zeggen politiek incorrect. Toch heb ik ook informele reacties

-ocr page 146-

ontvangen waaruit blijict dat een meningsverschil met een
mondige hondenfokker een herkenbare situatie vormt.
Daarnaast leidt het lezen van vele, vele tuchtzaken tot voor-
zichtige conclusies over de hoedanigheid van de klagers. Er
zijn diverse groepen te noemen die zich in dat opzicht qua
frequentie lijken te onderscheiden. Het is bijzonder vriende-
lijk om dit uit respect voor de clientèle te ontkennen, maar
het (h)erkennen van verschillen tussen klanten kan juist lei-
den tot het voorkómen van conflicten.

Mijn opmerking over dierenartsen die niet gesteld zouden
zijn op mondige en deskundige cliënten kan niet worden ge-
zien als oordeel over welke groep dan ook, maar de veronder-
stelling van mevrouw Schaefers dat alle dierenartsen altijd
zeer gesteld zijn op mondige en deskundige cliënten lijkt mij
niet helemaal in overeenstemming met de werkelijkheid.

Er zijn goede en aardige dierenartsen die soms toch voor het
Tuchtcollege moeten verschijnen, er zijn dierenartsen die
fouten maken, er zijn dierenartsen die wat meer of wat min-
der communicatieve vaardigheden hebben, er zijn dierenart-
sen die zich van wettelijke normen niets aantrekken, er zijn
dierenartsen die vaak heel integer handelen, enzovoort. Juist
de kleine gebeurtenissen die onverwacht leiden tot een
Tuchtzaak spreken vaak tot de verbeelding met betrekking
tot de positie van zowel de eigenaar als de dierenarts, het-
geen ik in de artikelen tot uitdrukking probeer te brengen.
Het is daarbij bijvoorbeeld zeer voorstelbaar dat een dieren-
arts bij zichzelf denkt "had ik maar niets gezegd", als zijn of
haar eerlijkheid leidt tot een klacht bij het Tuchtcollege. Dat
getuigt slechts van menselijke realiteitszin die mijns inziens
niet hoeft te worden ontkend. Tenslotte zijn dierenartsen toch
ook gewoon mensen?

Movir rekent hogere premie bij
nieuwe aanvragen arbeids-
ongeschiktheidsverzekering

Met ingang van 1 juli 2002 hanteert Movir voor de be-
roepsgroep dierenartsen een opslag op de actuele premie-
stelling van haar arbeidsongeschiktheidverzekering. Deze
opslag geldt alléén voor
nieuwe aanvragen en omzettingen
die Movir ontvangt vanaf 1 juli 2002. Onder omzettingen
verstaan we onder andere wijzigingen van loondienstver-
band naar vrije praktijk. Dit betekent dat de premie van
reeds lopende verzekeringen ongewijzigd blijft.

Door de voortgaande negatieve ontwikkelingen ten aanzien
van arbeidsongeschiktheid onder dierenartsen ziet Movir
zich genoodzaakt een premieopslag in te voeren voor dieren-
artsen met een landbouwhuisdierenpraktijk. In 1998 moest
één op de tien dierenartsen zijn/haar werkzaamheden van-
wege arbeidsongeschiktheid geheel of gedeeltelijk neerleg-
gen, momenteel is dit cijfer één op zes.

Met de toeslag onderscheidt Movir voor de beroepsgroep
dierenartsen drie typen praktijkvoering, en de daarbij beho-
rende premieopslagen:

Premieopslag

niet van toepassing
20%
40%

Type praktijkvoering dierenarts

1. Minder dan 10% landbouwhuisdieren

2. 10% tot 50% landbouwhuisdieren

3. 50% of meer landbouwhuisdieren

Movir betreurt het feit dat men deze beslissing heeft moeten
nemen, maar blijft zich inspannen om samen met alle betrok-
kenen en belanghebbenden tot een verbetering van het ar-
beidsongeschiktheidsbeeld te komen.

on

Het Maastricht International Congress
Equine Medicine vindt in tegenstelling tot wat
eerder in het Tijdschrift voor Diergeneeskunde is
gepubliceerd plaats op:

vrijdag 6 en zaterdag 7 december 2002

De vierde editie van het Maastricht International
Congress on Equine Medicine, bekender onder
haar afkorting M.I.C.E.M., zal wederom plaats-
vinden in het MECC te Maastricht, gelijktijdig
met jumping Indoor Maastricht.

Meer informatie over dit evenement kunt u ver-
krijgen via de organisatie, waarvan het e-mail-
adres eerder onjuist is vermeld. Hieronder treft u
de juiste adresgegevens aan:

The Maastricht international Congress on Equine
Medicine

Telefoon (06) 50637999, fax (0485) 311157
Internet: wwwwelcome.to/micem
E-mail: micem2002@hotmail.com

-ocr page 147-

Een dodelijke ontworming

I. Boissevain

Veterinai
tuchtrech

Belofte maakt schuld

De merrie van mevrouw Toets is drachtig en is voor de beval-
ling tijdelijk ondergebracht bij de familie Van Santen. De be-
valling verloopt (blijkbaar) goed en dierenarts Andersen
geeft het veulen van de merrie preventief een veulenspuit te-
gen veulenziekte. Hij zegt tevens toe dat hij zal zorgen dat er
op korte termijn een ontwormingsmiddel wordt afgeleverd.
Toevallig liggen de stallen van de familie op de route naar
huis van zijn praktij kgenoot Barends. Tussen de bedrijven
door schrijft hij daarom in het visitelogboek van de praktijk:
"Barends, wil jij bij de familie Van Santen een ontwormin-
jector afgeven voor de merrie die gisteren geveulend heeft,
rek. Van Santen".

Drie dagen na de geboorte besluit de familie
Van Santen dat het nieuwgeboren
veulen dringend moet worden
ontwormd maar het be-
loofde middel is nog niet
afgeleverd. Gelukkig
hebben ze nog Eqvalan
Pasta in hun bezit en
geven dat aan het veu-
len. Natuurlijk wordt
enige uren daarna het
beloofde ontwormings-
middel door Barends af-
geleverd, die mevrouw Toets
kent en weet dat zij met kennis
van zaken met paarden omgaat. Hij
geeft daarom het middel af zonder aan de
familie Van Santen instructies te geven over gebruik
van het middel.

Een verzoek aan de goden?

Dat gaat mis. Het middel blijft ruim twee weken in de kast
liggen totdat de familie Van Santen hun eigen veulen van
drie dagen oud wil ontwormen. Ze pakken de Equest-injec-
tor en geven dat aan het diertje, dat enige uren later dood-
ziek is en uiteindelijk wordt afgemaakt. De familie Van
Santen beklaagt zich bij het Tuchtcollege. Het Tuchtcollege
neemt aan dat Barends ervan uitging dat het middel voor de
merrie van mevrouw Toets bestemd was en dat hij het
middel niet zou hebben afgegeven als hij wist dat het
middel aan een veulen zou worden gegeven. Desondanks
staat vast dat dierenarts Barends Equest toch heeft afgege-
ven zonder instructies of voorlichting, terwijl juist Equest
een nieuw UDA-diergeneesmiddel is dat niet aan veulens
jonger dan vier maanden mag worden toegediend. Sowieso
moet bij dit middel worden toegezien op een nauwkeurige
dosering.

Als je praktijkgenoot vraagt otn
een ontwormingsmiddel langs te
brengen bij een paardenhouder
dan doe je dat toch? Zeker als de
stallen op de route naar huis lig-
gen. Zelfs een dergelijke kleinig-
heid kan je tuchtrechtelijk fataal
worden...

Lees eerst de bijsluiter!

Dit staat allemaal in de bijsluiter en de dierenarts verweert
zich dan ook met de opmerking dat hij ervan uitging dat de
eigenaar die vraagt om een diergeneesmiddel, eerst de bij-
sluiter leest voordat hij het middel toedient, zéker als dat een
middel is wat hij niet eerder heeft gezien. Daar treft de eige-
naar zeker een verwijt, maar dat doet niet af aan de eigen ver-
antwoordelijkheid van de dierenarts. Omdat Barends slechts
op verzoek van een praktijkgenoot het middel heeft afgele-
verd, en omdat de eigenaren zelf de bijsluiter niet hebben ge-
lezen, verklaart het Tuchtcollege de klacht wel gegrond maar
legt geen maatregel op.

Zelfs zonder maatregel gaat Barends hiertegen in beroep. Hij
vindt het onterecht dat van hem mocht worden verwacht dat hij
bij de aflevering van het middel had moeten zeggen dat het niet
aan veulens jonger dan vier maanden mocht worden toege-
diend. Hem was gewoon gevraagd om het middel af te geven
ten behoeve van de merrie van mevrouw Toets en het is niet
eens bij hem opgekomen dat het middel wel eens gebruikt
zou kunnen worden voor een veulen van en-
kele dagen oud. Daarnaast werpt hij
tegen dat hij het middel heeft af-
geleverd voor mevrouw Toets,
die hij vertrouwt als het
gaat om correct gebruik
van een diergeneesmid-
del. Hij had met geen
mogelijkheid kunnen
voorzien dat het middel
later zou worden ge-
bruikt door de familie
Van Santen, die voor hun
eigen paarden overigens geen
cliënten van de praktijk zijn.

Rechtvaardigheid in beroep

Het Beroepscollege vindt ook dat een dierenarts zich
ervan moet vergewissen dat, alvorens een (UDA-) diergenees-
middel af te leveren, toediening van dat middel nodig is bij het
dier waarvoor het middel is bestemd. Een dierenarts moet een
verantwoorde diergeneeskundige behandeling instellen en die
bevat in beginsel onderzoek, diagnose, nazorg en verslagleg-
ging. Maar... volgens het Beroepscollege kan Barends niet
worden gezien als de behandelend dierenarts. Tenslotte had
niet Barends het middel Equest voor de merrie bestemd maar
zijn praktijkgenoot Andersen. Barends heeft eigenlijk alleen
als koerier gefungeerd. In redelijkheid kan dan niet van hem
worden verwacht dat hij uit eigen beweging informatie over de
toepassing van het middel zou geven. Eigenlijk heeft de fami-
lie Van Santen gewoon de verkeerde dierenarts aangeklaagd.
De klacht wordt door het Beroepscollege alsnog afgewezen.
Terecht of niet, dat is aan uw eigen oordeel.

* de namen van de betrokkenen zijn uiteraard ge fingeerd.

-ocr page 148-

Alexander Numan
Herdenking

Op 1 september 2002 zal
het 150 jaar geleden zijn
dat Alexander Numan, de
grondlegger van de dierge-
neeskun-de en van het dier-
geneeskundig onderwijs in Nederland, is overleden.
Ter gelegenheid hiervan heeft het Veterinair His-
torisch Genootschap het initiatief genomen om deze
voor de Nederlandse veterinaire wereld cruciale fi-
guur te herdenken.

Het bestuur van het Veterinair Historisch Genootschap
zal uw aanwezigheid bij deze plechtige bijeenkomst zeer
op prijs stellen.

De bijeenkomst vindt plaats in het kader van het veer-
tiende lustrum van de Diergeneeskundige Studenten
Kring en zal worden gehouden op

vrijdag 27 september 2002 om 11 uur

in de aula van de Tweede Algemene Begraafplaats
\'Kovelswade\' aan de Koningsweg (ingang tussen num-
mers 45 en 47) te Utrecht.

Drs. A.H.H.M. Mathijsen zal een herdenkingsrede
uitspreken; tevens zullen prof. dr. A.W.C.A. Cornelissen,
decaan van de Faculteit der Diergeneeskunde, drs. J.
Borgmeier, vice-voorzitter der Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde en H. Hoenderken,
praeses van de Diergeneeskundige Studenten Kring het
woord voeren.

Aansluitend zullen namens dc Faculteit der Diergenees-
kunde, de KNMvD, de DSK en het VHG kransen worden
gelegd bij het graf van A. Numan dat zich in de zoge-
naamde rotonde van Zocher bevindt op de nabijgelegen
begraafplaats \'Soestbergen\' aan de Gansstraat.

Bij deze gelegenheid zal ecn publicatie verschijnen
waarin facsimiles zijn opgenomen van Numans
\'Rede-
voering over de vee-artsenijkimde en de inrigting van
derzelver onderwijs, overeenkomstig met het belang der
maatschappij\'
(1827) alsrnede van twee levensberichten
over Numan die in 1853 verschenen. Deze zijn van de
hand van zijn zoon, Cornelis Star Numan, en van de se-
cretaris van de Nederlandse Academie van Weten-
schappen, Willem Vrolik. Voor ieder der aanwezigen zal
een exemplaar van deze publicatie, uitgegeven als VHG-
cahier nr. 4, beschikbaar zijn. De overhandiging hiervan
zal na de kranslegging plaatsvinden als wij voor een in-
formeel samenzijn zullen terugkeren naar de aula, waar
enige verfrissingen worden aangeboden.

Paul Leeflang,
voorzitter VHG

17 sept.

23 sept.

24 sept.

25 sept.
28 sept.

Rund:

9 sept.
16 sept.
24 sept.

26 sept.

Varken:

11.12,13 en Erkenning Varken, cursusnummcr 02/308, locatie Buitencen-
25, 26 sept, trum Ruighenrode te Lochcm (deze cursus is volgeboekt, op-
gave voor de wachtlijst is mogelijk)

Pluimvee:

24 sept. Gebruik Klimaatcomputer Pluimvee, cursusnummer 02/406
IPC Plant-Dier te Barneveld (deze cursus is bijna volgeboekt,
opgave voor de wachtlijst is mogelijk).

Algemeen:

26 sept. Onderhandelen, cursusnummer 02/901, locatie Woudschoten
Conferentiecentrum te Zeist (deze cursus is volgeboekt, op-
gave voor de wachtlijst is mogelijk)

Meer informatie betreffende bovengenoemde cursussen kunt u vinden op
onze internetpagina
www.paod.nl of u kunt telefonisch contact met ons op-
nemen: PAO-Diergeneeskunde, telefoon (030) 2517374.

Overzicht cursussen
PAO- Diergeneeskunde
september 2002

Gezelschapsdieren:

Chirurgie Kat, cursusnummer 02/111, locatie De Wageningse
Berg te Wageningen

Canliotherapeutica, cursusnummer 02/158, locatie Dc Wage-
ningse Berg tc Wageningen

Röntgen Ahclomen. cursusnummer 02/108, locatie Jansen
Cilag te Tilburg

Het Konijn in tle GD-praktijk, cursusnummer 02/161, locatie
Androclusgebouw te Utrecht/De Uithof
Klinisch-chemisch bloedonderzoek, cursusnummer 02/151.
locatie Woudschoten Conferentiecentrum te Zeist

Mastitis Ruiul. cursusnummcr 02/227, locatie Woudschoten
Conferentiecentrum te Zeist (deze cursus is volgeboekt, op-
gave voor de wachtlijst is mogelijk)

Mastitis Rund, cursusnummer 02/228, locatie Woudschoten
Conferentiecentrum te Zeist (deze cursus is volgeboekt, op-
gave voorde wachtlijst is mogelijk)

Koemanagement, cursusnummer 02/221, locatie nader te be-
palen (deze cursus is volgeboekt, opgave voor de wachtlij.st is
mogelijk)

l\'leeskalveren, cursusnunimer 02/242, locatie Konferentie- en
Studiecentrum Bcrgcn-Vught tc Vught

-ocr page 149-

KNMvD jaarcongres 2002
Zeist 3 • 4 • 5 oktober

tober kunt u
en (oude)
ig diverse
einemen aan

bridge, golf,
porde mooie
Ivin^Cen bruisend
iyft de dag af.

Sporten op Kampong
gezellig en sportief

JAARCONGRES

Het jaarcongres op dierendag vrijdag 4 oktober heeft als thema
\'de Waarde van het Dier\'. Gerenommeerde sprekers als de heer ir. ing. H. de Boon en
de heer prof. mr. dr. P.B. Cliteur zullen een waardevolle bijdrage leveren, waarna alle
deelnemers zelf in een workshop actief kunnen deelnemen aan de discussie over de

\'waarde van het dier\'.

Tot slot
een hee

f sloten met
^gezellig feestl

ALGEMEN^liEDEMVERGADERING

Op zaterdag 5 oktober wordt de Algemene Ledenvergadering gehouden
waarop alle KNMvD-leden welkom zijn.

Dus houdt 3.4 en 5 oktober vrij in uw agenda! In augustus heeft u het inschrijfformulier
in de bus gekregen. Op onze website
www.knmvd.nl houden wij u op de hoogte.

Dankzij de steun van deze organisaties worden de sportdag en het jaarcongres dit jaar heel bijzonder:

AST • AUV Coöperatie • Bayer Nederland bv • Boehringer Ingelheim bv* Cen E Bankiers • Dix & Co
Dopharma bv • Merial bv • Intervet Nederland bv • Leo Pharmaceutical Products bv • Meeùs • Pfizer Animal
Health • Pharmacia Animal Health • Raadgevers voor de Medische Beroepen . VVAA. Z en R accountants

en belastingadviseurs

Een mooi
bruisend feest

-ocr page 150-

Ter nagedachtenis aan
J.M. van den Born

memoria

In het boek \'De eeuw van mijn vader\' beschrijft Geert Mak de twintigste eeuw waarin zijn vader leefde. In het overlij-
densbericht van Jacques Mathieu van den Born staan de data 15 mei 1910- 4 juni 2002. Dat lezende realiseerde ik mij
dat ook zijn levensgang tegen de achtergrond van deze turbulente tijdspanne geprojecteerd mag worden.

Op 8 juni 2002 werd tijdens een stijlvolle eucharistieviering in de prachtige parochiekerk te Joppe, gemeente Gorssel,
afscheid genomen van een markante dierenarts die op waardige wijze de veterinaire professie heeft vertegenwoordigd.

Jacques Mathieu van den Born werd geboren op 15 mei 1910 in Utrecht als jongste zoon van een groot gezin, waarvan
de vader een functie bekleedde bij de Nederlandse Spoorwegen. Na het lager en middelbaar onderwijs gevolgd te heb-
ben. werd de beroepskeuze actueel en de sportieve leerling wilde zich in eerste instantie gaan bekwamen als chirurg,
maar koos uiteindelijk toch voor de dierenartsenstudie. Gedurende zijn studieperiode was hij een enthousiast lid van
de sportvereniging \'Kampong \'en genoot hij van teambuilding, een eigenschap die hem later goed van pas zou komen.
Met name waren voetbal en cricket geliefde sporten voor hem.

Na het beëindigen van zijn studie nam hij na een aantal waarnemingen de praktijk in Bemmel (Over Betuwe) over en na
korte tijd vond het huwelijk plaats met Jeannette Adelaar, het meisje dat hij reeds jaren kende.

Zij waren zich gelukkig niet bewust hoe donker de wereld boven hen zou worden. Immers, in 1940 maakte deze rustige
grensplaats al kennis met de Duitse inval en in 1944 werd Bemmel in volle omvang opgenomen in het oorlogsgebeuren
als gevolg van de strijd bij Arnhem en Nijmegen.

Inmiddels waren er vóór het uitbreken van de oorlog twee zonen en een dochter geboren, die er in de oorlog nog tVi\'ee en
na de oorlog nog één zusje bij kregen.

Ondanks alle zorgen beleefde het gezin een fijne tijd in Bemmel, waar met name vader naast zijn praktijk-werkzaamhe-
den ook een actief aandeel had in het organiseren van lokale evenementen die bij elk dorpsleven passen. In 1944 moest
het gezin evacueren naar Nijmegen waar de heer Van den Born, die reeds hoofd van de Vleeskeuringsdienst \'Over
Betuwe \'was, nu ook gevraagd werd in de leiding van het in Nijmegen gevestigde slachthuis.

Na de bevrijding werd alle aandacht van het gezin weer gevraagd voor opbouwactiviteiten in Bemmel van de praktijk
enerzijds en het gemeenteleven anderzijds. Met name vroeg ook de ambulancedienst van het Nederlandse Rode Kruis
veel inspanning, welke echter met succes bekroond werd.

Als secretaris van de afdeling Gelderland en Overijssel van de Maatschappij voor Diergeneeskunde, wees de heer Van
den Born in woord en geschrift op de gevaren die dreigden als met name bij de wederopbouw van de veestapels in de
oorlogsgebieden niet strikt de wering van mogelijk met tuberculose besmette runderen ter hand werd genomen.

In 1949 vond voor het gezin een grote verandering plaats omdat vader benoemd werd tot Inspecteur in A Igemene Dienst van
de Veeartsenijkundige Dienst in Den Haag. Zijn taak lag met name op het gebied van de georganiseerde tuberculosebestrij-
ding onder het rundvee, een vijfjaarsprogramma dat dankzij de Marshallhulp kon worden uitgevoerd. In dit kader werkte hij
nauw samen met de Gezondheidsdiensten voor Dieren, die in navolging van de Gezondheidsdienst voor Vee in Friesland al-
lengs ook in de overige provincies van Nederland vorm hadden gekregen. Ook de organisatie van de mond- en klauwzeeren-
tingen middels het ontwikkelde Frenkel-vaccin was voor hem een geweldige uitdaging. In 1953 hvegzijn werk bekroning in
de benoeming tot directeur van de Veeartsenijkundige Dienst van het Ministerie van Landbouw, Visserij en Voedsel-
voorziening. Tegelijkertijd werd de heer Van den Born door de Minister van Volksgezondheid benoemd tot Veterinair
Hoofdinspecteur van de Volksgezondheid. Door deze gelijktijdige benoemingen werd het de heer Van den Born mogelijk ge-
maakt zijn stempel op belangrijke onderdelen van de diergeneeskunde te zetten. In het kader van de volksgezondheid werden
omvangrijke werkzaamheden verricht op de terreinen van modernisering van vleeskeuringsdiensten en slachthuizen. Ook
bijscholing van keuringspersoneel had zijn voortdurende belangstelling. Door het wegvallen van keuringsformaliteiten aan
gemeentegrenzen vonden ingrijpende veranderingen plaats op de gebieden van gekoeld vervoer en opslag.

-ocr page 151-

In de zestiger jaren werden door de Veterinaire Dienst ingrijpende veranderingen in de techniek van de professionele
dierziektebestrijding toegepast. Europese voorschriften maakten handelingen als stamping-out actueel en om de orga-
nisatie hiervan mogelijk te maken moesten de autonome di.strictsinspecties wennen aan gecentraliseerde handelingen
vanuit regionale bestrijdingscentra.

Waar ikzelf in die jaren veelal de leiding had van deze regionale centra, herinner ik mij dat defdosofie van de heer Van
den Born altijd uitging van een beperkt aantal punten, die hij dan ook als opdracht formuleerde:

1. Onderhoud goede contacten met de landbouw-voormannen.

2. Zorg voor regelmatige voorlichting aan individuele eigenaren zodat begrip ontwikkeld wordt voor de noodzakelijke
maatregelen.

3. Overleg te allen tijde met de in eerste lijn werkende praktiserende dierenartsen, die immers het beste vertrouwd zijn
met de lokale omstandigheden.

4. Werk nauw samen met de Gezondheidsdiensten en de beide afdelingen van het Centraal Diergeneeskundig
Instituut.

5. Zorg voor herkenbaarheid van je organisatie en houd verbindingslijnen kort en duidelijk.

6. Evalueer voortdurend en stel je wijze van aanpak regelmatig bij.

Dankzij deze wijze van aanpak werden in die zestiger jaren goede resultaten bereikt. Door het voortdurend toelichten
van deze werkwijze in gesprekken met internationale organisaties zoals het Office International des Epizooties, FAO en
de Wereldgezondheidsorganisatie, wist de heer Van den Born veel vertrouwen te wekken.

In 1958 vroeg de voedsel- en landbouworganisatie van de Verenigde Naties hem dan ook voorzitter te willen worden
van de Europese mond- en klaiiwzeercommissie. De met heel veel landen gesloten veterinaire verdragen maakten het
dierenhandelsverkeer doorzichtiger Dit werk resulteerde onder andere in de benoeming tot commandeur in de Orde
van Verdienste van de Republiek Italië.

Dat hem naast deze erkenning ook het erelidmaatschap van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor
Diergeneeskunde werd toegekend, waardeerde hij in hoge mate.

Toen in het begin van de zeventiger jaren de politieke krachten in Den Haag de uit\\\'oering van de vleeskeuringsacti-
viteiten onder verantwoordelijkheid van de Minister van Landbouw wilden brengen, achtte de heer Van den Born die
combinatie van een productie-Ministerie en de bewaking van de volksgezondheid niet de juiste weg. Het was voor hem
dan ook geen gemakkelijke doch wel voor de hand liggende beslissing dat hij aan de uitvoering van deze politieke voor-
nemens liever niet zou meewerken. Hij stelde het daarom zeer op prijs dat hij als raadsadviseur van de mini.sters Stiivt
en Lardinois de gelegenheid kreeg om op een andere plaats zijn kennis van de veterinaire zaken in breed verband, zo-
wel nationaal als internationaal, uit te dragen. Goodwill-reizen naar onder andere de Verenigde Staten, Peru, Zuid-
Af rika, Tunesië en de Sovjet-Unie boden hem de mogelijkheid velen van dienst te zijn. Zijn benoeming tot Ridder in de
orde van de Nederlandse Leeuw onderstreepte het belang van zijn werk in internationaal verband. Op 6 juni 1974 nam
de heer Van den Born officieel afscheid op het Ministerie van Landbouw van al diegenen met wie hij in de loop van die
jaren had samengewerkt. In Eerbeek en later in Zutphen kreeg de heer Van den Born nu de gelegenheid zich volledig te
wijden aan en te genieten van de warmte van het gezin, de dertien kleinkinderen en de twee achterkleinkinderen. Hier
vond hij ook de tijd voor schouwburgbezoek en kon hij luisteren naar zijn kla.isieke en moderne muziek.

In de contacten die ik gedurende deze periode met het gezin mocht onderhouden, merkte ik wel op dat zijn gedach-
ten nog heel vaak teruggingen naar alle veterinaire gebeurtenissen die hij had meegemaakt. Met name hoorde ik
vaak hoezeer hij het betreurde dat de herkenbaarheid van zowel de Veterinaire Dienst als van de Veterinaire
Hoofdinspectie geweld was aangedaan. Er had, zo zei hij dan, uit elementen van Gezondheidsdiensten, het
Centraal Diergeneeskundig Instituut, de Faculteit der Diergeneeskunde enerzijds en de Veterinaire Dienst ander-
zijds, een sterke veldorganisatie gebouwd moeten worden, die met name nationaal maar ook internationaal veel
respect zou hebben afgedwongen. Maar, voegde hij er dan aan toe, "dat zijn inziens alle organisatievormen onder-
worpen waren aan de slinger van de klok die uiteindelijk altijd terugkeert op het uitgangspunt. Misschien was het
toch wel beter geweest als men bij de opbouw van al het nieuwe meer geprofiteerd had van de ervaringen uit het
verleden ".

8 juni 2002 betekende voor de familie Van den Born het aardse afscheid van een onvergetelijke vader, grootvader en
overgrootvader Voor zijn naaste medewerkers betekende het een verlies van een goede vriend die zij zich zullen herin-
neren als streng maar rechtvaardig en als iemand die wanneer het erop aan kM\'am altijd achter hen stond.

Gedragen door de kinderen naar zijn laatste rustplaats werd een veelbewogen leven op indrukwekkende wijze afgeslo-
ten.

Moge het gezin, met name ook mevrouw Van den Born die haar man zo dapper en onvoorwaardelijk gedurende bijna 70
jaar waarin zij elkaar kenden terzijde heeft gestaan, aan dit alles de kracht ontlenen in verbondenheid met elkaar
voorwaarts te gaan.

D.J. Vervoorn

-ocr page 152-

Arbeidsongeschiktheid verzekeren bij Interpolis

M.C. van Oostrum - Schuurman Hess

In december 2001 ontvingen alle
leden-practici een informatie-
pakket van Meeüs/Interpolis over
een arbeidsongeschiktheidsver-
zekering\'. In de begeleidende
brief meldde de voorzitter van de
KNMvD, Ton de Ruijter, ver-
heugd te zijn over de mantelover-
eenkomst tussen verzekeraar In-
terpolis en de KNMvD, die in samenwerking met Meeiis
Assurantiën recent was afgesloten. Hierdoor kwam voor
de leden een arbeidsongeschiktheidsverzekering be-
schikbaar met een scherpe premie tegen uitstekende
voorwaarden. Dat klinkt mooi, zal menigeen zeggen.
Maar kan ik wel met een gerust hart terecht bij
Interpolis? Op het gebied van arbeidsongeschiktheid is
deze verzekeraar nog tamelijk onbekend bij dierenart-
sen. Tijd dus voor een kijkje achter de schermen bij
Interpolis. Wat kan de dierenarts verwachten?

Vertrouwen

Het hoofdkantoor van Interpolis staat in Tilburg. Het is triis-
schien bij de meeste mensen bekend als hét voorbeeld van
cen kantoor zonder vaste werkplekken. Bij de opening
destijds, besteedde het TV-journaal hier aandacht aan, zo
vooruitstrevend was de visie van Interpolis op de mens in de
kantooromgeving. De medewerkers van Interpolis kunnen
hun werktijd zelf indelen; men werkt thuis of komt op het
hoofdkantoor cn zoekt dan een werkplek. Er wordt gebruik
gemaakt van alle moderne communicatiemiddelen. \'Ver-
trouwen\' is cen sleutelwoord bij Interpolis. "Dat vertrouwen
is er niet alleen ten opzichte van de medewerkers, maar ook
ten opzichte van de verzekerden bij Interpolis", aldus Huub
Meertens, Senior product manager Arbeidsongeschiktheids-
en Ongevallenverzekeringen.

Meertens was nauw betrokken bij de totstandkoming van de
mantelovereenkomst tussen Interpolis en de KNMvD. Ook
Aad Heesbeen, directeur afdeling Vrije Beroepen van Meeüs
Assurantiën is aanwezig bij het gesprek over het \'gezicht\'
achter Interpolis. Meeüs is onder andere actief op het gebied
van praktijkadvies, verzekeringen en financieringen voor
vrije beroepsbeoefenaren. De mantelovereenkomst is in
samenwerking met Meeüs tot stand gekomen. Dierenartsen
kunnen met hun vragen over de arbeidsongeschiktheidsver-
zekering dan ook bij Meeüs terecht. Verder nemen Marie-
José van Beurden, Coördinator externe adviseurs, en Gerrit
Wolters, Hoofd Schadeservice, deel aan het gesprek. Beiden
zijn werkzaam bij Interpolis Arbeidsongeschiktheids- en
Ongevallenverzekeringen.

Claimbehandelaar

Wolters vult de woorden van Meertens aan en onderstreept
het uitgangspunt van vertrouwen. "Wanneer een verzekerde

\' .Mochl ii hel informaliepakkel niel (meer) in uk bezil hebben, dan kun! u bij Meeia
een exemplaar aanvragen. Telefoonnummer: (076) 5313480 of via e-mail: vrijebe-
roepen%meeus. com
zich bij ons arbeidsongeschikt meldt, dan is dat voor ons een
gegeven. We vertrouwen onze verzekerde en gaan aan de
slag", aldus Wolters. Wolters licht toe wat er in gang gezet
wordt wanneer een verzekerde zich arbeidsongeschikt meldt.
Binnen enkele dagen neemt een claimbehandelaar telefo-
nisch contact op met de verzekerde. Aan de hand van een pro-
tocol verkennen claimbehandelaar en verzekerde samen wat
de klachten zijn. Ook bekijken zij samen of een adequate be-
handeling is ingezet. "Het gaat erom dat de claimbehandelaar
en de verzekerde een goed contact met elkaar opbouwen.
Vanuit die positie kun je samen een traject van reïntegratie in-
zetten." De verzekerde heeft steeds te maken met dezelfde
claimbehandelaar en de contacten zijn direct, via de telefoon.
Het proces van reïntegratie kan direct of in een later stadium
worden gestart. De wens van de verzekerde staat hierbij
voorop. Bij psychische klachten kan de verzekerde bijvoor-
beeld directe hulp krijgen. Wolters: "Met de nadruk op krij-
gen. De verzekerde maakt alleen gebruik van het aanbod als
hij of zij dat zelf wil. Er is geen dwang". Wanneer claimbe-
handelaar en verzekerde samen tijdens het intakegesprek
concluderen dat er sprake is van psychische klachten, krijgt
de verzekerde het aanbod om een bezoek te brengen aan een
counselor van de HSK Groep (HSK is een afkorting van
Hoogduin, Schaap en Kladier). HSK is een gespecialiseerd,
landelijk werkend bureau voor onder andere behandeling van
overspannenheid cn burnout. Wanneer uit dat eerste gesprek
bij HSK blijkt dat behandeling aan de orde is, kan binnen 14
dagen een behandelingsaanbod op tafel liggen. Op die manier
krijgt de verzekerde direct een vangnet aangeboden en de er-
varing leert dat men hiervan vaak gebruik wil maken.
Langdurige arbeidsongeschiktheid door psychische klachten
wordt op die manier voorkomen en daar varen zowel de ver-
zekerde als de verzekeraar wèl bij. Ook bij andere klachten
kan mogelijk een aanbod worden gedaan, met name als de re-
guliere zorg op zich laat wachten of minder adequaat is.

Maatschappi

nieuw

Agrarische achtergrond

Meertens belicht de achtergrond van Interpolis. Interpolis is
oorspronkelijk voortgekomen uit vijf werkmaatschappijen
van verschillende landbouworganisaties. Samen vormden
deze werkmaatschappijen diverse onderlinge verzekerings-
maatschappijen. De activiteiten speelden zich voor 95% af
in de agrarische sector. In de zeventigerjaren is men overge-
gaan tot de oprichting van één organisatie, Interpolis, door
het samenvoegen van een aantal onderlinge verzekerings-
maatschappijen. Gaandeweg is het werkveld van de verzeke-
raar breder geworden en is naast de agrarische sector het
Midden- en Kleinbedrijf tevens een belangrijk aandachtsge-
bied. De agrarische \'wortels\' worden echter nog steeds ge-
koesterd. Meertens: "We hebben veel knowhow van de agra-
rische sector. Dat zie je aan de kwaliteit van onze
arbeidsdeskundigen. Zij weten alles van deze sector". Bij
Interpolis zijn ruim 56.000 arbeidsongeschiktheidsverzeke-
ringen afgesloten en daarmee is Interpolis één van de groot-
ste verzekeraars op het gebied van arbeidsongeschiktheid in
Nederland.

-ocr page 153-

Reïntegratie

Dat brengt het gesprek weer terug naar arbeidsongeschikt-
heid. De claimbehandelaar kan niet alleen medische hulp
aanbieden; als er klachten zijn die samenhangen met het
werk, kan ook een beroep worden gedaan op een arbeidsdes-
kundige. De arbeidsdeskundige beoordeeh samen met de
verzekerde welke maatregelen getroffen kunnen worden om
de werksituatie te verbeteren of welke aanpassingen nodig
zijn om klachten te verminderen. De kennis van de agrarische
sector zal bij de opvang van arbeidsongeschikte dierenartsen
zeker van pas komen. Marie-José van Beurden van Interpolis
onderhoudt de contacten met externe adviseurs. "Wij kijken
ook heel gericht naar de effecten van reïntegratie. Tot nu toe is
er weinig onderzoek gedaan naar reïntegratie en is weinig be-
kend over de effecten van bepaalde interventies. Interpolis
laat daarom onderzoek verrichten door TNO Arbeid naar ver-
schillende manieren van aanpak bij reïntegratie op het gebied
van psychische klachten. Ook de Universiteit Wageningen
verricht op ons verzoek onderzoek naar bepaalde risico\'s in
de agrarische sector", aldus mevrouw Van Beurden. Kennis
van de KNMvD op het gebied van risico\'s en arbeidsomstan-
digheden in de dierenartsenpraktijken zal zij graag overbren-
gen naar de arbeidsdeskundigen van Interpolis. "Op die ma-
nier zijn onze arbeidsdeskundigen weer beter voorbereid op
praktijksituaties", besluit mevrouw Van Beurden.

Preventie

Bij het totstandkomen van de mantelovereenkomst zijn drie
partijen betrokken: Interpolis, Meeùs en KNMvD, met ieder
een eigen inbreng en verantwoordelijkheid, licht Heesbeen toe.
Alle drie partijen hebben een gemeenschappelijk belang: een
zo laag mogelijke arbeidsongeschiktheid onder praktiserende
dierenartsen. Dat brengt het gesprek al snel op preventie: voor-
komen is immers altijd beter dan genezen. Die preventie hoeft
niet direct in de gezondheidssfeer te liggen, volgens Heesbeen.
"Denk ook eens aan wat meer zakelijke aspecten. Is er een dui-
delijk maatschapcontract, waarin bijvoorbeeld aan de orde
komt welke aanpassingen je treft wanneer een van de maten
wat minder wil of kan werken". Door deze zaken goed te rege-
len, kun je conflicten en daardoor uitval voorkomen.
Preventie-activiteiten moeten vooral doelgericht zijn en pas-
sen bij de beroepsgroep, volgens Meertens. Signalen uit een
beroepsgroep met betrekking tot arbeidsongeschiktheid
moet je vertalen naar een concrete aanpak. "Dat kun je als
verzekeraar niet alleen. Samenwerking met KNMvD en
Meeùs is dan ook onontbeerlijk", besluit Meertens.

Mevrouw drs. M.C. van Oostrum-Schuurman Hess is stafmedewerker op
het bureau van de KNMvD. Zij fungeert als aanspreekpunt voor praktise-
rende dierenartsen over arbeidsongeschiktheid en -verzekeringen.

Hoofdbestuur Stemt in met adviezen Discussieplatform
Arbeidsvoorwaarden

M.C. van Oostrum-Schuurman Hess

Het Hoofdbestuur boog zich onlangs over een notitie van
het Discussieplatform Arbeidsvoorwaarden. De notitie
handelde over de adviezen die door de KNMvD worden
gegeven betreffende de honorering van waarnemend die-
renartsen. Voor alle duidelijkheid: het Discussieplatform
Arbeidsvoorwaarden bestaat uit vertegenwoordigers van
dierenartsen-werkgevers en dierenartsen-medewerkers
in loondienst in de praktijk en waarnemers. Het
Discussieplatform adviseert het Hoofdbestuur over za-
ken die te maken hebben met het dienstverband in de
ruimste zin van het woord, dat wil zeggen: arbeidsvoor-
waarden, adviezen over salarissen en honoraria en de
model arbeidsovereenkomst van de KNMvD. Het Dis-
cussieplatform is in 1993 door het Hoofdbestuur inge-
steld. In het Tijdschrift voor Diergeneeskunde van 15
juni jongstleden heeft het Discussieplatform zich in de
nieuwe samenstelling gepresenteerd.

Waarnemers niet in loondienst

In de adviezen die de KNMvD geeft over honoraria voor
waarnemend dierenartsen, wordt onderscheid gemaakt tus-
sen waarnemend dierenartsen in loondienst en waarnemend
dierenartsen met een zelfstandigheidsverklaring (ZV) en/of
een Verklaring Arbeidsrelatie-Winst uit onderneming {VAR-

Wuo). Deze laatste groep waarnemers (zowel degenen met
een ZV als degenen met een VAR-Wuo) wordt niet in loon-
dienst genomen. Deze waarnemers zorgen zelf voor hun ei-
gen verzekeringen (onder andere tegen arbeidsongeschikt-
heid), betaling van de koopsom aan het Pensioenfonds voor
Dierenartsen en voor afdracht van inkomstenbelasting en
premies volksverzekeringen. Waarnemers die beschikken
over een VAR-Wuo worden door de Belastingdienst be-
schouwd als ondernemer; tevens is er dan sprake van zelf-
standigheid voor de Wet Arbeidsongeschiktheidsverzekering
zelfstandigen (WAZ) en zal de Belastingdienst premie WAZ
in rekening brengen. Wanneer de belastingdienst een VAR-
Wuo verstrekt aan de waarnetner en de waarnemer c.q. op-
drachtnemer
is niet in dienst hij de opdrachtgever, dan hoeft
de opdrachtgever geen toonheffing in te houden en ook geen
premies voor de werknemersverzekeringen af te dragen.

Advies overgenomen door Hoofdbestuur

Gelet op het ondernemerschap en de zelfstandige status van
de waarnemer met een VAR-Wuo, is het Discussieplatform
van mening dat het niet meer passend is dat de KNMvD ad-
viezen geeft over honoraria voor deze waarnemers (onderne-
mers). De waarnemer bepaalt zelf zijn\' honorarium op basis
van gewenst inkomen en kosten van verzekeringen en pensi-

-ocr page 154-

oenregeling. Desgewenst kan de waarnemer afspraken ma-
ken met de opdrachtgever over de hoogte van zijn honora-
rium, bijvoorbeeld afhankelijk van de specifieke kenmerken
van de waarneming (24 uur per dag beschikbaar zijn of
slechts enkele spreekuren waarnemen, al dan niet in bezit
van erkenning voor bepaalde diersoort, etcetera).
Het Hoofdbestuur heeft zich akkoord verklaard met de
zienswijze van het Discussieplatform en heeft besloten dat
de KNMvD niet langer adviezen zal geven over honoraria
voor zelfstandige waarnemers die niet in loondienst geno-
men worden. Wel is het Hoofdbestuur samen met het
Discussieplatform van mening dat zelfstandige waarnemers
- indien zij dat wensen - bij het bureau kunnen informeren
naar wat een passend honorarium zou kunnen zijn.
Voor de goede orde wordt opgemerkt dat alle in 2001 afgege-
ven Zelfstandigheidsverklaringen in de loop van het jaar
2002 hun geldigheid verliezen, aangezien deze voor een pe-
riode van één jaar zijn verstrekt.

Waarnemers in loondienst

Het Discussieplatform heeft ook gekeken naar de huidige
adviezen voor waarnemers in loondienst. De KNMvD geeft
adviezen inzake honorarium voor een pas afgestudeerde die-
renarts en voor een dierenarts met één respectievelijk twee
jaar ervaring. In de publicatie van de adviezen per 1 januari
2002 (zie Tijdschrift voor Diergeneeskunde van 1 januari
2002, bladzijde 24) wordt voor een dierenarts met meerjaren
ervaring verwezen naar de geadviseerde salarisschaal voor
dierenarts-medewerkers. Het Discussieplatform meent dat
er feitelijk geen verschil is tussen een waarnemer in loon-
dienst en een dierenarts-medewerker in loondienst; beiden
werken op basis van een arbeidsovereenkomst. Volgens het
Discussieplatform is het niet nodig aparte adviezen te geven
betreffende het honorarium voor waarnemers in loondienst.
Volstaan kan worden met een verwijzing naar de geadvi-
seerde salarisschaal, waarbij de maandbedragen eenvoudig
kunnen worden teruggerekend naar een dag- of uurbedrag.

Het Hoofdbestuur onderschrijft ook dit advies van het Dis-
cussieplatform. Concreet betekent dit dat voor zowel waar-
nemers in loondienst als voor dierenarts-medewerkers in
loondienst gebruik gemaakt kan worden van de geadvi-
seerde salarisschaal en de vergoedingen voor weekend- en
avond/nachtdiensten. Voor het gemak zullen naast de bedra-
gen per maand ook de bedragen per dag en per uur worden
gepubliceerd. De bedragen vindt u onder andere op de web-
site van de KNMvD, onder Praktijkvoering (salarisadviezen
voor de praktijk 2002).

Minimum adviezen

Voor de goede orde: het Hoofdbesmur wijst er op dat de geadvi-
seerde bedragen en vergoedingen minimum adviezen zijn, die
tenminste betaald dienen te worden. Uiteraard kunnen op-
drachtgever en waarnemer c.q. medewerker hiervan in posi-
tieve zin afwijken. Tevens dienen onkosten vergoed te worden,
onder andere voor reiskosten, nascholing, telefoonkosten, etce-
tera. Kortheidshalve wordt verwezen naar de Model arbeids-
overeenkomst, verkrijgbaar op het bureau van de KNMvD.

Mevrouw drs. M.C. van Oostrum-Schuurman Hess is stafmedewerker

\' Uiteraard worden zowel mannelijke ah vrouwelijke waarnemers bedoeld.

Nieuwe Veterinaire Agenda gratis af te halen

veterinaire

Sinds afgelopen maand
is de nieuwe Veterinaire
Agenda weer beschik-
baar De agenda is zoals
gebruikelijk gratis af te
halen bij de KNMvD, zo-
lang de voorraad strekt.

WALTHAM\'^
i\'. NOVARTIS

Dix Co

-ocr page 155-

Workshops nieuw bij Jaarcongres

Kern diergeneeskunde onder de loep

Terug naar de kern. Veel bedrij-
ven die in woelige wateren zijn
geraakt, gaan zich concentreren
op hun kernactiviteit. In de dier-
geneeskunde verkeren we ook in
een roerige fase. Het leek de con-
grescommissie daarom een goed
moment om onze kern eens na-
der onder de loep te nemen. Welk
thema past daarbij? Dat het niet
zonder slag of stoot tot stand kwam, laat zich raden. Dat
daar menige fles voor moest worden ontkurkt, laat zich
eveneens raden, met dank aan vele collegae en anderen die
wij gevraagd hebben voor hulp, ideeën en tips! Zo is het dus
geworden:
de waarde van het dier.

Behalve sterke sprekers ten tonele voeren, wilden wij ook
bereiken dat wij elkaar als beroepsgroep eens aan de tand
gaan voelen. Met de MKZ-crisis zijn wij onszelf tegengeko-
men en het is hoog tijd om daar aandacht aan te besteden. Wij
hebben daarom gekozen voor workshops, waarin wij elkaar
op belangrijke thema\'s kunnen aanspreken. Van u wordt
daarom veel verwacht, \'s Ochtends goed luisteren en \'s mid-
dags met die nieuwe stof tot nadenken uit de lezingen en uw
eigen ideeën uw mening laten horen in de interactieve work-
shops, of vormgeven in de creatieve workshop. Tijdens de
borrel komt iedereen weer bijeen om ervaringen uit te wisse-
len en de resultaten van interactieve en creatieve workshops
te bekijken en te bespreken.

Als eerste spreker zal de heer ir. ing. H. de Boon optreden.
Herman de Boon is ex-voorzitter van de Raad van Bestuur
van de Cebeco Groep. Momenteel begeleidt hij als adviseur
van de Raad van Commissarissen de omschakeUng die nu bij
de Cebeco Groep plaatsvindt. Daarnaast is de heer De Boon
bestuurslid bij het Innovatienetwerk en is hij verantwoorde-
lijk voor het onderdeel Transitie Duurzame Landbouw. De
heer De Boon is nauw betrokken geweest bij de veranderin-
gen in de agrosector van de laatste 20 jaar. Ook is hij actief
als voorzitter of bestuurslid van een groot scala van vereni-
gingen en stichtingen in diverse geledingen op landbouwge-
bied. Zijn ervaring in Nederland en daarbuiten geven hem
een brede kijk op de huidige en toekomstige ontwikkelingen.

De tweede spreker is de heer prof mr dr. RB. Cliteur. Paul
Cliteur is als bijzonder hoogleraar filosofie verbonden aan de
Universiteit van Delft en is tevens werkzaam bij de Universiteit
van Leiden. Paul Cliteur is auteur, publicist en een veelge-
vraagd spreker. Recent verscheen van zijn hand het boek
\' Darwin, dier en recht\'. Het is een werk dat ingaat op de manier
waarop wij met dieren omgaan in een historisch en filosofisch
perspectief geplaatst en het behelst een pleidooi voor betere
rechten van het dier. Paul Cliteur is voor de VVD curator van de
prof mr B.M. Teldersstichting, lid van de Adviesraad Inter-
nationale Vraagstukken en plaatsvervangend lid van het
Europees Waarnemingscentrum voor racisme en vreemdelin-
genhaat in Wenen. Hij levert als columnist regelmatig bijdra-
gen aan het televisieprogramma Buitenhof Zijn aandacht gaat
vooral uit naar onderzoek en onderwijs op gebied van rechten
van mens en dier, religie, en levensbeschouwing.

Interactieve en creatieve workshops

Tijdens de middag zullen drie workshops worden gehouden,
waarvan er twee interactief zijn en één creatief

Interactieve workshop i: \'De waarde van het dier*

Het doel is het op gang brengen van interactieve processen ten aanzien van zaken die dierenartsen bezighouden rondom
de waarde van het dier en de waarden van de dierenarts. Uitwisselen van gevoelens die spelen in het spanningsveld van
interne en externe normen en waarden; daar waar binnen en buiten met elkaar in conflict komen in het licht van het ver-
anderende diergeneeskundige werkveld: "Wat is voor mij het dilemma als het gaat om het bepalen van de waarde van
het dier en welke persoonlijke waarden spelen voor inij hierin een rol?"

Deelnemers wordt gevraagd het antwoord op deze vraag zelf, met de persoonlijke gevoelens die daaruit voortvloeien en
in samenspraak met collega\'s tot stand te laten komen.

Workshopleider: Peter Asscheman

Peter Asscheman heeft een eigen bureau BRIES te Woerden en is gespecialiseerd in persoonlijke veranderingsproces-
sen in de vorm van trainingen, cursussen, en individuele coaching. Het bureau BRIES werkt voor verschillende op-
drachtgevers in de private en publieke sector.

-ocr page 156-

Interactieve workshop 2:
De dierenarts in de maatschappij,
als werkgever en als teambuilder
in de praktijk

In deze workshop wordt de dierenarts geconfronteerd
inet zichzelf op zijn maatschappelijke verantwoorde-
lijkheid, en zijn rol als werkgever. Het werken in een
team in de praktijk en zijn rol daarin komt eveneens
aan bod. Wat is de rol en opvatting van dierenartsen
over zijn waarde en de waarde van het dier in het licht
van de huidige verwachtingen en trends uit maat-
schappij? Wat is de verwachting van de buitenwereld?
Behalve spreken komen meer uitingsvormen aan bod,
die soms meer zeggen dan woorden...

Workshopleider: Denis Maessen
Denis Maessen is oprichter en managing partner van
het consultancy bureau Strategie Development
Group te Oisterwijk. Het bureau ondersteunt strate-
gische veranderingsprocessen in nationale en inter-
nationale bedrijven en organisaties. Denis Maessen
heeft veel ervaring in het geven van trainingen,
workshops en individuele coaching en is een geres-
pecteerd management consultant bij complexe stra-
tegische vraagstukken.

Workshop 3 (locatie: Arts &
Crafts, Maartensdijk)

Creatieve workshop, voor dierenartsen en partners
die liever beeldend het dier zijn waarde toekenen-
nen. Het resultaat neemt u als leuk stuk zelfgemaakte
kunst mee naar huis. Deskundige workshopleiders
begeleiden u, of - zo u wilt - sturen u op een ervaren,
prettige manier bij.

De kunstvormen die worden gehanteerd zijn:

• beeldhouwen in beton; een beeldje maken, circa
50 cm hoog, aantal voorbeelden aanwezig

• schapen/schaapjes maken van IJslands mos (circa
I meter lang)

• sculpturen maken van pavepol, (bijvoorbeeld vo-
gelfiguren van wel 1 meter hoog).

In een plezierige sfeer van bij elkaar kijken en door
elkaar geïnspireerd worden vervaardigt u een kunst-
werk, dat in een middag klaar is en er nog mooi uit-
ziet ook! De waarde van het dier heeft er voor u een
dimensie bij gekregen.

Sponsors Jaarcongres: Leo pharmaceutical,
Products, Meeüs, Pfizer Animal Health en
Merial bv.

De waarde van het dier

Ka Minderhoud

Ontwikkelingen zijn in het alge-
meen niet te stuiten, hoewel we dat
soms wel zouden willen. Hoogstens
kun je een poging doen om voorde-
len ervan te bewaren en de nadelen
bij te sturen. In de diergeneeskunde
en de dierhouderij is dit niet anders,
zeker wanneer het om ethiek gaat.

Het thema voor het Jaarcongres 2002 leent zich in het bij-
zonder voor allerlei bespiegelingen van positieve en nega-
tieve aard. Terugkijkend op 35 jaren diergeneeskunde besef
ik dat er in het denken over de waarde van het dier erg veel is
veranderd. Gechargeerd: van biggenprijs tot respect voor de
intrinsieke waarde van het dier. Ook besefik dan dat wij als
dierenartsen vaak erg laat onze stem hebben laten horen om
tegen negatieve ontwikkelingen te ageren.
Toch doe ik met deze stelling een kleine groep collega\'s, on-
der aanvoering of met steun van wijlen Huub van Riessen,
oud-voorzitter van de KNMvD, tekort. Wanneer ik hun pu-
blicaties van tientallen jaren geleden nog eens doorlees en ze
vergelijk met de discussies van nu in de Commissie Ethiek
van de KNMvD, wordt het me duidelijk dat het thema voor
dit Jaarcongres de Nederlandse dierenarts wel altijd heeft
beziggehouden. De terminologie is wat anders geworden.
Het aantal dierenartsen dat stilstaat bij het eigen handelen is
relatief groter geworden. Meer collega\'s dan vroeger durven
nu over dit onderwerp hun stem te laten horen. Er is een posi-
tieve ontwikkeling waarneembaar. Toch zijn we er nog niet.
De genoemde Commissie Ethiek werd in het begin van haar
bestaan door velen gezien als een vaag gezelschap onprakti-
sche idealisten, die de hardwerkende practicus en het
Hoofdbestuur van de KNMvD soms lelijk voor de voeten
konden lopen. Nu wordt de Commissie door het HB juist te
hulp geroepen om over dierethische problemen een stand-
punt te formuleren. Voordat deze standpunten als officieel
KNMvD-standpunt worden overgenomen wordt er veel ge-
discussieerd. Dat is nodig, niet alleen door dierenartsen, om-
dat iedereen eigen ethische grenzen heeft. Door het door de
Afdeling Utrecht gekozen thema kan deze noodzakelijke
discussie worden gestimuleerd. Dit lukt het beste wanneer u
dit congres ook werkelijk bezoekt en actief meedoet.

Tot ziens in Zeist op 4 oktober!

-ocr page 157-

I

I

KNMvD Sportdag

Kampong - 3 oktober 2002

KNMi^D

Voorwoord

Beste sportvrienden,

Als voorzitter van de sportcommissie wil ik u van harte uitnodigen
om deel te nemen aan de jaarlijkse sportdag voorafgaand aan het
jaarcongres van de KNMvD.

Dit jaar zal die op donderdag 3 oktober voor de teamsporten ge-
houden worden op het sportcomplex Kampong te Utrecht. De ve-
terinaire verbroedering tussen alle sporters en suppor-
ters zal \'s avonds op het terrein van Boerderij Mereveld
tot een ongekend feest uitgroeien onder muzikale bege-
leiding van de Hairy Shakers.

Omdat Kampong dit jaar de locatie is, hoopt de commis-
sie dat naast alle trouwe veterinaire sporters en supporters
er ook een bijzonder grote opkomst zal zijn onder de
medewerkers en studenten van de Faculteit der Dier-
geneeskunde.

Dit jaar is Bernard Thien als vertegenwoordiger van de
DSK binnen onze commissie toegetreden om het con-
tact met de toekomstige collegae te intensiveren.

Tevens verwelkomen we Nick Simoncelli als opvolger
van Louis Otto. Louis Otto heeft vanaf het eerste uur de
golfsport georganiseerd en Nick Simoncelli heeft zich
bereid verklaard deze taak over te nemen.

Ook joost van Erp is gestopt met de organisatie van de
veldloop en beide sportcoördinatoren wil ik mede na-
mens de sportcommissie van harte bedanken voor al
het werk dat zij verricht hebben en wij wensen Nick
Simoncelli en Bernard Thien veel succes.

Traditiegetrouw zal door de commissie de sportman of
sportvrouw van het jaar 2002 op grond van sportieve en
veterinaire elementen worden gekozen en door de voorzitter van
de KNMvD, de heer Ton de Ruijter, worden gehuldigd. De com-
missie spreekt de hoop uit dat ook dit jaar de weergoden ons gun-
stig gezind zijn. De commissie wenst u veel sportpleziertoel

Hans Lambeek,
voorzitter sportcommissie

Algemeen

Zeer geachte, gespierde, snelle, accurate, weldenkende en vooral
gezellige collega\'s.

Met trots presenteren we op deze pagina\'s de diverse onderdelen
van de sportdag 2002. Met trots, omdat het de afdeling Utrecht
gelukt is de mooiste locaties te vinden en met trots omdat de af
deling de gelouterde, ervaren, maar daarom niet minder enthousi-
aste Sportcommissie weer heeft weten te strikken deze prachtige
dag te regelen. Wij rekenen erop dat u in groten getale op deze dag
zult verschijnen, opdat Kampong uit zijn voegen zal barsten van
de sportieve gezelligheid, opdat Mereveld overdag zal zinderen
van het hersenwerk en \'s avonds de geschiedenis zal ingaan als
één grote bruisende feestbende, opdat Abcoude zal willen dat het
de rest van het jaar ook bij de provincie Utrecht hoort en opdat dit

jaar een recordaantal co-as-
sistenten zijn/haar weg zal
vinden naar de veterinaire
sportdag. Aan de afdeling en
de sportcommissie zal het
niet liggen, dus vul het in-
schrijfformulier in en join
The Club!!

Cornélie Westermann,
congrescommissie en
vertegenwoordiger sport-
commissie

-ocr page 158-

Geachte Squashsportievelingen,

De veterinaire sportdag is een dag vol tradities, alles gaat al jaren
eender en de gezichten lijken elk jaar weer hetzelfde... Niet dat daar
iets op tegen is, maar al jaren wordt één van de leukste sporten ver-
geten:
squash! Want welke sport zorgt in zo\'n korte tijd voor zo-
veel voldoening, vooreen gezonde dosis zweet, conditie en pret?

Dit jaar kan elke squasher, jong en oud, geheel uit z\'n dak gaan in
het clubhuis van Kampong. We verwachten iedereen die wel eens
een balletje heeft geslagen, iedereen die regelmatig speelt én ieder-
een die de sterren van de hemel speelt. We verwachten elke co-as-
sistent, elke faculteitsmedewerker, elke practicus, elke overheids-
dienaar, en zeker ook eenieder die hier niet bij staat. We verwachten
alle partners, kortom we hopen op een flink deelnemersveld in di-
verse categorieën. Alleen als u ook meedoet, zal de squashkampi-
oen der veterinairen zijn/haar debuut kunnen maken.

Cornélie Westermann,
coördinator squash

Ook dit jaar heeft de sportcommissie weer een skeelertocht uit-
gezet van ongeveer 25 km. Ditmaal langs en door het Utrechtse
landschap. Voor de recreatieve skeelerers onder ons betekent dit
ongeveer 2,5 uur skeeleren met rustpauzes op mooie plekjes en
veel gesprekken onderweg.

De echte snelle dames/heren met vijf wielen zijn meestal na een
uurtje alweer terug. Het is geen wedstrijd dus je kunt er zo lang
over doen als je wilt of zelfs de tocht twee keer rijden. Ook voor
diegenen die gewoon een leuke fietstocht willen maken is de
route ideaal!

Mooie fietspaden waar je hooguit af en toe een verdwaalde kar
met paard tegenkomt (!?), natuurlijk ook af en toe een grotere weg
en hopelijk een zonnige dag!

Nog twee maanden tijd om het skeeleren onder de knie te krijgen
of je remtechniek of schaatsslag te perfectioneren!
Tot dan!

Inge van Soest,
coördinator skeelertocht

De populariteit van bridgen neemt nog steeds toe. Zowel het
thuis bridgen als het bridgen in clubverband groeit gestaag.
Men zou dus verwachten dat ook tijdens de sportdag van de
KNMvD het aantal deelnemers voor bridge zal toenemen. Het
blijkt echter ieder jaar een vrij constant aantal paren te zijn.
Daarom wil ik u hier speciaal wijzen op de mogelijkheid te brid-
gen tijdens de sportdag. Per slot van rekening hoe meer zielen
hoe meer vreugd. Indien u besluit deel te nemen, zult u daar
zeer zeker geen spijt van krijgen, leder jaar blijkt weer dat het
bridgen in een gezellige en sportieve sfeer verloopt.

Ook als u pas bent begonnen met bridgen en alleen thuis af en
toe speelt, bent u van harte welkom. Het aantal paren dat deel
kan nemen is bij wijze van spreken onbeperkt. Het aanschui-
ven van tafels is altijd wel mogelijk.

Het bridge staat open voor jong en oud, belangrijk is wel dat
men zelf voor een partner zorgt en als paar inschrijft. Mocht dit
onverhoopt toch een probleem zijn, dan kunt u met mij contact
opnemen voor het vinden van een oplossing.

Ook dit jaar zal Chris Wondergem weer de wedstrijdleider zijn.
Ongeacht het aantal deelnemende paren zal hij weer een mooi
speelschema uit zijn computer halen. Ook de tussenstanden
en de einduitslag zal hij weer snel tevoorschijn weten te tove-
ren.

Ik hoop dit jaar veel deelnemende bridgers te mogen begroe-
ten.

Albert Brands,
coördinator bridge

-ocr page 159-

r

-u

Vorig jaar werd gehockeyd op het Sportcomplex van het Natio-
naal Sportcentrum Papendal. Duidelijk was toen dat hockey \'een
minderheidspositie\' qua accommodatie aldaar innam. Slechts
één veld stond ons ter beschikking. En voor het \'natje en droogje\'
moest behoorlijk moeite gedaan worden. Het buffet en het soci-
ale gebeuren alsmede de muzikale omlijsting \'s avonds heeft
toen veel goed gemaakt!

Op 3 oktober a.s. hebben wij de beschikking over twee kunstgras-
velden op het oudste kunstgrascomplex van Nederland. Dus kan
er ongelimiteerd worden ingeschreven voor alweer het 16®
Veterinaire Hockey Toernooi! Dat dit toernooi internationale be-
kendheid geniet, blijkt uit het feit dat vorig jaar zelfs twee hockey-
sters uit Londen zich ingeschreven hebben!

We kiezen weer voor het aloude concept: de teams van collegae
worden aangevuld met ouderejaars veterinaire studenten.
Gezien het aantal hockeyers dat op het Bureau werkt en hun col-
legae en partners mogen wij ookdit jaarweereen Bureauteam als
deelnemer verwachten.

Ten aanzien van de wijze van inschrijven geldt ook dit jaar weer:

per telefoon
per E-mail
per post

0573-252570
ro.back@planet.nl
R. Back

Dr. ten Bokkel Huininkweg 30
7241 HV Lochem

U weet het: hebt u behoefte aan een zorgeloze pre-congresdag,
teken dan nu in!

Rob Back,
coördinator hockey

Zou het golfspel ook van waarde zijn?

Gegeven het feit dat golfen de laatste decennia de snelst groei-
ende sport is in Nederiand, is deze vraag door velen al beant-
woord met een duidelijk \'ja\'. Een neveneffect van deze popula-
riteit is helaas dat we ons op donderdag 3 oktober a.s. naar de
grens van de provincie Utrecht moeten begeven om golfbaan
\'de Hoge Dijk\' (onder de rook van Abcoude) te kunnen zien lig-
gen. Daar zal, ter gelegenheid van de sportdag voorafgaande
aan het jaarcongres van de KNMvD, een 18-holes stableford-
wedstrijd worden georganiseerd.

(Aankomend) dierenartsen en partners zijn welkom vanaf 09.15
uur. De start is vanaf 10.00 uur en er zal worden gestart van de
eerste en de tiende hole. Na negen holes is er een lunchpauze
van 55 minuten.

In verband met de verkeersdrukte rondom Amsterdam en
Utrecht wordt de deelnemers vriendelijk verzocht de benodigde
reistijd ruim te begroten, zodat men tijdig aanwezig is en goed
voorbereid en zonder stress aan de wedstrijd kan beginnen.
Voor deelname is minimaal een GVB vereist.

N.B.:

Voor het spelen op golfbaan de Hoge Dijk zijn schoenen met
\'soft-spikes\' verplicht.

Graag tot ziens, ook namens Nick Simoncelli, op 3 oktober.

Louis Otto,
coördinator golf

-ocr page 160-

r

Tennisliefhebbers, opgelet! 3 oktober is het weer zover! Dan
houden we weer onze tenniswedstrijden, ditmaal op de gras-
court banen van Kampong. Uitsluitend bij zeer slechte weers-
omstandigheden wijken we uit naar een tennisbal in Wijk bij
Duurstede, maar we rekenen vanzelfsprekend op een
prachtige najaarsdag. Gezelligheid staat voorop, maar een
beetje spanning kan natuurlijk nooit kwaad. U zult ontvangen
worden met koffie met wat lekkers. Een heerlijke lunch halver-
wege de dag is al een oude traditie. En dan na afloop van de dag
samen met alle andere sporters een groots feest!

Dierenartsen en partners en veterinaire studenten worden in gro-
ten getale verwacht op de sportdag voor dierenartsen in 2002!
Tot dan!

Met welke verwachtingen begonnen de Koreaner aan hun WK.^
Hoeveel punten zouden de japanners vooraf gedacht hebben te
kunnen pakken?

Hoe fit voelde Ronaldo zich en had Rivaldo die act voor de spiegel
thuis geoefend?

Elk toernooi kent zijn vragen vooraf en soms wat antwoorden
achteraf.

Zo ook bij het voetbaltoernooi van de KNMvD, dit jaar op 3 okto-
ber gehouden op de voor velen bekende velden van Kampong.
Gaat Kudde dit jaar weer in retraite om op het juiste moment te
kunnen pieken?

Krijgt Lo zijn Tarsaaltrappers op tijd fit?

Werkt Friesland aan een comeback of gaan de Zaadjes na jaren
weer eens orde op zaken stellen?

Allemaal bespiegelingen vooraf, maar op de dag der waarheid
zullen we het weten.

Op dit voetbaltoernooi spelen provincies, landstreken, vrienden-
teams, sponsoren, faculteitsteams, studenten en buitenlanders
tegen elkaar om de KN MvD-voetbalbokaal.
Kortom: iedere veterinair die in staat is een paar kicksen onder te
binden kan meevoetballen.

Waar we vorig jaar zo\'n honderd voetballers op de velden van
Papendal mochten verwelkomen, daar zullen er dat dit jaar in
Utrecht wellicht nog meer zijn omdat het voor iedereen min of
meer een thuiswedstrijd is.

U bent allen van harte uitgenodigd u in te schrijven voor deze
voetbalreünie c.q. sportieve, gemoedelijke kennismaking met
voetbalcollega\'s.

Pfizer Animal Health

Pharmacia Animal Health

Raadgevers voor de Medische

Beroepen

WAA

AST

Zen R accountants en
belastingadviseurs

Tot 3 oktober in Utrecht.

Hans Caron,
coördinator voetbal.

De Sportdag 2002 wordt mede
mogelijk gemaakt door:

AUV

Bayer Nederland B.V

Boehringer Ingelheim B.V.

CenE

Dix&Co

Dopharma

Intervet Nederland B.V.

Leo Pharmaceutical Products B.V.

Hans Sickmann,
coördinator tennis

-ocr page 161-

Voor het lidmaatschap van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Dier-
geneeskunde hebben de volgende collegae
zich aangemeld:

Bccrsma. Mevr. J.J.; 1993; 6041 NW
Roermond; Walbreukergraaf 13.
Bergen, mevr. L.T. van; 2002; 3512 NV
Utrecht; Dorstige Hartsteeg 5.

___Busschers, Mevr. E.; 2002; 5711 PK

Someren, Slievenstraat 16.

Doze, Mevr. J.G.; 2002; 6665 LP Driel;

Drielse Rijndijk 31.

Geurts. M.A.J.; 2002; 5923 BR Venlo-Blerick; Fred. Hendrikstraat 4.
Hamster. F.U.; 2002; 3514 VE Utrecht; Kievitdwarsstraat 14.
Hoorweg, H.B.; 1978; 3956 VR Leersum; Englaan 56.
Pinckers, Mevr. I.E.M.A.; 2001; 3532 VN Utrecht; Potgieterstraat 13.
Smit. 1.; 2002;3405 XT Benschop; De Hof 8.
Tacoma, H.W.; 1985; Whakatane, 107 Paul Road. RD2.
Willems, E.M.O.; 2000; 3281 XM Numansdorp; Torenstraat 1.

Als kandidaatlid van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor
Diergeneeskunde heeft het Hoofdbestuur aangenomen:

Bunskoek, Mevr. P.E.
Toxopeus, E.B.

Overlijdensberichten:

Op 29 juni 2002 S. Reindersma te Raalte.
Op 8 juli 2002 R.J.H. Hoebink te Bennekom.

Benoemingen: Koninklijke Onderscheiding:

Drs. P. van der Eijk te Ridderkerk. Lid in de Orde van Oranje-Nassau.

Mutaties:

Berg, G. van den; 1969;3741 GB Baarn; Eemnesserweg 78; tel. privé:
035-5413144; r.d.

Buitink, Mevr. I.J.; 1996; 4328 CA Burgh-Haamstcdc; Christinastraat
5; tel. privé: 0111-650055; fax privé: 0111-650088; E-mail privé: pj@jan-
soniuspj.demon.nl; p.
geass. met .M.K. Buth; tel. prakt.: 0111-4I2I80.

Burger, Mevr. C.R.; 1992; 3436 HV Nieuwegein; Lauriergaarde 22;
tel. privé: 030-2888220; E-mail privé; reneeburger@hotmail.com; p., ge-
ass. met K. Schoenmakers en J.O.B. Weeber; tel. prakt.: 030-6038700; fax
prakt.: 030-6014889.

Drie. A.D. van; 1998; 3572 CR Utrecht; Frederikstraat 7; tel. privé:
030-2732416; p.. medew. bij mevr. C.R. Burger, K. Schoenmaker en J.O.B.
Weeber; tel. prakt.: 030-2317933.

Eijk. P van der; 1965; 2988 AW Ridderkerk; Waaldijk 175; tel. privé:
0180-426725; E-mail privé: pvdeijk@tref.nl; rd.

Flamand, L.J.; 1993; 3402 HB IJsselstcin; Venus 9; tel. privé: 030-
6873451 ; E-mail privé : l.namand@planel.nl; p., medew. bij mevr. C.R.
Burger. K. Schoenmakers en J.O.B. Weeber; tel. prakt.: 030-2317933.

Jongbloets, Mevr. A.M.C.; 2000; 5049 BM Tilburg; Mascagnistraat
14; tel. privé: 013-4560608; E-mail privé: angeliquejongbloets(a het-
nel.nl; p., medew. hij Tierklinik Hochmoor; tel. prakt.: 00-49-2863-
209931.

Krasselt, M.M.; Berlijn 1958; Berlijn 1959; 7991 PK Dwingeloo;
l.hee 93; tel. privé: 0521-597449; rd.

Kwinten. J.H.G.; 2002; 5095 BB Hooge Mierde; De Wildert 6; tel.
privé: 013-5092309; E-niail privé: jozefk>vinten(a hotmail.com; p.,
medew. bij G.M.l.M. Boink, F.L.P.C. Donders, A.H.M. van Doremalen,
W.J.G. Goesten, .J.H.M. Maas, R.A.J.A. Steffens en M.G. van der
Weele; tel. prakt.: 013-5283535; E-mail prakt.: infogdierenartse-
noisterwijk.nl

Merwijk-van Boxtel, Mevr. M.H. van; 1996; 3583 AK Utrecht; A. van
Ostadelaan 56b; tel. privé: 030-2511572; p., medew. bij mevr. J.H.
Kaasenbrood; tel. prakt.: 033-461 1202; fax prakt.: 033-4625546.

Nijman, Mevr C.J.C.; 1990; 3704 HE Zeist; Utrechtseweg 76; tel.
privé: 030-6921123; E-mail privé: cjcnijman@hotmail.com; p., medew.bij
mevr C.R. Burger. K. Schoenmaker en J.O.B. Weeber; tel. prakt.: 030-
6038700; fax prakt.: 030-6014889.

Oosterwoud. R.A.; 1956; 9213 VN De Wilgen; De Heide 4; tel. privé:
0512-525384; r.d.

Ormel, H.J.; 1983; 7255 DJ Hengelo; Ruurloseweg 26; tel. privé:
0575-464119; fax privé: 0575-461194;
E-mail privé: h.ormelCa tk.parle-
ment.nl; lid v.d. Tweede Kamer der Staten Generaal; tel. bun: 070-
3182571; fax bur.: 070-3182602; E-mail bur.: h.ormel(atk.
parlement.nl.

Rojer. J.M.; 1987; 3524 AZ Utrecht; Engelsmanplaat 21; tel. privé:
030-2870487; E-mail privé: jules.rojer@planet.nl; d.; RVV hfd. afd.
Instructies; tel. bur.: 070-3578312; fax bur.: 070-3876591;
E-mail bur.:
j.m.rojer@ rvv.agro.nl.

Personali

Schic. M.J.J.; 2002; 8161 SC Epe; Esschertsweg 4; tel. privé: 0578-
661373;
E-mail privé : marcovanschie@hotmail.com; p., medov. bij
R.B..M. Bomers, T. Grasdijk en R.G.A. Schuurmans; tel. prakt.: 0578-
574427; fax prakt.: 0578-571243; E-mail prakt.: dapvaassen@hetnet.
nl.

Schoenmakers, K.; 1993; 3401 LZ IJsselstein; Wederik 31; tel. privé:
030-6873484; E-mail privé: koschoen@kabelfoon.nl; p., geass. met mevr.
C.R. Burger en J.O.B. Weeber: tel. prakt.: 030-6873484; fax prakt.: 030-
6014889.

Sloet tot Everlo, Mevr. K.C.EJ.; 2002; 2613 HM Delft: Paulus
Buijsstraat
79; tel. privé: 015-2623331; E-mail privé: doc-karinlO@ hot-
mail.com; p., mede», bij A.C.M. Kuilboer, J.V.H. Lans, J.H. Rootert en
A. Soede; tel. prakt.: 0172-471111 ; wnd. d.

Stooker-de Boer, Mevr. M.S.; 1999; 1474 ML Oosthuizen;
Schoolstraat 21; tel. privé: 0299-315871; p., medew. bij D. Bouwman en
G.C. Knibbe; tel. prakt.: 020-4821854; fax prakt.: 020-4822508; E-mail
prakt.: daplandsmeer@planet.nl.

Tolboom, R.K.; 2002; 3584 GS Utrecht; Eduard Verkadelaan 59; tel.
privé: 030-2368315; E-mail privé: tolboom_ruben@hotmail.com;
p.,
medew. bij A. Baas, K. Herder,A. Kats, H. Kooi, E. Kwant en H. Pott; tel.
prakt.: 0570-653000; fax prakt.: 0570-658225; E-mail prakt.: dap.dc-
venter@wxs.nl.

Veenstra-Meijering, Mevr. T.E.; 1989; 9363 VE Marum; Haarsterweg
34; tel. privé: 0594-641247;
keuringsdierenarts RVV kring noord; tel.
bur: 0512-584010; fax bur.: 0512-584029;
E-mail bur.; t.e.veenstra@
rvv.agro.nl.

Veneberg, R.E.; 2001; 3584 ZL Utrecht; Enny Vredelaan 113; tel.
privé: 030-2129041; tel. privé mobiel: 06-44130941; E-mail privé: ive-
neberg@hotmail.com; p., medew. bij mevr C.R. Burger, K.
Schoenmakers en J.O.B. Weeber; tel. prakt.: 030-6038700; fax prakt.:
030-6014889.

Visser-Meijer, Mevr. M.C.; 1995; 4741 AS Hoeven; Bovenstraat 27;
tel. privé: 0165-508709; p. medew. bij M.J. Bakkenes, R.W.F Becking en
J.TM. Maree; tel. prakt.: 0174-624544; fax prakt.: 0174-620736; E-mail
prakt.: veterinaircentrum@hotmail.com.

Vos, K.; 2002; 2253 AD Voorschoten; Leidseweg 197; tel. privé: 071-
5615974; fax privé: 071-5615974; E-mail privé: rcinaerd.vos@hccnet.nl;
p..
medew. bij G. Meursing en J. Meursing; tel. prakt.: 079-3425487; fax
prakt.: 079-3425741.

Weeber, J.O.B.; 1976; 3546 PS Utrecht; Nedereindseweg 512; tel.
privé: 030-6887903; E-mail privé: josweeber@zonnet.nl; p., geass. met
mevr. C.R. Burgeren K. Schoenmaker; tel. prakt.: 030-6038700; fax prakt.:
030-6014889.

Willems, C.M.T; 1955; 5211 CZ \'s-Hertogenbosch; Bastion Vught
31; tel. privé: 073-6129529;
E-mail privé: c.vvillems(a planet.nl; r.d.

Jubilea september 2002

1 september. Mevr. Drs. H. van Gessel te Scherpenzeel, afwezig, 30 jaar

2 september. Mevr. Dr. A.A.M.E. Lubberink te Amersfoort, afwezig, 40 jaar

7 september, A. Slikkerveer te Vlaardingen, afwezig, 35 jaar

8 september, PJ. Werkman te Leusden, afwezig, 30 jaar
8 september. S. Dooper te Lochem. aanwezig, 30 jaar

8 september. Mevr Drs. M.A.M. Lensvelt te Kutaso (Hongarije), aanwezig,
30jaar

8 september, A. Zuring te Nieuwegein, aanwezig, 25 jaar
8 september, S.J. Kleinjan te Utrecht, afwezig, 25 jaar
8 september. M.G. Rozendaal te Castillon en Auge (Frankrijk), aanwezig,
25 jaar

11 september, K.H.J. Lambeek te Hoeven, afwezig, 30 jaar
16 september, W. van der Sluis te Damwoude, afwezig, 50 jaar

24 september, J.J. van Voorst te Otterlo, aanwezig, 25 jaar

25 september, H.H.J.C. Maillie te Bronneger, afwezig, 50 jaar

26 september, L.J. van Looveren te Breda, aanwezig, 55 jaar

26 september. A.A. Hesen te Gennep, afwezig. 40 jaar

27 september. Prof Dr. C.J.G. Wensing te Lelystad, afwezig, 40 jaar
27 september, H.C.M. Oerlemans te Nuenen, afwezig, 40 jaar

27 september, J.J.A. Schreinemachers te Roermond, afwezig, 40 jaar

27 september, EE. de Groot te Ede, afwezig, 40 jaar

27 september, Dr J.H. Harieman te Inzlingen (Duitsland), afwezig, 25 jaar

-ocr page 162-

Congressen &, Symposia

September

5-8 Eerste Wereld Congres Veterinaire
Orthopedie (gemeenschappelijk congres
van ESVOT en VOS), München (D).
Practica en lezingen over paarden- en ge-
zelschapsdierenchirurgie. Amerikaanse
en Europeese specialisten;
zie www.digicolornet/esvot/
7
/11 ESAVS course \'Neurology IF, Bern/Switzerland. Info: ESAVS
Office, Schadtengasse 2, D-55765 Birkenfeld, tel.: -1-49 6782-2329,
fax: -1-49 6782-4314, e-mail: esavs.bir(gt-online.de
9/13 ESAVS Training Program \'Behavioural Medicine 1\', Luxembourg,

info: esavs.bir(gt-online.de
9/20 ESAVS course \'Ophthalmology 1\', London/UK, info: esavs.bir(g
tonline.de

10/14 National member organisation congress, Danish Veterinary Associa-
tion, info: BS@ddd.dk
11/14 Veterinary Congress, British Equine Veterinary Association,

locatie: Glasgow, info: Susanna@beva.org.uk
16/21 ESAVS Course: Reproduction in Companion, Exotic and

Laboratory Animals in Nantes/France, info: esavs.bir@t-online.de
17/18 European Division Pathology Symposium, Grugliasco, Turin, Italy.
Conference Organiser: Dr Alun Williams, Dept of Veterinary
Pathology, University of Glasgow, 464 Bearsden Road, Bearsden,
Glasgow G61 IQH, Scotland. Tel: 44 (0)141 330 5783 (or 5773).
Fax: 44 (0)141 330 5602. E-mail: a.williams@vet.gla.ac.uk
19 Post-IPVS bijeenkomst, organisatie: Groep Geneeskunde van het
Varken/Fort Dodge Animal Health, plaats: Reehorst te Ede, aanvang:
13.30u(tot 17.30u)
19/20 National member organisation congress, Gesellschaft Schweize-
rischer Tierartze, locatie: University Zurich-lrchel, info: Saskia.
Habich@gstsvs.ch

18/20 International Conference on Communication in Healthcare 2002,
University of Warwick, UK., http://www.each2002.com or enqui-
ries.oxconf@pop3.hiway.co.uk
25/29 27\'h World Veterinary Congress (Worldvet Tunisia 2002).

More information and details are on the web site: (www.worldvet-
unisia2002.com)

26/28 Annual ESVD-ECVD Congress of Veterinary Dermatology, Nice,
Frankrijk. Informatie: congres@matheztravcl.coni Information re-
garding membership and goals of the ISVD can be obtained at the
website http://isvd.myfsb.com. Meeting registration information
can be obtained from Joanne Mansell, atjmansell@cvm.tamy.edu.

Oktober

3/6 Veterinary Congress, World Small Animal Veterinary Association/
Federation of European Companion Animal Veterinary Associa-
tions/ AVEPA, locatie: Congress Grenada Spain, info: s.orr@ralf-
flea.demon.co.uk

3/6 National member organisation congress, British Veterinary
Association, locatie: Stratford-upon-Avon, Warwickshire, info: he-
lenac@bva.co.uk

6/7 Congres SNVA (Samenwerkende veterinaire acupuncturisten) te
Malden: tong en polsdiagnostiek, met als spreker Steve Marsden
(Canadese dierenarts).
10/12 National member organisation congress, SPCV, Sindicato Nacional
dos Médicos Veterinarios/ Ordem dos Médicos Veterinarios, locatie:
Tagus Park, Oeiras, Portugal, info: supervet@net.sapo.pt
19/21 CESMAS 2002, Conference on Equine Sports Medicine and
Science of the Elite Dressage and Three-Day-Event Horse in
Saumur. France. Contact for more information: Arno Lindner,
Laurahöhe 14. D-45289 Essen. Germany, tel. -1-49 201 571 8873, e-
mail; contact @agpferd.de, website: www.cesmas.info
24 symposium DIO, \'Westerse koeien in ontwikkelingssamenwerking\'
aanvang 19.30 uur. hoofdgebouw fac. DGK. Meer info: Stichting
DIO, tel: 030-2532032, e-mail: dio@dio.nl
24/27 National member organisation congress, Ordre des Vétérinaires/
Syndicat National des Vétérinaires de l\'Administration, locatie:
Paris, info: er_snvel@club-internet.fr

November

7/8 Vakgesprek over pluimveeziekten, georganiseerd door DVG-vakgroep
pluimvee en Duitse groep der WVP. Hannover Voor meer info: Prof

Dr Ulrich Neumann, Klinik fur Geflügel, Tierärztliche Hochschule
Hannover, Bünteweg 176,30559 Hannover Tel. 49 511 953 8779

7/8 National member organisation congress, Sveriges Veterinärforbund,
locatie: Uppsala, info: christina.arosenius@svf se

7/10 Veterinay congress. Bundesverband Praktischer Tierärtze, locatie:
Nuremberg, info: bpt.hebling@tieraerzteverband.de

26/28 Groep Groot Dagen te Papendal. Arnhem.

27/29 National member organisation congress, Finlands Veterinärfbrbund,
locatie: Helsinki, info: Paula.Junnilainen@islh.intermin.fi.

December

6/7 Maastricht International Congress on Equine Medicine. Internet:
www.welcome.to/micem. e-mail : micem@hotmail.com

6/8 Veterinary Congress, Association Vétérinaire Equine Française,
Locatie: Le Touquet, Normandy. Info avef@wanadoo.fr

2003

April

03/06 Veterinary congress, British Small Animal Veterinary Association,
locatie: International Congress Center, info: Susanna@beva.org.uk.

Mel

22/25 Veterinary congress. Federation of European Companion Animal
Veterinary Associatons/ APMVEAC, locatie: Congress Estoril,
Portugal, info: s.orr@rlafîlea.demon.co.uk.

September

10/13 Veterinary congress, British Equine Veterinary Association, locatie:
Birmingham, info: Susanna@beva.org.uk.

2004

Augustus

25/28 Veterinary congress, world congress of veterinary dermatology, loca-
tie: Wenen, Oostenrijk, info: Kristian.Pedersen@VetdermVienna.com

Vergaderingen Bijeenkomsten

2002

September

12 Vergadering GHwD, te Utrecht Jaarbeurscongrescentrum in het
Beatrixgebouw van ca 19.30 - 22.30 uur

26 Werkvergadering rund 1, te Molenwijk in Boxtel, 20.15 uur

Oktober

6 Ledenvergadering SNVA (samenwerkende Veterinaire Acupunc-
turisten) te Malden, gevolgd door twee dagen symposium van
SNVA: tong en polsdiagnostiek, met als spreker Steve Marsden
(Canadese dierenarts).

14 Vergadering Regio Oost, 20.00 uur in Bilderberg Hotel Arnhem-
Velp

16 Vergadering Regio West, 20.00 uur in Golden Tulip Hotel Dc
Leeuwenhorst in Noordwijkerhout

24 Vergadering Regio Noord, 20.00 uur in Mercure Hajé Hotel te
Heerenveen

28 Vergadering Regio Zuid, 20.00 uur in Hotel Asteria te Venray

29 werkvergadering paard I, te Molenwijk in Boxtel, 20.15 uur

November

5 Werkvergadering varken I, te Molenwijk in Boxtel, 20.15 uur

13 Werkvergadering rund II, te Molenwijk in Boxtel, 20.15 uur

19 Werkvergadering pluimvee I, te Molenwijk in Boxtel, 14.00 uur

28 Vergadering GHwD, te Utrecht Jaarbeurscongrescentrum in het
Beatrixgebouw van ca 19.30 - 22.30 uur

December

12 Werkvergadering schaap/geit I, te Molenwijk in Boxtel, 20.15 uur

2003

januari

7 Werkvergadering rund III, te Molenwijk in Boxtel, 20.15 uur

14 Werkvergadering pluimvee II, te Molenwijk in Boxtel, 14.00 uur

23 Werkvergadering varken II, te Molenwijk in Boxtel, 20.15 uur

-ocr page 163-

Februari

11 Werkvergadering paard 11, te Molenwijk in Boxtel.
20.15 uur.

Maart

ieder z\'n vak!

18 Werkvergadering rund IV, te Molenwijk in Boxtel.
20.15 uur.

Cursussen

2002

PAO-D cursus 02/227, mastitis rund (vol).
PAO-D cursus 02/228, mastitis rund (vol).
PAO-D cursus 02/111, Chirurgie Kat.
PAO-D cursus 02/307, Gebruik Klimaatcomputer
WAA-cursus \'van loondienst naar eigen praktijk",
voor jonge dierenartsen die nu nog medewerker zijn.
Plaats: Delden. Informatie: mw. A. Hoek, telefoon
(030)2474328.

19

Workshop Marketing in de gezelschapsdierenpraktijk.
Utrecht. Deelname: VVAA opleidingen en seminars.
Antwoordnummer 1551, 3500 VP Utrecht, tel.: (030)
2474328, e-mail: a.hoek(gvvaa.nl
PAO-D cursus 02/158. cardiotherapeutica.
PAO-D cursus 02/108, Röntgen Abdomen GD.
PAO-D cursus 02/221, koemanagement(vol).
PAO-D cursus 02/406, Gebruik Klimaatcomputer
pluimvee.

PAO-D cursus 02/161. het konijn in dc GD-praktijk.
25/26 PHLO-cursus: Vruchtbaarheid en voortplanting van
het varken door Profdr.ir. B. Kemp en Dr.ir. N.M.
Soede, Wageningen. Inlichtingen via Bureau PHLO
per c-mail: info@secrphlo.wau.nl of telefoon: 0317 -
484 093.

Workshop Marketing in dc landbouwhuisdicrenprak-
lijk. Utrecht. Deelname: VVAA opleidingen en semi-
nars, Antwoordnummer 1551, 3500 VP Utrecht, tel.:
(030) 2474328, e-mail: a.hoek(gvvaa.nl
PAO-D cursus 02/901, Ondcrhandelen(vol).
PAO-D cursus 02/242, vleeskalveren.
PAO-D cursus 02/151, klini.sch-chcniisch bloedonder-
zoek.

September

9
16
17
17
18/20

26

Het raadplegen van adviseurs is goed...
Maar voor de financiële zaken van uw
(toekomstige) praktijk heeft u een
specialist nodig!

Dix&Co is deskundig op financieel,
fiscaal en juridisch gebied m.b.t. praktijk-
financiering, associaties, verzekeringen,
hj\'potheken en pensioenen.

Landelijke dienstverlening bij praktijk-
overdracht, bij associatie en assistentie.
Belt u even voor een afspraak of een
brochure.

Maliesingel 54
3581 BJ Utrecht
Tel. (050) 244 87 74
Fax (050) 241 66 55
E-mail: info@dixenco.nl
v(T\\"w.dixenco.nl

Dix €o

Oktober

1 PAO-D cursus 02/137. Röntgen Thorax. â€”

2 PAO-D cursus 02/509, Medicatie Gewrichtsaandoeningen.

3 PAO-D cursus 02/246, Bedrijfsbegeleiding on the job.
3 PAO-D cursus 02/145/146. Diabetes Mellitus.

5 PAO-Dcursus02/138, Röntgen Thorax.

9 PAO-D cursus 02/243, Koe-comfort.

10 PAO-D cursus 02/309, Darmaandoeningen Varken.

10 PAO-D cursus 02/236, Koemanagement.

11 PAO-D cursus 02/162. Het Konijn in de GD-praktijk.

12 PAO-Dcursus02/I54, Echocardiografie.
16,17,

18 PAO-D cursus 02/907, Adviesvaardigheden Vetvice.

17 PAO-D cursus 02/407. Medicatie Pluimvee.

22 PAO-D cursus 02/908, Workshop Koesignalen Vetvice.

23 PAO-D cursus 02/238, longaandoeningen.

24 PAO-D cursus 02/909, Workshop Koesignalen Vetvice.

28 PAO-D cursus 02/149, Spinale/Perifere problemen.

29 PAO-D cursus 02/237, Klinische les Rund.

50 PAO-D cursus 02/143, gewrichtsaandoeningen.
!1 PAO-D cursus 02/147/148, Diabetes Mellitus.

! 1 PAO-D cursus 02/312, Medicatie Varken.

51 PAO-D cursus 02/513, Alternatieve Castratiemethoden.

Vovember

2 PAO-D cursus 02/155, Echocardiografie.

2 PAO-D cursus 02/139, Röntgen Abdomen.

 PAO-D cursus 02/150, Casuistieken Neurologie.

5 PAO-D cursus 02/247, Begeleiding on the job.

i PAO-D cursus 02/311, Basiscursus klimaat.

» PAO-D cursus 02/144, Bact. Huidaandoeningen

13

14
14

D cursus 02/241. Bact. Onderzoek mastitismonsters.
D cursus 02/408, Pluimveevoeding.
D cursus 02/511. Fertiliteit van de heng.st.
D cursus 02/910. Workshop Koesignalen Vetvice.
D cursus 02/152, Klinisch-chemisch bloedonderzoek.
D cursus 02/310, Mycotoxincn Varken.

D cursus 02/240, Vervolg Voeding Rund.
D cursus 02/160, Spalken en Verbanden.
D cursus 02/164, Cats and Kittens.
D cursus 02/159, De Vogel als Spoed patiënt.
D cursus 02/512, Paard en Verband\'

PAO-
PAO
PAO-
PAO

Sluitingsdata voor kopij

Aflevering: Deadline-)

01-10-2002 woensdag 11-09-2002

15-10-2002 maandag 30-09-2002

oi-n-2002 maandag 14-10-2002

15-11-2002 maandag 28-10-2002

") Voor 10.00 uur \'s morgens.

PAO-
PAO-
PAO-
PAO-
PAO-
PAO-

6
6
6
6
11
12
12,13.

19 PAO-
13

-ocr page 164-

CR Delta VRV Holding BV is een Nederlands-Belgische
onderneming op het gebied van de rundveeverbetering
De organisatie bestaat uit vier regionale divisies, met
kantoren in Heerenveen. Deventer. Rijen en Ooster-
ze/e (B.) en een hoofdkantoor in Arnhem. Buiten de
thuismarkt worden de producten en diensten van
CR Delta VRV wereldwijd afgezet in meer dan 50
landen. De aandeelhouders in de holding zijn de
Coöperatie Rundveeverbetering Delta (CR Delta
u.a.: in Nederland) en de Vlaamse Rundveeteelt
Vereniging (VZW VRV: in België). Naast de
regionale divisies kent CR Delta VRV
twee pro-
ductdivisies: NRS ontwikkelt en levert hoog-
waardige informatieproducten aan veehouders
en organisaties ter ondersteuning van de
bedrijfsvoering. Holland Cenetics ontwikkelt
en levert genetisch materiaal en beschikt
daartoe over
één van de grootste fokpro-
gramma\'s ter wereld.
CR Delta VRV Holding heeft in België en
Nederland zo n 50 000 leden
en/of klan-
ten
en ongeveer 1000 medewerkers in
dienst. De organisatie heeft dochteron-
dernemingen in Engeland en Brazilië
en heeft verkoopkantoren in o.a.
Duitsland en Spanje.
In het kader van het fokprogramma
van CR Delta worden jaarlijks 300
vaarzen getest. Hierbij wordt
intensief gebruikgemaakt van de
ETIIVP-mogelijkheden. Dit resul-
teert in de productie van 4500
foktechnische embryo \'s per jaar

Holland Genetics heeft voor de afdeling Foktechnlek en
R&D plaats voor een

Teamleider ET/
vrouwelijke dierstroom (m/v)

De functie

^^ U geeft leiding aan het personeel op de locaties in Laren (stal), Harfsen
(ET/IVP-lab) en Terwispel (ET-lab en stallen). U draagt de veterinaire ver-
antwoordelijkheid voor de dierstroom vrouwelijke dieren. Tevens bent u
verantwoordelijk voor de embryowinning en verwerking, alsmede voor de
beleidsadvisering en -uitvoering. Daarnaast houdt u toezicht op de efficiency,
kwaliteit en financiën aan de hand van vastgestelde Pi\'s. Vanzelfsprekend
werkt u conform interne en externe handboeken en richtlijnen. In samenwer-
king met de afdeling R&D initieert u onderzoek en voert u dit uit.

Het profiel

U heeft een afgeronde diergeneeskundige opleiding met als differentiatie grote
huisdieren. Daarnaast heeft u een gedegen kennis van embryologie en reproduc-
tie. U heeft ervaring in het werken met rundvee en tevens affiniteit met de rund-
veefokkerij. Daadwerkelijke laboratoriumervaring is in deze functie een pre.
Vanzelfsprekend heeft u goede leidinggevende en coachende capaciteiten, bent u
een teamspeler en heeft u goede communicatieve en contactuele vaardigheden.

De standplaats voor deze vacature is Terwispel (Friesland). Daarnaast wordt verwacht
dat u minimaal
2 dagen per week op de andere locaties en het hoofdkantoor in
Arnhem werkzaam bent. Een psychologisch onderzoek kan deeluitmaken van de selec-
tieprocedure. Voor nadere informatie kunt u zich wenden tot de heer Theo Gieling,
manager Foktechniek en R&D, telefoon 026 38 98 522.

Uw reactie

Geïnteresseerden wordt verzocht uiterlijk 16 september 2002 ^ _. ---

een schriftelijke reactie te sturen naar:

CR Delta

t.a.v. mevrouw Syl Ringeling
Postbus 454
6800 AL ARNHEM
E-mail: Ringeling.S@CR-Delta.nl

Acquisitie
naar aanleiding
van deze
advertentie
v^ordt niet op
prijs gesteld.

Cezelschapsdierenkliniek Meinen en hiazenberg

Kingmastate 32
8926 NB Leeuwarden
058-2669590

Zoekt op korte termijn een dierenarts (m/v)

Teneinde werk en vrije tijd in evenwicht te houden, zoeken wij (3 dierenartsen en 5 assistentes) een am-
bitieuze collega met goede contactuele eigenschappen voor een 24- tot 32-urige baan met diensten.
Salaris en secundaire arbeidsvoorwaarden volgens KNMvD-normen.
Reacties graag naar bovenstaand adres ten name van D. Hazenberg.

-ocr page 165-

Uit
de

hoofdredactie

Therapietrouw is de titel van het hoofdartikel in dit nummer. Een goed voorbeeld hoe een
studentenreferaat kan uitgroeien tot een boeiend artikel met een onderwerp waarover nog
weinig bekend is in de diergeneeskunde. Toevallig wordt er op mij en mijn gezin momen-
teel ook een beroep gedaan op therapietrouw, omdat gedurende een maand na de vakantie
nog dagelijks malariapillen geslikt moeten worden. Dit één keer per week nog eens aan-
gevuld met andere tabletten. Het is dan goed voor te stellen dat dit makkelijk kan worden
vergeten en het na twee weken reeds als \'niet meer nodig\' wordt beschouwd. Men is im-
mers niet ziek en ach, de kans dat men het alsnog wordt is natuurlijk minimaal... Wanneer
de ziekte malaria echter een beetje bekend is, zal dit echter wel uit het hoofd worden gela-
ten! Een kwestie van goede voorlichting vooraf

De voorlichting aan de patiënt, in ons geval de eigenaar van een patiënt, is dus een be-
langrijke zaak. Helemaal doordrongen van het belang hiervan wordt men vanzelf wan-
neer de rubriek over zaken van het Veterinair Tuchtcollege weer verschijnt. De meest \'on-
schuldige\' zaken kunnen al leiden tot een spraakverwarring. De medisch epidemiologen
Van Everdingen en Klazinga gaven op dit gebied enkele herkenbare voorbeelden in een
artikel over dit onderwerp: \'de reactie is positief\', \'de behandeling slaat goed aan \'of \'het
dier heeft in principe een goedaardige vorm van kanker\'. Bij alles wat er wordt gezegd
moet men er zich van bewust zijn dat een eigenaar het anders verstaat dan men het heeft
bedoeld. Als er tijden energie wordt gestoken in de voorlichting, kunnen veel misverstan-
den worden voorkomen. Tevens zal een goed geïnformeerde eigenaar vaker tevreden zijn
over de geboden zorg, meer betrokken zijn bij de genezing, de adviezen opvolgen (inder-
daad, therapietrouw) en minder hooggespannen verwachtingen hebben.

Ten slotte wil ik u een verbazingwekkende ontdekking bij de voorbereiding van onze reis
naar de tropen niet onthouden. Nagenoeg iedere familie van ons reisgezelschap bleek een
andere malaria-profylaxe te zijn voorgeschreven door de GGD. Zelfs binnen eenzelfde
GGD werden verschillende adviezen verstrekt. Andere medicijnen (inclusief het minder
gewenst geachte Larlatn®), verschillende doseringen en tijdstippen van inname, andere
periodes slikken, ga zo maar door In de humane geneeskunde valt nog wel het één en an-
der te verbeteren op dit gebied blijkbaar!

Paul Overgaauw

I

Tijdschrift
Diergeneeskunde

-ocr page 166-

Therapietrouw\'^\')

Tijdschr Diergeneeskd 2002; 127; 548-51

M. Berendseni en B.W. Knol^

Oorspronkelijk artikel

Samenvatting

Voornaamste doel van dit artikel is aan te geven welke
factoren therapietrouw bepalen, in hoeverre (eigenaren
van) patiënten trouw zijn aan de therapeutische voor-
schriften, en hoe therapietrouw is te verbeteren. Dit arti-
kel is hoofdzakelijk gebaseerd op literatuur uit de ge-
neeskunde.

Het meten van therapietrouw gebeurt op verschillende
manieren. Er is echter geen valide en betrouwbare me-
thode. Het tegelijkertijd toepassen van verschillende me-
thoden wordt daarom aanbevolen.
Factoren die de medische therapietrouw bepalen zijn: 1)
te verwachten effectiviteit van een behandeling, 2) ernst
van de aandoening, 3) risico van medicijngebruik, 4) om-
vang van de medicatie, 5) motivatie van de patiënten en 6)
de arts-patiënt-relatie.

In de diergeneeskundige literatuur lopen de percentages
therapietrouw uiteen van 44 tot 50%, terwijl de medische
therapietrouw ligt tussen 5 en 96%.
Therapietrouw verbetert naarmate: 1) de eigenaar the-
rapeutische voorschriften beter kan inpassen in zijn da-
gelijks leven, 2) de dagelijkse routine van de eigenaar
minder door de te behandelen aandoening wordt ver-
stoord, 3) de eigenaar beter is geïnformeerd en de voor-
schriften beter begrijpt, 4) de relatie tussen (dieren)arts
en eigenaar/patiënt beter is.

De belangrijkste conclusie is echter dat er omtrent thera-
pietrouw binnen de (dier)geneeskunde nog veel onbeant-
woorde vragen zijn en er dus goed onderzoek nodig is om
de antwoorden op die vragen te vinden.

Summary

Treatment compliance

The main aim of this article is to identify those factors that affect treatment
compliance, the extent to which the owners of patients comply with the treat-
ment regimen, and how to improve compliance. The article is mainly based
on reports from the medical literature. Although compliance can be meas-
ured in several
vimi, there is no valid and reliable method. For this reason,
several methods should be used. Factors that affect treatment compliance in
human medicine are (I) the expected effectiveness of treatment, (II) the
severity ofthe disorder (HI) the risks associated with medicine use, (IV) the
duration and dosage of medical therapy, (V) patient motivation, and (VI) the
doctor-patient relationship. In the literature, in veterinaiy medicine treat-

\'\' Dit artikel is gebaseerd op het door M. Berendsen geschreven referaat: \'Voorschrijven is
één.... Therapietrouw is twee,... \'Hoofdafdeling Geneeskunde van Gezelschapsdieren.
Faculteit der Diergeneeskunde, augustus 2000.
\' Hoofdafdeling Pathologie. Afdeling Pathologisch Centrum Bijzondere Dieren. Faculteit
der Diergeneeskunde. Universiteit Utrecht. Postbus 80158, 3508 TD Utrecht
Nederland.

^ Hoofdafdeling Geneeskunde van Gezelschapsdieren. Faculteii der Diergeneeskunde.
Universiteit Utrecht. Postbus 80154. 3508 TD Utrecht. Nederland. (Correspondentie-
adres).

ment compliance is reported to range from 4414) to 55%, whereas in human
medicine it is reported to range from 5% to 96%. Compliance can be im-
proved if (I) the owner can easily incorporate the treatment regimen in
his/her daily life, (11) the treatment reghnen does not disrupt the owner\'s
daily routine, (III) the owner is infornied about and understands the treat-
ment provided, and (IV) the relationship betw een veterinarian and owner is
good. In conclusion, many questions about treatment compliance in veteri-
nary medicine remain unanswered, and research is needed lo answer them.

Inleiding

In het verleden bekommerden dierenartsen zich nauwelijks
om de correcte uitvoering van hun therapeutische voor-
schriften door de eigenaar. Daar begint echter verandering in
te komen, in navolging van de geneeskunde, die al ruim aan-
dacht besteedt aan therapietrouw (2, 8). Niet opvolgen van
therapeutische voorschriften kan leiden tot uitblijven van
enig therapeutisch effect of tot recidiveren van het probleem
(3, 4, 7, 18). Therapietrouw is dus medebepalend voor het
behandelingsresultaat en verdient daarom aandacht.
Voornaamste doel van dit artikel is aan te geven welke facto-
ren de therapietrouw bepalen, in hoeverre eigenaren van pa-
tiënten trouw zijn aan de therapeutische voorschriften, en
hoe therapietrouw is te verbeteren.

Methode

Hoofdzakelijk is gebruik gemaakt van medische literatuur,
omdat over therapietrouw in de geneeskunde al geruime tijd
wordt gepubliceerd. Er werden slechts zeven diergeneeskun-
dige artikelen over dit onderwerp gevonden (2, 3,4, 6, 8, 12,
16). Verder zijn de voortgangsgegevens onderzocht van 740
patiënten, die tussen 1 januari 1992 tot 31 december 1999
werden aangeboden op de klinisch-ethologische poli van de
Universiteitskliniek voor Gezelschapsdieren in Utrecht. Van
iedere tiende patiënt (n=74) is nagegaan of de eigenaar op de
afgesproken tijd terugbelde om de voortgang van de therapie
met de behandelend dierenarts te bespreken.

Resultaten

Definities

Het begrip therapietrouw wordt in de medische literatuur ge-
definieerd als
\'het op de juiste wijze opvolgen van medische
voorschriften\'
(5, 20). Of als \'medicijnen of behandelings-
methoden gebruiken respectievelijk toepassen zoals voorge-
schreven\'
(2). Veterinaire therapietrouw is gedefinieerd als
\'de mate waarin eigenaren de therapeutische voorschriften
voor hun huisdier opvolgen
(12).

Medische therapietrouw

De medische therapietrouw varieert van 5% tot 96% (2, 5, 8,
9, 12, 15). De gevonden percentages variëren met de ge-
bruikte meetmethodes. Deze worden onderverdeeld in di-
recte of indirecte meetmethoden.

-ocr page 167-

Bij de directe methode worden medicijnen, of metabolieten
daarvan, aangetoond in bloed en urine. Groot nadeel van
deze meetmethode is dat patiënten/eigenaren vlak voor de
controle de meeste aandacht besteden aan de medicatie, zo-
dat eerder vals-positieve resultaten worden verkregen (3, 5,
18).

Het schatten van het gedrag van de patiënt door de clinicus
is de meest gebruikte indirecte methode voor het vaststellen
van therapietrouw in de praktijk. Artsen blijken echter on-
voldoende in staat om een juiste schatting te maken (5, 8,14,
15). Ook dierenartsen zouden de mate van therapietrouw
niet kunnen voorspellen (3, 8).

Het afnemen van interviews is een simpele en goedkope in-
directe methode: er wordt gevraagd naar de therapietrouw.
Nadeel van de methode is dat er vaak sociaal wenselijke ant-
woorden worden gegeven, waardoor een geflatteerd percen-
tage therapietrouw wordt gevonden (3, 5). Daar staat tegen-
over dat patiënten of eigenaren die toegeven wel eens
therapie-ontrouw te zijn geweest, waarschijnlijk betrouw-
bare informatie geven (5). Een voordeel van deze methode is
dat er bij doorvragen individuele fouten of problemen kun-
nen worden ontdekt (3).

Bij het tellen van overgebleven tabletten wordt gekeken naar
het verschil tussen de verstrekte en terugontvangen medicij-
nen. Deze methode is minder betrouwbaar, omdat niet be-
kend wordt hoeveel tabletten zijn ingenomen en hoeveel
weggegooid (3, 5, 9, 12, 18). Het gebruik van een tabletten-
doos, die met behulp van een microprocessor datum en ope-
nen van de doos registreert, verbetert het inzicht in het medi-
cijngebruik in de tijd, maar het blijft onzeker of uit de doos
verwijderde medicijnen ingenomen zijn (3, 5, 9). Uit een in
1989 gehouden onderzoek blijkt dat 92% van de tabletten
weliswaar door de patiënten werd ingenomen, maar niet op
voorgeschreven tijd (9).

De mate waarin patiënten medische voorschriften opvolgen
hangt samen met hun opvatting over ziekte, gezondheid en
de daarop gebaseerde verwachtingen over hun herstel. Als er
weinig effect van een behandeling wordt verwacht, vermin-
dert dit de therapietrouw (2, 7, 14, 20). Naast de te verwach-
ten effectiviteit van de medicatie, bepalen ernst van de aan-
doening, risico van medicijnen voor de gezondheid en
omvang van de medicatie in belangrijke mate de therapie-
trouw. Als er weinig angst is voor de gevolgen van een aan-
doening beïnvloedt dat de therapietrouw negatief, en omge-
keerd (5, 7, 15). De therapietrouw is relatief gering bij de
behandeling van chronische symptoomarme aandoeningen
zoals hypertensie. Na één jaar verscheen 50% en na vijfjaar
17% van patiënten met hypertensie nog op controle bij hun
arts (7). Bij epilepsie echter houdt 76% van de patiënten zich
aan de therapeutische voorschriften (9). Naarmate er meer,
of gedurende langere tijd, medicijnen gebruikt moeten wor-
den neemt de therapietrouw af (2, 5, 7, 9, 13, 14, 20). Een
slechte inpasbaarheid van de medicatie in het dagelijks le-
ven, (medicatie meerdere malen per dag, huishouding, werk,
kinderen), heeft een negatieve invloed op de therapietrouw
(15,20).

Op basis van kenmerken als ras, sekse of opleiding kan geen
voorspelling worden gedaan over de therapietrouw (5, 7, 11,
14). Leeftijd zou wel een rol spelen, bij ouderen is de thera-
pietrouw minder dan bij jongeren (5, 7, 11). De meest waar-
schijnlijke oorzaak hiervoor is dat ouderen vaak meerdere
medicijnen tegelijk gebruiken. In combinatie met een min-
der goed geheugen heeft dit een negatieve invloed op de the-
rapietrouw (7,8). Ouders van jonge kinderen behandelen hun
kinderen beter dan zichzelf, vooral als zij de achtergrond van
de behandeling weten (2).

Een onderschatte factor in de problematiek rondom thera-
pietrouw is de arts-patiënt-relatie (5, 7). Therapietrouw is
onbereikbaar als patiënten onvoldoende geïnformeerd wor-
den over het juiste geneesmiddelengebruik en de instructies
niet begrijpen. Dertig procent van een groep antibioticage-
bruikers bleek therapieontrouw te zijn doordat zij de voor-
schriften verkeerd hadden begrepen, terwijl zij wel van plan
waren die juist uit te voeren (5,15). Van een andere groep pa-
tiënten wist 50% niet hoelang de voorgeschreven medicatie
moest duren, kende 20% het doel daarvan niet, en meende
15% dat \'zonodig innemen\' betekende dat het geneesmiddel
regelmatig moest worden ingenomen (5). Van de door een
arts verstrekte mondelinge informatie werd 37% tot 54%
vergeten (5, 6).

Het is nuttig om de functie van het geneesmiddel op het eti-
ket te vermelden. Schriftelijke informatie in de vorm van een
bijsluiter verhoogt de kennis van de patiënt over het doel van
de therapie (5, 6, 18). Bij kortdurende therapieën worden
voorschriften beter opgevolgd dan bij langdurige medicatie
(5,6, 18).

Regelmatig contact met de arts verhoogt de kans op therapie-
trouw. Wanneer er geen vervolgconsult plaatsvindt, blijkt de
therapietrouw geringer te worden (5). Tevredenheid over de
arts lijkt de therapietrouw te bevorderen. Deze tevredenheid
wordt voor een groot deel bepaald door de kwantiteit en de
kwaliteit van de informatie die een arts aan zijn patiënten
geeft (5,7). Als de patiënt vragen kan stellen, neemt de thera-
pietrouw toe (5). Het geeft artsen de mogelijkheid irrationele
angst voor bijwerkingen te voorkomen en twijfels weg te ne-
men over noodzaak van behandeling of werkzaamheid van
het geneesmiddel (5). Het expliciet wijzen op therapietrouw
bij aanvang van een therapie leidt tot verbetering van dc the-
rapietrouw (5,7).

De gevolgen van het niet opvolgen van een voorgeschreven
therapie zijn divers. Het belangrijkste is dat de behandeling
faalt (3,4, 7, 8,18). Tevens maakt therapieontrouw het moei-
lijk te beoordelen of de juiste therapie werd ingesteld (3).
Het roept bij de clinicus vragen op als: Heb ik een verkeerde
diagnose gesteld? Was het voorgeschreven geneesmiddel ef-
fectief.\' Was de dosis te laag? Deze onzekerheid kan resulte-
ren in het onnodig voorschrijven van hogere doseringen of
van potentere geneesmiddelen (4, 14). Daarnaast heeft the-
rapieontrouw voor cliënt en samenleving financiële gevol-
gen, zoals extra kosten van de niet gebruikte medicijnen of
een onnodig herhalingsrecept en/of consult (3,4, 14, 18).

Veterinaire tinerapietrouw

De beperkte diergeneeskundige literatuur levert percentages
op van 44% tot 50% therapietrouw (3, 4, 6, 12). Problemen
met therapietrouw bij de behandeling van gezelschapsdieren
zouden het best te vergelijken zijn met soortgelijke proble-
men bij het behandelen van kinderen (2, 12). In 1978 werd
gevonden dat drie van de vier eigenaren de instructies van de
dierenarts niet opvolgden (6). Voornamelijk omdat men niet
in staat was om de voorgeschreven medicijnen te geven
wegens werkzaamheden buitenshuis. Geen van de eigenaren
stopte met de behandeling omdat zij die niet meer nodig von-
den of hun hond zich niet liet behandelen (6). Een recent uit-

-ocr page 168-

gevoerde studie (n=95), laat zien dat van de eigenaren 44%
(n=42) therapietrouw was als een korte antibiotieumkuur
wordt voorgeschreven; 18% (n=l 7) had door hun werkzaam-
heden problemen met het geven van medicijnen op het juiste
tijdstip; 19% (n=18) vond de antibioticumtherapie niet zin-
vol of was sceptisch over antibioticumgebruik in het alge-
meen (13). Ander onderzoek leverde overeenkomstig of
slechter resultaat op (3,4,6).

Als hun dagelijkse routine wordt verstoord, zoals bij een dier
met diarree, zijn eigenaren meer gemotiveerd om zich te
houden aan een voorgeschreven therapie dan bij de behande-
ling van bijvoorbeeld wondinfecties (12).
De relatie tussen dierenarts en eigenaar speelt een grote rol
bij het creëren van therapietrouw. Het blijkt dat \'de tijd ne-
men\' en \'duidelijke voorlichting geven\' bijdraagt tot het ver-
hogen van de therapietrouw (1,2,4, 8, 12, 16, 17, 19). Het is
belangrijk dat eigenaren inzicht krijgen in het hoe en
waarom van de therapeutische voorschriften. Na het ver-
strekken van de juiste informatie en gebruiksvoorwerpen
borstelde 53% van de eigenaren, zes weken na tandheelkun-
dige behandeling nog steeds de tanden van hun hond. Daar
47% van de eigenaren toch nog therapieontrouw was, wordt
geadviseerd om met behulp van herhalingsconsulten eigena-
ren bij te sturen en te motiveren (16).
De al eerdergenoemde gevolgen van therapieontrouw zijn
ook bij de veterinaire therapieontrouw van toepassing. Voor
een eigenaar heeft therapieontrouw ook gevolgen, bijvoor-
beeld in de vorm van extra kosten voor herhalingsconsulten,
duurdere geneesmiddelen en nadere diagnostiek (3,4).
Uit patiëntengegevens van de klinisch-ethologische poli van
Universiteitskliniek voor Gezelschapsdieren in Utrecht
blijkt dat 26% (n=19) van de eigenaren de behandelend die-
renarts op de afgesproken tijd terugbelt.

Discussie

Sommige definities van therapietrouw expliciteren het toe-
passen van bepaalde methoden van behandeling (bijvoor-
beeld gedragstherapie) niet, terwijl behandelingsvoorschrif-
ten van vergelijkbaar belang zijn voor het bereiken
therapeutisch effect als het toedienen van medicijnen. De
diergeneeskundige variant geeft een niveau van therapie-
trouw aan, terwijl het begrip \'therapietrouw\' impliceert dat
men zich houdt aan de voorschriften. Expliciet noemen van
\'de eigenaar\' is in de veterinaire context onontkoombaar en
waardevol. Want de eigenaar is voor de behandeling van die-
ren zowel onontbeerlijk (bijvoorbeeld bij het ingeven van
medicijnen) als een beperkende factor (bijvoorbeeld als een
eigenaar fysiek niet in staat is om medicijnen aan een agres-
sief dier toe te dienen). Uit geen van de studies wordt echter
duidelijk of deze punten van invloed zijn op de therapie-
trouw.

In de geneeskunde is eerder dan in de diergeneeskunde
onderkend dat, in het belang van de behandeling, moet wor-
den nagegaan of de therapeutische voorschriften worden op-
gevolgd. Mogelijk wordt in de diergeneeskunde het effect
van therapietrouw onderschat.

Dierenartsen zouden niet in staat zijn therapietrouw te voor-
spellen (3, 8). Dit is opmerkelijk want schatten van het ge-
drag van een eigenaar of patiënt is voor dierenartsen respec-
tievelijk artsen de meest gebruikte (indirecte) methode om
de te verwachten therapietrouw te bepalen (3). Het schatten
van de therapietrouw kan betrouwbaarder zijn naarmate de
relatie tussen dierenarts en eigenaar beter is, omdat thera-
peutische voorschriften beter worden opgevolgd naarmate
die relatie beter is. De betrouwbaarheid van de schatting
neemt ook toe als er rekening mee wordt gehouden dat de te
behandelen aandoening de dagelijkse routine van de eige-
naar verstoort, of als een herhalingsconsult wordt gegeven,
mits dat door beide partijen noodzakelijk wordt gevonden (5,
12).

Uit de literatuur blijkt dat jongere patiënten meer therapie-
trouw zijn dan oudere (7, 12). Leeftijdsgrenzen worden,
jammer genoeg, niet gegeven. Het blijft dus onduidelijk wat
\'oud\' en wat \'jong\' is. Een slechtere geheugenfunctie in
combinatie met het voorschrijven van meer dan drie medicij-
nen tegelijk, of een doseringsfrequentie van meer dan vier-
maal daags, wordt als oorzaak voor de toegenomen medi-
sche therapieontrouw bij ouderen genoemd (7, 14). De vraag
is nu of de leeftijd van de eigenaar ook de veterinaire thera-
pietrouw beïnvloedt. Omdat het voorschrijfgedrag van die-
renartsen soberder is dan dat van artsen en in vergelijking
met de geneeskunde het voorschrijven van meerdere medi-
cijnen (>3) tegelijk minder vaak voorkomt, is het aanneme-
lijk dat de leeftijd van de eigenaar minder invloed heeft op de
veterinaire therapietrouw dan de leeftijd van de patiënt op de
medische. Daarbij komt dat uit Nederlands onderzoek blijkt
dat de meeste gezelschapsdieren worden gehouden door
mensen met een gemiddelde leeftijd van 41 tot 45 jaar (10).
Wellicht hebben dagindeling en werkzaamheden van de ei-
genaar meer invloed op de therapietrouw dan zijn leeftijd (6,
10, 12).

Begrijpelijkerwijs neemt de kans op therapietrouw toe, als
patiënten onaangename ervaringen teweeg brengen door de
voorschriften niet op te volgen. Vergelijk epilepsie en de
symptoomarme aandoening hypertensie bij de mens (7,9).
Er is, verrassend genoeg, geen correlatie gevonden tussen de
hoogte van de opleiding en de te verwachten therapietrouw
(5, 7, 14). Want het is aannemelijk dat hoger opgeleiden de
achtergronden van therapeutische voorschriften sneller en
beter begrijpen dan lager opgeleiden, en dus een betere the-
rapietrouw kunnen scoren.

In de literatuur wordt gesproken over de effecten van thera-
pie-ontrouw op de behandeling en welke financiële gevol-
gen dit met zich meebrengt. Er wordt echter nergens gespro-
ken over de eventuele gevolgen die therapieontrouw met
zich meebrengt voor de volksgezondheid. Zeker bij de be-
handeling van consumptiedieren is dit een punt om rekening
mee te houden.

Bij de behandeling van gedragsproblemen is de therapie-
trouw cruciaal. Mede omdat regelmatig contact onderhou-
den met de eigenaar het juist opvolgen van de therapeutische
maatregelen zal bevorderen (1, 17).

Opvallend is dat bij de inventarisatie van de patiëntengege-
vens van de klinisch-ethologische polikliniek slechts 26%
van de eigenaren bleek terug te bellen naar de behandelend
dierenarts. Dit lage percentage kan misschien mede worden
verklaard doordat eigenaren deze dierenarts tijdens het be-
perkte telefonisch spreekuur niet konden bereiken. An-
derzijds kunnen eigenaren hebben gemeend dat bellen geen
zin had, omdat het moeilijk was om de voorschriften goed op
te volgen. Want gedragstherapie moet langdurig worden ge-
geven, verstoort de dagelijkse routine, kost veel moeite, en
levert niet direct na het begin van de therapie resultaat op.
Mogelijk berust een aanzienlijk aantal eigenaren uiteindelijk
dan maar in het probleemgedrag van de hond.

-ocr page 169-

Conclusies

Er is geen betrouwbare en valide methode voor het meten
van therapietrouw. Daarom wordt het tegelijkertijd toepas-
sen van verschillende methoden aanbevolen.
In de diergeneeskunde is de gemeten spreiding in therapie-
trouw minder sterk dan in de geneeskunde (44-50% repec-
tievelijk 5-96%).

Therapeutische voorschriften worden beter opgevolgd als:
1) ze inpasbaar zijn in de dagelijkse bezigheden van de eige-
naar. 2) de dagelijkse routine van de eigenaar niet wordt ver-
stoord door de behandeling van de aandoening. 3) eigenaren
goed zijn geïnformeerd, en de instructie(s) hebben begrepen.
4) de relatie tussen (dieren)arts en eigenaar/patiënt goed is.
Nader onderzoek is echter nodig om de vele open vragen
over therapietrouw van een antwoord te voorzien.

10

12

13

14

15

16

17

19

20

Literatuur

1. A.skew HR. Causes of non-compliance. In; Treatment of behavior pro-
blems in dogs and cats. pg 31-38, Oxford: Blackwell Science. 1996.

2. Aucoin DR Antimicrobial Therapy: The factors and cost of noncom-
pliance, Bayer Selected Proceedings, Suppl Comp Cont Educ Pract
Vet 2000; 22 (3A), 62-5.

3. Barter LS. Maddison JE, and Watson ADJ. Comparison of methods to
assess dog owners\' therapeutic compliance. Au.str Vet J 1996; 74: 443-
6.

4. Barter LS, Watson ADJ, and Maddison JE. Owner compliance with
short term antimicrobial medication in dogs. Austr Vet J 1996; 74:
277-0.

Blom AThG en Paes AHP. De therapietrouw kan worden verbeterd.
Geneesmiddelenbulletin 1999; 26 (9): 40-3.

Bomzon L. Short-term antimicrobial therapy A pilot compliance
study using ampicillin in dogs. JSAP 1978; 19: 697-0.
Broekhuyzen AM. Vreugdenhil G en Thien Th. Therapietrouw: bepa-
lende factoren en mogelijkheden ter verbetering. Ned Tijdschr
Geneeskd 1994; 138: 850-4.

Chapman CB. Therapeutic compliance. Austr Vet J 1996; 74: 442.
Cramer JA. Mattson RH. Prevey ML. Scheyer RD. and Ouellette VL.
How often is medication taken as prescribed? A novel assessment
technique. J Am Med Assoc 1989; 261: 3273-7.
Endenburg N. Animals as Companions; Demographic, Motivational
and Ethical Aspects of Companion Animal Ownership. Proefschrift
Rijksuniversiteit te Utrecht, september 1991.

Frank E, Kupfer DJ, and Siegel LR. Alliance Not Compliance: a phi-
losophy of outpatient care, J Clin Psych 1995; 56(1): 11 -6.
Grave K, andTanem H. Compliance with short-term oral antibacterial
drug treatment in dogs. JSAP 1999; 40: 158-62.
Kaplan HI. Sadock BJ, and Grebb JA. Synopsis of psychiatry: behavi-
oral sciences of clinical psychiatry, 7® ed. 1994: 11-2.
Matsui DM. Drug compliance in pediatrics: Clinical and Research
Issues. Ped Clin of North Am 1997; 44: 1-14.

Meurs JJW en Verbeek-Heida PM. Compliantie bij antibiotica: patiën-
ten over hun kuur Huisarts en Wetenschap 1987; 30: 67-9.
Miller BR. and Harvey CE. Compliance with oral hygiene recommen-
dations following periodontal treatment in client-owned dogs. In:
Small Animal Clinical Nutrition, 4\'h edition; 486.
Overall KL. In: Clinical behavioral medicine for small animals.
Mosby 1997; 128,285,294-5.

PullarT, and Fcely M. Problems of compliance with drug treatment:
New solutions\'.\' Pharm J 1990; 245: 213-5.

Scott DW. Miller WH. and Griffin CE. Small Animal Dermatology,
5\'h edition; 175-6.

Urquhart J cn Klerk de E. Nieuwe inzichten in sub-optimale therapie-
trouw. Patient care 1996; 17-5.

Infectie door Brucella abortus op een microbiologisch laboratorium

Brucella abortus infection acquired
in microbiology laboratories.

P.L Fiori, S. Mastrandrea, P. Rapelli,
P. Cappuccinilli.J Clin Microb 2000;
38; 2005.

Referaa

De auteurs rapporteren een brucellose uitbraak op hun labo-
ratoriuin in Sassari, Italië. Brucellose is een zoönose, die van
geïnfecteerde dieren/inateriaal kan overgaan op de mens
door contactinfectie, aërosolen en via voedsel (bijvoorbeeld
via melk of kaas).

In het geval van de beschreven infectie betrof het twaalf per-
sonen, die op verschillende afdelingen op het microbiolo-
gisch laboratorium werkten. Oorzaak bleek een gebroken
centrifugebuis, waarin een levende stam van Brucella abor-
tus werd gecentrifugeerd.

Onmiddellijk na de breuk van de buis werden centrifuge en
omgeving met phenol gedesinfecteerd. Alle medewerkers op
het laboratorium werden binnen 45 minuten geëvacueerd en
het gehele laboratorium daarna gedesinfecteerd.
Desondanks kregen drie medewerkers na zes weken sympto-
men die wezen op een Brucella-infectie (koorts, malaise,
hoofdpijn, gewichtsverlies, myalgieën en arthralgiën). Uit
bloedkweken werd een bacteriestam geïsoleerd identiek aan
die, waarmee het ongeluk was gebeurd.
Later werd bij nog negen personen brucellose gediagnosti-
seerd. Alle geï\'nfecteerden ontwikkelden hoge antistoftiters.
De therapie bestond uit een combinatie van doxycycline en
rifampicine. Alle patiënten genazen volledig: recidieven
kwamen niet voor Het artikel geeft nog eens de hoge be-
smettelijkheid van Brucella aan: met name op laboratoria
dient men stringente veiligheidsmaatregelen te nemen als
men met deze bacterie werkt.

J. Goudswaard

-ocr page 170-

Beate Egner e.a.

Uitgever: Parey Buchverlag Berlin,
ISBN 3-8263-3392-6

É

Boe
besprekin

Hoewel het meten van de bloeddruk in de humane genees-
kunde al decennia tot het basale lichamelijk behoort, is het
routinematig meten van de bloeddruk op dit moment in de
diergeneeskunde nog geen algemene usance. Dit komt deels
omdat hoge bloeddruk zeker bij de hond een zeldzaam voor-
komend fenomeen is. Een andere oorzaak is gelegen in het
feit dat de onbloedige meetmethoden met humane appara-
tuur in de diergeneeskunde geen betrouwbare resultaten ga-
ven. De laatste jaren is veterinair echter duidelijk betere ap-
paratuur op de markt gekomen. Tevens is inmiddels duidelijk
geworden dat de importantie van onder andere de hoge-
bloeddrukproblematiek bij de (oudere) kat jarenlang onder-
schat is. Routinematige bloeddrukmeting bij de oudere kat
zou eigenlijk onderdeel moeten uitmaken van het standaard
onderzoek. In het boek wordt voorgerekend dat bij een in-
vestering van 700-1000 Euro en een dagelijkse screening
van slechts enkele katten, het apparaat toch al binnen 2-3
maanden is terugverdiend bij een meetprijs van nog geen
10-15 euro. Deze screening kan prima door een assistente
gedaan worden.

Na een korte inleiding gaat dit boek dieper in op het feno-
meen bloeddruk. De in wezen simpele relaties tussen begrip-
pen als slagvolume, perifere weerstand hartfrequentie en
bloeddruk worden duidelijk uitgelegd. Daarnaast wordt de
bijbehorende fysiologie van de bloeddruk handhaving be-
sproken. Ook worden middels zeer duidelijke illustraties de
verschillende locaties en omstandigheden besproken waar
deze parameters bij de diverse diersoorten het beste gemeten
kunnen worden. Tevens worden de normaalwaarden (hond
(133/75) en kat (124/84)) en abnormale bevindingen bespro-
ken.

Ook worden in dit boek de meest voorkomende aandoenin-
gen besproken waarbij men in de praktijk (ernstige) verande-
ringen in de bloeddruk kan verwachten. Dit betreft natuurlijk
niet alleen gevallen met te hoge bloeddruk, maar ook de di-
verse situaties waarbij men met een te lage bloeddruk te ma-
ken heeft. Voor referent was het nuttig nog eens de mogelijke
effecten van de diverse soorten shock op de bloeddruk op
een rij te zien. Voor referent onbekend was het fenomeen dat
bij septische shock er weliswaar nog lange tijd een normale
bloeddruk gemeten kan worden, maar dat de (perifere) cir-
culatie vaak desondanks - zij het meestal occult - al ernstig
gecompromitteerd is. Totdat de bloeddruk daadwerkelijk in
elkaar stort. Maar op dat moment is de orgaanschade dus-
danig groot dat verdere therapie vrijwel altijd te laat komt.

Een handige tabel in dit boek geeft aan dat wanneer de ratio
tussen bloeddruk (120) en hartfrequentie (60) in rust groter
dan 0,5 is, men kan spreken van een goede circulatie, bij een
ratio van 1 bestaat matige shock en bij een ratio van 1,5
spreekt men van ernstige shock. Een dier met een hartfre-
quentie van 180 en een bloeddruk van 120 in rust kan dus wel
degelijk in ernstige (septische) shock verkeren terwijl het
dier ogenschijnlijk een normale bloeddruk en vaatvulling
heeft!

In het boek worden de vele veterinaire gebruikte farmaca
besproken die een invloed hebben op de bloeddruk. Hetzij
een via een directe invloed op het hart of hartfrequentie, het-
zij via een indirecte of directe invloed op de vochtbalans of
perifere vaatweerstand. Er wordt wat dieper (maar niet té
diep) ingegaan op de werkingsmechanisme van deze veel ge-
bruikte farmaca en de bijbehorende (patho)fysiologie.

De auteurs bespreken de diverse apparatuur en methoden die
gebruikt kunnen worden om de bloeddruk te meten. De
schrijvers van dit boek zijn bijna kritiekloos geporteerd van
de oscillemetrisch bloeddrukbepaling via het veterinair
Memoprint-apparaat. Waarop zij deze wel heel uitgesproken
voorkeur baseren, is niet geheel duidelijk. Weliswaar kan
men met de Doppler-methode geen diastolische bloeddruk
bepalen maar auteurs laten ook na duidelijk te maken wat de
meerwaarde en de klinische betekenis van deze parameter in
de diergeneeskunde is. De meningen over het gemak en de
betrouwbaarheid van de oscillemetrische bloeddrukmeting
bij de kat zijn wat verdeeld. Hoewel mijn cardiologische
\'leermeester\' Prof Dr. Chris Lombard uit Bern van mening
is dat dit ook bij de kat goed mogelijk is. In zijn voorwoord is
voornoemde autoriteit ook van mening dat bij alle cardiolo-
gische therapieën eigenlijk standaard de bloeddruk gecon-
troleerd zou moeten worden, oindat de meeste in de cardio-
logie gebruikte farmaca ook een dramatisch effect op de
bloeddruk kunnen hebben. Een bewering die naar mening
van referent eigenlijk zeer steekhoudend is.

Blutdruck auf dem Punkt gebracht is eigenlijk een zeer prak-
tisch boek dat naar mijn mening standaard bij elk bloeddruk-
meter meegeleverd zou moeten worden. Hoewel voor som-
migen de Duitse taal wellicht een bezwaar is. Voor diegenen
die denken dat zij weinig patiënten met bloeddrukproblemen
in de spreekkamer zien, verwijs ik naar het anekdotische
standaard antwoord van professor Lombard: "Vielleicht se-
hen Sie dieser Fälle nicht, aber die Fälle sehen Sie woll, Herr
Kollege".

Drs. H.A. Beijer

Blutdruck auf dem Punkt gebracht

-ocr page 171-

Als dierenarts maakt u lange dagen en heeft u heel
wat verantwoordelijkheden. Dieren en hun eigenaren vragen
veel van uw tijd. Daarnaast heeft u uw zakelijke en financiële
beslommeringen. Door alle hectiek krijgen die vaak minder
aandacht dan ze verdienen. Gelukkig is er de WAA. Al meer
dan 75 jaar dé complete zakelijke dienstverlener van en voor
dierenartsen. Alle zaken voor u persoonlijk, maar ook voor
uw praktijk geregeld op één vertrouwd adres. Onze adviseurs
weten precies wat er zich afspeelt binnen uw vakgebied. Zij
zijn uitstekend geïnformeerd over alle zaken rondom de
kleine huisdieren/gezelschapsdieren-, gemengde- en land-
bouwhuisdierenpraktijk. En adviseren u bij uw praktijkover-
dracht en associatie, de daarbij behorende goodwillbereke-
ningen, de gevolgen van de schaalvergroting binnen de dier-
geneeskundige praktijk of over de verschillende specialisaties
in de diergeneeskunde. Deze kennis en ervaring vindt u ook
terug in onze producten en diensten. Of het nu gaat om ver-
zekeringen of de opbouw en bescherming van uw vermogen.

Wilt u ook verzekerd zijn van een deskundige begeleiding
afgestemd op uw persoonlijke situatie en wensen? Neemt
u dan contact op met de VVAA adviesgroep Dierenartsen
(030) 247 49 49. U zorgt goed voor uw \'patiënten\', wij graag
voor uw zaken.

VVAA VOOR DIERENARTSE

Atoomwea 100. Postbus 8153. 3503 RD Utrecht, telefoon (030) 247 49 11. internet www.vvaa.nl

-ocr page 172-

Het gebit van het oudere dier

Andries van Foreest^

Tijdschr Diergeneeskd 2002; 127; 554-9

Samenvatting

Het ouder worden van het dier kan gepaard gaan met na-
tuurlijk verlies en slijtage van de harde en zachte tand-
weefsels. Bij de pathologische processen die zich in en
rondom de dentitie afspelen, kan de leeftijd een rol spelen
doch de uitspraak dat ouderdom de oorzaak is van deze
pathologie is niet juist. De mate van ontwikkeling en
groei, attritie en abrasie en het verlies van tanden en kie-
zen worden mede bepaald door het ouder worden.
Parodontopathieën zijn het gevolg van accumulatie van
tandplaque en kunnen op jonge leeftijd voorkomen wor-
den. Gingivitis of parodontitis worden door de verzor-
gers van huisdieren en dierenartsen helaas niet of veelal
te laat gediagnosticeerd.

Summary

Dentistry an the older patient

Ageing is accompanied by the natural loss and wear of hard anci soft dental
tissues. While ageing can influence pathological processes ajfecting the
dentition, it is not the cause of these processes. The development, growth, at-
trition. abrasion, and loss of teeth is determined in part by ageing.
Periodontal disease is the result ofthe accumulation of dental plaque and
can occur in young animals. Unfortunately, gingivitis or periodontitis is of-
ten not diagnosed or diagnosed too late hy pet owners and veterinarians.

Inleiding

Het ouder worden van mens en dier gaat gepaard met tal van
lichaamsveranderingen. Veranderingen aan het gebit kunnen
soms van levensbelang zijn voor in de vrije natuur levende
dieren (olifant) terwijl bij verlies van de gehele dentitie van
gedomesticeerde dieren (paard hond. kat, konijn, knaagdie-
ren) de mens \'reddend\' kan optreden door aangepaste voe-
ding te geven.

Een onderscheid in de veranderingen bij het ouder wordende
gebit kunnen we maken door enerzijds de veranderingen aan
de harde tandweefsels (glazuur, dentine en cement) en an-
derzijds die aan de zachte tandweefsels (het parodontium) te
beschouwen. Bij het ouder worden van de harde tandweef-
sels kan er sprake zijn van een natuurlijk verlies of een fysio-
logische slijtage van tanden en kiezen. Bij de zachte tand-
weefsels zijn het vooral de parodontopathieën die problemen
voor het gebit met zich meebrengen.

\' Jhr. drs.A. W. van Foreest, dierenarts, werkzaam als tandheelkundig dierenarts bij De
Wagenrenk, Wageningen. Dit artikel is voortgekomen uil lezingen die zijn verzorgd in
hel kader van SeniorCare.

de harde tandweefsels

Ontwikkeling, groei en fysiologisch verlies van de dentitie
Tandgeneraties

Een gebitselement, de tand of kies, is opgebouwd uit ver-
kalkte weefsels: glazuur, dentine en cement. De odontoge-
nese begint in het embryo. De mens en meeste zoogdieren
hebben twee tandgeneraties, zijn
diphyodont. De tweede
tandgeneratie, de blijvende dentitie, ontwikkelt zich op het
voor ieder diersoort specifiek tijdstip meestal op het moment
dat de groei van de kaken grotendeels is voltooid. Als deze
gebitselementen geheel zijn doorgebroken en de melkele-
menten hebben vervangen, begint het fysiologische slijtage-
proces.

Tandvleesontsteking is
geen kwestie van leeftijd I

Er zijn diersoorten waarbij er sprake is van een monophyo-
donl
gebit waarbij het blijvende gebit geen voorgaande of
opvolgende dentitie kent (walvisachtigen), of waarbij sprake
is van meerdere tandwisselingen:
polyphyodont. Bij deze
laatste groep worden de gebitselementen gedurende het ge-
hele leven opnieuw vervangen (krokodil, haai).
Bij een verticale tandwisseling breken tanden en kiezen in
een verticale richting door. Het fysiologische kauwen kan
zoveel slijtage veroorzaken dat op hoge leeftijd de dentitie
totaal is afgesleten.

Bij een horizontale tandwisseling, zoals bij de kiezen van de
olifant, breekt de dentitie in een horizontale richting door.
Bij de geboorte heeft de olifant twee kleine kiezen in iedere
kaakhelft. De voorste kies wordt weggedrukt in voorwaartse
richting door de tweede. Een derde kies breekt vervolgens
achter deze tweede door. De zesde en laatste kies breekt van
achter door op een leeftijd van ongeveer 30 jaar en krijgt een
grootte van een baksteen. Als het dier 60-65 jaar is, is deze
laatste kies zover afgesleten of al uitgevallen dat deze olifant
geen geschikt voedsel meer kan verwerken en in de natuur
ten dode is opgeschreven.

Tandgroei en lengteverhouding kroon/wortel

Er zijn gebitselementen (soms de voorste: rat, muis, eekhoorn,
soms de achterste: aardvarken, en soms beide: chinchilla, ko-
nijn, cavia) die gedurende het gehele leven doorgroeien: het
elodonte of aradiculaire hypsodonte element. Door onderling
contact van deze gebitselementen is er een fysiologisch slijta-
geproces maar door de voortdurende groei zal de tand of kies
onder normale omstandigheden dezelfde lengte behouden.
Ouderdom heeft hier nauwelijks invloed op.

-ocr page 173-

Bij het anelodonte gebit is er sprai<e van gebitselementen
met een beperkte groeiperiode. Hierbij wordt nog een onder-
scheid gemaakt waarbij de lengteverhouding tussen de
kroon en de wortel van betekenis is. Bij het
hmchyodonte ge-
bitselement (mens, aap, varken, hond, kat) hebben de vol-
wassen tanden of kiezen wortels die langer zijn dan de anato-
mische kroon. Reeds op jonge leeftijd zijn de wortelpunten
volgroeid en zal het ouder worden door het kauwproces van
jongs af aan al slijtage (fysiologische attritie) vertonen.
Bij het
hypsodonte gebit is er sprake van een dentitie met een
lange anatomische kroon en relatief korte wortel
(radicidair
hypsodont).
De wortelvorming is pas voltooid op jong vol-
wassen leeftijd. Een hypsodont element blijft gedurende
lange tijd in eruptie. De inate van slijtage van het occlusale
oppervlak van de kiezen correspondeert met de eruptie van
de lange kroon van het gebitselement. Ook wordt de formatie
van de wortel mede door dit proces bepaald. Als het gebitsele-
ment geheel is ontwikkeld, vindt er nauwelijks nog lengte-
groei (eruptie) meer plaats. Deze dentitie wordt aangetroffen
bij de bladeren- en grasetende hoefdieren (paard, herkauwer).
De fysiologische slijtage van het gebit bij deze dieren is
enorm en toont deze slijtage dan ook op het eind van het leven
wanneer tanden en kiezen geheel kunnen zijn afgesleten.
Bij het bestuderen van gebitsveranderingen door de slijtage
en de vorm van snijtanden en kiezen kan de leeftijd vastge-
steld worden, een methode die vooral bij het paard gebruikt
wordt. Bij onder andere dolfijnen kan de leeftijd bepaald
worden door het tellen van de jaarringen (vorming van een
nieuwe laag dentine en/of cement) in een tand.

Fysiologische en pathologische slijtage

Slijtage kan als een fysiologisch proces beschouwd worden
als er sprake is van een normaal contact van de tanden en kie-
zen op elkaar (occlusie). Men noemt dat fysiologische attri-
tie. Bij zeer oude paarden kan de natuurlijke attritie en het
verlies van de glazuurplooien leiden tot gewichtverlies. De
inaalfunctie kan niet meer voldoende worden uitgevoerd.
Onvoldoende kauwmogelijkheden als gevolg van attritie
kunnen bij andere oudere herbivoren en omnivoren verma-
geringsverschijnselen veroorzaken. Het begin van de diges-
tietractus laat het afweten en dat kan ernstige gevolgen heb-
ben voor het vervolg van de spijsvertering.
Er bestaat ook een pathologische attritie waarbij gebitsele-
menten elkaar afslijten door een verkeerde beetrelatie of een
malocclusie. Ook hier kan er dan sprake zijn van soms ern-
stige problemen in het kauwproces met alle digestieve gevol-
gen van dien. Bij konijnen en knaagdieren zijn malocclusies
van de tanden en/of kiezen veelvoorkomend: bij ziekte van
het digestieapparaat is een juist oraal en dentaal onderzoek
een must. Paarden staan erom bekend dat het gebit verzorgd
dient te worden omdat er pathologische afwijkingen kunnen
ontstaan aan en rondom de kiezen die veroorzaakt worden
door onvoldoende en onregelmatige attritie, die weer kunnen
leiden tot voedselopnameproblemen, digestieklachten, ge-
dragsproblemen en secundair aanleiding geven tot ge-
wrichtsproblemen (TMJ en andere gewrichten).
De term abrasie is vergelijkbaar met pathologische attritie.
Hier wordt de slijtage veroorzaakt door vreemde lichamen.
Bekend zijn de honden die op tennisballen, stenen, stokken,
stangen (hekwerk) etcetera bijten. Het kauwen op botten
door carnivoren leidt eerder tot tand- en kiesfracturen dan tot
ernstige abrasie. Of de door de voedingsindustrie aange-
voerde kauwproducten abrasief werken en in hoeverre de in-
dustrie zich daarvan bewust is, is de vraag. Bij de mens heeft
het ook een lange tijd geduurd voordat inen de abrasieve ge-
volgen van het tandenpoetsen en sommige abrasieve tand-
pasta\'s onderkende. Bij paarden kan ook het ondeskundig
uitvoeren van het \'raspen\' van de kiezen als een abrasief ge-
beuren worden beschouwd (iatrogene handeling).

SyMPTOMATOLOGISCHE diagnostiek
en preventie

Symptomen

Er zijn vele, bij iedere dierenarts bekende, symptomen die
moeten leiden tot een onderzoek van de mondholte:

a. stank uit de mond (tal van oorzaken waaronder ook het lip-
plooieczeem!);

b. veranderingen eetgedrag (langzaam voer opnemen; lang-
zaam, eenzijdig of met scheef hoofd kauwen; \'proppen
maken\' en voedsel uit de inond laten vallen; knarsetan-
den);

c. digestieklachten (koliek, afwijkende samenstelling van de
feces);

d.conditieverlies, vermageren, verminderd uithoudingsver-
mogen, afwijkend baarkleed;

e. speekselvloed, slijm, periodieke of blijvende bloedingen
in de mond;

f hoesten, niezen, ademhalingsproblemen (neus, sinussen,

pharynx, trachea);
g.zichtbare afwijkingen aan het hoofd (zwellingen, fistels,
wonden, neus-/ooguitvloeiing);

-ocr page 174-

h. afwijkend gedrag zoals met het hoofd schuren over de
grond of tegen een wand; met de poot aan het hoofd krab-
ben; problemen met het bit, berijden of mennen van het
paard;

i. pijnsymptomen zoals plotseling stoppen met eten, drinken
of kauwen; openen en sluiten van de bek; aanraken van het
hoofd of kaken; niet optimaal trainen (werkhonden: van
het pak afglijden);

j. tandfracturen, tandverkleuringen, slijtage van gebitsele-
menten, duidelijke malocclusies (onder andere olifants-
tanden bij het konijn, te lange snijtanden bij de cavia of het
paard);

k. algemeen ziek zijn met koorts, gezwollen lymfklieren of
speekselklieren.

Diagnostiek

Bij een goed klinisch onderzoek behoort een oraal en dentaal
onderzoek. De dentitie behoort samen met de huid, oog, oor,
neus en het anale gebied tot de eenvoudigste te onderzoeken
gebieden van het lichaam. Het gebruik van een sedativum is
veelal noodzakelijk om zo\'n onderzoek goed uit te kunnen
voeren. Verder kan al volstaan worden met een lichtbron, een
mondsperder, een tandheelkundige sonde in combinatie met
de geschoeide vingers en hand van de onderzoeker en open
ogen. \'Simple as that\' of \'Een kind kan de was doen!\' Een
pocketsonde en een mondspiegel kunnen bij het onderzoek
van groot nut zijn. Aanvullende onderzoeken (radiologie, cy-
tologie, histologie, bacteriologie of hematologie) zijn soms
gewenst.

Voorafgaande aan het intra-orale onderzoek wordt eerst
extra-oraal onderzocht: inspectie en palpatie van de uitwen-
dige delen van het hoofd. Het intra-orale onderzoek van het
harde tandweefsel bestaat uit:

a. aantal, vorm, grootte, structuur van de tanden en kiezen;

b. tandwisseling;

c. beetrelatie, occlusie, positie van de gebitselementen;

d. slijtage, cariës, tandhalslaesies, trauma;

e. aanwezigheid van tandplaque en tandsteen op het gebits-
element;

f. toe- of doorgankelijk zijn van de furkaties, blootliggende
wortels, mobiliteit.

Preventie

Het is logisch dat het verouderingsproces niet te stuiten is.
Het verlies van de laatste kies van de olifant betekent dat het
dier fysiologisch gezien aan het einde van het leven is geko-
men. In de vrije natuur is er geen passend voedsel meer be-
schikbaar en is het een kwestie van tijd dat het dier aan de ge-
volgen van vermagering zal sterven. Met de hulp van de
mens (de olifant in de dierentuin) kan door middel van aan-
gepast voedsel het leven worden verlengd. Bij herbivoren en
een aantal omnivoren met een ouderdomsgebit kan zich het-
zelfde fenomeen openbaren.

De gedomesticeerde dieren kunnen zonder dentitie dikwijls
nog lang in leven worden gehouden met hulp van de mens
die aangepast voedsel verstrekt. Het zeer oude paard is daar
een goed voorbeeld van. Hoewel bij honden en katten er nau-
welijks sprake is van ernstige fysiologische slijtage of verlies
van tanden en kiezen, kunnen deze huisdieren ook zonder
dentitie met de huidige perfect samengestelde (geriatrische)
voeding zeer oud worden. Het gebit behoeft bij deze dieren
niet de limiting factor te zijn voor het leven. Hetzelfde geldt

voor de overige huisdieren zoals konijn en bepaalde knaag-
dieren. Wel is het zaak dat het voedsel zo wordt samenge-
steld dat de digestietractus het op de voor het betreffende
dier fysiologische wijze kan verwerken.

De zachte tandweefsels

Anatomie en functie van inet paradentium
Rond de tanden en kiezen, die bestaan uit harde tandweef-
sels, bevindt zich het zachte tandweefsel: het parodentium.
Het parodontium is het steunweefsel dat bestaat uit de gin-
giva inclusief het aanhechtingsepitheel, het parodontale liga-
ment, het wortelcement en het alveolaire bot. Het parodon-
tium speelt een grote rol bij de bevestiging van de
gebitselementen. De tandhals en de top van het alveolaire
bot van een jong en gezond gebitselement worden omgeven
door het gingivale weefsel. Vanaf de glazuur-cementgrens
van het gebitselement zijn het de vezels van het parodontale
ligament die het element omgeven. Deze vezels zijn ener-
zijds bevestigd aan het wortelcement en anderzijds aan het
periost van het alveolaire bot. De vrije gingiva is het gedeelte
van de gingiva dat los ligt van het periost en beweegbaar is.
Hier is een vrije ruimte rondoin de tand: de spleet tussen de
tand en het tandvlees, de sulcus gingivalis. In de bodem van
de sulcus is een gedeelte van de gingiva verbonden inet de
tand, de epitheliale aanhechting. Deze epitheliale aanhech-
ting markeert in feite het begin van de aanhechting van de
parodontale weefsels aan de tand. Bijna iedere parodontale
aandoening begint hier. De leeftijd en de gezondheidstoe-
stand van het parodontium bepalen waar de epitheliale aan-
hechting zich bevindt. Bij jongere dieren ligt de epitheliale
aanhechting tegen het glazuur aan. Bij gezonde oudere die-
ren is het aanhechtingpunt ter hoogte van de glazuur-ce-
mentgrens. Bij oudere dieren en dieren die lijden aan parod-
ontitis en terugtrekkend tandvlees, verplaatst de aanhechting
zich in de richting van het cement.

Parodontopathieën

Inleiding

Parodontopathieën zijn aandoeningen van het parodontium
die kunnen ontstaan door parodontale ontsteking of paro-
dontale afbraak. De ernst hangt vooral af van mate van tand-
plaque-accumulatie. Bij de hond en kat komen deze paro-
dontale aandoeningen veelvuldig voor maar het is niet zo dat
dit geaccepteerd mag worden als een verschijnsel dat be-

-ocr page 175-

stekingsfactoren en het verdedigingsmechanisme van het
lichaain.

Vooral op plekken waar de fysiologische reiniging minder is
ontstaat een laag van tandplaque, een constant veranderend
netwerk van levende en dode bacteriën, hun stofwisselings-
producten, voedselresten, anorganische stoffen en water. De
samenstelling van tandplaque is sterk afhankelijk van de lo-
catie en de tijdsduur waarin deze zich gevormd heeft. Bij toe-
name van de hoeveelheid tandplaque neemt niet alleen het
aantal bacteriën toe, maar verandert ook de samenstelling
daarvan. Er is sprake van een bacteriële shift: de normaal
aanwezige Gram-positieve aërobe, niet-bewegende coccoid-
achtige vormen worden vervangen door Gram-negatieve ana-
ërobe, bewegende staven en spirocheten. Het lichaam rea-
geert hierop met een afweerreactie en het ontstekingsproces
is ontstaan. Tandplaque met ontstekingsproducten dringen
via de sulcus gingivalis de gingiva binnen. Er is al snel sprake
van een gingivitis. Door het speeksel kunnen er in de tandpla-
que verkalkingen optreden: tandsteen. Tandsteen is op zich-
zelf niet pathogeen maar is gezien zijn ruwe oppervlak een
ideale bodem voor retentie van micro-organismen. Er zijn
nog een aantal oorzaken die kunnen bijdragen aan het ont-
staan van parodontopathieën waaronder erfelijke factoren en
ontwikkelingsstoornissen (persisterende melktanden), trau-
matogene gewoonten (attritie, abrasie), malocclusies en
ruimtegebrek, open-mond-ademhaling (veroorzaakt uitge-
droogde gingiva), nieuwvormingen, andere aandoeningen in
de mondholte of elders in het lichaam, voedingsfactoren.

Geen tandplaque -> Geen tandsteen Geen tandvleesontsteking

hoort bij het ouder worden. Het proces begint op jeugdige
leeftijd maar kan bij een juiste preventie toch worden voor-
komen! Ook bij andere gedomesticeerde dieren komt deze
ziekte regelmatig voor doch er wordt nauwelijks aandacht
aan besteed. Bij de ouder wordende herbivoren kan de fysio-
logische attritie gepaard gaan met aantasting van het tand-
vlees onder anderen door het achterblijven van voedsel
(gras, hooi) tussen de afgesleten kiezen. Dit kan tandvlees-
ontstekingen veroorzaken en zal in de meeste gevallen in
eerste instantie leiden tot verlies van het kauwvermogen, ge-
volgd door verlies van (gedeelten van) de dentitie. Bij dieren
in de vrije natuur en het niet-gedomesticeerde dier in de die-
rentuin worden minder parodontopathieën aangetroffen. Een
juiste voedselsamenstelling zorgt er namelijk voor dat hun
gebit dagelijks wordt gereinigd.

Veel gezelschapsdieren krijgen vaak geen of onvoldoende
gebitsvriendelijke, tandplaquewerende voeding meer aange-
boden. Bovendien besteedt de verzorger (en de dierenarts!)
vaak geen of onvoldoende aandacht aan de tandheelkundige
zorg van het huisdier. Verder spelen het iminuunsysteem en
het zelfreinigende mechanisme van de mondholte een grote
rol bij de parodontale aandoeningen.

Etiologie

De meeste parodontopathieën ontstaan op basis van microbi-
ële ontstekingen die teweeg gebracht worden door de grote
aantallen micro-organismen in de mondholte. De sulcus gin-
givalis is de plek bij uitstek voor het verblijf en de groei van
micro-organismen. Gedurende een gebitsleven lang - vanaf
de doorbraak tot het verloren gaan van een tand of kies - is er
in de sulcus een gevecht gaande tussen de microbiële ont-

Pathologie

Bij dieren worden klinisch parodontale aandoeningen wei-
nig gedifferentieerd. In het algemeen worden twee processen
onderscheiden. Het eerste is een ontstekingsproces dat be-
perkt blijft tot de gingiva en als reversibel wordt beschouwd:
de gingivitis. Het tweede is een ontstekingsproces waarbij
uitbreiding plaatsvindt naar de dieper gedeelten van het pa-
rodontium dat al dan niet gepaard gaat met parodontale af-
braak en irreversibel is: de parodontitis.
Een gingivitis is niet leeftijdsgebonden: de eerste gingivitis
kan al ontstaan op het moment dat de eerste tanden doorbre-
ken en er een sulcus gingivalis ontstaat. Een marginale gingi-
vitis kan overgaan in een meer gestabiliseerde gingivitis of
een chronische gingivitis doch dit gebeurt onafhankelijk van
de leeftijd. Het zelfreinigend mechanisme van de mondholte
of de gebitsverzorging kan verminderen doch dat is onafhan-
kelijk van de leeftijd. Optimale mondhygiëne stopt het pro-
ces!

Daarentegen heeft een parodontitis een progressief verloop
en kent perioden van actieve afbraak, afgewisseld door peri-
oden van rust en licht herstel. Omdat parodontitis niet rever-
sibel is, neemt de ernst van het proces toe met de leeftijd.
Indien een gingivitis onvoldoende aandacht krijgt, chronisch
wordt leidt dit in de meeste gevallen tot een parodontitis. Dit
chronisch verloop duurt veelal lang en vertoont pas klachten
als het proces niet meer reversibel is. Dat is de voornaamste
reden dat juist bij oudere dieren de irreversibele parodontale
aandoeningen worden ontdekt.

Het verloop van een parodontids is als volgt: ophoping van de
tandplaque in de sulcus gingivalis tast de epitheliale aanhech-

-ocr page 176-

ting aan, die zich apicaalwaarts verplaatst en uiteindelijk ver-
loren gaat. De sulcus is nu pathologisch verdiept en er is
sprake van een parodontale pocket waarin zich nog meer bac-
teriën en hun uitscheidingsproducten verzamelen. Men
spreekt van een pseudo-pocket wanneer de sulcus gingivalis
verdiept is, zonder dat de epitheliale aanhechting van de gin-
giva apicaalwaarts is verplaatst. De verdieping van de sulcus
berust in een dergelijk geval op een zwelling van de gingiva
(pseudo-pocket). Zowel in pockets als in pseudo-pockets kun-
nen gemakkelijk voedselresten achterblijven, waardoor het
ontstekingsproces zich verder ontwikkelt. Het ontstekingsfil-
traat breidt zich langzamerhand verder uit naar de collagene
vezels en verstoort het evenwicht tussen aanmaak en afbraak
van het parodontale weefsel. Het tandvlees zal zich geleidelijk
gaan terugtrekken waardoor de tandhalzen komen bloot te lig-
gen. Vervolgens wordt ook het evenwicht tussen afbraak en
aanmaak van het alveolaire bot verstoord. Nu er bindweefsel
en bot verdwijnen, ontstaat er verhoogde mobiliteit van één of
meerdere gebitselementen. Soms treedt er een acute verslech-
tering op of gaat het proces gepaard met abcesvorming.

Een jaarlijkse controle van het gebit bij
gedomesticeerde dieren (het paard, de hond, de kat,
konijn en knaagdieren) is geen overbodige luxe meer

Het is opvallend dat reeds op jonge leeftijd tandvleesont-
stekingen bij de hond en de kat schering en inslag zijn.
Naarmate het dier ouder wordt, zal de ernst van een niet
onderkende beginnende parodontitis dus toenemen. Boven-
dien kan het gebeuren dat het ouder wordende dier door tal
van algemene aandoeningen minder weerstand zal bicden
aan een gingivitis respectievelijk beginnende parodontitis.
Wanneer zo\'n tandvleesontsteking wordt verwaarloosd,
breidt de ontsteking zich uit naar diepere gedeelten van het
parodontium. Er verdwijnt bindweefsel en bot, wat leidt tot
verhoogde mobiliteit van de gebitselementen.
Andere parodontopathieën waaronder de necrotiserende, ul-
cererende gingivitis, gingivale hyperplasie of gingivareces-
sie, de ulceratieve stomatitis of het feliene gingivo-stomati-
tis-faryngitiscomplex zullen zich onafhankelijk van de
leeftijd ontwikkelen.

Symptomen, diagnostiek en prognose

Veel van de reeds besproken symptomen begeleiden ook het

proces van de parodontopathieën. Het is opvallend dat een

parodontitis slechts met weinig pijn gepaard gaat. Op het

moment dat er abcesvorming optreedt en er een druk ontstaat

zal een dier door middel van gedragsveranderingen pas pijn

aangeven.

De diagnose gingivitis of parodontitis kan eenvoudig gesteld
worden op grond van een goed oraal en dentaal onderzoek
eventueel met ondersteuning van röntgenologisch onder-
zoek. Om een juiste inspectie van het tandvlees uit te kunnen
voeren, zijn slechts weinig instrumenten nodig: een ade-
quate lichtbron, een mondsperder, een mondspiegel, een ge-
wone tandheelkundige sonde en een gekalibreerde rechte
sonde, de pocketsonde of parosonde. Met dit laatste instru-
ment tast men de sulcus gingivalis af en meet men de pocket-
dieptes.

Bij het onderzoek van de gingiva wordt gelet op de kleur, het
eventueel gezwollen zijn, de neiging tot bloeden bij aanra-
ken, de consistentie en eventuele verdiepingen van de sulcus.
Indien het tandvlees met een lichte druk wordt gemasseerd
in de richting van de kroon van het gebitselement kan bij ern-
stige ontstekingen pus uit de sulcus vrijkomen. Eveneens
kan door met twee vingers het gebitselement vast te pakken
een indruk verkregen worden over de mobiliteit en daardoor
over de parodontale status.

De pocketsonde wordt met een lichte sondeerkracht - zoda-
nig dat een verende weerstand nog gevoeld zou kunnen wor-
den - tussen de gingiva en het element geschoven. Het ni-
veau van de epitheliale aanhechting kan dan worden
vastgesteld. De gemeten afstand tot de gingivarand wordt
\'pocketdiepte\' genoemd.

Zowel de pocketdiepte als het ontstaan van bloeding na son-
deren gelden als criterium voor het al dan niet gezond zijn
van de gingiva. Bij een parodontitis zijn de mate van aan-
tasting van het parodontale ligament en het wortelcement
alsmede het alveolaire bot van belang.
Het verloop van de ziekte kan langzaam of snel zijn mede af-
hankelijk van predisponerende factoren. Daarnaast wordt
die prognose enerzijds bepaald door de hoeveelheid tandpla-
que en de virulentie van de bacteriën daarin, anderzijds door
het verdedigingsmechanisme van het lichaam en de orale
weefsels in het bijzonder.

Bij de prognose van tandvleesontstekingen kan onderscheid
gemaakt worden tussen een prognose voor de gehele dentitie
en een prognose per gebitselement. Op basis van anamnese,
onderzoek en diagnostiek kan een behandelingsplan en een
prognose worden opgesteld. Hierbij spelen de ernst en uitge-
breidheid van de parodontopathie (parodontale status) als-
mede de leeftijd en conditie een vaste rol. Hoewel veel oudere
dieren chronische parodontale afwijkingen vertonen, is een
parodontopathie geen ouderdomsziekte! Bij het vaststellen
van een prognose voor het gedomesticeerde dier (hond en kat)
spelen de motivatie van de cliënt en de dierenarts, de financi-
ële draagkracht en de bereidwilligheid van de cliënt en eventu-
eel cosmetische belangen een belangrijke rol. Voor ieder dier
lijdende aan een parodontopathie dient afzonderlijk een voor-
lopig cn vervolgens na overleg met de cliënt een definitief be-
handelingsplan te worden opgesteld. Bij zowel de gingivitis
als de \'gewone\' parodontitis is optimale reiniging van de ge-
bitselementen en verzorging van het tandvlees vereist.

I

-ocr page 177-

Conclusie en samenvatting

Natuurlijk verlies van gebitselementen en fysiologische
slijtage zijn verschijnselen van de dentitie die behoren bij
het ouder worden doch het is een onjuiste opvatting om ook
parodontitis te interpreteren als een verschijnsel dat behoort
bij het ouder worden. Ziekteverschijnselen die op oudere
leeftijd voorkomen (systemische aandoeningen of infectie-
ziekten) kunnen een verhoogd risico zijn voor een gewone
(sluimerende) parodontitis. In de natuur is het de juiste voe-
ding die van belang is om de harde en zachte tandweefsels
zo lang mogelijk gezond te houden. Bij onze huisdieren is
de verzorger van het dier verantwoordelijk voor de tand-
heelkundige zorg: het behoud van de functie van het gebit.
Het voornaamste doel van die gebitsverzorging is de elimi-
natie van tandplaque en eventueel aanwezig tandsteen.
De dierenarts kan daarbij een belangrijke rol spelen door tij-
dens periodieke gezondheidscontroles voldoende aandacht te
geven aan de mondholte met zijn inhoud. In de cliëntbegelei-
ding dient hij of zij naast de preventieve aandacht voor ecto-
en endoparasieten, vaccinaties of voedingen ruim aandacht te
geven aan de tandheelkundige zorg: de mechanische reini-
ging waardoor een laag tandplaqueniveau gehandhaafd kan
worden en de ontwikkeling van tandsteen zelfs achterwege
blijft.

Geraadpleegde literatuur

1 DuPont GA. Prevention of periodontal disease. In: Holmstrom SE.ed.
Vet Clin North Am Small Anim Pract.: Canine Dentistry. Philadelphia:
WB Saunders, 1998: 1129-46.

2 Foreest AW van. Tandheelkunde bij dieren. Maarssen: Elsevier, 1999.

3 Harvey CE. Periodontal disease in dogs: etiopathogenens, prevalence
and significance. In: Holmstrom SE, ed. Vet Clin North Am Small
Anim Pract.: Canine Dentistry. Philadelphia: WB Saunders, 1998:
1111-28.

4 Schuurs AHB. Gebitspathologie. Houten: Bohn, Stafleu, Van Loghum,
1999.

Endoskopie bei Reptilien

Im Vergleich zur röntgenologi-
schen und sonographischen Un-
tersuchung

Schildger, B.J. Büchse der Pandora
Verlag, Wetzlar ISBN3-88i78-i36-i

i

Boe
besprekin

Deze handelsuitgave van een habili-
tationsschrift presenteert een vergelijking tussen verschil-
lende technieken om de organen en structuren van reptielen
en meer in het bijzonder van drie soorten hagedisachtigen
namelijk de Gould\'s varaan, de Pacifische varaan en de
groene leguaan, in beeld te krijgen.

Het bock beschrijft - in het Duits - allereerst de voorkennis
en de voorwaarden die nodig zijn voor het uitvoeren van
de technieken, namelijk de anatomie en de (injectie- en in-
halatie-)anesthesie. De anesthesie en vooral de inhalatie-
anesthesie met isofluraan is door de auteur verder uitge-
werkt. Daarover wordt uitvoerig bericht. De anesthesie met
isofluraan bleek een veilige, gemakkelijk toepasbare en
species-onafhankelijke techniek. Vervolgens worden - in de
vorm van een literatuuroverzicht - de technieken besproken.

Het endoscopisch onderzoek van reptielen is een recente
onderzoekstechniek. De eerste aanzet werd in 1982, in
Utrecht door Coppoolse gegeven. De auteur behandelt zeer
systematisch de verschillende organen die zich voor endo-
scopisch onderzoek lenen.

Röntgenonderzoek van reptielen is al wat ouder (±1970) en
wordt in meerdere handboeken over ziekten van reptielen be-
handeld, hoewel slechts zelden systeinatisch.
De auteur wijst op specifieke anatomische bijzonderheden
die tot problemen bij de interpretatie kunnen leiden.
De sonografie bevindt zich nog in een beginstadium, slechts
van enkele van de 6000 soorten reptielen bestaan iets uitvoe-
riger onderzoeken, die zich veelal tot deelaspecten (bijvoor-
beeld ontwikkeling van gonaden) beperken. Mede daardoor
is een systematisch sonografisch onderzoek van tenminste
enkele hagedissen van groot belang.

Het eigen onderzoek omvat 585 dieren, waaronder 70
groene leguanen en 252 varanen. Verder 168 individuen van
verschillende soorten skinken en 63 agamen. Alle dieren
werden algemeen onderzocht, inclusief onderzoek van de
bacterieflora van keel en ontlasting, parasitair onderzoek en
bloedonderzoek. Voor morfologisch onderzoek werden 23
dieren verzameld. Een aantal gestorven dieren werden diep-
gevroren en in plakken gezaagd voor topografisch onder-
zoek. De combinatie van tekeningen, afbeeldingen in kleu-
ren en de beschrijvingen maken een goede ruimtelijke
voorstelling van de ligging der organen mogelijk.
De endoscopische apparatuur wordt goed gedocumenteerd.
In dit boek ligt de nadruk op de endoscopie. Fraaie opnamen,
in kleur weergegeven, van belangrijke anatomische situaties
en pathologische veranderingen geven inzicht in de normale
verhoudingen en pathologie. De endoscopie is tot nog toe de
enige techniek om bij monotnorphe dieren het geslacht met
zekerheid vast te stellen. Hetzelfde geldt voor jonge dieren.
Het röntgenonderzoek sluit in zoverre aan bij het endosco-
pisch onderzoek, dat het zich beperkt tot de pleuroperitone-
aalholte. Ook hier worden de normale en pathologische beel-
den gepresenteerd.

Hetzelfde geldt voor het sonografisch onderzoek. Vóór de
sonografie worden hagedissen gedurende vijf è tien minuten
gebaad om de lucht tussen de schubben te verdrijven.
Aan de hand van de resultaten worden de speciale voordelen
van de ene techniek vergeleken met die van de andere. Bij lo-
kale processen in de buikholte is de endoscopie superieur
boven het röntgenonderzoek en de sonografie. Deze verge-
lijking van de verschillende technieken en het verslag over
een zo groot aantal patienten zijn uniek.
De tijdsinvestering en het kostenaspect van de drie technie-
ken worden kort besproken.

Dit boek geeft een goede basis, niet alleen voor klinisch
werk met hagedissen, maar ook als uitgangspunt voor de ver-
dere ontwikkeling en inzet van deze technieken bij andere
groepen van reptielen.

Voor ieder die zich met de kliniek van reptielen bezighoudt is
dit een stimulerend werk.

P. Zwart

-ocr page 178-

Met op de achtergrond de Nationa-
le Rundvee Manifestatie (NRM)
^^^^^^^ bezochten 120 rundveedierenart-
lïraïffiKtff sen op 5 of 6 juli 2002 Intervet\'s
speciale lezingen over uiergezond-
^^^^^^^ heid. De onderwerpen:
parenterale
KSn^Kt^ff therapie bij mastitis: luxe of nood-
zaak,
en: dry cow management and
the role of antibiotic dr)> cow the-
rapy.
Beide sprekers, prof. dr. A.S.J.P.A.M. van Miert,
emeritus hoogleraar veterinaire farmacologie, en prof. dr.
A.J. Bradley, hoogleraar aan de University of Bristol,
Verenigd Koninkrijk, wisten de practici zeer te boeien met
hoog-informatieve voordrachten.

"Dierenartsen dienen mastitis verantwoord en rationeel te
behandelen, gebruikmakend van alle middelen die door de
overheid zijn toegelaten." De boodschap van prof. Van Miert
is duidelijk en die van prof Bradley sluit er vrijwel naadloos
op aan. Als dierenarts creëer je waarde door op bedrijfs-
en koeniveau de optimale behandeling van mastitis vast te
stellen én de meest geschikte droogzetbehandeling toe te
passen. Hiervoor maak je gebruik van farmacologische en
pathofysiologische informatie, klinische ervaring en de ken-
nis die je bezit van boer en bedrijf

De lezingen van prof. Van Miert en prof. Bradley vormen het
sluitstuk op een lezingcyclus over de Formularia mastitis en
droogstand, die van Miert vorig jaar door het land gaf onder
de projectnaam \'Elfstedentocht\'. Naast twee wetenschappe-
lijke lezingen omvat het programma een rondleiding over de
NRM. onder deskundige leiding van fokkerijdeskundigen
vanhetNRS.

"It sil heve." Met de toverspreuk waarmee de voorzitter van
de Friese Elfsteden normaliter aangeeft dat de Tocht der
Tochten doorgang gaat vinden, opent dagvoorzitter collega
Peter Egberink de eerste lezing.

Parenterale therapie en mastitis

Prof Van Miert bijt het spits af, met een college over parente-
rale ondersteuning van intramammaire mastitisbehandeling.
De parenterale therapie komt dus bovenop lokale antibiotica
in de uier én bovenop de verplegende maatregelen, zoals
vaak uitmelken en symptoombestrijding.
Drie groepen diergeneesmiddelen komen in aanmerking
voor parenterale ondersteuning:

1. antibiotica

2. NSAID\'s

3. glucocorticosteroïden.

In zijn voordracht geeft van Miert ruim aandacht aan de we-
tenschappelijke onderbouwing van de keuze voor bepaalde
therapeutica. Hij besluit met een overzicht van zijn voor-
keurslijst.

Parenterale antibiotica

Parenteraal toegediende antibiotica hebben een additief ef-

feet op een lokale, intra-mammaire therapie. Hun toediening
verhoogt het percentage genezing. Verschillende onderzoe-
ken tonen dit positieve effect aan, zowel op klinische als op
bacteriologische genezing.

Om meerwaarde op te leveren, dient het parenterale iniddel
ook daadwerkelijk geschikt te zijn voor mastitistherapie. Het
moet in de uier komen, effectief zijn en goed combineren
met de intramammair toegediende middelen. Maar hoe weet
je dat, als practicus? Het farmaceutische bedrijf moet dit
kunnen vertellen, vindt Van Miert, op basis van betrouwbaar
klinisch effectiviteitsonderzoek.

Van Miert benadrukt het belang van klinisch onderzoek,
want
in vzYro-gegevens zijn in veel gevallen niet extrapoleer-
baar naar de situatie in de koe met mastitis. Hij legt uit dat de
MIC (Minimal Inhibitory Concentration) in mastitissecreet
sterk kan verschillen van de MIC zoals bepaald in laborato-
ria. Daarnaast geldt dat mastitissecreet sterk verschilt van
gezonde melk. Het heeft een hogere pH (7,2-7,4) dan melk

Speciale lezingen over uiergezondheid

Ian Hülsen

-ocr page 179-

(6,4-6,6), waardoor de spiegels van parenterale antibiotica
dicht bij de bloedspiegels komen te liggen. De veranderde
eiwitsamenstelling kan een hogere eiwitbinding van het anti-
bioticum tot gevolg hebben, met als resultaat minder be-
schikbare werkzame stof. De lage zuurstofspanning heeft
effect op de effectiviteit van antibiotica. Aminoglycosiden
bijvoorbeeld, worden minder snel door bacteriën opgeno-
men. En pus in mastitissecreet remt de effectiviteit van tri-
methoprim/sulfa-preparaten.

Aan de hand van een overzicht bespreekt Van Miert de voor
mastitisbehandeling geregistreerde parenterale antibiotica.
Een tweetal acht hij weinig geschikt. Allereerst is dit de
combinatie van trimethoprim met sulfadoxine. De farma-
cokinetiek van deze twee stoffen in de koe is dusdanig
verschillend, dat zij nauwelijks tegelijkertijd voldoende hoge
spiegels bereiken. Trimethroprim en sulfadiazine vormen
een veel betere combinatie. Van Miert weet evenwel geen
logisch intramammair middel om hiermee te combineren.
Erythromycine heeft het nadeel dat het veel weefselirritatie
veroorzaakt, waardoor de opname van de injectieplaats sterk
vertraagd wordt. Bovendien is het ongewenst dit bacterio-
statisch antibioticum te combineren met een van de bacteri-
cide injectoren.

Bij gecombineerde behandeling (intramammair en parente-
raai) is niet duidelijk welke wachttermijn voor melk en vlees
aangehouden moet worden. Aangezien voornamelijk beta-
lactam antibiotica (penicillinen en cefalosporinen) geïndi-
ceerd zijn, kan als vuistregel (na lezing van de betreffende
bijsluiters) een wachtterrnijn voor melk van zeven dagen en
voor vlees van 28 dagen worden aangehouden. Controle van
tankmelkmonsters is mogelijk door gebruikmaking van de
Delvotest, die zeer gevoelig is voor beta-lactam antibiotica.
Zeker bij patiënten met ernstige mastitis heeft een gecombi-
neerde behandeling (intramusculair en intramammair) de
voorkeur. Kritieke patiënten dienen een bactericide antibio-
ticum intraveneus toegediend te krijgen, eventueel in combi-
natie met corticosteroïden intraveneus (zie verder).

Ontstekingsremming

De toediening van een ontstekingsremmer zal in de meeste
gevallen een positief effect hebben op het herstel van klini-
sche mastitis. Dit geldt voor zowel ernstige als minder ern-
stige gevallen.

NSAID\'s zijn de eerst aangewezen middelen bij mastitis.
Door hun remmend effect op de ontstekingscascade werken
zij herstel bevorderend, in combinaties inet antibiotica.
Corticosteroïden hebben een beperkter indicatiegebied. Van
Miert acht deze farmaca uitstekend geschikt als lokale ont-
stekingsremmer, dus in injectoren. Op dit moment is slechts
één injector op de markt met een corticosteroid, in een lage
dosering.

De enige indicatie voor corticosteroïden als parenteraal the-
rapeuticum, is een koe die shock ontwikkelt. Shock betekent
dat de negatieve feedback-mechanismen van de ontstekings-
cascade onvoldoende gewerkt hebben. Toediening van een
NSAID kan bij deze patiënten het verkeerde effect hebben;
mortaliteit, doordat de ontstekingsreactie nog verder door-
schiet. Een hoge dosering snelwerkende corticosteroïden is
dan op zijn plaats. Er zijn nauwelijks wetenschappelijke ge-
gevens om een doseringsadvies aan te reiken. Van dexame-
thason, het enige geregistreerde corticosteroid voor runde-
ren, moet minimaal de dubbele dosering van de oplossing
intraveneus gegeven worden.

De combinatie NSAID\'s inet corticosteroïden vindt Van
Miert ongewenst, want ze versterken met name eikaars on-
gewenste neveneffecten.

Een NSAID kan in alle andere gevallen dan bij de koe met te-
kenen van shock, positief bijdragen aan het herstel van
mastitis. Eén of twee toedieningen zouden voldoende moe-
ten zijn. Bij dieren die een acute inflammatoire reactie door-
maken, verloopt de afbraak van NSAID\'s vertraagd. Geef
derhalve de normale dosis en verdubbel het doseringsinter-
val.

Uiergezondheid en droogstand

Prof Bradley is mastitisonderzoeker, dierenarts en hoofd
van de Buitenpraktijk van de Veterinaire Faculteit van
Bristol. Hij verrichtte diepgravend onderzoek naar met name
infecties door Grain-negatieven tijdens de droogstand.
Uit zijn onderzoek concludeert Bradley dat tijdens de droog-
stand veel uierinfecties plaatsvinden, die tot mastitis kunnen
leiden tijdens de daaropvolgende lactatie. Hij vond dat de
helft van de E. coli-mastitis in de eerste honderd dagen van
de droogstand veroorzaakt worden door infecties die in de
droogstand zijn ontstaan. Hiermee onthult hij een nieuw we-
tenschappelijk gegeven, namelijk dat E. coli-bacteriën zich
langdurig in een uier kunnen handhaven.
Door een zeer zorgvuldige monstername wist Bradley con-
taminatie nagenoeg uit te sluiten. Alle bacteriën die hij
kweekte beschouwt hij daarom als uierinfecties. Met DNA-
technieken toonde hij aan dat bepaalde mastitisgevallen tij-
dens het begin van de lactatie daadwerkelijk veroorzaakt
werden door een E. coli-stam die tijdens de droogstand het
uier had geïnfecteerd. Bradley gebruikte gevoelige kweek-
technieken, door te starten met een groot entvolume (100
ml) dat hij als eerste stap op kweek zette op MacConkey-
agar.

E. coli-infecties in droogstand

Bradley voerde een onderzoek uit waarin hij op tien bedrij-
ven 881 koeien willekeurig droogzette inet ófwel een droog-
zetter die alleen werkzaam was tegen Gram-positieven, óf-
wel met een breedspectrum droogzetter die gedurende negen
weken droogstand in het uier aanwezig is in concentraties
boven de MIC van E. coli. Deze injector bevatte neomycine
B (framycetine). De meeste breedspectrum droogzetters zijn
tot maximaal drie weken in de droogstand werkzaam.

-ocr page 180-

De koeien liepen door elkaar heen en ondergingen hetzelfde
management-regime. De dieren die behandeld waren met de
andere injector dienden als controlegroep. Hierdoor was de
droogzetter de enige variabele tussen de onderzoeksgroe-
pen. Op gezette momenten werden melkmonsters genomen
voor bacteriologisch onderzoek. Alle klinische mastitisge-
vallen werden zorgvuldig genoteerd en bemonsterd.
In dit onderzoek leidde behandeling met de neomycine B-
bevattende injector ertoe dat in de eerste honderd dagen van
de lactatie er 28% minder mastitis was. Het aantal E. coli-
mastitiden daalde zelfs met 53%.

De conclusie die Bradley zijn gehoor voorhoudt is dat per koe
de meest optimale droogzettherapie gekozen moet worden.
Hij gelooft niet dat er één injector is voor alle koeien. Aan de
hand van een beslisboom toont hij hoe de dierenartsen van de
Faculteit in Bristol hun adviezen bepalen. Hierbij kijken ze
naar de koe; celgetal en mastitishistorie en naar de risico\'s: de
kiemen die problemen op het bedrijf veroorzaken.

Preventie in de droogstand

Veehouders dienen dus nadrukkelijk aandacht te besteden
aan de preventie van uierinfecties in de droogstand. Hun die-
renartsen kunnen daarbij van grote waarde zijn.
Duurzame preventieve maatregelen tijdens de droogstand
om mastitis te bestrijden bestaan uit het voorkómen van in-
fecties en het optimaliseren van de weerstand, stelt Bradley.
Antibiotica zijn hierbij onmisbaar, maar de eerste aandacht
dient uit te gaan naar preventie van besmetting van het uier.
Hygiëne van de omgeving en het ligbed van de koe zijn van
groot belang. Bradley meent dat in zijn praktijkgebied droge
koeien te vaak te extensief gehuisvest worden, in een onhy-
giënische omgeving. En ook in Nederland is het van belang
te wijzen op de noodzaak van goed schoongemaakte, hygië-
nische boxen voor droogstaande koeien.
De kwaliteit van de afsluiting van het slotgat, de keratinc-
prop, verschilt tussen individuele koeien en heeft grote in-
vloed op de infectiekans gedurende de droogstand. Daardoor
lijkt tepeldippen in de droogstand een goede preventieve
maatregel tegen uierinfecties. Bradley noernt een langwer-
kende dip, die tweemaal per week aangebracht moet worden.
En hij bespreekt een pasta die in het slotgat wordt gebracht
en dit vervolgens langdurig afsluit.

Vervolgens besteedt Bradley aandacht aan maatregelen met
invloed op de weerstand.

Het is natuurlijk van groot belang dat de weerstand zo hoog
mogelijk is en blijft. Voeding en verzorging moeten optimaal
zijn. Ziekten en sociale stress dienen veehouder en dieren-
arts adequaat tegen te gaan. Weerstandverhoging kan
middels vaccinatie tegen E. coli. In Engeland is hiervoor een
vaccin beschikbaar.

"A holistic aproach to the management of the dn/ cow is
a vital part of mastits control and antibiotics alone cannot
provide sufficient protection against new infections."

De aanwezige dierenartsen waren allen al doordrongen van
het belang van goed droogstandmanagement, om koeien op-
timaal productief te laten zijn. Bradley noemt voor iedereen
een aantal nieuwe aandachtspunten, die de bezoekende prac-
tici hun collega\'s kunnen vertellen "als die vragen of er nog
interessante dingen verteld zijn tijdens die mastitislezin-
gen". En waarmee ze de boer op kunnen.

Mooie koeien kijken

Ite Hamming, eindverantwoordelijke voor de Stierenkaart
van CR-Delta, vertelt vervolgens over fokkerij-kengetallen
en de opzet van de NRM. Samen met twee collega\'s leidt hij
de dierenartsen langs de koeien, de koe-eigenaren en de jury.
Hamming legt ondermeer uit dat de duurzaamheidsindex
(DU) gemiddeld honderd bedraagt. Dit getal staat voor de
gemiddelde koe in Nederland, die 1.130 dagen na haar eerste
kalfdatum haar productief leven afsluit. Een DU van 104 be-
tekent een verlenging van deze periode met vijftig dagen.
Het NRS berekent de fokkerijkengetallen door nakomelin-
gen te vergelijken met koppelgenoten. Elk kengetal is daar-
mee gecorrigeerd voor bedrijfs- én dierenarts-invloeden.

-ocr page 181-

Het ontstaan van resistentie van
micro-organismen tegen antibio-
tica is een onderwerp van maat-
schappelijk belang. De Europese
Unie heeft reeds in 1999 aan alle
lidstaten de oproep gericht, strate-
gieën te ontwikkelen en maatrege-
len te nemen om de incidentie en
verspreiding van antibioticare-

sistentie te voorkomen.

Het Symposium \'Antimicrobial Resistance: op weg naar
NedMap\' zal een overzicht geven over de aanpak in andere
landen, waarvoor sprekers uit Denemarken (DanMap), het
Verenigde Koninkrijk en Oostenrijk zijn uitgenodigd.

Centraal onderwerp is het monitoren van antibioticare-
sistentie in Nederland en de verschillende initiatieven om
het gebruik van antibiotica in de diergeneeskunde in kaart
te brengen. Hierbij zal ook de rol en verantwoordelijkheid
van het bedrijfsleven en de practicus uitvoerig bediscussi-
eerd worden.

Plaats: Conferentiecentrum Kaap Doorn te Doorn. Tijd:
13 november 2002; 9.30 tot 17.00 uur

Voor verdere informatie kunt u terecht bij Prof Dr.
J. Fink-Gremmels, Faculteit Diergeneeskunde, VFFT.
Tel: 030 2535453. Fax: 030 2534125. E-mail: J.Fink®
VFFTVET UU.NL

Melkvee met parasieten is een probleem en dat kost de veetiouder
geld. Melkvee tegen parasieten behandelen is óók een probleem,
door de vaak lange wachttijden voor melk. Tenminste, zo was
het... Want nu is er Ivomec® EPRINEX, een veilig en zeer effectief
middel tegen endo- èn ectoparasieten met O dagen wachttijd voor
de melk. U kunt de melkveehouderij haast geen betere dienst
bewijzen. EPRINEX is ook bijzonder geschikt voor parasieten-
bestrijding bij jongvee; twee strategische
behandelingen geven doorgaans voldoende
bescherming tijdens het gehele weideseizoen.
Vraag voor meer informatie naar de brochure.

Symposium 13 november 2002

Antimicrobial Resistance: op weg naar NedMap

-ocr page 182-

Een regelmatig terugkerende
vraag van dierenartsen: mag ik
een dier zonder toestemming van
de eigenaar in laten slapen? In
diergeneeskundig opzicht is dat
een discussie voor dierenartsen
onderling, een tipje van de juridi-
sche sluier wordt hier opgelicht.

Van het ka(s)tje naar de muur?

Een zieke kat wordt doorverwezen door dierenarts Akker-
mans naar dierenarts Boei. Boei verricht de nodige onder-
zoeken, maar de dag daarna zijn de uitslagen van die onder-
zoeken nog niet bekend. Ondertussen blijft de kat ziek en
vervoegen de eigenaren zich bij dierenarts Claessen om te
vragen of de kat niet aan het infuus moet worden gelegd. Hoe
en waarom de eigenaren met hun kat bij Claessen terechtko-
men na doorverwijzing door Akkermans en onder-
zoek door Boei vermeldt het verhaal helaas
niet.

Claessen weet niets van een behan-
deling door Akkermans en Boei,
maar houdt de ernstig zieke
kat wel in de kliniek en geeft
het dier een antibioticum.
Enige tijd later vraagt de
assistente om even naar
de kat te kijken want het
beest is nogal benauwd.
Claessen ziet dat de kat
stervende is, en laat het
dier onmiddellijk inslapen,
zonder eerst de eigenaren te
bellen. Volgens hem is dat zo
gebeurd omdat daar bij deze
stervende kat geen tijd meer voor
was.

Met of zonder overleg?

Het Tuchtcollege is daar niet van overtuigd. Een dierenarts
moet, alvorens tot euthanasie over te gaan, eerst overleg met
de eigenaar of verzorger van een dier plegen en diens toe-
stemming vragen, tenzij de toestand van het dier zodanig is
dat dit geen uitstel rechtvaardigt. Claessen krijgt een waar-
schuwing voor zijn nalatigheid. Hij is hier zeer verbolgen
over en tekent beroep aan bij het Veterinair Beroepscollege.
Wat nou, nalatigheid? Er was wel degelijk sprake van een
noodtoestand: de kat was benauwd, bewusteloos en bezig te
stikken. Hij lag met een gekromde rug en was kennelijk in
nood. Hij had geen andere keus dan het stervenslijden van de
kat te verzachten en zonder ingrijpen zou de kat korte tijd la-
ter een ellendige dood zijn gestorven. Niet ingrijpen zou pas
tuchtrechtelijk onverantwoord zijn geweest!

Het voordeel van de twijfel

Het Beroepscollege stelt vast dat hierover een verschil van
mening bestaat tussen de dierenarts en het Tuchtcollege.
Blijkbaar was de dierenarts wel overtuigd van de noodtoe-
stand, maar het Tuchtcollege niet. Aangezien de kat het niet
meer na kan vertellen, zal de waarheid niet meer boven tafel
komen. Alleen op grond van afwezigheid van de overtuiging
dat er sprake was van een noodtoestand, mag het Tucht-
college niet aannemen dat de dierenarts tuchtrechtelijk ver-
wijtbaar heeft gehandeld. Als onomstotelijk had vastgestaan
dat er géén sprake was van een noodtoestand zou dat kunnen,
maar niet op grond van een aanname. Het Beroepscollege
geeft de dierenarts het voordeel van de twijfel en neemt aan
dat er een diergeneeskundige noodzaak is geweest om het
dier uit zijn lijden te verlossen, zolang het tegendeel niet
vaststaat.

Veterinai
tuchtrech

I. Boissevain

Door die redenering wordt de gehele klacht \'kennelijk onge-
grond\' en alsnog door het Beroepscollege afgewezen.

Wanneer er precies sprake is van een noodtoestand wordt
door het Beroepscollege helaas niet omschreven.

Dit geval zal zeker niet enig in zijn soort
zijn, en Claessen zegt natuurlijk niet
helemaal ten onrechte dat het niet
laten inslapen van een dier in
nood pas echt tuchtrechtelijk
(en wettelijk en moreel) ver-
wijtbaar is. Op grond van
de wetgeving is het vol-
gende vast te stellen.

Wettelijke plichten

De Wet op de Uitoefe-
ning van de Diergenees-
kunde (WUD) geeft een
zeer algemene norm: die-
renartsen moeten zorgvuldig
zijn in hun zorg voor dieren
waarvoor hun hulp is ingeroepen.
Ook mogen ze de gezondheidszorg
voor dieren in het algemeen geen schade
berokkenen. Verantwoordelijkheid naar de eige-
naar staat niet in de WUD en wordt door het Tuchtcollege
ook nooit meegenomen in de beoordeling van een zaak. Ook
op grond van de Gezondheids- en Welzijnswet is eenieder,
dierenarts of niet, verplicht om een hulpbehoevend dier de
nodige zorg te verlenen. Het achterwege laten van die hulp is
strafbaar. Dat wil overigens niet zeggen datje als dierenarts
geen enkele verantwoordelijkheid naar de eigenaar hebt,
maar in beide wetten komt het dier op de eerste plaats.

Het enige wat dan nog voor problemen kan zorgen zijn de
feiten zelf. Was er sprake van een noodsituatie waarin on-
middellijk ingrijpen was geboden? In dit geval heeft het
Beroepscollege de dierenarts het voordeel van de twijfel ge-
geven, en in een spoedgeval zal het moeilijk zijn om aan be-
wijsvoering te denken, maar misschien is het voor sommi-
gen onder u toch een overweging mocht iets dergelijks op uw
weg komen.

Euthanasie zonder toestemming van de eigenaar

-ocr page 183-

Reactie op artikel van de heer
M.Th.M. Tulp onder de rubriek
Actua in het TvD deel 127, afleve-
ring 12 van 15 juni 2002.

Lezing van het bovenstaande artikel
van de heer Tulp noopt mij tot de vol-
gende reactie.

Ingezonde

Hoewel het vlot geschreven en zeer toegankelijke artikel van
de heer Tulp getuigt van een groot enthousiasme en affiniteit
voor het onderwerp Tmmobilisatie van verwilderde dieren\',
is het duidelijk dat praktische ervaring met het onderwerp
ontbreekt. Het is dan ook jammer dat de auteur zich alleen ge-
ïnformeerd heeft bij een tweetal handelsondernemingen en
het internet en zich niet heeft verdiept in handboeken en de li-
teratuur, waarin recentelijk (onder andere in dit tijdschrift en
de Veterinary Record) toch een aantal goede overzichtsartike-
len zijn verschenen (zie literatuurlijst).
Ook is het een gemiste kans dat hij zich niet heeft gewend tot
één of meer echte deskundigen die er op dit gebied in
Nederland echt wel zijn. Hierdoor staan er in het artikel en-
kele belangrijke omissies en lijkt het soms meer op een recla-
mefolder voor de enige twee geweren die volgens hem in
Nederland verkrijgbaar zijn.

Juist de uitstekende wapens van grote merken als Dan-lnject,
Distinject, Pneudart en Telinject zijn gewoon in dit land te
koop. Het is jammer dat juist die twee merken die de heer
Tulp noemt; Bergeron-Jet en Cap-Chur, gebruikmaken van
een type verdovingsspuit die onder de professionele \'wild-
verdovers\' als obsoleet wordt bestempeld. Er zijn inmiddels
zoveel lichtere, trefzekerder, betrouwbaarderen diervriende-
lijker systemen op de markt, dat het gebruik van de zware alu-
minium Cap-Chur-pijl eigenlijk niet meer van deze tijd is.
Het is frappant dat in hetzelfde Tijdschrift een artikel staat,
van de hand van collega\'s van der Boom en Rijkenhuizen, met
daarin een voorbeeld van hoe fout het kan gaan.

Jammer is ook dat in de paragraaf over de anesthetica enkele
halve waarheden staan, zoals:

• Het gebruik van Rompun® (xylazine 2%, het veel prakti-
scher droge poeder is uit de handel genomen) alléén, zoals
door de auteur genoemd, is bijzonder onpraktisch (enorm
volume) en leidt meestal tot onvoldoende narcose.

• Carfentanyl® is Nederland verboden voor veterinair ge-
bruik evenals phencyclidine. Dit laatste middel is, vanwege
het grote misbruik als hallucinerende drug in de meeste lan-
den, reeds jaren verboden.

• Het genoemde Flumazenil® is inderdaad een antagonist
voor de benzadiazepines, echter, met de in Nederland ver-
krijgbare concentraties van deze valiumachtige stoffen is
geen dier met een verdovingsspuit onder narcose te krijgen.
Bovendien is Flumazenil® alleen humaan, via de apotheek
verkrijgbaar en schrikbarend duur.

• Het is jammer dat de auteur juist die middelen en de combi-
natie van middelen,
waarmee tegenwoordig haast uitslui-
tend nog wordt gewerkt in dierentuinen en bij de vangst van
wilde dieren, niet vernoemt. Men denke hierbij aan het
Zalopine® (medetomidine 1%), - vaak in combinatie met
ketamine - en Zoletil® 100 respectievelijk 50 (zolazepam
plus tiletamine 1:1 als droge poeder).

Geheel terecht wijst de heer Tulp op het feit dat het immobilise-
ren van wilde (verwilderde) dieren geen sinecure is en dat er
heel wat kennis, kunde en praktische vaardigheid vereist is. Ik
onderschrijf dan ook de tekortkoming die door hem wordt ge-
signaleerd in de opleiding tot dierenarts volledig. Dat wordt
ook bevestigd door de belangstelling die er bestond voor de
reeds enkele malen georganiseerde Post Academische
Nascholingscursus voor dierenartsen over dit onderwerp. Deze
cursus zal ook dit jaar waarschijnlijk weer plaatsvinden. Ik wil
de heer Tulp hierbij van harte uitnodigen hieraan deel te nemen.

Aangeraden literatuur

1. Nielsen L. Chemical immobilization of wild and exotic animals. Iowa
State University Press, Ames, USA. 1999.

2. Kreegcr Terry J. Handbook of wildlife chemical immobilization.
International Wildlife Veterinary Services, Inc. Laramie, USA. 1997.

3. Hoyer MJ, Hellebrekers LB en Klaver PSJ. Tele-immobilisatie van
(ver)wilde(rdc) dieren in de Nederlandse dierenartsenpraktijk. Deel I
cn 11. Tijdschr. Diergeneeskd. 1997; 123: (7) resp. 1998; 124: (8).

4. McKenzie AA (cd.) The capture and care manual. Wildlife Decision
Support Services and the South African Veterinary Foundation.
Pretoria, RSA. 1993.

5. Kock RA. Remote injection systems, a sciencc and art. Vet Rec 1987;
121:76-80.

Mark Hoyer is eigenaar van het Veterinair en Immobilisatie Adviesbureau,
Schellinkhout, Noord-Holland en dierenarts bij Koninklijk Zoölogisch
Gezelschap \'Natura Artis Magistra\' te Amsterdam.

Gemiste kansen bij artikel verdovingswapens

Mark Hoyer

Reactie hoofdredactie artikel verdovingswapens

De hoofdredactie dankt de collegae Kaandorp en Hoyer, schrijvers van beide ingezonden brieven naar aanleiding van het artikel
\'Verdovingswapens\' van M.Th.M.Tulp voor hun reactie. In antwoord op het advies van collega Kaandorp kan gemeld worden dat de
hoofdredactie twee beoordelaars heeft gevraagd om het manuscript te beoordelen. Net als bij de beoordeling van wetenschappelijke ar-
tikelen zijn die beoordelaars gevraagd die naar de mening van de hoofdredactie de beste achtergrond hebben om het betreffende manu-
script te beoordelen. Het kan daarbij gebeuren dat beide beoordelaars een aspect van een manuscript onvoldoende doorgronden op ac-
tualiteit enzovoort, omdat beoordelaars vaak niet dezelfde deskundigheid van de behandelde materie hebben als de auteur van het
betreffende manuscript. Dat is te betreuren, maar onvermijdelijk. In het onderhavige geval hadden beter de collegae Kaandorp en
Hoyer het manuscript kunnen beoordelen. De hoofdredactie heeft echter wel de nodige zorgvuldigheid in acht genomen.

-ocr page 184-

W.J.M. van der Putten

Ruim dertig jaar oefen ik de diergeneeskunde uit in het be-
hoorlijk geïsoleerde dorp Lopik, gelegen in de Lopikerwaard.
Mijn broer doet dit in het parallel gelegen dorp Benschop. De
hoofdschotel vormt de rundveehouderij. De varkenshouderij
is gedecimeerd tot een eenvoudig voorgerecht.
Alles verliep tot nu toe naar tevredenheid. Dat wil niet zeggen
dat het werk als een vanzelfsprekendheid kwam aanwaaien.
Op uitbreiding beluste buurtcollegae, vrije vestigingen en
dan nog al die veeverloskundigen die zelfs zonder diploma de
diergeneeskunde uitoefenen, stonden garant voor een stevige
concurrentie. Het was een redelijke sportieve strijd waar het
aankwain op vakbekwaamheid en de prijs die daarvoor ge-
vraagd werd. De boer vaarde daar wel bij.
Plotseling moet alles anders. Brussel en de \'minister\' willen
meer structuur in die grijze platte veterinaire massa. Daar is
op zich niets mis mee. Orde en ordenen zijn onontbeerlijk
voor het voortbestaan van elk goed bedrijf En transparantie
is zeker niet minder belangrijk. Een basisprincipe van alle
tijden om te kunnen blijven functioneren. Alleen komt daar
misschien nog een waardevol certificaat bij.
Een goed idee en waardering voor alle mensen die zich daar
belangeloos voor inzetten. Misschien heeft u al kilometers-
lange kritiek op uw bord gekregen en is uw incasseringsver-
mogen al onherstelbaar beschadigd. Toch zou ik het bijzon-
der op prijs stellen als u de volgende opmerkingen tot u zou
willen nemen. Niet om het systeem omver te willen werpen,
maar om kleine aanpassingen aan te bevelen waar veel prac-
tici u dankbaar voor zouden zijn.

Bij de laatste vergadering van onze veterinaire alliantie \'Lek
en Ussel\' (negen dierenartsen) is besloten dat ik dit probleem
bij u zou aankaarten. Bij een certificaat behoort natuurlijk
een garantie voor vakbekwaamheid. Deze was echter al on-
ontbeerlijk om te kunnen overleven in de praktijk. Constante
educatie als oiwerbiddelijke voorwaarde. Post-academische
cursussen (PAOD) vormen daar een klein onderdeel van.
Niet dat ik ze zou willen missen. Ze zijn interactief en bren-
gen mij in contact met de beroemde wandelgangen. De hoor-
colleges kunnen soms zeer levendig zijn en resulteren vaak

Reactie Teckel en Co\'

D.L vanOsi

Een korte reactie op het artikel \'Teckel en Co\', Tijdschrift
voor Diergeneeskunde, deel 127 juli/augustus, aflevering
14/15.

Het artikel gaat in op een via de Tuchtcommissie geslecht
meningsverschil ten aanzien van de behandeling van een

^ Dierenkliniek \'l Ossehoofd, Berckheidelaan 8, 1701 VG Heerhugowaard. Telefoon:
(072) 5744959. fax: (072) 5726455.

nog in een levendige communicatie achteraf Echter, wij zijn
van mening dat twee weken PAOD per jaar om onze beide
certificaten (rund en varken) te kunnen handhaven een on-
evenredige belasting is. Tien dagen zwervend door Neder-
land om onze punten bij elkaar te sprokkelen. Daarbij komt
dat artsen, specialisten, notarissen en apothekers kunnen
volstaan met slechts één week cursus om hun beroep in haar
volle omvang te kunnen blijven uitoefenen.
Gelukkig zijn er andere mogelijkheden om je kennis op peil
te kunnen houden. Mogelijkheden die minder belastend zijn
voor het milieu en de directe omgeving. Hoe deze kennis ge-
meten zou kunnen worden voor een certificaat zal uw com-
missie nog wel het nodige denkwerk kosten. Gezien de
samenstelling heb ik daar alle vertrouwen in.
Veel jonge dierenartsen zullen voor diersoortgerichte werk-
zaamheden moeten kiezen en zullen zich misschien daar tot
op grote hoogte kunnen profileren. Wij hebben toen gekozen
voor \'breed\', soms zeer breed, en hebben tot nu toe kunnen
bewijzen dat het ook heeft gewerkt. Ons eerste tentamen tij-
dens de studie diergeneeskunde was osteologie. Voor het
eerst werd mij duidelijk dat de overeenkomsten tussen de
verschillende diersoorten vele malen groter waren dan de
verschillen. Deze ervaring is tijdens mijn studie en de rest
van mijn leven als dierenarts nooit meer gewijzigd. Voor de
moeilijke problemen was er altijd weer een specialist en dan
graag de beste.

Ook hoop ik de laatste jaren van mijn boeiende praktijkbe-
staan niet met een kookwekkertje te hoeven rondrijden om
aan mijn \'uren\' te moeten komen. Ik zou het zeer betreuren
als de veterinaire wereld hiertoe zou besluiten. Een gevoel
van misselijkheid bekruipt me al bij de gedachte wanneer ik
straks nog een \'prikklok\' in mijn praktijkruimte zal moeten
gaan monteren.

Twee weken PAOD per jaar is te veel

Waar zijn we toch mee bezig, want laten we niet vergeten dat
ook de niet-gecertificeerde dierenarts ons land vrij heeft
kunnen maken van niet alleen TBC en Abortus Bang maar
ook nog eens van MKZ. Misschien lukt dat de gecertifi-
ceerde dierenarts straks ook voor Paratbc, Salmonella en
misschien zelfs voor BVD. Maar dan toch vooral door het
tijdloze fenomeen van inzet, discipline en betrouwbaarheid.

teckel op de Universiteitskliniek voor Gezelschapsdieren
(UKG). Het artikel lezend heb ik het gevoel dat de essentie
van het probleem niet goed naar voren komt. Dit wordt nog
versterkt door dat het artikel eindigt met: hetgeen de lezers
onder u die in de UKG werken zal opluchten.
Een practicus die zijn of haar praktijk goed tracht te organi-
seren, stelt zich bij een cliëntvriendelijke aanpak mogelijk
toch iets anders voor dan uit het artikel valt te destilleren. In
de argumentatie van de tuchtcommissie kan ik mij prima
vinden. Indien echter de situatie niet was beoordeeld door
een diergeneeskundig tuchtcommissie maar door een consu-
mentenpanel dan kon de uitspraak mogelijk negatiever heb-
ben geluid.

-ocr page 185-

De nieuwe contributieregeling, waarbij de vrijstelling voor
leden boven de 70 jaar is komen te vervallen, heeft veel le-
den, die in de laatste jaren 70 jaar zijn geworden of dit
binnenkort zullen worden, zeer onaangenaam getroffen.
Gedurende hun hele lidmaatschapsperiode hebben zij in de
veronderstelling geleefd, dat zij uiteriijk tot het jaar, waarin
zij de leeftijd van 70 jaar zouden bereiken, contributie zou-
den zijn verschuldigd. Het gevaar dreigt, dat nu veel oude-
ren hun lidmaatschap zullen opzeggen.
Dit alles was voor ondergetekende reden om schriftelijk bij
het Hoofdbestuur van de KNMvD een voorstel in te dienen
dat als een overgangsmaatregel zal moeten fungeren.
Het voorstel is om de leden die 70 jaar zijn geworden een
korting van 2% op de minimumcontributie te geven voor elk
jaar dat zij lid waren van de KNMvD vóór 1 januari 2000.
Dan komt deze contributie voor ouderen ook meer in over-
eenstemming met die van vergelijkbare organisaties zoals
deKNMG endeNMT

Dit voorstel zal ingebracht worden in de jaarvergadering van
de KNMvD van 5 oktober aanstaande.

Voorstel om contributie van oudere leden aan te passen

E.G. van Boven-Toebes

^Westerse koeien in ontwikkelingssamenwerking?*

SYMPOSIUM STICHTING DIO

Donderdagavond 24 oktober or-
ganiseert stichting DIO haar jaar-
lijks symposium. Het thema zal
zijn: \'Westerse koeien in ontwik-
kelingssamenwerking?\'
Bij projecten in ontwikkelingslan-
den worden vaak westerse koeien-
rassen ingezet. De vraag is deze avond welke voor- en na-
delen eraan verbonden zijn. Hoe gedijen deze koeien in
deze (vaak) tropische landen? Is het gebruik van lokale
rassen geen beter alternatief? Vier sprekers zullen ver-
schillende aspecten van trajecten, waarbij koeienrassen
ingezet zijn, belichten. Aan het einde van de avond zal een
forumdiscussie plaatshebben.
Sprekers zijn:

• R. de Jong, promovendus op het gebied van projecten met
Westerse koeien in ontwikkelingssamenwerking. Hij zal de
algemene aspecten van projecten bespreken.

• De tweede spreker blijft nog even een verassing.

• J. van Mierio, veeteler en ervaring met projecten. Het krui-
sen van zogenaamde lokale rassen en de zogenaamde \'up-
grading\'zal ter sprake komen.

• H. Udo, werkzaam bij de Food en Agricultural Organisa-
tion. Het gebruik van westerse koeien zal in verband ge-
bracht worden met de lokale cultuur

• H. Schiere, werkzaam aan de landbouwuniversiteit Wage-
ningen zal de avond voorzitten.

De avond begint om 19.30 uur en wordt gehouden in het
hoofdgebouw van de Faculteit der Diergeneeskunde, Yale-
laan 1 te Utrecht. Vanaf 19.00 uur is er gelegenheid voor kof-
fie en thee.

Meer informatie: Stichting DIO, Yalelaan 17, 3584 CL
Utrecht. Telefoon (030) 2532032, fax (030) 2532050,
e-mail:
dio@dio.nl, website: www.dio.nl

Toets op erkenningen per i oktober 2002 van start

dierenarts voor Paarden\' vastgesteld. Ook de toets op
deze module zal op 1 oktober starten.

Het VKO-bestuur heeft besloten dat het aan-
tal erkenningen dat getoetst wordt per
r praktijk is vastgesteld op de helft van het
totaal aantal erkenningen binnen die

VKO

y - Qr- praktijk plus één. Hierbij zal naar boven

vee. De toets zal be- Â«vvALift^^\'\' worden afgerond. Dit betekent bijvoorbeeld in

staan uit een beoordeling van een driemanspraktijk met vijf erkenningen (twee

het kennisonderhoudsdossier voor permanente educatie dierenartsen met twee erkenningen en één dierenarts met
en een verantwoording van de contacturen. Inmiddels één) dat er vier willekeurige erkenningen getoetst zullen
heeft het VKO-bestuur de module \'Reglement Keurings- worden.

Per 1 oktober zal het Veterinair
Kwaliteitsorgaan (VKO)
een start maken met
de toets op de er-
kenningsregelin- ^
gen paard, rund,
varken en pluim-

-ocr page 186-

Uitvoering door SGS

De toets op de erkenningen wordt uitgevoerd door medewer-
kers van toetsende organisatie Société Générale Surveil-
lance Product & Process (SGS P & Pc). De toets zal gecom-
bineerd worden met de reguliere toets op de GVP-IKB
varkensregeling. Dit zal betekenen dat tijdens de toets op de
regeling GVP-IKB de overige in de praktijk geregistreerde
erkenningen ook getoets zullen worden. Voor een flink aan-
tal dierenartsen betekent het echter een eerste kennismaking
met een toetsende organisatie. In de aankondigingsbrief die
de praktijk voor de toets zal ontvangen, wordt een toelichting
gegeven over de inhoud van de toets en de werkwijze.

Facturering

Voor de toets zult u van SGS P&Pc een nota ontvangen. Voor
de beoordeling van het auditrapport en de registratie van de
erkenning ontvangt u van het VKO een separate nota. Voor
de module \'Reglement Keuringsdierenarts voor Paarden\' is
de afspraak gemaakt dat het VKO facturering van de toets, de
beoordeling en registratie voor haar rekening zal nemen. Dit
heeft te maken met een extra beoordelingsfase door de toet-
singscommissie.

Vragen

Heeft u vragen over de erkenningsregeling dan kunt u die
stellen bij het VKO-bureau:
mfo@veterinairekwaliteit.nl of
via (030) 2510111 (tel) of (030) 2511787 (fax). De VKO-
medewerkers Astrid de Boer en Kirsten van Gortel staan
klaar om uw vragen te beantwoorden.

Beroepsvereniging voor praktijkmanagement viert éénjarig bestaan

Afgelopen augustus was het alweer één jaar geleden dat de
Nederlandse Vereniging voor PraktijkManagement (VPM)
is opgericht. Deze beroepsvereniging is in het leven geroe-
pen voor eenieder die zich binnen de praktijk bezighoudt
met management. Het blijkt dat er onder dierenartsen, as-
sistenten en praktijkmanagers een enorme behoefte is aan
het uitwisselen van ervaringen over hoe een praktijk te
managen.

Daarom organiseert de VPM een aantal malen per jaar inter-
actieve bijeenkomsten. De eerstvolgende bijeenkomst zal
plaatsvinden op donderdag 26 september. Om 16.00 uur be-
gint het programma met een presentatie van de afstudeerop-
dracht van twee studenten van het Van Hall Instituut. Zij heb-
ben onderzoek gedaan naar de huidige en gewenste invulling
van het vak van praktijkmanager. Aansluitend volgt de
thema-avond, met een aan het onderzoek gerelateerd onder-
werp. De bijeenkomst, waar ruim de tijd is om te netwerken
en zodoende ervaringen uit te wisselen, duurt in principe tot
ongeveer 20.00 uur en zal plaatsvinden in de omgeving van
Utrecht.

Deze bijeenkomsten voor VPM-leden zijn voor geïnteres-
seerden (niet-leden) eenmalig gratis bij te wonen. Aangezien
het aantal plaatsen beperkt is, is deelname alleen mogelijk na
schriftelijke opgave via e-mail of fax. U ontvangt dan een be-
vestiging van deelname en een routebeschrijving. De toewij-
zing van de plaatsen geschiedt op volgorde van binnenkomst
van de aanmeldingen.

Op de website www.v-p-m.nl kunt u meer lezen over de ver-
eniging, haar doel, data bijeenkomsten en de diverse soorten
lidmaatschappen. Voor meer informatie kunt u mailen met
vpm(gknoware.nl of faxen naar (035) 6286644.

ii - â–  Wi"" â–  â– --------. . ............, ..

BELANGRIJKE OPROEPVOORALLE DIERENARTSEN IN LOONDIENST!

Practicus in loondienst? Lees wat wij voor u kunnen doen!

Wim Peet

Binnen de diergeneeskunde ziet men de laatste jaren dat
steeds meer practici niet, of pas veel later, het beroep als
zelfstandig ondernemer uit\\oeren. De cijfers van 2001 en
2002 tonen aan dat vorig jaar 700 van de 2500 practici in
loondienst of als waarnemer werkten. Inmiddels is dat
aantal opgelopen tot 980 van de 2600 praktiserend dieren-
artsen! Een dergelijke verschuiving in de numerieke ver-
houding tussen werkgevers en werknemers in de praktijk
vraagt om een gedegen vertegenwoordiging van de werk-
nemers binnen die diergeneeskundige beroepsgroep.

Belangengroep Practici in Loondienst

Vanuit deze gedachte is er besloten te komen tot de oprichting
van de Belangengroep Practici in Loondienst (BPL). De
Belangengroep Practici in Loondienst stelt zich tot doel \'Het
vertegenwoordigen van de specifieke belangen van practici in
loondienst in Nederland\'. Zij wil dit doen door te voorzien in
een overlegorgaan voor practici in loondienst onderling, door
te inventariseren wat de actuele wensen en belangen van de
pracdci in loondienst in Nederiand zijn, door zorg te dragen
voor capabele vertegenwoordigers van practici in loondienst in
de diverse bestuurlijke organen van de KNMvD, door zorg te
dragen voor gedegen aansturing van deze vertegenwoordigers
bij de KNMvD en door zowel intern als extern, zich voortdu-
rend te beraden op de positie van de practicus in loondienst in
Nederiand.

Nadat uit reacties op een eerste mailing bleek dat er wel zeker
behoefte bestond aan een dergelijke vertegenwoordiging, heeft
de Belangengroep Practici in Loondienst inmiddels een op-
richtingsbestuur en een zogenaamde \'denktank\' geformeerd,
welke ervoor moeten zorgen dat voor het einde van dit jaar een
volledig fiinctionerend en goed draaiend BPL een feit is.

-ocr page 187-

Alhoewel de Belangengroep Practici in Loondienst het essenti-
eel vindt vertegenwoordiging binnen Clusters van de KNMvD
te hebben, streeft zij ernaar haar positie vooralsnog naast de
clusterstructuur van de Maatschappij te kiezen. De reden hier-
voor is dat het niet zinnig is om de practici in loondienst te
dwingen een keuze te maken tussen hun beroepsmatige ver-
tegenwoordiging (waar door de Clusters in voorzien wordt) en
hun \'arbeidsrechtelijke\' vertegenwoordiging (welke de BPL op
zich neemt).

Dit betekent dus ook dat het voor zowel leden als niet-le-
den van de KNMvD mogelijk is om lid te zijn van BPL!

De eerste aandachtpunten van de BPL zullen liggen op het ge-
bied van arbeidsrechtelijke zaken, zoals salariëring, vergoe-
dingsstructuren voor diensten en de secundaire arbeidsvoor-
waarden. Een en ander hopen wij te bereiken in een open en
eerlijke dialoog met de werkgevers in de praktijk, waarbij het
streven te komen tot wederzijds werkbare oplossingen voorop
staat.

Geïnteresseerd?!

Als u ons wilt steunen voor betere afspraken tussen werkgever
en werknemer, dan kunt u nu lid worden! Hoe groter de groep,
hoe groter onze invloed kan zijn!
De contributie voor het eerste jaar bedraagt € 10,-
Aanmelden kan via post of e-mail, op onderstaand adres.
Vragen, opmerkingen, discussiepunten en goede ideeën kunt u
daar ook kwijt.

Secretariaat BPL, Boschhoven 36a, 5595 AR Leende, e-mail: bpl@chello.nl

Zoonoses and communicable diseases common to man and animals

3rd Ed. Vol. I: Bacterioses and My-
coses. P.N. Acha and B. Szyfres.
Uitgever: Pan American Health Or-
ganization, WHO, Washington,
USA, 2001, 378 pagina\'s.

i

Boe
besprekin

Deel 1 van dit pocketachtige boek
geeft in bijna vierhonderd bladzij-
den een wetenschappelijke update
van de bacteriële en mycotische zoönosen. Deel 2 zal gaan
over Chlamydiae, Rickettsiae en virussen en deel 3 tenslotte
over de parasieten. De ziekten worden op alfabetische volg-
orde besproken, waarbij de nummering en naamgeving cor-
respondeert met de internationale classificatie. Telkens
worden synoniemen, etiologie, geografische verspreiding,
voorkomen bij mens en dier, de ziekte bij mens en dier, be-
smettingsroute(s), epideiniologie, diagnose en bestrijding
in dezelfde volgorde besproken. Bij de therapie worden in
veel gevallen wel geadviseerde medicijnen genoemd, maar
doseringen en verdere behandeling vallen buiten de scope
van het boek. Sporadisch wordt de tekst verduidelijkt of
aangevuld met een tabel of grafiek, leder hoofdstuk wordt
tenslotte afgesloten met een behoorlijk compleet literatuur-
overzicht die in het algemeen tot de tweede helft van de
negentiger jaren is bijgewerkt. Ook zoönosen als
Capno-
cytophaga canimorsiis
(bijtwonden hond cn kat), katten-
krabziekte, rattenbeetziekte en de diverse voedselinfecties
worden besproken. In totaal koinen veertig bacteriële en
dertien mycotische zoönosen aan bod. Het boek verschaft
op degelijke en overzichtelijke wijze veel informatie en is
vooral bedoeld voor opleidingen in de diergeneeskunde en
geneeskunde, onderzoeksinstituten en natuuriijk voor ie-
dereen die belangstelling heeft voor dit belangrijke onder-
deel van de infectieziekten.

Dr. P.A.M. Overgaauw

Van stal gehaald

René Zanderink, ISBN 90 5210428X.

Deze goed verzorgde uitgave heeft als ondertitel(s): ons
levend erfgoed in woord en beeld, zeventig authentieke
huisdierrassen - van paarden tot pluimvee - opnieuw ge-
waardeerd.

Naar diersoort gerubriceerd wordt een overzicht gegeven van
met name in het verleden gebruikte rassen, waarna in de
meeste gevallen een overstap gemaakt wordt naar heden-
daagse mogelijkheden.

In de inleiding wordt aangegeven dat het boek \'een represen-
tatie is van het omgaan met én het benutten van onze huisdie-
ren vanaf het laatste decennium vóór de eeuwwisseling\'. Bij
nader inzien blijkt echter een bonte verzameling dieren de re-
vue te passeren, die soms als ras, soms als regionaal voorko-
mende variëteit gedefinieerd wordt, al geruime tijd geleden
uitgestorven is of aan een succesvolle comeback is begonnen.
De schrijver heeft op veel manieren informatie verzameld,
veel bronnen geraadpleegd, waarna hij vaak met (zijn eigen?)
coinmentaar een tijdsbeeld schetst.

Door de veelheid van de informatie inaar vooral ook door het
verschil in herkomst van deze informatie, heeft het boek een
wat fragmentarisch, en soms zelfs een anekdotisch karakter.
Dit geldt ook enigszins voor de keuze van de diersoorten c.q.
rassen, waarbij de aandacht voor hun producten varieert tus-
sen een historische terugblik en een hedendaagse toepassing.
Uiteraard wordt aan al onze landbouwhuisdieren aandacht
besteed, van de verdwenen Overijsselsche koe tot de weer
volop in de belangstelling staande Nederlandse landgeit.
Ook hoenders, watervogels, duiven en honden komen aan
bod. Er wordt zelfs een uitstapje gemaakt naar bloedzuigers,
civetkatten (parfumkat van de Amsterdamse grachtengordel),
witte pauwen en \'de enig echte Zeeuwse oester\'.
Voor de lezer die breed geïnteresseerd is, bevat het boek een
hoeveelheid vaak vermakelijke, en soms zelfs smakelijke in-
formatie.

Jammer dat de veelheid aan adressen het boek wel snel geda-
teerd maakt.

Antoinette Kooper

-ocr page 188-

Nog vrij onverwacht is op 14 maart 2002 is in zijn woonplaats
Heiloo overleden collega Joop Hage. Joop is geboren op 3 au-
gustus 1926 in Oldenzaal. Zijn vader was hier dierenarts en al
in zijn vroege jeugd was voor Joop duidelijk dat hij in de voet-
sporen van pa wilde treden. Zijn vader gaf hem wel in overwe-
ging \'gewoon \'arts te worden zodat hij de patiënt bij een net
bed kon bezoeken. Maar Joop wist ook toen al goed wat hij
wilde en later is diverse keren gebleken, dat hij deze eigen-
schap niet kwijt is geraakt! In Oldenzaal bezocht hij de lagere
school en later ook het lyceum. Vanwege de oorlog kon op het
lyceum van normaal onderwijs geen sprake zijn. Joop moest
onderduiken omdat hij bedankte voor de \'Arbeitzeinsatz\'. Hij
is ruim een jaar ondergedoken geweest bij een boer en later
zat hij bij zijn ouders in een \'geheime ruimte\', terwijl een
Duitse officier in huis moest worden ingekwartierd. Na de be-
vrijding ging hij naar Utrecht. De studie verliep aanvankelijk
niet probleemloos omdat zijn vooropleiding zeer gebrekkig
was geweest door de oorlogssituatie. In zijn studententijd was
Joop onder andere zeer actief met de veterinaire rijvereniging
\'De Solleysel\'. In 1954 studeerde hij af en vesdgde zich in
Purmerend als assistent hij collega Van Keulen. Na een korte
periode nam hij de praktijk over en ging hij zich associëren
met Anton de Reus. Joop was inmiddels getrouwd met Diny
Holter Zij kenden elkaar al vanaf hun vroegste jeugd. Ze had-
den drie dochters en vijf kleinkinderen. .Joop wijdde zich vol
overgave aan de praktijk in Purmerend. Het accent lag toen
nog op de grote huisdierenpraktijk, maar ook de gezelschaps-
dieren kregen volop zijn aandacht en dit segment werd steeds
belangrijker Toen de vleeskeuringskring in Purmerend werd
opgeheven, werd Joop hoofd van het veterinaire markttoezicht
van de veemarkt te Purmerend. Een zestal collegae uit de om-
geving van Purmerend waren eveneens belast met dd toezicht.
In 1961. na mijn vestiging als practicus in Oosthuizen, werd ik
ook benoemd bij dd markttoezicht. Ons gezamenlijk markttoe-
zicht had als plezierig neveneffect dat wij als buurtcollegae el-
kaar wekelijks ontmoetten. In een altijd zeer vriendschappe-
lijke sfeer konden grote en kleine problemen direct worden
besproken en opgelost. Joop vond deze collegiale contacten
van grote waarde en goede onderlinge verhoudingen zeer es-
sentieel. Dit gold niet alleen voor de situatie rond Purmerend,
maar eigenlijk voor de hele veterinaire wereld. "We hebben
elkaar nodig, we verkeren met elkaar, laten we elkaar met res-
pect en eerlijk bejegenen ", dat was zijn uitgangspunt. Jaren is
hij bestuurslid geweest van de A fdeling Noord-Holland van de
KNMvD. Eerst als secretaris en later een aantal jaren als
voorzitter Als zodanig was hij tevens voorzitter van de provin-
ciale vestigingscommissie van Noord-Holland. Ook in deze
functie hamerde hij regelmatig op het belang van goede colle-
giale verhoudingen, niet alleen voor je eigen functioneren
maar ook zeker ten voordele van je cliënten en patiënten. Aan
het einde van zijn lange bestuursperiode is hem het erelid-
maatschap van de afdeling Noord- Holland aangeboden; te-
recht een blijk van waardering voor zijn werk. Toen het insti-
tuut \'netwerkdierenarts\' werd geïntroduceerd, was het niet
verwonderlijk dat Joop door de A fdeling Noord-Holland werd
gevraagd in dit college zitting te nemen. Ook dit heeft hij een
aantal jaren gedaan. Veel energie heeft Joop gestoken in zijn
werkzaamheden bij de Ereraad. Hij is jaren secretaris ge-
weest. De problematiek waar dit college zich mee moest bezig-
houden, was hem op het lijf geschreven. Vol enthousiasme kon
hij vertellen over zaken waarmee hij werd geconfronteerd,
maar altijd met de meeste discretie. In de loop der jaren be-
zorgde het zware praktijkwerk Joop steeds meer lichamelijk
ongemak en in 1969 heeft hij zijn praktijkgedeelte overgedaan
aan collega De Reus en deze zette de praktijk voort met col-
lega Sturkenboom. Joop ging naar Alkmaar en werd eerst keu-
ringsdierenarts en later adjunct-directeur van het slachthuis
in Alkmaar De werkzaamheden op het slachthuis bleken na
een aantal jaren dermate lichamelijk belastend, dat hij op
dringend medisch advies in 1984 het besluit moest nemen met
zijn werkzaamheden te stoppen. Dd betekende allerminst dat
Joop als rustend dierenarts achter de geraniums plaatsnam.
Reeds in Purmerend was hij lid van de Rotary en later werd hij
lid van de club Alkmaar. Een aantal jaren heeft hij zijn aan-
dacht en energie gegeven aan het Nederlandse Rode Kruis en
de landelijke UW Joop was ook zeer actief bezig met edel-
smeedkunst. Diny is al vele jaren zeer succesvol bezig met
beeldhouwkunst en de laatstejaren werkten ze veel .samen. In
en rond hun woning in Heiloo zijn dan ook vele fraaie kunst-
voorwerpen te aanschouwen. De zangkunst beoefenden Joop
en Diny samen in het oratoriumkoor in Heiloo; met name Joop
had een zeer goede stem. Ook biljarten en kegelen werd door
Joop ongeveer wekelijks met veel enthousiasme gedaan. In de-
cember 2001 kreeg hij klachten weer in de vorm van rugpijn.
Hij had echter al snel in de gaten, dat de pijn \'anders \'was dan
de pijn die hij voordien gekend had. Korte tijd voordien was
hij behandeld voor prostaatkanker en men ging ervan uit dat
de problemen afdoende waren verholpen. Bij onderzoek in de-
cember bleek dat de pijnklachten een gevolg waren van meta-
stasen in de botten. Bijzonder snel nam de pijn toe en ontstond
er een toestand van algemene malaise. Begin februari heeft hij
ons op de maandelijkse bijeenkomst van rustende dierenart-
sen in Noord- Holland hiervan uitvoerig op de hoogte gesteld.
Na een kort ziekbed kwam het einde op 14 maart 2002. Met
Joop Hage is een markante figuur uit onze veterinaire wereld
heengegaan. Zeer velen hebben bij de crematieplechtigheid
afscheid genomen van een man. die gekenschetst kan worden
als recht door zee, stijlvol en hulpvaardig. Tot voor kort is hij
actief geweest en hij had nog zoveel plannen. Niet alleen zijn
vrouw, kinderen en kleinkinderen zullen hem missen maar ook
zijn vele vrienden en collegae.
Hij ruste in vrede.

memoria

Ruurd Y. de Jong

Joop Hage

-ocr page 189-

Jan Hoogerwerf

memoria

Jan Hoogerwerf is geboren op 12 februari 1928 te Amsterdam als oudste in een gezin met drie
kinderen, twee jongens en een meisje. Na het primair onderwijs bezocht Jan het Hervormd
Lyceum te Amsterdam. Tijdens de schoolperiode ging het gezin Hoogerwerf vaak in Vorden op
vakantie en bracht Jan de dagen op de boerderij door Opgegroeid op een bovenhuis genoot
hij vooral van het buitenleven. Mogelijk werd hier de liefde voor het vak geboren en koos Jan
voor de studie diergeneeskunde.

In december 1954 behaalde hij het dierenartsdiploma en ging hij assisteren bij collega De
Boer in Hoogeveen. In datzelfde jaar leerde hij zijn vrouw Tiny Estië kennen. In het gezin
Hoogerwerf werden vijf kinderen geboren, vier meisjes en een jongen. Het was een groot ver-
driet dat de middelste, een meisje, al op jonge leeftijd is overleden.

Na nog waargenomen te hebben bij collega Den Daas te Druten. vestigde hij zich op 20 juli
1955 te Bredevoort. Aanvankelijk woonden ze in een gedeelte van een boerderij, later in een
eigen huis te Miste. Al spoedig ontstond contact met collega Nijhoff te Aalten. met wie een
zondagsdienst werd opgezet. In 1967 is Jan geassocieerd met Ben Schoonman te Winterswijk.
De samenwerking was prima en er was veel waardering voor elkaar De grote huisdieren-
praktijk werd Jan echter fysiek te zwaar, zodat hij besloot alleen gezelschapsdieren te gaan
behandelen.

In 1972 verhuisden ze naar Arnhem, waar hij in Zuid cds eerste een gezelschapsdierenpraktijk
startte. Ook hier werd een zondagsdienst gestart. Eerst alleen met collega Van Werven, later
met alle collega \'s uit Arnhem. Oosterheek en Velp. Ondanks meerdere vrije vestigingen rondom
zijn praktijk, bleef Jan veel plezier in zijn werk houden.

In 1987 werd Jan ziek en afgekeurd. Ze verhuisden naar Rijssen, maar niet voordat hij het
nieuwe huis eigenhandig grondig had verbouwd. Hier hebben ze een goede tijd gehad. Ze
trokken er veel op uit met de caravan en genoten van kinderen en kleinkinderen.
In 2001, na de vakantie, kwamen er neurologische klachten, diesnel verergerden. II decem-
ber werd hij opgenomen in het ziekenhuis. Er volgde een zeer snelle geestelijke aftakeling. Op
18 januari 2002 is Jan overleden en op 23 januari hebben we in de Ontmoetingskerk te
Rijssen temidden van zijn familie en een grote kring van vrienden afscheid genomen, waarna
we hem hebben begeleid naar zijn laatste rustplaats.

Aan Jan denkend, denk je aan een creatief mens met gouden handen. Altijd bezig iets te ont-
werpen. Hij bouwde z \'n eigen caravan, surfplank en boot, maar maakte ook kunstwerken van
hout. Bij zijn afscheid uit Arnhem kreeg iedere collega een, op hem of haar betrekking heb-
bende, uitgezaagde voorstelling door Jan ontworpen en gemaakt.

Jan was in zijn werk zeer contentieus, plaatste zich niet op de voorgrond en wist zich gesteund
door zijn geloof Hij zal in zijn familie, maar ook hij zijn vrienden een grote lege plaats
achterlaten.

Wij wensen Tiny. kinderen en kleinkinderen toe. dat de vele goede herinneringen aan Jan voor
hun de steun mag zijn in de toekomst.

J.A. Droppers
B. G. Schoonman

-ocr page 190-

Vernieuwing bestuursstructuur KNMi^D bijna rond

Stembiljet Bestuur en Raad van Toezicht ligt bij leden

S. Umans

Bij alle leden van de KNMvD zijn begin september de
stembiljetten voor de verkiezing van het Bestuur en de
Raad van Toezicht in de bus gevallen. Met het invullen en
terugsturen van deze stembiljetten zal de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde defini-
tief kantelen van een afdelingsgestuurde naar een discipli-
negestuurde vereniging. Een historisch moment in haar
geschiedenis.

Het Hoofdbestuur en het secretariaat zijn er trots op dat de
Kantehng toch binnen redehjk korte termijn zijn beslag heeft
gekregen. Het besluit om te gaan \'kantelen\' is in feite pas ge-
nomen op de Algemene Vergadering van 6 oktober 2001 in
Nationaal Sportcentrum Papendal. Daarna kwam het beleids-
voorstel \'Aanpassing bestuurlijke structuur KNMvD\', dat
door de leden op de Buitengewone Algemene Vergadering op
25 mei van dit jaar werd aangenomen. Vervolgens moesten
alle zeilen worden bijgezet om de Statuten en het Huishou-
delijk reglement op tijd aangepast en gedrukt te krijgen, de
stembiljetten te laten drukken en dit alles mee te sturen met
de stukken voor de Algemene Vergadering op 5 oktober aan-
staande in Zeist. Maar het is gelukt en als alle leden massaal
het stembiljet invullen en terugsturen, kan de Kanteling van
de KNMvD een groot succes worden genoemd!

Stembiljet

leder lid heeft twee stembiljetten gekregen. Eén voor het
Bestuur en één voor de Raad van Toezicht. Het Bestuur ver-
vangt het huidige Hoofdbestuur en wordt uitsluitend samen-
gesteld uit vertegenwoordigers van de Groepen, die ge-
clusterd zijn. Door de leden, die hun clusterkeuze konden
aangeven, is de zetelverdeling per cluster bepaald. Zo krijgt
het cluster \'Koppelgehouden dieren\' twee zetels in het
Bestuur, het cluster \'Individueel gehouden dieren\' drie zetels
en het cluster \'Volksgezondheid en bedrijfsleven\' krijgt er
één. Er mag op het stembiljet Bestuur maar één kandidaat
worden aangekruist.

clusterverdeling

Aantal steminen

aantal zetels

Cluster 1;

Koppelgehouden dieren

522

2

Cluster 2:

Individueel gehouden

dieren

648

3

Cluster 3:

Volksgezondheid en

bedrijfsleven

244

1

De Raad van Toezicht komt in plaats van het huidige
Algemeen Bestuur, maar wordt compacter en krijgt een initi-
ërende en controlerende functie. Het nieuwe Bestuur maakt
geen deel meer uit van de Raad van Toezicht, zoals in de
oude situatie. Het stembiljet voor de Raad van Toezicht ver-
schilt per Regio. Iedere Regio bestaat uit een aantal samen-
gevoegde Afdelingen: Noord (Groningen-Drenthe en Fries-
land), Oost (Overijssel en Gelderland), Zuid (Zeeland,
Noord-Brabant en Limburg) en West (Noord-Holland, Zuid-
Holland en Utrecht). Iedere Regio heeft een verschillend
aantal zetels te verdelen. Dit aantal is gebaseerd op de verde-
ling van het aantal leden, woonachtig in de Regio\'s. Zo heeft
Regio Noord twee zetels te verdelen. Regio Oost vier zetels,
Regio Zuid drie zetels en Regio West vier zetels. Tevens zijn
voorkeursregio\'s van in het buitenland wonende collega\'s
meegeteld bij de zetelverdeling. Het aantal kandidaten dat
op het stembiljet Raad van Toezicht mag worden aange-
kruist, verschilt dus per Regio!

Regioverdeling

Aantal dierenartsen

aantal zetels

Regio Noord

580

2

Regio Oost

1088

4

Regio Zuid

1014

3

Regio West

1383

4

Waarom ook alweer kantelen?

Doel van de Kanteling is de betrokkenheid van de leden bij
de besluitvorming te vergroten. Zo is het reeds verwoord in
de beleidsvisie van het Hoofdbestuur van oktober 2000
\'Dierenarts, spil in een gezonde samenleving\'. Toenemende
beleidsinatige activiteiten van de Groepen, waardoor een
soort schaduwkabinet naast het Hoofdbestuur ontstond,
vormden de directe aanleiding om over te gaan tot een
nieuwe structuur. Maar ook het onderzoek naar de waarde-
ring van het lidmaatschap door Environs International
onderstreepte de noodzaak om te kantelen, doordat een aan-
tal leden de Groepen niet (meer) als onderdeel van de
KNMvD beschouwden. Na advisering door een werkgroep
en van Groeps- en Afdelingsbesturen is het Hoofdbestuur tot
genoemd beleidsvoorstel \'Aanpassing bestuurlijke structuur
KNMvD\' gekomen.

Nieuwe bestuursstructuur op komende Algemene Leden-
vergadering

Het schriftelijk stemmen - in plaats van op afdelingsvergade-
ringen of op de Algemene Vergadering - moet gaan leiden tot
een veel breder draagvlak. Middels een pamflet met daarop
alle kandidaten, wordt het voor de leden zichtbaarder aan wie
ze nu eigenlijk hun stem geven. Na 30 september zullen de
stemmen worden geteld en de uitslag zal worden bekend ge-
maakt op de Algemene Vergadering van 5 oktober 2002 in ho-
tel/restaurant Oud London te Zeist. Daarna kunnen het nieuwe
Bestuur en de Raad van Toezicht worden geïnstalleerd.

-ocr page 191-

Bestuur en Raad zijn compacter dan hun voorgangers en stre-
ven naar een slagvaardiger beleid. Bovendien zal door de
evenredige vertegenwoordiging de bestuurlijke verdeling
automatisch worden aangepast aan de verschuivingen binnen
de beroepsgroep. Elke drie jaar worden de Clusters en
Regio\'s opnieuw geijkt. Met het kiezen voor deze bestuurs-
structuur hoopt de KNMvD een professionelere, bij de 21e
eeuw passende weg te zijn ingeslagen.

Voor meer informatie over de vernieuwing van de bestuursstructuur l<unt u te-
recht op de KNMvD-website www
.l<nmvd.nl

Stuur uw stembiljet

Stembiljet

zo spoedig mogelijk

retour! Het dient uiterlijk

30 september om 12.00

uur op het KNMi^D-kantoor

KNMvD

in Utrecht te zijn.

140 jaar KNMvD

Als ik dit schrijf op 27 augustus 2002, bestaat de Konink-lijke
Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde 140 jaar Er
zijn geen bijzondere feestelijkheden gepland. De medewerkers
hebben gezamenlijk feestelijk geluncht. De voorzitter en alge-
meen secretaris hebben het feit tijdens hun overleg gememo-
reerd. Het werk ging gewoon door, want er moest heel veel ge-
daan worden in het kader van de Besturendag en de Algemene
Vergadering in oktober. Toch is het een historisch Jaar, dit 140e.
Er zal een vernieuwde bestuursstructuur komen. Daar-mee zal
de doelstelling \'de betrokkenheid van de leden bij de besluitvor-
ming te vergroten\' vorm moeten worden gegeven. Met een grote
diversiteit aan belangen voorde dierenartsen is dat geen gemak-
kelijke taak voor Bestuur en secretariaat. Alle leden dienen zich
hiervoor open te stellen en in te zetten,
ik hoop de overstap naar een nieuwe bestuursstructuur over tien
Jaar met u allen feestelijk te kunnen vieren en herdenken.
Op naar
150Jaar KNMvD!

Dr. TJ. Jorna,
Algemeen secretaris.

Najaarsdag CCC 9 november 2002: Interactie\'

pDe Najaarsdag van de Groep Geneeskunde Ge-
zelschapsdieren (GGG) vindt dit jaar plaats op zaterdag 9
november 2002 wederom in Congrescentrum \'de Ree-
horst\' te Ede. Deze op de praktijk gerichte nascholingsdag
heeft dit jaar als thema \'Interactie\' meegekregen omdat uit
verschillende invalshoeken actuele onderwerpen aan de
orde komen. Zo zult u geïnformeerd worden over de
nieuwste inzichten met betrekking tot de diagnostiek en
behandeling van hyperactief gedrag bij de hond en zal er
een update gegeven worden van de diverse mogelijkheden
bij epilepsie en andere neurologische aandoeningen.

Dooreen tweetal Belgische collegae zult u meegenomen wor-
den naar het interactieve gedeelte van gewrichts- en skeletaan-
doeningen en zullen ook oogheelkundige problemen de revue
passeren.

Ook de dermatologie zal niet ontbreken en min of meer voor
de laatste keer zult u kunnen luisteren naar een endocrinolo-
gisch onderwerp dat gepresenteerd zal worden door een bijna
emeritus hoogleraar in de geneeskunde van gezelschapsdieren
en dat u zeker zal boeien!

Voor het eerst kunt u ook kennis nemen van de resultaten van
een gezamenlijk GGG-GD project over de pathologie (hond).
Hierbij is gedurende twee jaar gekeken in hoeverre de klini-
sche diagnose overeenkomt met de pathologische en waar (en
mogelijk waarom) dit juist niet het geval is!
Naast deze primeur is ook tijd ingeruimd om aandacht te beste-
den aan een groep patiënten die wij misschien niet dagelijks
zien maar toch zeker aandacht behoeven: de papegaai/parkiet
en de rat.

Kortom wij hopen er in geslaagd te zijn een programma voor u
samen te stellen waar u wat aan heeft!

Assistenten

Naast dit programma voor dierenartsen is er dit jaar voor het
eerst ook een dag voor dierenartsassistenten. Dit programma
zal geheel separaat (in een andere zaal en met andere tijden)
gehouden worden en uiteraard zullen de diverse sprekers hun
presentaties afsteinmen op deze doelgroep. Wel zult u aan het
eind van de dag met een gezamenlijk drankje deze gecombi-
neerde Najaarsdag op een gezellige wijze kunnen afsluiten!
De Groep Geneeskunde Gezelschapsdieren hoopt, mede
dankzij de sponsoring van Waltham en Virbac, dat deze prakti-
sche en gezellige (!) Najaarsdag weer een bijdrage mag leveren
aan de permanente educatie. Het aantal nascholingspunten
voor deze dag bedraagt 10.

U komt toch ook ?

De Najaarsdag vindt plaats op zaterdag 9 november aan-
staande in Congrescentrum \'De Reehorst\'te Ede, inschrijving
vanaf08.45 uur, aanvang progratnma 9.30 uur.
Aanmelding voor de Najaarsdag kan geschieden door overma-
king van € 80 (GGG-leden) en € 130 (niet GGG-leden) op gi-
rorekening 53.91.80 ten name van Groep Geneeskunde Gezel-
schapsdieren te Lochem, onder vermelding van \'Najaarsdag
2002\'. (Super)plusleden hoeven zich niet opnieuw aan te mel-
den!

Graag tot 9 november in de Reehorst!

ANIMAL HEALTH

\\lirb>ekc

WALTHAM

-ocr page 192-

Correctie inschrijfformulierJaarcongres

Hotelovernachtingen tijdens het Jaarcongres zijn mogelijk op woensdag 2, donderdags en vrijdag 4 oktober
Zie vooronline inschrijfformulieren verdere informatie de KNMvD-website www.knmvd.nl

^o^ares

■i» Mzr^ O

fCNMi/D Jaarcongres 2002
Zeist 3 • 4 • 5 oktober

KNMuD

SPORTDAG

Op de Sportdag donderdag 3 oktober kunt u
met jonge aankomende collega\'s en (oude)
studiegenoten sportief en gezellig diverse
sporten beoefenen en deelnemen aan
een bruisend feest.

KEUZE UIT:

hockey, voetbal, tennis, bridge, golf,
squash en een skeelertocht door de mooie
groene Utrechtse omgeving. Een bruisend
avondfeest sluit de dag af

Sporten op Kampong
gezellig en sportief

Goed voor
7 certificeringspunten

Een mooi
bruisend feest

JAARCONGRES

Het jaarcongres op dierendag vrijdag 4 oktober heeft als thema
\'de Waarde van het Dier\'. Gerenommeerde sprekers als de heer ir. ing. H. de Boon en
de heer prof mr. dr. P.B. Cliteur zullen een waardevolle bijdrage leveren, waarna alle
deelnemers zeifin een workshop actief kunnen deelnemen aan de discussie over de

\'waarde van het dier\'.

Tot slot wordt de dag afgesloten met
een heerlijk diner en een gezellig feestl

ALGEMENE LEDENVERGADERING

Op zaterdag 5 oktober wordt de Algemene Ledenvergadering gehouden
waarop alle KNMvD-leden welkom zijn.

Dus houdt 3. 4 en 5 oktober vrij in uw agenda! In augustus heeft u het inschrijfformulier
in de bus gekregen. Op onze website
www.knnw^d.nl houden wij u op de hoogte.

Dankzij de steun van deze organisaties worden de sportdag en het jaarcongres dit jaar heel bijzonder:

AST • AUV Coöperatie • Bayer Nederland bv» Boehringer Ingelheim bv«Cen E Bankiers • Dix&,Co
Dopharma bv • Merial bv • Intervet Nederland bv • Leo Pharmaceutical Products bv • Meeùs • Pfizer Animal
Health • Pharmacia Animal Health • Raadgevers voor de Medische Beroepen • VVAA • Z en R accountants

en belastingadviseurs

-ocr page 193-

Op een prachtige zomeravond pieker
ik, zittend onder een eeuwenoude
kastanje, wat ik nu eigenlijk over de
\'waarde(n) van dieren\' kan schrijven.
Als eerste rijst dan bij mij de vraag
wat is \'waarde\' eigenlijk? Wat bedoe-
len we er mee? Als ik naar binnen
loop en de Dikke van Dale er op na-
sla, vind ik
"waarde: grootte van de
betekenis die iets heeft als bezit, door gehalte, als middel tot
een doel. door betrekking of door een combinatie van deze of
enkele van deze factoren ".
Gelukkig is het woordenboek ver-
volgens zo vriendelijk een uitleg van deze toch wel wat raad-
selachtige definitie te geven. Een deel van die uitleg heb ik hier
overgenomen met enkele passende voorbeelden.
Ad 1. Betekenis als bezit en als ruilobject.
De waarde van dit paard wordt geschat op € 25.000.
Ad 2. Betekenis door gehalte.

Innerlijke waarde, zowel met betrekking tot gehalte aan fijn

goud of zilver als met betrekking tot zedelijke waarde. Iemand

op de juiste waarde schatten. Iemand in zijn waarde laten.

Ad 3. Betekenis door betrekking of functie.

Ik hecht waarde aan een vriendelijke bejegening.

Ad 4. Betekenis als middel tot een doel.

Dc kennis van het Latijn is voor een dierenarts van waarde.

Dat nu allemaal gelezen hebbend ben ik nog niet zoveel verder
met mijn vraag \'hebben dieren waarde(n)?\' Laat ik het maar
eens op een andere manier aanpakken.

Financiële waarde

Dieren hebben een financiële waarde. Is dat zo? Voor een ge-
zonde koe of paard zal dat doorgaans zeker het geval zijn,
maar is dat altijd zo? Weegt het met de fles grootbrengen van
een leblam in financieel opzicht in deze tijd nog op tegen de
arbeidskosten? Hoe zit dat bijvoorbeeld met een kat? Een
jonge raskat zal zeker een bepaalde financiële waarde ver-
tegenwoordigen, maar wat is de waarde van een zwerfkat?
Muizen hebben misschien voor bepaalde liefhebbers een fi-
nanciële waarde, maar doorgaans besteden we er meer geld
aan om ze te \'verdelgen\' dan om ze te \'kopen\'.
Kortom, in financieel opzicht bestrijkt de waarde van dieren
het hele scala van een grote positieve waarde tot een grote
negatieve waarde en dat geldt voor grote dieren maar ook
voor hele kleine. Rupsen hebben in bepaalde delen van de
wereld een grote waarde (zijderupsen), terwijl de rest van de
wereld zijn uiterste best doet allerlei andere rupsensoorten te
verdelgen. Ook kan de waarde van een dier in de loop van het
leven veranderen. Een gezond sportpaard kan veel geld
waard zijn, maar het euthanaseren en afvoeren van een oud
of ziek paard is een redelijke kostenpost.

Emotionele waarde

Dieren hebben, in meer of mindere mate, voor veel mensen
ook een emotionele waarde en dit is enorm soortafhankelijk.

Hebben dieren waarde(n)?

Marianne Sloet van Oldruitenborgh-Oosterbaan

De \'aaibaarheid\'
speelt daarbij waar-
schijnlijk een grote rol, maar die is lang
niet voor alle mensen gelijk. De meeste mensen vinden ko-
nijnen leuke dieren, maar mijn vader graaft het hekwerk een
halve meter diep in om die \'schatjes\' de toegang tot zijn
moestuin te ontzeggen. Zelf koester ik spinnen en met name
hun web waarin zij muggen vangen. Sommige vrouwen zul-
len echter geen waarde hechten aan de aanwezigheid van
spinnen in hun slaapvertrek c.q. er ernstig bezwaar tegen
maken. Anderzijds leef ik voortdurend op voet van oorlog
met muggen en vliegen. Ik zal deze dieren zonder enig
mededogen doodmeppen.

Intrinsieke waarde(n)

Tot nu toe heb ik, zoals gebruikelijk voormensen, alles vanuit
de mens bekeken. Wat gebeurt er eigenlijk als je vanuit het
dier gaat kijken? Op dat moment stijgt het schaamrood ons al
snel naar de kaken. Vrijwel alle dieren hebben veel meer
waarden (en normen) dan mensen. Dieren hebben schijnge-
vechten voor het bepalen van de rangorde, maar dit leidt
slechts zelden tot verwondingen. Als een rangorde eenmaal
gevestigd is, heerst er doorgaans vrede in een kudde of een
groep. Ook tussen de diverse diersoorten is vaak een grote
onderlinge verdraagzaamheid. Carnivoren en prooidieren ko-
men samen op de steppe voor, maar de prooidieren zullen al-
leen gejaagd worden als de carnivoren honger hebben. Dieren
doden, enkele uitzonderingen daargelaten (de vos in het kip-
penhok en dat is een onnatuurlijke situatie), doorgaans niet
meer dan zij voor directe consumptie nodig hebben.

Verantwoordelijkheid

Hoe moeten wij nu omgaan met de \'waarde(n)\' van dieren?
Naar mijn mening moeten wij bij alles wat we doen ons afvra-
gen of het passend is binnen onze waarden en binnen die van
het dier! Dat betekent ook dat dat voor ieder mens een beetje
anders ligt en dat meer welvaart het gemakkelijker maakt om
meer rekening te houden met de \'waarde\' van het dier.
Als dierenarts heb je steeds weer te maken met de waarde(n)
van het dier. Vrijwel dagelijks staan eigenaren in onze kli-
niek voor de moeilijke beslissing of zij hun paard met chirur-
gische koliek wel of niet zullen laten opereren. Bij deze be-
slissing spelen allerlei \'waarden\' een rol. Naast de ernst van
de aandoening en dus de prognose, de leeftijd en het karakter
vormen de financiële en emotionele waarden een belang-
rijke factor Heel vaak heeft een eigenaar van de dierenarts
een gericht advies nodig en het is onze verantwoordelijkheid
daarbij alle \'waarden\' zorgvuldig af te wegen en vooral ook
de belangen van het dier in het oog te houden.
Ook in het onderzoek worden we steeds geconfronteerd met
de vraag of een bepaalde proef nu wel of niet \'verantwoord\'
is. Hier blijkt ook dat een mening in de loop der jaren kan
veranderen. Als jonge promovendus was ik, twintig jaar ge-
leden, faliekant tegen het doden van dieren voor onderzoeks-
doeleinden. Intussen heb ik geleerd dat bepaalde belangrijke

-ocr page 194-

vraagstellingen niet te beantwoorden zijn zonder het gebruik
van proefdieren en is het voor mij essentieel geworden dat de
dieren tijdens het leven niet veel \'narigheid\' hoeven te door-
staan. Ik heb er echter, mits de proeven zeer goed onder-
bouwd en noodzakelijk zijn en de proefdieren volledig benut
worden, geen onoverkomelijke moeite meer mee dieren (in
mijn geval dus paarden) te doden.

Ook in ons privéleven staan we regelmatig voor keuzen
waarbij de \'waarde(n) van het dier\' een rol spelen. Kopen we
een gewone kip of de veel duurdere \'scharrelkip\'? Ik koop
de scharrelkip en let dan bewust niet op de prijs, maar ik heb
een goed salaris en dus makkelijk praten. Kopen we een
voordelig lapje vlees in de supermarkt of zoeken we bewust
een vleesveefokker waar de stieren direct vanuit het weiland
geslacht worden? Het eerste is gemakkelijker en als ik druk
ben schiet het tweede er dus weieens bij in. Hoe gaan we om
met \'wild\'? Een lekkere reebout is in mijn ogen niet te ver-
smaden, maar dan houd ik wel in mijn achterhoofd dat het
een zorgvuldig geselecteerd dier is dat door een ervaren ja-
ger met één schot gedood is.

En hoe zit het met onze huisdieren? Zouden we een jacht-
hond echt een plezier doen als hij vier hoog op een flat
woont? Zouden paarden echt graag 23 uur per dag in een box
staan en dan een uurtje \'in de krul lopen\'? Is het voor een ko-
nijn een pleziertje om zijn hele leven door te brengen in een
hokje? Mijn hond en mijn paarden lopen de hele dag buiten
en ook ons konijn is vele malen ontsnapt uit zijn ren. Iedere
avond echter staan al die dieren weer op de stoep om
\'binnen\', in huis, stal of hok, gebracht te worden. Kunnen zij
zich toch niet meer redden in de vrije natuur of \'missen\' zij
ons en willen zij ons de indruk geven dat ze ons nodig heb-
ben? Hier eindigen we dan in de wereld van Disney waar alle
dieren menselijke eigenschappen worden toegedicht. Dat is
heel gevaarlijk, want één ding is zeker.... we kunnen genie-
ten van de verbeelding van Disney, maar we moeten dat niet
verwarren met de alledaagse werkelijkheid: dieren hebben
hun eigen waarde(n)!

Denkt u er ook zo over ... of juist heel anders ... we zullen er
vast nog veel over horen en veel over discussiëren op het
Jaarcongres!

De waarde(n) van ons voedsel en onze dieren

Bert Uriings

Een discussie over waarden heeft in onze cultuur
ten aanzien van het houden van dieren twee ver-
schillende betekenissen die beiden in volle om-
vang van toepassing zijn op het dagelijks hande-
len van de dierenarts.

Dc waarde, het nut van onze dieren en de dierlijke
producten beslaat een heel breed terrein van onder
andere voedingsmiddel, geneesmiddel, leer, huiden,
wol en mest, tot gezelschap, sport en recreatie, ledereen
maakt op zijn eigen wijze gebruik van het nut van dieren.
Het nut van dieren heeft voor elk mens een individuele be-
tekenis gekregen. Deze individuele betekenis die een mens
geeft aan een dier is met name gebaseerd op religie, af-
komst, cultuur en persoonlijke affectie met het dier en zijn
producten. Net als andere onderdelen van onze maat-
schappij heeft de individuele beleving die mensen hebben
bij het dier en zijn producten zich steeds verder ontwikkeld
en gespecialiseerd. Dat wil zeggen dat de beleving die
mensen hebben van dieren zich steeds verder individuali-
seert en mensen op dit punt steeds meer van elkaar ver-
vreemden. Deze maatschappelijke ontwikkeling kan lei-
den tot het steeds verder polariseren van standpunten over
het dier en zijn producten, met het dier als meewerkende,
c.q. lijdend voorwerp. Vervolgens zijn er de waarden in de
zin van \'normen en waarden\'. Welke waarden hanteren
dierenartsen ten aanzien van de aan ons toevertrouwde
dieren en dierlijke producten? De afgelopen 25 jaar was de
discussie over normen en waarden vooral gericht
op het welzijn, inclusief de gezondheid, van het
dier. Op dit terrein is geleidelijk een brede con-
sensus ontstaan. Het begrip intrinsieke waarde
werd geïntroduceerd, wat met zich meebrengt
dat naast het welzijn ook de integriteit van dieren
wordt beoordeeld. Over de normen en waarden ten
aanzien van het doel van het omgaan met dieren (ge-
houden en wilde dieren), het beschikken over leven en
dood en ons rentmeesterschap over dieren en voedings-
middelen van deze dieren bestaat nog niet zo veel eensge-
zindheid. De afgelopen vijfjaar is de maatschappij als ge-
volg van varkenspest, BSE en mond- en klauwzeer
geconfronteerd met extreme uitwassen op dit terrein, zoals
het massaal doden en vernietigen van dieren en vlees. De
professionele en maatschappelijke discussie die daarop
volgde dreigt wederom vast te lopen. Na de varkenspest is
er immers weinig terechtgekomen van de goede voorne-
mens. De belangrijkste reden is het ontbreken van maat-
schappelijk geaccepteerde uitgangspunten. Een jaarcon-
gres van de KNMvD over dit onderwerp kan een
belangrijke bijdrage leveren aan de ontwikkeling van en
het draagvlak voor normen en waarden op dit gebied in
ons land. Een noodzakelijke voorwaarde om internatio-
naal voldoende sterk te staan voor een ander beleid.

Bert Uriings is voorzitter van de Groep GKZ.

-ocr page 195-

De trend die werd ingezet in 1999 bij de inwerkingtre-
ding van de nieuwe Code voor de Dierenarts zet zich in
2001 voort. Klachten naar aanleiding van zaken die met
onderlinge concurrentie te maken hebben, nemen af,
terwijl het aantal verzoeken tot het benoemen van arbi-
ters naar aanleiding van gerezen maatschapgeschillen
toeneemt.

In 2001 kreeg de Ereraad acht nieuwe zaken te behan-
delen: zeven verzoeken om arbitrage, waarbij in zes ge-
vallen arbiters werden benoemd, en één klacht die
ambtshalve in behandeling werd genomen. Op grond
van artikel 42 van het Huishoudelijk Reglement is de
Ereraad bevoegd zaken die te zijner kennis komen - an-
ders dan door middel van een klacht tegen een lid - en
die hij in strijd acht met de Code voor de Dierenarts of
de belangen van de Maatschappij of haar leden, in be-
handeling te nemen.

De Ereraad kwam in twee zaken uit 2000 tot een uit-
spraak, te weten één klacht ambtshalve waarbij - hoe-
wel de Code voor de Dierenarts was overtreden - geen
maatregel werd opgelegd en één klacht welke op grond
van artikel 50 lid 1 van de Statuten van de KNMvD ge-
grond werd verklaard. Behalve een berisping beveelt
de Ereraad dat in deze zaak de beslissing in het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde zal worden bekend
gemaakt met vermelding van initialen en bepaalt te-
vens dat de beslissing ter kennis wordt gebracht van het
Hoofdbestuur.

Een en ander werd in de augustusaflevering 2001 van
het Tijdschrift voor Diergeneeskunde geëffectueerd.

De Ereraad kwam in 2001 zeven keer bijeen en hield
éénmaal een hoorzitting.

Daarnaast waren er twee bijeenkomsten met netwerk-
dierenartsen die door enkele Ercraadsleden werden bij-
gewoond. In het Handboek Dierenartsen Netwerk ver-
zorgde de Ereraad een artikel over zijn werkzaamhe-
den.

Het jaarlijks overleg tussen voorzitters en secretarissen
van het Hoofdbestuur KNMvD en de Ereraad vond
plaats in maart 2001. Naast de activiteiten van de
Netwerk Dierenartsen kwam eveneens de positie van
de te benoemen vertrouwensdierenartsen aan de orde.
De positie van de practicus als overheidsfunctionaris en
een pleidooi van de Ereraad voor meer duidelijkheid
over de berekening van de goodwill bij praktijkover-
dracht kwamen eveneens ter sprake, evenals de vraag
of er behoefte is aan de mogelijkheid van hoger beroep
tegen uitspraken van de Ereraad.

In oktober 2001 werd door de Ereraad een informatieve
bijeenkomst georganiseerd van voorzitter en secretaris
van het Hoofdbestuur KNMvD, leden van de Ereraad
en dierenartsarbiters, juristenarbiters en accountantsar-
biters, die ingeschakeld worden door de Ereraad in ge-
val van conflicten tussen partijen.
Voordat een dergelijke benoeming van deskundige ar-
biters door de Ereraad kan plaatsvinden, moet in een
maatschapcontract of door middel van een andere over-
eenkomst door partijen zijn vastgelegd dat in geval van
een conflict arbiters zullen worden benoemd door de
Ereraad.

Tijdens deze bijeenkomst werd de procedure van good-
willberekening door het bureau van de KNMvD gepre-
senteerd, evenals de problematiek rond het vaststellen
van de waarde van het praktijkpand.
De werkwijze van de Ereraad bij de keuze en de benoe-
ming van arbiters kwam ter sprake met de mogelijkhe-
den van wraking van arbiters door een van de partijen.
Dat er nogal wat kosten verbonden zijn aan arbitrage is
duidelijk, het is mede daarom verstandig dat dieren-
artspraktijken hun maatschapgeschillen eerst proberen
op te lossen met de hulp van een netwerkdierenarts.

Naast een artikel in het Tijdschrift voor Diergenees-
kunde over een casus betreffende onzorgvuldige publi-
catie van een collega in een Kynologenblad en een inge-
zonden stuk van de Ereraad op het artikel van I.
Boissevain \'Dierenarts klaagt over dierenarts\', publi-
ceerde de Ereraad zijn jaarverslag 2000 in het Tijd-
schrift voor Diergeneeskunde van september 2001.

In oktober 2001 werd op passende wijze afscheid geno-
men van mevrouw drs. G.H.J.M. Brinkhuis, die regle-
mentair aftrad als lid van de Ereraad. De wijze waarop
zij inhoud heeft gegeven aan deze functie verdient alle
waardering. Herkozen tijdens de Algemene Ledenver-
gadering werd drs. C. Willenborg.
Als nieuwe leden van de Ereraad werden mevrouw dr.
A.A.M.E. Lubberink en drs. H.A.R. Kok gekozen.

Eind 2001 was de Ereraad als volgt samengesteld:

Drs. J.R. de Nooij, voorzitter

Drs. K. Schipper, vice-voorzitter

Drs. I.E. van Alten,

Drs. W.E.H. van Herten

Drs. H.A.R. Kok

Dr. A.A.M.E. Lubberink

Drs. A.J.A.M. Mouwen

Drs. J. Nijhoff

Drs. C. Willenborg

Mr R.RF. van der Mark, secretaris.

Het secretariaat van de Ereraad berust bij mevrouw E.
Bonnes-Stroomer. Zij is op maandag- en donderdag-
morgen op het Bureau van de KNMvD aanwezig en be-
reikbaar voor vragen over de Ereraad.

Jaarverslag Ereraad 2001

-ocr page 196-

Symposium op zaterdagmorgen
27 september 2002

Rol van dierenarts bij
salmonellareductie en vaccinatie
in de varkensketen

Voor leden van de Groep Geneeskunde van het Varken,
de Groep Gezondheids- en Kwaliteitszorg en de Vete-
rinaire Specialisten Volksgezondheid is er op zaterdag-
morgen 21 september een symposium met als titel \'Rol
van dierenarts bij saimonellareductie en vaccinatie in de
varkensketen\'. Dit symposium wordt gehouden op de
Faculteit der Diergeneeskunde, in het Hoofdgebouw,
collegezaal C 102.

Om 9.00 uur is de ontvangst en om 9.30 uur opent dag-
voorzitter H. Verburg het symposium. De eerste lezing is
getiteld \'Salmonellabesmetting bij de mens en de bij-
drage van de varkensketen daarbij\'. Daarna komt het
\'Plan van Aanpak Salmonellabestrijding varkens\' aan de
orde. Tevens zal aandacht worden besteed aan de wering
en bestrijding van salmonella op de boerderij en aan
H ACCP in het slachthuis. Rond 11.20 uur is het tijd voor
de \'Modernisering Keuring pilot (specifiek voor salmo-
nella/rol dierenarts)\' en (aanscherping) 1KB 2003. Ook
wordt de vaccinafgifte aan de boer in samenhang met 1KB
2003 (stand van zaken) besproken. Rond 12.20 uur is er
tijd voor discussie en om 12.45 uur heeft de lunch plaats.
Vanwege de vakantietijd staan de sprekers nog niet ver-
meld. Op de dag zelf zal een aangevuld programma be-
schikbaar zijn.

De kosten bedragen 15 euro (inclusief lunch) te voldoen
bij de zaal. .Aanmeldingen voor dit symposium per e-mail
aan Baukje Schat GKZ@knmvd.nl voor 15 september (in
verband met opgave aantal lunches).

Rectificatie Errata
Diergeneeskundig jaarboek 2002

Govers, mevr. Drs. M.H.Th.; 1984; Tas 4,6852 EN HUIS-
SEN; Specialist Chirurgie Gezelschapsdieren; p; Vet.
Spec. Centrum De Wagenrenk, Keijenbergseweg 18,6705
BN Wageningen; tel. prakt. 0317 - 419120; fax 0317 - 420
480.

Voor het lidmaatschap van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Dier-
geneeskunde hebben de volgende collegae
zich aangemeld:

Berendsen, M.; 2000; 3731 TC De Bilt; Burg
Van Heemstrakwartier 113.
Bom, G
.J.; 2002; 7671 CD Vriezenveen;
Westeinde 86.

Brinke, H.T ten; 2002; 7482 WC
Haaksbergen; Goudenregen 15.
Engelen, B.J.H.; Gent 2002; 5461 GL

Veghel; Jan Steenstraat 12.

Hout. Th.A. van; 2002; 3731 IN De Bilt; Hessenweg 178 D.
Kroon, Mevr. L. de; Gent 2002; 4781 AR Moerdijk; Steenweg 84.
Kwinten, J.H.G.; Gent 2002; 5095 BB Hooge Mierde; De Wildert 6.
Pasch, C.H.F.W. van der; 2002; 3581 kv Utrecht; Burgemeester Reigerstraat
62 bis.

Pondt, W. de; Gent 2001; 8800 Baselare; Mandellaan 483.

Sar, Mevr. S.J. van der; 2002; 3261 WC Oud-Beijerland; Bachlaan 56.

Sloet tot Everlo, Mevr. K.C.FJ.; 2002; 2613 HM Delft; Paulus Buijsstraat 79.

Tolboom, R.K.; 2002; 3584 GS Utrecht; Eduard Verkadelaan 59.

Wagter, H.W; Gent 2002; 3411 MX Lopik; Lekdijk West 51.

With, Mevr. M. de; 2002; 1241 CN Kortenhoef; Kerkiaan 46.

Zuijlen, L.M. van; Gent 2002; 3621 LE Breukelen; Breukelerwaard 3.

Als kandidaatlld van de Koninklijke Maatschappij voor Diergeneeskunde
heefl het Hoofdbestuur aangenomen:

Backx, Mevr A.
Schmohl-Dijkland, Mevr. W.

Overlijdensberichten:

Op 1 juni 2002 B. ter Haarte Milford-Auckland, Nieuw Zeeland.
Mutaties:

Bo.schloo, H.M.; 1997; 3812 DH Amersfoort; Noordewierweg 231 B;
tel. privé: 033-4634348; fax privé: 033-4634348; E-mail privé: h.bo-
schloo@wanadoo.nl; p., geass. met M.E. Karsijns; tel. prakt.: 033-
4620626; fax prakt.: 033-4637009.

Dijck, W.J.G. van; 2001; 5871 CE Brockhiiizervorst; Blitters-
«ijckseweg 20; tel. privé: 077-46.32592; fax privé: 077-4633072;
E-mail
privé: wjgvdijck@hotmail.com.; wnd.

Gerlofsma, M.H.; 1995; 3564 XD Utrecht; Damascusdreef 5; tel.
privé: 030-2613690; E-mail privé: rinus.gerlofsma(r)Jxs4all.nl; d.:
kcu-
ringsd.a. bij R\\ \\; Kring Noordwest, BIP Rotterdam; tel. hur.: 010-
2993436; fax bur.: 010-4294593; E-mail bur.: m.h.gerlofsmaCa n v.agro.nl.

Gijsen, E.J.M.; Gent 2000; Gent 2002; 6097 A\\\' Heel; Heerbaan 1 D;
tel. privé: 0475-570282;
p., medew. bij M.W.G.H. Heijmans, H.A.M.
Hendriks, A.Th.E. Kooien, Mevr. A.C.E. Raming, F.G.M. Scheijmans, J.W.H.
Schcres, S.A.T.V. Scrrarens, A.T.J.M. Stokvis en G.P.M.M. Tacken; tel. prakt.:
0495-551225; fax prakt.: 0495-551615; E-mail prakt.: dapell@trefnl.

Jansen, G.J.H.; 1994; 7108 BR Winterswijk: Hietkampweg 12; tel.
privé: 0543-564000; fax privé: 0543-564001;
p., medew. bij L.A. Boogert
en J.A.T van Kampen; tel. prakt.: 0543-522111; fax prakt.: 0543-531303.

Karsijns, Mevr M.E.; 1997; 3813 DH Amersfoort; Noorderwierwcg
231 B; tel. privé: 033-4634348; fax privé: 033-4634348; E-mail privé:
m.karsijns@wanadoo.nl; p.: geass. Met H.M. Boschloo; tel. prakt.: 033-
4620626:
fax prakt.: 033-4637009.

Koek, M.T; 2002; 7038 EKZeddam; Broekzijde 3 A; tel. privé: 0314-
664996; E-mail privé: maarten@kockie.nl; p.,
medcw. bij A.A. Bos; tel.
prakt.: 0318-610575; fax prakt.: 0318-651586.

Koot, Mevr. VC.; 1990; 1791 PC Den Burg; Rozendijk 17 A; tel. privé:
0222-310265; fax privé: 0222-310309; E-mail privé: catharinahoeve@
trefnl.; wnd.

Lockhorst, Mevr. M.; 1992; 5521 AZ Eersel; Dijk 30; tel. privé: 0497-
515578; E-mail privé: m.lockhorst@tmfweb.nl.; d.

Noordhuizen, Prof Dr. J.RTM.; 1975; 7971 CN Havelte; Dorps-
straat 5; tel. privé: 0521-340089; E-mail privé: j.p.t.m.noordhuizen®
vet.uu.nl;
Specialist Rundergezondheid; d.: hlr. Gezondheidszorg Her-
kauwers bij UU. FD. Hfdafd. Gezondheidszorg landbouwhuisdieren,
Utrecht; tel. bur.: 030-2531248; fax bur: 030-2521887; E-mail bur:
j.noordhuizen@vet.uu.nl.

Noordhuizen-Stassen, Mevr. Prof Dr. E.N.; 1977; 7971 CN Havelte;
Dorpsstraat 5; tel. privé: 0521-340089; E-mail privé: e.n.noordhuizen-
stassenCavet.uu.nl;
Specialist Rundergezondheid; d.: hlr. Relatie Mens-
Dier U.U.: hoofddocent bij U.U., FD. Hfdafd. Gezondheidszorg landbouw-
huisdieren, Utrecht; tel. bur 030-2531248; fax bur: 030-2521887; E-mail
bur.: e.n.noordhuizen-stassen@vet.uu.nl.

Personali

-ocr page 197-

Werken bij het^JffJQ Als je verder denkt

dierenwelzijn

controle -

mestoverschot

veestapel

eiwitten

driezitsbank

Brussel

Als oplossen je tweede natuur is.

Veilig voedsel, gezonde dieren. In onze
samenleving zijn dit zaken, waar velen
grote waarde aan hechten. De directie
Voedings- en Veterinaire Aangelegenheden
(WA) initieert debatten en formuleert de
beleidskaders die helder maken welke
normen we hanteren en hoe we omgaan
met de risico\'s in de voedselketen. Als
beleidsmedewerker op de afdeling dier-
gezondheid werk je aan beleid op het
gebied van dierziekten én dierenartsen: je
houdt je bezig met preventie en monitoring
en de bestrijding van dierziekten ■ zoönose
en niet-zoönose - en met \'de dierenarts\':
wat moet hij/zij kunnen en mogen?
Gebaseerd op een 36-urige werkweek,
bedraagt het salaris voor deze functie
maximaal € 3.839,93 bruto per maand.
Bovenop dit salaris kun je rekenen op
vakantiegeld en een eindejaarsuitkering
en gebruik maken van een spaarloon- en
premiespaarregeling. Het ministerie van
LNV hecht sterk aan persoonlijke groei en
(loopbaan)ontwikkeling en biedt daarvoor
tal van mogelijkheden. Tot de secundaire
arbeidsvoorwaarden behoren: 75% betaald
ouderschapsverlof, een bijdrageregeling
voor kinderopvang, ruime studiefacilitei-
ten, een gunstige pc-regeling, collectieve
verzekeringen, een tegemoetkoming in de
kosten voor woon-werkverkeer en de optie
van uitruil van (vrije) tijd tegen andere
arbeidsvoorwaarden.

Als oplossen je tweede natuur is, je een
afgeronde academische opleiding hebt,
(bij voorkeur) dierenarts bent, als je gevoel
hebt voor politiek-bestuurlijke processen,
je zelfstandig én kunt samenwerken en ook
nog creatief bent, stuur dan je sollicitatie
met cv binnen 14 dagen naar de directie
WA, afdeling Beleidsondersteuning en
Bedrijfsvoering, t.a.v. de heer H.C.L.
Claus, postbus 20401, 2500 EK Den Haag.
Als je meer over deze functie wilt weten,
kun je contact opnemen met mevrouw
drs. S.N. Wiessenhaan, beleidscoördinator
dierziekten, (070) 378 47 39.
Kijk voor meer informatie over de WA
ook even op www.minlnv.nl.

De koe. Je kent haar wel. Staat vaak in een weiland te grazen. En als Je haar daar niet
ziet, staat ze op stal. Die ene koe staat symbool voor een wereld aan boeiende
uitdagingen die je bij het ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij (LNV)
aantreft. Hier wordt gewerkt aan voedsel en groen van internationale klasse en aan
oplossingen voor maatschappelijke vraagstukken die de hele samenleving aangaan.
Vanwege het gevarieerde beleidsterrein is er bij het ministerie van LNV plaats voor
mensen met uiteenlopende capaciteiten en achtergronden. Op dit moment zoekt de
directie Voedings- en Veterinaire Aangelegenheden (WA) in Den Haag een dierenarts
die beleid wil maken (m/v).

Beleidsmedewerker

Voor deze functie wordt ook binnen LNV geworven. Geschikte interne kandidaten hebben voorrang.
Acquisitie naar aanleiding van deze advertentie wordt niet op prijs gesteld.

-ocr page 198-

Paling. Mevr. Y.M.; 1978; 3994 BB Houten; Goudsmedengilde 29;
tel. privé: 030-2431504; E-mail privé: y.mpaling@freeler.nl; p.. medew. bij
B. Horzinek-Sauer; tel. prakt.: 030-2280129; fax prakt.: 030-2290703; do-
cent
Essay opleid.; tel. bur.: 010-4660045; docent Wellant Coll.; tel. bur:
078-6216400.

Pecber Mevr F.W.M.; 2000; 4921 GA Made; Antwerpenstraat 11;
tel. privé: 0162-680025; p., medew. bij J.M. Berger, F.U. Berndsen, G.C.
Charpentier, .Mevr. L.M. Delhaes, O.A. van Dobbenburgh, J.W\'. Eshuis,
A..M. van Gestel, M.J.J. van der Linden, J..\'\\.M. Vermeer en H.J.H. van
Wijk; tel. prakt.: 013-5042402.

Raemakers. S.G.; 1988; 6903 PC Zevenaar; Zweekhorstweg 3; tel.
privé: 0316-223122;
E-mail privé: mtsraepa@tref.nl; p., geass. met L.A.
Kaalberg; tel. prakt.: 0314-681655; fax prakt.: 0314-683911; E-mail prakt.:
dierkliniekwehl@cs.com.

Snijder, Mevr A.G.; Gent 1997; 7926 TP Kerkenveld; Gedempte
Hoofddiep 29; tel. privé: 0528-361086;
fax privé: 0528-362599; E-mail
privé: lizapieterCahetnet.nl;
p., medew. bij K.P. Rooda cn G.J.
Streefland; tel. prakt.: 0523-683333; fax prakt.: 0523-683144.

Stolk. Dr P.W.Th.; 1975; Cambridge 1981; 3956 ND Leersum;
Buurrweg 28; tel. privé: 0343-412056; Specialist Chirurgie v.h. Paard; tel.
bur: 030-2534240; tel. bur mobiel: 06-10808055; fax bur: 030-2535858;
E-mail bur: PW.Th.Stolk@vet.uu.nl.

Timmermans, G.J.E.; 1998; 5995 PJ Kessel; Broek 4; tel. privé: 077-
4621648; Tel. privé mobiel ; 06-21267766;
fax privé: 077-4621076; E-mail
privé: timmermanskes$el(a hetnet.nl.; wnd.

Vries, Mevr A.de; 20Ó1; 8161 BH Epe; Kortenkampweg l;tel.privé:
0578-627593; E-mail privé: adevriesmarieke@hotmail.com; p.. medew. bij
K. van Muiswinkel en F ter Braake; tel. prakt.: 0527-613500; fax prakt.:
0527-614653; E-mail prakt.: info@dierenkliniekemmeloord.nl.

Wagter, H.W.; Gent 2002; 3411 MX Lopik; Lekdijk West 51; tel.
privé: 0348-553992; E-mail privé: hwwagter@hotmail.com.; p.,
mcdcw. bij J. Huizinga, R. Ikink,.4. ter Keurs, S. Rijpert, D. L\'bbels, A.
Vermeulen en D. Willink; tel. prakt.: 054.3-512124; fax prakt.: 0543-
520625.

Weeldcn. Mevr E. van; 1995; 5051 JD Goirle; Wethouder
Vekemansstraat 19;
E-mail privé: els.vanweelden@wanadoo.nl.; d.

Willenborg. C.; 1971; 5431 GZ Cuijk; Kouwenberg 9; tel. privé: 0485-
313427;
fax privé: 0485-322002; E-mail privé: clewillenborg@cs.com;
pract. RVV Zuid-team Uden.

Congressen &, Symposia

September

16/21 ESAVS Course: Reproduction in
Companion. Exotic and Laboratory
Animals in Nantes/France, info:
csavs.bir@t-online.de
17T 8 European Division Pathology
Symposium, Grugliasco, Turin,
Italy. Conference Organiser: Dr
Alun Williams, Dept of Veterinary Pathology, University of
Glasgow. 464 Bearsden Road, Bearsden, Glasgow G61 IQH,
Scotland. Tel: 44 (0)141 330 5783 (or 5773). Fax: 44 (0)141 330
5602. E-mail: a.williams@vet.gla.ac.uk

RECTIFICATIE

18 Post-IPVS bijeenkomst, organisatie: Groep Geneeskunde van
het Varken/Fort Dodge Animal Health, plaats: Reehorst te
Ede, aanvang: 13.30u(tot 17.30 uur)

19/20 National member organisation congress, Gesellschaft Schweizeri-
scher Tierärtze, locatie: University Zurich-lrchel, info: Saskia.
Habich@gstsvs.ch

18/20 International Conference on Communication in Healthcare 2002.
University of Warwick, UK. http://www.each2002.com or enqui-
ries.oxconf@pop3.hiway.co.uk
25/29 27th World Veterinary Congress (Woridvet Tunisia 2002).

More information and details are on the web site: (www.woridvet-
unisia2002.com)

26/28 Annual ESVD-ECVD Congress of Veterinary Dermatology. Nice,
Frankrijk. Informatie: congres@matheztravel.com Information re-

Freie Universität Berlin

Associate Professor in Animal Nutrition

Department of Veterinary Medicine - Institute of Animal Nutrition -

Applications are invited for the tenured position of Associate Professor in Animal
Nutrition. The successful applicant will be required to provide teaching at
first degree and graduate level and for residents as well as research in the said
area.

In line with article 100 of the Higher Education Act of the land of Berlin (Berliner
Hochschulgesetz), a postdoctoral lecturing qualification (Habilitation) or com-
parable qualifications for a teaching career in higher education are required.

The successful candidate will have a certified qualification as a specialist in
Animal Nutrition („Fachtierarzt für Tierernährung") or additional training in clini-
cal nutrition. She^e will have substantial teaching experience and a proven
record of research in nutrition and dietetics of pet and farm animals. She/he will
be interested in interdisciplinary research focusing on "pathogenesis of nutrition-
caused diseases and nutritional prophylaxis". She/he is expected to have expe-
rience in securing external funding and in managing externally funded projects,
as well as international experience In teaching and research.

The Freie Universität Beriin is an equal opportunities employer.

In general, the language of instruction will be German, but some activities may
be offered in English. Non-German speaking applicants will be expected to learn
German within two years.

The successful candidate will be offered civil servant or public sector employee
status (Professor Grade "C3" according to the German system).

Applications, must reach the Freie Universität Beriin, Fachbereich Veterinär-
medizin, Dean Prof.DrM.FG. Schmidt, Oertzenweg 19b, 14163 Beriin, Germany
not later than 6 weeks after the publication of this advertisement. Applications
should include the following: a letter describing your interest in the position and
pertinent experience, a curriculum vitae, the names and addresses of three
referees, a list of publications, and copies of the certificates of academic
qualifications held.

The Freie Universität Beriin is a state-funded university. It has some
40,000 students and 520 professors. The University has 12 departments
structured into more than 100 institutes. Detailed information is available
at the following web sites:
www.fu-berlin.de and www.velmed.lu-berlln.de

Sluitingsdata voor kopij

Aflevering: Deadline"-)

15-10-2002 maandag 30-09-2002

01-11-2002 maandag 14-10-2002

15-11-2002 maandag 28-10-2002

01-12-2002 maandag 11-11-2002

*) Voor 10.00 uur \'s morgens.

garding membership and goals of the ISVD can be obtained at the
website http://isvd.myfsb.com. Meeting registration information
can be obtained from Joanne Mansell. atjmansell@cvm.tamy.edu

Oktober

3/6 Veterinary Congress, World Small Animal Veterinary Association/
Federation of European Companion Animal Veterinary Asso-
ciations/AVEPA, locatie: Congress Grenada Spain, info: s.orr@ralf-
flea.demon.co.uk

3/6 National member organisation congress, British Veterinary Asso-
ciation. locatie: Stratford-upon-Avon, Warwickshire, info: helenac@
bva.co.uk

10/12 National member organisation congress, SPCV, Sindicato Nacional
dos Médicos Veterinarios/ Ordem dos Médicos Veterinarios, locatie:
Tagus Park, Oeiras, Portugal, info: supervet(gnet.sapo.pt

-ocr page 199-

Dierenkliniek voor gezelschapsdieren in Oud-Beijerland zoekt
wegens vertrek van een collega

Dierenarts parttime/fulltime (m/v)

Wij vragen:

" enthousiasme en zelfstandigheid
bij voorkeur interesse in chirurgie.

Wij bieden:

* uitstekende dienstenregeling

* prettige werkomgeving met veel faciliteiten
uitstekende salariëring (winstdeling).

Uw schriftelijke reactie kunt u sturen aan: Mw. H.K. Schep-
Kersten, Oost Voorstraat 90-92, 3262 JH Oud-Beijerland.

Dierenkliniek Crevelingenmeer te Purmerend, een gezel-
schapsdierenpraktijk met twee dierenartsen en drie as-
sistenten zoekt op korte termijn

Derde dierenarts
gezelschapsdieren (m/v)
Waarnemend dierenarts
gezelschapsdieren
(vier maanden) (m/v)

Het Diergeneeskundig Cen-
trum West Overijssel te Kam-
pen is een associatie van vijf
dierenartsen. De afdeling gezel-
schapsdieren beschikt over een
goed geoutilleerde kliniek.

Vanwege het vertrek per i november aanstaande van een col-
lega zijn wij op zoek naar een

dierenarts gezelschapsdieren m/v

Onze voorkeur gaat uit naar een collega

met differentiatie gezelschapsdieren
met goede contactuele eigenschappen
die goed binnen het team past

die naast de eerstelijns diergeneeskunde de ambitie heeft de
tweedelijns diergeneeskunde uit te oefenen of verder te ont-
wikkelen.

Wij bieden

een fulltime baan of een baan voor twee parttime dierenart-
sen m/v

uitgebreide mogelijkheden tot het volgen van nascholing
salaris en secundaire arbeidsvoorwaarden volgens KNMvD-
normen

Gaarne uw reactie naar: Diergeneeskundig Centrum West
Overijssel, Europa allee 2, 8265 VB Kampen.

Voor uitgebreide informatie zie: www.dgc-wo.nl

Onze voorkeur gaat uit naar collega\'s met differentiatie ge-
zelschapsdieren, wonend in de nabijheid van Purmerend in
verband met de dienstenregeling.

Beide vacatures zijn parttime.

Wij bieden een prettige werkomgeving in een goed geoutil-
leerde praktijk.

Schriftelijke sollicitaties voorzien van cv gaarne binnen veer-
tien dagen naar: Dierenkliniek Crevelingenmeer, ter attentie
van Mw. Y. Kersten-Klomp, Crevelingenmeer 177, 1447 AM
Purmerend. E-mail: dkgrevelingenmeer@planet.nl.

Uw veterinaire carrière in Duitsland (20 km. ten westen
van Kassei)?

Ik ben op zoek naar een gemotiveerde collega (m/v) die mij
ondersteunt en assisteert in mijn interessante veelzijdige
praktijk (40% kleine huisdieren, 40% paarden, 20% varkens
en runderen). Vele disciplines zoals Internistik, Osteosyn-
these, Sonographie, Endoskopie, Kl Paard en Rund worden in
eigen beheer gedaan. Bent u geïnteresseerd?

Bel, mail of fax naar;

Dr. Roland Schulz, Niederelsunger Str. 20,
D-34289 Zierenberg-Oberelsungen,
Tel. 0049 5606 1333, Fax 0049 56061592
E-mail: dr.roland.schulz@web.de

Op het dierenartsencentrum Oosterwolde werken acht dierenartsen,
drie paraveterinaire, een zoötechnisch en een administratief mede-
werk(st)er. Ons werkgebied ligt in het zuidoosten van Friesland.
Onze moderne, goed geoutilleerde kliniek ligt centraal in het gebied.

Wij zijn op zoek naar een ambitieuze jonge
collega (v/m) voor de sectoren
paard /gezelschapsdieren (50%-50%)

Geboden wordt een afwisselende baan in een plezierig team mede-
werkers en dierenartsen. Parttime werken behoort tot de mogelijkhe-
den. Schriftelijke sollicitaties zenden naar Dierenartsencentrum
Oosterwolde, ter attentie van Julius Peters, Postbus 93, 8430 AB
Oosterwolde.

E-mall: dacoostw@hetnet.nl; www.dierenartsencentrum.nl

Dierenkliniek Rijkerswoerd in Arnhem is een praktijk voor gezelschaps-
dieren, met een team van twee dierenartsen en twee assistentes. Wij
zoeken op korte termijn, wegens vertrek van een collega, een

Parttime dierenarts m/v

Wij vragen goede communicatieve en contactuele eigenschappen
naar cliënt en collega, een vrolijke open teamspeler met een com-
merciële instelling, het kunnen en willen werken in dienstverband,
differentiatie gezelschapsdieren.

Wij bieden pen oktober een baan van 26 uur per week (op termijn 32
uur), salariëring volgens KNMvD-norm en een uitstekende dienstre-
geling.

Uw reacties binnen 14 dagen richten aan dhr. R.F.M. Kusters.
Dierenkliniek Rijkerswoerd, Mooieweg 102, 6836 AJ Arnhem.

-ocr page 200-

Nog nooit was vlooiénbestrijding
^ zo veilig en effectief.

GAPSTAR en PROGRAM: zeer effectief tegen vlooien

GAPSTAR is een nieuwe adulticide die snel, veilig en effectief de (volwassen) vlooien doodt. â–¡
werkzame stof in GAPSTAR is nitenpyram, dat tot acute verlamming en sterfte bij vlooie
leidt. Al 15 minuten na toediening vallen de eerste vlooien van het dier. GAPSTAR vorn
samen met PROGRAM de ideale combinatie voor geïntegreerde vlooienbestrijdin;
PROGRAM, met als werkzame stof lufenuron, zorgt ervoor dat de eitjes en larve
zich niet verder kunnen ontwikkelen. Dankzij de orale toediening blijven gee
resten achter op het dier of in de omgeving. Met GAPSTAR en PROGRAI
biedt u diereigenaren een snelle en blijvende oplossing in de vori
k. van een veilig en effectief vlooienbestrijdingsplan.

35%

Larven

50%

Eitjes

GAPSTAR PR©GRAM

/

Veilig en snel verlost van vlooien.

5%

Volwassen
vlooien

TOo/o

Poppen

GAPSTAR: Samenstelling: tabletten in 2 verschillende groottes: 11,4 mg waarbij elke tablet 11,4 mg nitenpyram bevat en 57 mg waarbij elke tablet 57 mg nitenpyram bevat. Indicatie: voor de bestrijding van vlooien bij honden en katten, Doeldier: 11,4]
tabletten voor katten en kleine honden, 57 mg tabletten voor honden. Dosering en toedieningswijze: de minimum effectieve aanbevolen dosering is 1 mg per kg lichaamsgewicht. Toediening met of zonder voedsel op elke dag dat vlooien worden waargenot^
op het dier. Contra-indicaties: geen gekend. Bijwerkingen: gedurende hel eerste uur na toediening kan de hond of kat wat meer krabben dan normaal. Dit is het effect van vlooien die op het product reageren. Bijzondere voorzorgen: GAPSTAR 11.4 n
niet gebruiken bij dieren die jonger zijn dan 4 weken of minder wegen dan 1 kg. GAPSTAR 57 mg: niet gebruiken bij honden die minder dan 11 kg wegen. Niet meer dan 1 behandeling per dag. Buiten bereik van kinderen bewaren. Voor diergeneeskur
gebruik (UDA), Gebruik tijdens lactatie en dracht: GAPSTAR kan worden loegediend aan dieren gedurende alle stadia van dracht of lactatie. Verpakking: verpakking met 6 tabletten in blister. Registratienummers: GAPSTAR 11,4: Reg. NL 09988. GAPSTAR
Reg. NL 09989.
PROGRAM: Samenstelling: bevat lufenuron. Indicatie: PROGRAM ttestrijdt vlooienoverlast door reductie van het aantal vlooienlarven. Doeldier: tabletten voor de hond, suspensie en injectie voor de kat, Gontra-indicaties: geen gek«
Bijwerkingen: geen gekend. Dosering en toedieningswijze: Hond: 10 mg per kg lichaamsgewicht. Kat: 30 mg per kg lichaamsgewicht. Voor orale toediening met of direct na de maaltijd. Registratienummers: Reg. NL 8270, 8276, 8278, 82
PROGRAM 40 (injectie), Reg. NL 9489-UDA. PROGRAM 80 (injectie), Reg. NL 9498-UDA. Registratiehouder: Novartis Gonsumer Health B.V. Glaudius Prinsenlaan 140, NL 4818 GP

Breda. Distributeur: Novartis Gonsumer Health B.V, Animal Health Sector, Korte Hei 1-3, NL 4714 RD Sprundel. tel. 31 (0)165 380580. ® Geregistreerde handelsmerken van Â»1

Novartis AG, Bazel, Zwitserland. www.novartis.com C\'J N(

lOVARTl

-ocr page 201-

Uit
de

hoofdredactie

Als ik ergens een hekel aan heb, dan is het aan een telefonische enquête. U kent dat vast wel: net als je \'s
avonds met krant of tijdschrift wilt gaan zitten, gaat de telefoon.... Toen ik als nieuw lid van de Hoojd-
redactie in het voorjaar van 2001 mocht meewerken aan het houden van een dergelijke enquête, liep ik dan
ook niet over van enthousiasme. Toch zag ik het belang van een onderzoek onder lezers in.
Het doel van de enquête was om inzicht te krijgen in de waardering voor het Tijdschrift. Tevens wilden we
enig inzicht krijgen in het leesgedrag en de mogelijke invloed van het Tijdschrift op het (be)handelen in de
praktijk. Dit laatste werd gedaan aan de hand van vragen over een aantal vooraf geselecteerde artikelen.
Het onderzoek werd als afstudeeropdracht uitbesteed aan een student uit Wageningen. Ondanks de
zorgvuldige opzet en het grote aantal geënquêteerden (de bereidheid om mee te werken was in dit geval
groot) bleek de student uiteindelijk niet in staat de opdracht te voltooien. Met name het onderdeel over
leesgedrag en kennisoverdracht liet zich niet goed analyseren en het onderzoek werd afgebroken.

Toch willen we u niet onthouden wat de enquête wèl heeft opgeleverd. Vandaar een korte weergave van de
gegevens:

In totaal zijn 198 lezers van het Tijdschrift aselectief benaderd. Al deze respondenten hebben vragen beant-
woord over de waardering van de diverse rubrieken binnen het Tijdschrift. Uitgedrukt in een cijfer van 1 tot
10 kwamen zij gemiddeld op de volgende waardering: Wetenschap 6,8, Actua 7,0 en Maatschappij 6,6. Als
geheel kreeg het Tijdschrift een 6,9.

De ontwikkeling van de kwaliteit van het Tijdschrift werd als volgt beoordeeld: 53% vond de kwaliteit verbe-
terd, 39% vond het gelijk gebleven en 8% was van oordeel dat de kwaliteit was verminderd. Belangrijkste
positieve kritiek was, dat de leesbaarheid en de actualiteit zijn verbeterd. Belangrijkste negatieve a.specl
was. dat er voor de steeds verder gedifferentieerde lezer te weinig wetenschappelijke artikelen op zijn of
haar vakgebied te vinden zijn. Een nadere inventarisatie van de ondervraagden levert dan ook interessante
gegevens op.

Van de ondervraagden is 71% werkzaam als praktiserend dierenarts. Ruim de helft (54%) hiervan werkt
voornamelijk in de gezelschapsdieren. Van de practici geeft 15% aan meerdere diersoorten te behandelen,
terwijl 31% vertelt zich voornamelijk bezig te houden met één diersoort (rund, varken, pluimvee of paard).
Het percentage van de ondervraagden, dat een op zijn of haar vakgebied geselecteerd artikel daadwerkelijk
had gelezen, varieerde van 28% tot 81%. Gemiddeld werden de geselecteerde artikelen door zo \'n 60% van
de ondervraagden gelezen. Of dit ook heeft geleid tot daadwerkelijk anders handelen ten aanzien van het
beschreven onderwerp is helaas niet boven water gekomen. Hoewel het oorspronkelijke doel van de enquête
dus niet geheel gehaald is, hebben wij als redactie wel meer inzicht gekregen in de wensen van de lezer
Natuurlijk doen wij ons best om met de beperkingen die er zijn, zoveel mogelijk aan deze wensen tegemoet te
komen.

De kanteling hinnen de KNMvD, waarover ook in dit nummer het nodige geschreven staat, is een direct
gevolg van de differentiatie binnen ons vakgebied. Het uitbrengen van een kwalitatief goed Tijdschrift, met
voldoende lezenswaardige stukken voor al deze disciplines, blijft een boeiende uitdaging vormen voor de
redactie.

Hopelijk zijn we ook deze keer in die opzet geslaagd.

I

Drs. J. T. Siebinga

Tijdschrift

DlERGENEESKuftÊE

-ocr page 202-

Aviaire pathogene Escherichia coli (APEC)

Tijdschr Dierger^eeskd 2002; ^2y: ^82-8

F. Vanclemaele\\ A. Assadzacleh\\J. Derijcke^, M. Vereecken^, en B.M. Goddeens\\i

Oorspronkelijk artikel

Samenvatting

Escherichia co/i-infectie van pluimvee wordt steeds meer
vastgesteld, wijzend op het groeiend probleem van deze
pathogeen binnen de pluimvee-industrie. De infectie
start als een respiratoire infectie van de trachea, gevolgd
door kolonisatie van luchtzakken en longen. Daar inva-
deert
E. coli de bloedstroom en volgt er een algemene in-
fectie van de diepere organen: lever, hart, oviduct en peri-
toneum. Een aantal factoren spelen een cruciale rol in
virulentie en pathogenese. Vooral de Fl-pili (alsook de P-
pili) zouden van belang zijn bij het vestigen van de infec-
tie ter hoogte van de tracheale epitheelcellen. Andere be-
langrijke factoren zijn aërobactine, kapsel en serum-
resistentie. Behandeling gebeurt met antibiotica, maar
ten gevolge van de groeiende antibioticumresistentie bij
aviaire
E. coli en een strengere wetgeving, wordt uitgeke-
ken naar profylactisch preventieve maatregelen, zoals
vaccinatie. De huidige vaccins bieden bescherming tegen
dit pathogeen, zij het enkel een zeer beperkte homologe
bescherming. Naar de toekomst toe is dan ook onderzoek
noodzakelijk naar een goed en breed beschermend vac-
cin.

Summary

Avian pathogenic Escherichia coli (APEC)

Escherichia coli infections are being increasingly detected among poultry
flocks, indicating the growing importance of this pathogen to the industry.
The infection begins as a respiratory in fection of the trachea, followed by
colonization of the air .tacs and lungs, from where it invades the blood-
stream. leading to infection of the deeper organs (liver, heart, oviduct, and
peritoneum). A number of factors play a crucial role in the virulence and pa-
thogenesis of infection. The FI and P pill are particularly important in esta-
blishing the infection al the level of the tracheal epithelium cell. Other im-
portant factors are aerobactin. capsule, and serum resistance. Treatment is
with antibiotics, hut the growing bacterial resistance of avian
E. coli and
stricter regulations mean that attention is turning to prophylactic, preventa-
tive, measures, such as vaccination. Current vaccines provide limited homo-
logous protection against the pathogen. Research is needed lo develop a
good, broad-spectrum vaccine.

Inleiding

In 1885 ontdekte Theodor Escherich, een Duitse dokter die
in Oostenrijk werkte, micro-organismen en beschreef ze als
kleine, gekromde bacteriën. Hij noemde ze
Bacterium coli

\' Laboratorium voor Fysiologie en Immunologie der Huisdieren, Faculteit Land-
bouwkundige en Toegepaste Biologische Wetenschappen, Katholieke Universiteit
Leuven, Kasteelpark Arenberg 30, B-3001 Leuven. België. Frederic.vandemaele@
agr kuleuven. ac. be

^ Diergezondheidszorg Vlaanderen, Oost-Vlaanderen, Deinse Horsweg I, 9031

Drongen (Cent), België,
\' Vakgroep Virologie. Parasitologie en Immunologie, Faculteit Dierengeneeskunde,
Universiteit Cent. Salisburylaan 133, B-9820, Merelbeke, België,

commune, later hernoemd tot Escherichia coli. Deze bena-
ming omvat een heterogene groep bacteriën, samen geklas-
seerd op basis van similaire biochemische eigenschappen
maar met aanzienlijke verschillen, zoals gastheerspecifi-
citeit, ziektebeeld, toxineproductie en antigenische structu-
ren (25). Vanaf de geboorte en gedurende het hele leven, ko-
loniseren
E. co/i-stammen de darmen van mensen en dieren.
Daar produceren ze vitamine K en verhinderen ze de koloni-
satie door pathogene bacteriën (4). Pathogene
E. co/Z-stam-
men zijn verantwoordelijk voor een reeks van ziektenbeel-
den bij mens en dier. Zo veroorzaken ze bij mensen
intestinale (diarree) en extra-intestinale infecties (ontsteking
van de urinewegen en neonatale meningitis). Bij pluimvee
zijn ze verantwoordelijk voor onder andere ontsteking van
de luchtzakken, pericarditis, peritonitis en algemene septice-
mic. In deze review belichten we meer specifiek de aviaire
pathogene
E. coli (APEC).

Voorkomen e. coli in pluimveesector

Aviaire pathogene serogroepen van E. coli zijn aanwezig in
vele pluimveebedrijven en veroorzaken ziekten met ernstige
economische verliezen tot gevolg. Zowel leghennen als
braadkippen zijn gevoelig en deze groepen zijn zowel in
België als Nederland sterk vertegenwoordigd.

Vandemaele et al. (32) geven een overzicht van het voorko-
men van
E. coli in Belgisch pluimvee. Voor leghennen in
België werd een gemiddelde infectie vastgesteld van 38.4 %
(1). Dit is eerder een overschatting, daar een groot gedeelte
van de leghennen bij onderzoek reeds ziek of dood waren
(geen routinematige analyse van leghennen). Indien een
groep van ad random geselecteerde legkippen onderzocht
zou worden, zou een veel lager percentage vastgesteld wor-
den. Slachtkuikens worden wel ad random geselecteerd en
komen in grote aantallen binnen voor routinematige analy-
ses. Dit resulteerde in een realistischer gemiddelde besmet-
ting (1997-2000) van 17,7 %. Voor inoederdieren werd een
besmetting van 26,9 % vastgesteld.
E. coli neemt dus een be-
langrijk aandeel in in pluimveeziekten. Vaak is
E. coli een
compHcerende factor, die optreedt bovenop een reeds aan-
wezige primaire infectie (zie verder). Tenslotte is dit niet lou-
ter een Belgisch probleem, maar treft het vrijwel alle landen
met een goed ontwikkelde pluimveesector (zoals Nederland,
Duitsland, België). Van economische schade door mortaliteit
en afkeuringen aan de slachtlijnen zijn geen recente cijfers
beschikbaar. Gross (14) vermeldt jaarlijkse verliezen van 18
tot 20 miljoen dollar in de VS ten gevolge van cellulitis (en
dus het afkeuren aan de slachtlijnen) in 1991.

Ziektebeeld

E. co//-infectie start gewoonlijk als een respiratoire infectie,
gewoonlijk tussen de tweede en de twaalfde levensweek. Dit
gebeurt meestal via inhalatie van stof, maar ook besmet
voedsel, water of overdracht via andere besmette dieren ko-

-ocr page 203-

men regelmatig voor (14). E. co//-infectie treedt meestal op
als
secundaire infectie, voorafgegaan door een primair
agens, zoals onder andere Newcastle disease virus (NCD),
Infectieuze Bronchitis virus (IB) en ainmoniak. Deze agen-
tia verstoren de mucuslaag van de trachea en laten adhesie
en kolonisatie van
E.coli toe op het epitheliaaloppervlak.
Belangrijk is dat zelfs vaccinatiestammen van NCD en IB
letsels kunnen veroorzaken die
E. co/z-infectie toelaten (14).
Vaccinatiestammen als primair agens komen in realiteit vaak
voor. Bescherming van pluimvee tegen die pathogenen,
maakt ze dus tegelijkertijd gevoeliger voor £.
coli.

De primaire agentia tasten het trilhaarepitheel (en slijmlaag)
aan van de trachea, waardoor er geen transport van inge-
ademde bacteriën naar buiten plaatsvindt. Dit laat kolonisa-
tie van de trachea toe, gevolgd door migratie naar en koloni-
satie van luchtzakken en longen. Hierdoor worden de
luchtzakken met een fibrineuze witte laag bedekt en zijn ze
niet langer doorschijnend. Bovendien is het aanwezige im-
muunsysteem in de luchtzakken en longen afhankelijk van
een influx van heterofielen, waartegen
E. coli vaak resistent
is (zie later) (8). Na kolonisatie van de longen komt de bacte-
rie via de luchtuitwisselingsgebieden in de bloedstroom te-
recht en staat de weg open naar een meer algemene infectie
van de interne organen. Het hart, en meer specifiek de myo-
cardiale en pericardiale zak, worden geïnfecteerd
(pericar-
ditis),
wat gepaard gaat met veranderingen in de elektrische
conductiviteit en leidt tot een vermindering in hartefficiën-
tie. Een ander gevolg is
acute septicemie, waarvan een don-
kere of groene lever en gezwollen borstspieren de voor-
naamste symptomen zijn (14).

Door de nabijheid van het oviduct met de linker abdominale
luchtzak, kan
E. coli gemakkelijk het oviduct penetreren en
infecteren, wat resulteert in ontsteking van het oviduct
(sal-
pingitis).
Hierdoor gaat vaak het vermogen tot eileg verlo-
ren, wat grote economische verliezen met zich meebrengt.
Op het einde van een legperiode gebeurt het vaak dat het in-
fundibulum het ovum niet meer omgeeft, waardoor het ovum
in de peritoneale holte terechtkomt. Indien het oviduct be-
smet is, wordt via dit (besmette) ovum de volledige peritone-
ale holte besmet, waarna de dieren meestal sterven door pe-
ritonitis (14). Deze algemene infectie van verschillende
interne organen heeft vaak de dood van het dier tot gevolg.
Bij autopsies stelt men echter soms enkel beschadigingen
vast ter hoogte van oviduct of peritoneum, zonder letsels aan
hart, lever of het respiratoire stelsel. Hoewel bewezen is dat
infectie respiratoir geschiedt, kan natuurlijk niet uitgesloten
worden dat een tweede infectieweg (een opklimmende infec-
tie via de cloaca) ook kan optreden.

Een andere ziekte is dooierzakinfectie. Twee oorzaken lig-
gen hier aan de basis: besmetting van de eieren via besmette
feces of een geïnfecteerd oviduct in de legkip. Schone nesten
en ontsmetting van de eieren met onder andere formalde-
hyde kunnen infectie via besmette feces reduceren, maar
helpen uiteraard niets in het geval van een geïnfecteerde ovi-
duct.

Vleeskuikens

De meest voorkomende aandoening bij vleeskuikens is hier
fibreuze polyserositis (een gezamelijk voorkomen van peri-
carditis, perihepatitis, peritonitis, eventueel met salpingitis
(persoonlijke communicatie, Dr. M. Vereecken), alsook ar-
tritis (infectie van de gewrichten). Dit wordt vaak voorafge-
gaan door de respiratoire infectie en luchtzakontsteking. Een
ander belangrijke aandoening is
\'Swollen Head Syndrome\'
(SHS).
Dit wordt gekenmerkt door een oedematisch opzwel-
len en diffuse cellulitis van de weefsels rond het oog. Vaak is
ook dit een secundaire
E. co/;\'-infectie, voorafgegaan door
infectie met een coronavirus. Tenslotte is er cellulitis of ne-
crotische dermatitis. Dit gaat gepaard met fibrineuze necro-
tische \'plaques\' in de huid, ter hoogte van de buik en de bil-
len. Zelfs indien dit de dood van het dier niet tot gevolg heeft,
leidt dit tot het afkeuren en degraderen van het vlees in de in-
dustrie, wat natuurlijk grote economische gevolgen heeft.
Figuur 1 en 2 tonen foto\'s van een geïnfecteerd dier met typi-
sche aandoeningen. Gangreneuze dermatitis kan ook ver-
oorzaakt worden door
Clostridium of Staphylococcus au-
reus.
In figuur 1 is duidelijk het ontstoken hart (IA),
pericarditis waar te nemen. Figuur IB toont een witte neer-
slag op de lever. Dit is waarschijnlijk het gevolg van ontsto-
ken luchtzakken (air sac disease), die bij autopsie getroffen
zijn en opengevallen zijn op de lever. In elk geval zijn hier de
symptomen van
E. co//-infectie duidelijk zichtbaar. Figuur
twee is een detailopname van figuur 1.

-ocr page 204-

Identificatie van APEC

Antigeenstructuur

E. coli wordt ingedeeld in serogroepen, gebaseerd op ver-
schillende antigeenfactoren. De belangrijkste classificatie
gebeurt in 0-serogroepen, op basis van de O-antigenen. O-
antigenen zijn polysaccharide complexen die deel uitmaken
van de lipopolysacchariden, die het voornaamste bestand-
deel zijn van de buitenste membraan van Gram-negatieve
bacteriën, zoals
E. coli. Variatie in het aantal repitities en in
de suikersamenstelling van de basisrepititie-eenheid maakt
classificatie in 173 verschillende O-serogroepen mogelijk
(25). Bij APEC komen serogroepen 01, 02 en 078 wereld-
wijd het meest voor. Tussen de 15 en 60% van pathogene iso-
laten, verzameld over de hele wereld, behoren tot deze sero-
groepen. Dit percentage varieert naargelang de studie (6, 7,
II). Een groot aandeel van de
E. coli behoort evenwel niet
tot deze serotypes en wordt vaak als \'niet typeerbaar\' be-
schouwd omdat slechts een aantal laboratoria in de wereld
beschikken over alle 173 antisera en dus een volledige sero-
typering kunnen doen. (8). De O-antigenen zijn vaak omge-
ven door een polysaccharide kapsel, met name de K-antige-
nen. Deze antigenen maskeren vaak de O-antigenen, zodat
deze eerst verwijderd moeten worden voordat serotypering
mogelijk is. Bepaalde K-antigenen (onder andere KI) spelen
een rol in virulentie van APEC. Andere antigenen voor klas-
sificatie zijn de F-antigenen (Fimbriae of pili) en de H-anti-
genen (flagellen).

Biochemische kenmerken

E. coli behoort tot de familie van de Enterobacteriaceae en
kunnen zowel aëroob als anaëroob groeien. Hiervoor maken
ze gebruik van simpele koolstof- (bij voorkeur glucose) en
stikstofbronnen, zowel voor groei als voor energievoorzie-
ning. In anaërobe-omstandigheden gaan ze over tot fermen-
tatie. Deze biochemische kenmerken laten een vlotte identi-
ficatie van
E. coli toe. (4). Enkele van de meest gebruikte
systemen zijn het API-systeem (API, Bio Mérieux, Lyon),
het ATB32E-systeem (Bio-Mérieux) en de Enterotube
(Roche Diagnostics, New Jersey, USA). Identificatie kan
ook gebeuren aan de hand van de Polymerase Kettingreactie
(PCR), gebaseerd op een selectieve amplificering van een
aantal specifieke
E. co//-genen (26), maar dit is omslachtiger
en wordt minder gebruikt dan de biochemische systemen.

Virulentiefactoren APEC

De E. co/;-stammen die voorkomen in de normale darmflora
zijn niet pathogeen. Andere stammen zijn specifiek voor
extra-intestinale weefsels (bijvoorbeeld urinewegen en tra-
chea), waar ze pathogeen zijn. Bij de mens is aangetoond dat
E. co//-stammen uit de darm door een serie van mutaties in
bepaalde virulentiegenen pathogeen worden en in staat zijn
ontsteking van de urinewegen, blaas en nieren te veroorza-
ken (31). Dit is echter tot op heden niet aangetoond bij
APEC-infectie van pluimvee. Een aantal factoren zijn ver-
antwoordelijk voor virulentie en pathogeniciteit en zijn niet
aanwezig of niet actief bij commensale stammen. Een aantal
van deze factoren is reeds bekend, hoewel van enkele de
exacte rol nog niet volledig opgehelderd is.

Fimbriae

Fimbriae of pili zijn proteïne structuren die zich op de bui-
tenste membraan van Gram-negatieve bacteriën bevinden en

Type 1 pili

Type 1 pili worden gecodeerd door een chromosomale cluster van ne-
gen genen, waarvan zeven vervat in eenzelfde operon (i.e. komen sa-
men tot expressie en worden samen gereguleerd). Deze pili zijn onge-
veer 7 nm in diameter en 1 |xm lang. Ze zijn voornamelijk opgebouwd
uit de pilus-hoofdbouwsteen, FimA, dat in ongeveer 1000 eenheden
per pilus voorkomt. Daarnaast zijn een aantal kleinere eenheden aan-
wezig, die slechts in enkele eenheden per pilus voorkomen.
Belangrijkste hierbij is het FimH, het functionele adhesine van de
type 1 pili. Dit proteïne bevindt zich bovenaan de pilus en bindt aan
D-mannose suikers op het epitheeloppervlak van gastheerorganen.
Dit FimH (30 kDa) is dus de eenheid die verantwoordelijk is voor ad-
hesie en voor de initiële kolonisatie van de trachea bij pluimvee.
Naast het FimH, komen ook nog FimG en FimF voor, die het FimH
koppelen aan het FimA (19). In figuur 3 is een overzicht van de Fl-
genencluster weergegeven.

Figuur 3.Schematische weergave van het firn operon (aangepast van Schembri
et al.) (30).

Major
component

Regulatie ^

Minor componenten

E !—5 A

Transport en assemblage

F O — H

De genen FimC, coderend voor het chaperonine en FimD, coderend
voor de membraanporie, zijn betrokken in de opbouw van de F1-pi-
lus. FimD vormt een porie in de buitenste membraan van
E. coli en
zorgt voor het transport van bouwstenen, zodat een pilus zich vormt
op de buitenste membraan. De bouwstenen van de pilus zijn op zich
niet stabiel (er ontbreekt namelijk een proteïneketen aan het C-termi-
nale deel van elke bouwsteen) en hebben dus een helperproteïne no-
dig die elke subeenheid stabiliseert tijdens zijn transport naar de bui-
tenste membraan. Dit helperproteïne is het FimC, het natuurlijk
chaperonine van de F1 -pilus. FimB en FimE spelen een cruciale rol in
regulatie van de FI -pilus en komen verder aan bod (19,20, 29).

De type 1 pili spelen een belangrijke rol tijdens de initiële kolonisatie
van de trachea. De tracheale epitheelcellen van de kip dragen manno-
sesuikers op hun oppervlak, waaraan
E. coli zich vasthecht met be-
hulp van zijn type 1 pili. Daardoor (in combinatie met de defecte ci-
liën) wordt kolonisatie van de trachea mogelijk. De verdediging van
de luchtzakken en longen gebeurt voornamelijk door influx van
heterofielen en macrofagen. Vele
E. coli zijn echter resistent tegen het
effect van heterofielen en macrofagen, zodat het aanwezige immuun-
systeem de infectie niet kan stoppen. Er is vastgesteld dat
E. coli in dc
interne organen geen type 1 pili tot expressie brengen en wel in tra-
chea, luchtzakken en longen (10, 27, 28). Door het \'phase switching\'
mechanisme kan
E. coli zijn pili selectief tot expressie brengen en zo
ontsnappen aan de acties van bepaalde immunologische mechanis-
men. Dit mechanisme maakt gebruik van diverse DNA-recombina-
sen (FimB, FimE) die inwerken op een inverteerbare DNA sequentie
binnen het fim-operon (24).

Via de FI pili kan de bacterie namelijk binden aan het CD48-opper-
vlaktemolecuul van macrofagen (dat mannosesuikers draagt) en ver-
nietigd worden. De voornaamste hypothese is dan ook dat
E. coli aan
vernietiging in de longen (en de diepere organen) ontsnapt door zijn
type 1 pili niet langer tot expressie te brengen. Pourbakhsh
et al. (27,
28) toonden aan dat sterk virulente APEC-stammen resistent waren
tegen de bactericide effecten van macrofagen en zelfs konden overle-
ven in macrofagen. In figuur 4 is de opbouw en werking van de type 1
pilus geïllustreerd.

-ocr page 205-

Arné et al. (2) maakten een E. co/i-stam zonder FimH (afgeleid van
de virulente stam MT78), zodat binding aan mannosesuikers niet
meer mogelijk was. Ze vergeleken deze deletiestam met de originele
virulente stam MT78 in een infectieproef en stelden vast dat virulen-
tie niet verloren was met het verdwijnen van het FimH. Er was even-
wel een klein verschil in kolonisatiegraad van de longen. Meer en
meer groeit de overtuiging dat de type 1 pilus wel bijdraagt tot viru-
lentie, maar niet de essentiële factor is wiens aanwezigheid beslist
over virulentie. Vandaar dat de zoektocht naar andere virulentiefacto-
ren verdergaat.

Figuur 4. Opbouwen werking van de type t pilus. De type i pilus zorgt via zijn
FimH adhesine voor vasthechting aan de mannose suikers van de tracheale
epitheelcellen van de kip. FimC begeleidt alle bouwstenen tijdens het trans-
port door het periplasma en FimD zorgt dat ze in de pilus terechtkomen. Het
normale aantal FimA bouwstenen bedraagt ongeveer
lOOO eenheden per pi-
lus.

Detectie van de type 1 pili gebeurt door agglutinatie van erythrocyten
van cavia of kip (dragen mannose op hun membraan). Als agglutina-
tie optreedt in afwezigheid van mannose en niet in aanwezigheid van
mannose, heeft men mannose-gevoelige agglutinatie (MSHA; man-
nose sensitive HeamAgglutination), wat typisch is voor type 1 pili.

Pp/7/

P pili zijn -net als type 1 pili- aanwezig op de buitenste membraan van
E. coli en worden gecodeerd door een chromosomaal gelegen cluster
van 11 genen. Dit cluster noemt men het pap cluster (pyelonephritis
associated pili), daar deze pili een rol spelen bij urineweginfecties
(nier- en blaasontsteking) bij de mens. Bij de humane infectie zijn dc
type 1 pili (en in mindere mate P pili) cruciaal en is infectie niet mo-
gelijk zonder het FimH adhesine (in tegenstelling tot de pluimveein-
fectie). Ook bij pluimvee heeft men dc mogelijke rol van de P pili in
het infectieproces onderzocht, Pourbakshs
el al. (27, 28) stelden vast
dat er geen receptoren voor P pili (i.e. het disaccharide gal-gal) aan-
wezig zijn in de trachea van pluimvee en dat de P pili voornamelijk
voorkomen bij
E. coli geïsoleerd uit de interne organen. Vandaar dat
men dan ook vermoedt dat bij overgang -via de longen en luchtzak-
ken- naar het bloed en de interne organen,
E. coli overgaat van het
bouwen van type 1 pili (via \'phase swithing\') naar P pili (8, 27, 28).
Detectie van P pili gebeurt eveneens via agglutinatie van erythrocy-
ten. Gebeurt agglutinatie zowel in aanwezigheid als in afwezigheid
van D-mannose, dan spreekt men van mannose-resistente agglutina-
tie (MRHA: mannose resistant HeamAgglutination), wat typisch is
voor P pili. Over de exacte rol van P pili is eveneens nog veel discus-
sie en de cijfers over het voorkomen van P pili bij APEC variëren nog
naargelang de studie.

die een belangrijke rol spelen in adbesie aan gastheercellen.
E. coli bevat verschillende typen fimbriae, maar niet alle zijn
even belangrijk in het infectieproces. Fimbriae zijn normaal
korter, dunner en meer frequent voorkomend dan flagellen
en zijn opgebouwd uit verschillende proteïne bouwstenen.
Twee types fimbriae vervullen een rol in het infectieproces
bij pluimvee: type 1 pili (ook FI fimbriae genoemd) en P pili
en verdienen een meer gedetailleerde bespreking (zie kader).

Aërobactine

Aërobactine is een andere belangrijke virulentiefactor. Voor
hun groei hebben bacteriën ijzer (FeS"*") nodig. De beschik-
baarheid van vrij FeS""" in het lichaam van mens en dier is zeer
laag (10\'\'^ M), daar bijna al het ijzer gebonden is aan hoge-
affiniteit ijzerbindingsproteïnen zoals transferrine en lacto-
ferrine. Bacteriële groei is dan ook alleen mogelijk door een
systeem waarbij de bacterie ijzer kan onttrekken aan deze
ijzerbindingsproteïnen. Dit gebeurt door gebruik te maken
van ijzerchelerende proteïnen van laag moleculair gewicht,
sideroforen genoemd. Bij
E. coli zijn de belangrijkste side-
roforen enterobactine en aërobactine (Figuur 5), waarbij de
laatste het meeste voorkomt bij
E. coli betrokken in extra-in-
testinale infecties (zoals bij pluimvee) (13). Aërobactine be-
hoort tot de groep van de citraat hydroxamaat-sideroforen en
de genen die coderen voor aërobactine-productie en aëro-
bactine-opname (via een specifieke receptor) zijn gelegen
op een groot plasmide pColV, hoewel bij sommige stammen
deze genen ook chromosomaal kunnen liggen.

Figuur 5. Chemische structuur van aerobactine (aangepast van Drechsel en
Winkelmann, 12).

CO OH

..... C.

NH
OH

COOH

C

I I
O

CH,

(CH2),

OH

O C
C

\'c

oSc

NH . r, . .. (CH^)^

OH O

CH3

C

I

COOH

Dho en Lafont (9) stelden vast dat er een strikte correlatie be-
staat tussen de productie van aërobactine en de letaliteit bij
één dag oude kuikens (dit is de standaardtest om virulentie
na te gaan). Tegenwoordig is er een standaardtest op de
markt (Agro-Bio, Saint Aubin, Frankrijk) die de aanwezig-
heid van aërobactine receptoren meet en zo de virulentie van
de stam kan inschatten. Na binding van ijzer aan aërobactine
wordt het complex via een speciale receptor (iutA receptor)
opgenomen. Aërobactine bindt Fe3"^, maar na binding aan de
receptor en opname komt vermoedelijk een reductase tus-
senbeide, die het ijzer reduceert tot Fe2"^. Aërobactine heeft
echter een zeer lage affiniteit voor FeZ"*^, waardoor het Fe2\'\'"
vrijkomt in de bacterie en kan gebruikt worden voor groei.
Dit wordt schematisch weergegeven in figuur 6. Het voorko-
men van de aërobactine-receptor gaat dus samen met de pro-
ductie van aërobactine zelf.

Enterobactine komt ook voor als siderofoor maar is inferieur
aan aerobactine (13). Enterobactine is immers minder oplos-
baar en door zijn sterk hydrofobe eigenschappen heeft het de

-ocr page 206-

neiging te binden aan albumine, waardoor bet minder be-
schikbaar is voor het onttrekken van ijzer.

Kapsel

Een volgende virulentiefactor is het kapsel. Zoals reeds eer-
der beschreven, is het kapsel een polysaccharidelaag die de
O-antigenen en het celmembraan afschermen. Het kapselan-
ti gen-K 1 is vaak geassocieerd met de serotypes Ol en 02 en
het kapselantigen-K80 met serotype 078 (21). Het kapsel
speelt een zeer belangrijke rol in de resistentie van
E. coli aan
het complementsysteem, een belangrijk onderdeel van het
immunologisch apparaat. De verschillende complementpro-
teïnen (Cl tot C9) vormen een complex (membrane attack
complex) op de buitenste membraan van de bacterie, waarna
deze geperforeerd wordt. Dit heeft de dood van de bacterie tot
gevolg. Deze kapselantigenen, die allen N-acetylneuramine-
zuur bevatten, integreren met de C3- naar C3b-activatoren,
zowel in de klassieke als in de alternatieve complementreac-
ties. Door tussenkomst van het KI-kapsel wordt het mem-
brane attack complex niet gevormd en zo ontsnapt
E. coli aan
de complementreactie. Zo is een duidelijke correlatie aange-
toond tussen serumresistentie (resistentie aan de comple-
mentfactoren in het serum) en virulentie bij drie weken oude
kalkoenen, intraveneus gevaccineerd met
E. coli (8, 14).
Wooley (34) toonde een sterke associatie tussen serumre-
sistentie en isolaten van septicemische kippen in een studie
van 80
E. co//-isolaten van septicemische en gezonde kippen.

Temperatuursgevoelige heamagglutinatie
Dho-Moulin en Fairbrother (8) stelden vast dat heamaggluti-
natie optreedt bij temperaturen tussen 26 en 30°C, maar niet
meer bij hogere temperaturen (42°C). Dit noemden ze tem-
peratuursgevoelige heamagglutinatie. Het tsh gen, coderend
voor een 140 kDa-proteïne (mature vorm 118 kDa), blijkt
verantwoordelijk te zijn voor deze activiteit. Ze hebben
eveneens aangetoond dat dit tsh-gen voornamelijk voorkomt
in aviaire pathogene stammen en niet bij niet-pathogene
stammen. Dit duidt aan dat het tsh-gen een rol speelt in viru-
lentie, maar de exacte rol is nog niet opgehelderd.

Toxines en cytotoxines

E. coli produceert een hittelabiel (LT) en een hittestabiel
(ST) enterotoxine. Deze toxines zijn belangrijk voor de viru-
lentie van tal van
E. co/i-stammen, zij het vooral intestinale
infecties (diarree). Hoewel bij bepaalde aviaire stammen
productie van enterotoxines en exotoxines is waargenomen.

spelen ze een uiterst beperkte rol in virulentie voor pluimvee
(15). Zo rapporteren Blanco
et al. (5) dat slechts 7% van 645
E. co//-isolaten van septicemische en gezonde kippen toxi-
geen is. Deze toxigeniciteit bleek bovendien niet gerelateerd
te zijn aan septicemische isolaten. Toxines en cytotoxines
zijn daarom van weinig belang in het zoeken naar de oorza-
ken van virulentie van APEC.

Aangezien het belang van de type 1 pili misschien niet zo
groot is als oorspronkelijk gedacht (2), gaat de speurtocht
verder naar nieuwe factoren betrokken in virulentie.
Factoren zoals
tsh en het Kl-kapsel zijn duidelijk betrokken
bij de virulentie en in het infectieproces, hoewel hun uitein-
delijke rol nog moet worden opgehelderd. Moderne mole-
culair biologische methoden zoals substractieve hybridisa-
tie en RAPD speuren continu naar verschillen tussen
pathogene en niet-pathogene stammen en proberen deze
verschillen in kaart te brengen, zoals de ontdekking van \'pa-
thogeniciteitseilanden\', (gebieden in het genoom waar een
aantal genen coderend voor virulentiefactoren blijken voor
te komen).

Diagnose

Hoewel een APEC-infectie herkenbaar is aan de symptomen
(zoals fibrineuze letsels in de huid bij cellulitis en polysero-
sitis en peritonitis bij leghennen), is zekerheid pas mogelijk
bij isolatie uit de getroffen weefsels en positieve identifica-
tie. Tal van andere pathogenen kunnen dezelfde symptomen
veroorzaken. Zo kan luchtzakontsteking ook veroorzaakt
worden door
Mycoplasma en Chlamydia, pericarditis
(ontsteking van pericardium) door
Chlamydia en perihepati-
tis soms door
Pasteurella, Salmonella of andere organismen
(14). Isolatie gebeurt voornamelijk uit aangetaste organen.
De diagnose wordt betrouwbaarder als wordt vastgesteld dat
het serotype behoort tot de groep OI, 02 en 078. Via een-
voudige experimenten kan de aërobactine-productie geme-
ten worden of het voorkomen van de type 1 pili aangetoond
worden (heamagglutinatie van erythrocyten). Detectie van
Fl is routinematig vlot mogelijk. Detectie van aërobactine is
eenvoudig, maar is meer werk en is ook duurder. Via molecu-
laire biologie (PCR) kan de aanwezigheid van cruciale ge-
nen aangetoond worden (8, 35). Virulentie van de stam zelf
kan alleen nagegaan worden via een virulentietest. De stan-
daard test omvat het subcutaan injecteren van 0,5 ml van de
E. coli cultuur in vijf één dag oude kuikens (bij voorkeur
Specific Pathogen Free - SPF-dieren), waarna sterfte gedu-
rende vijf dagen gevolgd wordt. Indien minimaal drie van de
vijf kuikens sterven, heeft men te maken met een virulente
stam. Deze virulentietest is weliswaar de snelste test, maar
houdt weinig rekening met de natuurlijk weg van de infectie.
Via subcutane infectie komt de
E. coli uiteindelijk in de
bloedbaan terecht, terwijl de natuurlijke infectie via de
luchtwegen verloopt. Daarom zijn andere virulentietesten
ontwikkeld, waarbij de proefdieren eerst geïnfecteerd wor-
den met stammen van NCD of IB en dan pas
E. coli toege-
diend krijgen (aërogeen of via intratracheale injectie). Deze
testen leveren accuratere resultaten, zij het wel aanzienlijk
minder snel (8). Wooley
et al. (34) beschreven een in vivo vi-
rulentietest analoog aan de virulentietest bij één dag oude
kuikens, maar uitgevoerd bij embryo\'s. Elf embryo\'s zijn bij
deze test voldoende om een onderscheid te kunnen maken
tussen pathogene en niet-pathogene stammen.

-ocr page 207-

Preventie en therapie

Aangezien stof en feces een belangrijke bron van E. coli vor-
men in pluimveebedrijven, kan een goed kliinaat (onder an-
dere door in te grijpen in ventilatie en stalmanagement) en
droog strooisel de infectiedruk reeds drastisch reduceren.
Regelmatig verzamelen, schoon bewaren en ontsmetten van
eieren verminderen het risico op infectie. Voedsel is ook een
belangrijke bron van
E. coli, inaar een warmtebehandeling
kan dit risico verkleinen. Toevoeging van chloor in het drink-
water reduceert ook daar de bacteriële populatie (14).
Behandeling van een
E. co//-infectie gebeurt voornamelijk
inet behulp van antibiotica. Hier doen zich echter een aantal
problemen voor. Ten eerste neemt de antibioticumresistentie
toe bij aviaire stammen (32), zoals weergegeven in tabel 1.

De cijfers illustreren een sterke antibioticumresistentie, wat
het steeds moeilijker maakt om werkzame antibiotica te vin-
den tegen een groot deel van de aviaire
E. co//\'-populatie.
Bovendien zijn vele bacteriën multiresistent, zodat ook
cocktails van antibiotica niet altijd een oplossing brengen
(3). Daarom is het nodig over te schakelen op profylactische
alternatieven. Ten tweede wordt wetgeving steeds strenger
met als doel de aanwezigheid van antibioticumresiduen in
humane voeding te vermijden. Omwille van deze redenen
worden profylactische alternatieven steeds belangrijker en
de belangrijkste hierbij is zeker vaccinatie. Daar APEC
voornamelijk optreedt als secundair agens is het natuurlijk
ook een goede strategie eveneens de primaire agentia aan te
pakken, zoals onder andere NCD of IB. Wel moet opgepast
worden met vaccinatie tegen deze primaire agentia, daar ook
vaccinatiestammen secundaire f.co/z-infecties mogelijk
kunnen maken (zie hiervoor).

Preventie door vaccinatie

Twee soorten vaccins zijn tot nu toe ontwikkeld tegen APEC.
Een eerste vaccin bestaan uit een cocktail van
geïnacti-
veerde
E. coli van de pathogene serotypes die wereldwijd
het meest voorkomen (Ol, 02 en 078). Dit vaccin is reeds
ontwikkeld in de jaren \'80 en biedt een goede homologe be-
scherming.

De zoektocht naar virulentiefactoren bracht de cruciale rol
van de pili aan het licht. Deze structuren zijn immers verant-
woordelijk voor adhesie aan de epitheliale oppervlakken van
de gastheer. Blokkering van de adhesie kan dan ook een effi-
ciënte bescherming bieden (33). Vandaar dat men overge-
gaan is naar de ontwikkeling van het
pilusvaccin. Dit vaccin
is in feite een proteïne-vaccin en bestaat uit een cocktail van
geïsoleerde pili (wederom afkomstig van serotypes 01, 02
en 078). Dit multivalente pilusvaccin resulteerde in een
goede bescherming tegen
E. coli (17). Hetzelfde probleem
als bij het geïnactiveerde vaccin is echter eveneens aanwe-
zig: bescherming blijft beperkt tot homologe bescherming.
De Fl pilus bestaat voor het grootste deel uit FimA (onge-
veer 1000 hoofdbouwstenen/pilus), een variabel proteïne dat
sterk verschilt tussen de verschillende stammen. Bovendien
is dit FimA immunodominant, zodat na vaccinatie het groot-
ste deel van de antistoffen gericht is tegen het immunodomi-
nante FimA. Niettemin worden nog steeds pilus-vaccins ont-
wikkeld (zo heeft Intervet een pilusvaccin gebaseerd op de P
pilus voor maternale bescherming van vleeskuikens).
Dezelfde problemen deden zich voor in de humane genees-
kunde, namelijk ter bestrijding van urineweginfecties. Deze
infecties worden veroorzaakt door uropathogene
E. coli-
stammen en dezelfde type 1 pili spelen hier een cruciale rol.
Vandaar dat in deze problematiek een pilusvaccin ontwik-
keld werd, met dezelfde homologe bescherming tot gevolg.
Wanneer wordt gekeken op niveau van de pilus zelf, is het
adhesine FimH verantwoordelijk voor adhesie. Door het ge-
ringe voorkomen van dit proteïne per pilus en door zijn niet-
immunodominante karakter, zijn nauwelijks antistoffen aan-
wezig tegen dit FimH bij vaccinatie met type I pili. De
grootste troef van het FimH is echter - naast verantwoorde-
lijk te zijn voor adhesie - zijn geconserveerd karakter tussen
verschillende uropathogene
E. co//\'-stammen (zoals aange-
toond door Sokurenko
et al. hl). Langermann et al. (36) pro-
duceerden een recombinant FimH en testten dit in vaccina-
tie-experimenten bij muizen en apen. Er werden antistoffen
gevormd tegen het geïnjecteerde FimH en deze waren in
staat adhesie van de challengestam aan het epitheel van de
urineweg te verhinderen. Zonder adhesie werden de bacte-
riën weggespoeld via de urinewegen. (22, 23). Een belang-
rijk probleem is evenwel dat het FimH-proteïne op zichzelf
niet stabiel is. In de experimenten van Langermann
et al. (22,
23) maakte men gebruik van een FimH-FimC-complex,
waarbij het natuurlijke chaperonine FimC het FimH stabili-
seert. Barnhart
et al. (2000) zijn er recentelijk in geslaagd
een volledig gestabiliseerd FimH te maken, wat natuurlijk
veelbelovend is voor toekomstige vaccinatie tegen urine-
weginfecties.

Resistentie
(in%)

Tabel i. Antibioticumresistentie in APEC. De resistentie is weergegeven van 1997 tot 2000 (tabel vertaald en aangepast van Vandemaele et ai, 32)

Jaar

Antibioticum

Ampicilline/
Amoxicilline

Enrofloxacine

Flumequine

Tetracyclines

Trimethoprim/
Sulfonamide

1997

49

13

28

66,5

34,5

1998

53

16

40

69

47

1999

59

13

49

63

43

2000

59

13

36

66

50

Bij het uitwerken van nieuwe vaccinatie-alternatieven bij
pluimvee is het uiteraard van groot belang te streven naar
minder arbeidsintensieve alternatieven. Bij de toedienings-
methoden van een dergelijk vaccin is spray-vaccinatie een
zeer valabel en te testen alternatief Bovendien komt zo het
antigeen in de trachea (en luchtzakken) terecht waar de op-

-ocr page 208-

gewekte antistoffen adhesie kunnen verhinderen en kunnen
interageren in het vroegste stadium van de infectie.

Conclusie

Het wordt meer en meer duidelijk dat E. coli een steeds groei-
end probleem vormt binnen de pluimveesector, met ernstige
economische verliezen tot gevolg. Door de hoge antibioti-
cumresistentie bij
E. coli in het algemeen en bij aviaire stam-
men in het bijzonder, wordt behandeling eveneens moeilijker.
Daarom is het belangrijk over te schakelen naar profylacti-
sche alternatieven, zoals vaccinatie. Het grootste probleem is
echter dat nog geen efficiënt en breed beschermend vaccin
beschikbaar is. Daarom is het belangrijk de studie naar de
mogelijke virulentiefactoren van aviaire
E. coli voort te zet-
ten en het verloop van de infectie zo gedetailleerd mogelijk in
kaart te brengen. Op die manier kunnen de sleutelfactoren
ontdekt en ontrafeld worden en kunnen op die basis nieuwe
vaccins ontwikkeld worden. Voorlopig blijft het natuurlijk af-
wachten, maar een goede stalhygiëne, goede ventillatie en
aandacht voor voeder en water, kunnen het risico op
E. coli-
infectie reeds aanzienlijk verkleinen. Bij de behandeling
moet de keuze van het antibioticum omzichtig gebeuren, daar
de meest voor de hand liggende keuzes steeds moeilijker en
minder effectief werken. Tenslotte is het natuuriijk van groot
belang deze groeiende antibioticumresistentie in het oog te
houden, zoals gebeurt in tal van instellingen.

Referenties

1. Analyses van Diergezondheidszorg Vlaanderen, Oost-Vlaanderen,
Drongen, 1996-1997.

2. Amé R Mare D, Bree A, Schouler C, and Dho-Moulin M. Increased
tracheal colonization in chickens without impairing pathogenic proper-
ties of avian pathogenic
Escherichia coli MT78 with a FimH deletion.
Avian Diseas 2000; 44: 343-55.

3. Bebora LC, Oundo JO, andYamamoto H. Resistance of E. coli strains, re-
covered fi-om chicken, to antibiotics with particular reference to
trimethoprim-sulfamethoxazole (septrin). East Afr Med J 1994; 71 (10):
624-7.

4. Bettelheim KA. Biochemical characteristics of Escherichia coli. In
Gyles, C.L. (Ed.),
Escherichia coli in domestic animals and humans.
CAB International. Wallingford, 1994: 3-30.

5. Blanco JE, Blanco M, Mora A, and Blanco J. Production of toxins (entc-
rotoxins, verotoxins and necrotoxins) and colicins by VT strains isolated
from septicemic and healthy chickens : relationship with
in vivo pathoge-
nicity. J Clin Microb 1997; 35:2953-7.

6. Blanco JE, Blanco M, Mora A, Jansen WH, Garcia V, Vazquez ML, and
Blanco J. Serotypes of
Esc herichia coli isolated from septicaemic chick-
ens in Galicia (Northwest Spain). Vet Microb 1998; 61: 229-35.

7. Cloud SS, Rosenberger JK, Fries PA, Wilson RA, and Odor EM. In vitro
and in vivo characterization of avian Escherichia coli. I. Serotypes, meta-
bolic activity and antibiotic sensitivity. Avian Diseas 1985; 29: 1084-93.

8. Dho-Moulin M, and Fairbrother JM. Avian pathogenic Escherichia coli
(APEC). Vet Res 1999; 30:299-316.

9. Dho-Moulin M, and Lafont JP. Adhesive properties and iron uptake abi-
lity in
Escherichia coli lethal and non-lethal for chicks. Avian Diseas
1984; 28: 1016-25.

10. Dozois CM, Pourbakshs SA, and Fairbrother JM. Expression of P and
type 1 (Fl) fimbriae in pathogenic
Escherichia coli from poultry. Vet
Microb 1995;45:297-309.

11. Dozois CM, Fairbrother JM, Harel J, and Bossé M. Pap- and p/7-related
DNA sequences and other virulence determinants associated with
Escherichia coli isolated fi-om septicernic chickens and turkeys. Infect
Immun 1992; 60: 2648-56.

12. Drechsel H, and Winkelmann G. Iron chelation and siderophores. In
Winkelmann G, and Caranno, C.J. (Eds)., Transition metals in microbial
metabolism. Harwood academic publishers, Amsterdam. 1997.

13. Griffiths E. Iron acquisition systems in Escherichia coli. In Gyles, C.L.
(Ed.),
Escherichia coli in domestic animals and humans. CAB
International, Wallingford, 1994: 533-65.

14. Gross WG. Diseases due to Escherichia coli in poultry. In Gyles, C.L.
(Ed.),
Escherichia coli in domestic animals and humans. CAB
Intemational, Wallingford, 1994: 237-83.

15. Gyles CL. Escherichia coli enterotoxins. In Gyles, C.L. (Ed.).
Escherichia coli in domestic animals and humans. CAB International,
Wallingford, 1994: 337-64.

16. Gyles CL. Escherichia coli verotoxins and other cytotoxins. In Gyles,
C.L. (Ed.).
Escherichia coli indomestic animals and humans. CAB
Intemational, Wallingford, 1994: 365-98.

17. Gyimah JE, and Panigrahy B. Immunogenicity of an Escherichia coli
(serotype 01 )pili vaccine in chickens. Avian Diseas 1985;29(4): 1078-83.

18. Gyimah JE, Panigrahy B, and Williams JD. Immunogenicity of an
Escherichia coli multivalent f>ilus vaccine in chickens. Avian Diseas
1986; 30(4): 687-9.

19. Jones CH, Pinkner JS, Nicholes AV, Slonim LN, Abraham SN, and
Hultgren SJ. FimC is a periplasmic PapD-like chaperone that directs as-
sembly of type 1 pili in bacteria. Proceedings of the National Academy of
Science USA 1993; 90: 8397-8401.

20. Jones CH, Pinkner JS, Roth R, Heuser J, Nicholes AV, Abraham SN, and
Hultgren SJ. FimH adhesin of type 1 pili is assembled into a fibrillar tip
structure in the Enterobacteriaceae. Proceedings of the National
Academy of Science, USA 1995; 92: 2081-5.

21. Klemm P, Schembri MA, and Hasty DL. The FimH protein of type 1 fim-
briae. In Kahane en Ofek (Eds.), Toward anti-adhesion therapy for micro-
bial diseases. Plenum Press, New York, 1996: 193-5.

22. Langermann S, Palaszynski SR, Bamhart M, Auguste CG, Pinkner JS,
Burlein JE, Barren P, Koenig S, Leath S, Jones CH, and Hultgren SJ.
Prevention of mucosal
Escherichia coli infection by FimH-adhesin-
based systemic vaccination. Science 1997,276: 607-11.

23. Langermann S, Möllby R, Buriein JE, Palaszynski SR, Auguste CG,
DeFusco A, Strouse R, Schenerman MA, Hultgren SJ, Pinkner JS,
Winberg J, Guldevall L. Söderhäll M, Ishikawa K, Normark S, and
Koenig S. Vaccination with FimH adhesin protects Cynomolgus mon-
keys fi-om colonization and infection by uropathogenic
Escherichia coli.
J Infect Diseas 2000, 181: 774-8.

24. Leathart JBS, and Gaily DL. Regulation of type 1 fimbrial expression in
uropathogenic
Escherichia coli: heterogeneity of expression through se-
quence changes in the fim switch region. Molecul Microbiol 1998; 28:
371-81.

25. Lior H. Classification of Escherichia coli. In Gyles, C.L. (Ed.),
Escherichia coli in domestic animals and humans. CAB Intemational,
Wallingford, 1994:31-72.

26. Olive DM. Detection of Enterotoxigenic Escherichia coli after poly-
merase chain reactiifft amplification with a thermostable DNA poly-
merase. J Clin Microbiol 1989; 27:261-5.

27. Pourbakhsh SA, Boulianne M, Marineau-Doizé B, and Fairbrother JM.
Virulencc mechanisms of avian fimbriated
Escherichia coli in experi-
mentally inoculated chickens. Vet Microbiol 1997;58: 195-213.

28. Pourbakhsh SA, Dho-Moulin M, Bree A. Desautels C, Marineau-Doizé
B, and Fairbrother JM. Localization of the in vivo expression of P and F1
fimbriae in chickens experimentally inoculated with pathogenic
Escherichia coli. Microbial pathogenesis 1997; 22:331 -41.

29. Sauer FG, Mulvey MA, Schilling JD, Martinez JJ, and Hultgren SJ.
Bacterial pili: molccular mechanism of pathogenesis. Cur Opin
Microbiol 2000;3:65-72.

30. Schembri MA, Sokurenko EV and Klemm E Functional flexibility of the
FimH adhesin: insights fi-om a random mutant library. Infect Immun
2000; 68: 2638-46.

31. Sokurenko EV, Chesnokova V, Dykhuizen DE, Ofek 1, Wu XR, Krogfelt
KA, Struve C, Schembri MA, and Hasty DL. Pathogenic adaptation of
Escherichia coU by natural variation of the FimH adhesin. Proceedings of
the National Academy of Sciences USA 1998; 95: 8922-6.

32. Vandemaele F, Vereecken M, Derijcke J, and Goddeeris BM. High inci-
dence and antibiotic resistance of avian pathogenic
Escherichia coli in
Belgium. Vet Rec 2002: in press.

33. Wizemann TM, Adamou JE, and Langermann S. Adhesins as targets for
vaccine development. Emerg Infect Diseas 1999,5 (3): 395-403.

34. Wooley RE, Spears KR, Brown J, Nolan LK, and Fletcher OJ.
Relationship of complement resistance and selected virulence factors in
avian pathogenic avian
Escherichia coli. Avian Diseas 1992; 36:679-84.

35. Wray C, and Woodward MJ. Laboratory Diagnosis of Escherichia coli
Infections. In Gyles, C.L. (Ed.), Escherichia coli in domestic animals and
humans. CAB Intemational, Wallingford, 1994: 595-628.

36. Bamhart MM, Pirskner JS, Soho GE, Sauer FG, Langermann S,
Waksman G, Frieden C, and Hultgren SJ. Pap D-like chaperones provide
the missing information for folding of pilin proteins. PNAS 2000; 97:
7709-7714.

-ocr page 209-

met de WALTHAM®

Veterinaire Dieetrange,

de eerste Complete dieetrange verrijkt met

Antioxidanten!

• Uitstekende acceptatie

• Effectief in klinische studies

WALTHAM

Veterinary Diets

• Scala aan ondersteunende waltham- (tham* ^ham- altham- ^altham- Ltha^.\' (.tham*

materialen

ï WALTHAM* „^LTHAM* .»ALTHAM*
- \\

-! t êl ■

HH^ 1 I l# ®

BB WAI.THAM* ^^^^^ WALTHAM* I

Solutions for Life

Waltham Veterinaire Service, Postbus 81, 5460 AB Veghel. Telefoon 0413 - 38 33 19.

-ocr page 210-

Ovariëctomie van de teef

De redactie vond mw. Dr. A.C. Schaefers-
Okkensen Dr. H.S. Kooistra (Hoofd-afdeling
\'ï Geneeskunde van Gezelschapsdieren, Facul-
ï| teit der Diergeneeskunde) bereid om onder-
1 staande uit de praktijk ontvangen vraagstel-
â–  ling te beantwoorden.

antwoor

Vraag

In het TvD, deel 126, aflevering 2 wordt op bladzijde 43 een ar-
tikel uit de Veterinary Record besproken over schijn-
drachtigheid bij de teef. Daarin wordt opgemerkt dat \'sterilisa-
tie\' zou moeten plaatsvinden voor de eerste oestrus. Met het
oog op het risico van incontinentie wordt ons echter geleerd dat
het beter is om na de eerste loopsheid te opereren. Wat is het
standpunt van de Nederlandse specialist hierover?

Antwoord

Ovariëctomie van de teef heeft naast medisch-veterinaire
voordelen ook nadelen. Een groot voordeel van ovariëctomie
is de
afname van de kans op mammatumoren. Met iedere lute-
ale fase neemt het risico voor mammatumoren toe. Het profy-
lactisch effect ten aanzien van het voorkómen van maligne
mammatumoren niet meer aanwezig is na de vierde oestrische
cyclus (13). Tevens bestaat er na ovariëctomie
geen risico
meer voor endometritis/pyometra
en beduidend minder kans
op diabetes mellitus,
mits geen progestagenen meer worden
toegediend. Voor de toediening van progestagenen is echter na
ovariëctomie geen veterinaire indicatie meer De nadelen van
ovariëctomie zijn een
vergrote kans op urine-incontinentie,
doordat het sfinctermechanisme niet optimaal meer functio-
neert (1, 4, 8). Endocriene urine-incontinentie wordt gezien
bij circa 5 - 20% van de teven die een ovariëctomie/ovariohys-
tercctomie hebben ondergaan. Bij 75% van deze dieren treedt
de incontinentie voor het eerst op binnen driejaar na operatie
(1) cn bij 87% binnen vijfjaar (3). De oestradiolconcentratie
in het plasma is na ovariëctomie (of ovario-hysterectomie) sig-
nificant lager dan tijdens de anoestrus (8). De afname van
deze lichaamseigen oestrogeenproductie is geassocieerd met
vermindering van de urethrale weerstand, hetgeen tot urine-in-
continentie kan leiden. Urine-incontinentie wordt dan ook na
ovariëctomie en ovario-hysterectomie in gelijke mate waarge-
nomen (10). De aandoening treedt over het algemeen intermit-
terend op. De honden verliezen in hun slaap of in liggende po-
sitie druppelsgewijs urine. Ook het lichaamsgewicht speelt
een grote rol met betrekking tot urine-incontinentie. Honden
van grote rassen hebben een verhoogd risico. Een uitzonde-
ring op deze regel vormt de dwergpoedel, waarbij het risico
eveneens verhoogd is. Een \'pelvic bladder\', een te ver in het
bekken gelegen blaashals, predisponeert eveneens voor urine-
incontinentie. Voorts toonden Holt en Thrusfield (4) een ver-
band aan tussen het couperen van de staart en urine-inconti-
nentie, en tussen ovariëctomie en urine-incontinentie, ten
gevolge van insufficiëntie van de urethrasfincter. Of er echter
een causale relatie is, is onbekend. Om deze causale relatie te
bewijzen zou een vergelijking nodig zijn tussen gecoupeerde
honden en niet gecoupeerde honden van hetzelfde ras. Van de
meeste rassen, waarbij frequent urine-incontinentie na ovari-
ectomie is beschreven, hebben de honden gewoonlijk een ge-
coupeerde staart. Het is dus mogelijk dat het risico voor deze
rassen in Nederland kleiner wordt nu staarten niet meer mogen
worden gecoupeerd. Van de volgende rassen wordt een ver-
hoogd risico vermeld: boxer, Dobermann, dwergpoedel, old
English sheepdog, Weimaraner, riesen schnauzer, Rottweiler,
bouvier en Ierse setter (1, 4, 10). Hoewel urine-incontinentie
behandeld kan worden met middelen die de urethrale weer-
stand verhogen, zijn hieraan ook nadelen verbonden, zoals ne-
veneffecten van de gebruikte medicijnen. Voorts kan de conti-
nue behandeling voor de eigenaar belastend zijn en heeft deze
ook niet altijd effect.

Vraa

Een ander nadeel van ovariëctomie is dat veelvuldig een toe-
name van het lichaamsgewicht
wordt waargenomen (5). Het is
goed hierop te letten en de eigenaar te instrueren de hond regel-
matig te wegen en evenmeel minder voedsel te geven. Wat
ka-
rakterverandering
als gevolg van de ovariëctomie betreft, blij-
ken de teven in het algemeen niet slomer te worden. Sommige
honden, welke vaak jong en zonder medische indicatie zijn ge-
opereerd, worden feller en agressiever, vooral indien ze vóór dc
ovariëctomie al enigszins agressief waren (9). Honden die van-
wege een endometritis zijn geopereerd, veranderen zelden van
karakter Een eventuele verandering wordt dan vaak als actie-
ver, feller en speelser omschreven. Een ander nadeel van een
ovariëctomie, met name voor langharige honden, is
verande-
ring van de vachtstructuur
De vacht wordt dikker, krulliger en
moeilijker te onderhouden (puppycoat). Voor eigenaren van
bijvoorbeeld cocker spaniëls, Afghaanse windhonden en New
Foundlanders is dat soms een reden alleen ovariectomie te laten
uitvoeren indien het absoluut noodzakelijk is.
Over het beste tijdstip voor ovariëctomie, vóór of na de eerste
loopsheid, wordt frequent gediscussieerd, met name doordat in
de Verenigde Staten van Amerika de prepuberale gonadecto-
mie veelvuldig wordt gepropageerd en uitgevoerd. Dit heeft te
maken met het probleem van dc miljoenen honden en katten,
die jaariijks in de VS. in asiels worden geeuthanaseerd ter be-
strijding van de zorgelijke \'pet overpopulation\' cn ongewenste
nesten (11). Zo nam in de VS. de \'American Humane
Association\' (AHA) een resolutie aan dat een hond of kat af-
komstig uit een asiel zich niet zou mogen voortplanten. Via
prepuberale gonadectomie kunnen asiels geneutraliseerde
honden en katten bij nieuwe eigenaars plaatsen, zonder zich
zorgen te hoeven maken over het mogelijk niet nakomenen van
afspraken met betrekking tot gonadectomie en over de moge-
lijke voortplanting van deze dieren.

Vóór ovariëctomie op jonge leeftijd pleit, dat de ingreep bij
jongere dieren gemakkelijker is dan bij oudere dieren. Operatie
op erg jonge leeftijd vereist echter wel een aangepaste (pedia-
trische) anesthesie met kennis betreffende een eventueel an-
dere farmacokinetiek van de anesthetica en een intensieve be-
waking van de patiënt. Met name de leverfunctie is gedurende
de eerste maanden immatuur, waardoor zich snel een hypogly-
cemic kan ontwikkelen, die juist door een jong dier moeilijk
wordt opgevangen. Tevens is de jonge pup minder in staat zijn
lichaamstemperatuur op peil te houden (2,7).
De literatuur vermeldt enkele nevenwerkingen, die vooral bij
operatie vóór de eerste loopsheid frequent zouden optreden,
zoals het behouden van een \'infantiele\' onderontwikkelde

-ocr page 211-

vulva (12), hetgeen een perivulvaire dermatitis ten gevolge kan
hebben en het vaker incontinent worden wat betreft de urine.
Of het doormaken van de eerste loopsheid, een fase gedurende
welke het oestrogeenniveau is verhoogd en inderdaad een be-
tere werking van het sfinctermechanisme is waargenomen (8),
ook op de lange duur positief effect heeft, is onbekend.
Waarschijnlijk zullen vooral teven, die toch al gepredisponeerd
waren urine-incontinentie te ontwikkelen (raspredispositie,
zware teven, teven met gecoupeerde staart, teven met een \'pel-
vic bladder\') aan dit euvel gaan lijden, onafhankelijk van het
feit of ze wel of geen loopsheid hebben doorgemaakt.
Thrusfield
et al. {\\5) hebben in een zeer goed opgezette studie
waarschijnlijk gemaakt dat ovariëctomie, uitgevoerd vóór de
eerste loopsheid, de kans op urine-incontinentie doet toene-
men. Waarschijnlijk doordat slechts weinig practici, en dus
honden, aan het onderzoek deelnamen, kon dit echter slechts
op een 10% en niet op het gebruikelijke 5% significantie ni-
veau worden aangetoond. Hoewel dus niet is bewezen dat
urine-incontinentie bij ovariëctomie vóór de eerste loopsheid
toeneemt, zou de trend van dit onderzoek klinisch wel eens re-
levant kunnen zijn. De studie van Howe
et al. (6), die gonadec-
tomie verrichtten bij twee groepen honden, afkomstig uit twee
asiels, waarbij de ene groep jonger, de andere ouder dan 24 we-
ken werd geschat, is voor deze discussie niet relevant. Zoals
bovenbeschreven was ook voor deze studie de \'pet overpopula-
tion\' en daarmee de problematiek van de miljoenen honden en
katten die jaarlijks in de VS. in asiels worden geeuthanaseerd
één van de redenen voor deze studie. In genoemd onderzoek
werd gedurende een follow-up van vier jaar slechts bij drie
(1,1 %) van de 264 reuen en teven die waren gecastreerd of ge-
ovariëctomeerd, door de eigenaar urine-incontinentie vermeld;
een veel lager percentage dan in de Europese literatuur be-
schreven (1, 4, 10). Dit suggereert dat urine-incontinentie na
ovariëctomie in de VS. geen (groot) probleem is. Dit heeft wel-
licht te maken met dc \'uithuizige\' wijze waarop veel
Amerikaanse eigenaren hun honden houden, waar hun enorme
\'pet overpopulation\' ook op wijst. Het feit dat de meeste teven
voor de eerste keer loops worden na de leeftijd van 5,5 maand
(7), zodat zich dus in de tweede groep ook prepuberaal geovari-
ectomeerde teven bevonden, maakt deze studie voor deze
vraagstelling niet bruikbaar. Ook een studie van Stöcklin-
Gautchi
et al. (14) is niet bruikbaar In dit experiment werd het
percentage urine-incontinentie alleen bepaald in teven die vóór
de puberteit een ovariëctomie ondergingen en dit percentage
werd vergeleken met de resultaten van twee andere studies, die
van Thrushfield
etal.(\\5) en van Amold etal.(\\). Allereerst is
het de vraag of het wetenschappelijk verantwoord is resultaten
van de ene studie te vergelijken met resultaten van twee andere
studies, die qua methodes, tijd, 2001 versus 1989 en 1998, en
locatie verschillen. Verder vergeleek Stöcklin-Gautchi
et al. (1)
het percentage incontinente honden van hun eigen studie
(9,7%, vóór eerste oestrus) met de vergelijkbare groep van
Thrushfield
etal.(\\5) (9,8% vóór eerste oestrus) en vond geen
verschil. Vervolgens vergeleken ze het percentage urine-incon-
tinentie van hun eigen studie (9,7%, vóór eerste oestrus) met
het percentage urine-incontinentie, dat Amold
et al. (I) be-
paalde in teven die de ovariëctomie na de eerste loopsheid
ondergingen (20,1 %, na eerste oestrus) en vonden een signifi-
cant verschil. Stöcklin-Gautchi et al. (14) vergeleken niet de re-
sultaten van hun studie met het percentage urine-incontinentie
van de honden in de studie van Thrushfield
et al. (\\5) bij wie
de ovariëctomie werd uitgevoerd na de eerste oestrus (3,7% na
eerste oestrus). Het feit voorts dat het percentage urine-inconti-
nentie bepaald in de studie van Amold
et al. (1) veel hoger is
dan alle vergelijkbare studies op dit gebied, maakt deze studie
voor een dergelijke vergelijking ongeschikt.
Een ander gevolg van prepuberale ovariëctomie verdient in dit
kader ook aandacht, namelijk een vertraagde sluiting van de
groeischijven. Salmeri
et al. (12) verrichtten gonadectomie op
een leeftijd van zeven weken (n=14) en van zeven maanden
(n=8) en constateerden bij alle geneutraliseerde reuen en teven
(n=22) in vergelijking met intacte controledieren een ver-
traagde sluiting van de groeischijf (P<0,000001). Het uitstel
was groter bij honden die op zeven weken dan bij honden die
op zeven maanden leeftijd waren geneutraliseerd (P<0,00005).
De gonadectomie beïnvloedde niet de groeisnelheid maar de
langere groeiperiode resulteerde wel in een grotere lengte van
radius en ulna in alle gecastreerde reuen (zeven weken en zeven
maanden) en in de teven die geovariëctomeerd waren op zeven
weken leeftijd. Of deze vertraagde groeischijfsluiting predis-
poneert voor Salter-type botbreuken is onbekend.
Concluderend lijkt het aan te bevelen de discussie met de eige-
naar in de eerste plaats toe te spitsen op de beslissing omtrent
wel of niet ovariëctomeren, waarbij alle voor- en nadelen be-
sproken horen te worden, met name bij die teven, die gepredis-
poneerd zijn voor het ontwikkelen van urine-incontinentie.
Daarna kan de discussie zich eventueel richten op het moment
waarop de ingreep moet worden uitgevoerd: vóór of na de eer-
ste loopsheid.

Literatuur

1. Arnold S, Amold R Hubler M, Casal M, and Rüsch P. Incontinentia
Urinae bei der kastrierten Hündin: Häufigkeit und Rassedisposition.
Schw Archiv furTierheilk 1989; 131:259-63.

2. Grandy JL and Dunlop Cl. Anesthesia of pups and kittens. J Am Vet Med
Assoc 1991; 191:518.

3. Holt PE. Studies on the control of urinary continence in the bitch. PhD
Thesis, Bristol, 1987.

4. Holt PE and Thrusfield MY Association in bitches between breed, size
neutering and docking, and acquired urinary incontinence due to incom-
petence of the urethral sphinctermcchanism. Vet Rec 1993; 133: 177-80.

5. Houpt KA, Coren B, Hintz HF e/ al. Effcct of sex and reproductive status
on sucrose preference, food intake, and body weight of dogs. J Am Vet
Med Assoc 1979; 174: 1083-5.

6. Howe LM, Slater MR, Boothc HW el al. Long-term outcome of gona-
dectomy performed at an early age or traditional age in dogs. J Am Vet
Med Assoc. 2000; 218:217-21.

7. John.ston SD, Root Kustrits MV Olson PNS. Canine and feline
Theriogenology WB Saunders Company, Philadelphia, 2001.

8. Nickel RF Studies on the ftinction of the urethra and bladder in continent
and incontinent female dogs. Chapter 7: Changes in urethral closure and
bladder storage ftinction in young female dogs caused by prepubertal
events, the estrous cycle, and neutering. Pg. 87-110; Thesis, Utrecht,
1998.

9. 0\'Farrell V and Peachey E. Behavioural effects of ovariohysterctomy on
bitches. J small Anim Pract 1990; 31: 595-8.

10. Okkens AC, Kooistra HS and Nickel RF. Comparison of long-term ef-
fects of ovariectomy versus ovariohysterectomy in bitches. J Reprod Fert
Suppl 1997;51:227-31.

11. Olson PN, Root Kustritz MV and Johnston SD. Early-age neutering of
dogs and cats in the United States (a review). J Reprod Fert Suppl 2001;
57,223-32.

12. Salmeri KR, Bloomberg MS, Scruggs SL el al. Gonadectomy in imma-
ture dogs: Effects of skeletal, physical, and behavioral development. J
Am Vet Med Assoc 1991; 198: 1193-1203.

13. Schneider R. Comparison of age, sex and incidence rates in human and
canine breast cancer. J Nat Cancer Inst 1969; 43, 1249-61.

14. Stöcklin-Gautchi NM, Hässig M, Reichler IM et al. The relationship of
urinary incontinence to early spaying in bitches. J Reprod Fert Suppl
2001;57:233-6.

15. Thrushfield MV, Holt PE and Muirhead RH. Acquired urinary inconti-
nence in bitches: its incidence and relationship to neutering practices. J
Small Anim Pract 1998; 39: 559-66.

-ocr page 212-

Studentenreferaten

B. Mayer en H.W. Dijkstra; SR ioo6/oo: 67 pp.

De scriptie bestaat uit twee delen te weten een literatuurstu-
die en een analyse van de klinische verschijnselen en de re-
sultaten van behandeling van alle paarden en pony\'s met
hoefbevangenheid die in de periode 1995-1998 aan de
Kliniek Heelkunde en de Kliniek Inwendige Ziekten van de
Faculteit der Diergeneeskunde in Utrecht ter onderzoek zijn
aangeboden.

In de literatuurstudie wordt ingegaan op de anatomie van de
hoef en meer speciaal op die van de bloedvaten en de zenuw-
voorziening. Voorts worden besproken de etiologie, de ziek-
teverschijnselen, de röntgenologische waarnemingen, de pa-
thogenese, de pathologische veranderingen en de therapeuti-
sche maatregelen in relatie met de oorzaken van de hoefbe-
vangenheid.

Bij het patiëntenonderzoek kwam naar voren dat de prog-
nose matig is en dat meer dan 50% moest worden gedood en
dat slechts 25% volledig herstelde.

Er bestaat een slechte prognose bij koudbloedpaarden, bij
acute gevallen, bij daling van het hoefbeen en bij een dunne
zool.

De prognose is beter bij chronische hoefbevangenheid.
Therapieën zijn geëvalueerd en vergeleken met resultaten
van behandeling vermeld in de literatuur.
Geadviseerd wordt een standaardprotocol op te stellen met
vermelding van ras, leeftijd, geslacht, etiologie, resultaten
röntgenologisch onderzoek, ingestelde behandeling en an-
dere om na verloop van tijd een betrouwbare evaluatie moge-
lijk te maken.

Hoefbevangenheid. Een retrospectief onderzoek naar risicofactoren en prognoses

Melkziekte bij het rund. Een onderzoek naar diagnose en behandeling

J.C. Doze; SR 1074/00:70 pp.

Door middel van een enquête bij 236 dierenartsen is getracht
inzicht te krijgen in de parameters die gebruikt worden bij
het stellen van de diagnose melkziekte. Ook is hierbij geïn-
formeerd naar het resultaat van een ingestelde behandeling.
Eén en ander is voorts nader onderzocht in de praktijkproef
bij 135 patiënten.
Hierbij is het volgende nagegaan:

• Welke symptomen zijn kenmerkend voor melkziekte.

• Is aan dc ernst van het ziektebeeld in te schatten hoe groot
het tekort aan calcium is.

• Is er verschil in resultaat van een behandeling met 750 ml
infuus van een calcium/magnesiummengsel ten opzichte
van een met 450 ml.

• Is het herstel van een patiënt af te lezen aan de hand van
symptomen?

Om één en ander te evalueren is van alle onderzochte patiën-
ten bloed afgenomen voor het bepalen van het totaal eiwit-
en het totale calciumgehalte. Pas hierna werd een therapie
ingesteld.

Het bleek dat op basis van gedrag, polsfrequentie, rectale
temperatuur, warmte oren, vochtigheid van de neusspiegel
en de penscontractiliteit de diagnose hypocalcaemie met ze-
kerheid kan worden gesteld.

De mate van het calciumtekort kon niet worden ingeschat.
Een infuus van 450 ml calcium/magnesium is te verkiezen
boven het geven van een grotere hoeveelheid omdat hierbij
aritmieën kunnen ontstaan.

Herstel kan beoordeeld worden aan de hand van de polsfre-
quentie (hoe hoger, hoe beter). De overige klinische parame-
ters zijn minder bruikbaar als indicator voor de prognose.

De vraagtekens rond Lyme Borreliose. Literatuur- en praktijkonderzoek

C.M. de Haan; SR 1144/01:44 pp.

Lyme disease wordt veroorzaakt door Borrelia burgdorferi.
Er komen subspecies voor, vooral in Europa. Het microörga-
nisme wordt door teken en hun voorstadia overgebracht van
woelmuizen naar mensen en honden. Het is een multisyste-
mische ziekte voorkomende in gematigde gebieden. De ver-
schijnselen zijn weinig specifiek en bestaan bij de mens zo-
wel als bij de hond uit een recidiverende koorts, huid-
aandoeningen, lusteloosheid en verlammingsverschijnselen.
De diagnostiek is moeilijk. Het aantonen van de verwekker
door middel van isolatie zegt weinig. Er komen nogal wat
symptoomloze dragers voor. Ditzelfde probleem bestaat bij
het aantonen van antistoffen met behulp van een Elisa, een

IFT of een immunoblot.

Behandeling bestaat uit het langdurig verstrekken van anti-
biotica. Verschillende middelen worden genoemd.
In Amerika worden vaccins gebruikt. In Europa worden deze
nog niet toegepast. De profylaxe bestaat uit het verwijderen
van teken op het lichaam in endemisch besmette gebieden.
Bij de honden worden soms tekenbestrijdingsmiddelen ge-
geven.

Uit een telefonisch gehouden enquête bij dierenartsen werk-
zaam in een gezelschapsdierenpraktijk bleek dat er ten aan-
zien van het voorkomen van deze aandoening bij honden nog
al wat onduidelijkheid bestond. Differentiaaldiagnostisch
werd wel aan deze infectie gedacht onder meer bij het be-
staan van een ontstoken tekenbeet.

-ocr page 213-

Het veterinaire kennissysteem
Vetstream® biedt (praktiserende)
dierenartsen toegang tot vaktech-
nische informatie via het beeld-
scherm. De kennisgebieden hond,
kat, paard en konijn worden voor
de eerstelijns-practicus in woord
en beeld gedekt: van diagnostiek,
via ziektebeschrijvingen en ras-
kenmerken, tot behandelingen en uitleg aan de eigenaar.
Hiermee vormt dit programma een mijlpaal in de infor-
matisering van dierenartsenpraktijken.

Ondanks veel tromgeroffel hebben digitale media, zoals cd-
roms, tot op heden nog veel moeite een dominante positie als
kennisbron te veroveren. Ook dierenartsen grijpen nog altijd
liever naar beschreven papier dan naar de computer, als ze op
zoek zijn naar kennis.

Op zich vreemd, want de sterke punten van digitale media ge-
ven deze in theorie een grote voorsprong op gedrukte infor-
matiedragers. Tot voor kort liep de techniek in de praktijk
echter flink achter op de technologische potentie.
Digitale media zijn in aanleg flexibel en bieden de mogelijk-
heid om informatie via heel veel wegen bereikbaar te maken
en onderiing te koppelen. Ze kunnen woorden en (bewe-
gende) beelden variabel met elkaar combineren, ondermeer
door doorklikken en middels kleine schermpjes. Bovendien
zijn digitale media interactief te maken. Het programma en
de gebruiker kunnen op elkander reageren. En er kunnen kop-
pelingen gemaakt worden met informatiebronnen op het
internet, zoals de website van een universiteit of een farma-
ceutisch bedrijf

Wat voegt een veterinair informatiesysteem toe aan het pro-
fessionele leven van een dierenarts? ICT-kennisbanken bie-
den ondermeer de volgende oplossingen aan dierenartsen.
Allereerst is zo\'n systeem in staat om een dierenarts heel snel
dié informatie te laten vinden, die hij of zij op dat moment
zoekt. Ten tweede ontstaat uit de samenbundeling van zeer
grote hoeveelheden, uiteenlopende informatie, een omgeving
(hihliotheek/mediatheek internet) waarin de dierenarts op

Uit en VOO
de praictij

zijn gemak kan rondneuzen. En een ander voordeel is, dat de
informatie met grote regelmaat ge-update wordt.

Vetstream®

Vetstream is het eerste veterinaire digitale kennissysteem dat
de gebruiksmogelijkheden van de nieuwe media benut om te
voorzien in een behoefte van dierenartsen aan praktische vak-
kennis. Het bedrijf (www.vetstream.co.uk) heeft een solide,
complete kennisbank opgebouwd, van een hoog niveau. Op
dit moment is er geen andere veterinaire databank die een
vergelijkbaar, up-to-date informatieaanbod levert, noch op
cd-rom, noch op het internet.
(Zie kader bij dit artikel)
Het kennispakket van Vetstream is onderverdeeld in vier
diersoortcategorieën: Canis, Felis, Equis en Lapis. Elke ca-
tegorie staat voor een aparte cd-rom en in de toekomst
waarschijnlijk voor een afgeschermde internetsite. Op dit
moment nemen gebruikers een abonnement en ontvangen
daarmee elk kwartaal een vernieuwde cd-rom.

Andere digitale
informatiebronnen
op het internet:

PubMed: de vrij toegankelijke versie van het litera-
tuurzoeksysteem

Medline: www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed

Consultant: een gecomputeriseerd systeem ter onder-
steuning van de veterinaire diagnostiek: ww.vet.Cor-
nell.edu/consultant/consult.asp

NetVet: een verzamelpunt boordevol informatie over
de veterinaire wereld en met heel veel
links naar vete-
rinaire sites

VIN: commerciële website die zich richt op onder-
linge kennisuitwisseling en consultering tussen die-
renartsen en veterinaire specialisten, in vele vormen:
www.vin.com

IVIS: een non-profit website, biedt vooral toegang
tot literatuur en vakinformatie: www.ivis.org

De commerciële zoekmachine Copernicus maakt zoek-
tochten naar specifieke informatie heel efficiënt.
Lidmaatschap vereist: www.copernic.com/index.html

Op de website van AUV vindt u vele koppelingen naar een
brede selectie websites: www.auv.nl

Veterinair informatiesysteem in de praktijk

Beschrijving van het eerste praktisch bruikbare veterinaire kennispakket

-ocr page 214-

ffc w i—* a» »»

CESAREAN SECTION
PROCEDURE "

®[£] Dill E

Praktische beschrijving van een sectio bij de hond, met aandachtspunten en valkui-
len. De kleurenfoto\'s zijn van hoge kwaliteit.

Cebruikskenmerken Vetstream

De gebruiker kan via verschillende zoekwegen zijn weg vin-
den naar de gezochte informatie. Tijdens de zoektocht ont-
moet hij regelmatig doorklik-icoontjes, die toegang geven tot
verdiepende en aanvullende informatie. Deze informatie be-
staat uit teksten, diagrammen en schema\'s, foto\'s (vaak met
interactieve functies) en video\'s.
Drie zoekfuncties staan de gebruiker ter beschikking:

- zoeken op trefwoord,

- zoeken via een matrix die orgaansystemen koppelt met di-
verse invalshoeken, bijvoorbeeld: huid en parasitologie; ze-
nuwstelsel en chirurgie,

- doorklikken vanuit een directory, met twintig informatie-
clusters. Voorbeelden daarvan zijn: formularia, klinische
klachten, röntgenologie en operaties.

Het programma is gebruiksvriendelijk en overzichtelijk.
De complete-maar-toch-overzichtelijke beeldschermvulling
onderdrukt de behoefte otn de teksten snel even uit te printen.
Na een kennismakingsperiode met de software, zal de ge-
middelde gebruiker snel zijn weg weten te vinden naar de ge-
zochte gegevens.

Voorwaarde daarbij is een voldoende vaardigheid in de
Engelse taal. Er bestaat namelijk geen Nederlandse versie
van Vetstream.

Maar haal je als praktiserend dierenarts ook werkelijk waarde
uit zo\'n kennissysteem? Beschikken veel practici over
Vetstream en gebruiken ze het ook? Vetstream claimt dat 40%
van de dierenartsen in het Verenigd Koninkrijk regelmatig
gebruik maakt van haar producten. In Nederland, waar
Vetstream vertegenwoordigd wordt door Intervet Nederland
BV, heeft het zo\'n honderd abonnementen.
Een recent uitgevoerde enquête onder de Nederlandse ge-
bruikers leverde goed inzicht in het gebruikspatroon. 80%
van de gebruikers bezoekt Vetstream wekelijks, waarbij on-
geveer 50% de Canis of Felis cd-rom dagelijks inkijkt.
Hierbij zoekt de dierenarts naar:

- differentiaal diagnoses "vergeet ik niets?";

- achtergrondinformatie "hoe zat dat ook weer precies?";

- gegevens van therapieën en diergeneesmiddelen;

- diagnostische gegevens: ddx, welk onderzoek, welk mon-
ster en dergelijke.

In de kliniek tijdens het werk grijpen practici het vaakst naar
de Canis cd-rom, gevolgd door Felis. Paardenkennis zoekt
men vooral \'s avonds op, vanuit huis.

Kwaliteit van informatie

Een netwerk van honderdvijftig veterinaire deskundigen staat
garant voor de kwaliteit van de informatie in Vetstream.
Onder de meeste teksten staat de naam van de veterinair die
de bijdrage heeft verzorgd. Veel van deze deskundigen wer-
ken in de praktijk.

Vetstream opereert als onafhankelijke organisatie. De cd-
roms bevatten dus productinformatie van diverse veterinair
farmaceutische bedrijven. Helaas baseert de huidige versie
zich op de veterinaire markt in het Verenigd Koninkrijk. De
registratieclaims en de beschikbare producten in dat land ver-
schillen soms met Nederland. De inogelijkheid om te zoeken
op werkzame stoffen compenseert dit nadeel.

-ocr page 215-

"Als practicus heb ik behoefte aan actuele, hoogwaardige in-
formatie, die ik snel kan vinden. Ik wil immers vaak snel even
iets zéker weten. De cd-roms van Vetstream bezitten deze kwa-
liteiten. Ze combineren goede ict-techniek met informatie van
hoge kwaliteit, die elke drie maanden geactualiseerd wordt."
Frans Oostra en zijn vier collega\'s van Dierenkliniek Oost-
Drenthe te Klijndijk gebruiken de Vetstream cd-roms elke dag
in hun werk. Alle drie de versies, Canis, Felis, Equis, zijn aan-
wezig. De kliniek heeft al jaren een abonnement en is daarmee
in Nederland een gebruiker van het eerste uur.
Oostra leunt in zijn werk sterk op Vetstream, als kennisbron.
Meer nog dan op zijn uitgebreide bibliotheek van boeken en
tijdschriften. Hij vindt de informatie op de cd roms zeer prak-
tisch en is overtuigd van de \'onverdachte kwaliteit\' van de ge-
gevens. "Dat hebben ze goed voor elkaar, dat netwerk van des-
kundigen dat de teksten verzorgt". Oostra\'s mening komt
voort uit vele jaren ervaring en regelmatige toetsing van
Vetstream-informatie aan andere bronnen. "Ook de meest kri-
tische lezer krijgt er geen speld tussen."
"We gebruiken het complete scala aan informatie van
Vetstream, voor het opzoeken van informatie over de meest
uiteenlopende onderwerpen. Met name bij uitzonderlijke pa-
tiënten, een mooi voorbeeld daarvan zijn vergiftigingen, grij-
pen we snel naar de computer. Een ander sprekend voorbeeld
is een ingewikkelde patiënt, waarbij je zeker wilt weten datje
aan alles hebt gedacht. Maar ik kijk ook op de cd-roms als ik
een adviesbrief voor eigenaren maak. Het merendeel van
zo\'n brief komt meestal uit Vetstream."
"Ik controleer mezelf voortdurend. Met name bij minder
vaak voorkomende aandoeningen cn operaties heb je zo je
twijfels over je eigen kennis. En denk ook aan een patiënt die

niet goed reageert op zijn therapie. Voor antibiotica kan ik
mijn keuze staven met het KNMvD-formularium, maar voor
alle andere medicijnen? Zo\'n snelle staving lukt me met
Vetstream."

Het lukt de dierenartsen van DK Oost-Drenthe om in de korte
tijdsruimtes die een werkdag biedt, snel de gewenste infor-
matie te vinden die ze zoeken. Natuurlijk hebben zij deze
handigheid in het gebruik ontwikkeld. Nieuwe gebruikers
moeten eerst rondkijken op de cd rom en vaardigheid opbou-
wen met de zoekfuncties.

De cd roms zijn uitermate zinvol voor elke gewone dierenart-
senpraktijk, meent Oostra. "Je kan zien dat het door een prac-
ticus en voor een practicus is geschreven."

Frans Oostra aan het werk in zijn kliniek

Animal Pain

L.j. Hellebrekers

Met een compliment voor de vorm-
gever; Guernica van Pablo Picasso
illustreert niet alleen de titel maar
ook de inhoud voortrefl^elijk!

Boe
besprekin

i

Het bestaansrecht van het boek wordt direct in de inleiding
door de editor aangegeven; "it can no longer be considered
acceptable that bodily harm is intentionally inflicted onto
animals without anaesthesia or (pre-, per- or postoperative)
analgesia. In this respect any form of surgical intervention
can be seen as \'purposeful bodily harm\' with a certain
amount of pain, the extend of which depends on the type and
severity of the intervention."

geleid tot de tegenwoordige begripsvorming komen aller-
eerst aan bod. Daarna wordt uitgebreid ingegaan op dc
pathofisiologische achtergronden van pijn. Voor het herken-
nen van pijn en het classificeren van pijn worden praktisch
toepasbare handvaten aangereikt. Het is aan ons, de lezer,
om hier iets mee te doen. Gelukkig worden ook controverses
niet uit de weg gegaan. Eén van de auteurs B. Duncan X.
Lascelles stelt bijvoorbeeld \'with the acception of nitrous
oxide, the inhalational agents should be considered as
not
providing any significant analgesia\'. Dit is in tegenspraak
met dat wat wij in onze opleiding meekrijgen.
Gelukkig voor onze patiënten hoeft deze discussie niet ten
koste van hen uitgevochten te worden. Zeer uitgebreid wor-
den alle bruikbare analgetische farmaca besproken en wordt
er gepleit voor een multi-modale pijnbestrijding.
De laatste hoofdstukken worden gebruikt voor het bespreken
van pijnbestrijding bij de verschillende diersoorten.

Ongewild is het juist onze beroepsgroep geweest die zich,
geleid door onwetendheid, schuldig heeft gemaakt aan het
routinematig toebrengen van (zwaar) lichamelijk letsel en
pijn bij onze huisdieren. In het boek worden alle aspecten
van pijn belicht. De ethische en sociale aspecten die hebben

Animal Pain; een klein, groot boek dat ons aan het denken
zet en tegelijkertijd helpt bij de praktische uitvoering van de
metaboodschap \'onnodig lijden is niet acceptabel\'.

Hans Nieuwendijk

-ocr page 216-

Klachten over dierenartsen die niet
correct handelen met betrekking tot
productiedieren worden meestal
door de speciale klachtambtenaar
ingediend. Een veehouder is blijk-
baar niet snel geneigd tot klagen
over zijn dierenarts. Onderstaand
geval vormt hierop de spreekwoor-
delijke uitzondering.

Bij de pinl<en...

Twee praktijkgenoten worden beurtelings te hulp geroepen bij
een groep jonge stieren die net uit België zijn geïmporteerd
naar een stierenmesterij en varkenshouderij. De stieren verto-
nen ernstige benauwdheid en kwijlen, pompen, kreunen en
hoesten. Geen van beide dierenartsen onderzoekt de stieren.
De ene dierenarts omdat dit vanwege de huisvesting van de
stieren te risicovol is, de andere dierenarts vindt onderzoek
weinig zinvol omdat de stieren al medicijnen hadden gekregen.
Beide dierenartsen werpen een blik op de groep stieren en
laten het bij de diagnose \'pinkengriep\'. Ze advise-
ren een behandeling met Dexamedium en
Micotil. Ook worden Diudem, Neopen en
Dexaject afgegeven, door weer een an-
dere praktij kgenoot die niet op de
hoogte is van de behandeling door
zijn praktijkgenoten.

...of toch niet?

Een week later onderzoekt een
Belgische dierenarts de dieren
en vermoedt een IBR-infectie.
Twee dode dieren worden naar
de Gezondheidsdienst voor
Dieren gestuurd voor sectie, en
inderdaad; naast zeer ernstige
bronchitis, longemfyseem en long-
ontsteking is er inderdaad sprake van
IBR. Het betreft een moeilijk herken-
bare vorm van IBR, maar toch. De vee-
houder is boos en dient een klacht in over
beide dierenartsen. Hij vindt dat ze allebei te
weinig onderzoek hebben verricht.

Lichtvaardige conclusies

Te weinig? Het Tuchtcollege leest dat de dierenartsen allebei
geen enkel onderzoek hebben verricht. De conclusie dat er
sprake was van pinkengriep is wel erg lichtvaardig getrokken,
terwijl een dierenarts bij een grote stierenmesterij nu juist alert
moet zijn op IBR. Ook hadden beide dierenartsen de plicht om
een vervolgbezoek bij het bedrijf af te leggen.
De dierenartsen vinden daarentegen dat hun hulp in een veel te
laat stadium is ingeroepen en dat zij deze zeldzame vorm van
IBR niet konden herkennen. Dat gaat volgens het Tuchtcollege
niet op: in een situatie als deze, waarbij een besmettelijke aan-
doening mogelijk is, moet een dierenarts er juist voor zorgen
dat er zo snel mogelijk duidelijkheid is over de ziekte. Nader
onderzoek is daarvoor noodzakelijk; niet alleen lichamelijk
onderzoek aan de dieren zelf maar ook bloedonderzoek. De
dierenartsen sputteren dat de veehouder hen slechts sporadisch
raadpleegt, maar dat mag volgens het Tuchtcollege geen rol
spelen. Overigens stelt het College op grond van de stukken
fijntjes vast dat de dierenartsen een belangrijke rol vervullen in
de bedrijfsbegeleiding van de varkenshouderij van de veehou-
der, en dat er dus geen sprake is van een sporadisch consult.
Het Tuchtcollege neemt het beide dierenartsen ook kwalijk dat
de derde praktijkgenoot niet geïnformeerd was over de toege-
paste behandeling op de veehouderij. Binnen een groepsprak-
tijk is ieder voor zijn eigen deel verantwoordelijk, maar dat
neemt niet weg dat iedereen binnen de praktijk moet kimnen
beschikken over actuele informatie over de (behandeling van)
patiënten.

Beroep

Beide dierenartsen krijgen een boete van vijfduizend gulden,
maar gaan in beroep. Ze vinden het onredelijk dat ze deze zeld-
zame vorm van IBR hadden moeten herkennen. Het was
bovendien onwaarschijnlijk dat de dieren aan IBR
zouden lijden, omdat ze net waren geïmpor-
teerd en het gebruikelijk is dat runderen
voor export een neusenting tegen IBR
krijgen. Dat ze geen vervolgbezoek
hebben afgelegd kan hen niet wor-
den verweten, want de veehouder
had zelf aangegeven zo min mo-
gelijk gebruik te willen maken
van een dierenarts om de kosten
te drukken. De veehouder ont-
kent deze uitspraak maar het
Beroepscollege schuift de dis-
cussie hierover terzijde. Een die-
renarts heeft een eigen verant-
woordelijkheid in de zorg ten
opzichte van een dier. Als een die-
renarts een therapie heeft ingezet,
moet hij de gevolgen van de begonnen
therapie controleren en zo nodig bijstel-
len. De situatie op een groot stierenbedrijf
met een mogelijk besmettelijke dierziekte vereist
de dierenarts hierin zelf verantwoordelijkheid
neemt. Als de dierenarts door het wisselen van diensten niet in
staat is tot het afleggen van een vervolgbezoek, moet hij de za-
ken fatsoenlijk overdragen aan een collega.

Met betrekking tot het onderzoek zelf is het Beroepscollege
van mening dat beide dierenartsen op zijn minst een poging
hadden moeten ondernemen om de dieren te onderzoeken. De
nalatigheid hierin is een ernstige tekortkoming. Ook de aan-
name dat er geen sprake kon zijn van IBR vanwege een ver-
meende enting is onzorgvuldig. Uit de stukken blijkt nergens
dat de dierenartsen expliciet hebben gevraagd naar de enting,
of dat ze bij het stellen van de diagnose rekening hebben ge-
houden met een IBR-infectie. Het beroep wordt verworpen en
de vijfduizend gulden boete blijft gehandhaafd.

-ocr page 217-

Sinds enkele jaren zijn in
Nederland ook vossen
(Vulpes
vulpes)
gevonden die besmet
waren met de darmparasiet,
Echinococcus multilocularis
(1,2). Tot nu toe werd deze para-
siet alleen bij vossen in Zuid-
Limburg en Groningen aange-
troflfen. De parasiet heeft zich
vanuit België en Duitsland in ons land gevestigd. De
vindplaatsen van besmette vossen in ons land vertoont
grote overeenkomst met de verspreiding van rabiës in de
laatste helft van de vorige eeuw. In 1974 wordt de eerste
rabide vos in Groningen aangetroffen (3). In het begin
van 1975 volgen uit deze provincie nog twee meldingen.
De rest van de rabiësgevallen worden, met uitzondering
van één vos uit Drenthe, allemaal in Overijssel gevonden.
Pas in januari 1976 wordt de eerste rabide vos uit Zuid-
Limburg gemeld. Nadat in juli 1977 het laatste rabiësge-
val uit deze provincie wordt gemeld, blijft het enkele ja-
ren rustig. Het in 1979 met rabiës besmette hondje op de
Veluwe buhen beschouwing gelaten, dit dier had de
ziektezeer waarschijnlijk in India opgelopen. Pas in 1983
raken de vossen in Nederland weer met het rabiësvirus
besmet. Weer wordt het eerste geval uit Groningen gerap-
porteerd. Hier blijft het aantal gevallen beperkt tot drie
vossen. Een halfjaar later, in oktober 1983, wordt de eer-
ste rabide vos in Zuid-Limburg aangetroffen. Tot in het
tweede kwartaal van 1985 word in het zuidelijke gedeelte
van deze provincie het rabiësvirus in 47 vossen aange-
troffen. In 1988 is het weer zover, dit keer worden er vijf
rabide vossen uit Zuid-Limburg gemeld. Het noorden
van Nederland blijft rabiësvrij. Dit als gevolg van succes-
volle orale vaccinatiecampagnes in grote delen van
Duitsland. Ook in Zuid-Limburg worden lokazen uitge-
legd, zodat het virus zich hier niet verder kan verspreiden.

Zowel in de eerste (1974-1977) als tweede periode
(1983-1985) worden de eerste rabide vossen in
Groningen gevonden, pas daarna raken de vossen in
Zuid-Limburg besmet. Het aantal met
E. multilocularis
besmette vossen is te klein om vast te stellen of de be-
smetting met deze darmparasiet net als bij rabiës ook
eerst in Groningen plaats heeft gevonden en de vossen in
Zuid-Limburg pas daarna besmet raakten. Opmerkelijk is
echter dat in Groningen muskusratten
{Ondatra zihethi-
cus),
als tussengastheer, al wel besmet zijn (0,2%), ter-
wijl uit Zuid-Limburg nog geen gevallen bekend zijn (2).
Het schijnt dat beide zoönosen dezelfde geografische
route hebben gevolgd, terwijl het \'ziekteproces\' zo ver-
schillend is. Rabiës is een virusziekte met fatale gevolgen
voor het geïnfecteerd dier en wordt overgedragen door di-
rect contact tussen twee dieren. Rabiës heeft ook een
enorme invloed op de populatie dynamiek van de vossen,
op het hoogtepunt van een epidemie kunnen meer dan
50% van de vossen in het besmette gebied sterven (4,5/

ingezonde

E. multilocularis daarentegen heeft meestal geen fatale
gevolgen voor de geïnfecteerde vos, extreem hoge aantal-
len wormen in jonge vossen daargelaten. De parasiet
wordt via een tussengastheer (knaagdieren) overgedra-
gen. De overeenkomst tussen het voorkomen van rabiës
vroeger en
E.multilocularis nu in de provincies
Groningen en Zuid-Limburg leidt echter tot de conclusie
dat de vos het verspreidingspatroon bepaalt. Welke facto-
ren een rol spelen bij de uitbreiding van het versprei-
dingsgebied van deze parasiet zijn grotendeels onbekend,
maar blijkbaar kunnen epidemiologische gegevens over
de verspreiding van rabiës onder vossen enige aankno-
pingspunten verlenen.

Fesseler et al. (6) komen tot de conclusie dat voor de ver-
spreiding van
E. multilocularis een hogere vossendicht-
heid noodzakelijk is dan voor rabiës. Mocht dit daadwer-
kelijk het geval zijn dan heeft dit consequenties voor een
mogelijke uitbreiding van het areaal waar
E.multilocula-
ris
nu in Nederland voorkomt. Niet alleen heeft er een
areaaluitbreiding van vossen in ons land plaatsgevonden
in de laatste decennia, maar ook een toename in (lokale)
dichtheden is geconstateerd (7). Natuurlijk is verdere
verspreiding van deze parasiet mede-afhankelijk van het
voorkomen van geschikte tussengastheren (knaagdie-
ren). Helaas komt één van de belangrijkste tussengasthe-
ren, de muskusrat, in heel Nederland voor. Het is daarom
te verwachten dat
E. multilocularis zich niet zoals rabiës
tijdelijk in Nederland zal ophouden maar dat de parasiet
zich hier definitief zal vestigen en andere gebieden zal
\'veroveren\'.

Literatuur

1. Van der Giessen JW. Rombout YB, Francliimont JH, Limper LP,
and Homan WL. Detection of
Echinococcus multilocularis in
foxes in The Netherlands. Vet Parasitol. 1999; 82( 1 ):49-57

2. Van der (Jiessen JW, and Borgsteede FH. Echinococcus multilocu-
laris: De kleine lintworm van de vos met mogelijk grote gevolgen
voor de mens. Tijdschr. Diergeneeskd. 2002; 127:318-321.

3. Vos A. De vos cn hondsdolheid. Stichting Opleiding Leraren,
Utrecht. 1984

4. Wandeler A, Wachcndörfer G, Förster U, Krekel H, Schale W,
Müller J, and Steek F Rabies in wild carnivores in Central Europe
I. Epidemiological studies. Zbl. Vet. med. B, 1974; 21:735-56

5. Wandeler A, Müller J, Wachendörfer G, Schale W, Förster U, and
Steek F. Rabies in Wild carnivores in Central Europe III. Ecology
and biology of the fox in relation to control operations. Zbl Vet
MedB. 1974;21:765-773.

6. Fesseler M, Müller B, Eckert and J. Vergleich geographischer
Verbreitung und regionaler Häufigkeit von
Echinococcus multilo-
cularis
und Tollwut in Mitteleuropa. Tierärztl and Umschau, 1991;
46:287-92.

Echinococcus multilocularis en rabiës in Nederland

7. Mulder JL. Vos, Vulpes vulpes. In : Atlas van de Nederlandse
Zoogdieren. (Eds. Broekhuizen, S. et al.) 1992 pp. 126-32. KNNV,
Utrecht.

Ad Vos, Hemelseberg 1,
\'Oranjerie\'
6862 BN Oosterbeek

-ocr page 218-

Geachte collega Slappendel,

Hierbij wil ik gaarne reageren op uw
uitdagende hoofd-redactionele com-
mentaar in het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde van 1 meijl.
Het antwoord op uw vraag "Of is
daar een ander gremium voor?"
luidt, in mijn visie: "Ja, wij dieren-
artsen allemaal samen."

Ingezonde

Ik heb geprobeerd te begrijpen waar u zich nou eigenlijk zo
druk over maakt. Over de verloedering van de \'reguliere/ge-
wone diergeneeskunde\'? Over een beer die los is, op geiten-
wollen sokken nog wel?

Over collega Laarakker (met, naar het schijnt, een wachtlijst
van drie maanden!)?

Over een Twentse collega met een wichelroede?

En ja, heel veel dierenartsen hebben ergens een paar flesjes
D-zoveel in de kast staan, en de punctuurnaaldjes hebben we
allemaal in de kast om \'s lekker ergens in te prikken.
Acupunctuurnaaldjes ben ik nog maar één keer tegen geko-
men, ongebruikt achter in een kastje.

Ik lees geen NRC, maar ik heb wel de afgelopen elf jaar op
meer dan honderd (als ik alle sollicitaties en stages meetel,
kom ik misschien wel op drie keer zoveel) verschillende
praktijken in binnen- en buitenland gewerkt.
Het spijt mij u te moeten wakker schudden, maar u loopt ach-
ter. Hopeloos achter. Dat is niet erg, op uw leeftijd en in uw
positie. Het helpt alleen de diergeneeskunde geen stap ver-
der. Mijn vader zei altijd: "Je moet roeien met de riemen die
je hebt". Hij zou nu tachtig jaar zijn. Dat is een stuk ouder
dan u nu bent. Ik zeg altijd: "Je moet woekeren met de talen-
ten die je hebt." Dat is hetzelfde, maar dan anders. C\'est le
ton que fait la musique."

Ik stel u voor om eens met mij, onafhankelijk dierenarts, 38
jaar oud, vrouw, niet in het bezit van geitenwollen sokken,
maar wel bijna afgestudeerd \'homeopathisch dierenarts\' van
gedachten te wisselen.

En: maakt u zich niet te druk, dat is slecht voor uw hart. We
hebben u nog effe nodig!

Vergeef me mijn directheid, zo ben ik.

Drs. Annegeer van der Pol

Reactie dhr. Slappendel:

Geachte collega van der Pol, beste Annegeer,

Dank voor je reactie op mijn redactioneel commentaar en je
bezorgdheid voor mijn gezondheid. Je hebt de boodschap
goed begrepen. Ik vrees dat kritische lezers uitje ingezonden
brief kunnen opmaken dat mijn zorgen over het aanzien van
de diergeneeskunde in Nederland inderdaad terecht zijn. Dc
redactie heeft mij verzocht alsnog op je schrijven te reageren
maar dan moet er wel iets inhoudelijks zijn om over te dis-
cussiëren. Ik zal me dus maar beperken tot de vraag wie er nu
eigenlijk ouderwets is en achter loopt: degene die onbekom-
merd behandelingen toepast, die stoelen op meer dan een
eeuw achterhaalde uitgangspunten of degene die dat absurd
vindt. Denk daar maar eens over na, meisje (zo mag ik je toch
wel noemen nu je me zo nadrukkelijk het stempel \'opa\' hebt
opgedrukt?) In sommige delen van Nederland is het al bijna
normaal dat \'iedereen\' zijn vuil gewoon op straat gooit. Loop
ik soms ook al hopeloos achter als ik daar niet aan mee doe?
Ik ken nog wel triestere gevolgen van \'meelopen\' maar laat
die maar onbesproken.

Kanttekeningen bij de Kanteling

De met de risicovolle benaming \'Kanteling\' aangeduide reor-
ganisatie van de KNMvD is nu wel afgerond. Ongetwijfeld zal
de nieuwe structuur beter voldoen en zal de besluitvaardigheid
en slagkracht van de organisatie toenemen. Dat zal heel veel
leden tevreden stemmen en ook het functioneren naar buiten
verbeteren.

Toch blijven er nog discussiepunten voor de toekomst liggen.
Enkele wil ik hier aanduiden.

De doelstelling

In artikel 2 van de nieuwe Statuten wordt deze omschreven.
De Maatschappij manifesteert zich hier als een nogal in zich-
zelf gekeerde hoeder van de belangen van de dierenarts. Geen
woord over directe maatschappelijke betrokkenheid en -ver-
antwoordelijkheid. Geen woord over het uitdragen van kennis,
inzichten en opvattingen. Indirect gebeurt er natuurlijk een he-
leboel op dit gebied. Maar in de statuten komt dat niet tot uit-
drukking als doelstelling.

Als voorbeeld kan dienen de weinig pro-actieve en initiërende
rol van de Maatschappij met betrekking tot de toekomst van de
dierhouderij in Nederland. Reageren alleen op ontwikkelin-
gen als (non)-vaccinatie, ingrepen in de integriteit van het dier
is goed, is noodzakelijk, maar in een vroeg stadium duidelijk
helpen met meningsvorming en beleid is beter.

Bevordering van de diergeneeskundige wetenschap en
kennis

Dit staat als eerste item genoemd bij het aangeven van de
weg, waarlangs het doel wordt bereikt. Op dit gebied gebeurt
gelukkig heel veel. Maar....

a. er zou méér en meer gestructureerd kunnen gebeuren op
het gebied van kennisoverdracht naar grote doelgroepen
buiten de diergeneeskunde;

b. terwijl er veel gebeurt inzake kennisoverdracht wordt niet
duidelijk wat de Maatschappij dan wel doet (wil doen) met
betrekking tot het verkrijgen van kennis.

-ocr page 219-

Seniorenbeleid

Ongeveer (of meer dan ?) twintig procent van de leden van
de KNMvD bestaat uit \'senioren\'. Welke belangen van deze
senioren worden door de Maatschappij behartigd? Zij blij-
ven lid uit overwegingen van loyaliteit, betrokkenheid en
om sociale redenen. Vele Afdelingen organiseren activitei-
ten speciaal ook voor senioren. Maar wat is of wordt het al-
gemene KNMvD-beleid en dat van de clusters ten aanzien
van deze groep? De Maatschappij kan toch niet volstaan
met het toezenden van het onvolprezen Tijdschrift voor
Diergeneeskunde en het Jaarboek? Samen maken die overi-
gens niet meer dan 20 van de 165 euro contributie uit! De
rest van de kosten worden vergoed uit advertenties en ove-
rige.

(zie \'Resultaten Tijdschrift voor Diergeneeskunde\', 31-12-
01)

Prof. dr J. G. van Logtestijn

Officieel standpunt Adviesgroep dierenartsen NVD maakt einde
aan legale kwakzalverij in dierentuinen: dieren nu beter beschermd
tegen kwakzalverij dan mensen!

Naar aanleiding van de paranormale
behandeling van de Orang Oetans in
Ouwehands dierenpark heeft de
Vereniging tegen de Kwakzalverij de
Adviesgroep dierenartsen van de
Nederlandse Vereniging voor Dieren-
tuinen (NVD) gevraagd een stand-
punt te bepalen inzake alternatieve
behandelaars. De Vereniging tegen de
Kwakzalverij is blij met haar op 8 juli 2002 geformuleerde
standpunt \'dat het inroepen van alternatieve geneeskundigen
door de Adviesgroep dierenartsen niet actief ondersteund
wordt\' (brief voorzitter Schaftenaar). Indien het management
van een dierentuin in weerwil van dit standpunt van hun eigen
adviesgroep desondanks alternatieve genezers te hulp roept
dan dient zij zich te realiseren dat zij hiermee illegale activitei-
ten stimuleert.

Er bestaat momenteel namelijk een principieel verschil tus-
sen de legale status van alternatieve behandelaars in de hu-
mane geneeskunde en die in de diergeneeskunde. De voor de
humane geneeskunde relevante regelgeving is de Wet op de
Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg (Wet BIG),
terwijl de Wet op de Uitoefening van de Diergeneeskunde
(WUD) voor de diergeneeskunde van belang is. Hoofdstuk
IV van de Wet BIG over voorbehouden handelingen noemt
een aantal risicovolle handelingen die voorbehouden zijn
aan daartoe bij de wet bevoegd verklaarden. Verder
staat het
iedereen vrij om beroepsmatig werkzaam te zijn op het
terrein van de individuele gezondheidzorg
(voor mensen),
ongeacht opleiding of bekwaamheid.

Berichte

verslage

Artikel 1 van de WUD zegt echter dat de beroepsmatige uit-
oefening van de rf/Vrgeneeskunde,
waaronder onder andere
wordt verstaan het vaststellen en behandelen van aandoenin-
gen bij dieren, behoudens met name genoemde ingrepen
door met name genoemde personen,
is voorbehouden aan
dierenartsen.

Door het officiële standpunt van de Adviesgroep dierenart-
sen van de NVD is het legaal optreden van alternatieve gene-
zers in dierentuinen van de baan.

De kwakzalverij door individuele dierenartsen blijft wel een
probleem omdat dit wettelijk (helaas nog) wel tot de moge-
lijkheden behoort. In het algemeen weten kwakzalvende
dierenartsen hun diensten goed te verkopen aan goedgelo-
vige klanten. Als zij het echter te bont maken kunnen ook zij
rekenen op heftige kritiek van de beroepsgroep en zelfs op
disciplinaire maatregelen van de toezichthoudende over-
heidsorganen, De Vereniging tegen de Kwakzalverij hoopt
dat de Adviesgroep dierenartsen van de NVD haar onlangs
geformuleerde standpunt ook toepast op individuele (dieren-
arts)leden, die kwakzalverijen als acupunctuur, manuele the-
rapie of homeopathie praktiseren.

De Vereniging tegen de Kwakzalverij is voorts van mening
dat - als de adviesgroep haar adviserende taak naar de die-
rentuinen serieus neemt - zij naast het aanspreken van haar
individuele leden het ook tot haar competentie en verant-
woordelijkheid zal moeten rekenen om het management van
de dierentuinen te informeren en aan te spreken over de bo-
ven beschreven wettelijke status van alternatieve behande-
laars in de diergeneeskunde.

Op donderdag i2 december zijn alle oud-leden uitgenodigd voor de receptie ter ere van
het ye lustrum van het Veterinair Dispuut Unitas. Deze zal aanvangen om 21.00 in de
Faculteitszaal. De lustrumdag zal plaatsvinden op zaterdag 14 december, waarvoor de
oud-leden en de partners zijn uitgenodigd. Voor info: B.E.Veenstra@students.uu.nl

-ocr page 220-

Van zaterdag 16 november tot en met
zondag 24 november 2002 wordt er
weer een postacademische naschohng-
sreis naar Kaapstad georganiseerd.
Het hotel ligt in Kaapstad zelf, dicht-
bij de Victoria & Albert Waterfront,
de beroemde boulevard met mon-
daine winkels en zeeleeuwen in de
haven. Eventuele partners zullen zich
in deze stad uitstekend kunnen vermaken. Er zijn nog enkele
plaatsen beschikbaar voor deze exclusieve nascholing!

Het wetenschappelijke programma bestaat uit een vijfdaagse
cursus in de ochtenduren met interessante, internationale
sprekers. De onderwerpen zijn gericht op gezelschapsdie-
renpractici.

De sprekers zijn: drs. J. Kirpensteijn - tumorchirurgie e.a.;
mevr. drs. L. Jelsma - gedragsmedicatie bij honden en kat-
ten; drs. R. Veerman - workshop praktijkmanagement; prof
A.M. Lübbe (Zuid-Afrika) - orthopedie; Dr. R. Wendt
(Duitsland) - echoscopie van het hart e.a; Een lokale dieren-
arts zal het programma completeren.

Prijsindicatie

De reissom bedraagt € 1.950 op basis van een tweeper-
soonskamer, inclusief ontbijt. Dit is inclusief vlucht, trans-
fers, verblijf in een aangenaam hotel met zwembad, congres
met boeiende sprekers, koffie, broodjes, syllabus en certifi-
caat van deelname. De aan deze nascholing verbonden
kosten zijn aftrekbaar conform de hierop betrekking heb-
bende fiscale richtlijnen. Voor uw partner is de reissom €
1.450. De sponsoren Virbac en Waltham bieden een wel-
komstborrel, tweemaal een excursie en een afscheidsdiner
aan.

Nascholing met zeeleeuwen en walvissen op het programma

Voor de pre-congrestour (vierdaagse safari naar het
KrugerPark) of de post-congrestour (wijnreis langs de kust),
is een gespecialiseerd reisbureau ingeschakeld.

Vbor vragen en/of opmerkingen
kunt u contact opnemen met
Veterinair Organisatiebureau Animaux,
telefoonnummer:
035-6239479. Een
inschrijvingsformulier kunt u printen vanaf
de website: www.animovooranimaux.nl

Symposium Hygiëne

Op zaterdag 9 november 2002 vindt het Symposium
Hygiëne plaats in Nieuwegein. Het symposium is bedoeld
voor alle medewerkers van de RVV en practitioners en
wordt georganiseerd door de Vaktechnische Bond van
Keurmeesters, de Groep Gezondheids- en Kwaliteitszorg
van de KNlVlvD en de Rijksdienst voor de keuring van
Vee en Vlees.

Dagvoorzitter is A. de Groot, lid van de Raad van Bestuur
van Ecolab, die het complete programma aanbiedt. Sprekers
zijn prof dr. F. van Knapen, hoofd van de Vakgroep
Voedingsmiddelen van Dieriijke Oorsprong, drs. J.
Ramekers, voorzitter van de Productschappen voor Vee
Vlees en Eieren, ir. J.F. de Leeuw, directeur-generaal Voedsel
en Waren Autoriteit, en E. Hendriks, medewerker van
Ecolab. Onderwerpen die aan de orde komen zijn \'Hygiëne
en voedselveiligheid\', \'Hygiëne van producent tot consu-
ment\', \'Uitvoering Voedsel en Waren Autoriteit\' en
\'Reiniging en desinfectie\'.

Het Symposium Hygiëne is op zaterdag 9 november 2002
van 10.00 tot 13.00 uur op de Edisonbaan 9-11 te
Nieuwegein. Medewerkers van de RVV ontvangen een per-
soonlijke uitnodiging met programma-overzicht op hun huis-
adres.

Uitnodiging !!!

Aan alle medewerkers van
de RW en practidoners.

Zaterdag 9 november 2002

Symposium Hygiëne

Dhr. A. (Uf C\'roo/.

[>JK*<N]r/J(lrr,

Jid vnn dc Raad van BcKuur V7\\n Kcolab,
Prof. dr. r. eau f^Mpfii,

H<K)I"«1 v;«i ilr V:ikpn>ri> V<*(liii}{Ntrii<Llrlc-fi \\uii
DirHIIkt:

\'llygiihw ixufcheltvilij^bifid\'
Dn.J. Ramekers.

V(><>r/jllf* Pnxbu-lM-tupiwni »«K» Vrr. Vlrrs m
ticrca

\'H\\\\<:iéfic van fm-tduccnt tot œmumùnt\'
Ir J
.r. (ie Leeuw.

Dim 1 m ir-y:n irrul WA

\'Z\'Uixterifig Mtefkei eti Vartni Atuoriieit\'

Sprekers:

Waneer en Waar:

Z-itcrdac 9 november van 10.00 - I.VÜÜ uur
llMts: tctsonbAjui S>-11 IC Nicu«v&cin

4\\}ltfuitt

O.iCi mir C>iil\\;iTiKsl "irt kolïir
I^CHUaw IjairU

lid (-<j<Ti]>lrir ]>ft 1)9-41 tiiii;« w<jr;il 11 j:iivd)aNkii

door tccüab. üc orcAmsatic is in h«>dcn van dc

VjklrcJiiiii« »ip n<)iiil Krinrwrsirrs. tlr f^njq\'
Ccxoodhcid»- CQ Kwalitats Zont K.\\.Mvü

ril ilr T)iikH(GriiHi v(x>-ib- knriiiK v;jti Vrr niMrr>

AUc medewerkers dc R\\ v .Kitvan^en een pc^
soonliike uiinodicinc met pro^Amouovcracbt
<)!> hiui tiiaNj<lrr.s

-ocr page 221-

Ook in 2003 organiseren Virbac Nederland, Waltham
Veterinaire Service en Dier&Zorg Dierenverzekering
weer een serie praktische nascholingen voor dierenart-
sen. Na het uitstapje naar de middagen afgelopen jaar is
op veler verzoek toch weer terug gegaan naar de bekende
Klinische Avonden, die voor de meeste practici beter in te
plannen zijn.

Het programma voor 2003 biedt twee boeiende sprekers met
dicht bij de praktijk liggende onderwerpen. De avond begint
om 20.00 uur met een lezing van mw. dr. A. Schaefers-
Okkens van de Hoofdafdeling Geneeskunde van Gezel-
schapsdieren van de Faculteit der Diergeneeskunde te
Utrecht. Zij bespreekt fertiliteitbegeleiding van de teef in de
praktijk, onder de titel: "Van dracht tot pseudodracht... prak-
tische informatie omtrent fertiliteitbegeleiding en diverse
gynaecologische problemen van de teef". Hierbij wordt niet
alleen ingegaan op de veterinaire begeleiding rond het dek-
ken en de geboorte, maar worden ook de meest recente in-
zichten voor de behandeling van schijnzwangerschap en
aanverwante onderwerpen besproken.
Daarna bespreekt mw. drs. Y. Krooshof, specialist orthope-
die in Emmeloord, de veterinaire begeleiding van de ortho-
pedische patiënt in de gezelschapsdierenpraktijk. De titel
van haar lezing is: "Stilstaan of vooruitgaan". Zij zal in haar
lezing ingaan op de etiologie, therapie en preventie van
osteoartrose bij de hond, met speciale nadruk op de begelei-
ding en nazorg van de patiënt.

Dankzij de initiatiefnemers zijn de kosten voor deelname
slechts € 25,00 (inclusief BTW). Dit bedrag is inclusief con-
sumpties en het bekende, handzame boekje. De Klinische
Avond is voor accreditatie aangemeld bij het Coördinatie-
centrum Erkende Dierenartsen (CED).

Van der Valk Hotel,
Eindhoven
AC Restaurant,
De Meern
Hotel De Cantharel
Apeldoorn (Ugchelen)
Van der Valk Hotel,
Drachten

Data en locaties:

Woensdag 11 december 2002

Klinische Avonden voor dierenartsen over
fertiliteitbegeleiding en orthopedie

Dinsdag 21 januari 2003
Woensdag 19 februari 2003
Dinsdag 18 maart 2003

Een inschrijfformulier aanvragen kan bij Virbac Nederland
BV: Mariska Lagerweij, telefoonnummer: 0342-427108,
faxnummer: 0342-490164, e-mail: mlagerweij@virbac.nl

De jaarlijkse studiedag van de WRSA zal gehouden worden op dinsdag 19 november 2002 in het Androclusgebouw
van de Faculteit der Diergeneeskunde, Yalelaan 1 te Utrecht.

Thema van deze dag:

Pathologie

Inleidingen worden verzorgd door:
Mevr. Prof. Dn J. Fink Cremmels
Drs. F.C. Kleyn van Willigen

Dr. K. Hermans
Dr. Stephane Lemiere

Mycotoxinen in het voer, een bedreiging voor de konijnenhouderij

COST PROJECT 848

Zinkbacitracine in de konijnenhouderij

Staphylococcus aureus infecties bij konijnen: resultaten van recent onderzoek
Vaccinatie tegen de ziekten Myxomatose en V.H.D. (virale haemorrhagische
konijnenziekte) bij konijnen

De kosten voor deze dag bedragen € 18,- voor niet-leden en € 15,- voor leden van de WRSA (inclusief lunch). De stu-
diedag begint om lo.oo uur en zal om ±15.30 uur afgelopen zijn.

Belangstellenden kunnen zich vrijblijvend aanmelden bij de secretaris van de WRSA afdeling Ned en krijgen dan een
overzicht van het programma toegestuurd Inclusief aanmeldingsformulier

Seer WRSA : B.Rutten P.a. IRC Plant.Dier, Stationsstraat 104, 5963 AB Horst. Tel.: 077-3998888, fax: 077-3983733,
e-mail: B.Rutten@ipc-training.nl

-ocr page 222-

Bijzondere Besturendag 2002

Afdelingen, Regio\'s en de
toekomst van het Jaarcongres

Tj. Jorna

De jaarlijkse Besturendag van de
KNMvD heeft dit jaar een bijzon-
der tintje. Behalve dat de bijeen-
komst plaatsvindt op 28 augustus,
één dag na het 140-jarig bestaan
van de KNMvD, zijn alle bestuurs-
leden van Groepen en Afdelingen
uitgenodigd in plaats van - zoals
gebruikelijk - alleen de voorzitters
en secretarissen. Zo komen rond de zestig bestuurders en
medewerkers van de KNMvD in Wijchen bijeen om zich te
buigen over de gevolgen van de vernieuwing van de be-
stuurlijke structuur voor de Afdelingen, Regio\'s en de
Raad van Toezicht. Daarnaast beraadt men zich over de
organisatie van het Jaarcongres in de toekomst.

Voorzitter Ton de Ruijter opent de bijeenkomst en geeft aan
dat de discussie over de Afdelingen en de Regio\'s vandaag
tot een besluit moet leiden. Dan kan het Huishoudelijk
Reglement worden aangepast en ter goedkeuring aan de le-
den worden voorgelegd op de Algemene Vergadering in ok-
tober.

Besturendagvariant

Tot de Buitengewone Algemene Vergadering van 25 mei
2002 is er weinig invulling gegeven aan de structuur van de
Afdelingen, de Regio\'s en de Raad van Toezicht. Een werk-
groepje heeft vier varianten aan de besturen van Afdelingen
en Groepen voorgelegd. Annelies Kroneman heeft daartoe
heel veel werk verzet door een inventarisatie van gedachten
uit verslagen, besprekingen, aanbevelingen en conclusies.
De werkgroep heeft een zogenaamde \'Besturendagvariant\'
uitgewerkt en deze ligt vandaag ter discussie voor.
Kortweg houdt de \'Besturendagvariant\' het volgende in. Er wor-
den Regio\'s gevormd met een eigen bestuur, waarbij de afge-
vaardigde van de Raad van Toezicht in het Regiobestuur zit.
Afdelingen kunnen blijven bestaan, maar kunnen binnen een
Regio ook fuseren. Alle leden van de KNMvD, woonachtig in

het gebied van een
Afdeling zijn automa-
tisch lid van die
Afdeling en dus ook
van de Regio. In de
contributie moet een
basisbedrag opgeno-
men worden om de
basistaken te kunnen
vervullen. Extra acti-
viteiten kunnen apart
worden doorbelast per
aanwezig lid. De taak
van de Raad van
Toezicht, bestaande uit
dertien afgevaardigden
uit vier Regio\'s, is al in
de Statuten weergege-
ven. De Raad van
Toezicht is verantwoor-
ding schuldig aan de
Algemene Vergadering.

Maatschappi

nieuw

Regionale afvaardiging

Liesbeth Harwig-Dings van het Hoofdbestuur pleit vooreen
plaats aan regionale afvaardiging naast de sectorale of disci-
plinegerichte afvaardiging in het Bestuur. Uiteindelijk valt
de beslissing dat de regionale afvaardiging zijn plaats krijgt
in de Raad van Toezicht. Afdelingen hebben nog steeds een
belangrijke inbreng, al zijn er duidelijke regioverschillen.
Regionale belangen spelen hierbij een rol.
De belangrijkere rol die de Groepen (zijn) gaan spelen op het
beleidsmatige vlak, mag niet leiden tot verkokering binnen
de KNMvD. Sectoroverschrijdende belangen en intercolle-
giale contacten kunnen regionaal gestalte krijgen.

Bestaansrecht Afdelingen

In een gloedvol betoog geeft Peter Egberink, voorzitter van de
Afdeling Friesland, aan waarom een Afdeling bestaansrecht
heeft. Wanneer je de betrokkenheid van de leden bij het beleid
wilt vergroten, moetje naar de leden toegaan. In deze moderne
tijd van non-verbale communicatie is met elkaar spreken en el-
kaar interdisciplinair ontmoeten van groot belang. Hij stelt: wat
was de opkomst geweest als de Besturendag op Schier-
monnikoog was georganiseerd? Dit bepaalt de kern van zijn
verhaal. Wanneer een Afdelingsvergadering al niet functio-
neert, zal een Regiovergadering ook niet functioneren. Redenen
daarvoor zijn bereikbaarheid en identiteit. Bereikbaarheid: lan-
gere afstanden zullen de opkomst doen dalen. Identiteit: men
kiest voor de levenshouding en mentaliteit van de mensen waar
men woont en werkt.

Als voorbeeld noemt hij dat er als gevolg van de MKZ-bestrij-
ding uit de getroffen gebieden, zeker vanuit Friesland, een
strijdbare houding kwam om de aanpak te veranderen.
Egberink denkt dat zulk soort zaken in een Regio en landelijk
zullen vervlakken. Ook bij calamiteiten wordt op kleine regio-
nale schaal soms tot op praktijkniveau handelend opgetreden.
Tevens is hij van mening dat het vertalen van het beleid naar
de leden en het brengen van ideeën van de leden naar het
Hoofdbestuur en Algemeen Bestuur op Afdelingsniveau be-

-ocr page 223-

ter te organiseren is. De vertaling van zaken die bij de
KNMvD in Utrecht worden geregeld en besloten is toch al
moeilijk. Egberink pleit voor bestuurlijke binding met het
Bestuur, anders verwatert de Afdeling tot een veredelde
kring. De vier Regio\'s kunnen goed dienen om de afvaardi-
ging naar de Raad van Toezicht te bepalen. Hij is voorstander
van een automatisch lidmaatschap van de Afdeling en daar-
mee ook van de Regio.

Besturende Regio

Cor de Vries, voorzitter van de Afdeling Noord-Holland, heeft
wat het bestaansrecht van de Afdeling aangaat een verhaal in
mineur. Hij maakt zich zorgen over het functioneren van de
Afdelingen, zeker in het westen van Nederland. De opkomst
op de vergaderingen is minimaal en daarmee is ook geen goed
programma aan te bieden. De Vries is voorstander van het in-
stellen van besturende Regio\'s binnen de KNMvD. De motiva-
tie hiervoor is dat de meeste Afdelingen niet goed draaien, hun
positie in het Bestuur vermindert en bovendien is het lastig om
gemotiveerde bestuursleden voor de Afdelingen te vinden.
Ook voelen dierenartsen van verschillende disciplines zich
niet (meer) verwant met elkaar

Het Regiovoordeel ziet hij in een kleine, directe en transpa-
rante bestuursstructuur, betere samenwerking in de Raad van
Toezicht en als Regio\'s onderling. Vanuit een slagvaardig
Bestuur en een disciplinegericht karakter, met als doel de be-
trokkenheid van de leden te vergroten bij de besluitvorming
en zorgen dat leden zich betrokken voelen bij de KNMvD als
aanspreekpunt. De samenwerking met de Groepen geeft
meer mogelijkheden. Tevens zijn er minder bestuursleden
nodig.

Het automatisch lidmaatschap van een Regio is daarbij rand-
voorwaarde. De Regio kan bij financiële onafhankelijkheid
uitgroeien tot een orgaan met daadkracht, kan innoverend
bezig zijn en nevenactiviteiten ontplooien. Voorbeelden zijn
het organiseren van werkvergaderingen, de begeleiding van
practici in loondienst, de bevordering van certificering en
het uitdiepen van management-onderwerpen.
Toch heeft De Vries er geen probleem mee als Afdelingen,
die dat willen, blijven bestaan voor intercollegiaal overleg en
intervisie. Wanneer Afdelingen niet goed draaien, is het ech-
ter verstandig in te grijpen. Bovendien dient de bestuuriijke
relatie met het Bestuur en de Raad van Toezicht vanuit de
Regio\'s plaats te vinden, is zijn mening.

Discussie

Ook op deze Besturendag wordt er weer gediscussieerd over
een aantal stellingen. Maar voordat de stellingen worden ge-
presenteerd, vraagt de algemeen secretaris, Tjeerd Jorna,
zich op basis van zijn ervaring af of dierenartsen geïnteres-
seerd zijn in bijeenkomsten inzake beleid- en besluitvor-
ming. Zowel bij Afdelings- als Groepsvergaderingen is de
opkomst bij veterinair-technische onderwerpen een stuk ho-
ger dan bij beleidszaken. De betrokkenheid is dus niet
Afdelings- of Regio-afhankelijk, maar zal een andere aan-
pak vragen.

Stelling 1. Het succes van de \'kanteling\'staat of valt met een
goede communicatie.

Hoewel de kanteling op zich niets met goede communicatie
te maken heeft, is het noodzakelijk de vernieuwde structuur
van het Bestuur goed aan de leden over te dragen. De betrok-
kenheid bij het beleid is moinenteel beneden de maat. De be-

Aan het begin van de koffiepauze snijdt voorzitter Ton de Ruijter de

taart \'140 jaar KNMvD\' aan en vraagt hij aan de vertegenwoordigers

van de Afdelingen hoe ze functioneren.

Afdeling Friesland

goed

Afdeling Groningen/Drenthe

matig

Afdeling Overijssel

is voor fusie

Afdeling Gelderland

inventarisatie wensen

Afdeling Utrecht

slecht

Afdeling Noord-Holland

slecht

Afdeling Zuid-Holland

slecht

Afdeling Zeeland

zeer slecht

Afdeling Noord-Brabant

lage opkomst

Afdeling Limburg

is voor regio Zuid

stuurders dienen herkenbaar te zijn, maar ook goed bereik-
baar. De communicatie naar de leden inzake bestuurszaken -
bijvoorbeeld hoofdzaken uit de vergaderingen - dient snel en
efficiënt te veriopen. De middelen website en e-mail zijn er

Stelling 2. De Raad van Toezicht heeft de verann\\\'oordelijk-
heid een structuur te ontwikkelen waarin de vastgelegde mo-
gelijkheden maximaal benut worden.
De controlerende taak van de Raad van Toezicht is evident.
Niet alleen voor gedane zaken, maar ook bij het nalaten van
taken. Daarnaast is de rapportage naar de leden een belang-
rijke taak. De Regio\'s kunnen pro-actief beleid stimuleren.
Bestuursleden met portefeuille kunnen daarop aangespro-
ken worden. De Raad van Toezicht dient een eigen systema-
tiek op te bouwen.

Stelling 3. De verplichte contributie voor de Regio beperkt
zich tot het bekostigen van basisactiviteiten van het bestuur
Een verplichte contributie voor de basisactiviteiten van de
Regio is voor iedereen helder. Wel dient duidelijk vastge-
steld te worden wat deze basisactiviteiten zijn. Bijzondere
activiteiten, bijvoorbeeld werkvergaderingen inzake veteri-
nair-technische onderwerpen, kunnen mogelijk automatisch
geïnd worden. Het geheel hoeft niet tot contributieverhoging
in totaliteit (KNMvD Afdeling voorheen) te leiden.

Stelling 4. De Afdelingen hebben bestaansrecht (bestimrlijk).
Het bestaansrecht (bestuurlijk en inhoudelijk-organisato-
risch) is voor de meeste Afdelingen niet meer aanwezig. De
situatie in Friesland is uitzonderiijk. De Afdelingen die blij-
ven bestaan, kunnen een klankbord voor informele beleids-
overdracht zijn. Communicatief kan er actief gebruik van ge-
maakt worden. Het beleid zal voornamelijk disciplinegericht
door de Groepen worden gemaakt. Iedere driejaar is er daar-
toe een ijkpunt hoe de beroepsgroep dit ingevuld wil zien.

Stelling 5. De Regio \'s hebben bestuurlijk bestaansrecht.
Bovenstaande ontwikkeling betekent dat er een bestuurlijk
bestaansrecht is voor Regio\'s. Deze hebben een beleidscon-
trolerende taakinbreng naar het Bestuur toe.

Statuten en Huishoudelijk Reglement

Nu de besturen van Groepen en Afdelingen middels discussie
het eens zijn geworden over hoe de Regio\'s en Afdelingen
binnen de KNMvD zullen gaan functioneren, loopt voorzitter

-ocr page 224-

Ton de Ruijter de Statuten en liet Huishoudelijl< Reglement
door voor dat deel dat hierop van toepassing is. De aanpassin-
gen worden per artikel aangegeven, zodat de notaris tot een
definitieve beschrijving kan komen. De Statuten in gewij-
zigde vonn en het Huishoudelijk Reglement zullen aan de le-
den ter goedkeuring worden voorgelegd op de Algemene
Vergadering van 5 oktober in Zeist.

Toekomst Jaarcongres KNMvD

Rob Back deed als voorzitter van de Jaarcongrescommissie
2001 (Afdeling Gelderland - Papendal) en als coördinator
hockey de afslag en gaf enige achtergrondinformatie. De or-
ganisatie van het Jaarcongres, Algemene vergadering en
sinds 1986 de Sportdag wordt door de Afdelingen bij toer-
beurt verzorgd. Jaren geleden was er een themacommissie,
maar het vaststellen van het thema is alweer jaren ook door
de Jaarcongrescommissie van de Afdeling gedaan. Tevens
was er een intensieve bemoeienis vanuit het Bureau van de
KNMvD door de secretaris. Ook bij de Sportdagcommissie
was de secretaris nauw betrokken. De Sportdag, een initia-
tief van collegae Piet van der Werf en Clé Willenborg, was
bedoeld om het aantal deelnemers aan het totale Jaarcongres
te verhogen. De Sportdag werd zodanig gesponord dat deze
financieel onafhankelijk was.

Een vaststaand feit volgens Rob Back is dat slechts enkele
van de deelnemers aan de Sportdag \'blijven\' om aansluitend
het Jaarcongres te bezoeken. De intentie was goed, maar de
werkelijkheid is anders. De Sportdag is inmiddels uitge-
groeid tot een op zichzelf staand fenomeen binnen de
KNMvD.

Stoffig imago

Het Jaarcongres werd in een enquête twee jaar geleden door
de leden met \'een stoffig imago\' beschreven. Bobo\'s, oudere
collegae en vertegenwoordigers van Groepen en Afdelingen
die er moeten zijn, ontmoet en elkaar.
Jaarlijks moet een Afdeling een Jaarcongrescommissie
samenstellen. Dat gaat niet altijd even gemakkelijk. De se-
cretariële en uitvoerende ondersteuning vanuit het Bureau
vindt nog steeds plaats, maar is minder intensief dan in de
tijd van de secretaris.

De begeleiding van de congresaccommodatie en de accom-
modaties voor de Sportdag zijn belangrijk. Binnen de
Afdeling Gelderland wilde men jonge dierenartsen enthou-
siast maken voor het Jaarcongres door een aantrekkelijk
thema en programma aan te bieden. "We hebben een thema-
commissie ingesteld", aldus Rob Back, "en daarnaast een
sponsorcommissie." De themacommissie werd bijgestaan
door de stafmedewerker publiciteit Sophie Deleu. De twee
commissies hebben wel remmend gewerkt op de congres-
commissie, maar alles is goed gekomen. De voorwaarden
die de congrescommissie zich stelde om het congres aan-
trekkelijk te maken voor jonge dierenartsen werden deels ge-
haald:

Rob Back heeft een aantal aanbevelingen:

• het instellen van een themacommissie, waarin een terzake
kundige stafmedewerker van het Bureau van de KNMvD
zit;

• het instellen van een sponsorcommissie, waarin een finan-
cieel deskundige van het Bureau van de KNMvD zit;

• het loskoppelen van de Sportdag (met sponsoring) bespre-
ken;

• volledige openheid inzake de financiën.

Tjeerd Jorna, algemeen secretaris, neemt het estafettestokje
over en geeft aan dat er vanuit het Bureau over de toekomst
van het Jaarcongres is nagedacht en dat een notitie aan het
Hoofdbestuur is aangeboden. Kernpunten uit deze notitie
waren:

• een herbezinning op de inrichting van het Jaarcongres;

• de sponsorwerving voor het Jaarcongres;

• de organisatie in het kader van de bestuurlijke vernieuw-
ing, mede gezien de toekomst van de Afdelingen.

Met de aanbevelingen van Rob Back daarbij meegenomen,
komen een aantal vragen op. Bijvoorbeeld, wat zijn de voor-
en nadelen van de loskoppeling van de Sportdag van het
Jaarcongres? En kun je de activiteiten van de Groepen in het
Jaarcongres betrekken? Is het eerste weekend in oktober wel
het meest geschikte tijdstip?

Voorstel

Met het volgende voorstel wil Tjeerd Jorna de discussie hier-
over op gang brengen:

• de Sportdag wordt losgekoppeld van het Jaarcongres;

• het Jaarcongres wordt in een beperkte vorm in de Regio
gehouden. De cyclus duurt vier jaar;

• het Jaarcongres wordt eens in de vijfjaar zeer groots en
uitbundig opgezet in een centrale plaats op een vaste loca-
tie;

• er wordt een vaste themacommissie en sponsorcommissie
ingesteld;

• de organisatie wordt door een vaste Jaarcongrescommissie
opgepakt en gedurende de Regiocyclus vanuit de Regio
ondersteund.

Dit voorstel kan ondersteund worden met de volgende argu-
menten:

Wanneer de Sportdag losgekoppeld wordt, zijn dierenartsen
vanuit welke discipline dan ook niet gedurende drie dagen
\'uit hun werk\'. De jonge dierenartsen die nu veelal kiezen
voor de Sportdag kunnen dan ook gemakkelijker naar het
Jaarcongres.

De vaste Sportdagcommissie die we al jaren hebben en die
goed werkt, kan de organisatie, het tijdstip van de Sportdag
en het programma eromheen uitwerken. Deze commissie
kan de sponsorcommissie om de gewenste sponsorbijdrage
vragen. Ervaringen met de Tandartsensportdag en een hoc-
keyclub-sponsorcommissie versterken de mening dat dit
goed werkt.

De organisatie van het Jaarcongres in dc Regio geeft een di-
recte binding met de leden, afstanden zijn geen probleem.
De beperkte omvang, mogelijk één dag, is eenvoudiger te or-
ganiseren en regionale, culturele zaken kunnen worden inge-
bracht. De Groepen kunnen hun najaarsprogramma\'s (ook
hun voorjaarsprogramma\'s) met eigen identiteit organiseren.
De sponsorcommissie kan door ondersteuning de kosten
voor de deelnemers laag houden.

Lustrumjaarcongres

Het Lustrumjaarcongres dient groots opgezet te worden in
een plaats met een geschikte locatie. Te denken valt aan het
Congresgebouw, de RAI, het MECC, de Jaarbeurs, Papendal,
etcetera. Alle Groepen bundelen hun activiteiten in deze da-
gen. Bijvoorbeeld Groep Groot Dagen, Najaarsdag Groep
Gezelschapsdieren en Groep Paard, Groep KwaliteitsZorg,
maar ook de Veterinaire Specialisten en Dierenartsen in het
Bedrijfsleven. De Jaarcongresorganisatie kan door de spon-
sorcommissie ondersteund worden om de financiën rond te

-ocr page 225-

krijgen of een exhibitie op te zetten. Sponsoren weten vroeg-
tijdig waar ze aan toe zijn.

Voor de continuïteit is het van belang dat er een vaste thema-
commissie en een vaste sponsorcommissie wordt ingesteld.
Tevens is het gewenst om een vaste Jaarcongrescommissie in
te stellen. De continuïteit kan ook vanuit het Bureau onder-
steund worden door daartoe deskundige medewerkers.

Zoveel mogelijk leden

Uitgangspunt moet zijn de vernieuwing van het Jaarcongres
in de toekomst, waarbij vooral ook jonge dierenartsen zich
inzetten en een multidisciplinaire doelgroep zich als één ver-
eniging, de KNMvD toont.

De discussie aan de hand van een drietal stellingen levert een
eensgezind antwoord op:

De Sportdag mag losgekoppeld worden, maar dit hoeft niet.
Als er maar zo veel mogelijk leden deelnemen aan het
Jaarcongres. De organisatie van het Jaarcongres zowel regio-
naal als eenmaal per vijfjaar groots en centraal, vindt grote
bijval.

De voorzitter van de KNMvD zegt toe dat het nieuwe be-
stuur het voorstel nader zal uitwerken. Duidelijk is dat het
Jaarcongres 2003 nog door de Afdeling Overijssel wordt ge-
organiseerd.

De voorzitter dankt alle aanwezigen voor de inbreng en posi-
tieve gedachtenwisseling en nodigt uit voor een aperitief en
diner.

Twee ICT-projecten in beeld

Van het ICT-Platform

Het ICT-Platform, bijeen op 5 september, heeft een aantal
projecten besproken met Jan Klingen, de ICT-man van de
Maatschappij. Twee ervan worden hier kort door hem be-
licht.

Project ROL: Registratie off label, on line

Heeft u een pc met internet op de praktijk?
En doet u netjes uw administratieve plicht als u de Vrij-
stellingsregeling toepast bij het gebruik of leveren van
off
label
geneesmiddelen voor voedselproducerende dieren?
En heeft u ook zo\'n hekel aan datformulierengedoe?
Dan is ROL straks wat voor u!

Dankzij het programma ROL krijgt u met enkele muisklik-
ken een correcte Verklaring uit de printer of per e-mail naar
de veehouder. Bovendien voldoet u automatisch aan de ver-
plichting van het bijhouden van uw
off label -gebruik in uw
eigen boekhouding en de jaarlijkse opgave aan het Bureau
Bijwerkingen Diergeneesmiddelen.

Vrijstellingsregeling

Ton Kamphuis, hoofd van dat bureau BBD en nauw betrok-
ken bij de Vrijstellingsregeling, heeft begin 2001 aan de
KNMvD gevraagd om een systeem te ontwikkelen waarmee
de practicus snel en simpel een correcte Verklaring zou kun-
nen opstellen. Deze Verklaring dient om de veehouder op de
hoogte te brengen van de voorwaarden die gelden bij het ge-
bruik van het middel. En hoewel veel practici het belang van
de Vrijstellingsregeling inzien, ziet men op tegen de admi-
nistratieve verplichtingen.

ICT-Platform: de mensen

Onder voorzitterschap van Jan van Os en ondersteund
door Hennie Hadderingh, hebben nu zitting in het
Platform; John Borgmeier (namens het HB), Rik
Koopman (namens DIB), Frans van Toor (namens
CCP), Frans Berndsen (voor CCV), Harold van
Rossum (voor GGG) en Gerrit Hooijer (namens
GGR). Alles draait om de projecten die ICT-man
Klingen onder handen heeft en om de ideeën die wel-
licht tot een project kunnen leiden. Klingen heeft een
jaarcontract van negentig dagen met de KNMvD, om
leden te adviseren, en om de door het ICT-Platform ge-
accordeerde projecten uit te voeren. Hij doet dat ui-
teraard in samenwerking met mensen en organisaties,
binnen en buiten de Maatschappij.

Het is dus ROL geworden, een dankzij subsidie van LNV
ontwikkelde webapplicatie, waarmee u simpel en snel uw
keuze voor een geneesmiddel aangeeft, en de indicatie en de
wachttermijn uit de Bijlagelijst afleest. En ook met betrek-
king tot middelen die niet op de Bijlagelijst staan maar vol-
gens de Vrijstellingsregeling wel mogen worden gebruikt,
kunnen de vereiste gegevens eenvoudig worden ingevuld.
Op de Verklaring komen alle vereiste gegevens van de vee-
houder, de betrokken dieren, het geneesmiddel en van de

-ocr page 226-

wachttijd waar u uiteindehjt; zelf voor kiest. En bovenaan de
Verklaring staat het logo van uw praktijk.

Proef

ROL is voorlopig alleen geschikt voor toepassing bij voed-
selproducerende dieren. De faciliteit is inmiddels operatio-
neel, en zal dit najaar in een proef bij een beperkt aantal
praktijken worden getest. Meer informatie vindt u op de
website, achter de knop ICL En als u ROL wilt bekijken, tikt
u
www.knmvd.nl/rol in, logt u in met probeer, en als wacht-
woord probeer. U krijgt dan snel een aardig beeld van hoe het
werkt.

Bent u geïnteresseerd om met uw praktijk aan de proef met
ROL mee te doen?

Een e-mailtje naar jan@klingen.nl is voldoende.

Project DvC: een Databankorganisatie
voor Gezelschapsdierenpraktijken

De Groep Geneeskunde Gezelschapsdieren maakt zich op
voor de start van een ambitieus project: de ontwikkeling
van een organisatie die een databank gaat beheren, waarin
operationele gegevens van praktijken worden opgeslagen
en verwerkt. De naam wordt: DvC, Databankorganisatie
voor Gezelschapsdierenpraktijken.

Deze ambitie heeft het afgelopen jaar gestalte gekregen door
uitvoerige gesprekken met mensen en organisaties die bezig
zijn met kengetallen voor gezelschapsdierenpraktijken.
Waarbij hier met kengetallen wordt bedoeld: praktijkgege-
vens, die kunnen worden afgeleid van de registraties van
transacties met cliënten. Het gaat om gedetailleerde bedrijfs-
economische gegevens.

Een mooi voorbeeld is ATF, wat staat voor average transac-
tion fee,
ofwel het gemiddelde bedrag dat u ontving bij alle
transacties met uw cliënten gedurende een bepaalde periode.

Benchmarking

Zo\'n cijfer als \'uw ATF over het derde kwartaal\' wordt pas
interessant als u het kunt vergelijken met dat van uw colle-
ga\'s uit de buurt, of landelijk. Om dat te kunnen doen zijn,
naast eenduidige definities, gegevens nodig van zo veel mo-
gelijk praktijken. Ofwel: een databank, georganiseerd op
zo\'n manier dat eigenaren van praktijken vol vertrouwen hun
gegevens opsturen, en er een helder, vergelijkend overzicht
voor terugkrijgen.

In Engeland bestaat het al: vele honderden praktijken doen
er aan mee, de praktijksoftware is er voor aangepast, en elk
kwartaal krijgt elke deelnemer een uitgebreid rapport.
En dat alles op basis van de gebruikelijke registratie op de
praktijk van een behandeling of diagnose, dus zonder extra
werk! Deze registraties moeten dan wel eenduidig zijn geco-
deerd en omschreven volgens geaccepteerde definities.

Belangstelling

Voor dit project, en vooral voor de gegevens van deze
unieke databank, bestaat veel belangstelling. En niet alleen
bij enkelen van uw collega\'s die al jaren enthousiast met
hun eigen kengetallen bezig zijn, maar ook bij de AUV, an-
dere leveranciers van diergeneesmiddelen en apparatuur,
verzekeraars, softwareleveranciers en praktijkadviseurs.

Zij allen zien de enorme waarde van het verzamelen en
interpreteren van deze schat aan gegevens, als het goed
wordt aangepakt.

Veterinair Meldpunt en Faculteit

Inmiddels zijn er ook twee andere ideeën voor het gebruik
van de informatie uit deze databank. Allereerst het Veterinair
Meldpunt Erfelijke Gebreken. Daar gaat het om statistisch
verantwoord te kunnen rekenen aan gegevens over honden
met erfelijke aandoeningen. En ook daarbij is de normale re-
gistratie van een transactie voldoende om de hiervoor nood-
zakelijke gegevens te verzamelen, als de aandoening maar
volgens een uniforme omschrijving en codering wordt aan-
gegeven. De werkgroep Veterinair Meldpunt wil graag
onderzocht zien op welke wijze de inrichting van de DvG
kan worden uitgebreid om de voor het genoemde onderzoek
gewenste gegevens te kunnen genereren.

Ook de Faculteit der Diergeneeskunde heeft belangstelling
voor dit initiatief Immers, deze databank levert veel infor-
matie op over populaties gezonde en zieke gezelschapsdie-
ren. Deze kennis kan ondermeer worden gebruikt bij de
beeldvorming en besluitvorming over het curriculum van de
opleiding, maar ook richting geven aan onderzoeksprogram-
ma\'s, afstudeeropdrachten etcetera.

Voor en door de beroepsgroep

Inmiddels is uit gesprekken met belangstellenden en belang-
hebbenden wel duidelijk geworden, dat de bescherming en
het beheer van de door de praktijk aangeleverde gegevens
cruciaal is voor het succes van een DvG.

Het bestuur van de GGG, het HB en het ICT-Platform kwa-
men de afgelopen weken dan ook tot de conclusie dat de op
te richten organisatie een onderdeel moet zijn van de dienst-
verlening die de KNMvD aan haar leden wil bieden. Ander
gebruik van de geaccumuleerde gegevens dan terugkoppe-
ling aan de participerende praktijken zal volledig onder con-
trole van de KNMvD moeten blijven. Daarom zal om te be-
ginnen de Stuurgroep van het project DvG voornamelijk
bestaan uit bestuursleden van de KNMvD of vertegenwoor-
digers van hen.

Projectplan

In oktober wordt een projectvoorstel DvG gepresenteerd,
waarin de ontwikkeling van de beoogde databankorganisatie
is uitgewerkt. Het beschrijft onder andere de vereiste kennis
en infrastructuur, de rol van diverse betrokken partijen en de
financiering. Ook zijn dan opties in verband met het
Veterinaire Meldpunt Erfelijke gebreken uitgewerkt.

Voor meer inlichtingen over ROL, DvG en andere
ICT-projecten kijkt u op
www.knmvd.nl achter de
knop ICT En hebt u belangstelling om mee te den-
ken of te werken aan het DvG-project, stuurt u dan
een e-mail naar
jan@klingen.nl

-ocr page 227-

fCNMi/D Jaarcongres 2002
Zeist 3 • 4 • 5 oktober

SPORTDAG

Op de Sportdag donderdag 3 oktober kunt u
met jonge aankomende collega\'s en (oude) stu-
diegenoten sportief en gezellig diverse sporten
beoefenen en deelnemen aan
een bruisend feest.

KEUZE UIT:

hockey, voetbal, tennis, bridge, golf,
squash en een skeelertocht door de mooie
groene Utrechtse omgeving. Een bruisend
avondfeest sluit de dag af

Sporten op Kampong
gezellig en sportief

Goed voor
7 certificering spunten

Een mooi
bruisend feest

JAARCONGRES

Het jaarcongres op dierendag vrijdag 4 oktober heeft als thema \'de Waarde van het Dier\'
en wordt geopend door de heer F. Nind, voorzitter Fye. Gerenommeerde sprekers als
de heer ir. ing. H. de Boon en de heer prof Mr. dr. P.B. Cliteur zullen een waardevolle
bijdrage leveren, waarna alle deelnemers zeifin een workshop actief kunnen
deelnemen aan de discussie over de "waarde van het dier".

Tot slot wordt de dag afgesloten met
een heerlijk diner en een gezelligfeest!

ALGEMENE LEDENVERGADERING

Op zaterdag 5 oktober wordt de Algemene Ledenvergadering gehouden
waarop alle KNMvD-leden welkom zijn.

Dus houdt 3. 4 en 5 oktober vrij in uw agenda! In augustus heeft u het inschrijfformulier
in de bus gekregen. Op onze website
www.knmvd.nl houden wij u op de hoogte.

Dankzij de steun van deze organisaties worden de sportdag en het jaarcongres dit jaar heel bijzonder:

AST • AUV Coöperatie • Bayer Nederland bv • Boerhringer Ingelheim bv • C en E Bankies • Dix &. Co
Dopharma bv • Merial bv • Intervet Nederland bv • Leo Pharmaceutical Products bv • Meeüs • Pfizer Animal
Health • Pharmacia Animal Health • Raadgevers voor Medische Beroepen • VVAA • Z en R accountants

en belastingadviseurs

-ocr page 228-

De waarde van het dier

Het verzoek een stukje te schrijven over de waarde van het
dier doet direct een aantal filosofische gedachten boven-
komen. Het dier is leven en het dier zal beleven.
De waarde van het dier voor zichzelf als levend we-
zen is van een, nauwelijks te waarderen, bijzon-
dere betekenis. De beleving van het dier op zich
is een niet opgeloste ervaring. De beleving
van het moment, de betekenis van het verle-
den (de ervaring) en de verwachting voor de
toekomst zijn grotendeels onbekende feno-
menen.

Eenvoudiger is het om het dier in zijn uni-
citeit te waarderen. Elk dier maakt deel uit van
een populatie. Zo\'n populatie is een groep die-
ren die door onderlinge paring voor een volgende
generatie zorgt. Elk lid van de populatie heeft een ei-
gen unieke genetische samenstelling. Het geno-type
maakt het dier in de gegeven omstandigheden meer of
minder geschikt te overleven. Door (natuurlijke) selectie
wordt de samenstelling van de populatie op termijn zoda-
nig dat het aantal individuen dat aan de omstandigheden
aangepast en genetisch beter toegerust is, toeneemt.
Bij de gedomesticeerde dieren neemt de mens de selectie
ter hand om de waarde van de dieren te vergroten; produc-
tie of prestatie zijn hierbij doelen. Met verfijnde selectie-
methoden en moderne voortplantingstechnieken kan veel
worden bereikt. De waarde van de individuen in een popu-
latie stijgt door betere prestaties. Populaties waarin het
beste resultaat wordt bereikt worden populair. De wat
minder presterende populaties wordt de rug toegekeerd.

Zulke populaties nemen vaak snel af in omvang.
De individuen uit zulke populaties worden
minder gewaardeerd. Toch kunnen ook in
deze populaties unieke erfelijke eigen-
schappen voorkomen die nu wellicht nog
niet worden onderkend, maar die in de
toekomst mogelijk van betekenis zijn.
Hoe kleiner de populatie, hoe groter de
waarde van elk van de leden van die po-
pulatie. Verlies van één of enkele indivi-
duen uit zo\'n kleine populatie kan een ver-
lies van unieke allelen betekenen; dit staat
bekend als (genetische) drift. Dit is een onomkeer-
baar proces, want wat weg is komt niet meer terug. Dit is
één van de motieven zeer zorgvuldig om te gaan met
kleine populaties: de waarde van de individuele dieren
kennen we niet altijd, maar het verlies is onomkeerbaar.

Lejfert Elving,

Onder andere voorzitter bestuur Stichting Zeldzame
Huisdierrassen

Het gebit en de waarde van het dier

Er zijn dieren die de waarde van het leven moeten inleveren
als zij hun dentitie veriiezen: de olifant sterft bij veriies van
de laatste kies, ongeveer zestig jaar oud. Dit zou voor het ge-
domesticeerde dier ook gelden als de mens bij verlies van
kauwfiinctie geen hulp zou bieden. De huidige voeding voor
gezelschapsdieren is zodanig dat alle gebitselemen-
ten gemist kunnen worden, zonder dat de waarde
van het leven in gevaar komt. Ook grotere die-
ren, zoals bijvoorbeeld de olifant, kunnen
zonder gebitselementen binnen de domesti- . 1
catiegrenzen zodanig door die mens ge-
voerd worden dat ze nog langer kunnen blij-
ven leven en hun waarde behouden. Toch
kan het behoud van het gebit bij gezelschaps-
dieren van veel waarde voor het dier en zijn ei-
genaar zijn. Er kan een discussie ontstaan over
de waarde van het gebit voor het dier (functiona-
liteit), het advies van de dierenarts (interesse, kunde) en
de financiële aspecten (de portemonnee van de eigenaar).
Welke waarde kunnen we het gebit toedichten?
De politie - bewaking - speur - jacht - gebruikshond (hon-
densport) zal zonder een aantal gebitselementen het werk
niet optimaal kunnen uitvoeren. Er is niet alleen sprake van
een soms hoge aanschafjjrijs van zo\'n hond, maar er is een
lang opleidingstraject waarin de opleider veel tijd en geld in-
vesteert. Als de hond gereed is voor het \'grote werk\' dan

heeft hij Veel waarde. Indien tijdens het werk of training een
hoektand of scheurkies fi-actureert, dan is een fractuurbe-
handeling (soms met metalen kronen) van groot belang om
de waarde van het dier te behouden. De showhond en show-
kat: indien deze dieren een getraumatiseerde dentitie heb-
ben, levert dat problemen op bij de keuring en ten-
toonstellingen. Ook hier is sprake van een verlies
in waarde van het dier. Er zijn legio - waaronder
discutabele - tandheelkundige behandelingen
mogelijk die het dier zijn waarde doet behou-
den. Het is al eeuwen bekend dat de waarde
van het paard sterk kan verminderen bij ge-
bitsproblemen. Het citaat in uit \'De waarde
van het paard\' in ons TvD, (127:16-08-02):
"Het wordt hoog tijd dat het in alle opzichten
waardevolle paard van overheidswege de
waardering krijgt die het verdient!", vraagt om een
variant: "Het wordt hoog tijd dat het gebit in het in alle
opzichten waardevolle paard die waardering krijgt van de
dierenarts die het verdient!" Hoe was het ook al weer? Een
gegeven paard moet men...

Een gezond en verzorgd gebit verhoogt de waarde van het
dier!

Andries van Foreest

-ocr page 229-

Heeft u zich aangemeld voor het
Jaarcongres 2002? Dan heeft u
intussen het programma-
boekje ontvangen met
daarin uitgebreide infor-
matie over de sprekers, de
workshops, de workshop-
leiders, de sportdag en de
algemene vergadering.

In dit TvD stellen wij u graag al-
vast voor aan de heer Fred Nind, voorzitter van de
Federation of Veterinarians of Europe, de FVE. De heer
Nind opent op vrijdagochtend 4 oktober het Jaarcongres.
Zoals u misschien bekend is, is de FVE de overkoepe-
lende organisatie van veterinaire organisaties in meer
dan dertig landen. Daarbij zijn er vier gespecialiseerde
groepen die onder de FVE opereren, namelijk:

- UEVP: Practising Veterinarians

- UEVH: Hygienists and Public Health Veterinarians

- EASVO: State Veterinary Officers

- FEVIR: Veterinarians in Industry and Research.

Fred Nind

Fred Nind is sinds 2001 voorzitter van de FVE. Na zijn
afstuderen in Edinburgh (1972) werkt hij als practicus.
In 1977 startte hij een eigen praktijk in Schotland.
Onlangs heeft de heer Nind zijn praktijk verkocht om
meer tijd te maken voor andere activiteiten.
Al ruim tien jaar is de heer Nind actief in het internatio-
nale netwerk. Vanaf 1990 is hij in verschillende be-
stuursfuncties actief bij de UEVP, onder andere als voor-
zitter Daarnaast heeft de heer Nind het Verenigd
Koninkrijk en Europa vertegenwoordigd bij de ontwik-
keling van internationale richtlijnen voor microchips.
Ook in eigen land is de heer Nind actief geweest voor de
British Small Animal Veterinary Association (BSAVA)
en voor de Royal College of Veterinary Surgeons
(RCVS).

Uiteraard wordt alle informatie over het Jaarcongres ook
op de website gezet. Dus als u meer informatie over het
Jaarcongres wilt lezen, bezoek dan de site:
www.knmvd.nl (knop Actueel, rubriek Jaarcongres).

Jaarcongres 2002

Mini-symposium
Handhavingsbeleid

Dierenartsen worden in toenemende mate geconfron-
teerd met de Wet op de Uitoefening Diergeneeskunde,
de Diergeneesmiddelenwet en de Gezondheids- en
Welzijnswet voor Dieren. Het handhavingsbeleid is in
handen van het Veterinair Tuchtcollege en het Beroeps-
college daar waar het tuchtrechtelijke zaken betreft en
bij het ministerie van Justitie waar het strafrechtelijke
zaken betreft.

De opgestarte discussie over beroepsintegriteit en de
discussie in de werkgroep dilemma\'s, hebben geleid tot
de organisatie van een mini-symposium voor leden van
de KNMvD, dat plaats zal vinden op dinsdag 15 oktober
2002 om 14.00 uur in zaal Cl02 van het Androclus-
gebouw van de Faculteit der Diergeneeskunde te
Utrecht.

Aan de orde komt het handhavingsbeleid in relatie tot
onze beroepsgroep. Voor de discussie zullen enkele ca-
ses door de leden van de Werkgroep dilemma\'s inge-
bracht worden. Er is gelegenheid om met de inleiders
in discussie te treden tijdens de forumdiscussie onder
leiding van drs. T. de Ruijter, voorzitter van de
KNMvD.

De sprekers zijn mr. dr. C.P.C.M. Oomen (Voorzitter
Veterinair Tuchtcollege), drs. F.H. Pluimers (Chief
Veterinary Office in zijn functie als art. 29a
Ambtenaar) en mr. W.PTh. van de Ven (Officier van
Justitie/Hoofd Landelijk Expertisecentrum).
Onder het genot van een borrel kan nog even worden
nagepraat.

Sluitingsdata voor kopij

Aflevering: Deadline*)

01-11-2002 maandag 14-10-2002

15-11-2002 maandag 28-10-2002

01-12-2002 maandag 11-11-2002

15-12-2002 maandag 25-11-2002

*) Voor 10.00 uur \'s morgens.

jubilea

Onbekend oktober. Mevr Drs. M.C. van der
Meer te Nieuwerkerk a/d IJssel, 25 jaar
Onbekend oktober Mevr Drs. C.M. van
Hasselt-Iordens te Empe, 25 jaar
3 oktober, G. van der Kolk te Rheden, afwe-
zig, 60jaar

3 oktober, H. Verburg te Oestgeest, afwezig,
35 jaar

6 oktober P.P. van der Eijnde te Nieuwpoort

(België), afwezig, 50 jaar

7 oktober. Mevr Dr A.J. Venker-van Haagen te Utrecht, afwezig, 35 jaar

7 oktober, H. Ottevanger te Hoorn, afwezig, 50 jaar

7 oktober, J. Wechgelaer te Vorden, afwezig, 50 jaar

12 oktober, R.J. Kummel te Bennebroek, afwezig, 60 jaar

12 oktober, Dr P. Franken te Didam, afwezig, 30 jaar

12 oktober H.J. Schrama te Maurik. aanwezig, 30 jaar

12 oktober Mevr Prof. Dr V Baumans te Zeist, afwezig, 30 jaar

Personal!

-ocr page 230-

12 oktober, Mevr. Drs. R.H.M. Vissers te Maarn, afwezig, 30 jaar

15 oktober, R. Muller te Laren (NH), afwezig, 45 jaar

16 oktober, G.J. Ten Pas te Winterswijk, afwezig, 45 jaar
16 oktober, C.P. Burger te Aalten, afwezig, 45 jaar

23 oktober, J.RG. Vermeer te Deurne, afwezig, 40 jaar
23 oktober, Dr. R.J. Slappendel te Driebergen, afwezig, 40 jaar
23 oktober, W. van Arkel te Emmen, afwezig, 40 jaar
25 oktober, L.A. Rijk te Reuver, aanwezig, 30 jaar
27 oktober. Mevr. Drs. C.RJ. Smit te Rotterdam, afwezig, 25 jaar
27 oktober, W. Steenhuisen te Rijkevoort, afwezig, 25 jaar
27 oktober, H.G.M. Wesselink te Beerze, afwezig, 25 jaar
27 oktober. Mevr. Drs. EG.C. Harmsen te Zutphen, afwezig, 25 jaar

Personalia

Als lid van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde heefl het Hoofdbestuur aangenomen:

Beersma, Mevr. J.J.; 1993; 6041 NW Roermond; Walbreukergraaf 13.
Bergen, Mevr. L.T. van; 2002; 3512 NV Utrecht; Dorstige Hartsteeg 5.
Busschers, Mevr. E.; 2002; 5711 PK Someren; Slievenstraat 16.
Doze, Mevr. J.G.; 2002; 6665 LP Driel; Drielse Rijndijk 31.
Hamster, F.U.; 2002; 3514 VE Utrecht; Kievitdwarsstraat 14.
Hoorweg, H.B.; 1978; 3956 VR Leersum; Englaan 56.
Pinckers, Mevr. I.E.M.A.; 2001; 3532 VN Utrecht; Potgieterstraat 13.
Tacoma,H.W.; 1985; Whakatane New Zealand; 107 Paul Road; RD 2.
Willems, E.M.O.; 2000; 3281 XM Numansdorp; Torenstraat 1.

Als kandidaatlid van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Dier-
geneeskunde heeft het Hoofdbestuur aangenomen:

Gemert, Mevr. M.J. van
Geut, Mevr. M.l.M.
Grijsen, F.L.
Heuvel, M.M. van den
Korthals Altes, M.W.
Rhijn, Mevr. J. van
Schmohl-Dijkland, Mevr. W.
Secrève, Mevr. M.
Spiertz,J.PA.
Vrieling, Mevr. H.E.

Mutaties:

Beersma, Mevr. J.J.; 1993; 6041 NW Roermond; Walbreukergraaf 13;
tel. privé: 0475-337664; Distr.h. RVV kring Zuid distr Echt; tel. bur.: 0475-
416010.
(toev.als lid)

Bergen, Mevr L.T van; 2002; 3512 NV Utrecht; Dorstige Hartsteeg 5;
tel. privé: 030-2203240; E-mail privé: lennyum(i^hotmail.com; wnd.
(toev.
als lid)

Brouwer, Mevr. M.B.; 1998; 9163 EA Nes Ameland; Pekmanshiem
18; tel. privé: 0519-542832; E-mail privé: marit.b.brouwer(gJl2move.nl;
p.,
medcw. bij H.Schols; tel. prakt.: 0519-542158; fax prakt.: 0519-543132;
E-mail prakt.: dap.ameland(a hetnet.nl.

Busschers, Mevr E.; 2002; 5711 PK Someren; Slievenstraat 16; tel.
privé: 0654-604264; E-mail privé: ebusschers@hotmail.com; p., medew.
bij B.A. ten Bruggen Cate, C.L.L. Dujardin, E. Enzerink; J.A.G. Gerards, N.
Groot Nibbelink, B.L.A. Kolpa, PW.C.M. van Oijen, R.J.M.L. Raymakers,
M.G. Schuttert, L.A.J. Smeenk, A.H.A. Steentjes en J.A. Westerbeek; tel.
prakt.: 0493-441044; fax prakt.: 0493-441045; E-mail prakt.: vcs(gvc.so
meren.nl
(toev. als lid)

Dorst, J.C.H. van; 1980; 2801 CA Gouda; Kattensingel 16; tel. privé:
0182-520561; p., geass. met A.H.M. Hermans; tel. prakt.: 0182-510958;
fax prakt.: 0182-686419.

Doze, Mevr. J.G.; 2002; 6665 LP Driel; Drielse Rijndijk 31 ; tel. privé:
026-3514287; p., medew. bij J.W.M. Nas; tel. prakt.: 0481-464760; fax
prakt.: 0481-465356; E-mail prakt.: jan.nas(gwxs.nl
(toev. als lid)

Hamster, F.U.; 2002; 3514 VE Utrecht; Kievitdwarsstraat 14; tel.
privé: 030-2717725; E-mail privé: fhamsterman@hotmail.com; tel. prakt.:

0342-414956; d. (toev.alslid)

Heuven - Kats van. Mevr. A.C.M. van; 1998; 7437 TG Bathmen;
Holterweg 148; tel. privé: 0570-654317;
E-mail privé: heuvenkats(a hot
mail.com;
p., geass. met A. Baas, K.A.M. Herder, H.S. Kooi, E.G. Kwant
en H. Pott; tel. prakt.: 0570-653000; fax prakt.: 0570-658225; E-mail prakt.:
dap.deventer@wxs.nl.

Hoorweg, H.B.; 1978; 3956 VR Leersum; Englaan 56; tel. privé:

0343-452408; p., gezelschapsdieren; tel. prakt.: 023-5333363; fax prakt.:
023-5333363.
(toev. als lid)

Kok, Mevr. J.M.B.; Gent 2001; 4231 VD Meerkerk; Broekseweg 57;
tel. privé: 0183-352070; E-mail privé: Jeannettekok(^hotmail.com;
p.,
medcw. bij FM.C. Dirven, S.R.G. Snoeck en R. de Winne; tel. prakt.: 0495-
461222; fax prakt.: 0495-461223; E-mail prakt.: info@lintjeshof.com.

Moen, A.R.; 1978; 8255 DC Swifterbant; De Koningshof 18; tel.
privé: 0321-322107; fax privé: 0321-323741; E-mail privé: armoon@het
net.nl.: Specialist Rundergezondheid;
tel. bur: 0321-330243; fax bur.:
0321-323741;
E-mail bur.: a.moen(a gdvdieren.nl.

Moleman, Mevr. W.J.; 1998; 6718 SH Ede; Deelweg 5; tel. privé: 0318-
628648; fax privé: 0318-628625; E-mail privé: Willeke@Moleman. com.; d.4

Peijnenburg, M.J.; 2002; 9531 CG Borger; Buinerstraat 6; tel. privé
mobiel: 06-22408748; E-mail privé: tiespeijnenburg@hotmail.com;
p.,
medcw. bij H.J.E. de Boer, R.K. de Boer, G.J. Bouwhuis, H.J. Haverkatc,
A.R. van Ittersum, F.W. Oostra, H.B.A. Scholten en J. van der Zee; tel. prakt.:
0591-513151; fax prakt.: 0591-512889; E-mail prakt.: info@oost
drenthe.nl.

Pinckers, Mevr. I.E.M.A.; 2001; 3532 VN Utrecht; Potgieterstraat 13;
tel. privé: 030-2369247; E-mail privé: ipinckers@hotmail.com; p., medew.
bij A.L. Blok; tel. prakt.: 0418-591302; fax prakt.: 0418-591669; E-mail
prakt.: ab.blok@wanadoo
.nl (toev. als lid).

Postma, Mevr. M.K.; 2002; 4133 AK Vianen; Benedictushof 72; tel.
privé: 0347-370838; E-mail privé: doopydoop@hotmail.com; p., medew.
bij G. Jagtenberg; tel. prakt.: 0318-482557; fax prakt.: 0318-482716; E-
mail prakt.: info@dgcl.nl.

Romijn, Mevr. A.D.; 1991; 1223 AW Hilversum; Rigelstraat 84; tel.
privé: 035-6832073; p.,
mcdcw. bij Mevr. A.B. de Graaf; tel. prakt.: 035-
6940782.

EindejaarsdmkteGoodwillberekeningen

Per 1 januari 2003 vinden er traditioneel veel mutaties in maatschappen plaats. Dit betekent voor het bureau van de
KNMvD dat er veel goodwillaanvragen binnenkomen. Om alle aanvragen vóór 31 december 2002 af te kunnen wer-
ken, is het noodzakelijk dat wij het ingevulde en door alle maten ondertekende vragenformulier, alsmede de beno-
digde accountantsrapporten op tijd in ons bezit hebben. Wij hanteren daarbij het systeem: "wie het eerst komt die het
eerst maalt". Wij doen onze uiterste best aanvragen die wij
vóór 25 november 2002 ontvangen hebben, vóór 31 de-
cember 2002 te verwerken (de normale verwerkingstijd bedraagt vier tot zes weken). Aanvragen ontvangen
né 25 no-
vember 2001 zullen zeer waarschijnlijk niet meer voor de jaarwisseling behandeld kunnen worden. Voor informatie
kunt u contact opnemen met mw. drs. M.V.E. Roelvink, beleidsmedewerker sociaal-economische zaken. Zij is bereikbaar
op maandag tot en met donderdag onder nummer 030-2510111 of via e-mail: v.roelvink@knmvd.nl
Zie ook: http:www.knmvd.nl; doorklikken naar [KNMvD]; doorklikken naar goodwill.

-ocr page 231-

Schutrups, A.H.; 1998; 8471 XE Wolvega; Wildbaan
34; tel. privé: 0561-610353; E-mail privé: schutrups@raket-
net.nl; p., medew. bij J.A.M. Baerveldt, B. Brummelman, A.R
Clotscher, W.A. Haijtema, J.H. Leusink, M.H. Pelleboer en A.
Pronk; tel. prakt.:
0561-688555; fax prakt.: 0561-688483.

Sprock, Mevr. M.E.; 1999; 8471 KJ Wolvega;
Berkenlaan 18;
tel. privé: 0561-610032; p., medew. bij
J.A.M. Baerveldt, B. Brummelman, A.P. Clotscher, W.A.
Haijtema, J.H. Leusink enA. Pronk; tel. prakt.: 0561-612282.

Shankar, VS.; 2000; 5404 NP Uden; Abdijlaan 343;
tel. privé: 0413-210691;
E-mail privé: vinny_s_s@hot
mail.com; p., medew. bij D.A.H. Brus, J.W.M. Miltenburg,
RJ.A.M. Pulskens, C.J.M. Schouten en J.A.C. van Vuren; tel.
prakt.: 0413-211350; fax prakt.: 0413-211495; E-mail prakt.:
dierenarts.erp@worldonline.nl.

Tacona, H.W.; 1985; Whakatane, New Zealand; 107
Paul Road, RD 2; tel. privé: 00-64-73228733; E-mail privé:
h.tacoma@xtra.co.nz; p., medew. bij Edgecumbe Vet.
Services; tel. prakt.; 00-64-73228733.
(toev. als lid)

Tondeur, W.J.; 1975; 3871 MK Hoevelaken;
Ottoborrengoed 6;
tel. privé: 033-2530606; fax privé: 033-
2530000; E-mail privé: w.tondeur@planet.nl; p., stafdocent,
werkz. Bij IPC Plant. Dier Barneveld; tel. bur.: 0342-406500;
fax bur.: 0342-406501; E-mail bur.: w.tondeur@ipc-trai-
ning.nl.

Urbanik, Mevr. F.Y.; 2000; 2771 GM Boskoop;
Houtsingel 20; tel. privé; 0172-216213;
tel. privé mobiel:
06-53135230;
E-mail privé: hans.broek.steeg@wolmail.nl;
p., medew. bij D.S. Akkerman, G.A.

Bavinck, H.A.M. van Doremalen en N.B. v.d. Meer; tel.
prakt.: 073-5493566; fax prakt.: 073-5479155.

Wardt, S.T van der ; 2000; 1056 CP Amsterdam;
Hoofdweg 353; tel. privé mobiel: 06-54684455; p., gezel-
schapsd.; tel. prakt.: 020-6221889; fax prakt.: 020-4272492.

Warmerdam, RJ.; 1998; 7206 EX Zutphen; Stokebrand
455; tel. privé: 0575-442760;
E-mail privé: paul.warmer-
dam@tiscali.nl;
p., geass. met H.J. Breukink, H. Eggens,
A.J.G. den Hertog, A.R.J. van Ingen, T.J.G.M. Lam, A.J.G.
Lautcnschutz, G. Postma, H.G. Salomons, J.A. Smak, H.J.
Stoelhorst en Mevr. C. Warringa-Hendriks; tel. prakt.: 0575-
551277; fax prakt.: 0575-554099.

Willems, E.M.O.; 2000; 3281 XM Numansdorp;
Torenstraat 1; tel. privé: 0186-680692; p., medew. bij A.
Fennema; tel. prakt.: 0186-612066; fax prakt.: 0186-612258;
E-mail prakt.: dapstroo@xs4all.nl (tocv.
als lid)

Dix&Co

voor een deskundige diagnose

Vindt u financieringen en verzekeringen
ondoorzichtig? Neemt u dan eens contact
op met Dix&Co voor een deskundige
diagnose die uitmondt in heldere adviezen.

Kies een adviseur die uw totale financiële
bescherming verzorgt en die daardoor
uw persoonlijke situatie op belangrijke
momenten scherp in beeld brengt.

Landelijke dienstverlening bij praktijk-
overdracht, bij associatie en assistentie.
Belt u even voor een afspraak of een
brochure.

Maliesingel 34
5581 BJ Utrecht
Tel. (030) 244 87 74
Fax (030) 241 66 33
E-mail: info@dixenco.nl
vvww.dixenco.nl

Dix €o

Congressen & Symposia

Oktober

3/6 Veterinary Congress, World Small Animal Veterinary Association/
Federation of European Companion Animal Veterinary Associations/
AVEPA, locatie: Congress Grenada Spain, info: s.orr@ralfflea.de-
mon.co.uk

3/6 National member organisation congress, Bri-tish Veterinary Association,

locatie: Stratford-upon-Avon, Warwickshire, info: helenac@bva. co.uk
10/12 National member organisation congress, SRCV, Sindicato Nacional
dos Médicos Veterinarios/ Ordem dos Médicos Veterinarios, locatie:
Tagus Park, Oeiras, Portugal, info: supervet@net.sapo.pt
19/21 CESMAS 2002, Conference on Equine Sports Medicine and
Science of the Elite Dressage and Three-Day-Event Horse in
Saumur, France. Contact for more information: Arno Lindner,
Laurahöhe 14, D-45289 Essen, Germany, tel. -h49 201 571 8873, e-
mail: contact @agpferd.dc, website: www.cesmas.info

24 symposium DIO, \'Westerse koeien in ontwikkelingssamenwerking?\'
aanvang 19.30 uur, hoofdgebouw fac. DGK. Meer info :Stichting
DIO, tel :030-2532032, e-mail: dio@dio.nl

24/27 National member organisation congress. Ordre des Vétérinai-
res/Syndicat National des Vétéri-naires de l\'Administration, loca-
tie: Paris, info: er_snvel@club-internet.fr

November

2 Lezing S.N.VA. (Samenwerkende Veterinaire Acupuncturisten) te
Driebergen; de 7 connecties, door Eric Laarakker. Meer Informatie:
Aleid Verhoeff: aleid@tref.nl (of0314-625385)

7/8 Vakgesprek over pluimveeziekten, georganiseerd door DVG-vak-
groep pluimvee en Duitse groep der WVR Hannover Voor meer
info; Prof Dr. Ulrich Neumann, Klinik für Geflügel, Tierärztliche
Hochschule Hannover, Bünteweg 176, 30559 Hannover. Tel. 49
51 1 953 8779

7/8 National member organisation congress, Sveriges Veterinärförbund.
locatie: Uppsala, info; christina.arosenius@svf.se

7/10 Veterinay congress, Bundesverband Praktischer Tierärtze, locatie:
Nuremberg, info: bpt.hebling@tieraerzteverband.de

9 Najaarsdag GGG in De Reehorst te Ede.

26/28 Groep Groot Dagen te Papendal, Arnhem.

27/29 National member organisation congress, Finlands Veterinärforbund,
locatie: Helsinki, info: PauIa.Junnilainen@islh.intermin.fi.

December

6/7 Maastricht International Congress on Equine Medicine. Internet:

-ocr page 232-

www.welcome.to/micem, e-mail : micem2002@hotmail.com

6/8 Veterinary Congress, Association Vétérinaire Equine Française,
Locatie: Le Touquet, Normandy. Info avef@wanadoo.fr

2003

April

03/06 Veterinary congress, British Small Animal Veterinary Association,
locatie: International Congress Center info: Susanna@beva.org.uk.

Mel

22/25 Veterinary congress. Federation of European Companion Animal
Veterinary Associatons/ APMVEAC, locatie: Congress Estoril.
Portugal, info: s.orr@riafnea.demon.co.uk

September

10/13 Veterinary congress, British Equine Veterinary Association, locatie:
Birmingham, info: Susanna@beva.org.uk

2004

Augustus

25/28 veterinary congress, worid congress of veterinary dermatology, loca-
tie: Wenen, Oostenrijk, info: Kristian.Pedersen@VetdermVienna.com

Vergaderingen &, Bijeenkomsten

Oktober

6 Ledenvergadering SNVA (samenwerkende Veterinaire Acupunc-
turisten) te Malden, gevolgd door twee dagen symposium van
SNVA: tong en polsdiagnostiek, met als spreker Steve Marsden
(Canadese dierenarts).

14 Najaarsregiovergadering AUV Regio Oost, 20.00 uur in Bilderberg
Hotel Arnhem-Velp.

16 Najaarsregiovergadering.AUV Regio West, 20.00 uur in Golden
Tulip Hotel De Leeuwenhorst in Noordwijkerhout.

24 Najaarsregiovergadering AUV Regio Noord, 20.00 uur in Mercure
Hajé Hotel te Heerenveen.

24 Werkvergadering rund.

28 Najaarsregiovergadering AUV Regio Zuid, 20.00 uur in Hotel
Asteria tc Venray.

29 Werkvergadering paard I, te Molenwijk in Boxtel. 20.15 uur

November

2 Ledenvergadering van de S.N.V.A. (Samenwerkende Veterinaire
Acupuncturisten) te Driebergen, gevolgd door een lezing gegeven
doorEric Laarakker over \'dc 7 connecties\'.

5 Werkvergadering varken I, te Molenwijk in Boxtel, 20.15 uur

13 Werkvergadering rund II, te Molenwijk in Boxtel, 20.15 uur

19 Werkvergadering pluimvee I, te Molenwijk in Boxtel, 14.00 uur

28 Vergadering GHwD, te Utrecht Jaarbeurscongrescentrum in het
Beatrixgebouw van circa 19.30-22.30 uur

December

12 Werkvergadering schaap/geit I, te Molenwijk in Boxtel, 20.15 uur

2003

Januari

7 Werkvergadering rund III, te Molenwijk in Boxtel, 20.15 uur

14 Werkvergadering pluimvee II, Molenwijk in Boxtel, 14.00 uur

16 Studievergadering GHwD te Utrecht in het Beatrixgebouw van het
Jaarbeurscongrescentrum van 19.30 tot 22.30 uur

23 Werkvergadering varken II, te Molenwijk in Boxtel, 20.15 uur

Februari

11 Werkvergadering paard II. te Molenwijk in Boxtel, 20.15 uur

Maart

18
20

Werkvergadering rund IV. te Molenwijk in Boxtel, 20.15 uur
Studievergadering GHwD te Utrecht in het Beatrixgebouw van het

Jaarbeurscongrescentrum van 19.30 tot 22.30 uur

Studievergadering GHwD te Utrecht in het Beatrixgebouw van het
Jaarbeurscongrescentrum van 19.30 tot 22.30 uur

September

18 Studievergadering GHwD te Utrecht in het Beatrixgebouw van het
Jaarbeurscongrescentrum van 19.30 tot 22.30 uur

November

22 Najaarsdag GHwD te Breda. De precieze locatie wordt nog bekend
gemaakt.

Cursussen

Oktober

1 PAO-D cursus 02/137, Röntgen Thorax.

2 PAO-D cursus 02/509, Medicatie Gewrichtsaandoeningen.

3 PAO-D cursus 02/246, Bedrijfsbegeleiding on the job.
3 PAO-D cursus 02/145/146, Diabetes Mellitus.

5 PAO-D cursus 02/138, Röntgen Thorax.

9 PAO-D cursus 02/243, Koe-comfort.

10 PAO-D cursus 02/309, Darmaandoeningen Varken.

10 PAO-D cursus 02/236, Koemanagement.

11 PAO-D cursus 02/162, Het Konijn in de GD-praktljk.

12 PAO-D cursus 02/154, Echocardiografie.
16,17,

18 PAO-D cursus 02/907, Adviesvaardigheden Vetvice.

17 PAO-D cursus 02/407. Medicatie Pluimvee.

22 PAO-D cursus 02/908, Workshop Koesignalen Vetvice.

23 PAO-D cursus 02/238, longaandoeningen.

24 PAO-D cursus 02/909, Workshop Koesignalen Vetvice.

28 PAO-D cursus 02/149. Spinale/Perifere problemen.

29 PAO-D cursus 02/237, Klinische les Rund.

30 PAO-D cursus 02/143, gewrichtsaandoeningen.

31 PAO-D cursus 02/147/148, Diabetes Mellitus.
31 PAO-D cursus 02/312, Medicatie Varken.

31 PAO-D cursus 02/513, Alternatieve Castratiemethoden.

2
2

4

5

5

6
6
6
6
6
11
12

12,13,
19

November

PAO-D cursus 02/155, Echocardiografie.
PAO-D cursus 02/139. Röntgen Abdomen.
PAO-D cursus 02/150, Casuistieken Neurologie.
PAO-D cursus 02/247, Begeleiding on the job.
PAO-D cursus 02/311, Basiscursus klimaat.
PAO-D cursus 02/144, Bact. Huidaandoeningen.
PAO-D cursus 02/241, Bact. Onderzoek mastitismonsters.
PAO-D cursus 02/408, Pluimveevoeding.
PAO-D cursus 02/511, Fertiliteit van de hengst.
PAO-D cursus 02/910, Workshop Koesignalen Vetvice.
PAO-D cursus 02/152. Klinisch-chemisch bloedonderzoek.
PAO-D cursus 02/310, Mycotoxinen Varken.

PAO-D cursus 02/240, Vervolg Voeding Rund.
PAO-D cursus 02/160, Spalken en Verbanden.
PAO-D cursus 02/164, Cats and Kittens.
PAO-D cursus 02/159, De Vogel als Spoed patiënt.
PAO-D cursus 02/512, Paard en Verband.
PAO-D cursus 02/906. Onderhandelen.

18/19 PHLO-cursus: \'varkensvoedering in de praktijk\', door prof dr ir
M.W.A. Verstegen, Wageningen. Inlichtingen via Bureau PHLO per
e-mail: info@secrphlo.wau.nl of telefoon: 0317 - 484 093.

19 Studiedag pathologie, Worid Rabbit Science Association, Andro-
clusgebouw fac. DGK, Utrecht, 10.00-15.30 uur Inl. B. Rutten, tel:
077-3998888, e-mail: B.Rutten@ipc-training.nl

20 PAO-D cursus 02/239, Mycotoxinen Rund.

20 PAO-D cursus 02/510, Basiscursus Echografie Abdomen.

26 PAO-D cursus 02/140, Röntgen Abdomen.

25/26 PHLO-cursus Rundveevoeding door Prof drir S. Tamminga, Wage-
ningen. Inlichtingen via Bureau PHLO per e-mail: info@secrphlo.
wau.nl of telefoon: 0317 - 484 093.

juni

19

-ocr page 233-

26,27,28 PAO-D cursus 02/902/905, Groep Groot Dagen.

December

Koe-comfort.

Restauratieve Tandheelkunde.
Begeleiding on the job.
Wortelkanaalbehandeling.
De Internistische Patiënt.
Jongvee Opfok Belg. Blauwen.
Extractietechnieken(vol).
Dermatologie Kat.
Praktische Huisvesting.

2003
januari

14 PAO-D cursus 03/201, Koemanagement.

21,22,29 PAO-D cursus 03/203, Voeding Rund Module 11.
23 PAO-D cursus 03/500, Ziekten van Pasgeboren Veulens.
28 PAO-D cursus 03/901, Onderhandelen.

Februari

5 PAO-D cursus 03/202, Mastitis Rund.

11 PAO-D cursus 03/300, Prakt. Gebruik klimaatcomputer.

12 PAO-D cursus 03/204, Praktische Economie I.
18 PAO-D cursus 03/101, Röntgen Skelet.

20 PAO-D cursus 03/301, Klinische Les Varken (herhaling).

20 PAO-D cursus 03/501, Diagnostiek Rugproblemen Paard.

Maart

15 PAO-D cursus 03/102, Röntgen Skelet.

19,26 PAO-D cursus 03/200, Voeding Rund Module 1.

â– D cursus 02/244,
-D cursus 02/248,
-D cursus 02/248,
-D cursus 02/141,
-D cursus 02/156,
-D cursus 02/245,
â– D cursus 02/142,
-D cursus 02/163,
-D cursus 02/313,

PAO-
PAO-
PAO-
PAO-
PAO-
PAO-
PAO
PAO-
PAO-

3

3

4
10
10
11
13
16
18

Dierenartsenpraktijk Bodegraven

Zuidzijde 63, 2411 RT Bodegraven
Bourgondischelaan 9, 2411 KJ Bodegraven
Tel. (0172) 613798, fax (0172) 618619

Dierenartsen* praktijk
Bodegraven f

Wij zijn op zoek naar een

DIERENARTS
GEZELSCHAPSDIEREN

voor 30 uur per week, die tevens participeert in avond- en
weekenddiensten van de kleine huisdieren.
Het is de bedoeling dat de betrekking per 1 januari 2003
wordt aangegaan. Eventueel.is een uitbreiding van het
aantal uren mogelijk.

Belangrijke criteria voor ons zijn inzet en ondernemings-
lust, goede contactuele eigenschappen, het kunnen werken
in teamverband, een goed kennisniveau en zelfstandigheid.
Eigen initiatief wordt zeer gewaardeerd. Wij bieden een
uitdagende baan in een jong en enthousiast team.

Gelieve uw sollicitatie binnen 14 dagen na het verschijnen
van dit tijdschrift te richten aan:
Dierenartsenpraktijk Bodegraven
Zuidzijde 63, 24II RT Bodegraven, t.a.v. Ilse van Boxel.

Dierenartsenpraktijk Bodegraven is een dierenartsenpraktijk
voor kleine huisdieren en paarden in het midden van het land.
Op dit moment zijn er 9 dierenartsen werkzaam
met een bijna volledige differentiatie per diersoor

April

PAO-D cursus 03/200, Voeding Rund Module 1.

Ter overname aangeboden:

Goedlopende gezelschapsdierenpraktijk

- in Den Haag

- mooi praktijkpand

- assistentie aanwezig

â–  goede dienstregeling

â–  goede verdiensten, lage kosten, hoog rendement.

Indien u serieuze belangstelling heeft, kunt u uw schriftelijke reactie
zenden aan: Dix &. Co BV, postbus 14108, 3508 SE Utrecht, ter atten-
tie van de heer C. Put.

Dierenkliniek Kerkelanden: via Animaux

Dierenkliniek Kerkelanden te Hilversum is een goed geoutilleerde
gezelschapsdierenpraktijk. Veterinair Organisatiebureau Animaux is
in opdracht van de kliniek op zoek naar een

fulltime dierenarts m/v

die het team van drie dierenartsen gaat completeren. De voorkeur
gaat uit naar:
iemand die ervaring heeft, en communicatief vaardig is
om zo hun hoge normen (ook op het gebied van chirurgie) te waar-
borgen.
Wat kunt u venwachten: vaste klanten, een prettige werk-
sfeer, vakkundige hulp van zes assistenten, goede dienstenregeling
en uitzicht op associatie. Kandidaten die interesse hebben worden
verzocht hun CV met begeleidend schrijven te sturen naar: Animaux,
Cijsbrechtvan Amstelstraat404,1216 CC HILVERSUM.
Voor meer informatie kunt u bellen met: 035-6239479.

Twee dierenartsen m/v

gezocht die op korte termijn een duobaan van 30-40 uur
per week gaan invullen in gezelschapsdierenpraktijk in
Amsterdam-Centrum.

Reacties graag binnen veertien dagen aan:

P. van Doormalen, Oostenburgergracht 183, 1018 ND

Amsterdam.

Dierenarts gezelschapsdieren m/v

In onze kliniek is per 1 januari 2003 plaats voor een enthou-
siaste collega.

Wij zijn een middelgrote kliniek met vier dependances.
Werktijden gemiddeld dertig uur per week.
Participatie in dienstregeling is noodzakelijk.

Reacties binnen veertien dagen aan:
Dierenartsenpraktijk Stroowaert
Ter attentie van dhr. A. Fennema
Margrietstraat 8
3261 AN Oud-Beijerland.

-ocr page 234-

Ter overname aangeboden:

Cezelschapsdierenpraktijk in de Bollenstreek

Goed geoutileerde praktijk
Zeer goede dienstenregeling
Uitstekende groeimogelijkheden

Reacties kunt u zenden binnen veertien dagen na het
verschijnen van dit ter Tijdschrift voor Diergenees-
kunde zenden aan: Postbus 14031,3508 SB Utrecht, on-
der vermelding van nummer: 2002/11.

Dierenhospitaal Visdonk is een dierenhospitaal waar momen-
teel dertien dierenartsen werkzaam zijn, sterk diersoort speci-
fiek gericht; Gezelschapsdieren, Paard, Runderen en Varkens.
Vanuit onze moderne en goed geoutilleerde vestiging en met
een enthousiast team zorgen wij voor een optimale kwaliteit
en zorg in de diergeneeskunde.

De sector Paard waar momenteel drie fulltime paardendieren-
artsen, waaronder een Specialist Chirurgie Paard werkzaam
zijn, is op zoek naar een:

Internship m/v

Dierenartsenpraktijk Breda e.o. is een moderne gemengde praktijk waarin ze-
ven dierenartsen werl<zaam zijn.

In verband met het vertrek van een collega zijn wij op zoek naar een

dierenarts gezelschapsdieren m/v

Wij verwachten van hem of haar: enthousiasme, flexibiliteit, uitstekende
communicatieve vaardigheden, zelfstandig werkzaamheid en teamgeest.
Meewerken in diensten voor de gemengde praktijk is een pré.

Wij bieden salariëring volgens de KNMvD-normen, een dynamische werk-
plek, ruimte voor eigen initiatief en mogelijkheid tot volgen van PAO.

Schriftelijke sollicitaties voorzien van c.v. graag binnen veertien dagen richten
aan: DAP Breda e.o., ter attentie van mevrouw J. Damen, Oosterhoutseweg
73,4816 KC Breda.

De Internship wordt gedurende een jaar de gelegenheid ge-
boden om zich te bekwamen op het vakgebied van Paarden-
dierenarts.

Tevens is er binnen enkele jaren ruimte voor een tweede:

Specialist Chirurgie Paard m/v

Dierenartsen die nu bezig zijn met deze specialisatie kunnen
ook reageren.

Inlichtingen en schriftelijke sollicitaties met uitgebreide CV,
kunt u binnen veertien dagen richten aan: Dierenhospitaal
Visdonk, ter attentie van mevrouw C. Broos - van Staaij,
Visdonkseweg 2a, 4707 PE Roosendaal.

Dutch Farm Veterinary Pharmaceuticals B.V. is een
producent van generieke diergeneesmiddelen.
Vanuit het moderne productie-laboratorium te
Barneveld worden de producten naar bijna 35
landen gedistribueerd. Dutch Farm heeft ongeveer
25 medewerkers.

DIERENKLINIEK HATTEM/WAPENVELD

DIERENKLINIEK HATTEM/WAPENVELD

is een gemengde praktijk, bestaande uit zes dierenartsen,
waar op paardengebied tweedelijns diergeneeskunde be-
dreven wordt. Wegens vertrek van de oudste maat zijn wij
op korte termijn op zoek naar een gedreven, enthousiaste

DIERENARTS m/v

met erkenning paard en ondernemersgeest. Het zwaarte-
punt van de werkzaamheden zal liggen op het gebied van
de paarden en gezelschapsdieren. Daarnaast verwachten
wij ook inzetbaarheid in de diensten. Enige ervaring strekt
tot aanbeveling.

Wij bieden een fulltime functie, salariëring zal geschieden
volgens normen van de KNMvD en bij wederzijds welbe-
vinden bestaat de mogelijkheid tot de maatschap toe te
treden.

Schriftelijke reacties voorzien van cv kunt u binnen veertien

dagen sturen naar:

Dierenkliniek Hattem/Wapenveld

Ter attentie van C.J. v. Selm

Eikenlaan 9

8051 BD Hattem.

Wegens de gestage groei van onze
onderneming zijn wij op zoek naar
een

medewerker

registraties/
export-
medewerker

voor het samenstellen (na literatuur-
onderzoek) en het onderhouden van
dossiers voor product-registraties in
onze export-markten in Azië, Africa,
Zuid- en Centraal America en Oost-
Europa.

In voorkomende gevallen zal een
neven-taak van onze nieuwe
medewerker zijn de ondersteuning
van product-introducties in buiten-
landse markten, bijv. via lezingen,
seminars etc.

Na een termijn van ongeveer twee jaar,
en na gebleken geschiktheid, zal er ook
een commercieel beroep op de mede-
werker gedaan worden ten behoeve
van de regio Africa/Midden Oosten.

Voor deze functie zoeken wij een
veterinair specialist, die:

â–  de opleiding diergeneeskunde
heeft afgerond

â–  interesse heeft in en affiniteit
heeft met het uitvoeren van
literatuur-onderzoek

â–  affiniteit heeft met de regio
Africa/Midden Oosten

â–  goede kennis heeft van de Engelse
taal

Geïnteresseerden, die zichzelf kunnen
plaatsen binnen het kader van
bovenstaande functie-eisen, roepen
wij op schriftelijk te solliciteren:

Dutch Farm Veterinary
Pharmaceuticals B.V.
t.a.v. de heer M.A.M. Breed,
directeur

Postbus 360 â–  3770 Al Barneveld

voor meer informatie:
T: 0342-490350
I: www.dutchfarm.nl

-ocr page 235-

Bayer is een toonaangevende Internationale onderneming In
de chemisch-farmaceutische industrie. De kernactiviteiten zijn
ondergebracht in de vier autonome deelconcerns Polymers,
Chemicals, HealthCare en CropSclence, overkoepeld door een
strategische management holding. Samen staan ze voor een
wereld aan producten.

De divisie Animal Health, als onderdeel van het deelconcern
HealthCare, Is een Benelux-organisatie met kantoren in
Mijdrecht en Brussel. De divisie draagt zorg voor registratie,
marketing en verkoop van diergeneesmiddelen, bestemd voor
zowel landbouwhuisdieren als gezelschapsdieren.

Bij deze divisie Is plaats voor een

Sales Representative
Oost-Nederland

Uw taken:

De Sales Representative heeft als taak het optimaliseren van
omzet en winst van de Bayer AH productportfolio door actieve
verkoop binnen het rayon. Dit gebeurt hoofdzakelijk middels
verkoopgesprekken, maar ook vla merchandising activiteiten,
het geven van presentaties, deelname aan beurzen, symposia
en andere activiteiten met klanten. Zijn/haar werk is geba-
seerd op promotiecycli die door het sales management wor-
den bepaald. Een andere hoofdactiviteit is het terugkoppelen
van product-, actie- en marktinformatie. U rapporteert aan de
Sales Manager Livestock Benelux.

Uw profiel:

We zoeken iemand met een HAS-achtergrond. Wanneer u door
een combinatie van werk en studie een daarmee vergelijkbare
theoretische achtergrond heeft, zijn we ook geïnteresseerd.
Kennis van de dierenartsenwereld helpt. Een goede technische
kennis is de basis, daarenboven is het belangrijk dat u com-
municatief en commercieel bent. U moet een boodschap over
de bühne kunnen brengen en mensen kunnen overtuigen. Ook
moet u een betrouwbare partner voor de klanten zijn en een
servicegerichte instelling hebben. Het is belangrijk dat u over
voldoende zelfdiscipline, doorzettingsvermogen en zelfmotlva-
tie beschikt.

Uw honorering:

Wij bieden u een afwisselende, boeiende en zelfstandige baan
binnen een enthousiast team. Daarnaast een uitstekend sala-
ris en dito secundaire arbeidsvoorwaarden, waaronder een
lease-auto en een PC.

Uw sollicitatie:

Heeft u belangstelling? Richt dan uw sollicitatie binnen twee
weken aan Bayer B.V., t.a.v. mevrouw L. Vulperhorst, afdeling
Human Resources, Energieweg 1, 3641 RT Mijdrecht.
E-mail: lidy.vulperhorst.lv@baymyd.bayer.nl, telefoonnummer:
0297- 280240.

Voor inhoudelijke informatie kunt u terecht bij Henk Heesen,
Sales Manager Livestock Benelux, telefoonnummer 0297-
280470, e-mall: henk.heesen.hh@baymyd.bayernl

Bayer

JOB VACANCY:
VETERINARY WILDLIFE PATHOLOGIST

The Dutch Wildlife Health Centre (DWHC) was created in April
2002. Its mission is to optimize response to wildlife health is-
sues, by improvement of monitoring, research and education
on wildlife health in the Netherlands, in relation to interaction
with humans and domestic animals, nature conservation and
animal welfare.

Different institutes in the Netherlands deal with aspects of
wildlife health. The Centre\'s role is to stimulate collaboration
on wildlife issues by the available experts of different discipli-
nes (e.g., ecology, pathology, toxicology, ,...). The candidate
should be a confirmed wildlife pathologist, who shall make his
expertise available to these institutes within the context of the
Centre\'s activities, such as investigation of abnormal mor-
bidity/mortality in wildlife in the Netherlands.

The Dutch Wildlife Health Centre is based in Rotterdam, under
the auspices of the Institute of Virology of the Erasmus MC
headed by Professor ADME Osterhaus, and is supported by the
Faculty of Veterinary Medicine of the University of Utrecht and
the Dutch Ministry of Agriculture, Nature Management and
Fisheries. The present position for the wildlife pathologist
position is immediately available and for 3 years, subject to
evaluation after the first year.

Candidates should apply to :

Prof. Dr A.D.M.E. Osterhaus, Institute of Virology, Erasmus
MC, Postbus 1738, 3000 DR Rotterdam, tel:-i-3i-io-4o88o66
Email: osterhaus@viro.fgg.eur.nl

O

J.S. Kraus
Postbus 451
5600 AL Eindhoven
Orpheuslaan 29
5631 BR Eindhoven

Tel: 040-2963264
Fax; 040-2465351
Internet:
www.vpfipath.nl
Email: info@vetipath.nl

ïh

VETIPATH

voor diagnostische pathologie

Cytologisch onderzoek
Histologisch onderzoek
Secties van gezelschapsdieren

cr

def Koninklijice Nederlandse Maatschappij voor Dietgeneeskunde

Indien u nog geen introductiepakket ontvangen heeft,
fax of bel ons !

DIERENARTS

SPECIALIST

-ocr page 236-

Het Instituut voor Dierhouderij en Diergezondheid
(ID-Lelystad) doet veterinair, zoötechnisch en biome-
disch onderzoek. Belangrijkste opdrachtgevers zijn het
ministerie van LNV, de EU, het agrobedrijfsieven en de
farmaceutische Industrie.

Met strategisch en toepassingsgericht onderzoek,
adviezen en hoogwaardige veterinaire producten werkt
ID-Lelystad mee aan de verbetering van gezondheid en
welzijn van landbouwhuisdieren en gezelschapsdieren,
aan de bestrijding van dierziekten en aan veilige en
gezonde producten van dierlijke oorsprong. Unieke
onderzoeksfaciliteiten en ruim 500 hooggekwalificeerde
medewerkers hebben ID-Lelystad een internationaal
toonaangevende reputatie bezorgd. ID-Lelystad is
onderdeel van Wageningen Universiteit en Research-
centrum. Kijk op www.wurnl

_Dierenarts

Bij ID-Lelystad

Standplaats: Lelystad

Vacaturenummer: AT 42270.05/2002/EIG

Binnen het cluster Ketenkwaliteit en Zoönosen wordt onderzoek verricht naar verbetering van voedselveiligheid. De onderzoeks-
projecten richten zich onder meer op
het ontwikkelen en implementeren van diagnostische technieken in de voedselproductie-
keten.
Er wordt onderzoek gedaan in de pluimvee-, varken- en rundveeketen. Voor de wetenschappelijke aansturing en uitvoering
van deze projecten zoeken wij een dierenarts. U zult zich bezighouden met projecten waarin ketengarantiesystemen in de
pluimveeketen centraal staan. Inhoudelijk gaat het hierbij om het evalueren en valideren van nieuwe In llne diagnostische testen
en het implementeren van dergelijke systemen. Daarnaast zult u zich bezighouden met projecten omtrent de Introductie van
kwaliteitssystemen in de veehouderij (HACCP). De projecten maken deel uit van samenwerkingsverbanden met andere onderdelen
van Wageningen UR (o.m. Praktijkonderzoek) en de faculteit Diergeneeskunde. Omdat het cluster zich richt op uitbreiding van de
activiteiten behoort acquisitie ook tot de taken. Afhankelijk van het onderzoeksaanbod zult u ook Ingezet kunnen worden op andere
projecten binnen de divisie.

Wat wij vragen U bent dierenarts, u heeft ervaring in projectmatig werken en u heeft een zakelijke instelling. U kunt goed
In teamverband werken en u heeft uitstekende contactuele eigenschappen. Daarnaast is ervaring met acquisitie een pre.

Wat wij bieden Een dienstverband met een arbeidstijd van 36 uur voor een periode van 2 jaar, waarna een vaste aan-
stelling zeker niet uitgesloten is. Uw salaris bedraagt afhankelijk van opleiding en werkervaring maximaal €3.890,- per maand
(schaal 11 voor een wetenschappelijk onderzoeker), bij een volledige werkweek van 36 uur

Informatie Voor informatie over deze vacature kunt u contact opnemen met dr Jaap Wagenaar, onderzoeksleider, telefoon
0320-238157 (e-mail: j.a.wagenaar@ld.dlo.nl), of met dr Manon Swanenburg, projectleider, telefoon 0320-238176 (e-mail:
m.swanenburg@ld.dlo.nl).

Sollicitatie Uw brief met c.v. kunt u, o.v.v. het vacaturenummer, binnen 14 dagen sturen naar ID-Lelystad, t.a.v. Femmie
Eigenhuls, Postbus 65, 8200 AB Lelystad (e-mall: f.eigenhuis@ld.wag-ur.nl).

ID-LELYSTAD

WAG ENINGEN

-ocr page 237-

Uit
de

hoofdredactie

De dag waarop ik dit schrijf, 5 oktober, wordt tijdens het jaarcongres de Maatschappij definitief
gekanteld. Dat klinkt dramatischer dan het is maar vormt wel een mijlpaal in de geschiedenis van
diergeneeskundig Nederland. Ik kan er fysiek niet bij zijn maar heb natuurlijk wel netjes mijn inge-
vulde stembiljetten opgestuurd en voor een machtiging gezorgd. Er is overigens geen reden aan te
nemen dat er nog iets mis zal gaan. Feitelijk was in mei al tot de structuurverandering besloten en
vindt nu ratificatie plaats middels vaststelling van het nieuwe huishoudelijk reglement en het
verkiezen van het nieuwe Bestuur en de Raad van Toezicht.

Bij de stemming in mei waren 176 stemmen vóór kanteling, drie onthoudingen en slechts 13 stem-
men tegen. Zo\'n overweldigende meerderheid vóór kan aan verschillende factoren worden
toegeschreven. Ten eerste: het voorstel was zo vanzelfsprekend dat iedereen er al lang op zat te
wachten. Het vrijwel totaal verwateren van de Afdelingen alsmede de toenemende behoefte aan au-
tonomie van de Groepen pleiten daarvoor Tweede mogelijke factor: de achterban vindt het alle-
maal wel best, zolang haar belangen maar niet worden geschaad. Het relatief geringe aantal uitge-
brachte stemmen (minder dan 4% van de stemgerechtigden!!), evenals de lauwe reacties van
practici op het voortsluipen van de alternatieve diergeneeskunde, doen mij helaas vermoeden dat
dit eveneens een belangrijk aspect was.

Ten slotte: praktisch alle uitgebrachte stemmen waren vóór omdat het Bestuur de plannen goed
had voorgekookt en geïntroduceerd zodat iedereen er warm voor liep. Blijkens de magere opkomst
was dat niet het geval. Dat is echter minder te wijten aan een gebrekkige inspanning van het
Bestuur, dat enorm veel werk heeft verzet, maar juist aan die verouderde structuren, die geen sti-
mulans waren voor grote betrokkenheid. Vernieuwing dus.

Doel van de kanteling is immers juist de betrokkenheid van de leden bij de besluitvorming te ver-
groten. Het is aan de leden daar nu ook optimaal gebruik van te maken! Het Bestuur heeft in deze
echter ook een taak. Door de nieuwe structuur zal de druk op het Bestuur toenemen om wen.sen uit
het veld snel in besluiten om te zetten. Maar besturen is niet slechts beheren maar ook vooruitzien
en dat zal van het Bestuur zelf moeten uitgaan. De nieuwe structuur mag geen schulp zijn om in
weg te kruipen. Het Bestuur moet ook de nek durven uitsteken en af en toe voor de muziek uit lopen.
Dat kan forse kritiek uitlokken maar een goed bestuur is daarop voorbereid en daartegen bestand.
\'Proefballonnetjes\' kunnen bij de achterban de helderheid van de besluitvorming vergroten en
tevens meer leven in de brouwerij brengen. De LPF hoeft daarbij niet tot voorbeeld te strekken.

Dr R.J. Slappendel

I

Tijdschrift
Diergeneeskunde

-ocr page 238-

Bioterrorisme

Rol van de dierenarts in detectie en bestrijding

K.K.I.M. de Balogh\\ M.C.W. Schouten^ en LJ.A. Lipman^

Oorspronkelijke artikelen

Samenvatting

Sinds de gebeurtenissen van 11 september 2001 in New
York en Washington, Verenigde Staten (VS), is de angst
voor terroristische aanslagen groter geworden. In de we-
ken erna zijn poststukken op verschillende plaatsen in de
VS bezorgd met daarin anthrax-sporeii. Dit geeft aan dat
bioterroristische aanslagen niet ondenkbaar zijn en dat
de noodzaak bestaat om voorbereid te zijn op een eventu-
ele moedwillige verspreiding van biologische agentia. De
verspreiding kan behalve via de lucht of het drinkwater
ook geïntroduceerd worden via huisdieren. Het doel van
een terroristische aanslag, de ontwrichting van een
samenleving, is via drie voor de praktiserende dierenarts
van belang zijnde wegen te bereiken. Namelijk: via huis-
dieren, via contaminatie van voedingsmiddelen van dier-
lijke oorsprong en via het verspreiden van besmettelijke
dierziekten met verregaande economische gevolgen. In
dit artikel worden deze wegen besproken alsmede wat de
praktiserende dierenarts voor mogelijkheden heeft om
de gevolgen van een eventuele uitbraak te verminderen.

Summary

Bioterrorism: the role of veterinarians in detection and
prevention

The fmr of lenvrist attacki has increased since the events of 11 September
201)1 in New York. In the weeks following the terrorist attack, letters contain-
ing anthra.x spores were received at various locations in the USA. This shows
that bioterrorism is possible and that is necessary to be prepared for the po-
tential release of biological agents. Such agents can be distributed not only
via the air and drinking water hut also via household pels. The aim of terro-
rist attacks, namely, the disruption ofsociet\\< and daily life, can be achieved
in three ways, ways which are of importance to practising veterinarians, na-
mely, via pels, via contamination of pet foods of animal origin, and hy the
spread of infectious animal di.seases that have far-reaching economic conse-
quences. These ways are discussed in this article, together with possible ways
in which veterinarians can act to diminish the consequences of such an event.

Inleiding

Sinds de aanslagen van 11 september 2001 op de torens van
het World Trade Center te New York en de daaropvolgende
verspreiding van anthrax-sporen via poststukken op ver-
schillende plaatsen in de VS is bioterrorisme weer een be-
langrijk punt op de (internationale) agenda geworden. Al in
1999 wijdde het tijdschrift Emerging Infectious Diseases er

\' Hoofdafdeling Volksgezondheid en Voedselveiligheid. Faculteit der Diergeneeskunde.

Universiteit Utrecht.
^ Student Diergeneeskunde.

Tijdschr Diergeneeskd 2002, t2j. 616-20

een heel nummer aan (vol 5 nummer 4).
De wijze waarop terroristen micro-organismen kunnen ver-
spreiden zijn zeer divers. Hierbij kan gedacht worden aan
sproeivliegtuigen, poststukken, metrotunnels maar ook via
het drinkwater of voedsel. Een terroristische aanslag heeft
als doel de samenleving te ontwrichten, angst te veroorzaken
of economische schade te veroorzaken (9). Wanneer hier-
voor gebruik gemaakt wordt van micro-organismen zullen
deze organismen een duidelijk effect moeten hebben op de
volksgezondheid, diergezondheid of beiden. In het laatste
geval zal het daarbij gaan om zoönotische agentia. Dieren-
artsen spelen een cruciale rol in de detectie en bestrijding
van opzettelijk of onopzettelijk verspreide micro-organis-
men die de dierpopulatie aantasten. Dierenartsen behoren
tot de aangewezen beroepsgroep om dergelijke uitbraken in
een vroeg stadium te herkennen en de betrokken instanties
zo spoedig mogelijk hiervan op de hoogte te stellen, zodat
adequate maatregelen snel genomen kunnen worden. Dit om
het effect van zo\'n uitbraak zoveel mogelijk te beperken.
In de ontwikkeling van traditionele biologische wapens is
steeds gebruikgemaakt van agentia, welke op basis van een
aantal kenmerken werden geselecteerd. Deze kenmerken
zijn pathogeniciteit/toxiciteit (Tabel 1), gemak waarmee ze
geproduceerd kunnen worden, gebruiksgemak als wapen en
stabiliteit (2). Een verspreiding via de lucht in de vorm van
aerosolen wordt gezien als de meest effectieve methode om
grote gebieden te infecteren. Op deze manier zouden de bac-
teriën of virussen ingeademd worden om zo via de longen in
de bloedbaan terecht te komen. Verder zou een aantal agentia
via voedingsmiddelen en/of water oraal opgenomen kunnen
worden (2,5) (Tabel 2).

Zoönosen

Indien agentia zouden worden verspreid onder de populatie
huisdieren (landbouwhuisdieren, maar zeker ook gezel-
schapsdieren) vormen zij een reservoir van waaruit de mens
zich kan infecteren. In zo\'n geval is het mogelijk dat er een
verhoogde ziekte-incidentie bij de mens ontstaat. Het is dan
van het grootste belang dat artsen en dierenartsen goed
samenwerken en tijdig onderkennen dat huisdieren een mo-
gelijke verspreider/drager van het agens kunnen zijn.
Met het oog op landbouwhuisdieren zijn veel zoönosen te be-
denken die eventueel ingezet zouden kunnen worden om de
samenleving te destabiliseren. Een verspreiding via gezel-
schapsdieren zal minder voor de hand liggen daar in Neder-
land deze dieren tegen een reeks van ziekten zijn ingeënt.
Verder komen zij relatief weinig (onopgemerkt) in contact
met andere dieren. Daarentegen kan door hun directe en in-
tensieve contact met de mens enorme paniek onder de bevol-
king ontstaan. Als voorbeeld kan aan rabiës gedacht worden.
Het virus veroorzaakt een acute encephalomyelitis, hetgeen
zich uit in storingen van het centraal zenuwstelsel. Deze sto-

-ocr page 239-

Categorie A

Ziekten veroorzaakt door micro-organismen die een groot gevaar

voor de volksgezondheid of de economische belangen van een land

opleveren.

Eigenschappen van de micro-organismen:

* zijn makkelijk te verspreiden

* veroorzaken een hoge mortaliteit en hebben mogelijk een grote
uitwerking op de volksgezondheid of veroorzaken verregaande
economische consequenties

* veroorzaken grote paniek en sociale destabiliteit

* vergen speciale voorbereidingen vanuit de volksgezondheids-
structuren

- Pokken

- Miltvuur

- Pest

- Botulisme

- Tularemic

- Hemorragische virale koortsen zoals Ebola. Marburg, Lassa en
Junin

- OlE lijst A ziekten zoals Mond- en Klauwzeer in landen die vrij
van deze ziekte zijn

Categorie B

Ziekten veroorzaakt door micro-organismen die de tweede prioriteit
hebben.

Eigenschappen van de micro-organismen:

* zijn relatief makkelijk tc verspreiden

* veroorzaken een matige morbiditeit en een lage mortaliteit

* vereisen speciale diagnostische voorzieningen en verbeterde sur-
veillance

* ontwrichten dc gezondheidszorg

- Q-koorts

- Brucellose

- Infecties door Burkholderia mallei

- Hersenvliesontstekingen door alpha virussen

- Infecties door Salmonella spp.

- Infecties door Shigella spp.

- Infecties door E. coli 0157:H7

- Cholera

- Infecties door Cryptosporidinm

Categorie C

Ziekten veroorzaakt door genetisch gemodificeerde micro-organis-
ringen zijn onder andere gedragsafwijkingen. Een bekende
vorm daarvan is het plotsehng vals worden van huisdieren.
Een andere gedragsafwijking is bijvoorbeeld het overdag ac-
tief worden van bepaalde wilde dieren zoals vossen en vleer-
muizen, welke normaal overdag minder actief zijn, waarbij ze
tevens hun angst voor mensen verliezen. Na het optreden van
symptoinen is de ziekte onomkeerbaar en leidt tot de dood.
Dit geldt ook voor de mens. Daar de meeste dieren in
Nederland niet tegen rabiës ingeënt zijn (alleen verplicht
voor honden die naar het buitenland meegenomen worden)
en deze ziekte ook niet altijd duidelijk herkend zal worden
zouden één of meer gelijktijdige uitbraken van deze ziekte tot
grote paniek kunnen leiden.

Voedingsmiddelen van dierlijke oorsprong

Een tweede weg om bij een aanslag via dieren ziekte bij de
mens te veroorzaken is het besmetten van voedingsmiddelen
van dierlijke oorsprong. Dit kan tijdens het leven van het dier
maar ook naderhand in slachthuizen of bij retailers. Een
voorbeeld hiervan is te vinden in de VS, waar in 1984 een lo-
cale terroristengroepering salades contamineerde met
Sal-
monella.
Dit resulteerde in ziekte bij 751 mensen (2). Daar
het om een gering pathogeen
Salmonella serotype ging,
heeft dit incident geen ernstige gevolgen gehad, maar het
geeft wel aan dat een aanslag in een eenvoudige vorm be-
hoorlijke effecten kan hebben.

In slachthuizen vinden weliswaar controles plaats op het
eventueel ziek zijn van productiedieren, maar het is nooit
haalbaar om voor alle tnogelijke ziekten en toxinen controles
uit te voeren. Met een beetje kennis van zaken is het niet al te
moeilijk om bijvoorbeeld diervoer te contamineren en op die
manier de veestapel en/of de voedselvoorziening. Melk is
zo\'n voedingsiniddel en kan bijvoorbeeld via het diervoer,
contamineren van stukken weiland of het contamineren van
de tankmclk gebruikt worden als terroristisch wapen. Een
voorbeeld van contaminatie via het diervoer kan zijn be-
smetting met aflatoxines, welke een product zijn van de
schimmel
Aspergillus Jlaviis. Aspergillus flavus wordt nog
wel eens gevonden op pinda\'s, sojabonen, maïs en granen
welke als diervoer kunnen dienen. Vele dieren zijn gevoelig
voor intoxicatie, maar volwassen runderen en schapen heb-
ben er geen last van (8). Pas bij hoge concentraties vertonen
zij klinische syinptomen. Echter, bij opname van lage con-
centraties toxinen door koeien kan er al stapeling van toxi-
nen in de melk plaatsvinden. Aflatoxines zijn potentieel car-
cinogeen en leiden tot levercelnecrose. Daarbij kan ook het
drinkwater doelwit zijn van een terroristische actie. Para-
sitaire organismen zoals Cryptosporidiën zijn dan een optie.
In Milwaukee heeft deze laatste in 1994 al bewezen vele dui-
zenden mensen ziek te kunnen maken na opname via het
drinkwater (7).

Economische gevolgen

Eerder werd al gesproken over de doelen die terroristen met
eventuele acties hebben. Eén daarvan is het ontwrichten van
een samenleving. Dit kan ook op economisch niveau ge-
schieden. Een land als Nederland is economisch voor een
deel afhankelijk van de landbouw en de veehouderij. Een ge-
richte actie tegen deze sector met biologische wapens/agen-
tia zou tot vergaande destabilisatie van deze sector kunnen
leiden. Daarbij komt nog dat een gestart bestrijdingspro-

Tabel i. Indeling van eventueel door bioterrorister te gebruiken micro-organismen
en de mogelijke uitwerking en/an op de samenleving.

-ocr page 240-

gramma massale destructie van dieren en handels- en ver-
voersverboden als gevolg kan hebben. De recente uitbraken
van bijvoorbeeld Klassieke Varkenspest of Mond- en
Klauwzeer hebben de implicaties van zo\'n gebeurtenis dui-
delijk gemaakt. Het is daarom een rampscenario te noemen
als terroristen moedwillig deze of andere lijst-A ziekten (12)
besluiten te verspreiden in een land met een zeer dichte vee-
populatie. Een ander voorbeeld van een lijst-A ziekte welke
veel economische consequenties kan hebben is aviaire influ-
enza. Ook voor deze ziekte geldt dat het erg besmettelijk is
en bij een eventuele uitbraak zal leiden tot ziekte bij dieren.
Hierbij komt nog dat, afhankelijk van de stam, ook de mens
besmet kan raken zoals in 1997 in Hong Kong (3).

Conclusies en aanbevelingen

Uit het voorgaande blijkt dat de mogelijkheden vooreen bio-
terroristische aanslag gericht tegen de huisdierpopulatie le-
gio zijn en vaak ook nog simpel uitvoerbaar. Op wereldni-
veau is het al niet meer de vraag óf een bioterroristische
aanslag gepleegd gaat worden, maar veeleer wanneer deze
plaats gaat vinden. Deze extreme opvatting zal mogelijk niet
zo snel voor Nederland opgaan, maar wereldwijd wordt de
dreiging steeds groter. Het is in elk geval van eminent belang
goed voorbereid te zijn op een dergelijke aanval. Dieren-
artsen spelen een centrale rol in de detectie van dierziek-
ten/zoönosen die moedwillig of niet moedwillig in Neder-
land verspreid zouden worden.

Tabel 2. Mogelijk inzetbare agentia tegen dieren en/of mensen.

Biologisch agens

Zoönosen

Ziekte via VVDO

Economisch

Bacterieel agens (ziekte)

Bacillus anihracis (miUvuur)

X

X

X

Brucella spp. (brucellose)

X

Burkiwlderia mallei (kwade droes)

X

Francisella /u/art\'nji.1(tularemic)

X

Salmonella

X

X

Yersinia pestis (pest)

X

Leptospira

X

Clostridium perfringens, typen die epsilontoxine produceren

X

Coxiella hurnetti (Q-koorts)

X

Clostridium botulinum (botulisme)

X

Chlamydia psittaci (psittacose)

X

Thermostab. aureus-toxme

X

Viraal

Mond- en klauwzeer virus

X

Klassieke varkenspest virus

X

Pseudo-vogelpest virus

X*

X

Venezuelan equine encephalomyelitis virus

X

Rabiës virus

X

Pokken virus

X

Hanta. Ebola. Marburg virus

X

Influenzavirus

X

Parasitair

Trichinella spiralis

X

X

Toxopla.sma gondii

X

X

* Alleen bij grote hoeveelheden virus

De vraag die nu rijst is, hoe dan? In eerste instantie dienen
dierenartsen bekend te zijn met de dreiging van een aanslag
met biologische agentia en/of de mogelijkheid van onmoed-
willige introductie van normaal niet voorkomende ziekten in
Nederland. Dit kan bijvoorbeeld door je als dierenarts te
abonneren op Promedmail. Deze organisatie registreert uit-
braken van infectieziekten in de wereld (13). Een goede sur-
veillance en snelle detectie zijn cruciaal om de gevolgen van
een uitbraak of aanslag te minimaliseren (1). Dierenartsen
moeten daarnaast op de hoogte zijn van de symptomen van
ook normaal niet in Nederland voorkomende ziekten en het
soort monsters dat voor de bevestiging van de diagnose no-
dig zijn. Verder is ook van groot belang dat verdenkingen
van bepaalde ziekten snel bevestigd kunnen worden door
hiervoor uitgeruste laboratoria. Echter door de concentratie
van de Gezondheidsdienst voor Dieren op één plaats en de
stijging van de tarieven is het aantal inzendingen drastisch
gedaald. Bovendien doen veel dierenartspraktijken zelf la-
boratoriumonderzoek of besteden dit uit aan particuliere la-
boratoria. Resultaten van onderzoek worden daardoor niet
buiten de praktijk en de betrokken dierhouder bekend.
Hierin schuilt het gevaar dat door het niet centraal registre-

-ocr page 241-

ren van de resultaten epidemieën niet of pas later ontdekt
worden.

Registratie moet op centraal niveau, bijvoorbeeld bij de GD
of het RIVM geschieden. Het doel daarvan is om bij een
eventuele uitbraak/aanval gericht te kunnen zoeken naar het
eerder voorkomen van bepaalde symptoombeelden in de
praktijk. Bovendien is het opzetten van netwerken niet alleen
binnen maar ook buiten de beroepsgroep wenselijk. Con-
tacten tussen praktijken en het uitwisselen van informatie
zou het opsporen van (ongewone) ziektegevallen bespoedi-
gen. Eventueel zouden deze gegevens gekoppeld kunnen
worden aan de gegevens die van de huisartsen, GGD, Lan-
delijke Coördinatiestructuur Infectieziektebestrijding (10,
11) en laboratoria (bijvoorbeeld via het bestaande Infectie-
ziekten Surveillance Informatie Systeem ISIS (14)) komen
om zo een \'databank\' met gegevens over (verdachte) humane
en dierlijke gevallen te creëren.

Het is verder van belang dat dierenartsen bij het opstellen
van en oefenen met rampenplannen betrokken worden. Dit
niet alleen vanwege de rol van dierenartsen in de eerstelijns
gezondheidszorg maar ook door hun inzet op het moment
van bestrijding. De Europese Commissie hecht bovendien
groot belang aan internationale samenwerking binnen en
buiten de Europese grenzen en onderstreept in de \'emer-
gency preparedness activiteiten\' het belang van de eerstelijns
gezondheidszorg waar artsen en dierenartsen een promi-
nente rol spelen (4).

De dierenarts is een belangrijke schakel in de keten, die waakt
over de dier- en volksgezondheid. Bij eventuele introductie
van micro-organismen, moedwillig of niet, is de dierenarts de
persoon met de expertise om ziekten bij dieren te detecteren
en te bestrijden en een verband met eventuele ziektegevallen
bij de mens te leggen. Daarnaast kan hij door het informeren
van eigenaren/publiek paniek voorkomen (1,6).

Literatuur

1. Apatow Stephen M. Agricultural security and emergency preparedness:
protecting one of America\'s critical infrastructures;
Humunitarian
Resource Inslilute.
Biodefense reference library, 2001. http://www.hu
manitarian.net^iodefense/papers/ASEP-2001 -12.html

2. Ashford David A, Gomez Thomas M. Noah Donald L, Scott Dana P,
and Franz David R. Biological terrorism and veterinary medicine in
the United States; J Am Vet Med Assoc 2001: September 1.

3. Capua 1. and Alexander DJ. Avian influenza and human health. Acta
Trop2002;83: 1-6.

4. European Commission: David Byrne speech 01/483 \'Preparedness on
bioterrorism\' (October 2001). http://europa.eu.int/comm/dgs/health_
consumer/library/speeches/speech 128_en.pdf.

5. Guterman Lila. Experts warn farms, food supply vulnerable to bioter-
rorism; ASM News 2002; 68: 8-9.

6. Lovern Cindy S. AVMA disaster preparedness and response program;
www.avma.org/vmat.

7. Mac Kenzie WR, Hoxie NJ, Proctor ME, Gradus MS, Blair KA,
Peterson DE, Kazmierczak JJ, Addis DG, Fox KR, and Rose JB. A
massive outbreak in Milwaukee of
Cryptosporidium infection trans-
mitted through the water supply N Eng J Med 1994; 21: 161-7.

8. Merck, the Veterinary Manual; 8"^ ed. 1998.

9. Williams John L, and Sheesley Dan. Response to Bioterrorism direc-
ted against animals; Annals of the New York Academy of Sciences
2000; 916:117120.

10. www.infectieziekten.info. Landelijke Coördinatiestructuur Infectie-
ziektebestrijding.

11. www.infectieziekten.org. Vereniging voor Infectieziekten; Herkenning
van bioterrorisme-gerelateerde infecties in Nederland.

12. www.oie.int. Office International des Epizootics.

13. www.proniedmail.or. Programme for Monitoring Emerging Diseases.

14. www.isis.rivm.nl. Infectieziekten Surveillance Informatie Systeem.

Parasitic nematodes molecular biology, biochemistry and immunology

Edited by M.W. Kennedy en W.
t-iarnett. CAB! International 2001

Grote vooruitgang is geboekt bij de
studie van parasitaire nematoden
I met name door de mogelijkheden
van moleculaire biologie, bioche-
mie en immunologie. In dit boek
worden nieuwe inzichten van zo-
wel de animale als de plantnematoden behandeld. Dit lijken
twee aparte werelden, waarbij het de opzet van de editors is
geweest om de kennis van deze twee aparte werelden bij el-
kaar te brengen. Er is bewust een selectie gemaakt van
onderwerpen met de scope op moleculaire biologie, bioche-
mie en immunologie in vijf verschillende delen. De verschil-
lende onderwerpen zijn beschreven door actieve toonaange-
vende onderzoekers in hun vakgebied. In het eerste gedeelte
wordt de Genetica en Phylogenie beschreven aan de hand
van vijf verschillende hoofdstukken, waarbij onderwerpen
als nematoden evolutie (Blaxter), symbiose van filaria met

Boe
besprekin

wolbachia (Bandi), genetische interactie tussen plant nema-
tode en gastheer (Opperman), identificatie van parasitaire
nematoden door de studie van genetische variabiliteit
(Gasser) en populatie diversiteit van plant nematoden en de
relevantie (Viney) worden behandeld. Met name het hoofd-
stuk over evolutie en genetische diversiteit heeft ook toepas-
sing in de veterinaire parasitologie onder andere om snelle
identificatie mogelijk te maken. De symbiose van de bacte-
rie Wolbacchia met de filaria nematode, waarbij de moge-
lijkheid aanwezig is dat filaria afhankelijk is van deze intra-
cellulair levende bacterie kan zelfs een toepassing hebben bij
de bestrijding van filariasis en misschien zelfs bij meer para-
sitaire nematoden. Dit is echter nog pionierswerk.
In het tweede en derde gedeelte wordt ingegaan op nieuwe
biochemische ontwikkelingen. In het derde gedeelte met
name de gastheer-nematode interactie en het vierde gedeelte
een uiteenzetting over diverse nematoden-producten en hun
activiteit. Onderwerpen als mucosale invasie van Trichinelia
spiralis en de rol van ES en oppervlakte-antigenen (Apple-
ton) en de celbiologische implicaties van de spierlarve en de

-ocr page 242-

gastheer nurse-cel-formatie van T. spiralis (Jasmer). Ook een
hoofdstuk over de plant parasitaire nematoden en de gast-
heerinteractie met name aan de hand van
Meloidogny spp. en
Globodera/heterodera spp. (Bird). In het vierde gedeelte is
onder andere een hoofdstuk beschreven over
Toxocara canis
antigenen en hun mogelijke functie (Maizles) en de bioche-
mie van Ascaris suum (Komuniecki). In het vijfde gedeelte
worden nieuwe inzichten van de parasitaire inmmunologie
beschreven onder andere over de rol en mogelijke functie van
T-helper 2 cytokine responsen (Artis & Grencis); darmimuni-
tiet bij helminthen (Lawrence), en immunomoduatie van fi-
laria (Harnett). Het laatste gedeelte van het boek gaat over

Parasieten bij hond en kat

Dr P.A.M. Overgaauw en dr. E Claerebout. Eds., (Animo)
Veterinary Publishers, Haarlem, 2002. ISBN
9076952019.

Ruim tien jaar geleden verscheen het boek: \'Wormen en
wormziekten bij mens en huisdier\'. Het zwarte parasito-
logieboek dat bij menig dierenarts nog wel in de kast zal
staan, want boeken gooi je natuurlijk niet weg. Dat was
een zeer gedegen maar ook uiterst saai boekwerk over
worminfecties toegespitst op de lage landen.
Recent verscheen in de serie \'Dierenarts in praktijk\' het
boekje: \'Parasieten bij hond en kat\' uitgegeven door
[animo] veterinary publishcrs in Haarlem met ISBN
9076952019. Het boekje is geschreven door een aantal
Belgische en Nederlandse specialisten onder redactie van
dr. P.A.M. Overgaauw en dr. E. Claerebout. Ook dit bock
is toegespitst op de Belgisch-Nederlandse situatie maar,
zoals de titel aangeeft, beperkt tot de parasieten van de
hond en de kat. In dit boek komen niet alleen de wormin-
fecties van de hond en de kat aan de orde maar ook de
protozoën en de ectoparasieten.

Het hoofdstuk \'Endoparasieten\' is geschreven door de
Belgische parasitologen Claerebout en Vercruysse. Het is
zeer systematisch en volledig. Met name de protozoaire
aandoeningen die steeds belangrijker lijken te worden en
in Utrecht tot voor kort stiefkinderlijk bedeeld, komen
uitgebreid aan de orde. De diagnostische, therapeutische
en preventieve mogelijkheden komen uitvoerig aan de
orde en waar nodig worden \'offlahel use\' middelen ver-
meld.

Het hoofdstuk \'Parasitaire dermatosen bij hond en kat\' is
geschreven door mevrouw Leistra. Een duidelijk en kli-
nische benadering met veel aandacht voor diagnose en
therapie. Een compact en prettig te lezen hoofstuk.
Het hoofdstukje \'Parasitaire infecties bij pups en kittens\'
(vier bladzijden) is geschreven door Overgaauw. Dit is
een overbodig stukje dat waar nodig in de eerste twee
hoofdstukken had kunnen worden opgenomen.

neurobiologie, waarbij in twee hoofdstukken de neuropepti-
den (Maule) en biochemische processen van nematode-spier-
interacties (Martin) worden beschreven.
Dit boek geeft met name voor onderzoekers een helder en
compact overzicht over recente ontwikkelingen van de hier-
boven beschreven onderwerpen met betrekking tot nemato-
den. Hoewel de onderwerpen beschreven in dit boek wel de-
gelijk ook een praktische toepassing kunnen hebben in de
veterinaire parasitologie, lijkt het voor praktische dierenart-
sen ver af te staan van de dagelijkse werkelijkheid.

Johanna W.B. van der Giessen, DVM, PhD

Het hoofdstuk \'Parasitaire zoönosen overgedragen door
hond en kat\' is geschreven door Van Knapen. Het is een
goede aanvulling op de eerste hoofdstukken. Met name
de delen over
Toxocara- en Echinococcus-\'mfecües be-
vatten informatie die bij de voorlichtingstaak van dieren-
artsen behoren.

Het hoofdstuk \'Risico\'s van parasitaire infecties in het
buitenland\' is geschreven door Overgaauw. Uitstekend
idee om dit hoofdstuk op te nemen. Met het nog steeds
toenemend internationale verkeer nemen de infectiekan-
sen op in Nederland niet endemische parasitaire infec-
ties, ook toe. Eigenaren van honden en katten zijn soms
beter geïnformeerd over de infectierisico\'s in andere lan-
den dan hun dierenarts. De in dit hoofdstuk behandelde
infecties met
Dirofilaria, Babesia en Leishmania zijn in-
fecties die in Zuid-Europa wel endemisch zijn.
Registratie van nieuwe middelen maakt het steeds beter
mogelijk een huisdier mee te nemen. Zo zijn er inmiddels
twee middelen geregistreerd ter preventie van een
Diro-
//7an\'a-infectie.

Natuurlijk is er ook kritiek mogelijk. Ik wil de door mij
gevonden foutjes en onduidelijkheden niet allemaal noe-
men omdat dat ten onrechte een verkeerde indruk van de
kwaliteit van het boek zou kunnen geven, maar\'speeksel\'
(bladzijde 42) is wat anders dan sputum en ik weet niet
wat een \'typische muizenlucht\' (bladzijde 67) is. Dat er
\'weinig desinfectantia zijn die afdoende werkzaam zijn\'
(bladzijde 25) is een mededeling waar ik niet veel aan heb
als ze niet genoemd worden. Ook al is het er maar één dan
wil ik graag weten welke dat is. Een belangrijke omissie
is het ontbreken van een index. Je moet het boek dus goed
kennen om even snel wat op te kunnen zoeken.
Conclusie: Volledig en mede door de plaatjes prettig te le-
zen. Zeer aan te bevelen voor dierenartsen en studenten
diergeneeskunde.

J.H. Boersema,
Specialist Veterinaire Microbiologie

-ocr page 243-

luflor

LORFENiCOL

ïing Nuflor*300 mg/ml, injecbevloetstof - REG NL 7993 UDA. Wericzame bestanddelen
)rfen(col 300 mg/ml. Doeldieren Niet-lacterend rundvee. Indicaties Ziekten veroorzaakt
)r bacteriën gevoelig voor florfenicol. Therapeutische behandeling van aandoeningen van
luchtvk^egen veroorzaakt door
pasteurella haemolytica, pasteurella multocida en
imophilus somnus. Contra-indicaties Mag niet gebruikt worden bij volwassen fokstieren,
»wenste effecten Een verminderde voedselopname kan gedurende de behandelings-
jriode voorkomen. De behandelde dieren krijgen hun eetlust vlug en volledig terug na
)pzetting van de behandeling.
Dosering Een dosis van 20 mg/kg lichaamsgewicht (1 ml
15 kg) wordt intramusculair (In de nekspieren) 2x toegediend met een tussenperiode van
uur, met gebruik van een naald met een diameter van 1,65 mm (16 G).
Wachttijden Vlees:
dagen. Melk: niet toegestaan voor gebruik bij lacterende melkkoeien. Verdere infonmatie Is op
raag beschikbaar bij de betreffende onderneming.

Schering-PlougtvAnimal Health

E X P EKTISE..éCO MM ITMÉNT___VALUE

Muflor® & Finadyne

De effectieve combinatie

Benaming Rnadyne*. oplossing voor Injectie - REG NL 1726 UDD. Werkzame bestanddelen
Runlxine (als flunixine meglumine) 50 mg/ml. Doeldieren Runderen en paarden. Indicaties
Ontstekingsremming zonder immunosuppressle. Bestrijding van koorts bij (broncho-)pneu-
monleën, met name In het acute stadium. Bestrijding van pijn en ontsteking/weefselreactie, bij
aandoeningen van het bewegingsapparaat, met name in het acute tot subchronische stadium.
Koliek.
Contra-indicaties Nierfunctiestoomissen. Ongewenste effecten kans op bloedingen,
maagdarmirritatie en -beschadiging, maaguicera, bloedbeeldafwijkingen, papilnecrose van de
nier.
Dosering Runderen: 1 - 2 mg per kg lichaamsgewicht. I.V., gedurende maximaal 3
dagen. Paarden:
1 mg per kg lichaamsgewicht. I.V.. gedurende maximaal 5 dagen.
Wachttijden Slachten: rund: 7 dagen voor de slacht, melk: 2 dagen. Paard: 28 dagen voor de
slacht. Verdere informatie Is op aanvraag beschikbaar bij de betreffende onderneming.

-ocr page 244-

Standpunt Werkgroep Veterinair Antibioticum Beleid

Verantwoord gebruik quinolonen gewenst

DJ. Mevius

Eind 2001 werd door het voorne-
men van het FDA-Centre for
^^^^^^^ Veterinary Medicine om enro-
f-^ffff^l^ floxacine te verbieden als thera-
peuticum voor pluimvee, druk uit-

_ geoefend op Europese landen om

een standpunt in te nemen over dit
gebruik. Immers een eventueel
verbod door de FDA-CVM zou on-
getwijfeld leiden tot handelspolitieke verwikkelingen rond
export van pluimveeproducten. Een standpunt werd on-
der andere ingenomen door de Committee for Veterinary
Medicine (CVMP) van de European Medicine Evaluation
Agency (EMEA) te London, en verschillende nationale ex-
pertgroepen. Het advies kwam telkens overeen met onder-
staand advies, namelijk dat er onvoldoende reden was voor
een verbod. In de VS is deze zaak nog niet afgesloten. Door
de wisseling van de regering is er duidelijk vertraging op-
getreden. In april 2002 heeft een pre-hearing plaatsgevon-
den waar beide partijen (CVM en Bayer) hun schriftelijke
informatie konden toelichten. De datum van de definitieve
hearing voor een \'administrative law\' rechter staat nog
niet vast.

Het standpunt van de Werkgroep Veterinair Antibioticum
Beleid (WVAB) over fluoroquinolonen-resistentie in
Cam-
pylobacters is niet achterhaald, echter de ontwikkelingen zo-
als geschetst in het artikel van Van Pelt
el al. over Salmonella
paratyphi B
var. Java bij pluimvee, maken de discussie over
volksgezondheidsrisico\'s van het gebruik van fluoroquinolo-
nen weer actueel. De toename in fluoroquinolonen-resisten-

Brief aan het Hoofdbestuur

De Werkgroep Veterinair Antibioticumbeleid (WVAB) wil u
attenderen op het volgende:

op 31 oktober 2000 heeft de Food and Drug Agency in het
Federal Register (een soort Staatscourant) het voornemen
kenbaar gemaakt de registratie van fluoroquinolonen voor
pluimvee in de VS te gaan verbieden (zie bijlage). Dit voor-
nemen wordt gevolgd door een \'Opportunity for Hearing\'
van de tegenargumenten van een ieder die daartegen wenst te
ageren. Hoewel de sluitingsdatum stond op 2 januari 2001 is
deze verplaatst naar een nog niet definitieve datum, maar
waarschijnlijk wordt dat eind februari 2001. De tegenpartij
is natuurlijk voornamelijk de firma Bayer, maar ook de
pluimveesector in de VS zal zich weren.
Indien het voornemen definitief wordt, zal dit als conse-
quentie hebben dat de Europese Commissie onder druk zal
komen te staan om ook het gebruik van fluoroquinolonen te
verbieden. De Europese Commissie heeft het Committee for
tie van
S. Java in kippen, en in mindere mate van S.
Typhimurium
DT104 in landbouwhuisdieren, beide kloons
die veel voorkomen en in toenemende mate resistent worden
tegen fluoroquinolonen. Voor
S. Java is deze resistentieont-
wikkeling bijzonder snel verlopen, zoals te lezen is in het ar-
tikel van Van Pelt
et al.. Voor S. Typhimurium DT104 ver-
loopt het gelukkig heel langzaam. Tot 2002 werd slechts een
enkele quinolonen-resistente stam waargenomen, in de eer-
ste helft van 2002 werden al vier stammen waargenomen,
drie uit varkens en één uit een mens lijdend aan salmonello-
sis, met een verminderde gevoeligheid voor fluoroquinolo-
nen (MlC-waarden 0.125 - 0.25 pg/ml). Hoewel nog geen
klinische resistentie (MIC waarden > 2 pg/ml) is waargeno-
men, is deze ontwikkeling zorgwekkend. Verminderde ge-
voeligheid kan enerzijds de therapiekans negatief beïnvloe-
den en anderzijds bestaat de kans op selectie van klinisch
resistente salmonella\'s. Beide zaken zijn ongewenst. Het is
om deze reden van het grootste belang dat fluoroquinolonen
alleen in uiterste noodzaak worden gebruikt. Dat wil zeggen
bij ernstige infecties veroorzaakt door voor gevoelige Gram-
negatieve bacteriën waarbij geen alternatieve middelen be-
schikbaar zijn: dus alleen als wat in het veterinair antibioti-
cumbeleid van de KNMvD derde keuze-middelen genoemd
worden.

N.B tlumequine selecteert net als nalidixinezuur ook voor
verminderde gevoeligheid in
E. coli en dus waarschijnlijk
ook in salmonellae.
Moet dat ook derde keuze worden?

DJ. Mevius is secretaris van de Werkgroep Veterinair Antibioticum Beleid

Veterinary Medicinal Products, gezeten te Londen, al om
een formeel standpunt gevraagd. Het is van belang dat ook
de Nederlandse beleidsinstanties een gefundeerde mening
hebben over dit onderwerp. Vandaar dat de WVAB op een in-
gelaste vergadering het FDA-voornemen heeft besproken. In
deze vergadering is het FDA-document vergeleken met de
Nederlandse situatie en is een advies uitgebracht.

Hieronder vindt u acht statements uit het FDA-rapport met
het commentaar van de WVAB, een korte samenvatting, een
discussie en een conclusie.

Het is van belang dat zowel het ministerie van LNV als van
VWS officieel van het standpunt van de KNMvD op de
hoogte wordt gebracht.

Met vriendelijke groet,

D.J. Mevius,

Secretaris Werkgroep Veterinair Antibioticumbeleid

-ocr page 245-

l.\'The primary cause of the emergence of domesti-
cally-acquired fluoroquinolone-resistant Campylo-
bacter infections in humans is the consumption of or
contact with contaminated food\'

WVAB: ook in Nederland worden voedingsmiddelen als be-
langrijkste bron voor campylobacter-infecties bij de mens
gezien.

17.6 percent among Campylobacter jejuni and 30
percent among Campylobacter coli isolated from ill
humans in 1999. In 1998, testing established that ap-
proximately 9.4 percent of the C. jejuni isolated from
chicken carcasses at federally inspected slaughter
plants in the United States were fluoroquinolone re-
sistant. Higher levels of fluoroquinolone resistance
are observed in retail chicken\'

2.\'Poultry is the most likely source of campylobacte-
riosis in humans.\'

WVAB: Ook in Nederland worden pluimveeproducten als de
belangrijkste bron van
Campylobacter spp. voor besmetting
van de mens gezien. Echter, er bestaan ook andere bronnen
zoals onder andere voedingsmiddelen van andere landbouw-
huisdieren als runderen en varkens en oppervlaktewater.
Kruiscontaminatie tijdens het slachten of de verwerking kan
leiden tot introductie van humane stammen in de voedselke-
ten.

Een hoge mate van genetische relatie is recent op het RIVM
aangetoond tussen humane en pluimvee stammen van
C. jej-
uni
door Muiti Locus Sequence Typing (MLST) van huis-
houdgenen, echter stammen van andere bronnen zijn nog
niet onderzocht.

3.\'Administration of fluoroquinolones to chickens
leads to development of fluoroquinolone-resistant
Campylobacter in chickens\'

WVAB: Is weinig discussie over. In Nederland al beschreven
in 1990 door onder andere Hubert Endtz en Wilma Jacobs
(1995). Ook beschreven in Spanje en Engeland. Nog niet ge-
publiceerd onderzoek van ID-Lelystad toont aan dat vlees-
kuikens welke I O** cfli/g
C. jejuni uitscheiden, tijdens toedie-
ning van 10 mg/kg enrolloxacin oraal binnen drie dagen 10^
cfu/g resistente C.
jejuni uitscheiden. Op dat moment is
100% resistent en dat blijft zo tot slachtleeftijd.

WVAB: In Nederland lijkt het er op dat het fluoroquinolonen-
resistentieniveau in
Campylobacter spp. een plafond heeft
bereikt.

Na introductie in 1987 volgde een snelle stijging in resisten-
tie bij humane en pluimvee stammen (Endtz
et ai, 1990).
Tussen 1995 en 1999 is het resistentieniveau in humane
Cam-
pylobacters stabiel rond de 21% (gegevens Laboratorium
Surveillance RIVM). Gegevens van de ID/RIVM surveil-
lance geven voor de humane stammen vergelijkbare re-
sistentiepercentages (humaan 23.4 %), in pluimvee ligt de
plafond-waarde wat hoger (35% resistent in 1999). Dit alles
ondanks het feit dat quinolonen frequent worden gebruikt bij
vleeskuikens, in 1999 gebeurde dat op 17% van de bedrij-
ven. Dit impliceert dat onder Nederlandse condities de re-
sistentieontwikkeling gelimiteerd is. In andere Europese
landen zoals Spanje, waar meer fluoroquinolonen gebruikt
worden, is het resistentiepercentage hoger. Een deel van het
gebruik van fluoroquinolonen bij vleeskuikens betreft toe-
diening in de eerste dagen na opzetten, onder andere ter pre-
ventie van salmonellabesmetting. Bekend is dat de Campy-
lobacterbesmetting van vleeskuikenkoppels pas rond drie
weken plaatsvindt. Een behandeling vóór die tijd zal geen ef-
fect hebben op de resistentieontwikkeling.
Humaan wordt in Nederland een seizoensfluctuatie waarge-
nomen in Campylobacter-infecties bij de mens. In de zomer
komen drie tot zes keer meer Campylobacter-infecties voor,
terwijl fluoroquinolonen resistentie in de winter drie tot zes
keer vaker voorkomt. Dit lijkt een aanwijzing te zijn voor an-
dere bronnen voor infecties dan pluimvee. Er wordt onder
andere gedacht aan oppervlaktewater.

6. \'Fluoroquinolones are essential to the treatment of
foodborne diseases. These diseases have a major pu-
blic health impact in the United States.\'

4.\'CVM has concluded, based on data from surveil-
lance programs, published literature and other sour-
ces, that the use of fluoroquinolones in poultry is a
significant cause of fluoroquinolone-resistant Cam-
pylobacter on poultry carcasses, and therefore a sig-
nificant cause of fluoroquinolone-resistant Campylo-
bacter infections in humans\'

WVAB: is evident.

5.\'By 1998, Centers for Disease Control and
Prevention (CDC) testing found that 13.6 percent of
Campylobacter human isolates were resistant to flu-
oroquinolones. Fluoroquinolone resistance rose to

WVAB: Voedselinfecties worden voornamelijk veroorzaakt
door Gramnegatieve bacteriën.
(Campylobacter spp., Sal-
monella
spp., enteropathogene E. coli. Shigella spp.). Het
behandelen van met Campylobacter geïnfecteerde patiënten,
of voedselinfecties in zijn algemeenheid, met antibiotica
(welke dan ook), is alleen geïndiceerd als het om risico-
patiënten gaat (jong, oud of immuungecompromitteerd) of
indien de klachten recidiverend zijn. Indien een campylo-
bacterinfectie behandeld dient te worden, is het gebruik van
fluoroquinolonen niet de eerste keuze maar heeft één van de
nieuwe macroliden (azithromycine of Clarithromycine) de
voorkeur. Echter ook in Nederland wordt bij een patiënt met
een voedselinfectie zonder correcte diagnose en antibiogram
al gestart met een empirische therapie. In het Dijkzicht zie-
kenhuis wordt bij risicopatiënten een empirische behande-

-ocr page 246-

ling gestart met een combinatie van ciprofloxacin en eryth-
romycine in verband met het vooricomen van fluoroquinolo-
nenresistentie (persoonHji<e communicatie: dr. H. Endtz).
Ooi< daar wordt duidehji< gesteld dat voor ongecompliceerde
gevallen van gastro-enteritis het gebruik van antibiotica niet
geïndiceerd is of zelfs gecontra-indiceerd. Voor kinderen is
het gebruik van fluoroquinolonen gecontra-indiceerd om an-
dere redenen.

7.\'Development of resistance to fluoroquinolones
among Campylobacter has important consequences
for human health\'

WVAB: De belangrijke consequentie voor de volksgezond-
heid van fluoroquinolonenresistentie in Campylobacter is
een verlenging van de ziekteduur overeenkomend met niet
behandelen. Voor gezonde mensen is dat hooguit onprettig,
voor risicopatiënten is dat minder gewenst, omdat het risico
door de ernst en duur van de symptomen bepaald wordt.
Voor deze patiënten zijn fluoroquinolonen geen eerste
keuze-middelen en resistentie voor de macroliden komt
maar zelden voor. Het belang ervan is dus relatief.
De meeste belangrijke humane problemen ten aanzien van
fluoroquinolonenresistentie bestaan bij nosocomiale infec-
ties. Daar wordt wereldwijd, in mindere mate ook in Neder-
land, een toename gezien in resistentie bij Gram-negatieve
bacteriën zoals
Klebsiella spp. Voor deze resistentie-ontwik-
kcling is echter alleen het fluoroquinolonegebruik in het be-
treffende ziekenhuis verantwoordelijk.

8.\'Patients with severe enteric disease such as campy-
lobacteriosis are usually treated empirically.\'

WVAB: Voor risicopatiënten is, zoals hierboven al aangege-
ven, het vroegtijdig instellen van een empirische therapie
van belang omdat dat de oorzaak van het vochtverlies gericht
bestrijdt. Met conventionele bacteriologische technieken
duurt de diagnostiek en de gevoeligheidstest van Campylo-
bacter minimaal 48 uur. De wetenschap dat fluoroquino-
lonen resistentie frequent voorkomt beïnvloedt voor die
patiënten de therapiekeuze.

Behalve bij risicopatiënten wordt een ongecompliceerde cam-
pylobacterinfectie bij mensen niet als \'ernstig\' beschouwd.

Conclusies

Samenvattend voor de Nederlandse situatie:

• Campylobacter is een belangrijke oorzaak van voedselin-
fecties bij de mens.

• De belangrijkste bron is pluimvee, maar Campylobacters
komen ook bij andere diersoorten voor (rund, varken).
Daar worden ook fluoroquinolonen gebruikt, echter deze
dieren zijn in mindere mate een bron voor campylobacter-
infecties bij de mens.

• Fluoroquinolonengebruik in pluimvee selecteert snel voor
resistente mutanten (in het algemeen gyrA).
Deze resis-
tentie in nooit overdraagbaar!

• Fluoroquinolonen resistente Campylobacters uit pluimvee
zijn verantwoordelijk voor ziekte bij de mens.

• Een ongecompliceerde voedselinfectie komt bij de mens
zeer veel voor, maar is geen indicatie voor antibioticum-
therapie.

• Antibioticumtherapie voor voedselinfecties alleen geïndi-
ceerd bij risicopatiënten.

• Voor die patiëntengroep wordt de therapiekeuze beïnvloed
doordat de campylobacter-(voornamelijk C.
jejuni) stam-
men voor ongeveer 20% resistent zijn tegen fluoroquino-
lonen. Goede alternatieven bestaan, fluoroquinolonen zijn
zelfs geen eerste keuze-middelen.

• Het fluoroquinolonen resistentieniveau in humane Campy-
lobacters is al jaren op ongeveer 20%, ondanks het feit dat
nog altijd ongeveer 20% van de slachtkuikenkoppels
wordt behandeld met fluoroquinolonen (in 1999: 17%).

• De belangrijkste humane problemen ten aanzien van fluo-
roquinolonenresistentie komen voor bij hospitaalinfecties
met Gram-negatieve bacteriën. Hier is geen enkele relatie
met veterinair gebruik.

Discussie en conclusie

De directe aanleiding voor het oprichten van de WVAB begin
jaren negentig was bijna identiek aan die beschreven in het
FDA-document. De toename van fluoroquinolonen resistente
Campylobacters en de zorg daaromtrent van humane bacterio-
logen noopte de veterinaire sector een antibioticumbeleid te
formuleren. Dit is gebeurd en er is vervolgens hard gewerkt
aan het implementeren van dit beleid. Formularia zijn ver-
schenen en besproken in PAO, de GVP-gedachte is een
onderdeel geworden van het onderwijs aan studenten en van
erkenningsregelingen en resistentie surveillance vindt plaats.
Het gebruik van fluoroquinolonen wordt in formularia
restrictief gepropageerd. Meestal worden ze als derde keuze-
middel geadviseerd, omstandigheden welke nopen daarvan
af te wijken worden ook omschreven. Het is de WVAB ech-
ter bekend dat onder andere bij pluimvee andere argumenten
voor inzetten van fluoroquinolonen oneigenlijk gebruikt
worden. Bijvoorbeeld ter preventie van salmonellabesmet-
ting van risicokoppels vleeskuikens worden deze direct na
opzetten \'behandeld\'. Ook de \'reparatie\' van koppels hennen
op vermeerderingsbedrijven waar salmonella is aangetoond
door toedienen van fluoroquinolonen gevolgd door koloni-
satie resistentie verhogende flora is een voorbeeld van on-
eigenlijk gebruik. De WVAB wijst deze vormen van gebruik
ten zeerste af omdat die in belangrijke mate bij zullen dragen
aan de resistentie-ontwikkeling.

Het is de mening van de WVAB dat indien fluoroquinolonen
terughoudend worden voorgeschreven op een duidelijk bac-
teriële indicatie gevolgd door laboratoriumdiagnostiek en
bepaling van de gevoeligheid conform het formularium en
andere keuzen zijn gewogen, er geen volksgezondheidsre-
den is om die groep van middelen bij pluimvee of enige an-
dere diersoort te verbieden.

Off label use of beter oneigenlijk gebruik wat helaas in de hui-
dige praktijk nog te veel voorkomt, dient te worden bestreden.
Infectie door Gram-negatieve bacteriën spelen bij veel land-
bouwhuisdieren inclusief pluimvee en zeer belangrijke rol.
Het is van belang dat de dierenarts de mogelijkheid heeft dat
indien aan de voorwaarden, zoals in het formularium be-
schreven, is voldaan, indien nodig de mogelijkheid heeft ook
de meest potente middelen op een verantwoorde wijze in te
zetten.

-ocr page 247-

Samenvatting

Salmonella Paratyphi B variatie Java in pluimvee nam
toe van minder dan 2% van
aWt Salmonella-hoXaten vóór
1996, tot ongeveer 40% in 2001. Deze ontwikkeling bij
pluimvee verloopt parallel aan die in Duitsland en wordt
niet in andere Europese landen gevonden. Genetische
vergelijking van isolaten toont aan dat het hierbij om één
en dezelfde multiresistente kloon gaat, terwijl historische
isolaten genetisch veel heterogener en gevoeliger voor
antibiotica waren. Java is een variant van Paratyphi B -
de veroorzaker van paratyfus - en veroorzaakt meestal
een gewone gastro-enteritis. Het huidige Java-type heeft
in de afgelopen Jaren slechts incidenteel tot infecties bij
de mens geleid en lijkt derhalve minder pathogeen te
zijn. In het verleden zijn echter explosies beschreven
waarin Java zich ook tyfeus manifesteerde. Het hoge aan-
bod van Java aan de consument via pluimveevlees bete-
kent een mogelijk gevaar voor de volksgezondheid. Te-
meer, omdat de resistentie van Java tegen flumequine
- een quinolon dat voor de bestrijding van
Salmonella bij
pluimvee wordt gebruikt - is opgelopen van 3% in de pe-
riode 1996-1999 tot 20% in de periode 2000-2002.
Ook voor ciprofloxacin, middel van eerste keus bij behan-
deling van ernstige 5«///i«ne//a-infecties bij de mens, wordt
Java snel minder gevoelig. Vanwege deze situatie is in inter-
nationaal verband onderzoek gestart naar de epidemiolo-
gie en pathogeniciteit van dit Java-type. In Nederland is re-
cent de intentie tot samenwerken uitgesproken tussen het
beleid (ministeries van VWS, LNV en Productschappen),
diverse onderzoeksinstellingen (RIVM, ID-Lelystad, GD
en KvW) en de pluimveesector, om te komen tot effectieve
maatregelen.

Summary

An explosive increase of Salmonella Paratyphi B var. Java
in poultry in the Netherlands: is it a public health threat?

In the Netherlands S. Paratyphi B variation Java increased in potdlry from
less than 2% of all isolates before 1996 up to 40% in 2001. This development
in poultiy runs in parallel with that in Germany and appears not to occur in

t Dit artikel is eerder gepubliceerd in hel Infectieziekten Bulletin van de Inspectie voor
de gezondheidszorg en het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM), in
samenwerking met de streeklaboratoria cn de GGDs. Inf Buil 2002; li (7): 260-5.

" Centrum voor Infectieziekten Epidemiologie (ClE). RIVM. Keuringsdienst van Waren
Oost. Zutphen.

\'\' Laboratorium voor Infectieziektendiagnostiek en Screening. Rl VM.
^ Microbiologisch Laboraiorium voor Gezondheidsbescherming, RIVM.
<1 Centraal Instituut voor DierziekteControle (CIDC), Lelystad
" Instituut voor Dierhouderij en diergezondheid (ID), Lelystad
t Rijksdienst voor de keuring van Vee en Vlees (RVV)
\' Epidemioloog/biostaiisticus. e-mail: w.van.peh
((p,rivm.nl

Consequenties voor de volksgezondheid

W. van Pelt°", H. van der Zee\'\', W.J.B. Wannet<^, A.W. van de Ciessend, D.J. Mevius^, N.M. Bolderf, R.E. Komijnë,
Y.T.H.P. van Duynhoven"

other European countries. A German study shows that in the late nineties it
concerns isolates of only one multiresistant clone of Java (in Holland as
well) whilst isolates before the middle nineties were genetically much more
heterogeneous and sensitive to antibiotics. Although the exposition of hu-
mans to contaminatedpoidtiy meat is relatively high, human patients with a
Java infection are rare. Treatment of poultry flocks with quinolones was
about 13% in 2000-2001. Resistance to flumequin of Java increasedfiom 3%
between 1996-1999 to 20% between 2000-2002 whilst that ofother serotypes
in poultry remained about 7%. Java is also fast becoming less sensitive to ci-
profloxacin which is the antibiotic offirst choice in serious cases of salmo-
nellosis. The ministries of public health, agriculture and the production
hoards, with their research institutes, together with the pouhrymeat produc-
tionchain integrations have recently decided to work together in order to de-
termine the public health importance of the Java epidemic in potdlry and fin-
ding measures for effective control in the poultry industry.

Inleiding

Salmonella enterica subsp. enterica serovar Paratyphi B varia-
tie Java, kortweg Java, nam in 2000 en 2001 in Nederland ver-
ontrustend toe bij de kip en in kipproducten. Al in 1955 rappor-
teerde dc Moor in Nederland\' over het verschil tussen de
biotypes van
S. Paratyphi B die zich invasief manifesteren met
tyfus-achtige klinische symptomen, en de variatie Java, die
gastro-enteritis veroorzaakt bij de mens door besmetting van
voedsel van dierlijke herkomst (door de Moor in 1934 voor het
eerst op Java gevonden). De variatie Java onderscheidt zich mi-
crobiologisch door het vermogen om d-tartraat om te zetten
(dH-). Diverse publicaties wijzen er echter op dat Java zich ook
invasief kan manifesteren met een tyfeus ziektebeeld of kan
leiden tot explosies (2-5). Hier wordt de vraag uitgewerkt of de
toenaine van Java, tussen 2000-2002 in Nederland en Duits-
land bij pluimvee en de snelle resistentie-ontwikkeling tegen
(tluoro)quinolonen, een bedreiging is voor de Volksgezond-
heid. Het vóórkomen en de resistentie-ontwikkeling van Java
in Nederland, bij de mens en in de pluimveehouderij, wordt be-
schreven en vergeleken met die in het buitenland.

Materiaal

De laboratoriumsurveillance van Salmonella betreft isolaten
getypeerd door het Nationaal Salmonella Centrum (NSC):
Nationaal en Europees Referentie Laboratorium (NRL) voor
Salmonella op het RIVM. Isolaten zijn afkomstig van de
mens (primair uit de streeklaboratoria), van diverse (land-
bouw-)(huis-)dieren, uit voedsel, diervoer en de omgeving.
De Keuringsdienst van Waren Oost (KvW Zutphen) onder-
zoekt kipproducten bij slagers, supermarkten en poeliers.
Monstername vindt plaats op een representatieve (wat be-
treft product, verkooppunt, regio, seizoen), statistisch ver-
antwoorde wijze (6). Het testen van de antibioticagevoelig-
heid van de isolaten gebeurt bij het NSC met behulp van
de agar-diffusiemethode (ROSCO-tabletten). Kwantitatieve

-ocr page 248-

gevoeligheidsbepaling van isolaten wordt uitgevoerd bij
CIDC-Lelystad (vanaf 1998), door het bepalen van de MIC-
waarde (Minimaal Inhiberende Concentratie) voor een panel
van antibiotica. Hierbij wordt de NCCLS-richtlijn M7-A5
(Methods for dilution antimicrobial susceptibility test for
bacteria that grow aerobically; approved standard, fifth edi-
tion, 2000) gevolgd.

Trends in Salmonella Paratyphi B variatie Java in Nederland
In de monitoring van kipproducten door de KvW is bet aantal
positieve Javamonsters sterk toegenomen, ondanks het feit dat
sinds 199I-/99J
Ijet totale percentage Salmonella-positieve
monsters is gehalveerd
(Tabel 1). De fractie-isolaten met Java
steeg van 3% in 1995 tot 19% in 1997 cn vervolgens in 2000 en
2001 tot 33% respectievelijk 43% (Figuur 1). Ook het NSC
vond deze stijging in materiaal van kip (feces, nekvellen, caeca
en vlees, exclusief vlees getest door de KvW). Hiermee neemt
Java het stokje over van Enteritidis, het dominante type tussen
1996 en 1999, Hadar in 1994 en 1995 en Virchow beginjaren
negentig. Doorgaans is het spectrum van de bij kip aangetrof-
fen serotypes bij het NSC wat breder en minder uitgesproken
dan in de monitoring van de KvW. Dit komt tot uitdrukking in
de verschillende percentages \'Overige types\' in tabel 1.
Hoewel kip in het algemeen als een belangrijke bron voor hu-
mane salmonellose wordt gezien - naar schatting is de con-
sumptie van kippenvlees voor 20% van de humane salmonel-
lose verantwoordelijk (7) - wordt Java zelden bij de mens
gevonden (Figuur 1). Ook in 2001 met een hoog voorkoinen
van Java bij kip, werden slechts negen isolaten van dit type van
patiënten ontvangen uit de streeklaboratoria.

Situatie in het buitenland

Navraag in 1998 en 2000 bij de deelnemers van ENTER-net
(het Europese surveillancenetwerk voor humane infecties inet
Salmonella en S/ï/ga-toxine producerende E. coli) toonde hu-
maan een vergelijkbaar laag niveau in salmonellose door Java
in andere Europese landen. Op bijeenkomsten van de Europese
NRL\'s in 1999 en 2000 rapporteerden NRL-Beriijn (8) en

NRL-Nederland hun sinds 1995 congruente ontwikkeling bij
pluiinvee van Java en de explosieve toename in 2000 (Figuur
1). De NRL\'s uit de andere Europese landen gaven aan dat dit
een uniek Duits-Nederiands probleem is. Dit was reden om
Java op te nemen in een Europese lijst van twintig serovars
waarvoor DNA-chips ontwikkeld worden voor snelle detectie
in voedsel.

Persistentie in de pluimveehouderij

In 1996 werd de pluimveesector in Nederland opmerkzaam op
probleinen met Java in vijf vleeskuikenbcdrijven. Naar schat-
ting kampen op dit inoment 50-100 bedrijven met deze be-
smetting. Het exacte aantal besmette bedrijven is onduidelijk
omdat typering van
Salmonella voor de laboratoria vaak nog
ecn probleem is. Er zijn recent aanwijzingen dat de besmetting
ook voorkomt bij vleeskuikenmocderdieren en kuikens niet al-
tijd Java-vrij aankomen op de bedrijven. Als dit werkelijk het
geval is dan kan het aantal besmette bedrijven nog toenemen.

"Het totale percentage Salmonella-positieve
monsters is gehalveerd"

De ervaring van diverse integraties leert dat het bestrijden van
Java extra hoge eisen stelt aan de te nemen maatregelen in geïn-
fecteerde bedrijven en dat de infectie persisteert ondanks ruim
voldoende scores op hun hygiënogrammen. Andere kippenty-
pes zoals Enteritidis, Hadar, Infantis, Virchow en dergelijke
zijn wel met de normale reiniging en desinfectieprocedures te
bestrijden. Ook een interventieonderzoek door ID-Lelystad in
Java-probleembedrijven had niet het gewenste resultaat (8). In
kieren en naden tussen vloeren en wanden alsmede de voeder-
systemen bleek na ontsmetten vaak nog Java aanwezig te zijn.
Bij nader onderzoek bleek
Java niet resistenter tegen desinfèc-
tiemiddelen dan andere gelijktijdig gevonden Salmonella\'s.
Ondanks dat pluimveehouders extra maatregelen namen, is het
eenmaal besmette bedrijven tot nu toe niet gelukt om structu-
reel Java-vrij te draaien.

-ocr page 249-

Moleculaire typeringen resistentie van Salmonella Paratyphi
B variatie Java

Het NRL-Berlijn heeft 56 stammen, geïsoleerd tussen 1960
en 2000, uitgebreid fenotypisch en moleculair bestudeerd
om meer inzicht te krijgen over de opkomst en verspreiding
van klonale lijnen binnen deze serovar in Duitsland (10). De
isolaten tot beginjaren negentig vertoonden een grote gene-
tische diversiteit, zoals die ook is gevonden door eerdere
onderzoekers (11, 12) en, in tegenstelling tot latere isolaten,
waren allen gevoelig voor antibiotica (Groep 1). Deze eerste
groep bevatte geen isolaten van pluimvee. De isolaten van
midden jaren negentig (Groep 2) blijken uit slechts enkele
klonen te bestaan, met een duidelijke herkomst van pluimvee
en multiresistent tegen chlooramfenicol, sulfonamide, tetra-
cycline, trimetoprim en vaak ook kanamycine, neomycine en
nalidixinezuur. Eindjaren negentig (Groep 3) betreft het iso-
laten van nog slechts één succesvolle kloon, die vrijwel alle
andere in pluimvee heeft vervangen. Deze kloon is vooral re-
sistent tegen trimetoprim in combinatie met resistentie tegen
sulfonamide, streptomycine, nalidixinezuur en ampicilline.

Tabel 1. Resultaten van de monitoring van kipproducten bij slagers, supermarkten en poeliers door de Keuringsdienst van Waren (KvW), 1995-2001. De overige types in ander
kipmateriaal dan in kipproducten uit deze monitoring betreffen isolaten van het NSCexclusiefdie afkomstig van de KvW.

1995

1996

1997

1998

1999

2000

2001

Monsters

1359

1325

1314

1077

859

1454

1578

Salmonella spp. positief (%)

34,2

32,6

29,1

20,2

17,6

21

16,3

Enteritidis positief (%)

6,8

12,1

8,8

nd

4,8

1,4

1,4

Paratyphi B var. Java positief (%)

0,8

3,4

4,4

2,3

2,4

7,0

7,0

Belangrijkste serotypes 1995-2001 als fractie van alle isolaten (%)

Paratyphi B var. Java

2.37

10,3

15

11,4

13,9

33,1

43,2

Enteritidis

14,1

27,7

20,2

12,8

26,4

6,6

8,2

Hadar

29,2

15,8

10.1

6,1

4.5

3,3

4,2

Indiana

4,7

3,4

6,1

8,3

9,3

10,2

11,6

Infantis

4,9

8,4

9.2

5

3,6

6.6

7

Virchow

6,6

6

4,6

2,8

2.6

10,2

3,5

Typhimurium (DT104)

4,7

7,1

7,8

3,6(1,8)

1,3(0,7)

0,1(0,1)

7,4(7)

Ov types in kipproducten (KvW)

33,4

21,3

27

50

38,4

29,9

14,9

Ov types in kipmateriaal (excl. KvW)

50,5

47.4

45,4

43,7

26,1

27,8

32,4

Tabel 2. Resistentieverschillen (agar-diffusie methode) tussen isolaten van Salmonella
Paratyphi B var.Jovo gevonden bij de mens en bij de kip inde periode 1984-1995,1996-
1999en 2000-2002 (april).

Geïsoleerd
Resistentie getest

Tetracycline

Chlooramfenicol

Neomycine

Ampicilline

Cotrimoxazol

Furazolidon

Flumequine

Kip

Mens

Alle types exclusief

Alleen S. Paratyphi

Alleen S.

S. Paratyphi B var.

B var. Java

Paratyphi 13

Java

var. Java

1984-

1996-

2000

1984-

1996- 2000

1984-

â–  1996

1995-

1999-

-2002

1995-

1999-2002

1995-

â– 2002

N

N

N

N

N

N

N

N

38506

3718

2222

52

255

1096

51

44

30418

991

783

37

71

446

43

13

%

%

%

%

%

%

%

%

7

9

6

49

8

7

0

8

1

2

2

27

0

1

0

8

1

0

0

30

0

0

0

0

6

9

9

8

23

47

0

44

2

2

3

49

48

66

0

30

9

9

11

27

100

98

0

44

0

6

7

0

3

20

0

18

Ook de in Nederland bij pluimvee gevonden Java-isolaten
zijn doorgaans multiresistent, in tegenstelling tot de overige
serotypes die gevonden worden in pluimvee (Tabel
2). Gelet
op dit resistentiepatroon (Tabel 2) lijken de isolaten gevon-
den bij de mens in de jaren tachtig tot halverwege jaren ne-
gentig, het meest op de genetisch diverse, antibiotica-gevoe-
lige groep 1. De gevonden isolaten bij pluimvee tot begin
jaren negentig behoren waarschijnlijk tot de multiresistente,
uit enkele klonen bestaande groep 2. De isolaten uit de
tweede helft jaren negentig en later betretTen waarschijnlijk,
de ook in Duitsland nu meest succesvolle kloon. Voor twee
recente naar het NRL-Berlijn opgestuurde isolaten uit
pluimvee, is dit tnoleculair bevestigd. Enkele recente isola-
ten van de mens worden nog onderzocht.

Een zorgelijke ontwikkeling is de snelle stijging in resistentie
van Java tegen quinolonen (onder andere Flumequine en
Ciprofloxacin, Tabel 2 en 3). Tussen 1996 en 1999 was slechts
3% flumequine resistent cn dit is nu 20% (Tabel 2). Tabel 3
laat zien dat er in de afgelopen driejaar een verschuiving naar
hogere MIC-waarden voor flumequine en ciprofloxacin is
opgetreden. Voor ciprofloxacin is er nog geen sprake van kli-
nische resistentie maar wel van verminderde gevoeligheid.
Dit kan de standaardbehandeling minder effectief maken en
bestaat er de kans op selectie van klinisch resistente stammen
tijdens de behandeling. (Fluoro)quinolonen worden op ruime
schaal toegepast in de pluimveehouderij wat blijkt uit de re-
gistratie van diergeneesmiddelen-gegevens van een enkele
grote pluimveeproductieketen (integratie): in 1999 is 17%
van de aangeboden koppels behandeld met een quinolon en in
2000-2001, 13%. Flumequine wordt daarbij het meest ge-
bruikt.

"Java bleek niet resistenter tegen
desinfectiemiddelen dan andere Salmonella\'s"

Waarschijnlijk hangt de resistentieontwikkeling primair sa-
inen met dit veelvuldige gebruik van quinolonen in de
pluimveehouderij maar verloopt het bij Java veel sneller dan
bij andere serotypen (Tabel 2). Het gemakkelijk koloniseren
van kip, mogelijk in grote aantallen, en het persisteren
binnen eenmaal besmette bedrijven is een mogelijke reden

-ocr page 250-

voor de versnelde resistentieontwikkeling. Ook Cotrimoxa-
zol (Tabel 3) wordt in pluimvee frequent therapeutisch toe-
gepast wat de hoge resistentiepercentages kan verklaren.
Voor aminoglycosiden (gentamicine in Tabel 3) geldt dit in
veel mindere mate terwijl nitrofuranen (furazolidon in Tabel
2) al meer dan tien jaar verboden zijn. Dat betekent dat een
recent veranderde selectiedruk door gebruik van deze mid-
delen niet de bepalende factor is geweest voor de opmerke-
lijke (verandering in) resistentie. Daar resistentie tegen fura-
zolidon chromosomaal bepaald is lijkt hierklonaliteit van de
stammen de bepalende factor.

Oorzaak van de opkomst en persistentie van Java bij pluimvee
De oorzaak van de geprononceerde opkomst sinds 1996 van
Java bij pluimvee is onduidelijk. Gesuggereerde mogelijkhe-
den als import via broedeieren uit Spanje en Portugal of in-
sleep via gecontamineerd voer zijn niet waarschijnlijk omdat
besmetting zich tot Nederland en Duitsland beperkt. Boven-
dien werden de multiresistente Java-isolaten ook vóór 1996
regelmatig in pluimvee gevonden. Duitse onderzoekers ge-
ven een plausibele verklaring voor de opkomst van eerst en-
kele klonen en vervolgens de zo succesvolle recente kloon
vanuit de bedrijfsvoering binnen de intensieve pluimveehou-
derij (10). Het zou verband houden met de hoge selectiedruk
door het intensieve antibioticagebruik in de pluimveehoude-
rij onder andere ter bestrijding van de
S. Enteritidis-crisis. In
Nederland kan daar mogelijk de wens voor het halen van de
targets in het Plan van Aanpak van het productschap voor
pluimvee, vlees en eieren en de daaruit voortvloeiende maat-
regelen aan worden toegevoegd.

Pathogeniciteit

Het is onduidelijk waarom Java (tot dusverre) onschuldig
lijkt voor de mens en hoe stabiel die eigenschap is. Het ge-
wijzigde resistentiepatroon van Java bij de mens (Tabel 2)
wijst er namelijk op dat
depluimveekloon de mens wel dege-
lijk bereikt
(in naar schatting 44% van de Java-infecties), in-
clusief de resistentie tegen fluoroquinolonen. Omdat gevon-
den is dat ook Java een tyfeus ziektebeeld kan veroorzaken
of kan leiden tot explosies (2-5), verdient het aanbeveling te
weten waarom de huidige kloon ogenschijnlijk minder pa-
thogeen is voor de mens. Op het Robert Koch-Institut wordt
de reden onderzocht voor de graduele overgang in invasi-
viteit tussen de dT en dT- varianten in isolaten van humane
oorsprong uit verschillende landen, waaronder Nederland.

Het feit dat er sinds 1996 meer humane infecties met Java
worden gevonden hoeft niet te wijzen op een verandering in
pathogeniciteit, maar kan het gevolg zijn van de toename in
het vóórkomen van met Java besmet kippenvlees.

Conclusies en aanbevelingen

De toename van Java in pluimvee in combinatie met resistentie
van Java tegen quinolonen vormt een bedreiging voorde volks-
gezondheid. Eenzelfde ontwikkeling in antibioticaresistentie
bij
Campylobacter jejuni is al meer dan een decennium wereld-
wijd een reden voor discussie over de toelating van quinolonen
voor pluimvee. Voor de volksgezondheid is het risico van qui-
nolonen-resistente salmonella\'s echter groter dan van
Campy-
lobacters, doordat voor een ernstige Salmonella-\\nkci\\Q fluo-
roquinolonen eerste keuze-middelen zijn. Dit in tegenstelling
tot een infectie met Campylobacter. Iedere potentiële beïnvloe-
ding van het therapeutisch effect is ongewenst. Gelukkig lijkt
de zich nu verspreidende resistente kloon in mindere mate pa-
thogeen voor de mens, wat het nemen van maatregelen op korte
termijn niet nodig maakt. Het geeft wel een extra dimensie aan
de discussie over de volksgezondheidsrisico\'s van het gebruik
van quinolonen in pluimvee.

Tabel 3. Resistentie-ontwikkeling van Salmonella Paratyphi B var. Java geïsoleerd uit diverse materialen van kip (mest, vlees, nekvel, caeca, kipproduct, etcetera), gebaseerd op de
frequentie distributie van MIC-waarden voor enkele antibiotica van isolaten, getest in de periode 1999-2000 en 2001-2002 (t/m april). Van resistentie is sprake vanaf de eerste
categorie in de gearceerde velden, het resistentiepercentage wordt getoond in de laatste kolom.

MIC-waarde
(Hg/ml)

0,015

0,03

0,06

0,125

0.25

0,5

1

2

4

8

16

32

64

Res %

Gentamicine

1999-\'00
2001-\'02

14

44
96

2
14

1

4

0
4

Ciprofloxacin

1999-\'00
2001-\'02

15

33
67

11
13

1

5

1
11

14

4

0
0

Flumequine

1999-\'00
2001-\'02

36
59

11
14

13
11

1
1

15

8

5

1

0

25

MIC-waarde

0,25/

0.5/

1/19 2/38 4/76 8/152

16/304 32/608

>32/608

Res%

(Hg/ml)

4,75

9.5

Cotrimoxazol 1999-\'00

1 1 5

4 13

37

89

(Trim./Siilf.) 2001-\'02

3

1 1 3

2

104

93

Naast het nauwgezet blijven volgen van trends in het vóórko-
men van Java bij de mens en in kipproducten, is het in kaart
brengen van het relatieve vóórkomen van Java in de diverse
schakels in de pluimveevlees-productieketen van belang. Dit
zou mogelijk moeten zijn in het vervolg op het Plan van
Aanpak waarbij, bij positieve bevindingen van
Salmonella in
koppels, moet worden geserotypeerd. Amplificering in de
keten en vóórkomen afhankelijk van regio, danwel boerderij
en slachterij kan dan in kaart worden gebracht en mogelijk
extra aangrijpingspunten leveren voor bestrijding.

"De pluimveekloon bereikt de mens wel degelijk"

Om het belang voor de volksgezondheid te kunnen inschatten
op middellange en langere termijn is nader onderzoek naar de
pathogeniciteit van de huidige Java kloon, noodzakelijk.
Het probleem van de toename en persistentie van Java in de
pluimveehouderij en het potentiële gevaar hiervan voor de
volksgezondheid, wordt inmiddels breed onderkend. In mei is
de intentie tot samenwerking uitgesproken tussen het beleid

-ocr page 251-

(ministeries van VWS, LNV en Productscliappen), enlcele
onderzoei<sinstellingen (RIVM, ID-Lelystad, Gezondheids-
dienst voor Dieren en KvW) en de pluimveesecton In een voor-
stel zal een volledig geïntegreerde aanpak worden samengevat.

Literatuur

1 Moor de CE. Varieteiten van S. Paratyphi B met verschillend klinisch
en epidemiologisch karakter 39e Wetenschappelijke vergadering 19
december 1955 op het Rijks Instituut voor de Volksgezondheid en de
streeklaboratoria.

2 Härtung M. Bericht über die epidemiologische Situation de Zoonosen
in Deutschland fur 1996. BgVV-Hefte 9/1998.

3 Breitenfeld V, und Aleraj D. Klinische und bakteriologische Eigen-
schaften der durch Salmonella Java verursachten Salmonellose.Zbl
Bakt I Abt 1967;204:89-99.

4 Brusin S. An infectious hazard of playing soldiers: outbreak of Sal-
monella Java infection associated with a paintball event. Eurosurveil-
lance weekly. 2 July 1998.

5 WHO Global Salm Surv. Message 2000-18,15-5-2000.

6 Zee van der H en Wit B, Boer de E. Monitoring Pathogenen in Kip en
Kipproducten, Jaar 1991 t/m 2001. Keuringsdienst van Waren Oost,

10

12

Afdeling signalering, Zutphen, www.keuringsdienstvanwaren.nl
Pelt van W, Min J, Wit de MAS, Wannet WJB. Giessen van de AW en
Duynhoven van YTHR Een explosieve toename in Nederland van mul-
tiresistente Salmonella Typhimurium DT104 in 2001. Inf Bull 2001;
12(10): 356-62. (www.isis.rivm.nl/inf_bul/)

Dorn C, Schroeter A.Miko A, Protz D, Helmuth R. Increasing number
of
Salmonella Paratyphi B isolates from slaughtered poultry sent in to
the national Salmonella reference laboratory Berl Munch Tierarztl
Wochenschr 2001; 114:179-83.

Bolder NM. Salmonella Java niet uit te roeien??? Onderzoek in het kader
van Actieplan Salmonella en Campylobacter in de Vleespluimveehouderij
2000-f. Notitie ID-Lelystad, Divisie Infectieziekten en Ketenkwaliteit. In
opdracht van PVE en LNV, Maart, 2002.

MikoA, Schroeter A, Dorn C, and Helmuth R. Molecular characteriza-
tion of multiresistant d-tartrate positive
Salmonella Paratyphi B isola-
tes. Submitted 2002.

Ezquerra E, Burnens C, Jones C, and Stanley J. Genotypic typing and
phylogenetic analysis of Salmonella Paratyphi B and S. Jva with IS200.
J General Microbiol 1993; 139: 2409-14.

Seiander RK, Beltran P, Smith NH, Barker RM, Crichton PB, Old DC,
Musser JM, and Whittam TS. Genetic population structure, clonal phy-
logeny and pathogenicity of Salmonella Paratyphi B. Infect Immun
1990; 58: 1891-1901.

InsemAn en UNIFORM-Agri samen in STOen EDI-DAP

H.J. van der Beek en M. L. Beiboer

In de softwareontwikkeling voor de melkveehouderij is een
unieke samenwerking ontstaan tussen UNIFORM-Agri en
InsemAn. In de Windows-versie van UNIFORM worden de
zogenaamde standaardoverzichten (STO\'s) op afstand be-
rekend met behulp van InsemAn. Met dit product is een
nieuwe technologische weg ingeslagen in de automatisering
van de melkveehouderij.

Ontwikkeling van software is duur. Daarom is het een goede
zaak als er door samenwerking kan worden bespaard. InsemAn
is een breed geaccepteerd en toegepast programma bij dieren-
artsen. De berekeningen van de STO\'s met InsemAn worden als
betrouwbaar bestempeld. Ook CR-Delta maakt gebruik van
programmatuur van InsetnAn om STO\'s te berekenen.

Verschillen in STO\'s opgelost

Voorheen deed zich vaak het probleem voor dat de veehouder
en de dierenarts ieder met zijn eigen programma de STO\'s bere-
kende en er verschillen ontstonden. De bespreking van de STO\'s
ging daardoor vervolgens niet over de inhoud, maar vooral over
de verschillen. Dat was verloren tijd en leverde nogal eens er-
gernis op. Ook in studiegroepen werd soms meer gediscussi-
eerd over de juistheid van de getallen dan over de inhoud en dc
inzichten.

Door de berekeningen maar op één plaats door één programina
te laten uitvoeren, is dit probleem opgelost. De Windowsversie
van UNIFORM berekent zelf geen STO\'s maar laat de bereke-
ningen uitvoeren door InsemAn, en wel.. .op afstand! Dit is zo
ver geautomatiseerd, dat de gebruiker het verschil nauwelijks
merkt.

Nieuwe versie van EDI-DAP

Om dit te realiseren moest er een uitwisseling van gegevens ko-
men van UNIFORM naar InsemAn. Het oude EDI-DAP-for-
maat voldeed niet: er waren te weinig gegevens in aanwezig om
alle STO\'s te kunnen berekenen. Om die reden hebben InsemAn
en UNIFORM-Agri in 2001 veel energie gestoken in het ont-
wikkelen van een nieuwe EDI-DAP waardoor deze uitwisseling
wel mogelijk is geworden. Via EDI-Cow, de vereniging die
waakt over de standaardisatie van EDI-berichten in de melkvee-
houderij, zijn deze aanpassingen gerealiseerd.
Met deze samenwerking van InsemAn en UNIFORM is dus
ook EDI-DAP gerenoveerd. De nieuwe versie biedt voor die-
renartsen veel meer mogelijkheden om het bedrijf te analyseren,
Bedrijfsbegeleiding dus! De nieuwe EDI-DAP kan overigens
ook in de InsemAn versie op de dierenartsenpraktijk worden in-
gelezen.

InsemAn als ASP-model

Vanuit gebruikersoogpunt klinkt het bovenstaande wellicht
voor de hand liggend. Maar om het softwarematig, logistiek en
financieel te realiseren is veel werk verzet en zijn veel hobbels
genomen. Eén van de onhaalbare scenario\'s bijvoorbeeld was
het verspreiden van duizenden InsemAn prograinma\'s bij vee-
houders. Problemen op het gebied van installaties, instructies,
onderhoud
(up-dates) en kosten liggen zo voor de hand, dat het
echt anders moest. Er is voor gekozen om InsemAn aan te bie-
den in een zogenaamde ASP-vorm.

ASP staat voor Applicaüon Service Provisioning. Dit houdt in
dat er slechts één InsemAn programma wordt ingezet voor de
berekeningen bij meerdere veehouders. Deze InsemAn versie
staat niet bij de veehouder, maar op een centrale computer in
Assen. InsemAn is voor deze situatie aangepast zodat het pro-
gramma zonder bediening een EDI-DAP kan inlezen en de
STO\'s kan berekenen. De berekende kengetallen worden daarna
in een soort EDl-bericht geplaatst.

Hoe het werkt voor een veehouder

Elke veehouder die de genoemde softwaremodule heeft, kan
letteriijk door een muisklik de STO\'s laten berekenen. Achter

-ocr page 252-

de schermen gebeuren de volgende stappen volledig automa-
tisch:

• een nieuwe versie van EDI-DAP wordt aangemaakt;

• er wordt modemverbinding gemaakt met de centrale compu-
ter in Assen;

• het EDI-DAP bestand wordt overgestuurd en aan InsemAn
aangeboden;

• het EDI-DAP bestand wordt ingelezen; InsemAn berekent de
STO\'s en tevens het basisoverzicht kengetallen van de ge-
zondheidsplanner;

• InsemAn produceert een EDI-bestand met de uitslagen van
de berekening;

• het EDI-bestand met de berekende kengetallen wordt terug-
gestuurd;

• de modemverbinding wordt verbroken en het EDI-bestand
met berekende kengetallen wordt ingelezen.

• de veehouder krijgt op zijn/haar scherm het nieuwe STO te
zien.

Dit hele proces duurt slechts enkele minuten en de veehouder
hoeft niets (!) te doen.

Tijdens deze procesgang worden alle STO\'s berekend en is er te-
vens het basisoverzicht kengetallen van de gezondheidsplanner.
Dit proces kan 24 uur per dag gedurende zeven dagen per week
door de veehouder worden opgestart.

Uitwisseling met dierenartsenpraktijk

De mogelijkheden tot uitwisseling van de gegevens met de die-
renartspraktijk zijn tevens uitgebreid. Veehouders kunnen al
hun overzichten direct e-mailen. Door één druk op de knop \'e-
mail\' wordt hun e-mailprogramma opgestart en wordt het over-
zicht als een bijlage (in PDF-formaat) aan een e-mail gehangen.

Het juiste adres invullen, eventueel nog opmerkingen toevoegen
en het STO kan worden verzonden.

Een tweede mogelijkheid is dat de veehouder het nieuwe EDI-
DAP-bestand rechtstreeks naar de dierenarts kan sturen. Dit
werkt voor de veehouder op dezelfde manier, en de dierenarts
krijgt zo alle gegevens van het bedrijf voor een uitgebreide ana-
lyse.

Door deze aanpassingen kan de communicatie tussen de vee-
houder en zijn omgeving gemakkelijker verlopen.

Stimulering gebruik STO en EDI-DAP

Om het gebruik van de STO\'s en EDI-DAP te stimuleren en te-
vens de samenwerking met InsemAn te promoten, zal UNI-
FORM-Agri al haar Windowsklanten dit najaar gratis de twee
softwaremodules op proef geven. Tot het eind van 2002 kunnen
alle Windowsgebruikers van UNIFORM (circa 2000) gratis
over de STO-module en de nieuwe EDI-DAP beschikken. Als
men enige tijd met de modules heeft gewerkt, kan men de
waarde ervan goed beoordelen. De verwachting is dat veel ge-
bruikers tot aanschaf van de module overgaan. UNIFORM-
Agri zal de gebruikers aan het eind van de proefperiode een aan-
trekkelijke aanbieding doen.

Samen een grote stap vooruit

Door het concretiseren van een rationele visie op automatise-
ring, is een unieke samenwerking ontstaan, die technologisch
hoogstaand is en voor zowel veehouders als dierenartsen veel
praktische voordelen biedt. InsemAn en UNIFORM-Agri to-
nen hiermee aan verder te kunnen kijken dan de perikelen van
alle dag.

Ir. H.J. van der Beek is werkzaam bij UNIFORM-Agri en drs. M.L Beiboer bij
InsemAn.

Onderzoek ID-Lelystad brengt verbeterd RSV-vaccin in zicht

Het ID-Lelystad heeft in een Europees samenwerkingsver-
band kunnen aantonen dat het vaccin tegen pinkengriepvi-
rus (BRSV) runderen niet beschermt, maar juist zieker
maakt. Onderzoeker Adriaan Antonis van ID-Lelystad ont-
wikkelde een model om BRSV-infecties bij runderen te be-
studeren. Het aantonen van dit niet-veilige vaccin is van be-
lang omdat de menselijke variant van het virus, HRSV,
ernstige luchtweginfecties bij met name jonge kinderen en
ouderen kan veroorzaken. Bij kinderen is in 1969 een vaccin
toegepast dat ernstige ziekte heeft veroorzaakt bij kinderen
die later besmet werden, in plaats van hen te beschermen.
Het model van Antonis biedt de mogelijkheid beter het me-
chanisme te doorgronden dat voor een veilig HRSV-vaccin
nodig is. Potentiële RSV-vaccins zullen in de toekomst op-
nieuw op hun werkzaamheid worden getest en in het bijzon-
der op de veiligheid. Met deze doorbraak verwacht ID-
Lelystad bij te dragen aan de ontwikkeling van veilige
HRSV-vaccins voor mensen en BSRV-vaccins voor dieren.

Sterke overeenkomst BRSV- en HRSV-verspreiding

Het koeien (bovine) respiratoir syncytiaal virus (BRSV) is een
Pneumovirus, dat wereldwijd voorkomt. Het virus veroorzaakt
jaarlijks uitbraken van ademhalingsziekte bij met name kalve-
ren jonger dan zes maanden. De wijze waarop het virus zich ver-
spreidt, de infectie en de bijbehorende ziekteverschijnselen ko-
men sterk overeen met die van het menselijk (humaan) respira-
toir syncytiaal virus. Om BRSV-infecties bij runderen te bestu-
deren, is de afgelopen jaren een model ontwikkeld dat ook kan
worden toegepast onder experimentele omstandhcden. Wan-
neer kalveren het virus krijgen toegediend, vertonen ze binnen
een week de eerste klinische verschijnselen die horen bij een
luchtweginfectie veroorzaakt door BRSV. De verschijnselen
zijn nagenoeg gelijk aan de waarneming onder praktijkomstan-
digheden. De kalveren krijgen koorts, gaan snotteren, hoesten,
voelen zich minder lekker en gaan moeizamer en sneller adem-
halen. Indien er geen complicades (secundaire infecties) optre-
den - hetgeen onder experimentele omstandigheden meestal het
geval zal zijn - genezen de kalveren weer vrij snel. Onder prak-
tijkomstandigheden zal het verioop veelal vele malen dramati-
scher zijn, doordat allerlei andere factoren een rol meespelen.

Ontwikkeling humaan-RSV-vaccin kent hoge prioriteit

De ontwikkeling van een humaan-RSV-vaccin heeft sinds jaar
en dag hoge prioriteit. De ontwikkeling hiervan verliep tot dus-
ver moeilijk door de dramatische gevolgen van een in de jaren
zestig ontwikkeld vaccin, dat destijds kinderen achteraf juist
veel gevoeliger leek te maken voor een RSV-infectie, in plaats
van dat het de kinderen de gewenste bescherming bood. Met het
onderzoek van Adriaan Antonis komt een verbeterd humaan-
RSV-vaccin in zicht.

-ocr page 253-

Uit de problemen rond het afleve-
ren van een veulen-wormmiddel, of
het voorschrijven van medicijnen
bij pinkengriep die IBR blijkt te
zijn, blijkt dat een groepspraktijk
nog wel eens misverstanden kan
veroorzaken. Niet alleen bij het
werkzame personeel, ook bij cliën-
ten.

Welke dierenarts moet de hond behandelen?

Een vraag die simpel lijkt: de dierenarts waarmee de eigenaar
een afspraak voor de behandeling heeft gemaakt. In de huidige
groepspraktijken ligt dat echter niet zo eenvoudig want de af-
spraak voor een behandeling wordt meestal gemaakt door een
assistente. Waarschijnlijk is het bij veel behandelingen voor de
eigenaar niet eens duidelijk welke dierenarts het dier heeft be-
handeld. In dit geval levert dat problemen op, misschien omdat
één van beide honden vlak na de operatie overlijdt?

Dodelijk tandsteen

Voor de twee hondjes Joris en Max* is een afspraak gemaakt
om ze te laten castreren en meteen een tandsteenbe-
handeling te geven. Dc dieren worden \'s och-
tends onder handen genomen door dierenart-
sen A en B van de praktijk. De dieren
krijgen gasnarcose en de zuurstofuitwis-
seling wordt in de gaten gehouden door
een capnograaf Tijdens de ingreep
wordt de ademhaling van hondje Joris
wat oppervlakkig en de beademing
wordt uitgeschakeld. De hond wordt
uitgewassen met behulp van zuivere
zuurstof en overgebracht naar de
ruimte waar de tandsteenbehandeling
wordt uitgevoerd. Joris wordt op dat
moment al een beetje wakker en krijgt
daarom 0,4 ml Valium. Kort daarna krijgt
hij een hartstilstand. Dierenarts C geeft de
hond intracardiale injecties met antisedan en adre-
naline. Enige tijd later blijkt het dier ook een klaplong te
hebben. C brengt een thoraxdrain aan en draagt de hond aan het
einde van de werkdag over aan een praktijkgenoot voor verdere
behandeling. Het mag niet baten, de hond overlijdt kort daarna.

Een radioloog en een anesthesiespecialist verklaren dat de oor-
zaak van de pneumothorax röntgenologisch niet te achterhalen
is, maar dat het mogelijk is dat deze door de intracardiale injec-
tie is veroorzaakt. Daarbij moet echter niet worden vergeten dat
er sprake was van een hartstilstand en acuut opgetreden moest
worden. De algemene aanpak van de anesthesie noemt de spe-
cialist overigens uitstekend.

Wie, wat, waar en wanneer?

Waar de eigenaren bij het Tuchtcollege vooral over klagen, is
over het feit dat C de ingreep niet zelfheeft verricht, terwijl dit
naar hun mening wel met de praktijk was afgesproken. Het

Veterinai
tuchtrech

Tuchtcollege vindt dat een dierenarts zich in het kader van de
integriteit van de diergeneeskundige hulpverlening in principe
moet houden aan de met de eigenaar gemaakte afspraken over
de behandeling van dat dier. De vraag is hier: was er een expli-
ciete afspraak dat C zelf de castraties en de gebitssanering zou
uitvoeren? Dat blijkt nergens. Er is geen sprake van een exclu-
sieve behandelingsafspraak in het algemeen en ook niet speci-
fiek voor dit geval.

De eigenaren van de hondjes zijn het hier niet mee eens. Geen
concrete afspraken? Ze hebben toch eerder tegen een assistente
al eens gezegd dat alleen C nog aan hun honden mocht komen?
Dat is dan toch duidelijk? Ze hebben zelfs apart gevraagd of C
op de dag van de operatie wel aanwezig was, duidelijker kan
het niet. Het Tuchtcollege vindt dit onvoldoende. Als de eigena-
ren van de honden zoveel waarde hechtten aan een exclusieve
behandeling door C, hadden ze dat bij het maken van de af-
spraak moeten vermelden. Een losse mededeling van een half
jaar geleden aan een assistente is ontoereikend.

Wie eist bewijst!

Los van eventuele afspraken, is het volgens het Tuchtcollege
geenszins laakbaar dat C de hond aan praktijkgenoten
heeft overgedragen, aangezien de praktijkgeno-
ten bevoegd en kundig zijn. Niet alleen is het
gevolgde protocol voor dc anesthesie en dc
bewaking ruimschoots voldoende, C
heeft de behandeling onmiddellijk over-
genomen en gecoördineerd toen er
complicaties ontstonden. Het is moge-
lijk dat de complicaties kunnen worden
toegeschreven aan de toegediende va-
lium maar het staat niet vast. In ieder
geval heeft de dierenarts daarmee niet
veterinair onjuist gehandeld en evenmin
bij het aanbrengen van de thoraxdrain.

De klacht van de eigenaren wordt op alle
fronten ongegrond verklaard. De eigenaren
gaan hiertegen in beroep want zij vinden het
een ernstige zaak dat hun vertrouwen in de praktijk
is beschaamd. Het Beroepscollege maakt echter op een
eenvoudige manier korte metten met de zaak. De reden die de
eigenaren in beroep aanvoeren hebben alleen betrekking op de
klacht over de behandeling door een andere dierenarts dan C.
Het Beroepscollege verdiept zich niet in het gekissebis over de
vraag of er nu wel of geen exclusieve afspraak was. De eigena-
ren hebben niets naar voren gebracht waaruit blijkt dat het feit
dat dierenarts C de behandeling niet zelfheeft verricht van in-
vloed is geweest op de kwaliteit van de verleende zorg. Met an-
dere woorden: wat er ook zij van een afspraak of van het ge-
schonden vertrouwen van de eigenaar, het heeft voor de
verleende diergeneeskundige hulp niets uitgemaakt.
Aangezien het Beroepscollege zich alleen kan en wil buigen
over de toetsing van de zorgvuldigheid van de diergeneeskun-
dige hulp wordt het beroep verworpen,

* de namen zijn gewijzigd

Perikelen uit een groepspraktijk

I. Boissevain

-ocr page 254-

J. van Herten

Vanaf februari 2000 is het mogelijk honden en katten
mee te nemen naar het Verenigd Koninkrijk door
middel van het Pet Travel Scheme, zonder dat ze eerst
zes maanden in quarantaine moeten. Op zich een
goede zaak, maar in de praktijk blijkt de geplande reis
met huisdier toch nog wel eens op een teleurstelling uit
te lopen. Eén van de belangrijkste redenen hiervoor is
dat de voorgeschreven procedures niet goed gevolgd
zijn. Helaas is de dierenarts hier nogal eens debet aan.
Reden om er op deze plaats toch nog eens aandacht
aan te besteden.

Er zijn een viertal basisvoorwaarden, namelijk:
Microchip

Voordat het dier gevaccineerd wordt en een bloedonder-
zoek ondergaat, moet er een microchip zijn ingebracht.
Het nummer van de microtransponder moet genoteerd
worden in het Dierenpaspoort en tevens op het Pet Travel
Scheme document.

Rabiësvaccinatie

Het dier moet minimaal drie maanden oud zijn en voordat
er geënt kan worden, moet eerst een microchip zijn inge-
bracht. Wanneer de hond of kat in het verleden reeds tegen
rabiës gevaccineerd is, dan moet er eerst een microchip en
daarna een nieuwe inenting tegen rabiës gegeven worden.
Het vaccin dat gebruikt wordt, moet goedgekeurd zijn
door het Britse ministerie van Landbouw (Nobivac® of
Rabisin®). Om de hele procedure binnen de gestelde tijd
af te kunnen ronden, moet de rabiësvaccinatie minimaal
zeven maanden voor het vertrek gegeven zijn.

Antilichaam-titerbepaling

Er wordt geadviseerd om op ongeveer dertig dagen na de
inenting bloed af te nemen voor een titerbepaling. Dit
dient tc gebeuren in een speciaal daartoe bevoegd labora-
torium. De eis is een titer van minimaal 0,5 lU. Als de test
niet positief uitvalt dan moet er nogmaals gevaccineerd en
getest worden. Wanneer het dier, na een eenmaal goed ver-
lopen bloedonderzoek, op de volgens de fabrikant aange-
geven wijze wordt gehervaccineerd, hoeft het bloedonder-
zoek voor een volgende reis naar het Verenigd Koninkrijk
niet herhaald te worden.

Gedurende de zes maanden na het afnemen van het bloed-
onderzoek mag het dier het Verenigd Koninkrijk niet in!
Mocht het dier namelijk vlak voor de vaccinatie onver-
hoopt toch geïnfecteerd zijn met rabiës, dan zal de titerbe-
paling uiteraard ook positief uitvallen maar er kan helaas
geen onderscheid gemaakt worden met een door het vac-
cin veroorzaakte titerstijging. Voor het verschijnen van de
symptomen van rabiës houdt men een incubatietijd aan
van zes maanden.

Behandeling tegen teken en wormen

Tussen de 24 en 48 uur voor vertrek dient aan de dieren
door de dierenarts een behandeling met voorgeschreven
middelen gegeven te worden tegen teken en wormen (het
gaat hier met name om de vossenlintworm,
Echincoccus
Multilocularis).
Elke keer als de hond of kat naar het
Verenigd Koninkrijk reist moet deze behandeling her-
haald worden. Als mensen bijvoorbeeld het vliegtuig, de
trein of de boot missen moet de behandeling nogmaals ge-
geven worden. Vergezeld van een nieuw formulier mag
men dan pas 24 uur later afreizen.

Pet Travel Scheme

Al deze gegevens moeten ingevuld worden op een speci-
aal daarvoor bestemd document: het Pet Travel Scheme
(tegen betaling te verkrijgen bij RVV-centraal, 070-
3578811). Aan de ene zijde dient de gezondheidsverkla-
ring ingevuld te worden door de practicus en aan de an-
dere zijde het gedeelte over de wormen- en
tekenbehandeling. Er staat ook nog een klein regeltje op
het formulier over de uitslag en de datum van het bloed-
onderzoek, dit wordt vaak vergeten!
Na het ondertekenen van het formulier door de dierenarts
moet de dicreigenaar vervolgens een afspraak maken bij
het RVV kringkantoor, waar het formulier gelegaliseerd
wordt. Als het de eerste keer is dan neemt de RVV-dieren-
arts ook nog een levende keuring bij het dier af Na legali-
sering is het document dan zes maanden geldig. Wordt er
in die tijd nog vaker naar het Verenigd Koninkrijk gereisd,
dan moet er wel steeds een teken- en wormenbehandeling
gegeven worden. Dit moet dan op een nieuw formulier af-
getekend worden, maar de oude gezondheidsverklaring
moet men wel weer meenemen.

Reizen met je huisdier naar het Verenigd Koninkrijk door
middel van het Pet Travel Scheme, kan alleen via be-
paalde routes met vliegtuig, boot of trein.
Er zijn ook mensen die met een Pet Travel Re-Entry Form
reizen, dat zijn mensen die in Engeland wonen. Het enige
wat de dierenarts dan hoeft te doen is een wormen- en te-
kenbehandeling geven plus het officiële document.
Nota bene: voor mensen die naar lerland reizen geldt wel
een quarantaineperiode van zes maanden. Maar wanneer
men via het Verenigd Koninkrijk reist door middel van
een Pet Travel Scheme dan is dit niet het geval!

Voor de meest actuele reisinformatie over het Verenigd
Koninkrijk zie www.britain.nl

Het reizen met huisdieren naar het Verenigd
Koninkrijk

-ocr page 255-

D. Mevius

Vrijdag 4 oktober 2002 is Maurine Leverstein-van Hail ge-
promoveerd op een ook voor de veterinaire sector actueel
en belangwekkend onderwerp. De titel van haar proef-
schrift luidt: The grow ing problem of drug resistant bacte-
ria. The role of horizontal gene transfer\'. Dr. Leverstein-
van Hall werkt op bet Eikman Winkler Instituut van bet
Universitair Medisch Centrum van Utrecht. Zij heeft de
mechanismen die ten grondslag liggen aan multiresistentie
bij
Enterobacteriaceae in het ziekenhuis en de epidemiolo-
gie daarvan onderzocht.

De aanleiding voor het onderzoek was een toename van multi-
resistente
Enterobacteriaceae (onder andere Klebsiella oxy-
toca)
in patiënten van de afdelingen Neurologie en Neuro-
chirurgie van het UMCU Er waren aanwijzingen dat het hier
om horizontale transmissie van resistentiegenen ging en niet de
verspreiding van een epidemische kloon. Ze richtte het onder-
zoek op de aanwezigheid en variabiliteit van zogenaamde
klasse 1 integronen, dit zijn genetische structuren die in staat
zijn om actief resistentiegenen (gencasettes) op te nemen en tot
expressie te brengen. Integronen zijn gelocaliseerd op mobiele
genetische elementen (plasmides) die in staat zijn om over te
springen tussen verschillende bacteriën, zowel binnen als buiten
de soort. Integronen met tot wel vijf verschillende resistentiege-
nen zijn niet onbekend in
Enterobacteriaceae en werden ook
door haar gevonden. Naast de resistentiegenen in het integron
liggen er vaak nog additionele resistentiegenen op het plasmide.
Een bacterie met een dergelijk plasmide is dan ook vaak re-
sistent tegen een groot aantal verschillende klassen van antibio-
tica (i.e. multiresistent). Ze toonde negen genetisch verschil-
lende integronen aan en leverde het bewijs van horizontale
transmissie binnen bacteriën van één patiënt en van verschil-
lende patiënten van één afdeling. Dc negatieve werking hiervan
is dat er meerdere antibiotica zijn die bij gebruik voor resistentie
en vooral ook voor multiresistentie kunnen selecteren, hetgeen
de therapiekeuzc cn het therapeutisch effect kan beïnvloeden.

Horizontale verspreiding

Hoewel in lagere percentages dan in het ziekenhuis zijn ook
mensen buiten het ziekenhuis drager van klasse 1 integronen in
hun Gramnegatieve darmflora. Dit dragerschap vormt weer
een risico voor horizontale verspreiding bij opname in een zie-
kenhuis. Ook in landbouwhuisdieren komen dezelfde klasse 1
integronen veelvuldig voor in
E. coli en Salmonella spp., welke
een potentiële bron zijn voor verspreiding via voedselketen of
milieu naar de bevolking. Ze toonde zelfs aan dat integronen in
landbouwhuisdieren en mensen identiek zijn, wat zij als een in-
direct bewijs beschouwt voor horizontale transmissie via de
voedselketen.

Klasse 1 integronen herbergen in 90% van de gevallen een re-
sistentiegen dat codeert voor sulfonamiden-resistentie
l^sull-
gen). Ook in de door dr Leverstein-van Hall onderzochte po-
pulatiestammen bleek dit zo te zijn. Er was dan ook een
duidelijke relatie tussen fenotypisch resistent zijn (hoge MIC-
waarde) tegen sulfonamiden en de aanwezigheid van integro-
nen. Dit bleek ook op te gaan voor trimethoprim, dit laatste had
waarschijnlijk te maken met integratie van het hiervoor code-
rende gen in het integron. Ze concludeert dat de associatie tus-
sen integronen en het
Sull-gen een beleid suggereert gericht op
reductie van het gebruik van (trimethoprim) sulfonamiden in
ziekenhuizen en ook in de diergeneeskunde. Dat ze deze laatste
suggestie opneemt is de reden dat ik de pen heb opgenomen.
In het huidige veterinair antibioticumbeleid wordt de combina-
tie trimethoprim en sulfonamiden in het algemeen als eerste, of
tweede keuzemiddel aangeduid en het ontbrak bij het opstellen
van de formularia aan kennis over bovenbeschreven effecten
op selectie van overdraagbare multiresistentie. Deze combina-
tie wordt dan ook veelvuldig toegepast, 94 ton in 2001 en een
groot deel daarvan in de intensieve veehouderij als koppelbe-
handeling. De selectiedruk door dit gebruik is groot en hoewel
de bijdrage aan het voorkomen van deze integronen in verschil-
lende populaties niet te kwantificeren is, zal deze ongetwijfeld
bestaan.

Als interventie voor een dergelijk probleem in een ziekenhuis-
afdeling beschrijft ze als enige potentieel effectieve optie het
tijdelijk opschorten van het gebruik van antibiotica waarvan
bekend is dat de resistentie coderende genen sterk geassocieerd
zijn met integronen, naast hygiënische maatregelen. Dat zijn
naast de sulfonamiden, in ieder geval trimethoprim, ampicil-
line/amoxicilline, aminoglycosiden. Omdat resistentie tegen
quinolonen, hoewel niet gecodeerd door een gen op een inte-
gron, bijna alleen voorkomt in stammen die multiresistent zijn,
wordt ook het gebruik van quinolonen afgeraden. Alleen carba-
penems en amikacine bleven over als therapeutische optie voor
behandeling van infecties door
Enterobacteriaceae.
Het mag duidelijk zijn dat in een geïsoleerde afdeling van een
ziekenhuis, een dergelijk beleid mogelijk is. In de diergenees-
kunde is dat natuurlijk wat ingewikkelder Als bovenstaand
rijtje kritisch bekeken wordt, blijven eigenlijk enkel de tetracy-
clincn over Hoewel dat de meest gebruikte antibiotica zijn in
de diergeneeskunde (> 200 ton/jaar) bestaat er veel resistentie
in dierpathogenen en is effectiviteit niet altijd te waarborgen.
Het huidige antibioticumbeleid is gericht op restrictief gebruik,
dat wil zeggen het juiste middel voor de juiste indicatie met zo
min mogelijk kans op resistentie selectie. Vooral het gebruik
van modernere middelen die van groot belang zijn voor de
volksgezondheid staat constant ter discussie (zie elders in dit
nummer). Bovenstaande gegevens maken duidelijk dat voor
het gebruik van oudere middelen mogelijk dezelfde restricties
moeten gelden. Echter de mogelijkheden voor verdere inter-
ventie zijn natuurlijk beperkt. We hebben een veehouderij-
systeem waar we niet zomaar omheen kunnen. Of het nu inten-
sieve veehouderij betreft of biologische, dierziekten zullen
altijd een rol spelen en antibiotica zullen moeten worden ge-
bruikt. Er zal hoe dan ook een bijdrage bestaan aan de pool van
overdraagbare resistentiegenen via voedselketen of milieu.
Hoewel ik een groot voorstander ben van restrictief en rationeel
antibioticumgebruik, moet een dierenarts wel een adequaat ar-
senaal antibiotica tot zijn beschikking kunnen hebben om een
rationele keuze te kunnen maken. Hoewel de bijdrage via de
voedselketen aan de pool van resistentiegenen in de bevolking
evident is, bepaalt het antibioticumgebruik in het ziekenhuis of
deze resistentiegenen een probleem kunnen vormen bij de the-
rapie.

Veterinair antibioticumbeleid op de helling?

-ocr page 256-

Rond het verbieden van de groeibevorderaars is deze discussie
ook gevoerd. Ook daar bleek de overdracht van resistentiegenen
van dier naar mens op te treden. Een substantiële bijdrage aan de
enkele jaren na het verbod van avoparcine opgetreden proble-
men met vancomycine resistente enterokokken in Nederlandse
ziekenhuizen is echter uitermate onwaarschijnlijk. Het feit dat
het hier om oneigenlijk gebruik van antibiotica ging als groei-
bevorderaar, maakte het verbod acceptabel. Het aanbrengen van
verdere restricties in het gebruik van antibiotica in dieren is
geen oplossing. Voor resistentiegenen bestaan immers geen
grenzen. Controle op geïmporteerde dierlijke producten ont-
breekt en in derde landen zal met enkele uitzondering daargela-
ten een minder goed of geen antibioticumbeleid bestaan.
Een panklare oplossing zie ik niet, hoewel deze problematiek
de decontaminatie van voedsel van dierlijke oorsprong weer in
een ander daglicht zet. Decontaminatie zou een grote bijdrage
kunnen leveren aan de preventie van verspreiding van voedsel-
pathogenen en resistentiegenen.

Dik Mevius is werkzaam bij CIDC-Lelystad, Cluster Infectieziekten.

MPA-besmetting kost meer dan € lOO miljoen

De besmetting van veevoer en varkens met het MPA-hor-
moon heeft 107 tot 132 miljoen euro gekost. Het overgrote
deel van de kosten is voor rekening van het bedrijfsleven.
De kosten voor de overheid worden geschat op circa 6 mil-
joen euro. Dat schrijft minister Cees Veerman (Landbouw)
op 12 september in een brief aan de Tweede Kamer.

Verder schrijft Veerman dat de MR\\-aflfaire duidelijk heeft ge-
maakt dat de rijksoverheid moet kunnen ingrijpen in de vee-
voedersector. "Het ontbreekt in de huidige situatie aan de in-
strumenten hiervoor. Het productschap Diervoeder heeft wel
bevoegdheden, zoals het afgeven van een GMP-erkenning en
dc ter beschikkingshoudingsplicht (TBH). Ik acht deze instru-
menten echter onvoldoende om daadwerkelijk grip te krijgen
op de veevoedersector. Ik vind het daarom van groot belang dat
de bevoegdheden van LNV op korte tennijn worden uitge-
breid. In de Kaderwet Diervoeders die thans ter behandeling bij
de Tweede Kamer ligt, is voorzien in een uitbreiding van die be-
voegdheden."

Onder toezicht geplaatste bedrijven

De 26 getroffen bedrijven hebben een opkoopregeling aange-
boden gekregen. Deze regeling voorziet in een opkoop van de
varkens voor zover deze in aanraking zijn geweest met voeder
dat met MR\\ vervuild is. De opgekochte varkens zijn gedood
in een slachterij en vervolgens ter destructie afgevoerd.
Middels voorfinanciering is bijgedragen aan de uitvoering
van deze regeling onder de uitdrukkelijke voorwaarde dat de
voorfinanciering binnen vier jaar wordt terugbetaald aan
LNV

Niet alle 26 veehouders hebben zich aangemeld voor de rege-
ling. Een drietal eigenaren van twaalf bedrijven heeft ge-
meend niet aan de voorwaarden in de regeling te kunnen vol-
doen of heeft om andere redenen de aanvraag ingetrokken.
Deze bedrijven staan nog onder toezicht van de AID. Pas nadat
de dieren die met MPA-vervuild voeder hebben gegeten zijn
afgevoerd, kan er sprake zijn van opheffing van de Onder
Toezicht Plaatsing (OTP). De afvoer kan geschieden ter de-
structie of ter slacht nadat de dieren individueel getest zijn op
MPA. Het vlees van de negatief geteste dieren mag in het laat-
ste geval alleen worden afgezet op de nationale markt. Het
gaat hier om circa 55.000 varkens van de in totaal 78.000 var-
kens.

Elk dier testen

Ingevolge de geldende regelgeving, zowel de Europese als de
nationale, is het verboden dieren waaraan op enigerlei wijze
niet-toegestane stoffen zijn toegediend in de handel te brengen.
Desalniettemin is in Europees verband op 24 juli afgesproken
dat de dieren die in aanraking zijn geweest met veevoeder dat
met MPA is vervuild, op de nationale markt mogen worden af-
gezet mits elk dier is getest op MPA en de uitslag daarvan nega-
tief is. Op deze wijze wordt enerzijds gegarandeerd dat geen
vervuild vlees in de voedselketen terechtkomt, en anderzijds
toch een alternatief geboden voor destructie.

Recall diervoeder

De recall van diervoeder is inmiddels uitgevoerd. Vijftien pro-
cent van de totale geleverde hoeveelheid vervuild veevoer is
teruggehaald door de veevoederindustrie. Uiteraard kan in dit
geval nooit alles worden teruggehaald omdat veevoeder in de
meeste gevallen vrijwel direct na levering op de veehouderijen
wordt vervoederd. Veerman is van mening dat de recall door
het bedrijfsleven niet voldoende energiek is opgepakt. Hij
vindt dat ondernemers zelf verantwoordelijk zijn voor de kwa-
liteit van de producten die zij produceren, en zij dienen garan-
ties te eisen van leveranciers.

"De veevoedersector heeft zich naar mijn mening in eerste aan-
leg onvoldoende van haar verantwoordelijkheid bewust ge-
toond. Ik vind dat teleurstellend. Ik heb dat ook aan de voorzit-
ter van het Productschap Diervoeder kenbaar gemaakt", aldus
Veerman

Monitoringsprogramma

Teneinde vast te stellen dat de maatregelen voor de verwijdering
van MPA uit vee en veevoeders tot het gewenste resultaat heb-
ben geleid, heeft Veerman een monitoringsprogramma laten uit-
voeren door de AID en de RVV Daarbij zijn per dag tientallen
monsters van dieren genomen en enkele tientallen voedermon-
sters per week. Tot eind augustus is in dieren geen MPA meer
aangetroffen. Wel is enkele malen licht verontreinigd veevoeder
aangetroffen. Dit veevoer is onmiddellijk teruggehaald.

-ocr page 257-

Ditmaal ook toegankelijk voor niet DIB-leden was het
bezoek aan de Dienst Levende Have in Nunspeet een
groot succes. We kregen uitleg over de training van jonge
politiepaarden en demonstraties van speurhonden.

Op 5 september 2002 hield de Groep Dierenartsen werk-
zaam in het Bedrijfsleven (DIB) zijn 582e Algemene Leden-
vergadering. Voorafgaande aan de drukbezochte vergade-
ring bracht DIB een bezoek aan de Dienst Levende Have
Politie. Het ruim opgezette complex in Nunspeet bezit twee
overdekte rijbanen en stalling voor veertig paarden. De
paarden worden vooral ingezet van donderdag tot en met
zondag tijdens concerten, koopavonden, in het uitgaansleven
en tijdens voetbalwedstrijden. Buiten het werk mogen ze
naar buiten in één van de weiden of wat bewegen in de stap-
molen.

Selectie

Door de politie worden paarden van drieënhalf tot tien jaar
oud aangekocht die minimaal zijn aangereden en verkeers-
mak zijn. Gedurende een periode van veertien dagen komen
de paarden op proef waarin zijn rustig binnen en buiten wor-
den gereden en klinisch worden gekeurd. Bloedlijnen zijn
niet belangrijk voor het politiewerk alhoewel Burggraaf en
Legaat goede politiepaarden hebben voortgebracht.

Rust

Het paard is een vluchtdier en hiermee wordt terdege reke-
ning gehouden tijdens de training van een halfjaar die de
paarden moeten doorlopen alvorens op straat te kunnen
worden ingezet. Tijdens de demonstratie laten vier
paarden, in verschillende stadia van training en volleerde
paarden, zien wat daarbij komt kijken. Ze moeten over ma-
trassen kunnen lopen, niet schrikken van geluid (schieten,
sirene, betonmolen, toeters), bewegende dingen (para-
plu\'s, vlaggen, ballen) en leren tegen oefenvoorwerpen aan
te lopen zoals een surfzeil (met het hoofd), grote bal en
balken op borsthoogte. Opvallend is de rust waarmee de
training gepaard gaat. Nieuwe paarden worden begeleid
door volleerde paarden en de paarden mogen rustig staan
kijken naar vreemde voorwerpen. De paarden moeten on-
geveer 80 cm kunnen springen en verder wordt voorname-
lijk de stap, draf, galop, achterwaarts en zijwaarts geoe-
fend.

Traangas

Paarden hebben geen last van traangas, ook pepperspray kan
vanaf het paard worden gebruikt. Als het paard dat in zijn
oog krijgt dan heeft het daar maar geringe last van. Er wordt
in de praktijk weinig geweld tegen de paarden gebruikt, de
patrouillepaarden zijn dan ook normaal opgetoomd, de ME-
paarden krijgen meer bescherming echter hoe meer be-
schermd, hoe moeilijker de paarden zich bewegen.
De avond/nachtpatrouilles werken van ongeveer tien uur
\'s avonds tot vier uur \'s nachts waarbij de paarden het meren-
deel van de tijd rustig staan te wachten om in actie te komen.

Honden

In Nunspeet zijn ook politiehonden gehuisvest. Er is een
kleine afdeling met surveilancehonden die, omdat zij als wa-
pen worden gebruikt extreem gehoorzaam moeten zijn. De
geur- en speurhonden daarentegen moeten sporen zoeken en
mogen zich juist niets aantrekken van hun begeleider. De
speurhonden worden getraind op bepaalde geuren, dit kan
zijn narcotica, explosieven, tabak, brandversnellende mid-
delen, maar ook lijken en bloedresten.

Lijken onder water

Erzijn zelfs honden die lijken in het water kunnen ruiken. Het
komt wel voor dat de hond een positief respons geeft en de
duikers niets kunen vinden, maar er na een bepaalde tijd toch
een lijk boven komt drijven. Onder beton kunnen de honden
geen menselijke resten ruiken tenzij er lucht via scheuren vrij
kan komen. Wanneer lijken 1,5 meter diep worden begraven
kunnen de honden ze meestal niet meer ruiken, echter de poli-
tie heeft dan nog een ander hulpmiddel, de prikstok.

Ceuridentificatie

Een speciale groep honden vonnen de geuridentificatiehon-
den. Tijdens rechtszaken worden deze honden gebruikt om een
dader aan te wijzen. Deze test wordt betrouwbaarder ingeschat
dan de bekende Oslo-confrontatie! Getrainde honden schijnen
minder fouten te maken dan een getuige. In twee rijen worden
zeven staafjes met menselijke geuren in willekeurige volgorde
gelegd waarbij in de ene rij het verdachte staafje voor een con-
trolestaaQe ligt en in de andere rij juist erachter. Deze staafjes
zijn van geur voorzien doordat de bertrokken personen deze in
hun handen hebben gehouden. Een controle wordt ingebouwd
omdat een hond een voorkeur kan hebben voor een bepaalde
menselijke geur en als dat nou eens toevallig voor de verdachte
is\'? Dus, eerst krijgt de hond een voorwerp van de controleper-
soon te ruiken en moet dan het juiste staalje erbij zoeken, dit
gebeurt twee keer. Daarna krijgt de hond een voorwerp van de
verdachte te ruiken en moet vervolgens uit de overgebleven zes
staaljes de juiste eruit halen, en ook dit gebeurt twee keer.

Training

Het is dus belangrijk dat er blind getraind wordt, dat wil zeg-
gen dat de begeleider ook niet weet welke staafje van de ver-
dachte is, en zo geen signalen naar de hond kan uitzenden.
De honden worden aangekocht als anderhalf tot twee jaar
oud zijn, omdat de training toch zo zwaar is dat ze daar al-
leen volwassen honden voor willen gebruiken. Honden ko-
men van asiels of uit andere traningstrajecten. Er worden nog
geen speurhonden gefokt. De training duurt ongeveer een
half jaar. Er worden voornamelijk herders gebruikt en dan
met name de Mechelaar. Om de lijkenhonden te trainen
wordt kleding vanuit het mortuarium beschikbaar gesteld.

Groep Dierenartsen in het Bedrijfsleven bezoekt
Dienst Levende Have Politie

L. van Veen

-ocr page 258-

De Werkgroep Leverbotprognose verwacht een lever-
botinfectie. Op bedrijven waar vorig jaar leverbot is
vastgesteld, adviseert de Werkgroep om schapen nu te
behandelen.

De maanden augustus en september van het afgelopen jaar
waren extreem vochtig en de daaropvolgende winter zacht
en nat. Dit betekent gunstige omstandigheden voor de le-
verbotslak om te overwinteren. De maanden april, mei en
juni van dit jaar waren wat betreft vochtigheid normaal en
juli iets natter dan normaal.

De Werkgroep heeft geconstateerd dat in de zomer een
lichte infectie op het gewas is afgezet. Bij natte omstandig-
heden verwacht de Werkgroep vanaf oktober een nieuwe

infectie op het gras. Op bedrijven met een verhoogde wa-
terstand en op bedrijven waar vorig jaar leverbot is vastge-
steld, is een behandeling bij schapen noodzakelijk.
Indien mogelijk, moeten dieren naar goed ontwaterde per-
celen worden verweid.

Bij twijfel is het zinvol om vanaf eind oktober bloedonder-
zoek te laten verrichten bij de Gezondheidsdienst voor
Dieren. Per diersoort (bij voorkeur dieren na hun eerste
weideseizoen) zijn voor een goed onderzoek vijf monsters
per leeftijdscategorie nodig.

Wanneer uit onderzoek blijkt dat runderen moeten worden
behandeld, dient dat te gebeuren aan het begin van de
droogstand. Begin november zal de Werkgroep een defini-
tief advies uitbrengen.

Leverbot: houd de vinger aan de pols

Finale verkiezing Dierenartsassistent van het Jaar tijdens Najaarsdag CGC

De traditionele Najaarsdag van de Groep Geneeskunde
Gezelschapsdieren (GGG) zal plaatsvinden op zaterdag 9
november 2002. Dit jaar wordt het een zeer bijzondere dag,
want parallel aan het programma voor dierenartsen wordt
voor het eerst nu ook een speciaal programma voor de die-
renartsassistenten georganiseerd. Tevens vindt de finale van
de verkiezing Dierenartsassistent van het Jaar plaats.

Winnaar

Wie uiteindelijk de titel \'Dierenartsassistent van het Jaar\'

Diergeneesmiddelen en
buitenland

Van een Nederlandse dierenarts in Duitsland hebben wij
het sein ontvangen dat de Duitse Tierärtztekammers voor-
taan extra gaan letten op de verkoop van diergeneesmid-
delen van Nederlandse herkomst aan Duitse veehouders.
Ook hebben wij van de Tierärztekammer Nord Rhein
Westfalen de klacht gekregen dat Nederlandse (Lim-
burgse) dierenartsen zich niet aan de regels houden.
Het is bij grensoverschrijdende diergeneeskunde alleen
toegestaan voor de onderzochte dieren, waarbij de dia-
gnose is gesteld, een in Nederland geregistreerd en geëti-
ketteerd diergeneesmiddel voor te schrijven en toe te pas-
sen.

Een gewaarschuwd dierenarts telt voor twee!

Dr. Tj. Jorna
algemeen secretaris KNMvD

mag voeren, zal mede afhankelijk zijn van een korte presen-
tatie die alle vijf genomineerden voor de zaal houden. Dc
prijsuitreiking zal plaatsvinden tijdens een gezamenlijke
borrel aan het einde van de dag.

De genomineerden van 2002 zijn de assistenten van Dieren-
kliniek de Lekstreek uit IJsselstein, dierenkliniek Dom-
melen, Dierenartsenpraktijk VEO uit Oosthuizen, de Graaf-
schap Dierenartsen uit Hengelo en van Dierenartsenpraktijk
Ridderkerk.

Drs. A.M.W. Kleinmeulman
directeur RVV

De heer drs. A.M.W. Kleinmeulman is met ingang van 1
oktober 2002 benoemd tot directeur van de Rijksdienst
voor de Keuring van Vee en Vlees van het ministerie van
Landbouw, Natuurbeheer en Visserij en tevens tot lid
van het managementteam van de Voedsel en Waren
Autoriteit. Hij volgt de heer mr. drs. R Cloo op, die deze
functie tot I september 2002 heeft bekleed.

André Kleinmeulman (52) studeerde sociaal-economi-
sche geografie te Nijmegen. Hij trad in 1979 in dienst
van het ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en
Visserij. Hij vervulde er diverse managementfuncties,
laatstelijk die van directeur Kabinet.

-ocr page 259-

R. Nedelkovski; SR 999/00: 28
pp.

Kennis over het voorkomen van
leptospirose bij de mens is onvol-
ledig, onder andere wat betreft
het aantal gevallen, de infectie-
route, de serotypen, de diagnose
en vooral de epidemiologie.
Artsen denken vaak niet aan deze aandoening die veelal in
relatie gebracht wordt met contacten met ratten. De moge-
lijke rol van gezelschapsdieren in het bijzonder van de
hond wordt hierbij over het hoofd gezien. Het ziektebeeld
van leptospirose bij de mens vertoont veel overeenstem-
ming met die veroorzaakt door andere aandoeningen.

Studente
referate

Leptospirosis in small animals and the public health aspects

In de USA is de hond een belangrijkere vector dan de rat
omdat door snuffelen dit huisdier in contact komt met in het
wild levende dieren en hun excrementen (egels en andere)
De betekenis van leptospirose bij gezelschapsdieren is
eveneens onvoldoende. Vaccinaties hebben slechts een
beperkte betekenis onder meer door het voorkomen van
zeer veel serotypen en pathotypen.
Het is de taak van de dierenarts, artsen en eigenaars van
honden te informeren over leptospireninfecties.
Instituten zouden regelmatig bloed van in het wild le-
vende dieren moeten onderzoeken op het voorkomen van
antilichamen ten opzichte van de diverse leptospiren spe-
cies om zo mogelijke risico\'s te kunnen inschatten.
Hierbij moet opgemerkt worden dat niet alle \'dragerdie-
ren\' afweerstoffen ontwikkelen.

Application of a stand-in and a walk-through
bath for the treatment of Mortellaro\'s disease

E. Ebbens, J. Kroes, P. O.OIthuisen R. Zamora; SR ioyj/oo:
14 pp.

Op een bedrijf van 105 runderen waar veel dieren leden
aan de ziekte van Mortellaro werd een therapie ingesteld
met voetbaden waarin 3% formaline.
Vergeleken werd bij hetzelfde dier een behandeling van
een achterpoot door een loopbad gevolgd door een stabad
met een behandeling van de andere achterpoot alleen door
een loopbad.

De methode van uitvoering en van beoordeling wordt be-
schreven.

Geconcludeerd wordt dat beide methoden goed zijn mits
wekelijks toegepast. Slechts bij een waarneming werd een
significant beter resultaat gezien van \'wandelen cn staan\'
met alleen \'wandelen\'.

Bartonellose: een onderschatte zoönose

M. E. Verhoeven; SR 984/00; 22 pp.

Kattenkrabziekte is een zoönose waarbij de kat drager en
vector is. De aandoening wordt veroorzaakt door een bac-
terie: Bartonella henselae en verwante species. Smetstof-
overdracht op de mens geschiedt door bijten en krabben.
Ziekteverschijnselen worden waargenomen bij jonge
kinderen, ouderen, gravidae en bij personen met een min-
der goed werkend immuunsysteem (onder andere
AIDS).

Het meest kenmerkende symptoom is een lymphangitis
en lymphadenitis meestal aan de armen. Ook wordt deze
infectie wel in verband gebracht met andere aandoenin-
gen zoals conjunctivitis, osteomyelitis, arthritis, meningi-
tis (epilepsie), endocarditis, erythemen en andere. Herstel
treed meestal op binnen een jaar.

De bacterie plant zich bij de kat intracellulair voort,
vooral in de erythrocyten.

De diagnose berust op het aantonen van de verwekker.
Kweken is lastig en langdurig. De verwekker kan worden
gedectecteerd in biopten met behulp van zeer speciale
kleurtechnieken.

Door middel van serologisch onderzoek is de diagnose
eveneens te stellen. Men maakt gebruik van ELISA en
van een indirecte immunofluorescentie. Met behulp van
een PCR kan specifiek anitgeen worden aangetoond.
Er zouden in Nederland ieder jaar minstens tweeduizend
personen worden aangetast. De therapie bestaat uit het ge-
ven van antibiotica die een intracellulaire werking heb-
ben. Azithromycine per os wordt het meest toegepast.
Genezingspercentage is bijna 100%.
Het aantal besmette katten is hoog. Er worden percenta-
ges opgegeven van 80% en meer De dieren besmetten
zich of rechtstreeks of via besmette vlooien. Behandeling
is lastig. Schrijver gaat verder in op de pro\'s en contra\'s
van vaccinaties.

-ocr page 260-

Wormen zijn een ernstige bedreiging voor de gezondheid van zowel mens als dier. Een herbesmetting is niet te voorkomen.
Bovendien zijn wormen moeilijk te zien, terwijl ze wel degelijk bij het huisdier aanwezig kunnen zijn. Daarom is regelmatig
ontwormen (4 keer per jaar) noodzakelijk 1

Bayer i

Benaming: DRONTAL* Dog. Samenstelling: Elke tablet bevat 50 mg praziquantel, 144 mg pyrantelembonaat en 150 mg febantel. Farmaceutische vorm en verpakking: Tabletten.
Verpakkingen van 2. 6 en 100 tabletten in aluminium-polyethyleen folie.
Toegelaten diersoort: Hond. Indicaties: Voor de behandeling van menginfestaties van rondwormen en
lintwormen veroorzaakt door: spoelwormen:
Toxocara canis, Toxascaris leonina. haakwormen: Uncinaria stenocephala,Ancylostoma caninum ZweepvKormen: Trichuris vulpis lintwormen:
Echinococcus granulosus, Echinococcus multilocularis, Dipylidium cttninum,Taenia spp. Multiceps multiceps, Mesocestoides spp. Interacties: Geen. Contra-indicaties: Niet combineren
met piperazine. Niet toedienen aan honden lichter dan 2,5 kg.
Ongewenste effecten: Geen bekend. Gebruik tijdens dracht en lactatie: In afwachting van verdere proeven tijdens de
vroege drachtperiode, is het aangeraden Drontal niet te gebruiken tijdens de eerste
helft van de dracht. Dosering: Eén tablet per 10 kg lichaamsgewicht.
Dit komt overeen met 15 mg febantel, 14,4 mg pyrantel embonaat en 5 mg
praziquantel per kg lichaamsgewicht. Wijze van toediening: Orale toediening.
De tabletten kunnen direct aan de hond worden toegediend of vermengd in voeder. Dieetmaatregelen zijn niet nodig.
Behandelingsduur: Éénmalige
toediening.
Kanalisatiestatus: vrij.

Bayer B.V energieweg 1 NL - 3641RT Mijdrecht 0297-280 666

Drontal®* 4 x per jaar een klein gebaar*

-ocr page 261-

Tweede bijeenkomst werkgroep Paard van de CHWD

Kreupelheid en hoesten

Op donderdag 24 oktober 2002 vindt de tweede bijeenkomst van de werkgroep Paard van de
Groep Homoeopathisch werkende dierenartsen plaats met als thema \'Kreupelheid en hoesten\'.
De bijeenkomst wordt gehouden in het Centrum voor geneeswijzen Centaurea in Apeldoorn en
duurt van 20.00 tot 22.30 uur. Voor deze avond willen wij alle dierenartsen en studenten dierge-
neeskunde met interesse in paarden en homeopathie van harte uitnodigen.

Croepsnieuws
GHwC

Na de opening en de bestuurlijke zaken zullen een drietal sprekers aan het woord komen. Als eerste
zal homeopathisch werkend dierenarts mevrouw L. Ellinger ingaan op de mogelijkheden van de
klassieke homeopathie bij de behandeling van kreupelheden. Dit zal zij doen aan de hand van ca-
suïstiek. Eén van de aandoeningen die hierbij aan de orde komt is OCD. Na de pauze zal een dierenarts vertellen over de mo-
gelijkheden van homeopathische complexpreparaten bij hoesten. Hierbij wordt gesproken uit een rijke ervaring met deze
preparaten in de praktijk. Tot slot zal mevrouw I. Rol, firma Puur Natuur, een aantal succesvolle complexpreparaten toelich-
ten wat betreft samenstelling en toepassingsmogelijkheden. In ieder geval komen hierbij de hoestcomplexen, Culivetsem
(voor staart- en maneneczeem) en bot en spiercomplexen aan de orde.

Voor studenten Diergeneeskunde en leden van de GHwD is de toegang gratis. Aan alle andere dierenartsen zijn wij genood-
zaakt een kleine vergoeding van 5 euro per persoon te vragen.

E.C. van der Waa is voorzitter van de Groep Homeopatisch werl<ende dierenartsen.

E.C. van der Waa

Het Hoofdbestuur van de Konink-
lijke Nederlandse Maatschappij
voor Diergeneeskunde heeft een
werkgroep Sponsoring KNMvD
ingesteld. De voorzitter van de
KNMvD, drs. T. de Ruijter, heefl
deze werkgroep op vrijdag, 20
september 2002 geïnstalleerd. De
werkgroep bestaat uit de volgende
leden: A.A.C.M. (Ad) Wijne (voorzitter) J.C. (Jan) Baars,
G.A. (Gerard) van Eijden, IJ.R. (IJmert) de Vries, dr. Tj.
(Tjeerd) Jorna (algemeen secretaris).

De taak van de werkgroep is na te gaan hoe meer structuur
gegeven kan worden aan sponsoring en aan de werving van
advertenties. Tevens zal de werkgroep bekijken hoe de conti-
nuïteit van sponsoring en advertentiewerving aangepakt kan
worden.

De werkgroep stelt zich de volgende aanpak voor:

- een inventarisatie van de geldstromen;

- nagaan wat de KNMvD sponsors te bieden heeft;

- nagaan wie de sponsors zijn en wat hun wensen zijn;

- het samenbrengen van bieden en wensen

- het komen tot uitvoeringsvoorstellen.

De werkgroep presenteert haar bevindingen aan het Bestuur
van de KNMvD.

Werkgroep Sponsoring KNMvD

Maatschappi

nieuw

Werkvergadering Gezelschapsdieren

Zaterdag i6 november 2002 organiseert de Commissie
Werkvergadering Gezelschapsdieren van de KNMVD de
twaalfde werkvergadering. De vergadering wordt gehou-
den in zalencentrum \'Poort van Limburg\', Bassin 5 te
Weert. Deze dag wordt mede mogelijk gemaakt door de
Maria Naundorfvan Corkum-Stichting.

Programma:

08.30 uur ontvangst met koffie, thee en vlaai, aangeboden
door AST Farma

eerste lezing \'Ziekten bij konijnen en cavia\'s\' door
drs. FA.L.M. Verstappen van Dierenartsen-
combinatie Zuidoost-Utrecht en Veterinair
Specialistisch Centrum De Wagenrenk
korte pauze met belegde broodjes
de heer J.Th. de Jongh, voorzitter van DI-
BEVO, gaat spreken over de \'Ontwikkelingen
bij het houden van gezelschapsdieren\'
mevrouw drs. I.G.F. Schaeffer van de Kliniek
voor Gezelschapsdieren \'Binnenhof\' in Alm-
kerk houdt een lezing over \'Lage rugpijn\'
evaluatie, uitreiking van de certificaten en slui-
ting.

09.00 uur

10.45 uur
11.00 uur

12.00 uur

13.00 uur

De kosten bedragen voor leden van de afdelingen € 5,00 en
voor niet-leden € 10,00 en kunnen ter plaatse worden vol-
daan. Opgeven kan voor donderdag 14 november 2002 bij
Wim Oosse, 0475- 59392S (fax 077-4622831, e-mail:
oossecapelle@trefnl)

-ocr page 262-

Ad interim
vaccinatieboekje Paard

Zoals bekend is, heeft de KNMvD in samenwerking
met de Groep Geneeskunde Gezelschapsdieren een
nieuw Dierenpaspoort ontwikkeld voor gezelschaps-
dieren. In deze paspoorten is het paard niet langer op-
genomen. De reden hiervoor is dat er voor paarden mo-
menteel door het Productschap Vee, Vlees en Eieren in
opdracht van het ministerie van Landbouw, Natuur-
beheer en Visserij een officieel paardenpaspoort wordt
gemaakt, gestoeld op de Europese regelgeving. De ver-
wachting is dat dit in januari 2004 klaar zal zijn.

Tot die tijd heeft de KNMvD samen met de Groep
Geneeskunde van het Paard een ad interim vaccinatie-
boekje voor paarden gemaakt. Dit is vanaf 23 september
bij de KNMvD te verkrijgen voor een bedrag van € 1,00
exclusief BTW. Ze zijn verpakt in doosjes van 100 stuks.
De bestellingen dienen schriftelijk, per fax (030-
2511787), per e-mail (bestellingen@knmvd.nl) of via de
website gedaan te worden.

Oproep

Bestuurslid van de Groep
Geneeskunde van het Varken!

In dc najaarsvergadering (27 november) van de Groep
Geneeskunde van het Varken (GGV) zullen twee be-
stuursleden hun functie neerleggen. Het bestuur van de
GGV wil graag (aspirant)leden in de gelegenheid stellen
zich kandidaat te stellen voor een bestuursfunctie.
Gezien de huidige samenstelling van het bestuur gaat de
voorkeur uit naar praktiserende dierenartsen. Voor nadere
informatie kunt u contact opnemen met de secretaris (06-
22857271) of met een van de an-
dere bestuursleden.

Personal!

Tevens worden zij, die menen een
geschikte kandidaat te kennen,
verzocht dit kenbaar te maken. Het
bestuur is ook bereikbaar via
bestuur@groepvarken. org

Voor het lidmaatschap van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde hebl>en de volgende collegae zich aan-
gemeld:

Kaaden, A.A.C. van der; 2002; 3553 CX
Utrecht; St. Ludgerusstraat 327.
Peijnenburg, M.J.; 2002; 9531 CG Borger;
Buinerstraat 6.

Poffers, Mevr. J.J.; 2002; 9989 AW WarfTum;
H. Molemastraat 23.

Prins, Mevr. M.; 2002; 1223 HB Hilversum; Jupiterstraat 20.

Rijkhoff, Mevr C.M.; 2002; 3261 SB Oud-Beijerland; Kloosring 38.

Seetdrayers, Mevr. S.; 1996; 3640 Kinrooi; Groothoekstraat (B).

Segeren, G.J.W.; 2002; 4909 AL Oostcind; Provincialeweg 88.

Spijker, Mevr. S.H.J.; 2002; 3774 LK Kootwijkerbroek; Oude

Garderenseweg3.

Taylor, Mevr. C.R.; 1999; 3081 TV Rotterdam; Polslandstraat 136A.
Terheijden. C.H.A. van; 2001 ; 5571 AL Bergeijk; Eikendreef 16.
Verkroost-Heij, Mevr. I.A.S.; 1998; 5243 RG Rosmalen; Vliertwijkerstraat
39.

Mutaties:

Feijter, Mevr. A.R de; 2002; 4571 PA Axel; Beoostenblijsestraat 10;
tel. privé; 0114-650627; E-mail privé:
annedefeiJter@holmuil.com; wnd.d.

Geerts, A.A.J.; 1989; 4873 NG Etten-Leur; Brakkenstraat 17; tel.
privé: 076-5014917; fax privé: 076-5031375; E-mail privé:
geerts.sanders@wxs.nh, p., medew. bij J.W. Borgers, W.L. Keers,
R.M.RJ. Kemme, J.L.L. Mouws en J.W.M. Zomer; tel. prakt.: 0164-
235112; fax prakt.: 0164-239876.

Harms, I.H.; 1973; 7771 EJ Hardenberg; Orionlaan 27; tel. privé:
0523-272580; E-mail privé:
ha@harms-levison.demon.nl; k.d. bij RVV
kring Noord; tel. bur.: 0512-584010; fax bur.: 0512-584029.

»Homburg-Broek, Mevr. F.T.PM, van den; 1984; 4132 HR Vianen;
Giessenborch 58;
tel. privé: 0347-374126; p., medew. bij H.A.D. Bax, K.J.
Broekhuizen, T.W.M. Hekerman, Mevr. N.J.J.M. Heutink-Mastenbroek,
C.G.M. Jonkers, C.J.H. Neijenhuis, J.R. van Overbeek, R.H. Ruppert, Mevr.
A.C. van Tilburg-van Zutphen, M.J. Verburgh, PW.L. Verweij en A. Zuring;
tel. prakt.: 0347-371260; fax prakt.: 0347-373530.

Knopjes, Mevr. S R.; 2002; 413.34 Nettetal; Bocholtcr Weg 38; tel.
privé: 00-49-2153-4565; E-mail privé:
saskiaknopjesCa hotmaiicom; p.,
medew. bij M. Becker, G. Böckenhoff,A. Hülsev en K. Rasch; tel. prakt.:
00-49-2836-91410; fax prakt.: 00-49-2839-6-85289; E-mail prakt.:
pferdeklinik.kerken(d(-online.de.

Moen, A.R.; 1978; 8255 DC Swifterband; De Koningshof 18; tel.
privé: 0321-322107; fax privé: 0321-323741; E-mail privé:
armoon@het-
net.nl;
Specialist Rundergezondheid; p., medew. bij Gezh.dienst voor
Dieren; tel. bur: 0321-330243; fax bur: 0321-232741; E-mail bur.:
a.moen((^gdvdieren.nl.

Molendijk, Mevr. Z.S.; 1987; 2935 VJ Ouderkerk a/d IJssel;
Nachtegaallaan 20; tel. privé; 0180-684649;
E-niail privé:
fmechielsen(àfreeler.nl\\ werkz. bij 1. Paigi; tel. prakt.: 070-3660701.

Oijen, Mevr A.H.E.A. van; 1997; 2352 CC Leiderdorp;
Bcukcnschans 44; tel. privé: 071-5410858; E-mail privé:
oijenl@worldon-
line.nl;
medew. bij DG\\; adv,; inst. voor verantw. medicijngebr.; tel.
bun; 030-2916216.

Pentcrman, Mevr. RM.; 2000; 2411 EM Bodegraven; Nieuwstraat 60;
tel. privé: 0172-645939;
E-mail privé: Rico.Pattyiàtiscali.nL; p., medew.
bij R Kortman en T. Sterk; tel. prakt.: 0172-650400; fax prakt.: 0172-
650015; E-mail prakt.: dapbodegra@cistron.nl.

Prins, Mevr M.; 2002; 1223 HB Hilversum; Jupiterstraat 20; tel.
privé: 035-6853762; E-mail privé: marritprin$(a hotmail.com;
wnd.d.

Segeren, G.J.W.; 2002; 4909 AL Oostcind; Provincialeweg 88; tel.
privé: 0162-424028; tel. privé mobiel: 06-27191123; E-mail privé:
gscgercn^\'hotmail.com; p., medew. bij P. Schilder; tel. prakt.: 0187-
642441.

Toorn. Mevr. L.J. van; 1997; 7985 NR Geeuwenbrug;
Pastoorszandweg 5; tel. privé: 0521-594816;
E-mail privé:
vantoorn@bigfoot.com.; wnd.d.

Verdoes, B.; 2002; 2224 DX Katwijk aan Zee; Zilverschoon 50; tel.
privé: 071-4078722;
E-mail privé: bartverdoes(«!hotmail.com.; p., medew.
bij A.E. van Hoeve; tel. prakt.: 071-4012930; fax prakt.: 071-4077008.

Versendaal. R.G. van: 1973; 1217 EA Hilversum; Hoflaan 22 E; tel.
privé: 035-6231272; fax privé: 035-6244731; E-mail privé:
av.si95vv@wxs.nl; d.; vet. Directeur bij Avsi BV; tel. bur: 035-6250687;
fax bur.: 035-6244731; E-mail bur.: avsi95vv@wxs.nl.

Vugts, RA.M.; 1975; 4751 SJ Oud Gastel; Drie Weikes 3; tel. privé:
0165-314711;
fax privé: 0165-314952; E-mail privé: 3weikespCa;con-
cepts.nl; p., zelfstandig; tel. prakt.: 0165-316510; fax prakt.: 0165-
314952; E-mail prakt.: 3weikesp(a concepts.nl.

Westreenen, Mevr. S.C. van; 1990; 5271 TE Sint Michielsgestel; Tielse
Hoeve 13; tel. privé: 073-5516443;
tel. privé mobiel: 06-22931694; wnd.d.

-ocr page 263-

Congressen &, Symposia

Oktober

19/21 CESMAS 2002, Conference on
Equine Sports Medicine and
Science of the Elite Dressage and
Three-Day-Event Horse in Saumur,
France. Contact for more informa-
tion; Arno Lindner, Laurahöhe 14,
D-45289

Essen, Germany, tel. 49 201 571
8873, e-mail: contact @agpferd.de, website: www.cesmas.info
24 Symposium DIO, \'Westerse koeien in ontwikkelingssamenwer-
king?\'. Aanvang 19.30 uur. hoofdgebouw fac. DGK. Meer info:
Stichting DIO, tel.:030-2532032, e-mail: dio@dio.nl
24/27 National member organisation congress. Ordre des Vétérinaires/
Syndicat National des Vétérinaires de l\'Administration, locatie: Paris,
info: er_snvel@club-intemel.fr

November

2 Lezing S.N.VA. (Samenwerkende Veterinaire Acupuncturisten) te
Driebergen: de 7 connecties, door Eric Laarakker. Meer Informatie:
Aleid Verhoeff:
aleid@tref.nl (of 0314-625385)
7/8 Vakgesprek over pluimveeziekten, georganiseerd door DVG-vak-
groep pluimvee en Duitse groep der WVP Hannover. Voor meer
info: Prof. Dr. Ulrich Neumann, Klinik tîir Geflügel, Tierärztliche
Hochschule Hannover, Bünteweg 176, 30559 Hannover. Tel. 49
51 1 953 8779

7/8 National member organisation congress, Sveriges Veterinärforbund,

locatie: Uppsala, info: christina.arosenius@svf.se
7/10 Veterinay congress, Bundesverband Praktischer Tierärtze, locatie:

Nuremberg, info: bpt.hebling@tieraerzteverband.de
9 Najaarsdag GGG in De Reehorst te Ede.

21/23 ESVD workshop Exotic Animal Dermatology. Universiteit van
Utrecht. Voor verdere informatie http://www.esvd.org of
N.J.Schoemaker@vet.uu.nl
26/28 Groep Groot Dagen te Papendal, Arnhem.

27/29 National member organisation congress, Finlands Veterinärforbund,
locatie: Helsinki, info: Paula.Junnilainen@islh.intermin.fi.

December

6/7 Maastricht International Congress on Equine Medicine. Internet:

www.welcome.to/micem. e-mail: micem20()2@hotmail.com
6/8 Veterinary Congress, Association Vétérinaire Equine Française,
Locatie: LeTouquet, Normandy. Info avef@wanadoo.fr.

Sluitingsdata voor

kopij

Aflevering:

Deadline\'-)

15-11-2002

maandag

28-10-2002

01-12-2002

maandag

11-11-2002

15-12-2002

maandag

25-11-2002

01-01-2003

maandag

12-12-2002

1 Voor 10.00 uur \'s morgens.

Vergaderingen &, Biieenkomsten

Oktober

16 Najaarsregiovergadering AUV Regio West, 20.00 uur in Golden
Tulip Hotel De Leeuwenhorst in Noordwijkerhout.

24 Najaarsregiovergadering AUV Regio Noord, 20.00 uur in Mercure
Hajé Hotel te Heerenveen.

24 Werkvergadering rund.

24 Tweede bijeenkomst werkgroep Paard van de Groep Homeopatisch
werkende dierenartsen met als thema \'Kreupelheid en hoesten\'.
Centrum voor geneeswijzen Centaurea te Apeldoorn. 20.00-22.30
uur.

28 Najaarsregiovergadering AUV Regio Zuid, 20.00 uur in Hotel
Asteria te Venray.

29 Werkvergadering paard I, te Molenwijk in Boxtel, 20.15 uur.

November

2 Ledenvergadering van de S.N.VA. (Samenwerkende Veterinaire
Acupuncturisten) tc Driebergen, gevolgd door een lezing gegeven
door Eric Laarakker over \'de 7 connecties\'.

5 Werkvergadering varken I, te Molenwijk in Boxtel, 20.15 uur.

13 Werkvergadering rund II, te Molenwijk in Boxtel, 20.15 uur.

19 Werkvergadering pluimvee I, te Molenwijk in Boxtel, 14.00 uur.

28 Vergadering GHwD, te Utrecht Jaarbeurscongrcscentrum in het
Beatrixgebouw van ca 19.30 - 22.30 uur.

Ter overname aangeboden:

Gezelschapsdierenpraktijk in het Zuidwesten van Haarlem

Behandeling op afspraak, twee avonden afspraken Indien nodig.
Goed georganiseerde Kring \'Dierenartsen in het Kennemerland\'.
Zeer goede dienstenregeling, eens in de
12 dagen 24 uur dienst.
Groeimogelijkheden, indien gewenst.

Ruime en zeer licht praktijkruimte met openslaande deuren naar
de tuin.

- Eventueel eerst praktijkruimte huren en later praktijkgedeelte
en/ofwoonhuis (herenhuis uit ±
1900) overnemen.

Reacties graag binnen veertien dagen na het verschijnen van dit tijd-
schrift. Gericht aan Bas Aukema, Wagenweg
100, 2012 NH Haarlem,
basaukema@chello.nl;
023-5316826

Praktijkcentrum Dierenartsen Helden zoekt
wegens vertrek collega per 1 december

DIERENARTS GEZELSCHAPSDIEREN (M/V)

Onze voorkeur gaat uit naar een collega: met differentiatie gezel-
schapsdieren, veel enthousiasme, zelfstandigheid, betrokken-
heid met cliënt en collegae. Wij bieden: een enthousiast team ge-
zelschapsdieren, een parttime functie è 65% (duo-baan), een
moderne, prettige werkomgeving, goede dienstregeling (alleen
gezelschapsdieren), betalingvolgens KNMvD-normen.

Gaarne reacties binnen 14 dagen sturen naar:
Praktijkcentrum Dierenartsen, Industrieterrein41,
5981 NK Panningen.

-ocr page 264-

De Spoedkliniek voor Dieren Amsterdam BV is een kliniek voor ge-
zelschapsdieren vi^aar buiten de normale praktijkuren spoedgevallen
uit Amsterdam behandeld worden. Sinds kort biedt de Spoedkliniek
een stageplaats voor co-assistenten. Wij zoeken:

Dierenarts(en) m/v 20-40 uur

Ervaring in de gezelschapsdieren en bereidheid om op onregelma-
tige tijden te werken zijn vereist.

Het begeleiden van co-assistenten hoort tot de taken. Het werk is
uniek: goede samenwerking onderling, opnamemogelijkheid voor
patiënten, intern bij-en nascholing.

Reacties naar: Spoedkliniek voor Dieren Amsterdam BV, Weesperzijde
147, 1091 ET Amsterdam, ter attentie van Josien Haarsma, website:
www.spoedkliniekvoordieren.nl.

Voor onze gemengde praktijk gelegen in een mooi stukje van
Overijssel zoeken wij wegens vertrek van een collega een

dierenarts (M/V)

die naar een erkenning rund (of de bereidheid deze te verwerven) be-
langstelling heeft voor gezelschapsdieren, algemeen inzetbaar is en
bereid is te participeren in avond- en weekenddiensten. Wij bieden u
een prettige werksfeer, en bij een zich voortzettende groei, goede
toekomstmogelijkheden. Indiensttreding zo spoedig mogelijk, sala-
riëringvolgens KNMvD-normen.

Sollicitaties met curriculum vitae binnen veertien dagen na verschij-
ning van dit blad richten aan: Dierenartsencentrum Holten,
Dorpsstraat 24 C, 7451 BV Holten, Voor meer informatie: K.j.
Coppoolse 06 - 549 52 141 of J.A.Z. Kraai 0573 - 221 480.

Dierenkliniek Zuiderkaag, een dierenkliniek voor gezel-
schapsdieren in het noordwesten van het land zoekt met
spoed een derde

Cezelschapsdierendierenarts m/v

Om in fulltime dienstverband het team van twee dierenartsen
en zeven dierenartsassistentes te versterken. Ervaring is geen
vereiste, enthousiasme, werklust en kunnen werken in team-
verband wel.

Sollicitaties kunnen binnen veertien dagen gestuurd worden
naar P.F.M. Hendriks, Kaagweg 9,1741 LC Schagen, telefoon-
nummero224-2i8 997.

TE KOOP AANGEBODEN

Groot woonhuis met oranjerie en stallen op ruim 72 hectare
aan de rand van groeigemeente in Noord-Holland. Inpandig
kleine gezelschapsdierenpraktijk.

Goede avond/weekenddienstregeling met zeven buurtcollega\'s.

Reacties graag binnen veertien dagen na het verschijnen van dit
tijdschrift, richten aan Tijdschrift voor Diergeneeskunde, Post-
bus 14031, 3508 SB Utrecht, onder vermelding van nummer:
2002/13.

GEEN MYCOPLASMA, DAAR HEBBEN WIJ WÉL OREN NAAR!

ZONDER ZORGEN TOT HET EINDE ^

VAN DE MESTPERIODE

HYGRESP

Hét vaccin tegen Mycoplasma hyopneumoniae

ê

IHyoresp

Postbus 3
-- 1180 AH

• Snelle bescherming na vaccinatie

• Beschermt tot het einde van de mestperiode

• Eenmalige vaccinatie vanaf 10 weken*

• Bewezen in de praktijk

• Indien klinische symptomen niet eerder optreden dan in de tweede helft van de mestperiode.

«.Heesvaritens: Samenste««^ per cto« vacart geinainNMf*

Do5enng:intraTt«cular-eendossv»2riilperd«««lgensééi vanvoig^ 10 weten I r^eetie. Contra-micJtws-geen,

HtORESP ® - REG NL 9SÛ5 - UDia Doe««w been vaf«f de leeftild var
van de eiT« van rife(M en kxiguntasirig vvoorzulci (f^

ew>«»rt,gaande en ontsteljrigsfeact« Menai BV® Geresnreefrjhaft-

dehmerfc v«« rtenal 0 2002 Menai AJe rechten soorbehouden. Matt Art l<»29/0m

-ocr page 265-

Aangeboden:

Moderne goed geoutilleerde praktijk voor gezelschapsdieren
in een groeiende gemeente in het westen van het land.

Reacties graag binnen veertien dagen na het verschijnen van
dit tijdschrift richten aan: Tijdschrift voor Diergeneeskunde,
Postbus 14031, 3508 SB Utrecht, onder vermelding van num-
mer: 2002/12.

Deze associatie bestaande uit een aantal
praktijken voor Gezelschapsdieren, alle
gelegen op de Rechter Maasoever, zoekt
op korte termijn een

DIERENARTSEN
ASSOCIATIE
ROTTERDAM

Ervaren collega m/v

Op dit moment betreft het een baan van 65-75%, met een uit-
stekende dienstregeling. Een associatie in de niet al te verre
toekomst behoort zeker tot de mogelijkheden!

Reacties, graag schriftelijk, naar: Mw. drs. C.P.j. Smit, Ketel-
meer 15, 3068 KC Rotterdam.

Dierenkliniek de Toren is een
praktijk voor gezelschapsdie-
ren en vogels. Er wordt ge-
werkt in een team van vier
dierenartsen en acht as-
sistentes. Binnen dit team
hebben bieden wij:

een opleidingsplaats
tweede lijnsdierenarts

Hiervoor zoeken wij een dierenarts met afstudeerrichting
gezelschapsdieren met liefst al enige ervaring in de eerste-
lijns diergeneeskunde. Gedurende deze fase zult u betaald
worden minimaal conform de KNMvD-loonschaal of daar-
boven. Ook kandidaten met meer ervaring die zich beroeps-
matig verderwillen ontplooien worden met nadruk uitgeno-
digd te solliciteren.

Bij gebleken geschiktheid behoort na afloop van de oplei-
dingsfase een vaste baan zeker tot de mogelijkheden.

Sollicitaties gaarne binnen veertien dagen schriftelijk of per
e-mail richten aan Dierenkliniek de Toren, Torenstraat 21,
9203 BC Drachten.

Voor een eerste indruk van de praktijk kunt u kijken op
www.clierenkliniekdetoren.nl

Di^enartsenpraktijk
Gelderland

f

dierenartsenpraktijk

"oost-drenthe"

Dierenartsenpraktijk "Oost-Drenthe" is een vijftienmans
praktijk, waarbij gewerkt wordt vanuit twee moderne, goed-
geoutilleerde klinieken en meerdere dependances. Voor onze
buitenpraktijk zoeken wij een enthousiaste

DAP Oost-Gelderland is een gemengde praktijk in de
Achterhoek. De werkzaamheden worden verricht vanuit een
nieuw en modern praktijkpand. Wegens vertrek van een col-
lega zoeken wij op korte termijn een

Erkende rundveedierenarts
(m/v)

Vierde dierenarts m/v

met enige jaren ervaring, die leiding kan geven aan ons rund-
veeteam en gewend is om in teamverband te werken. Onze
voorkeur gaat uit naar een langdurige samenwerking, waarbij
associatie tot de mogelijkheden behoort.
Voor de functie geldt een uitstekende avond- en weekend-
dienstregeling. De arbeidsvoorwaarden zijn conform de richt-
lijnen van de KNMvD.

Schriftelijke reacties voorzien van curriculum vitae binnen
veertien dagen richten aan: DAP "Oost-Drenthe", Hoofdweg
26A, 7871 TC Klijndijk, ter attentie van Personeel &
Organisatie.

ter versterking van ons jong en enthousiast team.

Onze voorkeur gaat uit naar iemand met ervaring in de
landbouwhuisdieren (varkens, rundvee). Salariëring en ar-
beidsvoorwaarden volgens de KNMvD-normen.

Schriftelijke sollicitaties voorzien van cv binnen veertien da-
gen te richten aan: DAP Oost-Gelderland, Smoddedijk la,
7054 AC Westendorp.

-ocr page 266-

DANOFLOXACINE

ADYOCIN I80

Eén injectie.....einde infectie! \'

Advocin® 180:

Uniek CDD-concept

Zeer potent breedwerkend
antibioticum

Snel herstel bij luchtweg-
en maagdarminfecties.

Gemakkelijk in gebruik

- Klein injectievolume
(dosering 1 ml/30 kg subcuta

- 1 behandeling voldoende \'

Diervriendelijk

Korte wachttijden
vlees: 8 dagen; melk: 4 dagi

Flacons van 50 ml en 100

Advocin® 180 is een nieuw en effectief antibioticum tegen lucht-
weg- en darminfecties bij kalveren. Het werkt volgens het unieke
Concentratie Afhankelijke Concept (CDD-concept) waarbij niet
de duur van de behandeling, maar de hoogte van de concentratie
bepalend is voor het succes. Dit heeft tot gevolg dat vrijwel alle
ziektekiemen kort na de behandeling zijn gedood en dat 1 injectie
dan ook voldoende is.\'^

â– \' Uit onderzoek is gebleken dat in slechts ca. 25% van de gevallen een tweede injectie noodzakelijk is. Bron: data on file

DANOFLOXACINE

ADYOCIN\'180

Eén injectie,...einde infectie

Advocin® 180: RegNL 9945. Werkzame stof Danofloxacine (als mej
180 mg/ml. Indicaties/Doeldieren: Runderen; voor de behandeling van Itjchl
infecties veroorzaakt door Manntieimia f^aemolitica, Pasteurella multoci^
Haemophilus somnus die gevoelig zijn voor danofloxacine. Neonatale kalveren; vo
behandeling van darminfecties veroorzaakt door E.coii die gevoelig zijn voor dana
cine. Dosering: 1 ml/30 kg, subcutaan. Wachttijd: melk 4 dagen, vlees 8 d
Bijwerkingen: een lk;hte zwelling rond de injectieplaats. Deze kan 30 dagen aai
den. Contra-indicaties: geen bekend. Kanalisatiestatus: UDA. Nadere inforn^
verkrijgbaar bij Pfizer Animal Health b.v.

Animal Health

Visie op gezondheid

Pfizer Animal Health bv

Postbus 37 • 2900 AA Capelle a/d Ussel !

www.pfïzerah.nl • secretarlaat.ahg@pfizer.o

© 2002 Pfizer Animal Heallli bv - Capelle a/d Ussel
® Merknaam Pfizer Inc., N.Y., U.S.A.

-ocr page 267-

ACECOLON

Verzacht en vergemakkelijkt de stoelgang

WAA

PRAKTIJ KPLAI

....."..i.-i-^

ACE Veterinary Products 8V • Postbus 1262 • 3890 BB Zeewolde

Adviesgroep dierenartsen
telefoon (030) 247 49 49, internet www.vvaa.nl

Het Croenhorst College is een agra-
risch opleidingscentrum met vestigin-
gen in het centrum van Nederland.
De locatie Barneveld van het
Croenhorst College kent een drietal
middelbare agrarische opleidingen
voor leerlingen van i6 jaar en ouder:

* een opleiding Dierverzorging en
Veterinaire ondersteuning
(Diveto)

" een opleiding Veehouderij

* een opleiding Paardenhouderij

In verband met de voortdurende uitbreiding van de werkzaamheden aan dag-
school en cursusonderwijs zoeken wij een enthousiaste

Docent/dierenarts (± 0,8 fte)

die in collegiale samenwerking binnen ons team van veertien collega-dieren-
artsen op dynamische wijze gestalte wil geven aan vernieuwend onderwijs
voor de afdeling Diveto.

Profiel: Gezien de samenstelling van het team denken wij aan een jonge
collega met enkele jaren ervaring, die goed kan omgaan met
jonge mensen van i6 jaar en ouder;

Wij gaan er vanuit dat sollicitanten bereid zijn mee vorm te ge-
ven aan de christelijke identiteit van de school.

Arbeidsvoorwaarden: conform de CAO BVE

Voor inlichtingen kunt u zich wenden tot de heer A. van de Glind, directeur
van de locatie Barneveld, tel.: 0342-45 55 00 (school of055-54 lo 204 (privé),
danwel mevrouw M.M. WolhofT, teamleider van de afdeling Diveto op school
of privé 026-44 27 717.

Schriftelijke sollicitaties binnen een week na het verschijnen van dit blad rich-
ten aan Croenhorst College, ter attentie van de heer A. van de Glind, Postbus
331. 3770 AH Barneveld.

-ocr page 268-

SOLUDOX 50%

®

Uniek, Helder, Praktisch

2 doseringen, 2 wachttijden voor pluimvee
korte wachttijd varken
uitstekende oplosbaarheid
eenvoudig in gebruik en veilig

-ssrnl

Wachttijd:

Varken: vlees: 5 dagen

Niet-eierleggende kip: vlees: 5 dagen, bij maximaal 10 mg/kg
lichaamsgewicht, gedurende maximaal 4 dagen, vlees: 12 dagen,
bij maximaal 20 mg/kg lichaamsgewicht, gedurende maximaal
4 dagen.

Diergeneesmiddel REC NL 9612 - UDA Samenstelling: 1 g bevat: doxycyclinehyclaat 500 mg. Indicatie: Varken: Atrofische rhinitis, Bronchopneumonie,
Pleuropneumonie.
Niet-eiedeggende kip: Pasteurellosis, respiratoire infecties. Dosering: Varken: Per dag 2 g Soludox 50% per 100 kg lichaamsgewicht
gedurende 3 - 4 dagen.
Niet-eierleggende kip: Pasteurellosis: Per dag 2 g Soludox 50% per 100 kg lichaamsgewicht gedurende 3 - 4 dagen / ORT:
Per dag 4 g Soludox 50% per 100 kg lichaamsgewicht gedurende 3 - 4 dagen.

Voor nadere informatie raadpleeg Eurovet Nederland BV, Handelsweg 25, 5531 AE Bladel, Tel 0497 38 86 88

-ocr page 269-

Uit
de

Ii oofd redactie

De congrescommissie van de afdeling Utrecht verdient mijns inziens een groot compliment.
Allereerst met de keuze van het (moeilijke) congresthema \'De waarde van het dier\'. Een zeer
actuele keuze zoals blijkt uit de brede politieke en maatschappelijke discussie over normen en
waarden. Daarnaast heeft zij duidelijk invulling gegeven aan eigentijdse begrippen als globalise-
ring en innovatie. Enerzijds door de voorzitter van de FVE te verzoeken het jaarlijks congres van
de Nederlandse dierenartsen te openen. Anderzijds door een gedeelte van de bijeenkomst in de
vorm van een aantal workshops te organiseren. De aanwezigheid van de deelnemers werd extra
gewaardeerd door deze mogelijkheid van interactieve participatie aan het thema en kreeg op deze
wijze een duidelijke meerwaarde. Zoals u in het verslag van het jaarcongres kunt lezen is collega
Nind van de FVE van mening dat de waarde van dieren beter geborgd is indien dierenartsen meer
betrokken worden bij de politiek. In zijn jaarrede wees onze voorzitter al op de snelheid van veran-
deringen waaraan ingangen tot het politieke toneel onderhevig kunnen zijn; zijn woorden zijn wel
heel snel door de recente politieke ontwikkelingen meer dan bevestigd. Inmiddels hebben wij \'onze
man \' in Den Haag, in de persoon van collega Ormel. Gelukkig voor ons namens een meer stand-
vastige politieke partij dan de door vernieuwingsdrang gekenmerkte en misschien ook wel gevelde
LPF Een meer directe erkenning van de waarde van het dier vormt het op peil houden van veteri-
naire kennis en vaardigheden. In deze aflevering dan ook weer een gevarieerd aanbod van cur-
sussen en voorlichting.

En de waarde van de dierenarts\'.\' Er blijkt duidelijk sprake van onderlinge waardering (erelid-
maat.schap collega Rijnberk, of voor het rapport van de werkgroep MKZ). Echter, in kleinere kring
ontbreekt hieraan nogal eens het één en ander, gezien de opmerkingen van collega Togtema tijdens
de Algemene Vergadering. Ook door de \'buitenwereld\' wordt (een gedeelte van) de dierenartsen-
groep niet altijd voldoende op waarde geschat, gezien onder andere de negatieve inkomensonmik-
keling met alle ernstige gevolgen voor het individuele welbevinden en functioneren. Een andere
maatschappelijke waarde, het wettelijke en exclusieve recht voor een bepaalde beroepsgroep om in
een specifiek gebied van het maatschappelijk verkeer te opereren, wordt lang niet altijd door an-
deren als zodanig erkend, zoals te lezen valt in de bijdrage van mevrouw Boissevain. Een dergelijk
recht impliceert overigens dat op verantwoorde wijze hieraan invulling wordt gegeven, zoals door
prudent gebruik van antibiotica.

De waarde van wetenschappelijke gegevens is ook lang niet altijd even evident. Speelt nu vasocon-
strictie een belangrijke rol in de pathogenese van hoefbevangenheid of juist verhoogde bloed-
toevoer? Moeten de hoefijzers bij dergelijke patiënten verwijderd worden of juist niet? Door de
bekende gegevens en de diverse meningen gezamenlijk op waarde te schatten en in een protocol te
verwerken, blijkt een duidelijke verbetering van de therapeutische benadering van deze aandoe-
ning mogelijk, zoals de conclusie luidt in het artikel van de Hoofdafdeling Gezondheidszorg Paard.
Als we in staat zijn eikaars kennis en kunde beter en vaker te waarderen kimnen mijns inziens op tal
van terreinen verbeteringen bereikt worden. Des te meer als we ook de waarde inzien van de mening
en de persoonlijkheid van de ander Dit laatste geldt natuurlijk bij elke interactie met eenieder om
ons heen, waarmee we weer aangeland zijn bij het publiekelijke normen- en waardenstelsel.

I

Jan Vos

Tijdschrift
Diergeneeskunde

-ocr page 270-

De invloed van een protocollaire behandeling op
het herstel bij hoefbevangenheid

Tijdschr Diergeneeskd 2002; i2y: 644-9

B. Oosterlaan-Mayer, W. Back, M.M.Sloet van Oldruitenborgh-Oosterbaan^

Oorspronkelijke artikelen

Samenvatting

Sinds 1999 worden bij de Hoofdafdeling Gezondheids-
zorg Paard van de Faculteit Diergeneeskunde paarden en
pony\'s met hoefbevangenheid protocollair behandeld.
Om het effect van een dergelijke behandeling te evalue-
ren, zijn gegevens van hoeflbevangen patiënten vóór
(n=152) en na (n=58) invoering van het protocol geïnven-
tariseerd. Tevens zijn risicofactoren voor het optreden
van hoefbevangenheid geïdentificeerd.
Onder de hoefbevangen patiënten bevinden zich relatief
meer merries, en relatief meer pony\'s vergeleken bij de zie-
kenhuispopulatie (alle orthopedische patiënten), maar de
prognose voor deze groepen blijkt niet slechter. De mate
van kanteling van het hoefbeen heeft prognostisch weinig
betekenis; bij het zakken van het hoefbeen echter ver-
slechtert de prognose significant, evenals bij een dunne,
opbollende zool.

Sinds de invoering van het protocol zijn van de patiënten
met acute hoefbevangenheid, significant meer paarden
en pony\'s hersteld. Bij chronisch bevangen patiënten is
het genezingspercentage gelijk gebleven. Hoewel de pati-
ëntengroepen niet uniform zijn, lijkt de intensieve aan-
pak volgens dit protocol een positief effect te hebben op
het herstelpercentage van de acute bevangenheid.

Summary

The effect of a treatment protocol on the prognosis of equine
laminitis

All horses and ponies with laminitis treated at the Department of Eqnine
Sciences. Faculty of Veterinary Medicine. Utrecht University, hetVL\'een 1995
and 1998 were analysed retrospectively (n=l52). Based on the re.sults of
this study and on the world-wide knowledge on laminitis a standardised
treatment protocol was adopted in 1999. Fifty-eight patients have been trea-
ted for laminitis between 1999 and 2001 following the treatment protocol.
Compared to our hospital-population (orthopaedic palientsj, mares and
ponies are at higher risk developing laminitis, but the prognosis does not
differ between sexes as between breeds. Radiological evidence of rotation of
the third phalanx seems to be of minor importance for the prognosis. Distal
displacement of the third phalanx, however, seems to worsen the prognosis.
The outcome of the acute cases is significantly better in the group treated
following the protocol, than in the group without protocol. The outcome of
the chronic cases is nol influenced by the treatment protocol. Although the
cases in both groups differ, as they are all clinical cases, our data suggest
that the standardised treatment protocol results in a better outcome for ca-
ses of acute laminitis.

\' Hoofdafdeling Gezondheidszorg Paard, Faculteit Diergeneeskunde, Universiteit
Utrecht. Yalelaan 12-16. 3584 CM Utrecht

Inleiding

Gedurende de laatste decennia is wereldwijd veel onderzoek
verricht naar hoefbevangenheid. De meeste onderzoeken
richten zich op de pathogenese van de aandoening, waarbij
veelal hoefbevangenheid experimenteel geïnduceerd wordt
(17, 21, 23, 58). In hoeverre deze modellen echt vergelijk-
baar zijn met klinische hoefbevangenheid in de praktijk is de
vraag (42, 54).

Dit artikel beschrijft een retrospectief onderzoek (39) onder
patiënten met klinische hoefbevangenheid waarbij ook be-
oogd werd, met behulp van recente onderzoeksresultaten,
een goed werkend behandelprotocol op te stellen voor de
acute hoefbevangenheid. Resultaten van behandeling vol-
gens het ingestelde protocol zijn vergeleken met resultaten
behaald in de tijd vóór gebruikmaking van het protocol.

Bij het samenstellen van het protocol hebben de volgende
overwegingen een rol gespeeld:

Er zijn verschillende theorieën hoe hoefbevangenheid ontstaat
(10,41,47,48,59). Kortsluiten van de bloedstroom via arterio-
veneuze anastomosen met als gevolg ischaemie in de primaire
en secundaire lamellen van de lederhuid wordt veelal als oor-
zaak aangegeven (28,33,40,46). Recent zijn er aanwijzingen
gevonden dat vasoconstrictieve stoffen als 5-hydroxytrypta-
mine en cndothelin een rol spelen in de pathogenese van hoef-
bevangenheid (6, 7, 8, 38). Daarom worden dan ook vasodila-
terende middelen toegepast bij de behandeling. Bijvoorbeeld
NO-donoren, bekend als vaatverwijdende stoffen, zouden een
positief effect hebben bij hoefbevangen paarden (26,27).
Een andere gedachte is dat microtrombose verantwoordelijk
is voor een ischaemie in de lamellen (30,59,60,61).

Pollitt en Davies hebben daarentegen juist een verhoogde sub-
lamelaire bloedstroom tijdens de ontstaansfase van hoefbe-
vangenheid aangetoond (47). Door een verhoogde bloedtoe-
voer naar de lamellen zouden ontstekingsmediatoren aan-
gevoerd worden, die bepaalde proteolytische enzymen, zoge-
naamde matrix-metalloproteïnases (MMP\'s) activeren. Deze
MMP\'s spelen een rol in de fysiologische op- en afbouw van
de extracellulaire matrix. Zij kunnen blijkbaar onder bepaalde
omstandigheden de basaalmembraan van de epidermis dusda-
nig beschadigen, dat hier uiteindelijk de verbinding tussen
hoefbeen en hoomwand verloren gaat (37,43,48).
Uit een recent onderzoek blijkt dat endotoxinen afkomstig
van bepaalde bacteriën in het maagdarmkanaal juist deze
matrix-metalloproteïnases activeren. Dezelfde bacteriën
worden bij het "carbohydrate overload-model" van hoefbe-
vangenheid uit het caecum en colon gekweekt (44).

Verder worden in de literatuur nog andere mechanismen ge-
noemd die mogelijk een rol spelen bij de klinische hoefbe-
vangenheid: verhoogde lactaatvorming (24), insulineresis-

-ocr page 271-

tentie (22), hypothyreoïdie (25) en verlaging van het perifere
glucoseverbruik door glucocorticosteroïden (45).
Kortom, mogelijk moet hoefbevangenheid gezien worden
als een rnultifactoriële aandoening, waarbij nog niet geheel
duidelijk is wat er precies op celniveau gebeurt.
Resultaat is in ieder geval een loslating van de verbinding
van het hoefbeen met de hoornschoen, waardoor het hoef-
been kan gaan kantelen of dalen binnen de hoornschoen. In
het ergste geval heeft inen te maken met een zooldoorbraak
van het hoefbeen door de zool.

Gezien de verschillende opvattingen over de pathogenese,
bestaan er dan ook verschillende meningen over de beste
therapeutische aanpak.

Indien bekend, dient de primaire oorzaak, zoals bijvoorbeeld
een endometritis, rigoureus bestreden te worden. Bij een
eventuele endotoxinaemie zou, naast onder andere antibio-
tica, een lage dosering flunixine meglumine\' gegeven kun-
nen worden (9).

Gezien het feit dat overeten met krachtvoer tot een dysbacte-
riose en tot hoefbevangenheid kan leiden moet de kracht-
voergift geminimaliseerd worden (54).
Bij hoefbevangenheid komt door de enorme pijnlijkheid een
verhoogde mate aan catecholaminen vrij met als gevolg
vasoconstrictie in de perifere weefsels. Met behulp van anal-
getica zoals NSAID\'s (25) kan deze vicieuze cirkel doorbro-
ken worden. Phenylbutazon is wereldwijd het meest toege-
past bij hoefbevangenheid (15, 34, 53). In Nederland is
echter momenteel alleen vedaprofen^ geregistreerd als orale
pijnstiller en ontstekingsremmer voor paarden.
Sterkere pijnstilling, bijvoorbeeld door een distale geleidings-
anesthesie van de ondervoet, is ongewenst, omdat het paard
zijn voeten weer meer zou gaan belasten waardoor er nog
meer schade zou ontstaan aan de toch al aangetaste lamellen
van de hoef Beweging is dan ook uit den boze. Het acuut
hoefbevangen paard dient strikte boxrust te krijgen (9,32,54).
Naast NSAID\'s wordt door sommige auteurs ook dimethyl-
sulfoxide (1 g/kg in een maximaal 40% oplossing gedurende
maximaal 5 dagen) gebruikt wegens de anti-inflammatoire
werking (16). Dit middel is in Nederland niet geregistreerd
voor paarden.

Om microtrombose in de hoef tegen te gaan kan heparine,
acetylsalicylzuur of calciumcarbasalaat^ toegediend wor-
den. Heparine zou met name profylactisch werken (29, 31
55), maar er zijn twijfels over de klinische effectiviteit (11
13). Acetylsalicylzuur en calciumcarbasalaat zijn vergelijk
bare stoffen met dezelfde werking, die oraal toegediend kun
nen worden: de werkzame stof hecht irreversibel aan throm
bocyten en remt zo de thrombocytenaggregatie. Nieuwe
thrombocyten bevinden zich vier dagen na behandeling weer
in de circulatie, op dit moment zou behandeling in ieder ge-
val herhaald moeten worden.

In het verleden zijn isoxuprine of pentoxyfylline als vasodi-
latoren gebruikt, inmiddels is gebleken dat deze middelen,
oraal toegediend, met betrekking tot vasodilatatie in de
ondervoet, weinig effect sorteren (36).

\' Finadyne® 50 mg/ml (Schering-Plough Animal Heallh, Brussel, België)
^ Quadrisol® 100 mg/ml (Inlen\'et, Boxmeer. Nederland)

Carbasalaaicalcium® 600 mg (Genfarma B. V., Zaandam. Nederland)
^ Sedalin® 35 mg/ml (ChassotAG, Belp, Zwitserland)
^ VetranquH® 10 mg/ml (Ceva Santé Animale B. V. Maassluis. Nederland)

Glyceryltrinitraat is een NO-donor en wordt als vasodilator
locaal toegepast (26,27,50), maar een positief effect na ont-
wikkelen van klinische symptomen kon niet bevestigd wor-
den (3).

Acepromazine werkt via een alpha-1 receptor antagonisme als
perifere vasodilator. Van acepromazine is wel aangetoond dat
het de bloedstroom naar de lamellen in de hoef verhoogt (2,
36) en het wordt dan ook gebruikt bij hoefbevangen paarden
(55). Acepromazine kan oraaH of parenteraal^ toegediend
worden. In lage doseringen werkt acepromazine nauwelijks
sedatief Een eventueel sedatief effect zou trouwens niet on-
gunstig zijn omdat de paarden dan eerder de neiging zullen
hebben om te gaan liggen en daarmee de voeten ontlasten.

De hoefijzers dienen bij een acute aanval meteen verwijderd
te worden en, indien mogelijk, de hoeven bekapt. Door het
inkorten van de toon wordt de druk op de dorsale hoefwand
en daarmee de tractie op de lamellen verminderd (9). Andere
auteurs zijn echter van mening dat verwijderen van het hoef-
ijzer juist verlies van steun betekent (1) en de pijn en het
(over)belasten van een been tijdens het afnemen van de ijzers
averechts kunnen werken.

De aangetaste hoeven kunnen in natte verbanden worden ge-
zet of het hele paard kan op zand of een zachte bedding ge-
plaatst worden (55). Natte verbanden hebben het voordeel
dat voor een dikke strobedding kan worden gezorgd, zodat
bevangen paarden goed kunnen gaan liggen (54).
Bij uitvoering van het protocol voor hoefbevangenheid op de
faculteitskliniek wordt ook een speciale box voor hoefbe-
vangen paarden gebruikt. De helft van de stal wordt dik op-
gestrooid. De andere helft is bedekt inet natte kokosschors
(Figuur I). Het natte kokos is veerkrachtig en geeft steun, de
toon van de hoef zakt er enigszins in weg. Hierdoor vermin-
dert de tractie door de diepe buiger op het hoefbeen
waardoor er ook minder tractie op de dorsale lamellen uitge-
oefend wordt. Door het paard op wiggen te zetten (51) of in
een zogenaamd \'Hufrche-gips\' Ö5), zou hetzelfde effect be-
reikt worden. In de literatuur wordt ook tenotomie van de
diepe buigpees genoemd als alternatief voor euthanasie van
ernstig hoefbevangen paarden die niet reageren op andere
therapieën (5, 18). Vanuit ethisch oogpunt wordt dit op de
Faculteit Diergeneeskunde niet gedaan.

-ocr page 272-

Zeer veel vormen van
hoefijzers en straalonder-
steuning ten behoeve van
de behandeling van be-
vangenheid zijn beschre-
ven. Heart bar shoes zijn
veel gebruikt en zelfs in
verstelbare vorm ver-
krijgbaar Het gebruik
van heart bar shoes wordt
door meerdere auteurs
beschreven (12, 19, 52);
er wordt echter ook ge-
waarschuwd voor het on-
juiste gebruik van dit ijzer
(12,19)..

In onze studie zijn in het chronische stadium, dat wil zeggen
als het paard weer beter loopt en gemakkelijk een voet op
laat nemen, open toonijzers toegepast met een zooltje en
extra opvulling onder de achterste hoefhelft (Figuur 2). Op
deze manier blijft de dorsale hoefwand en daarmee het meest
pijnlijke deel van de hoef gespaard en wordt alleen het ge-
zonde, goed doorbloede deel belast.

Tabel i. Behandelprotocol hoefbevangenheid

Acute hoefbevangenheid

• Primaire oorzaak, indien bekend, (endometritis, aandoeningen
maagdarmkanaal, etcetera) bestrijden

• Bij aanwijzingen voor endotoxinaemie: antibiotica, intraveneuze
vloeistoflherapie, lage dosering flunixine meglumine (0,3mg/kg
3dd IV)

• Dieet: geen krachtvoer vers gras of kuilvoer, alleen water en hooi

• Indien mogelijk hoefijzers afnemen en toon inkorten

• Natte verbanden om alle aangetaste hoeven, verbanden wisselen
om de 2 dagen of;

afwisselend op natte kokosschilfers en dikke strobedding totdat
verbetering optreedt (=redelijk lopen, een voet gemakkelijk op te
tillen)

\' NSAID\'s: vedaprofen (startdosis 2mg/kg, daarna 1 mg/kg 2dd
PO) tot 1 week nadat paard is beslagen (zie onder)

• Vasodilatatie: acepromazine (0.1 mg/kg 3dd PO of 0.02-0.04
mg/kg 4dd IM of IV) totdat paard op beslag gaat

• Antithrombose: calciumcarbasalaat (startdosis 12 mg/kg, daarna
6 mg/kg 1 dd PO) tot 1 weck nadat paard is beslagen

• Na verbetering, als het paard het gemakkelijk toelaat een voet op
te nemen: bekappen en open toonijzers met zool en hoofpad t.p.v.
achterste hoefhelft

\' Vanaf nu driemaal daags afstappen tot eerste beslagwissel. daarna
in gebruik nemen

• Orthopedisch beslag minimaal één keer herhalen

Tenslotte kan methionine (100 mg/kg per dag) (20, 57) of
biotine (0.11 mg/kg per dag) (14,20) bijgevoerd worden om
de hoorngroei te stimuleren en de kwaliteit van het hoorn te
verbeteren.

Uit bovenstaande praktische en theoretische overwegingen
is het volgende behandelprotocol voor hoefbevangenheid
opgesteld dat sinds 1999 toegepast wordt (Tabel 1).

Materialen en methoden

Er is gebruik gemaakt van gegevens van patiënten die zijn
aangeboden met hoefbevangenheid bij de Hoofdafdeling
Gezondheidszorg Paard, of die hoefbevangen zijn geworden
tijdens hun verblijf op de kliniek. Het gaat oin de volgende
groepen patiënten:

Groep 1: 152 patiënten die aangeboden zijn in verband met
hoefbevangenheid of die hoefbevangen zijn geworden tij-
dens hun verblijf op de kliniek gedurende de jaren 1995 tot
en met 1998.

Groep 11: 58 hoefbevangen patiënten die behandeld zijn na
invoering van het protocol gedurende de jaren 1999 en 2000.

Ras, geslacht, leeftijd, primaire aandoening en verblijfsduur
op de kliniek zijn geïnventariseerd.

De verplaatsing van het hoefbeen binnen de hoornschoen is
gescoord bij die patiënten waar röntgenonderzoek verricht
is. De uitslagen zijn ingedeeld in vier categorieën: niet ver-
plaatst, gekanteld, gezakt of gekanteld én gezakt (Figuur 3).
De zooidikte van de hoef is ingedeeld als voldoende dik, te
dun of opbollend. Een dunne, opbollende zool geeft het
voorstadium van een zooldoorbraak aan.
Er is onderscheid gemaakt tussen acute en chronische bevan-
genheid. Acuut zijn genoemd gevallen met een acuut ont-
staan en relatief korte duur (dagen) met vaak vrij ernstige
symptomen. Deze patiënten zijn doorgaans zeer pijnlijk en
vertonen door het ontlasten van de aangetaste hoeven - in de
ineeste gevallen van de voorbenen - een typische houding en
gang. Zij weigeren vaak te lopen of een voet op te laten ne-

Chronische hoefbevangenheid

Dieet: geen krachtvoer, vers gras of kuilvoer alleen water en hooi

Bekappen: toon inkorten, dunraspen dorsale hoefwand

Drie maal daags afstappen tot eerste beslagwissel

Open toonijzers met zooltje en hoofpad ter plaatse van achterste

hoefhelft

Orthopedisch beslag minimaal een keer herhalen
NSAID\'s: vedaprofen (startdosis 2mg/kg, daarna 1 mg/kg 2dd
PO) gedurende 10 dagen

Figuur3.

-ocr page 273-

men. Een duidelijk voelbare digitale pols, eventueel warme
hoeven en pijnreacties bij percussie van de dorsale hoefwand
en de straalpunt horen meestal bij de klinische symptomen.
Chronisch bevangen werden patiënten genoemd met langdu-
rige (weken of langer) klachten van geringere ernst. Door de
duur van de klacht zijn meestal de aangetaste hoeven zicht-
baar vervormd (divergerende groeiringen) en ook deze die-
ren vertonen het typische \'op eieren lopen\', maar zijn
meestal duidelijk minder pijnlijk dan de acute gevallen.

Met betrekking tot het resultaat op langere termijn is telefo-
nisch dan wel schriftelijk navraag gedaan bij de eigenaar.
Het klinische verloop van de patiënten is ingedeeld in twee
categorieën:

Niet hersteld: het paard is geëuthanaseerd of blijvend kreupel.
Hersteld: het paard is niet meer kreupel en kan als rijpaard, al
dan niet op het oude niveau, functioneren.

De behandeling van hoefbevangen patiënten vóór invoering
van het behandelprotocol bestond, voor zover genoteerd, ui-
teraard naast het bestrijden van de primaire oorzaak, veelal
uit het verstrekken van NSAID\'s al dan niet in combinatie
met andere middelen, die voor een deel naderhand ook opge-
nomen zijn in het protocol. Sinds 1999 zijn de patiënten vol-
gens het protocol behandeld.

De resultaten zijn vermeld als percentages of als gemiddelde
± dc standaarddeviatie en zijn statistisch getoetst met behulp
van de chi-kwadraattoets. Resultaten werden als significant
bevonden indien p < 0.05.

Resultaten

De gemiddelde leeftijd van beide patiëntengroepen is gelijk:
11 ± 6 jaar voor zowel Groep I als Groep II.
De verdeling naar ras en geslacht is vergelijkbaar in Groep I
en Groep II. De data zijn weergegeven in tabel 2 en 3.
Tweeënvijftig procent van alle hoefbevangen patiënten zijn
pony\'s, terwijl zich onder alle orthopedische patiënten
(steekproef n=307) slechts 27% pony\'s bevinden (p<0.00l).
Ten aanzien van de prognose is er geen significant verschil
geconstateerd tussen paarden en pony\'s. Verder zijn er geen
significante rasverschillen geconstateerd.

Tabel 2. Verdeling naar ras van de hoefbevangen patiënten uit Groep I en Groep II,
vergeleken met alle orthopedische patiënten aangeboden in dezelfde periode (1995
- 2000, steekproef, n=307)

Ras

Groep I

Groep II

Alle orthopedische patiënten

n=152

n=58

n=307

Warmbloed

37%

43%

63%

Fries

4%

4%

7%

Koudbloed

6%

5%

3%

Zware pony

(Haflinger, Fjord,

IJslander etc.)

12%

12%

7%

Lichte pony

(New Forest,

N RPS, Arabier

etc.)

16%

19%

15%

Shetlander

13%

7%

3%

Welsh

12%

10%

2%

Tabel 3. Verdeling naar geslacht van de hoefbevangen patiënten uit Groep I en
Groep II, vergeleken met alle orthopedische patiënten aangeboden in dezelfde peri-
ode (1995 - 2000, steekproef, n=307)

Geslacht

Groep I

Groep II

Alle orthopedische patiënten

n=I38

n=57

n=307

Merries

59%

65%

38%

Hengsten /

ruinen

41%

35%

62%

Er zijn relatief meer merries (60%) aangeboden met hoefbe-
vangenheid dan ruinen of hengsten (p<0.001). Van alle or-
thopedische patiënten is slechts 40% merrie. Zelfs zonder de
gevallen van hoefbevangenheid post partum zijn er meer
hoefbevangen merries: 58% van het totaal aantal hoefbevan-
gen patiënten. Er is geen verschil in prognose tussen manne-
lijke en vrouwelijke dieren.

De verdeling naar primaire aandoeningen van de hoefbevan-
gen patiënten is vergelijkbaar tussen beide groepen (Tabel
4). Echter in Groep I zijn meer paarden (49%) aangeboden in
een chronisch stadium van hoefbevangenheid dan in Groep
11(39%).

In beide groepen is geen verschil in herstelpercentage ge-
vonden tussen paarden met en paarden zonder kanteling van
het hoefbeen.

Paarden met een gezakt hoefbeen zijn significant vaker
geëuthanaseerd dan paarden zonder zakken van het hoef-
been (p = 0.031). Van 99 paarden met verzakking van het
hoefbeen zijn er slechts 29 hersteld (29%); van 53 paarden
zonder verzakking zijn er 23 hersteld (43%). Echter ook met
gezakt hoefbeen is volledig herstel niet uitgesloten: vijf pati-
ënten in dit onderzoek zijn ondanks een sterk gezakt hoef-
been klinisch goed hersteld.

Van de patiënten in Groep I met een dunne en/of opbollende
zool zijn significant meer paarden geëuthanaseerd: 30 van de
40 patiënten (75%), terwijl uit de groep met een voldoende
dikke zool slechts 11 van de 26 patiënten (42%) niet hersteld
zijn. In Groep II is het aantal patiënten met gegevens over de
zooidikte te klein om significante verschillen aan te tonen.

Van de 152 patiënten uit Groep I kon bij 139 dieren (91%)
het klinische verloop na ontslag uit de kliniek achterhaald

Tabel 4. Verdeling van de hoefbevangen patiënten uit Groep I en Groep II naar de
primaire aandoening

Primaire aandoening

Groep 1
n=I52

Groep II
n=58

Aandoeningen maagdarmkanaal

12%

15%

Retentio secundinarum / endometritis

6%

4%

Ziekte van Cushing

4%

2%

Toediening van corticosteroïden

5%

0%

Overmatige conditie

14%

17%

Overbelasting (ernstige unilaterale

kreupelheid)

2%

4%

Acute hoefbevangenheid met onbekende

oorzaak

8%

19%

Chronisch bevangen

49%

39%

-ocr page 274-

worden. Van Groep 11 (58 patiënten) was dat bij 53 dieren
(91%) het geval.

Van alle patiënten uit Groep I (zonder protocol) is 39% her-
steld tot het oude niveau of tenminste nog bruikbaar als re-
creatiepaard, uit Groep 11 is 47% hersteld. Dit verschil is niet
significant.

Bekijkt men alleen de acute gevallen, dan is er wel een signifi-
cant (p=0.006) verschil tussen Groep I en Groep II. In Groep I,
zonder gebruikmaking van het protocol, is slechts 19% van de
acute gevallen hersteld, in Groep II met protocol, echter 47%
(Figuur 4).

Bij de chronische gevallen is er nauwelijks verschil gevon-
den in de uitkomsten tussen Groep I en Groep II (Figuur 4).
De verblijfsduur op de kliniek was voor de paarden uit Groep
I gemiddeld negen dagen, voor Groep II gemiddeld acht da-
gen.

^ Groep 1
â–  Groep
ii

Figuur 4.

Discussie

De verdeling naar ras, geslacht, leeftijd en primaire aandoe-
ning was vergelijkbaar in Groep I en Groep II. Hoewel gege-
vens met betrekking tot de epidemiologie van hoefbevan-
genheid nogal uiteenlopen in de literatuur (4, 34, 49, 53),
zijn in ons onderzoek wel duidelijke risicogroepen naar vo-
ren gekomen.

Er zijn significant meer merries dan ruinen of hengsten aan-
geboden met hoefbevangenheid. Dat zou te maken hebben
met een hormonale onbalans (4). Andere auteurs hebben
geen verschil tussen mannelijke en vrouwelijke dieren ge-
vonden (34, 53).

Pony\'s hebben volgens ons onderzoek een significant ver-
hoogde kans op hoefbevangenheid. In andere epidemiologi-
sche studies is echter geen rasafhankelijkheid geconstateerd
(34, 49, 53). De prognose voor paarden en pony\'s in ons
onderzoek is overigens niet significant verschillend.

De mate van kanteling en/of daling van het hoefbeen binnen
de hoornschoen en de zooidikte kunnen door middel van
röntgenfoto\'s vastgesteld worden (54). Volgens ons onder-
zoek heeft kanteling van het hoefbeen prognostisch weinig
betekenis. Als het hoefbeen is gezakt (\'sinker\') lijkt de kans
op herstel kleiner te zijn, maar is niet uitgesloten. Gegevens
uit de literatuur komen hiermee overeen; Hunt hecht ook
geen prognostische waarde aan radiologische bevindingen
maar eerder aan de ernst van de klinische symptomen; van
de paarden met een gezakt hoefbeen zijn er echter signifi-
cant meer geëuthanaseerd (34). Gripps en Eustace beschrij-
ven eveneens de mate van zakken als belangrijkste prog-
nostische factoren kantelen echter als vrij onbelangrijk (15).
Door andere auteurs is wel een samenhang geconstateerd
tussen prognose en de graad van kanteling, maar ook hier
wordt aangegeven dat de klinische respons op de therapie
eveneens belangrijk is (56).

Naast kantelen en zakken van het hoefbeen is de zooidikte en
het opbollen van de zool blijkbaar ook van belang voor de
prognose, gezien het significante verschil in Groep I.

In Groep II, met behandeling volgens het protocol, zijn be-
tere resultaten behaald dan in Groep I. Het protocol is met
name gericht op een directe intensieve aanpak van de acute
hoefbevangenheid. Het zijn dan ook de acute gevallen die
significant beter scoren dan voorheen, derhalve scoort
Groep II met een relatief hoog aantal patiënten met acute be-
vangenheid nog veel beter dan Groep I.
In beide groepen loopt de aard van de patiënten echter sterk
uiteen met name voor wat betreft de primaire aandoening,
het tijdstip van start van de protocollaire behandeling in het
klinische verloop en de initiële behandeling door de eigen
practicus. Verder was er op het moment van evalueren van
een deel van de patiënten uit Groep II nog geen \'long term
outcome\' (1 jaar) bekend. Dit zou de resultaten alsnog kun-
nen beïnvloeden.

Reden voor een hoger percentage acute gevallen in Groep II
zou kunnen zijn dat paarden tegenwoordig eerder, dus niet
pas in een ver gevorderd chronisch stadium, aangeboden
worden aan de universiteitskliniek.

Maar gezien de duidelijk significante verschillen in het kli-
nisch verloop, is een positief effect van werken volgens bo-
vengenoemd protocol bij acute hoefbevangenheid in deze
studie geïllustreerd.

Dankbetuiging

De auteurs willen drs. Hanny W. Dijkstra graag bedanken voor haar bijdrage
aan het literatuur- en retrospectieve onderzoek en J. van de Broek voor de
hulp bij de statistische evaluatie.

Literatuur

1. Adair HS. Laminitis of the draft horse. In: Current therapy in equine medi-
cine. ed Robinson NE, 3rd ed, W.B. Saunders Company, Phila-
delphia, 1992:85-6

2. Adair HS, Goble DO, Shires GMH, et al. Evaluation of laser Doppler
flowmetry for measuring coronary band and laminar microcirculatory
blood flow in clinically nonnal horses. Am J Vet Res 1994,55:445-9

3. Adair HS, Goble DO, Schmidhammer JL, and Shires GMH. Laminar mi-
crovascular flow, measured by means of laser Doppler flowmetry, during
the prodromal stages of black walnut-induced laminitis in horses. Am J
Vet Res 2000; 61(8): 862-8

4. Alford P, Geller S, Richardson B, Slater M, Honnas C, Foreman J,
Robinson J, Messer M, Roberts M, Goble D, Hood D, and Chaffin M. A
multicenter, matched case-control study of risk factors for equine lamini-
tis. Prev Vet Med 2001,49:209-22

5. Allen D, White NA, Foemer JF, and Gordon BJ. Surgical management of
chronic laminitis in horses: 13 cases (1983-1985). J Am Vet Med Assoc
1986; 12: 1604-6

6. Bailey SR, and Elliott J. Evidence for different 5-HT receptors mediating
vasoconstricrion of equine digital arteries and veins. Europ J Pharm 1998;

-ocr page 275-

355: 175-87

7. Bailey SR, and Elliott J. Plasma 5-hydroxytryptamine constricts equine
digital bloodvessels in vitro: implications for pathogenesis of acute lami-
nitis. Equine Vet J 1998; 30: 124-30

8. Bailey SR, Cunningham FM, and Elliott J. Endotoxin and dietary amines
may increase plasma 5-hydroxytryptamine in the horse. Equine Vet J
2000; 32:497-504

9. Baxter GM. Equine Laminitis. Equine Pract 1992; 14: 13-22

10. Baxter GM. Laminitis. In: Current therapy in equine medicine 3, ed Ro-
binson NE, 3rd ed, WB Saunders Company, Philadelphia, 1992; 154-60

11. Belknap JK, and Moore JN. Evaluation of heparin for profylaxis of
equine laminitis: 71 cases (1980-1986). J Am Vet Med Assoc 1989; 195,
505-7

12. Chapman B. and Piatt GW, Laminitis. Proc 30th Ann Conv Am Assoc
Equine Pract, Dallas 1984:99-115

13. Cohen ND, Parson EM, and Seaborn TL. Prevalence and factors associa-
ted with development of laminitis in horses with duodenitis / proximal jej-
unitis: 33 cases (1985-1991). J Am Vet Med Assoc 1994; 204: 250-54

14. Comben N, Clark RJ, and Sutherland DJ. Clinical observations on the res-
ponse of equine hoof defects to dietary supplementation with biotin. Vet
Rec 1984; 115:642-5

15. Cripps PJ, and Eustace RA. Factors involved in the prognosis of equine la-
minitis in the UK. Equine Vet J 1999; 31:433-42

16. Douwes RA en Kolk JH van der Dimethylsulfoxide bij het paard: een lite-
ramuroverzicht. Tijdschr Diergeneeskd 1998; 123: 74-80

17. Eaton SA, Allen D, Eades SC, and Schneider DA. Digital Starling forces
and hemodynamics during early laminitis induced by an aqueous extract
of black walnut (Juglans nigra) in horses. Am J Vet Res 1995; 56: 1338-
43

18. Eastman TG, Honnas CM, Hague BA, Moyer W, and Rosen HD von der
Deep digital flexor tenotomy as a treatment for chronic laminitis in hore-
ses: 35 cases (1988-1997). J Am Vet Med Assoc 1999; 214: 517-9

19. Eustace RA, and Caldwell MN. The construction of the heart bar shoe
and the technique of dorsal hoof wall resection. Equine Vet J 1989; 12:
367-9

20. Eustace RA. Equine Laminitis. In Practice 1990; 12:156-61

21. Fagliari JJ, McClenahan D, Evanson OA, and Weiss DJ. Changes in
plasma protein concentrations in ponies with experimentally induced ali-
mentary laminitis. Am J Vet Res 1998; 59: 1234-7

22. Field JR, and Jeffcott LB. Equine laminitis - another hypothesis for patho-
genesis. Med Hypoth 1989; 30:203-10

23. Gamer HE, Coffman JR, Hahn AW, Hutcheson DP, and Tumbleson ME.
Equine laminitis of alimentary origin: an experimental model. Am J Vet
Res 1975; .36:441-5

24. Gamer HE, Hutcheson DP, CotTman JR, Hahn AW, and Salem C.Lactic
acidosis: a factor associated with equine laminitis. J Anim Sci 1977;
45:1037-41

25. Goetz TE. The treatment of laminitis in horses. In: The equine foot, ed
Yovich JV, Veterinary Clinics of North America, Equine Pract 1989; 73-
108

26. Hinckley KA, Feam S, Howard BR, and Henderson IW. Glyceryl trinitrate
enhances nitric oxide mediated perfusion within the equine hoof J
Endocrinol 1996; 15I:R1-R8

27. Hinckley KA, Feam S, Howard BR, and Henderson IW. Nitric oxide do-
nors as treatment for grass induced acute laininitis in ponies. Equine Vet J
1996; 28: 17-28

28. Hood DM, Amoss MS, Hightower D, McDonald DR, McGrath JP,
McMullan WL, and Scrutchfield WL. Equine laminitis 1: radioisotopic
analysis of the hemodynamics of the foot during the acute disease. J
Equine Med & Surg 1978; 2:439-44

29. Hood DM, Gremmel SM, Amoss MS, Button C, and Hightower D.
Equine Laminitis III: Coagulation dysfunction in the developmental and
acute disease. J Equine Med and Surg 1979; 3: 355-60

30. Hood DM. Current concepts of pathofysiology of laminitis. Proc 25th
Ann Meet Am Assoc Equ Pract 1979; 13-20

31. Hood DM. Equine laminitis: past, present and future. Proc of CSU Ann
Short Course 1982; pi

32. Hood DM, and Stephens KA. Physiopathology of equine laminitis,
Comp. Collection: Equine Medicine and Surgery in Practice 1985;3: 136-
41

33. Hood DM, Grosenbaugh A, Mostafa BM, Morgan SJ, and Thomas BC.
The role of vascular mechanisms in the development of acute equine lami-
nitis. J Vet Intem Med 1993;7: 228-34

34. Hunt RJ. A retrospective evaluation of laminits in horses. Equine Vet J
1993;25:61-4

35. Huskamp B. Anmerkungen zur orthopädischen Behandlung der Hufrehe.
Pferdeheilkunde 1990;6:3-9

36. Ingle-Fehr JE, and Baxter GM. The effect of oral isoxsuprine and pentoxi-
fylline on digital and laminar blood flow in healthy horses. Vet Surg 1999;
28: 154-60

37. Johnson PJ. Tyagi SC, Katwa LC, Ganjam VK, Moore LA, Kreeger JM,
and NT Messer Activation of extracellular matrix metalloproteinases in
equine laminitis. Vet Rec 1998; 142: 392-6

38. Katwa LC, Johnson PJ, Ganjam VK, Kreeger JM, and Messer NT.
Expression of endothelin in equine laminitis. Equine Vet J 1999; 31: 243-7

39. Mayer B en Dijkstra HW. Hoefbevangenheid - Een retrospectief onder-
zoek naar risicofactoren en prognoses (1995-1998). Studentenreferaat
Faculteit Diergeneeskunde, Universiteit Utrecht, 1999

40. Molyneux GS, Haller CJ, Mogg K and Pollitt CC. The structure, innerva-
tion and location of arteriovenous anastomoses in the equine foot. Equine
VetJ 1994; 26: 305-12

41. Moore JN, Allen JrD, and Clark ES. Pathoiology of acute laminitis. In: The
equine foot, ed Yovich JV, Veterinary Clinics of North America, Equine
Practice 1989; 67-72

42. Moyer W, and Redden RR. Chronic and severe laminitis: a critique of the-
rapy with heart bar shoes and hoof wall resection. Equine Vet J 1989; 21:
317-8

43. Mungall BA, Pollitt CC and Collins R. Localisation of gelatinase activity
in epidermal hoof lamellae by in situ zymography. Histochem Cell Biol
1998; 110: 535-40

44. Mungall BA, Tanner MK, and Pollitt CC. In vitro evidence for a bacterial
pathogenesis of equine laminitis. Vet Microbiol 2001; 79: 209-23

45. Pass MA, Pollitt S, and Pollitt CC. Decreased glucose metabK)lism causes
separation of hoof lamellae in vitro: a trigger for laminitis? Equine Vet J
Suppl 1998; 26: 133-8

46. Pollitt CC, and Molyneux GS. A scanning electron mocroscopical study
of the dermal microcirculation of the equine foot. Equine Vet J 1990; 22:
79-87

47. Pollitt CC, and Davies CT. Equine laminitis: its development coincides
with increased sublamellar blood flow. Equine Vet J Suppl 1998; 26: 125-
32

48. Pollitt CC, Pass MA, and Pollitt S. Batimastat (BB-94) inhibits matrix me-
talloproteinases of equine laminitis. Equine Vet J Suppl 1998; 26: 119-24

49. Polzer J, and Slater M. Age, breed, sex and seasonality as risk factors for
equine laminits. Prev Vet Med 1996; 29: 179-84

50. Ragle CA. Nitroglycerin treatment of equine laminitis. Comp cont Ed
PractVetl999;2I:170^

51. Redden RF 18° elevation of the heel as an aid to treating acute and chronic
laminitis in the equine. Am Ass Equ Pract 38th Ann Conv Proc 1992; 375-
80

52. Schatzmann U, Ueltschi G, und Diehl M. Erfahrungen mit dem Heart-
Bar-Beschlag in Klinik und Praxis. Pferdeheilkunde 1990; 6 (4): 173-6

53. Slater MR, Hood DM and Carter K. Discriptivc epidemiological study of
equine laminitis. Equine Vet J 1995; 27: 364-7

54. Sloet van Oldruitenborgh-Oosterbaan MM. Laminitis in the horse: a re-
view. Vet Quart 1999; 21:121-7

55. Stashak TS. Laminitis. In: Adam\'s Lameness in Horses. edTroy D, 5th edi-
tion, Lippincott Williams & Wilkins, Baltimore / Philadelphia 2002: 645-
64

56. Stick JA, Jann WH, Scott EA, and Robinson NE. Pedal bone rotation as a
prognostic sign in lamintis ofhorses. J Am Vet Med Assoc 1982; 180:251 -
3

57. Stick JA. Laminitis. In: Current Therapy in Equine Medicine, ed Robin-
son NE, 2nd edition, W.B.Saunders Company, Philadelphia, 1987; 277-81

58. Thomsen ME McCue, Davis EG, and Rush BR. Black Walnut induced
equine laminitis. Vet Human Tox 2000; 42: 8-11

59. Weiss DJ, Trent AM, and Johnston G. Prothrombotic events in the pro-
dromal stages of acute laminitis in horses. Am J Vet Res 1995; 56: 986-
91

60. Weiss DJ, Evanson OA, McClebahan D, Fagliari JJ, and Jenkins K.
Evaluation of platelet-neutrophil aggregates in ponies with alimentary la-
minits. Am J Vet Res 1997; 58: 1376-9

61. Weiss DJ, Evanson OB, McClenahan D, Fagliari JJ, Dunnwiddie CT,
and Wells RE. Effect of a competitive inhibitor of platelet aggregation
on experimentally induced laminitis in ponies. Am J Vet Res 1998; 59:
814-7

-ocr page 276-

X. WA I TU AM® WALTHAM*

met de tlMLI nMm veterinary Diets

Veterinaire Dieetrange,

de eerste Complete dieetrange verrijkt met

Antioxidanten!

• Uitstekende acceptatie

• Effectief in klinische studies

^ ^ ^ ^ ;

Solutions for Life

Waltham Veterinaire Service, Postbus 81, 5460 AB Veghel. Telefoon 0413 - 38 33 19.

-ocr page 277-

Dierverloskundige gaat buiten zijn boekje

laira Boissevain

De dierverloskunde als beroep
sterft uit. De minister heeft al ja-
ren geleden bepaald dat het uit-
oefenen van de diergeneeskunde
voorbehouden moet blijven aan
dierenartsen. Dierverloskundigen
en castreurs bestonden toen al, en
mochten hun beroep beperkt blij-
ven uitoefenen. Er werden geen
nieuwe dierverloskundigen en castreurs meer opgeleid,
zodat de professie vanzelf zou uitsterven. Ook werd de
uitoefening van het beroep beperkt; specifiek diergenees-
kundige handelingen, zoals bijvoorbeeld het verrichten
van een keizersnede, waren voorbehouden aan dierenart-
sen, ook al mochten de verloskundigen en castreurs dat
tot het moment van inwerkingtreden van die wetsbepa-
ling wél.

Verboden vruchten

Het was natuurlijk te verwachten dat deze beperking vroeg of
laat overtredingen zou opleveren. In dit geval werd een dierver-
loskundige bij het Tuchtcollege aangeklaagd door de hiervoor
benoemde klachtambtenaar (dus niet de veehouder)
vanwege overschrijdingen van zijn bevoegd-
heid. De dierverloskundige had geen pro-
blemen met het uitvoeren van een keizer-
snede en bleek ook regelmatig kalveren ^ ^ -
tc verdoven om deze te onthoornen.
Daarmee oefent de dierverloskun-
dige onbevoegd dc diergeneeskunde
uit. Een keizersnede is een operatie,
en mag alleen door dierenartsen wor-
den verricht. Ook het verstrekken van
diergeneesmiddelen mag niet zomaar.
Een dierverloskundige mag bij de uitoefe-
ning van zijn vak sommige antibiotica wel
intramusculair toepassen, maar niet om koeien
met uierontsteking te behandelen. Ook het verdoven
van kalveren valt niet onder de bevoegdheden van een dierver-
loskundige.

Als een dierverloskundige deze handelingen verricht, oefent hij
onbevoegd de diergeneeskunde uit. Toevallig werd de dierver-
loskundige in kwestie hiervoor al eerder bij het Tuchtcollege be-
klaagd. Omdat het Tuchtcollege toen dacht dat het om een inci-
dentele overtreding ging, liet het College het bij een berisping
aan het adres van de dierverloskundige. Omdat deze dierverlos-
kundige nu opnieuw de wet overtreedt, eist de klachtambtenaar
een flinke boete en een schorsing.

On(te)rechtl>

De diervedoskundige vindt niet dat hij fout bezig is geweest. Hij
heeft bij zijn eerste veroordeling al een forse strafrechtelijke
boete betaald: hij vindt het oneerlijk dat hij nu opnieuw wordt
aangeklaagd en mogelijk weer een flinke som op tafel moet leg-
gen. Bovendien is het onterecht dat hem onbevoegde uitoefening
van de diergeneeskunde wordt verweten. Hij voert slechts kei-
zersnedes uit als er geen toereikende hulp van een dierenarts be-
schikbaar is. Dat komt veel voor, maar dat is niet zijn fout: de
dierenartspraktijken in de regio hebben gewoon geen goede af-
spraken voor het verlenen van spoedeisende hulp.

Veterinai
tuchtrech

Getuigen a charge

Helaas voor de dierverloskundige, blijkt uit de verklaringen van
verschillende veehouders uit de omgeving dat zijn dierverlos-
kunde bepaald niet incidenteel is, en dat hij makkelijk een kei-
zersnede voor zijn rekening neemt. Daar is geen kwaad woord
bij; de veehouders zijn zelf zeer tevreden over de hulpverlening
door de dierverloskundige. In tegenstelling tot veel dierenartsen,
doet deze verloskundige goed werk, aldus verschillende veehou-
ders.

Caesariaans

Het Tuchtcollege is echter onverbiddelijk. Een dierverloskun-
dige moet de grenzen van zijn wettelijke bevoegdheid kennen en
onderkennen. Hij moet daarom ook aan de veehouder duidelijk
maken dat hij niet bevoegd is om een keizersnede te verrichten.
Mocht een keizersnede nodig zijn, dan moet de dierverloskun-
dige ervoor zorgen dat deze zo snel mogelijk wordt uitgevoerd,
door een dierenarts wel tc verstaan. Dat de praktijken in de buurt
dat niet goed hebben geregeld, is geen excuus.

Om de kalveren voor het onthoornen te verdoven,
heeft de vedoskundige lidocaïne gebruikt. Dat
mag niet. Een dierverloskundige mag dit
middel (of middelen die dit bestanddeel
bevatten) alleen gebruiken bij epidu-
raalanesthesie bij embryotomie.

Castreren moet altijd kunnen

Als laatste argument werpt de ver-
loskundige nog in de strijd dat de
klacht betrekking heeft op zijn werk-
zaamheden als dierverloskundige. Als
de geëiste schorsing zou worden opge-
legd, zou dat alleen kunnen zijn voor dit vak-
gebied, hij moet dan wel gewoon castrcur kun-
nen blijven. Omdat de dierverloskundige echter ook te
ver is gegaan met het toedienen van verdovende middelen, vindt
het Tuchtcollege dat de overschrijding van grenzen van de be-
voegdheid verder gaat dan alleen het gebied van de verloskunde.
In de maatregel die wordt opgelegd zal geen onderscheid worden
gemaakt de beroepsuitoefening van beklaagde als dierverlos-
kundige dan wel als castreur.

Maatregel

Het College vindt het een ernstige zaak dat een dierverloskun-
dige structureel bezig is met het onbevoegd uitoefenen van de
diergeneeskunde, en dat dit niet de eerste keer is. Anderzijds
overweegt het College dat het opleggen van een onvoorwaarde-
lijke schorsing, de verloskundige brodeloos zou maken. De dier-
verloskundige krijgt daarom een boete van € 2250,- opgelegd en
wordt voorwaardelijk geschorst voor een periode van zes maan-
den, met een proeftijd van twee jaar. De uitspraak zal worden ge-
publiceerd in dit Tijdschrift en de Staatscourant.
Aldus geschiede, zij het dat de dierverloskundige in beroep is ge-
gaan en dat u bij schokkende wijzigingen door het Veterinair
Beroepscollege meer zult lezen over deze aangelegenheid.........

-ocr page 278-

Voor het eerst heeft de Euro-
pese centrale registratieautoriteit
EMEA een antibioticum geregi-
fï^ffff^^ff streerd op basis van de optimale
dosering, in plaats van de mini-
^^^^^^^^ male dosering als criterium te ne-
men. Met deze actie hopen de
autoriteiten een stap te zetten in
de richting van minimaal en opti-
maal gebruik van antibiotica in de dierhouderij. Bij het
prudent gebruik van diergeneesmiddelen spelen dieren-
artsen een hoofdrol, meent hoogleraar Veterinaire Far-
macologie Johanna Fink-Gremmels.

Autoriteiten die zich bezighouden met het gebruik van antibi-
otica maken zich grote zorgen over het grootschalig gebruik
van antibiotica in de dierhouderij. De belangrijkst reden daar-
toe is het risico van resistentieontwikkeling en overdracht
daarvan naar de mens. Veelvuldige toediening van antibacteri-
ële middelen heeft reeds geleid tot resistentie op vele (grote)
veehouderijen.

Resistentie tegen antibacteriële middelen kan langs verschil-
lende wegen in de humane volksgezondheid een rol gaan
spelen:

• rechtstreekse overdracht van een resistente kiem van dier
naar mens (veehouder, dierenarts, en andere);

• overdracht van resistente kiemen op en in dierlijke producten
(slachthuis, verwerking, consument).

Hierbij dient tevens het feit in ogenschouw genomen te wor-
den dat, in met name het maagdarmkanaal, overdracht van
plasmide-gebonden resistentie naar andere bacteriën plaats-
vindt. Langs deze weg kunnen resistente enterobacteriën ont-
staan, zoals E. coli, salmonella en Campylobacter. Vervolgens
kunnen deze beruchte kiemen via een van voornoemde wegen
bij mensen terechtkomen.

De laatste vijf jaar vindt veel overleg plaats om te komen tot
reductie van het gebruik van antibiotica in de dierlijke produc-
tie. Dit heeft onder meer geleid tot verboden op het gebruik
van antibiotica als voederadditieven. Dierenartsen in de prak-
tijk merken deze reductiedrang trouwens ook in de registratie-
claims. Deze zijn namelijk gebaseerd op de minimale dose-
ring van het middel, om de totale gebruikte hoeveelheden te
minimaliseren.

Vanuit het oogpunt van zorgvuldig en terughoudend gebruik
van antibiotica kijken autoriteiten en wetenschappers ook naar
doseringsvoorschriften. In de humane geneeskunde hanteert
men bijvoorbeeld al lange tijd doseringsmethodieken die in de
veterinaire wereld onbekend waren. Het is een grote stap voor-
uit dat nu ook dierenartsen de mogelijkheid hebben om
middels
Concentration Dependent Dosing te werken. Deze
methodiek heeft de potentie om de hoeveelheid gebruikte anti-
biotica terug te dringen én het risico van resistentie te vermin-
deren. Mits het product wordt gebruikt volgens voorschrift.

Conventioneel
antibioticagebruik

Niet alle antibiotica
werken op eenzelfde
wijze. Behalve ver-
schil in antibacterieel
spectrum bestaat ook
onderscheid in het
mechanisme van do-
ding of remming van
bacteriën.

De meeste antibiotica
zijn alleen effectief
op proliferende bac-
teriën. Op rustende
kiemen hebben zij
geen vat. Voor een

voldoende werkzaamheid dienen deze middelen daarom in
voldoende hoge concentratie, langdurig op de werkings-
plaats aanwezig te zijn:
time dependent dosing, TDD. In
deze tijd zal nooit 100% afdoding van de bacteriën plaats-
vinden. De patiënt zal uiteindelijk zelf de infectie moeten
overwinnen.

De MIC90 vormt de leidraad voor inschatting van de effec-
tieve weefselspiegel, die gedurende langere tijd gehandhaafd
moet zijn om voldoende werkzaamheid te bewerkstelligen.
MIC90 staat voor de minimale concentratie waarbij 90% van
de bacteriën geremd wordt.

Tijdens een behandeling volgens het TDD-principe zal het
immuunsysteem van de patiënt altijd nog voldoende capa-
citeit moeten hebben om overlevende bacteriën te vernieti-
gen. Omdat elke patiënt anders is en omdat grote verschillen
kunnen bestaan tussen veldstammen van bacteriën, bevat het
doseringsadvies een zekere veiligheidsmarge. Vandaar bij-
voorbeeld het advies: kuur afmaken.
Voor curatieve doeleinden hebben bactericide middelen de
voorkeur. Bacteriostatische producten komen in aanmerking
voor profylactische behandelingen.

Concentration Dependent Dosing

Twee soorten antibiotica blijken in staat om ook niet-delende
bacteriën te doden. Dat zijn aminoglycosiden en fluoroqui-
nolonen. Daardoor kan in theorie met één behandeling volle-
dig bacteriologisch herstel bereikt worden.
Dit fenomeen, dat met één voldoende hoge dosering van een
antibioticum een totale afdoding van een bacteriepopulatie
kan worden worden bereikt, heet
Concentration Dependent
Dosing,
CDD. Hierbij bepaalt dus de totale hoeveelheid
antiboticum die na injectie in het doelweefsel aanwezig is, de
werkzaamheid van de behandeling.

Aminoglycosiden zijn geschikt voor CDD-toediening bij
sepsis, maar hebben hun beperkingen voor andere therapeu-
tische doeleinden. Ze dringen matig door in verschillende

Prudent gebruik van antibiotica

Nieuw doseringsconcept legt grote verantwoordelijkheid bij dierenarts

lan Hülsen

-ocr page 279-

weefsels en organen, en komen nauwelijks intracellulair. Bij
sepsis zitten de bacteriën in de bloedbaan.
Fluoroquinolonen bezitten kenmerken die ze uitstekend ge-
schikt maken voor het CDD-toepassing. Zij penetreren uit-
stekend in weefsels en organen, en ook in ontstoken weefsel
(verdelingsvolume groot). Bovendien komen fluoroquinolo-
nen ook intracellulair, in bijvoorbeeld makrofagen, leukocy-
ten en andere lichaamscellen. Vermeldenswaardig zijn hun
hoge spiegels in longweefsel en in het lumen van de darmen,
hetgeen door de typische kinetische eigenschappen (actief
transport) kan worden verklaard.

Toepassing in de praktijk

De industrie is druk op zoek naar geschikte antibiotica die
toegepast kunnen worden via het CDD-regime. Deze zullen
vooralsnog uit de groep der quinolonen voortkomen. Re-
centelijk is het eerste product voor veterinair gebruik gere-
gistreerd dat voldoet aan de voorwaarden van CDD: dano-
floxacine. Ongetwijfeld volgen er meer.
Om de belofte als succesvol antibioticum waar te maken én
zeker te stellen voor de toekomst, dient danofloxacine ge-
richt en terughoudende te worden toegepast. Het is een
UDA-middel, maar het had wellicht beter UDD kunnen zijn.
Zolang danofloxacine wordt toegepast volgens voorschrift.

zal het zeer effectief zijn en kan het een grote bijdrage leve-
ren aan terugdringing van antibioticagebruik en verminde-
ring van resistentie. Dat betekent éénmalige injectie met vol-
doende hoge dosering voor curatieve behandeling. In
principe zou dan zelfs een tweede injectie niet nodig zijn,
maar in de praktijk kan daar door omstandigheden toch voor
gekozen worden.

Danofloxacine dient evenwel niet langdurig te worden toe-
gepast, in mogelijk lagere doseringen. Dan zal waarschijn-
lijk snel resistentie optreden, met het risico van verspreiding
van resistente bacteriën naar de mens. Het middel moet dus
nooit profylactisch of metafylactisch worden gebruikt.
(Metafylaxe: toepassing in een situatie waarbij de infectie-
ziekte in de koppel aanwezig is, als behandeling van de die-
ren die -nog- niet ziek zijn.)

Resistentie tegen fluoroquinolonen komt voort uit mutatie
van bacteriën en is DNA-gebonden. Hierbij ontstaan re-
sistente bacteriestammen. Verspreiding van resistentie tegen
fluoroquinolonen vindt daardoor veel langzamer plaats dan
plasmide-gebonden resistentie. Daar staat tegenover dat flu-
oroquinolone-resistentie een zeer gevreesde bedreiging
vormt voor de humane gezondheidszorg, hetgeen nog eens
wijst op de verantwoordelijkheid van de fabrikant, de dieren-
arts en ook de veehouder.

Medici zoals dierenartsen, tandartsen.medisch specialisten en
andere vrije beroepers kunnen al 25 jaar lang rekenen op
deskundig advies van Raadgevers Medische Beroepen.
De Raadgevers begeleiden u onder andere bij overdracht van

de praktijk en bij associaties.

Ook de afhandeling van de bijbehorende contracten wordt u
uit handen genomen. Raadgevers Medische Beroepen is een
adviesbureau met uitgebreide expertise op het gebied van
financieel advies aan beoefenaars van (para)medische
beroepen. De breedte van die expertise is uniek en beslaat
advies ten aanzien van alle financiële aspecten die zich
van start tot pensionering in uw medische carriëre

kunnen voordoen.

U weet zich bij de Raadgevers verzekerd van advies op maat op
het gebied van financiële planning, verzekeringen, financieringen,
hypotheken en pensioenen. Ook de keuzes en mogelijke
problemen rondom het einde van uw studie hebben de speciale

aandacht van de Raadgevers.

De Raadgevers volgen u in de verscliillende fasen van uw loop-
baan en bieden begeleiding en advies op de lange termijn.

Voor meer informatie kunt u contact opnemen met
adviseurs Ptiilip Jaspers, Wouter van der IVIeer en/of Robert E. Meijer.

Raadgevers
Medische Beroepen

Dorpsstraat 118
3732 HL De Bilt
Postbus 36
3730 AA De Bilt

Tel 030 220 41 14
Fax 030 220 27 95
E-mail: raadgevers@atriserv.nl

-ocr page 280-

DANOFLOXACINE

ÄDYOCIN 180

Eén injectie.....einde infectie!

Advocin® 180:

Uniek CDD-concept

^^ Zeer potent breedwerkend
antibioticum

Snel herstel bij luchtweg-
en maagdarminfecties.

Gemakkelijk in gebruik

- Klein injectievolume
(dosering 1 ml/30 kg subcutae

- 1 behandeling voldoende \'

Diervriendelijk

Korte wachttijden
vlees: 8 dagen; melk: 4 dagfl

Advocin® 180 is een nieuw en effectief antibioticum tegen lucht-
weg- en darminfecties bij kalveren. Het werkt volgens het unieke
Concentratie Afhankelijke Concept (CDD-concept) waarbij niet
de duur van de behandeling, maar de hoogte van de concentratie
bepalend is voor het succes. Dit heeft tot gevolg dat vrijwel alle
ziektekiemen kort na de behandeling zijn gedood en dat 1 injectie
dan ook voldoende is.\'^

Uit onderzoek is gebleken dat in slechts ca. 25% van de gevallen een tweede injectie noodzakelijk is. Bron: data on file

DANOFLOXACINE

ADVOCIN 180

Eén injectie...,einde infectie

Advocini® 180: RegNL 9945. Werkzame stof: Danofloxacine (als mes
180 mg/ml. Indicaties/Ooeidieren: Runderen; voor de behandeling van lucht
infecties veroorzaakt door Mannheimia haemolitica. Pasteurella multocid
Haemophilus somrius die gevoelig zijn voor danofloxacine, Neonatale kalvererï; vo
behandeling van darminfecties veroorzaakt door E.coli die gevoelig zijn voor dand
cine. Dosering: 1 ml/30 kg. subcutaan. Wachttijd: melk 4 dagen, vlees 8 di
Bijwerltingen: een lichte zv^elling rond de injectieplaats. Deze kan 30 dagen aat
den. Contra-indicaties: geen bekend. Kanalisatiestatus: UDA, Nadere informa
vedvijgbaar bij Pfizer Animal Health b,v.

Animal Health

Visie op gezondheid

Pfizer Animal Health bv
Postbus 37 • 2900 AA Capelle a/d IJssel
www.prizerab.nl • secretariaat.ahg@pfizer.c(

© 2002 PTizer Animal Heallti bv - Capelle a/d IJssel
® Merknaam PHzer Inc., N.Y., U.S.A.

-ocr page 281-

Nieuwe serie Nascholingsdagen voor Dierenartsassistenten over
anesthesiologie, vachtverzorging en gedrag

Voor alweer de achtste keer or-
ganiseren Virbac Nederland BV,
Waltham Veterinaire Service en
Dier & Zorg Huisdierenverzeke-
ring een nieuwe serie Nascho-
lingsdagen voor Dierenartsassis-
tenten. De nieuwe serie zal op
donderdag 10 januari 2003 van
start gaan in Mercure Hotel Am-
sterdam aan de Amstel.

Ooic dit jaar zijn er weer een drietal gerenommeerde sprekers
bereid gevonden om op zes locaties in het land een lezing te
verzorgen. De onderwerpen zijn afwisselend en praktisch
gericht.

Drs. les Akkerdaas, dierenarts verbonden aan de afdeling
anesthesiologie van de Hoofdafdeling Geneeskunde voor
Gezelschapsdieren van de Faculteit Diergeneeskunde te
Utrecht, begint met haar verhaal over de anesthesiologie in
de gezelschapsdierenpraktijk. Zij zal de assistentes meene-
men in de wereld van anesthesiologie in de praktijk en met
name ingaan op de praktische kant ervan voor de dierenarts-
assistenten.

De volgende spreker is Veronica Garrelds. Mevrouw
Garrelds is trimster van beroep en zal het hebben over vacht-
verzorging en het behandelen en voorkomen van vachtpro-
blemen in de praktijk. Ook zal zij het gebruik van diverse
shampoos bespreken.

Onze laatste spreker is een \'oude bekende\', namelijk Debbie
Rijnders. Zij bespreekt de gedragsproblemen die kunnen
ontstaan bij het ouder worden van honden en katten.
Daarnaast geeft zij praktische tips over het omgaan van hon-
den en katten met baby\'s en kinderen.

De kosten voor deelname aan deze nascholingsdag voor die-
renartsassistenten zijn € 45,00 per deelnemer bij reservering
tot twee weken vóór aanvang van de gewenste cursusdatum,
daarna € 55,00 per deelnemer. Dit bedrag is inclusief de cur-
susmap, het certificaat van deelname, een lunch en diverse
consumpties.

Data en locaties 2003:

Mercure Hotel Amsterdam a/d Amstel
Mercure Hotel Bunnik
Best Western Hotel Heerenvecn
Restaurant Lommerrijk Rotterdam
Hotel De Cantharel Apeldoorn (Ugchelen)
Hotel Holiday Inn Eindhoven

Donderdag 16 januari 2003
Dinsdag 28 januari 2003
Donderdag 13 februari 2003
Donderdag 13 maart 2003
Dinsdag I april 2003
Donderdag 10 april 2003

Een inschrijfformulier aanvragen kan hij Virhac Nederland BV:
Mariska Lagerweij, telefoonnummer (0342) 427!08, faxnummer (0342) 490164, e-mail: mlagerweij@virbac.nl

Cursussen in de Tweede Lijn\' te Wilhelminaoord

In november 2002 en januari 2003 zullen een aantal cur-
sussen in Wilhelminaoord worden gegeven, gericht op de
tweedelijns diergeneeskunde. Op woensdag 27 november
geeft dr. R. Slappendel de ins and outs weer van de hae-
matologie van hond en kat. Slappendel is specialist
Interne geneeskunde van gezelschapsdieren en oud-uni-
versitair hoofddocent aan de Universiteit Utrecht. Op
zaterdag 25 januari en zondag 26 januari behandelt
D. Spreng (Dipl. ECVS, Specialist Intensive care)
\'Emergency and critical care patients\', waarbij op zater-
dag onder meer shock, fluid therapy, maagtorsie, bij-
twonden, schedeltrauma en uroabdomen aan de orde ko-
men. Op zondag behandelt Spreng \'the sick, septic
patient\' en geeft hij praktische training. De cursus van
Spreng vindt plaats in het Engels.

De cursus \'Haematologie van hond en kat\' begint woensdag
om 20.00 uur. De kosten bedragen € 50,-. De cursus
\'Emergency and critical care patients\' begint zowel zaterdag
als zondag om 10.00 uur en is zaterdag om ± 18.00 uur afge-
lopen en zondag om ± 15.00 uur. De kosten voor alleen de
zaterdag bedragen € 300,- (inclusief lunch) en voor de beide
dagen € 450,- (inclusief lunches). Voor inschrijving kunt u
bellen naar de Tweede Lijn, (0521) 383659 of faxen: (0521)
382989. Het verschuldigde bedrag kunt u overmaken op re-
keningnummer 66.41.23.597 ten name van de Tweede Lijn te
Wilhelminaoord onder vermelding van de titel van de cur-
sus. U ontvangt een bevestiging na inschrijving en betaling.
Het Verwijscentrum de Tweede Lijn ligt aan de Koningin
Wilhelminalaan 29, 8284 GG te Wilhelminaoord (Dr.), e-
mail:
info@detweedelijn.nl

-ocr page 282-

Wat een opluchting!

^Binixin

Benaming: Binixin® een inspuitbare oplossing voor intraveneus gebruik. •Samenstelling:
Elke ml bevat 50 mg Flunixine (als Runixine meglumine); Fenol (bewaarmiddel): Natrium
Formaldehyde Sulfoxylaat (antioxidans) en Propyleenglycol (solvens). •
Diersoort: Rund, paard.
• Indicaties: Rund: voor de leniging van acute ontsteking geassocieerd met bronchopneumonie.
Paard: voor de leniging van ontsteking geassocieerd met aandoeningen van spieren of skelet,
voornamelijk in de acute tot subchronische stadia. Het is eveneens geïndiceerd voor de leniging
van viscerale pijn, geassocieerd met koliek. •
Contra-indicaties: Niet gebnjiken bij dieren met
hart - .lever -, of nieraandoeningen: indien er de mogelijkheid is van gastro-intestinale ulceratie
of bloeding of indien er risico\'s zijn op bloedstollingstoomissen. Niet gebruiken bij dieren die lijden
aan koliek veroorzaakt door ileus en die geassocieerd is met dehydratatie. Niet gebruiken bij
dieren met chronische aandoeningen van het skelet of de spieren. Niet gebmiken bij dieren met
gekende overgevoeligheid t.o.v. de werkzame stof, Niet gebruiken bij paarden waan
/an de melk
bedoeld is voor humane consumptie, •
Ongew/enste effecten (algemeen): Het gebruik van niet-steroidale ontstekingsremmers (NSAID\'s), inclusief
flunixine. kan predisponerend werken of leiden tot gastro-intestinale irritatie en in erge gevallen, ulceratie, Er ts de mogelijkheid tot bloeding, gastro-
intestinale irritatie en letsels, necrosis ter hoogte van de nierpapillen en veranderingen in bloedparameters.Er zijn occasionele meldingen van
reacties ter hoogte van de injectieplaats bij paarden alsook, zowel bij paarden als runderen, van collaps na vlugge intraveneuze toediening. Er zijn
occasionele voorvallen van anafylactische reacties welke soms fataal kunnen zijn. •
Dosering en toedieningsweg: Rund: De aanbevolen dosis
bedraagt 1 tot 2 ml Binixin per 45 kg lichaamsgewicht (equivalent aan 1.1 tot 2,2 mg flunixine per kg) intraveneus toegediend en herhaald als nodig
met 24 uur inten/al voor maximaal 3 opeenvolgende dagen. De oorzaak van de acute ontstekingsreactie dient te worden achterhaald en behandeld
met een bijhorende therapie.
Paard: Bij gebruik bij spier - en skeletaandoeningen bedraagt de aanbevolen dosis 1ml Binixin per 45kg
lichaamsgewicht (equivalent aan
1,1 mg flunixine per kg) intraveneus toegediend met 24 uur interval voor maximaal 5 opeenvolgende dagen
naargelang de respons. Bij gebruik bij koliek bedraagt de aanbevolen dosis
1ml Binixin per 45kg lichaamsgewicht (equivalent aan 1,1 mg flunixine
per kg) intraveneus toegediend en één - tot tweemaal herhaald indien symptomen van koliek zich herhalen. De oorzaak van de koliek dient te
worden achterhaald en behandeld met een bijhorende therapie. •
Wachttijd: Eetbare weefsels. Rund: 10 dagen. Paard : 28 dagen Melk, Rund:
48 uur. Niet toedienen aan paarden waarvan de melk wordt gebruikt voor humane consumptie,

Registratiehouders: Bayer s.a.-n.v.: Reg Nr.: 187 IS 330 F12, Bayer B.V.: REG NL 9975

®

wf

»iniiln-

B i n i X i n\' â€¢Â«â€¢OW-«.

rton Hérot^
NiCht-tltroHStl-i

100 r

50 ml

H

Bayer HealthCar

www.livestock.bayer.^
www. I i vestock. bayer.

Binixin® van Bayer:
herstelt de longfunctie snel

Niet steroïdale ontstekingsremmer op basis van 50 mg Flunixine per ml.
Acute ontsteking bij
bronchopneumonie bij rund
Koliek
en ontsteking bij spier-en skeletaandoeningen bij paard
Snelle
en sterke werking

Inspuitbare oplossing in flacons van 50 ml en 100 ml

Jsheei^J^-

-ocr page 283-

ESVD workshop Exotic Animal Dermatology

De European Society of Veterinary Dermatology (ESVD)
organiseert van donderdagmiddag 21 tot en met zaterdag
23 november 2002 een workshop \'Exotic Animal Derma-
tology\'. De workshop wordt gehouden aan de Universi-
teitskliniek voor Gezelschapsdieren in Utrecht en bevat
drie dagdelen lezingen en twee dagdelen practica. Sprekers
op de workshop zijn bijzondere dieren-dierenartsen die elk
hun sporen verdiend hebben binnen hun vakgebied. De
volgende onderwerpen zullen de revue passeren: vogels
(Neil Forbes, DVM, Dipl. ECAMS), kleine zoogdieren
(Sharon Redrobe, DVM), reptielen (Stephen Hernandez-
Divers, DVM, RCVS Specialist in Zoo & Wildlife
Medicine [Reptiles]) en vissen (drs. Peter Werkman).
De kosten voor deelname aan de gehele workshop zijn
€ 400 voor ESVD-leden en € 500 voor niet-leden. Wilt u
alleen de lezingen volgen dan zijn de kosten € 200.
Voor verdere informatie kunt u de website van de ESVD
raadplegen (http://www.esvd.org). Voor registratie en ver-
dere informatie kunt u tevens contact opnemen met Nico
Schoemaker (N.J.Schoemaker(g vet.uu.nl).

Cursusavonden voorplanting rund, de
interactie met voeding en de plaats van
hormonale therapie

CEVA Santé Animale organiseert twee cursusavonden over
de voortplanting van het rund in relatie tot de steeds hogere
productie van ons melkvee. Dr. R Vos zal een lezing geven
over de moderne beïnvloeding van anoestrus, suboestrus, en
oestrussynchronisatie. Drs. D. Zaaijer zal vertellen over de
nieuwste inzichten met betrekking tot de invloed van voe-
ding op de voortplanting van het rund.
De cursussen worden gegeven op maandag 11 november
2002 om 19.30 uur in het Hotel Mercure te Deventer en op
maandag 16 december om 19.30 uur in het Best Western
Hotel te Breda. Een derde avond zal begin 2003 in Noord-
Nederland georganiseerd worden. De kosten bedragen € 15,-.

De cursussen worden aangemeld bij het Veterinair
Kwaliteits Orgaan voor Permanente Educatie-punten. Voor
aanmelding kunt u bellen (0174j 643 930, faxen (0174) 643
924 of e-mailen: cevanKg^ceva.com onder vermelding van
\'Cursusavond Rundvee Voortplanting\'.

Aangezien onderstaand bericht in het 75 oktober-nummer van het TvD tot veel misverstanden heeft geleid,
plaatsen wij hieronder het volledige persbericht dat wij ontvingen van ID-Lelystad.

Onderzoek ID-Lelystad brengt verbeterd RSV-vaccin in zicht

Onderzoeker Adriaan Antonis van
ID-Lelystad ontwikkelde een mo-
del om BRSV-infecties bij runde-
ren te bestuderen. BRSV staat voor
het pinkengriepvirus. HRSV is de
menselijke variant van het virus en
een veel voorkomende veroorzaker
van bovenste luchtweginfecties (be-
trokken bij de jaarlijkse griepepi-
demieën), die in sommige gevallen ook voor veel ernstiger
aantastingen van de diepere luchtwegen (de longen) kan
zorgen. Jaarlijks worden bij met name jonge kinderen en
ouderen ernstige klinische verschijnselen waargenomen.
Bij kinderen is in 1969 een vaccin toegepast dat ernstige
ziekte heeft veroorzaakt bij kinderen die later besmet wer-
den, in plaats van hen te beschermen.
In een Europees samenwerkingsverband heeft ID-Lelystad
nu kunnen aantonen dat ook een BRSV-vaccin dat op de-
zelfde manier werd gemaakt als het HRSV-vaccin uit 1969,
runderen evenmin beschermt maar juist zieker maakte. De
resultaten zijn tot dusver indrukwekkend. Het model biedt
de mogelijkheid beter het mechanisme te doorgronden dat
voor een veilig HRSV-vaccin nodig is. Potentiële RSV-vac-
cins zullen in de toekomst opnieuw op hun werkzaamheid
worden getest en in het bijzonder op de veiligheid. Met deze
doorbraak verwacht ID-Lelystad bij te dragen aan de ont-
wikkeling van veilige HRSV-vaccins voor mensen en BSRV-
vaccins voor dieren.

Sterke overeenkomst BRSV- en HRSV-verspreiding

Het koeien (bovine) respiratoir syncytiaal virus (BRSV) is een

Rectificati

Pneumovirus, dat wereldwijd voorkomt. Het virus veroor-
zaakt jaarlijks uitbraken van ademhalingsziekte bij met name
kalveren jonger dan zes maanden. De wijze waarop het virus
zich verspreidt, de infectie en de bijbehorende ziektever-
schijnselen komen sterk overeen met die van het menselijk
(humaan) respiratoir syncytiaal virus. Om BRSV-infecties bij
runderen te bestuderen, is de afgelopen jaren een model ont-
wikkeld dat ook kan worden toegepast onder experimentele
omstandheden.

Watmeer kalveren het virus krijgen toegediend, vertonen ze
binnen een week de eerste klinische verschijnselen die horen
bij een luchtweginfectie veroorzaakt door BRSV De ver-
schijnselen zijn nagenoeg gelijk aan de waarneming onder
praktijkomstandigheden. De kalveren krijgen koorts, gaan
snotteren, hoesten, voelen zich minder lekker en gaan moeiza-
mer en sneller ademhalen. Indien er geen complicaties (secun-
daire infecties) optreden - hetgeen onder experimentele om-
standigheden meestal het geval zal zijn - genezen de kalveren
weer vrij snel. Onder praktijkomstandigheden zal het verioop
veelal vele malen dramatischer zijn, doordat allerlei andere
factoren een rol meespelen.

Ontwikkeling humaan-RSV-vaccin kent hoge prioriteit

De ontwikkeling van een humaan-RSV-vaccin heeft sinds jaar
en dag hoge prioriteit. De ontwikkeling hiervan verliep tot dus-
ver moeilijk door de dramatische gevolgen van een in de jaren
zestig ontwikkeld vaccin, dat destijds kinderen achteraf juist
veel gevoeliger leek te maken voor een RSV-infectie, in plaats
van dat het de kinderen de gewenste bescherming bood. Met
het onderzoek van Adriaan Antonis komt een verbeterd hu-
maan-RSV-vaccin in zicht.

-ocr page 284-

Tekst: Susan Umans, fotografie: Geertje Boeren

Zeist, 5 oktober 2002 - De 149e Algemene Vergadering van
de KNMvD op 5 oktober 2002 zou een heel belangrijke
worden. Op deze dag zou afscheid worden genomen van
het Hoofdbestuur en het Algemeen Bestuur, om er een
Bestuur en Raad van Toezicht voor in de plaats te krij-
gen. Het nieuwe Bestuur krijgt meteen een flinke kluif
aan de zorgwekkende ontwikkeling van het hoge arbeids-
ongeschiktheidsniveau onder dierenartsen. Maar er is
ook plaats voor nog een primeur: de conclusies van de
Werkgroep MKZ.

T

Gérardo Menges neemt tij-
dens de Algemene Verga-
dering het woord, als lid van
het stembureau dat op
maandag 30 september na
12.00 uur de stemmen heeft
geteld. Voor de verkiezing
van de Raad van Toezicht is
28,5 procent van de stembil-
jetten teruggekomen. Men-
ges: "In vergelijking met de
Algemene Vergadering van
vorig jaar, waar 274 leden
hun stem uitbrachten is dat
vier tot vijf keer zoveel De
Oérardo Menges namens het stembureau,
betrokkenheid is dus wel gegroeid, maar het kan beter."
De Raad van Toezicht bestaat uit dertien leden. Voor de
Regio Noord komen Peter Egberink en Anneke de Jong-
Rockland in de Raad van Toezicht. Voor de Regio Oost zijn
dat Bert Mostert, Bulle Koster, Marie-Louise Fisscher-
Peters en André Bruns. Voor de Regio West: Wim Davidse,
Cor de Vries, Anton Fennema en Frits Huijser van Reenen.
Voor de Regio Zuid nemen Jacques Segers, Geert Gelling en
Gerard de Bruijkere zitting in de Raad van Toezicht. Na het
accepteren van de benoeming is de Raad van Toezicht offici-
eel geïnstalleerd. Voorzitter Ton de Ruijter wenst de leden
veel succes bij de uitoefening van hun nieuwe taak.
De Ruijter maakt duidelijk dat het Hoofdbestuur in zijn ge-
heel aftreedt en wil alle leden eerst hartelijk danken voor hun
inzet tijdens hun zittingsperiode. Hij spreekt uit een groot res-
pect voor de Hoofdbestuursleden te hebben om deze bestuur-
lijke vernieuwing te initiëren, wetende dat ze zelf weieens
niet gekozen zouden kunnen worden. "Zij hebben daarbij uit-
sluitend het belang van de KNMvD voorop gesteld", aldus
De Ruijter. Na uitleg van Menges over de stemprocedure met
betrekking tot het Bestuur, maakt hij de uitslag bekend. Voor
Cluster 1 (koppelgehouden dieren) zullen Rens van Dobben-
burgh en Nanny Wijne-Raemakers zitting nemen in het
Bestuur. Voor Cluster 2 (individueel gehouden dieren) zijn dit

Hans van Herpen, Leen den Otter en Erik Gostelie. Voor
Cluster 3 komt John Borgmeier in het nieuwe Bestuur. Alle
nieuwe Bestuursleden accepteren hun benoeming, waarmee
de installatie van het Bestuur een feit is.

Hoge arbeidsongeschiktheid bij dierenartsen

Voorzitter Ton de Ruijter gaf het ook al in zijn Jaarrede aan:
het percentage arbeidsongeschikten bij dierenartsen is mo-
menteel erg hoog. Eén op de zes practici is arbeidsonge-
schikt, dat wil zeggen langer dan drie maanden ziek. Dit per-
centage is bij landbouwhuisdierenpraktijken nog hoger "Een
buitengewoon zorgelijke zaak", aldus De Ruijter Hij geeft
aan dat de uitval op relatief jonge leeftijd plaatsvindt (tussen
de 30 en de 40 jaar) en dat de stijging van de afgelopen tijd
vooral wordt veroorzaakt door psychische problemen.
Deze ontwikkeling is niet alleen zorgelijk vanwege de trend
zelf Ook de - deels doorgevoerde en deels op handen zijnde -
premieverhogingen maken het invoeren van een preventieplan
topprioriteit. Daarnaast dreigt de onverzekerbaarheid of he-
ronverzekerbaarheid van de dierenartsenverzekering. Reden
waarom het Hoofdbestuur zoveel werk heeft gemaakt van het
creëren van een - naast de Movir - andere mogelijkheid voor
dierenartsen om arbeidsongeschiktheid te verzekeren. Die op-
tie is er gekomen middels het mantelcontract met Meeüs/
Interpolis.

Eén van de belangrijkste oorzaken van de hoge arbeidsonge-
schiktheid is de inkomenssituatie van dierenartsen. Tijdens
de Groep Groot Dagen op 26, 27 en 28 november in
Papendal zal hier ruimschoots aandacht aan worden besteed.
Rens van Dobbenburgh: "Het is de bedoeling handvatten aan
te reiken ter voorkoming van arbeidsongeschiktheid en ook
oplossingen aan te dragen. We zullen er alles aan doen om
het tij te keren." Gérardo Menges wijst op het belang van lot-
genotencontact in deze. "Het is van essentieel belang om niet
in een isolement te raken", zegt hij. Volgens JanTogtema - na
een lange en moeilijke pe-
riode van ziekte gelukkig
weer helemaal terug - ont-
staan de problemen door fu-
sies tussen praktijken en het
niet met elkaar kunnen
omgaan. "Het preventiebe-
lang ligt al in de opleiding
en in de begeleiding van
dierenartsen in praktijken",
vindt hij. "We willen niet
meer naar elkaar luisteren,
draaien ons om en lopen
door", eindigt hij zijn be-
toog.
 Het oude hoofdbestuur

Installatie Bestuur en Raad van Toezicht tijdens Algennene Vergadering 2002

Lof voor Rapport Werkgroep MKZ maarzorgen om hoge
arbeidsongeschiktheid

-ocr page 285-

Kantoorpanden Julianalaan in de verkoop

Op 11 september heeft het Algemeen Bestuur definitief af-
gezien van verbouwing van de KNMvD-panden aan de
Julianalaan. De panden gaan in de verkoop en er zal worden
gezocht naar een andere bestemming.
Voorzitter Ton de Ruijter doet verslag van de lange weg die
sinds juni 2000 is bewandeld. Uitgangspunt is dat de panden
aan de Julianalaan een te krappe huisvesting voor het secre-
tariaat vormen. Bovendien voldoen ze op geen enkele wijze
aan de arbo-voorschriften. In eerste instantie is de Brink-
groep gevraagd om de opties verhuizen en verbouwen met
elkaar te vergelijken. Dit plan is op 13 december 2000 voor
de eerste keer in het Algemeen Bestuur besproken. In febru-
ari 2001 besloot het Algemeen Bestuur verdere acties even
op te schorten, omdat de mogelijkheden van huisvesting op
het terrein van de Faculteit der Diergeneeskunde bekeken
werden. Helaas bleken die mogelijkheden op universiteitsni-
veau vast te lopen.

In maart 2001 is een bouwcommissie ingesteld, met daarin
vertegenwoordigers van het Hoofdbestuur, Algemeen
Bestuur en het bureau. Ook is de Brinkgroep opnieuw inge-
schakeld. Met het investeringsvoorstel van de Brinkgroep,
is het Algemeen Bestuur uiteindelijk op 7 november 2001
akkoord gegaan. Het ging hier om een verbouwing met een
kleine uitbreiding aan de achterkant. Toen in december vo-
rig jaar de Brinkgroep met het definitieve plan van aanpak
kwam, bleek het bedrijf haar eigen tarief met vijftig procent
verhoogd te hebben. Reden om de samenwerking te beëin-
digen. Bovendien bleek van het plan van de Brinkgroep
niets te kloppen. De kosten zouden hoger uitvallen, zo bere-
kende de nieuwe bouwmanager, de heer Goes. Begin 2002,
tijdens een extra ingelaste bestuursvergadering, ging het
Algemeen Bestuur met lange tanden en na veel discussie
opnieuw akkoord met de verbouwing, ook al bracht dit ho-
gere kosten met zich mee. Het akkoord was mede gestoeld
op de overtuiging van de architect dat er geen problemen
met de gemeente Utrecht zouden ontstaan. En dus vraagt de
bouwcommissie op 30 mei van dit jaar de bouwvergunning
aan.

Helaas laat de gemeente Utrecht op 20 juni weten dat het ver-
krijgen van een bouwvergunning wel eens problemen zou
kunnen opleveren. En inderdaad: op 17 juli blijkt de ge-
meente geen vergunningen af te geven die in strijd zijn met
het bestemmingsplan. Dit bestemmingsplan voor de omge-
ving Wilhelminapark is namelijk in 2001 nog gewijzigd, na-
melijk in het doel om de omgeving terug te brengen in de
\'oude\' woonbestemming. "Al deze ontwikkelingen hebben
de plannen bemoeilijkt", verzucht Ton de Ruijter, "en pogin-
gen om in contact te komen met de gemeente zijn op niets
uitgelopen." Ziedaar het besluit van het Algemeen Bestuur
om definitief af te zien van verbouwing van de \'Julianalaan\'.
De Ruijter meldt ook nog dat de optie om op het facul-
teitsterrein terecht te komen weer open is. Het dossier wordt
aan dc leden van het nieuwe Bestuur voorgelegd en afhanke-
lijk hun bevindingen zullen er opnieuw onderhandelingen
met de Faculteit der Diergeneeskunde en de Universiteit
Utrecht plaatsvinden.

Toehoorder Peter Poll waarschuwt om bij het zoeken naar
een nieuwe locatie niet in dezelfde valkuil te trappen, name-
lijk een pand wat oorspronkelijk niet bestemd is voor een
kantoorfunctie eindeloos te blijven aanpassen. "Het gaat pri-
mair om de functie dat de mensen die in het kantoor werken
zich op hun plek moeten voelen."

Rapport bestrijding MKZ

Algemeen secretaris Tjeerd
Jorna presenteert vandaag de
bevindingen van de Werk-
groep MKZ. Het complete
rapport, getiteld \'Bestrijding
van mond- en klauwzeer, in
het belang van mens en dier\'
zal op de KNMvD-website
komen, waarbij nadrukkelijk
het commentaar van alle le-
den gevraagd wordt. Na ver-
werking van reacties van
KNMvD-leden en belang-
hebbenden, zal de defini-

De algemeen secretaris presenteert het

tieve versie worden aange- laarversiag2ooi.
boden aan de overheid, het agrarisch bedrijfsleven en aan
agrarische organisaties. Tevens zal een Engelse vertaling wor-
den aangeboden aan de UEVP (Union of European Veterinary
Practitioners) en FVE (Federation ofVeterinarians of Europe).
Zitting in de werkgroep hebben de algemeen secretaris zelf,
dr. G. Benedictus, mevrouw dr. A. Bouma, dr. A. Breeuwsma,
drs. A. Plaisier, dr. P Franken en dr. P Sutmoller. De werk-
groep concludeert dat mond- en klauwzeer volgens de huidige
veterinaire inzichten snel en efficiënt bedwongen kan worden,
zonder langdurige ontwrichting van de maatschappij en zon-
der het massale doden en vernietigen van gezonde dieren,
door de snelle inzet van potente NSP-vrije vaccins met daarbij
behorende diagnostische testen. De werkgroep noemt het ri-
sico van een uitbraak ontstaan door dragers verwaarloosbaar.
Zij pleit ervoor dat de internationale regelgeving van de
Europese Unie en de OIE wordt aangepast aan de voorge-
stelde bestrijding en vindt dat de Nederlandse overheid, de ve-
terinaire beroepsgroep, het agrarische bedrijfsleven en maat-
schappelijke organisaties dit ook zouden moeten bepleiten.
Bovendien zouden Europese retailers en consumenten moeten
worden voorgelicht om weerstand tegen producten van gevac-
cineerde dieren te voorkomen.

Concreet adviseert de Werkgroep MKZ de OIE en Europese
Unie om de regels voor de MKZ-vrij-verklaring van een land
of regio na toepassing van noodvaccinatie inet een NSP-vrij
vaccin niet zwaarder te maken dan bij de stamping out-me-
thode. Verder zouden producten van gevaccineerde dieren
van MKZ-vrij verklaarde bedrijven zonder belemmering in
de EU verhandelbaar moeten zijn. De regelgeving moet geba-
seerd zijn op het gebruik van NSP-testen en de controle aan
de EU-buitengrens op insleep moet worden verbeterd. Ook
adviseert de werkgroep om een EU-vaccinbank op te richten,
die tevens de MKZ-surveillance over de wereld volgt.
Voor Nederland geldt dat de inzet van dierenartsen bij de be-
strijding van MKZ volgens de werkgroep moet aansluiten bij
bestaande kwaliteitsborgingssystemen, zoals de erkennings-
regelingen. Bovendien moeten voor het traceren van dieren
aanvullend opgeleide dierenartsen worden ingezet. In \'vre-
destijd\' dient een team voor de operationele aanpak van
MKZ gevormd te worden, dat in \'ooriogstijd\' het manage-
ment vormt. Dit team houdt zich uitsluitend bezig met de
operationele aanpak. Tot slot pleit de werkgroep ervoor de
communicatie naar practicus en veehouder duidelijk geka-
naliseerd te regelen.

Vanuit de zaal pleit Bert Uriings ervoor om vooral met
Europese retailorganisaties te gaan praten over dit rapport.
"Daar zit een enorme bottleneck in de discussie."

-ocr page 286-

Tijdens de rondvraag reageert ooic Peter Egberink, die de
werkgroep complimenteert met het rapport. Hij heeft in mei
2002 bezoek gehad van de tijdelijke MKZ-commissie van-
uit het Europarlement. Ook deze commissie heeft een rap-
port uitgebracht, waarin zij concludeert dat noodvaccinaties
als eerste optie in overweging moet worden genomen bij een
uitbraak en dat maatschappelijke instanties ingeschakeld
moeten worden. Tevens moeten de vaccins geregistreerd
worden, de invoercontroles versterkt en wil zij haar advies -
op basis waarvan Nederland strafkorting gekregen heeft -
rechtzetten. Ten slotte vindt ook deze commissie dat de re-
tailbranche gewezen moet worden op haar rechten en plich-
ten.

Ziekte van Aujeszky

De Algemene Vergadering gaat akkoord met het standpunt
van de Groep Geneeskunde van het Varken om de artikel 10-
status (Aujeszky-vrij) niet aan te vragen. Het ontbreken van
een geformaliseerd bestrijdingsplan is hierbij de voornaam-
ste overweging. Volgens de huidige regelgeving houdt deze
status namelijk een vaccinatieverbod voor dieren in en is het
massaal doden en destrueren van gezonde dieren niet uitge-
sloten.

l&R gezelschapsdieren en paarden

De identificatie en registratie (l&R) van gezelschapsdieren
en paarden was vastgelopen op het standpunt van oud-mi-
nister Brinkhorst van LNV, dat de sector dit zelf maar moest
regelen. De KNMvD was het hier niet mee eens, al heeft zij
met de Groep Geneeskunde van Gezelschapsdieren wel het
initiatief genomen. Een gedegen l&R-systeem is van groot
belang voor het goed laten functioneren van een Veterinair
Meldpunt voor erfelijke gebreken, daarvan zijn alle partijen
overtuigd. Het standpunt van de KNMvD is immers geen
rasspecifieke maatregelen te nemen. Nu de ministerspost
een nieuwe invulling kent, dringt de KNMvD er opnieuw op
aan dat de overheid in deze haar verantwoordelijkheid
neemt.

Erik Gostelie meldt dat in tegenstelling tot de gezelschaps-
dieren, onder Brinkhorst besloten is de I&R voor paarden
wel te regelen. Dat had al in 2000 moeten gebeuren, maar
door de vele haken en ogen wordt het uniforme paarden-
paspoort pas per 1 januari 2004 ingevoerd, in plaats van een
jaar eerder. Vanaf september 2003 zal een grootse campagne
op touw worden gezet. Gostelie: "Wij pleiten voor een cen-
trale database, waarin onder andere kan worden vastgelegd
of het paard een gezelschapsdier of een slachtdier is. Pas dan
is het voor ons dierenartsen mogelijk om paarden fatsoenlijk
te behandelen".

Ontwikkeling Voedsel en Waren Autoriteit

Jos Goebbels, directeur van de Voedsel en Waren
Autoriteit (VWA) vertelt voor de vergadering dat de hele
Rijksdienst voor de Keuring van Vee en Vlees naar de
VWA komt. "Primaire opdrachtgever blijft het ministerie
van Landbouw", aldus Goebbels. De centrale diensten
gaan samen in één centrale dienst, die werkmaatschap-
pijen zal aansturen. Dit zal voor het ministerie van LNV
zijn consequenties hebben, waarbij er geen witte vlekken
mogen ontstaan. Goebbels belooft dat de strategische be-
noemingen via een nieuwsbrief in het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde bekend zullen worden gemaakt. Verder
meldt hij dat er nog discussie is met LNV in hoeverre de
dierziekten ingebed kun-
nen worden in het volksge-
zondheidsbeleid. Zo zal
onderzoek naar dierziekten
niet onder de VWA vallen,
maar zoönosen wel.

Opnieuw roerig jaar op bu-
reau

Algemeen secretaris Tjeerd
Jorna brengt voor de verga-
dering het afgelopen jaar op
het bureau in beeld, dat op-
nieuw roerig is geweest met
het vertrek van de manager
Interne Zaken en de stafme-
dewerkers Veterinaire Zaken en Publiciteit. De algemeen se-
cretaris draagt sinds begin van het jaar zorg voor zowel vete-
rinaire als managementtaken, daarbij ondersteund door een
petit comité. Het bureau heeft gelukkig vrij snel twee hele
goede opvolgers gevonden voor de stafmedewerker
Veterinaire Zaken in de dierenartsen Hugo de Groot (land-
bouwhuisdieren en volksgezondheid) en Joost van Herten
(gezelschapsdieren en paard). Ondanks de uitbreiding van
deze functie van één naar twee fulltime eenheden (met bijbe-
horende secretariële ondersteuning), is de agenda van beide
medewerkers alweer volgepland.

Naast onderbezetting op de afdeling belangenbehartiging en
praktijkmanagement, is het steeds ongeduldiger worden van
de leden hier ook een probleem. Jorna: "Deze afdeling krijgt
ontzettend veel werk voor de kiezen, met name van leden
met heel veel individuele vragen." Het ongeduldig worden
van leden uit zich soms in een bepaald taalgebruik. "We pro-
beren daarmee om te gaan, maar roepen iedereen op om toch
in elk geval netjes te blijven".

Ook de afdeling communicatie had het moeilijk en moest het
vertrek van Sophie Deleu naar het RIVM en twee zwanger-
schapsverloven doorstaan."De andere medewerkers hebben
het zwaar gehad, maar het Tijdschrift voor Diergeneeskunde
is in deze periode blijven verschijnen, ook al was het soms
wat dunner", aldus Jorna. "Ook het Jaarverslag 2001 is er in-
middels, u krijgt het komende week thuisgestuurd." Voor de
functie van stafmedewerker communicatie is kortgeleden
een advertentie gezet, waarop meer dan 200 reacties zijn ge-
komen. De selectieprocedure is in volle gang.
Verder noemt de algemeen secretaris als knelpunten het
langdurige ziekteverlof van gastvrouw Ingrid Zeiler en het
nieuwe dierenpaspoort, wat de nodige inzet vraagt naast alle
andere bestellingen.

"Helaas hebben we dit jaar financieel niet helemaal quite
kunnen draaien, met name bij het Tijdschrift voor Dier-
geneeskunde is een tekort ontstaan", vervolgt Jorna zijn ver-
haal. Hij legt uit dat dit met name komt door teruglopende
advertentie-opbrengsten. Adverteren in het algemeen wordt
beperkt door de huidige economische ontwikkelingen.
Jorna weet verheugd te melden dat voor de drukkosten van
alle uitgaven zoals het Jaarboekje, Jaarverslag en Tijdschrift
voor Diergeneeskunde volgend jaar een bezuiniging van
150.000 euro haalbaar moet zijn. "We hebben onze uiterste
best gedaan om alle drukkosten naar beneden te krijgen.
Ook met verminderde drukkosten is het mogelijk de uitstra-
ling van het Tijdschrift voor Diergeneeskunde te upgraden
naar een full colour tijdschrift."

-ocr page 287-

Foto\'s: Geertje Boeren

Zeist, 4 oktober 2002 - KNMvD-voorzitter Ton de Ruijter
meldt in zijn Jaarrede dat de KNMvD kan terugkijken
op een bevredigend jaar, waarin op vele punten vooruit-
gang is geboekt. Te noemen valt het Veterinair Kwaliteits
Orgaan, DierenartsA^arkenshouder 2000, de bestuur-
lijke vernieuwing en zeker het non-vaccinatiebeleid.
"Maar ook een jaar waarin de positie van vele individu-
ele leden zich zorgelijk ontwikkelt, waarbij ik doel op de
arbeidsongeschiktheidssituatie bij praktiserend dieren-
artsen", aldus De Ruijter.

Na een dankwoord aan het bestuur van de Afdeling Utrecht
en de congrescommissie voor de organisatie van het
Jaarcongres 2002, meldt De Ruijter dat het thema van dit con-
gres, \'De Waarde van het dier\', naadloos aansluit bij de pro-
blematiek waarmee de KNMvD de afgelopen periode gewor-
steld heeft. "De voorzitter van de commissie Ethiek, collega
Minderhout schrijft in het TvD van september jongstleden dat
dit thema de Nederlandse dierenarts eigenlijk altijd al heeft
beziggehouden, maar dat de terminologie wat anders is ge-
worden. Maar ook dat het aantal dierenartsen dat \'stilstaat bij
eigen handelen\' groter is geworden. In het licht van de vele,
vaak emotionele reacties van collegae in het afgelopen jaar,
mag dat laatste een understatement worden genoemd."

Tevens richt De Ruijter een dankwoord aan Fred Nind, voor-
zitter van de FVE: "Ladies en gentlemen, 1 would like to ad-
dress a special word to the president of the Federation of
Veterinarians of Europe (FVE), our dear colleague Fred
Nind, who was so kind to held the openings speech of our
congress to day. I like to remind you that under the presi-
dency of Fred Nind, the FVE adopted the declaration on Foot
and Mouth disease, which was essential and very helpful on
the Foot- and Mouth Conference in Brussels on December
13th and 14th. Fred, we are very honoured to have you here
to day, thank you for coming."

Mond- en klauwzeer

"Veel is gebeurd op het terrein van de MKZ sinds ons vorig
congres, met als hoogtepunten de grote MKZ-conferentie in
Brussel en de vergadering van de OIE in Parijs. Daar is de
periode tussen vaccineren en ruimen enerzijds en niet vacci-
neren en ruimen anderzijds, al met zes maanden bekort.
Vervolgens bereikte ons onlangs de mededeling van com-
missaris Byrne dat het non-vaccinatiebeleid kan worden
herzien nu er mogelijkheden bestaan om gevaccineerde die-
ren te onderscheiden van geïnfecteerde dieren. In dit ver-
band wijs ik ook nog op het standpunt van de LTO, niet meer
te willen meewerken aan het massaal doden van dieren in-

dien een vaccinatie voorhanden is. Mogelijk dat het \'duivels
dilemma\' waarover De Volkskrant sprak in haar redactio-
neel commentaar van 31 maart 2001, hiermee tot het verle-
den behoort."

De Ruijter geeft aan vorig jaar te hebben gesproken over de
grote verdeeldheid die het MKZ-beleid onder de leden
dreigde te veroorzaken. "Een verdeeldheid dwars door groe-
pen, disciplines en praktijken heen. Ik heb er voor gepleit dat
niet te laten gebeuren. Immers dierenartsen zijn het op vete-
rinaire gronden niet oneens, het zijn de handelspolitieke be-
perkingen die ons dreigen te verdelen.
Ik dank u voor de manier waarop u daarmee in de periode na
de Algemene Vergadering bent omgaan. Of om de decaan van
de Faculteit der Diergeneeskunde, professor Cornelissen te
citeren: "dierenartsen zijn verstandige mensen". U zult mor-
gen ter afronding van deze problematiek op de Algemene
Vergadering een presentatie krijgen van de werkgroep MKZ
die door de KNMvD mede op uw verzoek in het leven is ge-
roepen. Wij zullen uiteraard daarna de overheid van de in-
houd van het rapport op de hoogte stellen. Inmiddels vragen
wij aan de bestuurders van LTO en NVV niet weer in de non-
vaccinatie val te trappen, waar het de ziekte van Aujeszky be-
treft."

Relatie met de Rijksoverheid

"Hoe snel zaken aan verandering onderhevig kunnen zijn, is
zichtbaar aan de nieuwe verhoudingen in politiek en ambte-
lijk Den Haag. Goede ingangen aldaar zijn voor elke be-

Ton de Ruijter constateert in Jaarrede 2002 naast
[vooruitgang zorgelijke ontwikkeling

Arbeidsongeschiktheidssituatie praktiserende dierenartsen
krijgt topprioriteit

-ocr page 288-

roepsgroep en zeker de onze van levensbelang. Er zijn wei-
nig beroepsgroepen wier functioneren zo nauw verweven is
met de Rijksoverheid. Dat geldt voor onze leden in de volle
omvang; practici individueel- en koppelgehouden dieren,
dierenartsen in bedrijfsleven en dierenartsen in dienst van de
Rijksoverheid, bij LNV, VWS, ID-Lelystad en de Faculteit
der Diergeneeskunde. Onze leden zijn daarvan doordrongen
en geven dit ook aan in het \'Environs International\' onder-
zoek.

Als u nu beziet hoeveel persoonlijke veranderingen in Den
Haag in zeer korte tijd hebben plaatsgevonden, dan bete-
kent dit voor de KNMvD een volledig nieuwe opbouw van
de beleidslijnen. Immers vanaf minister en staatssecretaris,
tot aan het directieniveau RVV en WA, zijn in totaal een
zestal nieuwe bewindvoerders en bestuurders aangetreden.
Daarnaast zal de nieuw gevormde Voedsel en Waren
Autoriteit grote veranderingen voor onze beroepsgroep
met zich brengen. Ook voor de Vaste Kamercommissie
voor Landbouw geldt een vrijwel geheel nieuwe samenstel-
ling. Overigens kan onze beroepsgroep voor het eerst in
haar geschiedenis een Tweede Kamerlid verwelkomen in
de persoon van collega Ormel, die zich met veel van uw
voorkeurstemmen een stevige positie in de CDA-fractie
heeft verworven. Wij stellen zijn komst zeer op prijs en
wensen hem veel succes toe." De Ruijter vindt dat de
KNMvD kan terugzien op een toenemende goede samen-
werking met het ministerie van LNV in de afgelopen jaren.
"Wij spreken de hoop uit dat er ondanks of dankzij al deze
veranderingen sprake zal zijn van een verdere verbetering
van deze goede relatie."

Veterinair meldpunt erfelijke gebreken en I&R gezelschaps-
dieren

"Ons rapport veterinair meldpunt erfelijke gebreken, dat met
financiële steun van de overheid is geschreven, ligt inmiddels
alweer geruime tijd in Den Haag. Het Veterinair Meldpunt
biedt niet alleen de mogelijkheid tot het melden en registreren
van erfelijke problemen bij gezelschapsdieren, maar kan ook
zinvol gebruikt worden voor het melden van bijvoorbeeld
bijtincidenten. Ten aanzien van de Identificatie & Registratie
(l&R) van gezelschapsdieren streeft de KNMvD nog steeds
een verplichte aanpak na, en wel om drie redenen: vanwege
het veterinair meldpunt van erfelijke gebreken, vanwege de
problematiek rond de zwerfdieren en vanwege de regeling
agressieve dieren.

Helaas is deze hele zaak op afstand gezet door de weigering
van minister Brinkhorst om mee te werken aan een ver-
plichte l&R-regeling voor gezelschapsdieren. Hij zag het als
een zaak die de sector zelf moest regelen. Een uiterst merk-
waardig standpunt gezien de overheidswens om te komen tot
een aanpak van erfelijke gebreken en agressieve honden
door middel van fokbeleid, waarvoor een goede l&R abso-
lute voorwaarde is. Een standpunt dat bovendien haaks staat
op de mening van andere landen. Op 28 september jongstle-
den werd op de General Assembly van de Worid Veterinary
Association unaniem een standpunt ingenomen dat samen
met de World Small Animal Veterinary Association was op-
gesteld en dat rasspecifieke wetgeving ten aanzien van
agressieve honden afwijst en dat bovendien een verplicht
identificatiesysteem voor honden voorstaat. Met staatssecre-
taris Odink is deze week afgesproken dat dit standpunt ter
kennis zal worden gebracht van het ministerie van LNV.
Op initiatief van de Groep Geneeskunde Gezelschapsdieren
van de KNMvD is naar Engels voorbeeld met succes een
\'petweek\' georganiseerd, waarbij de gehele sector was be-
trokken. Doel was de promotie van I&R gezelschapsdieren
waarbij de Nederlandse Databank Gezelschapsdieren cen-
traal stond. Het ministerie van LNV heeft met enthousiasme
financieel bijgedragen aan dit evenement, hetgeen hoge ver-
wachtingen schept naar een voortvarende aanpak in de toe-
komst."

Stichting Veterinair KwaliteitsOrgaan

Vorig jaar is melding gemaakt van de verdere ontwikkeling
van het Coördinatiecentrum Erkende Dierenartsen (CED)
naar een volledig onafhankelijke positie, de Stichting
Veterinair Kwaliteits Orgaan (VKO). Aan deze onafhanke-
lijkheid is vooraf door het Algemeen Bestuur de voorwaarde
verbonden, dat eerst een marktvraag zou moeten worden ge-
creëerd door de belangrijkste stakeholders, te weten over-
heid, LTO en bedrijfsleven. Die situatie is zodanig in een
stroomversnelling geraakt, dat onlangs de verzelfstandiging
van het VKO een feit is geworden. "Het is verheugend te mo-
gen constateren, dat de discussie met de overheid over de er-
kende dierenarts EU 97/12 en onze VKO erkende dierenarts
tot een oplossing komt", aldus De Ruijter
Het wachten is nu op de brief van minister Veerman aan de
Tweede Kamer, ter beantwoording van de motie Waalkens/Ter
Veer, waarin zal worden ingegaan op de beoogde veterinaire
monitoring op het veehouderijbedrijf, de rol daarin van de er-
kende dierenarts en de noodzakelijke databank. Mogelijk dat
dit laatste een perspectief zal kunnen bieden voor het door de
Gezondheid.sdienst uit te bouwen basismonitoringsysteem tot
een \'early warning system\'.

"Wij verwachten dat de invulling door de Stichting VKO van
de erkende dierenarts aan de wensen van het ministerie zal
voldoen. Voor de praktiserend dierenarts landbouwhuisdie-
ren in kleine praktijken betekent deze gang van zaken dat
keuzes gemaakt zullen moeten worden, waarbij samenwer-
kingsverbanden in diersoortarme gebieden aan te bevelen
zijn."

VWA en de veterinaire infrastructuur

De Ruijter: "De vorming van een Voedsel- en Waren Autoriteit
naar Europees model mag een goede en logische stap ge-
noemd worden. Het zal de coherentie op het terrein van de
voedselveiligheid zeer ten goede komen. Het roept echter vra-
gen op over de positie van de georganiseerde dierziektebestrij-
ding binnen de ministeries van VWS en LNV. Destijds, bij de
vorming van de RVV, ontstaan uit de Gemeentelijke
Vleeskeuringsdiensten en de toenmalige Veterinaire Dienst,
zijn ook al de nodige opmerkingen gemaakt bij de werkbaar-
heid van de nieuwe structuur Ik ga dat nu niet herhalen, even-
min als de ervaringen uit het jongste verleden met de varkens-
pest- en MKZ-bestrijding. Het is ook uitdrukkelijk niet de
bedoeling achteraf het gelijk te krijgen. Wel wil ik wijzen op
één belangrijk aspect namelijk de combinatie van wat toch
binnen de veterinaire beroepsuitoefening twee aparte discipli-
nes genoemd mogen worden, de vleeskeuring en de georgani-
seerde dierziektebestrijding. Met het samenbrengen van de
Rijksdienst voor de keuring van Vee en Vlees en de
Keuringsdienst voor Waren binnen de nieuw gevormde
Voedsel- en Waren Autoriteit (VWA), is de positie van de ge-
organiseerde dierziektebestrijding, als vreemde eend in deze
nieuw gevormde bijt, weer actueel. Immers het accent komt
nog meer dan in het verleden te liggen op aspecten van voed-

-ocr page 289-

selveiligheid. Op zich is daar niets mis mee maar er zal op
korte termijn meer duidelijkheid moeten worden geschapen
over de positie van de dierziektebestrijding, daar valt niet aan
te ontkomen. De KNMvD is van mening dat de instelling van
een Veterinaire Dienst, zoals we die vroeger kenden en zoals
gebruikelijk is in de meeste landen binnen Europa, serieus
overwogen moet worden. Wij rekenen er op dat de nieuwe
Directeur-generaal mevrouw Bergkamp het veterinaire orga-
nisatieschema nog eens tegen het licht zal houden."

Beroepsintegriteit

"Beroepsintegriteit is een eerste verantwoordelijkheid van de
beroepsgroep zelf, laat daarover geen misverstand bestaan.
Dat erkent de KNMvD en dat heeft ze in de afgelopen twee
jaar actief inhoud gegeven. Integriteitskwesties worden alom
besproken en daarmee komen ook de onvolkomenheden van
het handhavingsbeleid in beeld. De gedoogcultuur zit in ons
land diep geworteld en dat helpt ons niet bij de aanpak van de
problematiek. Gelukkig is door regelmatig contact met het
Openbaar Ministerie inzicht verkregen in toekomstig beleid
en vindt inmiddels afstemming plaats tussen het Openbaar
Ministerie en de Veterinaire Tuchtcolleges. De KNMvD heeft
uitspraken van de Tuchtcolleges door mevrouw Boissevain
tot leesbare en begrijpbare stof laten bewerken en laten plaat-
sen in het Tijdschrift voor Diergeneeskunde. Dames en heren,
een belangrijk spanningsveld met de overheid is te vinden in
de driehoek beroepsintegriteit, handhavingsbeleid en ade-
quate wetgeving.

Wij prijzen ons daarom gelukkig dat 15 oktober aanstaande
in de namiddag een handhavingsdag wordt georganiseerd
waarbij de landelijk Officier van Justitie en de voorzitter van
het Veterinair Beroepscollege alsmede de artikel 29 ambte-
naar (de CVO) voor onze leden zullen spreken en met hen in
discussie zullen gaan."

Arbeidsongeschiktheid

"Een grote zorg is de ontwikkeling van de arbeidsongeschikt-
heid bij praktiserend dierenartsen, waarbinnen het accent
weer ligt bij de groep practici landbouwhuisdieren", meldt
De Ruijter. "Er is klaarblijkelijk iets zeer ernstig mis met ons
beroep, als wij moeten constateren dat 15% van onze prakti-
serend dierenartsen arbeidsongeschikt is, in de definitie lan-
ger dan drie maanden ziek. Let wel, wij hebben het hier niet
over ziekteverzuim maar over arbeidsongeschiktheid.
Daarbij komt nog als zeer specifiek voor onze beroepsgroep
dat dierenartsen al op zeer jonge leeftijd uitvallen en dat de
psychische oorzaken van arbeidsongeschiktheid vrijwel vol-
ledig verantwoordelijk zijn voor de toename."
De voorzitter stipt enkele oorzaken aan, zoals de negatieve
inkomensontwikkeling, de grote spanningen bij het massaal
ruimen van dieren bij dierziekte-uitbraken, de slechte situa-
tie waarin de veehouderij in totaal zich in Nederland bevindt
en die de dierenartsen zich vanwege hun sterke persoonlijke
betrokkenheid zeer aantrekken, de algemene werksfeer en de
druk die soms op dierenartsen gelegd wordt, met name waar
het hun integriteit betreft.

"Dat de belangstelling bij aankomende collegae voor land-
bouwhuisdieren en volksgezondheid sterk tanende is, is al
langer bekend.Het is niet voor niets dat de Faculteit genood-
zaakt is om via decentrale instroom en verruiming van de nu-
merus fixus te komen tot voldoende dierenartsen in deze sec-
toren. Maar de oorzaak van dit fenomeen kon wel eens een
van de factoren zijn die mede leiden tot verhoogde arbeidson-
geschiktheid bij practici", denkt De Ruijter. "Vergelijkbare
ontwikkelingen zijn zichtbaar in andere landen als Duitsland
en Engeland. Daar zijn al streken die het zonder practicus
landbouwhuisdieren moeten stellen, reden waarom wij deze
zaak ook al onder de aandacht hebben gebracht van de LTO
tijdens het regulier overleg met de vakgroepvoorzitters."
De KNMvD voert momenteel zeer intensief overleg met de
verzekeraars van arbeidsongeschiktheid, waarbij het onze
wens is om zo snel mogelijk te komen tot een breed gedragen
preventieplan. Omdat het duidelijk een zeer complexe mate-
rie is waarbij de negatieve inkomensontwikkeling zeker een
belangrijke rol speelt, heeft met de Faculteit een eerste over-
leg plaatsgevonden om te bezien of op redelijk korte termijn
vanuit de economische discipline aandacht in de opleiding
kan worden geschonken aan veterinary economics. Dat kan
immers de basis leggen voor een betere bedrijfsvoering en
daarmee inkomensverbetering. Uiteraard kan dan op korte
termijn via het PAO-D vervolg gegeven worden aan een na-
scholing op dit terrein van de afgestudeerde dierenarts.
Ook is duidelijk dat voor verzekeraars maar ook voor het
pensioenfonds de herverzekerbaarheid van het dierenartsen-
risico ter discussie zal komen te staan. Tegelijkertijd is ver-
dere premieverhoging voor de practicus simpelweg niet
meer op te brengen. "De arbeidsongeschiktheidsproblema-
tiek dient voor het nieuwe bestuur, dat morgen zal aantreden,
topprioriteit te hebben", besluit De Ruijter.

Tot slot bedankt hij iedereen die in het afgelopen jaar zoveel
tijd en moeite heeft besteed aan het goed laten functioneren
van de KNMvD. "Allereerst de medewerkers van het bureau
onder leiding van de algemeen secretaris, die in de afgelopen
periode een grote inspanning hebben geleverd om alles en
iedereen ten dienste te zijn en met name bij de vernieuwing
van onze bestuurlijke structuur veel inspanningen hebben
verricht. En dan natuurlijk dank aan de vele collegae in be-
stuurlijke functies, commissies en werkgroepen voor hun
bijdrage aan het functioneren van onze professie. Het is elke
keer weer hartverwarmend de bereidheid tot inzet voor de
KNMvD te mogen ervaren.
Ik heb gezegd."

-ocr page 290-

Zeist, 4 oktober 2002 - Een dag lang brainstormen over de
waarde van het dier leverde naar verwachting veel dis-
cussie op en weinig concrete zaken, behalve dan een lied
bij workshop 2 en betonnen beelden en sculpturen van
paverpol bij workshop 3. Toch was het heel zinnig om op
dierendag eens na te denken over de waarde van het dier,
aangezien dat toch hetgeen is wat dierenartsen bindt.
Sprekers die de gedachtengang van de aanwezigen een
onverwachte kant opsturen en de introductie van work-
shops maakten van dit congres een dynamisch geheel.

De Engelstalige openingslezing van het congres door FVE-
voorzitter Fred Nind was helder en goed te volgen. De voor-
zitter van de Federation of Veterinarians of Europe (FVE) is
ervan overtuigd dat dierenartsen betrokken moeten worden
bij de politiek. "You can not separate science from politics",
aldus Nind. Verder zette hij uiteen welke zaken die te maken
hebben met de waarde van het dier de FVE op Europees ni-
veau geregeld probeert te krijgen. Dat zijn de diertranspor-
ten, de rituele slachtingen en het massaal doden van dieren
bij ziektebestrijding.

Kwaliteit vlees beter

Wat betreft de diertransporten is de FVE van mening dat die-
ren niet te ver van de plaats waar ze gefokt zijn, gedood moe-
ten worden. Gebleken is dat de kwaliteit van het vlees dan
ook beter is. Posten waar onderweg gestopt wordt om de die-
ren te voeren en water te geven, vormen een kans op ver-
spreiding van ziekten, zo is wel gebleken tijdens de MKZ-
crisis. Bovendien zijn sommige dieren minder gestrest als ze
in de vrachtwagen blijven en er niet uit worden gehaald. Ook
maakt het nogal wat uit of je het hebt over een boer die een
dier vervoert in een kleine trailer achter zijn auto of een spe-
ciaal op diervervoer ingerichte vrachtwagen. Over wetge-
ving op dit gebied is Nind heel duidelijk: geen wet zal wor-
den nageleefd als er geen
politie-agent bij staat om te
controleren.

Rituele slachtingen

De FVE is van mening dat
moreel gezien dieren niet ge-
dood mogen worden, zonder
ze eerst te sederen. Ten eer-
ste ondervindt het dier hier-
van grote stress en zal het
zich verzetten. Ten tweede is
de pijn van de snee zelf im-
moreel; het zal aanhouden
tot het dier zijn bewustzijn
verliest. Bovendien worden
met het doorsnijden van de
keel, tevens de zenuwen die

Tekst: Susan Umans, fotografie: Geertje Boeren

t. f l ; : â–  ^^
Paul cliteur, Fred Nind en Herman de Baan.

de ademhaling regelen, doorgesneden. Een heel beangsti-
gende ervaring voor het dier, want het voelt alsof je keel
wordt dichtgeknepen. Ten derde is er een kans dat er bloed in
de longen terecht komt, wat een belangrijk effect op de kwa-
liteit van het voedsel heeft. Dit doet de waardigheid van het
dier teniet. Nind is van mening dat het publiek dat vlees
koopt in de supermarkt moet weten hoe een dier aan zijn
einde is gekomen, zodat zij zelf een keuze kunnen maken
\'neem ik dit vlees of niet?\'

Kromme regels

Tijdens de MKZ- en varkenspestcrisis hebben we volop
kunnen meemaken dat één van de consequenties van het
non-vaccinatiebeleid het massaal doden van gezonde die-
ren is. Een consequentie waar de FVE niet langer achter
staat. Gelukkig zijn er inmiddels markervaccins op de
markt, waarmee vaccinatie mogelijk is geworden. Nind
geeft aan hoe krom de regels in elkaar zitten als de registra-
tie om een medicijn te mogen verkopen alleen van kracht
blijft als het betreffende bedrijf dat medicijn ook daadwer-
kelijk blijft verkopen. Hij concludeert dat er dan eens in de
twee jaar een uitbraak moet zijn. Verder is het op z\'n zachts
gezegd vreemd dat er gevaccineerd vlees uit Argentinië in
Europa ter consumptie wordt aangeboden. Volgens Nind is
het voor het publiek wel erg moeilijk om te volgen wat het
verschil nu precies is. Hij pleit ervoor om het publiek dui-
delijk te maken dat het geen kwaad kan om het vlees van
een gevaccineerd dier te eten. Ten slotte stelt hij de grens-
controles aan de kaak, die volgens hem totaal inadequaat
zijn. Hij noemt als voorbeeld de luchthaven Heathrow,
waar met vijf vliegtuigen enkele tonnen illegaal vlees wer-
den ingevoerd. "We now have two sniffer dogs who look",
zegt hij mistroostig.

Voor het eerst workshops bij Jaarcongres 2002

De waarde van het dier in diverse vormen besproken

-ocr page 291-

Toestemming vragen niet mogelijk

De FVE houdt zich ook met de gezelschapsdierenproblema-
tiek bezig. De mogelijkheden van behandeling zijn hier al
vergevorderd, tot aan kankertherapie, bestraling, chemothe-
rapie en chirurgie toe. "Het probleem is", zegt Nind, "dat we
dieren niet uit kunnen leggen dat met zo\'n grote ingreep de
kwaliteit van hun leven zal verbeteren." En ook bij transplan-
tatie is het niet mogelijk om aan de dieren hun toestemming
te vragen.

Ook de dierproefproblematiek is niet zo simpel opgelost. Er
worden dierproeven gedaan om medicijnen te testen, om te
kijken of cosmetische producten veilig voor gebruik bij de
mens zijn, voor wetenschappelijke doeleinden (zowel in fy-
siologische zin als voor lesdoeleinden) en gewoon zodat de
mensheid er beter van wordt. "De wreedheden exporteren
wij niet, maar ze gaan gewoon naar landen waar er minder
gecontroleerd wordt", aldus Nind.

De toekomst van de landbouw

"Het dier en de dierhouderij zijn van grote maatschappelijke
betekenis en staan volop in discussie", begint Herman de
Boon, oud-voorzitter van de hoofddirectie van de Koninklijke
Cebeco Groep. Als bestuurslid bij het Innovatienetwerk
Groene Ruimte en Agrocluster is hij verantwoordelijk voor
het thema \'Transitie Duurzame Landbouw\'. "Tientallen be-
leidsnota\'s zijn verschenen. Nationaal is er grote onzekerheid
over de toekomst. De sector staat onder grote druk. We staan
aan de vooravond van een ingrijpende verandering, vergelijk-
baar met de introductie van kunstmest of met de ruilverkave-
ling na de Tweede Wereldoorlog."

Voedsel prod uctiecentra

De Boon laat zien hoe de menselijke soort zich heeft verbreid
en waarom de Euro-Aziaten de wereld domineren. De crux
zit \'m in de zich ontwikkelende voedselproductiecentra. De
mens is heel lang jager/verzamelaar geweest. Rond 13.000
voor Christus moeten de eerste voedselproductiecentra zijn
ontstaan. Deze zijn later teruggevonden. De voedselproduc-
tiecentra zijn opgeschoven langs logistieke lijnen zoals rivie-
ren. In die periode ging de mens planten en dieren benutten
voor eigen gebruik. Het dier kreeg dus waarde, namelijk een
maatschappelijke, culturele en economische functie (vlees,
melk, mest, leer, mobiliteit, trekkracht, medicijnen, cosme-
tica, wetenschap). Niet in alle werelddelen bleken voldoende
species aanwezig om te domesticeren. In EurAzië was dat
zo\'n 18%, in Afrika en Australië 0%. Wat bleek: daar waar
species zich makkelijk konden verplaatsen, ontstond do-
mesticatie, ontstonden ook gemeenschappen en dus arbeids-
verdeling, technologie, de ontwikkeling van schrift. Op deze
plaatsen onstonden ook bestuursorganen met management.
De Boon krijgt de lachers op zijn hand met humorvolle voor-
beelden van verschillende bestuursvormen.

Forse mismatch

In Nederiand is al enige tijd de trend gaande van steeds meer
dieren per bedrijf, maar ook steeds meer productie per dier.
Dit is gebaseerd op het produceren van voedsel van vol-
doende kwaliteit tegen de laagst mogelijke kosten. In de
ogen van de samenleving overschrijden we echter steeds va-
ker aanvaardbare grenzen. We vervreemden van de samenle-
ving. Ondertussen neemt de internationale concurrentie toe;
we verliezen onze wereldmarktpositie.
Er is een grote differentiatie in de vraag van de consument.
Vijf retailgroepen domineren de markt. Deze retailers willen
innoveren, kwaliteit, snelheid en flexibiliteit. Volgens De
Boon is er een forse mismatch tussen datgene wat zich in de
markt en datgene wat zich in de sector afspeelt. En dus geldt
als opgave voor de dierhouderij de transitie naar een vitaal en
duurzaam dieriijke business-systeem.
Bij de stevige discussie die ontstaat over het begrip duur-
zaamheid en waarden gaat het erom standaards te ontwikke-
len en te bepalen. Volgens De Boon gaat het om bestaande en
gedeelde waarden, maar ook om nieuwe, betwiste, niet-ge-
deelde waarden zoals spiritualiteit. Nieuwe waarden die wel
door meerdere mensen worden gedeeld zijn bijvoorbeeld
dierenwelzijn, biodiversiteit en landschapsbeheer.
Zo komt De Boon bij de tweede opgave voor de dierhouderij,
namelijk de band met de burger zien te herstellen. Hiertoe
zouden de klanten veel meer geïncorpereerd moeten worden
in waardesystemen. "We moeten burgers eerder confronte-
ren of betrekken bij datgene wat we aan het maken zijn."
Verder pleit De Boon ervoor de (inter)nationale marktkan-
sen maximaal te benutten en onze systemen te dynamiseren
en te ontkokeren. "De sector moet niet een soort monomane
keten zijn, maar een pluriforme agrosector", aldus De Boon.
In zijn streefbeeld wordt de landbouw niet gezien als een uit-
zonderlijke activiteit, maar als een systeem. Het gaat niet alleen
over voedselvoorziening, maar ook over ecologische aspecten
als groene diensten. Duurzame, hoogwaardige agroproductie-
systemen, gericht op de wereldmarktconditie passend bij ver-
dergaande liberalisering. Duurzame, verbrede productie met
diverse vormen passend bij regionalisering.

-ocr page 292-

Denkmodel

Kijkend naar de bevolkings-
diclitheid in Europa valt op
dat de meeste mensen wonen
aan een monding van veel lo-
gistieke lijnen, omdat dit
de meeste kansen geeft. De
ruimte lijkt verdeeld in clus-
ters van agro- en niet-agro-
flincties. Herman de Boon
geeft een voorbeeld van een
denkmodel. Een deltapark,
waar productieprocessen aan
elkaar zijn gekoppeld. Zo\'n
systeem kent sterke en
zwakke punten. Feit is dat de
landbouw een veel pluriformer karakter heeft. Een omvor-
mingsproces is buitengewoon complex, ook omdat er zeer
veel partijen bij betrokken zijn. Het is een zaak van overheid,
financiële instellingen, kennisinstellingen en maatschappe-
lijke organisaties. Het is iets gezamenlijks. "Een soort arena-
model." De Boon weet te vertellen dat een multinational als
Unilever druk bezig is te kijken hoe de markt in te richten om
het duurzaamheidsbegrip bij de klanten tussen de oren te krij-
gen.

Idylle is verstoord

De Nederlandse landbouw zal in de komende jaren ingrij-
pend veranderen, is de mening van De Boon. Dit is het ge-
volg van dominante ontwikkelingen in de landbouw, die in
de ogen van de samenleving steeds vaker aanvaardbare gren-
zen overschrijden. De samenleving is vervreemd van voed-
selbronnen, maar eist wel een correcte omgang met dieren.
De idylle is verstoord. De Boon signaleert twee megatrends:
zowel de retail- als de foodindustrie ontwikkelen wereldwijd
initiatieven waarop de internationale concurrentiepositie
onderdrukt wordt door verdergaande liberalisering.
Nieuwe concepten, producten, arrangementen, ruimtege-
bruik, vervoersmobiliteit vormen evenzovele uitdagingen.
Dominante streefbeelden van duurzame, hoogwaardige pro-
ducten. Transitie is een lastige opgave, want wordt belem-
merd door een veelheid aan weerstanden en barrières. Het is
een langdurig en complex proces. Van doel naar zins-
gevingsrationaliteit. Preventie, care en cure. Respectvol,
verantwoord rechtvaardig en duurzaam omgaan met de
waarde en waarden van mensen, planten en dieren.

Universele rechten van het dier

Stuurman aan wal, filosoof en jurist Paul Cliteur lanceert
voor de zaal \'de verklaring van de universele rechten van het
productiedier\'. Cliteur meent dat we op een belangrijk mo-
ment staan, dat we een grote stap voorwaarts gaan doen in de
geschiedenis van de menselijke beschaving. We moeten se-
rieus gaan nadenken over de erkenning van rechten van die-
ren. Hij kan zich indenken dat dit moeilijk is, al was het maar
omdat er zoveel verschillende dieren zijn. Zijn uitgangspunt
is de Verklaring van universele rechten van de mens uit 1948,
een discriminatoire verklaring. Deze verklaring behoudt
rechten voor aan mensen, die zich ook lenen voor toepassing
in de dierenwereld.

Morele blinde vlek

Cliteur stelt het begrijp \'morele blinde vlek\' aan de orde:
"iets watje niet ziet, bijvoorbeeld bij verliefdheid. Een be-
kend fenomeen. Het komt ook voor ten aanzien van grote
morele ideeën". Volgens Cliteur zijn we vaak geconfron-
teerd met hele grote filosofen, die toch bepaalde morele
blinde vlekken hebben/hadden. Neem Aristoteles. De be-
roemde Atheense democratie gold alleen voor vrije man-
nen. Vrouwen en slaven waren hiervan uitgesloten. Ook
Thomas Jefferson sprak een prachtige verklaring uit, waarin
een gelijkheidsbetoog was opgenomen. Op dat moment wa-
ren er op zijn landgoed 39 slaven werkzaam. En in het
Nederland van de jaren 50 van de vorige eeuw ging men nog
uit van de handelingsonbekwaamheid van de gehuwde
vrouw. Het vrouwenkiesrecht dateert nog maar uit het begin
van de vorige eeuw.

Conclusie: de morele, blinde vlek komt voor in de geschie-
denis. Wij zijn daar niet vrij van. Het zou naïef zijn om dat te
denken. De vraag is natuuriijk: wat is onze morele blinde
vlek? Op dit moment worden de rechten die we eigenlijk aan
dieren zouden moeten toekennen, ze onthouden. Omdat die-
ren niet rationeel zouden zijn, niet redelijk. Waarop is dat ei-
genlijk gestoeld? De mens is een wezen dat kan praten, kan
communiceren. Dieren kunnen dat niet. Cliteur stelt de zaal
de vraag: "zijn die verschillen relevant? Kunnen dieren lij-
den?" Hij geeft zelf het bevestigende antwoord en koppelt
daaraan dat er dus iets voor te zeggen is om dieren bepaalde
belangen toe te kennen. Bijvoorbeeld het belang om niet te
hoeven lijden. "Een varken heeft een zeker belang bij bewe-
gingsvrijheid, dat is evident. Een hond heeft er belang bij om
niet geslagen te worden." Cliteur vindt dat we ons bij elk
recht moeten afvragen of dat terecht alleen maar beperkt is
gebleven voor de mens. "Een heleboel rechten lenen zich
heel goed voor bepaalde dieren. Bijvoorbeeld het recht van
een gorilla om niet gefolterd te worden", aldus Cliteur
Vervolgens geeft hij het voorbeeld van een garnaal die geen
recht op vrijheid van godsdienst heeft, omdat voor zover be-
kend garnalen geen godsdienstbeleving hebben. Maar zodra
bewezen is dat een garnaal wel die beleving heeft, geldt het
recht op vrijheid van godsdienst ook voor die garnaal. Hoe
lollig zo\'n gelovige garnaal ook mag overkomen, zulke bere-
deneringen kunnen toch zinvol zijn. "We zullen daar eens toe
overgaan. Het gaat er toch van komen", is de stellige overtui-
ging van Cliteur

-ocr page 293-

Darwinisme

De evolutietheorie van Darwin heeft heel wat stof doen op-
waaien, niet alleen binnen de biologie, maar ook binnen de po-
litiek. Termen als \'struggle for life\' en \'het recht van de sterk-
ste\' komen hier vandaan. In de 19e eeuw werden vaak
negatieve consequenties getrokken uit de Darwin-theorie. De
mens verlaagt zich tot een dier. In de twintigste eeuw veran-
dert dit en proberen een aantal ethici inspiratie te putten uit het
Darwinisme. Met andere woorden: het 19e eeuwse Darwinis-
me trok de mens omlaag naar het niveau van het dier. Maar je
kunt er ook inspiratie uit putten en het dier omhoog trekken
naar het niveau van de mens. De mens in zijn arrogantie denkt
dat hij het werk is van een godheid. Het is nederiger om ervan
uit te gaan dat de mens is voortgekomen uit het dierenrijk.
"Deze gedachten leiden tot de universele verklaring van de
rechten van het dier", aldus Cliteur. Daarbij gelden de rechten
van de mens als uitgangspunt en kun je kijken welke van die
rechten van toepassing zijn op dieren. Zoals het recht om niet
gefolterd te worden, het recht op bewegingsvrijheid, recht op
privacy. Hoe moetje hiermee in de praktijk omgaan? Dieren
kunnen dat immers zelf niet aangeven. Voor bepaalde catego-
rieën is het echter heel goed mogelijk om reacties te peilen.
Cliteur gelooft dat het binnen enkele decennia gaat komen van
niet alleen eigen rechten voor het dier, maar ook een eigen ge-
rechtshof en misschien wel een eigen ministerie.

Rijnberk erelid

Tijdens het Jaarcongres 2002
is er opnieuw sprake van een
redelijk unieke gebeurtenis,
namelijk de benoeming van
een erelid. Iemand die veel be-
tekend heeft voor de veteri-
naire professie, zowel natio-
naal als internationaal, een
vernieuwer en een pionier die
eveneens een grote rol heeft
gespeeld bij de curriculumver-
nieuwingen van de Faculteit
Diergeneeskunde. Voorzitter
Ton de Ruijter nodigt prof.
dr.dr. h.c. Ad Rijnberk uit om
op het podium te komen.
Rijnberk vindt zijn benoeming
een buitengewoon grote eer,
waar hij ook door verrast is. Hij
benadrukt dat hij zich altijd heel
sterk op de inhoud van het vak
heeft gericht, "blijkbaar heb ik
toch wel meer gedaan", zegt hij
droogjes. Hij krijgt de lachers op
zijn hand door te vertellen dat hij
wat voorafgaande verschijnse-
len heeft waargenomen die kon-
den duiden op deze bijzondere
gebeurtenis. Zoals de aanwe-
zigheid van zowel de voorzitter
als algemeen secretaris van de
KNMvD op zijn afscheidscol-
lege van 12 juni jongstleden. Of
de geheimzinnige telefoontjes
bij hem thuis in september en de
inspanningen van zijn echtge-
noot om hem op 4 oktober be-
schikbaar te krijgen.
"Ik heb de kwaliteit proberen te
verbeteren, door wetenschappe-
lijk onderzoek, maar ook door
verdere toespitsing. Binnen het
curriculum was ik groot voor-
stander van de differentiatie,
waarvan de ultieme vorm gedif-
ferentieerde instroming is. Ik
ben dan ook heel blij dat dit er
uiteindelijk van gekomen is."
Rijnberk benadrukt dat de kwa-
liteitsverbetering door weten-
schappelijk onderzoek, speciali-
satie en differentiatie het werk is
geweest van velen. "Ik heb mo-
gen werken in een tijd dat er heel
veel mensen waren binnen de fa-
culteit en de beroepsuitoefening
die zich wilden inzetten voor
kwaliteit. Heel hartelijk dank
daarvoor", besluit hij zijn dank-
woord.

-ocr page 294-

Verslag workshop middagprogramma Jaarcongres KNMi^D, 4 oktober 2002
De waarde van het dier, onder leiding van Peter Asscheman

"Heeft een lintworm minder waarde dan een koe?"

Tekst: Lisetta Verkleij, fotografie: Geertje Boeren

Zomaar één van de vele gedachten die men bespreekt tij-
dens de workshop De waarde van het dier. De Congres-
commissie heeft op een vernieuwende manier vorm wil-
len geven aan de invulling van het Jaarcongres en dat is
haar gelukt, gezien de enthousiaste reacties aan het einde
van de dag. Het publiek luistert geboeid tijdens de och-
tendsessie wanneer vooral de lezing van professor
Cliteur veel stof tot discussie geeft. Paul Cliteur is onder
meer auteur, publicist, bijzonder hoogleraar filosofie en
voor dit jaar ambassadeur van de stichting Varkens in
Nood. Tijdens zijn lezing schetst hij verschillende dilem-
ma\'s waar men mee te maken krijgt als het over het bepa-
len van de waarde van een dier gaat. Veel van die dilem-
ma\'s komen \'s middags ook uitgebreid aan bod als zo\'n
tachtig deelnemers daarover met verve discussiëren tij-
dens de workshop De waarde van het dier.

Het is dit jaar voor het eerst dat er gekozen is voor de vorm
van workshops en gezien de goede waardering door de deel-
nemers zal dat waarschijnlijk niet voor het laatst zijn. In
plaats van lui uitbuikend na de lunch te luisteren naar allerlei
sprekers, kan men zelf aan de slag. Dit gebeurt onder leiding
van Peter Asscheman, een trainer met veel ervaring in het in
gang zetten van interactieve processen. De bedoeling van de
workshop is tot een uitwisseling van denkbeelden te komen
ten aanzien van zaken die dierenartsen bezighouden rondom
de waarde van het dier. Er is daarbij sprake van een span-
ningsveld tussen interne en externe normen en waarden en
ieder voor zich gaat daar anders mee om. Asscheman zet
groepjes van elk tien deelnemers bij elkaar aan tafels en deelt
iedereen een rol toe. Er zijn drie soorten rollen: deelnemer,
commentator of voorzitter. De voorzitter zorgt dat iedereen
aan bod komt, de deelnemers voeren de discussie en de com-
mentatoren observeren de discussie. De commentatoren mo-
gen wel feedback geven over, maar niet deelnemen aan de
discussie. Iets wat voor velen erg moeilijk blijkt te zijn! Na
de pauze wisselt iedereen van plaats en van rol, maar discus-
siëren over de (eigen)waarde van het dier en welke persoon-
lijke waarden van ieder daarbij een rol spelen blijft het uit-
gangspunt. Door deze werkwijze ontstaat een dynamische
discussie waarin iedereen aan bod komt. Door de wisseling
van plaats en rol ontstaan nieuwe groepen met een hele an-
dere samenstelling waardoor er een ultieme integratie van
denkbeelden kan plaatsvinden.

"Het grootste dilemma vorm je zelf"

De centrale vraag waarover alle groepen discussiëren is:
"Wat is voor mij het dilemma als het gaat om het bepalen van
de waarde van het dier, en welke persoonlijke waarden spelen
hierbij voor mij een rol?" Men dient eerst vijf minuten te be-
steden aan "een individuele reflexie op deze vraag" waarna
"de interactieve uitwisselingsprocessen" op gang kunnen ko-
men. Tja, al is de toonzetting nogal zweverig, zet tien dieren-
artsen bij elkaar, in werkzaamheden variërend van landbouw-
huisdierenpracticus sinds 30 jaar, vleeskeurende RVV\'er,
specialist in opleiding, wetenschappelijk medewerker bij ID
Lelystad, onderzoeker Volksgezondheid aan de Faculteit tot
practicus gezelschapsdieren en je hebt hoe dan ook een knet-
terende discussie.

Na enige onwennigheid vliegen al gauw allerlei stellingen
over tafel. Het thema van deze workshop wordt duidelijk se-
rieus genomen, al wordt het door sommigen in eerste instan-
tie sterk gerelativeerd. "Komen je kinderen om van de hon-
ger, dan zal het je een worst wezen of aan de dierenrechten
van jouw varken wordt voldaan." Al vlug ontstijgt de discus-
sie dit niveau en komen ware persoonlijke dilemma\'s naar bo-
ven. " \'s Ochtends adviseer ik een varkenshouder wat hij het
beste kan doen aan de muizenplaag in zijn stal, \'s middags be-
handel ik het troetelmuisje van een kind. Wat is het wezen-
lijke verschil tussen die muizen, hoe kan ik dat bepalen?"

"Some animals are more equal than others"

Het begrip \'intrinsieke waarde van het dier\' komt op enig
moment in alle groepen ter sprake. Het blijkt dat veel deelne-
mers het moeilijk vinden dat begrip te duiden. "Als ik bezig
ben met de uitgebreide registratieprocedure voor een ge-
neesmiddel, waarbij veel tijd wordt besteed aan het welzijn
van de proefdieren, kijk ik naar buiten en zie ik in het gras-
veld mollenklemmen staan." De intrinsieke waarde wordt
evenals emotionele waarde en economische waarde bepaald
door de situatie. Elk van deze waarden staat op zichzelf Men
is het erover eens datje ze in afwegingen regelmatig tegen el-
kaar zult moeten afzetten. Dan zul je over hetzelfde dier in
verschillende situaties anders oordelen en dus anders hande-
len. Alle waarden zijn echter relatief en aan plaats en tijd ge-
bonden. "Zowel Nederlanders als Koreanen zijn dol op hon-
den, maar om hele andere redenen".
Na aanvankelijke terughoudendheid wordt er met toene-
mende felheid gediscussieerd. Veel deelnemers blijken tij-
dens hun dagelijkse werkzaamheden tegen dilemma\'s aan te
lopen met betrekking tot de waarde van het dier. Door som-
migen genoemde voorbeelden leiden bij andere deelnemers
tot een gevoel van herkenning. Omdat de discussie met col-
legae de deelnemers dwingt tot het onder woorden brengen
van bepaalde gevoelens, worden sommige situaties opeens
heel concreet. Al pratende, waarbij men elkaar soms zelfs
met stemverheffing probeert te overtuigen, verdiept de dis-
cussie zich. Zelfs de zin van het leven, en hoe men staat
tegenover euthanasie en abortus bij de mens komen ter
sprake.

-ocr page 295-

Na tweemaal ruim een uur discussiëren, zijn heel wat hoofd-
en zijwegen verkend, in de ene groep blijkt men het eens te
zijn geworden over het feit dat het uittrekken van een vleu-
geltje bij een vlieg zinloos geweld is, terwijl het amputeren
van een poot bij een kat met een bottumor als hulp aan het
dier kan worden beschouwd. In een andere groep vraagt men
zich af of het leven van een proefdier meer waard is dan dat
van een productiedier, gezien de vele procedures die door-
lopen moeten worden voordat een proefdier mag worden ge-
bruikt. Zo wordt de waarde van het dier van alle kanten be-
licht en op soms originele wijze benaderd.

"De dierenarts als advocaat van het dier"

Hoe dan ook, de waarde van het dier blijkt een onuitputtelijk
gespreksonderwerp waar zelfs na de workshop nog uitge-
breid over doorgepraat wordt. Na afloop van elke discussie-
ronde worden door elke groep de gezamenlijk geformu-
leerde eindconclusies op een groot vel papier geschreven en
aan de wand gehangen. Daaruit blijkt dat men het eens is dat
dé waarde van een dier nauwelijks te bepalen is. Het is
daarom belangrijk een aantal basisnormen te formuleren
waar iedereen zich vervolgens aan zou moeten houden.
Hierbij staat voorop dat zowel mens als dier recht hebben op
een bepaalde kwaliteit van leven. Veel van de deelnemers
vinden dat de dierenartsen in deze discussie het voortouw
moeten nemen en dat de beroepsgroep als geheel een duide-
lijk referentiekader moet ontwikkelen. Als uitgangspunt
daarvoor zou men de Code voor de Dierenarts kunnen ge-
bruiken, zodat de waarde van een dier niet meer (uitsluitend)
gebaseerd is op de persoonlijke afwegingen van iemand. En
zo eindigt deze workshop. Weliswaar zonder tastbaar lied of
kunstwerk zoals bij de andere twee workshops, maar met een
schat aan interessante ideeën waar nog lang over nagedacht
kan worden.

Workshop 2 \'De dierenarts in de maatschappij als werkgever en als
teambuilder in de praktijk\' - Strategie Development Group

Tekst: Nienke Thybaut, fotografie: Geertje Boeren

Aan de workshop van Strategie Development Group on-
der leiding van Denis Maessen nemen ongeveer vijftig
personen deel. De workshop wordt geopend door de deel-
nemers individueel drie vragen te laten beantwoorden:
waarom wil je dierenarts zijn?, waarom wil je in teams
werken?, en wat te verwachten van een dierenarts? Deze
laatste vraag is achtereenvolgens door tweetallen, viertal-
len en tot slot door achttallen besproken. Zodoende ko-
men zes discussiegroepen van acht personen tot stand. In
deze groepen is gediscussieerd over de vraag wat men
kan verwachten van een dierenarts.

De volgende antwoorden zijn gegeven:

1. Integere onafhankelijke adviseur, bewaker van de dierge-
zondheid, dierwelzijn en voedselveiligheid;

2. Verantwoordelijkheid welke tot uiting komt in heil voor
mens en dier;

3. Bewaker van diergezondheid, voedselveiligheid, kwaliteit
en integriteit in een onafhankelijke positie;

4. De maatschappij ziet de dierenarts als belangenbehartiger
van dier en eigenaar;

5. Integriteit en dienstbaarheid;

6. Integer, betrokken dienstverlener met een heldere opinie.
Denis Maessen, management consultant van
Strategie
Development Group,
geeft aan dat de rol van de dierenartsen in

de 21e eeuw verandert. Zo wordt de diereigenaar steeds meer
een gesprekspartner in het behandelproces. Volgens Maessen
moet de klant daarom, naast de collega-dierenartsen, ook als
teamlid beschouwd worden. Goede communicatie speelt
hierin een belangrijke rol en is meer en meer voorwaarde voor
beroepsuitoefening. Een dierenarts speelt verschillende rollen
in het communicatieproces, de rol die gespeeld wordt hangt af
van degene waarmee gecommuniceerd wordt. Zo heeft een

-ocr page 296-

diereigenaar behoefte aan andere informatie dan een collega-
dierenarts. Met andere woorden; datgene
wat een dierenarts
communiceert, hangt af van met
wie gecommuniceerd wordt.
Net als in het ochtendprogramma tijdens de jaarrede van de
voorzitter van de KNMvD Ton de Ruijter, komt tijdens deze
workshop het hoge arbeidsongeschiktheidspercentage onder
dierenartsen ter sprake. De dierenartsen staan bij verzekerings-
maatschappijen op een toppositie als het gaat om arbeidsonge-
schiktheid. Denis Maessen geeft aan dat veel dierenartsen den-
ken dat de arbeidsongeschiktheid voortkomt uit fysieke
problemen, het blijkt echter vaak een geestelijke oorzaak te
hebben. Vaak wordt de motivatie voor vakinhoud en de relatie
met het dier overschaduwd door druk rondom uitoefening van
het vak. Kortom; het plezier daalt en de druk stijgt. Daarnaast
lijkt het tijdig aangeven van het bereiken van de eigen grens
cultuurvreemd onder de dierenartsen, hierdoor kan het pro-
bleem zich verder ontwikkelen.

De missie van de dierenarts

Aan de hand van verschillende vragen die de dierenarts van
de 21e eeuw zich kan stellen, worden de ontstane groepen
geacht een lied schrijven, iedere groep krijgt een vraag toe-
gewezen welke als onderwerp dient voor het schrijven van
een couplet. Het doel hiervan is naast adequaat teamwerk
ook het uiting geven aan de missie van de dierenarts. Het re-
frein, op de melodie van
Land van Maas en Waal, is van tevo-
ren opgesteld door de workshopleiders en moet een opzetje
bieden voor de workshopdeelnemers:

Onder de groene hemel, in de blauwe zon,

Speelt het KNMvD-orkest een veterinair chanson
Daar trekt over de heuvels en door het groene land
Een bonte stoet van dierenartsen vrolijk hand in hand
En we lachen en we zingen en we maken veel plezier
Maar we maken ons wel sterk voor de Waarde van het Dier

De workshopleiders van Strategie Development Group heb-
ben de volgende vragen opgesteld, welke dienen als onder-
werp voor de coupletten:

Kosmos; waartoe zijn er dieren?
Maatschappij; betekenis dier in onze maatschappij?
Wetenschap; betekenis dier voor onze wetenschap?
Collega\'s vakgenoten; wat brengen wij het dier?
Team/dier; welke betekenis geven teams aan het dier?
Privé/dierenarts; wat voegt onze privésituatie toe aan onze
opstelling richting dier?

Dier/maatschappij; wat vraagt het dier aan de maatschappij?
Dier/dierenarts; wat vraagt dier aan ons?
Onder de bezielende begeleiding van Jan Korti wordt ge-
tracht de dierenartsen over hun zangvrees heen te helpen
en de groep klaar te stomen voor het schrijven van het lied.
Er worden enkele zangoefeningen uitgeprobeerd. Blijk-
baar spreekt dit de aanwezigen niet aan en spontaan wordt
er \'Ja, dat voelen wij\' gezongen. "Aan teamspirit onder de
dierenartsen geen gebrek", zullen de workshopleiders van
Strategie Development Gróup gedacht hebben. Nadat de
verschillende coupletten besproken zijn door alle deelne-
mers en het gecreëerde lied veelvuldig gezongen is, slui-
ten de dierenartsen gebroederlijk af met het ten gehoor
brengen van het Absyrtus.

Eindejaarsdrukte goodwillberekeningen

Per 1 januari 2003 vinden er traditioneel veel mutaties in
maatschappen plaats. Dit betekent voor het bureau van de
KNMvD dat er veel goodwillaanvragen binnenkomen. Om
alle aanvragen vóór 31 december 2002 af te kunnen wer-
ken, is het noodzakelijk dat wij het ingevulde en door alle
maten ondertekende vragenformulier, alsmede de beno-
digde accountantsrapporten op tijd in ons bezit hebben.
Wij hanteren daarbij het systeem: "wie het eerst komt die
het eerst maalt". Wij doen onze uiterste best aanvragen die
wij vóór 25 november 2002 ontvangen hebben, vóór 31 de-
cember 2002 te verwerken (de normale verwerkingstijd
bedraagt vier tot zes weken). Aanvragen ontvangen na 25
november 2002 zullen zeer waarschijnlijk niet meer voor
de jaarwisseling behandeld kunnen worden. Voor informa-
tie kunt u contact opnemen met mevrouw drs. M.V.E.
Roelvink, beleidsmedewerker sociaal-economische zaken.
Zij is bereikbaar op maandag tot en met donderdag onder
nummer 030-2510111 of via e-mail: vroelvink@knmvd.
nl Zie ook: http:www.knmvd.nl; doorklikken naar
[KNMvD]; doorklikken naar goodwill.

-ocr page 297-

Tekst: Susan Umans, fotografie: Geertje Boeren

Zo\'n 24 deelnemers togen vrijdagmiddag 4 okto-
ber per bus naar Maartensdijk om deel te nemen
aan de creatieve workshop bij Arts & Crafts.
Onder het genot van een kopje koffie of thee met
gebak en genietend van het zonnetje, kregen de
deelnemers de keuze voorgelegd om de waarde
van het dier uit te beelden in een \'betonnen\' beeld,
of in een vogelfiguur van ijzerdraad, aluminium-
folie, katoen en paverpol. Vol enthousiasme werd
er gewerkt en het resultaat was \'s avonds in hotel-
restaurant Oud Londen te bewonderen.

\'Betonnen\' beeld

Het maken van het \'betonnen\' beeld gebeurde buiten
onder een afdak. De deelnemers kregen een blok van
piepschuim waarop ze met een stift de vorm van het te
maken dier moesten aangeven om vervolgens met een
mesje in de weer te gaan. Dit alles onder de enthousi-
aste leiding van \'Arts & Crafts\'. De piepschuimen figu-
ren werden vervolgens ingesmeerd met een laagje spe-
cie (cement en water) en na droging waren er veertien
prachtige \'betonnen\' beelden geproduceerd. De dier-
soorten liepen uiteen van schildpad tot haan tot olifant.

Vogels

De andere groep ging in de weer met een geraamte,
wat gelukkig al was voorbereid door de mensen van
Arts & Crafts. Onder de aanstekelijke leiding van een
Braziliaanse creatieveling en begeleid door swin-
gende salsaklanken werd uitgelegd hoe aan de vogels
vormgegeven kon worden. Daarbij werden aan repen
gescheurde, katoenen T-shirts in de paverpol gedrenkt
(een grijs goedje, soort combinatie van latex en lijm)
en vervolgens rondom het geraamte gedrapeerd. Vele
vieze handen en zwarte nagels later was het resultaat
tien vogels van een meter hoog, variërend van kraan-
vogels, ooievaars tot een Dodo. Op een rij gezet zag
het geheel er zeer artistiek uit.

Creatieve workshop bij Arts e[ Crafts in Maartensdijk

De waarde van het dier in beeldende vorm

-ocr page 298-

Tijdens het Jaarcongres vorig jaar in Papendal was
de trend al ingezet om de uitreikingen te verplaatsen
naar het avondprogramma. Daar is dit jaar vervolg
aan gegeven en zo werden vooraf en tijdens het diner
de specialistencertificaten, Geschenk ter Onder-
scheiding, benoemingen tot Lid van Verdienste en de
Jaarprijs van het Tijdschrift voor Diergeneeskunde
uitgereikt.

Erkende specialisten 2002

Voor het specialisme Chirurgie van het Paard krijgen
drs. H. Brommer en drs. TJ.P Spoormakers een certifi-
caat uitgereikt. Dr. T.A.E. Stout krijgt het certificaat
voor het specialisme Reproductie van het Paard en me-
vrouw drs. L. van den Wollenberg voor Inwendige ziek-
ten van het Paard. Specialist Veterinaire Pathologie
wordt mevrouw drs. J. IJzer en specialist Runder-
gezondheid worden drs. F.J.PJ.E. van Gooi en drs. J.J.
Snoep. Voor het specialisme Veterinaire Diervoeding is
er een certificaat voor mevrouw dr. J.M. Hallebeek.
Specialist Veterinaire Volksgezondheid worden dr.
L.J.A. Lipman en mevrouw dr. M. Swanenburg. Me-
vrouw drs. M. Vink-Nooteboom wordt specialist Veter-
inaire Radiologie. Dr. M.C. Pieterse krijgt het specia-
listencertificaat voor Kleine Herkauwergezondheid. En
voor Veterinaire Microbiologie zijn specialist gewor-
den: mevrouw drs. A. Bouma, mevrouw dr. C.J.M.
Bruschke en dr. R.S. Schrijver.

Geschenk
ter Onderscheiding

Het Geschenk ter On-
derscheiding gaat dit
jaar naar Hennie Had-
deringh, gezelschaps-
dierenpracticus in Wijk
bij Duurstede en tevens
lid van de congrescom-
missie. Ton de Ruijter
somt haar staat van
dienst op, waaruit haar
tomeloze inzet blijkt.
Blij verrast neemt ze
het beeld en bijbeho-
rende boek van kunste-
naar Jitse Bakker in
ontvangst.
 Hennie Hadderingh.

Leden van Verdienste

In de Algemene Vergadering van vorig jaar is de statu-
tenwijziging goedgekeurd, die het mogelijk moet ma-
ken om Leden van Verdienste te benoemen. Voorzitter
Ton de Ruijter benoemt er dit jaar twee. De eerste is Jan
van Os, oud-voorzitter van de Codecommissie, vele
malen bezielend voorzitter van de Besturendag, mode-
rator van de discussiesite \'discus\' en voorzitter van het
discussieplatform ICT Wie kent hem niet van de pre-
sentaties tijdens de ICT-dagen?

Het tweede Lid van Verdienste is Jaap Westerbeek. Zijn
grote groepspraktijk is door zijn stimulerend karakter
uitgegroeid tot een praktijkcentrum waar alle discipli-
nes van de diergeneeskunde worden beoefend. Wat be-
treft de ontwikkeling van het kwaliteitsdenken kan nie-
mand om hem heen; hij heeft de eerste opzet voor de
Kwaliteitsrichtlijn Dierenartsenpraktijken in de omge-
ving van Someren bewerkt en uitgewerkt. Daarnaast
heeft hij een markante rol gespeeld bij de opzet van de
erkende rundveedierenarts.

Jaarprijs Tijdschrift voor Diergeneeskunde

Met een ludieke aanpak maakt Marianne Sloet van Old-
ruitenborgh-Oosterbaan, voorzitter van de Hoofdre-
dactie, bekend wie van de genomineerden de Jaarprijs
voor het beste wetenschappelijke artikel in het Tijd-
schrift voor Diergeneeskunde heeft gewonnen. "Ik zal
proberen dit toespraakje aan te pakken als een weten-
schappelijk artikel. Misschien helpt dat om u over de
streep te trekken ook eens een wetenschappelijk artikel
te schrijven voor ons tijdschrift... want daar hebben we
enorm behoefte aan!"

Via de Inleiding en Materiaal en methoden komt zij
bij de Resultaten en maakt zij bekend dat het artikel
\'Uitbraak van bovine virus diarree op Nederlandse
rundveebedrijven na vaccinatie met een met BDVD
type 2 gecontamineerd BHVl markervaccin\' heeft ge-
wonnen. Dit artikel heeft maar liefst tien auteurs,
waarvan er zeven aanwezig zijn om de prijs (een
beeldje en een geldprijs) in ontvangst te nemen. De
auteurs zijn: H.W Barkema, C.J.M. Bartels, L. van
Wuijckhuise, J.W. Hesselink, M. Holzhauer, M.F.
Weber, R Franken, RA. Koek, C.J.M. Bruschke en
G.M. Zimmer.

Sloet richt haar dankwoord specifiek aan alle mensen
die bijdragen aan het reviewproces, de zogenaamde
\'reviewers\'. "Een onvoorstelbaar ondankbare job: je
steekt soms heel veel tijd in een artikel en niemand die
dat weet, of je er dankbaar voor is. Nee, zelfs het omge-
keerde ... vele auteurs hebben, zeker in het begin
moeite kritiek op hun geesteskindje te accepteren.
Meestal leer je pas wat later om daar mee om te gaan."
Zij hoopt dat haar schertsende opmerkingen over het
schrijven van een artikel mensen niet weerhoudt om het
ook eens te proberen. "Het TvD is er voor de leden,
maar de leden moeten ook proberen bij te dragen aan
het tijdschrift ... eenieder op zijn eigen wijze!"

Uitreikingen tijdens diner Jaarcongres

-ocr page 299-

KNMvD Sportdag

Kampong Utrecht - 3 oktober 2002

"Appeltje, biertje, pluutje..."

Tekst: Lisetta Verkleij, fotografie: Geertje Boeren

Even lijkt de zon bijna door het wolkendek heen te breken als tegen half tien \'s ochtends de sporters langzaam binnen-
druppelen op het complex van SV Kampong in Utrecht. Helaas blijft het wat druppelen betreft niet bij sporters alleen
deze dag, al zijn de weergoden de Sportcommissie toch nog gunstig gezind: de meeste regen valt tijdens de lunchpauze.
De weersverwachting heeft de vele sportievelingen er niet van weerhouden deel te komen nemen aan de 16e Sportdag
van de KNMvD. Het animo is groot, er zullen vandaag ruim driehonderd dierenartsen, dierenartsen-in-spee en partners
van dierenartsen strijden om de sportieve eer in de verschillende disciplines. Alle deelnemers worden met open armen en
verse koffie ontvangen door de Sportcommissie. De diverse coördinatoren staan hun mannetje c.q. vrouwtje, maken op
de valreep zelfs nog nieuwe indelingen en zo vindt iedereen zijn plek. Tegen tienen staat men te trappelen om te begin-
nen, en keurig op tijd komt het startsignaal. Een signaal dat dankzij de inspanningen van Willem Westermann tot in de
verste hoeken van het sportcomplex luid en duidelijk is te horen.

-ocr page 300-

De tennissers starten vol goede moed op de grasbanen, ze pie-
keren er niet over uit te wijken naar de overdekte tennisbanen in
Wijk bij Duurstede. En ze houden vol! De zesentwintig deelne-
mers spelen voornamelijk gemengde dubbels. Aangezien de ve-
terinaire trend van een toenemend aantal dames zich ook toont
bij de inschrijvingen voor het tennis, worden daamaast enkele
dames dubbels gespeeld. Fanatisme is ver te zoeken, plezier is
er volop. Men hoeft geen Venus Williams-adept te zijn om lek-
ker mee te kunnen spelen! Er wordt steeds drie kwartier ge-
speeld, waarna het aantal gewonnen games wordt opgeteld. Zo
komen er uiteindelijk twee winnaars uit de bus: Edo Snuif bij de
heren en Etty Lambeek bij de dames. De borrel na afloop is zo
gezellig dat zij bijna hun eigen prijsuitreiking missen!
Dit jaar is er voor het eerst ook de mogelijkheid tot squashen.
Dé manier om in korte tijd een (sport)prestatie van formaat
neer te zetten, met net zoveel inzet als je zelf wilt of kunt.
Schijnbaar kijkt men nog even de kat uit de boom want het
aantal deelnemers is nog niet echt groot. De deelnemers die
er zijn maken dat echter ruimschoots goed door hun enthou-
siasme. Ze spelen wedstrijden van zo\'n twintig minuten en
uiteindelijk blijkt dat Arno Roos als eerste Veterinaire
Squashkampioen geschiedenis schrijft! Wie neemt de uitda-
ging voor volgend jaar aan hem te verslaan?
Er zijn nog veel meer mogelijkheden om het luie zweet een
keertje te laten stromen en om al die collega\'s en vroegere
mede-studenten weer eens, letterlijk en figuuriijk, tegen het lijf
te lopen. Of elkaar, hetzij op de fiets, hetzij op de skeelers, in de
wielen te rijden. Al zijn de uitgebreide veiligheidsinstructies
van Andries Klarenbeek (inclusief waarschuwingsfluit!) nou
juist uitdrukkelijk bedoeld om dat te voorkomen. Onder zijn

-ocr page 301-

leiding gaat tegen half elf de skeelertocht van start. Een groep
van vijftien man en vrouw sterk laat zich verleiden tot het rij-
den van een route die leidt langs allerlei prachtige Utrechtse
\'plekkies\'. Lutz Göhring heeft de vijfendertig kilometer langs
de forten rond Utrecht met plezier gereden, al voelde hij aan
het eind van de tocht letterlijk nattigheid... "Het was erg leuk en
ook zonder topconditie prima te doen". De uitgezette route
blijkt tot in de puntjes verzorgd, compleet met een heuse \'koek-
en-zopie\' ingericht bij Maarten Pieterse thuis. Wil je de gezel-
ligheid van een Sportdag niet missen maar heb je totaal geen
zin om de hele dag achter een voet-, tennis-, squash-, golf- of
hockeybal aan te rennen, dan is dit dé manier om toch mee te
doen. Minimale inspanning, maximaal resultaat zogezegd.
Een andere manier om te sporten zonder een bal te hoeven
raken is door mee te doen aan het bridgen. De dertien bridge-
paren spelen dit jaar in alle rust en gezelligheid op boerderij
Mereveld. Daar spelen zij onder de immer inspirerende lei-
ding van Chris van Wondergem, die sinds Zeeland de smaak
te pakken heeft. Al vertoont zijn computer, na zes jaar wed-
strijdbegeleiding, wat lichte kuren, hij kan aan het eind van
een dag sportief bridgen toch weer zonder problemen de uit-
slag bekend maken. Bij de wedstrijdbridgers gaat de wissel-
beker dit jaar naar mevrouw Van den Berg-Haage en de heer
A. Udo uit Aalten. Zij bleven met 66,88% bij de wedstrijd-
bridgers de concurrentie ver voor. Tweede wordt het echtpaar
Lobstein uit Uitwellingera (56,88%) en derde het echtpaar
Metz uit Zeddam (55,00%). Bij de niet-wedstrijdbridgers is
de eerste plaats voor het echtpaar Atsma uit Tolbert
(56,56%). Tweede wordt het echtpaar Verdijk uit Cuijk en
derde het echtpaar Clay uit Wassenaar.

Er zijn vele, prachtige,
foto\'s beschikbaar, waaronder
ook de teamfoto\'s.
Kijk op de KNMvD-site
voor verdere informatie.

-ocr page 302-

Dé sport waarbij bet raken van de bal bijna tot kunst verbeven
wordt, is natuurlijk bet edele golfspel. Naast de juiste clubs,
balletjes, kleding en schoenen spelen ook de juiste contacten
hierbij een grote rol. Het oefenen in het op de juiste manier
slaan van de bal én in het onderhouden van contacten kan ook
dit jaar weer tijdens de Sportdag. Omdat golfbaan Mereveld in
Utrecht een invasie van (aankomend) veterinairen niet ziet zit-
ten, moeten de ruim vijftig deelnemers de wijk nemen naar
Abcoude. Nog net binnen de grenzen van de provincie Utrecht
is iedereen daar welkom op golfbaan \'de Hoge Dijk\', waar een
18-holes stablefordwedstrijd wordt georganiseerd. Al speelt
men er hoog, men houdt het helaas bij lange na niet droog.
Toch weerhoudt dat de deelnemers niet van een spannende
wedstrijd, tijdens welke en passant ook nog de waarde van het
oplijnen gedemonstreerd wordt. Uiteindelijke winnaar wordt
Frederik Waldeck, met een score van 35 Stablefordpunten. De
longest drive (wie slaat het verst) wordt geslagen door Thea
Driehuis-van Haselen en Paul Hoogendam. Mark van Bel
slaat de neary (het meest nauwkeurig).
Terug op de kunstgrasvelden van Kampong blijkt als vanouds
de belangstelling voor het hockeytoernooi groot. Volgens co-
ördinator Rob Back is dat logisch: "Immers elke veterinaire
hockeyer verheugt zich er ieder jaar weer op om een heeriijk
dagje veterinair hockey te mogen meemaken." Daarnaast
heeft dit jaar echter ook de inzet van Bernard Thien, DSK-co-
ördinator, bijgedragen aan de ruim tachtig inschrijvingen
voor het hockey. Van die tachtig is bijna de helft nog stude-
rend, wat door de gemengde samenstelling van de teams leidt
tot een ultieme netwerkomgeving. Fabiënne Baggerman, stu-
dente die inmiddels voor de derde keer meedoet, wil dat niet
zo stellen: "zo\'n Sportdag is gewoon superieuk en erg gezel-
lig." Al kan ze niet ontkennen dat ze in het veld toch een
beetje oppast met wat ze zegt, want "als ik straks ga sollicite-
ren weetje maar nooit...!"
Er zijn zeven teams die het elkaar
niet makkelijk maken. Het door de
bestuurlijke kanteling ontstane as-
pect van regio\'s komt al enigszins in
de gevormde teams tot uiting. Zo is
er een team Noord-Oost Nederland,
een team West-Nederiand en het
team Brabant uit Zuid-Nederland.
Verder spelen de teams Utrecht 1 en
II en Gelderiand mee, en is er zelfs
een team Nederiand Internationaal,
versterkt met drie aanstaande colle-
ga\'s uit Gent. Het is een nek-aan-
nekrace met Brabant maar uiteinde-
lijk neemt Gelderland aan het eind
van de dag het \'drsbackblick\' in
ontvangst. Tot teleurstelling van
Maaike Dolk, spelend in Utrecht I,
dat in nagenoeg dezelfde samen-
stelling als vorig jaar de huizenhoge
favoriet was voor vandaag. "We
hadden kunnen winnen, als we niet
alles naast hadden geslagen!"
Wat voor vrijwel alle hockeyers
een teleurstelling vormt, is het feit
dat de erewedstrijd "Veterinair
Studenten Touring Team versus
Dutch Veterinary All Stars", om de
Veterinaire Toekomst Hockey Bo-
kaal, geen doorgang kan vinden. Omdat, mede door de uitste-
kend verzorgde lunch, het middagprogramma iets is uitge-
lopen, blijkt de tijd dat de velden zijn afgehuurd net iets te
krap. Alle velden worden onmiddellijk na de laatste wedstrij-
den ingenomen door trainende Kampong-hockeyers.
De andere sporters zijn al begonnen aan de borrel en geluk-
kig maakt dat, tesamen met het gratis bier aangeboden door
de Raadgevers en Boehringer Ingelheim, veel goed. Het
summum vormt natuuriijk de traditionele \'hymne voor de
hockeyers\' die, na enig aandringen door de hockey-coördi-
nator, gezongen wordt door de voetballers.
Die hebben inmiddels hun eigen finale, met een verrassende
ontknoping, al achter de rug. De opkomst met bijna 110 spe-
lers is goed, maar was nog beter geweest als de Veefokkers
zich niet op het laatste moment om onbekende redenen had-
den teruggetrokken. Dankzij de flexibele opstelling van de
overige acht teams kan gelukkig snel een nieuw speelschema
worden opgesteld. Er wordt gespeeld in twee pools, in pool A
de teams Faculteit, Friesland, DSK en de Tarsaaltrappers. In
pool B de teams Kudde, Co-assistenten, Gent en Nederland.
Maakten vorig jaar F.C. Kudde en Friesland nog de dienst
uit, dit jaar liggen de kaarten anders. "Bridge-kaarten vol-
gendjaar voor de spelers van het team van de Faculteit, ja!"
roepen enkele spelers (we zullen geen namen noemen...) van
Friesland nog overmoedig na hun 2-0 zege op het betref-
fende team. Daar komen ze echter niet meer op terug als
Friesland, ondanks prachtige goals van Gjalt en Aart ("net
als Mare Overmars, maar dan goed..."), het niet verder
brengt dan een derde plaats. F.C. Kudde weet haar kam-
pioenstitel niet te prolongeren. Misschien te zeer aangesla-
gen door het uitvallen van sterspeler Nico Vreeburg? Die
raakt al bij dc eerste wedstrijd dusdanig geblesseerd aan zijn
enkel dat hij met zijn been in het gips (!) op een stoel eindigt.
Gelukkig blijft het hier verder bij qua blessures.
Niet uitzonderlijk overigens, want enkelblessures komen het
meest voor tijdens de Sportdag, volgens Dinant Stegeman. En
hij kan het weten want hij verzorgt al vanaf het allereerste be-
gin, dus nu voor de zestiende keer, de EHBO op de Sportdag.
Nog steeds met veel plezier, want in de drieëndertig jaar dat
Dinant op de patiëntenadministratie van Inwendige Ziekten
werkt heeft hij vele dierenartsen(-in-spee) voorbij zien ko-
men. En elk jaar tijdens de Sportdag krijgt hij de kans vele van
die dierenartsen weer eens te spreken. Gouden tip van Dinant:
"Zorg voor een goede warming-up! En pas verder je inzet aan
aan de mate van training die je gewend bent, én aan de hoe-
veelheid biertjes in de loop van de dag... "!
Lachende derden zijn in dit geval de studenten. DSK wint
met 5-1 de finalewedstrijd tegen Gent en mag zich Voetbal-
kampioen 2002 noemen.

r

In grote saamhorigheid wordt de zestiende Sportdag aan het
eind van de dag tijdens een fantastische borrel weggespoeld.
Wat de regen niet voor elkaar krijgt, lukt de gratis vaten bijna.
Maar niet helemaal, want meer dan driehonderd man weten de
weg nog te vinden naar boerderij Mereveld waar een stevige
stamppot boerenkool geserveerd wordt. Tijdens de koffie reikt
onze voorzitter. Ton de Ruijter de prijs uit aan de sporter van
het jaar. Vanwege haar doorzettingsvermogen tijdens de skee-
lertocht mag Alice van der Pluijm zich sportvrouw van hetjaar
noemen. Met gevulde maag wordt het feest nog lange tijd
voortgezet, totdat na vier uur (!) bijna onafgebroken spelen de
Hairy Shakers volledig door hun repertoire heen zijn.
Het was mooi. En volgend jaar: een nieuwe Sportdag met
nieuwe kansen!

-ocr page 303-

Dix&Co

helpt u over de drempel

Voor het dierenartsexamen
van 4 oktober 2002 zijn ge-
slaagd:

Derkx,

Mevr. A.D.D.C.Haspels,
S.N.Heemskerk,
Mevr. D.M.L.I. Hofma,
J.Loriauw,

Mevr. C.D. Masmeijer,
Mevr. C.K.Oud,

Personali

Mevr. M.W. Schuurmans,

R.L.Steendam,

Mevr. M. Strien, M.

Overlijdensberichten:

Op 26 september 2002 H. van der Ree te Dordrecht.

Mutaties:

*Agten, Mevr.S.; Gent 1999; 5683 EB Best; Raad-
huisplein 23; p., medew. bij K.M.L. Böhm, A. van Dors-
sen, J.A.J. Giesen en E. Noorman; tel. prakt.: 0499-
374205; fax prakt.: 0499-3937; E-mail prakt.:
InfoCa dierenkliniek.nl.

*Annee, Mevr. M.P.; 2001; 3981 CL Bunnik;
Groeneweg 20; tel. privé: 030-2510969; E-mail privé: mai-
keannee@hotmail.com; p., medew. bij W.S.J. Rasenberg;
tel. prakt.: 013-5400215; fax prakt.: 013-5400216.

Derkx, Mevr. A.D.D.C.; 2002; 2253 JA Voor-
schoten; Leidscwcg 229; tel. privé: 071-5620385; E-
mail privé: adcrkx@hotmail.com:d.

Haspels, S.N.; 2002; 3524 CL Houten; Zeven-
wouden 43; tel. privé: 030-2673808:d.

Heemskerk, Mevr. D.M.L.I.; 2002; 3881 NH
Putten; Wildforsterweg 17 K 163; tel. privé: 0577-
460799:d.

Hes, G. van; 1999; 3581 WG Utrecht; Bloemstraat
130; tel. privé: 030-2144737; E-mail privé: gialt@broo-
klyn.nl;
dir. Ueberfeldt BV., cons, en interim managem.;
tel. bur.: 030-2144737; E-mail bur.: info(a ueberfeldt.nl.

Hofma, X; 2002; 3962 KB Wijk bij Duurstede; Gr.
V. Lvnden v. Sandenburgweg 3 A; tel. privé: 0343-
5222"64:d.

Huume, Mevr. Dr. A.A.H.M. ter; 1981; 1993; 8212
EA Lelystad; De Scheren 15; tel. privé: 0320-236695; fax
privé: 0320-224604;
E-mail privé: agnesterhuurneCa pla-
net.nl; dir. Insight-Out managem. Cons.; tel. bur.: 0320-
236695; fax bur.: 0320-224604; E-mail bur.: agnester-
huurne(a planet.nl.

*Loriaux, Mevr. C.D.; 2002; 1018 LN Amsterdam;
Ravenstraat 23; tel. privé: 020-6207041 :d.

Masmcijer, Mevr. C.K.; 2002; 3584 DW LItrecht;
Cambridgelaan 773; tel. privé: 030-2100201; E-mail
privé: chris„10„m(â;hotmail.com:d.

*Oud, Mevr. M.W.; 2002; 3581 HE Utrecht; Ramstraat 39; tel.
privé: 030-2519016:d.

*Schuurmans, R.L.; 2002; 3532 HT Utrecht; Vleutenseweg 320;
tel. privé: 030-2945820:d.

Steendam, Mevr. M.; 2002; 3572 SL Utrecht; Bekkerstraat 126; tel.
privé: 030-2732942; E-mail privé: maartjesteendam(â hotmail.com:d.

Strien, M. van; 2002; 3721 JD Bilthoven; Kometenlaan 133; tel.
privé: 030-2286212:d.

Velde, Mevr. E.J. van de; Gent 2002; 8701 JS Bolsward; Hoogstraat
42; tel. privé: 0515-581426; E-mail privé: velde54(fl;zonnet.nl; p.,
medew. bij S. Swiertra en W. Swiertra; tel. prakt.: 0515-573062; fax
prakt.: 0515-580286.

Jubilea november 2002

Onbekend november, N.G. Simoncelli te Rotterdam, afwezig, 30 jaar

2 november, L.J.J.A. Roppe te Boxmeer, afwezig, 50 jaar

3 november, S. Bruggeling te Spijkenisse, afwezig, 50 jaar
3 november. R.G. Detmers te Coevorden, afwezig, 50 jaar

3 november, J.A. Engel te Hippolytushoef, aanwezig, 50 jaar
3 november, Dr. J.F. Westendorp te Heesch, afwezig, 50 Jaar
6 november, Dr. J.P.W.M. Akkermans te Vlaardingen, afwezig, 50 jaar
9 november, Dr. EW. van Schie te Eefde, afwezig, 35 jaar
9 november, J.EA. Heitkamp te Haaksbergen, aanwezig, 35 jaar

Maliesingel 54
5581 BJ Utrecht
Tel. (050) 244 87 74
Fax (050) 241 66 55
E-mail:
iriro@dixenco.nl
w^w.dixenco.nl

14 november. Mevr. Drs. D. Scholma-van der Perk te Opeinde, aanwezig, 60
jaar

17 november, M. Sinke te Nederweert, afwezig, 30 jaar
17 november, K. Hesseling te Zevenbergen, afwezig, 30 jaar
17 november, J.H.M. Maas te Biezenmortel, afwezig, 30 jaar
24 november, RJ.J. van Overbruggen te Uithoorn, afwezig, 25 jaar
27 november. Dr. J. Tesink te Goes, afwezig, 55 jaar

Doorlopend
äsend

Congressen &, Syivipgsia

November

2 Lezing S.N.VA. (Samenwerkende Veteri-
naire Acupuncturisten) te Driebergen: de 7
connecties, door Eric Laarakker. Meer
Informatie: Aleid Verhoeff: aleid@tref
nl (of0314-625385)
7/8 Vakgesprek over pluimveeziekten, geor-
ganiseerd door DVG-vakgroep pluimvee
en Duitse groep der WVR Hannover. Voor meer info: Prof. Dr.
Ulrich Neumann, Klinik für Geflügel, Tierärztliche Hochschule
Hannover, Bünteweg 176, 30559 Hannover. Tel. 49 511 953 8779

Afgestudeerd en nu (of straks) praktisch
aan de slag? Doe een beroep op Dix&Co,
want als adviesbureau onderzoekt Dix&Co
uw kansen en beoordeelt uw kontrakten.
Analyseert accountantsrapporten en stelt
een begroting op. Bepaalt samen met u uw
kredietbehoefte en regelt met u de gewenste
verzekeringen.

Landelijke dienstverlening bij praktijk-
overdracht, bij associatie en assistentie.
Belt u even voor een afspraak of een
brochure.

Dix €0

-ocr page 304-

\'Een oppas voor de hond had mijn cliënte al, voor als
ze \'s avonds eens zonder hond weg wilde. Maar nu
begon hij ook te loeien en te blaffen als ze even weg-
ging voor een boodschap.\'Aan het woord is dierenarts
Margit Price-Bossard, die zich heeft toegelegd op het
behandelen van dieren met probleemgedrag. \'De
eigenaresse kreeg zelfs dreigbrieven van haar buren
en had daarom een elektrische antiblafband gekocht.
Bezwaard en behoorlijk radeloos kwam ze vragen of
hiervoor geen alternatieven waren. En gelukkig zijn
die er. De verlatingsangst waar deze hond aan leed,
hebben we prima kunnen verhelpen met Clomicalm®
en gedragstherapie.\'

Verlatingsangst: last en overlast

Honden met verlatingsangst zijn vaak overdreven aan hun baasjes
gehecht en voelen zich doodongelukkig als ze alleen gelaten w/orden.
Ze kunnen dan allerlei ongewenst gedrag vertonen, zoals blaffen/
janken, onzindelijk zijn en het vernielen van de huisraad. Het is
belangrijk om te weten of deze gedragingen geen andere oorzaak
hebben. Zo kan onzindelijkheid een medische reden hebben; ook
kan de zindelijkheidstraining niet goed geweest zijn of de hond
simpelweg te weinig worden uitgelaten. Veelvuldig blaffen kan ook
voorkomen bij honden die hun territorium willen verdedigen. Ook
het kapot bijten van allerhande dingen In huis kan gebeuren door
andere frustraties dan angst: verveling, pijn in de bek {bijv tandwisse-
lingen), maar ook door de onderzoekingsdrang van pups. Een goede
gedragsanamnese is essentieel voor het stellen van de diagnose en
de te geven therapie.

Clomicalm®: angstverlagend, maar niet sedatief

\'Wanneer de diagnose verlatingsangst is, dan vind ik het onze morele
plicht als dierenarts om zo\'n dier te helpen\', vervolgt Price.\'lk vraag
mijn cliënten video-opnamen te maken tijdens hun afwezigheid en
schrik vaak van de stress-signalen die de honden vertonen: constante
onrust, hijgen en speekselen, niet willen eten of drinken. Het blaffen
en slopen vormen slechts het topje van de Ijsberg. Gelukkig zijn de
meeste honden goed te behandelen. De combinatie van Clomicalm®
met gedragstherapie vind ik ideaal. De eigenaar moet o.a. leren zich
als een roedelleider te gaan gedragen; de hond zal hierdoor meer
zelfvertrouwen krijgen. Tegelijkertijd krijgt de hond Clomicalm® om
de hond minder bang en daardoor ontvankelijker te maken voor de
gedragstherapie.\'

Clomicalm® Is een tricyclisch antidepressivum (TCA), uit dezelfde
familie als het humane geneesmiddel Prozac®. De heropname van
de neurotransmitters serotonine en noradrenaline wordt door dit
psychofarmacon geremd: het medicijn is een zogenaamde \'specific
serotonine reuptake inhibitor (SSRI)\'. Het langere verblijf van de
neurotransmitters in de synaptlsche spleet werkt anxiolytlsch (angst-
verlagend). Indien in de juiste dosering toegediend (1-2 mg/kg,
2x daags) en gecombineerd met gedragstherapie, is Clomicalm® hét
middel voor de medicinale behandeling van vedatingsangst bij honden.
Dierenarts Price refereert aan de onderzoeken* die over Clomicalm®
gepubliceerd zijn: \'Wetenschappelijke publicaties wijzen uit dat
verlatingsangst ook met alleen gedragstherapie te behandelen is;
vaak zie je echter pas na maanden verbetering. Bij het gelijktijdig
gebruiken van Clomicalm® heb je meestal binnen enkele weken al
een afname van de verlatingsangst. Dit verhoogt de therapietrouw
enorm: iedereen blijft gemotiveerd om door te gaan. Aan het lijden
van hond en baas kan nu snel een einde komen!\'

"Referentie: Novartis Animal Health, Clomicalm registratiedossier (1997).

CLOMICALM\'

CLOMIPRAMINE HYDROCHLORIDE
Veer een pesltleve aedragsveranderfng.

Novartis Consumer Health B.V., Animal Health Sector, Korte Hei 1-3,
NL-4714 RD Sprundel, tel:0165 380580,fax:0155 380583, www.novartis.com

\'Honden met verlatingsangst lijden.\'

\'Het is onze plicht hen te helpen!\'

Indicatie: Als ondenteuning bij de beliandelinj van met sdieidirg veitand houdende afwijkingen wellie zich als volgt nianifesteren:kapotnHl(en, onzindelijkheid (ontlasting en urinehng) en alleen in comt>inatie met gedragstherapie, Doeldier: Hond.Contra-indicaties: Een bekende over-
gevoeligheid voor clomipramine en tiicydische antidepressiva.
Dosering en wijze van toediening: CIOMICAIM dient oraal te worden toegediend in een dosering van 1 â–  2 mgAg tweemaal daags, wat resulteert in een totale dagelijkse dosering van 2 - 4 mgAg. CLOMICALM kan met of
zonder voer worden toegediend.
Registratienummers: CLOMICALM 5 mg: EU/2/98/007/001, CLOMICALM 20 mg: EU/2/98/007/002, CLOMICALM 80 mg: EU/2/98/007/003. Lees voor gebniik eerst de bijsluiter. Kanalisatiestatus: UDA.

-ocr page 305-

7/8 National member organisation congress, Sveriges Veterinârforbund,

locatie: Uppsala, info: christina.arosenius@svf.se
7/10 Veterinay congress, Bundesverband Praktischer Tierartze, loca-
tie: Nuremberg, info: bpt.hebling@tieraerzteverband.de
9 Najaarsdag GGG in De Reehorst te Ede.
21/23 ESVD workshop Exotic Animal Dermatology. Universiteit
van Utrecht. Voor verdere informatie http://www.esvd.org of
N.J.Schoemaker@vet.uu.nl
Groep Groot Dagen te Papendal, Arnhem.
National member organisation congress, Finlands Veterinârforbund,
locatie: Helsinki, info: Paula.Junnilainen@islh.intermin.fi.
December

6/7 Maastricht International Congress on Equine Medicine. Internet:

www.welcome.to/micem, e-mail: micem2002@hotmail.com
6/8 Veterinary Congress, Association Vétérinaire Equine Française,
Locatie: LeTouquet, Normandy. Info avef@wanadoo.fr

Vergaderingen & Bijeenkomsten

VVAA

PRAKTIJKPLAN

November

2 Ledenvergadering van de S.N.V.A. (Samenwerkende Veterinaire
Acupuncturisten) te Driebergen, gevolgd door een lezing gege-
ven door Eric Laarakker over \'de 7 connecties\'.
5 Werkvergadering varken 1, te Molenwijk in Boxtel, 20.15 uur.

12 Werkvergadering varken 1, GD Deventer, 20.00 uur.

13 Werkvergadering rund 11, te Molenwijk in Boxtel, 20.15 uur.

13 Werkvergadering rund II, GD Deventer, 14.00 uur.

14 Werkvergadering rund II, Restaurant De Meern te De Meern.
19 Werkvergadering pluimvee I, te Molenwijk in Boxtel,14.00 uur.
28 Vergadering GHwD, te Utrecht Jaarbeurscongrescentrum in het

Beatrixgebouw van ca 19.30 - 22.30 uur.

December

10 Ledenvergadering en Wetenschappelijke Bijeenkomst Groep Puim-
veewetenschappen. Locatie: Mercure te Arnhem, aanvang 14.00 uur.
12 Werkvergadering schaap/geit 1, te Molenwijk in Boxtel, 20.15

26/28
27/29

2003
Januari

7 Werkvergadering rund lil, te Molenwijk in Boxtel, 20.15 uur.
14 Werkvergadering pluimvee II, Molenwijk in Boxtel, 14.00 uur
16 Studievergadering GHwD te Utrecht in het Beatrixgebouw van

het Jaarbeurscongrescentrum van 19.30 tot 22.30 uur.
23 Werkvergadering varken II, te Molenwijk in Boxtel, 20.15 uur.

Adviesgroep dierenartsen
telefoon (030) 247 49 49, internet www.vvaa.nl

Februari

11 Werkvergadering paard II, te Molenwijk in Boxtel, 20.15 uur.

Dierenartsenpraktijk Crimpenerwaert is een gemengde praktijk met vijf dierenartsen en drie medewerkers.
In verband met vertrek van collega zijn wij op zoek naar:

een dierenarts (m/v)

Onze voorkeur gaat uit naar een collega:

• met enige ervaring in respectievelijk de rundvee-, varkens- en paardensector en met name in de begeleiding van bedrijven in de eer-
ste twee sectoren;

• met naast interesse en enthousiasme in deze sectoren ook interesse in gezelschapsdieren;

• die kan / wil participeren in de avond-, nacht- en weekenddiensten;

• die zowel zelfstandig als ook in teamverband kan en wil werken;

• die een klantvriendelijke en servicegerichte instelling heeft;

• die managementkwaliteiten bezit;

• die de opengevallen plek vol energie en met enthousiasme wil invullen.

Het betreft een volledige functie. Bij gebleken geschiktheid behoort associatie op termijn tot de mogelijkheden.
Salariëring volgens KNMvD-normen.

Schriftelijke sollicitatie kunt u richten aan : Dierenartsenpraktijk Crimpenerwaert p/a A.C. de Zeeuw Lekdijk West 75, 2861 ET
Bergambacht. Inlichtingen bij; H.l. Surstedt en A.C. de Zeeuw (oi82-35i695(praktijk) / oi82-357362(privé).

-ocr page 306-

Wij zoeken een

(erkend) paarden-/
gezelschaps-
dierenarts m/v

Welke collega met persoonlijkheid, is bereid ons
team van zes dierenartsen uit te breiden? Zich voor
meer dan 100% in te zetten? Binnen de diensten te
participeren? Bereid om eens een lunchpauze over te
slaan? Zich te verdiepen in de organisatorische kant
van een dierenartsenpraktijk? Vakmanschap te leve-
ren en klantgericht bezig te zijn? De kansen binnen
de praktijk op te pakken? En daardoor te investeren
in zijn/haar en onze toekomst?

Wij bieden een hecht team met veel communicatie.
Een gloednieuwe gezelschapsdierenkliniek met twee
moderne dependances. Veel diagnostische mogelijk-
heden. Veel gynaecologie paard. Veel operatiemoge-
lijkheden (gezelschapsdieren). En stimuleren bij-
scholing. Salariëring volgens de KNMvD-richtlijnen.
In de toekomst associatie binnen de maatschap.
Brieven of mailen binnen veertien dagen na verschij-
ning van deze advertentie.

Dierenartsenpraktijk Purmerend,
Purmersteenweg 113 C,
1441 DK Purmerend,
Kreutzelman@planet.nl.

GROEPSPRAKTIJK DIERENARTSEN
BARNEVELD
KOOTWIJKERBROEK
HARSKAMP

Vanuit drie locaties in de Gelderse Vallei zijn wij actiefin een snel ver-
anderend agrarisch klimaat met een team van tien dierenartsen en
zeven assistentes. Binnen alle nieuwe regelgevingen liggen er veel
uitdagingen voor ondernemende dierenartsen en hun veehouders.
Naast de landbouwhuisdieren, is er de gezelschapsdierensector die
een sterke groei doormaakt.

Door het vertrek van een pensioengerechtigde collega is er binnen
ons team per i januari 2003 een vacature voor een

Dierenarts (m/v)

Deze collega zal z\'n functie vooral vanuit één locatie binnen een
klein team van 2 è 3 dierenartsen en 1 assistente uitoefenen.
Wij zoeken een teamplayer die grotendeels ingezet kan worden in de
gemengde landbouwhuisdierenpraktijk. Bij interesse kan ook gezel-
schapsdierenwerk gedaan worden.

Wij bieden een prettige werk- en woonomgeving en een salaris vol-
gens de normen van de KNMvD. Tevens voldoende vrije tijd en een
zeer gunstige dienstenregeling. In een persoonlijk gesprek kunnen
de toekomstperspectieven uitvoerig aan de orde komen.
Voor nadere informatie kunt u contact opnemen met W.A. de Vries,
tel. 0342-414956; Schriftelijke sollicitaties met cv richten aan

Croepspraktijk Dierenartsen, De Driest 2, 3773 BC Barneveld t.a.v.
W.A. de Vries.

Dierenkliniek Kralingen zoekt per 1 februari 2003 een

Parttime
Dierenarts gezelschapsdieren
m/v

Wij vragen: enthousiasme en inzet, goede communicatieve
en contactuele eigenschappen.
Wij bieden: een gezellige, moderne
praktijk, veel afwisselend werk, géén
dienstregeling.

Schriftelijke reacties kunt u richten aan:
Dierenkliniek Kralingen, t.a.v. mevrouw
F.T.E. Kruidenier, Voorschotenlaan 151 A,
3062 KM Rotterdam.

ACECOLON

Verzacht en vergemakkelijkt de stoelgang

Sluitingsdata

voor kopij

Aflevering:

Deadline-)

01-12-2002

maandag

11-11-2002

15-12-2002

maandag

25-11-2002

01-01-2003

donderdag

12-12-2002

15-01-2003

maandag

30-12-2002

*) Voor 10.00 uur\'

s morgens.

-ocr page 307-

Uit
de

hoofdredactie

Hoe belangrijk zijn waarden en normen?

Ik schrijf dit editorial in een turbulente periode, niet alleen zijn alle blaadjes van de bomen gevallen
door een heftige herfststorm, maar ook in overdrachtelijke zin stormt het op veel plaatsen. De dis-
cussie over waarden en normen, een onderwerp dat ook in dit Tijdschrift uitgebreid besproken
wordt, is in heel Nederland opgelaaid naar aanleiding van enkele uiterst droevige voorvallen. Dit
heeft er toe geleid dat Zijne Koninklijke Hoogheid Prins Bernhard het nodig oordeelde zijn persoon-
lijke mening in de openbaarheid te brengen. Prins Bernhard toonde dat hij, ondanks zijn hoge leef-
tijd, het reilen en zeilen in ons land met belangstelling volgt en dat hij nog steeds voor zijn mening
durft uit te komen.

Iedereen, in alle lagen der bevolking, heeft iedere dag met integriteitsvraagstukken te maken.
"Zeggen wat je doet en daarna doen watje zegt" is niet alleen van belang bij ISO certificering! Het
is echter duidelijk dat met name \'leiders \'er voor moeten zorgen dat zij naast uiterst competent ook
absoluut integer zijn en dan bedoel ik inderdaad leiders en geen managers! Prof Marian Horzinek
ondem\'ees mij dit verschil enkele jaren geleden, onder het genot van zelfgebakken brood, in een dis-
cussie over managementstijlen. Horzinek \'s uitspraak was: "ik heb nooit nagestreefd een manager te
zijn, ik wU een leider zijn ". Gelukkig vinden we deze houding ook binnen de KNMvD waar momen-
teel op integere wijze geprobeerd wordt een nieuwe wijze van democratisch leiden in te voeren, ter-
wijl ondertussen ook nog allerlei andere problemen opgelost moeten worden.
Voor mij nu vormen echte \'leiders \'een voorbeeld, zij dragen hun waarden en normen uit, zij dur\\>en
misstanden aan de kaak te stellen en zij tonen dat \'leadership by example \'nog steeds de beste mana-
gementstijl is. Er schuilt nog steeds heel veel waars in het oude gezegde "goed voorbeeld doet goed
volgen ".

En dan, nadenkend over \'example\', denk ik dat we met het plotseling overlijden van collega Jaap
Boersema, meer dan 30 jaar als parasitoloog aan de Faculteit Diergeneeskunde verbonden, een
"example " verloren hebben van een uitmuntend docent die vrijwel iedere, nu werkende, dierenarts
onderricht heeft gegeven. Jaap stond altijd klaar voor ieder van ons met goede, en vooral praktische,
adviezen de parasitologie betreffende en ook ik heb met hem op vriendschappelijke wijze gediscus-
sieerd over de optimale behandeling van paarden en ook ik heb geleerd van zijn praktische wijze van
aanpak.

Deze aflevering van ons tijdschrift heeft weer veel te bieden: in het katern wetenschap hebben en-
kele practici veel moeite gedaan om hun gegevens omtrent de operatie van 272 paarden met koliek
tot een goed leesbaar artikel te verwerken en onder actua vindt u een ingezonden stuk van collega
Van \'t Hooft waarin u zijn mening over de BSE-perikelen kunt lezen. Ook verder is er veel te lezen, al
zal een goedwillende buitenstaander soms toch wel eens vreemd opkijken van titels als "dierenarts
slaat agressieve kat van behandeltafel" en "doodknuffelen of afknallen ".

Ik wens u allen veel leesplezier toe en hoop dat een ieder in deze stormachtige tijden toch iedere dag
even de tijd neemt om te genieten van alle goede dingen in de persoonlijke én in de zakelijke sfeer!

I

Dr Marianne Sloet van Oldruitenborgh-Oosterbaan

Tijdschrift
Diergeneeskunde

-ocr page 308-

Koliekchirurgie bij het paard

een retrospectief onderzoek van 2\'j2 patiënten

Tijdschr Diergeneeskd 2002; 127; 682-6

P. Wiemer\\ H.J. Bergman\\ H. van derVeen^ en L. Pruissen^

Overzichtsartikel

Samenvatting

Van 272 patiënten die in de periode januari 1995 tot en
met december 2000 geopereerd werden om reden van ko-
liek zijn de resultaten geëvalueerd. Van deze patiënten
verlieten 176 paarden (65%) levend de kliniek. Wanneer
de patiënten die direct na het openen van de buik geëutha-
naseerd werden in verband met een infauste prognose,
buiten beschouwing werden gelaten, was het korte-ter-
mijn overlevingspercentage 77%. Strangulerende ob-
structies van de dunne en dikke darm hadden een duide-
lijk lager korte-termijn overlevingspercentage (48%) dan
niet-strangulerende obstructies (87%). De duur van de
operatie had een negatieve invloed op het korte-termijn
overlevingspercentage. Een postoperatieve complicatie
met fatale afloop trad op bij 38 patiënten (=18% waarbij
de operatie werd voltooid). Postoperatieve shock was hier-
bij de meest voorkomende oorzaak. Niet dodelijke com-
plicaties kwamen voor bij 28 patiënten (=16% van de pa-
tiënten die levend van de operatietafel kwamen).
Wondhernia en thromboflebitis van de vena jugularis wa-
ren hierbij de belangrijkste oorzaken. Van de overlevende
patiënten bleek 81 % terug te keren op het oude \'prestatie-
niveau\'. Een tijdiger verwijzing zal het aantal complica-
ties met fatale afloop mogelijk verminderen.

Summary

Colic surgery in the horse, a retrospective study of 272 pa-
tients

In the period from January 1995 until! December 2000, 272 horses underwent
a laparotomy for gastrointestinal disorders. The results of these .\'surgeries were
evaluated. From these 272 patients 176 (= 65%) were discharged in good he-
alth from the hospital. When the patients that were euthani.Ked immediately af-
ter the start ofthe surgery, because ofa fatal deterioration, were not taken into
account, the short time survival rate was 77%. Strangulated smal and large in-
testinal obstructions (48%) had a lower short lime survival rate than none-
strangulated obstructions (87%). Fatal postoperative complications occured
in 18% ofthe patients in which the surgery was completed. Postoperative shock
was the most common cause. Non-fatal complications were found in 16% ofthe
patients which survived surgery. The major non-fatal complications were inci-
sional hernia and thrombophlebitis of the jugular vein. From the patients that
survived the surgeiy 81% returned to their former level of performance. Early
referral may decrease the percentage of fatal complications and improve the
prognoses of surgery.

\' Dierenkliniek De Lingehoeve, Veldslraal 3a. 4033 AK. tienden.
\' Hogeschool Delft.

^ Correspondentie-adres: P. Wiemer. Dierenkliniek De Lingehoeve. Veldstraat 3a,
4033 AK. Lienden, e-mail:p
.H-iemer@wxs.nl

Inleiding

Koliek is een veel voorkomende aandoening en een belang-
rijke doodsoorzaak bij het paard (10, II). Ondanks vooruit-
gang in chirurgie en intensieve medicinale zorg blijft koliek
een aandoening met grote risico\'s en vele complicaties (3,9).
Retrospectief onderzoek kan laten zien hoe de prognose is
bij verschillende aandoeningen en welke complicaties op
kunnen treden, en zo ontstaat inzicht om tot verbetering van
de therapie te komen en een nauwkeuriger prognose te ge-
ven. In dit onderzoek worden de korte-termijn overlevings-
percentages van verschillende koliekoorzaken geëvalueerd,
worden complicaties met al dan niet fatale afloop geïnventa-
riseerd en is het \'prestatieniveau\' van de patiënten die levend
naar huis zijn gegaan nagevraagd.

Materiaal en methoden

De verslagen van alle in onze kliniek uitgevoerde koliekopera-
ties (n=272) in de periode van januari 1995 tot en met decem-
ber 2000 werden geëvalueerd. Soms werd bij een patiënt een
combinatie van afwijkingen gevonden. In die gevallen werd dc
patiënt ingedeeld in de groep van de emstigste afwijking. Dc
eigenaren werden na een schriftelijke aankondiging telefo-
nisch geënquêteerd. Deze enquête werd negen maanden tot zes
jaar na de operatie uitgevoerd. De enquête behelsde vragen
omtrent koliekfrequentie voor en na de operatie, genezing van
de buikwond, voedingstoestand post operatief, aanwijzingen
voor thrombose van de vena jugularis (vaattekening op het
hoofd), verloop of optreden van bevangenheid en wondhernia,
\'prestatieniveau\' van het paard voor en na de operatie en de me-
ning van de eigenaar over de kosten van de operatie. Het \'pres-
tatieniveau\' was een subjectieve beoordeling van de eigenaar.
De geopereerde patiënten kwamen deels uit onze eigen prak-
tijk, maar het merendeel was aan ons doorgestuurd uit an-
dere praktijken. In de oorzaak van koliek werd onderscheid
gemaakt tussen aandoeningen van de dunne darm en dikke
darm en tussen strangulerende obstructies en niet-strangule-
rende obstructies. Bij de aard van de operatie werd onder-
scheid gemaakt tussen een schone (repositie, doormasseren,
gas afzuigen via een naald) en een gecontamineerde (waarbij
een darmdeel geopend werd) operatie.
In de postoperatieve periode werd incidenteel gebruik ge-
maakt van darmmotiliteit stimulerende middelen (cisapride
1 mg/kg 3dd po) en werd alleen fysiologische zoutoplossing
als infuusvloeistof toegediend. Het korte termijn overle-
vingspercentage werd bepaald aan de hand van de patiënten
die de kliniek levend verlieten. Paarden die binnen enkele
dagen wegens een recidief opnieuw geopereerd moesten
worden, werden beschouwd als één patiënt.

\' Prepulsid®, Janssen-Cilag. Tilburg.

-ocr page 309-

Resultaten

Door het telefonisch contact i<onden de post operatieve ge-
gevens van 96% van de patiënten achterhaald worden. In to-
taal werd bij 272 patiënten een laparotomie verricht. Bij ne-
gen patiënten werd nog een tweede laparotomie verricht.
Deze tweede laparotomie is buiten beschouwing gelaten.
Het aantal merries (60%)) was iets groter dan het aantal heng-
sten en ruinen
(40%). Behalve geslachtgebonden oorzaken
(hernia scrotalis) had het geslacht geen relatie met de oor-
zaak van de koliek of het overlevingspercentage. Meconium-
obstipatie kwam meer voor bij hengstveulens (n=12) dan bij
merrieveulens (n=6).

Een grote variëteit aan rassen was vertegenwoordigd. Het
KWPN was de grootste groep (51%). Na een indeling in
\'warm\'- en \'koudbloedachtige\' paarden bleek geen duidelijk
verschil aanwezig wat betreft de koliekoorzaak en het overie-
vingspercentage. Deze gegevens zijn verder niet vermeld.
De leeftijd varieerde van O tot 29 jaar en was gemiddeld zeven
jaar. De meconiumobstipatie kwam vanzelfsprekend alleen
in de eerste levensweken voor. De hernia umbilicalis en de
niet-strangulerende hernia inguinalis kwamen alleen in het
eerste levensjaar voor. De patiënten met een gesteeld lipoom
waren alle ouder dan elf jaar. De leeftijd had geen signifi-
cante invloed op het korte-termijn overievingspercentage.
De verdeling van het aantal patiënten over de maanden is weer-
gegeven in figuur 1. Gedurende het voorjaar en de zomer wer-
den meer operaties uitgevoerd dan in de herfst en de winter.

Figuur 1. Oe verdeling van het aantal (n=272) operaties over de maanden van het jaar.
üantal
40 -
35
30 -
25
20 -
15
10
5

O

jan feb mrt apr mei jun jul aug sep okt nov dec
maand

Van 106 van de 176 patiënten die levend naar huis zijn gegaan
kon informatie verkregen worden over het \'prestatieniveau\'
voor en na de operatie. Bij 81% van deze patiënten bleef het
\'prestatieniveau\' naar mening van de eigenaar gelijk of beter.
De complicaties die niet tot een fatale afloop leiden zijn
weergegeven in tabel I. Een aantal thromboflebitiden is ont-

Tabel i. Het aantal niet-dodelijke complicaties (n=28) van de patiënten die de kli-
niek levend hebben verlaten {n=i76).

(%)

Aantal

(36)
(36)
(21)
(4)
(4)

10
10
6
1
1

Oorzaak

Thromboflebitis
Wondhernia
Wondinfectie
Hoefbevangen

Vergroeiing milt aan buikwand

28

(100)

Totaal

Staan na vertrek uit de kliniek. Het percentage wondinfecties
was bij de groep schone operaties hetzelfde als bij de vuile
operaties (3%). Het percentage wondhernia\'s was wat hoger
in de groep vuile dikke darm operaties (8%) ten opzichte van
de overige groepen (3%).

De postoperatieve complicaties die tot de dood of tot euthana-
sie hebben geleid zijn weergegeven in tabel 2. De patiënten die
overleden of werden geëuthanaseerd in verband met shock,
stierven in de eerste 2 dagen post operatief Hiervan stierf al
eenderde deel (n=7) in de recovery. Paralytische ileus was bij
acht patiënten post operatief de aanleiding tot euthanasie.

Tabel 2. Het aantal complicaties met dodelijke afloop (n=38) van de patiënten
waarbij de operatie voltooid is (n=2i4}.

Oorzaak

Aantal

(%)

Shock

20

(53)

Postoperatieve paralytische ileus

8

(21)

Peritonitis

3

(8)

Hoefbevangenheid

2

(5)

Progressieve myelopathie

2

(5)

Adhesie met obstructie

1

(3)

Hyperlipaemie

1

(3)

Ruptuur

1

(3)

Totaal

38

(100)

Drie patiënten werden geëuthanaseerd om reden van een pe-
ritonitis. De oorzaak van deze peritonitis was in één geval
een necrotiserende enteritis van het caecum, in het tweede
geval een necrose van een niet geheel te verwijderen deel van
het colon descendens en in het derde geval een naadlekkage.
De oorzaak en de incidentie van de koliek met het bijbeho-
rende korte-termijn overlevingspercentage zijn weergegeven
in tabel 3. Van alle geopereerde patiënten verliet 65% levend
de kliniek. Wanneer de patiënten waarvan direct na het ope-
nen van de buikholte besloten werd tot euthanasie, in verbanu
met een infauste prognose, buiten beschouwing worden gela-
ten, is het korte-termijn overievingspercentage 77%.
De oorzaak van de koliek heeft een duidelijke invloed op het
overievingspercentage. Bij een strangulerende obstructie van
de dunne darm is het korte-termijn overlevingspercentage
61% en van de dikke darm slechts 29%. Bij een niet strangu-
lerende obstructie van de dunne darm is het korte-termijn
overlevingspercentage 91% en bij de dikke darm 84%.

Tabel 3. Onderverdeling van de patiënten (n=272) naar koliekoorzaak met het daar-
bij behorende aantal korte-termijn overlevenden (n=i76).

Tabel 3a. Strangulerende obstructie van de dunne darm.

Oorzaak

Aantal

Overlevend

(%)

Hernia foramen epiploicum

21

14

(67% >

Volvulus

15

7

(47%)

Torsie mesenterialis

7

2

(29%)

Hernia mesenterialis

7

5

(71%)

Hernia inguinalis/scrotalis

7

4

(57%)

Gesteeld lipoom

5

4

(80%)

Strangulatie door bride

3

3

Hernia umbilicalis

2

2

Hernia door bride

2

I

Invaginatie jejunum

1

1

Totaal

70

43

(61%)

-ocr page 310-

Tabel 3b. Niet-strangulerende obstructie van de dunne darm.

Tabel 3e. Overige oorzaken dunne darm.

Aantal Overlevend (%)

Oorzaak

Aantal Overlevend (%)

Oorzaak

Obstipatie ileum
Hernia inguinalis/scrotalis
Obstipatie jejunum
Enteritis

Hernia umbilicalis
Strictuur jejunum

20
9
6
6
1
1

18
9
5
5
1
1

(90%)
(100%)
(83%)
(83%)

Ruptuur maag 9 O
Overvulde dunne darm zonder

oorzaak 6 6

Evisceratie na castratie 4 3

Intramuraal haematoom 2 2

Meteorismus I 1

Lvmfestuwing 1 I

(0%)
(100%)

(91%)

Tabel 3c. Strangulerende obstructie van de dikke darm.

Aantal Overlevend (%)

(24%)

Torsiocoli 42 10

Dubbele knik colon 1 1

Rotatie caecum en colon 1 1

Totaal

43

39

Oorzaak

Gesteeld lipoom colon descendens I I

Totaal

45

13

(29%)

Tabel 3d. Niet-strangulerende obstructie van de dikke darm.

Totaal

23 13

(57%)

Tabel 3f. Overige oorzaken dikke darm.

Oorzaak

.4antal Overlevend

(%)

Meteorismus 6 5

Invaginatic caecum in colon 5 4

Ruptuur dikke darm 4 O

Typhlitis 3 O

Invaginatie caecum in caecum 2 2
Incarceratie caecum in hernia

umbilicalis 1 I

(83%)
(80%)

Aantal Overlevend (%)

Oorzaak

Totaal

21 12

(57%)

Retroflexie colon

Meconiumobstipatie colon

descendens

Obstipatie colon

Right dorsal displacement colon

Meconiumobstipatie colon

Entrapment colon

Atresie colon

Obstipatie caecum

14

13

(93%)

14

13

(93%)

17

14

(82%)

12

10

(83%)

4
1

2
1

1
1

1
0

Oorzaak

Onbekend

Vergroeiing

Peritonitis

Bloeding thv grote vaten nicr
Tumor abdomen

Tabel 3g. Resterende oorzaken

Aantal Overlevend (%)

(33%)

Totaal

64

54

(84%)

Totaal

2

De lengte van de dunne darmresectie varieerde van 0,5 tot 9
meter De lengte van het gereseceerde darmdeci had in deze
patiëntengroep geen significante invloed op het overlevings-
percentage en het \'prestatieniveau\'.

Schone operaties hebben een hoger overlevingspercentage
dan vuile operaties, maar ten aanzien van het \'prestatieni-
veau\' hebben wij geen verschil gevonden.
Naarmate de duur van de operatie toeneemt neemt het korte-
termijn overlevingspercentage af Het grote sterftepercen-
tage in het begin van de operatie werd veroorzaakt door de
patiënten waarbij direct na het openen van de buikholte een
infauste prognose werd gesteld, bijvoorbeeld een darmperfo-
ratie of een ernstige torsio coli.

De invloed van de anesthesieduur van de operatie op de over-
leving en op het \'prestatieniveau\' is vermeld in tabel 4.
De vraag omtrent de kosten van de operatie werd door 259
eigenaren beantwoord. De kosten werden wisselend ervaren.
Van de eigenaren vonden 107 (41%) de operatiekosten mee-
vallen of redelijk, 95 (37%) eigenaren vonden de kosten
hoog maar gezien de hoeveelheid werk en zorg waren zij wel
tevreden en 57 (22%) eigenaren vonden de kosten te hoog. In
de groep die de kosten te hoog vonden vormden de eigenaren
waarvan het paard was gestorven een meerderheid.

Tabel 4. De invloed van de anesthesieduur op het aantal patiënten dat de operatie heeft overleefd, op de postoperatieve sterfte en op het \'prestatieniveau\' ( minimaal negen
maanden na operatie).

Anesthesie (uren)

Verloop operatic

Postoperatieve sterfte

\'Prestatieniveau\'

levend

dood

recovery stal

gelijk

slechter

beter

0-1,25

11

44

1 2

2

.

1

1,25-2,00

40

9

1 3

15

1

1

2,00-2,25

49

1

1 6

21

4

1

2,25-2,75

56

2

1 8

24

5

-

>2,75

58

2

3 12

21

10

-

Discussie

Het aantal geopereerde merries is iets groter dan het aantal
hengsten en ruinen. Dit komt overeen met Reeves et al.

-ocr page 311-

Snyder et al en Steenhout et al. (4,8,9). Rond de partus is een
gering verhoogde kans op koliek aanwezig (11).
De gemiddelde leeftijd (7 jaar) komt overeen met die gevonden
door Siebke
et al. (6) en Steenhout et al. (9). De leeftijd heeft in
ons patiëntenmateriaal, evenals bij Phillips en Walmsley (3),
geen invloed op het korte-termijn overlevingspercentage.
In het voorjaar en zomer worden meer koliekoperaties uitge-
voerd. Dit is de periode dat de paarden meer weidegang heb-
ben en waarin de veulens worden geboren. Tinker
et al. en
White (10, 11) constateren een verhoging van de kans op ko-
liek na voedselverandering. Indien dit een rol speelt, dan is de
overgang naar vers gras meer risicovol dan de overgang naar
de stalperiode. Dit kan verklaard worden door de snellere fer-
mentatie met gasvorming van het verse gras. Steenhout
et al.
(9) zien ook meer koliekoperaties in het voorjaar.
Het vaststellen van het \'prestatieniveau\' is subjectief, mede
omdat een aantal patiënten recreatief gebruikt worden. De
eigenaren konden desgevraagd meestal niet aangeven wat de
oorzaak van de verminderde prestatie was en aangezien het
ook niet mogelijk was al deze patiënten systematisch te
onderzoeken, blijft de oorzaak onzeker. De prestatievermin-
dering was in de regel niet ernstig. Phillips en Walmsley (3)
en van den Boom en van der Velden (1) vonden dat respectie-
velijk 94% en 95% van de overlevende patiënten na 1 jaar
terugkeert op zijn oude of verwachte niveau. Dat is hoger dan
de 81% uit dit onderzoek. Siebke
et al (6) vinden echter een
met ons patiëntenmateriaal vergelijkbaar resultaat (79%).
De aard van de niet-fataal verlopende complicaties komen in
grote lijnen overeen met Phillips en Walmsley en Siebke
et al.
(3,6). De wondhernia kwam in dit onderzoek voor bij 5% van
de overievende patiënten. Steenhout
et al. (9) vinden 2,5%,
Phillips en Walmsley en Siebke
et al. (3, 6) komen hoger uit
met respectievelijk 13% en 20%. Phillips en Walmsley (3) von-
den dat relaparotomie een belangrijke oorzaak was van wond-
hernia, een schone of vuile operatie maakte geen verschil, maar
dikke darm chirurgie gaf ook bij hen een verhoogd risico. In dit
verband is een zo klein mogelijke incisie is te prefereren, waar-
bij ook het sluiten minder tijd kost. Wanneer de incisie te be-
perkt is om een dikke darm te kunnen manipuleren ontstaat
meer trauma van de wond met een daarbij behorende slechtere
wondgenezing. De mate waarin en wanneer de wond postoper-
atief belast kan worden is afhankelijk van het verioop van de
wondgenezing. Het lijkt dus beter dit door de dierenarts te laten
beoordelen aan de hand van anamnese, klinisch onderzoek en
echografie dan een standaard periode aan te geven voordat het
paard bereden kan worden of weidegang kan krijgen.
Van de paarden die de operatie overleefden kreeg 18% een
postoperatieve complicatie met dodelijke afloop. Dit is ver-
gelijkbaar met wat Phillips en Walmsley 19% en Siebke
et
al.
25% (3, 6) vonden. Shock is de belangrijkste postope-
ratieve doodsoorzaak. Eenderde deel hiervan vindt plaats tij-
dens de recovery. Dit is in overeenstemming met de bevin-
dingen van Siebke
et al. (6). Bij Phillips en Walmsley (3)
kwamen meer peritonitiden en adhesies in de postoperatieve
fase voor en traden minder shock problemen op. Het aantal
doden door shock wordt vergroot doordat aangeboden pati-
ënten in een slechtere toestand verkeren en door het op so-
ciale indicatie overgaan tot operatie.
De postoperatieve ileus als postoperatieve doodsoorzaak
komt in dit onderzoek en bij Phillips en Walmsley en Siebke
et al. (3, 6) in gelijke mate voor, ondanks het feit dat in dit
onderzoek slechts incidenteel darmmotiliteit stimulerende
middelen gebruikt zijn.

Voor de groep strangulerende dunne darm obstructies is het
percentage post operatieve complicaties met dodelijke af-
loop 30%, Van den Boom en Van der Velden (1) vonden 32%
post operatieve complicaties met dodelijke afloop in deze
groep. Van den Boom en van der Velden (I) hadden zeer wei-
nig patiënten die stierven aan een post operatieve shock,
maar relatief veel peritonitiden met dodelijke afloop.
Het korte-termijn overlevingspercentage was 65%. Ten tijde
van de enquête waren van de bereikte eigenaren geen patiën-
ten gestorven of geslacht vanwege koliek of andere aan de
operatie gebonden redenen.

Als kleinere kliniek hebben wij een nauwe band met de eige-
naren hetzij direct, hetzij indirect via de verwijzende dieren-
arts. Dit betekent dat het emotionele aspect een duidelijk
deel uitmaakt van de beslisboom. Hierdoor werden proefla-
parotomieën uitgevoerd op patiënten die veterinair gezien
evengoed direct geëuthanaseerd hadden kunnen worden.
Voor de gemoedsrust van de cliënt was zodoende \'alles\' ge-
probeerd. Dit vindt zijn weerslag in het hoge sterftepercen-
tage tijdens het eerste uur van de anesthesie. Door het syste-
matisch uitvoeren van een buikpunctie, abdominale echo-
grafie en/of bloedonderzoek had het aantal laparotomieën
op patiënten met een maag- of darmruptuur zeker minder
kunnen zijn. Vanwege bovengenoemde sociale indicatie en
de snelheid waarmee een proeflaparotomie kan worden uit-
gevoerd, werd wel eens voorbijgegaan aan deze diagnosti-
sche mogelijkheden. Wanneer de patiënten die direct na het
openen van de buik zijn geuthanaseerd niet worden meege-
teld is het korte-termijn overievingspercentage 77%.
Andere auteurs laten vergelijkbare
overall korte-termijn
overlevingspercentages zien: Reeves
et al. 44%, Shires et al.
53%, Siebke et al. 64% en Steenhout et al. 63% (4, 5, 6, 9).
Phillips en Walmsley (3) hebben dc meest gunstige resulta-
ten met een
overall korte-termijn overlevingspercentage van
71%. Dit resultaat wordt gunstig beïnvloed door het gering
aantal patiënten met shock en relatief veel niet-strangule-
rende liggingveranderingen van het colon.
Het korte-termijn overlevingspercentage is bij strangule-
rende obstructies (48%) lager dan bij niet-strangulerende
obstructies (87%), wat bevestigd wordt door Phillips en
Walmsley (3), 54% versus 77%.

Het korte-termijn overlevingspercentage voor de strangule-
rende dunne darm obstructies is 61 % en iets gunstiger dan de
50% die Van den Boom en Van der Velden (1) vonden.
In dit onderzoek werd geen verschil gevonden in korte-ter-
mijn overievingspercentage tussen dunne darm en dikke
darm problemen. Phillips en Walmsley en Siebke
et al. (3,6)
daarentegen vonden een gunstiger korte-termijn overle-
vingspercentage voor dikke darm ten opzichte van dunne
darm aandoeningen (77% versus 51%, respectievelijk 71%
versus 60%).

Zoals Phillips en Walmsley (3) al aangeven heeft een langere
operatieduur een lager korte-termijn overlevingspercentage,
hetgeen door ons onderzoek wordt bevestigd. In dit onder-
zoek lijkt ook het \'prestatieniveau\' te verminderen bij een
langere operatieduur. Dit kon niet verklaard worden door een
grotere resectie van een dunne darmdeel, want de lengte van
het gereseceerde dunne darmdeel had in dit onderzoek geen
invloed op het overlevingspercentage en op het \'prestatieni-
veau\'.

Concluderend kan gesteld worden dat verbetering mogelijk is
van twee postoperatieve complicades, namelijk de postoper-
atieve ileus en de postoperatieve shock. Daarom wordt sinds

-ocr page 312-

enige tijd meer gebruiic gemaakt van darmmotiiiteit stimule-
rende middelen en worden zuur-base evenwicht en ionenba-
lans gecorrigeerd. De postoperatieve shock en de postoper-
atieve ileus worden deels veroorzaakt doordat de patiënten
laat en in een metabool slechte toestand aankomen op de kli-
niek. Het met eenvoudig klinisch onderzoek onderkennen
van een verslechterende metabole toestand van de patiënt is
niet altijd eenvoudig, maar een tijdige verwijzing is bepalend
voor leven of dood (7). Een patiënt hoeft niet te worden ver-
wezen met een diagnose, maar verslechterende klinische
parameters zijn bepalend. Een tijdige beslissing door de ver-
wijzende dierenarts zal leiden tot een beter resultaat, minder
complicaties, minder kosten en minder emotionele stress
voor de eigenaar (2, 11). Een goede communicatie tussen ver-
wijzende en ontvangende dierenarts is hierin van groot be-
lang.

Literatuur

1. Boom van den R, and Velden van der MA. Short- and long-term evalu-
ation of surgical treatment of strangulating obstructions of the small
intestine in horses : a review of224 cases. Vet Quart 2001; 23: 109-15

2. Moore JN. Medical versus surgical treatment of horses with colic. In

10.

Robinson NE. (editor). Current therapy in equine medicine IV
Philadelphia: WB Saunders Co.; 1998: 179-81.
Phillips TJ, and Walmsley JP. Retrospective analysis of the results of
151 exploratory laparotomies in horses with gastrointestinal disease.
Equine Vet J 1993;25:427-31.

Reeves MJ, Hilbert BJ, and Morris RS. A retrospective study of 320
colic cases referred to a veterinary teaching hospital. Proc 2nd Equine
Colic ResSymp 1986: 242-50.

Shires GM, Kaneps AJ, Wagner PC, and Schmotzer WB. A retrospec-
tive review of 219 cases of equine colic. Proc 2nd Equine Colic Res
Symp 1986:239-41.

Siebke AU, Keller H, Lauk HD, and Plocki KA von. Statistische
Erhebung über Kurz- und Langzeitergebnisse von 718 operativ behan-
delten Kolikpatienten. Pferdeheikunde 1995; 11: 299-312.
Singer ER, and Smith MA. Examination of the horse with colic: is it
medical or surgical? Equine Vet Educ 2002; 4:113-25.
Snyder JR, Pascoe JR. Meagher DM, and Spier SJ. Predisposing fac-
tors and surgical evaluation of large colon volvulus in the horse. Proc
Am Ass Equine Prac 1988; 34: 21 -8.

St\'eerihaut M, Martens A, Vlamihck L; Gasthuys F, Desrtiet P, Moor A
de. Marien T, and Deprez P. Koliek bij het paard: een retrospectieve
studie. Vlaams DiergeneeskTijdsch 2000; 69:24-30.
Tinker MK, White NA, Lessard P, Thatcher CD, Pelzer KD, Davis B,
and Carmel DK. Prospective study of equine colic incidence and mor-
tality. Equine Vet J 1997; 29: 448-53.

White NA. Epidemiology and etiology of colic. In White NA. (editor).
The equine acute abdomen. Philadelphia: Lea& Febiger.;1990: 49-64.

Veterinärmedizinische Parasitologie 5th Ed

M. Rommel,]. Eckert, E. Kutzer,
W. Körting und Th. Schnieder
Parey Buchverlag Berlin, 2000.
8go pagina\'s.

Boe
besprekin

i

De eerste druk van dit \'gründli-
che\' Duitstalige handboek over
veterinaire parasitologie ver-
scheen in 1970 en is inmiddels
uitgegroeid tot een behoorlijk compleet naslagwerk. De
auteurs zijn allen hoogleraar en afkomstig van veterinaire
faculteiten in Wenen, Zürich en Hannover.
De laatste ontwikkelingen op het gebied van de immuno-
logische en moleculaire diagnostiek en informatie over
recenter ontdekte parasieten, zoals microsporidiose bij
vissen en neosporose bij honden, paarden en herkauwers
zijn in deze uitgave terug te vinden.
Omdat het boek te omvangrijk dreigde te worden, hebben
de auteurs besloten de onderdelen pathogenese, beginse-
len van de parasietenbestrijding en epidemiologie te laten
vervallen evenals de parasieten bij egels. Dit laatste had
mijns inziens echter wel behouden kunnen blijven.
In het algemene deel wordt ingegaan op de algemene ken-
merken, taxonomie en systematiek van parasieten, geïl-
lustreerd met afbeeldingen en overzichtelijke tabellen.
Verder komen aan bod de immunologische relatie tussen
parasiet cn gastheer, de diverse onderzoeksmethoden en
de problemen van de besmetting in het milieu. Bij dit laat-
ste worden sterilisatie- en desinfectiemethoden uitge-
breid besproken.

De specifieke hoofdstukken behandelen de protozoön,
wormen en arthropoden bij achtereenvolgens herkau-
wers, paard en ezel, varken, hond en kat, konijn, pluim-
vee (kip, kalkoen, gans, eend en duif), wild (herkauwers
zoals ree, hert, gems, moeflon en steenbok, wild zwijn,
haas, fazant en patrijs), zoetwatervis en bijen. In de bijla-
gen wordt per hoofdstuk een overzicht van de besproken
anti-ecto- en endoparasitica op werkzame stof, (Duitse)
merknaam, fabrikant alsmede de registratiestatus weer-
gegeven. De auteurs zijn zich bewust van het feit dat der-
gelijke informatie snel achterhaald kan zijn, onder andere
door de vigerende registratiewetgeving, maar willen toch
de stand van zaken tijdens de uitgave van het boek zo
goed mogelijk weergeven. De literatuur is voor een groot
deel afkomstig uit het Duitse taalgebied, maar dateert
desalniettemin meestal uit de jaren negentig. Het boek is
uitstekend te gebruiken als naslagwerk door zijn com-
pleetheid, prettige vormgeving, vele duidelijke illustra-
ties en leesbaarheid.

P.A.M. Overgaauw

-ocr page 313-

DANOFLOXACINE

ADYOCIN 180

Eén injectie.....einde infectie!

Advocin® 180:

Uniek CDD-concept

Zeer potent breedwerkend
antibioticum

Snel herstel bij luchtweg-
en maagdarminfecties.

^^ Gemakkelijk in gebruik

- Klein injectievolume
(dosering 1 ml/30 kg subcutaan)

- 1 behandeling voldoende\'

Diervriendelijk

Korte wachttijden

vlees: 8 dagen; melk: 4 dagen

Flacons van 50 ml en 100 ml

^dvocin® 180 is een nieuw en effectief antibioticum tegen lucht-\'
weg- en darminfecties bij kalveren. Het werkt volgens het unieke
Concentratie Afhankelijke Concept (CDD-concept) waarbij niet
de duur van de behandeling, maar de hoogte van de concentratie
bepalend is voor het succes. Dit heeft tot gevolg dat vrijwel alle
ziektekiemen kort na de behandeling zijn gedood en dat 1 injectie
dan ook voldoende is."\'

I Uit onderzoek is gebleken dat in slechts ca. 25% van de gevallen een tvieede injectie noodzakelijk is. Bron: data on fiie

DANOFLOXACINE

ADYOCIN 180

Eén injectie....einde infectie!\'^

Advocin® 180: RegNL 9945. Werkzame stof: Danofloxacine (als mesylate)
180 mg/ml. Indicaties/Doeldieren: Runderen; voor de betiandeling van luchtweg-
infecties veroorzaakt door Mannheimia haemolitica. Pasteurella multocida ol
Haemophilus somnus die gevoelig zijn voor danofloxacine. New^atale kalveren: voor de
betiandeling van darminfecties veroorzaakt door E.coli die gevoelig zijn voor danofloxa-
cine, Dosering: 1 ml/30 kg, subcutaan. Wacfittijd: melk 4 dagen, vlees 8 dagen.
Bijwerkingen: een lichte zvrelling rond de injectieplaats. Deze kan 30 dagen aanhou-
den. Contra-indicaties geen bekend. Kanalisatiestatus: UDA. Nadere informatie is
verkrijgbaar bij Pfizer Animal Health b.v.

Animal Health

Visie op gezondheid

Pfizer Animal Health bv

Postbus 37 • 2900 AA Capelle a/d Ussel

www.pfizerah.nl • secrelariaal.ahg@pfizer.com

© 2002 Pfizer Animal Heallh bv - Capelle a/<l M.ssel
® Merknaam Pfizer Inc., N.Y.,
U.S.A.

-ocr page 314-

ze zich leeg

Rotavecâ„¢ Corona

Per dosis van 2 ml Bovien rotavirus, UK-Compton-stam, serotype G6 P5(geinactiveerd) een V4 dosis vaccin stimuleert een titer met een V4 virusneutraliserende antilichamen; > 7,7 log2/ml (cavia\'s). Bovien
Coronavirus, Mebus-stam (geïnactiveerd) een V20 vaccin stimuleert een titer met ELISA-antilichamen: ï 3,65 logig/ml (cavia\'s). E.Coli F5(K99) aanliechtingsfactor een V20 vaccin stimuleert een titer
met een V20 ELISA-antilichamen (0D492): > 0,64 (cavia\'s). Excipiëntia tot 2 mL THERAPEUTISCHE INDICATIES: Voor de actieve immunisatie van drachtige Icoeien en vaarzen om de antilichamen aan te mal<en
tegen het f.
coli, met als aanhechtingsfactor F5(K99) antigeen, het rotavirus en het coronavirus. Als l<alveren gevoed worden met colostrum van gevaccineerde l<oeien tijdens de eerste twee tot vier levensweken,
is aangetoond dat de antilichamen: de ernst van diarree veroorzaakt door f.
coli F5(K99) verminderen; de incidentie van diarree veroorzaakt door rotavirus verminderen; de verspreiding van het virus door
kalveren met rotavirus of coronavirus verminderen. CONTRA-INDICATIES: Geen BIJWERKINGEN: Incidenteel kan een lichte zwelling van maximaal 1 cm waargenomen worden ter hoogte van de injectieplaats,
die binnen 14 tot 21 dagen zal verdwijnen. Occasionele overgevoeligheidsreacties kunnen optreden. In dergelijke gevallen moet onmiddellijk een aangepaste behandeling gestart worden, zoals de toediening
van adrenaline. DIERSOORTEN WAARVOOR HET GENEESMIDDEL VOOR DIERGENEESKUNDIG GEBRUIK IS BESTEMD: Rundvee DOSERING:
Dosis - 2 ml Toediening: Via intramusculaire injectie. De aanbevolen plaats
is ter hoogte van de nek. Tijdens de dracht moet één enkele injectie toegediend worden tussen de 12 a 3 weken voordat het kalveren verwacht wordt. WACHTTIJD: Nul dagen.
Registratienummer Belgie: 282 IS 61 F 17. Registratienummer NL: REG NL 9696. Kanalisatiestatus: UDD

Verdere informatie is verkrijgbaar op onderstaande adressen.

Schering-Plough • Statiestraat 73 • B- 1180 Brussel • Tel.: 02 370 94 01 • Fax: 02 370 93 35
Schering-Plough • Maarssenbroeksedijk 4 • NL-3542 DN Utrecht • Tel.: 030 241 43 68 • Fax: 030 241 55 57

Website: www.spah.com ©2002 Schering-Plough. Alle rechten voorbehouden

Schering-Plough Animal Health

â– \'xpirtisi...commitm\'INT...V*\'LUI

-ocr page 315-

Dierenarts slaat agressieve kat van behandeltafel

laira Boissevain

Het is misschien wel voorstelbaar
maar toch ontoelaatbaar: een die-
renarts die een bijtende en krab-
bende kat van de behandeltafel
slaat...

Veterinai
tuchtrech

Poeslief...

De eigenaar brengt de kat naar het
spreekuur met klachten die ook wel
\'algehele malaise\' worden genoemd. De kat is lusteloos en
weigert te eten of te drinken, verder is er nog niet zoveel dui-
delijk. Aanvankelijk doet de dierenarts zijn werk keurig vol-
gens het boekje; hij onderzoekt het dier en neemt de tempe-
ratuur op. Om de slijmvliezen te bekijken pakt hij de kop van
de kat vast en dan haalt het beest volstrekt onverwacht stevig
uit en bijt en krabt de dierenarts ongenadig. De dierenarts uit
de nodige profane termen, doet wat betadine en steriel ver-
band op zijn wond maar geeft het niet op. Hij pakt
de kat in zijn nekvel en probeert hem nog-
maals te onderzoeken. De kat geeft ech-
ter evenmin op en krabt de dieren-
arts opnieuw. Dan is de maat vol,
de dierenarts laat de kat los en
geeft het dier een flinke tik.
De kat spring van de be-
handeltafel, gaat onder
het aanrecht gaat zitten
en komt daar niet meer
vandaan. De eigenaar
gelooft haar ogen niet
en is ernstig ge-
schokt. Ze pakt de
kat op en vertrekt uit
de behandelkamer
De dierenarts haalt
maar eens diep adem
en gaat verder met het
spreekuur.

...ofhonds?

In de loop van de ochtend
is de eigenaar goed kwaad
geworden over de gang van za-
ken en heeft blijkbaar de nodige
actie ondernomen door onder andere
de dierenbescherming in te lichten over
mishandeling van haar kat. De dierenarts is
bezig met het spreekuur, maar daarna vraagt de as-
sistente of de dierenarts de eigenaar van de kat en de dieren-
bescherming wil terugbellen. De dierenbescherming blijkt
telefonisch niet bereikbaar en de eigenaar wil niet meer met
de dierenarts praten. Dat schiet niet op. Overigens was de
dierenarts sowieso van plan om de eigenaar te bellen om zijn
excuses aan te bieden. Nu de ergste boosheid is verdwenen
schaamt hij zich een beetje voorde gang van zaken. Hij vindt

dat de eigenaar zeer terecht verontwaardigd is, maar omdat
zij hem niet te woord wil staan vraagt de dierenarts aan een
praktijkgenoot om namens hem zijn excuses aan te bieden.
Zelf schrijft hij een brief aan de eigenaar om zich te veront-
schuldigen voor zijn gedrag maar dat helpt niet; de eigenaar
is al richting Tuchtcollege met haar grieven. Ze vindt dat de
dierenarts zeer agressief gedrag heeft vertoond en dat haar
kat ernstig is mishandeld.

Berouw komt na de zonde

Een hoorzitting volgt, waar de dierenarts nogmaals zijn spijt
betuigt. Hij legt uit dat de hele situatie in de behandelkamer
hem gewoon in het verkeerde keelgat is geschoten. Hij heeft
daarbij krachttermen gebruikt die in een spreekkamer niet
thuishoren en de kat ten onrechte een tik gegeven. Hoewel
hij grif toegeeft dat de fout geheel bij hem ligt, vindt hij de
klacht van de eigenaar over agressie en mishandeling wel
wat overdreven. Het lag beslist niet in zijn bedoe-
ling om een dier te mishandelen, hij heeft
een moment zijn zelfbeheersing verlo-
ren. Heel vervelend, dat wel, maar
hij vindt het grievend dat hij nu
voor een beul wordt uitge-
maakt.

Spijt of niet, het Tucht-
college overweegt dat
het handelen van de
dierenarts toch laak-
baar is. Het kan nu
eenmaal voorkomen
dat een dier tijdens
een behandeling een
onverwachte reactie
vertoont. Dat hoort
een beetje bij het vak,
een dierenarts moet
daar op passende wijze
op kunnen reageren.
Een tik waardoor het dier
van de behandeltafel ver-
dwijnt is onaanvaardbaar.
Het College verklaart deze
klacht van de eigenaar daarom
wel gegrond. Omdat de dierenarts
zelf pogingen heeft gedaan om met de
eigenaar van de kat te praten en omdat hij zelf
ook wel inziet dat hij te ver is gegaan en zijn veront-
schuldigingen heeft aangeboden, laat het Tuchtcollege het
erbij en wordt hem verder geen maatregel opgelegd.
Fouten zijn menselijk, hetgeen door het Tuchtcollege wordt
erkend. Een menselijk houding achteraf maakt daarbij een
cruciaal verschil in de tuchtrechtelijke gevolgen. Volgende
keer een aflevering over een ander probleem waarbij de atti-
tude van de dierenarts ook een zeer grote rol speelde...

H. Vrieselaar

-ocr page 316-

bij luchtwegaandoeningen

Uw vertrouwen in Baytril
heeft tot globaal succes
geleid.
Baytril is zeer doeltreffend in
de behandeling van ademhalingsziek-
ten bij runderen, veroorzaakt door pri-
maire en secundaire bacteriële ziekte-
verwekkers inclusief Mycoplasma.

www.livestock.bayer.nl

Bayer Healthcare

Het snel werkend antimicrobieel
middel wordt al gedurende meer dan
10 jaar met succes toegepast.
De doeltreffendheid van Baytril in de
diergeneeskunde is onderbouwd met
talrijke publicaties.

Aan u de keuze welke Baytril formule-
ring te gebruiken:
Baytril® 5% injectievloeistof,
Baytril® 10% injectievloeistof of
Baytril® 2,5% orale oplossing.

ißytril

The Effective Anti-Infective.

Bayer onderschrijft Good Veterinary Practice als de juiste benadering
voor het gebruik van diergeneesmiddelen

ft\'.: 3

-ocr page 317-

BSE: Het belang van één Europees beleid

A.I.G. van\'t Hooft

Het schrikbewind van de prionen

Ofschoon de laatste tijd iets genuan-
ceerder wordt gedacht over de relatie
tussen BSE en CJD, levert dit onder-
werp een niet aflatende stroom van
verontrustende publicaties.
Vanaf 1996 werd het prion als dode-
lijk pathogeen agens overal in
Nederland verwacht. In vlees, zui-
vel, diermeel, in catgut voor operaties, in bloed en sperma,
medicijnen met fracties van dierlijke oorsprong, in rookgas-
sen van verbrand diermeel, en in grondwater, verontreinigd
door opgeslagen diermeel.

Ook recente krantenberichten, dat duizenden Britten moge-
lijk met prionen zijn geïnfecteerd na chirurgische ingrepen,
slagers die onvoorzichtig zijn met T-bone steaks en een geval
van CJD bij een vrouw op Sicilië dat in verband wordt ge-
bracht met BSE, blijven de publieke opinie bezig houden.
De pathogeniteit wordt voortdurend uitvergroot en ook naar
andere neurogene aandoeningen verlegd. Publicaties vermel-
den vaak dat de besmettelijkheid onomstotelijk is vastgesteld,
waarbij de aangewende stootkracht niet altijd overtuigend
was.

Tot wering en bestrijding van BSE en CJD, maar vooral om
de onrust bij de consument weg te nemen, moet de overheid
zeer belastende maatregelen treffen, die zwaar drukken op de
veehouderij en de daarbij betrokken verzorgingsbedrijven.
De angst voor deze aandoeningen ligt vooral verankerd in pu-
blicaties van professor S. Prusiner, welke al veel jaren een
stempel drukken op spongiforme encephalopatieën en de
door hem daarvoor aangewezen verwekker: het prion.

De prionentheorie, vervat in Prusiners voordracht, getiteld
\'Mad cows, Cannibals and Prions\', is genoegzaam bekend en
komt samengevat op het volgende neer. Een gen, hij noemt
dit een prion-gen, in de chromosomen van hersencellen bij de
mens en gewervelde dieren, maakt een eiwit, dat hij een cel-
lulair prion noemt en dat geen ziekte verwekt. Een variant van
dit eiwit, dat hij scrapie-eiwit noemt, verwekt neurale aan-
doeningen bij de mens en runderen. Bij runderen ontstaat
hierdoor BSE. De aandoening wordt via veevoer overge-
bracht in de runderpopulatie. Mensen kunnen zich besmetten
via consumptie van besmette vlees- of orgaandelen van run-
deren. Het ontbreken van DNA en RNA in de aangetaste ze-
nuwweefsels toont volgens spreker aan, dat van een virus- of
bacterie-infectie geen sprake is. De aandoening zou ook niet
erfelijk bepaald zijn, omdat een mutant in het betreffende
\'prion-gen\' nooit is aangetoond.

Ingezonden

Vakgenoten die aanwezig waren bij de voordracht in 1996,
deelden later mede zeer geïmponeerd te zijn geweest, maar
bovenal bijzonder verontrust. Aan het slot van zijn betoog
deelde de spreker namelijk mede, dat op grond van soortge-
lijke hersenaandoeningen voortgezet onderzoek behulpzaam

Dit artikel is ingestuurd op 3 mei 2002.

kan zijn om vast te stellen of prionen van andere eiwitten ook
een rol spelen in meer voorkomende neurodegeneratieve aan-
doeningen zoals Altzheimer, Parkinson en Amyotrophische
laterale sclerose. Prusiner meent, dat opmerkelijke gelijke-
nissen in al deze aandoeningen hier voor pleiten.

BSE 200i: De winst van het nieuwe Europese beleid

Het belang van een Europese aanpak om de ziekte te bestrij-
den is evident.

Nadat BSE in 1985 in Engeland was geconstateerd, werd de
aandoening waargenomen in 1990 in Portugal en Zwitser-
land, in 1994 in Frankrijk, in 1997 in Nederiand, België en
Luxemburg en in 2000 in Denemarken, Spanje en Duitsland.
Omdat deze verbreiding onmiskenbaar verband hield met
import van runderen uit Engeland, vaardigde de EG in de
loop van die jaren een aantal repressieve maatregelen uit, die
de verspreiding van BSE via besmet vee en veevoer moesten
voorkomen.

Een zeer effectieve maatregel was de verplichting om vanaf
I januari 2001 alle runderen ouder dan 24 maanden die voor
de slacht- of destructie ter keuring worden aangeboden, te
testen op BSE. Hierdoor was het mogelijk over een groot ge-
bied inzicht te verkrijgen over de omvang van de aandoening
en de aspecten die daarbij een rol spelen. Bij de lidstaten van
de EG kon hierdoor een groot aantal BSE-runderen worden
opgespoord.

Verspreid over Nederland werden in het jaar 2001 500.000
dieren getest en werd bij elf slachtdieren en drie kadavers
BSE onderkend. Daarnaast werd bij zes klinisch zieke dieren
BSE vastgesteld. Opvallend was dat de meeste bedrijven
(14) in een beperkt gebied van Overijssel en Gelderland wa-
ren gelegen. De overigen werden aangetroffen in Noord-
Brabant (3x), Utrecht (lx), Friesland (lx) en Zuid-Holland
(1 x). Te vermelden valt, dat onafhankelijk van het aantal run-
deren op deze bedrijven (variërend van enkele dieren tot 300
stuks), er steeds bij één dier BSE werd geconstateerd. De
overige dieren werden getest en negatief bevonden.
Ook in andere landen werd dit epizoötisch kenmerk waarge-
nomen. In Engeland was dit bij de eerste 40% van de aange-
taste bedrijven eveneens het geval. Daarna werd het percen-
tage positieve runderen per 100 dieren bepaald. Dit per-
centage varieerde van 1 tot 2,5%, doch is afhankelijk van het
aantal bedrijven dat binnen dit aantal van 100 dieren valt.

Indicaties voor de verwekker van BSE

De hierboven vermelde bevindingen werpen een bijzonder
licht op de aandoening BSE en kunnen mogelijk inzicht ver-
schaffen in een aantal vragen:

1. Wordt BSE veroorzaakt door een virus of bacterie?

Het is uitgesloten, dat een virus (of bacterie) zich zo selectief
verbreidt, zoals onderzoek in meerdere landen heeft uitge-
wezen.

Het door prof Prusiner hiertoe aangevoerde bewijs, dat in de

-ocr page 318-

aangetaste neurale delen geen DNA of RNA werd aangetrof-
fen, levert dit bewijs niet. Een degeneratieproces is een
voortschrijdend verval van cellen, dat reeds in 1957 duide-
lijk zichtbaar gemaakt is in een serie coupes, vervaardigd bij
de Faculteit der Diergeneeskunde en bekeken bij het toenma-
lige RIV De cellen worden blazig, waarna vacuolisatie
binnen de cellen ontstaat. De chromosomen in de kernen
klonteren samen (worden picnotisch) en vallen vervolgens
uiteen. Ze vervloeien en verdwijnen uit het beeld nadat
macrofagen de resterende celdelen hebben opgeruimd. De
vacuolen blijven.

N.B. Vacuolisatie hoeft ook niet kenmerkend te zijn voor een
speciale groep (neuro-)degeneratieve aandoeningen.
Mogelijk is dit wel een indicatie voor de snelheid waarmee
dit proces verloopt. De indruk ontstaat, dat een agens gele-
gen in de cellen zelf deze processen van cel naar cel over-
draagt.

2. Wordt BSE veroorzaakt door een eiwitachtig infectieus par-
tikel, het prion?

De theorie dat het prion het agens moet zijn dat BSE veroor-
zaakt, berust volgens prof Prusiner op twee bevindingen:

a. Het ontbreken van een gen of genmutant voor de vorming
van het prion.

b. De resultaten van uitgevoerde dierproeven.

Ad a. Naast de kennis die bestaat over de productie van ei-
witten in de neuronen en de genen die daarbij een rol spelen,
is de laatste jaren een omvangrijk nieuw terrein voor onder-
zoek ontstaan naar de vele genetische factoren die een rol
spelen bij de cyclische processen in de cel. Voor het hiervoor
verrichte onderzoek ontvingen de Amerikanen Hartwell,
Nurce en Hunt de Nobelprijs voor geneeskunde in 2001.
Mogelijk ligt op het terrein van de celcyclus en de geprogra-
meerde celdood de vindplaats van het door Prusiner ge-
zochte gen.

Ad b. Prof Prusiner en zijn medewerkers hebben via een
omvangrijk recombinant-DNA-onderzoek de overdracht
van prionen-ziekten bij muizen en hamsters aangetoond.
Hierbij werden genetisch gemodificeerde dieren gebruikt.,
waarbij de receptoren van het agens genetisch waren aange-
past aan de donoren. De gebruikte laboratoriumtechnieken
kunnen echter niet maatgevend zijn voor de processen die bij
de reguliere rundveefokkerij gehanteerd worden.
Dat via het veevoer opgenomen prionen het vermogen heb-
ben om normale eiwitten in de neuronen om te zetten in prio-
nen, lijkt niet erg waarschijnlijk. De weg via DNA is althans
uitgesloten. Overigens geldt ook hier, dat het niet aanneme-
lijk is dat de gewraakte prionen bij de overdracht via het dier-
meel zo selectief te werk gaan.

De resultaten van het massaal uitgevoerde onderzoek in het
laboratorium van ID Lelystad verschaffen ons een zodanig
beeld van de aard en verbreiding van BSE, dat hierin een
overdracht door een virus of bacterie noch van een infectieus
proteïnepartikel past. Het beeld van deze epizoötie past veel
beter, zoniet geheel in het genetisch model van een monofac-
toriële recessieve factor, waarbij steeds bij slechts enkele ho-
mozygote dieren in een populatie het ziektebeeld ontstaat.

Het verwantschapsonderzoek

Inlichtingen over de afstamming van BSE-runderen zijn te
verkrijgen via het Bureau Identificatie en Registratie Runde-
ren in Deventer, bij Rundveestamboeken en mogelijk bij de
fokkers.

Wat mogen we van een verwantschapsonderzoek verwach-
ten, als we de prognose volgen van een erfelijke aandoening
van BSE?

1. Het is te verwachten dat uit de registratie van de vaders
der aangetaste BSE-runderen een aanwijzing ontstaat om
een voortgezet afstammingsonderzoek in gang te zetten.

2. Onderzoek van BSE-gevallen die buiten het centrale deel
van de epizoötie liggen kunnen een verhelderend beeld
geven over een onvoorziene verwantschap.

3. De moederlijnen van de aangetaste dieren vormen soms
een problematische factor door onvolledigheid.

4. Het totale onderzoek kan mogelijk een aanwijzing geven
over het ontstaan van BSE in Nederland.

Dat BSE een zeer lange voorgeschiedenis moet hebben, is
door de verspreiding onder meerdere runderrassen duidelijk.
Het achterhalen van de oorsprong kan via deze weg niet
plaatsvinden.

Dit artikel kwam tot stand na raadpleging van de volgende
bronnen:

1. Ttie Home report. Hypotlieses for tlie origin and spread of BSE, 2002.

2. Anon. BSE in Nederland. Ministerie LNV, 2002.

3. Prusiner SB. Mad cows, cannibals and prions. NWO/Huygenslezing,
1996.

4. Schreuder BEC. Epidemioiogisclie aspecten van scrapie en BSE.
Diss., Univ. Utrecht, 1998.

5. Schreuder BEC en Wever CJC. 2002. Waar komt BSE in Nederland
vandaan? Tijdschr Dicrgcneeslcd 2002; 127(2): 40-50.

6. Stichting C3 Expert Visie, Moderne biotechnologie, mogelijkheden en
gevolgen.

7. Swartz JN. Synthesis and distribution of neuronal proteins. In: Er
Kandel, principles of neural science, 2nd ed., Elsevier NY, 1985.

8. Venlers A. New variant Creutzfeldt-Jacob disease, the epidemic that
never was. British Med J, 2001; 323: 858-61.

9. Wuijkhuise L van. Vetlema P en Terbije R, 2001. BSE - Een klinische
diagnostiek en veldervaringen. Tijdschr Diergeneeskd 2001; 126 (8):
279-81.

10. Frederik GH en Hooft AJG van\'t. Spastische parese bij het MRY vee-
slag. Tijdschr Diergeneeskd 1962; 87: 699 e.v.

11. Hooft AJG van\'t. Een erfelijk mond- en klauwzeergebrek bij het rund.
Diss., Univ. Utrecht, 1959.

12. Hooft AJG van \'t. Nederlandse BSE-gevallen verdienen onderzoek
naar genetische verwantschap. Tijdschr Diergeneeskd 2001; 126 (17):
566.

13. Hooft AJG van \'t. Genetische factoren van BSE via runderklonen
zichtbaar maken. Tijdschr Diergeneeskd 2001; 126, (20): 664-5.

14. Hooft AJG van \'t. BSE en de soortspecifieke barrière. Tijdschr
Diergeneeskd 2002; 127(5),: 175.

-ocr page 319-

In het TvD van oktober 2002, aflevering 19, wordt in de ru-
briek \'Berichten en verslagen\' een zin uit een brief aange-
haald, die ik als voorzitter van de Adviesgroep dierenartsen
van de Nederlandse Vereniging van Dierentuinen (NVD)
heb gestuurd aan de voorzitter van de Vereniging tegen de
Kwakzalverij. Aangezien er geen naam onder het betref-
fende artikel staat, ga ik er van uit dat de redactie van het
TvD verantwoordelijk is voor de inhoud ervan. Ik wil graag
nader ingaan op een paar punten uit het bericht.

1. Hoe is het mogelijk dat u reageert op een brief die ik aan
de Vereniging tegen de Kwakzalverij heb geschreven. Hoe
bent u aan deze brief gekomen?

2. Waarom wordt deze brief behandeld in de rubriek
\'Berichten en verslagen\'? De brief is niet als openbare
brief aan de Vereniging verstuurd. Dat de inhoud geen en-
kel geheim bevat, wil nog niet zeggen dat de hoofdredac-
tie zonder enige vorm van communicatie met de brief-
schrijver kan doen wat zij wil met de inhoud ervan. Het
moet mij van het hart dat u zeer onzorgvuldig bent omge-
gaan met omgangsvormen zoals die naar mijn mening ge-
bruikelijk zijn.

3. Deze berichtgeving in het TvD heeft er de schijn van een
propagandastunt van de Vereniging van Kwakzalverij te
zijn. Op een nogal paternalistische wijze wordt de verkla-
ring die de adviesgroep van NVD-dierenartsen heeft op-
gesteld, gebruikt om diezelfde adviesgroep erop te wijzen
dat ze zich toch echt gecompromitteerd heeft. In de laatste
alinea wordt de Adviesgroep eraan herinnerd, dat "-als de
adviesgroep haar adviserende taak naar de dierentuinen
serieus neemt-" zij het management van de dierentuinen
dient te informeren, etcetera. In plaats van tevreden te zijn
dat er door een goed georganiseerde groep dierenartsen
een uitspraak is gedaan over de ongewenstheid van het in-
roepen van zogenaamde alternatieve genezers, krijgt de
Adviesgroep een waarschuwend vingertje voorgehouden.
Dit geeft aan dat er weinig begrip is voor de behoedzaam-
heid waarmee geopereerd moet worden om een groep die-
renartsen met elk zijn/haar eigen achtergrond zover te
krijgen dat er een gemeenschappelijke verklaring kan
worden opgesteld. Bovendien moeten we niet vergeten dat
er binnen de KNMvD ruimte bestaat voor een officiële

Groep die zich inzet voor de bevordering van de homeopa-
thie, een vorm van geneeskunde die door de Vereniging te-
gen Kwakzalverij als zodanig wordt beschouwd. Ik mis
deze nuancering in de betreffende berichtgeving.

4. In de titel staat vermeld dat de adviesgroep een einde
maakt aan "legale kwakzalverij in dierentuinen". De kwa-
lificatie \'legaal\' kan ik in dit verband niet goed plaatsen.
De kop van het bericht suggereert dat legale (door dieren-
artsen uitgevoerde?) kwakzalverij schering en inslag is in
de Nederiandse dierentuinen. Ik vindt dit een zeer kwa-
lijke gedachte. Het tegendeel is waar! Ik durf te beweren
dat de groep dierenartsen die in de Nederlandse dierentui-
nen werkzaam zijn, zich mag rekenen tot de beroepsgroe-
pen binnen de diergeneeskunde die zich kenmerken door
intensief overleg met elkaar over klinische problemen, het
houden van lezingen, het deelnemen aan internationale
congressen en het bijhouden van vakliteratuur. De Com-
missie Dierentuindierenartsen van de KNMvD komt vier
maal per jaar bij elkaar om wetenschappelijk relevante in-
formatie uit te wisselen. De zogenaamde alternatieve ge-
neeswijzen worden in deze groep doorgaans niet serieus
genomen.

Tenslotte moge het duidelijk zijn dat de dierentuindierenarts
altijd binnen zijn/haar eigen werkomgeving te maken heeft
met zeer veel andere belanghebbenden, zoals publiek, dier-
verzorgers en directie. Wanneer één vertegenwoordiger uit
deze groep (jaarlijks bezoeken ruim 6 miljoen mensen de
Nederlandse dierentuinen) een astrale bevlieging krijgt en
zijn/haar aura meent te kunnen overzenden danwel dat een
directeur meent dat de kleur paars als achtergrond van een
hok genezend werkt op de verstoorde psyche van een pin-
guïn, dan kan men daar toch moeilijk de beroepsgroep die-
renartsen die zich kosten noch moeite bespaart om dit vakge-
bied naar eer en geweten invulling te geven op aanspreken.

Reactie op standpunt dierentuindierenartsen over kwakzalverij

W. Schaftenaar

Als de redactie de discussie over kwakzalverij wil voeren in
het TvD, zal ik daar graag aan meewerken. Zo\'n discussie
hoort ook gevoerd te worden, maar niet als anoniem stuk in
de rubriek \'berichten en verslagen\'.

W. Schaftenaar is voorzitter van de Adviesgroep dierenartsen van NVD-tuinen.

De bron van het artikel waar u onder punt I en 2 op doelt is een persbericht dat wij ontvingen van de Vereniging tegen
de Kwakzalverij. Wij hebben gemeend dit bericht ter informatie aan de lezers van het Tijdschrift voor Diergenees-
kunde te kunnen plaatsen. Het is geenzins de bedoeling geweest dit opzettelijk anoniem te doen. Uit het bericht blijkt
duidelijk dat de Vereniging tegen de Kwakzalverij de afzender is.

De redactie

-ocr page 320-

®

stTOnqhold

^ (selamectine)

Dé druppel die de vlo de das omdoet!

Weg met
vlooieneitjes!

Weg met volwassen
vlooien!

Weg met
vlooienlarven!

In één klap weg
met vlooienplagen

...én alles in 1 makkelijke behandeling in de nek!

e-mail: strongholdinfo@pfizer.com

* Stronghold*, werkzame stof: selamectine: EU/2/99/ 014/001 UDA te.rn. EU/2/99/014/006 UOA • diergeneesmiddel •
doeldier: hond en kat • indicaties: behandeling en preventie van vlooien besmettingen door werking tegen volwassen
vlooien, lan/en en eieren, onderdeel van de behandeling en preventie van dermatitis veroorzaakt door allergie voor
vlooien, behandeling van oormijt bij de kat, behandeling van schurftmijt (Sarcoptes scabiei) bij de hond, behandeling
van bijtende luizen bij hond en kat, behandeling van spoelwormen (Toxocara) bij hond en kat, behandeling van
intestinale haakwormen (A. tubaeforme) bij de kat, preventie van hartwormen • toedieningswijze en dosering: topicale
Z applicatie van 1 dosis van 6 mg/kg selamectine • contra-indicaties: geen • bijzondere voorzorgen: alleen op de huid
2 toedienen, niet oraai of parenteraal of in de gehoorgang • bijwerkingen: lichte, tijdelijke alopecia werd in een enkel
~ geval waargenomen bij de kat • zie verder aanwijzingen op de bijsluiter.

S Stronghold® is uitsluitend verkrijgbaar bij de dierenarts.

Animal Health

Visie op gezondheid

Pfizer Animal Health bv

Postbus 37 • 2900 AA Capelle a/d IJssel

© 2002 Pfizer Animal Health bv - Capelle a/d IJssel
® Merknaam Pfizer Inc., N.Y., U.S.A.

-ocr page 321-

Discussie over opvang zieke zeehonden in volle gang

DoodknufTelen ofafknallen?

Tekst: Joke Pijl

Het Phocine Distemper Virus
(PDV) eist nog iedere dag slacht-
offers. Binnen het wetenschappe-
lï^ffff^i^ff \'\'jl^ team van zeehondencrèche
Pieterburen zijn ze het er over
^^^^^^^ eens: zieke zeehonden zoveel mo-
gelijk opvangen, behandelen en
weer vrijlaten om het leed te be-
perken. Tegenstanders, zoals de
wetenschappers binnen onderzoekscentrum Alterra op
Texel, willen liever de natuur haar gang laten gaan. Over
de verschillende manieren om met PDV besmette zeehon-
den te helpen.

Texel/Pieterburen -yolgens Peter Reijnders, onderzoeker bij
onderzoekscentrum Alterra, werkt grootschalige opvang van
besmette zeehonden niet. "Als de natuur haar gang kan gaan,
blijven de sterkste, best aangepaste zeehonden over. De die-
ren die door PDV zijn getroffen, zijn per definitie minder
sterk. Wanneer we die allemaal gaan opvangen en uitzetten,
kunnen ze zich voortplanten en hun zwakke eigenschappen
doorgeven aan nakomelingen". Reijnders vreest dat er dan
uiteindelijk een zwakke populatie overblijft. "Het helpen van
een dier in nood betekent niet per definitie dat het ten koste
van alles opgelapt en verpleegd moet worden. Je moet daar-
bij de trauma\'s niet vergeten die een zeehond opdoet in ge-
vangenschap. Bovendien kan een zeehond die is behandeld
en uitgezet andere ziekteverwekkers in de populatie over-
brengen."

"Dat risico bestaat maar is binnen zeehondencrèche Pieter-
buren onmogelijk", betoogt Professor Ab Osterhaus, viro-
loog aan de Erasmus Universiteit te Rotterdam en ontdekker
van PDV. "Door de quarantainemaatregelen en het buiten de
deur houden van andersoortige dieren is de kans op versprei-
ding van andere ziekten nihil". Marrije Verspui, hoofd Ver-
zorging van de zeehondencrèche beaamt dit: "In 1988, tij-
dens de eerste uitbraak van PDV, hebben we ontzettend veel
geleerd over de verzorging van zeehonden met het virus. De
ziekte wordt nu vrijwel direct herkend. Het is precies bekend
wat de zeehonden nodig hebben als ze hier binnenkomen en
ook welke maatregelen er noodzakelijk zijn om verdere ver-
spreiding tegen te gaan."

Het moge duidelijk zijn dat in Pieterburen een andere opvat-
ting heerst over zeehondenopvang dan bij Alterra. Oster-
haus, die voorzitter is van de Wetenschappelijke Commissie
binnen Pieterburen, is juist een fervent voorstander van op-
vang. "Ons wetenschappelijk team heeft aangetoond dat het
virus niet alleen de zwakste zeehonden treft, maar een
dwarsdoorsnede van de populatie. Dus zowel jonge als oude
en zowel zwakke als sterke dieren. Er zijn geen aanwijzingen
dat uitsluitend zwakke zeehonden last hebben van het virus".

Minder verontreiniging?

Er is niet iets grondig mis met het afweersysteem van de zee-
hond, daar zijn de onderzoekers van Alterra van overtuigd.
Tijdens de eerste uitbraak in 1988 bleek de vervuilde
Waddenzee een van de grote boosdoeners die de grote sterfte
onder zeehonden veroorzaakte. "Nu hebben toxicologen
weer enkele dieren onderzocht", vertelt Reijnders. "Ze con-
stateerden verontreinigingen in het zeehondenweefsel, maar
wel tachtig procent minder dan veertien jaar geleden." Hij
wijst erop dat de populatie in de afgelopen twaalf jaar is ge-
groeid met een snelheid die ligt rond het biologisch haalbare
van de soort. Het reproductiepercentage ligt rond de 14 pro-
cent. "Daaruit leiden we af dat de Waddenzee nu minder ver-
vuild is."

Osterhaus doet geen harde uitspraken over vervuiling. "In
de afgelopen vijfjaar is helemaal geen grondig wetenschap-
pelijk onderzoek gedaan naar vervuiling in zeehonden. Met
zekerheid zeggen dat het wel meevalt met die vervuiling kan
dus niet." De wetenschapper meldt dat er binnen Pieter-
buren op dit moment een onderzoek gaande is. Tot nu toe
zijn de betrokken toxicologen niet erg optimistisch ge-
stemd. "Ik vind het van het grootste belang om pas iets te
roepen als het wetenschappelijk bewezen is. Alleen op basis
daarvan kan verstandig beleid worden gemaakt. Veel uit-
spraken die je zo hier en daar hoort, kloppen niet", aldus de
professor.

Beperkte opvang

Reijnders schat in dat er bij deze epidemie minder slachtof-
fers vallen dan tijdens de eerste uitbraak. Volgens hem heeft
tien ä vijftien procent van de zeehondenpopulatie nu antili-
chamen tegen het virus. "Ook al beperken we de opvang tot
een minimum, volgens onze inschatting blijven er genoeg
zeehonden over om de populatie in stand te houden. Maar
beperkte opvang is geen probleem", vindt Reijnders. "Het
komt de voorlichting en educatie ten goede." Zeehonden-
opvangcentrum EcoMare op Texel deelt dit standpunt.
Directeur Kuiper pleit in het in juni 2002 uitgekomen boek
\'Zeehond en Waddenzee, van knuppelen tot knuffelen...\'
van Jeroen Bos, eveneens voor \'opvang op laag niveau\'. Net
als Reijnders wil hij de kennis over professionele opvang
van de zeehond in stand houden. Als het dan - zoals nu -
minder goed met de zeehond gaat, kan die kennis goed ge-
bruikt worden. Kuiper: "Maar de belangrijkste reden om op
een laag pitje met het opvangen van zeehonden door te
gaan, is wel dat je door het opvangen van zeehonden heel
veel mensen bewust kunt maken van het belang en de
schoonheid van de ecosystemen van de zee. En van het be-
lang dat deze gebieden beschermd moeten worden en van
het besef dat ook in de toekomst niet alles zomaar kan op
zee."

-ocr page 322-

Zorgplicht

"Het virus is zeer waarschijnlijk als gevolg van menselijk
handelen in de Waddenzee terechtgekomen", zegt Karst van
der Meulen, woordvoerder van zeehondencrèche Pieterbu-
ren. "Vandaar dat ik hulp van mensen aan zeehonden door
opvang helemaal niet zo gek vind. Bovendien ben ik van me-
ning dat ieder levend wezen in nood geholpen moet worden.
Twee Nederlandse wetsartikelen in de Flora- en Faunawet en
in de Gezondheids- en Welzijnswet voor Dieren (artikel 36,
lid 3) maken trouwens duidelijk dat het verplicht is om die-
ren in nood te helpen. Dit laat zien dat de zeehondencrèche
wel degelijk een belangrijke rol vervult."
Daarnaast is er nog de \'individuele zorgplicht voor dieren\'
die is vastgelegd in het Trilaterale VijQaren Beheersplan
voor Zeehonden in de Waddenzee. Het is opgesteld door de
ministers van de drie Waddenlanden: Denemarken, Duits-
land en Nederland. De drie landen streven ernaar om de op-
vang van zieke zeehonden zo laag mogelijk te houden. Per
land zijn echter eigen ethische regels vastgesteld. In Neder-
land zien die er als volgt uit; een dierenarts onderzoekt aan-
gespoelde, zieke, nog levende dieren en beoordeelt of er een
reële overlevingskans bestaat. Is dit het geval, dan mag het
dier worden opgevangen. Als de situatie uitzichtloos is,
krijgt de zeehond een spuitje. Reijnders meent dat van de
drie Waddenlanden, de opvang van dieren in ons land nog het
hoogst is. Volgens hem wordt er een grens overschreden.

"Ondanks dat de drie landen in principe zo weinig mogelijk
zeehonden gaan opvangen, zijn er geen getallen genoemd.
Er is dus geen aanwijsbare grens", reageert Gerrit van Bra-
kel, beleidsmedewerker van het ministerie van Landbouw,
Visserij en Natuurbeheer in de regio Noord, "leder land be-
leeft de opvang of het doden van zieke zeehonden weer op
een andere manier."

Het boek van Bos illustreert dit met de opmerking dat de the-
orie \'de natuur haar gang laten gaan\' in Denemarken en
Duitsland steeds meer navolging krijgt. In Denemarken wor-
den aangespoelde zeehonden beschouwd als de zwakste
schakels en krijgen direct een spuitje. Van Brakel: "Neder-
landers kijken over het algemeen anders tegen opvang aan.
Ze willen zieke zeehonden zoveel mogelijk in leven houden.
Ook de bevolking van Duitsland denkt er anders over dan
haar regering", meent Van der Meulen. "Het volk wil meer
zeehonden helpen door opvang dan door de overheid is toe-
gestaan."

Vandaar dat het beheersplan door elk Waddenland binnen
een bepaalde bandbreedte mag worden nageleefd. Binnen
die bandbreedte heeft elk land de vrijheid om eigen ethische
normen aan te houden. We moeten een balans zien te vinden.
Van Brakel meent dat het niet de bedoeling is dat
Denemarken iedere zeehond die op de Deense kust aan-
spoelt, afknalt. Of het andere uiterste; dat Nederland met
grootschalige opvang begint.

advertentie

-ocr page 323-

Overeenkomst met Universiteit van Hertfordshire in Hatfield (UK)

Eijkman Stichting past jaarlijkse post HBO-cursus levensmiddelenmicrobiologie aan

In het kader van de bevordering
van het vrije verkeer van weten-
schapsbeoefenaars binnen de Eu-
ropese Unie, hebben de onder-
wijs-ministers in 1999 in Bologna
een verdrag gesloten tot herstruc-
turering van het wetenschappe-
lijk onderwijs volgens het Angel-
saksische model. Dit houdt in dat
studenten op drie niveau\'s kunnen uitstromen met een
universitaire graad: BA, MA en PhD. Het verdrag werd
in 2000 in Praag geratificeerd. De Universiteit Utrecht
heeft bij de start van het Academische Jaar 2002/2003 dit
systeem op bescheiden schaal ingevoerd.

Sinds 1988 biedt de Eijkman Stichting een post-HBO-cursus
Levenmiddelenmicrobiologie aan. De eerste vijf cursussen
werden gedoceerd in samenwerking met de Hogeschool
Eindhoven, de volgende vijf met de Hogeschool Rotterdam
& omstreken en de laatste vier met de Hogeschool Laren-
stein in Velp. Het accent in al deze cursussen lag op een mo-
dern gestructureerd practicum ter ondersteuning van, op pre-
ventie gericht, theoretisch onderwijs. Vanaf 1996 zijn alle
\'readers\' van de curus gesteld in de Engelse taal, ook om ge-
bruikt te kunnen worden bij internationale cursussen, zoals
die onder ander werden gedoceerd in Cordoba (Spanje),
Lissabon, Porto, Santiago de Compostclla en Zagreb.
Degenen, die met goed gevolg de post-HBO-cursus hebben
gevolgd, kunnen een diploma van de Stichting Post-HBO
verwerven door het uitvoeren van cen klein onderzoek, dat
afgerond dient te worden met een verslag, bij voorkeur in het
Engels, gevolgd door een mondeling examen.

Cursus in Engeland

Het bestuur van de Eijkman Stichting heeft besloten de cur-
sus vanaf 2003, in het kader van de anglicisatie van het ter-
tiaire onderwijs, onder te brengen bij de Universiteit van
Hertfordshire in Hatfield (UK). Dit zal gerealiseerd worden
in een circa zes dagen in beslag nemende \'in residence labo-
ratory supported\' module \'Public Health Science: Micro-
biology of Food & Drinking water\'. Op 10 oktober 2002
werd daarvoor in Hatfield een overeenkomst gesloten. Het
enorme voordeel van deze nieuwe structuur is dat zij, die het
Eijkman-diploma van de Stichting Post-HBO verworven
hebben, kunnen doorstromen in een
afstandsonderwijspro-
gramma
(distance learning), dat leidt tot de graad van MSc
in \'Public Health Science: Food & Drinking Water\'. Dit kan
gevolgd worden door het bewerken van een proefschrift ter
verkrijging van een PhD.

Het bestuur van de Eijkman Stichting heeft zich terdege ge-
realiseerd dat deze internationalisatie van de jaarlijkse cur-
sus voor een aantal geïnteresseerden het probleem creëert,
dat hun kennis van technisch Engels onvoldoende zou kun-
nen zijn om de cursus in Hatfield met succes te volgen. Om
daaraan tegemoet te komen, biedt de Hoofdafdeling Volks-
gezondheid en Voedselveiligheid van de Faculteit Dierge-
neeskunde in Utrecht een bijscholingspracticum aan in sa-
menwerking met de Eijkman Stichting. Dit practicum zal
gedurende vijf avonden gehouden worden. De Hogeschool
Larenstein heeft de mogelijkheid voor een bijscholingsprac-
ticum van drie dagen in studie genomen.

Meer informatie over de MSc-opleiding: Ms. B. Wiltshire,
University of Hertfordshire, Department of Natural Scien-
ces, Hatjleld Campus, College Lane, Hatfield Herts ALIO
9AB, UK, fax: 44-1707-284514.

Meer informatie over het hijscholingspracticum in Utrecht:
mevrouw A.E. Eggenkamp, Universiteit Utrecht, Faculteit
Diergeneeskunde, Hoofdafdeling Voedselveiligheid en Volks-
gezondheid, Utrecht, fax: 030-2532365.

VEEC viert 15-jarig bestaan

De Vereniging voor Veterinaire Epidemiologie en Econo-
mie (VEEC) viert dit jaar haar derde lustrum. Daarom
wordt op 5 en 6 februari 2003 in Leuven (België) een
tweedaags seminar gehouden met als thema \'risk assess-
ment\'. De bijeenkomst bestaat uit een aantal workshops
en een studiedag en wordt samen met onze Belgische col-
lega\'s van de VEE georganiseerd. Het feestelijke lustrum-
diner is op woensdagavond 5 februari in het sfeervolle
middeleeuwse Groot Begijnhof.

Op woensdag 5 februari worden vier workshops gehouden
met als onderwerpen: risico-analyse, ziekte-vrij verklaring,
populatiedynamica van infectieziekten, en diagnostiek van
infectieziekten.

Donderdag 6 februari vindt de studiedag plaats. Gedurende
de ochtendsessie gaan dr. Marion Wooldridge (VLA Wey-
bridge), prof Jan D\'Haene (KU Leuven) en prof Mart de
Jong (ID-Lelysstad) in op de kwalitatieve en kwantitatieve
aspecten van risk assessment en de rol van populatiedyna-
mica infectiemodellen hierin.

Na de lunch worden twee parallelle sessies gehouden waarin
de praktische toepassingen van risk assessment voor de epi-
demiologie van infectieziekten en de bewaking van de voed-
selketen worden besproken. Onderwerpen die in de epidemi-
ologie-sessie aan de orde komen zijn de risico\'s van insleep
van mond- en klauwzeer, de mogelijkheden van een verzeke-
ring ten mond- en klauwzeer en varkenspest, een risico-in-
dex voor endemisch aandoeningen en de geografische \'risk
mapping\' van de runderhorzel.

In de sessie over bewaking van de voedselketen komen de
volgende onderwerpen aan bod: risico-analyse van dioxine
en PCB in het voedsel, MPA-contaminatie van veevoer, ge-
ografisch risk-assessment van BSE, Campylobacter-infec-
ties bij de mens en een risico-analyse van het destructiebe-
drijf Rendac.

-ocr page 324-

Een nieuw onderdeel van de studiedag is de postersessie.
Alle deelnemers hebben de mogelijkheid om in de vorm van
een poster de resultaten van hun onderzoek te presenteren.

Dit programma biedt de mogelijkheid om één (alleen de stu-
diedag) of twee dagen (tevens deelname aan een workshop)
aanwezig te zijn. Mocht het voor u van belang zijn, deelname
aan de studiedag en workshops levert scholingspunten op.

Voor meer informatie kunt u contact opnemen met de secre-
taris van de VEEC, Tom Nell, telefoon: (0485) 58630 of e-
mail: tom.nelK^intervet.com

Gezondheidsdienst meldt nieuws op varkensgebied

Salmonellaproblemen op een varkensbedrijf kunnen beter
volgens een stappenplan worden bestreden. Aldus deskun-
digen van de Gezondheidsdienst voor Dieren (GD) op een
serie voorlichtingsbijeenkomsten voor varkenshouders.

Vanaf 15 oktober tot en met 17 december zijn, verspreid over
het land, veertien bijeenkomsten voor varkenshouders geor-
ganiseerd. In korte lezingen, die aansluiten op de dagelijkse
praktijk, vertellen de deskundigen van de Gezondheids-
dienst over de ontwikkelingen in de aanpak van bedrijfsge-
bonden ziekten.

De lezingen gaan over salmonella en bloeddiarree bij big-
gen. Besmetting met salmonella komt op bijna 90% van alle
vleesvarkensbedrijven voor. De sector heeft een groot be-
lang in een goede aanpak van deze zoönose. Het stappenplan
dat nu vanuit PVE ontwikkeld wordt, is de basis van de be-
drijfsaanpak. Bloeddiarree treedt op bij jonge biggen en
wordt veroorzaakt door de bacterie Clostridium perfringens.
Hygiënemaatregelen en vaccinaties ondersteunen de aanpak
van deze infectie. De juiste toepassing van antibiotica blijft
het belangrijkst. Naast deze veterinaire onderwerpen is er
aandacht voor actuele zaken en het beleid van de GD.

De bijeenkomsten starten om 20.00 uur en duren tot 22.30
uur. Na elke lezing is er ruimte voor discussie en voor uitwis-
seling van kennis en informatie. Iedere veehouder heeft voor
deze avonden een persoonlijke uitnodiging ontvangen. Voor
informatie over de data en plaatsen verwijzen wij u naar de
website van de GD: www.ziezo.biz.

VOORKOM GEBOORTEDIARREE !

Neocolipor blokkeert alle 6 aanhechtingsfactoren:

E.coli

aanheditlngsfactoren

F4ab

(K88ab)

F4ac

(K88ac)

F4ad

(KSSaiJ)

F5

(K99)

F6

(987P)

F41

NEOCOLIPOR

X

X

X

X

X

X

Traditionele vaccins

X

X

X

X

-

MERIAL B.V

Postbus 338
1180 AH Amstelveen

NEOCOLIPOR

Iedere E. coli stam bezit één of meerdere aanhechtingsfactoren, f. coli kan alleen diarree
veroorzaken na aanhechting aan de darmwand. Neocolipor vaccinatie blokkeert alle
6 aanhechtingsfactoren en voorkomt hierdoor geboortediarree\'.

NEOCOLIPOR ® - Reg. NL 9809 (BJ/2/98«»003) -U.DD,: Doeldieren: zeugen en eetten. Samennellin|: per doas van 2 mt aanh«ht*^faaoren F4 (Rab.F4acf4ad). tenn^ ZI SA-U" - aar>hechtngsfacloren F5.
tenniste 1,7 SA.U• aanhechtjftgsfectofefiF6,tetmnste 1.4SAU-aanrtecMmgsfactoren
FaI,tenminste 1,7 SAU - Ad|iMnsAJ\'\'** aJshydrrwide (" ( SA.UhoeveelheKj vok^^

MERIAL

^ _ e bi) biggen, veroorzaakt ctoor £. coA-stammen met de aanhechtingsfactoren Rab, F4ac, f4ad, F5, F6

en F41 : boserinp ew dós« van 2 mrifitramuscuiair in de nek achter het oor toedienen volgens onderstaande dosenngschema: Basisvaccnatie: I e mjectic 5 tot 7 weken voor de verwachte werpdatum en 2e injecte
2 w«ken voor de verwachte werpdatum. Hefbalingsvaccmatie: I injectte twee weken voor iedere volgende verwachte werpdatum: Contr^-indicaties: geen; Bijwerkingen: geen; N^chnijd: nul da^.Voor verdere inforn\\a-
tie:oe bijskflter of beschtóaar b^ Menai B.V.Bovenkerkerweg 1185 X£ Amsteh«en ® Geregi^wd harKjehmerit van Menai,© Menai voofteîwoden.Matt Art IÖ857/I0/0Z NEO.NL0902-0I.

Foto: Geert Brétervete. "Diarree ten gevoige van £ coè.

I; Indicaties: gei\'nacliveerd vaccm met adjiA/ans voor de redoctie van n

-ocr page 325-

Geeft u wel eens voorlichting op middelbare scholen?

Wordt u wel eens gevraagd om
voorlichting te geven aan scholie-
^^^^^^^ ren op een middelbare school over
lï^ffff^l^ de studie diergeneeskunde? Deze
scholieren zitten in het studiehuis
^^^^^^^ en gaan later een studie volgen die
anders is dan toen u diergenees-
kunde studeerde.

Het is zeer nuttig voor scholieren om een dierenarts uit de
praktijk te horen. Er is echter een hoop veranderd: invoering
van het studiehuis op de middelbare school, de roep om die-
renartsen in gebieden als de veterinaire volksgezondheid,
veterinair bestuur, beleid en onderzoek en meer diersoortge-
richte kennis. Het onderwijsprogramma van de Faculteit der
Diergeneeskunde verandert mee en introduceerde curricu-
lum 2001. In dit curriculum, dat nu het tweedejaar ingaat,
staan academisering en gescheiden studiepaden centraal.

Graag wil de afdeling Onderwijs- en Studentenzaken van de
Faculteit der Diergeneeskunde u helpen met het geven van de
juiste informatie over de studie. Wij hebben informatiepak-
ketjes klaarliggen voor dierenartsen die voorlichting willen
geven. Bovendien wil de faculteit gaarne een overzicht van
de scholen in Nederland waar door dierenartsen voorlichting
over de studie wordt gegeven. U kunt contact opnemen via
telefoonnummer (030) 2531447 of e-mailadres e.vanbuu-
ren(^vet.uu.nl, voor het toesturen van de informatie.

Spoedeisende hulp in de UKG: nieuwe werkwijze per 1 januari 2003

F.j. van Sluijs

De Universiteitskliniek voor Gezelschapsdieren (UKG) heeft
de afgelopen maanden achter de schermen druk gewerkt aan
een verbetering van de opvang van spoedpatiënten. Dit was
nodig omdat de spoedeisende hulp steeds meer \'verstopt\'
raakt met patiënten die weliswaar ernstig ziek zijn, maar niet
in levensgevaar verkeren. Ook is de werkdruk voor de spoed-
arts en de dierenartsen in de avond- en nachtdienst tot onaan-
vaardbare hoogte gestegen. Om deze problemen op te kunnen
lossen is de werkwijze van de Spoedeisende Hulp grondig
doorgelicht. Dit heeft geleid tot een aantal nieuwe procedures.
Dc belangrijkste verandering voor u als verwijzend dierenarts
betreft de afhandeling van het telefoonverkeer. Dit zal gebeu-
ren door speciaal hiervoor opgeleide medewerkers van de ba-
lie. Deze medewerkers zullen in de maand december op deze
taak worden voorbereid. In deze periode zullen zij het tele-
foonverkeer afhandelen onder begeleiding van een met het ge-
sprek meeluisterende dierenarts. Vanaf I januari 2003 zullen

Der Geflügelfleischuntersuchung

Reinhard Fries, Volker Bergmann en
Karsten Fehlhaber Schlütersche-Han-
nover, 2001; ISBN 3-87706-5^1-0

Een nieuw Duits boek over een ac-
,, tueel onderwerp: voedselveiligheid.
I Het boek behandelt de ante- en post-
je mortemkeuring bij pluimvee en wil
een brug slaan tussen de practici die
de pluimveebedrijven begeleiden en
de keuringsdierenartsen. Van alle pluimveesoorten die be-
drijfsmatig worden gehouden voor de vleesproductie wordt
een beschrijving gegeven. Alle mogelijke houderijsystemen
worden beschreven. In het kort worden alle aspecten die van
belang zijn bij de productie van pluimveevlees behandeld. Op
het pluimveebedrijf: voer, water, strooisel, stalklimaat, verlich-
ting, hokbezetting, verzorging en documentatie. In de tussen-
fase: vangen, laden, transport en hygiëne met extra aandacht
voor de salmonellabestrijding. In de slachterij: het gehele
slachtproces, de noodzakelijke hygiëne, de keuring, controle
op residuen en contaminanten, de koeling, het opdelen en de
zij de telefoon zelfstandig opnemen.

Boe
besprekin

Andere belangrijke wijzigingen zijn het creëren van extra
plaatsen voor ernstig zieke patiënten op reguliere spreekuren
en het inroosteren van een spoedintemist en een spoedchirurg.
De extra plaatsen dienen om patiënten die ernstig ziek zijn
maar niet in levensgevaar verkeren snel (binnen enkele dagen)
te kunnen helpen zonder dat dit de opvang van \'echte\' spoed-
patiënten blokkeert. De spoedintemist en de spoedchirurg
worden ingezet om de zorg voor patiënten die met spoed moe-
ten worden opgenomen of geopereerd van de spoedarts over te
nemen. De spoedarts krijgt hierdoor weer snel de handen vrij
voor nieuwe gevallen.

Met deze maatregelen wordt de patiëntenstroom beter gekana-
liseerd, wat niet alleen de patiëntenzorg ten goede komt, maar
ook helpt om onze onderwijsdoelstellingen beter te realiseren.
En dat is voor ons net zo belangrijk als een goede opvang van
spoedgevallen, want we zijn tenslotte een universiteitskliniek.

Prof. dr. F.J. van Sluijs Is voorzitter van de Hoofdafdeling Geneeskunde van
Gezelschapsdieren.

opslag. Daarnaast een belangrijk onderwerp: de wet- en regel-
geving die geldt voor alle betrokkenen. De auteurs wijzen zelf
al op het risico van verlies aan actualiteit door het opnemen van
de vele wettelijke voorschriften. Vijf EU-Richtlijnen en drie
EU-Verordeningen gelden in Nederland ook, maar de vele na-
tionale voorschriften in het boek zijn Duits, hoewel daar bijna
steeds Nederlandse equivalenten voor zullen zijn. Op 106 van
de 240 pagina\'s worden alle ziekten en afwijkingen behandeld
en verduidelijkt met 97 kleurenfoto\'s. Elke ziekte wordt be-
schreven aan de hand van: Korte omschrijving; Vóórkomen;
Etiologie; Kliniek; Sectiebeeld en Beoordeling bij de keuring.
Doordat ook uitgelegde kippen (soepkippen) onder slacht-
pluimvee vallen, komen werkelijk alle ziekten aan de orde. Er
is een uitgebreide literatuurlijst, met daarin ook de bekende
standaardwerken, opgenomen.Voor de dierenarts die een dia-
gnose moet stellen, worden geen laboratoriumtechnieken en
geen differentiaaldiagnoses genoemd. Voor de keuringsdieren-
arts bestaan waarschijnlijk wel makkelijker te hanteren werk-
voorschriften. Voor practici die meer willen weten over het ver-
volg van hun werk en voor de keurders die meer over het
ontstaan van pluimveevlees willen leren, biedt dit boek zeer
veel nuttige informatie. De brug is gesla(a)g(d)en!

E. Kamps

-ocr page 326-

Voorgangers: Dierenartsen uit \\^roegertijd (4g)
Alexandre François Liautard (1835-1918)

Het is toch wel bijzonder om als Fransman be-
schouwd te worden als de \'vader van de Ameri-
kaanse veterinaire professie\'. Als zodanig wordt
Alexandre Liautard nochtans betiteld.
Liautard werd in 1835 geboren in hartje Parijs,
waar zijn vader slotenmaker was. Zijn moeder
overleed, toen hij vijfjaar was. Dat een broer van
zijn moeder militair paardenarts was, is zeker van
invloed geweest op zijn latere beroepskeuze. Op
16-jarige leeftijd deed hij zijn intrede in de veterinaire school te Alfort.
Het was voornamelijk Bouley, die grote indruk op hem heeft gemaakt.
Kort na de dood van zijn vader op het einde van zijn vierde jaar, heeft hij
een (onbekend gebleven) vergrijp tegen de discipline begaan, wat voor het
strenge militaire regiem van de school reden was hem te verwijderen.
Korte tijd daarna is hij naar Toulouse vertrokken om daar zijn studie in
1856 te voltooien. Over zijn werkzaamheden in de daarop volgende drie
jaren is niets bekend.

Zeker is dat Liautard in 1859 voet aan wal zette in de stad New York. Hier
trouwde hij al spoedig met Emily Josephine Stouvenel, dochter van Franse
immigranten. Ondanks het feit, dat hij toen nog geen Engels sprak, startte
hij een particuliere praktijk aan Lexington Avenue in het centrum van New
York. Deze ontwikkelde zich spoedig zeer succesvol. Nu was er in die tijd
een groot gebrek aan dierenartsen. Frankrijk telde in 1857 reeds 2.544 ge-
diplomeerde dierenartsen tegenover slechts 392 in de Verenigde Staten (in
1860), waarvan bij de meesten de kwaliteit van de opleiding twijfelachtig
was. En dan te bedenken, dat de stad New York circa 75.000 paarden had
en dat er circa 13.000 melkkoeien werden gehouden, vaak onder erbarme-
lijke omstandigheden.

In Philadelphia was in 1852 een veterinaire school gesticht, die echter pas
in 1858 haar poorten opende. Een dergelijke school in Boston, gesticht in
1855, moest na vijf jaar al sluiten. In New York waren de medicus John
Busteed en de vroegere kapitein-paardenarts van het Engelse leger in
India, John C. Ralston in 1857 met financiële steun van een groep notabe-
len als \'trustees\' het
New York College of veterinary surgeons begonnen. Door gebrek aan studenten moest al na driejaar de
overigens goed geëquipeerde school gesloten worden.

Liautard zag hier een schone taak voor hem weggelegd. Hij zou in Amerika richting gaan geven aan het veterinaire onder-
wijs, dat in Frankrijk al een eeuw bestond. En ook op andere punten zou hij belangrijke bijdragen leveren om vorm te geven
aan de voor Amerika nieuwe beroepsgroep.

In 1862 sloot Liautard een overeenkomst met Busteed en de \'trustees\' om N.Y. College voort te zetten met als basis het ge-
bouw, waar hij zijn praktijk en hospitaal had ingericht. In 1864 heropende de school. Liautard werd er \'registrar\' en docent
voor de anatomie. Nadat Busted in 1870 vertrokken was, werd hij decaan van het
New York College. Behalve anatomie do-
ceerde hij ook de chirurgie en leidde hij het klinisch onderwijs. Zijn colleges blonken uit door helderheid; zij werden onder-
steund door zijn schitterende krijttekeningen op hel bord. Daarnaast besteedde hij veel tijd aan het schrijven of vertalen van
studieboeken en publicaties, vooral over de ziekten van het paard. Van zeer grote betekenis voor de ontwikkeling van de
diergeneeskunde in Engels sprekende landen is zijn latere standaardwerk
Manual of Operative Veterinary Surgery (1892)
geweest. Ook studeerde Liautard nog medicijnen en hij wist in 1865 deze opleiding, die toen slechts een jaar duurde (!), te
voltooien.

In 1875 ontstonden spanningen tussen de meerderheid van docenten en het bestuur van het College. Het gevolg was een af-
scheiding, waarbij de meeste docenten en studenten Liautard volgden die onder de naam van
American Veterinary College
een nieuwe school stichtte aan de 54®^® Straat W., die zijn eigendom was en die hij tot 1899 geleid heeft. Het grotere succes
van zijn College ten opzichte van het oorspronkelijke blijkt uit het aantal afgestudeerden: het
N.Y. College of Veterinary
Surgeons
leverde 292 gediplomeerde dierenartsen af over een periode van 42 jaar, en \\itX American Veterinary College had
629 afgestudeerden over een periode van 24 jaar. In 1899 fuseerden beide opleidingen om gezamenlijk onderdeel te worden

Veterinai
verledei

-ocr page 327-

van de universiteit van New York onder de naam New York American Veterinary College, waarvan Liautard nog korte tijd de-
caan is geweest tot liij in 1900 naar Frankrijk terugkeerde. Zijn grote wens was nu vervuld: de veterinaire opleiding had in
Amerika de status gekregen, waar zij recht op had. (De particuliere status bleef gehandhaafd tot 1913; toen werd de naam
veranderd in
New York State Veterinary College, dat in 1922 verhuisde naar Ithaca om verenigd te worden met de andere,
sinds 1894 in de staat New York bestaande veterinaire opleiding van Cornell University).

Mede door Liautard werd in 1863 de United States Veterinary Medical Association (sinds 1898: AVMA) opgericht. De op-
richtingsvergadering werd in aanwezigheid van 40 dierenartsen - ten gevolge van de Burgeroorlog slechts zeven staten ver-
tegenwoordigend - gehouden in het Astor House in New York. Liautard werd gekozen tot eerste secretaris. Op zijn voorstel
nam de USVMA tot lijfspreuk
Non Nobis Solum (Niet voor Ons Alleen). Naderhand is hij tweemaal telkens voor een peri-
ode van twee jaar president geweest. Bij het 50-jarig bestaan in 1913 werd hem het erevoorzitterschap van de AVMA voor
het leven aangeboden.

Van grote betekenis was zijn initiatief om in 1877 voor de USVMA een tijdschrift uit te geven: de American Veterinary
Review,
later in 1915 omgedoopt tot Journal of the American veterinary medical association (JAVMA). Liautard is 23 jaar
hoofdredacteur geweest. Hij toonde zich hier zeer strijdbaar als verdediger van de maatschappelijke rechten van de dieren-
artsen en bestrijder van kwakzalverij en andere misstanden, maar tevens verkondigde hij in zijn
editorials de ethische begin-
selen van het beroep. Door dit tijdschrift konden de Amerikaanse dierenartsen kennis nemen van de grote vorderingen die in
andere delen van de wereld, met name in Europa, werden geboekt op veterinair wetenschappelijk gebied. Toen de USVMA
in 1881 besloot de
Review op te heffen, aarzelde Liautard geen moment om voor eigen rekening het tijdschrift voort te zet-
ten. In 1891 deed hij de publicatierechten over aan de firma Sabiston & Murray, maar dit bedrijf ging in 1895 failliet.
Liautard heeft toen de rechten teruggekocht en hij heeft de exploitatie van het blad weer voor eigen rekening voortgezet.
Kort voor zijn dood in 1918 heeft de AVMA de rechten weer overgenomen en de uitgave voortgezet. Liautard is het tijd-
schrift onder alle omstandigheden trouw gebleven en was tot het eind van zijn leven één van de vruchtbaarste auteurs.

In 1886 werd een meisje in haar gezicht gebeten door een onbekende hond, later bekend als de \'Riverdale Dog\'. Haar vader
stuurde haar onmiddellijk naar Parijs om door Pasteur te worden geholpen, die een jaar ervoor vier Amerikaanse kinderen
met succes had behandeld. Daar de Riverdale dog onmiddellijk was doodgeschoten, kon geen bevestiging van de diagnose
op basis van klinische gegevens worden verkregen. Daar uit een publicatie van Pasteur aannemelijk was gemaakt, dat men in
zo\'n geval hersenweefsel diende te verzamelen en dit intercerebraal moest toedienen aan een gezonde hond, ging Liautard,
die als een specialist op het gebied van rabiës werd beschouwd (hij had in 1874 een vertaling van het boek van Bouley over
het onderwerp gepubliceerd), ertoe over om deze procedure uit te voeren. De eerste 14 dagen vertoonde de hond geen enkele
afwijking. Daarna kreeg hij een verlamming van de onderkaak. Binnen enkele dagen verschenen typische kenmerken van
rabiës en snel daarna overleed de hond. Over deze methode om de diagnose van hondsdolheid te bevestigen is in de
American Veterinary review de eerste goed gedocumenteerde publicatie verschenen

In 1900 keerde Liautard, die zich altijd Fransman was blijven voelen en ook niet de Amerikaanse nationaliteit had aangeno-
men, tezamen met vrouw, dochter en schoonzoon naar zijn vaderland terug omdat zijn echtgenote ernstig ziek geworden
was. Na verblijf van een aantal jaren in Parijs, verhuisde hij met zijn echtgenote naar Bois-Jérôme, niet ver van Vernon in
Bretagne, waar hij in 1911 een buiten had gekocht.
La Mare-aux Cerfs. Hier stierf hij, driejaar na zijn vrouw, op 20 april
1918 op 83-jarige leeftijd aan een hartaanval. Hij is begraven op Père-Lachaise. Tot twee dagen voor zijn dood heeft hij nog
voor
de JAVMA geschreven.

Liautard was een geboren leider met een grote liefde voor de diergeneeskunde. Aan hem is te danken dat het Amerikaanse
veterinaire onderwijs een enorme impuls heeft gekregen, dat de Amerikaanse dierenartsen verenigd werden en dat een grote
bijdrage is gegeven aan de verspreiding van kennis, zowel door zijn tijdschrift als door zijn boeken.
Liautard is alom geëerd met vele onderscheidingen en erelidmaatschappen. De Franse regering heeft hem in 1884 gedeco-
reerd als
Chevalier, en in 1904, Officier du Mérite Agricole. In 1909 werd hij tot ridder van het Legioen van Eer benoemd.
In Amerika wordt hij nog steeds alom geëerd. De Amerikaanse veterinair-historicus Smithcors schreef over hem: "In time,
Liautard probably did more to advance the frontier of veterinary medicine in America than any other individual".

Deze rubriek wordt verzorgd door leden van het Veterinair Historisch Genootschap

A. Mathijsen en E.P Oldenkamp

Geraadpleegde literatuur

Blaisdell J.D. Louis Pasteur, Alexandere Liautard, and the Riverdale dog case. Vet heritage. Tggi; 15(1): 2-15.

Crawford L.M. A tribute to Alexandre Liautard, thefather of the American veterinairy profession.J Aw Vet Met^ Assoc 1976; 169: 35-37.

Dunlop R.H. & Williams D.J. Veterinary! Medicine, An Illustrated History. St Louis 1996: 655-656.

D, V.-F. Alexandre Liautard (1835-1918). Revue générale de médecine vétérinaire 1918; 27:472-474.

EbyC. H. Dr Alexander Liautard. Modem Vet Practice Tg^S ; 39 : 42-49.

Ellis R. W. Dr Alexander F. Liautard. JAw Vet Med Assoc T9]8 ; 53: 296-298.

Mitchell-Vigneron J. Alexandre Liautard. Sa vie - Son œuvre. Thèse. Parijs 1982.

Wailly, P. de &, Crawford LM. The life of Alexandre Liautard. Hist Med Vet 1978; 3(2): 47-49.

Wailly, P. de Un illustre français: Alexandre, François Liautard. Bulletin de l\'Acad vétde France. 1978 ; 51(1) : 109-116.

-ocr page 328-

Integriteit van de dierenarts: een inzicht

Marjan Leneman\'\'

Terwijl waarden en normen op \'s
land\'s politieke agenda zijn versche-
nen, om een verruwing van de
samenleving tegen te gaan, hield de
KNMvD op 15 oktober een werk-
groepbijeenkomst om zich te buigen
over de dilemma\'s en integriteitsza-
ken waarvoor dierenartsen zich ge-
plaatst zien en de handhaving van
wettelijke normen. Het navolgende artikel is een uiteenzet-
ting, waarin het begrip integriteit wordt uitgelegd en in zijn
context wordt geplaatst en waarin een aantal aandachts-
punten aangereikt worden voor besluitvorming over dilem-
ma\'s en normering. Tevens wordt aandacht gevraagd voor
de rol die integriteit speelt voor het behoud van identiteit en
vertrouwen in de autoriteit van de dierenarts. In dit artikel
wordt niet specifiek ingegaan op welke de dilemma\'s zijn
(daarvoor wordt verwezen naar Rutgers (1)) of voorge-
schreven hoe men daarmee om zou dienen te gaan, maar
wordt gepoogd een inzicht te verschaffen in de betekenis van
integriteit voor het functioneren van de dierenarts.

Begrippenkader

Sec is een integere dierenarts een rechtschapen, onom-
koopbare dierenarts
(Van Dale woordenboek). Die defini-
tie kan uitgebreid worden met nog twee niveau\'s, namelijk
verantwoordelijkheid nemen en zich door anderen laten
bekritiseren
(2). Wij kunnen dus integer zijn op verschil-
lende niveau\'s, afhankelijk van de verwachting die wijzelf of
anderen aan integriteit stellen. Door geen steekpenningen
aan te nemen en verder geen moeite te doen, kan iemand al
integer zijn. Bij hogere verwachtingen zal er echter moeite
gedaan moeten worden om integer te zijn. Men zal een zelf-
gekozen of opgelegde standaard willen evenaren^. Om ook
publiekelijk integer gevonden te worden, zal men transpa-
rant en ontvankelijk voor kritische \'pottekijkers\' willen zijn.
Kortom, de integere mens is open en eerlijk, want hij heeft
niets te verbergen. Hij zegt graag waar hij voor staat en hij
doet graag wat hij zegt, want dat is wat hij belangrijk vindt.
Integriteit wordt dus bereikt of behouden als men over-
eenstemming brengt tussen waarden en gedrag.

Wat belangrijk gevonden wordt (= waarden) is zelden uni-
verseel, maar wordt vaak wel gedeeld door een groep men-
sen. Vanuit iemands waarden ontwikkelen zich
attitudes ten

1 De auteur dankt Jan Hulsen en Michiel Korthals voor hun kritische lezing en suggesties.

2 Daarmee komt het begrip integriteit heel dicht tegen het begrip kwaliteit leveren aan
te liggen (2).

3 Normen zijn meestal concreter dan waarden. Het kan van groep tot groep verschillen
of men waarden deelt en regulatie van gedrag via zelfnormering op laat treden of
normen overeenkomt en zo het gedrag reguleert. Tijdens het Jaarcongres 2002, dat
de intrinsieke waarde van het dier als thema had, bleek dat de beroepsgroep zich be-
ter thuisvoelt bij het discussiëren over concrete normen dan over meer abstracte
waarden. Overeenkomstig concludeert Rutgers (!) dat ruim tweederde van de die-
renartsen behoefte heeft aan collectieve standpunten inzake ethische kwesties
(=normen).

Maatschappi

nieuw

aanzien van gewenst gedrag. Via de attitudes worden waarden
en vertoond gedrag vervolgens zoveel mogelijk in overeen-
stemming gebracht. Als overeenstemming in gedrag voor een
groep wenselijk is, worden bewust of onbewust gedragscodes
(=normen) opgesteld^. Deze codes zijn een bindmiddel voor
de groep.

Het belang dat door de groep aan integriteit gehecht wordt, is
gerelateerd aan het prijskaartje. Men betaalt een prijs voor in-
teger zijn, maar ook een prijs voor het niet integer zijn. Er
moet moeite gedaan worden of er moet iets nagelaten worden
(bijvoorbeeld inkomsten laten liggen) voor integriteit. De prijs
voor het niet integer zijn, wordt pas betaald als het aan het licht
komt. Het kan daardoor voor sommige individuen aantrekke-
lijk zijn \'in het donker te werken\', maar ook voor de groep kan
het aantrekkelijker zijn om ofwel het ongewenste gedrag te ge-
dogen ofwel met een dekmantel toe te dekken, in plaats van er
licht op te werpen. De groep betaalt namelijk mee aan de prijs
van het niet integer zijn van groepsleden. Vaak wordt er aan-
vankelijk gedoogd, omdat men geen bewijs heeft, zich niet
mede verantwoordelijk voelt, zelf niet smetteloos is of niet ze-
ker weet of men smetteloos is, etcetera. In dat grijze gebied
worden de normen (tevens het bindmiddel van de groep) vager
en wordt het steeds moeilijker om groepsleden nog op hun in-
tegriteit aan te spreken. Dat geeft meer leden gelegenheid op-
portunistisch te zijn en de verantwoordelijkheid, die de leden
voelen voor de groep komt op de helling te staan. De integere
leden die nog wel persoonlijke verantwoordelijkheid blijven
dragen distantiëren zich, of vormen subgroepen. Er treedt een
individualisering door ontbinding op. Het is dus essentieel
voor het behoud van integriteit om het gedrag aan het daglicht
bloot te kunnen stellen.

Groepsnormen kunnen gedicteerd of gedragen (=geïnternali-
seerd oftewel veriimerlijkt) zijn. In het eerste geval zijn ze
door een erkende autoriteit opgelegd en worden overtredin-
gen gesanctioneerd. In het tweede geval zijn ze afgeleid van
de gevoelde (=geïnternaliseerde) waarden die leven in de
groep en heeft de groep een zelfregulerende werking ten aan-
zien van overtredingen. Gedicteerde normen zijn duidelijk en
bieden de zekerheid van een grens die tevens voor alle leden
van de groep hetzelfde is. Door het dicteren van nonnen
wordt echter de eigen verantwoordelijkheid weggenomen, bij
degene die zich eraan houden moet, terwijl verantwoordelijk-
heid nemen juist zo\'n essentieel onderdeel van integriteit
vormt. Opgelegde normen die niet overeenstemmen met ge-
internaliseerde waarden, kunnen in sommige gevallen inte-
griteitsconflicten veroorzaken en integriteit juist ondermij-
nen. Gedragen normen worden overeengekomen en spreken
de individuele en groepsverantwoordelijkheid aan. Als het
draagvlak voor de overeenkomst groot is, wordt de kans dat
leden zich er niet aan houden klein. Toch kunnen individuele
groepsleden het oneens blijven met een overeengekomen
groepsnorm. Of leden die het oneens zijn met een groeps-
norm zich aan die norm of aan de eigen norm houden, hangt
af van de prijs die voor elk betaald wordt, als men zich er niet

-ocr page 329-

aan houdt. Gepaste sancties waarborgen handhaving van de
normen.
Bij opgelegde normen dwingt men gehoorzaam-
heid af en bij overeengekomen normen integriteit.

Integriteit is dus een begrip dat uit meerdere niveau\'s bestaat en
gerelateerd is aan geïnternaliseerde waarden, normen en ge-
drag die congruent met elkaar dienen te zijn. Alsof dat nog niet
complex genoeg is, is integriteit tevens een dynamisch begrip
(zowel in de tijd als geografisch), dat in verschillende contex-
ten verschillend begrepen kan worden. Waarden en normen
respectievelijk liggen aan de grondslag van en komen voort uit
een cultuur. Dat geldt voor nationale en continentale culturen
als ook voor culturen van kleine gemeenschappen, zoals orga-
nisatie- of beroepsculturen. Een kenmerk van Aziatische cultu-
ren is bijvoorbeeld de waarde die gehecht wordt aan beschei-
denheid en de normen voor respect tonen en ontvankelijk zijn.
De belangen van de groep staat centraal, want een sterke groep
zorgt voor de belangen van de individuen. In de Verenigde
Staten ziet men bescheidenheid eerder als zwakheid en wordt
zelfpresentatie belangrijk gevonden. Het individu staat cen-
traal, want sterke individuen dienen de belangen van de groep.
Culturen ontwikkelen zich onafhankelijk van elkaar, maar ook
onder invloed van elkaar. Een veranderende omgeving vraagt
aanpassingen van culturen (dus van waarden en normen).
Waarden en normen en daarmee ook integriteit moeten
dus in hun culturele context en tijdsgeest bezien worden.

Beroepsgroep als subcultuur

Beroepsgroepen met specifieke taken in de samenleving
kennen een eigen, unieke verantwoordelijkheid naar de
samenleving. De beroepsbeoefenaars (in casu dierenartsen)
verenigen zich en vormen zo een macht, die gebruikt en mis-
bruikt kan worden. De groep hanteert specifieke normen,
die verband houden met het beroep en houdt zich voor het
overige aan de normen van de algemene cultuur. De groep
vormt zo een subcultuur.

In de diergeneeskunde zien we dat de normen die de groep
zich oplegt niet universeel zijn, maar in meer of mindere
mate in relatie staan tot de algemene cultuur. De Engelse die-
renarts zweert zich te zullen wijden aan de gezondheid en het
welzijn van het dier. De Duitse dierenarts zweert zich te zul-
len inzetten voor de volksgezondheid. De Franse dierenarts
zweert collegialiteit (3). Nederlandse dierenartsen leggen
geen eed af Afgaande op de eerste versies van de Code voor
dierenartsen en het feit dat er voor 1819 voornamelijk in
Parijs gestudeerd werd, lijken Nederlandse dierenartsen het
Franse diergeneeskundige cultuurgoed te hebben geërfd. In
de loop van de laatste decennia kreeg de klant een prominen-
tere plaats tussen de drijfveren voor praktijkvoering. Dit zou
uitgelegd kunnen worden als een \'ver-Amerikanisering\' van
ons Franse erfgoed, (zie verder tekstbox I)

Bij het niet sporen van de normen van de subcultuur met de
maatschappelijke normen, ontstaat er een conflict in verwach-
tingen ten aanzien van de verantwoordelijkheden en het ge-
drag van de dierenarts. Hiermee wordt niet bedoeld het ont-
spoorde gedrag van een enkeling die zich niet aan de regels
houdt, maar van een beroepsgroep die zich bewust of onbe-
wust (moreel) sectarisch gedraagt binnen de maatschappij. Dit
hoeft niet per definitie corrumptief te zijn. In sommige geval-
len kan het waardensysteem van de subcultuur op die van de

Tekstbox i

Basiswaarden van
cultureel erfgoed

De Verenigde Staten, evenals Frankrijk, hebben een individu-
alistsche maatschappij, wat wil zeggen dat aan zelfexpressie
en eigen lotsbescliikking belangrijke waarde worden toege-
kend. Zelfregulatie (en marktregulatie) wordt geprefereerd
boven regulatie door anderen (bijvoorbeeld de overheid).
Nederland, net als de meeste Scandinavische landen, heeft
een egalitaire samenleving, waarbij het gelijkheidsbeginsel
een grotere uitgangswaarde vormt dan zelfexpressie of zoals
bij tiiërarchische landen (Duitsland, Engeland, Japan) erken-
ning en respect voor onderscheid op basis van verschillende
maatschappelijke rollen (4). Het type samenleving lioudt ver-
band met machtsafstand en de mate van vertrouwen in autho-
riteit. Frankrijk en de Verenigde Staten echter, hoewel beide
individualistische samenlevingen, verschillen sterk in ver-
trouwen in autoriteit. In tiet algemeen verwerft men in pro-
testantse culturen (de VS) autoriteit en wordt ze in katholieke
culturen (en culturen met andere geloven) toegekend en ver-
volgens waargemaakt (5). In het eerste geval wordt men be-
oordeeld op prestaties. De verwachdngen zijn specifiek en
even hoog als de belofte die door de authoriteit gedaan wordt.
Transacties tussen mensen zijn voornamelijk zakelijk en op
de korte termijn georiënteerd. In het tweede geval krijgt men
een positie en gaat handelen volgens de verantwoordelijkhe-
den die bij de positie horen. De verwachtingen zijn diffuus en
ontleend aan kenmerken van de persoon, die de belofte doet.
De transacties zijn hierbij op relaties en de langere termijn
georiënteerd. Een nationale cultuur kan uiteraard niet alleen
gekarakteriseerd worden op grond van maatschappijtype en
religie, maar in deze factoren zijn wel enkele belangrijke ba-
siswaarden (=grondbeginselen) verweven waarop een cultuur
(=waardensysteem) zich ontwikkelt.

-ocr page 330-

gehele samenleving vooruit lopen, maar in de regel zullen de
normen van de subcultuur ondergeschikt geacht worden aan
die van de samenleving, (zie voor een voorbeeld tekstbox 3)

Binnen de diergeneeskundige beroepsgroep is in de loop van
de laatste decennia een divergentie ontstaan en bezig zich voort
te zetten met betrekking tot wat (nog) waarde heeft en welke
normen daarbij passen. De inhoud van het beroep is door maat-
schappelijke en technisch-wetenschappelijke ontwikkelingen
veranderd. Klantgerichtheid is belangrijk geworden, maar niet
elke dierenarts heeft nog dezelfde soort klanten. Niet alle die-
renartsen vinden dus dezelfde dingen belangrijk. Er is voor ve-
len een incongruentie opgetreden tussen \'voorgeschreven\' (let-
terlijk voorgeschreven of in vroegere tijden overeengekomen,
maar inmiddels verouderde) waarden en huidige werkelijk ge-
ïnternaliseerde waarden. Als reactie is er voor een deel, net als
in de samenleving, individualisering opgetreden en voor een
ander deel is men zich gaan groeperen in groepen van gelijken
(bij voorbeeld Groep Varken, Groep Geneeskunde Gezel-
schapsdieren, en andere). Het gaat hierbij om een individuali-
sering door ontbinding in plaats van gevestigd op een maat-
schappelijk grondbeginsel. Voor de subgroepen geldt, dat ze
hun normen met die van de totale beroepsgroep overeen zullen
stemmen om zichzelf tot die totale beroepsgroep te kunnen
blijven rekenen. Maar ook hier geldt dat subgroepen qua
waardenontwikkeling op de totale groep vooruit kunnen lopen.
De kanteling van de KNMvD en de certificering zijn een af-
spiegeling van dit proces. Het gaat om een continu proces, niet
om op zichzelf staande beslissingen. Waarden en normen mo-
gen een modegril lijken, omdat ze plotseling op ieders agenda
verschijnen, maar
debatten en besluitvorming over waarden
en normen zijn nooit af en zullen als ze niet op de agenda
gezet worden vanzelf op de agenda verschijnen, als de nood
ertoe dwingt.

Code in context

Het is niet voor het eerst dat de beroepsgroep zich buigt over in-
tegriteitszaken. Sinds 1940 is er in Nederiand een geschreven
gedragscode voor dierenartsen. In de ruim 60 jaar van het be-
staan van de code is ze vijf maal gewijzigd en aangepast. Onze
opvattingen omtrent goed gedrag voor een dierenarts zijn dus
in de loop van de tijd veranderd. In de eerste versie ging het om
gedragsregels voor dierenartsen onderling, in de vierde versie
werd daarnaast het fiinctioneren van de dierenarts in de maat-
schappij belangrijk gevonden en in de laatst herziene (6e) ver-
sie (1999) wordt de beroepsverantwoordelijkheid van de die-
renarts benadrukt ten aanzien van diergezondheid en welzijn
en volksgezondheid en milieu (6). De integriteit van de dieren-
arts werd in 1940 nog voornamelijk getoetst aan de normen van
de beroepsgroep. Nu wordt ze getoetst aan de code, het tucht-
recht en de wet, dus ook aan maatschappelijke normen.

4 Er zijn boeken vol geschreven over hoe en wat ethisch afgewogen zou moeten worden
(normatieve ethiek) en over de betekenis van ethische afwegingen (meta-ethiek). De
eerste geeft antwoord op de vraag "welke soort dingen zijn goed? " en de tweede op
"wat wordt bedoeld met goed? " Beide benaderingen kennen vele stromingen, waar-
mee maar gezegd is dat ethische afwegingen verre van eenduidig zijn.

5 Tot voor kort werd men nog alleen door de beroepsgroep ter verantwoording geroe-
pen. nu is men ook overgeleverd aan de media en zeer kritische groeperingen in de
samenleving. Ethische en complexe besluitvormingprocessen zijn dus gebaat bij dis-
cussies met en kritiek van zowel insiders als outsiders. Niet-technisch onderlegde
critici kunnen niet meer genegeerd of geweerd worden. Zij hebben recht van beslaan
en meningsuiting. Het is de verantwoordelijkheid van de beroepsgroep hen vol-
doende voor te lichten, opdat zij hun kritiek goed kunnen onderbouwen.

In de Code staan in artikel 6 heel duidelijk de grondbeginse-
len neergelegd, te weten: de bevordering van de gezondheid
en het welzijn van het dier met inachtneming van de erken-
ning van de eigen waarde van het dier; de bevordering van de
volksgezondheid en milieuhygiëne; de belangen van de eige-
naar van het dier en/of van de eigenaar van dierlijke produc-
ten; de plaats en functie van de diergeneeskunde en haar be-
oefenaars in de samenleving; en wat verder redelijkerwijs
van belang wordt geacht. Vervolgens worden er in de Code
behoorlijk vergaande gedragsregels omtrent collegiale om-
gang en concurrentie en klantenrelatiezaken gegeven, maar
geen gedragregels omtrent de meer recentelijke grondbegin-
selen met betrekking tot dier- of volksgezondheid. Er wordt
daarvoor gewezen op de persoonlijke verantwoordelijkheid
van de dierenarts voor zijri/\'haar afwegingen tussen de vijf
grondbeginselen en het hanteren van de aan verandering
onderhevige technische en ethische normen daarbij.
Dit im-
pliceert dat elke dierenarts regelmatig afwegingen moet
maken, waarbij een appèl op zijn/haar integriteit gedaan
wordt.

Besluitvormingsprocessen

De ene beslissing is de andere niet. Er zijn beslissingen
waarbij grote appels met kleine vergeleken worden en het
bekend is dat bijvoorbeeld groot beter is dan klein.
Dergelijke beslissingen kunnen routinematig genomen wor-
den. Ze zouden zelfs op recept gedelegeerd kunnen worden.
De routine of het recept hoeven alleen aangepast als het in-
zicht verandert over groot is beter dan klein (bijvoorbeeld
het inzicht van toedienen van antibiotica is in grote lijnen
veranderd van zo breed en cide mogelijk, naar zo specifiek
mogelijk). Dit type (veelal technische) beslissingen blijft
hier verder buiten beschouwing. In dit artikel gaat het om de
beslissingen, waarbij appels en peren vergeleken moeten
worden, (zie tekstbox 2 voor een voorbeeld) Dergelijke be-
slissingen vragen behalve om kennisinzichten ook om het
toekennen van een waarde aan de appel en de peer en de
moed om op de beslissing afgerekend te worden. Kortom, bij
een beslissing waarbij cen ethisch principe of waarbij twee
of meer principes (grondbeginselen zoals in de Code weer-
gegeven) tegen elkaar afgewogen wordt, brengt men waardes
in overeenstemming met gedrag en dtis wordt er een appèl op
de integriteit van de persoon gedaan.

Meervoudig principiële besluiten kunnen heel strijdige han-
delswijzen voorschrijven. Dat dwingt de beslisser ze tegen el-
kaar af te wegen. \'Beslissingsrecepten\' zijn daardoor vrijwel
onbruikbaar. De
persoonlijke verantwoordelijkheid neemt
toe naarmate de afweging complexer wordt.
Soms zijn de
afwegingen van puur technische aard, maar meestal bevatten ze
ethische componenten. Voor ethische afwegingen geldt per-
soonlijke verantwoordelijkheid ongeacht de complexiteit^.
Een ethische afweging verschilt van een technische of feite-
lijke, doordat er naast een mening over een werkelijkheid ook
een attitude (en dus een onderliggende waarde) van invloed is.
In discussies over ethische afwegingen is een gelijk daardoor
niet te bewijzen. Over de feiten kan men discussiëren en over-
tuigen, maar over de attitudes niet (alhoewel die op tennijn of
door acute ingeving wel veranderiijk zijn) (7). Toch heeft het
zin om discussies over ethische (en complexe) vraagstukken
aan te gaan. Ethische (en ook technisch complexe)
besluitvor-
ming wordt geleerd en uit discussies
erover kan geleerd

-ocr page 331-

worden. De uiteindelijke beslissing wordt niet geleerd en kan
ook niet precies worden voorgescbreven. Dat blijft een indivi-
duele verantwoordelijkheid (7). Voor meer inzicht in morele
oordeelsvorming in de diergeneeskunde wordt verwezen naar
Rutgers(8).

De groep kan het individu dus helpen zijn/haar individu-
ele verantwoordelijkheid te nemen.
Allereerst helpen dis-
cussies bij het helder krijgen van de feiten die in een dilemma
spelen. Verder kan het de persoon analystische instrumenten
aanreiken. Hoe ken ik waardes toe aan de appels en de peren
en op welke gronden? Zijn de attitudes die ik ten aanzien van
bepaalde dilemma\'s heb, eigenlijk wel valide, dus verdedig-
baar voor mezelf en de veterinaire grondbeginselen? Van
welke omstandigheden laat ik mijn beslissingen afhangen?
(zie tekstbox 3) De vragen "Wat versta ik onder goed?" en "Is
dit wat ik nu beslis goed?", worden verdedigd en daardoor be-
wust beantwoord. Dus door over een beslissing met kritische
anderen van gedachten te wisselen, maakt de persoon de be-
slissing verdedigbaar en daaruit wordt moed verzameld om
verantwoordelijkheid voor de beslissing te nemen. Het zich
bewust zijn van eigen kennisinzicht en waardeoordeel die tot
een beslissing leiden, zijn tevens nodig om transparant (en dus
integer) te kunnen zijn.

Naast dat de beroepsgroep en belangengroepen\' een klankbord
functie vervullen in de besluitvorming en integriteit van de in-
dividuele dierenarts, leggen zij direct of indirect ook normen
op. Maar door wie en hoe wordt de groepsnorm vastgesteld?
Dierenartsen zijn in principe gelijkwaardig in autoriteit, met
uitzondering van autoriteit ontleend aan specialismen of be-
paalde functies. Normen opleggen door enkelen aan velen met
gelijke autoriteit, zal als ondemocratisch ervaren worden en
roept weerstand in plaats van draagvlak op. Grote besluitvor-
mingsbijeenkomsten (of e-mailconferenties) zijn ook niet zo
democratisch als ze vaak lijken. Niet zelden werken de menin-
gen van enkelen polariserend op de groep, waardoor andere
meningen nauwelijks meer aangevoerd worden (9). Alterna-
tieven zouden gevonden kunnen worden in peilingen van de
geïnternaliseerde normen via schriftelijke (of elektronische)
enquêtes of dito referenda. Beide zijn kostbare alternatieven,
zowel financiëel als qua tijd.
Democratische besluitvorming
heeft dus een prijskaartje en net als integriteit moet men
het willen omdat men er waarde aan hecht.

Vertrouwen in autoriteit en bepalen van

identiteit

Het imago van de dierenarts is veranderd met de veranderin-
gen in het vak en de maatschappij. De dorpsnotabele of die-
rengeneesheer is opgevolgd door een scala van imago\'s,
vooral gebaseerd op technische competentie. De sociale of re-
lationele rol van de dierenarts heeft een heel ander karakter
gekregen. Er is bij de verschuiving van voorschrijven naar ad-
viseren veel meer rekening gehouden met de belangen van ei-
genaren. Zowel binnen de diergeneeskundige gelederen als
daarbuiten wordt de kritische vraag geponeerd of die ontwik-
keling niet te ver is doorgeschoten en of de belangen van de ei-
genaar (en dus indirect het eigen belang, want de klant betaalt)
niet onevenredig zwaar gewogen worden ten opzichte van de
andere grondbeginselen. Het imago van \'medische\' betrouw-
baarheid heeft schade opgelopen.

Het sleutelwoord is niet imago maar vertrouwen, enerzijds in
de competentie, anderzijds in de integriteit. Twijfelt de klant (of
overheid) aan één van beide dan verliest de dierenarts zijn/haar
autoriteit. Klanten die relationeel ingesteld zijn, zullen de auto-
riteit van de dierenarts vertrouwen tot het tegendeel bewezen
wordt. Zakelijk ingestelde klanten zullen de autoriteit wantrou-
wen tot het tegendeel bewezen wordt. Door een verzakelijking
van de samenleving en het beroep, is over de gehele linie het
vanzelfsprekende vertrouwen in de autoriteit van de dierenarts
afgenomen. Deze afname van vertrouwen wordt door de die-
renarts zakelijk beantwoord met tegemoet komen aan de wen-
sen (groter of specialistischer aanbod van diensten), objectieve
vergelijkbaarheid en creëeren van marktvoordelen, dus vooral
met imago. Hiermee wordt niet bewust aan een herstel van het
vertrouwen in de autoriteit gewerkt.

Verzakelijking herstelt of creëert geen vertrouwen in de
autoriteit. Meer regelgeving, meer afspraken zwart op wit,
meer certificaten maken het diergeneeskundig handelen
controleerbaarder, geven een zakelijk imago, maar werke-
lijk vertrouwen wordt er niet mee gewonnen of hersteld.
Competentie en integriteit doen dat wel. Investeren in rela-
ties creëert vertrouwen, maar vestigt geen autoriteit. Je legt
het lot van je dierbaarste viervoeter, je veestapel, je eradica-
tieplan niet in de handen van een aardige dierenarts, maar
van een goede. Goede relaties geven evenwel ruimte voor
openheid, eerlijkheid, respect voor andermans gezichtspunt,
onderhandelen bij verschil van uitgangspositie (waarden en
attitudes), etcetera Netwerkrelaties worden getypeerd vol-
gens de mate waarin ze zakelijk of relatie georiënteerd zijn
(10). Veel relaties worden geformaliseerd (verzakelijkt) om
corruptie (vriendjespolitiek) te voorkomen of omdat het
vertrouwen er bij voorbaat al niet is. Echter zonder vertrou-
wen lopen relationele of netwerk eisende zaken (in vrijwel
de hele dienstverleningssector aan de orde) vast, of het nu
gaat om de relatie klant-dierenarts, overheid-dierenarts of
collegiale rela- ties. Bij bijvoorbeeld ketenbewaking of
praktijkmanagement wordt samengewerkt op basis van
interafhankelijkheid, waarbij (in tegenstelling tot afhanke-
lijkheidsrelaties) wederzijds voordeel of een groter gezame-
lijk voordeel centraal staat. Er wordt een duurzame relatie
opgebouwd en de kwaliteit van die relatie bepaalt mede de
kwaliteit van het werk. Duurzame (werk)relaties hebben ge-
deelde, niet zakelijke waarden als kenmerk (11).
Voor het
creëren of herstellen van het vertrouwen in de veteri-
naire autoriteit is behalve aandacht voor competentie en
integriteit, aandacht voor duurzame relaties en mis-
schien soms daarvoor zelfs enige mate van ontzakelij-
king geboden.

Met competentie, integriteit en goede duurzame relaties zijn
we er nog niet helemaal. De dierenarts heeft daarmee auto-
riteit, maar waarover, of liever waar vanuit? De competentie
en integriteit zijn ergens in verankerd. Dat wat blijft bestaan
ondanks alle veranderingen in waarden en normen, en ver-
wachtingen van klant en overheid, is de
beroepsmatige
identiteit.
Het nastreven van imago\'s zijn een antwoord op
verwachtingen en het nastreven van kwaliteitskeurmerken
een reactie op veranderende waarden en normen. Zij verhul-
len eerder de beroepsmatige identiteit dan dat zij haar bloot-
leggen. De identiteit van de groep is niet zo zeer een keuze.
We geven er inhoud aan door keuzes te maken. Een goed
voorbeeld is de demonstratie in Den Haag van dierenartsen

-ocr page 332-

Het castreren van een dier kan in het belang zijn van het dier als het
gebeurt op medische gronden. Het kan ook in het belang zijn van de
eigenaar of andere dieren (op sociale gronden), of bij varkens zelfs in
het belang van de eigenaar van de dierlijke producten, zonder dat het
in het belang is van het dier Voor het dier redenerend zou men zelfs
kunnen stellen dat het de intrinsieke waarde van het dier aantast.
Dierenarts A kent meer waarde toe aan de aantasting van de intrin-
sieke waarde van het dier dan aan de andere principes en castreert al-
leen op medische gronden. Dierenarts B vindt de intrinsieke waarde
belangrijk, maar als puntje bij paaltje komt besluit de eigenaar daaro-
ver. Die kan de castratie elders uit laten voeren of zich van het sociaal
onacceptabele dier ontdoen op wijzen die de intrinsiteit van het dier
ernstiger aantasten. Dierenarts B laat het principe van het eigenaars
belang prevaleren om indirect het dier van dienst te zijn. Wie heeft
gelijk?^ En geldt hetzelfde als het om een euthanasie gaat in plaats
van om een castratie?

Tekstbox 2

Voorbeeld van appels- en perenbesluit

6 Er is hier geen sprake van een gelijk, tenzij er een bindende norm of wettelijke bepaling zou zijn. Het is aan de individuele dierenarts om hierover een principieel besluit
(dierenarts A) of een indirect utilistische beslissing, waarbij twee of meer principes tegen elkaar afgewogen worden (dierenarts B) of een ad hoe beslissing van te maken,
(zie tekstbox 3)

Tekstbox 3

Principe en omstandigheic

Iemand die ongeacht omstandigheden beslist op grond van een prin-
cipe, neemt een
principieel besluit (en volgt daarmee een deontologi-
sche ethische redeneertrant). De dierenarts die altijd kiest voor het dier,
maar ook het groepspraktijkmanagement die winsten altijd als eerste
principe laat wegen in beslissingen, zijn hiervan voorbeelden. De
\'praktijk\' vraagt meestal, dus niet altijd, om de \'beste beslissing\' onder
een bepaalde omstandigheid. Het gaat daarbij om het afwegen van
meerdere principes tegen elkaar in relatie tot een omstandigheid
(=ap-
pels- en perenbesluit),
om de meest wenselijke oplossing van een
complex probleem te krijgen (waarmee dc utilistische ethische reder-
neertrant wordt gevolgd). Dat betekent niet dat de omstandigheid de
beslissing dicteert. Men zou kunnen stellen dat de dierenarts een situa-
tie krijgt voorgeschoteld, er een oordeel over vormt en er de daad bij
het oordeel voegend een andere situatie van maakt. Er w orden dus tel-
kens opnieuw principes tegen elkaar afgewogen al naar gelang de situ-
atie. Als de dierenarts de situatie hypothetisch krijgt voorgelegd, zal
die niet verschillen van dezelfde beslissingssituatie in werkelijkheid.
Daarmee onderscheidt dit type beslissing zich
van ad hoe beslissin-
gen.
Ad hoe beslissingen worden op het moment genomen en dus door
het moment bepaald. De besluitvorming van dat moment kan principi-
eel of utilistisch, maar ook door omstandigheden bepaald zijn.
Ad hoe
beslissingen zijn vaak intuitief en minder makkelijk transparant te ma-
ken dan principiële of appels en peren beslissingen en daardoor moei-
lijker te verdedigen, wat niet wil zeggen dat ze
ä priori niet verdedig-
baar zouden zijn.

Omstandigheden kennen beïnvloedbare en niet beïnvloedbare
factoren.
Via de beïnvloedbare factoren heeft de beslisser de keuze en
dus de verantwoordelijkheid de omstandigheid te optimaliseren. In
heel wat beslissingsdilemma\'s is de eigenaar behalve een principe ook
een omstandigheidsfactor. Therapietrouw is bijvoorbeeld eigenaars-
afhankelijk en het kan de dierenarts doen besluiten bij identieke pa-
tienten voor verschillende therapieën te kiezen. De dierenarts kan ook
de invloed van de eigenaar op de therapietrouw beïnvloeden door bij-
voorbeeld controleconsulten of opname van de patiënt, waarbij na-
tuurlijk telkens stilgestaan moet worden bij de vraag of het middel
ernstiger is dan de kwaal. Een andere invloedrijke omstandigheid is
de wet. Men heeft zich te houden aan de wet, ook als men het er niet
mee eens is. Een dierenarts, die zich boven de wet plaatst, vindt ner-
gens bijval. Toch zijn wetten door mensen gemaakt, dus niet onfeil-
baar en aan de tijdsgeest onderhevig. Dierenartsen hebben een rol te
vervullen in wetsaanpassingen. Een voorbeeld is het voorstel om
paarden niet langer als nutsdier te definiëren in de wet, waarmee er
weer meer therapiemogelijkheden voor deze diersoort beschikbaar
kunnen komen. Behalve dat omstandigheden een onderdeel van het
beslissingsdilemma uit kunnen maken, kunnen ze ook voor een
bias
(scheeftrekking van de beslissing) zorgen. Veel beslissingen worden
bijvoorbeeld genomen in overleg met de klant. Op zo\'n moment is
het belang van het dier, het volk, de beroepsgenoot abstracter dan het
laatste argument, dat door de klant in de strijd geworpen wordt. Voor
biases dient men te waken, want ze zijn niet verdedigbaar.

-ocr page 333-

tegen de MKZ-bestrijdingsmethodiek. Er werd een stand-
punt uitgedragen op grond van de competentie en integriteit
des dierenarts, dus vanuit de beroepsmatige identiteit en
daarmee werd verdere inhoud aan die identiteit gegeven.

Wat des dierenarts is, is in elk geval het kunnen vellen van
oordelen over
diergezondheid en -welzijn. Dat is kennelijk
de
kerncompetentie, waaruit een core business ontstaat.

Het belang van de klant of het volk is niet de core business,
maar wordt net als het dier bediend met de core business.

De identiteit is langzaam veranderlijk. Ze groeit, maar kan
noch gekozen zoals imago\'s, noch afgewogen of onderhan-
deld worden, zoals respectievelijk waarden en normen.
Bijvoorbeeld, dierwelzijn is momenteel minder
core dan dier-
gezondheid. Dat zal in de toekomst veranderen, niet omdat de
dierenarts het verkiest, maar omdat het zo zal groeien en de
dierenarts zich er meer mee zal identificeren. Anderzijds kan
de dierenarts zijn beroepsmatige identiteit verliezen, als hij
zich niet meer competent en integer wijdt aan zijn
core busin-
ess.
Vanzelfsprekend is er dan geen basis meer voor zijn auto-
riteit om dier, klant en volk te kunnen dienen als dierenarts,
maar wellicht vanuit een andere identiteit met een andere
kerncompetentie.

Referenties

1 Rutgers LJE en Baarda DB. Normatieve vragen in de diergeneeskun-
dige beroepspraktijk: een verkenning. Tijdschr Diergeneeskd 1994;
119:525-35.

2 Korthals M. Persoonlijke communicatie. 2002.

3 Lange de K. Persoonlijke communicatie. 2001.

4 Cvetkovich GT en Barle TC. Risk and Culture. In Lonner WJ, and
Malpass RS (eds) Psychology and Cultures 1994; 217-23. London,
UK; Allyn and Bacon, ISBN 0-205-14899-9.

5 Trompenaars F en Hampden-Turner C. Over de grenzen van cultuur en
management. Amsterdam: Uitgeverij Contact, Business Bibliotheek
1998, ISBN 90-254-1661-6.

6 Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde.
Diergeneeskundig Jaarboek 2001, Code voor de dierenarts, pp.35-44.

7 Hubbeling HG en Veldhuis R. Ethiek in meervoud. Assen, Van
Gorcum & Comp. B.V, 1985, ISBN 90-232-2108-7.

8 Rutgers LJE. Het wel en wee der dieren: Ethiek en diergeneeskundig
handelen. Proefschrift Universiteit Utrecht, 1993 .CIP gegevens
Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.

9 Swankhuisen C en Pol B. Wie draagvlak zoekt, zal weerstand oogsten:
de paradox van de informatiebijeenkomst. Holland Management
Review 2002; 85: 66-9.

10 Management for Development Fund (2000) Course notes
"Institutional and Development Change Processes".

11 Hezewijk van J en Metze M. Je kent wie je bent: De verborgen kracht
van relatie netwerken. Uitgevers Maarten Muntinga en Balans,
Amsterdam 1996, ISBN 90417 0126 5.

j.S. Kraus
Postbus 451
5600 AL Eindhoven
Orpheuslaan 29
5631 BR Eindhoven

Tel: 040-2963264
Fax: 040-2465351
Internet: www.vetipath.nl
Email: info(g)vetipath.nl

Wai^ i: f I

VETIPATH
voor diagnostische pathologie

Cytologisch onderzoek
Histologisch onderzoek
Secties van gezelschapsdieren

• Wondbehandeling

• Nabehandeling van
operatieve wonden

Voor runderen, schapen,
paarden, honden en katten.

DIERENARTS

-ocr page 334-

DE DIAGNOSE: De enige manier om te weten te komen of
een hond aan scheidingsangst lijdt, is het te vragen aan de
eigenaars. De symptomen zijn: excessief blaffen, onzindelijkheid
en vernielzucht als de hond alleen gelaten wordt.

HET CLOHICALM PLAN bestaat uit een aantal eenvoudige
gedragsveranderingstechnieken in combinatie met CLOMICALM.

Indicatie: Als ondersteuning bij de behandeling van met scheiding verband houdende afwijkingen welke zich als
volgt manifesteren: kapotmaken, onzindelijkheid (ontlasting en urinering} en alleen in combinatie met gedrags-
therapie.
Doeldier: Hond. Contra-Indicaties: Een bekende overgevoeligheid voor clomipramine en tricyclische
antidepressiva.
Dosering en wijze van toediening: CLOMICALM dient oraal te worden toegediend in een
dosering van 1 - 2 mg/kg tweemaal daags, wat resulteert in een totale dagelijkse dosering van 2 - 4 mg/kg.
CLOMICALM kan met of zonder voer worden toegediend.
Registratienummers: CLOMICALM 5 mg:
EU/2/98/007/001, CLOMICALM 20 mg: EU/2/98/007/002, CLOMICALM 80 mg: EU/2/98/007/003, lees voor
gebruik eerst de bijsluiter.
Kanalisatiestatus: UDA.

3X SNELLERE VERBETERING: Het CLOMICALM Plan
verbetert het gedrag 3x sneller dan alleen gedragstherapie:
CLOMICALM verlaagt de angst waardoor de hond ontvankelijker
wordt voor de gedragsveranderingstechnieken.

HOGE VEILIGHEIDSMARGE: Uit onderzoek naar acute en
chronische toxiciteit bleek dat CLOMICALM zeer goed wordt
verdragen door de hond. Tijdens klinische proeven werden
geen significante bijwerkingen aangetoond.

KLANTTEVREDENHEID: Het CLOMICALM Plan biedt snelle
en opmerkelijke resultaten die de klant stimuleren uw aan-
bevelingen te blijven opvolgen. Hierdoor komt er een einde
aan de frustratie en boosheid die het probleem bij de eigenaar
veroorzaakt. Zo kan de band tussen de eigenaar en de hond
worden hersteld.

Voor meer informatie:

Novartis Consumer Health 8.V., Animal Health Sector

CLOMICALM CLOMICALM

CLOMICALM

CLOMIPRAMINE HYDROCHLORIDE
Veer een DesWeve aedragtveranderfna.

-ocr page 335-

Belangengroep Practici in Loondienst
Co-assistenten opgelet!

jouw toekomst, ons belang

Binnen afzienbare tijd zul je je weg gaan vinden op de ve-
terinaire arbeidsmarkt. Voor de meeste van jullie betekent
dit datje als practicus/waarnemer in loondienst gaat wer-
ken. Tot op heden laat de gang van zaken met betrekking
tot de belangen van practici in loondienst nogal eens te
wensen over. Op zich een begrijpelijke situatie als je be-
denkt dat men zich vroeger na korte tijd inkocht in een
praktijk, en werken in loondienst als opstapje werd gezien
naar \'het serieuze werk\'.

De veterinaire sector is echter sterk aan het veranderen.
Dierenartsen werken steeds gespecialiseerder en scholen
zich verplicht bij. Bovendien blijft men langer, en steeds
vaker definitief in loondienst. De arbeidssituatie voor de
practici in loondienst is echter veelal niet mee veranderd.
Dat deze situatie vaak vervelende consequenties kan heb-
ben is inmiddels bekend. Vanaf nu wordt daar iets aan ge-
daan. En kunnen jullie er iets aan doen: via de Belangen-
groep Practici in Loondienst (BPL).

WatisdeBPL?

De BPL stelt zich tot doel "Het vertegenwoordigen van
de specifieke belangen van practici in loondienst in
Nederland". Zij wil dit doen door:

• te voorzien in een overlegorgaan voor practici in loon-
dienst onderling

• te inventariseren wat de actuele wensen en belangen van
de practici in loondienst in Nederland zijn en deze uit te
dragen

• te zorgen voor capabele vertegenwoordigers van prac-
tici in loondienst in de bestuurlijke organen van de
KNMvD

• te zorgen voor gedegen aansturing van deze vertegen-
woordigers

• zich voortdurend te beraden op de positie van de practi-
cus in loondienst in Nederland.

Positionering

De BPL heeft een status aparte omdat zowel leden van de
KNMvD als niet-KNMvD-leden lid kunnen worden. Als
co-assistent kun je aspirant-lid worden. Dit is belangrijk
voor de opbouw van een achterban; hoe meer leden, hoe
groter jullie invloed.

Aandachtspunten

De eerste aandachtspunten van de BPL zullen liggen op
het gebied van arbeidsrechtelijke zaken. Denk hierbij aan
salariëring en vergoedingsstructuren voor diensten. Verder
komen secundaire arbeidsvoorwaarden als pensioenfonds
en conflictbemiddeling aan bod. Hierbij staan een open
dialoog met de werkgevers in de praktijk, en het streven
naar wederzijds werkbare oplossingen voorop.

Aanmelden

Neemjij straksje werk in loondienst serieus, wordt dan nu
al aspirant-lid. Mail of schrijf naar onderstaand adres.
Of
je wel of geen lid bent van de KNMvD, en overweegt in
het buitenland te gaan werken maakt niet uit.

Secretariaat BPL, Boschhoven 36a, 5595 AR Leende,
e-mail:
hpl@chello.nl

Algemene voorwaarden en intrekking Algemene betalingsvoorwaarden

De KNMvD heeft dit jaar Algemene Voorwaarden opge-
steld. Deze Algemene Voorwaarden zijn onder nummer
02/192 gedeponeerd bij de Griffie van de Arondissements-
rechtbank te Utrecht. In het verleden hebben veel dieren-
artsenpraktijken de Algemene Betalingsvoorwaarden van
de KNMvD gebruikt. De nieuwe Algemene Voorwaarden
zijn veel ruimer en bevatten meer punten dan de Algemene
Betalingsvoorwaarden. In de nieuwe Algemene Voor-
waarden zijn onder artikel 6, ter vervanging van deze
Algemene Betalingsvoorwaarden, bepalingen betreffende
tarieven, honoraria en betalingscondities opgenomen.

Intrekking Algemene betalingsvoorwaarden

De oude Algemene Betalingsvoorwaarden zullen door de
KNMvD per 31 december 2002 worden ingetrokken. Dat be-
tekent dat u niet meer naar deze Algemene Betalings-
voorwaarden kunt verwijzen vanaf 1 januari 2003.

Informatie

Voor verdere informatie verwijzen wij u naar het artikel over
de Algemene Voorwaarden in het Tijdschrift voor Dier-
geneeskunde van 1 juli 2002, pagina 437-8. De tekst van de
Algemene Voorwaarden kunt u downloaden van het gesloten
deel van de website van de KNMvD, onder \'Praktijk-
voering\'. Mocht u niet beschikken over deze mogelijkheid,
dan kunt u uitsluitend schriftelijk een exemplaar aanvragen
bij het bureau van de KNMvD. Aanvragen gaarne sturen per
fax (030-2511787) of per post naar Bureau KNMvD ter at-
tentie van mevrouw A. de Reuver-van Zijl, Postbus 14031,
3508 SB Utrecht.

Voor verdere informatie kunt u contact opnemen met de
heer mr. L.A. Broere, juridisch medewerker bij de KNMvD
per e-mail (
I.broere@knmvd.nl) of telefonisch (030-
2510II1).

-ocr page 336-

Ja,

maar ontworm me dan
wel 4 keer per jaar.

t

Ik geef je honderd
zoenen per dag.

Drontal®Cat

TABLETTEI^
COMPRIMÉS

Voer katten Â£â€ždoparasiiictim

PourOMtt _

rarffo«" 2 TABIETTEN

comprimer

O

DrontaPCat

Wormen zijn een ernstige bedreiging voor de gezondheid van zowel mens als dier. Een herbesmetting is niet te voorkomen.
Bovendien zijn wormen moeilijk te zien, terwijl ze wel degelijk bij het huisdier aanwezig kunnen zijn. Daarom is regelmatig
ontwormen (4 keer per jaar) noodzakelijk I

Benaming: DRONTAL® Cat Samenstelling: Elke tablet bevat 20 mg praziquantel, 230 mg pyrantelembonaat. Farmaceutische vorm en verpakking: Omhulde tabletten. Verpakkingen
van 2 en 100 tabletten in aluminlum-polyethyleen folie. Toegelaten diersoort: Kat. Indicaties: Voor de behandeling van menginfestaties van rondwormen en lintwormen bii de kat
zoals: volwassen spoelwormen >94%*: Toxocara cati, syn.mystax, Toxascaris Leonina,, volwassen haakwormen >97 %*: Ankylostoma tubaeforme, lintwormen >99 %*: Dipylidium
caninum, Taenia spp, Echinococcus multilocularis (* Procentuele wormreductie, mediaanwaarde). Aangezien llntworminfestaties niet optreden voor de derde levensweek bii de kat is
toediening voor deze leeftiid niet geïndiceerd. Interacties: Niet combineren met piperazine. Contra-Indicaties: In afwachting van toereikende studies met deze combinatie, wordt het
gebruik van Drontal* Cat tiidens de dracht afgeraden. Ongewenste effecten: Er zijn geen ongewenste effecten gekend. Dosering: 5 mg praziquantel en
57,5 mg pyrantelembonaat per kg lichaamsgewicht. Dit correspondeert met één tablet per 4 kg lichaamsgewicht. Toedieningswijze: Orale toediening.
De tabletten kunnen als dusdanig of in een vleesballetje toegediend worden. Ze kunnen ook geplet en door het voedsel gemengd worden.
Dieetmaatregelen zijn niet nodig. Kanalisatiestatus: vrij.

Bayer

Bayer B.V. energieweg 1 NL - 36i|iRT Mijdrecht 0297-280 666

Drontal®. 4 x per jaar een klein gebaar.

-ocr page 337-

Website Stichting Veterinair
Kwaliteitsorgaan in de lucht.

• De site van het VKO: www. veterinairekwaliteit. nl is
vanaf 1 november in de lucht.

• Op deze site vindt u naast een overzicht van diverse
veterinaire kwaliteitsrichtlijnen zoals GVP-codes
en criteria voor de erkenningsregelingen ook di-
verse standaardformulieren als GVP-verklaringen
en formulieren voor de registratie van contacturen
en nascholingspunten.

KRD/ISO (9001-2000) vastgesteld

Het bestuur van het VKO heeft in haar vergadering van
24 oktober 2002 de KRD/ISO (9001 -2000)-criteria ver-
sie 2002-1 vastgesteld. De criteria zijn tot stand geko-
men in samenwerking met practici die ervaring hebben
met praktij kcertificatie, deskundigen vanuit de
Projectgroep Stimulans KRD-ISO en deskundigen op
het gebied van ISO certificatie. Het Bestuur van het
VKO heeft de criteria voor een periode van vier jaar
vastgesteld. Uiteraard kunt u deze criteria vinden op de
site van het VKO:
www.veterinairekwaliteit.nl. Indien u
niet beschikt over internet dan kunt u de criteria opvra-
gen bij het bureau van het VKO:

030-2510111
030-2511787

Telefoonnummer:
Fax:

Aanvulling reizen met huisdieren
naar het Verenigd Koninkrijk

In aflevering 20 van het TvD d.d. 15 oktober 2002 is in
de rubriek Actua aandacht besteed aan het reizen met
huisdieren naar het Verenigd Koninkrijk (blz. 632) door
middel van het Pet Travel Scheme (PETS),
in dit artikel worden twee vaccins genoemd waarmee
dieren kunnen worden gevaccineerd tegen rabiës, deze
vaccins zijn goedgekeurd en geregistreerd voor de
Britse markt. Aanvullend delen wij mee dat dieren in
Nederland eveneens met andere rabiësvaccins kunnen
worden geënt. Een aantal van deze vaccins is in
Engeland weliswaar niet op de markt, maar in
Nederland zijn deze vaccins wel geregistreerd en goed-
gekeurd.

Voor het lidmaatschap van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor
Diergeneeskunde hebben de volgende colle-
gae zich aangemeld:

Fiores, E.; 1993; 3563 RC Utrecht; Aca-
pulcodreef77.

Gog, Mevr. K. van; 2001; 5451 WL Mill;
Schepershof 12.

Maes, Mevr. A.; 2002; Hazegrasstraat 5;
9940 Evergem (B).

Miellet, Mevr. VE.EJ.; 2002; 2025 DZ Haar-
lem; Dr. De Liefdestraat 24.

Schuurmans, R.L.; 2002; 8532 BW Lemmer; Slachdrompel 15.

Als lid van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde
heeft het Hoofdbestuur aangenomen:

Geurts, M.A.J.; 2002; 5923 BR Venlo-Blerick; Fred. Hendrikstraat 4.
Smit, Mevr. L.; 2002; 3405 XT Benschop; De Hof 8.

Voor het dierenartsexamen van 1 november 2002 zijn geslaagd:

Aarle, D.M.P.
Agter, Mevr. A.R.
Bleeker, Mevr. M.A.
Hoogelander, Mevr. B.
Huetink, Mevr. R.E.C.
Koek, Mevr. E.T.W.
Korthals Altes, M.W.
Leest, Mevr C.J. de
Peterse, Mevr. B.
Phüippa, J.D.W.
Smallegange, Mevr. M.M.R.
Valk, B. v.d.
Voermans, Mevr. M.

Overlijdensberichten:

Op 13 oktober 2002 J.H. Boersema te Zeist.

Promoties:

Op 4 december 2002 Drs. E.C. Soethout te Odijk.
Op 19 december 2002 Drs. J.A.M. Muskens te Helvoirt.

Mutaties:

Aarle, D.M.P.; 5472 PM Loosbroek; Kronimedelseweg 8; tel. privé
mobiel: 06-12092425; E-mail privé: dennisvanaarle(a hotmail.com

Achten-van Dijk, Mevr. L.C.M.L.; 1996; 5388 GD Nistelrode;
Kloostcrhof.38; tel. privé: 0412-617511; fax privé: 0412-617511;
E-mail
privé: k-H.achtcn@12move.nl; p., geass. met PM.J. Wulms; tel.prakt.:
0412-656767; fax prakt.: 0412-676067.

Agter, Mevr. A.R.; 3438 VV Nicuwcgein; Orpheuslaan 22; tel.
privé: 0.30-6041516.

*Annee, Mevr. M.P; 2001; 3981 CL Bunnik; Groeneweg 20; tel.
privé: 030-2510969; E-mail privé: maikeannee@hotmail.com: p., medew.
bij W.S.J. Rasenberg; tel. prakt.: 013-5400215; fax prakt.: 013-5400216.

Baren, D. van; 1969; 9531 JP Borger; Ambachtsstraat 21; tel. privé:
0599-236215;
r.d.

Bleeker, Mevr. M.A.; 3981 ZR Bunnik; Vletweide 180; tel. privé:
030-6564957.

Brattinga, Ir. C.R.; 2002; 2953 XZAIhlasserdam; Scheepmakersstraat
28; tel. privé: 078-6934249;
p., medew. bij Ph.K.H. Juch en M.J.M. Koch; tel.
prakt.: 078-6930055; fax prakt.: 078-6914300.

Dixhoorn, Mevr. I.D.E. van; 1998; 4143 LN Leerdam; Recht van ter
Leede 35; tel. privé: 0345-621358; E-mail privé: ingrid.van.dix-
hoorn@12move.nl; p.,
H,A.D. Bax, K.J. Broekhuizen, T.W.M.
Hekerman, Mevr. N.J.J.M. Heutink-Mastenbroek, C.G.M. Jonkers,
C.J.H. Neijenhuis, J.R. Overbeek, R.H. Ruppert, Mevr. A.C. van
Tilburg-van Zutphen, M.J. Verburg, P.W.L. Verweij en A. Zuring; tel.
prakt.: 0345-612270; fax prakt.: 0345-632195.

Geessink-Laterveer, Mevr.N.A.; 1995; 7241 EP Lochem; Nieuweweg
17; tel. privé: 0573-432666; E-mail privé: laterveer.n@woridonline.nl; p.,
medew. bij J.H.M. Put, A.J.H.M. Roelofs, Ing.C.B. van der Sluijs, A.
Timmerman en H.J.P Verkerk; tel. prakt.: 0547-292827; fax prakt.: 0547-
292562; E-mail prakt.: dap.hagmolen@worldonline.nl.

Geurts, M.A.J.; 2002; 5923 BR Venlo-BIerick; Fred. Hendrikstraat 4;
tel. privé: 077-3969795; E-mail privé: geurtstheo@hotmail.com; d. medew.
bij J.A.G. Geurts; tel. prakt.: 077-3823607; fax prakt.: 077-3824307.
(toev.
als lid)

Personali

-ocr page 338-

Wat U ziet is een dier dat zich goed voelt.
Wat u niet ziet is hoe intelligent Baytril® te
werk gaat. Geholpen door fagocyten stevent
Baytril® recht op zijn doel af, recht naar de kern
van het probleem: de infectie. Op de plaats van
infectie bereikt Baytril® de hoogste concentratie.
Baytril® geeft snel verbetering en werkt tegen
een uitgebreid gamma van ziekteverwekkers
zelfs wanneer zij zich intracellulair bevinden.
Meer nog, Baytril® wordt goed verdragen en tast
nauwelijks de intestinale flora aan. Baytril moet
slechts éénmaal per dag worden toegediend en
is ook verkrijgbaar als injectie. Baytril® werd reeds
10 jaar in alle landen grondig gedocumenteerd.

Intelligence at work.

Bayer (

®

IThe Effective Anti-Infective.

Baytril® tabletten 15 mg: 15 mg Enrofloxacin per tablet. Baytril® tabletten 50 ntig: 50 mg Enrofloxaoin per tablet. Baytril® tabletten 150 mg: 150 mg Enrofloxacin per tablet. Dosering en wijze
van toediening:
5 mg Enrofloxacin per kg lichaamsgewicht éénmaal per dag. Dit komt overeen met één tablet a 15 mg per 3 kg lichaamsgewicht of één tablet a 50 mg per 10 kg lichaamsgewicht of
één tablet a 150 mg per 30 kg lichaamsgewicht. Baytril® tabletten zijn bestemd voor orale toediening, als dusdanig ol vermengd met voedsel. BEHANDELINGSDUUR 5 a 10 dagen, naargelang de ergheid
van de aandoening en de evolutie van het genezingsproces.
Baytril® 2,5 % injectievloeistof. Samenstelling: 2,5 g enrofloxacin per 100 ml. Dosering en wijze van toediening: 5 mg per kg of 0,2 ml/kg
één keer per dag. Voor subcutane injectie 5 è 10 dagen, naargelang de ergheid van de aandoening en de evolutie van het genezingsproces.
Indicaties: Enrofloxacin mag alleen geïndiceerd op gelelde
van een specifiek antibiogram worden toegepast; • infecties met voor enrofloxacin gevoelige bacteriën en mycoplasmata, met name infecties van: het maagdarmkanaal veroorzaakt door Escherichia coli
en Salmonella spp,; de luchtwegen veroorzaakt door Pasteurella spp., Escherichia coli, Klebsiella spp., Bordetella spp., Staphylococcus spp., Pseudomonas spp., Mycoplasma spp., diverse gram-nega-
tieve bacteriën ; de urinewegen veroorzaakt door Escherichia coli. Staphylococcus spp., Klebsiella spp., Pseudomonas spp., Proteus spp.; de geslachtsorganen veroorzaakt door Escherichia coli.
Staphylococcus spp., Pseudomonas spp., Proteus spp.. Brucella canis. Mycoplasma spp.; de huid veroorzaakt door Staphylococcus spp., Escherichia coli, Pseudomonas spp., Proteus spp.; • otitis media
veroorzaakt door Pasteurella spp.. Staphylococcus spp. en andere voor enrofloxacin gevoelige bacteriën.
Contra-indicaties: Behandeling van opgroeiende honden tot de leeftijd van één jaar en bij zeer
grote rassen tot de leeftijd van 18 maanden is tegenaangewezen, aangezien er beschadiging van het gewrichtskraakbeen kan optreden.Toediening aan andere diersoorten dan deze die geïndiceerd zijn
is tegenaangewezen.
Ongewenste effecten: Geen.

Registratiehouder voor Nederland : Bayer BV, Energieweg n°1 3641 RT - Mijdrecht 0297-280666 http:// dier.bayer.nl Baytril 15 mg tabletten Reg NL 7865- Baytril 50 mg tabletten -Reg NL 7866 Baytril
150 mg tabletten Reg NL 7867 Baytril 2,5 % injectie Reg NL 3144

-ocr page 339-

♦Giesen, J.A.J.; 1978; 5684 NC Best; Heuveleindseweg 2; tel. privé:
0499-496627; p., geass. met K.M.L.Böhm, A. van Dorsser en E. Noorman;
tel. prakt.; 0499-374205; E-mail prakt.; info@dierenkliniek.nl.

*Gorissen, Mevr. C.P.; 2002; 6211 GS Maastricht; Achter het
Vleeshuis 38; tel. mobiel privé: 06-44308299; E-mail privé:
ClaudiagorissenCô^^hotmail.com; d.

Hartog, M; 1995; 3361 AW Sliedrecht; Rivierdijk 318; tel. privé:
0184-422778;
E-mail privé: hartog.bronwasser@12move.nl; p., medew.
bij C.W. Davidse en K.J.F. Davidse-Brants; tel. prakt.; 0184-618870; fax
prakt.: 0184-613192 en bij Ph.K.H. Juch en M.J.M. Koch; tel. prakt.: 078-
6930055; fax prakt: 078-6914300.

Hoogelander, Mevr. B.; .3342 BA Hendrik Ido Ambacht; Bouquet
50; tel. privé: 078-6819416; E-mail privé: bhoogelander@hotmail.com.

Huetink, Mevr. R.E.C.; 5126 DA Gilze; Molenstraat 35; tel. privé:
0161-456174; tel. privé mobiel: 06-4838264.

Jobse, K.W.; 1998; 3882 LM Putten; Achterridderweg 5; tel. privé:
0341-491029; p., medew. bij R.P.A.M. Brok, G. Hanstede, Mevr. E.C.
van Leeuwen, .Mevr. M.S.H.Thesingh,E. van Veldhuizen en Mevr.C.M.
Wessel; tel. prakt.: 033-2460305; fax prakt.: 033-2451544; E-mail
prakt.: info@dapnijkerk.nl.

Klaver, R.; 1991; 9931 EC Delfzijl; Biessumerwaard 57; tel. privé:
0596-618131; E-mail privé: r.klaver@club.tip.nl; p., gezelschapsd. ; tel.
Prakt. : 0596-619221.

Koek, Mevr. E.T.W.; 8166 HJ Emst; Grensweg 16; E-mail privé:
lizzyannkoek@hotmail.com.

" Korthals Altes, M.W.; 3572 BH Utrecht; Biltstraat 84; tel. privé
mobiel: 06-47128647; E-mail privé: mw korthalsaltes@hotmail.com.

Lansaat. P.; 1980; 8162 HA Epe; Beekstraat 9; tel. privé: 0578-
621583; r.d.

Leest, Mevr. C.J. de; 2002; 3771 HT Barneveld; Bloemendaallaan 37;
tel.
privé: 0342-408776; E-mail privé; cjdeleest@hotmail.com; p., medew.
bij K.J. Coppoolse en J.A.Z. Kraai; tel\', prakt.: 0548-362004; fax prakt.:
0548-362058; E-mail prakt.: dacholten@zonnet.nl.

Lom, H. van; 1998; 7722 JM Dalfsen; Heinoseweg 7; tel. privé: 0529-
430957;
E-mail privé: H.vanlom@12move.nl; p., medew. bij G.E.M.
Bistervels, A.P. Kleinjan, W.D.J. Laanbroek en R.A. Nederlof; tel. prakt.:
0529-435363; E-mail prakt.: dierenartsen.dalfsen@hetnet.nl.

Loon, J.RA.M.; 2000; 4706 LE Roosendaal; Moriondijk 32; tel.
privé: 0165-565463; E-mail privé; thijsvloon@hotmail.cora; p., medew. bij
A.J.C. Bakx, B.J.A.M. Boschker, Mevr. E Lauwerijssen, A.J.M. Meesters,
J.EJ. Segers, J.M. Verbocht en M.A. van Zuijlen; tel. prakt.; 0165-583750;
fax prakt.: 0165-583751; E-mail prakt.; dac.roosendaal-wouw@wxs.nl.

Mayer, Mevr. 1. de; Gent 1999; 5I22HV Rijen; Margrietstraat 46;
tel. privé: 0161-240648;
p., medew. bij Mevr. E.M. van Aubel-Laugeman;
tel.prakt.: 013-5420274.

Muskens. Dr. J.A.M.; 1983; Ü 2002; 5268 GA Helvoirt; \'t Heike 1 ; tel.
privé; 0411-643239; E-mail privé; j.muskens@gdvdieren.nl; Specialist
Rundergezondheid; Gez.heidsd. voor Dieren Deventer; tel. bur.: 0570-
660422; fax bur.; 0570-660345.

Peterse, Mevr. B.; 3584 DZ Utrecht; Cambridgelaan 217; E-mail
privé: b_peterse@hotmail.com.

Philippa, J.D.W.; 3582 KL Utrecht; Markstraat 28; tel. privé: 030-
2543641.

*Schcers, R.J.T.; Gent 2002; 7031 GC Wehl; Kemnadewcg 15; tel.
privé: 0314-681823; E-mail privé: royschecrs@hotmail.com; p.,
medew. bij H. Willems; tel. prakt.: 024-6412208.

Smallegange, Mevr. M.M.R.; 3705 ZP Zeist; Warande 191 ; tel. privé:
030-6950182; E-mail privé: m.m.r.smallegange@students.vet.uu.nl.

Smit, Mevr.L.; 2002; 3405 XT Benschop; De Hof 8; tel. privé: 0348-
452292; d.
(toev. als lid)

Slaats, J.G.A.; 1966; 6086 AT Neer; Leudalweg 16; tel. privé; 0475-
591980;
E-mail privé: j.slaats@planet.nl; r.d.

Soethout. Dr. E.C.; 1995; U 2002; 3984 NS Odijk; Dominee van
Haaftenplantsoen 2; tel. privé: 030-2514711; medew. bij UU, FD, hfdafd.
gezondheidsz. landb. huisd.

Steltenpool, B.A. ; 1996 ; 8222 RB Lelystad ; Bronsweg 32 ; tel. privé:
0320-214463; E
-mail privé: b.steltenpool@planet.nl; p., geass. met
R.J.M. van Gent en H.W. Giesen; tel. prakt.; 036-5221521; fax prakt.; 036-
5226060; E-mail prakt.: dierenartsenpraktijkflevoland@planet.nl.

Thuring, VJ.W.; 2001; 7622 LM Borne; Oude Deldensestraat 31 ; tel.
privé: 074-2667924; E-mail privé; v.thuring@hotmaiLcom; p..
medew. bij
J.J.M. EIberink, O. EIberink en M.A.M. Evers; tel. prakt.: 0546-
441444; fax prakt.: 0546-442036.

Valk, B. v.d.; 9283 VA Surhuizen; Deutechemstraat 14; E-mail
privé: vbauke@hotmaiLcom.

Veer, J. van der; 2000; 3712 BN Huis ter Heide; Dolderseweg 37; tel.
privé; 030-6910229; p., geass. met Mevr. M.J. van der Veer-van Hussen; tel.

prakt.: 030-2282211; fax prakt.: 030-2317003; E-mail prakt.: info@dieren-
kliniekdendolder.com.

Veer van der-Hussen van, Mevr. M.J.; 1999; 3712 BN Huis ter Heide;
Dolderseweg 37; tel. privé: 030-6910229; p., geass. met J. van der Veer; tel.
prakt.: 030-2282211; fax prakt.: 030-2317003; E-mail prakt.: info@dieren-
kliniekdendolder.com.

Verkaik, R.; 1986; 2931 AH Krimpen a/d Lek; Lekdreef 7; tel.
privé; 0180-520012; E-mail privé: rverkaik@worldonline.nl; p., gezel-
schapsd.; tel. prakt.: 0180-522336; fax prakt.: 0180-525183.

Voermans, Mevr. M.; 3581 XG Utrecht; Beukstraat 26; tel. privé:
030-2520935; E-mail privé: margreetvoermans@hotmail.com.

Wel, D. van der; 1965; 9991 AL Middelstum; Hippolytuslaan 62; tel.
privé: 0595-551781 ; r.d. per 01 -01 -03.

*Wesseling, Mevr. D.; 1988; 4911 AV Den Hout; Houtse Heuvel 63;
tel. privé: 0162-436659;
E-mail privé: dwe$seling@hotmail.com; d.
Beleidsmedew. medische staf St. Elisabeth Ziekenh.; tel. bur.; 013-
5393185; E-mail bur.: d.wesseling@elisabeth.nl.

Congressen &. Symposia

November

21/23 ESVD workshop Exotic Animal Der-
matology. Universiteit van Utrecht.
Voor verdere infomiatie http://www.-
esvd.orgofN.J.Schoemaker@vet.uu.nl
26/28 Groep Groot Dagen te Papendal, Arn-
hem.

National member organisation congress, Finlands Veterinar-
fórbund, locatie; Helsinki, info:
Payla-Junnilainen@,islh.inter-
min.fi.

27/29

December

6/7 Maastricht International Congress on Equine Medicine. Internet;
www.welcome.to/micem, e-mail: micem2002@hotmail.com

6/8 Veterinary Congress, Association Vétérinaire Equine Française,
Locatie: Lc Touquet, Normandy. Info avef@wanadoo.fr

2003

Maart

14/15 XV. Tagung über Pferdekrankheiten im Rahmen der EQUITANA
mit begleitender Industrieausstellung, Essen. Schwerpunktthemen:
Erkrankungen des alternden Pferdes, Headshaking beim Pferd.
Veranstalter: Tierklinik Hochmoor GmbH. Information und
Anmeldung; Tel. -1-49-2863/2099-0, Fax -1-49-2863/20 99-20, e-mail:
info@tierklinik-hochmoor.de, www.tierklinik-hochmoorde

15 Seminar über Praxismanagement für Klein- und Großtierpraktiker im
Rahmen der EQUITANA, Essen. Finanzplanung, Wirtschaftlichkeit,
Praxisführung. Veranstalter: Tierklinik Hochmoor GmbH, Information
und Anmeldung: Tel. -^49-2863/2099-0, Fax -f49-2863/20 99-20, e-
mail: info@tierklinik-hochmoor.de, www.tierklinik-hochmoorde

17/22 Internationaal PHLO seminar; New Developments in Feed Evaluation.
Inschrijving is mogelijk tot 20-01-2003 bij het Bureau PHLO,
Wageningen, tel.: 0317 484 093.

April

03/06 Veterinary congress, British Small Animal Veterinary Association,
locatie: International Congress Center, info: Susanna@beva.org.uk.

Mei

22/25 Veterinary congress. Federation of European Companion Animal
Veterinary Associatons/ APMVEAC, locatie: Congress Estoril,
Portugal, info: s.orr@rIafflea.demon.co.uk

September

10/13 Veterinary congress, British Equine Veterinary Association, locatie;
Birmingham, info: Susanna@beva.org.uk

-ocr page 340-

SOLUDOX 50%

®

Uniek, Helder, Praktisch

2 doseringen, 2 wachttijden voor pluimvee
korte wachttijd varken
uitstekende oplosbaarheid
eenvoudig in gebruik en veilig

WachtBjaf

Varken: vlees: 5 dagen

Niet-eierleggende kip: vlees: 5 dagen, bij maxinnaal 10 mg/kg
lichaamsgewicht, gedurende maximaal 4 dagen, vlees: 12 dagen, ]
bij maximaal 20 mg/kg lichaamsgewicht, gedurende maximaal
4 dagen.

Diergeneesmiddel REC NL 9612 - UDA Samenstelling: 1 g bevat: doxycyclinehyclaat 500 mg. Indicatie: Varken: Atrofische rhinitis, Bronchopneumonie,
Pleuropneumonie.
Niet-eierleggende kip: Pasteurellosis, respiratoire infecties. Dosering: Varken: Per dag 2 g Soludox 50% per 100 kg lichaamsgewicht
gedurende 3 - 4 dagen.
Niet-eierleggende kip: Pasteurellosis: Per dag 2 g Soludox 50% per 100 kg lichaamsgewicht gedurende 3 - 4 dagen / ORT:
Per dag 4 g Soludox 50% per 100 kg lichaamsgewicht gedurende 3 - 4 dagen.

Voor nadere informatie raadpleeg Eurovet Nederland BV, Handelsweg 25, 5531 AE Bladel, Tel 0497 38 86 88

-ocr page 341-

Voor dierenartsenpraktijken die het kwaliteitscertificaat KRD/ISO
willen behalen is er nu een

Sluitingsdata voor kopij

Cursus KRD/ISO certificering

Eisen die gesteld worden:

- De praktijken dienen een KRD-kwaliteitsniveau te hebben

- Er dient binnen de praktijk consensus te bestaan over het nut van
certificeren

- Het is de intentie dat na afloop van de cursus de praktijken daad-
werkelijk zullen certificeren

Voor inlichtingen bel 0117-492174, gaarne na 19.00 uur.

Aflevering:

15-12-2002
01-01-2003
15-01-2003
01-02-2003

Deadline")

maandag
donderdag
maandag
maandag

25-11-2002

12-12-2002
30-12-2002

13-01-2003

*) Voor 10.00 uur \'s morgens.

Ter overname aangeboden:

Gezelschapsdierenpraktijk
(met kattenpension)

te Leidschendam.

- goed geoutilleerde praktijk

- zeer goed onderhouden woon/praktijkpand (koop)

- uitstekende dienstenregeling

- uitgebreide documentatie aanwezig

Uw schriftelijke reactie kunt u richten aan Dix &. Co B.V., Postbus
14108, 3508 SE Utrecht, ter attentie van Wiro Westerwoudt.

Wegens het vertrek van één van onze dierenartsen ben ik op zoek
naar

een dierenarts (m/v)
voor 32 uur per week

Mijn praktijk behandelt voornamelijk gezelschapsdieren en een klein
deel (10%) landbouwhuisdieren.

Deelname aan de dienstenregeling is een vereiste. Ervaring is een
pré maar niet noodzakelijk.

Ik verzoek belangstellenden hun schriftelijke sollicitatie binnen veer-
tien dagen te sturen naar: R.C.A. Bos, Hengelosestraat 290, 7521 AM
Enschede. Telefoon: 053-4345777.

DierGezondheidsCentr urn

* Boven-Veluwe

DierGezondheidsCentrum Boven-Veluwe w/ordt gevormd door
acht dierenartsen en vijf assistentes, die zoveel mogelijk dier-
soort gedifferentieerd werken. Het betreft een gemengde prak-
tijk, waarbinnen alle diersoorten (gezelschapsdieren, rundvee,
varkens, paarden, vleesvee en pluimvee) vertegenwoordigd zijn.
Wegens vertrek van één van de dierenartsen zijn wij per 1 januari
2003 op zoek naar een nieuwe collega

DIERENARTS M/V

Van u wordt gevraagd:

- differentiatie landbouwhuisdieren

- deelname in eerstelijns landbouwhuisdierenpraktijk en daarnaast interesse voor, en de bereidheid zich te ontwikkelen in,
de varkensgezondheidszorg

- deelname in avond- en weekenddiensten (landbouwhuisdieren)

- een enthousiaste, sociale persoonlijkheid, die goed in teamverband kan werken.

Wie bieden u:

- een fulltime functie in een moderne groepspraktijk, gevestigd in een nieuw praktijkpand

- ruime ontwikkelingsmogelijkheden

- honorering volgens de normen van de KN MvD

- een plezierig en gedreven team.

Voor nadere inlichtingen: mevr. Hennie Boer, praktijkmanager

dhr. Hans Smit, dierenarts

Graag uw schriftelijke sollicitatie met c.v. binnen twee weken richten aan:

DierGezondheidsCentrum Boven-Veluwe, ter attentie van drs. H. Smit, Rondweg 78, 8091 XC Wezep. Telefoon: 038-3766200.
U wordt verzocht hierbij duidelijk aan te geven wat uw interesses, verwachtingen en wensen zijn, zowel op het professionele als
op het sociale vlak.

-ocr page 342-

Dierenkliniek Hellevoetsluis, een goed geoutilleerde gezel-
schapsdierenkliniek, zoekt een

Dierenartsen AnimalCare, een gemengde praktijk te Har-
derwijk/Ermelo zoekt voor de vestiging Ermelo in verband
met het vertrek van één van de maatschapsleden een

enthousiaste dierenarts
(parttime/fulltime) m/v

nieuwe collega (m/v)

Ons team, bestaande uit drie dierenartsen en vijf paraveteri-
nairen, V(/erkt zowel op eerste- als tweedelijns niveau.

We zoeken een collega die beschikt over:

- en professionele en praktische instelling;

- eigen initiatief;

- een goede communicatie, zowel binnen een team alsook
naar de klanten toe

- redelijke zelfstandigheid binnen de eerstelijns dierge-
neeskunde.

Wij bieden een goede werkplek, in een prettige omgeving,
met goede toekomstmogelijkheden. Meedraaien in een
dienstenregeling zal mede tot de werkzaamheden behoren.

Schriftelijke sollicitaties kunt u richten aan:

Dierenkliniek Hellevoetsluis, Duindoornstraat zA, 3222 XE

Hellevoetsluis.

Wij vragen:

- differentiatie landbouwhuisdieren, in bezit van varkens-
erkenning of bereid deze te halen

- goed commercieel inzicht gepaard met daadkracht

- interesse in de eerstelijns geneeskunde van het paard

- volledig meedraaien in de diensten en dus bereid om in
Ermelo of Harderwijk te gaan wonen

- zo mogelijk enige ervaring.

Wij bieden:

- een goed geoutilleerde praktijk

- mogelijkheid voor het volgen van nascholing

- salariëring volgens KNMvD-normen

- bij gebleken geschiktheid toetreding tot de maatschap.

Inlichtingen bij C. Verhoeven, telefoon 0341 - 560857.

Reacties binnen tien dagen richten aan:

Dierenartsen AnimalCare, Nassaulaan 1, 3851 XZ Ermelo,

t.a.v. G. Verhoeven.

DAP \'Van Stad tot Wad\' is een praktijk
met elf dierenartsen in de provincie
Groningen. Er wordt zoveel mogelijk
diersoortgericht gewerkt. In verband met
de pensionering van een collega en het
vertrek van onze paardendierenarts zijn
er pen januari 2003 twee vacatures.

ïlt

dierenartsen

"Het Westelijk Weidegebied"

D.C.C. Het Westelijk Weidegebied is een gemengde praktijk
met acht dierenartsen, waarin in toenemende mate dier-
soort gedifferentieerd gewerkt wordt.

Wegens het vertrek van een collega zoeken wij een

Dierenarts Landbouwhuisdieren
(m/v)

- Onze voorkeur gaat uit naar een collega met ervaring in
de rundveesector, die wil participeren in de avond- en
weekenddienst voor de landbouwhuisdieren

- Wij verwachten dat de nieuwe collega een uitdrukkelijke
bijdrage zal geven aan nieuwe ontwikkelingen in de rund-
veepraktijk.

- Salariëring volgens de KNMvD-normen.

je schriftelijke sollicitatie graag binnen 14 dagen richten aan
D.C.C. Het Westelijk Weidegebied, t.a.v. R.A.M. Montessori,
Dorpsstraat 221a, 3481 EG, Harmeien.

Voor inlichtingen kun je bellen met Rolf Been, of Rolando
Montessori, 0348-442653 (praktijk) en respectievelijk 0348-
481321 en 0348-445955 (privé).

fulltime dierenarts paard en rund m/v

Wij vragen voor de grote huisdieren-afdeling een dierenarts die
met name op het gebied van paarden de nodige ervaring bezit.
Hij/zij is verantwoordelijk voor de diergeneeskunde van het paard
binnen onze praktijk en is bereid deze sector verder uit te breiden.
Daarnaast is deze nieuwe collega inzetbaar in onze rundveesector

parttime dierenarts gezelschapsdieren m/v

Voor de afdeling gezelschapsdieren zoeken wij een collega met en/a-
ring, die bereid is om in eerste instantie op parttime basis (20
uur/week) onze groeiende afdeling gezelschapsdieren te komen ver-
sterken. Differentiatie gezelschapsdieren of aantoonbare ervaring in
de gezelschapsdieren is een vereiste.

Wij bieden:

- een collegiaal team

- goede toekomstmogelijkheden.

- salariëring volgens richtlijnen KNMvD

Als u zich aangetrokken voelt tot de provincie Groningen en u wilt
wonen en werken in een gebied waar nog ruimte is, dan kunt u uw
sollicitatie voorzien van cv binnen veertien dagen na het verschij-
nen van dit blad richten aan:

DAP \'Van Stad tot Wad.\' t.a.v. dhr A.M. Weitenberg, Postbus 17,
9790 AA Ten Boer, E-mail:postbus@amweitenberg .demon.nl

-ocr page 343-

Uit
de

hoofdredactie

Tot welke prijs?

De Nederlandse overheid heeft vraagtekens gezet bij de beoogde uitbreiding van de Europese Unie met
tien nieuwe lidstaten. Daarbij werd bezwaar gemaakt tegen voortzetting van het huidige systeem voor
het verstrekken van landbouwsubsidies. Dit is in lijn met de nieuwe politieke wind sinds dit jaar waarhij
het steeds meer geaccepteerd wordt dat Nederland op diverse fronten wat meer rekening met zichzelf
houdt. Het beleid van de nieuwe maar inmiddels demissionaire minister van Landbouw, Natuurbeheer
en Visserij doorbreekt enigszins de rigoureuze veranderingen van de vorige ministers door de klok op
landbouwgebied een stukje terug (proberen) te zetten, zoals tot uiting komt in voorstellen voor ruimere
mestnormen en het toch gedogen van de pelsdierhouderij.

Dit laat onverlet dat de wolken boven veterinair Nederland donkerder worden. De aantallen landbouw-
huisdieren dalen al enkele jaren, een toenemend aantal slachthuizen sluit zijn deuren en de werkgele-
genheid voor dierenartsen in deze sectoren neemt daardoor af. De creatie van de \'practitioner \'die op af-
roep werkzaamheden voor de overheid (RVV) verricht en voor heide partijen een uitkomst was, komt
onder druk te staan.

In de krant van vandaag, 16 november kopt een artikel \'Mondiale vleescrisis dreigt\'. De vraag naar
vlees neemt explosief toe. Het is navrant dat de prominente rol die Nederland speelde in de vleesproduc-
tie gestaag kleiner wordt. De grote vraag leidt echter tot een onevenredige belasting van het milieu en
komt ten nadele van de wereldvoedselvoorziening. De omschakeling naar vleesvervangers op basis van
soja vermindert de dreiging en schept meer kansen voor de derde wereld.

Dit nummer bericht over de zorgelijke ontwikkeling waarin de diergeneeskundige professie en haar
raakvlakken zich bevinden. Het bevat tevens diverse bijdragen met betrekking tot de uitoefening van ons
beroep.

Het .schrikbarende getal van één op de zes dierenartsen die gedurende langere tijd arbeidsongeschikt is,
is zonder meer alarmerend. Met name dierenartsen voor landbouwhuisdieren raken in de knel. waarbij
burn-out een belangrijke oorzaak is. Over achtergronden en gevolgen kunt u in het artikel \'Help. de die-
renarts verzuipt! \'lezen.

De scholing voor de sterk veranderende beroepsuitoefening is deels achtergebleven. Studenten dierge-
neeskunde krijgen nu het nodige mee in het nieuwe curriculum van de studie diergeneeskunde: voor de
gevestigde dierenartsen vindt er bijscholing plaats, zoals themamiddagen en PAO-cursussen. Dit num-
mer van het Tijdschrift start met het eerste van een serie artikelen over veterinair ondernemen, een wel-
kom initiatief

Ook kunt u kennis nemen van de ontwikkelingen in de kwaliteitsrelatie tussen de dierenarts als leveran-
cier van diensten en de varkenshouder als klant/afnemer: alweer een uiting van de sterk veranderende
beroepsuitoefening.

Ik kan deze keer nauwelijks zeggen: "veel leesplezier". Toch is het de moeite waard door het lezen van
dit nummer van het Tijdschrift te beseffen dat veel collega \'s problemen hebben en te zien wat er aan ge-
daan wordt en wat u zelfkant doen. Hopelijk leidt dat tijdig tot het besef "niet tot elke prijs ".

I

Ed ter Laak

Tijdschrift
Diergeneeskunde

-ocr page 344-

Salmonella-ententls bij de hond, niet relevant?

Engeline van Duijkeren en Dirk Houw/ers\'

Summary

/« order to shed some Hght on the different
opinions regarding the importance of
Sahywnella infections in dogs, we gathered
some data from our laboratory database. Of
the 6589 faecal samples from diarrhoeic
dogs examined, 69 (1%) yielded
Salmonella
spp. Another eleven isolates were cultured
from materials other than faeces. If
Sal-
monella
spp. can be cultured directly from
faeces, this should he interpreted as clinically significant: however, even if
the organism is found only after enrichment it may still be a clinical case.
Antibiotic therapy is indicated in all dogs that are severely ill or have sys-
temic infection, fhioroyuinolones or Irimethoprim/sulphonamides being
drugs of choice. Double-blind placebo-controlled studies of humans with
gastroenteritis have shown that the length of postconvalescenl excretion of
Salmonella is not affected by antimicrobials. For the elimination of the car-
rier state, however, fluoroquinolones are successful in human medicine.
Salmonellae are zoonotic agents and transmission from dog to man has
been reported. This should he taken into account when deciding on antimi-
crobial therapy. Of our isolates (n=8l)). 96"/ci were susceptible to enrofloxa-
cin. 94
"/o to irimethoprim/sulphonamides, 94% lo gentamicin, 86% to am-
picillin and amo.xicillin-clavulanic acid, 47% lo cephale.xin and 63% lo
tetracycline.

Inleiding

Diarree komt bij de hond veel voor. Er zijn verschillende in-
delingen van diarree en één daarvan is die naar etiologie. Er
zijn dan twee hoofdcategorieën, namelijk niet infectieuze en
infectieuze oorzaken. De infectieuze zijn weer onder te ver-
delen in parasitaire, virale en bacteriële oorzaken. Wat dc
bacteriële oorzaken betreft gaat het hoofdzakelijk om
Sal-
monella
spp., Clostridium spp., Campylobacter spp. en pa-
thogene
E. coli (voornamelijk bij jonge honden, maar ook op
oudere leeftijd).

Over het voorkomen, de diagnostiek en de eventuele behan-
deling van de bacteriële oorzaken van diarree bij de hond,
bestaan nogal wat onduidelijkheden en misverstanden. Door
sominigen wordt het nut van de faeceskweek van honden
met diarree betwijfeld. Ook over het gebruik van antibiotica
zijn de meningen verdeeld. Naar aanleiding van twee recente
publicaties (TvD 127 (8): 262-4 en Diergeneeskundig Me-
morandum 2001; 48-No.2) hebben wij de data van alle
Sal-
;no«e//a-positieve kweken van honden van 1993 tot mei
2002 op een rij gezet.

Resultaten retrospectief onderzoek

In de periode 1993 tot mei 2002 heeft het VMDC 6589
faecesmonsters van honden voor bacteriologisch onderzoek
ontvangen van dierenartspraktijken uit heel Nederland. Alle
honden hadden als klacht acute of chronische diarree. Uit 69
is 5a//77one//a gekweekt (1 %).

Uiten VOO
d(

praktijl

Verder is in deze periode Salmonella gekweekt uit elf andere
dan faecesinonsters (Zie tabel 1). Deze monsters waren af-

\' Veterinair Microbiologisch Diagnostisch Centrum. Faculteit der Diergeneeskunde.
Universiteit Utrecht.

Tabel i. Salmonella-positieve monsters van honden in de periode 1993-mei 2002.

aard monster

aantal

klacht/diagnose

faeces

69

diarree

darm

enteritis

Inn. mesenteriales

bloederige diarree

abces Inn. mesenteriales

liquor

meningitis

prostaatvocht

prostatitis

synovia

artritis kniegewricht

buikvocht

koorts, anemie, bolle buik

melk

mastitis

komstig van dierenartspraktijken, de Hoofdafdeling Patho-
logie en de Kliniek voor Gezelschapsdieren van de Faculteit
der Diergeneeskunde.

Het totaal aantal honden waaruit Salmonella is geïsoleerd is
dus tachtig. Van deze honden waren 49 (70%) jonger dan één
jaar, 21 één jaar of ouder, en van tien honden was de leeftijd
onbekend. Van de tachtig positieve monsters konden in twin-
tig (25%) gevallen de
Salmonellae direct worden aange-
toond en in zestig (75%) gevallen alleen via ophoping in
Seleniet.

De meeste isolaten behoorden tot serogroep B (n=48), de
overige tot serogroep C (n=18), serogroep D (n=10) en sero-
groep E (n=4).

Van al deze isolaten is de gevoeligheid voor antibiotica be-
paald doormiddel van de agar-diffusie-methode. De antibio-
tica die getest worden zijn ampicilline (AMPI), amoxycilline
met clavulaanzuur (AMCL), ccphalexine (CEPH), enroflox-
axin (ENRO), gentamicine (GENT), tetracycline (TETR) en
trimethoprim/sulfamethoxazole (TMPS). Voor de resultaten
zie tabel 2.

Interpretatie van de kweek

Salmonella behoort niet tot de normale darmflora. Het aan-
tonen van
Salmonella spp. is daarom dus altijd relevant. Wel
is het zo dat er klinisch gezonde dragers zijn, dus het aanto-
nen van
Salmonella spp. bij een hond met diarree bewijst
niet dat dit de (enige) oorzaak van de diarree is. De prevalen-
tie van het aantal uitscheidende dragers in Nederland is niet
bekend en het VMDC onderzoekt alleen monsters van kli-
nisch zieke dieren. Echter, uit de lage prevalentie van
5a/wo/je//a-infecties bij de honden met diarree (slechts 1%)
kan worden afgeleid dat er in de gezonde populatie nog min-
der uitscheiders voorkomen. Dit is belangrijk voor de inter-
pretatie van de kweek, want de kans dat toevallig een drager
werd bemonsterd (en de diarree een andere oorzaak had) is

Tabel 2. De gevoeligheidspercentages van Salmonella spp. (n=8o) geïsoleerd uit
honden.

AMCL AMPI CEPH ÈNRO GENT TETR TMPS

Gevoeligheids-
percentage 86 % 86 % 47 % 96 % 94 % 63 % 94 %

-ocr page 345-

dus klein. Een negatieve kweek sluit een Salmonella-\'mfeciie
niet uit; Salmonellae kunnen intermitterend worden uitge-
scheiden.

Een ander houvast bij de interpretatie is het aantal geïso-
leerde kolonies
Salmonella. Als ze direct (dat wil zeggen
zonder ophoping) uit faeces kunnen worden gekweekt dan is
dat vrijwel altijd klinisch relevant. Als de
Salmonella spp. al-
leen via ophoping worden gevonden is de interpretatie moei-
lijker. Bij veel honden met
klinische salmonellose kunnen
de
Salmonellae alleen via ophoping worden gekweekt. Het is
volstrekte onzin als wordt gesteld dat er alleen sprake is van
salmonellose als de
Salmonellae in reincultuur uit faeces
worden gekweekt (zie TvD 127, afl. 8 pag.263). Het is zelfs
onmogelijk om pathogenen direct uit faeces of darminhoud
in reincultuur te kweken. Reinculturen worden alleen gevon-
den uit materiaal van plekken in het lichaam die bij gezonde
individuen steriel zijn, bijvoorbeeld uit liquor of
Synovia.

Therapie

Antibiotica zijn geïndiceerd bij alle honden die duidelijk
ziek zijn. Er wordt soms als richtlijn gesteld dat de honden
koorts en leucopenie moeten hebben. Hoewel de meeste
honden met salmonellose koorts hebben, is dit zeker niet al-
tijd het geval. Ook leucopenie is geen betrouwbare maatstaf
aangezien honden met salmonellose meestal maar enkele
dagen een leucopenie hebben. Daarna volgt juist meestal een
leucocytose.

Bij de mens zijn de fluoroquinolonen eerste keuze bij ern-
stige
Salmonella-\'mïeciiQS. Ook bij de hond zijn deze effec-
tief, maar bij jonge honden in de groei kunnen blijvende
kraakbeenveranderingen ontstaan. Trimethoprim
/Sulfona-
miden lijken een redelijk alternatief Goede hygiëne van alle
mensen die met de patiënt in contact komen is van groot be-
lang, zeker als het om kinderen of andere YOPl\'s (Young,
Old, Pregnant or Immunocompromized) gaat, aangezien pa-
tiënten nog weken lang
Salmonella blijven uitscheiden (ook
na antibioticumtoediening!). Dit wil zeggen, handen wassen
na elk contact met de hond.

Een ander hardnekkig misverstand is dat antibioticumtoe-
diening het dragerschap verlengt. Uit dubbelblind-onder-
zoek bij mensen met
Salmonella-gastro-sntentïs blijken de
meeste antibiotica de lengte van de uitscheiding niet te beïn-
vloeden. Een mogelijke uitzondering zijn de fluoroquino-
lonen, die in sommige onderzoeken de uitscheiding wel ver-
korten. Fluoroquinolonen worden in de humane genees-
kunde overigens succesvol gebruikt om het chronische dra-
gerschap (dat is dragerschap langer dan één jaar) te coupe-
ren. Bij de kat is het couperen van de 5a/wo«e//a-uitschei-
ding door behandeling met fluoroquinolonen één keer
beschreven. Voor de hond zijn geen gegevens beschikbaar,
maar als men wil proberen een (chronische) drager
Salmonella-\\n] te krijgen, hetgeen gezien de zoönotische
potentie van
Salmonella gewenst is, dan zijn fluoroquinolo-
nen eerste keuze. In veel gevallen stopt de uitscheiding en-
kele weken tot maanden na de infectie echter vanzelf

Conclusies

Uit faeces van honden met diarree worden slechts zelden
Salmonella spp. gekweekt. Meestal gaat het om hondenjon-
ger dan een jaar. Bij deze honden kan de infectie ernstig ver-
lopen en zelfs sterfte tot gevolg hebben.
Salmonella behoort
niet tot de normale darmflora, dus een positive faeceskweek
is altijd relevant. Is de kweek direct positief dan is er vrijwel
zeker sprake van salmonellose, is de kweek via ophoping po-
sitief dan behoort salmonellose zeker tot de mogelijkheden.
Antibiotica zijn geïndiceerd bij alle honden die (ernstig) ziek
zijn van een
Salmonella-cr\\XQv\'\\\\.K, en bij alle honden met
systemische
Salmonella-\'mfccixQS. De kans op een sepsis is
bij jonge honden vele malen groter dan bij volwassen hon-
den. Bovendien is
Salmonella een zoönonotische bacterie en
overdracht van hond op mens is beschreven. Ook dit speelt
een rol bij het oveiivegen van een antibioticumtherapie, ze-
ker als in de directe omgeving van de patiënt YOPl\'s voorko-
men.

Manual on Echinococcus in humans and animals

I.W.B. van der Giessen

WHO/IOE Manual on Echinococcus
in humans and animals: a public
health problem of global concern.
Editors: J. Eckert, M.A. Cemmell,
F.X. Meslin en Z.S. Paivlowski. World
Organization for Animal Health en
Wodd Health Organisation, 2001.

Echinocococcose is een van de
oudst bekende parasitaire ziekten bij dier en mens, waarbij
de met water gevulde cysten al beschreven werden door
Hippocratus. Deze ziekte is tot op heden nog steeds een zeer
belangrijke en ernstige zoönose in veel delen van de wereld,
waarbij de controle van animale reservoirs een nauwe
samenwerking tussen Veterinaire en en Public Health auto-
riteiten vereist. Het doel van dit boek is daarom om diege-
nen, die betrokken zijn bij de controle en preventie van

Echinococcose middels dit boek bij te staan met de meest re-
cente kennis en inzichten over dit onderwerp. De nadruk ligt
op
£. granulosis en E. multilocularis.
Het is een zeer compact boek, waarbij een veelheid aan au-
teurs hebben bijgedragen. Het boek is opgedeeld in zeven
hoofdstukken, waarin respectievelijk de parasiet en natuuriijk
de levenscyclus, de humane aspecten, de animale aspecten,
de geografische verspreiding, de epidemiologie, de controle
en de preventie worden beschreven. Het resultaat is een boek-
werk met de meest recente kennis op dit gebied in een zeer
praktische manier opgeschreven. Hierbij zijn echter waar-
schijnlijk door de veelheid van verschillende auteurs nogal
eens wat doublures te lezen. Het is zowel voor onderzoekers,
die betrokken zijn bij het onderzoek aan Echinococcose, voor
beleidsmakers en geïnteresseerde dierenartsen een praktisch
boek. Het is alleen jammer dat het niet in een hard-cover is
uitgebracht.

-ocr page 346-

met de WALTHAM®

Veterinaire Dieetrange,

de eerste Complete dieetrange verrijkt met

Antioxidanten!

• Uitstekende acceptatie

• Effectief in klinische studies

WALTHAM"

Veterinary Diets

• Scala aan ondersteunende waltham- (tham* ^-ham\' ^altham-faltham\' Ltham\' ^tham\' \'

materialen

WALTHAM- WAO-HAM* ] WALTHAM* k " ^

^^EEisP ir

M* K\'Ai-THA/

M* waitham" »altham\' \' waltham\'
\\ I"----> i - k ^SïïiïS im\'

t ^â–  "

»«w I IM E

WALTHAM* PALTHAM* ^ALTHAM* (CALTHAM* | fl^^

—lE^ hl^i^ fBM^ l ^ -

..r

Solutions for Life

Waltham Veterinaire Service, Postbus 81, 5460 AB Veghel. Telefoon 0413 - 38 33 19.

-ocr page 347-

Serie veterinair ondernemen deel i

Denkkader, visie en tijdskader

I. Hülsen

Vijf artikelen over Veterinair Ondernemen beschouwer
een aantal belangrijke aspecten van strategisch onderne
men. Deze informatie helpt dierenartsen bij het vaststel
len van een eigen strategie, voor de eigen persoon en voo
de eigen onderneming. Tevens biedt het veterinaire advi
seurs aanknopingspunten om bedrijven op strategisch ni
veau te adviseren.

De serie volgt het onderstaand schema voor strategieont-
wikkeling:

1.

Denkkader,
gezamenlijke visie,
tijdskader

sterkten

en
zwakten

kansen
en

bedreigingen

4-

Synthese
en
opties

5-

Nieuwe strategie
en

implementatie

Het proces van strategievorming in vijf stappen

De informatie in deze serie is niet compleet, want dat is
onmogelijk. Bovendien kan over de keuze van de onder-
werpen gediscussieerd worden, maar dat is juist de be-
doeling: discussie.

Veterinair ondernemerschap is gefundeerd op het unieke
waardescheppende vermogen van de veterinair: zijn of
haar kennis op het gebied van dier(on)gezondheid, dier-
welzijn en veterinaire volksgezondheid. De meeste veteri-
nairen voegen daar een aantal niet-tastbare kwaliteiten
aan toe: betrokkenheid, zelfstandigheid en werklust.
Deze serie over ondernemerschap helpt om deze kwa-
liteiten tot bloei te brengen. Deel 1 gaat over het gemeen-
schappelijk denkraam en de gezamenlijke doelen en
waarden.

In dit artikel neem ik u in een vogelvlucht mee langs een aan-
tal observaties en aandachtspunten, om u te helpen de zéér
belangrijke eerste stap van uw ondernemingsstrategie goed
te zetten. In essentie gaat het daarbij om twee kwesties:

1. vaststellen wat onderneemt lï en waarom?

2. afbreken van alle belemmerende gedachtenkaders en op-
bouw van brede, constructieve creativiteit.

In de kaderschets hoort ook de tijdsperiode die voor de stra-
tegie geldt. Denkt de groep in een periode van één of twee, of
drie tot vijfjaar?

Veterinaire ondernemingen bestaan meestal uit meerdere
dierenartsen, die gezamenlijk een plan voor de toekomst
moeten tnaken en dragen. Dit plan is de strategie, die de
onderneming koers geeft op weg naar het gezamenlijk doel.
Het doel bestaat uit drie componenten:

1. waarde voor de klant,

2. winstgevendheid en continuïteit van de organisatie,

3. waarde voor de medewerkers.

Na de formulering moet de strategie geconcretiseerd wor-
den, in de vorm van specifieke, meetbare doelstellingen. Het
bedrijfsplan is een voorbeeld van concretisering van de stra-
tegie. De definiëring van meetbare doelstelling vormt een
uitdagende klus. Daarvoor staan harde indicatoren ter be-
schikking, zoals omzetgetallen en declareerbare uren, en
zachte meetwaarden, bijvoorbeeld klanttevredenheid en be-
trokkenheid van de medewerkers. \'Zacht\' staat hier niet voor
dubieuze betrouwbaarheid, maar voor een meting middels
technieken zoals interviews en enquêtes.

Maar terug naar de strategiebepaling, want dit is zoals ge-
zegd een hele klus. Dit artikel bespreekt de eerste stap, de
onderlinge afstemming van de manieren waarop iedereen de
werkelijkheid ziet. Behalve afstemming heeft deze stap ook
een groot creatief element. Door onbevangen en op vele ma-
nieren tegen de realiteit aan te kijken, ontstaan nieuwe in-
zichten en gedachten.

Wat ondernemen we en waarom?

Een strategie begint met de vraag: wie ben ik, wat wil ik en
wat kan ik? Elke strategiebepaler, elke dierenarts in een die-

-ocr page 348-

renartspraktijk, beantwoordt deze vraag voor zichzelf en
vervolgens formuleert de groep een gezamenlijk antwoord
op dezelfde vraag.

Wie zijn wij?

Identiteit

Wat willen wij? Wat kunnen wij?

Figuur: De drie elementen van professionele identiteit

De volgende stap behelst de activiteiten die de onderneming
gaat verrichten. In essentie gaat dit om het scheppen van
waarde voor klanten, die hiervoor een bepaalde vergoeding
geven. Deze fase dwingt om vanuit de klant te denken en eist
mogelijk markt- en klantonderzoek.

Klanten kopen niets als ze niet weten welke waarde het hun
levert. De onderneming dient derhalve heel duidelijk zijn
waardescheppend vermogen in beeld te hebben. Wat produ-
ceert u? Vroeger was de waardecreatie van de dierenarts dui-
delijk: hij maakt dieren gezond. Tegenwoordig bieden die-
renartsen allerlei waardedimensies aan: gezond maken,
borging van gezondheid, zorg voor het dier, waardeoordelen
(controles), inzicht in fysiologie en pathofysiologie, begelei-
ding van productieprocessen, enzovoort. Als u niet helder
heeft wat u aanbiedt, kunt u het ook niet verkopen.
Vanuit de activiteiten van de onderneming volgt als derde
stap de definiëring van de klantgroepen. Wie zijn de klanten
die bij het uiteindelijke product passen. In deze stap past ook
de positionering van de producten op de lijn: met als ene ui-
terste: simpel en goedkoop
(commodities), en als andere ui-
terste: producten met bijzondere waarden
(specialties). Als
derde optie staan de niche-markten, zoals specialisaties en
bijzondere diersoorten.

Hier komt ineens een typisch veterinair element om de hoek
kijken: de meeste praktijken hebben een bepaalde regio als
klant, met daarin een breed scala aan dierhotiders. Deze
praktijk moeten kiezen: Welke klanten bedienen we wel en
welke niet? Welke producten en diensten leveren we en
welke niet?

In deze keuze is een geschikte beschrijving van de klant-
groepen en dienstengroepen van belang. Dit kan zijn dier-
soort en klinische specialisatie (eerste-Ztweedelijn). Maar
andere onderverdelingen kunnen passender zijn, bijvoor-
beeld de aard van het werk: klinisch, adviserend, controle-
rend.

Een belangrijk ondernemersaspect wordt vaak met de
Engelse naam geduid: value capture. Wie incasseert de
waarde die de dierenarts creëert? De veterinair ondernemer
moet zorgen dat hij een voldoende deel van de door hem ge-
creëerde waarde incasseert. Veelal gebeurt dit door het stu-
ren van een rekening. Maar wat is de hoogte van het bedrag
en waar is dit op gebaseerd? En naar wie moet de rekening?
Dit zijn kwesties die soms op sectorniveau opgelost moeten
worden.

Waarde bestaat overigens niet alleen uit geld, maar ook uit
kennis en reputatie/contacten.

Om breed denken te kietelen, de levensloop van twee fic-
tieve veterinairen. In de verhalen worden verschillende af-
wegingen gemaakt op basis van de drie hoekpunten van pro-
fessionele identiteit: wie ben ik? wat wil ik? wat kan ik?
Piet studeert af aan de Faculteit Veterinaire Wetenschappen.
Hij telt zijn talenten en ziet dat hij kritisch, zelfstandig en
wetsgetrouw is. Zijn studie heeft hem deskundigheid ge-
bracht op het gebied van dier(on)gezondheid, dierwelzijn en
veterinaire volksgezondheid. Piet besluit om zichzelf tot on-
afhankelijk controleur, auditor, van diergezondheid en dier-
welzijn te ontwikkelen. Hij gaat daartoe werken voor een
dierenartsenpraktijk waar hij ondermeer de controles voor
ketengaranties verricht. Door slimme marketing wordt hij
tevens de vaste externe deskundige van een landelijke opspo-
ringsdienst en adviseur van diverse organisaties, dit alles op
het vlak van dierwelzijn en dierverwaarlozing.

Klaartje voltooit haar studie aan de Faculteit Veterinaire
Wetenschappen en gaat direct werken in een gemengde
praktijk. Zij houdt zich als junior-dierenarts bezig met klini-
sche dienstverlening van alle diersoorten: kat, hond, paard,
varken en herkauwers. De praktijk dwingt haar na enkele
jaren tot de keuze: doorgroeien tot senior-dierenarts in een
bepaald kerngebied, met de mogelijkheid om later expert-
dierenarts te worden, of een managementfunctie te vervul-
len. Klaartje twijfelt en stapt in een loopbaanbegelei-
dingstraject. Ze benoemt van zichzelf dat ze sociaal sterk is,
en dat ze graag en goed snelle inventarisaties maakt van
probleemsituaties, eenvoudige problemen effectief oplost en
dat ze bekwaam is in het opstarten en begeleiden van inten-
sieve probleemoplossende trajecten. Twee banen als relatie-
beheerder worden haar aangeboden. Ze kiest voor een func-
tie als accountmanager bij een landelijk opererende vete-
rinaire organisatie, omdat ze daarbij haar veterinaire ken-
nis en ervaring kan blijven inzetten. Haar functie: onder-
houden van klantrelaties, inventariseren van klantvragen en
het coördineren van dienstverlenende trajecten, terugkop-
pelen van ontwikkelingen en behoeftes bij de klant naar de
eigen organisatie.

Anders kijken

In het begin van een strategievormingsproces is het mijns in-
ziens noodzakelijk de denkkaders en gewoontes in beeld te
brengen en ter discussie te stellen. Hierbij is het discussie-
proces minstens zo belangrijk als de uitkomst. Ieder mens
heeft de eigenschap zich te laten vangen in vaste denkpatro-
nen en gewoontes. In stabiele situaties schept dit duidelijk-
heid en zekerheid, op momenten van onzekerheid staat deze
lock in vernieuwing en verandering in de weg.
Strategie begint dus ook bij het denkkader. Dit denkkader
moet breed zijn en gestructureerd, bij voorkeur biedt het
denkkader de ruimte om op meerdere manieren tegen de
werkelijkheid aan te kijken. Verbreding van het denkkader
ontstaat ondermeer door te luisteren en te kijken naar andere
meningen, andere sectoren en andere disciplines. Structuur
is nodig om te kunnen communiceren en om na te denken. Je

-ocr page 349-

moet de dingen een naam kunnen geven. In de bedrijfskunde
en marketing werkt men met beproefde modellen om de pro-
fessionele werkelijkheid op vele manieren te structureren.

Samenwerking

Partnering komt verderop in deze serie nader aan bod, maar
voor het denkkader is het van belang om deze optie al vroeg
in beschouwing te nemen. Samenwerking biedt namelijk
heel veel mogelijkheden, voor oude én nieuwe diensten. Kun
je de kwaliteiten van de onderneming op eigen kracht tot
waarde brengen, of is het slimmer om samen te werken? En
als je wil, of moet, samenwerken, hoe zorg je dan datje een
aantrekkelijke partner bent? Met deze vraag ben je weer
terug bij de identiteit van de onderneming.
Succesvol samenwerken is een specifieke vaardigheid. Het
kan verschillende doelen dienen:

-toegang tot klanten. Als practicus bezit je een uniek en
kostbaar kapitaal, in de vorm van het innige, regelmatige
klantcontact. Dat maakt dat veel marktpartijen graag met
dierenartsen willen samenwerken. Omgekeerd kun je als
veterinair soms effectief gebruikmaken van het klantennet-
werk van anderen, om je diensten aan te bieden;
-productie van een complex product of dienst. Neem de
diergezondheidspakketten ontwikkeld door de GD, die de
hulp van practici nodig hebben om tot waarde tc komen.
Recent is vanuit een samenwerking een transcutane oeso-
phagussonde voor hond en kat ontwikkeld. Ik kan me voor-
stellen dat in de toekomst dierenartsen partneren met ad-
viesorganisaties, om veehouderijen strategisch te advi-
seren. In dc missie \'verschaffing van complete diergezond-
hcidskundige zorg\' past samenwerking met andere discipli-
nes, zoals klauwverzorgers en hondentrimmers;
- \'neutraliseren\' van een concurrent. \'If you can\'t beat them,
join them.\' Veel praktijken werken samen met buurtcolle-
ga\'s, klauwverzorgers, dierfysiotherapeuten, landbouw-
kundigen, enzovoort. Hun klanten varen er wel bij en daar-
mee zijzelf ook.

Koers geven: de visie

Na ecn kritische blik op de eigen identiteit en na het vaststel-
len van een brede constructieve kijk op de onderneming en
haar omgeving, is het zaak concreet te worden en te gaan
werken aan de strategie.

De basis van een strategie is de visie van het bedrijf Deze vi-
sie geeft antwoord op drie basisvragen:

1. Wie zijn wij?

2. Wat doen wij?

3. Voor wie doen wij dat?

Met een duidelijke, concrete visie, is de basis gelegd voor de
toekomstige identiteit van uw bedrijf Een visie geeft rich-
ting en solidariteit. Je geeft aan watje doet en daarmee be-
noem je dus ook watje niét doet. Dankzij deze elementaire
keuzes kan de onderneming haar dagelijkse beslissingen ne-
men en zichzelf focussen. Energie en middelen worden ge-
richt ingezet en niet lukraak uitgespreid over alle klant-
vragen die op de dierenartsen afkomen. Sollicitanten en
medewerkers die zich niet comfortabel voelen bij de visie,
kunnen door de duidelijkheid die geschapen is weloverwo-
gen beslissen of ze wel of niet in de organisatie willen wer-
ken.

Met een gezamenlijke visie schept u een uitdaging voor

uzelf en uw medewerkers. Het geeft energie.

De visie wordt meestal geconcretiseerd in een missie. Dit is
de opdracht die de organisatie zichzelf geeft, vanuit haar vi-
sie.

Een fictief voorbeeld:

De dierenartsen in de Zolderpolder gaan samen in één maat-
schap. Daarbij willen zij een degelijk nieuw begin maken en
ze beginnen dus met het formuleren van hun visie op de
waarde die nieuwe maatschap gaat leveren aan haar klan-
ten.

De maatschapsleden zien zichzelf als diergeneeskundigen.
Zij willen klinische diensten verlenen, diergeneesmiddelen
distribueren en advies geven op het gebied van diergezond-
heid en dierwelzijn, aan alle dierhouders in de Zolderpolder
De nieuwe maatschap D&A, Diergeneeskunde en Advies,
heeft als missie: Wij verlenen diergeneeskundige zorg en ad-
visering aan alle dierhouders in de Zolderpolder Met deze
missie kiest de praktijk D&A voor de uitdaging om goede ve-
terinaire zorg te leveren én uitstekend advies, aan iedere
dierhouder in het duidelijk afgegrensde werkgebied.
De dierenartsen voeren geen activiteiten uit zoals dier- en
vleeskeuringen en controles. Verzoeken in deze richting wor-
den afgewezen. Bedrijfscontroles worden door een partner-
praktijk verricht, waarmee ook een inkoopcombinatie is op-
gezet.

D&A verkoopt diergeneesmiddelen en dierverzorgende pro-
ducten. Hun winkel beslaat 25 m- vloeroppervlak.

Bedrijfscultuur

Even een zijstapje naar het fenomeen bedrijfscultuur. Dit
vormt een belangrijk element bij het welslagen van een
onderneming, reden om hier in het begin van een strategisch
proces aandacht aan te geven.

De strategie moet passen in de cultuur en de cultuur in de
strategie. Het begrip cultuur laat zich moeilijk vatten.
Bovendien is het op allerlei wijzen te benoemen: een werk-
cultuur, een klantgerichte cultuur, een bureaucratie, ga maar
door.

Het is van belang te weten datje een cultuur zelf oproept c.q.
maakt. En dat professionals, zoals dierenartsen, zich nadruk-
kelijk laten sturen door normen en waarden, de bouwstenen
van een cultuur. De praktijkcultuur heeft dus grote invloed
op haar medewerkers.

Innovaties

In een markt tnet vrije concurrentie en meerdere aanbieders,
daalt het rendement van bestaande diensten en producten
naar nul. Innovaties vormen een belangrijke tnogelijkheid
om het rendement op te krikken. Binnen het denkkader van
de ondernemer dient derhalve innovatie een centrale positie
te bezitten. De vernieuwingen kunnen op allerlei vlakken
plaatsvinden: bijvoorbeeld vernieuwingen van producten en
diensten, van de inanier van werken, van de organisatieop-
bouw of van de marktbenadering.

Maar hoe doe je dat, innoveren? De tijd is geweest dat bij-
voorbeeld de KNMvD of de Faculteit der Diergeneeskunde
voor ieder kon aangeven: \'die kant uit, zo moet het.\' Daarvoor
is de maatschappij te veelvormig en de beroepsgroep te ge-
differentieerd. Mijns inziens bestaat de taak van de KNMvD
vooral uit kaders scheppen, waarbinnen veterinairen hun be-
roep kunnen uitoefenen en, als ze willen, een onderneming
kunnen opzetten. En uit het faciliteren van overleg en kennis-
ontwikkeling. En uit het oppoken van creativiteit, die moet
leiden tot innovatie, aanpassing en verandering.

-ocr page 350-

Om werkelijk te innoveren en te verbeteren moet de onder-
neming heel goed inzicht hebben in de eigen organisatie en
in haar omgeving. Vernieuwingen ontstaan daarnaast door
doorbraken in het alledaags denken. Meestal ofwel door
non-conformisme, ofwel door op andere manieren tegen de
dagelijkse werkelijkheid aan te kijken. Sommige vernieu-
wingen ontstaan doordat iemand een kans ziet en daarmee
aan de slag gaat. Een uitspraak om over na te denken: "De
meeste innovaties zijn geen vernieuwingen, maar verbete-
ringen."

De antwoorden op ondernemersvragen, zoals innovatie, moet
men altijd zelf bedenken, maar kopiëren is toegestaan.
Sterker nog: slim afkijken en beter nadoen zijn belangrijke
kwaliteiten van succesvol ondernemerschap. Heel veel is na-
melijk al eens bedacht en uitgevoerd. Kijk dus eens onbevan-
gen naar andere bedrijven en naar andere markten, en probeer
watje ziet te vertalen naar de eigen situatie. Je zult versteld
staan hoeveel je kunt leren en overnemen van anderen.
Een andere feit om over na te denken: Er zijn ondernemingen
die werken met de indicator: percentage omzet behaald met
diensten/producten die we vorig jaar niet hadden.

Uitdagingen

Mijns inziens staan dierenartsenpraktijken op dit moment
voor een aantal specifieke uitdagingen op ondernemingsge-
bied. Deze horen daarmee prioriteit te krijgen. Ik benoem de
specifieke vraagstukken per categorie:

Alle veterinaire ondernemingen:

1. Optimalising van de interne organisatie.

Hierbij gaat het onder meer om de efficiëntie en effecti-
viteit van hetgeen gedaan wordt, kostenbeheersing, onder-
linge afstemming en besturing, kwaliteit van de arbeid en
kennismanagement.

Let op: Als de eigen organisatie niet op orde is, zal het ook
niet lukken om nieuwe diensten en producten succesvol
aan te bieden.

Specifiek gezelschapsdierenpraktijken:

2. Inbedding van marketing en klantgerichtheid.

Wie zijn uw klanten? Wat willen zij van u?Zijn ze tevre-
den? Verkoopt u specifieke diensten of zorg? Wat is de
omzet per klant?Wat is het rendement per klant?

3. Afbakening diensten- en productenportfolio.

Wat wilt u voor uw klanten betekenen? Wat doet u wel en
wat doet u niet? Eerste lijn - tweede lijn? Echo - CT-scan -
röntgenologie - ECG - bloedscreening - hondenriemen -
gedragstherapie...

Specifiek landboiiwhuisdierenpraktijk
2.
Keuze van markt en marktbenadering

Wie zijn je klanten? Alle veehouders in een bepaald ge-
bied? Of een specifieke categorie veehouders binnen een
grote regio (bijvoorbeeld: pluimveehouders, grote var-
kenshouderijen). Kijk eens naar andere klantgroepen, zo-
als de RVV en andere (commerciële) organisatie.
Ook de marktbenadering staat ter keuze, per praktijk of
per dierenarts. Op dit moment vindt veel diersoortdiffe-
rentiatie plaats. Vanuit het oogpunt van de inhoud van het
werk, is het even logisch om te differentiëren naar type
werk: bijvoorbeeld klinische dienstverlening, advisering,
procesbegeleiding en controle. Alle differentiaties openen
deuren naar nieuwe diensten en klanten.

3. Innovatie en verhoging efficiëntie

De huidige dienstverlening kenmerkt zich nog sterk door
de term: eenheidsworst. \'Eenheid\' omdat de klant nauwe-
lijks kan kiezen, hij mag alleen ja of nee zeggen. \'Worst\'
omdat de diensten nauwelijks gespecificeerd zijn. Wie
kan een onwetende, potentiële klant in één zin (maximaal
25 woorden) duidelijk maken wat bedrijfsbegeleiding is?
Indien de dierenarts met zijn handelingen zijn inkomen moet
vergaren, zal hij of zij voldoende declareerbare uren moeten
maken, en/of een zeer hoog tarief moeten kunnen bedingen.
Dit betekent efficiënt en effectief de tijd gebruiken en focus-
sen op goed renderende (nieuwe) diensten. Ongetwijfeld kan
ICT bijdragen aan verhoging van de efficiëntie, door een ho-
gere kwaliteit van advisering en door klantcontact via e-mail
en internet.

Paradoxen

Een aantal paradoxen en schijnbare uniciteiten van het be-
roep maken het veterinair ondernemersbestaan extra boei-
end. Zij dwingen tot het maken van keuzes of het opzetten
van slimme organisaties. Ik noem er twee.
De eerste paradox is die van specialisatie en flexibiliteit.
Specialisten zijn maar in een klein gebied inzetbaar, een feit
dat de flexiliteit van de organisatie sterk vermindert. De
markt dwingt tot specialisatie, de praktijk krijgt er kwets-
baarheid en een verhoogde werklast voor terug. Hoe daar
mee om te gaan? Is dit een probleem, of is het een gegeven,
een randvoorwaarde? Ieder zal hier zelf moeten kiezen, af-
hankelijk van de omstandigheden.

De tweede paradox is die van zelfverzekerdheid en voortdu-
rende afstemming. Als dierenarts moetje vaak knopen door-
hakken, hetgeen zelfverzekerdheid vraagt. Van de andere
kant eist de grote verantwoordelijkheid jegens dier, klant en
maatschappij dat je je voortdurend afvraagt of je kennis nog
op peil is en dat je regelmatig afstemt wat je professionele
positie is betreffende dierwelzijn en volksgezondheid.
Een bijzondere uitdaging, ik noem dit geen paradox, van de
praktijkuitoefening bestaat uit het gegeven dat de maatschap-
pij bepaalde eisen aan de dierenarts steh die hem in conflict
kan brengen met de klant die voor zijn inkomen zorgt. Hier
komt de professionele identiteit om de hoek kijken, die na-
drukkelijk een duidelijk maatschappelijk mandaat vereist.
Alleen de beroepsgroep als geheel kan deze uitdaging suc-
cesvol aan, door in onderhandeling te gaan met de klanten
(wie zijn dat?) en door duidelijke kaders te scheppen.

-ocr page 351-

De nieuwe invulling van IKB-
Varkens vormt de opmaat tot een
veranderde samenwerking tus-
sen varkenshouder en dierenarts.
Het voorstel van de Werkgroep
Dierenarts-Varkenshouder (DV)
2000 aan de minister van LNV,
beschrijft een gestructureerde
veterinaire begeleiding, waarbij
dierenarts én varkenshouder gezamenlijk verantwoor-
delijkheid dragen voor de kwaliteit van de producten die
het bedrijf verlaten.

Intervie

Prof. dr. Jos Verheijden schetst de historische loop van
deze dialoog tussen varkenshouder en dierenarts, die zal
leiden tot een - letterlijk - structurele verandering van de
wederzijdse samenwerking.

De vaderlandse varkensboeren moeten hun toekomst vinden
in een scenario van toegevoegde waarde. Deze meerwaarde
bestaat daarbij ondermeer uit uitstekende zorg voor dierge-
zondheid, dierwelzijn en volksgezondheid. En om deze
waarde in het product te brengen, heeft de varkenshouder de
bijdrage van dierenartsen nodig. Aldus luidt het toekomst-
beeld van zowel varkenshouders, als van de Groep
Geneeskunde van het Varken. Natuurlijk zullen er bedrijven
blijven die puur voor de laagste prijs produceren, maar de
grote massa zal voor dit toegevoegde waarde-scenario moe-
ten kiezen.

In dit scenario past een dierenarts die kwaliteit levert. En wat
is dat dan, kwaliteit? Kwaliteit betekent ondermeer dat je
datgene watje zegt te gaan doen, ook werkelijk doet en con-
troleerbaar maakt voor een derde partij.
De Werkgroep DV 2000 is de architect van de samenwer-
kingsstructuur die de Land- en Tuinbouworganisatie LTO, de
Nederlandse Vakbond Varkenshouders NW en de KNMvD
voor ogen hebben. DV 2000 is bezig met de laatste onderde-
len van een concreet en specifiek voorstel voor een model-
overeenkomst tussen varkenshouder en dierenarts, namelijk
de controle en sanctioneringsafspraken.
Uiteindelijk spreekt het ministerie van LNV het beslissende
woord. Dat beoordeelt de voorstellen vanuit verschillende
gezichtsvelden, zoals de aansluiting op Europese regelge-
ving.

De geschiedenis

In de loop van 1995 worstelt de Groep Geneeskunde van het
Varken met de vraag: \'waar staan wij voor, als dierenarts in
de varkenshouderij?\' Het beantwoorden van deze vraag leidt
tot een visie, een toekomstbeeld, die de Groep inbrengt in ge-
sprekken met LTO, als vertegenwoordiger van de Neder-
landse varkenshouders. Het overleg Dierenarts-Varkens-
houder 2000 is daarmee geboren, onder voorzitterschap van
de toenmalige voorzitter van Groep Geneeskunde van het
Varken, Anton Pijpers.

Eén van de eerste acties van DV 2000 bestaat uit het uitspre-
ken van de wederzijdse verwachtingen:
De varkenshouders spreken uit: "Wij vinden de dierenarts
een belangrijke sparringpartner op het gebied van gezond-
heidszorg, in de vorm van een begeleiding. Edoch," ze ver-
binden er direct een voorwaarde aan, "deze begeleiding moet
planmatig plaatsvinden en de dierenartsen moeten zorgdra-
gen voor een herkenbare kwaliteit. Want het kennisniveau
van hen op het gebied van de varkensgezondheidszorg vari-
eert sterk en veehouders kunnen dit op voorhand moeilijk in-
schatten."

Tevens stelt LTO de vraag: "Kan de hoogwaardige kennis
van de dierenarts niet gerichter ingezet worden voor dierge-
zondheid, dierwelzijn en volksgezondheid, en minder voor
routinematige handelingen." Op dat moment wordt al ge-
sproken om bijvoorbeeld bepaalde vaccinaties door varkens-
houders te laten verrichten.

De dierenartsen kunnen zich goed vinden in de verwachtin-
gen van de varkenshouders, maar deponeren ook twee vra-
gen bij hen:

- wij willen dat de individuele varkenshouder meewerkt aan
het veilig stellen van het collectieve belang;

- als jullie ons willen gebruiken als sparringpartner op het
gebied van diergezondheid, dierwelzijn en volksgezond-
heid, dan moet daar ook een correcte vergoeding tegenover
staan.

Gezamenlijk komt men tot een standpunt en een visie, die

Kwaliteitsrelatie dierenarts varkenshouder krijgt vorm

In gesprek met Jos Verheijden, voorzitter werkgroep DV2000

1. Hulsen

-ocr page 352-

wordt neergelegd bij de toenmalige minister van LNV, van
Aartsen. Deze is enthousiast over dit kwaliteitsscenario en
acht bovendien vaccinatie door varkenshouders voor be-
drijfsgebonden ziekten bespreekbaar. Wel zal een en ander
op een borgbare wijze moeten worden geregeld. Kort daar-
na, we schrijven eind 1996, is er een uitbraak van varkens-
pest (KVP) en ligt het overleg een jaar lang stil.

Specificering van de visie

Voorjaar 1998 wordt het overleg opnieuw opgestart, ditmaal
met de hoogleraar Varkensgezondheidszorg Jos Verheijden,
als onafhankelijk voorzitter.

De werkgroep bestaat op dat moment uit KNMvD, LTO en
NW, en heeft als taak de intenties uit te werken tot concrete
plannen.

In die tijd is ook de vroegdetectie van KVP een belangrijk is-
sue. De verplichte inzending van vijf bloedmonsters voor
leukocytentelling bij het instellen van koppelbehandelingen
wordt slecht nageleefd. De varkenshouder is en blijft verant-
woordelijk, stellen de dierenartsen, maar kunnen we die
vroegdetectie niet op een andere manier organiseren?
Daarmee wordt de vroegdetectie van Lijst A-ziekten een
punt in de opdracht van DV 2000:

1. Een borgbare bedrijfsbegeleiding:

Controleerbare vorm en inhoud, met kwaliteitsgaranties
zoals certificering en erkenning met betrekking tot ken-
nisniveau en werkwijze.

2. De dierenarts als sparringpartner voor de varkenshouder,
met een gezamenlijke verantwoordelijkheid:
Uitwerken structuur van de relatie dierenarts-varkenshou-
der.

3. Vroegdetectie Lijst A-zickten:

De oplossing wordt gezocht in een nauw contact tussen
varkenshouder en dierenarts, met de verantwoordelijkheid
nadrukkelijk bij de varkenshouder. Voorts mogen slechts
voor één maand receptplichtige\' medicijnen worden voor-
geschreven.

Dc werkgroep gaat aan de slag en schetst de contouren van
de samenwerking in het rapport: Zorg voor Varkens; verant-
woordelijkheid en sainenwerking.

Dit rapport verschijnt in oktober 2000 en is op te vragen bij
de KNMvD. De NW kan zich echter op dat moment niet
verenigen met de inhoud. De MKZ-uitbraak in 2001 plaatst
het overleg wederom voor langere tijd in de koelkast.

Uitwerking

Op dit moment heeft de werkgroep het rapport Zorg voor
Varkens uitgewerkt tot een concrete modelovereenkomst,
die kan worden afgesloten tussen dierenarts en varkenshou-
der. Ook de NW kan zich inmiddels hierin vinden.
In grote lijnen ziet het voorstel er als volgt uit, waarbij aan-
getekend dat dit een voorstel betreft en dat de komende peri-
ode cruciaal is:

In het kader van de overeenkomst onderwerpen de deelne-
mers zich aan controles (audits) door onafhankelijke derden,
die daartoe opdracht ontvangen vanuit IKB-Varkens en het
VKO (Veterinair Kwaliteits Orgaan). De overheid contro-
leert de controlerende instanties (toezicht op toezicht), naast
uiteraard steekproefsgewijze controles in de productieketen
zelf.

Varkenshouder en dierenarts gaan een formele relatie aan,
waarvan de omgangsregels duidelijk contractueel zijn vast-
gelegd. Bijvoorbeeld elke maand een bedrijfsbezoek, dat een
vaste opbouw heeft. Uit de verplichte verslaglegging blijkt
of deze opbouw werkelijk wordt nageleefd.
Dc relatie heeft een einddatum, waarop de varkenshouder het
contract met zijn dierenarts verlengt, of een nieuw contract
sluit met een andere dierenarts. De varkenshouder investeert
in kwaliteit op het veterinaire vlak. Ook hij werkt volgens
vaste schema\'s en laat zich daarop controleren.
De varkenshouder sluit tevens een overeenkomst af met de
stichting IKB, waarin hij verklaart te werken volgens IKB-
normen. Houdt hij zich niet aan de regels, dan kan uitsluiting
van de regeling IKB-Varkens volgen. De dierenarts kan ge-
sanctioneerd worden via de erkenningsregeling, de regeling
GVP-IKB Varkenshouderij en via tucht- en civielrecht.
Om de inhoudelijke kwaliteit te borgen en zichtbaar te ma-
ken, dienen de erkenningsregelingen. De certificaten \'Erken-
de Varkensdierenarts\' en \'GVP-IKB Varkenshouderij\' staan
voor vakinhoudelijke kwaliteit en integriteit van de betref-
fende dierenarts.

Een varkenshouder die volgens de spelregels deelneemt aan
IKB-Varkens, kan dus een overeenkomst afsluiten met een
dierenarts die in het bezit is van bovengenoemde certifica-
ten. In het kader van deze overeenkomst mag de varkenshou-
der vaccinaties tegen bedrijfsgebonden ziekten zélf verrich-
ten.

"De grondhouding is goed. Er is veel veranderd.

Succesvoorwaarden

Met dil voorstel krijgen de dierenartsen een stevige positie,
waarbij zij voor hun kennis betaald worden. Het biedt uitda-
gende werkgelegenheid voor hen die in de varkenshouderij
werkzaam willen zijn en de uitdaging aan willen gaan.
De overheid heeft een belangrijke rol bij het tot succes voe-
ren van dit traject. Zij zal zeker moeten stellen dat het belang
van het collectief veilig gesteld is ten opzichte van het belang
van het individu. Het moet voor de individuele varkenshou-
der niet lonend zijn om zich aan de structuur te onttrekken.
Gericht flankerend beleid moet het mogelijk maken dat deze
productiewijze ook in economisch opzicht aantrekkelijk is.
De overheid heeft immers invloed op de bewegingsruimte
van de individuele varkenshouder op de markt, zij het dat
deze ruimte ook bepaald wordt door marktmechanismen. Als
een varkenshouder zijn varkens alleen kan verkopen wan-
neer deze IKB-waardig zijn, dan staat de structuur sterk.
Maar kan hij alle varkens overal kwijt, dan verliest het
systeem zijn kracht.

De controlerende instanties leveren een essentiële bijdrage
aan het succes, door goede audits uit te voeren. Daarbij pas-
sen harde en duidelijke sancties. Nog belangrijker is echter
dat de enthousiasten gemotiveerd worden, door beloning van
hun inzet en inspanning.

\' Het woord \'receptplichlïg\' wordt gebruikt om in te spelen op toekomstige Europese
regelgeving.

-ocr page 353-

Recente ontwikkelingen

Na het afnemen van het interview met prof Jos Verheijden heeft een aantal belangrijke ontwikkelingen plaatsgevonden:

- LTO, NW en KNMvD zijn het eens over de vorm en inhoud van de vaste relatie varkenshouder-dierenarts;

- de leden van Groep Geneeskunde van het Varken hebben de modelovereenkomst op vertrouwelijke basis ter inzage gekre-
gen en op de Groepsvergadering van 30 oktober 2002 heeft Jos Verheijden de overeenkomst toegelicht en vragen uit de zaal
beantwoord;

- op 7 november vond overleg plaats met het ministerie van LNV. Het ministerie heeft uiterst positief gereageerd en is druk
bezig met de verdere \'processing\'. Verwacht wordt dat in de eerste helft van december formeel het groene licht gegeven zal
worden.

Universiteitskliniek voor Gezelschapsdieren (UKG)

In de periode van 25 tot en met 29 december 2002 zal de UKG alleen voor spoedgevallen bereikbaar zijn. De reguliere poli-
klinische spreekuren komen in principe te vervallen.

Dr. Ton Willemse
Voorzitter Divisie Patiëntenzorg UKG

Ontbrekende legenda bij figuren artikel hoefbevangenheid

In het artikel \'De invloed van pro-
tocollaire behandeling op het her-
stel bij hoefbevangenheid\' van B.
Oosterlaan-Mayer, W. Back en
M.M. Sloet van Oldruitenborgh-
Oosterbaan, dat gepubliceerd is
in het Tijdschrift voor Dierge-
neeskunde van 1 november 2002 (pagina 644-9) ontbre-
ken bij twee figuren de legenda. Onderstaand vindt u op-
nieuw de figuren 3 en 4 uit dit artikel, inclusief de verkla-
rende legenda.

Tevens ontbreekt de verwijzing naar de producent en
merknaam van de in het protocol gebruikte bodenibe-
dekking: Stable Carpet®, Lagripro BV, Tilburg, NL.

Rectificati

acuut chronisch

100%Y

80%

..... â–¡ Groep I

â–  Groep II

Figuur 3. Zijdelingse röntgenfoto van een ondervoet met kanteling en verzakking
van het hoefbeen in het kader van hoefbevangenheid (uit: Sloet van Oldruitenborgh-
Oosterbaan MM. Laminitis in the horse: a review. Vet Quart 1999, 21; 121-7).

Figuur 4. Vergelijk van herstelpercentages (aantal herstelde patiënten als percen-
tage van het totaal aantal patiënten) tussen Groep I (zonder protocol) en Groep II
(met protocol) bij acute en bij chronische gevallen.

-ocr page 354-

Veterinai
tuchtrech

Rampscenario...

Een Dobermann van zes wil niet eten, kucht, heeft een dikke
buik en een zeer snelle hartslag en ademhaling. De eigena-
ren vragen zich af of er sprake kan zijn van cardiomyopa-
thie, het is tenslotte een Dobermann. De dierenarts denkt
niet per se aan cardiomyopathie maar raadt van-
wege de verdikking in de buik aan om de
hond te opereren. Daar wordt de
hond niet beter van. Er was
sprake van allerlei interne
maag-darmproblemen,
waarschijnlijk omdat de
hond een scherp voor-
werp heeft opgegeten
en de hond heeft erg
veel bloed verloren.
Dc dierenarts belt de
eigenaren direct na
de operatie om te
vertellen dat de hond
van de operatie niet
veel beter is geworden.
Diezelfde avond gaat de
hond hard achteruit, hij is
in coma en reageert nergens
meer op. De dierenarts belt de
eigenaren op die een kwartier later
arriveren. De dierenarts heeft maar één
advies: laten inslapen, want deze hond heeft
geen schijn van kans. De eigenaren hebben de indruk
dat de hond geen pijn heeft en willen hem in coma en al mee
naar huis nemen. De dierenarts doet alsof ze het daarmee

eens is, maar.....zegt nog even een drukverband te willen

aanleggen vanwege de nog steeds optredende bloedingen. Ze
trekt zich met hond en al terug achter gesloten deuren en
roept even later de eigenaren binnen om te zeggen dat de
ademhaling van de hond steeds langzamer wordt, en dat hij
waarschijnlijk stervende is. Enkele ogenblikken later over-
lijdt de hond inderdaad.

...of horrorfilm?

De eigenaren hebben het gevoel in een horrorfilm mee te
doen. Hoe kan de hond vanuit een min of meer stabiele coma
ineens zo snel overlijden nadat de dierenarts zich met het
dier had afgezonderd? De dierenarts zal toch niet....Ze vra-
gen de dierenarts recht in het gezicht of ze hond een spuitje
heeft gegeven, maar zij ontkent dat. Dat neemt hun twijfel
niet weg, dus laten ze sectie op de hond verrichten. Dat
brengt de keiharde waarheid boven tafel: Uit de sectie blijkt
dat de hond geen maag-darmproblemen had, dat er wel
sprake was van cardiomyopathie en dat de hond is geëutha-
naseerd.

Is dat een filmtitel of een stukje
over tuchtrecht? Een dierenarts
mag euthanasie weigeren, ook al
dringt de eigenaar nog zo aan.
Maar een dier euthanaseren ter-
wijl de eigenaar dat niet wil? Lees
en huiver!

Dood achter de deur...

laira Boissevain

De eigenaren zijn boos. Boos over de verkeerde diagnose,
over het gebrek aan onderzoek en natuurlijk over het stiekem
laten inslapen van hun hond. De dierenarts verweert zich; zij
kon toch niet weten dat cardiomyopathie bij Dobermanns
vaak voorkomt? Vanwege de hoge hartslag heeft zij snel be-
sloten om de hond te opereren. Toen het mis ging vond ze het
in het belang van het dier om het dier te laten inslapen, al
geeft ze na enig aandringen wel toe dat ze dat niet had moe-
ten ontkennen toen de eigenaren daar apart naar
informeerden.

...en niets dan de waarheid?

Het Tuchtcollege vindt dat de
hond, toen hij bij de die-
renarts werd gebracht
niet in een toestand
was die een spoed-
operatie eiste. De
dierenarts had het
dier nader moeten
onderzoeken voor-
dat ze tot een opera-
tie overging. Als ze
dit had gedaan had
ze waarschijnlijk tot
een andere diagnose en
een ander behandelplan
geleid, waardoor euthana-
sie niet nodig zou zijn ge-
weest.

De stiekeme euthanasie maakt de
zaak er niet beter op. Een dierenarts die een
dier wil laten inslapen, moet eerst overleg met de ei-
genaar of verzorger plegen en toestemming hebben. Dit is al-
leen anders als de toestand van het dier zo slecht is dat uitstel
niet gerechtvaardigd is. Als die situatie zich voordoet moet
een dierenarts dan alsnog de eigenaar zo snel mogelijk infor-
meren over het feit dat hij het dier heeft laten inslapen.

In dit geval was ten eerste geen sprake van een spoedeisende
euthanasie, want de hond lag in coma, en ten tweede was er
geen situatie waarin overleg onmogelijk was. De dierenarts
heeft direct na de euthanasie de eigenaren niet geïnformeerd,
maar in de periode daarna evenmin. Er is herhaaldelijk aan
de dierenarts gevraagd of ze de hond heeft laten inslapen en
al die keren heeft ze gelogen.....

Het is niet zo verwonderlijk dat het Tuchtcollege dit gedrag
op zijn zachtst gezegd laakbaar vindt en de dierenarts een be-
risping oplegt. De dierenarts heeft misschien het beste voor
de hond gewild, maar een dier stiekem snel laten inslapen
kan natuurlijk echt niet!

-ocr page 355-

L.C.T. Verkleij

"Het gebeurde van het ene op het
andere moment. Ik stond op om
^^^^^^^ naar mijn werk te gaan, barstte
lïMïwnlHr om iets onbenulligs in huilen uit en
kon niet meer ophouden. Typisch
^^^^^^^ geval van burn-out volgens mijn
^HHp^^ff huisarts. Ik begreep er helemaal
niets van en vond het belachelijk
van mezelf. Echter, alleen bij het
idee al dat ik naar de praktijk moest, brak het zweet me
uit en stond ik te trillen op mijn benen. Achteraf gezien
waren er al veel eerder signalen dat het niet goed met me
ging. Had ik daar beter op gelet dan was het nooit zover
gekomen en had het niet zo lang geduurd voor ik er weer
bovenop was."

Burn-out, voor velen nog een ongrijpbaar en schijnbaar
modieus ziektebeeld. Voor diegenen die het overkomt
echter harde realiteit. Een realiteit die weerspiegeld
wordt in schokkende statistieken en die met name voor
landbouwhuisdierenartsen een zorgwekkende ontwikke-
ling te zien geeft.

Van hard werken is nog nooit iemand ziek geworden...

Voor dierenartsen gaat deze uitspraak in ieder geval niet op.
Afgelopen jaar raakte zeventien procent van de dierenartsen,
ofwel één op de zes (!), langer dan drie maanden arbeidson-
geschikt. Bijna de helft daarvan moest het werk (tijdelijk)
neerleggen vanwege aan het werk gerelateerde fysieke
klachten. Bij inmiddels bijna tweëentwintig procent van de
arbeidsongeschikte dierenartsen zijn psychische problemen
echter de reden van uitval, waarbij vooral burn-out een rol
speelt. Driejaar geleden was dat nog elf procent, en het einde
van deze ontwikkeling lijkt nog niet in zicht. Het aantal die-
renartsen dat in de knel komt blijft stijgen, waarbij het vooral
gaat om de landbouwhuisdierenartsen. Bovendien wordt de
gemiddelde leeftijd waarop iemand arbeidsongeschikt raakt
steeds lager.

Dit leidt tot steeds meer problemen in de privé-sfeer, de
werkomgeving en bij de verzekeraars. De werkdruk voor de
dierenartsen die gezond blijven stijgt, de continuïteit van het
werk in de praktijk komt in gevaar. De aantrekkingskracht
voor potentiële opvolgers in de landbouwhuisdierenpraktijk
neemt steeds meer af, nog slechts drie procent van de huidige
eerstejaars studenten diergeneeskunde kiest op dit moment
voor de landbouwhuisdieren. Het mag duidelijk zijn dat dit
zeker ook te maken heeft met genoemde problematiek.
Verder kost het allen geld, veel geld. Een verzekeraar als
Movir keert al enkele jaren twee tot drie keer zoveel uit dan
dat zij ontvangt aan premies. Dit jaar zijn de premies we-
derom verhoogd, waarbij voor het eerst een onderscheid is
gemaakt tussen landbouwhuisdierenpractici en gezelschaps-
dierenpractici. Het risico bestaat dat in de toekomst de maat-
schappijen dierenartsen niet meer willen (her)verzekeren.

Drs. L.C.T. Verkleij is dierenarts.

Angstaanjagende cijfers dus, een zichzelf respecterende be-
roepsgroep onwaardig. Wat zijn de oorzaken, en belangrij-
ker nog, zijn er oplossingen? En wat kunt u zelf doen om het
risico op arbeidsongeschiktheid, en in het bijzonder burn-
out, zo klein mogelijk te houden? Veel vragen, maar nog wei-
nig antwoorden.

Bent u ook zo^n dierenarts die:

• altijd klaar staat voor uw klanten en collega\'s?

• graag uw werk, zelfs simpele dingen, zo goed mo-
gelijk zo niet perfect wil doen?

• regelmatig de voetbalwedstrijd van uw zoontje
mist vanwege een extra dienst?

• veel PAO-cursussen volgt om op de hoogte te blij-
ven van de nieuwste ontwikkelingen?

• regelmatig baalt van het gevoel dat uw collega\'s uw
inzet voor lief nemen, maar daar verder niet over
praat?

• het best leuk vindt om een voedingsadvies op te
stellen voor een boer, maar zich ergert omdat die
boer vervolgens zeurt over de extra tijd op de reke-
ning?

• een hekel heeft aan die steeds toenemende papier-
berg?

• al op uw twaalfde veearts wilde worden en nog
steeds blij is met uw vak?

• lange dagen maakt maar toch het gevoel heeft
nooit klaarte zijn?

• het jammer vindt dat een goede opvolger zo moei-
lijk te vinden is?

"Help, de dierenarts verzuipt!"

• \'s avonds niet veel zin en tijd meer heeft om er nog
opuit te gaan?

Dan bent u een hele normale en goeie (!) dierenarts.
Besef echter dat u een verhoogd risico loopt om burn-
out te raken. Wees alert op mogelijke waarschuwings-
signalen. Neem uzelf serieus!

-ocr page 356-

Burn-out?

Dat overkomt een ander misschien, maar mij niet

Dat vindt ook Karin eigenlijk nog steeds. Zelfs nu nog, een
aantal maanden nadat ze weer begonnen is met (volledig)
werken na een halfjaar met een burn-out thuis te hebben ge-
zeten. Ze stemde toe in een interview om twee redenen. Ten
eerste vooral omdat ze zelf nog steeds moeite heeft met het
accepteren van de oorzaak van haar langdurig ziek zijn. Ten
tweede omdat ze hoopt hiermee anderen te kunnen helpen
die hard op weg zijn burn-out te raken, zonder het zelf in de
gaten te hebben. "Als dierenarts ben je gewend aan hard wer-
ken. Je weet dat het werk gedaan moet worden, ook al zijn er
twee maten ziek en kom je zelf nergens anders meer aan toe.
Bovendien vind je dit werk toch leuk, dit was toch je jeugd-
droom? Je hebt je trots, je beroepseer, je wilt er gewoon zijn
voor die boer. Gaat het dan wat minder, dan loopje gewoon
nóg een stapje harder. En ondertussen heb je niet in de gaten
dat je jezelf uitput."

Alleen nog maar (harder) werken en slapen

"Op den duur was ik vrijwel altijd moe," vertelt Karin. "Eten
sloeg ik vaak over en het slapen ging heel wisselend. Soms
sliep ik continu, zodra ik thuis kwam, viel ik voor de TV al in
slaap. Dan weer sliep ik erg slecht, was ik aan het malen.
Voor mijn gevoel ging ik met een rugzakje om, gevuld met
problemen, naar bed. Een rugzakje dat de volgende ochtend
nog steeds halfvol was. Met tegenzin stond ik op, had ner-
gens zin in. Ik wist ook niets leuks te verzinnen om te gaan
doen, maandenlang niet. Daar had ik trouwens ook geen tijd
voor want ik werkte van zeven tot zeven, vrijwel elke dag, en
daarnaast nog diensten. En in dat werk had ik helemaal geen
zin meer. Erger nog, op den duur werd ik bang om aan het
werk te gaan. Bang om fouten te maken. De zenuwen voor
een simpele verlossing, als het inaar goed gaat! Of dan reed
ik weg bij een boer waar ik koeien moest opvoelen en twij-
felde ik al bij het hek. Als ik ze maar goed gevoeld heb, als ik
er maar geen één gemist heb! En als er dan eens één terug-
kwam, kwam het niet bij me op te denken dat het beest mis-
schien wel verworpen had. Nee, het was mijn fout, ik had
niet goed gevoeld."

Niet zeuren, gewoon doorgaan

"Mijn partner riep steeds vaker dat ik moest gaan minderen,
dat ik zo niet kon doorgaan. Maar ja, het is je eigen toko, je
wilt je maten niet afvallen, er is helemaal geen tijd en geld
om minder te gaan werken." Karin werkt in een grote ge-
mengde praktijk in het zuiden van het land. Ze is twaalf jaar
geleden afgestudeerd en sinds vier jaar geassocieerd, een
jonge enthousiaste dierenarts in de kracht van het leven.
Rond de tijd dat ze klachten krijgt, spelen er meerdere din-
gen.

Er zijn twee collega\'s uitgeschakeld door fysieke problemen.
Vanwege de onzekere vooruitzichten wordt het extra werk
verdeeld onder de rest, waarbij het altijd dezelfden zijn die
moeite hebben met nee zeggen. Karin slaat haar lunch voor-
taan maar over en werkt \'gewoon\' wat langer door.
De MKZ-uitbraak is net achter de rug. Niet direct in hun ge-
bied, maar ze krijgen wel te maken met alle extra regelgeving
ten gevolge ervan en de belemmeringen die dat oplevert in
hun werkzaamheden. Ook de varkenspestepidemie ligt nog
vers in het geheugen. Alle negatieve ontwikkelingen in de
landbouw worden uitgebreid besproken door de boer met
zijn dierenarts. Vertelt de boer zo zijn verhaal één keer, de
dierenarts moet de hele dag dezelfde sombere verhalen aan-
horen. Daarnaast beknibbelt de boer op zijn uitgaven, dus
ook voor de dierenarts is minder geld.
De fusie met een andere praktijk is net achter de rug. Naast
alle extra vergaderingen en dergelijke die de fusie met zich
meebracht, moeten zowel klanten als dierenartsen wennen
aan de vele nieuwe gezichten. Veel extra stress, maar om ook
in de toekomst rendabel te blijven, is schaalvergroting nu
eenmaal nodig...

Karin vraagt zich steeds vaker af of eerlijkheid er nog toe
doet. Zij en haar collega\'s doen veel moeite om zich integer
op te stellen. Tot hun grote frustratie krijgen zij soms de in-
druk dat dierenartsen die het niet zo nauw nemen daar wei-
nig gevolgen van ondervinden. Ook het vertrouwen in de lo-
yaliteit van enkele klanten krijgt een flinke knauw als die
besluiten over te stappen naar een andere praktijk. Karin\'s
onvermoeibare inzet wordt opeens niet meer gewaardeerd
vanwege enkele euro\'s prijsverschil in de tarieven.

Opeens is de rek eruit

"Alles stapelde zich blijkbaar op, en toen kwam die ochtend,
ik weet de datum nog precies. Ik pakte de riem om de hond
uit te gaan laten en barstte opeens in huilen uit, zomaar. En ik
kon bijna niet meer stoppen, erger nog, ik begon steeds weer.
Bij de huisarts, de psycholoog, bij vrienden. Mijn collega\'s
kon ik niet onder ogen komen, pas na twee weken had ik ge-
noeg moed verzameld om een kop koffie te drinken op de
praktijk. Zwetend, trillend en met ingehouden tranen ben ik
ongeveer tien minuten binnen geweest, al waren alle colle-
ga\'s vol begrip. Geen idee meer wat er gezegd werd. Ik ben
een middag bezig geweest om mijn auto uit te laden, moest
steeds stoppen tussendoor. En ik begreep er helemaal niets
van! Een gebroken been, een hernia, maagzweren, dat vind
ik ziek zijn. Maar dit?"

Al probeerde Karin zich nog zo te vermannen, het lukte haar
eenvoudig niet meer om te gaan werken. In de vele literatuur
over burn-out wordt het vergeleken met een elastiek dat ein-
deloos uitgerekt wordt, tot het op zeker moment knapt.

Burn-out, iets anders dan overspannen

Het lastige bij burn-out, en dat geldt voor vele psychische
aandoeningen, is dat het ziektebeeld niet eenduidig is. Er
zijn vele tientallen symptomen die allen kunnen wijzen op
burn-out. Slapeloosheid, vermoeidheid, prikkelbaarheid,
continu piekeren, veel roken of drinken, snel huilen, moeite
met concentreren, en nog veel meer. Geen van alle hoeft alar-
merend te zijn zolang ze maar weer overgaan. Een veelge-
hoord misverstand is dat burn-out een moderne versie van
overspannenheid zou zijn. Dat is pertinent onjuist. Het grote
verschil is de wijze waarop het ontstaat en de duur van de
ontstaansperiode. De aanloop naar overspannenheid is niet
lang, meestal enkele maanden. Er is vaak sprake van een dui-
delijk aanwijsbare en/of recente oorzaak, zoals een schei-
ding of een conflict. Dit in tegenstelling tot bij een burn-out,
daarbij is sprake van een geleidelijk proces waarbij dingen
zich opstapelen. Het herstel na overspannenheid verloopt
ook veel sneller.

De periode waarin zich een burn-out ontwikkelt, strekt zich
uit over een aantal jaren, variërend van vijf tot soms wel tien
jaar. Gedurende al die tijd is er sprake van een verstoord
evenwicht tussen geven en nemen, wat leidt tot langdurige
spanningen. Kenmerkend voor burn-out is ook dat men heel
lang blijft ontkennen dat er iets mis is, al heeft de omgeving

-ocr page 357-

en met name de partner al veel eerder in de gaten dat het niet
goed gaat met iemand.

Volgens Schaufeli, hoogleraar organisatie-psychologie aan
de Universiteit Utrecht en deskundige op het gebied van
burn-out, zijn er in principe drie symptomen die het meest
typerend zijn\'. Mensen met een burn-out hebben last van
chronische vermoeidheid, een gevoel van volledig \'opge-
brand\' zijn. Daarnaast tonen zij een sterk verminderde be-
trokkenheid, zowel bij andere mensen als bij hun werk. Iets
dat opvallend is, omdat zij voor die tijd juist erg bevlogen
waren, helemaal voor hun werk gingen en altijd klaar ston-
den voor iedereen. Tenslotte twijfelen ze steeds meer aan hun
eigen kwaliteiten en vermogens. De angst dat ze minder
gaan presteren wordt daardoor uiteindelijk waarheid.

Drie kenmerkende symptomen
voor burn-out:

1. chronisch vermoeid

2. verminderde betrokkenheid

3. minder presteren

\' Uit de inaugurele rede (UU,
SchaufeH,mimar

1995) "Burnout: Dwaallicht of Lichtpunt" van

Opgebrand maar niet afgebrand

Al kost het veel tijd, herstel van een burn-out is goed moge-
lijk. De duur van het herstel wordt bepaald door de duur van
de ontstaansperiode. Hoe langer de periode van (emotionele)
uitputting was, hoe langer het duurt voor iemand er bovenop
is. Een goede begeleiding van het herstelproces is essentieel.
Diverse mensen, waaronder ook oud-dierenartsen, houden
zich bezig met de reïntegratie van mensen na een burn-out.
Eén daarvan is Tjebbe Hepkema. Na zeventien jaar als rund-
vee-dierenarts in een gemengde praktijk te hebben gewerkt,
besloot hij iets totaal anders te gaan doen. Hij is momenteel
werkzaam als loopbaanadviseur bij P&O Services, waar hij
overigens zeker niet alleen dierenartsen begeleidt. "Tijdens
persoonlijke gesprekken wordt iemand begeleid bij de ver-
werking en het leren accepteren van het feit dat hij/zij ziek is.
Vervolgens wordt bekeken wat in dit geval de oorzaken wa-
ren voor het burn-out raken. Die oorzaken kunnen heel ver-
schillend zijn. Karakters kun je niet veranderen, maar je kunt
iemand wel leren op een andere manier om te gaan met
stress, hoe conflicten het best gehanteerd kunnen worden,
hoe de (schaarse) vrije tijd \'bewaakt\' kan worden. Als ie-
mand zich bewust is van welke dingen energie kosten en
welke energie opleveren, kan een balans gevonden worden
tussen die twee. Het is zelfs vaak zo dat mensen, na hun her-
stel, kunnen zeggen dat ze uiteindelijk sterker in hun schoe-
nen staan en meer plezier uit hun werk halen dan voordat ze
ziek werden."

Mogelijke oorzaken voor burn-out: "Zijn dierenartsen wat-
jes?"

Hepkema stelt dat het zeker niet zo is dat iedere dierenarts
die hard werkt, zich honderd procent inzet en af en toe een
aanvaring heeft met een collega een burn-out krijgt. Bij het
ontstaan van een burn-out gaat het om een combinatie van
een aantal predisponerende factoren. Daarbij kan onder-
scheid worden gemaakt tussen factoren die te maken hebben
met persoonlijke kenmerken en sociale context, kenmerken
van de werkomgeving en maatschappelijke ontwikkelingen.
Wat betreft persoonlijke kenmerken gaat het om bepaalde
karaktereigenschappen en jeugdervaringen. Mensen die van
huis uit meekregen dat ze altijd hun best moeten doen. Ze
willen prestaties leveren, vertonen gedrevenheid en idea-
lisme. Ze zijn perfectionistisch en hebben moeite om nee te
zeggen, zijn gewend om door te zetten. Het zijn dus zeker
geen zwakkelingen, maar juist de harde werkers die alsmaar
doorgaan. In de sociale context kunnen bijvoorbeeld relatie-
problemen, verwijten vanuit het gezin of het verlies van
naasten een rol spelen.

De ten opzichte van vroeger sterk veranderde werkomgeving
van een landbouwhuisdierenpracticus draagt waarschijnlijk
voor een groot deel bij aan de toename van burn-out in deze
sector.

De mogelijkheid om de eigen werkomstandigheden te be-
heersen is fors afgenomen. De practicus ziet zich gedwon-
gen tot het doorvoeren van allerlei veranderingen. Vakin-
houdelijk verschuift het accent steeds meer van veterinair-
technisch bezig zijn naar zich bezighouden met allerlei
dienstverlenende aspecten. De eisen die aan de dierenarts
gesteld worden veranderen. Een goede praktijkorganisatie
en praktijkmanagement worden belangrijker, de dierenarts
wordt steeds meer ondernemer. Tijdens de opleiding werd
daar vrijwel geen aandacht aan geschonken, al is dat aan het
veranderen.

De werkdruk is fors gestegen, terwijl de inkomsten daarbij
achterblijven. Er wordt bezuinigd op personeel. De gezagsver-
houdingen veranderen, boeren eisen steeds meer kennis en in-
zet. Het aanzien en de status van de dierenarts zijn niet meer
vanzelfsprekend. Recentelijk werd de integriteit van de die-
renarts ter discussie gesteld door het publiek. Certificering en
specialisering kosten veel tijd en kunnen aanleiding geven tot
minder afwisseling in het werk. Gebrek aan ondersteuning
van collega\'s maakt het werk zwaar.

Wat de toekomst zal brengen is onzeker. De hardere concur-
rentie dwingt tot fusies wat leidt tot schaalvergroting. Dit
brengt ook weer veel geregel met zich mee. Teamwork is niet
vanzelfsprekend voor individualisten. Goed leren communi-
ceren met elkaar is nodig.

Veel kenmerken van de sociale omgeving zijn te vatten onder
de noemer \'kwaliteit van arbeid\'. Verzuim- en verloopper-
centages geven een goede indruk van deze kwaliteit van ar-
beid. In organisaties die een meer dan gemiddeld verioop
en/of langdurig ziekteverzuim hebben, knelt de schoen op
het gebied van kwaliteit van arbeid. De kwaliteit van arbeid
stijgt als voldaan kan worden aan de volgende drie voor-
waarden^:

1. men heeft voldoende mogelijkheden om stress-omstan-
digheden te beheersen;

2. men kan zich betrokken voelen bij werk en organisatie;

3. men heeft een duidelijk carrière- en inkomensperspectief
Alles in aanmerking genomen lijkt het dat de kwaliteit van
arbeid van de landbouwhuisdierenarts steeds moeizamer te

^ De Sitter. L.U "Synergetisch produceren"

-ocr page 358-

waarborgen valt. Al met al moge het duidelijk zijn dat die-
renartsen zeker geen watjes zijn. En het is juist nu van groot
belang dat men niet bij de pakken neer gaat zitten!

Voorkomen is beter dan genezen

Het is inmiddels voor alle betrokkenen wel duidelijk dat er
iets moet gebeuren om het aantal gevallen van burn-out on-
der dierenartsen terug te dringen. Dit is een gezamenlijke
verantwoordelijkheid van zowel de dierenarts als individu,
de KNMvD als vertegenwoordiger van de beroepsgroep als
van de arbeidsongeschiktheidsverzekeraars. Zoals inmid-
dels duidelijk is, kost het herstellen van een burn-out veel
tijd. Als in een vroeg stadium aan de bel getrokken wordt, is
er vaak vrij snel wat aan te doen zonder al te ingrijpende
maatregelen.

Watch out! Burn-out?

Enkele waarschuwingssignalen

• slecht slapen

• dingen vergeten

• onverschilligheid/cynisme

• angst om fouten te maken

• moeite met concentreren

• hoofdpijn

• geen zin in leuke dingen

• snel geïrriteerd

Hou uzelf en uw collega\'s in de gaten!

Wat kunt u zelf doen?

Zowel Tjebbe Hepkema als Karin benadrukken dat het tijdig
onderkennen heel belangrijk is. Neem waarschuwingssigna-
len serieus. Schaam u niet maar praat erover. Met uw partner,
met uw collega\'s, met deskundigen. Realiseer u terdege dat
ook u risico loopt!

Wat kan de KNMvD doen?

In het kader van preventie moet bekeken worden welke fac-
toren te beïnvloeden zijn door de KNMvD. Op individuele
factoren als persoonskenmerken en sociale context heeft de
KNMvD geen invloed. Al kan zij, bijvoorbeeld middels arti-
kelen als deze in het Tijdschrift, de problematiek rond burn-
out bespreekbaar maken. Men zal moeten accepteren dat
burn-out een ziekte is en geen aanstellerij. Dierenartsen
moeten bewust worden gemaakt van het risico dat zij lopen.
De KNMvD kan wel invloed uitoefenen op bepaalde facto-
ren die voor de hele beroepsgroep opgaan, zoals het verbete-
ren van de aspecten die vallen onder de kwaliteit van de ar-
beid. Er dient met name veel aandacht te worden besteed aan
het professionaliseren van het ondernemerschap van dieren-
artsen. Dit kan middels PAO-cursussen en door daar al tij-
dens de studie diergeneeskunde aandacht aan te geven.
Verder moet de KNMvD een grote rol spelen bij het (her)po-
sitioneren van de dierenarts in de maatschappij, zodat duide-
lijk is waar en waarvoor \'de dierenarts\' staat.

Wat kunnen de verzekeringsmaatschappijen doen?
Ook voor de verzekeraars geldt dat zij slechts enkele facto-
ren kunnen beïnvloeden. Frits Schmidt is werkzaam als me-
disch adviseur bij Movir en zet de activiteiten op een rij.
Movir heeft al ervaring opgedaan met de preventie van fy-
sieke arbeidsongeschiktheid. Daarvoor is toentertijd het
Atlas-project ontwikkeld. Om meer duidelijkheid te verkrij-
gen over de oorzaken van psychische arbeidsongeschiktheid
wordt op dit moment een uitgebreid dossieronderzoek ge-
daan. De resultaten hiervan worden in de loop van volgend
jaar verwacht. Sinds enkele jaren kunnen dierenartsen bij het
(onafhankelijke) counseling bureau ICAS terecht, voor des-
kundig advies voor allerlei problemen. Daarnaast richt ook
Movir zich op de bewustwording onder dierenartsen. Dit
doet zij middels het uitbrengen van artikelen en het organi-
seren van workshops. En ook Frits Schmidt kan niet genoeg
benadrukken dat dierenartsen vooral niet te lang door moe-
ten blijven lopen met psychische klachten.

"Slappelingen zijn het allerminst, hooguit stommelingen
die van geen ophouden weten!"

Als alle betrokken partijen de handen inéén slaan en hun ver-
antwoordelijkheid nemen, moet het lukken om de psychische
arbeidsongeschiktheid onder dierenartsen lerug te dringen.
Een voorbeeld daarvan is het initiatief tot samenwerking tus-
sen de congrescommissie van de Groep Groot Dagen, Movir
en ICAS dat heeft geleid tot een middagvullend programma
over burn-out. Gedurende de Groep Groot Dagen te Arnhem
is tijdens de plenaire sessie op woensdagmiddag 27 novem-
ber aanstaande op aansprekende wijze aandacht gevraagd
voor de problemadek rond burn-out. Voor een zaal met zo\'n
honderd vijftig dierenartsen werden door acteurs allerlei her-
kenbare situaties uit de praktijk nagespeeld. De discussie
naar aanleiding van deze voorstellingen werd geleid door
Bart Verhagen, een professionele trainer/adviseur en gespeci-
aliseerd in burn-outtherapie. Men kon alle frustraties uiten,
het hart luchten en ging naar huis met tips hoe die lastige pro-
blematiek aangepakt kan worden.

De KNMvD is op dit moment in overleg met de verzeke-
ringsmaatschappijen bezig verdere initiatieven te ontwikke-
len om de arbeidsongeschiktheid terug te dringen. U zult er
de komende tijd zeker meer over horen. Het moge inmiddels
echter duidelijk zijn dat u als dierenarts ook zélf uw verant-
woordelijkheid dient te nemen. Wees alert, en let op uzelf én
op uw collega\'s. Als u zich bewust bent van de risico\'s en
deze problematiek serieus neemt dan is de eerste, dringend
noodzakelijke, stap richting het terugdringen van de arbeids-
ongeschiktheid onder dierenartsen gezet.

-ocr page 359-

Mycoplasma en PRDC

Seminar Groep Geneeskunde van het Varken in samenwerking met
Boehringer Ingelheim

1. Hülsen

Tijdens de wetenschappelijke bijeenkomst van Groep Varken op 8 oktober in het Gelredome, vormde de markt-
introductie van een nieuw mycoplasmavaccin de aanleiding om het onderwerp mycoplasma te belichten. Pathofysiologie,
klinische ervaringen en vaccinatiekunde kwamen voor het voetlicht. Ook hier brachten de deskundigen niet dé oplossing
voor longproblemen bij varkens. Men gaf wel een aantal richtlijnen voor het nemen van een bedrijfsspecifieke beslissing.

\' M. hyopneiimonia

SIV HI.M,H3N2
A.pleuropncumüniae

I

additionally:
Strept. suis
Chlamydia spp.

Dr. V.F. Ohiinger, bioScreen-Miinster, European Veterinary Disease Management Centre

Infecties met Mycoplasma hyopneumoniae (M.hyo) treden
op in de kraamstal en de batterij, maar vooral tijdens de op-
fok- en mestperiode. Het is een primaire pathogeen, die zelf-
standig ziekteverschijnselen kan veroorzaken. Zoötech-
nische omstandigheden (onder andere klimaat) hebben grote
invloed op de mate waarin M/tj\'o-infecties leiden tot ziekte-
verschijnselen. Ook bestaan er grote verschillen in virulentie
tussen veldstammen en daarmee ook in het klinische beeld
tussen bedrijven.

M.hyo vormt samen met PRRS een belangrijke oorzaak van
het Porcine Respiratory Disease Complex, PRDC. Het
woord \'complex\' duidt aan dat hier sprake is van een klinisch
beeld dat kan ontstaan door diverse factoren, die elkaar
onderling beïnvloeden. Dominiek Maes van de Rijks
Universiteit in Gent noemt een trits additionele (met name
zoötechnische) factoren en ziekten die in onderlinge samen-
werking tot deze ziekte kunnen leiden. Hij stipt aan dat in-
fecties met de spoelworm Ascaris suum daar ook bijhoren.
Volker Ohlinger van bioScreen in Münster rubriceert in het
PRDC-kader de pathogenen in groepen:
primary pathogens,
secundary pathogens
en triggering pathogens. Deze rang-
orde helpt de dierenarts bij het opstellen van
een prioriteitenlijst met maatregelen: eerst de
primaire pathogenen aanpakken, dan pas de
rest.

4

5

6

7

8

9

10
11
12

13

14

15

PMWS/
PNP

PRDC

Pasteurella multocida, (PmT)
PRCV......

Belangrijk wapen

Vaccinatie is een belangrijk wapen in de strijd
tegen
M.hyo en PRDC. De sprekers prefereren
preventie, waarvan vaccinatie een element
kan zijn, boven curatieve maatregelen.
M.hyo-
enting beschermt niet tegen infectie, maar
vermindert de klinische gevolgen ervan. Door
de hoge prevalentie, de hoge morbiditeit en de
slepende gevolgen van een mycoplasma-in-
fectie, heeft deze een langdurig negatief effect
op een varkenskoppel. Dit kenmerk nodigt uit
tot het maken van een economische analyse
van de effecten van vaccinatie. Loont het om
te vaccineren in koppels met relatief beperkte
klinische klachten? Diverse klinische studies
nemen het financieel rendement mee en geven
aan dat vaccinatie al snel rendabel is. De vra-
gen \'wel/niet vaccineren?\' en \'moet ik stop-
pen met vaccineren?\' bezitten hierdoor na-
drukkelijk een dubbele dimensie, namelijk een dierziekte-
kundige en een economische. Maes, Ohlinger en de sprekers
van de farmaceutische industrie adviseren om niet lichtvoe-
tig te stoppen met vaccineren.

Het uitgangspunt is: vaccineren op zo\'n drie tot vier weken
voor het moment van infectie. Daarmee heeft het varken vol-
doende tijd om immuniteit op te bouwen en bestaat de zeker-
heid dat de immuniteit zolang mogelijk aanwezig is in de pe-
riode waarin de infectiedruk hoog is. In de procedure dient
dus de bedrijfsepidemiologie van de relevante ziektekiemen
in beeld gebracht te worden.

De dynamiek van infecties kan per bedrijf verschillen, zodat
voor elk bedrijf het moment van infectie bepaald zou moeten
worden. De meest zekere methode daarvoor is gepaarde
sera. Het moment waarop seroconversie optreedt varieert
tussen vier en acht weken na infectie, vertelt Maes. Serologie
(antilichaam-titerbepaling) blijkt trouwens ongeschikt voor
inschatting van de werkelijke immuniteit, want die is vooral
celgebonden. Ook kan serologic niet gebruikt worden om de
respons op een vaccinatie te meten.

Op het bedrijf met klinische klachten kunnen het best een

pathogens:

primary

secondary

triggering

age (ww)
1

i

1

PCV2

2

Haemophilus parasuis

3

M. hyorhinis

PRRSV

Bordetella brochiseptica

-ocr page 360-

aantal varkens met acute klinische symptomen opgeofferd
worden voor sectie. Tonsil-afkrabsels vormen een goede
tweede keuze. De aanwezigheid van
M.hyo in hogere lucht-
wegen en tonsillen vormt een goede afspiegeling van het in-
fectieniveau op de trilharen in trachea, bronchiën en bron-
chioli. Voor een snel epidemiologisch profiel is een
cross-sectie van het hele bedrijf een goede diagnostische
aanpak. Hierbij wordt op één moment bloed getapt van di-
verse leeftijdsgroepen, bijvoorbeeld 10, 14, 18 en 22 weken.
De leeftijdskeuze wordt daarbij afgestemd op de klinische
symptomen op het bedrijf.

In de meeste gevallen ligt het optimale vaccinatiemoment
tussen de derde en vijfde levensweek. Eerder is bezwaarlijk,
want van vaccinatie in de eerste twee levensweken moetje
niet veel effect verwachten, vanwege interferentie met de
maternale immuniteit. De derde week leent zich op de
meeste bedrijven uitstekend voor inentingen, terwijl in de
vierde week het stressvolle speenmoment vaak erg dichtbij
is.

Optimaal vaccinatieplan

Op bedrijven die willen vaccineren, moet de dierenarts een
optimaal vaccinatieplan bedenken. Hierbij zal hij op basis
van bedrijfskenmerken, vaccineigenschappen en veterinaire
kennis een keuze moeten maken. Elke casus heeft daarbij
zijn eigen afweging en beslissing.

De situatie wordt nog complexer, of uitdagender, als tegen
meerdere ziekten gevaccineerd gaat worden, bijvoorbeeld
PRRS én M.hyo. Ohlinger stelt dat PRRS-vaccinatie in le-
vensweek drie hoort. Maar hoe stem je veel vaccinaties in
een kort tijdsbestek het best op elkaar af.^ Wetenschappelijk
onderzoek biedt geen kant en klare recepten hiervoor. Het
lijkt logischer om twee vaccinaties tegelijkertijd toe te die-
nen, met twee injecties, dan om kort achtereen te vaccine-
ren.

Het nieuwe M.hyo-yacc\'m onderscheidt zich doordat het
slechts één keer hoeft te worden toegediend, terwijl de
\'oude\' vaccins twee injecties vragen. De producent claimt
dat dit
one shot vaccin minimaal even werkzaam is als de
andere
two shots. In andere Europese landen en ook in de
Verenigde Staten zijn reeds van meerdere producenten
otte
shot
mycoplasmavaccins beschikbaar.

Ohlinger adviseert om PRDC-problematiek aan te pak-
ken op basis van kritische analyse en een duidelijke pri-
oriteitsstelling in de acties. De volgende acties vormen

een leidraad.

- Past de laboratorium diagnose bij de klinische en epi-
demiologische situatie in de populatie?

- Bevat de laboratorium uitslag alle mogelijke oorzake-
lijke infectieuze agentia?

- Is er voldoende informatie beschikbaar om te beslui-
ten tot zinnige acties (serotypering e.d.)?

- Pak eerst de primaire pathogenen aan.

- Preventie is superieur boven metafylaxe\' en/of behan-
deling met antibiotica.

- Vaccineer alle dieren volgens voorschrift! Voorkom
groepen met onvoldoende beschermde varkens.

- Geef voorkeur aan primaire pathogenen met hoge pre-
valentie (PRRSV, M.hyo), met name in productieke-
tens en in organisaties. Werk naar homogene immu-
niteit binnen populaties.

- Focus voortdurend op de pathogenen met hoge prio-
riteit. Pak de pathogenen met lage prioriteit alleen aan
indien nodig.

- Hou populaties, koppels, stabiel. Stop niet met vacci-
neren als bijvoorbeeld de markt slecht is. Het duurt
een tijd voor een bedrijf stabiel is.

- Gebruik maatregelen en producten die het best afge-
stemd zijn op degene die ze moet toepassen.

Metafylaxe: behandeling van de koppel als enkele varkens ziekteverschijnse-
len vertonen.

Sprekers tijdens dit seminar:

Dr. D. Maes, Rijks Universiteit Gent

Dr. V.F. Ohlinger, bioScreen Münster - European Veterinary Disease Management Centre

Drs. F.j.U.M. van der Meer, Faculteit der Diergeneeskunde, Utrecht

Drs. R. Schippers, Boehringer Ingelheim Nederland

Dr. S. Lange, Boehringer Ingelheim International

Dagvoorzitter: Drs.T.F. Duinhof

-ocr page 361-

Eerste GD Praktijkmap Varkens uitgereikt

R. Huyben

De eerste exemplaren van de GD Praktijkmap Varkens
zijn op 1 november 2002 aangeboden aan de KNMvD en
het Productschap voor Vee en Vlees. Dit gebeurde tijdens
een feestelijke bijeenkomst bij de GD in Deventer. Drs.T.
de Ruijter nam als voorzitter van de KNMvD een exem-
plaar in ontvangst, dr. P. Vesseur ontving een map na-
mens het PVV.

De Ruijter noemde de GD Praktijicmap Varkens een belang-
rijke stap in het verbeteren van de relatie tussen de practicus
en de Gezondheidsdienst voor Dieren (GD). "De practicus
kan niet zonder de Gezondheidsdienst, maar de Gezond-
heidsdienst kan ook niet zonder practicus. Het gezamenlijk
versterken van de veterinaire infrastructuur is de basis voor
de toekomst. Dit geldt natuurlijk voor de tweedelijns ge-
zondheidszorg en de laboratoriumfaciliteiten. Maar ook
waar het gaat om georganiseerde dierziektebestrijding, mo-
nitoring, early-warning of kwaliteitsborging van de veteri-
naire dienstverlening zoals via erkende-dierenartsen is het
belangrijk de krachten te bundelen", aldus de KNMVD-
voorzitter.

Symbool voor samenwerking

Drs. J. Braamskamp, directielid van de Gezondheidsdienst
voor Dieren noemde de nieuwe Praktijkmap een symbool
voor de samenwerking tussen GD en practici. "De practicus
is een belangrijke schakel tussen de GD en de veehouder",
benadrukte Braamskamp. " Een deel van de wederzijdse in-
formatieverstrekking tussen de partijen verloopt inmiddels
digitaal via
www.ziezo.biz. Daarnaast blijft in de praktijk de
behoefte bestaan aan een gedrukt naslagwerk. De nieuwe
map voorziet hierin."

Logisch vervolg

De GD Praktijkmap Varkens is een logisch vervolg op de GD
Praktijkmap Herkauwers. Deze map wordt al een aantal ja-

ren hoog gewaardeerd door de herkauwerspractici. De eerste
versie van de varkensmap is onder meer tot stand gekomen
dankzij financiële ondersteuning van het Productschap voor
Vee en Vlees. Naast hoofdstukken over diergezondheidspro-
gramma\'s bevat de map veel informatie over diagnostiek en
gezondheidsproblemen. Net als de GD Praktijkmap Her-
kauwers wordt de GD Praktijkmap Varkens in de toekomst
steeds voorzien van nieuwe informatie via updates. Op deze
manier zal de map uitgroeien tot een onmisbaar naslagwerk
voor practici.

De GD Praktijkmap Varkens is begin november aan alle var-
kenspraktijken gestuurd. De coördinator van de map, drs.
Ria Huyben, staat open voor reacties op de nieuwe map.
Opbouwende kritiek wordt meegenomen om de updates ver-
der toe te spitsen op de wensen van de practicus. Heeft uw
varkenspraktijk onverhoopt geen map gekregen, neemt u dan
contact op met de GD via (0570) 660430 of per e-mail via
info(ggdvdieren.nl. Hier kunt u ook terecht met uw reacties.

-ocr page 362-

Door de Universiteitskliniek van Gezelschapsdieren (UKG)
en de Apotheek is, onder voorzitterschap van Henk Vaar-
kamp, hoogleraar Veterinaire Apotheek, een discussie-
avond georganiseerd over de risico\'s van het gebruik van
carcinogene diergeneesmiddelen. De avond was bedoeld
voor medewerkers van de Faculteit. Diverse geneesmiddelen
die ervan verdacht worden bij de mens kanker te kunnen
veroorzaken, worden gebruikt als diergeneesmiddel. Het
betreft onder meer de immunosuppressieve middelen
chloorambucil (Leukeran®) en azathioprine (Imuran®),
mogelijk ook mitotane (Lysodren®).
Deze middelen worden vaak oraal toegediend aan hond en
kat, de behandeling vindt eigenlijk altijd plaats bij de pati-
ent-eigenaar thuis en heeft vaak een chronisch karakter.
Daarnaast hebben vrijwel alle middelen die bij kanker ge-
bruikt worden potentieel carcinogene eigenschappen. De
vraag die centraal stond was of de voordelen van dergelijke
behandelingen opwegen tegen de risico\'s van vaak langdu-
rige blootstelling van eigenaren en hun familie aan deze
middelen.

De aftrap werd gegeven door een aantal inleiders. Zonder al
te diep op de inleiding in te gaan volgen hier een aantal state-
ments van de sprekers.

- De omzet van azathioprine bij de groothandel AUV is in
2001 gestegen naar 1,15 kg (werkzame stof). De azathio-
prine-omzet via andere kanalen is onbekend.

- 1 let risico om kanker te krijgen door blootstelling aan car-
cinogenen is een stochastisch risico en is daarom afhanke-
lijk van de hoeveelheid en de frequentie van blootstelling.

- Bij toedieningsgereed maken van injecties is de blootstel-
ling van de bereider aan geneesmiddelen groot. Bij het be-
reiden van capsules is de blootstelling nog groter, maar
nooit exact gemeten.

- Uitscheiding via urine, faeces en speeksel zorgt voor
blootstelling van patiënt-eigenaar en gezin aan deze
middelen.

- ARBO-regelgeving rondom gebruik van carcinogene
middelen wordt verder aangescherpt. Het kost veel geld en
vereist deskundigheid om in de praktijk aan deze regels te
voldoen.

- Voor bepaalde vormen van kanker zoals maligne lymfoom
en osteosarcoom bestaat wetenschappelijk bewijs voor ef-
fectiviteit en kan in individuele situaties een rationele af-
weging gemaakt worden van voor- en nadelen.

\' Ziekenhuisapotheker i.o.
^ Dierenarts-internist
^ Hoogleraar Veterinaire Apotheek
^ Voorzitter Divisie Patiëntenzorg UKG

- Voor de effectiviteit van azathioprine of chloorambucil als
immunosuppressivum bestaan voor maar weinig indica-
ties klinische effectiviteitsgegevens.

De inleiders waren nauwelijks uitgesproken of de discussie
barstte los. Niet zozeer over blootstelling aan medewerkers
in Apotheek, kliniek of dierenartsenpraktijk. Hiervoor be-
staan immers gedetailleerde wetten en regels. Wel onder-
werp van discussie was de mate van schadelijkheid van car-
cinogene diergeneesmiddelen voor de omgeving van de
patiënt. In de Nederlandse ziekenhuizen krijgt dit onderwerp
veel aandacht doordat recent onderzoek is gedaan. Voor wat
betreft de diergeneeskunde is geen onderzoek bekend en er
is (nog) niets in wetgeving geregeld. De risico\'s voor de om-
geving werden door de discussiedeelnemers verschillend in-
geschat. Wel is duidelijk geworden dat de dierenarts die een
therapie met een carcinogeen diergeneesmiddel initieert, een
grote verantwoordelijkheid heeft. Over de vraag of carcino-
gene middelen gebruikt kunnen worden bij hond of kat in si-
tuaties met opgroeiende kinderen of zwangere vrouwen kon
geen consensus bereikt worden. Wel moet de patiënt-eige-
naar aantoonbaar objectief worden voorgelicht over de voor-
en nadelen van de therapie. De argumenten die gebruikt wor-
den, moeten zijn gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek
en niet op empirie.

Het tastbare resultaat van de avond, bestaande uit de richtlijn
\'gebruik orale cytostatica als immunosupressiva\' en de in-
structie \'immunosuprcssiva\' voor de eigenaar, is hierbij af-
gedrukt. De afgedrukte instructies zijn geschreven door de
UKG en gelden binnen dc UKG. Voor de oncologie bestaan
vergelijkbare protocollen.

UKG-richtlijn Gebruik Orale Cytostatica als Immunosup-
pressiva bij Hond en Kat

Uitgangspunt

Alhoewel niet vastgesteld is hoe groot het risico is voor be-
reiders, mensen in de omgeving van het dier en dieren zelf,
moet het gebruik van orale cytostatica als immunosuppres-
siva zoveel mogelijk worden beperkt. Immers, van de
meeste van deze middelen is vastgesteld in
in vitro en soms
in
in vivo modellen dat ze potentieel kankerverwekkend
kunnen zijn.

Richtlijnen

1) Orale cytostadca worden slechts als eerste keuze medica-
ment voorgeschreven bij indicaties waarvan:

- de meerwaarde van het cytostaticum als monothera-
peuticum, in vergelijking met andere therapieën, is
aangetoond in gecontroleerd onderzoek;

- de meerwaarde van het cytostaticum in combinatie met
andere geneesmiddelen, in vergelijking met andere
therapieën, is aangetoond in gecontroleerd onderzoek.

Gebruik carcinogene diergeneesmiddelen in de
dierenartsenpraktijk, een onacceptabel risico voor de mens?

C. Pellicaan\\ E. Teske^, H. Vaarkamp3 en T. Willemse4

-ocr page 363-

2) In alle andere gevallen worden bij het voorschrijven van
immunosuppressiva eerst corticosteroïden of andere niet-
cytostatica geprobeerd. Bij onvoldoende effect of teveel
bijwerkingen kunnen cytostatica worden voorgeschreven,
ofwel in combinatie ofwel alleen; dit wordt uitsluitend ge-
daan op voorwaarde dat er in de literatuur een onderbou-
wing bestaat voor de desbetreffende toepassing.

3) Het gebruik van in de apotheek bereide capsules met cy-
tostatica wordt zoveel mogelijk beperkt.

4) Voordat cytostatica worden voorgeschreven dient de be-
handelend dierenarts de eigena(a)r(en) van het betref-
fende dier in te lichten over de potentiële risico\'s voor de
gezondheid met behulp van een speciaal hiervoor opge-
stelde schriftelijke instructie.

UKG-Instructie Immunosuppressiva - mee te geven aan
de eigenaar

Uw dier wordt behandeld met een immuunsuppressivum.
Dit middel moet de ontspoorde reacties in het lichaam van
het dier weer onder controle brengen. Het middel komt uit de
groep medicijnen van de cytostatica, middelen die onder an-
dere gebruikt worden bij de behandeling van kanker bij mens
en dier. Het nadeel van deze middelen is dat van de meeste
hiervan is vastgesteld dat ze bij bepaalde hoeveelheden het
erfelijk materiaal van cellen kunnen beschadigen. Contact
met deze middelen kan in theorie leiden tot vormen van kan-
ker. Ook kunnen deze middelen afwijkingen bij de ongebo-
ren vrucht veroorzaken. Het is onbekend hoe groot deze risi-
co\'s zijn. Wel is bekend dat kleine kinderen en zwangere
vrouwen gevoeliger zijn voor deze risico\'s. Ook is duidelijk
dat de kans op nadelige effecten geringer is naarmate de hoe-
veelheid waaraan men is blootgesteld kleiner is en naarmate
de tijdsduur, waarin blootstelling plaatsvindt, korter is.
Daarom wordt geadviseerd om contact met deze middelen
zoveel mogelijk te vermijden.

Op welke manieren kunt u in contact komen met deze medi-
cijnen? Bij het toedienen van deze middelen aan het dier is
het mogelijk dat u met het middel in directe aanraking komt.
Bovendien kan het dier na toediening van het medicijn dit
middel of afbraakproducten ervan gaan uitscheiden via bij-
voorbeeld urine, uitwerpselen, speeksel of bloed.

Om het contact met deze middelen te beperken, worden de
volgende voorzorgsmaatregelen aangeraden:

1) Geef het geneesmiddel aan uw dier in de door de dieren-
arts aangegeven dosering.

2) Breek tabletten nooit door midden of in nog kleinere de-
len.

3) Vermijd rechtstreeks contact van het geneesmiddel met
uw huid. Draag daarom bij het toedienen van het genees-
middel wegwerphandschoenen en was achteraf uw han-
den zorgvuldig. Deponeer de wegwerphandschoenen na
gebruik in de afvalbak.

4) Zorg ervoor dat ontlasting of urine van uw dier niet in de
buurt van spelende kinderen terecht komt.

5) Als ontlasting, urine, bloed of braaksel in huis terecht-
komt, moet u bij het verwijderen wegwerphandschoen
dragen, gebruikmaken van keukenpapier en achteraf
zorgvuldig uw handen wassen. Deponeer de wegwerp-
handschoenen na gebruik in de afvalbak.

6) Gedurende de behandeling moet rechtstreeks contact
met uw huisdier zoveel mogelijk worden vermeden.
Laat u daarom ook zo min mogelijk likken door uw huis-
dier.

7) Bewaar het geneesmiddel in de oorspronkelijke verpak-
king, buiten bereik van kinderen en huisdieren.

8) Breng restanten van het geneesmiddel die niet meer wor-
den gebruikt, ter vernietiging terug naar het afleverpunt.

Als u vragen heeft of als u onzeker bent over de risico\'s,
neem dan contact op met de behandelend dierenarts of met
de apotheek die de middelen heeft verstrekt.

Veterinair Dispuut Unitas

SIMM

Lustrum VDÜ

Op donderdag 12 december 2002 is de lustrumreceptie ter ere van het zevende lustrum Chateau Bierand van
het Veterinair Dispuut Unitas. Alle oudleden en reünisten zijn welkom om vanaf 19.00 uur het bestuur te felici-
teren. Op vrijdag 13 december zal er een tientjesmaaltijd plaatsvinden met aansluitend een ouwelullenborrel
en op zaterdag 14 december is de buitendag. Alle oudleden en reünisten zijn deze dagen van harte uitgeno-
digd!!!

Graag opgeven via B.E.Veenstra@students.uu.nl of 030-2522624.

-ocr page 364-

Definitieve leverbotprognose voorjaar en winter 2002/2003

De Werkgroep Leverbotprognose verwacht deze herfst
mogelijk een leverbotinfectie. Op bedrijven waar dit jaar
de schapen reeds zijn behandeld, adviseert de Werkgroep
om deze begin januari nogmaals te behandelen.

In de maand oktober is er mogelijk een leverbotinfectie op
het gras afgezet. Op bedrijven waar vorig jaar leverbot is
vastgesteld en waar nog niet is behandeld, moeten de scha-
pen nu worden behandeld. Op bedrijven waar dit jaar de
schapen reeds zijn behandeld, adviseert de Werkgroep de
schapen begin januari opnieuw te behandelen.
Indien mogelijk moeten dieren naar goed ontwaterde perce-
len worden verweid.

Bij twijfel is het zinvol om vanaf begin december bloed-
onderzoek en vanaf begin februari mestonderzoek te laten
verrichten bij de Gezondheidsdienst voor Dieren. Dit geldt
ook voor rundvee dat na 15 oktober is opgestald. Per dier-
soort (bij voorkeur dieren na hun eerste weideseizoen) zijn
voor een goed onderzoek vijf monsters per leeftijdscatego-
rie nodig.

Een behandeling bij runderen is alleen noodzakelijk na
onderzoek. Wanneer uit dat onderzoek blijkt dat runderen
moeten worden behandeld, dient dat bij melkgevende dieren
te gebeuren aan het begin van de droogstand.

Bror: ID-Lelystad.

Vossenlintworm: preventieve maatregelen noodzakelijk

Gaarne wil ik reageren op het inge-
zonden artikel \'Echinococcus mul-
tilocularis en rabiës in Nederland\'.
Als dierenarts en jager kan ik het
lakse beleid van de overheid inzake
de bestrijding (en dus ook de pre-
ventie!) van de vossenlintworm niet
begrijpen.

Dc vossenpopulatie neemt ziender-
ogen toe. Jagers klagen al jaren dat in toenemende mate vos-
sen inheems worden in voorheen vossenvrije gebieden, gro-
tendeels veroorzaakt door al jaren het verbod op vossenjacht
in natuurgebieden. Dit jaar is de nieuwe Flora- en Faunawet
van kracht geworden, waarin het totale verbod op vossen-
jacht geregeld is. Alleen bij bewezen schade kunnen provin-
cies ontheffingen geven op het jachtverbod.
Regelgevende instanties zijn zich mijns inziens niet vol-
doende bewust dat preventieve maatregelen (dus het in-
standhouden van een beperkte vossenpopulatie en dus her-
opening van de jacht op vossen) noodzakelijk zijn voor een
goede volksgezondheid.

Ingezonde

Of moet het dezelfde kant opgaan als met de IBR, Aujeszky
en MKZ, waarbij geldverslindende eradicatieprogramma\'s
aan te pas moesten komen?!

J.M.J. Engel, dierenarts te Den Bosch

Opleiding Honden- en Kattenbesluit nu ook in Noord- en Zuid-Nederland

In het nieuwe Honden- en Kat-
tenbesluit van de overheid, dat
sinds maart dit jaar van kracht
is, staan regels voor het bedrijfs-
matig verkopen, overdragen, in
bewaring nemen en fokken van
honden en katten. (Startende)
dierenasiel- en -pensionhouders
en ook bedrijfsmatige fokkers
(vanaf vier nesten per jaar) moeten in het bezit zijn van
het diploma Honden- en Kattenbesluit. IPC Plant.Dier
biedt deze opleiding al langer aan op haar vestiging in
Barneveld. Nieuw is dat vanaf heden ook aan deze cur-
sus kan worden deelgenomen op de IPC-vestigingen in
Horst en Oenkerk.

Voor een goede dierverzorging is vakbekwaamheid een
vereiste. Zowel kennis over bedrijfsvoering als over die-
ren is dan ook een voorwaarde voor dierenasiel- en -pen-
sionhouders. In de opleiding Honden- en Kattenbesluit
van IPC komen alle door de overheid opgestelde regels
uitgebreid aan de orde. Onderwerpen zijn onder meer:
huisvesting, voeding, verzorging, anatomie, EHBO, ge-
zondheids- en ziekteleer, opvoeding en gedrag, voort-
planting en rassenkennis. Daarnaast worden zaken als
wetskennis en organisatie- en ondernemersvaardigheden
behandeld.

De cursus duurt elf dagen. Daarnaast is een stage gedurende
twintig dagen verplicht. De opleiding wordt afgesloten met
een LEXIN-erkend examen. De kosten van de opleiding be-
dragen € 725,00. Voor meer informatie over de inhoud of
data van de opleiding kunt u contact opnemen met onze af-
deling sales: Marjanne Merkies of José Verberk. Zij zijn be-
reikbaar onder telefoonnummer: (0318) 645700 of per
e-mail:
sales@ipc-training.nl

Bron: IPC Plant.Dier.

-ocr page 365-

In deze tijd van certificering en differentiëring in
de dierenartsenpraktijk is een dierenartsassisten-
te die meer van honden- en kattengedrag weet,
een welkome aanvulling. Dierenartsen besteden
hun kostbare tijd het liefst aan puur diergenees-
kundige zaken, maar erkennen vaak wel dat de
begeleiding van klant en patiënt op gedragsgebied
beter kan.Tinley en PB-Animee hebben de vraag
uit de praktijk om gedragsscholing opgepakt en
zullen vanaf begin 2003 de achtdaagse Opleiding
tot Huisdieren Gedragsadviseur aanbieden.

Gedrag in de dierenartsenpraktijk

De roep vanuit de maatschappij om goed aange-
paste huisdieren wordt steeds luider. De dierenart-
senpraktijk die service belangrijk vindt, kan hier-
aan een steentje bijdragen. Zowel bij de preventie
van probleemgedrag (aanschafadviezen, socialisa-
tietips) als bij het vroegtijdig signaleren van ge-
dragsontsporingen kan de praktijk een grote rol
spelen. Dit zal er tevens toe leiden dat de dieren
ook gemakkelijker diergeneeskundig te behande-
len zijn. Bovendien hebben veel probleemgedra-
gingen een medische oorzaak cn worden ook
castraties veelvuldig voor gedragsdoeleinden inge-
zet. Neem je daarnaast het feit dat er steeds meer
producten op de markt komen die gedrag kunnen
beïnvloeden (gedragstherapeutica. feromonen en
zelfs dieetvoeding), dan bevestigt dit dat huisdie-
rengedrag in de dierenartsenpraktijk thuishoort.

Praktische gedragsopleiding voor de dierenarts-
assistent

Na de enthousiaste reacties op haar gedragsvideo\'s,
lezingen en trainingen heeft Debbie Rijnders (di-
recteur Tinley en gedragstherapeut voor dieren) be-
sloten een praktische gedragsopleiding voor die-
renartsassistenten te ontwikkelen. Zij doet dit sa-
men met dierenarts Margit Price-Bossard (direc-
teur PB-Animee) die naast ruime scholingserva-
ring veel kennis over dierengedrag heeft. De Groep
Geneeskunde Gezelschapsdieren heeft te kennen
gegeven het initiatief van harte toe te juichen.
Uitgangspunt is dat wetenschappelijke kennis
wordt vertaald naar praktijksituaties. Aan de hand
van veel foto\'s en videomateriaal worden de as-
sistenten vertrouwd gemaakt met de vele aspecten
van honden- en kattengedrag. Ook zal tijdens een
practicum geoefend worden hoe om te gaan met ex-
treem angstige en/of agressieve dieren; het eigen
handelen (benaderen, hanteren en fixeren) zal hier-
bij centraal staan. Behalve Debbie Rijnders en
Margit Price-Bossard is ook etholoog drs. Joanne
v.d. Borg bij de opleiding betrokken. Zij is onder
andere werkzaam aan de Faculteit Diergeneeskun-
de en het Van Hall Instituut (opleiding tot gedrags-
begeleider van honden) zal een gastles verzorgen
over leerprincipes. Daarnaast zal zij een demon-
stratie geven over het verantwoord gebruiken van
hulpmiddelen.

De meerwaarde van een Huisdieren Gedragsad-
viseur

Een gediplomeerd Huisdieren Gedragsadviseur
voor de dierenartsenpraktijk is in staat gedragsad-
viezen te geven over de aanschaf en socialisatie
van kittens en pups, zal probleemgedragingen
kunnen herkennen en voorkomen, en is op de
hoogte van de (on)mogelijkheden van gedragsme-
dicinatie en castratie. Daarnaast zal zij in de di-
recte omgang met patiënten veel profijt kunnen
ondervinden van de opgedane kennis. Een des-
kundige gedragsadviseur is een toegevoegde
waarde voor de dierenartsenpraktijk: het betekent
meer service aan de klant én de patiënt. Of de ge-
diplomeerde vooral zelf profijt van de opleiding
zal hebben, of dat zij het aanspreekpunt wordt
voor alle gedragsvragen in de praktijk (misschien
zelfs in de vorm van een eigen gedragsspreekuur)
hangt af van de mogelijkheden binnen dc praktijk.
In elk geval zal de assistente aan de opleiding en
de potentiële gedragstaken veel plezier beleven!

Verdere informatie

Omdat de eerst geplande opleiding binnen een
week het maximum van dertig leerlingen had, is be-
sloten een tweede te starten en wel met ingang van
7 februari 2003. Hiervoor zijn nog enkele plaatsen
beschikbaar. De opleiding bestaat uit zeven lesda-
gen en een examendag, allen om de week gegeven
op de vrijdag. De kosten zijn 590 euro (bij betaling
in één keer); dit is inclusief cursusmateriaal en exa-
mengeld. De opleiding wordt gegeven in het
Huisdier Kennis Instituut in Bunnik. Inschrijffor-
mulieren en verdere informatie zijn te verkrijgen
bij Tinley, telefoonnummer (0226) 383499.

Huisdieren Gedragsadviseur, aanspreekpunt voor alle gedragsvragen

Nieuwe opleiding voor dierenartsassistenten

-ocr page 366-

Cursussen en seminars Stichting Post-Hoger Landbouwonderwijs

De Stichting Post-Hoger Landbouwonderwijs (PHLO)
heeft voor 2003 weer enkele interessante cursussen en
seminars op het programma staan.

\'Veranderingsmanagement\'door L. Lap om oud-cursisten
van PHLO te leren nieuwe kennis en vaardigheden effec-
tief in de beroepspraktijk te implementeren.
Datum: 3 februari en 24 maart 2003 (ochtend), plaats:
Wageningen, kosten: € 695,-. Einde inschrijftermijn: 24
december 2002.

\'Emotionele intelligentie en communicatie\' door L Weeda
om cursisten een samenhangend perspectief te bieden met
betrekking tot emoties, zelfmotivatie en motiveren van an-
deren, communicatiecultuur, etcetera gericht op herken-
ning van mogelijkheden van innerlijke groei en verbetering
van (werk) relaties.

Datum: 28 maart 2003, plaats: Wageningen, kosten:
€ 395,- (of € 295,- als ook seminar Spiritualiteit als crea-
tieve inspiratiebron wordt gevolgd). Einde inschrijfter-
mijn: 14 februari 2003.

\'Spiritualiteit als creatieve inspiratiebron \' door I. Weeda
en B. Blans voor managers en leidinggevenden om nieuwe
mogelijkheden te leren binnen het werkklimaat en team-
work en relaties positief te bevorderen.
Datum: 11 april 2003, plaats: Wageningen, kosten: € 395,-
(of € 295,- als ook seminar Emotionele intelligentie en
communicatie wordt gevolgd). Einde inschrijftermijn:
1 maart 2003.

Bureau PHLO, Postbus 226, 6700 AE Wageningen. tele-
foon: (0317) 484093/484092, fax: (0317) 426547, e-mail:
info@secnphlo.wau.nl, internet: http://www.wau.nl/phlo

Salmonellenbekämpfung beim Schwein

Th. Blaha. Der Prakt Tierarzt 200i:
82;
964-7.

In mei 2001 is er in Leipzig een
internationaal symposium gehou-
den over de epidemiologie en de be-
strijding van salmonella (en andere
kiemen) die voedselvergiftigingen
kunnen veroorzaken en die kunnen
voorkomen in varkensvlees. Tussen de 10 en 20% van alle
voedselvergiftigingen zou hierdoor veroorzaakt worden. De
kiemen zitten hoofdzakelijk in de tonsillen, de darmen en de
darmlymfknopen.

Een op te zetten bestrijdingsplan moet beginnen bij de var-
kensfok- en mestbedrijven. In de Scandinavische landen is
een groot deel vrij van salmonella. Dit moet ook voor de an-
dere West-Europese landen mogelijk zijn.

Er bestaan binnen de EU zowel nationale als regionale be-
strijdingsprogramma\'s. In de toekomst lijkt het leveren van
varkensvlees vrij van salmonellabacteriën haalbaar.
In Duitsland is 30 tot 60% van de bedrijven besmet met sal-
monella en 5 tot 10% van de aangevoerde slachtvarkens.
Men streeft naar verscherping van de maatregelen, maar
noch de boer, noch de handelaar werkt voldoende mee.

Referate

Voorts bestaat er twijfel of de technische mogelijkheden aan-
wezig zijn om met succes de salmonella-infectiedruk te ver-
minderen.

Er moeten standaard-detectiemethoden worden ontwikkeld,
zowel bacteriologisch als serologisch, om besmettingen vast
te stellen.

Kruisbesmettingen op de abattoirs moeten worden voorko-
men. Over een en ander bestaat nog onvoldoende kennis.

Er zijn drie manieren waarop de boerderijen geïnfecteerd ra-
ken:

* horizontaal met voer, personeel, wilde fauna;

* verticaal door verkoop van biggen naar opfokkers en
mesters;

* persisteren van de kiemen in de stal.

Preventieve maatregelen die getroffen kunnen worden zijn:

* verbeteren van de hygiëne;

* bestrijding knaagdieren;

* all-in all-out;

* verkleden verzorgers;

* weghouden vogels bij het voer;

* kwaliteitseisen aan het voer stellen.

Eén en ander zou verbonden moeten zijn met kwaliteitsbor-
ging-

-ocr page 367-

De redactie vond de ineer drs.
F.W. Viehoff (Hoofdafdeling Ge-
neeskunde van Gezelschapsdie-
ren, Faculteit der Diergenees-
kunde), bereid om onderstaande
uit de praktijk ontvangen vraag-
stelling te beantwoorden.

antwoor

Vraag

Na sterilisatie (castratie) van een poes wil er nog weieens
zwelling optreden van de wond als gevolg van de zwel-
ling van de hechting in de buikwand (niet de huidhech-
ting), wat is hiervan de oorzaak en wat is hieraan te doen,
ligt dit aan het hechtmateriaal?

Antwoord

Het beeld van zwelling van de wond een aantal dagen na
een ovariëctomie/hysterectomie bij de kat is waarschijn-
lijk bekend bij iedereen die deze ingreep met enige regel-
maat uitvoert. Ook in de literatuur zijn enkele verwijzin-
gen te vinden. Er is meestal sprake van een stevige
zwelling direct onder de incisie, welke gefixeerd lijkt aan
de linea alba en/of de huid. Het dier maakt over het alge-
meen geen zieke indruk en er is geen temperatuursverho-
ging, In ernstiger gevallen kan de zwelling pijnlijk wor-
den en roodheid gaan vertonen. Dan kan eventueel ook
een abces of seroom ontstaan, zeker na uitgebreid likken
door de kat. De zwelling verdwijnt meestal zonder speci-
fieke behandeling binnen enkele weken. De gerappor-
teerde incidentie van postoperatieve wondzwelling is
zeer wisselend, variërend van 20 tot 100%. Enige zwel-
ling en ontsteking zijn een normaal deel van de wondge-
nezing en dus niet als abnormaal te beschouwen. Wat de
incidentie van abnormale wondzwelling bij de kat is
wordt uit de literatuur niet duidelijk en is natuurlijk ook
een kwestie van definiëring.

Histologisch onderzoek van genezende laparotomiewon-
den bij katten laat ontstekingsreacties zien verlopend van
pyogranulomateus naar fibromononucleair en fibreus.
Soms wordt een gering eosinofiel infiltraat gevonden. Er
is geen sprake van een septisch probleem.

De onstekingsreactie treedt in meer of mindere mate op
bij het gebruik van verschillende soorten hechtmateriaal.
Op grond van de weinige beschikbare onderzoeksgege-
vens kan niet gesteld worden dat het ene hechtmateriaal
duidelijk superieur is aan het andere. Als oorzaak voor de
zwelling/ontstekingsreactie worden, naast de eigen-
schappen van het hechtmateriaal of een vermeende aller-
gie daarvoor, vele mogelijkheden geopperd. Naast ver-
schillen in anatomie of fysiologie in vergelijking met an-
dere diersoorten, worden het poetsgedrag van de kat en
enkele chirurgische factoren als seroomvorming, tissue
handling en te strak aangetrokken hechtingen genoemd.

Vraa

Het grootste probleem is denk ik dat de eigenaar een en
ander als niet pluis beschouwt en dat de daarop geconsul-
teerde dierenarts, zeker als deze de kat niet zelfheeft ge-
opereerd, een postoperatieve hernia ventralis vermoedt
of niet kan uitsluiten. Ik denk zelf dat de kans op een her-
nia bijzonder klein is bij kleine incisies, zoals die voor
castraties bij poezen doorgaans worden gemaakt, en als
de operatie wordt uitgevoerd door een dierenarts met
enige ervaring. Met behulp van lichamelijk onderzoek is
het lastig een hernia uit te sluiten omdat de zwelling vaak
gefixeerd is aan de abdominale fascie en de randen van
een eventuele hernia daardoor niet goed te palperen zijn.
Echografie is in dit soort gevallen wel een betrouwbaar
middel om een hernia uit te sluiten. Continuïteit van de
buikwand kan echografisch goed aangetoond worden.

Ter preventie van de besproken zwellingen/ontstekingen
kan aan het volgende worden gedacht. Een kleine incisie;
dat is voldoende om een ovariëctomie uit voeren. Grotere
incisies leiden tot meer zwelling. Maak zo min mogelijk
gebruik van elektrochirurgie en kneuzende arterieklem-
metjes. Voorkom zoveel mogelijk stompe dissectie met
de prepareerschaar; scherpe dissectie met het scalpel is
weefselvriendelijken Gebruik dun hechtmateriaal; dik-
ker dan 3-0 is echt onnodig. Het is gebleken dat bij kleine
incisies niet hechten van de subcutis tot minder postoper-
atieve zwelling leidt dan wel hechten. Bij langere inci-
sies, zoals voor een exploratieve laparotomie, heeft het
mijn voorkeur om de subcutis wel te hechten om vor-
ming van een groot seroom te voorkomen. Over de keuze
van het hechtmateriaal kan geen eenduidig advies wor-
den gegeven. Het hechtmateriaal moet zo soepel en glad
mogelijk zijn en moet zo snel mogelijk oplossen nadat de
incisie is genezen. Op theoretische gronden is poligleo-
caprone 25 (Monocryl®) een goede keus. Het weten-
schappelijk bewijs dat dit het beste hechtmateriaal is ont-
breekt echter. Een groot praktijkonderzoek, waarin
meerdere praktijken participeren, en waarin verschil-
lende hechtmaterialen en hechttechnieken worden verge-
leken zou meer helderheid brengen. Misschien is het iets
voor degene die de vraag aan het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde heeft gesteld dit in gang te zetten.

Literatuur

* Freeman LJ el al. Tissue reaction to suture material in the feline li-
nea alba. Vet Surg 1987; 16;6440-5.

* P. Muir el al. Incisional swelling following celiotomy in cats. Vet
Rec 1993; 132: 189-90.

* Runk A el al. Tissue reactivity to poliglecaprone 25 in the feline 1
inea alba, Vet Surg 1999;28:466-71.

Zwelling in buikwand na sterilisatie poes

-ocr page 368-

Diny Grootenhuis-Wolting

memoria

Op 22 maart jongstleden overleed collega D\'my Cootenhuis-Wolting op de leeftijd van 71 jaar Een markante collega ging van ons heen.
Diny werd geboren te Assen waar zij in
1950 slaagde voor het eindexamen HBS-B. Dat gaf haar de mogelijkheid diergeneeskunde te
gaan studeren in Utrecht, haar liefste wens. Vrouwelijke studenten waren toen nog een opvallende uitzondering en loting was nog een
onbekend fenomeen. In slaagde zij voor haar dierenartsexamen.

Van 1958 tot 1994 was zij werkzaam als kleine huisdierendierenarts. In dat laatstgenoemde jaar manifesteerden zich voor het eerst de
symptomen van de (onbegrepen) hartziekte, die haar acht jaar later fataal zou worden. Deze ziekte was voor Diny de aanleiding haar
praktijk vroegtijdig te beëindigen. Zij hield van haar beroep en zij stelde er een eer in haar werk te combineren met de zorg voor haar ge-
zin, bestaand uit een echtgenoot die door zijn werk vaak in het buitenland verbleef en drie kinderen. Bovendien was zij actief op maat-
schappelijk en politiek gebied. Haar belangstelling was in het bijzonder gericht op de positie van de werkende vrouw.
Haar eerste praktijkervaring deed zij op in
1958 en 1959, in de kliniek van collega De Haan aan de Overtoom in Amsterdam, één van de
eerste in kleine huisdieren gespecialiseerde klinieken in Nederland. Huisbezoek was toen nog heel gewoon en daaraan werd een aanzien-
lijk deel van de tijd besteed.

Van ig6o tot eind ig62 verbleef Diny met haar gezin in het toenmalige Nieuw Cuinea, in het bestuurscentrum Hollandia, waar haar
echtgenoot een betrekking had aanvaard. Daar werden twee van de drie kinderen geboren. Nederlanders daar hielpen, zoals
NedeHanders overal ter wereld, huisdieren en dus begon zij daar haar eerste eigen praktijk. Een uitdaging vormden vóórhaar onbekende
ziekteverschijnselen, zoals die bij katten veroorzaakt door DDT in gebruik bij bestrijding van de malariamug; bij honden door slangenbe-
ten. Ook werden haar voor het eerst exotische vogels toevertrouwd. De benodigde apparatuur werd deels ter plaatse vervaardigd, zoals
een behandeltafel van onverwoestbaar ijzerhout, die later ook in Nederland nog lang dienst deed.

Na terugkeer in NedeHand zette zij in Naarden een praktijk op, in het woonhuis; een praktijk die als vanzelfsprekend werd geïntegreerd
in het gezin. De opgroeiende kinderen (de derde werd in Naarden geboren) verrichtten hand- en spandiensten in de praktijk; de praktijk-
assistentes werkten mee in het huishouden.

In iggo associeerde Diny zich met collega Agnes de Craaf, met wie zij samen een nieuwe kliniek opende, een kliniek die nog steeds flo-
reert. Haar belangstelling beperkte zich niet tot de traditionele dagelijkse praktijk. Zij bezocht trouw de avonden en werkdagen van de
Groep Veterinaire Homeopathie en zij paste de homeopathische benaderingswijze toe bij haar patiënten, naast de reguliere geneeswijze.
Toen binnen de KNMvD de Commissie voor Advies voor de Beroepsuitoefening van de Vrouwelijke Dierenarts (Commissie VDA) werd
opgericht, was zij één van de eerste bestuursleden. Haar inbreng was gebaseerd op haar eigen ervaring met de speciale problemen van
werkende vrouwelijke dierenartsen. Zij was een gedreven en enthousiast commissielid. Ook buiten de veterinaire sector was Diny zeer ac-
tief. Zij manifesteerde zich daar als iemand die trouw was aan haar beginselen, in het bijzonder wat betreft het opkomen tegen onrecht-
vaardigheid en voor gelijke kansen. Zij was één van de eerste en weinige Rooie Vrouwen (de vrouwenorganisatie van de PvdA) in het
Cooi. Vanaf de oprichting in ig68 tot aan de opheffing in
1985 was zij lid van Man-Vrouw Maatschappij, een (niet radicale) groep van
vrouwen en (enkele) mannen, die zich inzette voor een gelijkwaardige positie van vrouwen en mannen, met economische onafhankelijk-
heid (van vrouwen) als essentieel aandachtspunt. Binnen deze actiegroep zette zij zich aanvankelijk in voorde abortusbeweging en later
voor het lager onderwijs.

In 7975 werd de stichting Tijd voor School opgericht, die opkwam voor een betere schooltijdenregeling en voor overblijfmogelijkheden in
kleuter- en lager onderwijs, teneinde moeders de gelegenheid te geven buitenshuis te werken. Zij behoorde tot de oprichters en zij bleef ac-
tief als bestuurslid tot de opheffing in
19S5. Toen waren na tien jaar actievoeren aan de basis (bij de leerkrachten en de ouders) en aan de
top (bij het ministerie van Onderwijs) de actiepunten vastgelegd in wettelijke regelingen.

In de jaren tachtig trad zij enkele jaren op in één van de oudste radioprogramma\'s, \'Vroege Vogels\' van de VARA, dat nog steeds bestaat.
Zij beantwoordde als dierenarts \'live\' vragen van luisteraars, op een voor haar kenmerkende manier: direct, zonder aarzelen en in
Drentse tongval. Nadat zij in
7994 haar praktijk moest opgeven, zette zij zich in als lid van Vluchtelingenwerk NedeHand, afdeling
Naarden voorde begeleiding van asielzoekers bij het vinden van hun plaats in de Nederlandse samenleving. Nederlandse les aan de keu-
kentafel met jip en Janneke van Annie M.C. Schmidt als belangrijkste hulpmiddel - daaraan kon geen asielzoeker zich onttrekken, hoe
hoog opgeleid in eigen land.

In november 2000 overleed haar oudste dochter; moeder van twee kinderen, advocate. Die slag kwam zij niet meer te boven.

Het verlies van Diny raakt ons diep. Aan een leven wat ten volle werd geleefd is te vroeg een eind gekomen. Wij denken aan haar terug als
een sterke vrouw die intens betrokken bij anderen, warm en gastvrij door het leven ging. Wij wensen haar echtgenoot en haar kinderen
veel sterkte toe.

Agnes de Craaf
Willy Roelofsen,
Kati Ströbl.

-ocr page 369-

Enquête salariëringsysteem KNMvD

M.C. van Oostrum-Schuurman Hess

In het Tijdschrift voor Diergenees-
kunde van 15 september 2002 vroeg
het Discussieplatform Arbeidsvoor-
waarden uw mening over het hui-
dige salariëringsysteem van de
KNMvD voor dierenartsen-werk-
nemers in de praktijk. Het Dis-
cussieplatform was bijzonder ver-
heugd over de respons op deze
enquête en dankt gaarne alle collegae die de moeite hebben
genomen de enquête in te vullen. In totaal zijn 269 ingevulde
formulieren ontvangen van dierenartsen-werkgevers en die-
renartsen-werknemers. Uitgaande van 2600 practici in Ne-
derland (Diergeneeskundig Jaarboek 2002), betekent dit
een respons van 10%. De reacties treft u bijgaand aan. Voor
de goede orde merkt het Discussieplatform op zich ervan
bewust te zijn dat het hier geen \'wetenschappelijk verant-
woorde\' enquête betreft. Dat was ook niet de bedoeling; het
ging erom de mening van de practici te polsen.

Maatschappi

nieuw

Het Discussieplatform Arbeidsvoorwaarden zal zich buigen
over een nadere uitwerking van een consignatieregeling voor
de vergoeding van diensten in de praktijk. Uiteraard houdt
het Discussieplatform u hiervan op de hoogte.

Reacties van dierenarts-werkgevers

Ontvangen formulieren: 156

Vraag 1: Wordt in uw praktijk het huidige salariëringsysteem van de KNMvD gehanteerd, waarbij het bruto maandsalaris is geba-
seerd op een vast salaris per maand plus een vaste vergoeding voor het verrichten van weekend- en avond/nachtdiensten?
ja: 141 (90%)
nee: 12

deze vraag niet beantwoord: 3

Vraag 2: Bent u tevreden over dit .salariëringsysteem?
ja: 99 (64%)
nee: 50

deze vraag niet heatttwoord: 7

Vraag 3: Is de differentiatie voor de vergoeding van diensten voor uw praktijk toereikend? Nota bene: de differentiatie bestaat uit: vervan-
ging van één dierenarts, vervanging van twee of drie dierenartsen en vervanging van vier of meer dierenartsen,
ja: 99 (64%)
nee: 48

deze vraag niet beantwoord: 9

Vraag 4: Vindt u de huidige schaalverdeling van deze differentiatie passend?
ja: 89 (57%)
nee: 54

deze vraag niet beantwoord: 13

Vraag 5: Vindt u een dienstenvergoeding volgens een consignatieregeling passend voor de diergeneeskundige praktijk?
ja: 102(65%)
nee: 53

deze vraag niet beantwoord: 1

Vraag 6: Denkt u dat een consignatieregeling praktisch uitvoerbaar is in uw eigen praktijksituatie?
ja: 97 (62%)
nee: 54

deze vraag niet beantwoord: 5

Vraag 7: Bent u bereid de huidige vergoedingsregeling voor diensten te vervangen door een consignatieregeling?
ja: 92 (59%)
nee: 55

deze vraag niet beantwoord: 9

-ocr page 370-

Reacties van dierenarts-werknemers

Ontvangen formulieren: 113

Vraag 1: Wordt in uw praktijk het huidige salariëring-
systeem van de KNMvD gehanteerd, waarbij
het bruto maandsalaris is gebaseerd op een vast
salaris per maand plus een vaste vergoeding
voor het verrichten van weekend- en avond/
nachtdiensten?
100(88%)
12

deze vraag niet beantH\'oord: 1

Vraag 2: Bent u tevreden over dit salariëringsysteem?
ja: 44 (39%)
nee: 68

deze vraag niet beantwoord: 1

Vraag 3: Is de differentiatie voor de vergoeding van
diensten voor uw praktijk toereikend? Nota
bene: de differentiatie bestaat uit: vervanging
van één dierenarts, vervanging van twee of drie
dierenartsen en vervanging van vier of meer
dierenartsen,
ja: 57 (50%)
nee: 50

deze vraag niet beantwoord: 6

ja:
nee:

Vraag 4: Vindt u de huidige schaalverdeling van deze

differentiatie passend?
ja: 41 (36%)
nee: 65

deze vraag niet beantwoord: 7

Vraag 5: Vindt u een dienstenvergoeding volgens een
consignatieregeling passend voor de dierge-
neeskundige praktijk?
ja: 91 (81%)
nee: 22

deze vraag niet beantH\'oord: -

Vraag 6: Denkt u dat een consignatieregeling praktisch

uitvoerbaar is in uw eigen praktijksituatie?
ja: 83 (74%)
nee: 29

deze vraag niet beantv^\'oord: J

Vraag 7: Bent u bereid de huidige vergoedingsregeling
voor diensten te vervangen door een consignatie-
regeling?
ja: 80(71%)
nee: 23

deze vraag niet beantwoord: 10

Namens het Discussieplalform Arbeidsvoorwaarden, drs. M.C. van Oostrum-Schuunnan Hess, stafmedewerker

Vrijstellingsregeling Ingrepenbesluit voor identificatie gezelschapsdieren

J. van IHerten

Op verzoek van de KNMvD is onlangs een vrijstellings-
regeling ingevoerd voor het aanbrengen van een derde
\'identificatie-ingreep\' bij honden of katten, wanneer
reeds aangebrachte tatoeages niet meer leesbaar zijn.

In het Ingrepenbesluit worden beperkingen gesteld aan het
aantal identificatie-ingrepen per dier. Als er reeds twee
identificatie-ingrepen bij een dier zijn toegepast dan is er
in principe geen ruimte meer voor een andere vorm van
identificatie. Nu wordt volgens de wet een tatoeage in
beide oren gezien als twee aparte identificatie-ingrepen.
Een in beide oren getatoeëerd dier zou je dan ook niet meer
mogen chippen. Dat na verloop van tijd de meeste tatoea-
ges niet meer goed leesbaar zijn, daar is geen rekening mee
gehouden.

Naar aanleiding van de problemen die dit in de praktijk met
zich meebrengt heeft de KNMvD een brief geschreven
naar het ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en

Visserij met het verzoek om vrijstelling. Deze brief heeft
de staatssecretaris ertoe gebracht een vrijstellingsregeling
in te voeren:

Wanneer bij honden afkatten aangebrachte tatoeages
niet meer leesbaar zijn dan is vanaf nu een derde iden-
tificatie-ingreep door middel van een microtranspon-
der toegestaan.

Staatscourant 31 oktober 2002, nummer 210/ pagina 30

Daarmee wordt het ook voor particulieren mogelijk deze
dieren te laten chippen en te laten registreren in een cen-
trale databank. Voor de dieren die bedrijfsmatig gehouden
worden, was al een uitzondering gemaakt.

Drs. J. van Herten is stafmedewerl<er Veterinaire Zaken (gezelschapsdieren/
paard) bij de KNMvD.

-ocr page 371-

De administratie van de KNMvD verzoekt u vriende-
lijk uw eventuele functiewijziging zo snel mogelijk
door te geven, zodat een daarmee samenhangende
contributie-indeling voor het jaar 2003 tijdig kan
worden verwerkt. Op die manier ontvangt u een cor-
recte contributienota.

De ervaring leert dat 1 januari vaak een datum is waarop
functiewijzigingen plaatsvinden. Men stopt bijvoorbeeld
met de praktijk of maakt gebruik van een vervroegde
pensionering, etcetera. Voor de berekening van uw con-
tributie voor de KNMvD heeft dit consequenties. Het kan
namelijk inhouden dat u in een andere rubriek terecht-
komt (bijvoorbeeld de rubriek rustende dierenartsen).
Om onnodige correspondentie te voorkomen, verzoekt
de administratie u vriendelijk een en ander zo snel moge-
lijk door te geven. U kunt dit schriftelijk melden aan de
ledenadministratie: per fax (030) 2511787, per email:
leden.adm@knmvd.nl of toesturen aan KNMvD, ter at-
tentie van de ledenadministratie. Postbus 14031,3508 SB
Utrecht. U kunt natuurlijk ook gebruikmaken van de mu-
tatiekaart in het Diergeneeskundig Jaarboek, die u zonder
postzegel kunt versturen.

Geen tussentijdse contributiewijziging

Voor de goede orde maken wij u er op attent dat functie-
wijzigingen die na 1 januari 2003 aan de ledenadmi-
nistratie worden doorgegeven, niet leiden tot tussentijdse
aanpassing van de contributie-indeling. De contributie-
indeling wordt dan pas per 1 januari 2004 gewijzigd.

Functiewijziging voor berekening contributie tijdig doorgeven

Bureau KNMvD gesloten

Het bureau van de KNMvD is dit jaar op dinsdag 24 de-
cember (kerstavond) en dinsdag 31 december (oudjaars-
dag) vanaf 15.00 uur gesloten. Op vrijdag 27 december is
het bureau de gehele dag dicht.

Voor het lidmaatschap van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde hebben de volgende collegae zich aan-
gemeld:

Année, Mevr M.P.; 2001; 3981 CL Bunnik;
Groeneweg 20.

Dekker, Mevr. E.A.M.; 2002; 3531 HJ
Utrecht; Billitonstraat 22.
Elten. J. van; 2002; 3512 VH Utrecht; Lange
Lauwerstraat 167.

Geurts, C.P.11.; 2002; 5252 AA Vlijmen;

Thorbeckeplein 23.

Giesen, J.A.J.; 1978; 5684 NC Best; Heuveleindseweg 2.

Gorissen, Mevr. C.P.; Gent 2002; 6211 GS Maasnicht; Achter het Vleeshuis 38.

Janssen, H.L.; 2002; 6006 PX Weert; Keenterstraat 22.

Lieverse. Mevr K.; 2002; 3524 RM Utrecht; Normandië 134.

Loriaux, Mevr. C.D.; 2002; 1024 AZ Amsterdam; Jasperveldstraat 496.

Roth,T.; 2002; 1001 WB Amsterdam; Postbus 18506.

Sanden-Bems, Mevr E van de; 2002; 7482 RS Haaksbergen; Veldsnijderweg 4.

Valk, B. van der; 2002; 9283 VA Surhuizum; Deutechemstraat 14.

Vedder, Mevr. E.J.; 1996; 9968 AB Pieterburen; Hoofdstraat 61.

Velde. Mevr. E.J. van de; Gent 2002; 8701 JS Bolsward; Hoogstraat 42.

Vonk, B.L.H.; 2001; 8102 HJ Raalte; Heesweg 34.

Vrijer, Mevr. S. de; 2002; 3524 EB Utrecht; Hebriden 74.

Als lid van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde
heeft het Hoofdbestuur aangenomen:

Berendsen, M.; 2000; 3731 TC De Bilt; Burgemeester van Heemstra-
kwartier 113.

Bom, G.J.; Gent 2002; 7671 CD Vriezenveen; Westeinde 86.
Brinke, H.T. ten; 2002; 7482 WC Haaksbergen; Goudenregen 15.
Engelen, B.J.H.; 2002; 5461 GL Veghel; Jan Steenstraat 12.
Hout, Th.A. van; 2002; 3731 IN De Bilt; Hessenweg 178 D.
Kroon, Mevr. L. de; Gent 2002; 4781 AR Moerdijk; Steenweg 84.

Personal!

Kwinten, J.H.G.; Gent 2002; 5095 BB Hooge Mierde; De Wildert 6.
Pasch. C.H.EW. van der; 2002; 3581 KV Utrecht; Burgemeester Reigerstraat
62 Bis.

Pondt. W. de; Gent 2001; 8800 Baselare (België); Mandcllaan 483.
Sar, Mevr S.J. van der; 2002; 3261 WC Oud-Beijerland; Bachlaan 56.
Sloet tot Everlo, Mevr K.C.EJ.; 2002; 2613 HM Delft; Paulus Buijsstraat
79.

Tolboom, R.K.; 2002; 3584 GS Utrecht; Eduard Verkadelaan 59.
Wagter, H.W.; Gem 2002; 3411 MX Lopik; Lekdijk West 51.
With, Mevr M. de; 2002; 1241 CN Kortenhoef; Kerklaan46.
Zuijlen, L.M. van; Gent 2002; 3621 LE Breukelen; Brcukelerwaard 3.

Mutaties:

Berendsen, M.; 2000; 3731 TC De Bilt; Burgemeester van
Heemstrakwartier 113; medew. bij Fort Dodge Animal Health Holland BV;
tel. bur: 0294-478645; E-mail bur: berendm@fdah.com
(toev. als lid)

Bom, G.J.; Gent 2002; 7671 CD Vriezenveen; Westeinde 86; tel. privé;
0546-564546; E-mail privé: emstjanbom@hotmail.com
(toev. als lid)

Brinke, H.T. ten; Gent 2002; 7482 WC Haaksbergen; Goudenregen
15; tel. privé mobiel: 06-54748767; E-mail privé: htbbe@yahoo.com;
medew. bij O. Voortman; tel. prakt.; 0547-272604; fax prakt.: 0547-260621;
E-mail prakt.: dapgoor@hetnet.nl
(toev. als lid)

Engelen, B.J.H.; Gent 2002; 5461 GL Veghel; Jan Steenstraat 12; tel.
privé; 0413-310915; E-mail privé: bjhengelen@hotmail.com
(toev. als lid)
Hout, Th.A. van; 2002; 3731 IN De Bilt; Hessenweg 178 D; tel. privé:
030-2200740; E-mail privé: thavanhout@hotmail.com; medew. bij D.A.H.
Brus. J.W.M. Miltenburg, RJ.A.M. Pulskens, C.J.M. Schouten en J.A.C. van
Vuren; tel. prakt.: 0413-211350; fax prakt.: 0413-211495; E-mail prakt,.:
diwerenarts.erp@woridonline.nl
(toev. als lid)

Kroon, Mevr L. de; Gent 2002; 4781 AR Moerdijk; Steenweg 84; tel.
privé: 0168-416256; E-mail privé; liesbethdekroon@hotmail.com
(toev. als
lid)

Kwinten, J.H.G.; Gent 2002; 5095 BB Hooge Mierde; De Wildert 6; tel.
privé; 013-5092309; E-mail privé; jozefkwinten@hotmail.com; medew. bij

-ocr page 372-

G.M.J.M. Boink, F.L.P.C. Donders, A.H.M. van Dorcnialen,W.J.J.
Goesten, J.H.M. Maas, R.A.J.A. Steffens en M.G. van der Weele; tel.
prakt.: 013-5283535; fax prakt.: 013-5219315; E-mail prakt.:
info@dierenartsenoisterwijk.nl
(toev. als lid)

Pasch, C.H.F.W. van der; 2002; 1704 DH Heerhugowaard;
Kerkweg 30; tel. privé: 072-5720679; E-mail privé: vancorne@nets-
cape.net
(toev. als lid)

Pondt, W. de; Gent 2001; 8800 Baselare (België); Mandellaan
483; tel. privé: 00-32-494116112; E-mail privé: wouterdepondt@dap-
degossem.com; medew. bij De Gossem
(toev. als lid)

Sar, Mevr. S.J. van der; 2002; 3261 WC Oud-Beijerland;
Bachlaan 56; tel. privé: 0186-627944; E-mail privé: sonjavdsar@ya-
hoo.com; medew. bij A.F. Fennema en M.M. Ravenhorst; tel. prakt.:
0186-612066; fax prakt.: 0186-612258; E-mail prakt.:
dapstroo@xs4all.nl.
(toev. als lid)

Sloet tot Everio, Mevr. K.C.EJ.; 2002; 2613 HM Delft; Paulus
Buijsstraat 79; tel. privé: 015-2623331; E-mail privé: doc_karin 10@
hotmail.com; medew. bij A.C.M. Kuilboer, J.VH. Lans, J.H. Rootert
em A. Soede; tel. prakt.; 0172-471111; fax prakt.: 0172-470271
(toev als lid)

Tolboom, R.K.; 2002; 3584 GS Utrecht; Eduard Verkadelaan 59;
tel. privé: 030-2368315; E-mail privé: tolboom_ruben@hotmail.com;
medew. bij A. Baas, K.A.M. Herder, H.S. Kooi, E.G. Kwant, H. Pott en
RJ. van der Werf; tel. prakt.: 0570-653000; fax prakt.; 0570-658225;
E-mail prakt.: dap.deventer@wxs.nl
(tocv. als lid)

Wagter, H.W.; Gent 2002; 3411 MX Lopik; Lekdijk West 51;
tel. privé: 0348-553992; E-mail privé: hwwagter@hotmail.com;
medew. bij J.A. Huisinga, R,W.M. Ikink, A. ter Keurs, Mevr. S.C.W.
Rijpert, D.J. Ubbels, A.W.A.J. vermeulen en D.L. Willink; tel. prakt.:
0543-512385; fax prakt.: 0543-520625; E-mail prakt.: dcw-winters
wijk@zonnet.nl.
(toev. als lid)

With, Mevr M. de; 2002; 1241 CN Kortenhoef; Kerklaan 46;
tel. privé: 035-6565181; E-mail privé: splintje@wish.nl. (toev. als
lid)

Zuijlen, L.M. van; Gent 2002; 3621 LE Breukelen; Breukeler-
waard 3; tel. privé: 0346-261348
(toev. als lid)

jubilea december 2002

4 december, U. Dijkstra te iJhorst, afwezig, 50 jaar

6 december. Prof. Dr. J.E. Gajentaan te Marbella (Spanje), afwe-

zig, 45 jaar

7 december, G. Houwer te Damwoude, aanwezig, 25 jaar

8 december. Mevr. Drs. H.A. Timmenga - Hannema te Hattem. af-

wezig, 60jaar

9 december. H.Ci.A. Koek le Oldenzaal, afwezig, 35 jaar

14 december. S. Loman tc Santc Maria (U.S.A.), onbekend 70 jaar

15 december, J.J. Snoep te Heino, aanwezig, 30 jaar

15 december, G.A. Berghuis te Vroomshoop, afwezig, 30 jaar
15 december, M. Bethlehem te Coevorden, afwezig, 30 jaar
15 december, M.M. Blom te Hoevelaken, afwezig, 30 jaar
15 december. T.G. van de Vuur.st tc Wassenaar, afwezig, 30 jaar
15 december, J.K. de Jong te Bectsterzwaag, afwezig, 30 jaar
15 december, J.W.H. Scheres te Stramproy. afwezig, 30jaar
15 december. RJ. Kool te Bennekom, afwezig, 30 jaar
15 december, H.J.J. Boerrigterte Donkerbroek, afwezig, 30 jaar
17 december, Tj. Cuperus te Ciramsbergen, afwezig, 35 jaar
17 december. Prof Dr. G. Wagenaar te Houten, afwezig, 65 jaar

17 december, R.A.RH. Corbey te Boxtel, afwezig, 65 jaar

18 december, G.C.M. Jansen te Wehl, afwezig, 35 jaar

18 december, J.K. Prins te Ouddorp (ZH), aanwezig 35 jaar

19 december, PJ. Mus te Hoorn, afwezig, 50 jaar

19 december, G. Jongeneel te Middelburg, aanwezig, 50 jaar
19 december, Dr. E.E. Kempemari te Wouw, afwezig, 50 jaar

19 december, L.J.Th. Tholhuysen te Made, aanwezig, 50 jaar

20 december, C. Ruijgh te Cuijk, afwezig, 45 jaar

20 december, P Zandstra te Drachten, afwezig, 45 jaar
22 december, L. Elving te Vleuten, afwezig, 35 jaar
22 december, W. Pons te Epe, afwezig, 35 jaar
22 december, J.A. Ypenburg te Dronrijp, afwezig, 35 jaar
22 december, E.J. Jedema te Amsterdam, afwezig, 35 jaar
22 december, J. Drogt te Ruinen, afwezig, 30 jaar
22 december, G. Wassink te Wierden, afwezig, 30 jaar
22 december, A.A.J. van Zweeden te Nieuw-Vennep, aanwezig, 25 jaar
22 december, W.B. Vedder te Zwolle, aanwezig, 25 jaar
22 december, Dr. A.E. van de Braak te Veenendaal, afwezig, 25 jaar
22 december, A.R Clotscher te Oldeholtpade, afwezig, 25 jaar
22 december, A.Th. E. Kooien te Altweerterheide, afwezig, 25 jaar

Goed geregeld!

Voor financieel advies bij:

• Praktijkoverdracht

• Assistentie

• Associatie

• Praktijkfinanciering

• Pensioenen

• Woningfinanciering

• Verzekeringen

Malie,singel 34
3581 BJ Ltredit
Tel. (030) 244 87 74
Fa.^i (030) 241 fifi 33
K-maih info@dixencu.nl
www.di.xenco.iil

Dix €0

Congressen &, Symposia

December

6/7 Maa.stricht International Congress on
Equine Medicine. Internet: www.wclcome.
to/mieem, e-mail: micem2002@hotmail.com.
6/8 Veterinary Congress, Association Vétéri-
naire Equine Française, Locatie: Le Touquet,
Normandy. Info avef@wanadoo.fr.

2003

Februari

3 Veranderingsmanagement door L. Lap. Meer info via Bureau
PHLO: tel. 0317-484093, fax 0317-426547, e-mail info@secr.phlo.
wau.nl, website www.wau.l/phlo. Kosten 695 Euro. Inschrijftermijn
sluit op 24 december 2002.

8/9 Symposium SNVA (Samenwerkende Veterinaire Acupuncturisten)
te Malden, "Translating western diagnoses to the
Chinese patterns of
diseases", Linda Boggle en Eric Hartman (USA), info Aleid
VerhoefT, aleid@tref.nl (of 0314-625385).

Maart

14/15 XV. Tagung über Pferdekrankheiten im Rahmen der EQUITANA
mit begleitender Industrieausstellung, Essen. Sehwerpunktthemen:
Erkrankungen des alternden Pferdes, Headshaking beim Pferd.
Veranstalter: Tierklinik Hochmoor GmbH. Information und
Anmeldung: Tel. 49-2863/2099-0, Fax 49-2863/20 99-20, e-mail:
info@tierklinik-hochmoor.de, www.tierklinik-hochmoorde.

-ocr page 373-

PRAKTIJKPLA

I VVAA

Adviesgroep dierenartsen
telefoon (030) 247 49 49, internet www.vvaa.nl

• Wondbehandeling

• Nabehandeling van
operatieve wonden

Voor runderen, schapen,
paarden, honden en katten.

Advertentie

Icnaming BAYTRIL® 5% injectievlocistof • Samenstelling Per ml 50 mg enronoxacin. • Diersoort Varken en rund. • Therapeutische indicaties Aniimicrobieel middel voor de behandeling van
nlcclie/.iekten bij rund en varken, veroorzaakt door voor enrofloxacin gevoelige micro-organi.smen. Varken: E. coli (colidiarree, colisepticaemie). Salmonella spp.. Pa.sleurella spp., Mycoplasmata.
nzöotische pneumonie. Rund: E. coli (colidiarree, colisepticaemie). Salmonella spp., Pasteurella spp.. Mycoplasmata, secundaire infecties bij virusziekten zoals rundergriep en Crowdingcomplex.
n het kader van een verantwoord gebruik van antimicrobiële middelen is het zinvol voorafgaand aan de therapie de gevoeligheid van het causale agens te bepalen door middel van een antibiogram.
Contra-indicaties Vastgestelde resistentie tegen chinolonen, aangezien er tussen enrofloxacin en andere fluorochinolonen een grote male van kruisresistentic Instaat. • Ongewenste effecten Niet
ekend. •
Dosering Rund: 2,5 mg enrofloxacin per kg lichaamsgewicht (= I ml/20 kg lichaamgewicht) per dag gedurende 3-5 dagen; 5 mg enrofloxacin per kg lichaamsgewicht (= I ml/10 kg
ichaarnsgewicht) per dag gedurende 3-5 dagen bij gecompliceerde infecties of salmonellose; varken: 2,5-5 mg enrofloxacin per kg lichaamsgewicht (=
I ml/10-20 kg lichaamsgewicht) per dag gedu-
ende 3-5 dagen; 5 mg enrofloxacin per kg lichaamsgewicht per dag gedurende 3 dagen. •
Wijze van toediening Varken: intramusculair. bij voorkeur niet meer dan 2,5 ml per injectieplaats; rund:
ubcutaan, bij voorkeur niet meer dan 10 ml per injectieplaats. •
Wachttijd Varken: vlees: 10 dagen. Rund: vlees: 7 dagen; melk: 9 dagen. • Registratiehouder Bayer B.V, Division Animal Health,
inergieweg
I, 3641 RT Mijdrecht. • NL 8211 UDA.

(enaming BAYTRIL® 10% injectievlocistof • Samenstelling Per ml 100 mg enrofloxacin. • Diersoort Varken en rund. • Therapeutische indicaties Antimicrobieel middel voorde behandeling van
nfectieziekten bij rund en varken, veroorzaakt door voor enrofloxacin gevoelige micro-organismen. Varken: E. coli (colidiarree, colisepticaemie). Salmonella spp., Pasteurella spp., Mycoplasmata
Ismede andere ziekte-complexen zoals enzoötische pneumonie. Rund; E. coli (colidiarree, colisepticaemie). Salmonella spp., Pasteurella spp., Mycoplasmata, secundaire infecties bij virusziekten,
lovine Respiratory Disease-complex. In het kader van een verantwoord gebruik van antimicrobiële middelen is het zinvol voorafgaand aan dc therapie de gevoeligheid van het causale agens te bepa-
cn door middel van een antibiogram. •
Contra-indicaties Vastgestelde resistentie tegen chinolonen, aangezien er lussen enrofloxacin en andere fluorochinolonen een grote mate van kruisresistentie
estaat. •
Ongewenste effecten Niet bekend. • Dosering Varken, rund: 2,5 mg enrofloxacin per kg lichaamsgewicht (= 1 ml/40 kg lichaamsgewicht) per dag gedurende 3 dagen (Salmonello.sen
1 dagen). Bij zware respiratoire infecties of salmonellosen 1 tot 5 mg enrofloxacin per kg lichaamsgewicht (= 1 ml/20 kg lichaamsgewicht) gedurende 5 dagen bij het rund en 3 dagen bij het varken.
Wijze van toediening Varken: intramusculair, bij voorkeur niet meer dan 2,5 ml per injectieplaats; rund: subcutaan of intraveneus, bij voorkeur niet meer dan 5 ml per injectieplaats. • Wachttijd
/arken; vlees: 10 dagen. Rund; vlees; 7 dagen; melk: 3 dagen bij intraveneuze en 9 dagen bij subcutane toediening. • Registratiehouder Bayer B.V., Division Animal Health, Energieweg 1. 3641 RT
rlijdrecht. •
NL 3489 UDD.

lenaming BAYTRIL® 0,5% orale oplossing • Samenstelling Per ml 5 mg enrofloxacin. • Diersoort Varken. • Therapeutische indicaties Antimicrobieel middel voor de behandeling van infectie-
lekten bij biggen, veroorzaakt door voor enrofloxacin gevoelige micro-organismen, in het bijzonder: E. coli (colidiarree, colisepticaemie). Salmonella spp., Pasteurella spp., Mycoplasmata en
nzoötische pneumonie. In het kader van een verantwoord gebruik van antimicrobiële middelen is het zinvol voorafgaand aan de therapie de gevoeligheid van het causale agens te bepalen door mid-
lel van een antibiogram. •
Contra-indicaties Vastgestelde resistentie tegen chinolonen, aangezien er lussen enrofloxacin en andere fluoroquinolonen een grote male van kruisresistentie bestaat. •
)ngewensle effecten Niet bekend. • Dosering 1-1,7 mg enrofloxacin per kg lichaamsgewicht per dag gedurende 3-5 dagen. Vuistregel; 1 ml per 3 kg lichaamsgewicht per dag (1,7 mg/kg lichaams-
lewichl per dag). •
Wijze van toediening Toedieningswijze; oraal. De oplossing kan direct in de bek gegeven worden met behulp van het doseerpompje. Een slag van het doseerpompje is 1 ml van de
iplossing. •
Wachttijd Vlees: 7 dagen. • Registratiehouder Bayer B.V, Division Animal Health, Energieweg 1, 3641 RT Mijdrecht. • REG NL 3438 UDA.

-ocr page 374-

^Binixin

®

Â¥f

Benaming: Binixin® een inspuitbare opk)ssing voor Intraveneus gebruik. •Samenstelling:
Elke ml bevat 50 mg Flunixine {als Flunixine meglumine); Fenol (bewaarmiddel); Natrium
Formaldehyde Sulfoxylaat (antioxidans) en Propyleenglycol (solvens). • Diersoort: Rund. paard.
• Indicaties: Rund: voor de leniging van acute ontsteking geassocieerd met bronchopneumonie.
Paard: voor de leniging van ontsteking geassocieerd met aandoeningen van spieren of skelet,
voornamelijk in de acute tot subchronische stadia. Het is eveneens geïndiceerd voor de leniging
van viscerale pijn, geassocieerd met koliek. *
Contra-indicaties: Niet gebruiken bij dieren met
hart -,lever -, of nieraandoeningen; indien er de mogelijkheid is van gastro-intestinale ulceraWe
of bloeding of indien er risico\'s zijn op Woedstollingstoornissen. Niet gebruiken bij dieren die lijden
aan koliek veroorzaakt door tieus en die geassocieerd is met deliydratatie, Niet gebruiken bij
dieren met chronische aandoeningen van het skelet of de spieren. Niet gebnjiken bij dieren met
gekende overgevoeligheid t.o.v. de werkzame stof. Niet gebruiken bij paarden waarvan de melk
bedoeld is voor humane consumptie. •
Ongewenste effecten (algemeen): Het gebruik van niet-steroïdale ontstekingsremmers (NSAID\'s), inclusief
flunixine. kan predisponerend werken of leiden tot gastro-intestinale irritatie en in erge gevallen, ulceratie. Er is de mogelijkheid tot bloeding, gastro-
intestinale irritatie en letsels, necrosis ter hoogte van de nierpapillen en veranderingen in bloedparameters.Er zijn occasionele meldingen van
reacties ter hoogte van de injectieplaats bij paarden alsook, zowel bij paarden als runderen, van collaps na vlugge intraveneuze toediening. Er zijn
occasionele voon/allen van anafylactische reacties welke soms fataal kunnen zijn, •
Dosering en toedieningsweg: Rgnd: De aanbevolen dosis
bedraagt 1 tot 2 ml Binixin per 45 kg lichaamsgewicht (equivalent aan 1.1 tot 2,2 mg flunixine per kg) intraveneus toegediend en herhaald als nodig
met 24 uur interval voor maximaal 3 opeenvolgende dagen. De oorzaak van de acute ontstekingsreactie dient te worden achterhaald en behandeld
met een bijhorende therapie.
Paard: Bij gebruik bij spier - en skeletaandoeningen bedraagt de aanbevolen dosis 1mi Binixin per 45kg
lichaamsgewicht (equivalent aan 1,1 mg flunixine per kg) intraveneus toegediend met 24 uur interval voor maximaal 5 opeenvolgende dagen
naargelang de respons. Bij gebruik bij koliek bedraagt de aanbevolen dosis Iml Binixin per 45kg lichaamsgewicht (equivalent aan 1.1 mg flunixine
per kg) intraveneus toegediend en één - tot tweemaal herhaald indien symptomen van koliek zich hertialen, De oorzaak van de koliek dient te
worden achterhaald en behandeld met een bijhorende therapie. •
Wachttijd: Eetbare weefsels. Rund; 10 dagen. Paard ; 28 dagen Melk. Rund;
48 uur. Niet toedienen aan paarden waarvan de melk wordt gebruikt voor humane consumptie.
Registratiehouders: Bayer s.a.-n.v. : Reg Nr.: 187 IS 330 F12, Bayer B.V.: REG NL 9975

Bayer HealthCai

www. 11 vestock. bayer
www.livestock.baye

Binixin® van Bayer:
herstelt de longfunctie snel

Niet steroïdale ontstekingsremmer op basis van 50 mg Flunixine per ml.
Acute ontsteking bij
bronchopneumonie bij rund
Koliek
en ontsteking bij spier-en skeletaandoeningen bij paard
Snelle
en sterke werking

Inspuitbare oplossing in flacons van 50 ml en 100 ml

-ocr page 375-

Het Tijdschrift wordt fullcolour!

Het Tijdschrift voor Diergeneeskunde gaat veranderen. Per 1 januari 2003 zal het Tijdschrift standaard in vierkleurendruk ver-
schijnen. Dat biedt de redactie mogelijkheden om het Tijdschrift niet alleen inhoudelijk maar ook visueel op te waarderen. Eén
van de zaken waaraan u dat zult gaan merken is een veranderde voorpagina en veel meer kleurenfoto \'s. Als redactie kijken we
met spanning uit naar wat u als lezer van deze veranderingen gaat vinden. Om het niveau van de wetenschappelijke artikelen
hoog te houden wordt elk artikel voor publicatie tenminste door twee terzake deskundige vakgenoten inhoudelijk beoordeeld.
Dit zijn tijdrovende karvi\'eitjes die door deze veelal druk bezette \'referenten \'ook nog eens zonder betaling worden uitgevoerd. In
deze aflevering staan als blijk van erkenning hun namen nog eens genoemd.

Een Tijdschrift dat \'leeft \'en als communicatiemiddel met de leden wil dienen zal zeker af en toe ook reacties op moeten roepen.
De redactie is dan ook blij met de toenemende stroom ingezonden stukken, want dat verhoogt de waarde van het Tijdschriji als
communicatiemiddel van de beroepsgroep. Laat weten wat u van bepaalde zaken vindt. Dat verbetert de discussie en uiteinde-
lijk ook de kwaliteU van de besluitvorming. Zo zal met de in deze aflevering geplaatste ingezonden brief van collega Wijnen over
het Handhavingsbeleid van de overheid en de beroepsgroep zelf nog wel niet het laatste woord over dit onderwerp gezegd zijn.
Ook onze kennis over het onderwerp BSE vertoont nog vele losse eindjes. De in deze aflevering geplaatste ingezonden brief van
de collegae Schreuder en Heres maakt duidelijk dat ook van deze ziekte nog vele aspecten mysterieus blijven. Het is de vraag
hoe rationeel het is om in Nederland hele stallen preventief te blijven ruimen vanwege één BSE-geval als nog nooit een tweede
geval van BSE binnen zo \'n bestand is aangetroffen.

Tot één van de meest gewaardeerde rubrieken van het Tijdschrift behoort de vaste rubriek over uitspraken van het Veterinair
Tuchtcollege. Als men deze uitspraken leest zal men de ene keer meewarig het hoofd .\'ichudden vanwege een door een andere
collega gemaakte blunder Veel vaker zal men beseffen dat een ongeluk in een klein (communicatie) hoekje zit. Juist omdat vele
zaken zo herkenbaar en menselijk zijn en de lezer zelf op een zwak moment in zijn eigen praktijk ook had kunnen overkomen,
spreekt deze rubriek wellicht zoveel lezers zo sterk aan.

Waar de consument veelal een deeltijdbaan heeft, verlangt zij tegelijkertijd van de dierenarts permanente beschikbaarheid.
Waar de consument onvoorwaardelijk begrip voor zijn/haar emoties verlangt en deze emoties soms een vrijwaring lijken te zijn
om respectloos te kunnen optreden richting dierenarts, vergeet de consument vaak dat aan de andere kant van de behandeltajél
ook een mens staat met emoties en een uiteindelijk ook beperkt incasseringsvermogen. Het feit dat de dierenarts een professio-
nal is wil niet zeggen dat deze dierenarts een emotieloze professionele robot is. In een behandeling waarin wellicht honderden
zinnen worden gesproken kan één onvoorzichtig geformuleerde zin of woord u op een Tuchtzaak komen te staan. Waarvan de in
deze aflevering beschreven uitspraak van het Tuchtcollege weer een mooi voorbeeld is.

Zelf heb ik overigens weieens verzucht waar het College is waar de dierenarts de consument kan aanklagen. Bijvoorbeeld wan-
neer iemand \'s nachts om hulp vraagt en vervolgens zonder af te bellen weer eens niet komt opdagen. Soms geeft dat weieens het
gevoel van meten met twee maten. De dierenarts die geacht wordt een foutloos werkende en bijna bovenmenselijke emotieloze
professional te zijn versus de consument die alles mag en kan, zonder dat deze er op aangesproken kan of mag worden. Deze
voortdurende druk verlaagt in veel verzorgende beroepen het werkplezier aanzienlijk. Maar gelukkig zijn er ook nog steeds zeer
vele aardige en zeer beleefde cliënten.

Veel leesplezier in deze aflevering!

Uit
de

hoofdredactie

Drs. H.A. Beijer

I

Tijdschrift
Diergeneeskunde

-ocr page 376-

Priapismus bij de hengst

Tijdschr Diergeneesl<d 2002; 127; 746-51

M.R. van der HarsV\'^, M.A. van der Velden^ en J.M. Ensink\'\'

Overzichtsartikel

Samenvatting

Aan de hand van een literatuuroverzicht over de anato-
mie en de pathofysiologie van de penis worden de ver-
schillende aspecten van priapismus - een continue erectie
zonder seksuele stimulatie - besproken. Hierbij komen
ook de diverse behandelmethodes, zoals het spoelen van
het Corpus cavernosum penis en het maken van een
shunt tussen het Corpus cavernosum penis en het Corpus
spongiosum penis, aan de orde. Vervolgens wordt een
hengst besproken met priapismus na toediening van ace-
promazine. Bij deze hengst is de priapismus opgeheven
door onder algehele anesthesie het Corpus cavernosum
penis éénmaal te spoelen.

Summary .......

Priapism in the stallion

A review of the hterature is given concerning the anatomy and pathophysio-
logy of the equine penis with regard to priapism: a prolonged erection of the
penis not associated with sexual arousal. Several treatment options, such as
flushing of the corpus cavernosum penis with heparinized saline and the
creation of a shunt between the corpus cavernosum penis and the corpus
.spongiosum penis are discussed. Subsequently, a case of priapism in a stal-
lion following the injection ofacepromazine, is di.scussed. The priapism re-
.solved after the corpus cavernosum penis was flushed with the stallion
under general anaesthesia.

Inleiding

Priapismus, een continue erectie zonder seksuele stimulatie,
is bij het paard een zelden voorkomende aandoening. Het be-
tekent bijna altijd het einde van een carrière als dekhengst.
Na bespreking van de anatomie en fysiologie van de penis
zal priapismus met de daarbij behorende behandelingsme-
thoden en prognose besproken worden. Vervolgens wordt
een casus beschreven van een patiënt met priapismus, die in
november 2001 aan de Hoofdafdeling Gezondheidszorg
Paard werd aangeboden.

Literatuuroverzicht

Anatomie van de penis (6, 20, 21)

De penis van het paard behoort tot het musculovasculaire

type, in tegenstelling tot die van herkauwers en varkens

welke van het fibro-elastische type zijn.

Aan de achterrand van de Ossa ischia ontspringen de twee

\' Faculteit der Diergeneeskunde. Hoofdafdeling Gezondheidszorg Paard. Discipline

Heelkunde. Universiteit Utrecht.
- Correspondentie: M.R. van der Harst. Faculteit der Diergeneeskunde. Hoofd-
afdeling Gezondheidszorg Paard. Discipline Heelkunde, Universiteit Utrecht.
Yalelaan 12. 35H4 CM Utrecht, e-mail: m.rvanderHarst@vet.uu.nl

dorsale delen, de Crura penis. Deze verenigen zich tussen de
dijen en lopen dan samen als één Corpus cavernosum penis
(CCP) tot vlak bij de penispunt. In principe bestaat dit uit een
linker en rechter Corpus cavernosum, maar deze zijn over
bijna de hele lengte van de penis met elkaar gefuseerd tot één
geheel: het CCP ofwel het zweilichaam (Figuur I). Het CCP
is omgeven door de Tunica albuginea. Vanuit de Tunica al-
buginea lopen Trabeculae als incomplete septa het CCP in.
Bij een erectie vult het CCP zich met bloed, waardoor de pe-
nis zich vergroot. Limiterend voor de toename in omvang
van de penis zijn de Tunica albuginea en de Trabeculae.
In het CCP bevindt zich aan de onderzijde een groeve
waarin de Urethra, omgeven door het Corpus spongiosum
penis (CSP), ligt. Het CSP loopt door tot in de Glans penis.
De totale lengte van een paardenpenis is ongeveer 50 cm,
waarvan 15-20 cm zich vrij in het praeputium bevindt
(Figuur 2).

De spieren van de penis bestaan uit de M. ischiocavernosus,
de M. bulbospongiosus en de M. retractor penis. De M.
ischiocavernosus speelt een belangrijke rol bij de erectie.
De M. bulbospongiosus draagt bij aan het naar buiten drij-
ven van urine of ejaculaat. De vezels van de M. retractor pe-
nis lopen met name in de lengterichting. Als deze spier zich
verslapt, zoals bij urineren en bij een erectie, schacht de pe-
nis uit. De M. retractor penis trekt de penis na uitschachten
op en houdt deze binnen het preputium.
Met betrekking tot de bloedvoorziening van de penis is de be-
langrijkste arterie de A. penis, die aftakt van de A. pudenda
interna net bij de achterrand van het bekken. De A. pudenda
interna loopt aan de binnenzijde van de brede bekkenband en is
de eerste zijtak van de A. iliaca interna. De A. penis zelf splitst
zich in een A. buibi penis, A. profunda penis en A. dorsalis pe-
nis. De A. buIbi penis voorziet het CSP van bloed. De A. pro-
funda penis en de A. dorsalis penis verzorgen de bloedvoorzie-
ning van het CCP. De A. dorsalis penis, die aan de dorsale zijde
van de penis naar de penispunt loopt, anastomoseert met de A.
penis media, een aftakking van de A. obturatoria, en met de A.
penis cranialis, die een aftakking is van de A. pudenda externa.
De veneuze afvoer van het CSP vindt plaats door de V. buIbi
penis, die van het CCP door de V profunda penis en de V
dorsalis penis. Deze drie venen verenigen zich tot de V. pe-
nis, die bij de achterrand van het bekken uitkomt in de V. pu-
denda interna. Daarnaast zijn er nog de V. penis media, die
uitmondt in de V. obturatoria, en de V. penis cranialis, die
naar de V. pudenda externa loopt.

De zenuwvoorziening vindt plaats vanuit de ventrale takken
van de lumbale zenuwen 1 tot en met 4 en de sacrale zenu-
wen 2 tot en met 4.

Sensorische prikkeling verloopt via de N. pudendus, afkom-
stig van de sacrale zenuwen 2 tot en met 4. Autonome inner-
vatie van de penis gebeurt vanuit de plexus pelvinus, zowel
sympatisch als parasympatisch.

Erectie (15, 20, 21)

Onder invloed van parasympatische stimulatie dilateren de
arteriën die voor de bloedvoorziening van de penis zorgen en
neemt de arteriële bloedstroom naar het CCP toe. Dezelfde

-ocr page 377-

Stimulatie, die zorgt voor dilatatie van de arteriën, veroor-
zaakt tevens een relaxatie van de M. retractor penis, waardoor
de penis kan uitschachten. Tijdens deze fase vindt 75% van
de totale volumetoename van de penis in erectie plaats.
Door contractie van de M. ischiocavernosus stroomt ener-
zijds tijdens de erectie bloed in het CCP, terwijl anderzijds de
bloedafvoer is belemmerd omdat de dorsale zijde van de pe-
nis tegen het Os ischium getrokken wordt, waardoor de daar
verlopende venen dichtgedrukt worden. Ten gevolge van het
dichtdrukken van de bloedvaten is het CCP tijdelijk een ge-
sloten systeem geworden. Daarentegen is het CSP geen ge-
sloten systeem; hier blijft de aan- en afvoer van bloed tijdens
de erectie doorgaan. Tijdens de coïtus neemt de druk in het
CCP toe van 13 mm Hg tot 6530 mm Hg (3). De druk in het
CSP neemt toe tot ongeveer 994 mm Hg (4). De Glans penis
zwelt fors tijdens de ejaculatie (300-400%). De toename in
omvang van de Glans penis is nog zichtbaar als de penis na
de ejaculatie weer uit de schede van de merrie (of kunst-
schede) teruggetrokken wordt. Tijdens de erectie nemen de
totale lengte en diameter van de penis met 50% toe (18).

1 Tunica albuginea; 1\' Incompleet septum penis; 2 Corpus cavernosum; 3 LIrethra; 4Corpus spongiosum; 5 M. Bulbospongiosus; 6 M. retractor penis; 7 Dorsaal deel glans penis (6).

1 Clans penis; 2 Urethra; 2\' Corpus spongiosum; 3 Processus urethralis; 3\' sinus urethralis; 4 Corpus cavernosum; 5 binnenblad preputium; 6 buitenblad preputium (tekening
met dank aan M.I.J.A. Pollak).

-ocr page 378-

De erectie neemt af doordat de cholinerge impulsen stoppen
en adrenerge stimulatie de bloedstroom vermindert (15). De
contractie van de M. ischiocavernosus stopt, waardoor het
bloed weer kan worden afgevoerd. De druk in de penis daalt
weer naar de uitgangswaarde. De M. retractor penis contra-
heert en de penis schacht in.

Priapismus

Het woord priapismus komt van Priapus, een Griekse god
met een fors ontwikkelde penis. Hij symboliseerde de ferti-
liteit op aarde (9).

Priapismus is een continue erectie zonder seksuele stimula-
tie (figuur 3). Priapismus komt vaker voor bij hengsten dan
bij ruinen. Een verklaring hiervoor kan zijn dat androgenen
van invloed zijn op het ontstaan van priapismus; het precieze
werkingsmechanisme is echter onduidelijk (13). Een andere
mogelijke reden is het feit dat een hengst frequenter een
erectie heeft (5). Bij priapismus is waarschijnlijk sprake van
een neuromusculaire disfunctie, inet of zonder vasculair pro-
bleem, van het CCP Als de priapismus langer aanhoudt dan
24 uur, gaan de rode bloedcellen in het CCP morfologisch
veranderen, waardoor bloedstolsels ontstaan die uiteindelijk
de veneuze afvoer van het CCP belemmeren (2, 15,21). Als
gevolg van de occlusie ontstaat oedeem in de Trabeculae.
Uiteindelijk zullen de Trabeculae fibröseren, waardoor hun
elasticiteit die nodig is om een erectie mogelijk te maken,
vermindert.

De specifieke etiologie van priapismus is nog niet precies
bekend. Bij de mens zouden diverse medicamenten (psycho-
trope medicijnen en antihypertensiva) verantwoordelijk zijn
voor 30% van de gevallen van priapismus (2). Ook zijn pa-
tiënten beschreven met priapismus na locale toediening van
vasoactieve stoffen (bijvoorbeeld papaverine en fento-
lamine) in het CCP ter behandeling van erectiestoornissen.
Ongeveer 50% van de gevallen van priapismus bij de mens is
idiopatisch (2).

Bij het paard is een sterke correlatie beschreven tussen het
gebruik van acepromazine, een fenothiazinederivaat ge-
bruikt als tranquillizer, en priapismus. Het mechanisme
daarachter is waarschijnlijk de perifere a-adrenerge blok-
kade van sympatische stimulatie door acepromazine. Andere
mogelijke oorzaken die in de literatuur genoemd worden
voor het ontstaan van priapismus bij het paard zijn: virale
rhinopneumonie, zenuwtrauma, cachexie en langdurig
vasten, droes en uitputting (12,20,21). Dezelfde aandoenin-
gen worden, evenals acepromazine, ook genoemd in het ka-
der van het ontstaan van een penisparalyse. Bij penisparalyse
hangt de penis, geheel of gedeeltelijk, slap uit het preputium.
Bij palpatie voelt de penis veel minder stevig aan; anders dan
bij priapismus is de penis nu zijdelings gemakkelijk te bui-
gen, omdat er geen sprake is van een verhoogde druk in het
CCP. Bij penisparalyse is, net zoals bij priapismus, ten ge-
volge van secundaire circulatiestoornissen oedeemvorming
mogelijk. Door het oedeem kunnen met name aan het epi-
theel van de penis beschadigingen ontstaan.

Behandeling

Voor priapismus zijn diverse behandelmogelijkheden be-
schreven. Deze zijn te verdelen in conservatieve, medica-
menteuze en chirurgische behandelingen.

Conservatieve behandeling

De conservatieve behandeling kan bestaan uit afdouchen
met koud water, massage en eventuele ondersteuning van de
penis met een doek of laken rondom de buik (suspensoir).
Deze handelingen veranderen de in- en uitstroom van bloed
niet, maar ze dienen ter voorkoming dan wel vermindering
van het secundaire oedeem (13,15,17,20).

Medicamenteuze behandeling

In de humane geneeskunde worden bij de behandeling van
priapismus vele medicamenten genoemd: oestrogenen, anti-
coagulantia, NSAID\'s, diuretica, corticosteroïden en gan-
glion blokkerende stoffen (bijvoorbeeld benztropine mesy-
laat). Verder worden ook genoemd: lokale injectie van
a-adrenerge stoffen in het CCP en het induceren van alge-
mene anesthesie (2,5,9,14).

Benztropine mesylaat is een synthetische stof, opgebouwd
uit atropine en difenhydramine. Het heeft een anticholinerge
en antihistamine werking, waarschijnlijk doordat het acetyl-
choline antagoneert. Bij het paard zijn enkele gevallen be-
schreven waarbij de priapismus na intraveneus toedienen
van benztropine-mesylaat (8 mg per volwassen paard) ver-
dween (17, 19). Dit medicament is waarschijnlijk alleen ef-
fectief als de veneuze drainage van het CCP nog intact is (15,
17).

Chirurgische behandeling

In de humane geneeskunde, en ook voor het paard, is een be-
handelmethode beschreven waarbij het CCP wordt doorge-
spoeld met een grote hoeveelheid gehepariniseerde fysiolo-
gische vloeistof (10 units Na-heparine per ml) (15). Bij het
paard wordt dit gedaan onder algemene anesthesie. Via een
I2-gauge naald, die net proximaal van de Corona glandis in
het caverneuze weefsel is gestoken, wordt een aantal liters
gehepariniseerde fysiologische vloeistof onder druk door
het CCP gespoeld. 10-15 cm caudaal van het scrotum wor-
den twee 12-gauge naalden in het CCP geplaatst om de
vloeistof met het verzamelde bloed af te voeren. Dit laatste
kan ook gerealiseerd worden met een kleine incisie tot in het
CCP Deze incisie moet na het spoelen wel gehecht worden.
Voor een goed resultaat wordt aangeraden deze behandeling
uit te voeren als de priapismus 24 uur na het ontstaan nog
aanwezig is (14, 21). Met het doorspoelen wordt het in het
CCP opgehoopte bloed verwijderd, inclusief eventuele stol-
sels. Een indicatie om te stoppen met spoelen is het niet meer

-ocr page 379-

meekomen van stolsels met de spoelvloeistof maar het ver-
schijnen van vers bloed daarin. Het niet verschijnen van vers
bloed is prognostisch een slecht teken, omdat dit een indica-
tie is voor occlusie van de arteriën. Als de arteriële bloed-
voorziening nog wel intact is maar er sprake is van veneuze
occlusie, kan het CCP weer vollopen en zullen de problemen
zich herhalen. Aangeraden wordt om zonodig de spoelingen
een aantal dagen achtereen te herhalen. In de literatuur wordt
aangehouden dat als bij het paard na drie spoelingen geen
verbetering is opgetreden, er sprake moet zijn van blijvende
schade aan het veneuze systeem (15,21). In dat geval kan de
hiernavolgende behandeling, die ook in de humane literatuur
is beschreven, worden toegepast.

Omdat bij priapismus de bloedcirculatie van het CS? wel in-
tact is, wordt een shunt gecreëerd tussen het CCP en CSP 5
cm caudaal van het scrotum (14). Het bloed in het CCP kan
hierdoor via het CSP afgevoerd worden, waardoor de erectie
beëindigd wordt (Figuur 4). De priapismus verdwijnt, maar
humaan ontstaan nadien vaak blijvende erectiestoornissen
(2). In de veterinaire literatuur is een onderzoek beschreven
waarbij bij vijf gezonde ponyhengsten een shunt gemaakt
was tussen het CCP en CSP. Voor en na de operatie functio-
neerde het erectiemechanisme volkomen normaal (16). Dit
wijst erop dat de blijvende erectiestoornis na het maken van
een shunt bij een patiënt met priapismus waarschijnlijk niet
veroorzaakt wordt door de shunt zelf maar door reeds eerder
opgetreden beschadiging van het zwellichaam. Er is één ge-
val beschreven waarbij priapismus bij het paard met succes
is opgeheven na het maken van een shunt tussen het CCP en
het CSP. Echter, dit paard kon nadien de penis niet meer op-
trekken (14).

Prognose

Humaan wordt een patiënt met priapismus behandeld als een
spoedgeval (2). Direct adequaat behandelen verhoogt de
kans op volledig functioneel herstel (11). De in de literatuur
beschreven behandelingen zijn echter niet uniform. In het al-
gemeen geldt dat ondanks behandeling bij de mens de prog-
nose voor volledig functioneel herstel slechts 50% bedraagt
(2, 11). Bij paarden komt priapismus weinig voor, maar uit
de beschreven gevallen blijkt dat de prognose voor verder
gebruik als dekhengst ongunstig is (14, 15,21).

Casuïstiek

Een acht jaar oude Tinker hengst werd op de kliniek van de
discipline Heelkunde van de Hoofdafdeling Gezondheidszorg
Paard te Utrecht aangeboden met de volgende anamnese. Een
dag eerder had de eigenaar de penis van de hengst gewassen
ter voorbereiding op de hengstenkeuring een week later Om
de penis uit te laten schachten had de praktiserend dierenarts
50 mg acepromazine\' intraveneus toegediend. Enkele uren la-
ter trof de eigenaar zijn paard aan met een erectie die niet
wilde afnemen. Men is begonnen met koud afdouchen van de
penis, hetgeen geen effect had. De volgende dag was de erec-
tie nog steeds aanwezig. Het paard is onder algemene ana-
esthesie gebracht en middels massage is gepoogd de erectie te
doen verminderen en de penis te reponeren. Toen ook dit niet
lukte, is het paard doorgestuurd.

Bij aankomst in de faculteitskliniek maakte de hengst een at-
tente indruk. Er was sprake van een afhangende penis die bij
palpatie normaal van temperatuur was. Bij doorpalperen gaf
het paard aan dat de sensibiliteit nog aanwezig was. De hele
penis, dus ook het gedeelte achter het scrotum, was stijf en
hard. De penis was nog wel iets zijdelings af te buigen. Enig
oedeem was distaal aanwezig maar verder zag de penis er
normaal uit. De Glans penis was duidelijk zachter dan het
Corpus. De diagnose was priapismus, zeer waarschijnlijk ten
gevolge van de toediening van acepromazine.
Besloten is om het paard onder algemene anesthesie te bren-
gen voor verdere behandeling. Na sedatie met detomi-
dinehydrochloride^ is de anesthesie geïnduceerd met keta-
minehydrochloride^ en midazolam\'* en onderhouden met
isofluraan^. Begonnen is met het masseren van de penis en
het bandageren daarvan van distaal naar proximaal met
elastisch verband^. De penis, althans het zichtbare gedeelte.

\' Vetranquil®, Ceva Santé Animale BV, Maassluis, Nederland, acepro-
mazine 10 mg/ml.

2 Domosedan®, Pfizer, Capelle a/d IJssel, Nederland, detomidinehy-
drochloride 10 mg/ml.

3 NarketanlO®, Chassot, Vught, Nederland, ketaminehydrochloride
115.34 mg/ml.

\'\' Midazolam, Apotheek Diergeneeskunde, Utrecht, Nederland midazo-
lam hydrochloride 5 mg/ml.

5 Isofluraan, Pharmachemie bv, Haarlem, Nederland

^ VetrapTM Laboraoires 3M Sant, Cergy, Frankrijk.

-ocr page 380-

nam hierdoor wel enigszins in omvang af met name door
vermindering van het oedeem. De erectie van de gehele pe-
nis bleef onveranderd aanwezig, hetgeen repositie in het pra-
eputium onmogelijk maakte. Vervolgens is het CCP ge-
spoeld met 6 liter gehepariniseerde Ringerse vloeistof (10
IU Na-heparineS per ml) volgens de in de literatuur beschre-
ven methode (15). Grote hoeveelheden oud bloed kwamen
met de spoelvloeistof mee. Middels massage werden het in
het CCP opgehoopte bloed en de spoelvloeistof zoveel mo-
gelijk verwijderd. Tijdens het spoelen veranderde de kleur
van de spoelvloeistof van donker rood, passend bij oud
bloed, naar helder met bijmenging van vers bloed. De penis
werd gaandeweg deze behandeling duidelijk slapper en kon
uiteindelijk weer volledig binnen het praeputium gebracht
worden. Om de penis daarin te houden is een retentiehech-
ting volgens Bühner^ op de preputiale opening aangebracht.
Het paard is gedurende vijf dagen met vedaprofeniO( 1 mg/kg
2 dd po) en procaïnepenicilline-G" (20.000 lE/kg 1 dd im)
behandeld. Het dier bleek steeds goed te kunnen urineren.
Dagelijks werd de Bühnerhechting gedurende enkele uren
losgemaakt. Het paard werd regelmatig afgestapt en het pra-
eputium meerdere malen per dag afgedoucht met koud wa-
ter. Na vijf dagen is de Bühnerhechting verwijderd, omdat
ter plaatse van de hechting druknecrose aan het preputium
was ontstaan. Na verwijdering van de Bühnerhechting prola-
beerde de penis weer volledig, en daarom is ter ondersteu-
ning van de penis een suspensoir aangebracht.

Twee dagen later was de penis nog steeds niet retractiel. De
ventrale zijde van het abdomen en het gehele preputium
toonden oedeem. Hierdoor prolabeerde nu ook het binnen-
blad van het preputium. Het preputium inclusief het binnen-
blad werden dagelijks meerdere malen met
Lasonil®\'^ ge-
masseerd en het afdouchen werd voortgezet. Het oedeem
nam in de daaropvolgende dagen af

Twee weken na het ontstaan van de priapismus hingen de pe-
nis en een deel van het nog oedemateuze binnenblad het
grootste deel van de dag buiten het preputium. Maar het
paard kon de penis zelf wel optrekken tot net binnen het
binnenblad.

Eén week later retraheerde de penis vrij vlot na tactiele prik-
keling tot binnen het binnenblad. De hoeveelheid oedeem
nam verder af. Maar nog steeds was de penis grote delen van
de dag uitgeschacht. Het binnenblad van het preputium pro-
labeerde nog permanent.

Na overleg met de eigenaar is besloten om de hengst te
castreren omdat zeer waarschijnlijk ten gevolge van de pria-
pismus een blijvende beschadiging van het erectiemecha-
nisme was opgetreden en het paard dus niet meer als dek-
hengst zou kunnen functioneren. Daarnaast was de cas-

9

10

Ringer USP, Apotheel< Diergeneeskunde, Utrecht, Nederland.
Heparine 25.000 IE, Leo Pharma bv, Breda, Nederland.
Bühnerband, Vetin-AAcofarma, Boxtel, Nederland.
Quadrisol®, Intervet International bv. Boxmeer, Nederland, Veda-
profen 100 mg/ml.

Depocilline®, Myeofarm Nederland bv. De Bilt, Nederland, Pro-
caïnepenicilline-G 300.000 lE/ml.
Lasonil®, Bayer bv. Mijdrecht, Nederland.

tratie geïndiceerd omdat het dan mogelijk zou zijn om, in-
dien nodig, enkele weken later een fallopexie volgens Bolz
uit te voeren. Het paard is onder algemene anesthesie half
bedekt gecastreerd.

Na de castratie is het paard nog een aantal weken in de kli-
niek gebleven om te bekijken hoe één en ander zich verder
zou ontwikkelen. Geleidelijk aan kon het dier de penis en
ook het binnenblad van het preputium steeds beter optrekken
en langer opgetrokken houden. Uiteindelijk werd besloten
om, voorlopig, van een operatie volgens Bolz af te zien. Het
paard is na een verblijf van elf weken in de kliniek naar huis
gegaan. Als advies kreeg de eigenaar mee om het paard ge-
durende de komende maanden onbelaste beweging te geven.
Vijf maanden na het ontstaan van de problemen is er telefo-
nisch contact geweest met de eigenaar. Het paard bleek de
penis zelf geheel op te kunnen trekken binnen het preputium.
Alleen als het dier rustig stilstond had hij de nog wel eens de
neiging om de penis ongeveer 20 cm uit het preputium te la-
ten hangen. De penis zwol dan niet op en het paard leek daar-
van geen enkele hinder te ondervinden. Van een indicatie
voor een fallopexie was geen sprake meer.

Discussie

Priapismus is bij paarden gelukkig een zelden voorkomend
probleem. Maar als priapismus ontstaat is de prognose voor
het gebruik als dekhengst zeer gereserveerd (14, 15,21). Bij
de meeste gevallen van priapismus is in de anamnese sprake
van de toediening van acepromazine. Het optreden van een
blijvende penisverlamming na toediening van acepromazine
is eerder beschreven (8, 12). Door a-adrenerge stimulatie
contraheert normaal gesproken de M. retractor penis,
waardoor de penis ingetrokken wordt en binnen het praepu-
tium blijft. Zo kan na toediening van a-adrenerge blokke-
rende stoffen (zoals fenothiazine derivaten) een (blijvende)
paralyse van deze spier ontstaan.

Maar ook is beschreven dat langdurige priapismus kan resul-
teren in een beschadiging van gladde spiercellen in het ca-
verneuze weefsel, van de M. retractor penis en van de
Nervus pudendus. De N. pudendus zou dan beschadigd wor-
den door compressie tegen het Os ischium (5, 13, 14). Als
behandeling voor een blijvende penisparalyse zijn diverse
operaties beschreven zoals de partiële fallectomie (penisam-
putatie volgens Vinsot, Williams of Scott) en de phallopexie
(volgens Bolz) (1, 10). Deze methodes worden in dit artikel
niet nader uitgewerkt.

Klinisch is het verschil tussen beide aandoeningen eenvou-
dig te maken door palpatie van de penis. Bij de toediening
van dit Sedativum aan hengsten moet dus rekening gehouden
worden met de mogelijke risico\'s en een goede afweging van
doel versus risico\'s is op zijn plaats. Het optreden van pria-
pismus na toedienen van een fenothiazinederivaat is afhan-
kelijk van meerdere factoren zoals: de dosis, de manier van
toedienen, combinatie met andere medicamenten en de con-
ditie van het betreffende dier (13). In het door ons beschre-
ven geval was het paard in een goede conditie zonder aanwij-
zingen voor andere ziekteverschijnselen, de intraveneus
toegediende dosering acepromazine was passend bij het ge-
wicht van het dier en in de anamnese was geen aanwijzing
voor het gebruik van enig ander medicament.

-ocr page 381-

Humaan en veterinair bestaat geen eenduidigheid betref-
fende de behandeling van priapismus. Wel kan geconclu-
deerd worden dat de situatie niet te lang mag bestaan, omdat
de kans op onherstelbare schade als gevolg van verbindweef-
seling van de trabeculae van de zwellichamen met de tijd
toeneemt (II). Humaan en veterinair wordt in de meeste ge-
vallen eerst conservatief behandeld. De tijd voordat chirurgi-
sche interventie wordt aangeraden verschilt. Veterinair en
humaan wordt meestal ongeveer 24 uur aangehouden (11,
14,21), alhoewel humaan soms ook een termijn van vier da-
gen wordt genoemd (7). Het direct starten van een conserva-
tieve behandeling is erg belangrijk mede ook om secundaire
veranderingen tegen te gaan. De medicamenteuze behande-
ling (bijvoorbeeld benztropine-mesylaat 8 mg per volwassen
paard IV) lijkt in een vroeg stadium van priapismus ook voor
het paard een optie (17, 19). Indien benztropine-mesylaat bij
het paard gebruikt wordt is er in Nederland sprake van offla-
hel use.

Als reden voor het feit dat benztropine-mesylaat alleen kort
na het ontstaan van de priapismus lijkt te werken wordt opge-
geven dat het veneuze afvoersysteem in een later stadium
niet meer functioneel is, waardoor de kans op herstel af-
neemt (14, 19). De humaan beschreven bijwerkingen van
benztropine mesylaat na intraveneuze toediening zoals para-
lytische ileus, constipatie, dysuria, spierzwakte bij hoge do-
sering, tachycardie, opwinding en een allergische reactie,
zijn bij paarden niet waargenomen (17, 19).

Chirurgisch ingrijpen door middel van spoelen van het CCP
met gehepariniseerde fysiologische vloeistof onder algehele
anesthesie is relatief eenvoudig uitvoerbaar. In de literatuur
wordt beschreven dat het soms nodig is om de spoelingen
meerdere dagen achtereen te herhalen voordat de priapismus
blijvend is opgeheven. In het door ons behandelde geval
bleek éénmaal spoelen voldoende.

De gegevens uit de literatuur spreken elkaar tegen als het
gaat om de erectieproblemen na het maken van een shunt
tussen het CCP en CSP Humaan is gebleken dat het later
weer chirurgisch sluiten van de shunt het aantal patiënten
met erectiestoornissen doet afnemen (11). Uit de studie van
Schumacher (16) blijkt dat de shunt tussen CCP en CSP bij
verder gezonde ponyhengsten geen invloed heeft op het
erectiemechanisme. Schumacher
et al. (16) concludeerde
dat de blijvende erectiestoornissen bij hengsten met een
shunt na priapismus dus mede het gevolg zijn van de secun-
daire beschadiging aan het caverneuze systeem.

In de in dit artikel beschreven casus bestond de priapismus
langer dan 24 uur. Thuis was een conservatieve behandeling
reeds zonder enig succes ingesteld. Zelfs het onder anesthe-
sie masseren van de penis had de priapismus niet verholpen.
Gezien de duur van de priapismus (langer dan 24 uur) is be-
sloten om niet een medicamenteuze behandeling met bij-
voorbeeld benztropine-mesylaat in te stellen, maar direct het
paard onder anesthesie te brengen om het CCP te gaan spoe-
len. Spoelen van het CCP is relatief eenvoudig uitvoerbaar
en bij onvoldoende effect is het op een andere wijze chirur-
gisch ingrijpen (zoals het maken van een shunt) nog steeds
mogelijk.

Conclusie

Als zich bij een hengst priapismus voordoet, is het van be-
lang zo snel mogelijk een behandeling in te stellen. Met con-
servatief behandelen kan direct worden begonnen om secun-
daire veranderingen zoveel mogelijk te beperken. Het toe-
dienen van, indien voorhanden, benztropine-mesylaat kort
na het ontstaan van de priapismus lijkt zeker het proberen
waard. Als 24 uur na het begin van de priapismus geen verbe-
tering optreedt moet chirurgisch ingrijpen sterk overwogen
worden. Spoeling van het CCP is dan de meest eenvoudige
methode.

De eigenaar van een paard met priapismus moet gewezen
worden op de grote kans op blijvende erectieproblemen, ook
na een ogenschijnlijk succesvolle behandeling. De dierenarts
moet zich realiseren dat toediening van acepromazine be-
halve een penisparalyse ook een priapismus kan veroorzaken.

Literatuur

1. Auer & Stick Equine surgery. 2e dr. Philadelphia: WB Saunders: 1999:
540-58.

2. Banos JE, Bosch F, and Farré M. Drug induced priapism. Med Toxicol
Adverse Drug Exp. 1989;4:46-58.

3. Beckett SD, Hudson RS, Walker DF et ai Blood pressures and penile
muscle activity in the stallion during coitus. Am J Physiol 1973; 225:
1072

4. Beckett SD, Walker DF, Hudson RS et al. Corpus spongiosum penis
pressure and penile muscle activity in the stallion during coitus. Am J
Vet res 1975; 36: 431.

5. Blanchard TL, Schumacher J, Edwards JF, Varner DD, Lewis RD,
Everett K, and Joyce JR. Priapism in a stallion with generalized
malignant melanoma. J Am Vet Assoc 1991; 198(6): 1043-4.

6. Dyce KM, Sack WO, and Wensing CJG. Textbook of Veterinary
Anatomy. 3rd ed. Philadelphia: Saunders, 2002.

7. Falk D, and Loos DC. Spongiocavernosuni shunt in the surgical treat-
ment of idiopathic persistent priapism. J Urology 1972; 108: 101-3.

8. Harreveld van PD, Guaghan EM. Partial phalleetomy to treat priapism
inahorse.AustVetJ 1999; 77(3): 167-9.

9. Jolidon C, Cordier M et Lanson Y. Le priapisme a travers les siècles.
Journal d\'Urologie 1985; 91: 225-6.

10. Kersjes AW, Németh F, and Rutgers LJE. Atlas of large animal surgery.
1st dr. Utrecht; Bunge, 1985; 71-5.

11. Moloney PJ, EllioU GB, and Johnson HW. Experiences with priapism.
J Urology 1975; 114:72-6.

12. Nie GJ, and Pope KC. Persistent penile prolapse associated with acute
blood loss and acepromazine maleate administration in a horse. J Am
Vet Med Assoc 1997; 211(5): 587-9.

13. Pearson H, and Weaver BM. Priapism after sedation, neuroleptanal-
gesia and anaesthesia in the horse. Equine Vet J 1978; 10: 85-90.

14. Schumacher J, and Hardin DK. Surgical treatment of priapism in a
stallion. Vet Surg 1987; 16(3): 193-6.

15. Schumacher J, and Vaughan JT. Surgery of the penis and prepuce. Vet
Clin N Am: Equine Pract 1988; 4 (3): 473-91.

16. Schumacher J, Varner DD, Crabill MR, and Blanchard TL. The effect
of a surgically created shunt between the corpus cavernosum penis and
corpus spongiosum penis of stallions on erectile and ejaculatory func-
tion. Vet Surg 1999;28:21-4.

17. Sharrock AG. Reversal of drug-induced priapism in a gelding by me-
dication. Aust Vet J 1982; 58: 39-40.

18. Sisson S, and Grossman JD. The anatomy of the domestic animals. 4th
ed. Philadelphia, WB Saunders, 1953: 581.

19. Wilson DV, Nickels FA, and Williams MA. Pharmacologic treatment
ofpriapism in two horses. J Am Vet Med Assoc 1991; 199(9): 1183-4.

20. Wissdorf H, Gerhards H, und Huskamp B. Anatomie des pferdes. 1st
dr. Hannover: Veriag M. & H. Schaper Alfeld, 1998.

21. Wolfe DF, and Moll HD. Large animal urogenital surgery. 2e dr.
Baltimore: Williams & Wilkins, 1999: 9-75.

-ocr page 382-

DANOFLOXACINE

ADYOCIN 180

Eén injectie.....einde infectie!

Advocin® 180:

Uniek CDD-concept

Zeer potent breedwerkenc
antibioticum

Snel herstel bij luchtweg-
en maagdarminfecties.

Gemakkelijk in gebruik

- Klein injectievolume
(dosering 1 ml/30 kg subcutE

- 1 behandeling voldoende \'

^^ Diervriendelijk

jyi^ Korte wachttijden

vlees: 8 dagen; melk: 4 dag

Flacons van 50 ml en 100

Advocin® 180 is een nieuw en effectief antibioticum tegen lucht-
weg- en darminfecties bij kalveren. Het werkt volgens het unieke
Concentratie Afhankelijke Concept (CDD-concept) waarbij niet
de duur van de behandeling, maar de hoogte van de concentratie
bepalend is voor het succes. Dit heeft tot gevolg dat vrijwel alle
ziektekiemen kort na de behandeling zijn gedood en dat 1 injectie
dan ook voldoende is.\'^

â– \' Uit onderzoek is gebleken dat in slechts ca, 25% van de gevallen een tweede injectie noodzakelijk is. Bron: data on file

DANOFLOXACINE

ADVOCIN 180

Eén injectie.,,,einde infecti(

Advocin® 180: RegNL 9945. Werkzame stof: Danofloxacine (als rrw
160 mg/ml. Indicaties/Doeldieren: Runderen; voor de behandeling van lud
infecties veroorzaakt door Mannhelmia haemolitica, Pasteurella multoc
Haemophilus somnus die gevoelig zijn voor danoftoxacine. Neonatale kalveren; \\
behandeling van darminfecties veroorzaakt door E.coli die gevoelig zijn voor dan
cine. Dosering: 1 ml/30 kg. subcutaan. Wachttijd: melk 4 dagen, vlees 8
Bijwerkingen: een lichte zwelling rond de injectieplaats, Deze kan 30 dagen a
den. Contra-indicaties, geen bekend. Kanallsatiestatus: UDA. Nadere inforn
verkrijgbaar bij Pfizer Animal Health b.v.

Animal Health

Visie op gezondheid

Pfizer Animal Health bv

Postbus 57 • 2900 .4A Capelle a/d IJssel

www.pfizerah.nl • secretariaat.ahgSpfizer.c

e 2002 Pfizer Animal Health bv - Capelle a/d IJssel
® .Merknaam Pfizer Inc., N.Y., U.S.A.

-ocr page 383-

Jacobskruiskruid: bedrieglijke schoonheid

vergiftiging met Senecio Jacobaea

J.H. Vos\'\', A.AJ. Geerts^,J.W. Borgers^, M.H. Mars\'\', J.A.M. Muskens\'\' en L.A. van Wuijckhuise-Sjouke\'\'

Samenvatting

Op een rundveebedrijf bestaan an-
derhalf jaar chronische klachten
gekenmerkt door conditieverlies
en verminderde melkgift met te
lage gehaltes aan vet en eiwit. In de
koppel worden steeds dieren plot-
seling ziek met persen, diarree, ec-
zema solare, hersenverschijnselen en sterfte. Oorzaak
blijkt een vergiftiging met Jacobskruiskruid (Senecio ja-
cobaea). De klinische verschijnselen, laboratorium en sec-
tiebevindingen, diagnostiek en preventie worden bespro-
ken. Met het extensiever gebruik van weilanden en het
winnen van natuur-, beheers- en bermhooi of kuil is een
waarschuwing voor deze vergiftiging op zijn plaats.

Summary

In a caltle herd prohlem.K were noticed during 1.5 years, characterised hy
emaciation and lo.ss of milkproduction with lower fat- and prolein%, tenes-
mus, central nervous symptoms (aggression, circling and blindness), diarr-
hoea, eczema solare and death. Clinical, laboratorv and post mortem exami-
nations did not reveal a .specific cause at first. An intoxication was suspected
based on the clinical .symptoms, the course of the disease in sick animals and
severe Hvercirrhosis found in a sudden death fou\'. The animals werefedgras-
silage derived from an air force base on which an overwhelming amount of
tansy ragwort (Senecio jacobaea) was present. On subsequent microscopic
examination of the livers of ! ! slaughtered clinically healthy animals all of
these .showedfibrosis in varying extension. Cirrhosis and fibrosis of the liver
and the clinical symptoms are all features of chronic pyrrolyzidine alkaloido-
sis. Tansy ragwort poisoning has not been diagnosed in the Netherlands for
years. The rise in cases is due to more extensive use of land.

Bedrijfshistorie

Het getroffen rundveebedrijf is de enige buitendijks gelegen
boerderij aan de Oosterschelde (voor de bedrijfsgegevens zie
tabel 1).

Voorjaar 2001 vroeg de veehouder advies aan zijn dieren-
artsen naar aanleiding van een aantal onverklaarbare sterf-
gevallen bij zijn zoogkoeien. Sinds februari 2001 waren
zowel op stal als in de wei een aantal oudere koeien en enkele
pinken dood aangetroffen. Onder de kalveren en vleesstieren
was gedurende de gehele periode geen sterfte opgetreden.
De ziektesymptomen waren: afwijkend gedrag (agressie,
dwangbewegingen en blindheid), persen op ontlasting soms
met een rectumprolaps tot gevolg, soms diarree en sterfte na
enkele dagen.

Bij herhaald klinisch onderzoek door de dierenartsen van de
praktijk werden steeds deze afwijkingen gevonden. In de

1 Gezondheidsdienst voor Dieren. Postbus 9. 7400 AA Deventer E-mail: j.vos@
gdvdieren.nl

2 Dierenkliniek de Zuid We.st Hoek. Oude Moerstraatsebaan JJ. 4614 RN Bergen op
Zoom.

koppels koeien liepen bovendien vermagerde dieren. In
2002 werden ook dieren aangetroffen met eczema solare. Bij
de melkkoeien was de melkproductie te laag met lage gehal-
tes aan vet en eiwit. Ondanks het instellen van diverse symp-
tomatische therapieën bij klinisch zieke dieren, stierven deze
binnen enkele dagen na het optreden van de eerste sympto-
men. Bij vroegtijdige behandeling met corticosteroïden
werd de ziekteduur duidelijk verlengd. Diverse onderzoeken
en koppeltherapieën werden ingesteld (zie tabel 2). Hierbij
werd tot juni 2002 geen eenduidige oorzaak gevonden.
Juni 2002 werd na het openen van een kadaver door de practi-
cus een stukje afwijkende lever (bleek en vergroot) van een
acuut gestorven melkkoe ingezonden voor histopathologisch
onderzoek op de Gezondheidsdienst voor Dieren (GD).
Hierbij werd een duidelijke levercirrhose met galganghyper-
plasie vastgesteld. Op grond van deze levercirrhose in combi-
natie met de symptomatologie en het ziekteverloop werd ge-
dacht aan een intoxicatie. Navraag door de practicus bij de
veehouder leverde op dat elk jaar in het Pinksterweekend
150 hectare gras werd gekuild van de militaire vliegbasis
Woensdrecht. Bij inspectie samen met de veehouder bleek al-
daar een grote hoeveelheid Jacobskruiskruid aanwezig in het
gewas (zie Foto 1 en 2). De plant was in mei niet in het bloei-
stadium maar was als groene rozet in het gewas aanwezig.
In overleg met de veehouder werden van elf geslachte zoog-
koeien zonder klinische verschijnselen de levers voor onder-
zoek ingezonden naar de GD. Uit microscopisch onderzoek
bleek dat alle levers een in ernst variërende portale fibrose-
ring, fibrosering rond centrale venenen galganghyperplasie
vertoonden.

Op grond van anamnese (voeren grassilage met Senecio jaco-
baea), symptomatologie en leverfibroseringZ-cirrhose werd
de diagnose chronische intoxicatie door Jacobskruiskruid ge-
steld (1,2,3,5,12,16).

Tot en met juli 2002 zijn totaal 72 dieren aan de vergiftiging
gestorven. Drieëneenhalve maand na het stoppen met de be-
treffende grassilage zijn er nog steeds nieuwe ziektegevallen

Tabel i. Bedrijfsgegevens.

Bedrijfsoppervlak

150 ha
20 ha.

Veeteel: grasland en schorren
akker- en tuinbouw

diersoort

aantal

rantsoen

Melkkoeien

45

hooi, graskuil, maïs en krachtvoer;
zomers weidegang

Droge koeien

5

hooi, graskuil en maïs

Jongvee melkveetak

35

hooi, graskuil en maïs

Zoogkoeien
dekstier

75
1

hooi, graskuil en mais,
zomers weidegang

Zoogkalveren

60

lopen bij de koe

Vleesstieren

180

maïs krachtvoer op stal

-ocr page 384-

Tabel 2. Overzicht van de uitgevoerde onderzoeken, behandelingen en het resultaat.

Datum

Onderzoek

Door

Uitslag

Normaalwaarden

Therapie

Resultaat

23-11-2000

mest
(1 dier)

GD

niets aangetoond

4-2001

mest
(1 dier)

DAP

oöcysten

diclazurilaan niet
melkgevende dieren

geen

6-6-2001

sectie
zoogkoe

GD

autolytisch, verdacht van voorste stenose

13-06-2001

sectie
zoogkoe

GD

longoedeem, lokaal longontsteking
Salmonella: negatief
BVDV: negatief
BRSV: negatief

27-7-2001

bedrijfs-
bezoek

GD

mogelijk mineralentekorten. Salmonella of paratbc
Advies; bloedonderzoek (BVD, mineralen) sectie van
een acuut ziek dier te laten doen (incl. salmonella, paratbc)

29-7-2001

bloed
(7 zoog-
koeien)

GD

GSH-Px: 40-259 U/gHb
Cu: 4.9-15.2 umol/L
VitBI2: 138-379 pmol/L

120-350 U/g Hb
7,5-18,0 umol/L
>150 pmol/L

8-8-2001

sectie
zoogkoe

GD

chronische leverbotinfectie; leverbotten in galgangen

microscopisch ernstige verbindweefseling in lever

oedeem lebmaag en dikke darmscheil;

paratbc: negatief

Salmonella: negatief

BVDV; negatief

Maagdarmwormen en coccidien; negatief

closantel

geen

31-7-2001

mest
2 zoog-
koeien

GD

paratbc: negatief

4-4-2002

bloed
1 melk-
koe

GD

gGT45
albumine 20
g globuline 48%

< 30 U/L

35-51%

<35%

5-4-2002

sectie
zoogkoe

GD

scherp in met chronische buikvliesontstcking;
geringe leververvetting

16-4-2002

mest
1 dier

GD

Moniezia 50 eieren/gram
trichostrongylus 3700 ei/gram

14-6-2002

bloed
1 dier

GD

AST; 53 U/L
AF; 595 U/L
albumine: 24.4 g/L
g globuline 42%

30-56 U/L

< 225 U/L
30,0-39.0 g/L

< 35%

18-6-2002

sectie

DAP

acuut gestorven melkkoe, teinperatuur 41,4°C. Bij
openen: lever bleek cn vergroot. Stukje lever naar GD

19-6-2002

lever

GD

chronische hepatitis cholangitis => intoxicatie?

19-7-2002

11 levers
zoogkoeien

GD

alle elf ernstige verbindweefseling = indicatie
intoxicatie Senecio jacobaea

-ocr page 385-

en sterfte. Dit ziekteverloop is in overeenstemming met het
verloop van een chronische Pyrrolizidine Alkaloïden (PA)
intoxicatie (2,3,5,9).

Jacobskruiskruidvergiftiginc

Wereldwijd zijn meer dan tweeduizend Senecio species be-
kend (20). Alle soorten bevatten in meer of mindere mate de
giftige groep stoffen pyrrolizidine alkaloïden (PA) (16). De
hoeveelheden PA vertonen een geografische variatie
(12,19), berustend op verschillen in grondsamenstelling, kli-
matologische omstandigheden of genetische verschillen
(19). De vergiftiging is bij rundvee beschreven in Australië
(15,18), in Zuid- en Noord-Amerika (9,12,14,16,21)), Euro-
pa (17,20), als ook bij yaks in Azië (23). In Nederland is
vooral Jacobskruiskruid van belang, daarnaast Waterkruis-
kruid (7). Jacobskruiskruid komt in Nederland vooral voor
op zandgrond in ruige terreinen, extensief beheerde weilan-
den, dijken en wegbermen (22). Dieren nemen de plant bij
het grazen niet graag op (12). Echter vroeg in het voorjaar of
op een verse weide wordt de plant soms gegeten (6).
Problemen ontstaan vooral door voeren van hooi en kuilvoer
omdat de dieren dan alle daarin aanwezige Senecio-planten
eveneens opnemen (17).

De pyrrolizidine Alkaloïden hebben primair een toxisch ef-
fect op het leverparenchym (leverceloedeem, kernvergro-
ting, mitose remming en necrose gevolgd door fibrosering)
(1,7). Secundair veroorzaken de PA\'s proliferatie van het
endotheel van de centrolobulaire en grote levervenen,
waardoor vaatafsluiting optreedt (1). Er kan een sterke groei
van het galgangepitheel optreden (7). Klinische verschijnse-
len treden pas op als er zoveel leverschade is veroorzaakt, dat
de leverfunctie tekortschiet (1).

Er bestaan diersoortverschillen met betrekking tot gevoelig-
heid voor PA-intoxicaties (10). Varkens zijn zeer gevoelig,
gevolgd door paarden en rundvee. Schapen en geiten zijn het
minst gevoelig. Pyrrozilidine alkaloïdosis komt ook bij de
mens voor, de toxische dosis wordt echter niet vermeld (4).
Waarschijnlijk kan een irreversibele leverbeschadiging al
het gevolg zijn van een éénmalige opname van bepaalde hoe-
veelheden PA, echter ook geregelde opname van kleine hoe-
veelheden van deze toxines kunnen dit effect hebben (12). Er
worden verschillende doses gemeld die leverschade kunnen
veroorzaken, variërend van 1-2% van het lichaamsgewicht
(LG), of 5% van de droge stof van het rantsoen, tot 10 gram
droge stof per kilogram LG (3,5,11,12). De toxinen worden
bij herkauwers via de melk uitgescheiden, echter de concen-
tratie in de melk is niet beschreven (5,8,11). De uitscheiding
eindigt geschat acht dagen na het stoppen met voeren van de
bron (persoonlijke mededeling prof. Fink Gremmels-
Gehrmann, FdD).

Symptomen van de intoxicatie bij het rund

Afhankelijk van de opgenomen hoeveelheden PA/kg li-
chaamsgewicht per dag treden de symptomen acuut op of pas
weken tot maanden na opname (3,13,15,16,17). De morbi-
diteit varieert van 17 - 60%, de mortaliteit is meestal 100%
(15). In acute gevallen kan plotselinge sterfte optreden. In
ineer chronische gevallen wordt het ziektebeeld gekenmerkt
door slechte eetlust, dorst, vermagering, dalende melkgift,
persen, rectumprolaps, (waterdunne)diarree of obstipatie.
Door de leverbeschadiging kunnen zonnebrand en hersenver-
schijnselen (sloomheid, incoördinatie, agressie, tremoren)
optreden. Sterfte volgt twee tot zes dagen na het optreden van
klinische ziekteverschijnselen (1,3,6,12,14,16,17,20,21).
Bij sectie wordt los vocht in de buikholte, leververgroting
met 0,5 - 5 cm grote necrosehaarden, leverfibroseZ-cirrhose,
vocht in het darmscheil, het Omentum en de galblaaswand
aangetroffen. De morfologische veranderingen in de lever
worden gekenmerkt door intranucleaire vacuolisatie van he-
patocyten in de aanvangsfase, gevolgd door galgangprolife-
ratie, fibrosering in portale gebieden en rond centraalvenen
en grote vaak meerkernige hepatocyten. De oorspronkelijke
leverstructuur gaat volkomen verloren (2,3,13).

Diagnostiek

Als op basis van de anamnese en/of ziekteverschijnselen de
verdenking van een intoxicatie met Jacobskruiskruid rijst,
zijn de volgende onderzoeken mogelijk:

* Inspectie van het land waarvan het voer is gewonnen.

* Het ruwvoer onderzoeken op de aanwezigheid van de
plant\'.

* Brok- of ruwvoermonster opsturen voor bepaling van de
PA-gehaltes\'.

* Bepalen van leverenzymen (AST, yGT, GLDH, bilirubine
totaal) en albumine. Het is sterk afhankelijk van het sta-
dium van de vergiftiging of verhoogde waarden worden
aangetroffen (2). Indien de waarden zijn verhoogd kan op
basis van deze bepalingen een waarschijnlijkheidsdia-
gnose worden gesteld.

* Insturen van een leverbiopt\'.

* Dode dieren ter sectie aanbieden\'. Als alternatief kan le-
vermateriaal van geslachte dieren worden ingestuurd.

Differentiaaldiagnose

In de differentiaaldiagnose komen in aaninerking andere
vergiftigingen (lood, koolteer, haringmeel, giftige planten),
hondsdolheid en encephalomyelitis (I). Onderscheid kan
worden gemaakt door het vaststellen van de leverschade
(sectie en bloedonderzoek) en het aantonen van de plant in
het rantsoen.

Therapie

Bij dieren met klinische verschijnselen geen. Bij de overige
dieren in de koppel moet direct het rantsoen worden aan-
gepast.

Preventie

De plant moet in het weiland worden bestreden. Door te zor-
gen voor een dichte grasmat wordt kieming van inwaaiende
zaden voorkomen. Naast veelvuldig maaien van percelen
waarin de plant voorkomt, is bestrijding mogelijk door ge-
bruik van Groeistof 2,4-D (2,4 dichlorophenoxy azijnzuur)
in april onder groeizame weersomstandigheden.
Veehouders moeten attent zijn op het risico van deze vergif-
tiging als zij in de gelegenheid zijn om beheersgebieden, na-
tuurgebieden of bennen te maaien c.q. ruwvoer uit deze ge-
bieden aan te kopen.

Op de afdeling Veterinaire Chemie van de GD is een methode beschikbaar om in di-
verse monsters (ruwvoer, brok, pensinhoud, lever) de PA toxinen aan te tonen.

-ocr page 386-

Dankbetuiging

Met dank aan de familie Bogers te Bergen op Zoom voor hun
opmerkingsgave en hun medewerking en doorzettingsver-
mogen om tot een diagnose te komen. Voor ons is met de dia-
gnose het werk gedaan, voor hen kunnen de problemen he-
laas nog maanden voortduren.

Literatuur

1. Blood OD, and Radostits OM. Veterinary Medicine, 7th edition,
Bailliere Tindall, Toronto. 1990: 1339-41.

2. Braun U, Linggi T, and Pospisehil A. Ultrasonographic findings in
three cows with chronic ragwort poisoning. Vet Ree 1999; 144: 122-6.

3. Craig AM, Pearson EG, Meyer C, and Schmitz JA. Serum liver en-
zyme and histopathologic changes in calves with chronic and chronic-
delayed Seneciojacobaeatoxicosis.Am J VetRes 1991;52: 1969-78.

4. Crijns APG, Smet PAGM de. Heuvel M van den. Schot BW en
Haagsma EB. Acute hepatitis na gebruik van een plantaardig preparaat
met stinkende gouwe (Chelidonium majus). Ned Tijdschr Geneesk
2002; 146: 124-8.

5. Dickinson JO, Cooke MP, ICing RR, and Mohamed PA. Milk transfer
of pyrrolizidine alkaloids in caule. J Am Vet Med Assoc 1976; 169:
1192-6.

6. Duby GD. Tansy ragwort: a toxic threat to livestock. Mod Vet Pract
1975; 56: 185-8.

7. Genderen H van en Schoonhoven LM. Chemische-ecologische flora
van Nederland en Belgie. KNNV uitgeverij, Utrecht. 1996: 239.

8. Goeger DE, Checke PR, Schmitz JA, and Buhler DR. Effect of feeding
milk from goats fed tansy ragwon (Senecio) to rats and calves. Am J
Vet Res 1982; 43: 1631-3.

9. Habermehl GG, Martz W, Tokarnia CH, Dobereiner J, and Mendez
MC. Livestock poisoning in South America by species of the Senecio
plant. Toxicon 1988; 26; 275-86.

10. Humphreys DJ. Veterinary Toxicology, 3lh edition. Balliere Tindall,
London, 1988:269-72.

12.

13.

14.

15.

16.

17.

18.

19.

20.

21.
22.

23.

Johnson AE. Changes in calves and rats consuming milk from cows
fed chronic lethal doses of Senecio jacobaea (tansy ragwort). Am J Vet
Res 1976:37; 107-10.

Johnson AE, and Molyneux RJ.Toxicity of threadleaf groundsel
(Senecio douglasii var Longilobus) to cattle. Am J Vet Res 1984; 45:
26-31.

Kelly WR. Liver and biliary system. In Pathology of Domestie

Animals, 4th edition, volume 2. ed. Jubb KVF, Kennedy PC, and

Palmer N. Academic Press Inc San Diego 1993; 392-5.

Mendez MC, and Riet-Correa E Intoxication by Senecio Tweediei in

cattle in Southern Brazil. Vet Hum Toxicol 1993; 35: 55.

Noble JW, Crossley JdeB, Hill BD, Pierce RJ, McKenzie RA, Debritz

M and Morley AA. Pyrrolizidine alkaloidosis of cattle associated with

Senecio lautus.Austr Vet J 1994; 71: 196-200.

Odriozola E, Campero C, Casaro A, LopezT, Olivieri G, and Melucci

O. Pyrrolizidine alkaloidosis in Argentinian cattle caused by Senecio

Selloi. Vet Hum Toxicol 1994; 36: 205-8.

Pohlenz J, Lüthy J, Minder HP, und Bivetti A. Enzootische
Leberzirrhose beim Rind, verursacht durch Pyrrolizidinalkaloide nach
aufnähme von Senecio alpinus (Alpen-kreuzkraut). Schweiz Archiv
Tierheilkl980; 122: 183-93.

Seawright AA, Kelly WR, Hrdlicka J, McMahon R Mattocks AR, and
Jukes R. Pyrrolizidine alkaloidosis in cattle due to Senecio species in
Australia. Vet Ree 1991; 129: 198-9.

Skaanild MT, Friis C,and Brimer L. Interplant alkaloid variation and
Senecio vernalis toxicity in cattle. Vet Hum Toxicol 2001; 43: 147-
51.

Smith RA, and Panariti E. Intoxication of Albanian cattle after in-
gestion of Senecio Subalpinus. Vet Human Toxicol 1995; 37: 178-9.
TiltSE. Ragwort toxicosis in a heifer. Can Vet J 1969; 10:302-6.
Weeda EJ, Westra R, Westra Ch en Westra T. Nederlandse
Oecologische Flora. Wilde planten en hun relaties 4. Stichting
Uitgeverij Koninklijke Nederlandse Natuurhistorische Vereniging.
Utrecht, 1999:95-108.

Winter H, Seawright AA, Hrdlicka J, Tshewang U, and Gurung BJ.
Pyrrolizidine alkaloid poisoning of yaks (Bos Grunniens) and con-
firmation by recovery of pyrrolic metabolites from formalin-fixed
liver tissue. Res Vet Sci 1992; 52: 187-94.

Herdenking 150e sterfdag Alexander Numan

Op 1 september 1852 overleed
Alexander Numan, van 1822 tot
1851 als hoogleraar verbonden
aan \'s Rij ksveeartsenij school. Van-
af 1826 was hij tevens directeur
van die inrichting, hij wordt be-
schouwd als de grondlegger van
het veterinair onderwijs in Neder-
land. Ter gelegenheid van zijn 150e
sterfdag organiseerde het Veterinair Historisch Genoot-
schap (VHG) op 27 september jongstleden een herden-
kingsbijeenkomst in de aula van de Utrechtse begraaf-
plaats Kovelswade. Tevens werd door de VHG, samen met
de KNMvD, de Faculteit der Diergeneeskunde en de DSK,
een krans gelegd op zijn graf op de nabijgelegen begraaf-
plaats Soestbergen. Het was een stemmige, zelfs wat plech-
tige bijeenkomst, op onnavolgbare wijze geleid door dr.
P. Leeflang, de voorzitter van het VHG. Ongeveer vijftig
leden van het VHG en genodigden namen aan deze mani-
festatie deel.

Er werden toespraken gehouden door dr. A.H.H.M.
Mathijsen namens het VHG, door prof. dr. A.W.C.A.
Cornelissen, de decaan van onze faculteit, door drs. J.

Berichte

verslage

Borgmeier, de vice-voorzitter van de KNMvD en door de
heer H. Hoenderken, praeses van de DSK. Deze herdenking
was opgenomen in de viering van het 14e lustrum van de
DSK. Iedere spreker belichtte de persoon van Alexander
Numan op zijn eigen wijze, vanuit verschillende invalshoe-
ken. Bij de kranslegging las dr. R Leeflang de toespraak voor
die de zoon van Alexander Numan, de heer C. Star Numan,
hield op de begrafenis van zijn vader op 4 september 1852.
De penningmeester van het VHG, drs. F.C. Knijff, blies het
\'Absyrtus\' op zijn trompet, waarna het gezelschap weer
terugging naar de aula. Daar kon men het VHG-cahier nr. 4
in ontvangst nemen, waarin Numan\'s inaugurale rede en
twee aan hem gewijde levensberichten zijn opgenomen.

Dit cahier is voor belangstellenden te verkrijgen bij P.C.
Knijff, penningmeester van het VHG, door storting van 10
euro als men lid is van het VHG en van 15 euro voor niet-le-
den, op de girorekening van het VHG, nummer 581045 te
Hilversum, onder vermelding van \'Numancahier\'.

In de hal bij de collegezalen in het Androclusgebouw is een
tentoonstelling ingericht over de geschiedenis van het veteri-
naire studentenleven en over Alexander Numan. Deze blijft
daar aanwezig tot maart 2003.

-ocr page 387-

Na 127 jaar wordt het Tijdschrift voor Diergeneeskunde
een fullcolour-uitgave. Met deze stap hoopt de KNMvD
haar tweewekelijkse uitgave een nieuwe impuls te geven.
Want fullcolour (vierkleurendruk) betekent kleurenfo-
to\'s, maar ook logo\'s, tabellen en grafieken in kleur.
Tegen hogere kosten? Nee, integendeel. De KNMvD en de
huidige drukker. Drukkerij Van Dijk, zijn tot een voor
alle partijen gunstige overeenstemming gekomen.

Drukkerij Van Dijk

De redactie van het Tijdschrift voor Diergeneeskunde is ver-
heugd dat het Tijdschrift ondergebracht blijft bij haar oude
vertrouwde Drukkerij Van Dijk in Breukelen. Zij drukken
het Tijdschrift al zo\'n 45 jaar. Op 22 november jongstleden is
een nieuw driejarig contract met deze drukkerij getekend.
Daarbij waren namens de drukkerij Hans van Dijk (direc-
teur) en Arthur Fey (bedrijfsleider) aanwezig en namens de
KNMvD Tjeerd Jorna (algemeen secretaris), Sjoerd de Vries
(administrateur) en Susan Umans (eindredacteur).

Aangepaste cover

Het vernieuwde Tijdschrift voor Diergeneeskunde zal dus
per I januari 2003 bij de leden in de bus vallen. Vernieuwd,
want met de gang naar een fullcolour-uitgave moest ook de
cover (de voorkant) aangepast worden. De redactie heeft op-
nieuw Henk Vrieselaar bereid gevonden dit te doen. Eén van
de opvallendste veranderingen daarbij is dat er steeds één of
meerdere kleurenfoto\'s op de cover komen.

Tijdschrift voor Diergeneeskunde per i januari fullcolour

Small Animal Ophthalmic Surgery

Practical Techniques for the Ve-
terinarian. Kirk N. Gelatt, janice
Peterson Gelatt.

In de recente veterinaire literatuur
ontbrak een standaardwerk voor oog-
heelkundige chirurgie. De auteurs
hadden de missie deze leemte op te
vullen. Het is een lijvig boekwerk ge-
worden met 350 pagina\'s tekst, zwart-wit illustraties en foto\'s.
Een aparte sectie bevat nog eens 63 kleurenfoto\'s, die overi-
gens niet allemaal even duidelijk zijn. De eerste drie hoofd-
stukken behandelen respectievelijk het chirurgisch instrumen-
tarium en hechtmateriaal; de inrichting van de operatieruimte,
de optische vergroting (operatieloupe en -microscoop), voor-
bereiding van de patiënt; de anesthesie met mogelijke interac-
ties tussen medicatie en de gebruikte anesthetica. De verdere
indeling van het boek volgt, zoals gebruikelijk in oogheelkun-
dige boeken, de anatomie van het oog, van buiten naar binnen.
Elk hoofdstuk heeft een strakke indeling met een introductie,
waarin kort de achtergrond van de besproken afwijkingen
wordt behandeld, vervolgens de chirurgische anatomie en de
pathofysiologie. Daarna worden de verschillende technieken
uitgebreid beschreven, met duidelijke illustraties. Deze op-
bouw zorgt ervoor dat de lezer snel thuis is in het boek.
Hoofdstuk 4 behandelt de orbitale chirurgie, waarin onder
meer aandacht is voor enucleatio bij vogels. Bij de ooglid-
chirurgie, in hoofdstuk 5, komen oudere en recent gepubli-
ceerde methoden aan bod. Hoofdstuk 6 geeft de chirurgische
aanpak van het traanapparaat, met onder andere verschillende
benaderingen voor de ductus parotis transpositie en traanaf-
voerproblemen. In het hoofdstuk over de chirurgie van con-
junctiva en derde ooglid worden tien pagina\'s gewijd aan con-
junctival flaptcchnieken en zes pagina\'s aan de fixatie van
\'cherry eye\'. Hoofdstuk 8 geeft de bekende technieken voor
het verwijderen van corpora aliena uit de cornea en de behan-
deling van ulcera en verwondingen. Daarnaast is er een histo-
risch overzicht van comeatransplantaties en de huidige tech-
nieken. Hoofdstuk 9 behandelt de chirurgie van de voorste
oogkamer en iris. Aan het eind van dit hoofdstuk wordt inge-
gaan op ontwikkelingen in de laserchirurgie voor de behande-
ling van irismelanomen. De eerste auteur heeft vele publica-
ties op het gebied van glaucoom op zijn naam en het wekt dan
ook geen verbazing dat hoofdstuk I O, de chirurgische behan-
deling van glaucoom, zeer uitgebreid is. Terecht wordt gemeld
dat de chirurgie van primair glaucoom op langere termijn
(nog) zelden tot behoud van de visus leidt en dat er veel ont-
wikkehng op dat gebied nodig is. Hoofdstuk 10 geeft na een
aardig historisch overzicht van cataractchirurgie de huidige
technieken weer. Gelukkig wordt hier ook ruim aandacht be-
steed (acht bladzijden!) aan de mogelijke complicaties. Het
laatste hoofdstuk is gewijd aan de ontwikkeling van vitreoreti-
nale chirurgie. De ruime ervaring van Kirk Gelatt als publicist
en editor (onder andere) drie edities Veterinary Ophthalmolo-
gy, de \'bijbel\' voor veterinaire oogspecialisten), heeft ervoor
gezorgd dat dit boek geen droge verzameling van publicaties
is geworden. De missie is geslaagd.

A. Heijn

-ocr page 388-

In aflevering 22 van het Tijdschrift
voor Diergeneeskunde treffen we
een artikel van de hand van collega
Van \'t Hooft,
\'BSE: het belang van
één Europees beleid
\'(12). Met de ti-
tel ervan zijn wij het eens, maar de
vlag lijkt de lading niet te dekken.
Wij zijn lichtelijk verbaasd dat dit
artikel zonder enig commentaar in
het Tijdschrift voor Diergeneeskunde wordt geplaatst.
Uiteraard waarderen wij het dat de schrijver een kritische
bijdrage wil leveren aan de wetenschappelijke oplossing van
het BSE-probleem: de consequenties van BSE in Europa zijn
immers belangrijk en omvangrijk genoeg om hierover in de-
bat te gaan. Van \'t Hooft staat evenwel een eenzijdige bena-
dering van het probleem voor, namelijk een mono-factoriële
recessieve genetische factor, en hij maakt uiterst selectief ge-
bruik van beschikbare wetenschappelijk kennis met betrek-
king tot BSE.

In feite stelt de schrijver vrijwel alle onderzoeksbevindingen
rond BSE ter discussie en tracht hij - wederom - een lans te
breken voor genetisch onderzoek naar de gevallen van BSE
in Nederland, net als in een eerdere bijdrage van zijn hand
(II).

Omdat dit soort berichten toch steeds weer aanleiding geeft
tot verwarring en niet bijdraagt tot begrip voor de huidige
maatregelen, zien wij ons genoodzaakt hierop te reageren.
Wij gaan er in het hiernavolgende vanuit dat de overgrote
meerderheid van de in Nederland aangetroffen BSE-geval-
len een vergelijkbare oorzaak kennen als de gevallen in het
Verenigd Koninkrijk (VK).

In de aanvangsperiode van de BSE-epidemie in het VK is de
hypothese dat BSE een genetische achtergrond kent, uitvoe-
rig onderzocht en belicht. Onder andere valt hier te melden
het werk van Wijeratne
et al. (13). Eén van de conclusies van
dit onderzoek (besproken door Schreuder (8)) was dat er
geen gemeenschappelijke voorouders te vinden waren in
verwantschapsonderzoek dat zich uitstrekte over tenminste
zes generaties (dus ver vóór Sunny Boy c.s.!). Daarentegen
resulteren modellen voor het voorspellen van de ziekte-inci-
dentie in een betere \'fit\' wanneer een genetische factor in het
model wordt opgenomen (3). Tot zover een stuk onderzoek
dat mogelijk in de lijn van Van \'t Hooft zou passen.

Er zijn daarentegen tal van publicaties die een besmettelijk-
heid van BSE onderbouwen. Deze zijn onder andere bespro-
ken in een overzichtsartikel van Schreuder (8). Belangrijk
hierbij is het werk van de groep van .lohn Wilesmith, die op
basis van uitvoerig epidemiologisch onderzoek als enige ge-
meenschappelijke risicofactor de opname van diermeel in
het rantsoen kon aanwijzen; ook de latere BSE Inquiry in het
VK (1) en het Horne report (2), door Van \'t Hooft aange-
haald, verwijzen naar deze \'common factor\'.
Het wegnemen van de besmettingsoorzaak heeft daarbij een
duidelijke teruggang in nieuwe besmettingen te zien gege-
ven. John Wilesmith becijferde dat de oorspronkelijke feed-
ban in het VK een teruggang in nieuwe infecties van 67% gaf
(J.W, persoonlijke mededeling 2001). Ook het uit de voed-
selketen halen van Specifiek Risico Materiaal (de SRM-
maatregel) leverde een substantiële bijdrage aan de terug-
gang van nieuwe gevallen.

Ingezonde

De lange incubatieperiode van BSE is de reden waarom het
effect van maatregelen ogenschijnlijk zo lang op zich laat
wachten, als we tenminste naar klinische gevallen of geval-
len gedetecteerd met de huidige snelle testen kijken.
Eigenlijk zouden we ons hierin op de aantallen nieuwe be-
smettingen moeten richten, om het effect van beleid te be-
oordelen. Europees beleid is overigens meer dan alleen het
testen van slachtdieren, en strekt zich uit naar interventie-
maatregelen op gebied van destructie, verboden op het voe-
ren van dierlijke eiwitten en dergelijke.

Van \'t Hooft stelt verder ook vragen bij de validiteit van de
prionhypothese, maar het zou te ver voeren om hier alle ar-
gumenten voor en tegen te bespreken. Ook dit is onderwerp
geweest van een overzichtsartikel door Schreuder (7). Wij
zouden willen volstaan met de opmerking dat sedertdien de
prionhypothese alleen maar aan gewicht heeft gewonnen, en
de aanvulling dat het ook mogelijk is gebleken om
in vUro de
conversie van PrP^ naar PrP^\'^ na te bootsen (dus de over-
gang van fysiologische naar pathologische vorm van het ei-
wit) (6).

Een argument dat vaker aangevoerd wordt in discussies rond
de mogelijke oorzaken en verspreiding van BSE, is dat in het
algemeen slechts één dier per bedrijf positief wordt bevon-
den. Dit haalt Van \'t Hooft ook aan in zijn twijfels rond de
\'besmettelijkheid\' van BSE. BSE is inderdaad geen directe
contagieuze ziekte te noemen, maar is wel infectieus. Een in-
fectie moet als een kansproces gezien worden. De kans op
infectie is in de eerste plaats afhankelijk van de dosis: hoe la-
ger de dosis, hoe lager de kans op infectie. Een half theele-
peltje BSE-hersenmateriaal geeft bij orale toediening bij
50% van de experimenteel geïnfecteerde kalveren aanlei-
ding tot een BSE-infectie drie tot vijfjaar later; het niveau
van een 1D50 (7). Bij een lagere dosis zullen minder dieren
geïnfecteerd raken, de kans op infectie wordt kleiner. De ge-
vonden incidentie in Nederland maar ook elders, past bij een
lage dosis. Hier moeten we dan ook de verklaring vinden
waarom op de meeste bedrijven maar één geval tegelijk
wordt gevonden. Overigens, op het Europese continent krij-
gen de andere runderen overigens geen kans om de eventuele
incubatieperiode uit te dienen: zij zijn \'preventief\' geruimd!

Een vergelijkbare discussie over het wel of niet genetisch be-
paald zijn, is decennia lang gevoerd rond scrapie in het
schaap. Parry (5) bijvoorbeeld, ging uit van een recessief
overerfelijke aandoening. Nu speelt bij schapen, in tegen-
stelling tot bij het rund, de genetisch bepaalde gevoeligheid
een heel duidelijke rol. Hierover is de afgelopen jaren veel

Reactie op \'BSE: het belang van één Europees beleid\'

B.E.C. Schreuder en L. Heres

-ocr page 389-

gepubliceerd en duidelijk geworden. Cruciaal hierbij is hoe
het gastheer-gen dat verantwoordelijk is voor de aanmaak
van het prioneiwit in de normale vorm, eruit ziet. Mutaties
hierin bepalen namelijk de (on)gevoeligheid voor infectie
van buitenaf. Dit heeft uiteindelijk ook geleid tot een nieuwe
manier van scrapiebestrijding, te weten door het elimineren
van gevoelige genotypen en het selectief fokken op resisten-
tie (ARR homozygote dieren).

Aan de decennialange discussie of scrapie nu wel of niet een
genetische aandoening was, kwam eigenlijk pas een einde
toen bleek dat ook in bijvoorbeeld Nieuw-Zeeland schapen
met een uiterst gevoelig genotype rondliepen, welke evenwel
niet ziek bleken te worden. Een infectie met een oorzakelijk
agens (volgens Prusiner en met hem vele anderen: een
\'prion\') is dus onontbeerlijk om de ziekte teweeg te brengen.
Dat neemt niet weg dat de gevoeligheid voor een dergelijke
infectie genetisch bepaald kan zijn, wat bij schapen (en in
mindere mate ook bij de mens) dus het geval is.

Concluderend kunnen wij dan ook stellen dat men bij runde-
ren (nog) geen aanwijzingen heeft dat een verschil in geneti-
sche gevoeligheid een rol van betekenis speelt. Het gelijktij-
dig optreden van BSE in een groot aantal zeer verschillende
rassen wijst ook niet in deze richting (4). Mocht een geneti-
sche variatie in relatie tot BSE te zijner tijd toch gevonden
worden, dan zal niettemin de conclusie blijven dat BSE een
infectieuze aandoening is, waarbij mogelijk andere factoren
een - bescheiden - rol spelen in de gevoeligheid ervoor.

Naschrift: Dit jaar is op het Centraal Instituut voor Dier-
ziekteControle (CIDC) te Lelystad, in opdracht van het
ministerie van LNV, het epidemiologisch onderzoek naar
BSE uitgebreid. Dit onderzoek heeft tot doel oorzaken te
vinden voor de BSE-gevallen in Nederland en met name
voor de clustering van bedrijven in de oostelijke regio van
het land. In dit onderzoek wordt zowel naar dierlijke eiwitten
in voer als naar andere mogelijke risicofactoren (10) geke-
ken. Vooralsnog blijven we van mening dat infectieuze prio-
nen de oorzaak zijn van BSE. Via het onderzoek hopen we
meer inzicht te krijgen of er andere predisponerende of risi-
cofactoren zijn die een rol spelen in de epidemie.

Dr. Bram Schreuder en drs. Lourens Heres zijn onderzoel<ers bij CIDC-Lelystad.

Referenties

1. The BSE inquiry. littp://www.bseinquiry.gov.uk/

2. The Home report. Hypotheses for the origin and spread of BSE, 2002

3. Curnow RN, Wijeratne WVS, and Hau CM. The inheritance of suscep-
tibility to BSE. Proceedings of a consultation on BSE with the
Scientific Vet Committee of the CEC, 14-15 September 1993,
Brussels, 109-124.

4. Dawson M, Wells GAH, and Parker BNJ. Preliminary evidence of the
experimental transmissibility of bovine spongifonn encephalopathy to
cattle. Vet Rec 1990; 126: 112-3.

5. Parry HB. Scrapie disease in sheep. Ed: Oppenheimer DR. Academic
Press, London, 1983, 192 pp.

6. Raymond GJ, Hope J, Kocisko DA, Priola SA, Raymond LD, Bossers
A, Ironside J, Will RG, Chen SG, Petersen RB, Gambetti P Rubinstein
R, Smits MA, Lansbury PT, and Caughey B. Molecular assessment of
the potential transmissibilities of BSE and scrapie to humans. Nature
1997;388:285-8.

7. Schreuder, BEC. General aspects of transmissible spongifonn ence-
phalopathies and hypotheses about the agents. Vet Quart 1993; 15:
167-74.

8. Schreuder, BEC. Animal Spongiform encephalopathies - an update:
BSE. Vet Quart 1994; 16: 182-92.

9. Schreuder, BEC. Epidemiological aspects of BSE and scrapie, inclu-
ding a risk assessment study. Thesis, Utrecht 1998. ISBN 90-393-
1636-8.

10. Schreuder BEC en Wever CJG. Waar komt BSE in Nederland van-
daan. Tijdschr Diergeneeskd 2002; 127: 40-50.

11. Van \'t Hooft AJG. Nederlandse BSE-gevallen verdienen onderzoek
naar genetische verwantschap. Tijdschr Diergeneeskd 2001; 126 (17):
566.

12. Van \'t Hoofl AJG. BSE: het belang van één Europees beleid. Tijdschr
Diergeneeskd 2002; 127 (22): 691-2.

13. Wijeratne WVS and Curnow RN. A study of the inheritance of suscep-
tibility to bovine spongiform encephalopathy. Vet Rec 1990; 126: 5-8.

Bereikbaarheid UKG in december

De Universiteitskliniek voor Gezelschapsdieren (UKG) zal in de periode
van 25 tot en met 29 december 2002 alleen voor spoedgevallen bereikbaar zijn.
De reguliere poliklinische spreekuren komen in principe te vervallen.

Bedankt!

De Hoofdredactie van het Tijdschrift voor Diergenees-
kunde bedankt dr. A.E.J.M. van den Bogaard jr., dr. F.H.M.
Borgsteede, prof. dr. H.J. Breukink, prof dr. R De Backer,
dr. J. Goudswaard, prof dr. A.S.J.RA.M. van Miert, prof.
dr. J.RT.M. Noordhuizen, dr. E. Teske, dr. Th. Wensing,
drs. F.G. Zijderveld, prof. dr. A.D.M.E. Osterhaus, me-
vrouw drs. L. van Veen, prof. dr. J.A. Stegeman, dr. K.E.
Hovius, prof. dr. T. Jongejan, dr. RR. van Weeren, drs.

L.A.J. Smeenk, prof. dr. E. Claerebout, prof dr. J.A.P.
Heesterbeek, dr. B. Kessels, dr. G. van Loon, mevrouw dr.
H.M.G.van Beers-Scheurs, dr. WR. Klein, drs. K. van
Muiswinkel, dr. G.J. Ubbink, mevrouw dr. J.M. Parievliet,
drs. E. Enzerink, prof. dr. R. van den Hoven, dr. M.A.
Willemen, prof dr. R. Ducatelle, dr. J.W. Hesselink, dr.
H.C. Kalsbeek, drs. A. Heijn, drs. R. van Noort, drs. A.
Kamphuis, dr. A. Willemse, mevrouw drs. J.D. Sinke, me-
vrouw drs. M.W. Vroom en dr. M.A. Wisselink voor het
beoordelen van de wetenschappelijke artikelen over het
jaar 2002.

-ocr page 390-

Op 17 december 2002 organiseert
de Veterinaire Hippische Vereni-
ging van de Faculteit der Dier-
geneeskunde te Utrecht het sym-
posium SPOEDl-Equine Emer-
gency. Dit symposium combineert
de wetenschappelijke uitleg over
veel voorkomende spoedgevallen
met de praktische spoedeisende
hulp, te verrichten door de eerstelijns dierenarts. De na-
druk ligt hierbij sterk op de praktische kant en op ver-
nieuwingen binnen de behandelde gebieden.

Op dit symposium zal ook de VHiVer - Pharmacia Student
Horse Award voor de tweede keer worden uitgereikt. Deze
prijs is voor de beste onderzoeksstage op het gebied van
paarden over de afgelopen twee jaar. De winnaar zal op het
symposium zijn of haar onderzoek presenteren. De jury, be-
staande uit dr. W. Back, drs. E. Offereins, drs. ing. M.J. van
Egmond, drs. H.R.C. Gostelie en mevrouw J.F. Busscher,
heeft bij de beoordeling gelet op onderwerp, vernieuwing,
praktische relevantie en resultaat.

Het symposium begint om 14.00 uur en wordt ingeleid door
de dagvoorzitter prof dr. H. Vaarkamp. Dr. F. ter Braake
(Ned) houdt een lezing over septische arthritis bij het veulen.
Daarna is er een lezing van dr. D.C. Knottenbelt (GB) over
\'Medical Colic - An emergency in the early stages?\'. Na de
pauze is bet om 16.30 uur de beurt aan prof dr. M.A. van der
Velden (Ned), die oogheelkundige spoedgevallen bij het
paard behandelt. Vervolgens spreekt drs. T. Mariën (Be) over
fracturen bij paarden. Om 18.00 uur wordt de VHiVer -
Pharmacia Students Horse Award uitgereikt, waarna om
18.30 uur een buffet wordt geserveerd.
Na het buffet zijn er nog twee lezingen, namelijk om 20.00
uur van dr. D.C. Knottenbelt (GB) over \'The Acute laminitic
horses - Can we save them by emergency attention?\' en om
20.45 uur van dr. M.M. Sloet van Oldruitenborgh-Ooster-
baan (Ned) met als titel \'Help, mijn paard valt flauw\'. Om
21.30 uur sluit dagvoorzitter prof. dr. H. Vaarkamp het sym-
posium af.

De entree voor het symposium SPOEDl-Equine Emergency
bedraagt inclusief buffet € 50,- per persoon voor niet-dona-
teurs van VhiVer en €40,- per persoon voor donateurs van
VhiVer.

Voor de erkende paardendierenarts zijn met dit symposium
tien nascholingspunten te verdienen.

Voor meer informatie kunt u kijken op www.vhivernl of kunt
u een e-mail sturen naar symposium@vhivernl.

Symposium SPOEDl-Equine Emergency

XIX. Osteosynthese Basiskurs in Bad Langensalza, Deutschland

Theorie und Praxis der stabilen Fixation von Frakturen beim
Kleintier. 14. Februar bis 16. Februar 2003

Chirurgische Veterinärklinik der Justus-Liebig-Universität
Gießen, Deutschland in Zusammenarbeit mit dem
Forschungszentrum fzmb Bad Langensalza, Deutschland
und der Deutschen Arbeitsgemeinschaft für Osteosythese
(AO-Vet)

Wissenschaftliche Leitung: Prof. Dr. Klaus H. Bonath
Programm:

• Physiologie und Pathologie der Knochenheilung

• Möglichkeiten und Grenzen konservativer und operativer
Frakturbehandlung

•perioperative Behandlung und Anästhesie des Trauma-
patienten

• Instrumente, Implantate, Materialien, und Osteosynthese-
techniken

• Frakturen von Humerus, Antebrachium, Femur, Tibia,
(Becken, Gelenken, Epiphysen): Lagerung, Zugänge, ope-
rative Techniken

• röntgenologische Beurteilung von Frakturen und Fraktur-
heilung

• Komplikationen und Fehlermöglichkeiten

• praktische Ãœbungen an allen 3 Kurstagen

Referenten:

K.H. Bonath, D-Gießen; S. Brüse, D-Höhr-Grenzhausen;
L. Brunnberg, D-Berlin;

E. Dingeldein, D-Dieburg; M. Fehr, D-Hannover; H. Gru-
ßendorf, D-Bramsche;

V. Hach, D-Frankfurt/Main; H. Koch, D-Oerzen; P Kramers,
CH-Bern;

F. Meutstege, NL-Bilthoven; A. Meyer-Lindenberg, D.
Hannover

K. Rosenhagen, D-Bremen; U. Rytz, CH. Bern; R Scha-
walder, CH-Bern;

S. Tacke, D-Gießen; A. Vogel, D-Nürnberg.

Änderungen vorbehalten !!
Begrenzte Teilnehmerzahl!
ATF-Anerkennung: 22 Stunden

Kursgebühr: 460,- Euro (erst nach schriftlicher Zusage zu
entrichten)

Anmeldung (nur schriftlich) an: Forschungszentrum fzmb. -
Frau Engelbrecht- Geranienweg 7 D-99947 Bad Langen-
salza

Tel.: 03603 833110 Fax.: 03603 833150
e-mail: fmzb.badlangensaIza@t-online.de

-ocr page 391-

Na een hectisch 2002, waarbij het secretariaat
van de KNI\\^vD volop in beweging was,
wensen alle medewerkers u hele gezellige en warme kerstdagen toe
en hopen dat 2003 u allen veel goeds en minder hectiek brengt.

^n de

CD eer

-ocr page 392-

Platspuiten en staken

laira Boissevain

Vorige keer hebt u kunnen lezen
dat een dierenarts die stiekem een
hond laat inslapen niet echt door
de beugel kan. Deze keer is het an-
dersom: de eigenaar vermoedt dat
de dierenarts de hond wil afma-
ken, maar dat blijkt een misver-
standje.

Ik ben het zat...

Een Malthezertje van elf weken oud begint hevig te gillen bij
iedere beweging die het maakt. De eigenares is die dag al
eerder bij haar eigen dierenarts geweest, die het hondje
Buscopan heeft gegeven. Omdat het toch niet goed gaat met
de hond, wenden ze zich \'s avonds laat tot een waarne-
mer. Deze denkt dat er sprake is van een
urinewegobstructie en probeert een ka-
theter in te brengen. Ze moet de
pup daarvoor fixeren en roept
de assistente. De pup is wel
ziek, maar evengoed in
staat om flink te kronke-
len en te protesteren
door met de puppy-
tandjes de assistente
in haar vinger te bij-
ten. De assistente
geeft geen krimp en
fixeert het puppy-
bekje met overtui-
ging, terwijl de eige-
naar met lede ogen
toekijkt hoe het kleine
witte monstertje zich pro-
beert los te worstelen.

...dus spuit hem plat.

Nog geen kilo hond kan een boel chaos
aanrichten! In de pogingen om de pup vast te
houden valt de katheter op de grond. De dierenarts raakt een
beetje geïrriteerd en flapt eruit: "dit gaat zo niet, ik ga hem
platspuiten", met de bedoeling om de hond te sederen. De ei-
genares schrikt zich wezenloos, zij denkt dat de dierenarts
het hondje wil laten inslapen. Helemaal overstuur vliegt ze
de dierenarts bijna aan, maar deze legt uit dat ze het hondje
alleen onder narcose wil brengen, omdat de behandeling zo
niet lukt. Op dat moment is de eigenares zo over haar toeren
dat een gewone dialoog nauwelijks meer mogelijk is. De ei-
genares bijt de waarnemer zelfs toe dat zoiets bij de overle-
den praktijkgenoot van de waarnemer niet zou voorkomen.
De dierenarts heeft er dan genoeg van, pakt de Malthezer op,
zet hem in de draagmand en verzoekt de eigenares om naar
een andere dierenarts te gaan.

bij het Tuchtcollege.

Platspuiten is niet erg verfijnd!

De eigenares gaat zich beklagen

Veterinai
tuchtrech

Volgens haar heeft de dierenarts het leven van de pup in ge-
vaar gebracht door het diertje zo ruw te fixeren. Als de be-
handeling zou zijn voortgezet, zou de dierenarts de katheter
gewoon van de grond hebben opgeraapt en hebben gebruikt
en dat vindt de eigenares een slechte zaak. Tenslotte verwijt
de eigenares de dierenarts nog dat ze haar en het hondje zon-
der behandeling heeft weggestuurd.

De dierenarts geeft toe dat de term \'platspuiten\' niet geluk-
kig gekozen was; ze heeft hiervan geleerd en zal voortaan
gewoon \'narcose\' zeggen. Natuurlijk was ze niet van plan
om een op de grond gevallen katheter te gebruiken en het
hondje is ook niet onnodig hard behandeld. Dat de behande-
ling niet is voortgezet ligt vooral aan de emotionele reactie
van de eigenares.

Het Tuchtcollege vindt de veterinaire han-
delwijze van de dierenarts op zich niet
onjuist. Er was sprake van buik-
klachten en het hondje was
eerder op de dag al behan-
deld voor maag/darmpro-
blemen. Daarmee was
het logisch om een
urinewegobstructie
te veronderstellen en
tot katheteriseren
over te gaan. Het
fixeren van de hond
hoort daarbij en het
staat niet vast dat de
pup hierbij onnodig
ruw is aangepakt. Dc
dierenarts heeft geen
vuil katheter gebruikt, en
een klacht over wat er had
kunnen gebeuren wordt niet ge-
honoreerd.

Menselijkheid mag, maar zomaar stoppen
met behandelen niet.

Het Tuchtcollege vindt echter wel dat een dierenarts niet zo-
maar een behandeling kan staken. Een dierenarts die een
onderzoek of behandeling instelt, moet deze afmaken. In dit
geval is de behandeling gestopt vanwege een uit de hand ge-
lopen communicatiestoornis. Dat kan gebeuren, en als een
dierenarts dan van verdere behandeling afziet, moet hij of zij
wel zeker weten dat een andere dierenarts bereid en in staat is
om de behandeling over te nemen, zéker als er zoals hier
sprake is van een ernstig zieke patiënt. Het Tuchtcollege ver-
klaart dat onderdeel van de klacht gegrond, maar omdat
sprake is geweest van een uit de hand gelopen communica-
tiestoornis die niet volledig aan de dierenarts kan worden
toegeschreven, ziet het College geen reden om een maatregel
op te leggen; de dierenarts kan - vermoedelijk opgelucht -
zonder waarschuwing of berisping naar huis en zal het
woord \'platspuiten\' uit haar vocabulaire schrappen...

-ocr page 393-

Binder afgekeurde levers

meer rendement

Flutelmium

• Minder afgekeurde levers

• Betere groei en voederconversie

• Minder secundaire luchtweginfecties

• Minder gebruik van antibiotica

• Effectief tegen volwassen wornnen
én onvolwassen stadia Hmm

Flutelmium 7,5%
Diergeneesmiddel REC NL 6010
Samenstelling:
1 g bevat: flubendazol 75 mg
Kanalisatie: VRIj
Wachttijd: 10 dagen
Flutelmium 0,6% is geen onderdeel
van de Freefarm productlijn en is
uitsluitend verkrijgbaar op attest
Voor nadere informatie raadpleeg
Eurovet Nederland BV.

\'FreeFarm maakt de keuze gemakkelijk\'

/Animal Health

Eurovet Nederland BV, Postbus 1 79, 5530 AD Bladel, Tel 0497 38 86 88, Fax 0497 38 85 00

-ocr page 394-

Hondhavlngsdag KNMvD 75 oktober 2002

Strafrechten tuchtrecht gaan hand in hand bij ontwikkeling
van normen

Susan Umans

Normen en waarden zijn momen-
teel een hot item in Nederland.
Ook binnen de diergeneeskundige
beroepsgroep worden integriteits-
kwesties volop besproken, zie bij-
voorbeeld het artikel over inte-
griteit van Marjan Leneman in
het vorige nummer van het Tijd-
schrift voor Diergeneeskunde. De
KNMvD vond de tijd rijp om een \'Handhavingsdag\' te
organiseren op dinsdagmiddag 15 oktober 2002 in het
hoofdgebouw van de Faculteit der Diergeneeskunde.
Immers handhaving heeft alles te maken met integriteit.
Er waren drie sprekers die daar een interessante visie op
gaven: mr.Wim van de Ven, landelijk Officier van Justitie
en hoofd van het landelijk expertisecentrum Landbouw
en Visserij van het Openbaar Ministerie, mr. Dik van
Dijk, voorzitter van het Veterinair Beroepscollege en drs.
Frits Pluimers, Chief Veterinary Officer. De opkomst was
groot; handhaving en integriteit gaat de Nederlandse die-
renarts blijkbaar aan het hart.

"Beroepsintegriteit is de verantwoordelijkheid van de be-
roepsgroep zelf" opent Ton de Ruijter, voorzitter van de
KNMvD en dagvoorzitter van deze Handhavingsdag, deze
middag. Op diverse Besturendagen van de KNMvD is dit
onderwerp aan de orde geweest en ook binnen de Werkgroep
Dillemma\'s van de KNMvD worden integriteitskwesties
volop besproken. Daarnaast is in ieder Tijdschrift voor
Diergeneeskunde een aflevering van Veterinair Tuchtrecht
opgenomen waarin integriteits- en handhavingskwesties op
een zeer leesbare manier worden weergegeven door laira
Boissevain. De Ruijter geeft aan dat er een spanningsveld is
tussen de beroepsintegriteit en de handhaving van de wet- en
regelgeving, mede omdat het in de wet- en regelgeving nogal
eens aan praktische uitvoerbaarheid ontbreekt. "Bovendien
zit de gedoogcultuur diep geworteld in ons land."
De integriteit van de dierenarts speelt met name op het ge-
bied van zowel veterinaire volksgezondheid als diergezond-
heid. Wat concreter: de positie van de dierenarts in het
Netwerk van Toezicht, zoals dat volgens EU-richtlijn 97/12
ingesteld kan worden; de positie van de dierenarts in de geor-
ganiseerde dierziektebestrijding, die een officiële status
heeft en het werk dat een dierenarts als practitioner in op-
dracht van de RW doet. "De bevoegdheid om het beroep te
mogen uitoefenen is essentieel", vindt De Ruijter. Hij geeft
aan dat er diverse methoden zijn om de integriteit in de gaten
te houden. Zo is er een brillentest (kijk ik niet te gekleurd; zie
ik geen andere belangen over het hoofd?), een voorpagina-
test (kan mijn gedrag op de voorpagina?), een schoenentest
(wat zouden anderen doen als ze in mijn schoenen stonden?).

Maatschappi

nieuw

een spiegeltest (kan ik mijzelf nog onder ogen komen?) en
een hellingproef (wanneer bevind ik mij op het hellend
vlak?).

"Als u mij tegenkomt, is dat aan de verkeerde kant."

Mr. Wim van de Ven, landelijk officier van Justitie van het
Openbaar Ministerie voor Landbouw en Visserij, legt uit dat
hij is ingehuurd om wetten te handhaven. "Als u mij tegen-
komt, is dat aan de verkeerde kant." Gelukkig vinden de
meeste mensen in Nederland zelf dat ze wetten na moeten le-
ven. Maar dat neemt niet weg dat er enige druk van buiten
mag zijn op dat naleven. Het handhaven kan bestaan uit con-
troleren, waarschuwen en straffen. Van de Ven legt uit dat
strafrecht daarbij publicitair de meest aandachttrekkende
manier van handhaving is. Ondanks dat de roep in de samen-
leving om hardere straffen momenteel groot is, meent Van de
Ven dat strafrecht nog steeds als hard en indringend beleefd
wordt.

Ethisch niet door de beugel

In het Wetboek van Strafrecht uit 1896 staat dat bestraft
moet worden wat ethisch niet door de beugel kan.
Strafrecht was toen een regelrecht sturingsmechanisme op
met name economisch terrein. Het had een functioneel-in-
strumenteel karakter. Later kreeg de samenleving behoefte
aan bepaalde orde en kwam er ordeningsregelgeving, zoals
de Diergeneesmiddelenwet en de Vleeskeuringswet (deze
wetgeving bestond uit regels). In de Wet op Economische
Delicten uit 1951 zijn een aantal categorieën en verschil-
lende strafmaten opgenomen. Bij een
misdrijf krijg je een
hogere straf dan bij een
overtreding. Vrij recent, in juli
2002, is er een wetswijziging gekomen, waarbij de straf-
maat is opgeschroefd naar maximaal zes jaar gevangenis-
strafbij het zwaarste misdrijf. Van de Ven somt op: voor het
plegen van een economisch misdrijf volgens artikel 2 van
de Diergeneesmiddelenwet kun je maximaal zes jaar krij-
gen, voor het afleveren van UDD-middelen: maximaal zes
jaar, voor het voorschrijven van diergeneesmiddelen an-
ders dan waar ze voor geregistreerd staan: maximaal twee
jaar (is een misdaad), voor het in voorraad hebben van ma-
gistraal bereide diergeneesmiddelen: twee jaar, voor fraude
(elk bewijs in strijd met de waarheid): maximaal zes jaar.
Naast gevangenisstraf kan ook de onderneming geheel of
gedeeltelijk worden stilgelegd of kan er een geldboete wor-
den opgelegd. Deze geldboete kan 45.000 euro zijn of een
kwart van de maximum geldboete als er geld verdiend is
met het delict. De maximum geldboete is 450.000 euro.
Het zwaarste
Strafregime bestaat op het gebied van het kana-
lisatieregime. Economische delicten zijn gelijk aan com-
mune delicten. In toenemende mate gaat het om een echt
misdrijf Steeds meer van deze zaken worden behandeld

-ocr page 395-

door meervoudige kamers, die dus ook zwaardere straffen
opleggen (omdat het om zwaardere zaken gaat). Nog steeds
gaat het om de bewaking van ethische normen. Wanneer bij-
voorbeeld de belangen van zuigelingen of jonge kinderen in
het geding komen, is het gerechtvaardigd deze belangen via
het strafrecht te beschermen.

Voedselveiligheid

Van de Ven legt uit dat het Openbaar Ministerie momenteel
de richtlijnen op LNV-gebied behoorlijk aan het herzien is.
Normen schuiven op, de belangen van bepaalde groepen
worden hoger geacht. Hij geeft aan dat de wetgever veel be-
lang hecht aan voedselveiligheid en kijkt welke (hogere)
straffen hij zou moeten stellen om het voedsel veilig te krij-
gen. Dit houdt een belangrijke verzwaring in. Het sneller op-
leggen van vrijheidsstraffen in plaats van werkstraffen is ook
een tendens. Of stillegging van de onderneming en ontzet-
ting uit het beroep. Een artikel over welke bedragen en straf-
fen er gelden verschijnt te zijner tijd in het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde, belooft Van de Ven.
"Als u mij tegenkomt is dat aan de verkeerde kant. Als ik een
dierenarts tegenkom, is dat in een strafdossier. Ik weet dat
het gaat om een kleine minderheid, maar hoe minder hoe be-
ter", eindigt Van de Ven zijn betoog.

Maak rechtspraak kenbaar

Mr. Dik van Dijk, oud directeur-generaal van het ministerie
van Justitie en sinds een jaar voorzitter van het Veterinair
Beroepscollege, noemt integriteit van groot belang. Hij
geeft aan dat er veel discussie gaande is over het tuchtrecht.
In augustus (nummer 16) is in het Tijdschrift voor Dier-
geneeskunde een artikel verschenen met als titel \'De be-
perkte betekenis van het tuchtrecht\' van J.M. Benedictus-
van Jaarsveld en B.P. Sloot. Van Dijk vindt dat de rol die de
colleges
(Veterinair Tuchtcollege en Veterinair Beroeps-
college, red.)
spelen in het kader van het handhavingsbeleid
teveel eer toebedeeld krijgt. De colleges zijn slechts een
schakel, vindt hij, en passief. Er moeten immers zaken aan-
gedragen worden. Hij behandelt vandaag drie zaken: wat
wil je handhaven? (normen), de positie van de colleges in
het tuchtrecht en een korte blik vooruit vanuit de colleges
naar het gebied van handhaving.

Wat wil je handhaven?

De kernwet is volgens Van Dijk de Wet op de Uitoefening
van de Diergeneeskunde (WUD), die overigens tien jaar be-
staat. Daarnaast gaat het ook om de Diergeneesmiddelenwet
en de Gezondheids- en Welzijnswet voor Dieren (GWWD).
De functie van het tuchtrecht is bevorderen dat de dierge-
neeskunde wordt uitgeoefend naar de wet. Iemand kan daar-
bij tekortschieten in de zorg die men behoort te betrachten
bij het uitoefenen van de diergeneeskunde, bijvoorbeeld bij
directe hulpverlening. Maar een dierenarts kan ook tekort-
schieten in datgene wat van hem/haar mag worden verwacht,
waardoor schade aan de gezondheid van een dier kan ont-
staan. Hierbij kun je denken aan verklaringen die zijn inge-
vuld, zonder dat het dier door de dierenarts is gezien of keu-
ringen die zijn gedaan.

"Strafrecht werkt alleen met strikt omschreven delictsbepa-
lingen", aldus Van Dijk. Hij legt uit dat strafrecht en tucht-
recht heel goed naast elkaar kunnen bestaan en dat een
tegenstelling in beide sporen best mogelijk is. Ook in opeen-
volgende colleges kunnen verschillende uitspraken worden
gedaan. Het komt soms voor dat de civiele rechter wacht op
het oordeel van de tuchtrechter.

De KNMvD heeft geprobeerd om in de wet vast te leggen
hoever het tuchtrecht reikt. De wetgever heeft dat niet vast-
gelegd omdat het hier gaat om intern groepstuchtrecht. Dat
houdt in dat de beroepsgroep zelf een gedragscode heeft af-
gesproken, de Code van de Dierenarts, waar ze zich aan moet
houden. Dat de Code van de Dierenarts terug te vinden is op
het gesloten deel van de KNMvD-website vindt Van Dijk
geen goede zaak. "Transparantie hoort ook bij de regels die
gelden". De Ruijter reageert met de mededeling dat dit ver-
anderd zal worden. Inmiddels is de Code in te zien op het
open gedeelte van de website. Tevens vindt Van Dijk het geen
goed plan om de Code van de Dierenarts als bijlage op te la-
ten nemen in de WUD. "De wet heeft onafhankelijke colle-
ges aangewezen. Er wordt naar de Code verwezen als onder-
steuning. Het moet ook niet meer zijn dan dat."

Wat is handhaving?

Onder handhaving verstaat Van Dijk allereerst zelfdiscipline
in de zin van behoorlijk gedrag. Of in algemene zin binnen
Nederland: normen. In dat kader is een bijeenkomst als deze
dan ook bijzonder nuttig. Ten tweede is er de sociale con-
trole. "Ik hoor teveel uit uw veld dat de vraag rijst \'wat ik bij
mijn buurman zie gebeuren, moet ik dat des buurmans la-
ten?\'" De derde vorm van handhaving is via inspectie
(AID/RVV) en de vierde via de klachtambtenaar die infor-
matie krijgt van de AID/RVV en dit doorspeelt aan de colle-
ges. Die klachtambtenaar heeft een cruciale rol.
De colleges zijn onafhankelijk en wettelijk, maar zijn geen
vervolgende instantie. Met andere woorden: zij sporen niet
op. Ondanks dat zij veel bevoegdheden niet hebben, hebben
ze in hun tienjarig bestaan 1200 klachten behandeld, waar-
van er in 900 zaken een uitspraak is gedaan. In ongeveer 200
zaken is de klacht gegrond verklaard. Het beroepscollege
heeft ongeveer 150 beroepen behandeld, waarvan er in 140
zaken een uitspraak is gedaan. Daarvan is bij een kwart de
klacht gegrond verklaard. "Over de aantallen hebben wij dus
geen klagen", constateert Van Dijk. Hij legt uit dat bij het
merendeel van de particulieren dat een klacht neerlegt, het
voornamelijk gezelschapsdieren betreft en de zaak vaak
nogal emotioneel geladen is. "Niet altijd is er professioneel
gezien onjuist gehandeld", zegt hij.

Van Dijk is van mening dat bijgedragen kan worden aan de
handhaving door normen te preciseren en door sancties op te
leggen. "De jurisprudentie kunt u zelf vinden", zegt hij,
daarbij doelend op de artikelen van laira Boissevain in het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde. "Justice must not only be
done, but must also seen to be done!" Maak het dus kenbaar.

Rol klachtambtenaar intensiveren

Sancties kunnen bestaan uit een berisping, een geldboete tot
2250 euro, een gehele of gedeeltelijke schorsing tot ten
hoogste één jaar en een gehele of gedeeltelijke ontzegging.
Deze laatste twee vormen (schorsing en ontzegging) kunnen
ook voorwaardelijk worden opgelegd. Van Dijk vindt het
boetemaximum veel te laag; dat zou via een wetswijziging
veranderd moeten worden. In een hogere categorie gaat het
om maximaal 11.000 euro. Beoordelingen worden gegeven
naar de zwaarte van het vergrijp. Verder kan ook bepaald
worden om de uitspraak te publiceren (met naam en toe-
naam) als een soort schandpaalefTect.
De toegang tot de colleges is nu alleen voorbehouden aan be-

-ocr page 396-

langhebbenden. Van Dijk suggereert om ook de KNMvD
toegangsgerechtigd te maken. Verder legt hij uit dat welis-
waar de weg via de klachtambtenaar vertragend kan werken,
maar dat de klachtambtenaar een hele belangrijke zeeffunc-
tie heeft. "Het gaat immers om zaken van algemeen belang",
aldus Van Dijk. Hij plaatst hierbij wel een kanttekening, door
de vraag te stellen of de weg van het tuchtrecht wel vol-
doende wordt benut. "Het tuchtrecht geeft soms mogelijkhe-
den waar het strafrecht verstek moet laten gaan." Tot slot
pleit Van Dijk ervoor om in dit verband de rol van de klach-
tambtenaar te intensiveren.

Beroep niet in discrediet

Ook Frits Pluimers, ChiefVeterinary Officer (CVO) van het
ministerie van LNV, begint zijn verhaal met de Wet op de
Uitoefening van de Diergeneeskunde (WUD). Hierin zijn
immers de bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de
dierenarts geregeld. Dierenartsen kunnen volgens deze wet
op twee manieren bij het Veterinair Tuchtcollege worden
aangeklaagd: als ze tekortschieten in hun hulp aan dieren en
als ze tekortschieten in wat van hen mag worden verwacht,
zodanig dat er ernstige schade wordt/is toegebracht aan een
dier. Wat betreft het tekortschieten in het bieden van hulp aan
dieren, gaat het vooral om de relatie met de eigenaar van het
dier. Het verwachtingspatroon (van samenleving en over-
heid) speelt een grote rol als het gaat om het tweede aspect
waarop een dierenarts kan worden aangeklaagd. Het beroep
mag niet in discrediet worden gebracht en cliënten mogen
niet in de steek worden gelaten.

De dierenarts heeft een verantwoordelijkheid ten opzichte
van eigenaar en dier, maar ook richting de maatschappij. Dit
uit zich onder meer in de meldingsplicht bij een verdenking
van dierziekten, in het UDA/UDD-regime, maar ook in an-
dere werkzaamheden van practici zoals het verplicht enten
tegen bepaalde ziekten (zoals brucellose). "Je mag verwach-
ten dat een dierenarts onafhankelijk optreedt", concludeert
Pluimers. Het kan echter zijn dat de dierenarts de belangen
van twee heren dient, die soms rechtstreeks tegen elkaar in-
druisen. Dit levert een spanningsveld op.

Professioneel disfunctioneren in kaart
De taak van de klachtambtenaar (dit is de CVO) is het aan-
hangig maken van klachten en het executeren van maatrege-
len. De CVO werd daarin tot voor kort ondersteund door
Henk Leemans, maar door diens vertrek naar het buitenland
is dit overgenomen door Jan Vaarten. Doel is het professio-
neel disfunctioneren in kaart te brengen. Bij strafrecht is een
duidelijk delictsomschrijving vereist, bij tuchtrecht is het
doel normen te ontwikkelen.

"De drempel om een klacht over een andere dierenarts in te
dienen ligt redelijk hoog, zeker in de landbouwhuisdieren-
praktijk", aldus Pluimers. "Als er een klacht bij mij terecht-
komt, is het geen incident meer maar een structurele overtre-
ding van de regels. Dan wordt de beroepsethiek geschaad."
Pluimers geeft aan dat een goede onderbouwing daarbij no-
dig is. Grondig (en langdurig) onderzoek door de AID is
daarbij een noodzakelijk kwaad. Maar het werkt ook an-
dersom. De AID speelt soms zaken door naar de klachtamb-
tenaar die voortkomen uit onderzoek van de AID en zich wat
minder goed lenen voor het strafrecht. Bij een aantal zaken
gaat het om structurele overtredingen van de wet en het in
gevaar brengen van de volksgezondheid. Pluimers noemt het
een goede zaak dat dit via twee sporen aanhangig gemaakt
kan worden, namelijk via het strafrecht (straffen) en via het
tuchtrecht (corrigeren). Hij toont zich zeer gelukkig met de
publicaties van laira Boissevain in het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde.

Algemeen geldende beroepsethiek

De monopoliepositie van veterinaire handelingen is aan de
dierenarts gegeven. De overheid wil dat de dierenarts zich
houdt aan de algemeen geldende beroepsethiek. Daarnaast is
er behoefte aan inzicht in ziekten die niet vallen onder aan-
gifteplichtige dierziekten. In dat opzicht zou de GWWD
aangepast moeten worden en zou er ook een meldingsplicht
voor onbekende ziekten (zoals slijters) in opgenomen moe-
ten worden.

De onafhankelijkheid van de dierenarts ten opzichte van de
veehouder uit zich in het door de overheid nog op te richten
Netwerk van Toezicht volgens de richtlijn 97/12, de handels-
richtlijn voor intracommunautair verkeer in varkens en run-
deren. Op deze wijze kan inzicht verkregen worden in de ge-
zondheidstoestand van de dieren. Binnen dit Netwerk van
Toezicht kan de overheid gebruik maken van erkende dieren-
artsen. Het initiatief dat de beroepsgroep zelf genomen heeft
om de erkenningsregeling te borgen middels het Veterinair
Kwaliteits Orgaan, een zelfstandige, onafhankelijke stich-
ting, wordt door Pluimers dan ook van harte toegejuicht. Het
gaat er volgens hem immers om elkaar garanties te geven,
waarbij de dierenarts de veehouder kan ondersteunen door
zich kritisch op te stellen.

Geef je een collega aan?

Het aangeven van een collega die volgens jou niet integer
handelt is een dilemma, dat tijdens de discussie naar voren
komt. Het begint al met het risico van herkenning. Volgens
Van Dijk is dit risico niet helemaal weg te nemen. De Ruijter
pleit om deze reden ook voor toegang van de KNMvD bij
tuchtzaken. "Om de collega uit de wind te houden". Van Dijk
realiseert zich heel goed hoe klein Nederland is en helemaal
hoe klein de veterinaire beroepsgroep is. Daarom is de rol
van de klachtambtcnaar zo belangrijk, want via deze persoon
kunnen getuigenverklaringen, die belangrijk zijn voor de
vaststelling van de feiten, worden doorgespeeld. Pluimers
voegt daar nog aan toe: "opsporen begint met weten".
Volgens Van de Ven staat het vrij om anoniem een tip te ge-
ven over een collega. Formeel doe je dan geen aangifte. "De
opsporingsdiensten kennen dit fenomeen. Ze zijn er zelfs
zeer afhankelijk van", vertelt hij. Soms is het evident wie de
tipgever is geweest, maar dat is lang niet altijd het geval.

Handhavingsdag succes

Dat het invullen van normen en waarden en moeilijke zaak
is, blijkt maar weer eens uit deze bijeenkomst. De rol van het
tuchtrecht is hierbij van groot belang. Het met elkaar en met
betrokkenen van gedachten wisselen helpt bij het bepalen
van die normen en waarden. Deze Handhavingsdag mag dan
ook met recht een succes genoemd worden. Een zinnige
middag met een grote opkomst, waar plaats was voor veel di-
cussie.

-ocr page 397-

P. Wijnen

Een minisymposium handhavings-
beleid riep de nodige vragen op bij
de deelnemers. Een aantal vragen
werd door het panel beantwoord.
Er bleef echter een aantal vragen
volgens een aantal deelnemers on-
voldoende beantwoord. Via cases
zullen vragen worden toegelicht.

Personen en/of instanties die regel-
geving maken en handhaven worden gevraagd om te rea-
geren via het tijdschrift.

Op 15 oktober 2002 werd door de KNMvD een minisympo-
sium handhavingsbeleid georganiseerd op de Faculteit der
Diergeneeskunde te Utrecht. Het symposium werd druk be-
zocht. Naast veel mensen van de faculteit, de overheid en het
bestuur van de KNMvD waren ook de nodige practici aan-
wezig. Een teken dat het onderwerp leeft onder de leden van
de KNMvD.

Het symposium werd geleid door drs. T. de Ruijter. Sprekers
waren achtereenvolgens mr. W.P.Th, van der Ven, landelijk
officier van Justitie voor landbouwzaken, mr. D. van Dijk,
voorzitter van het beroepscollege en drs. F.H. Pluimers, chief
veterinary officer en klachtenambtenaar.
De heer Van der Ven ging met name in op regelgeving en
strafmaat. Een strafmaat die recentelijk behoorlijk is ver-
zwaard. De heer Van Dijk had het voornamelijk over het hoe,
waarom en wanneer van tuchtrechtzaken. De heer Pluimers
ging vooral in op zijn taak als klachtenambtenaar.
Na de inleidingen konden door de deelnemers vragen wor-
den gesteld. Veel vragen werden gesteld en ook beantwoord.
Een aantal vragen werd volgens de deelnemers onvoldoende
beantwoord. Naar de mening van de auteur vooral door het
feit dat het forum bestond uit alleen handhavers (zonder AID
overigens), terwijl de onvoldoende beantwoorde vragen wel-
licht beter beantwoord hadden kunnen worden door de wet-
gever. Deze vragen behelsden onder meer conflicterende
wetgeving, verschillende interpretaties van wetgeving bin-
nen Nederland en de EU en de vraag of de regelgeving er was
om de regelgeving of om de volksgezondheid te bescher-
men.

Al gedurende een aantal jaren heeft de auteur eenzelfde soort
vragen over regelgeving en handhaving, die wellicht steeds
aan de verkeerde personen en of instanties zijn gesteld. Het
minisymposium was de aanleiding om dit artikel te schrij-
ven. De bedoeling van dit artikel is niet zozeer weer het stel-
len van vragen, maar meer het verkrijgen van antwoorden en
het ingangzetten van discussie, verandering en versoepeling
van regelgeving. De auteur zou dan ook individuen, maar
vooral ook overheidsinstanties die met wetgeving te maken
hebben, willen uitnodigen om de opgeworpen vragen te be-
antwoorden via het Tijdschrift voor Diergeneeskunde. De
opgeworpen vragen zijn toegelicht door praktijkvoorbeelden
(cases).

Het is niet de bedoeling van de auteur om met de voorbeelden
te pleiten tegen handhaving, maar meer om te pleiten voor
aanpassing van de regels. Door de inleiders werden stellingen
geponeerd als in elke beroepsgroep bestaat een 20-60-20 re-
gel. Dit betekent 20% is altijd integer, 60% twijfelt en
20% is
niet integer te krijgen. De auteur is van mening dat door on-
duidelijke regelgeving de beroepsgroep van dierenartsen
100% twijfelaars kent en dat dit alleen is op te lossen door
consequente, logische, eeriijke en goed gecontroleerde regel-
geving. Verder vindt de auteur de strafmaatverhoging buiten
proporties als die wordt afgezet tegen de inconsequente, on-
logische, oneerlijke (rechtsongelijkheid) en slecht gecontro-
leerde regelgeving. De auteur werkt voor 100% binnen de
pluimveesector als practicus en als practitioner op een pluim-
veeslachthuis. De voorbeelden zullen dan ook geënt zijn op
de pluimveepraktijk. De voorbeelden zijn echter zodanig dat
ze ook voor andere sectoren gelden.

Ingezonde

Handhavingsbeleid? Ja! Maar dan v\\^el met de
juiste regelgeving!

Case I - Per land verschillende wachttijden voor antibiotica

In Europa kent ieder land zijn eigen registratiewetgeving. De
ene lidstaat oordeelt bij registratie nogal eens anders over de
veiligheid van een middel dan de andere lidstaat. Buiten
Europa wordt al helemaal anders aangekeken tegen veilig-
heid van bepaalde middelen, denk bijvoorbeeld aan hormo-
nen in de VS of oxytetra (groeibevorderaar in de VS met nul
dagen wachttijd) of chlooramphenicol in derde landen.
De pluimveesector is internationaal georiënteerd. Het komt
voor dat vleeskuikenmoederdieren in Duitsland worden ge-
houden, de eieren in Nederland worden uitgebroed, de kui-
kens in Duitsland worden gemest, in Nederland worden ge-
slacht en over de hele wereld worden opgegeten. In dit
voorbeeld is het mogelijk dat vleeskuikens in Duitsland wor-
den behandeld met een middel met een wachttijd van bij-
voorbeeld vijf dagen terwijl datzelfde middel in Nederland
een wachttijd heeft van 28 dagen (omgekeerd komt ook
voor). Dat betekent dat dierenarts, pluimveehouder en over-
heid in Duitsland correct hebben gehandeld als een koppel
tot vijf dagen voor slacht is behandeld met dat middel. De
Nederlandse overheid accepteert dit koppel zondermeer als
dit in Nederland wordt geslacht. Dit in tegenstelling tot een
Nederlands koppel dat met exact hetzelfde middel is behan-
deld. Indien dit koppel zou worden aangeboden ter slacht
terwijl aan de wachttijd van 28 dagen niet is voldaan, dan
mag de koppel niet worden geslacht, of mag alleen worden
geslacht onder toezicht met monstername. De AID wordt in-
geschakeld. Volgens de nieuwe strafmaat is er onder de wet
economische delicten niet een overtreding maar een misdrijf
gepleegd.

Dit voorbeeld roept de volgende vragen op:
- De wetgeving was bedoeld voor voedselveiligheid. Via dit
systeem wordt gegarandeerd dat consumenten alleen vlees
krijgen dat residuvrij is of zo weinig residuen bevat dat het
onder de MRL (maximum residue level) blijft. Als nu de
overheid in Nederland heeft geoordeeld dat een middel
daarom 28 dagen wachttijd moet krijgen, dan zou die-

-ocr page 398-

zelfde overheid het niet moeten accepteren dat een koppel
dat met datzelfde middel in het buitenland is behandeld
wel hier geslacht en geconsumeerd wordt. Met andere
woorden als het slecht is voor de volksgezondheid, is het
dan bij het \'Duits-Nederlandse vlees\' niet ook slecht voor
de volksgezondheid?

- De enige andere optie volgens de auteur is dat de
Nederlandse overheid veel te streng heeft geoordeeld over
de veiligheid van het middel, dat betekent in de ogen van
de auteur dat de wachttijd naar beneden zou moeten wor-
den bijgesteld. Zo niet is er dan geen sprake van rechtson-
gelijkheid en willekeur?

- De derde optie is dat blinde navolging van regelgeving
blijkbaar belangrijker wordt geacht dan de volksgezond-
heid. Kunnen wij als dierenartsen hiervoor geen willig oor
krijgen bij de overheid?

- Met bovenstaande kennis lijkt een veroordeling van de
dierenarts tot een pleger van een misdrijf misplaatst.

- Als al in Duitsland, een naar de mening van velen serieus
te nemen EU-land, dit soort zaken voorkomt, dan zou per
acuut de grens van de EU gesloten moeten worden voor
derde landen die niet minstens eenzelfde wachttijd ken-
nen voor diergeneesmiddelen als Nederland. Achteraf
elke partij controleren op residuen lijkt de auteur onbe-
gonnen werk. Of als we bijvoorbeeld vlees accepteren uit
de VS, Brazilië en Thailand, die een veel kortere wachttijd
gebruiken voor oxytetra, zouden we dan ook niet voor in
Nederland geproduceerd vlees een kortere wachttijd moe-
ten accepteren. Ligt ook hier weer niet rechtsongelijkheid
voor de hand indien we dit niet gelijktrekken?

Case II - Middelen waarvoor geen MRL nodig is die toch
een wachttijd hebben

Binnen Europa is een instantie in het leven geroepen, de
EMEA, die verantwoordelijk is voor het vaststellen van
MRL\'s in voedingsmiddelen van dierlijke oorsprong. De
MRL\'s worden opgesteld voor verschillende weefsels (bij-
voorbeeld vlees, ei, lever) en voor verschillende diersoorten.
De MRL\'s zijn ingedeeld in verschillende categorieën.
Middelen met een definitief vastgestelde MRL, middelen
die geen MRL nodig hebben, middelen met een voorlopig
vastgestelde MRL en middelen die verboden zijn. Deze
middelen staan respectievelijk op annex 1, 2, 3 en 4 beho-
rende bij EU-verordening Nr. 2377/90.
Middelen zonder een MRL en middelen van annex 4 mogen
niet worden gebruikt, zeker niet in diersoorten die bestemd
zijn voor consumptie. In principe zou een dierenarts deze
lijsten nauwelijks nodig moeten hebben, ware het niet dat
vaak onvoldoende diergeneesmiddelen geregistreerd zijn
voor de juiste diersoort en de juiste aandoening. De dieren-
arts kan dan als hij de bekende cascade afloopt terecht-
komen bij middelen die niet zijn geregistreerd. Deze mid-
delen mogen dan alleen worden ingezet als ze voorkomen
op annex 1,2 of 3. In Nederland heeft de overheid een aantal
middelen dat niet was geregistreerd bij uitzondering toe-
gelaten via een zogenaamde vrijstellingsregeling. De mid-
delen op deze lijst hebben een kortere wachttijd gekregen
dan de bekende 28 dagen wachttijd die normaal zouden gel-
den bij off lable use of magistrale bereiding van diergenees-
middelen.

Broomhexine is een middel dat van oudsher werd ingezet in
de pluimveehouderij als zogenaamde slijmoplosser. Bij het
aanscherpen van de registratiewetgeving in Nederland viel
dit middel buiten de boot. Het middel werd echter zo regel-
matig gebruikt dat het middel in de vrijstellingsregeling te-
recht is gekomen, met die restrictie dat de vrijstelling alleen
geldt voor kalkoenen en eenden met een wachttijd van zeven
dagen. Indien het middel (per abuis) bij vleeskuikens wordt
ingezet geldt dan ook een wachttijd van 28 dagen. In de prak-
tijk heeft zich dit reeds voorgedaan. De vleeskuikens waren
behandeld met broomhexine tot zeven dagen voor het slach-
ten. Het koppel mocht vervolgens alleen onder toezicht wor-
den geslacht. Monsters zouden genomen moeten worden om
vast te stellen of restanten van het middel nog in het vlees za-
ten. Het paradoxale was dat er geen methode was vastgesteld
om dit te bepalen en er geen MRL bekend was, het middel
staat immers op annex 2. Logischerwijs zou men dan uit
moeten gaan van de nultolerantie. De vraag blijft dan echter
met welke test. Tenslotte hoe gevoeliger de test hoe lager de
\'nultolerantie\' wordt. Uiteindelijk is besloten om dan maar
aan te nemen dat de koppel vrij was van residuen, het middel
stond immers op annex 2. De ongelukkige dierenarts die het
middel had ingezet moest zich overigens nog wel verant-
woorden tegenover de AID.

Dit voorbeeld roept de volgende vragen op:

- Een middel dat op annex 2 staat heeft geen MRL nodig,
zou het dan niet logisch zijn als dit middel geen wachttijd
nodig heeft?

- Waarom staat het middel dan in de vrijstellingsregeling
met zeven dagen wachttijd?

- Waarom heeft men de vrijstellingsregeling tot kalkoenen
beperkt?

- Is een wachttijd van 28 dagen voor vleeskuikens dan niet
volledig overtrokken?

Case III - Middelen die onder de noemer van voedersupple-
ment worden verkocht

Na-salicylaat (\'aspirine\') is een middel dat niet is gere-
gistreerd voor vleeskuikens. Net als de broomhexine is het
middel wel te gebruiken voor kalkoenen via de vrijstellings-
regeling met een wachttijd. De hele achtergrond van het ver-
haal van broomhexine geldt ook voor aspirine. Het gevolg is
dat de dierenarts geen pijnstiller kan en mag inzetten bij
vleeskuikens.

Nou bestaan er internetsites die pluimveeproducten ver-
kopen. Via deze sites kan iedere pluimveehouder toch na-sa-
licylaat bestellen. Het middel wordt verkocht onder het mom
van veevoedersupplement. Het vreemde is dat de AID hier
niets aan wil doen, dit in tegenstelling tot de maatregelen die
ze wel willen nemen als het middel door een dierenarts wordt
ingezet.

Dit voorbeeld roept de volgende vragen op:

- Dezelfde vragen als voor broomhexine.

- Waarom doet een AID niets aan deze zaak? Het lijkt de au-
teur vreemd dat men zomaar elk stolje dat iemand zou wil-
len inzetten, dat niet geregistreerd is, kan ombenoemen tot
\'veevoedersupplement\' en dit vervolgens zonder enige
restrictie kan gebruiken daar waar de dierenarts het alleen
kan inzetten met 28 dagen wachttijd.

- Wat mag wel en niet door de lekenhandel tot veevoeder-
supplement worden bestempeld?

- Hoe dient een dierenarts om te gaan met dieren die pijn lij-
den. Moet hij voorrang geven aan wetgeving waarin hij
verplicht wordt om dier en eigenaar te helpen of moet hij

-ocr page 399-

voorrang geven aan regelgeving waarin hem verboden
wordt om het middel in te zetten, hoewel hij weet dat de re-
gelgeving rammelt en het middel geen gevaar voor de
volksgezondheid oplevert?

- Als er een MRL bekend zou zijn voor eieren dan zou een
wachttijd van zeven dagen gelden. Waarom bestaat dit ver-
schil met vlees? Volgens sommigen zou ook als er geen
MRL voor eieren bekend was een wachttijd van zeven da-
gen voor eieren gelden mits er maar een MRL bekend was
(bijvoorbeeld voor varkens). Volgens anderen zou het
middel überhaupt niet mogen worden toegepast bij leghen-
nen als er geen MRL voor eieren bekend zou zijn. Wie
heeft gelijk? Logisch lijkt dat een MRL bekend moet zijn
voor het doeldier en het weefsel bestemd voor consumptie.

Case IV - UDD-middelen die noodgedwongen op UDA-ma-
nier worden ingezet

Bij pluimvee zijn in het verleden alle vaccins bestempeld tot
UDA-vaccins. Men heeft dit toentertijd gedaan omdat het
praktisch onmogelijk was voor de dierenarts om bijvoor-
beeld alle 20000 kippen persoonlijk te injecteren. Met UDA-
vaccins is het mogelijk om zogenaamde entploegen te ge-
bruiken. De dierenarts kan zijn verantwoordelijkheid als
dierenarts voor zo\'n UDA-middel nemen door bijvoorbeeld
instructies te geven voor toediening en door zelf te gaan kij-
ken om vast te stellen of het middel juist wordt ingezet. Het
geval wil dat relatief recent geregistreerde nieuwe vaccins
als UDD-middel zijn geregistreerd. Welke reden de fabri-
kant en/of de overheid hier voor had is de auteur onbekend.

Dit voorbeeld roept de volgende vragen op;

- Hoe nu om te gaan met dit middel in de praktijk? De
meeste dierenartsen gaan ermee om als ware het een
UDA-middel, omdat het praktisch gezien onmogelijk is
om alle kippen zelf te enten.

- Is het voldoende om een gebruiksprotocol op te stellen en
te gaan kijken bij de toediening? Hoelang zou men aanwe-
zig moeten zijn?

- Als zelfs geïnactiveerd NCD-vaccin voor een A-ziekte een
UDA-vaccin is bij pluimvee, zouden dan niet alle vaccins
voor pluimvee UDA dienen te zijn? Of moeten juist alle
vaccins UDD zijn en moet de dierenarts bij toediening al-
tijd volledig aanwezig zijn?

Discussie

Zoals duidelijk wordt uit de cases hebben veel dierenartsen
problemen met de huidige regelgeving. Deze problemen ko-
men voor een groot deel door onduidelijke en per land ver-
schillende wetgeving. Een deel van de problemen zou wel-
licht weggenomen kunnen worden als in heel Europa een
zelfde stap genomen zou worden die jaren geleden ook in
Nederland genomen is, namelijk een voorlopige registratie
van alle middelen met een termijn waarbinnen de middelen
definitief geregistreerd moeten worden. Als alle middelen in
Europa een voorlopige EU-registratie zouden krijgen dan
zou in ieder geval eenzelfde wachttijd gelden in alle EU-lan-
den. Een middel dat bijvoorbeeld in Griekenland met twee
dagen wachttijd geregistreerd is zou dan ook in alle andere
EU-landen gebruikt mogen worden met twee dagen wacht-
tijd. Middelen met een wachttijd waarmee de EU niet ak-
koord kan gaan, kunnen dan in geen enkel EU-land worden
gebruikt.

De maatschappij lijkt politiek gezien van risicobelust naar ri-
sicobewust naar uiteindelijk risicoloos te willen gaan. De
vraag is of het \'niet politieke\' deel van de maatschappij de
politiek duidelijk moet maken dat een nulrisico een utopie is.
Een maatschappij zou moeten accepteren dat er altijd risico\'s
bestaan die zo goed mogelijk afgedekt moeten worden. Een
risicoloze maatschappij betekent voor de veterinair dat uit-
eindelijk geen middelen voor medicatie zullen overblijven.
In de goede hoop dat ooit gelijke regels zullen gelden voor
de EU dienen we niet te vergeten dat zelfs de EU een eiland
is in de wereld. Een wereld waarin tot nu toe economische
wetten volledig de dienst uit maken. Bij het opstellen van re-
gelgeving binnen de EU zou dus niet alleen binnen de EU
gekeken dienen te worden naar gelijke regels, maar ook bui-
ten de EU. Gelijke regels zouden dan niet alleen moeten gel-
den op het gebied van gebruik van diergeneesmiddelenmedi-
cijnen, op volksgezondheidsgebied dus, maar ook op het
gebied van welzijn, milieu en sociale omstandigheden van
werknemers. Eerlijke concurrentie in een door economische
wetten geregeerde wereld is alleen onder die voorwaarden
mogelijk.

Niet vergeten dient te worden dat eisen voor volksgezond-
heid, diergezondheid, dierenwelzijn, menselijk welzijn en
milieu vaak met elkaar conflicteren. Bij het opstellen van
nieuwe regels zou het dan ook goed zijn als vertegenwoordi-
gers van de diverse belangen met elkaar in één kamer tot hun
besluiten zouden komen. De tijd die we in Europa nog over
hebben om dit goed te regelen lijkt in rap tempo af te nemen.
Reeds nu verplaatsen grote internationale bedrijven grote
delen van hun productie naar landen waar veel minder eisen
gelden voor milieu, volksgezondheid, diergezondheid, dier-
welzijn en sociale omstandigheden.

De auteur hoopt dat dit stuk genoeg stof voor discussie ople-
vert en dat de uitkomst van de discussie het leven van de ge-
middelde dierenarts wat makkelijker zal maken.

Drs. P. Wijnen is practicus bij Pluimveepral<tijl< De Achterlioelt.

Bureau KNMvD gesloten

Het bureau van de KNMvD is dit jaar op dinsdag 24 december (Kerstavond) en dinsdag 31 december (Oudjaarsdag) vanaf
15.00 uur gesloten. Op vrijdag 27 december is het bureau de gehele dag dicht.

-ocr page 400-

Lisetta Verkleij

Zaterdagochtend 9 november, even
na negenen. De parkeerplaats van
Congrescentrum \'De Reehorst\' in
Ede stroomt vol. Zodra men uit-
stapt wordt het thema van deze
Najaarsdag eer aangedaan, de
interactie komt onmiddellijk op
gang. Voor het eerst wordt dit
jaar tegelijk met de Najaarsdag
voor dierenartsen de Najaarsdag voor dierenartsassis-
tenten georganiseerd. Zij hebben, in een andere zaal,
hetzelfde thema met dezelfde sprekers maar dan in een
andere volgorde. Uiteraard zijn de presentaties ook af-
gestemd op de doelgroep. Het is bij voorbaat een succes
want al twee weken voor aanvang zijn de 250 kaarten uit-
verkocht. Dat vandaag de \'Dierenartsassistent van het
jaar\' gekozen wordt heeft daar ongetwijfeld ook iets mee
te maken.

Eén thema, verschillende invalshoeken

Na een kort welkomstwoord door de voorzitter van de Groep
Geneeskunde Gezelschapsdieren, Leen den Otter, gaat het
ochtendprogramma van start. Matthijs Schilder, Lisette
Overduin en Anneke Wijnbergen benaderen het thema
\'Interactie\' ieder vanuit hun eigen discipline.
Als gevolg van interactie tussen dier en omgeving ontstaat
gedrag. Schilder gaat in op een problematische vorm daar-
van bij de hond, namelijk hyperactiviteit (te vergelijken met
ADHD bij de mens). Hij zet een aantal literatuuronderzoe-
ken op een heldere manier naast elkaar. Daaruit komt naar
voren dat men het wel redelijk eens is over de verschijnselen,
maar dat er nog veel onduidelijkheid bestaat over de dia-
gnostische en therapeutische mogelijkheden. Zowel ge-
dragstherapie als aanpassing van de voeding kan (sterke)
verbetering geven, en ook bepaalde medicatie lijkt effect te
hebben. Er blijkt dus dringend behoefte aan meer onderzoek
op dit gebied en hij eindigt zijn voordracht dan ook met het
verzoek zoveel mogelijk hyperactieve honden door te sturen
naar Utrecht.

Hyperactiviteit wordt ook bij katten gezien, maar dan als mo-
gelijke reactie op de behandeling van epilepsie met valium.
Aldus Lisette Overduin, specialist Interne Geneeskunde, in
antwoord op een vraag uit de zaal na haar presentatie. Na een
korte bespreking van wanneer, hoe en waarmee te behande-
len geeft ze daarin een zeer praktisch behandelplan voor hon-
den met idiopathische epilepsie. Haar voorkeur gaat daarbij
duidelijk uit naar het gebruik van fenobarbital, eventueel in
combinatie met kaliumbromide. Een uitgebreide bespreking

Maatschappi

nieuw

van de behandelmogelijkheden is terug te vinden in de pro-
ceedings van de Voorjaarsdagen van dit jaar Bij het opstellen
van een behandelingsplan speelt interactie een grote rol.
Interactie tussen eigenaar en dierenarts, maar ook die tussen
eigenaar en dier Hoe reageert de eigenaar op een aanval, ziet
hij het aankomen, kent hij de reacties van zijn dier? Tenslotte
is de interactie tussen dierenarts en specialist ook belangrijk,
zeker als een patiënt niet goed reageert op de ingestelde the-
rapie. Om die interactie (nog meer) te kunnen verbeteren
middels duidelijke adviezen, gebaseerd op onderzoek, doet
ook Overduin een oproep om (nog) onbehandelde padënten
met idiopathische epilepsie door te sturen naar haar in
Oisterwijk, of naar collega\'s Mandigers in Wageningen en
Den Hertog in Amsterdam.

De volgende spreker, Anneke Wijnbergen van Dierenartsen-
praktijk Hoogland, ziet ook zonder oproepen patiënten ge-
noeg. Benauwde ratten in dit geval. Een niet adequate aan-
pak van respiratoire problemen bij ratten kan leiden tot
frustratie bij zowel eigenaar als dierenarts. Alleen een antibi-
otica-kuurtje is meestal onvoldoende, de oorzaak is vaak
complexer dan \'slechts\' een bacteriële infectie. Er spelen
veel meer factoren mee, zoals wijze van huisvesting, stress,
ouderdom, virussen en mycoplasmata. Wijnbergen stelt dat
voor het instellen van de juiste therapie en het geven van een
goede prognose in ieder geval een röntgenfoto van de longen
gemaakt zou moeten worden. Het is erg belangrijk om pro-
blematiek en prognose goed door te nemen met de eigenaar,
omdat er anders verwachtingen gewekt worden die niet
waargemaakt kunnen worden. Volledige genezing van long-

Verslag Najaarsdag Groep Geneeskunde Gezelschapsdieren
Zaterdag 9 november 2002, \'De Reehorst\' te Ede

Najaarsdag 2002 Groep Geneeskunde
Gezelschapsdieren: Mnteractie\'

-ocr page 401-

aandoeningen, zeker bij wat oudere ratten, komt namelijk
zelden voor.

Internationale interactie

Tijdens de koffiepauze bereikt de interactie tussen dierenart-
sen alsook assistenten een voorlopig hoogtepunt, waarna
Harold van Rossum, bestuurslid van de GGG, het woord
geeft aan Jacqueline Sinke. Als specialist Dermatologie weet
zij veel van de interactie tussen allergenen en huidcellen. Ze
zet de behandelingsmogelijkheden voor een hond met atopi-
sche dermatitis op een rij, waarbij achtereenvolgens het eli-
mineren van allergenen, immunotherapie, symptomatische
behandeling en bestrijding van secundaire infecties aan bod
komen. Haar conclusie luidt dat de behandeling van atopi-
sche dermatitis \'maatwerk\' is, waarbij een goede communi-
catie tussen dierenarts en eigenaar essentieel is.
Vervolgens vindt er internationale interactie plaats als Ber-
nadette van Ryssen, professor in de orthopedie aan de Facul-
teit Diergeneeskunde van de Universiteit Gent te België het
woord krijgt. Aan de hand van drie casussen geeft zij letter-
lijk en figuurlijk een beeld van technieken als arthroscopie
en scintigrafie, die gebruikt worden bij diagnostiek en be-
handeling van gewrichtsaandoeningen.
Na haar lezing is het tijd voor de uitstekend verzorgde
lunch. Dierenartsen Mirjam Bos en Marieke Mooi van
Dierenartsenpraktijk Krommenie komen vrijwel elk jaar
naarde Najaarsdag. "De praatjes zijn kort, dat is ook prettig
als je een onderwerp eens minder interessant vindt. Verder
zijn ze vaak praktisch. Zo hebben we alweer verschillende
dingen gehoord die we zeker gaan toepassen. Een voor-
beeld? Het gebruik van Ventipulmin® en Fluimucil® bij de
behandeling van benauwde ratjes. Verder gaan we zeker ook
kaliumbromide in combinatie met fenobarbital bij epilepsie
proberen, de praktijk zit tegenover een apotheek dus dat is
zo besteld. En naast het feit dat we op de Najaarsdag heel ef-
ficiënt nascholing volgen, is het natuurlijk ook gewoon ont-
zettend gezellig!"

Permanente educatie

Leen den Otter, voorzitter van de GGG, beaamt dat nascho-

ling de belangrijkste doelstelling is van de Najaarsdag. "We
willen door middel van korte, krachtige praatjes bestaande
kennis opfrissen. Er is weliswaar (nog) geen verplichting tot
permanente educatie, maar wij van de GGG zien het volgen
van nascholing toch als een \'moral obligation\'. Die mening
wordt blijkbaar gedeeld door veel dierenartsen, want de be-
langstelling voor de Najaarsdag neemt toe. Enkele jaren ge-
leden kwamen er zo\'n 250 dierenartsen, dit jaar zijn dat er
inmiddels 500. Ook het aantal leden van de GGG neemt nog
steeds toe, waarschijnlijk doordat we meer publiciteit krij-
gen vanwege onze activiteiten."

Als iedereen weer plaats heeft genomen in de zaal heeft Leen
den Otter dan ook een verrassing in petto voor de tot dan toe
nietsvermoedende Monique de Wit. Ze blijkt het duizendste
lid te zijn van de Groep Geneeskunde Gezelschapsdieren en
wordt verzocht op het podium te komen. Ze mag, op kosten
van de GGG, samen met haar partner een geheel verzorgd
weekend doorbrengen in het Chateau te Rhoon.
Na dit korte intermezzo weet de heer Van der Grint, directeur
van een communicatie-adviesbureau, de zaal goed wakker te
houden met zijn provocerende voordracht. Zijn stelling dat

-ocr page 402-

de dierenarts van alwetende autoriteit op moet schuiven naar
onderhandelende adviseur maakt nogal wat los in de zaal.
Hij ziet twee belangrijke maatschappelijke ontwikkelingen.
Als eerste de macht van de klant vanwege de toenemende be-
schikking over veel informatie, waarbij internet een sleutel-
rol speelt. Als tweede de eis tot maatschappelijk verant-
woord ondernemen gesteld door diezelfde klant. Alleen door
cliënten serieus te nemen, naar ze te luisteren en ze te advise-
ren zal men diezelfde, steeds mondiger wordende cliënten
kunnen binden aan de praktijk. Die dierenarts in de zaal die
roept dat hij eigenaren die bij binnenkomst ineteen al, dank-
zij internet, zeggen te weten wat diagnose en therapie moe-
ten zijn, resoluut het gat van de deur wijst, heeft niet hele-
maal begrepen wat Van der Grint nu wilde zeggen...
De Vlaamse specialist Oogheelkunde Anne-Marie Verbrug-
gen richt de blik weer op veterinaire zaken met haar diapre-
sentatie over de verschillende oorzaken voor blindheid bij de
hond. Haar \'plan van aanpak\' kan behulpzaam zijn bij het
stellen van de juiste diagnose.

Dat dat niet altijd zo eenvoudig is, blijkt wel uit de presentatie
van de resultaten van een samenwerkingsproject tussen GGG
en GD, door Veterinair Specialist Pathologie de heer Borst
van de Gezondheidsdienst te Deventer. Hierbij werd over een
periode van twee jaar bekeken in hoeverre de klinische dia-
gnose van gestorven/geëuthanaseerde honden overeenkwam
inet de pathologische diagnose. Dat blijkt slechts bij iets meer
dan vijftig procent van de ingezonden honden het geval!
Concluderend stelt Borst dat het regelmatig inschakelen van
de pathologie bij twijfel aan of ter bevestiging van de klini-
sche diagnose zeer zinvol is. Het kan middels \'continuing
education\' een bijdrage leveren aan de verbetering van de
kwaliteit van de klinische diergeneeskunde. Na deze welis-
waar interessante voordracht met echter nogal veel cijfers
waren de koffie en thee zeer welkom.

Wie komt er spreken en waarover?

Gevraagd naar de criteria die de GGG aanhoudt bij het kie-
zen van een thema antwoordt dr. Hans Kooistra, lid van het
bestuur van de GGG: "Een thema dient vooral aan te spreken
én breed genoeg te zijn om veel onderwerpen te kunnen om-
vatten. Het belangrijkste is natuurlijk dat de onderwerpen
interessant, informatief en liefst ook praktisch gericht zijn.
Wij zien mensen graag het jaar erna weer terug, hopelijk met
nog een extra collega die na de enthousiaste verhalen van het
jaar ervoor zélf weieens wil komen kijken. Soms is er een
link tussen de sponsor en het thema, zoals bij \'Strong Old\'
gesponsord door Pfizer of \'Noviteiten\', gesponsord door
Novartis, maar dat is een leuke bijkomstigheid en zeker niet
het doel." Ook de selectie van de sprekers gebeurt niet luk-
raak. "Na het bepalen van het thema en de onderwerpen kij-
ken we eens rond wie we als spreker uit willen nodigen.
Omdat we de lezingen op de Najaarsdag in het Nederiands
willen, is de keuze internationaal gezien beperkt, maar we
proberen in ieder geval altijd een Vlaamse collega uit te no-
digen. Ook geven we graag jonge mensen van buiten de
Uithof, die soms net een specialisme in praktijk brengen, de
kans een presentatie te geven. Tenslotte willen we elk jaar
minstens één spreker aan het woord laten over vogels en/of
bijzondere dieren. Ook dit jaar is ons dat allemaal weer ge-
lukt," aldus Hans Kooistra.

Een papegaai moet ook uitgelaten worden

"Zelfs een kruising tussen Lassie en Kommissaris Rex kan

niet tippen aan de intelligentie van de gemiddelde graspar-
kiet!" De stellige uitspraken van vogeldierenarts Hooimeijer,
van de Kliniek voor Vogels te Meppel, doen iedereen weer
opveren voor het laatste deel van deze goedgevulde Najaars-
dag. Hij meldt dat de intelligentie van papegaai(-achtig)en te
vergelijken is met die van een vijQarig kind. Wat betreft de in-
telligentie van sommige eigenaren in vergelijking met hun
vogel heeft Hooimeijer overigens zijn twijfels. De onwetend-
heid over de juiste huisvesting, verzorging en voeding is erg
groot, niet alleen onder eigenaren maar ook onder fokkers en
dierenartsen. Naast het op de goede manier vervullen van
deze basisbehoeften, is het verder uitermate belangrijk dat
deze vogels goed opgevoed en voldoende gestimuleerd wor-
den. Een papegaai hoort opgenomen te worden als deel van
het gezin en interactie met de buitenwereld is van groot be-
lang. Reden voor Hooimeijer om regelmatig \'papegaaien-
wandelingen\' te organiseren, waarbij een groepje eigenaren
met hun vogel gezamenlijk gaan wandelen in bos of park.
Met enthousiasme en bevlogenheid wil hij de zaal overtuigen
van de noodzaak om papegaaien als volwaardige patiënten te
zien, die recht hebben op veel meer aandacht dan een vita-
mine-injectie en het geijkte stencil met een voedingsadvies.
\'Last but certainly not least\' volgt dan nog de presentatie
door professor Rijnberk, van een voorbeeld van interactie
tussen hormonen en lichaamscellen in de vorm van hypoka-

-ocr page 403-

liëmie bij de l<at. Op de hem vertrouwde wijze schetst hij, in
ietsje(...) meer dan de hem toegewezen tijd, de oorzaken,
verschijnselen, diagnosestelling en therapie bij deze aandoe-
ning. Nadat hij als dank, net als alle andere sprekers, een bo-
kaal gevuld met handgemaakte bonbons overhandigd heeft
gekregen, stroomt de zaal leeg.

\'Dierenartsassistent van het jaar\'

De dierenartsassistenten hebben inmiddels hun eerste
rondje aan de bar al gehad. De eerste Najaarsdag voor As-
sistenten was een groot succes en zal volgend jaar zeker een
vervolg krijgen. Waarschijnlijk zal de winnaar haar presen-
tatie dan ook voor de dierenartsen houden. Dit jaar is de
winnaar Mirjam Kafoe uit Hengelo. Dankzij haar professio-
nele en humorvolle presentatie over de rol van de dieren-
artsassistent in de toekomst én in het heden is ze verkozen
tot \'dierenartsassistent van het jaar\'. Eerste stap bij deel-
name aan deze verkiezing was natuurlijk dat ze werd opge-
geven door \'haar\' dierenarts(en). Grijp dus ook uw kans
volgend jaar om middels een gloedvol betoog uw assistent
de waardering te gunnen die ze verdient. Formulieren hier-
voor zijn medio april 2003 weer verkrijgbaar via Veterinair
Organisatiebureau Animaux. Onder het genot van een hapje
en drankje wordt tenslotte nog volop nagepraat, en het duurt
wel even voor de laatste dierenartsen en assistenten vertrok-
ken zijn.

Per 7 januari 200J ROL definitief beschikbaar
Registratie van offlahel gebruik via internet een succes

S.J. de Groot

Dankzij goede resultaten van de proef met ROL wordt
deze dienstverlening aan de KNMvD-leden per 1 janu-
ari aanstaande definitief. De vijftien praktijken die in-
middels ervaring met ROL hebben opgedaan zijn
enthousiast: "Het werkt, het ziet er goed uit, en het is
gewoon handig." Een goede reden voor u om vanaf
1 januari via internet aan uw off label verplichtingen te
voldoen.

ROL staat voor Registratie Off Label On Line, en is een met
subsidie van LNV voor de KNMvD en BBD (Bureau
Bijwerkingen Diergeneesmiddelen) ontwikkelde webap-
plicatie. Met ROL kunt u met enkele muisklikken op een pc
met internet een correcte verklaring voor
off label gebruik
uit de printer krijgen of per e-mail naar de veehouder stu-
ren. Deze verklaring dient om de veehouder op de hoogte te
brengen van de voorwaarden die gelden bij het gebruik van
het middel. Bovendien voldoet u daarmee automatisch aan
de verplichting van het bijhouden van uw
off label gebruik
in uw eigen boekhouding en de jaarlijkse opgave aan het
Bureau Bijwerkingen Diergeneesmiddelen. Hoewel veel
practici het belang van de Vrijstellingsregeling inzien, ziet
men op tegen de administratieve verplichtingen. Met ROL
blijkt het een stuk sneller en simpeler te gaan.

Vrijstellingsregeling

In ROL kunt u uw keuze voor een geneesmiddel aangeven,
en de indicatie en de wachttermijn uit de bijlagelijst aflezen.
In deze bij lage vindt u per voedselproducerende diersoort de
diergeneesmiddelen (momenteel 589) die in het kader van
de Vrijstellingsregeling onder de erbij vermelde voor-
waarden, toegepast mogen worden. De volgende diersoor-
ten zijn in de bijlage opgenomen: varken, rund, schaap, geit.

paard, kip, kalkoen, eend, konijn. Ook met betrekking tot
middelen die niet op de bijlagelijst staan, kunnen de vereiste
gegevens eenvoudig worden ingevuld.

Op de verklaring komen alle vereiste gegevens van de vee-
houder, de betrokken dieren, het geneesmiddel en van de
wachttijd waar u uiteindelijk zelf voor kiest. Heeft u een
praktijklogo dan is dat op eenvoudige wijze op de verklaring
te plaatsen. De naam-adres-woonplaats (NAW) gegevens
van uw veehouders kunt u in één keer in ROL invoeren.
Dankzij de ervaringen met de praktijken kunnen we ROL op
I januari 2003 definitief beschikbaar stellen. ROL is voorlo-
pig alleen geschikt voor toepassing bij voedselproducerende
dieren.

Probeer

Wilt u op I januari starten en voor die tijd nog wat oefenen?
Dat kan. U gaat op internet naar
www.knmvd.nl/rol Daar logt
u in met probeer, en als wachtwoord probeer. U krijgt dan
snel een aardig beeld van hoe het werkt. Bovendien kunt u
daar ongelimiteerd oefenen met het opstellen van verklarin-
gen, het opsturen van uw logo en het invoeren van gegevens
van uw veehouders. En als u besluit mee te doen kunt u zich
daar aanmelden.

De KNMvD en het Bureau Bijwerkingen Diergenees-
middelen hopen dat met het aanbieden van de faciliteit
ROL het voor veel praktijken aantrekkelijker wordt om de
Vrijstellingsregeling correct te gaan toepassen. Want dat is
in het belang van de landbouwhuisdierensector.

S.J. de Croot is Stafmedewerl<er Landbouwhuisdieren en Voedselveiligheid bij de
KNMvD.

-ocr page 404-

Enige maanden geleden is de eerste stap gezet tot de op-
richting van de Belangengroep Practici in Loondienst
(BPL). De BPL stelt zich ten doel de specifieke belangen
van practici in loondienst te behartigen. Met andere woor-
den: die van u. De eerste aandachtspunten zullen liggen op
het gebied van arbeidsrechtelijke zaken, zoals salariëring
en vergoedingsstructuren voor diensten. In de toekomst
richt de BPL zich verder op secundaire arbeidsvoor-
waarden zoals het pensioenfonds, en op conflictbemidde-
ling. Wij hopen dit te bereiken in een open dialoog met de
werkgevers in de praktijk, waarbij het streven naar weder-
zijds werkbare oplossingen voorop staat.

Inmiddels is er een kennismakingsgesprek tussen de BPL en
het nieuwe KNMvD-bestuur geweest, dat in positieve sfeer
is verlopen. De BPL wordt een vereniging waarvan zowel
KNMvD-leden als niet-leden lid kunnen worden. Naar ver-
wachting zal er ten aanzien van de contributie onderscheid
gemaakt gaan worden tussen leden en niet-leden van de
KNMvD. Bovendien kunnen vanaf heden co-assistenten
vooralsnog gratis aspirant-lid worden.
Als u ons - en uzelf! - wilt steunen in het maken van betere af-
spraken tussen werknemer en werkgever,
wordt dan nu lid!
Hoe meer leden, hoe meer invloed. De contributie zal in het
eerstejaar voor practici tussen de € 25,- en de € 50,- liggen.
Hierover wordt in de eerste Algemene Ledenvergadering
door de leden gestemd. Wanneer en waar deze ALV gehouden
wordt zal te zijner tijd aan de leden bekendgemaakt worden.
Aanmelden kan via e-mail of post, op onderstaand adres.
Vragen en opmerking kunt u ook daar kwijt. We houden u op
de hoogte.

Practicus in loondienst, waarnemer, co-assistent
Lees wat wij voor u kunnen doen

Secretariaat BPL, Boschhoven 36a, 5595 AR Leende,
bpl@chello.nl

Handel in generieke grondstoffen

In de praktijk blijken anti-microbiële grondstoffen aan
dierenartsen en dierhouders te worden aangeboden ten
behoeve van therapeutisch gebruik. De autoriteiten tre-
den hier niet tegen op, vanwege de veronderstelling dat
het dierenartsen en dierhouders in principe is toegestaan
grondstoffen in voorraad te hebben en te gebruiken ten
behoeve van magistrale bereiding. Dit recht is echter niet
onbegrensd.

Op grond van artikel 2 van de Diergeneesmiddelenwet moe-
ten diergeneesmiddelen worden geregistreerd alvorens ze op
de markt mogen worden gebracht. Registratie wordt pas ver-
leend nadat het middel op veiligheid, werkzaamheid en effec-
tiviteit is getoetst. Onder voorwaarden, genoemd in de
Vrijstellingsregeling artikel 2 Diergeneesmiddelenwet 1999,
wordt een vrijstelling verleend van het in de wet neergelegde
verbod op het bereiden, afleveren en toepassen van niet-gere-
gistreerde diergeneesmiddelen.

Cascadesysteem

In geval van ondraaglijk lijden\' en afwezigheid van een gere-

\' Van ondraaglijk lijden is sprake bij een niet-ajlatende aandoening of pijn, die het
dier kennelijk veel ongemak toebrengt.

gistreerd diergeneesmiddel heeft de dierenarts, op grond van
het zogenaamde cascadesysteem, in eerste instantie dc moge-
lijkheid diergeneesmiddelen toe te passen waarvoor een re-
gistratie voor een ander doeldier of een andere indicatie is af-
gegeven. Is een dergelijk diergeneesmiddel niet voor handen,
dan is het de dierenarts toegestaan bij de behandeling van het
dier gebruik te maken van geregistreerde humane geneesmid-
delen. Is ook geen humaan geneesmiddel beschikbaar, dan is
de dierenarts, in het uiterste geval, bevoegd diergeneesmidde-
len
ex tempore te bereiden (magistrale bereiding). Deze ma-
gistrale bereiding moet echter wel geschieden binnen de be-
perkingen die de nationale wetgeving stelt.

Aanwijsbaar ziektegeval

Magistrale bereiding van diergeneesmiddelen is op grond
van het Besluit voorschriften voor magistrale bereiding, am-
bulante handel en aflevering van diergeneesmiddelen slechts
toegestaan voor behandeling van een
aanwijsbaar ziektege-
val
dat bij de dierenarts onder behandeling is en waarvoor
geen
geregistreerd diergeneesmiddel bestaat. Als diergenees-
middelen voor eenzelfde doel of met dezelfde werkzame sub-
stantie en farmaceutische vorm wel zijn geregistreerd, is het
de dierenarts dus verboden dergelijke grondstoffen ma-
gistraal te bereiden. Naast genoemde voorwaarden voor het

-ocr page 405-

magistraal bereiden van diergeneesmiddelen gelden op grond
van het Besluit ook eisen ten aanzien van de lokaliteit waar
magistraal wordt bereid. De bereiding dient te geschieden
onder persoonlijke verantwoordelijkheid en toezicht. Dierge-
neesmiddelen mogen alleen worden bereid voor die dieren
die bij de dierenarts onder behandeling zijn en waarvoor hulp
van de dierenarts is ingeroepen.

Gebruik generieke grondstoffen komt zelden voor

Uit het bovenstaande kan worden afgeleid dat generieke
grondstoffen zelden kunnen worden gebruikt om dierge-
neesmiddelen magistraal te bereiden, aangezien dit alleen
geldt in de situatie dat geen geregistreerde diergeneesmidde-
len voor andere doeldieren of indicaties en geen gere-
gistreerde humane geneesmiddelen voor handen zijn en te-
vens sprake is van ondraaglijk lijden. Dit zou dan ook
moeten inhouden dat generieke grondstoffen niet of slechts
in beperkte mate aan dierenartsen mogen worden afgeleverd
en door dierenartsen in voorraad gehouden mogen worden.
In de praktijk blijkt dat ook dierenhouders grondstoffen in
voorraad hebben. Deze grondstoffen hebben de dierenhou-
ders over het algemeen verkregen via de dierenarts of recht-
streeks van de grondstoffenleverancier. Aangezien geen ver-
gunningplicht geldt voor de handel in grondstoffen is dit, tot
op heden, ook niet tegen te gaan. Het is echter niet logisch
dat een dierenhouder grondstoffen op voorraad heeft, terwijl
een verbod geldt deze toe te passen.

Uit hoofde van voedselveiligheid is het van belang dat met
het gebruik van grondstoffen terughoudend wordt omge-
gaan. Nu de regelgeving op het punt van handel in generieke
grondstoffen tekortschiet, is het aan te bevelen in ieder geval
in het kader van de IKB-programma\'s een verbod op te ne-
men voor het in voorraad houden van generieke grondstof-
fen door de dierenhouder.

• Wondbehandeling

• Nabehandeling van
operatieve wonden

Voor runderen, schapen,
paarden, honden en katten.

Voor het lidmaatschap van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Dierge-
neeskunde hebben de volgende collegae
zich aangemeld:

Haas, Mevr. C. de; 2002; 8106 AM Marien-
hcem; DeJongstraat I4A.
Huetink, Mevr. R.E.C.; 2002; 5126 DA Gil-
ze; Molenstraat 35.

Nan, D.C.; 2002; 1688 CJ Nibbixwoud;
Dorpsstraat 100.

Oudwater, N.J.; 2002; 7873 BW Odoorn;

Exloerweg 13.

Peters, Mevr. A.J.; 2002; 4041 CT Kesteren; Broekdijk 19.
Pleumeekers, J.W.C.M.M.; 1984; 7261 LB Ruurlo; Beumersteeg 2.
Rooij, E.M.A. van; 1988; 8225 GD Lelystad; Kamp 14-23.
Scheers,R.J.T; Gent 2002; 7031 GC Wehl; Kemnadeweg 15.
Voermans, Mevr M.; 2002; 3521 XG Utrecht; Beukstraat 26.
Wientjes, E.A.M.; 1998; 9301 XX Roden; Markiezenhof 21.

Als kandidaatlld van de Koninklijke Maatschappi) voor Diergeneeskunde
heeft het Hoofdbestuur aangenomen:

Aarie, A.M. van
Bais, R.J.

Barendse. Mevr. M.A.M.
Beek, Mevr E.N. van
Frielink. Mevr. M.
Grondman, Mevr VM.
Hees, Mevr. C.E.M. van
Sinnema, Mevr E.G.C.
Steenbergen, A.G.
Veenstra, B.E.

Personal!

Versluis, Mevr E.H.
Zcegers. Mevr. E.P

Voor het dierenartsenexamen van i november 2002 zijn geslaagd:

Toor, Mevr C.H.M. van

Als buitengewoon lid van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor
Diergeneeskunde heeft het Hoofdbestuur aangenomen:

Dr E. van Breda; Bunderstraat 14; 6231 EL Meerssen.

Overlijdensberichten:

Op 5 november 2002 W. van Sijpveld te Kesteren.
Op 20 november 2002 J.W. Dijkman te Raalte.

Mutaties:

AarIe, Drs. D.P.M. van; 2002; Krommedclseweg 8,5472 PM
LOOSBROEK; tel. privé: 0413-229207; E-mail privé: dennisvanaarle
@hotmail.com;
d ; Veterinair Centrum Aadal, Laag Beugt 2 B, 5473 KB
HEESWIJK-DINTHER; tel. prakt.: 0413-292929; fax prakt.: 0413-
296038; E-mail prakt.: dierenarts.aadal(a wxs.nl; medew. bij: Drs.
N.P.J. Achten, Drs. M.C.M. Bossers, Drs. P.J.M. van Huiten, Drs.
M.H.A. van Kleef, Drs. A.H.C. Knijpers, Drs. F.T.M. Loomans, Drs.
T.J.J. van der Rijt, Drs.A.C.W. van der Wielen.

Berends, Drs. A.P.; 1985; Obbinklaan 133,3571 NE UTRECHT; tel.
privé; 030-2720646;
fax privé: 030-2720731; E-mail privé; berends@dier
medicus.nl; d.;
Dierenkliniek Tuindorp (Oost)-Voordorp, Winklerlaan
1, 3571 KJ UTRECHT; tel. prakt.: 030-2720645; E-mail prakt.:
berends(a diermedicus.nl.

Brand, Mevr Drs. J.M.A. van den; 2000; W.A. Vultostraat 118,3523
TZ UTRECHT; tel. privé: 030-2148307;
E-mail privé; jvdbrand@hot
mail.com; d.;
Universiteit Utrecht, UTRECHT.

-ocr page 406-

Faassen, Drs. H. van; 1984; Binnenweg 2,3911 XD RHENEN; tel.
privé; 0317-616552;
fax privé: 0317-311669; E-mail privé:
greenfa(aïfreeler.nl;
d.; Lohmann Animal Health, \'tel.bur: 055-3601216;
fax bur; 055-3601256.

Geurts, Drs. C.P.H.; 2002; Thorbeckeplein 23, 5252 AA VLYMEN;
tel. privé: 073-5119893; E-mail privé: n_geurts@hotmail.com; d.; D.A.P.
Tussen Mark en Amer, Watertorenstraat 9, 4927 RG
HOOGE ZWA-
LUWE; tel. prakt.: 0162-683650; fax prakt.: 0162-685912; E-mail
prakt.: dap.tussenmarkenamer(a planet.nl; medew. bij: Drs. G.H.M.
Raamsteeboers, Mevr. Drs. M. Timmer, Drs. S.Tj. Westendorp.

Goebbels, Drs. J.H.G.; 1981; Ruigenhoeksedijk 11,3737 MP GROE-
NEKAN; tel.privé: 0346-211404;
E-mail privé: j.h.g.goebbels@nva.agro.nl;
specialist Veterinaire Volksgezondheid; d.; Voedsel en Waren Autoriteit, Laan
van Nieuw Oost Indië 131, 2500 CM \'S-GRAVENHAGE; tel. prakt.: 070-
3784387; fax prakt.: 070-3786262; E-mail prakt.; info@vwa.nl.

*Harkema, Drs. J.C.; 2002; Slotlaan 54,3523 HD UTRECHT; tel.
privé: 030-2880574; E-mail privé: harkema.jansen@tiscali.nl; d.;
D.A.C. Zutphen - Laren, Rengersweg 2 A, 7245 AC LAREN GLD; tel.
prakt.: 0573-401243; fax prakt.: 0573-402418; E-mail prakt.: daczut
phenlaren@agroweb.nl; medew. bij: Drs. R. van den Aakster, Drs.
G.J.R. Groenland, Drs. R. van Oijen.

Hofma, Drs. J.; 2002; Gr v Lynden v. Sandenburgweg 3A, 3962 RB
WIJK BIJ DUURSTEDE;
tel. privé; 0343-522264; E-mail privé: evs
-jhofma@hotmail.com; d.; D.K. Hattem-Wapenveld, Eikenlaan 9,8051
BD HATTEM; tel. prakt.: 038-4442512; fax prakt.: 038-4446336;
medew. bij: Drs. M.W.J. Baltussen, Drs. D.H. Bronsink, Mevr. Drs. F.
Haffmans, Drs. W. Mulder, Drs. G.J. van Selm; (toev .als lid).

Hoogelander, Mevr. Drs. B.; 2002; Bouquet 50, 3342 BA HEN-
DRIK-IDO-AMBACHT;
tel. privé: 078-6819416; E-mail privé: bhooge-
lander@hotmail.com; d.

Hoogendam, Drs. PA.; 1999; Dijnselweg 113,3705 EL ZEIST; tel.
privé: 030-6037799; d.; D..4.P. Rotterdam, Beneden oostzeedijk 93,
3061 VP ROTTERDAM; tel. prakt.: 010-4145049.

Huetink, Mevr. Drs. R.E.C.; 2002; Molenstraat 35, 5126 DA
GILZE;
tel. privé: 0161-456174; fax privé: 0161-456175; E-mail privé;
carolinehuetink(a hotmail.com;
d.; Veterinair Centrum \'t Leijdal,
Valenbraak 19, 5126 CV GILZE; teL prakt.: 0161-451350; fax prakt.:
0161-456400; E-mail prakt.: vclcvdalfó globe.nl; mcdcw. bij: Drs.
A.C.L.M. Aarts, Drs. J.P.C. Caron, Drs. P.M.M. Dirven, Drs. P.M.C.W.
Plasschaert, Drs. E. Vettorato.

»Lindelauff, Mevr Drs. C.M.B.; 1995; Laan van Nifterlake 55,3612
BM TIENHOVEN (U);
tel. privé; 030-2718051; E-mail privé: c.linde
laufF@planet.nl; d.

Peterse, Mevr B.; 3584 DZ Utrecht; Cambridgelaan 217; tel. privé
mobiel: 06-24153182;
E-mail privé; b_petcrse@hotmail.com.

Pleumeekers, Drs. J.W.C.M.M.; 1984; Beumersteeg 2, 7261 LB
RUURLO: tel. privé; 0573-461628; fax privé: 0573-453831 ;
E-mail privé:
j.pleumeeker$@ppda.nl;
d.; Pluimveeprakt. Dc Achterhoek. Spoorstraat
88. 7261 AG RUURLO; tel. prakt.; 0573-451168; E-mail prakt.; m.bocre
boom@ppda.nl of info@ppda.nl; geass. met: Drs. M.A.M. Boereboom,
Drs. PJ.M. Wijnen;
(toev .als lid).

Schaap, Mevr Drs. J.J.; 1990; Robijnring 81, 5629 GJ EINDHOVEN;
tel. privé: 040-2486908; fax privé: 040-2486904;
E-mail privé:
y.Jschaap(a freelernl; d.; Intervet Nederland B\\, Postbus 50, 5830 .4B
BOXMEER; tel. prakt.: 0485-585382; fax prakt.: 0485-587653.

Scholte Albcrs, Drs. J.K.; 1958; Reiger 8, 5554 ML VALKENS-
WAARD; tel. privé: 040-2016472;
E-mail privé: kasagnes@hetnet.nl;
rd.

Sluijs, Drs.lng. C.B. van der; 1970; Eeftinkstraat 21, 7496 AG HEN-
GEVELDE; tel. privé; 0547-333448;
E-mail privé: ceesaddie@tiscali.nl;
r.d..

Smallegange, Mevr. Drs. M.M.R.; 2002; Veen 76,4543 NL ZAAM-
SLAGVEER; E-mail privé: $mallegangel3@hotmail.com;
d.; D.A.P.
Sas van Gent, Zusterstraat 3, 4551 BK SAS VAN GENT; tel. prakt.:
0115-453800; fax prakt.: 0115-450126; medew. bij: Drs. E.O.M. David.

Toor, Mevr. C.H.M. van; 2002; 4231 ZD Meerkerk; Bazeldijk 28;
tel. privé: 0183-351310; E-mail privé: corinevantoor@hotmail.com;d.

Voermans, Mevr. Drs. M.; 2002; Beukstraat 26, 3581 XG UTRECHT;
tel. privé: 030-2520935; E-mail privé; margreetvoermans@hotmail.com; d.

Wessem, Mevr Drs. C.S. van; 2002; Espoortstraat 36,7511 CM EN-
SCHEDE; tel. privé: 053-4322625;
E-mail privé: christavw@hotmail.com;
d.;
D.A.P. Enschede, Brinkstraat 234,7541 AV ENSCHEDE; tel. prakt.:
053-4361666; fax prakt.: 053-4327448; E-mail prakt.: dap.en
schede@ I2move.nl; medew. bij: Drs. E.J. Hurkens, Drs. H.W. Wessels.

Wolleswinkel, PB.; Poortstraat 12 bis, 3572 HJ UTRECHT; E-mail
privé: pieterwol@hotmail.com;
d.

Benaming BAYTRIL® 10% orale oplossing • Samenstelling Per ml IOC mg enrofloxacin. • Diersoort Kip, kalkoen. • Therapeutische indicaties Antimicrobieel middel voor de behandeling
infectieziekten bij kip en kalkoen, veroorzaakt door voor enrofloxacin gevoelige micro-organismen, in het bijzonder: E. coli (coli.septicaemie). Salmonella spp., Pasteurella spp. (chole
Haemophilus paragallinarum (coryza), Staphylococcen spp., Streptococcen spp., Mycoplasmata (CRD-complex). In het kader van een verantwoord gebruik van anlimicrobiële middelen is het i
vol voorafgaand aan de therapie de gevoeligheid van het causale agens te bepalen door middel van een antibiogram. •
Contra-indicaties Vastgestelde resistentie tegen chinolonen, aangezien er i
sen enrofloxacin en andere fluorochinolonen een grote mate van kruisresistentie Irestaat. • Ongewenste effecten Niet bekend. • Dosering 10 mg enrofloxacin per kg lichaamsgewicht per dag ge
rende 3 dagen; 10 mg enrofloxacin per kg lichaamsgewicht per dag gedurende 5 dagen bij salmonellose. •
Wijze van toediening Oraal. Toevoegen aan het drinkwater. • Wachttijd Kip: vit
7 dagen. Kalkoen: vlees: 10 dagen. • Registratiehouder Bayer B.V., Division Animal Health, Energieweg 1, 3641 RT Mijdrecht. • NL 2929 UDA.

Sluitingsdata voor kopij

Aflevering:

15-01-2003
01-02-2003
15-02-2003
01-03-2003

30-12-2002
13-01-2003
27-01-2003
10-02-2003

*) Voor 10.00 uur \'s morgens.

Woltman-van Asselt. Mevr Drs. J.; 2000; Zeskanter 22,8608 ZM
SNEEK; tel. privé: 0515-417860; fax privé: 0842-202431; E-mail privé:
jacqueline@dewaterpoort.nl;
d.; D.K. De Waterpoort, Kleine Palen 11-13,
8601 AB SNEEK; tel. prakt.: 0515-412427; fax prakt.; 0515-421867; E-mail
prakt.: dierenkliniek@dewaterpoort.nl; geass. met; Drs. PPM. Groenestein.

Congressen 8c Symposia

2003

15 Symposium georganiseerd door de
Diergeneeskundige Studenten Kring:
Ouderdom komt met gebreken. Klinisch
onderzoek bij en begeleiding van oudere
gezelschapsdieren, voeding, Alzheimer,
fysiotherapie, hartproblemen en euthana-
sie. http://www.dskonline.nl/symposium. Info: dsk_sympoco@ hotmail, com

Februari

03 Veranderingsmanagement door L. Lap. Meer info via Bureau PHLO:
tel. 0317-484093, fax 0317-426547, e-mail info@secrphlo.wau.nl,
website www.wau.l/phlo. Kosten 695 Euro. Inschrijftermijn sluit op
24 december 2002.

08/09 Symposium SNVA (Samenwerkende Veterinaire Acupuncturisten) tc
Malden, "Translating western diagnoses to the
Chinese patterns of di-
seases", Linda Boggie en Eric Hartman (USA), info Aleid Vcrhoelf,
aleid@tref.nl (of0314-625385).

16/20 Annual Congress at Wilderness in the Eastern Cape Province. Equine
Practitioners Group of the South African Veterinary Association.
Programma en mecr informatie is verkrijgbaar via de website; www.
sava.co.za, per e-mail: vetlink@mweb.co.za of telefonisch:
21 12
546 3442.

Maart

14/15 XV. Tagung über Pferdekrankheiten im Rahmen der EQUITANA mil
begleitender Industrieausstellung, Essen. Schwerpunktthemen:
Erkrankungen des alternden Pferdes, Headshaking beim Pferd. Ver-
anstalter: Tierklinik Hochmoor GmbH, Information und Anmeldung;
Tel. -1-49-2863/2099-0, Fax -1-49-2863/20 99-20, e-mail: info@tierkli-
nik-hochmoorde, www.tierklinik-hochmoorde.

15 Seminar über Praxismanagement für Klein- und Großtierpraktiker im
Rahmen der EQUITANA, Essen. Finanzplanung, Wirtschaftlichkeit,
Praxisführung. Veranstalter: Tierklinik Hochmoor GmbH, Informa-
tion und Anmeldung: Tel. -1-49-2863/2099-0, Fax -H49-2863/20 99-20,
e-mail: info@tierklinik-hochmoorde, www.tierklinik-hochmoorde.

17/22 Internationaal PHLO seminar; New Developments in Feed Eva-
luation. Inschrijving is mogelijk tot 20-01-2003 bij het Bureau
PHLO, Wageningen, tel.: 0317 484093.

24 Veranderingsmanagement door L. Lap. Meer info via Bureau PHLO:
tel. 0317-484093, fax 0317-426547, e-mail info@secr.phlo.wau.nl,
website www.wau.l/phlo. Kosten 695 Euro. Inschrijftermijn sluit op
24 december 2002.

Deadline-

maandag
maandag
maandag
maandag

-ocr page 407-

28 Emotionele intelligentie en communicatie door I. Weeda. Meer info
via Bureau PHLO: tel. 0317-484093, fax 0317-426547, e-mail
info@secr.phlo. wau.nl, website www.wau.l/phlo. Kosten 395 Euro.
Inschrijftermijn sluit op 14 februari 2003.

April

03/06 Veterinary congress, British Small Animal Veterinary Association,
locatie: International Congress Center, info: Susanna@beva.org.uk.

11 Spiritualiteit als creatieve inspiratiebron door I. Weeda en B. Blans.
Meer info via Bureau PHLO: tel. 0317-484093, fax 0317-426547, e-
mail info@secr.phlo.wau.nl, website www.wau.l/phlo. Kosten 395
Euro. Inschrijftermijn sluit op 1 maart 2003.

25/27 Voorjaarsdagen, Groep Geneeskunde Gezelschapsdieren. Info via in-
ternet www.voorjaarsdagen.org of telefonisch: (020) 6793 411.

Mei

22/25 Veterinary congress. Federation of European Companion Animal
Veterinary Associatons/ APMVEAC, locatie: Congress Estoril,
Pormgal, info: s.orr@rlafriea.demon.co.uk

September

10/13 Veterinary congress, British Equine Veterinary Association, locatie:

Birmingham, info: Susanna@beva.org.uk

2004

Augustus

25/28 Veterinary congress, world congress of veterinary dermatology, loca-
tie: Wenen, Oostenrijk, info: Kristian.Pedersen@VetdermVienna.com

Vergaderingen 8c Bijeenkomsten

Maart

18 Werkvergadering rund IV, te Molenwijk in Boxtel, 20.15 uur.

20 Studievergadering GHwD te Utrecht in het Beatrixgebouw van het
Jaarbeurscongrescentrum van 19.30 tot 22.30 uur.

juni

19 Studievergadering GHwD te Utrecht in het Beatrixgebouw van het
Jaarbeurscongrescentrum van 19.30 tot 22.30 uur.

September

18 Studievergadering GHwD te Utrecht in het Beatrixgebouw van het
Jaarbeurscongrescentrum van 19.30 tot 22.30 uur.

November

22 Najaarsdag GHwD te Breda. De precieze locatie wordt nog bekend
gemaakt.

Cursussen

2002
December

16 PAO-D cursus 02/163, Dermatologie Kat.
18 PAO-D cursus 02/313, Praktische Huisvesting.

2003

januari

14 PAO-D cursus 03/201, Koemanagement.
21,22,29 PAO-D cursus 03/203, Voeding Rund Module II.
23 PAO-D cursus 03/500, Ziekten van Pasgeboren Veulens.
28 PAO-D cursus 03/901, Onderhandelen.

2003
januari

07 Werkvergadering rund III, te Molenwijk in Boxtel, 20.15 uur.

08 Informele bijeenkomst Zeeuwse dierenartsen om 20.30 uur in Bolsjoi
aan de Grote Markt 28 te Goes.

14 Werkvergadering pluimvee II, Molenwijk in Boxtel, 14.00 uur
16 Studievergadering GHwD te Utrecht in het Beatrixgebouw van het

Jaarbeurscongrescentrum van 19.30 tot 22.30 uur.
23 Werkvergadering varken
II, te Molenwijk in Boxtel, 20.15 uur.
28 Werkvergadering schaap/geit 1 te De Meern.

Februari

04 Werkvergadering schaap/geit I te Heerenveen.
11 Werkvergadering paard
II, te Molenwijk in Boxtel, 20.15 uur.

Februari

5 PAO-D cursus 03/202,

11 PAO-D cursus 03/300,

12 PAO-D cursus 03/204,
18 PAO-D cursus 03/101,
20 PAO-D cursus 03/301,
20 PAO-D cursus 03/501,

Maart

15 PAO-D cursus 03/102, Röntgen Skelet.
19.26 PAO-D cursus 03/200, Voeding Rund Module 1.

April

02 PAO-D cursus 03/200, Voeding Rund Module 1.

Mastitis Rund.

Prakt. Gebruik klimaatcomputer
Praktische Economie 1.
Röntgen Skelet.

Klinische Les Varken (herhaling).
Diagnostiek Rugproblemen Paard.

-ocr page 408-

Dierenartsenpraktijk
Voorst Twello

De dierenartsenpraktijken Klarenbeek-Voorst en Twello gaan per i ja-
nuari 2003 samen verder. Wegens het vertrek van een aantal dieren-
artsen zoeken wij enkele

Dierenartsen Landbouwhuisdieren
(M/V)

Gevraagd wordt:

- interesse in met name de rundveepraktijk;

- een wezenlijke bijdrage aan de verdere ontwikkeling van de rund-
veepraktijk;

- participatie in de avond- en weekenddiensten;

- belangstelling voor een tweede diersoort (varken/paard) strekt tot
aanbeveling;

- hoewel enige ervaring als een pré kan gelden worden ook zij die
pas afgestudeerd zijn of binnenkort gaan afstuderen nadrukkelijk
uitgenodigd te solliciteren.

Geboden wordt:

- een goed geoutilleerde praktijk;

- een verdere ontwikkeling in je aandachtsgebied onder andere door
het volgen van nascholing;

- salariëring minimaal volgens KNMvD-normen;

- een prachtige woonomgeving centraal in Nederland;

- eventueel ook de mogelijkheid voor parttime werken.

Je schriftelijke sollicitatie gaarne binnen veertien dagen sturen naar:
DAP Klarenbeek-Voorst, ter attentie van de heer G.G. Cremers,
Zutphenseweg 50, 7382 AM Klarenbeek.

Ook voor inlichtingen kun je bij hem terecht onder nummer 055-
3012255 (praktijk) of0575-476008 (privé).

"praktijk

Klarenbeek

Dierenkliniek Alphen a/d Rijn e.o.

In verband met het vertrek van een collega, zijn wij per 2003 op zoek
naar:

Dierenarts (M/V)

Onze praktijk heeft naast een modern uitgeruste hoofdkliniek nog
twee dependances in Alphen a/d Rijn. Kleine huisdieren omvatten
70% van het werkaanbod, grote huisdieren vormen de overige 30%.
Momenteel werken er zes dierenartsen en tien assistentes.

Wij vragen iemand:

* met differentiatie gezelschapsdieren/paard;

* met zelfstandigheid en enthousiasme;

* met goed commercieel inzicht gepaard aan daadkracht;

* met ervaring, echter collegialiteit en klantvriendelijkheid zijn be-
langrijker;

* die deelneemt in de algemene diensten en op termijn in
Alphen a/d Rijn wil wonen;

* die naast de eerstelijns diergeneeskunde de ambitie heeft zich
verder te bekwamen.

Wij bieden:

* een functie met 60% gezelschapsdieren en 40% paard (onder
andere ambulant gynaecologie);

* arbeidsvoorwaarden conform richtlijnen KNMvD;

een functie waarbij bij gebleken geschiktheid en inzet associatie is
te verwachten;

* woonruimte in Alphen a/d Rijn.

Reacties graag binnen veertien dagen naar: Dierenkliniek Alphen a/d
Rijn, ter attentie van de heer A. Soede, Van Eijckstraat 19, 2406 TZ
Alphen a/d Rijn.

Aangeboden:

Goedlopende praktijk
voor gezelschapsdieren
in het westen van het land.

Goed gesitueerd en geoutilleerd (onder andere Vettest met T4, snap
reader, röntgenapparaat, computernetwerk). Uitstekende groeimo-
gelijkheden. Goede weekend- en nachtdienstregeling.
Mogelijkheid tot overname met of zonder woning. (In 1999 praktijk
geheel gemoderniseerd.)

Reacties binnen veertien dagen richten aan: Dix&Co, ter attentie van
Ton Westland, Postbus 14108, 3508 SE Utrecht. Telefoon: 030-
2448774.

Dierenartspraktijk Timmermans gevestigd in Rotterdam-Zevenkamp
zoekt

Parttime dierenarts
gezelschapsdieren (m/v)

Wij vinden motivatie en goede contactuele eigenschappen belang-
rijk, tijd en aandacht voor patiënt staan bij ons voorop.

Schriftelijke reacties: Dierenartspraktijk Timmermans, Toon van
Vlietstraat 25, 3069 ZP Rotterdam. E-mail: dap_timmermans@hot
mail.com

Beetje werken onder de Spaanse zon

Ter overname aangeboden:

Volledig ingerichte, moderne gezelschapsdierenpraktijk in de
omgeving van Rotterdam. Gevestigd in een huurpand met
een goede dienstenregeling.

Voor informatie: W. van der Meer, Raadgevers Medische
Beroepen. Telefoon: 030-2204114.

Clinica Veterinaria Albir, "De Quickborn", gelegen tusen Altea
en Benidorm, zoekt voor enkele weken per jaar een collega
om "het fort te verdedigen" tijdens onze afwezigheid.

Peteren Marieke de Lint
Tel.: 0034-96 686 8216 (ook fax)
E-mail: pgdelint@wanadoo.es

-ocr page 409-

Intelligence at work.

Wat U ziet is een dier dat zich goed voelt.
Wat u niet ziet is hoe intelligent Baytril® te
werk gaat. Geholpen door fagocyten stevent
Baytril® recht op zijn doel af, recht naar de kern
van het probleem: de infectie. Op de plaats van
infectie bereikt Baytril® de hoogste concentratie.
Baytril® geeft snel verbetering en werkt tegen
een uitgebreid gamma van ziekteverwekkers
zelfs wanneer zij zich intracellulair bevinden.
Meer nog, Baytril® wordt goed verdragen en tast
nauwelijks de intestinale flora aan. Baytril moet
slechts éénmaal per dag worden toegediend en
is ook verkrijgbaar als injectie. Baytril® werd reeds
10 jaar in alle landen grondig gedocumenteerd.

Bavtrii:

e Effective Anti-Infective.

Baytril® tabletten 15 mg: 15 mg Enrofloxacin per tablet. Baytril® tabletten 50 mg: 50 mg Enrofloxacin per tablet. Baytril® tabletten 150 mg: 150 mg Enrofloxacin per tablet. Dosering en wijze
van toediening:
5 mg Enrofloxacin per kg lichaamsgewicht éénmaal per dag. Dit komt overeen met één tablet a 15 mg per 3 kg lichaamsgewicht of één tablet a 50 mg per 10 kg lichaamsgewicht of
één tablet ä 150 mg per 30 kg lichaamsgewicht. Baytril® tabletten zijn bestemd voor orale toediening, als dusdanig of vermengd met voedsel. BEHANDELINGSDUUR 5 a 10 dagen, naargelang de ergheid
van de aandoening en de evolutie van het genezingsproces.
Baytril® 2,5 % injectievioeistof. Samenstelling: 2,5 g enrofloxacin per 100 ml. Dosering en wijze van toediening: 5 mg per kg of 0,2 ml/kg
één keer per dag. Voor subcutane injectie 5 è 10 dagen, naargelang de ergheid van de aandoening en de evolutie van het genezingsproces.
Indicaties: Enrofloxacin mag alleen geïndiceerd op geleide
van een specifiek antibiogram worden toegepast; • infecties met voor enrofloxacin gevoelige bacteriën en mycoplasmata, met name infecties van; het maagdarmkanaal veroorzaakt door Escherichia coli
en Salmonella spp.; de luchtwegen veroorzaakt door Pasteurella spp., Escherichia coli, Klebsiella spp., Bordetella spp.. Staphylococcus spp., Pseudomonas spp., Mycoplasma spp., diverse gram-nega-
tieve bacteriën ; de urinewegen veroorzaakt door Escherichia coli. Staphylococcus spp., Klebsiella spp., Pseudomonas spp., Proteus spp.; de geslachtsorganen veroorzaakt door Escherichia coli.
Staphylococcus spp., Pseudomonas spp., Proteus spp.. Brucella canis, (Mycoplasma spp.; de huid veroorzaakt door Staphylococcus spp., Escherichia coli, Pseudomonas spp., Proteus spp.; • otitis media
veroorzaakt door Pasteurella spp.. Staphylococcus spp. en andere voor enrofloxacin gevoelige bacteriën.
Contra-Indicaties: Behandeling van opgroeiende honden tot de leeftijd van één jaar en bij zeer
grote rassen tot de leeftijd van 18 maanden is tegenaangewezen, aangezien er beschadiging van het gewrichtskraakbeen kan optreden.Toediening aan andere diersoorten dan deze die geïndiceerd zijn
is tegenaangewezen.
Ongewenste effecten: Geen.

-ocr page 410-

Eurovet Animal Health is gevestigd te
Bladel, Nederland en is een volledige doch-
ter van de AUV dierenartsencoöperatie.

Zij brengt een breed pakket (generieke) dier-
geneesmiddelen op zowel de Nederlandse
als de buitenlandse markt. Het assortiment
bestaat uit antibiotica voor orale toediening
via voer of drinkwater, antibiotica voor injec-
tie, infuusvloeistoffen, antiparasitica, vita-
mine- en mineralenpreparaten etcetera.

Eurovet Animal Health leven in de Benelux
haar producten uitsluitend via de veteri-
naire groothandel aan het dierenartsenka-
naal. Daarnaast exporteert Eurovet Animal
Health naar meer dan
45 landen in Europa,
het Midden Oosten, Azië, Afrika, Latijns
Amerika en Canada.

De verkooporganisaties van Eurovet Animal
Health bestaan uit enthousiaste professio-
nals, gericht op marketing en verkoop van
het Eurovet Animal Health product ten-
einde haar marktpositie te verstevigen en uit
te bouwen.

Als gevolg van een structuurwijziging zijn wij
ter ondersteuning van deze verkooporgani-
saties op zoek naar een fulltime Technical
Service Manager.

Technical Services Manager (M/V)

Uw functie

U bent samen met uw collega Technical Services
Manager verantwoordelijk voor de technische onder-
steuning van de commerciële activiteiten van Eurovet
Animal Health zowel in de Benelux als Internationaal. U
levert een bijdrage aan het beleid ten aanzien van het
productassortiment en de positionering van onze pro-
ducten en u geeft input aan het productontwikkelings-
proces.

Uw taken zijn onder meer het ontwikkelen van tech-
nisch- en promotiemateriaal ter ondersteuning van de
verkooporganisaties wereldwijd, het trainen van zowel
marketing- en salesteams van Eurovet Animal Health
zelf als van haar distributeurs wereldwijd. Het geven van
productlezingen in diverse markten, het beantwoorden
van technische vragen vanuit de markt en het afhande-
len van klachten.

Uw profiel

U bent dierenarts met relevante praktijkervaring of u be-
schikt over ervaring in de veterinair farmaceutische in-
dustrie. Kennis van en/ofervaring in de pluimveehoude-
rij is een pré. U bent een enthousiaste teamspeler,
beschikt over overtuigingskracht en u heeft een klant- en
resultaatgerichte instelling. Daarnaast beschikt u over
een analytisch denkvermogen en strategisch inzicht. U
bent in staat uw inzichten op creatieve wijze te vertalen
naar de dagelijkse praktijk.

Wij verwachten dat u over uitstekende contactuele ei-
genschappen beschikt en affiniteit heeft met verschil-
lende culturen en markten. U beheerst Engels in woord
en geschrift, Duits, Frans en Spaans zijn een absolute
pré.

Wij bieden

Een uitdagende veelzijdige functie binnen een enthousi-
ast team in een dynamische organisatie. Onze primaire
en secundaire arbeidsvoorwaarden zijn zonder meer
goed.

Uw sollicitatie

Voor meer informatie kunt u onze website bezoeken
www.eurovetanimalhealth.com of telefonisch contact op-
nemen met mevrouw J.M.Canters, hoofd personeelsza-
ken, telefoonnummer -1-31 (0)485 - 33 55 55.

Herkent u zich in het bovenstaande profiel, dan kunt u
uw schriftelijke sollicitatie met CV sturen naar Eurovet
Animal Health, ter attentie van mevrouw J.M. Canters,
hoofd personeelszaken, postbus 179, 5530 AD Bladel, of
per mail aan mcanters@auv.org. De sluitingstermijn is
15 januari 2003. Een psychologische test kan deel uitma-
ken van de selectieprocedure.

Indien u niet over de vereiste relevante werkervaring be-
schikt, wordt u vriendelijk verzocht niet te solliciteren.