-ocr page 1-

/

Deel 128 • Aflevering 1 • 1 januari 2003

Uiiivei-f.:iteit Utrechi
Biblirih(;ck DiRrflBnee.ckuncle

Arteriële hypertensie bij de kat

MihlsYmposium Veterinair KwaliteitsOrgaan
Erkende dierenarts binnenkort geaccepteerd
door overheid?

Impressie Croep Croot Dagen 2002

Alles onder controle? (h)erkenning van
burn-outproblematiek bij dierenartsen

Aanpassing Rechtspositieregeling voor
Dierenartsassistenten 2003

Nederlandse
^ \'\'^émschappij voor
^^geneeskunde

-ocr page 2-

VangiiardPup

maakt de cirkel
weer rond

Pfizer Animal Health introduceert Vanguard® Pup: een tetravalent vaccin dat u kunt
toedienen vanaf 6 weken. Het bevat de volgende virale componenten: hondenziekte, parvo,
adeno type 2 en parainfluenza.

Met Vanguard® Pup biedt Pfizer Animal Health de praktijk een volledige vaccinrange voor hond
en kat, met de excellente service die u van Pfizer gewend bent.

Animal Health

Visie op gezondheid

\' Vanguard* pup • de gevfiesdroogde component van Vanguard* Pup bevat de volgende geatlenueerde levende virussen:
hondenziekte Snyder Hill stam. adenovirus type: Manhattan stam, parainfluenza type 5. De vloeibare component bevat het
volgende virus: levend geattenueerd canine parvovirus: Stam NL-35-D • REG
NL 9544 UDD • diergeneesmiddel • doeldier: hond
• indicaties: actieve immunisatie tegen hondenziekte, canine parvovirus en aandoeningen veroorzaakt door hondenhepatitisvirus
en tegen respiratoire aandoeningen veroorzaakt door canine adenovirus type 2 en canine para-influenza virus • toedieningswijze:
subcutaan vanaf een leeftijd van 6 weken • contra-indicaties: gebruik van drt middel bij drachtige honden en gebruik van
hyperimmuunserum of immunodepressiva binnen f maand na vaccinatie • bijzondere voorzorgen: zoals bij iedere vaccinatie, is het
aan te raden alleen gezonde dieren te enten, indien na vaccinatie anapbyfaxie optreedt, dient, ongeacht de oorzaak, adrenaline
of een gelijkwaardig produkt te worden toegediend, geen chemisch gesteriliseerde naalden of injectiespuiten gebruiken •
bijwerkingen: Een lokale soms pijnlijke entreactie kan voorkomen • zie verder aanwijzingen op de bijsluiter

-ocr page 3-

Tijdschrift
Diergeneeskunde

UITGEGEVEN DOOR DE KONINKLIJKE NEDERLANDSE MAATSCHAPPIJ VOOR DIERGENEESKUNDE

Inhoud

Deel 128
Aflevering 1
1 januari 2003

Uit de Hoofdredactie
Overzichtsartikel

Arteriëlc hypertcnsie bij de kat; R. R. O. M. van de Sandt, F. C. Stades. M. H. Boevé en A.A. Stokhof
Boekbespreking

Berichten en verslagen

Minisymposium Veterinair KwaliteitsOrgaan. Erkende dierenarts binnenkort geaccepteerd
door overheid\'?; S.
Umans

Kennismakingsbijeenkomst \'Dierej\\ voor proefdieren\'.
Symposium DSK: \'Ouderdom komt met gebreken\'

Veterinair tuchtrecht

Een aardse terriër; I. Boissefain

Ingezonden

Integriteit; A.A.A. Vendrig

11
15
15

17

i8

VERNIEUWD! ENTEROGEL PIG-PUMP 250 ML

Enterogel pig-pump: nu met vertrouwde Englass doseerpomp!

• Bevat Colistine, het antibioticum van Ie keuze bij geboortediarree en speendiarree veroorzaakt door E. coli.
■ Flacon van 250 ml voor de behandeling van meer dan 50 biggen (van 3 kg).

• Nu in een handzame 250 ml flacon met de vertrouwde Englass doseerpomp.

• Effectief, gemakkelijk in gebruik en lage kosten per behandelde big.

Persoonlijk voor dieren

V/r^cïc:

ANIMAL HEALTH

Enterogel pig-pump 250 ml: REG NL 4287 Samenstelling: Colistinesulfaac 225.000 IE per mt. Indicaties: Infecticuze diarree bij biggen tot 4 weken oud, in het bijzonder colibacillose en enteritis
veroorzaakt door Salmonella Ooeldier: Big Kanalisatie: UDA Voor meer informatie: Virbac Nederland BV, Postbus 313, 3770 AH Barneveld Tel. 0342 - 427119 e-mail: info^irbac.nl.

-ocr page 4-

Hoofdredactie

Dr. M.M. Sloet van Oldruitcnborgh-Oosterbaan
(voorzitter)

Dr. E.A. ter Laak (penningmeester)

Drs. H.A.Beijer

Dr. M.F. deJong

Dr.Tj. Jorna

Dr. R. Kuiper

Dr. P.A.M. Overgaauw

Drs. J.T. Siebinga

Dr. R.J. Slappende!

Dr. J.H. Vos

Wetenschappelijke redactie

Prof. dr. A. Bameveld (Utrecht)

Dr. A.E.J.M. van den Bogaard Jr. (Maastricht)

Dr. F.H.M. Borgsteede (Lelystad)

Prof. dr. H.J. Breukink (Utrecht)

Prof. dr. P De Backer(Gent, België)

Dr. J. Goudswaard (Middelburg)

Prof dr. J.A.R Heesterbeek (Utrecht)

Prof dr. L.J. Hellebrekcrs (Utrecht)

Dr. Th.S.G.A.M. van den Ingh (Utrecht)

Prof. dr. A.Th. van \'t Klooster (Utrecht)

Prof dr. F. van Knapen (Utrecht)

Prof dr. A. de Kruif (Gent, België)

Dr. J.T. Lumeij (Utrecht)

Prof dr. A.S.J.RA.M. van Miert (Utrecht)

Prof dr. J.PT.M. Noordhuizen (Utrecht)

Prof dr. J.Th. van Oirsehot (Lelystad)

Prof dr. J. de Schepper (Gent, België)

Dr. J.M.A. Snijders (Utrecht)

Dr. E. Teske (Utrecht)

Mw. dr. A.J. Venker-van Haagen (Utrecht)

Prof dr. J.H.M. Verheijden (Utrecht)

Dr. G. Voorhout (Utrecht)

Dr. Th. Wensing (Utrecht)

KNMvD

Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor
Diergeneeskunde

juiianaiaan 8- lo
Utrecht
Postbus 14031
3508 SB Utrecht
Telefoon (030)2510111
Fax (030)25iiy8y
Website www.knmwd.nl

Bestuur

Drs. T. de Ruijter, voorzitter

Drs. J. Borgmeier, lid

Drs. O.A. van Dobbenburgh, lid

Mw. drs. W.J. Wijne- Raemakers, lid

Drs. H.R.C. Gostelie, penningmeester

Drs. II. van Herpen, lid

Drs. L.J. den Otter, lid

Secretariaat

Dr Tj. Jorna. algemeen secretaris

Stafmedewerkers

Drs. S.J. de Groot

Drs. FJ.W.C. van Herten

Mw. drs. M.C. van Oostrum-Schuurinan Hess

Administrateur

H.S. de Vries

Vacaturebank

R.Pvan Ringelestijn

Webmaster

Mw. drs. M. van de Weetering-Fijten

Bureauredactie

Mw. J.W. Jansen
Mw. A.M.Tumniers
Mw. S.H. Umans-Ubbink

Bureau

Julianalaan 8-10, Postbus 14031, 3508 SB Utrecht
Tel.030-25 10 Ill/fax 030-25 19 847.
E-mail: tijdschrift@knmvd.nl

Abonnementsprijs

Het Tijdachnfl voor Diergeneeskunde is het ver-
enigingstijdschrift van de Koninklijke Neder-
landse Maatschappij voor Diergeneeskunde.
De abonnementsprijs voor dierenartsen niet-leden
van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij
voor Diergeneeskunde en voor niet-dicrenartsen
wordt vastgesteld door het Hoofdbestuur.

In memoriam

P.A. Glastra van l.non; S, Pienma 19
Maatschappijnieuws

Een congres vol toekom.st. Een itnpressie van de Groep (ïroot Dagen 2002J. Hülsen 20

Alles ondercontrole? (h)erkenning van burn-oiitprobletiiatlek bij dierenartsen; L.C.T. Verklei] 25

Aanpas.sing Rechtspositieregeling voor Dicrenartsassistenten 2003 27

Commissie Bevordering Diergeneeskundig en Vergelijkend Ziektekundig Onderzoek; P. Zwart 28

Personalia 28

Deadline 31

Doorlopende agenda 33

Postgiro/bank

Postbank 511606 ten natne van de KNMvD,
Julianalaan 8-10, Utrecht. ABN/AMRO N.V.
Postbus 30, 3500 AA Utrecht, nr. 55 50 48 861 en
C en E bank N.V. Postbus 85100, 3508 AC
Utrecht, nr. 69 93 61443.

Review paper

Aterial hypertension in the cat; R. R. O. M. van de Sandt, F. C. Stades. M. H. Boev^ en A.A. Stokhof

Druk

Drukkerij G. van Dijk B.V, Breukelen (tel. 0346-
261304, fax 0346-264565).

Advertenties

Commerciële advertenties: Bureau Weijer B.V,
Veendam (tel. 0598-623065, fax 0598-613827).
Personeelsadvertenties: bureauredactie.

All rights reserved

\\erklaring:

Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn op aanvraag verkrijgbaar (zie ookTijdschr Diergeneeskd 1992; II 7:31-
4). De Redactie aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade welke - direct of indirect - het gevolg mocht zijn van ge-
bleken onjuistheden in de inhoud van de in dit tijdschrift opgenomen artikelen waarbij de auteur is vermeld of in de in-
houd van de in dit tijdschrift geplaatste advertenties. Advertenties kunnen zonder opgaaf van redenen door de Redactie
worden geweigerd of ingetrokken. Niets uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door
middel van druk, microfilm of op welke andere wijze ook, zonder schriftelijke toestemming van de Redactie.

(Papers appearing in this journal are listed in Current Contents /Agricultural Biology and Environmental Science /
Index-Medicus. Index Veterinarius / Veterinary Bulletin, Biological Abstracts, Cambridge Scientific Abstracts).

-ocr page 5-

Tijd
Diergenees

Inhoud

UITGEGEVEN DOOR DE KONINKLIJKE NEDERLANDSE MAATSCHAPPIJ VOOR DIERGENEESKUNDE

Deel 128
Aflevering 2
15 januari 2003

Uit de Hoofdredactie 35

Mycoplasma .synoWaf-geassocieerde gewrichtsamyloïdose bij witte leghorns: case report;

W.J.M. Landman en R.C.C. Bronneberg 36

Acht jaar amyloïdonderzoek bij de kip: een overzicht; W.J. M. Landman 41

Uiten voor de praktijk

De volgende patiënt is een zieke vis, wat nu? (Deel I); P.J. Werkman 48
Berichten en verslagen

Henk Jan Ormel: "Alert blijven dat veterinaire infrastructuur niet wordt wegbezuinigd"; S.H. Umans 58

Nieuwe mogelijkheden voor doelgericht vaccineren; L. C. T. Verklei] 62

De elektronische personeelsmanager: een nieuw adviesproduct van AUV; J. M. Canters 64

Veterinair tuchtrecht

Haperende zorg voor een hangbuikzwijn; /. Boissevain 61
Ingezonden

VetyerinairTuchtcollege moet ivoren toren verlaten;_/. Flameling 64

Cursussen en congressen 66

Boekbespreking 67

Studentenreferaten 68

Wetenschap

Actua

LACTOLYTE® Eerste hulp bij kalverdiarree!

Lactolyte orale rehydratletherapie met Lactoserum

- Snel herstel van de waterhuishouding én bestrijding van metabole accidose

- Betere energievoorziening waardoor minder gewichtsverlies

- Goede acceptatie en probleemloze overgang naar de melk

Lactolyte 1

- Verpakkingen: 8 sachets, 40 sachets of een pot van 900 gram

Hl

V/r^cic:

ANIMAL HEALTH

Persoonlijk voor dieren

Lactolyte: REG NL 2393. Samenstelling: elektrolyten, suikers en mineralen, indicatie: elektrolytentekort en dehydratie. Doeldier: kalf. Kanalisatie: vrij
Voor meer informatie: Virbac Nederland BV, Postbus 313, 3770 AH Barneveld, Tel: 0342-427127 e-mail: info@>virbac.nl

-ocr page 6-

Hoofdredactie

Dr. M.M. Sloet van Oldruitenborgh-Oosterbaan
(voorzitter)

Gtr. E.A. ter Laak (penningmeester)

Om. HA. Beijer

Dr.M.F.deJong

Dr. Tj. Joma

Qr. R. Kuiper

Dr. P.A.M. Overgaauw

Drs. J.T. Siebinga

Or R.J. Slappendel

Dr.J.H.Vos

Wetenschappelijke redactie

Pref. dr. A. Barneveld (Utrecht)

Dr. A.E.J.M. van den Bogaard Jr. (Maastricht)

Dt. F.H.M. Borgsteede (Lelystad)

Prof. dr. H.J. Breukink (Utrecht)

Jn^. dr. P. De Backer (Gent, België)

Ik J- Goudswaard (Middelburg)

IMT. dr. J.A.P. Heesterbeek (Utrecht)

Prof. dr. L.J. Hellebrekers (Utrecht)

Qr. Th.S.G.A.M. van den Ingh (Utrecht)

Prof. dr. A.Th. van \'t Klooster (Uü-echt)

Prof dr. F. van Knapen (Utrecht)

fMf. dr. A. de Kruif (Gent, België)

Ot. J.T. Lumeij (Utrecht)

Prof dr. A.S.J.P.A.M. van Miert (Utrecht)

lt»f dr J.P.T.M. Noordhuizen (Utrecht)

Prof dl. J.Th. van Oirschot (Lelystad)

Piwf. dr. J. de Schepper (Gent, België)

Dr. J.M.A. Snijders (Utrecht)

Dr.E.Teske (Utrecht)

Ww. dr. A.J. Venker-van Haagen (Utrecht)

Prof dr. J.H.M. Verheijden (Utrecht)

Dr. G. Voorhout (Utrecht)

Dt Th. Hitort^ (Utrecht)

KNMvD

Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor
Diergeneeskunde

Julianalaan 8-10
Utrecht
Postbus 14031
3508 SB Utrecht
Telefoon (030)2510111
Fax (030)25ny8j
Website www.knmvd.nl

Bestuur

Drs. T. de Ruijter, voorzitter

Drs. J. Bergmeier, lid

Drs. O.A. van Dobbenburgh, lid

Mw. drs. W.J. Wijne- Raemakers, lid

Drs. H.R.C. Gostelie. penningmeester

Drs. H. van Herpen, lid

Drs. L.J. den Otter, lid

Secretariaat

Dr. Tj. Jorna, algemeen secretaris

Stafmedewerkers

Drs. S.J. de Groot

Drs. E.A.M. Hendriks

Drs. EJ.W.C. van Herten

Mw. drs. M.C. van Oostrum-Schuurman Hess

Administrateur

H.S. de Vries

Vacaturebank

R.R van Ringelestijn

Webmaster

Mw. drs. M. van de Wcetering-Fijten

Bureauredactie

Mw. J.W. Jansen
Mw. A.M. Tummers
Mw. S.H. Unóans-Ubbink

Bureau

Julianalaan 8-10, Postbus 14031,3508 SB Utrecht
Itl. 030- 25 10 n 1/fax 030-25 19 847.
E-mail: tijdschrift@knmvd.nl

Maatschappijnieuws

Internet in opkomst bij bedrijfsadvisering
Brochure Honden- en kattenbesluit \'99

Deadline

Doorlopende agenda

69

69

70

jAbonnementsprijs

iHet Tijdschrift voor Diergeneeskunde is het ver-
iMigingstijdschrift van de Koninklijke Neder-
jlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde.
;De abonnementsprijs voor dierenartsen niet-leden
de Koninklijke Nederlandse Maatschappij
MW Diergeneeskunde en voor niet-dierenartsen
^wordt vastgesteld door het Hoofdbestuur.

Contents

Case report

Mycoplasma ,vv«»v(ae-associated atnyioid arthropathy in white leghorns: case report;
W.J.M. Landman, and R.C.C. Bronneberg

Review paper

Eight years of amyloid research in chickens: an update; W.J. M. Landman

35

41

Postgiro/bank

Postbank 511606 ten name van de KNMvD,
Julianalaan 8-10, Utrecht. ABN/AMRO N.V.,
Ma 30. 3500 AA Utrecht, nr. 55 50 48 861 en
C en E bank N.Y, Postbus 85100, 3508 AC
Utrecht, nr. 69 93 61 443.

Druk

Drukkerij G. van Dijk B.V. Breukelen (tel. 0346-
261304, fax 0346-264565).

Advertenties

Commerciële advertenties: Bureau Weijer B.V.,
Veendam (tel. 0598-623065. fax 0598-613827).
Personeelsadvertenties: bureauredactie.

All rights reserved

Verklaring:

Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Diergeneeskd 1992; 117:31-
4). De Redactie aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade welke - direct of indirect - het gevolg mocht zijn van ge-
bleken onjuistheden in de inhoud van de in dit tijdschrift opgenomen artikelen waarbij de auteur is vermeld of in de in-
houd van de in dit tijdschrifï geplaatste advertenties. Advertenties kunnen zonder opgaaf van redenen door de Redactie
worden geweigerd of ingetrokken. Niets uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door
middel van druk, microfilm of op welke andere wijze ook, zonder schriftelijke toestemming van de Redactie.

(Papers appearing in this Journal are listed in Current Contents/Agricultural Biology and Environmental Science /
Index-Medicus, Index Veterinarius/Veterinary Bulletin, Biological Abstracts, Cambridge Scientific Abstracts).

-ocr page 7-

Tijd

Diergenees

Inhoud

Uitgegeven door de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde

Deel 128
Aflevering 3

1 februari 2OO3

Uit de Hoofdredactie
Uiten voor de praktijk

De volgende patiënt is een zieke vis, wat nu? (Deel II); P.J. Werkman
ACE-remming bij honden met subklinische mitralisinsufficiëntie;
C.
Kvart,J. Häggström en H. Duelund Pedersen

Gebruik van Vitamine E in biggenvoeding; L C. M. van Enckevort en A. E. van de Braak

Studentenreferaten

Berichten en verslagen

■|n professionele zin ben ik behoorlijk kwaad\': Interview met hoogleraar Dier en Recht Dirk Boon;
P. Hoefer-van Dongen

Monitoring antibiotica-resistentie. Het veld wacht op het startschot van de overheid; J. Hülsen
Mastitisbestrijding op z\'n Noors en op z\'n Amerikaans
Uitspraak CAVP in klacht ACE-remmer

Honden castreren in het buitenland; A. Deen, Y. jongsma-Bihen en R. van Gisbergen
Tussen feesten en beesten

Fytotherapie in de diergeneeskunde; A.C. M. van Asseldonk en E. Kleijer-Ligtenberg
IPC Plant.Dier wijzigt naam in PTC

Veterinair tuchtrecht

Het oog ziet van zich af....; /. Boissevain

Cursussen en Congressen

Congresreis WSAVA in Bangkok, Thailand

Congres over nieuwste ontwikkelingen kraakbeen bij het paard

Ereraad

Naar eer en geweten?; /. Boissevain

72

76

77

78

Actua

80
86
88

91

92

94

95
95

93

95

96

96

VERNIEUWD! ENTEROGEL PIG-PUMP 250 ML

Enterogel pig-pump: nu met vertrouwde Englass doseerpomp!

■ Bevat Colistine, het antibioticum van Ie keuze bij geboortediarree en speendiarree veroorzaakt door £ coli.

■ Flacon van 250 ml voor de behandeling van meer dan 50 biggen (van 3 kg).

■ Nu in een handzame 250 ml flacon met de vertrouwde Englass doseerpomp.
• Effectief, gemakkelijk in gebruik en lage kosten per behandelde big.

\\/irt>eic:

ANIMAL HEALTH

Persoonlijk voor dieren

Enterogel pig-pump 2S0 ml: REG NL 4287 Samenstelling: Colistinesulfaac 225.000 IE per ml. Indicaties: Infeccieuze diarree bij biggen cot 4 weken oud, in het bijzonder colibacillose en enceritis
veroorzaakt door Salmonella Doeldier: Big Kanalisatie: UDA Voor meer informatie: Virbac Nederiand BV, Postbus 313, 3770 AH Barneveld Tel. 0342 • 427119 e-mail; info(3Virbac.nl.

-ocr page 8-

Hoofdredactie

Dr. M.M. Sloet van Oldruitcnborgh-Oosterbaan
(voorzitter)

Dr. E.A. ter Laak (penningmeester)

Drs. H.A. Beijer

Dr. M.F. de Jong

Dr.Tj. Jorna

Dr. R. Kuiper

Dr. RA.M. Overgaauw

Drs. J.T. Siebinga

Dr. R.J. Slappendel

Dr. J.H. Vos

Wetenschappelijl<e redactie

Prof. dr. A. Bameveld (Utrecht)

Dr. A.E.J.M. van den Bogaard Jr. (Maastricht)

Dr. RH.M. Borgsteede (Lelystad)

Prof. dr. H.J. Breukink (Utrecht)

Prof. dr P De Backer(Gent, België)

Dr. J. Goudswaard (Middelburg)

Prof. dr. J.A.P Heesterbeek (Utrecht)

Prof dr. L.J. Hellebrekers (Utrecht)

Dr. Th.S.G.A.M. van den Ingh (Utrecht)

Prof dr. A.Th. van \'t Klooster (Utrecht)

Prof dr. F. van Knapen (Utrecht)

Prof dr. A. de Kruif (Gent, België)

Dr. J.T Lumeij (Utrecht)

Prof. dr A.S.J.RA.M. van Miert (Utrecht)

Prof dr. J.PT.M. Noordhuizen (Utrecht)

Prof dr. J.Th. van Oirsehot (Lelystad)

Prof. dr. J. de Schepper (Gent, België)

Dr. J.M.A. Snijders (Utrecht)

Dr.E. Teske (Utrecht)

Mw. dr. A.J. Venker-van Haagen (Utrecht)

Prof dr. J.H.M. Verheijden (Utrecht)

DrG. Voorhout (Utrecht)

Dr. Th. Wensing (Utrecht)

KNMvD

Koninklijke Nederlandse
Maatschappij i^oor
Diergeneeskunde

julianalaan 8- w
Utrecht
Postbus 14031
3508 SB Utrecht
Telefoon (030)2510111
Fax (030)25iiy8j
Website www.knmi^d.nl

Bestuur

Drs. T. de Ruijter, voorzitter

Drs. J. Borgmeier. lid

Drs. O.A. van Dobbenburgh, lid

Mw. drs. W.J. Wijne- Raemakers, lid

Drs. H.R.C. Gostelie, penningmeester

Drs. H. van Herpen, lid

Drs. L.J. den Otter, lid

Secretariaat

Dr. Tj. Jorna, algemeen secretaris

Stafmedewerkers

Drs. S.J. de Groot

Drs. E.A.M. Hendriks

Drs. FJ.W.C. van Herten

Mw. drs. M.C. van Oostrum-Schuurman Hess

Administrateur

H.S. de Vries

Vacaturebank

R.P van Ringelestijn

Webmaster

Mw. drs. M. van de Weetering-Fijten

Bureauredactie

Mw. J.W. Jansen
Mw. A.M. Tunimers
Mw. S.H. Umans-Ubbink

Bureau

Julianalaan 8-10, Postbus 14031, 3508 SB Utrecht
Tel. 030- 25 10 111,\'fax 030-25 19 847.
E-mail: tijdschrift@knmvd.nl

Abonnementsprijs

Het Tijdschrift mor Diergeneeskunde is het ver-
cnigingstijdschrift van de Koninklijke Neder-
landse Maatschappij voor Diergeneeskunde.
De abonnementsprijs voor dierenartsen nict-lcden
van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij
voor Diergeneeskunde en voor niet-dierenartsen
wordt vastgesteld door het Hoofdbestuur.

KNMv

In Memoriam

G. Blok; W. Sturkenboom

J.W. Dijkman; C. Fennema, D. Ubbels, E. van Veldhuizen, P. Verhulst en T. de Vries
Maatschappijnieuws

Nieuwe eisen röntgen in de dierenartsenpraktijk; M.C. van Oostrum-Schuurman Hess
Afdeling Utreeht racet naar het einde....

Algetnene betalingsvoorwaarden en intrekking Algemene betalingsvoorwaarden
Lijst nagekomen namen van Jubilea 2002
Lijst Jubilea februari 2003

Personalia

Deadline

Doorlopende agenda

2

97

99

100

103
103

101

103

104

Postgiro/bank

Postbank 511606 ten naine van de KNMvD,
Julianalaan 8-10, Utrecht. ABN/AMRO N.V.
Postbus 30, 3500 AA Utrecht, nr. 55 50 48 861 en
C en E bank N.V, Postbus 85100, 3508 AC
Utrecht, nr. 69 93 61 443.

Druk

Drukkerij G. van Dijk B.V, Breukelen (tel. 0346-
261304, fax 0346-264565).

Advertenties

Commerciële advertenties: Bureau Weijer B.V,
Veendam (tel. 0598-623065, fax 0598-613827).
Personeelsadvertenties: bureauredactie.

All rights reserved

Nerklaring:

Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Diergeneeskd 1992: 117:31 -
4). De Redactie aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade welke - direct of indirect - het gevolg mocht zijn van ge-
bleken onjuistheden in de inhoud van de in dit tijdschrift opgenomen artikelen waarbij de auteur is vermeld of in de in-
houd van de in dit tijdschrift geplaatste advertenties. Advertenties kunnen zonder opgaaf van redenen door de Redactie
worden geweigerd of ingetrokken. Niets uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door
middel van druk, microfilm of op welke andere wijze ook, zonder schriftelijke toestemming van de Redactie.

(Papers appearing in this journal are listed in Current Contents / Agricultural Biology and Environmental Science /
lnde.x-Medicus. Index Veterinarius / Veterinär)\'Bulletin, Biological Abstracts, Cambridge Scientific Abstracts).

-ocr page 9-

Diergenees

Uitgegeven door de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde

Deel! 28

Aflevering 4

15 februari 2OO3

105

106

Uit de Hoofdredactie
Oorspronkelijke artikelen

Het gebruik van desinfectiemiddelen in de dierenartspraktijk; H.R. Reus

111
116

119

"3
114
118

120
121
122
125
125

122

123

124
124

Uit en voor de praktijk

Gastrointestinale aandoeningen bij de kat: zijn katten anders dan honden? R.M. Batt
Vraag en antwoord
Veterinair tuchtrecht

Ammoniumhydroxide in plaats van ammoniumchloride; /. Boissevain

Berichten en verslagen

UK.G-onderzoek naar allergie bij katten

Nieuws van de AUV Veterinaire Mediatheek

Klinische Middagen en Avonden voor Dierenartsen geaccrediteerd

Onderzoek naar prostaatcarcinoom bij de hond aan de Universiteitskliniek voor

Gezelschapsdieren in Utrecht; H. L\'Eplattenier

Attesten voor gemedicineerd voeder; S.J. de Croot

Week van het Huisdier 2003: Voorbereidingen in volle gang

Gustav Rosenberger Memorial Fund; R. Back

Commissie Bevordering Diergeneeskundig en Vergelijkend Ziektekundig Onderzoek
Ingezonden

Uit het hart gegrepen; A.C.M. van Zetten
Jacobskruiskruid; R.J.H.M. Brüggemann

Antwoord auteurs: nogmaals Jacobskruiskruidvergiftiging; L. van Wuijckhuise en M.H. Mars

BSE: een nadere uitleg; A.J.C. van \'t Hooft

Vraagtekens bij inzet enrofloxacin bij sportpaarden; F. Oostra

LACTOLYTE® Eerste hulp bij kalverdiarree!

Lactolyte orale rehydratletherapie met Lactoserum

- Snel herstel van de waterhuishouding én bestrijding van metabole accidose

- Betere energievoorziening waardoor minder gewichtsverlies

- Goede acceptatie en probleemloze overgang naar de melk

(

Lactolyte \' Lactolyte 1/

- Verpakkingen: 8 sachets, 40 sachets of een pot van 900 gram

V/r^cïc:

Persoonlijk voor dieren

ANIMAL HEALTH

Lactolytc: REG NL 2393- Samenstelling: elektrolyten, suikers en mineralen. Indicatie: elektrolytentekort en dehydratie. Doeldier: kalf. Kanalisatie: vrij
Voor meer informatie: Virbac Nederland BV, Postbus 313, 3770 AH Barneveld, Tel: 0342-427127 e-mail: info8Virbac.nl

-ocr page 10-

Hoofdredactie

Dr. M.M. Sloct van Oldruitenborgh-Oostcrbaan
(voorzitter)

Dr. E. A. ter Laak (penningmeester)

Drs. H A. Beijer

Dr. M.F. deJong \'

Dr.Tj. Jorna

Dr. R. Kuiper

Dr. RA.M. Overgaauw

Drs. J.T. Siebinga

Dr. R.J. Slappende!

Dr.J.H.Vos

Wetenschappelijke redactie

Prof. dr. A. Barneveld (Utrecht)

Dr. A.E.J.M. van den Bogaard Jr (Maastricht)

Dr. F.H.M, Borgsteede (Lelystad)

Prof. dr. H.J. Breukink (Utrecht)

Prof. dr. R De Backer(Gent, België)

Dr. J. Goudswaard (Middelburg)

Prof. dr. J.A.P Heesterbeek (Utrecht)

Prof dr. L.J. Hellebrekers (Utrecht)

Dr. Th.S.G.A.M. van den Ingh (Utrecht)

Prof dr. A.Th. van \'t Klooster (Utrecht)

Prof dr. F. van Knapen (Utrecht)

Prof. dr. A. de Kruif (Gent, België)

Dr. J.T. Lumeij (Utrecht)

Prof. dr. A.S.J.P.A.M. van Miert (Utrecht)

Prof. dr. J.PT.M. Noordhuizen (Utrecht)

Prof dr. J.Th. van Oirsthot (Lelystad)

Prof dr J. de Schepper (Gent, België)

Dr. J.M.A. Snijders (Utrecht)

Dr.E.Teske (Utrecht)

Mw. dr. A.J. Venker-van Haagen (Utrecht)

Prof dr. J.H.M. Verheijden (Utrecht)

Dr. G. Voorhout (Utrecht)

Dr. Th. Wensing (Utrecht)

KNMvD

Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor
Diergeneeskunde

julianalaan 8 -10
Utrecht
Postbus 14031
3508 SB Utrecht
Telefoon (030)2510111
Fax (o3o)25ny8y
Website www.knmud.nl

Bestuur

Drs. T. de Ruijter, voorzitter

Drs. J. Borgmeier, lid

Drs. O.A. van Dobbenburgh, lid

Mw. drs. W.J. Wijne- Raemakers. lid

Drs. H.R.C. Gostelie, penningmeester

Drs. H. van Herpen, lid

Drs. L.J. den Otter, lid

Secretariaat

Dr. Tj. Jorna, algemeen secretaris

Stafmedewerkers

Drs. S.J. de Groot

Drs. E.A.M. Hendriks

Drs. FJ.W.C. van Herten

Mw. drs. M.C. van Oostrum-Schuurman Hess

Administrateur

H.S. de Vries

Vacaturebank

R.P van Ringelestijn

Webmaster

Mw. drs. M. van de Weetering-Fijten

Bureauredactie

Mw. J.W. Jansen
Mw. A.M. Tummers
Mw. S.H. Umans-Ubbink

2

KNMv

Bureau

Julianalaan 8-10, Postbus 14031, 3508 SB Utrecht
Tel. 030- 25 10 111/fax 030-25 19 847.
E-mail: tijdschrift@knmvd.nl

Abonnementsprijs

Het rijdschrift voor Diergeneeskunde is het ver-
enigingstijdschrift van de Koninklijke Neder-
landse Maatschappij voor Diergeneeskunde.
De abonnetnentsprijs voor dierenartsen niet-leden
van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij
voor Diergeneeskunde en voor niet-dierenartsen
wordt vastgesteld door het Hoofdbestuur.

Postgiro/bank

Postbank 511606 ten name van de KNMvD,
Julianalaan 8-10, Utrecht. ABN/AMRO N.V,
Postbus 30, 3500 AA Utrecht, nr 55 50 48 861 en
C en E bank N.V, Postbus 85100, 3508 AC
Utrecht, nr. 69 93 61 443.

in memoriam

Frans Jaartsveld; A. van Exsel, C. Willems, A. Zeeuwen
J. Boersema; W. Hendrikx en M. Eysker

Maatschappijnieuws

Het Dierenartsen Netwerk: tariefstelling per I januari 2003
Introductie stafmedewerker Communicatie: Bert Hendriks
Introductie medewerker Communicatie: Marieke Veldman
Regio Zuid in oprichting; C.
Celling en D. Dercksen

VKO

Praktijkcertificering: Koppeling Erkenningsregeling en KRD-ISO 9001-2000
Uitwerking instroomeisen erkenningsregelingen gereed

Personalia

126
127

128
129
129
130

131
131

131

133
137

Doorlopende agenda
Deadline

Contents

Druk

Drukkerij G. van Dijk B.V, Breukelen (tel. 0346-
261304, fax 0346-264565).

Advertenties ^

Commerciële advertenties: Bureau Weijer B.V.,i
Veendam (tel. 0598-623065, fax 0598-613827).
Psnwiselsadvertenties: bureauredactie.

Original article

The use of disinfectants in veterinary practice; H. R. Reus

All rights reserved

Verklaring:

Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Diergeneeskd 1992; 117:31-
4). De Redactie aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade welke - direct of indirect - het gevolg mocht zijn van ge-
bleken onjuistheden in de inhoud van de in dit tijdschrift opgenomen artikelen waarbij de auteur is vermeld of in de in-
houd van de in dit tijdschrift geplaatste advertenties. Advertenties kunnen zonder opgaaf van redenen door de Redactie
worden geweigerd of ingetrokken. Niets uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door
middel van druk, microfilm of op welke andere wijze ook, zonder schriftelijke toestemming van de Redactie.

(Papers appearing in this journal are listed in Current Contents / Agricultural Biology and Environmental Science /
Index-Medicus, Index Veterinarius / Veterinary Bulletin, Biological Abstracts, Cambridge Scientific Abstracts).

-ocr page 11-

hri

Diergeneesmnoe

Uitgegeven door de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde

Deel 128
Aflevering 5
1 maart 2003

Uit de Hoofdredactie
Oorspronkelijk artikel

Recidiverende huidproblemen bij een zeekoe: de diagnostische aanpak;
W.H.G. Leistra, M.J. Hoyer, M. Kiker\\J.D. Sinke

146

148

149

149

150

.150

151
151

152

154

155

155

156

156

157

157

158
158

140

Berichten en verslagen

De bestrijding van mond- en klauwzeer. Conclusies en aanbevelingen Werkgroep MK.Z;

Tj.Jorna, C. Benedictus, A. Bouma, A.J. Breeuwsma, P. Franken, AJ. Plaisieren P. Sutmöller

Uitspraak CAVP inzake advertentie en mailing polyvalente entstof

Informatiebijeenkomst uitbraak endemische runderleucose; S.C. de Groot

Prijs beschikbaar voor fundamentele bijdrage aan ontwikkeling veterinaire nefrologie 2003

Meest ludieke foto op gebied van uiergezondheid

Verslagen Uiergezondheidspanel

Zuid-Afrikaanse nascholingsreis groot succes

AUV Veterinaire Mediatheek

Veterinair verleden

George Fleniing(1833-I90l); A Mathijsen en E.P Oldenkamp

Veterinair tuchtrecht

Zoek de levertumor; laira Boissevain

Ingezonden

Vceverloskundigen tot de orde roepen; A. Beekl^uis, W.A. Breukers, H.A. deJong,J.J. Pouwer,
J. van \'t Riet en H.J. Schrama
Via klachtambtenaar; Tj. Jorna

Reactie van de Vereniging tegen de Kwakzalverij;J.7; Lumeij
Onwelvoeglijk taalgebruik: oorzaak bij beleid KNMvD?; S. de Boer

Onwelvoeglijk taalgebruik: een noodkreet?; dierenartsen Zuidwest-Friesland en Noord-oostpolder
Dierenartsen, leer elkaar onderling beter verstaan; Tj. Jorna
Nonnen en waarden; R.J. Terbijl^e
Ook dat nog!;_/. P. W. M. Akkermans

VITAMINTHE®: MAKKELIJK EN SNEL ONTWORMEN

De voordelen van Vitaminthe

• Werkt tegen spoel-, zweep-, haak- én lintwormen

• Handige, makkelijk in te stellen doseerspuit

• Al effectief bij eenmalige behandeling

• Verkrijgbaar in: 5 ml (speciaal voor pups en kittens), 10 ml en 25 ml
■ Speciale consumentenfolders over het ontwormen van pups en

kittens én volwassen honden en katten beschikbaar

\\firt>eic

ANIMAL HEALTH

Persoonlijk voor dieren

Productinformatie: Vitaminthe REC NL 2896. Per ml orale pasta: niclosamine 240 mg, oxibendazole 30 mg. Doeldieren: hond en kat.
Kanalisatie: Vrij. Voor meer informatie: Virbac Nederland BV, Postbus 313, 3770 AH Barneveld. wavw.virbac.nl en info@virbac.nl

TijDSCHRIFT VOOR DIERGENEESKUNDE, DeEL 128, MaART, AFLEVERING 5, 2OO3

-ocr page 12-

Hoofdredactie

Dr. M.M. Sloet van Oldruitenborgh-Oosterbaan
(voorzitter)

Dr. E.A. ter Laak (penningmeester)

Drs. H.A. Beijer

Dr. M.F. de Jong

Dr.Tj. Jorna

Dr. R. Kuiper

Dr RA.M. Overgaauw

Drs. J.T. Siebinga

Dr. R.J. Slappendel

Dr J.H. Vos

Wetenschappelijke redactie

Prof. dr. A. Bameveld (Utreeht)

Dr A.E.J.M. van den Bogaard Jr. (Maastrieht)

Dr. F.H.M. Borgsteede (Lelystad)

Prof dr H.J. Breukink (Utrecht)

Prof. dr. R De Backer (Gent, België)

Dr. J. Goudswaard (Middelburg)

Prof dr. J.A.R Heesterbeek (Utrecht)

Prof dr. L.J. Hellebrekers (Utrecht)

Dr. Th.S.G.A.M. van den Ingh (Utrecht)

Prof. dr. A.Th. van \'t Klooster (Utrecht)

Prof dr. F van Knapen (Utrecht)

Prof. dr A. de Kruif (Gent, België)

Dr. J.T. Lumeij (Utrecht)

Prof. dr. A.S.J.RA.M. van Miert (Utrecht)

Prof. dr. J.PT.M. Noordhuizen (Utrecht)

Prof. dr. J.Th. van Oirsehot (Lelystad)

Prof. dr. J. de Schepper (Gent, België)

Dr. J.M.A. Snijders (Utrecht)

Dr E. Teske (Utrecht)

Mw. dr. A.J. Venker-van Haagen (Utreeht)

Prof dr. J.H.M. Verheijden (Utrecht)

Dr G. Voorhout (Utreeht)

Dr. Th. Wensing (Utrecht)

KNMvD

Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor
Diergeneeskunde

julianalaan 8-10
Utrecht
Postbus 14031
3508 SB Utrecht
Telefoon (030)2510111
Fax (030)25ny8y
Website www.knmvd.nl

Bestuur

Drs. T. de Ruijter, voorzitter

Drs. J. Borgmeier, lid

Drs. O.A. van Dobbenburgh, lid

Mw. drs. W.J. Wijne- Raemakers, lid

Drs. H.R.C. Gostelie, penningmeester

Drs. H. van Herpen, lid

Drs. L.J. den Otter, lid

Secretariaat

Dr Tj. Jorna, algemeen secretaris

Stafmedewerkers

Drs. S.J. de Groot

Drs. E.A.M. Hendriks

Drs. FJ.W.C. van Herten

Mw. drs. M.C. van Oostrum-Schuurman Hess

Administrateur

H.S. de Vries

Vacaturebank

R.P. van Ringelestijn

Webmaster

Mw. drs. M. van de Weetering-Fijten

Congressen en Cursussen
Vraag en antwoord
Boekbesprekingen
Referaten

Bureauredactie

Mw. J.W. Jansen
Mw. A.M. Tummers
Mw.S.H. Umans-Ubbink

159

160
145.163
145.163

Bureau

Julianalaan 8-10, Postbus 14031, 3508 SB Utrecht
Tel. 030- 25 10 111/fax 030-25 19 847.
E-mail: tijdschrift(®knmvd.nl

Abonnementsprijs

Het Tijd.schrift voor Diergeneeskunde is het ver-
enigingstijdschrift van de Koninklijke Neder-
landse Maatschappij voor Diergeneeskunde.
De abonnementsprijs voor dierenartsen niet-leden
van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij
voor Diergeneeskunde en voor niet-dierenartsen
wordt vastgesteld door het Hoofdbestuur.

Postgiro/bank

Postbank 511606 ten name van de KNMvD,
Julianalaan 8-10, Utreeht. ABN/AMRO N.V,
Postbus 30. 3500 AA Utrecht, nr. 55 50 48 861 en
C en E bank N.V, Postbus 85100, 3508 AC
Utreeht, nr 69 93 61 443.

In memoriam

W. van Sijpveld; D.N. TapenJ.J. Pouwer

Maatschappijnieuws

Herziening Formularium Melkvee: S.C. de Groot
Opheffing Provinciale Begeleidingscommissies Praktijkuitoefening
Belangengroep Practici in Loondienst
Nog tneer e-mail!

Vacatures in besturen en commissies verband houdende met de 150e Algemene

Vergadering van de KNMvD

Bureau KNMvD verhuist 15 april naar Houten

Personeelsadvertenties en NMA

Personalia

Doorlopende agenda
Deadline

Contents

Original papers

Recurrent skin problems in a manatee: the diagnostic approach;
W.H.G. Leistra, M.J. Hoyer, M. Kik, andJ.D. Sinke

164

165

166
167

167

168

171
171

168

171

172

140

Druk

Drukkerij G. van Dijk B.V. Breukelen (tel. 0346-
261304, fax 0346-264565).

Advertenties

CoiTimerciële advertenties: Bureau Weijer B.V,
Veendam (tel. 0598-623065, fax 0598-613827).
Personeelsadvertenties: bureauredactie.

All rights reserved

Verklaring:

Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Diergeneeskd 1992; 117:3! -
4). De Redactie aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade welke - direct of indirect - het gevolg mocht zijn van ge-
bleken onjuistheden in de inhoud van de in dit tijdschrift opgenomen artikelen waarbij de auteur is vermeld of in de in-
houd van de in dit tijdschrift geplaatste advertenties. Advertenties kunnen zonder opgaaf van redenen door de Redactie
worden geweigerd of ingetrokken. Niets uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door
middel van druk. microfilm of op welke andere wijze ook, zonder schriftelijke toestemming van de Redactie.

(Papers appearing in this Journal are listed in Current Contents/Agricultural Biology and Environmental Science /
lnde.x-Medicus, lnde.x Veterinarius / yeterinary Bulletin, Biological Abstracts, Cambridge Scientific Abstracts).

-ocr page 13-

Diergenees

Uitgegeven door de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde

Deel 128
Aflevering 6
15 maart 2003

Inhoud

Foto cover: Geert Bisterek

Uit de Hoofdredactie
Oorspronkelijl< artikel

173

174

178

I

Longwormproblemen bij melkkoeien: symptomatologie, diagnostiek en Pathogenese
aan de hand van een viertal cases; M. Holzhauer, H. W. Ploeger enj. Verhoeff

Wetenscha

Si Boekbespreking

Serie Veterinair ondernemen deel 2:

De eigen organisatie;/ Hülsen

Studentenreferaten
Berichten en verslagen

Practitioners welkome afwisseling op taken RVV; B. Hendriks

Week van het Huisdier 2003: De rode kater in huis?!

Symposium Vis (vetzuren) voor hoofd en hart; P. Overgaauw

Prijs stichting Prins Laurent 2003

Eindhovense dierenkhniek praktijk van het jaar 2002

Booroola Texelaar schaap van ID-Lelystad is geschikt voor de praktijk

Veterinair tuchtrecht

Dierenarts voor de tweede keer bij tuchtcollege; /. Boissevain
Ingezonden

\'Het gepraat in de ethische salon\'; T.S. de Vries
Wetenschap en praktijk zijn een continuüm; P.H.A. Poll
Salmiak; R. Strikwerda

Cursussen en Congressen

i8o
183,187

Actua

185

190

191

193

193

194

189

194

195

195
195

De voordelen van Vitaminthe

Werkt tegen spoel-, zweep-, haak- én lintwormen
Handige, makkelijk in te stellen doseerspuit
Al effectief bij eenmalige behandeling

VITAMINTHE®: MAKKELIJK EN SNEL ONTWORMEN

Verkrijgbaar in: 5 ml (speciaal voor pups en kittens), 10 ml en 25 ml
Speciale consumentenfolders over het ontwormen van pups en
kittens én volwassen honden en katten beschikbaar

V/r^cic:

ANIMAL HEALTH

Persoonlijk voor dieren

Productinformatie: Vitaminthe REG NL 2896. Per ml orale pasta: niclosamine 240 mg, oxibendazole 30 mg. Doeldieren: hond en kat.
Kanalisatie: Vrij, Voor meer informatie: Virbac Nederland BV, Postbus 313, 3770 AH Barneveld. www.virbac.nl en info@virbac.nl

-ocr page 14-

Hoofdredactie

Dr. M.M. Sloet van Oldruitenborgh-Oosterbaan
(voorzitter)

Dr. E.A. ter Laak (penningmeester)

Drs. H.A. Beijer

Dr. M.F. de Jong

Dr.Tj. Joma

Dr. R. Kuiper

Dr. RA.M. Overgaauw

Drs. J.T. Siebinga

Dr. R.J. Slappendel

Dr.J.H.Vos

Wetenschappelijke redactie

Prof. dr. A. Barneveld (Utrecht)

Dr. A.E.J.M. van den Bogaard Jr. (Maastricht)

Dr. EH.M. Borgsteede (Lelystad)

Prof dr H.J. Breukink (Utrecht)

Prof dr R De Backer (Gent, België)

Dr. J. Goudswaard (Middelburg)

Prof dr. J.A.P Heesterbeek (Utrecht)

Prof dr. L.J. Hcilebrekers (Utrecht)

Dr. Th.S.G.A.M. van den Ingh (Utrecht)

Prof dr A.Th. van \'t Klooster (Utrecht)

Prof dr F. van Knapen (Utrecht)

Prof dr, A. de Kruif (Gent, België)

Dr. J.T. Lumeij (Utrecht)

Prof dr A.S.J.PA.M. van Miert (Utrecht)

Prof dr J.PT.M. Noordhuizen (Utrecht)

Prof dr, J.Th, van Oirschot (Lelystad)

Prof dr, J, de Schepper (Gent, België)

Dr. J.M.A. Snijders (Utrecht)

Dr.E.Teske (Utrecht)

Mw. dr. A.J. Venker-van Haagen (Utrecht)

Prof dr J.H.M, Verheijden (Utrecht)

Dr G. Voorhout (Utrecht)

Dr Th. Wensing (Utrecht)

KNMvD

Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor
Diergeneeskunde

julianalaan 8- io
Utrecht
Postbus 14031
3508 SB Utrecht
Telefoon (030)2510111
Fax (o3o)25iiy8y
Website u/u/u/.knmvd.nl

Bestuur

Drs. T. de Ruijter, voorzitter

Drs. J. Borgmeier, lid

Drs. O.A. van Dobbenburgh, lid

Mw. drs, W.J. Wijne- Raemakers, lid

Drs. H.R.C. Gostelie, penningmeester

Drs. H. van Herpen, lid

Drs. L.J. den Otter, lid

Secretariaat

Dr Tj. Jorna, algemeen secretaris

Stafmedewerkers

Drs. S.J. de Groot

Drs. E.A.M. Hendriks

Drs. FJ.W.C. van Herten

Mw. drs. M.C. van Oostrum-Schuurman Hess

Administrateur

H.S. de Vries

Vacaturebank

R.P. van Ringelestijn

Webmaster

Mw, drs, M. van de Weetering-Fijten

Bureauredactie

Mw. J.W. Jansen
Mw. A.M. Tummers
Mw. S.H. Umans-Ubbink

3

KNMv

Bureau

Julianalaan 8-10, Postbus 14031,3508 SB Utrecht
Tel. 030- 25 10 111/fax 030-25 19 847.
E-mail: tijdschrift(a)knmvd.nl

Abonnementsprijs

Het Tijdschrift voor Diergeneeslcunde is het ver-
bnigingstijdsclirift van de Koninklijke Neder-
landse Maatschappij voor Diergeneeskunde.
Ott abonnementsprijs voor dierenartsen niet-ledcnj
van de Koninklijke Nederlandse Maatschappijj
;voor Diergeneeskunde cn voor nict-dierenartsen
Vdt vastgesteld door het Hoofdbestuur

In Memoriam

Evert A. vati Daalen;J. Eldermans, P. Knijffen H. Wilson
Albert Smit; L. Reudink

Maatschappijnieuws

Studiemiddag voor asieldicrcnartsen;_/. van Herten

Introductie Corrie de Gooijer, secretaresse Sociaal-economische en Juridische Zaken
Organisatie Jaarcongres 2003 voor het laatst in handen van Afdeling
Jaarvergadering Werkgroep Geneeskunde Vleeskalveren;
E. van der Velden
Laatste vergadering Afdeling Overijssel
Integriteit in het geding;
T. de Ruijter

Personalia

Doorlopende agenda
Deadline

200
201

202
202
203
203
203

204
204
207

Postgiro/bank

Postbank 511606 ten name van de KNMvD,
Julianalaan 8-10, Utrecht. ABN/AMRO N.V,
Postbus 30. 3500 AA UtrechL nr. 55 50 48 861 en
C en E bank N.V, Postbus 85100, 3508 AC
Utrecht, nr 69 93 61 443.

Contents

Original Papers

Lungworm disease in dairy cattle: symptoms, diagnosis, and pathogenesis;
M. Holzhauer, H.W. PloegerandJ. Verhoeff

Druk

Drukkerij G, van Dijk B,V.. Breukelen (tel. 0346-
261304, fax 0346-264565).

Advertenties

Commerciële advertenties: Bureau Weijer B.V.,
Veendam (tel. 0598-623065, fax 0598-613827).
Personeelsadvertenties: bureauredactie.

All rights reserved

Verklaring:

Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Diergeneeskd 1992: 117:31-
4). De Redactie aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade welke - direct of indirect - het gevolg mocht zijn van ge-
bleken onjuistheden in de inhoud van de in dit tijdschrift opgenomen artikelen waarbij de auteur is vermeld of in de in-
houd van de in dit tijdschrift geplaatste advertenties. Advertenties kunnen zonder opgaaf van redenen door de Redactie
worden geweigerd of ingetrokken. Niets uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door
middel van druk, microfilm of op welke andere wijze ook, zonder schriftelijke toestemming van de Redactie.

(Papers appearing in this journal are listed in Current Contents /Agricultural Biology and Environmental Science /
Index-Medicus, Index Veierinarius / Veterinary Bulletin. Biological Abstracts. Cambridge Scientific Abstracts).

-ocr page 15-

Tijd

Diergenees

Uitgegeven door de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde

Deel 128
Aflevering
^ april 2OO3

Inhoud

Foto cover: Geert Bisterveh

Uit de Hoofdredactie 207

Overzichtsartikel

Risicofactoren voor insleep van varkensziektenZ-ziekteverwekkers op varkensbedrijven in Nederland:

een litcratuuroverzicht;J.M. Smits enJ.W.M. Merks 208

Wetenschap

Berichten en verslagen

Nieuwe regeling 1KB Varkens per I april van kracht. Alleen erkende varkensdierenarts mag

IKB-bedrijven begeleiden; S. Umans 217

Week van het Huisdier 2003 218

Het Veterinair Informatie Punt, vraagbaak voor exportproblemen van paarden; J. van Herten 219

Jaarverslag Commissie Aanprijzing Veterinaire Producten 2002 220

I&R: goed gemeld, staat goed bekend! 222

Vijftiende Veterinair Golfkampioenschap 222

Actie NDG voor Week van het Hui,sdier 2003 222

Rectificatie Vraag en antwoord over bijwerkingen oestradiol 1713 en alternatieven voor prostaglandines 222

Lustrum Diergeneeskundige Studenten Kring 222

Wijziging telefonische spreekuren Algemene Chirurgie 226

Veterinair tuchtrecht

Dierenarts wordt uit beroep gezet; I. Boissevain 223
Interview

Interview met dr. Matthijs Schilder over het gebruik van psychofarmaca bij gedragsproblemen bij honden.

Worden honden gelukkig van Prozac*?; L. Verklei] 224

Ingezonden

Quangocratie: over het doordrukken van de verplichte ISO-certificering door VKO; S. Jonker 226

Reactie op ingezonden brief van S. Jonker. Veterinaire kwaliteit; J. Loomans 227

VITAMINTHE®: MAKKELIJK EN SNEL ONTWORMEN

De voordelen van Vitaminthe

• Werkt tegen spoel-, zweep-, haak- én lintwormen

• Handige, makkelijk in te stellen doseerspuit

• Al effectief bij eenmalige behandeling

■ Verkrijgbaar in: 5 ml (speciaal voor pups en kittens), 10 ml en 25 ml

Actua

• Speciale consumentenfolders over het ontwormen van pups en
kittens én volwassen honden en katten beschikbaar

V/r^cic:

ANIMAL HEALTH

Persoonlijk voor dieren

Productinformatie: Vitaminthe REG NL 2896. Per ml orale pasta: niclosamine 240 mg, oxibendazole 30 mg. Doeldieren: hond en kat.
Kanalisatie: Vrij. Voor meer informatie: Virbac Nederland BV, Postbus 313, 3770 AH Barneveld. vww.virbac.nl en info@virbac,nl

-ocr page 16-

Hoofdredactie

Dr. M.M. Sloet van Oldruitenborgh-Oosterbaan
(voorzitter)

Dr. E.A. ter Laak (penningmeester)

Drs. H.A. Beijer

Dr.M. Ede Jong

Dr.Tj. Jorna

Dr R. Kuiper

Dr RA.M. Overgaauw

Drs, J.T. Siebinga

Dr. R.J. Slappendel

Dr. J.H. Vos

Wetenschappelijke redactie

Prof. dr. A. Bameveld (Utrecht)

Dr. A.E.J.M. van den Bogaard Jr. (Maastricht)

Dr. RH.M. Borgsteede (Lelystad)

Prof dr. H.J. Breukink (Utrecht)

Prof. dr. R De Backer (Gent, België)

Dr. J. Goudswaard (Middelburg)

Prof. dr. J.A.R Heesterbeek (Utrecht)

Prof. dr. L.J. Hellebrekers (Utrecht)

Dr. Th.S.G.A.M. van den Ingh (Utrecht)

Prof. dr. A.Th. van \'t Klooster (Utrecht)

Prof. dr. F. van Knapen (Utrecht)

Prof. dr. A. de Kruif(Gent, België)

Dr. J.T. Lumeij (Utrecht)

Prof. dr. A.S.J.RA.M. van Miert (Utrecht)

Prof dr. J.PT.M. Noordhuizen (Utrecht)

Prof dr. J.Th. van Oirsehot (Lelystad)

Prof dr. J. de Schepper (Gent, België)

Dr. J.M.A. Snijders (Utrecht)

Dr.E. Teske (Utrecht)

Mw. dr. A.J. Venker-van Haagen (Utrecht)

Prof dr. J.H.M. Verheijden (Utreeht)

Dr. G. Voorhout (Utrecht)

Dr Th. Wensing (Utrecht)

Koninklijke Nederlandse
Maatschappij uoor
Diergeneeskunde

julianalaan 8- io
Utrecht
Postbus 14031
3508 SB Utrecht
Telefoon (030)2510111
Fax (o3o)25iij8j
Website www.knmvd.nl

Bestuur

Drs. T. de Ruijter, voorzitter

Drs. J. Borgmeier, lid

Drs. O.A. van Dobbenburgh, lid

Mw. drs. W.J. Wijne- Raemakers, lid

Drs. H.R.C. Gostelie, penningmeester

Drs. H. van Herpen, lid

Drs. L.J. den Otter, lid

Secretariaat

Dr. Tj. Jorna, algemeen secretaris

Stafmedewerkers

Drs. S.J. de Groot

Drs. E.A.M. Hendriks

Drs. FJ.W.C. van Herten

Mw. drs. M.C. van Oostrum-Schuurman Hess

Administrateur

H.S. de Vries

Vacaturebank

R.P van Ringelestijn

Webmaster

Mw. drs. M. van de Weetering-Fijten

Bureauredactie

Mw. J.W. Jansen
Mw. A.M. Tummers
Mw. S.H. Umans-Ubbink

Bureau

Julianalaan 8-10, Postbus 14031,3508 SB Utrecht
Tel. 030- 25 10 111/fax 030-25 19 847.
E-mail: tijdschrift@knmvd.nl

Abonnementsprijs

Het Tijdschrift voor Diergeneeskunde is het ver-
enigingstijdschrift van de Koninklijke Neder-
landse Maatschappij voor Diergeneeskunde.
De abonnementsprijs voor dierenartsen niet-leden
van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij
voor Diergeneeskunde en voor niet-dicrcnartscn
wordt vastgesteld door het Hoofdbestuur.

Congressen en cursussen

Boekbespreking

Referaten

S

232

233
233

233

233

234

238

KNMv

In memoriam

AlleAnncnia; E. Hettinga

Maatschappijnieuws

Voorbereidingen verhuizing in volle gang

Aprilnummer Veehouder en Dierenarts brengt diagnosetest voor pluimveehouder en dierenarts

Mededelingen CHwD

Derde bijeenkomst Werkgroep paard van de GHwD

Personalia

Doorlopende agenda
Deadline

228

230

231

Postgiro/bank

Postbank 511606 ten name van de KNMvD,
Julianalaan 8-10, Utrecht. ABN/AMRO N.V,
Postbus 30. 3500 AA Utrecht, nr. 55 50 48 861 en
C en E bank N.V. Postbus 85100, 3508 AC
Utrecht, nr 69 93 61 443.

Contents

Review

Risk factors of contamination of pig farms in the Netherlands with pig diseases and agents thereof;
a review on literature;_/.M.
Struts, andJ.W.M. Merks

208

Druk

Drukkerij G. van Dijk B.V, Breukelen (tel. 0346-
261304, fax 0346-264565).

Advertenties

Commerciële advertenties: Bureau Weijer B.V,
Veendam (tel. 0598-623065, fax 0598-613827).
Personeelsadvertenties: bureauredactie.

All rights reserved

Verklaring:

Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Diergeneeskd 1992; 117:31-
4). De Redactie aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade welke - direct of indirect - het gevolg mocht zijn van ge-
bleken onjuistheden in de inhoud van de in dit tijdschrift opgenomen artikelen waarbij de auteur is vermeld of in de in-
houd van de in dit tijdschrift geplaatste advertenties. Advertenties kunnen zonder opgaaf van redenen door de Redactie
worden geweigerd of ingetrokken. Niets uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door
middel van druk, microfilm of op welke andere wijze ook, zonder schriftelijke toestemming van de Redactie.

(Papers appearing in this journal are listed in Current Contents /Agricultural Biology and Environmental Science /
Index-Medicus. Index Veterinarius /Veterinary Bulletin. Biological Abstracts, Cambridge Scientific Abstracts).

-ocr page 17-

Tijd
Diergenees

Uitgegeven door de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde

Deel 128
Aflevering 8
15 april 2003

Inhoud

Foto cover: Susan Shaw

Uit de Hoofdredactie
Oorspronkelijk artikel

Een onderzoek naar de betrouwbaarheid van de glutaaraldehydctcst voor de bepaling van het
gammaglobulinegehalte in het serum van veulens en naar de bruikbaarheid van deze test in
de praktijk bij het controleren van de colostrumopname bij veulens;
C.M. de Bruijn, Th. Wensingen
R.A. van Nieuwstadt

Referaten

Veterinair tuchtrecht

Zorg actief!; /. Boissevain

Interview

Gevaren van het reizen met huisdieren door Europa; F.J.W.C. van Herten
Berichten en verslagen

De Regeling Agressieve Dieren en de Staffordshire Terriërs; F.J.W.C. van Herten en P. Prins
Over de Week van het Huisdier

ingezonden

Priapisme bij de hengst en bij de mens; M.F. van Driel enJ.W. HesseUnk
Veterinaire homeopathie in strijd met de Code voor de Dierenarts;,/. T. Lumeij
Collegae tot de orde roepen...!; Westerhuis

Boekbespreking

Congressen en cursussen

FECAVA-IAMS Book Aid Programme 2002-2003

Stichting Symposium Feline Geneeskunde organiseert vierde Feline symposium
Symposium Aandoeningen van het bewegingsstelsel bij opgroeiende honden
Voorjaarsdagen

239

Wetenscha

240
246

249

251

Actua

253

258

255

256
258

258

259

260

260

261

VITAMINTHE®: MAKKELIJK EN SNEL ONTWORMEN

De voordelen van Vitaminthe

• Werkt tegen spoel-, zweep-, haak- én lintwormen

■ Handige, makkelijk in te stellen doseerspuit

• Al effectief bij eenmalige behandeling

■ Verkrijgbaar in: 5 ml (speciaal voor pups en kittens), 10 ml en 25 ml

• Speciale consumentenfolders over het ontwormen van pups en
kittens én volwassen honden en katten beschikbaar

\\/ïrL>^c

ii?;

ANIMAL HEALTH

Persoonlijk voor dieren

Productinformatie: Vitaminthe REG NL 2896. Per ml orale pasta: niclosamine 240 mg, oxibendazole 30 mg. Doeldieren: hond en kat.
Kanalisatie: Vrij. Voor meer informatie: Virbac Nederland BV, Postbus 313, 3770 AH Barneveld, www.virbac.nl en info@virbac.nl

\' r "

-ocr page 18-

Hoofdredactie

Dr. M.M. Sloet van Oldruitenborgh-Oosterbaan
(voorzitter)

Dr. E.A. ter Laali (penningmeester)

Drs. H.A. Beijer

Dr M.F. de Jong

Dr.Tj. Jorna

Dr. R. Kuiper

Dr. RA.M. Overgaauw

Drs. J.T. Siebinga

Dr. R.J. Slappende!

Dr.J.H.Vos

Wetenschappelijke redactie

Prof. dr A. Bameveid (Utrecht)

Dr. A.E.J.M. van den Bogaard Jr. (Maastricht)

Dr. FH.M. Borgsteede (Lelystad)

Prof. dr. H.J. Breukink (Utrecht)

Prof. dr. P. De Backer (Gent, België)

Dr. J. Goudswaard (Middelburg)

Prof. dr. J. A.R Heesterbeek (Utrecht)

Prof. dr. L.J. Hcllebrekers (Utrecht)

Dr. Th.S.G.A.M. van den Ingh (Utrecht)

Prof. dr. A.Th. van \'t Klooster (Utrecht)

Prof dr. F. van Knapen (Utrecht)

Prof. dr. A. de Kruif (Gent, België)

Dr. J.T. Lumeij (Utrecht)

Prof. dr. A.S.J.RA.M. van Miert (Utrecht)

Prof. dr. J.RTM. Noordhuizen (Utrecht)

Prof. dr. J.Th. van Oirschot (Lelystad)

Prof dr. J. de Schepper (Gent, België)

Dr. J.M.A. Snijders (Utrecht)

Dr. E. Teske (Utrecht)

Mw, dr. A.J. Venker-van Haagen (Utrecht)

Prof. dr. J.H.M. Verheijden (Utrecht)

Dr. G. Voorhout (Utrecht)

Dr. Th. Wensing (Utrecht)

KNMvD

Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor
Diergeneeskunde

De Molen 77
Houten
Postbus 421
SggoGE Houten
Telefoon (030)2510111
Fax (030)2511/8^
Website www.knmvd.nl

Bestuur

Drs. T. de Ruijter, voorzitter

Drs. J. Borgmeier, lid

Drs. O.A. van Dobbenburgh. lid

Mw. drs. W.J. Wijne- Raemakers, lid

Drs. H.R.C. Gostelie, penningmeester

Drs. H. van Herpen, lid

Drs. L.J. den Otter, lid

Secretariaat

Dr. Tj. Jorna, algemeen secretaris

Stafmedewerkers

Drs. S.J. de Groot

Drs. E.A.M. Hendriks

Drs. FJ.W.C. van Herten

Mw. drs. M.C. van Oostrum-Schuurman Hess

Administrateur

H.S. de Vries

Vacaturebank

R.P van Ringelestijn

Webmaster

Mw. drs. M. van de Weetering-Fijten

Bureauredactie

Mw. J.W. Jansen
Mw. A.M.Tummers
Mw. S.H. Umans-Ubbink

Bureau

De Molen 77, Postbus 421.3990 GE Houten
Tel. 030- 25 10 111 /fax 030-25 19 847.
E-mail: tijdschritt((^knmvd.n!

Abonnementsprijs

1 iet Tijdschrift voor Diergeneeskunde is het ver-
enigingstijdschrift van de Koninklijke Neder-
landse Maatschappij voor Diergeneeskunde.
De abonnementsprijs voor dierenartsen niet-leden
van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij
voor Diergeneeskunde en voor niet-dierenartsen
wordt vastgesteld door het Hoofdbestuur.

In memoriam

Maurice Quaedvlieg;J. Fransser), C. Kriele, W. Ridderbeks,]. Schreurs
Piet Borm; M. Zijlmans

CCC-nieuws

Maatschappijnieuws

Waarnemen in loondienst; M.C van Oostrum-Schuurman Hess
Bureau VKO verhuist 15 april naar Houten
Bulletin Bestuur en Bureau, nr. 1, maart 2003
Informatievoorziening via nieuws-e-mails
Introductie Erika Middelink

Ingezonden

Belangengroep Practitioners

Personalia

Doorlopende agenda
Deadline

262

263

265

267

268
270

272

273

268

273

274
277

Postgiro/bank

Postbank 511606 ten name van de KNMvD,
Julianalaan 8-10, Utrecht. ABN/AMRO N.V,
Postbus 30. 3500 AA Utrecht, nr. 55 50 48 861 en
C en E bank N.V, Postbus 85100, 3508 AC
Utrecht, nr. 69 93 61 443.

Original paper

Reliability of the glutaraldehyde test to measure gammaglobulin levels in foals;
CM. de Bruijn, Th. Wensing, and R.A. van Nieuwstadt

240

Druk

Drukkerij G. van Dijk B.V, Breukelen (tel. 0346-
261304, fax 0346-264565).

Advertenties

Commerciële advertenties: Bureau Weijer B.V,
Veendam (tel. 0598-623065, fax 0598-613827).
Personeelsadvertenties: bureauredactie.

All rights reserved

Verklaring:

Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Diergeneeskd 1992; 117:31-
4). De Redactie aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade welke - direct of indirect - het gevolg mocht zijn van ge-
bleken onjuistheden in de inhoud van de in dit tijdschrift opgenomen artikelen waarbij de auteur is vermeld of in de in-
houd van de in dit tijdschrift geplaatste advertenties. Advertenties kunnen zonder opgaaf van redenen door de Redactie
worden geweigerd of ingetrokken. Niets uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door
middel van druk. microfilm of op welke andere wijze ook, zonder schriftelijke toestemming van de Redactie.

(Papers appearing in this journal are listed in Current Contents / Agricultural Biology and Environmental Science /
Index-Medicus, Index Veterinarius /Veterinary Bulletin, Biological Abstracts, Cambridge Scientific Abstracts).

-ocr page 19-

Tijd
Diergenees

Uitgegeven door de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde

Deel 128
Aflevering 9
1 mei 2003

Inhoud

Foto cover: Susan Shaw

Uit de hoofdredactie
Oorspronkelijk artikel

En bloc ligatie van de ductus thoracicus bij twaalf honden met idiopatische chylothorax;
F.W. ViehoffenAA. Stokhof

277

278

Wetenschap

Uit en voor de praktijk

Alcoholvergiftiging bij de hond; L. van Wuijckhuise en G.C. Cremers

Veterinair tuchtrecht

Spraakgebruik bij een inondaandoening; /. Boissevain

Berichten en verslagen

Babesiose; S. Shaw

Mutaties in diergeneesmiddelenregistraties januari tot en met maart 2003
Verslag resultaten onderzoek dierenartsassistenten Voorjaarsdagen 2002
Een nieuwe eend in de vaccinatiebijt: het vectorvaccin;J.
Hülsen
Het doden van dieren;_/.C. van Logtesteijn
Aurivom; M.C van Oostrum - Schuurman Hess

Congressen en cursussen

Hill\'s Symposium on Oral Care;_/. Cajentaan
Nationaal Platform Pijn bij Dieren
46^ Peerdepieten

284
287

Actua

288
291

294

295

297

298

299
299
299

VITAMINTHE®: MAKKELIJK EN SNEL ONTWORMEN

De voordelen van Vitaminthe

• Werkt tegen spoel-, zweep-, haak- én lintwormen

• Handige, makkelijk in te stellen doseerspuit

• Al effectief bij eenmalige behandeling

■ Verkrijgbaar in; 5 ml (speciaal voor pups en kittens), 10 ml en 25 ml

• Speciale consumentenfolders over het ontwormen van pups en
kittens én volwassen honden en katten beschikbaar

V/r^cïcr

ANIMAL HEALTH

Persoonlijk voor dieren

Productinformacie: Vitaminthe REG NL 2896. Per ml orale pasta: niclosamine 240 mg, oxibendazole 30 mg. Doeldieren: hond en kat.
Kanalisatie: Vrij. Voor meer informatie: Virbac Nederland BV, Postbus 313, 3770 AH Barneveld. vvww.virbac.nl en info@virbac.nl

TijDSCHRIFT VOOR DIERGENEESKUNDE, DEEL 128, MeI, AFLEVERING 9, 2003

-ocr page 20-

Hoofdredactie

Dr. M.M. Sloet van Oldruitenborgh-Oosterbaan
(voorzitter)

Dr. E.A. ter Laak (penningmeester)

Drs. H.A. Beijer

Dr. M.F. de Jong

Dr.Tj. Jorna

Dr. R. Kuiper

Dr. RA.M. Overgaauw

Drs. J.T. Siebinga

Dr. R.J. Slappendel

Dr J.H. Vos

Wetenschappelijl<e redactie

Prof. dr. A. Bameveld (Utrecht)

Dr. A.E.J.M. van den Bogaard Jr. (Maastricht) t

Dr. EH.M. Borgsteede (Lelystad)

Prof. dr. H.J. Breukink (Utrecht)

Prof dr. R De Backer (Gent, België)

Dr J. Goudswaard (Middelburg)

Prof dr. J.A.R Heesterbeek (Utrecht)

Prof dr. L.J. Helicbrekers (Utrecht)

Dr. Th.S.G.A.M. van den Ingh (Utrecht)

Prof dr. A.Th. van "t Klooster (Utrecht)

Prof dr. F. van Knapen (Utrecht)

Prof dr. A. de Kruif (Gent. België)

Dr. J.T. Lumeij (Utreeht)

Prof dr. A.S.J.RA.M. van Miert (Utrecht)

Prof dr. J.PT.M. Noordhuizen (Utrecht)

Prof dr. J.Th. van Oirsehot (Lelystad)

Prof dr. J. de Schepper (Gent, België)

Dr. J.M.A. Snijders (Utrecht)

Dr. E. Teske (Utrecht)

Mw. dr. A.J. Venker-van Haagen (Utrecht)

Prof dr. J.H.M. Verheijden (Utrecht)

Dr.G. Voorhout (Utrecht)

Dr. Th. Wensing (Utrecht)

Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor
Diergeneeskunde

De Molen 77
Houten
Postbus 421
3990 CE Houten
Telefoon (o3o)6s48goo
Fax (030) 6348909
Website www.knmvd.nl

Bestuur

Drs. T. de Ruijter, voorzitter

Drs. J. Borgmeier, lid

Drs. O.A. van Dobbenburgh, lid

Mw. drs. W.J. Wijne- Raemakers, lid

Drs. H.R.C. Gostelie, penningmeester

Drs. H. van Herpen, lid

Drs. L.J. den Otter, lid

Secretariaat

Dr Tj. Jorna, algemeen secretaris

Stafmedewerkers

Drs. S.J. de Groot

Drs. E.A.M. Hendriks

Drs. FJ.W.C. van Herten

Mw. drs. M.C. van Oostrum-Schuurman Hess

Administrateur

H.S. de Vries

Vacaturebank

R.R van Ringelestijn

Webmaster

Mw. drs. M. van de Weetering-Fijten

Bureauredactie

Mw. J.W. Jansen (030 - 6348926)
Mw. A.M. Tummers (030 - 6348927)
Mw. S.H. Umans-Ubbink (030-6348925)
De Molen 77. Postbus 421, 3990 GE 1 lonten
Tel. 030 - 6348900/fax 030 - 6348929.
E-mail: tijd.schrift((ijknnivd.nl

Abonnementsprijs

Het Tijdschrift voor Dtergenecsktinde is het ver-
enigingstijdschrift van de Koninklijke Neder-
landse Maatschappij voor Diergeneeskunde.
De abonnementsprijs voor dierenartsen niet-leden
van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij
voor Diergeneeskunde en voor niet-dierenartsen
wordt vastgesteld door het Hoofdbestuur.

In memoriam

J. Kraai, F. van Schie

Maatschappijnieuws

Katnercommissie vergadert over bestrijding KVP, MKZ: Standpunten KNMvD
worden serieus genonien;_/.
Hülsen in samenwerking met H. de Groot
Regio Oost

Achtergrondinformatie voorde discussie \'CAO voor practici in loondienst?\';

M.C. van Oostrum-Schuurman Hess

Belangengroep Practici in loondienst

Kennisgeving van overlijden

Brief aan de leden over de stand van zaken NMa

Personalia

Doorlopende agenda
Deadline

300

301

302

303

306

306

307

308
311

314

Postgiro/bank

Postbank 511606 ten name van de KNMvD.
Julianalaan 8-10. Utrecht. ABN/AMRO N.V,
Postbus 30, 3500 AA Utrecht, nr. 55 50 48 861 en
C en E bank N.V, Postbus 85100. 3508 AC
Utrecht, nr. 69 93 61 443.

Contents

Original article

En bloc ligation of the thoracic duct in twelve dog with idiopathic chylothorax;
F.W. Viehoff, and A. A. Stokhof

278

Druk

Drukkerij G. van Dijk B.V, Breukelen (tel. 0346-
261304. fax 0346-264565).

Advertenties

Commerciële advertenties: Bureau Weijer B.V,
Veendam (tel. 0598-623065. fax 0598-613827).
Personeelsadvertenties: bureauredactie.

All rights reserved

Verklaring:

Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Diergeneeskd 1992; 117:31 -
4). De Redactie aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade welke - direct of indirect - het gevolg mocht zijn van ge-
bleken onjuistheden in de inhoud van de in dit tijdschrift opgenomen artikelen waarbij de auteur is vermeld of in de in-
houd van de in dit tijdschrift geplaatste advertenties. Advertenties kunnen zonder opgaaf van redenen door de Redactie
worden geweigerd of ingetrokken. Niets uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door
middel van druk, microfilm of op welke andere wijze ook, zonder schriftelijke toestemming van de Redactie.

(Papers appearing in this journal are listed in Current Contents / Agricultural Biology and Environmental Science /
Index-Medicus, Index Veterinarius / Veterinary Bulletin. Biological Abstracts, Cambridge Scientific Abstracts).

-ocr page 21-

tijdsfiu

Diergenees^^Se

Uitgegeven door de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde

Deel 128
Aflevering 10
15 mei 2003

Inhoud

Foto\'s cover: Peter van Rootselaar

Uit de Hoofdredactie
Oorspronkelijk artikel

Een meticilline-resistente Staphylococcus aureus (MRSA)-infectie bij een hond in Nederland;
E.
van Duijkeren, A.T.A. BoxJ. Mulder, W.J.B. Wannet, A.C. Fluiten D.J. Houwers

313

314

Wetenschap

Veterinair tuchtrecht

Domitor" ongeschikt voor collies?; /. Boissevain

Interview

"Wat doe jij tegenwoordig?" Dierenarts aan het werk; "Ik zou het poldermodel uitgevonden
kunnen hebben!"; L
Verklei]

Berichten en verslagen

Leishmaniosc; S. Si^aw

Het is bijna zover; Week van het Huisdier 2003

Stichting DIO

Proefdierkunde: waar zijn de dierenartsen?; C. Bol
Cursus \'Vaccineren IKB Varkens\' van start
Afscheid Henk Verburg
Besluit VKO omtrent definitie van contacturen
UKG-onderzoek naar allergie bij katten

Ingezonden

Homeopathie, een opzienbarende geneeswijze; B. Sijpkens
Sectarische gelijkhebberij van de Vereniging tegen dc Kwakzalverij; J. Bos
Een humane kit voor de kat; A. G. G. Kok
Reactie R.J. Slappendel

316

Actua

318

320
322
322

324

325
325
325
325

326

326

327
327

HUIDPROBLEMEN?
DE DERMATOLOGISCHE SHAMPOOS VAN VIRBAC

L

Allercalm: gevoelige, jeukende en schilferige huid • AHermyi. atopie klachten ■ Sebocalm: mild en hypoal-
lergeen voor de normale tot droge huid ■
Sebomild P: bij oppervlakkige Pyodermie en lichte seborroe
Sebolytic: tegen vettige seborroe ■ Fyoderm: bij de behandeling van Pyodermie ■ Paxcutol: diep reinigend
en antiseptisch

De shampoos van Virbac bevatten Spherulieten®, een uniek inkapselsysteem,
waardoor de shampoo langdurig werkzaam is. Chitosanide zorgt voor een
glanzende en veerkrachtige vacht.

Pyoderm

Seb

V/r^ótc:

ANIMAL HEALTH

dermatologische speciaHté\'s

Voor meer informatie: Virbac Nederland BV, Postbus 313, 3770 AH Barneveld, Tel 0342-427127, e-mail info®virbac.nl.
www.virbac.nl

-ocr page 22-

Hoofdredactie

Dr. M.M. Sloct van Oldruitenborgh-Oosterbaan
(voorzitter)

Dr. E.A. ter Laak (penningmeester)

Drs. H.A. Beijer

Dr. M.F. de Jong

Dr. Tj. Joma

Dr. R. Kuiper

Dr. P.A.M. Overgaauw

Drs. J.T. Siebinga

Dr R.J. Slappendel

Dr. J.H.Vos

Wetenschappelijke redactie

Prof. dr. A. Barneveld (Utrecht)

Dr. F.H.M. Borgsteede (Lelystad)

Prof. dr. H.J. Breukink (Utrecht)

Prof dr. P De Backcr (Gent, België)

Dr. J. Goudswaard (Middelburg)

Prof. dr. J.A.P Heesterbeek (Utrecht)

Prof dr. L.J. Hellebrekers (Utrecht)

Dr. Th.S.G.A.M. van den Ingh (Utrecht)

Prof dr. A.Th. van \'I Klooster (Utrecht)

Prof dr. F. van Knapen (Utrecht)

Prof dr. A. de Kruif(Gent, België)

Dr. J.T. Lumeij (Utrecht)

Prof dr A.S.J.PA.M. van Miert (Utrecht)

Prof dr. J.RT.M. Noordhuizen (Utrecht)

Prof dr. J.Th. van Oirschot (Lelystad)

Prof dr. J. de Schepper (Gent, België)

Dr. J.M.A. Snijders (Utrecht)

Dr. E. Teske (Utrecht)

Mw. dr. A.J. Venker-van Haagen (Utrecht)

Prof dr. J.H.M. Verheijden (Utrecht)

Dr G. Voorhoul (Utrecht)

Dr. Th. Wensing (Utrecht)

KNMvD

Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor
Diergeneeskunde

De Molen 77
Houten
Postbus 421
3990 CE Houten
Telefoon (o3o)6348goo
Fax (o;}o)6348gog
Website www.knmvd.nl

Bestuur

Drs. T. de Ruijter, voorzitter

Drs. J. Borgmeier, lid

Drs. O.A. van Dobbenburgh, lid

Mw. drs. W.J. Wijne- Raemakers, lid

Drs. H.R.C. Gostelie, penningmeester

Drs. H. van Herpen, lid

Drs. L.J. den Otter, lid

Secretariaat

Dr. Tj. Jorna. algemeen secretaris

Stafmedewerkers

Drs. S.J. de Groot

Drs. E.A.M. Hendriks

Drs. FJ.W.C. van Herten

Mw. drs. M.C. van Oostrum-Schuurman Hess

Administrateur

H.S. de Vries

Vacaturebank

R.P. van Ringelestijn

Webmaster

Mw. drs. M. van de Weetering-Fijten

KNMv

S

Bureauredactie

Mw. J.W. Jansen

Mw. A.M. Tummers

Mw. S.H. Umans-Ubbink

De Molen 77, Postbus 421, 3990 GE Houten

Tel. 030 - 6348900/fax 030 - 6348929.

E-mail: tijdschrift^ijknmvd.nl

Abonnementsprijs

Het Tijdschrift voor Diergeneeskunde is het ver-
enigingstijdschrift van de Koninklijke Neder-
landse Maatschappij voor Diergeneeskunde.
De abonnementsprijs voor dierenartsen niet-leden
van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij
voor Diergeneeskunde en voor niet-dierenartsen
wordt vastgesteld door het Hoofdbestuur.

Postgiro/bank

Postbank 511606 ten name van de KNMvD, De
Molen 77, Houten. ABN/AMRO N.V. Postbus 30,
3500 AA Utrecht, nr. 55 50 48 861 en C en E bank
N.V, Postbus 85100,3508 AC Utrecht, nr 69 93 61
443.

Verhuisspecial

Verhuizing secretariaat KNMvD verloopt soepel

Ton de Ruijter: "Nieuwe huisvesting op maat gesneden"; 6. Hendriks

Afdeling Veterinaire Zaken

Afdeling Communicatie

Afdeling Praktijkmanagement en Belangenbehartiging
Afdeling Facilitaire Zaken

IFS neemt werk uit handen. Verhuizen is een professie!; 6. Hendriks
Huisvesting secretariaat KNMvD in vogelvlucht
Veterinair Kwaliteitsorgaan

Op 5 mei was het zover, PAO-Diergeneeskunde is verhuisd!

Maatschappijnieuws

Dierenarts Jan Bosch overleden

Communicatie in vredestijd; H. de Groot en B. Hendriks
Off-label use en de \'verklaring\'; A. Kamphuis en S.J. de Groot
Stichting Dierpathologie Noord-Nederland

Bulletin B&B

Bulletin Bestuur en Bureau, nummer 3, april 2003; B. Hendriks

ccc

328

329

330

331

333

334

336

337

337

338

338

339

340

341

341

343

\'mé

Contents

Druk

Drukkerij G. van Dijk B.V., Breukelen (tel. 0346-
261304, fax 0346-264565).

Advertenties

Commerciële advertenties: Bureau Weijer B.V,
Veendam (tel. 0598-623065. fax 0598-613827).
Personeelsadvertenties: bureauredactie.

Original article

Methicillin resistant Staphylococcus aureus (MRSA) infection in a dog in the Netherlands;
£. van Duijkeren, A.T.A. BoxJ. Mulder, WJ.B. Wannet, A.C. Fluit, and DJ. Houwers 314

All rights reserved

Verklaring:

Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Diergeneeskd 1992: 117:31 -
4). De Redactie aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade welke - direct of indirect - het gevolg mocht zijn van ge-
bleken onjuistheden in de inhoud van de in dit tijdschrift opgenomen artikelen waarbij de auteur is vermeld of in de in-
houd van de in dit tijdschrift geplaatste advertenties. Advertenties kunnen zonder opgaaf van redenen door de Redactie
worden geweigerd of ingetrokken. Niets uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door
middel van druk, microfilm of op welke andere wijze ook, zonder schriftelijke toestemming van de Redactie.

(Papers appearing in this journal are listed in Current Contents /Agricultural Biology and Environmental Science /
Index-Medicus, Index Veterinarius / Veterinary Bulletin. Biological Abstract.\'!. Cambridge Scientific Abstracts).

-ocr page 23-

Diergenees

Inhoud

Uitgegeven door de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde

Deel! 28
Aflevering 11
1 juni 2003

Uit de Hoofdredactie
Oorspronkelijk artikel

Benauwde, slome kalveren met een dikke hals; jodiumdeficiëntie bij rundvee;
L
van Wuijckhuise, A.C.M. Groeneveld, C.H.M. Counotte en P. Koek

Veterinair tuchtrecht

Complete castratie door een specialist?; I. Boissevain

Berichten & verslagen

Ehrlichiose en anaplasmose; S. Shaiv

Geïnspireerd en intensief nascholen en netwerken op de 36^ Voorjaarsdagen; M. Leneman
Waltham Award 2003 voor evaluatie nieuwe screeningsmethode elleboogdysplasie
Mutaties in diergeneesmiddelenregistratie in april 2003
Rectificatie behandelingstabel leishmaniose

Ingezonden

Reactie alternatieve geneeskunde; H.LL van Werven
Reactie herdenkingsbijeenkomst Wagenaar; C.J. Binkhorst
Vogelpestbestrijding in de achtertuin
Reactie KNMvD

348

Actua

352

353
355

361

362

363

363

364

365

VLOOIENBESTRIJDING HET HELE JAAR DOOR

Cyclio Spot-on:

• Veilig • Gebruiksvriendelijk • Werkt 3 maanden

• Goede prijs/kwaliteit verhouding

• Exclusief voor dierenarts

• E-mail reminder-service

ANIMAL HEALTH

Cyclio spot-on kat REG NL 09752; Cyclio spot-on voor kleine honden REG NL 09755; Cyclio spot-on voor middelgrote honden
REG NL 09753; Cyciio spot-on voor grote honden REG NL 09754. Werkzame stof: Pyriproxyfen. Kanalisatie: U.D.A.. Voor meer
informatie: Virbac Nederland BV, Postbus 313, 3770 AH Barneveld

-ocr page 24-

Hoofdredactie

Dr. M.M. Sloet van Oldruitcnborgh-Oosterbaan
(voorzitter)

Dr. E.A. ter Laak (penningmeester)

Drs. H.A. Beijer

Dr. M.F. de Jong

DnTj. Jorna

Dr. R. Kuiper

Dr. RA.M. Overgaauw

Drs. J.T. Siebinga

Dr. R.J. Slappendel

Dr. J.H. Vos

Wetenschappelijl<e redactie

Prof. dr. A. Bameveld (Utreeht)
Dr. RH.M. Borgsteede (Lelystad)
Prof. dr. H.J. Breukink (Utrecht)
Prof dr. F De Backer (Gent, België)
Dr. J. Goudswaard (Middelburg)
Prof. dr. J.A.R Heesterbeek (Utrecht)
Prof dr. L.J. Hellebrekers (Utrecht)
Dr. Th.S.G.A.M. van den Ingh (Utrecht)
Prof dr. A.Th. van \'t Klooster (Utrecht)
Prof dr. F. van Knapen (Utrecht)
Prof dr. A. de Kruif (Gent, België)
Dr. J.T. Lumeij (Utrecht)
Prof dr. A.S.J.RA.M. van Miert (Utrecht)
Prof dr. J.RT.M. Noordhuizen (Utrecht)
Prof dr. J.Th. van Oirsehot (Lelystad)
Prof dr. J. de Schepper (Gent, België)
Dr. J.M.A. Snijders (Utrecht)
Dr.E. Teske (Utrecht)
Mw. dr. A.J. Venker-van Haagen (Utrecht)
Prof dr. J.H.M. Verheijden (Utreeht)
Dr. G. Voorhout (Utrecht)
Dr. Th. Wensing (Utrecht)

KNMvD

Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor
Diergeneeskunde

De Molen -Ji
Houten
Postbus 421
SggoCE Houten
Telefoon (030)6348900
Fax (030)6348909
Website www.knmvd.nl

Bestuur

Drs. T. de Ruijter. voorzitter

Drs. J. Borgmeier. lid

Drs. O.A. van Dobbenburgh, lid

Mw. drs. W.J. Wijne- Raemakers. lid

Drs. H.R.C. Gostelie, penningmeester

Drs. H. van Herpen, lid

Drs. L.J. den Otter, lid

Secretariaat

Dr. Tj. Jorna, algemeen secretaris

Stafmedewerkers

Drs. S.J. de Groot

Drs. E.A.M. Hendriks

Drs. F.J.W.C. van Herten

Mw. drs. M.C. van Oostrum-Schuurman Hess

Administrateur

H.S. de Vries

Vacaturebank

R.R van Ringelestijn

Webmaster

Mw. drs. M. van de Weetering-Fijten

Bureauredactie

Mw. J.W. Jansen

Mw. A.M. Tummers

Mw. S.H. Umans-Ubbink

De Molen 77, Postbus 421,3990 GE Houten

Tel. 030 - 6348900/fa.\\ 030 - 6348929.

E-mail: tijdschrift^ïjknmvd.nl

Abonnementsprijs

Het Tijdschrift voor Diergeneeskunde is het ver-
enigingstijdschrift van de Koninklijke Neder-
landse Maatschappij voor Diergeneeskunde.
De abonnement-sprijs voor dierenartsen niet-leden
van dc Koninklijke Nederlandse Maatschappij
voor Diergeneeskunde en voor niet-dierenarLsen
wordt vastgesteld door het Hoofdbestuur.

Postgiro/bank

Postbank 511606 ten name van de KNMvD. De
Molen 77, Houten. ABN/AMRO N.V. Postbus 30,
3500 AA Utrecht, nr. 55 50 48 861 en C en E bank
UV, Postbus 85100,3508 AC Utreeht, nr. 69 93 61
«3.

Jan Heida; O. Beiboer, C. Siebinga, P. Verhoeven

Nieuwe garantietermijn van zes maanden ook bij consumentenkoop van dieren;
L. Broere enJ. van Herten

MOVIR en KNMvD organiseren workshop \'preventie arbeidsongeschiktheid\'

Thema Jaarcongres 2003: Dierenarts in Balans

Groep homeopathisch werkende dierenartsen on hne

Felicitatie; Dr. Tj. Jorna

Personalia

Doorlopende agenda

jubilea

Deadline

366

367

368

369

370
370

370

371

372

374

Druk

Dmkkerij G. van Dijk B.V, Breukelen (tel. 0346-
261304, fax 0346-264565).

Advertenties

Commerciële advertenties: Bureau Weijer B.V,
Veendam (tel. 0598-623065, fax 0598-613827).
Personeelsadvertenties: bureauredactie.

All rights reserved

Verklaring:

Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Diergeneeskd 1992; 117:31-
4). De Redactie aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade welke - direct of indirect - het gevolg mocht zijn van ge-
bleken onjuistheden in de inhoud van de in dit tijdschrift opgenomen artikelen waarbij de auteur is vermeld of in de in-
houd van de in dit tijdschrift geplaatste advertenties. Advertenties kunnen zonder opgaaf van redenen door de Redactie
worden geweigerd of ingetrokken. Niets uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door
middel van druk, microfilm of op welke andere wijze ook, zonder schriftelijke toestemming van de Redactie.

(Papers appearing in this journal are listed in Current Contents / Agricultural Biology and Environmental Science /
Index-Medicus. Index Veterinarius / Veterinary Bulletin, Biological Abstracts. Cambridge Scientific Abstracts).

-ocr page 25-

Diergenees inmae

Uitgegeven door de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde

Deel 128
Aflevering 12
i5juni 2003

Inhoud

Foto cover: Geert Bistervels

Uit de Hoofdredactie 373

Oorspronkelijke artikelen

Sterfte door drachtige pinken op een melkveebedrijf door leververvetting; H.Jorritsma en R.Jorritsma 374

Wetenschap

Veterinair tuchtrecht

Schadevergoeding?; I. Boissevain 378
Interview

"Voorzorgsbeginsel leidt tot maximale maatregelen"; Veterinair Hoofdinspecteur Henk Verburg

neemt afscheid; B. Hendriks 380

Berichten & verslagen

Het dopingonderzoek bij paarden en de rol van de behandelend dierenarts; H.J. Breukink 382

Dirofilariose(Hartworm); P.A.M. Overgaauw 383

Fl DIN Antibioticarapportage 2002 384

IFAH-F,urope nieuwe internationale belangenbehartiger 386

Jonge onderzoekers grijpen kansen 386

Ingezonden

Is dc hobbykip werkelijk een gevaar voor de commeriële pluimveehouderij?; Adr. C. Voeten 388

Babesiose; C. Uilenberg 389

PAOD

Cursussen PAOD-Diergeneeskunde 390
Congressen en cursussen

Oproep stageplaats 390

Workshop verdoven van wilde en verwilderde dieren 391

Oproep Veterinair Dispuut Unitas 391

Wetenschappelijke prijs van Kennelclub Cynophilia 395

VLOOIENBESTRIJDING HET HELE JAAR DOOR

Cyclio Spot-on:

• Veilig • Gebruiksvriendelijk • Werkt 3 maanden

• Goede prijs/kwaliteit verhouding

• Exclusief voor dierenarts

Actua

• E-mail reminder-service

\\firt>e9c=

-ocr page 26-

Hoofdredactie

Dr. M.M. Sloet van Oldruitenborgh-Oosterbaan
(voorzitter)

Dr E.A. ter Laak (penningmeester)

Drs. H.A. Beijer

DrM.EdeJong

DrTj. Jorna

Dr R. Kuiper

Dr RA.M. Overgaauw

Drs. J.T. Siebinga

Dr R.J. Slappendel

DrJ.H.Vos

Wetenschappelijke redactie

Prof. dr A. Barneveld (Utrecht)
Dr EH.M. Borgsteede (Lelystad)
Prof dr. H.J. Breukink (Utrecht)
Prof dr R De Backer (Gent, België)
Dr J. Goudswaard (Middelburg)
Prof dr. J.A.P Heesterbeek (Utrecht)
Prof dr. L.J. Hellebrekers (Utrecht)
Dr Th.S.G.A.M. van den Ingh (Utrecht)
Prof dr. A.Th. van \'t Klooster (Utrecht)
Prof dr. F. van Knapen (Utrecht)
Prof dr. A. de Kruif (Gent, België)
Dr J.T. Lumeij (Utrecht)
Prof dr. A.S.J.RA.M. van Miert (Utrecht)
Prof dr. J.PT.M. Noordhuizen (Utrecht)
Prof dr. J.Th. van Oirschot (Lelystad)
Prof dr. J. de Schepper (Gent, België)
Dr J.M.A. Snijders (Utrecht)
DrE.Teske (Utrecht)
Mw. dr A.J. Venker-van Haagen (Utrecht)
Prof dr. J.H.M. Verheijden (Utrecht)
Dr G. Voorhout (Utrecht)
Dr. Th. Wensing (Utrecht)

Bureauredactie

Mw. J.W. Jansen

Mw. A.M. Tummers

Mw. S.H. Umans-Ubbink

De Molen 77, Postbus 421, 3990 GE 1 louten

Tel. 030 - 6348900/fax 030 - 6348929.

E-mail: tijdschriftfijknmvd.nl

KNMvD

Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor
Diergeneeskunde

De Molen 77
Houten
Postbus 421
3990 GE Houten
Telefoon (o3o)6348goo
Fax (030) 6348goc)
Website www.knnnvd.nl

Vraag en antv\\/oord
Cd-rombespreking
Referaat

Studentenreferaten

2

KNMv

Bestuur

Drs. T. de Ruijter. voorzitter

Drs. J. Borgmeier, lid

Drs. O.A. van Dobbenburgh, lid

Mw. drs. W.J. Wijne- Raemakers, lid

Drs. H.R.C. Gostelie, penningmeester

Drs. II. van Herpen, lid

Drs. L.J. den Otter, lid

Secretariaat

Dn Tj. Jorna, algemeen secretaris

Stafmedewerkers

Drs. S.J. de Groot

Drs. E.A.M. Hendriks

Drs. FJ.W.C. van Herten

Mw. drs. M.C. van Oostrum-Schuurman Hess

Administrateur

H.S. de Vries

Vacaturebank

R.P. van Ringelestijn

Webmaster

Mw. drs. M. van de Weetering-Fijten

392

395

396
387. 397

Abonnementsprijs

Het Tijdschrift voor Diergeneeskunde is het ver-
enigingstijdschrift van de Koninklijke Neder-
landse Maatschappij voor Diergeneeskunde.
De abonnementsprijs voor dierenartsen niel-lcden
van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij
voor Diergeneeskunde en voor niet-dierenartsen
wordt vastgesteld door het Hoofdbesmur.

Postgiro/bank

Postbank 511606 ten name van de KNMvD, De
Molen 77, Houten. ABN/AMRO N.Y, Postbus 30,
3500 AA Utrecht, nr 55 50 48 861 en C en E bank
N.V, Postbus 85100,3508 AC UtrechL nr 69 93 61
443.

In memoriam

Dr Ton van den Bogaard;,/, van Riel
Maatschappijnieuws

FVE publiceert Code Diergeneeskundige Bcroepstiitocfening;J. Hülsen en H. de Croot
Jaarcongres 2003; Dierenarts in balans

Personalia

Doorlopende agenda
Deadline

Contents

Original paper

Death of heifers due to fatty liver disease; H.Jorritsma, and R.Jorritsma

398

399

400

402
404
406

374

Druk

Drukkerij G, van Dijk B,V, Breukelen (tel, 0346-
261304, fax 0346-264565),

Advertenties

Commerciële advertenties: Bureau Weijer B,V,,
Veendam (tel, 0598-623065, fax 0598-613827),
Personeelsadvertenties: bureauredactie.

All rights reserved

\\erklaring:

Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Diergeneeskd 1992; 117:31-
4). De Redactie aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade welke - direct of indirect - het gevolg mocht zijn van ge-
bleken onjuistheden in de inhoud van de in dit tijdschrift opgenomen artikelen waarbij de auteur is vermeld of in de in-
houd van de in dit tijdschrift geplaatste advertenties. Advertenties kunnen zonder opgaaf van redenen door de Redactie
worden geweigerd of ingetrokken. Niets uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door
middel van druk, microfilm of op welke andere wijze ook. zonder schriftelijke toestemming van de Redactie.

(Papers appearing in this Journal are lisled in Current Contents / Agricultural Biology and Environmental Science /
Index-Medicus, Index Veterinarius / Veterinary Bulletin, Biological Abstracts, Cambridge Scientijic Abstracts).

-ocr page 27-

Uit
de

hoofdredactie

Aan het begin van 2003 wil ik u, de lezers van ons Tijdschrift voor Diergeneeskunde, een voorspoe-
dig, gezond en lezenswaardig jaar toewensen. Ik hen er zeker van dat ik dit namens de hele
Hoofdredactie mag doen.

Ook namens alle medewerkers van het Bureau van de KNMvD wens ik u deze nieuwjaarswens toe,
maar ook wil ik in het bijzonder de medewerkers van de KNMvD een voorspoedig en gezond 2003
toewensen. Het zal niet zomaar een gemakkelijk jaar worden. De medewerkers zullen het toch ver-
trouwde pand aan de Julianalaan gaan verlaten. Het pand is verkocht en een definitieve bestem-
ming is er nog niet.

Graag wil ik een tweetal zaken met u bespreken.

De inhoud van dit nummer van het TvD biedt u veel lezenswaardigs. Veel over wat er tussen en met
ons als dierenartsen gebeurt. Er staat ook een wetenschappelijk artikel in dit nummer U zult op-
merken: "maar dit is toch vanzelfsprekend". Neen, dat is dit niet meer De aanwas van weten-
schappelijke artikelen is zorgelijk. Deze artikelen moeten voor een groot deel uit de Faculteit der
Diergeneeskunde en de wetenschappelijke instituten worden gegenereerd. Het TvD is een belang-
rijk medium voor het brengen van de resultaten van onderzoek naar depractiserende dierenartsen.
Nu doet zich de zorgelijke situatie voor dat er Hoofdafdelingen op de Faculteit der
Diergeneeskunde zijn, die publiceren in hoogstaande wetenschappelijke tijdschriften eisen voor
hun onderzoekers. Daarbij spreken ze uit dat het TvD daar niet bij hoort. Een belangrijke taak van
overdracht naar de Nederlandse dierenarts Hjkt daarmee te worden afgesneden.
Een delegatie van de Hoofdredactie heeji een gesprek met het bestuur van het Instituut voor
Veterinaire Wetenschappen van de Faculteit. Het resultaat hiervan zullen wij u in het volgende
nummer van het TvD melden. Wanneer er geen wetenschappelijke artikelen meer worden inge-
diend, dan zullen wij vergelijkbaar als Medisch Contact bij de artsenvereniging KNMG verder
moeten.

Maar zij hebben wel een bloeiend Tijdschrift voor Geneeskunde in de Nederlandse taal voor de
Nederlandse artsen.

Een tweede item is de voortschrijdende individualisering van de maatschappij en dus ook van de
KNMvD-leden. Dit manifesteert zich ook in uitingen, die hoe begrijpelijk vanuit de emotie, niet ac-
ceptabel zijn. De medewerkers van de KNMvD willen u het jaar 2003 graag van dienst zijn op
allerlei gebied en staan open voor opbouwende opmerkingen en vragen. Het is niet acceptabel dat
daarbij onwelvoegelijke taal wordt gebruikt, zowel aan de telefoon als in de e-mail.
Natuurlijk zijn er zaken waarop wij aangesproken kunnen worden. "Maar wie zonder zonden is
werpt de eerste steen." Laten wij de historie over tweeduizend jaar van Stephanus tot Afrika door-
breken. Wij willen met uw samenwerking 2003 een voorspoedig jaar voor de KNMvD laten zijn.
Daarmee is ook aan het Bestuur veel voorspoed en wijsheid, in goede gezondheid te wensen.

Dr Tj. Jorna

I

Tijdschrift
Diergeneeskunde

-ocr page 28-

Arteriële hypertensie bij de kat

Een pathobiologisch en klinisch overzicht met nadruk op de oogheelkundige aspecten

Tijdschr Diergeneeskd 2003; 12S: 2■^o

Overzichtsartikel

R.R.O.M. ran de SandV, F.C. Stades^, M.H. Boevé^ en A.A. Stokhofi

especially in those with renal in.Kufficiency, hyperthymidism. or visual distur-
bances of unknown origin. Blood pressure measurements using the Doppler
method is a relatively cheaply, quick and simple, method with enough reliabi-
lity. Hence this method should he incorporated in veterinary practice.

Samenvatting

Arteriële hypertensie bij de kat lijkt een nog vaak onder-
schat probleem. Wanneer een kat wordt aangeboden in
verband met een plotselinge visusstoornis, die door intrao-
culaire bloedingen en/of een ablatio retinae wordt veroor-
zaakt, hangt dit vaak samen met een te hoge bloeddruk.
Een onbloedige bloeddrukmeting is bij de kat goed routine-
matig toepasbaar. Dit heeft ertoe geleid dat er de laatste ja-
ren veel meer gegevens over hypertensie bij de kat beschik-
baar zijn gekomen.

Bij katten zijn overwegend secundaire vormen van hyper-
tensie beschreven, als gevolg van nierziekten en hyperthy-
reoïdie, maar ook chronische anemie, primair hyperal-
dosteronisme en een zoutrijk dieet worden als oorzaak
vermeld.

In dit artikel wordt aandacht besteed aan de (patho)
fysiologie van de bloeddrukregulatie, de verschillende me-
thoden van bloeddrukmeting en aan de oorzaken, klinische
manifestatie en de behandelmogelijkheden van hyperten-
sie.

Gezien de huidige kennis zou het routinematig meten van
de bloeddruk bij de oudere kat (ouder dan ± tien jaar)
stelselmatig dienen te gebeuren, zeker bij dieren met een
nierinsufficiëntie of hyperthyreoïdie of onbegrepen vi-
susstoornissen. Bloeddrukmeting door middel van de
Dopplermethode is relatief goedkoop, snel en eenvoudig
toe te passen en is voldoende betrouwbaar. Deze methode
verdient daarom in de huidige diergeneeskundige prak-
tijk een vaste plaats.

Summary

Arterial hypertension in the cat

Arterial hypertension in cats appears to he an often underdiagno.sed ptxMem.
Sudden disturbances of vision caused hy intraocular haemorrhage and/or de-
tached retina are often related to hypertension. The ability to measure Hood
pressure roittinely in cats, by using an indirect method, has increased know-
ledge of feline hypertension in recent years. In cats mainly secondary hyperten-
sion is described, cawied by as a consequence of renal disease, hyperthyivi-
dism, chronic anaemia, primary aldostemnism, and a high-salt diet. This
article describes the (patho) physiology of blood pressure contml, the different
methods of blood pressure measurements and the causes, clinical manifesta-
tions, and possibilities of antihypertensive therapy. Given our current know-
ledge. blood pressure should he measured regularly in older cats (> 10 years).

1 Diergeneeskundig Specialisten Centrum te Den Haag en Veterinair Specialistisch
Centrum de Wagenrenk te Wageningen.

2 Hoofdafdeling Geneeskunde van Gezelschapsdieren. Afdeling Oogheelkunde. Fa-
culteit der Diergeneeskunde. Universiteit Utrecht. Postbus HOI54. 3508 TD Utrecht.

3 Hoofdafdeling Geneeskunde van Gezelschapsdieren. Afdeling Cardiologie. Facul-
teit der Diergeneeskunde. Universiteit Utrecht. Postbus HOI54. 350H TD Utrecht.

Inleiding

Onder hypertensie wordt een te hoge arteriële bloeddruk ver-
staan. Bij de mens is hypertensie een frequent voorkomend
probleem (10-20% van de volwassen bevolking) (26), maar
een verhoogde bloeddruk wordt ook veterinair de laatste jaren
in toenemende mate gediagnostiseerd (11). Vanwege de meer
gecompliceerde meetmethode wordt bloeddrukmeting bij die-
ren niet routinematig uitgevoerd, zodat de prevalentie bij huis-
dieren naar verwachting hoger zal zijn dan tot nu toe is aange-
toond. Bovendien dienen de referentiewaarden voor iedere
diersoort te worden vastgesteld en moet de meetmethode wor-
den gevalideerd.

Een andere verklaring voor het zeer beperkt meten van de
bloeddruk bij dieren is het feit dat hypertensie pas in een laat
stadium in duidelijke symptomen resulteert. Bij de kat betreft
dit veelal acute oogaandoeningen of nierproblemen, soms car-
diovasculaire of neurologische afwijkingen (11). Ter verbete-
ring van het inzicht in de processen welke bij de hypertensie
een rol spelen wordt in deze publicatie nader ingegaan op de fy-
siologie en de pathofysiologie van de bloeddrukregulatie.
Voorts worden de technieken van bloeddrukmeting, de symp-
tomatologie en de behandeling van arteriële hypertensie bij de
kat besproken.

Bloeddrukregulatie

De bloeddrukregulatie wordt bij zoogdieren vooral door twee
regelsystemen verzorgd. Het eerste systeem is neurogeen en
reageert snel op veranderingen van bloeddruk, een tweede
systeem zorgt voor de lange-termijnregulatie en is humoraal.

Neurogene regulatie

Een bloeddrukstijging wordt geregistreerd door barorecepto-
ren, die in de sinus caroticus en de aortaboog zijn gelokaliseerd
(11,29). Deze baroreceptoren detecteren wisselingen van
bloeddruk. Bij stijging van de bloeddruk neemt het aantal im-
pulsen, die door de baroreceptoren worden afgegeven aan het
vasomotoreneentrum in de hersenstam, toe. Hierdoor daalt de
tonische activiteit van het vasomotoreneentrum, met als gevolg
een afname van de sympathicotonus, die op zijn beurt in een
perifere vasodilatatie en een daling van het hartminuutvolume
resulteert, met een bloeddrukdaling als gevolg (11,29).
Behalve de baroreceptoren zijn er ook chemoreceptoren bij de
bloeddrukregulatie betrokken (11,29). De chemoreceptoren
zijn in de aorta en de arteria carotis gelokaliseerd. Deze recep-
toren spelen nauwelijks een rol in de bloeddrukregulatie zolang
de bloeddruk binnen de fysiologische grenzen blijft. In geval
van hypoxie, zoals die bijvoorbeeld als gevolg van hypotensie

-ocr page 29-

kan optreden, prikkelen deze chemoreceptoren, via impulsen,
het vasomotorencentrum. Dit induceert een toename van de
sympathicotonus, met als gevolg een bloeddrukstijging.
Tenslotte is er nog een derde belangrijk neurogeen regelmecha-
nisme, de zogenaamde \'centrale ischemische respons\' (11,29).
Dit systeem wordt geactiveerd zodra de bloeddruk en de door-
stroming van de hersenen zodanig laag zijn dat er ischemie in
de neuronen van het vasomotorencentrum ontstaat. Hierdoor
treedt een heftige sympathische \'ontlading\' op resulterend in
perifere vasoconstrictie, met een stijging van de bloeddruk als
resultaat. Deze vasoconstrictie gaat evenwel ten koste van an-
dere organen, zoals bijvoorbeeld de nieren, en moet worden ge-
zien als een \'laatste redmiddel\'.

Humorale regulatie

Een toegenomen sympathicotonus (bijvoorbeeld bij acute
stress) heeft niet alleen een direct, maar ook een indirect, hu-
moraal, effect op het hart en de bloedvaten. Door de toegeno-
men sympathische activiteit wordt de bijnier tot afgifte van
adrenaline en noradrenaline gestimuleerd. Deze catecholami-
nes ondersteunen de sympathicotonus doordat zij de hartfre-
quentie en de contractiekracht verhogen en vasoconstrictie ver-
oorzaken (11,29).

Een belangrijk systeem met korte én lange termijn effecten is
het renine-angiotensine-aldosteron (RAA) systeem. De re-
nine-afgifte door het renale juxtaglomerulaire apparaat wordt
beïnvloed door factoren als een afgenomen perfusiedruk
in de
afferente glomerulaire arteriole, de verlaagde Na"*" concentra-
ties, Cl\' concentraties, angiotensinogeen, angiotensine 11 en
prostaglandineconcentraties
in het plasma, maar ook als res-
pons op een toegenomen sympathicotonus, hetgeen resulteert
in activatie van de ß|-adrenerge receptoren op de juxta glome-
rulaitre cellen. Onder
invloed van renine wordt angiotensine 1
gevormd uit angiotensinogeen. Dit angiotensine 1 wordt onder
invloed van het \'angiotensin converting enzyme\' (ACE) omge-
zet in angiotensine II, hetgeen
vasoconstrictie en een grotere
afgifte van
Vasopressine (AVP) uit de hypofyse en van aldoste-
ron uit de bijnierschors induceert. Activatie van dit RAA-
systeem resulteert behalve
in vasoconstrictie ook in een toege-
nomen Na*^- en waterretentie (11,29). Andere mogelijke
effecten van angiotensine II zijn een toename van de sympati-
sche activiteit, constrictie van efferente nierarteriën, stimulatie
van dorst, stimulatie van vaatremodeling en stimulatie van
gladde spieren (hyperplasie, hypertrofie). Daarnaast leidt het
RAA-systeem tot een afname van de concentraties aan \'kini-
nen\' hetgeen eveneens vasoconstrictie tot gevolg heeft (brady-
kinine is een zeer potente vasodilatator) (11,29).
Vasopressine, een antidiuretisch hormoon (ADH), wordt door
de neurohypofyse afgegeven onder invloed van een toegeno-
men angiotensine II concentratie maar ook door veranderingen
in de perfusiedruk en de osmolaliteit. Het veroorzaakt vaso-
constrictie en eveneens een retentie van Na^- ionen en van wa-
ter (11 ,29). Deze Na - en waterretentie leiden tot een groter
circulerend volume en een toename van de veneuze return, met
een toename van de voorbelasting en verbetering van het hart-
minuutvolume.

Een toegenomen volumebelasting leidt tot het oprekken van de
atriumwand, hetgeen de afgifte van ANH (atrial natriuretic hor-
mone) veroorzaakt. Dit ANH verlaagt op verschillende manie-
ren de bloeddruk. Het remt de spiercontractie in de vaatwand
waardoor vasodilatatie optreedt en het geeft een toename van
de glomerulaire filtratie, zonder dat de nierdoorstroming toe-
neemt (dit wordt veroorzaakt door vasoconstrictie van de effe-
rente glomerulaire arteriolen) waardoor het circulerend vo-
lume afneemt. Zowel de natrium als wateruitscheiding neernt
toe. Het volledige mechanisme hierachter is (nog) niet geheel
bekend, maar mogelijk speelt een direct suppressief effect op
de renine afgifte en op de aldosteron synthese een rol (11,29).
Tenslotte speelt ook de Na - en Ca2 -concentratiegradient in-
tra* en extracellulair een rol op de perifere vaatweerstand

(11,29).

Path o fysiologie van spontane arteriële

hypertensie Bij de kat

Hypertensie kan worden ingedeeld in primaire en secundaire
vormen.

Aangezien voor primaire hypertensie geen goede verklaring
bekend is (11,25), blijft de beschrijving van de pathofysiologie
hier beperkt tot de secundaire hypertensie.
Secundaire hypertensie bij de kat is vooral bekend als gevolg
van nierziekten en hyperthyreoïdie. Daarnaast is hypertensie
bij de kat ook beschreven in samenhang met een zoutrijk dieet
(40), een ernstige anemie (11,25) of primair hyperaldostero-
nisme(l 1,13).

De volgende mechanismen voor het ontstaan van hypertensie
door nierziekten spelen mogelijk een rol: (3,11,19,22,28)

1. verminderde glomerulaire filtratie ratio (GFR) en daling van
de Na^ uitscheiding resulteert in een toename van het circu-
lerend bloedvolume;

2. afname van de nierdoorbloeding stimuleert de afgifte van re-
nine, waardoor het renine-angiotensine-aldosteron systeem
(RAA-systeem) wordt geactiveerd;

3. toename van de intrarenale vaatweerstand ten gevolge van
glomerulosclerosis;

4. afname van concentraties van renale antihypertensieve stof-
fen als prostaglandines en kallikreines.

De pathofysiologische samenhang is in schema 1 grafisch
weergegeven.

Parti

GFR l -» renine -» RAAS ->

I

aldosteron

Perifere vasoconstrictie
AT II

Catecholamines
Toename perifere weerstand

NierweerstandT ■

Sclerose
niervaten

Natrium retentie

Circulerend bloedvolume T

Renale prostaglandines i
kalikreines i

Arteriele hypertensie

Bij hyperthyreoïdie ontstaat de hypertensie door de toegeno-
men B-adrenerge activiteit met als gevolg tachycardie en toege-
nomen cardiale contractiliteit. De stimulatie van B-receptoren
in het juxtaglomerulaire apparaat resulteert in activatie van het
RAA-systeem (11,19,23).

In het geval van een ernstige anemie leiden een toegenomen
hartfrequentie en contractiliteit tot een verhoogd hartminuut-

-ocr page 30-

volume, hetgeen aanleiding zou geven tot hypertensie (11). Bij
primair hyperaldosteronisme wordt de hypertensie veroorzaakt
door een toename van het extracel lui aire volume als gevolg van
natrium- en waterretentie (13).

Gevolgen i^an hypertensie voorde retina en oogzenuw
De circulatie van de retina wordt gekenmerkt door een lage
stroomsnelheid zodat een hoge zuurstofafgifte aan de weefsels
mogelijk is. Bij een te hoge bloeddruk treedt door autoregulatie
vasoconstrictie van de retinale arteriolen op, hetgeen op den
duur hypertrofie, hyperplasie en ook ischemic van het gladde
spierweefsel in de desbetreffende vaatwanden tot gevolg heeft,
resulterend in sclerose en necrose. De vaatwandpermeabiliteit
neemt toe waardoor lokale oedeemvorming en bloedingen in
de retina ontstaan. Aangezien er in de chorioidea geen autore-
gulatie optreedt, treden ten gevolge van de toegenomen arteri-
ële druk serum, plasma en cellen uit, met uiteindelijk veelal een
ablatio retinae als gevolg. Bovendien ontstaan ischemische lae-
sies. Ook de oogzenuw lijdt onder de gevolgen van hypertensie
in de vorm van oedemateuze zwelling van de zenuwvezels.
Vanuit de vaten van de irisbasis en het corpus ciliare kunnen
door permeabiliteitstoename van de vaatwanden ocdeemvor-
ming en bloedingen optreden, resulterend in iriszwellingen en
bloedingen en vrij bloed in de voorste oogkamer of het vitreum
(2,3,4,9,11,19,23).

Bloeddrukmetinc

Een nauwkeurige, reproduceerbare bloeddrukmeting is een
voorwaarde om de diagnose arteriële hypertensie adequaat te
kunnen stellen. Een goed uitgevoerde
\'invasieve\', directe me-
ting
is technisch het meest accuraat. Voor de uitvoering hiervan
wordt een canule in de arteria femoralis gebracht, nadat de kat
in zijligging is gefixeerd. De druk in het vat wordt via een
vloeistofkanaal op een druktransducer aangebracht die de ge-
meten waarde registreert. Deze methode is de meest betrouw-
bare, maar is invasief en veroorzaakt nogal wat ongemak en op-
winding, met als gevolg een stijging van de bloeddruk.
Bovendien vereist de methode veel ervaring. Daarom heeft een
eenvoudiger en minder stress opwekkende methode de voor-
keur (5,7,15,22,23).

Als \'non-invasieve\', indirecte methoden zijn de volgende tech-
nieken mogelijk: Doppler ultrasonographic (DOP), oscillome-
trische sphygomanometrie (OS) en photoplethysmographie
(PH).

Bij de Dopplermethode (DOP) (Ultrasonic Doppler Flow
Detector, Model 811, Parks Medical Electronics, Aloha,
Oregon USA) wordt een opblaasbare cuff, met een breedte
van ongeveer 40% van de pootomtrek (infant size cuff, 7.5-20
cm of newborn cuff, 2.5, cm Parks Medical Electronics),
waarvan de druk kan worden afgelezen om de voorpoot (di-
rect distaal de elleboog) of achterpoot (proximaal van de tar-
sus) van de kat aangelegd. Een Doppler transducer, waarmee
de pulsaties van een vat (ofwel de arteriewand of rode bloed-
cellen beweging) kunnen worden gedetecteerd, wordt vervol-
gens distaal van de cuff boven het grote zooikussen (arteria
superficialis antebrachei) aangelegd of bij de achterpoot me-
diodorsaal op de tarsus (arteria tibialis cranialis) (Afbeelding
1). Ter verkrijging van een goed contact wordt echogel tussen
de transducer en de huid aangebracht. Eventueel kunnen de
haren tevoren met alcohol worden bevochtigd of afgescho-
ren. Zodra het vat is gelocaliseerd wordt de cuff opgeblazen
totdat geen pulsaties meer worden waargenomen. Hierna laat

men de cufïleeglopen totdat er weer hoorbare pulsaties optre-
den. Op dat moment wordt de waarde op de manometer afge-
lezen en genoteerd. Er dienen meerdere metingen te worden
verricht en de gevonden waarden worden gemiddeld. Alleen
de systolische waarde is zo met voldoende reproduceerbaar-
heid meetbaar (15,16,18,22,23,31,34).
De oscillometrische methode (OS) (Dinamap Veterinary
Blood Pressure Monitos Model 8300, Critikon Inc. Tampa,
Florida, USA of Memoprint, S-i-B Metvet, Babenhausen, Did )
waarbij op een zelfde manier een cuff wordt geplaatst, meet de
oscillaties in de opgeblazen cuff, veroorzaakt door de polsgolf
in de arterie. Dit wordt vervolgens via een microprocessor om-
gezet in een bloeddruk waarde (systolisch, diastolisch en de ge-
middelde bloeddruk).

Bij de photoplethysmographische methode wordt de arteriële
druk gemeten met een "pulse oximeter probe" (infrarode stra-
ling, Oxisensorll D-25, Nellcore Inc. Pleasanton,CA, USA) en
weergegeven op een monitor. De \'wraparound pulse oximeter
probe\' wordt op de carpus geplaatst. De cuff wordt opgeblazen
tot de plethysmografische golfvorm verdwenen is. Hierna Iaat
men de cuff in stappen van 2-5mmHg leeglopen tot de golf-
vortn weer zichtbaar is, de dan gemeten cuff-druk is de systoli-
sche bloeddruk (5,7).

De resultaten van de systolische bloeddrukmeting van de ver-
schillende indirecte methodes zijn in alle gevallen lager dan de
direct gemeten bloeddruk. Bij de OS wordt dit effect naar mate
de bloeddruk stijgt alleen maar groter (5,7,30). Grandy
et al.
constateerde dat voor de Doppler methode de volgende regel
kan worden gehanteerd: femorale systolische druk = Doppler
systolische druk -i- 14 mmHg (15). Volgens Binns et al. zijn de
DOP en PH methoden over het geheel genomen het meest be-
trouwbaar (5). Dit, in tegenstelling tot de bevindingen van
Caulkett en medewerkers waarbij de OS methode als meest
nauwkeurige uit het onderzoek kwam (7). Een verschil tussen
deze onderzoeken is echter dat in het onderzoek van Caulkett
(7) katten werden onderzocht met een milde, matige en ern-
stige hypotensie en in het onderzoek van Binns (5) katten met
een normale bloeddruk of hypertensie. Dit zou betekenen dat
bij een lage bloeddruk de OS methode betrouwbaarder is en bij
hypertensie de methodes DOP en PH. In een studie van
Branson et al. wordt de OS methode vergeleken met directe
bloeddrukmeting bij katten onder anesthesie. De OS methode
wordt hierin als niet betrouwbaar aangemerkt (6).
De conclusie uit meerdere onderzoeken is eenduidig: de di-

TljDSCHRIFT VOOR DIERGENEESKUNDE, DEEL 128, JANUARI, AFLEVERING 1, 2OO3

-ocr page 31-

recte bloeddrukmeting wordt besciiouwd ais de meest be-
trouwbare en de drie indirecte methodes zijn in ieder geval
goed bruikbaar voor het voldoende betrouwbaar bepalen van
een trend (5,7,15,22,23). De voorkeur gaat daarbij uit naar de
Dopplermethode omdat deze voldoende betrouwbaar en rela-
tief goedkoop is (5,6).

Uit een onderzoek van Sparkes et al. bleek de gemiddelde
bloeddruk (± SD) van 50 gezonde katten 162 ± 19 mmHg. Er
waren geen significante verschillen tussen mannelijke en vrou-
welijke dieren en er was geen significante correlatie tussen
bloeddruk en leeftijd en bloeddruk en gewicht. Wanneer de
katten gedurende tien minuten in de onderzoeksruimte konden
acclimatiseren bleek de bloeddruk significant te dalen, van 176

TijDSCHRIFT VOOR DIERGENEESKUNDE, DEEL 128, JANUARI, AFLEVERING T, 2003

± 17 naar 157 ± 21 mmHg. In navolging van ervaringen bij dc
mens waarbij als normale bloeddruk de gemiddelde bloeddruk
± 1,28 SD wordt gehanteerd zou dit, volgens Sparkes en mede-
werkers, bij de kat inhouden dat een bloeddruk > 185 mmHg als
verdacht dient te worden aangemerkt, waarop verder onder-
zoek dient te worden uitgevoerd (37). Toch wordt in de litera-
tuur bij een op de indirecte manier gemeten systolische druk bij
de kat, hoger dan 160 mmHg (23,39) of hoger dan 170 mmHg
(16,25,34) reeds gesproken van hypertensie.

-ocr page 32-

Klinische symptomen

Hypertensie komt voor bij de oudere kat. De gemiddelde leef-
tijd van katten met hypertensie in de studie van Maggio
et al. is
14.8± 2.1 jaar, 93% van de katten is >tien jaar (24) Littman (23)
constateerde dat 71 % van de katten veertien jaar of ouder was
en Elliot (12) vond dat 97% > twaalf jaar was.
In een studie van Maggio en medewerkers bleek bij een groep
van 69 katten met hypertensie bij 60% van de dieren oogafwij-
kingen voor te komen, bij 87% werden oogheelkundige óf car-
diale afwijkingen vastgesteld en bij 29% kwamen neurologi-
sche symptomen voor (24).

Oculaire i/eranderingen

Ablatio retinae en intra-oculaire bloedingen, met name van de
retina, zijn de meest duidelijke symptomen van hypertensie bij
dieren (Afbeeldingen 2 t/m 5) (2,11,14,19,23,25,39). Deze re-
tinopathie wordt in het algemeen pas opgemerkt nadat het dier
aan één of beide ogen blind is geworden. Als gevolg hiervan
worden de aan de blindheid voorafgaande stadia van de ziekte
veelal niet opgemerkt. Dit, in tegenstelling tot funduscopische
waarnemingen bij de mens waarbij de verschillende stadia van
de retinopathie gerelateerd zijn aan de ernst van de hypertensie
(25). Stiles en medewerkers vonden bij katten in een vroeg sta-
dium van hypertensie oedeem van de retina met kleine, lokale
plekken van ablatio retinae ten gevolge van (sub)retinale vloei-
stofophoping. Een toegenomen kronkelig verloop van de reti-
nale arteriolen, zoals in de vroege stadia bij de mens wordt ge-
zien, was slechts bij 3 van de 36 onderzochte katten zichtbaar.
De retinale bloedingen waren in dit stadium klein (39).
Tevens worden in de iris (vooral: irisbasis) zwellingen waarge-
nomen en bloedingen in de iris (Afbeelding 6), de voorste oog-
kamer en het vitreum.

Renale veranderingen

De chronisch verhoogde glomerulaire druk leidt tot glomeru-
losclerose met als gevolg een verlies van nefronen. Aan-
vankelijk leidt dit alleen tot proteïnurie. In een later stadium
kunnen abnormale ureum- en kreatininewaarden in het bloed-
plasma worden vastgesteld (11,23).

Cardiale veranderingen

Hypertrofie van de linker ventrikel is een veelvoorkomende
bevinding bij hypertensie. Soms is deze met behulp van rönt-
genopnames, maar vooral met echocardiografie aantoonbaar.
De hypertrofie is het gevolg van de toegenomen nabelasting
(11,23,29,36).

Neurologische veranderingen

In de hersenen van een kat met hypertensie kunnen arterioscle-
rose, focale bloeding en hersenoedeem ontstaan. Deze veran-
deringen leiden tot neurologische uitval met symptomen als:
toevallen, nystagmus en plotselinge collaps (11,23,29).

Therapeutische mogelijkheden

Om schade aan andere organen te voorkomen c.q. te beperken,
om de kwaliteit van leven te verbeteren en om de levensduur te
verlengen, is een vroegtijdige behandeling van hypertensie
noodzakelijk.

De behandeling van katten met hypertensie bestaat uit:

* bestrijding van de achterliggende oorzaak;

* het voorschrijven van antihypertensiva;

* de symptomatische behandeling van secundaire aandoenin-
gen, zoals retinopathie.

Bestrijding van de achterliggende oorzaak
Chronische nierinsufficiëntie en hyperthyreoïdie zijn de be-
langrijkste, achterliggende oorzaken voor secundaire hyperten-
sie bij de kat. Een adequate behandeling van hyperthyreoïdie
kan zo effectief zijn dat toediening van antihypertensiva
daardoor overbodig wordt (18). In het geval van een chronische
nierinsufficiëntie is herstel van de hypertensie veelal niet moge-
lijk. De reden hiervoor is dat de schade aan de nieren, als oor-
zaak of als gevolg van de hypertensie, irreversibel is zodat ver-
dere behandeling met antihypertensiva noodzakelijk blijft
(21,22,23). Ook bij hypertensie ten gevolge van een zoutrijk di-
eet blijkt het geven van een zoutarm dieet alleen niet afdoende te
zijn (40). In geval van hypertensie ten gevolge van hyperal-
dosteronisme is herstel van de hypertensie wel mogelijk na het
verwijderen van de bijniertumor (13).

Antihypertensiva

De keuze van het antihypertensivum is afhankelijk van het be-
nodigde resultaat, waarbij de algehele conditie van het dier uit-
drukkelijk in overweging moet worden genomen. In het bijzon-
der van belang zijn de hydratietoestand en de nierfianctie. Bij
onvoldoende respons op de therapie wordt een ander middel
gekozen of worden combinaties toegepast.

Zoutarm dieet en/of diuretica

Het voorschrijven van een zoutarm dieet en/of diuretica dient
ter verlaging van het extracellulaire volume. Aangeraden wordt
een voeder te verstrekken waarin het natriumgehalte O, I -0,4%
van de droge stof bedraagt. In de meeste commerciële voeders
is het natriumgehalte 0,75% (19,29). Overigens is hier geen
adequaat veterinair onderzoek naar gedaan en wordt een zout-

-ocr page 33-

arm dieet geadviseerd naar analogie van de behandeling bij de
mens. Een zoutarm dieet alleen zal slechts een geringe daling
van de bloeddruk veroorzaken en wordt daarom meestal ge-
combineerd met de toediening van furosemide (17,27). In de li-
teratuur worden voor dit diureticum initiële doseringen ver-
meld, variërend van: I -2 mg/kg/24 uur2 (11), 0.5-6.6 mg/kg/24
uur l-3dd (22), 10-37.5 mg^at/24 uur 2-3dd (23) tot 2-8
mg/kg/24 uur 1 -2dd (21). Uiteindelijk wordt de dosering op ba-
sis van het effect bijgesteld. Aangezien de kat zeer gevoelig is
voor dehydratie, is nauwkeurige observatie van de patiënt
noodzakelijk.

ß-blokkers

Met behulp van ß-blokkers kan getracht worden het hartmi-
nuutvolume te verlagen en de renine release te onderdrukken.
Dit laatste berust op blokkade van de ß-receptoren in het juxta-
glomerulaire apparaat. Propranolol, een non-selectieve ß-blok-
ker, wordt in doseringen variërend van 0.2-2 mg/kg/ 24 uur 2dd
(11), 5-15 mg/kat/24 uur 2-3dd (39) en 5-30 mg/kat/24 uur 2-
3dd (15) toegepast. Het kan worden gecombineerd met furose-
mide. Vanwege het non-selectieve karakter van de propranolol
moet men rekening houden met eventuele bronchoconstrictie
wanneer een luchtwegaandoening aanwezig is (22,23,29). Een
alternatief is de selectieve ßj-adrenerge antagonist atenolol.
Dit wordt gegeven in een dosering van 2 mg/kg/24 uur (22) of
12.5-25 mg/kat/24uur (23). Atenolol is meer cardioselectief en
hoeft slechts 1 maal daags te worden gegeven.

Calciumantagonisten

Calciumantagonisten veroorzaken vasodilatatie doordat de
calciuminstroom in cellen van glad spierweefsel van hart en
bloedvaten wordt geremd. Behalve een perifere vasodilatatie
heeft dit ook een renale vasodilatatie tot gevolg en daardoor
een toename van de glomerulaire filtratie en Na\'^-excretie
(11,22,29,32).

Er kan een onderscheid gemaakt worden in de non-dihydropy-
ridines,
zoals verapamil, die een vasculair en een cardiaal ef-
fect (negatief inotroop) hebben en de
dihydropyridines, zoals
nifedipine en amlodipine, die veel specifieker op de bloedva-
ten werken waardoor een groter perifeer vasodilaterend effect
optreedt. Deze laatste groep heeft geen significant cardiode-
pressief effect en heeft een minimaal effect op de elektrische
geleiding van het hart (8,35).

Amlodipine is een tweede generatie dihydropyridine. Door de
trage binding aan en ontbinding van de calciumbindingsplaats
treedt de werking geleidelijk op. Het middel heeft een lange
halfwaardetijd waardoor er slechts éénmaal daags gedoseerd
hoeft te worden. Bovendien ontstaan veel minder snel bijwer-
kingen (lethargie, hypotensie en tachycardie) (8,17). Tenslotte
blijkt amlodipine veilig te zijn bij katten met nierinsufficiëntie.
De plasma ureum- en kreatininewaarden verslechteren tijdens
de behandeling niet (17,35). Als dosering voor de kat worden
de volgende waarden opgegeven: 0.625-1.25 mg/kat Idd (8),
0.18 ±0.03 mg/kg Idd (35) en 0.17 ± 0.04 mg/kg ldd(17).De
daling van de bloeddruk is met amlodipine gemiddeld 44-49
mmHg (12,17).

ACE-remmers

De conversie van angiotensine I naar angiotensine II wordt ge-
remd. Hierdoor treedt vasodilatatie op, maar tevens daalt de al-
dosteronafgifte, waardoor het extracellulaire volume afneemt.
Captopril kan worden voorgeschreven in doseringen variërend
van: 1 -3 mg/kg/24 uur 2dd (11), 12.5-36 mg/kat/ 24 uur 2-3dd
(22,23) tot 1-6 mg/kg/24 uur 2-3dd (32). Enalapril kan één-
maal daags worden gedoseerd in een dosis van 1 mg/kg/24 uur
(28).

De symptomatische heiwandeling van secundaire aandoeningen
De behandeling van een sereuze ablatio retinae bestaat in het
algemeen uit het toedienen van
corticosteroïden (veelal Predni-
solon per os, l-2mg/kg, afdalend en Idd alternerend) en diure-
tica in de vonn van furosemide of diclofenamide (2-
lOmg/kg/24 uur, 3dd) (10,32). Diclofenamide is een
koolzuuranhydraseremmer, waardoor een vermindering van
de kamerwaterproductie optreedt en tevens, door
verminderde
koolzuuranhydrase activiteit in het tubulusepitheel van de nier,
een verhoogde diurese. Zoals in het bovenstaande vermeld,
dient met het toepassen van diuretica voorzichtig te worden
omgesprongen, temeer daar veel katten tevens een nierinsuffi-
ciëntie hebben.

Corticosteroïden en hyperadrenocorticisme worden bij mens
en hond met hypertensie in verband gebracht, zodat het voor-
schrijven van corticosteroïden wordt ontraden (34). Bij dieren
met het hyperadrenocorticisme (syndroom van Cushing) blijkt
een stijging van de plasma angiotensinogeenspiegel en een toe-
name van de natriumresorptie voor te komen. Bovendien ver-
groten glucocorticosteroïden de gevoeligheid van het cardio-
vasculaire systeem voor catecholamines (16,38).
Een behandeling van de ablatio retinae op zich is in het geval
van hypertensie niet goed mogelijk. Daardoor is ook het oog-
heelkundige herstel afhankelijk van de bloeddrukdaling.
Hierdoor is er bij ver voortgeschreden oog veranderingen een
slechte prognose voor de visus.

Aanvankelijk werd in de literatuur een bepaalde volgorde aan-
gegeven voor de toepassing van diverse antihypertensiva. Elk
geneesmiddel, of combinatie van middelen werd in de be-
schrijvingen gedurende één ä twee of twee è vier weken gege-
ven. Wanneer in deze periode de bloeddruk niet was gedaald,
werd een ander middel gekozen (11,29,33). Een lichte tot ma-
tige hypertensie kan met een ß-blokker en/of diureticum goed
worden bestreden. Bij een sterk verhoogde bloeddruk zijn
ACE-remmers veelal noodzakelijk. De effectiviteit hiervan
kon worden verhoogd door deze te combineren met furose-
mide en een zout-arm dieet (1). De combinatie van verschil-
lende middelen zorgt vaak voor frequente doseringen, een toe-
name van bijwerkingen zoals veriies van eetlust, braken en
lethargie, en zeer wisselende resultaten (17,35).
Sinds de effectiviteit van amlodipine voldoende is aangetoond,
bestaat er consensus dat dit geneesmiddel de voorkeur ver-
dient, mede dankzij de feiten dat amlodipine slechts éénmaal
daags hoeft te worden toegediend en er weinig bijwerkingen
zijn beschreven (17,34,35). Bovendien blijkt het bij gebruik op
de lange termijn een stabiele en blijvende bloeddrukcontrole te
bewerkstelligen (17). In de studie van Maggio en medewerkers
bleek 85% van de met amlodipine behandelde katten een
goede respons te vertonen: de bloeddruk was bij deze dieren
met minstens 20%, óf tot onder de 170 mm Hg gedaald (24).
Bij onvoldoende bloeddrukdaling kan amlodipine met ACE-
remmers of ß-blokkers worden gecombineerd (16).

Prognose

Bij het bestaan van uitgebreide oogafwijkingen (ablatio reti-
nae, grote intraoculaire bloedingen) is de prognose voor het ge-
zichtsvermogen zeer gereserveerd. Ook wanneer de loslig-

-ocr page 34-

gende neuroretina later weer zou aanliggen en de bloedingen
zouden resorberen, is de neuroretina veelal ernstig beschadigd.
De periode gedurende welke de ablatio heeft bestaan is hierbij
van groot belang. Reeds binnen één uur zijn bij de kat histolo-
gische veranderingen aan het losgelaten deel van de neurore-
tina aantoonbaar (14). Dit komt doordat de retina voor de
bloedvoorziening voor een belangrijk deel van de chorioidea
afhankelijk is, en hiermee dus in contact moet zijn (2).Voorts
zijn de fotoreceptoren voor hun metabolisme afhankelijk van
contact met het retinale pigmentepitheel.

Wat betreft de levensverwachting van katten met hypertensie
zijn de gegevens in de literatuur beperkt. Sansom en medewer-
kers (31) melden een overlevingstijd van zes maanden (met een
spreiding van twee tot achttien maanden) en Littman (23) geeft
een periode aan van zestien ä achttien maanden. Maggio (24)
en medewerkers vonden in een groep van 69 katten een ge-
middelde overlevingstijd van twee jaar.

Discussie

De oudere kat met hypertensie wordt in eerste instantie vaak
aangeboden als oogpatiënt. Vroege herkenning en behandeling
van de oogafwijkingen (voor een betere prognose voor de vi-
sus) of, beter nog, het voorkómen van een ablatio retinae maakt
een (preventieve) bloeddrukmeting bij de kat noodzakelijk.
Met het beschikbaar komen van de non-invasieve meettechnie-
ken is bloeddrukmeting in de praktijk goed toepasbaar gewor-
den. Doppler ultrasonografie biedt een relatief goedkope, een-
voudige en goed reproduceerbare methode, waarmee de
systolische bloeddruk voldoende nauwkeurig kan worden ge-
meten (5,7,15,22,23,30,34,37). Het is van groot belang de kat
eerst gedurende tien minuten te laten acclimatiseren en vervol-
gens de meting meerdere malen te herhalen (37).
In een studie van Maggio en medewerkers (24) bleek bij katten
met de typische retinopathie ten gevolge van hypertensie 68%
aangeboden te zijn wegens plotselinge of progressieve blind-
heid of ernstige oogafwijkingen. In 88% van de gevallen betrof
dit een probleem van beide ogen, maar de mate waarin was niet
steeds symmetrisch. In 62,3% van de ogen was gedeeltelijke of
totale ablatio retinae aanwezig, bij 52% van de katten was dit
beiderzijds en in 56% van de ogen waren subretinale, intrareti-
nale of vitreum bloedingen zichtbaar.

Behalve bij katten met de typische oogafwijkingen zal een
bloeddrukmeting zeker ook bij katten met nierinsufficiëntie
en hyperthyreoïdie moeten worden uitgevoerd, omdat deze de
belangrijkste achterliggende oorzaken voor secundaire hyper-
tensie bij de kat zijn. Uit de studie van Stiles en medewerkers
(39) bleek 65% van een groep katten met chronische nierin-
sufficiëntie tevens aan hypertensie te lijden. Bij 80% van de
katten met hypertensie werd tevens de typische retinopathie
vastgesteld. Bij katten met hyperthyreoïdie lag het percentage
hypertensieve dieren slechts bij 23% (39). In een eerdere pu-
blicatie van Kobayashi werd voor katten met nierinsufficiëntie
ongeveer eenzelfde percentage dieren met verhoogde bloed-
druk gevonden als in de studie van Stiles, namelijk 61%. Bij
de katten met hyperthyreoïdie uit het onderzoek van
Kobayashi bedroeg dit 87% (18), hetgeen een duidelijk ver-
schil is met de resultaten van Stiles (39). Ondanks het feit dat
de auteurs beiden als referentiewaarde 160/100 mmHg (systo-
lisch/diastolisch, in beide studies \'onbloedig\' gemeten) heb-
ben gehanteerd, bestaat toch een groot verschil in het percen-
tage katten met hyperthyreoïdie lijdend aan hypertensie. De
oorzaak van dit verschil is niet duidelijk. In de studie van
Elliott werd de bloeddruk gemeten in gevallen waarin ver-
schijnselen van nierinsufficiëntie of hyperthyreoïdie aanwe-
zig waren en bij gezonde katten. Hypertensie werd hier gedef-
inieerd als een bloeddruk hoger dan 175mm Hg. De meest
voorkomende klacht van de eigenaars in deze groep was poly-
urie/polydipsie of vermagering, veroorzaakt door de onderlig-
gende oorzaak (nierinsufficiëntie of hyperthyreoïdie). In 30%
van deze katten was tevens sprake van plotselinge blindheid.
Bij 60% van de onderzochte katten werden oculaire verande-
ringen vastgesteld. In 87% van de gevallen waren of cardiale
of oculaire veranderingen aanwezig bij het lichamelijk onder-
zoek. In het merendeel van de gevallen werd een slechte func-
tie van de nieren aangetoond. Bij 70% van de katten werden
verhoogde kreatininewaarden en slecht geconcentreerde urine
gevonden. Van de resterende 30% met normale plasma-krea-
tininewaarden had slechts 10% een goed urine-concentrerend
vermogen (s.g. > 1.040) (12). Ook Maggio en medewerkers
vonden bij 78% van de katten met hypertensieve retinopathie
een af\\\\\'ijkende nierfunctie (24). Concluderend blijkt chroni-
sche nierinsufficiëntie de meest voorkomende oorzaak voor
hypertensie te zijn. Hyperthyreoïdie is veelal niet de oorzaak
van een ernstige hypertensie, tenzij deze in combinatie met
nierinsufficiëntie voorkomt (5,12,23,24).
Bij gezonde katten verschilt de bloeddruk tussen mannelijke en
vrouwelijke dieren niet significant (37). Bij katten met hyper-
tensie is dit evenwel onduidelijk. In een studie van Littman en
medewerkers (23) werd bij 24 katten met hypertensie een ge-
middelde bloeddruk van 219 (± 43) mmHg gevonden. Van
deze katten was 63% van het mannelijke geslacht en 37% van
het vrouwelijke geslacht. Maggio en medewerkers (24) vonden
in hun studie van 69 katten met hypertensie echter 62% vrou-
welijke katten en 38% mannelijke.

De gemiddelde leeftijd van katten met hypertensie was 14.8 ±
2.1 jaar, 93% van de katten was ouder dan tien jaar (24).
Littman (23) constateerde dat 71% van de katten veertien jaar
of ouder was en Elliot (12) vond dat 97% ouder dan twaalf jaar
was. Het routinematig meten van de bloeddruk bij de kat, zon-
der klachten, ouder dan circa tien jaar is op grond van deze
waarnemingen aan te bevelen.

Als oorzaken voor hypertensie worden bij de kat ook ernstige
anemie en een te zoutrijk dieet genoemd (11,25,40). Deze op-
vatting berust tot nu toe op vermoedens, omdat er geen objec-
tieve argumenten zijn om deze typen hypertensie afdoende te
verklaren. Mogelijk speelt in deze gevallen toch een primair af-
genomen nierfunctie een rol. Het is bekend dat hypertensie bij
dieren met een reeds bestaande renale insufficiëntie sneller kan
ontstaan wanneer zij een zoutrijk dieet krijgen dan bij gezonde
dieren met een zoutrijk dieet (40). Ook de anemie zou te heriei-
den kunnen zijn tot een primair nierlijden.
In diverse studies wordt bij katten met hypertensie een hyper-
trofie van de linker ventrikel vermeld. Volgens Snyder en
medewerkers wordt bij 74% van de katten met hypertensie een
linker ventriculaire hypertrofie aangetroffen (36). Deze wordt
geïnterpreteerd als een compensatie op de grotere energiebe-
hoefte door een verhoogde nabelasting als gevolg van de
hypertensie (23,25,29). Deze hypertrofie kan na behandeling
met amlodipine verdwijnen (36). Volgens Lesser en medewer-
kers (20) en Snyder
et al. (36) is geen relatie aangetoond tussen
de mate van ventriculaire hypertrofie en de hoogte van de
hypertensie, hetgeen niet past bij een compensatietheorie. Voor
deze waarnemingen dient dus naar een nieuwe of aanvullende
verklaring voor de ventrikelhypertrofie te worden gezocht.

-ocr page 35-

In de literatuur wordt een veelheid aan doseringen, doserings-
frequenties en combinaties van geneesmiddelen vermeld, zo-
dat het maken van een vergelijking van het behandeleffect
wordt bemoeilijkt. Eenduidig is men momenteel over het ge-
bruik van amlodipine als geneesmiddel van keuze. Amlodipine
is zeer effectief bij de behandeling van hypertensie bij de kat,
veroorzaakt nauwelijks bijwerkingen, heeft een voldoende
lange werkingsduur zodat slechts I x daags gedoseerd hoeft te
worden en geeft geen verslechtering van de ureum en kreatin-
inewaarden, ook al waren die tevoren verhoogd (8,12,17,35).
Slechts zelden hoeft de dosering in de loop der tijd te worden
verhoogd of moet met andere antihypertensiva als ß-blokkers
of ACE-remmers worden gecombineerd (17). Er wordt een we-
kelijkse of tweewekelijkse bloeddrukmeting aangeraden tot het
moment dat de bloeddruk is genormaliseerd. Daarna kan wor-
den volstaan met een meting elke twee ä vier maanden, mede
afhankelijk van de klinische toestand van de patiënt (16,35).
Wat betreft de levensverwachting van katten met hypertensie
zijn de gegevens in de literatuur beperkt. Sansom en medewer-
kers (31) melden een overlevingstijd van zes maanden (met een
spreiding van twee tot achttien maanden) en Littman (23) geeft
een periode aan van zestien ä achttien maanden. Littman vond
overigens nauwelijks verschil in overlevingstijd bij katten die
een lagere bloeddruk kregen na behandeling, vergeleken met
katten die niet op de therapie reageerden (23). Echter de groep
met de goede respons op de antihypertensieve therapie was ge-
middeld 2,5 jaar ouder dan de andere groep ( 16,1 ± 3,9 versus
13,6 ± 3,5 jaar). Dit verschil in leeftijd kan worden geïnterpre-
teerd als aanwijzing dat behandeling van hypertensie de le-
vensduur wel degelijk verlengt. Elliott (12) vond daarentegen
dat, van de katten die langer dan twaalf maanden overleefden,
70% uit de groep met een goed gereguleerde bloeddruk (<165
mm Hg) aflcomstig was. In de studie van Maggio
et al. was de
gemiddelde overlevingstijd twee jaar (24).

Conclusie

Concluderend kan worden gesteld dat een vroegtijdige her-
kenning van hypertensie bij de kat moet worden nagestreefd.
Hiertoe zal de bloeddruk veel vaker, liefst routinematig, moe-
ten worden gemeten, dus niet alleen in gevallen van uni- of bi-
laterale oculaire veranderingen, bij nierziekten en hyperthy-
reoïdie. Dit zou voor alle katten boven de leeftijd van ± tien
jaar kunnen worden geadviseerd, bijvoorbeeld in combinatie
met de jaarlijkse vaccinatie. Bloeddrukmeting met behulp
van de Dopplermethode is relatief goedkoop, snel en eenvou-
dig toe te passen en is voldoende betrouwbaar. Een systoli-
sche waarde boven de 170 mm Hg dient als duidelijk verdacht
te worden beschouwd en dient nader te worden onderzocht
(16,37). Behalve een bloeddrukmeting zou bij deze patiënten
ook funduscopie kunnen worden uitgevoerd. Het doel van de
antihypertensieve therapie dient het verlagen van de bloed-
druk naar < 165 mm Hg te zijn (12). Het middel van eerste
keus is amlodipine vanwege de effectiviteit, werkingsduur en
veiligheid. Het is te verwachten dat blindheid en schade aan
andere organen met een vroegtijdige en effectieve therapie in
veel gevallen kunnen worden voorkómen en dat daarmee de
levensduur en -kwaliteit van de bejaarde kat aanzienlijk kun-
nen worden verbeterd. Overigens dient nog onderzocht te
worden in hoeverre de verlaging van de bloeddruk ook leidt
tot het vertragen van de progressie van de nierinsufficiëntie
en hoe laag de bloeddruk dient te zijn om dit te bewerkstelli-
gen.

Literatuur

1. Allen TA. The treatment of hypertension. ProcACVlM 1986: 105-7.

2. Aim A. Ocular circulation. In Hart W.M. ed. Adler\'s physiology of the
eye 9th ed. St.Louis. Mosby year book 1992: 198-227.

3. Allgoewer J, Schäffer EH, Skrodzki M, andTaugner F. Die hypertensive
Retinopathie ein Leitsymptom des Bluthochdrucks bei der Katze.
Kleintierprax 1997; 42 (6): 437-516.

4. Bill A, and Sperber GO. Control of retinal and choroidal blood flow. Eye
1990;4:319-25.

5. Binns SH, Sisson DD, Buoscio DA, and Schaefifer DJ. Doppler ultraso-
nographic, Oscillometric sphygmomanometric and Photoplethysmo-
graphic techniques for noninvasive blood pressure measurement in
anesthetized cats. J Vet Intern Med 1995; 9 (6); 405-14.

6. Branson KR, Wagner-Mann CC, and Mann F. Evaluation of an oscillo-
metric blood pressure monitor on anesthetized cats and the effect of cuff
placement and fur on accuracy Vet Surg 1997; 26: 347-53.

7. Caulkett NA, Cantwell SL, and Houston DM. A comparison of indirect
blood pressure monitoring techniques in the anesthetized cat. Veterinary
Anesthesia 1998;27:370-7.

8. Cooke CL, and Snyder PS: Calcium channel blockers in veterinary
medecine.J Vet Intern Med 1998; 12: 123-31.

9. Crispin SM, and Mould JRB. Systemic hypertensive disease and the fe-
line fundus. Vet Ophth 2001; 4 (2): 131 -40.

10. Curtis R, Bamett KC, and Leon A. Disease of the canine posterior seg-
ment. In: Gelatt K.N. ed. Veterinary Ophthalmology, 2nd ed. Philadel-
phia, Lea and Febiger 1991: 510-2.

11. Dukes J. Hypertension: A review of the mechanisms, manifestations and
management. J Sm An Pract 1992;33: 119-29.

12. Elliott J, Barber PJ, Syme HM, Rawlings JM, and Markwell PJ. Feline
hypertension: clinical findings and response to antihypertensive treat-
ment in 30 cases. J Sm An Pract 2001; 42: 122-9.

13. Flood SM, Randolph JE Gelzer ARM, and Refsal K. Primary Hypcr-
aldosteronism in two cats. JAAHA 1999; 35:411-6.

14. Glaze MB, and Gelatt KN. Feline Ophthalmology In Gelatt K.N. ed.
Veterinary Ophthalmology 3rd ed., Baltimore, Lippincot Williams and
Wilkens, 1999: 1039-41.

15. Grandy JL, Dunlop CI, Hodgson DS, Curtis CR, and Chapman PL.
Evaluation of the Doppler ultrasonic method of measuring systolic arte-
rial blood pressure in cats. Am J Vet Res 1992; 53: 1166-9.

16. Henik RA. Diagnosis and treatment of feline systemic hypertension.
Comp Com Ed 1997; 19(2): 163-78.

17. Henik RA. Snyder PS, and Volk LM. Treatment of systemic hyperten-
sion in cats with amlodipine besylate. JAAHA 1997; 33; 226-34.

18. Kobayashi DL. Peterson ML, Graves TK. Lesser M, and Nichols CE.
Hypertension in cats with chronic renal failure or hyperthyreoidism. J
Vet Intern Med 1990; 4: 58-62.

19. I.ane IF, Roberts SM, and Lappin MR. Ocular manifestations of vascu-
lar disease: hypertension, hyperviscosity and hyperiipidcmia. JAAHA
1993:29:28-36.

20. Lesser M. Fox PR. and Bond BR. Assesment of hypertension in 40 cats
with left ventricular hypertrophy and dopplershift sphgomanometry J
Sm An Pract 1992;33:55-8.

21. Littman MP. Chronic spontaneous systemic hypertension in dogs and
cats. Proc. 8th. ACVIM Forum 1990: 209-12.

22. Littman MR Update: treatment of hypertension in dogs and cats. In:
Kirk Current Veterinary Therapy XI. Philadelphia: W.B. Saunders
Company 1992; 838-41.

23. Littman MR Spontaneous systemic hypertension in 24 cats. J Vet Intern
Med 1994:8(2): 79-86.

24. Maggio F, DeFrancesco TC, Atkins CE, Pizzirani S, Gilger BC, and
Davidson MG. Ocular lesions associated with systemic hypertension in
cats: 69 cases (1985-1998). J Am Vet Med Assoc 2000; 217 (5): 695-
702.

25. Morgan RV Systemic hypertension in four cats: ocular and medical fin-
dings. JAAHA 1986; 22: 615-21.

26. Ottolander GJH den. Interne Geneeskunde lOe herziene druk, Houten.
Bohn Stafleu Van Loghum, 1992: 248.

27. Ross LA. and Labato MA. Use of drugs to control hypertension in renal
failure. In Kirk Current Veterinary Therapy X. Philadelphia, W.B.
Saunders Company 1989: 1201-4.

28. Ross LA. Hypertension and chronic renal failure. Sem Vet Med Surg
1992; 7 (3): 221-6.

29. Ross LA. Hypertensive Disease. In: Ettinger S.J. ed. Textbook of
Veterinary Internal Medicine 4th ed. Philadelphia, W.B. Saunders
Company, 1994: 2047-56.

30. Sander C, Hörauf A, and Reusch C. Indirekte Blutdruckmessung bei

-ocr page 36-

Katzen mit Diabetes Mellitus, chronische Nephropathie und hyper-
tropher Kardiomyopathie. Tierärtzl Prax 1998; 26: 110-8.

31. Sansom J. Barnett KC. Dunn KA, Smith KC, and Dennis R. Ocular dis-
ease associated with hypertension in 16 cats. J Sm An Pract 1994; 35:
604-11.

32. Slatler D. Retina. In: Fundamentals of veterinary ophthalmology, 2nd
ed. Philadelphia, W.B. Saunders Company 1990:433-4.

33. Slatter D. Ocular Pharmacology and therapeutics. In: Fundamentals of
veterinary ophthalmology, 2nd ed. Philadelphia, W.B. Saunders 1990:
58.

34. Snyder PS, and Henik RA. Feline systemic hypertension. Proc. 12th
ACVIM Forum, 1994: 126-7.

35. Snyder PS. Amlodipine: a randomized, blinded clinical trial in 9 cats
with systemic hypertension. J Vet Intern Med 1998; 12: 157-62.

Equine dentistry

Boekbesprekin

Edited by Cordon Baker & Jack Easley. W.B. Saunders
Company Ltd London - Philadelphia, ISBN o yo2o 23Q22.

Dit in 1999 versclnenen en in 2000 lierdrul^te boek is de eer-
ste - in de engelse taal - uitgave over paarden tandheelkunde -
equine dentistry - waarin uitgebreid de tandheelkunde bij het
paard wordt beschreven. Er zijn vier hoofdsecties, bestaande
uit een aantal hoofdstukken waaraan tien auteurs uit de USA
(5), UK (4) en België (1) meewerken.
Natuurlijk gaat de eerste sectie over dc morfologie: de orale
en dentale anatomie, de fysiologie en een hoofdstuk over de
leeftijdsbepaling. Dit laatste hoofdstuk is geschreven door
onze Belgische collega uit Gent, S. Muylle, die eind negenti-
gerjaren uitvoerig onderzoek heeft gedaan bij schedels van
paarden. In zijn literatuurreferenties treffen we zelfs een ver-
wijzing naar 1871 aan: \'Over de ouderdomskennis van het
paard of de tandleer!\'

De tweede sectie \'Dental diseases and pathology\' bestaat uit

36. Snyder PS, Sadek D, and Jones GL. Effect of amiodipine on echocardio-
graphic variables in cats with systemic hypertension. J Vet Intern Med
2001; 15:52-6.

37. Sparkes AH, Caney SMA, King MCA, and Gruflydd-Jones TJ. Inter-
and intra-individual variation in Doppler Ultrasonic indirect blood pres-
sure measurement in healthy cats. J Vet Intern Med 1999; 13:314-8.

38. Stewart A. Hypertension: pathophysiology and treatment. Proc.TNAVC
1996:57-8.

39. Stiles J, Polzin DJ, and Bistner SI. The prevalence of retinopathy in cats
with systemic hypertension and chronic renal failure or hyperthyroi-
dism. JAAHA 1994; 30: 564-72.

40. Turner JL, Brogdon JD, Lees GE, and Greco D.S. Idiopathic hyperten-
sion in a cat with secondary hypertensive retinopathy associated with a
high-salt diet. JAAHA 1990; 26: 647-51.

vijf hoofdstukken: ontwikkel- en eruptiestoornissen, diverse
trauma aan gebitselementen en de omgeving, endodontische
aandoeningen en orale en dentale nieuwvormingen.
In het derde gedeelte \'Diagnosis of dental disorders\' worden
het orale en dentale onderzoek, de systemische effecten van
tandaandoeningen en radiologische technieken en interpre-
taties besproken.

In het laatste deel \'Treatment of dental disorders\' worden in-
strumentarium, tandheelkundige profylaxis, basis orthodon-
tische principes, complicaties bij extracties, kaakfractuur be-
handeling en endodontische therapieën besproken. Dit
gedeelte bevat voor de algemeen practicus de basiskennis en
behandelingsmogelijkheden maar ook de \'tandheelkundig
gevorderde dierenarts\' kan zijn kennis verrijken.
Alle hoofdstukken eindigen met uitgebreide literatuurgege-
vens. Een index wijst de weg.

Het inkijken en doorbladeren van dit met vele afbeeldingen
verrijkte boek kan voor iedere dierenarts die zich kundig
en/of intensief bezig wil gaan houden met de veterinaire
tandheelkunde bij paarden, een prettige gebeurtenis zijn en
aanzetten tot het lezen van dc teksten!
Dit boek hoort thuis in de boekenkast van elke tandheelkun-
dig geïnteresseerde paardenarts.

Andries van Foreest, Wirn Klein

Veldstudie
afgerond.

Op recept
verkrijgbaar.

Hippogran*

ACE Pharmaceuticals BV - Postbus 1262 - 3890 BB Zeewolde

-ocr page 37-

Minisymposium Veterinair KwaliteitsOrgaan

Erkende dierenarts binnenkort geaccepteerd door overheid?

Tekst en foto\'s: Susan Umans

De erkende dierenarts is op dreef.
Met zo\'n 800 erkende rundveedie-
^^^^^^^ renartsen, 308 varkens-, 78 pluim-
lï^BWff^ff ^^^ erkende paardendie-

renartsen kun je rustig stellen dat
^^^^^^^^ de erkenningsregeling een succes
is; de meerderheid van de practici
in Nederland is Immers erkend.

Rondom de centrale vraag \'Kan en
wil de overheid de keuze maken voor de erkende dieren-
arts?\'organiseerde het Veterinair KwaliteitsOrgaan op 19
november 2002 een minisymposium in de Jaarbeurs.

Dagvoorzitter Jaap Westerbeek constateert dat er veel cory-
feeën in de zaal zitten, wat volgens hem iets zegt over het be-
lang van deze bijeenkomst. Hijzelf is al vanaf het prilste be-
gin betrokken bij de erkenningsregelingen. "Wij zijn met z\'n
allen verantwoordelijk voor voedselveiligheid", is zijn over-
tuiging. Hij zet uiteen hoe in juni 1997 een aantal
(rundvee)groeperingen zijn gaan brainstormen over de toe-
komst van de dierenarts en hoe daar geconstateerd werd dat
dc rundveedierenarts niet als dusdanig herkenbaar was. Ook
vanuit de overheid kwamen er signalen betreffende de inte-
griteit van de Nederlandse dierenarts. Allemaal redenen om
over te gaan op een erkenningensysteem.
Westerbeek haalt aan hoe op de eerste dag van een vijfdaagse
basiscursus Erkende rundveedierenarts getracht wordt draag-
vlak te creëren. Dat de overheid steeds maar weer twijfelt aan
de beroepsgroep bestempelt hij als \'verouderde casuïstiek\'.
Volgens Westerbeek staat het buiten kijf dat de dierenartsen
een geweldige inhaalsslag hebben gemaakt en dat het twee
petten-verhaal in de prullenmand kan.

Netwerk van Toezicht

Drs. Peter van der Wal, hoofd Afdeling Dierziekten bij RVV
Centrale directie, gaat in op het Netwerk van Toezicht,
destijds een belangrijke reden om tot een erkenningen-
systeem over te gaan. Dit netwerk is gekoppeld (artikel 14)
aan de Richtlijn 97/12/EG van 17 maart 1997, de herziene in-
tracommunautaire Handclsrichtlijn voor runderen en var-
kens. Daarbij gaat het om vrijwaring (zowel landelijk, regio-
naal als op bedrijfsniveau) van levende exportdieren (varkens
en runderen) ten aanzien van tuberculose, leucose, brucel-
lose, IBR, leptospirosis hardjo bij het rund en Aujeszky bij
het varken. Maar het gaat ook om vrijwaring ten aanzien van
lijst A-ziekten zoals varkenspest, blaasjesziekte en mond- en
klauwzeer.

"Het Netwerk van Toezicht is een kan-bepaling", aldus Van
der Wal. "De oorspronkelijke naam was \'epidemiologisch
netwerk\', maar niemand wist wat daarmee werd bedoeld. Wat
overbleef was een onversierde kerstboom." Daarmee bedoelt
Van der Wal dat het netwerk een kale structuur is, waarin vee-

-ocr page 38-

houders en dierenartsen-practici via een geautomatiseerd
systeem gegevens kunnen doorgeven aan de \'officiële dieren-
artsen\' in slachthuizen en op verzamelplaatsen.
Artikel 14 (Netwerk van Toezicht) zou voor 31 december
1999 herzien worden, met name op het punt van verplichtstel-
ling ervan in de lidstaten van de Europese Unie. Dat is niet
gebeurd. Van der Wal gaat hier verder niet op in, maar stelt
duidelijk dat vrije interpretatie of invulling bij een netwerk
van toezicht niet mogelijk is. Het dient immers erkend te wor-
den door de Europese Commissie. Hij somt op waar zo\'n net-
werk van toezicht uit moet bestaan (rundvee- en varkensbe-
slagen, eigenaar/houder, erkende of officiële dierenarts,
veterinaire dienst van de lidstaat, veterinaire laboratoria, ge-
computeriseerd gegevensbestand en officiële dierenarts van
de slachthuizen en verzamelcentra).

Van der Wal maakt duidelijk dat de erkende dierenarts slechts
een onderdeel is van het door de Europese Commissie goed te
keuren Netwerk van Toezicht. Bovendien moet de keuze nog
gemaakt worden of de erkende dierenarts onderdeel gaat uit-
maken van het netwerk, of een voor het bedrijf verantwoorde-
lijke officiële dierenarts. Maar als die situatie werkelijkheid
wordt, zijn er een aantal verplichtingen waar de erkende die-
renarts aan moet voldoen. Zo mag de erkende dierenarts geen
financiële band of familieband hebben met de bedrijfseige-
naar en moet hij meer dan louter specifieke veterinaire kennis
bezitten inzake de betrokken diersoort. Hij moet toezien op
de identificatie van dieren van het beslag en op de hygiëni-
sche omstandigheden van het beslag en van de productie-een-
heden. Ook laat Van der Wal zien dat een lidstaat de verant-
woordelijkheid van de erkende dierenarts in sommige vallen
kan beperken tot een aantal bedrijven of een bepaald geogra-
fisch gebied.

Alle bedrijven in een regio moeten deelnemen; er is dus geen
sprake van een vrijwillige keuze of een bedrijf wel of niet
deelneemt in een bepaalde regio. Mocht de bevoegde auto-
riteit tot de conclusie komen dat iemand niet langer aan de ei-
sen voldoet, dan kan de erkenning worden opgeschort of in-
getrokken en ook andere sancties zijn dan niet uitgesloten.
Van der Wal: "Het bedrijf gaat dan volledig op slot."
Het Netwerk van Toezicht is gecompliceerder dan slechts epi-
demiologische eisen. In een gecomputeriseerd gegevensbe-
stand moet van elk dier de identificatiecode, geboortedatum,
geslacht, raskleed en dergelijke worden opgenomen. Voor elk
bedrijf het identificatienummer, naam en adres van de houder
en ga zo maar door. Volgens Van der Wal is er wat deze eisen
aangaat sprake van een volledige open eind-bepaling.
Hij maakt duidelijk dat het binnen het Netwerk van Toezicht
niet alleen gaat om een specifieke opleidingsinspanning. "We
praten hier over een duidelijke, publieke verantwoordelijk-
heidsstelling. De individuele vertrouwensrelatie met de vee-
houder is een verlaten pad", besluit hij zijn betoog.

Beleid en strategie veterinaire garantiesystematiek

"Past de ontwikkeling van een private organisatie als het
Veterinair KwaliteitsOrgaan in de beleidslijn van de over-
heid?", vraagt drs. Hugo de Groot, secretaris van het VKO-
bestuur, zich aan het eind van het betoog af Hij zet voor de
aanwezigen uiteen wat het Veterinair KwaliteitsOrgaan is,
wie de belanghebbenden zijn, gaat in op de ontwikkelingsfa-
sen van het kwaliteitsdenken en op beleidsthema\'s.
De onafhankelijke Stichting Veterinair KwaliteitsOrgaan
(VKO) beheert de veterinaire kwaliteitslijnen en organiseert
de controle, borging en sanctionering. In het VKO zijn de ve-
terinaire beroepsgroep vertegenwoordigd, maar ook de bran-
che-organisaties en de wetenschap. "Het VKO zal een pas-
sende bijdrage leveren aan de volksgezondheid, de
voedselveiligheid, diergezondheid en aan het welzijn van
mens en dier", aldus De Groot. De in het VKO verenigde par-
tijen brengen de veterinaire dienstverlening op een constant,
herkenbaar en hoog niveau, waarbij sterk rekening wordt ge-
houden met de wensen van afnemers, klanten en samenleving.
De Groot legt uit dat het VKO is ontstaan uit de behoefte aan
herkenbare instituten, waaraan burgers en instellingen hun
zorgen over kwaliteit en betrouwbaarheid kunnen delegeren.
Tevens is de stichting een van de antwoorden op de oproep die
de voormalig minister van LNV, mr. L.J. Brinkhorst, heeft ge-
daan tijdens het Jaarcongres in 2000 van de KNMvD in
Noord wij kerhout, om te werken aan een beter imago en aan
de borging van integer handelen. De Groot: "De groeiende
zorg over zaken als voedselveiligheid, ketenaansprakelijk-
heid en dierenwelzijn en de rol van de dierenarts in dit geheel,
moet uiteindelijk bij deze onafhankelijke, private instelling
neergelegd kunnen worden". Om hieraan te kunnen voldoen,
werkt het VKO aan een duidelijk en herkenbaar profiel in de
samenleving

Ontwikkelingsfasen kwaliteitsdenken

De Groot duikt een stukje de geschiedenis in door de ontwik-
kelingsfasen van het kwaliteitsdenken uiteen te zetten. Tot
eind jaren tachtig staat het
vakmanschap van de dierenarts
garant voor de kwaliteit van het werk in de rol van controle op
producten van dierlijke oorsprong. De KNMvD speelt een
belangrijke rol bij het vaststellen van gedragsregels en er is
veel sociale controle.

De fase van de productieheheersing wordt gekenmerkt door
certificeringssystemen zoals GMP voor de mengvoederin-
dustrie en HACCP voor de verwerkende industrie. In de Code
voor Goede Veterinaire Praktijkuitoefening (GVP) is het pro-
fessionele handelen van de dierenarts vastgelegd bij de be-
handeling van pluimvee, varkens, melk- en vleesvee alsmede

-ocr page 39-

melkgeiten. De Wet Uitoefening Diergeneeskunde (WUD)
wordt ingevoerd en handhaving wordt geregeld op basis van
het Veterinair Tuchtrecht.

De derde fase is de systeemcertificering. Organisatiegerichte
kwaliteitssystemen zoals de ISO 9000-serie en Integrale
Ketenbeheersing zijn kenmerken van deze fase. Uit deze peri-
ode stamt de Kwaliteitsrichtlijn voor Dierenartsenpraktijken.
Binnen deze systemen bestaat de behoefte aan herkenbare, ge-
kwalificeerde personen. Zo is middenjaren negentig op, aan-
dringen van de stakeholders, het Coördinatiecentrum Erkende
Dierenartsen opgericht. Voor de verschillende diersoorten wor-
den - in overleg met stakeholders en overheid - de normen voor
de erkenning vastgesteld, gebaseerd op permanente educatie
en contacturen. Ook de \'practitioner\' van de Rijksdienst voor
de Keuring van Vee en Vlees stamt uit deze periode. Deze part-
time officiële dierenarts is op basis van vastgestelde kwalifica-
ties bevoegd om bepaalde officiële processen binnen het
systeem te certificeren. Voor de opleidingstrajecten lijkt een
eenduidige aanpak een volgende logische stap.
Fase vier kenmerkt zicht door
integratie van genoemde sys-
temen. De focus ligt op risicobeheersing ten aanzien van
afnemers (kwaliteit), personeels (ARBO) en omgeving (mi-
lieu). De oprichting van het VKO is een logische stap in het
\'fase drie denken\'. Hiermee wordt de schijn vermeden dat de
richtlijnen en de controle gekoppeld zijn aan het lid-
maatschap van de branche-organisatie. Controle wordt
uitbesteed aan onafhankelijke certificerende organisaties
met ruime ervaring op het gebied van inspectie, controle en
certificatie.

Ketenbrede verantwoordelijkheid

"De beroepsgroep heeft een ketenbrede verantwoordelijkheid
in de productie van voedsel", zegt De Groot. "Dit vraagt een
maatschappelijk verantwoorde beroepsuitoefening, die verder
gaat dan de kerntaken en dan de wet verplicht, en die leidt tot
toegevoegde waarde voor organisatie èn maatschappij." Het
VKO anticipeert hiermee op het beleid en de regelgeving en
Iaat zich leiden door Europese, nationale en PBO-regelgeving.
De Groot zet uiteen dat op Europees niveau de beleidsthema\'s
de Codex Alimentarius, het Witboek over Voedselveiligheid
en het Rapport 209: \'Inventariseren van systemen voor de ver-
zameling van Informatie over Diergezondheid en veiligheid
Dieriijk Product\' zijn. Op nationaal niveau zijn beleidsthema\'s
onder andere: Nota Voedsel en Groen, Motie Waalkens/Ter
Veer en Beleidsnota Dierenwelzijn. Wat regelgeving aangaat
is binnen de EG de General Food Law van belang, maar ook
SANCO/1190/2001 (permanente educatie) en Richtlijn
97/12/EG. Op nationaal niveau natuurlijk de Wet Uitoefening
Diergeneeskunde, de Gezondheids- en Welzijnswet voor
Dieren en de Diergeneesmiddelenwet. Als het om private
systemen en PBO\'s gaat, ligt momenteel de nadruk op de 1KB-
systematiek en Keten Kwaliteit Melk.
"Totale ketenbeheersing vraagt om een multidisciplinaire
aanpak en borging", aldus De Groot. "Dierenartsen leveren
in de keten zowel horizontaal als verticaal hun bijdrage aan
het eindproduct." Het in kaart brengen en controleren van
\'gevaren\', \'risico\'s,\' en \'blootstelling\' dient nader uitgewerkt
te worden. Voor een aantal ketens zijn er al overeenkomsten
en daaraan verbonden takenpakketten. De Groot maakt dui-

-ocr page 40-

delijk dat het VKO als keurmerk voor de veterinaire garan-
tiesystematiek een belangrijke rol speelt, maar ook de keuze
van de overheid.

Visie op certificering

Prof dr. Anton Pijpers, directeur van de Gezondheidsdienst
voor Dieren (GD), geeft zijn visie op de toekomst van de vee-
houderij. Wat de export aangaat, staan kwaliteit en gezond-
heid voorop, maar ook het welzijn van dieren wordt steeds be-
langrijker, evenals de voedselveiligheid. Hij concludeert dat
eisen en garanties alleen maar zullen toenemen. Vervolgens
maakt hij de stap naar de Gezondheidsdienst, die na een aan-
tal reorganisaties, adviesrapporten cn een verbeterde mark-
toriëntatie, haar positie heeft bepaald. Dc Gezondheidsdienst
wil een zelfstandig, onafhankelijk instituut zijn, dat autoriteit
uitstraalt. Tevens wil de Gezondheidsdienst een nationale
monitoringsfunctie hebben en garant staan voor kwaliteit. De
strategie om dit te bereiken is zowel bedrijfsleven als over-
heid te betrekken bij het ontwikkelen en uitvoeren van dierge-
zondheidsprogramma\'s.

Binnen de Gezondheidsdienst worden de interne werk-
processen geanalyseerd en moeten de primaire processen een-
duidig en gemakkelijk zijn. Eind 2002 wil de Gezond-
heidsdienst aan de ISO 9001-norm voldoen. Ook alle andere
schakels binnen de diergezondheidsprogramma\'s moeten aan
certificatie meedoen, zoals Sterlab, Sterin en de erkende dier-
enartsen. Pijpers maakt de zaal duidelijk dat de
Gezondheidsdienst kwaliteit wil aanbieden; een certificaat
van de Gezondheidsdienst geeft garantie.
Zijn visie op de erkende dierenarts is duidelijk: die moet zijn
ingesteld door een onafhankelijk orgaan, het moet toegankelijk
zijn voor iedereen en ruim bekend zijn. Voortbordurend op de
kwaliteitsplannen van de Gezondheidsdienst vertelt Pijpers dat
de Gezondheidsdienst uiterlijk per 1 januari 2003 alle werkza-
amheden ten behoeve van georganiseerde dierziektebestrijding
door erkende dierenartsen wil laten uitvoeren. Althans, dat is
de doelstelling. Er is echter nog geen overeenstemming tussen
het VKO en de overheid, nog geen eenduidigheid. "Dat moet
op korte termijn geregeld worden", vindt Pijpers.

Overheid is aan zet

De formumdiscussie die begint als de drie sprekers klaar zijn
met hun verhaal, heeft één centraal thema: wanneer is de
overheid bereid om de erkende dierenarts op te nemen in haar
kwaliteitsbeleid? KNMvD-voorzitterTon de Ruijter vraagt of
betrokkenheid van de overheid door middel van een vol-
waardige bestuurspositie binnen het VKO een optie is. Koos
Voermans (VKO) maakt nog eens duidelijk dat de twee pet-
ten-discussie in de prullenbak moet. "Er is geen twijfel over;
degene die de keuze voor erkende dierenarts niet maakt,
haakt af", aldus Voermans.

Jan van den Berg, plaatsvervangend directeur van de RVV
zegt het initiatief vanuit VKO van harte te steunen, "ledereen
heeft er belang bij, want de kwaliteit neemt toe." Van den
Berg is blij dat de dierenartsen bereid zijn om de discussie
over de vertrouwenspositie definitief te sluiten. "Dat heb ik
vandaag voor het eerst gehoord. Waar een dierenarts voor
staat is kwaliteit en volksgezondheid." Van den Berg vindt dat
iedere dierenarts zich ervan bewust moet zijn dat het niet
langer gaat om de houderij maar om voedselproductie. Verder
maakt hij duidelijk dat de overheid wat anders verstaat onder
\'erkende dierenarts\' dan bijvoorbeeld een veehouder. "Elke
veehouder mag eisen stellen aan zijn dierenarts." Dc erkende
dierenarts zoals de overheid die ziet, maakt deel uit van een
netwerk. Van den Berg zegt dat de overheid binnenkort het
initiatief zal nemen wat betreft de invulling van dc taken van
de erkende dierenarts, zoals de overheid die ziet.
Rens van Dobbenburgh, bestuurslid van de KNMvD, vindt dat
de overheid zich wel heel voorzichtig opstelt. "Alle gremia die
hier zijn vertegenwoordigd hebben gevraagd om een erkende
dierenarts cn hebben invloed gehad op hoe die er dan uit zou
zien. OmariTi \'m nu die klaar is", is zijn advies aan de over-
heid. Ook Anton Pijpers is bezorgd als hij hoort dat de over-
heid nog één a twee jaar denkt nodig te hebben om de erkende
dierenarts te implementeren. "Dan is het initiatief om zeep."
De heer Van Keulen van de Stichting KKM heeft nog wat
goede tips voor de dierenartsen. Hij raadt ze aan om zelf de
leiding te houden in het systeem en om het transparant te
houden. "Hou discussie met elkaar", zegt hij. Verder geeft hij
aan dat de overheid in feite een klant is, die mag aangeven
welke kant het opgaat. "Probeer zelf de voorsprong te nemen
en te behouden", is het advies van Van Keulen.
Er volgt nog een korte discussie over onafhankelijkheid. Die
kun je kiezen door buiten de maatschappij te gaan staan of in
discussie te gaan met allerlei partijen. Met andere woorden:
terug naar de herwaardering van het poldermodel. Je bent
onafhankelijk zodra je nee kunt zeggen tegen de opdrachtge-
ver.

Dagvoorzitter Jaap Westerbeek rondt het minisymposiuiTi af
door te concluderen dat er ontzettend veel draagvlak is voor
de erkende dierenarts. Dat heeft hij vandaag duidelijk ge-
proefd. "We hebben deze ochtend bewezen dat we met het
VKO op het goede spoor zitten."

-ocr page 41-

Voor het welzijn van proef-
dieren is een goede gezond-
^^^^^^^ heidszorg onontbeerlijk. Daar-
[•^ffff^j^ naast zijn de dieren gebaat bij
deskundige behandeling, ook in

_ de context van proeven. Dieren-

artsen zijn bij uitstek gekwalifi-
ceerd om met hun kennis over
(vergelijkende) ziektekunde en
klinische aspecten (diagnostische en therapeutische
technieken) een bijdrage te leveren aan verantwoord ge-
bruik van proefdieren, met aandacht voor dierenwelzijn
en ter ondersteuning van goed wetenschappelijk onder-
zoek. Binnen de instellingen met proefdieren is de die-
renarts vraagbaak voor de bewaking van diergezond-
heid, de klinische gezondheidszorg en het opzetten van
experimentele methoden. Deze beroepsgroep is in
Nederland vrij omvangrijk maar nog niet georgani-
seerd. Er kan echter aansluiting worden gevonden bij
collega\'s in binnen- en buitenland.

The European Society of Laboratory Anima! Veterinarians
(ESLAV)

De Europese Vereniging van Proefdier-dierenartsen is er
voor alle dierenartsen die van de veterinaire zorg voor
proefdieren werk maken. Het initiatief tot deze jonge
vereniging werd genomen in 1996 en resulteerde in een hon-
derdtal leden die in 1999 voor het eerst in ledenvergadering
bijeenkwamen. De vereniging is in de eerste plaats een pro-
fessioneel platform voor discussie en uitwisseling van kennis
binnen Europa. Dit draagt bij tot een kwalitatief en kwanti-
tatief adekwatc bijdrage van dierenartsen bij het houden en
gebruiken van proefdieren, een noodzaak met het oog op ve-
rantwoord gebruik van proefdieren. De organisatie dient als
aanspreekpunt waar veterinaire input van belang is en behar-
tigt de belangen van deze vrij omvangrijke beroepsgroep.

Kennismakingsbijeenkomst ^Dierenartsen voor proefdieren\'

Inmiddels stijgt het ledental fors en zijn nagenoeg alle
Europese landen vertegenwoordigd, inclusief de voormalige
Oostbloklanden. De wetenschappelijke bijeenkomsten van
ESLAV zijn bestemd voor dierenartsen. Inmiddels werden er
congressen gehouden in Dublin (2000), Milaan (2001),
Aken (2002) en in mei 2003 is Finland aan de beurt.

Europees specialisme

De verdere toenemende professionalisering krijgt met name
verder gestalte door de instelling van een Europees specia-
lisme Geneeskunde van proefdieren (European College of
Laboratory Animal Medicine). Na een ronde van selectie van
de facto specialisten gaan binnenkort de eerste specialisteno-
pleidingen van start.

Nederlandse collega\'s

Een oppervlakkige inventarisatie leert dat in Nederland ten-
minste 50 dierenartsen direct betrokken zijn bij de gezond-
heidszorg voor proefdieren, nog afgezien van dierenarts-
onderzoekers. Meerdere van deze collega\'s hebben
aangegeven dat ze het zeer op prijs zouden stellen om hun
beroepshalve kennissenkringnetwerk aanzienlijk uit te brei-
den en op die wijze meer collegiale uitwisseling tot stand te
brengen. Dit was aanleiding tot het organiseren van een
kennismakingsbijeenkomst op 15 januari 2003, \'s middags,
op een centrale locatie in Nederiand om 1500 uur, bij NV-
Organon te Oss.

Voor nadere informatie en aanmelding kunt u zich wenden
tot de initiatiefnemers, Gerrit-Jan Wennink (gerritjan.wen-
nink@organon.com) en Martje Fentener van Vlissingen
(Fentener@edc.fgg.ew:nl).

Meer informatie over ESLAV is te vinden op de gelijknamige
website (www. eslav. org).

Symposium DSK ^Ouderdom komt met gebreken\'

Op 15 januari 2003 organiseert de Diergeneeskundige
Studenten Kring een symposium met als titel \'Ouderdom
komt met gebreken\'. Het programma begint om 9.00 uur.
Het symposium wordt gehouden in het hoofdgebouw van
de Faculteit der Diergeneeskunde en is door de KNMvD
geaccrediteerd voor negen PAO-punten.

Na de inleiding door prof. dr. E. Gruys, houdt prof. dr.
H.A.W. Hazewinkel een lezing met als titel \'Geriatrische
problematiek bij de hond\'. Vervolgens behandelt drs. D.C.
Aharon \'Fysiotherapeutische behandeling en revalidatie
van de herniapatiënt\'. Dr. R Overgaauw vertelt over
\'Recent development of aging in animals\' en prof dr. E.

Noordhuizen-Stassen bespreekt euthanasie.
Om 14.00 uur houdt prof. dr. E. Gruys een verhaal over
Alzheimer bij de hond. Daarna vertelt dr. A.A. Stokhof
over diagnostiek en behandeling van cardiovasculaire aan-
doeningen bij oudere gezelschapsdieren. Laatste spreker is
drs. J. R de Vos, die als onderwerp heeft: \'Trap niet in de
valkuil van het mastocytoom\'. Om ± 16.45 uur is er een
paneldiscussie.

De prijs voor dierenartsen bedraagt 25 euro, voor studen-
ten 5 euro. Voor informatie kunt u de website van de DSK
bezoeken, http://www.dskonline.nl/symposium.htm,
of mailen naar dsk_sympoco@hotmail.com.

-ocr page 42-

DANOFLOXACINE

ADYOCIN 180

Eén injectie.....einde infectie!

Advocin® 180:

Uniek CDD-concept

Zeer potent breedwerkend
antibioticum

jis Snel herstel bij luchtweg-

en maagdarminfecties.

Gemakkelijk in gebruik

- Klein injectievolume
(dosering 1 ml/30 kg subcutaan)

- 1 behandeling voldoende \'

Diervriendelijk

Korte wachttijden

vlees: 8 dagen; melk: 4 dageti|

Flacons van 50 ml en 100 mi

Advocin® 180 is een nieuw en effectief antibioticum tegen lucht-
weg- en darminfecties bij kalveren. Het werkt volgens het unieke
Concentratie Afhankelijke Concept (CDD-concept) waarbij niet
de duur van de behandeling, maar de hoogte van de concentratie
bepalend is voor het succes. Dit heeft tot gevolg dat vrijwel alle
ziektekiemen kort na de behandeling zijn gedood en dat 1 injectie
dan ook voldoende is."^

\' Uil onderzoek is gebleken dat in slechts ca. 25% van de gevallen een tweede injectie noodzakelijk is. Bron: data on file

DANOFLOXACINE

ADYOCIN 180

Eén injectie....einde infectie!\'

Advocin® 180: RegNL 9945. Werkzame stof; Danofloxacine (als mesylat
180 mg/mi Indicaties/Ooeldieren: Runderen; voor de behafKJeling van
luchtw»
infecties veroorzaakt door Mannheimia haemolilica, Pasteurella multocida
Haemophilus somnus die gevoelig zijn voor danofloxacine. Neonatale kalveren; voor d
behandeling van darminfecties veroorzaakt door E.coli die gevoelig zijn voor danofiox^
cine. Dosering: 1 ml/30 kg. subcutaan. Wachttijd: melk 4 dagen, vlees 8 dagej
Bijwerkingen: een lichte zwelling rond de injectieplaats. Deze kan 30 dagen aanhot]
den. Contra-indicaties geen bekend. Kanalisatiestatus: UDA. Nadere informatie j
verkrijgbaar bij Pfizer Animal Health b.v.

Animal Health

Visie op gezondheid

Pfizer .\'Vnimal Health bv

Postbus 57 • 2900 A.\\ Capelle a/d I.Jssel

www.pfizerali.nl • secretariaat.ahg@pl\'izer.coii

©2002 l\'fizer .\\ninial Health hv - Capclle aAi Ms.scl
® Merknaam Pfizer Inc.. N.Ï., U.S.A.

-ocr page 43-

Een aardse terriër

laira Boissevain

In een vorig artikel hebt u gelezen
hoe een dierenarts een bijtende kat
van de behandeltafel sloeg. Het
Tuchtcollege vond dit gedrag laak-
baar en de klacht gegrond, maar
legde verder geen maatregel op.
Ook in onderstaand geval vertoont
een dier onverwacht gedrag wat
leidt tot ellende...

Zwaartekracht...

Een Yorkshire Terriër van vier jaar oud is niet lek-
ken De dierenarts kan de oorzaak niet direct
vinden, en na overleg laat de eigenaar het
hondje achter in de kliniek voor nader
onderzoek. Tijdens het spreekuur is
daar geen tijd voor, maar daarna
kan de dierenarts in alle rust
verder kijken.

Ondertussen wordt de hond
in de hondenverblijven ge-
zet. Zoals het in een goede
dierenkliniek gaat, komt de
assistente in de loop van de
ochtend de hokken schoon-
maken. De meeste honden
schuiven dan gewoon even
op, maar met de York kan
dat, om redenen die niet be-
kend zijn, niet. Wat te doen?
Ach, het is maar een klein
hondje en bovenin zijn katten-
kooien. Het kleine hondje kan daar
best even in. Zo gezegd, zo gedaan; de
assistente pakt het hondje op en zet het
boven in een kattenkooi. Dat gaat allemaal
goed, het hondje laat zich rustig verplaatsen.

...gewichtsloos...

Als ze klaar is met schoonmaken wil ze het beestje weer
terugzetten in de hondenkennel. Nietsvermoedend doet ze
het deurtje open en steekt haar hand naar binnen om hem te
pakken, maar dat gaat ietsje anders. De kleine terriër schiet
met een schelle kef naar voren, en voorzover zij kan beoor-
delen niet met de bedoeling om eens gezellig te knuffelen. In
een reflex trekt ze haar hand terug, waardoor het hondje let-
terlijk in het luchtledige schiet en als ware het een tekenfilm,
recht naar beneden valt. Het beest komt ongelukkig terecht
en is zwaargewond.

De assistente aarzelt geen moment maar onderbreekt het
spreekuur en brengt het diertje naar de dienstdoende dieren-
arts. Deze stabiliseert de hond en maakt een röntgenfoto,
daarna belt ze direct de eigenaar. Een uur later is de eigenaar
nog niet ter plaatse, maar de behandelend dierenarts moet
naar een andere praktijklocatie. Onder de gegeven omstan-
digheden heel vervelend, maar het kan niet anders. De die-
renarts draagt de zorg voor de hond daarom over aan een
praktij kgenoot, die de eigenaar ontvangt en met haar praat
over de zorgwekkende toestand van de hond. Het hondje
overleeft het ongeluk niet; kort nadat de eigenaar is gearri-
veerd sterft het dier. Het zit de dierenarts die de hond in eer-
ste instantie heeft behandeld niet lekker, dus de dag daarna
belt zij de eigenaar om haar excuses aan te bieden en de zaak
te bespreken. Ook de beroepsaansprakelijkheidsverzekering
wordt op de hoogte gesteld. Toch gaat de eigenaar
over de dierenarts klagen bij het Tucht-
college.

Veterinai
tuchtrech

...ofte licht bevonden?

Het Tuchtcollege vindt echter
dat de dierenarts geen verwijt
treft omdat ze de val uit het
hok niet heeft (kunnen)
voorkomen door het nemen
van voorzorgsmaatrege-
len. Bij het maken van de
afspraak met de eigenaar
is de dierenarts niet ge-
waarschuwd voor agres-
sief gedrag, zodat er voor
het nemen van voorzorgs-
maatregelen geen aanlei-
ding was. De hond is boven-
dien door een assistente in het
kattenhok neergezet, maar ook
dat was, gezien de grootte van de
hond en de plaats van het hok, niet
onaanvaardbaar Het ongeluk is daar-
mee niet aan de dierenarts te wijten en de
dierenarts heeft direct spoedeisende hulp ver-
leend. De klacht wordt ongegrond verklaard.
Op zich zou het niet onlogisch zijn geweest om een klacht te-
gen de assistente in te dienen, maar dat is niet gebeurd.

Wat de uitspraak van het Tuchtcollege opmerkelijk maakt, is
dat het Tuchtcollege in de zaak met de van tafel gemepte kat
vond dat een dierenarts altijd bedacht moet zijn op onvoor-
spelbaar gedrag in de spreekkamer. In deze zaak wordt ech-
ter gesteld dat voorzorgsmaatregelen niet noodzakelijk wa-
ren, omdat de eigenaar de dierenarts niet had gewaarschuwd
voor agressief gedrag. Als onvoorspelbaar (agressief) gedrag
altijd tot de mogelijkheden behoort (wat in een dierenkliniek
niet een heel vreemde veronderstelling is), zou dat wel recht-
vaardigen dat een klein hondje niet zomaar in een hok mag
worden gezet van waaruit hij een dodelijke val kan maken.
Wellicht zou de uitspraak anders zijn geweest als de eigenaar
een klacht tegen de assistente had ingediend?

-ocr page 44-

In het artikel \'Integriteit van de die-
renarts een inzicht\' wordt een ge-
fundeerd beeld geschetst van de ont-
wikkeling van het beroep dierenarts
in de samenleving.
De behoefte aan een discussie over de
integriteit van de dierenarts zijn een
aantal spraakmakende uitspraken in
straf- en tuchtrecht. Dierenartsen ble-
ken gevoelig voor de argumenten van hun cliënten om de waar-
heid geweld aan te doen.

Het is terecht een gevolg van de verandering van de positie
van de dierenarts in de samenleving die hem kwetsbaar heeft
gemaakt voor alleriei invloeden. Niet alleen is de financiële
positie van de veehouder slechter geworden, doch die van de
praktiserend dierenarts is daarin mede gegaan. De taak van
de dierenarts op het agrarische bedrijf is veranderd. Van
heelmeester is hij adviseur en controleur geworden. Hij heeft
van de overheid de taak gekregen de bedrijven regelmatig te
controleren op verschijnselen die zouden kunnen wijzen op
het optreden van besmettelijke veeziekten. Daarvoor is ge-
kozen voor de dierenarts die geregistreerd staat als de die-
renarts van het bedrijf omdat deze het bedrijf door en door
kent. De dierenarts treedt op om de belangen van de veehou-
der te behartigen, is vertrouwenspersoon van de veehouder
en heeft een vertrouwensrelatie opgebouwd. Het Veterinair
Tuchtcollege erkent ook regelmatig de vertrouwensrelatie
als een basis voor het handelen van de dierenarts; is deze af-
wezig dan is een verder optreden van de dierenarts; niet aan-
nemelijk. Daarnaast heeft hij nu een functie gekregen om op
basis van deze relatie verkregen informatie te gebruiken bij
het beoordelen van symptomen, die mogelijk verstrekkende
gevolgen voor deze veehouder zou kunnen hebben. Daarmee
is de dierenarts als vertrouwenspersoon op een flinterdun
koortje komen te balanceren. Hij moet gebruikmaken van in-
formatie die hem bereikt als vertrouwenspersoon en die hij
gaat gebruiken op een moment dat dit noodzakelijk is voor
zijn andere opdracht, die van de overheid en waarmee de
veehouder zich gedupeerd kan voelen.
In deze positie is de dierenarts kwetsbaar en moet hij op
sterke benen staan om zijn rug onder alle omstandigheden
recht te houden. Wiens taakopdracht moet hij het zwaarst la-
ten wegen? Dit is altijd die van de overheid. Maar wat bete-
kent dit voor de vertrouwensrelatie? Die is bekoeld en heeft
in het licht hiervan aan vertrouwen verloren. Langzaamaan
wordt de dierenarts van heelmeester overheidsdienaar.
De medicus kent een in het burgerlijk wetboek vastgelegde
geheimhoudingsplicht. De dierenarts heeft een geheimhou-
dingsplicht die in het wetboek van strafrecht is neergelegd.
Het uitgangspunt dat een dierenarts met zijn kennis en inzicht
van de te controleren bedrijven de aangewezen figuur is om te
voldoen aan zijn door de overheid opgedragen taak, kan op ge-

/ Offriilga 197/ dil. hlz.50

2 koolmees IW2blz. 152

3 Ojfringa 1971 dl.!, biz. 70
spannen voet komen te staan met zijn geheimhoudingsplicht.
De dierenarts die zijn gevoelens van medeleven met de vee-
houder bij zijn werkzaamheden voor de MKZ-crisis op papier
zetten werd publiekelijk voor schut gezet en meegegeven dat
hij dan hier niet aan had moeten medewerken als hij wist dat er
zoveel leed bij betrokken is.

Ingezonde

Integriteit

A.A.A. Vendrig

De dierenarts lijkt weer terug te zijn waar het beroep 150 jaar
geleden mee begon. Er waren toen twee soorten veeartsen.
Degenen die in Utrecht de opleiding hadden ontvangen en
zich rijksveearts noemden en de gebrevetteerde veeartsen die
door de \'Leidse commissie\' op bekwaamheid beoordeeld wa-
ren en ook wel wettige of erkend veeartsen werden genoemd.
De rijksveearts was gebonden aan een instructie van de mi-
nister en was semi-overheidsdienaar. Hij kreeg een standplaats
toegewezen en zijn tarieven voor verrichtingen waren vastge-
legd. Hij moest instanties adviseren en verrichtingen doen die
het Veefonds belasten\'.

De rijksveearts moest het vee beoordelen of het afgemaakt
kon worden met een uitkering uit het Veefonds. De veehouder
die dit niet kon waarderen, wendde zich liever tot de empi-
rist\'.

De eerste (rijks)veeartsen hadden een moeilijke start en in de
praktijk bleef de uitoefening van de veeartsenijkunde in han-
den van de empiristen.

Door de economische malaise waren de financiële middelen
van de rijks veeartsen zo beperkt dat verschillende veeartsen
het beroep verlieten\'. De rijksveearts had in die tijd weinig
maatschappelijk aanzien.

In 150 jaar is er veel veranderd en zijn de wettige veeartsen
verdwenen, maar een strijd tegen kwakzalvers wordt er nog
steeds gestreden. De huidige dierenarts moet zijn verworven
vertrouwenspositie niet in de waagschaal stellen door over-
heidstaken bij zijn cliënt te vervullen.
Een voorbeeld zou er te trekken zijn uit de wijze waarop de
huisarts met dit probleem omgaat. Voor het afgeven van ver-
klaringen, bijvoorbeeld een keuring voor het rijbewijs of voor
het beschrijven van een opgelopen letsel bij mishandeling
wordt doorverwezen naar een collega die niet als huisarts van
betrokkene staat aangeschreven. Op deze wijze wordt geen af-
breuk gedaan aan het vertrouwensbeginsel en wordt voldaan
aan de eis van objectiviteit en neutraliteit bij het vaststellen
van de bevindingen. Dit wordt door alle partijen als positief er-
varen.

Hierbij doet zich het aloude principe voor dat de controle-
rende taak en de uitvoerende taak gescheiden dienen te zijn
om geen afbreuk te doen aan de integriteit van de instantie.
Ook een overheid zal dit dienen te respecteren. Voor de dieren-
arts behoeft dit geen financiële consequenties te hebben.
Immers in plaats van zijn eigen bedrijven te controleren, doet
hij dit bij bedrijven van zijn collegae. Vrees voor een nieuwe
vertrouwensrelatie mag geen beletsel zijn want dat geldt over
en weer.

Mr. drs. A.A.A. Vendrig is dierenarts te Nederhorst den Berg.

-ocr page 45-

PieterAne Glastra van Loon
(i 945-2002)

memoria

Pieter Glastra i^an Loon u^erd geboren op 11 november te Scharnegoutum bij Sneek. Zijn vader was in het voorjaar van
1945 gefusilleerd en hij en zijn moeder bleven wonen op de boerderij van zijn moeders ouders. Een prima plaats om op te
groeien en al gauw bleek zijn affiniteit met dieren en met name paarden. Ook toen ze verhuisden met de grootouders naar
een burgerhuis kwam Piet veel op de boerderij van zijn oom. Zijn grootouders probeerden - met de beste bedoelingen -
zijn opvoeding mee te sturen. Daarom hadden Piet en zijn moeder grote moeite hun onafhankelijkheid te bewaren. Na zijn
middelbare school in Sneek was zijn keuze voor dierenarts logisch.

Piet studeerde afin en kon terugkeren naar zijn geliefde Friesland. In Koudum was een plaats vrijgekomen door het
overlijden van Bouke Oosterhout op sojarige leeftijd. Piet nam zijn plaats in en associeerde met ondergetekende. Onze
samenwerking verliep probleemloos met een groeiende vriendschap!

Nog in december trouwde Piet met Aukje van der Gaast, die hij al heel lang kende. Ze kregen vier kinderen, een zoon en
drie dochters, die alle vier via hun studie in Groningen de maatschappij tegemoet gaan. Piet heeft in zijn jeugd veel moe-
ten missen, maar heeft dat met Aukje en de kinderen dubbel en dwars ingehaald. Een heel close gezin, waar alles samen
werd gedaan. Piet was trots op zijn gezin en getuigde daar ook van. Toen Aukje haar rechtenstudie beëindigd had vertelde
hij links en rechts: "Ik trouwde met een (school)juffrouw, maar nu ben ik getrouwd met een meester (in de rechten)."
Piet u^as een uitstekend practicus met een aparte intellectuele humor, die door de boeren niet altijd op de juiste waarde
werd geschat. Wel op de Rotary waar hij zijn eerste netwerk opbouwde en waar hij zich als een vis in het water voelde!
Zijn aangeboren maatschappelijke betrokkenheid werd al snel manifest. Via raadslid, wethouder en lid van de provinciale
staten voorde VVD bouwde hij aan zijn politieke netwerk.

In 1^84 werd hij voorzitter van de Koninklijke Vereniging het Friesch Paarden Stamboek en kon hij aan de slag met zijn
grote liefde het \'Friese Paard\'. Onderzijn leiding is het Friese Paard tot een geweldige bloei gekomen met export naar alle
windstreken. Natuurlijk werd hij de eerste voorzitter van de World Friesian Horse Organisation. Zelf eigenaar van een be-
scheiden stal met Friese paarden was hij toch vooral de man, die in een zo snel groeiende organisatie als het Fries Paarden
Stamboek de problemen met tact en deskundigheid wist op te lossen. Het totstandkomen van een nieuw riant Fries
Paarden Centrum was één van zijn kronen op het werk.

Samen met Hare Majesteit de Koningin (Beschermvrouwe van het KFPS) kon hij het centrum openen op 11 augustus
2001.

Ook landelijk had Piet een uitgebreid netwerk in de paardenwereld en was hij voorzitter van de Koepel Fokkerij Afdeling
Paardenhouderij.

Voor al deze tijdrovende activiteiten werd hij op zijn verjaardag (n november 2001) benoemd tot Officier in de Orde van
Oranje Nassau. Een zeer terechte onderscheiding voor een man, die belangeloos zoveel werk voor de gemeenschap ver-
zette; ook internationaal!

In het voorjaar van 2001 werd een niertumor weggehaald en na een intensieve nabehandeling leek alles overwonnen.
Vakantie in Frankrijk met zijn hele gezin en de opening van het Centrum met Hare Majesteit. Een prachtige zomer
Helaas gevolgd door opspelende metastasen; eerst alleen in de wervel en later in andere organen. Met een bewonderens-
waardige geestkracht wist hij zich telkens weer op te richten en tot enkele weken voor zijn dood zijn vele functies te begelei-
den. Piet had tot het laatst de touwtjes in handen.

Vele honderden vrienden en bekenden namen op 7 november 2002 afscheid in de Hervormde Kerk te Koudum, waarna hij
ter aarde werd besteld in zijn geboorteplaats Scharnegoutum.

Aukje sprak in de kerk een Memoriam en eindigde met: "We zijn er met z\'n allen in geslaagd om ondanks dat we de strijd
om zijn ziekte hebben verloren Piet er ah overwinnaar uit te laten komen. Dankbaar zijn we voorde liefde die we van Piet
kregen."

Deze liefdevolle hechte familieband zal Aukje, de kinderen en zijn bejaarde moeder kracht geven hun leven weer op te pak-
ken.

Sietse Piersma

ii

-ocr page 46-

KNMv

Een congres vol toekonnst

Een impressie van de Groep Groot Dagen 2002

I

Tekst-Jan Huisen, foto\'s: Geert Bistervels

Drie volgeboekte dagen, in het
sfeervolle Papendal. Afgemeten
aan de belangstelling waren de
Groep Groot Dagen op 26, 27 en
28 november 2002 een succes. De
aanwezigen hoorden de noodklok
luiden over het rendement van
hun praktijken en kregen hand-
vatten aangereikt om de toekomst
succesvol aan te kunnen. Op het programma stonden ook
Jaarvergaderingen, vakinhoudelijke lezingen en volop
ruimte voor het onderlinge gesprek.
De woensdagmiddag bevatte een bijzonder programma-
onderdeel. Hier werd de problematiek van psychische ar-
beidsongeschiktheid op zéér herkenbare en constructieve
wijze aan de orde gesteld.

De Groep Groot Dagen hebben drie doelstellingen: ontmoe-
ting en gezelligheid, overdracht van vakinhoudelijke kennis,
en informatieuitwisseling over praktijkvoering en praktise-
ren. Deze doelstellingen zijn duidelijk herkenbaar in het pro-
gramma, dat per dag bestaat uit een plenair dagdeel over de
dierenartsenpraktijk en een dagdeel vaktechniek. De veteri-
naire informatie wordt in parallelle sessies
diersoortgericht
aangeboden.

Een inventarisatie in de wandelgangen van het verwach-
tingspatroon en dc tevredenheid geeft een mooie weerspie-
geling van het programma. De ene bezoeker komt voor de
vaktechniek en niet voor toekomstvisies en management. De
ander zoekt met name handvatten voor zijn ondernemer-
schap en neemt de technische sessies erbij. Een derde geeft
aan uitermate tevreden te zijn met het programma en maar
één nadeel te zien, namelijk dat hij de hele dag met een map
rondsjouwt.

Wie verdient er aan melk-bo?

Als opmaat voor de eerste dag mocht dr. Dirk Houwers op-
treden. Houwers is hoofd van het Veterinair Medisch
Diagnostisch Centrum (VMDC) in Utrecht en in dien hoeda-
nigheid gevraagd een licht te schijnen op het bacteriologisch
onderzoek van melkmonsters door dierenartsenpraktijken.
Met de nadrukkelijke opdracht zich te richten op de finan-
ciële aspecten ervan.

In een eenvoudige uiteenzetting laat hij zien dat de kostprijs
van bacteriologisch onderzoek (bo) voor de practicus per
melkmonster tussen 28 en 33 euro bedraagt. In deze calcula-
tie houdt Houwers ook rekening met inrichtingseisen
(ARBO) en investeringen in kwaliteit. Inzending naar de GD
kost de veehouder ongeveer 16 euro, waarvoor hij óók een
celgetalbepaling ontvangt, om over een verschil in kwaliteit
van met name het antibiogram nog niet te spreken. Waar zit
de meerwaarde van bo op de praktijk? vraagt Houwers zich

Maatschappi

nieuw

-ocr page 47-

af. De zaal noemt een aantal punten, zoals snelle diagnose
van E.coli bij een ernstig zieke patiënt, een grotere aantoon-
kans van een E.eoli-infectie en een betere klantrelatie. Maar
de vraag blijft hangen: levert het doen van melk-bo een prak-
tijk voldoende op?

Vooruitlopend op volgende sprekers die de zaal zullen voor-
houden dat dierenartsen een veel beter rendement uit hun
onderneming moeten weten te halen, heeft Houwers een dui-
delijk punt gemaakt.

Dierenartsen: u vergeet het ondernemerschap

"Wij wijzen tweederde af van de finaneieringsaanvragen
voor praktijkopvolging!" De tweede spreker luidt symbo-
lisch de alarmbel bij het begin van haar presentatie en con-
cretiseert dit gebaar met een oproep aan de dierenartsen om
de kwaliteit van hun bedrijfsvoering te verbeteren. Aan het
woord mevrouw Bronder-Oskamp, die spreekt namens
ABN-AMRO. De oorzaak van het genoemde grote aantal af-
wijzingen zit voor een belangrijk deel in de relatieve hoogte

van de financiering van de jonge collega die wil associëren,
doordat die veelal een praktijkpand, een eigen huis én good-
will wil bekostigen. Maar de terughoudendheid van deze
bank komt ook voort uit het feit dat zij een te hoog risico toe-
kent aan de goodwill-bedragen zoals die gevraagd worden.
Goodwill wordt vastgesteld op basis van een te verwachten
winstaandeel in de komende jaren. Daarbij dient de onderne-
mer te kijken naar de marktontwikkelingen en niet, zoals
vaak nog gebeurd, naar omzet uit het verleden of naar bedra-
gen die de huidige maten zelf ooit betaald hebben. Goodwill
is een winstverwachting op basis van de cashflow, de toe-
komstverwachtingen van de markt en de kwaliteit van de
onderneming.

De bank maakt bij haar goodwillberekening gebruik van de
Discounted Cashflow Methode, DCE In deze methode
wordt getracht de toekomstvisie van de praktijk om te zetten
in cijfers, waarbij de waarde van de vrije geldstroom een be-

langrijk ijkpunt is. De praktijk dient dus een concrete toe-
komstvisie te hebben, iets watje kunt bewijzen in een onder-
nemingsplan, en actuele financiële cijfers. "Kwartaalcijfers
moet u hebben en niet het accountantsrapport van het voor-
laatste boekjaar."

Mevrouw Bronder ziet dus grote risico\'s in het financieren
van goodwill, waarbij zij benadrukt dat deze in vijfjaar afge-
schreven en afgelost moet zijn. Sommige financiers hante-
ren klaarblijkelijk soepeler criteria, maar de dierenarts dient
zich wel te realiseren welk een last hij of zij zich daarmee op
de hals haalt. Ze noemt het negatieve voorbeeld van een fi-
nanciering waarbij de goodwillaflossing loopt over een peri-
ode van tien jaar

"Heeft goodwill nog wel bestaansrecht?" De dierenarts moet
zelf het antwoord geven op deze vraag.

Verbetering van rendement

Continuïteit, het succesvol voortbestaan van een onderne-
ming heeft als voorwaarde dat de bedrijfsvoering voldoende
rendement oplevert. Beide voorgaande sprekers stellen vra-
gen bij de inschatting door dierenartsen van het rendement
van hun activiteiten. De derde spreker. Jan Pons van AUV-
Advies, doet verslag van een praktijkproject waarin niet al-
leen de rendementscijfers van een praktijk ondubbelzinnig
in beeld worden gebracht, maar ook vergeleken worden met
de cijfers van andere praktijken. Op deze wijze krijgt een
praktijk inzicht in het rendement en wordt duidelijk waar
zich verbetermogelijkheden bevinden.
Pons presenteert de ervaringen opgedaan in het Nucleus-
project, waaraan zes praktijken deelnemen. Deze praktijken
benaderden enkele jaren geleden AU V-Advies met het ver-
zoek een systeem op te zetten waardoor ze meer grip zouden

-ocr page 48-

krijgen op de eigen organisatie. Dit iieeft ondermeer geresul-
teerd in een \'betonnen\' definitie van rendementscijfers van
de praktijkvoering. \'Beton\' wil zeggen dat de kengetallen op
identieke wijze berekend worden en dus onderling vergelijk-
baar zijn. Onderlinge vergelijking van prestatieindicatoren
heet in de bedrijfskunde benchmarking.
Duidelijke cijfers van het rendement van de activiteiten vor-
men het begin tot verbetering en tot een concrete onderlinge
dialoog, deelt Pons zijn ervaringen met de zaal. Bench-
marking helpt bij het identificeren van verbeterkansen en het
toont waar je staat ten opzichte van collega\'s. Een goed be-
drijfseconomisch inzicht zorgt ook datje zo nodig tijdig en
effectief kunt bijsturen.

Parallelsessies

Zoals eerder gezegd bestaat elke Groep Groot Dag uit een
dagdeel plenair over praktijk en -management, en een dag-
deel vaktechniek in de vorm van diersoortgerichte parallel-
sessies. De vaktechnische voordrachten zijn gekozen en
vormgegeven door vertegenwoordigers van de respectieve-
lijke diersoortgroepen, te weten Groep Geneeskunde van het
Paard, Pluimvee, Rund en Varken.

Behalve andere onderwerpen, hebben de diersoortlezingen
ook hun eigen karakter. Bij Paard kiest men voor korte en
praktische voordrachten, gericht op de dierenarts als clini-
cus. In 20 minuten worden omschreven onderwerpen, veelal
klinisch, van kop tot staart besproken. Een bijzonderheid
hier is dat van de meeste sprekers goed leesbare proceedings
in de congresmap zitten en niet de print van de diapresenta-
tie.

"Wij zijn tevreden als de deelnemers tevreden zijn."

Dit jaar lag de organisatie van de Groep Groot Dagen
voor het eerst bij een speciale commissie en niet meer bij
het bestuur. De insteek van deze commissie is stellig:
"We
zijn ambitieus wat betreft opbouw en inhoud van het pro-
gramma, en willen mee in de vaart der volkeren. De vak-
technische lezingen moeten daartoe inhoudelijk sterk zijn
en aansprekend. En we willen confronteren, discussie op-
wekken en prikkelen."

Dc behoeftes en meningen van de deelnemers vormen
een belangrijke leidraad bij het vaststellen van het pro-
gramma. De commissie hecht veel waarde aan de infor-
matie uit de evaluatieformulieren en andere reacties van
aanwezigen.

Het programma bevat een bijzonder melange van spre-
kers en onderwerpen, dat nog versterkt wordt door leden-
vergaderingen van de Groepen Paard, Varken en van
Groep Groot zelf In de onderwerpkeuze voor het pro-
gramma staat de toekomst centraal. Met name in de ple-
naire sessies is deze rode draad herkenbaar.
"Tenminste,
dat hopen we, want anders hebben we het niet goed ge-
daan."

De Groep Groot Dagen 2002 commissie bestond uit:
Karin Orsel (voorzitter), Ad Bakx (varken), Gerco Bosch
(paard), Toine van Gerwe (pluimvee), jan-Tiete Siebinga
(rund), Rinus van Wijck (rund), Ad Wijne (plenaire ses-
sies).

Ook pluimvee kent zijn eigen perspectief en lijkt concreter
dan varken en rund. Men kijkt vanuit het oogpunt van de die-
renarts als procesbegeleider, waarbij het beeld ontstaat dat
het in deze dierhouderij mogelijk is om het productieproces
en de ziektekunde logisch in beeld te brengen en goed be-
heersbaar te maken. De leek ervaart hier al snel dat hij leek
is, door ondermeer de onbekendheid met het vakjargon.
Weet ü wat uitkippen betekent?

De varkenssessies hebben een abstracter karakter. Hier ont-
staat het beeld van een complex productiesysteem met vele
invloedsfactoren, waarin het moeilijk is goed overzicht te
verkrijgen. Op de agenda staan onderwerpen als emerging
diseases en vaccinologie, maar ook is aandacht voor de dia-
gnostiek van specifieke ziektebeelden. De dierenarts als
ziektekundig adviseur.

Je zou zeggen dat rund tussen paard en varken inhangt, hoe-
wel ook veel aspecten aanwezig zijn van procesbegeleiding
zoals bij pluimvee. De organisatie van deze sessies heeft ge-
kozen om met name onderwerpen te belichten die van belang
zijn voor de dierenarts als bedrijfsadviseur. Specifiek klini-
sche onderwerpen staan niet op de agenda, wel items als het
optimale inseminatiemoment, fokkerij en vruchtbaarheid, en
het lezen van melkproductieuitslagen.

Paarden

Kort, klinisch en concreet zijn de spreekbeurten over het
paard. Bijvoorbeeld over metacarpus en metatarsusfracturcn
bij veulens. Deze hebben een goede prognose, mits de circu-
latie in het fractuurgebied voldoende is. Contaminatie, bij
een open beenbreuk, beïnvloedt de prognose negatief Bij
doorsturen moet zeker gesteld worden dat de situatie niet
verslechtert. Effectief immobiliseren, wonden verbinden en
eventueel het veulen onder sedatie vervoeren.
Straalkanker blijkt een auto-immune component te bezitten.
Naast goede verpleging van de aangetaste hoeven, bevordert
anti-inflammatoire therapie met prednisolon per os het her-
stel. Doseringsrichtlijn: 1 mg/kg/dag, \'s ochtends < 9.00 uur.
Bij bepaalde patiënten is voortdurende therapie nodig om re-
cidivering te voorkomen.

Maagzweren komen veelvuldig voor bij paarden en veroor-
zaken niet altijd klinische klachten. Omgekeerd moetje bij
klachten als vermageren, verminderde conditie, diarree en
recidiverende koliek de maagzweer wel opnemen in de diffe-
rentiaaldiagnose. Risicofactoren zijn veel krachtvoer en wei-
nig ruwvoer, stress, en vasten. Onder stress valt ook de grote
lichamelijke belasting van sportpaarden. Behandeling kan

-ocr page 49-

met de histamine-antagonisten cimetidine en ranitidine, en
in de toetcomst met de protonenpompremmer omeprazole.
Preventie: stressfactoren minimaliseren, voldoende ruwvoer
verstrekken, zoveel mogelijk verspreid over de dag voeren,
tijdig en effectief ontwormen.

Runderen

Veel rundvee-onderwerpen komen aan bod. De meeste voor-
drachten beschouwen actuele, toekomstgerichte, items. Een
voorbeeld daarvan is het nieuwe koemodel. Dit koemodel is
de verzameling van normen en rekenregels die gebruikt wor-
den om de voeropname en -benutting van de koe te kwantifi-
ceren. Het oude koemodel voor voeropname keek naar de
melkproductie en rekende van daaruit terug naar de ruw-
voeropname. Het nieuwe model gaat ervan uit dat koeien een
vaste opnamecapaciteit hebben die samenhangt met hun
leeftijd. De verzadigingswaarde van het rantsoen bepaalt
vervolgens hoeveel het dier werkelijk opneemt. Dit model
stelt dus dat éérst voer wordt opgenomen en vervolgens melk
wordt gemaakt. De verzadigingswaarde hangt ondermeer sa-
men met het droge stofgehalte en met de verblijftijd in de
pens. Dit koemodel is gekoppeld aan het ras van de koe en
geldt voor de huidige holstein-friesianpopulatie.
Er is veel waardering voor de toekomstvisie van melkvee-
houder en consultant Bram Prins. Prins was voorzitter van de
European Dairy Farmers, een onafhankelijke studieclub van
300 melkveehouders uit meer dan 15 landen. Hij heeft als
missie: "het stimuleren van efficiënt voedsel produceren op
een voor boer en burger aanvaardbare manier". Deze missie
probeert hij als veehouder te realiseren binnen een even-
wichte verhouding van arbeidsproductiviteit, arbeids-
vreugde en arbeidsduur (lees: werktijd).
Prins maakt indruk met zijn krachtige overtuiging dat de
melkveehouderij altijd een plaats zal hebben in Nederland.
Hoe deze plaats er in de toekomst uit zal zien, dat weet hij
niet. Maar hij heeft er wel ideeën over In een gezamenlijke
inspanning van alle spelers in het veld, onder regie van de
boer, zal de toekomst gaandeweg vorm krijgen. De relevante
stakeholders, belanghebbenden, moeten gezamenlijk initia-
tieven opzetten en uitgewerken. Met oog voor de drie P\'s van
duurzaam ondernemen: Profit, People en Planet.
De wereld is een dorp geworden, waarbij de grote inkopers
van zuivel net zo gemakkelijk in Nederland inkopen als in
een ander land. Onze kwaliteitssystemen bieden internatio-
naal een sterk concurrentievoordeel, ondanks het feit dat bij-
voorbeeld KKM nog sterk verbeterd kan worden. Steek
daarom uw energie in het verbeteren van KKM, zo vraagt
Prins de dierenartsen, en niet in het bestrijden ervan.
De moderne rundveehouder werkt vanuit een strategie.
Belangrijke aandachtspunten daarbij zijn de volgende:

- voedselveiligheid

- diergezondheid

- milieu (mineralengebruik)

- dierenwelzijn

- kostprijs

Een dierenarts kan waardevol diensten verschaffen aan de
veehouder op de gebieden van diergezondheid, dierenwel-
zijn en voedselveiligheid. Prins noemt als voorbeeld een
quickscan van het bedrijf en benchmarking tussen bedrijven.
Een belangrijke uitdaging voor de melkveehouder ligt op het
vlak van de verhoging van de arbeidsproductiviteit. De vol-
gende generatie melkrobots en voersystenien zal hieraan een
grote bijdrage leveren. Met een animatiefilm van het melk-
veebedrijf van de toekomst rondt Prins zijn presentatie af

Varkens

PMWS (slijter- of wegkwijnziekte), emerging diseases, wel-
zijn, diarree-diagnostiek, vaccinaties en DV 2000. Het var-
kensprogramma lijkt goed aan te sluiten bij het thema \'De
Toekomst\'.

-ocr page 50-

Veel aandacht gaat uit naar de Porcine Circovirus type 2,
PCV2, gerelateerde problematiek van PMWS en PDNS
(Porcine Dermatitis en Nefritis Syndroom). Het ID-Lelystad
doet uitgebreid onderzoek naar deze aandoeningen, waarbij
het nadrukkelijk op zoek is naar de triggers, factoren die zor-
gen dat de alom aanwezige PCV2-infectie leidt tot klinische
problemen. Het PRRS-virus is inmiddels geïdentificeerd als
een trigger, maar er is meer. Want waarom wordt in dezelfde
koppel slechts een deel van de varkens ziek? Het onderzoek
vergelijkt varkens van controlebedrijven, met klinisch zieke
en niet-klinisch zieke varkens van een bedrijf met klachten.
Dr. F. van Rijsewijk legt uit hoe het ID-materiaal uit het veld
onderzoekt op aanwezige micro-organismen, met als doel
emerging diseases vroegtijdig te herkennen. Dit zijn be-
staande ziekten die plotseling sterk in relevantie toenemen,
of nieuwe ziekten. Emerging diseases, met name van virale
oorsprong, zullen er altijd zijn. Een interessant item in de
speurtocht naar de triggers van PMWS.

Meer financieel rendement

Dierenartsen zijn vergeten hun prijzen met de inflatie te la-
ten meegroeien én ze hebben hun gestegen kosten niet door-
berekend in hun tarieven. Aan de hand van duidelijke bere-
keningen maakt collega Anton Beijer ieder aan het einde van
de eerste dag duidelijk dat het hoog tijd wordt om de tarieven
op een realistisch niveau te brengen. We zijn te bescheiden
geweest en bang om duurder te zijn dan een prijsvechtende
buurtcollega. Met als gevolg dat we in guldens minder ver-
dienen als in 1982 en er netto dus flink op achteruit gegaan
zijn. Veel, heel veel, vingers gaan omhoog als Beijer zijn
slotvraag stelt: "wie gaat er op 3 januari de prijzen verho-
gen?"

Op de derde dag vertellen veterinaire praktijkmanager Gerda
Broos, secretaris van de Vereniging voor Veterinair
Praktijkmanagement, en haar \'baas\' Jan Verbocht openhartig
en herkenbaar over het gezamenlijke traject dat ze hebben
doorgemaakt in de.opbouw van een grote praktijk (inmiddels
zo\'n 35 medewerkers). Maatschapslid Verbocht en zijn colle-
ga\'s ervaarden grote moeite in het managen van hun groeiende
praktijk. Sommige dierenartsen hadden lol in hun manage-
menttaak en waren succesvol, andere zagen hun taak als een
last en boekten minder resultaat. Voor allen gold dat ze het \'het
erbij deden\', want het klinisch werk had voorrang. Deze situa-
tie leidde tot frictie en problemen, met name toen de groep
medewerkers groter werd dan ongeveer 15 personen. Het
praktijkrendement kwam daarbij onder druk te staan.
In 1999 besloot derhalve de maatschap tot het aanstellen van
een dagelijks bestuur en een praktijkmanager. De praktijk-
manager draagt verantwoordelijkheid voor de interne, niet-
veterinaire zaken. Het dagelijks bestuur bestaat uit een twee-
koppige afvaardiging van de maatschap, aangevuld met de
praktijkmanager.

Medewerker Gerda Broos werd gevraagd voor de functie van
praktijkmanager. Middels cursussen en opleidingen heeft zij
zich verder bekwaamd in de competenties die bij deze func-
tie horen. De vereiste autoriteit en verantwoordelijkheid
hebben de maatschapsleden inmiddels volledig aan haar
overgedragen. Ook dit is een proces geweest. Vandaar dat
werkgever Verbocht - tevreden - aangeeft dat hij inmiddels
veel vaker opdrachten van werknemer Gerda aanneemt dan
andersom.

Verbocht stelt dat de duidelijke scheiding management en
klinisch werk twee duidelijke voordelen heeft. Allereerst kan
de dierenarts zich beter richten op het eigen vak, waarmee
het praktijkinkomen moet worden vergaard. Ten tweede
neemt de kwaliteit van het totale praktijkmanagement toe.
Beide factoren leiden tot duidelijkheid, rust en een beter ren-
dement.

Slotspreker dr. C. Strawn heeft een uitgebreide analyse en
advies uitgewerkt, over hoe een praktijk rendabel te man-
agen. Hij neemt hier ook nadrukkelijk de burn-outproblema-
tiek in mee, want de kwaliteit van het praktijkmanagement
en het risico van burn-out hebben verband met elkaar.
Strawn bouwde uitgebreide ervaring op in het verbeteren van
de organisatie van tandartsenpraktijken, waarna hij zich op ve-
terinaire praktijken ging richten. Zijn boodschap: dierenartsen
hou u in een afgebakende werktijd efficiënt en effectief bezig
met datgene wat u graag en goed doet, en waarmee u uw geld
moet verdienen: uw vak. En laat het praktijkmanagement over
aan iemand die dat graag doet en er de juiste kwaliteiten voor
bezit. Alle aanwezigen krijgen de - Engelse - tekst van Strawns
voordracht, om thuis nog eens goed door te lezen.

-ocr page 51-

Tekst: Lisetta Verkleij, foto\'s: Ad Wijne

"Opzij, opzij, opzij! Maak plaats, maak plaats, maak
plaats! We hebben ongelofelijk veel haast! We moeten ren-
nen, springen, vliegen, duiken, vallen, opstaan en weer
doorgaan. .."Terwijl Herman van Veen uit de luidsprekers
klinkt, stroomt de zaal langzaam vol met dierenartsen die
zich afvragen wat deze middag zal gaan brengen. De tekst
van het beroemde liedje is illustratief voor het onderwerp
dat de congrescommissie van de Groep Groot Dagen on-
der de aandacht wil brengen van de bijna tweehonderd
aanwezige landbouwhuisdierenartsen. Doorgaan tot je er
bij neervalt, ofwel de problematiek van de sterk toegeno-
men arbeidsongeschiktheid onder dierenartsen. Bijna ze-
ventien procent, ofwel één op de zes (!) dierenartsen, was in
2001 langer dan drie maanden arbeidsongeschikt.

Deze schrikbarende cijfers waren aanleiding voor de Groep
Practici Grote Huisdieren om dit \'hot item\' deze middag op
de agenda te zetten. Adriaan Frijters, directeur van Movir,
geeft tijdens een korte presentatie een toelichting op de cij-
fers, waarbij hij ook verwijst naar het eerder verschenen arti-
kel over deze problematiek in de aflevering van het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde van 1 december 2002.

Verder is in samenwerking met Movir en ICAS gekozen voor
een, voor de Groep Groot Dagen geheel nieuwe, sessievorm
waarbij interactie met de zaal essentieel is. Een drietal pro-
fessionele acteurs speelt enkele scènes waarin een aantal as-
pecten naar voren komen die een rol kunnen spelen bij het
ontstaan van onder andere burn-out. De dierenartsen in de
zaal kunnen, na het bekijken van de scène, aangeven welke
aspecten zij herkennen in de voorgespeelde situaties.
Vervolgens kunnen zij tips aandragen om de genoemde as-
pecten te kunnen verbeteren. De acteurs spelen de scène
daarna nogmaals, maar dan volgens de aanwijzingen uit de
zaal. Mochten de toeschouwers tijdens het spelen van de
scène nog meer aanwijzingen willen geven, dan kan de scène
gestopt worden en wederom worden aangepast. Zo ontstaat
een dynamisch proces waarbij de dierenartsen in de zaal spe-
lenderwijs nadenken over het ontstaan van, en mogelijke sig-
nalen bij, burn-out en wat daaraan te doen valt.

Herkenbare situaties uit de praktijk

De middag wordt geleid door Bart Verhaage. Hij is directeur
van trainings-adviesburo Vertige, dat gespecialiseerd is in de
therapie en preventie van burn-outproblematiek. Zijn eerste

Alles ondercontrole?

(h)erkenning van burn-outproblematiek bij dierenartsen

-ocr page 52-

vraag aan de zaal luidt: "Heeft u alles onder controle?" De
reacties variëren van "helemaal" tot "helemaal niet". Werk
aan de winkel dus, Verhaage hoopt vanmiddag een aantal
tips te kunnen aanreiken waarmee dierenartsen uiteindelijk
meer controle kunnen krijgen over hun functioneren. Hij
introduceert de drie acteurs, twee mannen en een vrouw. Zij
blijken zeer goed geïnformeerd te zijn en zetten middels uit-
stekend spel en groot iinprovisatievermogen een aantal le-
vensechte situaties neer. Zo ziet de zaal een hardwerkend
dierenartsenechtpaar kibbelen over het afzwemmen van hun
dochtertje. Manlief werkt zich een slag in de rondte vanwege
een collega die (zonder vervanging, want te duur) met zwan-
gerschapsverlof is en is het afzwemmen glad vergeten.
Vrouwliefheeft hem er honderd keer aan herinnerd en ergert
zich daarnaast groen en geel aan maat nummer drie. Die had
net diezelfde middag lekker vrij genomen en weigert de mid-
dag nu (weer!) af te staan. Zeer herkenbaar voor de toeschou-
wers, dat blijkt uit de vele reacties uit de zaal.
Aanvankelijk is er enige onwennigheid, waarbij de grappen
over en weer vliegen en er veel gelachen wordt. Omdat de ac-
teurs absoluut niet uit hun rol vallen, raken de toeschouwers
echter al snel betrokken en worden allerlei suggesties aange-
dragen om de voorgespeelde situaties op te kunnen lossen.
Daarbij komt duidelijk naar voren hoe dierenartsen in hun
eigen dagelijkse praktijk problemen op (proberen te) lossen.
Zo worden dingen genoemd als gestructureerd werkoverleg,
heldere verwachtingspatronen, duidelijke afspraken en
vooral problemen samen proberen op te lossen in plaats van
ieder voor zich.

Waarschuwingssignalen en oplossingen

Bart Verhaage zet aan het eind van de middag de belangrijk-
ste aandachtspunten nog eens op een rij. Vooral een goede
communicatie met collega\'s, én met uw partner, is erg be-
langrijk. Maak heldere afspraken. Probeer niet alles in uw
eentje op te lossen! Vat signalen als moeheid, cynisme, snel
emotioneel zijn en veel piekeren, zoals de acteurs lieten zien
tijdens de verschillende scènes, op als waarschuwingssigna-
len. Let op dergelijke signalen en neem ze serieus! Zorg voor
voldoende afwisseling in uw werk, en organiseer het werk
optimaal. Neem regelmatig tijd voor uzelf en plan leuke acti-
viteiten in uw vrije tijd. Heeft u het gevoel de controle te ver-
liezen, praat er dan over met een vertrouwd iemand. Als u bij
Movir verzekerd bent kunt u bovendien zeven dagen per
week, 24 uur per dag, telefonisch contact opnemen met een
ervaren counselor van ICAS die u raad kan geven (telefoon
ICAS 0800-2373839). Als geheugensteuntje krijgt elke die-
renarts daarom bij het verlaten van de zaal namens Movir
een thermometer mee en een handige kaart, waarop de con-
clusies van vanmiddag helder staan samengevat.

Enthousiaste reacties

Na afloop wordt aan alle tafels druk nagepraat over het gebo-
dene. Vrijwel elke dierenarts herkende wel iets uit zijn of
haar eigen situatie en mensen wisselen ervaringen uit.
ledereen is zonder uitzondering erg enthousiast over de ma-
nier waarop de congrescommissie dit lastige onderwerp
(weer wat meer) bespreekbaar heeft gemaakt. De namens
ICAS aanwezige counselors, ervaren hulpverleners die men-
sen met raad en daad terzijde kunnen staan, merken dit ook.
Van hun diensten wordt dankbaar gebruik gemaakt. Dat is
een goed teken, want zoals Bart Verhaage concludeerde: de
bal ligt nu bij u, dierenartsen in de praktijk. Een belangrijk
aspect bij de preventie van burn-out is immers het nemen van
uw eigen verantwoordelijkheid. Niet alleen voor de aanwezi-
gen vandaag, maar voor iedereen geldt daarom: stel uzelf re-
gelmatig de vraag of u alles (nog) onder controle heeft. En
geef vooral eerlijk antwoord.

-ocr page 53-

Per 1 januari 2003 dienen de salarissen voor dierenartsas-
sistenten conform de Rechtspositieregeling voor Dieren-
artsassistenten te worden verhoogd met 3,4%. Dit is het
indexcijfer van de salarisontwikkeling in het particulier
bedrijf (periode september 2001 - september 2002).

De bruto bedragen per maand luiden derhalve als volgt:

Ie dienstjaar

€ 969,-

2e dienstjaar

€ 1.113.-

3e dienstjaar

€ 1.255,-

4e dienstjaar

€ 1.397,-

5e dienstjaar

€ 1.465,-

6e dienstjaar

€ 1.531,-

7e dienstjaar

€ 1.601,-

8e dienstjaar

€ 1.668,-

9e dienstjaar

€ 1.736,-

10e dienstjaar

€ 1.803,-

1 Ie dienstjaar

€ 1.873,-

12e en volgende dienstjaar

€ 1.940,-

Het wettelijk minimum{jeugd)loon is per 1 januari 2003

gewijzigd. De bruto bedragen per maand luiden als volgt:

15 jaar

€ 374,75

16jaar

€ 430,95

17 jaar

€ 493,45

18 jaar

€ 568,40

19jaar

€ 655,85

20jaar

€ 768,25

21 jaar

€ 905,65

22 jaar

€ 1061,80

23 jaar en ouder

€ 1249,20

Toezending van de nieuwe Rechtspositieregeling

De nieuwe versie van de Rechtspositieregeling, de
Rechtspositieregeling voor Dierenartsassistenten 2003, zal
op korte termijn beschikbaar komen. Deze zal dan recht-
streeks worden toegestuurd aan alle practici-leden van de
KNMvD. Tevens zal in overleg met Vedias een exemplaar
naar de dierenartsassistenten die lid zijn van Vedias, wor-
den gestuurd. Voor het aanvragen van extra exemplaren van
de Rechtspositieregeling zal geen financiële bijdrage ge-
vraagd worden.

Reiskostenforfait 2003

Het is gebruikelijk dat de werkgever aan een werknemer
een reiskostenvergoeding verstrekt voor de kosten van het
woon-werkverkeer. De werkelijke kosten voor het woon-
werkverkeer per openbaar vervoer mogen door de werkge-
ver volledig worden vergoed. Wanneer de werknemer met
eigen vervoer reist, dan gelden maximaal vrij te vergoeden
bedragen per maand, afliankelijk van de reisafstand:

enkele reisafstand

maximum vrijgestelde

woon-werkverkeer

vergoeding per maand

0- lOkm

......

11 - 15 km

€ 65,-

16-20 km

€91,-

21 km of meer

€ 130,-

De vergoeding voor zakelijk gereden kilometers bedraagt € 0,28 per km.

Rechtspositieregeling verplicht voor practici-leden van
de KNMvD

Het Bestuur brengt voor de goede orde nogmaals bij u in her-
innering dat de leden op de Algemene Vergadering van 3 ok-
tober 1998 hebben ingestemd met de instelling van de
Rechtspositieregeling voor Dierenartsassistenten. Dat bete-
kent dat de Rechtspositieregeling van toepassing is op alle be-
staande en nieuw te sluiten arbeidsovereenkomsten tussen
dierenartsen - leden van dc KNMvD en dierenartsassistenten.

Het Bestuur van de KNMvD en het Bestuur van Vedias heb-
ben de indruk dat de Rechtspositieregeling nog niet in alle
praktijken van dierenartsen-leden volledig wordt toegepast.
Het Bestuur roept dc dierenartsen-leden dringend op de be-
palingen van de Rechtspositieregeling integraal toe te pas-
sen. Het Bestuur zou het betreuren wanneer een dierenarts-
assistent toepassing van de Rechtspositieregeling zou
moeten afdwingen door het indienen van een klacht bij de
Geschillencommissie.

Aanpassing Rechtspositieregeling voor
Dierenartsassistenten 2003

CBS-gegevens inflatie en loonstijging

M.C. van Oostmm-Schuurman Hess

Dierenarts-werkgever en dierenarts-werknemer dienen
zelf hun salarisonderhandelingen te voeren. Gelet op
mededingingsrechtelijke bezwaren kan de KNMvD niet
langer adviseren over salariëring van dierenartsen in loon-
dienst in de praktijk. Desgewenst kunt u bij de salaris-
onderhandeling gebruik maken van de volgende gegevens
van het Centraal Bureau van de Statistiek:

- de inflatie bedraagt over de periode september 2001 tot
september 2002 3,39%;

- de loonstijging bedraagt over de periode september 2001
tot september 2002 3,40%.

Drs. M. C. van Oostrum-Schmirman Hess is stafmedewer-
ker

-ocr page 54-

P. Zwart

De Commissie Bevordering Diergeneeskundig en Ver-
gelijkend Ziektekundig Onderzoek deelt hierbij mede,
dat in totaal ± € 6.500.- beschikbaar gesteld kan worden
ter ondersteuning van onderzoek dat dient te liggen op
de gebieden van de diergeneeskunde, dan wel van de
vergelijkende ziektekunde.

Overeenkomstig de doelstellingen worden de gelden uit-
sluitend ter beschikking gesteld van het onderzoek zelf en
niet voor publicatie van resultaten, reiskosten of andere
bijkomende kosten. Zij die hiervoor in aanmerking wen-
sen te komen, worden uitgenodigd zich voor 1 maart 2003
schriftelijk aan te melden bij de secretaris van de Cie
BDVZO. Hierbij dient opgave te worden gedaan van de
vraagstelling, de aard van het te verrichten onderzoek of
de op de aanvrage betrekking hebbende onderdelen en
dient tevens een beknopt werkschema alsmede een begro-
ting te worden overgelegd.

Prof. dr P. Zwart is oud-secretaris van de Cie BDVZO.

Commissie Bevordering Diergeneeskundigen Vergelijkend

Ziektekundig Onderzoek

Voor het lidmaatschap van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Dier-
geneeskunde hebben de volgende collegae
zich aangemeld:

Aarle. D.P.M. van; 2002; 5472 PM Loos-
broek; K.rommcdclscweg 8.
Agtcr, Mevr. A.R.; 2002; 3438 VV Nieuwe-
gein, Orpheuslaan 22.

Bleeker, Mevr. M.A.; 2002; 3981 ZR Bunnik;
Vlctweide 180.

Brattinga, Ir. C.R.; 2002; 2953 XL Alblasser-

dani; Schccpmakersstraat 28.

Excl. ll.A. van; 2001; 2564 AL Den Haag; Laan van Meerdervoort 642.
Harkema. J.C.; 2002; 3523 HD Utrecht; Slotlaan 54.
Haspels, S.N.; 2002; 3524 CL Utrecht; Zevenwouden 43.
Havinga, Mevr. C.; 2002; 5211 PR Den Bosch; Hinthamereinde 82.
Holtkamp-Florschütz, Mevr. M.J.; 1978; 5481 RA Schijndel; VanTuyIlaan 7.
Hoogelander, Mevr. B.; 2002; 3342 BA Hendrik Ido Ambacht; Bouquet 50.
Knopjes, Mevr. S.R.; 2002; 3721 NB Bilthoven; Steenen Camcr53.
Langedijk. P.M.; 2002; 3749 AE Lage Vuunsche; Eikenlaan 5.
Leest, Mevr. C.J. de; 2002; 3771 HT Barneveld; Bloemendaallaan 37.
Luijkx, R.E.; 2002; 3512 TG Utrecht; Pauwstraat 15.
Maat, Mevr. C.M.J.W. de; 2002; 5854 PT Aijen gem. Bergen (LB);
Aijenseweg 24 B.

Okker, H.; 2002; 3243 AC Stad aan \'t Haringvliet; Boonigaarddreef I C.
Peterse. Mevr. B.; 2002; 3584 DZ Utrecht; Cambridgelaan 217.
Postma, Mevr. M.K.; 2002; 4133 AK Vianen; Benedictushof 72.
Pronk. Mevr. M.J.H.; 2002; 3572 ZA Utrecht; Van Ginnikenlaan 24.
Schaafsma, Mevr. LA.; 2002; 3732 AT Dc Bilt; Abt Ludolfweg 140.
Steinmeijer, R.B.G.; 2002; 5212 EH \'s-Hertogcnbosch; Van Rijkevorsel van
Kessellaan 79.

Toor. Mevr. C.H.M. van; 2002; 4231 ZD Meerkerk; Bazeldijk 28.
Vandekinderen, I.R.M.; Gent 1999; B 4852 Hombourg; Rue D\'Aubel 61.
Verdoes, B.; 2002; 2224 DX Katwijk (ZH); Zilverschoon 50.
Wessem. Mevr. C.S. van; 2002; 7511 CM Enschede; Espoortstraat 36.
Westerman, Mevr. K.J.; 2002; 7846 AG Noord-Sleen; Markeweg I.
Witte. Mevr. N.J. de; 2002; 3581 JA Utrecht; Van Alphenstraat 9.
Zwart, Mevr. C.J.; 2002; 1057 AP Amsterdam; Van Middelland.straat 6 I.

Als lid van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde
heeft het Hoofdbestuur aangenomen:

Derkx, Mevr. A.D.D.C.; 2002; 2253 JA Voorschoten; Leidseweg 229.
Kaaden, A.A.C. van der; 2002; 3553 CX Utrecht; St. Ludgerusstraat 327.
Koek, M.T; 2002; 7038 EK Zeddam; Broekzijde 3 A.

Personal!

Peijenburg, M.J.; 2002; 9531 CG Borger; Buinerstraat 6.
Poffers. Mevr. J.J.; 2002; 9989 AW Warflfum; H. Molemastraat 23.
Prins, Mevr. M.; 2002; 1223 HB Hilversum; Jupiterstraat 20.
RijkhofT, Mevr. C.M.; 2002; 3261 SB Oud-Beijeriand; Kloosring 38.
Secldraijers, Mevr. S.; Gent 1996; 3640 Kinrooi (B); Groothoekstraat.
Segeren, G.J.W.; 2002; 4909 AL Oosteind; Provincialeweg 88.
Spijker, Mevr. S.H.J.; 2002; 3774 LK Kootwijkerbroek; Oude Gardcren.se-
weg3.

Taylor, Mevr. C.R.; 1999; 3081 TV Rotterdam; Polslandstraat 136 A.
Terheijden, C.H.A.; Gent 2001; 5571 AL Bcrgcijk; Eikendreef 16,
Verkroost-Verhcij, Mevr. I.A.S.: 1998; 5243 RG Ro.smalcn; Vliertwijkcrse-
straat 39.

Als kandidaatlid van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor
Diergeneeskunde heefl het Hoofdbestuur aangenomen:

Nobel. Mevr. W.E. Ie.
Quax, Mevr. C.C.V
Romein, Mevr. M.M.
Rossum. Mevr. M. van.
Schouten, M.C.W.
Smit. Mevr. L.D.
Verkleij, Mevr. M.M.

Overlijdensberichten:

Op 14 augustus 2002,
Op 12 november 2002,
Op 19 november 2002.
Op 22 november 2002.
Op 22 november 2002,
Op 27 november 2002,
Op 30 november 2002,
Op 3 december 2002,

1953, P. Lammens te Harderwijk.
1973, P.A. Glastra van Loon te Koudum.

1954. P.J. Borm teTerncuzcn.
1952. P.J. Mus te Hoorn.

1956, E.A. van Daalen te Laren.
1959, A. Annema te Winschoten.
1977, Mevr E.A.P.M. Kramer te Eindhoven.
1966, A.Smit te Dalfsen.

Mutaties:

Boer, Drs. ER. de; 1972; Hofgeesterweg 49, 1991 AC VELSER-
BROEK; tel. privé: 023-5316033; E-mail privé: frankedeboer@planet.nl;
d.; tel. prakt.: 023-5390068.; Dierenkliniek De Boer.

Breedijk, C.G.; 1986; 2965 AA Nieuwpoort; Bij de Kerk 13A; tel.
privé: 0184-602294; E-mail privé:
breedijkfazonnet.nl; p., medew. bij P
Ooms en A.A.M, Vosmer; tel, prakt.: 0184-601558; fax prakt., 0184-
609013.

Brouwers, Drs. E.A.G.; 1994; Sint Willibrordusstraat 24,5351 EJ
BERGHEM; tel. privé: 0412-404351; tel. privé mobiel: 06-54220858; E-

mail privé: emiel_saskia@wish.net; d.; D.A.P. Berghem, Julianastraat 27,

-ocr page 55-

5351 AL BERGHEM; tel. prakt.: 0412-403218; fax prakt.: 0412-402713;
E-mail prakt.: dap.berghem@wxs.nl; geass. met: Mevr. Drs. J.H. ten
Bouwhuis, Drs. J.A. van Oorschot. Drs. EA.W.J. Scholten, Drs. M.M. van
der Zander.

Derkx, Mevr. A.D.D.C.; 2002; 2253 JA Voorschoten; Leidseweg 229;
tel. privé: 071-562385; E-mail privé: aderkx@hotmail.com p., werkz.bij
E.J. Booij, R. Koster, Mevr. M. Vestjens-Raadsveld en J.H.A.M. Vestjens;
tel. prakt.: 071 -5120241 ; fax prakt.: 071 -5149782 (toev. als lid)

Dijkhuizen, J.; 1998; 2435 XR Zevenhoven; Plantsoen 29; tel. privé:
0172-530105; fax privé: 0172-650015; E-mail privé:
p.werkhovenfa in
ter.net
.nl; p., medew. bij R Kortman; tel. prakt.: 0172-650400; E-mail
prakt.: info@dapgroenehart.nl.

»Geerts. Drs. A.A.J.; 1989; Brakkenstraat 17, 4873 NG ETTEN-
LEUR; tel. privé: 076-5014917; fax privé: 076-5031375; E-mail privé:
geerts.sanders@wxs.nl; d.; c Digit; tel. prakt.: 076-5031377; E-mail
prakt.:
infofrt edigit.nl.

Hagenaar, M.; 2000; 5961 LN Horst; De Pelslap 24; tel. privé: 077-
4640482; E-mail privé:
m.hagenaarfehetnet.nl; p., medew. bij Y.
Greydanus, O.J.M. Schreurs, A.J.RM. Sundert, R.FL.M. Vriens en N.J.
Zcgers; tel. prakt.: 0478-544100; fax prakt.: 0478-544101; E-mail prakt.:
dapljss@trefnl.

Harkema, Drs. J.C.; 2002; Slotlaan 54,3523 HD UTRECHT; tel. privé:
030-2880574; E-mail privé: harkemajansen@tiseali.nl; d.; D.A.C. Zutphen
- Laren, Rengersweg 2 A, 7245 AC LAREN GLD; tel. prakt.: 0573-401243;
fax prakt.: 0573-402418; E-mail prakt.: daczutphenlaren@agroweb.nl;
medew. bij: Drs. R. van den Aakster, Drs. G.J.R. Groenland, Drs. R. van
Oijen; (toev .als lid).

Havinga, Mevr. Drs. C.; 2002; Hinthamereinde 82,5211 PR \'S-
IIERTOGENBOSCH: E-mail privé: c.havinga@wxs.nl; d.; D.K.
Maaspoort/Den Bosch, Belgeren 1,5235 AM \'S-HERTOGENBOSCH; tel.
prakt.: 073-6416578; fax prakt.: 073-6413634; medew. bij: Drs. J.M.J.
Engel.

Heul-Thiadens. Mevr. Drs. M.Th.C. van der; 1974; Beststraat 7. 9501
HV STADSKANAAL; tel. privé: 0599-612095; E-mail privé: j.vander
hcul(a wolmall.nl: d.; Dierenartsenpraktijk Dc Kanaalstreek, Maarsbroek 2
A, 9502 BC STADSKANAAL; fax prakt.: 0599-650019; geass. met: Drs. J.
van der Heul.

Holtkamp-Florschütz, Mevr. Drs. M.J.; 1978; Van Tuyllaan 7, 5481
RA SCHIJNDEL; tel. privé: 073-5477693; E-mail privé: mariannc.holt
kampCa homc.nl; d.; Diergeneesmiddelen registratie,; (tuev.als lid).

Kaaden. A.A.C. van der; 2002; 3553 CX Utrecht; St. Ludgerusstraat
327; tel. privé: 030-2437948; E-mail privé:
arcorcafehotmail.com. (toev.
als lid)

Kampman, Drs. G.; 1999; .Sportlaan 95,7691 BK BERGENTHEIM;
lel. privé: 0523-233567; E-mail privé: gkampman@hotmail.com; d.; D.K.
Mcursing,Westzijdeweg79,2391 JE HAZERSWOUDE-DORP; tel. prakt.:
079-3425487; fax prakt.: 079-3425741; medew. bij: Drs. G. Meursing, Drs.
J. Meursing.

Klink. Dr. E.G.M. van; 1983, Wageningen-1994; 2804 WS Gouda;
Vlietenburg 26; tel. privé: 0182-572278; E-mail privé:
c.tf.m.van.klinkfehccnet.nl; d.: Epidemioloog A. NvE.: RDP Livestock
Services B.V, Zeist; tel. bur.: 030-6921566; E-mail bur.:
cdtordp.net:
Senior de.skundige Diergezondheid, Welzijn en Ethiek bij Expertisecentrum
LNV onderdeel landbouw. Ede; tel. bur.: 0318-671428; E-mail bur.:
e.g.m.van.klinkfa eclnv.agro.nl; Fottnding Diplomate of the European
College ofVeterinary Public Health.

Koek. M.T; 2002; 7038 EK Zeddam; Broekzijde 3 A; tel. privé: 0314-
664996; tel. privé mobiel: 06-23562461 ; E-mail privé:
maartenfakockie.nl:
p. medew. bij Groepsprakt. De Kreel ( toe>\'. als lid)

•Koning. Mevr. Drs. M. de; 2002; Biltstraat 170 A,3572 BP UT-
RECHT; tel. privé: 030-2614959; E-mail privé: mariettel3 IO@hot
mail.com; d.

Lievaart, Drs. J.J.; 2002; Meeuwensesteeg 2, 4268 VK MEEUWEN;
tel. privé: 0416-351276; E-mail privé: lievaart@hotmail.com; d.; D.A.P
Tubbergen, Oldenzaalseweg 2"l, 7651 KA TUBBERGEN; tel. prakt.: 0546-
621489; fax prakt.: 0546-623557; E-mail prakt.: dbollen@xs4all.nl;
medew. bij: Mevr Drs. B.A.M. Austie, Drs. PJ.S.M. Bollen.

Lindenhovius-Zijderveld Mevr. E.; 1955; 9451 KV Rolde;
Stoklegging 1; tel. privé: 0592-241566; r.d.; R.O.N.

Neuteboom. J.G.; 1990; 6093 JV Heythuysen; De Zwong 12; tel.
privé: 0475-496095; E-mail privé:
hneuteboonifehetnet.nl; p., gezelschaps-
dieren; tel. prakt.: 0475-496262; fax prakt.: 0475-492845.

Noort, Drs. J.C.H. van; 1985; Suezlaan 14, 5752 BG DEURNE; tel.
privé: 0493-310943; fax privé: 0493-354161; E-mail privé:
j.c.h.van.noort@12move.nl; wnd.d.

Olde Riekerink, Drs. R.G.M.; 2001; Gordon Road 958, RD 1
AROHA; NZ; tel. privé: 00-64-7-8846009; fax privé: 00-64-78846019; d.;

FVC Veterinary Services Inc. Ngatea, Orcharo Road 49, WGATEA; tel.
prakt.: 00-64-7-8677256; fax prakt.: 00-64-7-8677533; E-mail prakt.:
fvcn@wave.co.nz.

♦Oomen, Mevr. Drs. B.J.A.M.; 1988; Benedenkerkseweg 106, 2821
LE STOLWIJK; tel. privé: 0182-342588: E-mail privé: b.oomenCa free
ler.nl; d.; D.K. Van Alkemadelaan, Van Alkemadelaan 20, 2597 AM \'S-
GRAVENHAGE; tel. prakt.: 070-3248651; fax prakt.: 070-3242243; E-
mail prakt.: dk.vanalkemadcl@12move.nl; geass. met: Drs. E. Wiersma.

Ooms-Schorn, Mevr. H.H.; 1991; 2964 CS Groot-Ammers;
Reigerstraat 14; tel. privé: 0184-662076; fax privé: 0184-661188; E-mail
privé:
oomspyfetisc^li.nl; d.

Peijnenburg, M.J.; 2002; 9531 CG Borger; Buinerstraat 6; tel. privé
mobiel: 06-224068748; E-mail privé:
tiespeijnenburgfehotmail.com; p.,
medew. bij H.J.E. de Boer. R.K. de Boer. G.J. Bouwhuis, H.J. Haverkate,

A.R. Ittersum, F.W. Oostra, H.B.A. Scholten en J. van der Zee; tel. prakt.:
0591 -513151 ; fax prakt.: 0591 -512889( toev. als lid)

Poffers, Mevr. J.J.; 2002; 9989 AW Warflfum; H. Molemastraat 23; tel.
privé: 0595-423196; E-mail privé:
jpoffersfehotmail.com: p., medew. bij

B.W. Pennekamp en Mevr. A.J. Steenbergen- van der Bilt; tel. prakt.: 050-
5263255; fax prakt.: 050-5268156( toev. als lid)

Pool, Mevr. Drs. C.A.H.; Gent- 1999; Mariengaarderweg 2, 9074 TL
HALLUM; tel. privé: 0518-431243; E-mail privé:
calhypad(a)hotmail.coni; d.

Prins, Mevr. M.; 2002; 1223 HB Hilversum; Jupiterstraat 20; tel.
privé: 035-6853762; E-mail privé:
marritprinsfehotmail.com; wnd.( toev.
als lid)

Ridderbeks, Drs. W.G.M.; 1991; Schoolstraat 34, 6336 AR HULS-
BERG; tel. privé: 045-4053752; E-mail privé: w.ridderbeks@hetnet.nl; d.;
Dierenkliniek Ridderkerk, Jacob Catsstraat 3, 2985 BE RIDDER-
KERK; tel. prakt.: 0180-425253; fax prakt.: 0180-450122; E-mail
prakt.: dapridderkerkCa planet.nl; geass. met: Drs. J. de Deugd, Drs.W.
van Erk, .Mevr. Drs. A.E. van Hurssen, Drs. P..I.H.M. Mecus, Drs. P.J.
Rook, Drs. R. de Rooij, Mevr. Drs. C.P.M. Valstar

Rijkhoff, Mevr. C.M.; 2002; 3261 SB Oud-Beijerland; Kloosring 38;
tel. privé: 0186-619406; E-mail privé:
chantalrijkholT» hotmail.corn; p.,
inedew. bij J. de Deugd, W. van Erk, A.E. van Horssen, PJ.H.M. Meeus. PJ.
Rook, R. de Rooij en C.RM. Valster; tel. prakt.: 0180-425253; fax prakt.:
0180-450122; E-mail prakt.:
dapridderkcrkfa planet.nU toev. als lid)

♦Rijsenbrij. M.R.; 1997; 1018 BH Amsterdam; Hoogtekadijk 145 b:
tel. privé: 010-4129347; E-mail privé:
croesfa EPlB.fgg.EUR.nl.

Seeldraijers, Mevr S.; Gent 1996; 3640 Kinrooi (B);
Grootbroekstraat; tel. privé: 00-32-89-703531; E-mail privé:
saskiaseel
draijersfa hotmail.com
: medew. bij CPV wetensch. Ond. Univ. Maastricht;
tel. bur.: 043-3881156( toev. als lid)

Segeren, G.J.W.; 2002; 4909 AL Oosteind; Provincialeweg 88; tel.
privé: 0162-424028; E-mail privé: gsegeren(aïhotmail.com : p., medew. bij
PR.J.M. Schilder; tel. prakt.: 0187-642441 ; fax prakt.: 0187-641282; E-
mail prakt.:
schilderfeflakkec.nett toev. als lid)

»Silberbusch, Mevr. Drs. S.; 1993; Sportlaan 95,7691 BK BER-
(JENTHEIM; tel. privé: 0523-2.33567; E-mail privé: saskiasilber-
busch(ajhotmail.com; d.; D.A.P. llardenberg/Gramsbcrgen, Zwingel 1,
7772 SK HARDENBERG; tel. prakt.: 0523-266066; fax prakt.: 0523-
266434; medew. bij: Drs.A.G.W. Bax, Drs. J.D.F.J, Hartgers, Drs.A.K.
van dateren, Drs. J.H. Kollen, Drs. W.J. Pouwels, Drs. J. Walgemoed.

Solleveld, Dr. H.A.; 1976; U- 1981; 10 Kiloran Wynd, GLEN-
MOORE, PA 19343; US; tel. privé: 00-1-610-4588331: fax privé: 00-1-
610-4585502; E-mail privé: hank$ol(ja corncast.net; specialist Veterinaire
Pathologie; d.; Glaxo Smith Kline, 709 Swedeland Road . KING OF PRUS-
SIA PA 19406; tel. prakt.: 00-1-610-2707483; fax prakt.: 00-1-610-
2706720.

Spijker, Mevr. S.H.J.; 2002; 3774 LK Kootwijkerbroek; Oude
Gardercnseweg 3; tel. privé: 0342-476842; E-mail privé:
stefaniespij
kerfaihotmail.com
; p., medew. bij J.W. de Gooijer; tel. prakt.: 020-4968690
(toev. als lid)

Taylor, Mevr. C.R.; 1999; 3081 TV Rotterdam; Polslandstraat 136 A;
tel. privé: 010-4855977; E-mall privé:
claircbabc^uk ti hciiniail.com (toev.
als lid)

Terheijden, C.H.A. van; Gent 2001; 5571 AL Bergeijk; Eikendreef
16; p., medew. bij M.A.RM. Kappen; tel. prakt.: 0497-518000; fax prakt.:
0497-518655; E-mail prakt.:
maarten.kappenfa wxs.nl (toev. als lid)

Verkroost-Heij, Mevr. I.A.S.; 1998; 5243 RG Rosmalen;
Vliertwijkerstraat 39; tel. privé: 073-5223745; fax privé: 073-5224323; p.,
geass. met M. Verkroost; tel. prakt.: 073-5214377; fax prakt.: 073-5224323(
toe\\. als lid)

Werf, RJ. van der; 1971; 7437 BH Bathmen; Deventerweg 31 A; tel.
privé: 0570-541365; fax privé: 0570-544042; E-mail privé:
m.werffewol
mail.nl
; netwerkdierenarts mediator, SGS, RVV, practitioner.

-ocr page 56-

Jubilea 2003

70 jaar (1933)

20 juni, A.W. Groenwoud te Assen, afwezig
60 jaar (1943)

23 februari. H. Sorgdragerte Haren (Gr), afwezig
IO april, P.J. Bruins te Colnischate, afwezig

55 jaar (1948)

3 iTiaart. C.J. Vermeulen te \'s-Gravenhage. afwezig

19 juni, W.T. Koopmans te Joure, afwezig

19 juni, J.E.G.J. Hartgers te Den Ham (Ov), afwezig

19 juni, H.A. van den Berg te Goor. aanwezig
3 juli, N.J. Bouwmans te Glimmen, afwezig

9 juli. B.R. de Vries te Zuidwolde (D). afwezig

10 september, S.R. Klarenbeek te Zeist, afwezig

28 oktober. J.J. den Hertog te Alphen a/d Rijn, afwezig

21 november, W. Velema te Damwoude, afwezig

50 jaar (1953)

3 februari, A. Sehukken te Heerenveen, aanwezig

3 februari, J. Kramer te Wolvega, afwezig

20 februari. Mevr. Drs. A.C. Bander te Wassenaar, afwezig
1 maart, G.H.G. Lindenhovius te Rolde, afwezig

27 april, A. van de Kamp te Assen, aanwezig

27 april, Dr. h.c. RH. Bool te Rhoon, afwezig

10 mei, Dr. H.A. Brouwer te Hoofddorp, aanwezig

13 mei, Mevr. Drs. J.H.C. Brooijmans-Schallenbergte \'s-Gravenhage, afwezig

15 mei, G. Jensmate Balk, afwezig

30 juni, Dr. A. Osinga te Goutum, afwezig
30 juni, Dr. A.J.G. van \'t Hooft te Vught, afwezig

4 juli. J. Dricssen te Voorburg, afwezig

10 juli, A. Langevoort te Enschede, afwezig
10 juli, Dr. J.H.G. Wilson te Klimmen, aanwezig

10 juli. Mevr. Drs. A.H.R Syatauw-van Oosterwijk Bruyn te Oestgecst, af-
wezig

7 augustus, K.R Postma te Aerenhout. aanwezig

23 september, M. Th. Zijlmans te Waalwijk, afwezig
13 oktober. S. van Harten te Ottoland, afwezig

13 oktober, W.J. van dc Weg te Oostcrwoldc (Gld), aanwezig
13 oktober, J. Kruize te Aalten, afwezig
30 oktober. Dr. O.L. Beiboer te Drachten, aanwezig
30 oktober. Prof Dr. G. Bijlenga te La Tour (Frankrijk), aanwezig
30 oktober. Dr. RR. Rondhuistc Bilthoven, aanwezig

30 oktober. F.RG. Schwering te Bergen (L). afwezig
13 november, G.H.A. Overgoor te Velp (Cild), afwezig

24 november, J.RH. Vermeij te Leerdam, afwezig
24 november, B.C. Koeslag te Dalfsen, aanwezig
26 november, B.H. Spijker te Apeldoorn, afwezig

5 december. Prof Dr. C.C. Oosteriee te Heteren. afwezig

12 december, D. van der Zee te Uffelte. afwezig

45 jaar (1958)

onbekend. H. Lempke te Oestgeest, afwezig

7 januari, M.J. Karens te Gouda, aanwezig

31 januari, H. Schnitkerte Lake Havasu (USA), afwezig
31 januari, G.F. Meijer te Vcciervcen, afwezig

6 februari, Dr. J. Haagsma te Rotterdam, afwezig

8 februari, E.T.B. Dinkla te Haren (Gr), afwezig

8 februari. Mevr. Drs. 1. Ooms-Siebenga te Breskens, afwezig
20 februari. RL. van Paassen te Schalkwijk, aanwezig

28 februari. J.R.S. Vermeulen te Woerden, afwezig

13 maart, H.J. van der Zweep te Schoonrewoerd, afwezig
13 april, J.J.M. Pijnappel te Nijmegen, aanwezig

9 mei. W.J. Pereboom te Bussum, afwezig

9 mei, G.B. de Voogd te Wassenaar, aanwezig

7 juni, J.W. Laveaux te Kessel (L), afwezig

1 juli, Dr. S.J. van den Ankerte Slagharen, afwezig

8 juli, O.K. Sandvik te Randaberg (Noorwegen), afwezig

1 september, C.J.J. Mceuwissen te Mourjou Calvinet te Frankrijk, afwezig

16 september. Dr. C. Terpstra te Lelystad, onbekend
1 oktober. Dr. M.M. Krasselt te Dwingeloo. afwezig

10 oktober. J. Jacobs te Hummelo, afwezig

8 november, G. Rijpkema te Heerenveen. afwezig
8 november, J. de Bie te Hollandscheveld, afwezig
8 november, B.G. Schoonman te Winterswijk, afwezig

12 november. Mevr. Drs. E.G. van Boven-Toebes te \'s-Gravenhage. afwezig
4 december, W. Altenburg te Heerde. aanwezig

4 december, Dr. Ing. R.M. Barkenia te Dronten, aanwezig

13 december, J.H.M. van de Wouw te Drunen, afwezig
19 december, A. Klimp te Helium, afwezig

40 jaar (1963)

12 februari, Dr. H.R Hoebe te Bentelo. afwezig
12 februari. J.C.M. Huijg te Nieuw-Vennep, aanwezig
2 maart, P. Lycklama a Nijeholt te Surhuisterveen . aanwezig

15 maart, J. Bootsma te De Blesse (F), aanwezig
21 maart, J. Abma te Vriezenveen, afwezig

21 maart, A.J. Derks te Overloon, afwezig
21 maart. Th.G.J.H. Hendrickx te Echt. afwezig
21 maart, M.M.FH. van Kuijk te Someren, afwezig

21 maart, F.X.M.M. Cremers te Voorschoten, aanwezig
2 april, N.P. Kas te Heemstede, afwezig

onbekend mei. J. Zee te Rotterdam, afwezig

16 mei. Mevr. Drs. T. van Kekem-Pauw te Bruchköbcl (Duitsland), afwezig
16 mei, J.R. van der Lee te Losser, afwezig

16 mei. Dr. H.H.L. Sasse te Giessen (Duitsland), aanwezig
8 juli. Mevr. Drs. l.C. Verhaar-Loeber te Emmeloord, afwezig
8 juli. R.H. Scholtz te Pesse, afwezig
8 juli. A. Snijders te Ruurlo. afwezig
27 september, H.W.F. Picard te Wierden, afwezig

27 september, H.G.A. Oldc Riekerink te Beuningcn (O), afwezig
25 oktober, S.D. Blanksma te Gorssel, aanwezig

25 oktober, A.J.1. te Maarssen te Groenlo, afwezig

28 oktober, J.W. Lesschen te Dalfsen, afwezig
28 oktober. Prof Dr. F. Németh te Zeist, afwezig

19 november, G.M. Lambers te Wezep, afwezig
27 november, P de Heer te Dedemsvaart, afwezig

27 november, Dr. H.J.G. Grooten te Heythuysen, afwezig

20 december, L. Harms te Hoevelaken, afwezig
20 december, Dr. W. Band te Huizen, afwezig

35 jaar (1968)

2 februari, Mevr. Drs. W. van Ree-Boersma te Vollenhove, afwezig
2 februari, G. van Dommelen te Katwijk (NB), afwezig
1 rnaart, RR. de Vries te Odoorn, aanwezig
I iTiaart, J. van den Berg te Hoek van Holland aanwezig
I maart. H.H. Stigter te Gorssel. afwezig
15 maart. H.H. Poppinga te Wommels, afwezig

5 april. W.M. Sturkenboom te Emmeloord, afwezig

7 april, L. Belonje te Beuningen (Gld). afwezig

8 april, J.J.L. Fran.ssen te Mechclen. afwezig

26 april. H.H. van Neerbos teTer Apelkanaal, afwezig
26 april, C. van der I tem te Harskamp, afwezig

8 mei. J.L.A.M. Retiimen te Helvoirt. afwezig
10 mei, H.P.A.M. de Greefte Valkenswaard. afwezig
10 mei, J. Elving te Coevorden. afwezig
10 mei, J.A.G. (ieurts te Blerick, afwezig

24 mei, D.A.M. Fransscn tc Wernhout, afwezig
5 juli, J.J.G.M. Oomen te UIvenhout, aanwezig
5 juli, H.W. Wesselste Enschede, afwezig

1 oktober. Mr. G.J. Schouten te Alphen a/d Rijn. afwezig
1 oktober. J. Egter van Wissekerkc te Heemstede, aanwezig

25 oktober, T.J. de Vries te Luttenberg. afwezig

25 oktober. J. de Zwart te Blenheim (Nieuw-Zeeland), afwezig
25 oktober, J.J. Pekelder te Oud-Sabbinge, afwezig
25 oktober. M.Th. Voets te Sint-Oedenrode. afwezig

22 november, RD. Verhulst te Sint-Oedenrode. afwezig
22 november, B. Bruins Jzn te Haren (Gr), afwezig

22 november, W.RJ.A. Brooijmans te Rekem (België), aanwezig
22 november. Mevr. Drs. M. Klasens te Beugen, afwezig
12 december, J.L. Starrenburg te Loddiswell (VK), afwezig
20 december. H.H.M. Steinbusch te Hoensbroek, afwezig
20 december, P.A.M. Verhoeven te Sittard, afwezig
20 december, Mr. Drs. H.J. Rouwé te Ferwerd, aanwezig
20 december. Mevr. Drs. E.M. Bijleveld-Huussen te Hoorn, afwezig
20 december, E. van Veldhuizen te Nijkerk, afwezig
20 december. Prof Dr. H.W. de Vries te Lelystad, afwezig
22 december, J.Ph. Vente te Mook, afwezig

30 jaar (1973)

7 januari, G. Heynen te Stroe (Gld), afwezig
19januari, Mevr. Drs. C.H. Kollen te Bilthoven, afwezig

-ocr page 57-

19januari, E.M. Ruymbeek te Hulst, afwezig
19 januari. Dr. R. Kuiper te Utrecht, afwezig
19 januari, Dr. P. W. de Leeuw te Lelystad, afwezig
19 januari, W. van Erk te Hendrik-ldo-Ambacht, afwezig
19 januari, R. Pouw te Loo (gem Duiven), aanwezig

19 januari, J. W. A. Klink te Loppersum, afwezig
16 februari, J.H. Wiechers te Ruinen, afwezig

16 februari, J.G. Feddes te Sint-Oedenrode. afwezig

18 februari. Prof Dr. J.T. van Oirschot te Lelystad, afwezig

3 maart. F.P.C.M. Knols te Uden. afwezig

23 maart, H.A. Hagen te Kampen, afwezig

23 inaart, G. Huij.ser van Reenen te Midwoud, aanwezig

23 maart. H. Reitsma te Amersfoort, aanwezig

23 maart. Mevr. Drs. J.E. Zaaijer-Smit te Delden. aanwezig

23 maart, J.G. Bruggert te Oldenzaal. afwezig

23 maart, D.v.d. Meij te Grave, afwezig

23 maart, P. Dijkstra te Surhuizum. afwezig

23 maart. L.P.H.M. Vos te "S-Hertogenbosch, afwezig

23 maart, T.S.A. van den Bosch te Willeskop. afwezig

23 maart, H.J. Buurma te Hoogezand, afwezig

1 april, J.L.H.A. Wouters te Enschede, afwezig

I april. Mevr. Drs. L. Huiskes-Cornelisse te Kruiningen, aanwezig
13 april. A. Kamphuis te Bennekom, afwezig

13 april, R.R. van Rees te Kalenberg, onbekend
25 april, E.A.M. Verschueren te Noordwijk, afwezig
onbekend mei, M.A. van Messel te Groningen, afwezig

II mei. J.H.W.M. Miltenburg te Rotterdam, afwezig

11 mei. J.PM. Bosweggerte Lattrop Breklenk. afwezig

1 1 mei, H.B. Jansen te Oenkerk, afwezig
11 mei, J.A. Binncrts te Wesepe. afwezig
13 mei. P. de Vreij te Driebergen, afwezig

13 mei, G.C. Knibbe te Landsmeer, aanwezig

18 mei. Mevr. Dr. M.K.C. Baks-Kley te Woudrichcm, afwezig
21 mei. J.H. Strokappe te Red Deer (Canada), aanwezig.

30 mei. Mevr. Drs. A.H. Jansen te Ede. afwezig
onbekend juni, J.R Hoekstra te Esch, afwezig
5 juni, Dr. F, Van Vught te Ahnere, afwezig

8 juni, A,B. Dicpeveen te Borne, afwezig

20 juni, l.H. Harms te Hardenberg.aanwezig

27 juni, M.P Schaub te Kloosterhaar, onbekend

28 juni, C.D.B. Sijpkens te Malden, afwezig
29juni, L.R.J.N. Nelissen te Achel(België), afwezig

29juni, F.J.P.J.E. van Gooi tcTa.ssin La Demi Lune (Frankrijk), aanwezig

29 juni, W.B.J. Oosting te Schoonebcck, afwezig
29 juni, Dr. P van Beukelen te Utrecht, afwezig
29 juni, Dr, R,W, Paling te Houten, afwezig

29 juni, S, Tichelman te Steenderen, afwezig
29 juni, W. Th. G. Vullings te Veenendaal. aanwezig
29 juni. J.W.M. Miltenburg te Erp. afwezig

3 juli, Mevr. Drs. F.L. van den Hoven-Mennes te Leusden. aanwezig

9 juli, Dr. W. Wouda te Diepenveen, afwezig
9 juli, E.K. Welling te Blaricum, aanwezig

onbekend september. R.W, Lubsen te Spanbroek, afwezig
3 september. K,A,M, Herder te Bathmen. afwezig
3 september, K,G,M, van de Vijver te Hoofdplaat, aanwezig
3 september, J,F Mekel te Groningen, afwezig

21 september. Mevr, Drs, M. Vcrweij-Rodrigo te Arkel, afwezig
28 september, J.M.P den Hartog te Nieuwcgein. afwezig

28 september. Th.J.D. Straatman te Groningen, afwezig

2 november. Mevr, Drs, E,F, Lambeek-Nap te Hoeven, afwezig
2 november. W,J,D, Laanbroek te Dalfsen. aanwezig

2 november, A,H, Westerhuis te Dodewaard, afwezig

2 november. Mevr, Drs, E.H.A. van der Laan-Truijens te Oldeholtpade, af-
wezig

3 november. W. de Vries te Oostermeer. afwezig
3 november. J.C.P. Bormans te Sittard. afwezig
7 december, J.M.J. Frijlink te Nunspeet. afwezig
7 december, L. Kalsbeek te Reduzum. afwezig

7 december, J.H. Sytema te Menaldum, afwezig
7 december, J.H.S.H.M. van Gulick te Deurne, aanwezig

7 december, J. Walgemoed te Gramsbergen. afwezig

8 december. H. van Putten te Wommels, aanwezig

25 jaar (1978)

onbekend januari. J.M.E Nauta te Bavel, afwezig
lOjanuari, P.L. Sons te Ouderkerk a/dAmstel. afwezig

19 januari, J.W. Zuurhout te Raalte, afwezig

ieder z\'n vak!

Het raadplegen van adviseurs is goed...
Maar voor de financiële zaken van uw
(toekomstige) praktijk heeft u een
specialist nodig!

Dix&Co is deskundig op financieel,
fiscaal en juridisch gebied ni.b.t. praktijk-
financiering, associaties, verzekeringen,
hypotheken en pensioenen.

Landelijke dienstverlening bij praktijk-
overdracht, bij associatie en assistentie.
Belt u even voor een afspraak of een
brochure.

.Maliesingel 34
5581 liJ Utrecht
Tel. (050) 244 87 74
Fax (050) 241 66 53
E-mail: infoë\'di.xenco.nl
vvvvw,dixenco,nl

Deadline-\'\'

maandag
maandag
maandag
maandag

13-01-2003
27-01-2003
10-02-2003
24-02-2003

Dix €0

Sluitingsdata voor kopij

Aflevering:

01-02-2003
15-02-2003
01-03-2003
15-03-2003

I Voor 10.00 uur \'s morgens.

Dierenartsenpraktijk Oldenzaal is een gemengde praktijk met een team
van vijf dierenartsen en vier assistentes. Door een toenemend aanbod
van paarden zijn wij op zoek naar een (parttime)

paardendlerenarts (M/V)

Van onze nieuwe collega verwachten wij:

goede contactuele en sociale vaardigheden,

ondernemingsgeest en enthousiasme om de paardenpraktijk uit te

breiden,

kennis van/ervaring met fertiliteit en röntgenologie paard.
Wij bieden onze nieuwe collega:

Een prettige werksfeer en -omgeving

Salariëring en secundaire arbeidsvoorwaarden volgens KN MvD-
norm.

Schriftelijke sollicitaties, voorzien van uw cv, graag binnen veertien dagen
richten aan: DAP Oldenzaal, Hengelosestraat 58,7595 BR Oldenzaal,

-ocr page 58-

sprekers: Dr. H.F. Egberink:

\'nieuwe ontwikkelingen rondom het vaccinatiebeleid bij honden\'

Drs. Y.J. Schaap:
\'doelgericht vaccineren\'

Drs. H.A. Beijer:

\'economische consequenties van een vernieuwd vaccinatiebeleid\'

Praktijkgerichte lezingen

\'Doelgericht vaccineren

09 januari 2003 Abe Lenstra Stadion, sc Heerenveen

13 januari 2003 Arke Stadion, FC Twente Enschede

21 januari 2003 Stadion De Kuip, Feyenoord Rotterdam

30 januari 2003 Parkstad Limburg Stadion, Roda J.C. Kerkrade

06 februari 2003 Stadion de Goffert, N,E.C. Nijmegen

1 1 februari 2003 Amsterdam Arena, AFC Ajax Amsterdam

INTERVET STADIONTOUR

®

Cjntef^

Intervet Nederland bv . Postbus 50 ■ 5830 AB Boxmeer
Voor inschrijving of meer informatie: Telefoon: 0485 587654 • Fax: 0485 587653 • E-mail: intervetnederland(fflintervet.com

19 januari, N.J.R. Soepnel te Eindhoven, afwezig
19januari, J.B. Timmer te Nijeveen, afwezig

28 januari. L.R van de Velde te Borrowdale Harare (Zimbabwe), aanwezig
2 maart, EM.J. van Roessel te Eindhoven, afwezig
2 maart, B.J.H.M. Slaats te Someren, afwezig
2 maart, E.H. van der Hoeven te Utrecht, afwezig
2 maart, A. Baas te Deventer, afwezig
2 maart, Dr.L.J.E. Rutgers te Utrecht, afwezig
2 maart, J.J.J.M. Settels te Valkenswaard, afwezig
2 maart, C.J. Kroeze te Emmen, aanwezig

2 maart, M. Bossers te Vroomshoop, aanwezig

3 maart, H.J.P. Geurts te Meterik, aanwezig
onbekend april, A.R. Moen te Swifterbant, aanwezig
13 april. J.J.M. Rietjens te Thorn, afwezig

13 april, G.J. Toxopeus te Sint-Oedenrode, aanwezig

13 april, P.G.F. Geurts te Venlo, aanwezig

13 april, D. Stellingwerf te Almere, afwezig

13 april, M. Sevinga te Akkrum, afwezig

13 april, W. Schaftenaar te Bleiswijk, afwezig

13 april, Dr. W.H. de Jong te Houten, afwezig

13 april, M. Duifliuizen te Veenendaal, afwezig

13 april, T. Mooiweer te Vinkenbuurt, afwezig

12 mei, G.T Strijkstra te Alfliausen-Heeke (Duitsland, aanwezig
12 mei, J.P. de Vos te Terneuzen, aanwezig

12 mei. Mevr Drs. C.J. de Vries te Genne (gem. Hasselt), aanwezig

18 mei, A. Ottevanger te Oestgeest, afwezig

15 juni, A. ter Horst te Vierhouten, aanwezig

28 juni, P.J.M. van Huiten te Vorstenbosch. afwezig

30juni. Mevr. Drs. H.M.J. Lateur- Rouwette Rotterdam, onbekend

6 juli, H.H.J. Wijlens te Haarlem, afwezig

6 juli, N.G. Speelman te Driel, aanwezig

6 juli, J.M. Thijsse te \'S-Gravenhage, afwezig
onbekend september, H. Verhoeven te Wijhe, afwezig

7 .september. Mevr Drs. G.C. Brouwer te Oosthuizen, aanwezig

8 september, J. Holtkamp te Schijndel, afwezig
12 oktober, C.G. Mensink te Utrecht, afwezig
12 oktober, J.G. Hemmink te Zeeland aanwezig

onbekend december. Mevr. Drs. H.C. Batt-Rutgcrs te Hatfield. Herts

(Verenigd Koninkrijk), afwezig

22 december, S.R. Roos te Heeswijk-Dinther, afwezig

22 december, J.A. van Oorschot te Berghem, afwezig

22 december, E. Burgers te Landgraaf, afwezig

22 december, L. Kalishoek te Nijmegen, afwezig

22 december, K.S. Broersma te Veenwouden, afwezig

22 december, RJ. Arends te Bennekom. afwezig

22 december, H. Eggens te Steenderen, afwezig

Rectificatie Jubilea

Per abuis is in het TvD van I december 2002 opgenomen dat de heer
Jongeneel uit Middelburg op 19 december aanwezig zou zijn bij zijn jubi-
leum. De heer Jongeneel heeft zich echter tijdig afgemeld en was op deze
dag dan ook niet aanwezig. Onze excuses voor het foutief vermelden.

Congressen & Symposia

2003

)anuari

15 Symposium georganiseerd door de
Diergeneeskundige Studenten Kring:
Ouderdom komt met gebreken.
Klinisch onderzoek bij en begeleiding
van oudere gezelschapsdieren, voe-
ding, Alzheimer, fysiotherapie, hart
problemen en euthanasie.
http://www.dskonline.nl/symposium.
Info: dsk_sympoco@hotmail.com

Februari

3 Veranderingsmanagement door L. Lap. Meer info via Bureau PHLO:
tel. 0317-484093, fax 0317-426547, e-mail info@secrphlo.wau.nl,
website www.wau.l/phio. Kosten 695 Euro. Inschrijftermijn sluit op
24 december 2002.

8/9 Symposium SN VA (Samenwerkende Veterinaire Acupuncturisten)
te Malden. "Translating western diagnoses to the
Chinese patterns of
diseases", Linda Boggie en Eric Hartman (USA), info Aleid
Verhoeff.aleid@trcf.nl (of03l4-625385).

16/20 Annual Congress at Wilderness in the Eastern Cape Province. Equine
Practitioners Group of the South African Veterinary Association.
Programma en meer informatie is verkrijgbaar via de website:
www.sava.co.za, per e-mail: vetlink@mwcb.co.za of telefonisch: 1-27
12 546.3442.

Maart

14/15 XV Tagung über Pferdekrankheiten im Rahmen der EQUITANA mit
begleitender Industrieausstellung. Essen. Schwerpunktthemen:
Erkrankungen des alternden Pferdes, Headshaking beim Pferd.
Veranstalter: Tierklinik Hochmoor GmbH, Infonnation und
Anmeldung: Tel. -1-49-2863/2099-0, Fax -1-49-2863/20 99-20, e-mail:
info@tierklinik-hochmoor.de, www.tierklinik-hochmoor.de.

15 Seminar über Praxismanagement für Klein- und Großtierpraktiker
im Rahmen der EQUITANA, Essen. Finanzplanung,
Wirtschaftlichkeit, Praxisführung. Veranstalter: Tierklinik
Hochmoor GmbH, Information und Anmeldung: Tel. -1-49-
2863/2099-0, Fax 49-2863/20 99-20, e-mail: info@tierklinik-
hochmoor.de, www.ticrklinik-hochmoor.de.

17/22 Internationaal PHLO seminar: New Developments in Feed
Evaluation. Inschrijving is mogelijk tot 20-01-2003 bij het Bureau
PHLO. Wageningen, tel.: 0317 484 093.

24 Veranderingsmanagement door L. Lap. Meer info via Bureau PHLO:
tel. 0317-484093, fax 0317-426547, e-mail info@secr.phlo.wau.nl,
website www.wau.l/phio. Kosten 695 Euro. Inschrijftermijn sluit op
24 december 2002.

28 Emotionele intelligentie en communicatie door I. Weeda. Meer info via

-ocr page 59-

Bureau PHLO: lel. 0317-484093, fax 0317-426547. e-mail
info@secr.phlo.wau.nl. website www.wau.l/phlo. Kosten 395 Euro.
Inschrijftermijn sluit op 14 februari 2003.

April

03/06

Veterinary congress. British Small Animal Veterinary Association,
locatie: International Congress Center, info: Susanna@beva.org.uk.

I I Spiritualiteit als creatieve inspiratiebron door I. Weeda en B. Blans.
Meer info via Bureau PHLO: tel. 0317-484093, fax 0317-426547, e-
mail info@secr.phlo.wau.nl, website www.wau.l/phlo. Kosten 395
Euro. Inschrijftermijn sluit op 1 maart 2003.

25/27 Voorjaarsdagen, Groep Geneeskunde Gezelschapsdieren. Info via
internet www.voorjaarsdagen.org of telefonisch: (020) 6793 411.

Mei

22/25 Veterinary congress. Federation of European Companion Animal
Veterinary Associatons/ APMVEAC, locatie: Congress Estoril.
Portugal, info: s.orr@rlaflflea.demon.co.uk

September

10/13 Veterinary congress, British Equine Veterinary Association, locatie:
Birmingham, info: Susanna@beva.org.uk

2004

Augustus

25/28 veterinary congress, world congress of veterinary dermatology, loca-
tie: Wenen, Oostenrijk, info: Kristian.Pedersen@VetdermVienna.coiTi

Vergaderingen & Bijeenkomsten

2003

7 Werkvergadering rund 111. te Molenwijk in Boxtel, 20.15 uur.

8 Informele bijeenkoinst Zeeuwse dierenartsen otn 20.30 uur in
Bolsjoi aan de Grote Markt 28 te Goes.

14 Werkvergadering pluimvee 11. Molenwijk in Boxtel. I4.00uur.
16 Studievergadering GHwD te Utrecht in het Beatrixgebouw van het

Jaarbeurscongrescentrum van 19.30 tot 22.30 uur.
23 Werkvergadering varken 11. te Molenwijk in Boxtel. 20.15 uur.
28 Werkvergadering schaap/geit I te De Meern.

Februari

4 Werkvergadering schaap/geit I te Heerenveen.

11 Werkvergadering paard 11, te Molenwijk in Boxtel, 20.15 uur.

Maart

18 Werkvergadering rund IV, te Molenwijk in Boxtel. 20.15 uur.
20 Studievergadering GHwD te Utreeht in het Beatrixgebouw van het
Jaarbeurscongrescentrum van 19.30 tot 22.30 uur.

Cursussen

2003
januari

14 PAO-D cursus 03/201. Koemanagctnent.

21,22.29 PAO-D cursus 03/203. Voeding Rund Module II.
23 PAO-D cursus 03/500. Ziekten van Pasgeboren Veulens.
28 PAO-D cursus 03/901. Onderhandelen.

Februari

5 PAO-D cursus 03/202. Mastitis Rund.

1 1 PAO-D cursus 03/300. Prakt. Gebruik klimaatcomputer.

12 PAO-D cursus 03/204, Praktische Economie 1.
18 PAO-D cursus 03/101, Röntgen Skelet.

20 PAO-D cursus 03/301, Klinische Les Varken (herhaling).

20 PAO-D cursus 03/501. Diagnostiek Rugproblemen Paard.

Maart

15 PAO-D cursus 03/102. Röntgen Skelet.

19,26 PAO-D cursus 03/200. Voeding Rund Module I.

April

PAO-D cursus 03/200. Voeding Rund Module 1.

De dierenartsen van Dierenkliniek Ridderkerk
zijn opzoek naar een

dier- en
klantvriendelijke
collega M/V

Dierenkliniek Ridderkerk is een praktijk waar de diergeneeskunde op
eerste- en tweedelijns niveau wordt beoefend. We werken met 14 die-
renartsen, waarvan 11 uitsluitend gezelschapsdieren behandelen.

Wij verwachten van de nieuwe collega dat hij of zij:

- is afgestudeerd met differentiatie gezelschapsdieren

- wil participeren in het dienstrooster

- op termijn in de regio wil komen wonen

- bij gebleken geschiktheid zich voor langere tijd aan onze praktijk
wil verbinden

- zowel zelfstandig als in teamverband kan werken

- ambitieus, vooruitstrevend en flexibel is

- over goede communicatieve eigenschappen beschikt

Wat wij aanbieden is het volgende:

- een fulltime of parttime dienstverband (de voorkeur gaat uit naar
fulltime)

- bij gebleken geschiktheid een vast dienstverband

- de mogelijkheid tot interne specialisatie

- werken vanuit een modern goed geoutilleerd praktijkpand

- salaris en arbeidsvoorwaarden volgens de KNMvD-normen

- een goede PAO-regeling

- ervaring is niet noodzakelijkerwijs vereist.

Schriftelijke sollicitaties voorzien van cv kunt u richten aan: A.E. van
Horssen, Dierenkliniek Ridderkerk, Jacob Catsstraat 3, 2985 BE,
Ridderkerk. Of: as.horssen(§)planet.nl.

Dierenzorggroep

Lek en Linge

Dierenzorggroep Lek en Linge is een gemengde praktijk met 18 die-
renartsen, welke geheel gedifferentieerd werken.
Wij hebben vijf hoofdvestigingen en twee dependances. Onze kracht
ligt in een sterke lokale organisatie met korte lijnen. Daarnaast erva-
ren we de voordelen van een grote organisatie betreffende overhead,
personeelszaken, beleid, nascholing etcetera. Voor onze vestiging
Hendrik-ldo-Ambacht (ZH) zoeken we wegens groei een parttime /
fulltime

dierenarts
gezelschapsdieren m/v

die samen met de huidige dierenarts de kliniek verder wil ontwikkelen.

Onze voorkeur gaat uit naar een collega

- met differentiatie gezelschapsdieren

- enkele jaren ervaring

- teamplayer

- ambitie om zichzelf en de praktijk verder te ontwikkelen
Wij bieden

- een afwisselende baan met veel verantwoordelijkheden

- goede primaire en secundaire arbeidsvoorwaarden

- modern team met veel mogelijkheden

- prima dienstregeling

Reacties en meer informatie graag binnen 14 dagen naar
Mw. P.J. van der Avoird, Practice Manager
Postbus 153, 4130 ED, Vianen.

IS

-ocr page 60- -ocr page 61-

Poultry Concepts Consultancy BV

Consultants focused on the poultry industry

WIESENHOF

WIESENHOF, onderdeel van de
PHW Gruppe in Duitsland is een
volledig geïntegreerde pluimvee-
onderneming. Wl ESEN HOF con-
troleert de gehele productieketen
van vleeskuikens en kalkoenen.
De productieketen bestaat uit
broederijen, voerfabrieken, slach-
terijen en verwerkende industrie.
De productieketen is volledig
transparant en daardoor geheel
traceerbaar Om de optimale ge-
zondheid van het dierbestand te
waarborgen is er een team van
dierenartsen die de beschikking
hebben over een uiterst modern
laboratorium. Door een conse-
quent beleid van kwaliteitszorg en
productveiligheid is WIESEN-
HOF uitgegroeid tot het sterkste
pluimveemerk in de EU en markt-
leider in Duitsland. Het hoofd-
kantoor bevindt zich in
Rechterfeld, Niedersachsen, ter-
wijl de productielocaties zich ge-
ografisch verdeeld over Duitsland
bevinden.

Zoekt voor haar opdrachtgever WIESEN HOF een

Pluimveedierenarts m/v

Uw functie

U gaat het bestaande team van drie dierenartsen versterken. Binnen dit team gaat u zich bezig-
houden met de gezondheidszorg van alle kalkoenen binnen de kalkoenintegratie. Dit betekent
dat u zowel voor kalkoenouderdieren als voor de vleeskalkoenen verantwoordelijk bent. U heeft
de beschikking over een uiterst modern laboratorium waar alle relevante onderzoeken kunnen
worden uitgevoerd.

Uw profiel

U bent bij voorkeur tussen de 30 en 40 jaar oud en heeft enkele jaren ervaring opgedaan als
pluimveedierenarts. U bent een zelfbewust lid van een team, en u wordt door collega\'s en
pluimveehouders gewaardeerd om uw vakmanschap en competentie. U bent een doorzetter en
weet afgesproken doelstellingen te realiseren. U kunt commercieel denken en goed met men-
sen omgaan. U bent bereid om in Duitsland te wonen en beheerst de Duitse taal.

Arbeidsvoorwaarden

WIESENHOF biedt u een uitdagende functie die uitstekend wordt gehonoreerd. Zowel wat be-
treft salariëring als secondaire arbeidsvoorwaarden. U zult zich thuis voelen in een bedrijfscul-
tuur waarin men plezier beleeft om de beste te zijn en te blijven.

Hoe kunt u reageren?

Uw schriftelijke sollicitatie, voorzien van cv, kunt u voon5 januari richten aan Poultry Concepts Consultancy BV, t.a.v de heer J. de
Lange, Zandinksweg 9, 7642 N R Wierden, telefoon (o546)-577878. Natuurlijk kunt u ook mailen: poulfryconcepts@planet.nl

Medici zoals dierenartsen, tandartsen,medisch specialisten en
andere vrije beroepers kunnen al 25 jaar lang rekenen op
deskundig advies van Raadgevers Medische Beroepen.
De Raadgevers begeleiden u onder andere bij overdracht van

de praktijk en bij associaties.

Ook de afhandeling van de bijbehorende contracten wordt u
uit handen genomen. Raadgevers Medische Beroepen is een
adviesbureau met uitgebreide expertise op het gebied van
financieel advies aan beoefenaars van (para)medische
beroepen. De breedte van die expertise is uniek en beslaat
advies ten aanzien van alle financiële aspecten die zich
van start tot pensionering in uw medische carrière

kunnen voordoen.

U weet zich bij de Raadgevers verzekerd van advies op maat op
het gebied van financiële planning, verzekeringen, financieringen,
hypotheken en pensioenen. Ook de keuzes en mogelijke
problemen rondom het einde van uw studie hebben de speciale

aandacht van de Raadgevers.

De Raadgevers volgen u in de verschillende fasen van uw loop-
baan en bieden begeleiding en advies op de lange termijn.

Voor meer informatie kunt u contact opnemen met
adviseurs Philip Jaspers, Wouter van der Meer en/of Robert E. Meijer.

Raadgevers
Medische Beroepen

Dorpsstraat 118
3732 HL De Bilt
Postbus 36
3730 AA De Bilt

Tel 030 220 41 14
Fax 030 220 27 95
E-mail: raadgevers@atriserv.nl

-ocr page 62-

i\'t.

ISTi

bij luchtwegaandoeningen

Uw vertrouwen in Baytril
heeft tot globaal succes
geleid.
Baytril is zeer doeltreffend in
de behandeling van ademhalingsziek-
ten bij runderen, veroorzaakt door pri-
maire en secundaire bacteriële ziekte-
verwekkers inclusief Mycoplasma.

www. livestock.bayer. nl

Baver HealthCare

8
A

Het snel werkend antimicrobieel
middel wordt al gedurende meer dan
10 jaar met succes toegepast.
De doeltreffendheid van Baytril in de
diergeneeskunde is onderbouwd met
talrijke publicaties.

Aan u de keuze welke Baytril formule-
ring te gebruiken:
Baytril® 5% injectievloeistof,
Baytril® 10% injectievloeistof of
Baytril® 2,5% orale oplossing.

Baytrii:

The Effective Anti-Infective.

Bayer onderschrijft Good Veterinary Practice als de juiste benadering
voor het gebruik van diergeneesmiddelen

-ocr page 63-

Er ligt weer een heel jaar voor ons om u te voorzien van ontwikkelingen op diergeneeskundig ge-
bied en wetenswaardigheden vanuit de KNMvD.

De moeilijkheid om voldoende kwalitatief hoogstaande wetenschappelijke artikelen aangebo-
den te krijgen, is een aspect van continue zorg voor het tijdschrift.

Dit is een probleem dat zich al meerdere jaren voordoet. Het is echter nog steeds mogelijk ge-
weest voldoende artikelen voorde Jaarprijs van het TvD te nomineren.

De zorg die dr Jorna in zijn voorwoord van het TvD van i januari uitsprak deel ik. Echter perspec-
tieven zijn er ook. Vanuit de praktijken wordt vaak de opmerking geuit dat het Tijdschrift vooral
artikelen moet plaatsen waar men "direct" wat aan heeft respectievelijk, wat mee "kan".
Juist dit segment van vooral "praktijkgerichte artikelen zullen minder gemakkelijk geplaatst
worden in "hoogstaande wetenschappelijke" tijdschriften. Dit zou goed aan kunnen sluiten bij
de wensen van de lezers in het TvD. Bovendien is de redactie van het TvD in dit segment van arti-
kelen niet afhankelijk van de "Faculteit".

Het doet mij een groot genoegen de artikelen van dr. Landman onder uw aandacht te brengen.
Dr Landman geeft op een heldere wijze een overzicht van het onderzoek naar de amyloïdose bij
de kip.

Terecht wijst hij op de mogelijkheden van dit "kippenmodel" voor onderzoek naar immunologi-
sche afwijking ten gevolge van chronische infecties. Met name de invloed die infecties met ordi-
naire kiemen, zoals
Enterococcus faecalis, Staphylococcus aureus en nu mogelijk ook ten ge-
volge van
Mycoplasma synoviae in deze complexe materie spelen. Omdat veel onderzoek
gepleegd wordt naar aanleiding van problemen in de praktijk, worden gelijk ook een aantal mo-
gelijkheden geopperd het probleem te kunnen beperken.

Het lijkt mij interessant ook bij andere diersoorten eens meer gericht te kijken naar gelijksoortige
immunologische invloeden ten gevolge van chronische infecties. Zou slijters bij rundvee en weg-
kwijners bij varkens een dergelijk onderzoeksveld kunnen zijn?

Het opperen van onderzoek is heel gemakkelijk, echter het verkrijgen van de financiële middelen
is een heel ander probleem. Juist de praktische relevantie van het onderzoek is vaak een factor
van belang voor het verkrijgen van financiële steun.

Misschien is ook dit een terrein waar onze collega in de politiek, Henk Jan Ormel, zich in kan zet-
ten, naast het alert blijven voor het instandhouden van de veterinaire infrastructuur onder an-
dere van VWA en RVV.

Wellicht zou collega Ormel maandelijks een kolom in het TvD kunnen vullen met relevante in-
formatie "vanuit de Kamer". Geen appel, maar actie.

de

hoofdredactie

Dr M. F. de Jong

I

Tijdsfibju^^H

Diergenees

-ocr page 64-

Mycoplasma synoviae-geassocieeróe gewrichtsamyloïdose bij witte
leghorns: casereport

Tijdschr Diergeneeskd 2003; 128:36-40

W.J.M. Landman^ en R.G.C. Bronneberg^

Caserepo

Samenvatting

In het veld is gewrichtsamyloïdose nooit bij witte leghen-
nen aangetroffen; ook onder experimentele omstandig-
heden bleken bruine leghennen gevoeliger voor de induc-
tie van gewrichtsamyloïdose, ofschoon bij enkele witte
leghorns articulair amyloid werd gevormd. In dit artikel
wordt voor het eerst een spontaan geval van gewrichts-
amyloïdose bij witte leghennen geassocieerd met
Myco-
plasma synoviae
gerapporteerd. In hetzelfde hok waar
deze dieren zaten waren ook bruine leghennen gehuis-
vest. Bij deze kippen kwam de aandoening in ernstiger
mate voor. Het verschil in voorkomen van gewrichtsamy-
loïdose bij beide rassen wordt bediscussieerd aan de
hand van eerder verricht onderzoek.

Summary

Mycoplasma synoviae-associated amyloid arthropathy in
white leghorns: case report

e

Under field circumstances amyloid arthropathy was never recorded in white
layers, while experimentally their brown counterparts were found to be
more susceptible to the induction of amyloid arthropathy, although articu-
lar amyloid was found in a few white leghorns. In the present manuscript the
first field case of amyloid arthropathy in white layers associated with
Mycoplasma synoviac is reported. In the same house where the white birds
were housed, brown layers were present. The condition was much more
.severe in the latter chickens. The different susceptibility between both
breeds is discussed in view of previously performed research.

Inleiding

Amyloidose is een ziekte of ziektecomplex dat ontstaat ten
gevolge van de ophoping van een lichaamseigen eiwit, dat
een verandering in de secundaire moleculaire structuur heeft
ondergaan waardoor het zijn oorspronkelijke biologische
functie heeft verloren. Genoemde structuurverandering be-
treft de overgang van een overwegende a-helix naar een ß-
vouwblad (5). Zowel de primaire aminozuursequentie als het
ß-vouwblad zijn verantwoordelijk voor de affiniteit voor
Congorood en de lage oplosbaarheid van amyloïdpeptiden
(3,14). De lage oplosbaarheid en relatieve resistentie voor
proteolytische activiteit onder fysiologische omstandighe-
den dragen bij aan het fatale verloop van amyloïdose.
Amyloïdneerslagen kunnen in bijna alle weefsels gevonden
worden en induceren derhalve een verscheidenheid aan
(niet-specifieke) klinische symptomen afhankelijk van de
lokalisatie en de hoeveelheid opgehoopt eiwit. Deze neersla-
gen kunnen normale orgaanfuncties belemmeren als gevolg
van celverlies door weefselcompressie, mechanische be-
schadiging van celmembranen en/of beïnvloeding van de
weefselperfusie. De cytotoxische activiteit beschreven voor
sommige amyloïdpeptiden die apoptose of necrose induce-
ren (2,7), middels de productie van peptidylvrije radicalen
(12), vertegenwoordigt een andere mogelijkheid die tot or-
gaan- of weefseldysfunctie kan leiden.
Bij vertebraten zijn tenminste twintig verschillende amyloïd-
eiwitten door middel van aminozuur-sequentiebepaling be-
schreven en het aantal groeit nog steeds (9,10,31). Van deze is
het reactieve of AA-amyloïd, voorheen ook secundair ge-
noemd vanwege de veelvuldige associatie met chronische
ontstekingsprocessen (4,37), het enige beschreven type bij
wilde vogels in gevangenschap en commercieel gehouden
pluimvee (6,16,17,38).

Amyloïdose is nog nooit gerapporteerd bij in het wild
levende vogels (1). Daarentegen wordt de aandoening regel-
matig gesignaleerd bij de meeste vogelorden in gevangen-
schap, vooral geassocieerd met chronische ontstekingspro-
cessen. De hoogste incidentie wordt gemeld bij Anseri-
formes, Gruiformes en Phoenicopteriformes (37,38). Bij
commercieel pluimvee is amyloïdose in detail beschreven bij
Peking-eenden
{Anas platyrhynchos domesticus) (6,8,20,
25,26,27,28). Over de kip
(Gallus gallus domesticus) beston-
den slechts enkele publicaties (29,32,35) die spontane syste-
mische amyloïdose beschrijven totdat gewrichtsamyloïdose
gezien werd (15). Deze aandoening is een bijzondere compli-
catie van chronische (poly)artritis, waarbij het gewricht een
voorkeurslokalisatie vormt voor de amyloïddepositie.
Hoewel meestal in mindere mate, kotnt depositie in de orga-
nen, met name lever en milt, ook voor Gewrichtsamyloïdose
bij de kip leidt tot klinische problemen geassocieerd met
groeivertraging en kreupelheid. Het aantal aangetaste dieren
in een koppel kan variëren van enkele tot twintig of zelfs der-
tig procent in ernstige gevallen.

Bij Galliformes lijkt, in tegenstelling tot andere diersoorten,
de articulaire lokalisatie van amyloïd niet zeldzaam. Dit
blijkt uit het voorkomen van amyloïdneerslagen in gewrich-
ten van het parelhoen
(Numida nieleagris galeata) (21), de
kalkoen
(Meleagris gallopavo gallopavo) (30), de pauw
(Pavo cristatus) (17) en zoals reeds vermeld de kip.
Zowel experimenteel (23,36) als in het veld (15,18,10) ble-
ken bruine leghennen gevoeliger voor de ziekte dan witte
leghorns. Een mogelijke verklaring werd gevonden op basis
van immunologische studies (36).

Spontane gevallen van gewrichtsamyloïdose zijn nooit eer-
der bij witte leghorns beschreven. Dit was aanleiding om de
eerste bevinding hiervan te rapporteren.

.namnese, post-mortaal en aanvullend
\'nderzoek

\' Gezondheidsdienst voor Dieren. Afdeling Pluimveegezondheidszorg. Postbus 9.

7400 AA Deventer
^ Practicus voor vogels. Egelinglaan 36. 3705 TD Zeist.

Anamnese

In een gemengd koppel bruine en witte leghennen werden lo-
comotiestoornissen geconstateerd.

-ocr page 65-

Het koppel bestond uit 162.432 LSL (witte leghorn) en
110.070 ISA Brown (bruin legras) opfokhennen.
De uitval vanaf opzet tot dag tien bedroeg 1,24% voor de
witte dieren en 0,84% voor de bruine hennen. De dieren wer-
den gezamenlijk opgefokt (in hok 2) tot vijf weken leeftijd.
Vervolgens werden alle bruine hennen en 40.177 LSL-die-
ren overgeplaatst naar hok 1. Kort na overplaatsen werden
problemen met dikke gewrichten in dat hok geconstateerd.
De uitval van bruine hennen van tien dagen tot zestien weken
was 2,12%, waarvan 75% dikke hakken vertoonde ten ge-
volge van gewrichtsamyloïdose (circa 1750 dieren) (Tabel
1). Op zestien weken leeftijd werd het aantal nog levende
bruine hennen met dikke gewrichten op 2% geschat (circa
2100 dieren), het totaal percentage dieren met dikke ge-
wrichten tot deze leeftijd was derhalve 3,50. De uitval van de
witte hennen over beide hokken samen van tien tot zestien
weken was 2,56%. Van deze dieren waren circa 1000 dieren
uitgevallen ten gevolge van Marekse ziekte en zevenhonderd
ten gevolge van sexfout. Slechts circa 250 dieren (0,16% van
de witte hennen) vertoonden problemen met dikke gewrich-
ten. De dikke gewrichten zijn vastgesteld op basis van in-
spectie en palpatie tijdens het rapen van dode dieren en het
selecteren van zieke kippen. Bij een dertigtal dieren is ter
plaatse sectie gedaan en is bij de meeste dieren amorf oranje
gekleurd materiaal in de gewrichten aangetroffen.

Stah

Dit hok beschikte over twaalf batterij-rijen ieder bestaand uit
vijf etages. De bruine hennen werden verdeeld over negen
rijen batterijkooien en de witte over drie.
De afmetingen van de kooien waren 100 x 46 x 35 cm

(lengte, breedte en hoogte). Per kooi werden vijftien bruine
of zeventien witte opfokhennen geplaatst. Tussen kooien van
iedere etage zat een ruimte van circa 10 cm. De dieren wer-
den van water voorzien door middel van drie nippels of één
cup en twee nippels per kooi. De afmeting van stal I was 90 x
30 m. De lengte van dc batterij blokken bedroeg 81 meter.
Het hok was voorzien van dwarsventilatie. De inlaat bestond
uit zijkleppen (boven- en onderkleppen) en drie luchtslangen
(boven het gangpad). De uitlaat werd bewerkstelligd door
middel van nokventilatie (twee rijen, per rij veertig ventila-
toren). Het klimaat werd gestuurd met behulp van dertien
temperatuursensorcn geplaatst in het hok.
De mest werd opgevangen met behulp van mestplaten onder
iedere kooi. De mest werd één a twee keer per dag door
middel van mestschrapers verbonden aan de voerhopper ver-
wijderd en opgevangen in een mestput.
Verlichting bestond uit twee lagen verlichting. Eén vast bo-
ven de kooien (TL) en één verplaatsbaar (gloeilampen) tus-
sen de rijen batterijkooien. Licht werd toegepast volgens de
voorschriften van de fokbedrijven.

Stal 2

Dit hok was voorzien van zes batterij-rijen, waarvan de bui-
tenste rijen uit vijf etages bestonden en de overige uit zes. De
afmetingen per kooi waren 120 x 66 x 40 cm (lengte, breedte
en hoogte). Per kooi werden 27 LSL-hennen gehuisvest.
De kooien in stal 2 waren voorzien van drie nippels en één
drinkcup. De dieren werden gevoerd door middel van een
computergestuurde voerketting. Tussen de kooien zat géén
ruimte. De stalafmeting was 90 x 17 meter. De lengte van de
bafterijblokken bedroeg tachtig meter. Dit hok was voorzien

B

A

Figuur: Verdeling van de macroscopische gewrichtslaesies (arthritis en gewrichtsamyloïdose) bij twaalf bruine (A) en twaalf witte leghennen (B) (ventraal aanzicht), leder sym-
bool vertegenwoordigt een aangetast gewricht; een driehoek vertegenwoordigt een afwijkend schouder-, elleboog-, carpaal- of heupgewricht; een cirkel een aangetast knie-, hak-
of voetgewricht.

-ocr page 66-

van lengteventilatie. De inlaat bestond uit zijkleppen en de
uitlaat was achter in het hok. Het klimaat werd computerge-
stuurd door middel van acht sensoren. De mest werd één keer
per week verwijderd door het afdraaien van de mestband.
Verlichting vond plaats door middel van verplaatsbare hoog-
frequent TL-buizen. Het bedrijf beschikt over een eigen wa-
terbron regelmatig gecontroleerd op geschiktheid als drink-
water voor landbouwhuisdieren door het laboratorium van
de Gezondheidsdienst voor Dieren.

Post-mortaal en aanvullend onderzoek
Vijfentwintig bruine en vijfentwintig witte opfokhennen
met locomotieproblemen werden levend ingezonden naar
de Gezondheidsdienst voor Dieren voor nader onderzoek.
Circa 1/5 van de dieren was geselecteerd in het chronische
stadium, met mogelijk gewrichtsamyloïdose. De dieren
werden uit de kooien geselecteerd op basis van klinische in-
spectie en palpatie. Alle dieren werden postmortaal onder-
zocht. Na grondige inspectie van de gewrichten werden
maximaal vijftien dieren met gezwollen gewrichten gese-
lecteerd voor voortgezet onderzoek. Bij de selectie voor na-
der onderzoek werden maximaal vier kippen met gewrichts-
amyloïdose (met macroscopisch oranje gekleurd amorf
materiaal) meegenomen. De dieren werden bedwelmd door
middel van elektrocutie (340 V gedurende 10 s) en vervol-
gens verbloed. Dieren met acute artritis werden geselec-
teerd voor algemeen bacteriologisch onderzoek en myco-
plasma-isolatie. Hennen met gewrichtsamyloïdose werden
geselecteerd voor histopathologisch onderzoek. Van twintig
bruine en twaalf witte kreupele dieren werd serologisch
onderzoek verricht (SPA = snelle-plaat-agglutinatie) naar
de aanwezigheid van antistoffen tegen
Mycoplasma syno-
viae
(33). Het M. synoviae antigeen van Intervet werd ge-
bruikt om de SPA uit te voeren (Nobilis Ms Antigen,
Intervet, Boxmeer).

Bij het algemeen bacteriologisch onderzoek en de mycoplas-
ma-isolatie werd eerst de buitenkant van de gewrichten ge-
schroeid met behulp van een gasvlam. Vervolgens werden
met een öse het gewrichtskraakbeen en synoviale membraan
afgekrabd en werd voor algemeen bacteriologisch onderzoek
een agarplaat met 5% schapenbloed beënt. Voor de myco-
plasma-isolatie werd ME-agar (Mycoplasma Experience,
Reigate, Surrey, UK) met ampicilline (0,2 mg/ml) gebruikt.
Identificatie van de mycoplasma\'s geschiedde met behulp
van een indirect immunofluorescentietest (IFT) (13). Voor de
IFT werden polyclonale
M. synoviae- en M. gallisepticum-
antistoffen van konijn gebruikt (RIVM, Bilthoven). Als
tweede antistof werd FITC gelabeld paard anti-konijn Ig (PK
17F, Central Laboratorium van de Bloed Transfusie Dienst,
Amsterdam) gebruikt. Hele gewrichten en organen (lever en
milt) werden gefixeerd in 4% formaldehyde, ingesloten in
paraffine en bewerkt voor histologisch onderzoek. Coupes
werden gekleurd met hematoxyline en eosine en Congorood.

TabelUitval en gewrichtsamyloïdose bij dodedieren tot zestien weken leeftijd opgesplitst naar ras.

Periode

Witte leghorns (n = 162.432)

Bruine leghennen (n = 110.070)

Uitval

Gewrichtsamyloïdose

Uitval

Gewrichtsamyloïdose

Dag 0 tot 10

1,24%

n.g.*

0,84%

n.g.

Dag 10 tot 16 weken

2,56%

0,16%

2,12%

1,38%

*niet gezien

Tabel 2. Resultaten van het post-mortaal, bacteriologisch en histopathologisch onderzoek.

Type dier

Macroscopie

Routine bacteriologie

Mycoplasmakweek

Histopatologie HE-kleuring

Histopathologie
Congorood-kleuring

ISA

11/15 arthritis

0/15

3/15*

4/4 leverontsteking

4/4 orgaanamyloïd**

Brown

4/15

gewrichtsamyloïdose

4/4 reactiemilt
4/4 artritis

4/4 gewrichtsamyloïdose

LSL

6/10 artritis
4/10

gewrichtsamyloïdose

0/10

2/10*

3/4 geringe leverontsteking
2/4 milt: lymfodepletie
4/4 artritis

4/4 orgaan amyloïd
4/4 gewrichtsamyloïdose

* = M. synoviae
** = lever en milt

Resultaten

Het serologisch onderzoek toonde hoge niveaus antistoffen
aan tegen
M. synoviae. De individuele SPA-titer bedroeg 5
(log2 titer) bij zowel alle bruine (n = 20) als witte leghennen
(n = 12). Van de ingezonden witte leghorns hadden slechts
tien dieren gewrichtsafwijkingen. Bij de bruine leghennen
daarentegen vertoonden bijna alle ingezonden dieren ge-
wrichtspathologie. Bovendien was bij de bruine leghennen
een groter aantal gewrichten aangetast (zie figuur).
Het algemeen bacteriologisch onderzoek van de gewrichten
verliep negatief bij beide rassen, in tegenstelling tot de my-
coplasma-isolatie. Deze verliep positief bij 3/15 bruine en
2/10 witte hennen. Hierbij werd
M. synoviae aangetoond.
Bij histopathologisch onderzoek werd bij alle vier onder-
zochte dieren (macroscopisch verdacht van amyloïdose)
amyloïd in organen (lever en milt) en vooral gewrichten aan-
getoond. Articulair amyloïd bevond zich met name in de
hypertrofische synoviale membraan, het oppervlakkig kraak-
been en in bloedvatwanden (Tabel 2).

-ocr page 67-

Discussie

In het beschreven koppel bleek het percentage bruine leghen-
nen met pootproblemen en gewrichtsamyloïdose beduidend
hoger te zijn dan dat bij de witte leghorns. Bovendien waren per
dier, zoals aangegeven in de figuur, meer gewrichten aangetast.
De mate waarin gewrichten pathologische afwijkingen verto-
nen verschilt echter niet veel tussen beide rassen wanneer artri-
tis en gewrichtsamyloïdose eenmaal ontstaan zijn (23,36).
Het voorkomen van dikke gewrichten bij zieke dieren werd
vastgesteld op basis van inspectie en palpatie tijdens het ra-
pen van dode dieren en het selecteren van zieke kippen, het-
geen door een pluimveehouder met praktijkervaring goed uit
te voeren is. Daarnaast is het voorkomen van gewrichtsamy-
loïdose op het bedrijf geschat op basis van een dertigtal die-
ren waarvan ter plaatse sectie is gedaan (nagenoeg alle dieren
met chronische artritis hadden gewrichtsamyloïdose). Dat de
schatting van de pootafwijkingen op het bedrijf op betrouw-
bare wijze is uitgevoerd, werd bevestigd door de ingezonden
dieren voor postmortaal onderzoek. Aan het verzoek om die-
ren met gezwollen gewrichten in te zenden waarvan circa Vs
gewrichtsamyloïdose zou hebben, werd voldaan. Acute artri-
tis wordt gekenmerkt door
ruhor, calor, tumor, dolor et
functiolaesa.
In een chronische fase, waarbij articulair amy-
loïd wordt gezien, ontbreken vaak de eerste twee symptomen.
Bovendien verkeren de dieren dan in slechtere conditie: ge-
atrofieerde kam, ruw verenkleed en vermageren worden vaak
waargenomen naast gewrichtsafwijkingen.
Omdat M
synoviae slechts enkele weken (acht tot tien weken)
na infectie uit de gewrichten te isoleren is, is het belangrijk de
dieren te bemonsteren tijdens de acute fase (11,19,22).
Daarentegen kan deze mycoplasmasoort na infectie continu
uit de luchtpijp geïsoleerd worden (34). Uit meerdere acuut
ontstoken gewrichten kon
M. synoviae worden geïsoleerd, ter-
wijl het algemeen bacteriologisch onderzoek negatief veriiep.
Artritis bij de kip zal in een chronisch stadium bij een deel
van de populatie tot gewrichtsatnyloïdose leiden. Van cen-
traal belang daarbij is de chronische ontstekingsreactie en
niet zo zeer de etiologie. Hierbij dient echter te worden opge-
inerkt dat bacteriën in tegenstelling tot virussen een ontste-
kingspatroon induceren dat de productie van acute-fase-
eiwitten waaronder het voorlopereiwit SAA bevordert (24).
Gewrichtsamyloïdose in het kader van
M. synoviae en E. fae-
ca//i-infecties past hierbij.

Het feit dat de aandoening niet eerder is gesignaleerd bij witte
leghorns heeft mogelijk te maken met het geringe voorkomen
ervan bij dit soort dieren. Het is niet waarschijnlijk dat dit het
gevolg zou kunnen zijn van onbekendheid met het ziekte-
beeld. Gewrichtsamyloïdose wordt bij andere soorten kippen
(bruine leghennen en slachtkuikenmoederdieren) in het veld
regelmatig gediagnostiseerd. De oranje gekleurde amyloïd-
ophopingen in de gewrichten, die pathognomonisch zijn, zul-
len bij postmortaal onderzoek niet snel gemist worden. Een
verhoogde gevoeligheid van de bruine hennen voorM
syno-
v;ae-artritis en de daaraan geassocieerde gewrichtsamyloï-
dose lijkt een meer voor de hand liggende verklaring voor de
gevonden verschillen. Het zou tot een hogere infectiedruk op
het bedrijf geleid kunnen hebben en daardoor een efficiëntere
infectiedosis voor de witte dieren. Ofschoon bruine hennen
gevoeliger zijn voor
E.faecalis-geassodeerde gewrichtsamy-
loïdose zoals uit veldstudies (15,18,19) en experimenteel
werk (Tabel 3) is gebleken, zijn ten aanzien van
M. synoviae
geen wetenschappelijke gegevens voorhanden.

Tabel 3. Experimenteel geïnduceerde gewrichtsamyloïdose bij witte (WL) en
bruine leghennen (BL) na intraveneuse inoculatie van artropathogene en amyloïdo-
gene
E. faecalis in verschillende doses (24, 38).

Experiment

I

11

WL

BL

WL

BL

Dosis (kve)

108

1/6

6/6

1/6

3/5

106

0/7

1/7

0/6

2/7

104

0/7

0/7

n.g.

n.g.

102

0/7

0/7

n.g.

n.g.

Fysiologisch
zout

0/7

0/7

0/3

0/3

kve = kolonievotmende eenheden,
n.g. = niet getest

Een tnogelijke verklaring voor verschillen in gevoeligheid
voor
E. faecalis-amyloidosc werd gevonden in immunologi-
sche studies (36). Na een experimentele infectie met artropa-
thische en amyloïdogene
E. faecalis bleken bruine leghen-
nen een duidelijke leukocyten- en plasmacelrespons te
vertonen die acute fase bevorderend werkt. Witte leghennen
daarentegen ontwikkelden vooral een cytotoxische immuun-
respons, die mogelijk voor een gunstiger verioop van de in-
fectie zorgt. Mogelijk zijn deze gegevens extrapoleerbaar
naar
M. synoviae-\'mÏQcX\\e% bij leghennen. Een indicatie hier-
voor is het feit dat tot nog toe meerdere uitbraken van
M. sy-
«ov/ae-artritis en gewrichtsamyloïdose slechts bij bruine
leghennen en een langzaam groeiend lokaal slachtkuikenras
(Mechelse koekoek) zijn gevonden. Dit zou betekenen dat
grote problemen ten gevolge van
M. synoviae-?ir\\x\\\\ïs niet te
verwachten zijn bij witte leghennen. Onderzoek naar rasge-
voeligheid voor artropathogene en amyloïdogene
M. syno-
v/ae-infecties is echter wenselijk.

Literatuur

1. Baker JR. The results of post-mortem examination of 132 wild birds.
Br Vet J 1977; 133:327-33.

2. Brown DR, Herms JW. Schmidt B. and Kretzschmar HA. PrP and
beta-amyloid fragments activate different neurotoxic mechanisms in
cultured mouse cells. Eur J Neurosci 1997; 9: 1162-9.

3. Cooper JH. Selective amyloid staining as a function of amyloid composi-
tion and structure. Histochemical analysis of the alkaline Congo red,
standardized toluidine blue, and iodine methods. Lab Invest 1974; 31:
232-8.

4. Eskens U, Burski B. and Geisthoevel E. Secondary amyloidosis in
white Pekin ducks. Tierärztl Prax 1984; 12:469-75.

5. Glenner GG. Amyloid deposits and amyloidosis. The ß-fibrilloses. N
Engl J Med 1980; 302: 1283-92, 1333-43.

6. Gorevic PD, Greenwald M, Frangione B, Pras M. and Franklin EC.
The amino acid sequence of duck amyloid A (AA) protein. J Immunol
1977; 118:1113-8.

7. Gschwind M, and Huber G. Apoptotic cell death induced by ß-amyloid
1 -42 is cell type dependent. J Neurochem 1995; 65: 292-300.

8. Guo JT, Aldrich CE, Mason WS, and Pugh JC. Characterization of
serum amyloid A protein mRNA expression and secondary amyloido-
sis in the domestic duck. Proc Natl Acad Sei USA 1996; 93: 14548-53.

9. Husby G. Classification of amyloidosis, in: G. Husby (Ed) Baillière\'s
Clin Rheumatol 1994; 8:3: 503-11. (London, BaillièreTindall).

10. Jacobson DR. Amyloidosis, Overview. eMed J 2002; 3, nr 5.
(www.emedicine.eom/MED/topic3377.htm).

11. Kawakubo Y, Kume K, Yoshioka M, and Nishiyama Y. Histo- and im-
muno-pathological studies on experimental
Mycoplasma synoviae in-
fection of the chicken. J Comp Pathol 1980; 90: 457-67.

12. Kay CJ. Meehanochemical mechanism for peptidyl free radical gene-
ration by amyloid fibrils. FEBS Lett 1997; 403: 230-35.

13. Kiernan JA. Indirect fluorescence techniques. In JA Kiernan (Ed.),

-ocr page 68-

Histological atid histochemical methods: theory and practice 1990;
2nd edn: 337-39. Pergamon Press pic, Oxford, UK.

14. Klunk WE, Pettegrew J W, and Abraham DJ. Quantitative evaluation of
Congo red binding to amyloid-like proteins with a ß-pleated sheet for-
mation. J Histochem Cytochem 1989; 37: 1273-81.

15. Landman WJM, Grays E, and Dwars RM. A syndrome associated with
growth depression and amyloid arthropathy in layers: a preliminary re-
port. Avian Pathol 1994;23:461-70.

16. Landman WJM, Sletten K, Koch CAM, Tooten,PCJ, and Gruys E.
Chicken joint amyloid protein is of the AA-type. I. Characterization of
the amyloid protein. Scand J Immunol 1996; 43: 210.

17. Landman WJM, and Gruys E. Amyloid arthropathy in an Indian pea-
fowl. Vet Ree 1998; 142:90-1.

18. Landman WJM, Bogaard AEJM v.d., Doornenbal P, Tooten PCJ,
Elbers ARW, and Gruys E. The role of various agents in chicken amy-
loid arthropathy Amyloid: Int J Exp Clin Invest 1998; 5: 266-78.

19. Landman WJM, and Feberwee A. Field studies on the association be-
tween amyloid arthropathy and
Mycoplasma synoviae infection, and
experimental reproduction of the condition in brown layers. Avian
Pathol 2001; 30: 629-39.

20. Ling YS, Mao HP, Zhong AC, and Guo YC. The effects of Escherichia
co//and its endotoxin on amyloidosis in ducks. Vet Pathol 1991; 28: 6,
519-23.

21. Maestrini N, and Pascucci S. Amyloidosis in guinea fowl. Atti Soc Ital
Sei Vet 1970; 24:485-6.

22. Olson NO, and Kerr KM. The duration and distribution of synovitis-
producing agents in chickens. Avian Dis 1967; 11: 578-85.

23. Ovelgönne JH, Landman WJM, Gruys E, Gielkens ALJ, and Peters
BPH. Identical amyloid precursor proteins in two breeds of chickens
which differ in susceptibility to develop amyloid arthropathy.
Amyloid: J Protein Folding Disord 2001; 8: 41 -51.

24. Putto A, Ruuskanen O, Meurman O, Ekblad H, Korvenranta H,
Mertsola J, Pcltola H, Sarkkinen J, Viljanen MK, and Halonen P
C-reactive protein in the evaluation of febrile illness. Arch Dis Child
1986;61:24-9.

25. Rigdon RH. Experimental amyloid production in ducks with methyl-
cholanthrene. Texas Rep Biol Med 1960; 18: 93-102.

26. Rigdon RH. Amyloidosis: spontaneous occurrence in white Pekin
ducks. Am J Pathol 1961 ; 39: 369-78.

27. Rigdon RH. Rupture of spleen in ducks with amyloidosis. Arch Pathol
1964;78:66-8.

28. Rigdon RH, and Mack J. Amyloidosis: age of occurrence and rate of
progression: experimental study in the white Pekin duck. J Am Geriatr
Soc 1969; 17:514-21.

29. Shivaprasad HL, and Woolcock PR. Necrohaemorrhagic hepatitis in
broiler breeders. Proc West Poult Dis Conf Sacramento, California
1995; 44: 6.

30. Shivaprasad HL, Meteyer CU, and Jeffrey JS. Amyloidosis in Turkeys.
Proc Ann Meet Am Ass Vet Lab Diagn, San Diego, California. 1991;
34:57.

31. Sipe JD, and Cohen, AS. Review: history of the amyloid fibril. J Struct
Biol 2000; 130:88-98.

32. Tablante NL, Vaillancourt JP, and Julian RJ. Necrotic, haemorrhagic,
hepatomegalic hepatitis associated with vasculitis and amyloidosis in
commercial laying hens. Avian Pathol 1994; 23: 725-32.

33. Timms L. Isolation and identification of avian mycoplasma. J Med
LabTechnol 1967; 24: 79-89.

34. Vardaman TH, and Drott JH. The effect of Mycoplasma synoviae on
meat type hens exposed by injection into air sacs, foot pads and trachea
and by aerosol. Poult Sei 1977; 56: 72-8.

35. Von Rampin T, Sironi G, und Gallazi D. Amyloidoseepisoden bei
Junghennen nach wiederholter Anwendung van antibakteriellen Öle-
mulsionvakzinen. Dtsch Tierärztl Wochenschr 1989; 96: 168-72.

36. Zekarias B, Landman WJM, Tooten PCJ, and Gruys E. Leukocyte res-
ponses in two breeds of layer chickens that differ in susceptibility to in-
duced amyloid arthropathy. Vet Immunol Immunopathol 2000; 77: 55-
69.

37. Zschiesche W, und Linke RR Zur amyloidose der Zoovögel unter be-
sonderer Berücksichtigung des Wassergeflügels. Vcrh ber Erkr
Zootiere 1986; 28:301-6.

38. Zschiesche W, and Linke RP. Immunohistochemical characterization
of spontaneous amyloidosis in captive birds as AA type, using mono-
clonal and polyclonal anti-AA antibodies against mammalian amy-
loid. Acta Histochem 1989; 86: 45-50.

-ocr page 69-

Overzichtsartike

W.J.M. Landman^

Samenvatting

Bij Galliformes, lijkt in tegenstelling tot andere diersoor-
ten, de articulaire lokalisatie van amyloïd niet zeldzaam.
Gewrichtsamyloïdose bij de kip werd voor het eerst be-
schreven in 1994. Nadien werd de aandoening in toe-
nemende mate in de praktijk gesignaleerd. Het leidt tot
klinische problemen geassocieerd met groeivertraging en
kreupelheid. Gezien het klinisch veterinair en weten-
schappelijk belang van deze aandoening heeft gewrichts-
amyloïdose de afgelopen jaren de nodig aandacht gehad
binnen het pluimveeonderzoek. Dit was aanleiding om de
uitkomsten van diverse studies in een overzicht weer te ge-
ven. Het vóórkomen, de aard, de Pathogenese en mogelijke
etiologische factoren van gewrichtsamyloïdose bij de kip,
alsmede de isolatie en karakterisatie van het amyloïd-eiwit
en het betrokken gen worden besproken. Afsluitend wor-
den de resultaten van immunologisch onderzoek, die een
plausibele verklaring vormen voor het verschil in rasge-
voeligheid, en een samenvattende conclusie gepresenteerd.

Summary

Eight years of amyloid research in chickens: an update

The articular localisation of amyloid is not uncommon in Galliformes. In
commercial hrown layer chickens amyloid urtropathy was first described in
1994 o.v a clinical ptvhiem with increasing importance associated with
growth depression and lameness. Considering the clinical veterinary and
the scientific relevance of amyloid artropathy. it was a subject ofpoultry re-
search during the past eight years. The outcome of the various studies per-
formed is de.scrihed in the present update. The occurrence, nature, pathoge-
nesis and possible etiological factors of chicken amyloid artropathy, the
identification and characterization of the chicken joint amyloid protein and
the gene involved are reported. Finally, the results of immunological stu-
dies, which provide a plausible explanation for the difference in breed .sus-
ceptibility, and summarising conclusions are presented.

Algemeen"

Amyloïdose wordt gekenmerkt door de accumulatie van een
lichaamseigen (voorloper) eiwit of delen daarvan in een ty-
pisch fibrillaire vorm. Kenmerkend voor amyloïdfibrillen is
het hoog gehalte aan 13-vouwbladstructuur als secundaire
moleculaire structuur (6). Hierdoor verliezen deze eiwitten
hun oorspronkelijke biologische activiteit en kunnen zelfs
cytotoxisch worden (8,10). Amyloïd is onder fysiologische
omstandigheden nauwelijks oplosbaar; het cumuleert der-
halve in diverse organen en de aandoening heeft daardoor
veelal een irreversibel en fataal karakter.
Thans zijn meer dan twintig biochemisch verschillende ei-
witten beschreven die door verandering van de secundaire
moleculaire structuur amyloïdfibrillen kunnen vormen
(9,32). Bij vogels is slechts het reactieve of AA-type be-

/ Gezondheidsdienst voor Dieren. Afdeling Pluimveegezondheidszorg, Postbus 9,
7400AA Deventer
schreven (7,15,40). Omdat verandering van de moleculaire
structuur de basis vormt van de Pathogenese van amyloïdo-
sen, worden deze aandoeningen ook \'conformational dis-
eases\' of\'protein folding disorders\' genoemd.
De affiniteït van amyloïd voor Congorood werd reeds in
1922 (1) ontdekt en wordt sindsdien gebruikt als gouden
standaard voor de diagnostiek van amyloïdose (5,13). Ken-
merkend is de appelgroene dubbelbreking van amyloïd wan-
neer Congorood gekleurde coupes met gepolariseerd licht
bekeken worden. Voor een definitieve diagnose is het nemen
van biopten danwel weefselmonsters tijdens postmortaal
onderzoek dus noodzakelijk. Een uitzondering is de kip,
waarbij het amyloïd in de gewrichten oranje kleurt, hetgeen
pathognomonisch is (14,22). Voor de diagnostiek kunnen
ook meer specialistische analyse methodes toegepast wor-
den zoals immuunhistochemie, elektronenmicroscopie, ami-
nozuursequentie en Röntgen-diffractie-analyse.

De Pathogenese van AA-amyloïdose in het algemeen

De Pathogenese van AA-amyloïdose (en overige types) is
complex en nog niet volledig opgehelderd. Bekend is dat be-
paalde predisponerende factoren en chronische infecties, ont-
stekingen of tumoren een verhoging van het voorloper acute-
fase-eiwit Serum Amyloid A (SAA), dat onderdeel is van de
niet-specifieke biochemische afweer, kunnen veroorzaken.
Een chronische infectie zal ten gevolge van bijvoorbeeld
weefselschade de productie van pro-inflammatoire cytokines
zoals IL-1, lL-6 en TNF-a stimuleren waardoor acute-fase-
eiwitten, waaronder SAA, door vooral de lever (en bij de kip
de synoviale membraan) aangemaakt worden. Hoewel een
langdurige verhoging van SAA-concentraties in het bloed (2)
en bepaalde aminozuursequenties (37) amyloïd bevorde-
rend werken, zijn andere factoren noodzakelijk voor fibrillo-
genese, zoals onder andere de Amyloid Enhancing Factor
(AEF) (4), dat als nucleus voor ß-vouwbladkristallisatie zou
werken. Daarnaast worden componenten uit de extracellu-
laire matrix zoals glycosaminoglycanen en proteoglycanen
beschreven die de ß-vouwbladconformatie stabiliseren of in-
duceren (27), danwel dat ze amyloïdophoping bevorderen
door opruiming te verhinderen (33). Andere stoffen van de
extracellulaire matrix beschreven in amyloïdneerslagen zijn
amyloïd P, laminine, collageen IV, fibronectine en vitronec-
tine. Het is nog onduidelijk hoe deze producten amyloïdoge-
nese bevorderen. Voorts worden calcium, apolipoproteïne E
en defecten in het katabolisme van SAA genoemd. Voor een
uitgebreide beschrijving over amyloïdose bij vogels en de
Pa-
thogenese van AA-amyloïdose in het algemeen wordt verwe-
zen naar een review over dit onderwerp (18).

Gewrichtsamyloïdose in de praktijk: de verwekkers van de
achterliggende chronische ontsteking

In 1994 (14) is gewrichtsamyloïdose bij de kip voor het eerst
beschreven. De aandoening werd slechts bij bruine leghen-
nen tijdens de opfokperiode gezien. De dieren vertoonden
groeivertraging, een ruw verenkleed, een typische stramme
gang en maakten het geluid van jonge dieren. Het percentage
aangetaste dieren varieerde van enkele tot twintig è dertig in

Acht jaar amyloïdonderzoek bij de kip: een overzicht

Tijdschr Diergeneeskd 2ooy, 128:41-6

-ocr page 70-

ernstige gevallen. Uit de eerste praktijkgevallen, een tweede
veldstudie en gegevens van routine-inzendingen naar de
Gezondheidsdienst voor Dieren kwam
Enterococcus faeca-
lis
naar voren als de belangrijkste pathogeen geassocieerd
met gewrichtsamyloïdose (14,17). De aandoening werd ook
opgemerkt bij slachtkuikenmoederdieren. Bij deze dieren
werd tijdens routine-bacteriologie vooral
Staphylococcus
aureus
geïsoleerd. Bij een tiental recente uitbraken van één-
zijdige gewrichtsamyloïdose bij slachtkuikenmoederdieren
was
echter E. faecalis betrokken (34).
Ofschoon tijdens de eerste twee veldstudies over gewrichts-
amyloïdose naar een causaal verband met
Myloplasma syno-
viae
is gezocht, werd deze kiem pas recentelijk in Nederland
met artritis en gewrichtsamyloïdose bij kippen geassocieerd
(22). Mogelijke verklaringen hiervoor zijn het bewust be-
monsteren van aangetaste koppels gedurende de acute-fase,
verbeterde mycoplasmadiagnostiek, de opkomst van artro-
pathische en amyloïdogene
M. sywov/ae-varianten bij Neder-
lands bedrijfspluimvee, dan wel een combinatie van deze
factoren.

Epidemiologisch onderzoek: amyloïd-geassocieerde en
amyloïdogene
E.faecalis-\\so\\aten zijn genetisch identiek

Aanwijzingen voor klonale verspreiding van amyloïdogene
en amyloïdgeassocieerde
E. /aeca/w-stammen werden ge-
vonden na typering van isolaten afkomstig van bruine leg-
hennen en slachtkuikenmoederdieren door middel van en
pulsed-field gel-electrophorese (PFGE) analyse van chro-
mosomaal DNA-restrictie-endonuclease-fragmenten na di-
gestie met^wa
(Serratia marcescens) 1(17). De onderzochte
stammen waren afkomstig uit verschillende Europese lan-
den en werden verzameld over een tijdsbestek van vier jaar
PFGE-typering van /aecafc-isolaten geassocieerd met een
serie uitbraken van éénzijdige gewrichtsamyloïdose (linker
hak) bij slachtkuikenmoederdieren toonde aan dat de kiemen
geïsoleerd uit aangetaste gewrichten en bloedmonsters onder-

Pathogenese /</m///.s--ai thritis/ge>vrichtsamyloï(iose bij de kip

liroederij lucht E. faecal is explosie

(ProE = of^)

Marek suspensies 10\'\' kve/ml
Naalden 1Q-* kve/naald

Verticale transmissie

tot 2 weken na lÜ*® kve i.v. (rol As?)

Horizontale transmissie

I2agJ.

i.m. lO^\'kve ► As
p.o. ► As
i.t. iO^^kve

Aerosol ». bacteriëmie

6 wekendO^-nve)
i
.V. ► As
i.p. ► As
i.a. As

E. faecaUs gewricht
•(irote aantallen
•Virulentie factoren
(PFCiR identiek;
genoom 8 jaar
stabiel)
•Imnuiun-
competentie (Jonge
dieren)

r / ■

i ithrnkcn op luiere leefli/cl\\
•Natuurlijke inlcclicjong - latentie
•Natuurlijke inleclieoud • \\ irulcnlie

NADI l-pero\\idase
Superoxide disnnilase
l.ipoteiehoïne/uren
C\\ tolisine (perforine)
(iclatinase (/.n-
endopeptidase)
Kitsubstantie
( )ppcr\\ lakte koolh\\ dralen

». Intracellulair
o\\crlc\\en

► ll,-IB, I1.-6.
TNI -a (SAA,
Shock)

\\\\ eefscltropisnie

Figuur: Schematische weergave van de Pathogenese van artropathische en amyloïdogene E.faecalis-\\r\\fect\\e% bij bruine leghennen. Via verticale transmissie op bescheiden schaal
(transoviductaal en/of eischaalbesmeuring) kan bij nakomelingen artritis en gewrichtsamyloïdose ontstaan. Tevens zullen zo aangevoerde
E.faecalis-bacXenèn explosief tijdens de
uitkomst vermeerderen en kunnen Marek-entstofsuspensies gecontamineerd raken. Kuikens kunnen dan via de intramusculaire injectie geïnfecteerd worden.
Per os kon géén ar-
tritis worden geïnduceerd, maar wel antistoffen (As). Aërosoltransmissie bij ééndagskuikens leidt tot
E. faecalis-bacteriaemieen mogelijk bij hogere dosis tot artritis.
Intratracheale Inoculatie bij ééndagskuikens leidt wel tot gewrichtspathologie (verklaring voor dosiskwestie aerosol). Bij zes weken oude hennen kan gewrichtspathologie opge-
wekt worden na inoculatie van hoge dosis
E.faecalis via de intraveneuze, intra-articulaire en intraperitoneale route. Via de intramusculaire, orale en intratracheale route lukt het
niet (mogelijk leeftijdsresistentie voor de intramusculaire en intratracheale route). Omdat de synoviale membraan over de nodige afweermechanismes beschikt raakt ze slechts
gekoloniseerd indien ze overspoeld wordt door grote aantallen kiemen, deze virulent zijn of de gastheer aan immuunsuppressie lijdt (onvolledige immuuncompetentie bij
jonge dieren).
E.faecalis beschikt voorts over oppervlaktekoolhydraten en kitsubstantie (aggregation substance) die weefseltropisme bepalen (bijvoorbeeld endocard versus sy-
noviale membraan), mechanismen die intracellulair overleven bevorderen na phagocytose (NADH-peroxidase en superoxide dismutase). Deze bacterie beschikt ook over lipo-
teichoïnezuren die de productie van pro-inflammatoire cytokines bevorderen, en andere virulentiefactoren zoals cytolisine en gelatinase.

-ocr page 71-

ling genetisch identiek waren (34). Bovendien waren ze gene-
tisch gelijk aan de referentie ^/aeca/w-stam, die als eerste bij
bruine leghennen met gewrichtsamyloïdose gevonden was, en
aan één isolaat afkomstig van bruine leghennen uit Californië.
Dit betekent dat op het moment van het onderzoek het genoom
van artropathische en amyloïdogene
E. faecalis-bdtcXtnèn in-
middels acht jaar stabiel was, hetgeen uitzonderlijk is.
Deze epidemiologische studies doen vermoeden dat alle
onderzochte isolaten mogelijk tot hetzelfde pathotype beho-
ren. Onderzoek naar virulentiefactoren van deze stammen in
vergelijking met minder pathogene varianten wordt in
samenwerking met de Faculteit der Diergeneeskunde ver-
richt.

Pathogenesestudies van artropathogene E. faecalis-infec-
ties bij bruine leghennen

Transmissiestudies in jonge dieren

Gewrichtsamyloïdose kon worden opgewekt met hoge dosis
(10"" kolonievormende eenheden (kve))
E. faecalis bij 100%
van de intraveneus (34/34) en intra-articulair (4/4) geïnocu-
leerde zes weken oude bruine opfokhennen (16). Na intrape-
ritoneale injectie met een hoge dosis van deze kiem was 40%
(2/5) van de dieren aangetast. Intratracheale, orale en intra-
musculaire injectie leidde op deze leeftijd niet tot gewrichts-
problemen. Bij ééndagskuikens kon de aandoening echter
wel worden opgewekt na intramusculaire injectie. Één dosis
van 10" kve resulteerde in 60% (9/16) artritis en 40% (6/16)
gewrichtsamyloïdose (19). Bovendien leidde intramuscu-
laire infectie via de
musculus gastrocnernius voornamelijk
tot asymmetrische (poly)artritis, terwijl intramusculaire in-
jectie van de
m. pectoralis symmetrische polyartritis indu-
ceerde. Orale inoculatie van hoge dosis
E. faecalis leidde bij
ééndagskuikens niet tot gewrichtsproblemen (19).
Omdat na intratracheale inoculatie van
E. faecalis bij zes we-
ken oude bruine opfokhennen wel antistoffen werden gevon-
den, werd de mogelijkheid van aërosoltransmissie bij jonge
dieren onderzocht. Na blootstelling van ééndagskuikens aan
een
E. fiiecalis-a\'éwsol (geschatte opname 10"\' kve/kuiken)
kon bij zeventig (7/10) tot tachtig procent (8/10) van de die-
ren bacteriaemie worden opgewekt. Bij een aantal dieren
had deze bacteriaemie een chronisch karakter. Verbazing-
wekkend was echter het feit dat gewrichtspathologie achter-
wege bleef Beschadigingen van de luchtwegen door bloot-
stelling aan formaldehydegas of vaccinatie met Newcastle-
disease-virus hadden géén versterkend effect op de mate van
bacteriaemie en leidde ook niet tot gewrichtsafwijkingen
(23,24). Om te onderzoeken of het uitblijven van artritis/ge-
wrichtsamyloïdose mogelijk een dosiskwestie was, werd in
een vervolg aërosolstudie onderzocht of
E. /aeca/w-artritis
opgewekt kon worden bij ééndagskuikens na intratracheale
inoculatie met 10" kve. Dit was inderdaad het geval: bij der-
tig procent (3/10) ontstond artritis. Dit suggereert dat voor
de intratracheale en de intramusculaire route leeftijdsre-
sistentie bestaat en dat de inductie van artritis/gewricht-
amyloïdose via aërosol waarschijnlijk wel mogelijk is, maar
dosisafhankelijk is. Aan deze dosisafhankelijkheid zou on-
der natuurlijke omstandigheden kunnen worden voldaan in-
dien de dieren lang genoeg aan een
E. faecalis-aërnsol wor-
den blootgesteld, bijvoorbeeld tijdens uitkomst en verwer-
king op de broederij (21). Een andere mogelijkheid is dat re-
latief lage concentraties bacteriën aanwezig in het bloed, zo-
als geïnduceerd door middel van aërosol bij gezonde één-
dagskuikens, de kans krijgen om te vermeerderen door bij-
voorbeeld immuunsuppressie, zodat de synoviale membraan
alsnog gekoloniseerd kan worden. Deze vraag is onderwerp
van vervolgonderzoek.

e. faecaWs-geassocieerde gewrichtsamyloïdose; een iatrogene
aandoening?

Omdat E. faecalis-artrhis en -gewrichtsamyloïdose na intra-
musculaire injectie van ééndagskuikens op te wekken zijn,
zouden genoemde gewrichtsafwijkingen juist via de intra-
musculaire Marekvaccinatie tot stand kunnen komen. Bij
onderzoek op diverse Nederlandse kuikenbroederijen bleken
inderdaad zowel de lucht in de kuikenbroederij (uitkomst- en
afraaplokaal) als de Marekvaccinsuspensies en injectienaal-
den besmet te zijn met soms hoge aantallen
E. faecalis-hac-
teriën (< 500 tot 10" kve/m\' lucht, < 10 tot 10" kve/ml vaccin
suspensie en circa 10\'\' kve/injectienaald). De explosieve ver-
meerdering van
E. faecalis tijdens de broeduitkomst, die
leidt tot luchtverontreiniging in de broederij, is echtereen fy-
siologisch proces daar deze kiem de intestinale flora van het
jonge dier domineert (11,12). Echter, indien vaccinsuspen-
sies en injectienaalden besmet raken met een artropathische
en amyloïdogene
E. faecalis-sXam, kan gewrichtsamyloïdose
worden geïnduceerd, zeker bij de dieren geïnoculeerd met
> 10" kve. Hierbij dient echter te worden opgemerkt dat reeds
met lagere doses (165 kve) artritis bij enkele dieren (2/16)
opgewekt kan worden.

Een broederijbesmetting met E. faecalis zal bij meer dieren
tot gewrichtsklachten kunnen leiden naarmate de populatie
bacteriën genetisch uniformer is en tot de reeds beschreven
artropathogene kloon behoort. PFGE-analyse van diverse
E.
/«eca//.s-isolaten uit broederijmonsters heeft aangetoond dat
een dominerend restrictie-endonuclease-digestie-patroon
(RED) in een bepaalde broederij daadwerkelijk kan voorko-
men (21).

Een sterke aanwijzing voor de transmissie van artropatische
en amyloïdogene
E. faecalis via besmette Marekentstof-
suspensies werd gevonden na onderzoek van circa tiental uit-
braken van éénzijdige gewrichtsamyloïdose bij slachtkui-
kenmoederdieren. Bij de aangetaste dieren was bijna
uitsluitend het linker hakgewricht sterk ontstoken, vlak bij
de plaats waar de intramusculaire enting tegen Marekse
ziekte plaatsvindt. Alle koppels waren op dinsdag (de druk-
ste dag op de broederij) geboren en aan het einde van de
werkdag afgeraapt en geënt, toen de broederijverontreini-
ging door met name
E. faecalis maximaal moet zijn geweest.
Insleep zou hebben kunnen plaatsvinden door besmette eie-
ren afkomstig van fokdieren waar
E. /aecafo-bacteriën ge-
netisch identiek aan de artropathogene en amyloïdogene re-
ferentiestam voorkwamen (34). Bij de meeste aangetaste
koppels uitte de kreupelheid zich vanaf circa twaalf weken
leeftijd. Interessant is de vraag waarom niet eerder? Had dit
te maken met het feit dat de klachten bij jongen dieren nog
niet duidelijk zichtbaar waren of kan
E. faecalis een latente
infectie veroorzaken?

Ei-transmissie-studies

In het kader van ei-transmissie-studies kon gewrichtsamy-
loïdose niet opgewekt worden, noch na dompelen van eieren
in
E. faecalis-suspensks, noch na inoculatie van deze kiem
in de luchtkamer, ondanks het feit dat bij een aantal kuikens
E. faecalis-sspücemie geïnduceerd werd. Dooierzak-inocu-
latie van zes dagen bebroedde eieren leidde tot embryonale
sterfte binnen enkele dagen, hetgeen transovariële-transmis-

-ocr page 72-

sie onwaarschijnlijk maakt. In tegenstelling hiermee, leidde
E. /aeca/w-inoculatie van het eiwit met lage doses tot laat-
embryonale sterfte. Echter, enkele kuikens kwamen uit en
E.
/aeca/w-artritis werd bij één van de zes uitgekomen dieren
geconstateerd. Dit laatste werd geïnterpreteerd als een indi-
catie voor de mogelijkheid van transoviductale transmissie
(19).

Verticale transmissie-studies

Aanwijzingen voor de verticale overdracht van artropathi-
sche en amyloïdogene
E.faecalis op bescheiden schaal zijn
gevonden in een daartoe verricht dierexperiment en een
veldstudie. Na de intraveneuze inoculatie van bruine legver-
meerderingsdieren met hoge doses (10\' kve), ontstond bij de
dieren een chronische bacteriaemie en artritis, en bij enkele
dieren gewrichtsamyloïdose (2/6), terwijl de eiproductie ge-
handhaafd bleef op een lager niveau dan bij de controledie-
ren.
E. faecalis werd gereïsoleerd onder andere uit de eier-
stokken, eileiders en kniegewrichten van alle met septicemie
uitgevallen dieren, en uit de inhoud van 76% (13/17) van de
schouweieren en uit 100% (6/6) van de liggenblijvers van de
eerste twee (van de zes) productieweken na besmetting.
E.
faecalis
werd ook geïsoleerd uit de kniegewrichten van 3%
(2/66) van de nakomelingen behorend bij genoemde produc-
tieperiode op acht weken leeftijd. Deze dieren ontwikkel-
den echter géén gewrichtsamyloïdose. De laat-embryonale
sterfte gevonden in dit experiment komt overeen met de re-
sultaten die werden verkregen na eiwitinoculatie van geëm-
bryoneerde eieren met lage doses
E. faecalis en suggereert
transoviductale transmissie. Hoewel ovariële transmissie
mogelijk ook plaatsvindt, zal dit zeer waarschijnlijk leiden
tot vroeg-embryonale sterfte evenals een eiwitbesmetting
met hoge doses (20).

Aanwijzingen voor laaggradige verticale transmissie in het
veld werden ook gevonden. Bij een praktijkkoppel bruine
legvermeerderingsdieren van 57 weken oud werd
E. faeca-
/w-geassocieerde gewrichtsamyloïdose geconstateerd. Bij
deze dieren werd
E. faecalis uit aangetaste gewrichten en
bloedmonsters geïsoleerd en de mogelijkheid van spontane
verticale transmissie onderzocht (25). Voor dit doel werd een
kleine groep ouderdieren gebruikt. Drie groepen nakomelin-
gen (in totaal 458 dieren verdeeld over drie groepen, ieder
bestaand uit twee weken productie) werden gevolgd op het
voorkomen van
E. faecalis-axXr\'xixs tot zestien of 21 weken
leeftijd. Bij géén van de nakomelingen kon gewrichtspatho-
logie worden geconstateerd. Verse eieren en schouweieren
verzameld op dag achttien van het broedproces waren bacte-
riologisch negatief Uit een geval van laat-embryonale
sterfte werd wel
E. faecalis geïsoleerd. Dit isolaat en die af-
komstig van aangetaste gewrichten en bloed van de ouder-
dieren bleken genetisch identiek te zijn aan een artropathi-
sche en amyloïdogene referentiestam. Ofschoon verticale
transmissie van
E. faecalis in het veld kan voorkomen, lijkt
de betekenis daarvan volgens deze studie klein. Anderzijds
kan het chronisch karakter van de aandoening bij de ouder-
dieren en de ontwikkeling van de bijbehorende immuunreac-
tie de efficiëntie van de transmissie negatief hebben beïn-
vloed.

Interacties met andere ziekteverwekkers
De invloed van infecties met andere ziekteverwekkers op het
toedienen van een artropathische en amyloïdogene
E. faeca-
lis-sXam per os werd in een aantal dierexperimenten onder-
zocht. Als eerste werd de invloed van een coccidiose meng-
infectie onderzocht (niet gepubliceerde resultaten: W.J.M.
Landman en H.W. Peek, GD-experiment 801904-3). Daarna
volgde een studie waar een reovirusinfectie en inoculatie
met een malabsorptiesyndroom-homogenaat onderzocht
werden (niet gepubliceerde resultaten: W.J.M. Landman,
GD-experiment 801891). Géén van deze combinaties leidde
tot £. /aeca/w-artritis en/of gewrichtsamyloïdose.

Samenvattingpathogenesestudies van E. faecaWs-infecties
Onderzoek naar de Pathogenese van artropathische en amy-
loïdogene
E. /aeca/Zi-infecties bij de kip heeft aangetoond
dat de intramusculaire Marekenting bij ééndagskuikens tot
gewrichtsamyloïdose kan leiden, mits amyloïdinducerende
pathotypen in de broederij aanwezig zijn. Dit zou bewerk-
stelligd kunnen worden door verticale transmissie van derge-
lijke bacteriën zoals is gebleken uit veld- en experimenteel
onderzoek. Na kolonisatie en vermeerdering in de darmen
van uitgekomen kuikens kunnen deze kiemen een bron vor-
men voor de besmetting van broederij lucht, Marekvaccin-
suspensies en injectienaalden. Kuikens intramusculair inge-
spoten met voldoende hoge doses zouden de aandoening met
de typische klinische en pathologische kenmerken kunnen
ontwikkelen. Daarnaast is aangetoond dat ééndagskuikens
in tegenstelling tot oudere opfokhennen gevoelig zijn voor
intratracheale inoculatie van
E. faecalis. Dit suggereert dat
het respiratieapparaat op deze leeftijd als porte d\'entrée kan
fungeren. Kuikens langdurig blootgesteld aan aerosolen van
artropathogene
E. faecalis zouden dan gewrichtsklachten
kunnen ontwikkelen. Dit scenario strookt met het optreden
van /«ec«/w-gewrichtsamyloïdose in het veld. De aandoe-
ning komt vooral voor tijdens de opfok en blijft meestal weg
nadat de aangetaste dieren uit het koppel verwijderd zijn. Dit
wijst op het ontbreken van effectieve transmissie via natuur-
lijke of andere routes op latere leeftijd.
In enkele gevallen werd klinische gewrichtsamyloïdose ech-
ter bij hennen tijdens de productieperiode waargenomen.
Welke transmissieroutes hierbij een rol zouden kunnen spe-
len is niet bekend. Evenmin is bekend of parenterale entin-
gen die tijdens de opfok worden toegediend een rol kunnen
spelen bij de iatrogene transmissie van artropathogene kie-
men. Dit is ook het geval voor bacteriële latentie. De patho-
genesestudies zijn samengevat in de figuur.

De rol van artropathogene M. synoi/zae-infecties

In Nederland is het afgelopen decennium weinig onderzoek
gedaan naar M. Jv«ov/ae-infecties bij de kip omdat klinisch
relevante isolaten in ons land niet werden aangetoond. Hier
is verandering in gekomen nadat amyloïdogene
M. synoviae-
infecties in het veld en experimenteel vooral bij bruine leg-
hennen zijn aangetoond (22). Bij zes-weken-oude opfokhen-
nen is
M. synoviae-arXnX\\s opgewekt na aërosoltoediening.
Hierbij bleek een combinatie-infectie met infectieuze bron-
chitis een synergistisch effect te hebben (manuscript in voor-
bereiding).

Bij de spreiding van M. synoviae naar nakomelingen speelt
verticale transmissie een belangrijke rol (3). Horizontale
transmissie geschiedt vooral via het respiratieapparaat (38).
Het is echter niet bekend of tijdens de uitkomst van
M. syno-
viae
besmette eieren deze kiem massaal in de broederij voor-
komt en zich via aërosolen dan wel besmette Marek-
vaccinsuspensies verspreidt. Onderzoek hierna, evenals naar
latente
M. 5j^«ov/ae-infecties, lijkt wenselijk.

-ocr page 73-

M. iynov/ae-stammen kunnen verschillen in virulentie en
weefseltropisme; zowel artropathogene als respiratoire stam-
men zijn beschreven. Of bij de recente uitbraken met artropa-
thogene
M. synoviae, in analogie met E. faecalis, ook sprake
is van genetisch identieke isolaten en mogelijk een pathotype
is onderwerp van lopend onderzoek. Tevens ligt er een voor-
genomen besluit om onderzoek te doen naar het effect van
vaccinatie op het voorkomen van
M. 5y«ov/ae-artritis/ge-
wrichtsamyloïdose.

Biochemisch, moleculaire en immunologische studies:
fundamenteel onderzoek naar fibrillogenese en rasgevoe-
ligheid

Grote vooruitgang in het amyloïdonderzoek kon slechts ge-
boekt worden nadat nieuwe analysemethodes beschikbaar
waren, met name de ontdekking door Pras en anderen dat het
amyloïd uit weefsels geëxtraheerd kon worden door middel
van
aqua destillata (31). De beschikbaarheid van deze en an-
dere technieken maakte het mogelijk om ook het kippenge-
wrichtsamyloïd nader biochemisch te karakteriseren. Op
basis van de vastgestelde aminozuursequentie bleek het kip-
penamyloïd 87% homologie te vertonen met het AA-amy-
loïd van de eend. Het gebied dat alle tot op heden middels se-
quentieanalyse gekarakteriseerde AA-amyloïdeiwitten ge-
meenschappelijk hebben en wijst op het feit dat het voorlo-
per eiwit-SAA mogelijk evolutionair van groot belang is,
was ook bij het AA-amyloïd van de kip aanwezig. Daarnaast
is in acute-fase sera van dieren experimenteel geïnoculeerd
met
E. faecalis op immunoblot een SAA-achtige eiwitband,
die kruisreageerde met polyklonaal anti-kip-AA, aange-
toond. Deze band kwam overeen met een band van circa 14
kDa die ook in geëxtraheerde amyloïdfibrillen is gevonden
naast de 9 kDa gesequencede amyloïdband (15). Dit sugge-
reert dat bij de kip evenals bij andere diersoorten SAA-depo-
sitie ook voorkomt. SAA-fibrillogenese vindt dus plaats
vóórdat C-terminale proteolyse en transformatie naar rijpe
AA-fibrillen geschieden.

In het veld is gewrichtsamyloïdose op een recent geval na
(26) nooit eerder bij witte leghennen aangetroffen, terwijl on-
der experimentele omstandigheden bruine leghennen signifi-
cant gevoeliger waren voor de inductie van gewricht.samyloï-
dose (30,39). Dit was aanleiding om in samenwerking met
ID-Lelystad en de Hoofdafdeling Pathologie van de Faculteit
der Diergeneeskunde onderzoek te doen naar de achtergron-
den van deze rasverschillen. Hiertoe werden allereerst moge-
lijke verschillen in het SAA-gen bij bruine en witte leghen-
nen onderzocht. Dit bleek een gen te zijn met een
enkelvoudige kopie en vier exonen, waarvan het eerste niet
tot expressie komt. Geheel onverwacht, kon uit de SAA-
cDNA-sequenties geconcludeerd worden dat de primaire
translatieproducten bij beide rassen identiek zijn (30). Hieruit
volgt dat verschillen in gevoeligheid tussen deze verschil-
lende kippen mogelijk worden veroorzaakt door verschillen
in SAA-genexpressie, of door factoren die de depositie van
het amyloïdeiwit beïnvloeden, echter niet door het gen zelf
In het kader van amyloïdfibrillogenese studies, is door
middel van
in situ hybridisatie SAA-mRNA-expressie aan-
getoond zowel in de lever als in de veranderde synoviale
membraan van dieren met amyloïdose. Dit suggereerde een
mogelijke lokale productie van SAA en amyloïdogenese in
het gewricht zelf

Met behulp van recent onderzoek is lokale productie van
SAAmRNA en SAA door synoviale fibroblasten
in vitro aan-
getoond (36). SAAmRNA-expressie kon zowel bij niet-gesti-
muleerde als LPS-gestimuleerde synoviale fibroblasten wor-
den aangetoond met
in situ hybridisatie, RT-PCR en Southern
blotanalyse. SAA-productie daarentegen vond slechts plaats
bij LPS gestimuleerde cellen zoals door middel van electro-
forese en immunoblot is aangetoond. Ofschoon productie van
SAA door diverse cellen (35) inclusief synoviocyten (28,29)
is aangetoond, is dat nog nooit eerder in verband gebracht met
gecompartimentaliseerde amyloïdogenese zoals in het kip-
pengewricht. Onderzoek naar AA-fibrillogenese
in vitro
wordt momenteel bij de Hoofdafdeling Pathologie van de
Faculteit der Diergeneeskunde uitgevoerd.
Omdat verschillen in rasgevoeligheid niet verklaard konden
worden aan de hand van het SAA-gen zeifis immunologisch
onderzoek verricht naar de aard van de onderliggende ont-
stekingsreactie. De leukocyten- en ontstekingsrespons die
optreedt na een infectie met artropathische en amyloïdogene
E. faecalis bij bruine en witte leghennen werd geanalyseerd.
Hieruit bleek dat bruine leghennen in tegenstelling tot witte
leghorns een sterke leukocyten- en plasmacelrespons verto-
nen (39). Het is een immuunreactie welke de acute-fase-re-
actie en derhalve de productie van SAA zal bevorderen. Het
vormt tevens een goede verklaring voor de gevonden ver-
schillen in rasgevoeligheid.

Conclusies

Gewrichtsamyloïdose bij de kip is een bijzondere complicatie
van chronische artritis. De aandoening is relevant vanuit kli-
nisch veterinair perspectief, maar ook wetenschappelijk om-
dat het een uniek diermodel is waarin gecompartimentali-
seerde amyloïdogenese plaats vindt. Bijzonder is ook dat
amyloïd bij de kip, de pauw en mogelijk overige Galliformes,
in tegenstelling tot overige species, oranje kleurt. Ofschoon
theoretisch meerdere micro-organismen via chronische artri-
tis gewrichtsamyloïdose kunnen veroorzaken, zijn het vooral
bacteriën die een amyloïdbevorderende ontstekingsreactie in-
duceren. Bij de kip zijn thans twee kiemen beschreven die in
dit kadereen prominente rol vervullen:
E. faecalis en M. syno-
viae.
Studies over de Pathogenese van de onderliggende infec-
ties zijn voor de praktijk vooral van belang omdat ze aankno-
pingspunten kunnen bieden voor preventie en therapie. Tevens
bieden diermodellcn mogelijkheden om interventie .strate-
gieën nader te onderzoeken. Fundamenteel onderzoek naar de
fibrillogenese en rasgevoeligheid kunnen eveneens aankno-
pingspunten bieden voor preventie en therapie echter vanuit
andere invalshoeken.
In dit kader zou gedacht kunnen worden
aan immuunmodulatie, het inzetten van genetisch minder of
niet gevoelige dieren en het blokkeren van fibrillogenese.
Bovendien is algemene kennis aangaande fibrillogenese van
belang in het kader van de
Pathogenese van andere amyloïd-
types.

Literatuur

1. Bennhold H. Eine spezifische Amyloid färbung mit Kongorot. Münch
MedWochenschr 1922; 69: 1537.

2. Benson MD, Scheinberg MS, Shirahama T, Cathcart LS, and Sl<inner M.
Kinetics of serum amyloid A in casein-induced murine amyloidosis. J
Clin Invest 1977;59:412-7.

3. Camaghan RBA. Egg transmission of infectious synovitis. J Comp
Pathol 1961;71:279-85.

4. Cathcart ES. AEF: an enigma wrapped in a mystery. Amyloid: Int J Exp
Clin Invest 1995; 2: 126-7.

5. Cooper JH. Selective amyloid staining as a function of amyloid composi-

-ocr page 74-

tion and structure. Histochemical analysis of the alkaline Congo red,
standardized toluidine blue, and iodine methods. Lab Invest 1974; 31:
232-8.

6. Glenner GG. Amyloid deposits and amyloidosis. The B-fibrilloses. N
Engl J Med 1980; 302: 1283-92,1333-43.

7. Gorevic PD, Greenwald M, Frangione B, Pras M, and Franklin EC. The
amino acid sequence of duck amyloid A (AA) protein. J Immunol 1977;
118: 1113-8.

8. Gschwind M, and Huber G. Apoptotic cell death induced by 13-amyloid 1 -
42 is cell type dependent. J Neurochem 1995; 65:292-300.

9. Jacobson DR. Amyloidosis, Overview. eMed J 2002; 3, nr 5. (www.eme-
dicine.com/MED/topic3377.htm)

10. K.ay CJ. Mechanochemical mechanism for peptidyl free radical genera-
tion by amyloid fibrils. FEBS Lett 1997; 403:230-5.

11. ICaukas A, Hinton M, and Linton AH. Changes in the faecal enterococcal
population of young chickens and its effect on the incidence of resistence
to certain antibiotics. Lett Appl Microbiol 1986; 2:5-8.

12. Kaukas A, Hinton M, and Linton AH. The effect of ampicillin and tylosin
on the faecal enterococci of healthy young chickens. J Appl Bacteriol
1987;62:441-7.

13. KJunk WE, Pettegrew JW, and Abraham DJ. Quantitative evaluation of
Congo red binding to amyloid-like proteins with a B-pleated sheet forma-
tion. J Histochem Cytochem 1989;37: 1273-81.

14. Landman WJM, Gruys E, and Dwars RM. A syndrome associated with
growth depression and amyloid arthropathy in layers: a preliminary re-
port. Avian Pathol 1994; 23:461-70.

15. Landman WJM, Sletten K., Koch CAM, Tooten, PCJ, and Gruys E.
Chicken joint amyloid protein is of the AA-type. I. Characterization of
the amyloid protein. Scand J Immunol 1996; 43:210-8.

16. Landman WJM, Peperkamp NHMT Koch CAM, Tooten PCJ, Crauwels
PAP, and Gruys E. Induction of amyloid arthropathy in chickens.
Amyloid: Int J Exp Clin Invest 1997; 4: 87-97.

17. Landman WJM, Bogaard AEJM v.d., Doomenbal P, Tooten PCJ, Elbers
ARW, and Gruys E. The role of various agents in chicken amyloid arthro-
pathy Amyloid: Int J Exp Clin Invest 1998; 5:266-78.

18. Landman WJM, Gruys E, and Gielkens ALJ. Avian amyloidosis. Avian
Pathol 1998;27:437-49.

19. Landman WJM, Mekkes DR, Chamanza R, Doomenbal P, and Gruys E.
Arthropathic and amyloidogenic
EntemcocciLs faecaUs infections in
brown layers: a study on infection routes. Avian Pathol 1999; 28: 545-57.

20. Landman WJM, Feberwee A, Mekkes DR, Veldman KT, and Mevius
DJ. A study on the vertical transmission of arthropathic and amyloido-
genic
Enterococcusfaecalis. Avian Pathol 1999; 28: 559-66.

21. Landman WJM, Veldman KT, Mevius DJ, and Doomenbal P
Contamination of Marek\'s disease vaccine suspensions with
Enterococcus faecalis and its possible role in amyloid arthropathy.
Avian Pathol 2000;29:21-5.

22. Landman WJM, and Feberwee A. Field studies on the association bet-
ween amyloid arthropathy and
Mycoplasma synoviae infection, and
experimental reproduction of the condition in brown layers. Avian
Pathol 2001;30:629-39.

23. Landman WJM, and Eck JHH van. Aerosolization of Newcastle dis-
ease vaccine virus and
Enterococcus faecalis. Avian Dis 2001; 45:
684-7.

24. Landman WJM, Veldman KT, Mevius DJ, and Eck JHH van. Aerosol
transmission of arthropathic and amyloidogenic
Enterococcus /aeca-
/w. Avian Dis 2001; 45: 1014-23.

25. Landman WJM, Feberwee A, Veldman KT, and Mevius D. Study on
the vertical transmission of arthropathic and amyloidogenic
En-
terococcus faecalis
in a flock of brown layer chickens. Vet Quart 2001;
23:88-91.

26. Landman WJM, and Bronneberg RGG. Mycoplasma synoviae-geas-
socieerde gewrichtsamylotdose bij witte leghorns: case report.
Tijdschr Diergenecskd 2003; 128: 36-40.

27. McCubbin WD, Kay CM, Narindrasorasak S, and Kisilevsky R.
Circular-dichroism studies on two murine serum amyloid A proteins.
BiochemJ 1988; 256: 775-83.

28. Mitchell TI, Coon CI, and Brinckerhoff CE. Serum amyloid A (SAA3)
produced by rabbit synovial fibroblasts treated with phorbol esters or
interleukin 1 induces synthesis of collagenase and is neutralized with
specific antiserum. J Clin Invest 1991; 87: 1177-85.

29. O\'Hara R. Murphy EP, Whitehead AS, FitzGerald O, and Bresnihan B.
Acute-phase serum amyloid A production by rheumatoid arthritis sy-
novial tissue. Arthritis Res 2000; 2: 142-4.

30. Ovelgönne JH, Landman WJM, Gruys E, Gielkens ALJ, and Peters
BPH. Identical amyloid precursor proteins in two breeds of chickens
which differ in susceptibility to develop amyloid arthropathy.
Amyloid: J Protein Folding Disord 2001; 8: 41 -51.

31. Pras M, Shubert M, Zucker-Franklin D, Rimon A, and Franklin EC.
The characterisation of soluble amyloid prepared in water. J Clin
Invest 1968; 47:924-33.

32. Sipe JD, and Cohen AS. Review: history of the amyloid fibril. J Struct
Biol 2000; 130:88-98.

33. Snow AD, Cummmings JA, Ngo CT, Yang W, Nochlin D, Rimvall K,
Sheardown MJ, and Judge ME. Further studies implicating the impor-
tance of perlecan (a specific heparan sulfate proteoglycan) in an ani-
mal model of fibrillar Aß amyloid deposition in vivo: comparison of
Aß (1-42) versus Aß (1-40). Soc Neurose! Abs 1995;21: 1282.

34. Steentjes A, Veldman KT, Mevius D, and Landman WJM. Molecular
epidemiology of unilateral amyloid arthropathy in broiler breeders as-
sociated with
Enterococcus faecalis. Avian Pathol 2002; 31:31-9.

35. Urieli-Shoval S, Cohen R Eisenberg S, and Matzner Y. Widespread ex-
pression of serum amyloid A in histologically normal human tissues.
Predominant localization to the epithelium. J Histochem Cytochem
1998; 46: 1377-84.

36. Upragarin N. Landman WJM, Ästen AJAM van, Toussaint MJM,
Ederen Van, and Gruys E. Scrum Amyloid A (SAA) mRNA and pro-
tein expression in primary culture chicken synoviocytes. Proc Eur
Colloq Food Safety Acute Phase Proteins, Doom, the Netherlands
2002; 3:72.

37. Westermark R Sletten K, Westermark GT, Raynes J. and McAdam KP
A protein AA-variant derived from a novel serum AA-protein, SAAi
delta, in an individual from Papua New Guinea. Biochem Biophys Res
Commun 1996;223:320-3.

38. Wyeth PJ. Influence of route of infection on response of chickens to
Mycopla.sma synoviae. Vet Ree \\914-95: 20H-\\\\.

39. Zekaria B, Landman WJM, Tooten PCJ, and Gruys E. Leukocyte re-
sponses in two breeds of layer chickens that differ in susceptibility to
induced amyloid arthropathy. Vet Immunol Imniunopathol 2000; 77:
55-69.

40. Zschieschc W, and Linke RR Immunohistochemical characterization
of spontaneous amyloidosis in captive birds as AA type, using mono-
clonal and polyclonal anti-AA antibodies against mammalian amy-
loid. Acta Histochem 1989; 86: 45-50.

-ocr page 75-

Nuflor® & Finadyne

De effectieve combinatie

Nuflor

FLORFENICOL

Benaming Nuf)or\'300 mg/ml, injectievtoeistof - REG NL 7993 UDA. Werkzame bestanddelen
Florfenicol 300 mg/mL Doeldieren Niet-lacterend rundvee. Indicaties Ziekten veroorzaakt
door bacteriën gevoelig voor florfenicol. Therapeutische behandeling van aandoeningen van
de luchtwegen veroorzaakt door
pasteurella haemolytica, pasteurella multocida en
haemophilus somnus. Contra-indicaties Mag niet gebruikt worden bij volwassen fokstieren.
Ongewenste effecten Een verminderde voedselopname kan gedurende de behandelings-
periode voorkomen. De behandelde dieren krijgen hun eetlust vlug en volledig terug na
stopzetting van de behandeling.
Dosering Een dosis van 20 mg/kg lichaamsgewicht (1 ml
per 15 kg) wordt intramusculair (in de nekspieren) 2x toegediend met een tussenperiode van
48 uur. met gebruik van een naald met een diameter van 1,65 mm (16 G).
Wachttijden Vlees:
55 dagen. Melk: niet toegestaan voor gebnjik bij lacterende melkkoeien. Verdere informatie is op
aanvraag beschikbaar bij de betreffende onderneming.

Benaming Fir^dyne1. oplossing voor injectie - REG NL 1726 UDD. Werkzame bestanddelen
Runixine (ais flunixine meglumine) 50 mg/mi. Doeldieren Runderen en paarden. Indicaties
Ontstekingsremming zonder immunosuppressie. Bestrijding van koorts bij (broncho-)pneu-
monieën, met name tn het acute stadium. Bestrijding van pijn en ontsteking/weefselreactie, bij
aandoeningen van het bewegingsapparaat, met name in het acute tot subchronische stadium.
Koliek.
Contra-indicaties Nierfunctiestoomissen. Ongewenste effecten kans op bloedingen,
maagdarm irritatie en -beschadiging, maagulcera, bloedbeeldafwljklngen, papilnecrose van de
nier.
Dosering Runderen: 1-2 mg per kg lichaamsgewicht, I.V., gedurende maximaal 3
dagen. Paarden: 1 mg per kg lichaamsgewicht,
I.V., gedurende maximaal 5 dagen.
Wachttijden Slachten: rund: 7 dagen voor de slacht, melk: 2 dagen. Paard: 28 dagen voor de
slacht. Verdere informatie Is op aanvraag beschikbaar bij de betreffende onderneming.

Schering-Plo

al Health

I S E . ^t O IE» I T M\'U T

E X P E R T I S

. . . V A l U i

-ocr page 76-

De volgende patiënt is een zieke vis, wat nu? (Deel I)

Veel ziekten en aandoeningen bij
vissen zijn het gevolg van slechte
of langdurig minder goede leef-
omstandigheden. In dit eerste ar-
tikel wordt ingegaan op de anam-
nesevragen om hiervan een goed
beeld te verkrijgen. Daarna wordt
ingegaan op het onderzoek van
het zwemwater, wat met enige
kennis van zaken goed uitvoerbaar is en van groot belang
is bij het stellen van de diagnose. Tenslotte wordt het kli-
nisch onderzoek besproken. In een volgend artikel wor-
den de therapeutische en chirurgische mogelijkheden be-
keken.

Samenvatting

en VOO
de Draktij:

Summary

The next patient is a sick fish, what to do?

Many health problems in fish are the result of living in poor enviiviimenlal
conditions. The clinical history is very impoftant, not only of the fish, hut
al.m of the water qualil)\\ Watertesting is presented and after making the
clinical examination, a diagnosis can be made. In the second article therapy
and surgical procedures are discussed.

Inleiding

De meeste dierenartsen hanteren vissen alleen met mes en
vork, maar het is mogelijk om meer met vis te doen. Het is
vreemd dat dierenartsen in Nederland weinig kennis hebben
van ziekten en aandoeningen bij de vis, het op één na meest
gehouden huisdier. Dit komt ten dele omdat een lacune in het
diergeneeskundig onderwijs aanwezig was, maar ook blijkt
de interesse bij dierenartsen redelijk matig te zijn. Als ge-

\' P.J. Werkman. Dierenarts voor gezelschapsdieren en vissen. Asschatlerueg 11, 3831
JJ Leusden. tel: 033 -494 31 42.

volg hiervan krijgt de klant in een aquarium- of vijver-
speciaalzaak nog wel eens te horen dat dierenartsen toch
niets afweten van vissen. De opzet van dit artikel is om bij
dierenartsen meer belangstelling te krijgen voor de vis als
patiënt. Dit is eigenlijk ook noodzakelijk omdat de vraag
naar dierenartsen die zieke vissen kunnen en willen behan-
delen sterk toeneemt en zij dit gat in de markt moeten opvul-
len voordat andere deskundigen dit gaan doen. Met name de
dierenarts is met zijn diersoortoverschrijdende kennis van
aandoeningen en ziekten bij uitstek de aangewezen persoon
om ook vissen te behandelen.

Anamnese\'

-ocr page 77-

zwemwateronderzoek

Kwaliteit zwemwater

In siervijvers en aquaria leven meestal meer vissen bij elkaar
dan in de vrije natuur. Vissen zwemmen in hun eigen afval-
producten en zijn daardoor zeer afhankelijk van de kwaliteit
van het zwemwater. In dc praktijk blijkt dat zeker 90% van
de ziekteproblemen wordt veroorzaakt door slechte omge-
vingsomstandigheden.

Alvorens nader naar de vis te kijken, moet de kwaliteit van
het zwemwater worden onderzocht. Zonder al te zeer in de-
tail te treden over alle factoren die de waterkwaliteit kunnen
beïnvloeden, is het toch nodig om iets te weten over de be-
langrijkste parameters.

De kleur en helderheid van het water geven geen indicatie
over de kwaliteit. De voeding heeft grote invloed op de
waterkwaliteit. Vooral teveel voeren waardoor resten op de
bodem vallen, zorgt voor ongewenste ophoping van afval-
stoffen. Om meer te weten over de soorten voer en de samen-
stelling moet aparte literatuur worden geraadpleegd.
Als voornaamste eiwitafvalproduct van de voeding wordt
ammoniak door de kieuwen uitgescheiden. Ammoniak is
giftig voor vissen. Bij een hoge zuurgraad (alkalisch water
pH>8) en een hoge temperatuur (>23°C) komt de niet-
geïoniseerde vorm ammoniak
(NH3) het meeste voor.
Bij lagere temperaturen en in zuur water komt de geïoni-
seerde vorm ammonium (N H4 ) het meest voor. Ammonium
is veel minder giftig voor vissen. Tussen beide vormen be-
staat een evenwicht, dat ondermeer wordt beïnvloed door de
temperatuur en de zuurgraad van het water. Ontlasting wordt
met andere organische resten van planten en voedsel ook
omgezet in ammonium/ammoniak. In een aquarium of vij-
ver wordt ammoniak door bacteriën met zuurstof (zie bij bio-
logisch filter) omgezet in nitriet. Nitriet is giftig omdat het
zich bindt aan hemoglobine en methemoglobine vormt.
Hierdoor wordt de binding van zuurstof in het bloed belem-
merd. Nitriet wordt door andere bacteriën en zuurstof in ni-
traat omgezet. Nitraat is alleen in hoge concentraties giftig.
In een klein aquarium of kleine vijver met naar verhouding
veel vissen worden de afvalstoffen onvoldoende omgezet en
daardoor hopen zij zich op.

Vissen reageren op de aanwezigheid van deze prikkelende
gifstoffen door afwijkend gedrag. Ze kunnen schurende be-
wegingen maken en willen soms uit het water springen. Als
reactie op de prikkelingen wordt meer slijm aangemaakt.
Langdurig blootstellen aan de genoemde gifstoffen, zelfs in
kleine hoeveelheden, kan tot een zekere gewenning leiden,
maar uiteindelijk raken de vissen gestresst. Daardoor ver-
mindert hun afweer en worden zij vatbaarder voor aandoe-
ningen door bacteriën, schimmels, virussen en parasieten.

Verwijderen van afvalstoffen

Er is een aantal methoden om de afvalstoffen van de vissen,
maar ook voerresten en ander organisch materiaal te verwij-
deren of om te laten zetten. Deze methoden worden ook ge-
combineerd toegepast.

Water verversen, bodemvuil ajhevelen, dode vissen verwijde-
ren

Het regelmatig afhevelen van ontlasting en ander bodemvuil
geeft een (in ieder geval zichtbare) vermindering van afval-
stoffen. Omdat dode of ernstig zieke vissen een potentieel
gevaar van besmetting voor andere vissen vormen, moeten
zij zo spoedig mogelijk worden verwijderd. Dagelijks een
deel van het water verversen zorgt voor afvoer en verdun-
ning van de concentratie van afvalstoffen. Het is niet aan te
raden om steeds al het water te verversen. In het aanwezige
aquariumwater zijn altijd micro-organismen aanwezig die
voor omzettingen zorgen. Als deze door volledige waterver-
versing steeds verdwijnen kost het veel tijd voordat zij zich
weer tot voldoende aantallen hebben vermeerderd. Toch ont-
komt men niet aan regelmatig waterverversen, ook niet als
meerdere andere methoden van afvalstoffen verwijderen
worden toegepast. Water verdampt en een aanvulling en ver-
versing van een vierde tot een derde van het volume per één a
twee weken blijft nodig.

Planten inbrengen

Planten kunnen de afvalstoffen koolzuur en nitraat voor hun
stofwisseling gebruiken; zij produceren daarbij zuurstof die
vissen en bacteriën weer benutten.

Beluchten en waterbeweging

Beluchten kan met een luchtpompje waarmee ook het water
in beweging wordt gezet, maar eventueel ook door middel
van een luchtsteentje. Het water komt in beweging waardoor
aan het oppervlak een betere gasuitwisseling plaatsvindt. Er
komt extra zuurstof voor de vissen, de bacteriën in het water
en het biologisch filter. Kleine hoge bakken en tot de rand ge-
vulde viskommen hebben een te klein wateroppervlak voor
een goede gasuitwisseling. Teveel en te heftig beluchten kan
oververzadiging van gas in het water veroorzaken, waardoor
bij vissen onder de huid, in kieuwbloedvaatjes of zelfs in de
ogen gasbelletjes gevormd kunnen worden, evenals bij dui-
kers met caissonziekte of \'the bends\'. Vooral in zeewater-
aquaria is een voortdurende waterbeweging nodig voor het
optimaal functioneren van levende planten en dieren.

-ocr page 78-

Ozon, ultraviolet licht, desinfectie

Het gebruik van ozon en/of ultraviolet lampen kan helpen bij
het doden van virussen, bacteriën, schimmels, inclusief en-
kele kleinere parasieten (bijvoorbeeld
Amyloodinium, een
flagelaat).

Filtratie: mechanisch, chemisch en/of biologisch
Bij een wat groter aquarium of een dicht bevolkte vijver (zie
figuur 3) helpt een biologisch filter bij de omzetting van gif-
tig ammoniak naar giftig nitriet en dan naar minder giftig ni-
traat. Dit wordt het nitrificatieproees genoemd. Een derge-
lijk filter wordt meestal buiten het aquarium of vijver
geplaatst.

Nadat in een grof filter van grint, steentjes of watten de zwe-
vende delen uit het water zijn verwijderd, stroomt het water
over filtermateriaal van kunststofringen, matten of zand
waaraan zich nitrificerende bacteriën kunnen vasthechten.
Het doorstromende water moet voldoende tijd krijgen in het
filter om de afvalstoffen kwijt te raken. Dit betekent dat in
het filter veel oppervlakte nodig is. Sommige filters zijn qua
inhoud bijna even groot als het bijbehorende aquarium. Voor
de omzetting van ammoniak in nitriet zijn naast zuurstof on-
der andere
Nitrosomas-bactenén nodig. Nitriet wordt in ni-
traat omgezet met hulp van zuurstof en onder andere
Nitrohacter-bacXeT\\éT\\. Nitraat is minder giftig en kan als
voedsel voor planten en algen dienen. In ieder aquarium of
vijver vinden deze omzettingen plaats, ook zonder de aan-
wezigheid van filters, maar de omzettingen zijn toch zo ge-
ring dat de vissen uiteindelijk worden vergiftigd.
Bij een nieuwe vijver of aquarium duurt het vier tot twaalf
weken voordat een biologisch filter optimaal werkt. Tot die
tijd zouden geen vissen in deze vijver of dit aquarium moe-
ten zwemmen. In een \'gezond\' aquarium of vijver behoort
geen ammoniak of nitriet aantoonbaar te zijn. Als een biolo-
gisch filter optimaal werkt en de capaciteit voldoende groot
is ten opzichte van de aquarium- of vijverinhoud en het aan-
tal en het formaat van de vissen, wordt alle gevormde ammo-
niak en nitriet in nitraat omgezet. Dat betekent in de praktijk
dat in het uitstromende water van een biologisch filter geen
ammoniak en nitriet aanwezig hoort te zijn. Blijkt dat toch
ammoniak en/of nitriet aantoonbaar is, dan \'werkt\' het biolo-
gisch filter onvoldoende of niet.

Er zijn mechanische filters waarbij water over meer of min-
der grof wattenfilter- of sponsmateriaal wordt gepompt.

Hierdoor worden grove voedsel- en plantenresten uitge-
zeefd. In dergelijke filters worden praktisch geen afvalstof-
fen omgezet of afgebroken. Deze filters lopen vol en moeten
regelmatig worden schoongemaakt en uitgespoeld. Als een
mechanisch filter de enige manier van waterzuivering is, dan
moet het water minstens één per week voor 25-50% worden
ververst.

Chemische filters binden zeer kleine delen bijvoorbeeld
resten van medicijnen en opgeloste chemicaliën. Voorbeel-
den hiervan zijn ionenwisselaars, zeoliet en actieve koolfil-
ters. Ook deze filters moeten regelmatig worden schoonge-
spoeld of vervangen.

Minder voeren

Minder voer geeft minder vervuiling.
Watertesten

Iedere dierenarts die vissen behandelt moet een betrouwbare
watertestset hebben (bijvoorbeeld Aquamerck No 11102
Kompaktlabor fur die Aquaristik, te bestellen bij onder an-
dere de firma Boom te Meppel). Hiermee kunnen worden
gemeten: de totale en carbonaat-hardheid, de zuurgraad, am-
moniak, nitriet- en nitraatgehalte (zie figuur 4).

Het zuurstofgehalte is ook belangrijk, maar bij voldoende
waterbeweging en beluchting geeft dit meestal weinig pro-
blemen bij siervishouders. Bij de intensieve consumptievis-
teelt met grote visdichtheden is het zuurstofgehalte erg
belangrijk en wordt zonodig gebruik gemaakt van het toedie-
nen van zuivere zuurstof. Bij deze houderij kan ook teveel
koolzuurgas worden gevormd dat een negatief effect op de
groei van vissen heeft. De
totale hardheid (TH of GH) is het
totaal aan opgeloste calcium- en magnesiumzouten in het
water. Het deel van de totale hardheid, bestaande uit carbo-
naat- en bi-carbonaationen, wordt de
carhonaathardheid
(KH) genoemd. Door titratie met een kleuromslag zijn de
waarden van hardheid te meten. De hardheid wordt uitge-
drukt in hardheidsgraden. In Nederland worden de Duitse
hardheidsgraden (dH) gebruikt. Eén graad Duitse hardheid
komt overeen met 17.9 mg/1 calciumcarbonaat. Hoe meer
calciumcarbonaat in het water, hoe harder het water. Een
graad dH is erg zacht water. Water met meer dan 25 graden
dH is zeer hard. Afhankelijk van hun herkomst zijn vissen
gewend aan zacht of hard water. Bij zoetwatervissen heeft de
hardheid (het totaal aan zouten in het water) invloed op de
osmoregulatie. Door de grote urineproductie gaan vrij veel
electrolyten verloren en door een actieve ionenuitwisseling

-ocr page 79-

in de kieuwen worden ze weer opgenomen. De hardheid
heeft ook invloed op de calciumbalans van vissen.
In hard water worden ionen die uit het bloed gaan gemakke-
lijker teruggebracht. In hard water (ook zeewater) wordt bij-
voorbeeld oxolinezuur, maar ook oxytetracycline HCl voor
een deel aan calcium gebonden, waardoor de dosering moet
worden aangepast. In zacht water hebben vissen meer moeite
om hun interne zoutwaterbalans te handhaven. In zacht wa-
ter met een lage pH zijn sommige middelen zoals bijvoor-
beeld Trichlorfon (een middel dat tegen huid- en kieuwwor-
men wordt gebruikt) giftiger dan in hard water.
In buitenwater (vooral in stilstaand water) bij hoge tempera-
turen is het nodig om het
zuurstofgehalte in het water te me-
ten. Vissen worden benauwd en gaan aan het oppervlak
luchthappen. Warm water kan minder zuurstof opnemen. Er
zijn testsets en geavanceerde meters voor het meten van het
zuurstofgehalte.

Veel zware metalen zijn giftig voor vissen. Toch wordt ko-
persulfaat in een lage dosering gebruikt ter bestrijding van
parasieten in zout water Omdat de therapeutische en toxi-
sche dosering dicht bij elkaar liggen is het nodig om bij een
behandeling met kopersulfaat dagelijks of om de paar dagen
het kopergehalte van het water te meten.
In een zeewateraquarium neemt het
zoutgehalte toe door
verdamping en dan kan het nodig zijn om het zoutgehalte
van het water te meten om te weten wanneer nieuw zoutwa-
ter of zoet water moet worden toegevoegd. Zeewater bevat
tot 35 gram zout per liter In zoet water bij een meerdaagse
behandeling met zout (bijvoorbeeld tegen ecto-parasieten)
kan het zinvol zijn om het zoutgehalte te meten, om te weten
of de aanwezige concentratie nog voldoende is. Het meten
kan met een s.g.-meter of salinometer, maar ook kan de
stroomgeleiding door water in microsiemens worden geme-
ten; de geleiding is beter naarmate meer zouten aanwezig
zijn.

De invloed van licht (op bijvoorbeeld planten en algengroei)
wordt hier buiten beschouwing gelaten.
Een andere intoxicatie die kan plaatsvinden bij anaerobe-
omzettingen in een zandfilter, is de vorming van giftig zwa-
velwaterstof (HjS).

Antiparasitaire sprays voor huisdieren kunnen vergiftigin-
gen bij aquariumvissen veroorzaken. Vissen kunnen door
toxische stoffen in stress raken; hun afweer wordt minder en
normaal aanwezige opportunistische parasieten en bacteriën
kunnen massaal toeslaan en de vissen verder ziek maken.
Wanneer dergelijke \'indirect\' zieke vissen worden aangebo-
den, is het onjuist om medicijnen aan het water toe te voegen.
Een medicijn toevoegen aan het water geeft nog meer stress
aan vissen die het toch al moeilijk hebben. Eerst moet de
oorzaak van de afwijkende waterkwaliteit worden opge-
spoord en verholpen, maar intussen is het een goed advies
om dergelijke zieke vissen direct in schoon water van de-
zelfde temperatuur te zetten met extra beluchting.

Quarantainebak

In veel gevallen wil men de net gekochte vissen zo snel mo-
gelijk in het aquarium of de vijver zien zwemmen. Dat is
heel begrijpelijk, maar niet verstandig. Nieuw gekochte vis-
sen zijn gewend aan een ander soort water en zij kunnen
parasieten of niet direct zichtbare aandoeningen bij zich heb-
ben. Daarbij hebben zij meestal een verminderde weerstand
als gevolg van stress door het vangen en het transport en
daardoor is de kans groot dat deze vissen, maar ook de reeds
aanwezige vissen, ziek worden door de \'nieuwkomers\'.
Door de nieuwe vissen op te vangen in een aparte zoge-
naamde quarantainebak is dit risico veel kleiner te maken.

Een quarantainebak (zie figuur 5) is eigenlijk een klein
aquarium van glas maar wat simpeler van uitrusting omdat

Waterkwaliteitseisen

in koud water aquaria en vijvers 5 - 25°C

in tropische aquaria 18-28"C

Zoet water

Zout water

6.5-7.5

8.3

1.000

1.020-1.025

7-16 graden Duitse Hardheid

7 graden DH

5-10 graden Duitse Hardheid

n.v.t.

>6 mg/liter = ppm

> 6 mg/1

<0.01 mg/liter

Omg/1

< 0.05 mg/liter

Omg/1

<25 mg/1 (max. 100 mg/1)

< 5 mg/1

< 0.002 mg/1

Omg/I

<0.015 mg/1

Omg/1

Temperatuur:

pH:
S.g:

Totale hardheid (TH):

Karbonaat hardheid (KH):

Zuurstof:

Ammoniak:

Nitriet:

Nitraat:

Koper :

Zink :

-ocr page 80-

een verblijf hierin in de regel relatief kort zal zijn. Belangrijk
is dat de vis(sen) goed te observeren zijn. Een eenvoudige
bak met een inhoud van ongeveer 50-70 liter en een biolo-
gisch filter erin of erbuiten met de mogelijkheid tot beluch-
ten en verwarmen, met een paar kleine planten en wat grof
grint op de bodem. Nieuw aangekochte planten kunnen ook
parasieten herbergen; zij kunnen worden gedesinfecteerd in
een 10 mg/1 kaliumpermanganaatoplossing gedurende tien
minuten. Spoel daarna de planten af met schoon water.
Een
quarantaineperiode van minstens vier weken wordt ge-
adviseerd. In die periode wordt regelmatig een kleine hoe-
veelheid van het reeds aanwezige aquarium- of vijverwater
aan de quarantainebak toegevoegd. De vissen wennen zo ge-
leidelijk aan de nieuwe omstandigheden. In een aparte bak
zijn zij beter te observeren en is beter te zien of en wat ze wil-
len eten. Zij zijn ook gemakkelijker te vangen en zonodig te
behandelen.

Behandelbak

Het behandelen van vissen door middel van een medicijnbad
of door het toedienen van een geneesmiddel via het voer,
maar ook als het nodig is om herhaald een injectie toe te die-
nen is eenvoudiger als de vissen in een aparte behandelbak
zwemmen. De vissen zijn beter te observeren omdat er min-
der schuilplaatsen zijn; ze zijn gemakkelijker te vangen, de
controle op het al dan niet eten is eenvoudiger en het effect
van bijvoorbeeld een wondbehandeling is beter te volgen.
Zoetwatervissen verliezen veel vocht via de darmen, maar
ook door huidwonden. Een kleine hoeveelheid zout, bijvoor-
beeld 2 gram per liter water, zorgt voor een betere osmoti-
sche verhouding en beperkt daardoor extra vochtverlies.
Een vijver of aquarium bevat naast vissen vaak lagere dieren
(slakken, garnalen, anemonen) maar ook planten. Vooral la-
gere dieren, maar ook een aantal planten zijn erg gevoelig
voor bepaalde medicijnen en dat beperkt een behandeling
van een aquarium of vijver of maakt het zelfs onmogelijk.

Acriflavine HCl bijvoorbeeld (een middel tegen ectoparasie-
ten en schimmels) is schadelijk voor planten. Behalve dat
voor een badbehandeling in een aparte behandelbak minder
medicijn nodig is, worden nu ook de niet-zieke dieren en
planten in het aquarium of de vijver niet blootgesteld aan
voor hen mogelijk giftige stoffen.

Klinisch onderzoek

Het klinisch onderzoek bestaat bij vissen in eerste instantie
uit kijken en observeren (= langdurig kijken). Bij grotere vis-
sen is dat eenvoudiger dan bij kleine, snel zwemmende visjes,
maar de eigenaar kan meestal goede informatie geven.
De beste indruk wordt verkregen wanneer de vissen in hun ei-
gen omgeving worden bekeken en geobserveerd, maar dat is
uit praktische en financiele overwegingen niet altijd mogelijk.

Uiterlijk en gedrag

Afwijkingen aan het uiterlijk van vissen worden nogal eens
veroorzaakt door parasieten en/of bacteriën. Deze kunnen
zich voordoen als; huid- en vin-beschadigingen, verwondin-
gen, bloedingen, ulcera (zie figuur 6), uitstaande schubben,
samengeknepen vinnen, een waas van extra slijm, schim-
melachtige woekeringen, gezwelvorming (zie figuur 7),
zichtbare parasieten, en missende vin-, staart- of andere li-
chaamsdelen.

Een donkere of juist lichtere kleur, een dikke of ingevallen
buik (zie figuur 8), uitpuilende ogen, cataract, een rode uit-
puilende anus en vermagering kunnen symptomen van
systemische aard zijn (nier- of maagdarmprobleem).

TijDSCHRIFT VOOR DIERGENEESKUNDE, DEEL 128, JANUARI, AFLEVERING 2, 2OO3

52

-ocr page 81-

Afwijkingen van het normalegecfrag van vissen kunnen zijn:
te vaak luchthappen en snelle kieuwbewegingen, te sloom
rondzwemmen, scheef of ondersteboven zwemmen (zie fi-
guur 9), ongecoördineerde zwembewegingen maken, schrik-
achtigheid, op de bodem liggen of boven drijven, schuren
langs voorwerpen, uit het water proberen te springen, achter
andere vissen aanjagen en anorexie.

Belangrijk is het om te weten of het probleem zich plotseling
voordoet en of het probleem bij alle vissen of slechts bij een
paar vissen te zien is. Als alle vissen zijn aangetast, moet de
oorzaak worden gezocht in de omgeving: een slechte water-
kwaliteit of intoxicatie. Zijn enkele vissen aangetast, dan kan
er sprake zijn van verwonding of gezwelvorming zonder in-
fectieuze oorzaak. Worden geleidelijk steeds meer vissen ziek
dan moet eerder aan een infectieuze oorzaak worden gedacht.

Aantal zieke vissen en veel voorkomende oorzaken

• Plotseling alle vissen aangetast —► omgevingspro-
bleem (waterkwaliteit, intoxicatie).

• Matig snel optredend, maar steeds meer vissen aange-
tast —infectieuze oorzaak (parasieten, bacteriën).

• Een enkele vis aangetast of een klein aantal niet-
infectieuze oorzaak (trauma, tumor).

Onderzoek

Omdat vissen uiteenlopende structuren en anatomische vor-
men hebben, vergelijk de paling met een platvis of een goud-
vis met een steur, is het nuttig om de verschillen te kennen.
Paling kan bij voorbeeld onder ongunstige omstandigheden
buiten water overleven en sluit dan de kieuwdeksels. Dit
doen zij ook zodra een irriterende stof in het water komt, bij-
voorbeeld bij een behandeling tegen kieuwwormen en dan
heeft een dergelijke behandeling weinig effect.
Schubloze vissen zijn veel gevoeliger voor malachietgroen-
oxalaat (een middel tegen ectoparasieten en schimmels) dan
vissen met schubben.

Parasieten

Net als bij de andere huisdieren blijken sommige soorten
vissen gevoeliger te zijn voor bepaalde infecties of parasie-
ten dan andere, bijvoorbeeld neontetra\'s zijn zeer gevoelig
voor de parasiet die \'witte stip\' veroorzaakt, de ciliaat
Ich-
thyophthirius multifilüs.

Bij vissen kunnen veel ecto-parasieten worden aangetroffen.
Enkele veel gevonden parasieten worden hierna genoemd:
eencellige ciliaten bijvoorbeeld de reeds genoemde Ich of
Witte stip (zie figuur 10),
Chilodonelta (zie figuur 11) en
Trichodina (zie figuur 12) of flagellaten als Ichthyohodo
(vroeger Costia) en Hexamita.

Meercelligen zijn bijvoorbeeld de huidworm Gyrodactylus
(zie figuur 13) en de kieuwworm Dactylogvrus (zie figuur
14).

-ocr page 82-

Bovengenoemde parasieten bijten of haken zich vast in de
huid of het huidslijm en soms ook de kieuwen (zie figuur 15)
en veroorzaken naast verwondingen veel irritatie. Door hun
massale aanwezigheid (bijvoorbeeld witte stip of
Tricho-
dina)
kunnen zij de ademhaling belemmeren en ook een
porte d\'entree maken voor bacteriën, virussen, schitnmels en
weer andere parasieten. Bij huid- en vinbeschadigingen,
extra slijm, ulcera, samengeknepen vinnen, gezwelvorming
en zichtbare parasieten, is het zinvol om een of meerdere
huid- en vin- en zo tnogelijk kieuwafkrabsels te maken (zie
figuur 16).

Laat dc vis vangen en door iemand (met handschoenen aan)
fixeren in het net of op een natte ondergrond (handdoek of
plastic vuilniszak). Strijk met een dekglaasje over de huid,
vin of langs de rand van een wond en verzamel wat slijm.
Met een druppel water op het voorwerpglas is het preparaat
onder de microscoop te bekijken. Bij grote rustige vissen is
het mogelijk zonder sedatie de kieuwdeksel op te lichten en
met een dekglaasje een kieuwafkrabsel te maken.
Bij een overmaat aan slijm op
de huid en/of kieuwen moet
gedacht worden aan een over-
matige prikkeling van buiten.
Deze kan worden veroorzaakt
door bijvoorbeeld een te hoog
gehalte aan ammoniak of ni-
triet of door een andere irrite-
rende stof in het water, of
door parasieten. Soms zijn in
een huid- of kieuwafstrijkje
honderden parasieten te zien.
Vissen kunnen gaan schuren
of schichtig door het water
schieten.

Naast enkele parasieten die
met het blote oog te zien
zijn (bijvoorbeeld
Argidus,
de karperluis (zie figuur 17),
Lernea, de ankerworm en
Piscicola, een bloedzuiger)
(zie figuur 18) komen ook erg
kleine snel bewegende flagel-
laten voor die even groot zijn
als bloedcellen (bijvoorbeeld
Hexamita) en kleine flagella-
ten die zich aan de huid en
kieuwen vasthechten
Ichthyo-
bodo
(Costia). Deze veroor-
zaken \'de zogenaamde gaten (bloedzuigers,
in de kop\' bij onder andere
30 mm) (tekening: Mario Blom).

Cilia

Figuun2. Trichodina (0,05 mm).

Figuur 13. Cyrodactylus (huidworm) {0,7 mm).

- i ^

■Ti. -» ■• >

-ocr page 83-

swab voor bacterieonderzoek zinvol zijn. Visbacteriën zijn
meestal Gram-negatief en groeien goed op schapenbloeda-
ger-platen. Swabs in een transportmedium of biopten van af-
wijkende huid- of vindelen kunnen naar een visziektenlabo-
ratorium (bijvoorbeeld CIDC-Lelystad) worden opgestuurd.
Hier kunnen ook bloedagarplaten worden besteld.

Schimmels

Schimmels zijn zichtbaar als watachtige plekken op de huid
en de myceliumdraden zijn onder de microscoop goed her-
kenbaar Er zijn enkele pathogene schimmels bijvoorbeeld
Saprolegnia, maar de meeste schimmels zijn niet de primaire
oorzaak van aangetaste plekken (zie figuur 21). Sommige
schimmels kunnen naast verdikkingen in de huid en op de
kieuwen ook inwendig gezwellen veroorzaken. Hiertegen is
geen behandeling mogelijk.

cycliden (zie figuur 19). Soms zijn wormen waar te nemen
die uit de anus van een vis hangen (bijvoorbeeld de nema-
tode
Camellanus).

Bacteriën

Bij goudvis en koi worden uit soms erg diepe ulcera
Aeromonas- of Pseitdomas-hacienën gekweekt. Deze kun-
nen pathogeen zijn, maar zij zijn ook bij gezonde vissen op
de huid aanwezig. Sommige bacteriën kunnen onder de mi-
croscoop worden herkend (bijvoorbeeld de staafvormige
myxobacteriën, zie figuur 20) anderen moeten via kweek
worden gedetermineerd (ook menginfecties komen voor).
Bij vissen in zoetwateraquaria kunnen Mycobacteriën wor-
den aangetroffen. De vissen vermageren en af en toe gaat er
één dood. Deze bacteriën kunnen ook de mens besmetten
(zoönosen: tuberculose) en daarom is het altijd aan te raden
om handschoenen te dragen bij het hanteren van vissen. Van
huidontstekingen en ulcera kan naast een afkrabsel ook een

Figuur 20. Myxobacteriën in uitstrijkje {foto: O.LM. Haenen).

-ocr page 84-

Virussen

Bij Icoi en andere Icarperachtigen worden in het voorjaar
platte verdikkingen op de huid en vinnen aangetroffen. Dit
kunnen karperpokken (zie figuur 22) als gevolg van een vi-
rusinfectie zijn. Meestal verdwijnen zij vanzelf Bij koi kun-
nen naast huidulcera (zie figuur 23) ook necrose van de kieu-
wen en ademnood worden waargenomen. Veel vissen
kunnen in korte tijd sterven en de veroorzaker is vaak het in-
middels beruchte Koi Herpes Virus (KHV). Voor virus-
onderzoek kan na overleg een kleine vis als geheel, en van
grotere vissen een monster van kieuw, milt, nier en lever in
formaline 4% naar het CIDC in Lelystad worden gestuurd.

Soms worden dode vissen aangeboden, maar deze zijn niet
goed te beoordelen. Ectoparasietcn verlaten dode vissen
snel en inwendig zorgen vertcringsenzymen voor een zeer
snelle autolyse van de organen, waardoor bijvoorbeeld
histologisch onderzoek en bacteriekweek niet meer zinvol
zijn. De lysis stopt wel door snel invriezen, maar na ont-
dooien gaat de omzetting door. Materiaal van organen van
dode ingevroren vissen kan nog wel voor virusonderzoek
worden gebruikt. Voor verder onderzoek is het meestal no-
dig om de vis te sederen.

Literatuur

Andrews C, Exell A,and CarringtonN. The Manual of Fish Health 1988.
Tetrapress London (ISBN 4679816068, 208 pp, goede informatie cn
foto\'s, uit de handel, probeer via internetboekhandel).
Brewster B et al. The Practical Encyclopedia of Koi Salamander 1989.
Books London (ISBN 0861014057, 108 pp, zelfde ziektenaanpak als het
vorige boek maar beknopter)

Brown L. Aquaculture for Veterinarians 1993. Pergamon Press Ltd.
Oxford UK. (ISBN 0080408362 goed boek, enig in zijn soort, uit de han-
del, probeer via internetboekhandel).

Butcher RL. BSAVA Manual of Ornamental Fish 2nd edition 2001.
British Small Animal Veterinary Association (ISBN 780905214573,304
pp, veel foto\'s, praktische tekst, aanrader.

Noga EJ. Fish Disease, Diagnosis and Treatment 1995. Mosby St. Louis
USA (ISBN 1556643748, 367 pp. goede informatie, presentatie wat
minder overzichtelijk).

Ross LCj, and Ross B. Anaesthetic & Sedative Techniques for Aquatic
Animals 2nd Edition 1999. Blackwell Science Ltd United Kingdom
(ISBN 063205252X, 159 pp, overzicht van alle bij aquatische dieren toe-
gepaste anae.sthetica met doseringen en toepassingen).
StoskopfM. Fish Medicine 1993. W.B. Saunders Company Philadelphia
(ISBN 0721626297, 882 pp. zeer veel informatie; voorde liefliebber).

Bartonella in het nieuws

LDevriese, F.Haesebrouck en A.Decostere.Vlaams Diergeneesk

Bartonella-species kunnen zowel bij de mens als bij de
hond en de kat ziekteverschijnselen veroorzaken geken-
merkt door koorts, lymfeklierzwelling, ontstekingen van
het endocard, oogaandoeningen en andere. Het meest be-
kend is
Bartonella henselae, de verwekker van de katten-
krabziekte.

Het pathogeen vermogen van de diverse isolaten wisselt.
Vlooien en luizen spelen een belangrijke rol bij de trans-
missie.

Tijdschr 2003; 128:56-1.

Infecties bij de mens komen dan ook vaak voor bij perso-
nen levende onder slechte hygiënische omstandigheden zo-
als dak- en thuislozen. Immuniteit is speciesspecifiek.
Vrijwel alle isolaten bleken gevoelig voor de meest ge-
bruikte antibiotica.

Het lijkt erop dat Bartonella-infecties belangrijker zijn dan
tot dusverre werd aangenomen.

Dr J.RW.M. Akkermans

-ocr page 85-

ir ■. ■ - ■

i

TVS

\'ihi

luchlwègaéndoeningen

Uw vertrouwen in Baytril

j-\'^ \' heeft tot globaal succes

: geleid. Baytril is zeer doeltreffend in

^^^^ de behandeling van ademhalingsziek-

ten bij varkens, veroorzaakt door prir

I maire en secundaire bacteriële ziekte-

\' " verwekkers inclusief Mycoplasma,
ï

wvDW.Iivestock.bayer.nt\'
iHtSS^

Bayer onderschrijft Good Veterinary Practice als de juiste benaderin
voor het gebruik van diergeneesmiddelen

r "!^^ Bam

Het snel werkend antimicrobieel mid-
del wordt d .gedurende meer dan
IO jaar met succes toegepast.
De doeltreffendheid van Baytril in de
diergeneeskuiilt^s öWerfeuwd met

Aan u de keuze welke Baytril formule-
ring te gebruiken:
BaytriP 5% injectievloeistof,
Baytrir 10% injectievloeistof of
BaytÉtt* 0,5% orale oplossing
(ï^doser).

®

-ocr page 86-

RVV onder Voedsel en Warenautoriteit,
maar dierziektebeleid blijft onder ministerie LNV

Henk Jan Ormel: "Alert blijven dat veterinaire
infrastructuur niet wordt wegbezuinigd"

Tekst: Susan Umans, foto: Dirk Hol.

Per 1 januari 2003 valt de
Rijksdienst voor de Keuring van
^^^^^^^^ Vee en Vlees onder de Voedsel en
lï^^ff^l^ff Warenautoriteit en dus onder het
ministerie van Volksgezondheid,

_ Welzijn en Sport. Dierenarts en

Tweede Kamerlid Henk Jan Ormel
maakte zich in deze nieuwe situatie
zorgen om de dienstverlening van
de RVV en de veterinaire infrastructuur in het algemeen.
Hierover diende hij twee moties in. Inmiddels is duidelijk
dat de minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij
eerst verantwoordelijke blijft als het om dierziektebeleid
gaat. Ook zal de veterinaire infrastructuur jaarlijks ge-
toetst worden door middel van een praktijkoefening.

Dierenarts Henk Jan Ormel is ruim een half jaar Tweede
Kamerlid voor het CDA. Een drukke en bewogen periode,
waarin hij veel heeft geleerd. Onder andere dat het in politiek
Den Haag vooral om geld draait. Geld dat er niet is. "Er wordt
voortdurend gezocht naar posten die wegbezuinigd kunnen
worden", legt Ormel uit. "Het is voor mij een punt van zorg dat
de veterinaire structuur gehandhaafd blijft, ook als er vijfjaar
lang geen besmettelijke dierziekte uitbreekt. Vandaar dat het
ook van belang is dat ik in de kamer blijf." De
dierenarts/Tweede Kameriid maakt gelijk van de gelegenheid
gebruik om aan te geven dat hij zich opnieuw kandidaat stelt
(nummer 36 op de lijst) bij de verkiezingen op 22 januari aan-
staande.

Verzelfstandiging RW

De verschuiving van de Rijksdienst voor de Keuring van
Vee en Vlees (RW) naar de Voedsel en Warenautoriteit
(VWA) was voor Ormel reden om de verzelfstandiging in
de Kamer aan de orde te stellen. Ten eerste omdat hij zich
zorgen maakte om de veterinaire infrastructuur in de
nieuwe situatie, vooral tijdens een uitbraak van een be-
smettelijke dierziekte. Maar ook stelde Ormel vragen over
de dienstverlening van de RW, met name over de hoogte
van de tarieven. In een algemeen overleg met minister
Veerman van LNV is duidelijk gemaakt dat de RW als
zelfstandig orgaan onder de VWA functioneert. De mi-
nister van LNV blijft echter eerst verantwoordelijke als het
gaat om het dierziektebeleid. Ormel: " De minister mag per
direct gebruik maken van alle diensten van de RW." Dat de
minister van LNV primair verantwoordelijk blijft, dat hij
daarvoor de WA (Directie Voedings- en Veterinaire
Aangelegenheden) heeft en te allen tijde de RW daarvoor
kan gebruiken stelt Ormel en de CDA-fractie voldoende
gerust. "Wij steunen de verzelfstandiging van de RW"

Aparte veterinaire dienst

Tevens heeft Ormel gepleit voor het opnieuw instellen van
een aparte veterinaire dienst. Volgens de minister van LNV
zou dit echter teveel versnippering geven, aangezien de
dienst WA onder het ministerie van LNV het gehele dier-
ziektebeleid aanstuurt. Ormel blijft echter twijfelen of dat
ook via de VWA verzorgd moet worden. "De minister heeft
weliswaar de garantie gegeven dat veterinaire activiteiten
niet wegbezuinigd zullen worden. Wij zullen daar vanuit de
kamer echter alert op moeten blijven." Ormel maakt zich niet
zozeer zorgen over het dierziektebeleid, maar wel over dier-

-ocr page 87-

ziekten die niets met volksgezondheid te maken hebben en
die wel onder de RVV vallen. Hij vindt dat bestrijding van dit
soort besmettelijke dierziekten gehandhaafd moet blijven.
"Versnippering van de RVV is echter ook niet wenselijk",
verzucht hij. "Als het gaat om van twee kwaden de minste te
kiezen, heeft het intact houden van de RVV, met korte lijnen
naar LNV verreweg mijn voorkeur,"
De angst van het CDA-Tweede Kamerlid dat dierziekten die
geen bedreiging vormen voor de volksgezondheid in de
nieuwe situatie minder aandacht zullen krijgen, heeft te ma-
ken met de twee petten die dierenartsen ophebben: een volks-
gezondheids- en een landbouwpet. Een probleem waar vol-
gens Ormel meerdere landen in Europa mee worstelen. "De
volksgezondheidskant wordt benadrukt nu de RVV onder de
VWA valt. De landbouwpet mag echter niet het kind van de
rekening worden hierdoor," In de motie die hij heeft inge-
diend en die door de Tweede Kamer is aangenomen, heeft hij
de veterinaire infrastructuur omschreven. De zelfstandige
dierenartsenpraktijken zijn daarin met name genoemd.
Ormel: "Het is van groot belang dat in die structuur nadruk-
kelijk de praktiserende dierenartsen worden betrokken."
Er zal jaarlijks getoetst worden middels een praktijkoefe-
ning. De evaluatie hiervan moet aan de Tweede Kamer wor-
den overlegd. Hieruit moet duidelijk worden hoe de bevel-
structuren op elkaar aansluiten bij bijvoorbeeld een
MKZ-melding. "Het belang van de motie is ook dat wij nu
ieder jaar over de veterinaire infrastructuur kunnen praten
met de minister", zegt Ormel,

Items

Tijdens het eerder gehouden interview met Ormel, wat gepu-
bliceerd is in het Tijdschrift voor Diergeneeskunde van 1
april 2002, noemde hij een aantal items die hij bij een even-
tueel Tweede Kamerlidmaatschap aan de orde zou willen
stellen. Wat is daar in de tussentijd van terechtgekomen?
Als het gaat om heroverweging van het non-vaccinatiebeleid,
zijn er al flinke vorderingen gemaakt, "Mede door CDA-ini-
tiatief is er aandacht gevraagd voor heroverweging van het
non-vaccinatiebeleid. De steun van de FVE en de KNMvD
heeft ons hierin zeer geholpen," Ormel wijst erop dat hieruit
blijkt hoe je als vakorganisatie toch wel zeker invloed op de
politiek kunt uitoefenen. "Het standpunt van de FVE, wat op
initiatief van de KNMvD tot stand is gekomen, heeft in
Europa een belangrijke duw gegeven richting heroverwegen
non-vaccinatiebeleid."

Ormel grijpt dit gegeven aan om duidelijk te maken dat ie-
dere dierenarts invloed kan uitoefenen, of dat nu op lande-
lijk, provinciaal of lokaal niveau is, "Er wordt naar ons ge-
luisterd, Mijn ervaring is, zeker nu in verkiezingstijd, dat het
feit datje dierenarts bent helpt. Dus maak daar gebruik van!"
Ook vindt Ormel dat dierenartsen trots moeten zijn op het
feit dat ze dierenarts zijn, "Heel veel mensen hebben als
droom om dierenarts te worden. Wij zijn het. Ik vind dat wij
de ambassadeur van het dier behoren te zijn. Dat betekent dat
we best wel wat kritiek kunnen laten horen op bepaalde vor-
men van dierhouderij. Ook in de gezelschapsdierensector."

Bestrijding dierziekten

Een ander punt wat in het vorige interview met Ormel werd
genoemd is de bestrijding van dierziekten. Hierover zegt
Ormel: "In de praktijk blijkt dat diergeneeskunde en beleid
onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. Daarom is het van
groot belang dat onze beroepsgroep vertegenwoordigd is op
die plekken waar beleid gemaakt wordt. Ik probeer daar een
steentje aan bij te dragen," Hij vindt dat de KNMvD zich
goed en actief opstelt.

Het is een duidelijke tendens dat de overheid probeert terug
te treden; alleen op hoofdlijnen te sturen, "Ook het CDA
vindt hoe minder bureaucratie hoe beter", aldus Ormel. "In
dit land bestaat een enorm netwerk van dierenartsenpraktij-
ken, De overheid is wel gek om daar geen gebruik van te ma-
ken, Dat betekent dat we onze eigen kracht moeten kennen.
Het integer zijn is een conditio sine qua non. Het betekent
ook dat we gecertificeerd moeten zijn. Dat we rotte appels
uit de mand moeten gooien. We moeten ons aanbieden aan
de samenleving als betrouwbare beroepsgroep."
Maar Ormel is niet voor niets practicus geweest, "Ik begrijp
de afhankelijkheid van de veehouder Tegelijkertijd moeten
we ons zo onafhankelijk mogelijk opstellen. Dat kunnen we
omdat we beschermd zijn door wetgeving en dat moeten we
gebruiken," Ormel vindt dat men zich niet mag verschuilen
achter het feit dat er geen controle is. "We kunnen moeilijk
achter iedere dierenarts een politieagent zetten, We moeten
integer zijn, de wet volgen, want die beschermt ons, "We
moeten ons de kop niet gek laten maken door die één procent
boeven die in iedere beroepsgroep zit", sluit hij zijn vurig
pleidooi,

l&R bij alle zoogdieren

Het laatste punt wat naar voren kwam was het toepassen van
van Identificatie & Registratie (I&R) bij alle zoogdieren, in-
clusief gezelschapsdieren. Ormel: "Ik ken het standpunt van
de Groep Geneeskunde Gezelschapsdieren over l&R over
honden. Dat steun ik. Door verkiezingen ligt het hier alle-
maal wat stil, maar ik ga zeker initiatieven nemen op dit
punt. De argumentatie is duidelijk, We kunnen daar als die-
renarts een rol in vervullen," Ook Ormel is tegen het verbie-
den van hondenrassen, "Dat lost niks op. Wij weten bij uit-
stek dat ook een dwergpincher heel gevaarlijk kan zijn als die
verkeerd is opgevoed."

Nog in leerfase

Na ruim een half jaar kamerlidmaatschap concludeert de
dierenarts dat het zijn van politicus een vak is, "Ik zit nog in
de leerfase, Eén van de leuke aspecten is dat ik portefeuilles
heb, die nog maar heel zijdelings met mijn vak te maken heb-
ben." Zo is hij bijvoorbeeld eerste woordvoerder medische
ethiek en biotechnologie. Ook zijn er onvoorstelbaar veel ac-
tiegroepen, post, e-mails en vergaderingen, "Uit dit alles
blijkt dat het waarden en normendebat wat door het CDA is
opgestart ook heel erg doorspeelt in dierhouderij", zegt
Ormel. "Het dierenwelzijn en wat mogen wij wel en niet met
dieren zal de komende jaren hoog op de agenda staan. Ik
daag dierenartsen dan ook uit om daar standpunten over in te
nemen. Om daarover te discussiëren, We hoeven niet alle-
maal hetzelfde te vinden, moeten respect hebben voor ver-
schillende meningen. Het gaat erom dat wij vanuit onze spe-
cifieke deskundigheid een spil kunnen zijn in het
maatschappelijk debat wat gaat komen. Dat geldt ook voor
voedselveiligheid, biotechnologie, volksgezondheid. Euro-
pees landbouwbeleid, liberalisering van de wereldhandel en-
zovoort. Dus dierenarts: pak de handschoen op.
Het maakt je eigen vak ook leuker,"

Na deze woordenstroom klinkt de bel die Ormel wegroept
om te gaan stemmen in de plenaire zaal. Het lot van een
Tweede Kamerlid,..

-ocr page 88-

SOLUDOX 50%

®

Uniek, Helder, Praktisch

2 doseringen, 2 wachttijden voor pluimvee
korte wachttijd varken
uitstekende oplosbaarheid
eenvoudig in gebruik en veilig

Wachtfljcl:

Varken: vlees: 5 dagen

Niet-eierleggende kip: vlees: 5 dagen, bij maximaal 10 mg/kg
lichaamsgewicht, gedurende maximaal 4 dagen, vlees: 12 dagen,
bij maximaal 20 mg/kg lichaamsgewicht, gedurende maximaal
4 dagen.

Diergeneesmiddel REC NL 9612 - UDA Samenstelling: 1 g bevat: doxycyclinehyclaat 500 mg. Indicatie: Varken: Atrofische rhinitis, Bronchopneumonie,
Pleuropneumonie.
Niet-eierleggende kip: Pasteurellosis, respiratoire infecties. Dosering: Varken: Per dag 2 g Soludox 50% per 100 kg lichaamsgewicht
gedurende 3 - 4 dagen.
Niet-eierleggende kip: Pasteurellosis: Per dag 2 g Soludox 50% per 100 kg lichaamsgev^^icht gedurende 3 - 4 dagen / ORT:
Per dag 4 g Soludox 50% per 100 kg lichaamsgewicht gedurende 3 - 4 dagen.

Voor nadere informatie raadpleeg Eurovet Nederland BV, Handelsweg 25, 5531 AE Bladel, Tel 0497 38 86 88

-ocr page 89-

Haperende zorg voor een hangbuikzwijn

laira Boissevain

Nee, het zijn niet alleen honden-
en katteneigenaren die zich mel-
den bij het Tuchtcollege. Meestal
wel, tezamen met een enkele
paardenhouder. Zaken rondom
fraude met productiedieren wor-
den meestal aanhangig gemaakt
door de speciale klachtambte-
naar. Logisch, want welke veehou-
der gaat nu klagen over zijn eigen dierenarts die het niet
te nauw neemt met de regelgeving?
Hoe dan ook, ter afwisseling een zaak rond een hang-
buikzwijn, want ook hangbuikzwijnen worden ziek.

Zielig zwijntje...

Om half negen \'s ochtends belt de eigenaar van een hangbuik-
zwijn de dierenarts omdat het dier een dicht, bloede-
rig oog heeft. Het is niet bijzonder makkelijk
om een hangbuikzwijn naar de praktijk te
vervoeren, dus de eigenaar vraagt of
de dierenarts langs kan komen. Dat
wordt telefonisch toegezegd,
maar wie er ook verschijnt,
geen dierenarts. In de loop
van de ochtend belt de eige-
naar opnieuw, weer wordt
een visite toegezegd en
weer verschijnt er nie-
mand. Na het derde tele-
foontje verschijnt de
dierenarts eindelijk om
drie uur \'s middags. Het
zwijntje ligt zielig te
wezen in de stal; ziek en
het beestje kan al niet
meer op zijn poten staan.
Van een oogontsteking kan
je best ziek zijn, maar zo
ziek dat je niet meer kunt
staan? De dierenarts denkt dat
het dier vooral ziek is door de
stress en omdat het zichzelf zielig

voelt. Wat een begrip.....de dierenarts

geeft een zallje met chlooramfenicol en een
pijnstiller (Novalgin), en dat moet voorlopig maar
voldoende zijn. Dat is natuurlijk niet zo, \'s nachts overlijdt
het hangbuikzwijn. Helaas wordt in het verhaal niet duidelijk
wat daar nu precies de oorzaak van is geweest.

Wie heeft hier een dikke huid.>

De eigenaar is boos! Makkelijk hoor, een zalQe in een oog
stoppen bij een dier wat niet meer kan staan van ellende.
Heeft de dierenarts niet een beetje erg weinig onderzoek ge-
daan? De dierenarts sputtert tegen dat het onderzoeken van
een hangbuikzwijn niet bepaald makkelijk is; hoe moet je
een beest met zo\'n dikke huid nu onderzoeken? Het is toch
niet gek dat ze het uit arren moede maar bij een zallje en een
pijnstiller heeft gelaten? De eigenaar heeft het ongemakke-
lijke gevoel dat ze niet erg serieus genomen is met haar dier,
niet in de laatste plaats omdat het uren duurde voordat de be-
loofde visite werd afgelegd. De eigenaar spuit haar klachten
bij het Tuchtcollege.

Veterinai
tuchtrech

Een gewassen varkentje?

Had de dierenarts dan na het eerste telefoontje direct moeten
komen? Volgens het Tuchtcollege heeft de dierenarts ade-
quaat genoeg gereageerd. In de eerste twee telefoontjes is
door de eigenaar niet aangedrongen op een spoedvisite, en
dan is drie uur \'s middags niet verwijtbaar laat. Na het derde
telefoontje is de dierenarts wel snel ter plaatse gearriveerd.
Het geheel verdient niet echt een schoonheidsprijs, ietsje
alerter had wel gemogen, maar al met al kan de die-
renarts niet worden voorgehouden dat ze een
te weinig actieve houding heeft gehad.
Een beetje opmerkelijk is dit oordeel
wel. In vergelijkbare gevallen
krijgt de dierenarts vaak het
verwijt dat een alerte anam-
nese door de telefoon nood-
zakelijk is om de spoedei-
sendheid te beoordelen.
Misschien had dat in
een geval van ontbre-
kende kennis over
hangbuikzwijnen geen
verschil gemaakt,
maar uit de uitspraak
blijkt niet glashelder
waarom van de dieren-
arts geen actievere hou-
ding werd verwacht in
het bepalen of een snelle
visite nodig was of niet.
Het gaat wat ver om dat bij
een wat minder vaak voorko-
mend huisdier helemaal aan de
eigenaar over te laten, toch?

Het Tuchtcollege vindt wel dat de dieren-
arts het hangbuikzwijntje beter had moeten
onderzoeken. Een strikt klinische beoordeling bij een
dier wat niet meer op zijn poten kan staan, is echt onvol-
doende! Het zwijn was ziek, en de dierenarts had op zijn
minst de temperatuur en de slijmvliezen van het hangbuik-
zwijn moeten bekijken en eventueel aanvullende therapie
moeten voorschrijven. Een blik op het dier werpen en het la-
ten bij een oogzalfje is een beetje te gemakkelijk. Voor deze
nalatigheid krijgt de dierenarts een waarschuwing. Je bent
dierenarts of niet, en het onderzoeken van een hangbuik-
zwijn hoort er ook bij!

-ocr page 90-

L.C.T. Verklei]

Het huidige vaccinatiebeleid voor
gezelschapsdieren, gebaseerd op
jaarlijkse (cocktail)enting,
lï^ffffff^ff staat ter discussie. Uit een toene-
mend aantal onderzoeken blijkt
^^^^^^^^ dat de effectiviteit van veel vac-
eins groter is dan tot nu toe werd
aangenomen. Zo is bijvoorbeeld
een immuniteitsduur van drie tot
vijf jaar aangetoond na vaccinatie tegen Canine
Distemper Virus. Door nieuwe registraties van vaccins
ontstaan meer mogelijkheden. Hoe komt men tot een ver-
antwoord vaccinatiebeleid in het licht van deze ontwik-
kelingen, en welke (financiële) consequenties heeft dat
voor de praktijkvoering van dierenartsen? Dr. Herman
Egberink, viroloog aan de Faculteit der Diergeneeskunde
te Utrecht, en drs. Anton Beijer, practicus in Drachten,
geven hun visie op dit onderwerp tijdens een door
Intervet Nederland bv georganiseerde Stadiontour.

Overvaccinatie

De tour loopt van november 2002 tot maart 2003 en voert
langs acht verschillende voetbalstadions in Nederland. De
laatste sessie zal plaatsvinden in de Arena in Amsterdam op
11 februari 2003 en de eerste sessie was op 28 november
2002 in het PSV-stadion in Eindhoven. Na deze succesvolle
openingsavond, tijdens welke de deelnemers zelfs tot in de
kleedkatners van de spelers wisten door te dringen, vindt
donderdagavond 12 decetnber 2002 de tweede sessie plaats
in stadion Galgenwaard in Utrecht.

Om kwart voor acht verricht dr. Herman Egberink \'de af-
trap\'. Hij pleit al langer voor meer maatwerk op het gebied
van vaccineren, er wordt naar zijn tnening onnodig veel ge-
vaccineerd. Het huidige vaccinatieschema is gebaseerd op
tneervoudige vaccinaties van pups en kittens tot een leeftijd
van 12-16 weken. Daarna wordt jaarlijks, meestal door
middel van een \'cocktail\'-vaccin, een \'booster\' gegeven om
de immuniteit op peil te houden. Op grond van de huidige
kennis over de immuniteitsduur van vaccins is hierbij sprake
van overvaccinatie, vindt Egberink.

Die kennis is gebaseerd op onderzoeksgegevens, ondermeer
voortgekomen uit onderzoeken door fabrikanten. Nieuw is
echter dat Intervet studies heeft gedaan naar de feitelijke im-
muniteitsduur van zijn vaccins. Bij deze onderzoeken is zo-
wel gebruik gemaakt van titerbepalingen als van \'challenge-
proeven\', waarbij de bescherming van dieren tegen bepaalde
kiemen wordt getest door ze in aanraking te brengen met het
veldvirus. Hieruit blijkt dat de immuniteit na vaccinatie te-

Verslag Sladionlour Intervel Nederland hv. donderdagavond 12-12-2002. stadion
Galgenwaard te Utrecht © drs. L.C.T. Verkleij. dierenarts/free-lance journalist, in
opdracht van Inten\'et Nederland bv

gen Parvo, HCC en Hondenziekte veel langer is dan tot nu
toe werd verondersteld.

Inmiddels zijn de Nobivac-vaccins van Intervet tegen deze
infecties geregistreerd met een gegarandeerde immuniteits-
duur van twee jaar.

Voorstel voor nieuw vaccinatieschema

Het door Egberink gesuggereerde vernieuwde vaccinatie-
schema wijkt (nog) niet veel af van het huidige schema. De
meervoudige vaccinaties voor pups en kittens blijven nodig
zolang er nog geen krachtigere vaccins ontwikkeld zijn die
geen interferentie meer vertonen met de maternale antilicha-
men. Ook daarna zal een dier nog steeds elk jaar terug moe-
ten komen voor de vaccinatie, want de vaccins voor
Leptospirose en Para-influenza hebben een immuniteitsduur
van zes maanden tot één jaar. Het verschil zit vooral in het
feit dat niet standaard elk jaar dezelfde \'cocktail\' gegeven
wordt. Met de op dit moment beschikbare Nobivac-vaccins
kan afwisselend het ene jaar alleen het vaccin tegen
Leptospirose en Parainfluenza gegeven worden, en het jaar
daarop de volledige \'cocktail\' met ook Parvo, HCC en
Hondenziekte er in. Verder kan daarnaast nog per individu
bekeken worden of vaccinaties tegen
BorJelella hronchi.sep-
ticci,
Canine Corona-virus en/of Rabiës nodig zijn.

Maatwerk in de toekomst

Er is nog veel onderzoek nodig om voor elk individueel
dier of voor groepen dieren een op tnaat gesneden vaccina-
tie-advies te kunnen geven, stelt Egberink. Er zullen meer
soorten en types (mono- en oligovalente) vaccins beschik-
baar moeten komen waarvan alle eigenschappen bekend
zijn, en die onderling vergeleken zijn op werkzaatnheid en
veiligheid. Ook de kennis op het gebied van de epiderniolo-
gie is nog ontoereikend en die is van groot belang om de in-
fectiedruk in de omgeving van een dier te kunnen inschat-
ten. Op dit motnent is het nog niet zover, maar de
ontwikkelingen gaan snel en met de nieuwe registratie van
de Nobivac-vaccins van Intervet is weer een stap in de
goede richting gezet.

Als in de toekomst aan bovengenoemde voorwaarden is vol-
daan kan daadwerkelijk, in overleg met de eigenaar, een af-
weging worden gemaakt van de risico\'s die een dier loopt en
kan gekozen worden voor het toepassen van diverse produc-
ten. Zo wordt de inenting meer dan elk jaar hetzelfde potje
uit de koelkast trekken en, in de ogen van de eigenaar, \'even
snel geld verdienen\'. Voor zowel in de toekomst als nu geldt
hoe dan ook dat het belangrijk is om als practicus, elk jaar
weer, kritisch te kijken naar elke vaccinatie. Wanneer heeft
dit dier welke vaccinaties nodig? Met een goed onderbouwd
vaccinatie-advies kan de dierenarts de vaccinatiebereidheid
vergroten, zijn meerwaarde tonen en kwaliteit leveren, en op
die manier meer klanten binden.

Nieuwe mogelijkheden voor doelgericht vaccineren

Blijf op de hoogte en zet uzelf niet buiten spel!

-ocr page 91-

Minder vaccineren, minder verdienen?

Klantenbinding tijdens een entingsconsult is heel goed mo-
gelijk, volgens drs. Anton Beijer, de tweede spreker van van-
avond. Hij is in 1982 cum laude afgestudeerd en sindsdien
werkzaam als practicus gezelschapsdieren. In 1984 begon
hij zijn praktijk in Drachten, die in 1994 \'praktijk van het
jaar\' werd en in 2002 de \'beste veterinaire website\' had. \'Als
ik iets doe, doe ik het goed!\' is zijn motto.
Na de \'rust\' gaat Beijer uitvoerig in op wat naar zijn mening
de gevolgen van minder frequent vaccineren kunnen zijn
voor de praktijk voering van de dierenarts. Zolang honden
nog steeds jaarlijks ingeënt moeten worden tegen
Leptospirose en Parainfluenza zullen de financiële gevolgen
marginaal zijn, omdat de opbrengst van een cocktail-enting
nauwelijks hoger is dan die van een \'losse\' enting. Maar ook
als in de toekomst door nieuwe, effectievere, vaccins de vac-
cinatiefrequentie af zal nemen hoeft dat niet tot inkomsten-
vermindering te leiden.

\'Prikken en wegwezen-consult\' geen optie

Een mogelijkheid om bij minder vaak vaccineren toch vol-
doende inkomsten uit de vaccinaties te blijven halen is het
verlagen van de prijs van een entingsconsult, in de hoop zo
meer klanten te kunnen werven. De prijselasticiteit van vac-
cinaties is echter laag, dat wil zeggen dat prijsverlagingen
nauwelijks tot meer vraag leiden. Bovendien trekt dit vooral
\'low-budget\' klanten aan voor wie veterinaire diensten en
producten al snel te duur zijn en die niet erg trouw zijn. De
kans is groot dat ze het bij een éénmalige enting laten.
Anton Beijer denkt dat de aandacht niet zozeer gericht moet
worden op het aantrekken van nieuwe klanten, maar meer op
het optimaliseren van de klantenbinding met bestaande klan-
ten. Hij stelt dat 80 procent van de inkomsten van een prak-
tijk komt uit 20 procent van de klanten, de zogenaamde \'gol-
den clients\'. \'Het zijn mensen die niet alleen komen bij
problemen maar die ook bereid zijn te betalen voor ziekte-
preventie. Dus niet alleen voor de vaccinatie van hun dier,
maar ook voor bijvoorbeeld het reinigen van een gebit vóór-
dat het gaat stinken en voor goede ontwormmiddelen.\'
Zijn suggesties: "Maak het entingsconsult langer en doe een
goed lichamelijk onderzoek. Gebruik de bevindingen daar-
van vervolgens als \'kapstok\' voor de verkoop van extra pre-
ventieve en/of curatieve diensten of producten." Beijer is
overtuigd van de groeimogelijkheden hierin. Het is daarbij
wel belangrijk de eigenaar niets op te dringen. De dierenarts
vertelt zijn bevindingen en geeft voorlichting over de moge-
lijkheden, de eigenaar heeft de keuze om daar op in te gaan
of niet.

"Geef eventueel na afloop de eigenaar een verslag(je) mee
van de bevindingen tijdens het jaarlijkse onderzoek. Het ver-
nieuwde vaccinatiepaspoort kan daar eventueel ook voor ge-
bruikt worden, al is de ruimte daarin beperkt. Dit wordt zeer
gewaardeerd en het jaarlijks terugkomen wordt er door gesti-
muleerd omdat men het rapport \'compleet\' wil houden," ver-
telt Beijer, die het vergelijkt met het keuringsboekje bij een
auto. "Zorg tenslotte ook voor een goedwerkend vaccinatie-
oproepsysteem en haal zo maximaal resultaat met relatief
weinig inspanning."

Preventieve geneeskunde is de toekomst

De conclusie van het betoog van Anton Beijer is dat dieren-
artsen moeten beseffen dat vaccinaties slechts een klein, zij
het niet onbelangrijk, onderdeel vormen van hun preventieve
potentieel. Er is een scala aan mogelijkheden tot preventieve
zorg waarmee de kwaliteit en duur van het leven van de aan
hun veterinaire zorg toevertrouwde patiënten verlengd kan
worden. Voor veel aandoeningen geldt dat hoe eerder ze ont-
dekt worden, hoe beter ze behandeld kunnen worden. Denk
aan nierproblemen bij katten, glaucoom bij honden of groei
en/of metastasering van tumoren. Ook gewichtscontrole, ge-
boortenbeperking, endoparasietenbestrijding of gebitscont-
role vallen onder preventieve zorg. Minder vaak vaccineren
in de toekomst zal (inoeten) gaan leiden tot meer aandacht
voor dergelijke vormen van preventie. Om eigenaren lang-
zaam gewend te laten raken aan preventie, moeten dierenart-
sen het accent gaan verleggen van jaarlijkse vaccinatie naar
een jaarlijkse check-up. Het belang van de patiënt staat daar-
bij voorop, maar het is ook in het belang van de dierenarts.
Met veel illustratieve (reken)voorbeelden onderbouwt
Anton Beijer zijn visie. Naar aanleiding van zijn verhaal ko-
men er veel reacties en vragen uit de zaal die hij met enthou-
siasme beantwoordt.

Na afloop wordt er, onder het genot van een hapje en een
drankje, druk nagepraat. Tegen twaalven stappen de laatste
deelnemers de vrieskou weer in. Er waren enkele veelbelo-
vende voorzetten deze avond, maar de einduitslag is nog niet
bekend. Het moge duidelijk zijn dat over vaccineren het laat-
ste woord nog niet gezegd is.

Immunosuppression in bitches with pyometra

M. Faldyna, A. Laznicka, and M. Toman. J Small Animal Practice 2001:42:5-70.

Pyometra bij honden is het gevolg van een cysteuze hyper-
plasie van klierweefsel van het endometrium. De oorzaak
hiervan is een dysbalans van progesteron en oestrogenen.
Secundair bepalen bacteriën als E.coli, Klebsiella,
Pseudomonas species e.a. de ernst van het ziektebeeld.
Ingegaan wordt op de klinische verschijnselen en op de re-
sultaten van bloed- en urineonderzoek. Bloedanalyse be-
stond uit de celmorphologie, het bepalen van de phagocy-
taire activiteit van polymorfkernigen en de transformatie
van lymfocyten, alsmede van concentratie aan immunoglo-
bulines, de lysozymactiviteit en het voorkomen van im-
muuncomplexen. De uitslagen worden vergeleken met die
van \'normale\' dieren. Bij honden met een pyometra bestond
er een toename van leucocyten en een afname van lymfocy-
ten. De activiteit zowel van de leucocyten als van de lymfo-
cyten was verminderd; de concentraties van immunoglobul-
ines, lysozym en immuuncomplexen was verhoogd. Een
uitgebreide literatuurlijst completeert het artikel.

Dr. J.PW.M. Akkermans

-ocr page 92-

J.M. Canters

Schaalvergroting is een ontwikkeling binnen de die-
renartsenpraktijken die jaren geleden is ingezet en
die nog steeds toeneemt. Daarom moeten in de prak-
tijken, net zoals in het bedrijfsleven, ook manage-
menttaken worden uitgevoerd. Taken die met name
de maatschapsleden naast het werk als practicus
voor hun rekening nemen.

Nu is het managen van een bedrijf geen standaard onder-
deel van de opleiding tot dierenarts en dat is mede de reden
dat AUV-Advies de praktijken ondersteunt
bij de uitvoering van deze managementta-
ken.

In 2001 besloot AUV-Advies haar manage-
mentondersteuning, die zich tot op dat mo-
ment met name richtte op samenwerking,
visie-ontwikkeling, communicatie, finan-
ciën en praktijkorganisatie, uit te breiden
met meer ondersteuning op het gebied van
personeelsbeleid omdat zij vanuit de prak-
tijken duidelijke signalen kreeg die duid-
den op een behoefte aan deze ondersteu-
ning. Immers, het goed regelen van alles
op het gebied van personele zaken vraagt
veel tijd en deskundigheid.

Denk maar aan bijvoorbeeld het werven, en selecteren
van medewerkers, het opstellen van een goed verzuim-
plan, reïntegratie van zieke medewerkers, ontslag: alle-
maal zaken die moeten gebeuren volgens de desbetref-
fende wet- en regelgeving, welke laatste regelmatig
wordt herzien en uitgebreid.

In het laatste kwartaal van 2001 werd gestart met een be-
hoefteonderzoek bij een aantal dierenartsenpraktijken.
Zowel kleine huisdierenpraktijken, als landbouwhuis-
dierenpraktijken en gemengde praktijken werden daarbij
bezocht. Aan de hand van een aantal onderwerpen werd
door een personeelsfunctionaris van AUV geïnventari-
seerd wat er op het gebied van PZ al geregeld was in de
praktijk en waaraan behoefte bestond. Deze behoefte
bleek zeer divers.

Productontwikkeling

In 2002 begon de productontwikkeling, waarbij ook de
praktijkmanagers van De Graafschap Dierenartsen en
Dierenhospitaal De Visdonk uit Roosendaal, intensief
betrokken werden. Voor deze opzet werd gekozen omdat
AUV er zeker van wilde zijn dat het aangeboden product
ook daadwerkelijk zou passen bij de be-
hoefte in de praktijk.

— ^- Het uiteindelijke resultaat is de Elektro-

lA» nische Personeelsmanager (e-PM): een di-

gitaal draaiboek waarin alle belangrijke
onderwerpen op het gebied van personeels-
zaken aan de orde komen. Behalve com-
^ plete beleidsplannen levert het onder meer

^ voorbeeldbrieven, gespreksleidraden, een

overzicht van relevante sociale wetgeving
en veel handige tips en adviezen, waarbij
fljln met nadruk is gekeken naar de praktische
jjr^llljlj) bruikbaarheid.

In oktober 2002 is de laatste hand gelegd
aan de e-PM en vervolgens is het product
getest door een testpanel bestaande uit een vijftal dieren-
artsenpraktijken en een viertal AUV-managers.

Met ingang van deze maand is e-PM beschikbaar via
Vetplaza. Een abonnement op e-PM is verkrijgbaar via
AUV-dierenartsencoöperatie, cpm@auvorg. Meer in-
lichtingen hierover kunt u krijgen bij mevrouw Marijke
Canters, hoofd personeelszaken AUV (0485-335555 of
mcanters@auvorg).

Mevrouw J.M. Canters is hoofd personeelszaken bij de AUV.

De elektronische personeelsmanager: een nieuw
adviesproduct van AUV

-ocr page 93-

Veterinair Tuchtcollege moet
ivoren toren verlaten

J. Flameling

Met stijgende verbazing tas ilc in liet
Tijdschrift voor Diergeneeslcunde
nr. 23/2002 deel 127 het artikel
\'Dood achter de deur\' van laira
Boissevain met de ondertitel \'Lees en Huiver\'.
Het artikel betrof de dwalingen van een collega die:

1. na een foute diagnose en;

2. een zinloze operatieve ingreep;

3. vervolgens de eigenaren voorloog over de diagnose;

4. het dier verder een adequate behandeling onthield en;

5.als klap op de vuurpijl de bond zonder toestemming van
de eigenaar;

6. tot slot heimelijk vermoordde.

Bij oppervlakkige lezing van dit artikel lijkt laira deze huive-
ringwekkende en leerzame casus aan ons te presenteren om ver-
volgens uit de doeken te doen hoe hierop het Veterinair
Tuchtcollege als corrigerend middel haar heilzame werk doet.
Het verhaal lezende meende ik in eerste instantie dat het hier
een verzonnen casus betrof Niet zozeer omdat ik denk dat er
geen dierenartsen zijn die de bovenstaande schandelijke prak-
tijken begaan, maar vanwege het
vervolg van dit artikel
waarin ons op wel heel simpele, kinderlijk belerende, wijze
werd voorgelegd wat wel en niet is toegestaan als practicus.
Maar betreft het nou wel een fictief verhaal? Ik laat liever de
conclusie aan de lezer over. Aan het eind van het stuk wordt na
nogmaals de feiten de revue te laten passeren de straf vermeld.

De beklaagde collega ontving de straf van berisping (sic)
->
meer niet

In het stuk was verder geen vermelding van openbaar maken
met initialen van de getuchtigde of publicatie in het TvD of
andere media. Iedereen die de uitspraak van het College
naast het ten laste gelegde en meer nog, naast de in dc inlei-
ding aangedragen feiten houdt, zal stil worden van
onbegrip
en huiver.
Als bovenstaande slechts leidt tot een berisping en
niet tot een zwaardere straf, (tijdelijke ontzegging om het be-
roep uit te oefenen of zwaarder), wat voor ernstigs moet je
dan in hemelsnaam doen om geschorst te worden.

Uitlokking

Dit soort publicaties zullen, nogmaals indien het hier een
reëel bestaande casus betreft, zelfs moeten worden opgevat
als uitlokking van in de eerste alinea begane wandaden. Voor
een zwartdenker is een gedachtegang in de trant van:
"kijk
eens wat je mag doen om slechts een berisping op te
lopen"
bijna onontkoombaar. Is er ooit wel eens een collega
uit zijn beroep gezet? Wat had die persoon dan wel voor ver-
schrikkelijks gedaan? Vermoedelijk zijn middelvinger opge-
stoken naar het tuchtcollege.

Om een uitspraak van een bij velen bekende en ge-
waardeerde collega te citeren:

"Behalve je eigen geweten en ethische normen zijn er in
onze beroepsgroep onvoldoende prikkels om fatsoenlijk ge-
drag af te dwingen. Voor de zwakkere broeders onder ons
blijkt dit te weinig.", is dus helaas niet alleen van toepassing
op de beklaagde collega...

Ingezonde

Herhaling

Een tuchtcollege heeft ondermeer tot taak om na te gaan of
de diergeneeskundige stand schade heeft opgelopen door het
handelen van de beklaagde en om na te gaan of er kans is op
recidive. Ik denk dat kansen op herhaling niet kunnen wor-
den uitgesloten. Hoe sluit een rechtscollege het in dit geval
dan wel uit?

Welke zekerheden eist zij in dit specifieke geval? Eist zij
überhaupt wel zekerheden? Zal er in het vervolg
wel sprake
zijn van een adequate diagnostiek?

Zou het niet verstandig zijn van het Veterinair Tuchtcollege
om aanvullende opleiding te adviseren (dat mag altijd wel)
en waar mogelijk te eisen (dit lijkt in het kader van schorsing
zelfs vereist) zodat een dergelijke collega in de toekomst wel
in staat is de diagnose \'een of andere hartziekte\' te stellen?
Wat is het verbetertraject dat zou moeten worden aangedra-
gen door het college?

Kwaad daglicht

Ik ben ervan overtuigd dat de diergeneeskundige beroeps-
groep door de actie van de collega in een kwaad daglicht is
gesteld en in haar goede naam is aangetast. Ondergetekende
althans voelt zich wel beledigd en beschadigd door het feit
dat er dierenartsen rondlopen die de in de eerste alinea ge-
noemde misdrijven begaan. Maar zeker nog meer is de be-
roepsgroep aangetast door het feit dat een zo ernstig misdrijf
door het tuchtcollege ontoereikend wordt bestraft. Of zou ik
moeten zeggen... niet echt wordt bestraft?... Voor de niet-
veterinaire buitenwereld een onbegrijpelijke en voor de wei-
veterinaire een beschamende aanpak.

Dus niet alleen de beklaagde collega, maar ook de veteri-
naire tuchtcollega
\'s zetten de beroepsgroep in een kwaad
daglicht. Ik wil niet op de stoel van het tuchtcollege gaan zit-
ten, maar ik kan wel eisen dat er duidelijkheid wordt gescha-
pen over de wijze waarop bovengenoemd vonnis tot stand is
gekomen.

Medisch contact

Regelmatig leest ondergetekende uitspraken van het
Medisch Tuchtcollege in Medisch Contact. Deze zijn van
een zeer hoog peil en gaan juridisch, medisch maar ook
maatschappelijk inhoudelijk diep en duidelijk in op de wijze
waarom zij tot een bepaald besluit is gekomen. Ook gaat zij
in op bestaande jurisprudentie en worden de uitspraken
voorzien van ter zake doend commentaar van juristen en me-
dici van gewicht. Gezien al het voorgaande is het absoluut
noodzakelijk dat het veterinair tuchtcollege haar taak serieu-
zer gaat opvatten en aan de diergeneeskundige wereld zal
uitleggen waarom zij haar werk doet zoals zij het doet. De
tijd voor wereldvreemde beuzelarijen is nu toch wel voorbij.
Het Veterinair Tuchtcollege dient haar ivoren toren te verla-
ten.

Tot slot

Beste laira.

Ik heb de oproep boven je artikel opgevolgd, ik heb inder-
daad gelezen en gehuiverd. Maar mijn huiver betrof naast het
handelen van de beklaagde collega toch vooral het wan-
presteren en disfunctioneren van dit veterinair tuchtcollege
in het onderhavige geval.

Jan Flameling is dierenarts te Steenbergen.

-ocr page 94-

Op donderdag 20 februari 2003
zal tijdens de Zwolle Interna-
tional Stallion Show voor de
derde achtereenvolgende keer
een symposium plaatsvinden.
Onder de titel \'Feiten, Fabels en
Financiën van de vruchtbaar-
heid\' zijn verschillende sprekers
uit binnen- en buitenland uitge-
nodigd om te praten over actuele ontwikkelingen
binnen de reproductie en paardenfokkerij.

Dr. Hallebeek bijt de spits af met een herziening over de in-
vloed van voedingsstoffen en supplementen op de
drachtigheidskans van de merrie. Prof dr. Colenbrander
bespreekt de ethiek van het seksen van sperma. De uit
Italië afkomstige dr. Barbacini behandelt de kwaliteitsstan-
daarden voor succes bij het gebruik van diepvries-sperma.
Dr. Stout doet een uitvoerige bespreking over de vroege
embryonale sterfte. De uit Amerika afkomstige dr.
McDowell bespreekt de mogelijke oorzaak van, de gevol-
gen en de handelingen die te maken hebben met Mare
Reproductive Loss Syndrome. Afsluitend maakt Ing.
Boersma een economische afweging over de financiële as-
pecten van de paardenfokkerij.

Uitgebreide informatie wat betreft het symposium kunt u vin-
den op www.zwollestallionshow.nl ofu kunt contact opnemen
met EQ International, telefoon 31-204655446, fax 31-
204651640of e-mail: info@zwollestallionshow.nl

Veterinair symposium tijdens de International Stallion Show

Studiedag \'risk assessment\' VEEG

Op 5 en 6 februari 2003 organiseert de Vereniging voor
Veterinaire Epidemiologie en Economie (VEEG) een
tweedaags seminar in Leuven. Het thema is \'risk assess-
ment\'. De bijeenkomst bestaat uit een aantal work-
shops en een studiedag en wordt samen met onze
Belgische collega\'s van de VEE georganiseerd.

Op woensdag 5 februari worden vier workshops gehouden
met als onderwerpen: inleiding risk assessment, risicoana-
lyse, ziektevrij-verklaring, populatiedynamica van infec-
tieziekten, en diagnostiek van infectieziekten.
Donderdag 6 februari vindt de studiedag plaats, (iedurende
de ochtendsessie gaan dr. Marion Wooldridge (VLA Wey-
bridgc), prof. Jan D\'Haene (KL) Leuven) en Prof. Mart de
Jong (ID-Lelystad) in op de kwalitatieve en kwantitatieve as-
pecten van risk assessment en de rol van populatiedynamica
infectiemodellen hierin. Na de lunch worden twee parallelle
sessies gehouden waarin de praktische toepassingen van risk
assessment voor de epidemiologie van infectieziekten en dc
bewaking van de voedselketen worden besproken.
Kunt u geen twee dagen vrijtnaken, dan is het mogelijk om
alleen aan de studiedag of een workshop deel te neinen.

Voor meer informatie kunt u contact opnemen met de se-
cretaris van de VEEC (Tom Nell, telefoon: 0485-5H630 of
via de E-mail: tom.nell@intervet.com.

\'-lotot 20, peri-partaletopproducenten; kritisch bekeken!\'

Aandacht voor de melkkoe rondom het begin van de la-
catatie is een bekend fenomeen. Melkziekte, mastitis,
maar ook metritis en lebmaagdislocaties zijn proble-
men waarbij de dierenarts vaak wordt ingeschakeld.
Op 4,6 en 11 februari 2003 wordt door de nieuwe vete-
rinaire organisatie Proveto een symposium georgani-
seerd voor rundveedierenartsen. Onderwerp van dit
symposium zal de melkkoe rondom de partus betref-
fen, de titel luidt dan ook: \'-10 tot 20, peri-partale top-
producenten; kritisch bekeken!\'

Achtereenvolgens zal in Deurne, Heerenveen en Utrecht
een programma worden neergezet waarin zeven gerenom-
meerde sprekers een verhaal zullen houden. Onder leiding
van dr. Geert Benedictus zal ingegaan worden op de pre-
ventie en problematiek. Naast de relatie met bedrijfsadvi-
sering zullen de verschillende sprekers specifiek de nadruk
leggen op mastitis, voeding en fertiliteit rondom dit be-
langrijke lactatiestadium. De symposia worden tnede mo-
gelijk getnaakt door Pharmacia Anitnal Health en Vetin-
Aacofarma.

Proveto is opgericht door twee co-schappers diergenees-
kunde en een pas afgestudeerde dierenarts. Eén van de
doelstellingen is het organiseren van activiteiten voor die-
renartsen.

Voor meer informatie over locaties en programma kunt u
kijken op www.proveto.nl of bellen naar Simon
Hakkesteegt (06-2J845628). U kunt zich opgeven door u
schriftelijk aan te melden. Aanmelding is mogelijk tot 28
januari en wegens beperkte groepsgrootte op verschillende
locaties geldt vol = vol. Kosten voor dit symposium, waar-
bij tien punten voor erkenningsregeling zijn aangevraagd,
bedragen €95,-

-ocr page 95-

Veldstudie
afgerond.

Op recept
verkrijgbaar.

Sachet met 10 gram granulaat

10 gram granulaat komt overeen
met 4 gram Cimetidine

ACE Pharmaceuticals BV - Postbus 1262 - 3890 BB Zeewolde

ZI TAC

Hippogran\'

Particulier Veterinair Gezelschap \'Cerberus\' van het
Utrechtsch Studenten Corps, onder de zinspreuk \'cave ca-
nem\' opgericht 18 oktober 1861.

Vice-Praesident L. Stooker
Commissaris D. van Rijn

S. Vrielink
h. t. ab Actis

Praesident
ab Actis
Fiscus

H. Govaert
S.Vrielink
W. de K-eizer

De heer R.D. Junte is onder drie-koppig gehuil in
de \'Hel der Honorairen\' opgenomen.

Pharmakotherapie bei haus- und nutztieren

5e neubearbeitete Außage, W. Löscher,
F.R. Ungemach und R. Kroker, Uitg.
Paul Parey Verlag, Berlin, 2002,
531
bladzijden, ISBN 3-8263-33^3-4; € 79,=

i

Recent is de vijfde editie verschenen
van dit in 1991 voor het eerst uitge-
geven boek (zie ook vroegere bespre-
kingen in Tijdschr Diergeneeskd
1992; 117: 324, 1994; 119: 589, en 1998; 123:150). Het is
voornamelijk een compilatie van monografieën over werk-
zame stoffen in (dier)geneesmiddelformuleringen.

De tekst in het algemene gedeelte (bladzijden 1 tot en met
24) is vrijwel onveranderd en gaat slechts summier in op we-
zenlijke verschillen tussen species, patiënten en hun ge-
zonde soortgenoten, eventueel optredende neveneffecten
(dysbacteriose bij planteneters na toediening van bepaalde
antibiotica) en zaken zoals geneesmiddelinteracties anders
dan verdringing aan plasmaeiwitten. Ook de \'spuitplekken\'
problematiek en farmacovigilantie komen niet aan bod. Wel
is de tekst over EU-richtlijnen en verordeningen duidelijk
aangepast, waarbij verwezen wordt naar de geactualiseerde
bijlagen 7 en 8 (bladzijden 460 tot en met 506).

Boe
besprekin

In het speciële farmacologie-farmacotherapiegedeelte is een
aantal hoofdstukken aangepast. Dit geldt echter niet voor de
hoofdstukken handelend over het autonome zenuwstelsel,
autocoïden, lokaal anesthetica, het vasculaire systeem, de wa-
ter- en zouthuishouding, de lever, desinfectiemiddelen, anti-
mycotica, anti-protozoica, cytostatica, vitaminen en sporenele-
menten, hormonen en vergiftigingen. In hoofdstuk A zijn nogal
wat obsolete verbindingen vermeld zoals carbachol en areco-
line; verder valt op dat de alfa-adrenolytica niet worden onder-
verdeeld in type 1 en type 2 blokkers. Onder het centrale ze-
nuwstelsel (hoofdstuk C) zijn nu gedragscorrigerende stoffen
opgenomen zoals selegilin en clonipramine (bladzijden 103-
105); onder de hartmiddelen (hoofdstuk E) is nieuw pimoben-
dan, een fosfodiesterase type III remmer (bladzijde 121). Ook
de hoofdstukken over de uterus en de respiratietractus zijn ge-
actualiseerd. De gegeven informatie in het hoofdstuk over het
maagdarmkanaal is niet altijd volledig zoals bij cisapride
(bladzijde 190; gecontraïndiceerd bij hartaritmie) en lopera-
mide (bladzijde 196; niet toedienen aan collies). Het advies in-
dometacine bij dieren met virale diarree te verstrekken is zelfs
onjuist (bladzijde 195). In het hoofdstuk over antibiotica ont-
breken cefadroxil, cefliroxim en cefapirine, terwijl de orale
verstrekking van ceftiofur wat vreemd aandoet (bladzijde 219).
Het gebruik van doxycycline (bladzijde 227) blijft verder be-

-ocr page 96-

perkt tot hond en kat. Wachttijden voor vlees en melk zijn
ondermeer afhankelijk van de gekozen formulering (product-
specifiek). Aangezien de productnamen niet steeds genoemd
worden, zijn de gegeven wachttijden misleidend en voor speci-
fieke producten (tilmicosine bladzijde 232, spiramycine blad-
zijde 228, triclabendazol bladzijde 275) afwijkend van die in
Nederiand gelden. Bij de sulfonamiden (bladzijde 237) wordt
alleen ingegaan op de acetylering van deze stoffen en niet op de
omzetting middels hydroxylering; sulfamethoxazol wordt al-
leen genoemd en in combinatie met trimethoprim zelfs ontra-
den. Het hoofdstuk over anthelmintica en anti-ectoparasitica is
eveneens geactualiseerd en is duidelijk beter dan dat over anti-
biotica. Een waarschuwing tegen het gebruik van amitraz bij
paarden ontbreekt echter (bladzijde 285) alsook het antidoot
atipamezol (Antisedan ®). Uit deze voorbeelden blijkt dat er
nog wel het een en ander te verbeteren valt. Nieuwe hoofdstuk-
ken hebben betrekking op fytotherapeutica (bladzijden 407-
420), oogheelkundige- en mastitispreparaten (bladzijden 437-
445), en de problematiek van minor species en minor
indications (het cascademodel en een overzicht van werkzame
stoffen die niet meer bij landbouwhuisdieren mogen worden
toegepast; bladzijden 501-506). Resumerend: de vijfde editie
van dit boek met 13 afbeeldingen, 87 tabellen en negen bijla-
gen, voorzien van een overzichtelijke inhoudsopgave en goed
trefwoordenregister, geeft korte karakteristieke overzichten
van werkzame stoffen in (dier)geneesmiddelen. Voor praktise-
rende dierenartsen kan het een nuttig naslagwerk zijn, al is de
gegeven informatie niet altijd optimaal.

Prof. dr. A.S.J.PA.M. van Miert

Praktische en bedrijfseconomische mogelijkheden om
biggensterfte tijdens de zoogperiode te verminderen

C. Bosch; SR 103S/00:45 pp.

Na een bespreking van Nederlandse
en buitenlandse literatuur over oor-
zaken en preventie van sterfte van biggen in de eerste week
na de geboorte, wordt verslag gedaan over waarnemingen
hierover gedaan op acht vermeerderingsbedrijven in de pro-
vincie Overijssel.

Aandachtspunten zijn; doodliggen, te kleine, weinig levens-
krachtige biggen, doodbijten, infectieuze aandoeningen,
splayleg, hypoglycaemie en verhongeren.
Voorts wordt ingegaan op maatregelen die sterfte in de eerste
week van de zoogperiode zouden kunnen voorkomen, zoals
toezicht tijdens de partus, het overieggen van biggen naar an-
dere zeugen, het opsluiten van de biggen tijdens het voeren,
het verbeteren van het management en het toepassen van
technische hulpmiddelen.

Studente
referate

De waarnemingen op de bedrijven hebben dezelfde trend als
die vermeld in de literatuur Wel is de uitval minder bij de
Nederlandse varkenshouders namelijk 7-10% tegen meer
dan 13%.

De financiële schade geleden op de bedrijven door de uitval
loopt nogal uiteen. Bij
2% minder uitval wordt een duide-
lijke winst geboekt. Ideaal zou zijn een verliespercentage tot
5%.

Als meest belangrijke preventieve maatregelen worden ge-
noemd toezicht in de perinatale periode en het separeren van
de biggen van de zeug tijdens het voeren.

Gebruik van enrofloxacin en cefliofur bij het paard

A.c. Berentsen en A. Buijsert; SR 1015/00; 57pp.

Het instellen van een antimicrobiële therapie bij paarden kan
specifieke problemen geven die bij andere diersoorten min-
der voorkomen. Bij het paard moeten vaak grote volumina
worden gebruikt. Vaak ontstaan lokale reacties na subcutane
of intramusculaire injecties. Orale applicatie is vaak gecon-
tra-indiceerd omdat het preparaat in de maag wordt afgebro-
ken.

Voorts is slechts een beperkt aantal antibioticumpreparaten
voor paarden geregistreerd, zodat off-label moet worden
gedoseerd.

In deze scriptie wordt op basis van een literatuurstudie één
en ander medegedeeld over het gebruik van ceftiofur en en-
rofloxacin, wat betreft farmacokinetiek, werkingsspec-
trum en bijwerkingen.

Zo worden besproken de chemische en fysische eigen-
schappen, het werkingsmechanisme, werkingsspectrum,
resistentie, veiligheid, bijwerkingen, indicaties voor ge-
bruik, residuen, registratie en kostenberekeningen.
Het voordeel van ceftiofur is de mogelijkheid tot intramus-
culaire toediening, het kleine injectievolume en de weefsel-
vriendelijkheid. Éénmaal per dag toedienen is voldoende en
het middel heeft een relatief grote therapeutische breedte.
Enrofloxacin heeft een groot verdelingsvolume. Het
middel bevindt zich na applicatie in grote hoeveelheden in
de lichaamscellen. Men moet het preparaat of oraal of in-
traveneus toedienen. Subcutaan of intramusculair geeft het
zwelling en pijnlijkheid. Een voordeel van ceftiofur is bo-
vendien dat de veiligheid beter onderzocht is dan van enro-
floxacin. Bij salmonella-infecties moet dit laatste antibioti-
cum echter bij voorkeur worden gebruikt.

-ocr page 97-

Het project \'Partners in Rende-
mentsverbetering\' gaat haar
derde jaar in. Ervaringen hebben
geleid tot nieuwe initiatieven om
de kwaliteit verder te verbeteren.
Veehouders én dierenartsen kun-
nen nu nog meer rendement halen
uit de bedrijfsadvisering.

In 2000 is het project \'Partners in Rendementsverbetering\'
(PIR) opgestart op initiatief van het NRS in samenwerl<ing
met Pfizer Animal Health BV en onze eigen KNMvD. Het
eerste jaar richtte het project zich op het thema vruchtbaar-
heid, het tweede jaar op uiergezondheid. Nu, in het derde
jaar, werkt men verder aan deze twee thema\'s, terwijl er via
drie nieuwe initiatieven een gezonde basis voor de toekomst
wordt gelegd.

Enquête

Voor de toekomst is het belangrijk dat de wensen van de vee-
houders worden geïnventariseerd. Daarom zal komend voor-
jaar een enquête onder hen gehouden worden. Uit een eer-
dere enquête, onder deelnemende dierenartsen, bleek dat het
oppakken van de PlR-informatie langzaam maar zeker va.ste
vormen aanneemt. Met name de aangeboden informatie
geeft de dierenartsen een duidelijker inzicht in de bedrijfssi-
tuatie.

PI R-studiegroepen

In samenwerking met de GD en LTO is er een concept ont-
wikkeld, waarmee dierenartsen ondersteund worden bij het
organiseren van een klantenavond met betrekking tot uierge-
zondheid. Daarnaast wordt er aandacht besteed aan het ken-
nisniveau van de dierenartsen door middel van een PAOD op
de praktijk en is het de bedoeling dat de dierenartsen studie-
groepen gaan opzetten over bedrijfsadvisering (30 studie-
punten voor het gehele traject). Dit alles met als doel: meer
rendement halen uit bedrijfsadvisering.

Maatschappi

nieuw

www.pir-dap.nl

Ook via internet kan de kwaliteit van de bedrijfsadvisering
verhoogd worden. PIR voorziet hierin door vanaf 1 januari
2003 een nieuwe site te lanceren, genaamd www.pir-dap.nl.
Werd tot nu toe vier keer per jaar informatie naar de praktij-
ken verstuurd, met deze website kan men meer en actuelere
informatie beschikbaar stellen. De efficiëntie van een be-
drijfsbezoek kan hierdoor enorm verbeterd worden.
Om u nader kennis te laten maken met de website www.pir-
dap.nl en met CR-Delta zijn er een drietal regionale bijeen-
komsten georganiseerd voor de erkende rundveedierenart-
sen (5 studiepunten).

28 januari 2003 CR Delta regio Noord Heerenveen

29 januari 2003 CR Delta regio Oost Deventer

30 januari 2003 CR Delta regio Zuid-West Rijen

Voor meer informatie kunt u uw vragen mailen naar w.vd.
ekker@overlaet.nl.

Wiel van den Ekker namens de stuurgroep Partners in Rendement

Internet in opkomst bij bedrijfsadvisering

W. van den Ekker

Brochure Honden- en kattenbesluit \'99

Op het bureau van de KNMvD zijn op aanvraag brochures verkrijgbaar over het nieuwe Honden- en kattenbesluit \'99 (HKB
\'99). Deze brochure is een overzichtelijke samenvatting van de belangrijkste onderwerpen uit het nieuwe besluit. Veel vra-
gen waarmee u wellicht sinds de invoering geconfronteerd bent, worden hierin behandeld.

Aanvragen bij mevrouw J. Lindhout: jli@knmvd.nl

Sluitingsdata voor kopij

Aflevering:

Deadline-)

15-02-2003

maandag

27-01-2003

01-03-2003

maandag

10-02-2003

15-03-2003

maandag

24-02-2003

01-04-2003

maandag

10-03-2003

*) Voor 10.00 uur \'s morgens.

-ocr page 98-

Congressen &, Symposia

2003
Februari

3 Veranderingsmanagement door L. Lap.
Meer info via Bureau PHLO: tel. 0317-
484093, fax 0317-426547, e-mail info@
secr.phlo.wau.nl, website www.wau.l/
phlo. Kosten 695 Euro. Inschrijftermijn
sluit op 24 december 2002.

5/6 Workshops en studiedag VEEC (Vereniging voor Veterinaire
Epidemiologie en Economie) met als thema "Risk Assessment".
Informatie: Tom Nell, 0485-58630 of tom.nell@intervet.com.

8/9 Symposium "Translating western diagnosis into Chinese patterns of di-
sease van Samenwerkende Veterinaire Acupuncturi.sten. Onderwerpen:
vijf elementen en de acht principes, diverse aandoeningen met hun
symptomen en de betekenis van de T.C.M. van deze symptomen.
Sprekers: Eric Hartmann en Linda Boggie (beiden uit de U.S.A.).
Kosten: S.N.V.A.-leden 120 euro; niet-leden 160 euro. Meer informa-
tie is te verkrijgen bij Aleid VerhoeflF, 0314-625385 of aleid(^tref nl.

16/20 Annual Congress at Wilderness in the Eastern Cape Province.
Equine Practitioners Group of the South African Veterinary
Association. Programma en meer informatie is verkrijgbaar via de
website: www.sava.co.za, per e-mail: vetlinklgmweb.co.za of telefo-
nisch: 27 12 546 3442.

Maart

14/15 XV Tagung über Pferdekrankheiten im Rahmen der EQUITANA
mit begleitender Industrieausstellung, Essen. Schwerpunktthemen:
Erkrankungen des alternden Pferdes, Headshaking beim Pferd.
Veranstalter: Tierklinik Hochmoor GmbH, Information und
Anmeldung: Tel. 49-2863/2099-0, Fax 49-2863/20 99-20, e-mail:
info@tierklinik-hochmoor.de, www.tierkiinik-hochmoor.de.

15 Seminar über Praxismanagement für Klein- und Ciroßtierpraktikcr im
Rahmen der EQUITANA, Essen. Finanzplanung, Wirtschaftlichkeit,
Praxisflihrung. Veranstalter: Tierklinik Hochmoor GmbH, Information
und Anmeldung: Tel. 49-2863/2099-0, Fax 49-2863/20 99-20, e-
mail: info@ticrklinik-hochmoor.de, www.tierklinik-hochmoor.de.

17/22 Internationaal PHLO seminar: New Developments in Feed
Evaluation. Inschrijving is mogelijk tot 20-01-200^ bij het Bureau
PHLO. Wageningen, tel.: 0317 484 093.

24 Veranderingsmanagement door L. Lap. Meer info via Bureau PHLO:
tel. 0317-484093. fax 0317-426547, e-mail info@secr.phlo.wau.nl,
website www.wau.l/phlo. Kosten 695 Euro. Inschrijftermijn sluit op
24 december 2002.

28 Emotionele intelligentie en communicatie door 1. Weeda. Meer info
via Bureau PHLO: tel. 0317-484093. fax 0317-426547. e-mail
info@secr.phlo.wau.nl. website www.wau.l/phlo. Kosten 395 Euro.
Inschrijftermijn sluit op 14 februari 2003.

len).

Werkvergadering rund IV. te Molenwijk in Boxtel, 20.15 uur.
Studievergadering GHwD te Utrecht in het Beatrixgebouw van het
Jaarbeurscongrescentrum van 19.30 tot 22.30 uur.

18

20

Juni

17

Ledenvergadering en wetenschappelijke bijeenkomst van de Groep
Pluimveewetenschappen, aanvang 14.00 uur (locatie nog vast te stel-
len).

Studievergadering GHwD te Utrecht in het Beatrixgebouw van het
Jaarbeurscongrescentrum van 19.30 tot 22.30 uur.

19

September

9 Ledenvergadering en wetenschappelijke bijeenkomst van de Groep
Pluimveewetenschappen, aanvang 14.00 uur (locatie nog vast te stel-
len).

18 Studievergadering GHwD te Utrecht in het Beatrixgebouw van het
Jaarbeurscongre.scentrum van 19.30 tot 22.30 uur.

November

22 Najaarsdag GHwD te Breda. De precieze locatie wordt nog
bekend gemaakt.

December

9 Ledenvergadering en wetenschappelijke bijeenkomst van de Groep
Pluimveewetenschappen, aanvang 14.00r. Locatie Mercure Arnhem.

f

i

s

<

F\'

i

V

s

GROEPSPRAKTIJK DIERENARTSEN
BARNEVELD
KOOTWIJKERBROEK
HARSKAMP

Vanuit drie locaties in de Gelderse Vallei zijn wij actiefin een snel ver-
anderend agrarisch klimaat met een team van tien dierenartsen en
zeven assistentes. Binnen alle nieuwe regelgevingen liggen er veel
uitdagingen voor ondernemende dierenartsen en hun veehouders.
Naast de landbouwhuisdieren, is er de gezelschapsdierensector die
een sterke groei doormaakt.

Door het vertrek van een pensioengerechtigde collega is er binnen
ons team per direct een vacature voor een

Dierenarts (m/v)

Vergaderingen &, Bijeenkomsten

2003

Januari

7 Werkvergadering rund III. te Molenwijk in Boxtel, 20.15 uur.

8 Informele bijeenkomst Zeeuwse dierenartsen om 20.30 uur in
Bolsjoi aan de Grote Markt 28 te Goes.

14 Werkvergadering pluimvee II. Molenwijk in Boxtel. 14.00 uur.
16 Studievergadering GHwD te Utrecht in het Beatrixgebouw van het

Jaarbeurscongrescentrum van 19.30 tot 22.30 uur.
23 Werkvergadering varken II. te Molenwijk in Boxtel, 20.15 uur.
28 Werkvergadering schaap/geit I te De Meern.

Februari

4 Werkvergadering schaap/geit I te Heerenveen.

I 1 Werkvergadering paard II, te Molenwijk in Boxtel, 20.15 uur.

Maart

II Jaarvergadering en wetenschappelijke bijeenkomst van de Groep
Pluimveewetenschappen, aanvang 14.00 uur (locatie nog vast te stel-

Deze collega zal z\'n functie vooral vanuit Bameveld uitoefenen en
kan rekenen op alle ondersteuning en begeleiding die door de kandi-
daat gewenst wordt.

Wij zoeken een teamplayer die grotendeels ingezet kan worden in de
gemengde landbouwhuisdierenpraktijk.

Wij bieden een prettige werk- en woonomgeving en een salaris vol-
gens de normen van de KNMvD.

Tevens voldoende vrije tijd en een zeer gunstige dienstenregeling.
In een persoonlijk gesprek kunnen de toekomstperspectieven uitvoe-
rig aan de orde komen.

Voor nadere informatie kunt u contact opnemen met WA. de Vries,
telefoon 0342-414956 ( praktijk ) 0342-491811 ( privé ); Schriftelijke
sollicitaties met cv richten aan Groepspraktijk Dierenartsen, De
Driest 2, 3773 BG Bameveld ter attentie van WA. de Vries.

-ocr page 99-

Uit
de

hoofdredactie

Het was al eerder aangekondigd en nu is het dan u/eer zover: een aßevering van het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde zonder \'wetenschappelijk\' artikel. Met pijn constateer ik dat de Faculteit in gebreke blijft
en zich lijkt te willen terugtrekken in haar ivoren toren. Daarmee zal opnieuw de kloof tussen wetenschap
en praktijk in diergeneeskundig Nederland worden vergroot. Als die kloof niet op een of andere wijze wordt
overbrugd, komt de \'Praktijk\' nog verder van de \'Wetenschap\' af te staan. Zullen we dan ons standpunt
kunnen handhaven dat wij bezig zijn met een beroepsuitoefening en bijbehorende opleiding op weten-
schappelijk niveau? Gelukkig zijn er auteurs zoals collega P.J. Werkman, die ons voorzag van een bijdrage
die des te waardevoller is voor de praktijk. U vindt in deze aßevering het vervolg op \'de zieke vis\', waarvan u
in de vorige aßevering het eerste deel hebt gezien.

Tegenover de teruggang van wetenschappelijke inhoud staat de toename van de hoeveelheid stof tot discus-
sie. Zo signaleerde collega Wijnen in het nummer van
15 december 2002 dat eerst de kloof tussen de
\'Praktijk\' en de wetgever moet worden overbrugd, vóórdat de kloof tussen wetgever en handhaver effectief
kan worden aangepakt. Dit als reactie op de Handhavingsdag, het handhavingsbeleid en de regelgeving.
Als regelgeving praktisch niet uitvoerbaar is, of als zodanig wordt ervaren, dient het op één lijn brengen van
regelgeving en praktijk de hoogste prioriteit te hebben. Het geldt echter niet alleen voor de diergeneeskunde,
maar voor onze maatschappij als geheel, dat het op één lijn brengen van regelgeving en praktijk nog te wei-
nig aandacht krijgt. Onze \'gedoogcultuur\' is daar voor een deel het resultaat van. Dat betekent dat wij nu
allereerst naar de overheid kijken en vragen om duidelijke, consistente en \'uitvoerbare\' regelgeving.
Overigens, collega Hülsen geeft diezelfde overheid nog een andere voorzet, nu vooreen actief beleid betref-
fende monitoring van antibiotica-resistentie. Dat brengt ons bij het functioneren van die overheid en daar-
mee bij de politiek. Onlangs las ik in de NRC de uitspraken van de wetenschappelijke adviseurs van onze
(demissionaire) premier betreffende de door hem geëntameerde discussie over normen en waarden. Zij stel-
den dat, als er in Nederland al iets mis is met de normen en waarden, deze problemen vooral door de over-
heid zijn veroorzaakt. In de afgelopen maanden heb ik herhaaldelijk gehoopt dat de Nederlandse politici le-
ring zouden hebben getrokken uit het in politiek opzicht stormachtige jaar 2002. Op het moment dat ik dit
schrijf moeten de verkiezingen nog plaatsvinden, wanneer u dit leest kent u de verkiezingsuitslag en weet u
wellicht iets meer. De berichten uit de verkiezingscampagnes stemmen mij echter niet meer zo hoopvol.
Over regelgeving gesproken: u treft in deze aßevering ook een interview aan met prof mr. D. Boon. Ook hij
stort zijn hart uit over de regelgeving en constateert dat de regelgeving, die er inmiddels wel is gekomen, on-
voldoende heeft geleid tot de beoogde verbetering van het welzijn van dieren. Maar ook hier bespeur ik een
kloof nu tussen de dierenarts en de jurist. Prof Boon vindt artikel 36 van de Gezondheids- en welzijnswet
voor dieren \'een prachtig artikel\'. Als dierenarts blijf ik hier echter met vragen zitten. Ik wil graag van tevo-
ren weten waar ik aan toe ben. Is niet de basis van ons strafrecht dat vooraf is vastgelegd wat strafbaar is?
Juist nu iedereen over normen en waarden praat heb ik niet zoveel aan een dergelijke \'open norm\'. Volgens
de wet mag ik ook het verkeer niet in gevaar brengen, maar waar ligt vast wat dat betekent? Natuurlijk,
echte excessen zullen met een dergelijk wetsartikel kunnen worden aangepakt, maar de twiffelgevallen?
Wanneer het O.M. van mening is dat er geen sprake is van een twiffelgeval (en ook alleen dan) zal ik dus
van de toch al overbelaste rechter moeten horen of wat ik deed toelaatbaar dan wel strafbaar is.
Zoals u ziet is het Tijdschrift voor Diergeneeskunde een uitstekend discussieplatform voor alles wat ons die-
renartsen maatschappelijk of wetenschappelijk bezig houdt. Daarnaast zou het zijn traditionele functie, de
berichtgeving naar de praktijk over de vorderingen van de wetenschap, toch moeten behouden.

I

Dr. Rogier Kuiper

Tijd
Diergenees

-ocr page 100-

De volgende patiënt is een zieke vis, wat nu? (Deel II)

PJ. Werkman^

Samenvatting

Uit ei
voor d
praktij

In het eerste artikel werd de anam-
nese, het onderzoek van water en
het klinisch onderzoek behandeld.
In dit artikel wordt dit verder toe-
gelicht en worden de therapeuti-
sche en chirurgische mogelijkhe-
den besproken. Ingegaan wordt op
het gevaar van het voorschrijven van medicijnen voor con-
sumptievissen. Voor geïnteresseerde dierenartsen is een li-
teratuurlijst opgenomen.

Summary

The next patient is a sick fish, what to do?

In thefirst article the clinical history, water testing and clinical examination
were described. In this article the therapy and surgery procedures offitsh
will he discussed. The riskfor prescribing drugs for consumption fish will be
underlined. A reference list is enclosedfor interested veterinarians.

Sedatie, anaesthesie, euthanasie

Vissen zijn over het algemeen goed te sederen. Er zijn meer-
dere goede middelen beschikbaar, die zowel voor sedatie als
anaesthesie te gebruiken zijn. Voor euthanasie wordt een
langdurige overdosering van een sedatiemiddel gebruikt.
De meest eenvoudige manier voor sedatie is de vis in een
bakje met water te doen waaraan een sedatiemiddel is toege-
voegd. In de sedatieoplossing zal de vis snel rustig worden,
op de zijkant gaan liggen, terwijl de ademfrequentie afneemt
(zie figuur 24).

Als de vis niet meer reageert wanneer er met duim en wijs-
vinger op de staartbasis wordt geknepen, is de sedatie vol-
doende en kan iemand (met handschoenen aan) de vis uit het
water nemen. Hierna kan deze verder worden onderzocht of
behandeld. De meeste vissen zijn zeker een minuut buiten

I P.J. Werkman. Dierenarts voorgezelschap.sdieren en vissen. Asschatterweg II. 3831
JJLeusden. tel.: 033-49431 42.

het water te houden, mits zij op een natte ondergrond liggen
en met een natte doek worden bedekt. Na het onderzoek
wordt de vis teruggezet in schoon water met extra beluch-
ting. Al binnen enkele minuten zal de vis weer normaal gaan
zwemmen.

Mocht een meer pijnlijke of langduriger ingreep nodig zijn,
dan is een circulatiesysteem nodig waarbij voortdurend
anesthesievloeistof over de kieuwen wordt gepompt. (Zie
verder onder chirurgische ingrepen).
Enkele gebruikte middelen zijn: benzocaïne, 2-phenoxy-
ethanol, kruidnagelolie, MS-222 en het vrij dure Isofluraan.
Als voorbeeld kan benzocaïne worden genomen dat zowel in
zoet als zout water kan worden gebruikt. Benzocaïne is een
bij inademing giftig poeder dat niet oplost in water, maar wel
in ethanol of aceton. Een stamoplossing van 10 gram benzo-
caïne in 1 liter ethanol (1 ml bevat 10 mg). In een donkere
fles is deze oplossing een jaar houdbaar
Sedatie-. 25-50 mg/1 = 2.5-5 ml stamoplossing op 1 liter wa-
ter

Anaesthesie: 50 mg/1 = 5 ml stamoplossing op 1 liter water
Bij koi moet soms tot 150 mg/I (= 15 ml stamoplossing op 1
liter water) worden gebruikt om redelijk snel effect te krij-
gen.

Euthanasie: 250 mg/1 = 25 ml stamoplossing op 1 liter water
Laat de vis voldoende lang (minstens dertig minuten) in de
oplossing. Maak daarna een snede of diepe knip achter de
kop om de vis te doden.

Chirurgische ingrepen

Ook bij vissen kunnen chirurgische ingrepen worden uitge-
voerd. Meestal betreft het operatief verwijderen van gezwel-
len. Uitpuilende, last veroorzakende gezwellen kunnen voor
zover mogelijk worden weggesneden of gecauteriseerd.
Optredende bloedingen kunnen worden gestopt met de elec-
trocauter of geëtst met een wattenstaaQe met ferrichloride.
Ontstoken wonden met necrose kan men schoonmaken inet
een wattenstaaQe met 3% waterstofperoxide. Losliggende
schubben worden verwijderd met het necrotische weefsel. De
wond wordt drooggemaakt en met een waterafstotende zalf
bedekt om vochtverlies te beperken. Snijwonden of verse pik-
wonden door bijvoorbeeld vogels, maar ook gescheurde vin-
delen kunnen eventueel worden gehecht. Bij meer waarde-
volle of bijzondere vissen kan in de buikholte via een incisie
een transponder worden aangebracht, waarna het wondje met
een hechting wordt gesloten. Ook is een laparotomie moge-
lijk. Hiervoor is een aparte opstelling nodig, waarbij anesthe-
sievloeistof over de kieuwen wordt gespoeld bij een vis die op
de rug in een soort trog ligt. De incisie voor een buikoperatie
kan in de mediaanlijn worden gemaakt. Na openen van de
buik kunnen de organen worden bekeken en een verwijder-
baar gezwel kan worden weggenomen. De huid wordt geslo-
ten met bijvoorbeeld Supramid 2-0 knoophechtingen. Deze
moeten na ongeveer drie ä vier weken worden verwijderd. Dit
soort ingrepen is spectaculair, maar in de praktijk komen er
niet zoveel patiënten voor in aanmerking.

-ocr page 101-

^ortgezet onderzoek

i.m. (rode spieren)

De door sedatie rustig geworden vis Ican gemaklcelijlc aan
alle kanten worden bekeken als dat eerder nog niet mogelijk
was. De bek, ogen, kieuwen, vinnen, huid, anus en staart zijn
goed te inspecteren. Van verdachte plekken kunnen afkrab-
sels, swabs voor bacterieel onderzoek of biopten voor histo-
logisch onderzoek worden genomen. Inspuitbare medica-
menten kunnen intramusculair, of intraperitoneaal worden
toegediend (zie figuur 25). Omdat zeker de wat grotere vis-
sen bij vangen en oppakken soms nogal heftig kunnen reage-
ren door omhoog of weg te springen, is sedatie in het alge-
meen beter voor de vis, de eigenaar en de dierenarts.

vis. Voor nader inwendig onderzoek is sectie nodig en dat be-
tekent dat een vis moet worden opgeofferd (zie figuur 27).

Macroscopisch kan naar de kleur en afwijkingen van de
organen worden gekeken en er kan van verdachte weefsels
een bacteriekweek worden ingezet. Voor histologisch onder-
zoek kunnen van lever, nieren, hart, milt, kieuwen en spieren
monsters in 4% formaline worden bewaard en opgestuurd.
Histologisch, bacteriologisch (zie figuur 28) en virulogisch
onderzoek kunnen (na overleg) worden uitgevoerd door
het CIDC te Lelystad, afdeling Visziekten telefoon: 0320-
238238.

Voor een bloedmonster uit de Vena cava wordt een 0.6 x 25
naald gebruikt waarin heparine is opgetrokken en weer uit-
gespoten. De naald wordt 2 mm onder de zijlijn, 1 cm cau-
daal van de anus in de richting van de kop gestoken. Met de
naald wordt de wervelkolom opgezocht en net aan de onder-
zijde hiervan loopt de Vena cava (zie figuur 26).

Afliankelijk van de grootte van de vis zijn enkele tienden van
een milliliter tot een milliliter bloed af te nemen. Erythrocyten
van vissen hebben kernen. Bloedonderzoek is op dezelfde
wijze uit te voeren als bij andere huisdieren. In handboeken
(zie literatuurlijst) zijn normaalwaarden te vinden.
Bij gezwelvorming in de buik kan punctie worden gedaan,
en er kan een echo of röntgenfoto worden gemaakt.
Endoscopisch onderzoek is ook mogelijk bij een gesedeerde

73

Waterverversing

Met de uitslagen van alle onderzoeken kan een diagnose
worden gesteld waarna zonodig een behandeling kan volgen.
Vaak zijn meerdere oorzaken aan te wijzen voor een pro-
bleem. Het kan beginnen met een afwijkende waterkwaliteit,
waardoor vissen onder stress komen te staan en de afweer
vermindert. Veel parasieten grijpen hun kans om zich mas-
saal uit te leven op de verzwakte vis.

Beschadigingen van de slijmlaag en wondjes vormen een in-
gang voor bacteriën en schimmels. Er zijn dan watachtige
pluizen op de wonden te zien, waarvan de eigenaar vaak zegt
dat een schimmel de boosdoener is, terwijl in feite de oor-
zaak bij een minder goede waterkwaliteit moest worden ge-
zocht. Door in een dergelijk geval water te verversen krijgt
de vis zelf weer de kans om zich te herstellen en infecties
(mits niet te ernstig) te overwinnen. De oorzaken van water-
vervuiling zijn al eerder genoemd en moeten worden opge-
spoord en verholpen, anders zal het probleem zich opnieuw
blijven voordoen.

TijDSCHRIFT VOOR DIERGENEESKUNDE, DEEL 128, FEBRUARI, AFLEVERING 3, 2003

-ocr page 102-

Een badbehandeling met geneesmiddelen in \'vuil\' water is
niet zinvol. Tegelijk komen de vissen dan ook in aanraking
met nog meer toxische stoffen (wat veel geneesmiddelen en
bestrijdingmiddelen uiteindelijk zijn), terwijl zij het al moei-
lijk hebben. Veel geneesmiddelen binden zich aan organisch
vuil, waardoor hun werkzaamheid vermindert (bijvoorbeeld
chloramine-T een desinfectiemiddel). Soms blijkt dat een
(herhaalde) waterverversing meer effect heeft dan een medi-
cinale behandeling.

Praktij ktip

Bij een ziekteprobleem kan soms niet meteen een dia-
gnose worden gesteld. De volgende maatregelen kunnen

alvast worden genomen om verlichting aan de vissen te

geven:

• ververs (eventueel dagelijks) 30 - 50% van het water en
zorg ervoor dat de temperatuur van het toegevoegde wa-
ter ongeveer gelijk is aan die van het bad;

• venninder of stop met voeren (minder watervervuiling);

• zorg voor extra beluchting;

• voeg 2 gram zout (zonder jodium) per liter toe aan zoet
water om overmaat aan waterverlies via wonden te ver-
minderen;

• zorg voor schuilplaatsen bijvoorbeeld een drijvende
platte polystyreenplaat of een stuk pvc pijp om stress te
verminderen;

• controleer dagelijks de waterkwaliteit: ammoniak, ni-
triet, nitraat en pH;

• gebruik géén medicamenten tot de diagnose is gesteld.

Medicinale behandeling

Is uiteindelijk de diagnose gesteld en zijn de waterwaarden
optimaal, dan kan een gerichte behandeling nodig zijn. Er
zijn meerdere manieren voor het toedienen van medicijnen:

1. Door het voer gemengd bijvoorbeeld met wat visolie, da-
gelijks zeven tot tien dagen. Vooral bestemd voor een gro-
ter aantal vissen met een systemische aandoening. Het is
ook mogelijk bij een enkele wat grotere vis een medicijn
of voer via een maagsonde in te geven.

2. In het water (tegen ecto-parasieten, sommige uitwendig
voorkomende bacteriën en schimmels) als
dip (enkele mi-
nuten), een
kort had (minuten tot uren) of een permanent
had
^meerdere dagen) met of zonder behandeling van het
filterwater.

3. Door één of meerdere injecties intramusculair of intrape-
ritoneaal bij een septicaemie of een ontstoken wond.

4. Lokaal bij grotere vissen (bijvoorbeeld waterafstotende
zalf op een wond).

Benadrukt moet worden dat het instellen van een onderzoek
naar de veroorzaker van de ziekte of aandoening en het daar-
mee stellen van een diagnose een voorwaarde is voor het zin-
vol toedienen van een medicijn of bestrijdingsmiddel. Voor
het behandelen van een bacteriële aandoening is het uit-
gangspunt de uitslag van de gevoeligheidstest. Het zo maar
toedienen van geneesmiddelen aan vissen behoort niet te
worden gedaan.

Antibacteriële stoffen die parenteraal kunnen worden toe-
gediend zijn bijvoorbeeld enrofloxacin, florfenicol en tetra-
cycline, maar niet iedere vissoort verdraagt deze stoffen of
het adjuvans even goed en er zijn vissen die na inspuiten
kunnen doodgaan. Omdat geen inspuitbare geneesmiddelen
voor vissen zijn geregistreerd moet men zelf min of meer uit-
vinden wat kan en wat niet kan.

Het geneesmiddel dat gekozen wordt, is afhankelijk van de
uitslag van de gevoeligheidstest en de aandoening. Indicaties,
middelen en doseringen zijn te vinden in de boeken in de lite-
ratuurlijst.

Indien noodzakelijk, voornamelijk als er uitwendige bacte-
riële of parasitaire aandoeningen zijn geconstateerd, behoort
een badbehandeling bij voorkeur in de aparte behandelbak te
gebeuren. Bedenk dat bij het toepassen van antibacteriële
middelen in het water ook de bacteriën in het biologisch fil-
ter kunnen worden gedood. Zorg dan dat het biologisch filter
gedurende de behandeling wordt kortgesloten (dat wil zeg-
gen op zichzelf draait).

Bij de behandeling tegen ectoparasieten moet vaak ook het
filterwater worden meebehandeld. Houdt dan rekening met
de extra liters te behandelen water.

Voor het correct doseren voor bijvoorbeeld een badbehande-
ling is het noodzakelijk om de juiste inhoud in liters of ku-
bieke meters van de behandelbak, het aquarium of de vijver,
maar ook apart van de filters te weten. Soms is het mogelijk
om het waterniveau te laten zakken, waardoor minder ge-
neesmiddel nodig is. Na een behandeling wordt meestal één
of meerdere malen water ververst. Met actieve kool in het
filter worden de meeste genees- en bestrijdingsmiddelen-
resten verwijderd. Bij aquarium- en vijverspeciaalzaken zijn
meerdere geneesmiddelen voor vissen verkrijgbaar. Meestal
zijn het combinaties van stoffen en volgens de bijsluiter clai-
men zij werkzaam te zijn tegen een scala van ziekten en aan-
doeningen. Maar helaas wordt de samenstelling meestal niet
vermeld en daardoor is niet bekend welke de werkzame stof-
fen zijn. In de praktijk wordt vaak alleen op de waarnemingen
van dc viseigenaar afgegaan en aan de hand van de ervaring
van de dierenspeciaalzaak-medewerker wordt één van de
middelen van het schap aanbevolen. Er wordt in (te) weinig
gevallen een diagnose gesteld, en dan blijft het effect van toe-
dienen van een medicijn een grote gok, met andere woorden,
men hoopt wat te kunnen raken en doden, maar echt gericht
mikken en schieten is het niet. Het stellen van een diagnose
door onderzoek en zo mogelijk met de uitslag van een gevoe-
ligheidsbepaling in het geval van een bacteriële aandoening,
maakt het mogelijk veel gerichter te werken tegen een be-
paalde parasiet of bacterie. Daardoor is meestal ook minder
geneesmiddel nodig. Voor het toedienen van geneesmidde-
len in water moet zoveel mogelijk gebruik worden gemaakt
van pure stoffen omdat vul-, hulp- of bindstoffen onnodige
watervervuiling geven. Niet alle geneesmiddelen zijn in wa-
ter oplosbaar. Benzocaïne bijvoorbeeld (een anaestheticum)
moet in ethanol worden opgelost.

Kleurstoffen als acriflavine, malachietgroenoxalaat en me-
thyleenblauw worden tegen onder meer ectoparasieten ge-
bruikt. Deze stoffen zijn carcinogeen en dus ook voor de
eigenaar gevaarlijk bij aanraken of inademen. Door water-
verversen komen deze stoffen ook in het milieu terecht. Om
milieuschade zoveel mogelijk te beperken moeten deze stof-
fen zeer spaarzaam worden gebruikt, en na eventueel ge-
bruik met veel water worden verdund alvorens ze weg te
spoelen.

Sommige combinaties van stoffen versterken eikaars wer-
king waardoor minder van ieder van de stoffen apart nodig is,

-ocr page 103-

bijvoorbeeld malachietgroenoxalaat, met methyleenblauw en
formaline, het zogenaamde FMC dat tegen ectoparasieten en
schimmels wordt gebruikt. Een aantal anthelminthica voor
huisdieren wordt ook bij vissen gebruikt. Bijvoorbeeld pra-
ziquantel en mebendazole tegen huid- en kieuwwormen.
2-Phenoxy-ethanol is een vloeistof die behalve als sedati-
vum, ook voor euthanasie wordt gebruikt. Daarnaast heeft het
bactericide en fungicide eigenschappen. Probeer een nieuw
middel eerst uit bij een paar vissen alvorens een enorme vij-
ver te behandelen!

Let op: voor de behandeling van (consumptie)vissen is
geen enkel geneesmiddel geregistreerd. Mocht een vis-
kweker bij uw dierenartsenpraktijk komen met een uitslag
van een bacteriële gevoeligheidstest waarin één of meer
antibiotica als gevoelig worden genoemd en u heeft zelf de
(consumptie)vissen niet gezien, dan behoort u geen antibi-
otica of andere geneesmiddelen aan de viskweker te leve-
ren (GVP). Het is bekend dat in paling (zie figuur 29) resi-
duen van antibiotica en enkele andere stoffen bijzonder
lang aantoonbaar blijven, soms zelfs maanden na een een-
malige toediening. De meeste dierenartsen weten weinig
af van wachttijden bij consumptievissen (zie figuur 30).
Overleg bij het uitvoeren van een behandeling bij con-
sumptievissen met een terzake kundig dierenarts (bekend
bij de KNMvD).

de uitdaging

Om uw kennis te vergroten zijn meerdere goede boeken ver-
krijgbaar. De literatuurlijst achter dit artikel is samengesteld uit
op de praktijk gerichte uitgaven. Steeds meer mensen laten een
vijver aanleggen of doen dit zelf en willen vissen vanaf het terras
zien zwemmen. Hoewel de waarde van de vissen niet zo groot
hoeft te zijn, is er vaak veel geld geïnvesteerd in vijveraanleg,
pompen en filters en soms ook verwarming. Vaak realiseert men
zich niet dat vissen in korte tijd ziek kunnen worden en zelfs
dood gaan. Goede voorlichting door aquarium- en vijverspeci-
aalzaken is hier zeker nodig, evenals het tijdig inroepen van des-
kundige hulp bij een probleem. Vishouders accepteren niet dat
vissen, zeker niet wanneer het dure exemplaren betreft, zomaar
dood gaan, terwijl zij misschien met een goede behandeling ge-
nezen konden worden. Veel vissen zijn niet duur, maar voor som-
mige koi moeten meerdere duizenden Euro\'s worden betaald. Er
zijn eigenaren die hun vis(sen) zeifin Japan kopen. Koi kunnen
meer dan vijftig jaar oud worden; het zijn huisdieren voor het le-
ven. Vooral wat langer gehouden vissen, die vaak zelfs een naam
hebben, kunnen voor de eigenaar een emotionele waarde hebben
die we niet moeten onderschatten.

Ook professionele handelaren en aquarium- en vijverspeciaal-
zaken willen, ondanks het feit dat zij veel kennis in huis hebben,
toch graag de hulp kunnen inroepen van een geïnteresseerde en
terzake kundige dierenarts.

Sinds kort is de Werkgroep Koi opgericht, waar dierenartsen
die vissen (dus niet alleen koi) behandelen door middel van le-
zingen, cursussen en excursies hun kennis vergroten en uit-
wisselen. Contactpersoon is dierenarts Rob Schuurmans uit
Vaassen, telefoon 0578-574427, e-mail; Werkgroepkoi@het-
net.nl. Meldt u aan als u meer wilt weten over het behandelen
van vissen.

Dankbetuiging

De auteur wil mevrouw drs. A. Wijnbergen, praktiserend die-
renarts te Hoogland bedanken voor de kritische wijze waarop
zij dit artikel heeft willen doorlezen en becommentariëren;
mevrouw dr.ir. O.L.M. Haenen, Hoofd van de afdeling Vis-
en Schelpdierziekten van het CIDC te Lelystad voor het be-
schikbaar stellen van enkele foto\'s; Profdr, J.E. van Dijk van
de Faculteit der Diergeneeskunde, Hoofdafdeling Pathologie,
afdeling Bijzondere Dieren te Utrecht voor het beschikbaar
stellen van enkele onderwijsdia\'s cn drs. M.M. Blom te
Hoevelaken voor het in bruikleen geven van tekeningen en
foto\'s.

Literatuur

1. Andrews C, Exell A.and Carrington N. The Manual of Fish Health
1988. Tetrapress London (ISBN 4679816068, 208 pp, goede informa-
tie en foto\'s, uit de handel, probeer via internetboekhandel).

2. Brewster B et al. The Practical Encyclopedia of Koi Salamander 1989.
Books London (ISBN 0861014057, 108 pp, zelfde ziektenaanpak als
het vorige boek maar beknopter)

3. Brown L. Aquaculture for Veterinarians 1993. Pergamon Press Ltd.
Oxford UK. (ISBN 0080408362 goed boek. enig in zijn soort, uit de
handel, probeer via internetboekhandel).

4. Butcher RL. BSAVA Manual of Ornamental Fish 2nd edition 2001.
British Small Animal Veterinary Association (ISBN 780905214573,
304 pp, veel foto\'s, praktische tekst, aanrader.

5. Noga EJ. Fish Disease, Diagnosis and Treatment 1995. Mosby St.
Louis USA (ISBN 1556643748,367 pp, goede informatie, presentatie
wat minder overzichtelijk).

6. Ross LG, and Ross B. Anaesthetic & Sedative Techniques for Aquatic
Animals 2nd Edition 1999. Blackwell Science Ltd United Kingdom
(ISBN 063205252X, 159 pp, overzicht van alle bij aquatische dieren
toegepaste anaesthetica met doseringen en toepassingen).

7. Stoskopf M. Fish Medicine 1993. W.B. Saunders Company
Philadelphia (ISBN 0721626297, 882 pp, zeer veel informatie; voor
de liefhebber).

-ocr page 104-

Resultaten van een vier jaar durend prospectief, dubbelblind,

placebo-gecontroleerd, monotherapie onderzoek
(SVEP = Scandinavian Veterinary Enalapril Prevenyion Trial)

ACE-remming bij honden met subklinische mitralisinsufficiëntie

C. Kvart\\j. Häggström^ en H. Duelund Pedersen^

Zowel voor de mens (consensus-
onderzoek en SOLVD-onderzoek)
als voor de hond (Improve, Cove
en Live-onderzoek) met chronisch
hartfalen (CHF) is aangetoond
dat de overlevingstijd en kwaliteit
van leven verbeteren door behan-
deling met een ACE-remmer, in
het bijzonder enalapril, in combi-
natie met de gebruikelijke medicatie voor CHF. Of een
ACE-remmer bij honden met een subklinische mitralis-
insufficiëntie wegens beginnende klepsclerose het ziekte-
proces kan vertragen of stoppen is echter niet onder-
zocht.

In 1994 werd het SVEP-onderzoek omwille van verschil-
lende redenen ondernomen. Vermindering van de noodzaak
voor ziekenhuisopname werd beschreven voor mensen die
wegens gering hartfalen werden behandeld met een ACE-
remmer (SOLVD). Bij symptoomloze honden met klepscle-
rose was een verhoogde reninespiegel aangetroffen, hetgeen
werd geïnterpreteerd als vroegtijdige activatie van het
RAAS-systeem. Over het belang van de lokale cardiale
RAAS-systemen werd uitgebreid gediscussieerd in weten-
schappelijke bladen en tijdens bijeenkomsten van cardiolo-
gen. Onderzoek bij Cavalier King Charles Spaniels (CKCS)
had een erg hoge prevalentie voor klepsclerose van de mitra-
lis aangetoond bij dieren van middelbare leeftijd. Daarom is
dit ras zeer geschikt om de effecten te bestuderen van medi-
catie bij spontaan voorkomende klepsclerose. De samenstel-
ling van vergelijkbare onderzoeksgroepen is daardoor een-
voudig tot stand te brengen.

Een andere belangrijke reden om het SVEP-onderzoek te
doen waren publicaties waarin een verwarrende classificatie
van hartfalen werd aanbevolen, waardoor onjuiste conclu-
sies van ACE-remmereffectiviteit werden getrokken bij
symptoomloze dieren.

Uite
voord
praktij

Tot nu toe is het SVEP-onderzoek het grootste en meest uit-
gebreide complete klinische onderzoek, waarmee het effect
van een ACE-remmer bij de preventie van CHF bij symp-
toomloze honden met klepsclerose wordt bestudeerd. De
eindpunten in het SVEP onderzoek waren het moment
waarop een hond volgens de hieronder beschreven gemodi-
ficeerde NYHA classificatie voor hartfalen van klasse II
naar klasse III overging, op een andere manier het onderzoek
volbracht of werd teruggetrokken.

\' Uppsala, Zweden.
^ Kopenhagen,
Denemarken.

In totaal namen 237 honden deel aan een vierjarig prospec-
tief, dubbelblind, placebo-gecontroleerd onderzoek. Van de
totale groep ontwikkelde 41% CHF, het primaire eindpunt,
32%, werd om verschillende redenen teruggetrokken en
27% doorliep de periode van het onderzoek zonder CHF te
ontwikkelen. In het SVEP-onderzoek werd in het aantal da-
gen waarin CHF werd ontwikkeld, geen verschil aangetoond
tussen de honden die een ACE-remmer en honden die een
placebo kregen toegediend (P= 0,8 Kaplan-Meyer). Honden
die in eerste instantie
Cardiomegalie vertoonden, ontwikkel-
den sneller CHF, waarbij er geen verschil was tussen de ACE
remmer en de placebo groep (p<0,001). Honden die in eerste
instantie een luidere souffle op de mitralis vertoonden, ont-
wikkelden in een significant kortere periode CHF
(P<0,001).

Er zijn na de aanvang van het SVEP-onderzoek verscheidene
onderzoeken betreffende het RAAS gepubliceerd die een
verklaring geven voor het negatieve resultaat. Er werd aan-
getoond dat de activatie van RAAS bij sommige symptoom-
loze honden met klepsclerose eerder verband hield met het
prolaberen van de mitralisklep dan met mitralisinsufficiën-
tie. Bij uitgebreidere onderzoeken betreffende het RAAS-
systeem bij CKA kon de activatie van het RAAS bij honden
met CHF niet bewezen worden. Recente berichten over de
afwezigheid van angiotensine li-receptoren in de A-V klep-
pen bij de hond spreken eveneens de theorie tegen dat lokale
RAAS systemen in de kleppen bij zouden kunnen dragen
aan de progressie van klepdegeneratie. Bij honden met expe-
rimenteel veroorzaakte mitralisinsufficiëntie werd geen ef-
fect aangetoond van ACE-R op cardiale \'remodeling\' en de
progressie van cardiale dilatatie. In een zes maanden durend
onderzoek waarin honden met spontane CHF (NYHA klasse
111) wegens klepsclerose een ACE-remmer en hydralazine
toegediend kregen, werd aangetoond dat hart dilatatie zich
wel bij de honden in de ACE remmer groep verder ontwik-
kelde maar niet in de hydralazine groep.
Het gebruik van verschillende classificatie systemen voor de
mate van hartfalen (NYHA I-IV en ISACHC I-llI) is verwar-
rend en werkt het trekken van foutieve conclusies in de hand
bijvoorbeeld bij onderzoek naar het al dan niet effectief zijn
van een ACE-remmer bij de preventie van hartfalen bij
symptoomloze honden met klepsclerose. Deze hypothese
werd niet onderzocht in onderzoeken als Improve, Cove,
Live en Bench. Behalve het SVEP-onderzoek is het nog lo-
pende VetProf-onderzoek tot nu toe het enige onderzoek dat
een geschikte opbouw heeft voor het bestuderen van dit
vraagstuk. Uit twee andere onlangs gepubliceerde onderzoe-
ken betreffende monotherapie met benazepril over een kor-
tere periodes kunnen vanwege de insluitingscriteria, onder-
zoeksprotocollen en het geringe aantal dieren geen

-ocr page 105-

conclusies over de effectiviteit van een ACE-remmer als
monotherapie bij symptoomloze honden getrokken worden.
Klepsclerose is langzaam progressief en na het ontstaan van
bijgeruisen kunnen honden soms gedurende vele jaren zon-
der symptomen zijn, zonder dat een therapie wordt ingesteld.
Dienovereenkomstig zou een \'profylactische\' therapie voor
symptoomloze honden met klepsclerose zeer langdurige be-
handeling van enkele jaren betekenen en niet slechts weken
of maanden.

Voor het SVEP-onderzoek is een speciale modificatie van de
NYHA-classificatie gebruikt die aangepast is voor CHF bij
honden door Ettinger en Suter in 1970 (hieronder beschre-
ven). Voor toekomstig onderzoek op cardiaal gebied wordt
dit systeem geadviseerd, aangezien het gebaseerd is op de
evaluatie van klinische bevindingen en niet op door de eige-
naar verstrekte, vaak incomplete, informatie, die leidt tot een
onzekere en variabele classificatie. Dit voor het SVEP
onderzoek gebruikte, aanbevolen, op klinische bevindingen
gebaseerde, aangepaste NYH-systeem, is beslist gemakke-
lijker en betrouwbaarder voor klinisch werk en onderzoek
bij honden met mitralisinsufficiëntie wegens klepsclerose.

Klasse I zijn symptoomloze honden met soufflés, maar zon-
der hartvergroting.

Klasse II zijn symptoomloze honden met hartvergroting,
maar zonder longoedeem.

Klasse III zijn symptomatische (bijvoorbeeld geringe tot
matige dyspnoe) honden met hartvergroting en interstitieel
longoedeem.

Klasse IV zijn symptomatische (bijvoorbeeld ernstige dysp-
noe) honden met hartvergroting en alveolair longoedeem.

Conclusie en klinische relevantie

Een lange termijnbehandeling van symptoomloze honden
met chronische klepafwijkingen ter preventie van CHF le-
verde geen vertraging op van het ontwikkelen van CHF, on-
danks het al dan niet aanwezig zijn van cardiomegalie bij de
aanvang van het onderzoek. Het onderzoek naar een effec-
tieve therapie ter voorkoming van degeneratie van hartklep-
pen door klepsclerose moet worden voortgezet.

Literatuur op aanvraag verkrijgbaar.
Uit: Proceedings I9th ACVIM. Denver. 200/
Vertaling: Ceriel Maas.

Met dank aan dr.A.A. Stokhof voor zijn commentaar

Gebruik van Vitamine E in biggenvoeding

L. C. M. van Enckevot^\' en A. E. van de Braak ^

Regelmatig worden varkenshou-
ders geconfronteerd met moeilijk
bestrijdbare complexe ziektes bij
de zeugen en de biggen. Indien
geen duidelijke oorzaak te vinden
is in management of gezondheids-
status door bijvoorbeeld bloed-
onderzoek, wordt wel gepoogd om
door middel van extra vitamine E
de algemene weerstand te verhogen. Vitamine E-tekort
kan leiden tot spierdegeneratie (moerbeihart-ziekte bij
varkens) en verminderde vruchtbaarheid (vaak in
samenhang met tekort aan selenium).

Onderzoek van A. Pinelli-Saavedra (2001) liet zien dat een
hoger vitamine E-gehalte in voer voor dragende zeugen wei-
nig effect had op de vitamine E-status van biggen bij ge-
boorte. De passage via de placenta lijkt dus gering. Een ver-
hoging van vitamine E in lactatievoer gaf wel een duidelijke
verhoging van de vitamine E in de zeugenmelk, het serum en
de levers van de biggen.

Mengvoerbedrijven doseren vitamine E voor biggen ruim
boven de NRC-norm (1998) zijnde 16 ppm. Met name big-
genvoeders uit de UK bevatten vaak extreem hoge vitamine

\' Ir. LC.M. van Enckevort. wetenschappelijk medewerker Afdeling Voeder-
specialiteiten. Denkavit Nederland B. V.
^ Dr.A.E. vande Braak, hoofd lab /O&O. Specialist Veterinaire Dienoeding. Denkavit
Nederland B.V

Uit ei
voor d
praktij

E-gehaltes (tot 250 ppm). Recentelijk is een interessant
onderzoek gepubliceerd door I. Moreira en D.C. Mahan
(2002). In een eerste experiment met 248 biggen op 15 dagen
gespeend vond men geen significant effect van 0,20,40,60,
80, 100, 150 of 200 vitamine E lU/kg als dl-a tocopheryl
acetaat op groei en voeropname van 0-14 en 14-35 dagen na
het spenen. In de eerste week na het spenen was er een sterke
afname van het serum vitamine E-gehalte tot 25% van het

gehalte bij het spenen. Een hoger vitamine E-gehalte in het
voer in de eerste week na het spenen kon deze teruggang tot
50% beperken (Figuur 1).

Voert men gedurende een langere tijd een hoog vitamine E-
gehalte (>150 lU/kg) dan zal een kleine overmaat worden
opgeslagen in vetweefsel, maar de hoogste concentraties
worden gevonden in de lever

In een tweede experiment werden 248 biggen gespeend op 19

12

§
0

10

8

E

6

a

u

4

2

Ü

■ O lU/kg
□ 100 lU/kg

■ 200 lU/kg

-ocr page 106-

dagen en kregen een speenvoeder met O of 5% vet en 0,20,40
of 60 vitamine E lU/kg ais dl-a tocopheryl acetaat. Op basis
van beide experimenten concludeerden de auteurs dat een ni-
veau van 80 tot 100 lU/kg zonder extra vet en 40 tot 60 lU/kg
met extra vet in het voer voldoende was voor biggen tot 5 we-
ken na spenen om het vitamine E-gehalte in serum en weefsel
in balans te houden (indicatie voor dagelijkse behoefte).
Toevoeging van extra vet stimuleerde de absorptie van vita-
mine E.

Het toegediende vitamine E bevat een ester die de stabiliteit
verbetert. Op de borstelzoom van de dunne darmcellen aan-
gekomen wordt het vitamine E losgekoppeld van de ester
door pancreas enzymen. Vervolgens kan het vet-oplosbare vi-
tamine E door de darmwand opgenomen worden en inge-
bouwd worden in lichaamscellen om daarmee de algemene
weerstand (anti-oxidant werking tegen radicalen) te verbete-
ren. De orgaanfuncties blijven dan beter in stand. Voegt men
een slechte kwaliteit vet toe (bijvoorbeeld met ranzige geur)
dan zal een deel van het toegediende vitamine E reeds zijn
werking verloren hebben, alvorens vanuit de darm opgeno-
men te worden. Lichaamscellen worden dan van minder vita-
mine E voorzien.

Biggen met een verlaagde voeropname in de eerste week na
spenen hebben over het algemeen kortere darmvilli en een
verminderde absorptiecapaciteit voor vitamine E. Bij diarree
wordt dit probleem vergroot. In de eerste week na spenen is
het dus raadzaam te werken met een voer dat goed wordt opge-
nomen en een hoger vitamine E gehalte (75-175 lU/kg) bevat
dan in de daaropvolgende weken. Vanaf 2 weken na spenen
hoeft een hoger vitamine-gehalte niet te leiden tot betere resul-
taten. Onderzoek (proef B810, 2002) bij in principe 320 ge-
zonde biggen op Denkavit\'s proefbedrijf \'De Grutto\' gaf aan
dat een verhoging van 75 naar 175 lU/kg resulteerde in hogere
serum-gehaltes (Figuur 2), maar 3,8% (p<0.05) minder groei
gaf. Alleen op bedrijven met verhoogde infectiedruk wordt
een opfokvoer met verhoogd vitamine E geadviseerd.

Conclusie

- Vitamine E in het voer wordt slechts beperkt doorgegeven
via de placenta aan embryo\'s, maar de overdracht via co-
lostrum en melk van de zeug aan pasgeboren biggen is wel
duidelijk aanwezig.

- Een verhoogde dosering vitamine E in biggenvoer reflec-
teert zich duidelijk in serum van biggen enkele weken na
spenen maar leidt bij gezonde biggen tot lagere groei. Bij
pas gespeende biggen is het zinvol extra vitamine E (tot
175 ppm) in combinatie met een smakelijk en goed ver-
teerbaar speenvoer te verstrekken.

Literatuur

I. Moreira en D.C. Mahan. Effect of dietary levels of vitamin E with or
without added fat on weanling pig performance and tissue d-toeophe-
rol concentration. J ofAnim Sc 80: 663-9.

Pinelli-Saavedra, A. Vitamin E and C supplementation on sows in hot
environment. Effects on reproduction performance, piglet tissue levels
and aspects of immune status. Thesis, University of Aberdeen,
Department of Agriculture and Forestry, 2001.

I 75lU/kg
175 lU/kg

Het risico van zoönotische infecties
bij xenotransplantatie

Studente
referate

A. Rossingen R. Schouten; SR 1047/00:48pp.

In deze literatuurstudie worden de risico\'s besproken waar-
mede men rekening moet houden bij het uitvoeren van een
xenotransplantatie onder meer wat betreft het afstoten van
het ingebrachte weefsel of orgaan en de gevaren die men
loopt wanneer hierbij infectieuze agentia zouden worden
overgebracht.

Wat dit laatste betreft staan retrovirussen in het centrum
van de belangstelling. Deze virussen worden ingedeeld in
exogene en endogane stammen. Deze laatste zitten in het
genoom van iedere cel en kunnen horizontaal en verticaal
worden overgedragen.

Gewezen wordt op mogelijkheden van recombinatie met
andere virussen, waardoor zeer virulente stammen zouden
kunnen ontstaan.

Gewezen wordt op de ethische acceptatie van xenotrans-
plantatie. Het gebruik van varkens hiervoor lijkt meer ac-
ceptabel omdat deze diersoort phylogenetisch gezien ver-
der van de mens afstaat dan de primaten waarmede men al
heeft geëxperimenteerd.

Nationale en internationale regelgevingen (WHO) worden
aanbevolen bij verder onderzoek.

Tot dusverre zijn de resultaten van xenotransplantie teleur-
stellend en zijn ook de risico\'s wat betreft afstoting zeer
groot.

(Een interessante en goede scriptie. Ref.)

-ocr page 107-

Teamwork

in de praktijk

«ai <Jf

!3

^is • 1

veterinair medische techniek

InsfruVet is uw partner op het gebied van veterinair medische
techniek. Wij zijn een dochter van de dierenartscoöperatie AUV,
dit betekent voor u de zekerheid van vertrouwde service, uitste-
kende kwaliteit en natuurlijk het financiële voordeel van het
coöperatief inkopen. U kunt bij ons terecht voor een zeer
omvangrijk totaalpakket aan producten, waaronder apparatuur,
instrumentarium, verbandmiddelen en hechtmateriaal. Uiteraard
kunt u naast deze producten ook terecht voor deskundig advies.

-ocr page 108-

Interview met hoogleraar Dier en Recht Dirk Boon

Berichte

Door: Pauline Hoefer-van Dongen

In Nederland wordem 60 miljoen dieren gehouden. Met het welzijn van betovergrote deel
van die dieren is het min of meer slecht gesteld. Er is vooral de afgelopen twintig jaar veel
wetgeving tot stand gekomen die daar verandering in moet brengen. Maar die wetgeving
werkt in de praktijk niet. Er is iets grondig mis met het menselijk gedragsrepertoire. Komt
het nog goed tussen mens en dier of blijven zij \'gezworen vijanden?\'

verslage

\'De dierenbeschermingswetgeving is verworden tot sym-
boolwetgeving, Of we schaffen haar af en beginnen opnieuw,
of we zeggen dat we er toch wel tevreden mee zijn maar laten
haar dan wel functioneren. Zoals het nu gaat kan het niet, In
die constatering zit veel van mijn professionele kwaadheid.\'
Dat zegt prof mr Dirk Boon, advocaat te Zuidhorn en sinds
1 maart 1997 deeltijd hoogleraar dier en recht aan de
Universiteit Utrecht, Deze leerstoel - onlangs, zij het niet
zonder slag of stoot, omgezet van een bijzondere in een regu-
liere - is uniek in de wereld. Ruim vijfentwintig jaar ijvert
Boon voor erkenning en verbetering van de positie van het
dier Ik sprak met hem naar aanleiding van het tweede
lustrum van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren.
Aan de tot.standkoming, na een woelige parleméntaire be-
handeling van meer dan twaalfjaar, van deze kaderwet (Wet
van 24 september 1992, Stb. 585) heeft Boon het nodige bij-
gedragen.

De afgelopen tien jaar zijn er zo \'n honderd regelingen tot
stand gekomen met als oogmerk dieren bescherming te geven
en hun welzijn te verbeteren. Je zou dus denken dat het nu
heter gesteld moet zijn met het dierenwelzijn. Is dat zo?

\'Nee. Kort samengevat kun je het volgende stellen. Er is een
gestaag toenemend aantal dieren die door mensen voor uit-
eenlopende doeleinden worden gehouden. Bij het merendeel
van deze dieren komen hardnekkige welzijnsproblemen
voor Er is dierenbeschermingswetgeving die in de praktijk
niet functioneert. De meeste rechtsgenoten hebben geen oog
voor de problemen met dieren en doen wat hen goeddunkt,
terwijl er een heilig geloof bestaat in onze wetgeving, Zo\'n
situatie is te kwalificeren als een grote crisis. Dat is ook de ti-
tel van een rapport dat ik onlangs heb geschreven: \'De Grote
Crisis, Nederlanders en hun dieren\'. Ik heb dat gedaan in de
vorm van een brief aan Charles Darwin. Die heeft zijn theo-
rie over de natuurlijke selectie ook in stukken en brokken
voor het voetlicht moeten brengen. Ik voel mij wat dat betreft
een beetje aan hem verwant bij het ontwikkelen van mijn
theorieën over de mens-dierrelatie en over wat je moet ver-
staan onder dierenmishandeling. Mijn vraag aan Darwin is:
klopt zijn soort definitie wel?\'

Hoe dat zo?

\'Kijk, ik ben er op gestuit dat er in de mensheidsgeschiede-
nis al heel veel is misgegaan in de omgang met dieren.
Dertienduizend jaar geleden, zo kan men uit het sediment
van een voormalige zee vaststellen, was er sprake van daad-
werkelijke overbevissing. Niet zo maar een beetje overbevis-
sing, alarmerende overbevissing zouden wij dat nu noemen.
Overal waar moderne mens verschenen is, verdwijnen ogen-
blikkelijk alle grote zoogdieren en alle grote vogelsoorten.
En die verdwijnen echt niet door klimaatverandering en zo,
maar door toedoen van de mens. De mens i s een soort die een
niet te stuiten exploratiedrang heeft, die altijd onderweg is,
en daarbij alles vernietigt wat hem niet goed zint en niet goed
uitkomt. De laatste paar duizend jaar is er wel een laagje be-
schaving overheen gelegd, maar met de ontdekking van
Amerika bijvoorbeeld was het weer raak. Alles wat op vier of
twee poten liep werd omgelegd, inclusief de medemens die
niet zo gemakkelijk als zodanig werd herkend. En toen die
wel werd herkend sloeg homo economicus toe en maakte de
medemens maar tot slaaf De mens heeft kennelijk een onbe-
dwingbare behoefte alles om zich heen aan zich te onderwer-
pen, Ik kan niet zo makkelijk zien dat daar nu een soort uit te-
voorschijn is gekomen van wie je ook maar kunt verwachten
dat zij met haar omgeving en dus ook met dieren op een
vriendelijke manier kan omgaan. Mens en dier lijken gezwo-
ren vijanden. Vandaar mijn vraag: is het soorteigen dat de
mens zijn eigen habitat uitstapt, wil vliegen of de ruimte in,
een onbedwingbare exploratiedrift heeft en alles om zich
heen aan hem wil onderwerpen? Als dat zo is, nou dan is het
niet verwonderlijk dat er niets terecht komt van de omgang
tussen mens en dier\'

Wilt u het dan bij zo \'n pessimistische constatering laten ?

\'Nee, het betekent dat we dan uit een ander vaatje moeten
gaan tappen dan uit dat van de beleefde ge- en verboden die
we in tal van wettelijke regelingen neerleggen. Dat hoeft ook
niet zo moeilijk te zijn, want naast het gedragskenmerk van
expansiedrift heeft de mens een heleboel andere kenmerken
die nuttig en nodig zijn bij het verbeteren van de mens-dier-
relatie, Ik denk bijvoorbeeld aan zijn gevoeligheid voor be-
loning, Als je ervoor zorgt dat diervriendelijke producten
goedkoper worden dan niet-diervriendelijke, dan appelleer
je aan zijn gevoelens om beloond te worden. Kijk maar naar

-ocr page 109-

hoe snel het is gegaan bij de invoering van de loodvrije ben-
zine. Je kunt ook de mens aanspreken op zijn schaamtege-
voel. Neem het anti-rookbeleid. Net zoals je een outcast
wordt als je nog rookt, zo sta je voor schut als je nog varkens-
vlees eet van bedenkelijke herkomst. Je zou moeten probe-
ren het consumptiegedrag van mensen te veranderen. Dat
werkt beter dan weer een onuitvoerbare amvb optuigen.\'

Wat er mis ging met de wetgeving

Toch heeft u zelf een grote bijdrage geleverd aan het tot-
standkomen van de Gezondheids- en welzijnswet.

\'Ik heb in 1980 op verzoek van Jan Terlouw een voorlopig
verslag geschreven op het toen verschenen ontwerp voor een
gezondheidswet voor dieren. Ik kreeg volstrekt de vrije hand,
hoewel ik niets met D66 van doen had. De minister van
Landbouw had in antwoord op een motie in 1976 beloofd dat
in de nieuwe wet een hoofdstuk zou zijn opgenomen over de
bescherming en het welzijn van dieren. Het enige dat echter
in dat ontwerp stond was een bepaling dat daarvoor nadere
regels zouden worden gesteld. Nou dat is de meest uitge-
holde regelgeving die je je maar kunt voorstellen. Toen al
was duidelijk dat de intensieve veehouderij een zo grote
vlucht zou nemen dat met name voor de bescherming van
productiedieren regels nodig zouden zijn. Over het voorlo-
pig verslag was men enthousiast. Maar toen heeft het nog zes
jaar geduurd voordat er een reactie kwam van het ministerie
en er eindelijk een ontwerp voor een Gezondheids- en wel-
zijnswet voor dieren lag. Het welzijnshoofdstuk daarin was
wel behoorlijk opgetuigd. En dat kwam omdat ik het jaar
daarvoor voor de Dierenbescherming een boekje had ge-
schreven met een wetsvoorstel \'Een Wet voor het Welzijn
van Dieren\'. En de Dierenbescherming haalde toen ook zo\'n
miljoen handtekeningen op ter ondersteuning van de roep
om betere wetgeving. De minister kon toen niet achterblij-
ven. Daarna heeft het nog tot 1992 geduurd voordat de wet er
was. En alleen artikel 36, dat de dierenmishandelingsartike-
len 254 en 455 van het Wetboek van Strafrecht verving, kon
rechtstreeks in werking treden, maar dat duurde ook nog tot
1 september 1996. Alle andere bepalingen werden afhanke-
lijk van uitvoeringsbesluiten. De minister zei enerzijds: de
wet ruimt enorm veel verbrokkelde wetgeving op, zoals de
Bijenwet of de Runderhorzelwet of de Vogelziektenwet,
maar daarnaast had hij een enorm bouwwerk gecreëerd van
uitvoeringsbesluiten.\'

Is er niet hard en enthousiast gewerkt aan de vele welzijns-
amvb\'s?

\'O jawel, maar de eerlijkheid gebiedt te zeggen datje eigen-
lijk helemaal niet wilt weten wat er in die besluiten staat ge-
schreven. Ze zijn vaak zo onmogelijk ingewikkeld. Als je \'s
morgens wakker wordt en je ziet datje buurman een struis-
vogel op zijn grasveld heeft rondlopen, dan valt het nog niet
tnee om vast te stellen of het hier gaat om het houden van een
verboden soort krachtens de internationale beschermings-
wetgeving. Staat het dier op één van de lijsten van soorten
waarvan de handel en het bezit verboden zijn verklaard? Of
gaat het om een toegelaten nakweek? Er worden allerlei die-
ren gehouden waarvan je vroeger nooit zou denken dat die
gezelschaps- of productiedier konden zijn.

Op tentamens laat ik de studenten met de wetgevingsbundel
in de hand gewoon opschrijven wat er in een regeling staat.
Bijvoorbeeld de Regeling agressieve dieren uit 1993, geba-
seerd op de artikelen 73 en 107 van de wet. Negentig procent
van hen lukt dat niet. De houders van agressieve dieren acht
ik met de exacte inhoud van de regeling al helemaal niet be-
kend. En als een rondwandelende opsporingsambtenaar een
loslopende pitbull ziet met een eigenaar ernaast, nou dan zou
ik als opsporingsambtenaar maar een blokje om gaan. Want
de opsporingsambtenaar die wel besluit de eigenaar aan te
spreken, moet goed weten waar hij op moet letten. Hij moet
eerst vaststellen dat het betrokken dier behoort tot de agres-
sieve dieren krachtens Bijlage 1 van de Regeling. Dan is het

-ocr page 110-

verstandig dat hij het dier met de eigenaar meeneemt naar
het politiebureau om een foto van de hond te maken, want
anders, mocht het ooit tot een zitting komen, blijkt de hond
later onvindbaar, of beige in plaats van zwart of andersom, of
van geslacht veranderd. Dan moet de opsporingsambtenaar
vaststellen dat de hond geen muilkorf droeg, niet kort aange-
lijnd naast de begeleider liep, dat hij niet is voorzien van een
identificatiekenmerk, dat er geen identificatiebewijs is
waaruit blijkt dat de hond onvruchtbaar is gemaakt, want dat
kan je bij al die doorgefokte soorten ook niet altijd met het
blote oog constateren, en ga zo maar door. Op deze in de
praktijk onmogelijke regeling is wel zo\'n drie jaar gestu-
deerd door een commissie agressieve dieren, en dan is het re-
siiltaat in wezen niets. Het probleem lijkt zich overigens van-
zelf wel op te lossen, omdat deze dieren niet zo populair
meer zijn. Maar de wetgever had destijds een grote wil om
dit probleem en nog tientallen andere op te lossen, en daar
komt allemaal niets van terecht.\'

Handhavingsperikelen

Is ingewikkelde regelgeving de belangrijkste oorzaak van
het handhavingstekort?

\'Nee, de strafrechtelijke handhaving van het dierenbescher-
mingsrecht is altijd al allerbelabberst geweest. Daarvoor zijn
meerdere oorzaken aan te wijzen. Een belangrijke is dat ver-
uit de meeste dieren zo goedkoop zijn. Andere belangen krij-
gen voorrang, en de dierenbeschermingsorganisaties roepen
kennelijk minder hard dan andere lobby\'s. Als een nest jonge
katjes wordt verzopen, kun je verontwaardigd zijn, maar er
gebeurt niets. Een hond haal je voor vijftig euro uit het asiel.
En waarom zou een boer zich inspannen om een koe te reva-
lideren? Een melkkoe kost aan het begin van haar loopbaan
zo\'n 600 euro. De boer dient antibiotica toe om zijn vee
rustig te houden. Dat is zijn winstmarge. Méér doen levert
hem niets op. Maar wordt een koi-karpera raison van 15.000
euro gestolen uit een vijver, dan komt men wel in actie. En
mensen zijn natuurlijk ook heel dubbel bezig. Ze laten op
hun vermenselijkte huisdieren wel heel dure operaties uit-
voeren. Dat zijn dan de honden die aan het hoofd van de eet-
tafel zitten.

Andere oorzaken zijn dat dieren slechte getuigen zijn: ze
praten niet en kunnen geen aangifte doen. Dat leidt tot aller-
lei bewijsproblemen. Zelfs als verbalisanten de moeite doen
er wetenschappelijke rapporten bij te halen om aan te tonen
dat het welzijn van dieren is geschaad, bijvoorbeeld zoals in
het geval van het bewaren van levende vissen in een plastic
zak door hengelaars, dan nog kost het veel inspanning te la-
ten vaststellen door de rechter dat dit inderdaad het geval is.
Verder is er natuurlijk een veel te gering aantal opsporings-
ambtenaren. Een varkenshouder heeft volgens berekeningen
van de Stichting Wakker Dier een kans op controle door de
inspectie van eens in de zeventien jaar. Daarom wil hij maar
al te graag risico\'s nemen op het gebied van onvoldoende
huisvesting en verzorging van zijn dieren als dat hem flinke
kostenbesparing oplevert. Als je twintig centimeter minder
bewegingsruimte geeft per varken dan wettelijk verplicht,
dan kun je er zoveel meer houden dat die hypothetische
boete een lachertje is.\'

Minister Brinkhorst erkende in de Nota Dierenwelzijn van
22 maart van dit jaar dat het inzetten van amvb s de afge-
lopen jaren om bestaande en toekomstige welzijnsproblemen
op te lossen \'niet altijd effectief is geweest\'. Ook is het niet
mogelijk gebleken voor een aantal sectoren - bijvoorbeeld de
loopvogels - amvb\'s op te stellen. Toch worden ter verbete-
ring van het dierenwelzijn op een groot aantal terreinen
weer nieuwe verboden aangekondigd, bijvoorbeeld het ver-
bod op kooisystemen in de konijnenhouderij. Wat vindt u
daarvan?

\'Ik vind dat heel erg onverstandig. Je zou het naar mijn over-
tuiging heel anders moeten aanpakken. Op 18 juni 2002 was
er een studiedag over de maatschappelijke en ethische aspec-
ten van het doden van dieren. In Nederland gaan door toe-
doen van mensen tussen de 600 en 700 miljoen dieren per
jaar dood, het gaat dus om heel grote aantallen, waar we
überhaupt al moeite mee hebben. Maar goed, men worstelt
met de vraag wat er nu allemaal wel en niet mag bij dat do-
den. Je moet nu niet allemaal gaan opschrijven wat wel en
niet toelaatbaar is. Mag ik mijn nest katjes doodmaken om-
dat ik ze niet allemaal kwijt kan? Mag ik mijn konijnen vil-
len met Kerst? Mag ik mijn hond laten inslapen als ik zelf
naar het bejaardenhuis moet? Er zijn zo ontzettend veel situ-
aties, het is onmogelijk daar wetgeving voor te maken. Je
vergeet altijd wel een aantal mogelijkheden. Het is ook niet
nodig. Wij hebben een prachtig artikel, artikel 36 van de
Gezondheids-en welzijnswet voordieren. Lid 1 bepaalt: \'Het
is verboden om zonder redelijk doel of met overschrijding
van hetgeen ter bereiking van zodanig doel toelaatbaar is, bij
een dier pijn of letsel te veroorzaken dan wel de gezondheid
of het welzijn van het dier te benadelen.\' Je kunt dat lid ge-
woon uitbreiden met het doden van dieren. Zonder redelijk
doel magje geen dieren doden. Wat een redelijk doel is, moet
de jurisprudentie dan duidelijk maken.

Datzelfde geldt voor de regelgeving voor de diersoorten
waarvoor de minister zei geen regelingen te kunnen treffen.
In de wet is het uitgangspunt het \'nee, tenzij\'-principe. Het is
verboden dieren te houden, bepaalt artikel 33 van de wet,
tenzij deze behoren tot bij algemene maatregel van bestuur
aangewezen soorten of categorieën van dieren. Lid 2 zegt dat
bepaald kan worden dat het houden slechts onder bepaalde
voorwaarden is toegestaan. Ik ben altijd voorstander geweest
van een korte lijst. Honden en katten, dat mag, maar een pa-
pegaai vind ik bijvoorbeeld van niet. Papegaaien zijn sociale
dieren en die horen niet thuis in een menselijke kooi.
Naarmate het moeilijker wordt of extremer om een dier te
houden, mag het niet. Maar je kunt dan uitzonderingen ma-
ken voor mensen die lid zijn van een specialistenvereniging.
Neem als voorbeeld de moerasschildpad. Als je aan zou kun-
nen tonen datje lid bent van een club die zich toelegt op het
houden van moerasschildpadden en die daar voorschriften
aan verbindt, dan zou je zo\'n dier mogen houden. Nu is het
zo dat die moerasschildpad op een lijst moet komen van wel
of niet te houden dieren. Wij weten dat van deze schildpad-
den nu 95% geen kans heeft om één jaar te overleven, omdat
mensen onbekwaam zijn ze schimmelvrij te houden. Dan
zeg ik dus: de moerasschildpad is geen soort die in het alge-
meen mag worden gehouden.

Als je problemen op die manier aanpakt, dan geef ik de
Nederlandse wetgeving nog wel een kans. Maar als je alle mo-
gelijke gevallen wilt regelen, dan ben je een doodlopende weg
ingeslagen. Dit is gewoon ook een kwestie van wetge-
vingstechniek. Maar ja, de beste en duurste wetgevingsjuristen
zitten nu eenmaal bij Financiën en niet bij de perifere dierenbe-

-ocr page 111-

schermingswetgeving, net zoals zij evenmin zitten bij de afde-
lingen die de mestwetgeving maken, altijd onuitvoerbaar ge-
weest, of de milieuwetgeving, nagenoeg onuitvoerbaar.\'
Wat vindt u dan van de activiteiten van milieuorganisaties
die zich juist storten op dergelijke regelgeving en daarmee
ook voor de verbetering van de positie van dieren vaak suc-
ces boeken?

\'Op zichzelf vind ik dat een heel verstandige aanpak. De ons
welbekende Volkert van der G. werkte op een bureau dat
niets anders deed dan milieu- en bouwvergunningen van var-
kens- en kippenhouders aan te vechten. Als je van de duizend
procedures er zo\'n achthonderd wint, dan moetje toch zeg-
gen dat er iets grondig mis is met de vergunningverlening.
Dan moetje toch tot de slotsom komen dat gemeenten het al-
lemaal wel mooi vinden, dat natuurgebieden moeten wijken
voor bedrijven. Dat men niet denkt, dan is er toch wat aan de
hand in Nederland, dat vind ik onbegrijpelijk.\'

De wildernis en zorgplicht

Wat vindt u van de discussie of je wel of niet moet ingrijpen
bij dieren in het wild, bijvoorbeeld zoals nu bij het zeehon-
denvirus?

\'Ik kreeg net een brief onder ogen van de voormalig staatsse-
cretaris Geke Faber aan het opvangcentrum voor gewonde en
zieke dieren. Dat had gewezen op de zorgplicht van artikel
36 van de Gezondheids- en welzijnswet lid 3, dat bepaalt dat
een ieder verplicht is hulpbehoevende dieren de nodige zorg
te verlenen, in samenhang met artikel 2 van de Flora- en fau-
nawet. Het ging om de vraag of je de zwakke en zieke zee-
honden die aanspoelen moet revalideren en terugzetten of
aan hun lot overlaten. Geke Faber is tegen het revalideren.
Zij kiest niet voor de dier-ethische lijn van die zorgplichtbe-
paling, maar voor de ecologische lijn. De ecologische lijn!
Maar mevrouw Faber, de zilvermeeuwen fourageren al in
Oostenrijk op de vuilstort! De scholekster zit op de daken
van onze bedrijven! De reiger zit in onze achtertuin!
Nederland is een park geworden en wij zijn allemaal park-
wachters. Vanuit het idee dat wij allemaal parkwachters zijn,
is die zorgplichtbepaling zo gek nog niet en zullen we elke
tor die op zijn rug ligt weer op zijn poten moeten zetten.
Maar zo mag het natuurlijk niet worden uitgelegd.\'

En hoe zit het dan met de inrichting van stukken oer-natuur?

\'Dat is hypocrisie ten top. Als jurist maak ik mij daar niet erg
druk om, want ik kan goed beredeneren dat het aankopen van
grote grazers leidt tot eigendom, en dat het uitzetten van die
grote grazers niet is het je ontdoen van je eigendom. Ja, je
zou het wel willen, want, zeggen de natuurbeschermers, de
dieren moeten dedomesticeren. Ik krijg het woord alleen met
een heel vies gezicht over mijn lippen. Die gededomesti-
ceerde dieren worden dan binnen een omheining aan hun lot
overgelaten en dan krijg je discussie over hoe hulpbehoe-
vend die dieren moeten worden aan het eind van de winter
om bijgevoerd te mogen worden of uit hun lijden verlost als
ze te verzwakt zijn. Want het zijn in wezen gehouden dieren,
maar daar gaat Faber niet in mee. Maar als je in de wet kijkt,
moet je je eerst eens afvragen of dat dedomesticeren niet een

-ocr page 112-

dierproef is in de zin van de Wet op de dierproeven. Je kunt
toch niet zeggen \'ga het veld maar in en we zien je het liefst
niet meer terug\'. Nou ja, we willen ze nog wel zien, want ze
hebben geld gekost. Of we voeren otters in. Nadat we eerst
voor dertig miljoen gulden natuurgebied voor ze hebben
aangelegd. Maar dan willen we wel weten waar ze zitten dus
we zetten een zender op hun kop. Nou, daar ben ik werkelijk
stomverbaasd over Want als je Nederland als troeteltuin be-
ziet, dan moeten we ook zorgen voor de dieren. En als er dan
een groepje reeën op een overgebleven landtongetje staat bij
een overstroming, dan gaan we er maar heen met een bootje
en halen ze op. Maar je gaat niet zitten toekijken hoe ze ver-
zuipen. Dan kun je ze beter doodschieten, dat vind ik ook
geen probleem.\'

Wetenschap

Er is de laatste tien jaar een hausse in proefschriften en
onderzoeksrapporten over het welzijn van dieren. Waarom
wordt daar in het juridisch discours en in de wetgeving zo
weinig mee gedaan ?

\'Dat is vrees ik terug te voeren op ons al genoemde gedrags-
repertoire. Er is, nota bene ook door LNV, veel onderzoek
gesubsidieerd waaruit blijkt dat met minimale kosten veel te
verbeteren valt aan het welzijn van met name productiedie-
ren. Maar er verandert desondanks niets. Er zitten schotten
in onze hoofden. Wij staan volstrekt onverschillig tegenover
het lot van miljoenen productiedieren maar als er zoals afge-
lopen juni één zeldzaam vogeltje ons land binnenvliegt, stor-
men onmiddellijk duizenden mensen uit hun werk naar het
strand met kijkertjes. Dat is niet beredeneerd, dat is geen rati-
oneel gedrag. Daar kan de wetenschap niet tegenop en
daardoor blijft ook de wetgeving symboolwetgeving.\'

{/ noemt de Wet op de dierproeven wel een goede wet.
Waarom?

\'Daar zijn drie redenen voor aan te voeren. In de eerste plaats
vertegenwoordigen proefdieren een heel groot economisch
belang. Die dieren worden gebruikt voor dure producten. Er
wordt dus ook redelijk voorzichtig met hen omgegaan. Ten
tweede stonden er in 1977 toen die wet tot stand kwam - ove-
rigens na honderd jaar discussie en tien jaar gesteggel in het
parlement - enthousiaste betrokkenen langs de lijn met de in-
tentie om er wat van te maken. In de derde plaats is de onder-
linge sociale controle tussen de paar duizend mensen die met
de wet van doen hebben groot.

Ten opzichte van vijfentwintig jaar geleden is er veel verbe-
terd in de bejegening van proefdieren. Hoewel er wel sprake
is van een antropomorfe opzet - paarden, honden, katten en
apen moeten meer worden ontzien dan bijvoorbeeld varkens,
die qua ontwikkeling net zo hoog op de evolutieladder staan
- is de wet toch redelijk gaan functioneren. Er worden geen
geintjes met halfopen gesneden ratten meer uitgehaald in de
snijzalen van universiteiten en zo. Het aantal proefdieren is
verminderd van ongeveer 1,5 miljoen in 1977 tot ruim
600.000 in 2000. Nu stijgt het aantal weer, onder invloed van
de biotechnologie.\'

Dat is toch ook een terrein waar juristen zich voluit op heb-
ben gestort?

\'Ja, maar weer ingegeven door heel andere emoties, niet van-
wege het dierenwelzijn. Daar gaat het meer om bedreiging
en om angsten, en om héél veel geld. Misschien is het voor
sommige varkens die worden gehouden voor xenotransplan-
tatie wel een lotsverbetering. Maar met zo\'n conclusie moet
je ook weer voorzichtig zijn, want voor hun soorteigen ge-
drag krijgen ze dan niet veel ruimte meer\'

Het dier in de Grondwet

Wat vindt u van acties van mensen als Paul Cliteur die ijve-
ren voor een hogere juridische status van het dier?

\'Nou ja, ik heb de conclusie getrokken dat het in de alge-
mene rechtsleer onmogelijk is om dieren niet als rechtssub-
ject te zien. Al in 1980 is gesteld dat dieren eigen belangen
hebben. Wij hebben de plicht dieren niet te mishandelen.
Daartegenover staat het recht van het dier niet mishandeld te
worden. Ik heb nog nooit een jurist horen ontkennen dat het
onjuist is te zeggen dat tegenover elke plicht een recht staat.
Nu moetje dat natuurlijk wel een beetje ruim bekijken. Als
ik rechts houd in het verkeer, zoals ik verplicht ben, dan heb
ik er recht op te veronderstellen dat de tegenligger ook rechts
houdt. Dat heeft destijds de wetgever van 1870 goed gezien.
Die heeft ook naarstig gezocht naar een recht tegenover de
rechtsplicht, dieren niet te mishandelen. De slotsom van die
zoektocht werd toen dat de zedelijke gevoelens van mensen
niet gekwetst zouden mogen worden bij het kennisnemen
van een onwelvoeglijke daad tegenover dieren. Die zedelijke
gevoelens zijn later expliciet uit de wet geschrapt en vervan-
gen door de bepaling dat dieren beschermd moeten worden
omdat ze eigen belangen hebben. Met de constatering dat
dieren naar geldend Nederlands recht dragers van rechten
zijn, bereik je volgens mij meer dan met het opstellen van
een Universele Verklaring van de rechten van levende we-
zens zoals Cliteur die voorstaat. Zo\'n verklaring hebben wij
helemaal niet nodig, het streven ernaar is arrogant en leidt de
aandacht maar af van waar het werkelijk om gaat.\'

Duitsland heeft als eerste land in de Europese Unie dieren-
bescherming in de Grondwet opgenomen. Denkt u niet dat
discussies pro en contra het dier in de Grondwet het parle-
ment misschien weer tot activiteit kunnen aanzetten?

\'Ja, kijk, ik ben er geen tegenstander van maar ik wil er wel
voor waarschuwen dat iedereen gaat denken: O, was het dier
maar in de Grondwet! Dan komt alles goed! Kijk maar eens
naar het milieu. Dat is er door artikel 21 van de Grondwet
ook geen gram schoner van geworden. Het is goed als de zij-
lijnen worden bereden, maar als ze worden geëxtrapoleerd
tot de hoofdader, dan vind ik dat verwerpelijk. Want dieren
hebben al rechten. Ze hebben een onvervreemdbaar recht op
goede huisvesting, behandeling en verzorging. Je kunt beter
tegen de kamerleden zeggen: weet u wel dat u in 1980 een
onomkeerbare stap heeft gezet die meebrengt dat dieren dra-
gers van rechten zijn? Dan zullen die kamerleden toch eens
serieus met dierenbeschermingsorganisaties om de tafel
moeten gaan zitten en kijken wat daarvan nu in de praktijk de
gevolgen zijn. Dan blijkt de plichtenkant een nogal zwak in-
strument te zijn. Als je meer nadruk legt op de rechtenkant,
dan kunnen bijvoorbeeld belanghebbende organisaties mak-
kelijker namens groepen dieren juridische procedures voe-
ren. Nu kan dat natuurlijk ook al, zullen oplettende lezers
van het Juristenblad opmerken, maar het optreden in proces-
sen gebeurde altijd op de grondslag van de statuten van de
organisatie, waarin staat dat de doelstelling is het bescher-
men van dieren, al dan niet in de ruimste zin. Een dergelijke

-ocr page 113-

doelstelling geeft legitimatie aan de organisatie om in rechte
op te treden. Met de erkenning dat dieren rechten hebben,
vindt de nuanceverschuiving plaats, doordat de organisatie
rechtstreeks als vertegenwoordiger gaat optreden.\'

Voedsel en de vrije markt

Hiit vindt u van het doden van grote aantallen dieren om-
wille van de voedselveiligheid?

\'Wat ik absoluut niet begrijp, is dat door mensen zo\'n abso-
luut nul-risico wordt gevraagd voor de veiligheid van hun
voedsel. Als er al door Creutzfeld Jakob een tachtig mensen
in Engeland zouden zijn gestorven, waar hebben we het dan
over op een bevolking van 60 miljoen in Groot-Brittannië en
een veelvoud daarvan in Europa? De kans om die ziekte te
krijgen is zo klein, je kunt het nauwelijks uitrekenen. Maar
dat is wel een reden voor ons om drie miljoen runderen spon-
taan op te ruimen. Terwijl we wel de adrenaline willen laten
stromen bij het bungy-jumpen en andere vormen van span-
ning en sensatie zoeken. Maar als het gaat om eten moet het
absoluut veilig zijn. Zó veilig en zó schoon dat we er aller-
gisch van worden. Vroeger was eten misschien viezer, maar
wel kostbaar, en bleven we ook gezond. Nu willen we alleen
maar gesealde runderlappen kopen. En als ik in de krant lees
dat in koeien gemalen tapijtresten aangetroffen zijn, dan heb
ik daar wel de schurft in. Waar zijn we met z\'n allen mee be-
zig? Het is het absolute falen van de massaproductie en zeer
nadelig voor het welzijn van dieren die dan ook nog het
loodje leggen. En al die boeren maar jammeren dat elke
tegenslag de nekslag is. Slachtkuikenboeren bijvoorbeeld
die in tijden van crisis niet spreken van zoveel dieren per
vierkante meter maar van zoveel gewicht per m^ Over de
dertig kilo per m^ kun je geen kuikens in de schuur houden.
Soms mogen de kuikens niet vervoerd worden en dan
groeien ze toch maar door in die schuur. Je ziet het al voor je.
Dan zeg ik, houd er dan mee op. Ga dan luxe dieren houden
en bijvoorbeeld twee producten maken cn niet varkens in gi-
gantische aantallen levend door Europa vervoeren. De
Denen doen dat ook niet, dus het kan.\'

Kunnen de gevolgen voor dieren van het Europees subsidie-
beleid ooit nog worden rechtgebreid?

\'Het is helemaal de vraag of je voedselproductie wel over
kunt laten aan de vrije markt. Als wij in navolging van de
Duitsers, Denen en Belgen besluiten de batterijkooien af te
schaffen, dan gaan die allemaal naar Oost-Europa of naar het
Midden-Oosten en als wij daar dan niets beschermends te-
gen doen, dan keilen de goedkope legbatterij-eieren ons toch
weer om de oren.

Het is ook misplaatst dat Nederland zich op de borst klopt als
koploper in de strijd voor een beter Europees dierenwelzijns-
beleid. De EG hanteert minimumnormen die hier allemaal
heel technisch worden vertaald in zoveel vloeroppervlakte,
licht, voederbakken en dergelijke. In die constructie mag je
varkens laten leven. Het kan anders. Groene Weg scharrel-
varkensboeren krijgen gegarandeerde prijzen voor hun pro-
ducten en dan kunnen hun dieren een normaal varkensleven
leiden. Leg subsidie op de diervriendelijke hamlap. Ik ben
ook geen vegetariër, maar ik ben wel voor ecologisch boeren.
Maak het andere vlees duurder. Dat doet de dieren meer
goed dan wetgeving, al dan niet in Europees verband.\'

Nog meer crises

Komt het nog goed tussen mens en dier, met dier en recht?
\'Er zijn natuurlijk ook wel positieve dingen gebeurd de afge-
lopen tijd. Het verbod op de drijijacht, straks op de nertsen-
fokkerij, de betere huisvesting voor kippen in het verschiet.
Maar in de relatieve context vind ik de resultaten toch wel
bijzonder mager. In 1983 bij het verdedigen van mijn proef-
schrift had ik nog wel de idee dat mijn opvattingen over het
dierenrecht zich als een inktvlek zouden verspreiden. Net
zoals de opkomst van het milieurecht en het natuurbescher-
mingsrecht. Die gaven hoop. Als we ook PKB\'s voor dieren-
welzijn hadden gehad was het inisschien beter gegaan. Het
dierenbeschermingsrecht is nog altijd een foetus. Er wordt
wel veel meer over gepraat. Maar ik heb het angstige gevoel
dat die discussie niet is opgeschoven naar een hoger niveau.
En van het gepraat in de ethische salon zijn de dieren ook
niets wijzer geworden. De boeren vinden nog steeds dat het
goed gaat met hun dieren. Wat mij betreft kunnen er geen
diercrises genoeg zijn. Dan nog maar eens een keer een mkz-
uitbarsting of een ronde varkenspest. Ze zullen leren dat het
zo niet kan.\'

Bron: NJB 2002/33

-ocr page 114-

"Resistentie van micro-organis-
men tegen antibiotica is wereld-
wijd een van de belangrijkste is-
sues van dit millenium." In landen
als Denemarken, Noorwegen en
Oostenrijk lopen uitstekende mo-
nitoringprogramma\'s. De Neder-
landse humane geneeskunde
werkt eveneens met een goed pro-
gramma, terwijl de veterinaire infrastructuur nog steeds
rust op versnipperde inititatieven uit het veld. Het is tijd
dat de overheid gestructureerd aan de slag gaat, zo klinkt
het tijdens het veterinair farmacologisch congres op 13
november 2002
Antimicrobial Resistance Monitoring: op
weg naar NedMap.

Dc algehele boodschap uit de voordrachten van dit congres
is duidelijk. Bacteriepopulaties in dieren en mensen overlap-
pen elkaar en overdracht van antimicrobiële resistentie
(AMR) vindt plaats tussen de mens- en dierpopulaties.
Daardoor vormt resistentieontwikkeling en -verspreiding in
dierpopulaties een risico voor de humane volksgezondheid.
Hoewel dit risico in vele gevallen klein zal zijn, is de impact,
de schade die veroorzaakt wordt, vaak erg groot. Vandaar dat
de roep groot is voor nationale beheersingssystemen, waar-
bij de eerste stap bestaat uit monitoring.
Het uiteindelijke doel van antibiotica-resistentie monitoring
is inzicht krijgen in, en voorkomen van resistentieproble-
men. De primaire insteek betreft de humane gezondheids-
zorg, maar ook de veterinaire zorg zal ervan profiteren.

Beheersing van antimicrobiële resistentie

Het oplossen en voorkómen van resistentieproblemen kun-
nen niet door één partij in de dierhouderij georganiseerd
worden, maar moet in het totaal van betrokken partijen en
krachten gezocht worden. Het vergt een systeemaanpak.
Alle sprekers brengen dit naar voren. Dr. Hilde Bager uit
Noorwegen vat het onder de term
holistic approach, ande-
ren spreken van een multidisciplinaire aanpak. Winand
Kissels, voorzitter van de FIDIN, benadrukt om alle partijen
op hun verantwoordelijkheid aan te spreken en niet alleen
naar de farmaceutisch industrie te wijzen. Dr. Dick Mevius
van het CIDC Lelystad brengt de systeemaanpak tot uiting
door een dringend beroep te doen op de overheid om een
brug te slaan tussen het ministerie van Volksgezondheid
(VWS) en het ministerie van Landbouw (LNV). Prof
A.S.J.P.A.M. van Miert brengt gezelschapsdieren in beeld
en noemt het ridicuul dat pyodermie bij de hond langdurig
wordt behandeld met breedspectrum antibiotica, zoals
amoxycilline clavulaanzuur, terwijl de kiem
S. intermedins
ook goed te bestrijden is met een smalspectrum-middel.

Berichte

verslage

Het veld wacht op het startschot van de overheid

Jan Halsen

Ook keukenhygiëne komt aan de orde, als belangrijke factor
bij voedselinfecties.

Dick Mevius houdt een vurig pleidooi richting overheid om
de AMR-monitoring in de dierhouderij gestructureerd op te
zetten. Hij vindt dat de Voedsel en Waren Autoriteit, VWA,
hét aangewezen instituut is om dit project eindelijk eens
vorm te geven. Daarbij stipt hij aan dat resistente bacteriën
gemakkelijk landsgrenzen overschrijden en import in
Nederland een groot risico vormt.

Een vertegenwoordiger van het ministerie van VWS vertelt
dat zijn organisatie de noodzaak inziet, evenals het ministe-
rie van LNV, "We gaan aan de slag als we tijd hebben, de eer-
ste houtskoolschetsen zijn reeds gemaakt." De crises van de
recente jaren, MKZ-MPA-meningokokken, stonden de mi-
nisteriële aandacht voor dit soort projecten in de weg.
Op dit moment vindt al enige monitoring plaats, ondermeer
door het CIDC en het RIVM, maar dit gebeurt op basis van
initiatieven van personen binnen deze organisaties en er is
geen financiering voor. Wat vandaag nog gedaan wordt, kan
dus morgen verdwenen zijn.

De belangrijke rol voor de dierenarts

Prof van Miert werpt in zijn voordracht een bijzonder
licht op de waakhondfunctie van de dierenarts, namelijk
dat de dierenarts in de meeste gevallen ook als eerste re-
sistentieproblemen aan den lijve ervaart. Immers, op be-
drijven waar multi-resistente pathogenen voorkomen,
raakt zijn arsenaal aan antibacteriële middelen uitgeput.
Omgekeerd is het dus in het belang van elke veehouderij
dat een dierenarts zorgvuldige behandelingsadviezen
voorschrijft, bij voorkeur via de werkwijze van Goede
Veterinaire Praktijkvoering en bedrijfsformularia. Drs.

-ocr page 115-

Chris Pellicaan, de apotheker van de Faculteit der Dier-
geneeskunde, vond in een onderzoek een rechtlijnig ver-
band tussen het aantal voorschrijvingen (doses per dag) en
resistentie.

De voorzitter van de KNMvD Ton de Ruijter kreeg als taak
van de congresorganisatie een antwoord te geven op de
vraag: Is de dierenarts klaar voor effectieve monitoring van
resistentie? De Ruijter legt het toegehoor uit hoe dierenart-
sen als individu en de beroepsgroep als geheel de recente ja-
ren geïnvesteerd hebben in professionele kwaliteit, Hij toont
de huidige stand van zaken van de erkenningsregelingen, de
praktijkcertificering en het integriteitsbewustzijn. Onder de
voorwaarde dat ook de andere betrokken partijen hun verant-
woordelijkheid nemen, de Ruijter spreekt hierbij expliciet de
overheid aan als regisseur en controleur, is de dierenarts er
klaar voor.

Op dit moment loopt een pilot-onderzoek, waarbij dierenart-
senpraktijken medicijntoepassingen direct doorgeven aan
een centrale database. Dit kan vanuit het praktijkgebouw,
maar ook draadloos vanaf het boerenerf Dit systeem maakt
continu zichtbaar hoe bijvoorbeeld antibiotica worden inge-
zet en waar elke eenheid product zich bevindt. Volgens prof
Henk Vaarkamp is het klaar om in een landelijke structuur te
worden ingezet.

DanMap: hoe Denemarken het geregeld heeft

Fleming Bager was in 1995 betrokken bij het opzetten van
DanMap en, gezien zijn overtuigende presentatie, nog steeds
vol overgave betrokken bij dit monitoringsysteem.
DanMap
is het oudste programma voor monitoring van antibiotica-re-
sistentie in de EU. Het betrekt zijn gegevens uit de veteri-
naire sector, de humane sector en naar voedingsmiddelen.
Het veterinaire deel van DanMap rust op drie pijlers:

1. het brengt de diergeneesmiddelenstroom tot op bedrijfsni-
veau in beeld;

2. het omvat een diagnostische poot die monsters neemt op
boerderijen, in slachthuizen en op andere plaatsen in de
keten;

3. het analyseert de monster- en resistentiegegevens.
Dierenartsen in Denemarken schrijven slechts diergenees-
middelen voor, de veehouders halen ze vervolgens bij de
apotheek. DanMap is gekoppeld met de computersystemen
van de apotheek. Daar wordt geregistreerd welke dierenarts
welke diergeneesmiddelen aan welke veehouder heeft voor-

geschreven. Met dit systeem kan dus het voorschrijfgedrag
van de individuele dierenarts in beeld gebracht worden.
Wijkt dit af van een of andere norm, dan kan de dierenarts
daarop aangesproken worden. Bijvoorbeeld: "waarom
schrijft u zoveel fluorquinolonen voor?" Elke dierenarts
weet dus dat hij zijn therapiekeuze zal moeten kunnen ver-
antwoorden.

De monsters van verschillende plaatsen in de productieketen
leveren informatie over resistentieontwikkeling en -ver-
spreiding. Hiermee ontstaat bijvoorbeeld op bedrijfsniveau
inzicht in gevoeligheidspatronen van specifieke bacteriën.
Analyse van de antibioticagebruik en resistentiepatronen
roept regelmatig nieuwe vragen op. "Je moet veel weten van
de toepassing van antibiotica, om gegevens te kunnen analy-
seren en trends te begrijpen." Alle monsters worden bewaard
bij -80"C om op latere tijdstippen opnieuw onderzocht te
kunnen worden, voor het beantwoorden van actuele vragen.
Behalve als nationaal monitoringsysteem, genereert
DanMap ook internationaal grote waarde als paradepaardje
voor de Deense agrarische industrie.

Systeemaanpak

Uit de voordrachten blijkt dat met terughoudend en gericht
antibioticagebruik problemen door resistentie sterk geredu-
ceerd kunnen worden, ook zonder een totaal verbod op be-
paalde middelen. De situatie in bijvoorbeeld de Nederlandse
ziekenhuizen onderschrijft dit. Ondanks veelvuldig gebruik
van antibiotica, kennen wij in onze ziekenhuizen nauwelijks
problemen met multiresistente kiemen, zoals de MRSA
(Methicilline Resistente Staf Aureus). In landen waar men
veel gemakkelijker en minder gericht antibiotica toepast,
heeft men ook de meeste problemen met resistentie. De
meeste infecties van Nederlanders met multi-resistente pa-
thogenen worden opgedaan in buitenlandse ziekenhuizen.
De veterinair speelt een sleutelrol binnen de dierhouderij
waar het aankomt op prudent use of antibiotics. Immers, hij
is de poortwachter van het distributiekanaal én hij bezit de
kennis om doelgerichte medicatie op bedrijfsniveau moge-
lijk te maken.

De doelstelling: minimaal en optimaal gebruik van antibac-
teriële middelen, in combinatie met een goede monitoring
van alle relevante bacteriepopulaties en een goed manage-
ment van risico\'s.

Dr. Fleming Bager van het Danish Zoonosis Center and Danish Veterinary Institute.

-ocr page 116-

Mastitisbestrijding op z\'n Noors
en op z\'n Amerikaans

Het Uiergezondheidspanel bespreekt de Noorse en Amerikaanse

wijze van mastitisbestrijding

Jan Hülsen

Een Noorse uiergezondheidsspe-
cialist uit Noorwegen, een Neder-
landse uit de Verenigde Staten en
nog een Nederlander uit Canada,
I gaan in gesprek met een forum
A Belgische en panel Nederlandse
^ uiergezondheidsdeskundigen van
divers pluimage. De Noorse aan-
pak, de Amerikaanse methode en
het verschil daartussen dat minder groot is dan het lijkt.

Dagvoorzitter Herman Barkema opent met een humoristi-
sche inleiding deze bijzondere bijeenkomst van het
Nederlandse Uiergezondheidspanel met het Belgische
Forum Uiergezondheid. De aanleiding is de aanwezigheid
van drie gereputeerde deskundigen in ons land: Ynte
Sehukken van Cornell University (USA), Olaf Osteräs uit
Noorwegen en natuurlijk Barkema zelf, werkzaam aan The
Atlantic College in Prince Edward Island (Canada).
Het samenzijn van de leden van het Belgische Forum
Uiergezondheid met het Nederlandse Uiergezondheidspanel
geeft de bijeenkomst extra internationaal cachet. Dc voer-
taal: Engels.

De Noorse methode

In Noorwegen heeft elke individuele koe een medisch dos-
sier, dat op het bedrijf ligt. Toepassing van antibiotica is er
voorbehouden aan dierenartsen. Veehouders mogen alleen
vervolgbehandelingen uitvoeren, nadat een dierenarts de
diagnose heeft gesteld en de therapie heeft gestart. De die-
renarts vult ook zelf het medisch koedossier in. Op dit mo-
ment is dit nog een papieren dossier, er wordt hard gewerkt
aan een elektronische versie.

Berichte

verslage

Naast individuele koedossiers is er ook een bedrijfsverslag,
hel farmers book. De farmers hooks worden regelmatig ver-
zameld, waarna de gegevens in een centraal bestand worden
ingevoerd. Deze database dient vervolgens voor monitoring
en uiteenlopende analyses.

Deze informatievergaring en analyse is een belangrijke pij-
ler waarop de gezondheidszorg voor het Noorse vee rust. De
centrale regie ervan ligt bij een samenwerkingsverband,
NCS, van zuivel, veehouders, veeverbetering en dierenart-
sen. In hun samenwerking proberen zij de krachten te bunde-
len om diergezondheid te optimaliseren, de Noren fokken
bijvoorbeeld al jaren op uiergezondheid, en medicijngebruik
te minimaliseren.

Voor de bestrijding van rnastitis bedient de Noor zich van in-
jectiemiddelen en intramammaire lactatiepreparaten. Er zijn
geen droogzetters geregistreerd. Als er al een droogzetbe-
handeling wordt toegepast, bestaat deze uit de toediening
van lactatie-injectoren gedurende de eerste dagen van de
droogstand.

Veehouders bellen in veel gevallen dus dc dierenarts, voor
behandeling van mastitis. Het besluit \'niet medicinaal be-
handelen\' nemen ze ongetwijfeld regehnatig zelf De dieren-
arts leest het koedossier en neemt altijd een melkmonster,
waarna de uitslag ter inzage komt te liggen op het bedrijf
Osteräs heeft hier een duidelijk behandelingsadvies: geen

Mastitis Treatment Protocol

Abnormal Milk

■ Sample Quarter

^ Fever (> 103.5).^^
NO YES

Swelling
Pain x

Snellini
/& Pain

NO
1

Loss of
^ Appctite\\^

YES

4

NO

3

Bron: Cornell Veterinary Medicine.

-ocr page 117-

Treatment Protocol

Treatment

Oxytocin«S:
strip

Oxytocin&
strip

Intramammary

OxytocinÄ
strip

Intrainammary

Oxytocin&
strip

Treatment

Treatment
Banamine IV

Banamine IV

Hypertonic

Hypertonic

Saline TV (2 L)

Saline IV (2 L)
OXYTET. IV
10 gm Day 1,
6 gms daily
thereafter for 4

mnrp Hays

Oral Fluids &
Electrolytes -
10 gal daily as
needed

V

If recovery is
incomplete at
end of 5 days
change to
Polyflex or
Naxel for 3 to 5
days

Bron: Corne!! Veterinary Medicine.

bacteriën in de kweek, dan geen antibiotica. Bij elk consult
heeft de dierenarts dus goede informatie beschikbaar over
eerdere uierinfecties. Hiermee hebben de Noren een nauw-
sluitende structuur voor de klinische zorg voor mastitis ge-
bouwd, op bedrijfsniveau.

0steras presenteert de statistieken van mastitisincidentie
en resistentieprofielen (slechts 2% van de
S. aureus-stam-
men is penicilline resistent). Het feit dat 50% van de
mastitisgevallen in de eerste maand na afkalven optreedt,
ontlokt de stelling dat mastitis een puerperale ziekte is. De
vraag rijst of het standaardgebruik van langwerkende
droogzetpreparaten hier geen verbetering zal brengen. Het
Noors beleid streeft naar minimaal antibioticagebruik en
bijvoorbeeld selectief droogzetten. Maar 0steras gaat wel
onderzoeken of standaard droogzettherapie in de Noorse
situatie ook bijdraagt aan een algehele reductie van klini-
sche mastitis.

De statistieken laten succes zien, namelijk dat de mastitisin-
cidentie onder de Noorse koeien sterk gedaald is sinds \'94-
\'95 van 50% naar 28% nu. Het gemiddelde bedrijfscelgetal
bedraagt 114.000.0steras meent dat dit het gevolg is van een
breed ingezet beleid van terughoudend gebruik van antibio-
tica en een focus op preventie. Het kost moeite, vertelt hij,
om veehouders zich te laten concentreren op preventie in
plaats van telkens klinische koeien te behandelen. En ook
dierenartsen hebben er moeite mee. Ondermeer door voor-
lichtingsprogramma\'s en doordat het merendeel van de die-
renartsen in dienst is van de NCS, is men er toch in geslaagd
een fikse ommekeer te bewerkstelligen. De zelfstandig wer-
kende dierenartsen zijn veel moeilijker te sturen.
Noorse veehouders ontvangen een bonus voor hun melk als
het celgetal minder is dan 230.000. Blijkbaar is dit een aan-
trekkelijke bonus, want men is zeer gespitst om deze binnen
te halen. In deze context constateert Osteras dat er geen posi-
tieve relatie bestaat tussen het diergeneesmiddelengebruik en
uiergezondheid, in de vorm van een laag celgetal. Noorwegen
realiseert een laag tankcelgetal, met een veel lager verbruik
van inedicijnen dan andere Scandinavische landen, die een
veel hoger gemiddeld tankcelgetal hebben. Volgens 0steras
schuilt de oplossing in preventie en zorgvuldig afgewogen
behandeling. Milde mastitisgevallen hoeven naar zijn mening
geen antibioticabehandeling en als uit het melk b.o. blijkt dat
sprake is van een
S. awrews-infectie, dan moet sowieso pas in
de droogstand behandeld worden. De Noorse koe is een dub-
beldoel dier, dat zo\'n 6.200 kg melk per jaar produceert. Het
gemiddeld vervangingspercentage bedraagt 40%. De bedrij-
ven zijn klein (acht tot tien koeien) en de melkveehouder
haalt ongeveer 25% van zijn inkomen uit omzet en aanwas.
Er is dus ruimte en tijd voor individuele aandacht voor koeien
en de dieren worden gemakkelijk opgeruimd.
Er ontstaat discussie over de beweegredenen, de incentives,
van de veehouders en de wijze waarop de mooie uiergezond-
heidsstatistieken ontstaan. Is het puur financieel gewin, de
bonus, of wordt men gedreven door ideële normen zoals een
laag antibioticagebruik? Hoe het ook zij, stelt 0steras, het
gaat om de attitude van de veehouder, die gericht moet zijn
op preventie en terughoudend antibioticagebruik. Met de
goede kennis van de dieren en de veterinaire situatie hebben
de Noren de situatie bereikt waarin ze op dier- en bedrijfsni-
veau een weloverwogen therapiekeuze kunnen maken. Netto
bespaart de sector hier geld mee, want de daling in antibioti-
cakosten is groter dan de uitgaven van het uiergezondheids-
programma. Binnen het programma wordt sterk gelet op
kostenreductie en efficiëntie.

Als een dierenarts geroepen wordt bij een klinische mastitis
maakt hij een triage: milde mastitis: niet behandelen, geneest
spontaan. Matige mastitis: behandelen volgens protocol en
ernstige mastitis: behandelen volgens protocol. Vrijwel alle
mastiti-sgevallen worden behandeld met penicilline of pen-
strep-preparaten, want de grote meerderheid der kiernen is
hier gevoelig voor In ongeveer 12% van de gevallen worden
coliforme kiemen gekweekt.

In het behandelingsprotocol vallen drie dingen op. Allereerst
de eenvoud. Ten tweede spuit men bij het eerste consult de koe
met klinische mastitis xylazine i.m., waardoor zij zich beter
laat uitmelken. Een \'koe die er nog goed bij staat\' krijgt onge-
veer 0,75 ml handelsoplossing Rompun®. Ten derde gebruikt
men voor parenterale ondersteuning \'gewone\' penicilline G.
"Wij hebben met name te maken met strepto- en stafylokok-
ken, waarvan de resistentie tegen penicilline nog op hetzelfde
niveau ligt als toen Fleming de penicilline ontdekte". Met pe-
nethamaat hebben de Noren nauwelijks ervaring. Het gegeven
dat nagenoeg alle mastitiden met 13-lactam antibiotica behan-
deld worden, maakt detectie van bacteriegroeiremmende stof-
fen door de melkfabriek eenvoudig en goedkoop.

Be!iande!p!an l<!inische en subl<!inisclie mastitis (O. 0sterâs):

Klinische mastitis

Subklinische mastitis

Eerste behandeling:

- Oxytocine xylazine uitmelken

- 15.000 mg/kg penicilline G im

- Behandeling na bacteriologisch
onderzoek,

- meestal dezelfde therapie als
klinische mastitis, maar zonder
xylazine-toediening.

Zelfde avond:

- penicilline-streptomycine imm

drie volgende avonden:
- penicilline-streptomycine imm

-ocr page 118-

Mastitistherapie in de VS

"Eigenlijk zijn het twee uitersten,\' begint Ynte Schukken.
"Nederland is very organised en de Amerikaan leeft in
a free
country, with veryfew rules\'. Ongeveer driejaar geleden ver-
trok Schukken van de Faculteit der Diergeneeskunde in
Utrecht naar de Quality Milk Production Services\' van
Cornell University, in de staat New York.
New York is de derde melkproducerende staat van de VS, na
Californië en Wisconsin. De meeste bedrijven zijn
family
farms
met honderd melkkoeien. De range van de bedrijfs-
groottes is evenwel breed en loopt van twintig koeien tot
tweeduizend. Ook de kwaliteit van het bedrijfsmanagement
vertoont een brede spreiding, van notoir slecht tot indruk-
wekkend goed.

De celgetalgrens bedraagt 750.000, na drie overschrijdingen
stopt de fabriek de afname. Er bestaat een debat om deze
grenst te verlagen. De overheid stuurt hierin nauwelijks aan.

http://qmps.vel.cornell.edu/qmps.htmi
omdat deze de voedselveiligheid bewaakt en niet de dierge-
zondheid. Voor haar is het celgetal een
animal health issue.
"Een hoog celgetal is een indicator van slecht management",
wordt gesteld. Schukken beaamt dit, maar legt uit dat de zui-
velbedrijven,
coöps, geen strengere grenzen durven te hante-
ren vanwege de harde onderlinge inkoopconcurrentie.
Bedrijven die minder streng zijn zullen gemakkelijker melk
kunnen inkopen dan de strengere.

Antibiotica

De VS kennen twee types antibacteriële middelen: de OTC-
middelen, dat staat voor
Over The Counter, en de prescrip-
tion drugs,
die alleen via de dierenarts verkrijgbaar zijn.
OTC-producten worden verspreid via het lekenkanaal,
ondermeer via farm supply shops en postorderbedrijven. De
Amerikaanse overheid laat geen nieuwe OTC-middelen
meer toe en wil de medicijnstroom via de dierenartsen laten
lopen. Door het OrC-kanaal zijn er veehouders die geen die-
renarts nodig hebben.

Het arsenaal aan antibacteriële middelen blijkt in de VS veel

-ocr page 119-

kleiner dan in Nederland. Penicilline, ampi- en amoxicilline,
Oxytetracycline, sulfadimethoxine, erythromycine en ceftio-
fur vormen de groep beschikbaar voor intramusculaire toe-
diening bij melkgevend rundvee. Als lactatiepreparaten be-
schikt de Amerikaan over amoxicilline, cephapirine,
cioxacilline, erytromycine, hetaciline, penicilline G
(met/zonder novobiocine) en pirlimycine. De lijst van droog-
zetmiddelen is nagenoeg gelijk, behalve dat hiervoor geen
amoxicilline beschikbaar is, maar wel peniciline plus dihy-
drostreptomycine. Novobiocine is er ook als monopreparaat
voor droogzetbehandeling. Bijvoorbeeld de fluoroquinolo-
nen zijn volledig gereserveerd voor humaan gebruik.
Net als in Nederland hebben de diergeneesmiddelen een re-
gistratie voor specifieke indicaties en geeft de bijsluiter een
gebruiksvoorschrift. Toepassing anders dan volgens de re-
gistratie heet er
ExtraLabel Use. (Waar komt het goed
Nederlands woord
qff label use vandaan?)
Om te komen tot toepassing volgens extra label use moet de
dierenarts de dieren gezien hebben en moet hij/zij een heel
heldere en logische beslisboom (algoritme) volgen. Voor een
wachttijd kan men te rade gaan bij de online databank FA-
RAD (www.farad.org) die een wachttijdadvies geeft.
Sommige dierenartsen maken nog hun eigen intramammaire
mengsels, die ze ter onderling onderscheid een kleurtje ge-
ven met een voedingskleurstof. De groene drank is dan bij-
voorbeeld voor ernstige klinische mastitis en de rode voor
milde mastitis. Volgens de wetgeving is dit verboden, maar
zolang de veehouder geen problemen krijgt met residuen in
de tankmelk, kraait er geen haan naar. "Dit zijn typisch be-
drijven waar we problemen zien met gist- en mycoplasma-
infecties."

Amerikaanse boeren blijken zeer voorzichtig en zorgvuldig
waar het om wachttijden en residuen gaat. "Een boer die een
melktankwagen verontreinigt, koopt de hele wagen", vertelt
Schukken. De sanctiemaatregelen zijn dus pittig. In principe
zijn ook de dierenartsen aansprakelijk, in het geval van con-
taminatie
(\\oov extralabel drugs. Maar in de praktijk blijken
veehouders hiervoor zelden hun
vet aan te klagen.

SOP\'s en protocollen

Met name voor grote melkveebedrijven zijn behandelproto-
collen onmisbaar, stelt Schukken. Een positief punt daarbij
is dat vanwege de grote aantallen de effectiviteit van deze
protocollen binnen het bedrijf kan worden gecontroleerd,
vaak met de aanwezige managementsystemen. Schukken
demonstreert een in de praktijk werkend managementpro-
gramma, waarbij elke behandeling volgens een code wordt
ingevoerd. Veehouders en medewerkers zijn dit gewoon,
want ook andere gebeurtenissen moeten zij met - logische -
codes inbrengen. De genezing kan bepaald worden met het
celgetal. Met de behandelcode en de juiste afkapwaarden
voor genezing, kan de computer uitrekenen wat het succes-
percentage is van een bepaalde behandeling.
In Schukken\'s casus werkt men met een
linear score, een van
het celgetal afgeleide waarde. In Nederland hebben we deze
afgeleide waarden, bijvoorbeeld de celgetalwaarde, verlaten
en gebruiken we het celgetal. Een voordeel van een score is
dat je minder getallen hoeft weer te geven op een beeld-
scherm: bijvoorbeeld: 1, in plaats van: 100.000.
Schukken toont een
mastitis treatment protocol. Hierin
maakt de dierverzorger een keuze voor een behandeling door
het nalopen van een beslisboom. Als diagnostische criteria
gebruikt men klinische waarnemingen als koorts en voerop-
name. De behandeling heeft een nummer, dat ook gebruikt
wordt in het registratiesysteem. Zie afbeeldingen.
Om een indruk te geven van de werkzaamheden op grote be-
drijven legt Schukken uit dat een goedlopende
LOOO head
dairy herd
een sick cow pen heeft met gemiddeld veertig
koeien daarin. Deze koppel heeft op deze bedrijven een ei-
gen
manager Die werkt in veel gevallen met standaardpro-
cedures, Standard
operating procedures oftewel sop\'s.

The best of both worlds

"Wat leren deze twee op het eerste gezicht zeer verschillende
methodieken ons?" vraagt voorzitter Barkema de aanwezi-
gen. "Dat de basis van effectieve mastitisbestrijding bestaat
uit nauwgezette registratie, goede diagnostiek en een gestruc-
tureerde aanpak", klinkt een antwoord. "En ze bevestigen dat
economische prikkels dc belangrijkste sturingsmiddelen vor-
men voor beïnvloeding van het uiergezondheidsmanagement
op een bedrijf."

"Welk verbeteringssuggestie geeft de Amerikaan aan de
Noor en welk advies krijgt Amerika uit Noorwegen?" "Het
Noors systeem is erg intensief en erg goed", stelt Schukken.
Osteras heeft weinig vertrouwen in de residu-testen en
spreekt zijn voorkeur uit voor schone productiesystemen.
"Als Amerikaanse consument zou ik ongerust zijn over resi-
duen van diergeneesmiddelen in de melk."
Een zeer interessante bijeenkomst, deze multi-nationale ui-
ergezondheidsdiscussie. Als we een goede aanleiding heb-
ben doen we dit wéér, luidt de consensus na afloop.

Uitspraak CAVP in klacht ACE-remmer

Aan de Commissie Aanprijzing Veterinaire Producten
(CAVP) is in november 2002 een klacht voorgelegd door
een bedrijf met in het assortiment een ACE-remmer, die is
geregistreerd voor de behandeling van hartfalen bij honden
en nierinsufficiëntie bij katten. De klagende partij is van
mening dat een concurrent, die een ACE-remmer voert uit-
sluitend ter behandeling van hartfalen bij honden, in zijn
promotie ten onrechte de indruk wekt dat voor dit middel
eveneens een claim is geregistreerd ter behandeling van
nierproblemen bij honden.

De CAVP oordeelt dat de aangeklaagde partij weliswaar op
indringende wijze informatie verschaft over de werking
van zijn product op de nierfunctie van de hond, maar hierbij
niet zover gaat dat de indruk wordt gewekt van een gere-
gistreerde claim.

De klacht wordt derhalve afgewezen.

-ocr page 120-

Zoals vele studenten diergeneeskunde, besloten ook wij
onze wachttijd nuttig te besteden en maakten we deel uit van
één van de castratieprojecten van straathonden in het buiten-
land. Meer dan een jaar geleden zijn we al begonnen met het
zoeken naar de juiste contactpersoon. Uiteindelijk kwamen
we terecht bij de heer Lemmens van de stichting Galgo
(www.galgo.nl).

Nadat we aanvankelijk naar Turkije, Griekenland of Portugal
zouden gaan, kregen we in januari van dit jaar te horen dat
we de mogelijkheid hadden om in een zeer primitief asiel in
Vilanova Del Cami te Spanje hulp te gaan bieden. Dit was
een hele uitdaging, want naast de aanwezige honden was er
alleen water en elektriciteit aanwezig. Al het overige, nodig
voor het opereren, moest door onszelf geregeld worden.
Stichting Galgo had hier geld voor gereserveerd maar dat
was onvoldoende om alle benodigdheden van te kopen.
Daarom hebben we vele bedrijven en mensen benaderd voor
sponsoring van ons project. Gelukkig reageerden de meeste
enthousiast en eind mei konden we goed voorbereid naar
Spanje vertrekken.

75 kg aan materiaal hadden we vanuit Nederland opgestuurd,
enkele spullen hadden we meegenomen in onze koffers en
anesthetica en medicijnen waren in Spanje besteld door
onze Duitstalige contactpersoon Andrea Manresa aldaar.
Zij zet zich in voor de herplaatsing van de asielhonden
(www.tierheim-spanien.de). In Spanje aangekomen troffen
we inderdaad een erg primitief asiel met meer dan honderd
straathonden aan. Het werd gerund door Pepita, een 65-ja-
rige vrouw en haar dochter Dolores. Na op zondag te hebben
geholpen met het vaccineren, konden we op
maandag aan de
slag in onze operatieruimte.

Gelukkig hadden ze in Spanje ingezien dat het onmogelijk
was om bij het asiel te opereren en was er bij een grote die-
renkliniek een soort van garagebox voor ons geregeld met
water, stroom en voldoende hondenhokken in de buurt. Een
dierenarts daar, die tevens ook dc mede-eigenaar van de die-
renkliniek is, was erg aardig en van hem mochten we onder
andere een operatietafel, infuusstandaard en weegschaal le-
nen. Hij hield toezicht op ons werk en we konden 24 uur per
dag hulp en advies krijgen van hem of één van zijn collega\'s.
Na een lange vertraging arriveerden op woensdag eindelijk
onze dozen met benodigdheden en was onze operatieruitnte
klaar voor gebruik.

Alle honden gaven we een pre-anesthetisch onderzoek en ze
werden behandeld met Frontline of Stronghold en Defendog.
Omdat we de honden niet kenden gebruikten we standaard
muilkorven bij het injecteren. Helaas was het soms nodig
een vangstok te gebruiken. Het instrumentarium steriliseer-
den we door het, vlak voor gebruik, een half uur te koken in
een aspergepan.

Voor de anesthesie gebruikten we Xylazine, Ketainine en
Midazolam, dat we intramusculair injecteerden en intrave-
neus nadoseerden. Het duurde een paar dagen voordat we de
juiste dosering te pakken hadden, want ook al was alles in
Nederland goed voorbereid, in Spanje bleek het toch weer net
iets anders te werken. Bij iedere hond legden we standaard
een intraveneus NaCl-infuus aan, zodat de nieren minder be-
last werden. Bij twijfel over Leishmaniosis konden we me-
teen een Leishmania-test doen. Verder brachten we een tra-
cheatube in zodat, in geval van nood, de hond mond op tube
beademd kon worden. Vlak voor de operatie gaven we de
honden antibiotica (amoxicilline) en pijnstillitig (Ketofen of
Metacam). Na de operatie kregen ze nog drie dagen amoxicil-
line en Ketofen of Rimadyl in tabletvorm. Tevens maakten we
nog optimaal gebruik van de uitwerking van de anaesthesie-
middelen, door oppervlakkig tandsteen te verwijderen, na-
gels te knippen, oren te checken en uitgebreid te borstelen.
We gebruikten naast de benodigde desinfectantia, steriele af-
dekdoeken, steriele handschoenen, steriele gaasjes, enzo-
voort. Dat we zeer hygiënisch te werk gingen bleek wel uit
de reactie van de toezichthoudende dierenarts, die ons werk
uiterst nieuwsgierig in de gaten hield. Verder was hij bijzon-
der geïnteresseerd in onze hechtmethode, rnet name onze in-
tracutane hechtingen, waardoor de honden hun hechtingen
niet konden loslikken of -bijten. Omdat we met z\'n drieën
waren, hadden we een roulatieschema, waarbij we om de
beurt chirurg, assistent, of anesthesist waren. Vooral op het
einde waren we bijzonder goed op elkaar ingespeeld. Alle
operaties zijn goed verlopen, de honden waren een paar uur
na operatie vaak al weer helemaal wakker. Toch hebben we
ook de nodige problemen ondervonden. Het licht viel een
keer uit terwijl we aan het opereren waren, gelukkig hadden
we nog een gaslamp. We hebben een teef geopereerd waarbij
bleek dat zij een verhoogde bloedingsneiging had cn één teef
bleek achteraf reeds gecastreerd te zijn. Dit, en nog vele an-
dere obstakels, hebben we met zijn drieën prima opgelost en
achteraf kunnen we zeggen dat het een zeer leerzame erva-
ring was. Een aanrader dus, voor elke veterinaire student die
de wachttijd voor de differentiatie co-schappen goed wil be-
nutten. Tijdens ons verblijf zijn we in het nationale en regio-
nale televisienieuws gekomen en zijn we geïnterviewd door
twee (regionale) kranten. Dit was goede publiciteit voor de
Spaanse dierenkliniek en de dierenarts die ons daar geholpen
heeft, tnaar bovenal een goede manier otn het straathonden-
probleem onder de aandacht te brengen bij de Spaanse be-
volking. Het aantal honden dat door onze inzet is ge-
castreerd, is slechts een druppel op de gloeiende plaat, maar
wij hopen dat het een stimulans is voor vele anderen.

Honden castreren in het buitenland

Anna Deen, YvonJongsma-Biben en Rachel van Gisbergen

Met dank aan stichting Galgo, lAMS Europe, Alfasan, Vetin Aacofarma, Instruvet,
Virbac, Merial, AST farma, Johnson &. Johnson, OKDV en andere sponsoren.

-ocr page 121-

Tranen...

De oogjes van deze elf jaar oude poe-
del doen pijn en tranen er op los. Met
een fluoresceinetest stelt de dieren-
arts vast dat de oogjes flink zijn ont-
stoken. De hond krijgt injecties met
duplocilline en Tolfedine, pijnstillers
en krijgt Neo-hydrops oogdruppels
voor tien dagen voorgeschreven. Na
tien dagen zijn de klachten verbeterd, maar hardnekkig als
sommige aandoeningen zijn, steken ook deze ontstoken ogen
na drie weken opnieuw de kop op. Twee maanden na
het eerste consult verschijnt de eigenaar op-
nieuw met de poedel op het spreekuur. De
dierenarts doet er niet al te moeilijk
over; hij schrijft opnieuw voor tien
dagen Neo-hydrops druppels voor.
Opnieuw een fluoresceinetest
doen lijkt niet echt nodig, het is
toch wel duidelijk waar de
klachten vandaan komen? De
dierenarts vertelt de eigenaar
wel met klem dat de klachten
na tien dagen verdwenen
moeten zijn. Nu maar hopen
dat de ontsteking gehoorzaam
wil vertrekken...

...met tuiten

Het lijkt er wel op, want een week
later is de hond weer in orde, dus
stopt de eigenaar met de druppels.
Ruim twee weken later is het dan weer
mis, maar de eigenaar is op dat moment el-
ders in het land met vakantie. Hij gaat naar een
dierenarts in de buurt, die de hond onderzoekt en een
beschadiging van het hoornvlies vaststelt. De hond krijgt
chlooramfenicolzalf met vitamine A voorgeschreven. Dat
help natuurlijk beter, en de eigenaar besluit daarom dat zijn
eigen dierenarts zijn werk niet goed heeft gedaan. En wat doe
je als je boos bent? Een boze brief schrijven en schadevergoe-
ding eisen! De eigenaar schrijft zijn dierenarts een brief
waarin hij zegt dat hij niet tevreden is over de behandeling en
schadevergoeding wil. Dat doet al vermoeden dat al die sur-
realistische rechtszaaksoaps op de televisie kunnen leiden tot
vreemde ideeën, maar het wordt nog gekker.

Of toch krokodillentranen?

Geloof het of niet, twee dagen na het verzenden van die boze
brief staat de eigenaar, weer bij zijn eigen dierenarts op de
stoep om de hond verder te laten behandelen. De dierenarts
is op zijn zachtst gezegd verbaasd, maar besluit dan ook dat
hij geen zin meer heeft in deze cliënt. Hij weigert de hond te
behandelen, waarna de eigenaar terugkeert naar de opvol-
gend dierenarts die hij eerder al raadpleegde. Deze opereert
de hond drie keer (!) maar desondanks wordt de hond nage-
noeg blind.

Veterinai
tuchtrech

Het oog ziet van zich af..

laira Boissevain

De splinter in andermans oog...

De eigenaar stapt verontwaardigd naar het Tuchtcollege. Wie
denkt die dierenarts wel dat hij is? Eerst fout behandelen en
daarna helemaal niet meer behandelen? Bij het Tuchtcollege
blijkt echter wel begrip te bestaan voor de weigering van de
dierenarts om de hond nog te behandelen. Een boze brief met
een aansprakelijkheidsstelling is niet niks en het is zeer voor-
stelbaar datje iemand daarna niet meer als cliënt wilt.
Ook de dierenarts in kwestie komt aan het
woord, en legt uit dat hij een eventuele be-
handeling ronduit ongepast zou vinden.
Het Tuchtcollege vindt dat van een
dierenarts onder de gegeven om-
standigheden niet kan worden
verwacht dat hij een dier nog
langer behandelt. Door de
cliënt te weigeren heeft de die-
renarts veterinair niet onjuist
gehandeld.

...of de balk in het eigen?

Waar het Tuchtcollege wel
over struikelt, is de veteri-
naire behandeling van de hond
vóórdat er sprake was van boze
brieven. Bij het eerste consult
heeft de dierenarts in het kader
van oogproblemen de gebruikelijke
onderzoeken verricht en een niet onge-
bruikelijk middel voorgeschreven (Neo-
hydrops), waarvoor een fluoresceinetest ver-
eist is. Bij het tweede consult heeft hij dit middel
echter opnieuw voorgeschreven, ditmaal zonder fluorescei-
netest, terwijl er sprake was van een recidiverende oogaan-
doening die al behandeld was met een hydrocortison bevat-
tende oogdruppel. Het risico van een hoornvliesaandoening
was daardoor extra groot en daar had de dierenarts rekening
mee moeten houden. De dierenarts vindt zelf dat hij geen
fout heeft gemaakt, want niets wees bij onderzoek op een
hoornvliesbeschadiging. Het Tuchtcollege werpt tegen dat
dergelijke beschadigingen zonder aanvullend onderzoek
(zoals een fluoresceinetest) niet waarneembaar zijn.
Het achterwege laten van de fluoresceinetest bij het voor-
schrijven van Neo-hydrops wordt door het Tuchtcollege als
een dermate ernstige veterinaire fout gezien, dat de dieren-
arts een berisping krijgt. Blijkbaar wordt het achterwege la-
ten van een fluoresceinetest wel als een dermate ernstige
misser gezien dat een waarschuwing niet voldoende is. Een
open oog voor hoornvliesaandoeningen is daarmee geen
overbodige luxe...

-ocr page 122-

"Aangezien bijna alle veterinairen lid zijn geweest van de D.S.K., is het bezit van dit boek voor hen een

\'must\'." Dr. P. Koolmees, ARGOS, najaar 2002.

\'Tussen beesten en feesten ^

Ter gelegenheid van het zeventigjarig bestaan der Diergeneeskundige Studenten Kring is op 26 september het
boek:
\'Tussen beesten en feesten \'verschenen. Dit boek geeft een beschrijving van het veterinaire studenten-
leven in Utrecht, met de nadruk op de afgelopen zeventig jaar. Verschillende auteurs hebben een bijdrage gele-
verd en hebben onder andere de Absyrtus\'-tijd, oprichting der D.S.K., oorlogsjaren, contacten met andere
verenigingen, lustra der D.S.K. en vele andere zaken onder de loep genomen. Naast de auteurs hebben vele
dierenartsen, sponsoren en verenigingen hun medewerking verleend, zodat dit boek in een luxe uitvoering is
verschenen. Het boek is verkrijgbaar bij het bestuur der D.S.K. en kost slechts € 10.-

dsk.bestuur@vet.uu.nl
www.dskonline.nl

Diergeneeskundige Studenten Kring

Yalelaan 1

3584 CL Utrecht

tel: 030 253 4678

fax: 030 253 1407

-ocr page 123-

Fytotherapie in de diergeneeskunde

A.C.M. van Asseldonk en E. Kleijer-Ligtenberg

Fytotherapeutica zijn complexe
geneesmiddelen bestaande uit
^^^^^^^ planten(delen), in de volksmond
nMffmHr kruidengeneesmiddelen genoemd.

In de diergezondheidszorg zijn
^^^^^^^ veel mogelijkheden om fytothera-
^BWI^^ff peutica toe te passen. Enkele (ge-
deeltelijk) fytotherapeutische pro-
ducten worden al veel gebruikt
(bijvoorbeeld: Cothivet, Cleanspray, Septobion, Arthro-
luxyl, Corydiet en Fyto-stop). De laatste jaren neemt de
interesse voor fytotherapeutica vanuit diverse groeperin-
gen toe. Te denken valt aan veehouders die op een duur-
zame manier werken en huisdiereigenaren die vragen \'of
het ook anders kan\'.

De NVF is de Nederlandse wetenschappelijke Vereniging
voor Fytotherapie. Bij deze vereniging zijn onder andere art-
sen, apothekers en dierenartsen aangesloten. De NVF stelt
zich ten doel de kwaliteit van fytotherapie en fytotherapeu-
tica in Nederland te verbeteren. Daartoe vervult zij een net-
werk- en platformfunctie voor wetenschappers en hoger op-
geleiden uit de verschillende aan fytotherapie gerelateerde
sectoren als industrie, (groot-)handel, onderwijs en onder-
zoek, farmacie en kliniek. De NVF is aangesloten bij de
Federatie van Medisch Wetenschappelijke Verenigingen.

Binnen de NVF zijn enkele leden die zich professioneel be-
zighouden met diergezondheid. Zij zullen binnenkort een
werkgroep op richten om kennis van fytotherapie bij dieren te
bundelen en te verspreiden. Het doel is om verschillende par-
tijen bij elkaar te krijgen die belangstelling hebben voor
onderzoek, onderwijs en toepassing van fytotherapie bij die-
ren.

Iedereen die hier belangstelling voor heeft wordt van harte
uitgenodigd om contact met ons op te nemen.

Drs. A.C.M. van Asseldonk en drs. E. Kleijer-Ligtenberg, p/a NVF-bureau,
Rijksstraatweg 158, 6573 DC Beek-Ubbergen, tel/fax: {024) 6844301, nvf@fyto.nl,
www.fyto.nl

IPC Plant.Dier wijzigt naam in PTC

Vanaf 1 januari 2003 gaat IPC Plant.Dier verder on-
der de naam PTC . PTC staat voor Practical
Training Centre en is gespecialiseerd in praktijk-
trainingen voor bedrijven, overheden en onderwijs-
instellingen. De reden voor deze naamswijziging is
dat de organisatie de laatste jaren haar activiteiten
sterk heeft uitgebreid en dat daar nu een nieuwe
naam bij hoort. De wortels van PTC , de voormalige
praktijkschool voor het agrarisch onderwijs, liggen
in de agrarische sector. Deze sector blijft van belang,
maar daarnaast richt PTC zich in toenemende
mate op andere sectoren, zoals techniek, industrie,
retail, transport en logistiek, dierverzorging en
groene ruimte.

PTC biedt zowel standaardtrainingen als maatwerk. Een
training van PTC levert altijd rendement op, aangezien
de opgedane kennis meteen kan worden toegepast in de
praktijk. Het uitgangspunt is dat de training aansluit op de
werksituatie. PTC heeft vijf vestigingen in Nederland.
De vestigingen in Barneveld, Ede, Emmeloord, Horst en
Oenkerk beschikken over eigen gespecialiseerde prak-
tijkbedrijven. PTC traint ook buitenlandse cursisten en
is betrokken bij diverse internationale projecten.

Congresreis WSAVA oktober
2003 Bangkok, Thailand

Van 24 tot 27 oktober 2003 wordt
het World Congress of the World
Small Animal Veterinary
Association (WSAVA) in
Bangkok georganiseerd. De heer
Frans Sluyters, bekend bij de
meeste dierenartsen, heeft in-
middels ruime ervaring met het
organiseren van succesvolle con-
gresreizen. Hij heeft dit keer weer het initiatief genomen
om een gezamenlijke congresreis voor dierenartsen en
eventuele partners naar Bangkok te organiseren.
Aansluitend wordt de mogelijkheid geboden om deel te
nemen aan een rondreis door Laos, Cambodja en
Thailand. Reisbureau De Boer & Wendel, gespecialiseerd
in Azië-reizen, zal zorgdragen voor een professionele en
vertrouwde uitvoering van de reis.
Mocht u belangstelling hebben om mee te gaan (let op:
deelname is beperkt), vraag dan nadere informatie aan bij
de heer Sluyters (telefoon 013-5332817 of 06-21235610).
Eind januari is het complete reisarrangement, alsmede het
definitieve congresprogramma bekend. De data zijn als
volgt: vertrek 22 oktober 2003; terugreis / voortzetting
rondreis 27 oktober; einde rondreis 8 november.
In het kader van het SeniorCare project zullen lams en
Pfizer dit initiatief ondersteunen en sponsoren.

-ocr page 124-

Congres over nieuwste ontwikkelingen kraakbeen bij het paard

Op 8 februari 2003 is er een congres over de nieuwste ontwikkelingen over kraakbeen bij het paard, georganiseerd door
AVEF (Assocation des Veterinaires Equins de France) in Parijs. Sprekers zijn onder andere Andy Bathe, Jean-Marie
Denoix, Astrid Rijkenhuizen, Wayne Mcllwraith, Ian Wright.

Registratie voor 30 januari 2003 door middel van een cheque in euro\'s naar AVEF, 10 place Léon Blum 75011, Paris, Frankrijk.

Naar eer en geweten?

Als een dierenarts zijn beroep-
seer geweld aandoet kan de cliënt
klagen bij het Veterinair
Tuchtcollege. Dit college toetst
aan een norm die is vastgelegd in
de Wet op de Uitoefening van de
Diergeneeskunde. Als deze norm
niet is overtreden, heeft het
Tuchtcollege geen recht van spre-
ken. Dat wil niet zeggen dat het gedrag van de dierenarts
daarmee per definitie door de beugel kan. Een dierenarts
die lid is van de KNMvD heeft bijvoorbeeld zich ook nog
te houden aan een aantal andere gedragsregels die is
vastgelegd in de Code voor de Dierenarts. Gedrag van
een dierenarts dat strijdig lijkt met deze gedragsregels
kan worden voorgelegd aan de Ereraad van de KNMvD.

Rekening...

Een paard wordt behandeld voor bronchitis. Op verzoek van
de eigen dierenarts, schrijft een andere dierenarts een infuus
van 25% DMSO-oplossing in fysiologisch zout voor. Het be-
treft een UDD-middel dat vervolgens door de eigen dierenarts
zal worden toegediend. Deze procedure is afgesproken en dat
levert ook geen problemen op. Voor de zes literflessen rekent
de dierenarts die het middel aflevert een prijs van NLG
1106,64. Dat bedrag schiet de eigenaar in het verkeerde keel-
gat. Paarden zijn duur en dierenartsen ook, maar een bedrag
van bijna 200 gulden per fles voor een vloeistof die groten-
deels uit fysiologisch zout bestaat gaat hem te ver. Hij laat
schriftelijk aan de dierenarts weten dat hij deze rekening niet
kan accepteren en dat hij graag een specificatie wil zien. Op
deze brief krijgt hij geen reactie, tot een halfjaar later, als hij
een betalingsherinnering rnet dreiging van een incassobureau
in de bus krijgt.

...en verantwoording

De zaak komt eind 2001 bij de Ereraad terecht, die het han-
delen van de dierenarts toetst aan de Code voor de
Dierenarts uit 1994. Dat is enigszins opmerkelijk, oindat
de nieuwe Erecode al van kracht is sinds oktober 1999. De
Ereraad vindt echter dat het gedrag van de dierenarts moet
worden getoetst aan de Code zoals die op dat moment gold.
Op grond van de oude Code moet een dierenarts zijn decla-
ratie op een voor de cliënt duidelijke manier inrichten. De
dierenarts moet duidelijk maken waarop de in rekening ge-
brachte bedragen betrekking hebben (Deze regel is in de
nieuwe Code overigens blijven bestaan).

Plussen...

In de procedure legt de dierenarts alsnog uit hoe hij tot de
declaratie is gekomen: Allereerst natuurlijk de kostprijs
van zuivere DMSO, met een winstmarge en een vergoeding
voor de bijgeleverde producten zoals een infuusslang, i.v.-
catheter etcetera. Daarbij berekent de dierenarts de tijd die
nodig is voor het toedienen van de infusen en gaat daarbij
uit van twinig tot dertig minuten voor een dierenarts met
assistent per infuus. Tenslotte komt daarbij nog een toeslag
voor controle, nazorg en ontsmetting van de gebruikte stal.
De dierenarts geeft wel toe dat de brief van de cliënt met
een verzoek om specificatie nooit is beantwoord. Het was
niet echt de bedoeling om een betalingsherinnering te stu-
ren, maar door een computercrash is het systeem in de war
gestuurd en daarmee deze informatie vernietigd.

Ereraa

...en minnen

De Ereraad vindt dat een dierenarts de rekening moet spe-
cificeren. Een rekening van NLG 1106,64 zonder enige
uitleg is te weinig transparant. In de declaratie moet te vin-
den zijn dat de bedragen niet alleen betrekking hebben op
het diergeneesmiddel, maar ook op het toedienen van het
infuus, het gebruikte materiaal, extra nazorg en ontsmet-
ting van de stal. Daarnaast had de dierenarts moeten reage-
ren op de brief van de cliënt met vragen hierover. Niet al-
leen is dit op grond van de Code verplicht, ook in zijn
algemeenheid mag van een zorgvuldige dierenarts worden
verwacht dat eventuele vragen van een cliënt over een de-
claratie tijdig en correct worden beantwoord.

Een detail wat door de Ereraad niet over het hoofd wordt
gezien is het deel van de rekening dat betrekking heeft op
de toediening, inclusief materialen, controle en nazorg. Dat
klopt niet, want de toediening zou niet worden gedaan door
de dierenarts die de medicijnen afleverde maar door de ei-
gen dierenarts.....

Ten overvloede wijst de Ereraad erop dat op grond van de
huidige Code, elke praktijk moet beschikken over een dui-
delijke klachtenprocedure en dat het bestaan daarvan aan
cliënten kenbaar moet worden gemaakt.

Uitkomst

De Ereraad is op alle fronten van mening dat de dierenarts
in strijd met de Code heeft gehandeld. Deze heeft echter in-
gezien dat zijn handelen onjuist is geweest en aan de cliënt
laten weten de rekening te schrappen. Ook heeft hij maatre-
gelen getroffen om dergelijke klachten in de toekomst te
voorkomen. Al met al vindt de Ereraad het zo wel vol-
doende, en legt geen maatregel op.

laira Boissevain

-ocr page 125-

Op 11 januari 2002 is collega Cerard Blok op 71-jarige leeftijd plotseling
overleden. Gerard werd dood aangetmffen in hel door hem zelfgebouwde
schapenhok van zijn vertrouwde boerderijtje even huiten Emmeloord waar
hij sinds 1966 samen met Riet woonde. Gerard Bhk werd in I930geboren
in Oud-Beijertand. Hij groeide op .samen mei zijn broer en twee zussen op
het akkerbouwbedriffvan zijn ouders. Hij bezocht de Rijks HBS van deze
plaats en leerde toen al in 1946 Riet Verhagen kennen met wie hij in 1956
trouwde. Uit hun huwelijk werd in 1957 Hedwig en in 1960 Jaap geboren.
In 1948ging Gerard diergeneeskunde studeren en werd een actief corpslid:
woonde enkele jaren in het corpshuis in de Zuilenstraat, waar\\\'an hij jaren
later nog de reünies bezocht. Hij studeerde in 1956 af
Na zijn militaire dienst werd Gerard assistent hij collega Ahraham.se in
Emmeloord en nam korte tijd later diens praktijk over. Een unieke praktijk
niet een grote verscheidenheid aan veehouders uit alk delen van
Nederland. In deze praktijk waren nog veel werkpaarden aanwezig,
Gerarcls grote interesse.

Gerard startte zijn praktijk vanuit hun flat in het centrum van Emmeloord
en deed s avonds nog kleine huisdieren in de kelder van deze flat als enige
dierenarts in Emmeloord. De praktijk bestond uit veel gemengde bedrijven
met een relatief kleine veehouderijtak, door de zogenaamde groenverplich-
ting. Deze verplichting hield in dal ieder jaar een vierde of zesde deel van
de kavel ingezaaid moest worden mei gras, waatvp runderen gehouden
moesten worden om op die manier de .structuur van de gtvnd op peil te hou-
den. Toen deze gix>enverplichting in loop van de jaren zeventig wegi\'iel en
ook de melkbussen niet meer werden opgehaald, hielden veel van deze be-
drijven op met het houden van vee. Anderzijds gingen een aantal gemengde
bedrijven over op alleen veehouderij en ver.schenen de eerste grote lig-
boxen.stallen. Al met al een te grote eenmanspraklijk met veel nachtwerk.
In 1966 verhuisden zij naar hun boerderijtje net buiten Emmeloord en werd
vandaar uit de praktijk gevoerd.

In 1966 werd samen met dr W.M. Verhaar de Dierenkliniek Emmelootxl opge-
richt. Wim Verhaar was een .studievriend die korte tijd in Ens in het zuiden van
de Nüotrloo.slpolder als buurtcollega van Gerard had gewerkt, daarna een
aantal jaren gewerkt had in de kliniek voor Chirutgie en gepromoveerd was.
Hun ideaal, verwoon! in een telex\'isie-uitzencling van hel programma \' Van ge-
west tot gewest\', urn- om op die manier diergeneeskunde op een hoger itiveau
in deze ptnktijk en deze regio mogelijk te maken door middel van röntgen- en
laboiutoriumdiagnostiek en uitgebreider klinisch ondetzoek. Dit ideaal bleek
in de dagelijkse praktijk moeilijker te realiseren dan was verwacht. Er volgde
in 1967 een di.s.sociatie, die er toe leidde dat Getxtnl de volledige givte huis-
dierenptnktijk weer ging voetvn en Wim Verhaar de Dierenkliniek
EmmeloonJ en de kleine hitisdierenpraktijk voortzette. Hieruit is het huidige
Dietgeneeskundig Centrum Noord Nederland voortgekomen. Het was zowel
voor Gerard als voor Wim Verhaar een grote teleurstelling dat hun gezame-
lijke ideaal niet gerealiseerd kon worden. Nadat Gerard enkele assistenten
had gehad, associeerde hij in 1970 met ondergetekende.
De grote hitisdierenpraktijk breidde zich verder uit door een toenemend
aantal loopstallen en de vestiging van een steeds groter aantal varkens- en
phiimveebedrijven, als tweede tak op de akkerbouwhedrijven. In het begin
van de jaren zeventig werd ook weer een begin gemaakt met de behande-
ling van kleine hui.sdieren binnen de praktijk. Op 28 december 1983 werd
mond- en klauwzeer vastgesteld op twee bedrijven in het zuiden van de
praktijk. Tijdens het crisisoverleg in de huiskamer van Riet en Gerard werd
besloten tot een noodenting in de Noordoostpolder en tot ntiming van de
besmette bedrijven. De toenmalige Veterinaire Dienst verstrekte de offici-
ële opdracht tot ruiming van deze bedrijven aan de praktijken ter plaatse,
want \'de VD heeft daar geen mensen voor dat moeten jullie maar doen \'.
Deze opdracht hield in dat wij op 29 december van twee bedrijven de rui-
ming moesten verrichten met behulp van de veehouders. Tekenend voor de
instelling van Gerard was zijn suggestie geen kop of munt te gooien om te
bepalen wie van ons heiden deze klus moest klaren, maar om dit maar sa-
men te doen. Samen met de veehouders en enkele chauffeurs van de veewa-
gens hebben we de dieren geëuthanaseerJ en afgevoerd naar de destructie,
zonder \'witte pakken \', grijpers en televisie. Naar mijn mening heeft deze
eivaring de overweging van Gerard versterkt, mede ook doordat het werk
hem lichamelijk steeds zwaarder viel. de praktijk te gaan verlaten. Kort na-
dien kreeg hij de mogelijkheid directeur van de Eerste Friese Paarden- en
Veevetzekering in Heeren veen te worden en zo verliet Getxird de praktijk op
1 mei 1984. Het nai- het einde van een associatie waarin hard werd gewerkt
en veel werd genoten. Gerard werd opgevolgd door Simon Weltevrede. In
1996fuseerde de praktijk met die van W. van den Berg in Ens tol de huidige
Dierenartsen/)raklijk Emmeloord en Omstreken. Gerard heeft tol zijn 61 e
gewerkt voor deze verzekeringsmaatschappij en vond er in deze positie vol-
doening in van tijd tot tijd paarden te kunnen verrijzen tiaar \'zijn \'voorma-
lige kliniek, die, na het vivegtijJig overlijden van Wim Verhaar, nu nog
steeds geleid wordt door Krijn van Muiswinkel

memoriam

Na zijn pensionering in 1991 kwam er meer tijd vrij voor wat hem in zijn
schaarse vrije tijd ook had beziggehouden: de paarden.sport en paarden-
houderij. Hij was jarenlang vootziller vcm de Landelijke Rijvereninging en
Ponyclub Noordoostpolder en later van de Stichting Ruitersjyortcentrum
Noordoo.stpolder Veel jjlezler beleefde hij aan de j>aarden, de geilen en la-
ter de schapen in de weitjes om zijn boerderij en vooral aan de [jaarden-
sport die zijn kinderen op wedstrijdniveau beoefenden. In de negentiger ja-
ren begon zijn gezondheid minder te worden. Een hypa.ssoperatie bracht
daar duidelijk voor langere tijd verbetering in. Jammer genoeg werd hun
actieradius meer en meer beperkt doordat Riet steeds meer last kreeg van
a.slma. geleidelijk overgaand in longemfy.seem. Vooral de hvee laatste jaren
verslechterde voor heiden de gezondheid en kwam voor Gerard op 11 janu-
ari 2002 een plotseling, maar toch niet geheel onverwacht, einde.
Bij zijn sobere, maar zeer indrukwekketide, crematie schetsten Riet, Hedwig
en .Jaap ieder op hun eigen wijze een beeld van Genml als echtgenoot en va-
der De crematie, gekenmerkt door de berusting bij zijn naasten dat zijn leven
MÏ75 geëindigd zoals hij zich dat gewenst zou hebben, werd beëindigd door
het dalen van de kist, waatvp dtie anjers lagen.

In de loop van het jaar 2002 verergerde de longaandoening van Riel
meer en meer Op 2 januari 2003 overleed Riet Blok- Verhagen en zij
werd op 7 januari gecremeerd. Ook deze crematie werd gekenmerkt
door de berusting dat door dit overlijden haar mogelijk veel lijden be-
spaard is gebleven. Hedwig en Jaap herdachten op hun karakteristieke
wijze hun moeder

Ik wens Hedwig en Jaap, hun echtgenoten en kinderen heet veel sterkte
bij het verwerken van het verlies van hun beide ouders in een zo korte
periode.

Wim Sturkenboom

Gerard Blok

-ocr page 126-

Jan Willem Dijkman

memoriam

Op 20 november 2002 is onze vriend en collega Jan Willem Dijbnan op 59-jarige leeftijd te Raalte overleden.

Ruim een jaar geleden namen wij mei grote verslagenheid kennis van Jan Willems ongeneeslijke ziekte en
in het afgelopen jaar hebben wij het proces van zijn ziekte van nabij meegemaakt. Al zijn energie en moed
en vaak ook zijn humor heeft hij in de strijd geworpen om zijn ziekte een stap voor te blijven en om zo lang
mogelijk in staat te blijven een volwaardig leven te leiden temidden van zijn gezin en vrienden. Samen met
zijn vrouw Geja leefde hij van hoogtepunt naar hoogtepunt: het huwelijk van zijn zoon Bastiaan, het afron-
den van de vervolgstudie van Robbert-Jan, de lange gesprekken met Else Margriet. Een weekje met de
camper of een kort reisje naar Frankrijk. Vooral de geboorte van zijn beide kleinzonen Rik en David en de
wekelijkse oppasdagen waren zulke momenten. Ook bleef hij tot kort voor zijn dood geïnteresseerd in zijn
werkomgeving, naaste collega \'s en vele vrienden. Zeer openhartig heeft hij met velen contact gehouden
over zijn ziekte. Zijn laatste dagen kon hij gelukkig thuisblijven temidden van hen die hem lief waren en hij
is daar rustig overleden.

Jan Willem werd geboren in Zaandam en groeide op in Utrecht, waar hij het Stedelijk Gymna.iium bezocht.
In 1962 ging hij diergeneeskunde studeren. Tot zijn kandidaatsexamen woonde hij nog bij zijn ouders aan
de Raiffeisenlaan. Voor veel pas aangekomen studenten was dit een plaatsvervangend thuis, waar men al-
tijd welkom was. Tijdens zijn studie ontmoette hij Geja Hagendijk, met wie hij op
7 juni 1968 trouwde. Een
hernia-operatie was één van de redenen voor zijn besluit om in de vleeskeuring te gaan werken. De
vaardigheid met het mes deed hij al vroeg op als student-assistent in de snijzaal van anatomie in de
Bekkerstraat. Na het behalen van zijn dierenartsendiploma in november 1969 is hij begonnen als dieren-
arts bij de vleeskeuringsdienst te Oudewater In 1972 werd hij daar directeur In die tijd was hij ook verant-
woordelijk voor de pluimveekeitring in Woerden en werd hij tevens directeur van de vleeskeuringsdienst
Woerden. Ook was hij in die periode herkeuringsdierenarts van de gemeente Utrecht.
Voor hemzelf waren de jaren in Oudewater de belangrijkste periode van zijn loopbaan. In 1979 was hij in-
tens betrokken bij de nieuwbouw van de noodslachtplaats in Oudewater, nu Centrum voor Toegepaste
Vleeshygiëne van de Rijksuniversiteit en ook bij de nieuwbouw van het slachthuis Lunenburg. In dit moei-
lijke werkgebied is hij gevormd tot een autoriteit op het gebied van de keuring. Het is dan ook geen wonder,
dat hij in 1982 werd benoemd tot directeur van de vleeskeuringsdienst te Ohl. In deze tijd ging hij tnetzijn
gezin in Raalte wonen.

In 1984 kwam de RVV tot stand en Jan Willem werd achtereenvolgens in 1984 directeur van RVV kring
Overijssel-West en in 1988 directeur van RVV kring Utrecht. Kort na zijn aantreden daar kwam in 1989 de
functie van kringdirecteur van kring Apeldoorn beschikbaar Na ampele overweging koos hij voor deze
functie omdat die dichter hij zijn woonplaats Raalte was. In 1999 bij de otnvorming van de dienst werd hij
plaatsvervangend kringdirecteur in Hoogeveen in Kring Noord. In een voor hem moeilijke overgangsperi-
ode bleef hij rustig, vriendelijk en vasthoudend. Velen heeft hij voorgoed aan zich gebonden doorzijn over-
tuigingskracht en oprechte menselijke belangstelling.

Jan Willem heeft een boeiend sociaal leven gehad. Gedurende veertien jaar was hij een inspirerende voor-
zitter van de Stichting Hoftheater Raalte. Mede dankzij zijn inzet heeft Raalte een bloeiend theaterleven.
Vele jaren was hij een gewaardeerd lid van Lionsclub Raalte. Trots was hij op zijn plaats als saxofonist in
de Big Band Hans Groen.

Jan Willem Dijkman is er niet meer
We zullen het moeten doen met onze herinneringen
aan een aimabel en geliefd vriend en collega,
aan een heel hijzonder mens.

Gerrit Fennema
Dick Uhbels
Evert van Veldhuizen
Piet Verhulst
Theo de Vries

-ocr page 127-

Nieuwe eisen voor röntgen in de dierenartsenpraktijk

KNMvD biedt helpende hand met praktische module

M.C van Oostrum-Schuurman Hess

Per 1 maart 2002 is het nieuwe
Besluit Stralingsbescherming van
kracht geworden. Dit Besluit is
voor alle dierenartsen die gebruik
maken van röntgenapparatuur
van groot belang. De KNMvD
heeft gemeend niet te kunnen vol-
staan met het attenderen van de
leden op het nieuwe Besluit.
Dierenartsen hebben immers al genoeg aan hun hoofd en
zitten niet te wachten op weer nieuwe wettelijke regels.
Vandaar dat gekozen is voor het maken van een \'vertaal-
slag\'van het Besluit (260 bladzijden) naar een praktische
toepassing voor de dierenartspraktijk. Voor het maken
van deze toepassing is overleg gevoerd met onder andere
stralingsdeskundigen en met het ministerie van Sociale
Zaken en Werkgelegenheid en de Arbeidsinspectie over
de interpretatie van het Besluit en de gevolgen voor onze
beroepsgroep. Hierdoor heeft een en ander geruime tijd
in beslag genomen. Het resultaat is een praktische
Module Röntgen waarmee de dierenarts in zijn of haar
praktijk direct aan de slag kan.

Van belang voor alle practici

Het Besluit Stralingsbescherming is van belang voor alle
dierenartsen die gebruik maken van een röntgcnapparaat in
de praktijk en is dus niet alleen van belang voor dierenartsen
die personeel in dienst hebben. Iedere dierenarts die een
röntgcnapparaat gebruikt, moet voldoen aan de wetgeving,
dus ook dierenartsen in loondienst, waarnemend dierenart-
sen en zelfstandige dierenartsen zonder personeel in dienst.
Dit is niet nieuw: deze verplichting gold al vóór de inwer-
kingtreding van het Besluit Stralingsbescherming. Binnen
de diergeneeskunde heerst een hardnekkig misverstand: het
Besluit Stralingsbescherming (en ook het daarvoor geldende
Besluit stralenbescherming Kernenergiewet) zou niet gelden
voor zelfstandige dierenartsen zonder personeel in loon-
dienst. Waarschijnlijk ligt de oorzaak van dit misverstand in
het gebruik van de term \'werknemer\' in de regelgeving. Het
Besluit Stralingsbescherming definieert de term \'werkne-
mer\' als volgt:

"persoon die, hetzij in dienst of onder gezag van een onder-
nemer, hetzij als zelfstandige, arbeid verricht". Hieruit blijkt
duidelijk dat het Besluit Stralingsbescherming even goed
van toepassing is op zelfstandige dierenartsen als op perso-
nen in dienstverband. Zelfstandige dierenartsen die gebruik
willen maken van röntgenapparatuur zullen dus ook aan alle
gestelde wettelijke eisen moeten voldoen.

Dosislimietverlaging

Een belangrijke aanpassing in het nieuwe Besluit betreft de
verlaging van de dosislimiet voor werknemers (let op defini-
tie!) van 50 mSv per jaar naar 20 mSv per jaar. Voor de be-
volking, dat wil zeggen personen die niet beroepshalve aan
straling worden blootgesteld, geldt een dosislimiet van 1
mSv per jaar. Voor de dosislimieten geldt dat deze in geen
geval overschreden mogen worden.

Maatschappi

nieuw

Werknemers die aan ioniserende straling blootstaan, wor-
den ingedeeld in categorie A- en B-werknemers. Wanneer
een werknemer in zijn beroep bloot kan staan aan een effec-
tieve dosis tussen 1 en 6 mSv, wordt hij ingedeeld als B-
werknemer. In de dierenartspraktijk zal de effectieve dosis
over het algemeen niet boven 6 mSv per jaar uitkomen,
maar wel boven I mSv per jaar. De overschrijding van I
mSv per jaar wordt reëel geacht en derhalve worden perso-
nen in de dierenartspraktijk die in aanraking komen met
röntgenstraling, ingedeeld als categorie B-werknemers. Dat
betekent in ieder geval dat alle betrokkenen een persoonlijk
controlemiddel dienen te dragen, een op naam gestelde
röntgenbadge. De verplichtingen staan vermeld in de
Module.

Deskundige

Eén van de meest ingrijpende vernieuwingen in het Besluit
Stralingsbescherming betreft de structurele waarborging
van de kwaliteit van de stralingsdeskundige binnen een
onderneming. Naar verwachting zullen binnen één ä twee
jaar deskundigen zich moeten laten registreren. De registra-
tie zal waarschijnlijk gaan plaatsvinden op basis van de hui-
dige erkende diploma\'s. Ook zullen nadere eisen worden ge-
steld waaraan de deskundige moet voldoen om naderhand
voor herregistratie in aanmerking te komen. Deze eisen
kunnen bijvoorbeeld liggen op het gebied van nascholing,
werkervaring en bijgehouden kennis.
Ook dierenartsen die gebruik willen (blijven) maken van
röntgenapparatuur in de dierenartspraktijk, zullen hiermee
te maken krijgen. Als de dierenarts als stralingsdeskundige
wil (blijven) functioneren, zal hij of zij zich moeten laten re-
gistreren en te zijner tijd laten herregistreren. Tot de inwer-
kingtreding van het Besluit Stralingsbescherming was het zo
dat de dierenarts\' - wanneer hij of zij met goed gevolg het
studie-onderdeel \'Röntgenologische opnametechniek en
stralenbeveiliging\' had afgesloten - de stralingsdeskundig-
heid niveau 5A \'voor het leven\' bezat. Dat gaat dus verande-
ren.

Het opzetten van het systeem voor registratie en herre-
gistratie ligt in handen van het ministerie van Sociale
Zaken en Werkgelegenheid en het ministerie van Volks-
gezondheid, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer. Op dit
moment kan nog geen duidelijkheid gegeven worden over
de invulling van de eisen voor registratie en herregistratie.
Wel hebben de ministeries SZW en VROM aangegeven dat
deze eisen in overleg met de beroepsgroep zullen worden
opgesteld, op basis van algemeen geformuleerde eindcrite-

; Voor dierenartsen afgestudeerd vóór 1983: zie module.

-ocr page 128-

ria. Uiteraard liouden wij u van de ontwilclcelingen op de
iioogte.

Stralingsbelasting beoordelen en toetsen aan dosislimieten

Eén van de belangrijkste verplichtingen uit het Besluit
Stralingsbescherming, betreft het beoordelen van de stra-
lingsbelasting op de werkplek en het toetsen aan de dosis-
limieten. Deze beoordeling kan de dierenarts het beste uit-
voeren samen met de firma die het jaarlijks verplichte
onderhoud aan de röntgenapparatuur verzorgt. Aan de
hand van de meetresultaten gecombineerd met de door de
dierenarts genoteerde gegevens over aantallen opnamen,
soorten opnamen etcetera, dient een beoordeling van de
stralingsbelasting te worden gemaakt. Alhoewel de dieren-
arts verantwoordelijk is voor de beoordeling van de stra-
lingsbelasting en toetsing aan de dosislimieten, kan de
firma hierbij als materiedeskundige een rol van betekenis
spelen. Over de uitvoering van de controle en het onder-
houd dient de firma schriftelijk te rapporteren. Let er goed
op dat de firma u ook daadwerkelijk van een deugdelijke
rapportage voorziet en lees deze goed na. In de Module
vindt u alle informatie.

Module Röntgen

Het Besluit Stralingsbescherming is \'vertaald\' voor de die-
renartspraktijk in een Module Röntgen, waarbij aangesloten
is bij de werkwijze die u wellicht kent uit de Checklist
Arbeidsomstandigheden Dierenartsenpraktijken. Alle prac-
tici-leden van de KNMvD hebben de Module en aanvullende
informatie inmiddels ontvangen. De KNMvD wenst u
gaarne succes toe bij de implementatie van de nieuwe regel-
geving in de praktijk.

Drs. M.C. van Oostrum-Schuurman Hess is stofmedewerl(er.

Nascholing \'röntgen\' onontbeerlijk uoor practici

PAO-D, Faculteiten Röntgen Technische Dienst
organiseren eendaagse cursus

M.C. fan Oostrum-Schuurman Hess

Met het oog op de inwerkingtreding van het Besluit
Stralingsbescherming heeft de KNMvD overleg gevoerd
met de stichting Post Academisch Onderwijs - Diergenees-
kunde en de Faculteit der Diergeneeskunde, afdeling Diag-
nostische Beeldvorming, over nascholing betreffende de
toepassing van röntgen in de dierenartspraktijk. Het overleg
heeft ertoe geleid dat op korte termijn door PAO-D in samen-
werking met de Faculteit en de Röntgen Technische Dienst
nascholing georganiseerd wordt voor praktiserende dieren-
artsen, te weten de cursus \'Röntgenstraling in de dierenart-
senpraktijk\'. Deze nascholing zal niet alleen ingaan op de in-
houd van het nieuwe Besluit Stralingsbescherming, maar
ook de reeds aanwezige kennis zal daarbij geactualiseerd
worden. De cursusdag biedt samen met de Module Röntgen
een goede mogelijkheid de implementatie van het Besluit
Stralingsbescherming in de praktijk ter hand te nemen.

Belangrijk in verband met registratie

Met het oog op de hierboven beschreven gewijzigde eisen
ten aanzien van registratie en herregistratie is de nascho-
ling een absolute aanrader. Immers, verwacht mag worden
dat nascholing bij de (her)registratie aan de orde zal ko-
men. Met het volgen van de cursus \'Röntgenstraling in de
dierenartsenpraktijk\' laat de dierenarts zien dat hij of zij
zijn verantwoordelijkheid als stralingsdeskundige serieus
neemt.

Informatie bij PAO-D

De eerste cursus zal plaatsvinden op 14 februari 2003.
Overige cursusdata en andere informatie vindt u in de cur-
susbrochure van het PAO-D.

Drs. M.C. van Oostrum-Schuurman Hess is stafmedewerfcer.

Afdeling Utrecht racet
naar het einde...

Op 12 december 2002 heeft Afdeling Utrecht haar laatste

bijeenkomst
gehouden al-
vorens op te
gaan in Re-
gio West.
Het gaf de
leden de kans
zich eens lek-
ker uit te le-
ven als auto-
baandieren-
arts op de in-
door-kartbaan De Fabrique in Maarssen. Na een lekker eten-
tje en een flitsende vergadering hees eenieder zich in overall
en barstte de strijd los. Natuurlijk was er enig verschil in leef-
tijd, lef en ervaring, maar dit mocht de pret niet drukken. In de
twee manches waren de eerste vier coureurs het constantst:
\'Dolle Dries\' Driessen, \'Hardwerkende Peter\' Werkman,
\'Grote Hugo\' de Groot en \'Helse Martien\' van Heivoort. De
dames \'Lady Butler\' en \'Nanny Babe\' lieten zich ook niet on-
betuigd. Na afloop waren de verhalen natuurlijk nog sterker
dan de prestaties. Met weemoed werd de laatste Utrechtse
avond afgesloten. Wij wensen onze vertegenwoordigers
Remco Schrijver en Catherine Butler veel succes en plezier in
regio West.

Het (ex-) bestuur van Afdeling Utrecht Martien van Helvaart, Monique van Paassen,
Joep Driessen en Cornélie Westermann

-ocr page 129-

De KNMvD heeft in 2002 Algemene Voorwaarden opge-
steld. Deze Algemene Voorwaarden zijn onder nummer
02/192 gedeponeerd bij de Griffie van de Arrondissements-
rechtbank te Utrecht. In het verleden hebben veel dierenart-
senpraktijken de Algemene Betalingsvoorwaarden van de
KNMvD gebruikt. De nieuwe Algemene Voorwaarden zijn
veel ruimer en bevatten meer punten dan de Algemene beta-
lingsvoorwaarden. In de nieuwe Algemene Voorwaarden
zijn onder artikel 6, ter vervanging van deze Algemene beta-
lingsvoorwaarden, bepalingen betreffende tarieven, honora-
ria en betalingscondities opgenomen.

Intrekking Algemene betalingsvoorwaarden

De oude Algemene betalingsvoorwaarden zijn door de
KNMvD ingetrokken. Dat betekent dat u niet meer naar
deze Algemene betalingsvoorwaarden kunt verwijzen.

Informatie

Voor verdere informatie verwijzen wij u naar het artikel
over de Algemene Voorwaarden in het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde van 1 juli 2002, pagina 437-8. De tekst
van de Algemene Voorwaarden kunt u downloaden van het
gesloten deel van de website van de KNMvD, onder
\'Praktijkvoering\'. Mocht u niet beschikken over deze mo-
gelijkheid dan kunt u uitsluitend schriftelijk een exemplaar
aanvragen bij het bureau van de KNMvD. Aanvragen graag
sturen per fax (030-2511787) of per post naar Bureau
KNMvD, ter attentie van mevrouw A. de Reuver-van Zijl,
Postbus 14031,3508 SB Utrecht.

Voor verdere informatie kunt u contact opnemen met de
heermr L.A. Broere, juridisch medewerker bij de KNMvD
per e-mail (l.broere(gknmvd.nl) of telefonisch (030-
2510111).

Algemene voorwaarden en intrekking Algemene betalingsvoorwaarden

Voor het lidmaatschap van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde hebben de volgende collegae zich aan-
gemeld:

Brons, N.J.; 2002; 3572 TK Utrecht; Oude
Kerkstraat 42 bis.

Grol, Mevr. A.; 2002; 6191 VX Beek;
Rooseveltlaan 48.

Heide, B.H. van der; 2002; 8501 TZ Joure;
Oksewei 70.

Hofma, J.; 2002; 3962 RB Wijk bij Duurstede; Gr. V Lynden v.
Sandenburgweg 3 A.

Als lid van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde heeft het Hoofdbestuur aangenomen:

Année. Mevr. M.R; 2001; 39X1 CL Bunnik; Groeneweg 20.

Dekker, Mevr. E.A.M.; 2002; 3531 SP Utrecht; 2« Atjchstraat 17.

Elten, J. van; 2002; 3512 VH Utrecht; Lange Lauwerstraat 167.

Flores.E.J.; 1993; 3563 RC Utrecht; Acapulcodreef 77.

Geurts, C.P.H.; 2002; 5252 AA Vlijmen; Thorbeckeplein 23.

Giesen, J.A.J.; 1978; 5684 NC Best; Heuvcleindseweg 2.

Gog, Mevr. K. van; Cient 2001; 5451 WL Mill; Schepershof 12.

Gorissen. Mevr. C.P.; (ient 2002; 6211 OS Maastricht; Achter het Vleeshuis

38.

Janssen, H.L.; 2002; 6006 PX Weert; Keenterstraat 22.
Lieverse, Mevr. K.; 2002; 3524 RM Utrecht; Normandië 134.
Loriaux, Mevr. C.D.; 2002; 1024 AZ Amsterdam; Jasperveldstraat 496.
Maes, Mevr. A.; Gent 2002; 9940 Evergem (België); Hazegrasstraat 5.
Miellet, Mevr. V.E.F.J.; 2002; 2025 DZ Haarlem; Dr. De Liefdestraat 24.
Roth, T; 2002; 1001 WB Amsterdam; Postbus 18506.
Sanden-Berns, Mevr. F van de; 2002; 7482 RS Haaksbergen; Veldsnijder-
weg4.

Schuurmans, R.L.;2002; 8412 TE Hoomsterzwaag; 10 e Wijk 2.
Valk, B. van der; 2002; 9283 VA Surhuizun; Deutechemsestraat 14.
Vedder, Mevr. E.J.; 1996; 9968 AB Pieterburen; Hoofdstraat 61.
Velde, Mevr. E.J. van de; Gent 2002; 8701 JS Bolsward; Hoogstraat 42.
Vonk, B.L.H.; 2001; 8102 HJ Raalte; Heesweg 34.
Vrijer, Mevr. S. de; 2002; 3524 EB Utrecht; Hebriden 74.

Als kandidaatlid van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor
Diergeneeskunde heeft het Hoofdbestuur aangenomen:

Bosch. Mevr. S.
Berenpas, Mevr. D.
Gorissen, B.M.C.

Personali

Lange, Mevr. M.S. de
Moelands, Mevr. D.C.J.
Tempelmans Plat, Mevr B.H.A.

Voor het dierenartsenexamen van 6 december 2002 zijn geslaagd:

Esch, Mevr. PP.A.M. van
Joosten, Mevr. M.E.A.
Kuiler, Mevr. W.I.
Lahey, Mevr. D.A.C.
Lub, Mevr. M.
Peeters, Mevr. M.M.C.
Voorbraak, Mevr. M.T.J.

Overlijdensberichten:

Op 30 december 2002 S. van Harten te Gorinchem.
Mutaties:

Année. Mevr. M.R; 2001; 3981 CL Bunnik; Groeneweg 20; tel. privé:
030-2510969; E-mail privé: maikeannee@hotmail.com; medew. bij W.S.J.
Rasenberg; tel. prakt.: 013-5400215; fax prakt.: 013-5400216; E-mail
prakt.: rashoorn@wxs.nl. (toev. als lid)

Bergh, J.RA.M. van den; 1986; 5056 HN Berkel-Enschot; Dom. S.
Dubuisson.straat 2 A; tel. privé: 013-5334666; E-mail privé: jvd.bergh@
home.nl; Teamleider RVV Rotterdam; tel. bur.: 010-4624000; fax bun:
010-4624659; E-mail bur.: j.p.a.m.van.den.bergh(a rv v.agro.nl.

Dekker, Mevr. E.A.M.; 2002; 3531 SP Utrecht; 2= Atjehstraat 17; tel.
privé: 030-2947688; E-mail privé: liza_dekker@hotmail.com.; medew. bij
C.J.J. Jonker en Mevr. A.1. Koopmans; tel. prakt.: 020-4964646; fax prakt.:
020-4968679. (toev. als lid)

Demollin, M.G.M.; 1984; 6265 NK Margraten; Bruisterbosch 37; tel.
privé: 043-4582898; fax privé: 043-4581382; E-mail privé: m.g.mdemol-
lin@freeler.nl; geass. met G.F.J. Ernst, EH.M.G. Laeven en M.A.A.
Scheepers; tel.prakt.: 043-4501878; fax prakt.: 043-4500384.

Droppers, W.FG.L.; 1969; 2215 XN Voorhout; Kroeskarperiaan 11;
tel. privé: 0252-221282; E-mail privé: wfdroppers@minvws.nl; Directeur
Voeding en Gez.heids.beschcrming bij Min. VWS; tel. bur.: 070-
3406999; fax bur.: 070-3405554; E-mail bur.: wfdroppers@minvws.nl.

Elten, J. van; 2002; 3512 VH Utrecht; Lange Lauwerstraat 167; tel.
privé: 030-2801218; E-mail privé: jamo_vanelten@hotmail.com. (toev. als
lid)

Flores, E.J.; 1993; 3563 RC Utrecht; Acapulcodreef 77; tel. privé: 030-
2660833; fax privé: 030-2660833; E-mail privé: afpnetheriande@
yahoo.com. (toev. als lid)

Geurts, C.RH.; 2002; 5252 AA Vlijmen; Thorbeckeplein 23; tel. privé:

-ocr page 130-

073-5119893; E-mail privé: n_geurts@homiail.com.; medew. bij G.H.M.
Raamsteeboers, Mevr. M. Timmer en S. Tj. Westendorp; tel. prakt.: 0162-
683650; fax prakt.: 0162-685912; E-mail prakt.: dap.tussenmarkenamer@
planet.nl. (toev. als lid)

Giesen, J.A.J.; 1978; 5684 NC Best; Heuveleindseweg 2; tel. privé:
0499-496627; geass. met K.M.L. Böhm, A. van Dorseren E. Noorman; tel.
prakt.: 0499-374205; E-mail prakt.: info@dierenkliniek.nl. (toev. als lid)

Gijtenbeek, E. van; Gent 1988; 1851 NK Heiloo; Kennemerstraatweg
624; tel. privé: 072-5325118; fax privé: 072-5325119; E-mail privé:
evangijtenbeekCatiscali.nl; Gezelschapsdieren; tel. prakt.: 06-22477744;
fax prakt.: 072-53251 19; E-mail prakt.: evangijtenbeek@tiscali.nl.

Goes, Mevr. G.J.C. van der; 1990; 3891 DM Zeewolde; tel. privé: 036-
5222551; E-mail privé: trudyvandergoes@hccnet.nl; medew. bij Mevr. M.
Hof; tel. prakt.: 036-5341288.

Gog, Mevr. K. van; 2001; 5451 WL Mil; Schepershof 12; tel. privé:
0485-340730; E-mail privé: karien@koenders.org.; medew. bij J.J. Pen,
P.A.O.M. Schoone, W.EH.J. Theuws, K.R.D. Vaessen,T.J.M. Vercammen en
P.H.J. Weijens; tel. prakt.: 0485-451238; fax prakt.: 0485-454813. (toev. als
lid)

Gorissen, Mevr. C.P.; Gent 2002; 6211 GS Maastricht; Achter het
Vleeshuis 38; tel. privé mobiel: 06-44308299; E-mail privé; claudia
gorissen@hotmail.com. (toev. als lid)

Greef, H.P.A.M. de; 1968; 5552 EC Valkenswaard; De Hazelaar 9; tel.
privé: 040-2016944; r.d.

Haar, G. ter; 1997; 3512 TX Utrecht; Breedstraat 36; tel. privé: 030-
2431075; Wet. Medew. bij UU, FD. Hfdafd. Geneesk. van gezelschapsdie-
ren. Utrecht; tel. bur.: 030-2531708; E-mail bur.: g.terhaar@vet.uu.nl.

Hack, Mevr M.; 2000; 3512 TC Utrecht; LoeffBerchmakerstraat 23;
tel. privé: 030-2317276; E-mail privé: margothack@wanadoo.nl.; p.
medew. bij A.Th.J.M. Leijten; tel. prakt.: 0182-681357; fax prakt.: 0182-
367475.

Hagedoorn, Mevr. L.M.; 2002; 3523 AX Utrecht; Topaaslaan 15; tel.
privé: 030-2516977; E-mail privé: lindahagedoorn@hotmail.com.; p.,
medew. bij K.N. ter Steege; tel. prakt.: 020-6912347; fax prakt.: 020-
6912.348.

Hammer, Mevr. I.G.; 2001; 6983 AZ Doesburg; Potsmaat 140; tel.
privé: 0313-474131; mcdcw. bij M. Duifhuizen, H.A.M. van Eist, J.J.
Helder, A.T. Meerkerk en P.T. van \'t Veld; tel. prakt.: 0318-519167; fax
prakt.: 0318-542708.

Harten, P van; 1973; 7170 Redondo; Monte da Sapatoa Apt. 76 Freixo
te Portugal; tel. privé: 00351-266909829/ 00351-963274446; E-mail privé
: p-vanharten@hotniail.com.

Hermans. A.H.M. ; 1997; 2805 BJ Gouda: Statensingel 86; tel. privé:
0182-517810; fax privé: 0182-517810: medew. bij J.C.H. van Dorst; tel.
prakt.: 0182-510958; fax prakt.: 0182-686419.

Heuvel. M.M. van den; 2002; 3525 GE Utrecht; Harnaslaan 7; tel.
privé: 030-2963893; E-mail privé: mheuvel(a\'wanadoo.nl.; medew. bij
E.J.W. de Boer en J.G. van Spanje; tel. prakt.: 030-2517517.

Hoekstra, A.; 1979; 9354 BG Zevenhuizen; Meester Haarmanstraat 7;
tel. privé: 0594-632262; fax privé: 0594-632326; gemengde prakt.; tel.
prakt.: 0594-580440 of 0594-631700; fax prakt.: 0594-632326; E-maol
prakt.: awh7@hotmail.com.

Hoffman, Mevr M.J.; 1996; 4834 CC Breda; Valkenierslaan 119;
tel. privé: 076-5600000; medew. bij EG.M. Schellekens; tel. prakt.: 076-
5417477; fax prakt.: 076-5416605.

Holtkamp, B.M.; 1985; 7475 SE Markelo; Kluunvenneweg 2 ; tel.
privé: 0547-363574; E-mail privé : obdeholt@hetnet.nl; geass. Met PS.M.
Franssen en EC.G.M. van den Nobelen ; tel. prakt.: 0547-361764; fax
prakt.: 0547-363125; E-mail prakt.: dap.markelo@planet.nl.

Hoven-Mennens, Mevr. EL. van den; 1973; A 2563 Pottenstein;
Kremersberg 12 in Oostenrijk; tel. privé: 0043-664-5119366/ 0043-
267282572; fax privé: 0043-267282572; E-mail privé: febyvanden
hoven@hotmail.coni.

Janssen, H.L.; 2002; 6006 PX Weert; Keenterstraat 22; tel. privé mo-
biel: 06-51818450; E-mail privé: rjanssen@ve-someren.nl; medew. bij
B.A. ten Brugge Cate, C.L.L. Dujardin, E. Enzerink, J.A.G. Gerards, N.
Groot Nibbelink, B.L.A. Kolpa, PW.C.M. van Oijen, R.J.M.L. Raymakers,
Mevr M.G. Schuttert, L.A.J. Smeenk, A.H.A. Steentjes en J.A. Westerbeek;
tel. prakt.: 0493-441044; fax prakt.: 0493-441045; E-mail prakt.:
vcs@vc.someren.nl. (toev. als lid)

Joosten, Mevr M.E.A.; 2002; 3511 RW Utrecht; Nieuwkade 211; tel.
privé: 030-2334088; E-mail privé: martejoosten@yahoo.com; p., medew.
bij F.M. Hornstra; tel. prakt.: 026-4421892.

Kuiler, Mevr. W.I.; 2002; 3994 XL Houten; Zadelmakersgilde 6; tel.
privé: 030-6369822; Fac. Diergeneesk. Afd. Gezondheidsz. Landbouw-
huisd.; tel. bur.: 030-2531820: E-mail bur.: w.i.kuller@vet.uu.nl.

Lambens, M.N.D.; 1999; 3053 LA Rotterdam; Larikslaan 129; tel.
privé: 010-2182703; tel. privé mobiel : 06-25556634 ; E-mail privé:
mndlamberts@hotmail.coni.; p. medew. bij B.C. Schoonheim en S.A.B.I.
VVolters ; te. Prakt.: 020-6642094; fax prakt.: 020-6797984; E-mail
prakt.: dierenart$@dierenkliniek-europaplein.com.

Langedijk, PM.; 2002; 3749 AE Lage Vuursche; Eikenlaan 5; tel.
privé: 035-6668377; E-mail privé: langedijk.P@worldonline.nl; medew. bij
N. Gorter; tel. prakt.: 0394-412661; E-mail prakt.: GorterH@xs4al.nl.

Lieverse, Mevr. K.; 2002; 3524 RM Utrecht; Normandie 134; tel. privé:
030-6031889; E-mail privé: karienlieverse@hotmail.com. (toev. als lid)

Loriaux, Mevr. C.D.; 2002; 1024 AZ Amsterdam; Jasperveldstraat 496;
tel. privé: 020-6326126; E-mail privé: lorimeer@worldonline.nl. (toev. als lid)
Maes, Mevr A.; Gent 2002; 9940 Evergem (België); Hazegrasstraat 5;
tel. privé: 00-32-9-2535463; E-mail privé: an.maes@tiscali.be; (toev. als lid)
Miellet, Mevr. VE.EJ.; 2002; 2025 DZ Haarlem; Dr. De Liefdestraat
24; tel. privé: 023-5490426; E-mail privé: viviane.miellet@planet.nl. (toev.
als lid)

Montfort.A.A.Rvan; 1969; 5571 CP Bergeijk; Mr Pankenstraat 7; tel.
privé: 0497-572452; r.d.

01denburger,W.; 1970; 5988 NN Helden; Baarioseweg 41; tel. privé:
077-3071786; r.d.

Roth, T; 2002; 1001 WB Amsterdam; Postbus 18506; tel. privé mo-
biel : 06-28161302; E-mail privé: thomas26@private.as. (toev. als lid)

Sanden-Berns, Mevr F; 2002; 7482 RS Haaksbergen; Veldsnijderweg
4; tel. privé: 074-3676257; tel. privé mobiel: 06-16604960; E-mail privé:
fraukeberns@hotmail.com.; medew. bij J. Dolfing en Mevr. H.H.G. Dolfing-
Polling; tel. prakt.: 053-4306010; fax prakt.: 053-4341667. (toev. als lid)

Sauter, Mevr. P; 2001 ; 3531 RB Utrecht ; Lombokstraat 23 ; tel.
privé: 030-2926638; medew. bij Hoofdafd. C;ezondheidsz. LHD, Facult.

Schuurmans, R.L.; 2002; 8412 TE Hoornsterzwaag; 10^ Wijk 2; tel.
privé mobiel: 06-47488097; E-mail privé: rschuurmans@hotmail.com;
medew. bij A.W. Jorna, J.R. de Nooij, J.T. Siebinga, Mevr. PH.M.
Thywissen en J.B. Velema; tel. prakt.: 0513-463313; fax prakt.: 0513-
462489; E-mail prakt.: dac.gorredijk@agroweb.nl. (toev. als lid)

Speelman, Mevr Ing. G.H.; 2002; S431 EH Oosterwolde (F);
Snellingerdijk 11; tel. privé: 0516-522695; E-mail privé: gertyspeel
man@hotmail.coni; medew. bij H. Jorritsma, J.W.E. Peters, P Siderius,
Mevr. M.J. van de Weerd en L.J. Westerlaan; tel. prakt.: 0516-512742; fax
prakt.: 0516-513295; E-mail prakt.: dacoostw@hctnct.nl.

Staal,TA.J.; 2001 ; 4273 LH Hank; Peerenboom 17 A; tel. privé: 0162-
402331: E-mail privé: toniestaal@hotmail.com.: medew. bij F.Th.M.
Otten en G.M. Sucters; tel. prakt.: 0162-515229; fax prakt.: 0162-
518360.

Steenbergen. Mevr. M.; 2001; 8933 CM Leeuwarden; Achter de
Hoven 245; tel. privé: 058-2164204; medew. bij T. Bruggeling, l\'.J.M.
Egberink, P.V.E. Fortuin, S. Wictsma en M..A. van Wijck; tel. prakt.:
0519-292526; fax prakt.: 0519-297818; E-mail prakt.:
dap.dokkum@chello.nl.

Theel, G.J.; 1993; 1398 BA Muiden; Zeestraat 18; te;, privé:
g.j.theel@wanadoo.nl; p. Gezelschapsdieren; tel. prakt.: 035-6945073; fax
prakt.: 035-6947099; E-mail prakt.: g.j.thcel@dierenarts.naarden.nl.

Tolkamp, Mevr. A.M.T.; 2001; 9321 AZ Peize; Turfringen 27, tel.
privé: 050-5032987; E-mail privé : amttolkamp@hotmail.com; medew. bij
B.W. Pennekamp en Mevr. .A.J. Steenbergen-van der Bilt; tel. prakt.:
050-5263255; fax prakt.: 050-5268156.

Valk, B. van der; 2002; 9283 VA Surhuizum; Deutechemstraat 14; E-
mail privé: vbauke@hotmail.corn; medew. bij P. Dijkstra, T.F. Roest en W.
de Vries; tel. prakt.: 0512-332650; fax prakt.: 0512-331456. (toev. als lid)

Vedder. Mevr E.J.; 1996; 9968 AB Pieterburen; Hoofdstraat 61; tel.
privé: 0595-528606; E-mail privé: ejvedder@castel.nl. (toev. als lid)

Velde, Mevr. E.J. van de; Gent 2002; 8701 JS Bolsward; Hoogstraat 42;
tel. privé: 0515-581426; E-mail privé: velde54@zonnet.nl. (toev. als lid)

Venselaar, Mevr. W.Th.M.; 1980; 6164 HT Geleen; St. Jansstraat 8; tel.
privé: 046-4741141; E-mail privé: nanny@venselaar.nl.; Keuringsdierenarts
RVV; E-mail bur,: w.t.m.venselaar@rvv.agro.nl.

Vermond, J.EG.; 1982; 4286 BB Almkerk; Kerkstraat 28; tel. privé:
0183-403372; fax privé: 0183-404266; E-mail privé: jan.vermond@wxs.nl;
geass. met H.A. Imkamp, K.M. Rienks en J.W.H.M. Strikkers; tel. prakt.:
0183-301708; fax prakt.: 0183-304445.

Vonk, B.L.H.; 2001; 8102 HJ Raalte; Heesweg 34; tel. privé: 0572-

-ocr page 131-

352298; E-mail privé: norbertvonk@hotmail.com; medcw. bij F.J. van
Egmond, L.H. Karstanje, P.H.M. Putker, H.P Quist, M. Verhoef, H.
Verhoeven en J.W. Zuurhout; tel. prakt.: 0572-353334; fax prakt.: 0572-
355140; E-mail prakt.: dgcmidsalland@agroweb.nl. (toev. als lid)

Vrijer, Mevr. S. de; 2002; 3524 EB Utrecht; Hebriden 74; tel. privé:
030-2511632; E-mail privé: sdevrijer@hotmail.com; medew. bij J.J.W.
Coerwinkel, Th. J.A.M. Heijkants, E. van der Kamp, M.F.P.M. Maas, B.T.
Scheijgrond, J.J.A. Theeuwes en L.H.T. Zijlmans; tel. prakt.: 0416-334000;
fax prakt.: 0416-340821; E-mail prakt.: info@delangstraat.com. (toev. als

Sluitingsdata voor kopij

Aflevering:

Deadline-)

01-03-2003

maandag

10-02-2003

15-03-2003

maandag

24-02-2003

01-04-2003

maandag

10-03-2003

15-04-2003

maandag

24-03-2003

\'■) Voono.00 uur\'s morgens.

Lijst van nagekomen namen
van jubilea 2002

19januari, G.J.J.M. Scholten te Eindhoven, 25 jaar, afwezig
19januari, M. Rozeboom te Otterlo, 25 jaar, afwezig
19 januari, Prof. Dr. F. van Knapen te Amersfoort, 30 jaar. afwezig
27 januari, M. de Jonge te Andel. 35 jaar, afwezig
31 januari. G.F. Meier te Veelerveen, 45 jaar, afwezig
onbekend februari, G.J. Veldhorst te Volkel, 25 jaar, afwezig
6 februari. Mevr. Drs. M.C. Goren-van Moppes te Naarden, afwezig
1 maart, J. van den Berg te Hoek van Holland, 35 jaar, aanwezig
1 maart, H.H. Stigter te Gorssel, 35 jaar. afwezig
1 maart. H. de Vrijer te Hellevoetsluis, 25 jaar. afwezig
1 maart, A.L. van Zuijlen te Enschede, 40 jaar. afwezig

15 maart, H.H. Poppinga te Wommels, 35 jaar, afwezig
onbekend april, J.H. Vink te Velp (Gld), 25 jaar, afwezig
13 april, R.F. Bergsma te Diepenveen, 25 jaar, afwezig

10 mei. Dr. A.A. Stokhof te Maar.sbergen. 35 jaar. afwezig

12 mei, G. Alsma te Bergum, 25 jaar, afwezig

12 mei, J.M.J. Engel te \'s-Hertogenboseh, 25 jaar, aanwezig

16 mei. Mevr. Drs. M.J. van der Wal-Zoon, te De Wijk. 40 jaar, afwezig
16 mei.W.E.H. van Herten te Maasbracht, 40 jaar, aanwezig

30 mei, G. van den Brink tc Dordrecht, 30 jaar, aanwezig
24 juni. B.J. Hcrm.sen te \'s-Heerenberg, 45 jaar, afwezig
I juli, J.R Hoekstra te Esch, 30 jaar. afwezig

6 juli. Mevr. Drs. W.A.H.A.J. Reijders te Waddinxveen. 25 jaar. aanwezig
9 juli, H.J. Schuurman te Halsteren, 30 jaar, afwezig

7 september. M.A. van Wijck tc Damwoude, 25 jaar, afwezig
7 september. J.H. Lambers te Groningen. 25 jaar, afwezig

21 september, J. van "t Riet te Ede, 30 jaar. afwezig
1 oktober. Dr. J.H. Westerhuis te Beusichem. 35 jaar. afwezig
12 oktober, Mevr. Drs. A.M. Lambcrs-Takcns te Groningen. 25 jaar, afwezig
12 oktober. J.A.J. Giesen te Best, 25 jaar, afwezig
lid)

Willemse, G.C.H.; 1996; 4143 LN Leerdam; Recht Ten Leede 35; tel.
privé: 03456-21358; medcw. bij H.l. Surstedt en A.C. dc Zeeuw; tel.
prakt.: 0182-351695; fax prakt.: 0182-351018.

Wilmink. Mevr. Dr. J.M.; 1991 ; 6705 CT Wageningen; Hamsterlaan 4;
tel. privé: 0317-414462; E-mail privé: t.v.terwisga@worldonline.nl;
Specialist Chirurgie v.h. Paard; Freelance werkz. Wondmanagement en
Reconstr. Paard, algemene Chirurgie Paard; tel. prakt.: 0317-414462;
E-mail prakt.: J.M.Wilmink(« tiscalimail.nl.

12 oktober. Mevr. Drs. M.J. Holtkamp-Florschutz te Schijndel, 25 jaar, afwezig
2 november, Th. J.A.M. van Gastel te Loon op Zand, 30 jaar, afwezig

2 november, R van Harten te Redondo. Portugal, 30 jaar, afwezig
29 november, J.R Woud te Westervoort. 25 jaar, aanwezig
8 december, Prof J. Janssen te Grez-Doiceau, Belgie, 45 jaar, aanwezig

13 december, J.H. Kraak te Baexem. 30 jaar, aanwezig

Lijst februari 2003 jubilea

2 februari, G. van Dommelen tc Katwijk (NB), 35 jaar, afwezig

2 februari, Mevr. Drs. W. van Ree-Boersma te Vollenhove, 35 jaar, afwezig

3 februari, A. Sehukken te Heerenveen, 50 jaar. aanwezig
3 februari, J. Kramer te Wolvega, 50 jaar, afwezig

6 februari, Dr. J. Haagsma te Rotterdam. 45 jaar, afwezig
8 februari, E.T.B. Dinkla te Haren (Gr), 45 jaar, afwezig
8 februari. Mevr. Drs. 1. Ooms-Siebenga te Breskens. 45 jaar. afwezig
12 februari, Dr. H.R Hoebe te Bentelo. 40 jaar, afwezig
12 februari, J.C.M. Huijg te Nieuw-Vennep, 40 jaar, aanwezig
16 februari, J.H. Wiechers te Ruinen, afwezig, 30 jaar, afwezig
16 februari, J.G. Fcddes te Sint-Oedenrode, 30 jaar, afwezig
18 februari. Prof. Dr. J.T. van Oirsehot te Lelystad 30 jaar, afwezig
20 februari, RL. van Paassen te Schalkwijk, 45 jaar, aanwezig
20 februari. Mevr. Drs. A.C. Bander te Wassenaar, 50 jaar, afwezig
23 februari, H. Sorgdragcr te Haren (Gr) 60 jaar, afwezig
28 februari, J.R.S. Vermeulen te Woerden, 45 jaar, afwezig

Rectificatie Jubilea

Per abuis is niet opgenomen in het Tijdschrift voor Diergeneeskunde van
I januari 2003 dat Drs. S.A. Holzmüller te Borculo op 19 december
2002 vijftig jaar dierenarts was. Onze excuses hiervoor.

-ocr page 132-

Congressen & Symposia

2003
Februari

3 Veranderingsmanagement door L. Lap.
Meer info via Bureau PHLO: tel. 0317-
484093, fax 0317-426547, e-mail
info@secr.phlo.wau.nl, website www.
wau.l/phlo. Kosten 695 Euro.

5/6 Workshops en studiedag VEEC (Vereniging voor Veterinaire
Epidemiologie en Economie) met als thema \'Risk Assessment\'.
Informatie: Tom Nell, 0485-58630 of tom.nell(gintervet.com.

8 Congres over nieuwste ontwikkelingen over kraakbeen bij het paard
georganiseerd door AVEF in Parijs.

8/9 Symposium \'Translating western diagnosis into Chinese patterns of
disease\' van Samenwerkende Veterinaire Acupuncturisten.
Onderwerpen: vijf elementen en de acht principes, diverse aandoe-
ningen met hun symptomen en de betekenis van deT.C.M. van deze
symptomen. Sprekers: Eric Hartmann en Linda Boggle (beiden uit
de U.S.A.). Kosten: S.N.VA.-leden 120 Euro; niet-leden 160 Euro.
Meer informatie is te verkrijgen bij Aleid Verhoeff, 0314-625385
of aleid(§trefnl.

16/20 Annual Congress at Wilderness in the Eastern Cape Province.
Equine Practitioners Group of the South African Veterinary
Association. Programma en meer informatie is verkrijgbaar via de
website: www.sava.co.za, per e-mail: vetlink@mweb.co.za of telefo-
nisch: 27 12 546 3442.

Maart

14/15 XV Tagung über Pferdekrankheiten im Rahmen der EQUITANA
mit begleitender Industrieausstellung, Essen. Schwerpunktthemen:
Erkrankungen des alternden Pferdes, Headshaking beim Pferd.
Veranstalter: Tierklinik Hochmoor GmbH, Information und
Anmeldung: Tel. 49-2863/2099-0, Fax 49-2863/20 99-20, e-mail:
info@tierklinik-hochmoor.de, www.tierklinik-hochmoor.de.

15 Seminar über Praxismanagement für Klein- und Großtierpraktiker im
Rahmen der EQUITANA, Essen. Finanzplanung, Wirtschaftlichkeit,
Praxisführung. Veranstalter: Tierklinik Hochmoor GtnbH,
Information und Anmeldung: Tel. 49-2863/2099-0, Fax 49-
2863/20 99-20, e-mail: info@tierklinik-hochmoor.de, www.tierkli-
nik-hochmoor.de.

17/22 Internationaal PHLO seminar: New Developments in Feed
Evaluation. Inschrijving is mogelijk tot 20-01-2003 bij het Bureau
PHLO, Wageningen, tel.: 0317 484 093.

Veranderingsmanagement door L. Lap. Meer info via Bureau PHLO:
tel. 0317-484093, fax 0317-426547, e-mail info@secr.phlo.wau.nl,
website www.wau.l/phlo. Kosten 695 Euro. Inschrijftermijn sluit op
24 december 2002.

Emotionele intelligentie en communicatie door I. Weeda. Meer info
via Bureau PHLO: tel. 0317-484093, fax 0317-426547, e-mail
info@secr.phlo.wau.nl, website www.wau.l/phlo. Kosten 395 Euro.
Inschrijftermijn sluit op 14 februari 2003.

28

Vergaderingen &, Bijeenkomsten_ ;

2003
Februari

4 Werkvergadering schaap/geit I te Heerenveen.
11 Werkvergadering paard II, te Molenwijk in Boxtel, 20.15 uur.
20 Ledenvergadering van de SNVA in de Champ \'Aubert te Driebergen
om 20.00 uur.

Maart

11

Jaarvergadering en wetenschappelijke bijeenkomst van de Groep
Pluimveewetenschappen, aanvang 14.00 uur (locatie nog vast te stel-
len).

Werkvergadering rund IV, te Molenwijk in Boxtel, 20.15 uur.
Studievergadering GHwD te Utrecht in het Beatrixgebouw van het
Jaarbeurscongrescentrum van 19.30 tot 22.30 uur.

18
20

Cursussen

2003

Februari

5
11
12
18
20
20

PAO-D cursus 03/202, Mastitis Rund.

PAO-D cursus 03/300, Prakt. Gebruik klimaatcomputer.

PAO-D cursus 03/204, Praktische Economie I.

PAO-D cursus 03/101, Röntgen Skelet.

PAO-D cursus 03/301, Klinische Les Varken (herhaling).

PAO-D cursus 03/501, Diagnostiek Rugproblemen Paard.

24

Benaming BAYTRIL® 10% orale oplossing • Samenstelling Per ml 100 mg enrofloxacin. • Diersoort Kip, kalkoen. • Therapeutische indicaties Antimicrobieel middel voor de behandeling van
infectieziekten bij kip en kalkoen, veroorzaakt door voor enrofloxacin gevoelige micro-organismen, in het bijzonder: E. coli (colisepticaemie). Salmonella spp., Pasteurella spp. (cholera),
Haemophilus paragallinarum (coryza), Staphylococcen spp., Streptococcen spp., Mycoplasmata (CRD-complex). In het kader van een verantwoord gebruik van antimicrobiële middelen is het zin-
vol voorafgaand aan de therapie de gevoeligheid van het causale agens te bepalen door middel van een antibiogram. •
Contra-indicaties Vastgestelde resistentie tegen chinolonen, aangezien er tus-
sen enrofloxacin en andere fluorochinolonen een grote mate van kruisresistentie bestaat. •
Ongewenste effecten Niet bekend. • Dosering 10 mg enrofloxacin per kg lichaamsgewicht per dag gedu-
rende 3 dagen; 10 mg enrofloxacin per kg lichaamsgewicht per dag gedurende 5 dagen bij salmonellose. •
Wijze van toediening Oraal. Toevoegen aan het drinkwater. • Wachttijd Kip: vlees:
7 dagen. Kalkoen: vlees: 10 dagen. • Registratiehouder Bayer B.V, Division Animal Health, Energieweg 1, 3641 RT Mijdrecht. • NL 2929 UDA.

-ocr page 133-

De Gezondheidsdienst voor Dieren IGD) is een onafhankelijke, zelfstandige organisatie met
500 medewerkers. Zij levert kennis over landbouwhuisdieren en hun kwaliteitskenmerken
in relatie tot hun gezondheid en de productie van veilig voedsel. De GD verricht werkzaam-
heden op het gebied van de georganiseerde gezondheidszorg, tweedelijns diergeneeskunde,
voedselveiligheid en praktijkgericht onderzoek.

GEZONDHEIDSDIENST VOOR DIEREN

Bij de sector Diergezondheidszorg (DGZ) werken ongeveer 60 professionals, onderverdeeld in dieren-
artsen, buitendienstmedewerkers en specialisten in epidemiologie, herkauwers-, varkens- en pluimvee-
gezondheidszorg. Zij zorgen vanuit hun eigen specifieke deskundigheid voor de technische ondersteuning
bij de ontwikkeling en uitvoering van diergezondheidsprogramma\'s en werkzaamheden ten behoeve
van monitoring. Daarnaast participeren zij in, op de praktijk georiënteerde, onderzoeksprojecten.

Voor de sector Diergezondheidszorg komen wij graag in contact met een gedreven

Hoofd Diergezondheidszorg (m/v)

De functie-omschrijving

Het Hoofd DGZ:

• Is eindverantwoordelijk voor de sector DGZ en zorgt voor het ontwikkelen, uitdragen en realiseren
van DGZ beleid op korte en lange termijn, passend binnen de visie, missie en strategie van de GD;

• Levert als lid van het managementoverleg een belangrijke bijdrage aan het formuleren van
strategie en beleid en vertaalt deze naar concrete doelstellingen en acties;

• Geeft direct leiding aan 5 clusterhoofden;

• Stelt het jaarplan en de begroting van de afdeling op;

• Geeft sturing aan de kwaliteit, expertise, inzetbaarheid en motivatie van alle professionals binnen DGZ;

• Zorgt voor het uitbouwen van de kennisinfrastructuur op het gebied van diergeneeskunde
en dierverzorging;

• Stelt hiertoe de kaders voor de benodigde opbouw, uitbouw en afbouw van expertisegebieden
op basis van de nieuwe ontwikkelingen in de markt en de strategie van de GD;

• Draagt zorg voor een verdere professionalisering en positionering in de markt;

• Ontwikkelt en onderhoudt het externe netwerk met onder andere onderzoekinstituten;

• Schept voorwaarden opdat kennis wordt benut, gedeeld en toegankelijk wordt gemaakt
voor alle medewerkers.

De functie-eisen

De ideale kandidaat beschikt over:

• Academisch werk- en denkniveau;

• Minimaal 5 jaar managementervaring;

• Kennis van, inzicht in en visie op kennismanagement en kennisinstellingen;

• Enthousiaste en inspirerende peoplemanager die weet te overtuigen;

• Ervaring met het aansturen van professionals In een veranderende omgeving;

• Stevige en daadkrachtige persoonlijkheid met natuurlijk overwicht;

• Doorzettingsvermogen en gevoel voor relaties.

En is:

• Een omgevingsbewuste en commerciële netwerker die inspeelt op de ontwikkelingen
in de agrosector;

• In staat om veranderingen te initieren en te implementeren;

• Iemand die de juiste prioriteiten weet te stellen;

• Doel- en resultaatgericht;

• Empathisch, integer, accuraat, communicatief en sociaal vaardig.

Reacties:

Uw reactie kunt u e-mailen naar zwolle@yer.nl of opsturen naar YER Young Executive Recruitment,
Postbus 40021, 8004 DA Zwolle ter attentie van Bas Teepe.

Voor vragen kunt u bellen met Bas Teepe, tijdens kantooruren; 038 - 457 21 00. \'s Avonds of in het
weekend, tel. privé; 06 - 16 60 88 95.

Acquisitie op deze vacature Is niet gewenst.

YERS

YOUNG EXECUTIVE RECRUITMENT

fD

iÜIESb

-ocr page 134-

Dix&Co

voor een deskundige diagnose

Ml

DIERENARTSENPRAKTIJK GOUDA

Vindt u financieringen en verzekeringen
ondoorzichtig? Neemt u dan eens contact
op met Dix&Co voor een deskundige
diagnose die uitmondt in heldere adviezen.

Kies een adviseur die uw totale financiële
bescherming verzorgt en die daardoor
uw persoonlijke situatie op belangrijke
momenten scherp in beeld brengt.

Landelijke dienstverlening bij praktijk-
overdracht, bij associatie en assistentie.
Belt u even voor een afspraak of een
brochure.

Dierenartsenpraktijk Gouda is een jonge, dynamische praktij
waarin drie dierenartsen werkzaam zijn. Onze praktijk is voc
gezelschapsdieren, paarden en landbouwhuisdieren. Voor
d
gezelschapsdieren hebben wij een dependance i
Waddinxveen.

Per 1 maart 2003 zoeken wij een:

Collega (M/V)

Wij vragen:

* een afgestudeerde dierenarts

* ervaring is wenselijk

* participatie in avond- en weekenddiensten

* goede contactuele eigenschappen
werkenthousiasme.

Wij bieden:

* fulltime baan

* salariëring volgens KNMvD

Maliesingel 34
3581 BJ Utrecht
Tel. (030) 244 87 74
Fax (030) 241 66 33
E-mail: info@dixenco.nl
w\'ww.dixenco.nl

Dix €o

* bij geschiktheid mogelijkheid tot associatie.

Goudi

Gelieve sollicitaties te sturen naar: D.A.P.
Kattensingel 17, 2801 CA Gouda.

Groepspraktijk \'de Kreel\'

Een goed samenwerkingsverband tussen dierenartsen en dierverloskundigen, zoekt op korte termijn een

Dierenarts voor de landbouwhuisdieren (m/v)

Geboden wordt een leuke, afwisselende baan voor een enthousiast persoon in een gezellige praktijk.

Voor telefonische inlichtingen bel (0318) 651417. Schriftelijke reacties voorzien van een c.v. binnen veertien dagen richten aan: Groepspraktijk \'de
Kreel\', Kreelseweg 93, 6718 CB Ede.

DAP-Beilen is een gemengde praktijk waarin vijf dierenartsen en vier assistente(n)s werkzaam zijn. Wij werken vanuit een nieuw modern goed ge-
outilleerd praktijkpand. In verband met ziekte en uittreden van één van de collega\'s, zijn wij op zoek naar een

Dierenarts m/v voor landbouwhuisdieren

Zij/hij zal voor 75% ingezet worden op de rundveebedrijven en voor 25% op de varkensbedrijven. Er is een uitstekende dienstregeling.
Salaris volgens de normen van de KNMvD.

Uw sollicitatie graag binnen veertien dagen na het verschijnen van dit tijdschrift richten aan: DAP-Beilen, Postbus 19, 9410 AA Beilen.

dierenarts (m/v)

Gezocht:

met ervaring

De werkzaamheden van ons team van vier dierenartsen en vier assistentes liggen voornamelijk op het vlak van gezelschapsdieren en rundvee. Wij zoeken
een ambitieuze medewerker die tevens bereid is mee te draaien in de diensten die nog gemengd zijn. Binnen de normale werkzaamheden wordt gepro-
beerd een zo ver mogelijke differentiatie te realiseren. Wij venvachten van hem/haar een klantgerichte instelling en goede sociale vaardigheden. Geboden
wordt een fulltime baan in een prettige werksfeer. Reacties gaarne vóór 7 februari naar: Diergeneeskundig Centrum \'Op d\'n Diek\', ter attentie van G. van
Heeswijk, Parklaan 28, 6131 KH Sittard, telefoon: 046-4512417, e-mail: dapsittard@vet4life.net.

-ocr page 135-

Uit
de

hoofdredactie

Het is ten zeerste aan te heveien het artikel in deze aflevering te lezen over het gebruik van desinfectiemid-
delen in de dierenartspraktijk; een artikel met bijzonder zinvolle informatie voorde practicus. De wettelijke
regelgeving rondom middelen die worden gebruikt buiten het dier (op de huid en slijmvliezen en in de
omgeving) wordt in ieder geval eindelijk eens een stuk helderder Er mogen blijkbaar uitsluitend desinfec-
tiemiddelen worden gebruikt die geregistreerd zijn als (dier)geneesmiddel (op de huid) of als bestrijd-
ingsmiddel (omgeving en instrumentarium). Naar mijn gevoel voldoen de meeste praktijken niet aan deze
voorwaarden als ze de gebruikte desinfectiemiddelen zouden controleren. Er zijn slechts enkele middelen als
diergeneesmiddel geregistreerd voor desinfectie van de huid (deze bevatten bovendien vooraljodiumachtige
werkzame stoffen) of er ontbreekt iedere registratie. Het zou overigens handig zijn wanneer in een volgend
artikel wat dieper kan worden ingegaan op de verschillende werkzame stoffen met betrekking tot werkza-
amheid, veiligheid en gebruikstoepassing in de veterinaire praktijk. Ik kan mij tenminste niet voorstellen dat
het nu aan te bevelen is om met formaldehyde (gezond voor de omgeving?) de praktijkruimtes te gaan
dweilen of met waterstofperoxide de tafels te gaan afnemen. Dergelijke informatie kan misschien
meegenomen worden in het landelijk hygiëneprotocol dat voor de dierenartspraktijk opgezet dient te wor-
den.

De Week van het Huisdier zal in 2003, zoals u verderop ook kunt lezen, het thema Huisdier af Vakantie
hebben. Absoluut een actueel onderwerp. Wie onlangs bij het gezelschapsdierencongres in Rhoon de lezin-
gen heeft bijgewoond van Susan Shaw (Bristol) over arthropod-borne geïmporteerde ziekten met
meegereisde huisdieren, weet al dat de kennis en ontwikkelingen op dit gebied de laatste jaren niet heeft
stilgestaan. Engeland lijkt, na openstelling van de grenzen, het voortouw genomen te hebben in de inven-
tarisatie en het onderzoek naar de verspreiding van diverse geïmporteerde, maar inmiddels ook inheemse,
parasieten en bacteriën. Veel nieuwe en interessante informatie werd derhalve verstrekt over onder andere
teken, Lyme disease, ehrlichiose en anaplasmose, die de Nederlandse dierenarts ook moet weten om
eigenaren een goed reisadvies te kunnen geven met de daarbijbehorende preventieve maatregelen.

Tot slot wil ik u de aardige bevindingen niet onthouden van een onderzoek naar non-verbale communicatie,
met name de rol van het uiterlijk, van dermatologen (humaan) in Amerika (Arch Dermatol 2002; 138:463-
6). De meeste patiënten hadden geen voorkeur voor sekse, leeftijd of ras van de hulpverlener, maar meer
dan eenderde stelde een witte Jas, naamplaatje en een nette broek en schoeisel duidelijk op prijs. Niet
gewaardeerd werden sandalen, klompen, openstaande shirts, oorbellen en lang haar en/of paardenstaart
(dit laatste bij mannen). De resultaten bevestigden eerdere studies van 20 jaar daan/oor. Geconcludeerd
werd dat, ondanks het feit dat de Westerse maatschappij minder formeel wordt, de patiënten nog steeds de
voorkeur geven aan een traditioneel uiterlijk van de dokter Of eigenaren een dergelijk verwachtingspatroon
bij Nederlandse dierenartsen ook verwachten moet de lezer zelf maar uitmaken. Wie de (nette) schoen
past, trekke hem aani

Paul Overgaauw

I

Tijdsdui^^H

► Kill lUG^^^^

Diergenees

-ocr page 136-

Het gebruik van desinfectiemiddelen in de dierenartspraktijk

Tijdschr Dierger\\eeskd 2003; 12S: 706-9

H.R. Reus\'

Oorspronkelijke artikelen

»amenvattinc

Desinfectiemiddelen mogen binnen de praktijk van de
dierenarts uitsluitend gebruikt worden als deze wettelijk
zijn geregistreerd. Hierbij wordt vervolgens onderscheid
gemaakt tussen desinfectiemiddelen die op de huid van
mens of dier worden aangebracht en desinfectiemiddelen
die gebruikt worden voor de praktijkruimte, hokken, stal-
len, inventaris en instrumenten. De eerste groep middelen
behoort tot de categorie (dier)geneesmiddelen en valt on-
der de Wet op de Geneesmiddelenvoorziening c.q. de Dier-
geneesmiddelen-wet. De middelen uit de tweede groep zijn
bestrijdingsmiddelen en vallen onder de Bestrijdings-
middelenwet. Uit een steekproef van de Keuringsdienst
van Waren (KvW) is gebleken dat in de dierenartsprak-
tijk op onjuiste wijze met deze middelen wordt omgegaan.
Onvoldoende kennis op dit gebied, alsmede het ontbreken
van adequate hygiëneprotoeollen kunnen als mogelijke
oorzaken worden aangewezen. In dit artikel geeft de
Keuringsdienst van Waren nadere informatie over het ge-
bruik van desinfectiemiddelen die binnen de reikwijdte
van de Bestrijdingsmiddelenwet vallen.

Summary

The use of disinfectants in veterinary practice

The use of chemical disinfeclanis within the veterinary practice is only per-
mitted when the disinfectants are legally registrated. A distinction has to he
made between disinfectants to he used on the skin of men or animals and
disinfectants to he used on surfaces like floors, walls, cages, stables and for
veterinary instruments. For the first group, to be considered as (veterinary)
medicines, the Act on (Veterinary) Medicines applies. For the second group,
to be considered as veterinary biocides, the Pesticide Act applies. A small
sun\'ey carried out by the Keuringsdienst van IVaren shows that in veterinary
practice disinfectants are applied in an unappropriate uav. A lack of know-
ledge and the lack of hygienic protocols could be reasons for these misuses.
In this article the Keuringsdienst van Waren gives itformation about the le-
gal aspects of disinfectants that fall within the scope of the Pesticide Act.

Inleiding

Ter bescherming van mens, dier en milieu tegen de moge-
lijke nadelige invloeden van bestrijdingsmiddelen, heeft de
overheid in 1962 de Bestrijdingsmiddelenwet opgesteld.In
deze wet wordt de handel in en het juist en effectief gebruik
van bestrijdingsmiddelen geregeld.

Tot de categorie bestrijdingsmiddelen behoren alle middelen
die gebruikt worden in de land- en tuinbouw, de zogenaamde
gewasbeschermingsmiddelen en alle middelen die hier buiten
worden gebruikt, de zogenaamde niet-landbouwbestrijdings-
middelen of biociden.

Tot de categorie niet-landbouwbestrijdingsmiddelen beho-
ren onder andere de desinfectiemiddelen die in de dieren-
artspraktijk worden gebruikt.

\' Keuringsdienst van Waren Noord (Groningen). Postbus 465. 9700 AL Groningen.
E-mail: nd@kvw.nl. Ook voorde hestelling van overdrukken.

Gezien de gekozen definities in de Bestrijdingsmiddelenwet
vallen uitsluitend desinfectiemiddelen die op levenloze op-
pervlakken worden gebruikt onder de reikwijdte van deze
wet (1). De desinfectiemiddelen die bestemd zijn voor het
desinfecteren van de huid of slijmvliezen van mens of dier
(ook wel antiseptica genoemd), worden op de levende huid
toegepast en derhalve gerekend tot de categorie (dier)ge-
neesmiddelen. Deze middelen moeten voldoen aan het ge-
stelde in de Wet op de Geneesmiddelenvoorziening dan wel
de Diergeneesmiddelenwet.

Het gebruik van desinfectiemiddelen dient in overeenstem-
ming te zijn met de toepassingsgebieden die staan weergege-
ven in de wettelijk afgegeven toelatingsbeschikkingen. Voor
beide typen desinfectiemiddelen geldt een toelatingsproce-
dure, elk met eigen criteria.

Desinfectiemiddelen voor gebruik op levenloze oppervlak-
ken worden toegelaten door het College voor de Toelating
van Bestrijdingsmiddelen (CTB), terwijl de huiddesinfectie-
middelen voor mens of dier worden toegelaten door het
College ter Beoordeling van Geneesmiddelen respectieve-
lijk het Bureau Registratie Diergeneesmiddelen.
De Keuringsdienst van Waren heeft in het begin van het jaar
2002 in een kleine steekproef vier dierenartspraktijken in
Noord-Nederland bezocht en de in gebruik zijnde desinfec-
tiemiddelen getoetst aan het wettelijk kader (2). Hierbij heeft
de Keuringsdienst van Waren zich als verantwoordelijke in-
spectiedienst voor het naleven van het gestelde in de
Bestrijdingsmiddelenwet beperkt tot de middelen die ge-
bruikt worden voor het desinfecteren van levenloze opper-
vlakken zoals vloeren, wanden, inventaris en instrumenten.
Alle middelen die voor deze toepassingen worden gebruikt,
dienen te zijn toegelaten door het CTB en zijn herkenbaar
aan een toelatingsnummer, het zogenaamde N-nummer, en
een wettelijk gebruiksvoorschrift op het etiket.

Toelatingscriteria

Criteria voor het toelaten van desinfectiemiddelen zijn de
werkzaamheid van een middel en de afwezigheid van scha-
delijke nevenwerkingen naar mens, dier en milieu (3).

WerkzaamheitJ

Desinfectiemiddelen die bestemd zijn voor het desinfecteren
van oppervlakken en voorwerpen in de praktijkruimte, het
instrumentarium, hokken, stallen en/of transportmiddelen
voor dieren dienen
vooraf onderzocht en beoordeeld te zijn
op hun werkzaamheid tegen bacteriën, schimmels en/of vi-
russen. Voor desinfectiemiddelen in de veterinaire sfeer gel-
den daartoe de volgende deugdelijkheidseisen (4).

Bacteriën

De werking tegen bacteriën wordt in een suspensietest ge-
toetst aan de volgende organismen:

ATCC 6538
ATCC 15442
ATCC 13311
NCTC 8213 N

Staphylococcus aureus
Pseudomonas aeruginosa
Salmonella typhimurium
Streptococcus faecalis

-ocr page 137-

In het algemeen geldt dat de werking voldoende is als het
effect op elk van de toetsorganismen minimaal vier deci-
malen bedraagt bij vijf minuten inwerkingstijd, dat wil zeg-
gen een afname van het aantal bacteriën met minimaal een
factor lO\'*.

Opgemerkt wordt hierbij dat, in tegenstelling tot de desinfec-
tiemiddelen voor humaan medisch gebruik, de toelatingsau-
toriteit het tot op heden niet nodig acht de werkzaamheid van
een desinfectiemiddel voor veterinair-medisch gebruik via
een aanvullende toets te laten testen op mycobacteriën.

Tabel Middelen die zijn toegelaten voor het desinfecteren van oppervlakken, voorwerpen en instrumenten in dierverblijfplaatsen (stand per i december 2002). N.B.
Instrumenten dienen na reiniging en desinfectie aanvullend gesteriliseerd te worden.

Naam middel

Toelatingsnummer

Werkzame stoffen

Actisan 5 i

8960 N

Natriumdichloorisocyanuraat

Aldel<ol NL

I0695N

Formaldehyde/glutaaraldehyde/isopropanol/ kwat.amm.verb.

Aldel<ol VA

10444N

Formaldehyde/glutaaraldehyde/kwat.amm.verb.

Applied Sanitizcr

I1963 N

Formaldehyde/glutaaraldehyde/kwat.amm.verb.

Ascpta Kresolzeep

5195N

Kresol

ClD-20

10769N

Formaldehyde/glutaaraldehyde/kwat.amm.verb.

D50

11920N

Waterstofperoxide/pcrazijnzuur

Delco Chloortabletten

8779 N

Natriumdichloorisocyanuraat

Delco Steril

11476N

Formaldehyde/glutaaraldehyde/kwat.amm.verb.

Deosan Super

10971N

Formaldehyde/glutaaraldehyde/kwat.amm.verb.

Divosan Extra

11435 N

Didecyldimethylammoniumchloride

Divosan Forte

8017 N

Waterstofperoxide/pcrazijnzuur

Formal forte

4821 N

Paraformaldehyde

Halaeid

10540N

Formaldehyde/glutaaraldehyde/kwat.amm.verb.

Halamid-d

8241 N

Natrium-p-tolueensulfonchlooramide

Hypreiva Omsmet

12089N

Formaldehyde/glutaaraldehyde/kwat.amm.verb.

Ineosept IC 15

12035N

Kaliumhydroxide/k wat.amm. verb.

Ineosept IC 22 XA

1I029N

Formaldehyde/glutaaraldehyde/k wat.amm.verb.

INO DA

12191N

Waterstofperoxide/pcrazijnzuur

Manudes

12356N

Waterstofperoxide/pcrazijnzuur

MC-A-9

9423 N

Formaldehyde/glutaaraldchyde/kwat.amm.verb.

Melquick

8813N

Natriumdichloorisocyanuraat

MS Macrodes

11965N

Formaldehyde/glutaaraldehyde/k wat.amm.verb.

MS Megades

11948N

(ilutaaraldehyde/kwat.amm. verb.

MS Nofordes

I1964N

Kali umhydroxidc/k wat.amm. verb.

M.SO.S.P.

9789 N

Formaldehyde/glutaaraldehyde/k wat.amm. verb.

Nerta Bac-C1D200

12276N

Didecyldimethylammoniumchloride

Ontsmetal

1101 1 N

Formaldehyde/glutaaraldehyde/k wat.amm. verb.

Prodcssol-NED

11966N

Formaldehyde/glutaaraldehydc/kwat.amm.verb.

Proxitane AHC

11871 N

Waterstofperoxide/pcrazijnzuur

P3 IncidinO?

11301N

(jlutaaraldehyde/k wat.amm. verb.

P3 Desinfectietabletten

6377 N

Natriumdichloorisocyanuraat

P3 Desinfekto

6571 N

Natriumdichloorisocyanuraat

P3 Incidin 03

8688 N

Formaldchyde/glutaaraldehyde/kwat.amm.verb.

P3 Incidin 05

10072N

Kaliumhydroxide/k wat.amm.verb.

Quatdet SO 321

11608N

Alkyldimethylbenzylammoniumchloride

Reca Chloortabletten

1I180N

Natriumdichloorisocyanuraat

Roloxid 50

9466 N

Formaldehyde/glutaaraldehyde/kwat.amm.verb.

Ryzolin Cleaner&desinfector neutraal

12185N

Formaldehyde/glutaaraldehyde/kwat.amm.verb.

Stafilex Chloortabletten

6706 N

Natri umdichloorisocyanuraat

Steril Plus

11485N

Formaldehyde/glutaaraldehyde/kwat.amm. verb.

SumaTab04

7321 N

Natriumdichloorisocyanuraat

Veagro Disinfectant

10327N

Formaldehyde/glutaaraldehyde/kwat.amm.verb.

ViroCid

11761N

Formaldehyde/glutaaraldehyde/isopropanol/kwat.amm.verb.

Cisten

De werking tegen gisten wordt in een suspensietest getoetst
aan het volgende organisme;
• Candic/a albicans ATCC 10231

-ocr page 138-

In het algemeen geldt dat de werking voldoende is als het effect
op het toetsorganisme minimaal vijf decimalen bedraagt bij
vijf minuten inwerkingstijd, dat wil zeggen een afname van het
aantal gisten met minimaal een factor 10\'.

Schimmels

De werking tegen schimmels wordt in een suspensietest ge-
toetst aan het volgende organisme:

• Conidiosporen van Aspergillus fumigatus

Algemeen geldt dat de werking voldoende is als het effect op
het toetsorganisme minimaal drie decimalen bedraagt bij vijf
minuten inwerkingstijd, dat wil zeggen een afname van het
aantal schimmels met minimaal een factor 10^

Virussen

Er zijn momenteel nog geen standaard toetsvirussen voorge-
schreven. De te gebruiken toetsvirussen zijn afhankelijk van de
claims die fabrikanten aan hun producten toekennen.
Voor gebruik in transportmiddelen voor dieren geldt dat het
desinfectiemiddel in ieder geval getoetst moet zijn op de vol-
gende organismen:

• Klassieke varkenspestvirus

• Virus van de ziekte van Aujeszky

• Mond- en klauwzeervirus

In het algemeen geldt dat de werking voldoende is als het effect
op elk van de toetsorganismen minimaal vier decimalen be-
draagt bij vijf minuten inwerkingstijd, dat wil zeggen een af-
name van het aantal virussen met minimaal een factor IQ-*.

Bacteriesporen

De werking tegen bacteriesporen wordt in een suspensietest
getoetst aan het volgende organisme:

• Sporen van Bacillus cereus ATCC 9139

In het algemeen geldt dat de werking voldoende is als het effect
op het toetsorganisme minimaal één decimaal bedraagt bij vijf
minuten inwerkingstijd, dat wil zeggen een afname van het
aantal bacteriesporen met minimaal een factor 10.
Op het etiket van alle desinfectiemiddelen die door het CTB op
bovenstaande criteria worden toegelaten, zal altijd staan ver-
meld tegen welke organismen het middel werkzaam is. Dit kan
algemeen zijn tegen bacteriën en gisten, maar ook specifiek
tegen bijvoorbeeld het mond- en klauwzeervirus of tegen het
virus van de ziekte van Aujeszky.

Veiligheid

Op grond van de bepalingen van de Bestrijdingsmiddelenwet
mag het gebruik van desinfectiemiddelen geen schadelijke
nevenwerkingen opleveren voor mens, dier en milieu.
Tot de schadelijke nevenwerkingen worden onder andere
gerekend:

• de mate van blootstelling van degene die het desinfectiemid-
del toepast. Kunnen er bijvoorbeeld schadelijke dampen bij
gebruik vrijkomen?

• de schadelijkheid voor het milieu. Zijn de stoffen biologisch
afbreekbaar, zijn ze schadelijk voor waterorganismen?

• heeft het middel invloed op de gezondheid van dieren, hetzij
direct, hetzij indirect?

Het CTB is in Nederland de instantie, die aan de hand van ge-
stelde criteria beoordeelt of een desinfectiemiddel voor ge-
bruik in de praktijk van de dierenarts hieraan voldoet (4). Een
door dit College toegelaten desinfectiemiddel is te herkennen
aan de aanwezigheid van een
toelatingsnummer en een wet-
telijk gebruiksvoorschrift.

Een overzicht van alle toegelaten desinfectiemiddelen voor ge-
bruik binnen de praktijk van de dierenarts is weergegeven in ta-
bel 1 (5). Van deze middelen is een beperkt aantal ook toegela-
ten voor het desinfecteren van transportmiddelen voor dieren
(tabel 2). Op een enkele uitzondering na mogen alle toegelaten
middelen ook gebruikt worden voor het desinfecteren van in-
strumenten. Daar instrumenten voor gebruik steriel dienen te
zijn, moeten deze na desinfectie wel aanvullend gesteriliseerd
worden in een autoclaaf

Opsporing en controle

Het toezicht op de verkoop en het gebruik van bestrijdings-
middelen, zoals desinfectiemiddelen, is ingevolge de

Tabel 2. Middelen die zijn toegelaten voor het desinfecteren van transportmiddelen voor dieren (stand per i december 2002).

Naam middel

Toelatingsnummer

Werkzame stoffen

Actisan 5 1

8960 N

Natriumdichloorisocyanuraat

D50

11920N

Waterstofperoxide/perazijnzuur

Delco Chloortabletten

8779 N

Natriumdichloorisocyanuraat

Delco Steril

1476 N

Formaldehyde/glutaaraldehyde/kwat.amm.verb.

Halamid -d

8241 N

Natrium-p-tolueensulfonchlooramide

IncoseptIC 15

12035N

Kaliumhydroxide/kwat.amm.verb.

INODA

12191N

Waterstofperoxide/perazijnzuur

Manudes

12356N

Waterstofperoxide/perazijnzuur

MS Macrodes

1I965N

Formaldehyde/glutaaraldehyde/kwat.amm.verb.

MS Megades

11948N

Glutaaraldehyde/kwat.amm.verb.

MS Nofordes

11964N

Kaliumhydroxide/kwat.amm.verb.

Ontsmetal

11011N

Formaldehyde/glutaaraldehyde/kwat.amm.verb.

ProxitaneAHC

11871N

Waterstofperoxide/perazijnzuur

P3 Incidin 07

11301N

Glutaaraldehyde/kwat.amm.verb.

P3 Incidin 03

8688 N

Formaldehyde/glutaaraldehyde/kwat.amm.verb.

P3 Incidin 05

10072N

Kaliumhydroxide/kwat.amm.verb.

Reca Chloortabletten

I1180N

Natriumdichloorisocyanuraat

-ocr page 139-

Bestrijdingsmiddelenwet opgedragen aan de inspectiedien-
sten van de ministeries van VWS, LNV, VROM en SZW.
Deze inspectiediensten zien erop toe of de middelen volgens
de wettelijk voorgeschreven richtlijnen zijn geëtiketteerd en
of de samenstelling in overeenstemming is met de bij het
CTB gedeponeerde formulering. Controle op de samenstel-
ling is van wezenlijk belang, omdat deze een waarborg is
voor de effectiviteit in de praktijk. Verder ziet de overheid
erop toe dat desinfectiemiddelen volgens de gebruiksvoor-
schriften worden toegepast en of hierbij de vereiste voor-
zorgsmaatregelen worden getroffen ter bescherming van
mens, dier en milieu.

Controle van de etikettering en de samenstelling vindt plaats
bij de toelatingshouder van het betreffende desinfectiemid-
del, terwijl toezicht op het gebruik bij de toepassers plaats-
vindt.

Tevens wordt bij inspectie nagegaan of er geen middelen ver-
handeld dan wel gebruikt worden, die (nog) geen toelating
hebben.

Afwijkingen in de etikettering of de samenstelling, mislei-
dende aanbevelingen, een onjuist of onzorgvuldig gebruik
dan wel het voorhanden hebben van een niettoegelaten des-
infectiemiddel, zijn wettelijke overtredingen en kunnen na
constatering strafrechtelijk worden vervolgd.

de praktijk

!n het belang van de gezondheid van mens en dier is het van
het grootste belang dat in de dierenartspraktijk desinfectie-
middelen op een juiste wijze worden gebruikt. Dit betekent
dat desinfectiemiddelen die bestemd zijn voor toepassing op
de huid van een dier, bijvoorbeeld als pre-operatiefdesinfec-
tiemiddel, niet gebruikt kunnen, en wettelijk gezien ook niet
gebruikt mogen worden, als middel voor bijvoorbeeld het
desinfecteren van instrumenten. Een veterinair huiddesin-
fectiemiddel heeft immers een veel beperkter werkingsspec-
trum (cn is veelal ook minder effectief) dan een middel dat
specifiek bestemd is voor het desinfecteren van de praktijk-
ruimte of het instrumentarium.

De Keuringsdienst van Waren heeft in de regio Noord vier
dierenartspraktijken bezocht, die op vrijwillige basis aan het
onderzoek hebben meegewerkt en het dagelijkse gebruik van
desinfectiemiddelen in kaart gebracht. Uit dit onderzoek is
een aantal zaken naar voren gekomen.
Het is gebleken dat er geen landelijke hygiëneprotocollen be-
staan voor het reinigen en desinfecteren in de praktijk van de
dierenarts. Verder is gebleken dat dierenartsen nauwelijks op
de hoogte zijn van het bestaan van de Bestrijdings-
middelenwet met de hieraan gekoppelde verplichting tot het
gebruik van geregistreerde desinfectiemiddelen. In alle be-
zochte praktijken blijken oppervlakken in de behandelruimte,
zoals de vloer, de operatietafel en in veel gevallen ook hokken.

alsmede instrumenten voor zover deze niet gesteriliseerd
(kunnen) worden, gedesinfecteerd te worden met veteri-
naire huiddesinfectiemiddelen. Deze huiddesinfectiemid-
delen blijken al dan niet te zijn voorzien van een REG NL-
nummer. Gezien de aard van de werkzame stoffen in deze
huiddesinfectiemiddelen (onder andere naftaline, fenolderi-
vaten, etherische oliën) wordt betwijfeld of deze wel vol-
doende effectief zijn voor het beoogde doel. Desinfectie-
middelen die werkzame stoffen bevatten waarvan algemeen
bekend is dat ze uitsluitend tegen bacteriën werkzaam zijn,
kunnen nooit gebruikt worden in situaties waar potentieel
ook virussen aanwezig zijn. Een dergelijke werkwijze kan
de gezondheid van zowel mens als dier in gevaar brengen
omdat via niet afdoende gedesinfecteerde instrumenten of
oppervlakken kruisbesmetting kan plaatsvinden.

Conclusies en aanbevelingen

Uit het onderzoek van de Keuringsdienst van Waren is ge-
bleken, dat in de dierenartspraktijk desinfectiemiddelen
op een onjuiste wijze worden toegepast en dat hierdoor ge-
handeld wordt in strijd met de huidige wetgeving. Het ge-
bruik van veterinaire huiddesinfectiemiddelen, zoals gere-
gistreerde diergeneesmiddelen voor het desinfecteren van
de inventaris of voor het desinfecteren van hokken, wordt
als een onjuiste en ongewenste werkwijze beschouwd. Aan
genoemde praktijken zal een einde moeten worden ge-
maakt. In een vervolgtraject zal de KvW met de KNMvD
overleggen op welke wijze dit gerealiseerd kan worden.
Daar er voldoende effectieve middelen voor het desinfec-
teren van inventaris, praktijkruimten, hokken, stallen en
instrumenten beschikbaar zijn, moet het de beroepsgroep
niet veel moeite kosten op deze middelen over te schake-
len.

Nadere informatie over desinfectiemiddelen voor veteri-
naire toepassingen is te verkrijgen bij de Keuringsdienst
van Waren Noord (telefoon (050) 5886000), dan wel bij
het CTB (telefoon (0317) 471810).

Literatuur

1. Koninklijke Vermande B.V. Bestrijdingsmiddelenwet 1962. artikel 1,
aanvulling 11-2002.

2. Reus HR. Keuringsdienst van Waren, Oriënterend onderzoek naar het
gebruik van desinfectiemiddelen in dierenartspraktijken. Rapport ND
BIO 010/02, april 2002.

3. Koninklijke Vermande B.V. Bestrijdingsmiddelenwet 1962, artikel 3,
aanvulling 11-2002.

4. College voor de Toelating van Bestrijdingsmiddelen, Handleiding
voor de Toelating van Bestrijdingsmiddelen, mei 1999.

5. College voor de Toelating van Bestrijdingsmiddelen. Register van
Toegelaten Bestrijdingsmiddelen voor het desinfecteren en voor het
gecombineerd reinigen en desinfecteren in industrie, nijverheid en ge-
zondheidszorg, december 2002.

-ocr page 140-

SOLUDOX 50%

(D

Uniek, Helder, Praktisch

2 doseringen, 2 wachttijden voor pluimvee
korte wachttijd varken
uitstekende oplosbaarheid
eenvoudig in gebruik en veilig

Wachttïjïf:

Varken: vlees: 5 dagen

Niet-eierleggende kip: vlees: 5 dagen, bij maximaal 10 mg/kg
lichaamsgewicht, gedurende maximaal 4 dagen, vlees: 12 dagen,
bij maximaal 20 mg/kg lichaamsgewicht, gedurende maximaal
4 dagen.

Diergeneesmiddel REG NL 9612 - UDA Samenstelling: 1 g bevat: doxycyclinehyclaat 500 mg. Indicatie: Varken: Atrofische rhinitis, Bronchopneumonie,
Pleuropneumonie.
Niet-eierleggende kip: Pasteurellosis, respiratoire infecties. Dosering: Varken: Per dag 2 g Soludox 50% per 100 kg lichaamsgewicht
gedurende 3 - 4 dagen.
Niet-eierleggende kip: Pasteurellosis: Per dag 2 g Soludox 50% per 100 kg lichaamsgewicht gedurende 3 - 4 dagen / ORT:
Per dag 4 g Soludox 50% per 100 kg lichaamsgewicht gedurende 3 - 4 dagen.

Voor nadere informatie raadpleeg Eurovet Nederland BV, Handelsweg 25, 5531 AE Bladel, Tel 0497 38 86 88

-ocr page 141-

Gastrointestinale aandoeningen bij de kat:
zijn katten anders dan honden?

R.M. BaW

Inleiding

Uitei
voord
praktij

Er zijn veel overeenkomsten tussen
het maagdarmkanaal van de kat en de
hond. Het wordt echter steeds duide-
lijker dat er ook belangrijke verschil-
len zijn die mogelijk van invloed zijn
op de
Pathogenese, diagnose en be-
handeling van intestinale aandoenin-
gen bij deze twee diersoorten. Deze verschillen omvatten on-
der andere relatief hogere aantallen bacteriën in de proximale
dunne darm van klinisch gezonde katten, in het bijzonder obli-
gaat anaërobe bacteriën (1) en een hogere darmpermeabiliteit
in vergelijking met die van de hond (2). Deze bevindingen heb-
ben gevolgen voor de diagnose van intestinale aandoeningen
en kunnen bijdragen aan de relatief veelvoorkomende darm-
ontstekingen (IBD, inflammatory bowel disease) bij katten,
welke vaak in combinatie voorkomen met ontstekingen van de
galgangen en/of de pancreas (3).

Dit artikel gaat in op de verschillen die van belang zijn voor de
diagnose en de behandeling van de gastrointestinale aandoe-
ningen bij de kat.

Werkwijze diacnosti ek

De meeste katten met Gl-aandoeningen vergen uitgebreid
onderzoek aangezien ze bepaalde verschijnselen erg goed kun-
nen verbergen en omdat ze meestal worden aangeboden in de
chronische fase (>drie weken). Niet-invasieve diagnostiek van
darmaandoeningen is moeilijker bij de kat dan bij de hond, zo-
dat men sneller tot het nemen van biopten voor histologisch
onderzoek overgaat om enige vooruitgang in de diagnose te
boeken. Net als bij de hond is het primair onderscheid maken in
dunne- of dikke-darm-diarree van belang.
Een minimaal aantal gegevens uit het bloedonderzoek,
FeLV/FlV testen, urine- en fecesonderzoek is in de beginfase
handig om darmparasieten, systemische of metabole aandoe-
ningen te onderzoeken. Het bloedonderzoek is enerzijds be-
doeld om een mogelijke oorzaak te vinden, anderzijds nodig
om te controleren of de diarree systemische gevolgen heeft ge-
had (laag albumine. Na-, K-veranderingen). Het uitvoeren van
een bacteriologisch onderzoek is alleen geïndiceerd als er
sprake is van heftige, acute hemorrhagische gastro-enteritis of
bij aanwijzingen voor sepsis. Serum T4 moet altijd worden be-
paald bij oudere katten, omdat de Gl-afwijkingen bij hyperthy-
reoïdie erg lijken op die van IBD en overeenkomen met afwij-
kingen die optreden bij exocriene pancreas insuflficiëntie
(EPI).

Sinds kort is de diagnose van EPI bij de kat niet meer zo moei-
lijk, omdat er nu ook voor deze diersoort gevoelige, specifieke

\' Roger M. Bau. BVSc. MSc. PhD. MRCVS, DACVIM-CA. Leicestershire. UK.
Proceedings I8th American College of Veterinär}\' Internal Medicine (ACVIM).
Seattle 2000.

testen zijn ontwikkeld, helaas alleen beschikbaar in USA! EPI
komt minder vaak voor bij de kat, maar de frequentie wordt
mogelijk onderschat doordat de klinische verschijnselen een
grote variatie vertonen en doordat een non-invasieve dia-
gnostiekmethode moeilijk was te ontwikkelen. Overeenkom-
stig met de hond, is er nu een feline serum trypsine-like immu-
noreactivity test (fTLI) beschikbaar, wat een specifieke test is
voor feline EPI en relatief eenvoudig in gebruik is. Een kat
hoeft niet nuchter te zijn bij gebruik van deze test, omdat voed-
sel blijkbaar geen veranderingen teweeg brengt in de fTLI-con-
centraties, tenminste bij gezonde katten (4,5). Een fors ver-
laagde concentratie fTLI (< 8ug/L) is suggestief voor EPI
(4,5), terwijl een hoge concentratie (>60 ug/L) een aanwijzing
kan zijn voor pancreatitis.

h

\'Indirecte onderzoeken voor de diagnostiek

ran intestinale aandoeningen

Voortgezet diagnostisch onderzoek omvat indirecte beeldvor-
ming en onderzoek van beschadigingen van de darm. Echo-
grafie van de buik is veel gevoeliger dan röntgenologie om
darmafwijkingen te laten zien, en kan gebruikt worden om kat-
ten met infiltratieve veranderingen in de darm die verband hou-
den met IBD of met neoplasieën te identificeren. Er wordt
sinds kort gebruikgemaakt van plastic korrels die met barium
zijn geïmpregneerd (BIPS) om de maaglediging en darmpa.s-
sage te beoordelen. Nadeel is dat er een erg grote individuele
variatie in Icdigingstijd en passagesnelheid bestaat. Ook wor-
den ze gebruikt om partiële G1-obstructies op te sporen.
Het meten van foliumzuur en cobalamine (vitamine Bjj) con-
centraties kan in het begin behulpzaam zijn bij het non-inva-
sieve onderzoek van darmbeschadiging bij de hond. Echter bij
de kat hebben concentraties van deze vitaminen een erg ruime
variatie en hun klinische waarde is daardoor beperkten Folium-
zuur en cobalamine komen beide in voldoende grote hoeveel-
heden in commercieel kattenvoer voor, zodat het ontstaan van
deficiënties door tekorten in de voeding erg onwaarschijnlijk
is. Gezonde katten hebben opvallend hogere concentraties foli-
umzuur in hun serum dan gezonde honden, wat wordt weerge-
geven door de hogere aantallen bacteriën in het voorste ge-
deelte van de dunne darm bij katten. Het is mogelijk dat de
serum foliumzuurconcentratie vermindert wanneer de proxi-
male dunne darm significant is beschadigd, waardoor er mal-
absorptie van foliumzuur optreedt. Bij katten worden subnor-
male concentraties van foliumzuur in het serum vaak in ver-
band gebracht met duidelijke morfologische abnormaliteiten
in de dunne darm, in het bijzonder bij IBD.
Katten met EPI hebben vaak lage serum foliumzuurconcentra-
ties, wat doet vermoeden dat EPI samen voorkomt met dunne
darmafwijkingen. Dit komt zelden voor bij honden met EPI.
Subnormale concentratie van cobalamine in het serum kan bij
katten met EPI of met IBD voorkomen. Uitputtingsmechanis-
men van cobalamine bevatten onder andere een tekort aan in-
trinsieke factoren die geassocieerd zijn met EPI, binding van

-ocr page 142-

cobalamine aan een groot aantal intestinale bacteriën of malab-
sorptie in het distale deel van de dunne darm. Bij deze patiën-
ten moet parenteraal cobalamine worden toegediend, omdat
cobalaminedeficiëntie een rol kan spelen in de intestinale dys-
functie.

Bij honden kunnen hoge serum foliumzuurconcentraties en/of
verlaagde serum cobalamineconcentraties een indicatie zijn
voor SIBO, maar het is twijfelachtig of dit syndroom ook bij
katten voorkomt. De dual sugar absorption test (DSA) voor in-
testinale permeabiliteit omvat het bepalen van lactose en rham-
nose excretie in de urine gedurende vijf uur na orale toedie-
ning. De lactose/rhamnose excretie ratio is een gevoelige
indicator om de mate van darmbeschadigingen te bepalen en
heeft bewezen een bruikbare test te zijn bij de hond. Echter, ge-
zonde katten hebben een erg hoge permeabiliteit in vergelij-
king met honden en katten met Gl-ziekten; ze halen vaak uit-
slagen die binnen de normaalwaarden liggen. Door deze
verminderde gevoeligheid is deze test van minder waarde voor
katten. Het met intervallen meten van waterstof in de adem-
lucht na orale toediening of na een maaltijd van een suikerop-
lossing wordt van origine gebruikt voor de diagnose van kool-
hydraatmalabsorptie bij de mens en de hond maar het kan ook
SIBO opsporen en de oro-cecale transmissietijd bepalen.
Waterstof wordt geproduceerd door bacteriën in de darmen,
geabsorbeerd en uitgescheiden met de ademhaling. Bij honden
is een vroege piek een aanwijzing voor SIBO, terwijl een late
piek een indicatie is voor malabsorptie als de koolhydraten in
contact komen met de dikke darmflora. Interpretatie van deze
test is bij de kat moeilijker, omdat klinisch gezonde katten een
patroon kunnen laten zien dat verwacht kan worden bij SIBO,
waarschijnlijk door de grote aantallen bacteriën in de dunne
darm. Dit kan de interpretatie van de lactulose-adem-waterstof
test belemmeren, die gebruikt werd bij de kat om de oro-cecale
transmissietijd te bepalen.

Directe onderzoeker] om intestinale ziekten te diagnostiseren
Het histologisch onderzoek van darmbiopten, die verkregen
zijn door endoscopie of door laparotomie, maakt een directe
vaststelling van intestinale aandoeningen mogelijk. Dit is
vooral bij de kat belangrijk, vanwege het algemeen voorko-
men van IBD bij deze diersoort. Echter, deze benadering
leent zich goed voor de classificatie van intestinale ziekten
door histologisch onderzoek, maar is niet bruikbaar voor een
classificatie op basis van oorzaak. Histologisch onderzoek
laat de reactie van de darm (bepaald type ontstekingsreactie)
zien, maar niet altijd de oorzaak. Dit is een duidelijke tekort-
koming om op basis van het histologisch onderzoek darm-
aandoeningen effectief te behandelen. Bij laparotomie wor-
den op verschillende plaatsen van het maagdarmkanaal
biopten genomen. Als de lever en de pancreas afwijkingen
vertonen, dan zouden ook van deze organen biopten geno-
men moeten worden. Aspiratie van duodenumvloeistof om
te gebruiken voor bacteriologisch onderzoek is minder
bruikbaar bij de kat dan bij de hond, vanwege de grote anaë-
robe flora die normaal aanwezig is bij de kat (wat dus kweek-
technisch problemen geeft).

Inderdaad is het tegenwoordig bekend dat katten met aanwij-
zingen in de richting van intestinale ziekten eerder minder
dan meer bacteriën in de dunne darm hebben dan voorheen
was verwacht. Het klinische belang van dit gegeven is niet
helemaal duidelijk, alhoewel het wel de gedachte onder-
steunt dat SIBO bij katten niet als een klinisch syndroom
voorkomt. De mogelijkheid dat de bacteriële flora in de
dunne darm van katten mogelijk direct verantwoordelijk is
voor de relatief hoge permeabiliteit bij normale katten,
wordt teniet gedaan doordat er geen significante verandering
te zien is in de permeabiliteit na een antibioticatherapie.
Echter, deze flora schijnt een effect te hebben op het opper-
vlak van de mucosa, het reduceert de toch al lage activiteit
van de disaccharidasen. Het is waarschijnlijk dat deze bacte-
riën ook een intraluminaal effect hebben zoals metabolisme
van macronutriënten en essentiële nutriënten zoals taurine.

Beschrijving van enkele darmaandoeningen bij de kat.
Darmontstekingen (IBD) zijn de meest voorkomende afwij-
king van de darmen bij de kat. Dit is echter meer een histologi-
sche benadering dan een bestaande aandoening en het be-
schrijft de infiltratie van de intestinale mucosa met ontste-
kingscellen of met immuuncompetente cellen. Alleen de
dunne darm kan hierbij betrokken zijn, maar ook de maag
en/of het colon kunnen aangetast zijn. Histologische classifica-
tie is gebaseerd op de aanwezigheid van het dominerende cel-
type (vaak lymfocytair-plasmacytair, soms eosinofiel, zelden
granulomateus). De cellulaire infiltratie kan representatief zijn
voor een niet-specifieke immunologische respons op verschei-
dene intraluminale antigenen, waaronder parasieten, bacteriële
pathogenen, de eigen bacteriële flora en antigenen in het dieet.
Het is onbekend of de reactie wordt veroorzaakt door interfe-
rentie met de mucosabarrière of door een defect in de immuno-
logische tolerantie van de mucosa. Echter, een relatief per-
meabele dunne darm met een groot aantal bacteriën zijn
kenmerken van de normale kat, wat deze soort in het bijzonder
gevoelig kan maken voor IBD. De meest voorkomende klini-
sche verschijnselen zijn braken en vermageren. Diarree komt
minder vaak voor. Hematologische en biochemische verande-
ringen zijn niet constant. Katten met eosinofiele enteritis heb-
ben vaak een perifere eosinofilie, maar niet altijd. Echografie
van het abdomen kan eventueel afwijkingen in de darmen laten
zien zoals een slecht omschreven wand, focale verdikkingen en
vergrote, abnormale mesenteriale lymfeknopen. Een defini-
tieve diagnose wordt gesteld door een histologisch onderzoek
van darmbiopten.

Het is belangrijk om aan milde lymfocytaire-plasmacytaire in-
filtraties niet te veel waarde te hechten. Indien mogelijk, zou
men bekende oorzaken van darmontstekingen moeten vaststel-
len en elimineren met name parasieten, bacteriële antigenen,
retrovirale infecties en voedselallergieën.
Voordat men het invasieve onderzoek begint, is het raadzaam
middels een streng eliminatiedieet voedinggerelateerde pro-
blemen te onderzoeken. Dieetovergevoeligheden worden ver-
oorzaakt door voedselallergieën (met een bewezen immunolo-
gische basis) of door voedselintoleranties (onbekend mecha-
nisme). Dieetindiscretie komt bij katten zelden voor. De echte
incidentie van dieetgerelateerde intestinale ziekten bij katten is
niet bekend, dit komt doordat een exacte diagnose moeilijk te
stellen is, maar er komt steeds meer bewijs dat dit vaker voor-
komt dan dat nu gedacht wordt. Opvallend is dat de combinatie
van dermatologische en gastro-intestinale overgevoeligheden
zelden voorkomt. Overgevoeligheid voor voedselbestanddelen
kan men vaststellen door gedurende vier tot zes weken een eli-
minatiedieet en dan observeren of bepaalde klinische afwijkin-
gen verdwijnen, en weer verschijnen na provocatie.
De ideale situatie om voedselallergieën aan te tonen, is om in-
testinale veranderingen aan te tonen aan de hand van objectieve
criteria. Dit zou echter betekenen dat er herhaaldelijk intesti-

-ocr page 143-

nale biopten moeten worden genomen omdat er nog geen be-
trouwbare non-invasieve methoden zijn om een voedselaller-
gie aan te tonen. Dit is een wat belastende manier van onder-
zoeken.

Behandelen van intestinale ziekten

Dieettherapie

Van een behandeling bij maagdarmziekten wordt het meeste
efFect verwacht als ze wordt gecombineerd met een dieetthera-
pie. Een dieet gebaseerd op introductie of uitsluiting van een
bestanddeel kan genezend werken bij katten met een voedsel-
overgevoeligheid. Het eliminatiedieet moet voedzaam genoeg
zijn en gegeten worden door de patiënt en het moet een nieuwe
hoog verteerbare eiwitbron (gebaseerd op dieetanamnese) heb-
ben, zoals hertenvlees, eend of kip in combinatie met een hoog
verteerbare koolhydratenbron, bijvoorbeeld rijst. Een testperi-
ode van drie a vier weken moet genoeg zijn. Ideaal zou zijn dat
opeenvolgende proeven worden gedaan om potentiële aller-
gie(n) vast te stellen (challenge), maar dit is niet altijd uitvoer-
baar. Dieettherapie is hoofdzakelijk gebaseerd op succesvolle
hypoallergene diëten en het is noodzakelijk dat deze diëten alle
benodigde bestanddelen bevatten, voedzaam zijn en strikt ge-
handhaafd worden. Voor de kat geldt een sterk argument om
commerciële diëten te gebruiken.

Uitsluitings- of beperkt-antigeen diëten kunnen goede alge-
mene diëten voor de kat met IBD zijn, omdat ze de antigenen-
druk kunnen verminderen of modificeren in een mucosa die
mogelijk al meer permeabel is door laesies. Complexe diëten,
bestaande uit intacte proteïnen, kunnen de voorkeur hebben
boven het geven van diëten die gebaseerd zijn op gezuiverde
aminozuren, omdat intacte proteïnen effectiever zijn in het sti-
muleren van de groei en het onderhouden van de integriteit van
de mucosa. Sommige onderzoekers raden aan om de nieuwe
eiwitbron in het dieet na zes weken therapie te veranderen om
een verkregen overgevoeligheid en een vertraging in het herstel
van IBD te voorkomen.

het toedienen van immuunsuppressieve medicijnen. Het oraal
toedienen van prednisolon kan effectief in een dagelijks dose-
ring van 1-2 mg/kg gedurende twee tot vier weken, samen met
een therapeutisch dieet. Het wordt in een steeds lagere dosering
gegeven, maar het kan nodig zijn om een hogere dosis te geven
voor een langere periode, bij katten met ernstige aandoeningen
en bij katten met eosinofiele enteritis of bij een hypereosinofiel
syndroom. Cytotoxische therapie met cyclofosfamide (50
mg/m^ oraal, vier opeenvolgende dagen iedere week wordt
vaak aangegeven maar eens per drie weken 200mg/m geeft
minder kans op hemorrhagische cystitis) of met azathioprine
(0,3-0,5 mg/kg oraal om de 48 uur) is ook gebruikt bij katten
die niet reageren op prednisolon; men moet niet vergeten dat
katten erg gevoelig zijn voor de bijwerkingen van azathioprine.
Therapie met antibiotica kan de reactie op antigenen van bacte-
riën en hun producten reduceren, alhoewel dit controversieel is.
Metronidazol (10-15 mg/kg per 8 of 12 uur) is met succes ge-
bruikt, maar het is niet duidelijk of het nuttig effect schuilt in de
immunoregulerende activiteit of komt door een anaërobe anti-
bacteriële activiteit.

Bij colitis is het eerst aangewezen middel sulfasalazine (10-20
mg/kg per 24 uur). Dit medicijn moet met beleid gebruikt wor-
den bij de kat vanwege de mogelijk toxiciteit voor het salicyl-
deel.

Cobalaminedeficiëntie kan de reactie op de behandeling van
katten met EPl en met heftige IBD verzwakken. Als de cobala-
mineconcentraties in het serum laag zijn, moeten katten behan-
deld worden met cyanocobalamine 100-250 pg SC, in het be-
gin één keer per week gedurende zes tot acht weken en
vervolgens op basis van de serumconcentraties.

Literatuur

Op aanvraag.

Vertaling: Cathinka Verschoore

Met dank aan drs. R. van Noort voor beoordeling en aanvul-
ling.

Therapie gebaseerd op medicijnen

Behandelen van idiopathische IBD houdt over het algemeen in

UKG-onderzoek naar allergie bij katten

Het promotie-onderzoek van dr. Petra
Roosje (november 2002) heeft sterke
aanwijzingen opgeleverd voor het be-
staan van atopische dermatitis bij de
kat. In een vervolgonderzoek zal wor-
den gekeken naar ten eerste de aanwe-
zigheid van beschermende dan wel in-
ducerende glycoproteïnen (cytokinen)
in het bloed en ten tweede het therapeu-
tisch effect van cyclosporine A bij dit type patiënt. Insluitcriteria
(dus voorwaarden waaraan katten moeten voldoen, voordat ze in
het project kunnen participeren) zijn:

- een met jeuk gepaard gaande, niet seizoensgebonden dermati-
tis;

- geen respons op een zelfbereid hypoallergeen dieet (dus bij-
voorbeeld op basis van struisvogel-, lams- of paardenvlees af-
hankelijk van de anamnese) gedurende minimaal zes weken;

- een volwaardige vlooienbestrijding gedurende minimaal zes

Berichtet

verslagen

weken voorafgaand aan verder onderzoek;
- (tijdelijk) effect van toegediende corticosteroïden.
Eigenaars moeten met een tussentijd van één maand tweemaal bij
de afdeling dermatologie komen voor een bloedonderzoek (inclu-
sief IgE-bepaling) cn klinische evaluatie; bij de eerste keer worden
tevens huidbiopten genomen. Voor de genoemde onderzoeken en
dc medicijnen worden geen kosten doorberekend; eigenaars be-
hoeven alleen het eerste consult ad € 38,- te betalen.

Voor nadere inlichtingen of aanmelden van patiënten kunt u con-
tact opnemen met:

• dr Marinus Wisselink: per e-mail: m.a.wisselink@vet.uu.nl
of telefoon (030) 2531483: elke dinsdag van 15.30-J6.30 uur

• dr Lene Boysen: per e-maU: l.boysen(^vet.uu.nl of telefoon
(030)2531624.

• dr Ton Willemse: per e-mail: a.willemse@vet.uu.nl of telefoon
(030) 253168J: elke maandag van J2.00-J3.00 uw:

Wij danken u bij voorbaat voor uw medewerking.

-ocr page 144-

De AUV Veterinaire Mediatheek heeft weer een groot
aantal nieuwe videobanden en cd-roms aan haar assorti-
ment toegevoegd. Hierover kunt u via de VPl al geïnfor-
meerd zijn, maar ook via het Tijdschrift voor Diergenees-
kunde willen we dit graag mededelen.

De winterperiode is uitermate geschürt voor voorlichting
aan cliënten of cursisten. Daarbij zou onze videoabanden en
diaseries goede diensten kunnen bewijzen. Voor de zelfstu-
die hebben wij nu een 25-tal cd-roms in onze mediatheek,
die geregeld worden besteld. De belangstelling hiervoor lijkt
een bewijs voor de juistheid om dit medium in onze media-
theek op te nemen. U kunt uw bestellingen plaatsen door met
de AUV te bellen en het artikelnummer (te vinden onder
\'Diversen\' in de VPK) door te geven aan de dames van de or-
derverwerking. Voor vragen kunt u terecht bij Jaap Schep,
(0485) 335555, die vrijwel alles van de mediatheek weet. En
als u een abonnement heeft op onze mediatheek, dan kunt u
een heel jaar lang gratis over al het materiaal beschikken.
Ook horen wij van u graag suggesties over aan te schaffen
materiaal, zodat wij ons bestand kunnen optimaliseren.

Nieuwe videobanden

Contagious Bovine Pleuro-Pneumonia. Longziekte

Een tropische ziekte bij runderen, veroorzaakt door een
Mycoplasma. Grote economische schade ontstaat door deze
aandoening, die zich door contact verspreidt. In de droge ge-
bieden in Afrika, rondom de evenaar, is deze aandoening van
grote betekenis, mede door de wijze van het houden van de
dieren.

Mediatheeknummer: A 142

Keizersnede bij het (Vlees)Rund

Een film, geproduceerd door onze zuiderburen, waarin prof
dr. A. de Kruif toont, op welke wijze door hen de keizersnede
wordt toegepast bij vleesrunderen. De verschillen, inet de bij
ons gebruikelijke methode bij melkvee, komen duidelijk in
deze film tot uiting.
Mediatheeknummer: A 143

Rift Valley Fever

Een tropische ziekte, die met bloedingen en leverbeschadi-
gingen gepaard gaat bij herkauwers.
Deze aandoening, die wordt overgebracht door muskieten,
komt nu in heel Afrika voor en veroorzaakt grote econotni-
sche schade. Bovendien is deze ziekte een zoönose en er
geldt in Nederland een aangifteplicht.
Mediatheeknummer: A 144

Lumpy Skin Disease

Een virale aandoening bij rundvee, waarbij vooral HF- en
FH-dieren gevoelig blijken te zijn. De aandoening komt voor
in Afrika. De aandoening uit zich door knobbelvorming in
en onder de huid en verder in lymfklieren, uier, spenen en

vulva. In de knobbels treedt necrose op, zodat ook grote
open wonden kunnen ontstaan. Stekende vliegen zorgen
voor verspreiding.
Mediatheeknummer: A 145

Besnoitiosis

Een protozoaire aandoening, die over de hele wereld voor-
komt, en als hoofdsymptoom het ontstaan van een \'olifan-
tenhuid\' heeft. Weer wordt de aandoening door stekende
vliegen overgebracht en veroorzaakt grote economische
schade. Een vaccin, bereid uit een antilopenstam, geeft
goede preventiemogelijkheden.
Mediatheeknummer: A 146

Bovine Malignant Catarrhal Fever, Boosaardige Catarrhaal
Koorts (BCK)

Deze aandoening, die bij ons gerelateerd wordt aan schapen,
wordt in Afrika verbonden aan het Wildebeest. Een lage
morbiditeit en een hoge mortaliteit zijn kenmerkend. De
symptomen hoge koorts, ontsteking van neus-, mond- en
oogslijmvlies zijn evident. Neurologische aandoeningen,
blindheid en ademnood zijn verdere symptomen.
Mediatheeknummer: A 147

Lameness Management in the Dairy Herd (deel i)

Deze filin uit Nieuw-Zeeland laat een rnanier van klauwver-
zorging zien, die nogal verschillend is van de manier zoals
die in ons land wordt uitgevoerd. Ook wordt gebruikgetnaakt
van een aantal instrumenten die bij ons niet gebruikelijk
zijn.Trauma door stenen blijken vaak een oorzaak van
klauwproblemen in Nieuw-Zeeland te zijn. Veel aandacht
wordt gegeven aan de witte lijn en de mediale groeve van de
klauw.

Mediatheeknummer: A 148

Lameness Management in the Dairy Herd (deel 2)

De manier van vee houden in Nieuw-Zeeland is een belang-
rijke reden voor het ontstaan van kreupelheden. De conditie
van de lange looppaden naar de melkstal, de wijze van drijven
van de dieren, de vorm van de wachtruimten voor de tnelkstal
en de omgang met de dieren spelen hierbij een grote rol.
Mediatheeknummer: A 149

Een Varken heeft vele Gezichten (De Varkensdokter)

Een film, geproduceerd in opdracht van de Groep Genees-
kunde van het Varken, waarin het beroep van varkensdieren-
arts voor leerlingen en studenten goed in beeld wordt ge-
bracht. Een varkensdierenarts bekleedt een noodzakelijke
plaats in de varkenssector.
Mediatheeknummer: A 150

Duurzame Varroa Bestrijding

De meest actuele wijze om de mijt bij bijen te bestrijden
wordt in deze film duidelijk weergegeven. Er wordt geen ge-
bruik gemaakt van bestrijdingsmiddelen, maar van een bio-
logische methode. Darrenbroed speelt hierbij een belang-
rijke rol. De methode vereist inzicht en maakt het opstellen

Nieuws van de AUV Veterinaire Mediatheek

-ocr page 145-

van een schema noodzakehjk om de bestrijding effectief te
laten zijn.

Mediatheeknummer: A 151
Proactieve Pijnbestrijding

Pijnbestrijding bij dieren is een hedendaags onderwerp en
wordt nu, ook bij dieren, als normaal en ethisch noodzakelijk
ervaren. Het fysiologische proces omtrent pijn wordt uitvoe-
rig behandeld. Daarnaast wordt de uitvoering van pijnbe-
strijding bij dieren beargumenteerd en toegelicht.
Mediatheeknummer: A 152

Kinderen en Honden

Kinderen zijn vaak slachtoffer van hondenbeten. De aspec-
ten die een rol spelen bij het contact tussen kinderen en hon-
den worden in deze film behandeld. Aan kinderen wordt ge-
leerd het gedrag van honden te begrijpen. Een goede film
voor Dierendag op school.
Mediatheeknummer: A 153

De Socialisatie van de Hond

Een film over de opvoeding van de hond, waarbij rekening
wordt gehouden met de specifieke eigenschappen van het
ras. Vooral een goede, informatieve film voor de nieuwe
hondenbezitters en hun huisgenoten.
Mediatheeknummer: A 154

Nieuwe cd-roms

Understanding Dental Hygiëne

Deze cd-rom is, ook voor de dierenartsassistent, heel in-
formatief over alle aspecten van de hygiëne van het gebit
bij hond en kat. Ook het instrueren van de eigenaar wordt
behandeld.

Mediatheeknummer: C 11

Introduction to Flexible Endoscopie

De grondbeginselen voor het gebruik van de llexibele en-
doscoop wordt, met goede instructie, getoond. Hierbij
wordt gebruik gemaakt van foto\'s, geluids- en video-opna-
mes.

Mediatheeknummer: C 12
Upper Cl Endoscopie

Het \'voorste\' deel van het spijsverteringsapparaat wordt,
met behulp van multimedia, op deze schijf getoond. Ook
het op de juiste wijze manipuleren met de endoscoop
krijgt de nodige aandacht. Tenslotte worden drie interac-
tieve \'case-studies\' opgevoerd om de nodige ervaring op te
doen.

Mediatheeknummer: C 13

Upper Airway Examination of the Performance Horse

De voorste luchtwegen zijn het onderwerp van studie op
deze schijf Neus, neusholte, naso-pharynx, larynx en
luchtzak zijn hiervan de onderdelen. Anatomie, fysiologie,
patho-fysiologie en therapie komen hier bij ter sprake.
Tenslotte nog een vijftal patiënten om te \'proberen\'.
Mediatheeknummer: C 14

Case Discovery Serie

Een serie van zes cd-roms met een patiëntencasus. Be-
nauwdheid bij de kat, jeuk bij de hond, icterus bij de kat,
vermageren bij de hond, kreupelheid bij de hond en blind-
heid bij de kat zijn de onderwerpen. Diagnostische en the-
rapeutische kennis kan worden getoetst en, mogelijk, ver-
beterd.

Mediatheeknummer: C 15

The Practitioners Guide to Equine Dermatologie

Een schijf met een opsomming van de meeste dermatolo-
gische aandoeningen bij paarden. 170 kleurenfoto\'s zijn,
met beschrijvingen, op deze schijf samengebracht. Het ge-
lijknamige boekwerk is bij uitstek geschikt voor praktise-
rende dierenartsen. Het is het werk van collega Marianne
Sloet van Oldruitenborgh-Oosterbaan.
Mediatheeknummer: C 16

Help! Ik ben bang voor onbekende geluiden

Een cd-rom om huisdieren, en vooral de hond, te laten
wennen aan onbekende geluiden. Hiermee kan men probe-
ren paniekreacties te voorkomen. Vooral voor pups is deze
cd-rom geschikt. Ook is de cd-rom goed voor oudere hon-
den die een bepaald geluid associëren met minder prettige
ervaringen. Vuurwerk, kinderen, verkeer, huisgeluiden,
onweer en landelijke geluiden behoren tot het assortiment.
Mediatheeknummer: C 17

Birds of Prey

Specialistische kennis over de valkerij en de dieren is op
deze schijf beschikbaar Anatomie, klinisch onderzoek,
orthopedie en radiologie krijgen uitgebreid aandacht. Veel
beeldmateriaal is op deze cd-rom beschikbaar Ook de me-
dicatie voor deze speciale vogels wordt behandeld.
Mediatheeknummer: C 18

Guide to Ectoparasites in Pets

De ectoparasieten van kat en bond worden behandeld en
getoond. De technieken voor een juiste diagnosestelling,
de therapie, de klinische beelden en de gevallen van zoö-
nosen krijgen aandacht.
Mediatheeknummer: C 19

Practical Aspects of Immunity

Alle aspecten die verband houden met immuniteit worden
hier behandeld, zoals actieve en passieve immuniteit, im-
muniteit uitgedrukt in waarden, de duur van de immuniteit
en de positieve en negatieve effecten bij immunisatie.
Mediatheeknummer: C 20

Practical Aspects of Vaccinology

Alles wat met vaccins en vaccinatie te maken heeft wordt
op deze schijf behandeld, zoals de geschiedenis van vacci-
natie, types vaccins, adjuvantia, toedieningswijze, vacci-
natiestrategieën, regelgeving, productie, en de redenen
waarom vaccinaties kunnen falen.
Mediatheeknummer: C 21

Animal Handling and Restraint

Hoe kun je veilig en diervriendelijk een hond en kat fixe-
ren? Dat zijn de onderwerpen op deze cd-rom. Ook het
fixeren in bijzondere omstandigheden krijgt aandacht zo-
als fixatie bij rectaal onderzoek, bij het maken van rönt-
genfoto\'s, bij het geven van injecties en bij bloedafname.
Mediatheeknummer: C 22

-ocr page 146-

De redactie ontving onderstaande vraagstelling uit de
praktijk en vond dr. P.L.A.M. Vos (Hoofd afdeling
Gezondheidszorg Landbouwhuisdieren, Afdeling Her-
kauwersgezondheidszorg), bereid deze te beantwoorden.

Vraag:

•Van het medicijn oestradiol-17ß
wordt wel aangegeven dat het ge-
bruikt kan worden om de melkpro-
ductie van zeer hoogproductieve
koeien te verminderen om zo het
droogzetten te vereenvoudigen. Wat
zijn de kansen op bijwerkingen
(abortus van het kalf, beenmerg-
suppressie)?

• Sommige koeien met een pyometra reageren niet op de gang-
bare behandeling met prostaglandines. Wat zijn alternatie-
ven? Van oestradiol wordt wel aangegeven (bijsluiter) dat het
ingezet kan worden voor de behandeling van pyometra bij het
rund. Wat is de dosering en wat is de kans op succes?

Antwoord:

Het vlot en effectief kunnen droogzetten van hoogproduc-
tieve melkkoeien wordt regelmatig als een (bedrijfs-)pro-
bleem vanuit de praktijk gemeld. Naast het zoeken van een
adequaat antwoord voor dit probleem, dat mijns inziens na-
drukkelijk gezocht moet worden in het bedrijfsmanagement
door op tijd adequate en gerichte aanpassingen in de voeding
door te voeren, worden inderdaad oestrogenen in de praktijk
(wisselend) toegepast als (mogelijke) ondersteunende/aan-
vullende \'therapie\' om selectief hoogproductieve (persis-
tente) melkkoeien \'vereenvoudigd\', maar geforceerd, droog
te zetten. De achtergrond voor dit effect moet gezocht wor-
den in de centrale onderdrukking (via het endocrien geregu-
leerde negatieve feedbackmechanisme) na toediening van
hoge, a-fysiologische oestrogenenconcentraties op het ni-
veau van het hypothalamus-hypofysesysteem. Naast de fysi-
ologische productie van oestradiol-17ß onder invloed van de
gonadotrofe hormonen FSH en LH in de membrana granu-
losa cellen van ovariële (pre-ovulatoire) follikels spelen
vooral de afgegeven hoeveelheden oestrogenen, die tijdens,
maar met name aan het einde van de graviditeit door de pla-
centa worden gesynthetiseerd, een belangrijke rol in de ont-
wikkeling en groei van de melkklier.

Endocriene mechanisme

Om een goed oordeel te kunnen vormen over deze toepas-
sing van oestrogenen is het dus noodzakelijk om het endo-
criene mechanisme, dat van invloed is op de toename en/of
het onderhoud van de (op gang gekomen = \'lactogenese\')
melkgift (de \'galactopoiëse\') nader te bestuderen. De endo-
criene organen die van invloed zijn op het uierweefsel zijn de
hypothalamus (Releasing Hormones, GnRH, GHRH,
Thyriotroop releasing hormone (TRH), prolactin-inhibiting
factor (dopamine)), de
hypofyse (FSH, LH, TSH, ACTH,
prolactine, groeihormoon (GH), oxytocine), de
ovaria (oes-
trogenen en progestagenen), de
placenta (oestrogenen, pro-
gesteron),/jawcrea.v (insuline), de
bijnierschors (glucocorti-
coïden
(Cortisol)), het bijniermerg (epinephrine,
nor-epinephrine) en de
schildklier (T3/T4).
Samengevat kunnen de volgende functies aan de belangrijk-
ste hormonen worden toegekend: Prolactine = initiatie en
onderhoud (vooral in het begin) van de lactatie; GH = stimu-
latie en onderhoud van de melkproductie; glucocorticoïden
= stimulerend effect op de lactogenese; thyroxine = eiwit-
synthese en melkhoeveelheid; prolactin-inhibiting factor =
remming prolactine release; oestradiol/progesteron = diffe-
rentiatie van de melkklier; progesteron = (niet absolute) rem-
ming van de lactogenese.

Vraa

antwoor

Lactogenese

Bij het droogzetten van koeien gaat de aandacht vooral uit
naar het proces van \'galactopoiëse\'. Voor het juiste overzicht
toch eerst enige informatie over de \'lactogenese\'.
De lacto-
genese,
het differentiatieproces, waarbij de alveolaire cellen
omvormen tot melkproducerende cellen, start tijdens de
dracht, waarbij de toenemende groei van het uier met name
toe te schrijven is aan het samenspel van de toegenomen se-
cretie van oestrogenen (vanuit de placenta) en progesteron
(door het corpus luteum en vanuit de placenta).
De lactogenese kan in twee stadia worden verdeeld:
lactoge-
nese-J,
waarin een eerste enzymatische en cytologische dif-
ferentiatie van de alveolaire cellen plaatsvindt;
lactogenese-
2, het stadium dat kort ante-partum begint, en een sterke
toename betekent van de productie van \'melkfactoren\'.
Prolactine speelt in dit stadium een sleutelrol. Oestrogenen.
de oestrogeenconcentratie in het bloed neemt sterk toe aan
het eind van de dracht, stimuleren (via het zogenaamde \'po-
sitief feedback mechanisme\') 1. de secretie van prolactine,
2. een toename van het aantal prolactine-receptoren in de ui-
ercellen en dus de melksecretie. De \'plots\' sterke toename
van de melkproductie kan te wijten zijn aan het samenspel
tussen, enerzijds een sterk toegenomen stimulatie door pro-
lactine en glucorticoïden
(Cortisol), en anderzijds aan het
wegvallen van het inhiberende effect van progesteron op de
melksecretie (door het \'luteolytische effect\' van PGF2a dat
vanuit de uterus (endometrium- cellen) wordt afgegeven in
respons op de door de vrucht zelf in gang gezette cascade
middels de \'ACTH-cortisolafgifte\' ter initiatie van de par-
tus). Verder valt er een piek in de GH-hormoonbloedspiegel
waar te nemen rondom de partus: de werking van GH berust
waarschijnlijk op de redirectie van nutriënten richting het
uier ten behoeve van de melksynthese.
Zodra de melkgift op gang is gekomen wordt de rol van pro-
lactine (althans bij het rund) minder belangrijk. Wel is het zo
dat tijdens het regelmatig melken via sensorische prikkels
naar de hypothalamus de synthese van dopamine (remt de
prolactine-afgifte) wordt geïnhibeerd, en de afgifte van het
Vasoactive Intestinal Peptide (VIP, vanuit de Nucleus
Paraventricularis; stimuleert de prolactine-afgifte) wordt ge-
stimuleerd. De prolactine-afgifte, volgend op mammaire sti-
mulatie, neemt uiteindelijk af gedurende de lactatieperiode.

Bijwerkingen oestradiol-iyß en alternatieven voor
prostaglandines

-ocr page 147-

Melkafgifte laten stijgen en onderhouden

De galactopoiëse, het proces van laten stijgen en onderhou-
den van de melkgift, staat eveneens onder een complexe,
hormonale controle: GH, ACTH, glucocorticoïden, TSH en
T3 en T4, Insuline en Paraathormoon voor het stijgen en
onderhoud, en oxytocine voor de melkinjectie. Lage insul-
ineconcentraties lijken gunstig voor de galactopoiëse: door
verminderd gebruik van glucose door insuline afhankelijke
weefsels (het uierweefsel is insuline onafhankelijk) komt er
meer glucose beschikbaar voor de synthese van (melk-)lac-
tose. Lage insulineconcentraties hebben wel andere meta-
bole storingen tot gevolg, met name indien sprake is van de
\'negatieve energiebalans\' situatie. Tot slot (en hier niet uitge-
breid behandeld) hebben een groot aantal exogene factoren
invloed op de galactopoiëse: nutrionele factoren, omge-
vingsfactoren, metabole verstoringen (melkziekte, ketose,
\'fat cow syndrome\', retentio secundinarum/endometritis-
complex en de
melkfrequentie.

De factor \'melkfrequentie\' speelt een belangrijke rol bij het
droogzetten van koeien omdat deze factor direct een sterke
invloed heeft op het onderhouden en dus de totale melkgift
via een drietal mechanismen:

1. verlaging van intramammaire druk kan leiden tot een gro-
tere melkproductiesnelheid;

2. vaker melken geeft én stiniulatoir (deels hormonaal gere-
guleerd) effect op de melkgift én persistentie;

3. het frequent uitmelken kan een daling veroorzaken van de
negatieve feedback door intramammair aanwezige Inhibi-
toren van de melkproductie.

De laatste factor is nauw gerelateerd met de zogenaamde
\'melkejectie-reflex\', die nadat de melkproductie als een con-
tinu proces op gang is gekomen, in anatomisch-fysiolo-
gische termen als volgt gedefinieerd kan worden:
\'De reflectoire secretie van oxytocine vanuit de caudale
(neuro-) hypofyse volgend op onder andere stimulatie van
tepels en uier welke, hij het bereiken van de myo-epitheelcel-
len gelegen rondom de alveolen in het uier, leidt tot contrac-
tie van deze myo-epitheelcellen, waardoor er een verplaat-
sing van de tnelk vanuit het alveolaire deel naar de
cysternale ruimte in het uier plaatsvindt\'.
Ovariëctomie uitgevoerd tijdens een lopende lactatie had
geen effect op de geproduceerde hoeveelheid melk voor die
lactatie, vanzelfsprekend wel voor de volgende lactatie door
de onstane steriliteit! Bij toediening van oestrogenen nam
men een onderdrukking van de lactatie waar, primair door
een interactie met \'melkejectiereflex\'. Inderdaad is het be-
kend dat oestrogenen de lactatie kunnen onderdrukken bij
vrouwen die hun baby\'s niet natuurlijk willen voeden.

Directe risico\'s gering

Bovenstaande achtergrondinformatie verschaft de lezer in-
zicht in de processen gerelateerd aan de lacto-en galacto-
poïese, een complex proces waarop veel (endo- en exogene)
factoren van invloed zijn. Het toedienen van hoge en dus a-
fysiologische concentraties oestrogenen zullen een negatief
en dus onderdrukkend effect sorteren op het niveau van het
CZS/hypothalamus-hypofysesysteem. Vertaald vanuit expe-
rimentele condities (maar niet goed door veldstudies sta-
tistisch onderbouwd), vindt onder andere behandeling plaats
in een driedaags behandelingsschema waarbij 3 mg oestra-
diol-benzoaat per dag wordt toegediend. Beperkte praktijk-
ervaring (casuïstiek) leert dat er geen negatieve gevolgen
voor het voortbestaan van de graviditeit en/of vrucht gesig-
naleerd zijn met wel een gunstig
aanvullend en ondersteu-
nend
effect (dus naast andere genomen managementmaatre-
gelen) op het droogzetten van koeien. Het waarnemen van
schadelijke bijwerkingen als beenmergdepressie, maar ook
carcinogeniteit zijn bij
langdurig (maanden!) gebruik van
steroïden en dus ook bij het gebruik van oestrogenen gemeld
in de literatuur. De inschatting is hierdoor gerechtvaardigd
dat de directe risico\'s bij genoemde,
kortdurende toepassing
van oestrogenen gering zullen zijn.

Off-label use

Tot slot: in Nederland is geen enkel oestrogeenpreparaat de-
finitief geregistreerd voor het gebruik bij melkgevend rund-
vee (NL 1789; Fidin Repertorium). Bovendien bestaat er ook
geen voorlopige registratie voor deze indicatie! Toepassing
is dus \'off-label use\' (KKM en wachttijdenproblematiek).
Recente informatie leert dat het gebruik van oestrogenen
voor consumptiedieren (zeer waarschijnlijk) verboden zal
gaan worden. Het bekende oestradiol-benzoaat (5 mg/ml)
verkrijgt dan alleen een volledige registratie voor de dier-
soorten kat, indicatie \'ongewenste dekking\' (RegNL 01789,
0.01 mg/kg LG) en paard, merrie indicatie \'hengstig spuiten\'
(5 mg se). Overbodig te noemen zal zijn dat oestrogenen
(oestradiol-benzoaat) als UDD-preparaat voorlopig gere-
gistreerd staan en dus uitsluitend door de dierenarts toege-
diend dienen te worden.

Behandeling pyometra

Naast het gebruik van Prostaglandines (PGF2a) worden
oestrogenen inderdaad voor de behandeling van de pyometra
(persisterend Corpus Luteum) in de literatuur genoemd.
Tevens staat oestradiol-benzoaat voor deze indicatie ver-
meld in het Fidin Repertorium onder de kopje \'Indicaties\'.
Nadat het opstarten van de ovariële activiteit in de (vroege)
post-partum fase heeft geresulteerd in een ovulatie tijdens
het bestaan van een chronische endometritis, kan de situatie
van de pyometra ontstaan. De persistentie van een functio-
neel corpus luteum (CL), of beter het uitblijven van het lut-
eolytische signaal, is er de oorzaak van dat deze ongewenste
situatie in stand blijft. Het endogeen niet vrijkomen (en geen
synthese) van PGF2a uit het \'ontstoken\' endometrium wordt
gezien als de directe oorzaak voor het bestaan van deze situ-
atie. Het resultaat is een niet-tochtige koe die af en toe een
klein beetje kan witvuilen. Diagnostisch wordt deze situatie
nogal eens als lastig ervaren, met name door de verwarring
die kan ontstaan met een 40-70 dagen drachtige koe. Rectaal
echografisch onderzoek sluit op dit punt iedere verwarring
uit.

Prostaglandine-injectie

Standaard wordt een (herhaalde met 24 - 48 uur tussentijd)
Prostaglandine (PG) injectie als therapie genoemd ter induc-
tie van \'luteolyse\', het proces dat leidt tot de regressie van
het persisterende CL en dus het wegvallen van de bron van
de progesteronproductie. Door het wegvallen van de nega-
tieve feedback op het hypothalamus-hypofysesysteem wordt
de koe in reactie hierop tochtig hetgeen gepaard gaat met een
verhoging van de circulerende oestrogenen: een toename
van de doorbloeding, toename van uteruscontracties samen
met de rijping en dus \'open\' gaan van de cervix en een toe-
name en verbetering van de chemotaxis-activiteit van de leu-
cocyten gaan gezamenlijk de strijd aan tegen de bestaande
\'pyometra\'situatie.

-ocr page 148-

Luteolyse is een mechanisme dat nog niet volledig is opge-
helderd: zeker is wel dat rond dag 16 van de normale ovariële
cyclus PGF2a wordt afgegeven door de endometriumcellen
nadat oxytocine (geproduceerd door het CL zelf!) bindt aan
de door oestrogenen (geproduceerd door actieve ovariële fol-
likels) geïnduceerde oxytocine-receptoren. Via het zoge-
naamde \'counter current system\' (een nauw contact bestaat
tussen de V. Uterina en A. Ovarica) bereikt het PGF2a, een
hormoon met een zeer korte halfwaardetijd, het persiste-
rende CL. Het gevolg is dat door de afwezigheid van een
functionele dracht een nieuwe cyclus met oestrus wordt ge-
start.

Lastig te doorgronden probleem

De reden waarom het toedienen van PG niet altijd tot het ge-
wenste resultaat leidt, hetgeen betekent dat de bestaande pa-
thologische situatie wordt doorbroken en de uterus wordt
\'gereinigd\' van inhoud (met of zonder aanvullende parente-
rale en/of intra-uteriene applicatie van antibiotica), is een
lastig te doorgronden probleem. Naast het foutief toedienen
van de PG-injectie, (hetgeen nauwelijks voor te stellen valt)
dan wel het herhaald toedienen van PG ter verzekering van
het beoogde (luteolytische) effect, wordt het toedienen van
oestrogenen in het Fidin Repertorium, maar ook in de litera-
tuur genoemd en gezien als een alternatieve (aanvullende/-
ondersteunende) therapie. Drie redenen kunnen worden aan-
gevoerd ter verklaring: 1. een toename van de doorbloeding
in de uterus, 2. een toename van de myometriumactiviteit, en
3. luteolytische activiteit (door centrale (en lokale?) onder-
drukking van de luteotrofe (met name LH) factoren. Verder
is bekend dat bij later ingrijpen (geschat vanaf > drie maan-
den), in een (\'chronische\') pyometra-situatie, de prognose
om de koe weer drachtig te krijgen duidelijk slechter wordt
en dus richting de veehouder gereserveerd gesteld moet wor-
den. Ad random dubbelblind uitgevoerde veldstudies met
een controlegroep en voldoende dieren zijn niet beschikbaar.
Dit betekent dat het moeilijk, zoniet onmogelijk wordt een
gerichte uitspraak te doen over de bijdrage die het toedienen
van oestrogenen kan hebben in een specifieke, individuele,
pyometra-casus. De rationale van deze toepassing vindt haar
oorsprong in het nabootsen van het fysiologisch werkings-
mechanisme van \'luteolyse\' (zie boven).
Wordt er dan toch gekozen voor de combinatietherapie on-
der gegeven omstandigheden, dan dient de wijze van toedie-
ning (UDD! preparaat) en de aanbevolen dosering (20-25
mg eventueel na één week herhalen) zoals die staat vermeld
in acht genomen te worden. Een duidelijk effect van het ge-
lijktijdig toedienen van oxytocine, zoals aangegeven staat,
om de uteruscontracties te verhogen danwel de endogene
PGF2a-release te stimuleren door nabootsing van het luteo-
lytische mechanisme (zie boven), moet voorzichtig worden
ingeschat. Het toedienen van oestrogenen is in zijn geheel
niet zonder gevaar met name door het lokale sterk, maar on-
voorspelbare, vaso-dilaterende effect. Verbloeden, maar ook
het extra risico van resorptie van toxinen of het ontstaan van
een pyaemie zijn niet uit te sluiten.

Diagnose \'pyometra\' zo vroeg mogelijk

Tot slot: de diagnose \'pyometra\' dient zo vroeg mogelijk te
worden gesteld om teleurstellingen van de behandeling en
dus uiteindelijk toch niet drachtig worden van de koe te
voorkomen. Vroeg gediagnostiseerde pyometra-situaties
(binnen twee maanden na ontstaan) hebben een betere prog-
nose. Zoals ook reeds onder vraag 1. gesteld: het gebruik van
oestrogenen zal in de nabije toekomst zeer waarschijnlijk
worden verboden voor consumptiedieren.

Literatuur

1. Tucker HA. Symposium: Hormonal regulation of Milksynthesis.
Hormones, Mammary Growth, and Lactation: a 41-year perspective. J
Dairy Sc 2000; 83; 874-84.

2. Burton MJ, Dziuk HE. Fahning ML, and Zemjanis R. Effects of oestradiol
cypionate on spontaneous and oxytocine-stiumulaled post-partum myo-
metrial activity in the cow. Brit Vet J 1990; 146: 309-15.

3. Opsonier G, Beekman D, Scheirlynck, Hoflack G, and Kruif de.
Endometritis bij het rund: een blijvend dilemma voor de practicus. Vlaams
Dierg Tijdschrift 68: 120-30.

4. Vecchio RP, Chase CC, Bastidas P. and Randal RD. Oxytocine-induced
changes in plasma 13.14 dihydro-l5-keto-prostaglandin F2a concentra-
tions on day 10, 20 and 30 postpartum in the bovine. J Anim Sc 1990:
4261-6.

5. Stewart RE. and Stevenson JS. Hormonal, estrual. ovulatory and milk
traits in postpartum dairy cows following multiple daily injections of oxy-
tocine. J Anim Sei 1987;65:1585-94.

6. Overgoor-Swarte DM en Vos PLAM. Heeft antepartum melken invloed
op het verloop van de partus en het puerperium? Welke rol speelt oxyto-
cine in het hele proces? Scriptie Fac Dierg Utrecht: 2002.

7. Hoedemaker L en Vos PLAM. Storingen in dc mclkejectiereflex bij het
rund. Scriptie Fac Dierg Utrecht: 2000.

8. Fidin Repertorium Diergeneesmiddelen, nr. 8, 2000-2001: Hs.7;86-8;
Hs.8;89-90.

Klinische Middagen en Avonden voor Dierenartsen geaccrediteerd

Goed nieuws voor de dierenartsen die één van de
Klinische Middagen, georganiseerd door Virbac Neder-
land, Waltham Veterinaire Service en Dier&Zorg Dieren-
verzekering, hebben gevolgd. Voor de cyclus van de
Klinische Middagen van 2001/2002 is vorig jaar een aan-
vraag ingediend voor accreditatie in het kader van de
Permanente Educatie Gezelschapsdieren.

Door de overgang van het CED (nu VKO) naar de Technische
Commissie Gezelschapsdieren (TCG), was het eerder nog
niet tot een accreditatie gekomen. Wij zijn verheugd u hierbij
te kunnen mededelen, dat de Klinische Middag met als
onderwerpen \'Veterinaire antivirale therapie 1 en Marketing
1\', met terugwerkende kracht vijf punten toegekend heeft ge-
kregen. En ook voor de Klinische Avond 2002/2003
\'Veterinaire Voortplanting 1 en Orthopedie 1\', geldt een toe-
kenning van vijf punten.

Voor informatie over de Klinische Avonden kunt u terecht bij
Virbac Nederiand BV: (0342)427108.

-ocr page 149-

Een kunstfout die zowel de eige-
naren ais de dierenarts nog wel
een tijdje zal heugen...

Levershunt...

Een fokker komt een nest Cairn
Terrier-pups laten testen op lever-
shunt bij een dierenarts die hiervoor
is aangewezen. Eén van de pups
heeft bij de eerste test een verhoogde ammoniakwaarde. Bij
de tweede test is dit niet meer het geval, maar de dierenarts
besluit om bij deze pup toch een ammoniaktolerantietest uit
te voeren. Hij bestelt telefonisch bij de apotheek de beno-
digde ammoniumchloride (NH4CL). Bij de test pakt hij het
flesje met wat hij denkt dat ammoniumchloride is
uit de kast. Tien minuten na de test wordt de
pup erg ziek; het diertje perst en geeft
over en na de normale ontlasting
volgt alleen nog bloederig slijm
met een sterke ammoniakgeur
De dierenarts is, in tegenstel-
ling tot de eigenaar, niet di-
rect gealarmeerd; de dar-
men kunnen door de
catheter geïrriteerd raken
en ook braken kan voor-
komen.

Dc fokker neemt de pup
mee naar huis, maar het
diertje wordt steeds zie-
ker Twee dagen later
wordt er wat heen en weer \'
getelefoneerd tussen de fok-
ker en de dierenarts en aan
het eind van de middag besluit
de fokker maar om naar zijn ei-
gen dierenarts te gaan, die de hond
ter observatie in de kliniek opneemt.

...of een foutje.\'

Omdat het maar niet duidelijk wil worden wat er nu
gebeurd kan zijn, neemt de dierenarts die de test uitvoerde,
contact op met een specialist die tevens coördinator is van de
levershuntcontrole bij Cairn Terriers. De specialist begrijpt het
ook niet, maar vraagt in een vlaag van helderheid de dierenarts
voor de zekerheid om het flesje met de ammoniumchloride nog
eens goed te bekijken. De dierenarts had tot dat moment het eti-
ket op het flesje helemaal niet bekeken en schrikt zich wezen-
loos: er zat geen ammoniumchloride in maar ammoniumhy-
droxide (NH\'\'OH)! Geen wonder dat de pup ziek is, maar de
dierenarts denkt dat hij wel een kans maakt als hij snel handelt.
De volgende dag belt hij de dierenarts waar de pup ter observa-
tie in de kliniek zit om zijn fout te melden, maar het hondje is
dan al dood. De dierenarts biedt zijn excuses aan en wil de
schade vergoeden. Hij erkent dat de fout volledig bij hem ligt,
al is er waarschijnlijk iets misgegaan in de communicatie met
de apotheek. Omdat de bestelling telefonisch is gedaan is niet
meer te achterhalen waar de fout ligt.

Veterinai
tuchtrech

Etiket(te) voor dierenartsen

Het Tuchtcollege onderschrijft dat er sprake is van een kunst-
fout, die gemakkelijk te voorkomen was geweest als de die-
renarts op een moment voor de test een keer op het etiket van
het flesje had gekeken. De dierenarts neemt zijn fout zeer se-
rieus en treft maatregelen om dergelijke missers in de toe-
komst te voorkomen. Desondanks vindt het Tuchtcollege het
een zeer ernstige zaak; dergelijke middelen moeten schrifte-
lijk bij de apotheek worden besteld, juist om dit
soort dingen te voorkomen. Door dit niet te
doen heeft de dierenarts het risico gecre-
ëerd dat hem een verkeerd middel
zou worden geleverd. Ook moet
een dierenarts het etiket contro-
leren voordat hij een vloeistof
bij een dier inbrengt. Zelfs al
maakt de apotheker een
fout, een dierenarts heeft
een eigen verantwoorde-
lijkheid voor de middelen
die hij gebruikt.

Het Tuchtcollege is ook
niet te spreken over het
handelen van de dieren-
arts nadat de pup proble-
men ging vertonen. Aller-
eerst had hij toen natuurlijk
direct het etiket moeten con-
troleren. Het is verbazingwek-
kend dat de dierenarts dit ook niet
heeft gedaan naar aanleiding van de
telefoongesprekken in de dagen daarna.

Toen hij zijn fout wel ontdekte, heeft hij
geen contact opgenomen met de dierenarts waar
de pup verbleef, maar gewacht tot de volgende dag. De die-
renarts zegt dat dit voor de behandeling niet uitmaakte, maar
het Tuchtcollege vindt dat dierenartsen verplicht zijn om el-
kaar elk nieuw feit onmiddellijk te melden, zodat een behan-
deling kan worden bijgesteld (of gestaakt; als dat onnodig
lijden kan voorkomen).

Kortom, er is sprake van een ernstige kunstfout, die gemak-
kelijk te voorkomen was geweest. Hoewel de dierenarts zijn
excuses en schadevergoeding heeft aangeboden, is er geen
sprake van verzachtende omstandigheden. De dierenarts
krijgt een berisping opgelegd.

Ammoniumhydroxide in plaats van ammoniumchloride

/. Boissevain

-ocr page 150-

Sinds februari 2002 is er bij de
Faculteit der Diergeneeskunde een
onderzoek gestart naar prostaat-
kanker bij de hond. Een belangrijk
onderdeel van het onderzoekspro-
ject bestaat uit de ontwikkeling
van een behandeling van deze aan-
doening. Hiertoe worden patiënten
door middel van een partiële pro-
statectomie met behulp van lasers in combinatie met foto-
dynamische therapie behandeld.

Tumoren van de prostaat komen bij de hond niet vaak voor
(0,6-0,8% van alle kankers) en worden meestal bij oudere hon-
den met een gemiddelde leeftijd van tien jaar gediagnostiseerd
(I). Hoewel van prostaatcarcinoom bij de hond geen raspredis-
positie bekend is, werd bij een recent retrospectief onderzoek
aan de Universtiteitskliniek voor Gezelschapsdieren (UKG)
gevonden dat de Bouvier des Flandres bijna 8,5 keer meer kans
heeft om prostaatcarcinoom te krijgen dan andere rassen (2).
Bovendien bleken gecastreerde reuen meer kans om prostaat-
kanker te hebben dan intacte reuen (2).
Tumoren van de prostaat zijn altijd kwaadaardig en meestal
adenocarcinomen. In sommige gevallen kunnen overgangsepi-
theelcarcinomen van de blaas de prostaat ingroeien. In de
meerderheid van de gevallen zijn metastases al aanwezig als de
tumor eenmaal wordt gediagnostiseerd. Voorkeursplaatsen zijn
de sublumbale lymfeklieren, de longen en de lumbale wervels.
PCA bij honden lijkt op het late stadium van PCA bij mensen
(ook wel het androgeen-onafhankelijke stadium genoemd),
omdat beide niet met androgeenablatie (bijvoorbeeld castratie
of injectie van progestagenen) kunnen worden behandeld. De
diagnose wordt gesteld door middel van cytologisch onderzoek
van een DNAB van de prostaat onder echobegeleiding. Omdat
een radicale prostatectomie met een hoge incidentie van com-
plicaties is verbonden, worden honden met PCA gewoonlijk
geëuthanaseerd.

Incontinentie

Verwijdering van de hele prostaat en anastomose van de
urethra gaat bij honden gepaard met een hoge incidentie van
postoperatieve incontinentie en is daarom geen optie bij de be-
handeling van prostaatkanker. Toch is het mogelijk om een
groot deel van de prostaat te verwijderen zonder dat de honden
incontinent worden. Hiervoor dient met name het dorsale deel
van het kapsel van de prostaat intact te blijven. Verschillende
technieken van partiële subcapsulaire prostatectomie bij de
hond worden in de literatuur beschreven (3-5). Bij deze tech-
nieken wordt het kapsel van de prostaat ventraal geopend en
wordt het prostaatweefsel van het kapsel losgeprepareerd en
verwijderd met behulp van een elektroscalpel (3), een Cavitron
Ultrasonic Surgical Aspirator (CUSA) (4) of een laser (5).
Daarna wordt een deel van het ventrale kapsel verwijderd en
wordt het resterende deel om de urethra heen dicht gehecht.

Berichte

verslage

Geen van deze technieken is echter al toegepast bij de behande-
ling van honden met prostaatkanker.

In de humane urologie nemen lasers een centrale plaats in, met
name bij de behandeling van prostaataandoeningen. In de dier-
geneeskunde echter, worden lasers nog niet veel gebruikt.
Chirurgische lasers coaguleren het weefsel door middel van
infrarood licht, dat bij contact met het weefsel in warmte wordt
omgezet. In vergelijking met gewone elektrocoagulatie zijn la-
sers effectiever en preciezer.

Photosensitizer

Bij de fotodynamische therapie wordt een zogenaamde photo-
sensitizer vaak intraveneus aan de patiënt toegediend. De daar-
opvolgende bestraling van het doelorgaan of-tumor met mono-
chromatisch licht veroorzaakt een chemische verandering van
de photosensitizer die zuurstoffradikalen in de tumorcellen
vrijmaakt en daardoor tot de dood van de cellen voert. Het ge-
bruik van diverse photosensitizers bij de hondenprostaat is
reeds onderzocht (6-11). De bestraling van de prostaat kan op
verschillende manieren gebeuren: transurethraal door middel
van een lichtkabel die via de urethra ter hoogte van de prostaat
wordt geplaatst. De penetratie van het licht in het weefsel is
echter vaak gering en daardoor wordt bij deze benadering
slechts een klein deel van het tumorweefsel rond de urethra ne-
crotisch gemaakt. Bij benadering van het resterende prostaat-
weefsel via het interstitium worden meerdere lichtvezels vanuit
het Perineum in de prostaat gevoerd. Dit is bij de hond echter
moeilijker dan bij de mens, omdat de prostaat bij de hond veel
beweeglijker is dan bij de mens. Om te komen tot een optimale
behandeling van het resterende tumorweefsel passen wij het
volgende behandelingsprotocol toe. Vierentwintig uur voor de
operatie krijgen de honden de photosensitizer toegediend.
Tijdens de operatie, na verwijdering van zoveel mogelijk tu-
morweefsel met behulp van de laser, wordt het resterende tu-
morweefsel dat nog tegen het prostaatkapsel en rond de urethra
ligt, met licht behandeld. Voor een optimale difflisie van het
licht in alle richtingen worden daarvoor speciale tips gebruikt.
Deze behandeling zal ongeveer 30 minuten extra duren.

Oproep

Voor de uitvoering van het onderzoek zijn wij op zoek naar
honden, verdacht van prostaatcarcinoom, die in het onderzoek
kunnen worden opgenomen. Mocht de eigenaar in het onder-
zoek willen participeren, dan wordt het specialistische consult
in Utrecht en de beeldvormende diagnostiek niet in rekening
gebracht. Slechts de anesthesie en de operatie zullen door de ei-
genaar moeten worden betaald.

Naast de ontwikkeling van een therapie voor prostaatkanker bij
de hond, is een ander doel van het project te onderzoeken welke
genen een rol spelen bij de Pathogenese van prostaatkanker.
Mocht de eigenaar besluiten om de hond niet deel te laten ne-
men aan het onderzoek en de hond te willen laten inslapen, dan
zouden wij daarom alsnog graag de prostaat willen gebruiken

Onderzoek naar prostaatcarcinoom bij de hond aan de
Universiteitskliniek voor Gezelschapsdieren in Utrecht

H. L\'Eplattenier

-ocr page 151-

voor verder onderzoek. Wij kunnen dan eventueel op de prak-
tijk langskomen om direct na euthanasie de prostaat op nette
wijze te verwijderen. Dit moet zo snel gebeuren omdat het
RNA, waarin wij met name geïnteresseerd zijn, zeer snel wordt
afgebroken.

Het klinisch project wordt uitgevoerd door de specialist urolo-
gie Henry L\'Eplattenier en staat onder supervisie van Erik
Teske en Jolle Kirpensteijn. Contactpersoon voor het doorstu-
ren van patiënten of het beantwoorden van vragen is Henry
L\'Eplattenier (telefoon (030) 2531260, e-mail h.leplattenier@
vet.uu.nl). Voor vragen omtrent het onderzoek naar de betrok-
kenheid van genen bij de vorming van prostaatkanker kunt u
contact opnemen met René van den Ham (telefoon (030)
2531705, e-mail r.vandenham(a^vet.uu.nl).

Literatuur

1. Withrow SJ, and MacEwan EG (eds.) Small Animal Clinical Oncology.
WB Saunders, Philadelphia. 3rd ed., 1999; 376-9.

2. Van Dijk E en Naan E. Prostaatcarcinoom bij de reu: een literatuurstudie
en resultaten van een retrospectief onderzoek. Scriptie bij de
Hoofdafdeling Geneeskunde der Gezelschapsdieren. Faculteit der
Diergeneeskunde, Universiteit Utrecht, 2000.

3. Robertson JJ. and Bojrab MJ. Subtotal intracapsular prostatectomy: re-
suits in normal dogs. Vet Surg 1984; 13 (1): 6-10.
Rawlings C, Mahaffey MB, Barsanti JA, Quandt JE, Oliver JE Jr, Crowell
WA, Downs MO. Stampley AR, and Allen SW. Use of partial prostatect-
omy for treatment of prostatic abscesses and cysts in dogs.
J Am Vet Med Assoc 1997; 2II (7): 868-71.

10.

11.

Hardie EM. Stone EA. Spaulding KA, and Gullen JM. Subtotal canine
prostatectoomy with Neodymium:Yttrium-Aluminium-Gamet Laser.
VetSurg 1990; 19(5): 348-55.

Dougherty TJ. Photodynamic therapy. Photochem Photobiol 1993; 58:
895-900.

Chang SC, Buonaccorsi GA. MacRobert AJ, and Brown SG. Interstitial
photodynamic therapy in the canine prostate with disulfonated alumi-
nium phthalocyanine and 5-aminolevulinic acid-induced protoporphyrin
IX. Prostate 1997;32:89-98.

Chang SC. Buonaccorsi GA. MacRobert AJ. and Brown SG. Interstitial
and transurethral photodynamic therapy of the canine prostate using
meso-tetra-(m-hydroxyphenyl) chlorin. Int J Cancer 1996; 67 (4): 555-
62.

Hsi RA. Kapatkin A, Strandberg J, Zho T, Vilcan T, Solonenko M.
Rodriguez C, Chang J. Saunders M, Mason N. and Hahn S..
Photodynamic therapy in the canine prostate using motexafin lutetium.
Clin Cancer Res 2001; 7:651-60.

Selman SH. Albrecht D, Keck RW, Brennan P, and Kondo S. Studies of tin
ethyl etiopurpurin photodynamic therapy of the canine prostate.
J Urol 2001; 165: 1795-1801.

Selman SH, and Keck RW. The effect of transurethral light on the canine
prostate after sensitization with the photosensitizer tin (II) etiopurpurin
dichloride; a pilot study J Urol 1994; 152:2129-32.

Correcte administratie attesten belangrijk
Attesten voor gemedicineerd voeder

S.J. de Groot

In februari 2003 hebben de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde (KNMvD) en de
Nederlandse Vereniging Diervoederindustrie (Nevedi) ge-
zamenlijk de dierenartsen en mengvoederbedrijven op de
hoogte gesteld van de administratieve verplichting ten
aanzien van attesten voor gemedicineerd voeder. Deze at-
testen horen bij de Regeling Administratievoorschriften
ingevolge de Diergeneesmiddelenwet.

Aanleiding was het onderzoek dat de Keuringsdienst van
Waren in 2002 heeft uitgevoerd bij een aantal mengvoederbe-
drijven. Bij deze controle zijn de administratieve procedures
van gemedicineerde mengvoeders beoordeeld. De Keurings-
dienst van Waren is medetoezichthouder op onderdelen van
de diergeneesmiddelenwetgeving en productschapverorde-
ningen. Uit het onderzoek kwam naar voren dat dierenartsen
de attesten voor gemedicineerd voeder in een groot aantal ge-
vallen onvolledig of onjuist invullen. De meeste tekortkomin-
gen werden geconstateerd bij de lengte van de behandeling
die niet, of niet conform de registratie, was ingevuld en de na-
dere identificatie van de dieren. Tevens was in een groot aan-
tal gevallen onduidelijk welke dierenarts het attest had afge-
geven. Ook andere essentiële onderdelen van het attest, zoals
de gegevens van de veehouder, het diergeneesmiddel en de
voor te schrijven wachttermijn, waren niet of onvolledig in-
gevuld. Mengvoederbedrijven hebben onvolledig of onjuist
ingevulde attesten geaccepteerd.

Naar aanleiding van het onderzoek zijn
door de Keuringsdienst van Waren
waarschuwingen gegeven aan dieren-
artsen en mengvoederbedrijven. De
dierenartsen dienen attesten volledig
en correct in te vullen. Dc mengvoe-
derbedrijven mogen geen onvolledig of
onjuist ingevulde attesten accepteren.

c

Binnenkort zal de Keuringsdienst van
Waren de onderzoeksresultaten rapporteren.
De waarschuwingen die door de Keuringsdienst van Waren
zijn gegeven, waren voor de brancheorganisatie van de meng-
voederbedrijven Nevedi en de KNMvD aanleiding te wijzen
op correcte administratieve afhandelingen van de attesten. De
Nevedi heeft haar leden geadviseerd alleen correct ingevulde
attesten te accepteren. Tevens heeft de Keuringsdienst van
Waren aangegeven hernieuwde controles uit te voeren.
Indien de attesten niet correct zijn ingevuld, zal in het vervolg
verbaliserend worden opgetreden. Informatie over het ver-
werken van diergeneesmiddelen in diervoeder kunt u nalezen
in het bericht van de Diergeneesmiddelen Advies Commissie
in het Tijdschrift voor Diergeneeskunde van 1 mei 2002:
Gemedicineerde voeders met of zonder A-, D- en J-additie-
ven (TvD 2002; 127 (9): 302-303).

S.J. de Groot is stafmedewerker landbouwhuisdieren/veterinaire volksge-
zondheid bij de KNMvD.

-ocr page 152-

De Week van het Huisdier komt er weer aan! En wel in
week 21, dat is van zaterdag 17 tot en met zaterdag 24
mei aanstaande. Het thema van 2003 is Huisdier & Va-
kantie.

Dit is een thema dat zeer veel invalshoeken kent. Dieren-
artsenpraktijk en dierenspeciaalzaken kunnen hier uitste-
kend op inspelen. Voor praktijken is vooral een rol wegge-
legd op het vlak van voorlichting geven over (tijdig)
vaccineren en andere voorzorgsmaatregelen, zoals opvang-
adressen, het promoten van het nieuwe paspoort, voorraad
medicijnen voor op reis, et cetera. Gezien het thema kan er
ook dit jaar weer aandacht worden besteed aan Identificatie-
& Registratie van huisdieren.

Er komt ruim voor de Week een voorlichtingskrant voor de
huisdiereigenaar met allerhande vakantie-informatie. Dit
om belangrijke zaken als tijdig enten en tijdige opvang
vroegtijdig te promoten. De AUV is weer welwillend om de
kranten en poster op de praktijken te bezorgen en tijdens de
Vooijaarsdagen zal er weer een Week van het Huisdier-stand
zijn voor het stellen van vragen en geven van suggesties.

Medio februari krijgen praktijken een brief met daarin
informatie over de activiteiten van dit jaar. Er wordt bijvoor-
beeld een vakantiefotowedstrijd georganiseerd. Al met al is
de Week van het Huisdier een goede gelegenheid om klan-
ten op een goede manier voor te lichten!

Ook dit jaar komt er voor zowel de consument als de prak-
tij kmede werkers veel informatie op de website
www.week-
vanhethuisdier.nl
te staan.

Daarnaast komen er links naar andere, interessante websites
van \'Vrienden\' van de Week van het Huisdier. \'Vrienden\'
zijn organisaties die het logo hebben geadopteerd en het
doel, informeren over verantwoord huisdierenbezit, een
warm hart toedragen. Door middel van deze financiële
steun kan er extra publiciteit gegenereerd worden.

Natuuriijk worden de medewerkers van praktijken via het
Tijdschrift op de hoogte gehouden van de activiteiten.

De initiatiefnemers zijn: de KNMvD/GGG, de Vereniging
Landelijke Organisatie Dibevo, de Nederlandse Vereniging
tot Bescherming van Dieren, de Nederlandse Databank
Gezelschapsdieren, Raad van
Beheer op Kynologisch Gebied
in Nederland, de Bond tot jfltKé\'^

Bescherming van Honden, ^^^^

Dier&Zorg, Platform Verant- j^jj^
woord Huisdierenbezit, Merial ^^\'\'""SHUISDIER
en Virbac. M

Week van het Huisdier 2003

Uit het hart gegrepen

A.C.M. van Zetten

Betreft reactie op het schrijven
van collega H.A. Beijer in \'Uit de
Hoofdredactie\'(TvD, deel 127,15
december, atlevering 24,2002).

Uit het hart gegrepen, zeer her-
kenbaar! (zoals hij zelf ten aan-
zien van de materie al aangeeft).

Ingezonde

Naar aanleiding van dit schrijven de vraag of niet een keer
\'de knuppel in het hoenderhok\' moet ten aanzien van het
\'beleid\' van het VeterinairTuchtcollege.
Hiermee bedoel ik concreet dat het meer dan eens voorkomt
dat men een collega tot in \'Den Haag\' laat opdraven, waar
ieder weldenkend mens voorafkan aanvoelen dat de klager
werkelijk ongegrond handelt.

De vele arbeid die beklaagde reeds in het voortraject van een
zitting heeft moeten verrichten (in de vorm van uitvoerige
correspondentie), gevoegd bij de tijdsbesteding (voor de
daadwerkelijke zitting) mogen mijns inziens echt een onno-
dige belasting genoemd worden (als we het dan toch hebben
over arbeidsvreugde, hum out en dergelijke).
Uiteraard moet de consument ten principale de mogelijk-
heid hebben om ergens zijn beklag te doen en pleit ik er ab-
soluut niet voor om beroepsfouten in een soort doofpot te
stoppen.

De huidige praktijk wijst echter uit dat een willekeurige
klant om welk euvel ook een klacht kan indienen. Ook al be-
treft het bijvoorbeeld slechts \'een wens om niet te betalen\',
hetgeen dan door het college vroegtijdig afgeblazen wordt
zonder het tot een daadwerkelijke zitting te laten komen,
dan nog brengt het de nodige (overbodige) arbeid met zich
mee omdat je als loyaal dierenarts en mens naar eer en ge-
weten de zaak met feiten wil staven en weerleggen.
Zou er niet iets in het leven geroepen kunnen worden wat
voorde consument, al is het maar enigszins, een (financiële)
drempel opwerpt (bijvoorbeeld als hij in het ongelijk gesteld
wordt) alvorens iemand aan te klagen of de mogelijkheid dat
vooraf een screening plaatsvindt die uitwijst of de klacht ge-
grond is?

Ook het kostenaspect van het college wil ik niet onvermeld
laten; het lijkt me geen goede zaak dat de kosten die hier-
voor gemaakt worden niet verhaald kunnen worden op de
klager maar afgewend worden op de \'belastingbetaler\' in het
algemeen (waartoe helaas de klager niet altijd gerekend kan
worden).

Het zou overigens geen moeite kosten voor bovenstaande
meerdere concrete voorbeelden ter illustratie aan te voeren.

-ocr page 153-

Als managing-director van Euregio Laboratory Services lees
ik het Tijdschrift voor Diergeneeskunde met veel interesse. In
het deel 127, aflevering 24 van 15 december had het artikel
over Jacobskruiskruid mijn wel heel bijzondere aandacht.
Graag wil ik op dit artikel reageren, waarbij ik mij bij voorbaat
wil excuseren indien mijn \'aanvullingen\' als aanmatigend wor-
den beschouwd. Mijn reactie is absoluut niet bedoeld als kriti-
sche kanttekening bij de wetenschappelijke verklaring, echter
uitsluitend bedoeld als het vermelden van praktijkervaringen.

Gedurende meerdere jaren is ondergetekende (als chemisch
technoloog) secretaris geweest van de landelijke werkgroep
van waterkwaliteitsingenieurs van Rijkswaterstaat. Tevens was
ik voorzitter van onder andere een werkgroep die als taak had
om problematiek bij het stralen van (spoor)bruggen op te los-
sen.

In die tijd zijn wij geconfronteerd geweest met sterfte van
koeien en schapen in het winterbed van rivieren. Indien mijn
geheugen mij niet in de steek laat, betrof dit met name de regio
Vianen. De oorzaak bleek te liggen bij het stralen van bruggen,
waarbij loodmenie vrijkwam welke in het winterbed neersloeg.
Vanuit de werkgroep is de desbetreffende problematiek uitvoe-
rig bestudeerd en gerapporteerd (inclusiefaanbevelingen om te
komen tot reductie van uitstoot).

Eén van de aanbevelingen, welke bij een aanvraag voor een
vergunning vervolgens bij beschikking werden geconcreti-
seerd, was het verplichten tot het periodiek maaien van gras en
dit gras vervolgens vernietigen.

Met andere woorden: het gras, in de omtrek van gestraalde
bruggen (honderden meters aan beide zijden) mocht niet voor
dierlijke consumptie worden benut.

Naast voornoemde loodproblematiek heeft veel onderzoek
plaatsgevonden (en vindt nog steeds) naar de aanwezigheid van
milieuvreemde (in casu toxische) stoffen in oppervlaktewater
Afhankelijk van het soort stof adsorbeert dit voor > 90% aan
slib in het oppervlaktewater, welk slib bij inundatie in het
winterbed neerslaat.

Men vindt bijvoorbeeld nog steeds verboden bestrijdingsmid-
delen in oppervlaktewater Het RIZA te Lelystad kan inzicht
verschaffen over het soort en de hoeveelheid toxische stoffen in
oppervlaktewater.

Gekoppeld aan de frequentie van inundatie (Rijkswaterstaat te
Dordrecht) kan een beeld worden verkregen van mogelijk con-
taminaties.

De boerderij is buitendijks gelegen.

Bij gebruik van fossiele brandstoffen komen met name Poly
Aromatische Koolwaterstoffen (PAK\'s) vrij. Van de EPA ge-
definieerde zijn er enkele bewezen carcinogeen, anderen ten-
minste verdacht carcinogeen/mutageen. Contaminatie leidt on-
der andere tot leveraandoening. Met name bij de brandstof ten
behoeve van de naverbranding komen stoffen vrij welke in
hoge mate toxisch zijn.

Bevroren start- en landingsbanen worden met strooizout be-
handeld. Vaak is dit ureum. Het smeltwater komt zeer waar-
schijnlijk in het gras terecht.

Jacobskruiskruid

R.J.H.M. Brüggemann

Zou één en ander invloed gehad kunnen hebben op het ge-
maaide gras?

Resumé:

Met de nodige reserve zou ik mij kunnen voorstellen dat afval-
stoffen in het winterbed c.q. afkomstig van brandstof en strooi-
zout een invloed gehad zouden kunnen hebben op de activering
van de doodsoorzaak zoals omschreven.

Antwoord auteurs: nogmaals
Jacobskruiskruidvergiftiging

L. van Wuijckhuise en M.H. Mars

Jacobskruiskruidvergiftiging wordt door de Gezondheids-
dienst voor Dieren de afgelopen jaren in toenemende mate bij
paarden en sedert 2001 bij runderen vastgesteld. Het artikel is
een mix van een praktijkvoorbeeld, de diagnostische mogelijk-
heden en een literatuuroverzicht. Het artikel is geschreven met
de insteek de rundveepractici in Nederland van informatie over
Jacobskruiskruidvergiftiging te voorzien en deze informatie te
illustreren met hoe zo\'n vergiftiging zich in de praktijk kan ma-
nifesteren.

De heer Brüggemann plaatst terecht de kanttekening dat op het
beschreven bedrijf andere mogelijkheden niet zijn onderzocht.
De aandoeningen in de differentiaaldiagnose en andere moge-
lijkheden op basis van de bedrijfsgegevens zijn op basis van de
klinische verschijnselen en de laboratorium/sectie resultaten
uitgesloten. Dit had de volgende praktische redenen:

• het klinisch beeld bij de koeien en de bij sectie gevonden
macroscopische en microscopische leverafwijkingen stem-
men volledig overeen met de literatuurgegevens over Jacobs-
kruiskruidvergiftiging;

• de verschijnselen zijn niet begonnen tijdens weidegang op
buitendijks land;

• de klinische verschijnselen begonnen pas weken na het star-
ten met het voeren van de betreffende kuil en hielden maan-
den na stoppen met voeren nog steeds aan. Dit klopt met de
literatuur over Jacobskruiskruidvergiftiging;

• er zijn grote hoeveelheden Jacobskruiskruid aangetoond in
het gemaaide land en giftige concentraties in de kuil;

• en last but not least: de veehouder moet al het onderzoek zelf
bekostigen.

Gegevens ten aanzien van de in de brief aangegeven stoffen:

• strooizout of ureum: deze stoffen zullen in stroken langs de
landingsbanen voorkomen, maar niet op de gehele 150 hec-
tare vliegveld. Beide stoffen zullen bovendien tussen de win-

-ocr page 154-

ter en eind mei op zandgrond deels zijn uitgespoeld. Het ge-
halte in de totale kuil zal vermoedelijk dus niet hoog zijn
(maar is niet bekend). Koeien kunnen grote hoeveelheden
NaCl of ureum verdragen. Eventuele vergiftigingsverschijn-
selen treden op kort na opname van de stoffen en verdwijnen
weer spoedig na stoppen. Voor ureum ontwikkelen runderen
bovendien snel tolerantie. Bij een vergiftiging geven beide
stoffen aanleiding tot verminderde voeropname, vermin-
derde melkproductie, afwijkende gang en vermagering en bij
NaCl diarree. Bij sectie zijn geen leverafwijkingen aanwezig;
\' de boerderij ligt weliswaar buitendijks, maar aan de
Oosterschelde. Na het aanleggen van de \'Oesterdam\' (1987)
loopt het land van de veehouder niet meer onder en is dus niet

vergelijkbaar met land in het winterbed van de Nederlandse
rivieren;

• loodvergiftiging is aanleiding tot verminderde voeropname,
stilliggende pens, afwijkende gang, opwinding, blindheid,
knarsetanden en speekselen, spiertrillingen en soms zwarte
mest. Leverafwijkingen worden niet aangetroffen;

• PAK\'s kunnen mutageen en/of carcinogeen zijn, maar veroor-
zaken niet het klinische beeld dat hier is waargenomen. De
beelden bij macroscopisch en microscopisch leveronderzoek
zijn anders.

Het is prettig te ervaren datje artikel kritisch wordt gelezen en

dat met je wordt meegedacht.

BSE: Een nadere uitleg

A.J.G. van \'t Hooft

Terecht hebben de collegae Schreuder en Heres de taak op
zich genomen om in het Tijdschrift voor Diergeneeskunde
(aflevering 24, 15 december 2002) kritische bemerkingen
te plaatsen bij het artikel BSE: het belang van één Europees
beleid.

Ter verduidelijking diene het volgende:
Ik mag stellen dat dit beleid meer behelst dan de opsporing en
wering van de aandoening. Zeker zo belangrijk is de informa-
tie die kan worden verkregen van epizoötische aard, binnen
het Europese veld. Het is mogelijk op grote schaal inventari-
saties te verrichten via op te stellen protocollen. Hierin zou
plaats zijn voor: veeslag (ras), geslacht, herkomst, fokkerij,
KI, afstamming, leeftijd, voeding en ziekteverloop. Het is te-
recht, dat we door de stamping out bestrijdingsmethode niet
kunnen weten of zich meerdere incidenties hebben voorge-
daan. Het in het Verenigd Koninkrijk verrichte verwant-
schapsonderzoek naar een gemeenschappelijke voorouder
heeft mijns inziens geen kans van slagen. De aandoening is
daar al 20 jaar aanwezig en sterk verbreid. Door het grote
aantal heterozygote dieren is deze onderzoeksmethode kans-
loos. Een oriënterend onderzoek naar de vaders van de aange-
taste dieren in Nederland zou wel een aanwijzing kunnen op-
leveren in de richting van een verwantschapsfactor. Over de
aanleiding die infectieproeven bij kalveren gaven tot het ont-
wikkelen van een BSE-infectie is het volgende te vermelden.
Besmettingsproevcn met geëmulgeerd hersenmateriaal van
aangetaste dieren geven vaak resultaten, die vatbaar zijn voor
meerdere interpretaties. Het was al lang bekend, dat deze pro-
teïnen veelvuldig worden aangetoond in tonsillen, milt en
mesenteriale lymfeklieren. Bij deze overdracht worden de
peptidebindingen tijdelijk geopend. Bij intraveneuze of intra-
cerebrale toediening van deze eiwitten zijn ze veelal niet of
minder aantoonbaar. In cellen met sterke activiteiten zorgen
intensieve metabolische processen voor een snelle afbraak en
ombouw naar celeigen proteïnen. Het is onmiskenbaar dat ik
moeite heb met de acceptatie van de prionentheorie. Alle
metabolische processen die zich in de lichaamscellen afspe-
len, onder andere de vorming van celeigen proteïnen binnen
de celstructuren, worden genetisch geregeld. In de prionen-
theorie wordt zonder een nadere verklaring een eiwit omge-
zet in een dodelijke variant, omdat een verantwoordelijk gen
niet kan worden gevonden.

Vraagtekens bij inzet enrofloxacin bij sportpaarden

F. Oostra

In reactie op het Tijdschrift voor Diergeneeskunde deel 128
aflevering 2, 15 januari 2003 het volgende:
Het kader \'Gebruik van enrofloxacin en ceftiofur bij het
paard\' op pagina 68 bevat als slotzin: \'Bij Salmonella-infec-
ties moet dit laatste antibioticum echter bij voorkeur worden
gebruikt\', waarbij gedoeld wordt op enrofloxacin.
Hierbij wil ik echter aantekenen dat onderzoek\' heeft aange-
toond dat enrofloxacin ernstige schade kan toebrengen aan
groeiend gewrichtskraakbeen van paarden (net als trouwens
bij honden). Het is daarom naar mijn mening zeer de vraag
of het behandelen van paarden, waarvan in de toekomst nog
sportprestaties verlangd (kunnen) worden, met dit preparaat
geadviseerd dient te worden.

Frans Oostra is practicus te Klijndijk.

1 Ref: Davenport CL, Boston RC, Richardson DW. Effects of enrofloxa-
cin and magnesium deficiency on matrix metabolism in equine articu-
lar cartilage. Am J Vet Res 2001 Feb; 62 (2): 160-6

-ocr page 155-

Eenmaal per twee jaar, wanneer
het World Buiatrics Congress geor-
ganiseerd wordt, heeft het Gustav
Rosenberger Memorial Fund de
intentie om aan een verdienstelijk
jonge veterinair werkzaam op het
gebied van de rundergeneeskunde
de Gustav Rosenberger Memorial
Award uit te reiken.

Zoals uit eerdere publicaties bekend zal zijn, is het GRM
Fund in 1986 opgericht naar aanleiding van de positieve re-
sultaten van het in 1982 in Amsterdam gehouden twaalfde
Buiatrics Congress. Professor Gustav Rosenberger uit
Hannover was de initiatiefnemer van de World Buiatrics
Congressen. Om het fonds van een aanzienlijke levensduur
te verzekeren werd in 1990 naar sponsoring gezocht.
Hierdoor zou ook de GR Memorial Award meer tot zijn
recht kunnen komen.

Het gevolg van de sponsoring is geweest dat sedert 1994 aan
een vijftal jonge veterinairen, die onder moeilijke financiële
omstandigheden hun werk moeten doen of hun opleiding
moeten voltooien, daadwerkelijke financiële steun heeft
kunnen plaatsvinden. De tot 2002 gelauwerde kandidaten
zijn in een eerder verslag gemeld. Merial is als opvolger van
Rhône Mérieux te Lyon sinds 1996 de sponsor van de
Merial Gustav Rosenberger Award. Het bestuur van het
GRM Fund is collega Frans van Gooi van Mérial te Lyon
veel dank verschuldigd!

Tijdens het XXII Buiatrics Congress in Hannover heeft de
jonge Slowaakse collega dr. Marian Kusenda de Merial
GRM Award ontvangen uit handen van de weduwe van pro-
fessor Rosenberger. Dr. Kusenda ontving een bedrag van
€ 12.500,- en specialiseert zich thans gedurende twee jaar
aan de Runderkliniek van de Tierärztliche Hochschule in
Hannover onder leiding van professor Henner Scholz,
directeur van voornoemde kliniek.

Tijdens de vergadering van het bestuur van het GRM Fund
in Hannover hebben een drietal kandidaten die tijdens de
laatste congressen de GRM Award ontvingen uiteengezet
hoe zij het geld op veterinair gebied hebben besteed.
Het bestuur is van mening dat tijdens het komende XlIIe

Berichte

verslagen

World Buiatrics congres, wat in Quebec, Canada in juli
2004 gehouden zal worden, een kandidaat uit een Afrikaans
land de voorkeur verdient.

Het XXIV congres zal in 2006 te Monaco worden gehou-
den.

Het bestuur van het GRM Fund heeft zich in haar vergade-
ring te Hannover als volgt geconstitueerd:

- Prof dr. Henner Scholz (Hannover)

voorzitter (als vertegenwoordiger van de Tierärztliche
Hochschule)

- Drs. Rob Back (Lochem)
secretaris/penningmeester

- Prof dr. Walter Baumgartner (Wenen)

lid (als vertegenwoordiger van de World Association for
Buiatrics)

- Dr. Rogier Kuiper (Utrecht)

lid (als vertegenwoordiger van de Groep Geneeskunde
van het Rund)

- Drs. Joost Snoep (Deventer)
lid (idem)

Gustav Rosenberger Memorial Fund

R. Back

Commissie Bevordering Diergeneeskundig en Vergelijkend Ziektekundig Onderzoek

In het Tijdschrift voor Diergeneeskunde van 1 januari 2003,
staat op pagina 28 dat de Commissie Bevordering
Diergeneeskundig en Vergelijkend Ziektekundig Onder-
zoek € 6.500,- beschikbaar stelt voor ondersteuning van
onderzoek op het gebied van de diergeneeskunde danwel de
vergelijkende ziektekunde. Hierbij ontbreekt het adres waar

de subsidie-aanvragen naartoe gestuurd kunnen worden.
Dit is:

Secretariaat Commissie Bevordering Diergeneeskundig en
Vergelijkend Ziektekundig Onderzoek, Prof dr. P. Zwart,
Burg. v/d Weyerstraat 16,
3981 EK Bunnik.

-ocr page 156-

Ter herinnering aan
Frans J aarts veld

(1927-2002)

memoriam

Frans werd geboren in Groenlo op 17 maart 1927
als jongste in een gezin van zes kinderen. Zijn vader
had een wegenbouwbedrijf. Zoals da! met meer kin-
deren uit een katholiek gezin in de Achterhoek en
Twente gebruikelijk was, gingen de meisjes naar de
Ursulinen in Roermond ofVenray en Frans ging in
1940 naar een katholieke kostschool in Rolduc,
waar hij in 1946 eindexamen HBS deed.
Tijdens een van de oorlogsjaren werden mensen in
Groenlo gedwongen voor de Duitsers graafwerk-
zaamheden te verrichten, waaronder ook Frans.
Later werd hij te werk gesteld in een oorlogshospi-
taal, een gebeuren dat veel indruk op hem heeft ge-
maakt.

Als kind was hij al gek met dieren, konijnen, kippen
enzovoort en na zijn middelbare school stond het
voor hem dan ook vast dat hij dierenarts zou wor-
den. Hij studeerde af in 1954.
Tijdens zijn studie leerde hij Everdien Kemperman
kennen. Ze trouwden in 1957 en kregen drie kinde-
ren, twee jongens en een meisje.
Na zijn afstuderen vi\'a5 hij korte tijd assistent bij
Prof Kraneveld. maar daarna verruilde hij die
plaats voor een assistent.schap bij Prof van der
Kaay. In die lijd liep hij echter een ernstige pleuritis
op en is ten gevolge daarvan gedurende één jaar uil
de running geweest.

Toen Prof. van der Schaaf een assistent nodig had
kwam dat Prof. van der Kaay ter ore en deze wees
hem op Frans. Hij is bij bacteriologie maar een
paar jaar assistent geweest, maar voor Frans was
Prof van der Schaaf zijn grote leermeester en voor-
beeld, die hem zijn liefde voor de bacteriologie en
de wetenschap bijbracht.

Op de Gezondheidsdienst voor Dieren in Boxtel
was er in 1959 vanwege de groei van de werkzaam-
heden een bacterioloog nodig. De directeur vroeg
advies aan Prof. van der Schaaf en zo kwam Frans
in Boxtel terecht. Het gezin verhuisde naar Boxtel
Ruim 30 jaar is hij werkzaam geweest bij de
Gezondheidsdienst voor Dieren, waar hij de functie
van hoofd laboratorium ver\\\'ulde. Ook op weten-
schappelijk gebied heeft hij zijn sporen verdiend,
zich uitend in zijn promotie in 1961 over de dia-
gnostiek van mastitis in het kader van de georgani-
seerde bestrijding. Daarnaast verschenen vele arti-
kelen van zijn hand. Zijn kennis reikte verder dan de
veterinaire sector Zo is hij jarenlang als bacterio-
loog verbonden geweest aan het ziekenhuis in
Boxtel en bovendien jarenlang docent aan de labo-
ratoriumschool.

De betekenis van Frans voor de gehele gemeenschap
heeft geresulteerd in het toekennen van de konink-
lijke onderscheiding Ridder in de orde van Oranje
Nassau. In 1989 nam hij afscheid van de GD.
Toen Frans en Everdien de kans kregen een mooi
boerderijtje te kopen aan de rand van het dorp met
wat grond voor paard, schapen en kippen, konden
zij hun liefde voor dieren samen met de kinderen en
kleinkinderen volop in praktijk brengen.
Hij genoot met Everdien van het paardrijden in de
natuur en een hoogtepunt voor hen en de vrienden-
club waren de jaarlijkse paardentochten in de eer-
ste week van september

Frans was een warm mens, vriendelijk, had veel ge-
voel voor humor, was zeer sociaal voelend, maar
ook zorgelijk. Zorg voor zijn gezin op de eerste
plaats. De sociale betrokkenheid h^\'am ook tot ui-
ting toen hij bijna wekelijks met zijn gezin naar
Sinderen in de Achterhoek reed om zijn zwager te
helpen op de boerderij. Hij was gezond gelovig en
zette zich in voor de parochie en het parochieel mis-
siecentrum.

Frans ging op latere leeftijd blokfhiitles nemen, wat
hem zo goed beviel, dat hij met anderen op de
Gezondheid.sdienst een muziekgezelschap oprichtte
met de klinkende naam van \'Brabant Bonst\'. Van
blokfluit slapte hij over naar dwarsfluit. Een aantal
jaren later werd \'Het Veterinaire Blaasorkest \'opge-
richt en ook daar was hij van de partij. Hij is blijven
spelen tot het niet meer ging.

Een jaar of vijf geleden openbaarde zich echter de
ziekte waaraan hij zou overlijden. Hij ging geeste-
lijk achteruit, hij voelde dat en sprak er ook over.
Later kwamen ook de lichamelijke klachten.
Everdien en de kinderen hebben hem liefdevol ver-
zorgd zolang dat maar enigszins mogelijk was.
Tenslotte was opname in een verzorgingshuis on-
vermijdelijk. Hij is er maar negen weken verpleegd
geweest en is er vredig gestorven.
Met Frans Jaartsveld is een buitengewoon mens en
een buitengewone collega heengegaan. Bij zijn uit-
vaart op 14 augustus 2002 in zijn vertrouwde paro-
chiekerk werd dat op heel bijzondere wijze ver-
woord door zijn dochter, ter\\%\'ijl een onzer hem
herdacht als collega en dierenarts.
Zo leeft Frans voort in de herinnering van velen.
Moge dat een steun zijn voor Everdien, kinderen en
kleinkinderen.

Ad van Exsel
Chris Willems
Arjan Zeeuwen

-ocr page 157-

Jaap Boersema

memoriam

Op zondag 13 oktober 2002 overleed in de vroege ochtend drs. J.H. (Jaap) Boersema.
Hij werd geboren op 11 oktober 1943 in Groningen. Jaap studeerde in 1970 af als die-
renarts en werkte eerst als practicus in een praktijk in Voorthuizen. In 1971 werd hij
aangesteld bij het toenmalige Instituut voor Parasitologie en Parasitaire Ziekten van de
Faculteit der Diergeneeskunde. Jaap is meer dan 30 jaar als onderzoeker en universi-
tair docent werkzaam geweest bij wat nu de afdeling Parasitologie en Tropische
Diergeneeskunde, Hoofdafdeling Infectieziekten en Immunologie heet. Jaap was speci-
alist Veterinaire Microbiologie met als specialisatie Parasitologie. Daarmee was hij in
ons land een van de weinige dierenartsen, die dit vakgebied beheerste en als hoofdtaak
dagelijks beoefende.

Jaap was een echte dierenarts, die wist wat er in de dierenartsenpraktijk van belang
was. In zijn jonge jaren werkte hij tijdens zijn vakantie als vervanger Hij haalde dan
zijn hart op. In het buitenland belde hij wel eens bij een dierenartsenpraktijk aan om
een dagje mee te lopen en hij wist daar op zijn werk mooie verhalen over te vertellen.
De diergeneeskundige zorg voor de proefdieren van de afdeling was bij hem in goede
handen.

Parasitologie vond hij een prachtig vak. Hij deed veel onderzoek dat een directe relatie
had met de veterinaire praktijk. Zo had hij de laatste jaren een bijzondere belangstel-
ling voor het ontstaan en het voorkomen van anthelminticumresistentie. Jaap was op
dit gebied een internationaal gewaardeerd expert.

Onderwijs en dienstverlening vond hij heel belangrijk. Talrijke adviezen heeft hij gege-
ven aan dierenartsen in den lande over een goed gebruik van antiparasitica en de pre-
ventie van parasitaire infecties. Onderwijs geven vond hij leuk. Hij trok de aandacht
van de studenten en kon op een ontspannen en zeer plezierige manier ingewikkelde za-
ken heel duidelijk, helder en to the point uitleggen.

De laatste jaren werkte hij wat korter. Over twee jaar zou hij gaan stoppen met werken
en hij meldde nu al, dat hij zich geen moment zou gaan vervelen. Die plannen zijn door-
kruist, nu hij zo plotseling is overleden, twee dagen na zijn 59e verjaardag.
Het is nog nauwelijks voor te stellen, dat Jaap er niet meer is. We missen hem en zijn be-
droefd. Maar het is ook ongelooflijk fijn dat wij zo lang met een goede, loyale en aima-
bele collega hebben mogen samenwerken.

De faculteit en de studenten verliezen een inspirerende medewerker, die we niet makke-
lijk zullen vergeten.

Wij wensen zijn familie veel sterkte toe.

Dr Wim Hendrikx en dr M. Eysker
Hoofdafdeling Infectieziekten
en Immunologie, Afdeling Parasitologie
en Tropische Diergeneeskunde.

-ocr page 158-

Het Dierenartsen Netwerk: tariefstelling
pen januari 2003

In het Tijdschrift voor Dierge-
neeskunde van 15 februari 2002
(deel 127, aflevering 4) heeft u
kunnen lezen dat de tarieven voor
het raadplegen van een dierenarts
van het Dierenartsen Netwerk ge-
specificeerd zijn naar de verschil-
lende facetten van het takenpak-
ket dat een netwerkdierenarts
uitoefent. In verband met een inflatiecorrectie over de
laatste jaren (de tarieven zijn sinds 1996 niet meer ver-
hoogd) zullen de tarieven per 1 januari 2003 verhoogd
worden.\' Onderstaand treft u de nieuwe tarieven aan; de
tarieven zijn exclusief BTW.

A. Voorbereidings- en uitwerkt ij d

Hieronder wordt de tijd verstaan waarin de netwerl<dieren-
arts gesprekken voorbereidt en uitwerkt (verslaglegging).
Voor deze categorie is het uurtarief per 1 januari 2003 € 80,-
(was€ 67,20).

B. Reistijd in kilometers

Onder deze categorie wordt het aantal kilometers dat de net-
werkdierenarts gereden heeft ingevuld. Per kilometer wordt
een bedrag van € 0,28 in rekening gebracht. Hierin komt
geen wijziging.

C. Reistijd in tijd

Het komt steeds vaker voor dat praktijken er de voorkeur aan
geven een netwerkdierenarts van buiten hun eigen regio te
raadplegen. Dit heeft tot gevolg dat de netwerkdierenarts
langere afstanden af moet leggen. Per uur reistijd mag de
netwerkdierenarts € 40,- (was € 33,60) declareren.

D. Gespreksuren op locatie

Hieronder wordt de tijd verstaan die de netwerkdierenarts op
locatie werkt. Dit tarief zal per 1 januari 2003 € 80,- bedra-
gen (was € 67,20).

E. Overige kosten

Onder deze post mag de netwerkdierenarts bonnetjes decla-
reren van postzegels, fotokopieën en dergelijke. Het komt
een enkele keer voor dat op neutraal terrein vergaderd wordt.
In dat geval kunnen ook consumpties als koffie en thee gede-
clareerd worden.

Hoe waren de spelregels ook alweer?

Maatschappi

nieuw

Er is een situatie ontstaan in uw praktijk die de betrokkenen
niet meer zelf op kunnen lossen. Vaak is het zo dat één of
meerdere betrokkenen het initiatief neemt of nemen om met
behulp van een derde, neutrale persoon toch weer een goed
werkbare sfeer in de praktijk te creëren. U kunt dan contact

\' Genoemde tarieven geiden uitsluitend voor leden. Voor niei-leden geldt na overleg
een ander tarief.

zoeken met het bureau van de KNMvD en de situatie voor-
leggen. Vervolgens wordt samen met u bekeken of het zinvol
is een netwerkdierenarts in te schakelen. De belangrijkste
voorwaarde hiervoor is dat alle betrokkenen dit willen.
Indien dat zo is, kunt u samen met de betrokkenen een per-
soon uitkiezen. Het is belangrijk dat iedereen deze persoon
als neutraal ervaart en er vertrouwen in heeft dat hij of zij met
u allen een nieuw evenwicht in de praktijk zal brengen. Vaak
verwijzen wij u naar de lijst met namen en vragen u ook een
eerste en een tweede keus op te geven. Indien u geen enkele
voorkeur heeft, kunnen wij uiteraard voor u de beslissing ne-
men. Wij kunnen u ook een bepaalde persoon adviseren, in-
dien u met een zeer specifiek probleem te maken heeft.
De netwerkdierenarts wordt vervolgens door het bureau van
de KNMvD benaderd en krijgt in een notendop te horen wat
de probleemsituatie is. Hij of zij geeft dan aan of hij in de ge-
legenheid is het probleem met u allen aan te pakken. Soms
kan het om praktische redenen zijn dat hij of zij nee moet
zeggen, bijvoorbeeld wegens een langdurig verblijf in het
buitenland. Vandaar dat wij altijd een tweede keus vragen.
Indien de netwerkdierenarts op uw verzoek ingaat, geven wij
u zijn of haar telefoonnummer en kunt u zelf contact opne-
men. Hij of zij zal met u een plan van aanpak opstellen en
uitvoeren. U regelt verder alles onderling, het bureau van de
KNMvD komt er in principe niet meer aan te pas. Als het
probleem opgelost is, meldt de netwerkdierenarts dit bij het
bureau van de KNMvD. De netwerkdierenarts declareert de
kosten en u krijgt de factuur toegestuurd naar een door u zelf
opgegeven adres.

Welke dierenartsen fungeren momenteel als netwerkdie-
renarts?

Het Dierenartsen Netwerk is in principe regionaal opgezet,
zodat er een goede spreiding over Nederland is.

drs. R. Back te Lochem (Gld)

drs. G.A. van Exel te Nijverdal (Ov)

dr. RJ.M.M. van Gulick te Elsendorp (Nb)

drs. G. Heynen te Stroe (Gld)

dr. C. Holzhauerte Rozendaal (Gld)

mw. drs. L. Huiskes-Cornelisse te Kruiningen (Zl)

drs. S. Jaarsma te Zwolle (Ov)

drs. R.Y. de Jong te Warder (Nh)

drs. PC. Knijff te Hilversum (Nh)

drs. A. Mostert te Hellendoorn (Ov)

drs. J.H. Mulder te Schelluinen (Zh)

drs. K. Schipper te Hoevelaken (Utr)

drs. RJ. van der Werf te Bathmen (Ov)

Contactpersoon bureau KNMvD

Indien u gebruik wilt maken van een netwerkdierenarts, kunt
u contact opnemen met mevrouw drs. M.VE. Roelvink, be-
leidsmedewerker sociaal-economische zaken. Zij is van
maandag tot en met donderdag te bereiken op het bureau van
de KNMvD, telefoon: (030) 2510111 of e-mail: v.roelvink
knmvd.nl.

-ocr page 159-

Wie

Mijn naam is Bert Hendrilcs. Iii woon in Cuijk, samen met
mijn vrouw Antonie en mijn twee kinderen Bram (15) en
Sofie (11). Sinds kort hebben we een jong gezelschapsdier
in de vorm van hond Lotje en maken we weer flinke wande-
lingen.

Studie

Na de HAVO naar de Sociale Academie in Breda en vervol-
gens aan de Universiteit van Nijmegen antropologie (kandi-
daats) en communicatiewetenschap (doctoraal) gestudeerd.
Voor mijn scriptie heb ik een onderzoek uitgevoerd onder
inwoners van Wijchen bij Nijmegen. De vraagstelling was
in hoeverre de uitzendingen van een lokaal radiostation bij-
dragen aan de integratie van nieuwe bewoners onder de
autochtone bevolking. De conclusie luidde dat dit medium
vooral door de autochtone bewoners werd beluisterd die
daar bovendien een versterking van het bestaande zelfbeeld
in vonden. Kortom, weinig integratie via de lokale radio!

Vorige werkgever

Toen ik in 1987 afstudeerde werd DAF Trucks in
Eindhoven mijn eerste werkgever. Daar werd ik assistent
van Hans Brian en werd ik belast met onder andere sponso-
ring en donatiebeleid en later redacteur van het personeels-
blad. Een hele leuke tijd, vooral ook omdat DAF een eigen
skybox in het PSV-stadion had cn ik mij regelmatig terug-
vond op dc tribunes als begeleider van de gasten. Ruim een
jaar later ben ik bij de Keuringsdienst van Waren (KvW)
gaan werken. Daar zochten ze iemand die het nieuw gefor-
muleerde communicatiebeleid handen en voeten wilde

Sinds 1 januari 2003 heefi het secretariaat er twee nieuwe medewerkers bij. Stafmedewerker Communicatie Bert Hendriks
volgt Sophie Deleu op. Daarnaast komt Marieke Veldman de afdeling Communicatie versterken. Een korte introductie.

Stafmedewerker Communicatie:

Bert Hendriks

gaan geven. Dat heeft in allerlei
activiteiten geresulteerd, van
het opstarten en redigeren van
een personeelsblad tot de re-
dactie van het jaarverslag, maar
uiteindelijk ben ik voornamelijk werkzaam geweest als
persvoorlichter/woordvoerder voor de KvW. Heel leuk en
heel intensief en de vele optredens voor radio en tv maakten
het extra spannend en aantrekkelijk.

Werken bij de KNMvD

Dertien jaar KvW en het feit dat de Voedsel en Waren
Autoriteit om de hoek is komen kijken, deden mij besluiten
naar iets anders om te gaan zien. Toen mijn oog op de vaca-
ture stafmedewerker communicatie bij de KNMvD viel,
hoefde ik daar niet lang over na te denken. Een mooie func-
tie bij een zelfstandige organisatie met een duidelijke mis-
sie. Een breed speelveld en verschillende invalshoeken, de
eigen uitgave van tijdschriften, zaken die geactualiseerd
moeten worden en niet te vergeten de ondersteuning van de
collega\'s op de afdeling communicatie, het is allemaal heel
uitdagend en ik wil mij daar graag sterk voor maken.

Berten zijn vrije tijd

Afgezien van de activiteiten met het gezin ben ik vooral be-
zig met sport. Ik tennis, doe iedere woensdagavond aan
hockey en sinds driejaar ben ik verslingerd aan golf Samen
met mijn zoon ben ik zoveel mogelijk op mijn thuisbaan
Burggolf in Wijchen te vinden. Hoewel we tegelijk zijn be-
gonnen moet ik het nu al tegen hem afleggen: hij heeft hcap
21 terwijl ik met moeite de 25 speel. Maar leuk is het!

Wie

Mijn naam is Marieke Veldman. Vanaf januari dit jaar
woon in samen met mijn vriend Jeroen in Utrecht.
Daarvoor heb ik zo\'n 25 jaar met veel plezier in Maassluis
gewoond.

Studie

Na het VWO ben ik naar de Co-op HEAO van de
Hogeschool van Amsterdam gegaan. Daar heb ik een stu-
die communicatie gevolgd. Het Co-op-principe is een prin-
cipe van afwisselend een halfjaar naar school en een half
jaar werkervaring opdoen. Binnen de studieduur van 4,5
jaar heb ik dus in totaal ruim anderhalfjaar gewerkt bij be-
drijven zoals Siemens, Rabo-
bank en Ordina.

Vorige werkgever

Nadat ik mijn studie heb afgerond,
ben ik gaan werken bij Milieu
Programma Sierteelt (MPS).

MPS is oorspronkelijk een certificeringsorganisatie op het
gebied van milieu voor kwekers van bloemen, bollen, bo-
men, planten en uitgangsmateriaal. Net zoals certificering
in de veterinaire sector een hot issue is, speelt dit onder-
werp inmiddels al zeven jaar en nog steeds óók in die sier-
teeltsector. Inmiddels is MPS dan ook niet alleen een certi-

Medewerker Communicatie:

Marieke Veldman

-ocr page 160-

ficerende instantie op het gebied van milieu, maar ook so-
ciale omstandigheden op het bedrijf en ISO (dus kwaliteit)
zijn core business van MPS geworden.
Bij MPS ben ik bezig geweest met onder andere websitebe-
heen Maar het grootste project dat ik onder mijn hoede
had, was Terra Futura een eiland op de Floriade 2003. In
samenwerking met Platform Biologiea en Stichting DOEN
hebben we de bezoeker kunnen laten zien hoe goed de sier-
teeltsector al bezig is met het milieu. Immers 80% van de
bloemen die op de Nederlandse bloemenveiling geveild
worden, zijn MPS gecertificeerd!

Werken bij de KNMvD

Omdat mijn vriend en ik graag wilden samenwonen in
Utrecht, ben ik om me heen gaan kijken naar een andere
baan dichter bij Utrecht in de buurt. Op internet vond ik de
vacature van communicatiemedewerker bij de KNMvD.
De organisatie zei me in eerste instantie niet veel, maar na
een gesprek met mijn oom die dierenarts is, besloot ik te
solliciteren. En gelukkig heb ik de baan gekregen.
Ik vind het belangrijk om te werken bij een bedrijf met een
duidelijke boodschap. Naar mijn idee heeft de KNMvD die
boodschap en die is mijns inziens tweeledig. Namelijk: het
beroep en de belangen van de dierenarts beschermen maar
daarmee indirect het beschermen van het dierenwelzijn.
Daar wil ik graag mijn steentje aan bijdragen.

Bij de KNMvD ga ik me onder andere bezighouden met
het maken van het Diergeneeskunde Jaarboek en het orga-
niseren van het Jaarcongres uiteraard met de commissie
Jaarcongres 2003. Daarnaast zullen ook de website en het
Tijdschrift, in samenwerking met mijn collega\'s, mijn aan-
dacht krijgen.

Marieke en haar vrije tijd

In mijn vrije tijd ben ik actief met mijn sport korfbal, skeele-
ren en sinds kort ook schaatsles. In de winter kan ik niet
wachten tot er sneeuw ligt om lekker te gaan skiën.
Daarnaast ben ik een echte lekkerbek en heb ik een plank vol
met kookboeken staan. Verder ben ik erg reislustig en staat
er in oktober een grote reis naar Kenia en Tanzania op de
planning.

Regio Zuid in oprichting

C. Celling en D. Dercksen

Tijdens de Algemene Ledenvergadering van de KNMvD,
op 5 oktober 2002 te Zeist, heeft de bestuurlijke herstruc-
turering van de Maatschappij zijn definitieve vorm ge-
kregen. Voor de Afdelingen van de Maatschappij bete-
kende dit dat hun directe bestuurlijke rol beëindigd
werd. In de nieuwe structuur spelen de verschillende
Groepen van de KNMvD een directe beleidsmakende rol.
De rol van de Afdelingen is in de nieuwe structuur overge-
nomen door de Regio\'s. Alle KNMvD-leden woonachtig
in de Regio Zuid, te weten de provincies Zeeland,
Brabant en Limburg, zijn lid van de Regio Zuid.

Tijdens een gezamenlijke vergadering hebben de besturen
van de Afdelingen Brabant en Limburg en van de inmiddels
opgeheven Afdeling Zeeland besloten een interim bestuur te
formeren voor de regio Zuid.
Dit Bestuur ad interim ziet er als volgt uit:

voorzitter
secretaris
penningmeester
lid
lid
lid
lid

Geert Gelling
Daan Dercksen
Guido van Heeswijk
Carla Brink
Liesbeth Harwig
Frans van Dongen
Henk Wessels

Het Regiobestuur ad interim heeft zich de volgende taken
gesteld:

• Waarborgen van de continuïteit van de werkvergaderingen
zoals die tot en met het seizoen 2002-2003 georganiseerd
werden door de Afdelingen.

• Zorgen voor afvaardigingen van de Regio Zuid naar de di-
verse bestuurlijke structuren van de KNMvD en zorgen
voor uitwisseling van informatie van centraal naar perifeer

• Zorgen voor contacten met en informatievoorziening aan
de door de regioleden gekozen afgevaardigden naar de
Raad van Toezicht, te weten Geert de Bruijckere, Jacques
Segers en Geert Gelling.

• Oprichten of heractiveren van een aantal commissies voor
de Regio Zuid. Wij denken aan een juniorencommissie
(Brabantse Nieuwe), de seniorencommissie (Absyrtus
Senior voor de gehele regio?) en aan uitbreiding van de
broodnodige activiteitencommissie zoals die al in de
Afdeling Brabant bestond.

• Het organiseren van een vergadering van de Regio Zuid
voorafgaand aan de Algemene Ledenvergadering van de
KNMvD 2003. Deze vergadering zal plaatsvinden op
dinsdag 30 september 2003 in Paviljoen Molenwijk te
Boxtel. Reserveer deze datum! Het is de bedoeling dat tij-
dens deze feestelijke oprichtingsvergadering van de Regio
Zuid het interim bestuur plaatsmaakt voor een gekozen
Regiobestuur

Gezocht: bestuursleden en commissieleden

Het Regiobestuur ad interim is samengesteld uit bestuursle-
den van de verschillende Afdelingen. Aangezien het huidige
aantal regioleden veel groter is dan het aantal leden van de
Afdelingen is dit geen juiste samenstelling.
Het bestuur ad interim roept dan ook leden van de Regio
Zuid op om na te denken over een bestuurlijke rol binnen de
Regio. Wij zoeken kandidaten voor het Regiobestuur en voor
de diverse commissies. Regioleden die belangstelling heb-
ben voor een actieve rol binnen de Regio Zuid kunnen zich
voor inlichtingen dan wel kandidaatstelling wenden tot de le-
den van het regiobestuur ad interim.

Namens het Regiobestuur ad interim Geert Gelling (g.gelling @home.nl)
en Daan Dercksen (d.dercksen@gdvdieren.nl).

-ocr page 161-

^ait^ Praktijkcertificering

Koppeling Erkenningsregeling
en KRD-ISO 9001-2000

Het Bestuur van het VKO heeft, zoals aangegeven in het
Reglement Erkenningen, eind 2002 de haalbaarheid
van de KRD-ISO certificering geëvalueerd. Op basis
van deze evaluatie heeft het Bestuur besloten dat de
doelstelling gehandhaafd blijft: de erkende dierenarts
werkt vanuit een KRD-ISO gecertificeerde praktijk.

Evaluatie

Uit de evaluatie zijn, aan de hand van de uitgevoerde pilots
in de tweede helft van 2002, een aantal zaken naar voren
gekomen;

• Dierenartsen met een erkenning zijn vanaf de invoering
van de erkenningsregeling in 1997 op de hoogte van het
criterium dat een erkende dierenarts op termijn werkt
vanuit een KRD-ISO gecertificeerde praktijk.

• De omzetting van de KRD-criteria naar de KRD-ISO
9001-2000 is een proces dat tijd gevraagd heeft. De
KRD-ISO 9001-2000 is door het VKO definitief vast-
gesteld.

• Aan alle praktijken waar minimaal één erkende dieren-
arts werkzaam is, heeft het VKO de KRD-ISO criteria
als onderdeel van de praktijkmap kwaliteitsrichtlijnen
ter beschikking gesteld.

• De invoering van de KRD-ISO in de praktijk is een pro-
ces dat gemiddeld negen tot twaalf maanden duurt.

• Er zijn eind 2002 ongeveer 140 praktijken bezig met de
implementatie van de KRD-ISO praktijkcertificering.

Overleg

Het VKO-bestuur heeft het onderstaande besluit nadruk-
kelijk afgestemd met de technische commissies en bestu-
ren van de groepen van de Koninklijke Nederlandse Maat-
schappij voor Diergeneeskunde.

Besluit

De KRD-ISO gaat uit van planmatige verbetering van de
kwaliteit van de dierenartsenpraktijk waarin de erkende
dierenarts werkzaam is.

Het VKO-bestuur heeft besloten dat vanaf 1 september
2003 erkende dierenartsen het implementeren van de
KRD-ISO criteria in de praktijk moeten hebben opgestart.
Dit betekent dat vanaf 1 september, tijdens een reguliere
toets, de BO 1 tot en met BO 6 van de KRD-ISO (9001-
2000) getoetst worden. Vanaf 1 januari 2004 zal de toet-
sende organisatie de volledige KRD-ISO audit uitvoeren.
Vanaf 1 januari 2004 zal de toetsende organisatie de volle-
dige KRD-ISO audit uitvoeren. Dit betekent dat gedu-
rende het jaar 2004 alle praktijken op KRD-ISO getoetst
worden en dat uiteriijk 31 december 2004 alle praktijken
waar erkende dierenartsen werken, KRD-ISO gecertifi-
ceerd moeten zijn.

U kunt de KRD-ISO criteria downloaden vanaf de website
van het VKO: www.veterinairekwaliteit.nl

Uitwerking instroomeisen
erkenningsregelingen gereed

Het bestuur van het Veterinair KwaliteitsOrgaan (VKO)
heeft de instroomeisen voor de erkenningsregelingen
aangepast en opnieuw vastgesteld. Deze notitie heeft als
doel het concretiseren van de instroomeisen voor dieren-
artsen die in aanmerking willen komen voor een dier-
soorterkenning volgens de criteria van het VKO, maar op
dit moment nog niet erkend zijn voor de betreffende dier-
soort. Daarnaast zijn de eisen met betrekking tot de erva-
ring voor pas afgestudeerde dierenartsen gewijzigd.

Uit deze notitie blijkt onder andere dat dierenartsen die reeds
zijn afgestudeerd vóór 1 december 2001 en nog niet in het
bezit zijn van de gewenste diersoorterkenning, zich tot 1
maart 2003 op kunnen geven voor de betreffende basiscur-
sus. Na deze datum gelden er nieuwe instroomeisen.

U kunt de notitie vinden op de website van het VKO:
www.veterinairekwaliteit.nl.

Personal!

Voor het lidmaatschap van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde hebben de volgende collegae zich aan-
gemeld:

Arts, Mevr. C.P.CJ.; 2002; Oranjestad (Aruba);
Wayaca 238.

Assy, A.; 2002; 3732 XB De Bilt; Akker 65.
Beniers, Mevr. V; 2002; 5061 DH Oisterwijk;
Bij gaart 43.

Dierikx, Mevr. C.M.; 2001; 3705 ZA Zeist;
Warande 9.

Feijter. Mevr. A.Rdc; 2002; 4571 PA Axel; Beoostenblijsestraat 10.
Hagedoom. Mevr. L.M.; 2002; 3523 AX Utrecht;Topaaslaan 15.
Jimmink, Mevr. G.W.; 2002; 7231 PL Warnsvcld; Lage Lochemseweg 12.
Joosten, Mevr. M.E.A.; 2002; 2511 RW Utrecht; Nieuwekade 211.
Koek. Mevr. E.TW.; 2002; 1053 ZH Amsterdam; Da Costastraat 89/2.
Korthals Altes, M.W.; 2002; 9091 BH Wijns; Bartelehiem 25.
Leuven, Mevr. M. van ; 1561 AV Krommenie; Noorder 1 loofdstraat 24A.
Otte. Mevr. H.G.; 2002; 3723 WN Bilthoven; Hugo van derGoeslaan 56.
Peeters, Mevr. M.M.G.; 2002; 3584 DZ Utrecht; Cambridgelaan 227 K4.
Sitten, Mevr. J. van; 2002; 8161 SC Utrecht; Esschertsweg 4.
Sons,P.L.; 1978; 1191 CC Ouderkerk a/d Amstel; Pr. Beatrixlaan 10.
Stapper-Buitelaar. Mevr. M.J.; 2407 AJ Alphen a/d Rijn; Kortsteetsterweg 39.
Strien, M. van; 2002; 3721 JD Bilthoven; Kometenlaan 133.
Tiemens. Mevr. C.A.; 2002; 8095 PR "t Loo Oldebroek; Vierschotenweg 36.
Veen, Mevr. VN. van der; 2002; 2282 RL Rijswijk; Julianastraat 27.
Vencber^, Mevr. R.E,; 2001; 3584 ZC Utrecht; Enny Vredclaan 113.
Voorbraak, Mevr. M.J.; 2002; 5091 WG Oostelbeers; Stille Wille 238.
Vos, K.; 2002; 2253 AD Voorschoten; Leidseweg 197.
Vries, Mevr. A. de; 2001; 8161 BH Epe; Kortenkampweg 1.
Wende, T van der; 1979; 3871 KS Hoevelaken; Penningweg 8.
Wende-Kuiper, Mevr. EJ.C. van der; 1979; 3871 KS Hoevelaken;
Penningweg 8.

Overlijdensberichten:

Op 17 januari 2003 H.H.J. Scholten te Groesbeek.
Mutaties:

*Addink, B.S.; 1991; 7971 CT Havelte; Raadhuislaan 4; tel. privé:
0521-343431; fax privé: 0521-343431; werkz. bij Poultry Health Care;
tel. bur: 0522-245463; fax bun: 0522-245341; E-mail bun: info(a)
phc.bv.nl; erk. pluimvee d.

-ocr page 162-

Bakker, J.W.; 1970; 3774 BG Kootwijkerbroek; Kosterijweg 15; tel.
privé: 0342-441900; fax privé: 0342-442462; E-mail privé: j.bakkerlO®
chello.nl; medew. bij W. de Boer, E. van Essen, E. de Haan, C.G. de Kruif, M.
Roseboom, E ter Stal en W.A. de Vries; tel. prakt.: 0342-414956; fax prakt.:
0342-420361; E-mail prakt.: jwbakker@groepspraktijkdierenartsen.nl; Dep.

D.A.P. Kootwijkerbroek; tel. dep.: 0342-441212; fax dep.: 0342-442407.

Beniers, Mevr. V; Gent 2002; 5061 DH Oisterwijk; Bijgaart 43; tel.

privé: 013-5285137; E-mail privé: Veronique-Beniers@hotmail.com; wnd.d.

Binnekade, Mevr. N.; 1998; 4273 XR Hank; \'t Laantje 12; tel. privé:
0162-404633; E-mail privé: n.binnekade@hetnet.nl; geass. met Mevr. M.
Megens; tel prakt.: 0162-429551; fax prakt.: 0162-451896; E-mail
prakt.: info^ Beemd.nl.

Bleekrode, Mevr. W.G.; 2001; 2841 BL Moordrecht; Uiterwaard 85; tel.
privé: 0182-379975; fax privé: 0182-379976; E-mail privé: wgb@ renmark.nl.

Boer, W. de; 1977; 3772 LL Barneveld; Molecaten 111 ; tel. privé: 0342-
415011: E-mail privé: wietze.de.boerCa hccnet.nl geass. met E. van Essen,

E. de Haan, C.G. de Kruif, M. Roseboom, E ter Stal en W.A. de Vries; tel.
prakt.: 0342-414956; fax prakt.: 0342-420361; E-mail prakt.:
wdeboer@groepspraktijkdierenartsen.nl.

Bom, G.J.; 2002; 7671 CD Vriezenveen; Westeinde 86; tel. privé: 0546-
564546; E-mail privé: gjbom@hotmail.com; medew. bij W. de Boer, E. van
Essen, E. de Haan, C.G. de Kruif, M. Roseboom, F. ter Stal en W.A. de Vries;
tel. prakt.: 0342-414956; fax prakt.: 0342-420361; E-mail prakt.: gjbom@
groepspraktijkdierenart,sen.nl; Dep. Kootwijkerbroek; tel. dep.: 0342-
441212; fax dep.: 0342-442407.

Elings,S.J.C.; 1988; 8181 AT Heerde; Sophialaan 14; tel. privé: 0578-
697720; E-mail privé: bas@elings.net; geass. met H. van Ark, A.J. Plaisier,
G.J. Suurd en E.J.C. Thybaut; tel. prakt.: 0578-612273; fax prakt.: 0578-
616399; E-mail prakt.: info(a dierenartscn.nl.

Essen, E. van; 1995; 6741 DR Lunteren; Dr. Kimmijserlaan 5; tel. privé:
0318-483894; E-mail privé: essen.van@worldonline.nl; geass. met W. de
Boer, E. de Haan, C.G. de Kruif, M. Roseboom, E ter Stal en W.A. de Vries; tel.
prakt.: 0342-414956; fax prakt.: 0342-420361; E-mail prakt.: evanessen@
groepspraktijkdierenartsen.nl.

Frens, J.; 1964; 4002 HDTiel; Hanzchof 10; tel. privé: 0344-655029;
fax privé: 0344-655029; E-mail privé: frens003@planet.nl; r.d.

Graaf, H.A. de; 2000; 5712 SP Someren; Goord Verbernedijk 66; tel.
privé mobiel: 06-53417260; E-mail privé: hermandegraaf@hotmail.com;
medew. bij B.A. ten Brugge Cate. C.L.L. Dujardin, E. Enzerink, J.A.G.
Gerards, N. Groot Nibbelink, B.L.A. Kolpa, PW.C.M. van Oijen, R.J.M.L.
Raymakers, Mevr. M.G. Schuttert, L.A.J. Smeenk, A.H.A. Steentjes en J.A.
Westerbeek, tel. prakt.: 0493-441044; fax prakt.: 0493-441045; E-mail prakt.:
vcs@vc.someren.nl.

Haan, E. de; 1996; 3772 VJ Barneveld; Herfsttuin 37; tel. privé: 0342-
423973; E-mail privé: dam.haan(aAvorldunline.nl; geass. met W. dc Boer.
E. van Essen, C.G. dc Kruif, M. Roseboom, F. ter Stal en W.A. de Vries; tel.
prakt.: 0342-414956; fax prakt.: 0342-420361; E-mail prakt.:
edehaan@grocpspraktijkdierenartsen.nl.

Hamster, EU; 2002; 3771 HT Barneveld; Bloemendaallaan 37; tel.
privé: 0342-408776; medew. bij W. de Boer, E. van Essen, E. dc Haan, C.G. de
Krtiif, M. Roseboom, F ter Stal en W.A. de Vries; tel. prakt.: 0342-414956;
fax prakt.: 0342-420361; E-mail prakt.: fhamstcr@groepspraktijkdieren
artsen.nl.

Heynen, G.; 1973; 3776 LP Stroe; Wolweg 6; tel. privé: 0342-441202; r.d.

Hilvering,J.; 1982; 7740 AC Coevorden; Postbus 125;tel. privé: 0524-
517050; fax privé: 0842-213568; E-mail privé : j.hilvering@zod.nl; geass.
met H.FJ. Bulthuis, W.B.J. Oosting, A.H.G. Piebes, PA.J.M. Stoop en IJ.R. de
Vries; tel. prakt.: 0524-513694; fax prakt.: 0524-512903; E-mail prakt.:
info@zod.nl.

IJzerman, Mevr. M.T.; 1969; 8341 SJ Steenwijkerwold; "t Dennebos
Oldemarktseweg 180; tel. privé: 0521-588772; fax privé: 0521-589126; E-
mail privé: dennebosl@hetnet.nl; plv dir Bij VW.A. afd. RVV Kring Noord
Hoogeveen; tel. bur: 0528-225255; fax bur: 0528-225250; E-mail bur:
m.t.ijzerman@rvv.agro.nl.

Korthals Altes, M.W.; 2002; 9091 BH Wijns; Bartelehiem 25; tel. privé
mobiel: 06-47128647; medew. bij K.S. Boersma en Mevr. J.R. Vollema; tel.
prakt.: 0511 -472064; fax prakt.: 0511 -476456.

Kruif, C.G. de; 1997; 6733 BP Wekerom; Roekelseweg 42; tel. privé:
0318-462120; E-mail privé: cgdekruif@ hetnet.nl; geass. met W. de Boer,
E. van Essen, E. de Haan, M. Roseboom, F. ter Stal en W.A. de Vries; tel.
prakt.: 0342-414956; fax prakt.: 0342-420361; E-mail prakt.:
cgdekruif@groepspraktijkdierenartsen.nl; Dep. D.A.P. Kootwijkerbroek; tel.
dep.: 0342-441212; fax dep.: 0342-442407.

Mocking, Mevr A.G.M.; 1998; 3702 AH Zeist; Steniaweg 52; tel. privé:
030-6971831; E-mail privé: moutmocking@hotmail.com. Wnd.d. in
Engeland in 2003.

Peeters, Mevr. M.M.C.; 2002; 3584 DZ Utrecht; Cambridgelaan 227 K
4; tel. privé: 030-2518467; E-mail privé: M.M.Peeters@students.uu.nl;
medew. anaesthesiologie, afd. geneesk. gezelsch.d. UU.

Riet, J. van \'t; 1973; 6715 JJ Ede; Cloeckendaal II; tel. privé: 0318-
620840; geass. met FM. Thate; tel. prakt.: 0318-610112; fax prakt.: 0318-
616582; E-mail prakt.: dac.ede-bennekom@hemet.nl.

Roeleveld, Mevr. A.J.; 2001; 2548 ZK \'S-Gravenhage; Paul
Steenbergenlaan 87; tel. privé: 070-3932226; E-mail privé: Sandra roele-
veld@hotmail.com; medew. bij J.G.T. Krijnen en A.A.P. Groenewegen; tel.
prakt.: 079-3610707; fax prakt.: 079-3615101; E-mail prakt.: info@
dapzoe.nl.

Roseboom, M.; 1978; 6731 AA Otterio; Harsekamperweg 25; tel. privé:
0318-591952; fax privé: 0318-591008; E-mail privé: roseboom.m@
planet.nl; geass. met W. de Boer, E. van Essen; E. de Haan, C.G. de Kruif; E
ter Stal en W.A. de Vries; tel. prakt.: 0342-414956; fax prakt.: 0342-420361;
E-mail prakt.: mroseboom@groepspraktijkdierenartsen.nl; Dep. D.A.P
Harskamp; tel. dep. : 0318-456275 ; fax dep. : 0318-457461.

Sanden, Mevr. M.D.J.M.J. van der; 2000; 5654 DK Eindhoven;
Bennekelstraat 138; tel. privé: 040-2570744; E-mail privé: mendelyvander
sanden@hotmail.com; mcdcw. bij H.J.M. Cornells, J. Floor, J.W.P.
Heijmans, J.H. ten Hoopen, P.G.M. Morssinkhof, C.J.M.IM. Schellens,
J.P.M. Schijf, J..J.J.IV1. Settels, M.M. Volwerk en J.A.J.M. Widlak; tel.
prakt.: 0497-571275; fax prakt.: 0497-550220; E-mail prakt.: info@
diercnkliniekdckempen.nl.

Schevers, VG.; 1995; 7854 SC Aaiden; Hilde 2; tel. privé: 0591-
372479; tel. privé mobiel: 06-55155638; fax privé: 0591 -372579; geass. met

G. Hegen; tel. prakt.: 0591-361368; fax prakt.: 0591-361671; E-mail prakt.:
dap.zuidenveld@woridonline.nl.

Schoen, Mevr A.C.; 1999; 1752 JM Sint Maartensbrug; Grote Sloot
209; tel. privé: 0224-562949; E-mail privé: acschoen@wxs.nl; d.a./chiro-
practor; tel. prakt.: 0224-562621; fax prakt.: 0224-562980; E-mail
prakt.: acschoen@wxs.nl.

Sittert, Mevr. J. van; 2002; 8161 SC Utrecht; Esschertsweg 4; tel. privé:
0578-661373; E-mail privé: jaelah70@hotmail.com.

Sons, PL.; 1978; 1191 CC Ouderkerk a/dAmstel; Pr. Beatrixlaan 10; tel.
privé: 020-4965016; medew. bij G. te Winkel; tel. prakt.: 020-6443089 en
werkz. bij Dierenopvangcentrum Polderweg 120; tel. bur. 020-4622310.

Stal, F ter; 1996; 6732 EK Harskamp; Radioweg 3 A; tel. privé: 0318-
453110; fax privé: 0318-453122; E-mail privé : fterstal@hetnet.nl; geass. met
W. de Boer, E. van Essen, E. de Haan, C.G. de Kruif, M. Roseboom en W.A.
de Vries; tel. prakt.: 0342-414956; fax prakt.: 0342-420361; E-mail prakt.:
fterstal@groepspraktijkdierenartsen.nl; Dep. D.A.P. Harskamp; tel. dep.:
0318-456275; fax dep.: 0318-457461.

Suurenbroek, B.S.M.; 1998; 8103 CE Raalte; Koekoek 16; tel. privé:
0572-361154; E-mail privé: suurenbroek24@zonnet.nl; medew. bij F..I. van
Egmond, L.H. Karstanje, F.H.M. Pulker, H.P. Quist, M. Verhoef; II.
Verhoeven en J.W. Zuurhout; tel. prakt.: 0572-353334; fax prakt.: 0572-
355140; E-mail prakt.: dgcmidsalland@agroweb.nl.

Thybaut. Mevr. M.PR.; 2001; 7645 AK Hoge Hexel (OV);
Bekkenhaarszijweg 3 ; tel. privé: 0546-698160; tel. privé mobiel: 06-
21586798; E-mail privé: mprthybaut@yahoo.coni; medew. bij G.A.
Berghuis, M. Bossers, J.Th.M. Hermens, W. Koster, J.H.J. Mensinga en

H.G.M. VVesselink; tel. prakt.: 0546-672600; fax prakt.: 0546-672725; E-
mail prakt.: twenterandfo dierenarts.nl.

Veneklaas Slots, J.H.; 1999; 8731 CBWommels; Dr. S. Stapertstraat
34; tel. privé: 0515-333650; E-mail privé: hansvs@hotmail.com; medew. bij
H. Ebbingc, H. van Putten en D. Soede; tel. prakt.: 0515-33187; fax
prakt.: 05I5-.332454; E-mail prakt.: dapwommels@planct.nl.

Voorbraak, Mevr. M.T.J.; 2002; 5091 WG Oostelbeers; Stiile Wille 238;
tel. privé: 013-5130445; E-mail privé: mvoorbraak@hotmail.com; medew.
bij J.S. Kraus; tel. prakt.: 040-2432455; fax prakt.: 040-2465351.

Vries, W.A. de; 1983; 6741 ME Lunteren; Renswoudsestraatweg 15 A;
tel. privé: 0342-491811; E-mail privé: dap.vries@planet.nl; geass. met W. de
Boer, E. van Essen, E, de Haan, C.G. de Kruif, M. Roseboom en F. ter Stal; tel.
prakt.: 0342-414956; fax prakt.: 0342-420361; E-mail prakt.: wdevries@
groepspraktijkdierenartsen.nl.

Vugts, PA.M.; 1975; 4751 SJ Oud Gastel; Drie Weikes 3; tel. privé:
0165-314711; fax privé: 0165-314952; Gemengde prakt.; tel. prakt.: 0165-
316510; fax prakt. : 0165-314952.

Wagelaar, PG.; 1998; 7007 CM Doetinchem; Stroombroekweg 5; E-
mail privé: Peter@Wagelaar.com; geass. met Mevr. C.A.M. Wolf; tel.
prakt.: 0314-384010; fax prakt.: 03I4-.384810.

Wieland, M.J.; 1972; 3312 AS Dordrecht; Vlijweg 1; tel. privé: 078-
6I9I3I3; wnd.d.

*Vvergneaux, Mevr. G.E.F.M.; 2002; 5683 EB Best; Raadhuisplein
23; E-mail privé: gencyvergneaux@hotmail.com; medew. bij K.M.L.
Böhm, A. van Dorsser, J.A.J. Giesen en E. Noorman; tel. prakt.: 0499-
374205; fax prakt.: 0499-393712.

-ocr page 163-

C^gressenS, Symposia

Februari

16/20 Annual Congress at Wilderness in the
Eastern Cape Province. Equine Practi-
tioners Group of the South African
Veterinary Association. Programma en
meer informatie is verkrijgbaar via de
website: www.sava.co.za, per e-mail:
vetlink@mweb.co.za of telefonisch:
27 12 546 3442.

Maart

14/15 XV Tagung über Pferdekrankheiten im Rahmen der EQUITANA mit
begleitender Industrieausstellung, Essen. Schwerpunktthemen:
Erkrankungen des alternden Pferdes, Headshaking beim Pferd.
Veranstalter: Tierklinik Hochmoor GmbH, Information und
Anmeldung: Tel. 49-2863/2099-0, Fax 49-2863/20 99-20, e-mail:
info@tierklinik-hochmoor.de, www.tierklinik-hochmoor.de.

15 Seminar über Praxismanagement für Klein- und Großtierpraktiker im
Rahmen der EQUITANA, Essen. Finanzplanung, Wirtschaftlichkeit,
Praxisführung. Veranstalter: Tierklinik Hochmoor GmbH, Information
und Anmeldung: Tel. 49-2863/2099-0, Fax 49-2863/20 99-20, e-
mail: info@tierklinik-hochmoor.de, www.tierklinik-hochmoor.de.

17/22 Internationaal PHLO seminar: New Developments in Feed
Evaluation. Inschrijving bij het Bureau PHLO, Wageningen, tel.:
0317 484 093.

24 Veranderingsmanagement door L. Lap. Meer info via Bureau PHLO:
tel. 0317-484093, fax 0317-426547, e-mail info@secr.phlo.wau.nl,
website www.wau.l/phlo. Kosten 695 euro.

28 Emotionele intelligentie en communicatie door I. Weeda. Meer info
via Bureau PHLO: tel. 0317-484093, fax 0317 426547, e-mail
info@secr.phlo.wau.nl, website www.wau.l/phlo. Kosten 395 euro.

April

03/06 Veterinary congress, British Small Animal Veterinary Association,
locatie: International Congress Center, info: Susanna@bcva.org.uk.

10/11 Symposium \'Grenzen aan welzijn cn dierlijke productie\'
(NWO/LNV).

11 Spiritualiteit als creatieve inspiratiebron door I. Weeda en B. Blans.
Meer info via Bureau PHLO: tel. 0317-484093. fax 0317-426547, e-
mail info@secr.phlo.wau.nl, website www.wau.l/phlo. Kosten 395
Euro. Inschrijftermijn sluit op 1 maart 2003.

25/27 Voorjaarsdagen, Groep Geneeskunde Gezelschapsdieren. Info via
internet www.voorjaarsdagen.org of telefonisch: (020)6793411.

Mei

22/25 Veterinary congress, Federation of European Companion Animal
Veterinary Associatons/ APMVEAC, locatie: Congress Estoril,
Portugal, info: s.orr@riafnea.demon.co.uk.

juli

11 13th ECVS Annual Scientific Meeting and Congress. Location: Moat
House Hotel in Glasgow, Scotland. Fot more information: www.see-
glasgow.com. For registration: ecvs@vetclinics.unizh.ch.

13/18 9e International European Association for Veterinary Pharmacology
and Toxicology Congress in Lissabon, Portugal. Info: www.fmv
utl.pt/eavpt2003/congress.htm.

September

10/13 Veterinary congress, British Equine Veterinary Association, locatie:
Birmingham, info: Susanna@beva.org.uk.

2004

Augustus

25/28 Veterinary congress, worid congress of veterinary dermatology, locatie:
Wenen, Oostenrijk, info: Kristian.Pedersen@VetdermVienna.com.

vang lezingen: 9.00 uur. De afsluiting is om ongeveer 13.00 uur. Het
thema is: thorax. De sprekers zijn dr. A.A. Stokhof en mevr. dr. M.E.
Peeters. Leden van de afdelingen Zeeland, Noord-Brabant en
Limburg betalen 5 euro, niet-leden 10 euro. Graag van te voren aan-
melden bij Wim Oosse. tel 0475-593928, fax 077-4622831, e-mail:
w.oosse@home.nl.

Werkvergadering rund IV, te Molenwijk in Boxtel, 20.15 uur.
Studievergadering GHwD te Utrecht in het Beatrixgebouw van het
Jaarbeurscongrescentrum van 19.30 tot 22.30 uur.

18
20

April

7

10
14

AUV Voorjaarsregiovergadering Regio Oost, aanvang 20.15 uur.
Hotel Bilderberg Arnhem-Velp te Velp.

AUV Voorjaarsregiovergadering Regio Noord, aanvang 20.15 uur.
Mercure Hotel Hajé te Heerenveen.

AUV Voorjaarsregiovergadering Regio Zuid, aanvang 20.15 uur. Best
Western Hotel Brabant te Breda.

AUV Voorjaarsregiovergadering Regio West, aanvang 20.15 uur.
Restaurant Groot Kievitsdal te Baarn.

16

)uni

17

19

Ledenvergadering en wetenschappelijke bijeenkomst van de Groep
Pluimveewetenschappen, aanvang 14.00 uur (locatie nog vast te stellen).
Studievergadering GHwD te Utrecht in het Beatrixgebouw van het
Jaarbeurscongrescentrum van 19.30 tot 22.30 uur

September

9 Ledenvergadering en wetenschappelijke bijeenkomst van de Groep
Pluimveewetenschappen, aanvang 14.00 uur (locatie nog vast te stellen).
18 Studievergadering GHwD te Utrecht in het Beatrixgebouw van het
Jaarbeurscongrescentrum van 19.30 tot 22.30 uur.

November

22 Najaarsdag Groep Homoeopatisch-werkcnde Dierenartsen te Breda.
De precieze locatie wordt nog bekend gemaakt.

December

9 Ledenvergadering en wetenschappelijke bijeenkomst van de Groep
Pluimveewetenschappen, aanvang 14.00 uur. Locatie Mercurc
Arnhem.

Cursussen

Februari

17 PAO-D cursus 03/123, Dermatologie Kat.

18 PAO-D cursus 03/101. Röntgen Skelet.

18 PAO-D cursus 03/213, Rund Dag 1 en II.

19 PAO-D cursus 03/503, Leidraad.

20 PAO-D cursus 03/301, Klinische Les Varken (herhaling 2001).
20 PAO-D cursus 03/501, Diagnostiek Rugproblemen Paard.

27 PAO-D cursus 03/903, Onderhandelen.

27 PAO-D cursus 03/302, Medicatie in de geneeskunde van het varken
(UD).

Maart

5
11
12
13

13

14

PAO-D cursus 03/226,
PAO-D cursus 03/126,
PAO-D cursus 03/1 16,
PAO-D cursus 03/218,
PAO-D cursus 03/225.
vee, nieuwe versie.
PAO-D cursus 03/227.
ken(UD)

PAO-D cursus 03/102,
PAO-D cursus 03/220,
PAO-D cursus 03/127,
PAO-D cursus 03/397,

Uiergezondheidsmodule (UGM).
Casuïstieken neurologie.
Bijblijven op internistisch gebied.
Medicatie in dc Geneeskunde van het Kalf
, Veterinair Inseminatie-analysesysteem rund-

, Koemanagement rondom automatische mei-

15
18
25
25

Röntgen Skelet.

Gezondheidsplanner voor melkveehouders.
Casuïstieken maagdarmproblemen.
Basiscursus Klimaat in de varkenshouderij.
19,26 PAO-D cursus 03/200, Voeding Rund Module I.

Jaarvergadering en wetenschappelijke bijeenkomst van de Groep
Pluimveewetenschappen, aanvang 14.00 uur (locatie nog vast te stel-
len).

Werkvergadering voor Gezelschapsdierenpractici, zalencentrum De
Poort van Limburg, Bassin 5 te Weert. Ontvangst vanaf 8.30 uur, aan-

April

1

yERGADERIlMCEN t BlIEENKOMSTEN

Maart

11

15

PAO-D cursus 03/128, Cardiotherapeutica en casuïstieken gezel-
schapsdieren.

PAO-D cursus 03/305, Bedrijfsbegeleiding: kengetallen analyse en
case studies.

PAO-D cursus 03/200, Voeding Rund Module I.

PAO-D cursus 03/306, Varken: bloeduitslagen, wat kun je ermee? (en

wat niet) (UD).

-ocr page 164-

VET CAT

NEUTERED

-^h doororaak in ^

SezoncJh

eicfs

"•9 "oor^T^^

Het eerste dieetprogramma ter preventie
van de meest voorkomende gezondheidsrisico\'s bij

GESTERILISEERDE POEZEN EN GECASTREERDE KATERS

m

Overgewicht - Suikerziekte - Blaasstenen of blaasgruis
Problemen als gevolg van haarballen
Chronische nierinsufficiëntie - Mond- en gebitsaandoeningen

I I I I

Telefoon (0413)318400 - E-mail: info@royalcanin.nl - Internet: www.royalcanln.nl

2 ^

ri,

^ ClkN IN \' \' Veghel

-ocr page 165-

DierenkliniekcEuropaplein

2 PAO-D cursus 03/224, Bacteriologische Onderzoek Klinische
Mastitismonsters (UD).

8 PAO-D cursus 03/401, Rode bloedluis (dermanyssus gallinea) bij
pluimvee

11 PAO-D cursus 03/402, Praktische aspecten van de immunologie bij
pluimvee.

12 PAO-D cursus 03/112, Echografie Hond en Kat.

15 PAO-D cursus 03/304, Praktische Huisvesting Varkenshouderij.

16 PAO-D cursus 03/216, Elektronische data-uitwisseling van het melk-
veebedrijf naar de dierenarts.

24 PAO-D cursus 03/219, Medicatie in de geneeskunde van de melkhou-
derij.

24-25 Biologische landbouw: nieuwe kennis over primaire productie. PHLO-
cursus in Wageningen door Profdr.ir. A. van Bruggen cn prof.dr.ir. A.
van der Zijpp. Kosten 995 Euro. Meer info via Bureau PHLO: tel.
0317-484093, fax 0317-426547, e-mail info.phlo@wur.nl, website
www.wau.l/phlo.

Mei

7
15
20
21
21

23

27

juni

4
14

17

PAO-D cursus 03/131, De Internistische Patiënt.

PAO-D cursus 03/136, Gedragsproblemen bij hond en kat.

PAO-D cursus 03/122, Parondontologie bij hond en kat.

PAO-D cursus 03/134, Orthopedie bij hond en kat.

PAO-D cursus 03/303, Immuniteit door Vaccinatie in Individu en

KoppeL

PAO-D cursus 03/129, Dermatologie en Interne Geneeskunde
Gezelschapsdieren.

PAO-D cursus 03/133, Chirurgie Gezelschapsdieren.

19

PAO-D cursus 03/223, Klinische les obstetrie rund

PAO-D cursus 03/110, Röntgenologisch Onderzoek van het

Abdomen.

PAO-D cursus 03/130, Basiscursus Oogheelkunde Therapieën.
PAO-D cursus 03/210, Koe Comfort, zorgen voor een beter, langer cn
productiever leven (UD).

PAO-D cursus 03/132, Claims aangaande Voeders en Diëten
Gezelschapsdieren.

huisdieren exotische dieren

Dierenkliniek Europaplein is een zeer moderne

kliniek in Amsterdam tegenover de RAI.
Er werken nu drie artsen, één praktijkmanager en
zes assistentes. Voor uitbreiding van ons zeer
gemotiveerde en professionele team zijn wij
op zoek naar een

Dierenarts m/v
voor 30 uren per week

veterinaire tandheelkunde

Werkervaring en ervaring met DAISY is een pré!

Ben jij degene die wij zoeken? Bel dan met
020 - 6642094 en vraag naar Marno Wolters of
email naar info(^dierenkliniek-europaplein.com

voor gezelschapsdieren

- .r-

I DIERENARTSENPRAKTIJK
TUSKEN DIKEN EN FEANENI

D I T R Ê N

De Kliniek voor gezelschapsdieren in Dieren is een jonge snel-
groeiende, en vooruitstrevende kliniek (www.kliniek-dieren.nl). De kli-
niek bestaat drie jaar en is kortgeleden uitgebreid met een nevenvesti-
ging in Brummen. Het team bestaat uit twee dierenartsen en vier
paraveterinairen.

Wij hebben binnen ons team plaats voor een

enthousiaste en ambitieuze dierenarts (m/v)

Graag zien wij bij onze nieuwe collega

• Goede contactuele eigenschappen

• Een ambitieuze instelling

• Capaciteit om zelfstandig te kunnen werken

• Bereidheid tot het participeren in de dienstregeling

• Interesse in eerste- en tweedelijns diergeneeskunde

Wij bieden

• Een jong team

• Salariëring volgens de KNMvD-richtlijnen

• Goede ontwikkelingsmogelijkheden in een goed geoutilleerde praktijk

• Een voltijdbaan per 1 april

• Bij gebleken geschiktheid een vast dienstverband

Werkomgeving

De kliniek in Dieren ligt in een mooie bosrijke omgeving, aan de rand van
de Veluwezoom.

Sollicitaties kunt u binnen veertien dagen na verschijning van dit blad
richten aan: Kliniek voor gezelschapsdieren, ter attentie van de heer M.
Cuperus of de heer K. de Leeuw, Buitensingel 5, 6951 AW Dieren, tele-
foon (0313) 420032.

DAP "Tusken Diken en Eeanen" is een gemengde praktijk in Friesland,
waar vijf dierenartsen fulltime werkzaam zijn vanuit een centraal gele-
gen praktijkcentrum met twee dependances.

Wegens vertrek van een collega zijn wij op zoek naar een

Dierenarts m/v

Wij vragen:

• speciale interesse voor de geneeskunde van paarden en
gezelschapsdieren

• de paardenerkenning of de bereidheid om die te behalen

• zelfstandigheid en bereidheid om allround diensten te vervullen

• een enthousiaste en teamgerichte instelling.

Wij bieden:

• een fulltime baan

• een goede werksfeer

• bij gebleken geschiktheid goede toekomstmogelijkheden

• salaris en secundaire arbeidsvoorwaarden volgens KNMvD normen

• gelegenheid om PAO te volgen

Schriftelijke sollicitatie met cv binnen veertien dagen naar:
Dierenartsenpraktijk "Tusken Diken en Feanen", Lytsewei 30a,
9289 LB Drogeham.

Inlichtingen:

W. de Vries, telefoon: (0512) 332650 (praktijk), (0512) 364161 (privé).

-ocr page 166-

Binixin® van Bayer:
herstelt de longfunctie snel

• Niet steroïdale ontstekingsremmer op basis van 50 mg Flunixine per ml.

• Acute ontsteking bij bronchopneumonie bij rund

• Koliek en ontsteking bij spier-en skeletaandoeningen bij paard

• Snelle en sterke werking

• Inspuitbare oplossing in flacons van 50 ml en 100 ml

BinixinVu.—

^Binixin®

HnU-inlUmnaiot^

¥f

100 mi

www.livestock.bayer.b
www.livestock.bayer.(

Benaming; Binixin® een inspuitbare oplossing voor intraveneus gebnjik. •Samenstelling:
Elke ml bevat 50 mg Flunixine (als Flunixine meglumine); Fenol (tiewaarmiddel); Natrium
Formaldehyde Sulfoxylaat (antioxkians) en Propyleenglycol (solvens). • Diersoort: Rund, paard.
• Indicaties:
Rund: voor de leniging van acute ontsteking geassocieerd met bronchopneumonie.
Paard: voor de leniging van ontsteking geassodeend met aandoeningen van spieren of skelet,
voornamelijk in de acute tot subchronisctie stadia. Het is eveneens geïndiceerd voor de leniging
van viscerale pijn, geassocieerd met koliek, • Contra-indicaties: Niet gebruiken bij dieren met
hart - .lever -, of nieraandoeningen; indien er de mogelijkheid is van gastro-intestinale ulceratie
of bloeding of indien er risico\'s zijn op btoedstollingstoornissen. Niet gebruiken bij dieren die lijden
aan koliek veroorTaakt door Heus en die geassocieerd is met dehydratatie. Niet gebnjiken bij
dieren met chronisctie aandoeningen van het skelet of de spieren. Niet gebruiken bij dieren met
gekende overgevoeligheid t.o.v. de werkzame stol. Niet gebruiken bij paarden waarvan de melk
bedoeld is voor humane consumptie. * Ongewenste effecten (algemeen): Het gebnjik van niet-steroïdale ontstekingsremmers (NSAID\'s), inclusief
flunixine, kan predisponerend werken of leiden tot gastro-intestinale irritatie en in erge gevallen, ulceratie. Er is de mogelijkheid tot bloeding, gastro-
intestinale initatie en letsels, necrosis ter hoogte van de nierpapillen en veranderingen in bloedparameters.Er zijn occasionele meldingen van
reacties ter hoogte van de injectieplaats bij paarden alsook, zowel bij paarden als runderen, van collaps na vlugge intraveneuze toediening. Er zijn
occask)nele voon/allen van anafylactische reacties welke soms fataal kunnen zijn. • Dosering en toedieningsweg:
Rund: De aanbevolen dosis
bedraagt 1 tol 2 ml Binixin per 45 kg lichaamsgewcht (equivalent aan 1,1 lot 2,2 mg flunixine per kg) intraveneus loegediend en herfiaak) als nodig
met 24 uur inten/al voor maximaal 3 opeenvolgende dagen. De oorzaak van de acute ontslekingsreaclie dient te worden achterfiaald en behandeld
met een bijhorende therapie.
Paard: Bij gebruik bij spier - en skeletaandoeningen bedraagt de aanbevolen dosis 1ml Binixin per 45kg
licfiaamsgewicfit (equivalent aan l.tmg flunixine per kg) intraveneus toegediend met 24 uur intenral voor maximaal 5 opeenvolgende dagen
naargelang de respons. Bij gebruik bij koliek bedraagt de aanbevolen dosis lm! Binixin per 45kg löiaamsgewicht (equivalent aan l,1mg flunixine
per kg) intraveneus toegediend en één - lot tweemaal herfiaald indien symptomen van koliek zKfi herbalen. De oorzaak van de koliek dient te
worden achterhaald en behandeld met een bijhorende therapie. • Wachttijd: Eetbare weefsels. Rund: 10 dagen. Paard: 28 dagen l^elk. Rund:
48 uur. Niet toedienen aan paarden waarvan de melk wordt gebruikt voor humane consumptie.
Registratiehouders: Bayer s.a.-n.v.: Reg Nr.: 187 IS 330 F12, Bayer B.V.: REG NL 9975

-ocr page 167-

Uit
de

hoofdredactie

Crisis

Tijdens de bestudering van de inhoud van het voor u liggende Tijdschrift, om dit te voorzien van een
passend editorial, kijk ik met een half oog naar een uitzending van Nova. Natuurlijk vormt de .steeds
verder oplopende spanning rond Irak het hoofdonderwerp. De oorlog.sdreiging neemt toe en diverse
landen nemen preventieve maatregelen om terroristische aanslagen te voorkomen. Ook Nederland on-
derneemt actie. Men laat zien dat er druk wordt gewerkt aan de productie van pokkenvaccin. Kort wordt
ingegaan op de grote ontdekking van Jennen hoe hij als eerste, reeds in 1796, succesvol een kind vacci-
neerde tegen pokken, met een \'koepok \'-virus (Vaccinia-viriis). Zoals bekend heeft een intensieve vacci-
natiecampagne er later toe geleid, dat het pokkenvirus wereldwijd is uitgeroeid. In enkele laboratoria
in de wereld is het virus echter bewaard gebleven en er kan niet worden uitgesloten dat dit agens in ver-
keerde handen is gevallen. In de reportage wordt vervolgens gedi.scussieerd of er bij calamiteiten moet
worden overgegaan tot een vaccinatie van alle Nederlanders of niet. Deskundigen, waaronder collega
Osterhaus, pleiten voor een ringvaccinatie!

Deze discussie klinkt ons meer dan bekend in de oren. Het toeval wil dan ook, dat Juist in dit nummer
van het Tijdschrift, een door het Bestuur ingestelde werkgroep haar aanbevelingen over de aanpak van
een eventueel volgende MKZ-uithraak doet. Er wordt natuurlijk een lans gebroken voor de mo-
gelijkheid om hij een uitbraak te kunnen vaccineren. Dit, zoals duidelijk wordt gesteld: "In het belang
van mens en dier ".

Deze aanbeveling van de werkgroep vormt een voorbeeld van de bepaling van een collectief .standpunt.
Dat het innemen van een algemeen .standpunt niet altijd gemakkelijk gaat. blijkt uil de diverse ingezon-
den stukken die in dil nummer zijn geplaatst. De diversiteit in werkterrein, de uitéénlopende inzichten
en de verschillende belangen hinnen de veterinaire beroepsgroep, maken het aansturen van een
heroep.svereniging niet gemakkelijk. Omdat onze beroepsgroep .slechts een kleine factor vormt in een
complexe maatschappij, lijkt het bundelen van de krachten echter noodzakelijk. Dat er daarbij strate-
gische keuzes gemaakt moeten worden, staat vast.

Het maken van de juiste keuze en het bundelen van krachten is ook internationaal gezien momenteel een
groot probleem. Op dit toneel spelen er eveneens verschUlende belangen, die lang niet allemaal
duidelijk zijn. De itiformatie die tot ons komt, is bovetulien niet altijd even transparaitt en betrouwbaar
Gelukkig hoeven wij als beroepsgroep deze problemen niet op te lossen, maar ook wij kunnen ons niet
aan de mogelijke gevolgen van de internationale crisis onttrekken. Laten we hopen op een goed afloop.

Terugkerend naar ons eigen Tijdschrift mogen we concluderen dat goede communicatie, open di.scu.ssie
en adequate infortnalievoorziening, erg belangrijk zijn. We hopen tnet dit nummer in die opzet te zijn
geslaagd.

I

J. T. Siebinga

Diergenees

-ocr page 168-

Recidiverende huidproblemen bij een zeekoe:
de diagnostische aanpak

Tijdschr Diergeneeskd 2003; 128:140 -145

W.H.C. Leistra-, M.J. Hoyer\', M. Kik\\ enJ.D. Sinke\',\'\'

Oorspronkelijk artikel

Samenvatting

Een ongeveer veertig jaar oude Caribische zeekoe werd
aangeboden met een sinds vijftien jaar recidiverende ve-
siculaire en ulceratieve dermatitis, gecombineerd met
anorexie en gewichtsverlies.

Op basis van de anamnese en klinische verschijnselen
werd een differentiaaldiagnoselijst opgesteld die vervol-
gens door middel van aanvullend onderzoek werd getoetst.
Aanvullend onderzoek bestond uit huidafkrabsels, bacte-
riologisch onderzoek, cytologisch onderzoek, bloedonder-
zoek en histopathologisch onderzoek van huidbiopten. Op
grond van de resultaten kon de waarschijnlijkheidsdia-
gnose auto-immuundermatose worden gesteld. Ondanks
behandeling met corticosteroïden recidiveerden de klach-
ten en overleed het dier. Uit histopathologisch onderzoek
van post-mortem genomen huidbiopten bleek een auto-
immuundermatose opnieuw de meest waarschijnlijke dia-
gnose, en kon de aandoening nader worden gekarakteri-
seerd als een subepidermale bulleuze dermatose, mogelijk
op auto-immuun basis. Het post-mortem onderzoek gaf
verder aan dat er sprake was van decompensatio cordis en
chronische nefritis. In welke mate de huidaandoening
heeft bijgedragen aan de doodsoorzaak blijft onduidelijk.
Deze casuïstiek toont aan dat ook bij weinig voorko-
mende diersoorten een systematische aanpak van ziekte-
verschijnselen van groot belang is.

Summary

Recurrent skin problems in a manatee: the diagnostic ap-
proach

A 40-year-old manatee was referred with recwrent vesicular and ulcerative
dermatosis for the past 15 years. During this period the animal was anorec-
tic and lost weight.

Differential diagnoses were formulated on the basis of the history and clini-
cal signs.

Skin scrapings, bacterial and fungal cultuiv, cytological examination, blood
examination, and histopathological examination of skin biopsies narrowed this
list down lo autoimmune dermatosis. Despite corticosteroid therapy the .symp-
toms recunvd and the animal died. Histopathological examination of post-mor-
tem skin biopsies showed again autoimmune dermatosis, more specificall sub-
epidermal bidlous autoimmune dermatosis, as the most probable cau.se of the
skin lesions. Post-mortem e.xamination .showed cardiac decompensation and
chronic nephritis. It was impossible to estimate the possible contribution of the
chronic dermatosis to the cause of death. The purpose of this case report is to
show the importance of a systematic work-up of disease in exotic animals.

\' Maatschap Dermatologie, Dierenarts Specialisten, Amsterdam.
^ Koninklijk Zoölogisch Genootschap. Natura Artis Magistrata. Amsterdam.

Hoofdafdeling Pathologie. Faculteit der Diergeneeskunde. Utrecht.
• Correspondentie naar: J. Sinke. Maatschap Dermatologie. Dierenarts Specialisten
Amsterdam. Weesperzijde 147, 1091 ET Amsterdam. Tel.: 020-6926394. Fax: 020-
6937095, e-mad: maatschapdermatologie^planet.nl.

Inleiding

Zeekoeien zijn zeezoogdieren behorend tot de orde van de
Sirenia. De soort Trichechus manatus, de Caribische of
West-Indische zeekoe, komt in het wild voor in tropische ge-
bieden, met name de kustgebieden van Zuid- en Midden-
Amerika. Een volwassen mannelijk dier is ongeveer 1,7 me-
ter lang en weegt gemiddeld 300 kg. In het wild kunnen ze
naar schatting zo\'n vijftig jaar oud worden. Ze worden zowel
in zout als zoet water aangetroffen en kunnen ook in gevan-
genschap in beide soorten water leven. Ze worden al meer
dan een eeuw in dierentuinen gehouden en lijken relatief on-
gevoelig voor ziektes. Wel is duidelijk geworden dat het suc-
cesvol houden van zeekoeien in gevangenschap samenhangt
met de waterkwaliteit en de juiste voeding. Met name een
juiste watertemperatuur is van levensbelang voor de zeekoe.
De dieren zijn strikte vegetariërs; een volwassen dier eet on-
geveer 20-25 kg groenvoer per dag (9).

Casuïstiek

Anamnese

Een ongeveer veertig jaar oude mannelijke Caribische zee-
koe
(Trichechus manatus) werd aangeboden aan de
Maatschap Dermatologie te Amsterdam, in verband met ve-
siculaire en ulceratieve dermatose gecombineerd met ver-
minderde eetlust en gewichtsverlies (50 kg in twee weken).
Het dier vertoonde, voor zover te beoordelen, geen tekenen
van jeuk of pijn. Deze klachten waren sinds vijftien jaar reci-
diverend aanwezig met steeds toenemende ernst. Gedurende
deze jaren was het dier behandeld met multi-vitamineprepa-
raten, antibiotica (enrofloxacine, tetracycline), corticosteroï-
den en topicale behandeling met 10% betadine, meestal in
wisselende combinaties met elkaar. De klachten verdwenen
met deze behandelingen steeds tijdelijk.
Het dier was in 1966 in het wild gevangen en geïmporteerd
uit Suriname en werd sinds 1977 samen met zijn zoon in
Artis gehuisvest. De zoon heeft nooit huid- of andere ge-
zondheidsproblemen ontwikkeld.

Klinische bevindingen

Bij algemeen klinisch onderzoek bleek de zeekoe erg mager te
zijn in vergelijking met zijn zoon. De slijmvliezen leken, voor
zover te inspecteren, niet afwijkend. De ogen en oren waren
niet ontstoken. De ademhaling was niet betrouwbaar te beoor-
delen gezien de stress van het dier. Het algemeen klinisch
onderzoek bij zeekoeien blijft veelal beperkt tot het beoorde-
len van de habitus, slijmvliezen en ademhaling (normaliter in
rust: één keer per drie ä zes minuten). De rectale temperatuur
hoort tussen de 34,5 en 36,1 °C te liggen, maar is moeilijk op te
nemen omdat onder onderzoeksomstandigheden (\'droogleg-
ging\') de anus moeilijk bereikbaar is. Over de hartslag en de
beoordeling daarvan is weinig bekend bij zeekoeien.
Bij dermatologische inspectie bleken caudaal van de borst-

-ocr page 169-

vinnen tientallen vesikels aanwezig met een doorsnede van
gemiddeld een centimeter. In kop- en halsgebied was er
sprake van ulceraties (Figuur 1) en op het caudale deel van
de rug beide typen huidlesies. De epidermis liet hier over
grote gedeelten los (Figuur 2).

Op basis van deze gegevens werden de volgende diflerentiële
diagnoses in overweging genomen: infectieuze dermatitis
(parasitair, protozoair, bacterieel, schiminel, gist), dermatitis
ten gevolge van zoötechnische deficiënties (met natne voe-
dingsdeficiënties en afwijkingen van de waterkwaliteit), auto-
iinmuundermatose en superficiële necrolytische dermatitis.

Aanvullend onderzoek

Aanvullend onderzoek bestond uit microscopisch onderzoek
van huidafkrabsels, bacteriologisch onderzoek van materiaal
uit een intacte vesikel, cytologisch onderzoek van materiaal
uit een intacte vesikel, schitnmelkweek van vloeistof uit een
intacte vesikel en oppervlakkig materiaal afgenomen met een
swab, histopathologisch onderzoek van huidbiopten en een
algemeen screenend bloedonderzoek. Tevens werden de zoö-
technische omstandigheden geëvalueerd.
Met uitzondering van bloedafname bestaan er voor de ge-
noemde technieken geen specifieke richtlijnen voor de zee-
koe. Daarom werden de diagnostische procedures aangehou-
den zoals die ook voor de hond en kat gelden (4).
Huidbiopten van 6 mm doorsnede werden genomen met een
ponsbiopteur onder lokale verdoving (lidocaine 1%).
Bloedafname vond plaats aan de plantare zijde van de borst-
vin zoals voor zeekoeien wordt aangegeven (9).

Resultaten aanvullend onderzoek

In het algemeen screenend bloedonderzoek werden geen aan-
wijzingen gevonden voor de vermagering van het dier.
Bij microscopisch onderzoek van diverse huidafkrabsels
werden geen parasieten gevonden. Cytologisch onderzoek
toonde alleen neutrofiele granulocyten aan. Er werden geen
intracellulaire bacteriën, gisten, schimmels, parasieten of
acantholytische cellen aangetroffen. Bacteriologisch onder-
zoek toonde een mengcultuur van zes soorten bacteriën,
waaronder
Pseudomonas spp en diverse colifortnen. Er kon-
den geen schimmels of gisten worden gekweekt uit vloeistof
uit een intacte vesikel en uit oppervlakkig materiaal afgeno-
:nen met een swab. Op grond van deze bevindingen werden
infectieuze oorzaken van de huidklachten onwaarschijnlijk
geacht.

Histologisch onderzoek van de huidbiopten liet een matig tot
ernstige proliferatieve ontsteking in de epidermis zien, met
inicropustels waarin enkele niet nader geïdentificeerde ne-
matoden werden gevonden. Het ontstekingsinfiltraat bestond
voornamelijk uit heterofielen (een bij de zeekoe voorko-
mende granulocyt die morfologisch veel overeenkomst ver-
toont met de eosinofiele granulocyt), eosinofielen en lymfo-
cyten. Deze histopathologische bevindingen kunnen passen
bij cutane parasietenovergevoeligheid, superficiële necrolyti-
sche dermatitis en auto-immuundermatosen. Cutane parasie-
tenovergevoeligheid wordt verondersteld een rol te kunnen
spelen bij recidiverende huidproblemen bij zeekoeien, geba-
seerd op de waarneming dat bij sommige dieren de proble-
men verdwijnen nadat de nematoden met behulp van een

-ocr page 170-

antiparasitaire behandeling geëlimineerd zijn (mondelinge
mededeling Judy St Leger, Ocean World San Diego, CA,
USA).

Superficiële necrolytische dermatitis is bij andere diersoorten
altijd geassocieerd met leverziekten of glucagonproducercnde
pancreastumoren (6). De huidlesies ontstaan door degeneratie
van keratinocyten, vermoedelijk als gevolg van metabole
stoornissen die veroorzaakt worden door deze ziekten.
Bloedonderzoek wees uit dat zowel de leverenzymen als de
glucose binnen de normaalwaarden lagen, waardoor superfi-
ciële necrolytische dermatitis minder waarschijnlijk werd.
Alhoewel het histologisch beeld geen specifieke aanwijzin-
gen voor auto-immuundermatosen gaf, kon deze groep huid-
ziekten zeker niet worden uitgesloten, mede omdat de lesies
zich leken te concentreren in de epidermis. Er kon op grond
van deze resultaten echter geen nadere identificatie plaats-
vinden van om welk type auto-immuundermatose het eventu-
eel zou kunnen gaan.

Uit evaluatie van de zoötechnische omstandigheden bleek dat
de zeekoe gehuisvest was in een verswaterbassin gevuld met
leidingwater van 27-28"C, dat dagelijks ververst werd. De
ruimte was voorzien van een UV-lamp, echter de capaciteit
van deze lampen was gering en het licht drong slechts enkele
centimeters in het water door De UV-voorziening was dus
mogelijk te gering. De voeding bestond voornamelijk uit an-
dijvie, soms aangevuld met kiwi\'s, bananen en wortels. Tot
twee jaar geleden kregen de zeekoeien een voedingssupple-
ment bestemd voor zeezoogdieren, de laatste jaren weigerden
de dieren echter dit supplement in de vorm waarin men het
probeerde toe te dienen. De vitaminen/mineralenvoorziening
was dus mogelijk onvoldoende, met name de laatste twee jaar.
Aan dc hand van bovenstaande bevindingen werd de diffcrcn-
tiaaldiagnose beperkt tot: cutane parasietenovergevoeligheid
auto-immuundermatose en dermatitis ten gevolge van zoö-
technische deficiënties.

Verloop

Direct nadat het materiaal voor bovengenoemd aanvullend
onderzoek was afgenomen, werd de zeekoe behandeld met
corticosteroïden (dexamethason-isonicotinaat 12 mg IM).
Hierop namen de huidproblemen enigszins af en verbeterde de
eetlust van het dier Naar aanleiding van de uitslagen van het
aanvullend onderzoek werd het dier enkele weken later behan-
deld met doramectine (een eenmalige dosis van 60 mg IM).
Tevens werd de voeding aangevuld met een vitamine/minera-
lenpreparaat (liquid vitamin supplement for Racing Horses).
Doseringen van de bovengenoemde medicijnen waren geba-
seerd op richtlijnen uit het CRC Handbook of Marine Mammal
Medicine (9). Desondanks recidiveerden de klachten enkele
weken later opnieuw in ernstige mate en vermagerde de zeekoe
sterk. Het dier werd hierop wekelijks behandeld met dexame-
thasonisonicotinaat 12 mg IM, zonder effect. Ongeveer een
maand later overleed het dier zonder andere ziekteverschijnse-
len getoond te hebben dan de bovenbeschreven symptomen.

Post-mortem onderzoek

Macroscopisch onderzoek toonde een sterk vermagerd dier
met ulceratieve huidlesies en op sommige plaatsen een losla-

-ocr page 171-

tende epidermis. Er werd een purulent proces in de huid ge-
vonden. Bij microscopisch onderzoek bleek in de ulceratieve
huid sprake van epidermolysis op basaalmembraanniveau
(Figuur 3). Er was geen sprake van interface, dermatitis of
acantholyse. De achtergebleven basaalmembraan had een re-
gelmatig aspect. Ontstekingsreacties varieerden van afwezig
ondanks veel bacteriën, tot gering en rondcellig en hier en
daar purulent. Er werden geen parasieten in de huid aange-
troffen. Een BO van het abces in de huid toonde enkele
Pseudomonas- en Streptococcen- species aan die waarschijn-
lijk secundair waren. Het hart vertoonde dilatatie van de aorta
en de arteria pulmonalis met een verdikte aortawand. Er was
sprake van degeneratieve veranderingen van hartspiervezels.
De lever was gezwollen en bol met een onregelmatig opper-
vlak. Bij microscopisch onderzoek werden zeer bloedrijke si-
nusoïden aangetroffen, met vrij veel periportaal bindweefsel,
multifocaal veel met ijzerpigment beladen macrofagen en
kupfferse stercellen, en in mindere mate met ijzerpigment be-
laden hepatocyten. Er was sprake van focaal verlies van arch-
titectuur en teleangiectasieën.

Ook de nieren waren vergroot, bol en bleek. De glomeruli
waren zeer onregelmatig, lokaal omgeven door veel bind-
weefsel, met veel uitgebreide interstitiële fibrosering. Er was
focaal acute reactieloze necrose van het tubulaire epitheel te
vinden en hier en daar een rondkernig infiltraat.
De longen vertoonden oedeem, emfyseem, en waren vochtig,
bleek met zwarte stippen. In de alveoli werden multifocaal
groepjes met ijzerpigment beladen alveolaire macrofagen
(heart failure cells) aangetroffen, en melanomacrofagen met
ijzer en melaninepigment in de septa.
Het maagdarmkanaal had een dikke wand met veel vaatteke-
ning. De milt was weinig actief, met brede trabekels en uitge-
breide hoeveelheden ijzerpigment in de macrofagen. De ove-
rige organen vertoonden geen afwijkingen.

Op basis van deze bevindingen was de pathologische conclu-
sie: chronische interstitiële nefritis, verdacht van decompen-
satio cordis, verdacht van auto-immuundermatose.

Discussie

Bij de benadering van de dermatologische klachten van deze,
voor de dierenarts weinig gangbare, patiënt, is zoveel moge-
lijk geprobeerd de gebruikelijke procedure te volgen voor
dieren met dermatologische problemen. Hierbij werd op ba-
sis van de anamnese en klinische verschijnselen een differen-
tiaaldiagnose opgesteld en vervolgens werd door middel van
nader onderzoek deze lijst uitgewerkt.

Het volgen van deze procedure wordt bij dergelijke dieren
echter beperkt, enerzijds door hun specifieke eigenschappen
zoals lichaamsbouw en gedrag, anderzijds door een gebrek
aan kennis over de juist bij deze diersoorten voorkomende
ziektes. Zo zijn de mogelijkheden tot klinisch onderzoek bij
de zeekoe beperkt. Het onderzoek moet in korte tijd plaats
vinden, namelijk de periode waarin het dier in verband met
het verversen van het bassinwater, droog ligt. Bij het verzame-
len van het materiaal voor het aanvullend onderzoek werden
geen noemenswaardige verschillen waargenomen met gezel-
schapsdieren op dit gebied, waardoor er vanuit mag worden
gegaan dat de hierdoor verkregen informatie betrouwbaar is.
Bij het opstellen van een eerste differentiaaldiagnose kon niet
worden uitgegaan van specifieke ziektekundige kennis op het
gebied van zeekoeien, aangezien deze zeer spaarzaam is.
Daarom werd uitgegaan van wat in principe bij andere dier-
soorten (hond, kat, paard) bij dergelijke symptomen differen-
tiaaldiagnostisch in aanmerking zou komen, aangevuld met
de bij \'bijzondere\' dieren voor de hand liggende zoötechni-
sche deficiënties.

Gebaseerd op de uitslag van het cytologisch onderzoek, bac-
teriologisch onderzoek, cultureel schimmelonderzoek, histo-
pathologisch onderzoek van de huidbiopten en het bloed-
onderzoek, kon de differentiaaldiagnoselijst bij deze patiënt
beperkt worden tot een overgevoeligheidsreactie op de in de
micropustels gevonden nematoden, auto-immuundermato-
sen en zoötechnische deficiënties.

Om de invloed van de nematoden op de dermatitis te onder-
zoeken is de zeekoe behandeld met doramectine. Omdat on-
danks deze behandeling de klinische klachten recidiveerden,
lijkt een cutane overgevoeligheidsreactie op nematoden geen
belangrijke bijdrage te hebben geleverd aan de symptomen.
Dat de doramectinebehandeling op zich succesvol is geweest
wordt ondersteund door het histopathologisch onderzoek van
de post-mortem genomen huidbiopten, waarin geen aanwij-
zingen voor een nematodeninfectie werden gevonden. Helaas
was het niet duidelijk om welke soort nematode het hier ging.
In het wild levende zeekoeien hebben vaak diverse soorten
maagdarmparasieten waaronder ook nematoden (1), maar
nematoden in de huid worden nergens beschreven. De bete-
kenis van deze cutane parasietenovergevoeligheid blijft
daarom vooralsnog onduidelijk.

Omdat het hier een bijzondere diersoort betrof, werd tevens
aandacht besteed aan de zoötechnische aspecten. Hoewel de
zoötechnische omstandigheden mogelijk niet helemaal ide-
aal waren, is het niet waarschijnlijk dat dit de enige ofbelang-
rijkste factor was in het veroorzaken van de klinische klach-
ten. Immers, de zoon van de betreffende zeekoe leeft al jaren
zonder gezondheidsproblemen onder dezelfde omstandighe-
den. Het is waarschijnlijker dat minder goede zoötechnische
omstandigheden een negatieve invloed hebben gehad op
reeds bestaande klachten. Het idee dat zoötechnische defici-
ënties (mede) kunnen leiden tot huidafwijkingen bij zee-
koeien ligt voor de hand en wordt dan ook veelvuldig geop-
perd (8). In de literatuur echter wordt dit slechts marginaal
onderbouwd. De aanbevelingen die er zijn voor de zoötechni-
sche aspecten van het houden van zeekoeien en de invloed

-ocr page 172-

hiervan op de gezondheid, berusten voornamelijk op empiri-
sche waarnemingen (2,9). De invloed van de zoötechnische
omstandigheden op de ontwikkeling van de ziekteverschijn-
selen bij dit dier blijft daarom geheel speculatief.
Bij de hier gevolgde diagnostische aanpak bleef uiteindelijk
auto-immuundermatose over als meest waarschijnlijke oor-
zaak van de klachten, op basis van het histopathologisch
onderzoek van de huidbiopten en ondersteund door de gun-
stige reactie op corticosteroïden. Deze waarschijnlijkheids-
diagnose wordt bevestigd door histopathologisch onderzoek
van de post-mortem genomen huidbiopten. De hierbij gevon-
den epidermolysis op basaalmembraanniveau zonder epider-
male necrose, acantholyse, of interface-dermatitis past het
beste bij het pathologisch beeld van de groep van subepider-
male bulleuze auto-immuundermatosen. Hieronder vallen on-
der andere bulleus pemfigoïd en epidermolysis bullosa acqui-
sita en mucous membrane pemfigoïd (5,10). Deze zowel bij
de mens als bij de hond en kat beschreven blaarvormende
auto-immuundermatosen worden veroorzaakt doordat speci-
fieke auto-antilichamen zich binden aan diverse antigenen in
het gebied waar de basaalcellen aan de basaalmembraan ver-
ankerd zijn en onderscheiden zich van elkaar in welke antige-
nen precies het doelwit zijn van deze auto-anti lichamen (5).
Zij zijn klinisch, histopathologisch en bij routine IFT- en im-
munohistochemisch onderzoek niet van elkaar te onderschei-
den. De exacte diagnose kan alleen met zekerheid gesteld
worden door het aantonen van zowel circulerende als aan de
huid gefixeerde auto-antilichamen gericht tegen diverse epi-
dermale- of basaalmembraanantigenen met behulp van im-
munologische methoden als immunoblotting en ELISA. Dit
type onderzoek is in de diergeneeskunde echter nog niet routi-
nematig beschikbaar, zodat de diagnose in feite altijd een
waarschijnlijkheidsdiagnose blijft (3). Bij de mens zijn er in-
middels vele variaties van deze ziekten bekend (7) en het is
niet onmogelijk dat ook bij dc diverse diersoorten verschil-
lende vormen van auto-immuunziekten bestaan die blaarvor-
niing en loslaten van de epidermis veroorzaken. Ook bij de
hier beschreven zeekoe waren meer geavanceerde onder-
zoekstechnieken technisch niet mogelijk zodat de diagnose
uiteindelijk het beste omschreven kan worden als: subepider-
male bulleuze dermato.se, mogelijk op auto-immuunbasis.
Het is niet duidelijk of de doodsoorzaak van de zeekoe
samenhing met deze huidaandoening. De bij het de post-mor-
tem gevonden interstitiële nefritis en decompensatio cordis
lijken in eerste instantie geen relatie te hebben met de chro-
nisch recidiverende huidveranderingen. Bij de mens heeft
een overeenkomstige ziekte als bulleus pemfigoïd over het al-
gemeen een goede prognose en is het vaak - zelfs zonder be-
handeling - een zelflimiterende ziekte (7). Deze spontane re-
gressie kan wel maanden tot jaren op zich laten wachten.
Echter bij oudere patiënten met een al fragiele gezondheid
kan bulleus pemfigoïd wel bijdragen aan een fatale afloop.
Bij de hond is beschreven dat dieren met een ernstige vorm
van bulleus pemfigoïd kunnen lijden aan anorexie en depres-
sie en kunnen sterven aan afwijkingen aan de vloeistof-,
elektrolyten- en eiwitbalans en door sepsis (5).
In het post-mortem onderzoek van de hier beschreven zeekoe
zijn geen aanwijzingen gevonden voor sepsis. Over de vloei-
stof-, elekrolyten- en eiwitbalans van het dier ten tijde van het
overlijden is niets bekend, het is dan ook mogelijk dat afwijkin-
gen op dit punt een rol hebben gespeeld bij de doodsoorzaak.

CONCLUSlf

Omdat bij ongebruikelijke diersoorten vaak specifieke ziekte-
kennis ontbreekt, wordt nogal eens snel overgegaan tot een
empirische behandeling en/of het verbeteren van de zoötech-
nische omstandigheden, zonder dat duidelijk is of deficiënties
hierin een oorzakelijk verband hebben met de ziekte. Een
goede kennis van de best mogelijke leefomstandigheden en
het daadwerkelijk toepassen van deze kennis bij niet-gedo-
mesticeerde dieren in gevangenschap is natuurlijk van zeer
groot belang.

Met deze casuïstiek hopen wij te illustreren dat in geval van
ziekte echter ook bij deze diersoorten het beste een systemati-
sche aanpak kan worden gebruikt. Het voorkomen en verloop
van bepaalde ziekten kan niet zonder meer van de ene naar de
andere diersoort geëxtrapoleerd worden. Deze casuïstiek laat
zien dat het echter wel goed mogelijk is om bij \'bijzondere\'
diersoorten een systematische aanpak van de klachten, geba-
seerd op soortgelijke klachten bij andere soorten, als uit-
gangspunt te gebruiken om tot een diagnose te komen en dus
tot een goede behandeling. Helaas is deze patiënt overleden
voordat de diagnostiek afgerond kon worden en op basis hier-
van een gerichte therapie kon worden ingesteld.

Referenties

1. Beek C, and Forrester DJ. Helminths of the Florida manatee,
Trichechus maualus latirostris. with a discussion and summary of the
parasites of the sirenians. J Parasitol 1988; 74: 628-37.

2. Nisiwakii M. General Biology In: Ridgeway, SH: Mammals of the Sea:
Biology and Medicine. Charles C. Thomas Springfield. IL, 1972.

3. OlivryT, and Jackson HA. Diagnosing new autoimmune blistering skin
diseases of dogs and cats. Clin Tech Small Anim Pract 2001; 16: 225-9.

4. Scott DW. Miller WH, and Griffin CE. Small Animal Dermatology, 6"^
edition, Saunders. Philadelphia 2001: 71-206.

5. Scott DW, Miller WH. Griffin CE. Small Animal Dermatology. 6th edi-
tion, Saunders, Philadelphia 2001: 694-700.

6. Scott DW. Miller WH, and Griffin CE. Small Animal Dermatology, 6"^
edition, Saunders, Philadelphia 2001: 870.

7. Stanley JR. Bullous Pemphigoid. In: Fitzpatrick TB, Eisen AZ, Wolff
K Freedberg IM. Austen KF (cds). Dermatology in general medicine,
4\'" edition, McGraw-Hill, New York 1993: 615-9.

8. Walsh MT, and Dover SR. Dermatitis associated with hypothennia in
juvenile florida manatees. Proc. Europ. DtDA, St. Petersburg Florida,
1998.

9. White J W, and Francis-Floyd R. Manatee Biology and Medicine. In LA
Dierauf: CRC Handbook of marine mammal medicine: Health, disease
and rehabilitation. CRC Press, Boston, 1990: 601-23.

10. Yager JA, and Wilcock BP. Color Atlas and Text of Surgical Pathology
of the Dog and Cat. Mosby-year Book Europe Limited London, 1994:
171-7.

-ocr page 173-

Eerste editie, Sandie Agar.
Uitgever: Butterworth & Heine-
mann Oxford, zooi: 187.
Prijs: ± € 30,-

De lay-out van dit Engelstalige
boek over voeding beoogt prettig
leesbaar te zijn om de voeding
voor gezelschapsdieren interes-
sant en aantrekkelijk te maken voor studenten, assistenten
en dierenartsen. Daar is de auteur, waar iedere informatie
overigens van ontbreekt behalve dat hij/zij Certified is in
Small Animal Nutrition, aardig in geslaagd.
Na een algemene inleiding over samenstelling van de voe-
ding, energie en soorten voeding wordt ingegaan op de spe-
cifieke voeding van de gezonde hond en kat. Een heel
hoofdstuk is vervolgens gewijd aan iifestage foods\'.
Hoewel een compleet diervoeder in principe moet voldoen
voor alle levensstadia, beschrijft de auteur hier duidelijk
waarom voeding in de verschillende levensfasen nauwkeu-
riger kan worden aangepast aan de variërende behoeften.
Een vreemde eend in de bijt is het volgende hoofdstuk dat
ineens gaat over de darm als ecosysteem. Best interessant,
maar niet logisch geplaatst in de opbouw van het boek. Het
grootste deel van het boek wordt hierna gevormd door het
hoofdstuk over klinische voeding oftewel de dieetvoeding.
Hierin komen alle aandoeningen, waar voeding bij de be-
handeling een ondersteunende rol kan spelen, aan bod.
Het laatste en vierde deel van het boek mag redelijk uniek
worden genoemd, aangezien hier uitgebreid wordt inge-
gaan op de normale én de klinische voeding van de kleine
gezelschapsdieren zoals konijn, gerbil, cavia, hamster,
muis en rat, chinchilla, chipmunks en de fret. Zelfs een
onderdeel over het met de hand grootbrengen van nakome-
lingen van deze exoten ontbreekt hier niet. Een uitgebreide
verklarende woordenlijst staat vooraan in dit boek en is in-
derdaad handig om diverse onbekende begrippen terug te
zoeken. Het is jammer dat de energie in de Engelstalige li-
teratuur nog steeds in calorieën wordt uitgedrukt, terwijl
wij in Nederland al meer dan 20 jaar de Joule als (interna-
tionaal erkende?) energie-eenheid hanteren. Bij kritisch
doorlezen van het boek valt echter op dat de auteur vele
nieuwe ontwikkelingen op voedingsgebied van de laatste
jaren heeft opgenomen in de tekst. Zaken als prebiotica,
verhoudingen van omega-3 en omega-6 vetzuren, leptine
bij vermagering, de rol van voedingsvezel bij diverse aan-
doeningen, critical care feeding, cachexie bij tumoren en
chondroïtine en glucosamine bij gewrichtsproblemen wor-
den vermeld. Het boek doet gemoedelijk aan door vele
kleine cartoons in de kantlijn en de teksten van de alinea\'s
zijn niet lang en inderdaad aantrekkelijk leesbaar opge-
steld.

Small Animal Nutrition

Voor studerenden worden aan het eind van ieder hoofdstuk
een aantal vragen gesteld die zeker zullen helpen bij het ei-
gen maken van de leerstof Ook worden regelmatig in
kleine kaders adviezen gegeven zoals bijvoorbeeld het toe-
voegen van ananassap aan de voeding om de ontlasting
minder aantrekkelijk te maken bij honden die coprofagie
vertonen. De vele (zwart-wit) illustraties, schema\'s en ta-
bellen verduidelijken voldoende de tekst.
Tenslotte; de antwoorden van de vragen staan netjes ach-
terin het boek vermeld. Samengevat kan gesteld worden
dat dit een leuk en informatief boek over gezelschapsdie-
renvoeding betreft dat goed bruikbaar is om een antwoord
te zoeken op de vele vragen die zich in de praktijk voor-
doen. Vooral het deel over kleine gezelschapsdieren is de
moeite waard om bij de hand te hebben. Om de prijs hoeft
men het niet te laten!

Dr. P.A.M. Overgaauw

Achtung vor Bullen

Anette Perrey, G. Rehkämper
und A. Görlach. Der Praktische
Tierarzt 2000; 8i: 647-53.

leder jaar komen in Duitsland on-
gevallen voor, zelfs met dodelijke
afloop, door onnadenkendheid en
onvoorzichtigheid met betrekking
tot de omgang met stieren.
Stieren jonger dan twee jaar ver-
tonen in stress-situaties meestal vluchtgedrag; oudere di-
een gaan als regel in de verdediging of kiezen de aanval.

Referate

Het gedragspatroon van een dier dat zijn domein wil be-
schermen of dat angstig is, wordt uitvoerig beschreven.
Ook worden adviezen gegeven over hoe men zich moet be-
schermen indien men aangevallen wordt.
Eén en ander is mede afhankelijk van hoe de stieren wor-
den gehouden, zoals vrijlevend temidden van een groep
runderen, in een open loopstal of op een Kl-station. In het
eerste geval wordt aangeraden met minstens twee perso-
nen de weide te betreden.

Belangrijk is dat het dier aan een bepaalde verzorger went.
Vooral de stem is belangrijk alsmede een rustige omgang.
Ingegaan wordt op het gebruik van een halster, van een
neusring en van een geleidestok. Het benaderen van de
dieren moet bij voorkeur van achteren geschieden.

Dr J.PW.M. Akkermans

-ocr page 174-

Tijdens de mond- en klauwzeercri-
sis in de Europese Unie in 2001,
z\'jn om handelspolitieke redenen
lï^ffffff^ massaal gezonde dieren gedood en
vervolgens vernietigd, terwijl an-
^^^^^^^^ dere oplossingen ter bestrijding
van de crisis mogelijk waren. Dit
heeft de discussie over de aanpak
van ziekten als mond- en klauw-
zeer (MKZ) aangewakkerd, zowel bij dierenartsen in ver-
schillende landen, als bij nationale en internationale
beleidsmakers, bij het agrarisch bedrijfsleven en bij con-
sumenten. De ethische discussie speelt ook binnen de vete-
rinaire beroepsgroep in ons land. Daarom heeft het be-
stuur van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor
Diergeneeskunde (KNMvD) een werkgroep ingesteld die
op basis van veterinaire inzichten een advies over de meest
gewenste manier van bestrijding van MKZ heeft opge-
steld. Het uitgangspunt voor de werkgroep is het ontwik-
kelen van alternatieve bestrijdingsmethodieken, zodat het
massaal doden en vervolgens vernietigen van gezonde die-
ren niet meer nodig is bij het bestrijden van MKZ.

Conclusies en aanbevelingen

Conclusies

Het risico van het mogelijk ontstaan van dragers en recent ge-
ïnfecteerde dieren staat centraal in de discussie over de toe-
laatbaarheid van noodvaccinatie in geval van een MKZ-uit-
braak. In de regelgeving voor internationale handel wordt
verondersteld dat vaccinatie de symptoinen van MKZ onder-
drukt waardoor de infectie niet wordt opgemerkt. Onder deze
subklinisch geïnfecteerde dieren zouden zich dan dragers
kunnen ontwikkelen die een risico vormen voor nieuwe uit-
braken. Dit risico zou alleen te voorkomen zijn door gevacci-
neerde dieren te doden. Verspreiding van het virus door ge-
vaccineerde dragers is nooit aangetoond en op grond daarvan
is de werkgroep van mening dat dit risico verwaarloosbaar is.
Door MKZ te bestrijden volgens de huidige veterinaire in-
zichten, kan een uitbraak snel en efficiënt worden bedwongen
zonder dat de maatschappij langdurig wordt ontwricht en
zonder het massale doden en vervolgens vernietigen van ge-
zonde dieren. De snelle inzet van potente NSP-vrije vaccins
met bijbehorend diagnostisch instrumentarium is daarbij no-
dig. De werkgroep is van mening dat het risico van het ont-
staan van dragers verwaarloosbaar is. De Europese consu-
ment moet in samenwerking rnet de retailers en organisaties
goed worden voorgelicht om mogelijke weerstand tegen het
eten van producten van gevaccineerde dieren te voorkomen.

\' De Werkgmep MKZ van de KNMvD beslaat uit: dr. Tj. Jorna (voorzitter), dr G.
Benedictus. mevrouw dr A. Bouma, dr A..1. Breeuwsma, dr P. Franken, drs. A.J.
Plaisier en dr P. Sutmöiler

De grootste struikelblokken zijn de internationale regelge-
ving voor de regulering van de handel en de eigenschappen
van de diagnostische testen. De bestrijding van MKZ met
behulp van vaccinatie wordt bemoeilijkt door een strengere
regelgeving dan bij de aanpak via stamping out. Daarom
moet in Brussel (Europese Unie, EU) en Parijs (Office
International des Epizoöties, OlE) worden gepleit voor op-
name van de voorgestelde bestrijding in de vigerende regel-
geving.

Dit pleit moet worden uitgevoerd door de Nederlandse over-
heid, het agrarisch bedrijfsleven, maatschappelijke organisa-
ties en uiteraard dc veterinaire beroepsgroep zelf.

Beleidsaanbevelingen

Op grond van bovenstaande conclusies worden de volgende
beleidsaanbevelingen gedaan aan de OlE en EU:

1. De regels voor het MKZ-vrij verklaren van een regio of
land na toepassing van een noodvaccinatie met NSP-vrij
vaccin behoeven niet zwaarder te zijn dan bij bestrijding
volgens de stamping out-methode.

2. De producten van gevaccineerde dieren van vrij ver-
klaarde bedrijven moeten zonder belemmeringen binnen
de Europese Unie verhandelbaar zijn.

3.De regelgeving moet gebaseerd zijn op het gebruik van
NSP-testen.

4. De controle aan de buitengrenzen van de Europese Unie
op de mogelijke insleep van besmettelijke dierziekten
moet worden verbeterd.

5. Het oprichten van een Europese vaccinbank die voldoende
vaccin op voorraad houdt met het oog op het verioop en de
gang van MKZ-uitbraken over de wereld (surveillance).

Achtergrond

Sinds 1991 is in de Europese Unie het non-vaccinatiebeleid
bij de aanpak van zeer besmettelijke ziekten (lijst A) van
kracht. Dit beleid vigeert echter niet bij alle lijst A-ziekten:
bij NCD bij pluimvee wordt preventieve vaccinatie toegepast,
ook in landen zonder een traditie van vaccineren tegen MKZ.
Een uitbraak van MKZ heeft niet alleen ingrijpende gevol-
gen voor de agrarische sector, maar ook voor de hele samen-
leving en in het bijzonder voor sectoren als recreatie en
transport. Daarnaast vindt een ontwrichting plaats van het
sociaal-tnaatschappelijk verkeer en roept de gevolgde be-
strijdingswijze alleriei ethische vragen op.
De regelgeving van de EU heeft ernstige gevolgen voor
Nederland omdat bijna driekwart van de agrarische produc-
tie moet worden geëxporteerd en export is bij een uitbraak
gedurende langere tijd niet mogelijk.

MKZ in 2001

De gevolgde aanpak bij de bestrijding van MKZ in 2001 in

De bestrijding van mond- en klauwzeer

Conclusies en aanbevelingen Werkgroep MKZ

Tj. Jorna, C. Benedictus, A. Bouma, AJ. Breeuwsma, P. Franken, AJ. Plaisieren P. Sutmöiler\'

-ocr page 175-

Nederland was effectief. Maar dierhouders, boeren en bui-
tenlui zullen zich een volgende keer letterlijk met hand en
tand en juridisch verzetten tegen gedwongen ruiming van
gezonde dieren. Zij worden dan gesteund door allerlei maat-
schappelijke organisaties. Andere sectoren zullen zich niet
zonder meer neerleggen bij het stilzetten van hun bedrijfsac-
tiviteiten.

In het verleden waren isolatie en eliminatie van zieke dieren
de enige manier van bestrijding van zeer besmettelijke ziek-
ten. Stamping out van besmette bedrijven is effectief De pre-
ventieve stamping out van bedrijven in een x km zone van de
besmettingshaard blijkt voor een veedicht gebied als
Nederland, met tevens een intensieve contactstructuur, des-
astreus zoals de uitbraken van varkenspest (1997/98) en
MKZ (2001) ons hebben geleerd. Daar komt nog bij dat de
destructiecapaciteit bij een dergelijke massale ruiming ern-
stig tekortschiet èn dat het vervoer naar de destructiebedrij-
ven op zichzelf ook een risicofactor is. Dit geldt met name
voor de afvoer van dieren van besmette bedrijven.

Probleemstelling

Het ruimen van grote aantallen dieren bij het diervrij maken
van besmette gebieden stuit op brede maatschappelijke
weerstand omdat een effectief middel, lees vaccinatie, van-
wege exportbelangen niet wordt ingezet. De intrinsieke
waarde van het dier wordt in onze samenleving meer op
waarde geschat sinds de introductie van het non vaccinatie-
beleid in het begin van de jaren \'90 van de vorige eeuw.
Ook voor de consument is het onbegrijpelijk dat wel
Argentijns vlees van gevaccineerde runderen te koop is,
maar dat gevaccineerde Europese dieren moeten worden
vernietigd. De runderen die (voor zover nog in leven) in
1991 of eerder zijn geënt, worden vrijelijk verhandeld
binnen ons land en er is binnen noch buiten de EU geen en-
kele beperking opgelegd aan de vlees en melkproducten van
deze dieren.

De opstelling en de rol van de retailers is wisselend; een posi-
tieve opstelling ten opzichte van producten van gevacci-
neerde dieren is van belang voor de acceptatie van vaccinatie.
Overigens komt mond- en klauwzeer in grote delen van Azië,
Afrika en Zuid-Amerika endemisch voor. Daarom blijft de
dreiging voor dc vrije gebieden (Europese Unie, Noord-
Amerika en Australië) bestaan, zeker door de toenemende
globalisering van de handel en de reislust van de mens. Een
aanvaardbare manier van dierziektebestrijding is dus drin-
gend gewenst. Tevens zullen strengere preventieve maatrege-
len tegen insleep van virussen moeten worden ingesteld.

Bestrijding

Bij de aanbevolen aanpak van de bestrijding van een MKZ-
uithraak gelden de volgende uitgangspunten:

• Ethisch:

- het massaal doden en vervolgens vernietigen van ge-
zonde dieren is op ethische gronden niet acceptabel.

• Veterinair-technisch:

- het onmiddellijk ruimen van besmette bedrijven

- het elimineren van het MKZ-virus in een gebied door
vaccinatie met potente vaccins die geen non structurele
proteïnen (NSP) bevatten.

Het ruimen van besmette bedrijven is effectief en efficiënt.

Volgens de werkgroep zijn (nood)entingen bij een tekort aan
ruimingscapaciteit
het aangewezen middel in vergelijking
met preventief ruimen in het reduceren van virusversprei-
ding. Dit geldt met name voor gebieden met een grote vee-
dichtheid waar de destructiecapaciteit snel tekort zal schie-
ten. Enting van bedrijven is veiliger uit het oogpunt van
smetstofverspreiding en sneller uitvoerbaar dan grootschalig
ruimen. Bij gebruik van potente vaccins krijgen de gevacci-
neerde dieren na korte tijd geen MKZ meer en wordt de ver-
spreiding van het virus grotendeels verhinderd.
In 2000 en 2001 zijn goede ervaringen opgedaan met nood-
entingen bij uitbraken in Korea, Zuid-Afrika, Nederland en
enkele Zuid-Amerikaanse landen.

Het ligt dus voor de hand te kiezen voor een snelle noodenting
bij alle gevoelige dieren in een gebied om het besmette bedrijf,
na een initiële ruiming en destructie van de dieren op bedrij-
ven waar de uitbraak begint en verdachte contactbedrijven.

Testen

Vanuit diagnostisch oogpunt is het belangrijk dat vaccins vrij
zijn van de zogenaamde Non-Structurele Proteïnen (NSP).
Diagnostische testen, zoals virusisolatie en -typering, de
PCR en de serologische testen als virusneutralisatie (VN),
antistof ELISA (beide typeafhankelijk). De NSP-test ligt nu
ter beoordeling in Brussel (EU) en Parijs (OIE).
Na vaccinatie met een NSP-vrij vaccin zullen de dieren anti-
stoffen (tegen het vaccin) ontwikkelen die kunnen worden
aangetoond met de VN- of ELlSA-test. Met een NSP-
ELISA kan onderscheid worden gemaakt tussen gevacci-
neerde en geïnfecteerde dieren, die namelijk wel antistoffen
ontwikkelen tegen NSP. Er moet nog een protocol worden
ontwikkeld voor het gebruik van de test. Internationaal
wordt hier inmiddels al aandacht aan besteed.

Rol dragers

Het risico van het mogelijk ontstaan van dragers en recent
geïnfecteerde dieren stond centraal in de discussie over de
toelaatbaarheid van noodvaccinatie in geval van een MKZ-
uithraak. In de regelgeving voor internationale handel wordt
verondersteld dat vaccinatie de symptomen van MKZ onder-
drukt waardoor de infectie niet wordt opgemerkt. Onder
deze subklinisch geïnfecteerde dieren zouden zich dan dra-
gers kunnen ontwikkelen en aldus een risico vormen voor
nieuwe uitbraken. Dit risico zou alleen te voorkomen zijn
door gevaccineerde dieren te doden.

Gevaccineerde herkauwers kunnen drager worden zonder
klinische verschijnselen te vertonen wanneer ze aan een
grote besmettingsbron worden blootgesteld. Men heeft nooit
kunnen aantonen dat dragers onder gevaccineerde runderen,
schapen of geiten MKZ bij andere dieren hebben veroor-
zaakt. Ook bij systematische vaccinaties van runderen in
Europa en Zuid-Amerika bleken de ongevaccineerde dieren,
zoals schapen, geiten en varkens, geen MKZ te krijgen on-
danks het feit dat ze in nauw contact waren met de gevacci-
neerde runderen. Bij varkens komen geen dragers voor.
Cruciaal voor het toestaan van vaccinatie bij de bestrijding
van MKZ in een MKZ-vrij land is dus het hebben van de mo-
gelijkheid om onderscheid te maken tussen
niet-geïnfec-
teerde,
gezonde gevaccineerde dieren en geïnfecteerde, ge-
zonde gevaccineerde dieren (waaronder dragers).

Draagvlak

Het verleden heeft geleerd dat bestrijding van zeer besmette-

-ocr page 176-

lijke ziekten alleen mogelijk is als de veehouders meewerken.
Een groot voordeel van de toepassing van vaccinatie is de
medewerking van vee- en andere dierhouders, mits uiteraard
aan de randvoorwaarden is voldaan. Daar komt nog bij dat in
een crisissituatie het vaccineren in een gebied beter en sneller
uit te voeren is dan een grootschalige ruiming en destructie.

Bijzondere dieren

Een aparte regeling kan worden getroffen voor dierentuinen
en bijzondere dieren. De aanpak wordt in de Richtlijn van de
Europese Raad in grote mate aan ieder land overgelaten.
Dierentuinen en andere collecties van bijzondere dieren
moeten in de gelegenheid worden gesteld zo spoedig moge-
lijk na een uitbraak in een land te vaccineren, onafhankelijk
van de afstand tot die uitbraak. Deze vaccinatie dient geen
invloed te hebben op de MKZ-status van een land.

Internationale ontwikkelingen

In mei 2002 heeft de OIE te Parijs een aantal regels met be-
trekking tot de vaccinatie tegen MKZ verbeterd. In Groot-
Brittannië zijn in juli 2002 twee rapporten verschenen over
de gewenste aanpak van MKZ. De algemene conclusie is dat
de inzet van vaccinatie voortaan noodzakelijk is.
Naar de mening van de Europese Commissie is in Europa
geen plaats voor een systematische preventieve vaccinatie,
wel moet de noodenting bij de bestrijding van MKZ een
vooraanstaande rol spelen. Daarvoor is een concept-
Richtlijn van de Raad ontwikkeld die in oktober 2002 voor
commentaar naar de lidstaten is verstuurd.

Uitspraak CAVP inzake advertentie
en mailing polyvalente entstof

Aan de Commissie Aanprijzing Veterinaire producten
(CAVP) is in december 2002 een klacht voorgelegd door
een bedrijf met in het assortiment vaccins voor honden
en katten. Deze klagende partij voert onder andere een
entstof die is geregistreerd voor de actieve immunisatie
van hondenpups tegen Parvo en Hondenziekte bij een
vaccinatie vanaf een leeftijd van zes w eken.

De klagende partij verzet zich tegen een advertentie en
een mailing van een concurrent, ter promotie van een po-
lyvalente entstof voor de vaccinatie van hondenpups van
zes weken en ouder tegen vijf ziektes (waaronder Parvo
en Hondenziekte). Volgens de klagende partij wekken
deze reclame-uitingen ten onrechte de indruk dat de ent-
stofbij vaccinatie op een leeftijd van zes weken actief im-
muniseert tegen de vijf ziektes. Dit is een gevolg van het
feit dat onvoldoende aandacht wordt geschonken aan de
door de registratiebeschikking aangeduide effecten van
vaccinatie op zes weken: er wordt actief geïmmuniseerd
tegen Parvo; immunisatie tegen Hondenziekte vindt uit-
sluitend plaats bij afwezigheid van maternale antilicha-
men; immunisatie tegen drie andere ziektes vereist vacci-
natie op een latere leeftijd dan zes weken.
De aangeklaagde partij stelt daartegenover dat naast de
advertentie en de mailing, uitgebreide technische infor-
matie aan de dierenarts wordt aangereikt. Bovendien is
men van oordeel dat de dierenarts een geïnformeerd lezer
is, die op het gebied van inentingen beschikt over basis-
kennis en ervaring.

Onontbeerlijke informatie

De CAVP is van mening dat juist bij de entstof in kwestie ac-
curate mededelingen over tijdstip en effect van de eerste en-
ting behoren tot de onontbeerlijke informatie. Vele dieren-
artsen zijn gewend met een vaccinatie op zes weken leeftijd
actief te immuniseren tegen Parvo en Hondenziekte. Van
een polyvalent vaccin, dat nadrukkelijk wordt gepositio-
neerd voor toediening op zes weken leeftijd kan de dieren-
arts, naar de mening van de CAVP, inderdaad ten onrechte
veronderstellen dat alle valenties danwel de valenties tegen
Parvo en Hondenziekte actief immuniseren op een leeftijd
van zes weken.

De CAVP is van mening dat de gewraakte reclame-uitin-
gen onvoldoende recht doen aan de registratiebeschik-
king, waarin de beperkingen van een vaccinatie op zes
weken leeftijd zijn onderschreven.
Verder onderschrijft de CAVP de relevantie van het
Honden- en Kattenbesluit dat ter sprake werd gebracht tij-
dens de zitting. Dit Besluit bepaalt dat de dierenarts in
specifieke gevallen (afgifte van honden voor asiel, pen-
sion, tentoonstelling, verkoop) zekerheid moet verschaf-
fen dat het dier op zeven weken leeftijd actief geïmmuni-
seerd is tegen zowel Hondenziekte als Parvo. Dit is een
aanvullende onderstreping van het belang van accurate
mededelingen over het effect van vaccinatie op zes we-
ken.

Reclame-uitingen stoppen

De CAVP verplicht de aangeklaagde partij de gewraakte
reclame-uitingen te stoppen en aan de dierenartsen een
mailing te doen uitgaan waarin het entschema als ver-
woord in de registratiebeschikking wordt weergegeven.
Tevens wordt de aangeklaagde partij veroordeeld tot de
kosten van de procedure.

-ocr page 177-

Op vrijdag 7 februari 2003 is, op initiatief van het
Rijksdienst voor de Keuring van Vee en Vlees (RVV),
onderdeel van de Voedsel en Warenautoriteit (VWA), een
informatiebijeenkomst georganiseerd over de onlangs
vastgestelde uitbraak van endemische runderleucose.

Voor deze bijeenkomst waren de geblokkeerde veehouderijen
en de practici van deze bedrijven uitgenodigd. Het doel van
de informatiemiddag is open en helder te communiceren over
de consequenties voor de 26 geblokkeerde rund veebedrijven.
De middag werd geleid door collega Ton Akkerman, plaats-
vervangend Chief Veterinary Officer van het ministerie van
Landbouw Natuurbeheer en Visserij (LNV).

Fred van Zijderveld van het CIDC in Lelystad, verzorgde een
algemene presentatie over runderleucose. In zijn presentatie
kwamen het ziektebeeld, de overbrenging, de diagnostiek en
de bewaking aan de orde. Deze achtergrondinformatie is
zeer nuttig om de genomen beslissingen te onderbouwen.
Fred de Klerk van de Centrale Directie RVV afdeling dier-
ziekte, beschreef het vaststellen van het eerste geval van en-
demische runderleucose bij een geïmporteerde slachtrund.
Van dit rund werd op 3 januari 2003 verdacht materiaal op-
gestuurd naar het CIDC voor onderzoek. De tracering, het
onderzoek op verdachte bedrijven en de consequentie voor
de geblokkeerde bedrijven werden helder uiteengezet. De
besluiten die door de RVV genomen worden zijn gebaseerd
op Europese Richtlijnen. De aanwezige veehouders kregen
door de beide presentaties een goed inzicht in de besluitvor-
ming en de consequenties voor de blokkade van het bedrijf

Informatiebijeenkomst uitbraak endemische runderleucose

S.G. de Groot

Er werden zowel tijdens als na de presentaties veel vragen
gesteld. Ook na de bijeenkomst konden veehouders bij col-
lega Klaas Steijn van de RVV vragen stellen over de speci-
fieke bedrijfssituatie. Alle deelnemers waren zeer enthousi-
ast over deze wijze van aanpak door de RVV. Door in een
vroeg stadium direct de betrokkenen te informeren en de ge-
legenheid te bieden tot het stellen van vragen kunnen mis-
verstanden worden voorkomen.

Drs. S.C. de Croot is stafmedeu/erlier landbouwhuisdieren/votlagezondheid bij de
KNMvD.

Prijs beschikbaar voor fundamentele bijdrage
aan ontwikkeling veterinaire nefrologie 2003

De International Renal Interest Society (IRIS) kondigt
aan dat ook dit jaar een prijs valt te winnen voor degene
die een fundamentele bijdrage heeft geleverd of klinisch
onderzoek heeft verricht aan de veterinaire nefrologie.
De IRIS Award bedraagt 15.000 euro en de inzendingen
worden beoordeeld door internationaal erkende specia-
listen uit acht verschillende landen. Inschrijvingen zijn
mogelijk tot 15 maart 2003, winnaars worden op de
hoogte gesteld op 1 mei 2003.

In aanmerking komen personen wiens project heeft geleid
tot een significante vooruitgang in het algemene begrip, dia-
gnostisering of behandeling van chronische nierinsufficiën-
tie bij honden en katten. Verder komen personen in aanmer-
king wiens project bijdraagt aan de ondersteuning van
praktiserende dierenartsen ter verbetering van de diagnose
en/of behandeling van chronische nierinsufficiëntie.

IRIS

De IRIS is in 1996 opgericht met als doel dierenartsen te hel-
pen bij het stellen van een betere diagnose en bij het door-
gronden en behandelen van nierziekten bij honden en katten.

Het eerste project is het opstellen van een algoritme geweest
dat dierenartsen helpt bij het diagnostiseren en indelen van
nierziekten in verschillende stadia. Dit algoritme is in een
software gezet dat te gebruiken valt om de gegevens van pati-
ënten in te voeren. Vervolgens rolt er per patiënt een uitkomst
en behandelingsadvies uit. Als tegenprestatie vraagt de IRIS
de gegevens naar hen op te sturen; dit is echter niet verplicht.
Het IRIS-comité verenigt diergeneeskundige nefrologisten
uit negen landen en bestaat mede dankzij financiële steun
van Novartis Animal Health. Het comité is echter onafhan-
kelijk en ieder geval dat door dierenartsen is doorgegeven
wordt door IRIS geanalyseerd en gepubliceerd in dierge-
neeskundige tijdschriften.

Interesse

Meer informatie over het gebruik van software als onder-
steuning in de diagnostisering van nierfalen bij honden en
katten is verkrijgbaar bij Novartis Animal Health Benelux,
telefoon (0165) 380580.

Informatie over deelname aan de IRIS Award is tevens ver-
krijgbaar bij Novartis. Contactpersoon is Karin Kroot, tele-
foon (0165) 380567 ofe-mail karin,jager(^ah.novartis.com

-ocr page 178-

De creatieve kant van veel dierenartsen (en dierenarts-
assistenten) kwam tot uiting tijdens de vorig jaar door
Pfizer georganiseerde fotowedstrijd rondom uierge-
zondheid. De inzendingen zijn beoordeeld door een jury
bestaande uit Henk Markerink (Pfizer), Willem
Gemmink (Veeteelt) en Susan Umans (Tijdschrift voor
Diergeneeskunde) en dit zijn de winnende foto\'s.

Verslagen Uiergezondheidspanel

De verslagen van het Uiergezondheidspanel, die met enige regelmaat in dit tijdschrift verschijnen, worden gefaciliteerd
door Boehringer Ingelheim BV. Bij de laatste twee verslagen (TvD 1 februari 2003 en TvD 15 augustus 2003) ontbreekt
deze informatie.

-ocr page 179-

Zuid-Afrikaanse nascholingsreis groot succes

Van 18 tot en met 22 november 2002 i$ in Kaapstad, Zuid-
Afrika, een postacademische nascholingscursus georgani-
seerd door Virbac, Waltham en Animaux. In het weekend
ervoor en erna werd door de meeste deelnemers gereisd,
terwijl enkelen gebruik hebben gemaakt van de pre- en
postcongrestour, onder andere naar het KrugerPark.

Het wetenschappehjke programma werd door 27 dierenartsen
gevolgd. De eerste spreker, drs. Jolle Kirpensteijn, gaf onder
andere een zeer praktische uiteenzetting over buiktumorchirur-
gie, met als titel \'exploratory laparotomy and oncologic abdo-
minal emergencies\'. De tweede spreker was organisatie-advi-
seur Rob Veerman, die de dag startte aan het zwembad met een
schilderopdracht \'Visualiseer PraktijkManagement\'. Er schui-
len ware schildertalenten onder de Nederlandse practici! De
woensdag was gereserveerd voor mevrouw drs. Lenny Jelsma,
die als dierenarts en gedragsdeskundige een praktisch zeer toe-
pasbare lezing gaf over gedragsmedicatie bij honden en katten.
Aansluitend was er een zeer enthousiaste lokale dierenarts
Nathalie Bosman, die snel en vol verve vertelde over de start
van haar anderhalfjaar oude praktijk. Ze gaf inzicht in de be-
drijfsmatige kant door middel van het presenteren van omzet-
gegevens en invloed van marketingacties hierop. Het feit dat er
niet inhoudelijk over typisch Zuid-Afrikaanse ziekten werd ge-
sproken, werd toch wel als gemis ervaren.
Als gast bracht zij de heer Denver Peach van de People\'s
Dispensary for Sick Animals, mee. Deze welzijnsorganisatie
voor dieren zet zich in voor de patiënten met eigenaren die niet
kunnen betalen. Er zijn onder andere mobiele klinieken waar-
mee naar de Townships wordt gegaan om daar diergeneeskun-
dige hulp te verlenen. De heer Peach vertelde dat ze in de goed
geoutilleerde klinieken gemiddeld 60 (!) dieren per dag castre-
ren. Geheel spontaan werd er een collecte voor hen gehouden.
Voor donderdag was dr Ralph Wendt (D) uitgenodigd. Zijn in-
steek als specialist echografie was om zo praktisch mogelijk de
basis van echocardiografie uit te leggen, aangepast aan het ni-
veau van de zaal. Ook al heeft men zelf geen echoapparaat, dan
is de diagnose die gesteld wordt voor een doorgestuurde pati-
ënt, beter te beoordelen. Vanwege de hoeveelheid foto\'s is er
een aparte syllabus beschikbaar gesteld \'Basics of
Echocardiographie and Cardiac Hypertrophy in dogs and cats\'.
De afsluiting van deze interessante week is gedaan door prof
dr Anton Liibbe, een Zuid-Afrikaanse orthopeed. Hij gaf tij-
dens zijn betoog \'Orthopedie surgery and formaldehyde gas
sterilisation of surgical instruments\' tevens zijn visie op het
(agressieve) gedrag van diverse hondenrassen, dat gerelateerd
zou kunnen zijn aan pijnklachten ten gevolge van afwijkingen
aan het bewegingsapparaat.

Al met al hebben de toehoorders het aanbod van de sprekers en
de inhoud van de lezingen goed gewaardeerd. Interesse in de
syllabi? Er zijn nog enkele exemplaren beschikbaar a € 45,00
(exclusief BTW, inclusief verzendkosten). Te bestellen bij:
Veterinair Organisatiebureau Animaux, 035-6239479.

De \'veterinair verantwoorde excursies\' bestonden uit een be-
zoek aan het wijnhuis \'Groot Constancia\' met natuurlijk een
proeverij en een dagtour naar Hermanns. Dit is een plaatsje
waar in de oktober- en novembermaanden de \'Right Wing
Whales\', van zeer dichtbij te bekijken zijn. Hoewel in deze pe-
riode het gros reeds weer vertrokken is naar het open water,
heeft iedereen toch deze imposante dieren kunnen aanschou-
wen. Naast de kleurrijke flora, zijn verder de pinguïnkolonies,
\'dassies\' en zeeleeuwen aan de kust van Zuid-Afrika eenvou-
dig in het wild te fotograferen.

De congresreis is afgerond op een drijvend restaurant, dat he-
laas door de hevige wind niet uit de haven weg kon. Suggesties
voor een dergelijke volgende reis zijn al gedaan: we houden u
op de hoogte!

AUV Veterinaire Mediatheek

In het vorige Tijdschrift voor Diergeneeskunde viel te le-
zen dat het assortiment van de AUV Veterinaire
Mediatheek de laatste tijd flink is uitgebreid met een
groot aantal nieuwe videobanden en cd-roms. Wegens
plaatsgebrek kon niet de hele lijst gepubliceerd worden.
Hieronder volgen de laatste cd-roms die voor zelfstudie-
doeleinden bij de mediatheek verkrijgbaar zijn.

Perception of Value: Making Your Practice Shine

Voor alle medewerkers in een praktijk bevat deze cd-rom infor-
matie voor het optimaliseren van de praktijk. Gevoel van ei-
genwaarde, een juiste beoordeling van de cliënt en het leren
kijken door de ogen van de cliënt kunnen een waardevolle bij-
drage leveren aan een goede naamsbekendheid van de praktijk.
Mediatheekmimmer: C 23

Lifestage Nutrition

De voeding op elke leeftijd staat op deze schijf centraal.

Voeding die afhankelijk is van leeftijd en van leefomstandig-
heden van het dier, het beoordelen van de conditie, de conse-
quenties van onder- en overgewicht, voedingsverschillen
tussen kat en hond en verschil tussen droog- en blikvoer wor-
den onder meer behandeld.
Mediatheeknummer: C 24

U kunt uw bestellingen plaatsen door te bellen naar de AUV.
telefoonnummer (0485) 335555 en het artikelnummer, te
vinden onder \'Diversen \'in de VPK, door te geven aan de or-
derverwerking.

Eventuele vragen kunt u stellen aan Jaap Schep, die vrijwel
alles van de mediatheek weet (zie bovenstaand telefoonum-
mer).

Als u een abonnement heeft op onze mediatheek, dan kimt u
een heel jaar lang gratis over al het materiaal beschikken.
Ook horen wij van u graag suggesties over aan te schaffen
materiaal, zodat wij ons bestand kunnen optimaliseren.

-ocr page 180-

Voorgangers: dierenartsen uit vroeger tijd (49)
George Fleming (1833-1901)

Hoewel George Fleming buiten het
Verenigd Koninkrijk thans ternau-
wernood nog bekend is, moet hij,
ook internationaal gezien, tot de
grondleggers van de huidige veteri-
naire wetenschap worden gerekend.
Het is haast onbegrijpelijk, hoe ie-
mand van eenvoudige smidsknecht
kon uitgroeien tot de meest invloedrijke veterinaire auto-
riteit in de Britse wereld, waarbij het niet zozeer de om-
standigheden waren die hem begunstigden, als wel zijn ij-
zeren wil en visie die bepalend waren voor zijn eigen
levensloop en voor die van zijn beroepsgroep.
George Fleming werd in 1833 te Glasgow geboren, waar
zijn vader hoefsmid was. Van kinds af aan werd hij al ver-
trouwd met de typische wereld in en om een smederij: het
omgaan met de paarden en hun eigenaars, het bewerken
van het ijzer en de gewoontes in een smidse. Zo groeide hij
op tot smidsknecht bij zijn vader. Er werd geen enkele aan-
dacht geschonken aan een schoolopleiding.
Op een gegeven moment verhuisde het gezin naar
Manchester, waar George in dienst kwam als smidsknecht
bij de alom gerespecteerde dierenarts John Lawson. Deze
ontdekte de buitengewone intelligentie van de jongen en
zorgde ervoor dat hij naar Edinburgh kon gaan om een op-
leiding tot dierenarts te kunnen gaan volgen aan het

William Dick\'s College. Ondanks zijn gemis aan schoolkennis verliep de studie vlot en hij behaalde de ene
onderscheiding na de andere. In 1855 ontving hij zijn diploma, waarna hij in militaire dienst trad als
paardenarts. Zijn eerste buitenlandse opdracht was deelname aan de Krimoorlog. Dit was een gewapend
conflict tussen Rusland en Turkije in de jaren 1853 tot 1856, waarin na enige tijd ook Engeland, Frankrijk,
Oostenrijk en Sardinië betrokken raakten. De Krimooriog is in de geschiedenis van de geneeskunde bekend
gebleven door het onnavolgbare optreden van Florence Nightingale (1823-1910). Fleming verbleef hier tot
1856, toen het Engelse leger zich terugtrok. Vervolgens werd hij naar China gezonden, waar hij tot 1861
deelnam aan diverse militaire acties. Zo was hij aanwezig bij de overgave van Peking. Ondertussen had hij
veel van dat reusachtige land gezien en had hij aan de andere zijde van de Chinese Muur Mongolië bereisd.
Hierover heeft hij een verslag geschreven onder de titel:
Travels on Horseback in Manchii Tartary (1865).
Gedurende de Abessijnse oorlog in 1868 kreeg hij de opdracht om paarden aan te kopen in Syrië en Egypte.
Het reizen gaf hem de kans inzicht te verwerven in de verspreiding van besmettelijke ziekten onder dieren.
Dit gaf hem mede de aanleiding tot het schrijven van het imposante tweedelige standaardwerk
gues: Their History, Nature, and Prevention (1871 en 1882).

In een periode dat men nog geen inzicht had in de etiologie van besmettelijke ziekten, kwam aan John Gamgee
de eer toe om belangrijke initiatieven te ontwikkelen bij de bestrijding van de runderpest van 1865, maar moet
George Fleming alle eer toegewezen krijgen bij de uitroeiing van kwade droes onder de legerpaarden.
Nadat hij bij diverse legeronderdelen had gediend, werd Fleming in 1879 benoemd tot algemeen veterinair in-

Veterinai
verledei

-ocr page 181-

specteur bij het Ministerie van Oorlog en in 1883 tot hoogste veterinaire functionaris van het leger. Als zodanig
gaf hij ook leiding aan de
Army Veterinaiy School te Aldershot, die op zijn initiatief is opgericht. De zeven ja-
ren, die hij als
Principal Veterinary Surgeon to the Army actief was, waren buitengewoon zwaar, daar Engeland
als wereldmacht in allerlei conflictsituaties betrokken was. In 1890 ging kolonel Fleming met pensioen.
Fleming is van grote betekenis geweest voor de status van de diergeneeskunde in Engeland. Door zijn inzet
kreeg het beroep meer maatschappelijk aanzien. Als president van de
Royal College of Veterinary Surgeons
lukte het hem door grote inzet om de Veterinary Surgeons Act (1881) door het parlement aanvaard te krij-
gen, vooral ook omdat hij hierbij de steun van de dierenbeschermingsorganisatie (RSPCA) had weten te
verkrijgen. Hierdoor kreeg het dierenartsenberoep wettelijke bescherming en werden door de erkenning
van de titel de activiteiten van empiristen en kwakzalvers ingedamd, doordat zij de naam van \'dierenarts\'
niet meer mochten voeren.

Ook op wetenschappelijk terrein heeft Fleming zijn sporen verdiend: een eindeloze rij van publicaties en
boeken, die van veel betekenis zijn geweest voor de Engelssprekende wereld. Zo schreef hij boeken over vi-
visectie, hoefbeslag, hondsdolheid, tuberculose, stalhygiëne, verloskunde en heelkunde. Hij vertaalde en-
kele belangrijke Franse werken in het Engels; van J.-B. Chauveau:
Comparative Anatomy of the
Domesticated Animals,
en van L.G. Neumann: Parasites and Parasitical Diseases of the Domesticated
Animals.

Van blijvend belang was zijn initiatief om in 1875 (dus 13 jaar vóór de Veterinary Record) een nieuw tijd-
schrift te lanceren:
The Veterinary Journal and Annals ofComparitive Pathology, waaraan hij gedurende 20
jaar leiding heeft gegeven. In 1900 veranderde de naam in
The Veterinary Journal en in 1949 in The British
Veterinary Journal.
De prijs die dit tijdschrift jaarlijks verleent voor het beste artikel is naar hem genoemd.
Fleming heeft, als vertegenwoordiger van zijn land, deelgenomen aan veel congressen. De overheid maakte
graag van zijn expertise gebruik. Zo werd hij benoemd in de officiële commissie tot onderzoek van Pasteurs
voorbehoedende enting tegen rabies. Over dit onderwerp werd hij ook gehoord door een comité van het
House of Lords (1887). In zijn militaire loopbaan had hij veel ervaring opgedaan met de aankoop van
paarden voor het leger; op zijn aanwijzingen waren hygiënische maatregelen doorgevoerd die hun gezond-
heidstoestand sterk hadden bevorderd. Zijn oordeel werd dan ook op hoge prijs gesteld door de
Royal
Commission in Horse-Breeding
(1889).

George Fleming ontving, behalve tal van erelidmaatschappen van veterinaire en wetenschappelijke vereni-
gingen, een eredoctoraat van de Universiteit van Glasgow in 1883. Het jaar daarop werd hem de Queen\'s
medal van de RSPCA toegekend vanwege zijn inzet een einde te maken aan gebruiksoperaties (couperen
van oren en staarten). De koningin benoemde hem tot
Companian of the Order of the Bath (C.B.) in 1887.
Hij werd vijf keer gekozen als president van de
Royal College of Veterinary Surgeons, dat hem bij diverse
gelegenheden hulde bracht voor zijn daden. Ook was hij
Fellow van de Royal Geographical Society, lid van
The Anthropological Institute en van de verenigingen voor pathologie en epidemilogie. Fleming stimu-
leerde het verenigingswezen van de dierenartsen; hij was de eerste president van de
British National
Veterinary Medical Association.

Het is ongelooflijk hoe iemand zonder enige formele vooropleiding kon uitgroeien tot chef-militair
paardenarts, wetenschappelijk publicist en succesvol verdediger van de belangen van zijn beroepsgroep.

Deze rubriek wordt verzorgd door leden van het Veterinair Historisch Genootschap

A. Mathijsen en E.P Oldenkamp

Geraadpleegde literatuur:

Arbuckle J.B.R. George Fleming, Founder of the British Veterinary Journal. British Veterinary: Journal 1975; 131: 290-1.

Clarke E. In: Dictionary of national tyiography (DNB). 1901-1911. Vol. 2. Londen 1912: 33.

Colonel George Fleming and the veterinary profession. Veterinary Journal 1901; 3,4: 284-94,357-63: 383-7.

Dunlop R.H. & Williams D.J. Veterinary Medicine, An Illustrated History. St Louis 1996: 380, 600, 650.

Eby C.H. George Fleming, M.R.C.V.S. Modern veterinaiypractice. 1958; 39: 50-1.

The late Colonel George Fleming. Veterinary Jow-nat 1901; 3: 307.

-ocr page 182-

Van bultjes...

Een vrolijke, gezonde en speelse
Airedale Terriër van tien jaar oud
heeft wat bultjes. Dat komt meer voor, maar de eigenaar is er
niet gerust op en wil de bulten graag weg laten halen. Hij
vraagt aan de dierenarts of dat op deze leeftijd nog wel verant-
woord is. De dierenarts onderzoekt de hond, luistert naar de
hartslag en stelt vast dat de hond één brok levendige gezond-
heid is. De hond lijkt hem niet te oud om deze bultjes operatief
te verwijderen. Er wordt een afspraak gemaakt en drie da-
gen later komt de hond naar de praktijk voor deze
operatie.

De operatie verloopt geheel volgens het
boekje, op wat bloedverlies uit één
operatiewond na. Geen paniek, de
dierenarts legt een drukverband
aan en laat de hond naar huis
gaan. Een dag later bloedt de
hond nog steeds uit de wond.
Als de eigenaar daarover belt
vraagt de dierenarts hem om
maar meteen op control-
econsult te komen. Onder
plaatselijke verdoving wordt
de wond weer opengemaakt,
schoongemaakt en alsnog
onderhuids gehecht. Het pro-
bleem is dan wel verholpen.

...via malaise...

De hond krijgt antibiotica en mag
naar huis, maar een dag later is hij zie-
ker dan voor de operatie. Het wondje
bloedt niet meer, maar de hond is stevig aan
het braken en heeft last van een pijnlijke
borstwand. Zowel dierenarts als eigenaar denken dat er
sprake is van een ontsteking, en de hond krijgt diverse medi-
cijnen. Daar moet de hond toch een stuk van opknappen, het
ziet er allemaal nog steeds niet ernstig uit. Helaas, de volgende
dag is de eigenaar weer terug, de klachten zijn helemaal niet
over. Zelfs als er sprake is van een ontsteking is dit toch buiten
proportie. De dierenarts vertrouwt het niet meer. Hij voert een
bloedonderzoek uit, waaruit blijkt dat de lever- en nier-
waarden erg slecht zijn. De dierenarts wil de hond in de kli-
niek houden en een infuus geven, maar de eigenaar wil de
hond niet achterlaten omdat er \'s nachts niemand aanwezig is.
De eigenaar besluit zich dan tot een andere dierenarts te wen-
den, die de hond zodanig behandelt dat de nierwaarden zich
herstellen. Toch vertrouwt deze opvolgend dierenarts het ook
....naar een tumor

De eigenaar is boos. Denk je dat er alleen een paar bultjes
worden weggehaald, is je hond kort daarna dood. Hij gaat kla-
gen bij het Tuchtcollege en maakt de dierenarts diverse ver-
wijten: de dierenarts heeft de wond niet goed gehecht en hij
heeft niet steriel gewerkt. Bij elkaar heeft dat natuurlijk ge-
leid tot de leveraandoening. In juridisch jargon heet zo\'n
drogreden een \'post hoe ergo propter hoe\' redenering, door
juristen onder elkaar ook wel een \'post propter\' genoemd. Het
gebeurde daar««, dus het gebeurde daarc^oor, is dan de ge-
dachtengang, waaruit in dit geval blijkt dat dat niet per defini-
tie het geval hoeft te zijn. Soms is het overigens niet ge-
makkelijk te bewijzen dat dat niet zo is!

Het Tuchtcollege vindt het op de eerste
plaats niet bewezen dat de dierenarts de
wond niet goed heeft gehecht en dat
hij niet steriel heeft gewerkt. En
zelfs al zou dit zo zijn, dan ont-
breekt ieder (bewijs voor een)
causaal verband tussen de uit-
gevoerde operatie en het ont-
staan van een levergezwel.

Bloedonderzoek?

De eigenaar werpt dan nog
in de strijd dat de dierenarts
voor de operatie een uitge-
breid pre-anesthetisch onder-
zoek had moeten verrichten,
waaronder een uitgebreid
bloedonderzoek. Dan was mis-
schien veel eerder gebleken dat de
hond een levergezwel had. In stilte
kun je je afvragen "en wat dan? Dat
was toch ook een harde klap voor de
nietsvermoedende eigenaar geweest?" Nog
los van de academische kwestie dat het ene uit-
gangspunt het andere tegenspreekt: ofwel het levergezwel
zou ontstaan zijn door de operatie, ofwel de dierenarts had het
eerder moeten of kunnen ontdekken, maar allebei kan niet!
Dit soort juristengekonkel daargelaten, buigt het
Tuchtcollege zich vooral over de vraag of een dierenarts een
uitgebreid bloedonderzoek had moeten verrichten bij deze
hond. Nee, er wordt een duidelijke norm vastgesteld: bij een
gezonde vrolijke hond die goed eet en drinkt en geen bij-
zonderheden vertoont is die noodzaak niet aanwezig. De
klacht wordt ongegrond verklaard.

Ongetwijfeld zullen er lezers zijn die er anders over denken,
hetgeen natuuriijk altijd weer een boeiende discussie op gang
kan brengen...

-ocr page 183-

Reactie op het artikel getiteld:
Dierverloskundige gaat buiten zijn
boekje. Gepubliceerd in het Tijdschrijt
voor Diergeneeskunde, deel i2j, afle-
vering 21 van 1 november 2003.

Ingezonde

Doel:

Aandacht vestigen op de praktijken
van de veeverloskundigen in den
lande ten aanzien het gebruik van diergeneesmiddelen en het
uitvoeren van handelingen strikt gebonden aan de dierenarts
en te bewerkstelligen middels tussenkomst van de KNMvD,
overheidsinstellingen en belangengroepen dat de erkende, ge-
certificeerde en gediplomeerde dierenarts dier- en volksge-
zondheid kan blijven handhaven.

Met oprechte verbazing hebben wij kennisgenomen van het
geschrevene over de zaak tegen de dierverloskundige.
Wij kregen het onbehaaglijke gevoel dat de mensen van het
Veterinair tuchtrecht dachten te maken te hebben met de
laatst loslopende veeverloskundige. Een man van achter in
de vijftig, die bij gebrek aan hobby\'s nog wat verlossingen
(lees: kcizersnedes) uitvoerde bij bevriende buren en toeval-
lig nog boeren ook. Met het castreermes in de ene hand en de
punt van de hak van het nog ongeboren kalf in de andere
hand, werd deze brave borst op heterdaad betrapt. De zoge-
naamde \'smoking gun\'. Een inkopper van de eerste orde. De
man werd beboet en een tijdelijke ontzegging van de snijbe-
voegdheid was zijn deel. Als het hoger beroep tenminste
geen andere uitspraak oplevert!

Een korte opsomming van de huidige situatie in het veld
moge duidelijkheid verschaffen.

Veeverloskundigen worden gewaardeerd door een deel van
de rundveehouders, zoals vermeld in het artikel. Een aantal
redenen is snel opgesomd:

* veeverloskundigen werken voor minder euro\'s, doen niet
aan rekeningen, hoeven geen visite- en logboekbonnen in
te vullen, hoeven geen etiketten op medicainenten tc plak-
ken, hoeven geen erkenning rundveedierenarts te hebben,
hoeven geen bedrijfskleding en vergoeden het kalf of koe,
mocht het allemaal misgaan;

* veeverloskundigen hoeven geen nascholingspunten te ha-
len, hun bedrijQe hoeft niet gecertificeerd te worden;

* veeverloskundigen hebben ook in Nederland heuse praktij-
ken. Vaak met een dierenarts in loondienst als bezorger van
het felbegeerde diploma diergeneeskunde; imrners een vrij-
brief tot het verkrijgen van alle inedicamenten die er zijn.

Veeverloskundigen kunnen zich daarmee onder de hoede
van hun binnengehaalde dierenarts zonder zorgen bewegen
binnen het arbeidsterrein van de dierenarts.
De gevolgen van dit handelen moge duidelijk zijn: door ge-
ringere kosten kunnen deze lieden ook goedkoper werken.
Daarmee worden niet alleen de tarieven die gelden voor ver-
loskundige handelingen in de dierenartsenpraktijken onder
druk gezet, maar ook die voor al het overige veterinaire werk,
dat immers ook door deze lieden wordt uitgevoerd. Ook wor-
den allerlei erkennitigen en diergezondheidsprogramma\'s
ondermijnd door dergelijk handelen. Tevens is het mogelijk
dat de keuze voor het beroep van rundvee/varkensdierenarts
door de jongeren niet meer gemaakt wordt omdat het vak wel
uitgeoefend kan worden door een veeverloskundige.
Kortom: redenen genoeg om deze groep tot de orde te roepen.

Dus: wie doet wat?

De Wetgever (Wet Uitoefening Diergeneeskunde) is duide-
lijk in haar tekst betreffende degene die diergeneeskundige
handelingen mag uitvoeren. Waarom dan niet voortvarend
optreden tegen zogenaamde veeverloskundige praktijken?
Taak van de handhaver van de wet.

Waarom nog argumenten gebruiken als \'het niet brodeloos
maken\' (zie bijlage artikel) van een veeverloskundige?
Taak van justitie.

Waarom dierenartscollega\'s niet op zijn minst aanspreken op
hun maatschappelijke verantwoordelijkheid op de wijze
waarmee zij hun dierenarts-diploma inisbruiken ten gunste
van een veeverloskundige?

Taak van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor
Diergeneeskunde.

Hopende u enig inzicht verschaft te hebben in de praktijksi-
tuatie en een opzetje gegeven te hebben tot het oplossen van
een probleem, zien wij de acties met spanning tegemoet.

Dierenkliniek De Lingehoeve; A. Beekhuis, W.A. Breukers,
J.J. Pouwer, DAPTiel-Maurik; H.A. de Jong, H.J. Schrama,
DAC Ede-Benneko; J. van \'t Riet

Via klachtambtenaar

Tj. Jorna

Bestuur en bureau KNMvD hebben zowel met de AID als het
Openbaar Ministerie overleg over hoe we deze zaken kunnen
aanpakken. AID en OM moeten allebei van mening zijn dat
het waard is zo\'n zaak op te pakken. De overheid geeft echter
bij handhaving en sanctionering de prioriteit aan zaken met
risico\'s voor de volksgezondheid. Er is met nadruk door ons
gepleit voor handhaving van de wet.

Justitie gebruikt meestal het argument \'niet brodeloos ma-
ken\'. Dat gebeurt ook bij dierenartsen die zich niet aan de re-
gels houden; maar ook wordt een rijbewijs vaak niet inge-
trokken als daarmee brood op de plank moet komen. We
zullen met Justitie moeten overleggen.
De beroepsgroep KNMvD heeft de verantwoordelijkheid
van dierenartsen in een verbintenis tnet derden geregeld in
de Code voor de Dierenarts (1999). Wanneer een dierenarts
zijn diploma misbruikt, kan hij daar door de Ereraad op wor-
den getoetst. Een veeverloskundige, die zich niet aan de wet-
telijke regelingen houdt, kan daar tuchtrechtelijk op worden
getoetst. De KNMvD kan slechts via de klachtenambtenaar
om onderzoek en toetsing vragen.

Dr. Tj. jorna is algemeen secretaris van de KNMvD.

Veeverloskundigen tot de orde roepen

A. Beekhuis, W.A. Breukers, H.A. de Jong, J.J. Pouwer, J. van \'t Rieten en HJ. Schrama

-ocr page 184-

Het bestuur van de Vereniging tegen de Kwakzalverij
(VtdK) wil graag reageren op de ingezonden brief van de
voorzitter van de Adviesgroep dierenartsen van de
Nederlandse Vereniging van Dierentuinen (TvD 2002,
127,693).

Het spijt ons oprecht dat wij collega Schaftenaar niet op de
hoogte hebben gebracht van ons voornemen om een pers-
bericht, waarin een deel van zij n brief is openbaar gemaakt,
uit te geven over het vervolg van de discussie die de VtdK
in een eerder stadium publiekelijk had aangezwengeld.
De VtdK wil graag een transparante discussie en is ge-
wend kwakzalverij publiekelijk aan de kaak te stellen. De
VtdK (opgericht in 1881) doet niets anders dan in het
Actieblad tegen de Kwakzalverij (vanaf 2003 Nederlands
Tijdschrift tegen de Kwakzalverij) en op de website van de
vereniging
(www.antikwak.nl) de vruchten van haar acti-
viteiten wereldkundig maken. Het bestuur van de VtdK is
van mening dat in het belang van de goede zaak publicatie
van het persbericht gewenst was. Het meende hiermee ook
de reputatie van de Nederlandse dierentuindierenartsen te
dienen. Correspondentie van de VtdK met belangengroe-
pen is uiteraard openbaar, tenzij uitdrukkelijk een em-
bargo op publicatie is bedongen. De berichtgeving mag
overigens niet worden gezien als een propagandastunt van
de VtdK maar als een gepaste reactie op een ongepaste
propagandastunt van Ouwehands dierenpark in Rheenen.
Ouwehands dierenpark heeft namelijk gemeend een para-
normale begeleidster in de arm te moeten nemen voor de
instraling van de orang oetans Sibu en Bella en aan dit in-
stralen publiciteit te moeten geven. Deze paranormale be-
handeling werd met instemming van de verantwoordelijke
dierenarts uitgevoerd.

Van een instelling met een belangrijke educatieve functie
die bovendien een wetenschappelijk opgeleide dierenarts
in dienst heeft, is dit niet acceptabel. Daar waar dierentui-

\' Anonymus. Dierenarts, Actieblad tegen de Kwakzalverij 1987: 97(1}: 3.
\' Renckens CNM. Chinese kwakzalverij in Drents dierenpark. Actiehtad tegen de

Kwakzalverij 1993: 104: 7-8.
^ \'Jomanda straalt knuffelberen in.\'De Telegraaf. !4 september 1998.

Reactie van de Vereniging tegen de Kwakzalverij

J.T. Lumeij

nen schermen met het feit dat educatie een van de peilers is
van hun bestaansrecht moeten zij zich ook realiseren dat
zij een belangrijke verantwoordelijkheid hebben met be-
trekking tot een eerlijke en wetenschappelijk gefundeerde
vooriichting aan het publiek. Het in stand houden van de
mythe van de positieve uitwerking van alternatieve behan-
delwijzen past daar niet in.

Met het begrip \'legaal\' heeft de VtdK willen benadrukken
dat de bevoegdheid tot het stellen van een diagnose en het
instellen van een behandeling volgens de WUD is voorbe-
houden aan dierenartsen, niet dat kwakzalverij in dieren-
tuinen schering en inslag is. De zaak in Ouwehands is ove-
rigens niet uniek. In 1987 werd een homeopathisch
werkend dierenarts door Blijdorp ontslagen na ernstige
missers\', in 1993 werd in Emmen acupunctuur gepleegd
op het doodzieke olifantje Bo Gyi^ en in 1998 trad
Jomanda op in Ouwehands Dierenpark, waar zij zoge-
naamd zieke knuffelberen instraalde^.
Het is in de ogen van de VtdK de taak van een adviesgroep
dierenartsen van de Nederlandse Vereniging van Dieren-
tuinen om de directies met betrekking tot veterinaire aan-
gelegenheden te adviseren en te wijzen op de ongepast-
heid van het stunten met alternatieve behandelmethoden.
Als leden-dierentuindierenartsen gebruikmaken van alter-
natieve behandelwijzen of zich daartegen niet verzetten
dan dient de adviesgroep deze dierenartsen aan te spreken
op onprofessioneel gedrag. Het is daarbij kennelijk helaas
onontkoombaar dat er van tijd tot tijd standpunten moeten
worden ingenomen waar niet iedereen zich in kan vinden.
De VtdK is van mening dat politiek correct gedrag mis-
plaatst is daar waar bijgeloof, politiek en commercie de
wetenschap en veterinaire beroepsethiek ondermijnen.
Op de vraag of er binnen de KNMvD ruimte moet zijn en
blijven voor een Groep homeopathisch werkende dieren-
artsen willen wij graag in ander en breder verband nog eens
terugkomen. Wij vertrouwen erop dat wij Schaftenaar en
zijn groep dan aan onze zijde zullen vinden.

).T. Lumeij, namens het bestuur van de Vereniging tegen de Kwakzalverij.

Onwelvoeglijk taalgebruik: oorzaak bij beleid KNMvD?

S. de Boer

In het Tijdschrift voor Diergeneeskunde (nr. 1, 2003) be-
klaagt collega Jorna zich over onwelvoeglijk taalgebruik
door \'emotionele\' dierenartsen.

Dit zijn geen incidentele gevallen maar het komt dus zeer
regelmatig voor, anders zou Jorna er niet over schrijven.

Zou de oorzaak niet bij het beleid van de KNMvD en haar
\'onderhorige\' organisaties (zoals het VKO) kunnen lig-

gen?

Ik hoop dat u uw leden hierin tegemoet wilt komen en ik
verwacht dat u dit echt in overweging zult nemen.

-ocr page 185-

Onwelvoeglijk taalgebruik:
een noodkreet

Dierenartsen Zuidwest-Friesland en Noordoostpolder

Steeds frequenter wordt de KNMvD geconfronteerd
met boze e-mails en telefoontjes met onwelvoegelijke
taal van dierenartsen. Dit blijkt onder andere uit het
editorial in het TvD van 1 januari 2003.
Vanzelfsprekend, en dat zijn wij volledig met collega
Jorna eens, is het ongepast om zich op deze wijze tot
medewerkers van de KNMvD te richten.
Het heeft echter niet alleen te maken met de voort-
schrijdende individualisering van de KNMvD-leden,
zoals Jorna schrijft.

In deze reacties is ons inziens duidelijk een noodkreet
te herkennen van dierenartsen die kennelijk het geloof
in de KNMvD als hun belangenvertegenwoordiger
verliezen.

Niet alleen direct, via e-mail of telefoon, maar ook via
omwegen moeten signalen van zeer veel dierenartsen
uit vooral de kleinere praktijken, over min of meer
modieuze onderwerpen zoals bijvoorbeeld erkennin-
gen en certificering en de daarmee gepaard gaande
bureaucratie de KNMvD toch bereiken!
Helaas verstaat u deze collega\'s niet meer.
Kennelijk bent u hun taal verleerd.
En zij de uwe.

Wellicht bent u ook onherkenbaar geworden voor hen.
Hun woede is groot.

De KNMvD lijkt nog slechts een belangenorganisatie
te zijn voor enkele grote praktijken en de AUV.

Drs. ).R. Algra, Drs. ).A. Dijkstra, Drs. P. Dirksen, Mevr. Drs. H.S.
Croenestein-van Veen, Mevr. Drs. I. M. Hens, Drs. S.Th.L.J. Hijlkema, Drs.
J. J. Jellesma, Drs. M.L. Limburg, Drs. F. Mulder, Drs. A. v.d. Schaaf, Drs.
S.S. Schaap, Drs. J. Stoel, Drs. M. v.d. Velde, Drs. A.D. de Vries, Drs. H,
Vrieselaar, Dr. P.J.M. van Wegen.

Dierenartsen, leer elkaar
onderling beter verstaan

Tj. Jorna

De reactie van de dierenartsen in Zuidwest-Friesland en de
Noordoostpolder op het editorial in het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde 1 januari jongstleden vraagt een reactie
van ondergetekende.

Ik ben zeer verheugd te constateren dat jullie mijn opmer-
king onderschrijven dat onwelvoeglijk taalgebruik richting
de medewerkers van de KNMvD ongepast is.
Wij vinden het evenwel niet vreemd of erg als dierenartsen
boos reageren en hun ongenoegen kenbaar maken. Wij horen
op het bureau veel noodkreten aan en doen ons best deze te
kanaliseren en, waar mogelijk, met oplossingen te komen.

Wanneer onderwerpen binnen de beroepsgroep veel discus-
sie oproepen, dan leggen wij deze voor aan het Bestuur i.c.
de betreffende Groepen. Wanneer het externe organisaties
als 1KB en KKM of de overheid betreft, dan wordt daar mee
gesproken. Dit wordt bij herhaling gedaan en dit leidt soms
al dan niet tot verandering van inzicht of tot aanpassing.
Ook voor de problematiek inzake de erkenning en certifice-
ring van de kleine breed-georiënteerde praktijken is regel-
matig aandacht gevraagd. Ik heb inmiddels vernomen dat
door Stichting VKO een aanpassing in de regeling zal wor-
den aangebracht, die enigszins aan jullie wensen tegemoet
komt. Het is een aanpassing in een lang proces, waarbij de
uitgangspositie van erkenning en certificering die door de
beroepsgroep zelf geïnitieerd is, geen geweld zal worden
aangedaan. De marktpartijen vragen om een open en trans-
parante praktijkvoering van de dierenarts.

Ik begrijp jullie heel goed en ik kom op heel veel
Afdelingsvergaderingen in het land. Ik zou echter graag
zien, dat dierenartsen elkaar onderling beter leren verstaan.
Jullie hebben samengewerkt aan de ingezonden brief
Mogelijk kunnen jullie ook gaan samenwerken om voor jul-
lie praktijkregio een goede oplossing te vinden. Een win-win
positie ligt voor het grijpen, woede daarentegen is geen op-
lossing.

Dr. Tj. Jorna is algemeen secretaris van de KNMvD

-ocr page 186-

R.J. Terbijhe

De KNMvD heeft terecht de ethiek hoog in het vaandel.
Ethiek bij de omgang met dieren, ethiek bij de opstelling als
dierenarts in de maatschappij, ethiek tussen dierenartsen
onderling. Verwacht mag worden dat dit, zeker door colle-
ga\'s die bestuurlijke functies binnen de KNMvD uitoefenen,
wordt onderschreven en uitgedragen. Helaas ben ik in dit op-
zicht erg teleurgesteld in collega G. Heynen, gezien zijn uit-
latingen in de media over de vaststelling van MKZ in
Kootwijkerbroek.

Citaat Trouw d.d.: 29-10-02: Dierenarts G. Heynen: Ik ben
ervan overtuigd dat er in Kootwijkerbroek materiaal is ver-
wisseld en dat ten onrechte de diagnose MKZ is gesteld. "Tot
twee keer toe viel bloedonderzoek van kalveren van het ver-
dachte bedrijf negatief uit. Pas na het derde onderzoek waar
geen plaatselijke dierenarts bij was, was er ineens sprake
van het MKZ-virus "

Citaat Barneveldse krant d.d.: 09-01-03: Dierenarts G.
Heynen:
"In Kootv^\'ijkerbroek heeft de ziekte nooit rondge-
waard. De RVV-dierenarts die Teunis.sen heeft bezocht, heeft
eveneens gefaald. "Je mag nooit in je eentje een bedrijf bezoe-
ken en vervolgens een diagnose stellen die zulke enorme ge-
volgen heeft. Daarnaast was die arts ook nog niet competent.
Heeft zijn leven lang gewerkt met pluimvee. Zo iemand kan en
mag niet gevraagd worden voor een MKZ-diagnose."
Dankzij
het veelvuldig gebruik van mijn naam in diverse artikelen,
voor de media en in het rapport: "Geen enkele twijfel" van de

Ook dat nog!

J.P.W.M. Akkermans

Van het Nederlands Juristen Blad is in het TvD, nr. 3 d.d. 1
februari 2003 het artikel \'In professionele zin ben ik be-
hoorlijk boos\', het verslag van een interview met prof dr.
Boon overgenomen. Professor Boon is ordinarius met als
leeropdracht Dier en Recht te Utrecht.

In dit artikel wordt gesteld dat de relatie dier versus mens
verbroken is en dat de wetten die dit zouden moeten her-
stellen, zoals de Wet op de Dierproeven en de
Gezondheidswet en Welzijnswet voor Dieren onvoldoende
basis hebben om corrigerend op te treden. Beide wetten
zijn raamwetten die door middel van algemene maatrege-
len van bestuur nader moeten worden ingevuld.

Veel van hetgeen in het verslag staat, kan ik onderschrij-
ven. De bio-industrie heeft van de landbouwhuisdieren
een product gemaakt. Correctie is nodig.

Wat ergernis heeft opgewekt, is de laatste zin van het ver-

Normen en waarden

Over de juiste toedracht van de vaststelling van MKZ verwijs
ik onder andere naar diverse rechtszaken, die hierover zijn ge-
voerd en naar een recent schrijven van de minister van LNV
aan de Stichting Kootwijkerbroek. Kort samengevat komt het
erop neer dat op 20 maart na de MKZ-melding van Bakker aan
de RVV, door het
specialistenteam: Bakker (practicus),
Holzhouer (GD) en Terbijhe (RVV), op grond van symptomen
bij een vijftal kalveren, het bedrijf verdacht is verklaard van
MKZ en dat er bloedmonsters zijn genomen. Op 22 maart zijn
door Bakker en Terbijhe bij deels andere kalveren wederom
symptomen waargenomen en opnieuw bloedmonsters en een
kop ingezonden. Op 25 maart zijn door Terbijhe vanwege ver-
dere uitbreiding van de symptomen 13 dieren gedood en be-
monsterd. Bij de ruiming zijn bij
tientallen dieren symptomen
waargenomen. Sinds de MKZ-uithraak is duidelijk geworden
dat bij kalveren en kleine herkauwers het MKZ-virus zich an-
ders uit en verspreidt dan bij volwassen runderen. Op grond
van het aantonen van het virus in een bloedmonster van 20
maart én in de onderzochte laesies aan de kop van 22 maart is
op 27 maart het bedrijf besmet verklaard.
Over mijn kundigheid en integriteit had collega Heynen zich
gemakkelijk op de hoogte kunnen stellen. Ik betreur het dat
academici als Bakker en Heynen zich in de media zo negatief
over een collega uiten. Mede door hun opstelling werd en
wordt er een onjuiste voorstelling van zaken in
Kootwijkerbroek in stand gehouden en blijven veel veehou-
ders en houders van hobbydieren zich steeds maar weer zich
afvragen of hun dieren voor niets zijn geruimd.

slag: "Wat mij betreft kunnen er geen diercriscs genoeg
zijn: dan nog maar eens een mond- en klauwzeer uitbar-
sting of een rondje varkenspest: ze zullen leren dat het zo
niet kan."

Hoe durft hij: hoe kan een hooggeleerde heer dit stellen.
Weet hij dat de laatste uitbraken van genoemde ziekten on-
voorstelbaar leed hebben gebracht in de boerengezinnen
en hun leefwereld niet alleen in economische maar mis-
schien nog meer in psychische zin\'? Weet hij dat er nergens
zoveel gecontroleerd wordt als in de agrarische sector zo-
wel in de landbouw als in de veeteelt? Weet hij dat ge-
noemde ziekten evensnel verbreid worden op grootscha-
lige als kleinschalige bedrijven en dat de manier van
huisvesten hier weinig invloed op heeft? Het verleden
heeft dit geleerd.

De vergissing dat antibiotica gebruikt worden als tranquil-
lizers zei hem als niet-dierenarts vergeven. De mate van
beschaving in de maatschappij kan worden beoordeeld
naar de manier waarop de mens met dieren omgaat (vrij
naar Gandhi). Geciteerde opmerking van professor mr.
Boon is echter weinig beschaafd.

Stichting Onderzoek MICZ Crisis Kootwijkerbroek is het ve-
len bekend dat met de RVV-dierenarts ondergetekende wordt
bedoeld.

-ocr page 187-

Op donderdag 20 maart 2003
van 19.30 tot 22.30 uur is er
een studievergadering van de
Groep Homoeopatisch-wer-
kende Dierenartsen (GHwD)
in het Beatrixgebouw van de
Jaarbeurs.

cursusse

Eerst is er een huishoudelijk
deel dat duurt van 19.30 tot 20.15 uur. Hierin wordt on-
der andere de uitslag gepresenteerd van de enquête naar
de mogelijkheid van een eigen erkenningsregeling voor
homeopathisch-werkende dierenartsen. Dit deel is al-
leen toegankelijk voor leden van de GHwD.
Van 20.15 tot 20.30 uur is er een korte pauze waarin een
drankje gedronken kan worden. Hierna begint het the-
matische deel. Vanwege het interessante onderwerp is de
studievergadering vanaf20.15 uur, bij uitzondering, ook
voor niet-leden toegankelijk.

Spreker is dierenarts Atjo Westerhuis. Hij is homeopa-
thisch-werkend dierenarts van het eerste uur. Oprichter
van de GHwD en schrijver van het boek \'Hond &
homeopathie\', dat zowel door dierenartsen als honden-
bezitters/fokkers gebruikt wordt. Verder geeft hij regel-
matig onderwijs in Duitsland aan dierenartsen op het ge-
bied van homeopathie.

Zijn lezing heeft de pakkende titel meegekregen;
\'Homeopathie hoort in iedere praktijk\'

Congresse

Studievergadering Groep Homoeopathisch-werkende
Dierenartsen

Als dierenarts kun je meerdere redenen hebben om te-
gen homeopathie te zijn:

• niet wetenschappelijk bewezen

• gebruik van belachelijk hoge verdunningen

• veel te moeilijk en tijdrovend om toe te passen in de
praktijk

• economisch oninteressant

Dierenarts Atjo Westerhuis wil u van het tegendeel over-
tuigen. Hij zal laten zien wat beproefde indicaties zijn
voor homeopathie in de praktijk: wat is er mogelijk en
wat niet. Ook wil hij aangeven hoe je homeopathie het
beste kunt integreren in de reguliere praktijk: van orga-
notroop tot animalotroop en van symptomatisch tot ho-
listisch. Volgens Westerhuis laten dierenartsen kansen
liggen als ze alleen kiezen voor regulier of alleen voor
homeopathie.

Alle geïnteresseerden, voor- of tegenstanders, van de
homeopathie zijn van harte uitgenodigd.

Voor studenten en leden van de GHwD is de toegang
gratis. Aan andere dierenartsen zijn wij genoodzaakt een
vergoeding te vragen van 5 euro voor de consumptie en
de lezing.

Voor meer informatie over de studieavond of de GHwD
kunt u contact opnemen met de secretaris van de Groep,
de heer G.Th.A. Menges 0348 - 416843 of e-mail:
gtha.menges@hccnet.nl.

Cursus \'Van loondienst naar eigen praktijk*

Na het succes van voorgaande jaren organiseert de
VVAA in 2003 opnieuw de driedaagse cursus \'Van loon-
dienst naar eigen praktijk\' voor dierenartsen die nu nog
werkzaam zijn als medewerker, maar uiteindelijk willen
associëren in een praktijk. De cursus zal plaatsvinden op
9, 10 en 11 april en op 24, 25 en 26 september 2003 te
Delden.

Tijdens de cursus wordt aandacht besteed aan de maatschap
(wat is een maatschap, parttime associatie, goodwill, enzo-
voort), het functioneren van maatschappen (samenwerking,
besluitvorming, omgaan met conflicten), het accountants-
rapport (wat kan ik ermee), verzekeringen (wat moet er ver-
zekerd worden en waarom) en financieringen (hoe wordt al-
les betaald). De cursus wordt gegeven door deskundigen die
veel ervaring hebben met het adviseren en begeleiden van
dierenartsen. De nadruk ligt op zelfwerkzaamheid; er is veel
ruimte voor eigen inbreng, discussie, rollenspellen en de no-
dige ontspanning. De locatie biedt volop recreatiemogelijk-
heden.

Datum en plaats: 9-11 april en 24-26 september 2003,
Delden

Duur: 6 dagdelen in 3 dagen
Aantal deelnemers: minimaal 10, maximaal 15
Kosten: € 210,— (inclusief 2 diners en 2 overnachtingen)
Accreditatie: VKO 10 punten

Voor meer informatie en/of aanmelding: VVAA semi-
nars, telefoon (030) 247 43 28, fax (030) 247 46 47,
e-mail congres(gvvaa.nl of www.vvaa.nl

-ocr page 188-

Week van het Huisdier 2003

Voorbereidingen in volle gang

De Week van het Huisdier is van zaterdag 17 tot en met
zaterdag 24 mei aanstaande. Met als thema Huisdier &
Vakantie.

initiatiefnemers maken het vervaardigen van de voorlich-
tingskrant mogelijk, de financiële bijdragen van de Vrienden
kunnen extra publiciteit mogelijk maken.

Half februari ontvangen alle praktijken een brief met alle be-
nodigde informatie. Wilt u nu al meer weten of heeft u sug-
gesties? Belt u dan met Veterinair Organisatiebureau
Animaux: 035-6239479.

Er komt ruim voor de Week een voorlichtingskrant voor de
huisdiereigenaar met allerhande vakantie-informatie. Dit
om belangrijke zaken als tijdig enten en tijdige opvang
vroegtijdig te promoten. Deze teksten zijn voorbereid en
worden momenteel geredigeerd om een
interessante voorlichtingskrant te maken.
De illustraties komen van Studio Jan
Kruis.

De initiatiefnemers zijn: de KNMvD/GGG,
de Vereniging Landelijke Organisatie
Dihevo, de Nederlandse Vereniging tot
Bescherming van Dieren, de Nederlandse
Databank Gezelschapsdieren, Raad van
Beheer op Kynologisch Gebied in
Nederland, de Bond tot Bescherming van
Honden, Dier&Zorg, Platform Verantwoord
Huisdierenbezit, Merial en Virbac.

WEEK J^\'^l
VANHET^HmSOIER

(r^

Er komen nog steeds \'Vrienden van de
Week van het Huisdier\' bij. Dit zijn orga-
nisaties die de Week een warm hart toedra-
gen en het doel, stimuleren van verant-
woord huisdierenbezit, ondersteunen. Dc

\'Veulenbrigade\' Inwendige Ziekten Paard

M. Sloet van Oldruitenborgh-Oosterbaan, L Verdegaalen M. Boswinkel

Binnen de Universiteitskliniek voor het Paard is een in-
tensieve 24-uurs verpleging van zieke pasgeboren veu-
lens alleen mogelijk met de hulp van vrijwilligers. Dit
jaar zal de door derde-, vierde- en vijfdejaars ge-
vormde vrijwillige groep, \'de veulenbrigade\', weer ac-
tief zijn van 24 februari tot en met 28 juni (met uitzon-
dering van 14-20 maart).

Een veulen wordt opgevangen door een der kliniek-
dierenartsen. Na het klinisch en laboratorium onderzoek
en het maken van een therapeutisch plan wordt het veulen
onder leiding van de dierenarts en met hulp van de
kliniekassistenten verpleegd door de \'veulenbrigade\'.

Als dierenartsen vanuit de praktijk een ziek pasgeboren
veulen aan de kliniek willen doorsturen, kunnen zij tijdens
werkuren bellen (030) 2531112 en buiten werkuren (030)
2531032. Het verdient aanbeveling vóór inzenden even te
overleggen over de te maken kosten. Het wordt op prijs ge-
steld als dierenartsen direct bij bellen vermelden dat het
om een ziek pasgeboren veulen gaat dat \'intensive care\'
nodig heeft. Ook is het prettig als ongeveer de tijd van aan-
komst in de kliniek kan worden aangeven.
Buiten de bovengenoemde periode kunnen zieke veulens
natuurlijk ook doorgestuurd worden maar zal de zeer in-
tensieve 24-uurs verpleging, zoals door de \'veulenbrigade
studenten\' wordt geleverd, niet te realiseren zijn.

Dr. Marianne Sloet van Oldruitenborgh-Oosterbaan is Chefde Clinique
Inwendige Ziel<ten van het Paard. Drs. Lidwien Verdegaal en drs.
Maarten Boswinkel zijn begeleiders van de Veulen brigade.

-ocr page 189-

De redactie vond mevrouw dr. K.E.
Muller (Hoofdafdeling Gezondheids-
zorg Landbouwhuisdieren, Faculteit
der Diergeneeskunde) bereid om op
onderstaande, uit de praktijk ontvan-
gen, vraagstelling voor de lezers een
antwoord te formuleren.

antwoor

Vraag:

Wat is de oorzaak en de profylaxe, maar vooral: wat is de thera-
pie van een koe met een dikke hak?

Antwoord:

De differentiële diagnose van het symptoom \'dikke hak\' bij het
rund bestaat uit een viertal aandoeningen van de tarsus (3).
1. Periarthritis van de tarsus (synon. peritarsitis, tarsaalfleg-
moon, cellulitis) 2. Bursitis tarsalis lateralis (synon. grupbeen,
hygroma van de hak) 3. Bursitis calcanei (piephak) 4. Tarsitis
(synon. arthritis tarsalis)

Bij het ontstaan van een dikke hak staat mechanisch trauma als
gevolg van ongeschikte ligplaatsen bovenaan de lijst met oor-
zaken (1,2). Bij het gaan liggen glijdt de koe met haar ledema-
ten over de grond. Met name op plaatsen waar botstructuren
slechts met een dun laagje huid bedekt zijn, kunnen door uit-
glijden of door liggen op te harde ondergrond laesies en door-
ligplekken ontstaan. Zaagsel kan daarbij als schuurpapier wer-
ken en houtsplinters kunnen in de huid worden gedrukt. De zo
ontstane laesies kunnen een porte d\' éntree vormen voor bacte-
riën die vervolgens een ontsteking veroorzaken. Ontstekingen
van de slijmbeurzen ontstaan meestal ten gevolge van herhaal-
delijke mechanische irritatie van de laterale zijde van de tarsus
die optreedt bij liggen op harde of onregelmatige grond. Soms
kunnen naast de ligplaatsen ook additionele factoren een rol
spelen bij het ontstaan van dikke hakken. Sommige auteurs
noemen bijvoorbeeld spierzwakte ten gevolge van seleniumte-
kort als medeoorzaak voor het ontstaan van dikke hakken.
In de meeste gevallen van een dikke hak is er sprake van of een
peritarsitis of van een bursitis van de slijmbcurs die lateraal van
de tarsus is gelokaliseerd. Naast ontstekingen lateraal van de
tarsus geven ook bursitiden van de subcutane slijmbeurs boven
de aanhechtingsplaats van de achillespees aan het tuber calca-
nei en ontstekingen van de slijmbeurs tussen achillespees en
calcaneus (piephak, bursitis calcanei) aanleiding tot een (lo-
kale) zwelling van de tarsus.

De arthritis van het spronggewricht, die naast de kniegewricht-
ontsteking tot de meest voorkomende arthritiden van het rund
behoort, kan ontstaan ten gevolge van metastatische ontste-
kingsprocessen, door perforerend trauma, maar ook door door-
breken van een peritarsitis of een bursitis naar het tarsaalge-
wricht.

Periarthritis van de tarsus

De Periarthritis van de tarsus is een ontstekingsproces dat
meestal aan de laterale zijde van de tarsus begint en zich ver-
volgens rondom de tarsus uitbreidt. Porte d\'entree voor bacte-
riën zijn huidverwondingen en doorligplekken die door trauma
ontstaan. De consistentie van de diffuse zwelling rondom de
tarsus is meestal deegachtig tot hard en pijnlijk bij palpatie. De
kreupelheid is in ongecompliceerde gevallen gering. Indien
echter abcesvorming optreedt op de plek van ontsteking of in-
dien het proces zich uitbreidt naar de omgevende structuren
(gewricht, peesschedes), kan dit gepaard gaan met een matige
tot ernstige kreupelheid.

Vraa

Behandeling: Acute gevallen van peritarsitis moeten behan-
deld worden met een antibioticum (penicilline, ampicilline of
een trimethoprim sulfonamidencombinatie); lokaal kan de
zwelling behandeld worden door smeren met zwarte zalf
(Ichthammol®; Abituminosulfonaat). Zwarte zalf werkt anti-
bacterieel en anti-inflammatoir en de behandeling resulteert in
een demarcatie van het proces; indien abcesvorming optreedt
zou het abces op het laagste punt met behulp van een kruis-
snede geopend en gedraineerd moeten worden; hierbij kan ge-
bruik worden gemaakt van een Penrose drain of van een met
een desinfecterende oplossing (Betadine®) doordrenkte gaas-
zwachtel.

Bursitis tarsalis lateralis

De Bursitis tarsalis lateralis of grupbeen is gekenmerkt door
een lokale fluctuerende dikte op de laterale zijde van de tarsus.
De bursitis kan serofibrineus vocht bevatten en veroorzaakt in
het algemeen geen kreupelheid; pas wanneer de bursa via huid-
laesies geïnfecteerd is geraakt ontstaat een purulente bursitis.
Zolang de bursitis niet te groot van omvang wordt en het ge-
wricht onaangetast blijft, gaat de aandoening njet gepaard met
ernstige kreupelheid en is deze als schoonheidsfout te be-
schouwen. Bursitiden kunnen echter een dusdanige omvang
aannemen dat de beweging mechanisch belemmerd wordt.

Behandeling: zolang geen sprake is van enige belemmering is
het beste advies het proces \'met rust te laten\'. Purulente bursiti-
den die aanleiding geven tot kreupelheid kunnen na smeren
met zwarte zalf geopend worden. Indien een geabcedeerde
bursitis op een ander dan het laagste punt spontaan doorbreekt,
is het raadzaam op het laagste punt een tegenopening aan te
brengen en vervolgens een (rubber) ringdrainage tussen de
twee openingen aan te leggen. De abcesholte moet dagelijks
worden gespoeld en de openingen moeten schoon worden ge-
houden. Zodra de abcesholte duidelijk van omvang is vermin-
derd, kan de drainage verwijderd worden. Het is aan te raden de
openingen - totdat zij dicht zijn - open en schoon te laten hou-
den door de veehouder

Bij het openscheuren of openmaken van geabcedeerde bursiti-
den moet men rekening houden met het optreden van bloedin-
gen van bloedvaten in de huid. Omdat de huid op de aangetaste
plek meestal vrij hard is en het elastische bloedvat zich in dit
weefsel terugtrekt, is het vaak onmogelijk het bloedende vat
met een arterieklem te grijpen en doelgericht te ligeren.
Aanleggen van een ligatuur boven de tarsus levert na verwijde-
ren van het bloed meer overzicht; door kortdurend onderbreken
van de stuwing kan het bloedende vat gelokaliseerd worden.
Een massaligatuur dat wil zeggen een hechting op de plek waar
men denkt dat het bloedvat loopt, zou kunnen helpen de bloe-
ding te stoppen. Blijft de bloeding bestaan, dan kan een stevig
drukverband helpen de bloeding te stoppen; daarbij moet wel
gelet worden dat het verband het ledemaat niet afsnoert.
Incidenteel vragen veehouders dierenartsen om verwijdering
van een aseptische bursitis. Exstirpatie van een bursa is geen
simpele ingreep en eist de nodige ervaring; breekt de wond
door de spanning die erop komt te staan open, dan is het cosme-
tische resultaat niet zelden teleurstellend. Sommige auteurs ad-

-ocr page 190-

viseren injecties met kopersulfaatoplossing, formaline of
Lugolse oplossing in de bursa. Deze \'behandeling\', die resul-
teert in necrose en demarcatie van de bursa is om redenen van
dierenwelzijn af te keuren.

Bursitis calcanei

De bursitis calcanei of piephak is gekenmerkt door lokale zwel-
ling iets proximaal van het tuber calcanei. Afhankelijk van de
uitbreiding van de ontsteking en de betrokkenheid van dieper
liggende structuren is de kreupelheid licht tot ernstig. Indien
naast de bursa ook dieper liggende structuren zoals peesweefsel
of het bot aangetast zijn, wordt de prognose uitermate dubieus.
Vaak ontstaan fistelopeningen waaruit gele tot bruingele pus te-
voorschijn komt. Sonderen van het fistelkanaal levert informa-
tie over de structuren die zijn aangetast. Soms kan men in de fi-
stelopening peesvezels ontdekken of komt men met de sonde op
ruw bot of losse botdeeltjes. Deze gevallen gaan meestal ge-
paard met ernstige kreupelheid. Ondanks aanbrengen van ring-
drainages in het gebied en curettage van het woudgebied heeft
de behandeling vaak een teleurstellend resultaat.

Tarsitis

De ontsteking van het spronggewricht, tarsitis, kan primair
ontstaan door perforerend of stomp trauma of secundair, ten
gevolge van metastasering van purulente processen of doorbre-
ken van de eerder genoemde processen naar het sprongge-
wricht. Acute tarsitiden veroorzaken in het algemeen een ma-
tige tot ernstige kreupelheid; de kreupelheid is minder in geval
van een aseptische tarsitis vergeleken met een septische arthri-
tis. Tarsitis is klinisch verder gekenmerkt door fluctuerende uit-
puilingen op plaatsen waar het gewricht toegangelijk is voor
palpatie. De palpatie is meestal pijnlijk. Bij spontane beweging
wordt het spronggewricht nauwelijks gebogen. De acute tarsi-
tis heeft vaak ook invloed op het algemene welzijn (bijvoor-
beeld eetlust) van het dier. In het geval van een chronisch-de-
formerende tarsitis of arthrose van het spronggewricht is de
kreupelheid in het algemeen minder ernstig; het gewricht is
overvuld en er kan - net als bij het paard - nieuwvorming van
bot ontstaan in het gewricht.

De diagnose tarsitis kan gesteld worden met behulp van punctie
van het spronggewricht. Door middel van klinisch onderzoek
moet van tevoren worden uitgesloten dat de ontsteking
in en
niet
naast het gewricht is gelokaliseerd. Bij een peritarsitis be-
staat het risico dat de infectie vanuit de oingeving van het ge-
wricht middels punctie wordt overgebracht naar het gewricht.
De punctie van de tarsus kan uitgevoerd worden op de mediale
zijde van het spronggewricht in de driehoekige ruimte tussen de
pees van de m. tibialis cranialis en het lig.collaterale. Bij ontbre-
ken van mogelijkheden voor aanvullend onderzoek van de sy-
novia zou men voor het stellen van een prognose uit moeten
gaan van de beoordeling van de fijnctie dat wil zeggen de mate
van kreupelheid samen met de macroscopische beoordeling van
het punctaat. Te veel gele, weinig visceuze, heldere synovia die
gemakkelijk stolt (serofibrineuze tarsitis) is gunstiger te beoor-
delen dan te veel waterdunne, troebele, gele synovia (purulente
tarsitis). Stinkende, geelgroene of bruinroze gekleurde, dik-
vloeibare synovia is in het algemeen verbonden met een uit-
zichtloze prognose. Aanvullend onderzoek van de synovia sluit
in: bacteriologisch onderzoek en celtelling met differentiatie.
Deze bepalingen kunnen behulpzaam zijn bij het opstellen van
een therapieplan en - indien het onderzoek herhaaldelijk wordt

uitgevoerd - bij beoordeling van de vooruitgang.

Behandeling: Acute aseptische tarsitiden zijn prognostisch
gunstiger te beoordelen dan purulente tarsitiden, die alleen in
het beginstadium kansrijk behandeld kunnen worden. De be-
handeling van een tarsitis kan - afhankelijk van het bedrag dat
de veehouder bereid is te besteden aan de behandeling - be-
staan uit: de parenterale toediening van antibiotica gecombi-
neerd met de intra-articulaire toediening van antibiotica (bij-
voorbeeld Ig Na-ampicilline in waterige oplossing),
intra-articulaire toediening van antibiotica in combinatie met
corticosteroïden is alleen geïndiceerd in geval van aseptische
en serofibrineuze arthritis met weinig afwijkend punctaat).
Een verdere optie vormt het spoelen van het gewricht met
Ringerlactaatoplossing en vervolgens intra-articulaire toedie-
ning van antibiotica.

Profylaxe: De profylaxe van de dikke hak richt zich vooral op
de verbetering van de ligplaatsen van de koeien. Een
Amerikaans onderzoek uitgevoerd op twintig bedrijven met
zaagsel, zand of matrassen als ondergrond, toont laesies van de
hak bij 73% van de 1752 onderzochte koeien. Laesies van de
hak werden het meest frequent aangetroffen op bedrijven waar
geotexiele matrassen (geen waterbedden) werden gebruikt, ge-
volgd door bedrijven met zaagsel (4). Bedrijven waar zand als
ondergrond werd gebruikt, hadden het minst last van haklae-
sies. Op de bedrijven met zaagsel in de boxen was de lengte van
de box sterk negatief gecorreleerd met de hoeveelheid cn de
ernst van de aanwezige laesies. Onvoldoende afmetingen van
de ligboxen en/of ongeschikt geplaatste beugels kunnen de
(species-) specifieke manier van opstaan en gaan liggen van
koeien belemmeren en aanleiding geven tot het ontstaan van la-
esies aan de ledematen. Onderzoek op negentien Duitse bedrij-
ven toont dat de ligboxen op 75% van de bedrijven te kort en op
40% van de bedrijven te smal waren (5). Zerzawy berekent de
ideale lengte van de ligbox met behulp van de \'schräge
Rumpflänge\' van de grootste koeien van een bedrijf Met de
term \'schräge Rumpflänge\' wordt bedoeld dc lengte van een
rechte verbindingslijn tussen tuber ischiadicum en het schou-
dergewricht (lengte van de ligbox = 0,922 x de \'schräge
Rumpflänge\' 23 cm). Niet zelden wordt door opstaan en gaan
liggen van de koe de bedekking van de ligbox uit de box ge-
werkt. Door kleine aanpassingen zoals het aanbrengen van om-
keerbuizen langs de achterrand van de ligboxen, kan vermeden
worden dat het materiaal uit de box valt en de koe op een te
harde ligplaats komt te liggen (Anoniem, 2001). Aanpassingen
van de stal zouden van tevoren met een deskundige besproken
moeten worden.

Literatuur

1. Anonymus. Hocliboxen zu Tiefboxen umbauen? TopAgrar 2001; Heft 6:
R6-R9

2. Kümper H. Probleme met aufstallungsbedingten Lahmheiten bei
Milchkühen. Der prakt Tierarzt collegium veterinarium XXIV 1993;
74: 40-3.

3. Rosenberger G. Die Krankheiten des Rindes. 2. Aufl. Verlag Paul Parey
Berlin. Hamburg; 1978; 488-94.

4. Weary, D.M.,Taszkun, I. Hoek lesions and Free-Stall Design. J Dairy Sei
2000; 83:697-702.

5. Zerwawy B. Haltungsbedingte ad.spektorisch und palpatorisch erfaßbare
Krankheiten van Milchkühen in Abhängigkeit von den Stailverhältnissen
im Liegeboxenlaufstall. Vet Med Diss Gießen 1989.

-ocr page 191-

Lloyd Reedy, William H. Miller, Ton
Willemse Schlütersche GmbH ei Co.
KG, Verlag und Druckerei, Hans-
Böckler-Alee
7, 30173 Hannover
ISBN3-8jyo6-58Q-Q, 268pagina\'s.

Boe
besprekin

Dit boeit is een Duitstalige versie
van \'Allergie diseases of dogs and
cats\'. Voor de tweede uitgave is
naast de beide Amerikaanse auteurs ook Ton Willemse au-
teur. Lloyd Reedy was werkzaam in zijn tweedelijns derma-
tologiepraktijk in Texas. Hij is inmiddels overleden. William
Miller werkt sinds jaren samen met Danny Scott aan de uni-
versiteit van Cornell. Ton Willemse behoeft in Nederland
geen verdere introductie.

In het hele boek zijn aan de kantlijn trefwoorden te vinden.
Achterin het boek bevindt zich een uitgebreide index, maar
deze is niet gecorreleerd aan de trefwoorden, die aan de kant-
lijn te vinden zijn. Op pagina 8 worden de gebruikte afkor-
tingen (uit het Engels) verklaard in het Duits. De verschil-
lende visies en ervaringen van de auteurs komt men tegen
door het gehele boek. Dit werkt mijn inziens zeer verhelde-
rend en verklaart de complexiteit van het betreffende onder-
werp.

In hoofdstuk 1 wordt zeer uitvoerig ingegaan op de immunolo-
gische achtergrond van allergie. De meest recente literatuur-
verwijzing stamt uit 1998. Veel nieuwe publicaties zijn sinds-
dien verschenen, toch zal de geïnteresseerde student of
dierenarts hier genoeg nieuwe informatie kunnen vinden.
Hoofdstuk 2 behandelt de verschillende type I overgevoelighe-
den met als belangrijkste onderwerp atopische dermatitis.
Uitgebreide anamneseprotocollen en een lange differentieel
diagno.selijstzijn hier opgenomen. Het is jammer dat hier maar
twee illustraties van atopische honden te vinden zijn. Ook aan
de atopische kat wordt niet voorbij gegaan. In hoofdstuk 3 ko-
men de aero-allergenen aanbod. Interessante wetenswaardig-
heden over onder andere de pollenvlucht, de invloed van het
weer en de voorraadmijten staan hier vermeld. In Europa werkt
men met allergenenmengsels samengesteld door het laborato-
rium. In de USA stelt de dermatoloog die zelf samen. Voor de
Nederlandse dierenarts is dit niet praktisch toepasbaar maar
wel informatief Op pagina 89 is een tabel te vinden die testuit-
slagen uit verschillende Europese landen vergelijkt. Opmerke-
lijk is dat de huisstofmijt (Derm. farinae) het belangrijkste
allergeen is. Alleen in Nederland, Duitsland en de UK worden
ook de voorraadmijten gebruikt in de intradermale test. In
hoofdstuk 4 wordt de uitvoering van de intradermale test be-
sproken. Ook bediscussiëren de auteurs de verschillende sero-
logische testen. Ze verkiezen (nog steeds) de intradermale test
boven de serologische test. Hoofdstuk 5 behandelt de immuun-
therapie in meer dan 30 bladzijden. De medicamenteuze thera-
pie, met name de verschillende antihistaminica, essentiële vet-
zuren en corticosteroïden met doseringen wordt beschreven in
hoofdstuk 6. Voedselgerelateerde dermatose is het onderwerp
van hoofdstuk 7. De auteurs raden serologische testen voor
deze aandoening als diagnosticum sterk af Hoofdstuk 8 gaat
over contactdermatitis. Het laatste hoofdstuk behandelt de
meer controversiële \'diagnoses\' zoals stafylokokkenallergie,
gistenallergie, hormonale overgevoeligheden. Medicijnover-
gevoeligheden komen hier ook uitvoerig aan bod.
Concluderend is dit een zeer informatief boek, waarin zowel
de wetenschappelijke achtergronden als de praktijk ruim aan
bod komen. Het is aan de lezer wat hem het meeste aan-
spreekt. Het aantal illustraties is beperkt, maar die kan men
vinden in andere boeken.

i

Allergische Hauterkrankungen bei Hund und Katze

M. iV Vroom

Osteoarthritis bij paarden

Drugs used to treat osteoarthritis in
the horse. P. Clegg and T. Booth. In
Practice 2000; 22:
594-603.

Referaten

Osteoarthritis is de meest voorko-
mende oorzaak van kreupelheid bij
het paard. Vaak is hierbij het kraakbeen van de gewrichts-
vlakten eveneens aangetast.

Ingegaan wordt op de therapie waarbij voorop wordt gesteld
dat de oorzaak van het proces duidelijk moet zijn.
Achtereenvolgens worden besproken:

- non steroidal anti-inflammatory drugs (NSAID\'s)

- glucosaminoglycanen (GAG\'s)

- corticosteroïden.

De NSAID\'s met als meest belangrijke vertegenwoordiger

Phenylbutazon hebben een pijnstillende en ontstekingsrem-
mende werking. Enkele vertegenwoordigers bevorderen ook
herstel van kraakbeen. Gewaarschuwd wordt voor toxische
eigenschappen vooral bij langdurige doseringen. Deze uiten
zich vooral in abnormaliteiten van het maagdarmkanaal.
Van de GAG\'s worden besproken het hyaluronan dat ook
physiologisch in het lichaam aanwezig is en zwavelverbin-
dingen hiervan. Deze farmaca worden vaak in het gewricht
geappliceerd bij het bestaan van een synovitis of een chroni-
sche arthritis.

Corticosteroïden worden gebruikt als ontstekingsremmer en
worden soms ook rechtstreeks in het gewricht gebracht bij
acute processen. De toepassing hiervan is echter discutabel.

J.P.W.M. Akkermans

-ocr page 192-

Wim van Sijpveld

memoriam

Willem van Sijpveld is geboren op 10 juni 1929 te Landsmeer. Als enig kind beleefde hij op de boerderij
van zijn ouders een zorgeloze jeugd. Na de lagere school te Ilpendam volgde hij de vijfjarige HBS te
Purmerend. In 1948 ging hij naar Utrecht om veeartsenijkunde te gaan studeren. De studie ging voort-
varend en in 1956 studeerde hij af Reeds in de laatste periode van zijn studie was er contact gelegd met
collega Dogterom te Kesteren, die zijn praktijk wilde overdoen. Het was een kleine praktijk met overwe-
gend kleine gemengde bedrijven in de Betuwe. De vruchtbare grond werd gebruikt voor de fruitteelt, de
zware komgrond en de uiterwaarden waren de weidegronden. Bij deze praktijk hoorde ook een taak als
keuringsdierenarts hij de lokale slagers en de huisslachtingen. In 1957 trad hij in het huwelijk met
Dirkje Woutera Bomas, onderwijzeres te Kootwijkerbroek en later te Amsterdam. Als dochter uit een
koopmansfamilie te Utrecht heeft zij zich als geen ander aangepast aan de plattelandsbevolking. Uit dit
huwelijk zijn drie zonen geboren Tohie, Gijsbert en Gerrit. Allen wilden in de voetsporen van vader tre-
den, echter lotingprocedures hebben dit belet.

De praktijk van Wim en Dicky van Sijpveld groeide snel, door een niet te evenaren dienstbaarheid en
een openstaan voor vernieuwing. Door als één van de eersten de keizersnede op de boerderij te gaan
uitvoeren waardoor de dieren niet meer naar de Faculteit der Diergeneeskunde hoefden, nam hij de
toenmalige veeverloskundige in de regio veel embiyotomiewcrk uit handen en vonden de hoeren de weg
weer naar de dierenarts. De fokkerij in die tijd in de Betuwe was wild, zware slieren op melkdieren be-
tekende veel zware verlossingen, driehonderd keizersneden in een jaar was geen uitzondering.
Aangezien die in die tijd vaak in voor- en najaar geconcentreerd waren, betekende dat vaak dag en
nacht werken. Wim van Sijpveld kon daar tegen. Veehouders merkten in later tijd vaak op dat hij altijd
opgewekt en goed gehumeurd was, ook wanneer zij hem midden in de nacht ontboden. Wim van Sijpveld
en z \'n gezin leefden voor de praktijk. De weinige vrije tijd was voor gezin, familie en kerk.
De Hervormde Gemeente te Kesteren heeft hij gedurende 17 jaar als kerkenraadslid en vervolgens 18
jaar als president-kerkvoogd gediend.

Pas in de laatste jaren van zijn leven als praktiserend dierenarts, toen er in de praktijk inmiddels meer-
dere dierenartsen werkzaam waren, gunde hij zichzelf tijd voor z \'n hobby: de fokkerij van het Gelders
paard. Binnen deze fokkerij is hij zeer succesvol geweest. Hij kon dan ook vol trots verhalen over zijn
fokproducten, waarx\'an er drie tot de wereldtop waren doorgedrongen: alle nakomelingen van Zarona.
Eén ervan ging als reserve springpaard uilkotnend voor Mexico mee naar de Olympische Spelen te
Sydney in 2000.

Door de inkrimping van de veestapel was de praktijk in Kesteren inmiddels meer in de richting van een
paardenkliniek gegaan.

Vanaf 1988 kreeg Wim van Sijpveld last van een onvoldoende functioneren van z \'n hart, wat hem ertoe
noodzaakte om in 1989 te sloppen met z\'n praktijk die inmiddels tot een vijjmans praktijk was uitge-
groeid. Door een goed gedoseerd leven en het genot van z \'n fokkerij, daarin bijgestaan door zijn zonen,
heeft hij nog vele mooie jaren kunnen genieten van inmiddels acht kleinkinderen.
Totdat op 5 november 2002 geheel onverwacht in de namiddag op weg met z \'n auto naar de paarden
zijn hart weigerde verder te gaan.

Maandag 11 november, na een indrukwekkende rouwdienst in de Nederlands Hervormde Kerk te
Kesteren, werd Wim van Sijpveld, gedragen door zijn zonen en enkele vrienden, onder zeer grote be-
langstelling naar zijn laat.ite rustplaats gebracht.

De tekst boven de rouwbrief luidde:

Het gras verdort, de bloem valt af: maar het
Woord onzes Gods bestaat in der eeuwigheid.

Wim van Sijpveld was een diep gelovig mens.

Een goede collega en een zeer dienstbare dierenarts is heengegaan.

D.N. Tap
J.J. Pouwer

-ocr page 193-

Werkgroep Veterinair Antibioticum Beleid
Herziening Formularium Melkvee

S.G. de Groot

Recent is het Formularium
Melkvee aangepast aan de huidige
inzichten. De formularia zijn
onderdeel van het antibioticum-
beleid van de Werkgroep
Veterinair Antibioticum Beleid
(WVAB) van de KNMvD. Het doel
is voorwaarden te scheppen voor
optimale effectiviteit en het voor-
komen van het ontstaan en het verspreiden van resistente
bacteriën door diergeneeskundig antibioticumgebruik.
De activiteiten sluiten aan bij het verantwoord gebruik
van antibiotica, ook wel bekend onder het begrip \'pru-
dent use of antibiotics\'.

Voor het Formularium Melkvee is een lijst van relevante in-
dicaties voor het gebruik van antibiotica opgesteld, die naar
de mening van de commissie de problematiek bij de betref-
fende diersoort zoveel als mogelijk omvat. Deze indicaties
worden per orgaansysteem behandeld.
In het formularium wordt alleen ingegaan op de therapie van
bacteriële infecties met betrekking tot antibiotica. Alleen
daar waar de commissie het essentieel acht voor het te ver-
wachten resultaat, worden eventuele preventieve en/of
symptomatische maatregelen beschreven in een toelichting.
De formulariumcommissie gaat ervan uit dat de in dit for-
mularium genoemde eerste-, tweede- en derde-keusmidde-
len op de datum van het tot stand komen van het formula-
rium geregistreerd zijn voor het doeldier en dc betreffende
indicatie met de aangegeven toedieningswijze. Indien de for-
mulariumcommissie het wenselijk acht om antibiotica op te
nemen die niet voor melkvee geregistreerd zijn, wordt dit
duidelijk aangegeven in een toelichting.
Voor de doseringsschema\'s wordt verwezen naar de bijslui-
ters. Een uitzondering vormen die indicaties waarvoor de
commissie van mening is dat voor het te verwachten thera-
peutisch effect een specifiek doseringsschema essentieel is
en indien het om niet voor de indicatie of diersoort gere-
gistreerd antibioticum gaat. In deze gevallen wordt een dose-
ringsschema aangegeven in een toelichting.

Voor het maken van een gefundeerde antibioticumkeuze is
het stellen van een juiste diagnose onontbeerlijk. Immers de
aard en de ernst van de aandoening kunnen bepalend zijn
voor deze keuze.

De aangegeven keuzevolgorde van de antibiotica is geba-
seerd op de volgende aspecten:

Effectiviteit: gebaseerd op biologische beschik-

baarheid, farmacokinetiek, in vitro
activiteit, gedocumenteerde effecti-
viteit, toxiciteit, aard en ernst van de
aandoening en klinische ervaring;
bij voorkeur dienen smal-spectrum
middelen gebruikt te worden en

Maatschappi

nieuw

Resistentiebeperking:

middelen die de kans op het ontstaan
en de verspreiding van resistentie zo
veel mogelijk tegengaan.

Die middelen die in ziekenhuizen als laatste middel tegen
multiresistente bacteriën worden ingezet, zoals fluoroquino-
lonen, derde- en vierde-generatie cefalosporinen, dienen
vooral bij koppelbehandelingen met terughoudendheid ge-
bruikt te worden.

In dit formularium zijn de volgende definities gebruikt:
Eerste-keuzemiddelen: zijn die antibiotica die, gebaseerd op
het ziektebeeld, een goede te verwachten werkzaam-
heid en een smal spectrum hebben en minimale ver-
storing van de kolonisatieresistentie en een geringe
kans op het ontstaan en de verspreiding van resisten-
tie geven.

Tweede-keuzemiddelen: zijn die antibiotica die, gebaseerd
op het ziektebeeld, een goede te verwachten werk-
zaamheid hebben, maar welke niet volledig voldoen
aan de overige criteria gesteld bij de eerste-keuze-
middelen. Redenen voor afwijken van de eerste
keuze kunnen bijvoorbeeld zijn: bacteriële resistentie
en interactie met een voedingsadditief
Derde-keuzemiddelen: zijn antibiotica die terughoudend
gebruikt dienen te worden. Ze dienen bij voorkeur
toegepast te worden na isolatie van een verwekker die
niet gevoelig is voor een eerste- of tweede-keuzemid-
del.

Het formularium is bedoeld als beargumenteerde richtlijn
voor het antibioticumgebruik. Argumenten als bedrijfshisto-
rie, verandering van gevoeligheid, ernst en snelheid van ver-
loop van infectie etcetera, kunnen voor de behandelend die-
renarts reden zijn af te wijken van de geadviseerde keuzen.
Voor een optimaal therapieresultaat en een minimale kans op
resistentieontwikkeling is het van het grootste belang om
een therapie, binnen de termijn gesteld op de bijsluiter, vol-
doende lang door te zetten.

Met nadruk wordt gesteld dat de behandelde dierenarts zelf
verantwoordelijk is voor de uiteindelijke keuze om al dan
niet antibiotica in te zetten, en zo ja welke antibiotica, bij de
behandeling van de dieren.

Op- en aanmerkingen en eventuele aanvullingen zijn van
harte welkom bij de leden van de formularium commissie
melkvee: Prof dr A.S.J.PA.M. van Miert, dr K. Müller drs.
H. Kooi, drs. M. Koene, drs. C. Pellicaan dr J. Verhoeff
(voorzitter WVAB), Dr DJ. Mevius (secretaris WVAB). U
kunt de Formularia vinden op www.knmvd.nl onder
[knmvd]; praktijk voering; de formularia.

S.G. de Groot is stafmedewerker landbouwhuisdieren/volksgezondheid bij de
KNMvD.

-ocr page 194-

Sinds enige jaren functioneren binnen de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde Provin-
ciale Begeleidingscommissies Praktijkuitoefening (voor-
heen vestigingscommissies). Uitgaande van het beginsel
van vrije vestiging van dierenartsen, is het functioneren
van deze Begeleidingscommissies er op gericht om met be-
trekking tot nieuwe vestigingen c.q. uitbreiding van be-
staande vestigingen voorlichting te geven en voor zover
daartoe gevraagd daarover te adviseren en/of te bemidde-
len. De Begeleidingscommissies proberen op deze wijze te
bereiken dat er goede collegiale verhoudingen ontstaan tus-
sen de nieuwe dierenarts(en) en de reeds gevestigde buurt-
collega(e). De KNMvD is namelijk van mening dat hiermee
het algemeen belang van een goede beroepsuitoefening in
de diergeneeskunde is gediend en de gezondheid en het wel-
zijn van het dier worden bevorderd.

Het Bestuur van de KNMvD en de Provinciale Begeleidings-
commissies Praktijkuitoefening (PBP) hebben geconstateerd
dat in de meeste provincies de laatste jaren zelden of nooit een
beroep op de PBP\'s is gedaan. Gezamenlijk hebben zij daarom
besloten tot opheffing van de PBP\'s. Hoewel het dus zelden
voorkomt, is de KNMvD zich ervan bewust dat bij vestigingen
van dierenartsen problemen kunnen ontstaan. Het begeleiden
van eventuele problemen was een belangrijke taak van de
PBP\'s. Deze taak zal overgenomen worden door de leden van
het Dierenartsen Netwerk.

Het Dierenartsen Netwerk

Het Dierenartsen Netwerk vervult al vele jaren een preventieve
en eerste hulp-functie bij conflictsituaties in associaties en tus-
sen practici onderling. Het Dierenartsen Netwerk is niet be-
doeld voor diepgaande, onherstelbare mening.sverschillen
(hiervoor is de Ereraad), maar dient te functioneren in een
vroeg stadium van conflictvorming, waarbij er tevens een pre-
ventieve werking vanuit kan gaan. Collegae die ervaring heb-
ben op een breed maatschappelijk gebied (waaronder praktijk-
voering) en die in staat zijn objectief en onafliankelijk leiding
te geven, kunnen hulp bieden bij bestaande of dreigende con-
flictsituaties. De belangrijkste voorwaarde voor gebruik van
het Dierenartsen Netwerk is dat alle betrokkenen dit willen; het
is namelijk belangrijk dat alle partijen de netwerkdierenarts als
neutraal ervaren. Het Bureau van de KNMvD kan op verzoek
van de ene partij de andere partij benaderen en zo een bemidde-
ling van een netwerkdierenarts voorbereiden.
Twee voorbeelden

Een dierenarts wil een vestiging beginnen en wil graag een
prettig contact met zijn nieuwe buurtcollegae. Hij vraagt het
bureau van de KNMvD zijn nieuwe buurtcollegae te benade-
ren en te vragen of zij onder begeleiding van een netwerkdie-
renarts kennis met elkaar kunnen maken.
Het omgekeerde kan zich ook voordoen: de buurtcollegae heb-
ben kennis genomen van het feit dat een collega zich in hun
praktijkgebied komt vestigen. Zij willen graag collegiaal
samenwerken en verzoeken het bureau van de KNMvD bij de
collega te informeren of hij onder begeleiding van een net-
werkdierenarts met hen in gesprek wil treden.

Het grote verschil tussen de PBP\'s en het Dierenartsen
Netwerk is dat PBP\'s gratis werkten en het Dierenartsen
Netwerk niet. Een overzicht van de tarieven die een netwerk-
dierenarts hanteert, kunt u vinden in het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde van 15 februari 2003 (deel 128, aflevering
4). In hetzelfde artikel vindt u de spelregels en de namen van de
leden van het Dierenartsen Netwerk.

Problemen voorkomen

Waar het allemaal om draait, is dat mogelijke problemen in de
toekomst voorkomen worden. Dc KNMvD hecht grote waarde
aan preventie van conflicten en vraagt haar leden met klem
contact op te nemen met het bureau, indien zij vermoeden dat
er een conflict kan ontstaan.

Code voor de Dierenarts: melding bij vestiging

Nu de PBP\'s opgeheven zijn, dienen vestigingen schriftelijk
aangemeld te worden bij de algemeen secretaris van de
KNMvD. Hoofdstuk IV van de Code voor de Dierenarts is
door het opheffen van de PBP\'s niet meer actueel. Bij de vol-
gende Algemene Vergadering zal een voorstel voor een nieuwe
tekst op de agenda staan. De in de Code voor de Dierenarts ge-
noemde termijn van melding van vier weken blijft geldig.

Contactpersoon bureau KNMvD

Indien u gebruik wilt maken van een netwerkdierenarts, kunt u
contact opnemen met mevrouw drs. M.VE. Roelvink, beleids-
medewerker sociaal-economische zaken. Zij is van maandag
tot en met donderdag te bereiken op het bureau van de KNMvD
(telefoon: (030)2510111 ofe-mail: v.roelvink@knmvd.nl).

Opheffing Provinciale Begeleidingscommissies Praktijkuitoefening

Nog meer e-mail

Het aantal dierenartsen dat e-mail gebruikt, stijgt nog
steeds. Bijgaande grafiek laat zien hoeveel leden van de
Groepen met hun e-mailadres in het relatiebeheersysteem
van de KNMvD zit. Een stijgende lijn!

We zeggen het hier nog maar eens: hoe meer e-mail adres-
sen van leden wij hebben, hoe liever het ons is! Want daar-
mee, en vooral met onze nieuws-e-mails kunnen we zeer
effectief (want snel en duidelijk) en zeer efficiënt (want
geen drukwerk, geen porto en geen gedoe) met u communi-
ceren!

Bent u de afgelopen tijd met e-mail begonnen, of is uw e-
mailadres gewijzigd? Laat het ons weten, natuurlijk per e-
mail naar info@knmvd.nl. Bedankt!

% van «-mal adressen van leden van de Groapan

,LjOl-jan-02

■ OI-MM»

■ 01-(a6-03

-ocr page 195-

In het Tijdschrift voor Diergeneeskunde heeft u de afge-
lopen maanden al kunnen lezen over de oprichting van de
Belangengroep dierenartsen Practici in Loondienst (BPL).
De groep die zich tot doel stelt de
specifieke belangen van
practici in loondienst in Nederland te behartigen. Met an-
dere woorden: die
van u.

De eerste aandachtspunten van de BPL liggen op het gebied
van arbeidsrechtelijke zaken, zoals salariëring en vergoe-
dingsstructuren voor diensten. In de toekomst richt de BPL
zich voorts op secundaire arbeidsvoorwaarden. Wij hopen
dit te bereiken in een open dialoog met de werkgevers in de
praktijk, waarbij het streven naar wederzijds werkbare op-
lossingen voorop staat.

Inmiddels heeft het oprichtingsbestuur van de BPL al een
tweetal gesprekken gevoerd met het nieuwe KNMvD-be-
stuur, die in een positieve sfeer zijn verlopen. Tijdens deze
gesprekken werd uitvoerig gesproken over de toekomstige
structuur van de BPL, de adviessalarissen van de KNMvD
en de afschaffing daarvan, de samenwerking met de
KNMvD en de totstandkoming van een gesprekspartner in
de vorm van een werkgeversvereniging.
Het oprichtingsbestuur van de BPL houdt zich op dit mo-
ment bezig met het samenstellen van statuten en huishoude-
lijk reglement voor de vereniging en ook hierover vindt over-
leg met de KNMvD plaats. Er is een \'mission statement\' ge-
formuleerd en een begroting opgesteld. Daarnaast richten
wij ons uiteraard op praktische zaken als het ontwikkelen
van een logo, ledenwerving en communicatie naar leden en
kandidaat-leden (co-assistenten) door middel van een
nieuwsbrief Ook stellen zich, vanuit de BPL, mensen kandi-
daat voor diverse bestuurlijke organisaties binnen de
KNMvD, om zodoende ook daar de belangen van dierenart-
sen in loondienst te kunnen behartigen.
Op de eerste ALV van de BPL zal onder andere de contribu-
tie één van de agendapunten vormen. Waarschijnlijk zal er
ten aanzien van de contributie onderscheid gemaakt gaan
worden tussen leden en niet-leden van de KNMvD.
Co-as-
sis ten ten kunnen vooralsnog gratis aspirant-lid worden.
Als u ons (en uzelf!) wilt steunen in het maken van betere af-
spraken tussen werkgever en werknemer;
wordt dan nu lid.
Hoe meer leden, hoe meer invloed!

Voor vragen, opmerkingen, discussiepunten en goede ideeën
kunt u bij ons terecht, liefst via ons e-mailadres
bpl(gchel lo.nl, of anders per post.

We houden u op de hoogte!

Secretariaat BPL, Boschhoven 36a, 5595 AR Leende,
bpl@chello.nl

Belangengroep Practici in Loondienst
Practicus in loondienst, waarnemer, co-assistent? Lees wat wij voor u kunnen doen!

Vacatures in besturen en commissies verband houdende met de 150® Algemene
Vergadering van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde

2003 aftredend en herkiesbaar

Bestuur

T. de Ruijter

voorzitter Bestuur

Behoudens de voorzitter is het Hoofdbestuur in 2002 geheel afgetreden en vervangen door het huidige Bestuur.

Overeenkomstig artikel 29 van de Statuten wordt de voorzitter gekozen door de Algemene Vergadering uit een niet-bindende voordracht
van het Bestuur van één of meer kandidaten.

2003 aftredend cn niet herkiesbaar
2003 aftredend en niet herkiesbaar
2003 aftredend en herkiesbaar

Ereraad

Mw. l.E. van Alten
W.E.H. van Herten
A.J.A.M. Mouwen
Vacature

regio Noord
regio Zuid
regio Zuid
regio Oost

Overeenkomstig artikel 45 van het Huishoudelijk Reglement worden door de Algemene Vergadering uit elk van de vier regio\'s twee leden
voor de Ereraad gekozen. Aangezien namens de Regio Noord H.F. Wieringa en J. Nijhoff"reeds zitting hebben, behoeft de vacature voor
mw. I.E. van Alten geen opvolging. Dit geldt eveneens voor de Regio Zuid. Omdat namens deze regio reeds C. Willenborg en A.J.A.M.
Mouwen zitting hebben, behoeft de vacature voor W.E.H. van Herten geen opvolging.

De voormalige regio Midden is opgesplitst in de regio\'s Oost en West. Namens de Regio West hebben twee voormalige leden uit de regio
Midden zitting in de Ereraad. Omdat voor de regio Oost alleen H. A.R. Kok zitting heeft, wordt deze Regio verzocht eventuele kandidaten
voor dc vacature voor te dragen en de namen van hen tijdig voor de Algemene Vergadering aan het Bestuur mede te delen.

Hoofdredactie Tijdschrift voor Diergeneeskunde

Dn J.H. Vos 2003 aftredend en herbenoembaar
J.T. Siebenga 2003 aftredend en herbenoembaar
H.A. Beijer 2003 aftredend en herbenoembaar

Overeenkomstig artikel 69 van het Huishoudelijk Reglement worden de betrokken Groepen verzocht eventuele kandidaten voor te dra-
gen en de namen van hen tijdig voor de Algemene Vergadering aan het Bestuur mede te delen.

-ocr page 196-

Voor het lidmaatschap van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde hebben de volgende collegae zich aan-
gemeld:

Addink, B.S.; 1991; 7971 CT Havelte;
Raadhuislaan 4.

Lersberghe. Mevr. A.l. van; Gent 2002; B-
8020 Hertsberge; Proosdijstraat 123.

Personali

Als kandidaatlid van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor
Diergeneeskunde heeft het Hoofdbestuur aangenomen:

Blij, Mevr. M.D. van der.
Francois. R.J.M.M.
Klarenbeek, Mevr. M.
Meijbauni. Mevr. H.A.
Niyonkuru. L.
Pinkse. B.C.
Zoet, Mevr. J.M.

Overlijdensberichten:

Op 29 januari 2003 M.J.F. Quacdvlieg tc Valkenburg a/d Geul.
Op 11 januari 2003 J. Heida te Beesterzwaag.

Mutaties:

♦Addink. B.S.; 1991; 7971 CT Havelte; Raadhuislaan 4; tel. privé:
0521-343431; fax privé: 0521-343431; werkz. bij Poultry Health Care;
tel. bur.: 0522-245463; fax bun: 0522-245341; E-niail bur.:
lnfo(a phc.bv.nl; erk. pluimvee d.

Bosje, J.T.; 1996; 1092 VV Amsterdam; Retiefstraat 15 III; tel. privé:
020-6633045; meden, bij E. den Hertog en B.E. Sjollema; tel. prakt.:
020-6920936; fax prakt.: 020-6937095; Specialist Int. Gcnecsk. gez.die-
ren; E-mail prakt.: dierenarts.internist(ó:\\vorldmail.nl.

Bruinier. E.A.; 1995; 6041 PP Roermond; Belleboom 5; tel. privé:
0475-310100; kcuringsd.a. bij RVV kring Oost; tel. bur.: 0.341-462170; E-
mail bur.: e.bruinier@rvv.agro.nl.

Dijkstra, P; 1973; 9283 TC Surhuizum; Doarpsstrjitte 1; tel. privé;
0512-352146; fax privé: 0512-351066; E-mail privé : pierdijkstra®
yahoo.com; geass. met B. Roerink, TE Roest en W. de Vries; tel. prakt.:
0512-332650; fax prakt.: 0512-331456.

Droppers, W.F.G.L.; 1969; 2215 XN Voorhout; Krocskarperlaan
11; tel. privé: 0252-221282; E-mail privé: nf.droppers^ minvws.nl;
Plv. directeur Voeding en Gez.heids.bescherniing bij Min. VW.S; tel.
bur: 070-3406999; fax bur.: 070-3405554; E-mail bur.: wf.droppers(a^
minvws.nl.

Esch. Mevr. RP.A.M.; 2002; 3512 ND Utrecht; Zuilenstraat 54; tel.
privé: 030-2311370; E-mail privé: patriciaesch({i;hotmail.com: mede«, bij
Mevr. E.A.H.M. van den Heuvel; tel. prakt.: 073-6416666.

Gemmeke, E.A.A.C.; 1992; 3512 JR Utrecht; Pieterskerkhof 8 B; tel.
privé: 030-2317867; E-mail privé: gemmeke(u?xs4all.nl; Beleidsmed. dir.
WA afd. VHC bij Ministerie van LNV. S\'-Gravenhage; tel. bur.: 070-
3785533: fax bur.: 070-3786141; E-mail bur.: e.a.a.c.gemmeke(u)vva.agro.nl.

*Gorter, F.: 2002; 3584 DC Utrecht; Cambridgelaan 415; tel.
privé mobiel: 06-29017414; E-mail privé : frankgorter(fl hotmail.com;
medew. bij Old Church Veterinary Group (Ierland) ; tel. prakt.: 00353-
72-51559; E-mail prakt.: vetfa iol.ie.

Gout-van Houten, Mevr. A.; Gent 2001 ; 3207 VD Spijkenisse; Magda
Janssenstraat 18: tel. privé: 0181-645620; E-mail privé: anitavanhou-
ten@hotmail.com; medew. bij Mevr. W.A.J.P. van Leemputten; tel.
prakt.: 0181-646250.

♦Huybens. Mevr. V; Gent 1999; B-4852 Hombourg; Rue D\'Aubel
61 ; tel. privé : 0032-87-681100 ; fax privé : 0032-87-681101 ; E-mail
privé : idris.vandekinderen@skynet.be; geass. met l.R.M. Vandekinderen ;
tel. prakt.: 0032-87-681100; fax prakt.: 0032-87-681101; E-mail prakt.:
idris.vandekinderen@skynet.be.

Jong, R. dc; 2000; 8701 GN Bolsward; De Mieden 25; tel. privé:
0515-577677; E-mail privé: richarddejong(a zonnet.nl.

Kikkers-van lersel. Mevr. M.J.J.; 1995; 7021 BP Zelhem;
Doetinchemseweg 27; tel. privé: 0314-624997; E-mail privé: marieke.v.i@
12move.nl; wnd.d.

*Kleijer-Ligtcnbcrg, Mevr. E.; 2000; 3525 GD Utrecht; Bazuinhof
61; tel. privé: 030-2421646; E-mail privé: e.kleijer@vet.uu.nl; medew.
bij UU Hoofafd. Landbouwhuisd. Afd. Gezondh.zorg varken; tel. bur.:
030-2531820.

*K.oning. Mevr. M. de; 2002; 3572 BP Utrecht; Biltstraat 170 A; tel.
privé: 030-2614959; E-mail privé: mariettel310@hotmail.com; medew.

bij A.G.M. Extercatte; tel. prakt.: 0523-657025; fax prakt.: 0523-
657539; E-mail prakt.: info(a dierenarts.nu.

Kraus. J.S.; 1990; 5631 BR Eindhoven; Orpheuslaan 29; tel. privé:
040-2963100; fax privé: 040-2465351; E-mail privé : hans@ kraus.nu;
gezelschapsd.; tel. prakt.: 040-2432455; fax prakt.: 040-2465351; E-mail
prakt.: dierenkliniek.orpheusiaan@kraus.nu; Spec, vet pathologie en
diagn pathol. Vetipath.; tel. prakt.: 040-2963264; fax prakt.: 040-
2465351; E-mail prakt.: hans.kraus@ vetipath.nl.

Kuilenburg. Mevr. L.E; 1991; 5301 HA Zaltbommel; M. van
Rossemsingel 37; tel. privé: 0418-512095; medew. bij H.A.D. Bax, K.J.
Broekhuizen,T.W.M. Hekeman, Mevr. N.J.J.M. Heutink-Mastenbroek,
C.G.M. Jonkers, C.J.H. Neijenhuis, J.R. Overbeek, R.H. Ruppert,
Mevr. A.C. van Tilburg-van Zutphen, M.J. Verburg, P.W.L. Verweij en
A. Zuring; tel. prakt.: 0183-632774; fax prakt.: 0183-633574.

Labbcrté, Mevr. M.C.; 1999; 3997 MZ \'t Goy ; Groenedijkje 13 ; tel.
privé 030-6012484 ; E-mail privé: margot.labberte@boehringer-
ingelheim.nl; werkz. bij Boehringer Ingelheim bv. divisie vetmedica als
Technical Service Manager; tel. bun: 072-5662411; fax bun: 072-
5643213; E-mail bun: margot.labberte(fl boehringer-ingelheim.nl.

Lersberghe. Mevr. A.l. van; Gent 2002; B 8020 Hertsberge;
Proosdijstraat 123; tel. privé: 0032-50277376; medew. bij J.B. Huizing, J.
Nijen Twilhaar en G.H.C. de Vries; tel. prakt.: 0412-611786; fax prakt.:
0412-613502.

Lub. Mevr. M.; 2002; 6711 GE Ede; Zweerslaan 8; tel. privé: 0318-
655133; E-mail privé: marcel.penterman@consunet.nl; wnd.d.

Pieterman-V reman, Mevn S. van de; 2000; 3521 CG Utrecht;
Crocselaan 144; E-mail privé: vreman.pieterman@wanadoo.nl; medew.
bij Mevn J.G.T. van Lieshout; tel. prakt.: 020-4193583; fax prakt.: 020-
4193583.

Remmers. P; 1997; 5251 AN Vlijmen; Heistraat 16; tel. privé: 073-
5130731; E-mail privé: p.remmers@nok.nok.nl; geass. met A.C.H.M. van
der Loop en J.M.G. van Griensven; tel. prakt.: 073-6213579; fax prakt.:
073-6211286.

*Rijks, Mevn L.Z.L.; 2002; 3255 XJ Oude-Tonge; Marshallstraat
7; tel. privé mobiel: 06-13391759; medew. bij P.R.J.M. Schilder; tel.
prakt.: 0187-642441; fax prakt.: 0187-641282.

»Rutten, A.M.J.; 1962; 7665 EC Albergen; De Veenpluis; tel. privé:
0546-441506; fax privé: 0546-442411; E-mail privé : a.m.jrutten@free-
lennl; nd.

Schellingerhout. Mevr. A.B. ; 1997 ; 1963 SP Heemskerk ; Deukelven
10 ; tel. privé: 0251 -233968; E-mail privé: Anneke@Jyoti.nl; Jyoti, holisti-
sche prakt, voor mens en dier; tel. prakt.: 06-10286423; E-mail prakt.:
praktijkCa Jyoti.nl.

Steendam. Mevr. M.; 2002; 3523 CG Utrecht; Briljantlaan 74; tel.
privé mobiel: 06-53744682; E-mail privé: maartjesteendam@
hotmail.com: medew. bij A.J. Schipper en R.A.M.M. ter Schure; tel.
prakt.: 0229-561351; fax prakt.: 0229-5631994; E-mail prakt.;
ntenschure(â hccnet.nl.

Swart, R.; 1994; 7722 TG Dalfsen; Donimclerdijk 10; tel. privé: 0529-
433511: E-mail privé: roelof.swart@wxs.nl; medew. bij Poultry Health
Care bv.; tel. prakt.: 0522-245463; fax prakt.: 0522-24534l"; E-mail
prakt.: nsnartC« phc-bv.nl.

Kijk naar het Agrarisch Journaal

7 maart 2003, 1 2.30 uur, Nederland 2

info(@ikbvarkens.nl
www.ikbvarkens.nl

-ocr page 197-

Vandckinderen, i.R M.; Gent 1999; B-4852 Hombourg:
Rue D\'Aubel 61 ; tel. privé: 0032-87-661100: fax privé: 0032-87-
681101: E-mail privé : idris.vandekinderen@skynet.be; geass.
met V. Huybens: tel. prakt.: 0032-87-681100: fax prakt.: 0032-
87-681101; E-mail prakt.: idris.vandckinderen(ajskynet.be.

Wezelenburg. H.J.; 1972; 5221 BE Den Bosch; De Woerd 2;
tel. privé: 073-6312268; E-mail privé: hjwezelenburgCoj
ya hoo.com; parttime medew. bij J.M.G. van Griensven, A.C.H.M.
van der Loop en P. Remmers; tel. prakt.: 073-6213579; fax prakt.:
073-6211286.

Velde, L.R van de; 1978; 1815 LA Alkmaar; Kennemer-
straatweg 2 L; tel. privé: 072-5129630; E-mail privé: lfvelde@
daxis.nl; Spec, paard; werkz. bij Equi Products Holland bv. als vet.
adv.; tel. bur.: 072-5644749.

-ni

15

17/22

Congressen

Maart

14/15 XV Tagung über Pferdekrank-
heiten im Rahmen der EQUI-
TANA mit begleitender Indus-
trieausstellung, Essen. Schwer-
punktthemen: Erkrankungen
des alternden Pferdes, Hcad-
shaking beim Pferd. Veran.st-
alter: Tierklinik Hochmoor
GinbH, Information und An-
meldung: Tel. 49-2863/20990,
Fax 49-2863/20 99-20, e-mail:
info@tierklinik-hochmoor.de,
www.tierklinik-hochmoor.de.
Seminar über Praxismanagement für Klein- und Großtier-
praktiker im Rahmen der EQUITANA, Essen. Finanz-
planung, Wirtschaftlichkeit, Praxisftihrung. Veranstalter:
Tierklinik Hochmoor GmbH, Infonnation und Anmeldung:
Tel. 49-2863/2099-0. Fax 49-2863/20 99-20. e-mail:
info@tierklinik-hochmoor.de, www.tierklinik-hochmoor.de.
Internationaal PHLO seminar: New Developments in
Feed Evaluation. Inschrijving is mogelijk tot 20-01-2003
bij het Bureau PHLO, Wageningen, tel.: 0317 484 093.

Dix & Co

helpt u over de drempel

Afgestudeerd en nu (of straks) praktisch
aan de slag? Doe een beroep op Dix&Co,
want als adviesbureau onderzoekt Dix&Co
uw kansen en beoordeelt uw kontrakten.
Analyseert accountantsrapporten en stelt
een begroting op. Bepaalt samen met u uw
kredietbehoefte en regelt met u de gewenste
verzekeringen.

Landelijke dienstverlening bij praktijk-
overdracht, bij associatie en assistentie.
Belt u even voor een afspraak of een
brochure.

Maliesingel M
3581 BJ Utrechl
Tel. (050) 244 87 71
Fa.\\ (050) 241 66 55
E-mail: itiMdixenco.iil
\\nv-\\v.dixenco.iil

Dix €o

Medici zoals dierenartsen, tandartsen,medisch specialisten en
andere vrije beroepers kunnen al 25 jaar lang rekenen op
deskundig advies van Raadgevers Medische Beroepen.
De Raadgevers begeleiden u onder andere bij overdracht van

de praktijk en bij associaties.

Ook de afhandeling van de bijbehorende contracten wordt u
uit handen genomen. Raadgevers Medische Beroepen is een
adviesbureau met uitgebreide expertise op het gebied van
financieel advies aan beoefenaars van (para)medische
beroepen. De breedte van die expertise is uniek en beslaat
advies ten aanzien van alle financiële aspecten die zich
van start tot pensionering in uw medische carrière

kunnen voordoen.

U weet zich bij de Raadgevers verzekerd van advies op maat op
het gebied van financiële planning, verzekeringen, financieringen,
hypotheken en pensioenen. Ook de keuzes en mogelijke
problemen rondom het einde van uw studie hebben de speciale

aandacht van de Raadgevers.

De Raadgevers volgen u in de verschillende fasen van uw loop-
baan en bieden begeleiding en advies op de lange termijn.

Voor meer informatie kunt u contact opnemen met
adviseurs Philip Jaspers, Wouter van der IVleer en/of Robert E. iVieijer.

Raadgevers
Medische Beroepen

Dorpsstraat 118
3732 HL De Bilt
Postbus 36
3730 AA De Bilt

Tel 030 220 41 14
Fax 030 220 27 95
E-mail: raadgevers@atriserv.nl

-ocr page 198-

Als dierenarts maakt u lange dagen en heeft u heel
wat verantwoordelijkheden. Dieren en hun eigenaren vragen
veel van uw tijd. Daarnaast heeft u uw zakelijke en financiële
beslommeringen. Door alle hectiek krijgen die vaak minder
aandacht dan ze verdienen. Gelukkig is er de WAA. Al meer
dan 75 jaar dé complete zakelijke dienstverlener van en voor
dierenartsen. Alle zaken voor u persoonlijk, maar ook voor
uw praktijk geregeld op één vertrouwd adres. Onze adviseurs
weten precies wat er zich afspeelt binnen uw vakgebied. Zij
zijn uitstekend geïnformeerd over alle zaken rondom de
kleine huisdieren/gezelschapsdieren-, gemengde- en land-
bouwhuisdierenpraktijk. En adviseren u bij uw praktijkover-
dracht en assodatie, de daarbij behorende goodwillbereke-
ningen, de gevolgen van de schaalvergroting binnen de dier-
geneeskundige praktijk of over de verschillende specialisaties
in de diergeneeskunde. Deze kennis en ervaring vindt u ook
terug in onze producten en diensten. Of het nu gaat om ver-
zekeringen of de opbouw en bescherming van uw vermogen.

Wilt u ook verzekerd zijn van een deskundige begeleiding
afgestemd op uw persoonlijke situatie en wensen? Neemt
u dan contact op met de WAA adviesgroep Dierenartsen
(030) 247 49 49. U zorgt goed voor uw \'patiënten\', wij graag
voor uw zaken.

WAA

WAA VOOR DIERENARTSE

Atoomweq 100, Postbus 8153, 3503 RD Utrecht, telefoon (030) 247 49 11. internet www.vvaa.nl

-ocr page 199-

Na een lange weg van verbouwplannen die niet konden
doorgaan, talloze gesprekken met de gemeente Utrecht
en daarna een verkoop- en aankoopprocedure, is nu toch
de kogel door de kerk. Het bureau van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde gaat
15 april 2003 verhuizen naar Houten. Samen met het
post-academisch onderwijs diergeneeskunde (PAOD) be-
trekt het bureau het voormalige pand van de Casema aan
De Molen 77 in Houten. Daarmee is de traditionele, lijfe-
lijke verbintentis die de KNMvD altijd met Utrecht had,
verbroken.

Pand Julianalaan

Het pand aan de Julianalaan in Utrecht, waar het bureau zo\'n
27 jaar geleden zijn intrek nam, is reeds in december 2002
verkocht aan de Stichting Studentenhuisvesting Utrecht. De
verbouwplannen die men voor dit pand in gedachten had,
gingen niet door omdat de gemeente Utrecht geen vergun-
ning wilde verlenen. Verbouwing was echter noodzakelijk,
aangezien het pand arbotechnisch niet meer aan de eisen vol-
deed.

De keuze om de panden aan de Julianalaan te verkopen en
naar een ander pand om te zien, was na het weigeren van de
gemeentelijke vergunning snel gemaakt. Na diverse moge-
lijkheden te hebben onderzocht, bleek het kopen of huren
van een pand in de stad Utrecht helaas niet haalbaar. Vandaar
dat ook in de directe omgeving van Utrecht is gezocht naar
mogelijkheden.

Pand De Molen

Het per 15 april te betrekken kantoorpand ligt in kantoren-

park Molenzoom, vlakbij het centrum en NS-station Houten.
De bereikbaarheid per openbaar vervoer is dus goed, maar
ook per auto is het pand prima te bereiken vanaf de rijksweg
A27 en de rondweg. In tegenstelling tot de oude locatie is
parkeren geen probleem: achter het pand liggen zo\'n 55 ei-
gen parkeerplaatsen.

De totale oppervlakte is 1613 m% verdeeld over drie verdie-
pingen. De begane grond zal voornamelijk door PAOD wor-
den gebruikt, waarbij de expeditieruimte gezamenlijk in ge-
bruik is door
KNMvD/PAOD. Op de eerste verdieping
komen de medewerkers van het KNMvD-bureau te zitten en
de bovenste verdieping zal voornamelijk als vergaderruimte
worden gebruikt.

In het Tijdschrift voor Diergeneeskunde zal nog veel meer
aandacht aan de verhuizing worden besteed. Hou de ko-
mende nummers dus goed in de gaten!

Bureau KNMvD verhuist 15 april naar Houten

Personeelsadvertenties en NMa

Tj. Jorna

In verband met recente ontwikkelingen is het goed om
nog eens aan te geven wat het advertentiebeleid in het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde (TvD) is.

Mededingingswet

Tot voor kort was het zo dat alleen leden van de KNMvD
een personeelsadvertentie in het TvD konden plaatsen. Dit
was helder en inzichtelijk, ook al omdat dit makkelijk te
controleren is. Echter, met het van kracht worden van de
Mededingingswet is dit veranderd. De reden hiervoor is dat
het TvD een openbaar blad is, dus niet alleen maar een ver-
enigingsblad. Dat betekent dat in principe iedereen een
personeelsadvertentie kan plaatsen, mits deze voldoet aan
de eis dat de advertentie niet misleidend is. Volgens de
Mededingingswet kan en mag het bureau van de KNMvD
geen concurrentiebeperkende publicaties weren.

Klachten

Daarnaast is het zo dat wanneer een advertentie om
welke reden dan ook geen genade kan vinden in de ogen
van collega dierenartsen - omdat men bijvoorbeeld van
mening is dat de dierenarts, de organisatie of de vra-
gende partij handelt in strijd met de wet of de Code voor
de Dierenarts - dan dienen de klachten daar neergelegd te
worden waar ze thuishoren, te weten de Ereraad of het
Tuchtcollege.

Salarisadviezen

In een onderhoud met de NMa op 4 februari 2003 is de
KNMvD erop gewezen dat zij geen salarisadviezen mag
uitbrengen, zelfs geen individuele adviezen. In de perso-
neelsadvertenties zal daarom de toevoeging "salaris vol-
gens de normen van de KNMvD" of "salaris volgens de
KNMvD-richtlijnen" niet meer mogen worden opgeno-
men. Beter is te vermelden "salaris in onderling over-
leg".

Dr. Tj. Jorna is algemeen secretaris van de KNMvD.

-ocr page 200-

Sluitingsdata voor

kopij

Aflevering:

Deadline-)

01-04-2003

maandag

10-03-2003

15-04-2003

maandag

24-03-2003

01-05-2003

donderdag

10-04-2003

15-05-2003

maandag

28-04-2003

■•\'•■) Voor lo.oo uur \'s morgens.

Praktijk Centrum Dierenartsen Helden zoekt wegens vertrek collega per i maart

Dierenarts gezelschapsdieren (m/v)

Onze voorkeur gaat uit naar een collega met differentiatie gezelschapsdieren, veel enthousiasme, zelfstandigheid, betrokkenheid met cliënt en
collegae, enige ervaring is een pré. Wij bieden een enthousiast team, een parttime functie è 65% (duo-baan), een moderne, prettige werkomge-
ving en een goede dienstregeling (alleen gezelschapsdieren).

Gaarne reacties binnen ndagen sturen naar: Praktijkcentrum Dierenartsen, Industrieterrein 41, 5981 NKte Panningen.

Dierenartspraktijk Van Creij en Koning

In verband met vertrek van mijn collega, ben ik op zoek naar een

Parttime dierenarts gezelschapsdieren m/v

Mijn voorkeur gaat uit naar iemand met enkele jaren ervaring, die zowel zelfstandig als in teamverband kan werken. Associatie behoort tot de
mogelijkheden. Graag schriftelijke reactie, voorzien van cv, binnen 14 dagen richten aan: DAP Van Creij en Koning, ter attentie van mevrouw I.
van Creij, Havikskruid n, 3892 AAZeewolde.

advertentie

22 maart 2003

Workshop artroscopie elleboog/schouder hond

Deze cursus wordt mede mogelijk gemaakt door de firma Dr. Fritz
Docenten:

Dr. Klaus Lehman (Wenen)
Silvia Jauernig (dipl. ECVS)

Programma

09.00U.: ontvangst met koffie

09.30u.-10.30u: basisprincipes artroscopie, materialen, benadering ellebooggewricht

10.30u.-10.45u.: koffiepauze

10.45u.-12.30u.: praktische uitvoering artroscopie van de elleboog

12.30u.-13.30u.: lunch

13.30u.-14.15u.: artroscopische benadering van de schouder

14.30u.-14.45u.: pauze

14.45u.-16.00u.: praktische uitvoering artroscopie van de schouder

16.00u.-17.00u.: discussie, eventueel uitloop praktijkoefeningen

17.00U.: afsluiting

Kosten: € 400,00
Plaats: de Tweede Lijn
Koningin Wilhelminalaan
29
3884
GG Wilhelminaoord

Het aantal deelnemers is beperkt. U kunt u aanmelden per e-mail (info@detweedelijn.nl) of per fax (0521-382989).
Het bedrag van € 400,00 dient van tevoren worden overgemaakt op :
rek.
66.41.23.597 t.n.v. de Tweede Lijn, Wilhelminaoord o.v.v. artr-i

Wanneer het aantal inschrijvingen het aantal plaatsen overschrijdt zal er dit najaar een tweede cursus gegeven worden.

-ocr page 201-

In deze editie van het Tijdschrift staat voor elke lezer wel weer iets van zijn of haar gading. Helaas ook
verslag van een tuchtrechtzaak, dat we eigenlijk geen van allen graag onder ogen krijgen, ook al is het in
het T.v.D. door lara Boissevain boeiender gepresenteerd dan het in de Staatscourant zal verschijnen.

Stel dat professionaliteit van de Nederlandse dierenartsen meetbaar en in een grootheid uit te drukken
zou zijn. Je zou deze dan in een frequentie-distributiecurve kunnen uitzetten. De resulterende curve kan
verschillende vormen hebben maar in elk geval zou het meest rechtse deel de meest professionele en het
meest linkse de \'minus varianten \'van de populatie bevatten (rechts en links hebben hier natuurlijk geen
politieke betekenis!). De \'plus varianten \'dragen bij aan een positief imago van de veterinaire gemeen-
schap. Hier vinden we onder andere de collegae die de Staatscourant halen in verband met een onder-
scheiding wegens grote verdiensten of in verband met een bijzondere aanstelling. \'Minus varianten\'
komen tot nu toe gelukkig zelden in de Staatscourant en alleen als dat door het Tuchtcollege is verordon-
neerd. Dat heeft ook impact voor de beroepsgroep, maar dan imagobeschadigend, in het onderhavige
geval vooral voor het imago van de geneeskunde van gezelschapsdieren.

Mits goed beargumenteerd, mogen bij hel statistisch bewerken van populatiegegevens incidentele waar-
den, die ver buiten de curve vallen, soms buiten beschouwing worden gelaten. Laten we hopen dat we
ook in de nu gepubliceerde casus te maken hebben met zo\'n \'uitbijter \'en niet met het eerste signaal van
een strengere aanpak door het Tuchtcollege, zoals in het Tijdschrift in een toelichting op het vonnis wordt
gesuggereerd. Hoewel weinig mensen de Staatscourant lezen, kan een daarin gepubliceerde veroordel-
ing verstrekkende gevolgen hebben.

Uit
de

hoofdredactie

Niet te hopen is, behalve misschien voor de clientèle van de beklaagde, dat de publicatie de belang-
stelling wekt van de dagbladpers. Dat is namelijk niet alleen schadelijk voor de betrokken dierenarts
maar schaadt ook het aanzien van de diergeneeskunde in het algemeen, welke, ook naar het oordeel van
het Tuchtcollege, door deze zaak toch al is beschadigd. Publicatie in het T.v.D. dient vooral een preven-
tief doel. Het is een waarschuwing aan \'minu.svarianten \'om niet verder naar links af te glijden in onze
denkbeeldige curve. \'Links stutten \'is mijns inziens echter minder effectief dan \'rechts trekken \'om de
curve meer naar de positieve kant te laten overhellen of op te schuiven. Ik doel op actief verbeteren van
kwaliteit en imago van de diergeneeskunde op een ook voor de cliënt zichtbare manier Bij gebrek aan
objectieve maatstaven (menig patiënt geneest niet dankzij maar ondanks behandeling!) wordt een diere-
narts niet zelden voornamelijk positief beoordeeld vanwege zijn vlotte babbel. Zeer frustrerend voor
diegenen bij wie juist professionele zorgverlening op de voorgrond staat. Een goed systeem van certifi-
cering kan objectieve beoordeling aanzienlijk bevorderen. In de ons omringende landen is certificering
ook voor de gezelschapsdierenpraktijk al lang gemeengoed.

I

Dr R.J Slappendel

Tüdsfiluyfi^^

Diergenees

-ocr page 202-

Longwormproblemen bij melkkoeien: symptomatologie,
diagnostiek en pathogenese aan de hand van een viertal cases

M. HolzhauerW H.W. Ploeger^, enJ. Verhoeff

Oorspronkelijke artikelen

Samenvatting

Klinische longwormproblemen komen onder Nederlandse
omstandigheden bij melkkoeien vrij frequent voor. Omdat
de diagnose longworm bij melkvee in de praktijk niet een-
voudig is te stellen, wordt ingegaan op het klinische beeld,
de laboratoriumdiagnostiek, de differentiaaldiagnose, the-
rapie en preventie. Tevens worden vier cases beschreven
van longworm bij volwassen rundvee. De voornaamste kli-
nische klachten waren hoesten, melkproductiedaling en
vermagering. Op één bedrijf is dit gepaard gegaan met
sterfte onder het melkgevend vee. Aan de hand van de
ziektegeschiedenissen van vier bedrijven wordt geconclu-
deerd dat introductie van gevoelige dieren op bedrijven
met koeien met een subklinische patente longworminfec-
tie, heeft geleid tot een weidebesmetting, met aansluitend
klinische problemen bij zowel de nieuwe dieren en als de
dieren die al langer op het bedrijf aanwezig waren. Na ana-
lyse van de bedrijfshistorie van een vierde bedrijf wordt
geconcludeerd dat herintroductie van de longworminfec-
tie op een longwormvrij bedrijf via aangekochte koeien,
geleid heeft tot de klinische longwormproblemen.

Summary

Lungworm disease in dairy cattle: symptoms, diagnosis,
and pathogenesis

Clinical ItingH\'orm dusease appears to occur frequently in Dutch dairy
herds. Because the clinical diagnosis is difficult to make in adult cattle, the
clinical diagnosis, laboratory diagnosis, differential diagnosis, therapy, and
prevention are discussed in this article. In addition, four cases of lungworm
di.sea.se in adult cattle are pre.sented. The main clinical complaints were
coughing, decreased milk production, and weight loss. Several lactating
cows died in one herd. The disease history of four herds revealed that intro-
duction of susceptible cows or heifers to herds with cows with subclinical
patent lungworm infections had resulted in a pasture infection, leading to
clinical problems in both the newly introduced and \'resident\' cows of the
herd. Further history analysis of the fourth herd revealed that re-introduc-
tion of lungworm infection by newly purchased cows in a hmgworm free
herd resulted in clinical lungworm problems in adult and young animals.
The fourth case led to the conclusion that lungworm infection must have
been re-introduced by cows purchased from another farm.

Inleiding

Parasitaire bronchitis op basis van een besmetting met
Dictyocaiilus viviparus (D. viviparus) is een aandoening die
reeds decennia lang bij jongvee in de weide bekend is (10,

\' Gezondheidsdienst voor Dieren. Postbus 9, 7400 AA Deventer
^ Hoofdafdeling Infectieziekten en Immunologie. Afdeling Parasitologie en Tropische

Diergenee.\'ihinde, Postbus 80165. 3508 TD Utrecht.
• Corresponderend auteur: Tei: 0570-660343: fax: 0570-660345: e-mail: m.holz
hauer@gdvdieren.nl

13). In de meeste gevallen zal deze aandoening door de vee-
houder en/of dierenarts worden gediagnostiseerd en behan-
deld met een anthelminticum. Als een
D. viviparus-hcsmet-
ting op het bedrijf wordt gediagnostiseerd, dan behoort de
preventie voor de volgende weideseizoenen aandacht te krij-
gen. Overwintering kan in principe op het land plaatsvinden
net als bij de meeste maagdarmwormsoorten, maar is in
Nederland van geringe betekenis (2). In Nederland vindt de
overwintering van
D. viviparus-hrven vooral plaats in dra-
gerdieren, die in het voorjaar longwormlarven (\'spring rise\')
gaan uitscheiden en de weiden besmetten (5,16).
Met passende maatregelen, zoals vaccinatie of systematisch
behandelen, of omweiden zijn problemen bij het jongvee te
voorkomen. Dat een parasitaire bronchitis ook bij volwassen
dieren tot problemen kan leiden is bij de meeste dierenartsen in
de landbouwhuisdierenpraktijk wel bekend, maar mogelijk
worden de gevolgen ervan niet altijd onderkend. Daarbij lijkt
de pathogenese in een aantal gevallen minder duidelijk.
In met name het Verenigd Koninkrijk hebben zich de afgelopen
jaren ernstige problemen met longwormbesmetting bij volwas-
sen rundvee voorgedaan (4, 12). Ook in de Nederlandse vee-
houderij lijkt op basis van de monitoring door dc Gezond-
heidsdienst voor Dieren (GD) het probleem van infecties met
D. viviparus bij onvoldoende immuun melkvee de afgelopen
(na-)zomers te zijn toegenomen. In een aantal gevallen is er
sprake van een bedrijfshistorie van longworm, waarbij het
jongvee voor het eerste weideseizoen is gevaccineerd en in een
ander geval beginnen de problemen op een \'schijnbaar\' wille-
keurig moment in het koppel melkgevende dieren. De GD is in
het najaar van 2002 betrokken geweest bij verschillende pro-
bleembedrijven met als voornaamste klacht hoesten en produc-
tiedaling als gevolg van een infectie met
D. viviparus.
Het doel van deze bijdrage is onder meer om aan de hand van
een viertal ziektegevallen nader inzicht in de etiologie en pa-
thogenese van longwormbesmetting bij volwassen dieren te
verschaffen.

Klinische diagnostiek van longworm bij
yplwassen runderen_

Anamnese

In de anamnese zal veelal sprake zijn van:

a. hoesten;

b. verminderde melkproductie;

c. vermagering van de dieren;

d. incidenteel sterfte.

Het hoesten bij het koppel melkgevende dieren kan (in de
optiek van de veehouder) sterk variëren. Het kan enerzijds
geleidelijk in het koppel geïntroduceerd worden, waarbij de
ernst van de problemen de veehouder is ontgaan. Anderzijds
kan het hoesten dusdanig prominent op de voorgrond treden,
dat de veehouder meldt dat de melkstellen afvallen. Hoesten
in de weideperiode is in alle gevallen een consistente factor
in het ziektebeeld.

-ocr page 203-

Weidegang is noodzakelijk voor een normale cyclus van D.
vivipanis.
Als runderen worden blootgesteld aan een infectie
met larven, dan kunnen klinische klachten een gevolg zijn.
In de literatuur is slechts een enkel geval van het voorkomen
van een longwormziekte bij koeien op een bedrijf met zo-
merstalvoedering beschreven (9).

Verminderde melkproductie bij de dieren zal de veehouder
zeker opvallen. De mate van verminderde melkproductie
wordt bij de bespreking van de casuïstiek aangegeven. De
vermagering van de dieren is te verklaren uit een combinatie
van verminderde voeropname, verhoogd energieverbruik
van het respiratieapparaat en de parasiterende activiteit van
D. v(v/pan«-larven. Sterfte onder de dieren kan voorkomen
door verstikking als gevolg van een combinatie van obstruc-
tie van de luchtwegen, irritatie en/of zwelling van het bron-
cheolaire epitheel door ontstekingscellen en/of ophoping
van
D. viviparus-wovmen en/of -larven in de bronchiën
(10,14). Het ziektebeeld kan verergerd worden door het op-
treden van secundaire infecties met pathogenen als
Pasteurella en Mannheimia.

Klinisch onderzoek

Bij het klinisch onderzoek zal naast het hoesten in veel ge-
vallen sprake zijn van een versnelde ademhaling met een af-
wijkende, meer abdominale ademhaling. In ernstige geval-
len kan zelfs buccaal ademhalen optreden, waarbij de dieren
ook hoesten met de tong uit de bek. De lichaamstemperatuur
is in de meeste gevallen niet verhoogd.
Afhankelijk van het ziektestadium en de complicaties kan de
kleur van de slijmvliezen variëren van bleek roze, tot don-
kerrood of zelfs blauwrood. In situaties van toegenomen
vochtverlies met de respiratie en verminderde vochtopname
kan dehydratie optreden. De resultaten van auscultatie van
het respiratieapparaat van volwassen dieren zijn niet (altijd)
gelijk aan die van kalveren met een
D. v/v/pan«-besmetting.
Waar bij kalveren chiemen, piepen en rhonchi (over het hele
longveld) vaak aanwezig zijn, zijn er bij de besmette volwas-
sen dieren vaak heel weinig afwijkende geluiden hoorbaar
In een enkel geval kan men caudo-dorsaal rhonchi constate-
ren. Longauscultatie geeft dus vaak maar beperkte aanvul-
lende informatie. De hoestprikkel kan eenvoudig opgewekt
worden met het opjagen van de dieren.

Laboratoriumonderzoek

Voor de interpretatie van het laboratoriumonderzoek is het
belangrijk dat men zich realiseert, dat de diagnose long-
worm een koppeldiagnose is. Dit betekent dat onderzoekma-
teriaal van verschillende dieren (minimaal vijf) met typische
symptomen aan het laboratorium moet worden aangeboden.
Als bij een of meer dieren de infectie wordt aangetoond, dan
betekent dit dat de diagnose longworminfectie voor het kop-
pel is gesteld. Dus men spreekt van een klinische longworm-
infectie als de klinische verschijnselen overeenkomen met
de resultaten van het laboratoriumonderzoek. Echter een ne-
gatieve laboratoriumuitslag sluit een klinische longwormin-
fectie niet uit. Het laboratoriumonderzoek kan bestaan uit
fecesonderzoek, hematologisch onderzoek, serologisch on-
derzoek, onderzoek van sputum of vloeistof van longlavages
en post-mortaal onderzoek.

Fecesonderzoek van een aantal dieren volgens de methode
Baerman is praktisch goed uitvoerbaar en gevoelig. De test
kan worden uitgevoerd op zowel verse mest als op koel (4-
8°C) bewaarde mest (3,6). Indien mest niet koel bewaard kan
worden, dient de test nog op dezelfde dag van monstername
te worden ingezet. Indien mestmonsters wel koel kunnen
worden bewaard, is het mogelijk de test nog tot enige weken
na monstername uit te voeren, waarbij in de meeste gevallen
LI-larven zich zullen ontwikkelen tot L2- of L3-larven.
Deze laatsten verschillen morfologisch van LI-larven. Het is
dan wel raadzaam om ook de plastic zak waarin de mest be-
waard werd, uit te wassen en het spoelsel mee te nemen in de
Baermann. Voor de test moet per dier 50-100 gram mest wor-
den afgenomen (in het algemeen is 30 gram mest van een
rund voldoende om de aanwezigheid van één volwassen
vrouwelijke parasiet aan te tonen).

Bij hematologisch onderzoek van een aantal dieren (bijvoor-
beid vijf) kan een toename van het aantal eosinofiele granu-
locyten (tot 20-30% van het totale aantal ontstekingscellen)
een ondersteuning zijn voor de diagnose: \'parasitaire infec-
tie\'. Afhankelijk van het stadium van de infectie kan de aan-
doening gepaard gaan met een leucocytose of een normaal
aantal leucocyten.

Voor een positieve serologie (ELISA) zijn volwassen wor-
men nodig, omdat de antistoffen gericht zijn tegen antigenen
van de geslachtsorganen van de volwassen mannelijke
worm. De serologie is zodoende pas zes weken na infectie
positief en minder gevoelig dan het fecesonderzoek. De een-
maal ontwikkelde titer blijft tot ongeveer twee maanden in
de post-patente periode (dus tot ongeveer vier maanden na
infectie) positief Zodoende kunnen de klinische verschijn-
selen (die optreden vanaf vijftien dagen na een vrij zware in-
fectie met larven (19)), langdurig in een koppel aanwezig
zijn, terwijl bij het serologisch onderzoek de infectie niet
wordt aangetoond. Dit kan bovendien veroorzaakt worden
door het feit, dat bij volwassen runderen de larven vaak niet
meer uitgroeien tot volwassen wormen.
Sputum kan worden gevangen met behulp van een \'spu-
tumvanger\' (7). Een \'longlavage\' bestemd voor parasitolo-
gisch onderzoek kan worden uitgevoerd met behulp van
een fysiologische zoutoplossing. Nodig zijn een soepele
rubber slang van minimaal twee meter lengte en een dia-
meter van 15 mm, een grote (80-100 ml) injectiespuit met
een conusvormig uiteinde en 80-100 ml fysiologisch zout.
Met een goede fixatie of een lichte sedatie van het dier is
een longlavage technisch eenvoudig uitvoerbaar De slang
wordt door de onderste neusgang tot aan het eind van een
van de hoofdbronchiën (dus tot na de splitsing naar de twee
longhelften, tot de slang niet verder kan) gebracht. Het is
aan te bevelen dit vooraf af te meten en aan te geven op de
slang. Op het moment dat de slang in de trachea wordt ge-
schoven, staan de dieren vaak met de tong uit de mond. Als
de slang op de juiste plaats zit wordt de met vloeistof ge-
vulde spuit op de slang gefixeerd, waarna de steriele vloei-
stof wordt ingespoten in de trachea en de hoofdbronchiën.
Na het leegdrukken van de injectiespuit moet aansluitend
zoveel mogelijk vloeistof direct worden terug gezogen. De
vloeistof die in de spuit aanwezig is en die in de slang is
achtergebleven, is geschikt voor nader onderzoek (17). In
sputum en vloeistof van longspoeling moet specifiek wor-
den gezocht naar larven, volwassen wormen en
D. vivipa-
/•M.9-eieren.

In geval van sterfte kan postmortaal onderzoek van de lon-
gen soms opheldering geven en/of andere oorzaken uitslui-
ten. Vooral een positief sectieresultaat, bestaande uit volwas-
sen wormen in de bronchiën, kruipgangen (littekenweefsel)
of doorsneden van larven, is van betekenis.

-ocr page 204-

Differentiaaldiagnose

Als differentiaaldiagnose komen aandoeningen in aanmer-
king die hoesten en/of benauwdheid geven, al dan niet met
een versnelde ademhaling (1).

Aandoeningen die dit symptomencomplex bij volwassen
dieren kunnen veroorzaken zijn:

* Infectieuze Bovine Rinotracheïtis (BHVl);

* Bovine Respiratory Syncytial virus (BRSV)-herinfecties;

* Longontsteking op basis van Manheimia-infecties;

* Para-influenza-3-infecties (Pl-3);

* Fog-fever op basis van allergische reactie op L-tryptofaan;

* Mycosen c.q. mycotoxinen in voer of zaagsel voor de die-
ren.

De IBR- en RS-infecties kunnen korte of langere tijd met
koorts gepaard gaan, maar het onderscheid op basis van uit-
sluitend de klinische symptomen is niet altijd eenvoudig.
RS-infecties zullen bij het jongvee over het algemeen wat la-
ter in het najaar optreden (8, 18). RS-herinfecties en
Man-
/ïe/wj/a-longontsteking zijn bij volwassen dieren van be-
perkte betekenis. Indien het een klein aantal dieren betreft, is
het onderscheid met beide laatstgenoemde aandoeningen in
de differentiaaldiagnose niet altijd eenvoudig en is net als bij
IBR en Pl-3 nader laboratoriumonderzoek gewenst. Overi-
gens zal het doormaken van virusinfecties een beperkte peri-
ode van ziekte geven.

Therapie en preventie

Het enige geregistreerde anthelminticum voor melkgevend
rundvee is eprinomectine (Eprinex®, Merial, Amstelveen),
dat in geval van klinische verschijnselen als pour-on op de
rug van de dieren moet worden aangebracht. Omdat de be-
smette weiden in de zomer tot een periode van maximaal zes
ä zeven weken infectieuze larven kunnen bevatten, behoort
iedere behandeling gepaard te gaan met een beweidingad-
vies voor de veehouder. In gevallen dat geen schone weide
beschikbaar is, kan het opstallen van de dieren gedurende
enige tijd, tot één van de percelen als veilig kan worden be-
schouwd, het beste advies zijn. Met middelen die een residu-
werking hebben, is opstallen feitelijk niet nodig (hoogstens
om klinische redenen). Het advies om op te stallen gedu-
rende enige weken gold vooral in de tijd van de kortwer-
kende middelen.

Naast de therapie behoort de preventie voor het volgende
weideseizoen met de veehouder te worden besproken.
Vaccinatie van het jongvee voor het eerste weideseizoen is
hierbij een goede optie. Voor het geval de kalveren gedu-
rende het eerste levensjaar geen weidegang krijgen, dient de
vaccinatie aan de pinken te worden toegediend. De immu-
niteit die door de vaccinatie wordt opgebouwd, is niet van
blijvende aard en verdwijnt zonder natuurlijke booster na
één ä twee jaar volledig. Voor de ontwikkeling van een vol-
doende en langdurige immuniteit is een herbesmetting met
D. viviparus-hrven in de weide gedurende dat weideseizoen
dan ook een voorwaarde.

Veldervaringen

Casus 1

Op het bedrijf begonnen de klachten begin augustus 2002
met vooral een toenemend aantal melkgevende dieren dat
hoestte. Het betrof een melkveebedrijf dat in de stalperiode
van 2001/2002 was verplaatst naar een nieuwe locatie waar
voorheen ook melkvee en jongvee werd gehouden. Er was
niets bekend over eventuele longworminfecties bij de dieren
van de vorige eigenaar. Op de oude locatie waren er niet eer-
der problemen geweest met \'hoesten\'. Met het verplaatsen
was tegelijkertijd het melkquotum vergroot, waarbij een
groep \'vreemde\' dieren aan het koppel was toegevoegd. In
2002 waren twintig (eigen) vaarzen toegevoegd, die als kalf
binnen waren gebleven en als pink in 2001 waren gevacci-
neerd tegen longworm en weidegang hadden gehad.
In de stal met melkgevend vee waren de meest opvallende
symptomen: hoesten bij ongeveer 60% van de melkgevende
dieren, verlies van lichaamsconditie, ernstig verminderde
productie (tot 80-90% bij vijftien dieren) en een afwijkende
ademhaling. De grootste problemen deden zich voor bij de
vaarzen. Het resterende deel van het koppel was schijnbaar
onaangedaan. Bij nader onderzoek van de dieren vertoonde
een enkel dier dehydratie en bij geen van de dieren werd een
temperatuursverhoging gemeten.

Onderzoek van het respiratieapparaat leverde een verhoogde
ademhalingsfrequentie op (tot 40-60 per minuut) en een te
abdominaal ademhalingstype (dubbelslag). Auscultatie van
deze dieren leverde weinig aanvullende informatie (geen
rhonchi), met uitzondering van het slechtste dier waarbij
hoog dorsaal in de 10^ intercostaal ruimte crepiteren werd
waargenomen. Van één dier uit het koppel dat gestorven was,
werden de longen ter sectie aangeboden. Macroscopisch ver-
toonden de longen het beeld van een ernstige bronchitis en
een catarrale peumonie, waarbij na histologisch onderzoek
dit beeld werd omschreven als een chronische bronchitis en
een catarraal - fibrineuze pneumonie, met veel eosinofielen
in het exsudaat, zonder dat longwormlarven waren aange-
sneden.

Bij onderzoek naar het bloedbeeld van vijf ernstig zieke die-
ren werd in twee monsters een leucocytose (respectievelijk
11.4en 13.2x 10^/l)en een duidelijke eosinofilie (respectie-
velijk 17 en 39%) aangetroffen. Bij serologisch onderzoek
van vijf dieren, werden bij vier dieren antistoffen tegen long-
worm aangetoond. Alle melkgevende dieren zijn behandeld
met eprinomectine en daarnaast zijn de vijftien meest zieke
dieren op dit bedrijf behandeld met antibiotica (neomycine
en penicilline). Na twee maanden bleken alle dieren nage-
noeg klinisch hersteld. Alle nieuwmelkte dieren (tot honderd
dagen pp.) zijn redelijk tot normaal op productie gekomen
en de dieren die verder in lactatie waren, herstelden maar
haalden nimmer meer het oude productieniveau.
Op het bedrijf bleek ook een koppel kalveren besmet met
longworm. De dieren waren begin juni op gemaaid land in-
geschaard en hadden af en toe achter de koeien aangelopen.
De klachten bij dit koppel begonnen in de laatste helft van
augustus (ongeveer drie weken na het begin van klachten bij
de melkkoeien).

Casus 2

De problemen op het tweede bedrijf zijn begin augustus
2002 begonnen met een groot aantal dieren dat hoestte. Het
betrof een melkveebedrijf, dat in het voorjaar 2002 een twee-
tal nieuwe melkkoeien, afkomstig van een bedrijf met zo-
merstalvoedering, aan het koppel had toegevoegd. Klinisch
onderzoek van de dieren leverde geen aanvullende gegevens
op, die de diagnose longworm konden bevestigen of ont-
krachten. De melkproductiedaling bleef op dit bedrijf zeer
beperkt. Door middel van serologisch onderzoek van de aan-
gekochte dieren werd een D. viv^arws-besmetting aange-

-ocr page 205-

toond. Nader laboratoriumonderzoek is op dat moment op
het bedrijf niet uitgevoerd. Alle dieren zijn na de uitslag van
de Serologie direct behandeld met eprinomectine en zijn vrij
spoedig hersteld.

Casus 3

Op het bedrijf deed zich begin augustus 2002 voor het
tweede achtereenvolgende jaar binnen hetzelfde koppel
melkkoeien het probleem van hoesten in de weideperiode
voor. Op dit bedrijf wordt de jongveeopfok uitbesteed aan
een bedrijf dat alleen voor dit bedrijf jongvee opfokt. Op het
opfokbedrijf zijn de kalveren voorjaar 2002 voor het eerste
weideseizoen gevaccineerd (het jaar ervoor werd het jongvee
systematisch ontwormd zonder vaccinatie). Kort voor het
moment van afkalven worden de vaarzen opnieuw geïntro-
duceerd op het melkveebedrijf van herkomst.
Op het bedrijf bestaan de symptomen vooral uit ernstig
hoesten (50% van het koppel) in combinatie met 10-15%
productiedaling. Ook op dit bedrijf is de diagnose bevestigd
door middel van serologisch onderzoek van vijf dieren waar-
bij bij alle dieren antistoffen werden aangetoond. Nader la-
boratoriumonderzoek is op dat moment niet uitgevoerd.

Casus 4

Het bedrijfsbezoek werd eind september 2002 afgelegd, om-
dat de koeien vanaf augustus hoestten en vermagerden. Ook
het jaar ervoor was een soortgelijk probleem waargenomen.
Het bedrijf heeft ongeveer 25 melkkoeien met bijbehorend
jongvee. Bij het bedrijfsbezoek bleken de verse koeien die
enkele maanden in productie waren, in een erg matige condi-
tie te zijn (conditiescore minder dan twee). Er werd regelma-
tig hoesten gehoord en de melkproductie was teruggelopen.
Twee jaar geleden werden enkele koeien aangeschaft van een
collega veehouder die emigreerde. In de afgelopen jaren
werd het jongvee onregelmatig maar frequent ontwormd
door de eigenaar.

Dc pinken en de kalveren die voor het eerste seizoen buiten
liepen, werden op willekeurige percelen geweid. Hierdoor
graasde het jongvee soms na de koeien, soms was de volg-
orde andersom. Vooral de pinken hadden tijdens het bezoek
duidelijke klinische verschijnselen van een longworminfec-
tie. Mestonderzoek op longworm in het laboratorium van de
GD van vier pinken verliep in alle gevallen positief (tussen 1
en > 100 larven per gram mest). Ook bij het serologisch
onderzoek van deze pinken werden antistoffen aangetoond.
Bij serologisch onderzoek van vier koeien werden bij drie
van de vier dieren met duidelijke klinische symptomen anti-
stoffen aangetoond.

Waarschijnlijk is het bedrijf mede door de frequente behan-
delingen, vrij geworden van longworm. Vervolgens is de
longwonninfectie opnieuw geïntroduceerd met de aankoop
van koeien twee jaar geleden, waarna de infectie zich weer
heeft opgebouwd.

Na behandelen en opstallen zijn de klinische verschijnselen
van longworm langzaam verdwenen.

Pathogenese

Op de bovengenoemde bedrijven zijn de problemen veroor-
zaakt door een
D. viviparus-infecXïe in het melkveekoppel.
In één geval (casus 4) werd een longworminfectie met de
aankoop van koeien geïntroduceerd op een bedrijf dat waar-
schijnlijk door intensieve behandelingen vrij van longworm
was geworden. In de andere gevallen was sprake van intro-
ductie van \'gevoelige\' (minder immune) runderen vanuit de
opfok of via aanschaf van dieren afkomstig van bedrijven
met zomerstalvoedering.

Dit veronderstelt dat er infectieuze dragerdieren zijn in het
koppel, zoals eerder is aangetoond (5). In dit onderzoek werd
geschat dat in het voorjaar in Nederland in ten minste 77%
was van de koppels koeien één of meer dragers van infec-
tieuze longwormen voorkomen. Er zijn geen aanwijzingen
dat dit percentage inmiddels veranderd is. Wel is de laatste
jaren gebleken, dat jongvee door de intensieve behandelin-
gen onvoldoende immuniteit ontwikkelt (15). Hierdoor wor-
den nu vaker gevoelige pinken/vaarzen in het koppel koeien
geïntroduceerd. De gevoelige dieren worden geïnfecteerd
door dragerdieren in het koppel, die in het voorjaar vanuit
geïnhibeerde larven de weide besmetten. De nieuw geïnfec-
teerde dieren maken een aantal cycli door en zorgen daarmee
voor een forse toename van de infectiedruk op de weide.
Daarna treedt massale herinfectie op van de meeste dieren in
het koppel. Massale larvale infectie zorgen wel voor klini-
sche verschijnselen, maar leidt doorgaans niet meer tot een
volwassen wormpopulatie in de koeien. De larven worden
binnen één ä twee weken gedood door de immuunrespons
van de koeien. Dit kan gepaard gaan met overgevoeligheids-
reacties en ook obstructies van de luchtwegen door massale
sterfte van die larven etcetera. Dit staat bekend als het \'her-
infectiesyndroom\' (11). Belangrijk is dat elke cyclus leidend
tot een volgende generatie larven op het weiland een periode
van ongeveer een maand in beslag neeint. In een anamnese
moet daarom gedetailleerd aandacht worden besteed aan de
beweidingsgeschiedenis van het koppel koeien gerelateerd
aan de introductie van mogelijk gevoelige dieren.
Op het eerste en derde bedrijf werd het jongvee gevacci-
neerd. Daarbij ontbrak waarschijnlijk een herinfectie tnet in-
fectieuze
D. viviparus-\\ar\\en gedurende het eerste weidesei-
zoen. Deze herinfecties worden noodzakelijk geacht voor
een voldoende opbouw van de specifieke immuniteit.
Vaccinatie van jongvee (kalf of pink), zonder boostering met
infectieuze
D. viviparus-ldrven geeft geen garantie op lang-
durige immuniteit.

Andere redenen voor het toenemend probleem van D. vivi-
/;a/-«^-infecties bij melkgevende runderen zijn:

* toenemend gebruik van anthelmintica bij jongvee leidt tot
verminderde immuniteitsopbouw (15);

* geen weidegang jongvee, waardoor de problemen worden
verschoven naar een oudere leeftijd waarop de dieren voor
het eerst in contact komen met deze infecties;

* mogelijk een veranderd gevoeligheidspatroon bij de gast-
heer (Holsteinisatie);

* verandering in virulentie pathogeniteit patroon van D. vi-
viparus;

* nadat het D. viviparus-vaccm een jaar niet beschikbaar is
geweest in verband met BSE-perikelen, is het gebruik van
preventieve vaccinatie afgenomen.

Om een aantal van de bovengenoemde factoren in de Patho-
genese op te helderen is nader onderzoek gewenst.

Conclusie"

Op een aantal bedrijven lijkt het probleem van hoestende
koeien in de weideperiode toe te nemen. Voor een goede bewa-

-ocr page 206-

king van dit gezondheidsprobleem en een adequate advisering
van melkveebedrijven ten aanzien van preventiemaatregelen is
het wenselijk dat alle bedrijven met een bevestigde
D. vivipa-
n/s-besmetting bij volwassen rundvee bij de GD gemeld en ge-
registreerd worden. Voor de juiste diagnostiek is laboratorium-
onderzoek noodzakelijk. Voor het ophelderen van onduidelijke
factoren in de pathogenese is nader onderzoek gewenst.

Dankwoord

Een gedeelte van de theoretische achtergrond in de bovenstaande bijdrage is
gebaseerd op de voordracht van dr. M. Eysker van de Hoofdafdeling
Infectieziekten en Immunologie, Afdeling Parasitologie en Tropische
Diergeneeskunde, voor de Groep Geneeskunde van het Rund op 16 april 2002.

Literatuur

1. Boon JH. Een onderzoek naar mogelijke oorzaken van het hoesten van
kalveren in de weide. Tijdschr Diergeneeskd 1980: 105: 1077-83.

2. Borgsteede FHM, Hendriks J, and Leeuw WA de. Winter survival of
Dictvocaulus viviparus in the Netherlands. Helminthologia. 1994, 31:
9-15.

3. Cremers HJWM. The correct handling of faecal samples used for
examination of
Dictyocaulus viviparus larx\'ae. (Eds. R Nansen, R.J.
Jorgensen, E.J.L. Soulsby) In: CurrTop Vet Med Anim Sei 1981; Vol.
9: 11-4.

4. David GP Survey on lungworm in adult cattle. Vet Ree 1997, 141:
343-4.

5. Eysker M, Claessens EW, Lam TJGM. Moons MJ, and Pijpers A. The
prevalence of patent lungworm infections in herds of dairy cows in the
Netherlands. Vet Parasitol 1994, 53: 263-7.

10.

11.

12.

13.

14.

15.

16.

17.

18.

19.

Fox MT. Some effects of storage on the recovery of Dictyocaulus vivi-
parus
larvae from faeces. (Eds. P. Nansen, R.J. Jorgensen. E.J.L.
Soulsby) In: CurrTop Vet Med Anim Sei 1981: Vol. 9: 17-20.
Hajer R, Hendrikse J. Rutgers B, Sloet van Oldruitenborgh-
Oosterbaan MM en Weyden van der GC. Het klinisch onderzoek bij
grote huisdieren. Utrecht, Bunge uitgeverij. 3e herziene druk, 1993.
Holzhauer C. Pinkengriep. Het
Bovine Respiratory Syncytial virus als
oorzaak van een atypische interstitiële pneumonie bij jonge kalveren.
Thesis, Utrecht, 1978.

Holzhauer C en Kamp GA. Longworm op een bedrijf met zomerstal-
voedering. Tijdschr Diergeneeskd 1991; 116: 80-1.
Jarrett WFH, Jennings FW, Mcintyre WIM, Mulligan W, and Sharp
NCC. \'Husk". The disease process. Vet Ree 1960; 72: 1066-8.
Jorgensen RJ, and Ogbourne CR Bovine Dictyocauliasis: A review and
annotated bibliography. Miscellaneous Publication no. 8 of the
Commonwealth Institute of Parasitology, C.A.B., UK, 1985.
Matthews JB. Vaccine development and diagnostics of
Dictyocaulus
viviparus.
Parasitology 2000; 120: S17-S23.

Michel JF Further experiments on the epidemiology of parasitic bron-
chitis in calves. Vet Ree 1957; 69: 1118-21.
PoynterD. Parasitic bronchitis. Adv Parasitol 1963; 1: 179-211.
Ploeger, HW.
Dictyocaulus viviparus: re-emerging or never been
away?Trends in Parasitol 2002; 18: 329-32.

Saatkamp HW, Eysker M, and Verhoeff J. Study on the causes of out-
breaks of lungworm disease on commercial dairy farms in the
Netherlands. Vet Parasitol 1994; 53: 253-61.

Schreiber P, Dessy F, Collard F. Knorr 1, Coppe P et Letesson J-J.
Lavage bronchoavéolaire (LBA) par voie nasotrachcale sur bovin non
tranquillissé pour la recherche du virus respiratoire syncytial bovin.
Bulletin des Groupements des Techniques Vétérinaires. 1997; 5: 17-
24.

Verhoeff J, Ban M van der. and Nieuwstadt APKMI van. Bovine respi-
ratory syncytial virus infections in young dairy cattle: Clinical and
haematological findings. Vet Ree 1984; 114:9-12.
Verhoeff J, Wierda A, and Boon JH. Clinical signs following experi-
mental lungworm infection and natural bovine respiratory syncitial
virus infections in calves. Vet Ree 1988; 123:346-50.

300 Questions and Answers in Diagnostic Aids

300 Questions and Answers in Exotics & Wildlife

300 Questions & Answers in Surgical Nursing anAnaesthesia

Boe
besprekin

The College of Animal Welfare,
Uitgeverij Butterworth-Heinemann
ISBN-nummers
0-7506-4698-7, o-
7506-4698-9 en o-j§o6-46g8-5, omvang 82 pagina\'s.

Deze boekjes bevatten elk circa 300 meerkeuzevragen (en
de antwoorden) welke van toepassing zijn op de leerstof
van de Veterinary Nursing Curiculum in Engeland. Bij het
doorlezen van de vragen valt op dat er een behoorlijke
kennis van deze dierenartsassistentes gevraagd wordt.
Vele vragen zullen zeker ook dierenartsen het zweet op het
voorhoofd brengen indien zij deze op een examenvorm te
beantwoorden zouden krijgen. Toch zijn de meeste vragen
vrij praktisch van aard. De Amerikaanse dierenarts Steve
Garner onderwijst zijn eigen assistentes grondig en laat
hen modulair examens doen, waarbij elke gehaalde mo-
dule recht geeft op een salarisschaalverhoging. Ook in een
dergelijk systeem passen deze vragen uitstekend.
Voor de training van de Nederlandse dierenartsassistentes
zijn de boekje vooralsnog minder geschikt. Allereerst om-
dat de huidige Nederlandse para-veterinaire opleidingen
vooralsnog aanzienlijk oppervlakkiger zijn dan de over-
eenkomstige Engelse opleiding. Daarnaast omdat voor
veel Nederlandse para-veterinaire assistentes de Engelse
taal en terminologie toch een probleem zal zijn. Voor wie
in de toekomst een veel betekenisvollere rol ziet wegge-
legd voor de inzet van hoogopgeleide paraveterinaire
\'nurse\' of het equivalent van de Amerikaanse \'Animal
Technician\' zijn deze boekjes wellicht een eyeopener
Mogelijk kunnen de boekjes dan ook een hulp zijn bij het
ontwikkelen van een beter para-veterinair onderwijs.

i

drs. H.A. Beijer

-ocr page 207-

•Vanguard* Pup • de gevriesdroogde compor>ent van Vanguard® Pup bevat de volgende geattenueerde levende virussen:
hondenziekte Snyder Hill stam, adenovirus type 2 stam Manhattan en para-influenza type 5. De vloeibare component bevat
het volgend virus: leveod geattenueerd canine parvovirus stam NL-35-D • REG NL 9544 UDD • diergeneesmiddel • doeldier
hond • indicaties: actieve immunisatie tegen hondenziekte, canine parvovirus, aandoeningen veroorzaakt door honden-
hepatitisvirus en respiratoire aandoenir^en veroorzaakt door het canine adenovirus type 2 en het canine para-influenzavirus

• toedieningswijze: subcutaan. Voor immunisatie tegen parvovirus en hondenziekte vanaf een leeftijd van 6 weken (voor
hondenziekte geldt dat enting op 6 weken leeftijd alleen voldoende immuniteit geeft bij pups zonder maternale antistoffen)
Voor immunisatie tegen de overige aandoeningen vanaf 9 weken (indien geen maternale antistoffen) of 12 weken (indien
wel maternale antistoffen) • contra-indicaties: gebruik van dit middel bij drachtige honden en ^bruik van hyperimmuunserum
of immunodepressiva binnen 1 maand na vaccinatie • bijzondere voorzorgen: zoals bij iedere vaccinatie is het aan te raden
alleen gezonde dieren te enten: indien na vaccinatie anaphylaxie optreedt dient, ongeacht de oorzaak, adrenaline of
een gelijkwaardig product te worden toegediend. Geen chemisch gesteriliseerde naalden of injectiespuiten gebruiken.

• bijwerkingen: een lokale soms pijnlijke entreactie kan voorkomen • zie verder aanwijzingen en doseringsschema op de
bijsluiter.

Animal Health

Visie op gezondheid

Pfizer Animal Health bv

Postbus 57 • 2900 AA Capelle a/d IJssel

www.pfizerah.nlsecretariaat.ahg@prizer.com

© 2005 Pfizer .Animal Health bv - Capelle a/d IJssel
® Merknaam Pfizer Inc., N.Y., U.S.A.

3

maakt de cirkel
weer rond

-ocr page 208-

Serie veterinair ondernemen deel 2

De eigen organisatie

1. Hülsen

Vijf artikelen over Veterinair Ondernemen beschouwen
een aantal belangrijke aspecten van strategisch onderne-
men. Deze informatie helpt dierenartsen bij het vaststel-
len van een eigen strategie, voor de eigen persoon en voor
de eigen onderneming. Tevens biedt het veterinaire advi-
seurs aanknopingspunten om bedrijven op strategisch ni-
veau te adviseren.

De serie volgt het onderstaand schema voor strategieont-
wikkeling:

De informatie in deze serie is niet compleet, want dat is
onmogelijk. Bovendien kan over de keuze van de onder-
werpen gediscussieerd worden, maar dat is juist de be-
doeling: discussie.

De eerste stap naar een gedegen ondernemingsplan be-
staat uit een diepgravende beschouwing van de eigen orga-
nisatie. Deze vormt immers de basis, het fundament,
waarop alle activiteiten leunen. Een bespreking van beoo-
rdelingsaspecten van de
interne organisatie op basis van
vier aspecten: efficiëntie en effectiviteit, zelfkennis, bestu-
ring en kwaliteit van de arbeid.

Efficiëntie en effectiviteit

Een onderneming bedrijft commerciële activiteiten en wordt
afgerekend op the
bottom line: het economisch rendement. Aan
het eind van de rit moeten alle rekeningen betaald zijn en moet
er geld over zijn. Dit vanzelfsprekend binnen de randvoor-
waarde dat het bedrijf vandaag succesvol moet ondernemen en
morgen óók.

Voor een succesvolle bedrijfsvoering staan twee kernbegrip-
pen als een paal boven water:

1. effectiviteit: de uitkomst van de werkprocessen moeten vol-
doen aan de eisen en verwachtingen.

2. elïiciëntie: de inzet van mensen (tijd) en middelen moet mi-
nimaal zijn.

Met deze kernwoorden als toetsend criterium kunnen de acti-
viteiten van een organisatie doeltreffend beoordeeld worden.
Voldoet de uitkomst van een lebmaagoperatie aan de verwach-
tingen en eisen? Is de geleverde inspanning passend (twee die-
renartsen, tweeëneenhalf mensuren, endoscoop), of kan het
met minder? Dezelfde procedure kun je doorlopen bij het ana-
lyseren van bijvoorbeeld schoonmaakprocedures, administra-
tie en facturering.

In deze analyse is het creatief interessant een onderscheid te
maken tussen dienstverlenende taken:
doe dit, doe dat, en
dienstverienende processen:
biedt een oplossing voor.... Taken
kun je eenvoudig meten op hun efficiëntie en uitkomst: de kat
is gecastreerd tegen zoveel onkosten; de bloedmonsters zijn in-
gezonden en dat kostte...

Het beoordelen van dienstverlenende processen is lastiger.
Hierin gaat het immers om een verzameling acties waarvan
vooraf de vorm en uitkomst niet vaststaan. Bovendien telt niet
alleen het resultaat, maar ook de manier waarop dat tot stand is
gekomen. Een hufterige dierenarts is niet bepaald een effec-
tieve dienstveriener. En, alsof dat alles niet complex genoeg is,
je bezit als dienstverlener geen volledige controle, want de
klant levert ook een bijdrage. Meting van de uitkomst van
dienstverlenende processen kan in harde en zachte indicatoren.
Hard is bijvoorbeeld: twee procent minder uitval tijdens de
mestperiode. Zachte criteria zijn ondermeer aspecten van
klanttevredenheid.

Om beide vormen van dienstveriening eff\'iciënt en effectief te
maken is standaardisering van handelingen nodig. Taken zijn te
protocolleren, processen kunnen vastgelegd worden door ze te
structureren en in te kaderen. Daarbij is het in dienstverlenende
processen noodzakelijk om de interactie met de klant goed te

-ocr page 209-

organiseren (efficiënt, effectiefi, want alleen daardoor kun jij
eflfectief leveren wat de klant wil. In veel dienstverlenende or-
ganisaties werkt men met gestandaardiseerde vragenlijsten,
normtijden voor activiteiten en vastgelegde procedures.
Dierenartsen in met name de landbouwhuisdierenpraktijk leve-
ren een mengelmoes aan diensten tijdens één klantcontact. Ze
verrichten klinische taken, ze adviseren, ze monitoren en ze
controleren. Dit feit is een sterk punt van de dierenarts en een or-
ganisatorisch probleem tegelijkertijd. Want hoe borg je efficiën-
tie en eiïectiviteit van elke afzonderlijke dienst, en van het klant-
contact als geheel? Als dit niet op orde is, zullen zowel de klant
als de praktijk onvoldoende waarde incasseren. Resultaat: een
klant die niet wil betalen en een dierenarts die te weinig ver-
dient. De oplossing: goed in kaart brengen wat de klant vraagt
en wat jij doet en levert. Accountmanagers in andere sectoren
handelen bijvoorbeeld tachtig procent van de klantvragen bin-
nen de procedure en normtijden af en schuiven de rest door naar
specialisten. De bedrijven maken voorcalculaties
(wat heb ik
nodig en wat gaat dat kosten?)
en nacalculaties (wat hebben we
werkelijk gebnukt en wat heeft het opgeleverd?).
Met een goede beschrijving van de activiteiten ontstaat dus de
mogelijkheid om de kwaliteit te bepalen en te verbeteren.
Praktijkcertificering kan daarmee heel waardevol zijn voor de
inteme organisatie. Hetzelfde geldt voor standaardisering van
bedrijfsbezoeken en consulten.

Besturing

Sturen, richting geven kan alleen met voldoende kennis van de
onderneming en zijn omgeving. Weet u niets van de kosten en
opbrengsten van specifieke diensten en producten, dan kunt u
geen goede beslissingen nemen. In de huidige tijd van een
krimpende markt in de landbouw en een stabiliserend aantal
gezelschapsdieren, moeten ingrijpende beslissingen genomen
worden. Zonder voldoende managementinformatie zal een be-
slissing eerder een gok dan een keuze zijn.
Voor besturing is dus informatie nodig en richting. De richting
ontstaat uit de strategie en uit invloeden van de omgeving. Ook
concurrentie is richtinggever. Met concurrentie bedoel ik de
drang om beter te presteren dan anderen.
Benchmarking, een vergelijking van het eigen bedrijf met ver-
gelijkbare ondernemingen, levert uitstekende management-
informatie. In de gezelschapsdierensector heeft men hiermee
een begin gemaakt, bijvoorbeeld het project Veterinaire Ken-
getallen Gezelschapsdieren van AUV-advies.
Besturing en management van een (veterinaire) onderneming
vergen hele specifieke kennis en vaardigheden. Bovendien is
de aard van dit werk structureel anders dan de aard van veteri-
naire arbeid. Elke veterinaire ondernemer moet zichzelf daar-
om afvragen of hij of zij voldoende kennis en vaardigheid heeft
om een onderneming te sturen, én of hij of zij dit ook van gan-
ser harte wil doen! De ontwikkeling naar veterinaire praktijk-
managers is in mijn optiek een hele goede, omdat dit het
bewust kiezen nadrukkelijker afdwingt. Management van pro-
fessionals zoals dierenartsen, eist dat de manager kennis van
en affectie met het vak heeft. En het betekent dat een goede mo-
dus gevonden moet worden tussen autonomie van de professio-
nal en aansturing door de manager en de organisatie. Hierbij
zal de dierenarts een stuk zeggenschap uit handen moeten ge-
ven. Een goede zelfkennis maakt deze stap heel logisch. Het is
overigens heel gewoon dat een manager inhoudelijk minder op
de hoogte is dan zijn medewerkers. Dat begint al met een aan-
nemer die zelf amper kan metselen. De beroepsgroep doet er
naar mijn mening goed aan meer aandacht te besteden aan ma-
nagement van professionals. In een onderneming die sterk ver-
schillende diensten en/of producten levert, moet tenminste
complementariteit tussen deze diensten te bestaan (1 1=2),
maar bij voorkeur is er sprake van synergie (1 1>2). In deze
context wil synergie zeggen dat de organisatie meer rendement
behaalt uit de gezamenlijke diensten, dan elke dienst afzonder-
lijk zou opleveren.

Om twee redenen is het van belang de synergie in beeld te heb-
ben. Allereerst kunnen zich omstandigheden voordoen waarin
het een reële optie is om niet-synergistische diensten te stoppen
of elders onder te brengen. Denk aan een praktijk die te groot
wordt voor het gebouw. Ten tweede ontstaat synergie niet van-
zelf Het moet meestal actief door de organisatie tot stand ge-
bracht worden.

Het synergievraagstuk is van belang in gedifferentieerde prak-
tijken: waaruit bestaat de synergie tussen de gezelschapsdie-
renafdeling en bijvoorbeeld de varkenstak, en hoe incasseren
we deze? Maar de vraag geldt ook in een gezelschapsdieren-
praktijk, die met de vraag worstelt hoeveel balieverkoop ze wil
verrichten.

Professionals zijn personen in het bezit van gespeciali-
seerde kennis, die vaak vele jaren van studie heeft vereist.
Deze groep mensen wordt als zodanig onderscheiden
omdat de leden typische overeenkomstige kenmerken
vertonen.

In trefwoorden: vakkennis, vakmanschap en individuele
beroepsuitoefening. De tabel op de volgende bladzijde
bevat een opsomming van professionele kwaliteiten van
professionals, die hen zéér waardevol maken. Daarnaast
staan de potentiële schaduwkanten van deze kwaliteiten.
Bij onvoldoende communicatie met de omgeving kunnen
deze schaduwkanten de professional in de weg zitten.
Voorbeelden van professionals zijn advocaten, accoun-
tants, bouwkundig ingenieurs en medici. Ook dierenart-
sen vertonen alle kenmerken van professionals. Sturing en
leiding geven aan professionals vereist een eigen aanpak.

Zelfkennis

Onder de noemer zelfkennis passen veel aspecten van een or-
ganisatie. Ik bespreek er hier een aantal, er is meer.
Zelfkennis is kracht. Je weetje sterke en zwakke punten. Maar
je kent bijvoorbeeld ook de eigen bedrijfscultuur en kunt in-
schattten welke klantgroepen en dienstenassortiment daarbij
het best passen. Een praktijk met echte veeartsen kan beter
voor uitbreiding in de landbouwhuisdierensfeer kiezen, dan
richting gezelschapsdieren. Het kader over professionals is een
voorbeeld van zelfkennis.

Graaf dus diep in de eigen organisatie en in de medewerkers, en
breng de kenmerken ervan objectief in beeld. Elke mens heeft
de eigenschap de werkelijkheid subjectief waar te nemen. Een
goed beeld van de realiteit,
\'sense qfreality\', vormt een voor-
waarde voor succesvol ondernemen. Ga eens na een lange af-
wezigheid met het eigen huisdier op consult in de eigen praktijk.
Met een goed beeld van de eigen organisatie, kun je je positie
ten opzichte van klanten, leveranciers en concurrenten/colle-
ga\'s bepalen. (Als je tenminste ook voldoende van die anderen
weet.) Veterinaire ondernemingen concurreren met elkaar en
met anderen, dus je wilt onderscheidend zijn. Dat kan op twee
manieren:

-ocr page 210-

1. je levert andere diensten aan andere doelgroepen;

2. je bent beter in iets dan de concurrent, waardoor jouw pro-
duct goedkoper is of van hogere kwaliteit.

Een onderneming bezit specifieke kennis en vaardigheden
om zijn producten te produceren en te leveren. Met deze
competenties moet het bedrijf zich onderscheiden in het
beeld van de klant. Kennis en vaardigheden vormen dus een
belangrijk bedrijfskapitaal, dat lijkt me een open deur.
Realiseert u zich dat sommige vaardigheden gemakkelijk
kopieerbaar zijn en andere juist niet? En dat kennis heel ge-

Goede kwaliteit van de arbeid betekent:

Eisen gezien vanuit de
omgeving

Eisen gezien vanuit de
organisatie

Laag verzuim

Medewerker heeft de mogelijk-
heid om stress-omstandigheden
te beheersen

Laag verloop

Mogelijkheid om zich betrokken
te voelen bij het werk en de
organisatie

De inhoud van het werk is
in overeenstemming met de
sociaal-economische
ontwikkeling van de
medewerker
passende status,
voldoende beloning

Mogelijkheid om te leren
creatief en intellectueel uit
dagend, voldoende
leerkansen

Mogelijkheid om zich te
ontwikkelen
carrière- en inkomensperipectief

uit: L.U. de Sitter. Synergetisch produceren (2000), pag. 42.

makkelijk overdraagbaar is? Bepaalde vaardigheden geven
dus langdurige en unieke mogelijkheden om waardevolle
diensten te leveren en andere niet. Denk aan drachtigheidsdi-
agnostiek bij rundvee en varkens, en aan veterinaire bedrijfs-
advisering.

Om hier eens over na te denken de volgende stelling:
Elke dierenarts heeft voldoende kennis beschikbaar De be-
langrijkste toegevoegde waarde bestaat uit hetgeen de die-
renarts met die kennis doet.

Kwaliteit van de arbeid

Het lijkt een actueel thema, maar het is natuuriijk een aan-
dachtspunt van alle tijden: de kwaliteit van de arbeid. Op dit
moment gaat veel aandacht uit naar arbeidsongeschiktheid ar-
beidsvoorwaarden en uitdaging in het werk.
Maar wat versta ik trouwens onder kwaliteit van de arbeid? In
essentie bepalen alle factoren in het werk die van invloed zijn
op het welbevinden en de betrokkenheid van elke werknemer
de kwaliteit van de arbeid. Dit is dus een breed begrip: alle fac-
toren, alle werknemers.

Het mooie van kwaliteit van de arbeid is dat je het vrij ge-
makkelijk kunt meten. De verzuim- en verlooppercentages
geven namelijk een goede indruk. In organisaties die een
meer dan gemiddeld verloop en/of langdurig verzuim heb-
ben, knelt de schoen dus op het gebied van de kwaliteit van
de arbeid. Dit geldt in de huidige tijd ongetwijfeld ook voor
het hoge percentage arbeidsongeschiktheid van dierenartsen
in de landbouwhuisdierenpraktijk. Ik denk dat praktijken én
de beroepsgroep al deze organisatie-eisen kritisch moeten
beschouwen en vervolgens optimaliseren, om de WAO-in-
stroom een halt toe te kunnen roepen.
Een hoog kortdurend verzuim (enkele dagen) kan overigens
een gunstig teken zijn. Dit weerspiegelt dan de lichamelijke
ziektegevallen, waarbij de zieke snel weer aan het werk gaat,
gedreven door een grote betrokkenheid.
De eisen voor kwaliteit van de arbeid staan beschreven als

Het IN K-model

-ocr page 211-

brede, abstracte begrippen. Voor elke organisatie zullen deze
criteria apart beoordeeld moeten worden.

Samenvattend

De interne organisatie is een dynamisch systeem, dat vak-
kundig gemanaged dient te worden. Als de eigen interne or-
ganisatie zich beneden een bepaald kwaliteitsniveau bevindt,
zal het zeer moeilijk zijn om in de markt vooruitgang te boe-
ken. De bedrijfskunde biedt concrete methodieken om de
complexiteit van organisaties gestructureerd in beeld te
brengen en vervolgens op een hoger plan te brengen. Ook de
veterinaire kwaliteitsprojecten geven goede handvatten hier-
voor, met name de jongste ISO-certificering.
Een veelgebruikte methode om de situatie in beeld te bren-
gen is het INK.-model, waarbij INK staat voor Instituut
Nederlandse Kwaliteitszorg. Interessant daarbij is dat de
agrarische advisering gebruik maakt van dit model, bij hun
advisering van veehouderijen. Dit model besteedt ook veel
aandacht aan de monitoring van de resultaten en de waarde-
ring door externe belanghebbenden (stakeholders).

Het moge duidelijk zijn dat alle modellen en theorieën hulp-
middelen zijn. De gebruiker bepaalt hun kwaliteit.

De auteur is dierenarts en heeft een executive masterdegree in strategisch
management

Professionals

Professionele kwaliteit

Te veel van het goede

Neemt verantwoordelijlcheid en
kan zelfstandig werken

Wil alles zelf doen

Liefhebber van het eigen vak,
bezit veel vakkennis en houdt het
vakgebied goed bij

Denkt altijd in en vanuit het eigen
vakgebied. Weinig interesse in
andere kennisgebieden en
invalshoeken

Het doel staat centraal, rekent
zich af op de resultaten van het
eigen werk

Korte termijndenker, eenling

Oplossingsgericht, creatief,
improviserend en daadkrachtig

Oncontroleerbaar in het werk.
Wars van sturing, regels en
richtlijnen

Voortdurend kritisch en strevend
naar de hoogste kwaliteit

Levert een grotere inspanning en
hogere kwaliteit dan nodig

Laat zich leiden door normen en
waarden van de beroepscultuur.
Is trots op de eigen beroepsgroep

Lid van een gesloten subcultuur

van vaktechneuten, die zich
solitair opstelt ten opzichte van
de sociale omgeving

Is zich bewust van zijn rol en
positie als \'specialist\' binnen een
groter geheel

Solist, met beperkte sociale
vaardigheden

Clostridium perfnngens en Clostridium difficile
bij het paard. Een literatuuronderzoek

Studente
referate

H. W. H. Meijer; SR 1141/01:35 pp.

Clostridium perfringens en Clostridium difficile kunnen
bij paarden een ernstige haemorrhagische necrotiserende
enterocolitis c.q. typhlitis veroorzaken.
Cl. perfringens is een normale darmbewoner die meestal
in geringe concentraties voorkomt.
Cl. difficile wordt bij
gezonde dieren meestal niet gekweekt.
Besproken worden de culturele eigenschappen van beide
bacterie-species, de geproduceerde toxinen, de laborato-
riumdiagnostiek, de therapie en de preventie.
Ten aanzien van de laboratoriumdiagnostiek wordt infor-
matie verstrekt over het verzamelen en het verzenden van
faeces c.q. darminhoud, over het aantonen van de toxines
en over de interpretatie van de uitslagen. Zowel wat be-
treft de sensitiviteit als de specificiteit worden opmer-
kingen gemaakt. De therapie bestaat uit het verstrekken
van antibiotica, het op peil houden van de vochtbalans,
het toedienen van plasma (bij patiënten is er een hoog
albumineverlies) en het geven van NSAlD\'s.
Opgemerkt wordt dat sommige antibiotica als lincomy-
cine, clinda-mycine en erythromycine juist een enteroco-
litis kunnen veroorzaken door een verstoring van het mi-
crobiologische evenwicht van de darmflora, waardoor
beide genoemde bacteriën de kans krijgen zich sterk te
vermeerderen. Hygiëne is zeer belangrijk ten aanzien
van de preventie. Geregistreerde vaccins zijn nog niet te
verkrijgen.

-ocr page 212-

Een langer en prettiger leven

voor honden met hartinsufficiëntie én
katten met chronische nierinsufficiëntie I

MEER BEWIJS. MEER ERVARING. MEER VERTROUWEN, bij honden en katten de levens significant verlengt en de kw/aliteit van het

Met FORTEKOR kunt u twee van de meest voorkomende aandoeningen bij leven aanzienlijk verbetert*. FORTEKOR wordt gewaardeerd vanwege de

honden en katten behandelen: hartinsufficiëntie bij honden én chronische veiligheid, effectiviteit en het gebruiksgemak. Neem voor meer informatie

nierinsufficiëntie bij katten. Relevant onderzoek toont aan dat FORTEKOR contact op met: Novartis, business unit Animal Health: 0165-380580.

* FORTEKOR is uitgebreid getest in tiet BENCH-onderzoel< (BENazepril in Canine Heart Disease) en BENRIC-onderzoel< (BENazeprit in Renal Insufficiency in Cats), tieide prospectieve, gerandomiseerde,

placebo-gecontroleerde, dubbelblinde onderzoeken door meerdere Europese centra.

FORTEKOR\'

Laat hart en nieren beter functioneren

roflekor b bevM pw tMM S mg benu«p(il ftyti\'ocMonde. Fortekot 20 bevM per tabW 20 mg txnuepol hyiMcMonde Indtutie: Hond Voor de beTi

e Oe benandHing Ivan een ««rtMenle tnsp»onngstole(4nt« en een vefttoogde cwertevmg geven txi honden met m«iig tol «nsl« rurttalen Kat Voor de digebjlue bi

d DedaMnng>oordehondKmnMnaal0.25mgbenamx>lh)«octito(id«Vglichai

Wiehl per dag. Oe dosenng m»

r. B<| aanvang van de thetape kan e<

el product wen« de bloeddruk d<

(h N

OVARTIS

www.novartis.com

benweprd Oosennf en «riiie v*n ioedwrunf: Fonehor« bestemd voot orifi loed«nir«eo dieni ««fwiual pe» d«g le woden Begedwnd Het kan me( of nndei voedsel wotden ventrefct Oe duut v»n de ber
dekdlsO.Smgberureprrihidn)Cl«i(<de^iKh«wniee«vicmperdag Dedoseting k^, ind«n nood^«Mijken op*dv<es v*nded<erenirB. MXden veidu^

wMTgenotnen worden Reduceer. indMt noodzakelijk, de dosenng vtn het diuteticum b>| de tiond Fortekoi kan de p<asm« crutlnine concentnbe doen loertemen b ~ ~
behalve wanne« zich ook andere khnsche symptotnen voordoen

AlgemefW ■nlemut««

-ocr page 213-

RW van keuring naar toezicht
Practitioners welkome aanvulling op taken RVV

Tekst: B. Hendriks, fotografie:E. Planquart

Hoewel André Kleinmeulman nog
niet zo heel lang werkzaam is bij
de RVV, kent hij de dienst als zijn
fl^fffilniM? broekzak. Gemakkelijk sprekend
en zeer gedreven schetst hij het
^^^^^^^^ beeld van de huidige en toekom-
stige RVV waarin de dierenartsen
^^^^^^^ een prominente rol spelen.

Wat is nu de precieze positie van de RVV binnen de Voedsel
en Waren Autoriteit (VWA) en wat is de toegevoegde waarde
van de VWA?

"De RVV is, samen met de Keuringsdienst van Waren (KvW),
een van de twee werkmaatschappijen binnen de VWA. We ma-
ken vooraf een afspraak met de Directeur Generaal van de
VWA over wat wij leveren op basis van output. Met andere
woorden: wat presteren wij tegen welke kosten? Zo\'n tachtig
procent van wat wij doen bestaat uit taken die wij verrichten
voor LNV. Die zijn vervat in 22 regelingsafspraken en dat
loopt van dierziekten tot diervoeder en van inspecties tot au-
dits. Als we het hebben over de meerwaarde van de VWA dan
gaat het vooral om kwaliteit en efficiency in tweeërlei opzicht.
In de eerste plaats is er de samenwerking tussen RVV en KvW
in projecten binnen ketenverband, zodat we niet meer na el-
kaar verschijnen maar samen opereren en ten tweede kunnen
we kwaliteitsverbetering bevorderen. Ik moet dat wel meteen
relativeren omdat een onderzoek heeft uitgewezen dat er
slechts een overlap is van zes a zeven procent."

De VWA wordt ook wel gezien als een extra laag waardoor de
bureaucratie toeneemt...

"Hier ligt een babylonische spraakverwarring aan ten grond-
slag. Nogmaals, de RVV is VWA en omgekeerd en wat mij
betreft wil ik geen extra bureaucratie, daar zal ik voor waken.
We kunnen juist veel van elkaar leren als het gaat om bij-
voorbeeld risk assessment en recalls."

Wat is de toekomst van de RVV en KvW binnen de VWA?
"Het is de bedoeling dat de beide werkmaatschappijen volledig

gaan fuseren. Eerst centraal, dan samenwerking in projecten,
activiteitenontwikkeling, shared services zoals het Nationaal
Crisiscentrum en dan ftisie van de werkmaatschappijen: nu
voorzien ongeveer 2006/2007. Dan wordt dat in mijn beleving
niet één grote dienst maar er zal ongetwijfeld met een produc-
tiestructuur gewerkt gaan worden met bijvoorbeeld dc divisies
vlees, non food, groenten en fruit of importproducten."

Hoewel ze veel raakvlakken hebben, zijn het toch heel ver-
schillende organisaties. Hoe kijkt u daar tegen aan?
"Vanzelfsprekend zijn er grote cultuurverschillen en het is
dan ook voor een groot deel een psychologisch proces waar-
bij we de nadruk zullen moeten leggen op de overeenkom-
sten in onze taken binnen de gehele keten van voedselveilig-
heid. Maar ook de RVV groeit naar andere taken. Gezien de
forse krimp in de vee- en vleesmarkt neemt het aantal klas-
sieke keuringen af In de toekomst, en daar zijn we nu al druk
mee bezig, gaat het veel meer om kwalitatief hoogwaardig
toezicht op basis van HACCP in plaats van klassieke keuring
alleen. Veel daarvan is afhankelijk van de Brusselse regelge-
ving op dat terrein."

André Kleinmeulman studeerde in 1974 af aan de Katholieke Universiteit van Nijmegen in het hoofdvak sociale geografie;
methoden/technieken sociaal-wetenschappelijk onderzoek; algemene economie en regionale economie. Vanaf 1974 was hij
in verschillende functies werkzaam bij en in de provincies Friesland en Overijssel. In 1986 kwam hij naar het ministerie van
LNV als hoofd van de hoofdafdeling Milieu-aangelegenheden en later hoofd sector Milieu en Water Van 1991 tot medio
1994 was hij werkzaam als adjunct-directeur Milieu, Kwaliteit en Voeding bij LNV. Daarna was hij tot medio 1995
Projectleider Mineralenboekhouding en vervolgens aanvaardde hij de functie van plaatsvervangend Directeur Vooriichting
bij LNV Van 1997 tot 2001 bekleedde hij de functie van plaatsvervangend Directeur Industrie en Handel en met ingang van
januari 2001 werd hij Directeur Kabinet bij LNV Sinds 1 oktober 2002 is André directeur van de Rijksdienst voor de keuring
van Vee en Vlees (RVV) in Den Haag die per 1 januari van dit jaar agentschap is geworden en onderdeel van de Voedsel en
Waren Autoriteit bij VWS.

-ocr page 214-

Op dit moment is een flink aantal dierenartsen actief als
practitioner voor de RVV. Heeft deze ontwikkeling toekomst?
"Ik ben een absolute voorstander van dit systeem waarbij de
vaste kern door de RVV wordt gevormd met daaromheen een
flexibele schil van practitioners. Deze dierenartsen zijn in
zekere zin op dat moment overheidsdienaren. Heel belang-
rijk is dan ook dat hun toezichtstaken worden geborgd door
middel van bijvoorbeeld opleiding en duidelijke voorschrif-
ten. We hebben nu zo\'n 450 dierenartsen onder contract als
practitioner en dat willen we in de toekomst gaan verbreden,
zodat we een ruime flexibele workforce hebben om onze ta-
ken goed uit te kunnen voeren."

Wat in dit verhaal ook speelt is de vraag in hoeverre practi-
tioners de \'eigen \'dieren zouden moeten kunnen controleren.
Hoe staat u daar tegenover?

"Wat mij betreft is het duidelijk: je moet dat niet willen. Hier
geldt hetzelfde als bijvoorbeeld voor accountants die klanten
adviseren en tegelijkertijd diezelfde klanten controleren. Dat
is een onwenselijke situatie die bovendien tot discussie op-
roept. Het is veel beter om het principe van de Chinese Muur
te hanteren. Dat betekent dat we te werk moeten gaan vol-
gens een bepaald rouleersysteem, waarbij de dierenarts geen
hem of haar bekende dieren controleert. We moeten daarom
ook bereid zijn om in die rol van de dierenarts te investeren.
Overigens is mij uit gesprekken met practitioners gebleken
dat zij de samenwerking als goed en zakelijk waarderen. Bij
een eventuele volgende crisis zullen we zeker gebruik maken
van practitioners, dat hebben ons de KVP- en MKZ-affaires
wel geleerd."

In dat verhand is de dierziektenbestrijding natuurlijk actu-
eel. Welke plannen zijn er ontwikkeld na de al genoemde
KVP- en MKZ-affaires?

"Naar aanleiding van deze dramatische gebeurtenissen heb-
ben we het initiatief genomen om tot een totaal nieuwe be-
strijdingsorganisatie te komen. Twee sleutelwoorden zijn
daarbij tot uitgangspunt gekozen en wel: professionalisatie en
internationalisatie. Het voert in dit bestek te ver om hier in de-
tail op in te gaan, maar zowel de besluitvorming als de uitvoe-
ring zijn nu anders georganiseerd. Het is nu veel duidelijker

Inmiddels heeft de werkgroep MKZ van de KNMvD haar
werkzaamheden afgerond en is de rapportage ingebracht
in de nu lopende EU-discussie over een andere bestrij-
dingsrichtlijn voor MKZ. Onder Grieks voorzitterschap
moet deze brede discussie uitmonden in een voorstel van
de Europese Commissie voor een nieuwe MKZ-richtlijn.
Voor de volledigheid hieronder nog even de conclusies
van de werkgroep MKZ op een rijtje.

• Het risico van het mogelijk ontstaan van dragers en recent
geïnfecteerde dieren staat centraal in de discussie over de
toelaatbaarheid van noodvaccinatie in geval van een
MKZ-uitbraak. In de regelgeving voor internationale
handel wordt verondersteld dat vaccinatie de symptomen
van MKZ onderdrukt, waardoor de infectie niet wordt op-
gemerkt. Onder deze subklinisch geïnfecteerde dieren
zouden zich dan dragers kunnen ontwikkelen en aldus een
risico vormen voor nieuwe uitbraken. Dit risico zou alleen
te voorkomen zijn door gevaccineerde dieren te doden.
Verspreiding van het virus door gevaccineerde dragers is
nooit aangetoond en op grond daarvan is de werkgroep
van mening dat dit risico verwaarioosbaar is.

• Door MKZ te bestrijden volgens de huidige veterinaire
inzichten, kan een uitbraak snel en efficiënt worden be-
dwongen zonder dat de maatschappij langdurig wordt
ontwricht en zonder het massale doden en vervolgens
vernietigen van gezonde dieren. De snelle inzet van po-
tente NSP-vrije vaccins met bijbehorend diagnostisch in-
strumentarium is daarbij nodig. De werkgroep is van me-
ning dat het risico van het ontstaan van dragers
verwaarloosbaar is. De Europese consument moet in
samenwerking met de retailers en organisaties goed wor-
den voorgelicht om mogelijke weerstand tegen het eten
van producten van gevaccineerde dieren te voorkomen.

• De grootste struikelblokken zijn de internationale re-
gelgeving voor de regulering van de handel en de eigen-
schappen van de diagnostische testen. De bestrijding
van MKZ met behulp van vaccinatie wordt bemoeilijkt
door een strengere regelgeving dan bij de aanpak via
stamping out. Daarom moet in Brussel (Europese Unie)
en Parijs (Office International des Epizoöties) worden
gepleit voor opname van de voorgestelde bestrijding in
de vigerende regelgeving.

Dit pleit moet worden uitgevoerd door de Nederlandse
overheid, het agrarisch bedrijfsleven, maatschappelijke
organisaties en uiteraard de veterinaire beroepsgroep zelf.

-ocr page 215-

wie waarvoor verantwoordelijk is. Ook is er een Nationaal
Crisis Centrum (NCC) voor dierziekten opgericht waar alle
informatie bijeenkomt, zodat snel en effectief kan worden
opgetreden. Veel energie is gestoken in preventie in de vorm
van risk assessment onder de noemer: geen bestrijding zon-
der preventie. In dat verband krijgen de dierenartsen als be-
roepsgroep te maken met zaken als communicatie, logistiek,
management en herkenning van risico\'s. Ik zie dat als een
verbreding van de mogelijkheden en kansen voor de dieren-
artsen. Overigens is het goed om te weten dat er niet wordt
bezuinigd op de uitgaven voor dierziektenbestrijding. Het
nieuwe model geeft dan ook ruimte voor investeringen die
zullen bijdragen aan de daadwerkelijke invulling van de slo-
gan \'voorkomen is beter dan genezen\' met betrekking tot
dierziekten.\'

Op dit moment wordt in EU- verband de discussie gevoerd over
wel dan niet MKZ-vaccinatie. Wat verwacht u daarvan?
"Het doden van gezonde dieren moetje ethisch gezien niet wil-
len, is het standpunt van het Kabinet, en dat vereist een veran-
dering van het politieke standpunt binnen de EU. Ik constateer
dat bij een volgende uitbraak de huidige bestrijdingsstrategie
op basis van ruiming op grote maatschappelijke weerstand zal
stuiten. Je moet dat echter niet tot Nederland beperken en
daarom pleit het Kabinet ervoor om in het brede verband van
de EU tot eensgezinde maatregelen te komen die vaccinatie
mogelijk maken. De nationale onderbouwing daarvan vereist
constructief en blijvend overleg met de belanghebbenden zoals
dierenartsen, veehouders, de RW en natuurlijk politieke ver-
tegenwoordigers."

Bert Hendriks is stafmedewerker communicatie bij de KNMvD.

De gevolgen van lebmaagdislocaties naar links,
behandeld volgens de roll and sature methode

Studenten
referaten

L Labout; SR ii24\\200i: 21 pp.

Er wordt verslag gedaan van de algemene gezondheidstoe-
stand en de productie van 56 koeien die in de periode mei
1998 - juni 1999 zijn behandeld voor een lebmaagdisloca-
tic naar links (LDL) met de zogenaamde \'roll and sature\'
methode. Deze is beschreven door G. de Boer c.s. in het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde 1980; 105: 912. Hierbij
wordt bij de koe in rugligging op twee plaatsen de lebmaag
vastgehecht aan de buikwand inet behulp van een trocard,
zonder dat de buikholte geopend wordt. De lactatiewaarde
van de LDL-dieren werd vergeleken met die van de voor-
gaande melkperiode en met die van twee controlerunderen
van dezelfde pariteit, staande op dezelfde stal die met en-
kele dagen verschil in dezelfde periode gekalfd hadden.
Uiteindelijk konden gegevens van 27 dieren worden geë-
valueerd, mede omdat een aantal runderen voor de eerste
maal gekalfd had. Het bleek dat de patiënten een signifi-
cante daling hadden van de lactatiewaarde de eerste weken
na de behandeling ten opzichte van die van de voorgaande
melkgift en die van de controlekoeien. LDL-runderen heb-
ben voor het klinisch manifest worden van deze afwijking
vaak nog andere problemen gehad die na het vastzetten
van de lebmaag verdwenen zijn. De behandeling geeft
technisch geen problemen. Het afvoerpercentage van de
LDL-runderen lag onder het landelijk gemiddelde.

Septische artritis bij het paard

E.T. Hoekstra; SR n32\\200r 35pp.

Na een bespreking van de diverse oorzaken van septische ge-
wrichtsontstekingen bij het paard en de hierbij betrokken
micro-organismen en ontstekingsmediatoren, wordt inge-
gaan op de behandeling met antibiotica. Afhankelijk van de
verwekker van het ontstekingsproces worden aminoglycosi-
den, penicillines, cefalosporines of trimethoprim-sulfona-
miden gebruikt. Deze farmaca kunnen afhankelijk van de
samenstelling zowel oraal als parenteraal worden toege-
diend. Een dagdosis kan beter ineens dan gefractioneerd
worden gegeven. Gewezen wordt op intra-artriculaire toe-
passing na spoelen en drainage van de ontstoken gewrichten.
Deze methode geeft betere resultaten. In de toekomst denkt
men met het lokaal inbrengen van antimicrobieel geïmpreg-
neerde polymethylmethacyclaat (PMMA) partikels of met
biologisch afbreekbare implantaten (collageen, hydroxyapa-
tiet en andere) meer succes te kunnen bereiken.

-ocr page 216-

Werkzamere, effec-
tievere controle van:
varkensdysenterie en
enzoötische pneumonie:

EiÖONOR

Het meest werkzame product
voor preventie en behandeling
van varkensdysenterie
(darmaandoening).

Zorgt voor aanzienlijke
verbetering van de
bedrijfsresultaten

Raadpleeg altijd de bijsluiter voor gebruik. Werkzame stof: Valnemuline. Doeldier; Varken.
Registratiehouder: Novartis Animal Health Austria GmbH, Biochemiestrasse 10, A-6250
KundI, Oostenrijk. Registratienummers: EU/2/98/010/001-024 (Econor 10% Reg NL 9794
Econor 50% Reg NL 9795). Op diergeneeskundig voorschrift verkrijgbaar, UDA. ® Geregistreerd
handelsmerk van Novartis AG, Bazel, Zwitserland.

Voor meer info kunt u contact opnemen met onze customer service: (0165) 380 581

Legal copy Econor Sfl% voormengsel met medicinale werking voor gemedicineerd voer voor varkens. Econor 10% voormengsel met medicinale werking voor gemedicineerd voer voor varkens. Econof (halffabrikaat) voormengse! met
medicinale werking voor gwnedicineerd voer voor varkens. Werkzaam stof: Valnemuline. Doeldief: Varken. Indicaties voor gebruik: Behandeling en preventie van varkensdysentene. Behandeling en preventie van enzoötische varkenspneu-
monie. 8ij een aanbevolen dosis van 10-12 mgAg lichaamsgewicht verminderen de longlaesies en het gewichtsverlies doch de Mycoplasma hyopneumomae infectie zal niet volledig verdwijnen. Contra-indicaties: Dien het product niet toe
aan varkens, die ionofore antibiotica krijgen. Valnemuline mag met worden toegediend aan konijnen, vanwege de toxiciteit voor deze diersoort. Bijwerkingen Medicatie van varkens met Econor in de Europesche gemeenschap heeft aanlei-
ding gegeven tot bijwerkingen. Van de gevallen die zijn gemeld in 1999 en 2000 kwam de meerderheid voor in Denemarken en Zweden (en 1 geval in respectievelijk Finland en Ierland). In deze landw bedroeg de incidentie 0.03 tot 1.76%
van alle behandelde varkens. Op de betreffende bedrijven was een derde van de behandelde varkens aangedaan met een mortaliteit van 1 %. De varkens die waren aangedaan vertonen pyrexie, aten niet meer en vertoonden in ernstige geval-
len incoórdinatie. ataxie en kunnen langdurig gaan liggen. Een deel van deze varkens kan ook lijden aan oedeem of erythreem (aan de achterhand), en palpeerbaar oedeem. De reactie is onderzocht in gecontroleerde onderzoeken bij gevoe-
lige dieren. De mortaliteit was minder dan 1%, maar kan als gevolg van secundaire infecties toenemen.In dergelijke gevallen is direct stoppen van de medicatie aanbevolen. Ernstig aangetaste varkens dienen verplaatst te worden naar een
schoon droog hok en moeten symptomatisch behandeld worden inclusief de behandeling van de op dat moment voorkomende ziekte. Een epidemiologisch onderzoek heeft uitgewezen dat er zeer wel mogelijk een relatie bestaat tussen de
gevoeligheid voor de bijwerkingen en het Deense en Zweedse landvarken, kruisingen hiervan, met name jonge varkens. Valnemuline wordt goed geaccepteerd in het voer, maar bij concentraties van meer dan 200 mg/kg voer kan gedurende
de eerste dagen een tijdelijke, met de dosis samenhangende vermindering van de voerconsumptie optreden, omdat het voer onsmakelijk wordt. Dosenng en toedieningsweg: Toediening in het voer. Behandeling van varkensdysenterie: 3
- 4 mg/kg lichaamsgewicht per dag. Preventie van varkensdysentene: 1,0 • 1.5 mg/kg lichaamsgewicht per dag. Behandeling en preventie van enzootische varkenspneumonie: 10-12 mgAg lichaamsgewicht per dag. Vtfachttijd: 1 dag.
Registratiehouder- Novartis Animal Health Austna GmbH. Biochemiestrasse 10. A-6250 Kundl. Oostenrijk. Registratienummers: £U/2y98/010/001-024 (Econor 10% Reg NL 9794 Econor 50% Reg NL 9795). Op diergeneeskundig voorschrift
verkrijgbaar, UDA. Voor verdere mformatie: Novartis Consumer Health B.V, Business Unit Animal Health, Korte Hei 1-3, Sprundel

-ocr page 217-

Dierenarts voor de tweede keer bij Tuchtcollege

I. Boissevain

Tegen dierenarts H. Verweij te
Houten werd binnen korte tijd
twee keer een klacht ingediend bij
het Veterinair Tuchtcollege voor
vergelijkbaar en laakbaar gedrag,
j Zijn handelen leverde hem de eer-
i ste keer een berisping op, deze
\' keer heeft het Tuchtcollege beslo-
ten dat de zaak met naam en toe-
naam in het Tijdschrift voor Diergeneeskunde moet wor-
den gepubliceerd.

Wat vooraf ging...

De eerste zaak is al eens eind 2001 volledig geanonimiseerd
in dit Tijdschrift besproken. De kwestie ging destijds om een
ziek konijn wat door de eigenaar bij dierenarts Verweij werd
gebracht. Niet alleen had hij haar konijn op ondeskundige
wijze behandeld waardoor het is overleden, ook heeft hij niet
willen of kunnen communiceren, informatie achtergehou-
den, haar niet toegestaan om haar huisdier te bezoeken en hij
heeft zich onverschillig naar de eigenaar gedragen. Boven-
dien stelde het Tuchtcollege vast dat deze dierenarts geen
deskundig of gediplomeerd personeel in dienst had en
zijn praktijkruimte slordig en onhygiënisch was. Dat leverde
hem een berisping op. Bij een eerste keer is dat al een teken
dat het Tuchtcollege de feiten te zwaar vindt voor een waar-
schuwing.

Speurtocht naar een rode kater

Mogelijk was deze berisping aanleiding voor de heer Verweij
zijn praktijkhandelswijze aan te passen. Het blijft echter niet
bij dit ene geval: op een avond wordt een rode kater met een
rood halsbandje met belletje aangereden, en wordt zwaarge-
wond door een omstander naar de kliniek van de heer
Verweij gebracht. De eigenares was ondertussen haar kat
kwijt en had al vele telefoontjes met Amivedi, de Dieren-
ambulance en andere organisaties erop zitten, maar geen
spoor van de kat. Het Tuchtcollege stelde vast dat de dieren-
arts ook geen enkele actie ondernomen had om de politie of
een dierenbeschermingsorganisatie op de hoogte te stellen
van de gewonde kat.

De vinder van de kat had echter het gevoel dat de kat beslist
geen zwerfkat was, en hing heel gewetensvol een briefje op
bij de supermarkt dat een kat met voornoemd signalement
was opgenomen in de kliniek van de heer Verweij. Gelukkig
kreeg de eigenaar van de kat dat briefje onder ogen! Haar
echtgenoot belt die zaterdag (ruim drie dagen later) de die-
renkliniek en krijgt te horen dat daar inderdaad een rode kat
met een rood halsbandje was opgenomen. De kat zou in een
shocktoestand verkeren. Het dier zou een gebroken poot
hebben en een scheurtje in zijn milt. Een operatie zou pas
mogelijk zijn als de kat uit de shocktoestand was. De kat
mocht niet bezocht worden, dit zou slecht voor hem zijn.
Beklaagde zou bellen als de toestand veranderde. Op maan-
dag heeft de echtgenoot van de eigenares opnieuw gebeld
met het verzoek om de kat te zien. Dit verzoek werd door de
dierenarts afgewezen, met de mededeling dat de kat die-
zelfde dag nog geopereerd zou worden.

Veterinai
tuchtrech

Pluis of niet pluis?

De eigenares vertrouwt het niet en belt haar eigen dierenarts
om te vragen wat die hiervan vindt. Deze vindt het maar
vreemd dat zij als eigenaar niet op bezoek mag bij haar eigen
kat, al was het maar om te kijken hoe het met het dier gaat.
Dat laten ze zich geen twee keer zeggen, de echtgenoot gaat
onmiddellijk naar de kliniek. Terwijl hij met de heer Verweij
staat te praten, reageert de kat op zijn stem. De heer Verweij
vertelt dat hij de kat op dinsdag 3 juli zal opereren, maar dat
dit waarschijnlijk niet nodig is. De echtgenoot van klaagster
vertrouwt de zaak niet. Hij betaalt de rekening van ƒ 355,- en
neemt de kat zonder omhaal mee om hem naar hun eigen die-
renarts te brengen.

Deze eigen dierenarts maakt röntgenfoto\'s waaruit blijkt dat
de kat bekkenfracturen heeft. Op de thoraxfoto was geen
aanwijzing voor een hernia diafragmatica. Gelet op de aard
van de bekkenfracturen wordt besloten de kat in te laten sla-
pen.

Tweemaal tuchtrecht

De eigenares is heel boos over de gang van zaken en stapt
naar het Tuchtcollege. Net als bij de zaak over het konijn,
heeft de beklaagde dierenarts in het geheel niet meegedaan
in de procedure. Ondanks verschillende brieven met drin-
gende verzoeken om te reageren bleef het stil. Ook ver-
scheen de dierenarts niet bij de zitting. Nu komt een an-
dere eigenaar met een vergelijkbare klacht. Voor het
Tuchtcollege reden om bijzonder kritisch naar deze zaak te
kijken.

Gebrekkige communicatie...

Met betrekking tot de attitude van de dierenarts valt het
Tuchtcollege over drie nalatigheden: Allereerst heeft de
heer Verweij de kat opgenomen zonder enige moeite te
doen dit aan de eigenaar bekend te maken, terwijl het tot
de eisen van veterinair juist handelen behoort om bij de
daartoe geschikte instanties bekend te maken dat een ver-
ongelukt dier is binnengebracht. Ten tweede heeft hij met
de eigenaren niet overlegd over de in te stellen behande-
ling en bij herhaling geweigerd om de eigenaren de kat te
laten bezoeken, ook al hebben de eigenaren hier een aantal
keer uitdrukkelijk om gevraagd. Het College vindt dat ern-
stig onjuist. Het was aannemelijk dat de persoon die zich
in de kliniek meldde inderdaad de eigenaar van de kat was,
en vanwege de ernst van de situatie had hij juist meteen de
behandeling met de eigenaar moeten bespreken!

...veterinaire missers...

Ware de rest goed verlopen en was de tot dan toe uitgevoerde
veterinaire behandeling netjes lege-artis geweest, dan was
deze zaak misschien met een sisser afgelopen. De veterinaire

-ocr page 218-

missers Icomen er echter nog eens bij: De dierenarts heeft
dan wel aan de eigenaar verteld dat de kat een scheurtje in de
milt had, maar röntgenfoto\'s zijn niet gemaakt. De heer
Verweij sprak over een gebroken poot terwijl de eigen die-
renarts op grond van röntgenfoto\'s heeft vastgesteld dat de
kat wel diverse bekkenfracturen had, maar dat op de thorax-
foto geen verschijnselen van een miltruptuur te zien waren;
er was geen sprake van vloeistof in de buikholte.
Hoe de beklaagde dierenarts is gekomen tot het oordeel van
een gescheurde milt blijft onduidelijk. Heeft hij misschien
een scheurtje in het middenrif bedoeld?
Wat er ook van zij, de diagnose was niet gebaseerd op enig
nader onderzoek, zoals bijvoorbeeld het nemen van rönt-
genfoto\'s. De eigen dierenarts heeft, mede op grond van
door hem gemaakte röntgenfoto\'s als diagnose gesteld dat
het bekken diverse fracturen vertoonde, maar dat de thorax-
foto geen aanwijzing gaf voor het bestaan van een hernia
diafragmatica en dat er geen sprake was van vloeistof in de
buikholte.

Het College heeft de röntgenfoto\'s beoordeeld en is tot de
conclusie gekomen dat de diagnose van de eigen dierenarts
de juiste was. Derhalve kan worden vastgesteld dat be-
klaagde een foute diagnose heeft gesteld, mede op basis van
onvoldoende onderzoek. Ook dit is hem aan te rekenen als
veterinair onjuist handelen.

...en recidive!

De vorige klacht had betrekking op ongeveer hetzelfde gedrag
van de dierenarts; ook toen mocht de eigenaar het dier niet be-
zoeken, was de communicatie gebrekkig en werd het dier on-
deskundig behandeld. Het beeld vertoont daarmee meer over-
eenkomsten dan goed is voor - het vertrouwen in - de dierge-
neeskunde in het algemeen, of voor deze dierenarts zelf

Boete op naam

Volgens het Tuchtcollege is een berisping hier dan ook niet
meer voldoende, die is bij de vorige zaak al uitgedeeld, kenne-
lijk zonder enig effect. De dierenarts krijgt een boete van
€ 1000,-maar daar blijft het niet bij. HetTuchtcollege vindt dat
deze uitspraak met vermelding van de naam van beklaagde, in
de Staatscourant en het Tijdschrift voor Diergeneeskunde moet
verschijnen.

Publicatie met naamsvermelding komt zelden voor, zelfs bij
ernstige delicten rond medicijnen, slachtformulieren etcetera.
In dit geval was de klacht blijkbaar ernstig genoeg, hetgeen
aangeeft dat de attitude en deskundigheid van een dierenarts bij
de behandeling van een gezelschapsdier door het Tuchtcollege
als een serieuze zaak worden gezien. Ook roept het de voor-
zichtige veronderstelling op dat de fase van het Tuchtrecht
waarin de opgelegde maatregelen slechts als milde correctie
moesten worden gezien, voorbij gaat...

De rode kater in huis?!

Als het goed is, heeft u inmiddels de 200 in-
formatiekranten en posters ten behoeve
van de Week van het Huisdier 2003, dank-
zij de AUV, in de praktijk ontvangen. Om
het geheel een herkenbaar karakter te ge-
ven, zijn de krant en de poster opge-
luisterd door tekeningen van Jan, Jans en
de kinderen. De Rode kater. Siamees
Loedertje en teckel Lotje zijn karakters
van Sanoma Uitgevers en het gebruik van
deze illustraties is de organisators van de
Week geheel belangeloos aangeboden!

Waarom nu al een krant, want de week is toch pas van 17 tot
en met 24 mei? De reden hiervoor is simpel: tijd! Zoals u
weet puilen de asielen ieder jaar uit. Veel gezelschapsdieren-
bezitters denken vaak (onbewust) veel te laat aan opvang. En
hoe vaak komt het niet voor dat men pas een week voor ver-
trek eraan denkt om de hond nog een rabiësvaccinatie te laten
geven? Vandaar dat de informatiekrant met voorlichting over
onder andere deze onderwerpen, ruim vóór de vakantie
wordt verspreid.

Om de gezelschapsdierenbezitters aan te sporen om de
krant in de praktijk op te halen, wordt er een vakantiefo-
towedstrijd georganiseerd. Op de website www.weekvan-
hethuisdier.nl kan de huisdierbezitter zien of uw praktijk
meedoet aan de regionale fotowedstrijd. Het is dus be-
langrijk dat u zich ook dit jaar weer actief gaat aanmel-
den op de website. Op die manier werken
we naar een hoogtepunt in de Week toe.
U bent natuuriijk niet verplicht om mee te
doen. Vandaar dat er ook een landelijke
fotowedstrijd is, waar u klanten op kunt wij-
zen. Maar, als u zich aanmeldt op de web-
site, kunt u extra klanten verwachten. De or-
ganisatie hoeft helemaal niet tijdrovend te
zijn. Op de website treft u allerhande infor-
matie en nuttige tips aan. Medio april sturen
wij u nog een prijzenkader toe, waarop u de
foto\'s van de drie prijswinnaars kunt plak-
ken. Eventuele acties die u vorig jaar heeft georganiseerd in
het kader van het thema Identificatie & Registratie, kunt u
natuuriijk weer \'uit de kast halen\', omdat een goede identifi-
catie ook voor reizende of logerende huisdieren erg belang-
rijk is.

Vergeet u niet uw assistenten op de hoogte te brengen? Zij
hebben vaak leuke creatieve ideeën. Wellicht kunt u de toe-
gezonden informatiebrief over de Week van het Huisdier
en/of de informatie uit het Tijdschrift op het memobord han-
gen. Wellicht is het een goed idee om de Week op de agenda
van het werkoverleg met uw col-
lega\'s te plaatsen, zodat iedereen
op de hoogte is. Wij hopen dat u
in ieder geval de poster met de
Rode Kater een mooi, opvallend
plekje in de wachtkamer geeft!

-ocr page 219-

In Muziekcentrum Vredenburg
werd door het Nederlands Vis-
bureau, de Nederlandse Hart-
stichting en Stichting Voedings-
centrum Nederland op 18 febru-
ari 2003 een symposium georga-
niseerd over de rol van visvetzu-
ren op de gezondheid. Het och-
tendprogramma ging in op we-
tenschappelijke ontwikkelingen, terwijl de middagpre-
sentaties meer de voedselveiligheid en de aspecten van
visconsumptie betroffen. De 250 deelnemers waren nage-
noeg allemaal afkomstig uit de humane sector. Er kwa-
men deze dag diverse verrassende gezondheidsaspecten
van vis en (omega-3 of n-3) visvetzuren naar voren. Vele
komen direct overeen met die bij dieren, ook gezien het
feit dat veel dierexperimenteel onderzoek hieraan ten
grondslag ligt. In de diervoeding wordt steeds vaker aan-
gegeven dat er met omega-3 en omega-6 vetzuren wordt
gewerkt. De hierna besproken resultaten laten zien dat
dit geen onzin is. Ook voor uw eigen gezondheid en die
van uw familie kan het trouwens zinvol zijn om dit ver-
slag te lezen.

Belang van visvetzuren voor moeder en kind

Vette vis levert vooral de essentiële omega 3 vetzuren
Eicosapentaeenzuur (EPA) en Docohexaeenzuur (DHA).
Professor G. Hornstra van de Universiteit van Maastricht liet
zien dat tijdens dc zwangerschap de behoefte aan langketen,
meervoudig onverzadigde vetzuren verhoogd is, maar dat de
functionele DHA-status aanzienlijk afneemt. Het DHA-her-
stel na de partus is vertraagd doordat vetzuren via de moe-
dermelk worden afgegeven. De invloed op het cognitief ver-
mogen van visvetzuren is dermate groot (zie verder), dat dit
bij de moeder vanaf de 17e week van de zwangerschap aan-
toonbaar afneemt. Er zijn zelfs sterke aanwijzingen dat post-
natale depressie voor een groot deel voorkomen kan worden
door voldoende opname van visvetzuren tijdens de zwanger-
schap. In landen waar veel vis gegeten wordt en bij moeders
met een hoge DHA-status kan de prevalentie met een factor
5 afnemen. De daling van de vetzuurstatus bij de moeder, die
doorzet bij meerdere zwangerschappen, is ervoor verant-
woordelijk dat deze bij pasgeborenen relatief laag is. Bij pre-
maturen is de vetzuurstatus bij de geboorte en de periode
erna nog lager dan bij a terme geboren baby\'s en gezien de
positieve invloed op de hersengroei, die rond de geboorte het
snelste is, wordt sinds enkele jaren overgegaan tot suppletie
van de flesvoeding met DHA en het n-6 arachidonzuur (AA)
voor deze groep. Dit heeft als gevolg dat de neuromentale
ontwikkeling significant beter wordt gestimuleerd. Op ze-
venjarige leeftijd blijkt de bewegingskwaliteit en gezichts-
scherpte van kinderen positief gecorreleerd te zijn met de
hoogte van de DHA-status bij de geboorte. Onlangs is ook
aangetoond dat de intellectuele en psychologische vaardig-
heden zich beter ontwikkelen naarmate de hoofdomtrek (een
direct gevolg van de hersengroei) bij de geboorte groter is.

Het zal duidelijk zijn dat een hoge DHA-status van zwangere
en lacterende moeders een directe invloed kan uitoefenen op
de gezondheid van neonaten en die van de moeder zelf (pre-
ventie depressie). Of handhaving van de DHA-status met
visvetzuren kan worden bereikt bij de mens, wordt nog ver-
der onderzocht. Bij de hond is dit onlangs al aangetoond
(Ref).

Vis in relatie tot cognitief functioneren en dementie

Mevrouw dr. Kalmijn van het Utrechts Medisch Centrum
ging in op dementie en de invloed van visvetzuren op het
ontstaan hiervan. Dit kan langs verschillende wegen bereikt
worden: via het ontstekingsremmende effect van deze vetzu-
ren, door verlaging van hypertensie, preventie van trombose
en tenslotte door inbouw in celmembranen van DHA,
waardoor deze zich beter herstellen wat leidt tot een betere
signaaloverdracht. Enkele grootschalige bevolkingsonder-
zoeken in Nederland in de jaren negentig lieten zien dat bij
regelmatige visconsumptie veertig procent minder risico op-
trad op cognitief dysfunctioneren en 55 procent minder ri-
sico op cognitieve achteruitgang. Bij meer dan 18,5 gram
visconsumptie gemiddeld per dag werd zestig procent min-
der risico op dementie (vooral het subtype Alzheimer) ge-
vonden. In landen met hoge visconsumptie blijkt de ziekte
van Alzheimer inderdaad veel minder vaak voor te komen.
Er wordt ook een invloed van visvetzuren verondersteld op
het serotoninemetabolisme en verschillende onderzoeken
wijzen tevens in deze richting (minder depressie en agres-
sie). Geconcludeerd werd dat matige consumptie van vis
(één tot twee keer per week) het risico op cognitieve achter-
uitgang en dementie lijkt te verlagen.

Hartritmestoornissen en n-3 vetzuren

De Nederlandse Gezondheidsraad maakt in 2001 al bekend dat
n-3 vetzuren de kans op coronaire hartziekten verkleint. Enkele
veronderstelde mechanismen voor de werking van de vetzuren
hierbij zijn bloeddrukverlaging, verminderde bloedstolling
(minder trombose), minder atherosclerose, lagere gevoeligheid
voor ritmestoornissen en positieve effecten op de vaatwand-
functie. Grootschalige, gerandomiseerde klinische trials heb-
ben aangetoond dat de sterfte door hartziekte tot 33 procent
kan dalen na consumptie van 200-400 gram vette vis per week
of door opname van n-3 vetzuren gedurende twee tot driejaar.
Na vier maanden kon al verschil worden aangetoond. Het
sterkste effect (-45%) werd overigens gevonden op plotselinge
(hart)dood. Dit kan allemaal nooit het gevolg zijn van inwer-
king op het jarenlang gevormde atherosclerotische weefsel,
maar waarschijnlijk wel door een invloed op ritmestoomissen.
Deze treden direct op na een hartinfarct dat weer het gevolg is
van zuurstoftekort door vaatverstopping. Dr. Zoek (Universi-
teit Wageningen) besprak experimenten bij de hond die lieten
zien dat intraveneuze toediening van vetzuren het ontstaan van
aritmieën spectaculair konden voorkomen bij honden waarbij
de kransslagader kon worden afgebonden terwijl het dier in-
spanning verrichtte op een tredmolen. Er wordt daarom ook
een direct beschermend effect verondersteld van visvetzuren.

Symposium Vis (vetzuren) voor hoofd en hart

p. Overgaauw

-ocr page 220-

Omdat de onderliggende electrofysiologische mechanismen
nog grotendeels zijn onopgehelderd, ontbreekt het directe
bewijs voor het effect van de n-3 vetzuren op aritmie bij de
mens. Om hierover meer duidelijkheid te krijgen, loopt er
momenteel een groot Europees onderzoek in dertig cardiolo-
gische centra.

Vis en hart- en vaatziekten

Al in de jaren zeventig werd bekend dat Eskimo\'s, die ge-
middeld vierhonderd gram vis per dag eten, tien keer minder
hartinfarcten vertoonden dan de Denen met (toen) een vis-
consumptie van 64 gram per dag (ter vergelijking: Neder-
landers eten twintig gram per dag). Het bloedstollingsrem-
mende effect van n-3 vetzuren was waarneembaar doordat
hersenbloedingen tweemaal vaker voorkwamen. Professor
Kromhout (RIVM) ging in op de epidemiologische bewijs-
voering van het positieve effect van vis(vetzuren) op het op-
treden van hart- en vaatziekten. Uit één van de hiervoor ge-
noemde bevolkingsonderzoeken in Nederland bleek dat bij
éénmaal vis eten per maand al een duidelijke verlaging van
het Relatief Risico op sterfte door hartaandoeningen van 0,4
optrad. Het overlevingspercentage van Rotterdamse be-
jaarden lag na achttien jaar bij viseters ongeveer twintig pro-
cent hoger dan de groep die geen vis at. Japanners, die schij-
nen te roken als ketters maar wel allemaal vis eten,
vertoonden een lage incidentie van hartinfarcten in een 23
jaar durend onderzoek in Hawaï. Wanneer in onderzoek vis
en visoliecapsules worden vergeleken, blijkt overigens re-
gelmatig dat de effecten van visconsumptie groter zijn dan
van de vetzuren alleen. Diverse onderzoeken overal ter
wereld laten het beeld zien dat een sterke reductie in corno-
rair hartlijden en hartsterfte kan worden verkregen door één
of tweemaal per week vis te eten.

Diabetes mellitus

Mevrouw dn Feskens (RIVM) liet een spectaculaire toe-
name zien gedurende de laatste tien jaar van de prevalentie
van type-2 diabetes mellitus in de USA (inmiddels al de
zesde doodsoorzaak), een beeld dat zich ook in Europa be-
gint af te tekenen. Echter, type-2 diabetes, veroorzaakt door
insulineresistentie bij overgewicht of door insulinegebrek,
komt ook nu weer nauwelijks bij Eskimo\'s voor Australisch
onderzoek wees uit dat met n-3 vetzuren een duidelijke ver-
mindering kon worden verkregen van plasmatriglyceride-
concentraties. Daarnaast werd een hogere insulineactiviteit
verkregen, terwijl de glucoseproductie in de lever vermin-
derde. Bevolkingsonderzoeken hebben inmiddels ook uitge-
wezen dat bij viseters minder vaak glucose-intolerantie aan-
wezig is en dat de gemiddelde glucosespiegel twee uur na de
maaltijd lager ligt. Onderzoek onder 80.000 verpleegkundi-
gen in de USA (2001) toonde een twintig procent lager risico
gevonden voor het optreden van diabetes mellitus in de
groep van grootste viseters. Vooral dierexperimenten laten
zien dat vis(vetzuren) preventief werken tegen het ontstaan
van diabetes type-2 en insulineresistentie. Ook op de gevol-
gen van suikerziekte konden allerlei positieve effecten van
vis worden aangetoond zoals minder microalbuminurie
(door minder microvasculaire trombose), een betere overle-
vingskans bij patiënten met nefropathie en nierfalen, betere
prikkelgeleiding bij neuropathie, minder maculadegeneratie
in het oog en een kleiner risico op coronair hartlijden.

Voedselveiligheid

Dn Jansen van Stichting Voedingscentrum Nederland be-
sprak diverse mogelijke risico\'s van visconsumptie, varië-
rend van dioxine en PCB\'s, zware metalen tot algentoxines
(in mosselen) en microbiële risico\'s. De meeste waarden val-
len binnen de normen. Wat wel een potentieel risico voor met
name zwangere vrouwen vormt, is de
Listeria monocytoge-
nes,
die in twintig procent van de gerookte zalm werd aange-
troffen. Het advies voor deze groep is daarom om de vis vers
te kopen en gaar te koken. Wat betreft nitraat, waaruit zich in
het lichaam kankerverwekkende nitrosamines kunnen vor-
men, wordt geadviseerd om vis niet te combineren met ni-
traatrijke groenten.

Hoeveel en welke vis of visolie?

Om de positieve effecten van visvetzuren op de gezondheid
optimaal te benutten adviseerde mevrouw in Van Dis
(Nederlandse Hartstichting) om gemiddeld 200 mg visvet-
zuren per dag te nemen (kinderen tot 18 jaar 150 - 200 mg).
Dit komt overeen met 350 gram schol, 130 gram haring, 50
gram zalm of 30 gram makreel per week (met name dus vette
vis). De nadruk ligt op het eten van vis, omdat dit ook andere
belangrijke voedingsstoffen zoals jodium, selenium en vita-
mine D bevat.

Een alternatief is het gebruik van visolie(capsules), bijvoor-
beeld door zwangere vegetarische vrouwen, maar de con-
centratie in deze producten kan evenals het doseringsadvies
aanzienlijk verschillen. Ook dient gelet te worden op het vi-
tamine E-gehalte in visolie. Meer dan 50 mg vitamine E per
dag (één a twee keer de aanbevolen dagelijkse hoeveelheid)
wordt afgeraden. Overmaat aan vitamine E vertoont name-
lijk juist een negatief effect op het ontstaan van hart- en vaat-
ziekten en kanken

In het buitenland wordt inmiddels al melk en brood verrijkt
met visvetzuren. Wordt er humaan een bepaalde n-3/n-6 ver-
houding geadviseerd? Het antwoord is neen, omdat men hier
met absolute advieshoeveelheden werkt die vooral uitge-
drukt worden in energieprocenten en dus variëren afhanke-
lijk van de dagelijkse energieopname. Bovendien is er nog
geen optimale verhouding vastgesteld, hoewel de noodzaak
wel onderkend wordt.

Veel van de hiervoor besproken resultaten zijn onderbouwd
met onderzoek bij proefdieren, vaak de hond. In sommige
gevallen werden deze resultaten bij dieren wel significant
aangetoond, maar niet altijd bij de mens. Het is duidelijk dat
naar dit onderdeel van de voeding nog veel onderzoek
plaatsvindt, maar dat dit tot nu toe een grote hoeveelheid
kennis heeft opgeleverd over het belang van n-3 vetzuren in
het belang van de gezondheid van mens en dien

Dr. Paul Overgaauw is werkzaam bij lams Europe.

-ocr page 221-

De prijs \'Stichting Prins Laurent\' wordt om de twee jaar
geschonken aan een persoon die of een team dat, werk-
zaam in België of in het buitenland, onderzoek heeft ver-
richt op het vlak van het dierenwelzijn. De prijs bedraagt
€ 12.394,- en zal worden uitgereikt op 20 november 2003
tijdens de gala-avond van de Stichting.

De kandidatuurstelHng moet de volgende documenten be-
vatten (in tien exemplaren):

• een brief met kandidatuurstelling;

• een uitgebreid curriculum vitae;

• een scriptie die een nauwkeurige beschrijving moet geven
van het belang van de bijdrage van het onderzoek voor het
welzijn van huisdieren of wilde dieren;

• een tekst van twee a drie bladzijden waarin wordt uitgelegd
hoe het werk bijdraagt tot de verbetering van het dieren-
welzijn. Deze tekst moet begrijpbaar zijn voor een zo ruim
inogelijk publiek.

Deze verhandeling van maximaal tien pagina\'s A4 moet wor-
den opgesteld in het Engels.

Kandidaturen worden tot uiterlijk 15 augustus 2003 aan-
vaard. Te laat ontvangen kandidaturen komen niet in aan-
merking. De jury die is samengesteld volgens de statuten van
de Stichting, zal in november 2003 een beslissing nemen.
Een gedetailleerd reglement is verkrijgbaar op het secretari-
aat van de Stichting.

Adres:

Prijs Stichting Prins Laurent,
R Deschanellaan 36-38, B-1030 Brussel, België,
telefoonnummer (00-32-02) 243 08 97,
fax (00-32-02) 243 09 47.

Prijs Stichting Prins Laurent 2003

Eindhovense Dierenkliniek Heesterakkers
Praktijk van het Jaar 2002

De Eindhovense Dierenkliniek Heesterakkers van de
dierenartsen Hendriks en Timmer is uitgeroepen tot
Over Dierenartspraktijk van het jaar 2002. De praktijk
werd in het kader van de jaarlijkse uitverkiezing door
een groot aantal lezers van het blad Over Dieren voor
deze titel voorgedragen. Een jury onder voorzitter-
schap van dr. Nynke Endenburg, kende de praktijk de
titel toe.

De verkiezing van de Over Dierenartspraktijk van het jaar
is een initiatief van het tijdschrift Over Dieren. De redactie
van dit blad vraagt jaarlijks de lezers hun dierenarts voor
te dragen voor de titel en te beschrijven waarom zij juist
hün dierenarts zo goed vinden. De beoordeling van de in-
zendingen was in handen van een onafhankelijke jury.
De voorgedragen dierenartsenpraktijken zijn op verschil-
lende criteria beoordeeld. Omdat de kwaliteit van de medi-
sche verzorging eigenlijk in heel Nederland op een zeer
hoog peil staat, speelden vooral zaken als bereikbaarheid.

service en inzet een zeer voorname rol bij de beoordeling.
Opvallend aan de inzendingen voor Dierenkliniek
Heesterakkers waren de opmerkingen over de behulp-
zaamheid en de oprechte interesse voor het huisdier van de
dierenartsen en hun assistentes. Daarnaast werd vaak ver-
meld dat de dierenartsen alle tijd namen voor hun patiën-
ten en ook de goede sfeer en de professionaliteit werden
genoemd als grote pluspunten.

Veel verschillende praktijken

Hoewel praktisch alle genomineerde praktijken hoog scoor-
den op punten als klantvriendelijkheid en serviceverlening,
koos de jury uiteindelijk toch voor Dierenkliniek Heester-
akkers. De belangrijkste reden hiervoor was uiteraard het
aantal positieve inzendingen. Bij de uitverkiezing van dit
jaar viel wederom op dat er veel verschillende praktijken
door de lezers werden genomineerd. Wellicht is dit een indi-
catie voor het feit, dat men over het algemeen goed tevreden
is over het handelen van zijn of haar dierenarts.

-ocr page 222-

ID-Lelystad is er in geslaagd om ooien te fokken die de
slachtkwaliteit van de Texelaar hebben en een worp-
grootte van drie lammeren. Dit kwam tot stand door
middel van het inkruisen en het selecteren op het
Booroola-gen. De voorlopige resultaten van praktijk-
onderzoek geven aan dat er geen stijging optreedt in de
perinatale sterfte en dat de sterfte niet hoger is dan
gangbaar bij zulke grote worpen.

Om te onderzoei<en of de worpgrootte van de Texelaar
verbeterd kon worden met behoud van de bespiering en
rekening houdend met het welzijn van het dier, heeft ID-
Lelystad het zeer vruchtbare Booroola Merino schaap ge-
kruist met de Texelaar. Het Booroola-gen is door systema-
tische terugkruising in het Stamboek Texelaar-populatie
gefokt.

De ooien die het Booroola-gen bij zich dragen brengen ge-
middeld een lam extra. Het Booroola-gen heeft daarnaast
directe positieve effecten op zowel vlees- als veteigen-
schappen. Het indirecte effect op de vleeseigenschappen is
licht negatief Deze effecten op de vleesproductie-eigen-
schappen zijn van dien aard dat voor vleeslammeren altijd
een niet-gendragende ram zou moeten worden gebruikt.

Op basis van de positieve uitkomsten van testen op een
groot praktijkbedrijf van deze Booroola Texelaar schapen,
heeft ID-Lelystad besloten de fokkerijpopulatie ter be-
schikking te stellen aan de praktijk.

Booroola Texelaar schaap van ID-Lelystad is
geschikt voor de praktijk

\'Het gepraat in de ethische salon\'

T.S. de Vries

Ingezonde

Het volgende is een reactie op het
interview met hoogleraar Dier en
Recht Dirk Boon in het Tijdschrift
voor Diergeneeskunde 3/2003. Zijn
streven het welzijn van dieren te
verbeteren juich ik toe, maar toch
maak ik graag enkele op- en aan-
merkingen.

1. In de aanhef en ook daarna staat duidelijk dat er met de
houding van \'de mens\' ten opzichte van andere levende we-
zens iets mis is. Gesuggereerd wordt zelfs dat een en ander
soorteigen is, waardoor \'het niet verwonderlijk is dat er
niets terecht komt van de omgang tussen mens en dier\'. Ik
neem aan dat hier bedoeld is de manier waarop mensen met
dieren omgaan. Desondanks blijft de heer Boon (tegen be-
ter weten in?) proberen het menselijk gedrag in dit opzicht
te verbeteren.

2. Speciale aandacht heeft hij voor het (vlees)consumptiege-
drag van mensen. Daarbij denkt hij iets te bereiken door in
te spelen op de menselijke \'gevoeligheid voor beloning\'.
Een lagere prijs (wie subsidieert dat?, wat zegt de NMa
daarvan?) zou inderdaad stimulerend werken. Verder wil
hij \'de mens\' aanspreken op zijn schaamtegevoel. Maar
deze mens heeft er dus al geen bezwaar tegen vlees te eten,
evenmin als de heer Boon zelf overigens. Om er dan vanuit
te gaan dat eters van \'varkensvlees van bedenkelijke her-
komst\' net als rokers in gezelschap \'voor schut\' staan ge-
tuigt volgens mij van onvoldoende inzicht in deze mens. De
gezondheid van mensen in gevaar brengen is niet te verge-
lijken met je (doorgaans in gezelschap van andere vleese-
ters) iets meer of iets minder te bekommeren over het leven
dat de betreffende varkens hebben gehad. Als de eters daar
al enig weet van zouden hebben.

3. Iets verderop in het artikel volgt, kennelijk met enige ver-
bazing, de vaststelling \'mensen zijn natuurlijk ook heel
dubbel bezig\'. Dit \'dubbele\' is volgens mij echter het ge-
volg van het onderscheid dat \'de mens\' maakt tussen gezel-
schapsdieren en productiedieren. De eerste hebben vooral
emotionele waarde, de laatste vooral economische. Als de
heer Boon dat onderscheid niet wil maken heeft hij nog een
probleem met de mens. Een stille tocht vooreen dode hond
trekt publiek, een BSE-koe of een kreupel varken niet.

4. Met de stelling dat dieren met een eigenaar gehouden die-
ren zijn ben ik het eens. Maar daar houdt het wat mij betreft
op. Dieren die komen en gaan zoals het hun uitkomt zijn
wilde = vrije dieren. Reeën \'op een overgebleven landton-
getje\' moetje dan ook met rust laten, die beesten kunnen
uitstekend zwemmen. Ophalen of doodschieten zijn niet
aan de orde. Over dubbel bezig zijn gesproken!

5. Boeren zijn ondernemers, die proberen een inkomen te
krijgen door producten aan te bieden waar andere mensen
voor willen betalen. Daarbij rekening houdend tnet de wet-
telijke beperkingen voor houderijsystemen en dergelijke.
Uiteindelijk is het echter de betaler die bepaalt wat er
wordt aangeboden. Als \'wij .... besluiten de batterijkooien
af te schaffen\' en even later \'keilen de goedkope legbatterij-
eieren ons toch weer om de oren\', weigeren \'wij\' dus ken-
nelijk te betalen voor wat \'wij\' vinden dat in Nederland ge-
produceerd mag worden en wordt door anderen aan \'onze\'
vraag voldaan. Daar helpen ook dier-ziektencrises niet te-
gen. Daarmee gaat alleen de productie in Nederland kapot,
dieren en bedrijven.

6. Tenslotte, \'welzijn van dieren\' is uiteraard alleen een item
in een samenleving waar de beschikbare hoevelheid voed-
sel geen probleem is. De oproep \'Ga dan luxe dieren hou-
den\' kan toch alleen serieus bedoeld zijn in de veronderstel-
ling dat er voldoende \'luxe\' klanten zijn om de onge-
twijfeld duurdere \'luxe\' producten te kopen.

Kortom, ik wens de heer Boon veel succes, maar als hij geen
kans ziet de vraag naar voedingsmiddelen van dierlijke oor-
sprong te beïnvloeden zaj van de productie hooguit de locatie
veranderen en eindigt ook zijn betoog bij \'het gepraat in de
ethische salon\'.

-ocr page 223-

Wetenschap en praktijk zijn
een continuüm

P.H.A. Poll

In twee afleveringen hebt u aangegeven dat het schort
aan publicaties van wetenschappelijke artikelen door
medewerkers van onze Faculteit der Diergeneeskunde.
Bij het lezen van uw commentaren, bekroop mij een on-
gemakkelijk gevoel. Ten eerste wordt er gesproken van
de \'Wetenschap\' als een activiteit, die onderscheiden
wordt van de \'Praktijk\'. En dat is merkwaardig; de
\'Praktijk\' wordt namelijk uitgeoefend door dierenart-
sen, die een wetenschappelijke opleiding hebben geno-
ten. Wetenschap en Praktijk zijn derhalve een conti-
nuüm. Zij dienen elkaar wederzijds te bevruchten, want
de diergeneeskundige wetenschap houdt zich, uitzon-
deringen daargelaten, niet met exotische zaken als de
snaartheorieën bezig. Deze richt zich toch veelal op
problemen in, laat ik maar generaliseren, de dierhoude-
rij. Omgekeerd kan de diergeneeskundige praktijk niet
stilstaan bij de kennis van vandaag, maar heeft deze be-
hoefte aan inzicht in nieuwe ontwikkelingen. Er is dus
geen cesuur, of laat ik het voorzichtiger zeggen, deze
zou er niet moeten zijn. Ten tweede is er een meer alge-
mene gedachte die overwogen moet worden. De
Facultaire gelden worden, nog steeds, voor het grootste
deel betrokken uit de algemene middelen. Deze wor-
den door alle burgers van Nederland bijeen gebracht,
onder andere dus door de dierenartsen in het veld. Is het
dan niet zo, dat de aanmerkelijke sommen waarmee sa-
larissen, apparatuur en arbeidsomstandigheden betaald
worden, de morele verplichting scheppen om op dit ter-
rein iets aan die maatschappij terug te geven? Zoals bij-
voorbeeld in de vorm van artikelen voor het katern
Wetenschap in het Tijdschrift voor Diergeneeskunde?
Of, kort en bondig: natuurlijk is internationale status
van belang, maar wij zijn er ook nog! En dat moet, in ie-
ders belang, vooral zo blijven.

Wildlife Health Summer School

Schiermonnikoog 15-19 juni 200J

Het Dutch Wildlife Health Centre
(DWHC) is opgericht onder de aus-
piciën van de Faculteit der Dierge-
neeskunde Utrecht, het Erasmus
MC (Medisch Centrum) en het mi-
nisterie van Landbouw, Natuurbe-
heer en Visserij. Het heeft als missie
het stimuleren van monitoring,
onderzoek en onderwijs op het ge-
bied van de gezondheid van wilde dieren, om respons op
vraagstukken op dit gebied te optimaliseren. De invalshoek
van deze vraagstukken kan zijn de gezondheid van de mens,
van gehouden dieren, van het milieu of van de wilde dier-
soort zelf.

Als één van de activiteiten, organiseert het DWHC, tezamen
met de Graduate School Animal Health (GSAH), een post-
graduate cursus van 15-19 juni 2003 op Schiermonnikoog.
Het doel is om inzicht te geven in actueel onderzoek op het
gebied van de gezondheid van wilde dieren. Hierbij wordt
ondere andere aandacht besteed aan het opzetten en de uit-
voering van projecten en de vertaling van resultaten naar na-
tuurbeheer.

De onderwerpen voor de summer school van 2003 zijn:

• risico-analyses van voor vee en wilde dieren besmettelijke
ziekten, bijvoorbeeld MKZ (hoofdspreker prof dr. Roy
Anderson);

• prionziekten en wilde dieren, met een nadruk op zoönoti-
sche risico\'s (hoofdspreker prof. dr. Beth Williams);

• monitoring van gezondheid van wilde dieren, met als
voorbeeld de zeehondenziekte epidemie (hoofdspreker
prof. dr. Ab Osterhaus).

De kosten per deelnemer zijn € 350,- bij een inschrijving
voor 31 maart 2003. Na 31 maart zijn de kosten per deelne-
mer €475,-.

Mocht u interesse hebben in deze summer school dan kunt u
zich vanaf I februari 2003 via het faxregistratieformulier op
de webpagina registreren (www.dwhc.nl). Voor nadere in-
lichtingen kunt u ons per e-mail (info@dwhc.nl), per tele-
foon (010) 4089254 of per fax (010) 4089485 bereiken.

Salmiak

R. Strikwerda

Ammoniumchloride, NH4CI (in deze e-mail lukt het me
niet helemaal, maar in een wetenschappelijk tijdschrift had
ik behalve in de illustratie ook in de tekst een correcte for-
mule verwacht!), chloretum ammonicum, sal ammonia-
cum, salmiak. Bestanddeel van \'zoute drop\' en vroeger - of
misschien nosteeds - kindersnoep (\'wit op zwart\'). \'Derge-
lijke middelen\' zou de dierenarts SCHRIFTELIJK bij de
apotheek moeten bestellen? Wie zich afvraagt wat voor
IDIOTEN zoiets kunnen bedenken, vindt in het TvD van
15 februari (rubriek Actua, p. 119) het antwoord. Het
Tuchtcollege. Elk artikel \'Veterinair tuchtrecht\' stemt mij
opnieuw gelukkig, aan het gekkenhuis dat kleine-huisdie-
renpraktijk heet, te zijn ontkomen.

-ocr page 224-

VMFs Praktijkdag Microbiologie inclusief
presentatie nieuw methodenboek

Het vakblad VMT (Voedingsmiddelentechnologie), een uit-
gave van Keesing Noordervliet, organiseert op donderdag 17
april 2003 een studiedag over microbiologische methoden in
de voedingsmiddelenindustrie in De Reehorst te Ede. Cen-
traal staan ervaringen met klassieke en snelle microbiologi-
sche analysemethoden. De dag begint met toekomstbe-
spiegelingen over de ontwikkelingen op het gebied van
microbiologisch onderzoek en over de Brusselse voorstellen
voor microbiologische normen. Deze beide lezingen vormen
daarmee een prima aanvulling op het boek \'Microbiologie
van voedingsmiddelen\'.

In afzonderlijke lezingen worden thema\'s behandeld als vei-
lig werken op het lab en vaststellen van meetonzekerheden.
Alle lezingen zullen op een zeer praktische manier worden
ingeleid door de dagvoorzitter en nieuwe hoogleraar levens-
middelenmicrobiologie aan de WUR, Marcel Zwietering.
Hij neemt aan het eind van deze dag het eerste exemplaar van
het boek in ontvangst.

Geïnteresseerden die zich voor 1 april inschrijven, ontvan-
gen een aantrekkelijke korting.

Boek: Microbiologie van voedingsmiddelen

\'s Middags zal het nieuwe boek \'Microbiologie van voe-
dingsmiddelen: Methoden, principes en criteria\' worden ge-
presenteerd. Dit boek is de opvolger van het gelijknamige
boek dat in 1999 en 2001 verscheen. Deze nieuwe uitgave is
geactualiseerd en sterk uitgebreid. Belangrijke aanpassingen
ten opzichte van de vorige edities zijn:

• aanpassingen aan nieuwe NEN- en ISO-normen (tot
2003);

• extra achtergrondinformatie, toelichtingen en voorbeel-
den;

• meer kleurenfoto\'s;

• nieuwe productgroepen: cacao, cacaoproducten en choco-
lade; frisdranken en vruchtensappen; water (onderver-
deeld in drink-, flessen-, proces- en zwemwater);

• uitbreiding van het onderwerp snelle detectiemethoden
met moleculaire technieken.

Het praktijkboek bevat een schat aan actuele informatie en
mag op geen enkel microbiologisch laboratorium ontbreken.

Deelnemers aan VMT\'s Praktijkdag Microbiologie ontvan-
gen het boek aan het einde van de dag. Niet-congresdeelne-
mers kunnen tot 1 april intekenen en betalen dan € 120,- in-
clusief BTW (abonnees/leden) of € 152,50 inclusief BTW
(niet abonnees/leden). Na 1 april zijn de prijzen respectieve-
lijk € 145,-en€ 185,-.

Voor meer informatie kunt u bellen met Keesing
Noordervliet, Liselore de Boer, (030) 6358503 of e-mailen:
l.d.boer@keesing.nl

Opfriscursus ^Mammatumoren, schijnzwangerschap
en oestrusinductie\' wegens succes geprolongeerd!

Mammatumoren komen in de praktijk veel voor. Nieuwe in-
zichten op chirurgisch en non-chirurgisch gebied hebben de
wereld van de mammatumoren echter op zijn kop gezet. Op
de cursusavond, die CEVA Santé Animale voor u heeft geor-
ganiseerd en gesponsord, kunt u vernemen wat deze nieuwe
inzichten zijn en wat deze kunnen betekenen voor uw prak-
tijk. De opfriscursussen in Breda, Deventer en De Meern
waren een enorm succes. Niet alleen qua aanmeldingen,
maar zeker ook qua waardering van de aanwezige dierenart-
sen. Daarom, en vanwege de vele verzoeken uit de praktijk
hebben we besloten nog enkele van deze avonden te organi-
seren! De eerste avond zal in maart in Leiderdorp plaatsvin-
den, eind mei en begin juni volgen nog twee presentaties, één
in Noord-Holland en één in Noord-Nederland (exacte plaats
en tijd volgen later). Deze avonden worden wederom aange-
meld voor VKO
nascholingspunten \\ Twee sprekers zullen ie-
der vanuit hun eigen discipline de nieuwste inzichten aan u
duidelijk maken.

We hebben de internadonaal befaamde en zeer druk bezette
professor J.P.L. Verstegen bereid gevonden om u te vertellen
over de inoderne beïnvloeding van mammatumoren, schijn-
zwangerschap en oestrusinductie. John Verstegen is Hoogle-
raar Reproductie van Gezelschapsdieren in Luik en presi-
dent van de \'European Veterinary Society for Small Animal
Reproduction\'. Zijn presentaties (in het Engels) zijn altijd
van buitengewoon hoog niveau, pakkend en wereldwijd zeer
geapprecieerd!

Dr. J. Kirpensteijn zal de nieuwste inzichten op chirurgisch
gebied aan u duidelijk maken. Zoals u ongetwijfeld weet is
Jolle Kirpensteijn Assistent Hoogleraar Chirurgie en Onco-
logie van Gezelschapsdieren aan de Universiteit Utrecht, en
tevens \'Diplomate of American and European college of
Veterinary Surgeons\'. Hij volgde zijn fellowship in chirurgi-
sche oncologie aan de Colorado State University Com-
parative Oncology Unit en promoveerde in 1999 op Osteo-
sacomen bij de hond. Zijn presentaties zijn steeds boeiend,
confronterend en praktijkgericht.

Het beloven wederom interessante avonden te worden, die u
niet mag missen!

Deze eerstvolgende opfriscursus zal gegeven worden op 25
maart
2003 om 19.30 uur in het AC Hotel Leiderdorp direct
bij afslag Leiderdorp aan de A4 tussen Den Haag en
Amsterdam. Om zeker te zijn van een plaats meldt u zich
vandaag nog aan. U kunt bellen (0174) 643930, faxen (0174)
643 924 of e-mailen: cevanl@ceva.com

-ocr page 225-

Als u zich inschrijft voor het jaarlijkse internationale
congres, de Voorjaarsdagen, krijgt u bij de bevestiging
bericht dat de stichting Voorjaarsdagen vanaf 1 januari
2003 belastingplichtig voor de omzetbelasting is gewor-
den. Tijdens de opmaak van folder en het preliminary
programma was over deze belastingplicht nog geen dui-
delijkheid. De in het drukwerk gevoerde prijzen zijn
daarom nog exclusief BTW.

De directe consequentie is dat onder andere de deelne-
mersbijdrage verhoogd wordt met 19% BTW. Voor de
meeste deelnemers zal dit niet kostenverhogend werken.

aangezien zij als ondernemer deze BTW weer kunnen
terugvragen. Echter voor deelnemers die zich op persoon-
lijke titel inschrijven en/of geen ondernemersstatus heb-
ben, zoals dierenartsen in loondienst en de assistenten,
leidt dit wel tot een hogere deelnemersbijdrage. Aan dit
probleem kan worden tegemoet gekomen door de dieren-
arts bij wie de dierenarts of assistent in dienst is de in-
schrijving en betaling voor het Congres te laten verzor-
gen.

Voor meer informatie kijk op de website:
www.Voorjaarsdagen.org

BTW en de Voorjaarsdagen

Voorjaarsdagen 2003: de kaarten worden geschud!

25, 26 en 27 april 200J in de RAI in Amsterdann

De Voorjaarsdagen biedt veterinair Nederland al 36
jaar naast goede nascholing tevens de gelegenheid om
onder prettige omstandigheden bij te praten met de in-
dustrie en collegae. Natuurlijk is en blijft nascholing
de belangrijkste doelstelling maar zonder tentoonstel-
ling... Dc veterinaire industrie is het congres tot grote
steun en slaagt er ieder jaar weer in om een fantastisch
sfeervolle tentoonstellingsvloer te creëren!

Vraagt u zich wel eens af waarom toch altijd die RAI in
Amsterdam? Waarom niet eens Maastricht, Groningen of
wellicht één van de Waddeneilanden? Het antwoord op
deze vraag is dat de Voorjaarsdagen zich door de jaren
heen zodanig geëvalueerd heeft dat alle zeilen bijgezet
moeten worden om alle activiteiten onder één dak te hou-
den, en de RAI in Amsterdam biedt die mogelijkheid. Het
congres van de Groep Geneeskunde van het Gezelschaps-
dier is gegroeid tot één van de grootste internationale con-
gressen op het gebied van de geneeskunde van de gezel-
schapsdieren binnen Europa en geniet wereldwijd een
goede reputatie.

Na de primeur in 2002 klinkt er ook dit jaar weer het no-
dige hoefgetrappel in de gangen van het congresgebouw.
Wegens succes geprolongeerd: het Equine-programma
waarbij de Voorjaarsdagen, in samenwerking met de
Groep Geneeskunde van het Paard, weer een paardenpro-
gramma zal presenteren. Het gegeven dat de geneeskunde
van het paard een discipline is die steeds vaker in combi-
natie met de geneeskunde van het gezelschapsdier wordt
uitgeoefend, was het de hoogste tijd dat de paarden een
plaats krijgen op dit jaarlijks terugkerend evenement.

Het Voorjaarsdagencongres heeft door de jaren heen een
geheel eigen identiteit ontwikkeld en staat onder andere
bekend om een hoogstaand wetenschappelijk programma
met een grote diversiteit aan onderwerpen die de revue
passeren. Naast het reguliere programma (te bezichtigen
op www.Voorjaarsdagen.org) zijn er een aantal \'specials\'
waar de organisatie graag de aandacht op zou willen vesti-
gen. Zo zijn er de Tid Bits waarin de genodigde sprekers
worden uitgenodigd om in een korte sessie van vijftien
minuten recent onderzoek of een onderwerp wat de spre-
ker na aan het hart ligt te presenteren. Tevens is er een
\'Free communications\' programma waarin wetenschap-
pers het laatste nieuws kunnen presenteren middels een
(korte) lezing. Ook de Waltham Residents and Research
Award brengt innoverend onderzoek van veelal jonge
onderzoekers onder de aandacht. Deze programma-
onderdelen zijn het stuk voor stuk meer dan waard om met
uw bezoek vereerd te worden.

Zoals gezegd de kaarten worden geschud en het belooft
weer een interessant potje te worden!

Voor meer informatie, inschrijvingen en proceeding zie: www.Voorjaarsdagen.org
Hopelijk tot ziens op 25,26 en 27 april 2003 in de RAI in Amsterdam!!

-ocr page 226-

Door de toenemende wet- en regelgeving, onder andere
op het gebied van certificering en erkenningen, ont-
komt de ondernemende dierenarts er niet meer aan om
een visie op de toekomst te ontwikkelen. Dit kan de hou-
der van kleine praktijken voor het strategische di-
lemma plaatsen: blijf ik solistisch praktiseren of kies ik
voor samenwerking in een maatschap? Beide beslissin-
gen hebben op termijn gevolgen voor de praktijk en de
praktijkhouder. In de cursus \'Toekomstplanning kleine
dierenartsenpraktijk\' krijgen dierenartsen werkzaam
in kleine (gemengde) praktijken concrete handvatten
voor het maken van een goed doortimmerd plan voor de
toekomst.

In de cursus l<omen de volgende onderwerpen aan bod:

• ga ik fuseren of door als solist?;

• in kaart brengen van mijn in- en externe omgeving;

• certificering en erkenningen;

• ben ik als persoon geschikt voor samenwerking in een
maatschap?;

• wat moet ik daarvoor kennen, kunnen en doen?;

• wat zijn de financiële gevolgen?

De cursus wordt gegeven door deskundigen die veel erva-
ring hebben met het adviseren en begeleiden van dierenart-
sen. Deelnemers maken tijdens de cursus hun eigen onder-
nemingsplan en hebben de mogelijkheid ervaringen uit te
wisselen met collegae. Het programma laat ruimte voor
ontspanning en de locatie biedt volop recreatiemogelijkhe-
den.

Datum en plaats: 12-14 juni 2003, Delden

Duur: zes dagdelen in drie dagen

Aantal deelnemers: minimaal tien, maximaal vijftien

Kosten: € 595,- (inclusief twee diners en

twee overnachtingen)

Accreditatie: VKO in aanvraag

Voor meer informatie en/of aanmelding: VVAA seminars,
telefoon (030) 24743 28, fax (030) 247 46 47,
e-mail congres@vvaa.nl ofwww.vvaa.nl

Workshop Marketing voor dierenartsen

Marketing betekent: op verantwoorde wijze klanten
voorzien van producten en diensten die zij (graag) wil-
len kopen. Hoe goed kent u uw klanten? Vraagt u ze wel
eens wat ze van u en uw praktijk vinden? En hoe is het
met u als ondernemer gesteld: bent u tevreden of kunt u
wel een positieve, nieuwe impuls voor uw praktijk ge-
bruiken? De VVAA nodigt gezelschapsdierenpractici en
landbouwhuisdierenpractici uit om tijdens de work-
shop \'Marketing\' te ontdekken dat commercieel prakti-
seren vele voordelen biedt. U leert wat de concrete kan-
sen en mogelijkheden zijn van marketing in uw
praktijk. Bijvoorbeeld hoe u uw klanten beter tevreden
kunt stellen of hoe u meer inkomen kunt genereren of
hetzelfde inkomen in minder tijd.

Tijdens deze workshop worden algemene marketingprinci-
pes aan de praktijk getoetst, waarbij de individuele ver-
wachtingen van de deelnemers centraal staan.
Aspecten die aan de orde komen zijn:

• wat zijn de knelpunten in mijn praktijk?;

• wat is marketing?;

• SWOT-analyse van mijzelf als ondernemer en van mijn
praktijk;

• peilen van klantbehoefte: vragen, onderzoek;

• productbeschrijving: wat verkoop ik eigenlijk?;

• dienstverlening als product;

• aan de slag met de \'4 P\'s\': productdifferentiatie, prijs, po-
sitionering en promotie.

Na deelname bent u in staat om een realistisch marketing-
plan voor uw praktijk te maken. U kunt direct aan de slag
met nieuwe ideeën van collegae, de trainers en uzelf De
workshop is interactief van aard. De ervaringen van de
deelnemers staan centraal. Theorie wordt afgewisseld met
voorbeelden uit de praktijk en er is volop ruimte voor vra-
gen en discussie.

Datum en plaats: 22 mei 2003, Rotterdam;
18 september 2003, Utrecht
Duur: één dag

Aantal deelnemers: minimaal tien, maximaal vijftien
Kosten: €225,-
Accreditatie: VKO 10punten

Voor meer informatie en/of aanmelding: VVAA seminars,
telefoon (030) 24743 28. fax (030) 24746 47,
e-mail congres@vvaa.nl of www.vvaa.nl

-ocr page 227-

De trend van steeds grotere samenwerkingsverbanden is
gezet, ook in de veterinaire praktijk. Dergelijke schaal-
vergroting maakt de praktijkorganisatie complexer, wat
een flink beroep doet op het (uithoudings)vermogen en
de professionele vaardigheden van de leidinggevende
dierenarts of manager. De cursus \'Leiding geven in/aan
de dierenartsenpraktijk\' heeft tot doel om leidinggeven-
den van grootschalige dierenartspraktijken meer inzicht
te bieden in hun kwaliteiten en beperkingen als mana-
gers.

In de cursus wordt onder meer aandacht besteed aan:

• (stijlen van) leiding geven;

• motiveren;

• conflicthantering;

• teamrollen;

• taakdelegatie;

• vergader- en discussietechniek;

• besluitvormingsprocessen;

• ontwikkelen van strategische acties.

De cursus wordt gegeven door deskundigen die veel er-
varing hebben met het adviseren en begeleiden van die-
renartsen. De nadruk ligt op zelfwerkzaamheid; er is veel
ruimte voor eigen inbreng, discussie, rollenspellen en de
nodige ontspanning. Ook is er gelegenheid voor het uit-
wisselen van ervaringen met collegae. De locatie biedt
volop recreatiemogelijkheden.

Datum en plaats: 14-16 mei 2003, Delden

Duur: zes dagdelen in drie dagen

Aantal deelnemers: minimaal tien, maximaal vijftien

Kosten: € 595,- (inclusief twee diners en

twee overnachtingen)

Accreditatie: VKO in aanvraag

Voor meer informatie en/of aanmelding: VVAA seminars,
telefoon (030) 247 43 28, fax (030) 247 46 47,
e-mail congres(^vvaa.nl of www.vvaa.nl

Cursus Leidinggeven in/aan de dierenartsenpraktijk

Stichting Symposium Feline Geneeskunde
organiseert vierde Feline symposium

Wegens het grote succes
van voorgaande jaren,
organiseert de Stichting
Symposium Feline Ge-
neeskunde (SSFG) op 17
mei 2003 voor de vierde
maal haar jaarlijkse
symposium ter bevorde-
ring van de kattengenees-
kunde. Een zestal gere-
nommeerde sprekers uit binnen- en buitenland zal
een zestal lezingen verzorgen met de volgende onder-
werpen:

• Prof. dr. A. Rijnberk (NL) \'Endocriene ziekten bij oude
katten: hypercortisolisme en hyperaldosteronisme\'

• Dr. R. van Noort (NL) \'Behandeling van de anorectische
kat\'

• Dr. J.W.S. Bradshaw (UK) \'The ethology of the cat: do-
mestication and natural behavior\'

• Dr. J.C. Murrell (USA/NL) \'New ideas for peri-opera-
tive pain managment in the cat\'

• Prof. R.E.W. Halliwell (UK) \'Allergic skin diseases in
the cat\'

• Drs. A.M. van Dongen (NL) \'Nierfalen bij de kat: als je
niet verder zoekt, krijg je altijd gelijk\'

Verdere informatie over de exacte dagindeling en de aan
het symposium verbonden kosten, kunt u vinden in het
aprilnummer van het Tijdschrift voor Diergeneeskunde.

U kunt ook contact opnemen met de SSFG:
Stichting Symposium Feline Geneeskunde,
Yalelaan 1,
3584 CL Utrecht,

e-mail: felinesymposium(ghotmail.com.

-ocr page 228-

Evert A. van Daalen
(1926-2002)

memoriam

Onze vriend en collega werd geboren op 10 aprd 1926 in Pekalongan, Indonesië. Evert was daar een gelukkig kind. Hij
voerde voor zijn zusjes toneelvoorstellingen op en was altijd op zoek naar hagedissen en eitjes. Vermoedelijk ligt in
Indonesië de kiem van zijn belangstelling voor de natuur Het gezin vestigde zich in Utrecht waar Evert in januari 1946
zijn studie diergeneeskunde begon en lid werd van USR. Het devies van deze studentenvereniging was destijds \'student zijn
is meer dan studeren \'en Evert sloot zich daarbij aan. Met zijn brede belangstelling op cultureel terrein genoot hij volop.
Maar ook het sociëteitsleven had zijn belangstelling en bestuurlijk heeft hij USR onder meer als rector senatus gediend.

Na zijn afstuderen werkte Evert in de praktijk te Mantgum. In Friesland ontmoette hij de vrouw van zijn leven, It
Greydanus, die werkzaam was bij de Gezondheidsdienst voor Dieren. Als jonggehuwden vertrokken zij naar Ethiopië,
waar Evert in dienst was van de FAO. Hij constateerde daar dat het werk van de men.sen in het veld doodliep in de bureau-
cratie en keerde in 1959 terug naar de Nederlandse praktijk. Na weer een jaar als medewerker in Mantgum te hebben ge-
werkt, vestigde Evert zich in 1961 in Almelo. In het inmiddels met vier kinderen uitgebreide gezin ontpopte Evert zich als
een echte familieman. Omdat hij onvoldoende tijd aan de kinderen kon besteden, zocht hij een werkkring met meer regel-
matige werktijden.

Evert begon zijn carrière bij Duphar in november 1964, waar hij in de loop der jaren onder meer samenwerkte met ondergete-
kenden. Kort na zijn overstap completeerden Evert en It hun gezin met een vijfde kind. Tot zijn pensionering in 1986 heeft Evert
bij Duphar in diverse functies gewerkt. In de internationale marketingafdeling verleende hij technische ondersteuning. In de be-
ginjaren met name in het Nabije Oosten. Bij de ontwikkeling van nieuwe producten werd hij ook betrokken hij het praktijkonder-
zoek. Dit bevorderde een soepele overgang naar een commerciële introductie. In het kader van internationale contacten werden
verschillende congressen bezocht. Als levensgenieter genoot Evert ook van zijn buitenland.se reizen en contacten. Bij lunches en
diners was hij als goed causeur een gewaardeerd disgenoot. Van 1980 tot aan zijn pensionering was Evert uitsluitend werkzaam
ten behoeve van de veterinaire afdeling van de Nederlandse organisatie van Duphar Deze organisatie was bela.st met de verkoop
en voorlichting van de producten in Nederland. Gedurende deze periode kreeg Evert in de kortst mogelijke tijd de reputatie van
\'breed inzetbaar\'. Dat wil zeggen dat hij als \'veterinair generalist \'kon worden belast met een breed scala aan werkzaamheden
op zijn vakgebied. Hij schreef de teksten voor de introductie van de in die periode regelmatig verschijnende nieuwe producten en
gaf ondersteuning en begeleiding aan de medewerkers van de buitendienst die waren bela.st met de voorlichting aan prac tici. Met
veel geduld en tact wist Evert veterinair Nederland voor zijn bedrijf- en en passant voor zichzelf- te winnen. Hij toonde zich cre-
atief in het oplossen van problemen die samenhangen met het inzetten van diergeneesmiddelen. Onvergetelijk zijn de \'long-
wormavonden \'voor de cliënten van zijn praktiserende collegae. Gewapend met filmprojector en toebehoren legde Evert hart en
ziel in het uitdragen van de zegeningen die het gebruik van longwormvaccin bij kalveren te bieden heeft. Daarmee heeft hij er in
gmte mate toe bijgedragen dat dit unieke product - dat vijftig jaar geleden is ontwikkeld - nog steeds niet weg te denken is bij de
preventieve aanpak van luchtwegaandoeningen van runderen in Nederland. Evert had een lutstekende schrijfstijl en was vele ja-
ren een gewaardeerd lid van de redactiecommissie van het Diergeneeskundig Memoixindum. Daarenboven kon hij door zijn
charmante, tactvolle en innemende optreden mensen in zijn werkomgeving en daarbuiten, heel gemakkelijk henaderen en over-
tuigen. Mede daardoor had hij ook bij het personeel een zodanige vertrouwenspositie verwor\\>en, dat hij menig zakelijk en/of
persoonlijk probleem kon helpen oplossen zonder inschakeling van Directie of Personeelszaken.

Niet onvermeld mag blijven dat de KNMvD samen met het Veterinair Historisch Genootschap op initiatief van Evert van
Daalen het \'Oral History Project 1925-1950 \'is gestart. Het moet leiden tot een boekwerkje waarin getuigenissen worden
gepubliceerd van geïnterviewde collegae die in dat tijdperk hebben gepraktiseerd.

Na zijn pensionering hebben Evert en It nog vele jaren samen kunnen genieten van het wonen in Laren (NH). Evert be-
steedde veel tijd in zijn zelf aangelegde tuin, één van zijn grote hobby \'s. Daarnaast kon hij zijn belangstelling en kennis op
de gebieden van natuur en cultuur verder doorgeven aan zijn kinderen en kleinkinderen. Vele jaren bezocht hij frequent
opera-uitvoeringen met zijn zoons en dochters.

Eind 2001 werd bij Evert een darmtumor ontdekt, waarna hij vele maanden in het AMC heeft doorgebracht. De daarop
volgende maanden is hij thuis geweest, onder de hoede en toegewijde zorgzaamheid van It. Op 22 november 2002 is hij
plotseling overleden in aanwezigheid van zijn gezinsleden.

Wij gedenken in Evert een goede vriend, een waardevol en erudiet mens en een warme persoonlijkheid.

Jan Eldermans, Paul Knijff en Hans fVilson

-ocr page 229-

Albert Smit

Op 3 december 2002 overleed Albert Smit op de leeftijd van 67 jaar. Een markant collega ging van ons heen.

Albert werd geboren in Dwingeloo. Zijn moeder overleed zes weken na zijn geboorte, waarna het gezin van vader, twee
zussen en fu\'ee broers verhuisde naar Annen. Na de MULO in Zuidlaren en de HBS-B in Assen moest Albert in militaire
dienst.

In 1958 besloot Albert diergeneeskunde te gaan studeren en toog naar Utrecht, samen met zijn jeugdliefde Jannie Rabs.
Albert werd lid van Unitas en genoot intens van het studentenleven.

Gedurende de studie heeft Albert veel werk verricht tijdens de \'spuitweken \': studentenassistentie in de praktijk bij de
massabestrijding, omdat studentenhulp meer dan welkom was in de praktijk bij het mkz-enten, tbc-onderzoek, hloedtap-
pen voor Brucellose en pullorumonderzoek. Het mooiste was echter: \'s avonds mee op praktijk. Wat genoot hij daarvan!
Achteraf bezien is het eigenlijk onvoorstelbaar zoveel werk er toen werd verricht om de volksgezondheid te bevorderen!
In 1964 trouwden ze in Eext en in maart 1966 studeerde A Ibert af.

De eerste assistentie was in Olteterp bij collega Welling. Daar werd ook hun dochtertje Jantine geboren, maar wat een ver-
driet toen kleine Jantine niet gezond bleek en na zes maanden overleed.

In hetjaar dat Albert en Jannie in Dalfsen gingen werken, als opvolger van collega Sjoerd de Haan, bij Bernard Koeslag en
Jan Willem Lesschen werd dochter Margriet geboren. Met vereende krachten werd de driemanspraktijk uitgebreid tot een
bloeiende zesmansmaatschap.

In Dalfsen zag ook dochter Mettina het levenslicht. Beide dochters waren de grote trots van hun vader. Hij stond hen al-
tijd met raad en daad terzijde.

Albert dacht veel na over de toekomst, zowel van het maatschappelijk gebeuren als van de praktijkvoering. Hij voor-
spelde met bijzonder vooruitziende blik al de schaalvergroting en specialisatie toen anderen daar nog niet over peins-
den! DAP Salland was zijn grote droomwens. Ondanks zijn ernstige ziekte bleef hij gepassioneerd praten over de toe-
komst van de diergeneeskunde en van de praktijk in het bijzonder

Albert .stond open voor iedereen, gaf veel van zijn tijd aan de .sociale contacten met de veehoudergezinnen, waardoor
het eten thuis nog wel eens koud werd!

Hij stond open voor elke vernieuwing, volgde onder andere drie jaar achtereen in de weekenden een acupunctuurcur-
sus, maar wilde ook veel van zijn ervaring doorgeven via het verzorgen van ettelijke verloskunde- en klauwverzorgings-
cursussen. Bedrijfsbegeleiding was zijn lust en zijn leven. Albert was erg geliefd, mede door zijn opgewekte karakter,
zijn typische humor en zijn aanstekelijke lach. Goudeerlijk en vastbesloten loste hij zonder aanzien des persoons vele
conflicten optus.sen boeren: \'koopkwesties\'werden altijd gewonnen. Desnoods sleepte hij een veevoederbedrijf voor de
rechter, maar hij (en dus de boer) won!

Soms was hij wel eens minder makkelijk voor een enkeling in zijn omgeving, want als hij overtuigd was van zijn gelijk
duldde hij nauwelijks compromis en stak dat dan niet onder stoelen of banken.
Op 3! juli 1998 nam hij afscheid van de praktijk.

Er was opeens tijd voor andere dingen, zoals fietsen met kleindochter Sanne. Hij ging op een speciale, uitdagende ma-
nier met zijn Sanne om, wilde haar altijd uit haar tent lokken. Gelukkig heeft hij ook zijn tweede kleindochter in septem-
ber nog als boreling in zijn armen kunnen houden.

Naast de meer verborgen sociale betrokkenheid bij zijn medemens tijdens de uitoefening van zijn beroep, was Albert
vele jaren betrokken bij de Operettevereniging Belcanto, want zingen was zijn lust en zijn leven. Hij vervulde daar ook
het secretariaat. Tevens zat hij jarenlang in de Adviescommissie Landbouwonderwijs Groene Welle te Zwolle en ook de
VVD-schaduwfractie kon immer op zijn gewaardeerde adviezen rekenen. Via de organisatie \'Welzijn Ouderen \'hielp hij
hulpbehoevende bejaarden door het aanbrengen van praktische hulpmiddelen in hun huis.

Albert had nog vele plannen, maar helaas heeft hij niet lang van zijn pensioen mogen genieten, want tweeënhalf jaar na
zijn pensionering volgde een acute aorta aneurysma-operatie en in januari 2002 openbaarde zich een fatale nieuwvor-
ming in de hersenen. Er volgde een enorm zware tijd, die Albert, Jannie en de kinderen in grote saamhorigheid hebben
doorleefd. Met zijn oersterke karakter bleef hij tot dicht voor het einde vechten voor beterschap, hij wilde niet opgeven.
Pas op het allerlaatst kwam de berusting.

\'Fijn dat je er bent \'zijn de laatste woorden, die ik hem hoorde zeggen. Wat is het jammer dat we niet meer met elkaar
kunnen praten. Hij was een goede vriend.

De grote belangstelling bij condoleance en crematie is een bewijs dat Albert veel betekend heeft voor en erg geliefd was
bij zeer velen. Moge dat voor Jannie en de kinderen tot troost zijn.

Laurens Reudink

memoriam

-ocr page 230-

Studiemiddag voor asieldierenartsen

J. van Herten

In het verleden heeft de KNMvD
samen met de Dierenbescherming
zogenaamde studiemiddagen voor
asieldierenartsen georganiseerd.
Tijdens deze middagen werden
een aantal diergeneeskundige
onderwerpen door middel van een
korte lezing behandeld. Daarna
was er volop ruimte voor discussie
en het uitwisselen van ervaringen. De studiemiddagen
waren succesvol en werden druk bezocht (60-70 dieren-
artsen). De laatste jaren zijn ze niet meer georganiseerd,
maar nog steeds ontvangen zowel de KNMvD als de
Dierenbescherming signalen dat er bij asieldierenartsen
wel een behoefte bestaat aan dit soort studiemiddagen.

Maatschappi

nieuw

Vandaar dat de KNMvD en de Dierenbescherming dit initia-
tief weer opgepakt hebben. In oktober van dit jaar zal er dan
ook weer een studiemiddag voor asieldierenartsen gehouden
worden. Op dit moment zijn we bezig met het inventariseren
van geschikte onderwerpen die op deze middag aan bod kun-
nen komen. De bedoeling is om drie onderwerpen te behan-
delen die, voor dierenartsen die in asielen werkzaam zijn,
interessant zijn. Het gaat dan om in principe veterinair techni-
sche zaken. We hebben gemeend hier ook de asieldierenart-
sen zelfbij te moeten betrekken en het verzoek is dan ook of u
uw suggesties en ideeën voor deze studiemiddag wilt sturen
naar het bureau van de KNMvD. Graag binnen twee weken en
naar het volgende e-mailadres: j .lindhout@knmvd.nl

Drs. Joost van Herten is stafmedewert<er gezelschapsdieren/paard bij de KNMvD.

Corrie de Gooijer h per i februari 2003 op het KNMvD-secretariaat begonnen als secretaresse Sociaal-economische en
Juridische Zaken.

Wie

Mijn naam is Corrie de Gooijer. Na mijn schooltijd in
Utrecht en Maarssen te hebben doorgebracht, woon ik nu
in De Meern.

Studie

Na de mavo en havo ben ik aan het werk gegaan. In de
avonduren heb ik diverse cursussen en opleidingen ge-
volgd. Onder andere \'bedrijfscorrespondentie Nederlands\'
bij Schoevers (nog op het Wilhelminapark) maar ook op
het gebied van PR, marketing en facilitymanagement heb
ik het nodige bestudeerd.

Vorige werkgever

Nadat ik van school kwam, ben ik bij Struktongroep in
Maarssen aan de gang gegaan. Na elf jaar had ik het be-
drijf wel gezien en ben ik hoofd bedrijfssecretariaat ge-
worden bij Cavo Latuco op de Lage Weide In Utrecht.
Dit is een aan- en verkoopcoöperatie voor de land- en
tuinbouw. Daar heb ik een geweldige tijd gehad en een
grote affiniteit met de veehouderij, land- en tuinbouw
gekregen. Mijn functie groeide in de jaren, net als het be-
drijf Veel werk, veel verantwoording, leuke collega\'s,
wat wil je nog meer.

Werken bij de KNMvD

Na ruim tien jaar besloot Cavo
Latuco een fusie aan te gaan
met ACM in Meppel. Het kan-
toor van de nieuwe organisatie
(Agrifirm) kwam in Meppel. Dit was voor mij een paar ki-
lometer te ver, dus ben ik gaan solliciteren. Na een goed
jaar in de drogisterijbranche ging het weer kriebelen toen
ik de advertentie van de KNMvD zag. Weer iets wat affi-
niteit heeft met de veehouderij.

Corrie en haar vrije tijd

Mijn grootste hobby is mijn paard en daar gaat dan ook de
meeste vrije tijd in zitten. In de dressuur heb ik hem tot en
met de Z gereden, waarna we op het hoogtepunt zijn ge-
stopt met de wedstrijdsport. Ter compensatie van het wed-
strijdrijden, jureer ik nu geregeld een wedstrijd.

Als de vrije dagen en het budget het toelaten, ga ik ook
graag op reis. Ik ben net terug uit Costa Rica en Panama.
De volgende vakantie gaat waarschijnlijk naar zuidelijk
Afrika, maar dat duurt nog wel even. Tussendoor zal er nog
wel een korte vakantie wat dichterbij huis gehouden wor-
den.

Secretaresse Sociaal-economische i-i

-ocr page 231-

Al jaar en dag wordt het
Jaarcongres van de KNMvD geor-
ganiseerd door de Afdelingen van
de KNMvD. Met de bestuurlijke
verandering, die in 2002 zijn be-
slag kreeg, zijn veel afdelingen
omgevormd tot regio\'s. Voor het
Jaarcongres houdt dit concreet in
dat voor het laatst de organisatie
in handen is van een Afdeling en wel van de Afdeling
Overijssel. Het congres zal plaatsvinden op 2,3 en 4 okto-
ber in Boekelo.

Hoe de organisatie van het Jaarcongres er na 2003 uit zal gaan
zien, is nog niet helemaal duidelijk. Wellicht dat de regio\'s
hierin een rol gaan spelen. Feit is dat de laatste Jaar-
congrescommissie bestaat uit drie man (Marcel Holtkamp,
penningmeester, Henk Roze en Hendrik Tolsma) en twee
vrouw (Anoek Schipper en Marieke Veldman, de laatste neemt
zitting in de commissie namens de KNMvD), aangevoerd door
voorzitter Hans van Embden. Zij doen hun uiterste best om er
dit jaar weer een fantastisch congres van te maken.

Maatschappi

nieuw

Aan de locatie zal het in ieder geval niet liggen. De Sportdag
op donderdag 2 oktober wordt gehouden op en rond het ter-
rein van het Apart Hotel in Delden. Onze sportieve collega\'s
zullen daar de krachten met elkaar kunnen meten.

Op vrijdag 3 oktober wordt vervolgens het congres gehou-
den in het Belevingshotel in Bad Boekelo. In het hotel wor-
den op allerlei wijzen de zintuigen op scherp gezet door
geur, kleur, smaak en sfeer. Alleen al de locatie zal zeker
voor een vruchtbaar congres zorgen. Op zaterdag 4 oktober
wordt op dezelfde locatie ook de jaariijkse Algemene
Vergadering gehouden.

Zet u deze data alvast in uw agenda zodat u dit spraakma-
kende congres met een leuk en interessant thema niet zult
missen. Meer over het jaarcongres en het thema vindt u
binnenkort in het Tijdschrift voor Diergeneeskunde.

Organisatie Jaarcongres 2003 voor het laatst in handen van Afdeling

jaarvergadering Werkgroep
Geneeskunde Vleeskalveren

E. van der Velden

Op woensdagmiddag 19 maart 2003 vindt de jaarvergade-
ring van de Werkgroep Geneeskunde Vleeskalveren plaats
in motel \'De Cantharel\', Van Golsteinlaan 20 te Ugchelen
(Apeldoorn). De vergadering begint om 15.00 uur. Op de
agenda staat onder andere de modelovereenkomst kalver-
houder-dierenarts als vervolg op het concept begeleiding
blankvleeskalveren. Na afloop van de voordracht wordt
door de firma Pharmacia Animal Health een aperitief en
dinerbuffetje aangeboden.

Laatste vergadering
Afdeling Overijssel

De laatste vergadering van de Afdeling Overijssel werd op
dinsdagavond 18 februari 2003 gehouden in Hellendoorn.
Voorzitter Bulle Koster bood alle aanwezigen een vogel-
nestje aan met daarop een plaatje met inscriptie. Deze ver-
gadering is echter niet het laatst wat we van Afdeling
Overijssel zullen vernemen; deze Afdeling zal namelijk
nog één keer vlammen tijdens het Jaarcongres op 2, 3 en 4
oktober te Boekelo.

Aanmelden uiterlijk drie dagen van tevoren per fax
(013-4676976) of per e-mail (thewi@worldonline.nl).

Eric van der Velden is secretaris van de Werkgroep
Geneeskunde Vleeskalveren, adres: Plevierdonk 22, 5467
CT Veghel, e-mail: eric.vandervelden(@wxs.nl, telefoon
(0413) 364456, fax (0413) 368108.

-ocr page 232-

Integriteit in het geding

T. de Ruijter

Enige weken geleden werden wij geconfronteerd met een
zaak die, op zijn zachtst gezegd, onze beroepsgroep geen
goed doet. Ik doel hier op een tv-reportage in het consumen-
tenprogramma Tros Radar waarin klip en klaar te zien was
dat (sommige) dierenartsen een loopje met de regels nemen.

In dit specifieke geval zou het gaan om een door een dieren-
arts onjuist ingevulde gezondheidsverklaring bij een pup van
een hondenhandelaar, terwijl bij nader onderzoek door een
collega bleek dat het dier verre van gezond was. Aan de basis
van deze tegenstrijdige bevindingen lag een onjuist gebruik,
of beter gezegd misbruik, van het Vaccinatieboekje van de
KNMvD, tegenwoordig het Dierenpaspoort geheten.

Vertrouwen

De regels voor correct gebruik van het Dierenpaspoort zijn
duidelijk: de dierenarts doet eerst een grondig algemeen kli-
nisch onderzoek en geeft daarna de benodigde vaccinatie.
Vervolgens worden de bevindingen van het onderzoek en de
vaccinatie in het paspoort vastgelegd en afgetekend. Hierbij
is het zeer belangrijk dat de pup ook geïdentificeerd is, want
alleen dan is er een goede koppeling tussen de gegevens in
het paspoort en het dier. Dus ook de gegevens van fokker en
het signalement horen zo volledig mogelijk ingevuld te zijn.
De consument die een pup aanschaft, moet er vanzelfspre-
kend op kunnen vertrouwen dat de verklaring naar waarheid
is opgesteld.

Imago

De reportage in Tros Radar signaleert min of meer het ver-
moeden dat pups, hoewel niet daadwerkelijk onderzocht, als
gezond worden verkocht met een door een dierenarts afgege-
ven en ingevuld Dierenpaspoort. In feite gaat het hier om
valsheid in geschrifte. Het hoeft geen betoog dat deze prak-
tijken, hoe weinig ze misschien ook voorkomen, bepaald
niet bijdragen aan een positief imago van de dierenarts. Als
dat ook nog eens met de verborgen camera in een veelbeke-
ken consumentenprogramma wordt getoond, dan moge dui-
delijk zijn dat de kijker de geloofwaardigheid en de betrouw-
baarheid van dierenartsen in twijfel trekt.

Ik kan niet genoeg benadrukken dat integriteit van levensbe-
lang is voor onze beroepsgroep. Of het nu om gezelschapsdie-
ren, landbouwhuisdieren of paarden gaat, het diergeneeskun-
dig handelen moet boven elke twijfel verheven zijn. Ik roep u
dan ook op om in de eerste plaats volgens de regelgeving te
werk te gaan en in de tweede plaats melding te maken bij het
Bestuur van niet correct werkende collegae dierenartsen.

Ton de Ruijter is voorzitter van de KNMvD.

Het onjuiste gebruik van het Dierenpaspoort is de KNMvD
een doorn in het oog. Op dit moment wordt er gewerkt aan
een aanscherping van het beleid rond de Dierenpaspoorten.
Op korte termijn hoort u hier meer van.

Voor het lidmaatschap van de Koninkliike
Nederlandse Maatschappij voor Dier-
geneeskunde hebben de volgende collegae
zich aangemeld:

Addink, B.S.; 1991; 7971 CT Havelte;
Raadhuislaan 4.

Cleton, M.C.; 2002; 3572 BP Utrecht;
Biltstraat 170A.

Dijkstra, Mevr. M.A.; 2002; 5973 PE Lottum;
Hombergerweg 15 A.

Fuchs, Mevr. W.H.H.M.; 2002; 6121 LT

Born; Bornermarkt 2 B.

Heuvel. M.M. van den; 2002; 3525 GE Utrecht; Harnaslaan 7.
Hoogervorst, Mevr. E; 2002; 7471 AX Goor; De Braak 9.
Klaveren, Mevr N.J.; 2002; 1424 PE De Kwakel; Hoofdweg 149.
Koning, Mevr M. de; 2002; 3572 BP Utrecht; Biltstraat 170 A.
Kuiler, Mevr. W.1.; 2002; 3994 XL Houten; Zadelmakersgilde 6.
Lesberghe, Mevr. A.I. van; Gent 2002; 8020 Hertsberghe; Proosdij straat
123.

Lohuis,T.H.G.;2001; 1474 JD Oosthuizen; Kruiswoud 14.
Lub, Mevr M.; 2002; 6711 GE Ede; Zweerslaan 8.
Schie, M.J.J. van; 2002; 8161 SC Epe; Esschertsweg 4.
Vonk-Overmeer, Mevr M.H.; 2002; 8102 HJ Raalte; Heesweg34.
Vulperhorst, Mevr. A.J.; 2002; 7812 MN Emmen; Orvelterbrink 83.

Als lid van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde
heeft het Hoofdbestuur aangenomen:

Haas, Mevr. C. de; 2002; 8106 AM Marienheem; De Jongstraat 14 A.
Huetink, Mevr. R.E.C.; 2002; 5126 DA Gilze; Molenstraat 35.
Nan, D.C.; 2002; 1688 CJ Nibbixwoud; Dorpsstraat 100.
Oudwater, N.J.; 7873 BW Odoorn; Exioerweg 13.

Personal!

Peters, Mevr. A.J.; 2002; 4041 CT Kesteren; Broekdijk 19.
Pleumeekers, J.W.C.M.M.; 1984; 7261 l.B Ruurio; Beumcrstceg 2.
Rooij, E.M.A. van; 1988; 8225 GD Lelystad; Kamp 14-23.
Scheers, R.J.T; Gent 2002; 7031 GC Wehl; Kemnadeweg 15.
Voermans, Mevr M.; 2002; 3521 XG Utrecht; Beukstraat 26.
Wientjes, E.A.M.; 1998; 9301 XX Roden; Markie7.enhof21.

Overlijdensberichten:

Op 7 februari 2003, Joh. Kraai te Bilthoven.

Mutaties:

Blokdijk, Mevr. J.C.M.; 1993; 2635 DB Den Hoorn; Kapellaan 39;
medew. bij H.J. van Kamp en H.W. Wagenaar; tel. prakt.: 010-5920696; fax
prakt.: 010-5922499.

Braam, A.E.; 1986; 1777 JR Hippolytushoef; Koningsweg 85; tel.
privé: 0227-593017; Hoofd afd. Landbouw Dir. Noord Min-LNV
Groningen; tel. bur.; 050-5992365; fax bun: 050-5992399; E-mail bur.:
a.e.braam@lnvn.agro.nl.

Braskamp, G.C.; 1999; 7545 TA Enschede; Goormaatweg 10; tel.
privé: 053-4361831; E-mail privé: ka.en.co@keyaccess.nl; medew. bij
Biomedical Primate Research Centre; tel. bur.: 015-2842534; E-mail bur.:
braskamp@bprc.nl.

Broker, Mevr. A.J.M.; 1995; 7021 JX Zelhem; Broekstraat 11 A; tel.
privé: 0314-632825; E-mail privé: broker.a@worldonline.nl; medew. bij
Groenhorst College; tel. bur.: 0342-455500; fax bur.: 0342^55590; E-mail
bur: a.j.m.broker@groenhorstcollege.nl.

Elten, J. van; 2002; 3512 VH Utrecht; Lange Lauwerstraat 167; tel.
privé: 030-2801518; E-mail privé: jarno-vanelten@hotmail.com; medew.
bij PJ.B. Kortman; tel. prakt.: 0172-650400; fax prakt.: 0172-650015; E-
mail prakt.: info@dapgroenehart.nl.

Gaaien, Mevr. L.E. van; 1997; 3582 AP Utrecht; Looierstraat 13; tel.

-ocr page 233-

privé: 030-2254010; E-mail privé: lindavangaalen@zonnet.nl; wet. medew.
bij TNO-voeding Zeist; tel. bur.: 030-6944709; fax bur.: 030-6944927; E-
mail bur.: vangaalen@voeding.tno.nl.

Haas, Mevr. C. de; 2002; 8106 AM Marienheem; De Jongstraat 14 tel.
privé: 0572-353602; E-mail privé; coradehaas@hotmail.com; medew. bij
EJ. van Egmond, L.H. Karstanje, P.H.M. Putker, H.R Quist, M. Verhoef, H.
Verhoeven en J.W. Zuurhout; tel. prakt.: 0572-353334; fax prakt.: 0572-
355140. (toev. als lid)

Hendriks, Mevr. S.; 1997; 7833 KC Nieuw Amsterdam;
Dommerskanaal ZZ 107; tel. privé: 0591-552071; E-mail privé: sl.hen-
driks@planet.nl; Gezelsch.dieren; tel. prakt.: 0591-551595; fax prakt.:
0591-551494; E-mail prakt.: s 1 .hendriks@planet.nl.

Huetink, Mevr. R.E.C.; 2002; 5126 DA Gilze; Molenstraat 35; tel.
privé: 0161-456174; E-mail privé: carolinehuetink@hotmail.com; medew.
bij A.C.L.M. Aarts, J.RC. Caron, RM.M. Dirven, RM.C.W. Plasscbaert en
E. Vettorato; tel. prakt.: 0161-451350; fax prakt.: 0161-456400; E-mail
prakt.: vcleyal@globe.nl. (toev. als lid)

Joosten-van Gasteren, Mevr. E.M.; 1999; 2907 RK Capelle a/d Ijssel;
Vuurdans 96; tel. privé: 010-4426490; tel. privé mobiel: 06-23385595; E-
mail privé: gejoosten@cs.com.

Joosten, Mevr. M.E.A.; 2002; 3511 RW Utrecht; Nieuwkade 211; tel.
privé: 030-2334088; E-mail privé: martejoosten@yahoo.com; p., medew.
bij EH. Hornstra; tel. prakt.: 026-4421892.

Knijff, PC.; 1974; 1215 AA Hilversum; Taludweg 17; tel. privé: 035-
6245752; fax privé: 035-6245752; E-mail privé: p.c.knijfr(gchello.nl;
Adviseur/mcdiator/netwerkdierenarts, Dir. Kliniconsult; tel. bur.: 035-
6245752; Website: www.kliniconsult.nl.

Langhorst-Mak, Mevr. B.J.A.; 1997; 3068 RP Rotterdam; Fluitekruid
61; tel. privé; 010-2869491; tel. privé mobiel: 06-47978998; fax privé: 010-
2869493; E-mail privé: bernadine.langhorst@euronet.nl; medew. bij D.A.R
Rotterdam; tel. prakt.: 010-4206666; fax prakt.: 010-4216575.

Nan, D.C.; 2002; 1688 CJ Nibbixwoud; Dorpsstraat 100; tel. privé:
0229-572546; E-mail privé: dennisnan@hotmail.com. (toev. als lid)

Oudwater, N.J.; 2002; 7873 BW Odoorn; Exloerweg 13; tel. privé mo-
biel: 06-47316055; medew. bij H.J.E. de Boer, R.K. de Boer, G.J. Bouwhuis,
H.J. Haverkate, A.R. van Ittersum, F.W. Oostra, H.B.A. Scholten en J. van
der Zee; tel. prakt.: 0591-513151; fax prakt.: 0591-512889; E-mail prakt.:
info@oost-drenthe.nl. (toev. als lid)

Peters, Mevr. A.J.; 2002; 4041 CT Kesteren; 4041 CT; Broekdijk 19;
tel. privé: 0488-482147; E-mail privé: ppeters@hetnet.nl. (toev. als lid)

Plcumeekers,J.W.C.M.M.; 1984; 7261 LB Ruurio; beumersteeg 2; tel.
privé: 0573-461628; E-mail privé: j.pleumeekers@ppda.nl; medew. bij
M.A.M. Boereboom en P.J.M. Wijnen; tel. prakt.: 0573-451168; E-mail
prakt.: m.boercboom@ppda.nl. (toev. als lid)

Rooij, E.M.A. van; 1988; 8225 GD Lelystad; Kamp 14-23; wet.
Medew. bij CIDC-Lelystad; tel. bur.: 0320-238238; E-mail bur.: e.m.a.
vanrooij@did.wag-or.nl. (toev. als lid)

Scheers, R.J.T; Gent 2002; 7031 GC Wehl; Kemnadeweg 15; tel.
privé: 0314-681823; E-mail privé: royscheer@hotmail.com; medew. bij J.J.
van Wijk cn H,. Willems; tel. prakt.: 024-6412208. (toev als lid)

*Schuite-Overmeer, Mevr. G.E.; 2003; 8162 PB Epe; Soerelseweg 28;
tel. privé: 0578-688688; E-mail privé: gerlindeovermeer@hotmail.com.

Speelman, Mevr. G.fL; 2002; 8431 EH Oosterwolde; Sncllingerdijk
11; tel. privé: 0516-522695; E-mail privé: gertyspeelman@hotmail.com;
medew. bij H.Jorritsma, J.W.E. Peters, P. Siderius, Mevr. M.J. van de Weerd
en L.J. Westerlaan; tel. prakt.: 0516-512742; fax prakt.: 0516-513295;
E-mail prakt.: dacoostw@hetnet.nl.

Voermans, Mevr. M.; 2002; 3521 XG Utrecht; Beukstraat 26; tel. privé
mobiel: 06-19180346; E-mail privé: margreetvocrmans@hotmail.com;
Specialist in opleiding Gezondh. Zorg paard UU, FD. (toev. als lid)

♦Wal-Geijtenbeek, Mevr. E van der; 2003; 3524 BN Utrecht;
Fivelingo 237; tel. privé: 030-2896641; E-mail privé: p.vanderwal@
hetnet.nl; medew. bij A. Fennema; tel. prakt.: 0186-612066; fax prakt.:
0186-612258; E-mail prakt.: dapstroo@xs4all.nl.

Wientjes, E.A.M.; 1998; 9301 XX Roden; Markiezenhof 21; tel.
privé: 050-5020227; E-mail privé: postbus@dierenkliniek.demon.nl; ge-
ass. met D.C.M. Hopmans; tel. prakt.: 050-5015500; fax prakt.: 050-
5015505. (toev als lid)

Zweeden, RH.E. van; 1983; 5443 NS Haps; Klaasstokseweg 7 A; tel.
privé: 0485-330066; E-mail privé: pzweeden@planet.nl; geass. met
Zweeden-Uges, Mevr. M.E.C.C.; tel. prakt.: 0485-312800; fax prakt.: 0485-
322020; E-mail prakt.: info@dierenkliniek.overhage.nl.

*Zweeden-Uges, Mevr. M.E.C.C.; 1984; 5443 NS Haps;
Klaasstokseweg 7 A; tel. privé: 0485-330066; E-mail prakt.:
pzweeden@planet.nl; tel. prakt.: 0485-312800; fax prakt.: 0485-322020; E-
maol prakt.: info@dierenkliniek.overhage.nl.

Jubilea maart 2003

I maart, Dr. A.L. van Zuijlen te Enschede, 40 jaar, afwezig
I maart. G.H.G. Lindenhovius te Rolde. 50 jaar, afwezig
1 maart. P.R. de Vries te Odoorn, 35 jaar, aanwezig

1 maart. H. de Vrijer te Hellevoetsluis, 25 jaar, afwezig

2 maart. F.M.J. van Roessel te Eindhoven, 25 jaar afwezig
2 maart. B.J.H.M. Slaats te Someren. 25 jaar, afwezig

2 maart, A. Baas te Deventer, 25 jaar, afwezig
2 maart, Dr. L.J.E. Rutgers te Utrecht, 25 jaar, afwezig
2 maart, J.J.J.M. Settels te Valkenswaard, 25 jaar, afwezig
2 maart, C.J. Kroeze te Emmen, 25 jaar. aanwezig

2 maart. M. Bossers te Vroomshoop, 25 jaar, aanwezig

3 maart, H.J.P Geurts te Meterik, 25 jaar. aanwezig

3 maart, C.J. Vermeulen te \'s-Gravenhage, 55 jaar, afwezig

3 maart, F.RC.M. Knols te Uden, 30 jaar, afwezig

15 maart, J. Bootsma te De Blesse (F), 40 jaar, aanwezig

15 maart. H.H. Poppinga te Wommels, 35 jaar, afwezig

21 maart, J. Abma te Vriezenveen, 40 jaar, afwezig

21 maart, A.J. Derks te Overloon, 40 jaar, afwezig

21 maart Th.G.J.H. Hendrickx te Echt, 40 jaar, afwezig

21 maart, M.M.F.H. van Kuijk te Someren, 40 jaar afwezig

21 maart, F. X.M.M. Cremers te Voorschoten, 40 jaar, aanwezig

23 maart. H.A. Hagen te Kampen, 30 jaar, afwezig

23 maart, G. Huijser van Reenen te Midwoud, 30 jaar, aanwezig

23 maart, H. Reitsma te Amersfoort, 30 jaar, aanwezig

23 maart. Mevr. Drs. J.E. Zaaijer-Smit te Delden, 30 jaar, aanwezig

23 maart, J.G. Bruggert te Oldenzaal, 30 jaar, afwezig

23 maart, D. van de Meij te Grave, 30 jaar, afwezig

23 maart, P Dijkstra te Surhuizum, 30 jaar, afwezig

23 maart. L.PH.M. Vos te \'s Hertogenbosch, 30 jaar, afwezig

23 maart, H.J. Buurma te Hoogezand, 30jaar, afwezig

Feline practice opportunity in upstate NY.
3 vet, 3 licensed tech. practice, academic setting near
Cornell, ultrasound by board cert, radiologist, visas,
license and airfare included with salary.
Recent Utrecht associate available for reference.
Contact KN Blackmore DVM, MRCVS, via
kitkatclinton(g)aol.com.

Ter overname aangeboden:

gezelschapsdierenpraktijk

Zie voor uitgebreide omschrijving:
wvw.petport.nl/voorblad.html
tel.: 070-3204533

-ocr page 234-

SOLUDOX 50%

®

Uniek, Helder, Praktisch

i

Wachtfïji^:
Varken: vlees: 5 dagen

Niet-eierleggende kip: vlees: 5 dagen, bij maximaal 10 mg/kg
lichaamsgewicht, gedurende maximaal 4 dagen, vlees: 12 dagen,
bij maximaal 20 mg/kg lichaamsgewicht, gedurende maximaal
4 dagen.

Diergeneesmiddel REG NL 9612 - UDA Samenstelling: 1 g bevat: doxycyclinehyclaat 500 mg. Indicatie: Varken: Atrofische rhinitis, Bronchopneumonie,
Pleuropneumonle.
Niet-eierleggende l<ip: Pasteurellosis, respiratoire infecties. Dosering: Varken: Per dag 2 g Soludox 50% per 100 kg lichaamsgewicht
gedurende 3 - 4 dagen.
Niet-eierleggende kip: Pasteurellosis: Per dag 2 g Soludox 50% per 100 kg lichaamsgewicht gedurende 3 - 4 dagen / ORT:
Per dag 4 g Soludox 50% per 100 kg lichaamsgewicht gedurende 3 - 4 dagen.

Voor nadere informatie raadpleeg Eurovet Nederland BV, Handelsweg 25, 5531 AE Bladel, Tel 0497 38 86 88

2 doseringen, 2 wachttijden voor pluimvee
korte wachttijd varken
uitstekende oplosbaarheid
eenvoudig in gebruik en veilig

SOLUDOX 50%

-ocr page 235-

Dierenhospitaal Visdonk Is een dierenartsenpraktijk waar momenteel dertien dierenartsen sterk diersoortspeciflek, zowel eerste- als tweede-
lijns, werkzaam zijn. Vanuit onze uitstekend geoutilleerde kliniek streven we meteen enthousiast team naar een optimale kwaliteit en zorg in
de diergeneeskunde.

Wij zoeken op korte termijn een fulltime

Dierenarts Gezelschapsdieren m/v

Wij vragen een collega die:

• relevante werkervaring heeft;

• ervaren is in chirurgie en orthopedie bij het gezelschapsdier;

• een uitdrukkelijke bijdrage wil leveren aan nieuwe ontwikkelingen in de gezelschapsdierenpraktijk;

• bereid is volledig te participeren in de diersoortspecifleke avond-, nacht- en weekenddiensten;

• bereid is in de directe omgeving van Roosendaal te gaan wonen.

Teamgeest, flexibiliteit en leiderschap zijn eigenschappen die u niet vreemd zijn.

Wij bieden uitstekende ontplooiing- en toekomstmogelijkheden, waaronder de mogelijkheid tot associatie.

Inlichtingen en schriftelijke sollicitaties met uitgebreide CV, kunt u binnen tien dagen richten aan Dierenhospitaal Visdonk,
ter attentie van mevrouw G. Broos-van Staaij, Visdonkseweg 2a, 4707 RE Roosendaal, telefoon 0165 583750.

Op korte termijn gezocht:

een enthousiaste parttime
dierenarts m/v

in een eenmanspraktijk (80% paarden, 20% gezelschapsdie-
ren). Erw^ordt een afwisselende baan geboden met groeimo-
gelijkheden.

Reacties en inlichtingen: H. SchifFelers, Groeneweg i, 6456
AW Bingelrade (L), telefoon 046-442 i8n.

Sluitingsdata

voor kopij

Aflevering:

Deadline-)

15-04-2003

maandag

24-03-2003

01-05-2003

donderdag

10-04-2003

15-05-2003

maandag

28-04-2003

01-06-2003

maandag

12-05-2003

il

) Voor lo.oo uur \'s morgens.

Nieuwe maatstaven in de

ALLERGIE DIAGNOSTIEK

Fcr-re/eptortest

VOOR HON JEN EN K^J^IN

Fce-receptor-test

De Fce-receptor-test bereikt doorzijn
nieuwe werkwijze een hogere sensiti-
viteit en specificiteit De verschillende
allergenen kunnen in één keer af opge-
deeld in indoor en outdoor allergenen
getest worden.

Monoklonale antistoffen

Tegelijkertijd wordt de allergie test met
monoklonale antistoffen voor tiond en kat
nog steeds als een goedkoper alternatief
aangeboden. Hierbij vindt eerst groepsge-
wijs een test plaats waarna eventueel een
verdere uitwerking gedaan kan worden.

Nn lAIOIATIIIUH >011 IIElEN«*rlEi

i^Mëdlab" I

Institut für klinische Prüfung
Ludwigsburg GmbH
Diergeneeskundig Laboratorium
Postfach 1110 - 0-71611 Ludwigsburg

Door dierenartsen geleide afdelingen, buitendiensten
door dierenartsen verzorgd, koerierdiensten beschikbaar
in een groot deel van het land en faire prijzen zijn maar
een klein deel van het service aanbod dat U bij ons kunt
verwachten...

Voor meer informatie kunt U contact...

... opnemen met Drs, Henriette Jansma \' Regio Manager Nederland
Tel. 036 -537 51 33 ■ Fax 036- 537 62 45 -www.vetmedlabor.de\' hjansma@planet.nl

-ocr page 236-

NEUTERED

"gen aoorbraak in de

Het eerste dieetprogramma ter preventie
van de meest voorkomende gezondheidsrisico\'s bij

GESTERILISEERDE POEZEN EN GECASTREERDE KATERS

Z

Overgewicht - Suikerziekte - Blaasstenen of blaasgruis
Problemen als gevolg van haarballen
Chronische nierinsufficiëntie - Mond- en gebitsaandoeningen

I I I I

È

l\'3Ï 19;

ftOY4L CkNIN

ri»

Royal Canin Nederland BV - Postbus 63 - 5460 AB Veghel

Telefoon (0413)318400 - E-mail: info@royalcanin.nl - Internet: www.royalcanin.nl

-ocr page 237-

Voor de derde keer in betrekkelijk korte tijd is het raak: dierhoudend Nederland wordt opnieuw geconfron-
teerd met een zeer besmettelijke infectieziekte! Een catastrofe met een vervoers- en exportverbod, grote fi-
nanciële schade en emotionele problemen voor de direct betrokkenen. Heeft dit alles nu mogelijk te maken
met het hereiken van de grenzen van dierlijke productie?

De gezelschap.sdierensector blijft dergelijke calamiteiten bespaard, hoewel de.stijds de salinomycine-intoxi-
catie hij katten wel voor de nodige consternatie heeft gezorgd. Gezelschapsdieren worden (gelukkig) niet in
zo groten getale en op een zo beperkt oppervlak gehouden als landbouwhuisdieren. Toch kunnen ook hier,
vooral bij concentratie van dieren (kennels, catteries, asiels), voor de eigenaren grote problemen ontstaan,
zoals toentertijd bij de introductie van hel parvovirus in de hondenpopulatie. Misschien een onderwerp voor
één van de studiemiddagen voor asieldierenartsen die binnenkort weer georganiseerd gaan worden?
Nieuw in de huidige situatie is het potentiële gevaar voor de volksgezondheid. Ook het houden van
gezelschapsdieren is niet geheel van risico \'s ontbloot, men denke bijvoorbeeld aan Salmonella- of Bartonel-
la henselae-infecties. Naast de \'echte \'gezelschapsdieren kunnen volksgezondheidsaspecten ook een rol spe-
len op andere plaatsen, waarhij een meer of minder intensiefcontact tussen mens en dier mogelijk is zoals op
kinder- en zorgboerderijen, en wat zijn zoal de risico \'s van een tuberculose-infectie bij dierentuindieren ? in
het artikel aangaande risicofactoren voor insleep van ziekten en ziekteverwekkers op varkensbedrijven
wordt opgemerkt dat het een utopie blijft om te vewnderstellen dat absolute wering van ziekteverwekkers
mogelijk is. De auteurs konden denk ik niet bevroeden dat deze uitspraak op een zo wrange wijze onder-
schreven zou worden hij het verschijnen van hun artikel.

Een utopie is per definitie een onbereikbaar doel. Een kwaliteitssysteem zal hier dan ook geen uitkomst
bieden. Bij een dietgeneeskundig kwaliteitssysteem gaat het uiteraard om de uitkomst (diagnose en thera-
pie). Het is weinig zinvol om alle aandacht daarop te richten onder voorbijgaan aan de twee andere pijlers
van een dergelijk systeem: structuren en proces.sen. De ISO-certificering geeft hiervoor een kader Men
wordt gedwongen het geheel van werkzaamheden kritisch en structureel te beschouwen in het licht van de te
bereiken doel.slelling(-en). Eén hiervan kan overigens wel zijn het minimaliseren van het risico op ziekte-
insleep. De kernvraag is: doen wij in het licht van onze doelstelling(-en) de goede dingen en zo ja, doen we ze
wel op de juiste mattier? Dit is eigenlijk de essentie van het leveren van kwaliteit. In navolging van een vari-
ant op de uitspraak van een beroemde ex-voetballer: " Elk voordeel heb z \'n nadeel", brengt een kwaliteit.s-
systeem onherroepelijk papieren rompslomp met zich mee. Het geloven in iemands mooie blauwe ogen ligt
inmiddels ver achter ons (zo het al ooit gegolden heeft). Kwaliteit moet duidelijk aantoonbaar, te bewijzen
zijn. Dat is alleen mogelijk door het sttvclureel vastleggen van allerlei gegevens. Een dergelijke inzichte-
lijkheid kan zelfs tot marktvoordeel leiden, zoals hij de IK B-regeling, en kan bijdragen om in allerlei situaties
tijdig in te grijpen. Situaties zoals ge.schetst in de bijdrage van mevrouw Boissevain kunnen op deze manier
tot het verleden gaan behoren. Het niet bewij.sbaar zijn van zaken kan tot felle di.scussies aanleiding geven,
zoals we die kennen tussen voor- en tegenstanders van homeopathie. Uit het inteiview met Matthijs Schilder
blijkt overigens dat ook wetenschappelijke instellingen wel eens (noodgedwongenj een therapie toepa.s.sen
waarvan het effect niet wetenschappelijk bewezen is.

Aantoonbaarheid leidt tot transparantie, een tegenwoordig niet meer weg te denken maatschappelijke ver-
eiste. Waar onvoldoende transparantie in een parlementaire democratie allemaal toe kan leiden hebben we
recentelijk weer mogen ervaren.

I

Uit
de

hoofdredactie

Jan Vos

Diergenees

-ocr page 238-

Project \'Schone varkensstromen\'2

Tijdschr Diergeneeskd 2003; 128; 208 -15

Risicofactoren voor insleep van varkensziekten/-ziekteverwekkers
op varkensbedrijven in Nederland: een literatuuroverzicht

J.M.Smits^\'^en J.W. M. Merks\'

Inleiding

Overzichtsartikel

Samenvatting

In het kader van het project \'Schone varkenstromen\' is er
een uitgebreide literatuurstudie verricht betreffende risi-
cofactoren voor insleep van pathogene micro-organismen
op varkensbedrijven in Nederland. Aan de hand van deze
literatuurstudie en in nauw overleg met de deskundigen
uit de begeleidingsgroep van het project \'Schone varkens-
stromen\' zijn een aantal voor de Nederlandse varkens-
houderij relevante risicofactoren bepaald. De invloed van
deze risicofactoren op de insleep van de belangrijkste var-
kensziektenZ-ziekteverwekkers op een bedrijf voor de
Nederlandse varkenshouderij werd gekwantificeerd voor
drie verschillende niveaus van preventieve maatregelen.
Er blijken met de thans reeds toegepaste voorzorgsmaatre-
gelen zeer veel risicofactoren voor ziekte-insleep aanzien-
lijk te worden verkleind of zelfs verwaarloosbaar te wor-
den. Bij de meeste ziekten inclusief de aangifteplichtige
ziekten wordt aanvoer van dieren beschouwd als meest risi-
covol voor ziekte-insleep. Dit risico is echter op een aantal
manieren sterk te verminderen. Daarnaast zijn de aërogene
overdracht en insleep via knaag- en huisdieren de factoren
die de meeste aandacht behoeven. Via gerichte handelingen
en maatregelen kunnen een aantal van de specifieke risico-
factoren deels of zelfs geheel w eggenomen worden.

Summary

Risk factors of contamination of pig farms in the Nether-
lands with pig diseases and agents thereof: a review on
literature

Par! of the project \'Clean pigs \'an extensive study of literature was made of
the risk factors related to the introduction of pathogenic micro-organisms in
pigf\'arms in the Netherlands. On the basis of this study of literature and in
close cooperation with the experts of the .steering group of the profect
\'Clean pigs\' a number of risk factors relevant for the Dutch pig farming
were estimated. The impact of these risk factors on the introduction of the
most important pig diseasesZ-agents in Dutch pig farming was quantified
for three different levels of preventive measures.

It is shown that many risks can he reduced or even he neglected by the bio-
security measures already applied on pig farms. For most diseases, inclu-
ding list A and B diseases of the OIE list, introduction of new animals is
regarded as the main risk factor, but this risk can be reduced in several
ways. Besides this, aerogenic transmission and introduction by rodents and
pet animals need the most attention. Through specific actions and measures
several important risk factors can he diminished or even eliminated.

I IPG. Institute for Pig Genetics B. V.. Postbus 43. 6640 AA Beuningen.
\' Correspondentie: Drs. ir J.M. Smits. TOPICS. Postbus 86. 5268 ZH Helvoirt.
E-mail: Han.Smits@TOPIGS.com

Terwille van een gezonde en rendabele varkenshouderij is er
door de Nederlandse varkensfokkerij-organisaties het initia-
tief genomen voor het project \'Schone varkensstromen\', om
daarmede tevens in te spelen op de veranderende vragen
vanuit de markt (5, 39). Met het project werd beoogd de
gezondheid van de Nederlandse varkensstapel te optimali-
seren door het vergelijken en evalueren van methodes van
dierverplaatsing en bedrijfssystemen in de varkensproduc-
tieketen en met name die van fokvarkens. Dit alles uiteraard
met behoud van de goede genetische eigenschappen van het
varken.

Het project is opgedeeld in drie fasen:

I. Inventarisatie. In deze fase is er een uitgebreid onderzoek
gedaan naar het belang van de verschillende varkens-
ziekten binnen de Nederlandse varkenshouderij.
Daarnaast heeft er een inventarisatie plaatsgevonden van
de bedrijfssystemen die er op de wereld toegepast wor-
den en zijn hun mogelijkheden bekeken ten aanzien van
de verbetering van de varkensgezondheid. Als laatste is
er in deze fase een inventarisatie uitgevoerd naar de risi-
cofactoren voor insleep van pathogene micro-organis-
men op varkensbedrijven.

II. Evaluatie van ingebrachte structuurvarianten. De in fase
1 vergaarde informatie is in fase II gecombineerd en en-
kele van de voor de Nederlandse varkenshouderij situatie
beste alternatieve bedrijfssystemen zijn geselecteerd.

III. Toetsing, implementatie en evaluatie. Van de lijst van al-
ternatieven uit fase II is de meest perspectiefrijke uitge-
kozen en deze is in 2000 en 2001 getoetst.

Het project werd uitgevoerd door IPG (Institute for Pig
Genetics B.V.) in opdracht van de varkensfokkerij-organisaties
TOPIGS en Dumeco Breeding. De financiering kwam van het
DiB (Diergezondheid in Beweging; ministerie van Landbouw
Natuurbeheer en Visserij (LNV); Productschappen Vee, Vlees
en Eieren (PVE) en de fokkerij-organisaties.
Een groep van deskundigen begeleidde het project \'Schone
varkensstromen\'. Deze groep bestond uit prof dr. in E.W.
Brascamp (Leerstoelgroep Fokkerij en Genetica WU), dr ir. K.
Frankena (Leerstoelgroep Dierhouderij WU), prof dn J.H.M.
Verheijden (Hoofdafdeling Gezondheidszorg Landbouwhuis-
dieren Faculteit der Diergeneeskunde (FdD), dn P.C.Vesseur
(halverwege project van het Proefstation voor de Varkens-
houderij (PV) naar PVE overgegaan), dn L.Vellenga (halver-
wege project van PVE naar Productschap voor Diervoeder
(PVD) overgegaan), drs. J.RH. Oskam (Dumeco Breeding),
drs. G.J. van Groenland (TOPIGS), dn in E. Knol (IPG) en dn
in J.W.M. Merks (IPG).

-ocr page 239-

Het onder i. genoemde onderzoek naar het belang van de ver-
schillende varkensziekten in Nederland en toepassing van de
verschillende bedrijfssystemen binnen de varkenshouderij in
de wereld en welke bedrijfssystemen voor de Nederlandse
omstandigheden speciaal van belang zijn, werd reeds be-
schreven in het Tijdschrift voor Diergeneeskunde (65,66).
Thans volgt het resultaat van een literatuurstudie betreffende
risicofactoren voor insleep van pathogene micro-organis-
men op varkensbedrijven in Nederland. Deze literatuurstu-
die had tot doel de huidige kennis van de epizoötiologie voor
wat betreft de risicofactoren voor insleep van varkensziek-
ten/-ziekteverwekkers overzichtelijk op een rijtje te zetten
teneinde voor belanghebbenden de te verrichten handelin-
gen en de te nemen maatregelen binnen de varkenshouderij
beter te kunnen funderen. Zowel de varkenshouder als de
dierenarts kunnen deze kennis benutten om te zien wat er
moet worden gedaan om pathogenen te weren van het be-
drijf Daarnaast kan met de verzamelde kennis de thans toe-
gepaste maatregelen en bestaande regelgeving op dit gebied
worden getoetst op doelmatigheid. Tevens zal dan duidelijk
worden welke kennis hieromtrent nog ontbreekt.

Tabel i. Overzicht van de bestudeerde literatuur betreffende de diverse val<ensziekten/-ziekteverwekkers, relevant voor de Nederlandse varkenshouderij en gegroepeerd in categorieën.

Ziekte/ziekteverwekker

Literatuurvermelding

Categorie 1. (C 1): dierziekten/-ziekteverwekkers met een

landelijk georganiseerde bestrijding (voorheen veewetziekten):

Mond- en Klauwzeer (MKZ)

8,35,36,37,43,46,58,77

Klassieke Varkenspest (KVP)

4,26, 35,36,37,40,41,43,46,58, 70,71, 77

Afrikaanse Varkenspest (AVP)

36,43,77

Trichinella spiralis

43,58,77

Brucella suis

43,77

Talfan (Teschen)

43,77

Blaasjesziekte (Swine Vesicular Disease, SVD)

36,43,58, 77

Pseudorabies (ziekte van Aujeszky)

5,8, 12, 17,20,43,44,68,77,82

Hondsdolheid (rabies)

43,77

Miltvuur ^Bacillus anthracis)

43,77

Tuberculose {Mycohaclerium tuberculosis)

43,58,77

Categorie 2. (C 2):

de varkensziekten/\'ziekteverwekkers met zeer grote schade

voor de varkenshouderij:

Oedeemziekte cn speendiarree (E. coli)

28,42,43,58, 77

Streptococcus suis

1,2,29, 30, 33,43,55,58,77, 80

Salmonella

5, 10,42,43,44,49, 51, 52,58,61, 77, 82, 85

Progressieve Atrofische Rhinitis (PAR;

22,31,43,58,77,82

Pasteurella muUocida DNT )

Influenza

34,43,60, 74,77,78

Abortus blauw (Porcine Reproductive and

6, 8,9, 11, 14, 15,43,50, 56, 60, 74,77,78,

Respiratory Syndrome, PRRS)

79,81

Categorie 3. (C 3):

de varkensziekten/\'ziekteverwekkers met aanzienlijke schade

voor de varkenshouderij:

Geboortediarree (E. coli)

13,23,42,43,57,58,72,77, 84, 86

Porcine Intestinal Adenomatosis (PIA, Lawsonia intracellularis)

42,43,77

dysenterie (Brachyspira [SerpuHna)

18,42,43,44, 58, 77,82

hyodysenteriae)

16,21,22,27,32,38,43,45,59,73,74,77,

Eenzijdige longontsteking (App, ActinobaciUus

78, 79, 83

pleuropneumoniae)

7, 8,9, 19,21,27,43,47,54, 67, 73, 74, 75,

Enzoötische pneumonie (Mycoplasma

77,78

hyopneumoniae)

Materiaal en methoden

Voor het verzamelen van de huidige kennis betreffende de ri-
sicofactoren van insleep van de diverse varkensziektever-
wekkers op een bedrijf is er een uitgebreide literatuurstudie
verricht (64); niet alleen inzake de risicofactoren zelf, maar
ook inzake een mogelijke kwantificering van deze factoren.
Aan de hand van deze literatuurstudie en in nauw overleg met
de deskundigen uit de begeleidingsgroep van het project
\'Schone varkensstromen\' zijn een aantal, voor de Nederland-
se varkenshouderij relevante, risicofactoren bepaald. De in-
vloed van deze risicofactoren op de insleep van de diverse
varkensziektenZ-ziekteverwekkers op een bedrijf werd ge-
kwantificeerd, rekening houdend met het niveau van de op de
varkensbedrijven toegepaste voorzorgsmaatregelen.
De vaststelling en kwantificering van de risicofactoren werd

-ocr page 240-

verricht voor de belangrijl<ste Nederlandse varkensziekten/-
ziekteverwekkers die waren geselecteerd uit het onderzoek
naar de belangen van varkensziekten in Nederland (62, 65).
Het betreft de volgende ziekten/ziekteverwekkers gegroe-
peerd in drie categorieën, te weten;

Categorie 1. (C 1): dierziektenZ-ziekteverwekkers met een lan-
delijk georganiseerde bestrijding (voorheen veewetziekten);
Mond- en Klauwzeer (MKZ), Klassieke Varkenspest (KVP),
Afrikaanse Varkenspest (AVP),
Trichinella spiralis. Brucella
suis.
Talfan (Teschen), blaasjesziekte (Swine Vesicular
Disease, SVD), pseudorabiës (ziekte van Aujeszky), hondsdol-
heid (rabiës), miltvuur
(Bacillus anthracis) en tuberculose
(Mycobacterium tuberculosis).

Categorie 2. (C 2): de varkensziektenZ-ziekteverwekkers
met zeer grote schade voor de varkenshouderij:
Oedeemziekte en speendiarree
(Escherichia coli), Strepto-
coccus suis, Salmonella,
Progressieve Atrofische Rhinitis
(PAR;
Pasteurella multocida DNT ), influenza en abortus
blauw (Porcine Reproductive and Respiratory Syndrome
(PRRS)).

Categorie 3. (C 3): de varkensziektenZ-ziekteverwekkers
met aanzienlijke schade voor de varkenshouderij:
Geboortediarree
(E. coli), Porcine Intestinal Adenomatosis
(PIA,
Lawsonia intracellularis), dysenterie (Brachyspira (Ser-
pulina) hyodysenteriae),
eenzijdige longontsteking (App,
Actinobacillus pleuropneumoniae) en enzoötische pneumonie
{Mycoplasma hyopneumoniae).

Resultaten

Een overzicht van de bestudeerde literatuur betreffende de
diverse varkensziektenZ-ziekteverwekkers die relevant zijn
voor de Nederlandse varkenshouderij zijn in de betreffende
categorie per ziekteZziekteverwekker weergegeven in tabel 1.
Voor de bepaling van de relevante risicofactoren is uitgegaan
van de risicofactoren vermeld in \'Pig Disease\' van D.J. Taylor
(77). De volgende risicofactoren voor insleep van een
ziekteZziekteverwekker op een bedrijf werden van belang ge-
acht en werd de navolgende indeling gehanteerd:
Hoofdgroepen risicofactoren:

- aanvoer dieren

- aërogeen

- ongedierte en huisdieren

- bezoekers

- mest

- vrachtwagen

- sperma

- materiaal en instrumenten

- swillenvoer.

De kwantificering van de invloed van de diverse risicofacto-
ren op de insleep is uitgedrukt in de cijfers 1, 2 en 3, die de
rangorde weergeven. Cijfer 1 betekent het hoogste risico, cij-
fer 2 een hoog risico, cijfer 3 een klein risico en een leeg hokje
houdt een verwaarioosbaar risico in. De resultaten van deze
kwantificering is voor de onder materiaal en methoden ge-
noemde ziektenZziekteverwekkers per ziekte/ziekteverwekker
apart weergegeven in de tabellen 2 tZm 6.
Voor de categorieën 2 en 3 (C 2 en C 3) ziekten is dit gedaan
voor drie niveaus van voorzorgsmaatregelen, te weten:

- geen voorzorgen of hygiënische maatregelen getroffen
(\'worst case\' situatie) (zie tabel 2);

- toepassing van normale hygiëne en veiligheidsvoorzienin-
gen: hek om bedrijf heen, normale knaagdierZongedierte-
bestrijding, gebruik bedrijfsmateriaal en gebruik van be-
drijfsoverall en -laarzen (zie tabel 3);

Tabel 2. Risico dat er overdracht van ziekten/ziekteverweltkers naar een varkensbedrijf in Nederland zal optreden, als er in het geheel géén voorzorgen of hygiënische maatrege-
len op het bedrijf worden getroffen (\'worst case situatie\').

~\\Categorie en
ziekte

Risico-
factor*

C2
Oedeem-
ziekte

C2
Speen-
diarree

C2
Strep,
suis

C2
Salmo-
nella

C2
PAR

C2
Influenza

C2
PRRS

C3
geboorte
diarree

C3
PIA

C3
dysente-
rie

C3
App

C3
Myco-
plasma

Aanvoer dieren

1

1

1

1

1

1

1

1

1

1

1

1

Aërogeen

2

1***

1

Ongedierte,
huisdieren

2

2

2

2

2

2

3

2

2

2

2

2

Bezoekers

3

3

3

3

3

3

3

3

3

3

3

3

Mest/urine

2

3

3

1

3

2

3

2

3

2

Vrachtwagens**

2

2

3

3

3

3

3

2

3

3

3

2

Sperma

3

3

3

3

3

3

3

3

3

3

3

3

Materiaal/in-
strumenten

3

3

3

3

2

3

3

3

3

3

3

3

Swill/voer

3

3

3

1

3

3

3

3

3

3

* hoogste risico = 1; hoog risico = 2; klein risico = 3; leeg = verwaarloosbaar risico. De risico\'s zijn gebaseerd op literatuuronderzoek en meningen van

deskundigen. Het zijn slechts indicaties.
** valt mede onder mest en/of aërogeen in verband met transport van positieve varkens, die over de openbare weg langs bedrijven worden vervoerd.
*♦* vooral tijdens de epizoötische fase.

-ocr page 241-

- optimale voorzorgsmaatregelen, zoals bij topfokbedrijven:
hek om bedrijf heen, vergaande wering bezoekers, zeer uit-
gebreide knaagdier/ongediertebestrijding, douchen, gehe-
le bedrijfskleding en -laarzen, zeer strenge hygiëne-eisen,
vrachtwagens steeds gereinigd en bedrijf wordt als eerste op
de route aangedaan, geen vrachtwagens op het schone be-
drijfsdeel, gesloten of aanvoer van dieren met bekende hoge
gezondheidsstatus, gebruik van isolatie en adaptatie van
nieuw aangevoerde dieren, alleen gebruik bedrijfseigen ma-
teriaal, en bedrijf op grotere afstand (> 500 m) van volgend
varkensbedrijf (zie tabel 4).

Voor de categorie 1 (C 1) ziekten (voorheen veewetziekten) is
uitgegaan van twee situaties, namelijk:

- de situatie dat Nederland vrij is van de bewuste ziekten/ziek-
teverwekkers; dus het risico dat er een primair ziektegeval
van de aangifteplichtige ziekten in Nederiand zal optreden
(zie tabel 5);

- de situatie dat er een aangifteplichtige ziekte in Nederland
aanwezig is; dus het risico dat er overdracht van deze ziekte
naar een vrij bedrijf zal optreden (zie tabel 6).

Tabel 3. Risico dat er overdracht van ziekten/ziekteverwekkers naar een gemiddeld conventioneel varkensbedrijf in Nederland zal optreden, als normale hygiëne en veiligheids-
voorzieningen op het bedrijf worden toegepast.

^\\Categoric en
ziekte

Risico-
factor*

C2
Oedeem-
ziekte

C2
Speen-
diarree

C2
Strep,
suis

C2
Salmo-
nella

C2
PAR

C2
Influenza

C2
PRRS

C3
geboorte
diarree

C3
PIA

C3
dysente-
rie

C3
App

C3
Myco-
plasma

Aanvoer dieren

1

1

1

1

1

1

1

1

1

1

1

1

Aërogeen

2

1***

1

Ongedierte,
huisdieren

2

2

2

2

2

2

2

2

2

2

Bezoekers

3

3

3

3

3

Mest/urine

3

3

3

3

3

2

3

2

3

2

Vrachtwagens**

2

2

3

3

3

3

2

3

3

2

Sperma

3

3

Materiaal/
instrumenten

3

3

2

3

2

3

3

3

Swill/voer

1

* hoogste risico = 1; hoog risico = 2; klein risico = 3; leeg =verwaarloosbaar risico. De risico\'s zijn gebaseerd op literatuuronderzoek en meningen van des-
kundigen. Het zijn slechts indicaties.

** valt mede onder mest en/of aërogeen in verband met transport van positieve varkens, die over de openbare weg langs bedrijven worden vervoerd.
♦** vooral tijdens de epizoötische fase.

Discussie

Bij het onderzoek naar de ziekten en hun belangen voor de var-
kenshouderij valt vooral de beperkte kennis op betreffende de
epidemiologische en economische gegevens (3, 64, 69). Ken-
nis van risicofactoren en kwantificering daarvan is maar
mondjesmaat te vinden. Met betrekking tot de resultaten zij
daarom vermeld dat de risico-inschattingen zijn gebaseerd op
meningen van deskundigen en op een zeer beperkte hoe-
veelheid aan (vaak retrospectief) veldonderzoek. Desondanks
blijkt uit de verzamelde gegevens dat er zeer grote verschillen
in risico\'s voor de varkensbedrijven bestaan met betrekking tot
de insleep van ziekten/ziekteverwekkers, afliankelijk van de
mate waarin voorzorgsmaatregelen op de bedrijven worden ge-
troffen. Zoals te verwachten viel, loopt een bedrijf dat geen en-
kele voorzorgsmaatregel neemt de grootste risico\'s. Bij een
dergelijk bedrijf is het meestal alleen een kwestie van tijd dat
allerlei infecties onder de aanwezige dieren voorkomen, met
alle ongewenste gevolgen van dien. Hebben de bedrijven wel
enige veiligheidsvoorzieningen en wordt normale hygiëne toe-
gepast, dan kunnen reeds onder normale omstandigheden met
gewoon secuur werken de risico\'s van insleep voor een deel
worden beperkt. Dit is het geval bij de meeste varkensbedrijven
in Nederland (de conventionele bedrijven). Bij een optimaal
beveiligd bedrijf (topfokbedrijf) blijven de risico\'s van insleep
tot een minimum beperkt.

Met betrekking tot de kwantificering van de invloed van de di-
verse risicofactoren op de insleep valt vooral de hoge inschat-
ting van het risico van aanvoer van dieren op. Dat geldt in feite
voor alle ziekten/ziekteverwekkers en voor alle bedrijven. Met
de aanvoer van dieren op de bedrijven zal dus zeer zorgvuldig
moeten worden omgegaan (dieren met bekende gezondheids-
status, isolatie en/of adaptatie van de dieren, eventueel samen
met medicineren en/of vaccineren, gecertificeerd transport in
een goed gedesinfecteerde vrachtwagen die het schone deel
van het bedrijf niet opkomt). Van grote invloed zijn ook de on-
gediertebestrijding en het weren van huisdieren uit de stal als-
mede de aërogene overdracht bij met name influenza, PRRS en
Mycoplasma.

Een aparte groep vormen de verwekkers van de aangifte-
plichtige ziekten; in principe de ziekteverwekkers die in
Nederiand niet meer (zouden moeten) voorkomen. Het gaat
daarbij om twee aspecten:
i) voorkómen dat de ziektever-
wekker het land binnen komt (ontstaan primair ziektegeval);

-ocr page 242-

II) en daarna voorkómen dat de ziekteverwekker naar andere
bedrijven wordt overgebracht. In het eerste geval betreft het
vooral risico\'s ten aanzien van import van dieren en risico\'s ver-
bonden met infecties in onze buurlanden (aërogeen, onge-
dierte, gebruik van besmet swill/voer en vrachtwagens). In het
tweede geval als de ziekte/ziekteverwekker eenmaal binnen de
landsgrenzen is, zijn de risico\'s van overdracht vergelijkbaar
met die van de overige ziekteverwekkers. Echter met dien ver-
stande dat de aangifteplichtige ziekteverwekkers zich in een
aantal gevallen sneller kunnen verspreiden door de totale afwe-
zigheid van afweer bij de dieren en de hoge infectiviteit van de
ziekteverwekkers. Swill en voer zijn risicofactoren die regel-
matig in buitenlands onderzoek opgevoerd worden. Met de Ne-
derlandse wetgeving (verbod swillvoedering) en voerproductie
zal het risico aanzienlijk kleiner zijn dan in de meeste andere
varkenshoudende landen.

Aan de hand van de vele mislukte eradicatiepogingen, de daar-
bij gebruikte methoden en de tegenstrijdige literatuurinforma-
tie (64, tabel I) is een goed beeld te krijgen van de grote tekort-
komingen op epidemiologisch gebied van de diverse ziekten.
Zelfs bij de best onderzochte ziekten vallen de tegenstrijdige
resultaten op (KVP, MKZ, pseudorabiës,
Salmonella, PRRS en
App). Ongetwijfeld zullen op grond van nieuw wetenschappe-
lijk onderzoek de inzichten ten aanzien van het belang van de
verschillende factoren veranderen.

Resumerend kan, blijkens de resultaten van risicoverminde-
ring, worden gezegd dat de huidige situatie van biosecurity
maatregelen op de bedrijven (maatregelen ter voorkoming van
insleep van pathogene micro-organismen op een bedrijf) al
heel goed is, mits strikt toegepast.

Via gerichte handelingen en maatregelen kan een aantal van de
specifieke risicofactoren deels of zelfs geheel weggenomen
worden; zoals het gesloten maken van een bedrijf, het screenen
van aan te voeren dieren of het toepassen van een isolatie en/of
adaptatieperiode.

Voor wat betreft de aangifteplichtige ziekten ligt de nadruk dui-
delijk op het voorkómen van overdracht via de import van die-
ren, van de vrachtwagens die dieren vervoeren en de kiemover-
dracht vanuit de ons omringende landen via de lucht,
ongedierte en het voer. De aandacht op het voorkómen van uit-
braken zal dan ook op deze factoren gericht moeten zijn.
Naast de maatregelen ter voorkoming van insleep van pathoge-
nen op een bedrijf zal ook beter in kaart gebracht moeten wor-
den hoe deze verwijderd kunnen worden van een bedrijf of uit
een populatie (25,63,64,76).

Allereerst zal er met alle belanghebbenden duidelijk moeten
worden bepaald tot hoe ver gegaan moet en kan worden om
de gezondheidsstatus te verhogen of te behouden (varkens-
fokkerij, -houderij, onderzoekers, consument en overheden).
Elke stap vooruit zal veelal meer investeringen vergen en dus
kostenverhogend werken. Is dit met het oog op de buiten-
landse concurrentie nog economisch verantwoord en in hoe-
verre is de consument bereid meer voor het eindproduct te
betalen?

Het blijft een utopie te veronderstellen dat absolute wering
van ziekteverwekkers mogelijk is. Het blijkt dat zelfs bij de
strengste voorzorgsmaatregelen toch besmetting kan plaats-
vinden met pathogene micro-organismen (24,48, 53). Er zal
steeds een afweging moeten plaatsvinden van de te maken
kosten van de voorzorgsmaatregel, de te verwachten resulta-
ten en de kosten en risico\'s die er gelopen worden bij het niet
invoeren van die maatregel.

Een euro kan maar eenmalig uitgegeven worden; het is dus
zaak om via onderzoek de werkelijke risico\'s beter te kunnen
kwantificeren (46). Naast een goede kwantificering van de
invloed van diverse risicofactoren van insleep van de ver-

Tabel 4- Risico dat er overdracht van ziekten/ziekteverwekkers naar een varkensbedrijf in Nederland zal optreden, als de voorzorgsmaatregelen op het bedrijf optimaal zijn (op-
fokbedrijven).

^vXategorie en
ziekte

Risico-
factor*

C2
Oedeem-
ziekte

Cl
Speen-
diarree

C2
Strep,
suis

C2
Salmo-
nella

C2
PAR

C2
Influenza

C2
PRRS

C3
geboorte
diarree

C3
PIA

C3
dysente-
rie

C3
App

C3
Myco-
plasma

Aanvoer dieren

1

1

1

1

1

1

1

1

1

1

1

1

Aërogeen

2

1***

1

Ongedierte,
huisdieren

2

2

Bezoekers

2

3

Mest/urine

Vrachtwagens**

3

2

Sperma

3

3

Materiaal/
instrumenten

Swill/voer

1

* hoogste risico = 1; hoog risico = 2; klein risico = 3; leeg = verwaarloosbaar risico. De risico\'s zijn gebaseerd op literatuuronderzoek en meningen van

deskundigen. Het zijn slechts indicaties.
** valt mede onder mest en/of aërogeen in verband met transport van positieve varkens, die over de openbare weg langs bedrijven worden vervoerd.
*** vooral tijdens de epizoötische fase.

-ocr page 243-

Wetenschap

schillende ziekteverwekkers zijn economische kengetallen
ten aanzien van de impact van de ziekteverwekkers en de
kosten ten aanzien van het uitvoeren en implementeren van
gerichte biosecurity maatregelen van essentieel belang om
tot een goed pakket van inzetbare voorzorgsmaatregelen te
kunnen komen. Dan zal ook blijken of de huidige maatrege-
len terecht zijn genomen of niet.

Op het ogenblik worden zeer veel biosecurity maatregelen
geïmplementeerd in de varkenshouderijpraktijk. Er is echter
bijna geen wetenschappelijke onderbouwing ten aanzien van
het nut van deze maatregelen en handelingen en dus ook niet
ten aanzien van de regelgeving die deze maatregelen en han-
delingen voorschrijven. Er zal nog veel wetenschappelijk
onderzoek moeten worden verricht om deze maatregelen te

Tabel 5. Risico dat er een primair ziektegeval van de veewetziekten op een varkensbedrijf in Nederland zal

optreden, als Nederland vrij

is van deze bewuste ziekten.

Categorie en

r, ■ ziekte
Risico-

factor*

C 1
MKZ

Cl
KVP

Cl
AVP

Cl
Rabiës

C 1
Anthrax

C 1
Trichi-
nella

Cl
Brucella

C 1
Tubercu-
lose

Cl
Talfan

C 1
SVD

Cl
Aujeszky

Aanvoer dieren

1

1

1

2

1

1

1

1

1

Aërogeen

3

2

Ongedierte,
hui.sdieren

2

1

1

2

1

Bezoekers

Mest/urine

1

Vrachrwagens""

2

2

Sperma

3

3

Materiaal/
instrumenten

Swill/voer

3

2

2

1

2

2

2

* hoogste risico = 1; hoog risico = 2; klein risico = 3; leeg = verwaarloosbaar risico. De risico\'s zijn gebaseerd op literatuuronderzoek en meningen van des-
kundigen. Het zijn slechts indicaties.
** valt deels onder mest en/of aërogeen in verband met aanwezigheid van positieve mest of urine op niet volledig schone vrachtwagens.
Tabel 6. Risico dat er overdracht van de veewetziekten naar een vrij varkensbedrijf in Nederland zal optreden, als deze bewuste ziekten in Nederland aanviiezig zijn.

Categorie en
factor*

C 1
MKZ

Cl
KVP

C 1
AVP

C 1
Rabiës

C 1
Anthrax

C 1
Trichi-
nella

Cl
Brucella

C 1
Tubercu-
lose

C 1
Talfan

C 1
SVD

C 1
Aujeszky

Aanvoer dieren

1

1

1

1

1

1

2

1

1

1

Aërogeen

2

1

Ongedierte, huis-
dieren

3

1

2

1

2

2

1

2

2

3

Bezoekers

3

2

3

3

3

Mest/urine

3

3

3

2

3

Vrachtwagens**

2

2

3

Sperma

3

3***

2

Materiaal/
instrumenten

3

3

3

3

2

2

3

Swill/voer

3

2

2

2

2

3

3

♦ hoogste risico = 1; hoog risico = 2; klein risico = 3; leeg = verwaarloosbaar risico. De risico\'s zijn gebaseerd op literatuuronderzoek en meningen van
deskundigen. Het zijn slechts indicaties.

rol sperma bij overdracht KVP-virus nog niet bekend, mogelijk groter risico door auto, materiaal of persoon van KI op bedrijf dan het sperma zelf (zie
ook Dossier Varkenspest (4) en Stegeman
el al. (70, 71).
♦** valt deels onder mest en/of aerogeen in verband itïet aanwezigheid van positieve mest of urine op niet volledig schone vrachtwagens.

li

213

T

IJDSCHRIFT VOOR diergeneeskunde, deel 12

8 , A P R 1

l, Aflevering

7, 2003

-ocr page 244-

valideren; onderzoek met de nadruk op het kwantificeren
van de verschillende risicofactoren voor insleep van de di-
verse pathogene micro-organismen op een bedrijf Pas dan
kunnen de varkenshouderij en de overheid gerichter investe-
ren respectievelijk sturen. Ook kan de consument dan nog
meer zekerheid worden geboden omtrent de afwezigheid van
zoönotische agentia bij de varkens en in het eindproduct. Het
betreft hier de ziekteverwekkers, die ook ziekte bij de mens
kunnen veroorzaken.

Literatuur

1. Amass SF. Clark LK, and Wu CC. Source and timing of Streptococcus
suis
infection in neonatal pigs: Implications for early weaning proce-
dures. Swine Health and Production 1995; 3: 189-93.

2. Amass SF, Clark LK, Knox K, and Wu CC. Streptococcus suis coloni-
zation of piglets during parturition. Swine Health and Production
1996;4:269-72.

3. Amass SF, and Clark LK. Biosecurity considerations for pork produc-
tion units. Swine Health and Production 1999; 7: 217-28.

4. Anonymous. Dossier Varkenspest. 1997/98, homepage LNV internet.

5. Anonymous. Op weg naar vrijwaring van specifieke infectieziekten in
de varkenshouderij. NRLO-rapport nr. 95/4, rapport van de NRLO-
Taakgroep Vrijwaring van specifieke ziektekiemen in de Varkens-
houderij, 1995.

6. Baas E. Analyse van risicofactoren van PRRS. een epidemiologische
pilot studie (intern rapport). Vakgroep Veehouderij E079, 1993.

7. Baeko P. Madsen KS. Aagard M. and Szancer J. Eradication of
Mycoplasma hyopneumoniae from infected herds without restocking.
Proceedings of the 13th IPVS Congress, Bangkok, Thailand, 26-30
June 1994: 135.

8. Barcelo J, and Marco E. On farm biosecurity. Proceedings of the 15th
IPVS Congress, Birmingham, England, 5-9 July 1998; vol. I: 129-33.

9. Barfod K. Persoonlijke mededeling betreffende OR\'s voor PRRS en
Mycoplasma in SPF-bedrijven ten opzichte van andere bedrijven in
Denemarken. 1998.

10. Baum DH, Harris DL, Nielsen B, and Fedorka-Cray PJ. Risk factors
associated with increased seroprevalence of
Salmonella in finishing
swine. Proceedings of the 15th IPVS Congress, Birmingham, Eng-
land, 5-9 July 1998; vol. 11; 79.

11. Baysinger AK, Dewey CE, Straw BE, Brumm MC, Schmitz J, Dostcr
A, and Kelling C. Risk factors associated with endemic reproductive
deficiences caused by PRRSV infection. Swine Health and Production
1997; 5: 179-87.

12. Bolder FWMM. Transmissie van virus van de ziekte van Aujeszky als
maat voor de effectiviteit van vaccinatie onder praktijkomstandighe-
den. Scriptie GD & LUWVakgroep Veehouderij E 124, 1993.

13. Bowman GL, Ott SL, and Bush EJ. Management effects on prewean-
ing mortality: A report of the NAHMS National Swinc Survey. Swine
Health and Production 1996; 4: 25-32.

14. Brouwer J. Frankena K, Jong ME de, Voets R. Dijkhuizen AA.
Verheijden J, and Komijn RE. PRRS: effect on herd performance and
risk analyses. Proceedings of the 5th congress of the Dutch society for
veterinary epidemiology and economy. Wageningen, December 1992.

15. Brouwer J, Frankena K. Jong MF de, Voets R. Dijkhuizen AA.
Verheijden J. and Komijn RE. PRRS: effect on herd performance after
initial infection and risk analyses. Vet Quart 1994; 16: 95-100.

16. Brunschot G van. Risk assessment methode toegepast op Actinobacillus
pleuropneumoniae bij vleesvarkens. Scriptie Vakgroep Veehouderij
E 144. 1994.

17. Buijtels JAAM. Computer simulation to support policy-making in
Aujeszky\'s disease control. Proefschrift aan de Landbouw Universiteit
Wageningen. 1998.

18. Castryck F, Hommez J, Miry C, and Lein A. Serpulina hyodysenteriae-
infecties bij varkens. Tijdschr Diergeneeskd 1998; 123:535-40.

19. Clark LK. Control or eraAcaXmn oi Mycoplasma pneumonia of swine.
Proceedings of the American Association of Swine Practitioners. Des
Moines Iowa, 7-10 March 1997:403.

20. Deen J, Erickson GA, and Scherba G. A retrospective study of factors
associated with eliminating circulating pseudorabies virus in sow
herds. Swine Health and Production 1999; 7: 147-50.

21. Desrosiers R. Control of bacterial respiratory diseases. Proceedings of
the 15th IPVS Congress, Birmingham. England, 5-9 July 1998; vol. I:
21-6.

22. Desrosiers R, and Moore C. Indirect transmission of Actinobacillus
pleuropneumoniae.
Swine Health and Production 1998; 6: 263-5.

23. Dewey CE, Wittum TE. Hurd HS, Dargatz DA. and Hill GW. Herd-
and litter-level factors associated with the incidence of diarrhea mor-
bidity and mortality in piglets 4-14 days of age. Swine Health and
Production 1995; 3: 105-12.

24. Dewey C, and Friendship B. Health status as a risk factor: a system and
unit perspective. Banff pork seminar, Advances in Pork production
1998; vol. 9.

25. Dial GD, Wiseman BS, Davies PR. Marsh WE. MolitorTW, Morrison
RB, andThawley DG. Strategies employed in the USA for impro\\ ing
the health of swine. Pig News and Information 1992; 13:111-23.

26. Edwards S. Epidemiology and control of Classical Swine Fever.
Epidemiol 1992:74-9.

27. Elbers ARW. Tielen MJM, Snijders JMA, Cromwijk WAJ, and
Hunneman WA. Epidemiological studies on lesions in finishing pigs
in the Netherlands. I. Prevalance, seasonability and interrelationship.
Prev Vet Med 1992; 14: 217-31.

28. Engen E van. Kritische controlepunten in het management en op het
bedrijf ter beheersing en preventie van speendiarree bij biggen. Scriptie
vakgroep Veehouderij, sectie Gezondheidsleer & Reproductie, 1998.

29. Enright MR, Alexander TJL, and Clifton-Hadley FA. Role of house-
flies
(Musea domestica) in the epidemiology of Streptococcus suis
type 2. Vet Ree 1987; 121: 132-3.

30. Fangman TJ, and Tubbs RC. Segregated early weaning. Swine Health
and Production 1997; 5: 195-8.

31. Frankena K. Risico-analyse en preventieve gezondheidszorg voor var-
kens. PHLO cursus. Preventieve gezondheidszorg in de varkenshou-
derij, 1998.

32. Gottschalk M. Actinobacillus pleuropneumoniae: An update. Pro-
ceedings 30th Annual meeting of the American Association of Swine
Practitioners, St. Louis, Missouri, Feb. 28 - March 2 1999: 357-63.

33. Gottschalk M. Streptococcus suis: an update. Proceedings 30th
Annual meeting of the American Association of Swine Practitioners,
St. Louis, Missouri, Feb. 28 - March 2 1999: 489-92.

34. Heer A und Ewald C. Mit dem vorkommen von Influenza-A-virusinfek-
tionen bei Mastschweinen assozierte Faktoren. Tagung der Fachgruppe
Tierseuchen der Deutsche Veterinärmedizinische Gesellschaft e.V
Gießen, 7-8 Juni 1995: 58-66.

35. Horst HS, Dijkhuizen AA, and Huirne RBM. Quantification of risk
factors concerning outbreaks of contagious animal diseases using con-
joint analysis. Proceedings of the 8th Congress of the Dutch Society
for Veterinary Epidemiology and Economics, Lelystad, 13 december
1995:79-90.

36. Horst HS. Risk and economic consequenccs of contagious animal di-
sease introduction. Proefschrift voor dc Vakgroep Agrarische
Bedrijfseconomie. Landbouw Universiteit Wageningen, 1998.

37. Horst HS. Risico\'s op en economische gevolgen van insleep van be-
smettelijke dierziekten in Nederland. Tijdschr Diergeneeskd 1999;
124: 111-5.

38. Hunneman W. Incidence, economie effects and control of Haemophilus

infections in pigs. Vet Quart 1996; 18: 83-7.

39. Julicher CHM. Klink EGM van. Peuter G de. Schumer DL en
Versteijken GHJM. De toekomst van de diergezondheid: wie zal het
een zorg zijn. Projectgroep Diergezondheid in Beweging, Ministerie
van Landbouw. Natuurbeheer en Visserij, 1993: 29 pp.

40. Koninklijke Maatschappij voor Diergeneeskunde. Evaluatie voorko-
ming. opsporing en bestrijding klassieke varkenspest 1997-1998.
Tijdschr Diergeneeskd 1998; 123: 545-8.

41. Laevens H. Koenen F, Deluyker H. Berkvens D, and Kruif A de. An ex-
perimental infection with Classical Swine Fever virus in weaner pigs.
Vet Quart 1998;20:41-9.

42. Lanza I. Control of infectious enteric diseases of swine. Proceedings
of the 15th IPVS Congress, Birmingham, England, 5-9 July 1998; vol.
I: 79-86.

43. Leman AD, Straw BE, Mengeling WL. D\'Allaire S, and Taylor DJ
(editors) Diseases of swine. Wolfe Publishing Ltd., 7th edition, Ames,
Iowa: Iowa State University Press, 1992.

44 Le Moine V. Vannier P, and Jestin A. Microbiological studies of wild
rodents in farms as carries of pig infectious agents. Prev Vet Med
1987;4:399-408.

45. Macinnes Jl, and Rosendal S. Prevention and control of Actinobacillus
(Haemophilus) pleuropneumoniae
infection in swine: a review. Can
VetJ 1988;29:572-4.

46. Meuwissen MPM. Horst HS, Huime RBM en Dijkhuizen AA. Schade
verzekerd!?. Een haalbaarheidsstudie naar risicokwantificering en ver-
zekering van veewetziekten. Vakgroep Agrarische Bedrijfseconomie.

-ocr page 245-

Landbouw Universiteit Wageningen, ISBN 90-6754-480-9, 1997: 164
pp.

47. Mousing J, Lybye H, Barfod K. Meyling A, Ronsholt L, and Willeberg
P. Chronic pleuritis in pigs for slaughter: an epidemiological study of
infectious and rearing system-related risk factors. Prev Vet Med 1990;
9: 107-19.

48. Muirhead MR. The high health status herd. Journal of Pig Veterinary
Society 1989;22:38-50.

49. Nietfeld J, Feder I. Kramer TT, Schoneweis D, and Chengappa MM.
Preventing
Salmonella infection in pigs with offsite weaning. Swine
Health and Production 1998; 6: 27-32.

50. Nijskens JJW en Waal CAH van de. Verboden toegang voor ziektes, pro-
gramma beschermt bedrijf tegen ziektes. Boerderij/ Varkenshouderij
1994; 79(10): 16-8.

51. Ooms M. HACCP in de vleesvarkenshouderij; pilot-studie over de
Sa/moMf/Za-problematiek. Scriptie Vakgroep veehouderij E 199, 1996.

52. Ormel M. Vrijwaring van Salmonella in de varkenshouderij beschre-
ven met een epidemiologisch model. Scriptie Vakgroep veehouderij E
182, 1995.

53. Pijoan C. Disease of high-health pigs: Some ideas on pathogenesis.
Proceedings A.D. Leman Swine Conference, St. Paul Minnesota,
1995: 16-7.

54. Rautiainen E, Wallgren P, Veijalainen P, Johansson K-E, and Laamanen
1. The transmission of
Mycoplasma hyopneumoniae between sow and
piglets during the first 14 days of piglets\'life. Proceedings of the 15th
IPVSCongress, Birmingham, England, 5-9 July 1998; vol. 11:250.

55. Reed AJ, Amass SF. and Stevenson GW. Evidence of vertical transmis-
sion of pathogenic
Streptococcus suis resulting in meningitis in a nur-
sery pig. Proceedings of the 15th IPVS Congress, Birmingham,
England, 5-9 July 1998; vol. II: 87.

56. Robertson IB. Porcine Reproductive and Respiratory Syndrome (blue
eared pig disease): some aspects of its epidemiology. Epidemiol 1992:
24-38.

57. Roehe R, and Kalm E. Risk factors and genetic variance components
of pre-weaning mortality in piglets. 50th Annual meeting of the
European Association for Animal Production, Zürich, Switzerland,
22-26 August 1999.

58. Roelofs PFMM, Nijskens JJW, Vesseur PC cn Plagge JG.
Vliegenbestrijding in varkensstallen. Praktijkonderzoek voor de
Varkenshouderij, Proefverslag nummer P 1.208, ISSN 0922-8586, 1998.

59. Rosendal S, and Mitchell WR. Epidemiology of Haemophilus pleuro-
piu\'umoniae
infection in pigs: A survey of Ontario pork producers.
Can J Comp Med Vet Sei 1981; 47: 1-5.

60. Scheidt AB. Control of viral respiratory diseases. Proceedings of the
15th IPVS Congress, Birmingham, England 5-9 July 1998; vol. I: 27-
32.

61. Siemens H. Aanpak Salmonella in de steigers. Boerderij/varkenshou-
derij 1999; 84(18): 20-1.

62. Smits JM. Belang varkensziekten in Nederland, \'Schone varkensstro-
men\'. IPG-verslag98-9, 1998:40 pp.

63. Smits JM. Beheersing- en vrijwaring van varkensziekten middels be-
drijfssystemen. IPG-verslag99-3. 1999: 56 pp.

64. Smits JM. Risicofactoren voor ziekte-insleep op een Nederiands var-
kensbedrijf IPG-verslag 2000-1, 2000: 98 pp.

65. Smits JM en Merks JWM. Het belang van de verschillende varkens-
ziekten in Nederland. Project \'Schone varkensstromen\' 1. Tijdschr
Diergeneeskd, 2001; 126: 2-8.

66. Smits JM en Merks JWM. Gezondheidsverbetering in de varkenshou-
derij door toepassing van bedrijfssystemen. Project \'Schone varkens-
stromen\' 2. Tijdschr Diergeneeskd, 2002, 127:219-25.

67. Stärk KDC, Keiler H, and Eggenberger E. Risk factors for the reinfec-
tion of specific pathogen free pig breeding herds with enzootic pneu-
monia. Vet Ree 1992; 131:532-5.

68.

69.

70.

71.

72.

73.

74.

75.

76.

77.

78.

79.

80.

81.

82.
83.

84.

85.

86.

Stegeman A, Elbers ARW, Jong MCM de, and Dijkhuizen AA.
Estimating seroprevalance and introduction rate of
Pseudorabies virus
at regional level. Proceedings of the 8th Congress of the Dutch Society
for Veterinary Epidemiology and Economics, Lelystad, 13 december
1995:49-78.

Stegeman JA, Jong MCM de en Leeuwen JM van. Inventarisatie kriti-
sche risicofactoren. Projectgroep Diergezondheid in Beweging,
Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, 1996: 124 pp.
Stegeman JA, Eibers ARW, Bouma A, Smit AJ de, and Jong MCM de.
Transmission of Classical Swine Fever virus within herds during the
1997-1998 epidemic in the Netherlands. Prev Vet Med 1999; 42:201 -18.
Stegeman JA, Elbers ARW, Smak JA, and Jong MCM de. Quantification
of the transmission of classical swine fever virus between herds during
the 1997-1998 epidemic in the Netherlands. Prev Vet Med 1999; 42:
219-34.

Stevenson GW, Frey B, Lockhart JL, Lin D, and Morris RS. Risk fac-
tors for preweaning mortality in Australasian piggeries. Proceedings
of the 15th IPVS Congress, Birmingham, England, 5-9 July 1998; vol.
II: 105.

Stevenson GW. Bacterial pneumonia in swine. Proceedings of the 15th
IPVS Congress, Birmingham, England, 5-9 July 1998; vol. 1: 11-20.
Straw B. Performance measured in pigs with peumonia and housed in
different environments J Am Vet Med Assoc 1991; 198: 627-30.
Straw B. and Clark LK. Mycoplasmal pneumonia of swine. Purdue
University, cooperative extension service, PlH-29, 1998.
Swinkels J WGM en Vesseur PC. Programmagroep Integrale Structuur
voor Vrijwaring van infectieziekten bij varkens (ISV-varken).
ProefverslagP 1.128, 1995:36 pp.

Taylor DJ. Pig diseases. 6th edition, ISBN O 9506932 5 I. 1995:367 pp.
Tielen MJM. Respiratory diseases in pigs: incidence, economic losses
and prevention in the Netherlands. In: Energy metabolism in farm ani-
mals. Effects of housing, stress and disease, ed. Verstegen MWA en
Henken AM, Martinus Nijhoff Publishers, Dordrecht, Boston,
Lancaster, 1987:321-336.

Torremorrel M, Pijoan C, Janni K, Walker R, and Soo Joo H. Airborne
tranmission of
ActinobaciUus pleuropneumoniae and porcine repro-
ductive and respiratory syndrome virus in nursery pigs. Am J Vet Res
1997;58:828-32.

Torremorrell M. Dynamics of mucosal colonization of young pigs by
Streptococcus suis. Proceedings of the 15th IPVS Congress,
Birmingham, England, 5-9 July 1998; vol. II: 89.
Waaij L van der. De mogelijkheden van het gebruik van het EPiMAN
systeem voor identificatie, registratie en bestrijding van Abortus
Blauw. Scriptie Vakgroep Veehouderij E 147, 1994.
Waddilove J. Rodents carry disease! Pig Progress 1997; 50: 601.
Wassenaar M. Pleuritis bij vleesvarkens in Nederiand, risicofactoren
en economische schade. Scriptie Vakgroep Agrarische bedrijfsecono-
mie E 222, 1997.

Wittum TE, Dewey CE, Hurd HS, Dargatz DA, and Hill GW. Herd-
and litter-level factors associated with the incidence of diarrhea mor-
bidity and mortality in piglets I to 3 days of age. Swine Health and
Production 1995,3:99-104.

Wolf PJ van der. Elbers ARW, Wolbers WB, Heijden HMJF van der,
Schie FW van. Hunneman WA, and Tielen MJM. Risk factors for
Salmonella in slaughter-pigs in the Netherlands. Proceedings of the
15th IPVSCongress, Birmingham, England, 5-9 July 1998; vol. II: 68.
Yeske P, Ott SL, and Hurd HS. Facility effects on preweaning morta-
lity: A report of thcNAHMS National Swine Survey. Swine Health and
Production 1994; 2: 11-8.

-ocr page 246-

Het nieuwe
droogzetten

Binnenkort
meer informatie

Animal Health

Pfizer Animal Health bv - Postbus 37, 2900 AA Capelle a/d Ussel - wvvw.pfizerah.nl

-ocr page 247-

Nieuwe regeling IKB Varkens per i april 2003 van kracht

Alleen erkende varkensdierenarts mag
IKB-bedrijven begeleiden

S. Umans

De regeling integrale Ketenbe-
heersing (IKB) Varkens is ver-
nieuwd. De verschillende keten-
partijen hebben gekozen voor één
(basis)ketengarantiesysteem, dat
^^^^^^^ gebaseerd is op de huidige IKB-re-
^^Wn^^ff geling, aangevuld met normen voor
voedselveiligheid, diergezondheid
en welzijn. Eén van de opvallendste
zaken in de nieuwe regeling is dat de beoordeling en sancti-
onering door een onafhankelijke partij wordt uitgevoerd
en niet meer door de slachterijen. Voor de dierenartsen is
verder van belang dat in de nieuwe regeling alleen erkende
varkensdierenartsen de IKB-bedrijven mogen begeleiden,
dat de begeleidingsfrequentie voor met name vleesvar-
kensbedrijven is aangescherpt tot één keer per maand en
dat varkenshouders tegen bepaalde ziektes zelf mogen
vaccineren, vanzelfsprekend onder strikte voorwaarden.

Per I april 2003 is de nieuwe 1KB Varkens een feit. Vanaf
deze datum tot aan december 2003 worden op IKB-bedrij-
ven controles verricht, die bestaan uit twee gedeelten. Het
eerste deel van de controle gebeurt volgens de oude 1KB-
normen. Klopt er iets niet, dan treedt het oude sanctione-
ringssysteem in werking. Voldoet het bedrijf aan de oude
IKB-normen, dan krijgt de varkenshouder het IKB-certifi-
caat voor 2003. Het tweede deel bestaat uit een controle op
de nieuwe normen. Als de varkenshouder nog niet (hele-
maal) voldoet aan deze nieuwe normen, dan krijgt hij een
jaar de tijd om die punten aan te passen. Bij de eerstvolgende
IKB-controle in 2004 moeten ze in orde zijn. Als dat het ge-
val is, wordt IKB-erkenning weer verlengd.
Het normenpakket voor de varkenshouder is enorm uitge-
breid. Er zijn in de nieuwe regeling maar liefst 250 controle-
punten! Gelukkig worden de meeste punten in de dagelijkse
praktijk al toegepast. Van de varkenshouders zal worden ge-
vraagd de werkwijze voor een aantal bedrijfsactiviteiten vast
te leggen in protocollen. Hierdoor wordt duidelijk dat de var-
kenshouder zegt wat hij doet en doet wat hij zegt. Voor het
opstellen van de protocollen krijgen varkenshouders onder-
steuning vanuit de kolom. Eén van de belangrijkste verande-
ringen is dat de varkenshouder een bilaterale overeenkomst
moet maken met een onafhankelijke certificerende organisa-
tie (VERIN) en met een erkende varkensdierenarts.

Erkende varkensdierenarts

Niet alleen voor de varkenshouders verandert er veel, ook de
andere ketenpartijen krijgen met nieuwe eisen te maken. Het
jaar 2003 is daarbij een overgangsjaar. Vanaf 2004 moet ie-
dereen zich daadwerkelijk aan de nieuwe IKB-regeling gaan
houden.

Volgens de oude regeling mogen alle dierenartsen die wer-
ken volgens de GVP-code (goede veterinaire praktijk) IKB-
bedrijven begeleiden. In de nieuwe regeling is opgenomen
dat deze taak alleen is voorbehouden aan erkende varkens-
dierenartsen. Zoals bekend onderscheidt zo\'n erkende var-
kensdierenarts zich onder meer door een minimum aantal
uren werkzaam te zijn op varkensbedrijven en door specifiek
op het gebied van varkensgezondheidszorg nascholing te
volgen. Met deze erkende varkensdierenarts moet een over-
eenkomst worden gemaakt, waaronder zowel de varkens-
houder als de erkende varkensdierenarts zijn handtekening
zet. Ook dit wijkt af van de oude regeling.
Het zelf mogen enten tegen bedrijfsgebonden dierziekten door
varkenshouders is nog zo\'n opvallend punt in de nieuwe rege-
ling. Het ministerie van LNV is bezig met de beoordeling van
de door partijen overeengekomen randvoorwaarden. Zodra de
handtekeningen zijn gezet, kan men van start met de
Modelovereenkomst Dierenarts Varkenshouder. Tot die tijd
blijven de huidige regels gelden. Eén van de randvoorwaarden
is de cursus adequaat vaccineren die de varkenshouders die
zelf willen enten moeten volgen. Overigens is het absoluut
niet de bedoeling dat de rol van de dierenarts als veterinair be-
geleider hierdoor minder wordt. Integendeel: van partijen
wordt als bindende voorwaarden verwacht dat zij gezamenlijk
een bedrijfsbehandelplan opstellen op basis waarvan de var-
kenshouder streeft naar een verhoging van het diergezond-
heidsniveau.

Tien jaar IKB

Het is natuuriijk niet toevallig dat de nieuwe regeling 1KB
Varkens in het jaar 2003 van start gaat: het jaar dat de 1KB-
regeling zijn tienjarig jubileum viert. Uit onderzoek blijkt
dat de IKB-regeling in Europa weliswaar als beste naar vo-
ren komt, maar de concurrentie door de ons omringende lan-
den staat niet stil! Bovendien is in die tien jaar de markt ver-
anderd en ook de varkenshouderij. Reden genoeg dus om de
regeling aan te passen.

Wat tien jaar geleden startte als een waardevol inkoopin-
strument in een sterk aanbodgeoriënteerd systeem, is inhou-
delijk enorm aangepast. Er is sprake van een toenemende
invloed vanuit de markt (de inkopers) en de maatschappij,
die nieuwe voorwaarden en eisen heeft. De oude IKB-rege-
ling heeft Nederiand overigens geen windeieren gelegd.

-ocr page 248-

want zo\'n zestig procent van de topini<opers in liet buiten-
land vindt IKB het beste systeem. Als het gaat om de vers-
vleesmarkt, heeft Nederland dus een Europese toppositie,
mede door het hoge deelnamepercentage van tachtig pro-
cent. Om die positie echter te behouden en te versterken is
het noodzakelijk aan de eisen van markt en maatschappij
te voldoen. In de nieuwe regeling zijn deze eisen van voed-
selveiligheid, diergezondheid en welzijn dan ook opgeno-
men.

Communicatie

In april zullen handboeken, protocollen en dergelijke wor-
den verstrekt aan de varkenshouders. De andere schakels
in de keten - dus ook de dierenartsenpraktijken - krijgen
hier een kopie van. Voor wie benieuwd is naar het werk-
boek voor de varkenshouders (met daarin de 250 punten
tellende checklist), kan surfen naar
www.ikbvarkens.nl.
Wij houden u op de hoogte van nieuwe ontwikkelingen
rondom het IKB-gebeuren.

Week van het Huisdier 2003

De aanmeldingen op de site
www.
weekvanhethuisdier.nl
beginnen goed te lopen.
Een groot aantal collega\'s en
dierenspeciaalzaken hebben
zich inmiddels al aangemeld.

Op de website kan de huis-
dierbezitter zien of uw prak-
tijk meedoet aan de regionale
vakantiefotowedstrijd. Deze
wedstrijd wordt georgani-
seerd om de huisdierenbezit-
ters aan te sporen om de krant
in de praktijk op te halen. Het
is dus belangrijk dat u zich
ook dit jaar weer actief gaat
aanmelden op de website. De
eerste prijswinnaar kunt u
vervolgens opsturen naar het

landelijke fotoverzamelpunt en men dingt dan mee naar
de hoofdprijs, een digitale fotocamera. Middels de foto-
wedstrijd werken we naar een hoogtepunt in de Week
toe. Als u besluit niet mee toe doen aan de regionale
fotowedstrijd, kunt u uw klanten direct doorverwijzen
naar de landelijke fotowedstrijd. Het complete wedstrij-
dreglement staat in de krant.

Op de website treft u allerhande informatie en nuttige tips
aan. De consumenten kunnen er voorlichting vinden over
l&R, verplichte vaccinaties, tips voor vakantieoppassers
en veilig vervoer. Het gedeelte voor de dierenartsen en die-
renspeciaalzaken geeft onder
andere organisatietips en een
voorbeeldpersbericht.
Daarnaast kan men doorklikken
naar andere relevante sites van
Vrienden (sponsors) en Initia-
tiefnemers van de Week van het
Huisdier.

Vrienden van de Week van het
Huisdier uit de veterinaire
branche zijn, tot nu toe:
AUV www.auv.nl
(ook verantwoordelijk voor de
distributie van de kranten!)
Novartis www.ah.novartis.nl
Intervet www.intervet.com
Pfizer www.pfizer.nl
Idexx www.idexx.com

De initiatiefnemers betalen gezamenlijk de kranten,
posters, en een groot deel van de communicatie door
middel van persberichten en het onderhoud van de web-
site. Ondanks deze inspanningen, hangt het van de inzet
van eenieder af of ook de tweede Week van het Huisdier
een succes wordt!

WEEK

VANHET|HÜ,SQ|ER

-ocr page 249-

J. van Herten

Als paardendlerenarts heb je soms te maken met het bege-
leiden van paarden voor export. Zeker wanneer het gaat
om derde landen levert dit soms veel problemen en ergernis
op. Het Veterinair Informatie Punt (VIP) van het
Productschap voor Vee, Vlees en Eieren (PVE) kan hierbij
behulpzaam zijn. Het VIP is in 1997 door het Productschap
opgericht en heeft als werkveld exportbelemmeringen met
een veterinaire achtergrond bij de export van vee en pro-
ducten van dierlijke oorsprong naar landen buiten de
Europese Unie.

Het takenpakket van het VIP omvat:

• informeren van het bedrijfsleven over nieuwe en/of opgehe-
ven exportbelemmeringen;

• adviseren van het ministerie van Landbouw over de te volgen
strategie;

• adviseren van het ministerie van Landbouw en de RVV over
nieuwe certificaten;

• het bemiddelen tussen RVV en bedrijfsleven bij exportpro-
blemen;

• het adviseren van bedrijven over exportproblemen op veteri-
nair gebied.

Het VIP is een intermediair tussen bedrijfsleven en overheid.
Het VIP wordt gefinancierd door het georganiseerde bedrijfs-
leven, waaronder sinds kort ook het Sectorbestuur Paarden.
Dagelijks heeft het VIP contact met de directie WA van het mi-
nisterie van LNV en de Rijksdienst voor de Keuring van Vee en
Vlees (RVVA\'WA). Wekelijks worden nieuwe (bindende) cer-
tificaten en instructies gezamenlijk beoordeeld. Eenmaal per
twee weken vindt een strategisch overleg plaats onder voorzit-
terschap van de Chief Veterinary Off\'icer (CVO). Zesmaal per
jaar koppelt het VIP de voortgang terug met de branche-organi-
saties in het coördinatieteam exportbelemmeringen (CTE).

Exportbelemmeringen

De bemiddelende rol van het VIP tussen RVV (lokaal) en be-
drijfsleven is er op gericht discussiepunten over interpretaties
van instructies en eisen in certificaten uit de wereld te helpen.
Een algemene trend is dat veterinaire exportbelemmeringen
wereldwijd toenemen. Dit geldt ook voor de paardensector.
Het VIP heeft onder andere bemiddeld bij exportcertificaten
voor wedstrijdpaarden met bestemming Australië, fok-
paarden voor Polen, Bulgarije en Nieuw-Zeeland en konik-
paarden voor Rusland. Ook heeft het VIP geadviseerd inzake
quarantaine-eisen van de Verenigde Staten en Australië.
Voor diverse landen zijn bindende afspraken gemaakt over de
exportvoorwaarden vanuit Nederland naar het betreffende
land. Dergelijke certificaten worden bindende certificaten
genoemd en zijn terug te vinden op de internetsite van de
RVV (www.minlnvnl/rvv). Van deze certificaten mag niet
worden afgeweken. Echter, voor vele landen zijn geen bin-
dende afspraken gemaakt over veterinaire exportvoorwaar-
den. Voor deze landen geldt dat een exporteur zelf uit moet
zoeken aan welke veterinaire voorwaarden hij moet voldoen
om te kunnen exporteren naar het betreffende land. Dit wordt
verzoekcertificering genoemd. Normaliter dient een bedrijf
de gegevens zelf uit te zoeken in het land van bestemming.
Het VIP ontwikkelt een database waarin bekende eisen wor-
den opgenomen. Met deze bekende eisen wordt het voor de
exporteurs eenvoudiger om verzoekcertificaten aan te vra-
gen.

Het VIP informeert het bedrijfsleven over nieuwe en/of opge-
heven veterinaire exportbelemmeringen via een gratis e-mail
nieuwsbrief Deze wordt gemiddeld éénmaal per week ver-
zonden. Het VIP beantwoordt ook individuele vragen van
dierenartsen met exportproblemen bij paarden. U kunt het
VIP bereiken op internet:
www.PVE.nl (bedrijfsnet). Via de
e-mail:
VIP@PVE.AGRO.nl, de telefoon: (079) 3687942/
43/44 of de fax: (079) 3687987.

Drs. |. van Herten is Stafmedewerker Veterinaire Zaken (gezelschaps-
dieren/paard).

Het Veterinair Informatie Punt, vraagbaak voor
exportproblemen van paarden

Veldstudie
afgerond.

Op recept
verkrijgbaar.

Hippogran\'

ACE Pharmaceuticals BV - Postbus 1262 - 3890 BB Zeewolde

-ocr page 250-

jaarverslag Commissie Aanprijzing Veterinaire
Producten 2002

Samenstelling van de Commissie

De CAVP bestond in 2002 uit:

• Mr. K. Klijn, onafhankelijk voorzitter

• Prof. dr. A.S.J.RA.M. van Miert, lid, afgevaardigde
KNMvD

• De heer B. Tolud, lid, afgevaardigde FIDIN

• Mr. E.H. Reerink, onafhankelijk plaatsvervangend
voorzitter

• Mevrouw prof. dr. J. Fink Gremmels, plaatsvervangend
lid, afgevaardigde KNMvD

• De heer A. Hallie, plaatsvervangend lid, afgevaardigde
FIDIN

Secretaris: de heer R.A. Norg

Extern juridisch adviseur: mr. F. Schutte, Bureau Brabers

& Partners

Secretariaat:

Margrietlaan 9,3851 RS Ermelo

Telefoon 0341 551703, fax 0341 551881

E-mail: norgburo@wxs.nl

De Commissie Aanprijzing Veterinaire Producten
(CAVP) kwam dit verslagjaar tweemaal bijeen voor be-
handeling van klachten. In januari 2003 werd de evalua-
tiebespreking over 2002 gehouden met aansluitend de
jaarlijkse bespreking met vertegenwoordigers van de be-
sturen van KNMvD en FIDIN.

Behandeling van klachten

Werd in 2001 een viertal klachten ingediend, dit verslagjaar
werden slechts twee klachten voorgelegd en behandeld. De
eerste klacht in november, de tweede klacht werd in decem-
ber voorgelegd en begin januari 2003 behandeld. In beide
gevallen betrof het een klacht van een FIDlN-lid tegen een
ander FlDIN-lid.

In november werd een klacht voorgelegd door een bedrijf
met in het assortiment een ACE-remmer die is geregistreerd
voor de behandeling van hartfalen bij honden en nierinsuffi-
ciëntie bij katten. Deze klagende partij is van mening dat een
concurrent, die een ACE-remmer voert uitsluitend ter behan-
deling van hartfalen bij honden, in zijn promotie ten on-
rechte de indruk wekt dat voor dit middel eveneens een claim
is geregistreerd ter behandeling van nierproblemen bij hon-
den.

De CAVP oordeelde dat de aangeklaagde partij weliswaar op
indringende wijze informatie verschaft over de werking van
zijn product op de nierfunctie van de hond, maar hierbij niet
zover gaat dat de indruk wordt gewekt van een geregistreerde
claim.

De klacht wordt derhalve afgewezen.
Klacht over advertentie en mailing

In december werd een klacht voorgelegd door een bedrijf
met in het assortiment vaccins voor honden en katten. Deze
klacht heeft betrekking op een advertentie en een mailing
van een concurrent, ter promotie van een polyvalente entstof
voor de vaccinatie van hondenpups van zes weken en ouder
tegen vijf ziektes (waaronder Parvo en Hondenziekte).
Volgens de klagende partij wekken deze reclame-uitingen
ten onrechte de indruk dat de entstof bij vaccinatie op een
leeftijd van zes weken actief immuniseert tegen de vijf ziek-
tes. Dit is een gevolg van het feit dat onvoldoende aandacht
wordt geschonken aan de door de registratiebeschikking
aangeduide effecten van vaccinatie op zes weken: er wordt
actief geïmmuniseerd tegen Parvo; immunisatie tegen
Hondenziekte vindt uitsluitend plaats bij afwezigheid van
maternale antilichamen; immunisatie tegen drie andere ziek-
tes vereist vaccinatie op een latere leeftijd dan zes weken.
De aangeklaagde partij stelt daartegenover dat naast de ad-
vertentie en de mailing uitgebreide technische informatie
aan de dierenarts wordt aangereikt. Bovendien is men van
oordeel dat de dierenarts een geïnformeerd lezer is, die op
het gebied van inentingen beschikt over basiskennis en erva-
ring.

Accurate mededelingen

De CAVP is van mening dat juist bij de entstof in kwestie ac-
curate mededelingen over tijdstip en effect van de eerste en-
ting behoren tot de onontbeerlijke informatie. Vele dieren-
artsen zijn gewend met een vaccinatie op zes weken leeftijd
actief te immuniseren tegen Parvo en Hondenziekte. Van een
polyvalent vaccin, dat nadrukkelijk wordt gepositioneerd
voor toediening op zes weken leeftijd, kan de dierenarts naar
de mening van de CAVP, inderdaad ten onrechte veronder-
stellen dat alle valenties danwel de valenties tegen Parvo en
Hondenziekte actief immuniseren op een leeftijd van zes we-
ken.

De CAVP is van mening dat de gewraakte reclame-uitingen
onvoldoende recht doen aan de registratiebeschikking,
waarin de beperkingen van een vaccinatie op zes weken leef-
tijd zijn omschreven.

Verder onderschrijft de CAVP de relevantie van het Honden-
en Kattenbesluit dat ter sprake werd gebracht tijdens de zit-
ting. Dit Besluit bepaalt dat de dierenarts in specifieke ge-
vallen (afgifte van honden voor asiel, pension, tentoonstel-
ling, verkoop) zekerheid moet verschaffen dat het dier op
zeven weken leeftijd actief geïmmuniseerd is tegen zowel
Hondenziekte als Parvo. Dit is een aanvullende onderstre-
ping van het belang van accurate mededelingen over het ef-
fect van vaccinatie op zes weken.

De CAVP verplicht de aangeklaagde partij de gewraakte re-
clame-uitingen te stoppen en aan de dierenartsen een mai-
ling te doen uitgaan waarin het entschema als verwoord in de
registratiebeschikking wordt weergegeven. Tevens wordt de
aangeklaagde partij veroordeeld tot de kosten van de proce-
dure.

Vragen om advies en overige betrokkenheid

In maart ontving de CAVP een verzoek van de Werkgroep
Veterinair Antibiotica Beleid (WVAB) tot wijziging van de
Code. De WVAB was namelijk van mening dat, in het kader

-ocr page 251-

van verantwoord gebruik van diergeneesmiddelen, reclames
voor antibiotica gericht dienen te zijn op de dierenarts en niet
op de dierhouder De CAVP heeft hierop geantwoord dat de
Code is opgesteld door de FIDIN met ondersteuning en mede-
werking van de KNMvD en dat het derhalve voor de CAVP
niet mogelijk is hierin wijzigingen aan te brengen. Dit verzoek
is dan ook doorgezonden aan het bestuur van de FlDlN met het
verzoek in deze actie te ondernemen.

De CAVP is in de zomer door de FlDlN geïnformeerd over
vragen die door het ministerie van Landbouw over dit onder-
werp zijn gesteld en het antwoord hierop. In juni had de juridi-
sche afdeling van de KNMvD over dit onderwerp reeds contact
opgenomen met het secretariaat van de CAVP met de medede-
ling dat hierover mogelijk een klacht van de KNMvD tegen een

FlDIN-lid aan de CAVP zou worden voorgelegd. Dit heeft niet
geresulteerd in een definitieve klacht.

Tijdens de in januari 2003 gehouden gezamenlijke bespre-
king met afgevaardigden van de Besturen van KNMvD en
FIDIN kwamen de volgende zaken aan de orde.

• navolging uitspraken CAVP

• aanprijzing antibiotica richting dierhouder

• wijziging EU-Richtlijn met betrekking tot aanprijzing
POM richting dierhouder

• Ontwerp \' Dierenarts-Veehouder-2000\'

• CAVP in het Jaarboek KNMvD 2003

• Behandeling klachten Privacy Gedragsregels door de
CAVP

Commissie Aanprijzing Veterinaire Producten

De Commissie Aanprijzing Veterinaire Producten (CAVP)
is een tuchtcommissie ingesteld door de KNMvD en de FI-
DIN (Fabrikanten en Importeurs van Diergeneesmiddelen
in Nederiand). Deze beide organisaties hebben tegelijker-
tijd een Code voor de aanprijzing van veterinaire produc-
ten vastgesteld. Overtredingen van deze Code worden be-
handeld door de CAVP en de leden van de FIDIN zijn
gehouden aan de behandeling mee te werken en de uitspra-
ken na te leven. Buiten de eigen leden probeert de FIDIN
ook anderen, die zich met aanprijzing van veterinaire pro-
ducten bezig houden, via een overeenkomst onder de wer-
king van de Code te brengen. In de Code zijn twee funda-
mentele normen uitgewerkt om ervoor te zorgen dat voor
veterinaire producten op verantwoorde wijze reclame
wordt gemaakt. Deze twee normen kunnen als volgt wor-
den samengevat:

a)een verbod tot misleiding bij de aanprijzing van veteri-
naire producten;

b)een verplichting om ervoor te zorgen dat de aanprijzing
in overeenstemming is met de waarheid en de algemeen
geldende normen van goede smaak en fatsoen.

De CAVP bestaat uit drie leden en drie plaatsvervangende
leden: een jurist als onafliankelijk voorzitter en een dito
plaatsvervanger, een lid aangewezen door de KNMvD (en
diens plaatsvervanger) en een lid aangewezen door de FI-
DIN (en diens plaatsvervanger). De CAVP kan een partij
veroordelen tot het nemen van corrigerende maatregelen
en ook publicatie bevelen van de uitspraak in al of niet ge-
anonimiseerde vorm.

Op aanbeveling van de CAVP hebben de besturen van de
KNMvD en de FIDIN besloten om in beginsel alle uitspra-
ken in het Tijdschrift voor Diergeneeskunde te publiceren.
Zij verwachten dat publicatie van uitspraken een educa-
tieve waarde heeft en een grotere bekendheid van het werk
van de CAVP oplevert onder de lezers van het Tijdschrift
alsook onder de betrokken overheidsinstellingen.
De volledige tekst van de Code voor de aanprijzing van ve-
terinaire producten is vinden op de internetsite van de FI-
DIN:
www.Jidin.nl, onder \'distributie van diergeneesmid-
delen\' .

Samenstelling CAVP

Mn K. Klijn, onafliankelijk voorzitter

Prof dn A.S.J.PA.M. van Miert, lid, afgevaardigde

KNMvD

B. Tolud, lid, afgevaardigde FIDIN
Mn E.H. Reerink, onafliankelijk plaatsvervangend voor-
zitter

Prof dn J. Fink Gremmels, plaatsvervangend lid, afge-
vaardigde KNMvD

A.Hallie, plaatsvervangend lid, afgevaardigde FIDIN

Belanghebbenden (natuurlijke- of rechtspersonen) kunnen
klachten over aanprijzingen van veterinaire producten die
in strijd zijn met de Code indienen bij de secretaris van de
CAVP

Ondernemingen zijn als rechtspersoon verplicht bij het in-
dienen een waarborgsom te betalen.
Dierenartsen zijn als natuurlijke personen vrijgesteld van
het betalen van deze waarborgsom.

Secretaris van de CAVP is:
R.A. Norg
Margrietlaan 9
3851 RSERMELO

Telefoon 0341 -551703 fax 0341-551881
E-mail:
norgburo@wxs.nl

-ocr page 252-

l&R: goed gemeld, staat goed
bekend!

Nu het lammerseizoen weer is begonnen, wil het mi-
nisterie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij uw
aandacht nog eens vestigen op de verplichte Identi-
ficatie en Registratie (I&R) van landbouwhuisdieren.

Alle schapen, geiten, runderen en varkens in Nederland
moeten geregistreerd zijn in het Identificatie- en Regi-
stratiesysteem (I&R). Voor deze dieren is een oormerk
verplicht. Dit geldt ook voor hobbymatig gehouden die-
ren, zelfs als het maar één dier betreft.

Omdat u als dierenarts in deze tijd van het jaar frequenter
contact heeft met eigenaren van met name schapen en gei-
ten, vraagt het ministerie van LNV u de houders te wijzen
op hun l&R-verplichting.

Identificatie en Registratie van dieren is van cruciaal be-
lang voor een adequate bestrijding van dierziekten en de
borging van voedselveiligheid.

Meer informatie kunt u vinden op de internetsite van het
ministerie van LNV: www.minlnv.nl >-Infomarkt >-l&R
Bureau LNV. Of u kunt bellen met het gratis nummer van
het LNV-loket: 0800-2233322.

Rectificatie Vraag en antwoord over
bijwerkingen oestradiol lyß en
alternatieven voor Prostaglandines

In het Tijdschrift voor Diergeneeskunde van 15 februari
2003 (deel 128, aflevering 4,) is een aflevering van de ru-
briek \'Vraag en antwoord\' opgenomen, waarin een fou-
tief deel vermeld staat.

Naar aanleiding van het stukje onder de kop \'Off-label
use\' op pagina 117 staat vermeld:

"...alleen een volledige registratie voor de diersoorten
kat, indicatie \'ongewenste dekking"... tot en met "dienen
te worden". Dit dient te worden vervangen door het vol-
gende:

"...alleen registratie voor de diersoorten hond, indicatie
\'ongewenste dekking\' (Reg NL 1789, UDA (op dit mo-
ment nog Reg NL 1796 UDA!), 0.01 mg/kg LG) en
paard, merrie indicatie \'opwekken van bronstverschijnse-
len\' (5 mg sc). Overbodig te noemen zal zijn dat oestroge-
nen (oestradiol-benzoaat) op dit moment als UDD-prepa-
raat
voorlopig geregistreerd staan (NL 1789 UDD) voor
de doeldieren rund, paard, varken, schaap en geit en dus
uitsluitend door de dierenarts toegediend dienen te wor-
den (Fidin Repertorium 2000-2001, pagina 89-90)".

Vijftiende Veterinair
Golfkampioenschap

Het derde lustrum van het Veterinair Golfkampioen-
schap wordt dit jaar op 28 mei gehouden op golfbaan \'het
Spiegelven\' te Genk in België. Op deze topbaan in
Belgisch Limburg starten we na een lunchbuffet met het
3-bal stableford Championship 2003. Na de wedstrijd is
er zoals vanouds gelegenheid tot recuperatie en socialisa-
tie tijdens een uitgebreide borrel en aansluitend diner
met prijsuitreiking. Deze gehele dag wordt mogelijk ge-
maakt door de sponsors Alfasan en Intervet.

Voor deelname moet men minimaal in het bezit zijn van
het GVB en dierenarts of diergeneeskundig student zijn.
Inschrijving geschiedt door overmaking van € 30 op reke-
ning 53.15.06.207 ten name van W.L. Keers te Hooger-
heide met vermelding van exacte handicap. Indien men
wil overnachten in het hotel La Residence (gelegen aan de
baan) kan men bellen naar (0032) 89359616.
Verder inlichtingen krijgt u na inschrijving en is te vinden
op
http://commimiües. msn. nl/vetgolf

Actie N DG voor Week van
Huisdier 2003

De Nederlandse Databank Gezelschapsdieren (NDG)
heeft ook dit jaar weer besloten om door middel van een
actie de Week van het Huisdier 2003 financieel te onder-
steunen. In de maanden april cn mei zal de NDG een be-
drag van € 0,45 per besteld registratieformulier overma-
ken naar de organisatie van de Week van het Huisdier. De
actie loopt van 1 april tot 31 mei. Door juist in die periode
uw bestelling voor registratieformulieren te doen bij de
KNMvD, draagt u dus een steentje bij om de Week van het
Huisdier ook in 2003 tot een succes te maken.

Lustrum Diergeneeskundige
Studenten Kring

Na twee jaar druk te zijn geweest zit het er voor ons bijna op.
We kijken terug op een geslaagd lustrum; mooie sportpres-
taties van mens en paard, tevreden inwoners van Utrecht een
geslaagd Lagerhuisdebat en dit alles omlijst door feestge-
druis.

Gaarne zouden we ook via deze weg iedereen willen dan-
ken voor de vele uren tijd, energie, guldens en euro\'s die
erin gestoken zijn.

Speciaal willen we via deze weg alle donateur-dierenart-
sen, de Faculteit der Diergeneeskunde en de KNMvD be-
danken voor hun geweldige steun!

De 14® Lustrumcommissie der Diergeneeskundige Studenten Kring:
Annemiek Willems, Wolter Roorda, Maaike van den Berg, Derk Oorburg,
Leon Oerlemans en Geneviève Huizeling.

-ocr page 253-

"Hoe ver moetje gaan om uitje be-
roep te worden gezet?" vroeg een
lezer zich af na de berisping die
werd opgelegd aan de dierenarts
die stiekem een hond liet inslapen.
De meningen over de strafopleg-
ging door het Tuchtcollege lopen
uiteen, getuige de reacties op deze
stukjes. Is de straf wel of niet hoog
genoeg, is de maatregel passend en helpt het eigenlijk wel,
dat tuchtrecht?

Maatregelen in vogelvlucht

Een discussie over de maatregelen die door het
Tuchtcollege (en het Beroepscollege) wor-
den opgelegd kan heel interessant zijn,
maar daarvoor is deze ene bladzijde
niet voldoende. Misschien is het han-
dig om de maatregelen die het
Tuchtcollege kan opleggen nog
eens op een rij te zetten. Aller-
eerst kan bij kleinere ontsporin-
gen een waarschuwing worden
opgelegd. Een waarschuwing is
in feite een erkenning dat er iets
fout is gegaan, zonder echte
\'straf\'. Een berisping is, net als
de waarschuwing, een papieren
maatregel maar veroordeelt het
handelen van de dierenarts wel dui-
delijker en harder dan een waarschu-
wing. Als fysieke maatregelen kan het
zijn dat de dierenarts een boete krijgt op-
gelegd. Deze boete komt ten goede aan de
Staat, de klagende cliënt heeft er niets aan. In
heel uitzonderlijke gevallen kan de cliënt schadever-
goeding vragen. Dat gebeurt natuurlijk regelmatig, maar wordt
uiterst zelden gehonoreerd.

Bij ernstige overtredingen op het gebied van de diergezond-
heidszorg komt schorsing wel met enige regelmaat voon Als
uiterste maatregel kan een dierenarts door het Tuchtcollege dan
nog uit zijn beroep worden gezet. Dat gebeurt heel erg weinig;
in alle jaren waarin ik de uitspraken van het Veterinair
Tuchtcollege lees en bewerk, is onderstaand geval het eerste en
enige waarbij sprake is van een definitieve ontzetting uit het
beroep.

Puinhoop

Het is een onvoorstelbare puinhoop bij deze dierenarts, de typi-
sche uit de hand gelopen situatie bij iemand die niet voor zijn
dieren (en misschien ook niet meer voor zichzelf) kan zorgen,
zoals inspecteurs van dierenwelzijnsorganisaties die wel vaker
aantreffen. Dat het in dit geval om een dierenarts gaat maakt het
verhaal extra schrijnend.

Er staat een pony in de achtertuin met een onbehandelde vlees-
wond tot op het bot. Ook lopen er 27 schapen rond, 29 honden
en acht pups, zes katten en twee kittens en twee hangbuikzwij-
nen. De buren hebben al diverse malen geklaagd en na enige
tijd komt de zaak inderdaad aan het rollen. De AID en de RVV
grijpen in en nemen alle dieren direct in beslag. De pony met de
vleeswond overleeft het niet; gezien de slechte prognose en de
pijn die het dier lijdt is afinaken verreweg de meest humane op-
lossing. Ook voor een aantal andere zwaar verwaarloosde en
zieke dieren is dit de enige uitweg.

Veterinai
tuchtrech

De AID en RVV doorzoeken ook de spullen van de dierenarts.
Alsof de verwaarlozing nog niet erg genoeg is, worden in de
praktijkruimte, het magazijn, de woning en de auto
diergeneesmiddelen gevonden waarvan de
houdbaarheidsdatum sinds lange tijd ver-
streken is. Op sommige flesjes is de da-
tum bewust onleesbaar gemaakt.

Dwang

Het blijkt dat de gemeente al
meer dan eens met de dierenarts
heeft gepraat, en heeft gepro-
beerd hem te overtuigen dat hij
zijn functie als dierenarts
moest neerleggen, maar de die-
renarts in kwestie wilde hier
niet van weten. Wellicht toont
dat ook al aan dat niet alleen bij
de dieren sprake was van ellende.
Een kritische lezer zal zich hier
misschien wel afvragen waarom de
gemeente wel met de man heeft ge-
sproken over het neerleggen van zijn
functie, maar blijkbaar niet eerder heeft in-
gegrepen in een situatie waarin de dieren duide-
lijk het onderspit gingen delven. Helaas vermeldt het
verhaal die overwegingen van de gemeente niet.

De zaak komt op initiatief van de klachtambtenaar bij het
Tuchtcollege, want deze situatie is natuuriijk volkomen on-
houdbaar. Niet alleen heeft de dierenarts de ernstig gewonde
pony aan zijn lot overgelaten, de hele praktijkvoering is verre
van professioneel. Het Tuchtcollege vindt dat deze dierenarts
blijkbaar in een zodanige mentale en fysieke gesteldheid ver-
keert, dat hij niet meer in staat is om zijn beroep naar behoren
uit te oefenen. De dierenarts lijkt dat zelf niet in te zien (en
geeft gedurende de tuchtrechtelijke procedure geen enkele re-
actie), daarom is het nu aan het Tuchtcollege om in te grijpen.
Dat gebeurt dan ook drastisch: De bevoegdheid tot uitoefening
van de diergeneeskunde wordt de dierenarts in zijn geheel ont-
zegd.

De enige kritische vraag die u als lezer nu kunt en zult stellen
is hoe het zover heeft kunnen komen voordat er werd inge-
grepen...

Dierenarts wordt uit zijn beroep gezet

/. Boissevain

-ocr page 254-

LCT. Verkleij

Wetenschappelijk onderzoek naar
het gebruik van psychofarmaca bij
gedragsproblemen bij gezelschaps-
dieren is nog nauwelijks gedaan, en
er zijn slechts enkele middelen ge-
registreerd voor gebruik met dit
doel bij hond en kat. Toch wordt
met name het antidepressivum
Prozac® in landen als België,
Frankrijk en de Verenigde Staten steeds vaker voorge-
schreven bij gedragsproblemen bij honden. Ook dr.
Matthijs Schilder heeft goede ervaringen met Prozac®.
Hij is bioloog, gepromoveerd in de ethologie en sinds 1987
als gedragsdeskundige werkzaam aan de Faculteit der
Diergeneeskunde te Utrecht. Schilder ziet wekelijks hon-
den met gedragsproblemen die doorverwezen worden
naar de polikliniek Gedrag op de Faculteit. Op zijn advies
zijn inmiddels meerdere honden behandeld met Prozac®,
met overwegend goede resultaten. Naar aanleiding van een
door hem gehouden lezing over dit onderwerp bij de
Commissie Ethiek een gesprek met hem over de (on)moge-
lijkheden van het gebruik van psychofarmaca bij gedrags-
problemen bij honden.

Bij welke gedragsproblemen is ondersteuning door gedrags-
medicatie zinvol?

"Gedragsmedicatie is pas zinvol als andere behandelingsmo-
gelijkheden ontoereikend of zelfs onmogelijk zijn. De belang-
rijkste behandelingsmogelijkheid bij gedragsproblemen is ge-
dragstherapie, het veranderen van gedrag met behulp van
verschillende technieken. Zo zal een hond die letterlijk \'de
baas in huis\' is opnieuw zijn plaats moeten leren, liefst onder-
aan de rangorde van het gezin waarin hij leeft. Dit kan op ver-
schillende manieren bewerkstelligd worden, bijvoorbeeld
door het doen van oefeningen met de baas. Je kunt je voorstel-
len dat een grote agressieve Rottweiler zich niet zo gemakke-
lijk op zijn plaats laat zetten, dat brengt risico\'s met zich mee.
In dergelijke gevallen is reductie van zulke risico\'s door
middel van het gebruik van gedragsmedicatie soms gewenst."
"Een dergelijke gecombineerde aanpak kan zinvol zijn bij
dieren met gedragsproblemen ten gevolge van:

1. ernstige angsten en fobieën (vaak veroorzaakt door een
slechte socialisatie)

2.ernstige agressie, waarbij gebeten wordt (dominantie-
agressie; angstagressie; killeragressie naar andere honden
en/of dieren)

hyperactiviteit

A.stereotypieën (OCD, ofwel obsessive compulsive disorder,
zoals achter eigen staart aan jagen; \'vlieghappen\', exces-
sief likken of krabben, etcetera).
Als een dier vreselijk angstig is of in paniek, is het niet in
staat om iets te leren. Bij ernstige agressie is het risico voor

Intervie

Interview met dr. Matthijs Schilder over het gebruik van
psychofarmaca bij gedragsproblemen bij honden

Worden honden gelukkig van Prozac®?

eigenaar, behandelaar en andere mensen en/of dieren (te)
groot. Angst en agressie worden gedempt door het gebruik
van psychofarmaca en vervolgens kan een dier veilig toe-
gankelijk worden voor gedragstherapie."

V/elke psychofarmaca worden zoal gebruikt?

"Er zijn diverse middelen die gebruikt kunnen worden voor
het beïnvloeden van gedrag. Daarbij maak ik onderscheid
tussen middelen die op zichzelf staand een effect hebben op
het gedrag, en middelen die gebruikt kunnen worden als
ondersteuning bij gedragstherapie.

Bij de eerstgenoemde soort middelen kun je denken aan
Vetranquil® dat als kalmeringsmiddel wordt gegeven, of
Valium® zoals gebruikt om katten weer aan het eten te krij-
gen. Ook hormonen worden gebruikt om bepaald (onge-
wenst) gedrag te veranderen. Denk aan chemische castratie
metTardak® of het tegengaan van schijnzwangerschap met
bijvoorbeeld Lactafal®.

In de tweede groep, de medicatie ter ondersteuning van ge-
dragstherapie, wil ik middelen als Selgian®, Clomicalm® en
Fitergol® plaatsen. Deze drie middelen zijn als enige gere-
gistreerd voor gezelschapsdieren, specifiek voor de behande-
ling van gedragsproblemen. Niet-geregistreerd, maar in ver-
schillende landen al veel gebruikt zijn Prozac® en Fevarin®.

-ocr page 255-

Deze groep is relatief nieuw en op dit moment voor ons het
meest interessant vanwege de goede resultaten. In Utrecht
hebben we tot nu toe vooral ervaring met Prozac® opgedaan."

Wat is het werkingsmechanisme van deze middelen?

"Het werkingsmechanisme van de meeste middelen is nog
niet volledig bekend, zeker niet wat betreft de werkzaamheid
bij dieren.

Selgian® bevat een monoamine-oxidaseremmer. Het remt
de afbraak van onder andere dopamine en (nor)adrenaline en
zorgt zo voor verhoogde concentraties in de hersenen van
deze neurotransmitters. Daarnaast remt selegiline de vor-
ming van vrije radicalen. Mensen voelden zich na gebruik
aantoonbaar prettiger, bij dieren is dat veel lastiger vast te
stellen. De door de fabrikant geclaimde werkzaamheid bij
allerlei gedragsstoornissen van emotionele aard, zoals ang-
sten, depressies en fobieën, wordt naar mijn mening niet
waargemaakt.

De werkzame stof in Clomicalm® behoort tot de tricyclische
antidepressiva (TCA). Het zorgt voor een verhoging van met
name de hoeveelheid serotonine en in mindere mate noradre-
naline in de hersenen, door remming van de re-uptake uit de
synaptische spleet van deze stoffen. Dat geeft een anti-depres-
sief effect. Clomicalm® is geïndiceerd voor scheidingsangst.
Fitergol® bevat een cerebrale vasodilatator die de hersen-
bloeding stimuleert en mogelijk neuroprotectieve eigen-
schappen heeft. Het zou met name effectief kunnen zijn bij
oudere honden.

Prozac® en Fevarin® zijn zogeheten SSRl\'s: selectieve sero-
tonine re-uptake inhibitors. Ze remmen de re-uptake van se-
rotonine en zorgen zo voor een verhoging van de hoeveel-
heid serotonine in de hersenen. Zowel uit humane onder-
zoeken als uit dierexperimenteel onderzoek is namelijk ge-
bleken dat bij een depressie, angsten, paniekaanvallen en
dergelijke vaak sprake is van een aantoonbaar verlaagd sero-
toninegehalte. Verder is aangetoond dat agressief gedrag
door het gebruik van serotonine-agonisten geremd kan wor-
den. De weinige studies die bij honden zijn gedaan suggere-
ren hetzelfde. De SSRl\'s zijn derivaten van de tricyclische
antidepressiva (TCA), maar omdat ze veel sterker seroto-
ninespecifiek zijn hebben ze minder bijwerkingen."

Wat zijn de bijwerkingen van de gebruikte psychofarmaca?

"Ook wat betreft de bijwerkingen bij honden en katten is nog
niet veel bekend. Uitgaand van de humane situatie en van de
ervaringen die tot nu toe zijn opgedaan bij honden en katten
kunnen de volgende bijverschijnselen optreden:

a. verhoogde agitatie

b. verhoogde angst, gedurende de eerste paar weken

c. verminderde eetlust gedurende de eerste paar dagen of
weken
(door misselijkheid en/of darmproblemen; waar-
schijnlijk door cholinerge effecten)

d. (te) droge slijmvliezen

e. effecten op circulatie, lever en nieren (verhoogde bloed-
druk, nefrotoxiciteit).

Het is essentieel de eigenaar hierover goed voor te lichten.
Als er bijvoorbeeld sprake is van verhoogde agitatie wordt
een agressieve hond nog agressiever. We hebben dat hier nu
bij twee honden meegemaakt, en beiden moesten geëuthana-
seerd worden. Het inzetten van alternatieven kost veel tijd,
omdat een ruime periode ingelast moet worden voor het af-
bouwen van de reeds ingezette medicatie, en brengt mede
daardoor risico\'s met zich mee. Doorgaan is dan niet verant-
woord. Het risico op ernstige bijtincidenten is soms gewoon
veel te groot.

Vanwege het ontbreken van goed wetenschappelijk onder-
zoek naar het gebruik van Prozac® bij honden maak ik veel
gebruik van het Farmacotherapeutisch Kompas 2002, verge-
lijkbaar met het Repertorium Diergeneesmiddelen. In het
Kompas staan alle beschikbare humane geneesmiddelen,
met vermelding van alle mogelijke bijwerkingen. Bij gebrek
aan beter zoek ik daar ook mogelijke indicaties en contra-in-
dicaties in op en pleeg bij onduidelijkheden en moeilijke ge-
vallen overleg met buitenlandse dierenartsen, die veel erva-
ring hebben. Ook de nieuwe boeken op het gebied van
gedragsproblemen bevatten nuttige informatie\'."

In elke praktijk vanaf nu standaard een potje Prozac® op
de plank?

"Nee, absoluut niet, daarvoor is de gedragsproblematiek
veel te gecompliceerd. Ik wil, ondanks de op het oog goede
resultaten die wij en anderen in het buitenland halen, pleiten
voor terughoudendheid. Bekijk het van geval tot geval en
neem de volgende overwegingen in acht als u erover denkt
een hond met gedragsproblemen te gaan behandelen met be-
hulp van gedragsmedicatie:

• Is de oorzaak voor het probleem werkelijk gedragsmatig?
Sluit vooraf alle mogelijke onderliggende fysieke proble-
men uit (zoals pijngeïnduceerde agressie door bijvoor-
beeld heupdysplasie, gedragsverandering door hersentu-
moren, voedselintolerantie, hypothyreoïdie, etcetera).

• Wordt het welzijn van het dier (ernstig) aangetast door in-
tensiteit/duur/frequentie van de angst?

• Betekent de intensiteit en/of de vorm van de (angst)agres-
sie een reëel risico voor de eigenaar/andere mensen/kinde-
ren en/of dieren?

• Is de motivatie van de eigenaar groot genoeg om, ook na
de ogenschijnlijk snelle verbetering na de medicatie, ge-
dragstherapie te (blijven) volgen, en zijn de mogelijkhe-
den daartoe aanwezig?

• Kan de eigenaar de kosten opbrengen? Gedragsmedicatie
is duur, voor een hond van 60 kilo kost een behandeling
met Prozac® ongeveer 100 euro per maand.

• Hoe is het gesteld met de verdere gezondheid van het dier?
(met het oog op mogelijke bijeffecten van de medicatie).

• Zijn er andere therapeutische mogelijkheden voorhanden?
Begin er in ieder geval alleen aan als u er voldoende tijd aan
kunt (en wilt) besteden. Gedragstherapie kan ook heel goed
uitgevoerd worden door een gedragstherapeut. De opleiding
en kwaliteit van gedragstherapeuten is echter nogal wisse-
lend. Bovendien missen zij de expertise om onderliggende
fysieke problemen uit te kunnen sluiten en mogen zij geen
medicatie voorschrijven. Voer daarom regelmatig overleg
met de betreffende gedragstherapeut. U kunt de hond ook
doorverwijzen naar de gedragspoli hier op de Faculteit. Na
het onderzoek, de testen en de diagnosestelling kan een the-
rapie voorgesteld worden. De verdere begeleiding kan ver-
volgens weer door u gedaan worden, in overleg met mij."

Alleen nog blije honden en bazen in de toekomst?

"Al klinkt het allemaal erg veelbelovend, we moeten ons rea-
liseren dat een wetenschappelijke basis voor het gebruik van

\' "BSVA Manual of Canine and Feline Behavioural Medicine ". 2002, by Deborah
Horwiiz, Daniel Mills and Sarah Heath. ISBN 0905214595.
"Handbook of behavioural problems of the dog and cat". 1997, by C. Land.fberg. Wf
Hunthausen and L Ackerman. ISBN 0750630604.

-ocr page 256-

deze vormen van psychofarmaca bij de hond en kat tot nog toe
erg marginaal is. Alle beschikbare informatie over het moge-
lijke werkingsmechanisme is verkregen door onderzoek bij
kleine proefdieren en middels humane studies. De meeste re-
sultaten met betrekking tot honden en katten komen uit klein-
schalige onderzoeken en zijn empirisch. Toxiciteitstudies zijn
wel bij honden verricht, maar die hebben niet de therapeutische
effecten als oogmerk. Er zijn praktisch geen relevante studies
gedaan, met significante aantallen patiënten, naar de klinische
effecten bij hond en kat. Ook zijn er nog helemaal geen studies
gedaan naar de wijze van toediening en de dosering, de duur
van de therapie en wijze van terugtrekken. Ten slotte is er nau-
welijks iets bekend over de farmacokinetiek en de mogelijke
bijverschijnselen bij hond en kat."

"Er is grote behoefte aan dubbelblind placebogecontroleerd
onderzoek. Daar wordt door velen, ook door ons hier in
Utrecht, diep over nagedacht maar daarbij stuit men op meer-
dere problemen. Voor al het gedragsonderzoek geldt de com-
plicerende factor dat gedrag multifactorieel is qua oorzaken.
Daarnaast zijn dieren in een laboratoriumsituatie niet helemaal
te vergelijken met dieren in een gezinssituatie. Specifiek voor
onderzoek naar gedragsmedicatie is het morele probleem dat
ontstaat bij het geven van placebo\'s. Zeker bij ernstige agressie
is het risico veel te groot. En natuurlijk is er altijd en overal een
gebrek aan geld."

Waarom toch al gedragsmedicatie gebruiken terwijl voorals-
nog onderzoek ontbreekt?

"De resultaten zijn zo goed dat, ondanks het (nog?) ontbreken
van een voldoende wetenschappelijke basis, het niet gebruiken
van de moderne humane psychofarmaca (off-label) slechter
uitpakt voor de meeste patiënten dan het wel gebruiken. Het
gebruik van een middel als Prozac® kan de kans dat mens en
dier op een (sterk) verbeterde wijze samen verder kunnen sterk
vergroten. Vergeet niet dat het alternatief in veel gevallen eu-
thanasie is. Het niet voorschrijven van gedragsmedicatie in
dergelijke gevallen is in mijn ogen een vorm van suboptimale
zorg. Psychofarmaca in combinatie met gedragstherapie, on-
der deskundige leiding, is naar mijn mening in die gevallen de
beste keus. Zolang men maar weet waar men mee bezig is en
het verloop in de gaten houdt."

Drs. L.C.T. Verkleij is dierenarts en journalist.

Wijziging Telefonische Spreekuren Algemene Chirurgie

Mevrouw dr. A.J. Venker-van Haagen is 31 januari jongstleden met verdiend pensioen gegaan, na ruim 35 jaar in dienst te
zijn geweest van de Hoofdafdeling Geneeskunde van Gezelschapsdieren. Haar klinische werkzaamheden in de
KNO zijn
overgenomen door drs. G. ter Haar In verband hiermee is ook een herorganisatie van de telefonische spreekuren van de
Algemene Chirurgie (inclusief
KNO) doorgevoerd. Per 1 april 2003 zullen de betreffende specialisten bereikbaar zijn voor
overleg op de volgende tijden en telefoonnummers:

telefonische Spreekuren Algemene Chirurgie:

Urologie

Pcrineum/buik

Oncologie

Kop/hals/thorax

KNO
(L\'Eplattenier)
(Van Sluijs)
(Kirpensteijn)
(Peeters)
(Ter Haar)

Maandag

Dinsdag

Woensdag

Donderdag

Vrijdag

13.00-13.30
13.00-13.30
13.00-13.30
13.00-13.30
13.00-13.30

030-2531260
030-2531591
030-2531698
030-2531696
030-2531708

Quangocratie; over het doordrukken van de verplichte
ISO-certificering door VKO

S. Jonker

Iedere dierenarts heeft inmiddels
kunnen constateren dat er door het
Veterinair Kwaliteitsorgaan (VKO)
een koppeling is doorgevoerd tussen
de regelingen voor de Erkende
Dierenarts en de ISO-certificering
van praktijken, twee entiteiten die
oorspronkelijk los van elkaar ston-
den. Zelfs in het schrijven van juli
2000 van de heer J.J. Voermans (huidige voorzitter van VKO)
aan de erkende paardendierenartsen betreffende de noodza-
kelijke criteria om erkend te blijven wordt met geen woord

Ingezonde

gerept over de ISO-eis. Eenieder die zegt of schrijft dat men
vanaf 1997 hiervan op de hoogte kon zijn als erkende dieren-
arts doet dus aan geschiedenisvervalsing.
Deze doorgevoerde koppeling heeft geen enkele wettelijke
basis in het Europees recht en/of het Nederlands recht, dit
geldt voor de positie van ALLE diersoort-erkenningen en
niet alleen voor de erkenning paard! Daarnaast is er bij
paardendierenartsen ook geen democratisch mandaat om tot
de koppeling over te gaan. Tijdens discussies binnen de
Groep Geneeskunde van het Paard (GGP) over het erkennen
van paardendierenartsen is er slechts over gesproken dat er
\'op termijn\' uit een \'gecertificeerde\' praktijk zou moeten

-ocr page 257-

worden gewerkt; concrete verdere invulling is nooit uitge-
werkt en uit de notulen van de ledenvergaderingen blijkt al
helemaal niet dat hiervoor een democratische basis te vinden
is.

Het VKO gaat zich als een echte Quango (=quasi autonome
niet-gouvernementele organisatie) gedragen met het bijbeho-
rende bestuur dat als een oligarchie de dienst uitmaakt. Dit al-
les zit gegoten in een stichting; een rechtsvorm die tegenwoor-
dig wel vaker gebruikt wordt voor het implementeren,
uitvoeren en afdwingen van bepaalde privaatrechtelijke taken.
De excessen die hiervan op velerlei gebied het gevolg zijn wor-
den recentelijk door de pers uitgebreid aan de kaak gesteld.
Of we hier in de diergeneeskunde op zitten te wachten vraag
ik mij af; persoonlijk ben ik niet geïnteresseerd in tijdro-
vende en papierverslindende verplichtingen die slechts de
schijn van vaktechnische meerwaarde opleveren. Overal in
de maatschappij probeert men de bureaucratische poespas
terug te dringen maar voor de diergeneeskunde meent men
dat er nog lang niet genoeg papieren rompslomp is. Daarbij
komt nog het feit dat in deze tijd van economische neergang
(varkenshouderij, rundveehouderij!) vele collegae hun inko-

Reactie op ingezonden brief van S. Jonker

Veterinaire kwaliteit

J. Loomans

Erkenningsregeling Paard

In 1996 is door de Groep Geneeskunde van het Paard een
projectgroep samengesteld met als taak het opstellen en uit-
voeren van een projectplan dat moest leiden tot een
Erkenningsregeling Paardendierenartsen. Deze regeling be-
oogt een verhoging van kwaliteit en uniformiteit van de door
paardendierenartsen verrichte werkzaamheden.
Al in 1997 zijn door deze projectgroep criteria gepubliceerd
waaraan voldaan moet worden alvorens men zich een erkende
paardendierenarts mocht noemen.

1. Criteria ten behoeve van de gewenste uniformiteit. De er-
kende paardendierenartsen dienen een uniform pakket aan
basiskennis te bezitten (basiscursus erkende paardendieren-
arts) en dienen nascholingsprogramma\'s te volgen, veertig
punten per jaar.

2. Criteria ten behoeve van gewenste inzichtelijkheid en
toepasbaarheid.
De erkende paardendierenartsen werken
met praktijkprotocollen en de gevolgde werkwijze, bevin-
dingen, adviezen en therapieën kunnen in patiëntenversla-
gen worden nagegaan. De erkende paardendierenarts werkt
op termijn vanuit een KRD-gecertificeerde praktijk.

3.Criteria ten behoeve van de gewenste kwaliteit.

• Kennis en ervaring. Urencriterium, dertig contacturen per
maand.

• Vaardigheden. Doen van lichamelijk onderzoek etcetera so-
ciale vaardigheden, werken in teamverband.

• Attitude ten aanzien van de beroepsuitoefening. Code
voor de dierenartsen.

Vanaf vootjaar 1998 is de erkenningsregeling voor de paarden-
men of praktijkwinst nog meer onder druk zien komen door
deze ergernis veroorzakende gang van zaken.
Gezien het bovenstaande vindt een groot aantal leden van de
GGP het dwingend opleggen van de ISO-certificering een
heilloze ontwikkeling die geen meerwaarde geeft aan hun
praktijk voering en/of het functioneren als erkende paarden-
dierenarts. Bij deze wil ik allen met vergelijkbare gevoelens
uitnodigen om de circulerende protestbrief per e-mail bij
ondergetekende op te vragen en ingevuld te retourneren.
Tevens zal er binnenkort op de ledenvergadering van de GGP
uitgebreid over dit onderwerp worden gesproken en kan ie-
dereen hier duidelijk een mening te berde brengen.
Het kan toch niet zo zijn dat we ons als zwijgende lammeren
naar het slachthuis laten leiden zonder onze stem te laten ho-
ren als we het er niet mee eens zijn. De diverse besturen moe-
ten ook hun verantwoording nemen en zich afvragen of het
risico van een scheuring en ledenverlies binnen de Groepen
en KNMvD een prijs is die betaald kan en mag worden.

Schelto jonker, erkend paardendierenarts zolang het nog kan! E-mail:
jonker_schelto@hotmail.com

dierenartsen een vast agendapunt op de ledenvergaderingen
van de Groep Geneeskunde van het Paard. De beroepsgroep is
ook erg enthousiast over deze regeling getuige de elf basiscur-
sussen erkende paardendierenarts in totaal gevolgd door 440
dierenartsen en nog twee basiscursussen met in totaal tachtig
dierenartsen gepland voor juni 2003. Op dit moment hebben
365 paardendierenartsen zich laten registreren als erkende
paardendierenarts.

Oprichting VKO

In juni 2002 heeft de KNMvD alle regelgeving aangaande ve-
terinaire kwaliteit ondergebracht bij het Veterinair Kwaliteits
Orgaan (VKO). De reden voor het oprichten van het VKO is het
positioneren van een zelfstandig, onafhankelijk platform op
het gebied van veterinaire kwaliteitszorg, in de breedste zin van
het woord.

De missie van het VKO is:

"De veterinaire dienstverlening op een herkenbaar, constant en
hoog niveau brengen met een sterk oog voor de wensen van de
markt en de samenleving".

Het VKO-bestuur bestaat uit afnemers en aanbieders van vete-
rinaire diensten:

• Land en Tuinbouw Organisatie Nederland

• Dierenbescherming

• Gezondheidsdienst voor Dieren

• KNMvD-bestuur

• Practici Landbouwhuisdieren

• Practici Paarden en Gezelschapsdieren

• Faculteit der Diergeneeskunde

Daarbij laat het VKO-bestuur zich adviseren door de overheid.
Een aanzienlijk deel van het veterinair handelen valt immers
onder wettelijke regelingen.

Kwaliteits Richtlijn Dierenartsenpraktijk (KRD)

Naast de Code voor de Goede Veterinaire Praktijk (GVP-code)
en de erkenningenregelingen per diersoort is ook de Kwaliteits
Richtlijn Dierenartsenpraktijken (KRD) door de KNMvD bij

-ocr page 258-

het VKO ondergebracht. Deze KRD is aangepast om aan de
laatste ISO 9001:2000-normen te voldoen. Dit zijn internatio-
naal gehanteerde normen voor kwaliteitsmanagementsyste-
men, gebruikt door bijvoorbeeld apotheken, zorginstellingen
en de Federation of Veterinarians of Europe. De KRD/ISO-cri-
teria zijn een vertaling hiervan naar de dierenartsenpraktijken
in Nederland. Uitgangspunt van de KRD/ISO is het wettelijk
handelen, aangevuld met regelingen die de beroepsgroep zelf
heeft opgesteld. Zo zijn onder meer verwerkt:

• Wet Uitoefening van de Diergeneeskunde

• Diergeneesmiddelenwet

• Gezondheids- en Welzijnswet voor Dieren

• Opiumwet

• Bestrijdingsmiddelenwet

• GVP-code

• Regelingen Erkende Dierenartsen

• Besluit Stralingsbescherming Kemenergiewet

• Arbowet

• Rechtspositieregeling voor dierenartsassistenten

Het KRD/ISO Kwaliteitsmodel brengt verband in de verschil-
lende processen die op een dierenartsenpraktijk plaatsvinden.
Dit is natuurlijk in eerste instantie de daadwerkelijke zorgver-
lening, middels het aanmelden, de indicatiestelling, de uitvoe-
ring en de nazorg. Hiermee verweven zijn beleid en organisa-
tie, de praktijkmedewerkers, onderzoek en ontwikkeling, prak-
tijkgebouw, apotheek, apparatuur en materiaal, diensten door
derden, documentatie en registratie en evaluatie.
Een dergelijk kwaliteitssysteem is continu in beweging, bezig
met verbetering van de dienstverlening, maar ook de werkom-
standigheden en het werkplezier van de dienstverleners.
Waar het om gaat is leveren van veterinaire kwaliteit, vakman-
schap dat gezien en gecontroleerd kan en mag worden.
Ondernemen met een visie, toekomstgericht met duidelijke
doelstellingen en evaluatiemomenten en een open vizier naar
de samenleving. Klanten en organisaties (bijvoorbeeld verze-
keringsmaatschappijen en de overheid) kunnen op basis van
het VKO-keurmerk vertrouwen dat de persoon of de praktijk
zelf de verantwoordelijkheid heeft genomen en op een open,
gestructureerde en gecontroleerde wijze omgaat met zijn vak.
Waar het niet om gaat is het produceren van zoveel mogelijk pa-
pier, formulieren, het introduceren van bureaucratie en geheim-
zinnigheid, maar laten zien watje doet en doen watje zegt!

Joop Loomans is VKO-bestuurslid voor practici paarden en gezelscliaps-
dieren.

Westerhuis Kliniek voor Gezelschapsdieren organiseert de workshop

Homeopathie bij de Hond

De workshop \'Homeopathie bij
de Hond\' is bedoeld voor iedereen
die serieus is geïnteresseerd in de
homeopathie, zoals dierenartsen,
dierenartsassistenten, kynologen
en veterinair homeopaten. De
onderwerpen die worden behan-
deld zijn: werking en toepassing,
geneesmiddeldiagnose, vrucht-
baarheid, urinewegen, maagdarmkanaal, complexmid-
delen, ontstekingsmiddelen, vaccinatie en vaccinose,
bewegingsstoornissen, huidklachten, gedrag, geneesmid-
delleer en casuïstiektraining.

De workshop wordt gehouden op 31 mei, 14 en 28 juni
2003 van 08.30 tot 17.30 uur. De locatie is Wageningen
International Conference Centre (WICC), Lawickse Allee
9, 6701 AN Wageningen. De kosten bedragen 245,- euro
inclusief het boek Hond & Homeopathie.

Foor meer informatie of inschrijving neemt u contact op
niet: WKG\' Workshops. Dalwagen 29-C, 6669 CA
Dodewaard, telefoon (0488) 410040, telefax (0488)
410099. de website: www.uwdierenkliniek.nl.

Symposium dierenarts in de dierentuin

De wildlifewerkgroep van de vereniging Archaeopteryx,
verbonden aan de Faculteit der Diergeneeskunde te
Utrecht, organiseert op 23 april 2003 in het hoofdge-
bouw van de Faculteit een symposium over de dieren-
arts in de dierentuin o.d.z. \'van anatomie tot therapie\'.

Het symposium zal van 19.00 tot 22.30 uur duren.
Kaartverkoop is vanaf 18.30 uur aan de deur, reserveren is
mogelijk via
wildlifewerkgroep(^hotmail.com onder ver-
melding van naam, telefoonnummer en gewenste aantal
kaartjes. De kaartjes kosten drie euro per stuk, inclusief
koffie of thee.

Op dit symposium zullen spreken:
Drs. M.J. Hoyer, dierenarts Artis

Dhr. W Kersten, docent anatomie Faculteit der Dierge-
neeskunde, Utrecht

Drs. RS.J. Klaver, voormalig dierenarts Artis

Drs. W. Schaftenaar, dierenarts Blijdorp

Drs. S.A.B.I. Wolters, dierenarts Artis/Stichting AAP

-ocr page 259-

Na het eerste succesvolle Voorjaarsdagen Equine
Congress 2002 in de RAI in Amsterdam hopen wij u
ook dit jaar weer te mogen verwelkomen. In nauwe
samenwerking met de Groep Geneeskunde van het
Paard is er wederom een interessant wetenschappelijk
programma samengesteld dat door het VKO gehono-
reerd is met tien punten per congresdag.

Vrijdag 25 april 2003 zal naast de gynaecologie de ortho-
pedie aan bod komen, sprekers in deze sessie zijn onder
andere dr. Ter Braake en prof. Denoix. Tijdens de mid-
dagsessie behandelt dr. Haussier onder andere de alterna-
tieve geneeswijzen als chiropractie en acupunctuur.

Zaterdag 26 april 2003 zal in het teken staan van de sport-
geneeskunde. Dr. Mitchell en dr. van Breda belichten dit
onderwerp ieder vanuit hun eigen invalshoek, \'s Middags
zullen de alom gewaardeerde meet-the-specialist-sessies
terugkeren.

Zondagochtend 27 april 2003 zal dr. Nunamaker zijn
Equine state-of-the-art lecture \'On bone and fracture
treatment in the horse\', houden in de Forumzaal. Voor
wie dit jaar niet op de AAEP was, is dit dé gelegenheid!
De middag wordt gevuld met korte voordrachten in de
Free Communications, onder andere met dr. Sue
Dyson. Verdere invulling van het wetenschappelijk pro-
gramma kunt u vinden op de website
www.voorjaars
dagen.org.

Natuurlijk is ook dit congres de ideale plaats om uw (in-
ter-)nationale collegiale contacten weer eens aan te halen
en/of uit te breiden. Gelegenheid hiervoor heeft u op de
uitgebreide tentoonstellingsvloer, de openingsborrel op
vrijdag, het congresfeest in het Renaissancehotel op za-
terdag of tijdens het afzakkertje op zondagmiddag.

Tot ziens in april, tijdens het 2nd Voorjaarsdagen Equine
Congress 2003!

Equine Congress 2002

DANS 25 jaar!

A. van Dongen en M. Yokoi

De RAI in Amsterdam zal zaterdag 26 en zondag 27
april 2003 klaarstaan voor de ontvangst van meer dan
duizend enthousiaste DANS-gangers. In de 25 jaar
van haar bestaan is de DANS uitgegroeid tot een vol-
waardig congres voor dierenartsassistenten en para-
veterinairen. Wij verwachten dit jaar wederom be-
langstellenden uit zowel binnen- als buitenland. Met
op de zaterdag en op de zondag vier simultane sessies
in zowel Nederlands als Engels biedt de DANS dit jaar
wederom voor elk wat wils.

Op zaterdag 26 april gaan we van start met een algemeen
en paardenprogramma in het Nederlands. Tevens een En-
gelstalig programma voor de lietliebbers. De onderwer-
pen variëren van geriatrie en medicijngebruik tot voort-
planting en hoefverzorging bij het paard. Het met succes
ontvangen themaprogramma Hematologie wordt dit jaar
herhaald met theorie en practicum voor zowel beginners
als gevorderden. Je assistente kan je na dit practicum een
hoop werk uit handen nemen.

Op zondag komt er een uitgebreid (Engelstalig) manage-
mentprogramma aan bod. Communicatie met collega en
klant, leidinggeven en omgaan met stress: allemaal lezin-
gen waar dagelijks van geprofiteerd kan worden. Andere
onderwerpen die aan bod komen in het algemene pro-
gramma zijn onder andere: voedselallergie, ABC en
doofheid. Het (Engelstalige) paardenprogramma zal uit-
eenlopen van chiropractie tot een interessante lezing over
de begeleiding van het sportpaard. Dat zal iedereen wel
wakker houden na de lunch!

Voor een uitgebreid overzicht van ons programma en voor
inschrijving kan de website worden bezocht:
ww\'w.voor
jaarsdagen.org.
Let goed op bij het inschrijven want voor
zowel het paardenprogramma (geen extra kosten) als voor
de themaprogramma\'s (40 euro extra) geldt een
aparte in-
schrijving! Gezien de enorme belangstelling vorig jaar is
het zaak dat assistente(s) zo snel mogelijk voor deze onder-
delen inschrijven. Uiteraard kan met een toegangsbewijs
voor het paardenprogramma ook het algemene programma
worden gevolgd.

De industrie is dit jaar wederom goed vertegenwoordigd op
de tentoonstellingsvloer. Een keur aan ondernemingen die
klaarstaan voor dierenarts en assistent met vragen, op zoek
naar nog betere dienstveriening richting cliënt en patiënt.
Het geheel wordt natuurlijk weer omlijst door een excel-
lente lunch en de aanwezigheid van thee en cafeïne. Op de
zaterdagmiddag aansluitend aan de lezingen zijn alle
DANS-deelnemers bovendien uitgenodigd voor het Hill\'s
Happy Hour in het congresgebouw. Vanwege onze 25® ver-
jaardag zal de band Waitress Dilemma een geweldig feest
hiervan maken.

Kortom: uw team mag het niet missen! Tot DAN(S)

Astrid van Dongen en Miyuki Yokoi zijn lid van de Voorjaarsdagen
Congres Commissie.

-ocr page 260-

In 1997 startte het ministerie van Landbouw, Natuur-
beheer en Visserij (LNV) een omvangrijk onderzoekspro-
gramma naar het fysiologische aanpassingsvermogen
van landbouwhuisdieren onder productieomstandighe-
den. Vanwege het naderende einde van dit programma
wordt op 10 en 11 april 2003 een symposium georgani-
seerd met als titel: Grenzen aan Welzijn & Dierlijke
Productie. Doel is terug te zien wat de opbrengst van het
onderzoek is geweest in het licht van het programma. Het
symposium is ingedeeld in een wetenschappelijke dag en
een publieksdag en vindt plaats op Boerderij Mereveld in
Utrecht.

Wetenschappelijke dag

Op 10 april, de \'wetenschappelijke dag\' staat centraal: de pre-
sentatie van het onderzoek, uitgevoerd in het kader van het
NOW/LNV-programma en gepresenteerd dóór en met name
vóór onderzoekers, in nationaal en internationaal perspectief
Tijdens het ochtendprogramma zijn er vier lezingen van
internationale keynote speakers over \'Grenzen aan welzijn en
diedijke productie\',
lan Duncan (University of Guelph,
Canada) plaatst het onderwerp in een internationale context,
waama drie sprekers de belangrijkste thema\'s binnen het pro-
gramma belichten.
Per Jensen (Swedish University of
Agricultural Science, Sweden) behandelt \'stress en gedrag\',
PierreMormède(\\}n\\vtvs\\Xé Bordeaux, France) belicht \'indi-
viduele variatie in de aanpassing aan stress\' en
Christopher
Coe (University ofWisconsin, USA) behandelt \'stress en im-
muniteit\'.

\'s Middags zijn er diverse parallelsessies over \'stress en ge-
drag\', \'individuele variatie\' en \'stress en immuniteit\'. Bij dit
laatste onderwerp zal collega Esther Komalijnslijper een pre-
sentatie verzorgen. Na de theepauze zal de minister van LNV
zijn reactie geven en vindt een forumdiscussie plaats onder
leiding van Felix Meurders. Tot slot is er een borrel en poster-
presentatie.

Publieksdag

Op 11 april is de \'publieksdag\'. Met vertegenwoordigers van
publieke organisaties en andere \'publiek-geïnteresseerden\'
zal een kritische reflectie plaatsvinden op het onderzoek. Wat
betekent dit onderzoek in het licht van de maatschappelijke
vraag hoe optimale dierlijke productie op een verantwoorde
wijze te combineren met dierenwelzijn? Hoe is deze proble-
matiek transparant te maken voor de consument?
Dagvoorzitter op de publieksdag is
Felix Meurders, die om
10.45 uur de dag opent. Vervolgens spreekt
Jan Staman
(Directeur Rathenau Instituut) over \'Grenzen trekken of
koers wijzigen\'. Jaap
Koolhaas (Hoogleraar gedragsfysiolo-
gie. Rijksuniversiteit Groningen) houdt een lezing over
\'Welzijn van dieren fundamenteel benaderd\'.
Na de lunch (met posters en stands) zijn er een aantal para-
llelle workshops, namelijk over kippen (Harry Blokhuis, ID-
Lelystad), varkens (Hans Spoolder, Praktijkonderzoek Vee-
houderij), koeien (Elsbeth Noordhuizen-Stassen, Universi-
teit Utrecht) en vissen (Hans Komen, Wageningen UR). Ook
deze dag wordt afgesloten met een discussie onder leiding
van Felix Meurders, waarin de rapportage van en discussie
over de resultaten van de afzonderlijke workshops aan de
orde komen en de slotconclusies worden aangeboden aan
vertegenwoordigers van het NOW en het ministerie van LNV

Aanmelden

Symposium ^Grenzen aan Welzijn & Dierlijke Productie*

Aanmelden kan via de symposiumwebsite M\'ww.dierenwel-
zijn.info,
voor één of beide dagen en er zijn aan het bijwonen
van het symposium (na aanmelding) geen kosten verbonden.
Tevens is een aanmeldingsformulier aan te vragen bij de
symposiumorganisatie (Publimarket, telefoon (070)
3561534 of e-mail
now@puhlimarket.nl).

PRIOfllTEITSPROGRAMMA

6ftEM2EN AAN WELZIJN ft DIERLIJKE PRODUCTIE

Comparative Veterinary Histology with clinical correlates

Elizabeth Aughey and Frederic L
Fr/e. Manson Publishing, London,
ISBN
1-874545-66-9, 296 pagina\'s.

Een gedegen overzicht van de vete-
rinaire histologie, zeer rijk geïl-
lustreerd met voor het grootste ge-
deelte fraaie, kleurrijke foto\'s. De
schrijvers spreken in hun voor-
woord dan ook terecht over een atlas. De tekst is duidelijk
maar compact, hetgeen de leesbaarheid niet altijd ten goede
komt. In de foto\'s wordt, om de diverse onderdelen van de
weefselstructuur aan te geven, veel gebruik gemaakt van
nummers, die soms pas met enige moeite tegen hun achter-
grond te herkennen zijn. Bij gebruik van zoveel foto\'s kan
het haast niet anders dan dat er een enkele keer iets fout gaat;
zo ook hier, zodat nu en dan een nummer in de illustratie ont-
breekt of in een verkeerd gedeelte van de foto is aangebracht.

-ocr page 261-

Het boek is overzichtelijk ingedeeld. Bij de introductie wordt
kort de techniek van het maken en kleuren van histologische
preparaten belicht. Na een zeer korte bespreking van de cel-
structuur worden de diverse weefseltypen toegelicht. Daarna
volgt een overzicht van de orgaansystemen met hun diverse
componenten. De basis is uiteraard de zoogdierhistologie,
maar zoals de titel ook al aangeeft wordt aan het einde van elk
hoofdstuk, indien van toepassing, tevens de karakteristiek
histologische facetten van respectievelijk vogels, reptielen,
amfibieën en vissen toegelicht met eveneens een aantal il-
lustraties. Het boek slaagt er duidelijk in om te voldoen aan de
aangeven doelstelling, namelijk om het begrip met betrekking
tot de relatie tussen structuur en functie te vergroten. Het
aardige in dit verband is dat elk hoofdstuk wordt afgesloten met
voorbeelden uit de ziektekunde. De tekst hiervan is algemeen
en tamelijk oppervlakkig, hetgeen begrijpelijk is gezien het
primaire onderwerp en de weinige beschikbare ruimte. Ook
hier wordt de tekst begeleid door enkele illustraties. Het
boek wordt afgesloten met een aantal appendices waarin bij-
voorbeeld schematisch de opbouw van de nier wordt weerge-
geven. In de index van dit histologieboek wordt opmerkelijk
genoeg ook verwezen naar trefwoorden in de tekst van het
ziektekundig gedeelte, ook als hiervan geen illustratie is op-
genomen zoals bijvoorbeeld met betrekking op de ziekte van
Cushing. Al met al een zeer fraai en informatief naslagwerk
voor eenieder die bij haar/zijn werkzaamheden van doen
heeft met veterinaire histologie, alsmede voor iedereen die
hierin geïnteresseerd is.

Jan fbs

Infectie met groep C
Streptococcen

Nageltred bij
paarden

Der Nageltritt beim Pferd. Eine
Retrospektive über
53 Fälle. C.
Eisenach, K. Leppert und L. F. Litzke.
Der Prakt Tierarzt 2001; 82:276-82.

Referaten

Zoonotic infection with Croup C Streptococcen. J. Tessier, R.
Miller, W. Emmons, E. Holmboe, R. Hawkins. Clin Info Dis
1999; 28:1322.

De behandeling van 53 paarden met \'nageltred\', die in de pe-
riode 1986-1999 aan de Chirurgische Kliniek van de
Veterinair-Medische Faculteit te Glessen werden opgeno-
men, wordt uiteengezet.

In ongeveer de helft van de gevallen was de \'insteekplaats\'
niet te vinden onder andere omdat de dieren pas geruime tijd
(één tot zes weken) na het ongeval ter onderzoek werden
aangeboden.

Meestal was het scherpe voorwerp (spijker, nagel, ijzer-
draad) ingedrongen in de straalgroeven.
De paarden werden klinisch ingedeeld in zeven rubrieken.
De behandeling bestond uit het verwijderen, indien aanwe-
zig, van het vreemde voorwerp en van het ontstoken weefsel,
uit curettage van het hoefbeen, uit het geven van antibiotica
en antitetanus-serum en uit het aanleggen van een verband
waarbij soms ook warmwaterspoelingen werden toegepast
op het aangetaste onderbeen. Bij het bestaan van purulente
ontstekingen in het hoefgewricht of in de slijmbeurzen als-
mede in gevallen van osteomyelitis was de prognose infaust
en werd euthanasie toegepast.

De prognose was gunstig wanneer de lederhuid, het straal-

kussen en het hoefbeen waren aangeprikt.

De duur van de behandeling was mede gerelateerd aan de tijd

tussen ongeval en kliniekaanbod.

De therapie was bij 42 van de 53 paarden succesvol.

J.P.W.M. Akkermans

De auteurs zijn werkzaam in het Noval Medical Center in
Virginia. Ze presenteren in dit artikel twee patiënten met een
infectie door groep G Streptococcen. (Op zich is dit niet zo
ongewoon: op het laboratorium van referent worden deze
Streptococcen vrijwel wekelijks geïsoleerd bij humane pati-
ënten uit wonden, etcetera, ref). Het bijzondere aan de be-
schreven gevallen was, dat beide patiënten veel \'krabeffec-
ten\' op hun huid hadden door de nagels van een jonge kat, die
ze kort daarvoor hadden aangeschaft.

De eerste patiënte was 37 jaar en werd met een pleuritis in
het ziekenhuis opgenomen. Uit het bloed werden groep G
Streptococcen geïsoleerd. De andere patiënte was ook 37
jaar en had de ziekte van Hodgkin. Ze had een arthritis van
de rechterschouder. Na arthrocentese werden uit de synovia
groep G Streptococcen geïsoleerd.

Groep G Streptococcen komen bij honden, katten en mensen
voor en hebben grote overeenkomst met groep A Strepto-
coccen, ook wat de pathogeniteit betreft. De auteurs wijzen
op het gevaar van jonge (speelse) krabbende katjes met name
bij mensen met een verminderde weerstand.

J. Goudswaard

-ocr page 262-

Alle Annema

memoriam

Alle is geboren op 24 september 1929 te Huizum bij Leeuwarden, waar zijn ouders een
rundveebedrijf hadden. Na de HBS en de militaire dienst begon hij in 1953 zijn studie dier-
geneeskunde. Alle werd lid van Unitas, waar hij een bestuursfunctie ver\\>ulde, en van
Redbad. Uit deze tijd heeft hij vele contacten overgehouden.

In 1958 trouwde hij tnet Joukje Kalsbeek en een jaar later studeerde hij af. Na een waarne-
ming in Oldeberkoop konden zij in 1959 de praktijk van F.J. Eisenga in Noordbroek overne-
men. Met veel enthousiasme werkte hij in de grote huisdierenpraktijk, waar geleidelijk aan
de paarden verdwenen en de kleine huisdieren een steeds grotere rol gingen spelen.
Daarnaast was hij werkzaam hij de vleeskeuring in Hoogezand.

In deze jaren werden zijn kinderen Nynke, Jan Anne en Margriet geboren. Alle en Joukje
waren sterk betrokken in het dorpsleven. Daarnaast beleefden zij veel plezier aan de puz-
zelritten, die georganiseerd werden door de KNMvD en de A fdeling.

In het najaar van 1970, tijdens een ongeval in de eerste ligboxenstal van zijn praktijk, brak
hij een heup. Na her.stel hieven er toch beperkingen bestaan waarna zij besloten met de
praktijk te stoppen. Nadat in februari 1971 de praktijk aan mij was overgedragen, is Alle
volledig gaan werken hij de vleeskeuringsdienst. Eerst twee jaar in het Westerkwartier,
daarna kwam Alle bij het slachthuis in Winschoten en werd directeur van de Vleeskeurings-
kring Oost-Groningen. In het grensgebied wonende had hij veel bemoeienissen met de im-
port en export van vee en vlees.

In deze tijd was hij mij nog vaak behulpzaam in de praktijk en bleef belangstelling houden
voor de veehouderij. Vele jaren is hij secretaris geweest van de Afdeling Groningen-Drenthe
van de KNMvD, was actief in de Kring van Keuringsdierenartsen, waarvan hij penning-
meester was. Ook was hij lid van de oudercommissie van school en had zitting in de kerke-
raad. Later beleefde hij veel plezier aan de jaarlijkse bijeenkomsten van oud-dierenartsen
in Friesland. Ook toonde hij grote interesse voor sport, zoals kaatsen en schaatsen; zelf
heeft hij een aantal elfstedentochten gereden.

Alle was gediplomeerd molenaar, de dag van de uitvaart stonden de drie molens van
Winschoten in rouwstand. Na zijn pensionering hebben Alle en Joukje veel gereisd, veel van
hun vrienden werden uitgenodigd met hun een boottocht te maken over de Friese meren, en
konden zij genieten van dezeven kleinkinderen. Trijntje Alle is het jongste kleinkind dat kort
voor het overlijden van Alle is geboren. De vader, Jan Anne, zei hierover het volgende tij-
dens de zeer druk bezochte kerkdienst en crematieplechtigheid:

"Trijntje Alle, mijn dochter, zijn kleindochter. Pappa heeft haar heel kort gekend. Zij zal
hem niet kennen. Alhoewel.... Misschien toch wel, want later, als Trijntje groot is, ga ik met
haar een stukje varen of autorijden. A Is we gaan autorijden, moet Trijntje sturen. Ik zet mijn
stoel helemaal naar achteren en ik doe de rugleuning een paar standjes naar beneden. Ik
vouw mijn handen op mijn huik. Ik zeg niet veel, behalve dingen als kijk, daar op dat hek,
een buizerd\', of, \'kijk, dat kerkje daar, dat is Usquert\'. Het land zal leeg zijn. Het grijs van
het land zal vloeiend doorlopen in het grijs van de lucht.
En we zullen volmaakt gelukkig zijn... "

Het verlies van Alle heeft ons diep geraakt. We wensen Joukje, kinderen en kleinkinderen
veel sterkte toe.

Eduard Hettinga

-ocr page 263-

Voorbereidingen verhuizing in volle gang

De voorbereidingen voor de verhuizing van het bureau
van de KNIMvD op 15 april aanstaande zijn in volle gang.
Dat moet ook wel, want de datum van vertrek uit Utrecht
nadert met rasse schreden! Op maandag 14 april zullen
de computers van de medewerkers overgaan naar
Houten; de rest van de spullen gaan op dinsdag 15 april
over. Op deze twee dagen zal het bureau van de KNMvD
dan ook alleen voor noodgevallen bereikbaar zijn.

Het verhuizen van zo\'n dertig medewerlcers heeft nogal wat
voeten in de aarde. Iedere medewerker moet zijn eigen spul-
len sorteren en inpakken; alle computers, printers en kopi-
eermachines moeten op een veilige manier over en dan zijn
er ook nog vergaderaccommodaties die ingericht moeten
worden. Dit alles kost in elk geval twee dagen, waarin het bu-
reau van de KNMvD weliswaar bereikbaar is, maar de dage-
lijkse werkzaamheden grotendeels stilliggen.

en dinsdag 15 april werkt dit nummer ook nog, maar aange-
zien de medewerkers dan niet over hun pc, ordners en andere
spullen beschikken, is het voor hen erg lastig om zaken op te
zoeken. Vandaar dat deze twee dagen de KNMvD alleen in
noodgevallen bereikbaar is. Als u overigens na 15 april nog
het nummer (030) 2510111 belt, zult u vanzelf het nieuwe
nummer te horen krijgen. Vanaf die datum treedt namelijk de
doorverwijsdienst van KPN in werking, die u vertelt dat het
gebelde nummer vervallen is en dat u een ander nummer
moet bellen.

Begrip

De KNMvD-medewerkers hopen u vanaf 16 april weer zo
goed mogelijk van dienst te kunnen zijn, maar vragen uw be-
grip als dat vlak na de verhuizing nog niet helemaal lukt.
Heeft u nog vragen omtrent de verhuizing, bel dan gerust
vóór 14 april naar de KNMvD.

Telefoon

Op het moment dat dit
Tijdschrift gedrukt wordt, zijn
het nieuwe telefoon- en fax-
nummer van het KNMvD-bu-
reau helaas nog niet bekend.
Tot en met vrijdag 11 april is
het bureau normaal bereikbaar
op telefoonnummer (030)
2510111. Op maandag 14 april

Vestiging KNMvD-bureau
vanaf 15 april 2003

De Molen 77
3995 AW Houten
Postbus 421
3990 GE Houten
e-mail: info@knmvd.nl
www.knmvd.nl

Aprilnummer Veehouder en Dierenarts brengt diagnosetest
voor pluimveehouder en dierenarts

Het veterinair voorlichtingsblad van de KNMvD Vee-
houder en Dierenarts timmert aardig aan de weg, ondanks
de snel veranderende landbouwsector. In het aprilnummer
kan zowel pluimveehouder als dierenarts zijn/haar kennis
testen op het gebied van pluimveeziekten aan de hand van
zeer duidelijke afljeeldingen. Géén vogelpest (aviaire influ-
enza), maar wel allerlei andere aandoenin-
gen bij pluimvee worden zo eens op een an-
dere manier belicht.

Staart- en maneneczeem

Het voorjaar is dé tijd om behandelingen ter
voorkoming van staart- en maneneczeem te
starten. Deze insectenovergevoeligheid (voor
culicoides, kleine mugjes) is de belangrijkste
oorzaak van jeuk bij paarden. Er zijn diverse
middelen verkrijgbaar, waarvan de voor- en
nadelen worden beschreven. Bijna altijd geldt
dat er vroeg in het vooijaar mee begonnen
moet worden.

Invloed van stress op de weerstand en ge-
zondheidsproblemen bij varkens

Stress blijkt wel degelijk invloed te hebben op
de weerstand van varkens. De mate waarin hangt echter sterk af
van allerlei factoren zoals castratie, type pathogeen, optreden
van verwondingen, maar ook de kwaliteit van het management.
Bovendien is er langdurige en kortdurende stress. Goede hygi-
ëne, verzorging, voeding en klimaat zijn uitermate belangrijk
bij het aanpakken van ziektes als de Wegkwijnziekte.

Meest voorkomende knelpunten bij het hou-
den van konijnen

Voor zowel de particuliere konijnenhouder
als de commerciële is dit een interessant ar-
tikel, waarin vele soorten ziekten die bij ko-
nijnen voorkomen worden besproken. Zo
komen parasitaire ziekten als coccidiose
aan de orde, schimmelinfecties, bacteriële
infecties
(Pasteurella multocida, Bordetella
hronchiseptica, Stapylococcus aureus, E.
coli, Clostridium)
en virusin- fecties als
Myxomatose en Viral Heamorrhagic dise-
ase. In dit artikel ook alleriei andere wetens-
waardigheden, zoals bijvoorbeeld de nood-
zaak van permanente voedering. Het
maagdarmkanaal van een konijn moet altijd
gevuld zijn.

-ocr page 264-

Vleeskalveren: (lucht)wegen richting herstel

Direct en adequaat reageren bij luchtweginfecties bij vleeskal-
veren is zeer belangrijk om te voorkomen dat deze infecties
chronisch worden. De veehouder dient dus te letten op ver-
snelde ademhaling, hoest en neusuitvloeiing, maar ook ver-
hoogde temperatuur, verminderde eetlust, afwijkende verte-
ring en verminderde levendigheid. Directe en indirecte
effecten op longniveau komen aan de orde en natuurlijk de we-
gen richting herstel.

Urinestenen bij de kleine herkauwer

Urinestenen of urolithiasis komen vooral voor bij bokken en
rammen. Pas bij verstopping van de urineleider kan een le-
vensbedreigende situatie ontstaan. In dit artikel wordt uitge-
legd hoe urinestenen en gruis ontstaan en wat de gevolgen
zijn. Ook komt aan de orde wat de klachten zijn en hoe men
deze aandoening herkent. De behandeling hangt af van waar
de verstopping zit en of de blaas en urineleider nog intact
zijn. Preventie is natuurlijk het beste. Dit kan door te letten
op het voer (Ca:P-verhouding, voldoende ruwvoer, niet te-
veel krachtvoer, liksteen), door niet te jong te castreren en op
tijd de dierenarts te bellen.

Een abonnement op Veehouder en Dierenarts kost € 11,-per
jaar (inclusief verzendkosten en BTW). Stuur een brief met uw
naam- en adresgegevens naar: Veehouder en Dierenarts,
Antwoordnummer 750, 3500 VV Utrecht, faxmmmier (030)
2511787 of een e-mail naar veeh.en.dierenarts(^knmvd.nl

Derde bijeenkomst werkgroep paard van de GHwD

Op donderdag 10 april 2003 organi-
seert de Groep Homeopatisch-wer-
kende dierenartsen (GHwD) de
derde bijeenkomst van de werk-
groep paard. Spreker van de avond
is dierenarts Eric Laarakker. Eric
heeft een holistische kliniek voor
dieren in Dc Bilt en maakt in zijn
werk gebruik van verschillende al-
ternatieve geneeswijzen waaronder de homeopathie, fyto-
therapie, manuele therapie en acupunctuur.
Bij al deze geneeswijzen staat energie centraal.

In zijn lezing zal Eric dieper ingaan op de mogelijkheid om
deze energie te kunnen meten. Het is mogelijk om in het li-
chaam drie lagen te onderscheiden: de persoonlijkheid van het
dier - een energie laag - en een puur fysieke laag. Door te me-
ten in welke laag de klachten zich bevinden weetje beter welke
geneesmiddel / potentie van een enkelvoudig homeopathisch
middel geïndiceerd is. Het succes van de behandeling wordt
hierdoor groter.

Als laatste zal hij ook nog ingaan op de ontstaansgeschiedenis
van de producten van de Groene Os. Eric heeft aan de wieg ge-
staan van deze producten.

Groepsnieuws
CHwC

Het programma van de avond ziet er als volgt uit:

20.30 uur opening door de voorzitter van de GHwD, mevrouw

E.C. vanderWaa
20.35 uur bestuursmededelingen onder andere uitreiken en-
quête

20.45 uur begin lezing Eric Laarakker over het meten van

energie
21.30 uur koffie/thee pauze
21.45 uur vervolg lezing meten van energie
22.15 uur ontstaansgeschiedenis van de Groene Os producten
22.30 uur sluiting

Plaats: hotel/restaurant de Biltse Hoek, De Holle Bilt 1, 030-
2205811.

Kosten: voor studenten en leden van de GHwD is deze bijeen-
komst gratis. Aan alle andere geïnteresseerde dierenartsen zijn
wij genoodzaakt een vergoeding van 5 euro te vragen. Alle aan-
wezigen ontvangen achteraf de tekst van de lezing per e-mail.

Voor meer informatie over deze bijeenkomst kunt u con-
tact opnemen met de GHwD, mevrouw E.C. van der Waa
telefoon (030) 2203396 of e-mail: r.enneking(^hccnet.nl

Voor het lidmaatschap van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde hebben de volgende collegae zich aan-
gemeld:

Cramers, H.M.; 2003; 6123 AJ Holtum;
Ankerweg 5 A.

Groothuis, D.G.; 1973; 3981 TA Bunnik;
Ambachtsring 18.

_ Klarenbeek, S.; 2003; 3705 ZK Zeist;

Warande 131.

Meer, Mevr. S.; 2002; 3972 AP Driebergen-
Rijsenburg; Prins Willem Alexanderlaan 25.
Oijen, L.A.A.M. van; 2000; 4033 AK Lienden; Veldstraat 3.
Okker, B.; 2002; 6981 BV Doesburg; Contre Escarpe 14.
Ruijter, Mevr. E.C. de; 2002; 3572 CJ Utrecht; Kapelstraat 31.

Personal!

Schuite-Overmeer, Mevr. G.E.; 2003; 8162 PB Epe; Soerelseweg 28.
Schurink, T.A.; 1990; 2807 GH Gouda; Getijmolenerf 16.
Schuurman, S.O.; 2002; 3554 BT Utrecht; Cornelis Roobolstraat 22.
Sterenborg, J.A.E.M.; 5122 HV Rijen; Margrietstraat 46.
Tanck, I.G.; 2002; 1171 ZA Badhoevedorp; Thomsonstraat 5.
Weert, Mevr. J.A.A. de; 2002; 3554 BT; Cornelis Roobolstraat 22.
Wertz, D.A.M.; 1992; 6374 EJ Landgraaf; Kantstraat 73.
Wiersma, S.H.; 1983; 8392 NG Boyl; Boylerweg 169.

Als kandidaatlid van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor
Diergeneeskunde heeft het Hoofdbestuur aangenomen:

Niemantsverdriet, Mevr. A.M.
Oorschot, Mevr. C.M.E. van.
Rosenthal, Mevr. A.M.

-ocr page 265-

Mutaties:

♦Berg, Mevr. J.B.M. van den; 1998 ; 3941 SJ Doorn; Vlierbes 3; tel.
privé: 0.343-416949.

Bruins, B.; 1972; 7201 AJ Zutphen; Burgemeester Dijckmeesterweg 23;
tel. privé: 0575-544898; fax privé: 0575-541218; E-mail privé:
bruno.bruins@planet.nl; medew. bij RVV, keuringsdierenarts.

Dommelen, J.A.P.M.; 1995; 7462 MN Rijsscn; Nieuwenhulsstraat 60;
tel. privé: 0548-519921;
geass. met J.H.E. Pieten, R.J. Neutel, J. Spaans, G.J.
Stam en G.J. de Waard; tel. prakt.: 0546-575295; fax prakt.: 0546-577849;
E-mail prakt.: dap.wierden-almelo@wxs.nl.

Mocking, Mevr. A.G.M.; 1998; 3702 AH Zeist; Steniaweg 52; tel. privé:
030-6971831 ; E-mail privé: moutmocking@hotmail.com; wnd.d. in UK.

Oskam, J.RH.; 1977; 5232 JG \'s-Hertogenbosch; Vierde Herven 9; tel.
privé: 073-6442319; E-mail privé: oskam-ypma@hetnet.nl; werkz. bij RVV
kring Zuid;
tel. bun: 06-52093833.

Schukken, A.; 1953; 8443 DW Heerenveen; Tolhuisweg 6; tel. privé:
0513-636331; fax privé: 0513-551417;
E-mail privé: albcrtschukken(&
/.onnet.nl
.r.d.

Smit, Dr. A.J. de; 1993; 6605 XC Wijchen; Diemewci 41-10; werkz. bij
Regulatory Affairs Biologicals Intern. BV;
tel. bun: 0485-585218; E-mail
bun: hans.deSiiiit@intervet.com.

Smits, Mevr. D.; 1999; 7462 MN Rijssen; Nieuwenhuisstraat 60; tel.
privé: 0548-519921;
medew. bij P.J.M. Franssen, B.M. Holtkamp en F.C.G.M.
van den Nobelen; tel. prakt.: 0547-361764; fax prakt.: 0547-363125; E-mail
prakt.: dap.markelo@planet.nl.

Spamaaij, Mevr. A.M.; 2000; 3581 WH Utrecht; Kweekstraat 5; tel.
privé: 030-2522919; Beleidsadv Diergezondh. bij Algemene Inspectiedienst;
tel. bur: 045-5466243; fax bur.: 045-5461011; E-mail bur.:
a.m.spamaaij@aid.agro.nl.

Sterenborg, J.A.E.M.; 2000; 5122 HV Rijen; Margrietstraat 46; tel.
privé: 0161-240649; fax privé: 0161-240661;
E-mail privé: jeroen.
sterenborg@hetnet.nl; Gezelsch. Dieren; tel. prakt.: 0161-223079; fax
prakt.: 0161-222972.

*Tanck,l.G.; 2002; 1171 ZA Badhocvedorp;Thonisonstraat5; tel.

privé: 020-3581535; tel. privé mobiel: 06-24601551; E-mail privé:
ivotanck@quicknet.nl.

Verbeek, Mevr M. ; 1981; 2023 RD Haarlem; Marnixstraat 133; tel.
privé: 023-5277151; fax privé: 023-5277151; E-mail privé:
m.verbeek@dutch.nl.

Wertz, D.A.M.; 2002 ; 6374 EJ Landgraaf; Kantstraat 73; tel. privé mo-
biel: 06-12476207;
medew. bij J.P.M. Deneer, W.J.H.D. Kremer, F.G.H.A.
van Os en R.M.M.1. Vrouenraets; tel. Prakt.: 045-5721666 ; fax prakt.:
045-5726947.

Wichers, B.S.; 1976; 7701 BG Dedemsvaart; Rheezerend 78; tel. privé:
0523-613455;
E-mail privé: wichers78@hotmail.com.; geass. met H.J.
Boer; tel. prakt.: 0523-612662; fax prakt.: 0523-610111.

jubilea apnl2003

Onbekend april, J.H. Vink te Velp (Gld), 25 jaar, alwezig

2 april, J.J.M. Pijnappel te Nijmegen, 45 jaar, aanwezig

5 april, N.P Kas te Heemstede, 40 jaar, afwezig

8 april, W.M. Sturkenboom te Emmeloord, 35 jaar, afwezig

8 april, L. Belonje te Beuningen, (Gld), 35 jaar, afwezig

8 april, J.J.L. Franssen te Mechelen, 35 jaar, afwezig

13 april, J.L.H.A. Wouters te Enschede, 30 jaar, afwezig

13 april. Mevr. Drs. L. Huiskes-Comelisse te Kruiningen, 30 jaar, aanwezig

13 april, A. Kamphuis te Bennekom, 30 jaar, afwezig

13 april, R.R. van Rees te Kalenberg, 30 jaar, onbekend

13 april, R.E Bergsma te Diepenveen, 25 jaar, afwezig

13 april, G.J. Toxopeus te Sint-Oedenrode, 25 jaar, aanwezig

13 april, RG.F. Geurts te Venio, 25 jaar, aanwezig

13 april, M, Sevinga te Akkrum, 25 jaar, afwezig

13 april, W. Schaftenaar te Bleiswijk, 25 jaar, afwezig

13 april, M. Duifhuizen, te Veenendaal, 25 jaar, afwezig

13 april, T. Mooi weer te Vinkenbuurt, 25 jaar, afwezig

15 april, H.B. Jansen te Oenkerk, 30 jaar, afwezig

25 april, E.A.M. Verschueren te Noordwijk, 30 jaar, afwezig

26 april, C. van der Hem te Harskamp, 35 jaar, afwezig

Congressen & Symposia

Apnl

03/06

10

Veterinary congress, British Small
Animal Veterinary Association, lo-
catie: International Congress Center,
info: Su.sanna@beva.org.uk.
3^ bijeenkomst Werkgroep paard
GHwD. Informatie via mevrouw
E.C. van der Waa per telefoon 030-
2203396 of e-mail: r.enneking@
hccnet.nl.

lO/l 1 Symposium \'Grenzen aan welzijn en dierlijke productie\'
(NWO/LNV). Locatie: Boerderij Mereveld, Utrecht. Informatie is
verkrijgbaar via de website: www.diercnwelzijn.info of telefonisch
via Publimarket: 070-356 15 34.

11 Spiritualiteit als creatieve inspiratiebron door 1. Weeda en B. Blans.
Meer info via Bureau PHLO: tel. 0317-484093, fax 0317-426547,
e-mail info@secrphlo.wau.nl, website www.wau.l/phlo. Kosten 395
euro.

17 VMT\'s Praktijkdag Microbiologie inclusief presentatie nieuw metho-
denboek. Meer informatie: Keesing Noordervliet, Liselore dc Boer,
(030) 6358503 of e-mailen: l.d.boer@keesing.nl.

22/26 5th ECAMS Scientific Meeting & 7th European AAV Conference.
Tenerife, Spanje. De mogelijkheid om up-to-date te komen in de vo-
gelgeneeskunde. Voor meer informatie en inschrijving: www.ecams-
online.org en www.eaav.org. Voor meer informatie in Nederland:
N.J.Schoemaker@vet.uu.nl.

25-27 Internationaal gezelschapsdieren- en paardencongres \'de
Voorjaarsdagen\',
april 2003, RAI Amsterdam. Groep Geneeskunde
Gezelschapsdieren en Groep Geneeskunde van het Paard. Info:
www.voorjaarsdagen.org of telefoon: 0031 -20-6793411.

23 Symposium \'van anatomie tot therapie" van de wildlifewerkgroep van
de vereniging Archaeopteryx. Tijd: van 19.00 tot 22.30 uur. Locatie:
hoofdgebouw van de Faculteit. Kaarten a 3 Euro vanaf 18.30 uur aan
de deur of reserveren via wildlifewerkgroep@hotmail.com onder
vermelding van naam, telefoonnummer en gewenst aantal kaartjes.

Mei

08/09 Fachgesprach über Gefiügelkrankheiten in Hannover, Klinik fïir
Geflügel, Profdr U. Neumann, tel. 49 511-953-8778/79.

22/25 Veterinary congress. Federation of European Companion Animal
Veterinary Associatons/ APMVEAC, locatie: Congress Estoril,
Portugal, info: s.orr@riafflea.demon.co.uk.

Juni

26/2juli 6th Budapest Workshop on Clinical Endocrinology (summer
school like international course, focused on endocrinology of rumi-
nant reproduction), http://tkk.tova.univet.hu

Juli

11/13 ECVS Annual Scientific Meeting and Congress. Location: Moat
House Hotel in Glasgow, Scotland. For more information: www.see
glasgow.com. For registration: ecvs@vetclinics.unizh.ch.

13/189e International European Association for Veterinary Pharmacology
andToxicology Congress in Lissabon, Portugal. Info: www.fmv.utl.pt
/utl.pt/eavpt2003/congress.htm.

September

10/13 Veterinary congress, British Equine Veterinary Association, locatie:
Birmingham, info: Susanna@beva.org.uk.

25/27 European Congress of Toxicologic Pathology, Hamburg, Germany
Solution office e.K., Kay Schroeder. Birkenweg 8, D-21376
Salzhausen, phone/fax:
-H-49-4172-961310/961309, e-mail: Solution-
office@t-online.de, www.eurotoxpath.org

2004

Augustus

25/28 Veterinary congress, world congress of veterinary dermatology, locatie:
Wenen, Oostenrijk, info: Kristian.Pedersen@VetdermVienna.com.

yERCADERINGEN> BlIEENKOMSTEN |

April

03 Voorjaarsvergadering Groep Geneeskunde van het Paard.

-ocr page 266-

AUV Voorjaarsregiovergadering Regio Oost,aanvang 20.15 uur,
Hotel Bilderberg Arnhem-Velp te Velp.

AUV Vooijaarsregiovergadering Regio Noord, aanvang 20.15 uur.
Mercure Hotel Hajé te Heerenveen.

AUV Voorjaarsregiovergadering Regio Zuid, aanvang 20.15 uur. Best
Western Hotel Brabant te Breda.

AUV Voorjaarsregiovergadering Regio West, aanvang 20.15 uur.
Restaurant Groot Kievitsdal te Baarn.

10

14

22

Vergadering Groep Geneeskunde van het Paard 13.30-17.00 uur.
Vergadering Afdeling Friesland.

De vakbladen VMT en Food Management organiseren in Planetarium
Gaasperplas te Amsterdam-Zuidoost het verpakkingscongres \'On the
go\'-verpakken. Inlichtingen: Keesing Noordervliet BV, Liselore de
Boer. tel.; 030-6358503, fax: 030-6358500, e-mail: l.d.boer@kee-
sing.nl of raadpleeg; www.vmt.nl/bijeenkomst
15e Veterinair Golfkampioenschap op golfbaan \'het Spiegelven\' te
Genk in België. Inschrijving door € 30,- op rekening 53.15.06.207
t.n.v. W.L. Keers te Hoogerheide o.v.v. exacte handicap. Voor deel-
name moet men minimaal in het bezit zijn van het GVB en dierenarts
of diergeneeskundig student zijn. Verder inlichtingen krijgt u na in-
schrijving en is te vinden op
http://communities.msn.nl/vetgolf.

28

Juni

05
17

Vergadering Groep Geneeskunde van het Paard, 13.30-17.00 uur.
Ledenvergadering en wetenschappelijke bijeenkomst van de Groep
Pluimveewetenschappen, aanvang 14.00 uur (locatie nog vast te stel-
len).

Studievergadering GHwD te Utrecht in het Beatrixgebouw van het
Jaarbeurscongrescentrum van 19.30 tot 22.30 uur
Algemene Jaarvergadering van de dierenartsencoöperatie AUV bij
Nationaal Sportcentrum Papendal te Arnhem, aanvang 14.00 uur.
De Stichting PAVO en de vaklbaden Food Management en VMT orga-
niseren samen het congres \'Continu Verbeteren\' Locatie; De Reehorst
te Ede. Inlichtingen: Keesing Noordervliet BV, Liselore de Boer, tel.;
030-6358503, fax; 030-6358500. e-mail: l.d.boer@keesing.nl of raad-
pleeg; www.vmt.nl/bijeenkomst

19

13

Juli

10 Vergadering Groep Geneeskunde van het Paard, 13.30-17.00 uur.

Augustus

28 Vergadering Groep Geneeskunde van het Paard, 13.30-17.00 uur.

September

09 Ledenvergadering en wetenschappelijke bijeenkomst van de Groep
Pluimveewetenschappen, aanvang 14.00 uur (locatie nog vast te stel-
len).

18 Studievergadering GIlwD te Utrecht in het Beatrixgebouw van het
Jaarbeurscongresccntrum van 19.30 lot 22.30 uur.

25 Vergadering Groep Geneeskunde van het Paard, 13.30-17.00 uur.

Oktober

30 Vergadering Groep Geneeskunde van het Paard, 13.30-17.00 uur

November

20 Vergadering Groep Geneeskunde van het Paard, 13.30-17.OOuur.

22 Najaarsdag GHwD te Breda. De precieze locatie wordt nog bekend
gemaakt.

December

09 Ledenvergadering en wetenschappelijke bijeenkomst van de Groep
Pluimveewetenschappen, aanvang 14.00 uur. Locatie Mercure
Arnhem.

11 Vergadering Afdeling Friesland.

18 Vergadering Groep Geneeskunde van het Paard, 13.30-17.OOuur

CuRSUSSEtT

April

01 PAO-D cursus 03/128, Cardiotherapeutica en casuïstieken gezel-
schapsdieren.

01 PAO-D cursus 03/305, Bedrijfsbegeleiding; kengetallen analyse en
case studies.

02 PAO-D cursus 03/200, Voeding Rund Module I.

Mei

Ol

15

16

iconor,

voor het beste
resultaat!

Werkzamere, effectievere controle van:
varkensdysenterie en enzoötische
pneumonie:

tmiNFMUlIN

THE NEW GENERATION

Het meest werkzame product voor preventie en behande-
ling van varkensdysenterie (darmaandoening). Zorgt voor
aanzienlijke verbetering van de bedrijfsresultaten

• Effectief tegen Tylosine- en lincomycine-resistente
stammen^\'^\'\'*\'^ • Wordt niet gebruikt bij de mens en is niet
verwant aan antibiotica bedoeld voor toepassing bij de mens
• Wachttijd van één dag voor alle toedieningsvormen
• Zeer effectieve preventie en behandeling van enzoötische pneumo-
nie (EP)®\'^ • Snelle absorptie • Aangetoonde stabiliteit in brijvoer
• Korte wachttijd van één dag voor alle toedieningsvormen
• Helpt varkenshouders zo economisch mogelijk te produceren.

Raadpleeg altijd de bijsluiter voor gebruik. Werkzame stof: Valnemuline.
Doeldier; Varken. Registratiehouder; Novartis Animal Health Austna GmbH,
Biochemiestrasse 10, A-6250 Kundl, Oostenrijk. Registratienummers:
EU/2/98/010/001-024 (Econor 10% Reg NL 9794 Econor 50%
Reg NL 9795). Op diergeneeskundig voorschrift verkrijgbaar, UDA.
® Geregistreerd handelsmerk van Novartis AG, Bazel, Zwitserland.

Voor meer info kunt u contact opnemen met onze customer service:

(0165) 380 581

NOVARTIS

il copy Econor 50% voormengsel met medicinale werking voor gemedicineerd voer voor varkens. Econor 10%
jrmengsel met medicinale werking voor gemedicineerd voer voor varkens. Econor 0,5% (halffabrikaat) voor-
\' ^sel met medicinale werking voor gemedicineerd voer voor varkens. Werkzaam stof: Valnemuline. Doeldier
. Indicaties voor gebruik: Behandeling en preventie van varkensdysenterie. Behandeling en preventie van
; varkenspneumonie. Bij een aanbevolen dosis van 10-12 mg^g lichaamsgewicht verminderen de long-
laesies «vhet gewichtsverlies doch de Mycoplasma hyopneumoniae infectie zal niet volledig verdwijnen. Contra-
indk:aties:^Dlen het product niet toe aan varkens, die ionofore antibiotica krijgen. Valnemuline mag met worden
toegediend aan konijnen, vanwege de toxiciteit voor deze diersoort. Bijwerkirvgen: Medicatie van varkens met
Econor in de Europesche gemeenschap heeft aanleiding gegeven tot bijwerkingen. Van de gevallen die zijn gemeld
in 1999 en 2000 kwam de meerderheid voor in Denemarken en Zweden (en 1 geval in respectievelijk Finland en
Ierland). In deze landen bedroeg de incidentie 0.03 tot 1.76% van alle behandelde varkens. Op de betreffende bedrij
ven was een derde van de behandelde varkens aangedaan met een mortaliteit van 1%. De varkens die waren aan-
gedaan vertonen pyrexie, aten met meer en vertoonden in ernstige gevallen incoórdinatie, ataxie en kunnen lang-
durig gaan liggen. Een deel van deze varkens kan ook lijden aan oedeem of erythreem (aan de achterhand), en pal-
peerbaar oedeem. De reactie is onderzocht in gecontroleerde onderzoeken bij gevoelige dieren. De mortaliteit was
minder dan 1%, maar kan als gevolg van secundaire infecties toenemen.In dergelijke gevallen is direct stoppen van
de medicatie aanbevolen. Ernstig aangetaste varkens dienen verplaatst te worden naar een schoon droog hok en
moeten symptomatisch behandeld worden inclusief de behandeling van de op dat moment voorkomende ziekte.
Een epidemiologisch onderzoek heeft uitgewezen dat er zeer wel mogelijk een relatie bestaat tussen de gevoeligheid
voor de bijwerkingen en het Deense en Zweedse landvarken, kruisingen hiervan, met name jonge varkens.
Valnemuline wordt goed geaccepteerd in het voer, maar bij concentraties van meer dan 200 mg/kg voer kan gedu-
rende de eerste dagen een tijdelijke, met de dosis samenhangende vermindering van de voerconsumptie optreden,
omdat het voer onsmakelijk wordt. Dosering en toedieningsweg: Toediening in het voer Behandeling van var-
kensdysentene: 3 - 4 mg/kg lichaamsgewicht per dag. Preventie van varkensdysenterie: 1,0 - 1,5 mgAg lichaams-
gewicht per dag. Behandeling en preventie van enzoötische varkenspneumonie: 10-12 mg/kg lichaamsgewicht
per dag. Wachttijd: 1 dag. Registratiehouder: Novartis Animal Health Austria GmbH, Biochemiestrasse 10, A-6250
Kundl, Oostenrijk. Registratienummers; EU/2/98/010/001-024 (Econor 10% Reg NL 9794 Econor 50% Reg NL
9795).
op diergeneeskundig voorschrift verkrijgbaar, UDA, Voor verdere informatie: Novartis Consumer Health B V.
Business Unit Animal Health. Korte Hei 1-3, Sprundel

-ocr page 267-

02 PAO-D cursus 03/306, Varken: bloeduitslagen. wat kun
je ermee? (en wat niet) (UD).

02 PAO-D cursus 03/224, Bacteriologische Onderzoek
Klinische Mastitismonsters (UD).

03/04 PHLO-cursus \'Rundveevoeding\' door prof.dr.ir. S.
Tamminga. Inschrijving bij het Bureau PHLO,
Wageningen, tel.: 0317 484 093, e-mail info@phlo(g
wur.nl.

08 PAO-D cursus 03/401, Rode bloedluis (dermanyssus
gallinea) bij pluimvee

09/11 VVAA-cursus \'Van loondienst naar eigen praktijk\' te
Delden. Info/aanmelding: VVAA seminars, tel. 030-
2474328, fax: 030-2474647, e-mail: congres(gvvaa.nl
of www.vvaa.nl

PAO-D cursus 03/402. Praktische aspecten van de im-
munologie bij pluimvee.
PAO-D cursus 03/112. Echografie Hond en Kat.
PAO-D cursus 03/304, Praktische Huisvesting Varkens-
houderij.

11

12

15

16
24

PAO-D cursus 03/216, Elektronische data-uitwisseling
van het melkveebedrijf naar de dierenarts.
PAO-D cursus 03/219. Medicatie in de geneeskunde van
de melkhouderij.

Helaas is ons gebleken dat ondanks een uit-
gebreide wijze van verzenden verscheidene
practitioners de oproep voor de vergadering
d.d. 25 februari jl. niet ontvangen hebben.
Gaarne verzoeken wij u indien u de laatste
weken geen bericht van ons ontvangen heeft
inzake Honoraria Practitioners om per om-
megaande uw naam, adres, telefoonnum-
mer en e-mailadres te melden bij het secreta-
riaat van de KNMvD, t.a.v. mw. Corrie de
Cooijer (of e-mail: cgo(5)knmvd.nl)

Goed geregeld!

Voor financieel advies bij:

• Praktijkoverdracht

• Assistentie

• Associatie

• Praktijkfinanciering

• Pensioenen

• Woningfinanciering

• Verzekeringen

Miilie.singel 54
3581 RJ litrecht
Tel. (050) 244 87 74
Fax (050) 241 66 35
E-mail: infoödixenco.nl
vvww.dixeiico.nl

Dix €o

^I\'iiamhig BAYTRIL® 5% injecticvloeistof • Samenstelling Per ml 50 mg enrofloxacin. • Diersoort Varken en rund. • Therapeutische indicaties Anlimicrobieel middel voor de behandeling van
Infectieziekten bij rund en varken, veroorzaakl door vix)r enrofloxacin gevoelige niicro-organismcn. Varken: E. coli (colidiarree. coliseplicaemie). Salmonella spp., Pasteurella spp., Mycoplasmata.
bn/.öotischc pneumonie. Rund: E. coli (colidiarree, colisepticaemie). Salmonella spp.. Pasteurella spp.. Mycoplasmata. secundaire infecties bij virusziekten zoals rundcrgricp cn Crowdingcomplex.
In het kader van een verantwoord gebruik van antimicrobiële middelen is het zinvol voorafgaand aan de therapie de gevoeligheid van het causale agens te t>epalen door middel van een antibiogram.
■ Ccmtra-indicaties Vastgestelde resistentie legen chinolonen. aangezien er tussen enrofloxacin en andere fluorochinolonen een grote mate van kruisresistentie bestaat. • Ongewenste effecten Niet
bekend. •
Dosering Rund: 2.5 mg enrofloxacin per kg lichaamsgewicht (= 1 ml/20 kg lichaamgewicht) per dag gedurende 3-5 dagen; 5 mg enrofloxacin per kg lichaamsgewicht (= I ml/10 kg
lichaamsgewicht) per dag gedurende 3-5 dagen bij gecompliceerde infecties of salmonellose: varken: 2,5-5 mg enrulloxacin per kg lichaamsgewicht (=
I ml/10-20 kg lichaam.sgewicht) per dag gedu-
^■ndc 3-5 dagen; 5 mg enrofloxacin per kg lichaamsgewicht per dag gedurende 3 dagen. •
Wijze van toediening Varken: intramusculair. bij voorkeur niet meer dan 2.5 ml per injectieplaats: rund:
lubcutaan, bij voorkeur niet meer dan 10 ml per injectieplaats. •
Wachttijd Varken: vlees; 10 dagen. Rund: vlees: 7 dagen; melk: 9 dagen. • Registratiehouder Bayer B.V, Division Animal Health,
nergieweg 1. 3641 RT Mijdrecht. •
NL 8211 UDA.

penaming BAYTRIL® 10% injectievloeistof • Samenstelling Per ml 100 mg enrofloxacin. • Diersoort Varken en rund. • Therapeutische indicaties Antimicrobiccl middel voorde behandeling van
Inrecticziekten bij rund en varken, veroorzaakt door voor enrofloxacin gevoelige micro-organismen. Varken; E. coli (colidiarree. colisepticaemie). Salmonella spp.. Pasteurella spp.. Mycoplasmata
Ismede andere ziekte-complexen zoals enzoötische pneumonie. Rund; E. coli (colidiarree. colisepticaemie). Salmonella spp.. Pasteurella spp.. Mycoplasmata. secundaire infecties bij virusziekten.
Siivino Respiratory Disease-complex. In het kader van een verantwoord gebruik van antimicrobiële middelen is het zinvol voorafgaand aan de therapie de gevoeligheid van het causale agens te bcpa-
cn door middel van een antibiogram. •
Contra-indicaties Vastgestelde resistentie tegen chinolonen. aangezien er tussen enrofloxacin en andere fluorochinolonen een grote mate van kruisresistentie
)estaat. •
Ongewenste effecten Niet bekend. • Dosering Varken, rund; 2.5 mg enrofloxacin per kg lichaamsgewicht (= I ml/40 kg lichaamsgewicht) per dag gedurende 3 dagen (Salmonellosen
dagen). Bij zware respiratoire infecties of salmonellosen I tot 5 mg enrofloxacin per kg lichaamsgewicht (= 1 ml/20 kg lichaamsgewicht) gedurende 5 dagen bij hel rund en 3 dagen bij het varken.
Wijze van toediening Varken; intramusculair. bij voorkeur niet meer dan 2.5 ml per injectieplaats; rund; subcutaan of intraveneus, bij voorkeur niet meer dan 5 ml per injectieplaats. • Wachttijd
/arken; vlees; 10 dagen. Rund; vlees; 7 dagen; melk; 3 dagen bij intraveneuze en 9 dagen bij subcutane toediening. • Registratiehouder Bayer B.V. Division Animal Health, Energieweg I. 3641 RT
k1ijdrecht
.\'NL.1489 UDD.

ienaming BAYTRIL® 2,5% orale oplossing • Samenstelling Enrofloxacin 2,5 g - Kaliumhydroxyde - Benzylalcohol - Methylhydroxypropylcellulose 50 - gezuiverd water q.s. ad 100 ml. •
>iersoort Kalf • Therapeutische indicaties Infecties van het ademhalings- en spijsverteringsstelsel, alsmede secundaire ziekten na een virusinfectie, veroorzaakt door Gram-positieve en Gram-
legaticvc bacteriën, zoals Escherichia coli. Salmonella spp.. Pasteurella spp. en mycoplasmata. •
Contra-indicaties Indien Baytril® 2.5% orale oplossing gebruikt wordt in de hieronder beschreven
loscringen. zijn er geen tegenaanwijzingen gekend. Toediening aan andere diersoorten dan deze die geïndiceerd zijn is tegenaangewezen. Vastgestelde resistentie tegen chinolonen. aangezien er
ussen enrofloxacin en andere chinolonen een grote mate van kruisresistentie bestaat. •
Ongewenste effecten Er zijn geen ongewenste effecten gekend na het orale gebruik van Baytril\'®. • Dosering
;,5 mg enrofloxacin per kg lichaamsgewicht per dag. gedurende 3-5 dagen; bij gecompliceerde infecties of Salmonellose; 5 mg per kg lichaamsgewicht per dag, gedurende 5 dagen. • Wijze van
oediening
Oraal. Kan direct in de bek of via de melk, melkpreparaten of elektrolytenmix worden toegediend. • Wachttijd De dieren mogen niet worden geslacht tot 10 dagen na de laatste
lehandeling. •
Registratiehouder Bayer B.V, Division Animal Health. Energieweg I. 3641 RT Mijdrecht. • REG NL 2912 UDA.

-ocr page 268-

Algemeen:

Het Veterinair Centrum Someren is een gemengde praktijk waar mo-
menteel 21 dierenartsen werkzaam zijn. In onze praktijk worden de
werkzaamheden volledig gedifferentieerd uitgevoerd naar diersoort.

Paarden:

Onze paardenkliniek biedt diergeneeskundige zorg op specialistisch
niveau door een team van vijf dierenartsen (waaronder drie specia-
listen) en vijf ondersteunende krachten. De prioriteit van onze werk-
zaamheden ligt bij het behandelen van doorgestuurde paarden in
onze goed geoutilleerde kliniek. Continue investeringen in deskun-
digheid van het team en in apparatuur zorgen ervoor dat we een zo
compleet mogelijk scala aan diagnostische en therapeutische moge-
lijkheden kunnen bieden. Wegens uitbreiding van onze kliniekwerk-
zaamheden ontstaat er een vacature:

Internship paardengeneeskunde

Wij vragen:

Een jonge afgestudeerde en-
thousiaste dierenarts (m/v)
voor een periode van een jaar.

Wij bieden:

Een praktijkgerichte opleiding
in de geneeskunde van het
paard.

Graag uw schriftelijke reactie binnen veertien dagen na het verschij-
nen van deze advertentie richten aan Paardenkliniek Veterinair
Centrum Someren, Slievenstraat 16, 5711 PK Someren. Inlichtingen
over de vacature zijn te verkrijgen bij Edwin Enzerink (0493) 441070.

Adviesgroep dierenartsen
telefoon (030) 247 49 49, internet www.vvaa.nl

Dierenartsenpraktijk Beltrum zoekt

een dierenarts (m/v)
met ervaring;

erkenning varken en/of rund.
Practitioners-diploma strekt tot aanbeveling.
Salariëring in onderling overleg.

Reacties kunt u sturen aan:
Dierenartsenpraktijk Beltrum,
ter attentie van. drs. J. Neleman
Postbus 5, 7156 ZG Beltrum

I

Aflevering:

Sluitingsdata voor kopij

Deadline\'")

donderdag
maandag
maandag
maandag

01-05-2003
15-05-2003
01-06-2003
15-06-2003

10-04-2003
28-04-2003
12-05-2003
26-05-2003

*) Voor 10.00 uur \'s morgens.

Dierenartsenpraktijk Drechtstreek te Dordrecht vraagt

enthousiaste collega (m/v)

Wij zoeken iemand met ervaring, die zelfstandig kan functioneren in een eigen werkomgeving in samenwerking met een modern
geoutilleerd dierenziekenhuis. In onze praktijk zijn negen dierenartsen werkzaam. De behandelingen betreffen voor 90% gezel-
schapsdieren. Hij/zij moet bereid zijn mee te draaien in avond- en weekenddiensten. Gestreefd wordt naar een duurzame samen-
werking.

Gaarne schriftelijke reacties richten aan: Dierenartsenpraktijk Drechtstreek, Dubbeldamseweg Noord 10-14, 3311 LX Dordrecht, ter
attentie van mevrouw M.C. Cohn.

-ocr page 269-

UitI
de

hoofdredactie

Terwijl het builen heerlijk weer is en ik hoor hoe mijn echtgenoot en dochters vrolijk lachend met een bal spe-
len. proheer ik, mijmerend achter mijn computer, dil editorial te schrijven.

We leven toch wel in een hele vreemde wereld: hier in Nederland genieten we allemaal van vrijheid en een (re-
delijke) welvaart en nog geen 3500 km hier vandaan wordt een levensgrote oorlog uitgevochten met vete
slachtojfers.

Toch is ook hier niet alles goud wat er blinkt: de \'kippenpest\' krijgt wel minder aandacht in de media dan de
varkenspest of de MKZ, maar intussen is de impact voor de getroffenen er niet minder om. De Nederlandse
veehouderij krijgt de laatste jaren vele klappen te incasseren en dal heeft ook grote invloed op de dierenartsen
die in deze sector werkzaam zijn. Goede intercollegiale contacten zijn. zeker op zulke momenten, onontbeer-
lijk. De KNMvD heeft nu door middel van de e-mail gelukkig, veel meer dan vroeger de mogelijkheid zaken di-
rect hij haar leden onder de aandacht te brengen en daarmee ook haar leden te steunen.

Neemt de e-mail dan de hele communicatie over\'? Nee, vrijwel alle leden hebben in een recente enquête
aangegeven dat zij het Tijdschrift voor Diergeneeskunde graag blijven lezen. Het feit dat het TvD sinds 1 janu-
ari als fullcolour uitgave verschijnt maakt dal lezen alleen nog maar aantrekkelijker De nieuwe fullcolour uit-
gave is trouwens niet alleen prettig voor de lezer maar ook voor de auteurs, want kleurenfoto \'s kunnen mt on-
beperkt zonder meerkosten geplaatst worden. Natuurlijk zal niet iedereen de gekozen kleuren en lay-out even
mooi vinden, maar dat mag ook gezegd worden want \'vrijheid van meningsuiting \'is een groot goed!
Ook in de nu voor u liggende uitgave van het TvD komen vrijheid van iiwningsuiling en informatievoorziening
weer tot uitdrukking: de discussie over de homeopathie wordt voortgezet, de bezwaren van het reizen met huis-
dieren worden voor het voetlicht gebracht, de plannen van het Ministerie van LNV aangaande de Regeling
Agre.ssieve Dieren worden toegelicht en de problemen rondom wel/niet zelfstandige waarneming worden uit de
doeken gedaan. Verder is er in deze uitgave gelukkig wet een wetenschappelijk artikel: Marco de Bruijn heeft,
in hel kader van zijn opleiding tol Specialist Inwendige Ziekten Paard, met zijn medeauteurs een praktisch rel-
evant artikel geschreven over de bruikbaarheid van een eenvoudige test om de colostrumopname van veulens
te controleren.

Het feit dat .specialisten in opleiding voor de diverse veterinaire .specialismen in hel kader van hun opleiding
een aantal artikelen en casus moeten schrijven is geruststellend voor de Hoofdredactie van het TvD, want deze
groep dierenartsen draagt momenteel in belangrijke mate bij aan de vulling van de rubriek Wetenschap.

Soms wordt ook duidelijk dat het TvD niet altijd even goed gelezen wordt c.q. dat niet alles onthouden wordt.
Recent zijn in Nederland weer diverse gevallen van amitraz (Taklic®)-veigifliging bij hel paard opgetreden.
Taktic® is een anli-ectoparasilicum geregistreerd voor toepa.ssing bij varken, rund en schaap. Dit middel is
echter niet geschikt voor hel paard: al in 1988 beschreven Kees Mutsaers en Rien van der Velden (TvD 1988:
113: 1246-8) dal het wassen van paarden met amitraz ernstige, soms levensbedreigende, bijwerkingen kan
geven zoals neurologische symptomen en een verminderde darmmotiliteit vaak resulterend in een hardnekkige
colonohstipatie. Leren blijft repeteren en daarom wordt er aan de hand van enkele recente gevallen momenteel
ijverig gewerkt aan een nieuw artikel over dit onder\\\\\'erp.

De wereld blijft ronddraaien en er gebeuren naast allerlei rampen gelukkig ook vele prettige en mooie dingen.
Genieten kan tijdens uren van ontspanning, maar ook tijdens drukke werkzaamheden. Een vriendelijke gebaar
een spontane glimlach, een aardige opmerking dragen daaraan bij en kosten niets. Genieten blijft onder meer
een kwe.stie van een open oog houden voor mens, dier en natuur!

Dr Marianne Stoel van Oldruitenborgh-Oosterbaan

I

Diergenees

-ocr page 270-

Een onderzoek naar de betrouwbaarheid van de glutaaraldehydetest
voor de bepaling van het gammaglobulinegehalte in het serum van
veulens en naar de bruikbaarheid van deze test in de praktijk bij het
controleren van de colostrumopname bij veulens

C.M. de Bruijn\\ Th. Wensing\'en R.A. van NieuwstadV

Oorspronkelijk artikel

Samenvatting

De glutaaraldehyde-coagulatietest is een semi-quantita-
tieve test voor het bepalen van het gammaglobulinegehalte
in serum. Het doel van dit onderzoek was de betrouwbaar-
heid van de verschillende modificaties van deze test te toet-
sen op basis van de sensitiviteit, specificiteit, positief en
negatief voorspellende waarde en de prevalentie van hypo-
gammaglobulinemie bij veulens. Hiertoe werd de uitslag
van de glutaaraldehyde-coagulatietest vergeleken met het
serumgammaglobulinegehalte als referentiewaarde dat be-
rekend was op basis van het serumtotaaleiwitgehalte en het
eiwitspectrum. De conclusie is dat de glutaaraldehyde-coa-
gulatietest een eenvoudige en onder praktijkomstandighe-
den goed bruikbare test is voor het beoordelen van het se-
rumgammaglobulinegehalte van veulens. De test heeft een
goede sensitiviteit, specificiteit, PVW en NVW bij gebruik
van een 5%-ige oplossing en aflezing op dertig minuten
voor de als ruim voldoende beschouwde concentratie van 8
g/l, respectievelijk aflezing op vijftig minuten voor de
grenswaarde waaronder behandeling gewenst is (5,5 g/l).

Summary

Reliability of the glutaraldehyde test to measure gamma-
globulin levels in foals

The glutaraldehyde coagulation test is a semi-quantitative test used to deter-
mine the gammaglobulin concentration in serum. The purpose of this study
was to examine the reliability of the different modifications of this test by de-
termining the sensitivity, specificity, positive and negative predictive value,
and the prevalence of hypogammaglobulinemia in foals. The results of the
glutaraldehyde coagulation test were compared with the serum gammaglo-
bulin concentration as a reference value, determined by measuring total se-
rum protein and the serum protein spectrum. It was concluded that the gluta-
raldehyde coagulation te.st is a .suitable test to use in the field for determining
the .serum gammaglobulin concentration in foals. The lest has good sensiti-
vity, .speciftcit)\', positive and negative predictive value when using a 5% glu-
taraldehyde solution and when results are evaluated at 30 minutes for a se-
rum concentration of 8 g/l and at 50 minutes for a serum concentration of 5,5
g/l. a concentration below wich therapy is recommended.

Inleiding

Hoewel het immuunsysteem bij het pasgeboren veulen com-
pleet is, kan het de eerste maand post partum nog niet op vol-

\' Faculteit der Diergeneeskunde. Hoofdafdeling Gezondheidszorg Paard. Yalelaan 12,
3508 TD Utrecht.

^ Faculteit der Diergeneeskunde, Universiteitslaboratorium Landbouwhuisdieren en
het Paard. Hoofdafdeling Landbouwhuisdieren, Yalelaan
7, 3584 CL Utrecht.

wassen wijze functioneren (1). Zo zijn B- cn T-lymfocyten al
wel aanwezig, maar deze lymfocyten zijn immunologisch nog
naïef B-lymfocyten van het veulen kunnen reeds in utero spe-
cifieke antilichamen produceren. Deze primaire immuunres-
pons is echter traag en leidt slechts tot zeer lage concentraties
aan immuunglobulinen (IgM en IgG) in het serum (6). De
concentratie aan circulerende immuunglobulinen in het pas-
geboren veulen is dan ook verwaarloosbaar laag. De immuun-
globulinen die, met name de eerste vier weken post partum,
het belangrijkste onderdeel in de bescherming tegen infecties
vormen, worden opgenomen uit het colostrum. Speciale epi-
theliale cellen in de dunne darm nemen via pinocytose de co-
lostrale immuunglobulinen op. De mogelijkheid hiertoe
neemt af met de tijd, daar deze cellen vervangen worden door
meer mature darmepitheelcellen. Vanaf acht uur post partum
daalt de opname; na ongeveer 24 uur is ze nagenoeg nul (6).
Veulens met een tekort aan immuunglobulines, namelijk
hypogammaglobulinemie, lopen een verhoogd risico op in-
fectie (4, 7, 8, 10, 11,15). Een gehalte van 4 g/l wordt in veel
studies als voldoende beschouwd. Bij gehaltes onder 2 g/l
wordt gesproken van total Failure of Passive Transfer (FPT).
Koterba vond echter ook bij veulens met septicemie waarden
van meer dan 4 g/l (5). Bovendien heeft een gezond veulen,
dat goed biest gedronken heeft, veelal waarden van meer dan
8 g/l (9). Vandaar dat ook wel gesuggereerd wordt dat 8 g/l
een betere streefwaarde zou zijn.

Als bij een veulen jonger dan 24 uur vastgesteld wordt dat de
colostrumopname onvoldoende is geweest, kan men dit als
regel oraal corrigeren. Is het veulen reeds ouder dan 24 uur,
dan is de darmwand niet meer passabel voor colostrale anti-
stoffen. Intraveneuze toediening van commerciëel of zelf ge-
wonnen plasma is dan de enige mogelijkheid om het serum-
immuunglobulinegehalte op peil te brengen.

-ocr page 271-

Tabel i. Ras, geslacht, leeftijd en de serumgammaglobuline-concentratle in g/l van
de veulens in de controlegroep (groep I).

Veulen

ras

geslacht

leeftijd

7-glob in g/l

1

bwp

5

23u

17.9

2

Fries

Cf

21u

11.5

3

bwp

Cf

16u

9.2

4

btp

?

20u

9.9

5

bwp

?

17u

9.5

6

mini-shet

9

17u

4.6

7

Fries

Cf

27u

10.3

8

bwp

Cf

19u

14.4

9

IJslands paard

?

18u

6.5

10

Fries

?

18u

16.8

11

bwp

?

25u

7.4

12

bwp

?

24u

4.7

13

bwp

Cf

29u

6.5

14

bwp

?

24u

5.4

15

bwp

?

24u

14.0

16

bwp

?

20u

7.2

17

Gelders

$

24u

12.8

18

bwp

$

48u

7.3

19

bwp

?

ISu

10.7

20

bwp

Cf

24u

4.6

21

bwp

Cf

26u

1.5

22

bwp

9

20u

5.8

23

bwp

9

21u

3.4

24

bwp

9

I4u

5.0

25

bwp

Cf

28u

3.6

26

pony

Cf

22u

1.7

27

bwp

Cf

14u

3.4

28

pinto

9

20u

10.7

29

bwp

Cf

I8u

4.7

30

bwp

Cf

17u

4.3

bwp: Belgisch warmbloed paard

btp: Belgisch trekpaard

Voor de bepaling van het gammaglobulinegehalte in serum
van pasgeboren veulens zijn verschillende commerciële
tests beschikbaar, gebaseerd op methodes als latex aggluti-
natie en verschillende types ELISA. De door Beetson (2),
Saikku (12) en Clabough (3) beschreven glutaaraldehydetest
is eenvoudig en goedkoop. Echter, hoe betrouwbaar is deze
test?

Het doel van dit onderzoek was na te gaan welke van de mo-
dificaties die er van de glutaaraldehydetest zijn beschreven,
het meest geschikt is om efficiënt en betrouwbaar de grens-
waarde te bepalen waaronder behandeling nodig is (een se-
rumgammaglobulineconcentratie van 4 g/l) (6, 8), alsmede
de grenswaarde die in de literatuur als ruim voldoende wordt
beschouwd (8 g/l) te bepalen (5,6,9).
Tenslotte is gekeken naar de prevalentie van hypogammaglo-
bulinemie bij klinisch normale veulens en bij veulens die
niet zelfstandig konden staan en/of drinken.

Materiaal en methoden

De klinisch normale veulens (groep I), de patiëntveulens
(groep II) en de bemonstering

In totaal werden zestig veulens in de leeftijd van acht uur tot
vier dagen bemonsterd. Het ras en geslacht is weergegeven
in de tabellen 1 en 2. Dertig veulens werden in een privé-
praktijk bemonsterd bij consult van het pasgeboren veulen

\' Kicuelle, Serum Sep. ClolAclivalor, Greiner B. K Alphen a/dRijn.

ter controle van de colostrumopname, groep 1 (Tabel 1): de
nrs 1 t/m 30. De veulens in groep II (Tabel 2) zijn aangebo-
den aan de Kliniek voor Inwendige Ziekten, Hoofdafdeling
Gezondheidszorg Paard te Utrecht, wegens het niet zelfstan-
dig kunnen staan en drinken van het veulen (de nrs 31 t/m
56) of wegens ziekte van de merrie (de nrs 57 t/m 60).
Behalve tweemaal twee veulens betrof het veulens van ver-
schillende eigenaren afkomstig van verschillende locaties.
Bloed werd afgenomen in serumbuizen\' uit de vena jugula-
ris. Het bloed had men volledig laten stollen door het één uur
bij kamertemperatuur te laten staan, waarna het werd afge-
centrifugeerd. Het serum werd tot de analyse bewaard bij
-20°C.

De analyse-technieken

De modificaties van de glutaaraldehyde -coagulatietest
(CCT).

Uitvoering van de CCT I:

Van elk monster wordt in drie verschillende buizen 0,5 ml
serum gepipetteerd. Vervolgens wordt bij kamertemperatuur
aan de eerste buis 50 |il van een 5%-ige, aan de tweede buis
50 |al van een 10%-ige, en aan de derde buis 50|il van een
20%-ige glutaaraldehyde oplossing toegevoegd, waarna de
buis even wordt gezwenkt.

Dan wordt het reactiemengsel in elke buis na zestig minuten
(afleestijdstip 60\') beoordeeld op het optreden van coagula-
tie. Wanneer in een buis op zodanige wijze coagulatie op-
treedt dat het reactiemengsel bij het ondersteboven houden
van de buis niet uit de buis loopt wordt de test als positief be-
oordeeld voor die buis. Wanneer het reactiemengsel wel uit
de buis loopt is de uitslag van de te.st voor die buis negatief
(Foto 1).

Interpretatie van de testuitslagen:

• een negatief resultaat (60\') met de 5%-ige glut. opl. komt
overeen meteen Ig-gehalte lager dan 5,5 g/l (12);

• een negatief resultaat (60\') met de 10%-ige glut. opl. komt
overeen met een Ig-gehalte lager dan 4 g/l (2);

• een negatief resultaat (60\') met de 20%-ige glut. opl. komt
overeen het een Ig-gehalte lager dan 2 g/l (2).

Uitvoering van de CCT II:

Van elk monster wordt 0,5 ml serum in een buis gepipet-
teerd. Vervolgens wordt hieraan bij kamertemperatuur 50
van een 10%-ige glutaaraldehydeoplossing toegevoegd.
Dan wordt het reactiemengsel gedurende maximaal zestig
minuten iedere vijf minuten beoordeeld op het optreden van
coagulatie (afleestijdstippen 5\', 10\', 15\'etcetera). De met
behulp van het serum totaal eiwit/serumeiwit-spectrum, i.c.
de referentiemethode, bepaalde gammaglobulineconcentra-
ties van de verschillende serummonsters zijn uitgezet tegen
de voor het desbetreffende monster gevonden coagulatietijd.
Voor de 5%-ige oplossing werd dezelfde procedure gevolgd
en ook voor deze oplossing werden de gammaglobulinecon-
centraties uitgezet tegen de waargenomen coagulatietijd.

Interpretatie van de testuitslagen:

Een regressielijn wordt opgesteld die het verband weergeeft
tussen de coagulatietijd van de glutaaraldehydeoplossing en
het serumgamma-globulinegehalte volgens de referentieme-
thode.

Voor de 10%-ige oplossing worden de resultaten als volgt
geïnterpreteerd:

-ocr page 272-

• een positief resultaat vóór t8\' komt overeen met een Ig-
gehalte hoger dan 8 g/l

• een negatief resultaat na t4\' komt overeen met een Ig-ge-
halte lager dan 4 g/l waarbij t8\' het aantal minuten is waar-
bij de regressielijn 8 g/l aangeeft en t4\' het aantal minuten
is waarbij de regressielijn 4 g/l aangeeft.

Voor de 5%-ige oplossing worden de resultaten als volgt ge-
ïnterpreteerd:

• een positief resultaat vóór t8\' komt overeen met een Ig-ge-
halte hoger dan 8 g/l

• een negatief resultaat na t5,5\' komt overeen met een Ig-ge-
halte lager dan 5,5 g/l

waarbij t8\' het aantal minuten is waarbij de regressielijn 8 g/l
aangeeft en t5,5\' het aantal minuten is waarbij de regressie-
lijn 5,5 g/l aangeeft.

De bepaling van het serumgammaglobuimegehalte met de
referentiemethode, i.e. de bepaling via het serumeiwitspec-
trum en het totaal serumeiwitgehalte

Het gehalte aan totaal eiwit (TE) in het serum werd bepaald
door middel van de colorimetrische bepaling (golflengte
560nm) van totaal eiwit in serum gebaseerd op het principe
van de biureet reactie (koperzouten in alkalisch milieu)\\ Het
eiwitspectrum (EWS) werd bepaald door middel van
elektroforetische scheiding van de eiwitfracties (agarose gel,

• Beekman Synchmn CX5 delia Clinical Syslem. Beekman Inslnimenis B. K. Mijdrecht.
^ Paragon Electrophoresis system. Beekman Instruments B.
If. Mijdrecht.

100 Volts, 25 minuten) en kleuring met Paragon Blue Stain\'.
Hierna werden de extracties van de verschillende fracties af-
gelezen met een Beekman Appraise Densitometer System
(golflengte 600nm). Vervolgens werd de concentratie in g/l
aan gammaglobulinen in het serum berekend volgens
%xTE
100

Data-analyse

De sensitiviteit van een test, in dit geval de GCT-test in een be-
paalde uitvoering, is de kans dat een niet normaal veulen als zo-
danig geclassificeerd wordt (hypogammaglobulinemie). In de
hier beschreven glutaaraldehydetest wordt de sensitiviteit dus
berekend door het aantal dieren met een onvoldoende gamma-
globulinegehalte (lager dan grenswaarde X) bepaald met de re-
ferentiemethode èn een negatieve testuitslag, A (zieTabel 3), te
delen door het aantal A plus het aantal dieren met een onvol-
doende gammaglobulinegehalte èn een positieve testuitslag, C.
De sensitiviteit van de GCT-test is dan A/A C (Tabel 3). De
specificiteit is de kans dat een normaal veulen (voldoende
gammaglobulines) als zodanig wordt geclassificeerd. In tabel
3 wordt de specificiteit dus berekend door het aantal dieren met
een voldoende gammaglobulinegehalte (hoger dan grens-
waarde X) èn een positieve testuitslag, D, te delen door het aan-
tal D plus het aantal dieren met een voldoende gammaglobu-
linegehalte èn een negatieve testuitslag, B. De specificiteit
wordt dan D/B D.

Tabel 2. Ras, geslacht, leeftijd, diagnose, ziekteverloop en de serumgammaglobuline concentratie in g/l van de patiëntveulens (groep I

Veulen

ras

geslacht

leeftijd

diagnose

verloop

7-glob in g/l

31

kwpn

?

12-24U

sepsis

t

1.8

32

draver

9

24u

enteritis

n.h.

1.1

33

kwpn

0

8u

achterhand-paralyse

n.h.

0.7

34

kwpn

?

12-24U

zwak, niet drinken e.c.i

n.h.

7.5

35

kwpn

Cf

24u

peripartum asfyxie

n.h.

0.3

36

kwpn

Cf

24u

peripartum aslyxie

n.h.

10.2

37

studb. Z

Cf

24u

prematuur, pneumonie

t

0.6

38

kwpn

9

48u

meconium-obstipatie

n.h.

4.5

39

kwpn

?

24u

dysmatuur

n.h.

2.1

40

kwpn

Cf

24u

meconium-obstipatie, blaasruptuur

n.h.

10.8

41

draver

9

24u

koliek e.c.i.

n.h.

6.7

42

Fries

Cf

24u

meconium-obstipatie

n.h.

0.2

43

kwpn

9

12u

tweeling/ prematuur

t

1.8

44

kwpn

9

12u

tweeling/ prematuur

n.h.

1.0

45

Fries

Cf

96u

zwak, niet drinken e.c.i

n.h.

8.1

46

kwpn

9

72u

enteritis

t

0.4

47

kwpn

Cf

15u

prematuur, perforerend maagulcus

t

0.8

48

kwpn

Cf

24u

intra-uterine sepsis

t

1.2

49

kwpn

9

12u

tweeling, pneumonie

n.h.

3.5

50

Shet. pony

9

12u

zwak, niet drinken e.c.i

n.h.

0.9

51

kwpn

9

48u

n. femoralis-paralyse

n.h.

2.4

52

kwpn

0

8u

prematuur

n.h.

3.0

53

Fries

Cf

96u

verslik-pneumonie

n.h.

4.4

54

Fries

9

12u

zwak, niet drinken e.c.i

n.h.

13.6

55

kwpn

9

lOu

trauma achterband

n.h.

9.0

56

Fries

Cf

12u

hernia inguinalis

t

1.9

57

Fries

Cf

48u

merrie verbloed

n.h.

5.3

58

kwpn

Cf

12u

merrie verbloed

n.h.

5.3

59

Shet. pony

9

24u

merrie met hyperlipaemie

n.h.

6.8

60

kwpn

0

24u

merrie met jejunumperforatie

n.h

4.1

e.c.i.: om onbekende reden
n.h.: naar huls

studb. Z: studboek Zangershelde

kwpn; Koninklijke vereniging Warmbloed Paardenstamboek Nederland
o: onbekend

-ocr page 273-

Tabel 3. Het 2x2 diagram voor de berekening van de sensitiviteit, de specificiteit, de
positief en de negatief voorspellende waarde.

< X g/l > X g/l totaal
volgens de volgens de
referentiemethode referentiemethode

negatieve

testuitslag

(geen eoagulatie)

positieve

testuitslag

(eoagulatie)

totaal

A B A B

C D C D
A C B D A B C D

Tabel 4. Het gemiddeld serumgammaglobulinegehalte (referentiemethode) en het
serumgammaglobulinegehalte bepaald met CCT I in g/l.

classificatie gemiddeld gammaglobulinegehalte volgens
volgens
GCT 1 referentiemethode in g/l /- S.D.N

n

<2g/l

2.2 /- 1.6

17

2-4g/l

4.2 /- 2.4

5

4-5,5g/I

3.5 /- 0.9

6

>5,5 g/l

10.0 /- 3.6

19

De positief voorspellende waarde (PVW) geeft het deel van de
als niet normaal geclassificeerde veulens weer, die daadwerke-
lijk afwijkend zijn. De PVW wordt dus berekend uit het aantal
dieren met een negatieve testuitslag èn een onvoldoende gam-
iTiaglobulinegehalte volgens de referentiemethode, A, gedeeld
door het aantal A plus het aantal dieren inet een negatieve test-
uitslag èn een voldoende gammaglobulinegehalte B. De PVW
wordt dan A/A B.

De negatief voorspellende waarde (NVW) geeft het deel van de
als normaal geclassificeerde dieren weer, die daadwerkelijk
een normaal gehalte aan gammaglobulines hebben. De NVW
wordt dus berekend door het aantal dieren met een positieve
testuitslag èn een voldoende gammaglobulinegehalte bepaald
inet de referentiemethodc, D, te delen door het aantal D plus het
aantal dieren met een positieve testuitslag èn een onvoldoende
gammaglobulinegehalte, C. De NVW wordt dan D/C D.

Voor het bepalen van de significantie van een verschil tussen
gemiddelden werd gebruik gemaakt van de Students\' ?-toets.
Het percentage verklaarde variantie, de lineaire regressielijn en
de Students\' Mocts werden berekend in Windows Excel \'97".

Resultaten

CCT I:

De uitslagen van de gezamenlijke beoordeling van de drie
glutaaraldehyde-oplossingen met verschillende concentra-
ties (GCT I) zijn uitgezet tegen het serumgammaglobuline-
gehalte bepaald met de referentiemethode (Grafiek 1).
Hieruit blijkt dat een groot aantal sera die door de GCT 1 ge-
classificeerd werden als < 2 g/l, gammaglobulineconcentra-
ties bevatten van meer dan 2 g/l. De meeste van de sera door
de GCT I geclassificeerd in de categorie 2-4 g/l of in de cate-
gorie 4-5,5 g/l bevatten volgens de referentiemethode een
hogere of lagere gammaglobulineconcentratie. Het grootste
deel van de sera die volgens GCT 1 waarden opleverden die
geclassificeerd zijn als >5,5 g/l bevat in werkelijkheid een
gammaglobulineconcentratie van meer dan 5,5 g/l (Grafiek
1). Vergelijking van de op basis van de GCT I gevonden con-
centraties met de gemiddelde serumgammaglobulinecon-
centraties in g/l volgens de referentiemethode (Tabel 4) laat
zien dat deze niet overeenkomen voor de categorieën <2 g/l,
2-4 g/l en 4-5,5 g/l.

In tabel 5 worden de berekende waarden voorde sensitiviteit,
specificiteit, positief voorspellende waarde (PVW) en nega-
tief voorspellende waarde (NVW) voor de verschillende op-
lossingen afzonderlijk weergegeven (GCT I). Hieruit blijkt
dat de 20%-ige oplossing bij éénmalige beoordeling op
zestig minuten een hogere sensitiviteit en specificiteit bezit
dan de 10%-ige oplossing, echter een lagere PVW en NVW.
De 5%-ige oplossing levert in vergelijking met beide andere
oplossingen de hoogste waarden.

GCT II:

De coagulatietijden van de glutaaraldehydetest (GCT 11) zijn
uitgezet tegen het serumgammaglobulinegehalte bepaald
met de referentiemethode (Grafieken 2 en 3). In tabel 6 is het
verband weergegeven tussen de coagulatietijd en de serum-
gammaglobulineconcentratie bepaald volgens de referentie-
methode. Dit duidt erop dat het percentage verklaarde vari-
antie groter is voor de 5%-ige oplossing dan voor de
10%-ige. Ook in vergelijking met de 20%-ige oplossing was
het percentage verklaarde variantie groter voor de 5%-ige
oplossing (data niet weergegeven).

Uit het verband tussen de coagulatietijd en het serumgam-
maglobuline-gehalte (referentiemethodc) (Tabel 6) blijkt dat
voor de 10%-ige oplossing een waarde van 4g/l overeenkoint
met een afleestijdstip van 26 minuten en 8 g/l met een af-
leestijdstip van zeven minuten (Grafiek 2). Voor de 5%-ige
oplossing komt 5,5 g/l overeen met een afleestijdstip van 47
minuten (het afleestijdstip van de waarde 4g/l valt buiten de
observatieperiode van zestig minuten) en 8 g/l met 28 minu-
ten (Grafiek 3). In tabel 7 staan de waarden voor de sensiti-
viteit, specificiteit, positief en negatief voorspellende
waarde berekend voor bovengenoemde afleestijdstippen.
Hieruit blijkt dat, behalve voor de NVW op 47 minuten, de
5%-ige oplossing voor zowel een grenswaarde van 5,5g/l als
voor de als ruim voldoende waarde van 8g/l hogere waarden
oplevert dan de 10%-ige oplossing.

De prevalentie van hypogammaglobulinaemie
Als definitie van hypogammaglobulinaemie werd een grens-
waarde van 4g/l aangehouden (6, 8). De veulens van groep II
waarvan de merrie ziek werd aangeboden zijn hier buiten be-
schouwing gelaten (Tabel 2, nrs 57 t/m 60). Het aantal veu-
lens met een serumgammaglobulineconcentratie lager dan 4
g/l bedroeg vijf van de dertig (17%) in groep I (controleveu-
lens) en zestien van de 26 (62%) in groep II (patiëntveulens).
Er was een significant verschil tussen de gemiddelde gam-
maglobulineconcentratie in groep I (controleveulens, 7,8
g/l) en groep II (patiëntveulens, 3,8 g/l) (p<0.01).

Discussie

De glutaaraldehyde-coagulatietest is gebaseerd op het feit dat
glutaaraldehyde bij bepaalde concentraties irreversibele bin-
dingen vormt met de amino groepen van de meer basische pro-
teïnen. In het pH-gebied van serum betekent dit dat bij
bepaalde (lage) concentraties glutaaraldehyde, specifiek
dwarsverbindingen met gammaglobulinen worden gevormd
(13). Fibrinogeen heeft een isoelectrisch punt gelijk aan dat van
gammaglobulines en coaguleert onder dezelfde omstandighe-
den met het glutaaraldehyde, derhalve is de test uitsluitend uit-
voerbaar met serum. Interferenrie door haemolyse kan voorko-

-ocr page 274-

Grafiek 1: De uitslag van de glutaaraldehydetest met verschillende oplossingen (GCT I) uitgezet tegen het serumgammaglobulinegehalte in g/l bepaald met de referentiemethode.

Grafiek 2: De coagulatietijd van de positieve monsters met de 10%-ige oplossing (GCT II) uitgezet tegen het serumgammaglobulinegehalte in g/l bepaald met de referentiemethode (n = 36).

Grafiek 3: De coagulatietijd van de positieve monsters met de 5%-ige oplossing (GCT II) uitgezet tegen het serumgammaglobulinegehalte ir g/l bepaald met de referentieme-
thode (n = 20).

-ocr page 275-

Tabel 5. De met behulp van CCT I (5%), CCT I (10%) en CCT I (20%) verkregen re-
sultaten voor de sensitiviteit, specificiteit en de PVW en NVW, weergegeven voor de
verschillende glutaaraldehyde oplossingen afzonderlijk bij éénmalige beoordeling
op 60 minuten.

5% 5.5 g/l

10% 4 g/l

20% 2 g/l

Sensitiviteit

0.93

0.68

0.85

Specificiteit

0.95

0.81

0.95

PVW

0.96

0.65

0.61

NVW

0.90

0.81

0.76

Tabel 6. Het verband tussen het natuurlijk logaritme van de gammaglobuline con-

centratie en de coagulatietijd voor de 10%-ige

oplossing (CCT 1

1) en de 5%-ige op-

lossing alsook het percentage verklaarde variantie (r\').

lineaire regressielijn

r\'

5%-ige oplossing y = 13.889 e-

0.0197*

0.55

10%-ige oplossing y = 10.234 e-

0.0364X

0.22

Tabel 7. De sensitiviteit, specificiteit, PVW en NVW voor het afleestijdstip overeen-

komend met een

serumgammaglob. van 4g/l en 8 g/l voor de n

3%-ige opl. en voor

het afleestijdstip overeenkomend met 5.5 g/l er

18 g/l voor de 5%

■ige opl.

10% 10%

5%

5%

t4(26\') t8(7\')

15.5(47\')

t8(28\')

Sensitiviteit

0.86 0.91

0.93

0.97

Specificiteit

0.73 0.56

0.89

0.93

PVW

0.66 0.85

0.93

0.97

NVW

0.90 0.69

0.89

0.93

inen worden door het bloed eerst volledig (één uur) te laten
stollen en het daarna meteen te centrifugeren, zodat de reeds
aanwezige gelprop in het serumbuisje\' een goede scheiding
geeft tussen de rode bloedcellen en het serum.
Zoals uit grafiek 2 en 3 blijkt, hangt de coagulatietijd af van
het gammaglobulinegehalte en heeft het tijdstip van aflezen
dus invloed op de sensitiviteit, specificiteit, PVW en NVW.
Saikku vond bij gebruik van een 10%-ige oplossing een opti-
male sensitiviteit en specificiteit bij een afleestijdstip van 20
tot 30 minuten voor een serumgammaglobuline-concentratie
van 4 g/l en bij gebruik van een
5%-ige oplossing eveneens
twintig tot dertig minuten voor 5,5 g/l (12). Beetson en
Clabough gebruikten een 10%-ige oplossing en hielden een
afleestijdstip aan van tien minuten voor een concentratie van
8 g/l en zestig minuten voor 4 g/l (2, 3). Onze resultaten to-
nen aan dat de test bij gebruik van een 5%)-ige oplossing een
goede sensitiviteit, specificiteit, PVW en NVW heeft voor
GCTl:

• éénmalige beoordeling op 60 minuten voor een concentra-
tie van 5,5 g/l

GCTll:

• een beoordeling volgens de regressielijn op 47 minuten
voor een concentratie van 5,5 g/l

• een beoordeling volgens de regressielijn op 28 minuten
voor een concentratie van 8 g/l.

Het tijdstip volgens de regressielijn overeenkomend met 4
g/l valt voor de 5%)-ige oplossing buiten de observatieperi-
ode van zestig minuten. Voor de 5%-ige oplossing is hier dan
ook geen afleestijdstip weergegeven overeenkomend met 4
g/l. De test, uitgevoerd met de 5%)-ige oplossing en afgele-
zen tot maximaal zesitg minuten kan deze grenswaarde van 4
g/l dus niet detecteren. In de literatuur wordt als grenswaarde
waaronder een behandeling gewenst is 4 g/l aangegeven (6,
8) en als ruim voldoende 8 g/l (5,6,9). Wanneer echter als de
grenswaarde waaronder behandeling gewenst is een concen-
tratie van 5,5 g/l wordt aangehouden dan is de test (GCT II)
daarvoor bruikbaar en heeft de test een goede sensitiviteit,
specificiteit, PVW en NVW. Voor de 10%-ige oplossing
werd zowel volgens de hier opgestelde regressielijn (GCT II)
als bij éénmalige beoordeling op zestig minuten (GCT I) een
beduidend lagere sensitiviteit, specificiteit, PVW en NVW
gevonden. Hierbij moet in acht worden genomen dat de sen-
sitiviteit, specificiteit en de voorspellende waarden PVW en
NVW afhankelijk zijn van de prevalentie.
Verschillende studies vermelden een prevalentie van hypo-
gammaglobulinemie (lager dan 4 g/l) variërend van 5 - 18%
bij routinematige controle van alle veulens geboren op één of
enkele stoeterijen (4, 9, 14, 15). De hier gevonden prevalen-
tie in groep I (controleveulens) bedroeg vijf van de dertig
(17%) en komt dus overeen met de literatuur. In groep II (pa-
tiëntveulens) bedroeg de prevalentie 16 van de 26 (62%). De
test is hier dus getoetst bij een relatief hoge prevalentie van
hypogammaglobulinemie. Echter voor zowel de groep met
lage prevalentie (groep I) als voor de groep met hoge preva-
lentie (groep II) werd bij gebruik van de 5%-ige oplossing
een gelijkwaardig hoge sensitiviteit, specificiteit, PVW en
NVW gevonden. Hiervan is de NVW de belangrijkste. Deze
geeft immers de kans weer dat een veulen gemeten met vol-
doende gammaglobulines als testuitslag daadwerkelijk vol-
doende gammaglobulines heeft. Een hoge NVW verkleint
dus de kans dat een veulen onterecht de nodige therapie ont-
houden wordt.

Concluderend kan worden gesteld dat de glutaaraldehyde
coagulatietest een eenvoudige en onder praktijkomstandig-
heden goed bruikbare test is voor het beoordelen van het se-
rumgammaglobulinegehalte van veulens. Bij gebruik van
een 5%-ige oplossing en aflezing op dertig minuten voor de
als ruim voldoende beschouwde concentratie van 8 g/l, res-
pectievelijk aflezing op vijftig minuten voor de grenswaarde
waaronder behandeling gewenst is (5,5 g/l) heeft de test een
goede sensitiviteit, specificiteit, PVW en NVW. Anders ge-
steld, deze modificatie van de glutaaraldehyde-coagulatie
test is goed bruikbaar als screeningstest ter opsporing van
veulens met hypogammaglobulinemie, zowel in het geval
van een ziek veulen als wel in het geval van een klinisch nor-
maal veulen.

Dankwoord

Met dank aan Miet van Roy, dierenarts te Gierle, België, voor het afnemen
en verwerken van de serummonsters en aan Hans Vernooij van de
Hoofdafdeling Landbouwhuisdieren voor de hulp bij het statistisch verwer-
ken van de data.

Literatuur

1. Banks KL. Veterinary clinical immunology. Philadelphia, USA, Saun-
ders, 1989.

2. Beetson SA, Hilbert BJ. and Mills JN. The use of the glutaraldehydecoa-
gulation test for detection of hypogammaglobulinaemia in neonatal foals.
AustVetJ 1985; 62 (8): 279-81.

3. Clabough DL, Conboy HS, and Roberts MC. Comparison of four screen-
ing techniques for the diagnosis of equine neonatal hypogammaglobulin-
emia. J Am Vet Med Assoc 1989; 194(12); 1717-20.

4. Clabough DL, Levine JF, Grant GL, and Conboy HS. Factors associated
with failure of passive transfer of colostral antibodies in standardbred
foals. JVet Int Med 1991; 5; 335-40.

5. Koterba AM, Brewer BD, and Tarplee FA. Clinical and clinicopathologi-
cal characteristics of the septicaemic neonatal foal; review of 38 cases.
Equine Vet J 1984; 16(4); 376-83.

6. LeBlanc M. Equine Clinical Neonatology. Philadelphia, USA, Lea &
Febiger, 1990; 275-94.

7. McGuire TC, Poppie MJ, and Banks KL. Hypogammaglobulinemia pre-

-ocr page 276-

disposing to infection in foals. J Am Vet Med Assoc 1975; 166 (1): 71 -5.
McGuire TC, Crawford TB, Hallowell AL, and Macomber LE. Failure
of colostral immunoglobulin transfer as an explanation for most infec-
tions and deaths of neonatal foals. J Am Vet Med Assoc 1977; 170:
1302.

Morris DD, Meirs DA, and Merryman OS. Passive transfer in horses: in-
cidence and causative factors on a breeding farm. Am J vet Res 1985; 46:
2294-9.

Raidal SL. The incidence and consequences of failure of passive transfer of
immunity on a Thoroughbred breeding farm. Aust Vet J 1996; 73 (6): 201 -6.
Robinson JA, Allen GK, Green EM, Fales WH, Loch WE, and Wilkerson
CG. A prospective study of septicaemia in colostrum-deprived foals.

II.

Equine VetJ 1993; 25 (3): 214-9.

12. Saikku, A, Koskinen E, and Sandholm M. Detection of hypogammaglo-
bulinaemie in neonatal foals using the glutaraldehyde coagulation test. J
Vet Med B 1989; 36: 168-74.

13. Sandholm M. Coagulation of serum by glutaraldehyde. Clin. Biochem.
1976;9(1): 39-41.

14. Stoneham, SJ, Wingfield Digby NJ, and Ricketts SW. Failure of passive
transfer of colostral immunity in the foal : incidence, and the effect of stud
management and plasma transfusions. Vet Rec 1991; 128:416-9.

15. Tyler-McGowan CM, Hodgson JL, and Hodgson DR. Failure of passive
transfer in foals: Incidence and outcome on four studs in New South
Wales. Aust Vet J 1997; 75 ( 1 ): 56-9.

Detection of parathyroid hormone-related protein in cats with
humoral hypercalcemia of malignancy

A. p. Bolliger, P.A. Graham. V. Richard, T.J. Rosol, R.F. Nachreineren K.R. Refsai
Veterinary Clinical Pathology 31(1) (2002)

Hypercalciëmie kan bij katten
samenhangen met primaire hyper-
parathyreoïdie, meestal gekenmerkt
door verhoogde concentraties intact
paraathormoon (iPTH), maar ook
met maligniteiten, nierfalen, hypo-
adrenocorticisme, urine verzurende
middelen, hypervitaminose D, en met
nog onbekende oorzaken.
Maligniteiten bewerkstelligen hypercalciëmie met name door
secretie van een met paraathormoon verwant peptide
(PTHrP). De auteurs hebben via een immunoradiometrische
bepaling (IRMA) de PTHrP-concentratie bij 322 katten met
hypercalciëmie gemeten. Daarbij maakten ze gebruik van een
test-kit voor humane toepassing, waarvan al was vastgesteld
dat deze ook bij de hond kan worden aangewend. De kit bleek
zonder aanpassingen eveneens bij de kat toepasbaar. Bij geen
van de katten met primaire hyperparathyreoïdie was de
PTHrP-spiegel verhoogd maar wel bij 28 van de overige 295
katten met hypercalciëmie. Retrospectief waren over de pri-
maire ziekte gegevens beschikbaar bij vijf van deze 28 katten,
alsmede bij twee van drie katten met een dubieus verhoogd
PTHrP. In alle zeven gevallen betrof het een maligniteit. De
twee katten met dubieus verhoogd PTHrP zijn er wel "met de
haren bijgesleept" want hun plasmaspiegel was lager dan be-
trouwbaar gemeten kon worden; bij normale katten is echter
helemaal geen signaal meetbaar. Zoals meestal bij een retro-
spectief onderzoek, zijn harde conclusies moeilijk te trekken.
Zo is bijvoorbeeld niet bekend hoeveel katten met normale
PTHrP-concentratie een maligniteit hadden. In een addendum
vermelden auteurs bij nog een kat een maligniteit te hebben
vastgesteld in combinatie met hypercalciëmie. Al met al lijkt
hun voorzichtige conclusie, dat de gebruikte PTHrP-test
waarschijnlijk een hulpmiddel kan zijn bij de differentieel dia-
gnostiek van hypercalciëmie bij de kat, wel gerechtvaardigd.

Referaten

N.B. Het is momenteel niet mogelijk in Nederland PTHrP te
laten bepalen.

Dr. R.J. Slappendel, met dank aan dr. H. Kooistra voor advies.

Nutzung von Ebern in der Schweinemast

M. Bonneau und EJ. Squires. Der Prakt Tierarzt 2007,•82:948-70.

Op basis van een literatuurstudie wordt een overzicht gege-
ven over het al dan niet geschikt zijn van beren voor de
vleesproductie. De productiekosten van mestberen zijn la-
ger. De dieren hebben een betere voederconversie en heb-
ben voorts een betere vleeskwaliteit (minder vet). Ook
wordt minder stikstof met de mest uitgescheiden. De onder-
linge gevechten vormen echter een nadeel.
De berengeur wordt veroorzaakt door het hormoon an-
drostenon en door skatol dat door enzymatische omzetting
van het aminozuur trytophaan in de darmen ontstaat.
De processen die samenhangen met de vorming van ge-
slachtshormonen en van skatol worden besproken. Behalve

genetische factoren zijn milieu en voeding hierbij van in-
vloed. Er bestaan tussen personen grote individuele ver-
schillen om genoemde stoffen te kunnen ruiken (kook- en
braadproef). Daarom heeft men immunologische, chroma-
tografische en colorimetrische methoden ontwikkeld om de
\'boosdoeners\' te detecteren. De uitvoering hiervan vereist
echter de nodige tijd. Ook de in Denemarken ontwikkelde
spectrofotometrische methodiek gaat te langzaam.
Getracht is berengeur tegen te gaan met immunocastratie
gericht tegen het gonadotrofine release hormoon. Het resul-
taat is hoopgevend. Tot slot worden aanbevelingen gedaan
om het probleem aan te pakken.

-ocr page 277-

Handboek
Proefdierkunde

Het is verheugend en tegelijl<ertijd
I veelzeggend dat er tien jaar na het uit-
■ komen van het boek Proefdieren en
Dierproeven nu een derde, geheel
herziene, druk verschenen is met een
nieuwe titel
Handboek Proefdierkunde, met als subtitel
Proefdieren, dierproeven, alternatieven en ethiek.
Er is inderdaad nogal wat veranderd de laatste tien jaar in de
proefdierkunde. Zo was er een Vereniging voor Vergunning-
houders voor Dierproeven, die de belangen van de instellingen
waar dierproeven uitgevoerd werden moest veilig stellen. Deze
vereniging is inmiddels opgeheven en opgegaan in de
Nederlandse Vereniging voor Proefdierkunde. Juist door pro-
actief beleid, gericht op vermindering, verfijning en vervan-
ging van dierproeven heeft de Proefdierkunde in de afgelopen
tien jaar haar maatschappelijk draagvlak verbreed. De wijzi-
ging van de Wet op de Dierproeven in 1996 heeft ondermeer
gezorgd voor een verplichte ethische toetsing door instelling
van een Dierexperimentencommissie (DEC) voor ethische
toetsing van dierproeven binnen elke voorgenomen dierproef
De noodzaak hiertoe werd reeds geruime tijd hiervoor door het
proefdierkundig veld gezien. Als gevolg hiervan is de
Nederlandse Vereniging van Dierexperimentencommissies
(NVDEC) opgericht. Daarnaast wordt er al een aantal jaren
daadwerkelijk gestreefd naar en gewerkt aan het ontwikkelen
en toepassen van alternatieven voor dierproeven. Er zijn ver-
schillende organisaties actief op dit gebied die wetenschappe-
lijk onderzoek stimuleren en sinds kort is prof dr. C.
Hendriksen als hoogleraar Alternatieven voor dierproeven ver-
bonden aan de Faculteit Diergeneeskunde.

Cursus Proefdierkunde

Het boek is primair bedoeld voor de cursus Proefdierkunde
welke aan meerdere universiteiten gegeven wordt cn verplicht
is voor wetenschappelijke onderzoekers voordat zij zich met
proefdieren en dierproeven mogen bezighouden (de zoge-
naamde Artikel. 9- functionarissen).

Daarnaast zal het boek ongetwijfeld zijn weg gevonden hebben
binnen de instellingen die zich met dierproeven bezighouden.

Boe
besprekin

Het gaat hier om een uitstekend handboek waaraan een groot
aantal deskundigen hebben meegewerkt ,en waarbij alle be-
langrijke aspecten van de Proefdierkunde aan bod komen.
Wat is nieuw in deze derde druk? Allereerst worden per hoofd-
stuk de auteurs aangegeven. De belangrijkste veranderingen
betreffen vier hoofstukken. In hoofdstuk 7 over genetische
standaardisatie is een uitgebreide paragraaf over transgene die-
ren toegevoegd, waarin ondermeer methoden om het genoom
van zoogdieren met behulp van moleculair biologische tech-
nieken te veranderen nader beschreven worden (transgenese,
targeted gene transfer, artificiële chromosomen en kloneren).
In hoofdstuk 13 over anesthesie, analgesie en euthanasie wor-
den enige nieuwe middelen beschreven. In hoofdstuk 16 over
alternatieven voor dierproeven wordt een aantal nieuwe, veel
toegepaste alternatieven besproken zoals fysisch-chemische
scheidingsmethoden, mathematische modellen en computer-
modellering, gebruik van menselijk materiaal en vrijwilligers,
telemetrie en slachthuismateriaal. Ook wordt een \'stapsgewijs\'
beslismodel toegelicht waarbij gebruik wordt gemaakt van een
beslisboom, dat ondersteuning biedt bij het kiezen van een
proefopzet. Hierbij gaan vaak meerdere in-vitro alternatieven
vooraf aan eventuele dierproeven (en ook hier geldt een stap-
penplan).

In hoofdstuk 17 over ethiek en dierproeven is toegevoegd een
paragraaf over biotechnologie en intrinsieke waarde toege-
voegd. Naar aanleiding van nieuwe technologische ontwikke-
lingen wordt hier ons denken over goed en kwaad (de toelaat-
baarheid van dierproeven?) in een breder kader geplaatst. De
erkenning van de intrinsieke waarde van het dier (zoals opge-
nomen in de Wet op de Dierproeven en de Gezondheids- en
welzijnswet voor dieren) heeft onder meer als consequentie dat
bij de toetsing van voorgenomen dierproeven meer dan alleen
het welzijn van de betrokken dieren moet worden meegewo-
gen. Respect voor de intrinsieke waarde van een dier houdt
ondermeer in respect voor het dier zoals het is (en niet zoals wij
het graag willen zien).

Resumerend is dit boek een \'must\' voor allen die in de
Proefdierkunde bij willen blijven en aan een aanrader voor een
ieder die zich bezint hoe je met dieren mag en kan omgaan (en
wie doet dat nu niet, die zich met dieren bezighoudt?).

Dr.s\'. J. W. Pasman

Veldstudie
afgerond.

Op recept
verkrijgbaar.

ACE Pharmaceuticals BV - Postbus 1262 - 3890 BB Zeewolde

-ocr page 278-

®

stronghold

^ (selamectine)

Dé druppel die de vlo de das omdoet!

Weg met
vlooieneitjes!

Weg met volwassen
vlooien!

Weg met
vlooienlarven!

In één klap weg
met vlooienplagen

én alles in 1 makkelijke behandeling in de nek!

e-mail: strongholdinfo@pfizer.com

• Stronghold®, werkzame slof: selamectine: EU/2/99/ 014/001 UDA t.e.m. EU/2/99/014/006 UDA • diergeneesmiddel •
doeldier: hond en kat • indicaties: behandeling en preventie van vlooienbesmettingen door werking tegen volwassen
vlooien, larven en eieren, onderdeel van de behandeling en preventie van dermatitis veroorzaakt door allergie voor
vlooien, behandeling van oormijt bij de kat, behandeling van schurftmijt (Sarcoptes scabiei) bij de hond, behandeling
van bijtende luizen bij hond en kat, behandeling van spoelwormen (Toxocara) bij hond en kat, behandeling van
intestinale haakwormen (A. tubaeforme) bij de kat, preventie van hartwormen «toedieningswijze en dosering: topicale
^ applicatie van 1 dosis van 6 mg/kg selamectine • contra-indicaties: geen • bijzondere voorzorgen: alleen op de huid
2 toedienen, niet oraal of parenteraal of in de gehoorgang • bijwerkingen: lichte, tijdelijke alopecia werd in een enkel
~ geval waargenomen bij de kat • zie verder aanwijzingen op de bijsluiter.

X

i Stronghold® is uitsluitend verkrijgbaar bij de dierenarts.

Animal Health

Visie op gezondheid

Pfizer Animal Health bv

Postbus 37 • 2900 AA Capelle a/d Llssel

© 2002 Pfizer Animal Health bv - Capelle a/d Ussel
CB Merknaam l\'llzer Inc., N.Y., U.S..\\.

-ocr page 279-

Zorg actief!

/. Boissevain

Twee zaken die aantonen dat de
rol van de dierenarts verder gaat
dan het geven van de gevraagde
behandeling. Een actieve en alerte
houding zijn belangrijk, zéker als
de klachten niet verdwijnen. Deze
twee zaken gaan over verschil-
lende dieren, maar vertonen ook
veel overeenkomsten en laten
beide zien waar en hoe dat mis kan gaan...

Nieren of Melkklieren?

Een Yorkshire Terriër van elf jaar wordt geopereerd om een
aantal flinke melkkliertumoren te verwijderen. De ingreep
verloopt zonder complicaties en de dierenarts geeft de hond
mee aan de eigenaar met wat voedingsinstructies en het ver-
zoek om over vijf dagen terug te komen voor con-
trole. Die vijf dagen zijn een illusie, twee da-
gen later is het al mis: de hond wil niet
eten en braakt aan één stuk door. De
eigenaar belt naar de praktijk,
maar de dierenarts ziet telefo-
nisch niet echt geen reden om
in te grijpen, het zal wel ge-
woon the-day-after-malaise
zijn. De volgende dag zijn
de klachten niet minder,
waarop de eigenaar op-
nieuw de dierenarts belt.
Die ziet het allemaal niet
erg somber in en geeft op
de praktijk het hondje
een injectie tegen het bra-
ken. Ook dat helpt niet,
dus de volgende dag ver-
schijnt de eigenaar opnieuw,
maar zijn hond krijgt slechts
eenzelfde injectie.
De eigenaar vertrouwt het niet en
gaat de dag daarna naar een andere
dierenarts die nader onderzoek ver-
richt, bloed afneemt en de hond een infuus
toedient. Hij vermoedt dat er sprake is van een
slechte nierfunctie en hij verwijst de hond door naar een
specialist, die het dier drie dagen later laat inslapen.

Termijn voor controle

De eigenaar vindt dat de dierenarts zowel voor als na de ope-
ratie meer zijn best had moeten doen met bloedonderzoeken
en infusen. Het Tuchtcollege is het daar niet helemaal mee
eens. Voorafgaand aan de operatie was geen speciaal onder-
zoek nodig, aangezien er geen bijzondere omstandigheden
waren die daartoe aanleiding gaven.
(Het al dan niet noodza-
kelijke pre-operatief onderzoek is overigens een discutabel
onderwerp, zo blijkt uit uw reacties. ...IB)

Veterinai
tuchtrech

In de dagen na de operatie heeft de behandelend dierenarts
zich volgens het Tuchtcollege echter te weinig actief en
alert opgesteld. Gezien de leeftijd van de hond (11), de aard
van de aandoening en het feit dat tijdens de operatie veel
weefsel is weggenomen had de dierenarts de hond op véél
kortere termijn na de operatie moeten controleren. Vijf da-
gen wachten is dan echt te lang! Zeker toen de eigenaar
aangaf dat er geen herstel optrad, heeft de dierenarts niet
adequaat gereageerd. Het herstel van een operatiepatiënt
moet in het algemeen een opgaande lijn vertonen. Als dat
niet het geval is, moet de dierenarts onderzoek instellen
naar de oorzaak hiervan. De dierenarts krijgt hiervoor een
waarschuwing.

Oud en benauwd

Vanwege een plotselinge opleving van een chronische bronchi-
tis krijgt een 19-jarige pony het plotseling nogal be-
nauwd. De dierenarts die erbij is geroepen geeft
de pony een injectie met Borgal, Finadyne
en Ventipulmin. Hoewel het effect ge-
ring is, blijft hij dit tot en met twee
dagen daarna herhalen. Ook hier
denkt de eigenaar er het zijne
van; de pony gaat nauwelijks
vooruit en hij besluit om het
dier naar een kliniek te bren-
gen. Daar wordt de pony
nog vier dagen behandeld
met zwaarder geschut
(Excenel, Dexadreson en
opnieuw Finadyne), maar
ook dat heeft geen effect
en uiteindelijk wordt beslo-
ten om de pony in te laten
slapen.

Actie binnen twaalf uur!

De eigenaar vindt dat de die-
renarts haar meteen naar een kli-
niek had moeten verwijzen. Het
Tuchtcollege is het daar niet helemaal
mee eens, ook hier waren er geen speci-
fieke omstandigheden die daar reden voor ga-
ven. Los daarvan staat het iedere eigenaar natuurlijk

altijd vrij om direct specialistische hulp in te roepen.....

Toch is de behandelend dierenarts volgens het
Tuchtcollege wel in gebreke gebleven. Op zich was de be-
handeling met de genoemde medicijnen niet onjuist, maar
de dierenarts heeft te lang gewacht met het ondernemen
van verdere actie. Gezien de ernst van de aandoening van
de pony en de aard van de medicatie had hij de werking
van deze middelen binnen een tijdsbestek van twaalf uur
moeten controleren. De therapie had dan snel kunnen wor-
den bijgesteld of herhaald. Dat levert de dierenarts ook in
dit geval een waarschuwing op.

-ocr page 280-

VET CAT

NEUTERED

___T

^oor de kat

doorbraak in de

"oeci.v

Het eerste dieetprogramma ter preventie
van de meest voorkomende gezondheidsrisico\'s bij

GESTERILISEERDE POEZEN EN GECASTREERDE KATERS

Overgewicht - Suikerziekte - Blaasstenen of blaasgruis
Problemen als gevolg van haarballen
Chronische nierinsufficiëntie - Mond- en gebitsaandoeningen

I

1

I

r%

-It t

3

p^Y^ i UI IJ Royal Canin Nederland BV - Postbus 63 - 5460 AB Veghel

• WI^WIPI Telefoon (0413)318400 - E-mail: info@royalcanin.nl - Internet: www.royalcanin.nl

-ocr page 281-

Interview met Susan E. Shaw tijdens Chateau Veterinair

Gevaren van het reizen met huisdieren door Europa

FJ.W.C. van Herten

In januari is in Rhoon, voor de ze-
vende keer alweer, een congres
voor gezelschapsdieren gehouden:
Chateau Veterinair. Op donder-
dag 23 januari was er een pro-
gramma voor dierenartsassisten-
ten en op vrijdag 24 en zaterdag
25 januari kwamen de dierenart-
sen aan bod. In de sfeervolle ambi-
ance van het kasteel kregen ruim vijftig collegae een aan-
tal interessante lezingen voorgeschoteld door binnen- en
buitenlandse sprekers. Eén van hen, Susan Shaw uit
Engeland, sprak zowel op vrijdag als op zaterdag. Deze
van oorsprong Australische collega werkt sinds elf jaar in
Engeland aan de Universiteit van Bristol en is internatio-
naal gezien een autoriteit op het gebied van vector-borne
diseases.

Pet Travel Scheme

Collega Shaw is onder andere adviseur van het Britse
Ministery of Agriculture and Food als het gaat om het door
Engeland gehanteerde Pet Travel Scheme. Sinds de invoering
hiervan in 2000 zijn er ruim 78.000 honden en katten het
Verenigd Koninkrijk binnengekomen. In eerste instantie alleen
vanuit rabiësvrije Europese landen en de Britse eilanden, maar
vanaf 2002 geldt het Pet Travel Scheme ook voor Noord-
Amerika. In een groot aantal van deze landen kornen infectie-
ziekten en vectoren voor die tot nu toe in het Verenigd
Koninkrijk niet voorkwamen. Dit brengt een toeneinend risico
met zich mee dat deze ziekten en vectoren door de reizende
schare gezelschapsdieren geïmporteerd en soms zelfs ende-
misch worden, met alle gevolgen van dien. Tussen april 2001
en februari 2002 is bijvoorbeeld van een groot aantal naar ver-
dachte gebieden reizende honden bloedonderzoek (PCR-test)
gedaan door de Stichting Acarus, een Engels onderzoeksinsti-
tuut op dit gebied. Daaruit bleek dat maar liefst 37% positief
was voor minstens één exotische infectieziekte\'.

Engelse dierenartsen maken zich ernstig zorgen

Een ander probleem is dat niet alleen de ziekten zelf maar
ook de vectoren binnenkomen. Op de dieren, maar ook bij-
voorbeeld via transportkooien en de auto. Gebleken is dat te-
ken als
Rhipicephalus Sanguines en Dermacentor spp.
tegenwoordig ook in Noord-Europa kunnen overleven. Door
een zich verder ontwikkelende klimaatverandering zouden
exotische vectoren hier zelfs uitstekend kunnen gaan aarden.
Dit zal uiteindelijk leiden tot een zeer snelle verandering in
de verspreiding van ziekten als Babesiose en Ehrlichiose.
Een risico daarbij is het ontstaan van zogenaamde endemi-
sche foei, dus ziektenuitbraken. Daar kan ook nog eens het

\' Door middel van een PCR-test worden ook de symptoomloze dragers aangetoond.

Dit percentage is dits veel hoger dan het aantal w erkelijk zieke dieren.

Intervie

potentiële reservoir van wilde dieren bij betrokken raken.

Ik sprak met haar over de gevaren die verbonden zijn aan het
reizen met huisdieren door Europa. Ook voor andere Noord-
Europese landen - waaronder Nederland - gelden namelijk de-
zelfde risico\'s, zeker omdat er voor het reizen met gezelschaps-
dieren bijna geen beperkingen meer zijn. Vanuit Nederland
gaan er jaarlijks zo\'n 200.000 huisdieren mee de grens over.

Moeten we ons in Nederland ook zorgen maken?

"De situatie in Engeland is in die zin uniek, dat onze dieren-
artsen sinds de invoering van het Pet Travel Scheme te maken
hebben met exotische infectieziekten die rnen voorheen nau-
welijks tegenkwam. De eisen aan het reizen met gezelschaps-
dieren zijn bij jullie altijd minder streng geweest en de
Nederlandse dierenartsen zijn dus beter bekend met dit feno-
meen. Maar het feit dat mensen steeds meer reizen en daarbij
hun huisdier meenemen, zal ook in Nederland een toename

-ocr page 282-

kunnen geven van het aantal exotische infectieziekten.
Bovendien zien we dat in heel Noord-Europa door klimaat-
veranderingen in de toekomst ook de overbrengers van deze
ziekten inheems kunnen worden. De verwachting is dat in
2020 het klimaat dusdanig veranderd is, dat mediterrane vec-
toren zich in Nederland kunnen handhaven. Het zandvliegje
(Phlebotomus) dat Leishmania overbrengt, is al aangetroffen
in België en Zuid-Duitsland. Ook de veranderingen van de-
mografie en land- en watermanagement in Nederland zijn
gunstig voor de overlevingskansen van deze insecten."

Eigenlijk vreemd dat men binnen de Europese Unie het rei-
zen met gezelschapsdieren juist makkelijker wil maken?

"Vanaf 2004 zal men voor het reizen met gezelschapsdieren
binnen de lidstaten van de Europese Unie alleen nog als ei-
sen stellen: een paspoort, een identificatie (met een micro-
chip) en een rabiësvaccinatie. In Brussel kijkt men wat dat
betreft naar het gevaar voor de mens zoals zoönosen als ra-
biës. Het beschermen van de dieren zelf uit het oogpunt van
dierwelzijn heeft geen prioriteit. Je kunt dus wel stellen dat
de toekomstige eisen op dit gebied veel te soepel zijn. De ge-
varen van importziekten als Leishmaniose, Babesiose,
Ehrlichiose en Rickettsiose worden onvoldoende onderkend.
Terwijl sommige daarvan ook van belang zijn als zoönose,
zeker bij mensen die een verminderde afweer hebben, bij-
voorbeeld HlV-patienten. De beleidsmakers realiseren zich
dit helaas onvoldoende.

De uitbreiding van de Europese Unie met een tiental vooral
Oost-Europese landen brengt in dit opzicht ook nog een an-
der gevaar mee. Ziekten zoals Borrelia komen bij ons ook
wel voor maar daar gaat het om andere stammen die een veel
ernstiger ziektebeeld kunnen veroorzaken."

Wat zou een beter beleid zijn?

"Eigenlijk zou men naast een rabiësenting ook de preventie
tegen vector-borne diseases verplicht moeten stellen.
Bovendien is het ook heel belangrijk dat er meer aandacht
komt voor epidemiologisch onderzoek op dit gebied. Er zijn
op dit moment te weinig harde feiten en cijfers om de over-
heid te overtuigen van de ernst van de zaak en de noodzaak
van beleidsmaatregelen. Het zou een goede start zijn als door
dierenartsen meer gericht bloedonderzoek gedaan zou wor-
den naar deze ziekten bij dieren die op vakantie zijn geweest
en wanneer men de positieve gevallen zou melden aan een
centraal meldpunt."

Belangrijkste vakantielanden en hun ziekten:

Babesiose

Frankrijk, Italië, Carai\'bisch gebied
Spanje, Zuid-Frankrijk, Italië

Griekenland, Portugal en Malta
Spanje, Griekenland, Turkije

Leishmaniose

Zuid-Italië, Frankrijk, Carai\'bisch gebied Ehrlichiose

Spanje, Italië, Griekenland Heartworm

Nota Bene: dit betekent niet dat hier niet genoemde lan-
den altijd vrij zijn van deze ziekten.

Ondanks de constatering dat er nu een toename is van
deze exotische infectieziekten in Engeland, worden ze in de
Nederlandse eerstelijns praktijk toch relatief weinig gedia-
gnosticeerd. Hoe zou dat komen?

"In Engeland wordt momenteel zeer veel aandacht besteed
aan dit onderwerp. De dierenartsen zijn er erg op gespitst.
Bovendien is het ook lang niet altijd zo eenvoudig om de dia-
gnose te stellen. Maar als jullie in Nederland bij elk dier dat
ziek terugkomt van vakantie, een gericht bloedonderzoek zou-
den doen, dan denk ik dat deze ziekten veel vaker blijken voor
te komen dan tot dusver gedacht wordt. Het gaat trouwens niet
alleen om protozoaire ziekten maar ook Heartworm is een
hele belangrijke importziekte."

Is het zinvol om van ieder dier dat terugkomt uit bijvoor-
beeld Zuid-Europa standaard bloed af te nemen voor
onderzoek?

" Het standaard uitvoeren van een bloedonderzoek is niet te
adviseren want vals positieven en negatieven bij serologie
komen namelijk regelmatig voor. Dat maakt de interpretatie
soms moeilijk. Als het dier ziek terugkomt van vakantie en

-ocr page 283-

de symptomen wijzen in die richting, dan is het zeker ver-
standig om een gericht bloedonderzoek met behulp van sero-
logie of een PCR-test. In een uitstrijkje is het niet altijd ge-
makkelijk om de parasieten te vinden, bij honden met een
Leishmania-infectie lukt dat eigenlijk nooit. Trouwens, coïn-
fecties van bijvoorbeeld Babesia met Leishmania en/of
Ehrlichia komen toch nog al eens voor. Een PCR-test is vaak
nodig om de definitieve diagnose te stellen."

Er wordt in het kader van deze problematiek meestal gespro-
ken over honden. Maar hoe zit het eigenlijk bij de kat?

" Misschien speelt hierbij een rol dat er met katten minder ge-
reisd wordt dan met honden. In principe kunnen katten deze
ziekten ook krijgen, maar het wordt veel minder vaak vastge-
steld. Wellicht hebben ze toch een beter afweer en zijn ze
minder gevoelig. Overigens wordt bij een anemische kat een
enkele keer de diagnose
Hemohartenella felis gesteld, terwijl
er eigenlijk sprake is van een
Babesia felis-mkcüe. Het mi-
croscopisch bloedbeeld lijkt namelijk sterk op elkaar."

Wat kan de dierenarts doen aan preventie?

"De dierenarts heeft natuurlijk een hele belangrijke rol in het
geven van voorlichting aan mensen die hun huisdier meene-
men op vakantie, zeker naar Zuid-Europa. Er zijn tegen-
woordig goede middelen op de markt om dieren te bescher-
men tegen teken en zandvliegjes. Daarnaast kan men bij-
voorbeeld ook adviseren de dieren binnen te houden als de
vliegjes het meest actief zijn, zoals bij zonsondergang. Het
ontwikkelen van goede vaccins tegen deze ziekten blijft
moeilijk. Het zijn namelijk intracellulaire parasieten en zo-
doende moeilijk bereikbaar voor het immuunsysteem.
Daarnaast kennen we ook vaak verschillende stammen van
één parasiet. Bovendien is het ontwikkelen van dit soort vac-
cins voor de industrie economisch helaas niet zo interes-
sant."

WEIK

VAN HET^UIIICnil

IHUISDIER

Tijdens de lezing ging Susan
Shaw in op de belangrijkste drie
ziekten Babesiose, Leishmaniose
en Ehriichiose. In het kader van de
Week van het Huisdier 2003, die
als thema \'huisdier en vakantie\'
heeft, zullen in de komende afleveringen van het Tijdschrift
voor Diergeneeskunde deze ziekten de revue passeren.

Drs. F.J.W.C. van Herten is stafmedewerker veterinaire zaken (gezelschaps-
dieren/paard) bij de KNMvD.

De Regeling Agressieve Dieren en de Staffordshire Terriërs

FJ.W.C. van i-ierten en P. Prins

Begin jaren \'90 ontstond er maat-
schappelijke onrust na een aantal
ernstige incidenten met agressieve
honden van het type Pitbull Terriër.
Het ministerie van Landbouw,
Natuurbeheer en Visserij vond dat
hier nodig iets aan moest gebeuren.
Via de Gezondheids- en Welzijns-
wet voor Dieren - artikel 73 - bleek
er een mogelijkheid te zijn om voor
bepaalde categorieën dieren een fok- en houdverbod in te
stellen. Als eerste werden aldus door de minister de honden
van het type Pitbull Terriër hiervoor aangewezen. Dit is
geen door de Raad van Beheer erkend ras, maar een groep
honden die qua uiterlijke kenmerken voldoen aan be-
paalde, door het ministerie opgestelde, criteria. Op 1 febru-
ari 1993 trad zo de Regeling Agressieve Dieren (RAD) in
werking. Voor de Pitbull hield dit een sterfhuisconstructie
in. De honden moesten geïdentificeerd, geregistreerd en on-
vruchtbaar gemaakt worden en kregen een speciaal pas-
poort. Deze dieren mochten alleen gemuilkorfd en kort
aangelijnd uitgelaten worden. Nu we tien jaar verder zijn
en zo eens op straat en in de wachtkamer rondkijken, kun-
nen we als dierenarts concluderen dat er nog steeds heel
veel Pitbull-achtige honden rondlopen.

Andere rassen

Naast het aanpakken van de Pitbull-achtigen, is het ministe-
rie ook voornemens tegen een viertal andere rassen maatre-
gelen te nemen. Dit zijn de Dogo Argentino, de Fila

Berichte

verslage

Brasileiro, de Mastino Napolitano en de American
Staffordshire Terriër. Ook voor deze rassen zou een fok- en
houdverbod ingesteld kunnen worden. De hele gezelschaps-
dierensector inclusief de KNMvD verzet zich hiertegen.
Voor de Rottweiler staat het licht momenteel op oranje.

American Staffordshire Terrier en de Staffordshire Bull
Terrier

In tegenstelling tot de Pitbull zijn de American Staffordshire
Terriër en de Staffordshire Bull Terriër (in de volksmond
Engelse Staffordshire Bull Terriër) wel door de Raad van
Beheer erkende rassen. Voor het fokken met American
Staffordshire Terriërs is een Maatschappelijk Aanvaardbaar
Gedragstest (MAG-test) voor zowel de reu als de teef ver-
plicht. Wanneer er zonder voorafgaande test gefokt wordt,
dan geeft de Raad van Beheer op kynologisch gebied geen
stamboom af Zonder geldige FCI (Federation Cynologique
lnternationale)-stamboom vallen de pups uit een dergelijk
nest direct onder de RAD. Voor de Staffordshire Bull Terriër
is een MAG-test (nog) niet verplicht, maar ook deze honden
moeten wel degelijk in het bezit zijn van een FCI-stamboom
om niet onder de RAD te vallen. Ook pups uit kruisingen die
in overwegende mate op een Pitbull lijken vallen onder de
RAD, omdat ze nooit een FCI-stamboom zullen krijgen.

Registratie bij de Raad van Beheer

De regels van de Raad van Beheer voor registratie van ras-
honden in het Nederlands Honden Stamboek (NHSB) vor-
men soms aanleiding tot irritaties tussen dierenartsen en het
bureau van de Raad. De Raad van Beheer voorziet rashonden

-ocr page 284-

voor de registratie in het NHSB namelijk zelf van een chip en
gebruikt daarbij microtransponders met een unieke nummer-
serie. Wanneer de dierenarts \'ten onrechte\' een rashond chipt,
dan wordt de hond vaak een registratie in het stamboek ge-
weigerd. Het advies was vervolgens om de microchip dan
maar operatief te verwijderen, om de hond daarna opnieuw
door een chipper van de Raad te laten identificeren. In de
praktijk komt dit helaas regelmatig voor bij Amerikaanse- en
Engelse Staffordshire Terriërs, waarbij onder dreiging van de
RAD-regeling, soms achteraf een registratie in het NHSB
wordt verlangd. Hoewel de fokker in zo\'n geval, om hem mo-
verende redenen, aanvankelijk heeft afgezien van een stam-
boekaanvraag, kunnen deze nesten om welzijns- en humani-
taire redenen alsnog worden ingeschreven. De afstamming
moet dan wel vaststaan en met behulp van DNA-onderzoek
worden bewezen. Na een gesprek met de KNMvD heeft de
Raad inmiddels aangegeven dat het operatief verwijderen van
de eenmaal geplaatste microchip in een dergelijk geval niet
meer aan de orde kan zijn. Er wordt inmiddels ook gesproken
over het vervroegen van de leeftijd waarop rashonden door de
Raad gechipt worden naar vier tot zes weken.

Handhaving en controle

De handhaving van de RAD is in handen van de Algemene
Inspectie Dienst van het ministerie van Landbouw,
Natuurbeheer en Visserij, de plaatselijke politiekorpsen en
de gemeentelijke hondenwachters. De laatste tijd lijkt het
erop dat men in bepaalde gemeenten de controle en handha-
ving van de RAD geïntensiveerd heeft. Dit betekent dus dat
er honden, die voldoen aan de (wettelijk vastgelegde) uit-
wendige kenmerken van het Pitbull-type, van straat gehaald
worden. Met alle gevolgen van dien. De controleurs kunnen
aan de hand van het chipnummer (bij stamboekhonden Raad
van Beheer-nummer altijd beginnend met 52814) of het ta-
toeagenummer (beginnend met een e) informatie opvragen
bij de Raad van Beheer. Wanneer dc hond geen geldige (FCI)
stamboom heeft, dan zal deze direct in beslag genomen wor-
den. De eigenaar krijgt een proces verbaal.

In beslaggenomen

Wanneer een hond in het kader van de RAD in beslag geno-
men is, dan wordt deze overgebracht naar een LASER asiel.
Dit is een instelling die valt onder het ministerie van
Landbouw, Natuurbeheer en Visserij. In afwachting van de
gerechtelijke uitspraak blijft de hond in dit asiel. Bezoek is
niet toegestaan. Na de uitspraak, die soms een aantal maan-
den op zich kan laten wachten, wordt de hond in de meeste
gevallen \'onttrokken aan het maatschappelijk verkeer\'. De
eigenaar is hier niet bij aanwezig en krijgt de hond eventueel
op verzoek terug om te laten begraven of cremeren. De eige-
naar zelf en de fokker krijgen meestal een geldelijke boete.
Er bestaat een mogelijkheid voor de eigenaren van in beslag
genomen honden om hiertegen een bezwaar in te dienen. In
geval van twijfel heeft het ministerie schouwers aangewezen
die moeten beoordelen of een in beslag genomen hond onder
de RAD valt of niet. De rechter zal dit meenemen in zijn/haar
uitspraak.

Foute stambomen

De FCl is de overkoepelende wereldwijde organisatie. De
Raad van Beheer geeft in Nederland namens de FCl stambo-
men uit en registreert in het NHSB. Voor bijvoorbeeld België
wordt dit gedaan door Sint Hubertus. Helaas worden er
tegenwoordig ook veel honden uit Oost-Europa gehaald met
nep \'FCl-stambomen\'. Naast de FCl-stambomen is er nog
een aantal stambomen in omloop die niet erkend zijn in
Nederland, maar wel vaak als zodanig verkocht worden. Zo
worden honden uit België vaak afgeleverd met een European
Club Canine-stamboom. Honden met een dergelijke stam-
boom worden door de Raad van Beheer niet ingeschreven in
het NHSB en vallen dus, wanneer het Pitbull-achtigen zijn,
onder de RAD.

Bij twijfel over de echtheid van een stamboom is het verstan-
dig deze vóór de aankoop te laten controleren door de Raad
van Beheer.

Invoer vanuit het buitenland

Het is vanwege de RAD ook niet toegestaan om vanuit het
buitenland stamboomloze Staffordshire Terriërs in
Nederland in te voeren. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn
bij een kortstondige vakantie of een tijdelijk/permanente
verhuizing naar Nederland. Deze honden worden niet inge-
schreven in het NHSB en krijgen ook geen stamboom.

Uit het asiel

Ook wanneer mensen een Staffordshire Terriër uit het asiel
halen dan hoort er eigenlijk een stamboom bij te zitten.
Kruisingen die op een Pitbull lijken, dienen alvorens ze her-
plaatst worden te zijn geschouwd door een officiële expert.
Die kan daarvoor een verklaring afgeven. In alle andere ge-
vallen loopt bij herplaatsing de nieuwe eigenaar de kans dat
de hond op enig moment in beslag genomen wordt.

Rol dierenarts

In de controle en handhaving speelt de dierenarts geen rol
maar je kunt in de praktijk wel geconfronteerd worden met
de gevolgen van de RAD. Het komt voor dat dierenartsen be-
naderd worden om een RAD-hond te euthanaseren. Normaal
gesproken gebeurt dit na een gerechtelijke uitspraak in de
speciaal aangewezen LASER-asielen in afwezigheid van de
eigenaar. Een enkele keer kan het echter voorkomen dat een
eigenaar wiens hond in beslag genomen is, zelf de eigen die-
renarts benaderd om de hond in te laten slapen. De dierenarts
kan dit verzoek van de eigenaar honoreren. Op grond van
wettelijke bepalingen is een dierenarts verplicht om in geval
van nood dieren diergeneeskundige hulp te bieden. Het be-
handelen van RAD-honden is om die reden dan ook sowieso
toegestaan. Maar wat wanneer er een Pitbull op het spreek-
uur komt met een oorontsteking? Ook in zo\'n geval kun je
als dierenarts deze hond in principe gewoon behandelen aan-
gezien de dierenarts zoals gezegd geen taak heeft in de hand-
having van de wet. Er is niet zoiets als een meldingsplicht en
in feite is er geen verschil met een \'gewone\' patiënt. Wel kan
de dierenarts uiteraard een belangrijke rol spelen in het voor-
lichten van hun cliënten over de gevolgen van de RAD.

Tien jaar RAD

Of de oorspronkelijke doelstelling van de RAD, namelijk
een afname van het aantal (ernstige) bijtincidenten bereikt
is, is niet objectief vastgesteld maar valt te betwijfelen. De
handhaving verloopt zeer moeizaam en brengt tal van pro-
blemen met zich mee. Er vinden helaas nogal wat incidenten
plaats waarbij honden van straat worden gehaald en niet al-
tijd terecht worden geëuthanaseerd. Een belangrijke oor-
zaak van de problemen is vaak een gebrek aan kennis bij het
publiek, maar ook bij sommige controleurs en handhavers.

-ocr page 285-

Het ministerie zou deze taaie op zich moeten nemen. Maar
ook de dierenarts is helaas niet altijd voldoende op de
hoogte om zijn patiënten en cliënten goed te kunnen voor-
lichten. Veel hondenfokkers en eigenaren hebben na de in-
werkingtreding van de RAD hun toevlucht genomen tot de
illegaliteit. De Raad van Beheer ziet na invoering van een
strenger fokbeleid voor de (potentiële) RAD-rassen een
sterke daling van het aantal inschrijvingen in het stamboek.
Het lijkt daarbij niet waarschijnlijk dat dit komt doordat er
ineens minder gefokt wordt. Eveneens is er een duidelijke
toename van (illegale) import van deze honden uit Oost-
Europa. Deze stand van zaken kan eigenlijk alleen maar lei-
den tot de vraag of de RAD niet beter afgeschaft kan wor-
den. Een eventuele uitbreiding met andere rassen lijkt al
helemaal niet verstandig.

Drs. J. van Herten is stafmedewerker veterinaire zaken (gezelschapsdieren/paard).
Drs. P. Prins is werkzaam bij de Raad van Beheer

Priapisme bij de hengst en bij de mens

M. F. van Driel\' en J. W. Hesselink\'

Met zeer veel belangstelling lazen
wij het overzichtsartikel van Van der
Harst en de zijnen (1). In vergelijking
tot bij hengsten komt bij de mens pri-
apisme veel vaker voor. In 1984 werd
in Nederland voor mannen met erec-
tiële disfunctie de eigenhandige in-
tra-peniële injectietherapie met papa-
verine geïntroduceerd (2). Voor die
tijd was er alleen de mogelijkheid van het implanteren van een
penisprothese, of, beter gezegd, erectieprothese.
Dc eigenhandige papaverine-injecties hebben er toe geleid dat
het aantal tnannen dat zich meldt met priapisme sterk is toege-
nomen. Andere veel minder vaak voorkomende oorzaken van
priapisme zijn onder andere het gebruik van geneesmiddelen
als ACE-remmers cn anti-psychotica, sikkelcelziekte, leuke-
mie, polycythemic, metastasen in het kleine bekken, dwarsla-
esie en trauma van het perineum.

Behandeling

De behandeling van priapisme dient binnen zes uur te starten.
Dat is een cruciaal gegeven (3). Anderszins treedt namelijk in-
farcering van het trabekelvormig netwerk binnen de corpora
cavernosa op en eindigt de man met wat in het jargon genoemd
wordt een \'woody penis\'.

Binnen de constellatie van de huinane Nederlandse gezond-
heidszorg zijn urologen altijd binnen zes uur te consulteren.
Specialistische diergeneeskundige hulp is binnen dit tijdsbe-
stek vaak niet mogelijk, voornamelijk door belemmeringen
van afstand en transport. Derhalve zijn erkende eerstelijns
paardendierenartsen in de periferie genoodzaakt om zelf een
adcqate behandeling te starten.

Onder het kopje Medicamenteuze Behandeling noemt van der
Harst vele medicamenten, die ons inziens obsoleet zijn.
De enig juiste behandeling bij de mens is, na het al dan niet se-
deren met bijvoorbeeld diazepam, het aanprikken van één van
de zweilichamen (bij de mens zijn proximaal de corpora ca-
vernosa gefenestreerd). Vervolgens wordt van het vrijwel al-

\' Afdeling Urologie. Academisch Ziekenhuis Groningen. Postbus 3000 f 9700 RB
Gnmingen. m. f van.drieK^chir azg.nl
tijd te donkere bloed een bloedgasanalyse gedaan om de ernst
van de ischaemie vast te stellen. Het is niet strikt noodzakelijk,
maar biedt de mogelijkheid om vast te stellen of er sprake is
van zogenaamd \'high-flow\' priapisme zoals dat kan voorko-
men in aansluiting op een perineaal trauma. In dat geval, dat
wil zeggen bij het ontbreken van ischaemie kan namelijk in
eerste instantie een conservatief beleid worden gevolgd.
Na aanprikken laat men het donkere meestal weinig geoxyge-
neerd bloed aflopen tot het helderrood wordt en daarna wordt
er een alfa-adrenerge stof langzaam ingespoten. In ons zieken-
huis gebruiken wij maximaal 0.1 mg adrenaline verdund in 10
cc 0.9 % fysiologisch zout. Vervolgens dient er voor gezorgd
tc worden dat de urineblaas leeg is. Na dc verslapping van de
penis wordt voor circa een uur een drukverband aangelegd.
Soms is het nodig de behandeling te herhalen; operatieve cor-
recties zoals Van der Harst en de zijnen noemen worden in de
humane geneeskunde nauwelijks meer toegepast omdat deze
definitieve impotentie tot gevolg kunnen hebben. In een derge-
lijk geval is er alleen nog maar de mogelijkheid van het inbren-
gen van een hydraulische erectieprothese. Het is ons overigens
niet bekend of deze ooit bij hengsten zijn ingebracht. Een hy-
draulische prothese voor de man kost ongeveer 5000 Euro.

Ingezonden

Conclusie

Het is het oude liedje van onvoldoende kruisbestuiving tus-
sen de humane en de diergeneeskunde en dat is niet verve-
lend bedoeld!

Wellicht dat bovenstaande informatie er toe kan leiden dat
ook bij een hengst met priapisme de injectie therapie met een
alfa-adrenergicum toegepast zal gaan worden, uiteraard in
aangepaste hoeveelheden. En gelukkig behoeven wij onze
patiënten niet als ruin te laten eindigen!

Literatuur

1. Van der Harst MR, van der Velden MA. Ensink JM. Tijdschr
Diergeneeskd 2002; 127: 746-51.

2. Van Driel MF, Zwiers W. Hooykaas JAP. Brouwers OF, Boonstra S.
Injectie van papaverine in de corpora cavernosa penis ter behandeling
van impotentiaerigendi. Ned Tijdschr Geneeskd 1986; 130: 1647-9.

3. Van Driel MF. Mensink HJA. Injectie van adrenaline in de corpora ca-
vernosa penis ter behandeling van priapisme. Ned Tijdschr Geneeskd
1990; 134: 17-9.

-ocr page 286-

De recente publicaties van de veterinaire homeopaten in het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde\' en Dier en Arts^ van
maart 2003 kunnen niet onweersproken blijven. Westerhuis^
zegt zelf dat de homeopathie niet berust op wetenschap maar
hij geeft aan dat
"Het... dan ook slechts de kennelijk posi-
tieve ervaringen in de praktijk [zijn] die nieuwsgierig maken
en op de lange duur door hun aantal overtuigen".
Het feit dat
eigenaren of homeopathisch-werkende dierenartsen claimen
de resultaten te zien, kan echter niet als serieus bewijs van
werkzaamheid worden beschouwd. Aanhangers van
Jomanda menen ook resultaten te zien. Reeds Hippocrates
wees op het feit dat ervaring misleidend kan zijn
(\'Experientia fallax\'). Reden dat veelal verbetering wordt
gezien na ingestelde onwerkzame behandelingen is dat vele
acute aandoeningen spontaan genezen en vele chronische
aandoeningen een beloop hebben waarbij de ernst van de
klachten met de tijd fluctueert. Het bezoek van deze patiënt
aan de (dieren)arts zal meestal plaatsvinden als de klachten
ernstig zijn en na verloop van tijd zullen de klachten weer
verminderen, onafhankelijk van het feit of er al dan niet een
behandeling is ingesteld. Vele kwakzalvers maken bewust
gebruik van dit principe. In deze context is een citaat passend
uit een van de brieven van de Weense psychotherapeut
Sigmund Freud, die door Han Israëls als kwakzalver werd
ontmaskerd, aan zijn Berlijnse vriend Wilhelm Fliess als hij
op 1 augustus 1890 schrijft dat hij tot zijn spijt niet naar
Berlijn kan komen:
het gaat niet vanwege mijn praktijk,
waar mijn belangrijkste cliënte juist nu een soort nerveuze
crisis doormaakt... en misschien in mijn afwezigheid gezond
wordt... ".
Daarnaast kunnen ook placebo-effecten een rol
spelen.

Uit het door Westerhuis gevoerde betoog kan worden gecon-
cludeerd dat hij kennelijk niet gelooft in dc door Hahnemann
beschreven
spirituele kracht van homeopathische middelen
die uit de materie vrijkomt door schokschuddende verdun-
ningen te maken van de stoffen die genezing zouden moeten
brengen. Wat zou dan de drijfveer kunnen zijn voor zijn han-
delen? Behalve religieuze overtuiging of bedrog kan er bij de
toepassing van onwerkzame behandelwijzen ook sprake zijn
van naïviteit.

Praktijkervaring moet nieuwsgierig maken, maar overtui-
ging moet op wetenschappelijke gronden zijn gefundeerd en
niet op geloof Juist de aanwezigheid van grotere aantallen
maakt het mogelijk de klinische indruk van werkzaamheid
statistisch te evalueren. Westerhuis schrijft zelf dat de onder-
zoeken de toets der wetenschappelijke kritiek niet kunnen
weerstaan. Het is inderdaad correct dat veel kwalitatief
slechte onderzoeken positief berichten over homeopathie.
Wat hij echter niet vermeldt, is dat naarmate de kwaliteit van
het uitgevoerde onderzoek beter wordt er van de homeopa-
thie minder overblijft. Voor de reguliere geneeskunde is het

\' Srudievergadering Groep tiomeopalhLsch-werliende Dierenartsen. Tijdschrift voor

Diergeneestiunde 201)3: I2S: 159.
■ A. Westerhuis. Ongetiende mogelijkheden in de veterinaire homeopathie. Dier en
Arts 2003/3)./>p 72-77.

Veterinaire homeopathie in strijd met de Code voor de Dierenarts

J.T. Lumeij

wetenschappelijk onderzoek een pijnbank, voor de homeo-
pathie is het een brandstapel gebleken. Afgezien van het feit
dat de honderden studies die zijn gedaan nooit op overtui-
gende wijze de werkzaamheid van homeopathie, anders dan
placebo-effect, hebben aangetoond, is er ook op grond van
de achterliggende filosofie niets van te verwachten.
Homeopaten houden graag de mystiek erin door het een en
ander in nevelen te hullen en te claimen dat verder onderzoek
nodig is.

Westerhuis probeert op een vrij doorzichtige wijze de
scherpe kantjes eraf te halen door de \'eenzijdige weten-
schappers\' en de \'fundamentalistische homeopaten\' bela-
chelijk te maken en hoopt door een tussenweg te bewandelen
van de meeste kritiek verlost te zijn en de \'gemiddelde\' die-
renarts te kunnen overtuigen. Hij haast zich wijselijk om
zich te distantiëren van gevoelige issues zoals homeopaten
die beweren dat homeopathie werkt tegen mond en klauw-
zeer (denk aan de affaire Ellinger). Met hetzelfde gemak
claimt hij echter goede, niet controleerbare, resultaten bij
een aantal chronische aandoeningen, waarvan bekend is dat
de klachten met de tijd fluctueren (zie boven). Het gemak
waarmee geclaimd wordt dat homeopathische middelen
geen bijwerkingen hebben, terwijl er wel werkingen aan
worden toegeschreven verbaast mij altijd.
Uit zijn stelling dat homeopathie niet door leken bedreven
mag worden en zijn waarschuwing voor de opkomende
\'Tierheilpraktiker\' zouden sceptici kunnen concluderen dat
het slechts ordinaire geldzucht is die hem drijft.
Daar dc werkzaamheid van homeopathie nooit is aange-
toond en de homeopathieleer berust op absurde vooronder-
stellingen is, in tegenstelling tot wat Westerhuis beweert, de
homeopathie niet \'des dierenarts\'. De homeopathie is een op
absurde vooronderstellingen gebaseerd anachronisme dat zo
snel mogelijk moet verdwijnen uit de (dier)geneeskunde van
de 21 ^ eeuw. Het is zelfs in strijd met de beroepscode voor de
dierenarts om homeopathie bij dieren toe te passen. Van een
dierenarts mag namelijk worden verwacht dat deze patiënten
behandelt volgens de meest recente wetenschappelijke in-
zichten. Daar waar de practicus meent dat een dier is uitbe-
handeld kan hij de patiënt verwijzen naar een specialist.
Mocht deze er niet uit komen dan is de eigenaar het meest
gebaat bij een eerlijke voorlichting over de grenzen van het
veterinair kunnen. Het gaat niet aan om eigenaren van pati-
ënten valse hoop te geven en munt te slaan uit hun nood, door
de markt van onbewezen behandelwijzen als veterinairen
maar te exploiteren.

Louter om politieke en commerciële overwegingen, en niet
op wetenschappelijke gronden (!), is in de humane genees-
kunde de homeopathie een enorme groeimarkt. Jaarlijks vin-
den er miljoenen patiëntencontacten plaats en de omzet van
homeopathische middelen bedraagt ruim tweehonderd mil-
joen euro, waarvan de helft verdwijnt in de zakken van de
kwakzalvers die homeopathica op de markt brengen.
In de humane gezondheidszorg is de Nederlandse regelgeving

-ocr page 287-

met de Wet Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg
(Wet BIG) nu al zodanig gewijzigd dat beoefenaars van alter-
natieve behandelwijzen ongestraft hun beroep kunnen uitoe-
fenen. Ook in de diergeneeskundige hoek zien we dat er al di-
verse "HBO opleidingen" zijn die opleiden in de homeopathie
en veterinaire natuurgeneeskunde. De veterinaire regelgeving
staat met de Wet op de Uitoefening van de Diergeneeskunde
(WUD) de diagnostiek en behandeling van ziekten bij dieren
in principe nu nog alleen maar toe aan dierenartsen en alterna-
tieve veterinaire behandelaars mogen niet zelfstandig hun be-
roep uitoefenen. Het gevaar is echter niet denkbeeldig dat door
grote politieke en commerciële druk dit op de helling komt.
Schijnargumenten die onder andere in het Europees parlement
worden gebruikt als het gaat om alternatieve behandelwijzen
zijn dat "het een economisch belang is", "het merendeel van
de bevolking het wil" en "vele traditionele behandelingen al
vele eeuwen oud zijn en geen wetenschappelijk bewijs meer
behoeven". Wat in de humane gezondheidszorg gebeurt zou
ook kunnen gebeuren in de diergeneeskunde. Door de homeo-
pathie als officiële behandelwijze te erkennen binnen de dier-
geneeskunde wordt deze beweging juist versterkt. Het kan
toch moeilijk worden volgehouden dat voor de behandeling
van dieren een hogere standaard zou moeten gelden als voor
de behandeling van mensen.

Als universitair hoofddocent diergeneeskunde acht ik het
mijn verantwoordelijkheid niet zozeer mijn \'autoriteit te
misbruiken\' doch door te wijzen op het feit dat dierenartsen
die de homeopathie bedrijven in feite hun titel dierenarts
misbruiken. De titel dierenarts wordt verkregen na het suc-
cesvol doorlopen van een wetenschappelijk gefundeerde op-
leiding en diegenen die de term dierenarts gebruiken rich-
ting publiek worden verondersteld hetgeen aan de Faculteit
der Diergeneeskunde wordt onderwezen, en aangepast aan
de meest recente wetenschappelijke inzichten, in de praktijk
toe te passen. Het misbruik maken van de sentimenten van
het publiek en het toepassen van onbewezen en irrationele
behandelwijzen met een commercieel oogmerk is in strijd
met de beroepscode en kan worden samengevat onder de
term kwakzalverij.

Wat het aspect \'betere opleiding\' aan de Faculteit der
Diergeneeskunde betreft heeft Westerhuis wel gelijk. De
verhoogde aandacht voor de veterinaire homeopathie moet
echter niet gezocht worden in onderwijs
in alternatieve be-
handelwijzen maar meer onderwijs
over kritische evaluatie
van alternatieve behandelwijzen. Gelukkig is de decaan van
de Faculteit Diergeneeskunde dezelfde mening toegedaan en
wordt het keuzevak in alternatieve behandelwijzen in het
nieuwe veterinaire curriculum niet meer gegeven. Aan het
invullen van onderwijs
over behandelwijzen wordt hard ge-
werkt, niet alleen voor het reguliere curriculum, maar ook
voor het PAO. Ik zou de leden van de (vooralsnog) Groep
homeopathisch-werkende dierenartsen deze toekomstige
PAO-cursus van harte willen aanbevelen.

Nu de ware aard van de veterinaire homeopathie door een
erelid van de groep Homeopathisch-werkende dierenartsen
aan het papier is toevertrouwd, zullen - hoop ik - de ogen van
de leden van de KNMvD zijn geopend. Het een en ander is
grond om het bestaan van deze groep in het kader van de sta-
tuten van de KNMvD te herevalueren.
In Artikel 2 staat dat de Maatschappij zich ten doel stelt: het
bevorderen van de diergeneeskunde in de meest algemene
zin, alsmede het waken voor de eer en de belangen van de
diergeneeskundige stand. Zij tracht dit doel te bereiken langs
wettige weg:

a. door bevordering van de diergeneeskundige wetenschap
en kennis [...]

In Artikel 17 staat dat gewone leden van de Maatschappij die
een zelfde onderdeel van de diergeneeskunde beoefenen of
daarin belang stellen zich kunnen verenigen tot een Groep.
[...] De erkenning van een groep geschiedt door het Bestuur.
Hieruit laten zich de volgende vragen afleiden: Kan de
homeopathie worden aangemerkt als \'diergeneeskundige
wetenschap en kennis\'? (artikel 2), en kan de homeopathie
worden beschouwd als een \'onderdeel van de diergenees-
kunde\'? (artikel 17).

Uit bovenstaande mag blijken dat het antwoord op beide vra-
gen ontkennend is. Het bestuur van de KNMvD zou op
grond van deze overweging een einde moeten maken aan de
erkenning van de Groep homeopathisch-werkende dieren-
artsen.

Mede gezien de actuele noodzaak van een rationeel veteri-
nair tegenwicht tegen de politieke en commerciële druk ge-
richt op registratie van grote hoeveelheden alternatieve
middelen (homepathica, traditionele kruidengeneesmiddc-
len, zie discussies binnen Europees pariement) is het van
groot belang dat binnen de beroepsverengingen de ratio pre-
valeert en dat er geen bijdrage wordt geleverd aan de mythe-
vorming rond de gunstige werking van niet bewezen behan-
delwijzen door het officieel erkennen van stromingen die
bedoelde behandelwijzen toepassen.

In de oproep van de Groep homeopathisch-werkende dieren-
artsen in het Tijdschrift voor Diergeneeskunde van 1 maart
j.1.\' wordt gesproken over een aparte erkenningsregeling
voor homeopathisch werkende dierenartsen. Het zou een
ernstige misser zijn als de KNMvD toegeeft aan de drang om
alle veterinaire kwakzalvers tegemoet te komen door onbe-
wezen, irrationale en niet-wetenschappelijke supplemen-
taire, complementaire en alternatieve behandelwijzen als
homeopathie, acupunctuur en chiropraxie te reguleren. De
KNMvD zou zich hiermee in een uiterst moeilijke positie
manoeuvreren daar zij niet alleen dit standpunt zal moeten
motiveren, maar bovendien het gebruik van deze onbewezen
en ineffectieve behandelmethoden door dierenartsen zal
moeten verdedigen. Het zou leiden tot een onherstelbare
schade van de eer van de diergeneeskundige stand, hetgeen
ook in strijd is met de statuten. Het is in het belang van de ge-
zondheid van mens en dier en niet in de laatste plaats voor de
veterinaire beroepsgroep zelf om vast te houden aan de we-
tenschappelijke standaard.

-ocr page 288-

Collegae tot de orde roepen...!

A. Westerhuis

In het artikel "Verloskundigen tot de orde roepen " (TvD,
deel 128, maart, afl. 5, 2003, pagina 155) roepen zes die-
renartsen niet de veeverloskundigen tot de orde, maar de
overheid, justitie, KNMvD en collegae; zij schetsen te-
vens een verkeerd beeld van het beroep van veeverloskun-
dige. Ronduit hooghartig en beledigend!

Ik heb jarenlang met veeverloskundigen gewerkt en veel
respect gekregen voor hun ervaring, vakmanschap en in-
tegriteit. Zij werden door hun boeren op handen gedragen.
Zij kennen wel degelijk hun wettelijke beperkingen. Het
zijn niet voornamelijk de veeverloskundigen die de tarie-
ven van de dierenartsen onder druk gezet hebben, maar de
dierenartsen zelf zijn hoofdschuldig daaraan.

goede prijs-kwaliteitverhouding. Dat doet een dierenarts
ook naar zijn dienstverleners! Een dierenarts moet dan
niet zo buitengewoon onsportief reageren, als hij dat een
keer verliest. Hij kan het alleen maar winnen door zijn
energie te stoppen in het zichzelf waarmaken en niet door
een ander neer te sabelen. Niet alleen roepen, dat je een
diploma hebt, maar ook in de praktijk bewijzen.

Dat veeverloskundigen dierenartsen in dienst nemen om
werkzaamheden die buiten hun eigen wettelijke compe-
tentie vallen toch bij hun klanten te kunnen laten uitvoe-
ren is alleen maar een goede zaak. De collegae mogen
overigens zelf weten bij wie ze in dienst treden, als zij zich
aan de regels houden.

De laatste vraag die mij boeit: weten de boeren eigenlijk
wel, dat hun dierenarts zo over hun veeverloskundige
denkt? Pas op collegae, de boer heeft uiteindelijk toch het
laatste woord.

Bovendien rekent een boer zijn dienstverleners af op een Atjo westerhuis is dierenarts te Dodewaard.

Over de week van het Huisdier

Eind maart zijn er ai een kleine 200 dierenartsenprak-
tijken geregistreerd op de site
yvww.week
vanhethuisdier.nl,
waaruit blijkt dat de
Week \'leeft\'! De eerste persberichten in de
consumentenbladen zijn ook gesignaleerd
en de initiatiefnemers zijn erg blij met de
enthousiaste reacties naar aanleiding van
de informatiekrant.

Een aanvulling op de tekst uit de krant is de site:
www.ambassadepagina.nl waar de meest recente landen-
informatie te vinden is.

Daarnaast is het mogelijk cliënten te wijzen op het gevaar
van een hartworm-besmetting, als ze met hun dieren naar
landen gaan waar met hartworm besmette
muskieten leven. De belangrijkste hartworm,
Dirojilaria immitis, komt inmiddels beneden
de lijn Parijs-Milaan overal voor, met de hoog-
ste besmettingscijfers in riviergebieden als de
Po-vlakte in Italië en de Rhône-delta in
Frankrijk.

Voor informatie over de Week en het aanmelden, kunt u te-
recht bij
www.weekvanhethuisdiernl
De initiatiefnemers wensen u veel succes met de voorbe-
reidingen!

Small Animal Clinical Nutrition 4th ed.

M.S. Hand, CD. Thatcher, R.L
Remiilard, and Ph. Roudebush. Mark
Morris Institute, Kansas, USA,
2000.
1192
pagina\'s. Prijs: ±€ioj- € 148,-

Boe
besprekin

i

In 1988 werd tijdens de
Voorjaarsdagen in Amsterdam de
derde uitgave van \'Small Animal
Clinical Nutrition\' gepresenteerd.
Men moet niet de illusie hebben dat met het vorige (blauwe)
boek van 473 pagina\'s nog voldoende kennis op het gebied

van voeding in huis aanwezig is. De vierde uitgave is niet
voor niets meer dan verdubbeld in het aantal pagina\'s (1200)
waarbij het formaat van het boek ook nog groter is gewor-
den. Als enig nadeel kan genoemd worden dat het teveel in-
formatie is geworden voor één band. Het boek is nauwelijks
meer hanteerbaar!

De lijst van 79 internationale contributors (uit Nederland
prof dr. H.A.W. Hazewinkel) is uitgebreid en de volledig-
heid van informatie is indrukwekkend. De teksten zijn pret-
tig leesbaar en worden veelvuldig geïllustreerd met foto\'s,
schema\'s, verduidelijkende kaders en tabellen, leder hoofd-

-ocr page 289-

stuk wordt afgesloten met een aantal casestudies (totaal ruim
100) waarin herkenbare voorbeelden vanuit de praktijk op
duidelijke wijze worden besproken.

Het boek bestaat uit zes delen met in totaal dertig hoofdstuk-
ken in een logische volgorde, te beginnen met de principes
van de gezelschapsdierenvoeding. Diverse recente ontwik-
kelingen zijn terug te vinden zoals nutraceuticals (onder an-
dere immunomodulerende en chondroprotectieve bestand-
delen), de essentiële vetzuren en de rol van voedingsvezel.
Deel twee gaat in op de voedingsmiddelen, zowel commerci-
ële als zelf-samengestelde voeders, het lezen van etiketten en
de voedselveiligheid. Daarna volgt de voeding van de ge-
zonde hond en kat. De pagina\'s 350 tot 950 zijn vervolgens
gereserveerd voor de klinische voeding van patiënten met
voedingsallergie, vetzucht, orthopedische problemen, huid-
aandoeningen, urolithiasis, ziekten van hart, lever, maag-
darmkanaal, nier en lagere urinewegen. Maar ook enterale
en parenterale voeding alsmede voeding van opgenomen pa-
tiënten, bij gebitsaandoeningen, tumoren, endocriene en vet-
stoornissen komt uitgebreid aan bod. Een heel interessante
invalshoek zijn de effecten van voedsel op de farmacokine-
tiek van medicijnen, iets wat bij de mens de laatste jaren
heeft geleid tot diverse aangepaste adviezen. Tenslotte wordt
er in deel vijf uitgebreid aandacht besteed aan de exotische
gezelschapsdieren, inclusief reptielen en vogels.
Op de achterkant van het boek prijkt het logo van voedingfa-
brikant Hills. Enkele auteurs van het boek zijn dan ook van
Hills R&D afkomstig en de lezer tnoet dat in zijn/haar
achterhoofd houden bij het lezen van bepaalde oplossingen
voor bepaalde aandoeningen. Eigen inzichten worden soms
uitgebreid besproken, zoals bijvoorbeeld het gebruik van
voedingsvezel bij gewichtsreductie; andere nieuwe ontwik-
kelingen ontbreken, zoals bijvoorbeeld de mogelijkheid van
wegvangen van ureum bij uremische patiënten via de ont-
lasting met behulp van specifieke voedingsvezel. Over
omega-3 en -6 vetzuren wordt vermeld dat optimale concen-
traties en verhoudingen niet zijn onderzocht bij gezonde en
zieke dieren. Dit doet geen recht aan het vele onderzoek op
dit terrein de laatste jaren.

De laatste 200 bladzijden bestaan uit appendixen die een uit-
gebreid overzicht geven van onder andere conversietabellen;
afkortingen; berekeningen; neonatale en pediatrische zorg
en het grootbrengen van moederloze pups en kittens; tabel-
len met lichaamsgewichten; voedingsbehoeften; samenstel-
lingen van mélkvervangende preparaten; zorg voor moeder-
loze en gewonde vogels, bijzondere huisdieren en reptielen;
voedingstabellen van humane voedingsmiddelen; verschil-
lende uitgebreid geïllustreerde manieren van dwangvoede-
ring (helaas ontbreekt hier de methode van collega Van
Noort; Ref.) en een lijst met laboratoria voor voedingsana-
lyse en toxicologie waarin Nederlandse adressen niet ontbre-
ken. Het overzicht van commerciële voeders en snacks bevat
alleen de samenstellingen voorde Amerikaanse markt. Deze
komen niet altijd overeen met de Europese producten.
Geconcludeerd kan worden dat dit boek als naslagwerk
goede diensten kan bewijzen voor praktiserende dierenart-
sen, studenten en voedingsdeskundigen waarbij de prijs
geen belemmering hoeft te zijn om het aan te schaffen.

P.A.M. Overgaauw

i®(o)lk /^y ^mgmmmm

Help uw collega-dierenartsen tijdens de VOORJAARSDAGEN

FECAVA en lams hebben
de handen ineengeslagen
om dierenartsen en dierge-
neeskundige faculteiten in
en buiten Europa te helpen
middels tekstboeken die
niet ouder zijn dan lOjaar.
Alle boeken die in 2003
verzameld worden gaan
naar de diergeneeskundige faculteit in Ankara, die
zwaar getroffen is door een aardbeving.

Congressen

cursusse

Uw zeer gewaardeerde hulp wordt beloond:

Bij inlevering van een tekstboek ontvangt u een lot, waar-
mee een digitale camera en een jaar lang Eukanuba of lams
voeding voor een huisdier gewonnen kan worden. Tevens
stelt Broese het boek \'Clinical Medicine of the dog and
cat\', Manson 2003, ter beschikking voor de loting op zater-
dag 26 april, zodat u weer helemaal up-to-date kunt
zijn.

Daarnaast biedt FECAVA de prijswinnaars gratis
toeging voor het volgende FECAVA-congres, dat
van 22-25 mei 2003 in Portugal gehouden zal wor-
den.

De boeken kunnen tijdens het VOORJAARSDA-
GEN-congres ingeleverd worden bij de stand van

The lams Company.

-ocr page 290-

Wegens het grote succes van voorgaande jaren, organiseert
de Stichting Symposium Fehne Geneesicunde (SSFG) op

17 mei 2003 voor de vierde
maal haar jaarlijkse symposium
ter bevordering van de katten-
geneeskunde. Een zestal gere-
nommeerde sprekers uit
binnen- en buitenland zal een
zestal lezingen verzorgen.

Het symposium start om 9.00
uur met inschrijving van de
deelnemers. Om 9.30 uur bijt prof. dr. A. Rijnberk het spits
af, met een lezing over endocriene ziekten bij oude katten
(hypercortisolisme en hyperaldosteronisme). De volgende
spreker is dr. R. van Noort, die een lezing houdt over nutri-
tionele ondersteuning bij de kat: bijzaak of noodzaak? Na
de koffiepauze is er een lezing van dr. J.W.S. Bradshaw
over
The ethology of the cat: domestication and natural be-
havior.
Na de lunch praat dr. J.G. Murrell over New ideas
for peri-operative pain management in the cat
en houdt drs.
A.M. van Dongen een lezing over nierfalen bij de kat: als je
niet verder zoekt krijg je altijd gelijk. Ten slotte is het de
beurt aan prof R.E.W. Halliwell, die een lezing houdt over
allergie skin diseases in the cat. Om 16.15 uur wordt het
symposium afgesloten met een borrel.
Binnenkort wordt besloten of er aan dit symposium PAO-
punten zullen worden toegekend. Nadere informatie volgt
in dit tijdschrift.

De kosten verbonden aan dit feline symposium bedagen
€ 40,- inclusief lunch en borrel. Aanmelding kan via de
mail: felinesymposium@hotmail.com, of schriftelijk:
Stichting Symposium Feline Geneeskunde, Yalelaan /,
3584 CL, Utrecht.

De aanmelding wordt als definitief beschouwd na het over-
maken van bovenstaand bedrag op girorekening 6215519
van SSFG, onder vermelding van naam en woonplaats die-
renarts. Zodra de inschrijving definitief is, ontvangt u van
ons het toegangsbewijs en het programma.

Stichting Symposium Feline Geneeskunde organiseert

vierde Feline symposium

Symposium Aandoeningen van het bewegingsstelsel bij
opgroeiende honden

Op zaterdag 17 mei 2003 organiseert het Post-
universitair Onderwijs van de Faculteit Diergeneeskunde
in Gent een symposium over aandoeningen van het bewe-
gingsstelsel bij opgroeiende honden. Hierbij zullen de
nieuwste inzichten over diagnose, behandeling en preven-
tie door verschillende sprekers worden toegelicht, zoals
door dr. D. Morgan (UK), dr. Trvfonidou (NL), dr. G.
Ubbink (NL), dr. R. Nap (NL), dV. B. Mey (NL), dr. L
Gielen (B), prof. M. Kramer (B), prof. B. Van Ryssen (B)
en prof. H. van Bree (B).

Gielen en Van Bree houden een lezing over \'Medische
beeldvorming in de diagnose van orthopedische proble-
men: nieuwe inzichten\'. Vervolgens behandelt Kramer
\'Echografie in de vroege diagnose van heupdysplasie\' en
vertelt Nap over \'Invloed van voeding op orthopedische
aandoeningen: waarheid of mythe?\'
Na de koffiepauze spreekt Tryfanidou over \'Calcium-
metabolisme in skeletontwikkeling\' en houdt Ubbink een
lezing over \'Invloed van erfelijkheid op de prevalentie van
heupdysplasie en elleboogdysplasie\'.
Dan is het tijd voor de lunch en zal om 14.00 uur het pro-
gramma weer hervat worden met een lezing van Mey, geti-
teld \'Drukplaatanalyse in de diagnose en behandeling van
orthopedische problemen\'. Hierna is heupdysplasie aan
bod, waarin worden behandeld: \'Conservatieve therapie in
de behandeling van HD\' (Van Ryssen), \'Bekkenkanteling
in de behandeling van HD\' (Mey) en \'Heupprothesen in de
behandeling van HD\' (Van Ryssen).
Na de laatste koffiepauze bespreekt Mey \'Elleboog-
chirurgie versus conservatief\' en Van Ryssen
\'Arthroscopic versus arthrotomie in de behandeling van
Osteochondrose\'. De laatste lezing van het symposium
wordt verzorgd door Morgan, met als onderwerp \'Waar
staan we nu in het voorkomen van orthopedische proble-
men bij opgroeiende honden?\' Hierna volgt nog een
discussie.

Het symposium vindt plaats in het Auditorium Maximum van
de Faculteit Diergeneeskunde in Gent, Salisburylaan 133,
Merelbeke, België, van 9.00 tot 17.30 uur. Inschrijvingen:
per e-mail (silvy.matthys@rug.ac.he of claudine.vansante
@rug.ac.be). Vlade website: (www.dgk.nig.ac.be) of telefo-
nisch (0032 9-2647541).

De kosten bedragen € 95,- inclusief lunch, koffiepauzes en
proceedings. Inschrijving op de dag zelf kost €15,- extra.
Nederlandse dierenartsen zijn van harte welkom en hierbij
uitgenodigd zich aan te melden.

-ocr page 291-

Voorjaardagen

De VOORJAARSDAGEN dankt de industrie voor de on-
voorwaardelijke steun die het ook dit jaar weer mogelijk
heeft gemaakt drie dagen congres voor dierenartsen en twee
dagen DierenartsAssisten NaScholing waar te maken.

Voorjaars

dagen

International Veterinary Congres« \\

3M Nederland BV
3W-lnformed
Aesculaap BV
AST Farma

AUV Dierenartsencoöperatie
Bayer BV

Biomedic Nederland BV
Boehringer Ingelheim
Broese Boekverkopers
BSAVA

BSN / Smith & Nephew

Ceva Santé Animale BV

Cursuscentrum Dierenverzorging Barneveld

Denijs Instrumenten / Shore-Line /

MDSMatrx

Dynamic Support

Equi Products Holland BV

Eurovet Nederland

HES

Hill\'s Pet Nutrition

Holland Diervoeders BV / lAMS Divisie

IDEXX Laboratories BV

ImaXperts

InstruVet CV

Intervet Nederland BV

Janssen Animal Health

Johnson & Johnson Medical BV

J-Tools

Leo Pharma

MECAN BV

Meeüs Assurantiën Zuid BV

Melet Schloesing Laboratories

Menarini

Merial BV

Micpoint BV

Nederlandse Databank Gezelschapsdieren

Novartis Animal Health

Omega Soft Medical

Pfizer Animal Health BV

Pie Medical Benelux BV

Richard Wolf GmbH

Robouw BV

Royal Canin

RxWorks

Sawbones Europe AB
Schering-Plough

Seil Animal Care Company GmbH
Stala

Supreme Petfoods BV
VET MED LAB
Veterinary Technics
Vetin-Aacofarma BV
Vetoquinol BV
VetRed

Virbac Nederland BV
VVAA Groep BV
Waltham Veterinaire Service
Week van het huisdier
www.Petlook.nl
www.uwdierenarts.nl

-ocr page 292-

Maurice Quaedviieg

A

memoriaml ^^^

\\

Op 29 januari 2003 is te Maastricht op 79-jarige
leeftijd overleden onze collega en vriend Maurice
Quaedviieg.

Maurice werd geboren in Margraten op 13 maart
/ 923. Hij was de jongste zoon in een gezin van vijf
kinderen. Reeds op jonge leeftijd manifesteerde zich
zijn liefde voor dieren. Ook omdat zijn vader dieren-
arts was, moet de keuze van het beroep van dieren-
arts. wat hij dus van nabij kende, geen probleem zijn
geweest. Na het afmaken van de vijfjarige HBS in
Maastricht toog hij in 1941 naar Utrecht om daar
veterinaire geneeskunde te gaan studeren. In de oor-
logsjaren heeft hij zijn studie moeten onderbreken
omdat hij weigerde de door de Duit.sers gewenste
loyaliteitsverklaring te ondertekenen.
Hij werd in Duitsland tewerkgesteld en heeft toen
geruime tijd in een kliniek in Miinchen gewerkt. Na
het beëindigen van de oorlog kon hij zijn studie dier-
geneeskunde in Utrecht voortzetten en op 30 septem-
ber 1949 werd door hem het veeart.senijkimdig exa-
men met goed gevolg afgelegd. Hij was van harte
welkom in de omvangrijke praktijk van zijn vader,
die in Valkenhuig was gevestigd.
Op 11 jéhniari 1953 werd door Burgemeester
Kerckhqffs te Hulsberg het huwelijk voltrokken van
diens dochter José met Maurice. Uit deze verbinte-
nis zijn negen kinderen geboren, drie meisjes en zes
jongens.

In 1957, na het tragisch verongelukken van zijn va-
der tijdens de praktijkuitoefening, kviwn Maurice
plotseling voor de zware taak te .staan de grote prak-
tijk alleen voort te zetten. Mede dankzij de deskun-
dige hidp van zijn vrouw José, die altijd op de
achtergwnd aanwezig was, is hem dit gelukt.
De praktijk strekte zich uit over een givot gebied van
hel Zuid-Limhuig.se Heuvelland en er moesten dus
vaak grote afstanden afgelegd worden om de bedrij-
ven te bereiken. Maurice hield zich in die jaren het
liefst bezig met landbouwhuisdieren. Door velen
werd hij in de uitoefening van zijn beroep ge-
waardeerd om zijn kennis, bekwaamheid en collegi-
aliteit. Tevens was hij een bekende en markante ver-
schijning met zijn hoedje, grote snor, stropdas,
stofjas, knickerbocker, dikke sokken en natuurlijk
zijn degelijke legerkistjes. Dit alles in het leger-
groen!

Hoewel de 24-uurs bereikbaarheid, zeven dagen in
de week. nog heel gewoon gevonden werd, kon dat
vooral in de topdrukte van meerdere weken of maan-
den slopend zijn en spanningen opleveren.
Het thuisfront werd dan wel eens een uitlaatklep.
Overigens niet zonder dat later hiervan spijt werd
betuigd.

Door goede verhoudingen onderling als buurtcolle-
gae, hebben we elkaar vaak kunnen bijstaan. In de
loop der jaren werd de werkdruk aanzienlijk verlicht
door het aantrekken van assistent-dierenartsen, dat
later heeft geleid tot een maatschap en naderhand
weer tot een splitsing van de praktijk.

Na het bereiken van zijn 65-jarige leeftijd was het
voor Maurice moeilijk afstand te doen van zijn pro-
fessie. Ook met de veronderstelling, dat een oudere
dierenarts gemakkelijk het veld moest ruimen voor
een jongere, kon hij zich moeilijk verenigen. Na zijn
69^ levensjaar heeft hij zich nog enige jaren bezig-
gehouden met de behandeling van kleine hui.sdieren.
Daar een jongere collega hem nog regelmatig op-
zocht en meenam naar voormalige cliënten heeft hij
nog lang voeling gehouden met de grote-huisdieren-
praktijk. Dit deed hem goed.
Als mens kenden wij Maurice als een eerlijk, oprecht
en sober levend man. Buiten zijn werk had Maurice
weinig voor zichzelf nodig: hij had geen behoefte
aan materiële zaken. De zorg voor en het welzijn van
zijn familie was zijn belangrijkste doel waarvoor hij
leefde. De .soberheid waarmee hij leejde en toch ge-
lukkig en tevreden kon zijn. was bewonderen.s-
waardig. Door gezondheidsproblemen kon Maurice
zich later minder gemakkelijk bewegen. De ziekte
van Parkinson die zich openbaarde, gaf ook aanlei-
ding tot spraakstoornissen en hierdoor werd hel
commtmiceren met hem moeilijker. Dat heeft hij als
een handicap ervaren en daarom hield hij contacten
steeds vaker af Ook kreeg hij last van slechtziend-
heid, waardoor hij zijn geliefde hobby: het lezen van
boeken, vooral over de tweede wereldoorlog, niet
meer goed kon uitoejénen. Op dit gebied had hij
haast een encyclopedische kennis.
Maurice zijn wens was altijd om afscheid te nemen
zonder een lang ziekbed en hij wilde zo lang moge-
lijk thuis blijven. "Geen kapsones aan mijn lijf", zei
hij altijd. We zijn blij dat hem dit bespaard is geble-
ven.

Op 3 februari 2003 tijdens een indrukwekkende en
plechtige uit\\>aartdienst in zijn prachtige parochie-
kerk van de H.H. Nicolaas en Barhara te Valkenburg
aan de Geul is Maurice Quaedviieg herdacht en is
afscheid van hem genomen.

De oudste zoon Maurice, die namens de familie zijn
vader herdacht, eindigde zijn toespraak met deze
woorden: "Lieve Papa, we zijn je dankbaar voor alle
mooie herinneringen die jij aan ons hebt gegeven.
Jij zult in onze gedachten blijven voortleven als een
goed man. een dierenarts pur sang en een eerlijke,
zorgzame echtgenoot en vader."
Maurice, zo was jij ook voor ons als collega!
Wij hopen dat dit voor José en de kinderen een steun
mag zijn.

J. Franssen
C. Kriele
W. Ridderbeks

J. Schreurs

-ocr page 293-

Piet Borm

memoriam

Piet Borm, 14 mei 1927 geboren in Hontenisse, begon in 1945 aan de studie dierge-
neeskunde in Utrecht. In 1948 moest hij, na het behalen van zijn kandidaatsexamen,
zijn studie onderbreken voor het vervullen van zijn militaire dienstplicht.
Na de diensttijd rondde hij zijn studie in 1954 af en trouwde met José Cammaart, even-
eens afkomstig uit Hontenisse. Hij vestigde zich in Nieuw-Namen, nam een gedeelte
van de praktijk van zijn collega Colsen uit Hulst over en bouwde, practicus in hart en
nieren, samen met zijn vrouw een bloeiende praktijk op.

Hij vervulde veel bestuursfuncties en was leraar aan de landbouwschool in Hulst.
Samen met hun drie zonen vormden zij een heel gelukkig gezin. Piet was een echt bui-
tenmens, jaagde graag en trok er samen met zijn jongens op uit, leerde hen alles over de
natuur en vooral over vogels. Wat waren ze trots op hun zonen, wat wil je ook: een huis-
arts en twee hoogleraren!

In 1972 werd Piet hoofd van de keuringsdienst Zeeuws-Vlaanderen. Op een studiedag
in Utrecht bekende hij mij, dat hij de praktijk wel miste. Samen vonden we de oplossing:
tijdens onze vakanties h\\\'am het gezin Borm naar Sprang Capelle, waar Piet mijn prak-
tijk op een geweldige manier behartigde. Dat was Piet: netjes en secuur!
In 1987 werd het gezin getroffen door het plotseling overlijden van José en bleef Piet al-
leen achter in hun mooie huis langs de kreek in Terneuzen. Na zijn huwelijk met Lou
Neve, een vriendin van José, brak er voor hetn weer een gelukkige periode aan. Zij
wandelden, fietsten en maakten mooie reizen, tot bij hem in 1995 kanker geconstateerd
werd. Hij onderging een operatie, die hij als zo verminkend ervaarde, dat hij het psy-
chisch niet meer aankon en van groot buitenmens veranderde in een binitenmens, ge-
kluisterd aan zijn stoel hij het raam in hun prachtige appartement aan de Schelde. Een
moeilijke periode brak aan voor hen beiden en hun kinderen. Op een bewonderens-
waardige wijze heeft Lou hem verzorgd en bijgestaan, zeven zware jaren . De zonen van
Piet zijn haar daar oprecht dankbaar voor en haar kinderen, waarvan enkelen in de
buurt wonen, zullen haar nu zeker bijstaan om een nieuwe invulling aan haar leven te
geven.

De uitvaartdienst voor Piet in Terneuzen was drukbezocht en indrukwekkend door de
persoonlijke woorden van zijn kinderen. In Hulst werd zijn lichaam te ruste gelegd bij
José. Dankbaar voor zijn trouwe vriendschap gedenken wij Piet Borm, een goed tnens
en voorbeeldige collega. Wij wensen Lou en de kinderen troost en sterkte.

M. Zijlmans

-ocr page 294-

Nog nooit was vlc
zo veilig en

ing

GAPSTAR en PROGRAM: zeer effectief tegen vlooien

GAPSTAR is een nieuwe adulticide die snel, veilig en effectief de (volwassen) vlooien doodt. dI

n

werkzame stof in GAPSTAR is nitenpyram, dat tot acute verlamming en sterfte bij vlooien
leidt. Al 15 minuten na toediening vallen de eerste vlooien van fiet dier. GAPSTAR vorni

samen met PROGRAM de ideale combinatie voor geïntegreerde vlooienbestrijding

j

PROGRAM, met als werkzame stof lufenuron, zorgt ervoor dat de eitjes en larver
k zich niet verder
kunnen ontwikkelen. Dankzij de orale toediening blijven geer
^^ resten achter op het dier of in de omgeving. Met GAPSTAR en PROGRA^
^^^^ biedt u diereigenaren een snelle en blijvende oplossing in de vorm
L van een veilig en effectief vlooienbestrijdingsplan.

CAPSTAR

Veilig en snel verlost van vlooien.

5%

Volwassen
vlooien

10%

Poppen

35%

Larven

50%

Eitjes

GAPSTAR: Samenstelling: tabletten in 2 verschillende groottes: 11,4 mg waarbij elke tablet 11,4 mg nitenpyram beval en 57 mg waarbij elke tablet 57 mg nitenpyram bevat. Indicatie; voor de bestrijding van vlooien bij honden en katten. Doeldier: 11,4 r
tabletten voor katten en kleine honden. 57 mg tabletten voor honden. Dosering en toedieningswijze: de minimum effectieve aanbevolen dosering is Img per kg lichaamsgewicht. Toediening met of zonder voedsel op elke dag dat vlooien worden waargenom«
op hel dier. Contra-indicaties: geen gekend. Bijwerkingen: gedurende hel eerste uur na toediening kan de hond of kat wal meer krabben dan normaal. Dit is het effect van vlooien die op het product reageren. Bijzondere voorzorgen: GAPSTAR 11,4 m
niet gebruiken bij dieren die jonger zijn dan 4 weken of minder wegen dan 1 kg. GAPSTAR 57 mg: niet gebruiken bij honden die minder dan 11 kg wegen. Niet meer dan 1 behandeling per dag. Builen bereik van kinderen bewaren. Voor diergeneeskunc
^bruik (UDA). Gebruik tijdens lactatie en dracht: GAPSTAR kan worden toegediend aan dieren gedurende alle stadia van dracht of lactatie. Verpakking: verpakking met 6 tabletten in blister. Registratienummers: GAPSTAR 11,4: Reg. NL 09988, GAPSTAR 5
Reg. NL 09989, PROGRAM: Samenstelling: bevat lufenuron. Indicatie: PROGRAM bestrijdt vlooienoverlast door reductie van het aantal vlooienlarven, Doeldier: tabletten voor de hond. suspensie en injectie voor de kat, Gontra-indicaties: geen geken
Bijwerkingen: geen gekend. Dosering en toedien ingswijze: Hond: 10 mg per kg lichaamsgewicht. Kat: 30 mg per kg lichaamsgewicht. Voor orale toediening met of direct na de maaltijd. Registratienummers: Reg. NL 8270, 8276. 8278, 827\'
PROGRAM 40 (injectie), Reg. NL 9489-UDA. PROGRAM 80 (injectie), Reg. NL 9498-UDA. Registratiehouder: Novartis Consumer Health B.V, Glaudius Prinsenlaan 140, NL 4818 GP

Breda. Distributeur: Novartis Ck)nsumer Health B.V, Animal Health Sector, Korte Hei 1-3, NL 4714 RD Sprundel, tel. 31 (0)165 380580. ® Geregistreerde handelsmerken van »1

Novarlis AG. Bazel. Zwitserland. v/ww.novartis.com C

NOVARTi

-ocr page 295-

Li roep
Geneeskunde
Gezelschapsdieren

GGG-nieuws maandelijks in
Tijdschrift voor Diergeneeskunde

Inleiding

Tijdens de eerste Ronde van Nederland die wij enkele ja-
ren geleden georganiseerd hebben, was \'communicatie\'
één van de onderwerpen waarover wij als bestuur van de
GGG met de leden van gedachten hebben gewisseld. Deze
GGG-pagina in het Tijdschrift voor Diergeneeskunde kan
gezien worden als één van de resultaten van deze bij-
eenkomsten. De opzet is om elke maand een pagina GGG-
nieuws te brengen. Voor meer actuele zaken zullen \'GGG-
e-mails\' verstuurd gaan worden. Namens het GGG-
bestuur spreek ik de wens uit dat we op deze manier de
communicatie met de leden kunnen verbeteren.

L.J. den Otter, voorzitter GGG

Woensdag 21 mei:
Donderdag 5 juni:

Ronde van Nederland ook in 2003

Ook in 2003 heeft het bestuur van de GGG een Ronde van
Nederland gepland. Tijdens deze Ronde nodigen wij alle
GGG-leden uit om op informele wijze met het bestuur van ge-
dachten te wisselen over lopende zaken en plannen voor de
toekomst.

De volgende data en locaties zijn voor deze Ronde vastgelegd:
Woensdag 16 april: Bilderberg hotel Klein Zwitserland in

Heelsum (bij Arnhem)
Maandag 12 mei: Golden Tulip hotel in Weert
Dinsdag 20 mei: Bilderberg hotel in Lauswolt (Beester-
zwaag)

Bilderberg hotel Rijsserberg (Rijssen)
Bilderberg hotel in Vinkeveen

De aanvangstijd van deze bijeenkomsten is 20.00 uur.
Gedurende de avond zal gesproken worden over het
dierenpaspoort, het communicatieplan van de GGG, de ont-
wikkelingen op het gebied van een eventuele CAO, het certifi-
ceren van praktijken, de Databank Gezelschapdieren
Praktijken en de permanente educatie.

Het bestuur nodigt iedereen van harte uit om op een van deze
avonden aanwezig te zijn en mee te discussiëren over de bo-
vengenoemde onderwerpen.

Voorjaarsdagen 2003

Voor de 36e keer worden van 25 tot en met 27 april in de RAI
te Amsterdam de Voorjaarsdagen georganiseerd. Dit initiatief
van de Groep Geneeskunde Gezelschapsdieren is ooit begon-
nen als een kleinschalig congres voor \'kleine huisdieren-die-
renartsen\', maar is inmiddels uitgegroeid tot één van de be-
langrijkste congressen van Europa op het gebied van de ge-
neeskunde van gezelschapsdieren. De organisatie is in handen
van de Voorjaarsdagen Congres Commissie. Sinds vorig jaar
wordt er ook aandacht besteed aan de geneeskunde van het
paard en het programma komt dan ook mede tot stand door
een goede samenwerking met de Groep Geneeskunde van het
Paard.

Ook dit jaar is er weer gezorgd voor een werkelijk schitterend
programma dat geen gezelschapsdierenarts mag missen.
Onderwerpen die zoal aan bod komen zijn: anesthesiologie,
gedrag, cardiologie, tandheelkunde, dermatologie, oogheel-
kunde en chirurgie. In het kader van de geneeskunde van het
paard zal specifiek worden ingegaan zal op dermatologie,
radiologie, neonatologie, orthopedie en reproductie. Speciaal
aanbevolen wordt het onderwerp \'welfare\' door de voorzitter
van de Groep Geneeskunde van het Paard, Erik Gostelie.
Uitgebreide informatie met de details van het programma, in-
clusief de zogenoemde DANS-dagen, kunt u vinden op
www. voorjaarsdagen, arg.

Overigens zal dit jaar voor het eerst BTW moeten worden be-
taald over de inschrijfprijs. Helaas is pas in een laat stadium
duidelijk geworden dat de Voorjaarsdagen BTW-plichtig zijn,
vandaar dat veel inschrijvers ook pas op een later tijdstip ge-
confronteerd werden met een BTW-factuur. Onze excuses
voor deze gang van zaken.

Werkgroep Dierenpaspoort

Om te komen tot een verbeterde versie van het
Dierenpaspoort, is door de GGG een werkgroep ingesteld.
Deze groep gezelschapsdierenpractici is inmiddels bezig de
verzamelde kritiek en suggesties tc verwerken. Het dierenpas-
poort moet uiteindelijk een boekje worden waar in de praktijk
goed mee te werken is. Tevens is het de bedoeling een (bin-
dend) invulprotocol op te stellen. Dit geeft collega\'s in ieder
geval een handvat voor het correct invullen en biedt eventueel
ook mogelijkheden tot sanctionering. Een belangrijk punt
waar in dit verband over gesproken is, is de koppeling tussen
identificatie door middel van een microchip en de eerste vac-
cinatie. Alhoewel nog steeds niet verplicht in Nederland, zou
de dierenarts in principe geen Dierenpaspoorten moeten afge-
ven wanneer de dieren niet eerst gechipt zijn. Eveneens wordt
bekeken of het mogelijk is om verschillende Dierenpas-
poorten voor hond, kat, konijn en fret te maken. Het is geble-
ken dat daar toch een grote behoefte aan is.

Week van het Huisdier zoo^

Idee voor de Week van het Huisdier 2003 met als thema \'Huisdier en Vakantie\'! Er is een nieuwe GGG-publieksfolder genaamd:
\'Met uw huisdier naar het buitenland\'. De folder is per 25 stuks (schriftelijk, per e-mail, fax, of via de website) te bestellen bij de
KNMvD voor € 20,00. De GGG-publieksfolders zijn tegenwoordig ook via de AUV verkrijgbaar

-ocr page 296-

SOLUDOX 50%

Uniek, Helder, Praktisch

®

2 doseringen, 2 wachttijden voor pluimvee
korte wachttijd varken
uitstekende oplosbaarheid
eenvoudig in gebruik en veilig

n

SOLUDOX 50%

Wachttiji^:

Varken: vlees: 5 dagen

Niet-eierleggende kip: vlees: 5 dagen, bij maximaal 10 mg/kg
lichaamsgewicht, gedurende maximaal 4 dagen, vlees: 12 dagen,
bij maximaal 20 mg/kg lichaamsgewicht, gedurende maximaal
4 dagen.

Diergeneesmiddel REC NL 9612 - UDA Samenstelling: 1 g bevat: doxycyclinehyclaat 500 mg. Indicatie: Varken: Atrofische rhinitis, Bronchopneumonie,
Pleuropneumonie.
Niet-eierleggende kip: Pasteurellosis, respiratoire infecties. Dosering: Varken: Per dag 2 g Soludox 50% per 100 kg lichaamsgewicht
gedurende 3 - 4 dagen.
Niet-eierleggende kip: Pasteurellosis: Per dag 2 g Soludox 50% per 100 kg lichaamsgewicht gedurende 3 - 4 dagen / ORT:
Per dag 4 g Soludox 50% per 100 kg lichaamsgewicht gedurende 3 - 4 dagen.

Voor nadere informatie raadpleeg Eurovet Nederland BV, Handelsweg 25, 5531 AE Bladel, Tel 0497 54 43 30, Fax 0497 544337.

-ocr page 297-

Waarnemen in loondienst

M.C. van Oostrum-Schuurman Hess

In het Tijdschrift voor Diergeneeskunde van 15 maart
2002 (blz. 209-210) hebben wij u geïnformeerd over de
ontwikkelingen met betrekking tot het al dan niet in loon-
dienst verrichten van waarnemingen. Op grond van een
wijziging van de Wet Arbeidsongeschiktheidsverzekering
zelfstandigen (WAZ) die eind december 2001 van kracht
werd, zou er vooraf duidelijkheid komen over de aard van
de arbeidsrelatie tussen een opdrachtnemer en een op-
drachtgever. Dit was van belang voor waarnemend die-
renartsen en praktijkhouders die een waarnemer willen
inhuren. Het stelsel van Zelfstandigheidsverklaringen is
per 1 januari 2002 komen te vervallen.

Verklaring Arbeidsrelatie

De beoogde duidelijkheid over de beoordeling van de arbeids-
relatie werd echter niet geboden met de wetswijziging. De be-
oordeling van de arbeidsrelatie is uitermate belangrijk voor de
waarnemend dierenarts en de praktijkhouder. Als er namelijk
sprake is van een dienstbetrekking moeten immers premies
voor de werknemersverzekeringen en loonheffing worden in-
gehouden en afgedragen. Alleen in de situatie waarbij de waar-
nemer beschikte over een Verklaring Arbeidsrelatie - Winst uit
onderneming en er met
zekerheid geen sprake was van een
dienstbetrekking, behoeven geen premies werknemersverzeke-
ringen en loonheffing door de praktijkhouder te worden inge-
houden en afgedragen. Wanneer waarnemer en praktijkhouder
echter onterecht hadden aangenomen dat er geen sprake was
van een dienstbetrekking en het Uitvoeringsinstituut werkne-
mersverzekeringen (UWV) achteraf tot het oordeel zou komen
dat er wel sprake was van een dienstbetrekking, zou de waarne-
mer met naheffingen worden geconfronteerd.

Bezwaar

Verschillende maatschappelijke organisaties hebben bezwaar
gemaakt tegen deze onduidelijke situatie, die voor de op-
drachtnemer ook het risico van naheffingen zou kunnen bete-
kenen. Ook de KNMvD heeft laten weten dat de beoogde dui-
delijkheid - daar was de wetswijziging immers voor bedoeld
- niet werd bewerkstelligd. Met klem is daarbij betoogd dat in
het kader van maatschappelijke ontwikkelingen het niet wen-
selijk kan worden genoemd dat personen die beogen zelfstan-
dig werkzaam te zijn, onder de verplichting van deelname aan
werknemersverzekeringen worden gebracht.

Beleidsregels

In december 2002 zijn in de Staatscourant de "Beleidsregels
voor de beoordeling en vaststelling van een dienstbetrek-
king" gepubliceerd. De tekst kan worden gedownload via:
www.overheid.nl, officiële publicaties. Alhoewel deze
Beleidsregels nog steeds geen eenduidige beoordeling
vooraf van de arbeidsrelatie mogelijk maken, is er voor wat
betreft
waarnemingen wel meer duidelijkheid gekomen.
Waarneming wordt namelijk expliciet genoemd in de
Beleidsregels, waarbij wordt opgemerkt dat bij waarneming
meestal in een zodanig kader wordt gewerkt dat de waarne-
mer onverlet de eigen medische verantwoordelijkheid werk-
zaam is in een gezagsverhouding tot de praktijkhouder.
Verder wordt specifiek opgemerkt dat van waarneming geen
sprake is indien en zolang de verkoper van een praktijk nog
enige tijd werkzaamheden in de praktijk verricht uitsluitend
met het doel om een goede overdracht van de lopende prak-
tijk te bewerkstelligen.

Advies: dienstbetrekking

Gelet op het gestelde in de Beleidsregels adviseren wij waar-
nemers en praktijkhouders dringend de arbeidsrelatie niet an-
ders te kwalificeren dan als een dienstbetrekking. Dat bete-
kent onder meer dat loonheffing en premies voor de
werknemersverzekeringen ingehouden en afgedragen moe-
ten worden. Verder zijn de regels van het arbeidsrecht van toe-
passing. Waarnemer en praktijkhouder kunnen hun afspraken
over deze
kortdurende dienstbetrekking vastleggen in een
speciaal daartoe ontwikkelde model arbeidsovereenkomst
waarneming (verkrijgbaar bij het bureau van de KNMvD).

Uitbesteden

Wanneer een praktijkhouder zelf niet wil zorgdragen voor de
berekening, het inhouden en afdragen van premies werkne-
mersverzekeringen en loonheffing, kan hij of zij dit uitbeste-
den aan een uitzendbureau. Het uitzendbureau zorgt dan
voor deze werkzaamheden. Uiteraard zal het uitzendbureau
voor deze dienstverlening kosten in rekening brengen bij de
praktijkhouder. Voor de goede orde maken wij u erop attent
dat het uitzendbureau gevraagd kan worden naar een zoge-
noemde payroll-constructie. Immers, het uitzendbureau
hoeft geen diensten te verlenen in het kader van werving en
selectie (waarnemer en praktijkhouder hebben zelf het con-
tact gelegd). Wanneer waarnemer en praktijkhouder bijvoor-
beeld ook zelf hun afspraken vastleggen in een contract,
hoeft het uitzendbureau hiervoor ook geen werkzaamheden
te verrichten (en dus geen kosten in rekening te brengen).
Het veterinaire uitzendbureau Flexvet voert dergelijke pay-
roll-constructies voor waarneemwerkzaamheden al uit in
opdracht van praktijkhouders\'.

Waarneemcontract LHV

Het kan zijn dat u informatie bereikt over het zogenaamde
\'waarneemcontract van de LHV\', de Landelijke Huisartsen
Vereniging. In dit modelcontract wordt de arbeidsrelatie tus-
sen een waarnemend huisarts en de praktijkhouder niet geka-
rakteriseerd als een dienstbetrekking. Er heerst geen gezagsre-
latie tussen waarnemend huisarts en praktijkhouder, hetgeen
blijkt uit de volledige bevoegdheid van de waarnemend huis-
arts over de praktijk van de praktijkhouder (de waarnemend
huisarts kan bijvoorbeeld de tijden van de spreekuren naar ei-
gen inzicht vaststellen, heeft niet de verplichting reeds ge-
maakte afspraken met patiënten na te komen, etcetera). In de

NB.: uiteraard kan de praktijkhouder gebruik maken van hei uitzendbureau van zijn
of haar keuze.

-ocr page 298-

toelichting bij het modelcontract wordt opgemerkt dat de fei-
telijke situatie van de waarneming volledig in overeenstem-
ming zal moeten zijn als is vastgelegd in de overeenkomst.

Risico

Binnen de diergeneeskundige praktijk zal de hierboven be-
schreven waarneemsituatie, waarbij de waarnemer de volle-
dige bevoegdheid krijgt over de praktijk, nauwelijks of niet
voorkomen. Daarbij moet nadrukkelijk gewezen worden op
het risico van controle door UWV Cadans; wanneer de feite-
lijke situatie niet overeenkomt met de op papier beschreven
situatie, zal naheffing van premies plaatsvinden en zal een
boete kunnen worden opgelegd, zowel bij de praktijkhouder
als bij de waarnemer.

Nogmaals: dienstbetrekking

Resumerend is de conclusie dat de Beleidsregels aangeven
dat voor de beoordeling van de arbeidsrelatie bij waarnemin-
gen moet worden uitgegaan van een dienstbetrekking, aan-
gezien er sprake is van een gezagsrelatie tussen praktijkhou-
der en waarnemer

Daarom wordt geadviseerd om waarnemingen te beschou-
wen als een dienstbetrekking (loondienstverband).

Mochten er vragen zijn naar aanleiding van het boven-
staande, dan kunt u contact opnemen met het bureau van de
KNMvD. Mr L. A. Broere, juridisch medewerker, en mevr
drs. M.C. van Oostrum-Schuurman Hess, stafmedewerker,
staan u graag te woord.

Bureau VKO verhuist 15 april naar Houten

Het bureau van het Veterinair Kwaliteitsorgaan
(VKO) verhuist per 15 april 2003 naar Houten.
De nieuwe adresgegevens worden dan:

Bezoekadres:
De Molen 77
3995 AW Houten

Postadres:
Postbus 422
3990 GE Houten

In week 16 zal het VKO moeilijk bereikbaar
zijn. Wij vragen hiervoor uw begrip. U kunt
uw vragen te allen tijden stellen via het
e-mailadres: info@veterinairekwaliteit.nl.

Uiteraard kunt u actuele informatie over de
veterinaire kwaliteitsregelingen vinden op
onze site: www.veterinairekwaliteit.nl

Belangengroep practi-
tioners (BCP)

W. Sturkenboom,j. Bijlsma enJ. Fransen

Ingezonden

Op de bijeenkomst van practitioners
van 26 februari 2003, waar de vergoedingen voor practitio-
ners van het RVV ter sprake kwamen, heeft een aantal men-
sen de koppen bij elkaar gestoken om te kijken of deze groep
van dierenartsen (ongeveer 300 in getal) beter bereikbaar is
te maken en daarmee de stem van elke practitioner beter ge-
hoord kan worden.

In eerste instantie willen we inventariseren welke dierenart-
sen practitionerswerk doen en daartoe hebben we graag van
jullie de volgende gegevens:

naam
adres

woonplaats

telefoon/mobiel

e-mailadres

Dit laatste is heel belangrijk in verband met de communicatie!

De gegevens kunnen jullie doorgeven op e-mailadres:
bgp@zod.nl of per post: De Molen 77, Postbus 421, 3990 GE
Houten, onder vermelding van practitioners.

Belangengroep practitioners in oprichting:
Wim Sturkenboom, Johan Bijlsma en Jos Fransen.

-ocr page 299-

Vangiiprd Pup

maakt de cirkel
weer rond

u-

\'>i|Mrd*Pi>r\'

J

•Vanguard* Pup • de gevriesdroogde component van Vanguard* Pup bevat de volgende geattenueerde levende virussen:
hondenziekte Snyder Hill stam. adenovirus type 2 stam Manhattan en para-influenza type 5. De vloeibare component bevat
hel volgend virus: levend geattenueerd canine pannDvirus stam NL-35-D ♦ REG NL UDD • diergeneesmiddel • dc«ldier:
hond • indicaties: actieve immunisatie tegen hondenziekte, canine pan/ovirus. aandoeningen veroorzaakt door honden-
hepatitisvirus en respiratoire aandoeningen veroorzaakt door het canine adenovirus type 2 en het canine para-influenzavirus

• toedieningswijze: subcutaan. Voor immunisatie tegen parvovirus en hondenziekte vanaf een leeftijd van 6 weken (voor
hondenziekte geldt dat enting op 6 weken leeftijd alleen voldoende immuniteit geeft bij pups zonder maternale antistoffen)
Voor immunisatie legen de overige aandoeningen vanaf 9 weken (indien geen maternale antistoffen) of 12 weken (indien
wel maternale antistoffen) • contra-indicaties: gebruik van dit middel bij drachtige honden en gebruik van hyperimmuunserum
of immunodepressiva binnen 1 maand na vaccinatie • bijzondere voorzorgen: zoals bij iedere vaccinatie is het aan te raden
alleen gezonde dieren te enten; indien na vaccinatie anaphylaxie optreedt dient, ongeacht de oorzaak, adrenaline of
een gelijkwaardig product te worden toegediend. Geen chemisch gesteriliseerde naalden of injectiespuiten gebruiken.

• bijwerkingen: een lokale soms pijnlijke entreactie kan voorkomen • zie verder aanwijzingen en doseringsschema op de
bijsluiter.

Animal Health

Visie op gezondheid

Pfïzer Animal Health bv

Postbus 37 • 2900 AA Capelle a/d IJssel

www.pfizerah.nlsecretariaat.ahg@prizer.com

© 2003 Pnzer .4iiimal Ueaith bv - Capelle a/d IJssel
® Merknaam Pfizer Inc., N.Y., U.S.A.

-ocr page 300-

Bulletin Bestuur en Bureau

Nummer i en 2, januari, februari en maart 2003

Wat doet het Bestuur eigenlijk? Waarover spreken zij?
Hoe worden mijn belangen door het Bestuur en het
Bureau behartigd? Zo maar enkele vragen die elk
KNMvD-lid zich ongetwijfeld wel eens zal stellen. Om
aan deze terechte vragen tegemoet te komen en tegelij-
kertijd de leden te informeren over de lopende zaken in
KNMvD-verband, zal maandelijks verslag worden ge-
daan van de Bestuursvergaderingen en activiteiten van
het Bureau in het Tijdschrift voor Diergeneeskunde, op
het gesloten gedeelte van onze eigen site en via de e-mail-
service. Teneinde dit jaar goed te beginnen zijn de acti-
viteiten van Bestuur en Bureau in januari en februari in
nummer 1 bij de kop genomen. Inmiddels is in Bulletin
nummer 2 de maand maart samengevat. Omwille van de
leesbaarheid zijn beide Bulletins hier gecombineerd.

Bijeenkomst met RW

In januari is besloten om met een delegatie van de RVV een
bijeenkomst te beleggen. Deze vond plaats ten kantore van
de KNMvD op 13 februari. Van de zijde van de KNMvD wa-
ren naast de voorzitter een aantal bestuursleden, groepsvoor-
zitters en stafleden aanwezig, van RVV-zijde onder meer de
heer Van den Berg, de heer Van der Wal, de heer Van Langen
en de heer Goebels, directeur toezicht van de VWA. Er zijn
uitgebreide presentaties gegeven over de nieuwe organisatie
van de dierziektenbestrijding, de rol van het nieuwe
Nationaal Crisis Centrum daarin alsmede de filosofie en
onderliggende procedures ten behoeve van risk assessment.
Een bijzonder nuttige bijeenkomst, waarbij veel informatie
is uitgewisseld en de contacten zijn aangehaald.
Meer info: Tjeerd Jorna

ICTen de KNMvD

Op basis van een notitie van het ICT-platform, toegelicht
door de heren Van Os en Klingen, neemt het Bestuur een
aantal besluiten, te weten:

• De moderatorfunctie voor Discus wordt vooralsnog inge-
vuld door Jan Klingen en Annelies Kroneman; binnen het
huidige budget en met een evaluatie binnen drie tot zes
maanden.

• Een vierde ICT-manifestatie kan georganiseerd worden,
waarbij het Bestuur benadrukt om onderwerpen te kiezen
die relevant zijn voor de praktijken.

• Publieksfolders kunnen op het externe deel van de
KNMvD-site worden geplaatst. Ook andere publieksinfor-
matie kan hier een plekje vinden.

• Afwijkende vormgeving van de subsites is geen probleem
mits deze sites navigatie-technisch beheersbaar blijven.

Voor wat betreft de KNMvD-site wordt een werkgroep opge-
start die belast is met een restyling van de site en een naad-
loze aansluiting en navigatie van de subsites. De werkgroep
bestaat uit Marieke Veldman, Marjolijn van de Weetering,
Bert Hendriks en Joost van Herten vanuit het Bureau en de
heren Beijer, Oostra en Van Os namens de leden. Op 17
maart 2003 is de eerste verkennende bijeenkomst geweest.
Meer info: Bert Hendriks

Studiemiddag asieldierenartsen

De Dierenbescherming heeft in samenwerking met de
KNMvD en de GGG het plan opgevat om een studiemiddag
voor asieldierenartsen te organiseren. Het Bestuur gaat ak-
koord met de voorstellen van de GGG, te weten:

• doorberekening van kosten aan bezoekende asieldieren-
artsen;

• studiemiddag op termijn onderbrengen bij de Stichting
PAO-D;

• de organisatie dient na 2003 door een uit de aanwezige
asieldierenartsen te vormen bestuur te worden overgeno-
men.

Meer info: Joost van Herten
Salarisadviezen

De Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa) heeft uit-
drukkelijk gesteld dat de KNMvD geen enkel advies mag
afgeven, ook niet in een één-op-één-situatie, dat (in)direct
van invloed is op de tarieven van dierenartsen en dus con-
currentiebeperkend is. Daarnaast mogen er ook geen ad-
vertenties meer verschijnen die een advies bevatten. Wel
mogen de verhogingen in het kader van de CBS-rapportage
worden gepubliceerd. Afgesproken wordt dat dit ter kennis
van de leden gebracht zal worden en tegelijkertijd nage-
gaan zal worden of de NMa het geven van goodwilladvie-
zen door de KNMvD nog wel toestaat.
Inmiddels is er een artikel van de algemeen secretaris over
de problematiek van de salarisadviezen gereed ter publica-
tie in het Tijdschrift voor Diergeneeskunde. De kwestie van
de goodwilladviezen loopt nog.

Meer info: Marij van Oostrum-Schuurman Hess en Tjeerd
Jorna

Wet verplichte deelneming in een Beroeps Pensioen
Regeling (BPR)

Er is een nieuw concept \'memorie van toelichting\' ontvan-
gen op de eveneens nieuwe wet BPR. Dit nieuwe stuk blijkt
geen grote veranderingen te bevatten ten opzichte van eer-
dere versies. Een heikel punt voor de KNMvD blijft de
doorsnee premie, ongeacht leeftijd. Medio maart zal er
overleg plaatsvinden tussen de minister/ambtenaren van
SZW en de UvB.

Meer info: Marij van Oostrum-Schuurman Hess
jaarcongres 2003

De heer Van Emden (voorzitter Jaarcongrescommissie) is
in de februarivergadering aanwezig geweest om het
Bestuur te informeren over de laatste stand van zaken. De
locaties zijn definitief en het programma ligt op hoofdlij-
nen vast. Wel een punt van zorg is de sponsoring in de vorm
van financiële toezeggingen. Inmiddels trekken de sport-
commissie en de jaarcongrescommissie in deze samen op.
Ook zijn er enkele mogelijke kandidaten als spreker de re-
vue gepasseerd. De opening van het Jaarcongres 2003 zal
verzorgd worden door ex-minister Vermeend. Eén van de
overige sprekers zal in principe P.J. van Gooi (Merial) zijn.
Meer info: Marieke Veldman

-ocr page 301-

IBR aansprakelijkheidsstelling

Tot dusver zijn er zeven schadeclaims van veehouders ontvan-
gen die overigens ook zijn ingediend bij de Gezondheidsdienst
voor Dieren (GD) en het PVE. Het standpunt van de KNMvD-
jurist is dat het hier om een zogenaamde sluitingsprocedure
gaat en dat er op korte termijn geen dagvaarding voor de
KNMvD uit zal voortvloeien. Met de GD en het PVE zal op
korte termijn over deze zaak worden overlegd.
Meer info: Tjeerd Jorna

MKZ-standpunt KNMvD

De rapportage van de werkgroep MKZ is afgerond. Hiermee
is het officiële standpunt van de KNMvD duidelijk en goed
onderbouwd tot stand gekomen. Een samenvattend artikel
hierover is reeds in het TvD verschenen. Daarnaast is de rap-
portage reeds ingebracht in het EU-brede overleg dat in
Nederland op 24 februari van start is gegaan.
Meer info: Hugo de Groot

Huisvesting KNMvD

Medio december 2002 is het huidige onderkomen aan de
Julianalaan verkocht aan de Stichting Studenten Huisvesting
Utrecht (SSHU). Na verschillende alternatieven te hebben ge-
wogen, is in de Bestuursvergadering van februari besloten een
bod uit te brengen op een kantoorpand aan De Molen 77 te
Houten. Ook de Raad van Bestuur heeft hiermee ingestemd.
Dit is een in prima staat verkerend gebouw, inclusief 55 par-
keerplaatsen en moderne kantoorinrichting. Het pand is door
de medewerkers enthousiast ontvangen. Daarnaast hebben de
Stichting PAO-D en het Veterinair KwaliteitsOrgaan toege-
zegd ruimten te huren, waardoor de exploitatie gedekt is.
Inmiddels staat vast dat het Bureau op 15 april 2003 gaat ver-
huizen naar het nieuwe onderkomen. Over de verhuizing en
alles wat daarmee samenhangt zal in de komende tijd via ver-
schillende kanalen uitgebreid worden gecommuniceerd.
Meer in fo: Tjeerd Jorna / Sjoerd de Vries

Functiebeschrijvings-en waarderingsonderzoek KNMvD

Al langer worden er voorbereidingen getroffen om tot een
functiebeschrijvings- en waarderingsonderzoek voor de
medewerkers van het Bureau te komen. Er zijn enige offertes
beoordeeld en op korte termijn zal een extern bureau worden
belast met deze opdracht.
Meer in fo: Tjeerd Jorna

Coodwillberekeningen

Nader contact met de NMa heeft opgeleverd dat de KNMvD
haar goodwillberekeningen voor
individuele praktijken ge-
woon mag voortzetten,
algemene goodwilladviezen zijn niet
toegestaan. Zoals eerder reeds is gebleken (zie het kopje
\'Salarisadviezen\') geldt dit ook voor het afgeven van salaris-
adviezen.

Meer info: Tjeerd Jorna
Veterinair Tuchtcollege

De afdeling Juridische Zaken van het ministerie van LNV
zal een onderzoek verrichten naar de wenselijkheid en effec-
tiviteit van Tuchtcolleges. Voorzitter De Ruijter en bestuurs-
lid Van Dobbenburgh zullen over dit onderwerp op korte ter-
mijn overleg voeren met Procureur-generaal Steenhuizen.
Tevens zal het totale handhavingsbeleid inzake wettelijke
overtredingen aan de orde worden gesteld.
Meer info: Ton de Ruijter / Rens van Dobbenburgh

Besturendag 2003

Op donderdag 12 juni zal in de nieuwe huisvesting van de
KNMvD in Houten een Besturendag gehouden worden met
als thema: \'De relatie tussen de KNMvD en externe organi-
saties\'. Naast het Bestuur zullen de Raad van Toezicht en de
Regio- en Groepsbesturen hiervoor uitgenodigd worden.
Meer in fo: Tjeerd Jorna

MAC-waarde Halothaan

Inzake de toekomstige wettelijke verlaging van de MAC-
waarde voor halothaan, is de conclusie dat dit voor de be-
roepsgroep geen problemen hoeft op te leveren omdat isoflu-
raan een goed alternatief biedt. Wel zijn er vragen rond
mogelijke consequenties voor wat betreft de huidige inhala-
tieapparatuur en of deze aanpassing ook voor humane toe-
passing geldt. Het Bestuur gaat akkoord met het voorstel,
maar het moet niet zo zijn dat dierenartsen aan strengere ei-
sen worden onderworpen dan zij die in de humane genees-
kunde werkzaam zijn.

Meer info: Marij van Oostrum-Schuurman Hess
Arbeidsongeschiktheid

In verband met preventie van arbeidsongeschiktheid zal in
mei een bijeenkomst worden georganiseerd met verschil-
lende betrokken partijen zoals Meeüs, Movir, AUV advies,
PAO-D en het Pensioenfonds. Het doel is om na te gaan wat
de mogelijkheden zijn om in een zo vroeg mogelijk stadium
in te kunnen grijpen teneinde het daadwerkelijk ziek worden
te voorkomen.

Meer info: Ton de Ruijter Rens van Dobbenburgh en Leen
den Otter

Aviaire Influenza (vogelpest)

De communicatie rond deze crisis is ter hand genomen door
zowel collega Steentjes (secretaris GPL) als de KNMvD via
e-mailservice en website. Hugo de Groot (stafmedewerker
landbouwhuisdieren) neemt deel aan het basisoverleg.
Tjeerd Jorna en Marij van Oostrum hebben overleg gevoerd
met de RVV ten aanzien van de arbeidsvoorwaarden voor in
te zetten dierenartsen:

• Bij een oproep van de RVV krijgen dierenartsen twee uur
vergoed als er toch geen werk blijkt te zijn.

• Alleen dierenartsen die vanuit pluimveepraktijken werken
krijgen een wachttijdvergoeding van 72 uur.

Daarnaast zal de KNMvD de RVV er nogmaals op wijzen
dat het niet toekennen van een vergoeding aan dierenartsen
die drie dagen verplicht thuis moeten zitten onacceptabel is.
Overigens blijkt er nog steeds een fikse achterstand te zijn
bij de uitbetaling aan dierenartsen die bij de MKZ-crisis zijn
ingezet. Bij het nu te gebruiken declaratieformulier zal dan
ook uitdrukkelijk worden vermeld dat uitbetaling binnen een
maand dient te gebeuren.

Meer info: Hugo de Groot, Tjeerd Jorna, Marij van
Oostrum-Schuurman Hess en Rens van Dobbenburgh

Practitioners

Begin februari is in een gesprek met de RVV duidelijk gewor-
den dat men voortaan een lager uurtarief zonder de gebruike-
lijke toeslagen en weekendtoeslag wil gaan hanteren. Eind fe-
bruari zijn een 55-tal practitioners bijeen gekomen en hebben
afgesproken om vast te houden aan de oude tarieven. Tijdens
deze bijeenkomst is een Belangengroep Practitioners inge-
steld onder leiding van de collegae Sturkenboom, Snijders en

-ocr page 302-

Fransen. Het Bestuur ondersteunt de actie en wil eveneens
vasthouden aan het oude tarief. In verband met het aflopen
van de huidige afspraken dient er vóór 1 april aanstaande een
nieuwe overeenkomst te zijn.
Meer info: Tjeerd Jorna

Week van het Huisdier

De organisatie van de tweede Week van het Huisdier van 17
tot en met 24 mei, met als thema Huisdier en Vakantie, begint
op stoom te komen. Inmiddels is er een speciale krant ver-
schenen, zijn er persberichten uitgezonden en is de website
www.weekvanhethuisdiernl geopend. Ter ondersteuning
wordt er een vakantiefotowedstrijd voor huisdierbezitters
georganiseerd. De dierenartsenpraktijken worden opgeroe-
pen om actief aan dit evenement mee te doen.
Meer info: Joost van Herten en Leen den Otter

Handhaving Regeling Agressieve Dieren (RAD)

Op 20 maart 2003 heeft er met verschillende organisaties
(Raad van Beheer, Dierenbescherming, Landelijke Inspectie
Dierenbescherming en de AID) overleg plaatsgevonden in-
zake de handhaving van de RAD. Het doel van de bijeen-
komst was om de problemen rond de handhaving van de
RAD vast te stellen en naar oplossingen te zoeken. Als pro-
blemen zijn aangemerkt:

• Onduidelijkheid wie welke verantwoordelijkheid en be-
voegdheid heeft;

• Gebrek aan deskundigheid en kennis van de RAD;

• Onduidelijkheid over de zogenaamde Pitbull schouwers;

• Een averechts effect van de RAD: nu waarschijnlijk meer
pitbullachtigen dan in 1993;

• Twijfel aan het resultaat van de RAD, namelijk een afname
van het aantal (ernstige) bijtincidenten;

Het overleg zal worden vervolgd met het ministerie van LNV
op basis van de volgende aanbevelingen:

• Duidelijkheid over bevoegdheid en deskundigheid hand-
havers en schouwers;

• Betere voorlichting over de RAD aan publiek en handha-
vers;

• Registratie van morfologisch aanverwante rassen die in
Nederland niet erkend zijn bij de RvB en vrijwaring RAD.

Meer info: Joost van Herten

Informatievoorziening via nieuws-e-mails

Het verzenden van nieuws-e-mails is voor de KNMvD
een snelle en efficiënte methode om actuele informatie
te verspreiden. Het versturen van
de berichten gaat via de KNMvD-
website. In het verleden werden zij
gestuurd naar de dierenartsen die
als lid toegang tot de website had-
den aangevraagd. Tegenwoordig
worden de e-mailadressen ge-
bruikt die in het relatiebeheer-
systeem opgenomen zijn. Ook
niet-leden ontvangen daardoor de
berichten die voor
alle dierenart-
sen van belang zijn.

n* viati ilv Wtvtvtino,

Vtrtlig Baslsov*i1«s21 maart
2003

vtrmttij ain WMI NHI (auimvt^tMdomri
t{>«g«wo»gi) U(i df wtt mM ><*nj«i.r« Monfn
M«l u«ir*8 »i»9t>Miirr*ii in Baiiicwiu.
Bint^kwn (JjO.
v uoMik«rt/>o«K Uninnn «n
P»MwwiJ« 2vffrnMi«nnggM0tiiw»nin
Ke<m»uMmtft«ic «n Vfouatnotra «n :
t1»«tku<K4nntttt[>tt< (tiAti» FolNd
Virimlo<i*g um i B 00 iiu\' li«if(l ri»t btmo-wriHg
»«•ih»«-
L-»i]rtirnU4i«gironijtn Tuotn« an
r>t*ti«i) an »in »^nui h*i«n;|iiiKf -»«etfino«»
aj«nu«*>ui\'<jiijü uit mog»iii^ <jooi »»n
«\'•u** EU MtiiiiUing On* in Mivtttug

I. Stand van zsktn

K IXfncW RW 170 tTi»«n 1?J10 uur>

Aatilalr»ii>i»S«M«tr4ri 71
unui ivroi«ai(rnpM»«vt bMM|i>«n I

^»nijiw\'iiim*<iii»<iir|«>n >88
A»riUi iaaü3 ^atuimdB badiiMr.
Aai*n»t«im«n»Mfi 5HOOOO
Atncai laaaj genjirr.aa diatan i {it>ü üiXi

Het is mogelijk om in het gegene-
reerde adressenbestand een selectie
te maken: bijvoorbeeld alle dieren-
artsen in de regio Oost, als een be-
richt alleen voor deze dierenartsen
van belang is.

Soms is het moeilijk een specifieke selectie te maken,
omdat bijvoorbeeld informatie over vogelpest ook voor
dierenartsen die incidenteel te maken
hebben met pluimvee, relevant is. Met
het idee dat het wegklikken van een
berichtje een kleine moeite is en het
niet-bereiken van geïnteresseerde die-
renartsen een groter probleem, wordt
nu gekozen voor de grootst mogelijke
spreiding door alle e-mailadressen
van dierenartsen te gebruiken.
Wij proberen deze vorm van dienst-
verlening in de toekomst nog te verbe-
teren. Uw suggesties zijn daarbij van
harte welkom: webmaster@knmvd.nl.

Nieuws-e-mail

OprokKgiKMAcn «n owmoraoODudei j<fr«n
Mn o««in*n oultn d» K»!)rnigeoii>Q«n
Kunnin o>*ieepiamt wo<d»n mir etdniv«ri
und»\' tvhj\'rm«* buffin df lu»;i<\'mg»bi«d»ii
■Mk n«i mogcwk urn «id« t lop*« w
btoiiMfi (njMn d» Mnr iii9i(üi*d»n «r i»
vo*(»n\'i4« [iluinivMtltdCwiiCributMiid*
lOKKht^buds« H»i*uör9iid«iini«i/«tl»t»
ni|i»«««»n<in»iac«wr>i»(ingtflvooi iMjti
E*n veiManng vow vgrwiig» nwtn
gtnoudM hiiwn rt» gtbi«din J»no»».»»n ifi
NiigfelMdtRes^tHng

vt<vq«i»U«|)<rt.inoig«Di«(l»n pluitm«« iOO^ «i
U*f Krill wodHn liunan atv. u«(ii><i«n «
N*d*ll*lilJ Cllv^rvrtfr ftlOVI l*ir<l*t|iiat I
y«(k,liiad8n, an »r rr.otl Ikmian 12 üWvudi
vani«Kn*ii n«i (iMiiinuii »«n
ge2ondh»ia<v«iM3iiAg rim oDg*iifiaooo\' aan
«•rtnarR Eanimnibatc-tKitranda
gKiindrivdswit iitH>g «inm u op
riiiuJMmvikiKmdnti^iOïOi-Al-f-v-l dar i^k
or^MiArtfr,, (iiirAUi>}li»rintri,

garHiUdfi (.uitan oa gati<ad«\'> aacgtr^eian in
Dlllage i M aa R«g»ilng

va>vo(i»oaiMiK>ng39tDi»d«n ptwimvea 20(ii an
OW wMden varpiamt n>iit»n dcza gabiaderi
Nad«\'i»rrti \'r>«ci»n 11 um rooi Htniuort ^kmt (b
»ixuan gtmfMitaatd E«npiin»a(«v*fiia <4«i
•M» iwzarKiriaiil (**tM4i ir>t) Mn« ^ Q|.
iiiit, Mww kJKiMd nmi)30>At-rAA} dO(

II. Nl«uwi uit Bruaaal

Hal P^rroanar.« orr.itt voix d»

Ontvangt u nog geen nieuws-e-mails,
maar heeft u wel een e-mailadres?
Stuur dan een berichtje naar
leden.adm@ knmvd.nl.

-ocr page 303-

Erika Middelink is per 70 maart 2003 op het KNMvD-secretariaat begor\\r\\er) als administratief medewerker.

7 .. \\ ■ i

» > - i

Administratief medewerker

Wie

Mijn naam is Erika Middelink en de 26 jaren die ik tel, heb
ik altijd in Wijk bij Duurstede gewoond. Hopelijk komt
hier binnen niet al te lange tijd verandering in, want ik wil
de veilige thuishaven inruilen vooreen leuk huurhuisje.

Studie

Na de HAVO ben ik via het leerlingwezen een opleiding
voor bedrijfsadministratief medewerker gaan volgen. In de
avonduren heb ik diverse cursussen gevolgd, waaronder
psychologie en reisadviseur

Vorige werkgever

Tijdens mijn opleiding liep ik stage bij hotel De Biltsche
Hoek op de administratie en dit is omgezet naar een vast
contract. Na een aantal jaren vond ik het tijd voor iets an-
ders en ben ik als reisadviseur bij Globe aan de slag ge-
gaan. Een leuke baan, maar in het laagseizoen bleek het
toch wat weinig uitdaging te bieden. Vandaar dat ik besloot
om eerst te gaan reizen
en daarna wel weer ver-
der te zien.

Werken bij de KNMvD

Ik moet eerlijk zeggen
dat ik nog nooit van de
KNMvD gehoord had,
maar de vacature sprak
me erg aan. Het oude, vertrouwde van de administratie en
het nieuwe van de branche. En tot nu toe bevalt het me
prima.

& < .i^U»

Erika en haar vrije tijd

Op het moment heb ik mijn vrije tijd hard nodig om bij te
komen van mijn wereldreis. Na negen maanden reizen is
het weer even wennen om vijf dagen in de week te werken.
Naast reizen houd ik erg van winkelen, uit eten gaan en
leuke dingen doen.

m.. /f

Als lid van de Koninklijke Nederlandse Maat
schappij voor Diergeneeskunde heeft het
Bestuur aangenomen:

Aaric, D.P.M. van; 2002; 5472 PM Loosbroek
Krommcdel.scweg 8.

Agter, Mevr A.R.; 2002; 3438 VV Nieuwegein
Orpheuslaan 22.

Bleeker, Mevr. M.A.; 2002; 3981 ZR Bunnik
Vletweide 180.
Brattinga, C.R.; 2002; 2953 XL Albla.sserdam
Schccpmakcrsstraat 28.
Exel, H.A. van; 2001; 2564 AL Den Haag; Laan van Meerdervoort 642.
Harkema, J.C.; 2002; 3523 HD Utrecht; Slotlaan 54.
Haspels, S.N.; 2002; 3524 CL Utrecht; Zevenwouden 43.
Havinga. Mevr. C.; 2002; 5211 PR \'s-Hertogenbosch; Hinthamereinde 82.
Holtkamp-Florschütz, Mevr M.J.; 5481 RA Schijndel; vanTuijllaan 7.
Hoogelander, Mevr. B.; 2002; 3342 BA Hendrik Ido Ambacht; Bouquet 50.
Knopjes, Mevr. S.R.; 2002; 3721 NB Bilthoven; Steenen Camer 53.
Langedijk, PM.; 2002; 3749 AE Lage Vuursche; Eikenlaan 5.
Leest, Mevr C.J. de; 2002; 3771 HT Bameveld; Bloemendaallaan 37.
Luijkx, R.E.; 2002; 3512 TG Utrecht; Pauwstraat 15.
Maat, Mevr. C.M.J.W. de; 2002; 5854 PT Aijen gem. Bergen (L); Aijenseweg
24 B.

Okker, H.; 2002; 3243 AC Stad aan \'t Haringvliet; Boomgaarddreef 1 C.
Peterse, Mevr. B.; 2002; 9025 BR Bears (F); Bearsterdijk 12 A.
Pronk, Mevr. M.J.H.; 2002; 3572 ZA Utrecht; van Ginnekenlaan 24.
Schaafsma, Mevr I.A.; 2002; 3732 AT Dc Bilt; Abt Ludolfweg 140.
Steinmeijer, R.B.G.; 2002; 5212 EH \'s-Hertogenbosch; van Rijckevorsel van
Kessellaan 79.

Toor, Mevr. C.H.M. van; 2002; 4231 ZD Meerkerk; Bazeldijk 28.
Vandekinderen, I.R.M.; 1999; B 4852 Hombourg; Rue D\'Aubel 61.
Verdoes, B,; 2002; 2224 DX Katwijk (ZH); Zilverschoon 50.
Wessem, Mevr. C.S. van; 2002; 7511 CM Enschede; Espoortstraat 36.
Westerman, Mevr. K.J.; 2002; 7846 AG Noord-Sleen; Markeweg 1.

Personali

Witte, Mevr. N.J. de; 2002; 3581 JA Utrecht; van Alphenstraat 9.
Zwart, Mevr. C.J.; 2002; 1057 AP Amsterdam; van Middcllandtstraat 6 I.

Overlijdensberichten:

Op 4 februari 2003 G.J. Goedhart te Apeldoorn.
Mutaties:

Aarle, D.P.M. van; 2(X)2; 5472 PM Loosbroek; Krommedelseweg 8; tel.
privé: 0413-229207; E-mail privé: dennisvanaarie@hotmail.com.; medew. bij
N.RJ. Achten, M.C.M. Bossers, RJ.M. van Huiten. M.H.A. van Kleef, A.H.C.
Kuipers, F.T.M. Loomans, T.J.J. van der Rijt en A.C.W. van der Wielen; tel.
prakt.: 0413-292929; fax prakt.: 0413-296038; E-mail prakt.: dierenarts.aadal
@wxs.nl.
(toev.als lid)

Agter, Mevr. A.R.; 2002; 3438 VV Nieuwegein; Orpheuslaan 22; tel.
privé mobiel: 06-23176368.
(tocv. als lid)

Bleeker, Mevr. M.A.; 2002; 3981 ZR Bunnik; Vletweide 180; tel. privé:
030-6564957; E-mail privé: bleekeri 80@hotmail.com. (toev.
als lid)

Brattinga, Ir. C.R.; 2953 XL Alblasserdam; Schcepmakersstraat 28; tel.
privé: 078-6934249; E-mail privé: chris_brattinga@hotmail.com.; medew. bij
M.J.M. Koch en Ph.K.H. Juch; tel. prakt.: 078-6930055; fax prakt.: 078-
6914300.
(toev.als lid)

Breure, J.A.N.; 1973; 2461 XG Ter Aar ; Hoogerheydestraat 58 ; tel.
privé: 0172-603311; E-mail privé: breure@breure.demon.nl.; geass. met G.
Noe; tel. prakt.: 0172-605050; fax prakt.: 0172-603709 en parctition RVV

Exel, H.A. van; 2001; 2564 AL Den Haag; Laan van Meerdervoort 642;
tel. privé: 070-3683115; E-mail privé: Haik.van.Exel@zonnetnl;
Gezelschapsd.; tel. prakt.: 070-3680729; fax prakt.: 070-3682656; E-mail
prakt.: info@dierenkliniekanimo.com.
(toev. als lid)

Hamster, FU; 2002; 3771 HT Bameveld; Bloemendaallaan 37; tel.
privé: 0342^08776; E-mail privé: fhamsterman@hotmail.com.;
medew. bij
H.W. Hamster, R. Hulsebos, W. Last, J. Merhottcin en R. Sol; tel. prakt.:
0342-471316; fax prakt.: 0.342-471188; E-mall prakt.: dap045@zonnet.nl.

Harkema, J.C.; 2002; 3523 HD Utrecht; Slotlaan 54; tel. privé: 030-
2880574; E-mail privé: harkemajansen@tiscali.nl.; medew. bij R. v.d.

-ocr page 304-

Aakster, G. Groenland en R. v. Oijen; tel. prakt.: 0573-401243; fax prakt.:
0573-402418; E-mail prakt.: daczutphenlaren((çagroweb.nl.
(toev. als lid)

Haspels, S.N.; 2002; 3524 CL Utrecht; Zevenwouden 43; tel. privé: 030-
2673808; E-mail privé: haspels68(^zonnet.nl.
(toev. als lid)

Havinga, Mevr. C.; 2002; 5211 PR \'s-Hertogenbosch; Hinthamereindc
82; tel. privé mobiel: 06-52666947; E-mail privé: c.havinga@wxs.nl.; medew.
bij J.M.J. Engel; tel. prakt.: 073-6416578; fax prakt.: 073-6413634.
(toev. als
lid)

Holtkamp-Florschütz. Mevr. M.J.; 1978; 5481 RA Schijndel; van
Tuijllaan 7; tel. privé: 073-5477693; E-mail privé: marianne.holtkamp@
home.nl.; cons. reg. diergen.middelen.
(toev. als lid)

Hoogelander, Mevr. B.; 2002; 3342 BA Hendrik Ido Ambacht;
Bouquet 50; tel. privé mobiel: 06-41227352; E-mail privé: bhoogelander@
hotmail.com. (toev.
als lid)

Knopjes, Mevr. S.R.; 2002; 3721 NB Bilthoven; Steenen Camer 53; tel.
privé: 030-2202315; E-mail privé: saskiaknopjes@hotmail.com.
(toev. als lid)
Langedijk, RM.; 2002; 3749 AE Lage Vuursche; Eikenlaan 5; tel. privé:
035-6668377; E-mail privé: Langedijk.P@worldonline.nl.; medew. bij H.A.
Gorter; tel. prakt.: 0294-412661; E-mail prakt.: gorterh@xs4all.nl.
(toev. als
lid)

Leest, Mevr. C.J. de; 2002; 3771 HT Bameveld; Bloemendaallaan 37; tel.
privé: 0342-408776; E-mail privé: cjdeleest@hotmail.com.; medew. bij K.J.
Coppoolse en J.A.Z. Kraai; tel. prakt.: 0548-362004; fax prakt.: 0548-362058;
E-mail prakt.: dacholten@zonnet.nl.
(toev.als lid)

Lieshout, J.A.H. van; 1965; 5087 BB Diessen; Julianastraat 2; tel. privé:
013-5041445; fax privé: 013-5043183; E-mail privé: liesh070@wxs.nl;
con-
sersator museum Veeteelt en KI;
Ridder in de Orde van Oranje Nassau; r.d.

Luijkx, R.E.; 2002; 3512 TG Utrecht; Pauwstraat 15; tel. privé: 030-
2334425; E-mail privé: luijkx@tiscali.nl.; medew. bij J.J.W. Coerwinkel,
Th.J.A.M. van Gasitel, A.F Heijkants en E. van der Kamp; tel. prakt.: 0416-
334000; fax prakt.: 0416-340821; E-mail prakt.: info@delangestraat.com.
(toev. als lid)

Maat, Mevr. C.M.J. de; 2002; 5854 PT Aijen gem. Bergen (L);
Aijenseweg 24 B; tel. privé: 0485-343270; E-mail privé: cathelijnedem@
hotmail.com.
(toev. als lid)

Mol, C.A.A.M.; 1974;1213 VP Hilversum; Socstdijkerstraatweg 13 A;
tel. privé: 035-6233871;
fax privé: 035-6236023; E-mail privé:
c.moinc» chello.nl.;
r.d.

Nijs, G.G.M.; 1994; 6181 MJ Elsloo (LB); Aronskelk 81; tel. privé:
046-4330159; E-mail privé: dorien.marc.nijs@planet.nl.; geass. met; N.J.G.
Crombach; tel. prakt.: 046-4333501; fax prakt.: 046-4260015; E-mail prakt.:
praktijk@dierenkliniekstein.nl.

Noë, G.; 1975; 2421 CZ Nieuwkoop; Julianalaan 110; tel. privé: 0172-
573377;
E-mail privé: j;\'-\'\'\'ard_noe(a hotmail.com.; geass. met J.A.N.
Breure; tel. prakt.: 0172-605050; fax prakt.: 0172-603709.

Okker. H.; 2002; 3243 AC Stad aan \'t Haringvliet; Boomgaarddreef 1 C;
tel. privé mobiel: 06-28957037; E-mail privé: bortckker@hotmail.com.;
medew. bij H.J. Aa, J.H. dc Groot, E. van Leeuwen, D.J. Mcgchelenbrink en
B.H. van der Pol; tel. prakt.: 0313-471007; fax prakt.: 0313-479049; E-mail
prakt.: dapijsscl@tref nl. (toev.
als lid)

*Oomen. Mevr. B.J.A.M.; 1988; 2821 LE Stolwijk; Benedenkerkscweg
106; tel. privé: 0182-342588; E-mail privé: b.oomen@freeler.nl.; geass. met E.
Wiersma; tel. prakt.: 070-3248651; fax prakt.: 070-3242243; E-mail prakt.:
dk.vanalkemadeln@ 12movc.nl.

Peterse, Mevr. B.; 2002; 9025 BR Beers (Fr); Bearsterdijk 12 A; lel.
privé mobiel: 06-24143182; E-mail privé: b_peterse@hotmail.com. medew.
bij A.R. van Ittersum; tel. prakt.: 058-2519000; fax prakt.: 058-2519002.
(toev. als lid)

Pronk. Mevr. M.J.H.; 2002; 3572 ZA Utrecht; van Ginnekenlaan 24;
tel. privé: 030-2730775; E-mail privé: mjhpronk@hotmail.com.
(toev. als
lid)

Schaafsma, Mevr. I.A.; 2002; 3732 AT Dc Bilt; Abt Ludolfwcg 140; tel.
privé mobiel: 06-24574132; S.I.O. geneesk. Gez.sch.d. UU Diagn.
Beeldvorming,
(toev. als lid)

Schreijer. N.A.; 2001; 3522 RL Utrecht; NIeuwravenstraat 17; tel.
privé: 030-2883834;
E-mail privé: nschreijer@hotmail.com.; medew. bij
fac. Diergen.kunde Gezondh.zorg Herkauwers; tel bur.: 030-2531040.

Steinmeijer. R.B.G.: 2002; 5212 EH \'s-Hertogenbosch; van
Rijckevorsel van Kessellaan 79; tel. privé: 073-6419158; E-mail privé:
r.b.g.steinmeijer@rvvagro.nl.
(toev. als lid)

Stemkens-Sevens, Mevr. S.M.J.; 2000; 5995 CN Kessel; Karei
Appelstraat 36; tel. privé: 077-3079303.

Toor. Mevr. C.H.M. van; 2002; 4231 ZD Meerkerk; Bazeldijk 28; tel.
privé: 0183-351310; E-mail privé: corinevantoor@hotmail.com.; medew. bij
M.R Hogcndoorn; tel. prakt.: 015-3692545.
(toev. als lid)

Vandekinderen, l.R.M.; 1999; B 4852 Hombourg; Rue D\'Aubel 61 ; tel.
privé: 00-32-87681 100; geass. metV Huybens; tel. prakt.: 00-32-87681100.
(toev. als lid)

Verdoes. B.; 2002; 2224 DX Katwijk (ZH); Zilverschoon 50; tel. privé:
071-4078722; E-mail privé: bartverdocs@hotmail.com. medew. bij DAP
Katwijk bij A.E. van Hoeve; tel. prakt.: 071-4012930; fax prakt.: 071-
4077008 en bij DAP Noordwijkerhout bij Mevr. R.S.C. Wagenaar; tel.
prakt.: 0252-376400; fax prakt.: 0252-373233.
(toev. als lid)

Vos, N.J.; 1999; 1015 RE Amsterdam; Egelantiersgracht 93 111; tel.
privé mobiel: 06-52044156; E-mail privé: klaas_vos@hotmail.com.;
medew. bij Dr. Ricmcrsma (Duitsland); SlO.

Wes.sem, Mevr. C.S. van; 2002; 7511 CM Enschede; Espoortstraat 36;
tel. privé: 053-4322625; E-mail privé: christavw@hotmail.com. medew. bij
E.J. Hirkens en H.W. Wessels; tel. prakt.: 053-4361666; fax prakt.: 053-
4327448; E-mail prakt.: dap.enschede@12move.nl.
(toev. als lid)

Westerman. Mevr. K.J.; 2002; 7846 AD Noord-Sleen; Binnenweg 18;
tel. privé: 0591-367678; E-mail privé: karlawesterman@hotmail.com.
medew. bij G. Hegen enVG. Schevers; tel. prakt.: 0591-361368; fax prakt.:
0591-361671; E-mail prakt.: dap.zuidenveld@woridonline.nl. (toev.
als
lid)

Wit, F dc; 1974; 7101 AT Winterswijk; B. Stcgcmanstraat 42; tel. privé:
0543-515068; fax privé: 0543-515068; E-mail privé; fdewit48@
hotniail.com.;
kwaliteitsmanager Scnsire Hel Waalse Water; tel. bur.:
0314-326541; E-mail bur.: f.dewit(« sensire.nl.

Witte, Mevr. N.J. de; 2002; 3581 JA Utrecht; van Alphenstraat 9; tel.
privé mobiel: 06-15020858; E-mail privé: elina.de.witte@12movc.nl.;
medew. bij Mevr. Y.C.J. Kersten-Klomp; tel. prakt.: 0299-648000; fax prakt.:
0299-465231 ; E-mail prakt.: dkgrcvelingenmecr@planct.nl.
(toev. als lid)

Zwart. Mevr. C.J.; 2002; 1057 AP Am.sterdam; van Middellandtslraal6
I; tel. privé: 020-7748929; E-mail privé: claudcttczwart@hotmail.com.;
medew. bij Mevr. C.E. Kooiker-van der Hoog; tel. prakt.: 020-6453522; fax
prakt.: 020-6412014; E-mail prakt.: dierenartsenpraktijk.amslclvecn@
planet.nl.
(toev.als lid)

Congressen & Symposia

April

17 VMT\'s Praktijkdag Microbiologie inclu-
sief presentatie nieuw methodenbock.
Meer informatie: Keesing Noordervliet,
Liselore de Boer, (030) 6358503 of e-mai-
len: l.d.boer@keesing.nl.
22/26 5lh ECAMS Scientific Meeting & 7th
European AAV Conference. Tenerife,
Spanje. De mogelijkheid om up-to-date te
komen in de vogelgeneeskunde. Voor meer
informatie en inschrijving: www.ecams-
online.org en www.eaav.org. Voor meer in-
formatie in Nederland: N.J.Schoemaker@
vet.uu.nl.

25-27 Internationaal gezelschapsdieren- en paardencongres \'de Voorjaars-
dagen\'.
april 2003. RAI Amsterdam. Groep Geneeskunde Gezel-
schapsdieren en Groep Geneeskunde van het Paard. Info: www.voor-
jaarsdagen.org of telefoon: 0031 -20-6793411.

23 Symposium \'van anatomie tot therapie\' van de wildlifewerkgroep van
de vereniging Archaeopteryx. Tijd: van 19.00 tot 22.30 uur. Locatie;
hoofdgebouw van de Faculteit. Kaarten a € 3 vanaf 18.30 uur aan de
deur of reserveren via wildlifewerkgroep@hotmail.com onder vermel-
ding van naam, telefoonnummer en gewenst aantal kaartjes.

Mei

08/09

17

Fachgespräch über Geflügelkrankheiten in Hannover. Klinik für
Geflügel. Prof dr. U. Neumann. tel. -1-49 511-953-8778/79.
Symposium Aandoeningen van het bewegingsstelsel bij opgroeiende
honden, Post-Universitair Onderwijs, Faculteit Diergeneeskunde.
Gent(B). Inschrijvingen: per e-mail: silvy.matthys@rug.ac.be of clau-
dine.vansante@rug.ac.be. Via de website kan ook; www.dgk.
rug.ac.be of telefonisch: (0032) 9-2647541.

-ocr page 305-

22/25 Veterinary congress, Federation of European Companion Animal
Veterinary Associatons/ APMVEAC, locatie: Congress Estorii,
Portugal, info: s.orr@rlafflea.demon.co.uk;.

)uni

26/2 juli 6tli Budapest Worksliop on Clinical Endocrinology (summer school
like international course, focused on endocrinology of ruminant re-
production). http://tkk.tova.univet.hu

juli

11/13 ECVS Annual Scientific Meeting and Congress. Location: Moat
House Hotel in Glasgow, Scotland. For more information: www.see-
glasgow.com. For registration: ecvs@vetclinics.unizh.ch.

13/18 9th International European Association for Veterinary
Pharmacology and Toxicology Congress in Lissabon, Portugal. Info:
www.fmv.utl.pt/eavpt2003/congress.htm.

September

10/13 Veterinary congress, British Equine Veterinary Association, locatie:
Birmingham, info: Susanna@beva.org.uk.

20 Symposium Ezels (voor dierenartsen en studenten) door St. de
Ezelsociëteit in samenwerking met Archaeopteryx en het Donkey
Sanctuary uit Engeland. Plaats: Faculteit der Diergeneeskunde, Utrecht
(nadere berichtgeving volgt).

25/27 European Congress of Toxicologic Pathology, Hamburg, Germany.
Solution office e.K., Kay Schroeder. Birkenweg 8. D-21376 Salz-
hausen, phone/fax: 49-4172-961310/961309, e-mail: Solution
oflFice(a)t-online.de, website: www.eurotoxpath.org

Vergaderingen & Bi)eenkomsten

April

22

Mei

01

15

16

AUV Voorjaarsregiovergadering Regio West, aanvang 20.15 uur.
Restaurant Groot Kievitsdal te Baam.

Vergadering Groep Geneeskunde van het Paard, 13.30-17.00 uur.
Vergadering Afdeling Friesland.

De vakbladen VMT en Food Management organiseren in \'t Spant te
Bussum het verpakkingscongres \'On the go\'-verpakken. Inlichtingen:
Keesing Noordervliet BV, Liselore de Boer, tel.: 030-6358503, fax:
030-6358500, e-mail: l.d.boer(aJkeesing.nl of raadpleeg: www.vmt.nl/
bijeenkomst

15c Veterinair Goifkampioenschap op golfbaan \'het Spiegelven\' te
Genk in België. Inschrijving door € 30 op rekening 53.15.06.207 t.n.v
W.L. Keers te Hoogerheide o.vv exacte handicap. Voor deelname moet
men minimaal in het bezit zijn van het GVB en dierenarts of dierge-
neeskundig student zijn. Verder inlichtingen krijgt u na inschrijving en
is te vinden op
http://commimilies.msn.nl/vetgolf.

28

)uni

05
17

Vergadering Groep Geneeskunde van het Paard, 13.30-17.00 uur
Ledenvergadering en wetenschappelijke bijeenkomst van de Groep
Pluimveewetenschappen, aanvang 14.00 uur (locatie nog vast te stel-
len).

Studievergadering GHwD tc Utrecht in het Beatrixgebouw van het
Jaarbeurscongrescentrum van 19.30 tot 22.30 uur
Algemene Jaarvergadering van de dierenartsencoöperatie AUV bij
Nationaal Sportcentrum Papendal te Arnhem, aanvang 14.00 uur.
De Stichting PAVO en de vakbladen Food Management en VMT orga-
niseren samen het congres \'Continu Verbeteren\' Lokatie: De Reehorst
te Ede. Inlichtingen: Keesing Noordervliet BV, Liselore de Boer, tel.:
030-6358503, fax: 030-6358500. e-mail: l.d.boer(gkeesing.nl of raad-
pleeg: www.vmt.nl/bijeenkomst

19

13

juli

9

10

Informele bijeenkomst Zeeuwse dierenartsen, Bolsjoi, Grote Markt 28
te Goes, 20.30 uur

Vergadering Groep Geneeskunde van het Paard, 13.30-17.00 uur

Augustus

28 Vergadering Groep Geneeskunde van het Paard, 13.30-17.00 uur
September

09 Ledenvergadering en wetenschappelijke bijeenkomst van de Groep
Pluimveewetenschappen, aanvang 14.00 uur(locatie nog vast te stellen).

18 Studievergadering GHwD te Utrecht in het Beatrixgebouw van het

Jaarbeurscongrescentrum van 19.30 tot 22.30 uur
25 Vergadering Groep Geneeskunde van het Paard, 13.30-17.00 uur

Oktober

30 Vergadering Groep Geneeskunde van het Paard, 13.30-17.00 uur.

Cursussen i

April ........

15 PAO-D cursus 03/304, Praktische Huisvesting Varkenshouderij.

16 PAO-D cursus 03/216, Elektronische data-uitwisseling van het melk-
veebedrijf naar de dierenarts.

24 PAO-D cursus 03/219, Medicatie in de geneeskunde van de melkvee-
houderij.

24/25 Biologische landbouw: nieuwe kennis over primaire productie. PHLO-
cursus in Wageningen door Profdrir A. van Bruggen en profdr.ir A.
van derZijpp. Kosten: € 995. Meer info via Bureau PHLO: tel. 0317-
484093, fax 0317-426547, e-mail info.phlo@wurnl, website
www.wau.l/phio.

Mei

07 PAO-D cursus 03/131, De Intemistische Patiënt.

15 PAO-D cursus 03/136, Gedragsproblemen bij hond en kat.

14/16 VVAA-cursus \'Leidinggeven in/aan de dierenartsenpraktijk\' te
Delden. Info/aanmelding: VVAA seminars, tel. 030-2474328, fax:
030-2474647, e-mail: congres@vvaa.nl ofwww.vvaa.nl

20 PAO-D cursus 03/122, Parondontologie bij hond en kat.

21 PAO-D cursus 03/134, Orthopedie bij hond en kat.

21 PAO-D cursus 03/303, Immuniteit door Vaccinatie in Individu en
Koppel.

22 VVAA-cursus \'Marketing voor dierenartsen\' te Rotterdam. Info/aan-
melding: VVAA seminars, tel. 030-2474328, fax: 030-2474647, e-
mail: congres@vvaa.nl ofwww.vvaa.nl

23 PAO-D cursus 03/129. Dermatologie en Interne Geneeskunde
Gezelschapsdieren.

27 PAO-D cursus 03/133, Chirurgie Gezelschapsdieren.

31 Workshop Homeopathie bij de Hond. Vervolgdata zijn 14 en 28 juni.
Docenten: A. Westerhuis en A. van Grondelle. Locatie: Wageningen
International Conference Centre. Meer informatie: WKG Workshops,
telefoon 0488 - 410040, fax 0488 - 410099, e-mail workshops@
uwdierenkliniek.nl, www.uwdierenkliniek.nl.

juni

4

12/13

12/14

14

PAO-D cursus 03/223, Klinische les obstetric rund
PHLO-cursus Sociale en economische aspecten van voedselveiligheid.
Bureau PHLO: tel. 0317-484093, fax 0317-426547, e-mail
info.phlo@wur.nl, website www.wau.l/phio.

VVAA-cursus \'Toekomstplanning kleine dierenartsenpraktijk\' te
Delden. Info/aanmelding: VVAA seminars, tel. 030-2474328, fax:
030-2474647, e-mail: congres@waa.nl of www.waa.nl
PAO-D cursus 03/110, Röntgenologisch Onderzoek van het Abdomen.
15-19 Wildlife Health Summer School, post-graduate cursus
Schiermonnikoog. Kosten € 350,- per deelnemer bij inschrijving voor
31 maart 2003, daarna € 475,-. Aanmelding via faxregistratieformulicr
op de webpagina (www.dwhc.nl). Nadere inlichtingen per e-mail
(info(aidwhc.nl), per telefoon (010) 4089254 of per fax (010) 4089485.
PAO-D cursus 03/130, Basiscursus Oogheelkunde Therapieën.
PAO-D cursus 03/210, Koe Comfort, zorgen voor een beter, langer en
productiever leven (UD).

PAO-D cursus 03/132, Claims aangaande Voeders en Diëten
Gezelschapsdieren.

Augustus

31-6 sept. PHLO-cursus Risk Management in Agriculture - Principles and
Apllications. Inschrijftermijn eindigt op 13 juni 2003. Meer infor-
matie is verkrijgbaar via Bureau PHLO: tel. 0317-484093, fax 0317-
426547, e-mail: info.phlo@wurnl.

September

18 VVAA-cursus \'Marketing voor dierenartsen\' te Utrecht. Info/aanmel-
ding: VVAA seminars, tel. 030-2474328, fax: 030-2474647, e-mail:
congres@waa.nl of www.vvaa.nl

24/26 VVAA-cursus \'Van loondienst naar eigen praktijk\' te Delden. Info/aan-
melding: VVAA seminars, tel. 030-2474328, fax: 030-2474647,
e-mail: congres@waa.nl ofwww.vvaa.nl

-ocr page 306-

Als dierenarts maakt u lange dagen en heeft u heel
wat verantwoordelijkheden. Dieren en hun eigenaren vragen
veel van uw tijd. Daarnaast heeft u uw zakelijke en financiële
beslommeringen. Door alle hectiek krijgen die vaak minder
aandacht dan ze verdienen. Gelukkig is er de WAA. Al meer
dan75 jaar dé complete zakelijke dienstverlener van en voor
dierenartsen. Alle zaken voor u persoonlijk, maar ook voor
uw praktijk geregeld op één vertrouwd adres. Onze adviseurs
weten precies wat er zich afspeelt binnen uw vakgebied. Zij
zijn uitstekend geïnformeerd over alle zaken rondom de
kleine huisdieren/gezelschapsdieren-, gemengde- en land-
bouwhuisdierenpraktijk. En adviseren u bij uw praktijkover-
dracht en associatie, de daarbij behorende goodwillbereke-
ningen, de gevolgen van de schaalvergroting binnen de dier-
geneeskundige praktijk of over de verschillende specialisaties
in de diergeneeskunde. Deze kennis en ervaring vindt u ook
terug in onze producten en diensten. Of het nu gaat om ver-
zekeringen of de opbouw en bescherming van uw vermogen.

Wilt u ook verzekerd zijn van een deskundige begeleiding
afgestemd op uw persoonlijke situatie en wensen? Neemt
u dan contact op met de VVAA adviesgroep Dierenartsen
(030) 247 49 49. U zorgt goed voor uw \'patiënten\', wij graag
voor uw zaken.

VVAA VOOR DIERENARTSE

Atoomwea 100. Postbus 8153, 3503 RD Utrecht, telefoon (030) 247 49 11, internet www.vvaa.nl

-ocr page 307-

Adviesgroep dierenartsen
telefoon (030) 247 49 49, internet www.vvaa.nl

Nederlandse Artsen
7nn7 Acupunctuur Stichting

IrlriL]

_ HBO-opleiding Acupunctuur

^^^^^^^^^^ De Nederlandse Artsen Acupunctuur
Stichting (NAAS) organiseert wederom haar
succesvolle acupunctuuropleiding voor artsen, tandartsen,
dierenartsen, medische doctorandi en fysiotherapeuten. Deze
3-jarige basisopleiding bestaat uit elk 6 weekenden per jaar en
begint op zaterdag 4 oktober 2003. De lessen worden gegeven
op zaterdagen en zondagen van 10 tot 17 uur in hetVan derValk
motel, te Eindhoven.

Voor meer informatie:

NAAS Postbus 177 1200AD HILVERSUM 035-6230779. E-mail:
mem.gottmer@planet.nl

Sluitingsdata voor

kopij

Aflevering:

Deadline-)

15-05-2003

maandag

28-04-2003

01-06-2003

maandag

12-05-2003

15-06-2003

maandag

26-05-2003

01-07-2003

dinsdag

10-06-2003

") Voor 10.00 uur \'s morgens.

Klinika Veterinaria Parera, een goed ge-
outilleerde Geautomatiseerde kliniek
voor gezelschapsdieren te Curagao heeft
een vacature vooreen

Nieuwe maatstaven in de

ALLERGIE DIAGNOSTIEK

Fce-rezuptor-tc-sf

VOOR HONDEN EN KATTEN

dierenarts (m/v)

Wij zijn op zoek naar een enthousiaste collega met
goede sociale en klantgerichte vaardigheden, liefst met
(enkele jaren) ervaring in een gezelschapsdierenpraktijk.

Voor inlichtingen kunt u zich wenden tot Olav de
Haseth op telefoonnummer 00-5999-5618796 /
4655182 of via e-mail aan
dehaseth@curinfo.an

Gaarne uw schriftelijke reactie, voorzien van uw cv, bin-
nen veertien dagen sturen naar
dehaseth@curinfo.an of
per fax naar 00-5999-4655395.

Collega Arnold Dwarkasing is tijdens de Voorjaars-
dagen in Nederland en zal dan met gegadigden een af-
spraak maken.

Door dierenartsen geleide afdelingen, buitendiensten
door dierenartsen verzorgd, koerierdiensten beschll<baar
in een groot deel van het land en faire prijzen zijn maar
een klein deel van het service aanbod dat U bij ons kunt
verwachten...

Voor meer informatie kunt U contact...

Fce-receptor-test

De Fcz-receptor-test bereikt doorzijn
nieuwe werkwijze een hogere sensiti-
viteit en specificiteit. De verschillende

MMMM^\'

Institut für klinische Prüfung
Ludwigsburg GmbH
Diergeneeskundig Laboratorium
Postfach 1110 D-71611 Ludwigsburg

... opnemen met Drs. Henriette Jansma - Regio Manager Nederland
Tel. 036 • 537 51 33 - Fax 036 - 537 62 45 - www.vetmedlaborde - hjansma@planet.nl

-ocr page 308-

fo / \'Qf

m

m-

7

Het snel\' , _ _ , ,
del vvordt^al gedtiw^i^\'^r dart\'

imio

geleid. Baytril is ze^doeltreffetjd in .10 jaar rne^succei^^tp^past.ijr, ^

de behandeling van maagdan^nfe(5^es De doeltreffendheid

bij varkens, veroorzaakt door\'verschik diérgeneesktihde is onderbouwd met Ig

Uw vertrouwen in
heeft tot globaal succes

lende bacteriële ziektev^weklc^.f , talriAe publicaties?

MóiódVetër^b

www.Hve^:cH.bay»r,nl \' Vi \\

c^ers^hrMftXidicd Veti^èiV Aratrtiee als ëM

. vdor gebrui|( van f^rgèneesr

-ocr page 309-

Als u dit nummer leest, is de vogelpestcrisis twee weken verder dan het moment waarop ik dit schrijf.
Hopelijk zijn we dan op de goede weg, maar momenteel breidt de ziekte zich nog steeds uit. Alle sectoren
van de Nederlandse veehouderij zijn sinds 1997 geconfronteerd geweest met een infectieziekte van deA-
lijst van het Office International des Epizooties. Na de varkens- en de rundveesector is het nu de pluim-
veesector waar grote aantallen dieren worden geruimd. De bestrijding van lijst A-ziekten gaat steeds
meer gepaard met de noodzaak tot grootschalige ruimingen. In de berichtgeving wordt gespeculeerd
over de oorzaken. Men is eensgezind over de rol van de mens als belangrijkste verspreidingsbron. Maar
welke mens? De pluimveehouders die ondanks de verboden toch pluimvee verplaatsen? De bestrijders
van overheidswege die noodzakelijkerwijs op de besmette en onbesmette bedrijven moeten optreden on-
danks hygiëneprotoeollen die erin voorzien dat medewerkers niet van besmette of verdachte bedrijven
naar schone bedrijven gaan? Of ontsnapt het virus al te makkelijk via autobanden en dergelijke? Het
zijn aspecten waarmee Nederland geen ervaring heeft, omdat de ziekte niet eerder in de moderne pluim-
veehouderij is voorgekomen. Vogelpest is toch al een ziekte die relatief zeldzaam voorkomt in de wereld.
Gelukkig was al wel een draaiboek beschikbaar

Gezien de economische schade die de aanvankelijke ramingen inmiddels al ver overschrijdt, is het aan
te bevelen dat de verspreidingswijze en epizoötiologie van vogelpest en andere lijst A-ziekten weten-
schappelijk worden onderzocht, juist met de ervaring en kennis die de afgelopen jaren bij de crises in
Nederland zijn opgedaan. Er moet hij de diverse betrokkenen overeenstemming komen over zaken als de
breedte van de ruimingszones en de richting van bestrijden (haarden insluiten of juist niet) en wanneer
aanpassingen noodzakelijk geacht worden, afhankelijk van het verloop van de epizoötie. Microbiologen
houden hun hart vast als ze zien hoe een deel van de bestrijdingswerkzaamheden niet anders dan in de
open lucht kan plaatsvinden onder klimatologische omstandigheden als droogte, harde wind, enzovoort.
Uiteraard is de praktijk in het veld anders dan in het laboratorium als het gaat om het onschadelijk ma-
ken van smetstojfen, wat het doel van de bestrijding is. Feit blijft dat een bedrijf met (tien)duizenden
zieke en gestorven kippen een onvoorstelbaar grote hoeveelheid virus bevat, gegeven de mededeling dat
één gram kippenmest tien miljoen kippen kan infecteren.

Over microbiologen gesproken. Op 5 april verloren wij dr Ton van den Bogaard, drie maanden na de val
met zijn paard. Ton wöi een actieve en veelzijdige collega die naast veel andere zaken ook het Tijdschrift
een warm hart toedroeg. Wij zullen hem missen als lid van de Wetenschappelijke Redactie, specialist ve-
terinaire microbiologie, auteur van wetenschappelijke artikelen en schrijver van ingezonden brieven.
Degenen die hem persoonlijk gekend hebben, zullen zijn uitbundige en beminnelijke optreden missen.

Terug naar de vogelpest. We lezen in dit nummer dat de Kamercommissie vergaderde over de bestrijding
van KVP en MKZ, waarin wij worden herinnerd aan de vorige crises. Het draaiboek Aviaire Influenza
zou inmiddels een volgend gespreksonderwerp kunnen zijn.

Ook het verslag van het symposium over het doden van dieren is met betrekking tot de vogelpest actueel.
Door de grootschaligheid van de ruimingen moesten diverse alternatieve dodingsmethoden beproefd
worden die deels minder of niet geschikt bleken. Het verslag en het boek van het symposium zijn voor
elke dierenarts lezenswaardig.

dei

hoofdredactie

\'.-i^i\'JtPW

Ed ter Laak

I

TiidsduH^^^H

Diergenees

-ocr page 310-

En bloc ligatie van de ductus thoracicus bij twaalf
honden met idiopatische chylothorax

F.W. Viehoff\'en A.A. Stokhop

Oorspronkelijk artikel

Samenvatting

Bij twaalf honden met een idiopatische chylothorax werd
een en bloc ligatie van de ductus thoracicus uitgevoerd. Zes
honden vertoonden een volledig klinisch herstel. De mini-
male follow-up-periode bij deze groep bedroeg twaalf
maanden. Vijf honden werden binnen vijf maanden post-
operatief geëuthanaseerd vanwege persisterende liquotho-
rax: twee chyleus en drie niet-chyleus. Een hond werd twee
maanden postoperatief geëuthanaseerd vanwege een reci-
dief van de benauwdheid. Geconcludeerd wordt dat deze
resultaten vergelijkbaar zijn met resultaten van een eerder
beschreven chirurgische behandeling. De nu beschreven
techniek is echter eenvoudiger omdat een mesenteriaal
lymfangiogram geen deel uitmaakt van de procedure.

Summary

En bloc ligation of the thoracic duct in twelve dog with
idiopathic chylothorax

Twelve dogs with idiopathic chylothorax were treated by en bloc ligation of
the thoracic duct. SLx dogs recovered completely. Minimal follow-up in this
group was 12 months. Five dogs were euthanized within 5 months of surgery
because of persisting liquothorax: two with chylous and three with non-chy-
lous effusions. One dog was euthanized 2 months after surgery because of a
recurrence of dyspnoea. It is concluded that the results are comparable with
those of a previously described surgical treatment: however, the technique
described here is less complicated because it does not require mesenteric
lymphangiography.

Inleiding

Chylothorax heeft een lage prevalentie bij hond en kat (3,4).
Het wordt gedefinieerd als de aanwezigheid van chylus in de
borstholte (15). Chylus is de, door aanwezigheid van chy-
lomicronen, vethoudende lymfe die gevormd wordt in de
dunne darm. In de buikholte leiden de lymfevaten de chylus
naar de cystema chyli en van daaruit naar de ductus thoraci-
cus, die direct craniaal van de borstingang in het veneuze
systeem uitmondt (10). De afvoer van lymfe uit het voorste
deel van het lichaam verloopt geheel extra-thoracaal. Bij
honden met een chylothorax sijpelt de chylus meestal uit in-
tacte, maar verwijde lymfevaten in het voorste mediast (lym-
fangiëctasiën) (Figuur 1) naar de pleurale holte (2,3,5,6, 8).
Deze lymfangiëctasiën kunnen ontstaan door een grotere
lymfestroom als gevolg van een toegenomen lymfeproductie
in de lever, door een obstructie van de lymfe-afvoer, of door

\' Dierenarts. Huidig adres: P. Maleterstraat 6. 3573 PH Utrecht. Telefoon en fax: 030-

2719070. Ook voor correspondentie en verzoeken voor herdrukken.
^ Dierenarts, Dipl. ECVIM, Hoofdafdeling Geneeskunde van Gezelschapsdieren,
Faculteit der Diergeneeskunde. Universiteit Utrecht, Postbus 80154, 3508 TD Utrecht.

een combinatie van beide. Verschillende afwijkingen wor-
den genoemd als oorzaak van een chylothorax: processen in
het voorste mediast (maligne lymfoom, thymoom, granu-
loom als gevolg van schimmelinfecties, corpus alienum),
hartfalen (onder andere cardiomyopathie, pcricardovervul-
ling, hartworminfectie, aangeboren hartaandoeningen, har-
tebasistumoren), veneuze trombi en aangeboren afwijkingen
van de ductus thoracicus (3, 4, 5, 8). Bij de meeste honden
met een chylothorax wordt geen duidelijke oorzaak gevon-
den en spreken we van een idiopatische chylothorax of idio-
patische lymfangiëctasiën (3). Een traumatische ruptuur van
de ductus thoracicus blijkt, in tegenstelling tot wat voorheen
veel gedacht werd, slechts bij weinig honden de oorzaak van
een chylothorax te zijn (5). Bovendien geneest de ductus tho-
racicus bij honden na experimentele chirurgische beschadi-
ging spontaan binnen één tot twee weken (9).
Conservatieve behandeling is van belang bij honden waarbij
een oorzaak voor de chylothorax gevonden wordt of bij pati-
ënten waarbij trauma in het spel is. Deze behandeling kan
bestaan uit herhaalde thoracocentesis of het plaatsen van een
thoraxdrain, het geven van een vetarm dieet, controle en
eventuele correctie van de elektrolytenbalans en toediening
van medicijnen. Daarnaast moet, indien mogelijk, ook een
oorzakelijke behandeling gestart worden (8).
Bij honden met een idiopatische chylothorax leidt een con-
servatieve behandeling slechts zelden tot een blijvend goed
resultaat. Daarom wordt in deze gevallen de voorkeur gege-
ven aan een chirurgische behandeling waarbij de ductus tho-
racicus zo ver mogelijk caudaal in de thorax wordt geligeerd
(3,8). Door de hierdoor optredende acute drukverhoging in

-ocr page 311-

de ductus thoracicus en de caudaai hiervan gelegen lymfeva-
ten zuilen reeds bestaande, maar niet functionele verbindin-
gen tussen lymfevaten en het veneuze systeem in de buik-
holte open gaan. De chylus stroomt dan niet meer door de
ductus thoracicus en er zal geen extravasatie vanuit de lym-
fangiëctasiën optreden (2). Het ligeren van de ductus thora-
cicus bij de hond wordt uitgevoerd via een laterale thoraco-
tomie in de tiende intercostaalruimte rechts. Bij deze
techniek wordt in dezelfde zitting via een flanksnede toe-
gang verkregen voor een mesenteriaal lymfangiogram. Er
wordt een catheter in een mesenteriaal lymfevat ingebracht
zodat de ductus thoracicus en de lymfangiëctasiën met be-
hulp van contrast röntgenologisch zichtbaar gemaakt kun-
nen worden. De ductus thoracicus is namelijk dunwandig en
kan daarom slecht zichtbaar zijn tijdens de operatie ondanks
pogingen om dit te verbeteren met preoperatief vetrijk vloei-
baar voedsel. Bovendien is er bij de hond bijna altijd sprake
van collateralen van de ductus in de caudale thorax (10). Ook
wordt het lymfangiogram gebruikt om na te gaan of com-
plete afsluiting van de ductus thoracicus en zijn collateralen
is bereikt. Er zijn met betrekking tot het lymfangiogram een
aantal bezwaren aan te geven. Voor het maken van het lym-
fangiogram moeten intra-operatieve röntgenfaciliteiten aan-
wezig zijn. Bovendien kan het bij kleine honden technisch
lastig zijn om een mesenteriaal lymfevat te canuleren. De
flanksnede leidt verder tot meer postoperatieve pijn, een lan-
gere operatieduur, hogere kosten en meer kans op complica-
ties. Daarnaast is genoegzaam bekend dat alle honden met
een idiopatische chylothorax lymfangiëctasiën hebben, zo-
dat het iedere keer aantonen hiervan nauwelijks toegevoegde
waarde heeft (4). Als laatste toont ook het postoperatief per-
sisteren van een chylothorax ondanks een röntgenologisch
vastgestelde complete afsluiting tijdens de operatie aan dat
de waarde een mesenteriaal lymfangiogram beperkt is (3).
Daarom is Orton ertoe overgegaan om de ductus thoracicus in-
clusief collateralen
en hloc te ligeren (13). Flierdoor wordt het
hele gebied waar de ductus en zijn collateralen zich volgens
lymfangiografiën kunnen bevinden onderbonden. De exacte
techniek en resultaten zijn echter niet gepubliceerd. Sinds
1999 wordt in de Universiteitskliniek voor Gezelschapsdieren
(UKG) van de Faculteit der Diergeneeskunde van de
Universiteit Utrecht gebruik gemaakt van een modificatie van
deze techniek, waarbij het mediastinale weefsel dorsaal van de
aorta in de caudale thorax in toto geligeerd wordt. Het doel
van deze publicatie is het beschrijven van de chirurgische
techniek en de hiermee behaalde resultaten bij twaalf honden.

Materiaal en Methoden

De patiëntengroep bestaat uit honden die in de periode van
januari 1998 tot juni 2001 werden aangeboden aan de UKG
en waarbij een idiopatische chylothorax operatief behandeld
werd door middel van
en bloc ligatie van de ductus thoraci-
cus. De selectie van patiënten verliep als volgt. Wanneer op
grond van de anamnese, het lichamelijk onderzoek en rönt-
genologisch onderzoek van de borstholte een liquothorax
werd vastgesteld, werd met behulp van een thoraxpunctie de
waarschijnlijkheidsdiagnose chylothorax gesteld, aangezien
chylus een specifiek wit tot wit-roze aspect heeft. Bepaling
van de concentratie triglyceriden in het punctaat en het se-
rum werd vervolgens uitgevoerd om de definitieve diagnose
te stellen: wanneer deze concentratie in het punctaat hoger
bleek te zijn dan in het serum werd dit bewijzend geacht voor
het bestaan van een chylothorax. Bekende oorzaken voor
chylothorax werden vervolgens met behulp van aanvullende
diagnostiek onderzocht. Met echografisch onderzoek van de
thorax werd nagegaan of afwijkingen aan het hart, het voor-
ste mediast, of niet luchthoudende longdelen waren aan te
tonen. Röntgenonderzoek van de borstholte na afzuigen van
de chylus via een thoraxdrain werd gebruikt om afwijkingen
in het mediast, de longen of het hart aan het licht brengen.
Cytologisch en bacteriologisch onderzoek van het punctaat
werd verricht om maligniteiten of een bacteriële oorzaak aan
te tonen. Wanneer de aanvullende onderzoeken een oorzaak
voor chylothorax aan het licht bracht werd afgezien van chi-
rurgische behandeling. Wanneer geen oorzaak werd gevon-
den werd de chylothorax als idiopathisch beschouwd en wer-
den de patiënten volgens onderstaande techniek geopereerd.
De honden kregen vanaf acht uur voor de operatie geen vast
voedsel meer, maar drie uur voor de operatie wel vetrijk,
vloeibaar voedsel (slagroom, koffiemelk of plantaardige
olie) om de lymfevaten beter zichtbaar te maken. Na inleiding
van de algehele anesthesie werden de honden geïntubeerd,
beademd en in linker zijligging gebracht. Een laterale thora-
cotomie in de tiende intercostaalruimte rechts werd uitge-
voerd (16). Het diafragma werd met behulp van een teugel
naar caudoventraal getrokken voor een betere expositie van
het caudale mediast. Het rechter mediast werd, zo ver moge-
lijk caudaai in de thorax, dorsaal en ventraal met een prepa-
reerschaar in de lengterichting geopend over een lengte van
2-3 cm. De dorsale incisie lag direct onder het niveau van de
grensstreng, de ventrale incisie lag op het niveau van de ven-
trale begrenzing van de aorta (Figuur 2). Vanuit deze twee in-
cisies werd ook het linker mediast op dezelfde niveau\'s met
een prepareerklem geopend. Er werd een sterk gebogen pre-
pareerklem door de incisies in het dorsale mediast ingebracht
en via de linker hemithorax in de incisies in het ventrale me-
diast zichtbaar gemaakt. Er werd een niet resorbeerbare liga-
tuur\' in de bek van de klem gebracht en vervolgens werd de
klem naar dorsaal opgehaald (Figuur 3). De ligatuur omvatte
nu het gehele dorsale mediast en de aorta.

Figuur 2. Het rechter mediast wordt zover mogelijk caudaai in de thorax op twee
plaatsen in de lengterichting geopend; het linker mediast wordt vanuit deze incisies
op hetzelfde niveau geopend.

polypropyleen 2-0 of O (Prolene®. Ethicon)

-ocr page 312-

Om de aorta weer buiten de ligatuur te krijgen werd de pre-
pareerklem vanuit de ventrale incisie in het rechter mediast
via de dorsale en linker zijde van de aorta naar ventraal ge-
bracht. Hierbij werd zo dicht mogelijk bij de aorta geprepa-
reerd om de niet altijd zichtbare ductus thoracicus of zijn
collateralen zoveel mogelijk te vermijden. Het ventrale uit-
einde van de ligatuur werd in de bek van de klem gebracht en
naar dorsaal opgehaald (Figuur 4). Er werd geen poging ge-
daan om de ductus thoracicus of zijn collateralen te isoleren
of apart te ligeren. Een tweede ligatuur werd op dezelfde
wijze aangelegd en vervolgens werden beide geknoopt en af-
geknipt (Figuur 5). Na controle op bloedingen en ontluch-
ting met behulp van een waterslot werd de thorax lege artis
gesloten (16).

Figuur 4. De prepareerklem wordt vanuit de ventrale incisie in het rechter mediast via
de dorsale en linker zijde van de aorta naar ventraal gebracht; het ventrale uiteinde
van de ligatuur wordt in de bek van de klem gebracht en naar dorsaal opgehaald.

Postoperatief werden de patiënten gecontroleerd door
middel van lichamelijk onderzoek en vijf ä zeven dagen
postoperatief werd een röntgenfoto van de thorax gemaakt,
tenzij de klinische bevindingen aanleiding gaven tot een an-
der beleid. Wanneer er sprake bleek te zijn van een persiste-
rende liquothorax werd, na bepaling van de aard van de effu-
sie, aangeboden een aanvullende chirurgische behandeling
uit te voeren met het doel de vloeistof te draineren. Bij één
hond (nr. 9) bestond deze uit een zogenaamde omentalisatie
van de thorax welke in één casuïstiek een goed resultaat had
gegeven (18). Bij deze techniek werd het omentum majus via
een laparotomie vanuit de buik door het diafragma in de lin-
ker hemithorax gebracht en daar gefixeerd, met het doel het
omentum te laten functioneren als fysiologische drain. Bij
twee honden (nrs. 11 en 12) werd naast een omentalisatie te-
gelijkertijd een passieve pleuroperitoneale drainage-tech-
niek met behulp van een gefenestreerde siliconenslang (met
een diameter van respectievelijk 12 en 6 mm) tussen rechter
hemithorax en buikholte uitgevoerd, met het doel de pleurale
vloeistof naar de buikholte te laten lopen, zodat daar absorp-
tie zou kunnen plaatsvinden.

De patiëntenverslagen werden gebruikt voor korte-termijn-
evaluatie van het postoperatieve verloop. Eigenaren of ver-
wijzende dierenartsen werden telefonisch benaderd voor
lange-termijn-evaluatie.

Resultaten

In de aangegeven periode zijn twaalf honden met een idiopa-
tische chylothorax behandeld door middel van de beschre-
ven
en hloc ligatie van de ductus thoracicus. De gegevens
van de patiënten staan vermeld in tabel 1. Het betrof met
name rashonden van middelbare leeftijd; er was slechts één
jonge hond en één kruising. Verschillende rassen waren ver-
tegenwoordigd; er behoorden twee Newfoundlanders en

Illustraties: F. Hessels.

Figuur 5. Een tweede ligatuur wordt op dezelfde wijze aangebracht en vervolgens
worden beide geknoopt en afgeknipt.

-ocr page 313-

twee BullmastifFs tot de patiëntengroep. Alle honden werden
aangeboden met verminderde inspanningstolerantie of be-
nauwdheid. Bij geen van de honden was er sprake van een
duidelijk trauma in de anamnese. De triglyceridenconcentra-
tie in het thoraxpunctaat was in alle gevallen veel hoger dan
in het serum. Het cytologisch en bacteriologisch onderzoek
vertoonde in geen van de gevallen duidelijke aanwijzingen
voor een tumoreuze dan wel septische oorzaak voor de li-
quothorax.

Tijdens het aanleggen en het knopen van de ligaturen werden
geen duidelijke afwijkingen in hartfrequentie, hartritme en
bloeddruk waargenomen.

Bij zes honden (nr. 1 -6) leidde de en bloc ligatie van de duc-
tus thoracicus tot een direct en blijvend resultaat. De medi-
ane follow-up in deze groep was 22 maanden (spreiding 12-
46 maanden). In twee gevallen (nrs. 3 en 4) was er sprake van
een geringe pleurale effusie in de eerste dagen postoperatief,
maar deze verdween of verminderde sterk zonder specifieke
behandeling (na zeven respectievelijk vijf dagen).

Bij twee honden (nrs. 8 en 9) was er sprake van een persiste-
rende chylothorax (triglyceridenconcentratie in de chylus
resp. 8.8 en 26.1 mmol/1). De eigenaar van hond nr. 8 zag af
van verdere behandeling en besloot de hond tien dagen post-
operatief te laten euthanaseren. Bij hond nr. 9 werd twee we-
ken post operationem besloten om een omentalisatie van de
thorax uit te voeren. Het beoogde effect van deze ingreep,
het resorberen van de chylus door het omentum, werd niet
bereikt. Deze hond werd vier weken postoperatief geëutha-
naseerd.

Bij drie honden (nrs. 10-12) was er sprake van een postoper-
atief persisterende niet-chyleuze effusie. Het karakter van
de effusie veranderde van overwegend wit naar serosangui-
neus. De eigenaar van hond nr. 10 zag af van verdere behan-
deling en de hond werd geëuthanaseerd. Bij de honden nr.
11 en 12 werd met behulp van laboratoriumonderzoek geve-
rifieerd dat het om een persisterende niet-chyleuze effusie
ging. De triglyceridenconcentratie van de chylus was sterk
gedaald (bij hond nrs. II en 12 resp. van 12,3 naar 0,6 en

Tabel i. Gegevens en postoperatief verloop van twaalf honden met idiopatische chylothorax.

no

ras en
geslacht\'

leeftijd
(jaren)

TGefftisie\'
(mmol/1)

TGserum
(mmol/1)

postoperatief verloop

lange-termijn-follow-up

1

Rhodesian
Ridgeback
M

7

14.8

0.5

5 dgn postoperatief röntgenologisch zeer geringe hoeveelheid vrij
vocht in de thorax

12 mnd postoperatief niet be- 1
nauwd; uithoudingsvermogen
goed

2

Alaskan

Malamute

MC

6

2.8

1.0

6 dgn postoperatief röntgenologisch geen vrij vocht

46 mnd postoperatief niet be-
nauwd; uithoudingsvermogen
goed

3

J. Russell
V

7

27.5

0.5

1 dag postoperatief acute pneumothorax, pneumomediast en sub-
cutaan emfyseem; thoraxdrain met afnemende hoeveelheid lucht
en serosanguineus vocht; 7 dgn postoperatief geringe hoeveelheid
vrij vocht in de thorax

25 mnd postoperatief röntgeno-
logisch geen vrij vocht in de tho-
rax; 34 mnd postoperatief niet
benauwd; uithoudingsvermogen
goed i

4

Cairn Terrier
MC

6

11.7

i.8

afnemende productie serosanguineus vocht via thoraxdrain gcd. 5
dgn

16 mnd postoperatief niet be- |
nauwd; uithoudingsvermogen
goed

5

Newfound-
lander
M

7

9.4

0.3

7 dgn postoperatief röntgenologisch geen vrij vocht in de thorax

28 mnd postoperatief niet be-
nauwd; uithoudingsvermogen
goed

6

D. Herder
V

6

12.5

0.5

5 dgn postoperatief röntgenologisch zeer geringe hoeveelheid vrij
vocht in de thorax

15 mnd postoperatief niet be-
nauwd; uithoudingsvermogen ,
goed !

7

Bullmastiff
M

6

13.0

0.8

6 dgn postoperatief röntgenologisch geringe hoeveelheid vrij
vocht in de thorax met een serosanguineus aspect

5 wkn postoperatief recidief be-
nauwdheid; euthanasie

8

Briard
V

3

5.6

0.6

7 dgn postoperatief persisterende chylothorax (TG 8.8 mmol/l)

10 dgn postoperatief euthanasie

9

Cairn Terrier
V

2

13.9

0.4

2 wkn postoperatief persisterende chylothorax (TG 26.1 mmol/l);
omentalisatie van de thorax zonder succes

4 wkn postoperatief euthanasie

10

Newfoundlander
VC

6

10.6

0.4

2 wkn postoperatief röntgenologisch geen vrij vocht in de thorax

2 mnd postoperatief recidief be-
nauwdheid; euthanasie

11

Kruising
MC

4

12.3

0.7

2 wkn postoperatief persisterende serosanguineuze effusie (TG
0.6 mmol/l); omentalisatie van de thorax en passieve pleuroperi-
toneale drainage zonder succes

4 wkn postoperatief euthanasie

12

1

1

1

L.

Whippet
V

1

14.2

0.5

2 wkn postoperatief persisterende serosanguineuze eflfusie (TG
0.5 mmol/l); 6 wkn postoperatief omentalisatie van de thorax en
passieve pleuroperitoneale drainage zonder succes.
7 wkn p.o. recidief chylothorax (TG 8.8 mmol/l)

7 wkn postoperatief euthanasie

1 M = Mannelijk; V = vrouwelijk; C = gecastreerd

2 TG = triglyceridenconcentratie

-ocr page 314-

van 14,2 naar 0,5 mmol/1). Bij deze twee honden werd ook
een omentalisatie van de thorax uitgevoerd (respectievelijk
twee en zes weken postoperatief), maar deze behandeling
werd gecombineerd met een passieve pleuroperitoneale
drainage door middel van een transdiafragmatisch geplaatst
stuk gefenestreerde siliconenslang. Ook deze gecombi-
neerde behandeling had geen blijvend resultaat. Bij hond
nr. 11 trad vijf maanden postoperatief weer benauwdheid op
en de eigenaar besloot tot euthanasie. Bij hond nr 12 bleek
zeven weken postoperadef dat de persisterende effusie weer
veranderde van niet-chyleus naar chyleus (triglyceride-
concentratie 8,8 mmol/1). Er werd daarop besloten tot eu-
thanasie.

Eén hond (nr 7) werd zonder verder onderzoek geëuthana-
seerd toen twee maanden postoperatief de benauwdheid re-
cidiveerde.

Eén hond (nr 3) vertoonde één dag postoperatief een acuut
optredende pneumothorax, pneumomediast en een grote
hoeveelheid subcutaan emfyseem. Er werd een thoraxdrain
geplaatst. Deze produceerde afnemende hoeveelheden lucht
en hemorragisch vocht gedurende respectievelijk twee en
vijf dagen. Uit röntgenologisch onderzoek van de borstholte
op zeven dagen postoperatief bleek dat er slechts geringe
hoeveelheden vrij vocht en lucht aantoonbaar waren.

Discussie

In deze studie wordt een vereenvoudigde operatietechniek
beschreven voor de chirurgische behandeling van idiopati-
sche chylothorax. Voor een uitgebreide bespreking van alle
behandelingsmogelijkheden wordt verwezen naar andere
publicaties (4, 8).

De klinische presentatie van de aangeboden patiënten en het
feit dat het hier op één patiënt na rashonden betreft zijn in
overeenstemming met hetgeen er in de literatuur vermeld
wordt. In eerder gepubliceerde Amerikaanse patiëntenseries
van honden met een idiopatische chylothorax zijn Afghaanse
Windhonden in ruime mate vertegenwoordigd (3, 4, 5). In
één artikel behoren zelfs 18% van de patiënten tot dit ras (4).
In onze patiëntengroep bevinden zich echter geen Afghaanse
Windhonden.

Het ligeren van het gehele dorsale mediast in het caudale
deel van de thorax, dus inclusief rechter en linker mediast, de
vena azygos en de ductus thoracicus met zijn collateralen
leidde niet tot ongewenste intraoperatieve complicaties. Het
optreden van een pneumothorax, een pneumomediast en een
grote hoeveelheid subcutaan emfyseem bij hond nr. 3 één
dag na
en bloc ligatie van het dorsale mediast kan direct ge-
relateerd zijn aan de gebruikte techniek. Het lijkt aanneme-
lijk dat de gebruikte ligaturen niet kort genoeg afgeknipt
zijn, waarna de stugge uiteinden van het monofilamente ma-
teriaal de pleura geperforeerd hebben.
Het primaire doel van het ligeren van de ductus thoracicus is
het onderbreken van de vetrijke chylusstroom vanuit de
buikholte. In de gevallen één tot en met zes is dit succesvol
geweest en heeft dit geleid tot een langdurig en volledig kli-
nisch herstel. De soms direct postoperatief waargenomen
maar later verdwijnende niet-chyleuze pleurale effbsie is in
deze gevallen waarschijnlijk te wijten aan de chronische,
aseptische pleuritis die bij patiënten met een chylothorax
voorkomt (3,7). Als de oorzaak van deze ontsteking, de licht
irriterende chylus, succesvol behandeld kan worden dooft de
ontsteking doorgaans uit en verdwijnt de effusie (3).

In drie gevallen was er sprake van een persisterende niet-
chyleuze effusie, een bekend probleem na ligatie van de duc-
tus thoracicus. Deze effusie heeft een serosanguineus aspect
en een laag triglyceridengehalte (3). Er wordt aangenomen
dat deze effusie bestaat uit geëxtravaseerde pulmonaire
lymfe, die niet via de ductus thoracicus naar de veneuze cir-
culatie draineert (1,4). Het persisteren van een niet-chyleuze
effusie kan dus niet opgevat worden als een falen van het li-
geren van de ductus thoracicus en/of collateralen. Het doel
van de ligatie, het blokkeren van de vetrijke chylusstroom uit
de buikholte, is immers bereikt. De postoperatief persiste-
rende niet-chyleuze effusie openbaart zich daarna als een af-
zonderlijk probleem, dat niet eerder te onderkennen is. Het
vetrijke karakter van de chylus overheerst de samenstelling
en het aspect van de liquothorax, zodat eventueel aanwezige
bijmenging van pulmonaire lymfe pre-operatief niet opge-
merkt kan worden. De prognose van patiënten met een per-
sisterende niet-chyleuze effusie blijkt matig te zijn.
Pogingen tot behandeling door middel van actieve pleurope-
ritoneale en pleuroveneuze drainage of passieve pleuroperi-
toneale drainage zijn niet erg succesvol gebleken (14, 17).
Ook de behandeling van de honden 11 en 12 uit deze serie
door een combinatie van passieve pleuroperitoneale drai-
nage en omentalisatie van de thorax leidde niet tot een goed
resultaat. In de toekomst is het van belang een beter preope-
ratief inzicht te krijgen bij welke honden met een idiopati-
sche chylothorax na ligatie van de ductus thoracicus een per-
sisterende niet-chyleuze effusie zullen vertonen. Er kan dan
een scherpere selectie van operatiekandidaten plaatsvinden,
zodat honden die niet gebaat zullen zijn bij ligade van de
ductus thoracicus een operatie bespaard kan blijven. Volgens
de auteurs zou een kwantificering van de arteriële, veneuze
en lymfecirculatie door middel van het meten van druk en
flow bij gezonde honden en bij honden met een idiopathi-
sche chylothorax een beter inzicht in de pathofysiologische
achtergronden van het ontstaan van een idiopatische chylo-
thorax kunnen bieden. Bovendien zou dit ook criteria voor
deze scherpere preoperatieve selectie kunnen opleveren.
Hond nr 7 werd geëuthanaseerd na een recidief van de be-
nauwdheid twee maanden post operationem. Het lijkt zeer
aannemelijk dat er recidief van de effusie was, alhoewel niet
te achterhalen is of het om een chyleuze of niet-chyleuze ef-
fusie gaat.

In de gevallen nrs. 8 en 9 was er sprake van een persisterende
chylothorax. Er moet worden aangenomen dat in deze geval-
len de ductus thoracicus en/of collateralen niet adequaat ge-
ligeerd zijn. In deze gevallen zou een lymfangiogram dit aan
kunnen tonen en zou een hernieuwde poging tot ligatie zin-
vol kunnen zijn geweest (3, 11). De eigenaar van hond nr. 8
zag van verdere behandeling af In het geval van hond nr 9
werd met name vanwege het kleine formaat van de patiënt,
en de daardoor verwachte technische moeilijkheden bij het
canuleren van een mesenteriaal lymfevat, gekozen voor de
omentalisatie van de thorax. Deze techniek was eerder bij
één hond beschreven en in dat geval succesvol geweest (18).
In dit geval leidde de omentalisatie van de thorax niet tot het
gewenste effect. Ook bij de honden nrs. 11 en 12 leidde deze
omentalisatie niet tot het absorberen van de effusie. Uit het
gebrek aan succes bij de drie honden uit deze serie en bij een
hond uit een andere patiëntengroep (12) kan opgemaakt
worden dat bij de waarde van omentalisatie van de thorax,
als behandeling van persisterende liquothorax na ligatie van
de ductus thoracicus, vraagtekens gezet kunnen worden. Bij

-ocr page 315-

hond nr. 12 was er sprake van een persisterende niet-chy-
leuze effusie, die zeven weken post operationem weer een
chyleus karakter kreeg. Een dergelijk recidief chylothorax
na röntgenologisch geverifieerde complete ligatie van de
ductus thoracicus is een aantal malen beschreven. In één ge-
val werd met behulp van een tweede lymfangiogram gedocu-
menteerd dat er spake was van uitgebreide collateraalvor-
ming in de caudale thorax (3, 11). Verondersteld wordt dat
zeer kleine, niet patente, collaterale lymfevaten, die niet
zichtbaar zijn tijdens een intraoperatief lymfangiogram na
verloop van tijd opengaan en verwijden (11).
De resultaten van de in deze serie gebruikte
en bloc ligatie
van de ductus thoracicus hebben we vergeleken met de resul-
taten uit de grootste serie uit de literatuur waarbij de ligatie
van de ductus thoracicus uitgevoerd werd in combinatie met
een mesenteriaal lymfangiogram (4). De belangrijkste para-
meter is het percentage honden met een persisterende chylo-
thorax. In onze groep patiënten is dit 17% (2/12), in de an-
dere serie 15% (4/27). Ook een andere parameter zoals
persisterende niet-chyleuze effusie is met 25% (3/12) en
22% (6/27) overeenkomstig. We kunnen dus niet conclude-
ren dat de hier beschreven
en bloc ligatie van de ductus tho-
racicus tot betere resultaten leidt dan de eerder beschreven li-
gatie gecombineerd met een lymfangiogram, omdat er een
meer volledige ligatie van de ductus thoracicus en al zijn col-
lateralen plaatsvindt. Welke techniek de beste resultaten
biedt zou onderzocht moeten worden in een groot gerando-
miseerd onderzoek, wat gezien de lage frequentie van voor-
komen van de ziekte niet eenvoudig is. Wel leidt het niet uit-
voeren van een laparotomie en lymfangiogram tot een
vermindering van postoperatieve pijn, operatietijd en kosten.
De
en hloc ligatie van de ductus thoracicus heeft volgens de
auteurs in ieder geval een duidelijke plaats in de behandeling
van idiopatische chylothorax als het uitvoeren van een me-
senteriaal lymfangiogram niet mogelijk is.

Literatuur

1. Bilbrcy SA, and Birchard SJ. Pulmonary lymphatic.s in dogs with expe-
rimentally induced chylothorax. J Am An Hosp Assoc 1994; 30: 86-91.

2. Birchard SJ, Cantwell HD, and Bright RM. Lymfangiography and liga-
tion of the thoracic duct: a study in normal dogs and three dogs with
chylothorax. J Am Anim Hosp Assoc 1982: 18:769-77.

3. Birchard SJ, Smeak DD, and Fossum TW. Results of thoracic duct liga-
tion in dogs with chylothorax. J Am Vet Med Assoc 1988; 193:68-71.

4. Birchard SJ, Smeak DD, and McLoughlin MA. Treatment of idiopa-
thic chylothorax in dogs and cats. J Am Vet Med Assoc 1998; 212: 652-
7.

5. Fossum TW, Birchard SJ, and Jacobs RM. Chylothorax in 34 dogs. J
Am Vet Med Assoc 1986; 118:1315-8.

6. Fossum TW, Jacobs RM, and Birchard SJ. Evaluation of cholesterol
and triglyceride concentrations in differentiating chylous and nonchy-
lous pleural effusions in dogs and cats. J Am Vet Med Assoc 1986;
188:49-51.

7. Fossum TW, Evering WN, Miller MW, Forrester SD, Palmer DR, and
Hodges MS. Severe bilateral fibrosing pleuritis associated with chro-
nic chylothorax in five cats and two dogs. J Am Vet Med Assoc 1992;
201:317-24.

8. Fossum TW. Chylothorax. In: Fossum TW, ed. Small Animal Surgery.
St. Louis: Mosby 2002: 805-12.

9. Hodges CC, Fossum TW, and Evering W. Evaluation of thoracic duct
healing after experimental laceration and transection. Vet Surg 1993;
22:431-5

10. Kagan KG, and Breznock EM. Variations in the canine thoracic duct
system and the effects of surgical occlusion demonstrated by rapid
aqueous lymphography, using an intestinal lymphatic trunk. Am J Vet
Res 1979:40, 948-58.

11. Kerpsack SJ, Smeak DD, and Birchard SJ. Progressive lymphangiecta-
sis and recurrent chylothorax in a dog after thoracic duct ligation. J Am
VetMedAssoc 1995; 207: 1059-62.

12. Mellanby RJ, Villiers E, and Herrtage ME. Canine pleural and medi-
astinal effusions: a retrospective study of 81 cases. J Sm An Prac 2002;
43:447-51

13. Orton EC. Small animal thoracic surgery. Baltimore: Williams &
Wilkins 1999: 100-3.

14. Peterson SL. Postcaval thrombosis and delayed shunt migration after
pleuro-peritoneal venous shunting for concurrent chylothorax and
chylous ascites in a dog. Vet Surg 1996; 25: 228-30.

15. Pinkhof Geneeskundig Woordenboek. lOe druk. Houten: Bohn
Stafleu Van Loghum, 1998

16. Sluijs FJ van, ed.. Atlas of small animal surgery. Utrecht:
Wetenschappelijke Uitgeverij Bunge, 1992: 24-6.

17. Smeak DD, Birchard SJ, McLoughlin MA,era/. Treatment of chronic
pleural effusion with pleuroperitoneal shunts in dogs: 14 cases (1985-
1999). J Am Vet Med Assoc 2001; 219: 1590-7.

18. Williams JM, and Niles JD. Use of omentum as a physiologic drain for
treatment of chylothorax in a dog. Vet Surg 1999; 28:61-5.

ACECOLON

Bij moeilijke
stoelgang.

Op basis van
Macrogol.

sachet

2 gram poeder

Bevat Macrogol

Bij moeilijke stoelgang
van gezelschapsdieren

Voor gezelschapsdieren.

Vergroot het volume
van de ontlasting.

Verlicht de stoelgang.

Smaakvol bij toediening
over het voer.

ACE Veterinary Products BV
Postbus 1262 - 3890 BB Zeewolde

-ocr page 316-

Whisky: 73 euro per glas

Alcoholvergiftiging bij de hond

Tijdschr Diergeneesl<d 2003; uS: 284 -5.

L van Wuijckhuise\'\' en G.G. Cremers\'

Uit en voor de praktijk

Samenvatting

Beschreven worden de klinische symptomen van een
hond van 5 kg, die binnen vijftien minuten 50 ml whisky
opdrinkt. Het praktijkgeval wordt aangevuld met litera-
tuurgegevens over kliniek, pathogenese en therapie.

Summary _____________________

Ethanol intoxication in dogs

The clinical symptoms of ethanol intoxication in a Jack Russell terrier dog
of 5 kg. that consumed 50 ml of whisky (40%) within 15 minutes on an empty
stomach are de.icrihed. The clinical case is completed with literature infor-
mation on clinic, pathogeneses and therapy.

Praktijkgeval

Vrijdag 9 juli 17.45 uur. Het werk zit erop en ik rijd mijn ei-
gen erf op. Het is een prachtige hete zomerdag gewee.st en ik
verwacht de hond gevolgd door de familie rond de hoek van
het huis te zien komen. Het blijft even rustig en dan komt
mijn echtgenoot gevolgd door een sloffende Jack Russell.
De hond slingert me voorbij met de kop, oren en staart laag
en bij het passeren hoor ik zijn buik klotsen. Hij draait als
een plank een bocht en staat sloom stil. Onmiddellijk begin-
nen mijn alarmbellen te rinkelen. Mijn echtgenoot en doch-
ter zeggen dat de hond de laatste 2,5 uur onder de picknick-
bank heeft liggen slapen en alleen af en toe overeind is
geweest om water te drinken. Hij dronk veel, maar dat weten
ze aan het warme weer.

Een korte inspectie levert op dat hij een snelle pols heeft,
geen koorts en een dikke pijnlijke buik die klotst. Tijdens het
onderzoek laat hij ineens veel urine zomaar lopen. Met in het
achterhoofd de mogelijkheden van een darmafsluiting of een
vergiftiging bel ik snel de praktijk voor een afspraak. Nog
voor vertrek laat de hond nogmaals urine lopen en onderweg
in de auto wederom.

Een drie kwartier later op de praktijk wordt vastgesteld dat
de Jack Russell lusteloos is en teveel speekselt. Hij heeft een
snelle pols en een temperatuur van 38,3° C. Aan hart en lon-
gen worden geen afwijkingen gevonden. De buik is opgezet,
klotst en is pijnlijk. De spieren zijn stijf en af en toe trilt de
hond. We besluiten in overleg een röntgenfoto te maken om
een darmafsluiting uit te sluiten. Terwijl de apparatuur op-
warmt, laat de hond ineens weer veel urine lopen. Als de

i Gezondheidsdienst voor Dieren. Postbus 9. 7400 AA Deventer, e-mail:

l. wuijckhuise@gdx\'dieren. nl
- Dierenart.sen \'DeDriehoek\'. Zutphenseweg50. 7382AM Klarenbeek.

hond op de rontgentafel wordt gezet, blijft hij als een stand-
beeldje op drie poten staan, begint helemaal stijf te trillen en
valt schokkend om. Snel wordt een vergiftiging vermoedend
besloten de hond te laten braken. Na inspuiten van apomor-
fine braakt de hond een enorme plas gelig vocht met daarin
drie paprikastukjes van zijn vorige avondmaaltijd. Verder
niets. We maken een röntgenfoto van de buik, maar daarop
zijn geen afwijkingen waarneembaar.

Het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum (NVIC)
wordt gebeld voor overleg wat dit klinisch beeld kan veroor-
zaken. De hond is volgens de familieleden die dag het terrein
niet af geweest, dus zou de oorzaak de consumptie van een
vergiftigd dier of zwembadwater moeten zijn, maar beide
geven volgens het NVIC niet deze symptomen.
We komen er niet uit en na Norit te hebben ingegeven, ver-
trek ik 73 euro armer huiswaarts.

Thuis onderwerp ik de familie aan een \'kruisverhoor\'; wat is
er van kwartier tot kwartier gedaan die dag. En dan vinden
we de oplossing: de hond heeft een glas whisky leeg gedron-
ken!

Die avond/nacht ligt hij op zijn zij - met aanwezigheid van
reflexen - in zijn mand. Hij krijgt nog eenmaal een kramp-
aanval, waarbij hij gewoon blijft ademen en laat nog vier
keer de urine lopen. Dc volgende dag slaapt hij veel en loopt
af en toe sloom met de kop laag rond. Zondag is hij klinisch
volledig hersteld.

Klinische diagnose: De Jack Russell reu van 5 kg heeft nuch-
ter (acht uur na zijn laatste maaltijd) kort na 15.00 uur binnen
vijftien minuten (vermoedelijk gezien zijn karakter in één
minuut) 50 ml whisky (alcoholpromillage 40%) opgedron-
ken. De dosering was dus 4 ml ethanol 100%/kg lichaamsge-
wicht. Met zekerheid waren de symptomen sloomheid, dikke
buik en incoördinatie zichtbaar na 2,5 uur. Er is geen bloed
afgenomen om de diagnose te bevestigen.

Alcohölvergiftiging Bij HoNdeN

Klinisch beeld (1,2,3,4,5,6)

Het NVIC houdt - bij gebrek aan goede literatuur over hon-
den- bij het verstrekken van gegevens over ethanolvergifti-
ging gegevens aan gebaseerd op de effecten bij mensen:
ataxie, slaperigheid, visusdaling, vasodilatatie en hypotensie,
Polyurie, verminderde spiercontrole (ook van sluitspieren).
Bij opname van alcoholconcentraties van 40% of hoger kan
irritatie van de slijmvliezen optreden. Dit kan aanleiding zijn
tot verhoogde speekselproductie, braken en veel drinken.
Als klinische symptomen worden in de literatuur vermeld:
opwinding en veelvuldig janken, normale ademhaling, pols
en temperatuur of verhoogde ademhaling en pols, warme of

-ocr page 317-

koude extremiteiten, braken, dorst, incoördinatie, dichtval-
lende ogen, nauwe pupillen, visusstoornis, dikke buik en
veel darmgeluiden, ataxie, vallen en veel moeite met op-
staan, (langdurige) bewusteloosheid, coma. In zeer ernstige
gevallen kunnen ademhaling en bloedsomloop falen en
eventuele sterfte door verlamming van de ademhaling of het
hart optreden.

De snelheid van herstel is afhankelijk van de opgenomen
hoeveelheid alcohol, de vulling van de maag op het moment
van opname, de leveractiviteit en de leeftijd en algehele con-
ditie van het dier. Dieren waren over het algemeen hersteld
na één tot vier dagen.

pathogenese

Tweewaardige alcoholen, zoals ethanol en antivries (diethy-
leenglycol), zijn zoet en worden daarom soms door dieren
opgenomen (2). Producten die veel alcohol bevatten (gistend
brooddeeg, gistend fruit, afval wijnproductie, warme bierbo-
stel) worden soms aan dieren gevoerd/door dieren gegeten
(2,3,4,6). De alcohol wordt meestal in het maagdarmkanaal
opgenomen (2). Opname door inhalatie of door de huid van
stoffen die alcoholische oplosmiddelen bevatten, is ook mo-
gelijk (2). Bij opname van ethanolconcentraties van 40% of
hoger veroorzaakt de alcohol door vochtonttrekking meta-
bole acidose en denaturatie van eiwitten in weefsels. Het kan
daardoor irritatie van het slijmvlies van mond- en keelholte,
slokdarm en maag veroorzaken (2). Wat vooral in het oog
springt na alcoholopname is de onderdrukkende werking op
het centrale zenuwstelsel, sotns voorafgegaan door opwin-
ding (ontremming van het centraal zenuwstelsel) (2,3,4).
Door een toenemende verlamming van de grote, midden en
kleine hersenen en tenslotte het ruggetnerg en de medulla
oblongata treedt een toenemende verlamming van hun func-
ties en tenslotte de dood door ademstilstand op (2).
Hartslag en bloeddruk stijgen, totdat door circulatiefalen de
hartslag en bloeddruk plotseling dalen (1). Het falen van de
circulatie begon voordat de ademalingsmoeilijkheden be-
gonnen (1). Bij bloedonderzoek viel een hyperglycaetnie
(1,6) en stijging van de leverenzymen op (1).
Dc alcohol in het lichaam wordt afgebroken door oxidering,
een klein deel wordt uitgeademd of door de nieren naar de
urine uitgescheiden (2). De afbraaksnelheid is afhankelijk van
gezondheidstoestand, leeftijd, leveractiviteit en leverschade
(2). Omdat alcohol goed vetoplosbaar is, worden nog lange tijd
in het zenuw- en vetweefsel verhoogde concentraties alcohol
gevonden (2). De dodelijke dosis ethanol bij de hond is vol-
gens Du Jardin 5,5 - 6,5 g/kg na orale opname (dood na 12-14
uur) (4); of volgens Dunn 110-140 ml whisky 45% in een hond
van 9 kg (dood binnen paar minuten) (4). Volgens Gamer is 8
g/kg pure alcohol in één dosis bij alle dieren dodelijk (4).
Garriot gaf honden een infuus met alcohol (1,25 g/kg lichaams
gewicht/uur), de dood trad in na gemiddeld 6 uur (1).

Diagnose

De diagnose kan worden gesteld op basis van de anamnese
van de eigenaar, de klinische symptomen van het dier en het
bepalen van het alcoholpromillage in het bloed.

Differentiaaldiagngse

Een differentiaaldiagnose wordt in de literatuur niet ver-
meld. Ons inziens zullen vergiftigingen met andere stoffen,
die eerst opwinding en daarna sloomheid en uitvalsver-
schijnselen veroorzaken moeten worden uitgesloten.

Therapie

Kort na opname kan worden geprobeerd de alcohol uit de
maag te verwijderen (braken, maagspoelen). Als de intoxica-
tie is opgetreden, is de behandeling symptomatisch. Hierbij
is vooral de ondersteuning van het hart en de bloedsomloop
belangrijk. Indien bij het dier convulsies optreden, kan dia-
zepam worden gegeven. Bij honden in het narcotische of as-
phyctische stadium kunnen centrale analeptica worden ge-
bruikt (2). Otn het warmteverlies te beperken, moeten
passende maatregelen worden getroffen (2).

Dankwoord

Met dank aan ir. A.J.H.R van Riel van het Nationaal
Vergiftigingen Infortnatie Centrum voor de opgeschreven
informatie over het telefonisch contact met de praktijk en
over ethanolvergiftiging in het bijzonder. En lang leve de
Jack Russell Terriërs: zonder hen was het leven beslist een
stuk saaier, maar wel rustiger.

Literatuur

1. Garriot JV, Richard.s AB. Hudgcs FW, and Forney RB. Acute ethanol
toxicity in the dog. Journal Forcnsic Science, 1967; 12: 8-18.

2. Hapke HJ. Toxikologie fur veterinarmcdizincr. Ferdinand Enke Verlag
Stuttgart. 1988: 132-4.

3. Miller wc, and West GR Black\'s veterinary dictionary 10th edition. A
& C Black, London 1972:29.

4. Ratcliffe RC. and Zuber RM. Acute ethyl alcohol poisoning in dogs.
Australian Veterinary Journal. 1977; 53:48-9.

5. Riel AJHP van. Persoonlijke communicatie in brief RIVM, afdeling
NVIC.

6. Suter RJ. Presumed ethanol intoxication in sheep dogs fed uncooked
pizza dough. Australian Veterinary Journal, 1992; 69: 20.

-ocr page 318-

Uvi vertrouwen in Baytril ^tijj^crobiéél mid-

he«ift tot globaal succes \' . del wordt al gedurende meer dan 10
geleia. Baytril is zeer doeltreffend in^öar\'^et succes toegepast in de pluim-
de betendeling van darmprobiêi^eii^^j veewereld. De doeltreffendheid van
kippen, veroorzaakt door Salrrtorijella - Baytril in de diergeneeskunde is onder-
^pp. bouwd met talrijke publicaties.

Bautrii:

The Eflejctiye Anti-Infective.

Bayer onderschrijft Good Veterinary Practice ais de juiste benadering\':
voor het gebruilc van diergeneesmiddelen

-ocr page 319-

Spraakgebruik bij een mondaandoening..

/. Boissevain

...en de juistheid van de toege-
paste behandeling. Wat moet een
eigenaar als dierenartsen over el-
kaar zeggen dat de door een col-
lega toegepaste behandeling niet
de juiste is? En wat moet een die-
renarts die de juiste diagnose stelt,
begrijpelijke taal spreekt, in
Utrecht een behandelwijze verifi-
eert en toch nog wordt aangeklaagd?

Kaken op elkaar!

Een kwijlende Basset is misschien in de ogen van een leek
geen uitzondering, maar deze hond heeft al drie
maanden klachten waarbij hij extreem kwijlt,
niet eet en zeer uit zijn doen is. Na drie
maanden (!) brengt ze de hond in deer-
niswekkende toestand bij een die-
renarts, die meteen denkt dat er
sprake is van chronische myosi-
tis ossificans. Naar de eige-
naar gebruikt ze deze term
niet, vanwege de begrijpe-
lijkheid praat ze over een
(kaak- )spieraandoening
waarbij de kaak vast komt
te zitten.

Om zeker te weten dat ze
de juiste behandeling in-
zet, zoekt ze hierover eerst
contact met diverse des-
kundigen van de Faculteit
Diergeneeskunde van de
Universiteit Utrecht. Na over-
leg geeft ze de hond injecties
met een lang werkend corticoste-
roid in de kaakspieren. Daarnaast
rekt ze de kaakspieren manueel op en
schrijft Ketofen en cortisone-tabletten
voor. Ook adviseert ze de eigenaren om de
hond flink op runderbotten te laten kluiven, zodat het
gewricht in beweging blijft. Een week later komt de hond terug
en wordt deze behandeling voortgezet. Na bloedonderzoek
krijgt de hond ook nog een antibioticumkuur voorgeschreven.

Een mondige cliënt?

Desondanks gaat de eigenaar op zoek naar een second opi-
nion van een andere dierenarts. Deze stelt onmiddellijk de
diagnose myositis, waarop de eigenaren menen dat de eerste
dierenarts dit over het hoofd heeft gezien; zij heeft de term
myositis tenslotte niet in de mond genomen. De dierenarts
verweert zich in de procedure: in de communicatie naar de ei-
genaar gebruikt zij nooit de term \'myositis\', omdat de meeste
eigenaren dit toch niet begrijpen, maar ze had de diagnose na-
tuurlijk wel degelijk gesteld en ook een correcte behandeling
ingezet. Het oprekken van de kaakspieren is bedoeld om de
fibrosering/verstijving van de kaakspieren gedoseerd los te
maken. Deze opvolgend dierenarts valt zijn collega echter af;
hij denkt dat dit niet de goede behandeling is. De eigenaar
raadpleegt vervolgens een arts van de afdeling Neurologie te
Utrecht, die de eigenaar vertelt dat de behandeling die de eer-
ste dierenarts heeft ingezet niet gebruikelijk is, en vanwege
het openrekken van het kaakgewricht en het langdurig voor-
schrijven van Ketofen zelfs nadelig voor de hond.

Veterinai
tuchtrech

Mondeling overleg

Bij het Tuchtcollege brandt de discussie los over het stellen
van de diagnosen en de juiste behandeling. De eigenaar meent
dat de dierenarts niet de juiste diagnose heeft ge-
steld omdat ze de term \'myositis\' niet heeft
laten vallen. Na uitleg van de dierenarts
over haar motivatie om alleen het
woord \'spieraandoening\' te ge-
bruiken, vindt het Tuchtcollege
het niet onjuist dat een dieren-
arts in het contact met cliën-
ten spreekt over een spier-
aandoening in plaats van
over \'myositis\'. Er is ook
geen sprake van een ver-
keerde diagnose want
uit dc schriftelijke gege-
vens blijkt dat ze wel
degelijk onmiddellijk
myositis heeft vastge-
steld, ook al is het woord
niet gevallen in bijzijn
van de eigenaren.

Is er sprake geweest van een
onjuiste behandeling? De be-
klaagde dierenarts zelf voert aan
dat deze behandeling bij chronische
gevallen gebruikelijk was op de afdeling
orthopedie van de Universiteit toen zij daar
werkzaam was, en nog steeds wordt toegepast.
Ook heeft ze overleg gepleegd met deskundigen van de
Faculteit en literatuur geraadpleegd. Omdat de eigenaar zelf
toegeeft dat de hond al drie maanden met de klachten rondliep,
vindt het Tuchtcollege voldoende bewezen dat er sprake was
van een chronische aandoening. De toegepaste behandeling is
hierbij niet ongebruikelijk. Bovendien heeft de dierenarts con-
tact gezocht met deskundigen van de Faculteit over de toe te
passen behandeling. Al met al meent het Tuchtcollege dat er
geen sprake is van veterinair onjuist handelen; de klacht wordt
ongegrond verklaard.

Blijft echter de vraag of het oordeel van het Tuchtcollege
\'niet ongebruikelijk\' kan worden beschouwd als \'veterinair
juist\' of niet.....?

-ocr page 320-

Babesiose wordt veroorzaakt
door een protozoaire parasiet van
het genus
Babesia die wordt over-
gebracht door teken, waarvan het
genus en de soort varieert afhan-
kelijk van het geografische ge-
bied. De twee belangrijkste soor-
ten die honden kunnen infecteren
zijn
B. canis en B. gihsoni die ge-
woonlijk worden onderscheiden op basis van hun
grootte in geparasiteerde erythrocyten. B. canis zijn gro-
tere organismen (2x5 um) die alléén of gepaard voorko-
men in rode bloedcellen, terwijl
B. gihsoni wordt be-
schouwd als de \'kleine\' babesia (1x3 jim) en meer alléén
voorkomt in geparasiteerde cellen. De twee soorten zijn
duidelijk te onderscheiden op basis van hun moleculaire
eigenschappen.

Babesia, de verschillende stammen

Babesia canis

B. canis en in het bijzonder de subspecies B. canis canis, is
de belangrijkste oorzaak van klinische babesiose in honden
die vanuit Noord-Europa naar endemische gebieden reizen,
met name Frankrijk. Dit organisme wordt gevonden in
Europa, Noord-Afrika en Azië en wordt primair overge-
bracht door de teek
Dermacentor reticiilaHis. Endemische
foei van babesiose zijn recent ook gemeld bij honden die nog
nooit buiten Duitsland of België waren geweest.

B. canis vereist echter een verdere onderverdeling in twee
andere subspecies.
B. canis vogeli is de minst pathogene
Babesia bij de hond en is wijd verspreid in de meeste tropi-
sche en subtropische gebieden van Europa, Azië, Australië,
Noord-Afrika en het zuid-centrale deel van de USA. Deze
parasiet wordt overgebracht door
Rhipicephalus sangui-
neus.
De andere vertegenwoordiger uit deze groep is de B.
canis rossi
(overgebracht door Haemaphysalis leachi) die
het meest ernstige ziektebeeld veroorzaakt, maar wat be-
treft geografische verspreiding beperkt blijft tot Zuid-
Afrika. Deze drie organismen zijn verder gekarakteriseerd
op moleculair niveau en vallen samen onder de
Babesia
spp. sensu stricto-gms^.

Babesia gihsoni

Gevallen van Babesia g;7>5077/-infectie worden steeds vaker
gevonden bij honden die mee op reis zijn geweest.
B. gihsoni
is een zeer pathogene vertegenwoordiger en wordt overge-
bracht door de teken
Rhipicephalus sanguineus, Haema-
physalis hispinosa
en Haemaphysalis longicornis. Dit orga-
nisme komt voor in Zuid-Azië, noordelijk Afrika, gebieden
in de USA en is onlangs ook gevonden in Australië. Hoewel
meestal alleen wordt gesproken over één soort
(B. gihsoni),
wijst recent moleculair onderzoek uit dat de kleine Babesia\'s
onderverdeeld kunnen worden in minstens drie verschil-
lende soorten.

Babesiose

S. Shaw

Week van het Huisdier 2003"
Huisdier en vakantie

In het kader van het
thema \'Huisdier en va-
kantie\' van de Week van
het Huisdier 2003 heeft
Susan Shaw toestem-
ming verleend om de pro-
ceedings van haar lezin-
gen, gehouden tijdens het
Chateau Veterinair te Rhoon in januari 2003, in het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde te publiceren. In het
nummer van 15 april heeft u al een interview met haar
kunnen lezen, gehouden door Joost van Herten. Shaw
sprak in haar lezingen over de ziekten babesiose, leish-
maniose en ehrlichia. Het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde besteedt in dit nummer aandacht
aan babesiose; de twee andere ziekten komen in de
volgende nummers aan de orde.

Met dank aan Paul Overgaauw voorde vertaling.

Klinische verschijnselen

De ziekteverschijnselen die optreden na infectie zijn afhan-
kelijk van de pathogeniteit van de
Bahesia-soart en -stam,
maar worden ook beïnvloed door leeftijd, immuunstatus en
soort van de gastheer. Zo werd bijvoorbeeld bij greyhounds
in de USA gevonden dat honden jonger dan één jaar het
meest gevoelig zijn voor een infectie met
B. canis vogeli,
tenzij ze beschermd waren door maternale antistoffen. De
ziekte kan seizoensgebonden zijn (zomer) en gerelateerd
aan de tekencyclus. Bij de hond kan een ß«/)e5/«-infectie
zich in drie vormen uiten: een subklinische vorm (het
meest gebruikelijke gevolg van een
B. canis vogeli-\'mkc-
tie), een ongecompliceerd en een gecompliceerd ziekte-
beeld.

De meest voorkomende klinische vorm in Europa is het on-
gecompliceerde beeld bestaande uit een acuut optredende
hemolytische anemie veroorzaakt door
B. canis canis of B.
gihsoni.
Peracuut of chronisch optreden is ook wel bekend,
maar zeldzaam en met een zeer vage verschijnselen. De pa-
thogenese van de anemie is ingewikkeld en omvat intra- en
extravasculaire hemolyse als gevolg van een combinatie van
parasitaire beschadiging van de erythrocytenmembranen,
die leidt tot een toename van osmotische fragiliteit, en eryth-
rophagocytose. De antilichamen tegen de erythrocyten kun-
nen zowel tegen de rode bloedcellen als
Babesia-miigtr^tn
gericht zijn. Het totaal aan verschijnselen bij deze ziekte-
vorm staat in verband met de acute hemolyse en kan bestaan
uit: hematurie, bleke slijmvliezen, Splenomegalie, lymfadeo-
megalie, anorexie, braken, koorts en sloomheid. Daarnaast
kunnen antilichamen gericht tegen de bloedplaatjes leiden
tot een thrombocytopenic. De belangrijkste differentiële dia-
gnose is primaire, ideopathische immuungemedieerde he-

WEEK

\'^\'\'""IHUISOIER

(r^

-ocr page 321-

molytische anemie (AIHA) of het Evans-syndroom (ideopa-
thische thrombocytopenische purpura en AIHA).
De gecompliceerde vorm i<an het gevolg zijn van een kleine
Babesia-infectie, maar wordt vaker gevonden bij
Babesia
rossi
in Zuid-Afrika. Naast hemolytische anemie kan zich
een multi-organ failure en hypotensieve shock ontwikkelen.
De 5aèei/a-organismen produceren proteases die het kalli-
kreïnesysteem activeren waardoor een fibrinogeenachtig ei-
wit wordt geproduceerd die plakkerigheid van de erythrocy-
ten veroorzaakt en \'sludging\' van de rode bloedcellen in de
capillairen. Dit effect treedt tegelijk op met het begin van dif-
fuse intravasculaire stolling, die ontstaat door de activatie
van het stollingsproces.

Het ontstaan van een persisterende infectie is een groot pro-
bleem bij
Babesia gibsoni en vaak treedt dan een chronisch
ziektebeeld op bestaande uit herhaalde aanvallen van koorts
en hemolyse. Op den duur leidt dit tot verminderde immu-
niteit en kunnen co-infecties optreden met andere, door te-
ken overgebrachte, infecties. De meest optredende infectie
hierbij is de
Ehrlichia canis, die ook de teek Rhipicephalus
sanguineus
als vector gebruikt.

Diagnose

Als eerste diagnostiek wordt routinematig bloedonderzoek
verricht waarbij dan een regeneratieve anaemie, thrombo-
cytopenie en leucocytose kan worden gevonden. Bloed-
monsters kunnen autoagglutineren in een fysiologische
zoutoplossing en tot 85% van de honden reageert positief
in de Coomb\'s test. Biochemisch seruinonderzoek levert
vaak weinig op (soms wat verhoogde leverenzymen, hyper-
bilirubinemie), maar er kan een hyperglobulinemie worden
gevonden, vooral bij honden die ook geïnfecteerd zijn met
Ehrlichia. Bij het urineonderzoek kan bilirubinurie, hemo-
globinurie of proteinuric gezien worden. Onderzoek van
bloeduitstrijkjes, gefixeerd en gekleurd met bijvoorbeeld
een Giemsa-, Wright\'s- of Romanowsky-kleuring, kunnen
Babesia laten zien, maar de parasitaemie is vaak laag en
deze methode is niet erg betrouwbaar. De kans is het
grootst bij bloed dat wordt afgenomen uit de punt van het
oor of een nagel en wanneer het bloed gecentrifugeerd
wordt, in rode bloedcellen afkomstig vlak onder de buffy
coat.

Serologisch onderzoek met behulp van de indirecte IET of
minder gebruikelijk met ELISA is mogelijk, maar wordt in
het algemeen niet vaak toegepast. Vals negatieven kunnen
voorkomen in het incubatiestadium van een acute infectie
en de testen kunnen geen onderscheid maken tussen
B. ca-
nis
en B. gibsoni als gevolg van antigene kruisreacties.
Bovendien kunnen antilichamen tegen
B. gibsoni een
kruisreactie geven met die van
Toxoplasma en Neospora.
Onlangs is een recombinant B. gibsoni antigeen ontwik-
keld en toegepast om in hondensera verschillende
Babesia
infecties te kunnen onderscheiden. Het aantonen van mi-
crobieel DNA door middel van de PCR in een EDTA bloed-
monster heeft een hoge sensitiviteit en kan
Babesia-soorXen
aantonen naast eventuele co-infecties. De toepassing van
\'real time\' PCR maakt het mogelijk om de microbiële hoe-
veelheid te kwantificeren om te gebruiken bij het vervol-
gen van patiënten.

Tabel i: Behandeling van babesiose

Geneesmiddel

Dosis

Effectiviteit

Bijwerkingen

Imidocarb dipropionaat

(Imizol, Schcring-Plough; Forray-
65, Hocchst; beide 120 mg/ml op-
lossingen)*

5-6.6 mg/kg IM of SC.
Herhalen na 2-3 weken.

B. canis maar niet
B. gibsoni

Soms werkzaam tegen Ehrlichia
canis dus bruikbaar bij dubbelin-
fecties

Anti-cholinesterase effecten: tijdelijk
speekselen, tranen, diarree, braken,
benauwdheid, spiertrillingen. tachy-
cardie na injectie. Pijn/zwelling op dc
injectieplaats. Hepatotoxiceit.

Phcnamidine isethionaat

(Oxopirvcdine, Canine
Piroplasmosis Injectable Solution,
I5mg/ml oplossing, Merial)*

15 mg/kg SC

Eenmalige behandeling meestal
voldoende

B. canis cn
B. gibsoni

IV of IM toegediend veroorzaakt:
hypotensie, systemische anafylaxie.
duizeligheid, speekselen, braken,
diarree, hypoglycemie, myelosup-
pressie, nierfalen. Pijn/necrose op IM
injectieplaats. Formulering bevat te-
vens een antihistaminicum (oxome-
mazine) om anafylactische reacties
tegen te gaan

Pentamidine isethionaat

(Lomodine, Blood Parasites
Pentamidine Injectable Solution,
40mg/ml, Merial)*

\'Piroplasmose\' bij de hond
4 mg/kg

diep IM (of IP na I Ox verdunnen
met gedestilleerd water of fysiolo-
gische zoutoplossing)

Eenmalige behandeling meestal
voldoende, kan herhaald worden na
48 uur

B. canis en
B. gibsoni

Bijwerkingen zoals bij Phenamidine

• Geen van deze middelen is in Nederland geregistreerd. Imidocarb is wel te bestellen via de veterinaire apotheek van de Faculteit der Diergeneeskunde te
Utrecht. De andere middelen zijn eventueel via de humane, openbare apotheek te verkrijgen (off label use).

-ocr page 322-

m

Foto\'s: Susan Shaw

Behandeling en preventie

Er kunnen diverse medicijnen (Tabel 1) worden gebruikt
voor de behandeling van babesiose. Het eerste keus middel
voor
Babesia canis canis is imidocarb dipropionaat (5.0-6.6
mg/kg IM of SC, na 2-3 weken herhalen). Dit is echter min-
der werkzaam tegen
B. gihsoni. Middelen die wel effectief
werkzaam zijn tegen
B. gibsoni zijn onder andere dimina-
zene aceturaat, pentamidine isethionaat en phenamidine ise-
thionaat. Ondersteunende behandeling kan noodzakelijk
zijn en, hoewel tegenstrijdig, bestaan uit kortwerkende glu-
cocorticosteroïden om het immuungemedieerde deel van de
aandoening te bestrijden. Noch de behandeling, noch de af-
weer van de gastheer kunnen de infectie echter volledig be-
strijden, dus de dieren worden vaak chronisch drager van de
parasiet en daarmee potentiële infectiereservoirs. Sub-
klinisch geïnfecteerde dieren kunnen recidieven vertonen bij
stress, immunosuppressieve behandeling of door een andere
ziekte.

Preventie van babesiose is vooral gelegen in de bestrijding
van de teken die als vector optreden. Er zijn vele onderzoe-
ken uitgevoerd naar mogelijke vaccins tegen
B. canis en er
is een vaccin beschikbaar in Europa. Dit vaccin voorkomt
niet de infectie, maar beperkt de parasitaemie en stopt de
processen die leiden tot het ziektebeeld. Het vaccin is 70-
100% effectief, maar bij experimenten bleek er een lage
kruisbescherming te bestaan tegen andere stammen van
B.
canis
dan die aanwezig waren in het vaccin. Geografische
variatie in stammen beperkt daarom de wereldwijde toepas-
sing van dit product. Er bestaat nog geen duidelijkheid of de
immuniteit aanwezig blijft door persisterende subklinische
infecties (premuniteit) waarmee wordt voorkomen dat viru-
lente vormen binnen de populatie de kop opsteken.

De toenemende rol van de pathogene kleine Babesias
Babesia gibsoni is gewoonlijk aanwezig in Zuid-Azië, hoe-
wel het zich lijkt te verspreiden naar West-Azië en Noord-
Afrika. De infectie die in de USA (Oklahoma en North
Carolina) in de tachtiger jaren voor het eerst werd gevonden

bleek voor 100% genetisch identiek te zijn aan de Aziadsche
stammen. Er wordt daarom verondersteld dat
B. gibsoni in
Amerika is geïntroduceerd via geïnfecteerde honden die
werden meegebracht uit de oorlog in Zuid-oost Azië. Een an-
der interessant aspect van een
B. g/6.so«;-infectie is de pre-
dispositie van de Pitbull terrier, Staffordshire bull terrier en
hun kruisingen. Dit is waargenomen in de USA cn kortgele-
den (2001) bij dezelfde rassen in Australië. Er werd gedacht
aan illegale import van deze vechthonden evenals de moge-
lijkheid van transplacental overbrenging. De lastige dia-
gnose en de persisterende infectie ondanks behandeling,
zorgt ervoor dat overbrenging en verspreiding via bloed-
transfusie ook mogelijk is.

Toename van andere soorten

Bij moleculair onderzoek werden andere pathogene kleine
Babesia-soorten bij de hond gevonden. Een isolaat dat ziekte
veroorzaakte bij honden in Californië bleek verder weg te
staan van de
Babesia-groep en meer op de Theileria-soorten
te lijken.

In Noord-west Spanje zijn onlangs kleine Babesia-\'xnkc-
ties bij de hond gevonden. Dit organisme bleek te verschil-
len van
B. canis en B. gibsoni en meer te lijken op B. mi-
croti.
De prevalentie wijst erop dat er blijkbaar een infectie
in de populatie honden aanwezig is die voor die tijd nog
niet werd herkend. Hoewel het ziektebeeld gelijk is aan die
van
Babesia gibsoni, lijkt de epidemiologie verschillend te
zijn. De vector is onbekend, hoewel wordt gedacht aan
Ixodes-Xsken, die ook B. microti overbrengen. Als dit het
geval is, dan vormt deze
Babesia-soort een potentieel ri-
sico voor landen in noord Europa. Het zoönotische poten-
tieel van deze parasiet moet nog worden vastgesteld, maar
de nauw verwante
Babesia microti (99% genetisch iden-
tiek) is goed aangepast aan knaagdieren en kan ernstige
ziekte veroorzaken bij de mens in de USA. In Europa
wordt
B. microti voornamelijk overgebracht door de muis-
specifieke teek
Ixodes trianguliceps die niet op de mens
voorkomt.

-ocr page 323-

Actua

Mutaties in diergeneesmiddelenregistraties in januari tot en met maart 2003

Deze gegevens zijn opgesteld door de Apotheek van de Faculteit Diergeneeskunde om te voorzien in de vraag naar gemakkelijk toegankelijke, niet ad-

ministratieve gegevens over gewijzigde registraties van diergeneesmiddelen. De gegevens zijn een selectie uit de maandelijkse informatie van het

Bureau Registratie Diergeneesmiddelen. Voor details over de genoemde wijzigingen verwijzen wij u naarwww.agro.brd.nl of naar wAvw.vet.uu.nl/vgr.

Het tijdschrift noch de Apotheek aanvaarden aansprakelijkheid voortkomend uit gebruik van deze gegevens.

Gewijzigde registraties

Aard van wijziging

Oud

Nieuw

CMK7

REGNL8S07

indicatie

melkziekteen kopziekte

melkziekte

Calcium magnesium oplossing

RECNL8910

indicatie

melkziekte en kopziekte

melkziekte

Finadyne

REGNL1726

bijwerkingen

anafylactische schock

Finadyne

REGNL1726

waarschuwing

langzaam iv en op lichaamstemp

spuiten

Meflosyl

REGNL8619

bijwerkingen

anafylactische schock

Meflosyi

RECNL8619

waarschuwing

langzaam iv en op lichaamstemp

spuiten

Finadyne inj.vist.

REG NL 8644

bijwerkingen

anafylactische schock

Finadyne inj.vist.

REGNL8644

waarschuwing

langzaam iv en op lichaamstemp

spuiten

Bedozane

REGNLgigô

bijwerkingen

anafylactische schock

Bedozane

RECNL9196

waarschuwing

langzaam iv en op lichaamstemp

spuiten

Binixin

REG NL 9975

bijwerkingen

anafylactische schock

Binixin

REGNL9975

waarschuwing

langzaam iv en op lichaamstemp

spuiten

Eimu-kombi-dip

REGNL8443

Houdbaarheidstermijn

6 maanden

30 maanden

Nobilis Ibmuiti -f ND-f EDS

REGNL8873

Houdbaarheidstermijn

18 maanden

2 jaar

Tylan 200 injectie

REGNL9709

Houdbaarheidstermijn

ongeopend; 1 jaar

ongeopend: 18 maanden

Nobilis IBND LEG

REGNL76S6

Houdbaarheidstermijn

12 maanden

2 jaar

Nobilis IbmuIti -I-C -f ND

REG NL 7476

Houdbaarheidstermijn

12 maanden

2 jaar

Nobilis IB-I-C-F ND

REGNL7653

Houdbaarheidstermijn

12 maanden

2 jaar

Program

REGNL8270

Houdbaarheidstermijn

3 jaar

5 jaar

SCP 71/2%

REGNL1548

Naam

SCP7i/2%

BS poeder

Colistine sulfaat 4%

RECNL5614

Gebruikstermijn

gemedicineerde kalvermelk: direct

gebruiken, niet bewaren

Roni tablet

REGNL6815

Naam

Roni tablet

Belga Magix

Biosol 70%

REGNL2646

Doeldier

kalveren, varkens.

niet-eierleggende kippen

kalveren, varkens, niet-eierleg-

gende kippen, kalkoenen

Clik

REGNL9938

bewaartermijn

Vitaid calsoft

REGNL9855

naam

Vitaid calsoft

Feedtech Calcium supplement

Calcimag

RECNL8718

indicatie

"Hypocalcemie hypo

magnesemie; melkziekte

-F kopziekte"

"Hypocalcemie; melkziekte"

Suvaxyn Flu

REG NL 9463

bewaartermijn

12 maanden

3 jaar

Vanguard pup

REGNL9544

bewaartermijn

24 maanden

24 maanden, al dan niet na vooraf

gaande ononderbroken bewaring

gedurende maximaal i6 maanden

bij-20 graden C. Solvens: 4 jaar.

indien bij 2-8 graden C en in het

donker bewaard.

Nemovac

REGNL9658

waarschuwingen

Het is aangeraden om niet te vac-

cineren in aanwezigheid van an-

dere gevoelige diersoorten (parel-

hoen, fazant), gezien de versprei-

ding van de vaccin stam en het

ontbreken van gegevens over de

veiligheid voor deze diersoorten.

Sedaxylan

REGNLq743

wachttermiin

0 dagen voor de slacht

1 dag voorde slacht

Calciumborogluconaat

RECNL3806

naam

Calciumborogluconaat

CalciummaEnesium-ject7S0 ml

Eurican PVICI

REG NL 8282

bewaartermijn

1 jaar

2 jaar

Eurican DA2PVICI

REG NL 8283

bewaartermijn

1 jaar

2 jaar

291 Tijdschrift voor Diergeneeskunde, Deel 128, Mei, Aflevering 9, 2003

-ocr page 324-

Eurican DA2PVPI2

REGNL 8670

werkzame stoffen

minstens 10 tot de derde
0CCID50

lotot de vierde i0CCID50van
Levend gattenueerdhonde-
ziektvirus, stam BA5-Vero 150

Cydectino,5%W/V
pour on voor rundvee

REGNL 9405

\'doeldieren;
wachttermijn\'

\'niet-melkgevende
runderen; voor de slacht:
14 dagen.\'

\'runderen, 14 dagen voor de
slacht; 0 dagen voor de leve-
ring van melk

Doxycycline20%WO

REGNL7973

bewaartermijn

\'6 maanden, indien bewaard
bij kamertemperatuur
(15-25 graden Celcius);
gemedicineerd drinkwater:
24 uur\'

\'6 maanden, indien niet boven
de 25°C bewaard (niet in de
koelkast bewaren of invriezen):
gemedicineerd drinkwater: di
reet gebruiken, niet bewaren

Nieuwe registraties

Tylan 20 premix 2%

REGNL9976

Tylan C250 premix 25%

REGNL 9982

Tylan W.O.

REGNL 9984

Nobilis paramyxo P201

REGNL 10030

Bolfo Gold vlooiendruppels kat 40

REGNL 10043

Bolfo Gold vlooiendruppels hond 40

REGNL 10045

Bolfo Gold vlooiendruppels kat 80

REGNL 10044

Bolfo Gold vlooiendruppels hond 100

REGNL 10046

Bolfo Gold vlooiendruppels hond 250

REGNL 10047

Bolfo Gold vlooiendruppels hond 400

REGNL 10048

Parbamal plus

REGNL 10052

Covexin-8

REGNL 1385

Cletvax-5

RECNL5271

Diazinon vlooienband hond grijs
Diazinon vlooienband kat grijs

REGNL 9280
REGNL 9281

Nobivac RL

REGNL 9586

Sedamun

REGNL 10084

Feed Farm kamfericbtammol zalf

REGNL 10097

Diazinon vlooienband hond zwart

RECNL9321

Diazinon vlooienband hond wit
Diazinon vlooienband kat wit

REGNL 9322
REGNL 9323

Diazinon vlooienband kat zwart

REGNL 9324

Diazinon vlooienband voor katten

REGNL 9371

Diazinon vlooienband voor honden

REGNL 9372

Excenel

REGNL9915

Drontal large dog

REGNL 9924

Nuflor swine injectable

REGNL 10053

Vervallen registraties

Atropine sulfaat iml = 0,5 mg

REGNL4615

Sedalin oral gel

REGNL1329

Genta-kel 02

RECNL1838

11-03-2003

Genta-kel 05

RECNL1839

11-03-2003

Genta-kel doser

REGNL 5664

11-03-2003

Levasole pour-on

REGNL 6228

01-10-2003

Alfatrim 24% pro inj.

REGNL 9425

01-10-2003

Apramycine 200 injectie

REGNL 9450

01-10-2003

Porkmec injection

REGNL 9917

01-10-2003

Deze pagina\'s zijn mogelijl< gemaal<t door Merial.

-ocr page 325-

Verslag onderzoeksresultaten
Kwantitatief onderzoek dierenartsassistenten Voorjaarsdagen 2002

De afgelopen jaren is de vraag gerezen hoe het gesteld
is met de rechtspositie van dierenartsassistenten. Er
zou wellicht sprake zijn van het onjuist hanteren van
de Rechtspositieregeling (RPR). De GGG (Groep
Geneeskunde Gezelschapsdieren) heeft deze signalen
serieus genomen en wilde middels een enquête achter-
halen of er daadwerkelijk problemen zijn. Daarnaast
bood deze enquête de gelegenheid om de RPR onder de
aandacht van dierenartsassistenten te brengen.
Gezien de aard van het onderzoek, een breedschalige in-
ventarisatie, is gekozen voor kwantitatief onderzoek. De
schriftelijke enquêtes zijn uitgedeeld tijdens de
Voorjaarsdagen (een congres voor dierenartsen en as-
sistenten over gezelschapsdieren en paarden), waar 488
dierenartsassistenten de enquête anoniem hebben inge-
vuld en geretourneerd. De respons was 59 procent.

Doel

Dit onderzoek heeft in de eerste plaats de functie van een in-
ventarisatie aangaande de handhaving en kennis rond de
RPR. Daarbij spelen de volgende deelvragen een rol:

• Hoe zien de arbeidsomstandigheden van de assistenten er-
uit?

• Hoe is het met de kennis van assistenten aangaande RPR?

• Hoe is het met de kennis van assistenten aangaande de
Klachtencommissie die in de RPR genoemd wordt?

Resultaten

Arbeidsomstandigheden

Het overgrote deel van de assistenten werkt in een gemengde
praktijk (40%) of praktijk voor gezelschapsdieren (57%).
Het gemiddeld aantal uren dat gewerkt wordt, is zeer uiteen-
lopend en veelal op parttime basis. Het merendeel (76%)
werkt echter meer dan negentien uur per week.
De meerderheid van de respondenten vervult de functie van
algemeen assistent (94%). De functie van assistent kan in-
houdelijk een zeer wisselend karakter hebben. Dit geeft een
grote verscheidenheid aan taken en verantwoordelijkheden
te zien; van apotheekbeheer en de boekhouding tot het orga-
niseren van puppyparties. Daarnaast ligt bij sommigen de fo-
cus op één enkele taak (bijvoorbeeld assisteren tijdens ope-
raties), terwijl anderen een veelvoud aan verschillende taken
vervullen.

De hantering van de begrippen \'telefonische achterwacht\' en
\'uitbetaling oproepdienst\' (in de enquête), is niet handig ge-
bleken, aangezien respondenten op grote schaal verschil-
lende interpretaties aan bovengenoemde begrippen gaven.
Hierdoor konden er binnen dit onderzoek helaas geen ver-
dere conclusies aan bovengenoemde begrippen verbonden
worden.

Primaire en secundaire arbeidsvoorwaarden zijn eveneens
bekeken. Het merendeel van de assistenten is in bezit van een
arbeidscontract (95%), veelal voor onbepaalde tijd. Bij de
beleving van de verschillende arbeidsvoorwaarden blijkt
men naast een correct salaris zeer veel belang te hechten aan
werkoverleg en nascholing. Daarna volgt betaling voor ge-
maakte overuren en oproepdiensten.

Kennis Rechtspositieregeling

Ruim tweederde (73%) van de assistenten is op de hoogte
van het bestaan van de RPR. Van deze groep assistenten
geeft 93 procent aan ook inhoudelijk op de hoogte te zijn. Bij
specifiek doorvragen blijkt echter dat men niet zo goed op de
hoogte is als men zelf veronderstelt. Dit geldt bijvoorbeeld
voor het onderdeel Klachtencommissie.
Van diegenen die bekend zijn met de RPR is 57 procent op de
hoogte via de werkgever en twintig procent via Vedias (spon-
taan genoemd). De rest van de respondenten is op de hoogte
via een combinatie van informatiebronnen (22%), veelal via
de werkgever en collegae of via Vedias en collegae.
Daarnaast geeft een aantal aan via de opleiding op de hoogte
te zijn gebracht.

Klachtencommissie

Van die respondenten die op de hoogte zijn van de RPR
(73% van de respondenten), blijkt 33 procent bekend te zijn
met de Klachtencommissie (absoluut: 161 respondenten).
Van deze groep assistenten geeft 88 procent aan ook te weten
wat het doel van deze commissie is.

Van diegenen die bekend zijn met de Klachtencommissie
weet 45 procent dit via de werkgever, twintig procent via
Vedias (spontaan genoemd) en de re.st is op de hoogte ge-
bracht via een combinatie van informatiebronnen waaronder
collegae, Vedias en werkgever.

Een interessante hypothetische vraag in relatie tot de
Klachtencommissie is bij wie men aan zou kloppen in geval
van (werkgerelateerde) problemen. De meerderheid (67%)
geeft aan zich voor een oplossing tot de werkgever te wen-
den. De overige 33 procent noemt andere oplossingen zoals
een personeelsfunctionaris, een vertrouwenspersoon, of be-
langenverenigingen zoals Vedias en AbvaKabo.
Sinds het bestaan van de Klachtencommissie is er nog nooit
een klacht ingediend. Gezien de aard van dit onderzoek is
het een interessante vraag of er assistenten zijn die dit wel
overwogen hebben. En zo ja, wat voor hen de reden hiervoor
was. Van de 161 respondenten (absoluut aantal) die van het
bestaan van de Klachtencommissie afweten, geven er negen
(absoluut aantal) aan een klacht overwogen te hebben.
Ondanks dat er nooit klachten zijn binnengekomen geeft één
respondent aan daadwerkelijk een klacht te hebben ingediend
aangaande een arbeidsconflict met de werkgever.
De overwogen klachten zijn zeer uiteenlopend van aard (om-
gang ten aanzien van personeel; dood van een kitten; onenig-
heid over uitbetaling oproepdienst en feestdagen en loon-
schaal Vedias) en vallen niet altijd binnen het kader van de
RPR.

-ocr page 326-

Conclusies

Met deze enquête is geen grote nalatigheid voor wat betreft
de naleving van de RPR vastgesteld. Wel zijn er verschil-
lende aandachtspunten gesignaleerd.
Ongeveer een kwart van de assistenten blijkt niet op de
hoogte te zijn van het bestaan van de RPR (27%). Daarnaast
blijken diegenen die wel bekend zijn met de RPR inhoude-
lijk niet op de hoogte te zijn.

Ook de Klachtencommissie is bij een schrikbarend klein
aantal respondenten bekend, terwijl er toch een deel van de
assistenten zegt inhoudelijk op de hoogte te zijn van de RPR.
Daarnaast blijkt dat de overwogen klachten zeer uiteenlo-
pend van aard zijn en niet altijd binnen het kader van de RPR
vallen. Wat opviel omtrent de herkomst van informatie is dat
Vedias in veel gevallen spontaan genoemd werd en daarmee
een belangrijk referentiekader is voor assistenten.

Aanbevelingen

Gezien de onbekendheid ten aanzien van zowel het bestaan
van de RPR als haar inhoud (dit geldt onder meer voor de
Klachtencommissie), wordt aanbevolen om deze beter te
communiceren naar de assistenten.

Manieren om deze doelgroep beter te bereiken zijn bijvoor-
beeld:

• een heldere simpele samenvatting van de huidige RPR;

• informatiegericht verspreiden via praktijken, opleidingen,
persoonlijke benadering et cetera;

• ludieke acties tijdens congressen en dergelijke.

Aangezien Vedias vaak genoemd wordt als informatiebron,
kan zij een belangrijke rol vervullen bij de communicatie
richting assistenten.

Om de klachtenafhandeling te verbeteren wordt aanbevolen
deze toegankelijker en duidelijker te maken. Het opstellen
van een protocol voor klachtenafhandeling is een mogelijk-
heid. Met daaruit verkregen informatie kan beter inzicht ver-
kregen worden over aantallen, aard en afhandeling van de
klachten. Tevens kunnen knelpunten aangaande de RPR ge-
signaleerd worden.

Daarnaast verdient het aanbeveling om het kennisniveau
van de dierenartsen omtrent de RPR en aanverwante zaken
te bekijken. Indien nodig kan door middel van voorlichting
aan deze groep het kennisniveau over de RPR vergroot
worden.

Naschrift bij \'Kwantitatief onderzoek dierenartsassistenten
Voorjaarsdagen 2002\'

M.C. van Oostrum-Schuurman Hess

Juist om ervoor te zorgen dat de bekendheid van de
Rechtspositieregeling voor Dierenartsassistenten werd ver-
groot, heeft het Hoofdbestuur in januari 2002 besloten om
iedere practicus-ondernemer, lid van de KNMvD, een
tweetal exemplaren van de Rechtspositieregeling 2002 toe
te sturen. Daarbij verzocht het Hoofdbestuur de leden
vriendelijk een exemplaar van de Rechtspositieregeling te
overhandigen aan de in dienst zijnde dierenartsassistenten.
Middels een bestelformulier konden extra exemplaren van
de Rechtspositieregeling 2002 zonder kosten worden be-
steld bij het Bureau van de KNMvD.
De KNMvD heeft na overleg met Vedias een exemplaar van
de Rechtspositieregeling 2002 toegestuurd aan alle leden
van Vedias. De Rechtspositieregeling 2003 zal op dezelfde
wijze onder de leden worden verspreid, in overleg met
Vedias zullen exemplaren aan de leden van Vedias ter be-
schikking worden gesteld.

Drs. M.C. van Oostrum-Schuurman Hess is stafmedewerker hij de KNMvD.

-ocr page 327-

Al jarenlang spreken en schrijven
deskundigen over vaccins die met
nieuwe technieken gemaakt wor-
den en langs voorheen onbekende
paden een superieur effect berei-
ken. Onlangs kwam de eerste telg
van een nieuwe generatie vaccins
op de markt: een vectorvaccin. Dr.
Jules Minke staat aan de basis van
deze vaccins en kent als geen ander de kenmerken en ei-
genschappen ervan.

Een vectorvaccin werkt als volgt. Een levend - maar veilig -
virus brengt een specifiek deel van het erfelijk materiaal van
een pathogeen virus in cellen van het dier datje vaccineert.
De geïnfecteerde cellen worden aangezet om het erfelijk ma-
teriaal af te lezen en ze bouwen het antigeen waarvoor dit co-
deert. Vervolgens presenteren de cellen dit antigcen op hun
celwand aan specifieke afweercellen, T- en B-lymfocyten.
Die gaan dan aan dc slag om antilichamen te maken en cellu-
laire immuniteit te ontwikkelen. Dit proces verloopt identiek
als bij een natuurlijke infectie.

Klinkt gemakkelijk, veilig en effectief. Maar is dat ook zo?
Met andere woorden: tijd voor een gesprek met een deskun-
dige van het bedrijf dat het eerste vectorvaccin voor paarden
in Europa lanceert: dr Jules Minke. Hij is projectleider vac-
cinontwikkeling voor gezelschapsdieren en paarden bij
Merial en werkt in Lyon, Frankrijk.

De eigenschappen van vectorvaccins

Vectorvaccins zorgen voor een nabootsing van de natuurlijke
infectie. Ze lijken in dit opzicht op levende (MLV) vaccins.
De cel presenteert het antigeen op zijn celmembraan in com-
binatie met MHC-1, wat leidt tot stimulering van zowel T- als
B-lymfocyten. MHC is de afkorting van Major Histo-
compatibility Complex. B-lymfocyten zorgen voor antili-
chaamproductie, T-lymfocyten zijn betrokken bij de cellu-
laire immuniteit.

Het vectorvirus dat Merial gebruikt, bezit het voordeel dat
geen virusvermenigvuldiging optreedt in het gevaccineerde
dier. In dit opzicht lijkt het op een geïnactiveerd vaccin. De
cel maakt wel onderdelen van het vectorvirus aan, maar
komt niet tot constructie van het complete virus. Er bestaat
geen risico op spreiding van vaccinvirus, terugkeer naar vi-
rulentie of ziektedoorbraak bij immuunincompetente dieren.
De producent van het vectorvaccin moet hiervoor natuurlijk
wel een geschikt vectorvirus in handen hebben. Merial ge-
bruikt een - gepatenteerd - kanariepokkenvirus.
Geïnactiveerde vaccins stimuleren met name de B-lymfocy-
ten (= antilichaamproductie), waarschijnlijk doordat het

Berichte

verslage

Merial introduceerteen innovatiefinfluenza-tetanus-
vaccin voor paarden

J. Hülsen

antigeen in combinatie met MHC-2 wordt gepresenteerd.
Echter in combinatie met bepaalde adjuvantia kan ook T-cel-
activiteit in meer of mindere mate opgewekt worden (= cel-
lulaire immuniteit).

Merial maakte haar eerste vectorvaccin voor honden en be-
gon vervolgens met de ontwikkeling van vectorvaccins voor
katten: rabiës en leukose (FeLV). Deze vaccins zijn reeds en-
kele jaren beschikbaar in Amerika. Sinds kort is het FeLV-
vaccin ook in Europa op de markt.

Een bijzonderheid van deze vaccins is dat ze geen adjuvans
bevatten. Om zonder adjuvans te kunnen werken, moet je
een levend vaccinvirus gebruiken. Zoals vectorvaccins.
Moederbedrijf Aventis werkt ook aan enkele humane vaccins
gebaseerd op de vectortechnologie, ondermeer tegen het

-ocr page 328-

AIDS-virus. Deze veri<eren reeds in het stadium van i<iinisch
onderzoel;. Ool< hiervoor gebruikt het het kanariepokkenvi-

rus.

Veiligheid

De eerste specifieke risico\'s waar je aan denkt bij een recom-
binantvirus bestaan uit spreiding van het virus, verandering
van het virus en uitwisseling van genetisch materiaal met an-
dere virussen. "Het kanariepokkenvirus dat wij gebruiken
kan zich niet vermeerderen in zoogdiercellen", stelt Minke.
Het wordt opgenomen in cellen op de injectieplaats en ver-
der komt het niet. Er vindt geen productie van nieuw virus
plaats, geen verspreiding en geen uitscheiding. Bij studies in
verschillende diersoorten is het nooit gelukt om virus terug
te isoleren na toediening.

Minkes medewerkers gebruiken telkens dezelfde plaatsen in
het genoom van het vectorvirus om het genetisch materiaal
in te bouwen. Daarbij verandert het tropisme\' van het virus
blijkbaar niet. "Merials vectorvirus kan alleen kanaries en
kanarieachtigen infecteren, en zich alleen in deze diersoor-
ten vermenigvuldigen", vertelt Minke. Hij testte alle vector-
vaccinvirussen die zijn projectgroep tot heden maakte op ka-
naries. Daarbij keek hij of het virus zich in deze diersoort
anders ging gedragen. Alle vaccinvirussen bleken veilig voor
de gevoelige gastheer. "De vectorvaccinvirussen gedragen
zich identiek aan het oorspronkelijk kanaricpokkenvaccinvi-
rus."

Bij een nieuw vaccin zijn dierenartsen natuurlijk ook geïnte-
resseerd in algemene veiligheidskenmerken zoals aantal en
type entreacties. "Minimaal", meent Minke. "Ons nieuwe
vaccin bleek in vergelijkend veldonderzoek even veilig als
een beproefd en veilig vaccin dat reeds jarenlang in
Nederland wordt gebruikt (Tetagripiffa®, Merial). Het is en
blijft een vaccin, wat betekent datje incidenteel te maken
zult hebben met een entreactie, zoals zwelling op de injectie-
plaats."

Goed beheersbaar productieproces

Klassiek intluenzavirus voor vaccinproductie wordt in de re-
gel gekweekt op bebroede kippeneieren. Daarbij inoculeert
men de allantoïsvloeistof met vaccinvirus, via een klein gaatje
in de eierschaal. Het ei wordt in een broedkast geplaatst en het
virus gaat zich vermenigvuldigen. Na een vastgestelde peri-
ode worden de eieren gebroken en het virus geoogst.
Viruskweek op eieren heeft als nadeel dat het een moeilijk
beheersbaar systeem is. Eieren kunnen biologisch verontrei-
nigd zijn, dus er gaat er wel eens een rotten. Dit betekent dat
in het productieproces alle eieren geschouwd moeten wor-
den, waarbij de kans bestaat dat een verontreinigd ei aan het
oog ontsnapt.

Het oogsten van het virus uit de eieren is een complex pro-
ces. Afhankelijk van het aantal zuiveringsstappen, zal het
uiteindelijke vaccin eimateriaal bevatten. Dit eiwit kan ent-
reacties opwekken.

Het vectorvirus dat Minke gebruikt wordt gekweekt op cel-
len. Dit kweekproces is veel beter beheersbaar dan kweken
op eieren. Het feit dat het vectorvirus in celkweken wordt ge-
produceerd heeft daardoor voordelen, voor zowel de produ-
cent als voor de gebruiker

\' Tropisme = gastheer- en weefselspecificiteit (jh).

^ Oriënterend onderzoek naar veiligheid en effectiviteit, en naar het inrichten van het
productieproces (jh).

Een ander voordeel voor de producent is dat als je eenmaal
een geschikte vector hebt, het relatief eenvoudig is om
nieuwe vaccins te maken. Zodra de eiwitten bekend zijn die
de beschermende immuniteit opwekken en het genetisch
materiaal gelokaliseerd is dat codeert voor deze eiwitten,
kan een nieuw vaccin gebouwd worden. Als de OIE het vac-
cinatieadvies voor equine influenza verandert, kan Merial
relatief soepel en snel haar vaccin aanpassen. Minke noemt
de vectortechniek bij uitstek geschikt voor
emerging disea-
ses,
indien het agens zich zeer moeilijk laat vermenigvuldi-
gen in het lab.

Werkzaamheid

"Ik ben ervan overtuigd dat dit een van de beste, zo niet het
beste, influenza-tetanus-vaccin op de markt is." Minke
onderbouwt zijn overtuiging met vaccinatie-challenge
onderzoek, uitgevoerd door een onafhankelijk instituut.
"Voor inschatting van de werkzaamheid geeft vaccinatie-
challenge onderzoek de beste informatie."
Met name de vaccinatie van jonge paarden is van belang, be-
nadrukt hij langs neus en lippen weg. Deze dieren lopen het
grootste risico en hebben de minste afweer.
Waarom een influenza-tetanus-vaccin en niet alleen influ-
enza? "Omdat de markt dat wil. Onze marketingmanagers
melden dat de vraag naar een monovalent vaccin voor influ-
enza gering is. Alleen Duitsland en Engeland kennen daar-
van een redelijke omzet."

Merials influenza-tetanus-vaccin bevat een adjuvans. Dat is
nodig voor de tetanuscomponent, die bestaat uit teta-
nustoxoïd. De influenzacomponent, het vectorvaccin, heeft
in principe geen adjuvans nodig. Maar het adjuvans verbe-
tert wel de effectiviteit.

Ontwikkeling en registratie van een volledig nieuw vaccin

De ontwikkelingstijd van Merial\'s vectorvaccins blijkt ver-
gelijkbaar met die van conventionele: ongeveer vijfjaar De
eerste
constructen werden in 1997 gemaakt, in 1998 begon-
nen de/éa.wft////v-studies^

Het influenza-tetanus-vaccin van Merial ProteqFlu-Te®
heeft een centrale Europese registratie. Dit kon niet anders,
legt Minke uit, omdat het een totaal nieuwe techniek betreft.
Nationale autoriteiten mogen hierover niet oordelen.
EMEA, de Europese registratieautoriteit, toetst overigens
net als de nationale autoriteiten elk diergeneesiniddel op
kwaliteit, veiligheid en efTectiviteit. Kwaliteit verwijst hier
naar kenmerken als de samenstelling, de verpakking, de
houdbaarheid en de bijgeleverde informatie op etiket en bij-
sluiter

Het duurde één jaar tussen indienen van het dossier en een
positief advies van EMEA. "Dit vind ik heel snel en dat
geeft aan dat wij een kwalitatief goed dossier hebben
samengesteld." Het registratiedossier bevat alle (onder-
zoeks-)gegevens over kwaliteit, werkzaamheid en veilig-
heid van het betreffende diergeneesmiddel. De Europese
commissie moest vervolgens het positieve advies van
EMEA bekrachtigen, om de registratie definitief te maken.
Dit is inmiddels een feit.

Concluderend

Het is duidelijk dat Jules Minke vol zit van vertrouwen. "Ik
weet niet of andere farmaceutische bedrijven ook met vec-
torvaccins komen, maar ik denk \'t wel. Het is een veelbelo-
vende techniek."

-ocr page 329-

J.G. van Logtesteijn

Op dinsdag 18 juni 2002 werd onder de titel \'Het doden
van dieren, maatschappelijke en ethische aspecten\' een
symposium georganiseerd door de Hoofdafdeling Dier
en Maatschappij van de Faculteit der Diergeneeskunde.
Ruim 170 deelnemers luisterden aandachtig naar een
aantal zeer boeiende voordrachten en discussieerden in
groepen over allerlei deelonderwerpen.
Het verslag van dit symposium is verschenen bij
Wageningen Academie Publisers . Gezien de betrokken-
heid van vrijwel alle dierenartsen bij dit onderwerp - wat
overigens niet tot uiting kwam in het aantal symposium-
deelnemers! - leek het zinvol een korte samenvatting van
voordrachten en discussies te presenteren. Te hopen valt
dat veel dierenartsen na lezing zich verder in dit belang-
rijke onderwerp willen verdiepen en dus het boek aan-
schaffen! Want vrijwel alle dierenartsen hebben met het
doden van dieren te maken. Is het niet in de nutsdieren-
praktijk danwel in de gezelschapsdierenpraktijk. Maar
ook in het onderwijs, in het wetenschappelijk onderzoek,
in dierentuinen en bij de jacht en het natuurbeheer.

Professor Berry Spruyt, voorzitter van de Hoofdafdeling
Dier en Maatschappij van de Faculteit der Diergeneeskunde
opende het symposium met \'enkele omtrekkende bewegin-
gen\'. Een morele rechtvaardiging van het doden van dieren
wordt sterk bepaald door de omstandigheden waaronder wij
met dieren verkeren en door de functie die het dier voor de
mens vervult. Zo constateert hij dat heel verschillend tegen
bijvoorbeeld konijnen wordt aangekeken in hun rol als huis-
dier, voedselbron, proefdier of wild dier.
Professor Paul Schnabel, directeur van het Sociaal Cultureel
Planbureau gaf een \'sociologische visie op was sociaal kan
en a-sociaal is geworden\'.

Hij maakte een onderscheid tussen onze eigen dieren - die-
ren van anderen - leuke dieren buiten - enge dieren binnen en
buiten - gebruiksdieren en - kijkdieren. Deze subjectieve in-
deling bepaalt onze visie op \'beschermwaardig\'heid en onze
vrijheid om die dieren te doden. Van invloed daarop zijn het
secularingsproces en de evulatietheorie. Daarnaast speelt
een rol dat de mens méér met het dier gemeen heeft dan vroe-
ger wel werd aangenomen en geïndoctrineerd.
Professor Jan L. van Zanden, hoogleraar Geschiedenis
Utrecht behandelde historische aspecten rond het doden van
dieren. Hij schetste de veranderingen in de verhouding
mens-dier in de loop van de tijd. De mens als natuurlijke
heerser en overlever, als hoeder van de schepping, het libe-
rale voortplantingsgeloof, de vervreemding van de stads-
mens van de natuur, de ontwikkeling van de agro-industrie.

* Het doden van dieren: maatschappelijke en ethi.sche aspecten. Redactie: Peter
Koolmees. Joanna Swabe en Bart Rutgers. 2003 - 12H pagina s - paperback - ISBN
907 699X191. Kosten: 20 euro exclusief BTW en verzendkosten. Te bestellen bij
Wageningen Academic Publishers. Postbus 220. 6700 A E Wageningen. Tel.: 0317-
476514, fa.x: 0317-453417. E-mail: sales@wageningenacademic.com

Zo is er een steeds grotere afstand ontstaan tussen een per-
soonlijke en \'zakelijke\' en een meer \'emotionele\' en \'maat-
schappelijke benadering\'. Antropomorfisme en ver doorge-
voerde Darwinisme spelen zeker een rol van betekenis.
Professor de Tavernier, hoogleraar Agrarische Bio- en
Milieu-ethiek behandelde ethische aspecten. De traditionele
anthropocentrische ethiek gecombineerd met verantwoorde-
lijkheid van de mens voor de schepping krijgt meer en meer
gezelschap van de zoöcentrische ethiek waarbij aan dieren
rechten worden toegekend puur en alleen omdat ze ook le-
vende wezens zijn.

Daarom zou je dieren niet mogen discrimineren alleen van-
wege hun nut voor de mens of omdat ze economisch overbo-
dig zijn. De meeste mensen behandelen dieren nu terecht op
basis van twee principes: \'wel doen\' en \'niet schaden\'. In de
veehouderij en in de proefdierensector bijvoorbeeld moet de
mens al het mogelijke doen om gezondheid en welzijn te be-
vorderen en negatieve invloeden te vermijden.
De Tavernier gaat uitgebreid in op ethische aspecten van do-
den van dieren in het algemeen, van slachten, van \'humaan\'
slachten met of zonder bedwelming.
Professor Boon, hoogleraar Dier en Recht van de Faculteit
behandelde juridische aspecten. Een lezenswaardig verhaal!
Hij stelde bijvoorbeeld de vraag wat juridisch verantwoord
is: het doden van 2 miljoen garnalen of één olifant om de-
zelfde hoeveelheid voedsel voor de mens te leveren.
Hij geeft inzicht in wetgeving inzake het doden van allerlei
catogorieën dieren. Maar vindt wel dat velen doen wat hun
persoonlijk goeddunkt, niet gehinderd door wetgeving.
De homo sapiens is volgens hem geen lieverdje gebleken!
Boon is van mening dat de bestaande wetgeving maar vooral
ook de rechtstoepassing met betrekking tot het doden van
dieren moet worden aangepast.

Relevante sectoren

In de middag werden inleidingen verzorgd over de meest re-
levante sectoren, waarin het doden van dieren ethische vra-
gen oproepen en daarna werd in vijf groepen daarover gedis-
cussieerd.

Veehouder

Ingeleid door de heer Schenk, voorzitter van de afdeling
Veehouderij van LTO. Alhoewel het houden en doden van
nutsdieren een breed maatschappelijk aanvaard gegeven is,
roept vooral het doden op massale schaal en zeker wanneer
het niet slachtrijpe en gezonde dieren betreft veel weerstand
op. De acceptatie wordt namelijk goeddeels bepaald door de
ratio maar ook door de emotionele beleving.

Gezelschaps- en recreatiedieren

Ingeleid door mevrouw dr. Endenburg van de Faculteit der
Diergeneeskunde. Hier volgde een zeer geanimeerde discus-
sie over bijvoorbeeld euthanasie, ingrijpende medische be-

Het doden van dieren

Maatschappelijke en ethische aspecten

-ocr page 330-

handelingen, contextafhankelijke behandeling en de \'kos-
ten-baten\' verhouding.

Proefdieren

Ingeleid door mevrouw dr Fentener van Vlissingen.
Onderwerpen als omvang en rechtvaardiging van dierproe-
ven kwamen aan de orde. Zo ook de onaanvaardbaarheid van
de dood als eindpunt in dierproeven, de wijze van doden en
ethische aanvaardbaarheid, een verdiend \'pensioen\' voor
sommige dieren.

Vissen, schadelijl<e dieren en in het wild levende dieren
Ingeleid door de heer dr. Van De Vis en ir. De Jonge.
Voorwaar een breed scala en heel interessante discussies.
Voor sommige lezers zal het misschien vreemd voorkomen
dat de vissen een aparte plaats kregen in de discussie, maar
er is nu eenmaal een significante maatschappelijke discus-
sie! De discussie gaat nu nog vooral over pijnloos doden van
verschillende vissoorten, bijvoorbeeld paling, maar ook zee-
vis aan boord van grote zeeschepen.

Begrijpelijk dat vooral de jacht en het doden van dieren in
zogenaamde \'natuurgebieden\'veel aandacht kregen.

Dieren in dierentuinen

Ingeleid door prof Frankenhuis. Een heel boeiende discussie.
Méér en heftiger problemen dan je zou denken. Vooral omdat
dierentuinen uiteraard bestaan bij de gratie van (vaak en veel
jeugdige) bezoekers, die er niet altijd bij stilstaan dat de dood
van dierentuindieren ook onvermijdelijk is en dat carnivoren
bijvoorbeeld soms zich voeden met levende dieren.

Epiloog

Dn Brom van het bekende Centrum voor Bio-ethiek en
Gezondheidsrecht van de Utrechtse Universiteit verzorgde
een uitstekende \'epiloog\', min of meer dus een samenvatting
en conclusies. De mens-dier relatie en zeker het doden van
dieren heeft een duidelijke plaats gekregen in de maatschap-
pelijke discussie en in de \'sociale\' moraal. Respect voor die-
ren vormt de kern daarvan. Maar een open discussie op basis
van argumenten moet nog tot meer uniforme opvattingen lei-
den.

van dieren

Maatschappelijke en
ethische aspecten

Aurivom

Onlangs heeft de Vereniging Aurivom haar leden uitgeno-
digd voor een vergadering op 23 april 2003 (Hotel
Mercure, Bunnik, 20.00 uur). Aurivom beheert het vermo-
gen uit de opbrengst van de verkoop van het verzekeringen-
pakket van de destijds Onderiinge Waarborgmaatschappij
Movir U.A. aan de ING Groep. Na overdracht van haar
onderneming is Movir U.A. omgevormd tot Vereniging
Aurivom. Lid van Aurivom zijn zij, die op 4 oktober 1999
lid waren van Movir U.A. Op de vergadering van 23 april
2003 is een voorstel tot liquidatie van Aurivom aan de orde
gekomen, waarbij werd voorgesteld per lid € 3.140,- uit te
keren. Via de website
www.aurivom.nl zijn de vergader-
stukken in te zien.

Voor de goede orde maken wij u er op attent dat leden van
Aurivom hun eventuele adreswijziging zelf aan Aurivom
moeten doorgeven (dit is van belang ter voorbereiding van
de uitkering). U kunt dat via de website van Aurivom doen
(klik op \'post\'), of per email naar:
info@aurivom.nl.
Adreswijzigingen kunnen ook per post worden verzonden
aan: Aurivom, Postbus 345, 3430 AH Nieuwegein.
Faxnummer: 030-6300927. Aurivom is niet telefonisch
bereikbaar. Voor alle duidelijkheid en wellicht ten over-
vloede merken wij op dat de voorgestelde liquidatie van
Aurivom geen enkele invloed heeft op lopende arbeidson-
geschiktheidsverzekeringen bij Movir. Wanneer u na 4 ok-
tober 1999 uw arbeidsongeschiktheidsverzekering bij
Movir heeft beëindigd (bijvoorbeeld in verband met beëin-
diging van de praktijk of overgang naar een andere verze-
keringsmaatschappij ), doet dat niets af aan de rechten die u
heeft als lid van Aurivom en komt u in aanmerking voor de
uitkering.

Bij vragen kunt u contact opnemen met mevrouw drs. M.C. van Oostrum-
Schuurman Hess, stafmedewerker KNMvD.

-ocr page 331-

J. Cajentaan

Op 20 maart dit jaar werd in het
Apoilohotel in Amsterdam het
Hill\'s European Symposium on
Oral Care georganiseerd. Aan een
honderdtal genodigden uit de
kringen van de veterinaire tand-
heelkunde werd een indrukwek-
kend programma van lezingen
over mond- en tandheelkunde bij
gezelschapsdieren gepresenteerd.

De aan Amerikaanse universiteiten verbonden tandartsen
Christopher Cutler en Steven Offenbacher beten het spits af
met lezingen over de nieuwste inzichten in de ontstekings-
mechanismen in de mondholte en de immunopathologische
en systemische effecten daarvan. Fraser Hale, dieren-tand-
arts in Canada, ging daarna diepgaand in op de parodontieën
bij hond en kat; daarna besprak hij het belang van de \'Home
Care\', waarbij hij zowel de positieve als de negatieve gevol-
gen ervan aan de orde stelde.

Colin Harvey (één van \'s werelds oergrootvaders van de dier-
tandheelkunde) sprak daarna over het VOHC keurmerk.
VOHC is de afkorting van Veterinary Oral Health Council, een
wereldwijde, onafhankelijke instelling die keurmerken geeft
aan tandheelkundige producten voor dieren. De VOHC wordt
geruggesteund door de European Veterinary Dental Society.
Later op de dag stelde Harvey de beruchte neklesies bij katten

Hill\'s Symposium on Oral Care

aan de orde. Na de middagpauze hield Ross Harley uit
Engeland een uitstekende voordracht over het gingivo-stomati-
tis-syndroom bij de kat. Helaas weinig nieuws, maar wél hoop.
Lars Theyse vertelde over zijn onderzoek bij katten met gin-
givitis-stomatitis en de invloed daarop van een speciaal di-
eet, en over zijn veldonderzoek met (hoe kan het anders)
Hill\'s Prescription Diet Feline t/d. Een afsluitende lezing
over de rol van de voeding voor de tandheelkundige patiënt
werd gepresenteerd door Jacques Debraekeleer.
De deelnemers aan het Symposium keerden zeer tevreden
hui.swaarts met veel nieuwe en/of opgefriste kennis, niet in
het minst door de in de pauzes in een buitengewoon aimabele
sfeer gevoerde discussies.

Nationaal Platform Pijn bij Dieren

De Sectie Veterinaire Anesthesie van de Faculteit der
Diergeneeskunde wil het bewustzijn over het probleem
\'pijn bij dieren\' vergroten en daardoor de pijnherken-
ning en -bestrijding verbeteren. Vanuit de Stichting
Nationaal Platform Pijn bij Dieren, verzorgt zij een
update informatievoorziening aangaande pijn bij die-
ren aan dierenartsen en dierenartsassistenten.

Het Nationaal Pijnsymposium

Onder auspiciën van het Nationaal Platform Pijn bij
Dieren organiseert PAO-Diergeneeskunde op zaterdag 31
mei 2003 het
Nationaal Pijnsymposium in het Ampt van
Nijkerk. Het symposium is van 8.30 tot 17.00 uur.
Sprekers uit binnen- en buitenland zullen de laatste ont-
wikkelingen op het gebied van achtergronden, herkenning
en bestrijding van pijn bij de verschillende diersoorten

46e Peerdepieten

Op zondag 11 mei 2003 organiseert de Diergeneeskundige
Studenten Kring voor de 46e keer de Peerdepietendag op
drafbaan Duindigt te Wassenaar. Traditiegetrouw zullen
twaalf studenten diergeneeskunde het tegen elkaar opnemen
presenteren.

In separate sessies wordt er voor dierenartsen en voor die-
renartsassistenten een volwaardig programma geboden
waarin zowel basale als klinisch toepasbare aspecten van
pijn en pijnbestrijding aan de orde zullen komen.

Kosten voor deelname aan dit symposium zijn - dankzij de
ruimhartige sponsoring - slechts € 195,- (cursusnummer
03/917) voor dierenartsen en € 92,- (cursusnummer
03/801) voor dierenartsassistenten.
Meer informatie en aanmelding via PAO-Diergenees-
kunde, telefonisch 030 - 251 73 74, fax 030 - 251 64 90 of
e-mail aanmeldingpaod. nl

Sponsors: Schering-Plough Animal Health, Boehringer Ingelheim,
Pfizer Animal Health.

in de bloedstollende Peerdepietenkoers. Heel veterinair
Nederland zal in Ascot-stijl de pikeurs aanmoedigen. Zowel
op als naast de baan is volop entertainment. Zo is er een spec-
taculaire vuurshow en er is een karikatuurtekenaar aanwezig.
Vanaf 13.00 bent u van harte welkom op Duindigt.

Wij zien uit naar uw komst!

-ocr page 332-

J. Kraai

memoriam

Op 7februari 2003 is collega Joh\' (Johannes) Kraai op 9! -jarige leeftijd na een betekenisvol leven overleden.

Joh\' Kraai werd geboren op 11 juli 1911 in Ellersingshuizen (gemeente Vlagtwedde) op een (gemengd) boe-
renbedrijf Reeds kort na het verlaten van de lagere school wist hij waar zijn toekomst zou moeten liggen: of
als boer of als veearts. Aangezien de oudste zoon de keuze \'boer te worden \'reeds gemaakt had startte Joh\',
daarbij gestimuleerd door zijn ouders, de middelbare school opleiding op gemeente HBS te Ter Apel. Dit
was een volledige dagtaak: school- en reistijd namen meer dan elf uur in beslag, waarna het huiswerk nog
gemaakt moest worden, maar het lukte! Bij de keuze \'veearts worden \'speelde een belangrijke rol het beeld
dat hij had van de beroepsuitoefening van de collegae Alberda van Ekenstein enAukema die destijds in zijn
geboorte.slreek praktiseerden.

In 1930 was hij één van de zeventien die dat jaar aankw>amen. Hij werd lid van Unitas en ontmoette daar en
op de faculteit een deel van zijn vrienden voor het leven. Hij studeerde afin 1937 nadat bijna een jaar verlo-
ren was gegaan door de gevolgen van een besmetting met (vermoedelijk bovine) tuberculose. Tijdens de
Utrechtse jaren was hij actief; zo was hij prorector van de Senaat van Unitas, lid van D.I.G. (Duim in \'t Gat)
en in 1932 medeoprichter van de D.S.K.

Na zijn afstuderen volgde een periode van twee jaren waarin werd waargenomen en geassisteerd. Tijdens de
periode waarin hij bij collega Siebenga in Oldeherkoop werkzaam was maakte hij kennis met een destijds
\'nieuwe \'techniek: de kunstmatige inseminatie.

Eind 1938 trad hij in het huwelijk met Jantje Georgius uit Blijham. Ze vestigden zich in Tolbert waar in april
1939 de praktijk van collega Bruijel werd overgenomen. Er volgde tevens een aanstelling als gemeente-die-
renarts. Voorts verrichte hij werkzaamheden in het kader van de vleeskeuring voor de gemeente Leek.
Vooruitstrevend als hij was benaderde hij de buurtcollegae om tot een vakantie- en weekendregeling te ko-
men, een tot op dat moment onbekend fenomeen in die regio. Op basis van de kennis die hij in Oldeberkoop
had opgedaan was hij in 1942 ook de motor achter de oprichting van de eerste Nederlandse Kl-vereniging
die de destijds bekende .stier Edelman exploiteerde vanuit een stal achter het lokale café. Het praktiseren
was zwaar en tijdrovend, als vervoermiddel fungeerden fiets, solex, motor en auto. Thuis runde zijn echtge-
note de apotheek en het tol vijf personen uitgegroeide gezin. Maatschappelijk was hij actief wat blijkt uit zijn
voorzitterschap van de Boerenleenbank en de rol die hij op zich nam bij het stichten van het dorpshuis. Ook
het bridgespel werd door hem lokaal geïntroduceerd.

Hij hield niet alleen van het werk. hij beheerste het ook goed waarbij zijn normen hoog lagen.
Na zijn pensioneritig demonstreerde hij ondeigetekende nog eens hoe je door omstandigheden gedwongen,
jaarlingen soms \'staande\'moet castreren. Mede omdat hij niet de geschikte associé kon vinden voor de in-
middels tot \'meermans\' uitgegroeide praktijk, greep hij in 1952 de kans om directeur te worden van de pas
opgerichte Vleeskeuringkring \'Westerkwartier\'.

In 1955 volgde zijn aanstelling tot Adjunct Inspecteur Veterinaire Inspectie voor de Volksgezcmdheid en dé
Veterinaire Dienst in Amersfoort. Het gezin verhui.sde van Tolbert naar Bilthoven, bepaald een hele over-
gang

Na zeven jaar uitermate plezierig te hebben samengewerkt met collega van der Veen volgde hij deze op als
Inspecteur voor de provincie Utrecht. Het waren drukke jaren: er werd intensieve contacten onderhouden
met de Commissaris van de Koningin, de burgemeesters en hun vleeskeuringsdiensten, de faculteit en de be-
roepsgroep. Daarnaast werden frequent de uitbraken van dierziekten als mond- en klauwzeer klassieke var-
kenspest en zelfs rabiës bestreden met behulp van een vertrouwde (qua omvang hescheidenj vaste staf van
medewerkers. Waar nodig deed hij een beroep op de Gezondheidsdien.st, de practici en waarbij nodig de
CGD\'s.

Binnen de KNMvD was hij aanvankelijk lid van de afdeling Croningen-Drente en later van de afdeling
Utrecht waarvan hij vier jaar voorzitter was. Daarnaast fungeerde hij een periode als lid van hel Algemeen
Bestuur

Na zijn pensionering in 1976 verrichtte hij nog een aantal jaren parttime werkzaamheden voor de Inspectie
naast de intensiever wordende taak als verzorger van zijn echtgenote die in de loop der jaren steeds minder
mobiel geworden was en uiteindelijk in I99I zou overlijden.

Op 12 februari hebben hun drie kinderen , de partners en de tien kleinkinderen als een hechte familie af-
scheid genomen van een man wiens leven voor velen betekenis heeft gehad.

Frans van Schie

-ocr page 333-

Kamercommissie vergadert over bestrijding KVP, MKZ
Standpunten KNMvD worden serieus genomen

Jan Hulsen en Hugo de Groot

Op 2 april 2003 vond algemeen
overleg plaats van de Vaste Kamer-
commissie voor Landbouw, Natuur-
beheer en Visserij met de minister.
Op de agenda stonden de draaiboe-
ken MKZ, het beleidsdraaiboek
KVP en heroverweging van het
kortingensysteem GWWD. Minis-
ter Veerman geeft nadrukkelijk aan
een voorstander te zijn van vaccineren. Hij en vele leden
van de commissie verwijzen naar de rol en de mening van
de Nederlandse dierenartsen.

Een bijzondere gewaarwording, de eerste keer aanwezig zijn
bij een vergadering van leden van de Tweede Kamer Vlakbij
zitten vele vertrouwde gezichten. Het zijn bekende mensen
van de tv in mijn woonkamer. En ze praten over de wijze
waarop belangrijke veterinaire kwesties in ons land geregeld
moeten worden, namelijk de bestrijding van besmettelijke
dierziekten.

Wien van den Brink heeft het woord. Voorheen boegbeeld
van de Nederlandse Vakbond Varkenshouders. Van den
Brink benadrukt het grote economische risico van vaccinatie
zolang er geen afzetzekerheid bestaat voor de producten van
gevaccineerde dieren. Hij haalt het gezegde \'de een zijn
brood is de ander zijn dood\' uit de kast, als hij aandringt om
vaccinatie niet vast te leggen in het draaiboek. Andere landen
en andere handelspartijen, zo zegt hij, zullen zeker hun kans
grijpen, ten koste van Nederland. Oplaat van de VVD hield
eerder een betoog dat hier op aansluit. Het non-vaccinatiebc-
leid vormt in Van den Brink\'s ogen trouwens een voorbeeld
van slecht beleid.

De CDA-er Ormel interrumpeert Van den Brink en stelt dat
zijn partij niet accepteert dat gezonde gevaccineerde dieren
vernietigd worden. Hij pleit ervoor om te vaccineren als
morgen een uitbraak plaatsvindt, ongeacht de status quo van
de EU-regelgeving. Vervolgens moet alles in het werk ge-
steld worden om te voorkomen dat de dieren en producten
van de dieren vernietigd worden.

Vaccinatiebeleid

Alle partijen zijn van mening dat bij uitbraak van een be-
smettelijke dierziekte gevaccineerd moet kunnen worden.
Ook minister Veerman vertelt een tegenstander te zijn van
het non-vaccinatiebeleid, maar voorlopig werkt hij met de
realiteit van de dag. En waarschijnlijk betekent dat stamping
out, en noodvaccinaties voorafgaande aan ruiming. De uit-
eindelijke strategie zal pas beslist worden op het moment dat
dit aan de orde is.

De EU werkt aan een richtlijn voor de bestrijding van MKZ-
uitbraken die eind dit jaar wordt verwacht. In de concept-
EU-richtlijn herkrijgt een land de \'vrij status\' bij een stam-
ping out-campagne drie maanden na de laatste uitbraak en
bij vaccinatie na zes maanden. Kan de minister bij de EU aan
te dringen deze termijn gelijk te trekken tussen beide scena-
rio\'s, vraagt het CDA, want elke veterinaire grondslag ervoor
ontbreekt.

Maatschappi

nieuw

Fokverbod

Vanwege de grote bedrijfseconomische consequenties heb-
ben een aantal partijen bezwaren tegen het automatisch in-
stellen van een fokverbod bij het begin van een uitbraak, zo-
als het draaiboek nu aangeeft. "Deze maatregel sorteert pas
effect als de crisis langer duurt dan de draagtijd." Het stand-
punt van de KNMvD wordt in de discussie herhaaldelijk ge-
noemd, namelijk dat een fokverbod ingesteld moet worden
aan de hand van epidemiologische gegevens aan het begin
van de crisis. Iedereen is het hier mee eens. Alleen hebben de
epidemiologen van het CIDC-Lelystad de minister geant-
woord de lengte van een uitbraak niet te kunnen voorspellen.
Veerman studeert verder op deze kwestie.
Het CDA is eveneens van mening datje hoe dan ook niet te-
gelijkertijd kunt insemineren en euthanaseren. Van Velzen
van de SP hamert voortdurend op draagvlak, voor de aanpak
als geheel en voor deelaspecten. Zij voert ondermeer aan dat
er geen draagvlak onder dierenartsen is om biggen te eutha-
naseren, als er geen fokverbod is.

Ondanks het vooroverleg met de Vaste Commissie op 26
maart (zie kader) lijkt er onduidelijkheid te zijn over het
standpunt van de dierenartsen aangaande de koppeling van
opkoop van biggen met het fokverbod. Opkoop van biggen is
op dit moment synoniem met doodspuiten door dierenart-
sen.

Niet alle commissieleden lijken exact op de hoogte te zijn
van het standpunt. De KNMvD heeft tot 26 maart gesteld dat
op het moment dat biggen opgekocht worden, er ook een
fokverbod ingesteld moet worden. In onderhandeling met
LTO is deze stellingname aangevuld tot een gezamenlijk
standpunt, waarin tevens gevraagd wordt om onderzoek te
doen naar welzijnsvriendelijke dodingsmethoden, anders
dan het doodspuiten door dierenartsen.
Van den Brink, nog steeds aan het woord, staat positief ten
opzichte van het instellen van buffercapaciteit in de stallen
en noemt een bufferperiode van vier tot zes weken. En creëer
ruimte in de stallen door direct alle biggen dood te spuiten,
adviseert hij. Dan hoefje niet onmiddellijk een fokverbod in
te stellen. De minister zegt serieus te gaan studeren op dit
idee.

Dierenartsen

Het valt dus op dat de leden van de Vaste Kamercommissie de
standpunten van de KNMvD in hun afweging meenemen en
daar ook uitdrukkelijk aan refereren. Ook de minister heeft
het meerdere malen over
\'de Koninklijke Maatschappij\' en
over
\'practici\'.

De feitelijke rol van dierenartsen in een uitbraak wordt overi-
gens nauwelijks besproken. Wel noemt de minister het gege-
ven dat de practicus in het expertteam zit, dat bij een melding

-ocr page 334-

het verdacht bedrijf bezoekt. Hierdoor is de dierenarts van-
zelfsprekend betrokken bij de gang van zaken.
De kortingen op de vergoedingen voor geruimde bedrijven
die niet aan bepaalde voorschriften hebben voldaan, krijgen
veel aandacht. Men heeft kritiek op het huidige systeem, dat
de individuele veehouder onvoldoende aanspoort tot veteri-
nair verantwoord gedrag. Waalkens, PvdA, meent dat er een
systeem moet blijven bestaan waarbij het individu verant-
woordelijk gesteld wordt voor de eigen fouten. Deze kunnen

Voorwerk

Aan deze vergadering ging veel werk vooraf Vooral van be-
leidsmedewerkers en andere betrokkenen, maar ook van in-
spraakorganen. Deze bijdrages zijn in een brief aan de Vaste
Commissie voor Landbouw, Natuurbeheer en Visserij ter
beschikking gesteld aan de kamerieden. Op 26 maart heeft
de vaste commissie voor Landbouw, Natuurbeheer en
Visserij in een rondetafelgesprek vele partijen gehoord over
de huidige draaiboeken MKZ en het beleidsdraaiboek KVP.
Een delegatie van de KNMvD bestaande uit Rens van
Dobbenburgh (namens het Bestuur cluster
I), Wiel van
den Ekker (voorzitter Groep Geneeskunde van het Rund)
en Tjeerd Jorna (Algemeen Secretaris en Voorzitter van de
KNMvD werkgroep MKZ) verdedigde er de standpunten
en belangen. De punten die zij naast de brief nog eens
extra aan de orde stelden waren:

inzet van vaccinatie en onderzoek naar het gebruik
van producten van gevaccineerde dieren;

naar zijn mening niet afgewenteld worden op het collectief
Wij zien de overtredingen als economische delicten en plei-
ten daarom voor een gang naar de rechter, meldt de SP.
De Christen Unie stelt een systeem voor waarbij elke veehou-
der een vast uitgangsbedrag bijdraagt aan het Diergezond-
heidsfonds en kortingen daarop kan verdienen met verant-
woord gedrag en goede voorzorgen. De vraag rijst bij de
toehoorder wie in dat geval de beoordeling van boer en bedrijf
zal gaan doen.

instellen en opheffen fokverbod op basis van epide-
miologisch inzicht. Hierbij blijft het standpunt ge-
handhaafd dat de opkoop van jonge biggen gekop-
peld is aan het instellen van het fokverbod;
inzet van deskundige dierenartsen bij aanvang van
een epidemie, die bij voorkeur over een diersoort-
rkenning beschikken;

beleidsmatige aansturing van het officieel informe-
ren van de eigen dierenarts door de RVV in geval van
een verdenking en/of besmet verklaring of preven-
tieve ruiming van een veehouderijbedrijf;
verzoek om onderzoek in te stellen naar alternatieve
dodingsmethoden voor opgekochte jonge biggen;
de realiteit dat in elke crisis ad hoe beslissingen geno-
men moeten worden.
Uit de gesprekken in de vergadering van 2 april bleek dat de
standpunten van de KNMvD zoals verwoord door onze
vertegenwoordigers, luid en duidelijk waren overgekomen.

Geïnteresseerden kunnen de verslagen van commissievergaderingen en de briefwisselingen van de minister van LNV met de
Tweede Kamer bekijken op het internet: www. tweedekamer nl en www.minlnv.nl/infbniart/parlemnt. De KNMvD-site bevat de
conclusies en aanbevelingen van de Werkgroep MKZ: www.knmvd.nl.

OOST!

De Regio Oost begint vorm te krijgen. Een aantal
collegae uit de \'oude\' afdelingen Gelderland, Over-
ijssel en Flevoland treffen voorbereidingen voor de
start van de Regio Oost in de tweede helft van dit
jaar.

Uw inbreng telt!

Om de Regio aan te laten sluiten bij de wensen van de le-
den, valt er bij u (als u tenminste in één van de oostelijke
provincies woont) uitgebreidere informatie en een en-
quête door de brievenbus. Via deze enquête kunt u aange-
ven wat u van de Regio Oost verwacht. Wilt u bijvoor-
beeld vakinhoudelijke lezingen of informele borrels?
Gaat u voorkeur uit naar maandelijkse bijeenkomsten of is
tweemaal per jaar genoeg? Allemaal vragen waarop u ant-
woord mag geven: uw inbreng telt!

Wanneer gaat de Regio Oost van start?

De informatie die u aanreikt via de enquête is het fundament
voor het beleids- en activiteitenplan van de Regio Oost. Naar
verwachting zal deze dan in de tweede helft van het jaar een
vliegende start kunnen maken. De Afdelingen zullen dan
verdwijnen. U wordt hierover natuuriijk geïnformeerd.

Kwartiertje...

Door een kwartiertje van uw tijd vrij te maken en de en-
quête in te vullen, draagt u bij aan een Regio Oost die aan-
sluit bij uw wensen. Doen dus!

Extra informatie

Voor extra informatie over de Regio Oost kunt u voorlopig
nog even terecht bij de Afdelingsbesturen van Gelderiand
en Overijssel/ Flevoland.

-ocr page 335-

In verband met mededingingsrechtelijke bezwaren mag de
KNMvD geen adviezen geven over salariëring en arbeids-
voorwaarden (hierna verder aangeduid als arbeidsvoor-
waarden) voor practici in loondienst. De KNMvD heeft
hierover advies ingewonnen bij De Brauw Blackstone
Westbroek, Advocaten Notarissen Belastingadviseurs. De
KNMvD heeft tevens de NMa expliciet gevraagd of de
KNMvD adviezen mag geven over arbeidsvoorwaarden.
Uit het gesprek met de NMa is gebleken dat de KNMvD
geen enkele ruimte heeft om adviezen over arbeidsvoor-
waarden te verstrekken, noch in algemene zin, noch in één
op één situaties, waarbij een individuele werkgever of indi-
viduele medewerker daarover aan de KNMvD advies
vraagt. De KNMvD mag namelijk geen enkel advies geven
dat (in)direct van invloed is op de tarieven van dierenartsen
en daarmee dus concurrentiebeperkend is. Voor een die-
renarts-ondernemer is de post \'salarissen\' een belangrijke
kostenpost, die mede van invloed is op het tarief dat de
ondernemer berekent aan zijn of haar cliënt.

Uiteraard kan men er voor kiezen dat iedere dierenarts-
werkgever met zijn of haar dierenarts-medewerker indivi-
duele afspraken maakt over salariëring, arbeidsvoor-
waarden, bijdrage pensioenpremie, aanspraak op bijzonder
verlof, vergoeding van kosten voor nascholing etcetera, al
of niet op basis van historische gegevens. Dat betekent im-
mers maximale onderhandelingsvrijheid. Echter, naar aan-
leiding van het uitblijven van de salarisadviezen van de
KNMvD per 1 januari 2003 hebben veel dierenartsen laten
weten dat zij dat als een gemis ervaren. Een zekere mate
van uniformiteit in salariëring en arbeidsvoorwaarden
wordt door veel dierenartsen, zowel werkgevers als mede-
werkers, op prijs gesteld. Ook uit het oogpunt van efficiën-
tie en tijdsbesparing willen dierenartsen graag een beroep
kunnen doen op richtlijnen op het gebied van primaire en
secundaire arbeidsvoorwaarden.

De enige manier waarop afspraken gemaakt kunnen worden
omtrent salariëring en arbeidsvoorwaarden is in een collec-
tieve arbeidsovereenkomst, CAO. De Mededingingswet is
niet van toepassing op CAO\'s.

CAO

Een CAO is een overeenkomst die wordt afgesloten tussen één
of meer werkgevers of één of meer verenigingen van werkge-
vers en één of meer verenigingen van werknemers. De CAO
heeft een belangrijke betekenis naast de individuele arbeids-
overeenkomst, omdat het door de CAO mogelijk is arbeids-
voorwaarden voor een collectief van werknemers af te spre-
ken. In een CAO worden voornamelijk arbeidsvoorwaarden
geregeld die bij de individuele arbeidsovereenkomst in acht
moeten worden genomen. Een CAO geldt in beginsel alleen
tussen de contracterende partijen. Zij blijven aan de CAO ge-
bonden totdat de CAO is geëindigd. De CAO kan echter ook
gaan gelden voor andere dan de contracterende partijen. De
minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is bevoegd
om een CAO
algemeen verbindend te verklaren; op die manier
wordt een werkgever die geen lid is van een organisatie die een
CAO heeft afgesloten, gebonden aan een CAO.

Totstandkoming van een CAO

Een CAO komt tot stand door onderhandelingen die gevoerd
worden door één of meer werkgevers of door één of meer ver-
enigingen van werkgevers en één of meer verenigingen van
werknemers. Wordt de CAO van werkgeverszijde afgesloten
door één werkgever, dan wordt van een ondernemings-CAO
gesproken. Komt een CAO tot stand nadat van werkgevers-
zijde onderhandelingen zijn gevoerd door een werkgeversor-
ganisatie, dan is sprake van een bedrijfstak-CAO.
Treden verenigingen van werkgevers of werknemers op als
CAO-partij, dan moeten die voor het rechtsgeldig kunnen af-
sluiten van een CAO volledige
rechtsbevoegdheid bezitten.
Tevens is vereist dat de
bevoegdheid tot het afsluiten van een
CAO
uitdrukkelijk in de statuten van de vereniging is ver-
meld.

Gebondenheid aan CAO

Omdat de CAO een overeenkomst tussen twee partijen is,
zijn in elk geval deze partijen aan de CAO gebonden. Een
ondernemings-CAO bindt uiteraard de werkgever die de
CAO heeft afgesloten. Bij een bedrijfstak-C AO is dc werk-
gever die tot de bedrijfstak behoort, verplicht de CAO toe te
passen indien hij lid is van een werkgeversvereniging die de
CAO heeft ondertekend.

De ongeorganiseerde werkgevers en de werknemers die bij
hen in dienst zijn, zijn niet gebonden aan een CAO. Het is
echter mogelijk dat ook een werkgever die geen lid is van een
werkgeversorganisatie die de CAO heeft ondertekend, ver-
plicht wordt de CAO toe te passen.

Algemeenverbindend verklaring

De minister van SZW kan een CAO voor een bedrijfstak al-
gemeen verbindend verklaren, zodat deze ook gaat gelden
voor ongeorganiseerde werkgevers en werknemers. Het doel
van de algemeenverbindend verklaring is te voorkomen dat
de ongeorganiseerde werkgevers zich onttrekken aan de wer-
king van de CAO; tegenover wel georganiseerde werkgevers
is dat uit concurrentie-oogpunt niet gewenst.
De minister kan een algemeenverbindend verklaring afge-
ven indien de bepalingen van de CAO waarvoor de alge-
meenverbindend verklaring wordt gevraagd, naar het oor-
deel van de minister voor een
belangrijke meerderheid van
de in de betrokken bedrijfstak werkzame personen reeds gel-
den. Deze meerderheid wordt als volgt berekend:
het aantal werknemers in dienst van werkgevers gebonden
door de CAO, uitgedrukt in een percentage van het totaal
aantal werknemers die binnen de werkingssfeer van de CAO
zouden vallen. Om te bepalen of wordt voldaan aan het ver-

Achtergrondinformatie voor de discussie
\'CAO voor practici in loondienst?\'

M.C. van Oostrum-Schuurman Hess

-ocr page 336-

eiste van een belangrijice meerderheid worden de volgende
uitgangspunten gehanteerd:

een meerderheid van 60% van de wericnemers of meer
wordt in ieder geval als \'belangrijk\' gekwalificeerd;
een meerderheid tussen 55% en 60% wordt nog als \'be-
langrijk\' gekwalificeerd tenzij het draagvlak voor de
CAO gering is (bijvoorbeeld blijkend uit het aantal inge-
diende bedenkingen) of er een zeer scheve verdeling (van
een scheve verdeling kan bijvoorbeeld sprake zijn tussen
grote en kleine bedrijven) van de meerderheid bestaat;
bij een meerderheid van beneden 55% vindt algemeenver-
bindend verklaring niet plaats, tenzij er naar het oordeel
van de minister sprake is van bijzondere omstandigheden.

Procedure

Een verzoek tot algemeenverbindend verklaring moet schrifte-
lijk worden ingediend bij de minister van SZW en wordt na-
mens deze behandeld door de Arbeidsinspectie. Tegen een ver-
zoek tot algemeenverbindend verklaring kunnen na publicatie
van het verzoek in de Staatscourant bedenkingen worden inge-
bracht, waarna de CAO-partijen om een reactie op deze beden-
kingen worden gevraagd. De bedenkingen, de reactie daarop
van de CAO-partijen, het voorgenomen besluit van de minister
of eventueel specifieke vragen van de minister worden aan de
Stichting van de Arbeid voorgelegd. Het advies van de
Stichting van de Arbeid is niet bindend.

Maximale duur van een CAO en nawerking

Een CAO kan voor een maximale duur van vijfjaar worden
aangegaan. Meestal is de looptijd van een CAO één of twee
jaar. Is er op het moment dat de CAO afloopt nog geen overeen-
stemming bereikt over een nieuw contract, dan blijven de ar-
beidsvoorwaarden gelden zoals deze in de oude CAO waren
vastgelegd. Dit wordt nawerking van de CAO genoemd.
Algemeenverbindend verklaring werkt niet na: een bepaling
uit dc CAO die door algemeenverbindend verklaring van toe-
passing is, is niet meer van toepassing zodra de looptijd van de
CAO is verstreken.

Aanpak diergeneeskundig Nederland

Voor het afsluiten van een bedrijfstak-CAO is het bestaan van
een vereniging van werkgevers noodzakelijk. De werknemers
kunnen een eigen vereniging (met volledige rechtsbevoegd-
heid) vormen die statutair de bevoegdheid heeft tot het afslui-
ten van een CAO of de onderhandelingen met dc vereniging
van werkgevers kunnen worden gevoerd door één of meer vak-
bonden. Op dit moment worden stappen ondernomen tot de
oprichting van de Belangengroep Practici in loondienst (BPL),
zodat hierna gemakshalve ervan wordt uitgegaan dat een vere-
niging van werknemers zal worden opgericht (uiteraard kan
deze vereniging zich laten bijstaan door één of meer vakbon-
den). Positionering van de verenigingen kan op verschillende
manieren plaatsvinden:

de verenigingen kunnen geheel los van de KNMvD een
plaats krijgen. Gelet op de hiermee gepaard gaande
kosten, afgezet tegen de omvang van de beroepsgroep ligt
dit niet voor de hand.

de verenigingen zijn weliswaar onafhankelijke rechtsper-
sonen, maar het lidmaatschap van de werkgevers- c.q.
werknemersvereniging kan gekoppeld worden via de sta-
tuten aan de KNMvD. Het Koninklijk Nederiands
Genootschap voor Fysiotherapie (KNGF) kent een derge-
lijke constructie (zie hierna).

Er zijn 1836 practici-ondernemers in Nederland werkzaam;
89% is lid van de KNMvD, te weten 1628 practici-onderne-
mers. Er zijn 850 practici in loondienst in Nederland, 86% is lid
van de KNMvD, te weten 727 practici in loondienst. Voor de
volledigheid wordt ook het aantal waarnemers in Nederland
vermeld: 269, van wie 67% lid is van de KNMvD, te weten 181
waarnemers.

KNGF en CAO voor fysiotherapeuten in loondienst

Bij de fysiotherapeuten is sprake van een drietal verenigingen:
de KNGF, de Vereniging van Fysiotherapeuten Werkgevers in
een Vrijgevestigde Praktijk (FWV) en de Vereniging van
Fysiotherapeuten in Dienstverband in een Vrijgevestigde
Praktijk (FDV). In de statuten van de KNGF over het lidmaat-
schap van leden is een relatie gelegd met het lidmaatschap van
FWV respectievelijk FDV Ook in de statuten van FWV en
FDV is deze relatie gelegd. Er is een automatische koppeling
aangebracht tussen het lidmaatschap van de KNGF en één van
de verenigingen, afhankelijk van de hoedanigheid (werkgever
of werknemer). In de statuten van de FWV respectievelijk de
FDV is de doelstelling van deze verenigingen beperkt tot het
sluiten van een CAO voor de sector, waarbij een verwijzing is
gemaakt naar de algemene doelstelling van de KNGF.
De beleidskeuze voor deze automatische koppeling in plaats
van een koppeling op basis van vrijwillig lidmaatschap heeft
niet geleid tot veel oppositie onder de fysiotherapeuten. Een
belangrijke reden hiervoor is gelegen in het feit dat de tarieven
van fysiotherapeuten worden vastgesteld door het CTG
(Centraal orgaan Tarieven Gezondheidszorg), waarbij reke-
ning wordt gehouden met de kosten voortvloeiend uit de CAO
(deze worden verdisconteerd in het tarief voor fysiotherapie).
Daarnaast betalen dc werkgevers de contributie voor de werk-
nemers. Op deze wijze is er een grote ledenbinding gereali-
seerd. Er zijn circa 8500 vrijgevestigde fysiotherapeuten en
circa 4500 fysiotherapeuten in loondienst bij deze vrijge-
vestigde fysiotherapeuten.

De bestuursleden van de verenigingen zijn ongeveer één dag
per maand voor de vereniging actief Daarnaast heeft elke vere-
niging een beleidsmedewerker van de KNGF ter beschikking
die ongeveer 15 tot 20% van zijn/haar arbeidstijd aan de betref-
fende vereniging besteedt. De werkzaamheden van bestuursle-
den en beleidsmedewerkers beperken zich uitsluitend tot zaken
betreffende de CAO. De onderhandelingen over de CAO vin-
den doorgaans zes maal per jaar plaats. Bij deze vergaderingen
zijn de besturen vertegenwoordigd door drie of vier personen
daarbij bijgestaan door de beleidsmedewerkers van de KNGF
cn zonodig bijgestaan door een externe deskundige (bijvoor-
beeld van de vakbond voor de werknemers). De CAO wordt bij
de KNGF per jaar afgesloten. De beleidsmedewerkers worden
bij algemene (telefonische) vragen over de CAO niet ingescha-
keld. Deze vragen worden behandeld door de afdeling leden-
vooriichting van de KNGF, die bijvoorbeeld 1200 a 1400 vra-
gen krijgt voorgelegd, waarvan 400 over de CAO in bepaalde
weken. Alleen als de vragen over inhoudelijk/conflictueuze za-
ken gaan worden de betreffende beleidsmedewerkers inge-
schakeld in hun verschillende hoedanigheid.

Kosten KNGF

Met de instelling van de verenigingen zijn er meer kosten ge-
maakt dan in de situatie voor de invoering van de CAO. De za-
ken betreffende de administratie en financiën van de verenigin-
gen worden door het KNGF geregeld. Het KNGF zorgt ervoor

-ocr page 337-

dat de verenigingen hun statutaire taken kunnen vervullen en
stelt hiertoe een budget ter beschikking. De kosten voor ex-
terne deskundigen zijn in dit budget meegenomen. Niet inbe-
grepen zijn de kosten voor de werknemers van de KNGF,
kosten voor drukwerk enzovoort. Deze kosten worden betaald
uit het KNGF-budget. In de loop der jaren is gebleken dat de
kosten goed zijn te prognosticeren en niet een wisselend be-
drag per jaar opleveren. Het KNGF is lid van MKB-Nederland.

Externe adviseurs

Het kostenplaatje zoals hierboven beschreven bij de KNGF is
niet zonder meer van toepassing op de KNMvD. Het onder-
werp \'kosten\' is daarom nader onder de loep genomen, waar-
bij wordt opgemerkt dat op dit moment het niet mogelijk is een
exacte schatting van de totale kosten te maken. Het is denk-
baardat zowel de werknemersvereniging van practici in loon-
dienst als de werkgeversvereniging een groter beroep zouden
willen doen op externe adviseurs dan in de hierboven beschre-
ven situatie bij de KNGF het geval is. Bij de KNGF is immers
sprake van een langer bestaande en geleidelijk gegroeide situ-
atie, die uiteindelijk geresulteerd heeft in een CAO.
Onderstaand volgen enkele mogelijkheden, met globale in-
schatting van de kosten.

De werknemersvereniging zou aansluiting kunnen zoeken bij
een vakbond, bijvoorbeeld De Unie. Voor dierenartsen in
dienstverband in het bedrijfsleven en werkzaam bij de
Gezondheidsdiensten zijn er reeds langlopende contacten
met De Unie; tevens worden leden-practici in loondienst bij
conflicten met werkgever doorverwezen naar De Unie voor
juridische bijstand. De werknemersvereniging zou als vereni-
ging lid kunnen worden van de UOV, de Unie van
Onafhankelijke Vakorganisaties. Daarbij moet gedacht wor-
den aan een contributie per lid van circa € 55 per jaar
Hiervoor zou De Unie dan ondersteuning aan de werkne-
mersvereniging bij de CAO-onderhandelingen geven. Het is
echter sinds 1 januari 2003 ook mogelijk om in plaats van het
lidmaatschap als vereniging van de UOV, te kiezen voor het
afsluiten van een bilateraal contract tussen de werknemers-
verening en De Unie. Hierbij wordt dan een inschatting ge-
maakt van benodigde dagdelen voor advies door een senior
stafmedewerker bij de CAO-onderhandelingen. Het uurtarief
van een senior stafmedewerker bedraagt circa € 140 exclusief
BTW. Op nacalculatiebasis zal aan het einde van het jaar de
afrekening plaatsvinden.

De werkgeversvereniging zou aansluiting kunnen zoeken bij
de Algemene Werkgevers Vereniging Nederland, de grootste
werkgeversvereniging in Nederland. De AW VN is betrokken
bij het afsluiten van 60% CAO\'s in Nederland (in totaal zijn er
1000 CAO
\'S in Nederland).

Een aansluiting bij de AWVN zou voor de werkgeversvereni-
ging neerkomen op een jaarcontributie van € 15.000 exclu-
sief BTW; per werkgever-lid komt dat neer op ongeveer
€ 10 per jaar opslag op de huidige contributie (aanname: alle
huidige ondernemers-leden van de KNMvD hebben perso-
neel in loondienst en worden lid van de werkgeversvereni-
ging). Bovenop deze jaarcontributie zal voor ondersteuning
bij CAO-onderhandelingen een senior adviseur van de
AWVN moeten worden ingeschakeld, kosten: tussen € 640
en € 760 per dagdeel, ex BTW. Geschatte tijdsbesteding in de
situatie waarbij een CAO nog tot stand moet komen: 10 tot 15
dagdelen (bij 10 dagdelen a € 700 komt dat neer op
€ 7.000 exclusief BTW). In bijlage 1 vindt u enige informatie
die door de AWVN is aangeleverd.

Tevens is nagegaan wat aansluiting bij het MKB kost. Globaal
moet worden gedacht aan een contributie van € 75 exclusief
BTW per lid van de werkgeversvereniging. Voor ondersteu-
ning bij CAO-onderhandelingen zal nog extra moeten worden
betaald. Op het moment van schrijven van deze notitie kon van
het MKB niet alle informatie worden verkregen.

Verwacht mag worden dat in de beginfase van de totstandko-
ming van een CAO de kosten voor externe adviseurs hoger
zullen zijn. Wanneer de CAO eenmaal \'op de rit staat\' en de
structuur voor overleg en aanpassing ingeburgerd is, zullen
de kosten voor externe adviseurs waarschijnlijk afnemen.

Drs. M.C. van Oostrum-Schuurman Hess is stafmedewerker.

Lidmaatschap AWVN

H. van de Pol

Het lidmaatschap van AWVN staat open voor ondernemingen
en verenigingen. In uw situatie zou ten behoeve van het afslui-
ten van een CAO een werkgeversvereniging opgericht moeten
worden (eventueel kan onze afdeling Juridische Zaken behulp-
zaam zijn bij het voorbereiden van statuten). Naar verwachting
zal een aansluiting van deze werkgeversvereniging bij AWVN
op jaarbasis circa €15.000,- aan contributielasten betekenen.
Binnen het lidmaatschap heeft u kosteloos aanspraak op:

informatievoorziening (brochures, handleidingen, peri-
odieken, ledensite);

de \'werkgeverslijn\'; een telefonische helpdesk voor
kortdurend telefonisch advies met betrekking tot juridi-
sche zaken en arbeidsvoorwaarden;
toegang tot jaarcongres en themabijeenkomsten;

deelname aan contactgroepen;
ondersteuning bij collectieve acties;
enkele gesprekken met de aan uw organisatie toegewe-
zen adviseur in het kader van relatiebeheer.

Bovendien verzorgt AWVN vanuit de contributie de alge-
mene belangenbehartiging voor haar leden; dit betreft onder
andere participatie in diverse gremia als SER en STAR, be-
ïnvloeding van politiek en vakorganisaties. Tenslotte zorgt
AWVN voor instandhouding van haar functie als kennisin-
stituut op sociaal-economisch gebied.
Voor specifieke advisering en ondersteuning kunt u op retri-
butiebasis beschikken over adviseurs, waaronder een vaste
adviseur arbeidsvoorwaarden en arbeidsverhoudingen.

-ocr page 338-

Proposities

Wij adviseren u te starten met een onderzoet; onder uw le-
den naar wenselijkheid van een CAO en de haalbaarheid
van de geformuleerde wensen. Een algemeen verbindend-
verklaring kan worden aangevraagd, zodra sprake is van een
CAO en beantwoord wordt aan onder andere de representa-
tiviteitsvereisten. Voor de startsituatie kan gedacht worden
over een \'lichte\' CAO-vorm (bijvoorbeeld met een beperkt
aantal regelingen en/of minimumloonschalen); in komende
jaren kan een en ander geleidelijk worden uitgebouwd. Het
is raadzaam om een beperkt functieonderzoek van sleutel-
functies in de branche te doen, als basis voor het bepalen
van de loonlijn. AWVN kan u adviseren en ondersteunen bij
de voorbereiding, de onderhandelingen, de implementatie
en de nazorg van de CAO. Voordelen van een CAO zijn:
inzichtelijkheid en transparantie voor alle betrokkenen;
zekerheid;

basis voor goed werkgeverschap;

regulering van arbeidsvoorwaarden in de branche;

economies of scale (niet ieder hoeft voor zichzelf het

wiel uit te vinden)

bundeling van krachten en invloed.

Ook biedt een CAO de mogelijkheden tot professionele
ondersteuning van de leden. AWVN kan in dat kader zorgen
voor onder andere:

telefonische contracthelpdesk voor verdergaande CAO-

gerelateerde vragen en casuïstieken;

handboeken met richtlijnen voor implementatie (o.a.

contractvoorbeelden, methodieken en richtlijnen);

periodieke informatiebulletins op maat;

informatie ten behoeve van de website.

Kosten werkgeversvereniging

Het is te doen gebruikelijk dat de aan een werkgeversvereni-
ging verbonden lasten (waaronder contributie en ondersteu-
ning AWVN, maar ook andere extra lasten van het secretari-
aat (bijvoorbeeld notariskosten oprichting vereniging en
vergaderkosten) worden omgeslagen over de aangesloten le-
den (per aansluiting of naar rato van de loonsom; in uw situ-
atie adviseren wij u een bedrag per aansluiting). In verband
met de ontwikkeling van een CAO mag worden verwacht dat
de kosten in het startjaar hoger zullen uitvallen.

Ik verwacht u hiermee van dienst te zijn. Zoals toegezegd
zijn wij graag bereid om u te adviseren bij de inhoud van uw
notitie aan het Bestuur, bijvoorbeeld door het geven van in-
houdelijke aanvullingen op uw concept. Ook zijn wij graag
bereid met u verder te praten over uw vragen.

Henk van de Pol namens de Algemene Werkgevers Vereniging Nederland

Belangengroep Practici in Loondienst

Graag brengen we de meest recente ontwikkelingen on-
der uw aandacht. De oprichting van de vereniging BPL is
vrijwel rond. Na uitgebreid vooronderzoek en in goede
harmonie met de KNMvD is afgesproken dat de BPL als
vereniging geen lid wordt van de KNMvD. Dit, om belan-
genverstrengeling te voorkomen. Gestreefd wordt naar
een evenredige vertegenwoordiging van dierenartsen in
loondienst binnen de beroepsvereniging. Inmiddels is
ook de aanzet gegeven voor de oprichting van een werk-
geversvereniging. Een nauwe samenwerking tussen
KNMvD, BPL en de op te richten werkgeversvereniging
is gewenst.

Automatisch lid?

Om het overleg dat tussen werkgevers en BPL gevoerd zal
gaan worden een zojuist mogelijke afspiegeling te laten zijn
van de wensen van alle betrokkenen (dus van alle practici), is
het van belang dat deze lid zijn; op deze wijze kan iedereen
zijn/haar stem laten horen. Daarom wordt nu besproken of
practici in loondienst die KNMvD-lid zijn automatisch lid
worden van de BPL. Niet-KNMvD-leden kunnen ook ge-
woon lid worden van de BPL. Over driejaar zal worden beke-
ken of het wenselijk is hier veranderingen in aan te brengen.

Ledenvergadering

De eerste ledenvergadering van de BPL stond gepland op 10
mei 2003. Gezien de huidige situatie rondom de aviaire in-
fluenza zien wij ons echter genoodzaakt deze te annuleren.
Zowel voor een aantal leden van het oprichtingsbestuur als
voor een deel van de BPL-leden, zal het door de Al-situatie
niet mogelijk zijn een ledenvergadering bij te wonen.
Aangezien wij graag willen dat iedereen in de gelegenheid is
hierbij aanwezig te zijn, stellen wij deze vergadering uit.
Een nieuwe datum vastleggen is op dit moment nog niet mo-
gelijk. Wij vragen uw begrip en geduld hiervoor

Voor vragen, opmerkingen en aanmelding als lid kunt u te-
recht op BPL(gchello.nl

Kennisgeving van overlijden

Op 5 april 2003 is dr Ton van den Bogaard overleden, na-
dat hij drie maanden daarvoor met zijn paard zeer ongeluk-
kig ten val was gekomen. Ton van den Bogaard heeft
binnen de KNMvD vele bestuurlijke functies uitgeoefend,
waaronder binnen de Werkgroep Antibioticumbeleid, de
Formulariumcommissie en de Wetenschappelijke Redac-
tie van het Tijdschrift voor Diergeneeskunde.

Op 12 april 2003 hebben zeer veel collega\'s hem de laatste

eer bewezen.

Tj. Jorna,
Algemeen secretaris

-ocr page 339-

Aan de praktiserende dierenartsen

9 april 2003
0234.03/MVOTJ

Geachte mevrouw, heer,

Gaarne informeren wij u over de stand van zaken betreffende het niet langer adviseren door de KNMvD over salarissen voor
dierenartsen-medewerkers in loondienst in de praktijk. In december 2002 hebben wij u laten weten dat het geven van adviezen
voor salariëring door de KNMvD op mededingingsrechtelijke bezwaren stuit en derhalve niet langer kan plaatsvinden.

Ondergetekenden namens de KNMvD en een bestuurslid van de Belangengroep Practici in Loondienst (BPL) hebben onlangs
een gesprek gevoerd met medewerkers van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa). Aan de NMa is de vraag voorgelegd
of en zo ja, in welke vorm, de KNMvD adviezen over salariëring mag geven. Uit het gesprek is gebleken dat de KNMvD geen
enkele ruimte heeft om adviezen over salariëring te verstrekken, noch in algemene zin, noch in één op één situaties, waarbij een
individuele werkgever of individuele medewerker daarover aan de KNMvD advies vraagt. De KNMvD mag namelijk geen en-
kel advies geven dat (in)direct van invloed is op de tarieven van dierenartsen en daarmee dus concurrentiebeperkend is. Voor
een dierenarts-ondernemer is de post \'salarissen\' een belangrijke kostenpost, die mede van invloed is op het tarief dat de onder-
nemer berekent aan zijn of haar cliënt.

Het uitblijven van adviezen over salariëring heeft onrust veroorzaakt in de beroepsgroep; veel dierenartsen, zowel werkgevers
als werknemers, hebben naar aanleiding daarvan contact gezocht met de KNMvD en laten weten dat het uitblijven van de ad-
viezen als een gemis wordt ervaren. Zoals u wellicht weet, zijn inmiddels stappen ondernomen om een vereniging van practici
in loondienst, de BPL, op te richten. Het Bestuur van de KNMvD heeft aan de besturen van de Groep Geneeskunde
Gezelschapsdieren en de Groep Practici Grote Huisdieren gevraagd of zij bereid zijn om de oprichting van een vereniging van
practici-ondernemers te steunen. Beide Groepen hebben aangegeven dat zij dit initiatief willen ondersteunen.

Beide verenigingen zouden dan een plaats kunnen krijgen binnen de Statuten van de KNMvD. Hoe een en ander definitieve
vorm zou kunnen krijgen, is op dit moment nog niet duidelijk. De BPL heeft aangegeven dat zij graag de mogelijkheid creëert
voor toetreding van niet-KNMvD-leden tot de BPL. Met het bestuur van de KNMvD is afgesproken dat hiervoor een
overgangstermijn van driejaar zou kunnen gelden, waarna evaluatie zal plaatsvinden.

De vereniging van practici-ondernemers en de Belangengroep Practici in Loondienst zouden dan samen in een CAO afspraken
kunnen maken over salariëring, arbeidsvoorwaarden, functieomschrijvingen etc. De Mededingingswet is niet van toepassing op
CAO-afspraken. Alleen via een CAO kunnen dergelijke afspraken worden gemaakt; er is geen andere mogelijkheid.

Het Bestuur van de KNMvD, het bestuur van de Groep Geneeskunde Gezelschapsdieren en het bestuur van de Groep Practici
Grote Huisdieren willen in het voorjaar 2003 nagaan of er draagvlak is binnen de beroepsgroep voor het instellen van een CAO.

Gaarne houden wij u in de komende tijd van de ontwikkelingen op de hoogte en zullen wij u nader informeren. Het Bestuur van
de KNMvD heeft op dit moment uiteraard regelmatig overleg met het bestuur van de BPL.

Met vriendelijke groeten.

Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde

dr. Tj. Jorna drs. M.C. van Oostrum-Schuurman Hess,

algemeen secretaris stafmedewerker

-ocr page 340-

Als lid van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde heeft
het Bestuur aangenomen:

Arts, Mevr. C.P.G.; 2002; Oranjestad; Wayaca
238; Aruba.

Assy, A.; 2002; 3732 XB De Bilt; Akker 65.
Beniers, Mevr. V; Gent 2002; 5061 DH
Oisterwijk; Bijgaart 43.
Brons, N.J.; 2002; 3572 TK Utrecht; Oude
Kerkstraat 42 bis.

Dierikx, Mevr. C.M.; 2001; 3705 ZA Zeist;

Warande 9.

Feijter, Mevr. A.R de; 2002; 4571 PA Axel; Beoostenblijsestraat 10.
Grol, Mevr. A.; Gent 2002; 6191 VX Beek; Rooseveltlaan 48.
Hagedoorn, Mevr. L.M.; 2002; 3523 AX Utrecht; Topaaslaan 15.
Heide, B.H. van der; 2002; 8501 TZ Joure; Oksewei 70.
Hofma, J.; 2002; 3962 RB Wijk bij Duurstede; Gr. v Lynden v
Sandenburgweg 3 A.

Jimmink, Mevr. G.W.; 2002; 7231 PL Warnsveld; Lage Lochemseweg 12.
Joosten, Mevr. M.E.A.; 2002; 3511 RW Utrecht; Nieuwekade 211.
Koek, Mevr. E.T.W.; 2002; 1053 ZH Amsterdam; Da Costastraat 89/2.
Korthals Altes, M.W.; 2002; 9091 BH Wijns; Bartelehiem 25.
Leuven, Mevr. M. van ; 2002 ; 1561 AV Krommenie ; Noorder Hoofdstraat
24 A.

Otte, Mevr. H.G.; 2002; 3723 WN Bilthoven; Hugo van der Goeslaan 56.
Peters, Mevr. M.M.C.; 2002; 3584 DZ Utrecht; Cambridgelaan 227 K4.
Sittert, Mevr J. van; 2002; 8161 SC Epe; Esschertsweg 4.
Sons, P.L.; 1978 ; 1191 CC Ouderkerk a/dAmstel; Pr. Beatrixlaan 10.
Stapper-Buitelaar, Mevr M.J.; 2002; 2407 AJ Alphen a/d Rijn; Kort-
steetsterweg 39.

Strien, M. van; 2002; 3721 JD Bilthoven; Kometenlaan 133.

Tiemens, Mevr. C.A.; 2002; 8095 PR \'t Loo Oldebroek ; Vierschotenweg

36.

Veen, Mevr. VN. van der; 2002; 2282 RL Rijswijk; Julianastraat 27.
Veneberg, Mevr. R.E.; 2001; 3584 ZC Utrecht; Enny Vredelaan 113.
Voorbraak, Mevr. M.TJ.; 2002; 5091 WG Oostelbeers; Stille Wille 238.
Vos, K.; 2002; 2253 AD Voorschoten; Leidseweg 197.
Vries, Mevr A. de; 2001; 8161 BH Epe; Kortenkampweg 1.
Wende, T van der; 1979; 3871 KS Hoevelaken; Penningweg 8.
Wende-Kuiper, Mevr. EJ.C. van der; 1979; 3871 KS Hoevelaken;
Penningweg 8.

Als kandidaatlid van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor
Diergeneeskunde heeft het Bestuur aangenomen:

Berg, R. van den
Heusinkveld,G.L.F
Hissink,H.H.A.L.
Knipscheer, Mevr. A.E.P.
Kooij, Mevr J.C. van der
Leeuw, Mevr. R. van der
Pernot, Mevr A.E.
Ritzen, Mevr S.M.

Overlijdensberichten:

Op 5 april 2003 A.E.J.M. van den Bogaard te Eijsden.
Mutaties:

Arts, Mevr. C.P.G.; 2002; Oranjestad; Wayaca 238 Aruba; E-mail privé:
annechristienC^wanadoo.nl; medew. bij Veterinaire Kliniek Wayaca Aruba; tel.
prakt.: 00297-821720. (toev, als lid)

Assy, A.; 2002; 3732 XB De Bilt; Akker 65; tel. privé: 030-2213224;
E-mail privé: amjad.assy(SJhetnet.nl. (toev. als lid)

Beniers, Mevr. V; Gent 2002; 5061 DH Oisterwijk; Bijgaart 43; tel.
privé: 013-5285137; E-mail privé: veronique_beniers(i^hotmail.com. (toev.
als lid)

Brons, N.J.; 2002; 3572 TK Utrecht; Oude Kerkstraat 42 bis; E-mail
privé: nicobrons@hotmail.com.; medew. bij Y. Greijdanus, O.J.M. Schreurs,
A.J.PM, van Sundert, R.FL.M. Vriens en N.J. Zegers; tel. prakt.: 0478-
544100; fax prakt.: 0478-544101; E-mail prakt.: dapijss(gtref.nl. (toev. als
lid)

Caminada, Mevr B.C.M.; 2002; 2023 RP Haarlem; Olmenstraat
18; E-mail privé; b.c.m.caminada@planet.nl.; geass. met J.K
.T. Westland;
tel. prakt.: 023-5277666; fax prakt.: 023-5277306.

♦Cleton, M.C.; 2002; 3572 BP Utrecht; Biltstraat 170 A; tel. privé:
030-2620525; E-mail privé : cleton73@hotmail.com.; medew. bij J. Schep;
tel. prakt.: 0186-618932; fax prakt.: 0186-613523.

Dierikx, Mevr. C.M.; 2001; 3705 ZA Zeist; Warande 9; tel. privé: 030-
6952654; E-mail privé: cdierikx@hotmail.com. (toev. als lid)

Personali

Doornbos-Hartman, Mevr M.H.; 1997; 9919 TJ Loppersum;
Delleweg 7; tel. privé: 0596-572895; fax privé: 0596-572895; E-mail
privé: mh.doornbos@wanadoo.nl.; d. bij RVV district Drachten team
Oost; tel. bun: 0512-584010; fax bur.: 0512-584029.

Feijter, Mevr. A.R; 2002; 4571 PA Axel; Beoostenblijsestraat 10; tel.
privé: 0114-650627; E-mail privé: annedefeijter@hotmail.com. (toev. als
lid)

*Geraedts, Mevr. K.A.; 2001; 6245 GB Eijsden; H. Smcetsstraat 9;
tel. privé mobiel: 06-54658281.

Gerritsjans-Veenstra, Mevr. R.; 2000; 6365 BE Schinnen; Groenen-
borgstraat 5; tel. privé: 046-4431954; E-mail privé: rinsketim@freelernl;
medew. bij PG.L.J. Boskamp en J.A.P Nicolai; tel. prakt.: 046-4371885; fax
prakt.: 046-4360346; E-mail prakt.: bkai@gironet.nl.

Grol, Mevr. A.; 2002; 6191 VX Beet; Rooseveltlaan 48; tel. privé:
046-4379714; tel. privé mobiel: 06-11240633; E-mail privé: a_grol@hot-
mail.com. (toev. als lid)

Hagedoorn, Mevr. L.M.; 2002; 3523 AX Utrecht; Topaaslaan 15; tel.
privé: 030-2516977; E-mail privé: lindahagedoorn@hotmail.com.; medew.
bij K.N. ter Steege; tel. prakt.: 020-6912347; fax prakt.: 020-6912348.
(toev. als lid)

Heide, B.H. van der; 2002; 8501 TZ Joure; Oksewei 70; tel. privé:
0513-410231; E-mail privé: bhvanderheide@hotmail.com.; medew. bij G.
Pagters en I.H.M. Pagters-Riem; tel. prakt.: 0514-561577; fax prakt.: 0514-
561807. (toev. als lid)

Hofma, J.; 2002; 3962 RB Wijk bij Duurstede; Gr v. Lynden v.
Sandenburgweg 3 A; tel. privé: 0343-522264; E-mail privé: evs-jhofma@
hotmail.com.; medew. bij M.W.J. Baltussen, D.H. Bronsink, Mevr. F
Haffmans, W. Muideren G.J. van Selm; tel. prakt.: 038-4442512; fax prakt.:
038-4446336. (toev. als lid)

Jimmink, Mevr. G.W.; 2002; 7231 PL Warnsveld; Lage Lochemseweg
12; tel. privé: 0575-431325; E-mail privé: dianajimmink@yahoo.com.
(toev, als lid)

Joosten, Mevr. M.E.A.; 2002; 3511 RW Utrecht; Nieuwekade 211 ; tel.
privé: 030-2334088; E-mail privé:martejoosten@yahoo.com.; medew. bij
FH. Hornstra; tel. prakt.: 026-4421892; E-mail prakt.: info@dedieren
arts.nl. (toev. als lid)

Koek, Mevr E.T.W.; 2002; 1053 ZH Amsterdam; Da Costastraat 89-2;
tel. privé mobiel: 06-19182431. (toev als lid)

Korthals Altes, M.W.; 2002; 9091 BH Wijns; Bartelehiem 25; tel.
privé mobiel: 06-47128647; E-mail privé:

mw-korthalsaltes@hotmail.com.; medew. bij K.S. Boersma en Mevr.
J.R. Vollema; tel. prakt.: 0511-472064; fax prakt.: 0511-476456;
E-mail prakt.: dapghv@planct.nl. (toev. als lid)

Leuven, Mevr. M. van ; 1561 AV Krommenie ; Noorder Hoofdstraat
24 A ; tel. privé: 075-6407199; E-mail privé: mardouv@hotmail.com.;
medew. bij M.1. Bos; tel. prakt.: 075-6281406; fax prakt.: 075-6402057.
(toev. als lid)

Merwijk, L.J.H. van; 2001; 4175 ER Haaften; Enggraaf 22; tel. privé:
0418-591188; geass. met A.L. Blok en Mevr. M.H. van Mcrwijk-van
Boxsel; tel. prakt.: 0418-591302; fax prakt.: 0418-591669; E-mail
prakt.: info(a bata4cn.nl.

Merwijk van-Boxsel van. Mevr. M.H.; 1996; 4175 ER Haaften;
Enggraaf 22; tel. privé: 0418-591188; geass. met A.L. Blok en L.J.H. van
Merwijk; tel. prakt.: 0418-591302; fax prakt.: 0418-591669; E-mail
prakt.: info@bata4en.nl.

Otte, Mevr. H.G.; 2002; 3723 WN Bilthoven; Hugo van der Goeslaan
56; tel. privé: 030-2545124; tel privé mobiel: 06-29114161;
E-mail privé: Gitty@planet.nl.; medew. bij H.A. Beijer en Mevr J. Beijer-
Hoekstra; tel. prakt.: 0512-513627; fax prakt.: 0512-525349; E-mail prakt.:
dierenarts@bigfoot.com. (toev. als lid)

Peeters, Mevr. M.M.C.; 2002; 3584 DZ Utrecht; Cambridgelaan 227
K4; tel. privé: 030-2518467; E-mail privé: m.m.peeters@students.uu.nl.;
medew. anaesthesiologie geneesk. gezelsch. d. UU; tel. bur 030-2535843;
fax bur: 030-2672254. (toev. als lid)

Schoolmeesters, M.W.V; 1998; 7325 PZ Apeldoorn; Het Kasteel 804;
tel. privé: 055-3669123; tel. privé mobiel: 06-53578433; E-mail privé:
mwvschoolmeesters@yahoo.com.; mobiele diergeneeskundige praktijk
voor paarden; tel. prakt. 055-3669286; fax prakt.: 055-3604894; zelfst.
werk. d.a.

Sittert, Mevr. J.; 2002; 8161 SC Epe; Esschertsweg 4; tel. privé: 0578-
661373; E-mail privé: jaelah70@hotmail.com. (toev. als lid)

Sons, RL.; 1978; 1191 CC Ouderkerk a/d Amstel; Pr Beatrixlaan 10;
tel. privé: 020-4965016; medew. bij G. te Winkel; tel. prakt.: 020-6443089;
medw. bij Dierenopvang Centrum Amsterdam; tel. bur: 020-4622310.
(toev. als lid)

*Spee, C.; 2002; 6171 EV Stein; Brugstraat 6; tel. privé: 046-

-ocr page 341-

4333670; medew. bij J.P.M. Deneer, W.J.H.D. Kremer, F.G.H.A. van Os en
R.M.M.I. Vrouenraets; tel. prakt.: 045-5721666; fax prakt.: 045-5726947.

Stapper-Buitelaar, Mevr. M.J.; 2002; 2407 AJ Alphen a/d Rijn;
Kortsteetsterweg 39; tel. privé: 0172-479738; E-mail privé: jaap-
marja@tiscali.nl.; medew. bij G. Roesten K.H. van Wiggen; tel. prakt.: 071-
5220513; fax prakt.: 071-5232291. (toev. als lid)

Strien, M. van; 2002; 3721 JD Bilthoven; Koraetenlaan 133; tel. privé:
030-2286212; E-mail privé: careltje@wish.nl.; medew. bij J.L.A. Pijls; tel.
prakt.: 0187-482897; fax prakt.: 0187-489424; E-mail prakt.: info@dgo-
tpc.nl. (toev. als lid)

Tiemens, Mevr. C.A.; 2002; 8095 PR \'t Loo Oldebroek ;
Vierschotenweg 36; tel. privé: 0525-631618; E-mail privé: c.a.tiemens@pla-
net.nl.; medew. bij H.A. Wolters; tel. prakt.: 0318-484018; fax prakt.: 0318-
483283; E-mail prakt.: daplunteren.demon.nl. (toev. als lid)

Veen, Mevr. N.N. van der; 2002; 2282 RL Rijswijk; Julianastraat 27;
tel. privé mobiel: 06-27058528; E-mail privé: vlastavanderveen
@hotmail.cora. (toev. als lid)

Veneberg, Mevr. R.E.; 2001; 3584 ZC Utrecht; Enny Vredelaan 113;
tel. privé: 030-2129041; E-mail privé: Iveneberg@hotraail.com.; medew.
bij Mevr. C.R. Burger, K. Scjoenmakers en J.O.B. Weeber; tel. prakt.: 030-
6038700; fax prakt.: 030-6014889. (toev. als lid)

Voorbraak, Mevr M.T.J.; 2002; 5091 WG Oostelbeers; Stille Wille
238; tel. privé: 013-5130445; E-mail privé: mvoorbraak@hotmail.cora.;
medew. bij J.S. Kraus; tel. prakt.: 040-2432455; fax prakt.: 040-2465351 ; E-
mail prakt.: jskraus@kraus.skeldale.demon.nL (toev. als lid)

Vos, K.; 2002; 2253 AD Voorschoten; Leidseweg 197; tel. privé: 071-
5615974; E-mail privé: reinaerd.vos@hccnet.nl.; medew. bij G. Meursing
en J. Meursing; tel. prakt.: 079-3425487; fax prakt.: 079-3425741. (toev. als
lid)

Vries, Mevr. A. de; 2001; 8161 BH Epe; Kortenkampweg 1; tel. privé:
0578-627593; E-mail privé: adevriesmarieke@hotmail.com.; medew. bij F.
ter Braake en K. van Muiswinkel; tel. prakt.: 0527-613500; fax prakt.:
0527-614653; E-mail prakt.: info@dierenkliniekemmeloord.nl. (toev. als
lid)

Wende, T. van der; 1979; 3871 KS Hoevelaken; Penningweg 8; tel.
privé: 033-2538223; geass. met Mevr F.J.C. van der Wende-Kuiper; tel.
prakt.: 035-5250260 en geass. met B.H. Liem , Mevr. M.E. Pesman en
Mevr. F.J.C. van der Wende-Kuiper (dap Stad en Lande) tel. prakt.: 035-
5253200; fax prakt.: 035-5253200. (toev. als lid)

Wende van der- Kuiper, Mevr FJ.C.; 1979; 3871 KS Hoevelaken;
Penningweg 8; tel. privé: 033-2538223; geass. met T. van der Wende; tel.
prakt.: 035-5250260 en geass. met B.H. Liem, Mevr M.E. Pesman en T. van
der Wende (dap Stad en Lande); tel. prakt.: 035-5253200; fax prakt.: 035-
5253200. (toev. als lid)

Jubilea mei 2003

8 mei, J.L.A.M. Remmen te Helvoirt, 35 jaar, afwezig

9 mei, W.J. Pereboom te Bussem, 45 jaar, afwezig

9 mei, G.B. de Voogd te Wassenaar, 45 jaar, aanwezig

10 mei, H.P.A.M. de Greef te Valkenswaard, 35 jaar, afwezig
10 mei, Dr. A.A. Stokhof te Maarsbergen, 35 jaar, afwezig

10 mei, J. Elving te Coevorden, 35 jaar, afwezig

10 mei, J.A.G Geurts te Blerick, 35 jaar, afwezig

11 mei, M.A. van Messel te Groningen, afwezig

11 mei, J.P.M. Boswergerte Oldenzaal, 30 jaar, afwezig

11 mei, J.A. Binnerts te Wesepe, 30 jaar, afwezig

13 mei, G.C. Knibbe te Landsmeer, 30 jaar aanwezig

13 mei. Mevr. Drs. J.H.C. Brooijmans-Schallenberg te \'s-Gravenhage,

50 jaar, afwezig

15 mei, G. Jensma te Balk, 50 jaar, afwezig

16 mei. Mevr. Drs. T. van Kekem-Pauw te Bruchköbel (Duitsland), 40
jaar, afwezig

16 mei, J.R. van der Lee te Losser, 40 jaar, afwezig

16 mei. Mevr. Drs. M.J. van der Wal-Zoon, te De Wijk, 40 jaar, afwezig

16 mei, W.E.H. van Herten te Maasbracht, 40 jaar, aanwezig

24 mei, D.A.M. Franssen te Wernhout, 35 jaar, afwezig

30 mei. Mevr. Drs. A.H. Jansen te Ede, 30 jaar, afwezig

30 mei, G. van den Brink te Dordrecht, 30 jaar, aanwezig

Kongressen & Symposia \'7:

Mei

03 Symposium van de Samenwerkende
Nederlandse Veterinaire Acupuncturisten
(S.N.VA.) "2 onderwerpen in de TCM:
de oudere patiënt en longproblemen"
door Cheryll Schwarz uit VS. in Champ
Aubert in Driebergen. Meer informatie
viaAleid Verhoeff, 0314-625385 of aleid
©tref.nl.

Fachgespräch über Geflügelkrankheiten in Hannover, Klinik für
Geflügel, Prof.dr. U. Neumann, tel. 49 511-953-8778/79.
Symposium Aandoeningen van het bewegingsstelsel bij opgroeiende
honden, Post-Universitair Onderwijs, Faculteit Diergeneeskiuide,
Gent (B). Inschrijvingen: per e-mail: silvy.matthys@mg.ac.be of
claudine.vansante@rug.ac.be. Via de website kan ook: www.dgk.
rug.ac.be of telefonisch: (0032) 9-2647541.

Veterinary congress. Federation of European Companion Animal
Veterinary Associatons/ APMVEAC, locatie: Congress Estorii,
Portugal, info: s.orr@rlafflea.demon.co.uk.

22/25

Juni

26/2 juli 6th Budapest Workshop on Clinical Endocrinology (summer school
like international course, focused on endocrinology of ruminant re-
production). http://tkk.tova.univet.hu, fax: 36-1-478-4230 e-mail:
phd@univet.hu. Registration fee: € 360.

juli

11/13

13/18

ECVS Annual Scientific Meeting and Congress. Location: Moat
House Hotel in Glasgow, Scotland. Fot more information:
www.seeglasgow.com. For registration: ecvs@vetclinics.unizh.ch.
9e International European Association for Veterinary Pharmacology
and Toxicology Congress in Lissabon, Portugal. Info: www.fmvutl.
pt/eavpt2003/congress.htm.

Vergaderingen & Bijeenkomsten

Mei

Ol
03

15

16

Vergadering Groep Geneeskunde van het Paard, 13.30-17.00 uur.
S.N.VA. ledenvergadering in Champ Aubert in Driebergen om
9.00 uur, met aansluitend symposium met Cheryll Schwarz. Meer
informatie viaAleid Verhoeff, 0314-625385 of aleid@trefnl.
Vergadering Afdeling Friesland.

De vakbladen VMT en Food Management organiseren in \'t Spant
te Bussum het verpakkingscongres \'On the go\'-verpakken.
Inlichtingen: Keesing Noordervliet BV, Liselore de Boer, tel.: 030-
6358503, fax: 030-6358500, e-mail: l.d.boer@keesing.nl of raad-
pleeg: www.vmt.nl/bijeenkomst

15e Veterinair Goifkampioenschap op golfbaan \'het Spiegelven\' te
Genk in België. Inschrijving door € 30 op rekening 53.15.06.207
t.n.v. W.L. Keers te Hoogerheide o.v.v exacte handicap. Voor deel-
name moet men minimaal in het bezit zijn van het GVB en dieren-
arts of diergeneeskundig student zijn. Verder inlichtingen krijgt u
na inschrijving en is te vinden op http://communities.msn.nl/vet-
golf.

28

Juni

05
17

Vergadering Groep Geneeskunde van het Paard, 13.30-17.00 uur.
Ledenvergadering en wetenschappelijke bijeenkomst van de
Groep Pluimveewetenschappen, aanvang 14.00 uur (locatie nog
vast te stellen).

Studievergadering GHwD te Utrecht in het Beatrixgebouw van het
Jaarbeurscongrescentrum van 19.30 tot 22.30 uur.
Algemene Jaarvergadering van de dierenartsencoöperatie AUV bij
Nationaal Sportcentrum Papendal te Arnhem, aanvang 14.00 uur.
De Stichting PAVO en de vaklbaden Food Management en VMT
organiseren samen het congres \'Continu Verbeteren\' Lokatie: De
Reehorst te Ede. Inlichtingen: Keesing Noordervliet BV, Liselore
de Boer, tel.: 030-6358503, fax: 030-6358500, e-mail: l.d.boer@
keesing.nl of raadpleeg: www.vmt.nl/bijeenkomst

19

13

juli

9

10

Informele bijeenkomst Zeeuwse dierenartsen, Bolsjoi, Grote
Markt 28 te Goes, 20.30 uur.

Vergadering Groep Geneeskunde van het Paard, 13.30-17.00 uur.

08/09

17

-ocr page 342-

Nog nooit w^s vlooitnbestrijdmg
zo veilig en effectief.

GAPSTAR en PROGRAM: zeer effectief tegen vlooiei

GAPSTAR is een nieuwe adulticide die snel, veilig en effectief de (volwassen) vlooien doodt. [
werkzame stof in GAPSTAR is nitenpyram, dat tot acute verlamming en sterfte bij viooiel
leidt. Al 15 minuten na toediening vallen de eerste vlooien van het dier. GAPSTAR vorr
samen met PROGRAM de ideale combinatie voor geïntegreerde vlooienbestrijdin
PROGRAM, met als werkzame stof lufenuron, zorgt ervoor dat de eitjes en larve

kzich niet verder kunnen ontwikkelen. Dankzij de orale toediening blijven gee
resten achter op hiet dier of in de omgeving. Met GAPSTAR en PROGRA

_k biedt u diereigenaren een snelle en blijvende oplossing in de vori

L. van een veilig en effectief vlooienbestrijdingsplan.

CAP5TAR PR^SRAH/r

Veilig en snel verlost van vlooien.

5%

Volwassen
vlooien

10%

Poppen

35%

Larven

50%

Eitjes

GAPSTAR: Samenstelling: tabletten in 2 verschillende groottes; 11.4 mg waarbij elke tablet 11,4 mg nitenpyram bevat en 57 mg waarbij elke tablet 57 mg nitenpyram bevat. Indicatie; voor de bestrijding van vlooien bij honden en katten, Doeldier: 11,4 m
tabletten voor katten en kleine honden. 57 mg tabletten voor honden. Doseringen toedieningswijze: de minimum effectieve aanbevolen dosering is Img per kg lichaamsgewicht. Toediening met of zonder voedsel op elke dag dat vlooien worden waargenom
op het dier. Contra-indicaties: geen gekend. Bijwerkingen: gedurende het eerste uur na toediening kan de hond of kat wat meer krabt)en dan normaal. Dit is het effect van vlooien die op het product reageren. Bijzondere voorzorgen: GAPSTAR 11,4 ^
niet gebruiken bij dieren die jonger zijn dan 4 weken of minder wegen dan 1 kg. GAPSTAR 57 mg: niet gebruiken bij honden die minder dan 11 kg wegen. Niet meer dan 1 behandeling per dag. Buiten bereik van kinderen bewaren. Voor diergeneeskunc
gebruik (UDA). Gebruik tijdens lactatie en dracht; GAPSTAR kan worden toegediend aan dieren gedurende alle stadia van dracht of lactatie. Verpakking: verpakking met 6 tabletten in blister. Registratienummers; GAPSTAR 11.4; Reg. NL 09988, GAPSTAR 5
Reg. NL09989.
PROGRAM: Samenstelling: bevat lufenuron. Indicatie: PROGRAM bestrijdt vlooienoverlastdoor reductie van het aantal vlooienlarven. Doeldier: tabletten voorde hond, suspensie en injectie voorde kat. Ck)ntra-indicaties; geen geker
Bijwerkingen: geen gekend. Dosering en toedieningswijze: Hond; 10 mg per kg lichaamsgewicht. Kat; 30 mg per kg lichaamsgewicht. Voor orale toediening met of direct na de maaltijd. Registratienummers; Reg. NL 8270, 8276. 8278, 827
PROGRAM 40 (injectie), Reg. NL 9489-UDA, PROGRAM 80 (injectie), Reg. NL 9498-UDA. Registratiehouder; Novartis Consumer Health B.V., Claudius Prinsenlaan 140, NL 4818 GP

Breda. Distributeur; Novartis Consumer Health B.V.. Animal Health Sector. Korte Hei 1-3. NL 4714 RD Sprundel, tel. 31 (0)165 380580. ® Geregistreerde handelsmerken van »1

Novartis AG. Bazel, Zwitserland. www.novartis.com C. )

www.novartis.com O NOVARTli

1

-ocr page 343-

Medici zoals dierenartsen, tandartsen.medisch specialisten en
andere vrije beroepers Icunnen al 25 jaar lang rekenen op
deskundig advies van Raadgevers Medische Beroepen.
De Raadgevers begeleiden u onder andere bij overdracht van

de praktijk en bij associaties.

Ook de afhandeling van de bijbehorende contracten wordt u
uit handen genomen. Raadgevers Medische Beroepen is een
adviesbureau met uitgebreide expertise op het gebied van
financieel advies aan beoefenaars van (para)medische
beroepen. De breedte van die expertise is uniek en beslaat
advies ten aanzien van alle financiële aspecten die zich
van start tot pensionering in uw medische carrière

kunnen voordoen.

U weet zich bij de Raadgevers verzekerd van advies op maat op
het gebied van financiële planning, verzekeringen, financieringen,
hypotheken en pensioenen. Ook de keuzes en mogelijke
problemen rondom het einde van uw studie hebben de speciale

aandacht van de Raadgevers.

De Raadgevers volgen u in de verschillende fasen van uw loop-
baan en bieden begeleiding en advies op de lange termijn.

Voor meer informatie kunt u contact opnemen met
adviseurs Philip Jaspers, Wouter van der Meer en/of Robert E. Meijer.

Raadgevers
Medische Beroepen

Dorpsstraat 118
3732 HL De Bilt
Postbus 36
3730 AA De Bilt

Tel 030 220 41 14
Fax 030 220 27 95
E-mail: raadgevers@atriserv.nl

Augustus

28 Vergadering Groep Geneeskunde van het Paard, 13.30-17.00 uur.

September

09 Ledenvergadering en wetenschappelijke bijeenkomst van de Groep
Pluimveewetenschappcn. aanvang 14.00 uur (locatie nog vast te stel-
len).

18 Studievergadering GHwD te Utrecht in het Beatrixgebouw van het
Jaarbeurscongrescentrum van 19.30 tot 22.30 uur.

25 Vergadering Groep Geneeskunde van het Paard, 13.30-17.00 uur.

Oktober

30 Vergadering Groep Geneeskunde van het Paard. 13.30-17.OOuur

November

8 Informele bijeenkomst Zeeuwse dierenartsen, Bolsjoi, Grote Markt
28 te Goes, 20.30 uur.

20 Vergadering Groep Geneeskunde van het Paard, 13.30-17.00 uur.

22 Najaarsdag GHwD te Breda. De precieze locatie wordt nog bekend
gemaakt.

December

09 Ledenvergadering en wetenschappelijke bijeenkomst van de Groep
Pluimveewetenschappen, aanvang 14.00 uur. Locatie Mercure Arnhem.

11 Vergadering Afdeling Friesland

18 Vergadering Groep Geneeskunde van het Paard, 13.30-17.00 uur.

Cursussen I

Mei

07 PAO-D cursus 03/131. De Internistische Patiënt.

15 PAO-D cursus 03/136, Gedragsproblemen bij hond en kat.

14/16 VVAA-cursus \'Leidinggeven in/aan de dierenartsenpraktijk\' te

Delden. Info/aanmelding: VVAA seminars, tel. 030-2474328, fax:
030-2474647. e-mail: congres@vvaa.nl of www.vvaa.nl

20 PAO-D cursus 03/122. Parondontologie bij hond en kat.

21 PAO-D cursus 03/134, Orthopedie bij hondenkat.

21 PAO-D cursus 03/303, Immuniteit door Vaccinatie in Individu en
Koppel.

22 VVAA-cursus \'Marketing voor dierenartsen\' te Rotterdam. Info/aan-
melding: VVAA seminars, tel. 030-2474328, fax: 030-2474647,
e-mail: congres@vvaa.nl of www.vvaa.nl

23 PAO-D cursus 03/129, Dermatologie en Interne Geneeskunde
Gezelschapsdieren.

27 PAO-D cursus 03/133, Chirurgie Gezelschapsdieren.

31 Workshop Homeopathie bij de Hond. Vervolgdata zijn 14 en 28 juni.
Docenten: A. Westerhuis en A. van Grondelle. Locatie: Wageningen
International Conference Centre. Meer informatie: WKG Workshops,
telefoon 0488 - 410040, fax 0488 - 410099. e-mail workshops@uw
dierenkliniek.nl, www.uwdierenkliniek.nl.

juni

4 PAO-D cursus 03/223. Klinische les obstetrie rund

12/13 PHLO-cursus Sociale en economische aspecten van voedselveilig-
heid. Bureau PHLO: tel. 0317-484093, fax 0317-426547, e-mail
info.phlo@wur.nl, website www.wau.l/phlo.

12/14 VVAA-cursus \'Toekomstplanning kleine dierenartsenpraktijk\' te
Delden. Info/aanmelding: VVAA seminars, tel. 030-2474328, fax:
030-2474647, e-mail: congres@waa.nl of www.vvaa.nl

14 PAO-D cursus 03/110. Röntgenologisch Onderzoek van het Abdomen.

15-19 Wildlife Health Summer School, post-graduate cursus Schier-
monnikoog. Kosten € 350,- per deelnemer bij inschrijving voor 31
maart 2003, daarna € 475,-. Aanmelding via faxregistratieformulier
op de webpagina (www.dwhc.nl). Nadere inlichtingen per e-mail
(info@dwhc.nl). per telefoon (010) 4089254 of per fax (010)
4089485.

-ocr page 344-

PAO-D cursus 03/130, Basiscursus Oogheelkunde Therapieën.
PAO-D cursus 03/210, Koe Comfort, zorgen voor een beter, lan-
ger en productiever leven (UD).

PAO-D cursus 03/132, Claims aangaande Voeders en Diëten
Gezelschapsdieren.

Augustus

31-6sept.PHLO-cursus Risk Management in Agriculture - Principles and
Apllications. Inschrijftermijn eindigt op 13 juni 2003. Meer infor-
matie is verkrijgbaar via Bureau PHLO: tel. 0317-484093, fax
0317-426547, e-mail: info.phlo@wur.nI.

19

September

18 VVAA-cursus \'Marketing voor dierenartsen\' te Utrecht. Info/aan-

melding: VVAA seminars, tel. 030-2474328, fax: 030-2474647,
e-mail: congres@vvaa.nl of www.vvaa.nl
24/26 VVAA-cursus \'Van loondienst naar eigen praktijk" te Delden.

Info/aanmelding: VVAA seminars, tel. 030-2474328, fax: 030-
2474647, e-mail: congres@vvaa.nI of www.vvaa.nl

Oktober

01, 08,29 PAO-D cursus 03/212, Voeding Rund, module 1 (UD).

ieder z\'n vak!

Het raadplegen van adviseurs is goed...
Maar voor de financiële zaken van uw
(toekomstige) praktijk heeft u een
specialist nodig!

Dix&Co is deskundig op financieel,
fiscaal en juridisch gebied m.b.t. praktijk-
financiering, associaties, verzekeringen,
hypotheken en pensioenen.

Landelijke dienstverlening bij praktijk-
overdracht, bij associatie en assistentie.
Belt u even voor een afspraak of een
brochure.

HOE START U IN DE PRAKTIJK
EEN PRAKTIJK?

Dix €o

Maliesingel 34
3581 BJ Utrecht
Tel. (030) 244 87 74-
Fax (030) 241 66 33
E-mail: info@dixenco.nl
mv-\\v.dixenco.nI

I VVAA

PRAKTIJKPLAN

Adviesgroep dierenartsen
telefoon (030) 247 49 49, internet www.vvaa.nl

Benaming BAYTRIL"® 10% orale oplossing • Samenstelling Per ml 100 mg enrofloxacin. • Diersoort Kip. kalkoen. • Therapeutische indicaties Anlimicrobieel middel voor de beiiandeling v
infectieziekten bij kip en kalkoen, veroorzaakt door voor enrofloxacin gevoelige micro-organismen, in het bijzonder: E. coli (colisepticaemie). Salmonella spp., Pasteurella spp. (cholefl
Haemophilus paragallinarum (coryza), Staphylococcen spp., Streptococcen spp., Mycoplasmata (CRD-complex). In het kader van een verantwoord gebruik van antimicrobiële middelen is het zl
vol voorafgaand aan de therapie de gevoeligheid van het causale agens te bepalen door middel van een antibiogram. •
Contra-indicaties Vastgestelde resistentie tegen chinolonen. aangezien er tii
sen enrofloxacin en andere fluorochinolonen een grote mate van kruisresistentie bestaat. •
Ongewenste effecten Niet t)ekend. • Dosering 10 mg enrofloxacin per kg lichaamsgewicht per dag getj
rende 3 dagen; 10 mg enrofloxacin per kg lichaamsgewicht per dag gedurende 5 dagen bij salmonello.se. •
Wijze van toediening Graal. Toevoegen aan het drinkwater. • Wachttijd Kip: vlees: 7 dagd
Kalkoen: vlees: 10 dagen.\'
Registratiehouder Bayer B.V., Division Animal Health. Energieweg 1. 3641 RT Mijdrecht. • NL 2929 LIDA.

-ocr page 345-

Uit
de

hoofdredactie^

IVe zijn verhuisd!

Dit Tijdschrift staat voor het KNMvD-gedeelte in het telien van de verhuizing van het
Secretariaat van Utrecht naar Houten. Op zich zou de overgang vanuit Utrecht of liever ge-
zegd de Julianalaan een beetje pijn moeten doen. Maar het kon echt niet meer. Dat werd nog
duidelijker toen we zagen hoe de twee herenhuizen erbij staan nu we eruit zijn.

We zitten nu in Houten. Iedere medewerker heeft inmiddels zijn/haar werkplek gevonden. Het
kantoor is ruim. de kantoormeubelen zijn van deze tijd. De vergaderruimten zijn ingericht om
het vele overleg te kunnen plaatsen.

Maar nu begint waar het eigenlijk om gaat. Wij hopen dat wij de leden vanuit onze nieuwe po-
sitie nog heter van dienst kunnen zijn. Belangenbehartiging of ledenservice is immers één van
de kerntaken van de vereniging. De medewerkers hebben een \'nieuw elan \'om er tegenaan te
gaan. Wij hebben deze verhuisspecial aangegrepen om alle medewerkers van het Secreta-
riaat. verdeeld over de diverse afdelingen, aan u voor te stellen. Zo weet u precies wie er voor
u klaarstaan.

Tevens een woord van dank aan al deze medewerkers. Iedereen heeft tnet een positieve inzet de
verhuisperikelen heel kort doen duren, zodat de leden er zo weinig mogelijk van gemerkt hebben.

Bijzonder verheugd zijn wij met de hernieuwde inwoning van de Stichting PAO-D. Dat dit niet
alleen het bureau betreft, maar ook heel veel cursorisch onderwijs in het nieuwe gebouw, doet
het beeld van ons eigen veterinaire huis gestalte krijgen. Wij hopen dat deze samenwerking
zeer bestendig mag zijn.

Ook zijn wij heel blij met de inwoning van de Stichting VKO die gewoon is voortgezet.
In september aanstaande komt tevens de Stichting Nederlandse Databank Gezelschapsdieren
(NDG) vanuit Amsterdam bij ons inwonen. Wij denken dat dit huis een uitstekende plek kan
zijn om vanuit te werken. Wij hopen van harte dat alle organisaties met hun medewerkers zich
hier thuis zullen voelen en dat wij met ons werk naar de leden van hen te horen krijgen: dit is
inderdaad ons huis.

In dit Tijdschrift voor Diergeneeskunde kunt u ook lezen waar het Bestuur en het Bureau zich
mee bezig heeft gehouden (bulletin 3). Wanneer u vragen hebt, dan willen we proberen die te
beantwoorden.

Veel lezenswaardige artikelen kunt u verder tot u nemen. Wat opvalt is dat homeopathie niet
zodanig is te \'verdunnen \'dat het niet werkt om tot discussie te blijven komen. Er zal een ronde
tafelgesprek worden georganiseerd binnen de beroepsgroep. De disussie in het TvD sluiten we
daarmee voorlopig weer even af

Dr Tj. Jorna

I

Diergenees

-ocr page 346-

Een meticilline-resistente Staphylococcus aureus (MRSA)-infectie bij een
hond in Nederland

Tijdschr Diergeneesl<d 2003; 128:314-5

E. van Duijkeren\\ A.T.A. Box\', J. Mulder^ W.J.B. Wannet4, A.C. Fluit\'en DJ. Houwers^

Materiaal en Methoden

Oorspronkelijk artikel

Samenvatting

In Nederland wordt meticilline-resistente Staphylococcus
aureus
(MRSA) regelmatig uit mensen gekweekt, maar
niet uit dieren. Een coagulase-positieve stafylokok werd
gekweekt uit een geïnfecteerde wond van een hond die in
het buitenland geopereerd was. De stafylokok bleek re-
sistent voor meticilline, ampicilline, amoxicilline met cla-
vulaanzuur, cephalexine, erythromycine, lincomycine, te-
tracycline, gentamicine en enrofloxacin. Het isolaat werd
getypeerd als
S. aureus op grond van de mannitol fer-
mentatie en de Martineau-PCR. De aanwezigheid van
het
mecA-gen werd aangetoond met een PCR.

Summary

Methicillin resistant Staphylococcus Aureus (MRSA) in-
fection in a dog in the Netherlands

In the Netherlands, methicillin resistant Staphylococcus aureus (MRSA) aiv
regularly isolated from humans. We present theßrst isolation of MRSA from
animal origin in the Netherlands. A coagula.se positive staphylococcus was
cultured from an infected wound in a Dutch dog that recently underwent
surgery abroad. The staphylococcus was resistant to methicillin, ampiciUin,
amoxycillin clavulanic acid, cephalexin, erythromycin, lincomycin, tetra-
cycline, gentamicin and enrofloxacin. It
H\'Oi identified as S. aureus by fer-
mentation of mannitol and Martineau-PCR. The presence ofmecA was con-
fii-med by PCR.

Inleiding

Stafylokokken zijn van nature gevoelig voor penicilline, maar
tegenwoordig vormen de meeste stammen een penicillinase of
bcta-lactamase, waardoor dit antibioticum onwerkzaam
wordt. Als antwoord hierop werden de penicillinaseresistente
Penicillinen (meticilline, cioxacilline, flucloxacilline) en de
Cephalosporinen ontwikkeld. In de jaren zestig werden in zie-
kenhuizen de eerste stammen geïsoleerd die ongevoelig waren
voor alle beta-lactam antibiotica. Deze zogenaamde meticil-
line resistente stafylokokken hebben het
mecA-gen dat co-
deert voor een afwijkend penicilline bindend eiwit. De meeste
meticilline resistente stafylokokken zijn ook resistent voor
vele andere antibiotica, ze zijn dus multiresistent. Meticilline
resistente
Staphylococcus aureus bacteriën (MRSA) zijn
wereldwijd gevreesd als veroorzakers van ziekenhuisinfecties
bij mensen. In Korea, Japan, België en de Verenigde Staten
zijn MRSA\'s reeds gevonden bij paarden (3,9,10), honden (2,
7, 11) en runderen (1). Hier beschrijven wij het eerste geval
van een hond met een MRSA-infectie in Nederiand.

\' Veterinair Microbiologisch Diagnostisch Centrum, Universiteit Utrecht.
^ Eijkman-Winkler Instituut. Universitair Medisch Cenirum Utrecht. Utrecht.
^ Dierenartspraktijk Laren, Laren, Noord-Holland.
Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM). Bilthoven.

De patiënt

Op 6 september 2002 vertrekt een gezin uit Noord-Holland
met hun driejarige Ierse Setter reu per auto naar Italië. Op 16
september braakt de hond af en toe. Aangezien de klachten
aanhouden wordt de hond naar een dierenkliniek in Empoli
gebracht. Daar blijkt dat de hond een maagdilatatie-volvulus
heeft. De hond wordt geopereerd, waarbij het omentum in de
wond wordt gehecht. De hond krijgt Ringer lactaat, marbo-
floxacin (Marbocyl®, Vétoquinol) en maagzuursecretierem-
mers. De patiënt herstelt goed en verlaat op 18 september de
kliniek. Op 22 september keert het gezin met de hond terug
naar Nederland. Nog diezelfde dag bezoeken zij hun eigen
dierenarts. Aangezien bij het algemeen onderzoek geen af-
wijkingen worden gevonden en de wond er goed uitziet,
wordt besloten om met marbofloxacin te stoppen. Drie da-
gen later is de hond nog steeds levendig, maar heeft een rec-
tale temperatuur van 39°C. Omdat de wond iets gezwollen is
wordt meloxicam (Metacam®, Boehringer Ingelheim; 0.1
mg/kg Idd per os) voor een week voorgeschreven. De vol-
gende dag is de zwelling groter en wordt de dikte gepunc-
teerd waarbij hacmorrhagisch vocht met enkele vlokken
wordt verkregen. Het vocht wordt voor bacteriologisch
onderzoek naar het Veterinair Microbiologisch Diagnostisch
Centrum (VMDC) gestuurd. De wond wordt geopend cn ge-
spoeld met fysiologisch zout. De hond krijgt amoxicilline
met clavulaanzuur (Synulox* Pfizer Animal Health; 2dd
tablet van 500 mg) voor een week voorgeschreven. De hond
is daarna volledig hersteld.

Bacteriologisch onderzoek

Bij het VMDC wordt uit het wondvocht een reincultuur van
coagulase-positieve stafylokokken gekweekt. De mannitol
fermentatie is positief.

Er wordt een antibiogram met de agardiffusiemethode op
Isosensitest agar uitgevoerd (Neosensitabs, Rosco). Het
Universitair Medisch Centrum Utrecht (UMCU) en het
Rijkinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) voe-
ren de verdere determinatie (5) en de PCR op het
mecA-gcr\\
(6) uit.

Discussie

Dit is de eerste beschrijving van een MRSA-infectie bij een
dier in Nederland. Bij humane patiënten in Nederland wor-

Resultaten

De stafylokok blijkt resistent voor meticilline, ampicilline,
amoxicilline met clavulaanzuur, cephalexine, erythromy-
cine, lincomycine, tetracycline, gentamicine en enrofloxacin
en blijkt alleen gevoelig voor trimethoprim-sulfamethoxa-
zole. De Martineau PCR (5) op
S. aureus is positief evenals
de
mecA-PCR. Hieruit blijkt dat het een MRSA betreft.

-ocr page 347-

den MRSA-infecties met enige regelmaat gevonden, vooral
bij mensen die in een buitenlands ziekenhuis zijn behandeld.
In de meeste andere landen is de prevalentie van MRSA veel
hoger dan in Nederland. Het beleid in Nederlandse zieken-
huizen is erop gericht om insleep en verspreiding van derge-
lijke infecties te voorkomen. Patiënten afkomstig uit buiten-
landse ziekenhuizen worden bij aankomst in een Nederlands
ziekenhuis in quarantaine verpleegd. Als er een MRSA-
infectie wordt vastgesteld, geeft dat aanleiding tot rigoreuze
maatregelen, zoals het isoleren van de patiënt, het sluiten van
afdelingen en het screenen van het verpleegkundig personeel
(12). Onze veterinaire patiënt had, wellicht niet toevallig,
ook een \'buitenlandse ziekenhuisanamnese\'.
Onze hond is volledig hersteld ondanks het feit dat de
MRSA resistent was voor marbofloxacin en amoxicilline
met clavulaanzuur. Mogelijk heeft de toediening van marbo-
floxacin juist bijgedragen aan selectie ten gunste van de
MRSA. MRSA\'s zijn niet pathogener dan meticilline gevoe-
lige
S. aureus, ze zijn door hun resistentie alleen moeilijker
te bestrijden. Waarschijnlijk heeft het openen en spoelen van
de wond, samen met de eigen afweer van de hond, geleid tot
het klinische herstel.

In andere landen is het voorkomen bij dieren van MRSA en
meticilline resistente 5.
intermeclius (MRSI) al eerder be-
schreven. Piriz
et al. (8) beschrijven 28 S. intermedius isola-
ten met phenotypische meticillineresistentie afkomstig van
honden met huidaandoeningen in Spanje. Tomlin
et al. (11)
isoleren MRSA\'s uit elfhonden na chirurgie of met
Pyoder-
mie. Gortel et al. (2) vinden 25 meticillineresistente stafylo-
kokken geïsoleerd uit verschillende infecties bij honden in de
USA. Van deze isolaten waren 23
mecA positief: één daarvan
was een
S. intermedius, negen waren S. aureus en dertien wa-
ren coagulase negatieve stafylokokken. Seguin
et al. (9) rap-
porteren de isolatie van MRSA\'s bij elf paarden in een periode
van een jaar en uit drie verzorgers in een dierenkliniek in de
USA. Aangezien de stammen van de paarden en hun verzor-
gers identiek bleken, en de paarden geen contact met elkaar
hadden gehad, concluderen zij dat de MRSA\'s waarschijnlijk
door de verzorgers op de paarden zijn overgedragen. De
meeste paarden hadden wondinfecties na chirurgie. Manian
(4) kweekte MRSA\'s uit een man met diabetes, zijn vrouw en
uit de neus van hun klinisch gezonde hond. Alle MRSA\'s had-
den een identiek pulsed-field gel elektroforesepatroon van
het chromosomale DNA. Dit wijst erop dat overdracht van
MRSA\'s van mens op dier en vice versa mogelijk is. De sta-
fylokok uit onze casus is mogelijk afkomstig van de chirurg
of een andere persoon die bij de operatie geassisteerd heeft.
Mensen kunnen drager zijn van MRSA\'s, waarbij meestal het
neusslijmvlies en/of perineum is gekoloniseerd. De meeste
stafylokokkeninfecties bij de hond worden veroorzaakt door
S. intermedius-, S. aMrew.ï-infecties bij de hond zijn zeldzaam.
Hoewel stafylokokken een zekere adaptatie hebben aan een
gastheer kunnen zij, als de omstandigheden optimaal zijn, dat
wil zeggen als er voldoende predisponerende factoren aanwe-
zig zijn, wel worden overgedragen van mens op dier en vice
versa. Dit is echter maar incidenteel beschreven. Meestal zijn
MRSA\'s bij mensen afkomstig van humane dragers.
Penicillinase-resistente penicillines worden veterinair niet
gebruikt, behalve cloxacilline in mastitisinjectoren. Voor ge-
zelschapsdieren zijn ze niet geregistreerd en daarom wordt
de gevoeligheid voor meticilline niet routinematig getest.
MRSA- en MRSl-infecties komen in het buitenland bij die-
ren voor en het is waarschijnlijk dat deze infecties bij dieren
in Nederland ook vaker voor (gaan) komen. Er is weinig be-
kend over de epidemiologie van MRSA-infecties bij dieren.
Er zijn tot nu toe geen aanwijzingen dat MRSA\'s zich bij die-
ren net zo snel verspreiden als bij mensen in ziekenhuizen.
Ook is onduidelijk of MRSA\'s bij dieren een risico vormen
voor gezonde mensen. Verder onderzoek naar het voorko-
men en de epidemiologie van meticilline-resistente stafylo-
kokken bij dieren in Nederland lijkt verstandig.

Literatuur

Devriese LA, and Hommcz J. Epidemiology of methicillin-resistant
Staphylococcus aureu.s in dairy herds. ResVetSci 1975; 19:23-7.
Gortel K, Campbell KL, Kakoma l Whittem T, Schaeffer DJ, and
Weisiger RM. Methicillin resistance among staphylococci isolated
from dogs. Am J Vet Res 1999; 60 (12): 1526-30.
Hartmann FA, Trostle SS, and Klohnen AA. Isolation of methicillin-
resistant
Staphylococcus aureus from a postoperative wound infection
in a horse. J Am Vet Med Assoc 1997: 211(5): 590-2.
Manian FA. Asymptomatic Nasal Carriage of Mupirocin-Resistant,
Methicillin-Resistant
Staphylococcus aureus (MRSA) in a Pet Dog
Associated with MRSA Infection in Household Contacts. Clin Infect
Dis 2003; 36(2): E26-E28.

Martineau F Picard FJ, Ke D, Paradis S, Roy PH, Duel lette M. and
Bergeron MG. Development of a PCR assay for identification of staphy-
lococci at genus and species levels. J Clin Microbiol 2001; 39: 2541 -7.
Oliveira DC en de Lencastre H. Multiplex PCR strategy for rapid iden-
tification of structural types and variants of the mec element in methi-
cillin-resistant
Staphvlococcus aureus. Antimicrob Agents Chemother
2002;46:2155-61. \'

Pak SI, Han HR, and Shimizu A. Characterization of methicillin-rc-
sistant
Staphvlococcus aureus isolated from dogs in Korea. J Vet Med
Sci 1999; 61 (9): 1013-8.

Piriz S, Valle J, Mateos EM, de la Fuente R, Cid D, Ruiz-Santaquitcria
JA, and Vadillo S.
In vitro activity of fifteen antimicrobial agents against
methicillin-resistant and methicillin-susceptible
Staphvlococcus inter-
meclius. J
Vet Phannacol Ther 1996; 19 (2): 118-23
Scguin JC, Walker RD, Caron JR Kloos WE, George CG, Hollis RJ,
Jones RN, and Pfaller MA. Methicillin-resistant
Staphylococcus au-
reus
outbreak in a veterinary teaching hospital: potential human-to-
animal transmission. J Clin Microbiol 1999; 37 (5): 1459-63.
Shimizu A, Kawano J, Yainamoto C, Kakutani O, Anzai T, and Kamada
M. Genetic analysis of equine methicillin-resistant
Staphylococcus au-
reus
by pulsed-field gel electrophoresis. J Vet Med Sci 1997; 59: 935-7.
Tomlin J, Pead MJ, Lloyd DH, Howell S, Hartmann F, Jackson HA, and
Muir P Methicillin-resistant
Staphylococcus aureus infections in 11
dogs. Vet Rec 1999; 144: 60-4.

Vandenbroucke-Grauls CM. Methicillin-resistant Staphylococcus au-
reus
control in hospitals: the Dutch experience. Infect Control Hosp
Epidemiol 1996;17:512-3.

10.

12.

-ocr page 348-

Steeds meer dierenartsen stappen
af van het gebruik van Domitor®
voor een narcose. In deze zaak stelt
de eigenaar van twee honden dat
het gebruik van Domitor\'" de dood
van zijn twee honden heeft veroor-
zaakt. Acht het Tuchtcollege dit
aannemelijk of niet? En hoe zit het
met het wetenschappelijk bewijs
voor deze stelling?

Slapende honden...

Twee collie reuen van twee en vier jaar oud
worden gecastreerd en krijgen een combi-
natie van Domitor*- en ketamine voor
de narcose. De honden komen goed
bij uit de narcose en gaan gewoon
met de eigenaar mee naar
huis, maar twee dagen later
zijn beide honden plotseling
dood. ledereen zal zich kun-
nen voorstellen datje als ei-
genaar dan behoorlijk ge-
schokt bent! De eigenaar
laat dan ook sectie verrich-
ten. Hieruit blijkt een
"shockheeld met acute
myocarddegeneratie en re-
actieve myocarditis. Dit
beeld kan postoperatief voor-
komen bij een, ook lege artis
uitgevoerde anesthesie ".
Een
echte verklaring ontbreekt, laat
staan een verklaring dat Domitor
de reden is geweest.

...wakkere eigenaar

De eigenaar laat het hier niet bij zitten en gaat ook an-
derszins op zoek naar een verklaring, onder andere door de
rasvereniging om informatie te vragen. Dit levert een aantal
reacties op met verhalen over andere collies die lijken te zijn
overleden aan een narcose met Domitor", maar serieus be-
wijs hiervoor ontbreekt. Daarnaast spreekt de eigenaar op
een dag een kynoloog, die via via heeft horen zeggen dat het
bij collies veiliger is om alleen een kleine hoeveelheid
Domitor* te gebruiken en daarna over te gaan op lachgas en
zuurstof De reacties via de rasvereniging en de wijsheid van
de kynoloog zijn voor de eigenaar voldoende reden om een
klacht aanhangig te maken bij het Tuchtcollege, want niet al-
leen wil hij preventief informatie verstrekken aan dierenart-
sen, ook de kosten van de operatie zou hij graag geschrapt
zien.

Veterinai
tuchtrech

Verhalen of bewijzen?

De dierenarts moet zich in de procedure natuurlijk verant-
woorden. Hij zegt de operatie lege artis te hebben uitgevoerd
en na de operatie geen complicaties te hebben waargeno-
men. Reden tot ongerustheid was er geenszins. Ook vertelt
hij dat hij de combinatie van Domitor\'* en ketamine al jaren
gebruikt, waarvan veertien maal zonder problemen bij col-
lies, zo blijkt uit zijn administratie. De dierenarts neemt de
zaak wel serieus en gaat informeren bij Pfizer of deze bij-
werking bekend is, maar dat is niet het geval. Ook professor
dr. L.J. Hellebrekers, anesthesioloog bij de Faculteit der
Diergeneeskunde te Utrecht, kent geen gevallen waar-
uit blijkt dat Domitor* bij collies gevaarlijk
kan zijn.

De eigenaar van de collies haalt in
de procedure de reacties van de
rasvereniging en van de kyno-
loog aan, en weet daarnaast te
vertellen dat een dierenarts in
zijn omgeving zou hebben
gezegd dat Domitor* dode-
lijk kan zijn voor collies.
Hij kan daar echter geen
naam of datum noemen.
Verklaringen van een de.s-
kundige zijn in een tucht-
procedure vrijwel altijd toe-
gestaan, maar een verhaal
zonder naam en datum is niet
erg veel waard. Omdat ook de
andere verhalen slechts van ho-
ren zeggen zijn, vindt het Tucht-
college deze niet erg overtuigend.
Het Tuchtcollege verifieert wel zelfbij
prof dr. L.J. Hellebrekers of er bij collies
een contra-indicatie is voor het gebruik van
Domitor*, maar door hem wordt bevestigd dat deze
contra-indicatie in Nederland noch elders in Europa bekend
is.

Wie eist bewijst, of niet?

Overal in het Nederlandse recht geldt de regel \'wie eist be-
wijst\'. Dat wil nooit zeggen dat iets wat niet is bewezen niet
toch waar hoeft te zijn, maar zonder bewijs kom je niet ver.
Dat het gebruik van Domitor* bij collies een groter risico
met zich meebrengt mag volgens het Tuchtcollege bij gebrek
aan adequaat onderbouwende feiten niet als een algemeen
vaststaand of bekend feit worden gezien. De dierenarts valt
dan ook niets te verwijten, hij heeft niet onjuist gehandeld
met het gebruik van dit middel en de klacht wordt ongegrond
verklaard.

Domitor® ongeschikt voor collies?

/. Boissevain

-ocr page 349-

^ 1

vectorvaccin
voor paarden

Beschermt veulens
vanaf de basisvaccinatie

Zeiier één jaar béscherming
na de derde vaccinatie

r

Bescherming tegen Europese
en Amerikaanse dtammen*

ry.

X ■

I Pi«t»qFlu\'"-Te - Poederen oplosmlddet; S3ni«nstelling\'pêrdosBT^^Ï^^;
- Iitenza /Vequl-2/Kentucky/94 £HjNe] recombinant kanariepokkenvirus ■
1529), Influenza /V\'equi-2/NevmHirket£2/93 [HjNj] recombinant kanarle-
us (VCP1S33) beide £ Oostrkii^ tetiirtte** > 30 lU;

\'(en): Paarden; taiUcatta^AeMm imnsunllM paardeninfluenza
1 l^tmische symj^omen "W ViwaTOïiöJe na infectie en tegen
van sterfte bij paafSenarm 4 mn-TOftrn of ouder.; niinitiinai«,: i
dosis (1 ml) door middel van een intramusculaire injectie, É
• iioogte van de hals, volgens het volgend sciiema: - Basisvaccinatie:
1 vanaf een leeftijd van 5-6 maanden, de 2de injectie 4-6 weken-t
gsvaccinaties: 5 maanden na de basisvatdnatie en daarna jaarlijkse t
, Bij verhoogd risico op infectie of onvoWsenëe opname van colostrum
i
1 eerste injectie op de leefUJÜJwn 4 maaadet^ *Qrtiet wMdige..^

programma; Contra-indicatws; Ge^ .l

pande zwelling, in uitzonderlijke ^«Ch^.\'iecil

etiust en overgevoeligheidsreaailê.^^i|^MH||^piian de tempetitoir (ms^
taBTOjtlromen; EU/2/03/038ïi894 rs^t^rkrijgbaar < .

■MM (U.D.D.); Voor alle informatie MERIAL Ktt,\'Bwentelmrweg 6-8, NL-1185 XE
■ »MSIB.VEEN, Tel: 4- 31-20 547 39 33.

MERIAL

Equine Health

www.merial.com

-ocr page 350-

"Wat doe jij tegenwoordig...?" Dierenarts aan het werk

"Waar zit jij eigenlijk tegenwoordig?" Een vraag die door iedereen die weieens naar PAO gaat of op een
congres rondloopt met regelmaat wordt gesteld óf beantwoord.

Vandaag de dag is de kans dat een dierenarts op een andere manier dan als practicus werkzaam is een
stuk groter dan pakweg vijftien jaar geleden. Naast praktijken vragen ook de overheid, de universiteiten
en het bedrijfsleven in toenemende mate om dierenartsen. Naar aanleiding van die veranderende vraag
naar dierenartsen vanuit de samenleving is het curriculum diergeneeskunde vernieuwd en zijn de in-
stroommogelijkheden vergroot.

Door interviews met dierenartsen in allerlei verschillende fiincties wordt een beeld geschetst van de
vele mogelijkheden die er zijn om als dierenarts werkzaam te zijn. Regelmatig verschijnt de rubriek
"Wat doe j ij tegenwoordig... ?" waarin een dierenarts geïnterviewd wordt over zij n/haar werk. Zo kunnen dierenartsen lezen waar
collegae zich mee bezighouden en krijgen studenten diergeneeskunde een vollediger beeld van hun toekomstmogelijkheden.

Deze ajlevering: drs. Anne-Marie Bröl(er, dierenarts en weriizaam als cursuscoördinator en docent aan het Croenhorst College te
Barneveld.

"Ik zou het poldermodel uitgevonden kunnen hebben!"

LCT. Verkleij

Intervie

"In mijn huidige managementachtige functie besteed ik de
meeste tijd aan overleg. In samenwerking met anderen pro-
beer ik tot oplossingen voor problemen te komen. Problemen
op alle mogelijke gebieden, van hele kleine tot hele grote, die
ik elke dag wel tegenkom en die mijn werk afwisselend en uit-
dagend houden." Aldus Anne-Marie Broker, 37 jaar en in
1995 afgestudeerd als dierenarts, differentiatie Landbouw-
huisdieren. Momenteel werkt ze fulltime bij het Groenhorst
College, locatie Barneveld. Van de vijf dagen per week be-
steedt ze anderhalve dag aan haar werkzaamheden als docent
en een halve dag aan werk voor de medezeggenschapsraad
voor de locatie Barneveld. Drie dagen per week is ze cursusco-
ördinator bij het Cursuscentrum Dierverzorging Barneveld,
een samenwerkingsverband tussen het Groenhorst College en
het PTC-H (voorheen IPC Plant.Dier).

Onderwijs is elke dag anders

Na anderhalf jaar in een gemengde praktijk te hebben ge-
werkt, werd Anne-Marie in april 1997 aangenomen als do-
cent Gezondheidsleer bij het Groenhorst College, een school
voor middelbaar beroepsonderwijs (MBO). "Ik had al tij-
dens mijn studie twijfels over het werk in de praktijk, vooral
over het gebrek aan afwisseling en het ontbreken van een
duidelijk toekomstperspectief", vertelt Anne-Marie. "Ik heb
ook aan de RVV gedacht, maar uiteindelijk kwam ik hier te-
recht. Onderwijs boeit me, ik vind het leuk om kennis over te
dragen en elke dag is anders. Ik ben erg ambitieus, wil me
blijven ontwikkelen en ik heb behoefte aan veel afwisseling
in mijn werk. Dat vond ik niet in de praktijk. Wel hier op het
Groenhorst College, zeker ook omdat de school heel hard
gegroeid is de afgelopen jaren."

Wat doet een dierenarts-docent?

Anne-Marie staat voor klassen in de bovenbouw (derde en
vierde klas) met zo\'n vijfentwintig leerlingen van 18 tot 20
jaar, die hebben gekozen voor de studierichting paraveteri-
nair Ze geeft les in allerlei veterinaire vakken, zoals anato-
mie en fysiologie, anesthesie en klinisch onderzoek.
Daarnaast is ze verantwoordelijk voor het schrijven van les-
materiaal, het maken, afnemen en nakijken van toetsen, het
afleggen van stagebezoeken en het nakijken van stageversla-
gen. Verder is Anne-Marie mentor en vormt zo het aan-
spreekpunt voor leerlingen.

"Ik vind het contact met jongeren erg leuk, ze komen op
school als ze zestien zijn en rond hun twintigste jaar gaan ze
er vanaf Je ziet ze dan echt een ontwikkeling doormaken. De
overgang vanuit de praktijk was niet eens zo groot, ook als
practicus probeerde ik mijn kennis zo goed mogelijk over te
brengen aan de boeren. Uiteraard moetje leeriingen soms tot
de orde roepen, maar dat lukt me wel. Het scheelt ook dat ik
leuke vakken geef, de leerlingen zijn enthousiast en meestal
welwillend. Dat ik geen didactische opleiding heb gehad vind

-ocr page 351-

ik soms wel een gemis. Toch voel ik meestal wel goed aan hoe
ik het beste kan handelen, en je leert ook veel van het com-
mentaar van leerlingen. Net als voor het werk in een dieren-
artsenpraktijk geldt voor het lesgeven: al doende leert men."

Snelle carrière-ontwikkeling

Na een half jaar uitsluitend als docent te hebben gewerkt,
kreeg Anne-Marie ook coördinerende taken. Inmiddels be-
steedt ze het grootste deel van haar tijd aan haar werkzaam-
heden als cursuscoördinator voor het volwassenenonderwijs
bij het Cursuscentrum Dierverzorging Barneveld. Het cur-
susaanbod is gericht op de volgende sectoren: dierenspeci-
aalzaak, kynologie, paardenhouderij, dierfysiotherapie, die-
renartsassistent en proefdierverzorging. Voor de laatste twee
is Anne-Marie verantwoordelijk. Het aanbod is zeer breed en
varieert van een cursus Erkend Dierenartsassistent, waarbij
cursisten gedurende anderhalfjaar elke twee weken één dag
les krijgen, tot een ééndaagse cursus Anesthesie Moeilijke
Patiënten.

"Mijn werk is heel afwisselend, geen dag is hetzelfde" ver-
telt Anne-Marie zichtbaar enthousiast. "Ik organiseer alles
rond de cursussen, die afhankelijk van de vraag één tot soms
twee keer per jaar gegeven worden. Dat begint met het rege-
len van een docent. Verder zorg ik voor het (laten) schrijven
en drukken van lesmateriaal, het inplannen van lokalen en
het regelen van de catering. Ook het maken van de roosters
en uitnodigingen voor nieuw ingeschreven cursisten, het
evalueren van het gebodene en het organiseren van examens
en diploma-uitreikingen behoren tot mijn takenpakket."

Kwaliteit is de basis

"Daarnaast ben ik verantwoordelijk voor de (65 pagina\'s
dikke!) cursusgids die elk jaar uitkomt en voor het werven
van cursisten, door middel van advertenties in tijdschriften
en stands op beurzen en congressen. Ten slotte ontwikkel ik
nog nieuwe cursussen, op grond van belangstelling vanuit
\'het veld\'. Daarvoor benader ik specialisten, zoals drs.
Melinda Schmidt, die voor ons een driedaagse cursus
Röntgenologie geeft. Of drs. Andries van Foreest, die in drie
dagdelen een cursus \'Professionele gebitsreiniging in de
praktijk\' geeft. Verder hebben we sinds enkele jaren een
samenwerkingsverband met AUV en Pfizer Animal Health
B.V. waardoor dierenartsassistenten zeer praktisch gerichte
communicatieve trainingen en workshops kunnen volgen."
Anne-Marie praat met gedrevenheid over haar werk. "Al die
uiteenlopende contacten met allerlei verschillende mensen,
van kantinejuffrouw tot directielid, maakt het werk zo leuk.
En als dan na afloop van een cursus blijkt dat iedereen tevre-
den is, is de voldoening bij mij groot. We hebben toch zo\'n
1500 cursisten per jaar bij het Cursuscentrum, maar het aan-
tal klachten dat we krijgen is te verwaarlozen. Daar ben ik
trots op!"

Haar uitgangspunt is het leveren van kwaliteit. "We hebben
een naam hoog te houden. Uiteraard moet een opleiding
kostendekkend zijn,^maar we zijn niet heel commercieel. Wij
willen eerlijke voorlichting geven. Als ik denk dat iemand
beter af zou zijn met een LOl-cursus, dan verwijs ik mensen
daar naartoe."

Toekomstperspectief en arbeidsvoorwaarden

Anne-Marie heeft het erg naar haar zin heeft in haar huidige
functie. Ze vindt vooral de afwisseling in haar werk en de
ruimte om nieuwe dingen te ontwikkelen erg leuk, net als de
vele contacten die ze daardoor heeft met allerlei verschil-
lende mensen. Ze ziet zichzelf over tien jaar nog steeds wel
in het onderwijs werken, al lijkt een managementfunctie in
de industrie haar ook interessant. "Management en beleid
interesseren me, maar het moet wel om concrete dingen
gaan. Ik kan hier op school nog naar een hogere functie
groeien, waarbij ik aan de locatiedirectie of het College van
Bestuur denk. Maar ook in de breedte groeien is mogelijk,
waarbij ik denk aan een (nog) grotere zelfstandigheid van het
Cursuscentrum ten opzichte van het Groenhorst College. En
we zijn bezig met een vestiging in België."
De arbeidsvoorwaarden noemt ze prima. "Mijn salaris is ge-
baseerd op de RVV-norm voor keuringsdierenartsen en is ver-
gelijkbaar met wat ik in de praktijk zou verdienen. Met dit
verschil: ik werk iets meer dan veertig uur per week, heb geen
diensten, maar wél zestig vakantiedagen per jaar. Tijdens die
vakantie gaat er overigens wel vaak een stapel nakijkwerk
mee. Ook de secundaire arbeidsvoorwaarden, vastgelegd in
de CAO Beroeps- en Volwassenen Educatie, zijn uitstekend.
Daaronder vallen onder andere een goede pensioenregeling,
een kilometervergoeding voor stagebezoeken, ouderschaps-
verlof en een spaarloonregeling. Verder is in de CAO vastge-
legd dat ik tien procent van mijn tijd mag besteden aan des-
kundigheidsbevordering. Ik heb inmiddels verschillende
cursussen gevolgd, vooral op managementgebied."

Geen spijt van studie diergeneeskunde

Dat brengt ons bij de vraag of Anne-Marie achteraf niet lie-
ver een andere studie dan diergeneeskunde had gedaan. Na
enig nadenken zegt ze: "Nee, al zou ik nu misschien bedrijfs-
economie gaan studeren, ik heb toch geen spijt van mijn stu-
die diergeneeskunde. Ik wilde altijd al dierenarts worden en
heb met dat doel voor ogen mijn VWO gedaan. Ik heb tijdens
de studie veel dingen geleerd die ik nog steeds gebruik.
Vooral een bepaalde manier van denken die je leert gebrui-
ken bij de behandeling van patiënten. Eerst een anamnese,
dan de diagnostiek en ten slotte het instellen van een thera-
pie: ik volg nog steeds dezelfde weg bij het oplossen van een
probleem hier op school. Verder heb ik tijdens mijn studie
geleerd om de grote lijnen in de gaten te houden en niet in
details te verzanden. Je moest wel, als je op tijd al je dictaten
doorgelezen wilde hebben!"

Nog steeds heeft ze de drang zich te willen blijven ontwikke-
len, het idee dat dat in een dierenartsenpraktijk maar tot op
zekere hoogte kan was voor haar doorslaggevend om elders
te gaan kijken. Geen heimwee naar de praktijk? Anne-Marie
antwoordt met een stellig: "Nee! Ik kan in deze baan mijn
ambities volledig uitleven en zou op dit moment niet meer
fulltime terug willen in de praktijk, hoogstens voor één dagje
in de week erbij."

Wat niet wil zeggen dat ze zich geen dierenarts meer voelt.
"Ik voel me nog zeer verwant aan de beroepsgroep en sta er
ook nog steeds heel dicht bij. De dingen die ik doe zijn heel
relevant voor de praktijk. Wij leiden de dierenartsassistenten
op, in veel praktijken toch steun en toeverlaat voor de dieren-
arts. Ik blijf daarom ook zoveel mogelijk op de hoogte van de
nieuwste ontwikkelingen, ga naar bijeenkomsten en volg na-
scholing. Ik ben lid van de KNMvD, sinds kort zelfs actief
lid, want ik zit in het bestuur van de groep Dierenartsen in het
Bedrijfsleven. Al ben ik geen practicus meer, ik ben nog
steeds dierenarts en daar ben ik trots op!"

Drs. LC.T. Verkleij Is dierenarts en journalist.

-ocr page 352-

S. Shaw

Leishmaniose is een belangrijke
aandoening bij de hond en komt
endemisch voor in de landen rond
de Middellandse Zee, het Midden-
Oosten en in veel tropische en sub-
tropische gebieden. In Europa is
het oorzakelijke agens van
Leishmania in honden een intra-
cellulaire protozoaire parasiet,
Leishmania infantum die door het zandvliegje
(Phlebotomus spp.) wordt overgebracht. In Noord-
Europese landen is leishmaniose zeldzaam en hoofdzake-
lijk beperkt tot geïmporteerde honden uit endemische
gebieden. Maar omdat eigenaren tegenwoordig meer
met hun honden reizen is het niet onwaarschijnlijk dat de
prevalentie van deze ziekte zal gaan toenemen. Door de
lange incubatietijd van leishmaniose (zes jaar of langer)
kan mogelijk een verband tussen de ziekteverschijnselen
en een verblijf in een endemisch gebied over het hoofd
worden gezien. Op dit moment komt de vector zelf hier
niet voor, maar als in de toekomst de temperatuur als ge-
volg van klimaatveranderingen gaat stijgen is het waar-
schijnlijk dat het bereik van de vector groter zal worden.
Recentelijk is in Engeland zelfs transmissie van leishma-
niose vastgesteld zonder tussenkomst van de bekende
vector van een geïnfecteerde importhond naar een hond
die Engeland nog nooit had verlaten.

Klinische verschijnselen

In endemische gebieden worden de honden bijna altijd
blootgesteld aan
Leishmania. Sommige ontwikicelcn een be-
schermende immuniteit, anderen blijven subklinisch aange-
tast en zullen later recidiveren en weer anderen ontwikkelen
het klassieke klinische syndroom op jonge leeftijd. De para-

Leishmaniose

Week van het Huisdier 2003

Huisdier en vakantie

In het kader van het thema
\'Huisdier en vakantie\' van
de Week van het Huisdier
2003 heeft Susan Shaw
toestemming verleend om
de proceedings van haar le-
zingen, gehouden tijdens

het Chateau Veterinair te Rhoon in januari 2003, in
het Tijdschrift voor Diergeneeskunde te publiceren.
In het nummer van 15 april heeft u al een interview
met haar kunnen lezen, gehouden door Joost van
Herten. Shaw sprak in haar lezingen over de ziekten
babesiose, leishmaniose en ehrlichia. Het Tijdschrift
voor Diergeneeskunde besteedt in dit nummer aan-
dacht aan leishmaniose; babesiose is in het nummer
van 1 mei aan de orde geweest en ehrlichia zal in het
nummer van i juni aan de orde komen.

Met dank aan Paul Overgaauw voorde vertaling.

siet stimuleert een sterke B-cel-respons die echter ineffectief
is, tegelijkertijd vindt er een suppressie van macrofagen
plaats waardoor de parasiet zich kan gaan verspreiden
ondanks de massale productie van immunoglobulines en im-
muuncomplexen. Zowel
Leishmania-spec\'\\f\\ekc als niet-spe-
cifieke antilichamen worden geproduceerd, inclusief auto-
antilichamen. De aandoening heeft een sluipend en
verergerend verloop. Sloomheid, polydipsie, anorexie en
koorts zijn niet-spccifieke ziekteverschijnselen die kunnen
optreden. Vermageren en een gegeneraliseerde lymfeklier-
vergroting komen vaak voor De systemische verschijnselen
hangen samen met de verspreiding van immuuncomplexen
die de organen beschadigen. Anemie komt vaak voor en de^
Coomb\'s test is dan meestal positief Wisselende kreupel-
heid door immuun-gemedieerde polyarthritis, panophtalmi-
tis en protein-loosing nefropathy wordt gezien. Belangrijk
bij leishmaniose zijn aandoeningen van de huid in de vorm
van een dermatitis die karakteristieke zilverachtige schilfers
produceert. Deze zijn prominent aanwezig op de dorsale
neus, rondom de ogen en aan de oorschelpen. Verder kan pe-
rioculaire alopecia, hyperkeratose van de voetzooltjes en ex-
cessieve groei van het hoorn van de nagels optreden.
Ulceratieve en nodulaire dermatitis kunnen secundair voor-
komen ten gevolge van vasculitis en granulomateuze ontste-
kingen. Een opmerkelijke klinisch-pathologische bevinding
is een sterk verhoogde globulineconcentratie. De stijging
wordt veroorzaakt door een massale gamma-globulinepro-
ductie en een monoclonale of biclonale gammopathie kan
voorkomen. Aangetaste honden zijn vaak ANA-positief
(antinucleaire antilichamentest).

Het gelijktijdig voorkomen van Leishmania en ehrlichiose
wordt nogal eens gezien in endemische gebieden, men moet er
dan ook voor zorgen dat een co-infectie wordt uitgesloten in
het bijzonder bij honden met een verhoogde bloedingsneiging.

WEEK
VAN HETS

HUISDIER

-ocr page 353-

Diagnose

De diagnose is gebaseerd op het microscopisch aantonen van
de parasiet in een bijvoorbeeld met een Giemsa gekleurd
lymfeklier- of beenmergaspiraat, in combinatie met typi-
sche, klinische symptomen. De parasiet kan ook worden
aangetoond in huidbiopten gekleurd met bijvoorbeeld een
Giemsa-kleuring en door gebruik te maken van immuno-
histochemie wordt de gevoeligheid vergroot. In de niet-en-
demische gebieden wordt de diagnose ondersteund door ge-
bruik te maken van serologische technieken IFT, ELISA en
agglutinatie-testen. Door de relatief lange incubatietijd van
Leishmania is het waarschijnlijk dat de klinisch zieke dieren
positief testen op antilichamen. Er zijn PCR-testen beschik-
baar voor leishmaniose. Deze hebben voor perifeer bloed
een sensitiviteit van 60-70%. Deze stijgt tot 100% voor
beenmergbiopten. Ze zijn specifiek en maken onderscheid
tussen een infectie en blootstelling aan
Leishmania en tonen
de aandoening in een vroeg stadium aan.

Therapie en preventie

De zoönotische potentie van Leishmania is laag, maar
men moet er altijd rekening mee houden, in het bijzonder bij
mensen met een verminderde weerstand (HIV). Voordat
men aan een therapie begint, moet met men eerst nagaan hoe
ver de ziekte zich systemisch heeft uitgebreid. Een onder-
steunende therapie moet gegeven worden voor elk orgaan-
systeem dat is aangetast.

Specifieke therapie voor leishmaniose

De basis van de therapie wordt gevormd door een vijf-
waardige antimoonverbinding in combinatie met allopurinol
(tabel 1). In Europa wordt het meglumine-antimoon het
meest gebruikt bij honden. Wordt dit medicijn als monothe-
rapie gegeven, dan ziet men vaak een klinische terugval. Er
zijn dan verschillende kuren nodig om een remissie tot stand
te brengen. Tegenwoordig is dit sterk verbeterd door al bij
het begin van de therapie dagelijks gebruik te maken van al-
lopurinol en dit te continueren nadat de antimonaattoedie-
ning is gestopt. Om de remissie te handhaven op lange ter-
mijn wordt de behandeling met allopurinol gecontinueerd.
Nieuwe middelen zijn in onderzoek, waaronder hexadecyl-
fosfocholines (miltfosine). Helaas worden bij honden hierbij
toxische bijwerkingen gezien, de waarde van liposomaal
oleic-fosfocholine wordt op het moment geëvalueerd.

Allopurinol is ook \'profylactisch\' gebruikt in jonge honden
die blootgesteld waren aan
Leishmania. Zo kan misschien de
start van klinische leishmaniose worden voorkomen. Het
product is goedkoop en bij langdurig gebruik zijn nog geen
bijwerkingen geconstateerd. Gelijktijdige behandeling tegen
ehrlichiose kan nodig zijn omdat co-infecties vaak voorko-
men in Italië, Zuid-Frankrijk en op het Iberisch Schiereiland.
Uiteindelijk is de prognose alhankelijk van de mate waarin
de organen zijn aangetast op het moment dat de diagnose
wordt gesteld. Bij behandeling is de prognose op totale ge-
nezing gereserveerd, het onder controle houden van de klini-
sche ziekteverschijnselen lukt echter vaak wel.

Preventie

Alhoewel er pogingen worden ondernomen om een vaccin te
ontwikkelen, is dit nog niet beschikbaar. In Zuid-Afrika
wordt er op het ogenblik in trials een vaccin voor honden uit-
gebreid klinisch getest. Door bijvoorbeeld gebruik te maken
van de deltamethrinband (Scalibor") en de honden binnen te
houden tijdens de schemering, kan het aantal beten door
zandvliegjes misschien worden gereduceerd. Echter of deze
laatstgenoemde bestrijdingsmethode werkzaam is, is afhan-
kelijk van het soort
Phlebotomine zandvliegje dat voorkomt
in een gebied. Sommige soorten hebben zich aangepast en
bijten helaas ook gedurende de dag.

Tabel i. Behandeling van leishmaniose

Behandeling

Farmacon (merknaam)

Geadviseerde dosis(mg/kg)

Interval en duur van de therapie

Aantekeningen/Toxiciteit

a. vijfwaardige anti-
moonverbindingen

Meglumine antimonaat
(Glucantime®,
Merial,*
300mg/ml opl.)

Honden: 100 se

24-48 tot 20-40 dagen

Pijn en zwelling op injectieplaats

b. purine analogen

Allopurinol

Honden: 10-15 po

12-24 tot 30 dagen of langer om
onder controle te houden

* op recept verkrijgbaar via de Veterinaire Apotheek van Faculteit Diergeneeskunde.

-ocr page 354-

Week van het Huisdier 2003

Het is bijna zover: Week van het Huisdier 2003!

WtIK i\'U\'kf

""IHUISDIER

De tweede editie van de voorlichtingskrant met aanvul-
lende informatie over het thema Huisdier & Vakantie,
heeft u inmiddels, wederom dankzij AUV, ontvangen.
Door de extra Vrienden (sponsors) kon er een tweede
krant komen! Gezien het feit dat deze Week volledig
wordt betaald door de initiatiefnemers is het promotie-
budget beperkt. U ontvangt honderd exemplaren per
praktijk, helaas is het niet mogelijk om na te bestellen.

Zijn er al leuke foto\'s binnen voor de vakantiefotowedstrijd?
Bij de kranten treft u een \'prijzenkader\' aan, waarop u de
winnende foto\'s kunt plakken. Het kader wordt u aangebo-
den door Veterinair Organisatiebureau Animaux. De foto
van de eerste prijswinnaar kunt u doorsturen naar het lande-
lijke fotoverzamelpunt. Kijk voor het volledige wedstrijdre-
glement in de krant of op de website.

Van collega\'s en assistenten horen we enthousiaste berichten
over de invulling van het thema Huisdier & Vakantie.
Samenwerkingsverbanden met bijvoorbeeld de plaatselijke
fotograaf of het reisbureau voor aankledingsmateriaal (pos-
ters en dergelijke) komen ons ter ore. Er worden speciale
mailings gemaakt en de eerste auto\'s met de poster voor het
raam zijn gesignaleerd. Fabrikanten hebben misschien nog
leuke weggevertjes voor cliënten die tijdens de Week een be-
zoek aan de praktijk brengen. En heeft u eraan gedacht dat u
de chipactie van vorig jaar ook kunt herhalen?

Redactioneel wordt er in de (vak)bladen veel aandacht aan
de Week geschonken.

Op de site, waren eind april al 3500 hits. Tijdens de Voor-
jaarsdagen heeft een aantal praktijken zich in de NDG-stand
online aangemeld. Staat u al als actieve deelnemer gere-
gistreerd? Zo niet, meldt u dan vandaag nog aan op
www.weekvanhethuisdiernl. Dan bent u nog net op tijd en
kan de huisdierbezitter zien dat uw praktijk meedoet aan het
initiatief!

De initiatiefnemers en Vrienden van de Week van het
Huisdier wensen u een informatieve week toe!

Initiatiefnemers zijn: KNMvD/GGG, Vereniging Lande-
lijke Organisatie Dibevo, Nederlandse Vereniging tot
Bescherming van Dieren, Nederlandse Databank Gezel-
schapsdieren, Raad van Beheer op Kynologisch Gebied in
Nederland, Bond tot Bescherming van Honden, Dier&Zorg,
Platform Verantwoord Huisdierenbezit, Merial en Virbac.

Vrienden zijn: ANWB, AUV, Beaphar, Boerenbond, De
Boon, Dierenland, Discus, Dobey, Faunaland, Ferplast,
Holland Diervoeders, Gebroeders de Boon, Idexx, Intervet,
Jumper, KLM Cargo, Micpoint, Nestlé Purina PetCare,
Novartis, Pedigree, Pfizer, Pets Place, Prins Petfoods, Royal
Canin, Sanoma Uitgevers, Stichting Dierbaar, Stichting met
Dieren Meer Mens, VVV Hollandsmidden, Weikoop.

Stichting DIG

In de week van 17 tot en met 24 mei is het \'De week van
het huisdier\'.
Deze week is in het leven geroepen om huis-
diereigenaren te informeren over verantwoord huisdierbe-
zit. Dit jaar staat deze week in het thema van
\'Huisdier en
Vakantie\'.
De eerste gedachte die daarbij vaak opkomt
heeft betrekking op onze eigen huisdieren, maar denkt u
ook eens aan verantwoord huisdierbezit van (landbouw)-
huisdieren in uw vakantieland. Veel mensen hebben als
vakantiebestemming tropische of subtropische ontwikke-
lingslanden. Ook in deze landen is het belangrijk dat de
huisdiereigenaren op verantwoorde wijze met hun huis-
dieren omgaan en zorgen voor goede dierziektepreventie.
Dit is niet alleen van belang voor het welzijn van de dieren
zelf, maar ook voor de mensen in ontwikkelingslanden
zijn dieren vaak van levensbelang. Een dier betekent niet
alleen voedsel in de vorm van melk, vlees of eieren. Een
dier levert ook trekkracht, mest en transport. En de eige-
naar is via het dier verzekerd van kapitaal. Als de kudde

ziek wordt is het hele dorp in gevaar

Gezonde dieren betekenen dus gezonde mensen.

Stichting Diergeneeskunde In Ontwikkelingssamenwerking
heeft als doelstelling het bieden van steun en advies op het
gebied van diergezondheid en veehouderij aan minder be-
deelde bevolkingsgroepen in ontwikkelingslanden, onge-
acht herkomst of politieke overtuiging.

U kunt de Stichting Diergeneeskunde In Ontwikkelings-
samenwerking (DIO) hiermee helpen door uw bijdrage te
storten op: giro 6910 ten name van Stichting DIO (Dier-
geneeskunde in Ontwikkelingssamenwerking), Yalelaan
17, 3584 CL in Utrecht. Voor meer informatie kunt u te-
recht op onze website www.dio.nl, mailen naar
info(gdio.nl of bellen naar 030-2532032.

-ocr page 355-

Teamwork

in de praktijk

wm- vj

VETERIN.AIR .MEDISCHE TECHNIEK.

?3

InstruVet is uw partner op het gebied van veterinair medische
techniek. Wij zijn een dochter van de dierenartscoöperatie ALIV,
dit betekent voor u de zekerheid van vertrouwde service, uitste-
kende kwaliteit en natuurlijk het financiële voordeel van het
coöperatief Inkopen. U kunt bij ons terecht voor een zeer
omvangrijk totaalpakket aan producten, waaronder apparatuur,
instrumentarium, verbandmiddelen en hechtmaterlaal. Uiteraard
kunt u naast deze producten ook terecht voor deskundig advies.

-ocr page 356-

Proefdierkunde: waar zijn de dierenartsen?

Professionalisering van de dierenarts werkend met proefdieren

C Bol

Dierenartsen voor proefdieren: waar zijn ze allemaal en
wat doen ze? Er bestaat een groeiende behoefte aan her-
kenbaarheid en aan professionele ontwikkeling bij de
Nederlandse dierenarts die werkt met proefdieren. Een
meer herkenbare beroepsgroep draagt immers bij tot be-
tere acceptatie van dierproeven door onderzoekers en het
publiek. Vakinhoudelijke ontwikkeling en meer kennis op
het gebied van regelgeving zorgt mede voor een gerichte
professionalisering. Organisatie van de Nederlandse die-
renartsen die werken met proefdieren draagt daarom niet
alleen bij aan de herkenbaarheid en professionalisering
van de beroepsgroep, maar zorgt ook voor een collegiaal
netwerk op nationaal en internationaal niveau.

Een groeiende behoefte tot organisatie vormde aanleiding voor
een informatiebijeenkomst, bijgewoond door dertig dierenart-
sen op woensdag 15 januari 2003 bij de firma Organon in Oss.
Zo\'n dertig collega\'s van de in totaal 62 belangstellende dieren-
artsen werkzaam met proefdieren binnen onderwijs, overheid
en bedrijfsleven in Nederland, grepen deze middag aan om
kennis te maken met elkaar en van gedachten te wisselen over
dit onderwerp.

In Nederland nog niet georganiseerd

Voor het welzijn van proefdieren is een goede gezondheidszorg
onontbeerlijk, zo vertelde dierenarts Gerrit-Jan Wennink,
werkzaam als hoofd Animal Housing & Experimentation
Group bij Organon in Oss, initiatiefnemer van de informatie-
bijeenkomst en eerste spreker op deze iniddag. Dierenartsen
zijn bij uitstek gekwalificeerd om met hun kennis over (verge-
lijkende) ziektekunde en klinische aspecten (diagnostische en
therapeutische technieken) een bijdrage te leveren aan een ver-
antwoord gebruik van proefdieren, met aandacht voor dieren-
welzijn en ter ondersteuning van goed wetenschappelijk onder-
zoek. Maar juist deze dierenartsen zijn nog niet georganiseerd,
hoewel sommigen reeds aansluiting vinden bij collega\'s in
binnen- en buitenland.

Dierenartsen voor proefdieren: waar zijn ze allemaal en wat
doen ze?

Met deze vraag opende Martje Fentener van Vlissingen, direc-
teur van het Erasmus Dierexperimenteel Centrum van de
Faculteit Geneeskunde in Rotterdain en mede-initiatiefnemer
van de informatiebijeenkomst haar presentatie. In Nederland
blijkt 1 % van de in totaal 4000 dierenartsen fiilltime werkzaam
te zijn met proefdieren, terwijl 10% van alle dierenartsen in
zijn of haar werk afhankelijk is van proefdieren. Het veterinaire
werkgebied is vrij breed, variërend van proefdierdeskundige
tot proefdierpatholoog en klinische dierenarts. Zo kan de kli-
nisch werkzame dierenarts verantwoordelijk zijn voor het ma-
nagement en de gezondheid van de proefdierkolonie. Of als
adviseur optreden op het gebied van studie-opzet en experi-
mentele technieken of juist meer praktisch betrokken zijn bij
de patiëntenzorg, chirurgie, klinische evaluaties en pathologi-
sche secties. Niet alleen zijn diverse veterinaire disciplines
hierbij vertegenwoordigd, maar ook de verschillende diersoor-
ten: knaagdieren, konijnen, fretten, niet-humane primaten, vo-
gels, vissen, amfibieën, etcetera. De proefdierpatholoog is
meer betrokken bij de diagnostiek van proefdierziekten, expe-
rimentele pathologie of de pathologie bij mogelijke negatieve
effecten van teststoffen. De proefdierdeskundige houdt toe-
zicht op het management en gebruik van de proefdieren op het
gebied van welzijn en de officiële regelgeving. De proefdier-
deskundige adviseert daarbij de dierexperimentele ethische
commissie, bestuur of regeringsfijnctionarissen. De opleiding
tot proefdierdeskundige duurt in Nederland één jaar: circa
zestien weken onderwijs, zes weken praktische training en een
halfjaar praktisch onderzoek (een jaar voor een MSc degree).
Niet alleen dierenartsen, maar ook artsen, biologen, etcetera
zijn werkzaam als proefdierdeskundige. Hoe dan ook, proef-
dierdeskundigen, pathologen en onderzoekers op hun speci-
fieke gebied blijken goed georganiseerd. Maar waar zijn dc
dierenartsen die niet binnen deze groepen vallen maar wel ijve-
rig aan het werk zijn binnen de eigen organisatie en weinig con-
tact hebben daarbuiten? Juist bij deze groep bestaat er behoefte
aan een gerichte professionele informatievoorziening en een
collegiaal netwerk. Bovendien signaleerde dc spreekster een
ander gevaar: het gebrek aan een gestructureerde en deskun-
dige veterinaire input bij sommige vergunninghoudende in-
stellingen veroorzaakt een suboptimale zorg voor de kwaliteit
en belangen van de dieren en veiligheid van het personeel.
Kortom: in Nederiand dreigt een achterstand!

Professionalisering

Reeds in 1998 is op Europees niveau de European Society of
Laboratory Animal Veterinarians (zie ook www.ESLAVorg)
opgericht, juist met als doel toenemende professionalisering
van de proefdier-dierenartsen. De inmiddels ruim 250 leden
zijn werkzaam in het academisch onderwijs en bedrijfsleven
uit nagenoeg alle Europese landen, inclusief de voormalige
Oostbloklanden. In mei 2003 zal het jaarlijkse congres van de
ESLAV, bestemd voor dierenartsen, plaatsvinden in Finland.
Bovendien bestaat er op Europees niveau een specialisme
Geneeskunde van proefdieren (European College of
Laboratory Animal Medicine, ECLAM). Nadat de
de facto
specialisten geselecteerd zijn, zullen binnenkort de eerste spe-
cialistenopleidingen van start gaan. Het bestaan van dit
Europese specialisme werd ook toegelicht door de laatste spre-
ker, collega Tjeerd Joma, secretaris van de KNMvD. Om aan
de behoefte aan professionalisering onder Nederlandse proef-
dier-dierenartsen te voldoen zou vooral toetreding tot de
Europese organisatie ESLAV en in individuele gevallen de
Europese specialistenopleiding de aangewezen weg zijn.

Organisatie van proefdier-dierenartsen

Bij het afsluiten van de geslaagde en goed bezochte bijeen-
komst werd besloten om aan de oppervlakkige inventarisatie
een vervolg te geven. Een viertal dierenartsen (de twee inida-

-ocr page 357-

tiefnemers Gerrit-Jan Wennink en Martje Fentener van
Vlissingen, Harry van Herck en Carla Bol) besloten om als ini-
tiatiefgroep een verdere inventarisatie van de behoefte tot orga-
nisatie uit te voeren. Aan alle collega\'s die eerder hebben aan-
gegeven dat ze door meer collegiale uitwisseling hun netwerk
van proefdier-dierenartsen willen uitbreiden zal een vragenlijst
worden gestuurd. Aan de hand van de uitslag zullen in de toe-
komst informatieve bijeenkomsten met diverse sprekers op de
aangegeven interessegebieden worden georganiseerd. Voor na-
dere informatie en aanmelding voor deze organisatie kunnen
collega\'s zich wenden tot Carla Bol (carla.bol@notox.nl) of tot
de andere drie leden van de initiatiefgroep.

Cursus \'Vaccineren 1KB Varkens* van start

Vanaf medio mei 2003 gaat de cursus \'Adequaat vacci-
neren\' voor varkenshouders van start. De cursus is ont-
wikkeld door de Faculteit der Diergeneeskunde van de
Universiteit Utrecht. Het opleidingsinstituut PTC"*" gaat
de opleidingen geven in diverse regio\'s in het land.

De voorwaarden waaronder varkenshouders mogen vacci-
neren zijn nog niet definitief vastgesteld. Wel staat vast dat
een cursus \'Adequaat vaccineren\' moet worden gevolgd. De

Afscheid Henk Verburg

Na jarenlang het boegbeeld van de veterinaire volksgezond-
heid te zijn geweest, gaat Henk Verburg nu met pensioen. Henk
Verburg neemt afscheid als Veterinair Hoofdinspecteur van het
Staatstoezicht op de Volksgezondheid en wel op 5 juni 2003.
Wij nodigen alle collega\'s die met Henk hebben gefeest, gestu-
deerd, gewerkt dan wel in andere hoedanigheden goede herin-
neringen aan hem hebben, uit voor dc afscheidsreceptie.
Deze receptie zal plaatsvinden op 5 juni 2003 vanaf 16.00
uur in de Kelderzaal van het complex Grafelijke Zalen,
Binnenhof 11, Den Haag.

Besluit VKO omtrent
definitie van contacturen

Het bestuur van het VKO heeft
onlangs besloten dat de uren die
dierenartsen maken in hun func-
tie als practitioner van de RVV
meegeteld mogen worden als
contacturen in het kader van de
erkenningen herkauwer, varken en pluimvee. Dit geldt
voor beide types practitioners: zowel in het kader van
diergezondheid (exportcertificering) als volksgezond-
heid (vee- en vleeskeuringen).

U vindt de definitie van contacturen op onze site
(www.veterinairekwaliteit.nl) onder \'formulieren\'.

werkgroep DV 2000, onder leiding van J. Verheijden van de
Faculteit der Diergeneeskunde, is over de voorwaarden in
gesprek met het ministerie van LNV Alle partijen in de sec-
tor zijn het er over eens dat varkenshouders zelf moeten
kunnen vaccineren op bedrijfsgebonden dierziekten. Het
merendeel van de werkgroep DV 2000 hecht uit oogpunt
van voedselveiligheid en dierenwelzijn grote waarde aan
een goede controle en borging. Verwacht wordt dat het mi-
nisterie van LNV in de loop van mei een besluit neemt.

UKC-onderzoek naar
allergie bij katten - oproep

Het promotie-onderzoek van dr. Petra Roosje (november
2002) heeft sterke aanwijzingen opgeleverd voor het bestaan
van atopische dermatitis bij de kat. In een vervolgonderzoek
zal worden gekeken naar de aanwezigheid van bescher-
mende dan wel inducerende glycoproteïnen (cytokinen) in
het bloed en het therapeutisch effect van cyclosporine A bij
dit type patiënt. Insluitcriteria (dus voorwaarden waaraan
katten moeten voldoen voordat ze in het project kunnen par-
ticiperen) zijn:

• een met jeuk gepaard gaande, niet seizoensgebonden der-
matitis;

• geen respons op een zelfbereid hypoallergeen dieet (dus
bijvoorbeeld op basis van struisvogel-, lams- of paarden-
vlees afhankelijk van de anamnese) gedurende minimaal
zes weken;

• een volwaardige vlooienbestrijding gedurende minimaal
zes weken voorafgaand aan verder onderzoek;

• (tijdelijk) effect van toegediende corticosteroïden.

Eigenaars moeten met een tussentijd van één maand twee-
maal bij de afdeling dermatologie komen voor een bloed-
onderzoek (inclusief IgE-bepaling) en klinische evaluatie;
bij de eerste keer worden tevens huidbiopten genomen. Voor
de genoemde onderzoeken en de medicijnen worden geen
kosten doorberekend;
hij deelname aan het onderzoek be-
hoeven eigenaars geen kosten voor consult, pathologie,
bloedonderzoek en dergelijke te betalen.

Voor nadere inlichtingen of aanmelden van patiënten kunt u
contact opnemen met:

Dr. Marinus Wisselink: per e-mail: m.a.wisselink@vet.uu.nl

-ocr page 358-

of tel. 030-2531483: elke dinsdag van 15.30-16.30 uur.

Dr. Lene Boysen: per e-mail: l.bovsen@vet.uu.nl of tel. 030-

2531624.

Dr. Ton Willemse: per e-mail: a.willemse@vet.uu.nl of tel.
030-2531681: elke maandag van 12.00-13.00 uur. Wij dan-
ken u bij voorbaat voor uw medewerking.

Homeopathie,

een opzienbarende geneeswijze

Ingezonde

6. Sijpkens

Onderstaande ingezonden brief is
gericht aan dr. J.T. Lumeij.

Geachte collega.

Ik kan mij goed voorstellen dat u als
lid van de vereniging tegen kwak-
zalverij, hebt gereageerd op het on-
langs gepubliceerde artikel van Atjo
Westerhuis in het tijdschrift Dier en Arts over de toepassing
van de homeopathische geneeskunde in de diergeneeskunde.
U bent het aan uw stand verplicht, zou je haast kunnen zeggen.
U bent echter in uw argumentatie niet erg lumineus, immers

vele argumenten zijn al vaak door tegenstanders belicht.
Bij elke behandeling staat de effectiviteit centraal. Geen ef-
fect, geen toepassing.

Talloze casuïstieken in de humane en diergeneeskunde, waar-
bij de homeopathische geneeswijze is toegepast, getuigen
van een fascinerende effectiviteit van de toegediende homeo-
pathische geneesmiddelen.

Hoe is het mogelijk, vragen voor- en tegenstanders zich af,
eenieder echter op een zeer verschillende wijze.
Het onopgehelderde werkingsmechanisme van homeopati-
sche geneesmiddelen blijft de prangende vraag.
Ook bij de toepassing van geneesmiddelen in de reguliere hu-
mane en diergeneeskunde is dit nogal eens de vraag.
Zoals, om maar eens wat te noemen, de toepassing van cisa-
pride bij de behandeling van gastro-oesophageale reflux
(GOR) bij de kat.

Waarbij men vermoedt, dat het de tonus van de oesophageale
sphincter verhoogt.

De homeopathie is een opzienbarende geneeswijze.

Sectarische gelijkhebberij van de Vereniging tegen de Kwakzalverij

J. Bos

Na het lezen van de ingezonden brief van de heer Lumeij in
het Tijdschrift voor Diergeneeskunde (TvD, maart 2003) heb
ik de behoefte om te reageren. Met deze ingezonden brief volg
ik hiermee de manier, waarop de heer Lumeij communiceert.

Het is prima dat een collega vraagtekens zet bij de werkwijze
van een andere collega. Het is alleen jammer dat dan een di-
recte confrontatie vermeden wordt. In juni 2002 kreeg
Ouwehands Dierenpark een kritische brief van de Vereniging
tegen de Kwakzalverij (VtdK) over het inroepen van een
magnetiseuse bij de Orang oetan groep. De heer Lumeij is be-
stuurslid van de VtdK. Ouwehands Dierenpark zette in een
brief haar motieven voor het raadplegen van deze paranor-
male begeleider voor de Orang oetan groep uiteen en nodigde
het bestuur van de VtdK uit om een inhoudelijke discussie
aan te gaan. Echter de uitgebreide reactie bleek niet vol-
doende voor de VtdK. Evenmin werd ingegaan op de uitnodi-
ging. De VtdK is het \'hogerop\' gaan zoeken en kregen blijk-
baar naar tevredenheid een antwoord van de heer Schaftenaar
als voorzitter van de Adviesgroep Dierenartsen van de
Nederiands Vereniging van Dierentuinen (N VD), omdat deze
reactie prompt in het TvD ( oktober 2002) werd geplaatst.
Ik vind de aanpak van de VtdK dubieus en zal dat in het
onderstaande toelichten.

1. Met de VtdK is geen discussie mogelijk ook al zegt ze van
wel. In de brief van 17 juni 2002 van de VtdK aan de heer
Schaftenaar staat: \'...ten eerste
moet diergeneeskundige
behandeling ons inziens gebaseerd zijn op...\' \'Aan de
verleiding om uitspraken van de in Ouwehands werkzame
magnetiseuse Anneke Dorland tegenover de nieuwe Revu
te citeren zal ik hier
weerstand bieden, maar ze zijn gemak-
kelijk te
ridiculiseren\'.\'.... Een beroep op uw Adviesgroep
wil doen om de toelaatbaarheid van samenwerking met al-
ternatieve genezers aan de orde te stellen\'. De door mij cur-
sief gemaakte passages
moet en altijd zijn dwingend en
volstrekt strijdig met de vrijheid die de dierenarts heeft om
er een eigen, gefundeerde opvatting op na te houden.
Weerstand bieden en ridiculiseren geven aan dat de oppo-
nent niet serieus genomen wordt en discussie wordt uitge-
sloten. En de suggestie dat samenwerking in de gezond-
heidszorg voor dieren niet toelaatbaar zou zijn, is werkelijk
te gek voor woorden.

2. Het bijbuigen/omdraaien van redeneringen van anderen
wordt gebruikt als wapen. Als de heer Schaftenaar een genu-
anceerde brief schrijft aan de VtdK, wordt deze in het TvD
van oktober 2002 misbruikt om een genuanceerd verhaal te
houden tegen de alternatieve behandelingsmethoden, waar-
bij gezinspeeld wordt op disciplinaire maatregelen tegen wat
men noemt kwakzalvende dierenartsen. Als de heer
Schaftenaar daarop in het artikel van november 2002 op-
merkt dat dit de schijn heeft van een propagandastunt van de
VtdK, antwoordt de heer Lumeij namens het bestuur in het
TvD van maart 2003 dat zoiets een gepaste reactie is op een
ongepaste propagandastunt van Ouwehands Dierenpark.

3. Het gebruik van suggestie. In het laatstgenoemde artikel
wordt gesuggereerd dat een dierenarts is ontslagen wegens
homeopathische missers. Dit is aperte onzin en ik vind het
kwalijk deze affaire aan te halen met als doel alternatieve ge-
neeswijzen aan te vallen.

4. Last but not least zou de NVD Adviesgroep \'dergelijke die-
renartsen\' moeten aanspreken op onprofessioneel gedrag.

-ocr page 359-

Zulke uitlatingen beschouw ik als suggesties voor toepas-
sing van een \'Berufsverbot\'.

Ik meen dat de heer Lumeij te ver gaat in zijn uitlatingen en be-
treur dat de sterk gekleurde interventie van de VtdK een discus-
sie over de kern van de zaak aan zich voorbij heeft laten gaan.
Ik blijf van mening dat een dierenarts, die het behandelingsmo-

Een humane kit voor de kat

A.G.C. Kok

Eindelijk eens iets wetenschappelijks door collega Slap-
pendel geplaatst in TvD 128/8. Na al zijn kritiek op de alter-
natieve geneeswijzen, waren wij hier wel aan toe.
Met behulp van een collega wetenschapper refereert hij een
artikel over de detectie van ParaThyroid Hormone-related
Protein bij de kat. Van hem kunnen wij direct aannemen dat
in het betreffende artikel grondig is nagegaan dat een hu-
mane testmethode direct toepasbaar is op de kat. Maar de lo-
gica wordt gaandeweg meer duister: hoe kan een plasma-
spiegel lager zijn dan betrouwbaar gemeten kan worden? En
wat is de conclusie van: \'bij normale katten is echter hele-
maal geen signaal (plasmaspiegel?) meetbaar\'en \'katten met
een normale PTHrP-concentratie\'? Een kat heeft wel een
maligniteit en een hypercalciaemie, maar hoe zit het met de
PTHrP-concentratie, waar het allemaal om gaat?
Een voorzichtige conclusie lijkt de wetenschapper wel ge-
rechtvaardigd zonder dat er maar iets zinvols is opgeschreven.

Als men er vanuit mag gaan dat de kritiek van Slappendel en
zijn medewetenschappers, zoals Lumeij, op de veterinaire
homeopathie op een dergelijke leest geschoeid is, kan ons
dat geruststellen.

nopolie heeft gekregen, het volste recht heeft om over de gren-
zen van de reguliere diergeneeskunde heen te kijken en zeker
geen aanvullende alternatieven mag uitsluiten.
Het gaat uiteindelijk om het welzijn van het dier en niet om sec-
tarische gelijkhebberij.

Jan Bos is dierenarts in Ouwehands Dierenparl<.

Reactie R.j. Slappendel:

Iedere bepaling heeft een ondergrens waaronder signalen niet
meer betrouwbaar kunnen worden gemeten. Bij normale katten
en bij katten met hypercalciëmie ten gevolge van hyperparathy-
reoïdie zijn de PTHrP-spiegels zo laag dat met de betreffende
testmethode überhaupt geen signaal meer wordt waargenomen.
Bij vijf katten met de combinatie hypercalciëmie-maligniteit
was de PTHrP-spiegel daarentegen goed meetbaar, dus ver-
hoogd.

Bij twee andere katten met een maligniteit werd wel een sig-
naal gevonden maar in het onnauwkeurig lage gebied. Dat zou
eventueel \'ruis\' kunnen zijn, maar de auteurs interpreteerden
dat het PTHrP waarschijnlijk gering verhoogd was.Gezien het
feit dat er bij normale katten helemaal geen signaal wordt waar-
genomen, een niet onlogische veronderstelling. De auteurs
voerden de onderzoekresultaten bij deze twee katten aan als
ondersteuning van hun bewijsvoering, maar de conclusies zijn
toch vooral gebaseerd op de bevindingen bij de andere katten.
Naar mijn mening zijn de resultaten redelijk overtuigend en
veelbelovend, maar is het aantal onderzochte katten met hyper-
calciëmie en maligniteit nog erg klein. Het wachten is derhalve
op voldoende materiaal voor statistische bewijsvoering. Dat
heb ik als referent willen overbrengen naar de lezers met de op-
merking "Al met al lijkt een voorzichtige conclusie, dat de ge-
bruikte test waarschijnlijk een hulpmiddel kan zijn bij de diffe-
rentieel diagnostiek van hypercalciëmie bij de kat, wel
gerechtvaardigd".

N.B. Homeopaten moeten zich maar liever niet spiegelen aan
de fouten van anderen!

ACECOLON

Bij moeilijke
stoelgang.

Op basis van
Macrogol.

sachet

2 gram poeder

Bevat Macrogol

Bij moeilijke stoelgang
van gezelschapsdieren

Voor gezelschapsdieren.

Vergroot het volume
van de ontlasting.

Verlicht de stoelgang.

Smaakvol bij toediening
over het voer.

ACE Veterinary Products BV
Postbus 1262 - 3890 BB Zeewolde

-ocr page 360-

Verhuizing secretariaat KN MvD verloopt soepel

Foto\'s Peter van Rootselaar

Na de nodige voorbereidingen was het op dinsdag 15 april zover. Verhuiswagens reden de
Julianalaan in, om het secretariaat van de KNMvD te verhuizen naar Houten. Tien ingeladen
vrachtwagens verder en vele uren later stonden alle dozen op De Molen 77, het nieuwe onderko-
men van de KNMvD in Houten. Alle lof voor de verhuizers! Ook werkte op die bewuste dinsdag
\'s ochtends om tien uur de nieuwe telefooncentrale al en konden de medewerkers zelfs al op hun
computer. Dit dankzij de grote inzet van Peter van Rootselaar, verantwoordelijk voor ICT, maar
ook voor bijvoorbeeld de nieuwe telefooncentrale mèt doorkiesnummers. Daarnaast mag de naam
van Sjoerd de Vries zeker niet ontbreken, want ook hij heeft zich maandenlang ingezet om de ver-
huizing zo soepel mogelijk te laten verlopen.

Ook de Nederlandse Databank Gezelschapsdieren (NDG)
zal kantoorruimte gaan huren in het KNMvD-pand aan de
Molen 77 te Houten. Zij zullen echter pas in septetnber
van dit jaar van Amsterdam naar Houten gaan verhuizen.
Te zijner tijd zal de NDG via het Tijdschrift
Diergeneeskunde hierover communiceren.

-ocr page 361-

Ton de Ruijter: \'Nieuwe huisvesting op maat gesneden\'

B. Hendriks

De medewerkers van het
Bureau van de KNMvD ver-
toeven inmiddels al weer enige
weken in de nieuwe huis-
vesting aan De Molen 77 in
Houten. Alom naar tevreden-
heid en de weinig eigentijdse
werkomstandigheden in de
Julianalaan te Utrecht zijn op
de achtergrond geraakt. Het heeft lang geduurd voor-
dat het definitieve besluit tot aankoop van het huidige
pand werd genomen.Ton de Ruijter, voorzitter van de
KNMvD, legt uit waarom.

Het traject tot verhuizen werd ingezet met...?
"...De constatering, overigens al weer een hele tijd
terug, dat de panden aan de Julianalaan in Utrecht vol-
strekt niet meer voldeden aan de eisen die daar nu aan ge-
steld worden. Dan moetje denken aan arbotechnische ei-
sen zoals ventilatie, brandwering en de sanitaire
voorzieningen die een zware onvoldoende scoorden.
Verder was er sprake van langdurig achterstallig onder-
houd, met name in het binnengedeelte, en was de effi-
ciency in de inrichting en locatie van de verschillende
ruimtes ver te zoeken."

Vervolgens is er advies ingewonnen bij het Bouw en
Adviesbureau Brink Groep en dat advies luidde...?
"Dat er forse aanpassingen gedaan moesten worden
om het pand in de gewenste staat tc brengen en dat een
uitbreiding op de begane grond als noodzakelijk werd
gezien. Toen hebben wij aan dit Bureau een tweede op-
dracht gegeven en wel om verschillende scenario\'s
door te rekenen. Daarbij ging het om verbouw van de
panden in de Julianalaan, de aankoop van een pand in
of rond Utrecht of het plegen van nieuwbouw. De optie
om eventueel verder buiten Utrecht een locatie te be-
trekken werd als niet wenselijk door het Bestuur van de
hand gewezen. Het onderzoek van het adviesbureau
wees uit dat verbouw en renovatie een haalbare optie
was."

Zo gezegd, zo gedaan...

"Inderdaad, dat dachten wij ook en in eerste instantie was
dat volgens de inmiddels aangezochte architect en de la-
gere gemeentelijke overheid ook geen probleem. Echter,
de uitbreiding op de begane grond, essentieel voor de ge-
wenste verbetering, stuitte op hoger gemeentelijk niveau
op grote bezwaren. Het vernieuwde bestemmingsplan
voor de omgeving van het Wilhelminapark geeft voor-
rang aan wonen in plaats van kantooractiviteiten.
Bovendien bleek ook nog eens dat wij illegaal gebruik
maakten van het pand Julianalaan 8 als kantoorpand om-
dat hier een woonbestemming op zit. Kortom, de optie
van verbouw en renovatie kon de prullenbak in."

En op het terrein van de faculteit in Utrecht was geen
plaats?

"Die optie heeft wel gespeeld maar dat bleek vanwege
overheidsbezuinigingen op het hoger onderwijs en an-
dere perikelen op korte termijn gewoon niet haalbaar."

Dan de optie nieuwbouw...

"Daar kunnen we kort over zijn want dat is in of rond
Utrecht voor de KNMvD niet te betalen. Toen zijn we se-
rieus op zoek gegaan naar een koper voor onze panden
om daarmee de aankoop van een eigen pand te kunnen
financieren. Dat heeft ertoe geleid dat in december 2002
de panden in de Julianalaan verkocht zijn aan de
Stichting Studenten Huisvesting Utrecht voor een be-
drag boven de hoogste taxatieprijs. Met het aldus verkre-
gen budget zijn we de markt op gegaan en dat heeft gere-
sulteerd in een bod op in totaal drie panden, één in De
Bilt en twee in Houten."

Uiteindelijk is gekozen voor het huidige pand aan De
Molen 77 in Houten omdat...?

"Het een modern gebouw is dat geheel aan de eisen vol-
doet en dat we voor een goede prijs hebben kunnen
kopen. Bovendien konden we de totale en kostbare in-
ventaris voor een schijntje overnemen."

Maar het is veel groter dan wat we in de Julianalaan had-
den...?

"Dat klopt maar dat hebben we ook bewust gedaan om zo
aan ons gelieerde organisaties de gelegenheid te geven
bij ons in te trekken en vanuit één locatie te opereren. Zo
zal de stichting PAO-D de gehele begane grond huren en
worden er twee ruimtes verhuurd aan het Veterinaire
Kwaliteitsorgaan (VKO) en de Nederiandse Databank
Gezelschapsdieren (NDG)."

Als we de voordelen nog eens even op en rijtje zetten...
"Dan is het belangrijkste dat de werkomstandigheden van
dc medewerkers van het Bureau er enorm op vooruit zijn
gegaan. Dat heeft zonder meer een positief effect op de mo-
tivatie. In de tweede plaats is het voor de vereniging een
vooruitgang als je kijkt naar de vergaderfaciliteiten die het
nieuwe gebouw biedt. Er is nu voldoende ruimte voor ver-
gaderingen van bijvoorbeeld groepsbesturen en de vele (ad
hoe) commissies die de KNMvD kent. Verder is dit pand
uitstekend bereikbaar per trein en per auto, we hebben zelfs
55 eigen parkeerplaatsen. Wat natuurlijk ook niet vergeten
mag worden is dat het een representatief pand is wat het
imago en de uitstraling van de KNMvD zonder meer ten
goede komt. Overigens gaat het niet om overdadigheid. We
blijven pover maar hebben hiermee een hele goede investe-
ring voor de toekomst gedaan."

-ocr page 362-

Afdeling Veterinaire Zaken

Tjeerd Jorna, algemeen secretaris met als aandachtspunten voor 2003: behar-
tiging van (inter)nationale veterinaire belangen en uitwerking en uitvoering
van de voornemens en besluiten die voortvloeien uit de bestuurlijke veteri-
naire kring. Voor wat betreft de bureau-organisatie staat in 2003 de invoering
van een functiebeschrijving- en waarderingssysteem op de agenda alsook een
vorm van registratie van tijdsbesteding.

Over de verhuizing: "De groei van het aantal medewerkers van 16 in 1990 tot
32 nu was teveel voor het oude pand. Bovendien voldoet het nieuwe pand aan
een al langer gekoesterde wens van een \'domus veterinarius\': een huis waar
alle veterinairen kunnen samenkomen en waarvandaan we de leden nog beter
ten dienste kunnen zijn."

Lia Luinge, directiesecretaresse, met als specifieke taak: secretariële
ondersteuning algemeen secretaris, Bestuur en Raad van Toezicht.
Specifieke aandachtspunten in 2003: veel uitvoerende werkzaam-
heden als nasleep van de bestuurlijke vernieuwing (\'kanteling\').
Over de verhuizing: "Het \'oude\' pand was een beetje \'gedateerd\'
en niet overal even functioneel als werkomgeving. Het nieuwe
pand heeft duidelijk een kantoorbestemming en is daarop ook ge-
outilleerd. Het is een geweldig pand, met een goede uitstraling.
Het biedt voldoende vergadermogelijkheden en is goed bereikbaar
zowel qua openbaar vervoer als met eigen vervoer. Ik weet zeker dat
de medewerkers zich er snel \'thuis\' zullen voelen."

Hugo de Croot, stafmedewerker Landbouwhuisdieren/Volksgezondheid met ais specifieke taak: intermediair tussen bestuur, besturen van groepen uit de clusters I en III,
leden, overheid en bedrijfsleven. Specifieke aandachtspunten in 2003: profileren van de erkenningsregeling voor leden, bedrijfsleven en overheid en ondersteuning bieden
bij de invoer van managementsystematiek in de praktijk.

Over de verhuizing: "De historie en uitstraling var de \'oude\' panden stonden mijns inziens de ontwikkeling van de vereniging in de weg. Hoewel buiten Utrecht, is het ge-
lukt een pand te vinden met uitstraling in een omgeving die past bij deze tijd. Het nieuwe pand zal mede door het onder één dak brengen van KNMvD, PAOD en VKO en
NDG als een veterinair bolwerk gaan functioneren. Het gebouw wordt gebruikt voor cursussen, heeft uitstekende vergaderfaciliteiten, is gemakkelijk bereikbaar en heeft
voldoende eigen parkeergelegenheid. Kortom een stek waar je collegae, bedrijfsleven en overheid op gepaste wijze kunt ontvangen en waar de medewerkers een prima
werkomgeving zullen hebben."

Joost van Herten, stafmedewerker Gezelschapsdieren en Paard met als specifieke taak: beleidsondersteunend voor Bestuur en Groepen.

Specifieke aandachtspunten in 2003: Week van Huisdier, l&R, Dierenpaspoort, Bedrijfseconomische Kengetallen, Erkenningen en Praktijkcertificering (paard en gezel-
schapsdieren) Website en in het algemeen streven naar een betere communicatie vanuit KNMvD naar leden.

Over de verhuizing: "Het \'oude\' pand is doordrenkt van historie, een echt ouderwets, conservatief, veterinair bolwerk. Ik zal het best missen maar eigenlijk was het niet
meer van deze tijd. Ik denk dat de werkomstandigheden voor de medewerkers er een stuk op vooruit gaan. Het nieuwe pand heeft veel mogelijkheden, met name omdat
door verschillende gelieerde organisaties als PAO-D in één gebouw te huisvesten een soort centrum gecreëerd wordt. Dierenartsen komen dan vaker over de vloer wat de
interactie KNMvD-achterban hopelijk bevordert."

-ocr page 363-

Saskia Bakker, secretaresse Landbouwhuisdieren/Volksgezondheid met als specifieke taak: ondersteuning Hugo de Croot en diverse groepen.

Over de verhuizing: "Hoewel ik zie dat de huisvesting op de Julianalaan niet aan de eisen voldoet, vind ik het erg jammer dat we daar zijn weggaan. Bovendien ligt Houten
voor mij heel ongunstig wat betreft reistijd. Het\'oude\' pand had z\'n beperkingen. Toch was ik er erg van gecharmeerd. Ik genoot ervan om \'s morgens door de tuin en via de
keukendeurnaar binnen te gaan (\'t zijn de kleine dingen die \'t hem doen...). Bovendien ligt het in een mooi stukje Utrecht. We werkten dicht op elkaar, maar voor mij wegen
de voordelen daarvan op tegen de nadelen." Over het nieuwe pand; "Het zal een prima kantoor zijn, maarzo zijn er dertien in een dozijn. Nee, ik sta niet te juichen."

Jeannette Lindhout, secretaresse, met als specifieke taak: secretaresse van
Joost van Herten, stafmedewerker Veterinaire Zaken. Ondersteuning van de
groepen Gezelschapsdieren en Paard en de Commissie Ethiek.
Specifieke aandachtspunten in 2003: Dierenpaspoort.

Over de verhuizing: "In één woord: geweldig. Het was echt nodig dat we een
nieuw pand kregen. En nu is het natuudijk voor mij dicht bij huis!"

Foto\'s Peter van Rootselaar

Susan Umans, Hoofd Publicaties, met als specifieke taak: schrijven en redigeren voor het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde en Veehouder en Dierenarts; aansturing van andere schrijvers en bureauredactie en
zorgdragen voor al het voorkomende KNMvD-drukwerk. Verder ben ik voorzitter van de
Personeelsvertegenwoordiging.

Specifieke aandachtspunten in 2003; De verhuizing brengt op drukwerkgebied natuudijk veel extra werk
met zich mee. Buiten het uitbrengen van deze speciale uitgave van het Tijdschrift voor Diergeneeskunde,
moeten enveloppen, briefpapier en stickers voorzien worden van het nieuwe adres. Een grote operatie,
waar ook mijn collega Marieke Veldman, veel werk in (heeft) verzet.

Over de verhuizing; "Na ruim acht jaar op de Julianalaan te hebben gezeten, ga ik met gemengde gevoe-
lens naar ons nieuwe pand in Houten. De KNMvD zat op een schitterende locatie en het gevoel van knus-
heid en gezelligheid overheerste de tijd in Utrecht. Toch heb ik enorm veel zin in Houten; een nieuw pand
waar alles nog netjes is en aan alle normen voldoet. Net of je jarig bent."

Afdeling Communicatie

Bert Hendriks, stafmedewerker Communicatie, met als specifieke taak: in- en externe communicatie, persvoorlichting,
coach/klankbord voor de medewerkers van de afdeling Communicatie.

Aandachtspunten 2003: hoogste prioriteit heeft de interne communicatie tussen het Bestuur, het Bureau en de leden. Door
middel van een vernieuwde website, de e-mailservice en het Bulletin Bestuur en Bureau wordt hieraan invulling gegeven.
Daarnaast participeren in werkgroepen en het bijwonen van bijeenkomsten die relevant zijn voor de communicatie en representa-
tie van de KNMvD.

Over de verhuizing: "Ik ben in januari van dit jaar bij de KNMvD komen werken en dan is alles nieuwen heb je minder oog voor
eventuele tekortkomingen voor wat betreft de huisvesting van het kantoor. Maar na enkele weken is de nieuwigheid er af en is mij
duidelijk geworden dat het pand aan de Julianalaan zowel praktisch als qua uitstraling een ramp is. Vanzelfsprekend ben ik blij met
het nieuwe pand en wil ik me graag inzetten om de huisvesting in Houten van een passende uitstraling te voorzien."

-ocr page 364-

Sandra Tummers, medewerker bureauredactie, met als specifieke taak: indeling Tijdschrift voor Diergeneeskunde, drukproeven lezen en zorgdragen voor de wetenschap-
pelijke artikelen en rubrieken van begin tot eind.

Over de verhuizing: "Ik werkte al 12,5 jaar in het oude pand en zeker in het begin hebben we hier enorm veel lol en het erg gezellig gehad. Daarom heeft het pand voor mij
absoluut charme. Met de afdeling communicatie zaten we\'op zolder\'en dat maakt het wel speciaal. In het nieuwe pand zitten we aan een lange gang en dat is toch anders.
Met pijn in m\'n hart moet ik deze fase afsluiten, alhoewel het wel goed is dat we weggaan naar een erg mooi pand."

Jolanda Jansen, medewerker bureauredactie, met als specifieke taak: coördi-
natie rondom het blad Veehouder Dierenarts, verzamelen kopij voor het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde, beoordelen van proefdrukken, kortom sa-
men met mijn collega\'s Sandra en Susan ervoor zorgen dat het TvD bij de le-
zers op de deurmat valt.

Specifieke aandachtspunten in 2003: Voor Veehouder & Dierenarts zijn we op
dit moment bezig met de voorbereidingen van een grote actie om het aantal
abonnementen te verhogen. Hopelijk wordt dit een succes. Ik wil dit jaar ook
energie steken in het beter leren kennen van de beroepsgroep of sector. Over
de verhuizing: "Het oude pand had een huiselijke sfeer en dat beviel me goed.
De locatie was natuurlijk prachtig. Ook al voldeed het pand niet aan de arbo-
eisen, ik mis het toch wel. Het nieuwe pand heb ik gezien en is erg mooi en
luxe en we zullen er vast zeer comfortabel kunnen werken."

Marjolijn van de Weetering, wehmaster(medewerker Communicatie, met als specifieke taak: het onderhouden van de website en het schrijven van het jaarverslag.
Daarnaast ben ik als lid van de personeelsvertegenwoordiging actief

Specifieke aandachtspunten in 2003: Jaarverslag 2002, restyling website, verhuizen. Over de verhuizing: "Hoewel de locatie Julianalaan natuurlijk zeer karakteristiek is,
vind ik het een goede zaak dat we zijn verhuisd naar Houten. Het nieuwe pand oogt professioneel en lijkt arbotechnisch prima in orde. Bereikbaarheid en parkeergelegen-
heid zijn goed geregeld. Vooral het laatste zou in Utrecht alleen maar slechter worden. En al is alles strakker en moderner, ik hoop dat we de gezelligheid van de Julianalaan
wel meeverhuizen. Volgens mij gaan we er fors op vooruit. Er komen ook meer dierenartsen over de vloer, doordat PAO-D bij ons intrekt. Hopelijk komt de KNMvD
daardoor ook wat dichter bij de dierenartsen. Wat ik wel zal missen is de fietstocht door de weilanden, want ik woon slechts vijf minuten lopen vanaf het nieuwe pand."

Marieke Veldman, medewerker communicatie, met als specifieke taak: het
jaarboek en coördinatie van het Jaarcongres vanuit de KNMvD. Daarnaast
zorg ik samen met mijn collega Marjolijn de website. En als het nodig is,
spring ik bij bij de dames van het Tijdschrift.

specifieke aandachtspunten in 2003: Aangezien ik hier nog maar sinds 1 janu-
ari werk, is het vrij moeilijk om nu al specifieke speerpunten te hebben. Maar
een mooi en overzichtelijk jaarboek en een spetterend Jaarcongres (en geloof
me dat wordt het) verzorgen, hebben wel mijn aandacht.
Over de verhuizing: "Ondanks de paar maanden ben ik wel gehecht geraakt
aan mijn \'zolderkamer\'. Het ziet er gewoon knus uit. Vanuit mijn vorige werk-
gever ben ik echt een kantorenpand gewend en de Julianalaan was dus een
hele verandering. Maar gezien de professionalisering en de veel betere arbo-
voorzieningen in het nieuwe pand, is het goed dat we naar Houten gaan en
daar zal ik ongetwijfeld ook met plezier werken. En de knusheid nemen we ge-

woon mee.

-ocr page 365-

Véronique Roelvink, beleidsmedewerker Praktijkmanagemerit en Belangenbehartiging, met als specifieke taak; goodwillberekenin-
gen en -adviezen maken, financiële kengetallenoverziciiten samenstellen, (coördineren) conflictbemiddeling (Dierenartsen
Netwerk), secretaris Numan Stichting (Stichting Vrienden van het Museum Diergeneeskunde).
Specifieke aandachtspunten in 2003: financiële kengetallen 1999, 2000 en 2001.

Over de verhuizing; "Ik ben één van de weinigen die in het pand aan de Julianalaan een goede werkplek had. De Julianalaan lag bo-
vendien slechts acht minuten fietsen van mijn woning; naar Houten ben ik veel meer reistijd kwijt. Ik ben echter erg blij dat ik in
het nieuwe pand een eigen kamer heb gekregen. De prachtige tuin van het oude pand die mis Ik wel heel erg!"

Marij van Oostrum-Schuurman Hess, stafmedewerker Praktijkmanagement
en Belangenbehartiging,
met als specifieke taak; alle aspecten die ook maar
enigszins te maken hebben met het brede terrein van praktijkmanagement en
belangenbehartiging; van Arbowetgeving tot pensioenen en van arbeidsvoor-
waarden tot juridische zaken.

Aandachtspunten in 2003; beroepspensioenregeling, de discussie rond een
CAO voor practici in loondienst, diverse onderwerpen in verband met
Arbowetgeving, etcetera.

Over de verhuizing; "Het pand aan de Julianalaan zal ik zeker missen, ook al
omdat ik er heel lang in gewerkt heb waardoor je er mee vertrouwd bent ge-
raakt. De mooie tuin zal ik met name missen. Jarenlang heb ik samen met het
hoveniersbedrijf bekeken hoe we de vaak al heel oude bomen en struiken in
goede conditie konden houden. Toen ik het nieuwe pand voor het eerst be-
zocht was ik sprakeloos; een modern, fantastisch kantoorpand! Heel ruim en
licht met vele voorzieningen. Ik verwacht dat we nu veel efficiënter kunnen
werken en dat is zowel voor de leden als voor ons een goede zaak."

Afdeling Praktijkmanagement en
Belangenbehartiging

Annie de Reuver, secretaresse Praktijkmanagement en Belangenbehartiging,
met als specifieke taak; ondersteuning medewerkers afdeling Praktijkmana-
gement en Belangenbehartiging, correspondentie over contributiezaken.
Over de verhuizing; "Het pand aan de Julianalaan lag op slechts vijf minuten
fietsafstand van mijn huis, een van de redenen waarom ik destijds bij de
KNMvD heb gesolliciteerd. Het pand zelf voldeed echter op geen enkele ma-
nier aan de geldende arbo-normen, zeker niet de \'kantoortuin\' waar zo\'n tien
medewerkers in één ruimte zaten. Verbouwen of verhuizen was dan ook een
noodzakelijk kwaad. Ons nieuwe onderkomen in Houten vind ik fantastisch.
Ik moet wel wat langer fietsen, zo\'n twintig minuten, maar over het algemeen
vind ik dat heerlijk."

Lourens Broere, medewerker Juridische
Zaken,
met als specifieke taak; juridi-
sche zaken zoals maatschapscontrac-
ten, arbeidscontracten en dergelijke.
Over de verhuizing; "Het oude pand was
op zich prachtig maar het nieuwe pand
is ook mooi. Het moet hier en daar nog
wel worden afgewerkt. Het personeel
kan er heel prettig werken, denk ik. De
verhuizing is in ieder geval in prettige
sfeer verlopen."

Corrie de Cooijer, secretaresse, met als specifieke taak; ondersteuning mede-
werkers afdeling Praktijkmanagement en Belangenbehartiging
Over de verhuizing; "Het nieuwe pand is luxer en groter, gelukkig meer par-
keerruimte (onbetaald). Helaas wat verder van huis. Het grootste minpunt is
de wandelroute tijdens de lunchpauze. I n Utrecht wandelden we door de oude
binnenstad en het Wilhelminapark, in Houten is dat nieuwbouw en het win-
kelcentrum."

-ocr page 366-

Afdeling Facilitaire Zaken

Sjoerd de Vries, adrrtinistrateur, met als specifieke taak: hoofd financiële administratie/lid managementteam.
Specifieke aandachtspunten in 2003: coördinatie nieuwe huisvesting KNMvD, waar ik erg druk mee ben geweest en nog steeds.
Over de verhuizing: "Qua sfeer hadden oude panden wel iets. Ook de omgeving hier in Utrecht was erg prettig (bijvoorbeeld de
mooie tuin). Het nieuwe pand is mooi, heeft een goede uitstraling, is efficiënt te gebruiken, heeft goede parkeerfaciliteiten, is arbo-
verantwoord, heeft een goede ligging ten opzichte van het centrum van Houten en is goed bereikbaar per openbaar vervoer"

Harrf Tissert, debiteurenadministratie, met als specifieke taak debiteurenbewaking.
Specifieke aandachtspunten in 2003: oude openstaande posten incasseren.
Over de verhuizing: "Het oude pand was niet meer van deze tijd, maar gelukkig is het
nieuwe pand representatief met mooie kamers en mooi meubilair"

Erika Middelink, administratief medewerker, met als specifieke taak: factureren, abonnementenadministra-
tie en verdere bijkomende werkzaamheden.

Specifieke aandachtspunten in 2003: orde in de abonnementenadministratie.

Over de verhuizing: "Ik heb maar kort in het oude pand gewerkt, maar het nieuwe pand is een absolute voor-
uitgang. Mooie kamers, meubilair en lekker ruim van opzet. En niet te vergeten geen problemen om de auto
te parkeren."

Albert Folkerts, archivaris/documentair informatieverzorger, met als specifieke taak: codering en verwerking inko-
mende poststukken, het in geordende en toegankelijke staat brengen en houden van het archief van de KN MvD, vol-
gens de hiervoor geldende regels.

Specifieke aandachtspunten in 2003: het archief ordenen en toegankelijk maken vanaf het prille begin van de
KNMvD waarbij gelet wordt op de bewaarcondities in de nieuwe archiefruimte, zuurvrije opbergmaterialen, verwij-
deren metaal (nietjes, paperclips) vanwege hygroscopische werking. Kortom om de geschiedenis van de vereniging
zo optimaal mogelijk te waarborgen.

Over de verhuizing: "Julianalaan 8-10 heeft een bouwkundige, historische waarde als jong monument in Utrecht.
Het is ooit ontworpen voor een woonfunctie, die krijgt het nu terug omdat deze huisvesting niet meer van deze tijd
is voor wat betreft een kantoorfunctie. De Molen 77 in Houten heeft nog geen geschiedenis, maar voldoet wel aan de
huidige ARBO-normen. Aan de KNMvD om daar de diergeneeskundige geschiedenis van de toekomst te schrijven."

Rob Broeshart, administratief medewerker, met als specifieke taak: het verzor-
gen van de uitgaande post/bestellingen enzovoort.
Specifieke aandachtspunten in 2003: Het vernieuwde Dierenpaspoort.
Over de verhuizing: "Voor mijn gevoel hebben we een goede beslissing ge-
maakt, het nieuwe pand is voor mij persoonlijk een grote vooruitgang. Ik heb in
dit oude pand ook een hoop leuke dingen meegemaakt die ik niet zal vergeten."

Bep Baas, telefoniste/receptioniste, met als specifieke taak: telefoon aanne-
men en doorverbinden, bezoekers ontvangen en administratieve werkzaam-
heden.

Over de verhuizing: "Het oude pand was danig aan verbouwing toe. De recep-
tie was geen representatieve werkplek. De balie in het nieuwe pand heeft in elk
geval geen glasplaat meer, waardoor er rechtstreeks contact met de mensen
is. Ik verheug me erg op de nieuwe balie, die nog geplaatst moet worden."

-ocr page 367-

IngridZeiler, gastvrouw, met als specifieke taak: het verzorgen van koffie/thee
tijdens vergaderingen en het beheer van de keuken in het algemeen.
Over de verhuizing: "Ik was erg aan het oude pand gewend; ik heb er dan ook
ruim 14 jaar gewerkt. Emotioneel gezien heb ik wat moeite om er afscheid van
te nemen. Het oude pand was gezellig en ouderwets. Maar ik realiseer mij
heel goed dat tijden veranderen en dat het pand in Houten veel meer aan deze
tijd is aangepast. Het is ruimer en de daar aanwezige faciliteiten zoals een lift
zorgen voor verlichting van mijn werkzaamheden. Ik zit nog in een wenpro-
ces, maar ik vind het langzamerhand steeds leuker worden."

Ronald van Ringelestijn, medewerker vacaturebank/coördinator RBS, met als

specifieke taak: de vacaturebank, het organiseren van sollicitatie-avonden en
het op orde houden van het relatiebeheersysteem (RBS).
Over de verhuizing: "Het is toch een raar gevoel als je voor de laatste keer de
leeggehaalde panden aan de julianalaan betreedt. Ik heb er 11,5 jaar gewerkt.
Het nieuwe pand in Houten is mooi en luxe; het voldoet aan alle arbo-normen.
Ik denk wel dat oude gewoonten zoals de koffiepauze op het secretariaat door
de andere entourage een andere invulling zullen krijgen."

Charlotte Haakman, medewerker ledenadministratie, met als specifieke taak:
het bijhouden van de (personaiia)gegevens van de KNMvD-leden en mutaties
van het TvD.

Over de verhuizing; "Het is heel goed dat we gaan verhuizen. Het nieuwe kan-
toorpand is erg mooi en voldoet aan alle Arbo-normen."

Nienke Thybaut, tVtanagementassistent Personeelszaken, met als specifieke taak; uitvoering van allerhande personeelszaken van
het Secretariaat. Denk aan de werving en selectie voor het Secretariaat, conflictbemiddeling, Arbozaken, uitvoeren van traject in
geval van arbeidsongeschiktheid, etcetera.

Specifieke aandachtspunten in 2003; De praktische uitvoering van Personeelszaken heeft langere tijd op een laag pitje gestaan,
mijn doel voor 2003 is het actieve personeelsbeleid weer op de kaart te zetten in de organisatie.

Over de verhuizing: "Het huidige pand aan de julianalaan in Utrecht is een karakteristiek pand, waar we erg trots op waren. De
uitstraling en de locatie paste heel goed bij de KNMvD. Maar van binnen was het een drama, er waren niet voldoende werkplek-
ken, arbotechnisch was het niet acceptabel meer en het interieur was versleten. Wat dat betreft ben ik erg blij dat we naar een
nieuw pand zijn gaan, hoewel ik de prachtige tuin aan de Julianalaan vreselijk zal gaan missen. Over het nieuwe pand in Houten
ben ik te spreken, het is ruim en het ziet er professioneel uit. Nu kan ik eindelijk met een gerust hart en met gepaste trots gasten
ontvangen. Dat PAO-D, NDG en VKO ook gehuisvest zijn aan De Molen 77 is ook erg leuk. Een collega noemde het een \'veterinair
bolwerk\', beter kan ik het niet omschrijven."

Peter van Rootselaar, tCT, met als specifieke taak: ervoor zorgen dat de medewerkers optimaal gebruik kunnen maken van de beschikbare ICT-voorzieningen, zodat men
snel en doeltreffend onze leden kan ondersteunen. Daarbij is het mijn doel de ICT-kosten terug te brengen.

Specifieke aandachtspunten in 2003: de verhuizing (daar ben ik nog steeds mee bezig) en daarnaast het instrueren van medewerkers over nieuwe mogelijkheden.
Over de verhuizing: "In het oude pand zat ik volledig vast, ik kon geen kant meer op. Ik heb zelfs vloerbedekking laten leggen op een stuk oude zolder om een tijdelijke
medewerker te kunnen huisvesten. Ook de infrastructuur (bekabeling) zat vol en was bovendien onbetrouwbaar. Vorig jaar nog kregen we brand in de meterkast (25 stop-
pen moesten vernieuwd worden). In dit nieuwe pand voel ik mij compleet in mijn nopjes. We hebben het pand overgenomen van Casema, een kabelmaatschappij, dus je
kunt je wel voorstellen dat de bekabeling prima in orde is. Ook is het hier beter mogelijk om flexibel te werken. Met de aanwezige netwerk- en communicatieverbindingen
(business DSL) staat de wereld voor ons open. Het pand is perfect om van alles te kunnen organiseren, zoals vergaderingen. Ik ben tevens bij een aantal andere panden
geweest, waarde KNMvD in geïnteresseerd was en ikdenkdatdit pand voor onze organisatie een hele goede keuze is.

De verhuizing is prima gegaan. Ik ben in die periode wel hartstikke druk geweest, wantik moest in een krappe vijf weken tijd een aantal essentiële zaken zoals een nieuwe
telefoonlijn regelen. Dat was voor mij heel spannend, want op dinsdag 15 april moesten telefoon en netwerk werkend opgeleverd worden. Dat is gelukt! Maar naast het ver-
huizen ben ik ook bezig geweest met een heleboel veranderingen en aanpassingen, zoals een nieuwe telefoonlijn met doorkiesnummers, een pasjessysteem om het pand
binnen te kunnen komen, et cetera."

-ocr page 368-

Ellen Bonnes, secretaresse Ereraad, met als specifieke taak: secretariële ondersteuning van de
Ereraad zoals telefoonafhandeling, correspondentie, klachtenbehandeling.
Over de verhuizing: "De verhuizing betekent een grote verandering maar wel in positieve zin. Het
pand aan de julianalaan was erg huiselijk en het nieuwe pand is een modern kantoorgebouw, waar
het comfortabel is om te werken."

IFS neemt werk uit handen

Verhuizen is een professie!

B. Hendriks

Wie weieens is verhuisd weet er al-
les van: je neemt je voor om alles
perfect te plannen, de dozen goed
te nummeren, in de nieuwe locatie
meteen alle kleine reparaties af te
werken en liefst dezelfde avond
nog lekker voor de televisie met
een koel drankje in de hand uit te
rusten van alle inspanningen. De
praktijk is weerbarstiger: door tegenvallers komt de
planning in het gedrang, de dozen zijn misschien wel
goed genummerd maar komen in de kelder terecht in
plaats van op de bedoelde zolderkamer, jaren later ste-
ken er nog steeds draden uit de muur waar toch direct
een mooie wandlamp zou komen en de televisie en koel-
kast zijn tijdens het transport defect geraakt.

Een dergelijke start kan een verenigingsbureau zoals dat van
de KNMvD zich vanzelfsprekend niet permitteren. Integen-
deel, de overlast in de vorm van onbereikbaarheid en op-
schorting van de dienstverlening dient tot een minimum be-
perkt te worden. En omdat verhuizen nu eenmaal niet tot de
\'core business\' - om maar eens een modern managementbe-
grip te gebruiken - van de KNMvD behoort, is in een vroeg
stadium besloten om met Interim Facility Share (IFS) uit
Amsterdam in zee te gaan. IFS is een bedrijf dat zich heeft ge-
specialiseerd in de totale organisatie van het herhuisvesten. In
principe kunnen zij alle facetten van het herhuisvesten voor
hun rekening nemen: vanaf de ontwerpfase door het bepalen
van de ruimtebehoefte en het afwerkingsniveau van de inrich-
ting, het aanvragen van offertes, de opdrachtverstrekkingen
en het coördineren van de uitvoering tot het organiseren van
de verhuizing, inclusief de planning en de budgetbewaking.

Voordelig

Directeur Terry Liem en adjunct-directeur Nico van
Duyvenvoorde zijn met hun bedrijf alweer negen jaar actief.
"Wij constateren dat ons bedrijf tegemoet komt aan een be-
hoefte in de markt. Voor ons is herhuisvesten een continu
proces terwijl dat voor organisaties een noodzakelijke maar
oneigenlijke activiteit is. Door onze expertise en marktposi-
tie kunnen wij bovendien zowel in tijd als qua kosten het to-
tale project veel voordeliger uitvoeren."

Voor de KNMvD is IFS onder meer belast geweest met de
aanpassingen en reparaties in het nieuwe pand. "In dit sta-
dium stellen we in overleg met de opdrachtgever een pro-
gramma van eisen op waaraan de nieuwe huisvesting moet
voldoen. Vervolgens worden de kosten berekend, eventueel
otïertes aangevraagd en beoordeeld en worden de planning
en de uitgevoerde werkzaamheden ook door ons gecontro-
leerd. Overigens is het goed te weten dat wij totaal onaflian-
kelijk zijn van welke leverancier dan ook. Daarnaast hebben
wij ook tekeningen gemaakt voor wat betreft de indeling van
het pand en de ruimtes. Daarbij wordt alles meegenomen zo-
als relaties tussen de afdelingen, het benodigde sanitair, ver-
gaderzalen, de inrichting van de kamers met kantoormeubi-
lair maar ook de gangen. Als je daar met onze expertise naar
kijkt dan realiseer je altijd besparingen, zowel in de echt be-
nodigde ruimte als in de kosten."

Positief

Voor Sjoerd de Vries, administrateur bij de KNMvD en in dit
geval ook coördinator van de verhuizing naar Houten, was
de hulp van IFS meer dan welkom. "Voor ons was de keuze
om met IFS in zee te gaan niet zo moeilijk. Wij hebben geen
ervaring met verhuizen en bovendien moet zoiets snel en
goed gebeuren want de leden verwachten van ons dat de
serviceverlening gewoon doorgaat, en terecht. Verhuizen is
nooit een pretje maar op deze manier wordt in ieder geval
veel rompslomp uit handen genomen, ook al oindat het voor
mij bovenop het reguliere werk komt. Bovendien hebben we
kunnen besparen op de kosten en is het pand nu ook efficiënt
ingericht. En wat natuurlijk heel prettig is: de verhuizing zelf
is volgens planning verlopen waardoor we weer heel snel be-
schikbaar waren voor onze leden."

-ocr page 369-

1862 Oprichting in het gebouw
voor Kunsten en Weten-
schappen op de Maria-
plaats in Utrecht. Het se-
cretariaat werd gevoerd
door de secretaris vanuit
zijn eigen woning c.q.
praktijk. De secretarissen
woonden op diverse adres-
sen in het land.

1940

Secretaris-Penningmeester A. van Heusden
Betouwstraat 30 te Nijmegen is de laatste se-
cretaris voor de Tweede Wereldoorlog.

1948 - 1955 Secretariaat: Lessinglaan 104 - Park \'Oog
in Al\' te Utrecht. Na de Tweede
Wereldoorlog werd een nieuwe start ge-
maakt met een echt secretariaat. Eind no-
vember 1955 is Lessinglaan 104 verkocht
en worden de panden Rubenslaan 123 en
125 gekocht.

1956 Bureau: Rubenslaan 123 en 125 te Utrecht.

1970 Aankoop Julianalaan 10 met bijbehorende
chauffeurswoning aan de Waldeck
Pyrmontkade 10.

1971 Verkoop Rubenslaan 123 en 125.

1975 Aankoop Julianalaan 8.

1976 Interne verbouwing panden Julianalaan 8 en
10.

1989 Verkoop van de chauffeurswoning aan de

Waldeck Pyrmontkade 10.

2002 Verkoop van de panden Julianalaan 8 en 10
aan de Stichting Studenten Huisvesting
Utrecht in december.

2003 Aankoop van het pand De Molen 77 in
Houten. Op 14 en 15 april vindt de verhui-
zing van het secretariaat plaats.

Huisvesting secretariaat KNMvD in vogelvlucht

Veterinair Kwaliteitsorgaan

Het Veterinair Kwaliteitsorgaan
(VKO) is de opvolger van het
Coördinatiecentrum Erkende
Dierenartsen (CED). In tegenstel-
ling tot het CED is het VKO een
onafhankelijke stichting, die alle
veterinaire kwaliteitsregelingen
beheert. Al toen de KNMvD in
Utrecht gehuisvest was, huurde
het VKO daar kantoorruimte. Ook in Houten zijn we in
hetzelfde pand gevestigd, op de tweede verdieping. Het
bureau van het VKO wordt bemand door Astrid de Boer
en Kirsten van Gortel.

Kirsten houdt zich onder andere bezig met het permanente
educatietraject van de erkenningsregelingen. Daarnaast is zij
betrokken bij de vergaderingen van de Technische
Commissies (TEC\'s). Deze diersoortgerichte TEC\'s geven
het VKO-bestuur (on)gevraagd advies over de veterinaire
kwaliteitsregelingen. Ook worden aan- en afmeldingen voor
de diverse regelingen (erkenningen, GVP-registers) door
Kirsten in behandeling genomen.

Astrid beoordeelt de rapportages die door de toetsende in-
stantie SGS worden opgestuurd. Tijdens vergaderingen van
de Commissie Veterinaire Erkenningen (CVE) worden deze
rapportages besproken. Vervolgens worden de besluiten van
de CVE door haar doorgegeven aan de praktijken. Ook is zij
betrokken bij de bestuursvergaderingen en vergaderingen
van het College van Beroep. Het beheer van de website

www.veterinairekwaliteit.nl ligt tevens in Astrid\'s handen.
De verhuizing naar Houten betekent voor ons een grotere fy-
sieke afstand tot de medewerkers van de KNMvD, wat we als
een gemis ervaren. Tevens is de afstand woon-werkverkeer
groter geworden.

Echter, de grotere ruimte die we in ons nieuwe kantoor tot
onze beschikking hebben komt ons werkplezier zeker ten
goede.

De belangrijkste uitdaging in 2003 vormt voor ons de ISO-
certificering van het VKO. Wij hopen dit predikaat eind
2003 behaald te hebben.

-ocr page 370-

Na een periode van bijna 12,5 jaar
in de voormalige barak Zoo-
techniek achter op het terrein van
de Faculteit der Diergeneeskunde
\'gewoond\' te hebben, is PAO-D op
5 mei 2003 verhuisd naar Houten.

Nadat het Orgaan PAO-Diergenees-
kunde in 1990 was overgegaan in de
zelfstandige Stichting PAO-Diergeneeskunde, zijn wij van
de zolder van de Julianalaan vertrokken naar de barak op de
Yalelaan 17.

Die verhuizing was toen voor PAO-D een hele verbetering;
een heel eigen kantoor met ruimte voor de kopieermachine
en het archief en heel belangrijk alles gelijkvloers, geen ge-
sjouw meer met papier en cursusmappen van twee hoog naar
beneden en vice versa, plus de auto\'s voor de deur.

\'Tijdelijke\' oplossing

De barak waar PAO-D in 1991 kantoor ging houden was een
\'tijdelijke\' oplossing. De voormalige bouwkeet zou binnen
afzienbare tijd gesloopt gaan worden en nu 12,5 jaar later
gaat dat eind van dit jaar gebeuren! Hoewel de Faculteit in
haar bouwplannen rekening hield met een \'nieuwe\' kantoor-
ruimte voor PAO-D kon daar tot op heden geen zekerheid
aan worden ontleend. In aansluiting op de plannen van de
KNMvD en het daaruit voortkomende verzoek van de
KNMvD om als huurder de benedenverdieping van het
nieuwe kantoorpand aan De Molen 77 in Houten te betrek-
ken, heeft PAO-D dan ook met beide handen aangegrepen.

Cursussen \'in huis\'

In Houten hebben wij, naast kantoor- en archiefruimte, de
beschikking over twee cursuszalen en een kantine.
Het is de bedoeling dat PAO-D komend najaar de meeste
cursussen \'in huis\' gaat organiseren en wij hopen dat we

daarmee het comfort van docenten en deelnemers nog beter
kunnen garanderen.Wij hopen dat wij u, net als de afgelopen
jaren, in grote getale \'in huis\' mogen ontvangen!

Drs. Erik Gostelie, staffunctionaris Gezelschapsdieren/Paard
Drs. Arnold Mouwen, staffunctionaris Landbouwhuisdieren
Mw. Els Lasterie - bureaumanager

Mw. Rosita Bikha en mw. Natasja Pique, cursusadministratie
Prof. Dr L.J. Hellebrekers, voorzitter

Stichting PAO-Diergeneeskunde
Bezoekadres: De Molen 77, 3995 AW Houten
Postadres: Postbus 81, 3990 DB Houten
Telefoon: 030 - 634 89 80
Fax: 030 - 634 89 89
E-mail: info@paod.nl

Op 5 mei was het zover,
PAO-Diergeneeskunde is verhuisd!

Dierenarts Jan Bosch overleden

Met groot leedwezen hebben wij kennis genomen van het
overlijden van dierenarts Jan Bosch in de leeftijd van 57 jaar.
Tijdens de uitoefening van zijn beroep heeft hij een ziekte
opgelopen die hem uiteindelijk fataal is geworden. Volko-
men onverwacht en veel te snel is deze dierbare collega van
ons heen gegaan. Jan laat een vrouw en twee kinderen achter,
een zoon van 30 en een dochter van 28.

Jan was sinds 1983 werkzaam bij de Gezondheidsdienst
voor Dieren als dierenarts pluimveegezondheidszorg.
Daarvoor werkte hij als docent gezondheidsleer en ziekten
bij varkens, pluimvee en runderen bij de praktijkschool in
Horst. Jan was een gewaardeerde collega en had altijd een
vriendelijk woord voor iedereen. Hij vervulde zijn beroep
met trots en voelde zich intens betrokken bij zijn werk en de
mensen om hem heen.

Wij wensen zijn vrouw, kinderen, familie en vrienden veel
steun en sterkte bij het verwerken van dit zo plotselinge ver-
lies. Degene die hun condoleances aan de familie willen
overbrengen kunnen deze richten aan: familie Bosch-van
Eyk, Willem de Zwijgerlaan 8,5242 AN Rosmalen.

Namens de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor
Diergeneeskunde,

dr Tj. Jorna, algemeen secretaris KNMvD
Houten, april 2003

-ocr page 371-

Nederland is min of meer in de
ban van de Aviaire Influenza
ofwel klassieke vogelpest.
Dierenartsen spelen in deze
crisis een belangrijke rol en zo
ook de beroepsvereniging
KNMvD. Het is goed om nog
eens aan te geven welke rol de
KNMvD vervult en hoe de
communicatie naar de leden is georganiseerd.

Overleg

De KNMvD neemt in de persoon van Hugo de Groot,
stafmedewerker Landbouwhuisdieren en Volksgezond-
heid, deel aan de formele overlegstructuur. Dit verloopt
via het zogenoemde Basisoverleg. Afhankelijk van de
ontwikkelingen heeft dit overleg twee tot drie keer per
week plaats op het ministerie van Landbouw (LNV) on-
der voorzitterschap van Chief Veterinary OfFicer Frits
Pluimers. In totaal zitten er zo\'n twintig (overheids)orga-
nisaties aan tafel die allemaal een specifieke betrokken-
heid bij de crisis hebben. Het overleg zelfheeft naast een
informerend karakter een duidelijk doel om knelpunten
in de strategische aanpak snel kort te sluiten. Vaste agen-
dapunten zijn:

• De stand van zaken op basis van de gegevens van de
RVV;

• Nieuws uit Brussel;

• Knelpunten in de bestrijding.

Voorafgaand aan het Basisoverleg is er een overleg met
alle ketenactoren onder voorzitterschap van het PVE.
Normaal gesproken is de secretaris van de Groep
Pluimveewetenschappen André Steentjes de afge-
vaardigde namens de KNMvD in dit overleg. Uit effi-
ciency-overwegingen is Hugo gedurende de crisis zijn
vervanger bij dit overleg. In dit overleg worden de secto-
rale standpunten bepaald ten aanzien van de bestrijding
van de crisis en de voorbereidingen getroffen voor de
herbevolking na de crisis.

In overleg met het ministerie van LNV is op 31 maart een
regulier overleg gestart onder leiding van Rens van
Dobbenburgh, bestuurslid van de KNMvD. Dit overleg
heeft vooral tot doel om de praktische kanten van de be-
strijding nog eens tegen het licht te houden met mensen
uit het veld. De GVO Frits Pluimers en Arjan Stegeman
namens het veterinair epidemiologenoverleg nemen deel
aan dit overleg. Pluimveedierenartsen uit de praktijk,
deskundigen uit de industrie en adviseurs stellen het zeer
op prijs rechtstreeks toegang tot CVO Pluimers te heb-
ben. Vanuit dit overleg is Peter van Beek toegevoegd als
afgevaardigde aan het veterinair epidemiologenoverleg
dat de overheid adviseert bij de strategische aanpak van
de crisis. Een en ander heeft er toe geleid dat vrijdag 18
april de heren Vaarkamp, Pijpers, Van Eijden en
Steentjes een informeel overleg hebben gehad met mi-
nister Veerman.

Maatschappi

nieuw

Communicatie

De communicatie naar de leden van de KNMvD gebeurt
via verschillende kanalen. De informatie voor de leden
van de Groep Pluimveewetenschappen wordt door André
Steentjes verzorgd. Vanuit de KNMvD verzorgt Hugo de
Groot de communicatie door middel van inmiddels vele
nieuwsbrieven die via de KNMvD-site naar de leden
worden verspreid. Daarin wordt verslag gedaan van het
Basisoverleg en andere belangwekkende actuele zaken
in verband met de crisis. Doel van de brief is geconsoli-
deerde informatie over de crisis die betrekking heeft op
de beroepsgroep kort te sluiten met de leden. Conse-
quentie is dat de informatie gedateerd is.

De media

Voor de communicatie met de pers wordt de stan-
daardprocedure gevolgd, gecoördineerd door stafmede-
werker Communicatie Bert Hendriks. Namens het
Bestuur en de KNMvD treden in dit geval Rens van
Dobbenburgh en Tjeerd Jorna op en voor de Groep
Pluimveewetenschappen doet André Steentjes het woord.
Daarnaast worden regelmatig capabele en geïnformeerde
woordvoerders naar voren geschoven die tcchnisch-in-
houdelijke informatie geven. Dat is dan niet altijd namens
de KNMvD maar wel namens de beroepsgroep.

Algemeen

In tijden van crises is communicatie van levensbelang.
Dat heeft het tragische overlijden van collega Jan Bosch
onbedoeld nog eens duidelijk gemaakt. Vanuit de
KNMvD wordt alles in het werk gesteld om de leden van
noodzakelijke en relevante informatie te voorzien, ook in
het weekend! Daarbij wordt uitgegaan van vaststaande
feiten en regelingen. Communicatie op basis van geruch-
ten of vooronderstellingen leidt per definitie tot miscom-
municatie.

Tegelijkertijd probeert de KNMvD de belangen van de
leden optimaal te behartigen in zowel de formele als in-
formele overlegstructuur. Dat gaat niet altijd even snel
als men zou wensen omdat er immers vele partijen aan
tafel zitten. Niettemin is de KNMvD er van overtuigd dat
zij als een volwaardige en betrouwbare gesprekspartner
wordt beschouwd, hetgeen de positie van de dierenarts
alleen maar ten goede kan komen.

Hugo de Groot is stafmedewerker Landbouwliuisdieren en
Volksgezondheid en Bert Hendriks stafmedewerker Communicatie.

Communicatie in crisistijd

H. de Croot en B. Hendriks

-ocr page 372-

Het begrip \'off-label use\' en de daarmee verbonden \'ver-
klaring\', welke in geval van gebruik bij voedselproduce-
rende dieren aan de veehouder moet worden verstrekt,
leidt regelmatig tot vragen. Een uitleg over deze termino-
logie kan mogelijk verhelderend werken.

Wat is off-label use?

Officieel bestaat deze term niet, eigenlijk dient gesproken te
worden over \'gebruik van een diergeneesmiddel op een
wijze die niet op de bijsluiter of het etiket staat vermeld\', dus
iedere toepassing (diersoort, indicatie, dosering, toedie-
ningswijze) waarvoor het middel niet is geregistreerd.
Uitsluitend off-label use in overeenstemming met de voor-
waarden van de Vrijstellingsregeling is geoorloofd, ieder an-
der gebruik dat afwijkt van de registratie is illegaal. Alleen
de dierenarts heeft het recht gebruik te maken van de
Vrijstellingsregeling en middelen buiten de registratievoor-
waarden toe te passen (of door de dierhouder te laten toedie-
nen wanneer het UDA-middelen betreft).

De Vrijstellingsregeling kent twee regimes:

A. in geval van ondraaglijk lijden bij één of enkele dieren
mag een dierenarts, bij afwezigheid van een gere-
gistreerd middel voor het betreffende geval, gebruik ma-
ken van andere middelen, mits van de werkzame stoffen
in deze middelen een MRL (maximale residue limiet) is
bepaald of niet noodzakelijk is bevonden.

Met betrekking tot de keuze dient eerst gezocht te wor-
den naar andere diergeneesmiddelen, daarna kunnen hu-
maan geregistreerde middelen in aanmerking koinen en
als laatste zijn magistraal bereide middelen mogelijk.
Ter bescherming van mogelijke risico\'s voor de volksge-
zondheid dient de dierenarts een passende wachttermijn
te bepalen welke niet minder mag zijn dan 28 dagen
voor vlees en zeven dagen voor melk en eieren. Met na-
druk wordt gesteld dat de wachttermijn niet standaard
28 respectievelijk zeven dagen is maar
minimaal deze
periodes!

B. in geval van diergeneeskundige noodzaak, in situaties
die niet direct ondraaglijk lijden met zich brengen, maar
waarvoor wel uit diergeneeskundig oogpunt een behan-
deling als noodzakelijk wordt beoordeeld, mag een die-
renarts gebruik maken van diergeneesmiddelen welke
de werkzame stoffen bevatten zoals genoeind in de
Bijlagen van de Regeling. Deze mogen worden toege-
past c.q. afgegeven volgens de in de bijlagen vermelde
voorwaarden van gebruik inclusief de te hanteren
wachttermijn.

Is er een gradatie in \'niet-geregistreerd gebruik\'?

Nee, de Diergeneesmiddelenwet maakt geen onderscheid
tussen het één of het andere niet-geregistreerde gebruik. In
het kader van de volksgezondheid houdt niet-geregistreerd
gebruik bij een andere dan de geregistreerde diersoort en/of
toepassing in een duidelijk hogere dosering dan de gere-
gistreerde meer risico\'s in dan de toepassing bij een gere-
gistreerde diersoort onder de geregistreerde toepassings-
voorwaarden (toedieningswijze en dosering), maar voor een
andere indicatie.

Wat is een off-label use verklaring?

Een off-label use verklaring bestaat eigenlijk niet. Een ver-
klaring aan de houder van voedselproducerende dieren
waarin aangegeven wordt dat de betreffende dieren met een
niet (voor dat dier / dat doel / die wijze van toedienen) gere-
gistreerd diergeneesmiddel zijn behandeld c.q. worden be-
handeld. Wanneer het af te geven middelen betreft wordt het
in de praktijk wel off-label use verklaring genoemd.
De verklaring in het kader van de Vrijstellingsregeling moet
de volgende gegevens bevatten:

• naam, eventueel registratienummer van het middel;

• diersoort;

• aantal behandelde of te behandelen dieren;

• naam en adres van de dierhouder;

• indicatie voor gebruik;

• gebruikte of te gebruiken hoeveelheid, dosering en duur
van de behandeling;

• datum van behandeling;

• aanbevolen wachttermijn;

• motivatie voor dit gebruik.

Dezelfde gegevens dienen ook door de dierenarts in zijn
praktijkadministratie te worden opgenomen.

Wat is het niet?

Een off-label use verklaring is geen vrijbrief waarmee de
dierenarts alle niet-geregistreerde toepassingen van dierge-
neesmiddelen kan \'legaliseren\'. Zoals reeds gezegd is niet-
geregistreerd gebruik enkel toegestaan wanneer voldaan is
aan de voorwaarden van de Vrijstellingsregeling.
Ander gebruik is niet toegestaan en wordt met een off-label
use verklaring dan ook niet legaal.

Wat is de bedoeling?

Per definitie, want off-label betekent \'niet-volgens-het-eti-
ket\', is de beschikbare productinformatie voor de beoogde
toepassing niet van het etiket/bijsluiter te halen. Deze ge-
bruiksinformatie van het middel, maar ook de gevolgen voor
de dierlijke producten (vlees, melk, eieren) zullen dus door
de dierenarts aan de veehouder kenbaar moeten worden ge-
maakt. Gezien de mogelijke gevolgen voor de volksgezond-
heid wordt aan deze informatieoverdracht zeer veel belang
gehecht. Door de overheid, maar ook door de verschillende
beheerders van kwaliteitssystemen zoals IKB en KKM.

Ook voor gezelschapsdieren?

Nee, wanneer gezelschapsdieren met een \'niet-voor-dat-
doel\' geregistreerd middel worden behandeld is een \'schrif-
telijke verklaring\' aan de eigenaar niet verplicht. Wel dient
de dierenarts te voldoen aan de administratieve verplichtin-
gen zoals hiervoor genoemd. Tevens moet hij de eigenaar op
de hoogte stellen van dergelijke handelen

OfF-label use en de Verklaring\'

A. Kamphuis en S.J de Groot

-ocr page 373-

Hoe een verklaring te maken?

In de Vrijstellingsregeling is geen vormvoorschrift aangege-
ven voor de verklaring. Enkel wordt opgemerkt dat on-
middellijk, dat wil zeggen binnen 24 uur na de toepassing c.q
afgifte van een middel, een schriftelijke verklaring moet
worden verstrekt. Een dergelijke verklaring mag door u zelf
ontworpen worden, het Bureau Bijwerkingen Diergenees-
middelen kan u daarbij adviseren.

Om het dierenartsen gemakkelijker te maken aan deze ver-
plichting te voldoen is door de ICNMvD in samenwerking
met het Bureau Bijwerkingen Diergeneesmiddelen een ge-
automatiseerd systeem ontwikkeld. Dit systeem heet ROL,
wat staat voor Registratie Off Label.

Met ROL wordt u in staat gesteld via uw computer, of die van
de veehouder!, in te loggen in uw eigen deeltje van de

Stichting Dierpathologie
Noord-Nederland

InXrummarum (Fr) heeft Reginald R.J. de Corte de Stichting
Dierpathologie Noord-Nederland gevestigd. Hij heeft in een
aantrekkelijk uitziende mailing zijn diensten aan de
Nederlandse dierenartsen aangeboden. Daarbij zijn veel on-

KNMvD-website, waar u de verklaring kunt aanmaken, kunt
printen of per e-mail naar de veehouder sturen en kunt op-
slaan in het enkel voor u toegankelijke deel van de KNMvD-
computer. Gebaseerd op de door uzelf ingevoerde en door de
computer bewaarde gegevens kunt u in januari op simpele
wijze voldoen aan de meidverplichting naar het BBD.
ROL is via de KNMvD-site bereikbaar:
www.knnivd.nl/rol.

De Vrijstellingsregeling en de bijlagen zijn op de website van
het Bureau Registratie Diergeneesmiddelen te vinden:
www.brd.agro.nl. Ook kunt u voorvragen terecht bij het BBD,
telefoon 0317-465760 of e-mail
a.kamphuis@bbd.agro.nl.

Namens de Diergeneesmiddelen Advies Commissie door Drs. A.
Kamphuis, BBD, en Drs. S.J de Groot, KNMvD.

duidelijkheden naar voren gekomen. De Corte is niet opge-
nomen in het Nederlands specialistenregister Veterinaire pa-
thologie. Op verzoek van enkele dierenartsen zal het secreta-
riaat de betekenis van deze stichting voor de Nederlandse
dierenartsen opvragen en u te zijner tijd infonneren.

Dr. Tj. Jorna,
algemeen secretaris

Wat doet het Bestuur eigenlijk?
Waarover spreken zij? Hoe worden
mijn belangen door het Bestuur en
het Bureau behartigd? Zo maar
enkele vragen die elk KNMvD-lid
zich ongetwijfeld wel eens zal stel-
len. Om aan deze terechte vragen
tegemoet te komen en tegelijkertijd
de leden te informeren over de lo-
pende zaken in KNMvD-verband, zal maandelijks verslag
worden gedaan van de Bestuursvergaderingen en acti-
viteiten van het Bureau in het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde, op het gesloten deel van onze eigen
website en via de e-mailservice. Nummer 1 en 2 van het
bulletin waren te lezen in de aflevering van 15 april.

Practitioners

Voorzitter De Ruijter heeft in een gesprek met de heer
Kleinmeulman (directeur RVV) een verzoek gedaan om actie
te ondernemen bij de NMa teneinde te bewerkstelligen dat de
KNMvD officieel gesprekspartner wordt in de onderhandelin-
gen met betrekking tot de vergoedingen aan practitioners. Op
dit moment is de KNMvD volgens de NMa niet gerechtigd om
onderhandelingen te voeren over zaken zoals beloningen en ta-
rieven. De Sociaal Economische Commissie (zie verderop in
dit bulletin) betreurt het feit dat de RVV de NMa als oneigen-
lijk argument gebruikt om onder eerder gemaakte afspraken uit

Bulletin Bestuur en Bureau

Nummerapril 200^

Bulleti
B&

k

te komen. Het Bestuur besluit met spoed een brief naar de RVV
te sturen, met afschrift naar de NMa, waarin het hierboven ge-
noemde verzoek van de voorzitter kracht wordt bijgezet.
Meer info: Tjeerd Jorna

Stand van zaken overleg NMa en achtergrondinformatie
\'CAO voor practici in loondienst\'

In een brief zullen de leden worden geïnfonneerd over het
overleg met de NMa betreffende het niet tneer geven van sa-
larisadviezen voor practici in loondienst door de KNMvD.
1 let Bestuur besluit de notitie Achtergrondinformatie \'CAO
voor practici in loondienst\' te publiceren op de website van
de KNMvD en in het Tijdschrift voor Diergeneeskunde. Het
Bestuur verneeint gaarne de mening van de beroepsgroep
over het al dan niet instellen van een CAO voor practici in
loondienst.

Meer info: Marij van Oostrum-Schuurman Hess
AUV

Prof dr. H. Vaarkamp zal de directie van AUV gaan veriaten.
De reden hiervoor is dat Vaarkamp volledig invulling gaat
geven aan het hoogleraarschap Veterinaire Apotheek,
Praktijkmanageinent en Public Affairs binnen de Faculteit
der Diergeneeskunde te Utrecht.
Meer info: Tjeerd Jorna

Algemene ledenvergadering

Tijdens de Algemene ledenvergadering in oktober zullen een
aantal specifieke onderwerpen aan bod komen, te weten: ar-
beidsongeschiktheid, de bestuurlijke vernieuwing, dieren-
artsen in loondienst, de georganiseerde dierziektebestrijding
en kengetallen. Onderwerpen uit de sector van de gezel-
schapsdieren volgen nog.
Meer info: Tjeerd Jorna

-ocr page 374-

Sociaal Economische Commissie (SEC)

Het Bestuur heeft gesproken met de heren Van der Werf en
De Vries inzake de toekomst van de SEC. Weliswaar wordt
de SEC door de NMa in de uitvoering van een aantal taken
beperkt, maar er blijven nog voldoende zaken over die door
de SEC ter hand kunnen worden genomen zoals bijvoor-
beeld goodwillberekeningen en het kengetallenonderzoek.
Bovendien zou het opheffen van de SEC, als gevolg van de
inperking door de NMa, een verlies aan know how beteke-
nen. Op basis van deze overwegingen besluit het Bestuur om
de SEC alsook de Paritaire afvaardiging Georganiseerde
Dierziektebestrijding te handhaven. Bij de NMa zal worden
nagegaan over welke zaken de KNMvD in casu de SEC nog
wel mag adviseren. Tegelijkertijd zal de SEC haar samen-
stelling comprimeren en reglementeren.
Meer info: Tjeerd Jorna

Functiewaarderingsonderzoek

Het Bestuur gaat akkoord met de offerte van BVS Advies om
voor het Bureau van de KNMvD een functiewaarderings-
onderzoek te verrichten. De werkzaamheden betreffen ener-
zijds de advisering over functiebeschrijvingen en een functio-
neringssysteem en anderzijds het daadwerkelijk beschrijven
en waarderen van de functies van de Bureaumedewerkers.
Meer info: Tjeerd Jorna

KNMvD en AID

Begin januari van dit jaar zijn er bestuurlijke afspraken ge-
maakt tussen het Openbaar Ministerie (OM), de Algemene
Inspectie Dienst (AID) en de KNMvD teneinde tot een verbe-
terde informatie-uitwisseling te komen. In vervolg daarop is nu
een projectmatig plan van aanpak opgesteld dat moet resulte-
ren in een protocol waarmee het proces van de informatie-uit-
wisseling als zodanig wordt gewaarborgd. Tegelijkertijd is het
de bedoeling om via dit protocol de privacy beter te garanderen
en gericht aandacht te besteden aan het integer handelen van
dierenartsen. Het Bestuur gaat akkoord met dit plan van aan-
pak alsook de inzet van KNMvD-zijde van de stafmedewerkers
De Groot en Van Herten. Voorwaarde is wel dat de in het tijd-
schema voorgestelde sessies niet overschreden worden.
Meer info: Hugo de Groot en Joost van Herten

1KB 2003

Op 15 april is door het Productschap Vee Vlees en Eieren en de
Stichting 1KB in overleg een persbericht uitgebracht waarin de
ondertekening van het Manifest TKB 2003\' is aangekondigd.
Alle schakels in de productiekolom van varkensvlees hebben
dit manifest ondertekend waarmee ze nadrukkelijk kiezen
voor één ketengarantiesysteem; TKB 2003\'. De onderteke-
naars van het manifest willen voorkomen dat, net als in het
buitenland, een wirwar aan kwaliteitssystemen ontstaat. Met
de keuze voor TKB 2003\' verschaffen ze duidelijkheid aan
varkenshouders én (buitenlandse) afnemers. De partijen zijn
van mening dat met de nieuwe regeling 1KB Varkens (TKB
2003\') antwoord wordt gegeven op de veranderende eisen en
wensen van markt en maatschappij. Ook zijn de partijen het
eens dat door een aansturing door de gehele productiekolom
de veranderende eisen van de markt snel en adequaat doorge-
voerd kunnen worden. Het manifest is ondertekend door: de
Stichting 1KB i.o., Compaxo, Vleeshandel Hilckmann,
Dumeco BV, HMG - Nutreco, Exportslachterij Gosschalk,
Slachterij Groenlo, COV PVV, LTO en het CBL.
Meer info: Hugo de Groot

Kamercommissie over bestrijding KVP en MKZ

Op 2 april heeft er algemeen overleg plaatsgevonden tussen
de Vaste Kamercommissie voor Landbouw en de minister.
Op de agenda stonden de draaiboeken MKZ, het beleids-
draaiboek KVP en het kortingensysteem GWWD. Aan deze
vergadering ging een rondetafelgesprek met vele partijen
vooraf Een delegatie van de KNMvD bestaande uit Rens
van Dobbenburgh (namens het Bestuur cluster 1), Wiel van
den Ekker (voorzitter Groep Geneeskunde van het Rund) en
Tjeerd Jorna (Algemeen Secretaris en voorzitter van de
KNMvD werkgroep MKZ) verdedigde er de standpunten en
belangen. Een volledig verslag van het algemeen overleg is
te vinden in het komende nummer van het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde.

Meer info: Rens van Dobbenburgh, Wie! van den Ekker en
Tjeerd Jorna

Fokverbod

Aan CVO Pluimers van het ministerie van LNV is het
KNMvD standpunt met betrekking tot het fokverbod nog
eens uiteengezet. Dit standpunt luidt: indien bij een uitbraak
van een besmettelijke dierziekte op grond van epidemiolo-
gisch onderzoek aannemelijk is dat de duur van de epidemie
de draagtijd van de getroffen diersoort zal overschrijden,
dient een fokverbod te worden ingesteld. In dezelfde brief
dringt de KNMvD er bij de overheid op aan om alternatieve
dodingswijzen voor jonge biggen te ontwikkelen.
Meer info: Rens van Dobbenburgh en Hugo de Groot

Bestuurlijke contactpersonen

Naar aanleiding van de constatering van collega Gelling,
voorzitter regiobestuur Zuid, dat er een manco is ontstaan in
de informatievoorziening tussen Bestuur en regio\'s, besluit
het Bestuur om uit haar midden contactpersonen te benoe-
men voor de vier regio\'s. Voor de regio Noord zijn dat voor-
zitter De Ruijter en algemeen secretaris Jorna, voor dc regio
Oost bestuursleden Wijne en Gostelie, voor de regio West
Borgmeier en Den Otter en voor dc regio Zuid tenslotte Van
Dobbcnburg en Van Herpen.
Meer info: Ton de Ruijter en Tjeerd Jorna

Aurivom

Het Bestuur bespreekt een brief van Aurivom betreffende de
voorgenomen liquidatie van Aurivom, waarbij wordt voor-
gesteld aan eenieder die op 4 oktober 1999 lid was van
Movir een gelijk bedrag van € 3.140,- uit te keren. Het
Bestuur buigt zich over de vraag of het niet te rechtvaardi-
gen zou zijn dat de uitkering wordt gerelateerd aan de vroe-
gere Movir-verzekering of dat aan dierenartsen en tandart-
sen - in verband met de start van de MOVIR-DTO vanuit
deze beroepsgroepen - een hoger bedrag wordt uitgekeerd.
Overleg met de commissaris voor de dierenartsen bij
Aurivom, de heer G. Heynen, leert dat alleen bij gelijke uit-
kering er kans is op een fiscaal gunstige kwalificatie van de
uitkering. Wanneer er sprake is van een gedifferentieerde
uitkering, zal de uitkering worden gezien als teruggaaf van
premies en is hierover inkomstenbelasting verschuldigd; het
eventuele voordeel zal hierdoor teniet gaan. Het Bestuur is
met Heynen van mening dat een gelijke uitkering de voor-
keur geniet. Het Bestuur besluit de leden via de website van
de KNMvD te attenderen op de vergadering van Aurivom
op 23 april 2003.

Meer info: Marij van Oostrum-Schuurman Hess

-ocr page 375-

GGG

Week van het Huisdier

Ook op de Voorjaarsdagen was er dit jaar veel aandacht voor
het thema van de Week van het Huisdier 2003 \'Huisdier en
Vakantie\'. De lezing van Christine Piek: \'Leishmania,
Babesia en Erhlichia, een souvenir na de vakantie\' was zo\'n
groot succes dat besloten is deze te prolongeren. Tijdens de
Week van het Huisdier van 17 tot en met 24 mei 2003 zal
daarom een extra cursus gegeven worden, georganiseerd
door PAO-D in samenwerking met de GGG.

De cursusdatum is op 20 mei 2003 bij PAO-D op de Molen
77 te Houten. Aanvangstijd: 12.30 uur met koffie en brood-
jes. Sluiting om 17.00 uur. Cursusprijs € 135,- p.p.

In vliegtuig reizende dieren

De lATA (International Air Transportation Association),
het internationale regelgevende orgaan in de luchtvaart,
raadt in haar Live Animals Regulations (LAR) het ver-
doven van dieren, waaronder honden en katten, die met
het vliegtuig reizen af De combinatie van vlieghoogte
en kalmerende middelen kan leiden tot een zeer lage
bloeddruk bij het huisdier, wat levensgevaarlijk kan zijn.
De I ATA adviseert dan ook om het dier ruim van te voren
te laten wennen aan de sky kennel, zodat deze op een
\'natuurlijke\' manier rustig aan de reis kan beginnen. De
KLM accepteert alleen dieren die volgens het lATA
LAR verpakt zijn. Daarnaast volgt de luchtvaartmaat-
schappij de adviezen, waaronder het niet verdoven van
huisdieren, heel consequent op. "Soms krijgen we toch
een hond of kat binnen die iets kalmerends heeft gekre-
gen. Die laten we dan in overleg met onze dierenarts
heerlijk zijn roes uitslapen in het KLM Dierenhotel op
Schiphol voordat ze aan de reis beginnen", aldus
Raymond Tilburg, Process & Network Engineer Animal
Care. Tijdens het korte verblijf in het KLM Dierenhotel
worden de dieren verzorgd door speciaal opgeleide die-
renverzorgers. Behalve de lATA voorschriften, heeft
KLM Cargo nog een reden om kalmerende middelen
niet te accepteren. Tilburg: "Er zijn verhalen bekend
over verdoofde dieren die tijdens de vlucht toch \'bijko-
men\' en enorm in paniek raken omdat ze niet weten waar
ze zijn."

Antedateren

Met de vakanties in aantocht zijn er weer vele huisdiereige-
naren die hun huisdier op vakantie naar het buitenland willen
meenemen. Een vraag die dan nogal eens aan de dierenarts
gesteld wordt is de benodigde gezondheids- en rabiësverkla-
ringen te antedateren, omdat men de daarvoor vastgestelde
termijnen overschreden heeft. Uiteraard hebben de meeste
mensen die dit overkomt hier simpelweg niet bij stilgestaan
en handelen ze te goeder trouw. Maar in principe staat het
meewerken van de dierenarts hieraan gelijk aan het plegen
van valsheid in geschrifte, net als het onjuist invullen van
dierenpaspoorten. Wij raden u dan ook aan niet op deze ver-
zoeken in te gaan maar daarentegen de diereigenaren goed
voor te lichten. Het thema van de komende Week van het
Huisdier is daarvoor een uitstekend aanknopingspunt.

Rondje
van Nederland

De GGG maakt momenteel een rondje door
Nederland om haar achterban te consulteren over een
aantal belangrijke onderwerpen zoals het kengetallenpro-
ject Databank Cezelschapsdierenpraktijk, praktijkcertificering
en de salariëring van dierenartsen in loondienst. Om een goede
indruk te krijgen van de mening van de GGG-leden hierover is een
hoge opkomst, zowel van dierenartswerkgevers als -werknemers,
van groot belang!

De regiobijeenkomsten zijn op:

20 mei Bilderberg landgoed Lauswolt,
Beesterzwaag (0512-381245)

21 mei Bilderberg Hotel Rijsserberg,
Rijssen (0548-516900)

5 juni Bilderberg Residence Vinkeveen
Vinkeveen (0294-293066)

De vergaderingen beginnen om 20.00 uur,
wij rekenen op uw komst!

Honden en katten naar Frankrijk

Er is onlangs een verandering doorgevoerd in de invoe-
reisen van Frankrijk. Honden en katten dienen naast een
gezondheidsverklaring (niet ouder dan vijf dagen) en
een rabiësvaccinatie (tussen de dertig dagen en twaalf
maanden voor invoer) ook voorzien te zijn van een iden-
tificatie door middel van een microchip of tatoeage.
Inmiddels ligt er ook een Europese verordening ter
goedkeuring bij het Europees Parlement, waarin een
voorstel gedaan wordt voor harmonisatie van de regelge-
ving tussen de verschillende lidstaten (met uitzondering
van Zweden, Ierland en het Verenigd Koninkrijk) op het
gebied van niet commercieel vervoer van gezelschaps-
dieren. Een stap die mogelijk is geworden dankzij de
enorme vooruitgang die binnen Europa geboekt is in de
strijd tegen rabiës. De gestelde eisen in de verordening
bestaan uit: een rabiësvaccinatie, een identificatie met
een chip (of met een overgangsperiode van acht jaar een
tatoeage) en een EU-paspoort.

-ocr page 376-

Als lid van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde heeft
het Bestuur aangenomen:

Aarle. D.P.M. van; 2002; 5472 PM Loos-
broek; Krommedelseweg 8.
Agter. Mevr. A.R.; 2002; 3438 VV Nieuwe-
gein; Orpheuslaan 22.

Bleeker, Mevr M.A.; 2002; 3981 ZR Bunnik;

__Vletweide 180.

Brattinga. C.R.; 2002; 2953 XL Alblasser-
dam; Scheepmakersstraat 28.
Exel, H.A. van; 2001; 2564 AL Den Haag; Laan van Meerdervoort 642.
Harkema, J.C.; 2002; 3523 HD Utrecht; Slotlaan 54.
Haspels, S.N.; 2002; 3524 CL Utrecht; Zevenwouden 43.
Havinga, Mevr. C.; 2002; 5211 PR \'s-Hertogenbosch; Hinthamereinde 82.
Holtkamp-Florschütz, Mevr. M.J.; 5481 RA Schijndel; vanTuijllaan 7.
Hoogelander, Mevr. B.; 2002; 3342 BA Hendrik Ido Ambacht; Bouquet 50.
Knopjes, Mevr. S.R.; 2002; 3721 NB Bilthoven; Steenen Camer 53.
Langedijk, RM.; 2002; 3749 AE Lage Vuursche; Eikenlaan 5.
Leest, Mevr. C.J. de; 2002; 3771 HT Barneveld; Bloemendaallaan 37.
Luijkx, R.E.;2002; 3512 TG Utrecht; Pauwstraat 15.
Maat. Mevr. C.M.J.W. de; 2002; 5854 PT Aijen gem. Bergen (L);
Aijenseweg 24 B.

Okker, H.; 2002; 3243 AC Stad aan \'t Haringvliet; Boomgaarddreef 1 C.
Peterse, Mevr. B.; 2002; 9025 BR Bears (F); Bearsterdijk 12 A.
Pronk, Mevr. M.J.H.; 2002; 3572 ZA Utrecht; van Ginnekenlaan 24.
Schaafsma, Mevr. I.A.; 2002; 3732 AT De Bilt; Abt Ludolfweg 140.
Steinmeijer, R.B.G.; 2002; 5212 EH s-Hertogenbosch; van Rijckevorsel
van Kessellaan 79.

Toor, Mevr. C.H.M. van; 2002; 4231 ZD Meerkerk; Bazeldijk 28.
Vandekinderen, I.R.M.; 1999; B 4852 Hombourg; Rue D\'Aubel 61.
Verdoes, B.; 2002; 2224 DX Katwijk (ZH); Zilverschoon 50.
Wessem, Mevr. C.S. van; 2002; 7511 CM Enschede; Espoortstraat 36.
Westerman, Mevr. K.J.; 2002; 7846 AG Noord-Sleen; Markeweg 1.
Witte. Mevr. N.J. de; 2002; 3581 JA Utrecht; van Alphenstraat 9.
Zwart, Mevr. C.J.; 2002; 1057 AP Amsterdam; van Middellandtstraat 6 1.

Overlijdensberichten:

Op 4 februari 2003 G.J. Goedhart te Apeldoorn.
Mutaties:

Aarle, D.PM. van; 2002; 5472 PM Loosbroek; Krommedelseweg 8;
tel. privé: 0413-229207; E-mail privé: dennisvanaarle@hotmail.com.;
incdew. bij N.RJ. Achten, M.C.M. Bossers, PJ.M. van Huiten, M.H.A. van
Kleef. A.H.C. Kuipers, F.T.M. Loomans, T.J.J. van der Rijt en A.C.W. van
der Wielen; tel. prakt.: 0413-292929; fax prakt.: 0413-296038; E-mail
prakt.: dierenarts.aadal@wxs.nl.
(toev. als lid)

Agter, Mevr. A.R.; 2002; 3438 VV Nieuwegein; Orpheuslaan 22; tel.
privé mobiel: 06-23
176368. (tocv. als lid)

Bleeker. Mevr. M.A.; 2002; 3981 ZR Bunnik; Vletweide 180; tel.
privé: 030-6564957; E-mail privé: bleckerl80@hotmail.com.
(toev. als lid)
Brattinga, Ir. C.R.; 2953 XL Alblasserdam; Scheepmakersstraat 28;
tel. privé: 078-6934249; E-mail privé: chris_brattinga@hotinail.com.;
itiedew. bij M.J.M. Koch en Ph.K.H. Juch; tel. prakt.: 078-6930055; fax
prakt.: 078-6914300.
(tocv. als lid)

Breure, J.A.N.; 1973; 2461 XG Ter Aar ; Hoogerheydestraat 58 ; tel.
privé: 0172-603311; E-mail privé: breure@breure.demon.nl.; geass. met
G. Noe; tel. prakt.: 0172-605050; fax prakt.: 0172-603709 en parctition RVV
Exel. H.A. van; 2001; 2564 AL Den Haag; Laan van Meerdervoort
642; tel. privé: 070-3683115; E-tnail privé: Haik.van.Exel@zonnet.nl;
Gezelschapsd.; tel. prakt.: 070-3680729; fax prakt.: 070-3682656; E-mail
prakt.: info@dierenkliniekanimo.com.
(toev. als lid)

Hamster, EU; 2002; 3771 HT Barneveld; Bloeinendaallaan 37; tel.
privé: 0342-408776; E-mail privé: fhamsterman@hotmail.com.;
medew.
bij H.W. Hamster, R. Hulsebos, W. Last, J. Mcrhottein cn R. Sol; tel.
prakt.: 0342-471316; fax prakt.: 0342-471188; E-mail prakt.:
dap045@zonnet.nl.

Harkema, J.C.; 2002; 3523 HD Utrecht; Slotlaan 54; tel. privé: 030-
2880574; E-mail privé: harkema.jansen@tiscali.nl.; medew. bij R. v.d.
Aakster, G. Groenland en R. v. Oijen; tel. prakt.: 0573-401243; fax prakt.:
0573-402418; E-mail prakt.: daczutphenlaren@agroweb.nl.
(toev. als lid)

Haspels, S.N.; 2002; 3524 CL Utrecht; Zevenwouden 43; tel. privé:
030-2673808; E-mail privé: haspels68@zonnet.nl.
(toev. als lid)

Havinga, Mevr. C.; 2002; 5211 PR \'s-Hertogenbosch; Hinthamereinde
82; tel. privé mobiel: 06-52666947; E-mail privé: c.havinga@wxs.nl.;
medew. bij J.M.J. Engel; tel. prakt.: 073-6416578; fax prakt.: 073-6413634.
(toev. als lid)

Personali

344

Holtkamp-Florschütz, Mevr. M.J.; 1978; 5481 RA Schijndel; van
Tuijllaan 7; tel. privé: 073-5477693; E-mail privé:
marianne.holtkamp@home.nl.; cons. reg. diergen.middelen,
(toev. als lid)
Hoogelander, Mevr. B.; 2002; 3342 BA Hendrik Ido Ambacht:
Bouquet 50; tel. privé mobiel: 06-41227352; E-mail privé:
bhoogelander@hotmail.com.
(toev. als lid)

Knopjes, Mevr. S.R.; 2002; 3721 NB Bilthoven; Steenen Camer 53;
tel. privé: 030-2202315; E-rnail privé: saskiaknopjes@hotmail.com. (toev.
als lid)

Langedijk, PM.; 2002; 3749 AE Lage Vuursche; Eikenlaan 5; tel.
privé: 035-6668377; E-mail privé: Langedijk.P@worldonline.nl.; medew.
bij H.A. Gorter; tel. prakt: 0294-412661; E-mail prakt.: gorterh@xs4all.nl.
(toev. als lid)

Leest, Mevr. C.J. de; 2002; 3771 HT Barneveld; Bloemendaallaan 37;
tel. privé: 0342-408776; E-mail privé: cjdeleest@hotmail.com.; medew. bij
K.J. Coppoolse en J.A.Z. Kraai; tel. prakt.: 0548-362004; fax prakt.: 0548-
362058; E-mail prakt.: dacholten@zonnet.nl.
(toev.als lid)

Lieshout, J.A.H. van; 1965; 5087 BB Diessen; Julianastraat 2; tel.
privé: 013-5041445; fax privé: 013-5043183; E-mail privé:
liesh070@wxs.nl;
conservator museum Veeteelt en KI; Ridder in de Orde
van Oranje Nassau; r.d.

Luijkx, R.E.; 2002; 3512 TG Utrecht; Pauwstraat 15; tel. privé: 030-
2334425; E-mail privé: luijkx@tiscali.nl.; medew. bij J.J.W. Coerwinkel,
Th.J.A.M. van Gastel, A.F. Heijkants en E. van der Kamp; tel. prakt.: 0416-
334000; fax prakt.: 0416-340821; E-mail prakt.: info@delangestraat.com.
(toev. als lid)

Maat, Mevr. C.M.J. de; 2002; 5854 PT Aijen gem. Bergen (L);
Aijenseweg 24 B; tel. privé: 0485-343270; E-mail privé:
cathelijnedera@hotmail.com.
(toev. als lid)

Mol.C.A.A.M.; 1974; 1213 VP Hilversum; Soestdijkerstraatweg 13A;
tel. privé: 035-6233871;
fax privé: 035-6236023; E-mail privé:
c.moll7@chello.nl.;
rd.

Nijs,G.G.M.; 1994;6181 MJ Elsloo (LB); Aronskelk «1; tel. privé;
046-4330159; E-mail privé: dorien.marc.nijs@planet.nl.; geass. inet:
N.J.G. Crombach; tel. prakt.: 046-4333501; fax prakt.: 046-4260015;
E-mail prakt.: praktijk@dierenkliniekstein.nl.

Noe, G.; 1975; 2421 CZ Nieuwkoop; Julianalaan 110; tel. privé: 0172-
573377;
E-mail privé: !;erard_noe@hotmail.com.; geass. met J.A.N.
Breure; tel. prakt.: 0172-605050; fax prakt.: 0172-603709.

Okker, H.; 2002; 3243 AC Stad aan \'t Haringvliet; Boomgaarddreef 1
C; tel. privé mobiel: 06-28957037; E-mail privé: bortekker@hotmail.com.;
medew. bij H.J. Aa, J.H. dc Groot, E. van Leeuwen, D.J. Megchelenbrink en
B.H. van der Pol; tel. prakt.: 0313-471007; fax prakt.: 0313-479049; E-mail
prakt.: dapijssel@tref nl.
(toev. als lid)

*Oomcn, Mevr B.J.A.M.; 1988; 2821 LE Stolwijk; Benedenkerkse-
weg 106; tel. privé: 0182-342588; E-mail privé: b.oomcn@frcclcr.nl.; ge-
ass. met E. Wiersma; tel. prakt.: 070-3248651; fax prakt.: 070-3242243;
E-mail prakt.: dk.vanalkemadeln@12move.nl.

Peterse, Mevr. B.; 2002; 9025 BR Beers (Fr); Bearsterdijk 12 A; tel.
privé inobiel: 06-24143182; E-tnail privé: b_pcterse@hotmail.com.
medew. bij A.R. van Ittcrsum; tel. prakt.: 058-2519000; fax prakt.: 058-
2519002.
(toev. als lid)

Pronk, Mevr. M.J.H.; 2002; 3572 ZA Utrecht; van Ginnekenlaan 24;
tel. privé: 030-2730775; E-mail privé: mjhpronk@hotmail.com.
(toev. als
lid)

Schaafsma, Mevr. I.A.; 2002; 3732 AT Dc Bilt; Abt Ludolfweg 140;
tel. privé mobiel: 06-24574132; S.I.O. geneesk. Gez.sch.d. UU Diagn.
Beeldvorming,
(toev. als lid)

Schreijer, N.A.; 2001; 3522 RL Utrecht; Nieuwraveiistraat 17; tel.
privé: 030-2883834;
E-mail privé: nschreijer@hotmail.com.; medew. bij
fac. Diergen.kunde Gezondh.zorg Herkauwers; tel bur.: 030-2531040.

Steinmeijer, R.B.G.; 2002; 5212 EH \'s-Hertogenbosch; van
Rijckevorsel van Kessellaan 79; tel. privé: 073-6419158; E-mail privé:
r.b.g.steinmeijer@rvv.agro.nl.
(toev. als lid)

Stemkens-Sevens, Mevr. S.M.J.; 2000; 5995 CN Kessel; Karei
Appelstraat 36; tel. privé: 077-3079303.

Toor, Mevr. C.H.M. van; 2002; 4231 ZD Meerkerk; Bazeldijk 28; tel.
privé: 0183-351310; E-mail privé: corinevantoor@hotmaiI.com.; medew.
bij M.P Hogendoorn; tel. prakt.: 015-3692545.
(toev. als lid)

Vandekinderen, I.R.M.; 1999; B 4852 Hombourg; Rue D\'Aubel 61;
tel. privé: 00-32-87681100; geass. met V Huybens; tel. prakt.: 00-32-
87681100.
(toev.als lid)

Verdoes, B.; 2002; 2224 DX Katwijk (ZH); Zilverschoon 50; tel.
privé: 071-4078722; E-mail privé: bartverdoes@hotmaii.com. medew. bij
DAP Katwijk bij A.E. van Hoeve; tel. prakt.: 071-4012930; fax prakt.: 071-
4077008 en bij DAP Noordwijkerhout bij Mevr. R.S.C. Wagenaar; tel.
prakt.: 0252-376400; fax prakt.: 0252-373233.
(tocv. als lid)

TijDSCHRIFT VOOR DIERGENEESKUNDE, DEEL 128, MEI, AfLEVERING lO, 2003

-ocr page 377-

Vos, N.J.; 1999; 1015 RE Amsterdam; Egelantiersgracht 93 111; tel.
privé mobiel: 06-52044156; E-mail privé: klaas_vos@hotmail.com.;
medew. bij Dr. Riemersma (Duitsland); SIO.

Wessem, Mevr. C.S. van; 2002; 7511 CM Enschede; Espoortstraat 36;
tel. privé: 053-4322625; E-mail privé: christavw@hotmail.com. medew. bij
E.J. Hirkens en H.W. Wessels; tel. prakt.: 053-4361666; fax prakt.: 053-
4327448; E-mail prakt.: dap.en.schede@12move.nl.
(toev. als lid)

Westerman. Mevr K.J.; 2002; 7846 AD Noord-Sleen; Binnenweg 18;
tel. privé: 0591-367678; E-mail privé: karlawesterman@hotmail.com.
medew. bij G. Hegen en VG. Schevers; tel. prakt.: 0591-361368; fax prakt.:
0591-361671; E-mail prakt.: dap.zuidenveld@worldonline.nl.
(toev. als
lid)

Wit, E de; 1974; 7101 AT Winterswijk; B. Stegemanstraat 42; tel.

privé: 0543-515068; fax privé: 0543-515068; E-mail privé: fdewit48@
hotmail.com.;
kwaliteitsmanager Sensire Het Waalse Water; tel. bun:
0314-326541;
E-mail bun: f.dcwit@sensire.nl.

Witte, Mevr N.J. de; 2002; 3581 JA Utrecht; van Alphenstraat 9; tel.
privé mobiel: 06-15020858; E-mail privé: elina.de.witte@12move.nl.;
medew. bij Mevr. Y.C.J. Kersten-Klomp; tel. prakt.: 0299-648000; fax
prakt.: 0299-465231; E-mail prakt.: dkgrevelingenmeer@planet.nl.
(toev,
als lid)

Zwart, Mevr. C.J.; 2002; 1057 AP Amsterdam; van Middellandtstraat
6 1; tel. privé: 020-7748929; E-mail privé: claudettezwart@hotmail.com.;
medew. bij Mevr C.E. Kooiker-van der Hoog; tel. prakt.: 020-6453522; fax
prakt.: 020-6412014; E-mail prakt.: dierenartsenpraktijk.amstelveen@
planet.nl.
(toev,als lid)

CoNG ressenIè Sym posia

Mei

17 Symposium Aandoeningen van het be-
wegingsstelsel bij opgroeiende honden,
Post-Universitair Onderwijs, Faculteit
Diergeneeskunde, Gent (B). Inschrij-
vingen: per e-mail: silvy.matthys@rug.
ac.be of claudine.vansante@rug.ac.be.
Via de website kan ook: www.dgk.rug.
ac.be of telefonisch: (0032) 9-2647541.

22/25 Veterinary congress. Federation of European Companion Animal
Veterinary Associatons/ APMVEAC, locatie: Congress Estoril,
Portugal, info: s.orr@rIaffIea.demon.co.uk.

,luni

14-15-16 18th Savab-FIanders weekend 2003: Respiratory disease in dogs
and cats. Meer informatie via Dr. Karin de Bcul, tel.: 32 03 776
9159 of e-mail: oplcidingscoordinator@vladiver.org.

21 "Equine orthopaedic pre-purchase examination" by Pr Jean-Marie
DENOIX (CIRALE, F), University of Louvain-la-Neuve - Belgium,
Language: French. Organization: Animalia Curandi Ars, contact:
www.animalia.be / info@animaIia.bc or tel. 32 474 691 440.

26/2juli 6th Budapest Workshop on Clinical Endocrinology (summer
school like international course, focused on endocrinology of rimii-
nant reproduction), http://tkk.tova.univct.hu, fax: 36-1-478-4230
e-mail: phd@univet.hu. Registration fee: € 360.

Juli

11/13 ECVS Annual Scientific Meeting and Congress. Location: Moat
House Hotel in Glasgow, Scotland. Fot more information: www.see
glasgow.com. For registration: ecvs@vetclinics.unizh.ch.

13/18 9e International European Association for Veterinary Pharmacology
and Toxicology Congress in Lissabon, Portugal. Info: www.fmv.
utl.pt/eavpt2003/congress.htm.

Vergaderingen & BijEENKOMSiEt^

Studievergadering GHwD te Utrecht in het Beatrixgebouw van het
Jaarbeurscongrescentrum van 19.30 tot 22.30 uur.
Dc Stichting PAVO en de vakbladen Food Management en VMT or-
ganiseren samen het congres \'Continu Verbeteren\' Lokatie: De
Reehorst te Ede. Inlichtingen: Keesing Noordervliet BV, Liselore de
Boer, tel.: 030-6358503, fax: 030-6358500, e-mail: l.d.boer@
keesing.nl of raadpleeg: www.vmt.nl/bijeenkomst
Algemene Ledenvergadering dierenartsencoöperatie AUV, aanvang
14.00 uur bij Nationaal Sportcentrum Papendal te Arnhem.

Informele bijeenkomst Zeeuwse dierenartsen, Bolsjoi, Grote Markt
28 te Goes, 20.30 uur.

Vergadering Groep Geneeskunde van het Paard, 13.30-17.00 uur.

Cursussen"

Mei

15 PAO-D cursus 03/136, Gedragsproblemen bij hond en kat.
14/16 VVAA-cursus \'Leidinggeven in/aan de dierenartsenpraktijk\' te
Delden. Info/aanmelding: VVAA seminars, tel. 030-2474328, fax:
030-2474647, c-mail: congres@vvaa.nl of www.vvaa.nl
PAO-D cursus 03/122, Parondontologie bij hond en kat.
PAO-D cursus 03/134, Orthopedie bij hond en kat.
PAO-D cursus 03/303, Immuniteit door Vaccinatie in Individu cn
Koppel.

VVAA-cursus \'Marketing voor dierenartsen\' te Rotterdam.
Info/aanmelding: VVAA seminars, tel. 030-2474328, fax: 030-
2474647, e-mail: congres@vvaa.nl ofwww.vvaa.nl
PAO-D cursus 03/129, Dermatologie en Interne Geneeskunde
Gezelschapsdieren.

PAO-D cursus 03/133, Chirurgie Gezelschapsdieren.
Workshop Homeopathie bij de Hond. Vervolgdata zijn 14 en 28 juni.
Docenten: A. Westerhuis en A. van Grondclle. Locatie: Wageningen
International Conference Centre. Meer informatie: WKG
Workshops, telefoon 0488 - 410040, fax 0488 - 410099, e-mail
workshops@uwdiercnkliniek.nI, www.uwdierenkliniek.nl.

19

13

25

Juli

9

10

Vergadering Afdeling Friesland.

De vakbladen VMT en Food Management organiseren in \'t Spant te
Bussum het verpakkingscongres \'On the go\'-verpakken.
Inlichtingen: Keesing Noordervliet BV, Liselore dc Boer, tel.: 030-
6358503, fax: 030-6358500, e-mail: l.d.boer@keesing.ni of raad-
pleeg: www.vmt.nl/bijeenkomst

Mei

15

16

15e Veterinair Golfkampioenschap op golfbaan \'het Spiegelven\' te
Genk in België. Inschrijving door € 30 op rekening 53.15.06.207
t.n.v WL. Keers te Hoogerhcide o.v.v. exacte handicap. Voor deel-
name moet men minimaal in het bezit zijn van het GVB en dierenarts
of diergeneeskundig student zijn. Verder inlichtingen krijgt u na in-
schrijving en is te vinden op http://communities.msn.nl/vetgolf

28

Juni

5
17

Vergadering Groep Geneeskunde van het Paard, 13.30-17.00 uur
Ledenvergadering en wetenschappelijke bijeenkomst van de Groep
Pluimveewetenschappen, aanvang 14.00 uur (locatie nog vast te stel-
len).

PAO-D cursus 03/223, Klinische les obstetrie rund
PHLO-cursus Sociale en economische aspecten van voedselveilig-
heid. Bureau PHLO: tel. 0317-484093, fax 0317-426547, e-mail
info.phlo@wurnl, website www.wau.l/phio.
VVAA-cursus \'Toekomstplanning kleine dierenartsenpraktijk\' te
Delden. Info/aanmelding: VVAA seminars, tel. 030-2474328, fax:
030-2474647, e-mail: congres@vvaa.nl of www.vvaa.nl
PAO-D cursus 03/110, Röntgenologisch Onderzoek van het
Abdomen.

15/19 Wildlife Health Summer School, post-graduate cursus
Schiermonnikoog. Kosten € 350,- per deelnemer bij inschrijving
voor 31 maart 2003, daarna € 475,-. Aanmelding via faxregistratie-
formulier op de webpagina (www.dwhc.nl). Nadere inlichtingen per
e-mail (info@dwhc.nI), per telefoon (010) 4089254 of per fax (010)
4089485.

17 PAO-D cursus 03/130, Basiscursus Oogheelkunde Therapieën.

18 PAO-D cursus 03/210, Koe Comfort, zorgen voor een beter, langer
en productiever leven (UD).

Juni

4

12/13

12/14

14

-ocr page 378-

Benaming BAYTRIL® 5% injectievloeistof • Samenstelling Per ml 50 mg enrofloxacin. • Diersoort Varken en rund. • Ttierapeutisctie indicaties Anlimicrobieel middel voor de behandeling vai
infectieziekten bij rund en varken, veroorzaakt door voor enrofloxacin gevoelige micro-organi.smen. Varken: E. coli (colidiarree, coliseplicaemie). Salmonella spp., Pasteurella spp., Mycoplasmata
enzöotische pneumonie. Rund: E. coli (colidiarree, coliseplicaemie). Salmonella spp.. Pasteurella spp., Mycoplasmata. secundaire infeclies bij virusziekten zoals rundergriep en Crowdingcomplex
In het kader van een verantwoord gebruik van antimicrobiële middelen is het zinvol voorafgaand aan de therapie de gevoeligheid van het causale agens te bepalen door middel van een antibiogran:
• Contra-indicaties Vastgestelde resistentie tegen chinolonen. aangezien er tussen enrofloxacin en andere fluorochinolonen een grote mate van kruisresistentie bestaat. • Ongewenste effecten Nie]
bekend. •
Dosering Rund: 2,5 mg enrofloxacin per kg lichaamsgewicht (= 1 ml/20 kg lichaamgewicht) per dag gedurende 3-5 dagen; 5 mg enrofloxacin per kg lichaamsgewicht (= I ml/IO kg
lichaamsgewicht) per dag gedurende .1-5 dagen bij gecompliceerde infecties of salmonellose; varken; 2,5-5 mg enrofloxacin per kg lichaamsgewicht (=
1 ml/10-20 kg lichaamsgewicht) per dag gcdui
rende 3-5 dagen; 5 mg enrofloxacin per kg lichaamsgewicht per dag gedurende 3 dagen. •
Wijze van toediening Varken: intramusculair, bij voorkeur niet meer dan 2,5 ml per injectieplaats; rund]
subcutaan. bij voorkeur niet meer dan 10 ml per injectieplaats. •
Wachttijd Varken: vlees; 10 dagen. Rund; vlees: 7 dagen; inelk: 9 dagen. • Registratiehouder Bayer B.V., Division Animal Healthl
Energieweg I, 3641 RT Mijdrecht. •
NL 8211 UDA.

n.

1

n ej

Benaming BAYTRIL® 10% injectievloeistof • Samenstelling Per ml 100 mg enrofloxacin. • Diersoort Varken en rund. • Therapeutische indicaties Anlimicrobieel middel voor de behandeling vi
infectieziekten bij rund en varken, veroorzaakt door voor enrofloxacin gevoelige micro-organismen. Varken; E. coli (colidiarree. colisepticaemie). Salmonella spp., Pasteurella spp.. Mycoplasma"
alsmede andere ziekte-complexen zoals enzoötische pneumonie. Rund; E. coli (colidiarree, colisepticaemie). Salmonella spp., Pasteurella spp., Mycoplasmata, secundaire infecties bij virusziekte
Bovine Respiratory Disease-complex. In het kader van een verantwoord gebruik van antimicrobiële iniddelen is het zinvol voorafgaand aan de therapie de gevoeligheid van het causale agens te hop
len door middel van een antibiogram. •
Contra-indicaties Vastgestelde resistentie tegen chinolonen, aangezien er tus.sen enrofloxacin en andere fluorochinolonen een grote mate van kruisresistent
bestaat. •
Ongewenste effecten Niet bekend. • Dosering Varken, rund; 2,5 mg enrofloxacin per kg lichaamsgewicht (= 1 ml/40 kg lichaamsgewicht) per dag gedurende 3 dagen (Salmonellose
5 dagen). Bij zware respiratoire infecties of salmonellosen
I tot 5 mg enrofloxacin per kg lichaamsgewicht (= 1 itiI/20 kg lichaam.sgewicht) gedurende 5 dagen bij het rund en 3 dagen bij het varke
• Wijze van toediening Varken; intramusculair, bij voorkeur niet meer dan 2,5 ml per injectieplaats; rund: subcutaan of intraveneus, bij voorkeur niet meer dan 5 ml per injectieplaats. • Wachttij
Varken: vlees; 10 dagen. Rund; vlees: 7 dagen: melk; 3 dagen bij intraveneuze en 9 dagen bij subcutane toediening. • Registratiehouder Bayer B. V.. Division Animal Health, Energieweg 1, 3641 R"
Mijdrecht.
\'NL 3489 LI DD.

Benaming BAYTRIL® 2,5% orale oplossing • Samenstelling Enrofloxacin 2,5 g - Kaliumhydroxyde - Benzylalcohol - Methylhydroxypropylcellulose 50 - gezuiverd water q.s. ad l(X) ml
Diersoort Kalf • Therapeutische indicaties Infecties van het ademhalings- cn spijsveneringsslelsel, alsmede secundaire ziekten na een virusinfectie, veroorzaakt door Gram-positieve en Grai
negatieve bacteriën, zoals Escherichia coli. Salmonella spp.. Pasteurella spp. en mycoplasmata. •
Contra-indicaties Indien Baytril® 2.5% orale oplossing gebruikt wordt in dc hieronder bcschre
doseringen, zijn er geen tegenaanwijzingen gekend. Toediening aan andere diersoorten dan deze die geïndiceerd zijn is tegenaangewezen. Vastgestelde resistentie tegen chinolonen. aangezien
tussen enrofloxacin en andere chinolonen een grote mate van kruisresistentie bestaat. •
Ongewenste effectcn Er zijn geen ongewenste effecten gekend na hel orale gebruik van Baytril®. • Dosering
2.5 mg enrofloxacin per kg lichaamsgewicht per dag. gedurende 3-5 dagen; bij gecompliceerde infecties of Salmonellose; 5 mg per kg lichaamsgewicht per dag. gedurende 5 dagen. • Wijze \\\'ai!
toediening
Oraal. Kan direct in de bek of via de melk. melkpreparaten of elektrolytcnmix worden toegediend. • Wachttijd De dieren mogen niet worden geslacht tot 10 dagen na dc laats|
behandeling. •
Registratiehouder Bayer B.V.. Division Animal Health. Energieweg I. .3641 RT Mijdrecht. • REG Nl, 2912 UDA.

Sluitingsdata voor kopij

Deadline-)

maandag

dinsdag

01-07-2003

15-07/01-08-2003 maandag

maandag

07-07-2003

Aflevering:

15-06-2003

26-05-2003
10-06-2003
07-07-2003
28-07-2003

") Voono.00 uur \'s morgens.

PRAKTIJ KPLA

VVAA

Adviesgroep dierenartsen
telefoon (030) 247 49 49, internet www.vvaa.nl

-ocr page 379-

Het nieuwe

droogzetten

Binnenkort
meer informatie

Animal Health

Pfizer Animal Health bv - Postbus 37, 2900 AA Capelle a/d Ussel - vwwv.pfizerah.nl

-ocr page 380-

Erkend rundveedierenarts

met ervaring in gemengde praktiji<.

biedt zich aan als waarnemer in uw vakantie, of voor een
vaste baan in uw praktijk.

E.M. Heidens, telefoon: 06-53762096 of per e-mail:
e.heldens@planet.nl

Feline Practice in the US

Position available to start July/August,

established feline hospital located in university town in New
York State.

One Utrecht graduate currently on staff. Salary and benefits
are generous, and visa/license fees are included. Located
near Cornell. Practice has experienced veterinary techni-
cians on staff within an open, friendly work environment. In
house lab/x-ray, etc., ultrasounds by visiting radiologist.

Correspond to: K.N. Blackmore DVM, MRCVS
kblackmo@hamilton.edu.

De hieronder vermelde ziekten kunnen onderzocht worden:

• Leishmaniose - antistoffen, PCR

• Ehriichiose (E. canisi ■ antistoffen, PCR

• Babesiose - direct met PCR

• Dirofilaria (macrofilaria) - antigeen

Nieuw bij de kat:

Aantonen van Hemobartonella via PCR

HET lABORATORIUM VOOR DIERENARTSEN I

Vet Med Lab

Voor meer informatie kunt u contact opnemen met drs. Henriette Jansma, Regio manager NL
Tel. 036-5375133 • Fax 036-5376245 • hjansma@planet.nl - www.vetmedlabor.de

NEDERLANDSE ARTSEN ACUPUNCTUUR STICHTING
HBO-opleiding ACUPUNCTUUR

De Nederlandse Artsen Acupunctuur Stichting (NAAS) organiseert wederom haar succesvolle acupunctuuropleiding
voor artsen, tandartsen, dierenartsen, medische doctorandi en fysiotherapeuten. Deze drie-jarige basisopleiding be-\'i
staat uit elk zes weekenden per jaar en begint op zaterdag 4 oktober 2003. De lessen worden gegeven op zaterdagen en zondagen
van 10 tot 17 uur in het Van der Valk motel, te Eindhoven.
Voor meer informatie:

NAAS Postbus 1771200 AD HILVERSUM 035-6230779. E-mail: mem.gottmer@planet.nl

ms

Ter overname aangeboden een goed geoutilleerde gezelschapsdierenpraktijk
gevestigd in een zeer gunstig gelegen pand

M

DIERENKLINIEK SNEEK e.o.

midden in de prachtige watersportstad Sneek

Prima weekend- en avonddienstregeling, prettige vaste klantenkring. Deze praktijk is uitermate geschikt voor een dierenartsenecht
paar. Belangstellenden kunnen hun schriftelijke reactie zenden aan:
Dierenkliniek Sneek e.o., Kanaalstraat 3, 8601 CA Sneek.

Gevraagd: dierenarts (m/v)

Goed geoutilleerde en goed bekendstaande gezelschapsdie-
renpraktijk in het zuiden van het land (drie dierenartsen en vier
paraveterinairen) zoekt zelfstandig werkende dierenarts die
binnen afzienbare tijd deel wil uitmaken van de maatschap. De
toekomstige collega dient te beschikken over:

• ervaring

• goede communicatieve eigenschappen

• ambitie om de praktijk verder uit te bouwen.

Reacties sturen naar: Dierenkliniek Strijthagen
(t.a.v. E. Burgers), Stenenbrug 2, 6372 AP Landgraaf

-ocr page 381-

Uit
de

hoofdredactie

De redactie is er weer in geslaagd u van een verscheidenheid aan praktisch relevante
informatie te voorzien. In de rubriek actua vindt u een bijdrage over "Benauwde,
slome klaveren met een dikke hals " jodiumdeficiëntie bij rundvee. Struma bij het
jonge kalf ten gevolge van het onvoldoende verstrekken van sporenelementen, zoals
jodium en selenium aan het vee op zandgronden is nog een zeldzaamheid.
Waar ging het nu precies mis? Op zandgronden is een goede voorziening van minera-
len en sporenelementen steeds van vitaal belang geweest. Het economisch gebruik
van deze gronden was pas mogelijk door de opkomst van de kennis van de be-
mestingsleer in het begin van de vorige eeuw. Is het geregeld uitvoeren van grond- en
gewasonderzoek een aspect dat in de huidige tijd veronachtzaamd wordt? Mede door
verlaging van minerale toevoegingen in veevoeders en de aanwendingsbeperkingen
van dierlijke mest op de landbouwgronden, kan dit voor gevoelige zandgronden bete-
kenen dat deze versneld "verschralen ".

Misschien ligt hier een onderzoeksveld dat weer eens opnieuw onder de aandacht
moet worden gebracht.

In de bijdrage over "Ehrlichiose en anaplasmose " wordt duidelijk dat het ook voor
de gezelschapsdieren op vakantie uitkijken geblazen is. Collega Paul Overgauw ver-
taalde de voordracht van dr S. Shaw, gehouden op de week van het huisdier in janu-
ari 2003 te Rhoon. Via het TvD wordt een verbreiding van de informatie betreffende
deze "emerging diseases " nagestreefd. Een overzichtelijk staatje met behandelingen
sluit deze bijdrage af

Een staatje met laboratoria die de beschreven diagnostische onderzoeken uitvoeren
(inclusief de prijs) is mogelijk iets voor een volgende bijdrage.
In de rubriek \' Veterinair Tuchtrecht\' wordt weer een "bijzonder " geval uit de doeken
gedaan. Bij het lezen van zo \'n verhaal, bekruipt me het gevoel van: "zit ik nog wel in
de juiste beroepsgroep "?

Onder de rubriek ingezonden vindt u een brief van collega Binkhorst over de herden-
kingsbijeenkomst voor pref. Wagenaar Voor de vijftigers (en ouder) die onderwijs ge-
had hebben van prof. Wagenaar zeker even een moment van overpeinzing.

I

Dr M.E de Jong

Tijdsfibju^^^

Diergenees

-ocr page 382-

Benauwde, slome kalveren met een dikke hals

jodiumdeficiëntie bij rundvee

L. van Wuijckhiiise\\ A.C.H.M. Groeneveld^, C.H.M. Counotte\'\' en P. Koek\'\'

I

Samenvatting

Op een melkveebedrijf op zandgrond aan de Duitse grens
worden sedert drie jaar in toenemende mate kalveren ge-
boren met een verdikking ter hoogte van het strotte-
hoofd. Bij de kalveren en de hoogdrachtige pinken bleek
sprake van een ernstig sporenelementen-tekort. De kal-
veren vertoonden struma. Het bedrijfsgeval, de theorie,
diagnostiek en therapie/preventie worden besproken.

Summary"

Jodium deficiency in cattle

On a dairy farm situated 21)0 lint from the sea on sandy soil an increasing
problem arised during J years with new-born calves showing a thickness
over the larynx. The calves and close-in heifers proved to he severely defi-
cient in trace elements. The new born calves had goitre. The clinical picture,
diagnosis and therapy/prevention are discussed.

Inleiding

Al decennia is er een informatie-uitwisseling tussen practici cn
GD-dierenartsen. Practici hebben behoefte aan ondersteuning
met specialistische kennis van de GD-dicrcnartsen bij bcdrijfs-
problemen. De GD-dierenartsen op hun beurt worden graag
geraadpleegd door practici om op het spoor te worden gezet
van problemen, nieuwe ontwikkelingen of zelfs nieuwe aan-
doeningen. De afgelopen twee jaar heeft deze wisselwerking
geleid tot de constatering van jacobskruiskruidvergiftiging, pe-
riodieke spasticiteit, MPA-verontreiniging, angara disease en
resistentie-ontwikkeling van leverbot tegen fasinex bij schapen
in Noord-Holland. Over deze bevindingen wordt teruggerap-
porteerd naar de praktijk via de GD-tijdschriften en via geza-
menlijke publicaties. In deze bijdrage geven we aan de hand
van een praktijkgeval inzicht in de ethiologie, pathogenee, dia-
gnose en preventie van jodiumdeficiëntie bij rundvee.

het praktijkgeval

Op 27-8-02 staat een melkveebedrijf met tachtig melkkoeien
en bijbehorend jongvee op de visitelijst. Het bedrijf ligt op
zandgrond op de grens met Duitsland. Wegens de slechte
verkaveling van de grond hebben de melkkoeien al sedert 22
jaar zomerstalvoedering. Sedert vijfjaar wordt ook het jong-
vee altijd binnengehouden. De BSK is gemiddeld 35, het

\' Gezondheidsdienst voor Dieren, postbus 9, 7400 AA Deventer E-mail:

l. V\'. wuyckhuise@gdvdieren. nl
^ Dierenartsenpraktijk Noord-Oost Twente. Hanzeweg 6,7591 BK Denekamp

Uiten voorde prakti

tankcelgetal gemiddeld 115. Het vee is verdeeld over drie
stallen. Voor gegevens over huisvesting en rantsoenen (zie
Tabel 1).

De veehouder heeft gebeld in verband met een benauwd pas-
geboren kalf met een dikke hals. Tijdens de anamnese op het
bedrijf blijkt dit probleem vaker op te treden, voornamelijk
bij kalveren geboren uit pinken. Het is sedert drie jaar een
toeneinend probleem. Bij de geboorte hebben de dieren een
dikte aan de hals. Soms zo erg dat ze problemen hebben met
ademhalen en melk drinken. De kalveren drinken de biest
wel op, maar zijn sloom. De kalveren zijn aan de kleine kant
en mager. Het baarkleed is goed en op kleur. Een kalf van
drie weken oud is heel klein, slap en sloom met een dorre
vacht en kromme poten. De dikte in de hals verdwijnt vol-
gens de veehouder in de loop van één week. Er zijn geen bij-
komende ziekteproblemen volgens de veehouder, maar een
uitdraai uit de managementcomputer laat zien dat er teveel
slap of dood geboren kalveren zijn (Zie Tabel 2).
Bij het klinisch onderzoek van het kalf blijkt de verdikking
aanwezig ter hoogte van het strottehoofd (Zie foto 1). De
dikte is niet duidelijk omschreven, zacht, lichaamswarm en
niet pijnlijk. Ook bij kalveren van enkele weken oud, waaraan
de veehouder geen beelden meer ziet, blijkt dc verdikking
nog gering aanwezig (Zie foto 2). In overleg met de GD wordt
op verdenking van een sporenelementendeficiëntie bloed ge-
tapt van enkele pasgeboren kalveren, hun moeders, vijf hoog-
drachtige pinken en vijf melkkoeien. Een tankmelkmonster
wordt ingestuurd voor onderzoek op jodium en een doodge-
boren kalf met de afwijking wordt ter sectie aangeboden.

odiumdeficiëntie Bij rundvee (literatuur-

n formatie) _

Pathogenese

Jodium is een bestanddeel van schildklierhormonen. De
schildklierhormonen regelen de intensiteit van de stofwisse-
lingsprocessen (1, 5). Jodiumdeficiëntie kan ontstaan door te
weinig jodium in het rantsoen of secundair door stoffen of
planten die interfereren met de jodiumopname, hormoonsyn-
these of hormoonactiviteit (1, 4, 5, 8, 9, 10). Door het tekort
aan jodium is er een lagere productie van T4 en een stimulatie
van de uitscheiding van het hormoon TSH. Dit veroorzaakt
hyperplasie van het schildklierweefsel, waardoor de klier ver-
groot wordt (1).

Een primair jodiumtekort komt voor op rots- en zandgron-
den ver van de zee (geen jodium-depositie) (1). Op zand-
gronden met weinig humus en veel regenval spoelt jodium
uit (1). In Nederland treffen we lage jodiumgehaltes aan op
de rivierkleigronden en de zandgronden van Achterhoek en
Twente (7). Secundair jodiumtekort ontstaat wanneer er in
het rantsoen planten voorkomen die veel nitraat, cyanogene
glycosiden of thiocyanaten bevatten. Deze stoffen interfere-
ren met de jodiumopname, schildklierhonnoonproductie of

-ocr page 383-

Tabel De huisvestingen rantsoenen van de leeftijdsgroepen.

Leeftijdsgroep

Huisvesting

Rantsoen

< acht dagen

eenlingboxen, stal 1

drie dagen biest, daarna koemelk, snijmaïs en graskuil

< vier maanden

groepshok op stro in stal 1

koemelk, snijmaïs en graskuil en kalvergroeibrok

1 vier - veertien maanden

groepshok met roosters en ligboxen in stal 1

graskuil en iets snijmaïs

veertien - twintig maanden

groepshok met roosters en ligboxen in stal 1

graskuil en stro

tot afkalven

kapschuur met roosters en ligboxen

graskuil en stro

hoogproductieve meiickoeien

loopstal

35% snijmaïs, 65% grasproducten (kuil of vers gras), 2 x 1 kg A brok
en energie/eiwitrijke brok naar productie via krachtvoercomputer

! oudmelkte koeien

loopstal

35% snijmaïs, 65% grasproducten en 2 x 1 kg A brok

droge koeien

I

loopstal

graskuil en stro

1 droge koeien < twee weken voor afkalven

loopstal

35% snijmaïs, 65% grasproducten en 2 x 1 kg A brok

de A brok bevat 0,6 mg/kg jodium, de energie/eiwitrijke brok 1,3 mg/kg

-ocr page 384-

Tabel 2. Overzicht van doodgeboren kalveren per jaar.

Jaar

% doodgeboorte\'

Opmerkingen j

2002 (t/m 15-9-02)

13

twee dieren te vroeg geboren;
aantal dieren met dikke hals niet :
genoteerd

12001

8

één dier dikke hals j

2000

20

1999

7*

schildklierhormoonactiviteit (klaver, kool, raapzaad, stop-
pelknollen, mosterdzaad, katoenzaad, sojabonen, erwten en
pinda\'s) (1,4,5,8,9,10). De aanwezigheid van veel calcium
in het voer en/of water remt de jodiumopname (1, 5). Ook
een sterke bacteriële verontreiniging van het voer of drink-
water kan interfereren met de jodium-opname (1).

Klinisch beeld

Bij volwassen dieren zijn de klinische beelden niet opval-
lend (1, 8, 10). De schildklier is meestal niet vergroot. De
deficiëntie uit zich door verminderde melk- en vleespro-
ductie, slechte tochtexpressie met een afwijkende tocht
lengte en verminderde vruchtbaarheid. Bij de stier zien we
verminderde libido. Soms treedt vermagering op (1,4, 5, 8,
9, 10).

Tabel 3. Overzicht laboratoriumuitslagen.

diernummer

totaal T4 nmol/L bloed

vrij T4 pmol/L bloed

GSH-Px U/g Hb bloed

koper umol/L bloed

kalveren:

1

4019 1\'levensdag

5,0

<10

3,7

4004 5 dagen

181

24

8,2

4000 1\'levensdag

5

<10

3,7

4000 20 dagen

130

<10

18,3 i

hoogdrachtige pinken:

3632

83

32

13,2

3751

70

13

9.7 !

3756

62

<10

13,3 ;

3758

145

47

14,7

3772

89

16

15,2

melkkoeien: !

3 749, vaars moeder 4000

51

<10

16,0

3751, vaars moeder 4004

70

13

9,7

3503

90

231

10,3

3499

96

268

12,5 1

2774

64

122

11,1 !

3512

38

474

9,5

3513

93

254

13,8

2755

twm\'

203

13,3

2686

80

186

12,9

normaal waarden^

50-110

13-16

120-350

7,5-10

sectie kalf d.d. 26-7-02: sterk vergrote schildklier, microscopisch hypertrofie.

Tankmelk: d.d. 3-10-02: jodium 74 ug/L= goed (>300 ug bij 22 L melk per koe per dag)

\' Iwm = te weinig maieriaal voor onderzoek.
^ normaalwaarden volgens de GD voor volwassen dieren.

Bij de pinken is meestal geen vergrote schildklier meer
waarneembaar. De dieren groeien niet goed door vermin-
derde ossificatie (1,5). Ze zijn vaak te mager en zien er met
hun dorre schilferige vacht niet goed uit (1, 5, 8).
Het meest opvallende klinische beeld is vaak de geboorte
van dode of slappe kalveren, eventueel met een vergrote
schildklier (1,4, 5, 8, 9, 10). De schildklier is soms zo ver-
groot, dat er abnormale ademgeluiden ontstaan van de
hoge luchtwegen (1). De vacht is soms afwijkend: door
hypoplasie van de haarfollikels zijn er te weinig haren en
is de huid schilferig (1,8). De dieren zijn traag en moeten
vaak geholpen worden met drinken. Als ze goed drinken,
treedt snel herstel op (1). De vergrote schildklier is te voe-
len bij de larynx. De zwelling is zacht en niet duidelijk
omschreven. Door de grote bloedvoorziening is de zwel-
ling vaak warm, de hartslag in de dikte voelbaar en soms
zelfs hoorbaar (I).

Diagnose

De diagnose kan worden gesteld op basis van het klinisch
ziektebeeld, bloedonderzoek, een bioptie van de schildklier
en sectie (I, 4, 8, 9). De ondergrens in bloed voor totaal T4
is 50 nmol/L, voor vrij T4 13 pmol/L (1,5). De jodium en
T4-waarden zijn bij het pasgeboren lam en kalf hoger dan
bij de moeder (1,3 10). Op deficiënte bedrijven dalen de
T4-waarden van lammeren na de geboorte snel en op ern-
stig deficiënte bedrijven zijn de bloed T4-waarden bij lam-

-ocr page 385-

meren lager dan die bij de moeder (1,3). Bij sectie moet het
gewicht van de schildklier worden bepaald. Het normale
gewicht van de schildklier bij kalveren is ongeveer 6,5-16
gram (1, 9). Bij kalveren met ernstige struma is de klier
zwaarder dan 20 gram (2, 9). Bij microscopisch onderzoek
van de schildklier wordt hyperplasie aangetroffen (1,8, 9).
Het jodiumgehalte in de schildklier moet > 300 mg/kg
(0.03%) (1,5) normaal 600-1500 mg/kg (8) nat schildklier-
gewicht zijn.

Een indicatie van de jodiumvoorziening bij het melkvee kan
worden verkregen door het I-gehalte in de tankmelk te laten
bepalen. Dit gehalte moet worden gezien in het licht van de
gemiddelde melkproductie van de koppel. Als norm geldt
dat de gevonden waarden groter moeten zijn dan 300 mu-
gram/gemiddelde koppelproductie in liters (gemiddeld 30-
70 mugram/L) (5, 7).

Als aan een jodiumdeficiëntie wordt gedacht, is het zinvol
ook de seleniumvoorziening te beoordelen. Deficiëntie van
beide sporenelementen tegelijk komt regelmatig voor (8,
10). Selenium is in de vorm van seleno-enzymen nodig bij de
omzetting vanT4 naarT3 (11). Een seleniumtekort verergert
daarom een tekort aan jodium (11). De GSH-Px-waarden
(afspiegeling van de seleniumvoorziening) bij pasgeboren
kalveren zijn meestal hoger dan bij de moeders (10) (kalf
350 tot 500 U/gHb).

De koperwaarden bij pasgeboren kalveren zijn iets lager dan
bij hun moeders (9, 10).

Differentiaal diagnose

Differentiaal diagnostisch moet bij een dikte in de hals wor-
den gedacht aan een ectopische longkwab, trauma, jeugdleu-
cose, een insectensteek, megasophagus, speekselklier neo-
plasie of een thymus tumor

Therapie en preventie

Biest en kunstmelk bevatten voldoende sporenelementen (5,
7, 8). Als de kalveren geholpen worden met drinken, zullen
ze snel herstellen (1).

Preventief moet de jodiumvoorziening van de (moeder)die-
ren worden gewaarborgd. De jodiumbehoefte is verhoogd bij
jonge, dragende en melkgevende dieren (1,4). Gemiddeld is
een verstrekking van 2-5 mg jodium/dag voldoende (1, 5).
Dit is het geval als het rantsoen gemiddeld 0,6 mg/kg d.s. (8,
10) of voor niet-melkgevende dieren 0,1 - 0,3 mg/kg d.s. en
bij melkgevende koeien 0,8 - 1,0 mg/kg d.s. bevat (1). Te-
korten kunnen worden aangevuld met zout waaraan per kg
200 mg KI is toegevoegd (1), via drinkwater (9), parenteraal
(9) of met commercieel verkrijgbare mineralen- en sporene-
lementen-mengsels (1,5,9). Indien jodium wordt bijgevoerd
moet de opname van het mineralen- en sporenelementen-
mengsel zekergesteld worden door bijvoorbeeld vermenging
met ruwvoer (bijvoorbeeld snijmaïs).
Een overdosering moet worden voorkomen in verband met
het risico op jodiumvergiftiging (1,5, 7). Het rantsoen mag
daarom niet meer jodium bevatten dan 50 mg/kg d.s. (5).

351

Resultaten van het laboratorium onder-
zoek van het praktijkgeval

Uit de bloedmonsters blijkt dat er bij de kalveren en de hoog-
drachtige pinken sprake is van een tekort aan selenium, ko-
per en jodium (Zie tabel 3). De pasgeboren kalveren hebben
struma, zoals de sectie ook aantoont (Zie tabel 3).

Discussie

De bloedwaarden van pasgeboren kalveren voorT4 en GSH-
Px zijn doorgaans hoger dan die van hun moeders (1,3,10,
12). Op het beschreven bedrijf is dit bij een pasgeboren kalf
niet het geval, wat suggereert dat de deficiëntie aan jodium
en selenium ernstig is (3). Enkele dagen na de geboorte her-
stellen de waarden bij de pasgeboren dieren voorT4 en koper
snel. De waarden voor GSH-Px zijn op dag 5 respectievelijk
20 nog veel te laag. Op het bedrijf hebben we vermoedelijk
te maken met een combinatie van te weinig jodium, selenium
en koper in het ruwvoer en onvoldoende opname uit dat voer,
met als resultaat dat de diergroepen, die geen krachtvoer
krijgen, ernstig deficiënt zijn aan deze sporen elementen.
De jodiumbehoefte van groeiende drachtige dieren is hoger
dan voor onderhoud. Omdat de pinken op het bedrijf geen
krachtvoer of mineralen/sporenelementen-mengsel kregen,
is het volgens verwachting dat vooral hun kalveren de pro-
blemen vertonen.

Het aanwezige jodiumtekort was in het bloed alleen duide-
lijk aan te tonen bij de pasgeboren kalveren op de eerste le-
vensdag. Bij herbezoek van het bedrijf na vier maanden blij-
ken er na starten met het voeren van een mineralen/
sporenelementen-mengsel geen afwijkende kalveren meer
geboren te zijn. Bij inspectie van de kalveren worden ook
geen verdikkingen bij het strottehoofd meer waargenomen.

10.

11.

12.

TijDSCHRIFT VOOR DIERGENEESKUNDE, DEEL 128, JUNI, AFLEVERING 11, 2OO3

Dankwoord

Met dank aan de familie Huisken voor het onder de aandacht brengen van
een bekende, maar niet vaak waargenomen aandoening. Dank aan de mede-
werkers van het GD-laboratorium voor de bepalingen en de toelichting op de
resultaten en aan patholoog Thijs Roumen voor het uitvoeren van de sectie.

Literatuurlijst

Blood DC, and Radostits OM. Veterinary Medicine, 7\'\'^ edition,
Baillicretindall Toronto, 1990; 1174-7.

Blowey RW, and Weaver AD. A colour atlas of diseases & disorders of
cattle, Wolfe publishing Ltd., London 1991; 28.
Caple IV Azuolas JK, and Nugent OF. Assessinent of iodine status and
thyroid function of sheep and goats kept under pastoral conditions.
Proceedings of the international symposium on trace elements in
Man and animals. Aberdeen 1985; 609-13.

Groppel B, Anke M, and Kronemann H. Influence of iodine supply on
reproduction and the iodine content of milk, blood, hair and several
other organs of ruminants. Proceedings of the 5\'^ international sympo-
sium on trace elements in Man and animals. Aberdeen 1985; 279-82.
Handleiding mineralenonderzock bij rundvee in de praktijk. Centraal
Bureau Veevoeding 1996; 65-8.

Ishida N, Jachja J, Kawashima R, Otsuki K, Kawano M, and Hosoyamada
F. Maternal and neonatal levels of Se and a-tocopherol in grazing cows re-
ceiving Se pellets. Proceedings of the 5\'" international symposium on
trace elements in Man and animals. Aberdeen 1985; 742-4.
Nijhof R. Jodiumdeficientie in Nederland, afstudeerscriptie Gezond-
heidsdienst voor Dieren, Deventer 1994.

McCoy MA, Smyth JA, Ellis WA, Arthur JR, and Kennedy DG.
Experimental reproduction of iodine deficiency in cattle. Vet Rec
1997; 141:544-7.

McCoy MA, Smyth JA, Ellis WA, and Kennedy DG. Stillbirth/perina-
tal weak calf syndrome. Cattle Practice 1997; 5: 31 -4.
Mae JF. Rogers PAM, and O\'Farrel KJ. Effect of feeding a mineral-vi-
tamin supplement before calving on the calving performance of a trace
element deficient dairy herd. Vet Rec 1995; 137: 508-12.
Zagrodzki P, Nicol F, McCoy MA, Smyth JA, Kennedy DG, Beckett
GJ, and Arthur JR. Iodine deficiency in cattle: compensatory changes
in thyroidal seleno-enzymes. Research in Vet Sc 1998; 209-11.
Counotte GHM, and Hartmans J. Relation between selenium content
and glutathion-peroxidase activity in blood of cattle. Vet Quart 1989;
11: 155-60.

-ocr page 386-

Veterinai
tuchtrech

Klophengst

De eigenaar van een tweejarige Welsh pony-hengst vraagt
aan zijn eigen dierenarts om deze hengst te castreren. De die-
renarts begint vol goede moed aan het karweitje, maar als de
pony al onder narcose is, ziet hij dat de testikels niet zijn in-
gedaald, wat de ingreep onmogelijk maakt. De dierenarts
verwijst de eigenaar door naar een collega, een spe-
cialist chirurgie bij paarden, om de klophengst
te castreren. Deze collega voert de castra-
tie, of wat daarvoor doorgaat, uit. De
pony mag nog twee jaar uitgroeien
en wordt dan verkocht aan iemand
die de ruin als rijpony voor de
kinderen wil gebruiken.

Testosteron op hol

Dat feest gaat echter niet
door, want de pony gedraagt
zich onmogelijk en is totaal
ongeschikt als rijpony voor
de kinderen. De nieuwe ei-
genaar vraagt zich af of hij
wel een ruin heeft gekocht en
haalt zijn dierenarts erbij. En
ja hoor, uit een bloedtest blijkt
dat deze ruin-to-be een ab-
normaal hoog testosterongehalte
heeft. De koper gaat verhaal halen
bij de verkoper van de pony, die zich
gaat afvragen hoe dit nu mogelijk is. Zou
de dierenarts misschien de pony niet volledig
hebben gecastreerd? Hij belt de dierenarts-specialist en
vraagt of het mogelijk is dat de castratie niet compleet is
geweest. Dit wordt door de dierenarts van de hand gewe-
zen, hij suggereert dat het testosteron misschien door een
bijnier-ontsteking wordt veroorzaakt, maar als de verkoper
het niet vertrouwt wil hij de pony wel onderzoeken en
eventueel opnieuw opereren. De verkoper vindt dit wel een
aardig voorstel, maar de nieuwe eigenaar van de pony ziet
daar niets in.

Het balletje gaat rollen

De eigenaar wil van de pony af: pony terug, geld terug. Maar
ja, de verkoper voelt daar niets voor en dus ontaardt de dis-
cussie in een rechtszaak. In eerste instantie wint de verkoper
en moet de pony bij de nieuwe eigenaar blijven, maar in ho-
ger beroep komen er wat meer feiten op tafel die de zaak
drastisch veranderen...

Wat de dierenarts tijdens de operatie uit de buikholte heeft
gehaald zal altijd wel een raadsel blijven, want uit onderzoek
aan de Faculteit blijkt dan dat de pony zijn beide testikels nog
heeft. Het kan niet uitblijven, in tweede instantie wint de
nieuwe eigenaar de rechtszaak glansrijk. De verkoper moet
dan niet alleen de pony terugnemen en het geld aan de koper
betalen, hij draait ook nog op voor (een deel van) de kosten
van de rechtszaak. Om toch nog ergens verhaal te kunnen ha-
len klaagt hij bij het Tuchtcollege over de dierenarts die heeft
gefaald bij het castreren. Weliswaar heeft de dierenarts de
fout erkend, maar hij weigert de financiële gevolgen te ac-
cepteren.

Castratie van een ponyhengst is
geen uitzonderlijke ingreep, en
het is slechts een basale veronder-
stelling dat de meeste dierenart-
sen wel zullen weten welke li-
chaamsdelen er dan verwijderd
moeten worden...of toch niet?

Een specialistische misser

Dankzij het rapport van de Faculteit staat onomstotelijk vast
dat de operatie waarbij de niet ingedaalde testikels van de
pony hadden moeten zijn verwijderd, niet goed is uitgevoerd.
De betreffende dierenarts sputtert in de procedure
wat tegen dat hij niet de enige is die dergelijke
fouten maakt. Zijn collega die het paard in
eerste instantie zou castreren, had het
bijvoorbeeld ook niet gezien.
Bij ieder ander zou dit argument
enige coulance bij het Tucht-
college kunnen hebben opgele-
verd (hoewel niet waar-
schijnlijk, een fout is een
fout), maar in dit geval duikt
het Tuchtcollege op de status
van de dierenarts: in de peri-
ode dat hij de operatie uit-
voerde, noemde hij zich al
gespecialiseerd chirurg voor
paarden en inmiddels heeft hij
zelfs de erkenning Specialist
Chirurgie van het Paard verkre-
gen! Een dierenarts met die speci-
alisatie behoort een castratie, ook
die van een klophengst, naar behoren
te verrichten. Het mislukken van een ope-
ratie is hem dus ernstig aan te rekenen.

Schadevergoeding?

Dat de dierenarts heeft aangeboden de fout op eigen kosten te
herstellen doet hieraan niets af, zeker niet nu de klager, als
verkoper daar niets over te zeggen had. De beslissing hierover
lag bij de eigenaar, het lag niet in de macht van de verkoper
om op dit aanbod in te gaan en daar had de dierenarts reke-
ning mee moeten houden. Door het Tuchtcollege wordt niet
vermeld hoe dit dan had gemoeten. Wat er waarschijnlijk
wordt bedoeld is dat de dierenarts had moeten beseffen dat de
verkoper als ex-eigenaar geen zeggenschap meer had over het
paard, en dus ook niet kon beslissen over een hersteloperatie.
De dierenarts kan zichzelf daardoor niet vrijpleiten door aan
te voeren dat hij toch herstel heeft aangeboden. De zaak
wordt door het Tuchtcollege te ernstig geacht voor een waar-
schuwing, de specialist chirurgie paard krijgt een berisping
opgelegd. De financiële kant van de zaak zal dan alsnog voor
een burgerlijke rechter moeten worden uitgevochten, het
Tuchtcollege doet daar geen uitspraak over. In het volgende
artikel zal dieper worden ingegaan op de mogelijkheid van
een schadevergoedingsprocedure bij het Tuchtcollege.

Complete castratie door een specialist?

-ocr page 387-

Tot voor kort werden drie geno-
groepen van intracellulaire bacte-
^^^^^^^^ riële organismen als pathogeen
jlraffmiWi voor mens en dier beschouwd, ge-
zamenlijk geclassificeerd als \'ehr-
^^^^^^^^ lichiae\'. Uit fylogenetische analyse
^^nSl^^ff betrekking tot ontwikkeling

gedurende de evolutie) met behulp
van de genensequentie, inclusief
het I6S rRNA-gen, blijkt dat deze groepen uit de vol-
gende afzonderlijke genera bestaan:

• Genus Ehrlichia, waaronder E. canis, de veroorzaker
van monocytaire ehrlichiose bij hond en kat.

• Genus Anaplasmose, waaronder A. phagocytophila, de
veroorzaker van granulocytaire \'ehrlichiose\' bij hond
en kat en
A. platys, de veroorzaker van infectieuze
thrombocytopenic bij de hond.

• Genus Neorickettsia, waaronder TV. risticii, de veroorza-
ker van Potomac horse fever in de US. in de US zijn er
ook soorten die infecties en ziekten veroorzaken bij de
hond maar deze soorten zijn op het moment minder
belangrijk in Noord Europa. Katten zijn gevoelig voor
experimentele infecties met
N. risticii en er zijn ook se-
rologische bewijzen van het natuurlijk voorkomen van
deze infecties.

Week van het Huisdier 2003
Huisdier en vakantie

In het kader van het thema
\'Huisdier en vakantie\' van de
Week van het Huisdier 2003
heeft Susan Shaw toestem-
ming verleend om de procee-
dings van haar lezingen over
babesiose, leishmaniose en
ehrlichia, gehouden tijdens
het Chateau Veterinair te Rhoon in januari 2003, in het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde te publiceren. In
voorgaande nummers zijn een interview en artikelen
over babesiose en leishmaniose verschenen. In deze af-
levering komt ehrlichia in het voetlicht.

Met dank aan Paul Overgaauw voor de vertaling.

De belangrijkste importziekte van deze groep is de canine
monocytaire ehrlichiose, veroorzaakt door
Ehrlichia canis.
Anaplasma phagocytophila
wordt ook beschouwd als een
belangrijke pathogeen voor honden en katten in Noord-
Europa en is endemisch in Engeland.

Canine monocytaire ehrlichiose

Dit is een belangrijke ziekte bij honden in Zuid-Europa en in
de gebieden rond de Middellandse Zee, hoewel het zich nu
ook verspreidt naar het Noorden. In Europa wordt de ziekte
hoofdzakelijk veroorzaakt door
E. canis en overgebracht
door de teek
Rhipicephalus sanguineus. In Engeland wordt
de aandoening momenteel alleen gezien bij honden die door
endemische gebieden hebben gereisd. Echter, zoals vermeld
voor babesiose, als de prevalentie voor
R. sanguineus zich
uitbreidt dan kan
E. canis wellicht endemisch worden in
onze gebieden.

Canine monocytische ehrlichiose kan een acuut, subklinisch
of chronisch verloop hebben. De acute fase heeft een incuba-
tieperiode van acht tot twintig dagen en wordt gevolgd door
klinische remissie. Een subklinische infectie komt echter re-
gelmatig voor en kan soms jaren voortduren. Bij een ineffec-
tieve immuunrespons kan zich een chronische ehrlichiose
ontwikkelen die kan leiden tot ernstige schade aan het been-
merg. Co-infecties met
Babesia sp. en Leishmania infantum
komen nogal eens voor.

Klinische verschijnselen

Bij acute monocytiaire en granulocytiaire ehrlichiose komen
niet-specifieke ziekteverschijnselen voor, zoals koorts, ano-
rexie, en lymfadenomegaly, met daarnaast vaak oculonasale
uitvloeiing, uveitis en centraal nerveuze verschijnselen (toe-
vallen, stupor). Vasculitis, immuungemedieerde thrombo-
cytopenic en dysfunctie van de bloedplaatjes veroorzaken
Petechien en epistaxis, wat kenmerkend is voor E. canis-m-
fecties. Verder kan leucopenie en variabele anemie optreden.
Een granulocytaire ehrlichiose wordt soms gekenmerkt door
kreupelheid, overvulde gewrichten en neurologische ver-
schijnselen (meningitis)

Chronische E. can/s-infectie leidt tot een pancytopenie door
destructie van het beenmerg. Non-regeneratieve anemie,
thrombocytopenic en leucopenie komen in verschillende
mate voor. Indien men deze patiënten niet behandelt, leidt dit
tot de dood door bloedingen en/of infectie. Opvallend is het
verhoogde gehalte aan gammaglobulines in het serum, zoals
ook wordt zien bij leishmaniose. Chronische ehrlichiose ver-
toont een ernstiger beeld bij sommige rassen (Duitse herder)
en bij jonge honden. De ernst kan ook afhankelijk zijn van de
betrokken soort
Ehrlichia. De start van de klinische sympto-
men kan worden beïnvloed door een gelijktijdige aanwezige
ziekte zoals bijvoorbeeld leishmaniose, babesiose of een an-
dere, door teken overgebracht, ziekte. Dit kan een complex
multisystemisch ziektebeeld geven.

Diagnose

De diagnose wordt gesteld op de klinische bevindingen en
het aantonen van ehrlichiale morulae in leukocyten of bloed-
plaatjes in uitstrijkjes van de buffy coat of in bloed uit een ca-
pillair vat. Ook kunnen aspiratiebiopten van de longen, milt
of lymfeknopen gebruikt worden. Serologische diagnose is
voornamelijk gebaseerd op IFA-tests en immunoblotting. Er
is nu een PCR-test beschikbaar voor EDTA-bloed. Deze is

Ehrlichiose en anaplasmose

s. Shaw

-ocr page 388-

gevoelig en specifiek en maakt, evenals bij babesiose, onder-
scheid tussen infectie en blootstelling. De PCR-test kan de
ziekte in een vroeg stadium aantonen.

Behandeling en preventie

Ondersteunende vloeistoftherapie en/of bloedtransfusie kan
nodig zijn. Als er een levensbedreigende thrombocytopenic
aanwezig is, kan een therapie met glucocorticoïden zinvol
zijn. Dit geldt ook voor een immuungemedieerde arthritis,
meningitis en vasculitis of granulocytaire ehrlichiose.
Doxycycline of Oxytetracycline is de eerste keus voor de be-
handeling van ehrlichiose (Tabel 1). Bovendien kan imidi-
carb worden geven voor resistente infecties. Er is geen vac-
cin beschikbaar. Voor honden die mee op reis gaan, kan
profylactisch 6,6 mg/kg tetracycline oraal worden gegeven
in combinatie met een goede tekenbestrijding (preventie van
de vector). Het is niet precies bekend hoe lang het duurt
voordat er een transmissie optreedt van de teek naar de hond
maar dat kan één tot twee dagen duren. Als dat klopt, zullen
de huidige middelen voor de tekenbestrijding het risico om
de ziekte op te lopen niet volledig elimineren.

Canine infectieuze thrombocytopenie

Cyclische canine thrombocytopenie, veroorzaakt door
Anaplasma (E.) platys, is voor het eerst gezien in de US en
blijkt een groeiend probleem te zijn in verschillende
Europese landen, Israël, Taiwan, Venezuela en het meest re-
cent in Australië. Deze
Anaplasma-soort heeft een voorkeur
voor bloedplaatjes. Hoewel er verondersteld wordt dat de
transmissie verloopt via
Rhipicephalus sanguineus, is het
nog onbekend hoe de ziekte precies wordt overgedragen.

Klinische verschijnselen

In het algemeen is de pathogeniciteit van A.(E) platys-infec-
ties laag, maar ze kunnen een rol spelen bij co-infecties met
andere ziekten die worden overgebracht door arthropoden,
zoals
Babesia of Ehrlichia-soorten die ook via Rhipice-
phalus
worden overgebracht. Er zijn meldingen van een
meer pathogene soort in Griekenland en het Midden-Oosten.
Over het algemeen krijgen de dieren een milde tot matige
throiTibcytopenie inet intervallen van twee tot drie weken.

Het is hoofdzakelijk een asymptomatische infectie, tenzij de
hond een operatie ondergaat of gelijktijdig een bloedings-
afwijking heeft. Echter, men veronderstelt dat
A. platys-\'m-
fecties een rol kan spelen in de epistaxis (volwassen dieren),
ernstige thrombocytopenie met anemie en versnelde morta-
liteit (puppy\'s) bij honden in Noord-Australië.

Diagnose

Insluitlichaampjes in de bloedplaatjes is een bruikbare aan-
wijzing voor het stellen van de diagnose, hoewel er nu ook
soortspecifieke PCR-testen zijn ontwikkeld. Rekening-
houdend met de natuurlijke cyclus en het lage niveau van de
parasitemie, is een diagnose op moleculaire basis een goede
aanvulling. Er zijn IFA-testen ontwikkeld, maar deze zijn
nog niet commercieel beschikbaar.

Behandeling en preventie

Behandeling is niet nodig, hoewel de infectie lijkt te reage-
ren op een behandeling met farmaca uit de groep van tetracy-
clinen. Preventie bestaat uit bestrijding van de vector.

Tabel 1: Behandeling van ehrlichiose en anaplasmose

Behandeling

Geadviseerde dosis(mg/kg)

Interval en duur van dc therapie

Opmerkingen/Toxiciteit

Doxycycline

Div. tabletten

Oxytetracycline

Div. tablettten

Injectie

Hond: 5-10 po
Kat: 5 po

Hond: 25 po

Hondenkat: 7-11 im, sc

1-2 dd

gedurende 14-21 dgn
3dd

gedurende 14-21 dagen
3dd

gedurende 14-21 dagen

Tandverkleuring in eerste levens-
maand en laatste trimester van
dracht.

Anorexie met name bij katten, bra-
ken, diarree

Imidocarb*

Imizol®, Schering-Plough; Forray-
65®. Hoechst; beide 120 mg/ml op-
lossingen

Hond en kat:
5-6,6
SC, im

Eenmalig

Herhaal na 2-3 weken

Hepatoxisch, braken na behandeling,
pijn en zwelling op plaats van injec-
tie

* Imidocarb is te bestellen via de veterinaire apotheek van de Faculteit der Diergeneeskunde te Utrecht.

IVIondslijmvlies met petechiën

-ocr page 389-

Kennis en contacten trokken dit jaar zo\'n 1500 dieren-
artsen uit 32 landen en bijna even zoveel dierartsassisten-
ten naar de Voorjaarsdagen in de RAI te Amsterdam. Zij
en de 53 sprekers, plus nog zo\'n 70 industriestands,
samengebracht door een goed gesmeerde organisatie en
vele sponsoren, maakten de 36e Voorjaarsdagen tot het
zoveelste succesvolle gezelschapdierencongres op Neder-
landse bodem.

De Voorjaarsdagen zijn de laatste jaren van een nationale
conferentie uitgegroeid tot één van de allergrootste interna-
tionale gezelschapsdierencongressen in Europa. Mede door
de ervaring die opgedaan werd in 2000 tijdens het organise-
ren van het World Small Animal Veterinary Association
(WSAVA) congres welke dat jaar in Amsterdam plaatsvond,
is de organisatiecommissie erin geslaagd de Voorjaarsdagen
elk jaar te vernieuwen en verder te professionaliseren. Vorig
jaar werd het congres uitgebreid met een paardenpro-
gramma. De omvang van het aanbod van wetenschappelijke
lezingen is daarmee uitgegroeid tot drie dagen lang tien si-
multane sessies, acht voor de gezelschapsdieren en twee
voor paard. Dit jaar is er een practicum hematologie toege-
voegd aan de lezingen. Er is in het lezingenaanbod rekening
gehouden met de actualiteit en met de verschillende behoef-
tes van practici en specialisten. Het is dus niet verwonderlijk
dat de Voorjaarsdagen zoveel bezoekers trekken. Tevens heb-
ben buitenlandse bezoekers van het WSAVA Congress in
2000, met name de bezoekers uit België, Duitsland, Enge-
land en de Scandinavische landen, ervaren dat Amsterdam
maar een paar uur reizen en daarbij ook nog een heel gezel-
lige stad is. Zij blijven komen voor de veelal Amerikaanse
sprekers met hun befaamde duidelijke presentatiestijl en de
relatief lage entreeprijs. De verhoging met 19% BTW, die dit
jaar voor het eerst geheven werd, heeft slechts tot één enkele
afzegging geleid, aldus de organisatiecommissie.

Vakantievoorzorgen onder de aandacht gebracht

De Voorjaarsdagen kennen geen thema, omdat zoveel moge-
lijk getracht wordt voor elk wat wils te bieden. Wel is er dit
jaar speciale aandacht gevestigd op \'Huisdier en Vakantie\',
het thema voor 2003 van Week van het Huisdier. Week van
het Huisdier is een initiatief van onder andere de KNMvD en
de Dierenbescherming, dat gecoördineerd wordt door
Veterinair Organisatiebureau Animaux te Hilversum. De
Week van het Huisdier is in het leven geroepen om te infor-
meren over het verantwoord houden van dieren. Dit jaar in-
formeert zij dus over verantwoord vakantie houden door te
wijzen op vroegtijdig te treffen voorzorgsmaatregelen. De
oranje jeweetwelkater van Jan, Jans en de kinderen atten-
deerde bezoekers op hun stand, waar deze zich op de hoogte
konden stellen van de laatste weetjes met betrekking tot
vlooienbestrijding, opvang, reizen, vaccinaties, chippen en
Zuid-Europese tekenziektes, om zo beslagen te ijs te komen
voor de actie week van 17 tot en met 24 mei. Mei is voor
sommige voorzorgsmaatregelen zelfs al rijkelijk laat. Een
beetje dierenpension is vanaf april al volgeboekt en dieren
met een Engeland bestemming dienen zeven maanden van
tevoren tegen rabiës geënt te worden, zo informeren zij.
Verder sponsorde Week van het Huisdier een sessie van vier
lezingen over de Zuid-Europese ziekten leishmaniose, babe-
siose en ehriichiose, gegeven door collega Piek van de
Faculteit der Diergeneeskunde in Utrecht. Deze ziekten zijn
van toenemend belang. In de eerste plaats omdat steeds meer
mensen hun huisdier meenemen naar de landen waar deze
ziekten endemisch zijn, maar ook omdat de vectoren (twee
tekensoorten en een zandvliegje) zich door klimaatverande-
ring steeds noordelijker manifesteren, waardoor steeds meer
Europese landen deel van het verspreidingsgebied uit gaan
maken. Naar verwachting zullen deze ziekten op termijn ook
in Nederland inheems worden (zie ook TvD 128:8 en een
driedelige serie in TvD 128:9/10/11). Preventieve maatrege-

Geïnspireerd en intensief nascholen en netwerken op de 36e
Voorjaarsdagen

J.M. Leneman

-ocr page 390-

len verdienen nadruic, want voor deze infectiezielcten geldt
zéker dat voorkomen beter is dan genezen. Vooral sommige
vormen van leishmaniose kunnen een onpretttig en on-
gunstig verloop hebben voor de hond en tevens potentieel
als zoönose voor de mens. Zie voor meer informatie:
www.weekvanhethuisdiernl.

Programma gezelschapsdieren

Het wetenschappelijk programma bestond uit klinisch speci-
alistische lezingen enerzijds en presentaties van onderzoeks-
resultaten anderzijds. De specialistische lezingen werden
voornamelijk door buitenlandse sprekers gegeven, waarbij
Amerikaanse sprekers ruimschoots in de meerderheid wa-
ren. De Europese sprekers waren afkomstig uit het Verenigd
Koninkrijk, Zwitserland en er was telkens één Nederlands-
talige sessie in het programma opgenomen. Er bestond ook
de mogelijkheid aan een practicum \'Emergency and critical
care laboratory\' van de heer Spreng (Universiteit van Bern)
deel te nemen in Utrecht op zaterdagmiddag. Er was niet al-
leen veel keus, maar ook gevariëerde keus. Vrijwel alle
onderdelen van het klinisch spectrum kwamen aan bod. Voor
de generalist zal het moeilijk kiezen geweest zijn, vooral ook
omdat de lezingen in sessies van drie of vier lezingen werden
aangeboden en het volgen van sessies in de meeste gevallen
meerwaarde had boven het volgen van losse lezingen. Een
dergelijke wijze van aanbieden past in de trend van praktijk-
vergroting en differentiatie binnen het gezelschapsdierenart-
senteam van de grotere praktijken. Alhoewel de lezingen ook
voor de algemeen practicus interessant waren, zullen waar-
schijnlijk de practici met één of enkele differentiaties het
meeste baat hebben gehad bij zowel de opzet als de inhoud
van de lezingen.

Orthopedie en oncologie

Er was veel aandacht voor orthopedie en oncologie. Dr
Breur van de Universiteit van Purdue (VS) presenteerde in
tien lezingen de resultaten van een grootscheeps epidemio-
logisch onderzoek, waarin hij betrokken was. Van zestien

universiteitsklinieken in de Verenigde Staten werden de pati-
ëntgegevens van de orthopedische patiënten over een peri-
ode van tien jaar bekeken en beschreven. Een heel scala aan
benige, musculotendineuze en gewrichtsaandoeningen pas-
seerden de revue, ook de minder veelvuldig voorkomende
aandoeningen. Aan rheumatoide arthritis werd een volledige
lezing besteed, waarin Dr Breur paralellen met betrekking
tot de diagnose en therapiemogelijkheden trok met humane
rheumatoide arthritis. Tumorziekten zijn niet alleen bij de
mens, maar ook bij zijn gezelschapsdieren van toenemend
belang. Chirurgisch verwijderen van tumoren is in de gezel-
schapsdierenpraktijk dan ook
common practice geworden.
Dr O\'Brien (Madison, VS) besteedde een lezing aan pre-
operatieve planning en één aan de exploratieve laprotomy en
behandelde in de overige acht lezingen bot-, huid- en endo-
criene tumoren en reconstructieve chirurgie. Onder de sub-
cutane sarcomen noemde ze het Vaccine-Associated Feline
Sarcoma (VAFS). Aluminium dat in veel adjuvantia voor-
komt, wordt in verband gebracht met het ontstaan van de tu-
mor Deze neoplasie is lokaal sterk invasief maar in minder
dan 20% van de gevallen treden metastasen op. De kat heeft
de beste kansen om tumorvij te worden en te blijven indien
de tumor met uitlopers in kaart gebracht wordt (met bijvoor-
beeld een CT-scan) en met een ruime marge wordt weggeno-
men, inclusief zoveel mogelijk onderiiggend spierweefsel of
Spinae als die betrokken zijn, aldus mevrouw O\'Brien.
Oncoloog Dr. Vail (eveneens uit Madison, VS.) deelde be-
halve zijn kennis over chemotherapy en radiotherapie, nog
een aantal andere therapieën met potentieel voor de toe-
komst met zijn toehoorders. Regionale chemotherapie is al
wat langer bekend en naar groeifactor gerichte therapie
wordt al geruime tijd onderzoek gedaan, maar dat onderzoek
heeft sinds kort ook geleid tot een klinisch toepasbare thera-
pie-mogelijkheid bij de mens, Gleevec. Het middel wordt
momenteel getest op katten met VAFS. De in vitro-resultaten
zijn positief, dus groei-reinmend voor de VAFS-tumor
Behalve meer immuunondersteunende therapieën, kunnen
we in de toekomst ook tumorvaccinaties verwachten. Dit
zijn geen profylactische maar curatieve (of palliatieve) vac-
cines op basis van een geïnactiveerde suspensie van de spe-
cieke tumorcellen. En verder ligt het in de lijn der verwach-
ting dat transgene bacteria ingezet gaan worden, om
cytokines, enzymen en eiwitten op tumoren en metastases
los te laten.

Tot slot presenteerde Verstraete (Universiteit van Californië,
VS) een beslisprotocol voor orale tumoren met bijbehorende

Foto: C.E.M. Bistervels

-ocr page 391-

chirurgische principes (piece meal verwijdering, intracapsu-
laire excisie, marginale excisie, ruime excisie en radicale re-
sectie oftewel gedeeltelijke verwijdering van mandibula of
maxilla).

Gedragsstoornissen

Verder waren de drie sessies over gedragsstoornissen bij
hond en kat opvallend. Dr. Moon-Fanelli (Tufts univer-
siteit, VS) behandelde een vijftal dwangmatige handelin-
gen (Obsessive Compulsive Disorders (OCD)) bij de hond
en een drietal bij de kat. Mevrouw Moon-Fanelli stelt dat
gedrag een resultante is van genetische compositie, de om-
geving waarin het dier functioneert en de ervaring van het
dier. Vanuit een behavioristische traditie wordt het meeste
aandacht besteed aan de omgeving. Vanuit een psychia-
trisch perspectief wordt het meeste aandacht gegeven aan
het welbevinden van de patiënt (met psychofarmaca). De
genetische component is voor de individuele patiënt een
gegeven, maar voor de populatie en dus voor de fokker ui-
teraard niet. Mevrouw Moon-Fanelli heeft familiair onder-
zoek gedaan bij bulterriërs die dwangmatig achter hun
staart aan vangen (niet te verwarren met cirkelbewegin-
gen) en constateert dat er een genetische predispositie is.
Ook van dobermannpinchers wordt verondersteld, dat ze
behebt zijn met een predispostie tot dwangmatig flank zui-
gen. Meer dan 50% van de dobermanns in de Verenigde
Staten laat het gedrag zien. Naast staart najagen en flank
zuigen worden bij de hond nog pootlikken (acral lick gra-
nuloma), vlieghappen en licht of schaduw najagen als
dwangmatig gedrag gezien. Bij de kat gaat het om wolzui-
gen, psychogene kaalheid en feliene hyperaesthesie. Het
dwangmatige in het gedrag kan zo obsessief zijn, dat het
tot agressie kan leiden als gevolg van frustratie als het dier
weerhouden wordt het gedrag te uiten.

OCD is pas vrij recentelijk onderkend bij huisdieren. Angst-
agressie (vooral op vreemden gericht) en dominantie-agres-
sie (vooral op huisgenoten gericht) en onzindelijkheid zijn
daarentegen oude fenomenen, waar de afgelopen decennia
nieuwe inzichten over vergaard zijn. In het eerste geval,
angst-aggressie, gaat het om een sensitizatiefout in de socia-
liseringsfase en is volgens dr. Moon-Fanelli systematische
desensitizatie en contra-conditionering geboden, waarbij
veel beweging en een eiwitarm dieet kunnen helpen. In het
tweede geval, dominantie-aggressie, beveelt de spreekster
een niet confronterende degradatie van de positie van de
hond in het gezin aan, door de hond alles wat hij nodig heeft
te laten verdienen, zoals eten, aanhalen, en vrijheid.

Hierdoor leert de hond dat de eigenaar degene is die de touw-
tjes in handen heeft. Onzindelijkheid bij de kat kan verhol-
pen worden door vooral de omgeving en initiële oorzaak of
aanleiding te \'behandelen\'. Ook bij OCD geeft mevrouw
Moon-Fanelli in de eerste plaats de voorkeur aan omge-
vingsaanpassingen. Als het accent te veel op gedragsaanpas-
singen ligt, kan het gedrag geredirigeerd worden naar een
nog ernstigere dwangbeweging. Het gebruik van Prozac®,
Clomicalm®, Anafranil® of phenobarbital ziet ze vooral als
een laatste redmiddel of als initieel hulpmiddel om de patiënt
trainingsontvankelijk te maken.

De kunst van communiceren met de klant

In de sessies over praktijkmanagement stond het contact
met de klant en dus vooral de communicatie centraal. De
benadering van dr. Vande Linde was misschien wat
Amerikaans of in elk geval onhollands, maar wel functio-
neel. Er zitten verschillen tussen de manier waarop
Amerikanen en Nederlanders communiceren, maar voor
beiden geldt dat er op verschillende verbale en non-verbale
niveau\'s gecommuniceerd wordt. In het contact tussen
klant en dierenarts wordt immers veel meer gecommuni-
ceerd dan het gesprek dat ze samen hebben. De wachtka-
mer, de spreekkamer, de telefoon, de overige mensen in het
team en de parkeerruimte communiceren allemaal mee.
Lichaamstaal, zoals houding, lichaamsverzorging, positio-
nering en beweging, is het tweede belangrijke non-verbale
vlak waarop gecommuniceerd wordt. Dat verbaal de vorm
minstens zo belangrijk is dan de inhoud is bekend, maar
brengt de dierenarts het ook in praktijk door veel aandacht
te besteden aan het voegen van de juiste woorden bij zijn of
haar daden? In alles wat er gecommuniceerd wordt in het
klantencontact is de letterlijke tekst, die uitgesproken
wordt, dus maar een klein onderdeel. In ettelijke luchtza-
ken\' speelt communicatie een belangrijke rol, soms als
aanleiding en soms als oorzaak van het probleem, maar zel-
den wordt het expliciet als klacht gegeven. Dc letterlijke
tekst wordt vooral op een weegschaaltje gelegd als de com-
municatie eromheen niet goed loopt. Een eigen commun-
catiestijl is volgens Vande Linde geen bezwaar, dus geoe-
fende glimlachjes komen er niet aan te pas, maar tnen dient
de eigen stijl wel voor zich te laten spreken. Dit houdt in dat
als de eigen stijl iets anders zegt dan bedoeld wordt, de stijl
op bepaalde punten beter aangepast kan worden. Een vi-
deo-opname van een gesprek met een klant is een effec-
tieve methode otn erachter te komen of de eigen stijl wel
doet wat het doen moet. Het oog van de camera brengt u
dichter bij het oog van de klant, maar om te registreren wat
de klant waarneemt, moet de dierenarts in het hoofd van de
klant kruipen, volgens mevrouw Vande Linde. Om u alvast
een voorschot op de video-opname te geven met een paar
tips van Vande Linde: Draagt u uw naamkaartje duidelijk
zichtbaar aan de rechterkant? Is uw lange haar uit het ge-
zicht, liefst opgestoken? Kijkt u uw klant zoveel mogelijk
aan en bij voorkeur met beide schouders naar voren gericht
of zijn uw ogen meer op het dier en het meest op het com-
puterscherm gericht? Is er een mogelijkheid tot zitten en is
er visuele afleiding in de spreekkamer, bijvoorbeeld een
raam of interessante poster, als u er uw klant alleen laat

^ Waarschijnlijk zelfs in alle, want zolang de communicatie tussen klant
en dierenarts goed verloopt, hoeft de klant niet zijn toevlucht tot het
tuchtcollege te zoeken. Dat gebeurt pas als een van beide de commu-
nicatie stopzet.

-ocr page 392-

wachten? Ogenschijnlijk allemaal niet erg relevant voor het
vakmanschap en de servicekwaliteit die een dierenarts
biedt, maar het zijn wel belangrijke factoren die onbehagen
bij de klant teweeg kunnen brengen en zo de communicatie
(negatief) beïnvloeden. De spreekster liet met behulp van
beeldmateriaal een aantal spreekkamers en dierenartsen de
revue passeren en liet de zaal associaties maken. Daarmee
liet ze onwillekeurig de toehoorders zich in de klant ver-
plaatsen en tegelijk een reflectie op de eigen situatie ma-
ken.

Wetenschappelijke prijzen

De wetenschappelijke communicaties werden gepresenteerd
op vrijdag door jonge onderzoekers, die streden om de
Waltham Resident & Research Award en in de vorm van vrije
communicaties en posters op zaterdag. Onderwerpen waren
op zichzelfstaand, maar wel zoveel mogelijk naar orgaan-
systeem geclusterd. Isabelle Neyens won de Waltham
Resident & Research Award 2003 met haar presentatie: \'A cli-
nicopathological study of 52 feline epulides\'. De bevindingen
van het onderzoek wijzen uit dat epuliden van het type \'aint
cell epulis\' significant sneller groeien, en vaker ulceratief en
recidiverend zijn dan de fibromateuze epuliden. In vijf van de
vijftien gevallen gaven ze aanleiding tot euthanasie. De reu-
zencel-epuliden kunnen immuno-histo-chemisch onderschei-
den worden. De nieuwe diagnostische methode kan de clini-
cus van dienst zijn bij het opstellen van het behandelplan en
het geven van een meer accurate prognose aan de cliënt. De
Waltham Best Poster ging naar B.E. Veenstra: \'Rabies in
Cuba, a zoonosis under control?\' en het beste studentenrefe-
raat werd dit jaar volgens de Watham jury geschreven door
Monique Schwencke, getiteld \'Elbow dysplasia and a new
measurement method, what do we measure, morphology or
osteophytes?\'.

De Waltham Resident & Research Awards werden uitgereikt
tijdens de gala-avond, waar ook prof dr. Rijnberk verrast
werd met een prijs. Hij nam de Scharnagel-medaille in ont-
vangst uit handen van profdr. Everts, voorzitter van het
Jubileumfonds, voor zijn verdiensten voor de veterinaire
ziektekunde in ruime zin en zijn bijdrage aan het tot stand
komen van het facultaire curriculum 2001 in het bijzonder.

Het paardenprogramma

Het paardeprogramma was samengesteld voor de paarden-
arts en in mindere mate voor de practicus die een sporadi-
sche manégepony behandelt. De paardenarts is verplicht tot
nascholing en het bijwonen van de Voorjaarsdagen leverde
tien accreditatiepunten per dag op. Zoals gebruikelijk en be-
grijpelijk veel aandacht voor locomotie en reproductie, maar
ook vier lezingen over de geneeskunde en fysiology van
sportpaarden. Opvallend waren verder de lezing van
Gostelie: \'Welfare and position of the horse in the new cen-
tury\' en de lezingen van Haussier en Hoogenraad over chiro-
practie en acupunctuur. Op zondagmiddag was plaats inge-
ruimd voor de vrije communicaties.

Ander soort eigenaar

Met de verandering van de rol van het paard van productie-
en lastdier naar die van recreatief gezelschapsdier, heeft het
paard ook een ander soort eigenaar gekregen. Enerzijds zijn
er de eigenaren die de verzorgingsbehoefte van hun recrea-
tieve huisdier niet goed kennen. Verwaariozingen door on-
juiste voeding en stalling, het niet herkennen van kreupelhe-
den, andere pijnsignalen of ziekte en dus niet weten wanneer
een dierenarts te bellen, komen nog steeds voor. Anderzijds
zijn er de eigenaren die hoge prestaties van hun dier verlan-
gen. Veterinair advies als begeleiding in de training voor top-
prestaties, vergt een gedegen kennis over de fysiologie. Van
Breda (Universiteit van Maastricht) concludeerde in zijn le-
zing dat trainingsschema\'s voor paarden nog weinig weten-
schappelijk onderbouwd zijn. Hij pleitte voor meer onder-
zoek om de fijne balans tussen training voor prestatie en
overtraining te optimaliseren. Op die balans ligt niet alleen
het kritische punt van winnen of verliezen in de sport, maar
ook van gezondheid en ziekte en van welzijn en mishande-
ling. De topsporter heeft ook behoefte aan een speciaal dieet.
Collega Hinnen van Stimulan B.V. te Apeldoorn deed er uit-
leg over. Ook voor voeding geldt, dat het niet alleen maar
meer kan zijn, maar dat de juiste balans van de samenstelling
voor de gewenste topconditie zorgt.

Vrijheidsgraden voor welzijn

Voor zowel de eigenaar die te weinig weet als de eigenaar die
te veel vraagt, geldt dat ze het welzijn van het dier onbedoeld
aan kunnen tasten. Gostelie hanteerde de vijf vrijheidsgra-
den voor welzijn die binnen Europa als richtlijnen voor land-
bouwhuisdieren gelden (Farm Animal Welfare Council,
1992), te weten vrijheid van: honger, dorst en onjuiste voe-
ding; fysiek en thermisch onbehagen; pijn, letsel en ziekte;
angst en stress en de vrijheid van het uiten van natuurlijk ge-
drag. Dierenartsen zijn vaak de enigen die eigenaren voor
kunnen lichten en adviseren, maar bij veel eigenaren zullen
de adviezen aan dovemansoren zijn, want weinigen zullen
staan te popelen om te erkennen dat ze het welzijn van hun
dier beknotten. De paardenarts heeft met zijn/haar unieke
verantwoordelijkheid en taak in deze, aldus Gostelie.

Chiropractie en acupunctuur

Al wordt binnen de beroepsgroep het wetenschappelijk ge-
halte van alternatieve geneeswijzen betwist, het heeft het
organisatieteam van het wetenschappelijk paardenpro-
gramma er niet van weerhouden een middag chiropractie
en acupunctuur in te lassen. Er is belang gehecht aan het
voldoen aan een vraag vanuit de praktijk en aan het bieden
van gelegenheid aan practici zelf om kennis te maken met
de fenomenen die in populariteit groeien en zich een plaats
verwerven in de paardengeneeskunde. De zaal was goed
gevuld. Dierenarts en chiropractor er. Haussler van de
Universiteit van Cornell presenteerde de chiropractie als
complementaire diagnostiek en therapie en pleitte voor
toepassing door mensen met een gedegen kennis van de
anatomie, biomechanica en pathologie van de paarderug.
Hij gaf een overzicht van de chiropractische principes en
toepassing, de indicaties en contra-indicaties en besteedde
ook aandacht aan geloof en ongeloof dat de chiropractie
omgeeft en de achterstand in onderzoek ter onderbouwing.
Haussier constateerde vier basishoudingen ten aanzien van
alternatieve geneeswijzen, die van klakkeloos aannemen of
principieel geloven (ik geloof het zonder enig bewijs),
pragmatische aanname (ik zie dat het werkt en daar gaat het
me om), principiële verwerping (ik begrijp het niet, dus kan
het niet werken), en klakkeloos verwerpen of principieel
ongeloof (zelfs met hard bewijs, niet aan willen nemen). Er
zijn geen noemenswaardige veterinaire onderzoeken ge-
daan en humaan betreft het onderzoek voornamelijk
casus-

-ocr page 393-

rapportages en descriptieve onderzoeken, maar vrijwel
geen systematische random clinical trials. Collega Rodinde
Hoogenraad nam de zaal mee naar het gedachtengoed van
de Oude Chinezen alvorens in te gaan op de toepassingen
van acupuntuur bij het paard. Eén lezing was uiteraard te
kort om een complete methode met interpretatief kader
over te dragen. Voor wie gekomen was met de verwachting
na een enkele lezing met de naalden wonderen te verrich-
ten, kwam bedrogen thuis, maar nam desalnietemin een in-
druk mee van de mogelijkheden en de benadering van acu-
punctuur.

Netwerken op de industrievloer

Een 70-tal stands en een aantal bars verdeeld over twee ver-
diepingen bood gelegenheid zich te informeren en te netwer-
ken. Het weerzien van studievrienden of praktijkrelaties
bepaalden de geanimeerde sfeer. Zeker tijdens de openings-
borrel aan het eind van de eerste dag, na de speeches van Leen
den Otter (voorzitter Groep Gezelschapsdieren) en Jolle
Kirpensteijn (voorzitter Voorjaarsdagen commissie), was de
opgetogenheid en intensiteit van de conversaties tussen de
vele collega\'s opvallend. Ook aan het eind van de tweede dag
werd er druk geborreld en gesnackt rondom de AU V-stand en
de sfeervolle stand ter promotie van het WSAVA-congres in
Thailand op 24-27 oktober van dit jaar. Bedrijven met een
groeiend marktsegment of een nieuw product deden goede
zaken, zoals Vet Med Lab diagnostische dienstverlening,
Proteq Verzekeringen met de Dier & Zorg verzekering voor
dieren, Fujifilm met digitale radiologieproducten en
Supreme Science met knaagdierverzorgingsproducten.
Andere bedrijven, zoals de groothandels, de voederfabrikan-
ten en verzekeraars opereren in een markt die al wat meer uit-
gekristaliseerd is en waarin ieder zijn min of meer vaste seg-
ment heeft. Zij presenteerden zich vooral als dienstverleners
en het gezicht bij het product (met name voor de assistenten)
en nauwelijks als klantenwervers. De boekhandelaren,
Broese Kemink en VetRed verkochten vooral algemene
handboeken, zoals Slatter. Overgaauw\'s \'Parasieten bij hond
en kat\' en Hellebrekers\' \'Anaesthesiologie serie: dierenarts in
de praktijk\', vonden ook gretig aftrek, evenals Ross &
Dyson\'s \'Diagnosis and management of equine lameness\'
(1). Sue Dyson verzorgde tevens een lezing in de vrije com-
municaties van het paardenprogramma.

25 jaar DANS

Het Dierenarts Assistenten Na-Scholing (DANS) Program-
ma vierde zijn 25-jarig jubileum. Er was keuze tussen een al-
gemeen programma, één in het Nederiands en één in het
Engels, een paardenprogramma (Nederiandstalig op zater-
dag en Engelstalig op zondag) en een themaprogramma. Het
thema van zaterdag was hematologie, met theorie en praktijk
voor beginners en gevorderden. Op zondag was het thema
reanimatie. Het merendeel van de bezoekers volgde het alge-
mene programma, want voor het paardenprogramma en de
themaprogramma was speciale inschrijving nodig. Dieren-
artsassistenten zijn een nog diversere groep als dierenartsen,
wat betreft interesse en kennisniveau. Het iedereen naar de
zin maken in vier lezingen per dag, betekende dat de spre-
kers van goede huize dienden te komen. Geanimeerde spre-
kers vonden inderdaad het beste gehoor. Tussendoor waaier-
den de assistenten in groepjes als kleine wervelwindjes over
de industrievloer Voor het invullen van gegevens kon er bij
de meeste stands een aardigheidje verdiend worden, zoals
een T-shirt, een tas, een spelletje of een knuffeldier.
Hill\'s sponsorde de viering van het jubileum met een happy
hour en de band Waitress Dilemma. Aan Annemarie Klont
van praktijk Zuidhorn werd de Hill\'s Health Care
Connection prijs uitgereikt. Ze kwam als beste cursiste uit de

-ocr page 394-

bus. Ze voltooide alle vijf cur-
sussen uit Hill\'s Nutrition
Advisor Programme en the Vet
Health Advisor cursus. Ze deed
anderhalfjaar thuisstudie, paste
de nieuw verworven kennis di-
rect in de praktijk toe en groeide
uit tot de voedingsadviseur van
praktijk Zuidhorn. Met de 1250
euro aan cursusgeld die haar ten
deel viel, hoopt ze haar licht ver-
der op te kunnen steken in
Amerika.

Kinderopvang

Met een groeiend aantal vrou-
wen werkzaam in de diergenees-
kunde en steeds meer werkende
moeders in de samenleving als
geheel, werd het tijd voor een
kinderopvang tijdens de Voor-
jaarsdagen. Veterinair Organi-
satie Bureau Animaux sponsorde en organiseerde het. Zij
huurde een professioneel team van congreskinderopvang
Kids Club Events in om de kinderen op te vangen en te verma-
ken. Voor de peuters, kleuters en kinderen tot een jaar of acht
was er voor veel vermaak gezorgd, met uitnodigende kleur-
rijke speeltoestellen, tafeltjes om aan te knutselen en kleuren,
en een clown met schminkspullen. Voor de allerjongsten was
een babyverzorgster meegekomen. De opvang was onderge-
bracht in een zaaltje (gesponsord door Puppie Party) aan het
einde van een gang, waardoor eventuele overlast beperkt zou
blijven. Veel overlast was er echter niet, want de opvang werd
niet druk bezocht. Een enkele baby kon heeriijk slapen in de
speelruimte, terwijl een paar grotere kinderen werden ge-
schminkt. Het blijft gissen of de
veterinaire ouders niet op de
hoogte waren van de mogelijk-
heid, ervoor kozen eerst eens een
kijkje te nemen of geen behoefte
aan congreskinderopvang heb-
ben. Het is voorstelbaar dat ou-
ders niet het risico willen lopen,
dat hun kind of kinderen zich
niet thuisvoelen en vermaken.
Het is dan geruststellend dat men
wordt opgepiept, maar het bete-
kent wel dat kennis en kennissen
die dag niet meer aan bod ko-
men. De Voorjaarsdagen zijn
misschien iets te bijzonder om
te missen, zeker als men de moeite van het komen al heeft ge-
nomen en de entree al heeft voldaan. Alhoewel een hele dag
lang is, is het risico dat de kinderen zich er niet vermaken mis-
schien maar zo groot als de kans op het winnen van de lotto,
waarbij ouders met timide eenkennige kinderen wat meer lo-
ten hebben gekregen. Animaux gaat in elk geval met een
vroegtijdiger en duidelijkere aankondiging en een apart slaap-
zaaltje met bedjes voor de allerkleinsten het initiatief een
doorstart geven.

Toekomstmuziek

De Voorjaardagen worden niet op een achternamiddag in el-
kaar gezet. De plannen voor 2004 staan al op stapel en aan
een plan voor 2005 wordt nu al gewerkt. Voor volgend jaar is
de organisatiecommissie voornemens om de proceedings
elektronisch toegankelijk te maken voor aanvang van het
congres, opdat mensen die zich ingeschreven hebben, zich
vantevoren kunnen oriënteren en zelfs inlezen (op
www.voorjaarsdagen.org). De pijlers van het programma
voor 2004 worden geneeskunde van de kat, praktijkmanage-
ment en auto-immuun en immuungemedieerde ziekten. In
2005 is Nederland gastland voor het FECAVA/FEEVA
Congres en kan de Voorjaarsdagenbezoeker zich verheugen
op een extra groots congres. "Met een dergelijk congres kun-
nen meer en andere sponsoren en sprekers aangetrokken
worden dan met een gewoon Voorjaarsdagencongres", aldus
Mieke Leistra, de public relations officer van de
Voorjaarsdagencommissie. De hoofdsponsoren van de voor-
bije Voorjaarsdagen waren Hill\'s, lams, Royal Canin en
Waltham.

-ocr page 395-

Veghel, april 2003 - De Waltham Award 2003 is tijdens de
Voorjaarsdagen uitgereikt aan drs. Monique Schwencke voor
haar evaluatie van een nieuwe onderzoeksmethode voor elle-
boogdysplasie bij de hond. Drs. Celestin Ayité won de tweede
prijs met zijn studie over malocclusie van de snijtanden bij
konijnen. Onderzoek naar de corticoidxreatinine ratio in de
urine bij de kat door Maartje Trip kreeg de derde prijs.

Nieuwe onderzoeksmethode niet representatief

Elleboogdysplasie (ED) is een verzamelnaam voor ontwik-
kelingsstoornissen van het ellebooggewricht bij jonge hon-
den van bepaalde grote en middelgrote rassen. ED resulteert
meestal in artrose. In 2001 is een Duitse onderzoeksmetho-
diek gepresenteerd, waarbij het risico op het ontwikkelen
van artrose wordt ingeschat middels het meten van verschil-
lende hoeken in het ellebooggewricht. Het onderzoek van
Monique Schwencke toont aan dat er geen directe correlatie
is te vinden tussen afwijkende hoeken en het risico op ar-
trose. De bevindingen van dit onderzoek zetten dus vraagte-
kens bij de Duitse methode. Wel is een correlatie gevonden
tussen de grootte van de osteofyten (dus de mate van artrose)
en daardoor veranderende hoeken.

De studie van Monique Schwencke werd, vanwege de rele-
vantie van het onderzoek, de praktische implicaties van de
conclusies en de zelfstandige uitvoering, door de jury una-
niem beloond met de Waltham Award 2003. De resultaten,
gebaseerd op metingen bij meer dan 150 labrador retrievers,
voorkomen dat er in dc toekomst verkeerde screenings me-
thoden worden toegepast bij de fokkerij van honden met een
vergroot risico op ED.

Tweede prijs voor praktisch advies behandeling maloc-
clusie bij konijnen

Drs. Celestin Ayité won de tweede prijs voor zijn onderzoek
naar de behandeling van malocclusie bij konijnen, een veel
voorkomend probleem in de praktijk. Extractie wordt in de
praktijk nog niet routine gebruikt, maar blijkt volgens deze
studie een goede en veilige methode voor het definitief op-
lossen van malocclusie van de snijtanden. Naast een goed al-
ternatief voor de huidige, korte termijn behandelingsmetho-
den als knippen, vijlen en frezen, biedt dit referaat tevens een
praktisch protocol voor de extractieprocedure.

Bepaling urine corticoid:creatinine ratio bij gezonde kat
krijgt derde prijs

Bepaling van de corticoidxreatine ratio in de urine (UCCR)
wordt veel gebruikt voor de diagnose van de ziekte van
Cushing (hyperadrenocorticism) bij de kat. Maartje Trip
onderzocht de referentiewaarde bij gezonde middelbare en
oudere katten, de risicogroep voor Cushing. Eerdere waar-
den werden met name bepaald bij jongere dieren. Voor deze
studie werd de urine van 45 gezonde katten onderzocht, door
de eigenaar thuis opgevangen. De referentiewaarden varieer-
den van 8 tot 42 x 10^. Leeftijd, geslacht, lichaamsgewicht,
ras en huisvesting hadden geen significant effect op de
UCCR. Verder onderzoek om de waarden nader te specifice-
ren wordt aanbevolen.

De Waltham Award

De Waltham Award is een initiatief van de Hoofdafdeling
Geneeskunde van Gezelschapsdieren van de Universiteit
Utrecht en Waltham Nederland. Vanaf 2003 wordt de
Waltham Award overhandigd door de Veterinaire Service
van Royal Canin. De prijs wordt jaarlijks tijdens de
Voorjaarsdagen uitgereikt aan studenten diergeneeskunde
voor de beste onderzoeksstages over gezelschapsdieren.

De Waltham Awards worden in meerdere landen door des-
kundige jury\'s toegekend. Nederland was twintig jaar gele-
den een van de initiatiefnemers en sindsdien is de Award uit-
gegroeid tot een begrip in de veterinaire wereld. De
Nederlandse jury bestond dit jaar uit prof. dr. H.A.W.
Hazewinkel en drs. C.
J. Piek, beiden verbonden aan de
Hoofdafdeling Gezelschapsdieren van dc Faculteit Dierge-
neeskunde, en drs. M.H.M. Bos, dierenarts van de Royal
CaninVeterinaire Service. De hoofdprijs bestaat uit een
geldbedrag en deelname aan het Waltham International
Veterinary Event in Engeland.

Voor meer informatie:

Royal Canin Veterinaire Service

Margriet Bos, dierenarts

Postbus 63

5460 AB VEGHEL

tel. 0413-318444

Waltham Award 2003 voor evaluatie nieuwe
screeningsmethode elleboogdysplasie

ACECOLON

Bij moeilijke
stoelgang.

Op basis van
Macrogol.

sachet

2 gram poeder

Bevat Macrogo!

Bij moeilijlie stoelgang
van gezelschapsdieren

• Voor gezelschapsdieren.

• Vergroot het volume
van de ontlasting.

• Verlicht de stoelgang.

• Smaakvol bij toediening
over het voer. A^rr^

^SESS^^

ACE Veterinary Products BV
Postbus 1262 - 3890 BB Zeewolde

-ocr page 396-

Mutaties in diergeneesmiddelenregistraties in april 2003

Deze gegevens zijn opgesteld door de Apotheek van de Faculteit der Diergeneeskunde om te voorzien in de vraag naar gemakkelijk toeganke-
lijke, niet administratieve gegevens over gewijzigde registraties van diergeneesmiddelen. De gegevens zijn een selectie uit de maandelijkse in-
formatie van het Bureau Registratie Diergeneesmiddelen. Voor details over de genoemde wijzigingen verwijzen wij u naar www.agro.brd.nl of
naar www.vet.uu.nl/vgr Het tijdschrift noch de Apotheek aanvaarden aansprakelijkheid voortkomend uit gebruik van deze gegevens.

Nieuwe registraties

Aqua Calcium
Magnesium inj.

RegNMOllO

Belga Tai

RegNI 10102

Belgamco

RegNI 10120

Boga Klip

RegNI 9330

Flubenol speciaal kat

RegNI 9998

Otimectin

RegNI 9990

Vlooiendruppels Hond

RegNI 9270

Vlooiendruppels Kat

RegNI 9272

Vervallen registraties

ingangsdatum

Bioplan groei

RegNI 8743

29-04-2003

Griporitfa

RegNI 2828

11-04-2003

Gewijzigde registraties

Aard van wijziging

Oud

Nieuw

Stafilex spenenspray

RegNI 9148

bewaartermijn

zes maanden bij kamertemperatuur

30 maanden, indien niet boven de
25°C bewaard

Delco spray

RegNI 9614

bewaartermijn

zes maanden bij kamertemperatuur

30 maanden, indien niet boven de
25\'\'C bewaard

Insol dermatophiyton

RegNI 9987

bewaartermijn

drie jaar, indien bij 2°C - 8°C be-
waard (niet invriezen).Aangeprikte
flacon: binnen acht uur gebruiken."

Ongeopende verpakking: drie jaar,
indien bij 2°C - 8°C en in het donker
bewaard (niet invriezen);
- Aangeprikte flacon: veertien da-
gen, indien bij 2°C - 8°C en in het
donker bewaard (niet invriezen).

Reca Uberex

RegNI 9146

bewaartermijn

zes maanden bij kamertemperatuur

30 maanden, indien niet boven de
2S°C bewaard

Buscopan 20mg/ml

RegNI 9871

bewaartermijn

Ongeopende verpakking: twee jaar;
aangeprikte flacon: vier weken.

Ongeopende verpakking: drie jaar;
aangeprikte flacon: vier weken

Eurica LCI

RegNI 8280

bewaartermijn

één jaar

twee jaar.

Oxytetracycline HCl

RegNI 9617

bewaartermijn

één jaar

twee jaar

Feedmix oxy 10%

RegNI 2004

dosering

3 - 7 kg FEEDMIX OXV 10% per ton
voeder (overeenkomend met circa20
- 40 mg oxytetracycline per kg li-
chaamsgewicht per dag)

20 - 40 mg oxytetracycline per kg li-
chaamsgewicht (overeenkomend
met circa 3 - 7 kg FEEDMIX OXY
10% per ton voeder) per dag.
Behandeling van individuele varkens
door middel van topdressing, één-
maal daags 20 - 40 mg oxytetracy-
cline per kg LG met behulp van bij-
geleverde maatschep over het voer
gedurende maximaal zeven dagen.

Feedmix V4

RegNI 2158

dosering

5 kg FEEDMIX V4 per ton voeder
(overeenkomend met circa 20 mg
oxytetracycline per kg lichaamsge-
wicht per dag)

20 mg oxytetracycline per kg li-
chaamsgewicht per dag (overeen-
komend met circa 5-10 kg middel
per ton voer, afhankelijk van de
voeropname) gedurende maximaal
zeven dagen

Mamyzin

RegNI 8652

dosering

10.000 - 15.000 IE (10-15 mg pene-
thamaathydrojodide) per kg li-
chaamsgewicht per dag gedurende
maximaal vier dagen

10.000 -15.000 IE (10-15 mg pe-
nethamaathydrojodide) per kg li-
chaamsgewicht per dag, gedurende
drie a vier dagen

-ocr page 397-

Tiamutin 2% premix

RegNI 8016

houdbaarheid

30 dagen indien bewaard bij kamer-
temperatuur (15-25 graden Celsius).

Op basis van maïszetmeel: 24
maanden, indien niet boven de
25°C bewaard (niet in de koelkast
bewaren of invriezen). Op basis van
andere dragers: 30 dagen, indien
niet boven de 25\'\'C bewaard (niet in
de koelkast bewaren of invriezen)

Mamyzin

RegNI 8652

indicatie

Mastitis veroorzaakt door gramposi-
tieve kokken en
Actinomyces pyoge-
nes

Acute en subklinische mastitis gedu-
rende de
lactatie, veroorzaakt door
stafylokokken
en Streptokokken

Alfadip-1

RegNI 6044

naam

Alfadip-1

Dipklaar extra

Feedmixoxy 10%

RegNI 2004

waarschuwing

Geen

Bij individuele toepassing als topdres-
sing dient de hoeveelheid voer waar-
aan de topdressing wordt toege-
voegd zodanig te zijn dat met
redelijke zekerheid kan worden aan-
genomen, dat de aanbevolen dose-
ring wordt gerealiseerd.

Rectificatie behandelingstabel leishmaniose

De in het Tijdschrift van 15 mei gepubliceerde tabel (pagina 321) over de behandeling van leishmaniose
is niet helemaal correct. Hieronder volgt de correcte tabel.

\'label 1. Behandeling van Leishmaniose

Behandeling

Farmacon (merknaam)

Geadviseerde dosis
(mg/kg)

Interval en duur van dc
therapie

Opmerkingen/ Toxiciteit

a. 5-waardigc antimoon
verbindingen

Meglumine antimonaat
(Glucantime®, Merial,
300mg/ml opl.)

Monden: 100 sc

1 x/dag-2 dagen ged. 20-40
dagen

Pijn en zwelling op injec-
tieplaats

b. purine analogen

i

Allopurinol

Honden: 10-15 po

1 -2 dd ged. 30 dagen of lan-
ger om onder controle te
houden

Ingezonden brief

Ingezonde

In het Tijdschrift voor Dier-
geneeskunde van 15 april 2003 is
een ingezonden brief van collega
Lumeij gepubliceerd waarin onder
andere collega Westerhuis wordt
aangehaald. De collegae Lumeij
en Westerhuis tonen daarin geen
begrip te hebben voor de bijzon-
dere aard der alternatieve genees-
kunden.Ten eerste ben ik van mening dat het zeer teleur-
stellend is om te moeten constateren dat de discussie over
alternatieve geneeskunde op een dergelijk laag niveau
wordt gevoerd. Om een goed oordeel te kunnen geven is
verdieping in de grondslag van de alternatieve genees-
kunde noodzakelijk. Die grondslag is te vinden in andere
culturen en in het daarbij behorende anders denken.
Vergelijk de Oosterse, de Egyptische en de christelijke
culturen. Die is bepalend voor de specifieke (patho)fysio-
logie, de diagnostiek, de therapie en voor de experimen-
tele toetsing.

H.L.L. van Werven

-ocr page 398-

Geachte redactie.

Bij de herdenkingsbijeenlcomst voor Prof. dr G. Wagenaar
op donderdag 24 april nam ik als vanzelfsprekend aan dat
één van de senioren van weleer van de voormalige Kliniek
voor Inwendige Ziekten der Grote Huisdieren, waar hij ja-
ren zijn hart in gelegd had, wel het woord zou voeren.
Alleen dr Wensing had de moed a l\'improviste wat herin-
neringen aan onze eigenzinnige baas te memoreren.
Daarom alsnog een impressie van deze bijzondere man.
Bij het overzien van de aanwezigen overviel mij een merk-
waardig \'50 gevoel: voor het merendeel mannen! Een en-
keling had zijn vrouw meegenomen. In die tijd was \'Het
School\' nog een mannen-bastion. De paar meisjes die gin-
gen studeren mochten (moesten) op de voorste rij zitten.
Niet dat ze gespaard werden! Voor de rest, nou ja, voorna-
melijk \'paardenmeisjes\' die een leuke echtgenoot zochten
en anders gingen ze hondjes en katjes doen. Grote
Huisdieren was mannenwerk, en zo was dat. Wagenaar
werd professor en ik werd student; maar de tijden verander-
den. Middenjaren \'60 gingen de pas afgestudeerde jongens
liever de praktijk in, waar meer geld viel te verdienen dan
met een mager assistentensalaris aan de Faculteit.
Aangezien de renteloze voorschotten zouden worden
kwijtgescholden als ik vijfjaar op de Universiteit bleef wer-
ken, solliciteerde ik, jawel, bij Interne Grote Huisdieren.
Tjonge, een moeilijk geval. Tenslotte werd ik aangenomen
met de dreigende mededeling: \'je zult tweemaal zo goed
moeten zijn en tweemaal zo hard moeten werken\'. Hoezo?
Bij ons thuis werd geen onderscheid gemaakt en de oorlog
(WO II) had het \'natuurlijk ontzag\' voor het mannendom,
stand of status, danig ondermijnd. Ik keek hem verbaasd
aan en zei beleefd: \'ik zal mijn best doen, professor\'. In
tegenstelling tot sommige collega\'s, die de aanmaning wat
te letterlijk namen, is hij er nooit op terug gekomen. In
tegendeel, hij was een heer onder de veebonken en liet zijn
waardering blijken, ook toen ik met een ongebruikelijk pro-
motie-onderwerp kwam. Meer dan af en toe een belangstel-
lend: \'schiet het al op?\' vond hij niet nodig en ik kreeg alle
vrijheid, ondanks vele bedenkingen. Hij was met recht mijn
beschermheer en wat ik vooral waardeerde was dat hij bij
mijn afscheid peinzend opmerkte: \'je hebt het niet gemak-
kelijk gehad\'. Professor Wagenaar, het zou niet in mijn
hoofd opkomen hem bij zijn voornaam te noemen, maar dat
deed niets af aan een gevoel van wederzijds respect.
Rechtlijnig en een goed didact - het is vele malen gezegd -
afstandelijk/belangstellend, maar vooral een Dierenarts in
hart en nieren. Een uitzonderlijk man.

Mw. dr G.J. Binkhorst, dierenarts i.r

\'Vogelpestbestrijding\' in de achtertuin

Eenden, kippen, ganzen, pauwen, fazanten enzovoort on-
der een lap plastic folie is vooral op het platteland een alge-
meen beeld geworden. Een flinke windvlaag zoals we die
de laatste dagen nogal wat gehad hebben is genoeg om de
hele zaak los te scheuren.

Deze \'huisvesting\' van al dat hobbypluimvee is het gevolg
van de door de overheid voorgeschreven ophokplicht, in af-
wachting van, in daartoe aangewezen gebieden, hun dood-
vonnis door de RVV. Als er geen of onvoldoende hokruimte
voorhanden is moeten deze dieren \'onder plastic\'.
Als er al een hok voorhanden is, is dit vrijwel altijd bedoeld
als nachthok voor de kippen en dus veel te klein om er blij-
vend in opgesloten te zitten, zeker niet met eenden, ganzen,
pauwen en fazanten tezamen. Dat geeft enorme vechtpar-
tijen. Bij warm of zeer warm weer zitten deze dieren met
open bek te happen naar lucht. De bedoeling van deze op-
hokplicht kan geen andere zijn dan het voorkomen van con-
tact met wilde vogels. Maar die wilde vogels zijn al lang
niet meer bang voor het wapperende plastic. Nadat de eige-
naar \'s ochtends het voer voor diverse vogels heeft uitge-
strooid en zijn rug gedraaid heeft, duiken de kraaien, kau-
wen, wilde eenden en zelfs wilde fazanten vanuit de lucht
zo onder het plastic om hun graantje mee te pikken. Een
onzinnige maatregel dus.

Nog onzinniger wordt het als men bedenkt dat na een tijd
(lang) onder deze miserabele omstandigheden opgesloten
te hebben gezeten, al deze dieren zullen worden afgemaakt
door medewerkers van de RVV. Weer een zinloze maatre-
gel. Want al die wilde vogels die er om heen leven, hebben
geen eigenaar en mogen dus blijven leven.
Als die wilde vogels al oorzaak zouden kunnen zijn van
besmetting van ons hobbypluimvee, vandaar die ophok-
plicht en plastic folie, dan zijn die wilde vogels dus smet-
stofdragers zonder er zelf ziek van te worden. Maar dan
zijn zij dat ook over twee maanden,... over een halljaar,...
of vijfjaar nog. Volgens deze theorie zouden we er nooit
vanaf komen. Dus nooit meer een koppel kippen in een
weitje achter het huis...??????? De zin van de ophokplicht
kan ik niemand uitleggen, het afmaken van gezond hob-
bypluimvee evenmin, alleen al omdat er nog zoveel
\'pluimvee\' rondvliegt dat niet afgemaakt wordt.
Vogelpest wordt op geheel andere wijze verspreid, denk
aan de wereldwijde handel in pluimvee en pluimvee-
producten. Alleen door vaccinatie of gebiedsvaccinatie kan
een dergelijk ziekte bestreden worden. Ophokplicht en af-
maken van hobbypluimvee als maatregel in de bestrijding
van vogelpest is hetzelfde als denken dat je een overstro-
ming van de Maas kunt voorkomen door er een emmer wa-
ter uit te halen. De overheid die bovengenoeinde maat-
regelen afkondigt laat zich natuurlijk adviseren door
veterinaire specialisten. Als deze specialisten het boven-
staande adviseren, dan schaam ik me dat ik, al ben ik geen
specialist, wel veterinair ben.

Dierenarts J. van Bers,
Maashree.

-ocr page 399-

Geachte collega Van Bers.

Dank voor uw bijdrage en mening. Op een stralende zon-
dagmiddag, zittend in de achtertuin, schrijf ik dit ant-
woord op uw ingezonden brief in het Tijdschrift voor Dier-
geneeskunde. Op de achtergrond roept een koekoek. Een
vrije vogel. Het klinkt alsof zij nog niet weet waar en wan-
neer zij haar ei gaat leggen. Een juiste keuze van het nest
zal het succes bepalen. De verzorging laat ze over aan voor
haar vreemde \'waardvogels\'. De pleegouders vliegen zich
vervolgens uit de naad om een mooi en sterk koekoeksjong
uit te laten vliegen. Op het moment dat de koekoek haar ei
legt, kan ze alleen maar hopen dat haar jong grootgebracht
wordt. De evolutie heeft echter bewezen dat het een suc-
cesvolle manier is om de soort in stand te houden.

In uw brief stelt u de zinnigheid van twee maatregelen in het
totaal pakket van maatregelen in de bestrijding van de hui-
dige besmetting van het pluimvee met klassieke vogelvest
aan de orde. De crisis wordt echter met een totaal pakket be-
streden. De Maas heeft tenslotte ook uiterwaarden en een
stelsel van sluizen om een overstroming te voorkomen. Deze
bieden echter geen garantie tegen een overstroming. Als een
overstroming dreigt, worden er extra maatregelen getroffen
die meer of minder bijdragen aan het voorkomen daarvan.
Nut en noodzaak van de ingestelde maatregelen kunnen vaak
pas achteraf worden bepaald. Tijdens de crisis is het uit-
gangspunt voor de veterinaire inbreng gebaseerd op het
standpunt \'massaal doden en destrueren van gezonde die-
ren\'. U kunt dit standpunt en de argumenten nalezen op de
K.NMvD-website onder standpunten.

Als veterinair weet u dat de grootste risicofactor voor de
introductie van, over het algemeen Laag Pathogene
Aviaire Influenza virussen, plaatsvindt vanuit het virusre-
servoir in de populatie wilde (water-jvogels en dat het vi-
rus levende dieren nodig heeft om zich te vermeerderen.
Een hoge bezettingsgraad in een gebied en contacten wer-
ken in het voordeel van het virus. Onderscheid tussen
\'vrije vogels\' hobby- of bedrijfspluimvee maakt het virus
niet. Als belangrijkste risicofactoren voor het overdragen
van het virus gelden transport van besmette dieren, con-
tacten via mensen en vervoermiddelen. Deze transporten
en contacten zijn er zowel bij bedrijfsmatig gehouden
pluimvee als hobbypluimvee. Voor bedrijfsmatig gehou-
den pluimvee geldt echter dat de contacten worden vast-
gelegd en daardoor te traceren zijn. De twintig besmettin-
gen bij hobbypluimvee, die tot op heden zijn vastgesteld,
bewijzen dat de uiterste voorzorgen getroffen worden. De
mogelijke overdracht van dier op mens is hierbij een extra
argument.

Voorts zijn alle maatregelen erop gericht het virus te bestrij-
den, zo ook de ophokplicht en de ruiming van hobbypluim-
vee. Hoeveel beide maatregelen in het totaal pakket aan de
reductie van de spreiding van het virus bijdragen, zal nooit
helemaal helder worden. Een ding is zeker: een bijdrage aan
de discussie hebben ze wel geleverd.

Tijdens de crisis is het instellen van de ophokplicht in heel
Nederland onder politieke druk ingevoerd. Alras bleek dat
dit op meerdere fronten tot problemen leidde. Zo leverde uit-
voerbaarheid, draagvlak en handhaving van de maatregel de
nodige problemen op. Na een discussie over nut en noodzaak
van de ophokplicht in heel Nederland werd deze beperkt tot
de gebieden waar het virus de kop op stak. In de evaluatie zal
de ophokplicht om meerdere redenen nog ruim aan de orde
komen.

U heeft gekozen voor het Tijdschrift als \'nest\' voor het uit-
broeden en verzorgen van uw mening en argumenten. U had
ook kunnen kiezen voor de Groep Pluimvee Wetenschappen.
Deze collegae zijn nauw betrokken bij de communicatie met
collegae uit het veld, sector en overheid. Er wordt een forse
bijdrage geleverd en initiatieven ondernomen om op basis
van veterinaire overwegingen tot een zinvolle bestrijding te
komen. Tot op heden is iedere bijdrage meegewogen.

De praktijklessen uit deze crisis zullen, nadat het virus het
land uit is, bepalend zijn voor de maatregelen die bij een vol-
gende uitbraak ingesteld worden. De discussies over vacci-
natie als additionele maatregel bij de bestrijding en herbe-
volking van bedrijfs- en hobbypluimvee zijn reeds gestart.
De overheid heeft de inbreng reeds in Brussel ingebracht.
Overigens deel ik uw zorg voor nieuwe uitbraken. Deze
kunnen uit de wilde populatie, maar even zeer uit de gehou-
den hobby- of bedrijfspluimveepopulatie voortkomen. De
vraag is niet of er een volgende uitbraak van klassieke vogel-
pest komt, maar wanneer. Dit geldt overigens voor meerdere
aangifteplichtige ziekten. De zin van een ophokplicht en het
ruimen van hobbydieren zullen zeker onderdeel uitmaken
maken van de evaluatie.

De verantwoordelijkheid van de Vereniging is een bijdrage
te leveren aan het tot stand komen van de regelingen op ba-
sis van zuiver veterinaire overwegingen in het belang van
het dier en de mens. Daarnaast worden door verschillende
organisaties economische en emotionele argumenten aan-
gevoerd. Het is de taak van de overheid deze veterinaire en
maatschappelijke argumenten te wegen. De consequentie
hiervan is dat vooraf vaststaat dat het nooit zal lukken alle
partijen tevreden te stellen. Hoe ellendig en vervelend het
voor betrokken dieren en houders is, de bestrijding van
aangifteplichtige ziekten, is een hard en rationeel proces.
Het is zaak dat de Vereniging daarbij rekening houdt met de
beroepsgenoten die, zowel in de praktijk als bij de overheid,
actief bij het beleid en de bestrijding betrokken zijn.
Uw oproep om de ophokplicht en ruiming van hobbydieren
aan de orde te stellen is terecht en zullen bijdragen aan een
betere regelgeving.

Tot slot blijkt dat de huidige wijze van aanpak een succesvolle
manier is om gehoor te vinden voor de veterinaire overwegin-
gen en daar hoort mijns inziens geen schaamtegevoel bij.

S.J. de Groot
Stafmedewerker Veterinaire Zaken
Landbou wh uisdieren Vol ksgezondhe id

Reactie brief collega Van Bers: \'Vogelpestbestrijding\'
in de achtertuin

-ocr page 400-

Op 14 juli 1925 werd Jan in Beetsterzwaag geboren, hij was de
oudste van de drie Heida kinderen en de enige zoon. Hij groeide
op in een warm en maatschappelijk betrokken gezin waarbij hij
van jongs af aan vertrouwd raakte met vaders vak, de platte-
lands dierenarts. Ook de zorg voor de medemens kreeg hij van
huis uit mee, in de oorlog vonden veel joodse onderduikers een
gastvrij thuis bij de jdmilie. Als intens natuurliefhebber kon Jan
zich in de mooie omgeving van zijn woonplaats van harte uitle-
ven. Zijn eindexamen aan de R.H.B.S. in Drachten deed hij in
1944, maar pas in september 1945 kon hij met zijn studie dier-
geneeskunde in Utrecht beginnen. Met nog een -door ziekte ver-
loren- extra studiejaar studeerde hij in maart 1952 af. In die-
zelfde maand trouwde hij met Stanny d \'Aumerie, samen gingen
zij naar Beetsterzwaag, als opvolgers van vader en moeder
Heida in de dierenartsenpraktijk.

Vader Yntze was benoemd bij de Veeartsenijkundige Dienst in
Leeuwarden. In het jonge gezin werden vier kinderen geboren,
twee jongens en twee meisjes, waarvan één helaas op veel te
jonge leeftijd overleden is, wat moeilijk was om te aanvaarden
en te verwerken.

De werkzaamheden in de dierenartsenpraktijk namen dusdanig
toe dat er in 1954 een gedeelte van de praktijk werd afgesplitst,
zo ontstond een zelfstandige praktijk in Ureterp waarmee werd
samengewerkt.

Jan werd hoofd van de vleeskeuringsdienst in de gemeente
Opsterland en was daar verantwoordelijk voor de keuring van
noodslachtingen. De vleeskeuring sprak hem erg aan en toen in
het begin van de jaren zestig een drietal buurgemeenten geza-
menlijk een volambtelijke dierenarts zochten als hoofd van hun
vleeskeuringsdienst, had Jan daar belangstelling voor. Mede
door zijn ruim tien-jarige ervaring op dit gebied werd hij be-
noemd en droeg hij zijn praktijk over aan collega R. Falkema.

Met veel enthousiasme heeft hij zich voor zijn nieuwe taak inge-
zet. Er werd een gemeentelijk slachthuis gebouwd in Drachten
met een eigen laboratorium. De secties van de noodslachtingen
en het vervolgonderzoek in het lab hadden zijn speciale belang-
stelling. Hij bewaarde interessante pathaloog-anatomische be-
vindingen en periodiek nodigde hij de practici in zijn werkge-
bied uit om deze te bespreken, waarbij de practicus vaak de
casus herkende en toelichting kon geven over het ziektebeeld.

Landelijk werd Jan bestuurslid van de Groep Volksgezondheid
(nu GKZ). Het waren roerige tijden in de vleeskeuring. Er werd
veel gediscussieerd over de meest wenselijke organisatie van de
toen nog gemeentelijke diensten. Aanvankelijk was er veel ver-
zet tegen het voornemen om tot een Rijksdienst te komen. Jan \'s
betrokkenheid bij de discussies was groot. In 1978 was hij voor-
zitter van een stuurgroep die, op verzoek van het Hoofdbestuur
van de KNMvD, een \'globale schets\' van de gewenste ontwikke-
lingen in de vleeskeuring gaf. Zelfwas hij geen voorstander van
de Rijkskeuringsdienst. Hij pleitte voor regionalisatie van de
vleeskeuring als onderdeel van het grote geheel van de preven-
tieve gezondheidszorg. Op dat terrein zag hij een centrale rol
weggelegd voor de dierenarts-hygiënist.

memoriam

Wij hebben Jan leren kennen als een prettige collega die vooral
geïnteresseerd was in de organisatori.sche en beheersaspecten
van het werk. Hij had daar uitgesproken meningen over waar-
aan hij sterk vasthield.

Jan is bijna veertig jaar lid geweest van de Vrijmetselaarsloge
Industria in Drachten. Met veel toewijding is hij hier actief ge-
weest. Ook was hij enthousiast lid van de Golf- en Countryclub
\'Lauswolt\', hij vervulde er meerdere functies in baan- en wed-
strijdcommissies. Hij beleefde zeer veel plezier aan deze sport.
Na zijn pensionering heeft hij zich nog verdienstelijk gemaakt
voor de RUM. en is hij uitgezonden geweest naar Kenia,
Tanzania en Hongarije.

Dankbaar dat enkele ernstige ziekten konden worden overwon-
nen, hebben Jan en Stanny in maart 2002 hun vijftigjarig huwe-
lijksjubileum zeer intens kunnen vieren met hun naaste familie.
Na een korte ziekte, die zich openbaarde op de vijftigste ver-
jaardag van hun zoon in Groningen, tn\'am ondanks een ge-
slaagde spoedoperatie toch nog een plotseling einde aan Jan \'s
leven op 11 januari 2003. Op donderdag 16 januari vond onder
zeer grote belangstelling de crematieplechtigheid plaats in
Goutum waarbij vrijwel alle voormalige personeelsleden van
de vleeskeuringsdienst Drachten aanwezig waren. Na een inlei-
ding van de jongste zoon Martin en het voordragen van een ge-
dicht van Ida Gerhardt door zijn dochter Hester, gaf zijn oudste
zoon Yntze tijdens deze bijeenkomst een uitgebreide beschou-
wing over Jan s leven binnen en buiten zijn gezin. Een viertal le-
den van de Vrijmetselaarsloge Industria gaven de plechtigheid
overeenkomstig hun ceremoniën een bijzonder cachet.

De liefdevolle hechte familieband zal Stanny en de kinderen de
kracht kunnen geven om him leven weer op te nemen en dit ver-
lies te verwerken.

De tekst boven de rouwbrief luidde:
Omhoog gericht de zacht stralende.
Neerwaarts gericht de donkere
En op het hart gericht, de lieflijk bloeiende roos.

Oebele Beiboer, Gerrit Siebinga, Piet Verhoeven

Jan Heida

-ocr page 401-

Met ingang van 1 mei 2003 zijn er in Nederland nieuwe
wettelijke bepalingen van toepassing, die zijn gebaseerd
op de Europese Richtlijn op het gebied van verkoop en
garanties van consumptiegoederen. De Europese regelge-
ving beoogt de consumenten in Europa op een minimum-
niveau consumentenbescherming te bieden.
In dit artikel zal kort worden ingegaan op de consequen-
ties van de nieuwe wet. De wet heeft betrekking op allerlei
producten zoals koelkasten, magnetrons, kunstgebitten,
levensmiddelen, planten of huisdieren. In dit artikel
wordt de gang van zaken in de dagelijkse praktijk bij de
koop van dieren en de rol van de dierenarts daarbij speci-
fiek belicht.

Consumentenkoop

De nieuwe regels hebben betrekking op de koop van produc-
ten (roerende zaken). Diensten vallen hier niet onder. Ook is
het van belang dat de regels alleen gelden voor alle goederen
die worden aangeboden door een beroepsmatige verkoper
aan een particulier (consument). Beroepsmatige verkoop
houdt in dat het daarbij gaat om bijvoorbeeld paarden van
een handelaar, die is ingeschreven bij de Kamer van
Koophandel of fokkers, die op grond van het Honden- en
Katten Besluit 1999 als zodanig handelen.
Als er bijvoorbeeld een auto of een dier wordt verhandeld
tussen twee particulieren is deze wetgeving niet aan de orde.
Een koop in het kader van een beroep of een bedrijf valt ook
niet onder de nieuwe wet evenals de koop van een huis.

Goed product

Een product moet volgens de nieuwe regels voldoen aan be-
paalde eisen (eigenschappen), die bij normaal gebruik mo-
gen worden verwacht. De stofzuiger moet kunnen zuigen, de
auto moet kunnen rijden en remmen en het konijn, waarvan
gezegd is dat het gezond is, moet bij de aflevering niet ineens
ziek blijken te zijn.

Product stuk binnen zes maanden

Volgens de nieuwe wetgeving is het zo dat in de situatie dat
een product binnen zes maanden na aanschaf een defect (ge-
brek) vertoont, vermoed wordt dat dit het gevolg is van een
gebrek aan het product dat reeds bij de aflevering bestond.
Het is dan aan de verkoper om aan te tonen dat hier geen
sprake van is. De verkoper moet bewijzen dat de oorzaak van
een defect bij de koper ligt.

De verkoper kan altijd een langere garantietermijn aanbie-
den, maar er is dus in alle gevallen een standaardgarantie van
zes maanden.

Het is wel van belang dat feiten en omstandigheden kunnen
maken dat de garantietermijn van zes maanden niet geldt. Tal
van omstandigheden kunnen hierbij van belang zijn, zoals de
aard van het product, de intensiteit van het gebruik en de toe-
zeggingen van de verkoper en de producent. Bijvoorbeeld
etenswaren kunnen bederven of de gezondheidstoestand van
een dier kan veranderen. Daarnaast kan ook de prijs/kwa-
liteit verhouding van invloed zijn

Ook moet er wel sprake zijn van normaal gebruik. Wordt bij-
voorbeeld een auto, die daar niet voor geschikt is, voor een
caravan gezet, dan is dit geen normaal gebruik. De zaak ligt
anders als de verkoper uitdrukkelijk aangeeft, dat de auto
juist zo geschikt is voor de vakantie met de caravan.
Het moet gaan om een defect dat al aanwezig was op het mo-
ment van de levering ook al openbaarde dat zich pas later,
bijvoorbeeld roest bij een auto.

De koper kan, als het product niet goed blijkt te zijn binnen
zes maanden, teruggaan naar de verkoper en herstel of ver-
vanging vragen van het product en als dat niet mogelijk is
geld terugvragen. Een reparatie moet wel binnen een rede-
lijke termijn worden uitgevoerd. De reparatie is gratis tenzij
de verkoper kan aantonen dat het defect geheel te wijten is
aan de koper. De kosten van de reparatie of bijvoorbeeld de
toe te dienen medicijnen voor een ziek dier moeten gerela-
teerd aan de aanschafprijs, niet te hoog uitvallen. In het voor-
beeld van de auto, die niet voor de caravan kon worden ge-
bruikt moet de verkoper overigens aantonen dat de koper dit
willens en wetens heeft gedaan en daarrnee het defect heeft
opgeroepen.

Als reparatie niet binnen een redelijke teririijn wordt uitge-
voerd kan de koper de koopovereenkomst ontbinden of een
gedeelte van de koopprijs terugvorderen.

Termijn

In de nieuwe wet is aangegeven dat er een termijn is van twee
maanden waarbinnen de koper, nadat het defect kenbaar is
geworden de tijd heeft om de verkoper op de hoogte te bren-
gen van de klacht over het product.

Dieren en de rol van de dierenarts

Wordt er een dier verkocht door een particulier aan een an-
dere particulier of handelt een bedrijfsmatige fokker met een
handelaar in honden, dan heeft de nieuwe wet geen beteke-
nis.

De wet is alleen van belang als een particulier een koopover-
eenkomst van een dier aangaat met een beroepsmatige an-
dere partij. Dit kan zijn bij een dierenwinkel, een fokker of
een handelaar of agrariër. Feitelijk dient duidelijk te zijn of
iemand beroepsmatig of als particulier handelt. Als iemand
achter zijn huis een paard heeft lopen en bijvoorbeeld geen
agrarisch bedrijf heeft, kan er een koopovereenkomst door
twee particulieren worden gesloten waarop de nieuwe wet-
geving niet van toepassing is.

Als er in de dierenwinkel een hamster wordt gekocht zal de
winkelier goed moeten nagaan of het dier goed eet en een ge-
zonde levendige indruk geeft. Daarnaast doet de winkelier er

Nieuwe garantietermijn van zes maanden ook bij
consumentenkoop van dieren

L. Broere en J. wan Herten

-ocr page 402-

verstandig aan de Icoper goed voor te licliten hoe om te gaan
met de nieuwe aanwinst. De winl<elier doet er ooi< verstandig
aan voorlichtingsmateriaal mee te geven van bijvoorbeeld de
Dibevo. Vervolgens is het afwachten wat er met de hamster
gebeurt. Blijft de hamster het goed doen of wordt de hamster
ziek binnen zes maanden? Komt de koper terug bij dieren-
winkel, dan zal de winkelier zo mogelijk moeten nagaan of
de instructies goed zijn opgevolgd en of de oorzaak van de
ziekte bij de verkoop aanwezig kan zijn geweest. Dit kan tot
op zich begrijpelijke maar toch ook wel vervelende discus-
sies leiden. In voorkomende gevallen zullen, alvorens er juri-
dische acties worden ondernomen, in de praktijk passende
oplossingen worden verzonnen. Er wordt bij twijfel door de
winkelier bijvoorbeeld een nieuwe hamster aangeboden.
Maar wat moet de winkelier doen als de eigenaar al naar de
dierenarts is geweest?

Dierenarts aanspralieiijk

Wat nu als er een koikarper wordt verkocht in dezelfde die-
renspeciaalzaak. In dat geval zal er gezien de prijs van de vis
een extra behoefte zijn om ook enige zekerheid te hebben dat
er een gezonde vis wordt gekocht. Hiertoe zou een onder-
zoek door een dierenarts kunnen worden uitgevoerd. Het zal
voor de winkelier als bewijs kunnen dienen dat er een ge-
zonde koikarper is geleverd en dat de oorzaak van het gebrek
voortkomt uit een omstandigheid waar de winkelier niet ver-
antwoordelijk voor kan worden gesteld. Indien later blijkt
dat er aantoonbare fouten zijn gemaakt door de betreffende
dierenarts, dan zou de verkoper de dierenarts aansprakelijk
kunnen stellen voor de daarbij opgetreden schade.
Een vergelijkbare situatie doet zich voor bij de aanschaf van
een hond bij een professionele hondenfokker Blijkt de
nieuw aangeschafte pup opeens ernstig ziek, dan moet vol-
gens de systematiek van de wet de hondenfokker aantonen
dat hem niets te verwijten is. Kan hij aantonen dat er een ver-
klaring van een dierenarts is die aangeeft dat het betreffende
dier gezond was bij het moment van de levering van het dier,
dan heeft hij hiermee in principe een bewijsstuk waarnaar hij
in een eventueel proces kan verwijzen.

Paardenwereld

Specifiek in de paardenwereld is het niet ondenkbeeldig dat
op grond van grote financiële belangen de invoering van de
nieuwe wetgeving leidt tot acties van kopers naar professio-
nele verkopers.

Het paard voldoet bijvoorbeeld niet aan de fysieke verwach-
tingen. De koper gaat daarom terug naar de verkoper De
verkoper dient te bewijzen dat hij deugdelijk geleverd heeft
en kan daarom teruggrijpen naar een keuringsrapport van
een dierenarts. Hiermee heeft hij een middel om aan te tonen
dat de koper er vanuit mocht gaan, dat het paard bepaalde fy-
sieke eigenschappen bezat bij het moment van de transactie.
De maker van het keuringsrapport zal in voorkomende ge-
vallen door de verkoper worden aangesproken. Alleen is het
natuurlijk wel zo dat er dan door de verkoper moet worden
aangetoond dat de dierenarts verwijtbaar onjuist heeft ge-
handeld.

Of een paard geschikt is als springpaard zal de dierenarts bij
de keuring geen uitspraak doen. Indien de verkoper uitdruk-
kelijk heeft aangegeven dat het paard geschikt is om mee te
gaan springen, dan kan de koper naar de verkoper teruggaan
als dit in de praktijk niet zo blijkt te zijn. Er kan dan natuur-
lijk een welles nietes-verhaal komen als er geen bewijsmate-
riaal is over het bij de koop door de verkoper verklaarde om-
trent de eigenschappen. Is er dan een gebrek in de zin van de
nieuwe wetgeving?

Proefprocessen

Door de nieuwe wetgeving zal het ongetwijfeld zo zijn dat
consumenten vaker zich beroepen op een garantie.
Proefprocessen door consumentenorganisaties kunnen mo-
gelijk voor de nodige jurisprudentie zorgen. Door logisch te
handelen en in redelijkheid de spelregels in acht te nemen,
die bij koop van belang zijn, zal het wel zo zijn dat de prakti-
sche gevolgen beperkt zullen zijn voor de dagelijkse gang
van zaken.

Roi dierenarts

De rol van de dierenarts wordt mogelijk door deze nieuwe re-
gels steeds belangrijker De dierenarts zal daarbij meer dan
vroeger voor dilemma\'s komen te staan.
Wat moet de dierenarts doen als er een pas aangeschaft ko-
nijn op het spreekuur wordt binnengebracht? Doet de dieren-
arts een uitgebreid onderzoek of stuurt hij de cliënt terug
naar de dierenwinkel?

Wat moet de keuringsdierenarts doen als hij een paard gaat
keuren. Moet hij uitdrukkelijk aangeven dat er binnen de ter-
mijn van zes maanden bepaalde risico\'s aanwezig zijn?
Wiens belang wordt er gediend bij het opmaken van het rap-
port?

Wat moet er wel en niet verklaard worden?
Kortom vragen, die ook voor de nieuwe regelgeving speel-
den, maar nu wellicht meer in de belangstelling komen.

Mr L. Broere is medewerker juridisclie zaken en drs. J. van Herten is staf-
medewerker gezelschapsdieren/paard.

Movir en KNMvD organiseren workshop \'preventie
arbeidsongeschiktheid\'

Langdurige arbeidsongeschiktheid is een indringend
vraagstuk, waarmee dierenartsen te maken hebben of
kunnen krijgen. U kent wellicht de cijfers: één op de zes
dierenartsen is langer dan drie maanden arbeidsonge-
schikt, vaak als gevolg van psychische klachten.
Voorzitter Ton de Ruijter heeft de arbeidsongeschiktheid
bij dierenartsen tot topprioriteit van het Bestuur van de
KNMvD bestempeld. Iedereen is ervan overtuigd dat er
iets moet gebeuren: we moeten er met zijn allen voor zor-
gen dat de enorme uitval als gevolg van arbeidsonge-
schiktheid vermindert. Dat is van belang voor alle be-
trokkenen.

-ocr page 403-

Het blijft niet bij woorden alleen. Movir en de KNMvD organi-
seren een workshop onder de titel:
Arbeidsongeschikt? Liever
niet!
"Leren kiezen voor de juiste balans tussen werkén privé."
Er worden twee bijeenkomsten georganiseerd. Eén bijeenkomst
wordt georganiseerd op woensdag 4 juni 2003 voor dierenarts-
eigenaren van een landbouwhuisdieren-Zgemengde praktijk in
de provincie Overijssel. Ook voor dierenartseigenaren van een
gezelschapsdierenpraktijk in de provincie Utrecht wordt een
bijeenkomst georganiseerd; deze zal plaatsvinden op woensdag
11 juni aanstaande. De bijeenkomsten worden kosteloos aange-
boden. Het programma start om 16.00 uur en duurt tot 19.00
uur. Praktijken in de genoemde provincies zijn inmiddels uitge-
nodigd en hebben nadere informatie ontvangen.

Programma

Het programma is in handen van Icas, counselings- en ad-
viesdienst voor vrijeberoepsbeoefenaren. De workshop
handelt over stress en burn-out, herkenbare thema\'s voor
dierenartsen. Hoge werkdruk, conflicten op het werk,
mondige eigenaren, leidinggeven aan medewerkers in de
praktijk, nieuwe wettelijke bepalingen, noem de ingredi-
ënten van een drukke dierenartspraktijk maar op! Vaak
vergeten dierenartsen dan zichzelf, en niet in de laatste
plaats hun privé-leven. Deze workshop biedt de gelegen-
heid om hier eens bij stil te staan. Hoe gaat de dierenarts
daarmee om? Lukt het om een goede balans te vinden tus-
sen werk en privé? Deze workshop biedt een goede gele-
genheid om samen met deskundigen en collega\'s de the-
ma\'s stress en burn-out eens onder de loep te nemen. Na
afloop van het programma is er gelegenheid om met de
counselors na te praten over persoonlijke omstandighe-
den. Uiteraard zal deze workshop in een sfeer van ver-
trouwen plaatsvinden.

Evaluatie

Na afloop van het programma zal een evaluatie plaatsvin-
den. Aan de hand van de reacties zal worden nagegaan in
hoeverre het programma van deze workshops aansluit bij
de verwachtingen van de deelnemers. Bij een positieve uit-
komst van de evaluatie zullen de KNMvD en Movir be-
spreken hoe de workshops op grotere schaal kunnen wor-
den aangeboden. We houden u op de hoogte!

Drs. M.C. van Oostrum-Schuurman Hess, stafmedewerker

Thema Jaarcongres 2003: Dierenarts in Balans

Vindt u het belangrijk een goede balans te vinden tussen financiën en gezondheid, tussen zake-
lijk en sociaal en tussen werk en privé?

Kom dan naar het Jaarcongres van de KNMvD op 3 oktober 2003. Het congres zal uw eye-ope-
ner zijn!

Dierenarts in Balans nader bekeken

Het vak van de dierenarts bestaat uit vele facetten. Het uitoefenen van de diergeneeskunde is
vanzelfsprekend het meest belangrijke deel in de beroepsuitoefening. Echter, ook de praktijk-
voering, de kwaliteit van het onderwijs, doelstellingen halen, de zorg ten aanzien van het soci-
ale aspect rondom mens, dier en maatschappij (voedselveiligheid), de arbeidsomstandigheden
en het werken aan een positief imago van het beroep dierenarts zijn zo maar enkele aspecten die
de aandacht van de dierenarts vragen.

Een dierenarts moet tussen al deze en andere aspecten van het vak een goede balans zien te vin-
den zodat de diergeneeskunde, het voortbestaan van onder andere de praktijk of het (\'commerciële\') bedrijf en de geeste-
lijke motivatie van de dierenarts gewaarborgd blijven. Het Jaarcongres kan voor u de eye-opener zijn om zelf na te gaan
wat voor u de juiste balans is, of u de juiste balans gevonden heeft en in welke oplossingsrichtingen u zelf moet denken als
u vindt dat u in onbalans bent.

Het ochtendprogramma van het congres zal bestaan uit drie interessante betogen van sprekers die de verschillende facet-
ten van het werk van de dierenarts belichten. Een tipje van de sluier opgelicht: het imago van een dierenarts, de tegenstel-
ling tussen ondernemer en dienstverlener en arbeidstechnische aspecten zijn onderwerpen die in de toespraken naar voren
zullen komen.

In de middag zullen drie workshops gehouden worden die het thema op geheel eigen wijze verder uitdiepen. In de workshops
wordt de opgedane kennis tijdens de toespraken toegepast op uw eigen werksituatie om er achter te komen hoe u uw balans
vindt. Aan het einde van deze enerverende dag, heeft u, misschien wel aan den lijve, ondervonden of u echt in balans bent!

In het volgende Tijdschrift voor Diergeneeskunde wordt het Thema: Dierarts in Balans verder uitgediept.

Uiteraard heeft u de data 2,3 en 4 oktober 2003 in uw agenda gereserveerd voor de KNMvD Sportdag, het Jaarcongres en
de Algemene Ledenvergadering! Dit jaar gehouden in het Belevingshotel Bad Boekelo te Boekelo in Overijssel.

De Jaarcongrescommissie

-ocr page 404-

Groep homeopathisch werkende dierenartsen on line

Vanaf 1 mei 2003 Icunnen u en uw dient alles
te weten komen over homeopathie bij dieren
via de website:
www.ghwcJ.nl. Dit is een site
van de Groep Homeopathisch Werkende
Dierenartsen (GHWD) van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde (KNMvD).

Op deze site vindt u naast algemene informatie
en historie van de groep onder andere een lijst
van de te consulteren homeopathisch werkende
dierenartsen in Nederland en Belgie.
Tegelijkertijd is er een folder verschenen met
informatie over \'dierenarts en homeopathie\'.
Hierin vindt u onder andere wat basale infor-
matie over de mogelijkheden voor de toepas-
sing van homeopathie bij dieren.
Deze folders zijn vanaf 1 juni 2003 tegen een ge-
ringe vergoeding te verkrijgen via de firma Puur
Natuur (tel.: 0294-455888, fax: 0294-430830)
Homeopathie, een extra kans voor uw dier!

Voor meer info kunt u zich ook richten tot het
secretariaat van de groep:
Dhr. G.Th.A.Menges, Vogelwikkeveld 22,
3448 ER Woerden.

Telefoon tijdens kantooruren: 0348-416843
E-mai 1
:gtha. menges@hccnet.nl

Helaas is het voor de KNMvD niet mogelijk om alle
leden die op 30 april een Koninklijke onderscheiding
hebben ontvangen, persoonlijk te gelukwensen.
Echter, als Koninklijke Maatschappij hechten wij bij-
zonder veel waarde aan deze blijk van waardering voor
diegenen die zich, naast hun beroepswerkzaamheden,
ook op andere terreinen voor de samenleving verdien-
stelijk hebben gemaakt.

Graag feliciteren wij alle leden die dit jaar Koninklijk
zijn onderscheiden. Wij hopen dat de onderscheiding
voor u allen een stimulans zal zijn om u blijvend in te
zetten voor de Nederlandse samenleving.

Namens de KNMvD.

Dr. Tj. Jorna.
Algemeen Secretaris

Van onderstaande personen en instanties ontvingen wij
een attentie ter ere van onze nieuwe huisvesting. Bij deze
bedanken wij u daar hartelijk voor.

• Het \'oude\' Hoofdbestuur: A.W Udo, J.G. Baars, G.L. van
Amerongen-Overgaauw, J.J. van Zutven, S.D. Feitsma,
E.N.M. Harwig-Dings, A.W. Kooper-Nelemans

• Van den Berg\'s Drukkerij

• Decora Bloemen

• Vereniging Landelijke Organisatie Dibevo

• Dhr. en mw. J. van Dobbenburgh

• Drukkerij Van Dijk

• Groep Geneeskunde Gezelschapsdieren (GGG)

• Groep Geneeskunde van het Paard (GGP)

• Martin Hoes

• KBS Advocaten

• Meeüs Assurantiën

• NDG

• Raad van Toezicht

• Van Stolk en Reese bv

• Waltham Veterinaire Service

• Buro Weijer

Voor het lidmaatschap van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Dier-
geneeskunde hebben de volgende collegae
zich aangemeld:

Geraedts, Mevr. K.A.; 2001; 6245 GB
Eijsden; Hubert Smeetsstraat 9.
Heemskerk, Mevr D.M.L.I.; 2002; 3881 NH
Putten; Wildforsterweg 17 K 163.
Hoogeslag, M.H.F.; 2003; 8095 PH \'t Loo
Oldebroek; Bongersweg 16.
Houwing, J.M.; 2003; 9977 PR Klooster-
buren; Van Meckemastraat 33.

Kousemaker, Mevr. E.A.; 1996; 1015 CK Amsterdam; Keizersgracht 143
D.

Oomen. Mevr. B.J.A.M.; 1988; 2821 LE Stolwijk; Beneden Kerkseweg 106.
Overgoor-Swarte, Mevr. D.H.; 2002; 3461 EL Linschoten; G. v.d. Valk
Boumanstraat 42.

Pannekoek, Mevr. M.S.; 2001; 7683 SM Den Ham; Bossinkkamp 19 A.

Personal!

Velden van der-Hoonte ten. Mevr W.; 1979; 3205 AB Spijkenisse; Be-
verveen 215.

Vervoordeldonk, Mevr. C.A.M.; 1999; 7497 MA Bentelo; O.L. Vrouwen-
straat 13.

Als lid van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor
Diergeneeskunde heeft het Hoofdbestuur aangenomen:

Addink. B.S.; 1991; 7971 CT Havelte; Raadhuislaan 4.

Cleton, M.C.; 2002; 3572 BP Utrecht; Biltstraat 170A.

Dijkstra, Mevr. M.A.; 2002; 5973 PE Lottum; Hombergerweg 15A.

Fuchs, Mevr. W.H.H.M.; 2002; 6121 LT Bom; Bornermarkt 2B.

Heuvel, M.M. van den; 2002; 3525 GE Utrecht; Harnaslaan 7.

Hoogervorst, Mevr F.; 2002; 7471 AX Goor; De Braak 9.

Klaveren, Mevr N.J. van; 1424 PE De Kwakel; Hoofdweg 149.

Koning, Mevr M. de; 2002; 3572 BP Utrecht; Biltstraat 170A.

Kuiler, Mevr. W.L; 2002; 3994 XL Houten; Zadelmakersgilde 6.

Lersberghe, Mevr A.l. van; 2002; B-8020; Proosdijstraat 123 Hertsberge;

België.

-ocr page 405-

Lohuis,T.H.G.;2001; 1474 JD Oosthuizen; Kruiswoud 14.
Lub, Mevr. M.; 2002; 6711 GE Ede; Zweerslaan 8.
Postma, Mevr. M.K.; 2002; 4133 AK Vianen; Benedictushof 72.
Schie, M.J.J. van; 2002; 8161 SC Epe; Esschertsweg 4.
Vonk-Overmeer. Mevr. M.H.; 2002; 8102 HJ Raalte; Meesweg 34.
Vulperhorst. Mevr. A.J.; 2002; 7812 MN Emmen; Orvelterbrink 83.

Als kandidaatlid van de Koninklijke Nederlandse IVIaatschappij
voor Diergeneeskunde heeft het Hoofdbestuur aangenomen:

Kam, A.R. de.

Linden, Mevr. M.A. van der.
Meiman, Mevr. C.A.

Mutaties:

Addink, B.S.; 1991; 7971 CT Mavelte; Raadhuislaan 4; tel. privé:
0521-343431; medew. bij Poultry Health Care B.V; tel. bur.: 0522-239239.
(toev. als lid)

Cleton, M.C.; 2002; 3572 BP Utrecht; Biltstraat 170A; tel. privé: 030-
2620525; E-mail privé : cleton73(g!hotmail.com.; medew. bij J. Schep;
tel. prakt.: 0186-655444; fax prakt.: 0186-613523; E-mail prakt.:
j.schep@dklhw.nl. (toev.als lid)

Dijkstra. Mevr. M.A.; 2002; 5871 CH Broekhuizenvorst; Molenweg 1;
tel. privé mobiel: 06-50285015; E-mail privé: madijk(ghotmail.com.;
medew. bij H.J.R Geurts, R. Holle, J.J.H.M. Jenniskens, G.R.R de Muinck,
C. Veldman en P.J.A.G. Verstraelen; tel. prakt.: 077-3982169; fax prakt.:
077-3981438; E-mail prakt.: dierenarts@daphorst.com. (toev.als lid)

Fuchs, Mevr. W.M.H.M.; 2002; 6121 LT Born; Bornermarkt 2 B; tel.
privé mobiel: 06-52452132; E-mail privé: wendy-fuchs@hotmail.com.;
medew. bij Mevr A.H.E. Quaedvlieg; tel. prakt.: 045-5720788. (toev. als
lid)

Heidens, Mevr. E.M.; 1999; 8303 AW Emmeloord; Herculesstraat 3;
E-mail privé: e.heldcns(Splanet.nl.

Heuvel, M.M. van den; 2002; 3525 GE Utrecht; Harnaslaan 7; tel.
privé: 030-2963893; E-mail privé: m.heuvel@wanadoo.nl.; medew. bij
E.J.W. dc Boer en J.G. van Spanje; tel. prakt.: 030-2517517; fax prakt.: 030-
2516932. (toev. als lid)

Hoogervorst, Mevr. E; 2002; 7471 AX Goor; De Braak 9; tel. privé:
0547-270870; E-mail privé: femkchoogervorst@yahoo.co.uk.; medew. bij
RJ.M. Franssen, B.M. Moltkamp en RC.G.M. van den Nobelen; tel. prakt.:
0547-361764; fax prakt.: 0547-363125; E-mail prakt.: dap.markelo@
planet.nl. (toev. als lid)

♦Kampen, EY.; 2000; 8933 CM Leeuwarden; Achter de Moven 245;
tel. privé: 058-2164204; E-mail privé: fykampen@hotmail.com.; medew.
bij J.ETigchelaar; tel. prakt.: 058-2542020.

Klaveren, Mevr. N.J. van; 2002; 1424 PE De Kwakel; Hoofdweg 149;
tel privé mobiel: 06-24451947; E-mail privé: N.J.vanklaveren@vet.uu.nl.;

medew. bij Universit.kliniek gez.d. (toev. als lid)

Koning, Mevr M. de; 2002; 3572 BP Utrecht; Biltstraat 170 A; tel.
privé: 030-2614959; E-mail privé: mariettel3IO@hotmail.com.; medew.
bij A.G.M. Extercatte; tel. prakt.: 0523-657025; fax prakt.: 0523-657539;
E-mail prakt.: info@dierenarts.nu. (toev. als lid)

Kousemaker, Mevr. E.A.; 1996; 1015 CK Amsterdam; Keizersgracht
143 D; tel. privé: 020-3201588; fax privé: 020-3201588; E-mail privé:
eef2000@wanadoo.nl.; wnd.

Kuiler, Mevr. W.1.; 2002; 3994 XL Houten; Zadelmakersgilde 6; tel.
privé: 030-6369822; junior docent/ond./d. Eac. Gezh.zorg LHD. (toev. als lid)
Lersberghe, Mevr. A.1. van; 2002; B-8020 Hertsberge; Proosdij straat
123 België; medew. bij J.B. Huizing, 1 Nijen Twilhaar en G.H.C. de Vries;
tel. prakt.: 0412-611786; fax prakt: 0412-613502; E-mail prakt.:
dapnis@hetnet.nl. (toev. als lid)

Lohuis,T.H.G.; 2001; 1474 JD Oosthuizen; Kruiswoud 14; tel. privé:
0299-601077; tel. privé mobiel: 06-55733292; E-mail privé: tlohuis@
hotmail.com.; tel. prakt.: 0228-561216; fax prakt.: 0228-563375; E-mail
prakt.: dapwestwoud@quicknet.nl. (toev. als lid)

Lub, Mevr. M.; 2002; 6711 GE Ede; Zweerslaan 8; tel. privé: 0318-
655133; E-mail privé: marcel.penterman@consunet.nl. (toev. als lid)

Meursing, W.J.; 1999; 3523 HE Utrecht; Slotlaan 82; tel. privé: 030-
2889848; E-mail privé: w.j.meursing@wxs.nl.; medew. bij J.H.J.
Meursing; tel. prakt.: 035-6015215; fax prakt.: 035-6029654.

Postma, Mevr. M.K.; 2002; 4133 AK Vianen; Benedictushof 72; tel.
privé: 0347-370838; E-mail privé: doopydoop@freeler.nl.; medew. bij H.A.
Imkamp, G.J.W. van der Peijl, K.M. Rienks, J.W.H.M. Stakkers en J.EG.
Vermond; tel. prakt.: 0183-301708. (toev. als lid)

Schie, M.J.J. van; 2002; 8161 SC Epe; Esschertsweg 4; tel. privé:
0578-661373; E-mail privé: marcovanschie@hotmail.com.; medew. bij
R.B.M. Bomers, T. Grasdijk en R.G.A. Schuurmans; tel. prakt.: 0578-
574427; fax prakt.: 0578-571243; E-mail prakt.: dapvaassen@hetnet.nl.
(toev. als lid)

Spaans, J.; 1991; 7641 EC Wierden; Tijmstraat 6; tel. privé: 0546-
577303; E-mail privé: hpd@wxs.nl.; geass. met J.A.PM, van Dommelen,
J.M.E. Pielen, R.J. Neutel, G.J. Stam en G.J. de Waard; tel. prakt.: 0546-
575295; fax prakt.: 05465-577849; E-mail prakt.: praktijk@dgc.twente.nl.

Tobias, T.J.; 2003; 3572 GM Utrecht; Griftstraat 3 bis; tel. privé: 030-
2710775; tel. privé mobiel: 06-18802822; E-mail privé: T.J.Tobias@
students.uu.nl.

Vonk-Overmeer, Mevr. M.H.; 2002; 8102 HJ Raalte; Heesweg 34; tel.
privé: 0572-352298; E-mail privé: marjoleinovermeer@hotmail.com.;
medew. kliniek voor gez.d. de Beer; tel. prakt.: 038-4214420. (toev. als lid)
Vulperhorst, Mevr. A.J.; 2002; 7812 MN Emmen; Dr Velterbrink 83;
tel. privé: 0591-641532; E-mail privé: anoukvulpcrhorst@hotmail.com;
medew. bij G. Hagen en VG. Schevers; tel. prakt.: 0591-361368; fax prakt.:
0591-361671; E-mail prakt.: dap.zuidenveld@worldonline.nl. (toev. als lid)

Congressen Symposia

2003
Juni

14-15-16

21

26/2 juli

juli

11/13

18th Savab-Elanders week-
end 2003: Respiratory dis-
ease in dogs and cats. Meer
informatie via Dr. Karin de
Beul, tel.: 32 03 776 9159 of
e-mail: opieidingscoordina
tor@vladiver.org.
"Equine orthopaedic pre-purchase examination" by Pr. Jean-
Marie DENOIX (CIRALE, F), University of Louvain-la-Neuve
- Belgium, Language: French. Organization: Animalia Curandi
Ars, contact: www.animalia.be / info@animalia.be or tel. 32
474 691 440.

6th Budapest Workshop on Clinical Endocrinology (summer
school like international course, focused on endocrinology of
ruminant reproduction), http://tkk.tova.univet.hu, fax: 36-1-
478-4230 e-mail: phd@univet.hu. Registration fee: € 360.

ECVS Annual Scientific Meeting and Congress. Location: Moat
House Hotel in Glasgow, Scotland. Fot more information:
www.seeglasgow.com. For registration: ecvs@vetclinics.unizh.ch.

13/18 9e International European Association for Veterinary Pharmacology
and Toxicology Congress in Lissabon, Portugal. Info: www.fmv
utl.pt/eavpt2003/congress.htm.

September

4-6 19e Jaarcongres ESCD, voor dierenartsen die geïnteresseerd zijn in
veterinaire dermatology. Locatie: Tenerife, Spanje. Meer informatie
via: www.esvd2003.com of0034 932049732.

10/13 Veterinary congress, British Equine Veterinary Association, locatie:
Birmingham, info: Susanna@beva.org.uk.

20 Symposium Ezels (voor dierenartsen en studenten) door St. de
Ezelsociëteit in samenwerking met Archaeopteryx en het Donkey
Sanctuary uit Engeland. Plaats: Faculteit der Diergeneeskunde,
Utrecht.

25/27 European Congress of Toxicologic Pathology, Hamburg, Germany.
Solution office e.K., Kay Schroeder, Birkenweg 8, D-21376
Salzhausen, phone/fax: 49-4172-961310/961309, e-mail: Solu-
tion-ofïice@t-online.de, www.eurotoxpath.org
28-British Veterinary Association Congress 2003. Sheraton Grand
Hotel Edinburgh. Tel: 44 20 7636 6541, fax 44 20 7436 2970, e-
mail: congress@bva.co.uk.

28 \'Equine tendinous Ultrasonography (forelimb)\' by Dr. Valeria BU-
SONl (University of Liége, Belgium), Luik - Belgium, language:
French. Organization: Animalia Curandi Ars,
www.animalia.be /
or tel. 32 474 691 440. Maximum 15 participants.

-ocr page 406-

Oktober

9-11 Seminar \'Kolik beim Pfer\' der Tierklinik Hochmoor. 1. Tag: Kolik-
diagnostik - Basiskurs: Pathosphysiologie, klinische Diagnostik,
Rektaldiagnostik, medikamenteile Kolikbehandlung und ihre
Grenzen, Forensik. 2. Tag: Kolikdiagnostik und Behandlung -
Vertiefung: Detaillierte Vorstellung einzelner Kolikfomien,
Grundlagen der chirurgischen Therapie, intensivmedizinische post-
operative Versorgung. 3. Tag: Abdominalchirurgie: Chirurgische
Verfahren, Resektionstechniken, post-operative Komplikationen,
chirurgische Übungen. Referenten: David E. Freeman, USA,
Bernhard Huskamp, Niels Henrik Huskamp, Wolfgang Scheidemann
(allen Hochmoor), József Tóth, Gerald F Schusser, Leipzig.
Information und Anmeldung: www.tierklinik-hochmoor.de, e-mail:
info(a^tierklinik-hochmoor.de, Tierklinik Hochmoor tel. 0 28 63 / 20
99-0 / fax 0 28 63 / 20 99-20.

25 \'Keys in canine neurology\' by Pr André JAGGY (University of
Berne, CH), Luik - Belgium, language: French. Organization:
Animalia Curandi Ars. Contact: www.animalia.be / info@ani-
malia.be or tel. 32 474 691 440.

23-25 GGR organiseert in samenwerking met British Veterinary Cattle as-
sociation Congres Engels-Nederlands/Belgische Buiatrics.

26-29 OIE (World Organisation for Animal Health), 3e International
Symposium over Bluetongue te Taormina in Sicily (Italië). Kosten:
100 Euro (bij inschrijving voor 1 september), studenten 60 Euro. Voor
meer informatie en registratie: Institute Zooprofilattico, tel. 39 861
3323 18, fax 39 861 3322 51, e-mail: bt.symposium@izs.it.

Vergäderinget^STBijeenkomsten

5

17

19

13

25

Vergadering Groep Geneeskunde van het Paard, 13.30-17.00 uur.
Ledenvergadering en wetenschappelijke bijeenkomst van de Groep
Pluimveewetenschappen, aanvang 14.00 uur (locatie nog vast te stel-
len).

Studievergadering GHwD te Utrecht in het Beatrixgebouw van het
Jaarbeurscongrescentrum van 19.30 tot 22.30 uur
De Stichting PAVO en de vakbladen Food Management en VMT or-
ganiseren samen het congres \'Continu Verbeteren\' Lokatie: De
Reehorst te Ede. Inlichtingen: Keesing Noordervliet BV, Liselore de
Boer, tel.: 030-6358503, fax: 030-6358500. e-mail: l.d.boer@kee-
sing.nl of raadpleeg: www.vmt.nl/bijeenkomst
Algemene Ledenvergadering dierenartsencoöperatie AUV, aanvang
14.00 uur bij Nationaal Sportcentrum Papendal te Arnhem.

Cursussen

4 PAO-D cursus 03/223, Klinische les obstetric rund

12/13 PHLO-cursus Sociale cn economische aspecten van voedselveilig-
heid. Bureau PHLO: tel. 0317-484093, fax 0317-426547, e-mail
info.phlo@wur.nl. website www.wau.l/phlo.

12/14 VVAA-cursus \'Toekomstplanning kleine dierenartsenpraktijk\' te
Delden. Info/aanmelding: WAA seminars, tel. 030-2474328, fax:
030-2474647, e-mail: congres@vvaa.nl of www.vvaa.nl

14 PAO-D cursus 03/1 10, Röntgenologisch Onderzoek van het
Abdomen.

15/19 Wildlife Health Summer School, post-graduate cursus
Schiermonnikoog. Kosten € 350,- per deelnemer bij inschrijving
voor 31 maart 2003, daarna € 475,-. Aanmelding via faxregistratie-
formulier op de webpagina (www.dwhc.nl). Nadere inlichtingen per
e-mail (info@dwhc.nl), per telefoon (010) 4089254 of per fax (010)
4089485.

17 PAO-D cursus 03/130, Basiscursus Oogheelkunde Therapieën.

I8PA0-D cursus 03/210, Koe Comfort, zorgen voor een beter, län-
geren productiever leven (UD).

Gesucht per sofort oder nach Absprache
in die
Schweiz eine(n)

Assistent/in in Cemeinschaftspraxis für Crosstiere mit KB

in der Region von Zürich. Freude am Milchvieh und Minimumi
1 Jahr Praxiserfahrung, v.a. Rindergynäkologie, sind Bedingt
ung. Geregelte Arbeitszeit. Bei Eignung spätere Partnerschaft
möglich.

Bewerbungen an:

Grosstierpraxis Regio AG, Dr. Ch. Borer und Dr. R. Giger,
Caspar Wolf-Weg 2, CH-5630 Muri, Schweiz. Tel: 0041 56 664
5515, fax: 0041 56 664 6200, grosstierpraxis_regio_ag@
bluewin.ch.

Informele bijeenkomst Zeeuwse dierenartsen, Bolsjoi, Grote Markt
28 te Goes, 20.30 uur.

Vergadering Groep Geneeskunde van het Paard, 13.30-17.00 uur.

|uli

9

10

Jubilea juni 2003

Augustus

28 Vergadering Groep Geneeskunde van het Paard. 13.30-17.00 uur.

September

09 Ledenvergadering en wetenschappelijke bijeenkomst van de Groep
Pluimveewetenschappen, aanvang 14.00 uur (locatie nog vast te stel-
len).

18 Studievergadering GHwD te Utrecht in het Beatrixgebouw van het
Jaarbeurscongrescentrum van 19.30 tot 22.30 uur

25 Vergadering Groep Geneeskunde van het Paard. 13.30-17.00 uur.

Oktober

30 Vergadering Groep Geneeskunde van het Paard, 13.30-17.00 uur

November

8 Informele bijeenkomst Zeeuwse dierenartsen, Bolsjoi, Grote Markt
28 te Goes, 20.30 uur.

20 Vergadering Groep Geneeskunde van het Paard, 13.30-17.00 uur.

22 Najaarsdag GHwD te Breda. De precieze locatie wordt nog bekend
gemaakt.

December

09 Ledenvergadering en wetenschappelijke bijeenkomst van de Groep
Pluimveewetenschappen, aanvang 14.00 uur. Locatie Mercure
Arnhem.

11 Vergadering Afdeling Friesland

18 Vergadering Groep Geneeskunde van het Paard, 13.30-17.00 uur

5 juni. Dr. F. Van Vught te Almere, 30 jaar, afwezig

7 juni, J.W. Laveaux te Kessel (L), 45 jaar, afwezig

8 juni, A.B. Diepenveen, te Borne, 30 jaar, afwezig
15 juni, A ter Horst te Vierhouten, 25 jaar, aanwezig
19 juni, W.T. Koopmans te Joure, 55 jaar, afwezig

19 juni, J.E.G.J. Hartgerste Den Ham (Ov), 55 jaar, afwezig

19 juni, tl.A. van den Berg te Goor, 55 jaar, aanwezig

20 juni, A.W. Groenwoud te Assen, 70 jaar, afwezig
20juni, l.H. Harms te Hardenberg, 30 jaar, aanwezig
25 juni, B.J.Hermsen te "s-Heerenberg, 25 jaar, afwezig

27 juni. M.P. Schaub te Kloosterhaar, 30jaar, onbekend

28 juni, C.D.B Sijpkens te Malden, 30 jaar, afwezig

28 juni, P.J.M. van Hulsten te Vorstenbosch, 25 jaar, afwezig

29 juni, L.R.J.N. Nehssen te Achel (België), 30 jaar, afwezig

29 juni, EJ.PJ.E. van Gooi te Tassin La Demi Lune (Frankrijk), 30 jaar, aanwezig

29 juni, W.B.J Oosting te Schoonebeek, 30 jaar, afwezig

29 juni, Dr. P van Beukelen te Utrecht, 30 jaar, afwezig

29 juni, Dr. R.W. Paling te Houten, 30 jaar, afwezig

29 juni, S. Tichelman te Steenderen, 30 jaar, afwezig

29 juni, W.Th.G. Vullings te Veenendaal, 30 jaar, aanwezig

29 juni, J.W.M. Miltenburg te Erp, 30 jaar, afwezig

30 juni, Dr. A. Osinga te Goutum, 50 jaar, afwezig

30 juni, Dr. A.J.G van \'t Hooft te Vught, 50 jaar, afwezig

30 juni, Mevr. Drs. H.M.J. Lateur-Rouwet te Rotterdam, onbekend

-ocr page 407-

De nieuwe Royal Canin
Veterinary Diet range, meer
dan een therapie!

Royal Canin en Waltham® - Synergy in Science

Het samenvoegen van de expertise van Royal Canin en Waltham* heeft geleld tot de ontwikkeling van de

nieuwe, innovatieve Veterinary Diet range van Royal Canin, waarin de meest recente wetenschappelijke

inzichten zijn verwerkt.

De nieuwe Royal Canin Veterinary Diet range biedt u:

• Effectieve oplossingen voor alle klinische aandoeningen waarbij dieetvoeding geïndiceerd is.

• Meer dan een therapie. Het is gericht op zowel de therapeutische als de preventieve benadering van de
patiënt. U behandelt dus zowel de klinische aandoening als de mogelijk bijkomende gezondheidsproble-
men.

• Innovatieve voedingsconcepten, zoals gehydrolyseerde eiwitten in Hypoallergenic, GLM in Mobility
Support en een gepatenteerde combinatie van antloxidanten in de totale range.

• Uitstekende acceptatie door de hoogwaardige grondstoffen, de vorm en structuur van de brokken, het
gebruik van specifieke aroma\'s en de innovatieve verpakkingsvormen.

• Een zeer professionele ondersteuning door de nieuwe Royal Canin Veterinaire Service, met een scala aan
service artikelen en uitstekende bestelvoorwaarden.

VETERINARY

EXCLUSIVE

c

X

ROY><L CkNIN

VETERINARY DIET

Nieuw telefoonnummer!

De Royal Canin Veterinary Diet range kan direct
besteld worden bij de Royal Canin Veterinaire Service
Postbus 63 • 5460 AB Veghel
Telefoon: 0413-318444 • Fax: 0413-363740

-ocr page 408-

We are a well-established, modern small animal and equine
hospital located in a scenic, costal region of Northern
Germany and currently seeking to fill the position of

Equine Hospital director

We are seeking an experienced, skilled equine veterinarian
with advanced qualifications in equine medicine/surgery.
Compensation is very competitive and comprised of a base
salary and a production bonus.

The accepted candidate will enjoy autonomy and lead a mo-
tivated, well-trained team In a equine hospital with modern
surgical and medical facilities.

German language skills required.

Please send appropriate application materials to: Tierklinik-
Tierheim GmbH Rostock, Thierfelderstr. ig, 0-18059 Ros-
tock, Tel.: 0049-381-4001551, Fax:0049-381-4000559, info@
tierklinik-rostock.de, www.tierklinik-rostock.de/tierklinik

Veterinair Organisatiebureau Animaux is voor een gezel-
schapsdierenpraktijk, waarin meerdere dierenartsen werk-
zaam zijn, op zoek naar een

OPVOLGER (M/V)

voor de huidige eigenaar van de praktijk. De juiste kandi-
daat moet beschikken over ruime ervaring in gezelschaps-
dieren, goede communicatieve vaardigheden en de duide-
lijke wens om in teamverband leiding te geven aan eenj
moderne, goed geoutilleerde praktijk.
Hij/zij moet beschikken over ondernemersgeest, vakinhou- ^
delijke interesse en kwaliteiten als manager Leeftijds-
indicatie 30-35 jaar.

Na gebleken geschiktheid middels een inwerkperiode van

I

pim. zes maanden bestaat de mogelijk om op basis van rea-i
listische financiële condities de praktijk, die gelegen is opj
een bijzonder gunstige locatie (ook qua woonomgeving)
over te nemen, met uitzondering van het betrokken onroe-t
rend goed (twee panden die na overname gehuurd kunnen!
worden).

Uw motivatie en CV kunt u sturen naar Animaux, G. van \'
Amstelstraat 404,1216 CC Hilversum. Uiteraard worden re-i
acties confidentieel behandeld.

Vacature stapely Veterinary Practice in VK

Stapely Veterinary Practice is een praktijk met bijna uitsluitend runderen en schapen op de grens van Shropshire en Wales in de
Shropshire heuvels. Momenteel werken hier alleen Nederlandse dierenartsen. De praktijk breidt zich snel uit en we zijn dan ook op
zoek naar een

Medewerker m/v

die wil helpen de praktijk te consolideren en uit te breiden. Associatie op redelijk korte termijn ligt in de bedoeling.

Nadere inlichtingen: Drs. A. de Leeuw van Weenen, Stapeley Veterinary Practice, The Red House, Lower Stapeley, Minsterley,

Shrewsbury, SY5 oJH, England, telefoon: -1-44 (0)1588 650411.

Dierenartsenpraktijk De Kempenaar, een gezelschapsdieren-
praktijk in Lelystad, zoekt op korte termijn voor de periode
van een halfjaar en eventueel een vaste aanstelling.

een dierenarts m/v

voor 30-40 uur per week. Om ons team van vier dierenartsen
en vier assistentes te versterken zoeken wij een flexibele col-
lega die bereid is in Lelystad te komen wonen.
Ervaring gewenst.

Gaarne uw sollicitaties binnen veertien dagen richten aan:
Dierenartsenpraktijk De Kempenaar, Kempenaar 03-45, 8242
BD Lelystad,0320-282833, dapkempenaar@freeler.nl

Sluitingsdata voor kopij

Deadline-)

dinsdag
maandag
maandag
maandag

10-06-2003
07-07-2003
28-07-2003

11-08-2003

Aflevering:

01-07-2003
15-07/01-08-2003
15-08-2003
01-09-2003

*) Voor 10.00 uur \'s morgens.

-ocr page 409-

hoofd redactiéi

............... -...-:...J

\'Moderne dierziektebestrijding\': gewoon een kwestie van massavernietiging?

Nu de Aviaire Influenza-epidemie over haar hoogtepunt heen lijkt te zijn, is het wellicht tijd
om een balans op te maken. De insleep van zeer besmettelijke ziekten is voor agrarische be-
drijven een vooraf ingecalculeerde schadepost. Het afzien van entingen levert voor de sector
echter ook forse kostenbesparingen op. Aan eventuele schades door het uitbreken van ziektes
betaalt de Europese belastingbetaler royaal mee. Vindt de uitbraak net over de grens plaats:
dan verbetert dit systeem ook nog je exportpositie omdat concurrenten wegvallen. Het is dan
ook niet zo verwonderlijk dat het agrarische bedrijfsleven alleen al om deze redenen niet
staat te popelen om het huidige systeem te veranderen.

Zolang dierenartsen blijven meewerken aan deze bestrijdingsmethodes, is er voor de agrari-
sche politiek ook nog eens weinig tijdsdruk om dit systeem te aan te passen. Moet een offici-
ële weigering van de Nederlandse dierenarts om zo nog langer door te gaan dan uiteindelijk
maar voor de benodigde tijdsdruk zorgen? Ik hoop dat het zover niet hoeft te komen. In een
recente e-mail van het KNMvD naar de leden toe. stelt het bestuur zich op het standpunt te-
gen handhaving van het huidige stamping out-systeem te zijn. Terecht denk ik, kunnen wij als
dierenartsen niet langer klakkeloos de uitsluitend belangen van de agrarische industrie die-
nen, zonder onszelf ook eens te bezinnen over de belangen van en onze verplichtingen jegens
de eveneens huisdieren bezittende particulier

In de in dit nummer geplaatste ingezonden brief van dr. A. C. Voeten: \'Is de hobbykip werkelijk
een gevaar voor de commerciële pluimveehouderij\'wordt nog eens dieper ingegaan op de
epidemiologische (ir)ratio achter het huidige beleid van non-vaccinatie en stamping out van
hobbvdieren.

Het thema van het Jaarcongres 2003: \'Dierenarts in Balans \'heeft natuurlijk ook zijdelings
met het voorgaande te maken. Balans tussen verplichtingen aan de overheid en bedrijfsleven,
maar ook balans tussen verplichtingen aan het publiek en die aan het individuele dier Balans
tussen de dierenarts als academisch vakman en de dierenarts praktijkvoerend ondernemer en
werkgever. Balans tussen onze werklust en verantwoordelijkheidsgevoel voor de patiënt en de
eveneens nodige rust en ons privé-leven. Een interessant thema dus. Gezien het feit dat op dit
moment één op de zes dierenartsen in (geestelijke) onbalans ziek thuis zit, valt er nog steeds
heel veel te verbeteren op dit gebied.

Dat het praktijkleven niet altijd over rozen gaat kunt u lezen in de rubriek \'Veterinair
Tuchtcollege\'. dat ditmaal niet over een casus gaat maar over aansprakelijkheid en schade-
vergoedingen. Dat het leven maar kort is en vol onverwachte wendingen zit, is een gevoel dat
wellicht ook bij u achterblijft na het lezen van het in memoriam over Ton van den Bogaard.
Kortom weer een aflevering van het Tijdschrift dat alle aspecten van het veterinaire leven
aanstipt.

Tijd

Diergenees

I

-ocr page 410-

Sterfte van drachtige pinken op een melkveebedrijf
door leververvetting

H.Jorritsma\'\' en R.Jorritsma^

Oorspronkelijke artikelen

Samenvatting

Leververvetting is een bekende aandoening die beschre-
ven is bij melkkoeien aan het einde van de droogstand en
het begin van de lactatie. In dit artikel wordt leververvet-
ting beschreven bij pinken op een melkveehouderij. Op
een leeftijd van 21-25 maanden stierven op dit bedrijf vijf
pinken uit een groep van zeventien, binnen 31 dagen na
het uitscharen. De diagnose leververvetting werd onder-
steund met bloedonderzoek, sectie en de aanvullende
anamnese. Nadat de dieren waren opgestald en gevoerd
met een rantsoen van kuilgras en krachtvoer werden er
geen nieuwe gevallen vastgesteld.

Summary ^

Death of heifers due to fatty liver disease

Fatty liver disease usually occurs in periparturient daily cows. However,
this case study describes the occurrence of the disea.se in maiden heifers on
a dairy farm during late gestation. It resulted in the death of 5 heifers (21-25
months of age) within 31 days after turning them out to grass. The diagnosis
was confirmed by blood testing and gross pathology findings. Housing the
animals and providing them with good quality grass silage prevented fur-
ther clinical cases.

Introductie

Leververvetting bij het rund is het gevolg van de mobilisering
van grote hoeveelheden lichaamsvet ten tijde van een negatieve
energiebalans (NEB) en vindt plaats onder invloed van een
lage insulineconcentratie. Bij deze mobilisatie wordt de ver-
estering tussen vetzuren en glycerol verbroken en komen er aan
albumine gebonden niet veresterde vetzuren (Non-Esterified
Fatty Acids ofwel NEFA) en glycerol in de circulatie. Glycerol
kan vrij eenvoudig als substraat dienen in de gluconeogenese
en levert zo een bijdrage aan de handhaving van een normale
glucoseconcentratie. Waarschijnlijk kan een beperkt deel van
de NEFA\'s rechtstreeks door de uier worden opgenomen, maar
de grootste hoeveelheid NEFA\'s zal in de lever worden gemeta-
boliseerd. De NEFA\'s kunnen in de B-oxidatie worden afgebro-
ken tot acetylCoA, dat op zijn beurt volledig wordt verbrand in
de Krebscyclus, of wordt gebruikt voor de synthese van keton-
lichamen. Daarnaast vindt er in de lever her-verestering van
NEFA\'s plaats tot triacylglycerol (TAG) dat ingebouwd kan
worden in very low density lipoproteins (VLDL). De VLDL\'s
worden vervolgens uitgescheiden om de rest van het lichaam
(waaronder de uier) te voorzien van vetzuren. Onder normale

! Dierenartsencentrum Oosterwolde. Venekoterweg 40, 8431 HH Oosterwolde.
- Hoofdafdeling Gezondheidsheidszorg Landbouwhuisdieren. Faculteit der Dier-
geneeskunde. Universiteit Utrecht. Postbus 80151. 3508 TD Utrecht, tevens corres-
ponderend auteur

omstandigheden zijn dit gewenste processen. Er ontstaan pro-
blemen op het moment dat er teveel ketonlichamen in de circu-
latie komen of wanneer het aanbod van NEFA\'s zeer groot is. In
het eerste geval ontstaat er klinische ketose of acetonemie. In
het laatste geval gaat de lever, waarschijnlijk in verband met de
toxiciteit van de NEFA\'s, over tot her-verestering van de
NEFA\'s tot triacylglycerol. Aangezien de lever niet in staat is
om de TAG in sterk verhoogde mate uit te scheiden, worden ze
in de lever opgeslagen met leververvetting tot gevolg (3). Dit
syndroom is vooral beschreven bij hoogproductieve melk-
koeien aan het begin van de lactatie, maar ook bij melkkoeien
aan het einde van de dracht (1,5). De aandoening staat momen-
teel volop in de belangstelling, omdat de prevalentie onder
Nederiandse omstandigheden op 54% wordt geschat en het een
risicofactor lijkt voor een verslechterende voortplanting (4),
een verminderde afweer en een verlies aan leverfunctie (6). De
kans op het ontstaan van leververvetting neemt toe, wanneer de
voerovergangen rondom de partus niet optimaal verlopen. Ook
een hoge body-conditie-score (BCS) op het moment van afkal-
ven vergroot de kans op leververvetting aan het begin van de
lactatie. Dit heeft te maken met het feit dat er dan grote hoe-
veelheden vet gemobiliseerd kunnen worden en dat bovendien
de droge-stof-opname bij deze koeien verminderd is. Naast
grote voerovergangen, zijn stress rond de partus en het optre-
den van ziekten in die periode risicofactoren (2). In dit artikel
wordt geïllustreerd dat leververvetting ook bij hoogdrachtige
pinken kan voorkomen.

Historie

Op vrijdag 2 augustus 2002 kwam het bericht dat er in een
koppel van zeventien drachtige pinken (gemiddelde leeftijd
circa 22 maanden) één pink dood in het land was gevonden en
dat er een tweede pink ernstig ziek was. De dode pink (5439)
bleek al enige tijd dood te zijn en was daardoor voor verder
onderzoek ongeschikt. De zieke pink (5438) maakte een
slome, suffe indruk en had een slechte pensvulling. Bij het kli-
nisch onderzoek van deze pink werden geen afwijkingen ge-
vonden in ademhaling, pols, temperatuur en slijmvliezen. Bij
het rectaal onderzoek viel op dat er vrijwel geen mest in het
rectum aanwezig was. Als differentiaaldiagnose werd gedacht
aan indigestie en intoxicatie. De pink werd symptomatisch
behandeld met een IV-injectie van scopolamine butyl-
bromide/metamizolnatrium (Buscopan Compositum®, Boeh-
ringer Ingelheim, Alkmaar) en flunixine-meglumine (Bedo-
zane®, Euro- vet, Bladel). Deze pink (5438) stierf op 4
augustus en is op 5 augustus 2002 voor sectie aangeboden.
De overige dieren in de koppel maakten een gezonde indruk en
hadden een gemiddelde conditiescore van VU. De dieren lie-
pen in de naweide van de melkkoeien en werden niet bijge-
voerd. De hoeveelheid drinkwater was voldoende, maar het
water was troebel en niet fris. In de loop van de volgende twin-
tig dagen stierven vervolgens nog drie dieren (5426, 5442,
5493). Van de zieke pink 5426 is op 13 augustus 2002 bloed af-

-ocr page 411-

genomen voor nader onderzoek. Deze pink werd intraveneus
behandeld met scopolamine butylbromide/metamizolnatrium
(Buscopan Compositum®, Boehringer Ingelheim, Alkmaar) en
flunixine-meglumine (Bedozane®, Eurovet, Bladel). Het dier
stierf op 14 augustus en werd op 15 augustus 2002 aangeboden
ter sectie. Op advies werden de overgebleven pinken uiteinde-
lijk op 20 augustus opgestald, waardoor ze de beschikking kre-
gen over voldoende kuilgras van redelijke kwaliteit en kracht-
voer. Sindsdien zijn er geen dieren meer gestorven.

Bij het inwinnen van nadere informatie bleek, dat de dieren
oorspronkelijk deel uit maakten van een koppel van dertig
pinken (Tabel 1). De gehele koppel was op 12 juli 2002, be-
handeld met IM-injectie van Vitamine-E-acetaat/natrium-
seleniet (Vitamine E Seleen", Alfasan, Woerden) en een mul-
tivitaminenpreparaat uit het vrije handelskanaal. Deze
preventieve behandeling werd toegepast, omdat er in het ver-
leden dode en slappe kalveren geboren waren uit vaarzen die
lage waarden aan GSH-Px in het bloed hadden.
Op 19 juli werden de pinken in twee verschillende leeftijds-
groepen uitgeschaard. De sterfte trad op in de groep met de
jongste dieren (17), die in december 2001 en januari 2002
waren geïnsemineerd. De dertien oudere en eerder geïnsemi-
neerde pinken werden samen met een koppel droogstaande
koeien op een ander perceel geweid waar daarvoor ook de
melkgevende koeien hadden gelopen. Twee pinken uit deze
laatste groep (5420 en 5422) hadden een jaar eerder al enige
tijd in de weide gelopen, maar voor de overige dieren was dit
het eerste weideseizoen. Volgens de gegevens van een nabij-
gelegen weerstation was het in de laatste dagen van juli 2002
erg warm, waarbij de temperatuur overdag opliep tot ruim
boven 30°C.

De oudste groep dieren liep, samen met de koppel droog-
staande koeien, \'s nachts in de weide en kon overdag in de lig-
boxenstal beschikken over voldoende kuilgras en droogstand-
smineralen. Op het moment dat er sterfte optrad in de jongste
groep pinken, had een aantal pinken uit de oudste groep al ge-
kalfd. De melkveehouder was niet tevreden over de melkpro-
ductie van deze dieren en consulteerde hiervoor op 8 augustus
zijn dierenarts. Tijdens het klinisch onderzoek van deze dieren
viel toen alleen op dat de dieren allemaal een slechte pensvul-
ling hadden. In de melk van een aantal dieren uit die groep
werd met de Ketolac BHB® (Intervet, Boxmeer) stick een hoge
concentratie B-hydroxy-boterzuur (BHBZ) aangetoond. Om
de energievoorzienig van deze vaarzen in beeld te brengen
werd besloten om nog een nader bloedonderzoek te doen.
Hiervoor werden op 8 augustus 2002 bloedmonsters genomen
van twee afgekalfde (5425, 5433) en twee nog niet afgekalfde
(5420, 5435) dieren. De ketose die bij de twee gekalfde vaar-

Tabel i. Lijst van de 30 pinken gerangschikt naar (verwachte) moment van afkalven. Leeftijd en (verwachte) moment van kalven zijn berekend voor de situatie op 30 augustus
2002. Bijgevoerd: overdag op stal volop graskuil en mineralen in aanvulling op weiden \'s nachts, LW: lactatiewaarde.

Nummer
koe

Leeftijd
(maanden)

Dagen vanaf
(verwachte) partus

Bijgevoerd?

Opmerkingen

5430

24

50

Ja

LW 108 en 108

5422

28

49

Ja

LW 88 en 92

5425

25

48

Ja

LW93,zie ook Tabel 2

5431

24

48

Ja

LW93

5424

25

44

Ja

LW 85 en 95

5428

24

41

Ja

LW 96 en 97

5434

24

34

Ja

LW 100

5423

25

31

Ja

LW 100

5433

24

31

Ja

LW94,zie ook Tabel 2

5420

29

23

Ja

LW94. zie ook Tabel 2

5432

24

23

Ja

LW 106

5435

24

18

Ja

LW98, zie ook Tabel 2

5437

23

6

Ja

5438

23

-16

Nee

Sterfte 04-08-02, sectie

5439

23

- 16

Nee

Sterfle 02-08-02

5426

25

-22

Nee

Sterfte 15-08-02, sectie

5429

24

-37

Nee

5441

22

-49

Nee

5442

22

-61

Nee

Sterfte 12-08-02

5494

20

-61

Nee

5493

21

-75

Nee

Sterfte 19-08-02

5440

23

-89

Nee

5498

20

-94

Nee

5443

22

-99

Nee

5500

20

-104

Nee

5499

32

-105

Nee

5501

19

-131

Nee

5495

20

-155

Nee

5497

20

-155

Nee

5496

20

-172

Nee

-ocr page 412-

zen werd aangetoond (Tabel 2), werd behandeld met een IM-
injectie van dexamethason-21 -isonicotinaat (Voreen® suspen-
sie Boehringer Ingelheim, Alkmaar) en een orale behandeling
van 2x daags 250 ml propyleenglycol (Propyleenglycol,
Eurovet, Bladel) gedurende twee dagen.

Laboratoriumonderzoek

In het bloed van pink 5426 werd een zeer hoge NEFA-
concentratie aangetoond (1,7 mmol/1). Daarnaast waren ook
de concentraties van BHBZ (1,2 mmol/L), AST (874 U/L),
ureum (46,4 mmol/1) en totaal bilirubine (30 pmol/1) ver-
hoogd.

Uit de bloedmonsters, die genomen waren op 8 augustus
2002, bleek dat twee gekalfde pinken (5425, 5433) en een
nog niet gekalfde pink hoge NEFA- en BHBZ-concentraties
in het bloed hadden (Tabel 2).

sectieverslagert

In de sectieverslagen van de pinken 5426 en 5438 staat dat
beide dieren een zeer bolle oranje lever hadden. Hieruit
wordt door de patholoog de conclusie getrokken dat beide
dieren geleden hebben aan een ernstige vorm van leverver-
vetting. Daarnaast wordt nierdegeneratie vastgesteld en was
er in de pens geen normale structuurlaag aanwezig.

Discussie

De hoge NEFA- en BHBZ-concentraties in het bloed van
pink 5426 wijzen op respectievelijk een omvangrijke vetmo-
bilisatie en een verhoogde ketogenese. De hoge AST-acti-
viteit in combinatie met deze bevindingen duidt op leverver-
vetting. Daarnaast is de extreem hoge ureumconcentratie
opvallend. Deze hoge concentratie kan veroorzaakt zijn door
nierdegeneratie, waarover ook in het sectierapport wordt ge-
sproken. Ook een uitgebreide eiwitafbraak kan een rol heb-
ben gespeeld evenals een gedeeltelijke uitdroging. Er zijn
geen gegevens uit deze casus die deze laatste verklaringen
kunnen ondersteunen. Al met al wijzen de resultaten van het
bloedonderzoek van pink 5426 en de beide sectieverslagen
op de aanwezigheid van levervetting (7).

Leververvetting is het gevolg van een sterk verhoogde lipolyse
die veroorzaakt wordt door een energietekort. Het is beschre-
ven bij hoogproductieve melkkoeien tijdens de lactatie, maar
komt ook voor tijdens de dracht (8). De ziekte wordt veroor-
zaakt doordat de opname van energie via het voer niet gelijk is
aan het gebruik van energie voor onderhoud en de melkpro-
ductie of de dracht. Op het beschreven bedrijf was de leverver-
vetting bij vijf pinken waarschijnlijk zo ernstig, dat de lever
niet meer naar behoren fimctioneerde en de pinken uiteinde-
lijk stierven. De oorzaak van het energietekort heeft volgens
het sectieverslag te maken met een verminderde droge-stof-
opname, wat op een aantal manieren verklaard kan worden. In
de eerste plaats blijkt uit de anamnese dat de gestorven pinken
niet eerder geweid waren. Het is heel goed mogelijk dat de die-
ren nog niet hadden leren grazen waardoor de voeropname
vervolgens beperkt bleef. De geringe lengte van het gras in de
naweide van koeien kan dit hebben versterkt. Behalve dat het
weiden van de pinken in de naweide van de melkkoeien kort
gras oplevert, was het gras mogelijk niet smakelijk, wat de
voeropname verder nadelig beïnvloed kan hebben. Tenslotte
kan ook de slechte kwaliteit van het drinkwater hebben bijge-
dragen aan een verminderde voeropname. De ton met drink-
water was namelijk berekend op een koppel van zeventig
melkkoeien, waardoor de verversing bij gebruik door een
groep pinken onvoldoende geweest kan zijn. Met name in
warme zomermaanden is een adequate drinkwatervoorzie-
ning immers van groot belang voor de opname van ruwvoer.

Het is duidelijk dat de sterfte optrad bij de drachtige pinken
die het eerst moesten kalven en die daarom de hoogste ener-
giebehoefte hadden (Tabel 1). De dertien oudste pinken die
samen met de droge melkkoeien werden geweid, hadden
overdag de beschikking over kuilgras en droogstandsminera-
len in de ligboxenstal en hadden daardoor een redelijke ener-
gievoorziening. De resultaten van het bloedonderzoek
(Tabel 2) wijzen er desondanks op dat ook de energievoor-
ziening van deze pinken tekort is geschoten, aangezien bij
twee gekalfde en ook bij een nog niet gekalfde pink uit die
groep hoge concentraties NEFA en BHBZ werden aange-
toond. Mogelijk zijn hierdoor de lactatiewaarden tijdens de
eerste melkcontrole meting aan de lage kant.

Deze casus illustreert dat leververvetting niet alleen voor-
komt bij melkvee rond de partus, maar ook bij hoogdrachtige
pinken. Gesteld kan worden dat een inadequate voeding van
hoogdrachtige pinken tot leververvetting en zelfs tot de dood
kan leiden. Wat de kwaliteit van de voeding betreft, blijkt
weiden alleen in ieder geval niet altijd voldoende.

Tabel 2. De bloeduitslagen van de twee afgekalfde pinken en de twee nog niet afgekalfde pinken van de oudste groep, pp: post partum, BHBZ; ß-hydroxy boterzuur, CSH-Px:
Glutathion Peroxidase, Cu: koper. Mg: magnesium, NEFA: non-esterified fatty acids, Vit B12: vitamine B 12.

Nummer koe

BHBZ(ramol/L)

GSH-Px(U/gHb)

Cu (pmol/L)

Mg (mmol/L)

NEFA(mmoi^y

VitB12(pmol/L)

5420

0,8

282

15,8

0,96

0,93

399

5435

0,5

412

11,1

0,92

0,3

20

5425 pp

5,6

361

16,2

1

0,81

287

5433 pp

1,2

327

16,7

0,9

1,2

261

Referentie

<0,9

120-350

7,5-18,0

0,78-1,28

<0,59

>150

Referentiewaarden zijn afkomstig van het laboratorium van de Gezondheidsdienst voor Dieren waar de bepalingen ook verricht zijn.

Literatuur

1. Andrews AH. Laven R. and Maisey L Treatment and control of an out-
break of fat cow sydrome in a large dairy herd. Vet Ree 1991; 129:
216-9.

2. Gerlof BJ, and Herdt TH. Hepatic lipidosis from dietary restriction in
non-lactating cows. J Am Vet Med Assoc 1984; 185 (2): 223-4.

3. HerdtTH. Ruminant adaptation to negative energy balance. Influences
on the etiology of ketosis and fatty liver. Vet Clin North Am Food
Anim Pract 2000; 16 (2): 215-30.

4. Jorritsma R. Jorritsma H. Sehukken YH, Bartlett PC, Wensing T, and
Wentink GH. Prevalence and indicators of post partum fatty infiltra-
tion of the liver in nine commercial dairy herds in the Netherlands.
Livestock Prod Sei 2001; 68 (I): 53-60.

-ocr page 413-

Morrow DA, Hillman D, Dade AW, and Kitchen Y. Clinical investiga-
tion of a dairy herd with the fat cow syndrome. J Am Vet Med Assoc
1979; 174(2): 161-7.

Rukkwamsuk T, Wensing T, and Geelen MJH. Effect of fatty liver on
hepatic gluconeogenesis in periparturient dairy cows. J Dairy Sci
1999;82:500-5.

Van den Top AM, Geelen MJ, Wensing T, Wentink GH, "t-Klooster AT,
and Beynen AC. Higher postpartum hepatic triacylglycerol concentra-
tions in dairy cows with free rather than restricted access to feed
during the dry period are associated with lower activities of hepatic
glycerolphosphate acyltransferase. J Nutr 1996; 126 (1): 76-85.
Wentink GH, van Dijk S, Gocdegebuure SA, Vos J, and Wensing T.
Hepatic lipidosis in pregnant cows on a dairy farm. Vet Quart 1992;
14: 159-60.

Bcnamin]» BAYTRIL® 10% orale oplossing • Samenstelling Per ml 1(K) mg enrofloxacin. • Diersoort Kip, kalkoen. • Therapeutische indicatics Antimicrobieel middel voorde behandeling van
infecliezieklcn bij kip en kalkoen, veroorzaakt door voor enrofloxacin gevoelige micro-organismen, in hel bijzonder: E. coli (colisepticaemie). Salmonella spp., Pa.steurella spp. (cholera),
Haemophilus paragallinarum (coryza), Slaphylococcen spp., Streptococcen spp., Mycoplasmata (CRD-complex). In het kader van een verantwoord gebruik van antimicrobiële middelen is het zin-
vol voorafgaand aan de therapie de gevoeligheid van het causale agens te bepalen door middel van een anlibiogram. •
Contra-indicaties Vastgestelde resistentie tegen chinolonen, aangezien er tus-
sen enrofloxacin en andere fluorochinolonen een grote male van kruisresislentie bestaat. •
Ongewenste effecten Niet bekend. • Dosering 10 mg enrofloxacin per kg lichaamsgewicht per dag gedu-
rende 3 dagen: 10 mg enrofloxacin per kg lichaamsgewicht per dag gedurende 5 dagen bij salmonellose. •
\\\\ ijze van toediening Oraal. Toevoegen aan het drinkwater. • Wachttijd Kip: vlees: 7 dagen.
Kalkoen: vlees: 10 dagen. •
Registratiehouder Bayer B.V., Division Animal Health, Energieweg 1, 3641 RT Mijdrecht. • NL 2929 UD.\\.

rvi-

VOORKOM GEBOORTEDIARREE!

NEOCOLIPOR

Iedere E. coli stam bezit één of meerdere aanhechtingsfactoren. E. coli kan alleen diarree
veroorzaken na aanhechting aan de darmwand. Neocolipor vaccinatie blokkeert alle
6 aanhechtingsfactoren en voorkomt hierdoor geboortediarree\'.

Meocolipor

Neocolipor blokkeert alle 6 aanhechtingsfactoren:

E.coli

aanhechtingsfactoren

F4ab

(K88ab)

F43C

(K88ac)

F4a(l

(K88ad)

F5

(K99)

F6

(987P)

F41

NEOCOLIPOR

X

X

X

X

X

X

Traditionele vaccins

X

X

X

X

5 - Reg. NL 9809 (EU/2/9a«)8«)3) -UD.D.; Doeidieren: zeugen en geften. Samenstelling: per doss van 2 mL aanhechtogsfactoren fi (F4atxF4acf4ad). tenfTwwte ZI SA.U~ • aanhechtjngsfaaoren F5.
J-aanhecht»ng5fdaofenF6.tenm(nste l,4SA.U-aar«hecht»ngsfktorenF4l.tenm«ste l.7SA.U-Ad|uvansAI-*- akh)\'drcixKleTISA.U:hoeveetieKjvc»kloencfeom«

NEOCOLIPOR (S

tenrmnste l.7SA.U-aanhecht»ng5fdaofenF6.tenm(nste l,4SA.U-aar«hecht»ngsfktorenF4l.tenm«ste l.7SA.U-Ad|uvansAI-*- akh)\'drcixKleTISA.U:hoeveetieKjvc»kloencfeomin

van I log 10 te verknjgen); Indicaties: geiirwctweerd vacc«i rnet adjuvans vow de reductie van neor«taJe entefotowcose b.( b.ggen. veroorzaakt door £. co*-stammen met de aanhecht.f>gsJktoren F4ab. F43C, F4ad. F5, F6
en F4I: Doseóng: een dos« van 2 ml intramusculair n de nek achter het oor toedtef>en volgens onderstaande dosenngscbema; Basjsvaccmatie: Ie injectie 5 tot 7 wöcen voorde vefwachte werpdatunD en 2e «jectie
2 weken voor de verwachte wepdatum. Hert«lingsvaccinat»e: I injecbe tw«e >rt«ken voor iedere volgende verwachte v«fpdatum: Contra-indkaties; geen; Bijwerkingen: geen; Wachttijd: nul da|W.Voor verdere mfixma-
te zie bijsluiter of beschikbaar bij Menal B.V, Bovenkerkerweg 6-8. 1185 XE Amstelveen, ® Geregstreerd handeismerk van Menal,©Menal 2002 - Alle rechten vootwhoodea Man Art l085//l0A)2.N6ONL0902-0i.
Foto: Geert Btstervels. \'Diarree ten gevolge van £. co*.

MERIAL

MERIAL B.V

Postbus 338
1180 AH Amstelveen

-ocr page 414-

Schadevergoeding?

I. Boissevain

Veterinai
tuchtrech

Schadevergoeding in soorten en
maten

Schadevergoeding, of liever gezegd, de eis dat schade wordt
vergoed is aanleiding voor vele rechtszaken en een heleboel
papierwerk. Verzekeraars varen daar wel bij... De meeste
rechtszaken over schadevergoeding hebben (gelukkig) niets te
maken met Veterinair Tuchtrecht. Schadevergoedingszaken
horen thuis bij de civiele rechter (ook wel burgeriijk rechter ge-
noemd) en lopen uiteen van vergoedingen voor een kapotte
vaas, tot smartengeld voor nabestaanden. De kern
van schadevergoeding is dat de één financieel
opdraait voor schade aan een ander In an-
dere landen kunnen de meest bizarre situ-
aties leiden tot miljoenenclaims, maar
in Nederland komt dat niet of nauwe-
lijks voor, omdat ons rechtssysteem
rekening houdt met \'redelijkheid en
billijkheid\'. Het zal daarmee hier
niet snel gebeuren dat iemand die
zijn hondje in de magnetron wil la-
ten drogen vervolgens de fabrikant
kan aanklagen omdat in de ge-
bruiksaanwijzing niet stond dat je
geen hondjes in het apparaat mag
stoppen.

Schadevergoeding in Tuchtrecht

Het - veterinair - Tuchtrecht is niet hetzelfde
als het civiele recht. Een eigenaar die een
klacht bij het Tuchtcollege indient, kan tegelijk een
civiele procedure starten en andersom, waarbij het overigens
zeer goed mogelijk is dat de ene procedure in de andere wordt
betrokken. Zo zal een civiele rechter die een uitspraak moet
doen over de aansprakelijkheid van een dierenarts bijvoorbeeld
wel kunnen kijken naar de uitspraak van het Tuchtcollege over
het handelen van deze dierenarts, en zijn conclusies mede op
de uitspraak van het Tuchtcollege kunnen baseren.

Betekent dat, dat een dierenarts per definitie geen eis tot scha-
devergoeding hoeft te vrezen als er geen civielrechtelijke pro-
cedure wordt aangespannen? Nee. De Wet op de Uitoefening
van de Diergeneeskunde (waarin de Tuchtrechtelijke procedu-
res zijn vastgelegd) heeft bepaald dat de aangeklaagde dieren-
arts (of paraveterinair, verloskundige of castreur) ook veroor-
deeld kan worden tot schadevergoeding. Dat kan echter alléén
als er een voorwaardelijke boete of een voorwaardelijke schor-
sing is opgelegd. De schadevergoeding geldt dan als voor-
waarde voor het wel of niet laten ingaan van de straf

Tijdens een tuchtprocedure komt
het zeer regelmatig voor dat een
boze eigenaar schadevergoeding
eist van de dierenarts, ofwel \'eist\'
dat de rekening wordt kwijtge-
scholden. Kan dit en hoe zit dat?

Met andere woorden: een dierenarts kan door het Tuchtcollege
opgelegd krijgen dat hij schadevergoeding moet betalen aan de
eigenaar Doet hij dit naar behoren, dan hoeft hij de boete niet
te betalen of wordt hij niet geschorst. Doet de dierenarts dit niet
(binnen de gestelde termijn), dan kan de opgelegde voor-
waardelijke boete of voorwaardelijke schorsing alsnog ingaan.
Het is daarmee het één of het ander

Maakt het wat uit, een boete of een schadevergoeding? Jazeker!
Een boete vervalt aan de Staat, terwij 1 de eigenaar de schadever-
goeding ontvangt. Daarnaast is het bedrag van de boete aan een
maximum gebonden, en de schadevergoeding niet.

Gaat het nu claims regenen?

Zoals al gezegd, schadevergoeding kan alleen worden opge-
legd bij een voorwaardelijke boete of - schorsing. Dat betekent
dat alle klachten bij het Tuchtcollege waarbij schade-
vergoeding of kwijtschelden van de rekening
wordt geëist en die resulteren in een onge-
grondverklaring, waarschuwing of beris-
ping, nooit kunnen uitdraaien op een
tuchtrechtelijke schadevergoedings-
plicht. Uiteraard staat het de eigenaar
vrij om alsnog een civiele procedure
aan te spannen, maar gezien de tijd
en de kosten die daarmee gemoeid
zijn zal dat niet vaak voorkomen.

Ook in de uitspraken van het
Tuchtrecht komt het toewijzen van
schadevergoeding aan de eigenaar
weinig voor Het belangrijkste voor-
beeld deed zich voor in 1999, waarbij
een dierenarts werd veroordeeld voor ac-
tieve fi^aude met de keuringsrapporten van
een paard. Er was geen sprake van een slordige
keuring, maar van het veranderen van cijfers met be-
trekking tot de straalbeentjes. Dit kwam door toeval aan het
licht, maar daardoor bleek pas in een zeer laat stadium dat de ei-
genaar een paard had gekocht wat door zware hoefkatrol totaal
ongeschikt was voor het zware dressuurwcrk waarvoor het was
aangeschaft. Niet alleen heeft het paard hierdoor geleden onder
een te zware training, de eigenaar werd opgezadeld met de ver-
zorgingskosten en de waardevermindering van het paard. Het
Tuchtcollege heeft de dierenarts toen verplicht om binnen een
maand NLG 10.000 aan de eigenaar te betalen. Was het betalen
van de boete (van NLG 5.000,-) dan niet voordeliger geweest?
Waarschijnlijk niet, want daarbij zou dan ook een schorsing van
een halfjaar zijn opgelegd.

De eis om de rekening kwijt te schelden is in feite een verkapte
vorm van schadevergoeding vragen en zal dan ook zelden wor-
den gehonoreerd. Sommige dierenartsen doen het uit eigener
beweging, maar door het Tuchtcollege zal dat niet snel worden
opgelegd. Misschien handig om te weten?

-ocr page 415-

• Doeltreffend fenicol • Snelle en langdurige activiteit
Veilig voor mens en dier • Rendabel

Benaming: NUFLOR* Swine-Injectable (NL: REG NL 10053 - UDA / B: 304IS65F12). Werkzame bestanddelen Florfenicol 300 mg/ml. Doeldieren Varkens. Indicaties Behandeling
van infecties van de luchtwegen veroorzaakt door stammen van
ActinobaciHus pleuropneumoniae en Pasteurella multocida die gevoelig zijn voor florfenicol. Wanneer het product
gebruikt wordt, moet er eveneens een gevoeligheidstest uitgevoerd worden.
Contra-Indicaties Niet toedienen aan beren die bestemd zijn voor de tok. Ongewenste effecten
□e bijwerkingen die vaak optraden waren voorbijgaande diarree en/of perianale en rectale erythema/oedema, deze konden bij 50% van de dieren voorkomen. Deze bijwerkingen
kunnen zich een week lang voordoen. Er kan een tijdelijke zwelling rond de injectieplaats optreden gedurende maximaal 5 dagen. Alle ontstekingswonden verdwijnen binnen 21 dagen.
Dosering 15 mg/kg lichaamsgewicht (hetzij 1 ml per 20 kg) via intramusculaire injectie in de nekspieren. Deze dosis moet 2x toegediend worden met een tussenperiode van 48 uur
met een 16G-naald. Er mag niet meer dan 3 ml per injectieplaats toegediend worden. Het wordt aanbevolen om de dieren te behandelen in het vroege ziektestadium en om de
respons op de behandeling te evalueren binnen 48 uur na de 2e injectie. Wanneer klinische tekenen van ademhalingsstoornissen 48 uur na de laatste Injectie aanhouden, moet de
behandeling gewijzigd worden met een andere formulering of een ander antibioticum, welke verder gezet moet worden tot de klinische tekenen verdwenen zijn.
Wachttijden Vlees
en slachtafval\': 18 dagen.
Naam en adres van verantwoordelijke onderneming Schering-Plough N.V./S.A., Stallestraat 73, 1180 Brussel. Verdere informatie is op aanvraag
beschikbaar bij de betreffende onderneming.

Schering-Plough^Animal Health

EXPERTISE___COMMIT MENT. ..VALUE

Schering-Plough Aninnal Health / Stallestraat 73 / 1180 Brussel.
Schering-Plough Animal Health / Maarssenbroeksedljk 4 / 3542 DN LItrecht.
© 2003 Schering-Plough. Alle rechten voorbehouden.

fJuflor

FLORFENICOL

SWINtlliJECTABLE

-ocr page 416-

"Voorzorgsbeginsel leidt tot maximale maatregelen"
Veterinair Hoofdinspecteur Henk Verburg neemt afscheid

B. Hendriks

Na vele jaren het Staatstoezicht op
de Volksgezondheid in verschil-
lende functies gediend te hebben,
gaat Henk Verburg (61), Veterinair
Hoofdinspecteur bij de Voedsel en
Wonen Autoriteit/Keuringsdienst
van Waren, gebruikmaken van de
FPU-regeling. Vele fusies en reor-
ganisaties maakte hij van dichtbij
mee alsook de ontwikkelingen in de veterinaire wereld die
een krachtige dierziektebestrijding maar vooral een be-
leid dat gericht is op dierziektepreventie noodzakelijk
maken.

"Toen ik in 1967 afstudeerde", zo steekt Henk van wal,
"kwam ik al snel in de vleeskeuring terecht, waar mijn inte-
resse vooral uitging naar vleesproducten, bij de Vlees-
keuringsdienst in Deventer. Later ben ik in Den Haag
terechtgekomen en heb ik eigenlijk altijd in een toezichthou-
dende functie gezeten. De voormalige Veterinaire Inspectie,
die tot het Staatstoezicht op de Volksgezondheid behoorde,
was een mooie en goede club. Wij hadden geen uitvoerende
taken maar vervulden een soort horzelfunctie. We konden
vrijuit onderzoek doen en daar onze mening over geven.

Intervie

Vervolgens was het aan de wetgever om onze constateringen
en adviezen in verbeterde regelgeving onder te brengen."

Je zei het al: de voormalige Veterinaire Inspectie (VI). In 199S
is de VI gefuseerd met de Keuringsdienst van Waren (KvW).
Waarom was dat en hoe heeft dat uitgepakt?
"Eigenlijk was de VI te klein om zelfstandig te kunnen blij-
ven voortbestaan. Er was altijd al veel contact met de KvW,
inmiddels ook toegetreden tot het Staatstoezicht op de
Volksgezondheid, en toen de destijds fungerende Secretaris-
Generaal Hans de Boer van VWS aandrong op verdere en
diepergaande samenwerking, zijn de plannen voor een fusie
en tegelijkertijd een reorganisatie van de beide diensten tot
volle wasdom gekomen. In die periode werd zoiets ook aan
de beide directeuren overgelaten."

Je hebt die fusie uitgevoerd samen met Frans Schuring, toen
directeur IGB/KvW. Geen spijt van?

"Nee, zeker niet. Op de eerste plaats omdat Schuring wel de-
gelijk oog had voor het veterinaire gedachtegoed. Uit het
oogpunt van volksgezondheid bracht de VI iets extra\'s mee
in de vorm van een goed functionerende signalering/advise-
ringstaak. Die taak was bij de IGB/KvW nog niet volledig
ontwikkeld. Daarnaast was het goed samenwerken met

-ocr page 417-

Schuring. Open communicatie, zakelijk, eigenlijk heel pret-
tig. Nee, ik heb daar zeker geen spijt van. Integendeel, ik heb
er juist een heel goed gevoel bij en ik denk dat dat hele pro-
ces ook goed gelukt is. Eén van de pijlers van goed
Staatstoezicht, het zogenoemde ketendenken en de daaruit
voortvloeiende ketenaanpak komt nu veel beter tot zijn
recht."

Iets anders is de totstandl<oming van regelgeving, minder na-
tionaal maar veel meer in EU-verband. Welke rol speelt
Nederland hierin?

"We lopen op dit moment minder voor de muziek uit, zou ik
willen zeggen. Voorheen vervulden de Nederlandse overheid
en bedrijfsleven een voortrekkersrol. Vanwege de economi-
sche teruggang is dat wat minder geworden, simpelweg om-
dat het creëren van toegevoegde waarde nu eenmaal geld
kost. Met bulkhandel in vlees, eieren, etcetera is dit moeilijk
terug te verdienen. Vanuit de overheid zitten we natuurlijk
wel in allerhande deskundigenclubs. Dat moet ook want als je
invloed wilt hebben dan zul je bij de bron moeten beginnen."

Veel dierenartsen zijn werkzaam bij de RVV. Hoe zie jij de toe-
komst van de vleeskeuring en de plaats van de dierenarts
daarin?

\'ik weet natuurlijk niet of dat het ook zo zal gaan maar wat
mij betreft kan de keuring van vee en vlees beter geprivati-
seerd worden. Het is eigenlijk een beetje raar dat bijvoor-
beeld een autofabrikant wel verantwoordelijk is voor zijn
product, terwijl in dit geval de overheid ofwel de ministe-
ries van LNV en VWS verantwoordelijk zijn voor de vei-
ligheid van vlees of een vleesproduct. Ik denk dat het beter
is om het bedrijfsleven zelf de verantwoordelijkheid te ge-
ven. De keuring zou dan moeten gebeuren op basis van ri-
sico-evaluatie. Het onderbrengen van keurmeesters bij be-
drijven of in een collectieve stichting zou een eerste stap
kunnen zijn. Maar het is pas een begin en als ik kijk naar
het feit dat de overgang van stukskeuring naar ketenkeu-
ring zo\'n tien jaar geduurd heeft en dat HACCP ook zeker
tien jaar in beslag zal nemen, dan is private keuring niet
iets dat van vandaag op morgen zijn beslag zal krijgen.
fTeb je eenmaal private keuring dan verandert de rol van de
overheid van verantwoordelijke naar onafhankelijk toe-
zichthouder op die private keuring, want de overheid moet
natuurlijk wel blijven vrijwaren en dat kan alleen op basis
van een goede borging."

Wat betekent dat voor de dierenarts die werkzaam is in de
keuring?

\'in ieder geval dat deze een hoog deskundigheidsniveau zal
moeten bezitten, kwaliteit gaat een nog belangrijker rol spe-
len. Maar dat geldt tevens voor alle dierenartsen. Er zal
steeds meer een beroep worden gedaan op specialismen en
de meerwaarde die een dierenarts kan leveren."

Na de Klassieke Varkenspest, de MKZ-crisis hebben we nu
weer te maken met de vogelpest. Zijn er mogelijkheden om
dierziekten effectiever te bestrijden?

"Laat ik eerst zeggen dat het voor mij min of meer een won-
der is dat we nog zo weinig dierziektencrises hebben. Als je
bedenkt hoe intensief er met dieren en dierproducten over de
wereld wordt gesleept dan valt het nog alleszins mee. Zeker
ook vanwege het feit dat we een non-vaccinatiebeleid ken-
nen. Nu is alles gericht op dierziektebestrijding maar je moet
volgens mij ook veel meer aandacht geven aan dierziekte-
preventie waarbij vaccineren natuurlijk een hulpmiddel kan
zijn. Binnen de VWA zal hier voorrang aan gegeven worden
om daarover te adviseren."

Met andere woorden: we moeten af van het massaal doden
van dieren...

"Vanuit het oogpunt van de diergeneeskunde is dat zonder
meer juist, maar we hebben ook te maken met Europese re-
gelgeving op het gebied van voedselveiligheid, exporteisen
en noem maar op. In dat kader wordt nu gekozen voor het
voorzorgsbeginsel: bij geringste twijfel afkeuren en maxi-
male maatregelen nemen. Dat heeft grote invloed op de be-
sluitvorming. Ik ben van mening dat de risico\'s genuanceer-
der moeten worden beoordeeld. Als je dat afgewogen en
goed geproportioneerd doet, kun je ook aan alternatieven
denken en dat maakt het vak van dierenarts weer vele malen
interessanter."

Welke rol is daarin voorde KNMvD weggelegd?
"Ik heb soms wel eens de indruk dat Den Haag voor de
KNMvD een onbekende is. Je moet weten hoe de hazen hier
lopen en daar een politieke antenne voor ontwikkelen. Tijdig
inspringen en initiatief nemen is noodzakelijk als je invloed
wilt uitoefenen. Een goed voorbeeld daarvan is het MKZ-
standpunt van de KNMvD, Door daar zelf mee te komen
wordt er gewicht aan toegekend en speelt dat in de Europese
besluitvorming hierover op dit moment zeker mee,"

Henk Verburg studeerde in 1967 af in de diergenees-
kunde. Al snel kwam hij in de vleeskeuring terecht
en na enige jaren werd hij adjunct-directeur van de
gemeentelijke vleeskeuringsdienst in Deventer. In
die periode was hij ook secretaris van het afdelings-
bestuur van de KNMvD en de Kring Deventer, In
1980 werd Henk gevraagd om naar Den Haag te ko-
men om daar bij de toenmalige Personele Unie van
de Veterinaire Dienst (LNV) en Veterinaire Inspectie
(VWS) te gaan werken. Toen in 1985 de Personele
Unie werd opgeheven en in plaats daarvan de RVV
en de Veterinaire Inspectie (VI) ontstonden, ver-
huisde Henk mee naar de VI bij het ministerie van
VWS. In 1989 werd hij benoemd tot plaatsver-
vangend. Hoofdinspecteur en in 1993 volgde hij de
heer Zegers op als Hoofdinspecteur van de VI. Na de
fusie met de KvW vervulde hij tevens de functie van
plaatsvervangend Algemeen Directeur van de KvW.
Henk zal worden opgevolgd door Peter van der Wal,
voorheen werkzaam als hoofd afdeling dierziekten
bij de Centrale Directie van de RVV,

-ocr page 418-

Bij de beiiandeling van tuchtzal<en
door de tuclitcommissies van
KNHS, KWPN of NDR (straics
lï^fffnffiff KNHRV) in verband met het ge-
bruilc van ongeoorloofde middelen,
^^^^^^^ komt nagenoeg altijd de rol van de
behandelend dierenarts ter sprake,
Dat is niet zo vreemd omdat de bij
dopingcontrole aangetroffen stoffen
meestal medicijnen betreffen die dagelijks in de praktijk van
de geneeskunde van het paard worden toegepast.

Tijdens de KWPN-hengstenkeuringen in het seizoen

2002/2003 werden in de urine of het bloed van \'ad random\'

geselecteerde hengsten de volgende stoffen aangetroffen;

Clenbuterol

Dembrexine

Dexamethason

Flumixine

Mefenaminezuur

Nalbuphine

Oxyphenylbutazon en

Phenylbutazon.

In sommige gevallen werd een combinatie van deze stoffen
gevonden. De laatste vier stoffen zijn in Nederland niet of
niet meer voor paarden geregistreerd.

Tuchtraad

In alle gevallen heeft het geleid tot een behandeling voor de
tuchtraad omdat, met uitzondering van het dembrexine, de
betreffende stoffen bepaalde onvolkomenheden bij de voor-
gebrachte hengsten kunnen maskeren. Bij de behandeling
voor de tuchtraad werd door de betrokken eigenaar veelal
verklaard dat de medicijnen door of in overleg met de dieren-
arts waren toegediend. Daarbij zou de betrokken dierenarts
niet of onvoldoende gewaarschuwd hebben voor de moge-
lijkheid dat het gebruikte middel bij de dopingcontrole tij-
dens de keuring zou kunnen worden gevonden. In twee ge-
vallen verklaarde de dierenarts van mening te zijn geweest
dat de betreffende stoffen tijdens de keuring niet meer aan-
toonbaar zouden zijn. In één geval betrof het een poeder af-
komstig uit het buitenland dat achteraf mefenaminezuur
bleek te bevatten.

Waarheid?

Het is voor een tuchtraad uiteraard onmogelijk na te gaan of
de betrokkene de waarheid spreekt. Wanneer de waarheid
geweld wordt aangedaan kan de dierenarts buiten zijn schuld
in een kwaad daglicht worden geplaatst. Dierenartsen die er
vanuit waren gegaan dat de gebruikte middelen niet meer
aantoonbaar zouden zijn, beriepen zich op de door dopingla-
boratoria en andere instantes afgegeven richtlijnen voor
wachttermijnen. Men vergeet daarbij echter dat bij elke pu-
blicatie over dergelijke wachttermijnen altijd wordt gewezen
op het feit dat deze vaak berusten op onderzoek bij een klein
aantal paarden en dat daarnaast allerlei factoren van invloed
kunnen zijn op de uitscheidingsduur van dergelijke stoffen.
Van niet-geregistreerde stoffen zijn adviezen voor wachtter-
mijnen voor dopingcontrole meestal niet voorhanden en in
zulke gevallen is het dan ook onverstandig er vanuit te gaan
dat men met een korte wachttermijn kan volstaan.
Voor de tuchtraad is de discussie over wachttermijnen niet zo
interessant. Het staat immers vast dat de betreffende stof in
het paard aanwezig was tijdens de keuring. Toch proberen de
betrokken eigenaren hun dierenarts in het proces te betrek-
ken in de hoop daarmee een lichtere straf te krijgen.
Bovendien bestaat de mogelijkheid dat de eigenaren na een
veroordeling een claim bij hun dierenarts indienen.

Niet gezond? geen keuring

Voor de KWPN is de zaak eenvoudig. Paarden die niet ge-
zond zijn en als gevolg daarvan medicijnen nodig hebben,
horen niet thuis op een keuring. Deze paarden kunnen later
als ze zijn genezen alsnog een kans krijgen bij een keuring.
Het heeft dan ook geen zin om de eigenaar in geval van een
noodzakelijke behandeling een brief mee te geven over de
aard van de aandoening en de gebruikte medicijnen. Het be-
treffende paard wordt niet gekeurd en naar een volgende
keuring verwezen.

De behandelend dierenarts die geconfronteerd wordt inet
paarden die binnenkort naar een keuring moeten, dienen zich
ervan bewust te zijn dat er tijdens deze keuring geen onge-
oorloofde middelen in het paard aanwezig mogen zijn. De
sport- en fokkerij-organisatie hanteren dezelfde lijsten van
ongeoorloofde middelen en de betreffende lijsten zijn voor-
zover men ze nog niet kent, bij de organisatie op te vragen.
Er moet nadrukkelijk rekening worden gehouden met de be-
trekkelijkheid van de opgegeven wachttermijnen, zo die
voorhanden zijn. Wanneer er van een middel geen wachtter-
mijn bekend is, kan men bij het noodzakelijk gebruik ervan
het beste met een lange wachttermijn rekeninghouden. In
dergelijke gevallen wordt geadviseerd tenminste acht dagen
als wachttermijn aan te houden.

Een aantal eigenaren koos ervoor een contra-expertise te la-
ten doen. Dat is natuurlijk hun goed recht, maar de eigenaar
betaalt de, niet geringe, kosten van deze contra-expertise,
behalve als blijkt dat de aanwezigheid van een bepaalde stof
niet wordt bevestigd. De analysetechnieken die de moderne
dopinglaboratoria hanteren zijn echter zodanig dat een ver-
gissing nagenoeg is uitgesloten. Het is dan ook meestal
zonde van het geld.

Literatuur

1. Breukink HJ. Risico\'s bij behandelen sportpaarden. Brief aan de re-
dactie. Tijdschr Diergeneeskd 1999, deel 124:91.

2. N.N. Lijst verboden middelen voor sportpaarden. Tijdschr
Diergeneeskd 2000. deel 125: 395.

Het dopingonderzoek bij paarden en de rol van de
behandelend dierenarts

H.J. Breukink

-ocr page 419-

Inleiding

De Filaroidea kenmerlcen zich doordat deze
parasieten diep in het lichaam (holten, bind-
weefsels of bloedvaten) aanwezig zijn en
voor besmetting afhankelijk zijn van bloed-
zuigende geleedpotigen. De belangrijkste
vertegenwoordiger bij de hond en de kat is de
Dirofilaria immitis, een dunne nematode die
hartwormziekte veroorzaakt. De cyclus is in-
direct, met meer dan zestig soorten muggen die kunnen op-
treden als tussengastheer en vector. De volwassen wormen
(12 tot 30 cm lang) bevinden zich voornamelijk in de longar-
teriën; bij zware infecties kunnen ze ook in het rechter hart en
sporadisch in de vena cava worden aangetroffen. De parasiet
komt voor in Noord-Amerika, Latijns-Amerika, het Ca-
raftisch gebied, Afrika, Azië, Australië en Zuid- en Midden-
Europese landen, tot zelfs in Noord-Oost Frankrijk. Bij de kat
wordt de infectie, mede dankzij de beschikbaarheid van be-
tere diagnostische tests, steeds vaker aangetroffen.
Diverse zoogdieren, waaronder de mens, kunnen in sporadi-
sche gevallen optreden als oneigenlijke gastheer. De levens-
cyclus van de parasiet wordt dan niet voltooid (dead-end
host). De larven kunnen subcutane beschadigingen veroor-
zaken en worden, wanneer ze een somatische migratie door-
maken, ingekapseld in de longen waar ze uiteindelijk verkal-
ken. Het risico bij de mens hierbij is vooral de kans op
verwarring met de aanwezigheid van een longtumor, met on-
nodige behandelingen en operaties als gevolg.

Klinische verschijnselen

De volwassen wormen produceren microfilariën die tot 2,5
jaar in het bloed kunnen circuleren. Wanneer een mug bloed
opneemt van een besmet dier worden tevens microfilariën
opgenomen, die zich binnen twee tot drie weken ontwikke-
len tot infectieuze larven. Bij een bloedmaaltijd besmetten
deze weer een volgende gastheer. Na zeventig tot honderd-
tien dagen groei in de subcutane weefsels migreren de larven
naar de thorax en penetreren de bloedvaten. Binnen drie
maanden zijn ze volwassen en worden er weer nieuwe micro-
filariën geproduceerd (prepatente periode van zes è zeven
maanden). De levensduur van de volwassen worm wordt wel
op vijfjaar geschat. Bij de kat blijven de wormen kleiner en
leven ze korter (twee tot driejaar) dan bij de hond. De infec-
tie kan spontaan verdwijnen, waarschijnlijk door een veel
sterkere afweerreactie dan bij de hond. Ook verschijnen er
maar zelden larven in de bloedbaan van de kat.
Migrerende larven veroorzaken nauwelijks beschadiging
aan de weefsels en tijdens de prepatente periode zijn er geen
klinische verschijnselen aanwezig. Volwassen wormen ver-
oorzaken daarentegen beschadiging van het vaatendotheel
(endarteritis) en thrombo-embolie van de longslagader (A.
pulmonalis). Uiteindelijk leidt dit bij de hond tot pneumonie,
pulmonaire hypertensie, rechter ventrikel hypertrofie of di-
latatie met decompensatie en vergroting van de rechter hart-
helft. Bij de kat treedt, in tegenstelling tot bij de hond, geen
rechter hartfalen op. Veel katten zijn asymptomatisch of de
verschijnselen blijven beperkt tot gewichtsverlies, ademha-
lingsproblemen en non-specifieke sympto-
men.

Dirofilariose (Hartworm)

P.A.M. Overgaauw

Bij de hond verlopen infecties van minder
dan dertig wormen gewoonlijk subklinisch.
Bij klinische symptomen, zoals een lichte
hoest en een snelle vermoeidheid bij in-
spanning, zijn meestal meer dan vijftig wor-
men aanwezig. Meer dan de helft van de
katten vertoont in de ziektegeschiedenis
hoesten of astmatische klachten. Een onverklaard verschijn-
sel bij de kat is dat tot wel veertig procent van de patiënten
chronisch braakt.

Bij ernstige chronische infecties zijn de vermoeidheid en de
hoest meer uitgesproken en kunnen verder gewichtsverlies,
sloomheid, hepatomegalie, ascites, anemie, flauwtes en res-
piratoire verschijnselen als dyspnoe, tachypnoe en ophoesten
van bloed of bloederig sputum worden waargenomen. In de
laatste fase ontwikkelt zich leverstuwing, ascites en immuun-
gemedieerde glomerulonefritis met nieramyloïdose.
Bij een acute infectie migreren vele parasieten actief vanuit
de longarteriën naar de rechter ventrikel en soms ook de
vena cava. Dit kan leiden tot het zogenaamde \'vena cava syn-
droom\', gekenmerkt door acute verzwakking, anorexie,
dyspnoe, hypovolemische shock, anemie, intravasculaire he-
molyse en diffuse intravasale stolling. Het acute vena cava
syndroom kan optreden bij een gevoelige hond in een niet-
endemisch gebied, zoals Nederland of België, na verblijf in
een besmet gebied. Acute sterfte is ook mogelijk.

Diagnose

De diagnose kan worden gesteld met behulp van:

• De anamnese: verblijf in een endemisch gebied en bloot-
stelling aan muggen. Dit kan langer geleden zijn (prepa-
tente periode > zes maanden).

• De symptomen.

WEEK

""""IHÜISDIER

(rïQ

-ocr page 420-

• Het aantonen van microfilariën (ongeveer 300 mm lang)
in verse of gekleurde uitstrijkjes van perifeer bloed of uit
bloed uit een hematocrietbuisje, vlak onder de buffy coat.
Er is geen variatie in microfilariën gedurende het seizoen
of de dag en de microfilariën zijn tot wel 2,5 jaar na de
dood van volwassen wormen in de circulatie aanwezig.

• Het aantonen van circulerend Dirqfilaria-antigeen met
een elisa-test (UKG-Lab Utrecht). Bij de kat is deze test
weinig specifiek, maar indien positief wel een bevesti-
ging van de diagnose.

Behandeling

Bij de hond met een chronische dirofilariosis wordt gestart
met een antiparasitaire behandeling en ondersteunende the-
rapie. Dit is echter niet zonder gevaar. De te gebruiken pro-
ducten zijn toxisch en door het afsterven van de hartwormen
kan trombose in de longen optreden. Bovendien is geen en-
kel product werkzaam tegen zowel larvale stadia en volwas-
sen wormen als de microfilariën. Van de adulticide middelen
is het arsenicumpreparaat melarsomine dihydrochloride (2,5
mg/kg IM op twee achtereenvolgende dagen) het meest
werkzaam. De tweedaagse kuur dient twee maanden later
herhaald te worden om een eventuele restinfectie te elimine-
ren. Het dier moet na een behandeling gedurende minimaal
drie weken dagelijks gecontroleerd worden en strikte hok-
rust krijgen.

Zes weken na de laatste behandeling wordt een microfilari-
cidebehandeling ingesteld. Om anafylactische reacties
door plotseling vrijkomende, grote hoeveelheden microfi-
larieel antigeen te voorkomen, kan het beste gestart worden
met preventieve, lage doses microfilaricide middelen zoals
selamectine (Stronghold®) of milbemycine (Program
Plus®). Op deze wijze worden de microfilariën langzaam,
gedurende een periode van zes maanden, verwijderd uit het
lichaam. De behandeling van het acute vena cava syn-
droom bestaat uit een onmiddellijke, chirurgische verwij-
dering van de wormen uit het hart en de vena cava. Het ef-
fect van de behandeling kan worden gecontroleerd door
middel van onderzoek op microfilariën drie weken na de
microfilariële therapie of met een elisa-test twaalf weken
na de adulticide therapie. Bij de kat is een adulticide thera-
pie door de ernstige bijwerkingen niet mogelijk. Wanneer
er geen radiologische longveranderingen aanwezig zijn,
wordt geadviseerd om niet te behandelen. Bij klinische
symptomen kan symptomatisch behandeld worden, aange-
vuld met corticosteroïden

Preventie

Het beste advies is om de hond of kat thuis te laten wanneer
gereisd wordt naar gebieden waar de hartworm endemisch
aanwezig is. Wanneer het dier wel meegenomen wordt naar
enzoötische gebieden, dan is een preventieve behandeling van
de dieren noodzakelijk. Hiervoor kan maandelijks selamec-
tine of milbemycine worden gebruikt, te beginnen één maand
voor vertrek en een laatste toediening na vertrek uit het ge-
bied. Door de toepassing van deze middelen is inmiddels de
prevalentie van hartworm bij de hond in een land als Italië ge-
daald van vijftig procent naar vijftien tot negentien procent. In
Nederland wordt hartworm als importziekte nog weinig ge-
rapporteerd of gevonden in bloedmonsters met deze aanvraag
(mondelinge mededeling UKG-Lab). Dit kan het gevolg zijn
van het feit dat de ziekte niet zo snel wordt overgebracht tij-
dens een verblijf van enkele weken in endemisch gebied; de
ziekte niet wordt herkend ook omdat er niet aan deze oorzaak
wordt gedacht door de langere periode die ligt tussen besmet-
ting en verschijnselen of omdat de infectie misschien subkli-
nisch aanwezig is door de aanwezigheid van een klein aantal
parasieten.

FIDIN Antibioticarapportage 2002

Opgesteld door de FIDIN Werkgroep Antibioticumbeleid

In het beleid om antibioticumresistentie in de humane en
veterinaire geneeskunde tegen te gaan, vormt monitoring
een belangrijk aspect. Daarbij gaat het om monitoring van
antibioticumresistentie en het verbruik van antibiotica.
Een gecoördineerde monitoring van antibioticumre-
sistentie bij dieren komt in Nederland moeizaam op
gang. Ondanks de toezegging van de minister van
Volksgezondheid, Welzijn en Sport aan de Tweede Kamer
eind 2001, dat een dergelijk programma zou worden op-
gezet, blijken onvoldoende middelen en beleidsmatige
ondersteuning aanwezig om een gecoördineerd pro-
gramma op de rails te krijgen. Dit baart de FIDIN zor-
gen. Derhalve heeft de FIDIN zich samen met de KNMvD
en de Faculteit der Diergeneeskunde, tot de ministers van
Volksgezondheid, Welzijn en Sport en van Landbouw,
Natuurbeheer en Visserij gewend, om aandacht te vragen
voor het belang om een gecoördineerde monitoring op te
zetten.

Monitoring van antibioticumresistentie is een elementair
onderdeel voor het bepalen van beleid om verspreiding van
antibioticumresistentie te voorkomen en draagt bij aan een ver-
antwoord antibioticumgebruik. Daarbij is van belang dat de
monitoring wordt opgezet volgens een geharmoniseerd model,
zodat gegevens uit verschillende landen met elkaar kunnen
worden vergeleken. De richtlijnen van de OIE inzake de har-
monisatie van nationale resistentiemonitoring en surveillance-
programma\'s bij dieren, kunnen daarbij als basis dienen.
Naast de monitoring van antibioticumresistentie is het van
belang om de hoeveelheden antibiotica die bij mens en dier
worden gebruikt te monitoren. Ook al bestaat er geen line-
aire relatie tussen het veelvuldig gebruik van een bepaald
antibioticum en resistentieontwikkeling, wordt toch aange-
nomen dat een toename in gebruik kan leiden tot een afname
in gevoeligheid van bacteriën die daaraan worden blootge-
steld. De FIDIN onderkent dit belang en werkt sinds 1992
mee aan een schatting van de verbruikcijfers van antibiotica

-ocr page 421-

bij landbouwhuisdieren in Nederland\'. Sinds 1999 publi-
ceert de FIDIN een jaarlijkse rapportage, gebaseerd op een
onafhankelijk en gevalideerd informatiesysteem waarin de
leden van de FIDIN hun afzetgegevens van antibiotica mel-
den.

De verschillende antibiotica zijn ingedeeld in zes hoofd-
groepen. Producten die zijn geregistreerd voor één bepaald
doeldier, zijn opgenomen in de betreffende diergroep.
Producten die bij meerdere doeldieren kunnen worden toe-
gepast, zijn ondergebracht in de groep multi-species. Deze
laatste groep vertegenwoordigt bijna zeventig procent van
het totale antibioticumgebruik. De leden van de FIDIN heb-
ben geen betrouwbaar inzicht bij welk doeldier de multi-spe-
cies middelen exact worden toegepast. Onderzoek dat de
Faculteit der Diergeneeskunde hiernaar verricht, kan daar-
over mogelijk meer duidelijkheid geven.
De FIDIN-leden vertegenwoordigen niet de totale Neder-
landse markt voor diergeneesmiddelen. Dit kan leiden tot
een maximale afwijking van de cijfers van vijf procent.

Resultaten van de monitoring

Gebaseerd op het hierboven beschreven monitoringsysteem,
is de volgende afzet van verschillende groepen van antibio-
tica gemeten:

\' Zie de publicatie: Verbruikcijfers van antibacteriële diergeneesmiddelen bij land-
bouwhuisdieren. A. Pijpers. J. Fink-Gremmels, J. van Turnhout, februari 1998.

Groepen
antibiotica

kg actieve stof
(x 1000) in
2002

toename
t.o.v. 2001

% van het
totale gebruik

Penicillinen/
cefalosporinen

40

0%

10%

Tetracyclinen

225

6%

56%

Macroliden

20

10%

5%

Aminoglycosiden

10

-8%

2%

Fluorochinolonen

6

-1 %

1%

Trimethoprim/
sul fa\'s

94

0%

23%

Andere

11

7%

3%

Totaal

402

3%

100%

In vergelijking tot 2001, is het totale door de FIDIN-leden
gerapporteerde diergeneeskundige gebruik in kilogrammen
actieve stof met ruim drie procent toegenomen. De indeling
in categorieën is tussen 2001 en 2002 onveranderd gebleven.
Twee categorieën (tetracyclinen en trimethoprim/sulfa\'s)
vertegenwoordigen meer dan 75 procent van het totale dier-
geneeskundige gebruik. Dit cijfer benadrukt de continue
waardering van dierenartsen voor \'oude\' antibiotica - sulfa\'s
werden ontdekt in de 30-er en 40-er jaren, tetracylinen en tri-
methoprim in respectievelijk 1953 en 1962. Ook het volgen
van de formularia draagt bij aan het gebruik van oudere
middelen. De nieuwere fluorochinolonen vertegenwoordi-
gen slechts één procent van het totale gebruik.

Naar diersoort kunnen de verbruikcijfers als volgt worden
uitgesplitst:

\' CBS Landbouwtelling 2002.

Diersoorten

Kg actieve stof
(x 1000)
in 2002

toename
t.o.v. 2001

j

% van het
totale gebruik

kg
(xlOOO)

%

Multi-species

285

22

8%

70%

Rund/kalf

47

-4

-7%

12%

Varken

62

-2

-3%

15%

Pluimvee

6

-2

-22
%

2%

Gezelschaps-
dieren

2

0

0%

1 %

Totaal

402

11

3%

100%

De groep multi-species is verreweg de grootste groep met ruim
zeventig procent van het gebruik. Dit zijn vooral producten die
voor verschillende soorten landbouwhuisdieren zijn gere-
gistreerd. Het is voor de FIDIN niet mogelijk te achterhalen
welke de precieze verdeling tussen species is; daarom is een
verdere onderverdeling van deze groep achterwege gelaten.
De hoeveelheid werkzame stof kan worden gerelateerd aan het
aantal dieren, dierziekten en de potentie van dc gebruikte
werkzame stoffen. Tegenover een geringe daling van de veesta-
pel staat een toename van het aantal kilogrammen werkzame
stof De veestapel is in 2002 ten opzichte van 2001 als volgt ge-
wijzigd; het aantal runderen van 4,0 naar 3,9 miljoen dieren,
het aantal varkens van 13,1 naar 11,7 miljoen dieren en de aan-
tallen pluimvee van 100 naar 101 miljoen kippen^. De toename
in hoeveelheid werkzame stof van antibiotica (met name oxy-
tetracycline) kan worden verklaard door een verschuiving van
duurdere, potente middelen naar goedkopere, minder potente
middelen. Van middelen in deze laatste groep dient meestal een
hogere dosering te worden gegeven, waardoor er minder dieren
mee kunnen worden behandeld. Het is aannemelijk dat
daardoor het aantal behandelingen (doses) in 2002 is afgeno-
men. Verder valt niet uit te sluiten dat er een toename in het ge-
bruik van therapeutische antibiotica is ontstaan als gevolg van
het verbod op bepaalde antimicrobiële groeibevorderaars per 1
juli 1999.

Conclusies

• De FIDIN hecht belang aan de opzet van een gecoördi-
neerd en geharmoniseerd programma voor de monitoring
van antibioticumresistentie. Met haar jaarlijkse publicatie
van de afzet van antibiotica beoogt de FIDIN aan een ge-

-ocr page 422-

ïntegreerd monitoringssyteem bij te dragen.
Meer dan 75 procent van het totale diergeneeskundig ge-
bruik van antibiotica bestaat uit tetracyclinen en trimetho-
prim-sulfa combinaties, relatief \'oude\' middelen. Eén
procent bestaat uit het gebruik van de meer recent geïntrodu-
ceerde fluorochinolonen.

Ruim zeventig procent van het totale gebruik betreft
multi-species producten met indicaties voor gebruik bij

meerdere diersoorten. Het opsplitsen van dit gebruik naar
individuele species valt voor de FIDIN moeilijk betrouw-
baar te realiseren.

• Bij de interpretatie van kilogrammen werkzame stof dient
rekening te worden gehouden met het verschil in doserin-
gen van potente en minder potente antibiotica.

Voorvragen kunt u contact opnemen met het FIDIN secretariaat, mr. drs.

J.F. Schutte, telefoon: (070) 3514851, e-ma\\\\: fidin@Jid\'m.nl

FIDIN op internationaal niveau actief betrokken

IFAH-Europe nieuwe internationale belangenbehartiger

Sinds begin 2003 behardgt IFAH-Europe (International
Federation of Animal Health-Europe) de belangen van de
diergeneesmiddelenindustrie in Europa. IFAH-Europe
heeft hiermee de rol van FEDESA overgenomen. De
FIDIN, vereniging van Fabrikanten en Importeurs van
Diergeneesmiddelen In Nederland, maakt deel uit van
IFAH, gevestigd in Brussel. Leden van IFAH zijn natio-
nale associaties, een aantal regionale organisaties en
twaalf grote internationale producenten van diergenees-
middelen.

IFAH is de mondiale belangenbehartiger van producenten
van diergeneesmiddelen en heeft als doelstelling te komen
tot een geharmoniseerd, wetenschappelijk gebaseerd ka-
der van regelgeving en tot een klimaat waarin de dierge-
neesmiddelenindustrie via innovatie kan bijdragen aan ge-
zond en veilig voedsel en aan een hoog niveau van
diergezondheid en dierenwelzijn. 1FAH voert namens haar
leden onder meer overleg met overheden en onderhoudt
belangrijke contacten met internationale organisaties zo-
als de OECD, WHO, OIE, Codex, en de WTO.

IFAH-Europe

IFAH-Europe vertegenwoordigt de diergeneesmiddelenin-
dustrie in Europa. IFAH-Europe is een belangrijke divisie
van IFAH en vertegenwoordigt zestien nationale associaties
- waarbij zowel lokale middelgrote en kleinere producenten
als internationale producenten zijn aangesloten - en zestien
grote Europese bedrijven. IFAH-Europe treedt op als aan-
spreekpunt en woordvoerder namens de Europese dierge-
neesmiddelenindustrie in de richting van de Europese in-
stellingen in Brussel.

IFAH-Europe Council

IFAH-Europe wordt bestuurd door de IFAH-Europe
Council, die wordt ondersteund door een aantal operatio-
nele cornmissies en de staf van IFAH-Europe. De IFAH-
Europe Council vertegenwoordigt de Europese industrie
in zaken met Europese autoriteiten en andere organisaties.
De FIDIN is actief bij het Europese beleid betrokken. In
2003 en 2004 maakt FIDIN-directeur Maritza van Assen
deel uit van de IFAH-Europe Council. Daarnaast is de FI-
DIN voorzitter van de CNA (Committee of National
Associations), dat onderdeel uitmaakt van IFAH-Europe
Council. In de CNA zijn de nationale associaties uit veer-
tien Europese landen vertegenwoordigd.

Meer informatie over IFAH en IFAH-Europe is te vinden via www.ifah-
sec.org, meer informatie over de FIDIN is te vinden via www/.fldin.nl.

jonge onderzoekers grijpen kansen

P. van Gulick

Het Professor Tielen Fonds (PTF) werd opgericht door
het organisatiecomité van het tiende Congress on Animal
Hygiene in Maastricht in 2000 om jonge onderzoekers uit
ontwikkelingslanden de kans te geven om internationale
veterinaire congressen te bezoeken. Het bestuur van het
PTF is ervan overtuigd, dat dit een goede mogelijkheid
biedt om de internationale wetenschappelijke kennis van
dieren ook naar de ontwikkelingslanden te verspreiden.
Het draagt er verder toe bij jonge onderzoekers op vete-
rinair gebied in deze landen de kans te geven om zich ver-
der te ontplooien.

Financiën

De gelden van het PTF zijn afkomstig van bijdragen vanuit
het (veterinaire) bedrijfsleven en van individuele dierenart-
sen. De eerste aanzet werd gemaakt via sponsoring rond het
congres in 2000. Maar ook daarna is er een constante stroom
van bijdragen blijven bestaan. Telkens als er een jubileum te
vieren is, een afscheidsreceptie is of er een nieuwe praktijk
of bedrijf wordt geopend, stuurt de PTF een brief met geluk-
wensen en vraagt tegelijkertijd aandacht voor de jonge col-
lega in ontwikkelingslanden. Het bestuur van het PTF brengt
deze mogelijkheid voor jonge onderzoekers via landsver-

-ocr page 423-

tegenwoordigers van het ISAH in ontwikkelingslanden on-
der de aandacht van potentiële kandidaten. Aanvragen kun-
nen worden ingediend bij de secretaris van het PTF. Bij de
selectie van de kandidaten wordt een aantal uitgangspunten
gehanteerd. De onderzoeker moet een academische studie
hebben afgerond, moet jonger dan dertig a vijfendertig jaar
zijn, moet al een of enkele publicaties op zijn naam hebben
en moet zelf een paper of poster op het congres, wat hij wil
bezoeken, presenteren.

De bijdrage van het PTF bestaat uit een bijdrage in de con-
gres- en verblijfkosten (ongeveer 500 euro) en een bijdrage
van maximaal 500 euro in de reiskosten voor diegenen die
een verre vliegreis voor het bezoek aan het congres moeten
afleggen. Vanaf 2000 werden 42 aanvragen voor een totaal-
bedrag van 41.500 euro toegewezen.

Belangstelling

Er is grote belangstelling voor een bijdrage uit het PTF.
Vanaf 2000 hebben reeds 75 jonge onderzoekers een beroep
gedaan op het fonds. Hiervan werden er op grond van de se-
lectiecriteria 42 toegewezen. De onderzoekers kwamen uit
de volgende landen: Estland, Slowakije, Tanzania, Mexico,
Polen, Oekraïne, Hongarije, Brazilië, Nigeria, Argentinië,
Kroatië, Albanië, India, Cuba, Bolivia, Filippijnen,
Zimbabwe, Syrië, Rusland, Uruguay, Bulgarije en El
Salvador. Bij de gepresenteerde papers en posters werd
vooral aandacht besteed aan de primaire ziekteproblemen in
die landen, zoals parasitaire aandoeningen, epidemische
ziekten en zoönosen. Enkele lezingen waren gewijd aan de
veterinaire opleidingen. Uit dc Oost-Europese landen kwa-
men ook veel bijdragen over inventariserend onderzoek naar

de omgeving van het dier.
Enthousiasme

Het enthousiasme bij jonge onderzoekers is groot. Zij benut-
ten vaak de kans die ze krijgen, om blijvende contacten te
leggen met collega-onderzoekers en afspraken te maken
voor verdere samenwerking.

Bahnu Pratap Singh uit India bezocht in 2000 het congres in
Maastricht. Via de daar gelegde contacten is hij nu bezig met
een
Master of Science studie in Utrecht. Hij hoopt de kans te
krijgen om in Utrecht te promoveren. Daarna wil hij terug naar
India om de verworden kennis in praktijk te brengen.
Aland Andres uit Estland bezocht in 2000 met steun van het
PTF het congres in Maastricht. Hij is nu opgeklommen tot
Hoofddocent aan de Universiteit in Tartu en zal in 2008 daar
het dertiende Internationaal Congress on Animal Hygiene
organiseren.

Erica Alandia uit Bolivia kreeg grant van het PTF om aan het
congres in Mexico deel te nemen. Zij is nu bezig met een
promotieonderzoek aan de Universiteit Hohenheim bij
Stuttgart. Na haar promotie keert ze terug naar Bolivia en zal
daar als landvertegenwoordiger gaan optreden.
Zo zijn er vele voorbeelden van jonge onderzoekers uit ont-
wikkelingslanden, die via PTF een internationaal congres
hebben kunnen bezoeken en daar de kans hebben gegrepen
om internationale contacten op te bouwen en voor de verdere
ontplooiing te benutten. Hopelijk blijven de bijdragen aan
het PTF ook in de toekomst binnenkomen, zodat we nog lang
jonge onderzoekers die kans kunnen geven.

Dr. P. van Gulick, secretaris PTF.

Effecten van verschillende niveaus
energie en proteïne op de repro-
ductie bij runderen

The effects on bovine reproduc-
tion of feeding different levels of
energy and protein, a review.

S.N. Pool; SR 1048/00: 29 pp.

Studente
referate

Het interval tussen werpen en de
volgende partus wordt volgens de
meeste onderzoekers in sterke
mate bepaalt door de lichamelijke conditie aan het begin
van de lactatie en door de min of meer sterke vermagering
gedurende deze eerste periode.

De conditie is te beïnvloeden door het voersysteem.
Gewaakt moet echter worden voor een te sterke vetvorming.
De hoeveelheid ruw eiwit die wordt opgenomen is even-
eens van belang. Teveel is niet alleen nadelig voor de con-
ceptie (te hoge pH in de geslachtsorganen) maar ook voor
een economische bedrijfsvoering.
Op een en ander wordt nader ingegaan.Opgemerkt moet
worden dat een hoog fysiologisch gehalte aan glucose in
het bloed een stimulans is voor de afgifte van gonadotrope
hormonen onder invloed van het hypothalamus-hypofyse
systeem.

ACECOLON

Bij moeilijke
stoelgang.

Op basis van
Macrogol.

sachet

2 gram poeder

Bevat Macrogol

Bij moeilijke stoelgang
van gezelschapsdieren

Voor gezelschapsdieren.

Vergroot het volume
van de ontlasting.

Verlicht de stoelgang.

Smaakvol bij toediening
over het voer.

ACE Veterinary Products BV
Postbus 1262 - 3890 BB Zeewolde

-ocr page 424-

Is de hobbykip werkelijk een gevaar voor de commerciële
pluimveehouderij?

Adr. C. Voeten

De afschuw rond het uitroeien van
hobbyicippen in enkele streken van
het land heeft inmiddels een grote
weerklank gevonden. Iedereen pro-
beert argumenten te bedenken tegen
deze buitengewoon dieronvriende-
lijke uitroeiing. De bedoeling is dui-
delijk: de klassieke vogelpest ofte-
wel aviaire influenza moet in
Nederland uitgeroeid worden. Ik noem deze ziekte nu verder
AI. Het is opvallend dat de meeste argumenten meer emotio-
neel onderbouwd zijn dan diergeneeskundig. Zodra dierge-
neeskundige argumenten in deze emotionele discussies ge-
bruikt worden slaan ze vaak nergens op. Ik ben van mening
dat er ook harde argumenten zijn aan te halen.

In dit artikel heb ik getracht enkele aspecten van AI nader te
beschrijven. Ik heb hiervoor gebruik gemaakt van mijn ken-
nis in de verspreiding en preventie van pluimveeziekten die
ik sinds 1960 heb geleerd, van mijn ervaringen met AI die ik
enkele malen in het buitenland heb opgedaan, mijn studies
over een ziektekundige verwant de NCD, ervaringen van
vele collegae in Nederland en gegevens van de overheid

De ziekte

Dc klassieke vogelpest wordt veroorzaakt door een virus uit
de influenza A-groep. Een virus is een buitengewoon kleine,
een honderdste van een bacterie, ziektekiem. Een virus is niet
gevoelig voor een geneesmiddel, zoals bijvoorbeeld een bac-
terie gevoelig is voor antibiotica. Men kan een potentiële
gastheer wel preventief vaccineren om influenza te voorko-
men. Er zijn vele ondersoorten influenza en in de A-groep zit-
ten ziekteverwekkers bij pluimvee; onder andere enkele soor-
ten AI bij de kip, maar ook soorten die voor mensen, varkens
of paarden gevaarlijk zijn. Soms zijn deze soorten influenza
zeer kwaadaardig, terwijl andere influenzasoorten dieren
kunnen besmetten zonder een spoortje van ziekte na te laten.

Klassieke vogelpest in Nederland

Vooropgesteld moet worden dat iedere in Nederland gehou-
den kip, kalkoen, fazant en pauw en enkele andere vogel-
soorten hiervoor zeer gevoelig zijn en snel aan de ziekte kun-
nen sterven. Opmerkingen als zouden kippen in de
intensieve veehouderij hiervoor meer gevoelig zijn dan \'bio-
logisch\' gehouden kippen of hobbykippen heeft geen enkele
grond. Iedere hoenderachtige is voorzover bekend even ge-
voelig. Voor watervogels ligt het iets anders. Deze kunnen
wel besmet worden maar behoeven niet ziek te worden ter-
wijl ze wel virusdrager zijn en antistoffen tegen AI kunnen
vormen. Dit geldt zowel voor wilde als voor gedomesti-
ceerde watervogels.

In de Gelderse vallei heeft zich nu iets zeer bijzonders afge-
speeld. Hier werd op circa dertig procent van de boerenbe-
drijven met legkippen of vleeskuikens op circa dertig pro-
cent AI vastgesteld. Op circa drieduizend plaatsen treft men
serieuze fokkers van hobbykippen aan of mensen die op het
erf of in de tuin enkele kippen hebben lopen voor een vers
eitje of voor een vriendelijk gezicht. Bij deze drieduizend,
laten we ze allemaal maar hobbyisten noemen, is slechts ne-
gen maal AI vastgesteld en dat betekent bij slechts 0,3 pro-
cent van deze liefhebbers. Dit verschil van dertig procent en
0,3 procent is significant en moet velen aan het denken zet-
ten.

Ingezonden

De verspreiding van de ziekte

Een zieke kip die contact heeft met een gezonde kip kan dit
laatste dier besmetten. De mest van een aangetast dier bevat
een massa virus. Dit gebeurt in een stal maar het contact kan
ook indirect verlopen. Een pluimveehouder die deze mest
aan z\'n schoenen mee naar buiten draagt zou het erf kunnen
besmetten waar een ander zich mee bezoedelt die op zijn
beurt zijn kippen besmet. Ook zijn handen en kleding kan
met het virus verontreinigd zijn cn ook nu kan een ander hier
het slachtoffer van worden. Het virus kan het hok ook via de
eieren of de verpakking van de eieren mee naar buiten ge-
sleept worden. De overheid is van mening dat deze indirecte
contacten de belangrijkste besmettingswegen zijn. Indien de
overheid gelijk had zou de verspreiding via deze contacten
bij hobbykippen vergelijkbaar moeten zijn met die van com-
merciële kippen. Het is immers onvoorstelbaar dat de hobby-
isten meer hygiëne betrachten dan de professionele pluim-
veehouders. Mijn ervaring zowel met commerciële als met
hobbypluimveehouders is dat beiden zeer goed geargumen-
teerd en in staat zijn hygiënische maatregelen nauwgezet uit
te voeren. De uitzonderingen hierop zijn werkelijk zeld-
zaam. Het virus zou zich ook via de lucht kunnen verplaat-
sen. Experimenten hebben geleerd dat dit slechts over een
zeer korte afstand plaatsvindt. De overheid gaat ervan uit dat
deze luchtbesmettingen oftewel aërogene besmettingen nau-
welijks of niet plaatsvinden. Maar intussen wordt een andere
mogelijkheid over het hoofd gezien. Kippen verliezen de
hele dag door veerfollikelcellen. Men noemt dit ook wel kip-
penstof. Iedereen die wel eens een uitlaat van een kippenstal
gezien heeft, weet dat men daar een wittige substantie kan
aantreffen. Het witte materiaal bestaat uit dit beruchte
wasachtige kippenstof Het grootste deel van deze stof kan
via een mechanische ventilatie de lucht worden ingeblazen.
Deze stof nu kan verontreinigd zijn met het intluenzavirus
en zoals het Saharazand de auto\'s in Nederland kan bevuilen
kan deze stof vele tientallen kilometers meegesleept worden.
Het hangt dan van de temperatuur, de zon en de luchtvoch-
tigheid af hoe lang het virus in leven blijft, van de windsnel-
heid over welke afstand dit virus meegevoerd wordt en van
de windrichting waar het uiteindelijk zal \'dalen\' om mis-
schien door ventilatoren in een stal getrokken te worden. Dit
indirect contact geschiedt niet massaal maar is wel de oor-
zaak dat tien, twintig of dertig kilometer buiten een haard

-ocr page 425-

een onverwachte besmetting kan plaatsvinden. Deze wijze
van verspreiden van de smetstof leidt ertoe dat dierenartsen
steeds geconfronteerd worden dat de eerste zieke dieren in
een stal zich in de buurt van een luchtinlaat bevinden. Dit
valt ook te verwachten.

Een zeer ongunstige factor voor dit virustransport is regen
dat de lucht snel schoonspoelt of zeer warme heldere zon
waar het virus niet goed tegen kan. De regelmatige regen van
de laatste weken is waarschijnlijk mede de oorzaak van een
geringer aantal infecties.

Verschillen in ventilatie tussen hobby en \'commerciële\'
kippen

De commerciële eenheden zijn zeer groot: tienduizenden
dieren, ze worden relatief intensief gehouden en de ventilade
vindt mechanisch plaats, massale hoeveelheden lucht wor-
den met veel kracht naar binnen gezogen en/of naar buiten
geblazen. Hobbykippen meestal in kleine eenheden, vaak
niet meer dan circa tien kippen, hebben normaliter een na-
tuurlijke ventilatie. Het spreekt vanzelf dat de productie van
kippenstof bij deze kleine hoeveelheden dieren slechts een
verwaarloosbare fractie is, die meestal in het pluiinveehok
blijft, terwijl de stof van een commercieel bedrijf met kracht
naar buiten wordt gestuwd. Ook heeft een hobbyeenheid
nauwelijks frisse lucht nodig als je dit vergelijkt met een
commercieel bedrijf De behoefte aan minder lucht is waar-
schijnlijk ook de oorzaak dat AI duidelijk minder voorkomt
bij vleeskuikens en opfokdieren

Vaccineren

De vaccinatie is het belangrijkste middel om schade van Al

Babesiose

C. Uilenberg

De postverbinding tussen Nederland en Corsica verloopt
nfefzo snel, maar toch kan ik niet nalaten nog te reageren
op een stukje in het Tijdschrift van 1 mei, wat gisteren
binnenkwam. Het gaat om twee punten in de vertaalde le-
zing van S. Shaw in aflevering 9 van vol. 128, pp. 288-290.

Op pagina 288 wordt vermeld dat hematurie één van de
verschijnselen kan zijn van acute babesiose bij de hond.
Gelukkig wordt op de volgende bladzijde wel vermeld dat
hemoglobinurie bij het urineonderzoek kan worden ge-
te voorkomen. Ik ben er een voorstander van al het pluimvee
in West-Europa tegen AI te enten en hier zijn zeer goede ar-
gumenten voor aan te voeren. Alleen het hobbypluimvee en-
ten acht ik een kunstfout en ik ben hier geen voorstander van.

Conclusies

SaiTienvattend kan men zeggen dat met betrekking tot Al bij
hobbypluimvee:

A. Hobbypluimvee is even gevoelig voor AI als commerci-
eel pluimvee. Er zijn geen harde gegevens dat bepaalde
diersoorten of rassen een natuurlijke grotere weerstand
hebben.

B. Er zijn duidelijke aanwijzingen dat het virus dat AI ver-
oorzaakt over zeer grote afstanden verplaatst kan wor-
den. Het ziektebeeld in de stallen wijst op een verplaat-
sing door de lucht. Het heeft betrekkelijk weinig zin
binnen een klein aantal kilometers alle pluimvee uit te
roeien.

C. Het virus infecteert zeer significant minder eenheden
hobbydieren dan commerciële dieren. De wijze van ver-
plaatsen en de zeer grote verschillen aan benodigde lucht
zijn hier ongetwijfeld debet aan.

Om deze reden levert de draconische maatregel om al de
hobbydieren te vernietigen nauwelijks een bijdrage tot de
preventie van AI. Ik acht het dan ook niet opportuun al de
hobbydieren te vernietigen mits iedere hobbyist de disci-
pline op kan brengen direct zijn dierenarts te waarschuwen
als hij de gezondheid van zijn pluimvee niet vertrouwt. Ik
weet zeker dat hem dit vertrouwen geschonken kan wor-
den.

zien. Of het woord haematurie in de oorspronkelijke le-
zing werd gebruikt of dat het er in de vertaling is inge-
slopen weet ik niet, maar studenten uit de tijd dat ik hoog-
leraar voor tropische diergeneeskunde en protozoölogie
was (waarbij waarschijnlijk ook de vertalende collega
was) zullen zich naar ik hoop herinneren dat
haemoglobinurie en niet haematurie vaak één van de
symptomen van babesiose is.

Gevallen van babesiose van de hond worden vermeld bij
dieren die nooit buiten Duitsland of België zijn geweest.
In dit verband lijkt het zin te hebben ook te wijzen op de
vermelding in het Tijdschrift voor Diergeneekunde in
1985 van een geval van babesiose bij een hond in
Nederland die nooit buiten ons land was geweest.

-ocr page 426-

Dinsdag 24 juni 2003 organi-
seert PAO-Diergeneeskunde de
cursus introduction to the Be-
rekenwijzer\' voor de gezeschaps-
dierenpractici.

In deze cursus wordt aan de hand
van een \'stappenplan\' de finan-
ciële gang van zaken in de prak-
tijk inzichtelijk gemaakt.
De cursus wordt georganiseerd in de Computerleerzaal
Hoofdafdeling Gezondheidszorg Paard, Marburglaan
Utrecht/De Uithof

Er is nog een beperkt aantal plaatsen beschikbaar.
Docenten de heer Strawn en mevrouw drs. Strawn-
Kampert, aanvang 12.30 - 21.00 uur, cursusprijs € 345,-
inclusief diner.

Woensdag 25 juni 2003 organiseert PAO-D de cursus
\'Het Konijn in de Gezelschapsdierenpraktijk\' (cursus-
nummer 03/144) onder leiding van dr. J.T. Lumeij en me-
vrouw drs. M. de Wit.

De cursus wordt gehouden op de Hoofdafdeling Genees-
kunde van Gezelschapsdieren Utrecht/De Uithof van 13:30
tot 17.00 uur, de cursuskosten bedragen € 115,~.
Er zijn nog enkele plaatsen beschikbaar.

Vrijdag 27 en zaterdag 28 juni 2003 wordt door PAO-D
de cursus: \'De Geriatrische Patiënt\' (cursusnummer
03/143) onder leiding van prof dr. E. Gruys georganiseerd.
Exclusieve deskundigen uit Nederland, Engeland en
Amerika voeren u naar bewustwording van de geriatrische
problematiek van gezelschapsdieren en de veterinaire
aanpak ervan, het praktijkmanagement, de marketing van
het verouderingsitem en hoe men via de voeding kan in-
spelen op de veranderde behoeften.
De cursus start vrijdag 27 juni om 12.30 uur en sluit zater-
dag 28 juni om 13.00 uur.

Deze cursus kunnen wij, dankzij sponsoring door
Boehringer-Ingelheim en Leo Pharma, aanbieden voor
€ 650,- inclusief overnachting.

Opgave is mogelijk bij: PAO-Diergeneeskunde,
Telefoon 030 - 634 89 80
Fax 030 - 634 89 89

Cursussen PAO-Diergeneeskunde

"Hoe kun je de efficiëntie van een dierenartsenpraktijk vergroten?"
Q GEZOCHT:

dierenartsenpraktijken die een stageplek willen
bieden aan een \'veterinary\' technician uit de usa

GROENHORST COLLEGE

Het Groenhorst College is continu bezig met kwaliteitszorg
rondom de opleiding paraveterinair. In dit kader zijn wij
een samenwerking aangegaan met een drietal Ameri-
kaanse scholen die \'veterinary technicians\' opleiden.
Gedurende drie jaar wordt dit project gesubsidieerd door
de Europese Unie. In het kader van deze samenwerking
vinden onder andere studentenuitwisselingen plaats. Voor
deze uitwisseling zijn wij op zoek naar stage-adressen.

Veterinary technicians hebben in het algemeen een grotere ver-
antwoordelijkheid dan de Nederlandse paraveterinair. Om een
aantal voorbeelden te noemen: ze voeren (niet in alle praktij-
ken) zelfstandig het eerste onderzoek uit en nemen de anam-
nese af Pas hierna komt de dierenarts de diagnose stellen en
een behandeling instellen. Verder hebben ze eigen \'spreekuur-
tjes\' voor bijvoorbeeld voedingsadviezen, verbandwisselin-
gen, hechtingen verwijderen en dergelijke Dierenartsen hoe-
ven in dit soort praktijken enkel nog maar te doen wat hun as-
sistenten wettelijk gezien niet mogen. Dit verhoogt de efficiën-
tie van een praktijk.

In totaal komen er zes Amerikaanse studenten naar Nederiand,
vermoedelijk in het najaar van 2004, voor een periode van on-
geveer acht a tien weken. Voordat ze stage gaan lopen, volgen
ze een introductiemoduul om zich goed voor te bereiden.
Daarnaast zullen ze direct na aankomst een aantal lessen vol-
gen aan het Groenhorst College.

Het betreft (Engels sprekende) studenten uit hogere jaren, die
in de USA al eerder stage hebben gelopen. Ze zullen door do-
centen van het Groenhorst worden begeleid middels een stage-
bezoek en telefonische contacten. Daarnaast zullen ze via het
internet contact houden met hun docenten in de USA.

Wij zoeken voor deze uitwisseling praktijken die het leuk vin-
den om ervaring op te doen met deze veterinary technicians.

Voor meer informatie over dit project zijn wij teiefoniscii bereiicbaar op:

0342-455500 )an Willem Bruil (decaan projectleider) j.w.bruil@groenhorstcollege.nl

0342-455540 Alida Moene (dierenarts projectmedewerker) a.moene@groenhorstcollege.nl

FRONT RANGE

Dircctofate-Gencral for Education and Cutturt

This project has been carried out with the support of the European Community. The content of this project does not necessarily reflect the
position of the European Community, nor does it involve any responsibility on the part of the European Community.

-ocr page 427-

Workshop Verdoven van wilde en verwilderde dieren

Tele-immobilisatie, verdoven op af-
stand, is een bijzondere vaardigheid,
die maar weinig dierenartsen dage-
iijics nodig hebben. Voor hen die (wil-
len) werken in dierentuinen of
betrokken zijn bij natuurbescher-
mingsprojecten is het hun dagelijks
werk. Voor sommige practici en hand-
havers van de openbare orde is het
echter \'erg handig\' om met de blaaspijp (soms op COj) of ver-
dovingspistool om te kunnen gaan. In navolging op eerder gege-
ven cursussen geven de dierenartsen IVtark Hoyer ( dierentuin
Artis) en Peter Klaver (dierenarts/consultant voor exoten en
wildlife, voormalig Artis) in samenwerking met Jan Bos (die-
renarts Ouwehands) de workshop \'Verdoven van wilde en ver-
wilderde dieren\' in Ouwehands Dierenpark, Rhenen.

Doel van deze workshop is om in een volle dag dierenartsen
\'klaar te stomen\' voor het gebruik van blaaspijp en/of verdo-
vingsgeweer, inclusief theorie en praktische aspecten, farma-
cologie van de belangrijkste narcosemiddelen, veiligheid,
training en het uitvoeren van enkele verdovingen in groeps-
verband. Ook zal er een lijst met doseringen voor veelvoorko-
mende diersoorten worden uitgereikt en besproken.

Datum: vrijdag 12 september 2003 van 9.00 -20.00 uur met af-
sluitend evaluatie en drankje
Locatie: Ouwehands Dierenpark, Rhenen
Groepsgrootte: maximaal 20 personen
Prijs inclusief maaltijden en documentatie: 475 euro.
Doelgroep: Dierenartsen die (willen) werken met blaaspijp
(op CO2) of verdovingsgeweer in de reguliere praktijk, dieren-
tuinen of wildbeheer.

Voor niet-dierenartsen is deelname alleen na overleg met de
cursusleiders mogelijk.

Voor studenten die willen meedoen aan de cursus is vereist dat
zij minimaal hun doctoraal Diergeneeskunde hebben afgelegd
en het vak anesthesiologie hebben gevolgd, liefst ook het exa-
men gehaald. Er zijn maximaal vijf studentenplaatsen met 100
euro korting beschikbaar, deze worden gevuld op volgorde
van binnenkomst van opgave.

Interesse en/of opgave liefst per e-mail met naam, adres,
woonplaats, telefoonnummer, functie (dierenarts / studenten /
anders, nl) en emailadres naar:
info@klaver4dieren.nl
of per fax: 0481-425850 of per post: Klaver4dieren, Panner-
denseweg 46, 6686 BG Doomenburg met vermelding op en-
velop:
Workshop Verdoven.

Op de website www.klaver4dieren.nl zal binnenkort meer in-
formatie verschijnen over deze workshop.

De voorbereicdingen zijn in volle gang voor de
Oud Leden Dag van het Veterinair Dispuut
Unitas
welke plaats zal gaan vinden op de derde
zaterdag in Oktober (18-10
-2003). Gewoon zo-
als het hoort dus! Nadere informatie volgt.

Wetenschappelijke prijs van Kennelclub Cynophiia

Door de Koninklijke Nederlandse Kennelclub Cyno-
philia is ter gelegenheid van haar honderdjarig bestaan
in 1990 een prijs ingesteld die bestaat uit een zilveren
penning plus € 1350,-. Deze prijs kan eens in de twee jaar
worden toegekend aan een wetenschappelijk geschrift,
dat ertoe kan bijdragen de stand van de kynologie of enig
onderdeel daarvan in Nederland op een hoger peil te
brengen.

Voor de prijs komen in aanmerking geschriften, die tot stand
zijn gekomen in de afgelopen twee jaar en waarvan de om-
vang overeenkomt met die van een doctoraal scriptie, in de
Nederlandse taal of geschreven door een ingezetene van

Nederland.

De prijs zal worden uitgereikt op de jaarlijkse Algemene
Ledenvergadering van Cynophilia, die gehouden wordt in
april 2004.

De beslissing over het al dan niet toekennen van de prijs
wordt genomen door het bestuur van Cynophilia. Deze
wordt hierbij geadviseerd door een door het bestuur samen-
gestelde commissie van drie leden.

Inzendingen kunnen tot 31 december 2003 worden gestuurd
aan het secretariaat van de
Koninklijke Nederlandse Kennelclub Cynophilia,
Hoofdstraat 248, 3972 LK Driebergen.

-ocr page 428-

Vraa
e

antwoor

1 De redactie vond de heer J.
1 Slingerland bereid om op onder-
g staande, uit de praktijk ontvangen,
ff vraagstelling voor de lezers een
P antwoord te jbrmuleren.

Vraag:

Een kat die ondanks de dagelijkse insuline-therapie toch
hyperglycemie blijft houden is een lastig probleem. Wat kan
de verklaring hiervan zijn en wat raadt u als oplossing aan?

AntwoordT

Over de regulatie van katten met diabetes mellitus worden
veel vragen gesteld. Daarbij komt dat de afgelopen jaren de
inzichten aangaande de pathogenese, diagnose en behande-
ling van een kat met diabetes mellitus (DM) zijn veranderd.
Hieronder wordt de huidige stand van zaken voor wat betreft
DM, speciaal bij de kat, beschreven. Het oplossen van pro-
blemen rond de diagnose en behandeling vereisen specifieke
kennis van pathogenese en pathofysiologie. Hierop wordt
eerst ingegaan en vervolgens worden diagnose, therapie en
de eventuele problematiek daaromtrent beschreven.

Definitie, indelingen pathogenese

Diabetes mellitus wordt gekenmerkt door een persisterende
hyperglycemic (4) die wordt veroorzaakt door een absoluut
of relatief tekort aan insuline. DM kan op verschillende wij-
zen worden ingedeeld; de indeling van humane DM aan de
hand van de achterliggende pathogenese kan ook voor katten
worden gebruikt.

Bij type I DM, voorheen ook wel \'insuline-afhankelijke
DM\' genoemd, wordt het absolute tekort aan insuline al op
jonge leeftijd veroorzaakt door een auto-immune destructie
van de insuline-producerende ß-cellen. Deze vorm van DM
wordt bij katten slechts zeer sporadisch gezien.
Bij type II DM, voorheen ook wel \'niet-insuline-afhanke-
lijke DM\' genoemd, is er aanvankelijk sprake van een rela-
tief tekort aan insuline, dat later overgaat in een absoluut
tekort. Pathogenetisch speelt enerzijds insulineresistentie
en anderzijds verminderde insuline-afgifte een rol.
Insulineresistentie kan bijvoorbeeld worden veroorzaakt
door overgewicht en lichamelijke inactiviteit. De ß-cellen
gaan meer insuline produceren om de insulineresistentie te
compenseren. Hierdoor wordt het ontstaan van hypergly-
cemie uitgesteld. Op den duur leidt de overproductie tot
hydropische degeneratie van de ß-cellen, waardoor het re-
latieve tekort aan insuline ontstaat. Tegelijkertijd ontstaat
op een tweede manier schade aan de ß-cellen; de vorming
van amyloïd in de eilandjes van Langerhans is hiervoor
verantwoordelijk. Het precursoreiwit van deze vorm van
lokale amyloïdose is het hormoon lAPP (\'islet amyloid
polypeptide\', ook wel amyline genoemd) dat tegelijk met
insuline wordt afgegeven door de ß-cellen. Toename van
de afgifte van insuline door insulineresistentie leidt zo ook
tot toename van de afgifte van lAPP en daarmee tot amy-
loïdvorming. De overgebleven ß-cellen moeten nog meer
insuline gaan produceren om te compenseren voor de ver-
loren ß-cellen, wat weer leidt tot een groter verlies van ß-
cellen. Bij voortgaande destructie van de ß-cellen ontstaat
uiteindelijk een absoluut tekort aan insuline. Dit type DM,
vertegenwoordigt een aanzienlijk deel van de DM bij de
kat en wordt vooral op middelbare en oudere leeftijd ge-
zien.

Genetische factoren spelen bij de mens tevens een rol in het
ontstaan van DM, zowel bij type I als bij type II DM. Ook bij
katten met DM zijn hiervoor aanwijzingen, hoewel nog geen
specifieke genen zijn aangetoond.

Naast type I en type II DM is er een \'overige\' categorie. Dit
type DM wordt veroorzaakt door andere aandoeningen of
medicaties. Een overmaat aan endogene of exogene gluco-
corticoïden, exogene progestagenen (via intrinsieke gluco-
corticoïde werking) of groeihormoon verhoogt de gluconeo-
genese en veroorzaakt insulineresistentie, en kan zo leiden
tot DM. Bij leververvetting is eveneens sprake van insuline-
resistentie. Ook pancreasadenocarcinomen komen voor bij
de kat en kunnen DM veroorzaken door destructie van pan-
creasweefsel. Chronische pancreatitis komt wel voor bij kat-
ten met DM, maar of pancreatitis ook zelf DM kan veroorza-
ken is onduidelijk. In de categorie \'overige\' zijn bij de kat
met name de groeihormoon-producerende hypofyseadeno-
mcn, leververvetting en behandelingen met progestagenen
of glucocorticoïden van belang.

Pathofysiologie

Het absolute of relatieve tekort aan insuline resulteert in glu-
coneogenese in de lever en een verminderde opname van
glucose door vet- en spierweefsel, met als gevolg hypergly-
cemie en een tekort aan intracellulair glucose.
De hyperglycemie kan onder andere leiden tot het ontstaan
van cataract, neuropathie, nefropathie en retinopathie. Niet-
enzymatische glycering van eiwitten en enzymatische re-
ductie van glucose tot sorbitol door aldose-reductase spelen
hierbij een rol. De niet-enzymatische glycering van plasma-
eiwitten leidt tot de vorming van fructosamines.
Wanneer de nierdrempel voor glucose (bij katten rond de 14
mM) wordt overschreden ontstaat glucosurie en osmotische
diurese, waardoor verstoringen in de electrolytenbalans (Na,
K,
PO4) kunnen ontstaan. Als de kat niet in staat is om vol-
doende water te drinken, leidt dit tot dehydratie en mogelijk
hyperglycemisch coma door intracellulaire dehydratie van
cellen van het centraal zenuwstelsel.
Ook het vetmetabolisme verandert door het tekort aan insu-
line. In de lever worden minder VLDL\'s (very low density
lipoproteins) gevormd, maar de opname van triacylglycero-
len (triglyceriden) in het vetweefsel vanuit de VLDL\'s ver-
mindert nog sterker, waardoor toch hyperlipemie kan ont-
staan. Tevens vindt in de vetcellen verhoogde afbraak
plaats van de triacylglycerols. Dit leidt tot een toename van
het aanbod van vrije vetzuren aan de lever, die uit deze vet-
zuren ketonlichamen produceert. Een verhoogde concen-
tratie ketonlichamen in het bloed kan leiden tot acidose en
tot een ketoacidotisch coma. Ook kan de lever door het

Hyperglycemie bij de kat

-ocr page 429-

sterk verhoogde aanbod van vetzuren aan de lever gaan ver-
vetten.

Het verlies van glucose via de nieren, het verbruik van ami-
nozuren voor de gluconeogenese en de verhoogde lipolyse
dragen ertoe bij dat het dier vermagert.

Diagnose

Het klassieke beeld van een diabetische kat, is de kat van
middelbare en oudere leeftijd met polyurie/polydipsie die
vermagert ondanks goede eetlust. In tegenstelling tot het
klassieke beeld kan een diabetische kat ook sloom en ano-
rectisch worden aangeboden. Uit epidemiologisch onder-
zoek blijkt dat katers anderhalf keer meer risico lopen op het
ontwikkelen van DM dan poezen. De oorzaak hiervan is on-
bekend.

Bij controle van de bloedglucoseconcentratie wordt een
hyperglycemie geconstateerd. Katten ontwikkelen echter ge-
makkelijk een stresshyperglycemie. Zelfs zonder klinische
uiting van stress kunnen het vervoer naar de dierenarts, het
wachten in de wachtkamer en de handelingen door de dieren-
arts leiden tot hyperglycemie. Bij een hoge bloedglucosecon-
centratie wordt daarom aangeraden minimaal een dag later
nogmaals te controleren. Een additionele manier om onder-
scheid te maken tussen een (kortdurende) stresshyperglyce-
mie en een persisterende hyperglycemie (DM) is de bepaling
van de plasmafructosamineconcentratie. Fructosamines, die
op de UKG worden bepaald in heparineplasma, geven een
beeld van de bloedglucoseconcentratie van de afgelopen één
ä twee weken. Ook kan het informatief zijn om de eigenaar
thuis urine van de kat te laten opvangen en dit te controleren
op glucosurie. Zo kan relatief stressvrij een indruk verkregen
worden over het aanwezig zijn van een hyperglycemie.
Glucosurie kan echter ook worden gezien bij een renaal pro-
bleem en wordt niet gezien bij dieren met een hyperglycemie
die onder de nierdrempel blijft.

Het stellen van de diagnose DM vereist dus het aanwezig
zijn van klinische verschijnselen, ondersteund door te hoge
concentraties glucose en fructosamines in het bloed.

Therapie

De behandeling van DM kan op verschillende manieren wor-
den aangepakt. Er kan worden geprobeerd de eventueel aan-
wezige insulineresistentie te verminderen. Daarnaast kan
worden geprobeerd de afgifte van insuline te stimuleren. Een
vaste component van de therapie is echter de substitutie van
insuline.

Verminderen van de insulineresistentie
Het is raadzaam de insulineresistentie te verminderen door
te dikke dieren te laten afvallen. Hierbij moet in het oog ge-
houden worden dat katten met DM bij vermagering gemak-
kelijk leververvetting ontwikkelen. Als richtlijn zou kunnen
worden uitgegaan van het voeren van zeventig procent van
de energiebehoefte, gebaseerd op het streefgewicht en uit-
gaand van goede kwaliteit kattenvoer (1). Bij de mens is aan-
getoond dat lichaamsbeweging ook bijdraagt aan de vermin-
dering van insulineresistentie. Een kat zou hiertoe
gestimuleerd kunnen worden door met het dier te spelen, bij-
voorbeeld door de kat te laten jagen op het lichtpuntje van
een laserpointer.

De insulineresistentie zou theoretisch ook farmacologisch
verminderd kunnen worden, onder andere door het gebruik
van thiazolidinediones. Er zijn echter geen resultaten van
farmacologische beïnvloeding van de insulineresistentie bij
katten gepubliceerd.

Stimuleren van insulinesecretie

In de literatuur wordt melding gemaakt van het gebruik van
sulfonylureumderivaten (bijvoorbeeld glipizide (Glibinese®))
om de afgifte van insuline door ß-cellen te stimuleren. Mono-
therapie met deze farmaca leidt in slechts ongeveer 25 procent
van de gevallen tot aanvaardbare resultaten (3, 7). Ook wordt
de afgifte van lAPP gestimuleerd en daarmee wordt waar-
schijnlijk de snelheid van afzetting van amyloïd vergroot.
Daarom wordt het gebruik van deze middelen niet aangera-
den. Echter, in die situaties waarbij geen insuline toegediend
kan worden (houding van de eigenaar, gedrag van de kat), is
het mogelijk dat therapie met glipizide bij een deel van de kat-
ten uitkomst biedt. Een ander voordeel van de glipizide-be-
handeling van katten waarbij toediening van insuline in eerste
instantie geen optie lijkt, is dat een eigenaar soms wel bereid is
tot insulinetoediening als behandeling met glipizide heeft ge-
faald. Braken, anorexie, icterus en verhoogde gehaltes lever-
enzymen in het bloed zijn als mogelijke bijwerkingen be-
schreven. Hoewel de kans op hypoglycemie klein is, is deze
wel aanwezig.

Substitutie van insuline

Doel van de therapie is om het absolute of relatieve tekort
aan insuline op te heffen. Volgens huidige opvattingen is het
van belang te proberen de nog functionerende ß-cellen te
redden. Daarom moet na de definitieve diagnose direct wor-
den begonnen met de substitutie van insuline. Hoe eerder de
B-cellen ontlast worden, hoe meer B-cellen gespaard blijven
en hoe meer insulineproducerende capaciteit overblijft.
Deze ß-cellen kunnen dan een insulinetherapie-ondersteu-
nende functie hebben, zodat uiteindelijk minder insuline
hoeft te worden geïnjecteerd. Tevens is het mogelijk dat de ß-
cellen binnen één tot drie maanden na begin van insulinesub-
stitutie weer voldoende insuline gaan produceren en de DM
in remissie gaat. Dc reservecapaciteit van de ß-cellen is dan
waarschijnlijk wel beperkt, waardoor het vervolgen van deze
patiënten noodzakelijk is.

Ondanks de haast om de B-cellen te ontlasten, zal voorzich-
tig moeten worden begonnen met de insulinesubstitutie.
Omdat het mogelijk is dat de ß-cellen na het (gedeeltelijk)
opheffen van het insulinetekort weer meer insuline gaan pro-
duceren, ontstaat het gevaar van een overdosering.
Uit onderzoek (5) is gebleken dat Caninsulin® bij katten een
werkingsduur heeft van maximaal twaalf uur Daarom moe-
ten katten tweemaal daags, met twaalf uur tussentijd, worden
geïnjecteerd met Caninsulin®. Een aanvangsdosis van twee-
maal daags 0,25 eenheid/kg lichaamsgewicht wordt aange-
raden voor (nog onbehandelde) katten met een (nuchtere)
bloedglucoseconcentratie van <20 mM. Voor katten met een
bloedglucoseconcentratie van 20 mM en hoger kan worden
begonnen met tweemaal daags 0,5 eenheid/kg. Uit hetzelfde
onderzoek (5) blijkt dat het gemiddelde tijdstip waarop de
laagste bloedglucoseconcentratie wordt bereikt ongeveer
vier uur na de subcutane toediening van Caninsulin® is. Als
deze laagste waarde na de ochtenddosis hoger is dan 9 mM,
kan de ochtenddosis met 0,5 IE worden verhoogd. De streef-
waarde ligt tussen 5 en 9 mM. Is de laagste bloedglucosecon-
centratie lager dan 5 mM moet de dosis met 0,5 IE worden
verlaagd. Dezelfde aanpak kan worden gevolgd bij het vast-
stellen van de avonddosis. Omdat het leefpatroon overdag en

-ocr page 430-

\'s nachts kan verschillen, is het mogelijk dat de ochtenddosis
Caninsulin® verschilt van de avonddosis. Bij patiënten
waarbij klinisch waarneembare hypoglycemie ontstaat, moet
de dosis met 50% worden verlaagd, waarna de juiste dose-
ring weer moet worden gezocht.

Bij voorkeur bepaalt de eigenaar de bloedglucoseconcentra-
tie zelf thuis, zodat de invloed van stress zoveel mogelijk
wordt beperkt. Het thuis meten van de bloedglucoseconcen-
tratie vergemakkelijkt tevens een wat meer frequente con-
trole. Voor het meten van de bloedglucoseconcentratie kan
een zakmetertje worden gebruikt. Als thuismetingen niet
haalbaar zijn, kunnen de controles van de bloedglucosecon-
centratie aanvankelijk tweemaal per week door de dierenarts
worden gedaan. Als dan eenmaal de juiste dosis gevonden is,
kan de frequentie van de controles langzaam verminderen
naar eens in de vier weken. Ook het verloop van de fructo-
samineconcentratie in het bloed is bruikbaar bij het beoorde-
len van de therapie. Hoewel de fructosamineconcentratie in
het bloed door de behandeling met insuline niet geheel terug
zal vallen binnen de referentiewaarden, geeft een daling wel
een betere regulatie aan.

Problemen met de regulatie

Ondanks alle moeite om de kat op deze manier goed te regu-
leren, kan de regulatie soms toch moeizaam verlopen.
Hiervoor zijn verschillende oorzaken te bedenken. Allereerst
met betrekking tot de problemen rond de toediening van
Caninsulin®. Aandacht verdient of de Caninsulin® in de
koelkast wordt bewaard, of het wordt gezwenkt (en niet ge-
schud) voor gebruik, of de aangebroken flacon Caninsulin®
niet ouder is dan één maand, of de juiste dosis wordt opgezo-
gen en of de toediening subcutaan is en dan bij voorkeur op
de thoraxwand. Een goede manier om deze problemen uit te
sluiten is de eigenaar van de kat het toedienen te laten voor-
doen.

Ten tweede zijn er de problemen rond de werkingsduur en
dosis van de Caninsulin®. Het is mogelijk dat bij een be-
paalde kat de Caninsulin® een andere werkingsduur heeft
dan bij de gemiddelde kat. Dit zal tot gevolg hebben dat het
laagste punt in de bloedglucoseconcentratie niet vier uur na
toediening van insuline optreedt. De, vier uur na toediening
van Caninsulin® gemeten bloedglucoseconcentratie is dan
geen goede maat om de dosis op te baseren. Immers, de
waarde kan al eerder lager zijn geweest (kortere werkings-
duur) of later nog lager worden (langere werkingsduur).
Aanpassing van de dosis Caninsulin® op grond van deze
waarde zal op den duur leiden tot verwarrende resultaten (zie
verder). Daarnaast zal een te hoge dosis Caninsulin® (bij
normale werkingsduur) vaak al eerder dan vier uur na toedie-
ning leiden tot een bloedglucoseconcentratie van 4 mM of
lager Als dit gebeurt treedt het
Somogyi-effect op: de hypo-
glycemie leidt tot de afgifte van contraregulerende hormo-
nen (onder andere glucagon, cortisol en adrenaline),
waardoor de bloedglucoseconcentratie weer gaat stijgen. In
een gezond dier zou stijging op een gegeven moment weer
worden afgeremd door de afgifte van insuline door de B-cel-
len. Een kat met DM kan dit echter onvoldoende, zodat de
bloedglucoseconcentratie zal blijven stijgen. Gevolg is dat
bij de controle vier uur na toediening van Caninsulin® de
laagste bloedglucoseconcentratie wordt gemist. De gemeten
waarde ligt echter boven de gewenste waarde en de conclusie
zal zijn dat de dosis Caninsulin® moet worden verhoogd,
met alle gevolgen van dien: op een gegeven moment is het li-
chaam niet meer in staat om door de afgifte van contraregu-
lerende hormonen te zorgen voor een stijging van de bloed-
glucoseconcentratie en ontstaat een levensbedreigende
hypoglycemie.

Wanneer een verhoging van de dosis Caninsulin® niet leidt
tot een verlaging van de bloedglucoseconcentratie is het mo-
ment aangebroken om dagcurves te maken. Uit de dagcurve
kan dan worden opgemaakt wanneer de laagste bloedgluco-
seconcentratie optreedt, en hoe laag deze waarde is. Met be-
hulp van deze waarde kan dan vervolgens wel een juiste
keuze gemaakt worden over een eventuele verandering van
de dosering Caninsulin®. Als de oorzaak van de problemen
ligt in een verkorte of verlengde werkingsduur van Canin-
sulin® kan aan de hand van de dagcurves ook het juiste con-
troletijdstip worden bepaald.

Bij het maken van dagcurves kan nog een ander probleem aan
het licht komen:
insulineresistentie. Dit kan onder andere
worden veroorzaakt door te hoge concentraties van contrare-
gulerende hormonen in het bloed. Bij de kat lijken daarbij
met name groeihormoonproducerende hypofyse-adenomen
en in mindere mate ook het syndroom van Cushing een rol te
spelen. De hierbij overmatig geproduceerde hormonen,
groeihormoon respectievelijk cortisol, leiden er toe dat ho-
gere doses insuline gegeven moeten worden. Daarnaast
schommelt de behoefte aan insuline veel meer, hetgeen de re-
gulatie bemoeilijkt. Daarom is het van belang bij katten,
waarbij de regulatie moeizaam verloopt of waarbij insuline-
resistentie is aangetoond, diagnostiek te verrichten om eer-
dergenoemde aandoeningen aan te tonen. Voor het syndroom
van Cushing worden hiertoe cortisol/kreatinine ratio\'s in de
urine bepaald, eventueel gevolgd door echografie van de bij-
nieren en/of een MRl- of CT-scan van de hypofyse. Voor
groeihormoonproducerende hypofyse-adenomen wordt twee
keer met een tussenpoos van vijftien minuten de concentratie
groeihormoon en Insulin-like Growth Factor-1 in het bloed
bepaald, gevolgd door een MRl of CT-scan van de hypofyse.
Als één van beide afwijkingen wordt aangetoond, is het vaak
verstandig deze onderliggende oorzaak van de DM ook te be-
handelen, zodat de regulatie van de DM soepeler kan ver-
lopen of de DM zelfs kan verdwijnen.

Combinatie voeding en insulinesubstitutie
Bij mensen en honden is het strikt noodzakelijk om de voe-
ding op de insulinesubstitutie af te stemmen, maar bij katten
is dit minder het geval. Om te beginnen is het van belang dat
dagelijks voedsel constant is van hoeveelheid en samenstel-
ling. De kat kan het voer blijven eten dat werd gegeven voor
de diagnose DM werd gesteld, hoewel sommige auteurs aan-
geven dat een koolhydraat-arm voer de voorkeur verdient.
Als een kat de dagelijkse portie voedsel in vele kleine maal-
tijdjes per dag tot zich neemt, is dit een goede manier van
voeren. Als de kat echter de dagelijkse portie voedsel in min-
der dan vier maaltijden opeet, moet de voedselgift worden
afgestemd op de insulinegift. De dagelijkse portie wordt dan
in 4 gelijke maaltijden verdeeld. Deze porties worden vlak
vóór de toediening van insuline en 4\'/2 uur later gegeven.

Oproep

In het kader van het promotieonderzoek van L. Slingerland
wordt onderzoek verricht naar de frequentie van het voorko-
men van groeihormoonproducerende adenomen van de
hypofyse bij katten met moeilijk te reguleren diabetes melli-
tus. In de literatuur wordt melding gemaakt van deze tumo-

-ocr page 431-

ren als oorzaak voor een moeizame regulatie. Omdat het ver-
moeden bestaat dat deze tumoren vaker voorkomen dan nu
bekend is, wordt met dit onderzoek geprobeerd een betrouw-
baar inzicht te krijgen in hun werkelijke frequentie bij katten
met slecht reguleerbare diabetes mellitus.
Hiertoe wordt bij katten met moeilijk te reguleren diabetes
mellitus uitgebreid bloed- en urineonderzoek verricht, wordt
het abdomen echografisch onderzocht en wordt een MRl-
scan van de hypofyse gemaakt. De verkregen informatie kan
van groot belang zijn bij de verdere regulatie van de patiënt.
Graag willen wij u oproepen katten met moeilijk reguleer-
bare diabetes mellitus voor dit onderzoek door te sturen naar
de UKG. De tegemoetkoming in de kosten van het onder-
zoek bedraagt voor de eigenaar ± €180. Voor nadere infor-
matie kunt u contact opnemen met L. Slingerland, telefoon
030-2531683.

Literatuur

1. Butterwick RF. and Hawthorne AJ. Advances in dietary management
of obesity in dogs and cats. Journal ofNutrition 1998; 128: 2771S-5S.

Expert Committee on the Diagnosis and Classification of Diabetes
Mellitus (1997). Report of the Expert Committee on the diagnosis and
classification of diabetes mellitus. Diabetes Care 1997; 20: 1 183-97.
Feldman EC, Nelson RW, Fcldman MS. Intensive 50-week evaluation
of glipizide administration in 50 cats with previously untreated diabe-
tes mellitus. Journal of the American Veterinary Medical Association
1997;210:772-7.

Link KRJ, and Rand JS. Reference values for glucose tolerance and
glucose status in cats. Journal of the American Veterinary Medical
Association 1998; 213: 492-6.

Martin GJ, and Rand JS. Pharmacology of a 40 lU/ml porcine lente in-
sulin preparation in diabetic cats: findings during the first week and
after 5 or 9 weeks of therapy. Journal of Feline Medicine and Surgery
2001;3:23-30.

Martin G. and Rand J. Current understanding of feline diabetes: part 2
Treatment. Journal of Feline Medicine and Surgery 2000; 2:3-17.
Nelson RW, Feldman EC. Ford SL, and Roemer OP Effect of an orally
administered sulfonlurea, glipizide, for treatment of diabetes mellitus
in cats. Journal of the American Veterinary Medical Association 1993;
203:821-7.

Rand J. Current understanding of feline diabetes: part 1 Pathogenesis.
Journal of Feline Medicine and Surgery 1999; 1: 143-53.
Rijnberk A. Endocrine Pancreas, in: Clinical Endocrinology of Dogs
and Cats. A. Rijnberk (ed). Kluwer academic publishers, 1996: 95-117.

Erbliche Erkrankungen des Hundes (Gelenke, Knochen,
Musculatur) cd-rom

Auteurs: Svenja Petri, Ottmar Distl en Ingo Nolte

Er bestaat weinig wetenschappelijke
literatuur over erfelijke ziekten bij
de hond. In de diergeneeskundige li-
teratuur gaat de aandacht veelal uit
naar de ziekte zelf en worden de er-
felijke aspecten slechts oppervlak-
kig behandeld. Dit is niet verwon-
derlijk omdat er heel weinig
systematisch onderzoek naar de er-
felijkheid wordt gedaan. Immers voor goed erfelijkheids-
onderzoek is niet alleen onderzoek nodig van honden tnet
klachten waarmee de eigenaar bij de dierenarts op bezoek
komt, maar is het noodzakelijk dat ook de naaste verwanten
goed onderzocht worden. Hiervoor tnoet de onderzoeker
veelal zelf die honden opsporen en is medewerking van de
eigenaar nodig. Uit eigen ervaring kan ik zeggen dat dit een
zeer moeizaam gebeuren is.

Op de markt zijn een aantal, tamelijk gedateerde, boeken
waarin erfelijke ziekten bij de hond in den brede behandeld
worden. Er is al jaren sprake van het verschijnen van een
nieuw, wetenschappelijk goed gedocumenteerd, encyclope-
disch overzicht van erfelijke ziekten bij de hond vanuit de
Veterinaire Faculteit in Philadelphia. Maar ondanks de hoog-
gespannen verwachtingen is dit werk nog niet verkrijgbaar.
De auteurs van de Veterinaire Hogeschool in Hannover heb-
ben er blijkbaar niet op willen wachten en hebben nu deze
cd-rom gemaakt in samenwerking met de Duitse Vereniging
\'furdas Hundewesen\' (VDH). Hun werk is financieel onder-
steund door de Duitse stichting ter bevordering van kynolo-
gisch onderzoek.

Het werken met de cd-rom gaat heel prettig. In de inhouds-
opgave worden in totaal 201 verschillende rassen genoemd
waarvan op 165 rasnamen doorgeklikt kan worden naar de
specifieke informatie. Na het aanklikken van een ras komt
een tekening van een standaardhond in beeld waar de kop,
wervelkolom, het spierenstelsel, de botten (algetneen), de le-
dematen, de heup, de schouder, het ellebooggewricht, de
knie, het carpaalgewricht en tarsaalgewricht worden ge-
noemd. Als je dan hierop klikt, komt de informatie over bij-
voorbeeld de bekende knieproblemen bij het desbetreffende
ras in beeld. Er wordt informatie verschaft over tien aandoe-
ningen aan de kop, elf aan de wervelkolom, acht aan de bot-
ten, zes aan de ledematen, drie aan de schouder, zeven aan de
elleboog, één aan de carpaalgewrichten, vijf aan de heup,
twee aan de knie, één aan het tarsaalgewrichten en één aan de
teengewrichten.

Zijn er bij het ras geen knieproblemen bekend, dan wordt dat
gemeld met het voorbehoud dat dit niet betekent dat het niet
voor kan komen. Bij het werkelijke gebruik van de cd pakt
dit iets minder fraai uit. Namelijk, als er wel knieproblemen
bij dit ras voorkomen, dan kom je na aanklikken van de knie
op een pagina waar alle erfelijke skelet- en spieraandoenin-
gen beschreven staan. Toch is dit geen onoverkomelijk be-
zwaar omdat alles overzichtelijk is weergegeven en dus snel
aan de gewenste informatie te komen is. Voor de knie wordt
dan bijvoorbeeld genoemd dat dit het gevolg kan zijn van
congenitale patella luxatie en dat er weinig differentiaal dia-
gnoses van zijn. Op zowel patella luxatie als differentiaal
diagnoses is dan weer door te klikken voor verdere uitleg.
Hierbij wordt duidelijk dat de cd niet alleen voor dierenart-

-ocr page 432-

sen is bedoeld, want voor alle mediscbe termen kun je weer
doorklikken om de betekenis ervan op te zoeken. Ook staan
de World Wide Web adressen van de belangrijke nationale en
de (internationale) koepels daarvan vermeld. Als de pc is
aangesloten op het internet kom je zo direct op de desbetref-
fende site terecht. Het hele html-bestand op deze cd bestaat
uit meer dan 1000 velden en vertegenwoordigt een schat aan
informatie die zoals hierboven als is gezegd erg gemakkelijk
bereikbaar is.

In de tabel van hondenrassen is ook een kolom opgenomen
over de beschrijving van het ras, veelal met foto, in welke

FCl-groep het ras geplaatst is en een kolom met het FCl
nummer waarbij na aanklikken vermeld wordt op welke ex-
terieurfouten de hond wordt uitgesloten voor de fokkerij en
welk veterinair onderzoek naar afwezigheid van een bepaald
kenmerk verplicht dan wel gewenst is. Al met al een zeer nut-
tig naslagwerk, natuurlijk met name voor in Duitsland werk-
zame dierenartsen, maar ook de Nederlandse dierenarts kan
zich met dit fraaie overzicht van erfelijke skelet- en spieraan-
doeningen snel de relevante klinische gegevens en eventuele
fokmaatregelen eigen maken.

Prof. dr B.A. van Oost

Voorstel vooreen kortere profylaxe bij mogelijk
HI V-geïnfecteerden

A proposal for a shorter post-ex-
posure prophylaxis of HIV infec-
tion to prevent adverse secon-
dary reactions. C. Bijienga.
Journal of Infection 2002; 45: 65.

Referaa

De oudere lezers herinneren zich
ongetwijfeld nog professor
Bijienga, die al geruime tijd in
Frankrijk woont. Professor Bijienga heeft in de
Veterinary Quarterly van november 2001 een artikel ge-
schreven over de behandeling van mensen, die met het
rabiës virus zijn geïnfecteerd. Volgens de aloude
Pasteurmethode worden deze mensen gevaccineerd (post
exposure vaccination), doch - op grond van experimen-
teel onderzoek bij muizen - wordt door Bijienga een alter-
natieve behandeling voorgesteld, namelijk lokale toedie-
ning van anti-rabiës immuun serum en isoprinosine, een
immunomodulator met antivirale activiteit. Bekend mag
worden verondersteld, dat de post exposure vaccination
allerminst zonder gevaar is.

In de Journal of Infection gaat professor Bijienga in op
een vergelijkbare behandeling van mensen, die mogelijk
door HIV geïnfecteerd zijn, bijvoorbeeld na onveilig
sexueel contact of na een prikaccident in het ziekenhuis.
Thans wordt PEP (post exposure prophylaxis) gegeven,
een \'pittige\' behandeling die vergelijkbaar is met de thera-
pie van AIDS-patiënten (uiteraard wel korter maar min-
stens vier weken). De alternatieve prophylaxe, die door
Bijienga wordt voorgesteld zou bestaan uit een eenmalige
behandeling tegen de HIV glycoproteïnen 41 en 120 in
combinatie met de gebruikelijke PEP antivirale middelen
gedurende één week. Met name in ontwikkelingslanden
zou een prophylactische behandeling van één week veel
gemakkelijker te realiseren zijn dan de nu gebruikelijke
PEP van minstens vier weken.

Dr. J. Goudswaard

-ocr page 433-

/. Hommeren K. Tolboom; SR ioi6/oo: 38pp.

Paratuberculose komt veel voor op
de Nederlandse melkveehouderijbe-
drijven en geeft aanleiding tot be-
langrijke economische verliezen.
Ook bestaat er een sterk vermoeden
dat er een relatie bestaat tussen de
ziekte van Crohn bij de mens (pro-
gressieve darmaandoening) en een
besmetting van
Mycobacterium
paratuberculosis.

De Gezondheidsdienst voor Dieren is een bestrijdingspro-
gramma gestart gebaseerd op immunologische en bacteriolo-
gische onderzoekstechnieken. De meesten gaven zowel wat
sensitiviteit als specificiteit betreft, onvoldoende resultaten.

Studenter
referaa

Epidemiologisch onderzoek naar de faecale uitscheiding van
Mycobacterium paratuberculosis bij melkvee in Nederland

Het meest betrouwbaar is de kweek van de verwekker uit de
faeces. In totaal werden 9722 runderen van 115 bedrijven
één of meerdere malen onderzocht. Hiervan waren er 709
positief (7,2%). De gegevens werden statistisch bewerkt.
Er bleek een relatie te bestaan tussen het seizoen van mon-
stername en een positieve kweek. Deze was in de zomer het
hoogst. Geen relatie bestond er tussen de leeftijd van het
dier, de pariteit, de graviditeit en het lactatiestadium en de
uitslag van het bacteriologisch onderzoek.
Het aantonen van
Mycobacterium paratuberculosis in de
faeces van jonge dieren heeft consequenties voor de bestrij-
ding. Tot dusverre werd aangenomen dat dieren jonger dan
twee jaar, slechts bij uitzondering het veroorzakende agens
zouden verspreiden.

Virusencephalitis overgebracht door teken

J. van Os; SR 1014/00:17 pp.

Het Tick borne encephalitis virus wordt in de ons omrin-
gende landen regelmatig geïsoleerd uit teken, kleine
knaagdieren, geiten en reeën. Er zijn zeven subtypen van
dit Flavivirus bekend. Eén van deze subtypen, het Centraal
Europese (CEE) is ook in Nederland in teken aangetoond.
Ziektegevallen bij de mens zijn hier nog niet waargeno-
men. De pathogeniteit van de divere stammen loopt sterk
uiteen.

De mensen infecteren zich door een tekenbeet (transmis-
sief) respiratoir of alimentair. Teken eenmaal besmet, blij-
ven dit het hele leven. Overdracht van het virus in deze
parasiet is transstadieel en soms ook transovarieel.
Ingegaan wordt op de ontwikkeling van de teek en op de
epidemiologie van CEE.

Niet ahijd ontstaat bij een besmette gastheer een viremie.
Het virus kan zich ook lokaal in de huidcellen ophouden.

Het bovine immunodeficiëntie virus
Een terugblik op de afgelopen kwart eeuw

B. van de Griend; SR 1059/00:18 pp.

Het bovine immunodeficiëntie virus (BIV) behoort tot de
groep van de lentivirussen van de familie van de Retro-
viridae.

Structureel is het genoom verwant aan het humane immuno-
deficiëntie virus (HIV). BIV wordt als studiemodel voor
Hl V gebruikt.

Over de betekenis van dit virus voor de pathologie van het
rund bestaat nog veel onduidelijkheid. Er zijn aanwijzingen
dat het agens lymfo-adenopathiën zou veroorzaken. Het de-
finitieve bewijs is echter nog niet geleverd.
Het virusgenoom (provirus) en antilichamen zijn bij diverse
runderen aangetoond zonder dat aannemelijk gemaakt kon
worden dat er sprake was van een pathologische toestand.
Van de verschillende onderzoekstechnieken en van de uitsla;
gen van experimenten wordt verslag gedaan.
Onduidelijkheid bestaat over de transmissie van het virus. In
sperma, melk en bloed heeft men antigenen gevonden.
De pathogene betekenis van het virus lijkt voorhands gering.

-ocr page 434-

Dr. Ton van den Bogaarc

memoriam

dierenarts-microbioloog
"Tilburg 11-01-1944 "j" Maastricht05-04-2003

Ton heeft zijn jeugd doorgebracht in Tilburg in een warm gezin tezamen met drie zussen, in het hart van Brabant, waar zijn vader practicus
was, een legendarische paardenveearts.

in zijn jeugd heeft hij zowel de voor- als de nadelen van het dierenarts-practicus zijn gezien.
Het Bourgondische boeren Brabant zat in zijn hart gebakken.

Zijn middelbare school doorliep hij in Nijmegen en Zeist. Tijdens zijn studententijd vervulde hij diverse functies, onder andere praeses van het
Veterinair Dispuut van C.S. Veritas.

Om de militaire dienst te ontlopen ging hij - onmisbaar zijnde - werken in de praktijk van zijn vader In anderhalf jaar wist hij de praktijkom-
zet op te vijzelen en deed hij de praktijk over aan de collega \'s Timmermans en Van Pinxteren. Hij wilde de wereld zien en hij vond dat er te wei-
nig intellectuele uitdaging voor hem in de praktijk was, terwijl in die tijd ook het vrijgezel zijn een handicap voor een practicus wa.v. Toch heb-
ben zijn praktijkjaren bewerkstelligd dat hij altijd solidair met de practici bleef.

Na de praktijk ging hij twee jaar onderzoek doen voor de FAO in Mexico, naar door vampiers op runderen overgebracht rabiës, met als sluit-
stuk het opzetten van een laboratorium voor rabiësvaccinbereiditig. Hij kwam terug als Mexicaan: poncho, een grote hoed, revolver en pa-
tronengordel, Spaans sfn-ekend maar ook zijn hart geopend voorpa.ssie en hartstocht.

Voor de FAO ging hij twee jaar een runderpesteradicatieprogramma leiden in Afghanistan, een land vol avontuur waar je nog als koloniaal
kon leven, wat Ton wel aanstond.

Toen een Russische tank dwars door het huis van zijn huurman schoot en er op de centrale markt openbare executies plaatsvonden, vond hij
het toch te gortig worden en reisde af

In Berlijn sltideerde hij voor Diplomate in Tropical Veterinair}\' Medicine en werd nog enige tijd uitgezorulen naar Madagaskar
In 1975-1976 deed hij Postgraduate Course in Clinical Microbiology in London. Hij groeide in korte tijd uit tot een echte gentleman,
Engelser dan Engels met dineren bij de Beejëuters in The Tower of Londen en uitgaan in Soho.
Vanaf 1976 streek hij neer in Maastricht aan de Faculteit der Geneeskunde.

In de volgende jaren zag hij kans otn naast Hoofd Centrale Proefdiervoorziening en Hoofddocent Medische Microbiologie een ongelooflijk
aantal nevenfuncties le vervullen, zowel in de Nederlandse veterinaire wereld alsook als microbioloog bij de Gezondheidsraad, de DEC,
SIVAB, bij de Europese Commissie en de WHO in Genève.

Bij zijn strijd tegen de antimicrobiële groeibevorderaars in veevoeders heeft hij ongewild vijanden gemaakt bij de veevoederindustrie, van-
wege de grote ftiutnciële belangen.

Zijn verantwoordelijkheid in deze nam hij op als een gewetensk-we.stie.

Op een reis door Indonesië enAttslralië naar een wereldcongres in Perth als spreker, bloeide de liefde voor mijn schoonzus Valerie op. Een re-
latie die hen beiden wederkerig steeds opnieuw htspireerde in hun werk en hun privéleven. Hun huis .■itond altijd voor iedereen open. De bran-
dende open haard en de veelheid aan gastenverblijven zijn symbolisch!

De gesprekken met Ton waren altijd doordrenkt van zijn scherpe geest en visie en zijn grootheid van hart, maar ook was hij in staat absur-
diteiten met grote stelligheid te poneren, al was het maar om je int de tent te lokken of de discussie smeuïg te maken.
Verhalen over zijn vroegere reizen en de reizen met Valerie naar de mee.st afgelegen streken over de hele wereld waren altijd boeiend.
Als lid van de wetenschappelijke redactie van drie tijdschriften: Veterinary Microbiology, The Veterinary Quarterly en het Tijdschrift voor
Diergeneeskimde las hij ontzettend veel. Zelf .schreef hij een enorme hoeveelheid wetenschappelijke artikelen. Op 22-12-2000 promoveerde
hij op het proefschrift: Public health aspects of bacterial resistance offoodanimals.

Vanaf zijn 11^ jaar was hij gek op paardrijden. In zijn studententijd was hij lid van het bestimr van de veterinaire rijvereniging De Solleysel.
hl Mexico en Afghanistan deed hij zijn werk gedeeltelijk te paard en in Maastricht hield hij ruiteiyakanties in België, Polen en op de Veluwe.
Hij maakte trektochten te paard door Ierland, Frankrijk en de laatste twee jaar het eerste stuk van wat zijn grootste wens was: een bedevaart
te paard naar Santiago de Compostella.

Het struikelen van zijn paard in valle galop is hein fataal geworden. De opgelopen hoge dwarslaesie heeft de afgelopen drie maanden allerlei
vragen opgeroepen over kwaliteit van het beslaan, ethische aspecten rond leven en dood, het wis.selend willen vechten tot het uiterste en het
doodsverlangen.

Voor Ton was van begin af aan duidelijk hoe zijn toestand was en in de weken dat hij niet kon communiceren moet zijn lichaam een gevangenis
voor hem zijn geweest. Hij wilde zeker zijn dat Valerie er aan toe was hem te laten gaan.

Ton was agnost, toch hechtte hij aan katholieke waarden en gebruiken. Het is goed dat wij in de Basiliek van Onze Lieve Vrouwe Sterre der
Zee afscheid van hem hebben kunnen nemen. Een pleitbezorger voor de practici met een scherpzinnige nuchtere visie, die bij vriend en vijand
een grote onafhankelijke autoriteit had, is ons ontvallen. Zijn vrienden van de Lions en sociëteit Circle Union rouwen om een echte vriend.
Wij zullen Ton zijn humor, zijn hartvenvarmende lach, zijn .scherpe geest, zijn grote gestalte en zijn rossig omwolkt hoofd missen. Valerie, be-
waar zijn warmte in jouw hart.

Jan van Riel

-ocr page 435-

FVE publiceert Code
diergeneeskundige beroepsuitoefening

Consensus Europese dierenartsen over huidige en toekomstige
edragsrichtlijnen

J. Hülsen en H. de Groot

Met het uitkomen van het boekje
\'Code of Good Veterinary Prac-
tice\' neemt de Europese belange-
norganisatie van veterinairen
(FVE) een formeel standpunt in
over de gemeenschappelijke visie
op goede praktijkuitoefening.
Daarmee zet zij een norm voor alle
dierenartsen binnen de EU en
werpt ze een lijn uit naar de toekomst.

Anders dan de naam doet vermoeden, verschillen de
Europese GVP-richtlijnen sterk van de GVP-code die wij in
Nederland kennen. De Europeanen nemen ook praktijkmana-
gement en praktijkinrichting mee in de, in november 2002
goedgekeurde, code. Zij baseren zich op de volgende vier
hoekstenen:

1. de van kracht zijnde wet- en regelgeving

2. de van kracht zijnde professio-
nele gedragscode

3. de behoeften van de klant

4. de ethische principes die ver-
band houden met de geleverde
diensten en/of de dieren die on-
der de zorg van de dierenarts
vallen.

Bovendien wordt gesteld dat de
FVE-code dient als basis. De lid-
organisaties, zoals de KNMvD,
kunnen de code verder invullen om
zo een eigen GVP/ management-
systeem op te zetten.
Dat lijkt een logische stap. De vier
hoekstenen van de code verschil-
len immers per regio, per dieren-
arts en per klant, en veranderen
voortdurend. Men heeft de code zo
opgezet dat ISO 9001-2000 certi-
ficatie mogelijk is. Tevens geeft
het een leidraad voor toetredende
lidstaten.

FS/E

Commitment aan continue verbe-
tering

Met de eerste zin van het boekje
geven de verenigde Europese die-
renartsen aan dat diergeneeskunde
uit veel meer bestaat dan klinisch

Maatschappi

nieuw

behandelen op zich. "De dierenarts speelt een belangrijke rol
in de bescherming van dierenwelzijn, diergezondheid, volks-
gezondheid en milieu en levert een breed scala aan dien-
sten
". Ook dat is een opvallend aspect van code. Ze zetten
hierbij bewust dierenwelzijn vooraan.
De code is vrijwillig en bedoeld voor elke diergeneeskundige
praktijk, ongeacht de omvang of het werkveld. Het is een kap-
stok, die per deelgebied verder kan worden ingevuld. In de
huidige sterk veranderende dierhouderij en veterinaire
wereld biedt dit document inzicht voor de veterinair die zich
oriënteert op de toekomst.

Maar is het in de huidige dynamische wereld niet zo dat een
gedragscode al verouderd is op het moment dat haar inkt
droog is? In essentie benoemt de code een attitude, de hou-
ding van dc dierenarts. Attitudes veranderen heel langzaam.

Ter illustratie een voorbeeld

Continue verbetering maakt onderdeel uit van de gewenste
veterinaire attitude en vormt
daarom een integraal onderdeel
van dc FVE-code. Om voortdu-
rend te verbeteren houdt de dieren-
arts structureel contact met zijn
omgeving, ondermeer door het
volgen van de behoeften van klan-
ten en door sensitief te zijn voor
maatschappelijke en ethische prin-
cipes. Dit zijn drie van de vier
hoekstenen van de code.
De volgende slag bestaat uit het
realiseren van werkelijke verbe-
teringen. Een belangrijk prak-
tisch hulpmiddel daarbij zijn ver-
betercycli.
Je hebt een plan, je
voert dat uit, je meet de resulta-
ten, je gaat door met het plan ofje
verandert het plan, enzovoort.
En
verbetercycli, managementcir-
kels oftewel Demingcirkels, vor-
men weer een essentiële com-
ponent van de Nederlandse
praktijkcertificering.

De \'Code of Good Veterinary
Practice \'van de FVE kunt u vinden
op de website van het Veterinair
Kwaliteitsorgaan VKO: www.vete-
rinairekwaliteit. nl.

Federation of
Veterinarians of Europe

Code of
Good
Veterinary
Practice

-ocr page 436-

Het vak van de dierenarts bestaat uit vele facetten.
Het uitoefenen van de diergeneeskunde is vanzelf-
sprekend het meest belangrijke deel in de beroepsuit-
oefening. Echter, ook de praktijkvoering, de zorg ten
aanzien van het sociale aspect rondom mens, dier en
maatschappij (voedselveiligheid) de arbeidsomstan-
digheden en het werken aan een positief imago van
het beroep dierenarts zijn zo maar enkele aspecten
die de aandacht van de dierenarts vragen.

Een dierenarts moet tussen al deze en andere aspecten
van het vak een goede balans zien te vinden zodat de
diergeneeskunde, het voortbestaan van de praktijk en de
geestelijke motivatie van de dierenarts gewaarborgd blij-
ven.

Nader bekeken

Een dierenarts met een eigen praktijk maar ook dieren-
artsen in loondienst of werkzaam in het onderwijs, heb-
ben dus naast het bedrijven van de diergeneeskunde met
verschillende andere aspecten te maken. In feite zijn het
extra werkzaamheden en aandachtspunten die bovenop
de kerntaak komen, maar niettemin essentieel zijn voor
een goede uitoefening van de professionele werkzaam-
heden.

Als voorbeeld een dierenarts met praktijk. Een praktijk
moet \'draaien\' en dat betekent dat er patiënten moeten
komen en hup, aan het werk. Simpel, zo lijkt het, maar
hoe gaat het met assistenten, overig
personeel, hoe geef je \'leiding\' aan
een groep mensen, hoe worden de
financiële zaken geregeld. Zomaar
een greep uit de vele zaken die een
dierenarts op z\'n bord krijgt en de
vraag is dan: hoe breng ik deze za-
ken in balans met elkaar!
Daarnaast zal er ook een beleid op-
gesteld moeten worden over de om-
gang met de patiënten en de eige-
naar van een patiënt. Hoe zorgen
we ervoor dat de patiënt de beste
behandeling krijgt en hoe zorgen
wij er als praktijk voor dat de eige-
naren tevreden zijn, maar vooral
ook blijven! En hoe ver gaan we
daar als praktijk in: van 9 tot 5 of 24
uur per dag, maar wat doet dat met
m\'n eigen sociale leven? Met an-
dere woorden: hoe breng ik balans
in de verhouding tussen werk en
privé?

En wat te denken van de dierenarts
in het bedrijfsleven die bijvoor-
beeld te maken heeft met na te streven doelstellingen.
Zijn het de juiste doelstellingen, zijn ze haalbaar, komen
andere doelstellingen niet in het geding? Eenveel voor-
komende situatie die gemakkelijk kan leiden tot onba-
lans.

Een andere zaak waar een dierenarts niet direct invloed
op heeft zijn de veterinaire ontwikkelingen in de vorm
van bijvoorbeeld veranderende en nieuwe regelgeving,
certificering, crises door de uitbraak van dierziekten on-
der de landbouwhuisdieren en daarmee samenhangend
het maatschappelijke imago van de dierenarts. Vanuit de
samenleving wordt een dierenarts geacht op een be-
paalde situatie (MKZ, BSE, AI) te reageren zoals dat bij-
voorbeeld door de overheid wordt bepaald. Dit opge-
legde handelen hoeft natuurlijk niet altijd te stroken met
de denkbeelden van de dierenarts zelf. En hoe zit het met
de balans tussen beleid en uitvoering? Is de balans tussen
LNV, VWS en VWA evenwichtig?

Dierenartsen werkzaam in het onderwijs zullen zich on-
getwijfeld afvragen of er een goede balans is tussen het
beschikbare budget en de kwantiteit en kwaliteit van
onderzoek en onderwijs. En wat zijn de perspectieven
van degenen die korte of langere tijd in het diergenees-
kundig onderwijs werkzaam zijn?

Een ander aspect wat direct invloed heeft op de dage-
lijkse werkzaamheden is: hoe richt ik mijn werkplek in?

Het vak dierenarts doet vaak een
grote aanslag op dc gezondheid (in
de meest brede zin) als hier niet be-
wust mee wordt omgegaan.

2*3«4 oktober

Kortom, uit de dagelijkse praktijk
blijkt dat dierenartsen moeite heb-
ben een goede balans te vinden in
de veelheid van zaken waar zij voor
komen te staan. Onbalans brengt
ontevredenheid, demotivatie en ge-
zondheidsklachten en dat is iets
waar niemand op zit te wachten.

Probleemstellingen

De probleemstellingen die aan bod
komen tijdens het congres zijn:

• Hoe komt het dat dierenartsen
het moeilijk vinden om de juiste
balans te vinden?

• Wat is een mogelijke oplossings-
richting?

• Wanneer is er sprake van een
juiste balans?

Tot ziens op het Jaarcongres 2003

Dierenarts in Balans

-ocr page 437-

Natuurlijke ingrediënten.
Natuurlijk gezond.

Een uniek mengsel van natuurlijke ingrediënten met
toegevoegde vitamines, mineralen en voedingsstoffen

Hill\'s

SCIENCE PLAN

Brengt superieure
voeding naar meer
huisdieren

-ocr page 438-

IPERSONALIA ly MEI 20Öi~

Helaas zijn in het Tijdschrift voor Dierge-
neeskunde van 15 mei 2003 de verkeerde
personalia gepubliceerd (namelijk van 15
april). Hierbij vindt u deze Personalia alsnog.

Voor het dierenartsenexamen van lo januari
2003 zijn geslaagd:

Bont, Mevr. M.H. de.
Bosnjal(, Mevr. L.

Breukelman, Mevr. S.P.
Klingeren, D.J.D. van.
Leibbrandt, Mevr. K.M.
Meer, Mevr. S. van der.
Gaalman-Vries de. Mevr. P.

Voor het dierenartsenexamen van 7 februari 2003 zijn geslaagd:

Aarle, A.M.
Geijtenbeek, mevr F.
Klarenbeek, S.
Looij, Mevr H. van de.
Meer, A.M.H. van der.
Melker, Mevr. E.T. de.
Nijzink, A.M.
Oomens, Mevr. F.
Overmeer, Mevr. G.E.
Overwijn, Mevr D.J.
Septer,W.H.
Spann, Mevr. S.M.
Vonck, Mevr. M.S.
Witte, P.A.M.

Voor het dierenartsenexamen van 7 maart 2003 zijn geslaagd:

Beten, Mevr A.C.
Lips,G.H.
Ravensberg, M.F.
Springer, Mevr. D.

Overlijdensberichten:

Op 4 februari 2003 W.J. Riedstra te Nieuwe Pekela.
Op 18 april 2003 G. Wagenaar te Houten.
Op 16 april 2003 A. Rutgers te De Bilt.
Op 17 april 2003 J.G.M.J. Bosch te Rosmalen.
Op 20 april 2003 L.J.J.A. Roppe te Boxmeer.

Mutaties:

Aarle, A,M, van; 2003; 5293 AK Gemonde; Akkerstraat 14; tel,
privé: 030-5514047; tel, privé mobiel: 06-51775977.

Adamse, M.; 1997; 5361 HX Grave; van Elsstraat 11 ; tel. privé; 0486-
475493; E-mail privé: dap.wychen@hetnet.nl.; geass. met J.W.A.
Giesen en J. de Graaf; tel. prakt.: 024-6412432; fax prakt.: 024-
6421310; E-mail prakt.: dap.wychen@hetnct.nl.

Beertsen, Mevr. J.; 1999; 5476 VM Vorstenbosch; Meuwelweg 7; tel.
privé: 0413-275366; E-mail privé: j.beertsen@freeler.nl.; geass. met C.
Goossens en G. Meijer; tel. prakt.: 0413-342423; fax prakt.: 0413-352686.

Bont, Mevr, M,M, de; 2003; 3581 LG Utrecht; Oudwijkcr-
dwarsstraat 80; tel, privé: 030-2317435.

*Bosnjak, Mevr. L.; 2003; 3078 VE Rotterdam; Indische Tuin 15;
tel. privé: 010-4821955.

Breukelman, Mevr. S.P.; 2003; 2281 CA Rijswijk; Vondellaan IA;
tel. privé: 070-3030582.

Dijkstra, Th.; 1986; 9202 JM Drachten; Walta 7; tel. privé: 0512-
539909; tel. privé mobiel: 06-53702245; fax privé: 0512-539061; E-mail
privé: thomas,dijkstra@gd,ilcampo,com.; d, bij GD Runderge-
zondh.zorg ; tel. bun: 0570-660343; fax bun: 0570-660345; E-mail bun:
t.dijkstra@gdvdieren.nl.

Eeteni MevnA.C. van; 2003; 3402 ZV IJsselstein; Nasahof 19.
Franken, Mevr. E.; 1998; 8567 LN Oudemirdum; De Grintfisker 1 ; tel.
privé: 0514-572105; E-mail privé: dolleman-franken@tiscali.fn

Gaalman-Vries de, Mevn P.; 2003; 3523 HD Utrecht; Slotlaan 40;
tel. privé: 030-2895131.

Geijtenbeek, Mevn F.; 2003; 3524 BN Utrecht; Fivelingo 237; tel.
privé: 030-2896641.

Graaf, L.J. de; 1999; 3732 BS De Bilt; De Savornin Lohmanweg 11;
tel. privé: 030-217247; E-mail privé: netvet@zonnet.nl.; wet, medew, bij
UU, hoofdafd. Gezondh.zorg Landb. Huisd., afd. herkauwers.; tel. bun:

Personali

030-2531040; E-mail bun: l.j.dcgraaf@vet.uu.nl.

»Helder, Th.; 1975; 2403 BZ Alphen a/d Rijn; Barnsteenstraat 26;
hfd, afd, GLP, VWA-KvW; tel. bun: 070-3405060; fax bun: 070-
3405435.

Heynen, K.H.; 2000; 8081 CX Elburg; Blocmsteeg 7; tel, privé mo-
biel: 06-53693767; E-mail privé: khheijnen@hotmail.com.; medew. bij
J.C. van Duvn, G. Weggemans en J.H. Wicchers; tel. prakt.: 0593-
522456; fax prakt.: 0593-526199.

*Joosten, R.; 1987; 5616 NW Eindhoven; Schouwbroekseweg 70; tel.
privé: 040-2910015; e-mail privé: rob.joosten@planet.nl,; werkz. bij
Eurovet Animal Health; tel. bun: 0497-544300; fax bun: 0497-544302;
E-mail bun: r.joosten@eurovet-AH.com.

Kartodirdjo, J.F; 1984; 5684 ZN Best; Looierstraat 22; E-mail privé:
h.kartodirdjo@planet.nl.; gezelschaps.d.; tel. prakt.: 013-4630056; fax
prakt.: 013-4631470.

Klarenbeek, S,; 2003; 3705 ZK Zeist; Warande 131 ; tel, privé: 030-
6951425,

Klaveren, Mevr N.J. van; 2002; 1424 PE De Kwakel; Hoofdweg 149;
tel, privé mobiel: 06-24451947; fax privé: 0297-346025; roulant UU ge-
neesk, gezelsch, d.; E-mail prakt.: N.J.vanklaveren@vet.uu.nl.

Klingeren, D.J.D. van; 2003; 3584 DN Utrecht; Cambridgelaan
627; tel. privé: 030-2542076.

Koornwinder, K.; 1977; 3607 DD Maarssen; Fazantenkamp 542;
tel. privé: 0346-563845; geass. met Mevr I.M.A. Stärcke; tel. prakt.: 0346-
563845.

Leibbrandt, Mevn K.M,; 2003; 2121 XS Bennebroek;
Beatrixplein 12; tel. privé: 023-5841138.

Lips, G,H,; 2003; 3512 EK Utrecht; Nobelstraat 1 bis; tel, privé:
030-2630484,

*Looij, Mevn H. van de; 2003; 3583 SV Utrecht; Albert
Neuhuvsstraat33.

Meer, A.M.H. van der; 2003; 3582 XP Utrecht; I. Boudier
Bakkerlaan 117-3; tel. privé: 030-512083.

Meer, Mevn S. van der; 2003; 3523 BJ Utrecht; Toermalijnlaan 76;
tel. privé: 030-2541370.

Melker, Mevn E.T. de; 2003; 3732 GR De Bilt; Kloostcriaan 3; tel.
privé: 030-2204561.

Meijer, Mevr H.W.H.; 2001; 7873 CM Odoorn; Dambeern 9; tel.
privé: 0591-512451; E-mail privé: hwh_meijer@hotmail.com.; mcdcw. bij

H.J.E. de Boer, R.K. de Boer; G.J. Bouwhuis, H.J. Havcrkate, A.R. van
Ittersum, EW. Oostra, H.B.A. Scholten cn J. van der Zee; tel. prakt.: 0591-
513151; fax prakt.: 0591-512889.

Naaijer, Mevr F.M.: 1995; 5231 GM \'s-Hertogenbosch; tel. privé:
073-6427354; fax privé: 07.V6427354; wnd.d.; Practitioner bij RVV.

Nijzink, A.M.; 2003; 3572 CL Utrecht; Kapelstraat 8; tel. privé:
030-276166.3.

Oomens, Mevn F.; 2003; 3584 DZ Utrecht; Cambridgelaan 227
K.3;tel. privé: 0.30-2100142.

*Ovcrmecr Mevn G.E.; 2003; 3511 HG Utrecht; Nie. Beetsstraat
164; tel. privé: 030-2341787.

Overwijn, Mevn D.J.; 2003; 3551 BJ Utrecht; Begoniastraat 25;
tel. privé: 030-2441662.

Ravensberg, M.F.; 2003; 3572 ER Utrecht; Gildstraat 64; tel.
privé: 030-2719995.

Septer, W.H.; 2003; 8051 GD Hattem; Kruisstraat 13; tel. privé:
038-4441892.

Slager, Mevr. H.J.; 1999; 3071 AB Rotterdam; Laan op Zuid 614; tel
privé: 010-4854855; fax privé: 010-4854855; medew. bij IDEXX Lab.
B.V; tel. bur: 020-6552300; fax bun: 020-6552333.

Sloet tot Everio, Mevr K.C.F.J.; 2002; 2613 HM Delft; Paulus
Buijsstraat 79; tel. privé: 015-2623331; E-mail privé; doc-karinlO@
hotmail.com.; wnd.d. bij M.T.J. van den Brink en Mevr. S.M. Engman; tel.
prakt.: 070-3900800; fax prakt.: 070-3906693.

Spann, Mevn S,M,; 2003; 3523 GW Utrecht; Looplantsoen 90; tel.
privé: 030-2881292.

Springer, Mevn D.; 2003; 3436 RX Nieuwegein; Minneweg 2; tel.
privé: 0299-603297.

Toor, Mevr C.H.M. van; 2002; 3781 PL Voorthuizen; Lange
Zuiderweg 72; tel. privé: 0342-474027; E-mail privé: corinevantoor@
hotmail.com.; medew. bij W. de Boer, E. van Essen, E. de Haas, C.G. de
Kruif, M. Roseboom, F. ter Stal em W.A. de Vries; tel. prakt.: 0342-
414956; fax prakt.: 0342-420361; E-mail prakt.: info@groepspraktijk-
dierenartsen.nl

Vandehoek, Mevr J.E.D.; 1992; 3515 XK Utrecht; B.F Suermanstraat 3
bis; tel. privé: 030-2717983; E-mail privé: suermanstraat@wanadoo.nl.; vet.
Adv. bij J.P. Creatives, bureau voor Pr & Marketing, websites en interim-
werkz,heden; tel, bun: 06-44550009; E-mail bun: info@jpcreatives,nl.

-ocr page 439-

Hoe gezond is uw praiitijk?

Met de cursus ECP,

over de economische gezondheid van uw praktijk,
en het softwareprogramma
ECP-scenario®,
van Klingen en Kroneman,

doet u een investering in uw praktijk, die zich snel
terugverdient.

www.klingenenkroneman.nl

»Vervoordeldonl<. Mevr. C.A.M.; 1999; 7497 MA Beiitcio; O.L.
Vrouwenstraat 13; tel. privé mobiel: 06-12955254; E-mail privé: karin-
vcrv@hotmail.com. wnd.

Vonck, Mevr. M.J.; 2003; 1015 JS Haarlem; L.Meeszstraat40; tel.
privé: 023-244289.

Wessem, Mevr. C.S. van; 2002; 7511 CM Enschede; Espoortstraat 36;
tel. privé: 053-4322625; E-inail privé: christavw@hotmail.com.; medew.
bij Mevr. E.W.M. van Sprang; tel. prakt.: 053-4305805; fax prakt.: 053-
4327448.

Witte, P.A.M.; 2003; 3572 TT Utrecht; Vlasstraat 16; tel. privé:
Ü30-2887379.

P^SONALIAmiÜNl 2001 |

Mutaties:

Bekkema, Mevr. M.E.; 2002; 8735 HS Itens; Haeredijk 46; (cl. privé:
0515-333636; E-mail privé: m_e_bckkema@hotitiail.com.; medew. bij
G.F.S. Hegge, J.C. Hettinga, J.H. Sytema en J.T. van der Werf tel. prakt.:
0517-392100; fax prakt.: 0517-397363; E-mail prakt.: dapnw@zonnct.nl.

Fruithof, Mevr. J.I.; 1999; 7447 AV Hellendoorn; Koemastraat 24; tel.
privé: 0548-657966; E-mail privé: joannef@zonnet.nl; medew. bij J.C.
de Jager. J.P.M. Katnp, H. ten Katc, M. van der Linden, A.M. Pijs en R.
Renting; tel. prakt.: 0548-655065; fax prakt.: 0548-654650; E-mail prakt.:
dierenarts@dierenkliniekhellendoorn.nl.

Graaf. L.J. de; 1999; 3732 BS De Bilt; Savornin Lohmanweg 11; tel.
privé: 030-2217247; E-mail privé: L.J.dcGraaf@vet.uu.nl.; wet. medew.
Fac. UU Hoofdafd. Gez.heidsz. Landb. Huisd. Afd. Herkauwers; tel. bur:
030-2531040.

Gunnink, J.R; 1992; 7954 GA Rouveen; Beukenlaan 15; tel. privé:
0522-292282; medew. bij H.J. Stelwagen en A. van Walderveen; tel.
prakt.: 0318-571457; fax prakt.: 0318-573340; E-mail prakt.:
dap@introweb.nl.

Hoekstra, Mevr. M.T.; 2003; 6013 RT Hunsel; Varenstraat 14; tel.
privé: 0495-552821; tel. privé mobiel: 06-45480733; E-mail privé: mt-
hoekstra@hotmail.com.; medew. bij J.P.J.M. van den Broek, A.C.G.M.
de Groot, M.W.G.H. Heijmans, H.A.M. Hendriks, M.G. de Jong,
A.Th.E. Kooien, J.C. Neuteboom, R. Pieters, Mevr. A.C.E. Raming,
F.G.M. Scheijmans, J.W.H. Scheres, S.A.T.V. Serrarens, A.T.J.M.
Stokvis en G.P.M.M. Tacken; tel. prakt.: 0495-551225; fax prakt.: 0495-
551615; E-mail prakt.: praktijk@)dapell.nl.

Joosten, Mevr. M.E.A.; 2002; 3511 RW Utrecht; Nieuwekade 211 ; tel.
privé: 030-2334088; E-mail privé: martejoosten@yahoo.com.; medew. bij

F.H. \'mstrfa; tel. prakt.: 026-4421892; E-mail prakt.: info@dedierenarts.nl.

■ la;iw;en. Mevr D.M.B.; 1998; 7041 HC \'s-Heerenberg;
Diek i Mn w(eide 10; tel. privé: 0314-668440; fax privé: 0314-668338; E-
mail p. A .: dianaklaassen@hotmail.com.; medew. bij A. Bos; tel. prakt.:
0318-651 ■: H 7; fax prakt.: 0318-651586.

Leeuw, Mevr. TC.M. de; 1997; 3435 EV Nieuwegein;
Goudpluvifcrsingel 15; tel. privé: 030-6050242; d.

Megens, Mevr M.; 1998; 5161 ZL Sprang-Capelle; Kruisvaart
2; tel. privé: 0416-313696; geass. met Mevr. N. Binnekade; tel. prakt.:
0162-429551.

Mcrwijk, L.J.H. van; 2001; 4175 ER Haaften; Enggraaf 22; tel. privé:
0418-591188: geass. met Mevr. M.H. van Merwijk-van Boxsel; tel.
prakt.: 0418-591302; fax prakt.: 0418-591669; E-mail prakt.:
info@bata4en.nl.

Merwijk van-Boxsel van, Mevr. M.H.; 1996; 4175 ER Haaften;
Enggraaf 22; tel. privé: 0418-591188; geass. met L.J.H. van Merwijk; tel.
prakt.: 0418-591302; fax prakt.: 0418-591669; E-mail prakt.:
info@bata4en.nl.

Nijzink, A.M.; 2003; 7641 RV Wierden; Eerste Meijerinkshoekweg
11; tel. privé: 0546-573491; E-mail privé: anijzink@hotmail.com.; medew.
bij H.W. Bosch, H.J. Roze en J.A. vanTwillert; tel. prakt.: 0522-4634370 of
462929; fax prakt.: 0522-461350; E-mail prakt.: dacstaphorst@wxs.nl.

Pool, Mevr. C.A.H.; 1999; 8733 EP Edens; Van Burmaniawei 10; tel.
privé: 0515-331140; medew. bij J.J. Meinen en D. Hazenberg; tel.
prakt.: 058-2669590.

Schaeffer, Mevr. l.G.F; 1995; 4286 AP Almkerk; Molenstraat 19; tel.
privé: 0183-409139; Spec. kliniek gez.d. Binnenhof; tel. prakt.: 0183-
404714; fax prakt.: 0183-404103; E-mail prakt.: ingridschaeffer@
specialistenkliniek-binnenhof com.

Stegen, Mevr. G.; 1999; 9697 PW Blijham; tel. privé mobiel: 06-
21402937; medew. bij Mevr. l.G. de Goederen, A. Gorter en E.R v.d. Wel;
tel. prakt.: 0597-414227; fax prakt.: 0597-415648.

■•Roeterdink, M.C.; 2000; 1321 BH Almerc; Nescioplantsocn 13; tel.
privé: 036-5366271.

Spann, Mevr. S.M.; 2003; 3523 GW Utrecht; Looplantsoen 84; tel.
privé: 030-2817202; E-mail privé: sietskespann@hütmail.com.;
medew. bij A.C.M. Kuilboer, J.V.H. Lans, J.H. Rootert en A. Soede; tel.
prakt.: 0172-471111; fax prakt.: 0172-470271.

Westerduin. Mevr. FE.; Gent 1999; 3732 BS Dc Bilt; De Savornin
Lohmanweg 5; tel. privé: 030-2514036; E-mail privé: fenna
lambert@planet.nl; docent HAS Den Bosch; tel. bur.: 073-6923700;
E-mail bur.: f.westerduinC« hasdb.nl.

Willigen. Mevr W.M. van; 2000; 1321 BH Almere; Nescioplantsocn
13; tel. privé: 036-5366271; E-mail privé: marcelenmariska@freeler.nl.;
medew. bij Mevr. H.M. Huisman en J.D. Wahl; tel. prakt.: 020-6112103.

Jubilea juni 2003

5 juni, Dr. F Van Vught te Almerc, 30 jaar, afwezig

7 juni, J.W. Laveaux te Kessel (L), 45 jaar, afwezig

8 juni, A.B. Diepenveen, te Borne, 30 jaar, afwezig
15 juni, A ter Horst te Vierhouten, 25 jaar, aanwezig
19 juni, W.T. Koopmans te Joure, 55 jaar, afwezig

19 juni, J.E.G.J. Hartgcrs te Den Ham (Ov), 55 jaar, afwezig

19 juni, H.A. van den Berg te Goor, 55 jaar, aanwezig

20 juni, A.W. Groenwoud te Assen, 70 jaar, afwezig
20 juni, LH. Harms te Hardenberg, 30 jaar, aanwezig
25 juni, B.J.Hermsen te \'s-Heerenberg, 25 jaar, afwezig

27 juni, M.P Schaub te Kloosterhaar, 30 jaar, onbekend

28 juni, C.D.B Sijpkens te Malden, 30 jaar, afwezig

28 juni, P.J.M. van Hulsten te Vorstenbosch, 25 jaar, afwezig

29 juni, L.R.J.N. Nelissen te Achel (België), 30 jaar, afwezig

29 juni, F.J.P.J.E. van Gooi te Tassin La Demi Lune (Frankrijk), 30 jaar, aan-
wezig

29 juni, W.B.J Oosting te Schoonebeek, 30 jaar, afwezig
29 juni, Dr P van Beukelen te Utrecht, 30 jaar, afwezig
29 juni, Dr R.W. Paling te Houten, 30 jaar, afwezig
29 juni, S. Tichelman te Steenderen, 30 jaar, afwezig
29 juni, W.Th.G. Vullings te Veenendaal, 30 jaar, aanwezig

29 juni, J.W.M. Miltenburg te Erp, 30 jaar, afwezig

30 juni, Dr. A. Osinga te Goutum, 50 jaar, afwezig

30 juni, Dr A.J.G van \'t Hooft te Vught, 50 jaar, afwezig

30 juni. Mevr. Drs. H.M.J. Lateur-Rouwet te Rotterdam, onbekend.

-ocr page 440-

CbNCREssEiï&Symposia "

juni

21 \'Equine orthopaedic pre-purchase
examination\' by Pr. Jean-Marie DE-
NOIX (CIRALE, F), University of
Louvain-la-Neuve - Belgium, Lan-
guage: French. Organization: Anima-
lia Curandi Ars, contact: www.
animalia.be / info@animalia.be or
tel.-1-32 474 691 440.
26/2 juli 6th Budapest Workshop on Clinical Endocrinology (summer
school like international course, focused on endocrinology of ru-
minant reproduction), http://tkk.tova.univet.hu, fax: -<-36-1-478-
4230 e-mail: phd@univet.hu. Registration fee; € 360.

Doorlo

juli

11/13

13/18

ECVS Annual Scientific Meeting and Congress. Location: Moat
House Hotel in Glasgow, Scotland. Fot more information:
www.seeglasgow.com. For registration: ecvs@vetclinics.unizh.ch.
9e International European Association for Veterinary Pharma-
cology and Toxicology Congress in Lissabon, Portugal. Info:
www.fmv.utl.pt/eavpt2003/congress.htm.

861 3323 18, fax 39 861 3322 51, e-mail: bt.symposium@izs.it.
Vergaderingen &. Bijeenkomsten

)uni

5 Vergadering Groep Geneeskunde van het Paard, 13.30-17.00 uur.

17 Ledenvergadering en wetenschappelijke bijeenkomst van de
Groep Pluimveewetenschappen, aanvang 14.00 uur (locatie Van
der Valk Motel Westend Arnhem).

19 Studievergadering GHwD te Utrecht in het Beatrixgebouw van het
Jaarbeurscongrescentrum van 19.30 tot 22.30 uur.

13 Dc Stichting PAVO en de vakbladen Food Management en VMT
organiseren samen het congres \'Continu Verbeteren\' Lokatie: De
Reehorst te Ede. Inlichtingen: Keesing Noordervliet BV. Liselore
de Boer, tel.: 030-6358503. fax: 030-6358500, e-mail: l.d.boer@
keesing.nl of raadpleeg: www.vmt.nl/bijeenkomst

25 Algemene Ledenvergadering dierenartsencoöperatie AUV, aan-
vang 14.00 uur bij Nationaal Sportcentrum Papendal te Arnhem.

juli

9

Informele bijeenkomst Zeeuwse dierenartsen, Bolsjoi, Grote
Markt 28 te Goes, 20.30 uur.

September

September

4-6 I9e Jaarcongres ESCD, voor dierenartsen die geïnteresseerd zijn
in veterinaire dermatology. Locatie: Tenerife, Spanje. Meer infor-
matie via: www.esvd2003.com of 0034 932049732.

10/13 Veterinary congress, British Equine Veterinary Association, loca-
tie: Birmingham, info: Susanna@bcva.org.uk.

20 Symposium Ezels (voor dierenartsen en studenten) door St. de
Ezelsociëteit in samenwerking met Archaeopteryx en het Donkey
Sanctuary uit Engeland. Plaats; Faculteit der Diergeneeskunde,
Utrecht.

25/27 European Congress of Toxicologic Pathology, Hamburg, Ger-
many. Solution office e.K., Kay Schroeder, Birkenweg 8, D-21376
Salzhausen, phone/fax: -t-i-49-4172-961310/961309, e-mail:
Solution-ofrice@t-online.de, www.eurotoxpath.org

28 British Veterinary Association Congress 2003. Sheraton Grand
Hotel Edinburgh. Tel; -^44 20 7636 6541, fax 44 20 7436 2970,
e-mail: congress@bva.co.uk.

28 \'Equine tendinous Ultrasonography (forelimb)" by Dr Valeria
BUSONI (University of Liège, Belgium), Luik - Belgium, lang-
uage: French. Organization: Animalia Curandi Ars, www.anima-
lia.be / info@animalia.bc or tel. 32 474 691 440. Maximum 15
participants.

09

18

15/19

17

18-20

19

Ledenvergadering en wetenschappelijke bijeenkomst van de
Groep Pluimveewetenschappcn, aanvang 14.00 uur (locatie van
der Valk Motel Westend Arnhem).

Studievergadering GHwD te Utrecht in het Beatrixgebouw van het
Jaarbeurscongrescentrum van 19.30 tot 22.30 uur.

Cursussen

Wildlife Health Summer School, post-graduate cursus Schier-
monnikoog. Kosten € 350,- per deelnemer bij inschrijving voor 31
maart 2003, daarna € 475,-. Aanmelding via faxregistratieformu-
lier op de webpagina (www.dwhc.nl). Nadere inlichtingen per e-
mail (info@dwhc.nl), per telefoon (010) 4089254 of per fax (010)
4089485.

PAO-D cursus 03/130. Basiscursus Oogheelkunde Therapieën.
PAO-D cursus 03/210, Koe Comfort, zorgen voor een beter, langer
en productiever leven (UD).

PHLO-cursus Techniques for Writing and Presenting a Scientific
Paper. Meer informatie is verkrijgbaar via Bureau PHLO: tel.
0317-484093, fax 0317-426547, e-mail: info.phlo@wur.nl.
PAO-D cursus 03/132. Claims aangaande Voeders en Diëten
Gezelschapsdieren.

Seminar "Kolik beim Pferd" der Tierklinik Hochmoor. I. Tag:
Kolikdiagnostik - Basiskurs: Pathosphysiologie, klinische
Diagnostik, Rektaldiagnostik, medikamenteile Kolikbchandlung
und ihre Grenzen, Forensik. 2. Tag: Kolikdiagnostik und
Behandlung - Vertiefung: Detaillierte Vorstellung einzelner
Kolikformen, Grundlagen der chirurgischen Therapie, intensivme-
dizinische post-operativc Versorgung. 3. Tag: Abdominalchirurgie:
Chirurgische Verfahren, Resektionstechniken, post-opcrative
Komplikationen, chirurgische Übungen. Referenten: David E.
Freeman, USA, Bernhard Huskamp, Niels Henrik Huskamp,
Wolfgang Scheidemann (allen Hochmoor), József Toth, Gerald F.
Schusser, Leipzig . Information und Anmeldung: www.tierkiinik-
hochmoor.de, e-iTiail: info@tierklinik-hochmoor.de, Tierklinik
Hochmoor tel. 0 28 63 / 20 99-0 / fax 0 28 63 / 20 99-20.
Symposium "Het Paard aan Zet", Hoofdafdeling Gezondheidszorg
Paard. 09.00-18.30h. Opgave bij PAO-D, tel: 030-6348980. fax:
030-6348989.

\'Keys in canine neurology\' by Pr. Andre JAGGY (University of
Berne, CH), Luik - Belgium, language: French. Organization:
Animalia Curandi Ars. Contact: www.animalia.be / info@anima-
lia.be or tel. 32 474 691 440.

GGR organiseert in samenwerking met British Veterinary Cattle
association Congres Engels-Nederlands/Belgische Buiatrics.
OIE (Worid Organisation for Animal Health), 3e International
Symposium over Bluetongue te Taormina in Sicily (Italië). Kosten:
100 Euro (bij inschrijving voor 1 september), studenten 60 Euro.
Voor meer informatie en registratie: Instituto Zooprofilattico. tel. 39

Oktober

9-1 1

10

25

23-25

26-29

Juli

23

British Equine Veterinary Association (BEVA) Summer Meeting,
"Breeding, artificial insemination and the newborn foal", Actons
Hotel, Kinsale (near Cork), Ireland.

Augustus

11-13 British Equine Veterinary Association (BEVA) Annual Congress,
Birmingham, UK

31 -6 scpt.PHLO-cursus Risk Management in Agriculture - Principles and
Apllications. Inschrijftermijn eindigt op 13 juni 2003. Meer infor-
matie is verkrijgbaar via Bureau PHLO: tel. 0317-484093, fax
0317-426547, e-mail: info.phlo@wur.nl.

24-25

24/26

September

12

Workshop verdoven van wilde en verwilderde dieren. Tijd: 9.00 -
20.00 met afsluitend evaluatie en drankje. Locatie: Ouwehands
Dierenpark. Rhenen. Max. 20 personen. Prijs inclusief maaltijden
en documentatie: 475 euro.

VVAA-cursus \'Marketing voor dierenartsen\' te Utrecht. Info/aan-
melding: VVAA seminars, tel. 030-2474328, fax: 030-2474647. e-
mail: congres@vvaa.nl of www.vvaa.nl.

PHLO-cursus \'Vruchtbaarheid en voortplanting van het varken\'.
Cursusleiding: Prof.dr.ir. B. Kemp endr.ir N.M. Soede. Kosten 795
Euro. Meer info Bureau PHLO, tel.: 0317-484093/484092, e-mail:
info@phlo@wurnl, internet www.phlo.nl.
VVAA-cursus \'Van loondienst naar eigen praktijk\' te Delden.
Info/aanmelding: VVAA seminars, tel. 030-2474328, fax: 030-
2474647. e-mail: congres@vvaa.nl of www.vvaa.nl.