-ocr page 1-

Deel 128 • Aflevering 13 • i juli 2003

" ^ JULI 2003

Universiteit Utrecht
btbliolheek Diergeneeskunde

Tij<

Diergeneesku nae

Splenectomie bij een dressuurpony: einde sportcarrière?

Veterinair Ondernemen deel 3: De omgeving
Stof belangrijk probleem in varkensstallen
Vissen kennen pijn, angst en stress: criteria voor het doden
van paling en meerval opgesteld

CCC regionaal/Intervisie
Bulletin Bestuur en Bureau
TjeerdJorna president FVE

3223 787 1

[

-ocr page 2-

CO

Het nieuwe
droogzetten

Binnenkort
meer informatie

Pfizer Animal Health bv - Postbus 37, 2900 AA Capelle a/d IJssel - www.pfizerah.nl

Animal Health

-ocr page 3-

Linkerfoto: familie Fokker, rechterfoto: uit artikel van FE. Westerduin e.a.

Deel 128
Aflevering I3
1 juli 2003

Inhoud

Tljd^dKi
Diergenees rome

Uitgegeven door de Koninl<lijl<e Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde

Uit de Hoofdredactie
Case report

Splenectomie bij een dressuurpony: einde sportcarrière?; F.E. Westerduin, D.P.K. Lanheld,
M.A. van der Velden, W. Back en M.M. Sloet van Oldruitenborgh-Oosterbaan

Referaten

Veterinair tuchtrecht

Mag ik effe vange?; /. Boissevain

Veterinair Ondernemen

Veterinair Ondernemen deel 3: De omgeving; J. Hulsen

Berichten & verslagen

Week van het Huisdier 2003; En de winnaar is.....

Onderzoek naar (sub)tropische ziekten wint Merial Award 2003 voor parasitologie

Stof belangrijk probleem in varkensstallen

Mutaties in diergeneesmiddelenregistraties in mei 2003

Leden Aurivom ontvangen liquidatie-uitkering van ruim 300 euro

Marktonderzoek \'VET 150 Nederland, 2003\'

Ministerie van Landbouw. Natuur en Voedselkwaliteit

Stichting SAAG waarschuwt voor tekenbesmettingen

Vier organisaties samen in Animal Sciences Group

Vissen kennen pijn, angst en stress: criteria voor het doden van paling en meerval opgesteld
Dooier en eiwit altijd bemonsteren voor residuonderzoek in eieren
15e Veterinair Gol tkampioenschap

Ingezonden

Doden hobbydieren zinlose maatregel;,/, van Bers
Beeldspraak; S.J. de Croot

Beeldvorming van het beroep van veeverloskundige; Dierenkliniek De Lingehoeve en
Dierenartsenpraktijk Tiel-Maurik
Ordinaire broodnijd; A. Westerhuis

405

406

411

412

413

Wetenschap

Actua

418

418

419

420

421

421

422
422

422

423

423

424

424

425

425
425

PREVENTIC-B®: SPECIALE TEKENBAND VOOR HONDEN

- Biedt 5 maanden bescherming tegen teken èn vlooien

- Snel knock-down effect door de stof bendiocarb

- Reukloos voor mens en dier

1

1 Preventic-B

..TLKCN"*\'\'\'\'

- In één handige presentatie, geschikt voor alle hondenrassen

ANfMAL HEALTH

Persoonlijk voor dieren

Preventic-B: REC NL 9908. Werkzame stof: bendiocarb. Doeldier: hond. Kanalisatie: vrij.

Voor meer informatie: Virbac Nederland BV, Postbus 313, 3770 AH Barneveld, Tel: 0342-427127 e-mail: info@virbac.nl

-ocr page 4-

Hoofdredactie

Dr. M.M. Sloct van Oldruitenborgh-Oosterbaan
(voorzitter)

Dr. E.A. ter Laak (penningmeester)

Drs. H.A. Beijer

Dr. M.F. dc Jong

Dr.Tj. Jorna

Dr. R. Kuiper

Dr. P.A.M. Overgaauw

Drs. J.T Siebinga

Dr. R.J. Slappendel

Dr.J.H.Vos

Wetenschappelijke redactie

Prof. dr. A. Barneveld (Utrecht)

Dr. F.H.M. Borgsteede (Lelystad)

Prof. dr. H.J. Breukink (Utrecht)

Prof dr. R De Backer (Gent, België)

Dr. J. Goudswaard (Middelburg)

Prof. dr. J.A.P Heesterbeek (Utrecht)

Prof. dr. L.J. Hellebrekers (Utrecht)

Dr. Th.S.G.A.M. van den Ingh (Utrecht)

Prof. dr. A.Th. van \'t Klooster (Utrecht)

Prof dr. F. van Knapen (Utrecht)

Prof. dr. A. de Kruif (Gcnl, België)

Dr. J.T. Lumeij (Utrecht)

Prof dr. A.S.J.P.A.M. van Miert (Utrecht)

Prof dr. J.PT.M. Noordhuizen (Utrecht)

Prof dr. J.Th. van Oirschot (Lelystad)

Prof dr. J. de Schepper (Gent, België)

Dr. J.M.A. Snijders (Utrecht)

Dr. E. Teske (Utrecht)

Mw. dr. A.J. Venker-van Haagen (Utrecht)

Prof. dr. J.H.M. Verheijden (Utreclit)

Dr. G. Voorhout (Utrecht)

Dr. Th. Wensing (Utrecht)

KNMvD

Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor
Diergeneeskunde

De Molen 77
Houten
Postbus 421
SggoCE Houten
Telefoon (030)6348900
Fax (030)6348909
Website www.knmvd.nl

Bestuur

Drs. T. dc Ruijter, voorzitter

Drs. J. Borgmeier, lid

Drs. O.A. van Dobbenburgh, lid

Mw. drs. W.J. Wijne- Raemakers, lid

Drs. H.R.C. Gostelie, penningmeester

Drs. H. van Herpen, lid

Drs. L.J. den Otter, lid

Secretariaat

Dr. Tj. Jorna, algemeen secretaris

Stafmedewerkers

Drs. S.J. de Groot

Drs. E.A.M. Hendriks

Drs. FJ.W.C. van Herten

Mw. drs. M.C. van Oostrum-Schuurman Hess

Administrateur

H.S. de Vries

Vacaturebank

R.P. van Ringelestijn

Webmaster

Mw. drs. M. van de Weetering-Fijten

Boekbespreking
Studentenreferaten

426

427

Bureauredactie

Mw. J.W. Jansen

Mw. A.M. Tumtners

Mw. S.H. Umans-Ubbink

De Molen 77, Postbus 421, 3990 GE Houten

Tel. 030 - 6348900/fax 030 - 6348929.

E-niail: tijdschritt@knmvd.nl

Abonnementsprijs

Het Tijdschrift voor Diergeneeskunde is het ver-
enigingstijdschrifl van dc Koninklijke Neder-
landse Maatschappij voor Diergeneeskunde.
De abonnementsprijs voor dierenartsen niet-leden
van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij
voor Diergeneeskunde en voor niet-dierenartsen
wordt va.slgesteld door het Hoofdbestuur.

im

K

GCC regionaal/Intervisie
Bulletin B&B

Bulletin Bestuur en Bureau; Nummer 4, mei 2003
Maatschappijnieuws

Nederland krijgt positie in Europese dierenartsenvereniging; Tjeerd Jorna President FVE
Jaarcongres 2003

Personalia

Doorlopende agenda
Deadline

428

429

431

432

432

433

434

Postgiro/bank

Postbank 511606 ten name van de KNMvD, De
Molen 77, Houten. ABN/AMRO N.V. Postbus 30,
3500 AA Utrecht, nr. 55 50 48 861 en C en E bank
N.V, Postbus 85100, 3508 AC Utrecht, nr. 69 93 61
443.

Contents

Case report

Splenectomy in a dressage pony: end of career?; F. E. Westerduin, D. P. K. Lankveld,
M.A. van der Velden, W. Back, and M.M. Sloet van Oldruitenborgh-Oosterbaan.

Druk

Drukkerij G. van Dijk B.V, Breukelen (tel. 0346-
■261304, fax 0346-264565).

Advertenties

Commerciële advertenties: Bureau Weijer B.V,
Veendam (tel. 0598-623065. fax 0598-613827).
Personeelsadvertenties: bureauredactie.

All rights reserved

\\crklaring:

Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Diergeneeskd 1992; 117:31-
4). De Redactie aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade welke - direct of indirect - het gevolg mocht zijn van ge-
bleken onjuistheden in de inhoud van de in dit tijdschrift opgenomen artikelen waarbij de auteur is vermeld of in de in-
houd van dc in dit tijdschrift geplaatste advertenties. Advertenties kunnen zonder opgaaf van redenen door de Redactie
worden geweigerd of ingetrokken. Niets uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door
middel van druk. microfilm of op welke andere wijze ook, zonder schriftelijke toestemming van de Redactie.

(Papers appearing in this journal are listed in Current Contents/Agricultural Biology and Environmental Science /
Inde.x-Medicus. Inde.x Veterinarius / Veterinary\' Bulletin. Biological Absiracis, Cambridge Scientific Abstracts).

-ocr page 5-

Diergenees

Uitgegeven door de Koninl<lijl<e Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde

Deel 128
Aflevering 14/15
i5juli 2003

Inhoud

Foto: Dr. M. Sloet

Uit de Hoofdredactie
Oorspronkelijk artikel

Endoscopisch verwijderen van vreemde voorwerpen uit hond of kat; E. den Hertog
Boekbespreking

Veterinair tuchtrecht

Klachten over homeopathie; /. Boissevain

Voorde praktijk

Leidraad paard: een hulpmiddel in de geneeskunde van het paard?

VWA/Keuringsdienst van Waren

Behandeling van niet-alimentaire zoönosenmeldingcn
door VWA/Keuringsdienst van Waren; S.M.
Vaikenburgh

Berichten & verslagen

Uitbraak apenpokken (\'monkeypox\') in de VS; LC.T. Verkleij

Mutaties in de diergeneesmiddelenregistraties in juni 2003

Risico van ziekte van Lyme door tekenbect verdubbeld

Decentraal röntgenologisch onderzoek jonge KWPN-hengstcn

Contributie erkenningen VKO

Stichting Dierenopvang Bosnië zoekt dicrcnarts(en)

Fifth International Conference on Boar Semen Preservation

Ingezonden

Gezondheidsverklaringen voor Frankrijk; A. Beijer

BSE besluit van Minister Veerman een stap in de goede richting; A.J.C. van \'t Hooft

Is er over nagedacht\'.\' A. van Foreest

Collega Binkhorst en Professor Wagenaar; H.A. Brouwer

Studentenreferaten

I

434
439

441

442

454

Weten scha

Actua

457

458

459
459

459

460
460

460

461

462

463

463

PREVENTIC-B®: SPECIALE TEKENBAND VOOR HONDEN

Biedt 5 maanden bescherming tegen teken èn vlooien
Snel knock-down effect door de stof bendiocarb
Reukloos voor mens en dier

In één handige presentatie, geschikt voor alle hondenrassen

1

Preventic-B

\\fïrt>eic:

Persoonlijk voor dieren

rvi

ANIMAL HEALTH

Preventic-B: REG NL 9908. Werkzame stof: bendiocarb. Doeldier: hond. Kanalisatie: vrij.

Voor meer informatie: Virbac Nederland BV, Postbus 313, 3770 AH Bameveld, Tel: 0342-427127 e-mail: info@virbac.nl

-ocr page 6-

Hoofaredactie

Dr. M.M. Sloet van Oldruitenborgh-Oosterbaan
(voorzitter)

Dr. E.A. ter Laak (penningmeester)

Drs. H.A. Beijer

Dr. M.F. de Jong

Dr. Tj. Jorna

Dr. R. Kuiper

Dr. P.A.M. Overgaauw

Drs. J.T. Siebinga

Dr. R.J. Slappendel

Dr.J.H.Vos

Wetenschappelijke redactie

Prof. dr A. Bameveld (Utrecht)
Dr. F.H.M. Borgsteede (Lelystad)
Prof dr H.J. Breukink (Utrecht)
Prof dr. P De Backer (Gent. België)
Dr. J. Goudswaard (Middelburg)
Prof dr. J.A.P Heesterbeek (Utrecht)
Prof dr. L.J. Hellebrekers (Utrecht)
Dr. Th.S.G.A.M. van den Ingh (Utrecht)
Prof dr. A.Th. van \'t Kloo.ster (Utrecht)
Prof dr. F. van Knapen (Utrecht)
Prof dr. A. de Kruif (Gent, België)
Dr. J.T. Lumeij (Utrecht)
Prof dr. A.S.J.PA.M. van Miert (Utrecht)
Prof dr. J.P.T.M. Noordhuizen (Utrecht)
Prof dr. J.Th. van Oirschot (Lelystad)
Prof dr. J. de Schepper (Gent, België)
Dr. J.M.A. Snijders (Utrecht)
Dr. F;.Tc,ske (Utrecht)
Mw. dr A.J. Venker-van Haagen (Utrecht)
Prof dr. J.H.M. Verheijden (Utrecht)
Dr. G. Voorhout (Utrecht)
Dr. Th. Wensing (Utrecht)

KNMvD

Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor
Diergeneeskunde

De Molen 77
Houten
Postbus 421
^ggoCE Houten
Telefoon (030)6348^00
Fax (ojo) 6348^09
Website www.knmvd.nl

Bestuur

Drs. T. de Ruijter, voorzitter

Drs. J. Borgmeier. lid

Drs. O.A. van Dobbenburgh, lid

Mw. drs. W.J. Wijne- Raemakers, lid

Drs. H.R.C. Gostelie, penningmeester

Drs. H. van Herpen, lid

Drs. L.J. den Otter, lid

Secretariaat

Dr. Tj. Jorna, algemeen secretaris

Stafmedewerkers

Drs. S.J. de Groot

Drs. E.A.M. Hendriks

Drs. F.J.W.C. van Herten

Mw. drs. M.C. van Oostrum-Schuurman Hess

Administrateur

H.S. de Vries

Vacaturebank

R.P. van Ringelestijn

Webmaster

Mw. drs. M. van de Weetering-Fijten

Bureauredactie

Mw. J.W. Jansen

Mw. A.M. Tummers

Mw. S.H. Umans-Ubbink

De Molen 77, Postbus 421, 3990 Gli Houten

Tel. 030 - 6348900/fax 030 - 6348929.

F.-niail: lijdschrifl(((jknmvd.nl

Abonnementsprijs

Het Tijdschrift voor Diergeneeskunde is het ver-
enigingstijdschrift van de Koninklijke Neder-
landse Maatschappij voor Diergeneeskunde.
De abonnementsprijs voor dierenartsen niet-leden
van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij\'
voor Diergeneeskunde cn voor niet-dierenartsen;
wordt vastgesteld door het [ loofdbestuur.

In memoriam

Jan Bosch;_/.H.H. van Eek,J.F. Heijmans

CCC-pagina

Maatschappijnieuws

Besturendag 2003: de relatie tussen KNMvD en externe organisaties; L.C.T. Verkleij
Jaarcongres 2003

Wijziging wettelijk minimum (jeugd)loon per 1 juli 2003

Personalia

Deadline

4(i4

465

466
469
473

473

474

Contents

Postgiro/bank

Postbank 511606 ten name van de KNMvD. De
Molen 77, Houten. ABN/AMRO N.V. Postbus 30,
3500 AA Utrecht, nr. 55 50 48 861 en C en E bank
N.V, Postbus 85100,3 508 AC Utrecht, nr. 69 93 61
443.

Original papers

Endoscopic removal of foreign bodies from cats or dogs; E. den Hertog

Druk

Drukkerij G. van Dijk B.V, Breukelen (tel. 0346-
261304, fax 0346-264565).

Advertenties

Commerciële advertenties: Bureau Weijer B.V,
Veendam (tel. 0598-623065, fax 0598-613827).
Personeelsadvertenties: bureauredactie.

All rights reserved

Verklaring:

Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Diergeneeskd 1992; 117:31-
4). De Redactie aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade welke - direct of indirect - het gevolg mocht zijn van ge-
bleken onjuistheden in de inhoud van de in dit tijdschrift opgenomen artikelen waarbij de auteur is vermeld of in de in-
houd van de in dit tijdschrift geplaatste advertenties. Advertenties kunnen zonder opgaaf van redenen door de Redactie
worden geweigerd of ingetrokken. Niets uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door
middel van druk, microfilm of op welke andere wijze ook, zonder schriftelijke toestemming van de Redactie.

(Papers appearing in this journal are listed in Current Contents / Agricultural Biology and Environmental Science /
Index-Medicus, Inde.x Veterinarius / Veterinary Bulletin. Biological Abstracts, Cambridge Scientific Abstracts).

-ocr page 7-

Tijdsj^^
Diergeneesmroe

Uitgegeven door de Koninl<lijl<e Nederlandse Maatscliappij voor Diergeneesl<unde

Deel 128
Aflevering 1 6
15 augustus 2003

Inhoud

Foto: Prof. Dr G. Wagenaar; M. Sloet

Uit de Hoofdredactie 473

Droogzetten van Icoeien: een vergelijkend onderzoek van

twee droogzetpreparaten; O.C SampimonJ.C.A. Vernooij en J. Sol 474

Boekbespreking 481

Studenten referaat 481
Veterinair tuchtrecht

Is een fokadvies lieilig?; I. Boissevain 482
Berichten & verslagen

Reiniging en ontsmetting: tips voor de praktijk; S.A. Burt 483

Jaarlijkse melding geschrapt uit Vrijstellingsregeling; A. Kamphuis 485

Houdbaar na aanprikken?; S.J. Mesu 486

De dierenarts schaakrnat? VET aan ZET!; K. Orsel en H. van Beers 490

West Nile Virus ook in Nederland?; 491

Uitgave \'Behouden vee\' illustreert vijftig jaar Diergeneeskundig Memorandum; S. Umans 493
Huisdieren en domesticatie, de seksuele .selectie \'ontstegen\'; Over biologische drijfveren en ambitie,

M.Th. Frankenhuis 494

FIDIN lanceert 9e editie van haar Repertorium op internet 496
Joint Meeting on Animal Health - Ciroep Geneeskunde van het Rund & British Cattle Veterinary Association 497

Veterinair verleden

Edmond Isidore Éticnne Nocard (1850-1903); A. H. H. M. Mathijsen 488
Ingezonden

BVD-vrij:Watishetcertificaatwaard?;LR.M. Verberne 497

Hoezo homeopathie kwakzalverij?; A. F. Hendriks 498

Reactie op oproep voor Werkgroep van \'veterinaire kruidendokters\';J. T. Lumeij 499
Reactie op: "Is de hobbykip werkelijk een gevaar voor de commerciële pluimveehouderij?"

van Dr. A.C. Voeten;J. van Bers 500

Wetenscha

Actua

VITAMINTHE®: MAKKELIJK EN SNEL ONTWORMEN

De voordelen van Vitaminthe

Werkt tegen spoel-, zweep-, haak- én lintwormen
Handige, makkelijk in te stellen doseerspuit
Al effectief bij eenmalige behandeling

Verkrijgbaar in: 5 ml (speciaal voor pups en kittens), 10 ml en 25 ml
Speciale consumentenfolders over het ontwormen van pups en
kittens én volwassen honden en katten beschikbaar

\\/i\'rt>ct<z

ANIMAL HEALTH

Persoonlijk voor dieren

Productinformatie: Vitaminthe REG NL 2896. Per ml orale pasta: niclosamine 240 mg, oxibendazole 30 mg. Doeldieren: hond en kat.
Kanalisatie: Vrij. Voor meer informatie: Virbac Nederland BV, Postbus 313, 3770 AH Barneveld. www.virbac.nl en info@virbac.nl

» îti

-ocr page 8-

Hoofdredactie

Dr. M.M. Sloet van Oldruitenborgh-Oosterbaan
(voorzitter)

Dr. E.A. ter Laak (penningmeester)

Drs. H.A. Beijer

Dr. M.F. de Jong

Dr. Tj. Joma

Dr. R. Kuiper

Dr P.A.M. Overgaauw

Drs. J.T. Siebinga

Dr. R.J. Slappendel

Dr. J.H. Vos

Wetenschappelijke redactie

Prof. dr A. Bameveld (Utrecht)

Dr. F.H.M. Borgsteede (Lelystad)

Prof. dr H.J. Breukink (Utrecht)

Prof. dr. P. De Backer (Gent, België)

Dr. J. Goudswaard (Middelburg)

Prof. dr. J.A.R Heesterbeek (Utrecht)

Prof. dr. L.J. Helicbrekers (Utrecht)

Dr. Th.S.G.A.M. van den Ingh (Utrecht)

Prof. dr. A.Th. van "t Klooster (Utrecht)

Prof. dr. F. van Knapen (Utrecht)

Prof dr. A. de Kruif (Gent, België)

Dr. J.T. Lumeij (Utrecht)

Prof dr. A.S.J.RA.M. van Miert (Utrecht)

Prof dr. J.PT.M. Noordhuizen (Utrecht)

Prof dr. J.Th. van Oirsehot (Lelystad)

Prof dr. J. de Schepper (Gent, België)

Dr. J.M.A. Snijders (Utrecht)

Dr. E. Teske (Utrecht)

Mw. dr. A.J. Venker-van Haagen (Utrecht)

Prof dr. J.H.M. Verheijden (Utrecht)

Dr. G. Voorhout (Utrecht)

Dr, Th. Wensing (Utrecht)

KNMvD

Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor
Diergeneeskunde

De Molen 77
Houten
Postbus 421
3990 CE Houten
Telefoon (030)6348^00
Fax (030)6348^0^
Website www.knmvd.nl

Bestuur

Drs. T. de Ruijter. voorzitter

Drs. J. Borgmeier. lid

Drs. O.A. van Dobbenburgh. lid

Mw. drs. W.J. Wijne- Raemakers, lid

Drs. H.R.C. Gostelie, penningmeester

Drs. 11. van Herpen, lid

Drs. L.J. den Otter, lid

Secretariaat

Dr. Tj. Jorna. algemeen secretaris

Stafmedewerkers

Drs. S.J. de Groot

Drs. E.A.M. Hendriks

Drs. EJ.W.C. van Herten

Mw. drs. M.C. van Oostrum-Schuurman Hess

Administrateur

H.S. de Vries

Vacaturebank

R.P. van Ringelestijn

Webmaster

Mw. drs. M. van de Weetering-Fijten

Bureauredactie

Mw. J.W. Jansen

Mw. A.M. Tummers

Mw. S.H. Umans-Ubbink

De Molen 77, Postbus 421, 3990 GE Houten

Tel. 030 - 6348900/fax 030 - 6348929.

H-niail: tijdschritl^jkiimvd.nl

Cursussen en Congressen

Vooraankondiging van de Najaarsdag 2003 van dc GHwD
Werkvergaderingen

Kwaliteitsborging in de zuivelketen en de rol van de dierenarts daarbij - Sytnposium Groep üKZ

Hoezo koppig? Dc ezel. nét even anders!

Waar wil ik heen met mijn dierenartsenpraktijk?

Themamiddag HCM

500

501

502

502

503
503
503

Studiebijeenkomsten Bovine Virus Diarree "Villa BVD"

i

KNMv

Abonnementsprijs

Het Tijtischrift voor Diergeneeskunde is het ver-
enigingstijdschrifl van dc Koninklijke Neder-
landse Maatschappij voor Diergeneeskunde.
Dc abonneinentsprijs voor dierenartsen niet-leden
van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij
voor Diergeneeskunde cn voor niet-dierenartsen
wordt vastgesteld door het Hoofdbestuur.

Postgiro/bank

Postbank 511606 ten name van de KNMvD, De
Molen 77, Houten. ABN/AMRO N.V. Postbus 30.
3.\'iOO AA Utrecht, nr 55 50 48 861 en C en E bank
N.V, Postbus 85100,3508 AC Utrecht, nr. 69 93 61
443.

jaarcongres 2003

Jaarcongres 2003, een must voor iedere dierenarts (student)!
Notiiinaties Jaarprijs

In memoriam

Prof.dr. Gerard Wagenaar; Evert Offereins en Jan Kroneman

Personalia
Deadline

Maatschappijnieuws

Archief van Afdelingen van dc KNMvD
Het lidmaat.schap van een Groep

504
504

505

507

508

509
509

509

Doorlopende agenda

Contents

Druk

Drukkerij G. van Dijk B.V, Breukelen (tel. 0346-
261304. fax 0346-264565).

Advertenties

Commerciële advertenties: Bureau Weijer B.V,
Veendam (tel. 0598-623065. fax 0598-613827).
Personeelsadvertenties: bureauredactie.

Original paper

Drying otTcows: a comparative study with two dry cow products;

O.C SampimonJ.C.A. VernooijenJ. Soi 474

All rights reserved

Verklaring:

Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn op aanvraag verkrijgbaar (zie ookTijdschr Diergeneeskd 1992; 117:31-
4). Dc Redactie aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade welke - direct of indirect - het gevolg mocht zijn van ge-
bleken onjuistheden in de inhoud van de in dit tijdschrift opgenomen artikelen waarbij dc auteur is vermeld of in de in-
houd van de in dit tijdschrift geplaatste adverienlies. Advertenties kunnen zonder opgaaf van redenen door de Redactie
worden geweigerd of ingetrokken. Niets uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door
middel van druk, microfilm of op welke andere wijze ook, zonder schriftelijke toestemming van de Redactie.

(Papers appearing in this journal are I is led in Cur rem Con len la /Agricultural Biology and Environmental Science /
Index-Medicus. Index Veterinarius / Veterinary Bulletin. Biological Abstracts, Cambridge Scientific Abstracts).

-ocr page 9-

Tijd
Diergenees

Uitgegeven door de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde

Deel! 28
Aflevering 1
1 september 2003

Inhoud

Foto: Vulinstructie van de sectiokofFer - Jan Hülsen

Uit de Hoofdredactie
Oorspronkelijk artikel

Maligne melanoom in het bekken als mogelijke oorzaak van een bewegingskreupelheid
in het achterbeen bij twee schimmelkleurige paarden;J.A
de Blaauw, A.B.M. Rijkenhuizen,
R.A. van Nieuwstadt, C.C.M. Grinwisen W. Back

Wetenschap

512

Veterinair tuchtrecht

Geiniste diagnose bij zeldzame aandoening; I. Boissevain
Berichten & verslagen

Review 2001: de Diergeneesmiddelenwet wordt herzien;J. Huisen en S.J. de Groot

"Wat doe jij tegenwoordig...?" Dierenarts aan het werk; L. Verkleij

Cees Wensing: "Welzijnsonvriendelijk gedrag meer onkunde dan onwil."; B. Hendriks

Wachttijden, parenterale ondersteuning en ofT-labcl bchandelingen;J. Hülsen

Een gecertificeerde gemengde eenmanspraktijk;_/. Hülsen

VKO als onafhankelijke autoriteit;J. Hülsen

Eerste ledenvergadering Belangengroep Practici in Loondienst

Herinnering nieuw adres KNMvD

Cursussen en congressen

Paardenmiddelen in de praktijk, wat mag en niet mag

Boekbespreking

520

Actua

521

524

526
528

532

534

534

535

535
535

FORTIFLEX, HELPT HONDEN BETER BEWEGEN

\' Synergetische combinatie van Chondroïtinesulfaat en Chitosanide.
\' Hoge mate van zuiverheid en kwaliteit van de natuurlijke bestanddelen
\' Aanvullend diervoeder met chondroprotectieve en -herstellende eigenschappen
\' Probleemloos bij langdurige toepassing
\' Smakelijke tablet, slechts éénmaal daags 1 tablet

ANIMAL HEALTH

\\/irt>cic

-ocr page 10-

Hoofdredactie

Dr. M.M. Sioet van Oldruitenborgh-Oosterbaan
(voorzitter)

Dr. E.A. ter Laak (penningmeester)

Drs. H.A. Beijer

Dr.M.F.deJong

Dr.Tj. Jorna

Dr. R. Kuiper

Dr. P.A.M. Overgaauw

Drs. J.T. Siebinga

Dr R.J. Slappendel

Dr.J.H.Vos

Wetenschappelijl<e redactie

Prof. dr. A. Barneveld (Utrecht)

Dr. F.H.M. Borgsteede (Lelystad)

Prof dr. n.J. Breukink (Utrecht)

Prof dr. P De Backer (Gent. België)

Dr. J. Goudswaard (Middelburg)

Prof dr. J.A.P Heesterbeek (Utrecht)

Prof dr. L.J. Hellebrekers (Utrecht)

Dr. Th.S.G.A.M. van den Ingh (Utrecht)

Prof. dr A.Th. van \'t Klooster (Utrecht)

Prof dr. F. van Knapen (Utrecht)

Prof dr. A. de Kruif (Gent, België)

Dr. J.T. Lumeij (Utrecht)

Prof dr A.S.J.RA.M. van Miert (Utrecht)

Prof dr. J.PT.M. Noordhuizen (Utrecht)

Prof dr. J.Th. van Oirschot (Lelystad)

Prof dr. J. de Schepper (Gent, België)

Dr. J.M.A. Snijders (Utrecht)

Dr. E. Teske (Utrecht)

Mw. dr. A.J. Venker-van Haagen (Utrecht)

Prof dr J.H.M. Verheijden (Utrecht)

Dr. Ci. Voorhout (Utrecht)

Dr. Th. Wensing (Utrecht)

Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor
Diergeneeskunde

De Molen 77
Houten
Postbus 421
3990 GE Houten
Telefoon (030)6348900
Fax (030)6348909
Website ivww.knmvd.nl

Bestuur

Drs. T. de Ruijter, voorzitter

Drs. J. Borgmeier, lid

Drs. O.A. van Dobbenburgh, lid

Mw. drs. W.J. Wijne- Raemakers, lid

Drs. H.R.C. Gostelie, penningmeester

Drs. H. van Herpen, lid

Drs. L.J. den Otter, lid

Secretariaat

Dr. Tj. Jorna, algemeen secretaris

Stafmedewerkers

Drs. S.J. de Groot

Drs. E.A.M. Hendriks

Drs. EJ.W.C. van Herten

Mw. drs. M.C. van Oostrum-Schuurman Hess

Administrateur

H.S. de Vries

Vacaturebank

R.P van Ringelestijn

Webmaster

Mw. drs. M. van de Weetering-Fijten

KNMv

3

Bureauredactie

Mw. J.W. Jansen

Mw. A.M. Tummers

Mw. S.H. Umans-Ubbink

Dc Molen 77, Postbus 421, 3990 GE 1 louten

Tel. 030 - 6348900/fax 030 - 6348929.

E-mail: tijdschrift(«jkninvd.nl

Abonnementsprijs

Het Tijdschrift voor Diergeneeskunde is het ver-
enigingstijdschrift van de Koninklijke Neder-
landse Maatschappij voor Diergeneeskunde.
De abonnemenisprijs voor dierenartsen niet-leden
van dc Koninklijke Nederlandse Maatschappij
voor Diergeneeskunde cn voor niet-dierenartsen
wordt vastgesteld door het 1 loofdbestuur.

In memoriam

Hans Goedhart; D. Poppema, C. Maris

jaarcongres 2003

Maatschappijnieuws

Correcties Jaarboek
Regio Oost steekt van wal
Symposiutii GKZ

Studiemiddag voor asieldierenartsen
Personalia

Doorlopende agenda

Regio-vergaderingen

Jubilea
Deadline

537
537

541

542

543
543

543

546

546

547
547

Postgiro/bank

Postbank 511606 len name van de KNMvD. De
Molen 77, Houten. ABN/AMRO N.V, Postbus 30,
35U0 AA Utrecht, nr 55 50 48 861 en C en E bank
N.V, Postbus 85100,3508 AC Utrecht, nr 69 93 61
443.

Contents

Original paper

Malignant melanoma of the pelvis as a possible cause of pelvic limb latneness in

two grey mares;J.A. de Btaauw, A.B.M. Rijkenhuizen, R.A. van Nieuwstadt, C.C.M. Crinvis, and W. Back

Druk

Drukkerij G. van Dijk B.V, Breukelen (tel. 0346-
261304, fax 0346-264565).

Advertenties

Commerciële advertenties: Bureau Weijer B.V,
Veendam (tel. 0598-623065. fax 0598-613827).
Personeelsadvertenties: bureauredactie.

All rights reserved

\\\'erklaring:

Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Diergeneeskd 1992: 117:31 -
4). De Redactie aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade welke - direct of indirect - het gevolg mocht zijn van ge-
bleken onjuistheden in de inhoud van de in dil tijdschrift opgenomen artikelen waarbij de auteur is vermeld of in de in-
houd van de in dil tijdschrift geplaatste advertenties. Advertenties kunnen zonder opgaaf van redenen door de Redactie
worden geweigerd of ingetrokken. Niets uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door
middel van druk. microfilm of op welke andere wijze ook, zonder schriftelijke toestemming van de Redactie.

(Papers appearing in this journal are listed in Current Contents/Agricultural Biology and Environmental Science /
Index-Medicus. Index Veterinarius / Veterinan-Bulletin. Biological Ahstracls. Cambridge Scientific Abstracts).

-ocr page 11-

Tijdsdwii

DiergeneesMmoe

Uitgegeven door de Koninl<lijl<e Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde

Deel 128
Aflevering 18
15 september 2003

Inhoud

Foto:

Uit de Hoofdredactie
Oorspronkelijk artikel

Beoordeling van een aantal commerciële voeders voor leguanen (Iguana iguana),
baardagamen (Pogona viniceps) en land- en moerasschildpadden; M.J. L Kilt en A. C. Beynen

549

550

Wetenschap

Veterinair Verleden

James Law (1838-1921); A Mathijsen en E.P. Oldenkamp
Veterinair tuchtrecht

Wachttijden in de diergezondheidszorg?; I. Boissevain
Uiten voor de praktijk

Hypercalciëmie bij hond en kat; R.J. Slappendel en H.S. Kooistra
Berichten & verslagen

Rectificatie

Overzicht studentenreferaten

Onderzoek gevolgen MKZ voor praktiserende dierenarts
Mutaties in diergenee.smiddenenregistratiesjuni 2003
Cursussen en congressen
Mastitisseminar

Waar wil ik heen met mijn dierenartsenpraktijk?
Veterinary Wand Healing Association
Boekbespreking

Introductie Floor Stembert, bij publicatie van rapport over haar dossieronderzoek
arbeidsongeschiktheid; LL
Verkleij

Dierenarts: Een gezond beroep?; F.M. Stembert, L.J.A. Lipman enJ.B.A. Loomans
Loopbaanplanning ... ook voor de dierenarts?; T. H. Hepkema
Tandartsen winnen met geinak van dierenartsen!; L.L. Verkleij

Bestuur stelt Stuurgroep \'Aanpak arbeidsongeschiktheid\' in; M. van Oostrum-Schuurman Hess

556

558

559

561
561

561

562

563
563

563

564

Actua

565

566
570
573
575

. >... -.j.^iiu

GOEDE VOORUITZICHTEN VOOR HOND EN KAT

De oogproducten van Virbac:

• Chlooramfenicol vitamine A oogzalf®: een breedspectrum antibiocicumpreparaat
dat wordt gekenmerkt door een goede uitvloeibaarheid, een lange contacttijd en een
niet prikkelende zalfbasis.

Tiacil

• Tiacil®: een steriele, isotone visceuze oogdruppel op basis
van dexamenthason en gentamicine.

ANIMAL HEALTH

Chlooramfenicol vit.A oogzalf: REG NL 3905 U.D.A. Werkzame stof: chlooramfenicol, vitamine A. Doeldier: hond en kat
Tiacil: REG NL 2383 U.D.A. Werkzame stof: gentamicine en dexamethason. Doeldier: hond en kat. Voor meer informatie:
Virbac Nederland BV, Postbus 313, 3770 AH Barneveld, Tel 0342-427127, e-mail info@virbac.nl. www.virbac.nl

-ocr page 12-

Hoofdredactie

Dr. M.M. Sloet van Oldruitenborgh-Oosterbaan
(voorzitter)

Dr. E.A. ter Laak (penningmeester)

Drs. H.A. Beijer

Dr. M.F de Jong

Dr. Tj. Jorna

Dr. R. Kuiper

Dr. P.A.M. Overgaauw

Drs. J.T. Siebinga

Dr. R.J. Slappendel

Dr.J.H.Vos

Wetensciiappelijke redactie

Prof. dr. A. Barneveld (Utrecht)
Dr. FH.M. Borgsteede (Lelystad)
Prof dr. H.J. Breukink (Utrecht)
Prof dr. P De Backer (Gent. België)
Dr. J. Goudswaard (Middelburg)
Prof dr. J.A.P Heesterbeek (Utrecht)
Prof dr. L.J. Hellebrekers (Utrecht)
Dr. Th.S.G.A.M. van den Ingh (Utrecht)
Prof dr. A.Th. van \'1 Klooster (Utrecht)
Prof dr. F. van Knapen (Utrecht)
Prof dr. A. de Kruif (Gent, België)
Dr J.T. Lumeij (Utrecht)
Prof dr. A.S.J.RA.M. van Miert (Utrecht)
Prof dr J.PTM. Noordhuizen (Utrecht)
Prof dr. J.Th. van Oirschot (Lelystad)
Prof dr. J. dc Schepper (Gent, België)
Dr. J.M.A. Snijders (Utrecht)
Dr.E.Teske (Utrecht)
Mw. dr. A.J. Venker-van Haagen (Utrecht)
Prof dr. J.H.M. Verheijden (Utrecht)
Dr. G. Voorhout (Utrecht)
Dr. Th. Wensing (Utrecht)

KNMvD

Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor
Diergeneeskunde

De Molen 77
Houten
Postbus 421
3990 CE Houten
Telefoon (030)6348900
Fax (030)6348909
Website www.knmvd.nl

Bestuur

Drs. T de Ruijter, voorzitter

Drs. J. Borgmeier, lid

Drs. O.A. van Dobbenburgh, lid

Mw. drs. W.J. Wijne- Raemakers, lid

[)rs. H.R.C. Gostelie, penningmeester

Drs. H. van Herpen, lid

Drs. L.J. den Otter, lid

Secretariaat

Dr. Tj. Jorna, algemeen secretaris

Stafmedewerkers

Drs. S.J. de Groot

Drs. E.A.M. Hendriks

Drs. FJ.W.C. van Herten

Mw. drs. M.C. van Oostrum-Schuurman Hess

Administrateur

H.S. de Vries

Vacaturebank

R.P. van Ringelestijn

Webmaster

Mw. drs. M. van de Weetering-Fijten

KNMv

Bureauredactie

Mw. J.W. Jansen

Mw. A.M. Tummers

Mw. S.H. Umans-Ubbink

De Molen 77, Postbus 421, 3990 GE Houten

Tel. 030 - 6348900/fax 030 - 6348929.

E-mail: tijdschriftCyjknmvil.nl

Abonnementsprijs

liet Tijdschrift voor Diergeneeskunde is het ver-
enigingstijdschrift van de Koninklijke Neder-
landse Maatschappij voor Diergeneeskunde.
De abonnementsprijs voor dierenartsen niet-leden
van dc Koninklijke Nederlandse Maatschappij
voor Diergeneeskunde en voor niet-dierenartsen
wordt vastgesteld door het Hoofdbestuur.

Maatschappijnieuws

Bulletin bestuur en bureau, nummer 5, juni-augustus 2003

Symposiuin kwaliteitsborging in de zuivelketen en dc rol van de dierenarts daarbij

Jaarcongres 2003

"Intercollegiale contacten kunnen bijdragen tot betere samenhang binnen wereldje

van dierenartsen"; S. Hendriks

Wil jij ook gratis naar het Jaarcongres 2003?

GGG

576
580

578

579

580

581

583

Najaarsdag 2003: \'(be)handelen\'
Doorlopende agenda
Deadline

Contents

Postgiro/bank

Postbank 511606 ten name van de KNMvD. De
Molen 77, Houten. ABN/AMRO N.V, Postbus 30,
3500 AA Utrecht, nr. 55 50 48 861 en G en E bank
N.V, Postbus 85100, 3508 AC Utrecht, nr. 69 93 61
443.

Original paper

Evaluation of a number of commercial diets for iguana (Igiiana iguana), bearded dragons (Pogona viiri-
ceps), and
chelonlans; M.J.L. Kik, and A.C. Beynen

Druk

Drukkerij G. van Dijk B.V, Breukelen (tel. 0346-
261304, fax 0346-264565).

Advertenties

Commerciële advertenties: Bureau Weijer B.V,
Veendam (tel. 0598-623065, fax 0598-613827).
Personeelsadvertenties: bureauredactie.

All rights reserved

Verklaring:

Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Diergeneeskd 1992; 117:31-
4). De Redactie aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade welke - direct of indirect - het gevolg mocht zijn van ge-
bleken onjuistheden in de inhoud van de in dit tijdschrift opgenomen artikelen waarbij de auteur is vermeld of in de in-
houd van de in dit tijdschrift geplaatste advertenties. Advertenties kunnen zonder opgaaf van redenen door de Redactie
worden geweigerd of ingetrokken. Niets uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door
middel van druk, microfilm of op welke andere wijze ook, zonder schriftelijke toestemming van de Redactie.

(Papers appearing in this Journal are listed in Current Contents / Agricullural Biology and Environmental Science /
Index-Medicus. Index Veterinarius / Veterinary Bulletin. Biological Abstracts, Cambridge Scientific Abstracts).

-ocr page 13-

Diergenees

Uitgegeven door de Koninl<lijke Nederlandse IVIaatschappij voor Diergeneeskunde

DeellzS
Aflevering 1 9
1 oktober 2003

Inhoud

Foto cover: Raad van Toezicht

Uit de hoofdredactie
Overige artikelen

Genetisch-epidemiologisch onderzoek in een geboortecohort boxers; A. LJ. Nielen
Boekbespreking

Veterinair tuchtrecht

Een dodelijke vakantie-inenting; /. Boissevain

585

586

591

592

Wetenschap

Uit en voor de praktijk

Infectieuze boviene rhinotracheïtisuitbraak op een nagenoeg BHV1 -vrij bedrijf kan tot grote problemen leiden;
M. Holzhauer, R. Dijk,J. Mars 593

Het genetisch-epidemiologisch onderzoek bij de boxer; Wisselwerking tussen practici en onderzoekers;

598

600

601

602
602

602

603

604

604

605

596

M.A.E. van Hagen, I. vanderCaag
Berichten & verslagen

In gesprek met de ISO-auditor Interview met Stef Gielen;J. Huisen

Fluoroquinolone gerelateerde blindheid bij katten; M.H. Boevé

Hepatitis E door het eten van rauw vlees; W/. van der Poel

Movir handhaaft premiestelling van haar arbeidsongeschiktheidsverzekeringen

Oudlcdcndag Veterinair Dispuut Unitas

Voedsel cn Waren Autoriteit is verhuisd

Jaarverslag Ereraad 2002

Houdt uw assistent uw praktijk draaiende?

Ingezonden

Vraagtekens bij handelwijze verzekeringsmaatschappij NZH; P. Theuns
Voedsel en Waren Autoriteit

Actua

LACTOLYTE, EERSTE HULP BIJ KALVERDIARREE

Lactolyte orale rehydratietherapie met Lactoserum

• Snel herstel van de waterhuishouding én bestrijding van metabole accidose

• Betere energievoorziening waardoor minder gewichtsverlies

• Goede acceptatie en probleemloze overgang naar de melk
■ Verpakkingen: 8 sachets of een pot van 900 gram

, W Lactolyte
torto^- rr.—. .

«

UctotfU

\\firt>ei<z

ANIMAL HEALTH

Persoonlijk voor dieren

Lactolyte* REG NL 2393. Samenstelling: elekcolyten, suikers en mineralen. Indicatie: elektrolytentekort en dehydratie. Doeldier: kalf. Kanalisatie: vrij.
Voor meer informatie: Virbac Nederland BV, Postbus 313, 3770 AH Bameveld, Tel 0342-427127, e-mail info@virbac.nl, www.virbac.nl

-ocr page 14-

Hoofdredactie

Dr. M.M. Sloet van Oldruitenborgh-Oosterbaan
(voorzitter)

Dr. E.A. ter Laak (penningmeester)

Drs. H.A. Beijer

Dr M.E de Jong

Dr.Tj. Jorna

Dr. R. Kuiper

Dr. P.A.M. Overgaauw

Drs. J.T. Siebinga

Dr. R.J. Slappendel

DrJ.H.Vos

Wetenschappelijke redactie

Prof. dr. A. Bameveld (Utrecht)
Dr EH.M. Borgsteede (Lelystad)
Prof dr. H.J. Breukink (Utrecht)
Prof dr R De Backer (Gent, België)
Dr. J. Goudswaard (Middelburg)
Prof dr. J.A.P. Heesterbeek (Utrecht)
Prof dr L.J. Hellebrekers (Utrecht)
Dr Th.S.G.A.M. van den Ingh (Utrecht)
Prof dn A.Th. van \'t Klooster (Utrecht)
Prof dr. E van Knapen (Utrecht)
Prof dr. A. de Kruif (Gent, België)
Dr. J.T. Lumeij (Utrecht)
Prof dr. A.S.J.RA.M. van Miert (Utrecht)
Prof dr. J.PT.M. Noordhuizen (Utrecht)
Prof dr. J.Th. van Oirschot (Lelystad)
Prof dr. J. de Schepper (Gent, België)
Dr. J.M.A. Snijders (Utrecht)
Dr. E. Teske (Utrecht)
Mw. dr. A.J. Venker-van Haagen (Utrecht)
Prof dr. J.H.M. Verheijden (Utrecht)
Dr G. Voorhout (Utrecht)
Dr. Th. Wensing (Utrecht)

KNMvD

Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor
Diergeneeskunde

De Molen 77
Houten
Postbus 421
SggoGE Houten
Telefoon (030)6348900
Fax (030)6348909
Website www.knmvd.nl

Bestuur

Drs. T. de Ruijter, voorzitter

Drs. J. Borgmeier, lid

Drs. O.A. van Dobbenburgh, lid

Mw. drs. W.J. Wijne- Raemakers, lid

Drs. H.R.C. Gostelie, penningmeester

Drs. H. van Herpen, lid

Drs. L.J. den Otter, lid

Secretariaat

Dr. Tj. Joma, algemeen secretaris

Stafmedewerkers

Drs. S.J. de Groot

Drs. E.A.M. Hendriks

Drs. EJ.W.C. van Herten

Mw. drs. M.C. van Oostrum-Schuurman Hess

Administrateur

H.S. de Vries

Vacaturebank

R.P van Ringelestijn

Webmaster

Mw. drs. M. van de Weetering-Fijten

Bureauredactie

Mw. J.W. Jansen

Mw. A.M. Tummers

Mw. S.H. Umans-Ubbink

De Molen 77, Postbus 421,3990 GE Houten

Tel. 030 - 6348900/fax 030 - 6348929.

E-mail: tijdschrift(«jknmvd.nl

Cursussen en congressen

PRDC-symposiutn op 9 en 10 oktober 2003
Studiemiddag voor asieldierenartsen
Vhi Ver-symposium

Cursus Erkend dierenartsassistent nu ook in België
Veterinary Wound Healing Association

Studenten referaten

6o6
6o6
6o6

606

607

607

Abonnementsprijs

|Het Tijdschrift voor Diergeneesktmde is het ver-
enigingstijdschrift van de Koninklijke Neder-
landse Maatschappij voor Diergeneeskunde.
De abonnementsprijs voor dierenartsen niet-leden
van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij
voor Diergeneeskunde en voor niet-dierenartsen
wordt vastgesteld door het Hoofdbestuur.

Postgiro/bank

Postbank 511606 ten name van de KNMvD, De
Molen 77, Houten. ABN/AMRO N.V. Postbus 30,
13500 AA Utrecht, nr. 55 50 48 861 en C en E bank
il. V, Postbus 85100,3508 AC Utrecht, nr. 69 93 61
|443.

In memoriam

S. van Harten;_/. Smak, H. Logtenherg
Maatschappijnieuws

Oinissies in agenda Algemene Vergadering 4 oktober 2003; Tj. Jorna

Raad van Toezicht geen extra bestuurslaag, maar klankbord van leden

Bijeenkomst Werkgroep Paard van de Groep Homoeopathisch-werkende dierenartsen

Jaarvergadering Werkgroep Geneeskunde Vleeskalveren

608

609

610
612
612
612

612

615

616

Rectificatie Correcties Jaarboek 2003

Personalia

Doorlopende agenda
Deadline

1

Conten

Druk

Drukkerij G. van Dijk B.V, Breukelen (tel. 0346-
261304, fax 0346-264565).

Advertenties

Commerciële advertenties: Bureau Weijer B.V,
Veendam (tel. 0598-623065. fax 0598-613827).
Personeelsadvertenties: bureauredactie.

Other papers

Genetic and epidetniological investigation of a birth cohort of boxers; ALJ. Nielen

586

All rights reserved

Verklaring:

Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Diergeneeskd 1992; 117:31-
4). De Redactie aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade welke - direct of indirect - het gevolg mocht zijn van ge-
bleken onjuistheden in de inhoud van de in dit tijdschrift opgenomen artikelen waarbij de auteur is vermeld of in de in-
houd van de in dit tijdschrift geplaatste advertenties. Advertenties kunnen zonder opgaaf van redenen door de Redactie
worden geweigerd of ingetrokken. Niets uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door
middel van dmk, microfilm of op welke andere wijze ook, zonder schriftelijke toestemming van de Redactie.

(Papers appearing in this Journal are listed in Current Contents /Agricultural Biology and Environmental Science /
Index-Medicus. Index Veterinarius/Veterinär)\' Bulletin, Biological Abstracts. Cambridge Scientific Abstracts).

-ocr page 15-

Tijd
Diergenees

Inhoud

Uitgegeven door de Koninl<lijl<e Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde

Deel 128
Aflevering 20
15 oktober 2003

Uit de hoofdredactie
Overzichtsartikel

Diergeneeskunde en Volksgezondheid ofwel Veterinaire Volksgezondheid; W. Edel

Wetenschap

Actu

629
632

634

635
635
637

630

636
636

637

638
638

638

Veterinair tuchtrecht

Proefkonijn?; /. Boissevain

Berichten & verslagen

Verpakkingsinstructies diagnostisch en infectieus materiaal gelden nog tot 2005; M. Mirck
Practici ondernemen zelf vaak actie bij verwaarlozing landbouwhuisdieren; J. Veling en B. Muller
Werkgroep Katten van het Platform Verantwoord Huisdierbezit
PreventieWijzer prima ondersteuning bij bedrijfsbegeleiding
Meldpunt dierenleed

Mutaties diergeneesmiddelenregistraties augustus 2003
Uit en voor de praktijk

Over dc bedrijfseconomische gezondheid van praktijken; A. Kroneman enJ. Klingen
Ingezonden

BSl-.-bloedtest bij levende dieren; A.J.G. van \'t Hooft
Anecdote; C. Uilenberg

Congressen en cursussen

Nascholing honden- en kattengedrag in de dierenartsenpraktijk
Avond over Vuurwerkangst

617

618
628

\'Blijf op dc hoogte\' New techniques in diagnostics and treatment of sport horses

Boekbesprekingen

KLINISCHE AVONDEN VAN VIRBAC

"Ontdek het plekje" De chronische, recidiverende
tandvleesontsteking bij de kat: onderzoek en behandelplan.
Jhr. Drs. A. IV. van Foreest
"De wereld van cytokines, interferonen en antivirale
immuuntherapie in de Diergeneeskunde".
Prof.emerdr Marian C. Horzinek

ANIMAL HEALTH

-ocr page 16-

Hoofdredactie

I3r. M.M. Sloet van Oldruitenborgh-Oosterbaan
(voorzitter)

Dr. E.A. ter Laak (penningmeester)

Drs. H.A. Beijer

Dr. M.E de Jong

Dr. Tj. Jorna

Dr. ICuiper

Dr. P.A.M. Overgaauw

Drs. J.T. Siebinga

Dr. R.J. Slappendel

Dr.J.H.Vos

Wetenschappelijke redactie

Prof. dr. A. Barneveld (Utrecht)
Dr. F.H.M. Borgsteede (Lelystad)
Prof dr. H.J. Breukink (Utrecht)
Prof dr. R De Backer (Gent, België)
Dr. J. Goudswaard (Middelburg)
Prof dr. J.A.R Heesterbeek (Utrecht)
Prof dr. L.J. Hellebrekers (Utrecht)
Dr. Th.S.G.A.M. van den Ingh (Utrecht)
Prof dr. A.Th. van \'t Klooster (Utrecht)
Prof dr. F. van Knapen (Utrecht)
Prof dr. A. de Kruif (Gent, België)
Dr. J.T. Lumeij (Utrecht)
Prof dr. A.S.J.RA.M. van Miert (Utrecht)
Prof dr. J.PT.M. Noordhuizen (Utrecht)
Prof dr. J.Th. van Oirschot (Lelystad)
Prof dr. J. de Schepper (Gent, België)
Dr. J.M.A. Snijders (Utrecht)
Dr.E.Teske (Utrecht)
Mw. dr. A.J. Venker-van Haagen (Utrecht)
Prof dr. J.H.M. Verheijden (Utrecht)
Dr. G. Voorhout (Utrecht)
Dr. Th. Wensing (Utrecht)

KNMvD

Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor
Diergeneeskunde

De Molen 77
Houten
Postbus 421
3990 GE Houten
Telefoon (030)6348900
Fax (030)6348909
Website www.knmvd.nl

Bestuur

Drs. T. dc Ruijter. voorzitter

Drs. J. Borgmeier. lid

Drs. O.A. van Dobbenburgh, lid

Mw. drs. W.J. Wijne- Raemakers, lid

Drs. H.R.C. Gostelie, penningmeester

Drs. M. van Herpen, lid

Drs. L.J. den Otter, lid

Secretariaat

Dr. Tj. Jorna, algemeen secretaris

Stafmedewerkers

Drs. S.J. de Groot

Drs. E.A.M. Hendriks

Drs. FJ.W.C. van Herten

Mw. drs. M.C. van Oostrum-Schuurman Hess

Administrateur

H.S. de Vries

Vacaturebank

R.P. van Ringelestijn

Webmaster

Mw. drs. M. van de Weetering-Fijten

Bureauredactie

Mw. J.W. Jansen

Mw. A.M. Tummers

Mw. S.H. Umans-Ubbink

Dc Molen 77, Postbus 421, 3990 GE Houten

Tel. 030 - 6348900/fax 030 - 6348929.

E-mail: tijdschrifl(njknmvd.nl

Abonnementsprijs

Het Tijdschrift voor Diergeneesktmde is het ver-
enigingstijdschrift van de Koninklijke Neder-
landse Maatschappij voor Diergeneeskunde.
De abonnementsprijs voor dierenartsen niet-leden
van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij
voor Diergeneeskunde en voor niet-dierenartsen
wordt vastgesteld door het Hoofdbestuur.

KNMv

B&B-bulletin

Bulletin Bestuur en Bureau, numtiier 6, september 2003
Maatschappijnieuws

Oktobernummer Veehouder en Dierenarts zeer compleet

Movir handhaaft premiestelling van haar arbeidsongeschiktheidsverzekeringen

GGG

Personalia

Doorlopende agenda
Deadline

l

640

642

643

644

645
645
645

Postgiro/bank

Postbank 511606 ten name van de KNMvD. De
Molen 77, Houten. ABN/AMRO N.V. Postbus 30,
3500 AA Utrecht, nr. 55 50 48 861 en G en E bank
N.V. Postbus 85100,3508 AC Utrecht, nr. 69 93 61
443.

Review paper

Veterinary public health; W. Edel

618

Druk

Drukkerij G. van Dijk B.V, Breukelen (tel. 0346-
261304, fax 0346-264565).

Advertenties

Commerciële advertenties: Bureau Weijer B.V,
Veendam (tel. 0598-623065, fax 0598-613827).
Personeelsadvertenties: bureauredactie.

All rights reserved

Xèrklaring:

Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Diergeneeskd 1992; 117:31 -
4). De Redactie aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade welke - direct of indirect - het gevolg mocht zijn van ge-
bleken onjuistheden in de inhoud van de in dit tijdschrift opgenomen artikelen waarbij de auteur is vermeld of in de in-
houd van de in dit tijdschrift geplaatste advertenties. Advertenties kunnen zonder opgaaf van redenen door de Redactie
worden geweigerd of ingetrokken. Niets uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door
middel van druk, microfilm of op welke andere wijze ook, zonder schriftelijke toestemming van de Redactie.

(Papers appearing in this journal are listed in Current Contents / Agricultural Biology and Environmental Science /
Index-Medicus. Index Veterinarius / Veterinary Bulletin, Biological Abstracts. Cambridge Scientific Abstracts).

-ocr page 17-

Tijd
Diergenees

Uitgegeven door de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde

Deel 128
Aflevering 21
1 november 2OO3

Inhoud

Foto\'s cover: Peter van Rootselaar.

Uit de hoofdredactie 649

Original paper

The prexaicncc of antibodies against B. burgdorferi, an indicator for Lyme borreliosis in dogs?
A comparison of serological tests; H.A.I
Coossens, J.H.J. Maes, and A.E J.M. van den Bogaard f 650

Wetenschap

Veterinair tuchtrecht

Dienstplicht; I. Boissevain 658
VWA

VWA spreekt boer. arts en minister aan 660
Berichten & verslagen

Kolom wachttermijnen in Vrijstellingsregeling komt te vervallen; SJ. de Groot 662

Boek \'Koesignalen\' brancheoverschrijdend; S. Umans 663

DIB bezoekt collega Niels van Elk in Dolfinarium Harderwijk; L. van Veen 664
Onderwijsvernieuwingen diergeneeskunde - het gewenste resultaat?; S.
van Klarenbeek en P. van Breukelen 665

Verzoek om medewerking praktijkonderzoek 665

Congressen en cursussen

Voedingskennis, een veterinaire deficiëntie 666

Biotechnologie en wetgeving. Hoe nu verder in de praktijk? 666

Jaarcongres

Sportdag 2003 667

Dierenarts raakt (weer) in balans tijdens KNMvD-Jaarcongres 2003; S. Umans 670

Jaarrede 2003: "Dierenarts heeft moeilijke maatschappelijke omstandigheden tegen" 675

Workshop VVAA: Dc dierenarts financieel-economisch in balans; S. Umans 678

Workshop Verandermanagement door Paul Nyst; N. Thybaut 680

Onderscheidingen 681

Algemene Vergadering 2003: Ton de Ruijter opnieuw gekozen tot voorzitter; S. Umans 681

Actua

I

KNMv

LACTOLYTE, EERSTE HULP BIJ KALVERDIARREE

Lactolyte orale rehydratietherapie met Lactoserum

• Snel herstel van de waterhuishouding én bestrijding van metabole accidose

• Betere energievoorziening waardoor minder gewichtsverlies

• Goede acceptatie en probleemloze overgang naar de melk

• Verpakkingen: 8 sachets of een pot van 900 gram

\\/trt>^c

ANIMAL HEALTH

Persoonlijk voor dieren

Lactolyte* REG NL 2393. Samenstelling: elektolyten, suikers en mineralen. Indicatie: elektrolyten te kort en dehydratie. Doeldier: kalf. Kanalisatie: vrij.
Voor meer informatie: Virbac Nederland BV, Postbus 313, 3770 AH Bameveld, Tel 0342-427127, e-mail info@virbac.nl, www.virbac.nl

-ocr page 18-

Hoofdredactie

Dr. M.M. Sloet van Oldruitenborgh-Oosterbaan
(voorzitter)

Dr. E.A. ter Laak (penningmeester)

Drs. H.A. Beijer

Dr. M.F. de Jong

Dr.Tj. Jorna

Dr R. Kuiper

Dr. P.A.M. Overgaauw

Drs. J.T. Siebinga

Dr. R.J. Slappendel

Dr.J.H.Vos

Wetenschappelijke redactie

Prof. dr A. Bameveld (Utreeht)
Dr. EH.M. Borgsteede (Lelystad)
Prof. dr. H.J. Breukink (Utrecht)
Prof dr. P De Backer (Gent, België)
Dr. J. Goudswaard (Middelburg)
Prof dr. J.A.P Heesterbeek (Utrecht)
Prof dr. L.J. Hellebrekers (Utrecht)
Dr. Th.S.G.A.M. van den Ingh (Utrecht)
Prof dr. A.Th. van \'t Klooster (Utreeht)
Prof dr. F. van Knapen (Utrecht)
Prof dr. A. de Kruif (Gent, België)
Dr. J.T. Lumeij (Utrecht)
Prof dr. A.S.J.RA.M. van Miert (Utreeht)
Prof dr. J.PT.M. Noordhuizen (Utrecht)
Prof dr. J.Th. van Oirschot (Lelystad)
Prof dr. J. de Schepper (Gent, België)
Dr. J.M.A. Snijders (Utrecht)
Dr.E.Teske (Utrecht)
Mw. dr. A.J. Venker-van Haagen (Utreeht)
Prof dr. J.H.M. Verheijden (Utrecht)
Dr. G. Voorhout (Utrecht)
Dr. Th. Wensing (Utrecht)

KNMvD

Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor
Diergeneeskunde

De Molen 77
Houten
Postbus
421
3990 Cf
Houten
Telefoon (030)6348900
Fax (030)6348909
Website www.knmvd.nl

Bestuur

Drs. T. de Ruijter, voorzitter

Drs. J. Borgmeier, lid

Drs. O.A. van Dobbenburgh. lid

Mw. drs. W.J. Wijne- Raemakers, lid

Drs. H.R.C. Gostelie, penningmeester

Drs. ff van Herpen, lid

Drs. L.J. den Otter, lid

Secretariaat

Dr. Tj. Jorna, algemeen secretaris

Stafmedewerkers

Drs. S.J. de Groot

Drs. E.A.M. Hendriks

Drs. EJ.W.C. van Herten

Mw. drs. M.C. van Oostrum-Schuurman Hess

Administrateur

H.S. de Vries

Vacaturebank

R.P van Ringelestijn

Webmaster

Mw. drs. M. van de Weetering-Fijten

Maatschappijnieuws

Visie KNMvl) over de \'Toekomst intensieve veehouderij\' naar de minister van LNV; S.J. de Croot 683

Eindejaarsdrukte goodwillberekeningen 688

Website-enquête ingevuld? 688

Najaarsdag 2003 (iHwD: \'Auto-immuunziekten bij gezelschapsdieren en paard" 688

Personalia 689

Deadline 690

Bureauredactie

Mw. J.W. Jansen

Mw. A.M. Tummers

Mw. S.H. Umans-Ubbink

De Molen 77, Postbus 421, 3990 GE Houten

Tel. 030 - 6348900/fax 030 - 6348929.

E-mail: tijdschrift(njknmvd.nl

Abonnementsprijs

Het Tijdschrift voor Diergeneestiunde is het ver-
enigingstijdschrift van de Koninklijke Neder-
land.se Maatschappij voor Diergeneeskunde.
De abonnementsprijs voor dierenartsen niet-leden
van dc Koninklijke Nederlandse Maatschappij
voor Diergeneeskunde en voor niet-dierenartsen
wordt vastgesteld door het Hoofdbestuur.

Contents

Original Paper

The prevalence of antibodies against B. burgdorferi, an indicator for Lyme borreliosis in dogs?
A comparison of serological tests;
H.A.T. CoossensJ.HJ. Maes, ar\\d A.E.J.M. van den Bogaard f

650

Postgiro/bank

Postbank 511606 ten name van de KNMvD. De
Molen 77, Houten. ABN/AMRO N.V. Postbus 30,
3500 AA Utrecht, nr 55 50 48 861 en C en E bank
KV, Postbus 85100,3508 AC Utrecht, nr 69 93 61
4*3.

Druk

Drukkerij G. van Dijk B.V, Breukelen (tel. 0346-
261304, fax 0346-264565).

Advertenties

Commerciële advertenties: Bureau Weijer B.V,
Veendam (tel. 0598-623065, fax 0598-613827).
Personeelsadvertenties: bureauredactie.

All rights reserved

Verklaring:

Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Diergeneeskd 1992; 117:31-
4). De Redactie aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade welke - direct of indirect - het gevolg mocht zijn van ge-
bleken onjuistheden in de inhoud van de in dit tijdschrift opgenomen artikelen waarbij de auteur is vermeid of in de in-
houd van de in dit tijdschrift geplaatste advertenties. Advertenties kunnen zonder opgaaf van redenen door de Redactie
worden geweigerd of ingetrokken. Niets uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door
middel van druk. microfilm of op welke andere wijze ook, zonder schriftelijke toestemming van de Redactie.

(Papers appearing in Ihis journal are listed in Current Contents / Agricultural Biology and Environmental Science /
Index-Medicus. Index Veterinarius /Veterinär)\' Bulletin, Biological Abstracts, Cambridge Scientific Abstracts).

-ocr page 19-

Diergenees

Uitgegeven door de Koninl<lijl<e Nederlandse Maatscliappij voor Diergeneeskunde

Foto\'s cover: Peter van Rootselaar (links) en foto rechts uit artikel \'vergroot
ovarium bij merrie\' van C.M. Westerman e.a.

Deel 128
Aflevering 22
15 november 2OO3

Inhoud

Uit de hoofdredactie
Overzichtsartikel

Een vergroot ovarium bij de merrie, een literatuuroverzicht aan de hand van een casus;

C.M. WesterivannJ.M. Parlevliet, N.M. Meertensen M.M. Sloet van Oldruitenborgh-Oosterbaan

Wetenschap

Actua

701
704
704

706

707
707
710
710

7"
712

712

714

714

715
715

Veterinair tuchtrecht

Raadsels en recovery; /. Boissevain

Uitspraak Veterinair Beroepscollege met consequenties: registratie van vitale parameters tijdens de
recovery van patiënten moet standaard worden;
F.J.W.C. van Herten

Berichten & verslagen

Kwaliteitsgaranties van diergeneesmiddelen;_/.W van Haersma Buma

Association ofVeterinary Consultants

Opening paardencentrum PTC^ door Jan Kamminga

Museum Diergeneeskunde: Bewaker van diergeneeskundig erfgoed; A. Folkerts

Geen welzijnsproblemen foetus bij doden drachtige landbouwhuisdieren bij dierziektebestrijding

Kinderen willen het liefst dierenarts worden

Peter de Leeuw per I januari 2004 ChiefVeterinary Officer

Mutaties in diergeneesmiddelenregistraties in september 2003

Congressen en cursussen

Nascholingscursusreis Cuba

Second European Equine Health & Nutrition Congress
Ingezonden

Misleidende klinische ervaring;J.T. Lumeij
NHZ Verzekeringsmaatschappij?; C.P.M.A. Kriele
Rectificatie - BSE bloedtest bij levende dieren
Studentenreferaten
Boekbespreking

691

692

698

699

KLINISCHE AVONDEN VAN VIRBAC

"Ontdek het plekje" De chronische, recidiverende
tandvleesontsteking bij de kat: onderzoek en behandelplan.
Jhr. Drs. A. W. van Foreest
"De wereld van cytokines, interferonen en antivirale
immuuntherapie in de Diergeneeskunde".
Prof.emerdr Marian C. hlorzinek

\\/irt>s»c

ANIMAL HEALTH

-ocr page 20-

Hoofdredactie

Dr. M.M. Sloet van Oidruitcnborgh-Oosterbaan
(voorzitter)

Dr. E.A. ter Laal< (penningmeester)

Drs. H.A. Beijer

Dr. M.F. de Jong

Dr.Tj. Jorna

Dr. R. Kuiper

Dr. P.A.M. Overgaauw

Drs. J.T Siebinga

Dr. R.J. Slappendel

Dr. J.H. Vos

Wetenschappelijke redactie

Prof. dr. A. Barneveld (Utreeht)
Dr. FH.M. Borgsteede (Lelystad)
Prof dr. H.J. Breukink (Utreclit)
Prof dr. P De Backer (Gent, België)
Dr. J. Goudswaard (Middelburg)
Prof dr. J.A.R Heesterbeek (Utrecht)
Prof dr. L.J. Hellebrekers (Utrecht)
Dr. Th.S.G.A.M. van den Ingh (Utrecht)
Prof dr. A.Th. van \'1 Klooster (Utrecht)
Prof dr. F. van Knapen (Utrecht)
Prof dr. A. de KruiftGent, België)
Dr. J.T. Lumeij (Utrecht)
Prof dr. A.S.J.RA.M. van Miert (Utrecht)
Prof dr. J.PT.M. Noordhuizen (Utreclit)
Prof dr. J.Th. van Oirschot (Lelystad)
Prof dn J. de Schepper (Gent, België)
Dr. J.M.A. Snijders (Utrecht)
DrE. Teske (Utrecht)
Mw. dr. A.J. Venker-van Haagen (Utrecht)
Prof dr. J.H.M. Verheijden (Utrecht)
Dr. G. Voorhout (Utrecht)
Dr. Th. Wensing (Utrecht)

Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor
Diergeneeskunde

De Molen 77
Houten
Postbus 421
3990 CE Houten
Telefoon
(030)6348900
Fax (030)6348909
Website www.knmvd.nl

Bestuur

Drs. T. de Ruijter, voorzitter

Drs. J. Borgmeier, lid

Drs. O.A. van Dobbenburgh, lid

Mw. drs. W.J. Wijne- Raemakers, lid

Drs. H.R.C. Gostelie, penningmeester

Drs. H. van Herpen, lid

Drs. L.J. den Otter, lid

Secretariaat

Dr. Tj. Jorna, algemeen secretaris

Stafmedewerkers

Drs. S.J. de Groot

Drs. E.A.M. Hendriks

Drs. FJ.W.C. van Herten

Mw. drs. M.C. van Oostrum-Schuurman Hess

Administrateur

H.S. de Vries

Vacaturebank

R.P. van Ringelestijn

Webmaster

Mw. drs. M. van de Weetering-Fijten

KNMvD

Bureauredactie

Mw. J.W. Jansen

Mw. A.M. Tummers

Mw. S.H. Umans-Ubbink

De Molen 77, Postbus 421, 3990 GE Houten

Tel. 030 - 6348900/fax 030 - 6348929.

E-mail: tijdschrift@knmvd.nl

Abonnementsprijs

Het Tijdschrift voor Diergeneeskunde is het ver-
enigingstijdschrift van de Koninklijke Neder-
landse Maatschappij voor Diergeneeskunde.
De abonnementsprijs voor dierenartsen niet-leden
van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij
voor Diergeneeskunde en voor niet-dierenartsen
wordt vastgesteld door het Hoofdbestuur

Postgiro/bank

Postbank 511606 ten name van de KNMvD, De
Molen 77, Houten. ABN/AMRO N.V, Postbus 30,
3500 AA Utrecht, nr. 55 50 48 861 en G en E bank
N.V, Postbus 85100,3508 AG Utrecht, nr. 69 93 61
443.

Maatschappijnieuws

KNMvD blijft praktijkcertificering en erkenningsregelingen krachtig stimuleren; Tj. Jorna
Ethische vraagstukken binnen de diergeneeskunde;/ Minderhoud en F.J.W.C. van Herten
Eindejaarsdruktc goodwillberekeningen

Doorgeven functiewijziging in verband met berekening van uw contributie
Nieuwe opzet Jaarcongres

Artikel progressieve rctina-atrofie wint Jaarprijs Tijdschrift voor Diergeneeskunde 2002
Rectificatie KNMvD-jaarverslag 2002
Afdeling Zuid-1 lolland beslaat niet tneer

Eerste ledenvergadering Belangengroep Praktiserende dierenartsen in Loondienst
Bulletin B&B

Bulletin Bestuur en Bureau, nummer 7, oktober 2003

Werkgroep Vleeskalveren

Werkgroep Geneeskunde Vleeskalveren; A.C.G. Kok

Personalia

Doorlopende agenda
Deadline

Contents

Review

Enlarged ovary in a mare: review of the literature; C. M. WestermannJ. M. Parlevliet, N. M. Meertens,
and M. M. Sloet van Oldruitenborgh-Oosterbaan
 692

716

716

717

718
718

718

719

719

720

720

719

722

722

723

Druk

Drukkerij G. van Dijk B.V, Breukelen (tel. 0346-
261304, fax 0346-264565).

Advertenties

Commerciële advertenties: Bureau Weijer B.V.,
Veendam (tel. 0598-623065. fax 0598-613827).
Personeelsadvertenties: bureauredactie.

All rights reserved

Verklaring:

Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Diergeneeskd 1992; 117:31-
4). De Redactie aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade welke - direct of indirect - het gevolg mocht zijn van ge-
bleken onjuistheden in de inhoud van de in dit tijdschrift opgenomen artikelen waarbij de auteur is vermeld of in de in-
houd van de in dit tijdschrift geplaatste advertenties. Advertenties kunnen zonder opgaaf van redenen door de Redactie
worden geweigerd of ingetrokken. Niets uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door
middel van druk, microfilm of op welke andere wijze ook, zonder schriftelijke toestemming van de Redactie.

(Papers appearing in this Journal are listed in Current Contents/Agricultural Biology and Environmental Science/
Index-Medicus. Index Veterinarius / Veterinary Bulletin, Biological Abstracts, Cambridge Scientific Abstracts).

-ocr page 21-

Tijd
Diergenees

Inhoud

Uitgegeven door de Koninl<lijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde

Deel 128
Afleveritig 23
1 december 2003

Uit de hoofdredactie
Overige artikelen

Beoordeling van commerciële papegaaienvoeders; F.J. Bavelaar en A.C. Beynen
Boekbespreking

Veterinair tuchtrecht

Het bestrijdingsprogramma bestreden?; /. Boissevain
Berichten & verslagen

Module vleeskalveren 737

Britten halen de wereld naar Amsterdam; Een impressie van het recente

BCVA/Groep Rund congres; J. Huisen 738

Over de ins en outs van het digitale Repertorium 741

Wijziging in controle GVP door Stichting KKM 742

Blackhead bij kalkoenen: voorspelbare calamiteit maakt probleem bespreekbaar; S.J. de Croot en P. van Beek 744
Muggen rukken op;
LC.T. Verkleij 745

Mutaties in Diergeneesmiddelenregistraties 746

Voedsel en Waren Autoriteit

Hormonale groeibevorderaars

748

743

Interview

Lidwien Verdegaal: "Het is erg stimulerend om \'in het grote brein\' tc kunnen werken"

725

726

735

736

LACTOLYTE, EERSTE HULP BIJ KALVERDI ARREE

Lactolyte orale rehydratietherapie met Lactoserum

■ Snel herscel van de waterhuishouding én bestrijding van metabole accidose

• Betere energievoorziening waardoor minder gewichtsverlies

• Goede acceptatie en probleemloze overgang naar de melk

• Verpakkingen: 8 sachets of een pot van 900 gram

a

LxKUfyte^^

ANIMAL HEALTH

Persoonlijk voor dieren

Lactolyte* REG NL 2393. Samenstelling: elektolyten, suikers en mineralen. Indicatie: elektrolytentekort en dehydratie. Doeldier kalf. Kanalisatie: vrij.
Voor meer informatie: Virbac Nederland BV, Postbus 313, 3770 AH Bameveld, Tel 0342-427127. e-mail info@virbac.nl, vwv/.virbac.nl

-ocr page 22-

Hoofdredactie

Dr. M.M. Sloet van Oldruitenborgh-Oosterbaan
(voorzitter)

Dr. E.A. ter Laak (penningmeester)

Drs. H.A. Beijer

Dr M.F. de Jong

Dr.Tj. Jorna

Dr. R. Kuiper

Dr P.A.M. Overgaauw

Drs. J.T. Siebinga

Dr R.J. Slappendel

Dr J.H.Vos

Wetenschappelijke redactie

Prof. dr A. Barneveld (Utrecht)
Dr. FH.M. Borgsteede (Lelystad)
Prof. dr. H.J. Breukink (Utrecht)
Prof dr. P. De Backer(Gent, België)
Dr J. Goudswaard (Middelburg)
Prof dr. J.A.P. Heesterbeek (Utrecht)
Prof dr L.J. Hellebrekers (Utrecht)
Dr. Th.S.G.A.M. van den Ingh (Utrecht)
Prof dr. A.Th. van \'t Klooster (Utrecht)
Prof dr F van Knapen (Utrecht)
Prof. dr. A. de Kruif (Gent, België)
Dr J.T. Lumeij (Utrecht)
Prof dr A.S.J.PA.M. van Miert (Utrecht)
Prof dr. J.P.T.M. Noordhuizen (Utrecht)
Prof dr. J.Th. van Oirschot (Lelystad)
Prof dr J. dc Schepper (Gent, België)
Dr J.M.A. Snijders (Utrecht)
DrE. Teske (Utrecht)
Mw. dr. A.J. Venker-van Haagen (Utrecht)
Prof dr. J.H.M. Verheijden (Utrecht)
Dr G. Voorhout (Utrecht)
Dr. Th. Wensing (Utrecht)

KNMvD

Koninklijke Nederlandse
Maatschappij i^oor
Diergeneeskunde

De Molen 77
Houten
Postbus 421
SggoGE Houten
Telefoon (030)6348^00
Fax (030)634890^
Website www.knmvd.nl

Bestuur

Drs. T. de Ruijter, voorzitter

Drs. J. Borgmeier, lid

Drs. O.A. van Dobbenburgh, lid

Mw. drs. W.J. Wijne- Raemakers, lid

Drs. H.R.C. Gostelie, penningmeester

Drs. H. van Herpen, lid

Drs. L.J. den Otter, lid

Secretariaat

Dr Tj. Joma, algemeen secretaris

Stafmedewerkers

Drs. S.J. de Groot

Drs. E.A.M. Hendriks

Drs. FJ.W.C. van Herten

Mw. drs. M.C. van Oostrum-Schuurman Hess

Administrateur

H.S. de Vries

Vacaturebank

R.P. van Ringelestijn

Webmaster

Mw. drs. M. van de Weetering-Fijten

KNMv

Maatschappijnieuws

Staatssecretaris Rütte op bezoek bij de KNMvD; Open gesprek over de nieuwe pensioenswetgeving;
M. van Oostrum-Schuurman Hess 750

Katja Buchsbaum: "Harmonisatie geeft meerwaarde aan de EU"; B. Hendriks 752

Doorgeven functiewijziging in verband met berekening van uw contributie; Tj. Jorna 753

Aangepaste openingstijden bureau KNMvD in december 753

E

Bureauredactie

Mw. J.W. Jansen

Mw. A.M. Tummers

Mw. S.H. Umans-Ubbink

De Molen 77, Postbu.s 421, 3990 GE Houten

Tel. 030 - 6348900/fax 030 - 6348929.

E-niail; tijdschrift(f^knmvd.nl

Abonnementsprijs

|Hct Tijihchrifi voor Diergeneeskunde is het ver-
■igingstijdschrift van dc Koninklijke Neder-
|landse Maatschappij voor Diergeneeskunde.
|De abonnementsprijs voor dierenartsen niet-Icdcn
[van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij
[voor Diergeneeskunde en voor niet-dierenartsen
^vastgesteld door het Hoofdbe.stuur

In memoriam

Gerrit Schoenmaker;^. Akkermans, A. Flamand

Deadline

Personalia

jubilea

754

753

754

758

Conten

i

Postgiro/bank

Postbank 511606 ten name van de KNMvD. De
Molen 77, Houten. ABN/AMRO N.V. Postbus 30,
3500 AA Utrecht, nr 55 50 48 861 en C en E bank
N.V, Postbus 85100,3508 AC Utrecht, nr. 69 93 61
«3

other papers

Qualification of commercial feeds for parrots; Fj. Bavelaaren A.C. Beynen

725

Druk

Drukkerij G. van Dijk B.V, Breukelen (tel. 0346-
Ifc 1304, fax 0346-264565).

Advertenties

Commerciële advertenties: Bureau Weijer B.V,
Veendam (tel. 0598-623065. fax 0598-613827).
Personeelsadvertenties: bureauredactie.

All rights reserved

Verklaring:

Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Diergeneeskd 1992; 117:31-
4). De Redactie aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade welke - direct of indirect - het gevolg mocht zijn van ge-
bleken onjuistheden in de inhoud van de in dit tijdschrift opgenomen artikelen waarbij de auteur is vermeld of in de in-
houd van de in dit tijdschrift geplaatste advertenties. Advertenties kunnen zonder opgaaf van redenen door de Redactie
worden geweigerd of ingetrokken. Niets uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door
middel van druk, microfilm of op welke andere wijze ook, zonder schriftelijke toestemming van de Redactie.

(Papers appearing in this Journal are listed in Current Contents / Agricultural Biology and Environmental Science /
Index-Medicus. Index Veterinarius / Veterinary Bulletin, Biological Abstracts. Cambridge Scientific Abstracts).

-ocr page 23-

Diergenees

Uitgegeven door de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde

Deel 128
Aflevering 24

15 december 2003

Inhoud

Uit de hoofdredactie

Oorspronkelijk artikel

Eenzijdige facialis-paralyse en keratitis sicca bij een paard met temporohyoïd-osteoartropathie; E.J.M.M. Verdegaal,
E.J.B. Veldhuis Kroeze, KJ. Dik, LA.A.M. van Ooijen en M.M. Sloet van Oldruitenborgh-Oosterbaan
 760

Wetenscha

Herinneringen aan
Professor Wagenaar

Met bijdragen van dr. W.A.B. Jaartsveld, prof. dr J. Kroneman, prof dr. H.J. Breukink, dr. R.J. Feddema,

dr. E.E. Kemperman, dr J.J. Aukema, prof dr H.H. Sasse, dr. Th. Wensing, dr G.K. van Meurs, mevrouw

dr. G.J. Binkhorst, dr. C. Holzhauer, dr. RJ.M. van Wegen, prof dr J.H.M. Verheijden, dr. H.M. Mirck,

dr. R. Kuiper en dr H.R Hoebe 768

Veterinair tuchtrecht

Een keizersnede met staartjes; /. Boissevain

767

Actua

Berichten & verslagen

Over de bedrijfseconomische gezondheid van praktijken: Geftmdeerde tarieven voor gezelschapsdierenpraktijken;
A. Kroneman enJ. Klingen 776

PIR-DAP in de praktijk; W. van den Ekker 778

Dierenkliniek Eibergen zet systeem van structurele bedrijfsbegeleiding op. Vertaalslag van werken per stuk naar
werken per uur; S.
Umans -ji^

Verkiezing \' Dierenartsassistent van het Jaar 2004\' 780

Identificatie en registratie van paarden 781

Homeopathie: wetenschappelijk te onderbouwen? 782

Opleiding tot Huisdier Gedragsadviseur 783

(Hoe) kies ik een externe managementadviseur. Externe ondersteuning begint met een projectplan en een offerte;
J. Hülsen en H. de Groot 783

759

l

KLINISCHE AVONDEN VAN VIRBAC

"Ontdek het plekje" De chronische, recidiverende
tandvleesontsteking bij de kat: onderzoek en behandelplan.
Jhr. Drs. A.W. van Foreest
"De wereld van cytokines, interferonen en antivirale
immuuntherapie in de Diergeneeskunde".
Prof.emerdr Marian C. Horzinek

\\/ïrt>etc:

ANIMAL HEALTH

-ocr page 24-

Hoofiiredactie

Dr. M.M. Sloet van Oldruitenborgh-Oosterbaan
(voorzitter)

Dr. E.A. ter Laak (penningmeester)

Drs. H.A. Beijer

Dr. M.F. de Jong

Dr.Tj. Jorna

Dr R, Kuiper

Dr P.A.M. Overgaauw

Drs. J.T. Siebinga

Dr. R.J. Slappendel

Dr.J.H.Vos

Wetenschappelijke redactie

Prof. dr. A. Barneveld (Utrecht)
Dr. F.H.M. Borgsteede (Lelystad)
Prof dr. H.J. Breukink (Utrecht)
Prof dr. R De Backer (Gent, België)
Dr. J. Goudswaard (Middelburg)
Prof dr. J.A.R Heesterbeek (Utrecht)
Prof dr. L.J. Hellebrekers (Utrecht)
Dr. Th.S.G.A.M. van den Ingh (Utrecht)
Prof dr. A.Th. van \'t Klooster (Utrecht)
Prof dr. F van Knapen (Utrecht)
Prof dr. A. de Kruif (Gent, België)
Dr. J.T. Lumeij (Utrecht)
Prof dr. A.S.J.RA.M. van Miert (Utrecht)
Prof dr. J.RTM. Noordhuizen (Utrecht)
Prof dr. J.Th. van Oirschot (Lelystad)
Prof dr. J. de Schepper (Gent, België)
Dr. J.M.A. Snijders (Utrecht)
Dr.E.Teske (Utrecht)
Mw. dr. A.J. Venker-van Haagen (Utrecht)
Prof dr. J.H.M. Verheijden (Utrecht)
Dr. G. Voorhout (Utrecht)
Dr. Th. Wensing (Utrecht)

Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor
Diergeneeskunde

De Molen 77
Houten
Postbus 421
3990 CE Houten
Telefoon (030)6348900
Fax (030)6348909
Website www.knmvd.nl

Bestuur

Drs. T. de Ruijter, voorzitter

Drs. J. Borgmeier, lid

Drs. O.A. van Dobbenburgh, lid

Mw. drs. W.J. Wijne- Raemakers, lid

Drs. H.R.C. Gostelie, penningmeester

Drs. H. van Herpen, lid

Drs. L.J. den Otter, lid

Secretariaat

Dr. Tj. Jorna, algemeen secretaris

Stafmedewerkers

Drs. S.J. de Groot

Drs. E.A.M. Hendriks

Drs. FJ.W.C. van Herten

Mw. drs. M.C. van Oostrum-Schuurman Hess

Administrateur

H.S. de Vries

Vacaturebank

R.P. van Ringelestijn

Webmaster

Mw. drs. M. van de Weetering-Fijten

Bureauredactie

Mw. J.W. Jansen

Mw. A.M.Tummers

Mw. S.H. Umans-Ubbink

De Molen 77, Postbus 421,3990 GE Houten

Tel. 030 - 6348900/fax 030 - 6348929.

E-mail: tijdschrift@knmvd.nl_

Abonnementsprijs

Het Tijtischrift voor Diergeneeskimiie is het vcr-
enigingstijdschrift van de Koninklijke Neder-
landse Maatschappij voor Diergeneeskunde.
De abonnementsprijs voor dierenartsen niet-leden
van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij
voor Diergeneeskunde cn voor niet-dierenartsen
wordt vastgesteld door het Hoofdbestuur.

Ingezonden

Veterinaire Volksgezondheid;J.C. van Logtestijn
Gezondheidsclaims over honden- en kattenvocders; A.C. Beynen

2

789

792

793

794

795
795

KNMv

Maatschappijnieuws

Hoog hormoongehalte tijdens GGG-Najaarsdag over (be)handelen; S. Umans
Controle attesten; Tj. Jorna

Bulletin B&B

Bulletin Bestuur & Bureau, nummer 8, november 2003
In memoriam

Jacob Hette Hylkcma;J.F. Tigchelaar

Personalia
Deadline

784

785

Postgiro/bank

Postbank 511606 ten name van de KNMvD, Dc
Molen 77, Houten. ABN/AMRO N.V, Postbus 30,
[3500 AA Utrecht, nr. 55 50 48 861 en C en E bank
HV, Postbus 85100,3508 AC Utrecht, nr. 69 93 61
443.

Contents

Original Paper

Unilateral facial paralysis and keratitis sicca, signs of temporohyoid osteoarthropathy in the horse;
EJ.M.M. Verdegaal, EJ.B. Veldhuis Kroeze, KJ. Dik, L.A.A.M. van Ooijen, and M.M. Sloet van
Oldruitenborgh-Oosterbaan
 759

Druk

Drukkerij G. van Dijk B.V, Breukelen (tel. 0346-
26L304,fax 0346-264565).

Advertenties

Commerciële advertenties: Bureau Weijer B.Vj
Veendam (tel. 0598-623065, fax 0598-613827).
Personeelsadvertenties: bureauredactie.

All rights reserved

Verklaring:

Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Diergeneeskd 1992; 117:31-
4). De Redactie aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade welke - direct of indirect - het gevolg mocht zijn van ge-
bleken onjuistheden in de inhoud van de in dit tijdschrift opgenomen artikelen waarbij de auteur is vermeld of in de in-
houd van de in dit tijdschrift geplaatste advertenties. Advertenties kunnen zonder opgaaf van redenen door de Redactie
worden geweigerd of ingetrokken. Niets uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door
middel van druk, microfilm of op welke andere wijze ook, zonder schriftelijke toestemming van de Redactie.

(Papers appearing in this journal are listed in Current Contents/Agricultural Biology and Environmental Science /
Index-Medicus, Index yeterinarius /Veterinary Bulletin, Biological Abstracts, Cambridge Scientific Abstracts).

-ocr page 25-

Uit

hoofdredactie

De zomerperiode staat journalistiek bekend als de komkommertijd, maar daar is momenteel
(nogj geen sprake van. De landelijke dagbladen en vooral de meer agrarisch georiënteerde
media staan bol van belangwekkende stukken. Op het moment dat dit editorial wordt geschre-
ven, komen in Brussel de Landbouwministers van de EU bijeen. De besluitvorming over de
hervorming van het Gemeenschappelijke Landbouwbeleid van de Europese Unie moet ge-
stalte krijgen. De plannen van Eurocommissaris Fischler, die vooral gebaseerd zijn op een
ontkoppeling van productie en inkomenssteun, worden deels omarmd en door een ander deel
van de lidstaten verworpen. Het compromis dat uiteindelijk ongetwijfeld wordt gevonden, zal
zeker van grote invloed zijn op de ontwikkeling van de landbouw in Europa en dus van die in
Nederland. Liberalisering van de wereldhandel, meer concurrentie, duurzame productie en
het betaalbaar houden van het landbouwbeleid, zal het inkomen van de hoeren onder druk
zetten. Een druk die ook voor ons veterinairen te voelen zal zijn.

Naast de discussie over het toekomstige beleid, komen er ook andere geluiden uit Brussel, die
impact zullen hebben op de veterinaire toekomst. Het tran.sport van dieren over lange afstand,
wordt terecht aan handen gelegd. Ook is er een hoopvol akkoord over de inzet van vaccinatie
hij een uitbraak van MKZ. De producten van gevaccineerde dieren mogen onder bepaalde
voorwaarden en in een a fgebakend gebied op de markt worden gezet. Helaas blijft de kans be-
staan dat door beperking van afzetgebied, de noodvaccinatie economisch een zeer onaantrek-
kelijk alternatief wordt. Toch is de mogelijkheid tot vaccineren gelukkig aanwezig en is het
starre non-vaccinatiebeleid doorbroken.

Het in dit Tijdschrift opgenomen derde artikel in de reeks \'Veterinair Ondernemen\'van Jan
Huisen, handelt over de omgeving van de ondernemer Het sluit naadloos aan bij de bovenge-
noemde problematiek. De EU vormt immers de buitenste cirkel in de omgeving van onze
onderneming. Deze zogenaamde macro-omgeving is voor de individuele ondernemer (veteri-
nair) niet beheersbaar en niet beïnvloedbaar Ook practici gezelschapsdieren hebben te ma-
ken met een macro-omgeving. De economische ontwikkelingen in de maatschappij zijn hier
een factor van belang. In het genoemde artikel wordt geconstateerd dat vandaag de dag veel
veterinaire markten verzadigd zijn. Dit zorgt er voor dat we in een zogenaamde vraagge-
stuurde markt werken. Het onderkennen van deze situatie en het hierop anticiperen is nood-
zaak.

Ook de bijdrage over het Veterinair Tuchtrecht draait dit keer ordinair om geld. Dat goede
diergeneeskunde heel succesvol kan zijn, komt gelukkig naar voren in het interessante weten-
schappelijke artikel over splenectomie bij een pony. Naast bovengenoemde onderwerpen ko-
men er nog tal van andere zaken over \'de omgeving\' van de veterinaire ondernemer in dit
Tijdschrift aan de orde. Kortom voldoende stof om tot u te nemen.
Rest mij nog u een plezierige zomerperiode toe te wensen.

Jan Tiete Siebinga

I

Diergenees

-ocr page 26-

Splenectomie bij een dressuurpony: einde sportcarrière?

F.E. Westerdu\'m\'\\ D.P.K. Lankveld\', M.A. van derVelden\\ W. Back\'en M.M. Sloet van Oldruitenborgh-Oosterbaan\'

Case Repor

Samenvatting

Een veertienjarige NRPS-ruin werd aangeboden bij de
universiteitskliniek met milde recidiverende koliekver-
schijnselen sinds vijf dagen. Het dier had icterische
slijmvliezen, hemolytisch bloed en donkere urine.
Internistisch onderzoek leverde geen éénduidige dia-
gnose op. De bij rectaal onderzoek gevoelde intra-abdo-
minale strengen en het sterk hemorrhagisch buikpunc-
taat vormden de indicatie voor een proeflaparotomie. Bij
deze exploratieve laparotomie werd alleen een sterk ver-
grote milt gevonden. Er werd een dunne-naald-aspiratie-
biopt genomen en de buikholte gesloten. Omdat de pony
koliek bleef houden werd de milt echografisch onder-
zocht. Na dit onderzoek, waar de verdenking op een milt-
tumor rees, is besloten tot splenectomie. Bij patholoog-
anatomisch onderzoek van de milt werd vastgesteld dat
er sprake was van een splenomegalie ten gevolge van in-
farcten. De oorzaak van deze infarcten kon niet achter-
haald worden. Acht weken na de splenectomie is de pony
weer voor de dressuursport in gebruik genomen. Een
half jaar na de operatie won de pony de provinciale dres-
suurkampioenschappen.

SUÏ^MARY

Splenectomy in a dressage pony: end of career?

A 14-year-olil Arabian cross-bred gelding was referred to the University
Clinic because of mild, recurrent signs of colic for 5 days. The pony showed
icteric mucous membranes, haemolytic blood, and dark coloured urine.
Internal examination did not give a dear diagnosis. Unidentified intra-ab-
dominal strands were found and haemorrhagic abdominocentesis led to the
decision to perform an exploratoiy laparatomy. An extremely enlarged
spleen was the sole finding. A splenal biopsy .sample was taken and surgery
was completed. The pony remained colicky, so the spleen was e.xamined by
ultra.sonography. After this examination, the tentative diagnosis \'tumour of
the spleen\' was made and splenectomy was performed. Pathological exami-
nation of the spleen revealed .splenomegaly caused by infarctions of un-
known origin. Eight weeks after surgery, the pony started again in dressage
competition. Six months after .splenectomy, the pony won the provincial
dressage competition.

Inleiding

De milt bij het paard vormt een opslagplaats voor erythrocy-
ten en thrombocyten, filtert oude en beschadigde erythrocy-
ten uit de bloedbaan en speelt tevens een belangrijke rol bij
de afweer (4). Zo blijken mensen na splenectomie een aantal
maanden extra gevoelig te zijn voor sepsis. Bij honden treedt

\' Hoofdafdeling Gezondheidszorg Paard. Faculteit der Diergeneeskunde, Universiteit

Utrecht. Yalelaan 12-16. 3584 CM Utrecht.
• Corresponderend auteur: Drs. FE. Westerduin. Hoofdafdeling Gezondheidszorg
Paard. Faculteit der Diergeneeskunde. Yalelaan 12, 3584 CM Utrecht. Tel: 1)30-
2531323, Fax: 030-2537970. E-mail: fenna-lambert@planet.nl

dit fenomeen alleen op wanneer ze tegelijkertijd met immu-
nosuppressiva behandeld worden (2).
Aandoeningen van de milt komen bij paarden erg weinig
voor (1,3, 14, 15, 19). En dan gaan ze vaak gepaard met
splenomegalie. Als symptoom bij splenopathieën wordt
milde, recidiverende koliek genoemd, doorgaans in combi-
natie met apathie (1, 14, 15, 19). Bij klinisch onderzoek
wordt behalve een hemorrhagisch buikpunctaat verder niets
afwijkends gevonden.

Splenomegalie is beschreven bij abcesvorming in dc milt
(18) en bij miltinfarcten (14, 16), maar ook bij een hyperac-
tief paard (19) en bij een paard met recidiverende colonjbsti-
patie (19). Daarnaast worden als oorzaak van splenomegalie
equiene infectieuze anemie, neoplasieën, heniolytische ane-
mie, salmonellose en miltvuur genoemd (5). Verder is in het
kader van splenomegalie twee keer een ruptuur van de milt
vermeld (3, 17). Van het merendeel van de hiervocr ge-
noemde ziektebeelden is de prognose doorgaans slecht(l, 3,
16, 17, 18).

Splenectomie is incidenteel als behandeling van splerome-
galie beschreven en de resultaten waren goed (14 19).
Experimenteel is splenectomie toegepast bij geronde
paarden, om de invloed van de miltfunctie tijdens arbeid te
kunnen bepalen (7, 10-13, 20). De beschreven paarden heb-
ben de operatie goed doorstaan en bleken nadien geei ver-
minderd prestatievermogen te hebben. Van vijf pon ies, waar-
bij splenectomieën werden uitgevoerd in het kader van
infectieproeven, is bekend dat ze allemaal nog vele jaren
zonder problemen geleefd hebben (Van der Velden, peisoon-
lijke mededeling).

De milt van een gezond warmbloed paard bevat ongev;er 12
liter bloed met een hematocrietwaarde van 0.80 1/1 (14).
Tijdens arbeid contraheert de milt snel en volledig, wasrdoor
rode bloedcellen in de circulatie komen (6,9). Bij gespenec-
tomeerde dieren ontstaat bij inspanning, ondanks het »emis
van de milt, toch nog een kleine verhoging van de henato-
crietwaarde; dit wordt toegeschreven aan diffusie van
plasma vanuit de capillairen naar de extravasculaire luimte
(6).

In de nu volgende casuïstiek worden de bevindingenen de
ook op langere termijn succesvol gebleken chirurgiscie be-
handeling beschreven van een dressuurpony met readive-
rende koliek ten gevolge van splenomegalie.

Casuïstiek

Ziektegeschiedenis

Een 14-jarige NRPS-ruin van 420 kg werd aan het begn van
de avond bij de Hoofdafdeling Gezondheidszorg Paar! aan-
geboden met milde recidiverende koliekverschijnselui. De
klachten waren vijf dagen eerder begonnen en de belande-
lende dierenarts had een obstipatie van het linker vmtrale
colon gediagnostiseerd. De pony werd daarop gelaxeed met
paraffine. Na twee dagen bleek de verstopping te zijnopge-
heven. Het dier hield daarna echter slappe mest, at )nvol-
doende en kreeg opnieuw koliek. De dierenarts vond hj rec-

-ocr page 27-

Tabel i: Bloedwaarden van de patiënt.
Blood variables.

Voor le
operatie

Na 2e
Operatie

8 maanden
na operatie

Normaal-
waarden j

Ht (1/1)

0.26

0.34

0.37

0.36-0.42 i

WBC(G/1)

7.8

6.8

10.9

7.0-10.0 j

pH

7.40

7.35

-

7.35-7.45

BE (mmol/l)

5.5

-2.5

-

-3- 3

Ureum
(mmol/l)

6.4

5.4

4.5

<7à8

7GT(U/1)

60

9

16

<20

CK (U/1)

700

107654

208

<200 j

AST (U/1)

270

440

248

12-275

Totaal biliru-
bine ((mol/1)

-

207.6

16.5

<40

tale exploratie nu echter niets bijzonders meer. Wel consta-
teerde hij dat de ruin erg gele slijmvliezen, hemolytisch
bloed en donkere urine had. De pony werd twee keer behan-
deld met een pijnstilier (flunixine meglumine\', 1 mg/kg, IV).
Omdat dit onvoldoende resultaat had, werd besloten de pony
door te sturen naar de universiteitskliniek.

Klinisch onderzoek

ßij aankomst op de kliniek was de pony zeer alert en opge-
wonden. Het dier ademde oppervlakkig met een frequentie
van 30/min, de polsfrequentie was te hoog (64 slagen/min)
en de lichaamstemperatuur was normaal (37,8°C). Het dier
had koude extremiteiten en opvallend gele slijmvliezen en
selerae.

Er waren voldoende borborygmi te horen en de buik ver-
toonde geen défcnse musculaire. Na inbrengen van een
maagsonde werd geen maagoverlading geconstateerd. Bij
rectale exploratie bleek de buik \'leeg\' te zijn, wel werden
pijnlijke strengen ter hoogte van de scheilswortel gevoeld.
Bij buikpunctie werd veel sterk hemorrhagisch buikvocht
verkregen, waarvan de hematocrietwaarde 0,21 1/1 bedroeg.
Bij microscopisch onderzoek werden hierin geen bacteriën
werden aangetroffen.

Uit het bloedonderzoek (tabel 1) bleek dat de pony een ane-
mie had. Het leucocytenaantal was normaal. De pH was goed,
de Base Excess (BE) was licht verhoogd. Het ureumgehalte
was normaal. De gamma-glutamyl-transpeptidase-activiteit
(7gt) was verhoogd, evenals de creatine-phosphokinase-ac-
tiviteit (CK). De aspartaat-aminotransferase-activiteit (AST)
was hoog-normaal.

Gezien het feit dat de koliek voortduurde, er opnieuw stren-
gen bij de scheilswortel waren gevoeld en er bij een tweede
buikpunctie ook weer veel sterk hemorrhagisch vocht werd
verkregen, is diezelfde nacht nog besloten tot een explora-
tieve laparotomie.

Exploratieve laparotomie

Preoperatief kreeg de pony ampicilline\' (50 mg/kg, IV), gen-

\' Finadyne®, Schering-Plough Animal Health, Brussel, België.
•ï Ampi 2000®, Aesculaap BK Boxtel. Nederland.

tamicine\' (4 mg/kg, IV) en buprenorfine\'\' (6 pg/kg, IV). Na
premedicatie met detomidine^ (0,01 mg/kg, IV) werd de
anesthesie geïnduceerd met midazolam\'\' (0,06 mg/kg, IV) en
ketamine\' (2,2 mg/kg, IV). Onderhouden van de anesthesie
vond plaats met isofluraan" in 100% zuurstof ondersteund met
een continu infuus detomidine (0,16 pg/kg/min). Bewaking
van de anesthesie bestond uit ECG, capnografie, pulse-oxime-
trie, invasieve bloeddrukmeting en controle van de arteriële
pH, PaCOj en PaOj (respectievelijk arteriële kooldioxide- en
zuurstofspanning). De patiënt werd gedurende de gehele
onderhoudsfase van de anesthesie kunstmatig geventileerd.

Het dier werd in rugligging gepositioneerd. Na het openen
van de buikholte in de ventrale mediaanlijn viel direct op dat
er veel bloederig vocht in de buik aanwezig was. Deze vloei-
stof leek op \'oud bloed\'. Aan het maagdarmkanaal werden
geen afwijkingen gevonden. Ook kon geen oorzaak gevon-
den worden voorde rectaal gevoelde \'strengen\' bij het scheil.
De lever leek normaal, maar de milt was duidelijk vergroot
en had een onregelmatig oppervlak. Aan de parietale zijde
was in de milt een forse fluctuerende zwelling te voelen, die
echter niet in beeld te brengen was. Voor zover zichtbaar en
voelbaar was er verder nergens in de buik een beschadiging
te vinden op grond waarvan een mogelijke bloeding in de
buik verklaard kon worden. Er werd een Dunne-Naald-
Aspiratie-Biopt (DNAB) uit de achterrand van de milt geno-
men. Hierna werd de buik op de gebruikelijke wijze in vier
lagen gesloten (21).

Aan het eind van de operatie kreeg de pony procaïnepenicilline
G" (20.000 IE/ kg, IM) en flunixine-meglumine (1,1 mg/kg,
IV). De anesthesieprocedure en recovery verliepen zonder pro-
blemen. Het dier is vlot opgestaan en naar stal gebracht.

Postoperatief verloop

Dc ruin vertoonde twee uur post-operatief weer koliekver-
schijnselen en bleef koliekerig ondanks twee toedieningen
van buprenorfine (6 |ig/kg, IV). De pony werd verder behan-
deld met ampicilline (50 mg/kg, IV, 4dd) en gentamicine

01 08.aiS

P3-Z20mn> Abd-Cei

22 Aug 01 Tis 10 Ml 03
1201 41 16 fc 193
\'.fT>

PI Etkhot HRPS -Tortvtr\' H,
Veterinaire Radiologie

Map 6

D^nR9 55dB
Ptrïist Med
Fr Rate Med

Foto 1. Het echografisch beeld met echoarme haarden, waarvan sommige met een
onregelmatige cysteuze structuur. Echographic image showing non-echogenic
areas, some of which had an irregular cystic structur.

^ Genlamycine 5%®, Eurovet Animal Health, Bladel. Nederland.

^ Temgesic®, Schering-Plough B V. Maarssen, Nederland.

^ Domosedan®, Pfizer Animal Health, Capelle aan de Ussel, Nederland.

^ Midazolam®. Apotheek Faculteit Diergeneeskunde, Utrecht, Nederland.

7 Narketan®ÎO. Chassai AG. Belp, Zwitserland.

* Isofluraan®. Rhône Poulenc Chemicals LTD, Avonmouth Bristol. Engeland.

^ Depocilline®, Mycofarm Nederland BV. De Bilt, Nederland.

-ocr page 28-

(4 mg/kg, IV, 2dd). In de dagen daarop at het dier wel, maar
vertoonde voortdurend lichte koliekverschijnselen zoals
krabben met de voorbenen.

In het DNAB werden vooral erytrocyten en enkele fagocyte-
rende macrofagen gevonden, indicatief voor een hematoom.
Bij het klinisch onderzoek op de eerste dag na operatie werd
een te hoge ademhalingsfrequcntie gevonden (48/min), de
polsfrequentie was eveneens verhoogd (52 slagen/min) en de
lichaamstemperatuur was normaal (38,0°C). Bij bloedonder-
zoek (zie tabel 1) bleek dat de hematocrietwaarde sterk ge-
stegen was. Het leucocytenaantal was laag normaal en de pH
was normaal. Er werd een sterk verhoogd totaal-bilirubine-
gehalte van 207,6 pmol/1, geconjugeerd 5,2 pmol/1 (maxi-
maal 25 % van de totaalwaarde) en niet geconjugeerd 202.4
pmol/l, gevonden. Deze waarden vormden in combinatie
met de verhoogde ^GT-activiteit een aanwijzing voor moge-
lijk ook een dysfunctie in de lever.

Bij echografisch onderzoek van de milt en lever werden
meerdere grote en kleine echo-arme haarden in de milt waar-
genomen. Sommige hiervan hadden een onregelmatige
cysteuze structuur (Foto 1). De structuur van de rechter le-
verlob was niet afwijkend. De linker leverlob leek echter iets
verdikt en wat onregelmatig van structuur, maar ernstige af-
wijkingen werden niet gezien.

Op grond van het echografisch onderzoek rees, gebaseerd op
het beeld bij de hond, steeds meer de verdenking op de aan-
wezigheid van een tumoreus proces in de
iTiilt. Daarom wer-
den röntgenfoto\'s van de thorax gemaakt, waarop geen aan-
wijzingen voor longmetastasen te zien waren.

Na uitgebreid overleg met de eigenaar werd besloten tot een
splenectomie.

Splenectomie

De premedicatie en inductie van de anesthesie waren identiek
aan de voor de eerste ingreep beschreven procedure. De
anesthesie werd onderhouden met isofluraan in 100% zuurstof,
ditmaal zonder ondersteuning van een detomidine-inflius. De
patiënt werd kunstmatig geventileerd. De anesthesie werd be-
waakt op de wijze, zoals beschreven voor de eerste ingreep.
Omdat bij een splenectomie er een grote kans bestaat op zeer
ernstige bloedingen in het operatiegebied, is de lage arteriële
bloeddruk (gemiddelde arteriële druk tussen 50-60 mm Hg),
gemeten aan het begin van de procedure, in eerste instantie
niet gecorrigeerd; pas na uitname van de milt is de bloeddruk
door middel van een dobutamine\'°-infuus geleidelijk naar
een acceptabel niveau (gemiddelde arteriële druk tussen 75-
80 mm Hg) gebracht.

Het dier werd in rechter zijligging gepositioneerd. De buik-
holte werd geopend via een resectie van de linker 17e rib en
het bijbehorende ribkraakbeen. Vervolgens werd de operatie
doorgevoerd volgens de daarvoor beschreven procedure
(21). Nadat de milt was losgemaakt moest vanwege de grote
oiTivang daarvan de laparotomiewond extra vergroot wor-
den. Pas toen kon, weliswaar nog steeds met enige moeite, de
milt geheel uitgenomen worden.

Nadat de buikholte gespoeld was en de daarin aanwezige
bloedstolsels zoveel mogelijk verwijderd waren, is de lapa-
rotomiewond gesloten.

Postoperatief verloop na de splenectomie

De recovery verliep zonder problemen. De pony vertoonde
direct na opstaan echter duidelijke belastings- en bewegings-
problcmen aan beide achterbenen. De pijnlijke, gezwollen
lendenmusculatuur en het gehele klinisch beeld leidden tot
de diagnose post-anesthetische myositis van de rugstrekkers
en spieren van de achterhand.

Gezien de ernst van de situatie werd direct het protocol in-
zake post-operatieve myositis gevolgd. Dc pony kreeg pijn-
stilling in de vorm van herhaalde toediening van buprenor-
fine (6 pg/kg, IV) en flunixine-megluinine (1,1 mg/kg, IV).
Verder werd ééntTialig dexamethason" (80 mg, IV) toege-
diend. Het dier werd aangesloten op een continu-infuus
Ringer (2 liter/uur).

Het dier was erg rustig, zodat sedatie niet noodzakelijk was.
Na ongeveer een uur is het dier gaan liggen en was niet meer
in staat zelf op te staan. Dit was reden otn de pony otn de drie
uur op te takelen en enige tijd in staande positie te houden.
Een belangrijk onderdeel van de therapie was regelmatig
bloedonderzoek ter controle van de pH, Ht en elektrolyten,
zodat eventuele correcties uitgevoerd konden worden. De in
eerste instantie aanwezige acidose en hemoconcentratie ble-
ken na twee uur infuustoediening gecorrigeerd te zijn. Van
de elektrolyten diende alleen het kaliumgehalte (bij eerste
onderzoek post-operatief 2,4 mmol/L, normaalwaarde 3,0-
5,0 mmol/L) herhaaldelijk gecorrigeerd te worden. Het CK
gehalte in het bloed bedroeg 107654 U/1 (normaalwaarde
<200 U/1).

"^Dobutrex®. Genthon B. K. Nijmegen. Nederland.
"Dexadreson®. Inten\'et Nederland. Boxmeer, Nederland.

-ocr page 29-

In verband met stress en de frequente toediening van NSAID\'s
is gedurende drie dagen cimetidine\'^ (20 mg/kg, 2dd, PO) toe-
gediend. Vanwege de spierbeschadigingen is gekozen voor
een post-operatieve orale antibioticumtoediening van trime-
thoprim/sulfadiazine" (30 mg/kg, 2 dd) in plaats van intra-
musculaire toediening van procaïnepcnicilline G.
Na drie dagen was de toestand zodanig verbeterd, dat het in-
fuus kon worden afgekoppeld en het dier gemakkelijk vanuit
de recoverybox naar een normale verpleegbox kon lopen. In
de laparotoiniewond had zich inmiddels een seroom ge-
vormd. Na drie keer puncteren bleek het seroom geïnfec-
teerd te zijn en is besloten het op het laagste punt te openen
cn te draineren. Op grond van de uitslag van het bacteriolo-
gisch onderzoek
(Enterohacter spp en E.coli) van dc vrijge-
komen vloeistof en van het antibiogram is de systemische
antibioticumbehandeling aangepast. Vanaf een week na de
splenectomie kreeg de pony daarom enrofloxacine\'\'\' (5
ing/kg, IV, 2dd). Twee weken na de tweede operatie was het
dier zo goed opgeknapt en de operatiewond zo ver genezen,
dat de antibioticumtoediening kon worden gestopt en de ei-
genaar de verzorging van de pony kon overnemen.
Aan de eigenaar werd geadviseerd om het dier nog drie we-
ken boxrust te geven, maar het wel iedere dag tweemaal aan
de hand af te stappen gedurende tien minuten. De wond
moest dagelijks worden schoongemaakt. Verder was het ad-
vies om gedurende de volgende twee maanden de onbelaste
beweging geleidelijk op te voeren en pas daarna, indien zich
geen problemen zouden voordoen, de pony voorzichtig weer
in gebruik te nemen.

\'^Cimetidine. Apotheek Faculteit Diergeneeskunde. Utrecht, Nederland.
i\'Sultrisan®. Anisane B. K. Raanusdonksveer. Nederland.

Patholoog-anatomisch onderzoek

Bij het patholoog-anatomisch onderzoek van de geëxtir-
peerde milt bleek dat deze sterk vergroot (Foto 2a en foto 2b)
en hyperemisch was en meerdere acute tot subacute necrose-
haarden bevatte.

Histologisch bleken deze haarden infarcten te zijn. Er waren
geen aanwijzingen voor neoplasieën. Er is geen oorzaak
voor de infarcten gevonden.

Follow-up

Een maand na ontslag uit de kliniek vertelde de eigenaar dat
de pony weer goed stapte en in goede gezondheid verkeerde.
Na drie maanden bleek ons dat de mogelijk wat ongeduldige
of overenthousiaste eigenaar de pony reeds volop aan het
trainen was; in feite was het dier alweer klaar om aan wed-
strijden deel te nemen. Zes maanden na de splenectomie
heeft de pony in zijn klasse het provinciale kampioenschap
gewonnen. Acht maanden na operatie is er een huisbezoek
afgelegd. De pony had geen last meer van de operaties; beide
laparotomiewonden waren goed genezen (Foto 3). Ook wer-
den bij het bloedonderzoek geen afwijkende waarden gevon-
den.

Discussie

Bij de in dit artikel besproken casus werden infectieuze ane-
mie, salmonellose en miltvuur uitgesloten als oorzaak van de
splenopathie op grond van de klinische bevindingen en het
bloedonderzoek. De verhoogde
7gt-activiteit wees op ino-
gelijke problemen in de lever. De CK is een specifiek spier-
enzym, dat verhoogd kan zijn na zware arbeid en/of bij spier-
beschadigingen. Daarnaast bevatten erytrocyten veel CK.
Bij het eerste klinisch onderzoek van de pony was er direct al
een verhoogde CK-activiteit (700 U/1) gevonden, die moge-
lijk het gevolg was van de toen reeds aanwezige hemolyse.
De extreem hoge CK-activiteit (107654 U/1), die binnen een
paar uur na de splenectomie was gemeten, werd toegeschre-
ven aan de myopathie.

Post-operatieve myopathie is een bekende en gevreesde
complicatie waarvan de oorzaak niet echt bekend is, inaar
mogelijk voor een groot deel gelegen is in een verminderde
perfusie, welke resulteert in lokale hypoxie van spieren en
andere weefsels tijdens de anesthesie. Om de kans op post-
operatieve myopathie te verkleinen is tijdens een algehele
anesthesie correctie van een te lage arteriële bloeddruk in
principe essentieel om voldoende oxygenatie van de perifere
weefsels van de patiënt te waarborgen. Bij deze patiënt werd
er bewust voor gekozen om de daling van de bloeddruk die in
het begin van de operatie optrad niet meteen te corrigeren,
omdat tijdens die fase van de operatie het gevaar van ernstige
bloedingen in de buik te groot werd geacht. De oxygenatie
was voldoende. In hoeverre de tijdelijk verlaagde bloeddruk
in dit geval een mogelijke oorzaak was van de myopathie valt
niet te zeggen. Wel geeft deze casus aanleiding om in voor-
komende gevallen goed te overleggen welke risico\'s er voor
de patiënt zijn en hoe deze te ondervangen. Hierbij zal een
afweging van de ernst van de complicaties en de therapeuti-
sche mogelijkheden tot een op de betreffende patiënt toege-
sneden procedure moeten leiden.

Bij het echografisch onderzoek werden geen duidelijke mor-

Baytril®, Bayer AG. Leverkusen, Duitsland.

-ocr page 30-

fologische afwijkingen aan de lever geconstateerd. De milt
vertoonde wel meerdere grote en kleine echoarme haarden,
waarvan sommige een onregelmatige cysteuze structuur
hadden. Dit beeld kan bij honden op multipele abcesjes of op
een tumoreus proces wijzen (2), voor paarden is op dit ge-
bied nog weinig bekend. De pony werd door combinatie van
de bevindingen bij het klinisch onderzoek, het bloedonder-
zoek, de proeflaparotomie en het echografisch onderzoek
uiteindelijk verdacht van een neoplasie in de milt. Aangezien
metastasen in andere organen (lever, longen) niet vastgesteld
werden, was een splenectomie geïndiceerd.
Bij het patholoog-anatomisch onderzoek van de milt bleek
de splenomegalie het gevolg te zijn van een aantal infarcten.
Dit fenomeen is bij het paard nog maar twee keer beschreven
(14, 16). Het eerste paard werd conservatief met bloedtrans-
fusies behandeld en is na drie weken gestorven. Het andere
paard was verdacht van verbloeden uit een ruptuur van de
milt. Op grond daarvan werd een exploratieve laparotomie
uitgevoerd. Omdat de milt inderdaad gescheurd was, werd
vervolgens een splenectomie uitgevoerd. Bij patholoog-ana-
tomisch onderzoek bleken er bij deze patiënt infarcten in de
milt aanwezig te zijn. Het paard werd na twintig dagen uit de
kliniek ontslagen en zestien maanden na operatie nam het
dier weer deel aan springwedstrijden (14). De geslaagde af-
loop van het tweede paard, maar ook de ervaring van diverse
auteurs, dat gezonde paarden en ponies na een experimentele
splenectomie nog jaren zonder problemen geleefd hebben
(7, 10-13, 20), leren dat de splenectomie op zich een goede
prognose heeft en dat derhalve een splenectomie serieus
overwogen moet worden bij paarden met een ernstige milt-
aandoening.

De splenectomie in de onderhavige casus werd uitgevoerd
volgens de daarvoor beschreven procedure (21), met daarbij
de opmerking dat bij deze pony de milt zo groot bleek te zijn,
dat het noodzakelijk was om de laparotomiewond naar ven-
traal extra te vergroten.

De vraag is hoe de infarcten in de milt van de hier besproken
casus zijn ontstaan. In geen van de andere buikorganen zijn
infarcten aangetroffen. Noch tijdens de operatie, noch bij het
patholoog-anatomisch onderzoek van de milt is een oorzaak
voor deze anomalie gevonden. Evenmin is er bij de anamnese
niets bijzonders gemeld dat een aanwijzing zou kunnen zijn.
In de humane geneeskunde worden ook infarcten in de milt
beschreven en dan meestal in samenhang met hematologi-
sche en thrombo-embolische problemen (8). Het optreden
van sepsis na splenectomie is bekend bij de mens en de hond
(2). Gedurende de eerste twee dagen na de exploratieve lapa-
rotomie vertoonde de pony een lichte hyperthermie (38,2°C)
en er ontwikkelde zich drie dagen na de splenectomie een
leukocytose, die vijf dagen na de operatie maximaal was
(20.6 G/l). Deze leukocytose hing in ieder geval ook samen
de wondinfectie, die op zich mogelijk veroorzaakt is door
een verminderde afweer. Tot een fulminante sepsis is het
echter niet gekomen.

Een belangrijke vraag voor de eigenaar was of het dier zon-
der milt nog op hetzelfde niveau als voorheen zou kunnen
presteren. Het is bekend dat paarden, die experimenteel ge-
splenectomeerd zijn, geen verhoging vertonen van de bloed-
druk in het rechter atrium, terwijl deze bloeddrukstijging bij
intacte paarden tijdens arbeid wel optreedt (7). Ook hebben
ze een lagere cardiale output en een verminderde diffusie
van zuurstof in de dwarsgestreepte spieren (20). Tijdens
maximale arbeid krijgen ze hogere lactaatwaarden in het
bloed (10). Deze dieren presteren op een gemiddeld niveau
normaal (10). Bij de boven beschreven pony heeft de eige-
naar in ieder geval tot nu toe geen negatieve invloed op het
prestatievermogen bemerkt.

De hier beschreven pony was met een conservatieve behan-
deling zoals bijvoorbeeld een bloedtransfusie, niet te redden
geweest. De oorzaak van het bloedverlies zou daarmee niet
weggenomen zijn. In samenhang met de infarcten is er waar-
schijnlijk een enorme stuwing van bloed ontstaan in de milt,
hetgeen tot lekkage van vocht en uiteindelijk ook van erytro-
cyten naar de buikholte heeft geleid. Ook de recidiverende
koliek, die aan de splenomegalie werd toegeschreven, had
alleen met medicatie niet blijvend verholpen kunnen wor-
den. Voor deze pony is de splenectomie dus levensreddend
geweest. Het is nog niet bekend of de pony in de toekomst
ook weer op topniveau zal kunnen gaan presteren, maar de
resultaten tot nu toe zijn bemoedigend.
Concluderend kan gesteld worden dat bij een paard of pony
met koliek door een splenomegalie een splenectomie zeker
overwogen moet worden.

Dankwoord

De auteurs willen de collegae van de Hoofdafdeling Gezondheidszorg
Paard danken voor de hulp bij de diagnostiek en behandeling van deze inte-
ressante patiënt. Daarnaast zijn zij drs. M. Vastenburg van de Afdeling
Diagnostische Beeldvorming en drs. J. Koeman van de Hoofdafdeling
Veterinaire Pathologie zeer erkentelijk voor hun hulp bij de diagnostiek. Tot
slot willen zij de eigenaar van de pony bedanken voor zijn enthousiaste
medewerking.

Literatuur

1. Dyke TM, and Friend SCE. Ruptured splenic haematoma in a mare.
Equine Vet J 1988; 20; 138-40.

2. Ettinger SJ, and Feldman EC. In: Textbook of Veterinary Internal
Medicine. Philadelphia. W.B.Saunders Co 1995: 1945.

3. Finocchio EJ. Splenic rupture in a horse. Vet Med small Anim Clin
1971:66:223.

4. Guyton AC. In: Textbook of Medical Physiology. 8th edn,
Philadelphia, W.B. Saunders Co 1991: 167-8.

5. Jubb KF. Kennedy PC, and Palmer N. In: Pathology of Domestic
Anitnals, 4th edn, London, Academic Press 1993: 233-6.

6. McKeever KH, HinchclifT KW, Reed SM, and Robertson JT Role of
decreased plasma volume in hematocrit alterations during incremental
treadmill exercise in horses. Am J Physiol 1993; 265: R404-8.

7. McKeever KH, HinchclifT KW, Reed SM, and Hamlin RL.
Splenectomy alters blood pressure response to incremental treadmill
exercise in horses. Am J Physiol 1993; 265: R409-3.

8. Nores M, Phillips EH, Morgenstern L, and Hiatt JR. The clinical spec-
trum of splenic infarction. Am Surg 1998; 64: 182-8.

9. Persson SG. On blood volume and working capacity in horses. Acta
vet Scand Suppl 1967; 19: 1-18.

10. Persson SG, Ekman L, Lydin G, and Tufvesson G. Circulatory effects
of splenectomy in the horse. 1. Effect on red-cell distribution and vari-
ability of haematocrit in the peripheral blood. Zentralbl Veterinarmed
A 1973; 20(6): 441-55.

11. Persson SG, Ekman L, Lydin G, and TufVesson G. Circulatory effects of
splenectomy in the horse. II. Effect on plasma volume and total and circu-
lating red-cell volume. Zentralbl Veterinarmed A 1973; 20 (6): 456-68.

12. Persson SG, and Lydin G. Circulatory effects of splenectomy in the
horse. III. Effect on pulse-work relationship. Zentralbl Veterinarmed A
1973; 20 (7): 521-30.

13. Persson SG, and Bergsten G. Circulatory effects of splenectomy in the
horse. IV. Effect on blood flow and blood lactate at rest and during
exercise. Zentralbl Veterinarmed A 1975; 22 (10): 801-7.

14. Roy MF, Lavoie JP, Deschamps I, and Laverty S. Splenic infarction
and splenectomy in a jumping horse. Equine Vet J 2000; 32 (2): 174-6.

15. Spier S, Carison GP, Nyland TG, Snyder JR, and Fischer PE. Splenic
haematoma and abscess as a cause of chronic weight loss in a horse. J
Am Vet Med Ass 1986; 189: 557-9.

-ocr page 31-

Scott EA, Trapp AL, Derksen FJ, and Thompson RA. Splenomegaly
and splenic infarction in a standardbred colt. Vet Med Small Anim Clin
1978; 73 (12): 1549-56.

Steiner JV. Splenic rupture in the horse. Equine Pract 1981;3:37-8.

Swan RA. Splenitis in horses. Aust vet J 1968; 44: 459-61.

Varra DL, and Nelson AW. Primary splenomegaly in a horse. J Am Vet

16.

17.

18.
19.

21.

Med Ass 1976; 168:608-9.

Wagner P, Erickson BK, Kubo K, Hiraga A, Kai M, Yamaya Y,
Richardson R, and Seaman J. Maximum oxygen transport and utilisa-
tion before and after splenectomy. Equine et J SuppI 1995; 18: 82-9.
Wilson DA, and Constantinescu GM. In: Equine Surgery, 2nd edn,
Philadelphia, W.B. Saunders Co 1999: 394-9.

Status of wildlife health monitoring in the United Kingdom

A.W. SainsburyJ.K. Kirkwood, P.M. Bennett, and A. A. Cunningham.
Vet Rec 2001,148:558-63.

Hoewel er in Engeland een groot
aantal instituten, universiteiten en
instanties zijn die zich bezighou-
den met veld- en laboratoriumstu-
dies naar het voorkomen van ver-
giftigingen, besmettelijke en niet
besmettelijke aandoeningen bij in
het wild levende dieren, is er on-
voldoende inzicht als gevolg van
slechte coördinatie. Voorts verschillen de diverse onder-
zoekmethoden nogal. Resultaten worden niet altijd gemeld
en/of gepubliceerd. Centrale administratie ontbreekt.
In Frankrijk, de USA en Canada is één en ander beter ge-
regeld. Een beperkt aantal instituten is belast met het
onderzoek en er vindt centrale registratie plaats. Tevens
maakt men gebruik van de deskundigheid van geschoolde
vrijwilligers. Ook de Scandinavische landen. Oostenrijk,
Hongarije en Slovenië worden genoemd als landen met
een goede administratie.

Referate

Hierdoor is het mogelijk sneller de invloed van schadelijke
emissies van industriële afvalproducten vast te stellen op
de fauna van het land, de zee en het moeras, terwijl tijdig
het vóórkomen van besmettelijke aandoeningen al dan niet
gevaarlijk voor de mens kan worden onderkend.
Schrijvers doen een aantal aanbevelingen hoe de situatie in
het Verenigd Koninkrijk verbeterd kan worden.
(Referent heeft de indruk dat op dit terrein ook in
Nederland wel iets veranderd moet worden).

J.PW.M. Akkerman.\'!

Een mogelijk alternatieve route van door teken overgebrachte
bacteriële infectie?

R.O. Rossi, and M.A. Rossi.

A new potential route of tick-transmitted diseases to man and animals? Am J inf Control 2003; 31: 60.

Het is bekend dat teken belangrijke vectoren kunnen zijn van
veel pathogenen bij zowel mens als dier. Het zijn obligate he-
matofage arthropoden die via hun voedingswijze bacteriën,
virussen, etcetera kunnen overbrengen via speeksel, faeces
of materiaal uit hun darm.

De hondenteek, Ripicephalus sanguineus is in de laatste tien-
tallen jaren steeds meer antropofiel geworden en kan veel
ziekten overbrengen, onder andere Rickettsiae (\'Fievre bou-
tonneuse\'). De auteurs hebben een groot aantal van deze te-
ken met scanning electronenmicroscopie onderzocht en
toonden (met fraaie foto\'s!) aan, dat de teken bedekt zijn met
biofilms, waarop zeer veel bacteriën als microkoloniën voor-
komen. Zij suggereren dat tijdens de voeding ook pathogenen
vanuit deze biofilm in het lichaam van mens en dier kunnen
worden overgebracht.

J. Goudswaard

-ocr page 32-

Rammelende Mastiffs

Een foklcer van Mastiffs is een re-
gelmatige bezoeker van een die-
renartsenpraktijk. Als een hond
niet een maagtorsie heeft, heeft het
dier wel een legger of iets anders.
In de vruchtbare dagen moeten de
teven worden geïnsemineerd en
ook dat verloopt niet vlekkeloos.
Blijkbaar loopt de emmer op een kwade dag over, want de
fokker klaagt twee dierenartsen van de praktijk aan voor
ongeveer alle moeilijkheden die zich hebben voorgedaan.
Eén hond is geopereerd aan een zwerende legger die na de
operatie nooit goed is genezen, een volgende hond had een
maagtorsie maar is daar ondanks een operatie aan overle-
den en weer een andere hond had last van een uitstekende
botsplinter die met twee operaties moest worden wegge-
haald. Alsof dat nog niet genoeg is, zijn alle verwoede po-
gingen tot inseminatie zinloos want er wordt geen enkele
teef drachtig. Bij een vruchtbaarheidsonderzoek in
een andere kliniek blijkt dat de teven besmet
zijn met de bacterie
Staphylococcus au-
reus.

Wiens rekening is er astronomisch?

Volgens de fokker zijn alle proble-
men de schuld van de dierenarts-
praktijk: de
Staphylococcus-be-
smetting komt door de exotische
vogels waarin de praktijk is ge-
specialiseerd. Bovendien had de
dierenarts de besmetting eerder
kunnen zien, dan waren de hon-
den misschien toch nog drachtig
geworden. Dc botsplinter is bij de
eerste operatie niet goed wegge-
haald waardoor een tweede operatie
nodig was en de tweede maagtorsie
komt omdat de dierenarts bij de eerste
operatie de maag niet heeft vastgezet. De
legger tenslotte is niet goed genezen omdat de
wond is gaan ontsteken door slecht hechtwerk. Hoogst
verontwaardigd laat de fokker duidelijk merken hoezeer zij
is gedupeerd door al deze problemen. De honden met litte-
kenweefsel door de botsplinter en de legger konden niet
meer op shows worden uitgebracht, door alle antibiotica zijn
ze onvruchtbaar geworden en niet-drachtige teven zijn na-
tuurlijk een grote verliespost.

De fokker eist dan ook dat alle rekeningen (NLG 12.000)
worden kwijtgescholden, ze wil vergoeding van de interna-
tionale marktwaarde van de hond met de legger (NLG
20.000) en schadevergoeding voor de niet geboren pups
(NLG 78.000).

Veterinair verweer

Volgens de aangeklaagde dierenartsen is de besmetting met
Staphylococcus aureus niet afkomstig van de exotische vo-
gels die in de praktijk worden behandeld. Dat kan helemaal
niet, want bij inseminatie wordt altijd steriel gewerkt, en bij
vogels worden niet bepaald dezelfde instrumenten gebruikt
als bij Mastiffs...
De besmetting is niet eerder ontdekt omdat vruchtbaar-
heidstesten pas in een laat stadium zijn gedaan. De fokker, die
zeer veel ervaring heefl met het fokken van honden, stond
erop dat zij zelf het tijdstip van de inseminatie zou bepalen.
Progesterontesten vond ze helemaal niet nodig.
Zelf vond de behandelend dierenarts de zwerende legger ook
een lastig probleem. Het was een grote en open wond; te groot
om zo te laten maar moeilijk te behandelen. De dierenarts
heeft dit vooraf met de fokker besproken en gezegd dat de
wondranden zo ver van elkaar verwijderd waren dat fatsoen-
lijk hechten onmogelijk werd. Op verzoek van de fokker heeft
hij het toch geprobeerd, waarbij de wond voor driekwart werd
afgedekt met huid van de hond en het restant met ander
geschikt weefsel. De wond is verbonden en aan de
eigenaar is verband meegegeven. Als de wond
slecht is genezen, ligt dat ongetwijfeld aan
de slechte hygiëne en verzorging bij de
fokker thuis. Dat geldt ook voor de
hond met dc botsplinter; de eerste
operatie verliep uitstekend maar
door slechte hygiëne bij de fokker
is de wond gaan onsteken. Hier-
door is zoveel littekenweefsel ont-
staan dat een tweede operatie no-
dig was om dit weg te halen.
De maagtorsie was een ernstige,
met een sterk vergrote en uitge-
rekte maag. Omdat de maagwand
zo uitgerekt was en vol bloedingen
zat, kon deze niet worden vastgezet.
Gezien de zwakte van de hond was dit
sowieso niet verantwoord geweest. De die-
renarts heeft dit met de fokker besproken en
geadviseerd de maag op een later tijdstip vast te
zetten, maar de fokker heefl hier zelf vanaf gezien.

Tuchtrechtelijke Ton?

Het Tuchtcollege loopt alle klachten langs om te kijken wat er
gegrond kan zijn, maar de klachten van de fokker worden op
geen enkele manier gesteund door bewijs. Wat wel vaststaat is
dat de ingrepen lege arte zijn verricht met voldoende nazorg
voor het dier. Ook zijn alle overwegingen en risico\'s met de
fokker besproken. De klachten worden allemaal ongegrond
verklaard en zoals na het vorige artikel duidelijk moet zijn: de
eis tot schadevergoeding blijft dan ook volledig buiten be-
schouwing.

-ocr page 33-

Vijf artikelen over Veterinair Ondernemen beschouwen
een aantal belangrijke aspecten van strategisch onderne-
men. Deze informatie helpt dierenartsen bij het vaststel-
len van een eigen strategie, voor de eigen persoon en voor
de eigen onderneming. Tevens biedt het veterinaire advi-
seurs aanknopingspunten om bedrijven op strategisch ni-
veau te adviseren.

De auteur is dierenarts en heeft een executive masterdegree in strategisch manage-
ment.

De informatie in deze serie is niet compleet, want dat is
onmogelijk. Bovendien kan over de keuze van de onder-
werpen gediscussieerd worden, maar dat is juist de be-
doeling: discussie.

Ken uzelf, ken de vijand en ken het terrein, aldus de be-
faamde Chinese strateeg Fun Zi tweeduizend jaar geleden.
Dit artikel gaat over kennis van het terrein, de markt, en de
vijand, alle mededingers. De omgeving bepaalt de kansen
en bedreigingen voor een onderneming. Ook stelt zij eisen
en zet zij grenzen.

In beginsel is de omgeving zo groot als de hele wereld en be-
staat zij niet alleen uit concrete actoren en factoren, maar spe-
len ook diffiise aspecten als interacties, relaties en onderhande-
lingen. Kennis van de omgeving is van levensbelang voor elke
onderneming. Maar wat precies moet je weten? Dat hangt er-
van af. Waarvan af? Van de vraag die je wilt beantwoorden.
Het bedenken van de aanpak om de ondernemingsdoelstellin-
gen (missie) te verwezenlijken, levert vragen op. En eigenlijk
worden al deze vragen opgelegd door de omgeving.
Een omgevingsanalyse begint vanuit het eigen gezichtspunt, de
eigen doelen cn het gekozen tijdskader. Zie hiervoor ook deel 1
van deze artikelserie. Een onderneming die klinische dienst-
verlening in een omschreven regio als
core business heeft ge-
kozen, kijkt anders naar zijn omgeving als een organisatie die
zich gaat toeleggen op veterinaire begeleiding van bedrijven
met grootschalige dierlijke productie.

Deel I van de reeks spreekt ook over denkkaders. Vooral in de
buitenwereld krijg je te maken met zeer complexe vraagstuk-
ken en dynamische beslissingen. Een goed voorbeeld daarvan
is
de mix van concurrentie en samenwerking. Bepaalde partijen
zijn op het ene moment concurrent, vervolgens klant en dan
weer partner. Denk aan de mengvoerbedrijvcn in de landbouw-
huisdierensector en aan dierenspeciaalzaken. Deze realiteit
moet een stevige plaats in het denken en handelen innemen.
Ruim denken, dus. Het dwingt tot een zeer professionele om-
gang met relaties, die deze veelvormigheid mogelijk maakt (én
profijtelijk).

Zoals geleerd in de klinische diagnostiek verlopen analytische
processen altijd van buiten naar binnen, van groot naar klein.
En zo werk ik nu ook, waarbij ik kies voor de volgende be-
schouwingen:

1.Aan welke kwaliteiten moet de onderneming voldoen?;
Marktypering;

2. Welke kansen en bedreiging komen op ons af?: Beschrijving
van de huidige situatie, trends en ontwikkelingen (DES-
TEP);

3. Hoe positioneren we ons ten opzichte van klanten, leveran-
ciers en concurrenten?: Analyse van de competitieve krach-
ten (Porter\'s diamant);

4. Op welke wijze kunnen we welke diensten aan welke klanten
verkopen?: Marketing.

Markttypering

Bepaalde typeringen van de markt geven een indruk van de ei-
sen waaraan een onderneming moet voldoen om duurzaam
succesvol te zijn. Een handzame typering bestaat uit de orde-

Serie veterinair ondernemen deel 3

De omgeving

1. Hülsen

-ocr page 34-

ning op de assen: statisch < > dynamisch en simpel < •■ complex.
Het onderscheid tussen eenvoudig en complex schuilt
ondermeer in de concreetheid van de klantvragen en in de
inzichtelijkheid van het besluitvormend proces. Concrete
vragen zijn: verlos deze koe, mijn hond is ziek. Begeleid
mijn bedrijf veterinair lijkt me een duidelijke niet concrete
vraagstelling. De intensiteit van de concurrentie speelt ook
mee. Hoe intenser de strijd om de klant, hoe complexer de
markt.

Simpele beslissingen worden door één herkenbare besluit-
vormer, de
decision making unit (dmu), genomen aan de hand
van omschreven stappen. Voorbeeld: euthanasie of behande-
len? Wel of niet schurftvrij worden? Complexe besluiten
staan niet onder controle van één duidelijke besluitvormer of
eenduidige argumenten. Denk aan politieke beslissingen.
Statisch versus dynamisch geeft een typering van de verande-
ringssnelheid in de markt. Daarbij kan de verandering zich op
allerlei plaatsen voordoen, in regelgeving, in de klantvraag, in
schaalgrootte van de klanten en ga maar door.
Eenvoudige en statische markten vragen weinig ondernemers-
inzicht en bedrijfskundige kennis (inclusief marketing). Je
kunt jezelf als onderneming concentreren op het productiepro-
ces. Het product is duidelijk en de klanten zijn bekend, net als
de wijze waarop die hun beslissingen nemen. Marketing is niet
nodig, je hoeft slechts te verkopen. Pak als voorbeeld alle kli-
nisch veterinaire markten tot zo\'n tien jaar geleden.

Complexe en dynamische markten eisen een consistente koers
van de onderneming, grote mate van bestuurbaarheid en
goede, actuele kennis van de omgeving. Alleen ondernemin-
gen die hun zaakjes op orde hebben kunnen zich hier succesvol
handhaven, omdat alleen zij de complexiteit kunnen overzien
en de dynamiek kunnen volgen. Zij weten de complexiteit te
reduceren tot hanteerbare proporties. Bijvoorbeeld door pro-
ductpositionering, accountmanagement en goede marketing-
informatie.

Hoe laten de grote veterinaire markten zich typeren? Met name
in de landbouwhuisdierensector hebben zich de laatste jaren
grote veranderingen voorgedaan, maar deze sector verdient
mijns inziens nog altijd eerder het predicaat \'statisch\' dan dy-
namisch, aangezien de veranderingen zich veeleer in jaren vol-
trekken dan in maanden, en voorspelbaar zijn. Het is eerder de
omvang van de veranderingen die problemen baart, dan hun
snelheid.

De veehouderij is mijns inziens ook niet erg complex, hoe-
wel dit predicaat sterk afhangt van de diensten die je als vete-
rinair wilt leveren. Klinische diensten: simpele markt, mana-
gement- en bedrijfsadvisering: complexe markt. Opschuiven
van klinische dienstverlening naar bedrijfsadvisering stelt
dus stevige eisen aan de organisatie van de praktijk. In de
landbouwhuisdieren signaleer ik een sterke toename van de
complexiteit. Urgente klantvragen nemen af Diffuse, niet
urgente behoeften stijgen. De veehouder treedt steeds vaker

De omgeving gezien vanuit de individuele onderneming

-ocr page 35-

als manager en als ondernemer op. Bedrijven groeien, be-
slissingen worden afwegingen waarbij vele factoren meespe-
len.

De gezelschapsdierenmarkt, inclusief paarden, typeer ik als
simpel en redelijk statisch. De verandering schuilt hier in het
aanbod van meer vormen van zorg en meer klinische dien-
sten. Dit biedt goed georganiseerde ondernemingen de kans
een groot klantenbestand en veel omzet naar zich toe te trek-
ken.

Denk eens na over de volgende stelling: Een gemengde die-
renartsenpraktijk opereert in een complexe omgeving, door-
dat de sociale interactie en de denktrant sterk verschilt tussen
houders van de verschillende diersoorten, en tussen de vor-
men van dienstverlening. Niet kennis is de beperkende fac-
tor, maar intellectuele en sociale lenigheid.

Situatie, trends en ontwikkelingen

Analyseren dient om duidelijkheid te verkrijgen. Daarom is
ordening zo belangrijk. Ik hou erg van schema\'s en ezelbrug-
getjes, dus hier komt er weer één: de DESTEP-analyse (ook
wel DEPEST en PEST-analyse genoemd). Deze afkorting
staat voor
Demography, Economy, Society, Technology,
Environment
en Politics. Elke noemer geeft een aandachts-
gebied voor inventarisatie. Stap voor stap beschrijf je per
thema de huidige situatie en hetgeen de toekomst brengt aan
trends en ontwikkelingen. Vervolgens dient de inventarisatie
vertaald te worden, analyse, naar relevante informatie. Wat
betekent dit voor de eigen onderneming?
Een complete DESTEP-analyse doorlopen kost tijd en
moeite. Je doet het niet op een avondje, want de gegevens
moeten specifiek, concreet en correct zijn. Toch zal elke ve-
terinaire onderneming dit moeten doen voor zijn eigen
marktgebied.

Bijvoorbeeld de lokaal geörienteerde praktijken dienen zicht
te hebben op de toekomstige aantallen en type klanten.
Groeit de doelgroep of krimpt ie? Welke kansen biedt de ver-
grijzende bevolking? Allochtonen? Wie wonen er over vijf
jaar in mijn buitengebied? Wat doet de economie in de regio
en welke effecten heeft dat op mijn paardenpraktijk? Hoe de-
len mijn klanten hun tijd in? Moet ik dus op zaterdag en \'s
avonds open? Als mijn klanten steeds vaker professioneel
opererende ondernemers zijn, hoe zorg ik dan dat ik een
goede gesprekspartner ben? Welke technologische (compu-
ter) ontwikkelingen vinden bij mijn klanten plaats? Hoe sluit
ik daarbij aan? Al deze vragen vallen onder de DESTEP-
analyse. En allemaal leveren ze kostbare antwoorden.
Environment omvat het milieu en de fysieke omgeving, de
buurt, van het bedrijf
Ond&r Politics passen ook de initiatie-
ven vanuit de beroepsgroep, zoals de erkenningsregelingen
en de certificering van praktijken. Wat betekenen die voor de
markt en voor de eigen onderneming? De grote effecten
hiervan dwingen mijns inziens elke praktijk tot het formule-
ren en volgen van een expliciete strategie.

Porter\'s diamant

Als onderneming maak je deel uit van een klanten-leveran-
ciers-ecosysteem, waarbinnen diverse krachten en afhanke-
lijkheden spelen. Een goed inzicht in dit krachtenveld zorgt
dat je je speelruimte kent en weet waar mogelijkheden en be-
dreigingen schuilen. Porter\'s vijfkrachtenschema helpt om
het krachtenveld in beeld te brengen. Denk eens na over de
eigen situatie, met behulp van dit schema.

De kracht van
de afnemers

De kracht van
de concurrentie

De dreiging

van
substituten

De dreiging
van
nieuwe
toetreders

(

)

Wie zijn het
wat willen, kunnen en doen ze?

De kracht van de
toeleveranciers

Porter\'s vijfkrachtenmodel (diamant):

Helpt li om de concurrentiekracht van de onderneming X in beeld te brengen.

-ocr page 36-

Een voorbeeld. Als de afnemers klein en versnipperd zijn, heb
je als leverancier relatief veel macht. Neemt hun relatieve om-
vang toe, dan verschuift de machtsverhouding richting afne-
mer. Zij worden de baas. Reageer jij als leverancier niet tijdig,
dan zal de onvermijdelijke verkoopprijsdaling gevolgen heb-
ben voor jouw marges. De juiste reactie zal per situatie ver-
schillen. Zelf groeien is een optie en het verminderen van con-
currentie is een tweede (hoe doe je dat?). Maar je kunt ook
proberen de klant heel sterk aan je binden, door veel waarde
toe te voegen aan je producten. Denk aan abonnementen,
voorraadbeheer en procesmonitoring, of koppeling van com-
putersystemen. Op dat moment zal de klant bereid zijn meer te
betalen voor jouw producten.

In alle gevallen moeten de kosten die je per transactie maakt
dalen. Grote klanten moeten lage transactiekosten hebben en
daarmee grote marges. Mogelijk kun jij dankzij de grote or-
ders goedkoper inkopen.

Porter stelt trouwens dat je je op drie manieren succesvol in
een markt kunt positioneren:

1. als prijsvechter, op basis van lage kosten,

2. met specialties, op basis van toegevoegde waarde,

3. als niche-speler, waarbij je bijzonder product levert aan een
klein marktsegment.

Door een positie te kiezen, vermindert het aantal concurrenten
en krijgt de onderneming een duidelijke focus.

Marktanalyse

Uiteindelijk moet het bij de klant gebeuren. En als je over
klanten praat, en over producten en diensten, dan heb je het
over marketing.

Marketing is de samentrekking van market getting. Hoe weet
ik klanten te bereiken en aan mij te binden? Däär gaat deze
discipline om. Marketing omvat dus veel meer dan verkopen.
Want ook de ontwikkeling van een product of een dienst kun
je onder marketing scharen. En wat dacht je van levering en
af-
ter-sales service?

Nog altijd is de markt van de klinische diergeneeskunde sterk
aanbodgedrevcn, waarmee ik wil zeggen dat de producent
vooral zélf bepaalt welke diensten hij levert. Het tegengestelde
van aanbodgedreven is vraaggestuurd. In die situatie laat de
producent zijn afnemers de vorm en de inhoud van de produc-
ten aangeven.

De klinisch veterinaire markt was tot zo\'n vijf ä tien jaar ge-
leden aanbodgestuurd, hij groeide. In bepaalde opzichten
gaat dit nog steeds op voor de gezelschapsdierenmarkt, in
een groeimarkt vindt de producent voor elk product dat hij
méér aanbiedt, ook een koper. De aanbieders bezitten op dat
moment veel macht. Concurrentie speelt nauwelijks een
rol. De marges zijn hoog.

Vandaag de dag zijn veel veterinaire markten verzadigd.
Verzadigde markten kuntien als vraaggestuurd worden ge-
typeerd. De klant heeft de macht want hij kan kiezen. En dat
dóet-ie dus ook, op basis van uiteenlopende keuzecriteria. De
marges staan onder druk. Aanbieders strijden met elkaar om
de gunst van de klant.

In verzadigde markten is goede uitstekende marktinformatie
van groot belang. Welke keuzecriteria hanteert de klant? De ba-
sis van marktinfo is: wie zijn mijn klanten en wat willen ze?
Dan komen omzet en rendement per klant. En de volgende stap
bestaat uit nog meer info, want dan kun je je klantgroepen gaan
segmenteren, opdelen, in logische groepen. Effectief, dus slim,
segmenteren van klanten behoort tot de belangrijkste vaardig-
heden in marketing. Bijvoorbeeld op basis van leeftijd, ontwik-
kelingsstadium van het bedrijf, inkomen, heeft een fulltime
baan of niet, ga maar door. Want zo kun je klanten heel gericht
benaderen! Met als resultaat een klant die veel persoonlijke
aandacht ervaart en een bedrijf dat heel effectief verkoopt.
Hetzelfde resultaat bereikje trouwens met een duidelijke posi-
tionering van de onderneming, ledereen in de duidelijk gepo-
sitioneerde onderneming weet dat zijn taak is te voorzien in
specifieke behoeftes van dat type klant. En de markt weet dat
ook. Als je jezelf niet bewust positioneert, dan gebeurt het in
de tijd vanzelf, door een verloop van klanten. In dat proces
gaat veel energie verloren.

Marketing wordt dus steeds belangrijker in de diergenees-
kunde. Bijvoorbeeld doordat er een verschuiving optreedt van
productverkoop, consulten, naar relatieverkoop, zorg voor het
dier/bedrijf Het aantal klanten zal niet meer stijgen. De groei
moet gezocht worden in meer omzet per klant. Dat betekent
dat opbrengst per relatie, klant, een prominente plaats gaat
krijgen in de bedrijfsvoering. Maar let op: de toenemende di-
versiteit in veterinaire ondernemingen betekent ook een diver-
siteit in gewenste marketinginformatie.
Een mooi voorbeeld waar marketingkennis bij nodig is, vind
ik het telefonisch spreekuur. Dit vormt een heikel punt in alle
geledingen van de klinische diergeneeskunde. Dierenartsen
hebben moeite zo\'n spreekuur in te voeren. Het dunkt me
evenwel dat klanten best willen betalen voor dit type dienst-
veriening. En ongetwijfeld zijn er potentiële klanten die géén
informatie bij de dierenarts inwinnen, omdat die geen telefo-
nisch advies als product aanbiedt. Overigens kan in de plaats
van \'telefoon\' ook \'e-mail\' of\'internet\' staan. Als het maar als
een concreet product wordt aangeboden.
Zeer interessant is ook informatie over dc prijselasticiteit van
producten en diensten. Wat is een klant bereid te betalen? Per
praktijk zal dit verschillen. De vuistregel: "5% van dc klanten
moet klagen dat de prijs te hoog is" vind ik fascinerend.
Ik ben dus erg tevreden over het feit dat de nieuwe
Kwaliteitsrichtlijn voor Dierenartsenpraktijken (KRD) elke
twee jaar een klanttevredenheidsonderzoek voorschrijft. Bij
goed gebruik levert zo\'n onderzoek een schat aan gegevens
op.

Naschrift

Slim en behendig verzamelen van de juiste omgevingskennis
zie ik als een essentiële ondememerseigenschap. Daarbij is het
noodzakelijk om voortdurend het gebruiksdoel van dc infor-
matie voor ogen te hebben. Dc strategie, de missie, van de
onderneming is daarbij leidend.

Veel informatie ligt voor het oprapen bij overheden en alleriei
instellingen. Bezoek eens een organisatie met dezelfde doel-
groep en kijk wat die aan info heeft om te delen. Gemeentes en
andere overheden hebben hun beleidsinventarisaties en -docu-
menten. Bijvoorbeeld regionale banken verrichten veel bran-
cheverkenningen. Landelijke trends kunnen uitstekend door
bijvoorbeeld de.KNMvD en de AU V in beeld gebracht worden.
En ook deze informatie ligt al op vele plaatsen te wachten.
Zoek bij het CBS, bij het Rathenau-instituut, bij brancheorga-
nisaties, bij banken, bij farmaceutische bedrijven, ministeries,
universiteiten,... En investeer in relevant marktonderzoek.
Er is meer dan wat er in dit artikeltje staat. Laat u in de praktijk
leiden door gezond boerenverstand, matrixen en dwingende
kaders, zoals een ondernemingsplan of een marketingplan. En
laat u ondersteunen door deskundigen.

-ocr page 37-

Verschillende klantvragen eisen een andere interactie van de
dienstverlener en vragen om oplossingen van verschillende
creatieve aard. Als de variëteit aan klantvragen gedurende
het werk groot is, ervaart de dierenarts een grote werkdruk.
Het knelpunt daarbij is soms de vakkennis, maar veel vaker
de verschillen in de interactie met de klant.

Vragen van de klant

Kenmerken

Voorbeelden

Afhankelijkheid

Soort behoefte
(eis aan dienstverlener)

Dc klant heeft een behoefte of pro-
bleem, en heeft geen oplossing

Medisch .specialist, jurist, baliemede-
werker arbeidsbureau.

De klant is zeer afhankelijk, hierdoor
kunnen vanuit de dienstverlener eisen
worden gesteld aan het gedrag en de
rol van de klant

Effectiviteitsvraag
(oplossen probleem)

De klant heeft een urgent probleem of
behoefte, weet de oplossing, heeft
weinig haast en kan \'shoppen"

Baliemedewerker reisbureau, bank-
medewerker bij het aanbieden van een
verzekering, castratie hond/kat

De klant is zeer onafhankelijk, dit
vraagt otn reactie op \'shopping-ge-
drag\'

Efficiencyvraag
(beste aanbieder)

De klant heeft een probleem of be-
hoefte, weet de oplossing en zoekt
naar een directe oplossing

Reparatie van lekke band door
wegenwacht, baliemedewerker uit-
zendbureau, eenvoudige klinische
handelingen

De klant is weliswaar afhankelijk,
maar weet dat hij het zelf zou kunnen
oplossen, en stelt daarom hoge eisen
aan de mate waarin de dienstverlener
direct in staat is met een soortgelijke
oplossing te komen

Flexibiliteitsvraag
(maximaal meebewegen)

De klant heeft (wellicht) een latent
probleem of een latente behoefte

Balie, bij meeverkopen van producten
of diensten naast de door de klant ge-
vraagde dienstveriening, verkopen
advisering tijdens PBB of ander be-
drijfsbezoek

De klant is onafhankelijk, dc leveran-
cier moet de latente behoefte verhel-
deren

Creativiteitsvraag
(grenzen verieggen)

Naar: Context: de sleutel tot de \'zwarte doos\' van dienstverlening, Arthur Romeijn en Teun Hardjono.
Nijerrode Management Review, vol 13,1999 (p.65-7i).

Drie soorten productmarketing:

1. Het product genereert klanten

Ik bedenk een goed product en kijk welke klanten daar-
aan behoefte hebben. Voorbeelden: Sony Walkman, em-
bryotransplantatie.

2. De vraag van klanten bepaalt het productaanbod
Mijn klanten vertellen aan welke concrete producten ze
behoefte hebben. Voorbeeld: verkennend marktonder-
zoek naar weekendspreekuren of echoscopisch dracht-
onderzoek bij rundvee.

3. De behoefte stuurt

Ik identificeer de behoeftes bij mijn klanten en ontwik-
kel producten die daarin voorzien. Voorbeeld: Café
Senseo Philips/Douwe Egberts, dat voorziet in de be-
hoefte om op elk moment verse koffie te hebben zonder een
volle pot te hoeven zetten.

In de diergeneeskunde vraagt de klant veelal om specifieke
diensten en/of zoekt de dierenarts klanten voor een be-
paalde dienst (bijvoorbeeld gebitsverzorging hond, kat,
paard). De peiling van behoeftes vindt nog weinig plaats.
Een voorbeeld van een behoefte die kansen biedt is de ge-
zelschapsdierbezitter die zich onzeker voelt over de zorg die
hij of zij geeft aan haar dier. Een senior care pakket, met pe-
riodieke check ups en een goed gesprek met de dierenarts
kan hierin voorzien. Wellicht is hier (veel) meer mogelijk.
Een ander voorbeeld is het ontlasten van rundvee- en var-
kenshouders, die te weinig tijd hebben en zich willen con-
centreren op specifieke aandachtsvelden.

-ocr page 38-

De tweede Week van het Huisdier
is inmiddels achter de rug, hon-
derden mooie en ludieke foto\'s
zijn er bij de organisatie binnen-
gekomen. De keuze was moeilijk
uit bulldogs onder de zonnebank,
tot katten aan de grootschoot op
een zeilboot. Een kleine greep uit
de meest aansprekende, komt
binnenkort op de website te staan. Een deskundige jury
bestaande uit medewerkers van FujiFilm, Animaux
Dierencasting en Studio Jan Kruis, verkozen afgelopen
woensdag 11 juni de foto van de familie Fokker uit
Hilversum tot leukste!

De initiatiefnemers en de Vrienden, maakte het mogelijk om
iedere praktijk, dankzij de distributie via de AUV, tot twee-
maal toe te voorzien van een pakket met informatiekranten
en het prijzenkader. Hiermee had u, samen met de tips op de
website, een aantal handreikingen om op eenvoudige wijze
zélf uw creatieve invulling aan de Week te geven. Een kans
die veel praktijken hebben aangegrepen!

Daarnaast heeft de landelijke media veel aandacht aan het
thema besteed. Hier en daar kwam het accent wel te liggen
op de te nemen voorzorgsmaatregelen tegen ziektes, maar
dat is nu eenmaal wat de pers graag wil horen. Zo stond er 5
april al een paginagroot artikel in de reiseditie van de
Telegraaf Radio 1 besteedde uitgebreid aandacht aan de
Week in het journaal middels een interview met Joost van
Herten, die overigens ook optrad in het programma Lunch
TV Ook Hart van Nederiand op SBS6 en diverse lokale RTV
programma\'s besteedden aandacht aan de Week. Daarnaast
was er natuurlijk een enorme aandacht in de vakbladen. De
knipseldienst is nog druk aan het knippen, maar de stapel is
nu al twee centimeter hoog. Een prachtig meetinstrument is
natuudijk de website
ww\'^.weekvanhethuisdier.nl. Statis-
tieken lieten direct na de Week meer dan het dubbele aantal
hits zien in vergelijking tot het vorige jaar, namelijk bijna
7500. Op het moment dat een artikel op 22 mei in het
Algemeen Dagblad stond met vermelding van het
website-adres, scoorde de site alleen die dag al 368 hits!

Berichte

t

verslage

Al met al begint de Week van het Huisdier te \'groeien\' en
meer en meer te leven. Net als in Engeland, krijgt de organi-
satie steeds meer individuele verzoeken van onder andere
scholen die de Week willen aangrijpen voor projecten en
spreekbeurten. Maar ook hondenscholen en bibliotheken
willen graag participeren. We mogen de Week van het
Huisdier 2003 gerust succesvol noemen.

In het volgende Tijdschrift berichten wij u over de bevindin-
gen van de officiële evaluatie en hopen u het nieuwe thema
en de datum voor 2004 te kunnen melden. Suggesties? Mail
ze aan
animaux@planet.nl. Want dat dit initiatief gecontinu-
eerd moet worden staat voor de initiatiefnemers als een paal
boven water!

Week van het Huisdier 2003

En de winnaar is.......

Onderzoek naar (sub)tropische ziekten wint Merial Award
2003 voor parasitologie

Dr. Véronique Hannaert, wetenschappelijk onderzoekster
bij de Research Unit for Tropical Diseases van het
\'Institute of Cellular Pathology\' in Brussel, heeft de Merial
Award 2003 voor parasitologie gekregen. Aan de prijs is
een oorkonde en een bedrag van 2500 euro verbonden.

"Parasieten zijn over de hele wereld nog steeds een ernstige
bedreiging voor de gezondheid van mens en dier, en de win-
naar van de Merial-Award van dit jaar heeft zich met name
toegelegd op het bestuderen van
Trypanosoma hrucei en
Leishmania, twee belangrijke voorbeelden van (sub)tropi-
sche parasieten. Zonder behandeling zijn de ziektes veroor-
zaakt door deze parasieten vaak fataal, en behandeling ervan
is ontoereikend omdat enerzijds de beschikbare geneesmid-
delen toxisch of niet erg effectief zijn, terwijl anderzijds
vaak resistentie optreedt die zich snel aan het verspreiden is.
Nieuwe geneesmiddelen zijn dan ook dringend nodig." Dit
zei de voorzitter van de Nederlandse Vereniging voor

-ocr page 39-

Parasitologie, toen hij de prijswinnaar roemde om haar fun-
damentele en vernieuwende onderzoelc dat niet alleen leidde
tot essentiële kennis van de biochemie van deze parasieten,
maar ook resulteerde in een aantal veelbelovende uitgangs-
stoffen voor de verdere ontwikkeling van nieuwe drugs te-
gen deze ernstige humane en veterinaire ziektes.
Door de researchgroep van Paul Michels en Fred Opperdoes
(Research Unit for Tropical Diseases) waar Véronique
Hannaert haar onderzoek verrichtte, worden al jarenlang
unieke aspecten van deze pathogene organismen bestudeerd
om te komen tot nieuwe stoffen die selectief het metabolisme
van de parasiet remmen. Die stoffen dienen daarna als uit-
gangspunt bij de ontwikkeling van nieuwe geneesmiddelen.
Bij deze trypanosomatidae is onder andere de glycolyse zo\'n
uniek proces. Zij hebben aangetoond dat bij deze parasieten de
glycolyse niet plaatsvindt in het cytosol, zoals bij alle andere
organismen, maar in een speciaal organel (glycosoom) en dat
de structuur en kinetische eigenschappen van de meeste glyco-
lytische enzymen verschillend zijn van die van de gastheer. De
glycolyse is dan ook een gevalideerd doelwit voor nieuwe che-
motherapeutica. Deze rationele manier van geneesmiddelen-
onderzoek, gebaseerd op kennis van de structuur van bepaalde
enzymen, heeft al tot verbluffende resultaten geleid.

Stof belangrijk probleem
in varkensstallen

In het kader van een LNV-onderzoeksprogramma is de
afgelopen jaren - in een samenwerkingsproject tussen
ID-Lelystad en het IMAG in Wageningen - onderzoek
naar stof in varkensstallen uitgevoerd. In het onderzoek
werden stofconcentratie, -samenstelling, en -bronnen in
verschillende typen varkensstallen met elkaar vergele-
ken. Tegelijkertijd is in dezelfde stalsystemen onderzoek
naar de afweerfunctie van longcellen bij vleesvarkens
verricht. Opvallend was dat in een stal met veel stroge-
bruik en met uitloop van varkens (een zogenaamde
scharrelstal) de stofconcentratie in het begin van de
mestperiode lager was dan in de stallen zonder of met
slechts een gering strogebruik (gangbare stallen).
Halverwege en vooral aan het einde van de mestperiode
was de hoeveelheid stof in de scharrelstallen echter onge-
veer tweeënhalf keer hoger.

Luchtwegaandoeningen behoren tot de belangrijkste ge-
zondheidsproblemen bij varkens en worden mede ver-
oorzaakt door tekortkomingen van het stalklimaat. Een
belangrijk onderdeel van de stallucht is stof. Uit humaan
onderzoek zijn schadelijke effecten van de inademing
van (organisch) stof aangetoond. Over de invloed van stof
op de diergezondheid was tot nu toe weinig bekend.

Bij het onderzoek van ID-Lelystad en het IMAG is zowel
naar de fractie stof gekeken die via dc neus binnenkomt, als-
ook naar de fractie die in staat is de longen te bereiken. Dc
toename van de hoeveelheid stof in scharrelstallen was met
name aan afbraak van stro te wijten, het zogenaamde
\'verstoffen\' van stro. Tevens zijn ook endotoxines - voor
mens en dier schadelijke afbraakproducten van bacteriën - in
het stof bepaald. Ook de endotoxineconcentraties lagen in de
scharrelafdelingen beduidend hoger dan in de gangbare stal-
len. Gemiddeld lagen deze tweeënhalf maal hoger, maar aan
het einde zelfs tot bijna tien keer hoger. De adviesnorm werd
gemiddeld voor endotoxine in gangbare stallen met een fac-
tor 4 en in stallen met veel stro met een factor 10 overschre-
den.

Veldstudie
afgerond.

Op recept
verkrijgbaar.

Sachet met 10 gram granulaat

10 gram granulaat komt overeen
met 4 gram Cimetidine

ACE Pharmaceuticals BV - Postbus 1262 - 3890 BB Zeewolde

ZITAC

Hippogran^

-ocr page 40-

Ammoniakgehaltes waren in de gangbare stallen echter aan-
zienlijk hoger dan in de scharrelstallen. Dit werd vooral ver-
oorzaakt doordat in de scharrelstallen de mest voornamelijk
buiten wordt geproduceerd.

Afweerfunctie longcellen verschilt

De afweerfunctie van longcellen van varkens uit de gangbare
stallen verschilt in enkele opzichten van die van scharrelvar-
kens. Zo lijkt het opnamevermogen van partikels van op-
ruimcellen in de long bij scharrelvarkens hoger te zijn dan
bij varkens uit het gangbare systeem, terwijl de aanmaak van
bacteriedodende enzymen in deze cellen bij scharrelvarkens
lager is dan bij varkens uit gangbare systemen. Het belang
van deze functieveranderingen van de opruimcellen in de
long voor het ontstaan van longaandoeningen is niet duide-
lijk, maar deze factoren spelen mogelijk een rol bij een ver-
hoogde gevoeligheid voor longontstekingen.

Strooisel

Door het toenemende gebruik van strooisel in de varkens-
houderij en gezien de grote bijdrage hiervan aan de stofont-
wikkeling in de stal, is het van belang zowel de mate vin
stofproductie van verschillende strooiselsoorten als de etfe;-
ten van stof van deze stofbronnen op de longgezondheid te
kennen. Uit experimenteel onderzoek is gebleken, dat er wel
degelijk verschil is in het stofproducerende vermogen vin
verschillende strooisels. Houtkrullen en vlasstro veroa-
zaakten duidelijk minder stof dan stro van verschillenle
graansoorten. Om de effecten van verschillende stofsoortm
buiten de complexe stalomgeving op de afweer van de loi-
gen te kunnen testen, is een experimentele opstelling oit-
wikkeld om gedefinieerde hoeveelheden stof als aërosol h-
dividueel aan varkens aan te bieden en zo effecten op
samenstelling en functie van afweercellen in de long te
onderzoeken. Ook hieruit blijkt dat blootstelling aan stof t)t
een verhoogde activiteit van opruimcellen in de long leidt.
Dit systeem biedt daarmee mogelijkheden om de effect;n
van stof afkomstig van verschillende stofbronnen op de if-
weer in de long te onderzoeken. Bij verdere ontwikkeling te-
staat hierdoor de mogelijkheid om in de toekomst op baiis
van diergezondheid tot een gericht stofmanagement in be-
staande en toekomstige stalsystemen te komen.

Mutaties in diergeneesmiddelenregistraties in mei 2003

Deze gegevens zijn opgesteld door de Apotheek van de Faculteit der Diergeneeskunde om te voorzien in de vraag naar gemakkelijk toegankelijke,
niet administratieve gegevens over gewijzigde registraties van diergeneesmiddelen. De gegevens zijn een selectie uit de maandelijkse informatie
van het Bureau Registratie Diergeneesmiddelen. Voor details over de genoemde wijzigingen verwijzen wij u naar www.agro.brd.nl of naar
www.vet.uu.nl/vgr. Het tijdschrift noch de Apotheek aanvaarden aansprakelijkheid voortkomend uit gebruik van deze gegevens.

Nieuwe registraties

NobivacDHP

RegNI9477

NobivacDHPPI

RegNI9472

Noromectine pour-on

RegNI9885

Equiderm wondzalf

RegNI 10108

Equiderm wondspray

RegNI 10109

Ms superforte vitamine B12

RegNI 10111

Exil spot on

RegNI 10115

Vervallen registraties

Ingangsdatum

Soluprimol

RegNI7605

26 mei 2003

Aceprom pro inj.

RegNI9007

19 mei 2003

Gewijzigde registraties

aard van wijziging

oud

nieuw

Vox totaal super

Naam

Vox totaal super

Totaal wormmiddel (hond)

Vox totaal (kat)

Naam

Vox totaal (kat)

Totaal wormmiddel (kat)

Vox totaal (hond)

Naam

Vox totaal (hond)

Totaal wormmiddel (kleine hond)

Vox totaal wormpasta

Naam

Vox totaal wormpasta

Totaal wormpasta

Megavita

Naam

Megavita

Vitaflash oral

MERIAL

Deze tabel is mogelijk gemaakt door Merial.

-ocr page 41-

Leden Aurivom ontvangen liquidatie-uitkering van
ruim 3000 euro

Op 23 april 2003 heeft de algemene vergadering van de
Vereniging Aurivom besloten de vereniging op te heffen.
Hierbij komt een groot bedrag vrij. Het grootste deel hier-
van wordt over de circa 36.800 leden verdeeld, wat neer-
komt op 3.148 euro per lid.

Aurivom ontstond uit de vroegere Movir U.A., nadat die haar
verzekeringenpakket op 4 oktober 1999 had verkocht aan de
huidige Movir N.V. De koopsom is om fiscale redenen drie
jaar door Aurivom beheerd. In het besluit tot liquidatie zijn mr.
H.C.M. Hendriks en mr. P.C.T. Hengeveld tot vereffenaars be-
noemd.

Briefvoor alle leden

In juni hebben alle leden hierover een brief ontvangen van
Aurivom. Leden van Aurivom zijn degenen die op 4 oktober
1999 tegen geldelijke gevolgen van arbeidsongeschiktheid bij
de vroegere Movir U.A. verzekerd waren. Deze brief gaat ver-
gezeld van een formulier waarmee zij de uitkering kunnen
aanvragen. Als zij dit met een kopie van hun rijbewijs of pas-
poort terugsturen, ontvangen zij het bedrag zo snel mogelijk.
Omdat het om een groot ledenaantal gaat, neemt de afhande-
ling enige tijd in beslag. Er zal dan ook een aantal maanden
overheen gaan, voordat de uitkering wordt overgemaakt.

Meningsverschil Belastingdienst en Aurivom

De Belastingdienst en Aurivom verschillen van mening over
dc wijze waarop dc uitkering belast moet worden. De
Belastingdienst stelt zich op het standpunt dat de uitkering be-
last is tegen de progressieve tarieven in Box I. Bij leden die
destijds zelf premie aan Movir U.A. hebben betaald, is volgens
de belastingdienst sprake van teruggaaf van premies. Bij leden
voor wie de werkgever de premies - al dan niet na inhouding
van het salaris - heeft betaald, dient de uitkering volgens de be-
lastingdienst als loon uit (vroegere) dienstbetrekking te wor-
den aangemerkt. Aurivom en zijn belastingadviseur zijn van
mening dat de uitkering niet in Box I kan worden belast, maar
in Box III in aanmerking moet worden genomen, omdat de uit-
kering voortvloeit uit het lidmaatschapsrecht.
De Belastingdienst en Aurivom zullen hierover een procedure
volgen bij de belastingrechter. Als het nodig is, gaat dit tot aan
de Hoge Raad. Het kan daardoor jaren duren voordat er uit-
sluitsel komt over de fiscale status van de uitkering.

Niet leuker, wel makkelijker

Bij de belastingaangifte over 2003 is er nog geen duidelijkheid
over de fiscale kwalificatie van de uitkering. Daarom hebben
Aurivom en de Belastingdienst afspraken gemaakt die de aan-
gifte wat de uitkering betreft vergemakkelijken. Die komen
erop neer dat de leden de uitkering niet hoeven op te nemen in
de aangifte. Mocht het rechterlijk oordeel uiteindelijk in het
voordeel van de Belastingdienst uitvallen, dan volgt er een na-
vorderingsaanslag.

De afspraken zijn alleen van toepassing voor leden die
Aurivom via het hun toegestuurde formulier machtigen om
namens hen afspraken met de Belastingdienst te maken. De
Belastingdienst heeft aangegeven de uitkering van de leden
die de machtiging niet verienen, in Box 1 te zullen belasten.
Deze leden kunnen geen rechten ontlenen aan de met de
Belastingdienst gemaakte afspraken. Zij dienen zelf zorg te
dragen voor dc zekerstelling van hun rechten.

Voor nadere informatie, zie www.aurivom.nl, of Postbus 345, 3430
AH te Nieuwegein.

Marktonderzoek \'VET 150 Nederland, 2003\'

Medio mei 2003 is Geelen Consultancy, marktonderzoek
voor de Agri- en Foodsector te Wageningen, in samenwer-
king met een zestal farmaceutische bedrijven (Boehringer
Ingelheim, Eurovet, Intervet Nederland, Merial, Novartis
Animal Health en Virbac) alweer voor de vierde keer het
marktonderzoek onder 150 dierenartsenpraktijken ge-
start, onder de naam \'Vet 150 Nederland, 2003\'.

De belangrijkste doelstelling is om na te gaan hoe farmaceuti-
sche bedrijven de praktijken de komende jaren meer van
dienst kunnen zijn. Het marktonderzoek bestaat uit twee ge-
deelten: een imago-onderzoek en een algemeen gedeelte
waarin actuele onderwerpen aan bod komen. Omdat het
onderzoek al voor de vierde keer wordt uitgevoerd, is het inte-
ressant om na te gaan of de wensen, behoeften en denkwijzen
van dierenartsen al dan niet zijn veranderd.
Het onderzoek wordt in nauwe samenwerking met de deelne-
mende bedrijven en een aantal dierenartsen opgezet. Na een
aantal proefinterviews worden ongeveer 150 dierenartsen per-
soonlijk geïnterviewd met behulp van een computerge-
stuurde, interactieve vragenlijst door interviewers die binding
met de sector hebben. Dierenartsen kunnen vanaf 15 mei 2003
benaderd worden door medewerkers van Geelen Consultancy
te Wageningen met de vraag mee te werken aan het onder-
zoek.

Omwille van de representativiteit en de betrouwbaarheid van
het onderzoek is het belangrijk dat de dierenartsen die bena-
derd worden hun medewerking aan het onderzoek verienen.
Het interview zal ongeveer twee a drie kwartier in beslag ne-
men. Alle dierenartsen die meewerken aan het onderzoek ont-
vangen dit jaar een mooi presentje. Geelen Consultancy zal
alle gegevens anoniem verwerken.

Dierenartsen die meer willen weten over de werkwijze van
Geelen Consultancy en in het bijzonder over het marktonder-
zoek \'Vet 150 Nederland, 2003\', kunnen contact opnemen met
Jan Geelen (telefoon (0317J 425958, e-mail:
info@agrigeelen. nlj.

-ocr page 42-

De ministerraad heeft op 6 juni 2003 ingestemd met het
voorstel van minister Veerman om de naam van het mi-
nisterie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij te wij-
zigen in ministerie van Landbouw, Natuur en
Voedselkwaliteit (LNV). De naamwijziging vloeit voort
uit de overdracht van de verantwoordelijkheid voor de
Voedsel- en Warenautoriteit (VWA) van het ministerie
van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) naar het
ministerie van LNV.

Het ministerie van LNV houdt zich bezig met de voedselpro-
ductieketen van grond tot mond, voor een belangrijk deel
ook het werkterrein van de VWA. De overdracht van de
VWA naar het ministerie van LNV maakt voor consument en
producent beter zichtbaar dat de minister van LNV verant-
woordelijk is voor de gehele voedselproductie, -keten en
-kolom, mede vanuit consumentenbelang gezien. Een en an-
der laat de huidige beleidsverantwoordelijkheid op basis van
de bestaande wetgeving van de ministeries van LNV en
VWS onverkort. De naamswijziging brengt dat mede tot uit-
drukking.

De vorige naamwijziging van het ministerie vond plaats in
1989, toen Natuurbeheer aan het toenmalige ministerie van
Landbouw en Visserij werd toegevoegd.

Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

Stichting SAAG waarschuwt voor tekenbesmettingen

De stichting SAAG (Samenwerkende Artsen- en
Adviesorganisaties in de Gezondheidszorg) waar-
schuwt ieder jaar opnieuw voor tekenbesmettingen.
Lyme-ziekte
(Borrelia burgdorferi) is weliswaar goed te
behandelen met de juiste medicijnen; echter een teken-
beet zit in een klein hoekje. Bovendien wordt vaak pas
maanden of jaren na een tekenbeet aan Lyme-ziekte ge-
dacht en heeft de patiënt al veel onnodige ellende achter
de rug.

Om een tekenbeet op te lopen, hoefje echt niet door een
ondoordringbaar bos te struinen. Deze parasieten zitten
ook gewoon bij de terrasdeur naar de tuin, in het parkje
rond het appartementengebouw of op het sportveld waar
de kinderen een balletje trappen. "Het is vooral een
kwestie van oppassen in het grote en kleine groen om ons
heen, ondanks dat teken maar 1,5 mm groot zijn. Dat
kleine formaat valt mens en dier natuurlijk niet op. Teken
daarentegen reageren wel direct op wat mens en dier doen
én veroorzaken, zoals ademuitstoot, geurverspreiding en
wijziging van lichtinval", aldus Siebe Meijer, directeur
van de stichting SAAG. Hij raadt dan ook aan om bos,
duin of park niet in te gaan zonder de huid zoveel mogelijk
te bedekken, al is het maar met een flinterdun katoentje.
"Controleer na thuiskomst van de natuurwandeling of het
wedstrijdje op het sportveld altijd uw huid en haan Oók en
vooral bij (kleine) kinderen, die net even wat vaker van het
bospad afgaan dan de ouders of de bosjes induiken om de
kwijtgeraakte bal te zoeken. En óók bij uw huisdier: hon-
den nemen teken gemakkelijk mee door tegen takken te
\'schurken\'.

Minimale besmettingskans

Ondanks alle voorzorgsmaatregelen toch gebeten door
een teek? De besmettingskans blijft voor mens en dier mi-
nimaal als een teek binnen 24 uur op de juiste manier
wordt verwijderd. Dat wil zeggen met een goed te ont-
smetten tekentang en zonder de teek voor verwijdering te
verdoven. Pas als de teek eruit is gehaald, kan het wondje
met zeventig procent alcohol ontsmet worden.
Bij klachten direct bij de huisarts langsgaan, want twintig
tot dertig procent van de teken veroorzaakt Lyme-ziekte.
Lyme-ziekte kan zich uiten in een rode cirkel op de huid
(Erythema migrans), maar dit hoeft niet. In dit eerste sta-
dium kan de ziekte echter nog heel goed behandeld wor-
den met antibioticum.

Verschijnselen van een niet-behandelde Lyme-besmetting
bij de mens zijn: chronische vermoeidheid, plotseling zeer
pijnlijke gewrichten en zenuw- en oogklachten.

Het voorlichtingsboekje van de stichting SAAG is gratis ver-
krijgbaar. IVleer informatie:
WAVw.saag.nl

Vier organisaties samen in Animal Sciences Group

Vanaf 1 juni 2003 zijn de vier organisaties Praktijk-
onderzoek Veehouderij in Lelystad, ID-Lelystad,
Nederlands Instituut voor Visserijonderzoek (RIVO) in
IJmuiden en Departement Dierwetenschappen van
Wageningen Universiteit samengegaan onder de nieuwe
n^ium Animal Sciences Group van Wageningen Universiteit
en Researchcentrum.

De vier organisaties werkten al anderhalfjaar samen onder één
directieraad. Door de intensieve samenwerking tussen weten-
schap, toepassing en praktijk, en de interactie van alle discipli-
nes, kan steeds de beste groep mensen wordt ingezet voor vraag-
stukken van klanten. Er is een nieuw logo en een nieuwe website
(www.asg.wur.nl), die de komende maanden nog verder wordt
ontwikkeld. De locaties en medewerkers blijven hetzelfde.

-ocr page 43-

Vissen kennen net als andere gewervelde dieren pijn,
angst en stress en in bepaalde situaties kan het welzijn
van de vissen worden aangetast. Dat stelt de Raad voor
Dierenaangelegenheden in zijn advies \'Criteria voor do-
dingmethoden voor paling en meerval\' dat 20 mei 2003 is
uitgekomen. Er is daarom geen reden om vissen een an-
dere plaats in de wetgeving te geven dan andere gewer-
velde diersoorten.

Het doden van vissen is op dit moment niet wettelijk gere-
geld: het Besluit doden van dieren dat het doden van dieren
wettelijk regelt maakt een uitzondering voor vissen. Deze
leemte in de wetgeving dient te worden ingevuld. De Raad
voor Dierenaangelegenheden heeft daarom criteria, waaraan
het doden van paling en meerval zou moeten voldoen, opge-
steld. Deze of soortgelijke criteria kunnen echter uiteinde-
lijk op alle vissoorten van toepassing worden verklaard.

Humaan en doeltreffend

De Raad is van mening dat het dodingproces van paling of
meerval humaan en doeltreffend moet worden uitgevoerd
door daartoe gekwalificeerde personen. Tijdens de handelin-
gen moet de vissen elke vermijdbare opwinding of pijn of
elk vermijdbaar lijden worden bespaard. De feitelijke do-
dingsmethode die wordt gebruikt voor het doden van de vis-
sen moet ofwel onmiddellijk tot dc dood leiden ofwel zonder
onaanvaardbare opwinding of pijn leiden tot bewusteloos-
heid én gevoelloosheid van de vissen, gevolgd door de dood
(al dan niet als gevolg van een additionele dodinghandeling)
vóórdat de bewusteloosheid én gevoelloosheid zijn gewe-
ken. De door de Raad opgestelde criteria sluiten aan bij de
European Convention for the Protection of Animals for

Slaughter en richtlijn 93/119/EG van de Raad van de
Europese Unie inzake de bescherming van dieren bij het
slachten of doden.

De Raad stelt in zijn advies dat huidige en nieuw te ontwik-
kelen dodingmethoden eerst wetenschappelijk getoetst die-
nen te worden. Gezien de grote verschillen tussen vissoor-
ten, dient toetsing aan de door de Raad opgestelde criteria
per vissoort plaats te vinden.

Gebruikelijke methoden voldoen niet

Uit wetenschappelijk onderzoek is gebleken dat een aantal
van de in Nederland gebruikelijke methoden voor het doden
van paling en meerval niet voldoen aan de door de Raad
voorgestelde criteria. Voorbeelden van dergelijke dodings-
methoden die op termijn zullen moeten worden afgewezen
zijn: directe verbloeding zonder voorafgaande bedwelming,
onderkoeling en het gebruik van zoutbaden.

De voorgestelde criteria kunnen met ingang van 1 januari
2006 op paling van toepassing verklaard worden. Op meer-
val kunnen de criteria twee jaar nadat de technische haal-
baarheid van een welzijnsvriendelijke dodingsmethode is
gebleken van toepassing worden verklaard, aldus de Raad.
Om ondermijning van de concurrentiepositie van de Neder-
landse visverwcrkende industrie te voorkomen en omdat de
Raad het niet wenselijk acht dat vissen uit andere landen van
de Europese Unie, die niet conform de beschreven criteria
zijn gedood, in Nederland terechtkomen, dringt de Raad
erop aan om beleid op het gebied van welzijnsvriendelijker
dodingmethoden in Europees verband nader uit te werken.

Bron: persbericht Raad voor Dierenaangelegenheden

Vissen kennen pijn, angst en stress: criteria voor het doden
van palingen meerval opgesteld

7 januari 2006 beoogde datum var\\ inwerkingtreding voor paling

Dooier en eiwit altijd bemonsteren voor residuonderzoek eieren

Residuen van diergeneesmiddelen kunnen alleen in ei-
dooier, alleen in eiwit, of in beide terechtkomen. Lang
is men er echter van uitgegaan dat alleen eidooier resi-
duen van diergeneesmiddelen zou bevatten. In een uit-
voerige literatuurstudie van ID-Lelystad wordt nu
aangetoond dat de meeste diergeneesmiddelen zowel in
eidooier als in eiwit terug te vinden zijn indien men ze
toedient aan legkippen. De vele verschillende studies
leveren meestal vergelijkbare resulaten op.

In experimenteel werk werd geprobeerd voor enkele Sul-
fonamiden met verschillende fysisch-chemische eigen-
schappen zoals vetoplosbaarheid, de verdeling van de re-
siduen over dooier en wit te verklaren. Dit onderzoek
leverde echter geen verklaring op. De reden hiervoor ligt
vermoedelijk in de verschillende vormingsprocessen van
dooier en eiwit in de leghen. Deze resultaten betekenen
dat voor residuonderzoek in eieren naar stoffen waarvan
de verdeling nog niet bekend is, altijd zowel dooier als ei-
wit moet worden bemonsterd.

Op 7 april 2003 verkreeg Kees Kan aan de Bergische
Universiteit van Wuppertal (BRD) de doctorstitel met dit
onderzoek. Kees Kan is al vele jaren senior projectleider
bij ID-Lelystad. De door hem geleide projecten liggen
vooral op het gebied van residuen van diergeneesmidde-
len en contaminanten in voedingsmiddelen van dierlijke
oorsprong.

-ocr page 44-

15® Veterinair Colfkampioenschap

ging met 39 punten naar Michiel van Zuyien en
derde werd Cornelie Westermann met 36 pun-
ten.

De longestdrive voor heren is gewonnen door
Toine Aarts en bij de dames door Cornelie
Westermann.

De neary was dit jaar voor collega Sjoerd
Bergsma.

W.L Keers

Het derde Lustrum van het Veterinair
Golflcampioenschap is dankzij de sponsors
en het schitterende weer een absoluut hoog-
tepunt geweest.

De golfbaan \'het Spiegelven\' was net zoals
de 54 deelnemers in topconditie en hier-
door is menig collega tot buitengewone
prestaties gekomen. Veterinair kampioene
is dit jaar collega Joan Vandenhoek die 42
stablefordpunten scoorde. De tweede prijs

Doden hobbydieren zinlose maatregel

J. van Bers

Geachte heer De Groot,

In de eerste alinea van u reactie gaat
u al in de fout. U beschrijft hoe u zit-
tend in uw achtertuin een koekoek
hoort roepen. "Het klinkt alsof zij
niet weet waar en wanneer zij haar
ei gaat leggen", zegt u. Wat u al niet
uit die roep van een koekoek kunt
opmaken! Wist u niet dat alleen hanen kraaien? Dan is enige
bijscholing ook hier op zijn plaats. Alleen het mannetje van
de koekoek roept "koek-koe". Het wijQe produceert alleen
in dc paartijd een heel ander geluidje. Soms kan een oudere
kip door een aandoening van de eierstokken min of meer
\'haanse\' symtomen gaan vertonen, maar ik neem niet aan
dat dit bij uw koekoek het geval was.
In de tweede alinea gaat u in op nut en noodzaak van de inge-
stelde maatregelen. Volgens u kunnen die vaak pas achteraf
worden bepaald. In dit geval, het doden van hobby-, huis- en
vaak gezelschapsdieren, zijn alle veterinaire deskundigen,
voorzover niet in dienst van LNV en zelfs die in meerder-
heid, het er over eens dat dit onderdeel van de maatregelen
totaal zinloos is. Niet achteraf maar al voorafkan iedereen
dit inzien, zowel deskundigen als leken. Wat heeft het toch
voor zin om een aantal huisdieren te doden terwijl er massa\'s
vaak gelijksoortige dieren, die er in veel gevallen zelfs mee
samenleven, maar op het kritieke moment kunnen vluchten,
met rust gelaten worden... Deze laatsten zie je vaak de vol-
gende dag weer terugkomen op dezelfde locatie op zoek
naar hun dagelijkse makkelijke voedselbron. Dat deze maat-
regel zinloos is hoef ik niet achteraf, maar kan ik en velen
met mij vooraf bepalen. Ook u, al weet u niet veel van de
koekoek, moet dit kunnen inzien. Als u maar uw best doet!
In de derde alinea geeft u mij al grotendeels gelijk door te
zeggen dat het virus geen onderscheid maakt tussen vrije vo-
gels en gehouden vogels. Maar daarna gaat u weer in de fout
door te zeggen dat er twintig besmettingen van hobbydieren
zijn vastgesteld. Dit moet zijn 22. Het getal dat LNV graag
hanteert! Echter,... van die 22 zijn er slechts dertien bewe-
zen gevallen van vogelpest. En deze dertien gevallen waren
allen terug te voeren op contacten met bedrijfsmatige pluim-
veehouderijen en niet ten gevolge van wilde vogels. De kans
dat onze gevleugelde huisdieren vogelpest krijgen, is vol-
gens een onderzoek van de Universiteit Utrecht 250 maal
kleiner dan die voor bedrijfspluimvee. En dan nog produce-
ren zij zo onnoemelijk veel minder smetstof dan door de
ventilatoren van een kippenstal met 50- of 100.000 besmette
kippen naar buiten geblazen wordt, dat de kans op besmet-
ting van naburig pluimvee verwaarloosbaar klein is.
In de vierde alinea zegt u dat het nooit helemaal duidelijk zal
worden hoeveel de beide maatregelen, ophokplicht en afma-
ken van huisdieren, zullen hebben bijgedragen aan de be-
strijding van de vogelpest. Verderop zegt u dat de praktijkles-
sen uit deze crisis bepalend zullen zijn voor de maatregelen
bij een volgende uitbraak. Dus als we straks de vogelpest
voor een onbepaalde tijd kwijt zijn, zal LNV zichzelf \'op de
borst kloppen....\' hoe goed dat ze het toch weer gedaan

Ingezonden

heeft,\'.....hierbij uit het oog verliezend dat (griep)virussen

vrijwel altijd - los van al of niet ruimen - een tijd van \'komen
en gaan\' hebben. Door het (vermeende) succes van het pak-
ket maatregelen zal LNV bij een volgende uitbraak weer de-
zelfde maatregelen nemen ook ten aanzien van de hobby-,
huis- en gezelschapsdieren (de door u genoemde praktijkles-
sen!). Dit zal dan echter op nog veel grotere maatschappe-
lijke weerstand stuiten dan nu al het geval is. Toch voel ik dat
collega de Groot het met mij eens is als hij zegt: "Uw oproep
om de ophokplicht en ruiming van hobbydieren aan de orde
te stellen is terecht en \'zullen\' (moet zijn \'zal\') bijdragen aan
een betere regelgeving.

Tot slot: Collega De Groot is stafmedewerker Veterinaire
Zaken Landbouwhuisdieren en Volksgezondheid. Mijn
Ukkelse Baardkrielen en Buff Orpingtons zijn geen land-

-ocr page 45-

bouw(huis)dieren. Ook de 26-jarige tamme gans van de
80-jarige weduwe, iiaar enige aanspraak,
was geen land-
bouw(huis)dier.

I. var Bers is dierenarts in Maasbree.

Beeldspraak

s.j. de Groot

Geachte collega Van Bers,

Dank voor uw reactie. In de eerste alinea van rnijn antwoord
op uw brief in het TvD van 1 juni 2003 maak ik gebruik van
beeldspraak. Doel van deze beeldspraak is aan te geven dat

Beeldvorming van het beroep van veever-
loskundige

Dierenkliniek De Lingehoeve en Dierenartsenpraktijk Tiel-
Maurik

In de reactie van de heer Westerhuis (TvD, deel 128, 15 april
2003) valt te lezen dat hij jarenlang samengewerkt heeft met
vertegenwoordigers van deze beroepsgroep. Hij vergeet er-
bij te vermelden dat deze samenwerking reeds jaren geleden
beëindigd is. \'Zijn\' Wageningse praktijk levert al geruime
tijd geen dienstverlening meer aan de agrarische sector.
\'Samenwerking\' met de veeverloskundigen is daar onder-
ineer debet aan. Zijn collega\'s uit zijn praktijk en de regio
kunnen dit beamen.

Verder is het spijtig te moeten waarnemen dat een gerespec-
teerd homeopatisch-werkend dierenarts als de heer
Westerhuis, zich geroepen voelt om te moeten inspringen
voor de positie van veeverloskundige. Nogmaals, iedere
landbouwhuisdierenpracticus weet dat veeverloskundigen
zich niet aan hun wettelijke beperkingen houden.
Oni bovendien het begrip \'goede prijs-kwaliteit verhouding\'
te noemen, wordt duidelijk dat de heer Westerhuis geen in-
zicht heeft betreffende de uitgaven voor praktijkcertificering
en erkenningen; kosten die gemaakt moeten worden om als
landbouwhuisdierenpracticus op de veehouderijbedrijven te
inogen blijven werken.

Blijft over de vraag wat de heer Westerhuis drijft om zich als
kleine huisdierenpracticus (homeopatisch werkend) in te la-
ten met een item dat uitsluitend de grote huisdierenpracticus
aangaat.

Na het lezen van het artikel van J.T. Lumeij (TvD, deel 128,
aflevering 8, 15 april 2003) getiteld: \'Veterinaire homeopa-
tie in strijd met de Code voor de Dierenarts\', zal het de heer
Westerhuis duidelijk moeten worden dat hij zijn tijd en ener-
gie voor andere zaken kan besteden.

Dierenkliniek De Lingehoeve: A. Beekhuis, W.A. Breukers en J.J. Pouwer,
DierenartsenpraktijkTiel-Maurik: H.A. de Jong en H.J. Schrama.

er verschillende manieren bestaan om ideeën binnen de vere-
niging het beste tot hun recht te laten komen. De letterlijke
interpretatie in uw reactie is leerzaam. De evaluatie en het
vaststellen van de nieuwe beleidsdraaiboeken zal Aviaire
Influenza-gevoelige dieren betreffen. De KNMvD zal met
nadruk de aanpak op basis van de verschillende wijze van
houden van Al-gevoelige dieren bij een volgende uitbraak
bepleiten. Uitgangspunt is het KNMvD-standpunt \'massaal
doden en destrueren van gezonde dieren\'. Bestuur en de
Commissie ethiek werken aan een revisie van het standpunt.
Met uw bijdrage en actieve opstelling levert u een positieve
bijdrage aan de beleidsmatige aanpak door de KNMvD.

Drs. S.J. de Croot is stafmedewerker Veterinaire Zaken (Landbouw-
huisdieren/Volksgezondheid)

Ordinaire broodnijd

A. Westerhuis

De argumenten van de collegae ondertekenaars zijn zwak,
onjuist of niet relevant.

Ik heb 27 jaar leiding gegeven aan een middelgrote ge-
mengde praktijk. Ik ben goed op de hoogte van de kosten van
praktijkvoering.

De dissociaties is onze Wageningse praktijk zijn een gevolg
van een pikorde gevecht en bedrijfseconomische
overwegingen (enonne groei gezelschapsdieren versus da-
ling rendement landbouwhuisdieren); niet als gevolg van
samenwerking met de veeverloskundige.
De discussies homeopathie en veeverloskundige moesten we
maar gescheiden houden.

De essentie van mijn boodschap was en is, dat dierenartsen
niet uit ordinaire broodnijd veeverloskundigen (en ook col-
legae!) moeten kwetsen, terwijl die op een fatsoenlijke ma-
nier hun boterhain proberen te verdienen. Een goede dieren-
arts met stijl heeft zulk gedrag niet nodig. Waarom een hele
beroepsgroep stigmatiseren op grond van incidenteel wan-
gedrag van enkele leden? Dat willen we zelf toch ook niet?
Noodgedwongen heb ik anderhalf jaar geleden met zeven
oud-medewerkers een nieuwe reguliere kliniek voor gezel-
schapsdieren opgezet in Dodewaard; een dorp zonder die-
renartsenpraktijk, maar die beide praktijken ondertekenaars
tot \'hun\' praktijkgebied rekenden. Er speelt dus iets meer
tussen ons.

Ik nodig daarom de collegae ondertekenaars uit voor een
goed gesprek onder het genot van een borrel. Dat had toch al
veel eerder gemoeten! Het geeft vrijwel zeker meer helder-
heid dan verbaal haantjesgedrag in een tijdschrift waarin we
de ruimte moeten sparen voor zinvoller tekst.

Atjo Westerhuis, dierenarts te Dodewaard.

-ocr page 46-

Andries van Foreest, uitgave
Elseviers Gezondheidszorg, Maars-
sen 2003 ISBN 9035225759.

Op de Voorjaarsdagen 2003 is het
boek
Gehitsreiniging hij Gezel-
schapsdieren
uitgebracht, geschre-
ven door Andries van Foreest. De
schrijver van het boek is bij iedere
veterinair bekend en wordt in Nederland beschouwd als de
promotor van de veterinaire tandheelkunde. Van deze schrij-
ver verscheen reeds, naast een groot aantal tandheelkundig
gerelateerde artikelen in het Tijdschrift voor Diergenees-
kunde en Dier en Arts, het Nederlandstalig boek \'Tandheel-
kunde bij Gezelschapsdieren\' (1999).

Het gebit van de gezelschapsdieren krijgt de laatste tijd geluk-
kig steeds meer aandacht. Het betreft dan ook een grote groep
van patiënten waarvan de behandeling uitdagend kan zijn.
Het boek
Gehitsreiniging hij Gezelschapsdieren is het eerste
Nederlandstalige handboek dat geschreven is met name voor
de paraveterinairen, maar ook voor dierenartsen en dierge-
neeskunde studenten die de gebitsreiniging bij gezelschaps-
dieren tot een
professionele gebitsreiniging willen verheffen.
Het boek is hierbij een prachtig hulpmiddel.
Het is geschreven in heldere taal die ook voor de paraveteri-
nair toegankelijk is en is rijkelijk voorzien van vele illustra-
ties en foto\'s. Elk hoofdstuk wordt afgesloten met een kleine
test voor de lezer die bestaat uit een aantal vragen met be-
trekking tot de besproken materie alsmede enkele tips.
Als eerste wordt er aandacht besteed aan de basiskennis van
het gebit. Hier komt onder meer de ontwikkeling van het ge-
bit, wisseling, tandformules, nomenclatuur en beetrelatie
aan de orde. Dit is absoluut noodzakelijke kennis voor een
ieder, met name de paraveterinair, die zich bezighoudt met
gebitsreinigingen.

Vervolgens komen de parodontale aandoeningen aan de
orde. Parodontale aandoeningen zijn in de praktijk de meest
voorkomende aandoeningen in de mondholte bij gezel-
schapsdieren en verdienen dan ook alle aandacht. Duidelijk
wordt beschreven wat de oorzaak is van de aandoening en
hoe het te herkennen is. Het onderzoek van de mondholte
wordt stapsgewijs beschreven en met welk instrumentarium
dat dient te geschieden. Met het onderzoek wordt een dia-
gnose gesteld en een behandelplan opgesteld. In dit boek is
een uitstekend schema opgenomen dat als basis kan dienen
voor een parodontaal behandelplan. Helaas is het röntgeno-
logische onderzoek wat onderbelicht gebleven en verdient
beslist wat meer aandacht. Wij zien slechts een beperkt deel
van een element namelijk de kroon. De rest van het element
is onder het tandvlees gelegen wat alleen zichtbaar te maken
is met behulp van röntgentechnieken. Ook daar bevinden
zich nogal eens afwijkingen die op een röntgenfoto goed
zichtbaar te maken zijn. Het beoordelen ervan is exclusief
voorbehouden aan veterinairen natuurlijk, hetgeen de auteur
in zijn voorwoord ook stelt.

Boe
besprekin

i

Met het opgestelde behandelplan kan een eigenaar beter
worden geïnformeerd over de gebitsstatus van zijn dier. Het
plan is tevens de basis van de uitvoering van de
professionele
gebitsreiniging en de daarop volgende behandelingen.
In het hoofdstuk \'uitvoering van de gebitsreiniging\' wordt
stap voor stap besproken hoe een gebit correct gereinigd
dient te worden onder veilige, hygiënische omstandigheden
voor patiënt en behandelaar zonder dat de geïntubeerde (!!)
patiënt hiervan schade ondervindt. Hierbij komt het gebruik
en potentieel misbruik van noodzakelijk handinstrumenta-
rium en het ultrasone reinigingsapparaat uitvoerig aan de
orde.

Het is een goede zaak dat er in het boek ruime aandacht
wordt besteed aan het begeleiden en informeren van de
cliënten. Dit is iets wat een paraveterinair met kennis van za-
ken prima op zich kan nemen. Zonder medewerking van de
cliënten komt een preventieve tandheelkunde voor dieren
niet van de grond. Terecht wordt ook gesteld dat de hele
praktijk achter een tandmindcd imago moet staan.
Een apart hoofdstuk is gewijd aan het gebit van de kat. Het
gebit van de kat heeft enkele specifieke verschillen met die
van de hond en deze komen ruim aan bod in dit gedeelte.
Bij een goed uitgevoerd onderzoek door een (para)veterinair
kunnen naast parodontale aandoeningen vaak nog andere za-
ken opgemerkt worden en ook daar is een apart hoofdstuk
over opgenomen. Onder andere komen aan bod: persiste-
rende melkelementen, afwijkend aantal en vorm, slijtage,
fracturen en cariës van de elementen.
Zonder goed instrumentarium is het onmogelijk een profes-
sionele behandeling uit te voeren. Het is een grote verdienste
van het boek dat er ruime aandacht wordt gegeven aan het
onderhoud en het vooral scherp (!) houden van het instru-
mentarium. Iets wat veel te weinig aandacht heeft in de dage-
lijkse praktijk! Een absolute aanrader is ook het hoofdstuk
\'opstarten van meer tandheelkunde in de praktijk\' waarin
een stappenplan is opgenomen om optimalere zorg te kun-
nen verlenen aan onze gebitspatiënten en het daarbij ook fi-
nancieel aantrekkelijker te inaken voor de (professionele)
praktijk. Een goed en professioneel uitgevoerde behandeling
in al zijn facetten mag best wat kosten! Dat heeft een eige-
naar er best voor over mits er goed wordt gecommuniceerd,
hetgeen na het lezen van dit boek geen probleem meer is.
De auteur is er beslist in geslaagd een prima handboek te
schrijven voor iedere (para)veterinair, die zich op een se-
rieuze manier wil bezighouden met en verdiepen in de vete-
rinaire tandheelkunde (of dat al misschien doet) en deie op
een professionele wijze wil uitvoeren. Het boek is dus een
absolute aanrader voor iedere gezelschapsdierenpraktijk en
mag dan ook niet te ontbreken op de boekenplank van de ge-
zelschapsdierenpraktijk!

Frans A.C. Kmake

Cebitsreiniging bij Gezelschapsdieren

-ocr page 47-

Vanaf ongeveer 1990 wordt in de li-
teratuur een ziekte beschreven bij
varkens van vijf tot twaalf weken oud gekenmerkt door ge-
wichtsverlies, longaandoeningen, diarree, geelzucht en
sterfte. De aandoening is vastgesteld in de Angelsaksische
landen en in West-Europa waaronder ook Nederland.
De morbiditeit en mortaliteit binnen een bedrijf kunnen op-
lopen tot 10%. De meeste schade wordt geleden door een
mindere groei. De oorzaak is viraal (= Circo Virus),
Secundaire bacteriële infecties bepalen mede het algehele
ziektebeeld. Vermoed wordt dat stress factoren als overbevol-
king, slechte ventilatie en andere eveneens van betekenis zijn.
Het virus tast vooral het immunopoetische systeem aan. In de
lymfeklieren is de meest kenmerkende afwijking een depletie
van de kiemcentra. Er is een toename van syncytiumcellen
waarin insluitlichaampjes kunnen worden waargenomen.
Ingegaan wordt op de epidemiologie, de pathologie, de ei-
genschappen van het virus en de pathogenese.

Digitalis-intoxicatie bij het paard

S. Capelle; SR 7039/00; 30 pp.

Vingerhoedskruid (Digitalis purpurea) is toxisch zowel
voor dieren als mensen. Binnen de species van een dier-
soort bestaat een individuele gevoeligheid.
Ieder jaar wordt op de Faculteit der Diergeneeskunde te
Utrecht bij een of twee paarden deze vergiftiging gediag-
nostiseerd. Het werkelijke aantal ligt vermoedelijk hoger.
De ziekteverschijnselen zijn weinig specifiek en bestaan
zowel uit cardiale (aritmieën, tachycardie, bradycardie,
blocks in het geleidingssysteem) als extracardiaal (ano-
rexie, misselijkheid, speekselen, diarree en andere sympto-
men).

De diagnose kan gesteld worden door in het bloed het ge-
halte aan glycosiden (digoxine) te bepalen.
Ingegaan wordt op het werkingsmechanisme van de toxi-
sche stoffen, behorend tot de groep van de cardenoliden op
het hart.

Sommige cardenoliden worden ook therapeutisch gebruikt.
Ook hierdoor ontstaan bij onjuiste toepassing vergiftigings-
gevallen, zich uitende in hypokalemie, hypercalcemie,
hypomagnesemie en interacties met andere genees-
middelen.

De behandeling is symptomatisch. Hierop wordt ingegaan.

Melanomen bij de hond

A. van Beek; SR 7075/00; 36 pp.

Aan de hand van de literatuur wordt ingegaan op het ontstaan
van melanomen en op de histologische classificatie. Voorts
wordt aandacht geschonken aan de diverse methoden van
onderzoek, op de therapie en op de prognose.
Naast chirurgie, bestralingen en chemotherapie heeft men
ook ervaring opgedaan met immuuntherapie, gentherapie en
injectie van bacteriële antigenen. In het eigen onderzoek
worden de resultaten besproken en worden de verkregen ge-
gevens tabellarisch gerangschikt van 146 patiënten met me-
lanomen. Geconcludeerd kan worden dat vergeleken met li-
teratuuropgaven er een andere raspredispositie bestaat en dat
er meer maligne gezwellen ter onderzoek werden aangebo-
den, hetgeen vooral duidelijk was bij de melanomen aan de
ondervoet.

-ocr page 48-

In het beleidsplan van de GGG is het bevorderen van
intercollegiale contacten en een betere terugkoppeling
van regionale/plaatselijke ideeën van de leden naar lan-
delijk niveau één van de aandachtspunten. Naast alle lan-
delijk georganiseerde activiteiten op het gebied van dier-
geneeskunde voor gezelschapsdieren is een verdere
stimulering en optimalisering van intercollegiale contac-
ten op regionaal niveau van groot belang: overleg in
plaats van concurrentie. Hiertoe heeft het bestuur van de
GGG zich tot taak gesteld om, met hulp van enthousiaste
collegae, regionaal georiënteerde groepen op te richten
en daarmee het intercollegiale overleg gestalte te geven.

De groepen bestaan gemiddeld uit ongeveer veertig leden,
die drie ä vier keer per jaar op een centraal in de regio gele-
gen punt samenkomen, zodat de leden over het algemeen
niet meer dan een half uur reistijd kwijt zijn. Iedere groep
heeft zijn eigen bestuur van drie leden (voorzitter, secretaris,
penningmeester), dat de structuur van de groep in goed ba-
nen leidt. Zij stellen dc agenda voor de avonden op en zorgen
voor de financiële draagkracht van de groep. De leden beta-
len gemiddeld 50 euro per jaar om de lopende kosten als kof-
fie en kosten van de sprekers te dekken. De invulling van de
bijeenkomsten wordt bij de meeste groepen gevormd door
het uitnodigen van een gekwalificeerde spreker. Daarnaast
worden zaken besproken met een al dan niet regionaal karak-
ter en is er ruime gelegenheid voor informele communicatie,
meestal onder het genot van een drankje. De avonden zijn
door de technische commissie PED geaccrediteerd met drie
punten per avond, mits uit de verslaggeving blijkt dat de we-
tenschappelijke waarde voldoende is gebleken. Diverse
groepsbesturen wisselen al ervaringen uit met betrekking tot
interessante onderwerpen c.q. sprekers, terwijl diverse ge-
kwalificeerde sprekers het fenomeen intervisiegroepen ont-
dekt hebben en hun medewerking hieraan graag willen ver-
lenen. De convocaties, de verslaglegging en de aanvraag
voor de educatiepunten worden kosteloos en zonder beper-
kingen door dc firma Boehringer verzorgd, met terugkoppe-
ling naar het bestuur van de betreffende groep.
Inmiddels zijn er in veterinair Nederland een dertiental inter-
visiegroepen gezelschapsdieren actief, waarvan enkele
groepen zelfstandig al meer dan twee jaar met succes functi-
oneren. Het afgelopen jaar zijn mede door het initiatief van
de GGG acht nieuwe groepen gestart, die nu gemiddeld een
drie-tot viertal avondsessies georganiseerd hebben. Evaluatie met
diverse groepsbestuurders rechtvaardigt onze mening dat er
in veterinair Nederiand een grote behoefte is aan regionaal
collegiaal overieg, met daarnaast de mogelijkheid tot weten-
schappelijke bijscholing zonder hoge kosten en lange reistij-
den.

In de herfst van dit jaar organiseert de GGG een bijeenkomst
met afgevaardigden van alle groepsbesturen om de menin-
gen en ervaringen te evalueren. Zodoende hopen we het ni-
veau en de invulling van de intervisieavonden te verbeteren
en de communicatie tussen de verschillende groepen te opti-
maliseren. Het bestuur van de GGG hecht bijzonder veel
waarde aan het goed functioneren van de intervisiegroepen
om daarmee de communicatie met haar leden te verbeteren.

GGG

Doordat onze beroepsgroep steeds vaker wordt geconfron-
teerd met praktijkzaken, al dan niet op ons vakgebied, kan
het bestuur van de GGG alle aandachtspunten die naar voren
komen meenemen in haar beleid. Om een goede inventarisa-
tie van de meningen van de GGG-leden en een toetsing van
het bestuursbeleid te krijgen, is een goede communicatie tus-
sen bestuur en leden onontbeerlijk. Het bestuur hoopt dit
middels de intervisiegroepen te realiseren. Het initiatief om
bij de verschillende bijeenkomsten één of meer GGG-be-
stuursleden uit te nodigen om zaken te inventariseren c.q. toe
te lichten wordt dan ook toegejuicht.

Om een landelijke dekking met intervisiegroepen te krijgen,
verdienen een aantal regio\'s nog onze aandacht. Noord-
Holland, Amersfoort/Utrecht, Arnhem/Nijmegen en de regio
Den Haag zijn regio\'s waar nog gezocht wordt naar enthousi-
aste collegae om een intervisiegroep op te zetten c.q. aan de
avonden deel te nemen. Het bestuur van de GGG roept leden
uit deze regio\'s dan ook op zich bij interesse aan te melden
bij ondergetekende.

Naar aanleiding van de contacten met de vele intervisie-
groepsleden tijdens onze ronde van Nederland, kunnen wij
stellen dat we met dit deel van ons beleidsplan op de goede
weg zijn! Hopelijk betekent het in de toekomst een kanteling
in onze onderlinge veterinaire relaties en kunnen wij onze
belangen eensgezind versterken!

Ronald Bergsma, 0570-591648/590980 (fax),
rbergsma@planet.nl

Voorjaarsdagen 2003

Krap een maand nadat de deuren van de RAI weer achter
veterinair Nederiand in het slot zijn gevallen, zijn de eer-
ste voorzichtige conclusies omtrent de organisatie en het
programma al te trekken. De uitslagen van de onder de be-
zoekers van de Voorjaarsdagen uitgedeelde evaluatiefor-
mulieren laten zien dat ook dit jaar het programma van de
Voorjaarsdagen goed in de smaak gevallen is.
Voor zowel de inhoud als de presentatie van de lezingen
wordt gemiddeld een zeer dikke voldoende gegeven (4.33
respectievelijk 4.39 uit 5!!). Overigens zijn dit ook de
twee punten waarop de meningen van de ondervraagden
het meeste uiteen lopen. Zowel de 1 als de 5 werden hier
uitgedeeld, dit in tegenstelling tot de andere onderwerpen
waar de 1 niet eenmaal toegekend werd.
Over de locatie en de informatievoorziening rondom het
congres is men iets minder goed te spreken, maar ook
deze punten scoren nog een voldoende (3.93 res-
pectievelijk 3.74 uit 5). Het totale programma scoort dit
jaar een 3.82 en de duur van de lezingen een 4.02.
Hieruit blijkt maar weer hoe nuttig een enquête kan zijn
voor het vaststellen van de aandachtspunten voor het vol-
gendejaar. AI met al een mooi resultaat van een congres,
waar de Voorjaarsdagencommissie met gepaste trots op
mag terugkijken!

CCC regionaal/Intervisie

-ocr page 49-

Dr. Tjeerd Jorna (60) uit Drachten
is op 16 mei 2003 in Zagreb geko-
zen tot President van de Federation
of Veterinarians of Europe (FVE).
Op dit moment vervult Jorna de
functie van algemeen secretaris bij
de Koninklijke Nederlandse Maat-
schappij voor Diergeneeskunde
(KNMvD) te Houten.

De FVE is de koepelorganisatie van de beroepsverenigingen
voor dierenartsen in 34 Europese landen en vertegenwoor-
digt ongeveer 200.000 dierenartsen in Europa. De organisa-
tiestructuur is zodanig dat recht gedaan kan worden aan de
mening van de individuele dierenarts om die vervolgens te
bundelen teneinde de belangen van de beroepsgroep op
Europees niveau te kunnen behartigen. In haar belangenbe-
hartiging concentreert de FVE zich onder meer op de
Europese veterinaire regelgeving, het diergeneesmiddelen-
beleid, goede veterinaire praktijkuitoefening (GVP), dier-
ziektebestrijding, voedselveiligheid en vleeskeuring, dieren-
welzijn, de opleiding tot dierenarts en de post academische
nascholing van dierenartsen.

De FVE kent vier disciplinegerichte secties, te weten: de
UEVP voor praktiserende dierenartsen, de UEVH voor dieren-
artsen die werkzaam zijn op het terrein van volksgezondheid,
voedselveiligheid en hygiëne, de EASVO voor dierenartsen
werkzaam bij de overheid en de FEVIR voor dierenartsen
werkzaam in de industrie en bij onderzoeksinstituten.
Meer in fo: Tjeerd Jorna

Vergaderen bij de KNMvD

Nu de KNMvD beschikt over een nieuw en ruimer kantoorge-
bouw, met eveneens ruimere vergaderfaciliteiten waar ook
commissies en besturen gebruik van kunnen maken, besluit
het Bestuur dat besturen van Groepen hiervan gratis ge-
bruik kunnen maken. Voor alle overige geïnteresseerden in
KNMvD-verband zal door de penningmeester in overleg met
dc algemeen secretaris een voorstel worden gedaan op basis
van zowel een vriendenprijstarief als op basis van een com-
mercieel tarief.

Meer info: Erik Gostelie en Tjeerd Jorna
Algemene Ledenvergadering

Tijdens de komende Algemene Ledenvergadering in oktober
worden een aantal speciale onderwerpen in de agenda opge-
nomen, te weten: \'Ontwikkeling dierenartsen in loon-
dienst/BPL\', \'Georganiseerde dierziektebestrijding/AI\',
\'Arbeidsongeschiktheid\', \'De bestuuriijke vernieuwing/
band met de regio\'s\' en de \'Kengetallen\'. Verschillende be-
stuursleden zullen een onderwerp voor hun rekening nemen.
Meer info: Marieke Veldman

Praktij kcertificeri ng

In januari 2003 is in nauw overleg met de besturen van
Groepen van de KNMvD, vertegenwoordigers van de techni-
sche commissies van het VKO en het bestuur van het VKO
besloten dat de VKO-erkende dierenartsen met ingang van
2005 werken vanuit een KRD-ISO gecertificeerde praktijk.
In september 2003 wordt een start gemaakt met de toets op
één module van de KRD-ISO, te weten het hoofdstuk beleid
en organisatie. Het Bestuur van de KNMvD is van mening
dat de koppeling alleen moet gelden voor praktijken werk-
zaam in de landbouwhuisdierensector. In ieder geval zal nog
vóór de zomer van 2003 met het voltallige bestuur van het
VKO worden overiegd over de koppeling van de erkennings-
regeling aan de KRD-ISO-9001-2000 certificatie. Hierbij
zal tevens de positie van de kleine breedgeoriënteerde prak-
tijken op de agenda staan.
Meer info: Hugo de Groot

Bulletin
B&B

Voorlopige financiële resultaten

In 2002 is een voorlopig positief resultaat behaald van
€ 88.671,-. Er zijn er enige voorstellen om sommige posten
nader te stroomlijnen zoals bijvoorbeeld het begrote budget
voor de aanschaf van hard- en software of de post externe ad-
viseurskosten. Een meevaller is de sterke verbetering in de
resultaten van het TvD. Verwacht wordt dat het TvD vanaf
2003 weer zwarte cijfers zal schrijven.
Meer info: Erik Gostelie en Tjeerd Jorna

Koninklijke onderscheidingen

Aan een drietal collegae is in het kader van Koninginnedag
een Koninklijke onderscheiding uitgereikt. De heren Gouds-
waard en Willenborg werden beiden benoemd tot Ridder in
de Orde van Oranje Nassau terwijl de heer Van Golde is be-
noemd tot Commandeur in de Orde van de Nederiandse
Leeuw.

Meer info: Tjeerd Jorna

Beroepspensioenregeling voor dierenartsen

Op verzoek van het bureau van de KNMvD vond een overieg
plaats met de accountant van de Stichting Pensioenfonds voor
Dierenartsen. Onderwerp van gesprek zijn de vele vragen
omtrent dc fiscale behandeling van de pensioenpremie voor
practici in loondienst, zowel betreffende de bijdrage van de
werkgever als de bijdrage van de practicusmedewerker. Op
korte termijn zal informatie op schrift beschikbaar komen.
Meer info: Marij van Oostrum-Schuurman Hess

Subsidie Belangengroep Practici in Loondienst

Het Bestuur heeft een positieve beslissing genomen op de
subsidie-aanvraag van de Belangengroep Practici in
Loondienst (BPL) en heeft besloten de BPL eenmalig een
budget toe te kennen. Met deze steun van het Bestuur kan on-
der andere worden gerealiseerd dat de contributie voor
KNMvD-leden voorde BPL lager kan zijn dan de contributie
voor niet-KNMvD-leden.

Meer info: Tjeerd Jorna, Marij van Oostrum-Schuurman
Hess

Desinfectiemiddelen in dierenartsenpraktijken

De Keuringsdienst van Waren (KvW) heeft enige tijd gele-

Bulletin Bestuur en Bureau

Nummer4, mei 2003

-ocr page 50-

den een oriënterend onderzoet: verricht naar het gebruik van
al dan niet toegelaten desinfectiemiddelen in dierenartsen-
praktijken. Hiervan is van de hand van de heer De Reus van
de KvW ook een artikel in het TvD verschenen. Er is in-
middels een gesprek geweest met de KvW. De KNMvD
heeft het initiatief genomen om mee te werken aan de tot-
standkoming van een protocol. Op korte termijn zal PAO-D
hierover ook een cursus verzorgen.
Meer info: Joost van Herten

De KNMvD en deAI-afFaire

Door een tweetal dierenartsen in het zuiden van het land is
oppositie gevoerd tegen de KNMvD omdat deze onvol-
doende op zou komen voor de belangen van het dier, en dan
met name het hobbymatig gehouden landbouwhuisdier.
Inmiddels hebben de initiatiefnemers een eigen sociëteit op-
gericht. Vanuit het Bestuur van de KNMvD voeren de be-
stuursleden Den Otter en Van Herpen gesprekken teneinde te
trachten de meningsverschillen op te lossen.
Meer info: Leen den Otter en Hans van Herpen

Diergeneesmiddelen en voedselveiligheid

Op 22 mei vond het jaarlijkse debat van de vereniging van
Fabrikanten en Importeurs van Diergeneesmiddelen In
Nederland (FIDIN) plaats in het Haagse Dudok. Dit jaar
was gekozen voor het thema \'De rol van diergeneesmidde-
len en de dierenarts bij een veilige voedselproductie\'.
Namens de KNMvD nam bestuurslid Rens van
Dobbenburgh plaats in het forum dat op verschillende stel-
lingen moest reageren. In dat verband benadrukte Van
Dobbenburgh nog maar eens dat de dierenarts een ware
specialist en een betrouwbare onafhankelijke partner is als
het gaat om de troika diergezondheid, diergeneesmiddelen
en volksgezondheid.
Meer info: Rens van Dohhenhiirgh

Socialisatie honden

Het Platform Preventie Hondenbeten (PPH) heeft de staatsse-
cretaris van LNV gevraagd aandacht te schenken aan de socia-
lisatie van honden met het doel om bijtgedrag te voorkomen.
Opname van gedetailleerde normen in het Honden en
Kattenbesluit (HKB \'99) zal moeilijk zijn gezien het probleem
van de handhaafbaarheid, zo laat het PPH weten. Wel zou er
een duidelijke relatie in het HKB \'99 gelegd moeten worden
tussen het aantal aanwezige dieren en het aantal personen dat in
een hondenfokbedrijf ter beschikking en aanwezig moet zijn.
Meer info: Joost van Herten

Mantelovereenkomst KNMvD-Arbo Unie

Sinds I januari 1996 geldt de verplichting voor werkgevers
aangesloten te zijn bij een gecertificeerde Arbodienst, onder
andere voor ondersteuning bij begeleiding en reïntegratie
van zieke werknemers. In dat kader heeft de KNIVI\\D
destijds een mantelovereenkomst gesloten met de landelijk
werkende Arbo Unie ten behoeve van de leden van de
KNMvD; leden kunnen hiervan vrijwillig gebruik maken.

Regelmatig voert de KNMvD overleg met Arbo Unie over de
verleende dienstverlening en ontwikkelingen op het gebied
van arbeidsongeschiktheid en reïntegratie. De KNMvD
heeft verschillende malen aangedrongen op verbetering van
de dienstverlening aan onze beroepsgroep. Om hieraan tege-
moet te komen stelt Arbo Unie voor een zogenaamde Arbo
desk in te richten voor de beroepsgroep dierenartsen. Dat be-
tekent dat alle aangesloten dierenartsenwerkgevers worden
gecentreerd in één vestiging van Arbo Unie en dat zij te ma-
ken krijgen met een vast en \'eigen\'Arboteam. Alle ziekmel-
dingen komen bij dit team binnen en het team coördineert
spreekuurbezoek etcetera. op de verschillende lokale vesti-
gingen van Arbo Unie. De lokale vestigingen rapporteren
aan het Arboteam, dat de contacten onderhoudt met de die-
renartsenwerkgevers. Ook wordt het mogelijk dat er inten-
sief contact komt tussen het Arboteam en de contactpersoon
van Amev, de ziekengeldverzekeraar met wie de KNMvD
een mantelovereenkomst heeft ten behoeve van de leden. Dit
is van belang bij langdurige arbeidsongeschiktheid, waarbij
door Amev extra middelen kunnen worden ingezet (media-
tion, bedrijfsfysiotherapie etcetera.). Uiteraard zal er nauw
contact zijn tussen de KNMvD en het Arboteam en kan ge-
makkelijker worden ingespeeld op nieuwe ontwikkelingen
en specifieke situaties.

Meer info: Marij van Oostrum-Schmirman Hess

Preventie van arbeidsongeschiktheid

Op 28 mei heeft er een bijeenkomst plaatsgevonden op het
bureau van de KNMvD die in het teken stond van preventie
van arbeidsongeschiktheid. Aanwezig waren Bestuur en
Raad van Toezicht van de KNMvD, vertegenwoordigers van
de Groepen van de KNMvD, het Bestuur van de Stichting
Pensioenfonds voor Dierenartsen, Movir, Faculteit der Dier-
geneeskunde, Interpolis, Meeüs, Bureau Terzet en Hoofd-
bestuur AUV.

Eén van de sprekers was prof dr. M.A.J. Eijkman, verbon-
den aan het Academisch Centrum voor Tandheelkunde
Amsterdam. Hij lichtte de aanwezigen in over het onderzoek
naar stress en burn-out bij tandartsen. Alle aanwezigen wa-
ren het er over eens dat de handen ineen moeten worden ge-
slagen om gezamenlijk de enorm hoge arbeidsongeschikt-
heid bij dierenartsen aan te pakken. Binnenkort verschijnt in
het Tijdschrift voor Diergeneeskunde een uitgebreid verslag
van deze bijeenkomst. Aan een plan van aanpak wordt ge-
werkt.

Meer info: Marij van Oostrum-Schuurman Hess, Ton de
Ruijter

-ocr page 51-

Op 16 en 17 mei 2003 werd de algemene vergadering van de
Federation of Veterinarians of Europe (FVE) in Zagreb in
Kroatië gehouden. Deze vergadering werd voor de
Nederlandse delegatie en de algemeen secretaris van de
KNMvD, dr.Tjeerd Jorna, een zeer bijzondere.

De vergadering werd geleid door het interimbestuur, omdat het
gekozen bestuur in februari 2003 was teruggetreden. Na dc
welkomstspeech van de voorzitter van de Kroatische beroeps-
vereniging, werd de officiële opening verricht door een ver-
tegenwoordiger van het Kroatische ministerie van Landbouw
en Bosbouw.

Nieuw bestuur

Een belangrijk agendapunt van de vergadering was de verkie-
zing van een nieuw bestuur. Nederland had dr Tjeerd Jorna
voorgedragen als kandidaat voor het presidentschap. Mede-
kandidaat was Borut Zemljic uit Slovenië. Jorna werd met
grote meerderheid (154-35) gekozen en daarmee President van
dc FVE 2003-2005. Als vice-presidenten werden gekozen:
Sean O Laoide uit Ierland, Gundega Micule uit Letland, John
Williams uit het Verenigd Koninkrijk en Walter Winding uit

Oostenrijk.

In zijn presentatie gaf Jorna aan met welke doelstelling hij de
taak op zich wilde nemen, namelijk de belangen van de veteri-
naire beroepsgroep op Europees niveau promoten door invloed
uit te oefenen op de totstandkoming van de Europese regelge-
ving in een vroeg stadium. Belangrijke items daarbij zijn het
beleid inzake de diergeneesmiddelen, voedselveiligheid, GVP
(praktijkcertificering), de beroepskwalificaties, het postacade-
misch onderwijs, dierwelzijn en dierziektenbestrijding.
Daarnaast wenst hij aandacht te besteden aan de inbreng van
alle leden (34 landen) en de vier secties: practici, hygiënisten,
overheidsdierenartsen en industriedierenartsen. Hij wil een
goede verhouding met de staf in het bureau, gebaseerd op het
principe dat het bestuur verantwoordelijk is voor het beleid en
de bureaustaf voor de voorbereiding en uitvoering. De nieuwe
executive director, Jan Vaarten, wenst hij daarbij alle steun en
succes.

Aan het eind van de vergadering vond de overdracht van het
presidentschap plaats. Mare Janssens, interimvoorzitter, over-
handigde de sleutels van het bureau aan Tjeerd Jorna. Deze
nam de taak op zich en dankte het interimbestuur voor het
goede besturen tijdens de periode februari-mei 2003. In het bij-
zonder werd Mare Janssens bedankt, die met zijn kennis van de
Belgische wet de zaak Fiere Choraine goed heeft opgelost.
Deze ex-executive director heeft nu een functie bij de Europese
Commissie. Tevens dankte de nieuwe president de medewer-
kers van het bureau voor het vele werk dat verzet is.

jan Vaarten executive director

Jan Vaarten uit Nederland presenteerde zich tijdens de verga-
dering als nieuw benoemde executive director en vertelde wat
hij wilde oppakken.

Verder kwam in het verslag van activiteiten naar voren dat veel
aandacht is besteed aan het voorstel inzake diergeneesmidde-
len van het Europees Parlement. Een omvangrijk dossier gaat
over de erkenning van de professionele kwalificaties; met an-
dere woorden waar dient de opleiding voor het beroep dieren-
arts aan te voldoen.

Inzake diergezondheid was aandacht besteed aan Vogelpest en
MKZ. Voedselveiligheid en -controle werden als voorstellen

Nederland krijgt positie in Europese dierenartsenvereniging

Algemeen secretaris dr. Tjeerd Jorna wordt voorzitter FVE

-ocr page 52-

voor het Europees Parlement aangenomen. Inzake de discussie
rond de voeradditieven is gepleit voor het verbieden van antibi-
otica, maar het toestaan van coccidiostatica en nifursol voor de
behandeling van histomoniasis. Inzake dierwelzijn werd aan-
dacht besteed aan het houden van dieren, transport van dieren
en proefdieren.

Dr. Karlheinz Simon werd als erelid van de FVE gedecoreerd.
De financiën van de FVE gaven geen reden tot discussie,
meestal een teken dat deze op orde zijn. Het sponsorbeleid is
besproken en aangenomen.

Joint Education Committee

Bij het onderwerp opleiding deed Aart Willem Udo verslag van
de activiteiten van de Joint Education Committee, waarbij aan-
gegeven werd welke veterinaire faculteiten aan de Europese ei-
sen voldoen. Heel belangrijk is het voorstel voor een richtlijn
van het Europese Parlement en de Raad voor de erkenning van
de beroepskwalificatie: de eisen waar de opleiding tot het be-
roep dierenarts aan dient te voldoen. De FVE is voorstander
van een sectorale richtlijn voor de diverse medische beroepen.
Daarna kwamen de vleeskeuring, de voedselveiligheid en as-
pecten van volksgezondheid aan de orde. Diergezondheid had
als belangrijk bespreekpunt het voorstel van maatregelen voor
de MKZ-bestrijding. Daarbij kwam de verplichte noodvacci-
natie bij uitbraken aan de orde, waarbij de producten van ge-
zonde gevaccineerde dieren in de EU afzetbaar moeten worden
gesteld op de lokale en interne markt.

De eerste dag eindigde met een prima verhaal van Wouter
Steenhuizen over de vogelpestcrisis in Nederiand. Alle facetten
werden objectief belicht.

De tweede vergaderdag stond \'s ochtends in het teken van dier-
welzijn waarbij het transport van levende dieren werd bespro-
ken. Bij het onderwerp diergeneesmiddelen was er aandacht
voor de voorstellen inzake minor uses en minor species, het zo-
genaamde MUMS-project.

Daarna werd de problematiek van de EU-projecten aan de orde
gesteld, bijvoorbeeld de komst van de nieuwe landen uit
Centraal- en Oost-Europa.

Speech

Na de eerste dag vergaderen volgde het galadiner waar de
nieuwe president zijn eerste speech hield. Hierbij ging hij in op
het ontstaan van de Europese beroepsvereniging waarbij hij
zijn eerste baas - hoogleraar Wagenaar - betrok. Hij dankte de
leden van het teruggetreden bestuur die allen, met uitzondering
van de ex-voorzitter, aanwezig waren. Het interimbestuur werd
nogmaals bedankt. De medewerksters van het bureau werden
in het zonnetje gezet en ook Jan Vaarten presenteerde zich nog-
maals.

De gastvrijheid van de Kroatische dierenartsenvereniging
werd geroemd. Met veel internationale zang vanuit Kroatië,
Zweden, Portugal en Nederland werd de eenheid van de
Europese dierenartsen duidelijk. Een goede basis om met het
werk te beginnen.

De volgende vergadering van FVE is in november 2003 tc
Brussel en volgend voorjaar is de bijeenkomst in Praag
(Tsjechië).

Jaarcongres 2003
2-3-4 oktober
Belevingshotel Bad Boekelote Boekelo

M
io

Als lid van de Koninkli)ke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde heeft
het Bestuur aangenomen:

Cramcrs, H.M.: 2003; 6123 AJ Holtum;
Ankersweg 5A.

Groothuis, D.G.: 1973; 3981 TA Bunnik;
Ainbachtsring 18.

Klarenbeek. S.; 2003; 3705 ZK Zeist;
Warande 131.
Meer, Mevr S. van der; 2002; 3972 AP
Driebergen-Rijsenburg; Prins Willem

Alexanderlaan 25.

Oijen, L.A.A.M. van; 2000; 4033 AK Lienden; Veldstraat 3.
Okker, H.; 2002; 6981 BV Doesburg; Contre Escarpe 14.
Ruijter, Mevr E.C. de; 2002; 3572 CJ Utrecht; Kapelstraat 31.
Schuite-Overmeer, Mevr G.E.; 2003; 8162 PB Epe; Soerelseweg28.
Schurink,TA.; 1990; 2807 GH Gouda; Getijmolenerf 16.
Schuurman, S.O.; 2002; 3554 BT Utrecht; Cornelis Roobolstraat 22.
Sterenborg, J.A.E.M.; 2000; 5122 HV Rijen; Margrietstraat 46.
Tanck, I.G.; 2002; 1171 ZA Badhoevedorp: Thomsonstraat 5.
Weert, Mevr. J.A.A. de; 2002; 3554 BT Utrecht; Cornelis Roobolstraat 22.
Wertz, D.A.M.; 1992; 6374 EJ Landgraaf; Kantstraat 73.
Wiersma, S.H.; 1983; 8392 NG Boyl; Boylerweg 169.

Als kandidaatlid van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor
Diergeneeskunde heeft het Bestuur aangenomen:

Aan de Stegge. Mevr. E.M.
Beek. Mevr. M.A. van
Bok, G.J.
Bos, J.H. van den
Boterhoek, Mevr. M.
Eisenberg, Mevr. S.W.F.
Engen, Mevr M.J. van
Esman, K.J.
Feenstra, RB.
Groenendaal, H.
Haas, Mevr. S.A.M. de
Hoogerbrugge, Mevr H.
Jakobsen, Mevr I.
Klopstra, Mevr. H.
Kocks, Mevr J.E.H.
Koning, Mevr. S.J.J.
Koop, G.

Langedijk, Mevr. I.
Lansink, B.J.G.
Poldermans, Mevr. F.
Rutz, Mevr M.E.
Santema, W.J.
Tempel, Mevr. H.A.
Wildeman. Mevr. K.C.
Wouters, E.G.H.
Zee, Mevr. C. vd.

Personali

-ocr page 53-

Uit
de

hoofdredactie

Begin juni was ik in de USA voor een congres toen daar op de televisie voor het eerst aandacht
werd geschonken aan een uitbraak van monkeypox. De informatie was zo opvallend en
veelvuldig aanwezig op de vele kanalen, dat ik in eerste instantie dacht dat het om een ernstige
exotische vorm van pokken ging, waarbij ook vele slachtoffers onder mensen zouden gaan
vallen. Gelukkig viel dat allemaal mee. Collega Verkleij geeft in dit nummer van het Tijdschrift
voor Diergeneeskunde de actuele stand van zaken weer over deze uitbraak en de risico \'s voor
import naar Europa en van de infectie voor onder andere de dierenarts. Een interessante
bevinding is, dat personen die niet meer gevaccineerd zijn tegen pokken (in Nederland al niet
meer sinds de tweede helft van de jaren zeventigj, gevoeliger zijn voor een infectie met het
apenpokkenvirus. Het niet gevaccineerd meer zijn tegen pokken bleek vorig jaar ook een fac-
tor te zijn voor een koepokinfectie hij een Qonge) dierenartsassistente in Nederland, waarover
werd gepubliceerd in het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde. In sommige gevallen kan
deze laatste infectie een fatale afloop hebben, dus een reden te meer om attent te blijven op
dergelijke aandoeningen in de praktijk.

Net als in het voornoemde verslag zet ik zelf ook vaak vraagtekens bij het houden van
bepaalde exotische dieren. In de krant lezen we bijna dagelijks over allerlei ontsnapte slan-
gen; kaaimannen die in tuinen worden aangetroffen of exoten die gedumpt worden in de
natuur Dan ook nog eens duizenden prairiehondjes per jaar ingevoerd in Nederland.... het
einde is nog niet in zicht. Dit is koren op de molen van de vele actiegroepen en dierenactivisten
die in Nederland aanwezig zijn en die, volgens een artikel in Elsevier van 28 juniji, blijkbaar
alle gelegenheid krijgen om zich te manifesteren. Een typerende uitspraak uit dit indringende
overzicht luidt: "Liefde voordieren kan mensen in beesten veranderen ".

Over import van dieren gesproken. Deze zomer worden vakantiegangers op Schiphol voor
vertrek gewezen op de risico \'s van het meebrengen van beschermde planten en dieren(materi-
alen). Een goed initiatief en de wijze waarop dit wordt aangepakt kunnen we in deze komkom-
mertijd allemaal zien op de televisie. In een programma over de luchthaven Schiphol zien we
wekelijks douaniers die zich urenlang bezig houden met fossiele resten, schedeltjes of een
kooitje met tropische vogeltjes. Bij deze laatste waren overigens alle benodigde papieren en
stempels aanwezig. Neen, hier wordt géén enkel middel geschuwd om illegale import van
dierlijke of plantaardige materialen tegen te gaan, dat verzeker ik u! Met de Lekturama-
boeken bij de hand en veelvuldige ruggespraak met de deskundigen op het Ministerie in Den
Haag wordt alles tot op de bodem uitgezocht. Als we de media mogen geloven passeren er in
dezelfde tijd echter minimaal 5 drugssmokkelaars moeiteloos deze ijverige opsporings-
ambtenaren.

Voorzover van toepassing wens ik u een prettige vakantie en wanneer u vliegt een behouden
thuiskomst op onze nationale luchthaven!

Paul Overgaauw

I

Ti i d sfihufi^^

Diergenees

-ocr page 54-

Endoscopisch verwijderen van vreemde voorwerpen uit hond of kat

E. den Hertog^

wel eens waar vast loopt en bij welk soort of ras, en welke le-
ring getrokken kan worden uit het klinisch verloop.

Oorspronkelijk artikel

Samenvatting

Corpora aliéna in luchtwegen of maagdarmkanaal bij
hond en kat zijn een frequent voorkomend probleem in
de gezelschapsdierenpraktijk. Met het verbeteren van de
endoscopische technieken en het gemakkelijker beschik-
baar komen voor de praktijk, nemen ook de mogelijkhe-
den toe om corpora aliéna via endoscopie te verwijderen,
waarbij chirurgie uiteindelijk niet nodig is. In dit artikel
worden 53 gevallen beschreven van honden of katten,
aangeboden bij Dierenarts Specialisten Amsterdam voor
endoscopie, waarbij een corpus alienum werd aangetrof-
fen en zo mogelijk werd verwijderd. De resultaten wor-
den vergeleken met de literatuur. In de discussie wordt
ernaar gestreefd te komen tot een praktische handleiding
hoe te handelen in specifieke gevallen, met aandachts-
punten voor de therapie en de prognose.

Summary\'

Endoscopic removal of foreign bodies from cats or dogs

Foreign bodies in the airways or intestines of dogs or cats are a common
problem in companion animal pi-actice. Improved endoscopic lechniqiies.
together with their greater availability, mean that it is often possible to re-
move the foreign body endoscopically, making surgery unnecessary. This
article describes 53 cats and dogs in which a foreign body was detected and.
where possible, removed. Results are compared with those in the literature.
Practical guidelines for foreign body removal in .specific cases aiv de-
scribed, focusing on therapy and prognosis.

Inleiding

Corpora alicna in luchtwegen of maagdarmkanaal bij hond
en kat zijn een frequent voorkomend probleem in de gezel-
schapsdierenpraktijk {1,2,5,6, 10,11,17). Niet te diep gele-
gen corpora aliena (bijvoorbeeld grasaren in voorste ge-
deelte van de neus, draadjes om de tong) kunnen relatief
eenvoudig, al dan niet met behulp van klein instrumenta-
rium, door de practicus verwijderd worden. Is een vreemd
voorwerp ingeslikt, dan is nogal eens chirurgie noodzakelijk
(3). Met het verbeteren van de endoscopische technieken en
het gemakkelijker beschikbaar komen voor de praktijk, ne-
men ook de mogelijkheden toe om corpora aliena via endo-
scopie te verwijderen, waarbij chirurgie uiteindelijk niet no-
dig is (6, 9,10, 19).

In dit artikel wordt een overzicht gegeven van de patiënten
die in 2001 en 2002 bij Dierenarts Specialisten Amsterdam
zijn aangeboden voor het endoscopisch verwijderen van cor-
pora aliena uit luchtwegen of maagdarmkanaal. Doel van dit
artikel is om inzicht te krijgen in welk vreemd voorwerp nog

\' Dierenarts Specialisten Amsterdam, Specialist interne geneeskunde der gezel-
schapsdieren, Weesperzijde 147. 1091 ET Amsterdam, tel: 020-6920936. fa.x: 020-
6937095. Tevens voor correspondentie.

Materiaal en methoden

Alle bij Dierenarts Specialisten Amsterdam aangeboden
honden en katten waarbij een corpus alienum endoscopisch
verwijderd is, of een poging daartoe gedaan is in 2001 of
2002, zijn in het onderzoek opgenomen. In totaal gaat het om
55 gevallen. Van deze gevallen werden retrospectief de vol-
gende gegevens verzameld: ras, leeftijd, aard van het corpus
alienum, locatie waar het vastgelopen was en klinisch ver-
loop. Twee gevallen waarvan de gegevens niet compleet wa-
ren, zijn niet in het onderzoek opgenomen.
Voor de anesthesie is bij alle dieren een catheter intraveneus
geplaatst. Alle dieren zijn gepremediceerd met medetomi-
dine, inleiding en onderhoud met propofol intraveneus. Met
uitzonderingen van de endoscopieën van bronchiën en tra-
chea, zijn alle dieren geïntubeerd geweest tijdens de ana-
esthesie. Bewaking bestond uit bewakings-ECG, indien no-
dig werd handmatig beademd.

Voor de rhinoscopieën is gebruikgemaakt van een rigide pedia-
trische cystoscoop (Storz, 11503, doorsnee 1,2 mm) met bijbe-
horende lichtbron. Voor de endoscopieën van het maagdarm-
kanaal werd een vidcogastroscoop gebruikt (diameter 9,5 mm,
Fujinon EG-310 HR) met bijbehorende lichtbron en processor.
Bronchoscopie is uitgevoerd met een flexibele video-broncho-
scoop (diameter 6,5 mm, Fujinon, video) (scopen: zie figuur
1). Voor het verwijderen van de corpora aliena werd gebruik
gemaakt van diverse flexibele endoscopictangen en zoge-
naamde baskets (voor dit doeleinde gemaakt, of gemaakt voor
het verwijderen van galstenen bij de mens), voor het verwijde-
ren van corpora aliena uit de oesofagus werd gebruikgemaakt
van een lange rigide corpus -alienum -tang (instrumentarium,
zie figuur 2). Sommige metalen voorwerpen werden inet be-
hulp van een magneetje verwijderd.

-ocr page 55-

Resultaten

In twee jaar tijd werden 53 dieren (elf katten en 42 honden)
gezien waarbij endoscopisch een corpus alienum verwijderd
moest worden. De resultaten zijn gerubriceerd naar de loca-
tie waar het vreemde voorwerp aangetroffen werd.

Oesofagus

Er werden elfhonden en één kat aangeboden met een corpus
alienum in de slokdarm. Het ging tweemaal om een vishaak
(onder andere bij de kat), één keer om een te groot stuk
broodje frikandel, vijfmaal om een buflelhuidje, kauwkluif,
varkensoor of bullepeesje, vier keer om een botje. Bij de
honden waren de volgende rassen vertegenwoordigd: West
Highland White terriër (4x), Cairn terriër (2x), Pitbull ter-
riër, Buil terriër, Duitse Herder, Border Terriër, Chihuahua.
De leeftijd varieerde van twee tot elf jaar (gemiddelde en
mediaan zes jaar). Eén vishaak zat vast in de proximale oeso-
fagus, één in de thoracale oesofagus. De grotere corpora
aliena liepen vast in de hals (éénmaal), boven het hart (drie-
maal), maar het vaakst net voor de cardia (zes maal). In één
geval werd het buffelhuidje doorgeduwd naar de maag (geen
gastrotomie aansluitend, probleemloos herstel), in één geval
is het niet gelukt het vreemd voorwerp endoscopisch te ver-
wijderen, in de andere gevallen kon het vreemde voorwerp
via de bek verwijderd worden. Met name bij de al langer in-
geklemde, grotere corproa aliena was het endoscopisch
beeld in de oesofagus na het verwijderen van het corpus alie-
num sterk afwijkend: veel necrose en ulceraties van de mu-
cosa (bij vijf gevallen met ingeklemd corpus alienum langer
dan 24 uur aanwezig, maar ook bij één hond waarbij botje er
korter in zat). Twee honden (beide West Highland White ter-
riër) zijn binnen enkele dagen na de endoscopie overleden
aan complicaties hiervan. In één geval (Cairn terriër) kon en-
doscopisch een perforatie van de oesofagus worden vastge-
steld, deze hond is tijdens de ingreep geëuthanaseerd. In alle
drie gevallen met dodelijke afloop ging het om een kauw-
kluif of bot in de thoracale oesofagus, dat er langer dan 24
uur in had gezeten en had geleid tot ernstige beschadigingen
van de oesofagus. Nabehandeling van de oesofagus-laesies
na verwijderen van het corpus alienum bestond uit zacht
voer en driemaal daags sucralfaat-suspensie gedurende een
week.

Maag en duodenum

In totaal werden zeventien honden en vijf katten aan de inter-
nist aangeboden met een corpus alienum in de maag. De
honden varieerden in leeftijd van één tot elf jaar (gemiddeld
vijf jaar, mediaan vijf jaar). De rassen waren: Buil terriër
(3x), Dalmatiër (2x), Golden retriever (2x), Duitse Staande,
Teckel, Cairn terriër. Labrador Retriever, Duitse Dog, Boxer,
Pit Buil terriër. Bouvier, Basset Fauve de Bretagne, Shih
Tzu. De vreemde voorwerpen waren: vishaken (3x), ballet-
jes (3x), plastic speeltjes (3x), plastic cupjes (3x), maïskolf,
visdraad, CD (stuk gebeten), leren voorwerpen (stuk gebeten
koffer), ijslollie-stokje. In twee gevallen bleken er zoveel
corpora aliena in de maag aanwezig (één hond met ongeveer
dertig grotere en kleinere stukken leer en één hond met on-
geveer veertig plastic cupjes), dat het niet lukte deze allen
endoscopisch te verwijderen, en is na een uur endoscopië-
ren, besloten alsnog de rest chirurgisch te verwijderen. De
vishaken waren zeker in een gevulde maag moeilijk te visu-
aliseren, de magneet was een makkelijk hulpmiddel, maar
ook de draad die aan de haak vast zat. De vishaken konden
met een flexibel corpus-alienum-grijptangetje verwijderd
worden, de grotere corpora aliena werden succesvol verwij-
derd met een draadbasket. Bij corpora aliena die langer in de
maag aanwezig waren, zeker bij harde en scherpe plastic
voorwerpen, werden laesies gezien in de maagmucosa, met
name in het antrum. Herstel verliep echter in alle gevallen
goed en complicaties deden zich niet voor,
In totaal werden vijf katten aangeboden met een corpus alie-
num in maag of duodenum, variërend in leeftijd van één tot
driejaar In vier gevallen ging het om muntstukjes (waarvan
in twee gevallen deze al naar het duodenum waren doorge-
schoten ten tijde van de endoscopie). Bij een Abessijn wer-
den schuimrubberen restanten van een speeltje uit de maag
verwijderd. Het is niet gelukt de muntjes endoscopisch te
verwijderen uit het duodenum, beide katten zijn geopereerd,
één ervan is tijdens de chirurgie geëuthanaseerd, in verband
met complicaties (niet te herstellen perforatie duodenum).
Bij twee katten zijn muntjes uit de maag verwijderd, bij één
is dit gelukt met behulp van een magneetsonde. Met uitzon-
dering van de geëuthanaseerde kat, zijn de katten goed her-
steld en waren daarna klachtenvrij. Bij twee van deze katten
trad echter recidief op na enkele maanden: één kat had vier
muntstukjes in het duodenum, nadat eerder al chirurgisch
een muntstukje uit de darm verwijderd was en de Abessijn at
opnieuw een stuk speelgoed op.

Rectum

Bij drie honden werd een endoscopie uitgevoerd op verden-
king van een corpus alienum in het rectum. Een éénjarige
Golden Retriever werd aangeboden voor het endoscopisch
verwijderen van een naald uit het rectum. De naald kon ma-
nueel verwijderd worden. Er trad probleemloos herstel op.
Een elfjarige Shih Tzu werd aangeboden voor het verwijde-
ren van een botje uit het rectum, dit bleek harde ontlasting
met kleine stukjes bot. Dit kon deels verwijderd worden, het
overige is eruit gekomen na laxeren. Een éénjarige Cavalier

-ocr page 56-

King Cliarles Spaniel bleek een rectumstrictuur ontwikkeld
te hebben, enkele maanden na het manueel verwijderen van
een stuk bot uit het rectum.

Neus

Twee katten en negen honden werden aangeboden met een cor-
pus alienum in de neus. Onder de negen honden was één krui-
sing en de volgende rashonden: Basset Fauve de Bretagne,
Basset Bleu de Gascogne, Boxer, Golden Retriever, Teckel,
Jack Russell terriër, Amerikaanse Staffordshire Bull terriër.
West Highland White terriër. De leeftijdsrange was één tot tien
jaar (gemiddeld en mediaan zes jaar). In negen van de elf geval-
len ging het om een grasaar, in één geval om een takje en een-
maal een grasspriet. Eén van de honden werd ons aangeboden
vanwege blijvende neusproblemen, nadat elders al een grasaar
verwijderd was. Er bleek nog een tweede in de neus te zitten.
Bij een andere hond werden in onze kliniek twee grasaren uit
één neusgang verwijderd. Bij twee honden is het niet gelukt de
grasaar in zijn geheel te verwijderen, in die gevallen werd de
neus grondig en krachtig nagespoeld met fysiologisch zout.
Alle honden waren klachtenvrij enkele dagen na de ingreep,
met uitzondering van één hond, waarbij de klachten van niezen
en eenzijdige purulente, bloederige neusuitvloeiing onvermin-
derd aanwezig bleven. Deze hond is voor nader onderzoek aan-
geboden aan de Universiteitskliniek voor Gezelschapsdieren
(drs. G. ter Haar, specialist chirurgie, afdeling KNO). Ook bij
deze hond bleek nog een tweede grasaar in de neus te zitten, te-
vens werd een histologisch bevestigde mesenchymale tumor in
diezelfde neusgang aangetroffen.

Nasopharynx

In twee dieren (een hond en een kat) werd een vreemd voor-
werp in de nasopharynx gevonden bij endoscopic. Eén kat
werd aangeboden met een grasspriet in de nasopharynx, één
hond met een schil van een paardenhoef op dezelfde plek.
Deze vreemde voorwerpen konden verwijderd worden door
het palatum mol Ie te retraheren met een haakje, het corpus
alienum te visualiseren met behulp van een laryngoscoop en
deze te verwijderen met behulp van een chirurgische klem.

Trachea en bronchiën

Bij twee katten en een hond werd bij bronchoscopie een cor-
pus alienum gevonden in trachea of bronchiën. Bij één kat
werd een steentje uit de trachea verwijderd door het steentje
met behulp van vacuüm tegen de flexibele bronchoscoop aan
te zuigen. Bij een andere kat werd een grasspriet uit een
bronchus verwijderd, bij een Engelse Springer Spaniel die
voor de jacht gebruikt werd, werd een korenaar uit een bron-
chus verwijderd.

Discussie

Oesofagus

Vreemde voorwerpen in de oesofagus komen nogal eens
voor bij de hond, en deze situatie kan levensbedreigende
complicaties opleveren. Verschijnselen zijn lethargie, ano-
rexie, speekselen, kokhalzen, regurgiteren, rusteloosheid,
pijn. De diagnose wordt meestal gesteld door röntgenolo-
gisch onderzoek van de thorax (17). De methoden om deze te
verwijderen zijn, in aanbevolen volgorde van voorkeur: en-
doscopische extractie per os, endoscopisch opduwen naar de
maag (met of zonder aansluitend gastrotomie) en transthora-
cale oesofagotomie (21). Waarschijnlijk is het verwijderen
onder röntgendoorlichting (fluoroscopic) vergelijkbaar met
het endoscopisch verwijderen (11). Bij beide methoden is re-
laxatie van de oesofagusmusculatuur door de anesthesie en
het onder zicht manipuleren van het vreemde voorwerp es-
sentieel om perforatie zoveel mogelijk te voorkomen.
Duidelijke voordelen van endoscopic boven fluoroscopic
zijn: het slijmvlies is te beoordelen, het soort corpus alienum
is te identificeren, men kan beoordelen of er sprake is van
een strictuur en er is betere controle tijdens de extractie.
Aangezien fluoroscopic ook in de meeste specialistenprak-
tijken niet mogelijk is, zal vrijwel altijd verwezen worden
voor endoscopic. Complicaties die kunnen optreden bij een
vreemd voorwerp in de oesofagus zijn oesofagitis, strictuur-
vorming en perforatie. Dit laatste kan leiden tot pneumome-
diast, pneumothorax, pneumonie, pleuritis, mediastinitis en
de dood. Röntgenologisch onderzoek van de thorax voor en
na de endoscopic geeft soms betere informatie over een
eventuele perforatie.

Ook uit andere studies is bekend dat West Highland White
terriërs en Cairn Terriërs vaker oesofageale corpora aliena
hebben dan andere rassen (6). In ons onderzoek kenden drie
van de twaalf gevallen van oesofageaal corpus alienum een
dodelijke afloop. Het herstelpercentage (75%) ligt daarbij in
dezelfde orde van grootte als bij grotere onderzoeken op dit
gebied (79% van 90 honden met thoracale oesofageale cor-
pora aliena (6)). Met name bij de grotere corpora aliena die
al langere tijd in de oesofagus vastzitten, verdient chirurgie
wellicht vaker de voorkeur, omdat perforaties niet altijd en-
doscopisch onderkend kunnen worden en omdat perforaties
chirurgisch hersteld kunnen worden. In geval van twijfel
over perforatie kan na de endoscopic, na het inblazen van
lucht, een controle-röntgenfoto gemaakt worden. Daaren-
tegen wordt in de humane geneeskunde ook vaak gekozen
voor een conservatieve behandeling bij traumatische oesofa-
gusperforatie (7). De auteur beschouwt een corpus alienum
in de oesofagus altijd als een spoedgeval, waarbij bij voor-
keur binnen 24 uur een endoscopic uitgevoerd dient te wor-
den. Bij grotere en scherpere corpora aliena, moet tijdig de
hulp van een chirurg ingeroepen worden, omdat een perfora-
tie blijkbaar vaker optreedt dan endoscopisch herkend kan
worden. De eigenaar moet goed voorgelicht worden over de
gereserveerde prognose, met name als het voorwerp al lan-
ger dan 24 uur in de slokdarm ingeklemd zit of als de hond in
slechte toestand wordt aangevoerd (koorts, dehydratie,
shock).

Vishaken zijn een apart probleem, omdat ze niet ingeklemd
zitten, maar wel zijn vastgehaakt. Er lijkt iets minder haast
geboden dan bij de botjes, maar omdat er ook hier natuuriijk
een risico is van perforatie, wordt toch bij voorkeur binnen
24 uur verwezen voor endoscopic. Overigens zijn ook tech-
nieken beschreven, waarbij geen endoscopic nodig is (blind
\'steken\' met in elkaar passende buisjes) (12). Deze metho-
den moeten ontraden worden omdat men niet kan beoorde-
len of de vishaak geperforeerd zit en omdat ernstig slok-
darmtrauma kan ontstaan bij blind steken. In een grotere
studie van 75 honden en katten met vishaken in maag of
slokdarm, was het in 66% van de gevallen mogelijk het cor-
pus alienum endoscopisch te verwijderen (10). De methode
was sneller en de opname in de kliniek korter in vergelijking
met chirurgie. In deze studie (10) leek het niet af te hangen
van de grootte van de hond, of een vishaak wel of niet met
behulp van endoscopic verwijderd kan worden, noch van
hoe lang de vishaak er al in zat, noch van de plaats waar deze

-ocr page 57-

zat of hoe die vast zat. Wel was het zo dat een meervoudige
haak minder vaak succesvol verwijderd kon worden dan een
eenvoudige vishaak. Toch bepaalt ook de mate van perforatie
(oppervlakkig of geheel) of de verwijdering endoscopisch
lukt. Een vishaak in de proximale oesofagus-sfincter is erg
lastig te visualiseren en daardoor soms onmogelijk endosco-
pisch te verwijderen.

Voor zowel het blind steken als het verwijderen via endosco-
pie, is het makkelijker als de draad nog aan de haak zit. Het is
dus praktisch de eigenaar te adviseren te voorkomen dat de
draad wordt ingeslikt. Het advies aan de eigenaar om niet te
hard aan de draad te trekken komt meestal te laat, omdat dit
blijkbaar de eerste reactie is van menig eigenaar direct na het
inslikken van de visdraad door het dier. Als de draad niet
wordt afgeknipt en eventueel zelfs wordt gefixeerd, kan de
vishaak niet verder naar caudaal migreren. Nadeel hiervan is
dat de vishaak ook langer in de slokdarm bl ij ft en door tractie
aan de draad (zeker mogelijk indien aan de halsband ge-
fixeerd) alsnog kan perforeren.

Maag

Het inslikken van vreemde voorwerpen komt meer voor bij
jonge dieren (< twee jaar) en de meest voorkomende vreem-
de voorwerpen zijn stenen, plastic en rubber voorwerpen (3).
Een corpus alienum in de maag is over het algemeen geen
spoedgeval. Voordat tot gastrotomie overgegaan wordt, kan
men daarom ook altijd met een eigenaar overleggen of een
verwijzing geregeld kan worden naar een kliniek waar endo-
scopie kan plaatsvinden. Voordeel is dat de ingreep minder
risico geeft op complicaties als wondinfectie en septische
peritonitis, aangezien de maag niet geopend hoeft te worden.
Risico van te lang afwachten is dat het voorwerp doorschiet
richting de darm en daar een ileus veroorzaakt. Als het
vreemd voorwerp in het duodenum of jejunum vastzit, is
chirurgie altijd geïndiceerd. Het endoscopisch verwijderen
van een vreemd voorwerp uit de maag kan moeilijk zijn, en
de ingreep is dus niet altijd sneller dan een gastrotomie.
Sommige voorwerpen (zoals een tennisbal) zijn gewoon te
groot om endoscopisch verwijderd tc worden, omdat in de
maag bijna altijd gewerkt moet worden met flexibel instru-
mentarium dat door het werkkanaal van de scoop ingebracht
wordt.

Bij een vreemd voorwerp in de maag, kan men er ook voor
kiezen om de hond of kat te laten braken, bijvoorbeeld met
behulp van apomorfine (hond) of xylazine (kat). Bij scherpe
voorwerpen of caustische stoffen is dit gecontraïndiceerd,
omdat dan nogmaals de kwetsbare oesofagus gepasseerd
wordt. Ook bij premedicatie en anesthesie moet rekening ge-
houden worden met braken. Bij grotere voorwerpen, is er
weinig kans dat het corpus alienum naar buiten komt na het
toedienen van een emeticum; de hond of kat heeft vaak al
zelf meerdere pogingen ondernomen het voorwerp eruit te
braken. Soms kan het zinvol zijn eerst een hoeveelheid in-
hullend voer te geven (bijvoorbeeld blikvoer gemengd met
watten) en daarna pas het dier te laten braken. Bij het braken
op volle maag, komt soms het vreemde voorwerp mee.
Nadeel van deze methode is dat, indien het niet gelukt is en
aansluitend een endoscopie wordt uitgevoerd, het vreemde
voorwerp moeilijker te vinden kan zijn in een met voedsel
gevulde maag.

In dit onderzoek was niet altijd van te voren bekend dat een
vreemd voorwerp in de maag aanwezig was. Soms werd een
corpus alienum gevonden bij een endoscopie die als dia-
gnostiek bedoeld was.

Het inslikken van muntjes door spelende katten is een be-
kend probleem (13). Bij metalen voorwerpen kan soms ge-
bruikgemaakt worden van een magneet, helaas zijn niet alle
muntjes magnetisch. Bij sommige metalen voorwerpen (zo-
als zink), moet rekening gehouden worden met het feit dat
door inwerking van het maagzuur, snel corrosie optreedt en
daardoor hoge metaalconcentraties in het bloed voorkomen.
Bij zink kan hierdoor hemolyse optreden, en dit is de reden
dat een zinken vreemd voorwerp wel met spoed uit de maag
verwijderd dient te worden (8).

Bij de kat komen nog wel eens haarballen (trichobezoars)
voor. Met name langharige katten en katten met huidproble-
men zijn gepredisponeerd. Meestal worden haarballen door
de kat uitgebraakt, maar soms geven ze grotere problemen.
Haarballen kunnen in de oesofagus vastlopen, maar ook in
het jejunum, waar ze ileus veroorzaken en zelfs darmperfo-
ratie kunnen geven (1). Bij haarballen (die niet door de kat
zelf uitgebraakt kunnen worden) wordt dus meestal gekozen
voor een chirurgische benadering. In de slokdarm en maag is
endoscopie te prefereren. Hetzelfde geldt voor draden (en
naalden waaraan een draad vastzit). Alleen als de draad niet
ver de darm ingaat, kan een poging gewaagd worden, zoals
bij één hier beschreven hond het geval was. Draden werken
als een zogenaamd lineair corpus alienum: de darm stroopt
zich op als de draad niet kan passeren, en perforaties worden
nogal eens gezien (5). Een laparotomie en meerdere entero-
tomieën zijn meestal noodzakelijk voor het verwijderen van
lineaire corpora aliena.

Darm

In sommige gevallen van een vreemd voorwerp in de maag
kan men ook besluiten het vreemde voorwerp verder het
maagdarmkanaal te laten passeren, als men inschat dat het
vreemde voorwerp qua diameter de darm kan passeren. Men
kan dan inhullend voedsel zoals blikvoer gemengd met wat-
ten geven. Deze conservatieve benadering is niet aan te ra-
den als het grotere voorwerpen betreft (speeltjes, balletjes,
speentjes, stenen, bij de kat ook muntjes), die ileus kunnen
geven, ook niet bij voorwerpen die te lang zijn (zoals een sa-
téprikker of stopnaald), omdat deze de darm kunnen perfore-
ren. Gek genoeg kunnen kleinere scherpe voorwerpen (bot-
splinters, stukken glas, naalden) wel vaak het darmkanaal
probleemloos passeren, soms lopen ze alleen vast voor de
anus (maar kunnen daar vaak eenvoudig manueel verwijderd
worden). Dit moet dan wel tijdig onderkend worden, omdat
een rectumstrictuur ook lastig te behandelen is. Voor het ver-
wijderen van een vreemd voorwerp uit het rectum is een en-
doscopie meestal niet noodzakelijk.

Neus

Rhinoscopie is vaak een onontbeerlijke diagnostische stap bij
chronische neusproblemen, met name bij eenzijdige neusuit-
vloeiing of bloeding (9). Een vreemd voorwerp is bij chroni-
sche neusproblemen niet de meest gestelde diagnose, vaker
komen voor: tumor (met name adenocarcinomen), ontste-
king, doorgebroken kieswortelontsteking en Aspergillose (9).
Anterograde rhinoscopie en endoscopie met behulp van
bronchoscoop in retroflexie, zijn diagnostische technieken
met meer specificiteit en sensititviteit dan röntgendia-
gnostiek(I8).

Grasaren zijn in het algemeen de meest voorkomende
vreemde voorwerpen bij de hond (in mindere mate bij de

-ocr page 58-

kat) (2). Meest voorkomende locatie is de uitwendige ge-
hoorgang, maar andere veelvoorkomende locaties zijn de
tussenteenhuid, oog, neus en thorax (2). Bepaalde rassen, zo-
als de Springer Spaniel, Golden Retriever en Airedale terriër
lijken gepredisponeerd (2).

Vindt men een grasaar bij rhinoscopie, dan moet men ook
altijd beducht zijn op een eventuele tweede grasaar (in dit
onderzoek was dit het geval bij drie van de negen honden).
Het endoscopisch verwijderen van een corpus alienum uit
de neusgang kan erg moeilijk zijn doordat er weinig ruimte
is, de conchae de neusholte in vele gangetjes verdelen en
omdat door manipulatie snel zwelling en bloeding op-
treedt. Als het niet lukt om met een corpus alienum-tang
het voorwerp te pakken, kan ook altijd onder anesthesie
(bij een goed geïntubeerd dier!) geprobeerd worden het
voorwerp naar de nasopharynx te spoelen met behulp van
fysiologisch zout (met enige kracht toegediend via een 20
of 50 ml spuit via het verder zoveel mogelijk dichtge-
klemde neusgat). De mond- en keelholte wordt na het spoe-
len geïnspecteerd op het voorkomen van een corpus alie-
num.

Nasopharynx

Bij katten komt het nogal eens voor dat er een grasspriet in
de nasopharynx vastzit. Het idee van de auteur is dat de kat-
ten braken na het opeten van gras, en dat bij het naar buiten
komen van het gras, langere grassprieten achter het palatum
molle langs, de nasopharynx in gaan. In deze studie kwa-
men ze relatief weinig voor, omdat verwijzing voor endo-
scopie meestal niet nodig is. Als de kat gesedeerd wordt,
kan een goede keelinspectie worden uitgevoerd. Het pala-
tum molle kan voorzichtig geretraheerd worden en op deze
manier kan de grasspriet met een mosquito meestal eenvou-
dig verwijderd worden (16). Niet alle grassprieten in de na-
sopharynx kunnen met retractie van het palatum molle ge-
zien worden. Het is erg lastig om het meest craniale deel van
de nasopharynx zonder endoscoop in beeld te brengen. Met
behulp van een flexibele bronchoscoop kan via de bek ach-
ter het palatum molle langs de nasopharynx retrograad geïn-
specteerd worden. Met name de choanae (caudale uiteinde
van de neusgangen) komen op deze manier mooi in beeld.
Omdat ook hier vreemde voorwerpen voorkomen, is endo-
scopie ook een mooie techniek voor het verwijderen van
corpora aliena uit de nasopharynx (19,20).

Trachea en bronchiën

Het endoscopisch verwijderen van vreemde voorwerpen uit
de trachea of bronchiën kan vrij lastig zijn. Er is weinig
ruimte voor manipulatie en het risico bestaat dat kleinere
onderdelen de diepere luchtwegen inschieten, waar ze onbe-
reikbaar zijn voor de bronchoscoop (4). Toch is bronchosco-
pie de aangewezen therapie bij corpora aliena in de trachea
en bronchiën (15). Om het gehele voorwerp mee naar buiten
te nemen, kan, naast het gewone endoscopie-instrumenta-
rium, gebruik worden gemaakt van vacuüm (zoals in deze
studie bij een kat met een steentje in de trachea), maar er zijn
ook technieken beschreven die gebruik maken van een
Foley-catheter(I4).

Conclusies

Een hond of kat die een vreemd voorwerp heeft ingeslikt,
moet met spoed verwezen worden voor endoscopie als het
voorwerp vastzit in de slokdarm. Grotere corpora aliena,
zoals kauwbotten of buffelhuidjes, die langer dan 24 uur in
de thoracale oesofagus ingeklemd hebben gezeten, kunnen
leiden tot dodelijke complicaties. Bij een ingeslikte vis-
haak, dient bij voorkeur de draad niet afgeknipt te worden.
Het toedienen van emetica is gecontraïndiceerd bij scherpe
voorwerpen of caustische stoffen. Of men kiest voor een
conservatieve behandeling bij een vreemd voorwerp in de
maag, hangt af van verteerbaarheid, diameter
en lengte van
het voorwerp. Te grote en te lange voorwerpen kunnen de
darm niet passeren. Bij vreemde voorwerpen die uit de
maag verwijderd moeten worden, kan men naast chirurgie
vaak ook kiezen voor endoscopie. Als er teveel corpora
aliena in de maag aanwezig zijn of deze zijn te groot om met
endoscopisch instrumentarium te pakken, kan beter geko-
zen worden voor chirurgie. Bij corpora aliena in de darm is
endoscopie vrijwel nooit geïndiceerd.
Bij honden of katten met een corpus alienum in de luchtwe-
gen verdient endoscopie meestal verreweg de voorkeur bo-
ven chirurgie. Vaak is endoscopie ook het hulpmiddel waar-
mee de diagnose werd gesteld. Vindt men een grasaar in de
neus, dient men altijd beducht te zijn op een tweede.
Grassprieten in de nasopharynx kunnen meestal zonder en-
doscoop verwijderd worden. Met een flexibele broncho-
scoop kunnen corpora aliena uit de craniale nasopharynx,
trachea en bronchiën verwijderd worden.

Literatuur

1. Barrs VR. Bcatty JA, Tisdall PL, Hunt GB, Gunew M, Nicoll RG. and
Malik R. Intestinal obstruction by trichobezoars in five cats. J Feline
Med Surg 1999; I (4): 199-207.

2. Brennan KE. and Ihrkc PJ. Grass awn migration in dogs and cats: a retro-
spective study of 182 cases. J Am Vet Med Assoc 1983; 182(11): 1201-4.

3. Capak D, Simpraga M, Maticic D. Bali R, and Janoska B. Incidence of
foreign-body-induced ileus in dogs. Berl munch Tierarztl Wochenschr
2001; 114(7-8): 290-6.

4. Dimski DS. Tracheal obstruction caused by tree ncddles in a cat. J Am
Vet Med Assoc 1991; 199 (4): 477-8.

5. Felts JF, Fox PR, and Burk RL. Thread and sewing needles as gastroin-
testinal foreign bodies in the cat: a review of 64 cases. J Am Vet Med
Assoc 1984; 184(1): 56-9.

6. Houlton JEF, Herrtage ME, and Taylor PM. Thoracic oesophageal
foreign bodies in the dog: a review of ninety cases. J Small Anim Pract
1985; 26: 521-36.

7. Kooper DP, Cuesta MA, van Mourik JC, en de Vries N. Goede resulta-
ten van conservatieve behandeling bij traumatische oesofagusperfora-
tie. Ned Tijdschr Geneesk 1994; 138(2): 82-5.

8. Latimer KS, Jain AV, Inglesby HB, Clarkson WD, and Johnson GB.
Zinc-induced hemolytic anemia caused by ingestion of pennies by a
pup. J Am Vet Med Assoc 1989; 195 (1): 77-80.

9. McCarthy TC, and McDennaid SL. Rhinoscopy. Vet Clin North Am
Small Anim Pract 1990; 20(5): 1265-90.

10. Michels GM, Jones BD, Huss BT, and Wagner-Mann C. Endoscopic
and surgical retrieval of fishhooks from the stoinach and oesophagus
in dogs and cats: 75 cases (1977-1993). J Am Vet Assoc 1995; 207 (9):
1194-7.

11. Moore AH. Removal of oesophageal foreign bodies in dogs: use of the
fluoroscopic method and outcome. J Small Anim Pract 2001; 42 (5):
227-30.

12. Opmeer RJ. Swallowed and impacted carp fish-hook in a dog. Tijdschr
Diergeneeskd 1997; 122 (20): 577.

13. Poortinga EW. Copper penny ingestion in a cat. Can Vet J 1995; 36
(10): 634.

14. Pratschke KM. Hughes JM, Guerin SR. and Bellenger CR. Foley ca-
theter technique for removal of tracheal foreign body in a cat. Vet Rec
1999; 144(7): 181-2.

15. Rha JY, and Mahony O. Bronchoscopy in small animal medicine: indi-
cations, instrumentation, and techniques. Clin Tech Small Anim Pract
1999; 14 (4): 207-12.

-ocr page 59-

Riley P. Nasopharyngeal grass foreign body in eight cats. J Am Vet
Med Assoc 1993; 202 (7): 1042.

Spielmann BL, Shaker EH, and Garvey MS. Esophageal foreign body in
dogs: a retrospective study of 23 cases. J Am Vet Assoc 1992; 28: 570-4.
Tasker S, Knottenbelt CM, Munro EA, Stonehewer J, Simpson J W, and
Mackin AJ. Aetiology and diagnosis of persistent nasal disease in the
dog: a retrospective study of 42 cases. J Small Anim Pract 1999; 40
(10): 473-8.

17.

18.

19. Tyler JW. Endoscopic retrieval of a large, nasopharyngeal foreign
body. J Am Anim Hosp Assoc 1997; 33 (6): 513-6.

20. Willard MD, and Radlinsky MA. Endoscopic examination of the
choanae in dogs and cats: 118 cases (1998-1998). J Am Vet Med Assoc
1999; 215 (9): 1301-5.

21. Zimmer JF. Canine esophageal foreign bodies: endoscopic, surgical,
and medical managment. J Am Anim Hosp Assoc 1983; 20 (4): 669-
77.

Social Behaviour in Farm Animals

Edited by L.J. Keeling and H.W.
Gonvoii, CAB International 2001,
ISBN 0 85 199 397 4

Het welzijn van landbouwhuisdieren
I krijgt steeds meer aandacht. Daarbij
i wordt benadrukt dat productiedieren
meer mogelijkheden moeten krijgen
om hun natuurlijke gedragsreper-
toire te vertonen. Sociale contacten met soortgenoten vor-
men daarbij een belangrijk onderdeel. Vaak wordt er echter
te gemakkelijk gedacht over de positieve effecten van sociale
huisvesting op het welzijn van dieren: inderdaad zullen soci-
ale contacten in een stabiel koppel dieren vaak ook het wel-
zijn ten goede kotnen; daartegenover staat echter, dat nega-
tieve sociale contacten in een instabiele context juist een
bijdrage kunnen leveren aan hoge stress-niveaus (de Jonge
cn Goewie, 2000). Kennis over sociaal gedrag en kennis over
de soort-specieke sociale behoeftes moet dan ook ten grond-
slag liggen aan ieder ontwerp van diervriendelijke sociale
huisvesting. In het boek \'Social Behaviour in Farm Animals\'
wordt de beschikbare kennis op dit gebied op een rijtje gezet.
Een dergelijk boek bestond tot nog toe niet en voorziet
daardoor in een behoefte voor iedereen die professioneel be-
trokken is bij advisering, onderzoek, onderwijs of beleid op
het gebied van welzijn bij dieren.

Het boek \'Social Behaviour in Farm Animals\' is geschreven
door een internationaal forum van specialisten op het gebied
van dierenwelzijn en sociaal gedrag bij landbouwhuisdieren.
Het boek bestaat uit drie delen: in het eerste deel worden theo-
retische aspecten van sociaal gedrag belicht, in het tweede deel
wordt het sociale gedrag van 6 categorieën landbouwhuisdie-
ren behandeld (rundvee, varkens, pluimvee, schapen, paarden
en vissen) en in het derde deel worden nieuwe en veelbelo-
vende ontwikkelingen in het vakgebied aan de orde gesteld.

Bij het openslaan van het boek zullen veel lezers, net als ik,
de neiging hebben in het tweede deel van het boek het hoofd-
stuk over hun \'eigen\' favoriete soort op te zoeken. Zo kwam
ik bij het hoofdstuk over varkens terecht en daarbij werd ik
blij verrast door de manier waarop de auteurs alle beschik-
bare kennis over sociaal gedrag bij varkens op een rijtje heb-
ben gezet zonder de grote lijnen en de verbanden tussen ver-
schillende onderzoeken uit het oog te verliezen. Ook de
andere hoofdstukken over rundvee, pluimvee, schapen,
paarden en vissen zijn in dit opzicht zowel up-to-date, over-
zichtelijk, helder en volledig. Deze hoofdstukken zijn als na-
slagwerk geschreven en bevatten dan ook talloze referenties.

Boe
besprekin

De editors benadrukken dat kennis over het sociale gedrag
van individuele soorten niet op de juiste waarde kan worden
geschat wanneer niet ook enig theoretisch inzicht in dat soci-
ale gedrag aanwezig is. Het eerste deel is er dan ook op ge-
richt deze theoretische onderbouwing te geven. De auteurs
gaan er daarbij vanuit dat de lezers geen voorkennis hebben
Zo wordt het leven in groepen vanuit evolutionair perspec-
tief behandeld, evenals de evolutie en domesticatie van soci-
aal gedrag, ouderlijk gedrag en de dynamiek van sociale pro-
cessen in een groep. Daarbij worden de hoofdstukken
voornamelijk aan de hand van landbouwhuisdieren geschre-
ven. Soms is dat een nadeel, omdat de belangrijkste theoreti-
sche inzichten over sociaal gedrag nu juist niet in onderzoek
bij landbouwhuisdieren zijn ontwikkeld.

In het laatste hoofdstuk worden tenslotte de \'Contemporary
Topics in Social Behavior\' behandeld:
^Braking social
bonds\'{yjd.\\
zijn bijvoorbeeld de implicaties van een vroege
scheiding tussen moeder en kind?),
\'Individual differences
and personality\'
(hoe moeten we in de praktijk van de vee-
houderij omgaan met individuele verschillen tussen die-
ren?),
\'People as social actors in the world of farm animals\'
(ie kunnen dieren mensen herkennen?) en \'Social cognition
of farm animals\' {kunnm
dieren elkaar individueel herken-
nen in grote groepen?).

Alles bij elkaar is dit een zeer waardevolle publicatie en aan
te raden voor iedereen die op een iets meer dan oppervlak-
kige manier in sociaal gedrag van landbouwhuisdieren is
geïnteresseerd.

Ref: de Jonge, FH. en Goewie, E.A. (2000) In het belang van
het dier: over het welzijn van dieren in de veehouderij. Van
Gorcum,ISBN90 232 3554 1 (129 pp).

Dr EH. de Jonge,

Groep Ethologie en Welzijn van de Universiteit van Utrecht
en Wageningen Universiteit, Hoofdafdeling Dier en Maat-
schappij, Faculteit der Diergeneeskunde, Universiteit Utrecht,
Yalelaan 17, 3584CL Utrecht.

-ocr page 60-

Het PROGRESSIS vaccin van Menai voldoet f

aan de eisen van de hedendaagse varkenshouder. y
Met PROGRESSIS heeft Merial een Europees
PRRS-vaccin ontwikkeld dat:
 ^

- PRRS-verschijnselen ten gevolge van vaccinatie uitsluit;

- zorgt voor een lager percentage van vroeggeboorten;

- zorgt voor minder doodgeboren biggen per worp;

- veilig kan worden toegediend tijdens de dracht.

De gezondheid van uw gelten
en zeugen is sterk afhankelijk v^
de infectiedruk op uw bedrijf.
PROGRESSIS zorgt voor de extra
afweer van uw varkens tegen
P
RRS en voorkomt dat uw bedrijj
uit balans raakt.

Vraag uw dierenarts naar
PROGRESSIS.

PROGRESSIS

voor de juiste balans in uw varkensstapel

PROGRESSIS- Samenstelling Geinactiveerö Porcine Reproductive and Resptratory Syndrom»; (PRRS) virus, stam PI20 i. 2.5 loglO IF Eenheden. Doeld
\'zeugen en g«5iten}. Indicaties: Vermmde\'ing van de reproductieve sloomissen (aantal vroegtijdige worpen en doodgeboren biggen) veroofzaaM door hel Porem«
and Resp
-ralOfy Syndrome fPRRS/ virus (Europese stam) m een besmette omgeving. Corttra-indicaties Geen bekend. Bijwerkingen voorbijgaande zwelling (ma/imaal 3
cm) die Doorgaans mmder aan één duurt, en een kleine lokale reactie (granulomata). Omvangrijkere wellingen (lol 7 cm diameter) af en toe na frequent herhaalde
fiervacc\'naties. In zeldzame gevallen een a-zergevoeligheidsreactie. In dergelijke gesrallen dient een gepaste symptomatische Ijehandelmg ingesteld te worden. Dosering
toedieningswijze. Pas de gebruikelijke aseptische voorzofgsmaatregelen toe. Eén dosis van 2 ml. diep intramusculair m de nekspieren achter het oor, dit in overeenstï
ming met het volgende vacc.nalieschema. Basisvaccinalie geiten; 2 injecties met een interval van 3-4 weken, waarvan de laatste tenminste 3 weken vóór de eerste dek
king - zejgen; 2 injecties met een mter/ai /an 3-4 «eken {vaccinatie van alle /eogen op het bedrijf binnen een kofle tijdsperiode wordt geadviseerd). Herhalingsvaccinatie
Eén injectie op 60-70 dagen dracht, vanaf de eerstvolgervde dracht na de bas-svaccmatie. Wachttijd: Nul dagen. Kanalisatie Atlevenng: U.D.D. - op medisch voorschrift
Verdere informatie is oeschikoaar bij; \'/oor Nederland MERIAL B.V,. BovenKerkerv/eg 6-8, 1185 XE Amstelveen - voor Belgier Menal Belgium N.V., S/lvain Dupuislaan 243
6-1070 Brjssel, Reg. NL 09819 1192 IS 99 F 17 Geregistreerd handelsmerk van MERIAL. • 2001 MERIAL. Alle rechten voorbehrjuden, Matt Art 11066/07/03

MERIAL B.V.
Bovenkerkerweg 6-8
1185 XE Amstelveen

MERIAL

-ocr page 61-

Klachten over homeopathie

Boissevain

Met enige regelmaat laait in het
Tijdschrift en elders de discussie
over het gebruik van homeopathi-
sche diergeneesmiddelen op. "Kan
het Tuchtcollege zich daar niet een
keer over uitspreken?" schrijven
voor- en tegenstanders, maar het
Tuchtcollege spreekt zich niet uit
over algemene discussies als er niet
door een individuele belanghebbende of de
klachtambtenaar een klacht wordt inge-
diend. Klachten over het gebruik van
homeopathische middelen
men niet vaak voor. daarom
leest u hier een tuchtzaak
over homeopathie die al
enkele jaren oud is.

Knobbeldiagnose

De Icnobbel in
de Iceel van een
Berner Sennen-
hond wordt
door een die-
renarts in eer-
ste instantie
gediagnosti-
ceerd ais een
i<apotte

scheurlcies cn
een tandvlees-
ontstelcing. Hij
geeft een injectie
met Baytril en
schrijft een zeven-
daagse kuur Somor-
gyl voor.

Twee weken later is de
knobbel twee keer zo groot
en is een tweede knobbel
voelbaar aan de andere kant. De
eigenaren hebben het gevoel dat de
hond niet aan beide kanten een kapotte
kies kan hebben en gaan naar een andere dieren-
arts. Deze dierenarts ziet dat de hond troebele ogen heeft en
stelt de diagnose klierkoorts. Daarnaast neemt hij bloed af
en bereidt de eigenaren voor op het ergste. De hond krijgt
een injectie met Benzaprocpen en homeopathische tablet-
ten, hoewel de eigenaren daar niet om hebben gevraagd.

Lymfomeopathie?

Uit het bloedonderzoek blijken geen afwijkingen, in tegen-
stelling tot de sombere verwachtingen van de dierenarts die
adviseert om de homeopathische kuur voort te zetten. Een
week later moet de hond vanwege de vakantie toevallig wor-
den ingeënt tegen kennelhoest en verschijnen de eigenaren
weer op het spreekuur. De lymfeklieren lijken zo goed als
normaal te zijn, en de hond kan na nog een injectie met
Benzaprocpen naar huis. De dierenarts wil de hond graag
over een maand terugzien en adviseert om door te gaan met
de homeopathische kuur.

Veterinai
tuchtrech

De eigenaren van de Berner Sennenhond gaan twee weken
met vakantie, maar als ze terugkomen schrikken ze be-
hoorlijk van de toestand van de hond; hij is ang-
stig en heeft donkerrode ogen. Ze zoeken
een andere dierenarts die niet alleen
maligne lymfoom van 15
1 in de keel vindt, maar
ook sterk vergrote andere
lymfeklieren en milt, en
een rechteroog van de
hond dat blijvend

zal

Toestemming
noodzakelijk!

De eigenaren
voelen zich
bedonderd en
gaan naar het
Tuchtcollege.
Hun klachten
gaan beslist
niet alleen over
het gebruik van
homeopathische
middelen, maar
ook over de ge-
miste diagnoses en
andere verkeerde be-
handeling, hetgeen hier
onbesproken zal blijven.
Met betrekking tot de homeo-
pathische middelen is het Tucht-
college van mening dat deze dieren-
arts een onjuist medicatiebeleid heeft
toegepast:

"Oogproblemen behoren niet met een homeopathisch
middel te worden behandeld, indien terzake doeltreffende
allopathische middelen voorhanden zijn; dit geldt temeer,
indien sprake is van intra-oculaire oogproblemen. Dit is
slechts anders indien de eigenaar van het dier, nadat hem
de voor- en nadelen van een homeopathische behandeling
zijn uiteengezet, daarvoor zijn uitdrukkelijke toestemming
heeft verleend."

De dierenarts krijgt een waarschuwing voor zijn nalatigheid.

-ocr page 62-

LEIDRAAD PAARD

Een hulpmiddel in de geneeskunde van het paard?

In maart 2000 is de eerste basiscursus Erkende Paardendierenarts gehouden en in juli 2003 is de
13®, en laatste, basiscursus gegeven. In totaal hebben ± 520 dierenartsen de cursus gevolgd. Een
groot deel van deze collegae (op 5 juli jl. 337) is nu op basis van de "Eigenverklaring" in het bezit
van het Certificaat Erkende Paardendierenarts en een deel van deze groep is recent getoetst door het
Veterinair KwaliteitsOrgaan (VKO). Meer informatie over deze ontwikkelingen is beschikbaar op
de website www.veterinairekwaliteit.nl

Na de basiscursus Erkende Paardendierenarts leek het een goede zaak om verder te werken aan het
optimaliseren van de geneeskunde van het paard. Daarom heeft de Technische Commissie
Erkende Paardendierenarts (TEC-P) van het VKO, onder voorzitterschap van Peter van Oijen, in
het voorjaar van 2002 in samenspraak met het PAO-D het voortouw genomen om naast de basiscursus Erkende
Paardendierenarts, ook te komen tot een cursus "Leidraad I". Het doel van deze cursus was om in samenspraak met een
flink aantal Erkende Paardendierenartsen te komen tot "Leidraden" voor de beroepsgroep.
Het begrip "Leidraad" is als volgt gedefinieerd:

Een leidraad is een hulpmiddel dat de Erkende Paardendierenarts ondersteunt hij het systematisch onderzoeken en behan-
delen van een patiënt en het adviseren van de eigenaar

In 2002 zijn de onderwerpen "Acute Koliek", "Acuut Kreupel" en "Fertiliteit Merrie" bij de kop gepakt. Hierbij is een
Stuurgroep Paard gevormd die bestond uit ervaren paardenpractici en uit specialisten in één van de disciplines van het
paard in een per onderwerp wisselende bezetting. Peter van Oijen fungeerde ook hier als voorzitter, terwijl Marianne Sloet,
net als bij de basiscursussen, als coördinator optrad. De drie in 2002 door deze Stuurgroep opgestelde "Leidraden" zijn
datzelfde jaar aan in totaal 170 Erkende Paardendierenartsen voorgelegd in de PAO-D cursus "Leidraad 1". De cursisten
kregen eerst de "Leidraden" gepresenteerd en mochten vervolgens een aantal casus oplossen waarbij dan de bijbehorende
"Leidraad" werd getoetst. Na afloop zijn de drie "Leidraden", waar nodig, aangepast door de auteurs en het zal duidelijk
zijn dat hierbij regelmatig naar compromissen is gezocht. Door middel van publicatie in het Tijdschrift van Diergenees-
kunde worden deze drie "Leidraden" nu voorgelegd aan de hele beroepsgroep.

In het voorjaar van 2003 is gestart met het maken van een tweede groep "Leidraden" over de onderwerpen:

- "Acuut benauwd paard" (drs. S. Boerma en dr. R.A. van Nieuwstadt)

- "Pasgeboren veulen" (drs. H.G.M. Wesselink en dr. M.M. Sloet van Oldruitenborgh-Oosterbaan )

- "Omgaan met sperma" (drs. M.L.G. Seuren-Coppens en dr. T.A.E. Stout)

Deze leidraden zijn in maart 2003 aan 60 Erkende Paardendierenartsen gepresenteerd in de vorm van de cursus "Leidraad
11". Hierbij hebben Joop Loomans (die het voorzitterschap van deTEC-Paard heeft overgenomen) en Marianne Sloet als
cursusleiders gefungeerd. Deze cursus zal, mits er voldoende belangstellenden zijn, op 30 oktober aanstaande nogmaals
herhaald worden. Op die manier zullen met de hulp van vele Erkende Paardendierenartsen hopelijk eind 2003 weer drie
"Leidraden" gereed komen.

Voo
d.

praktijl

Marianne M. Sloet van Oldruitenborgh-Oosterbaan
Hoofdafdeling Gezondheidszorg Paard.
Faculteit der Diergeneeskunde, Utrecht

Peter W.C.M. van Oijen

Veterinair Centrum Someren, Someren

-ocr page 63-

LEIDRAAD PAARD : "FERTILITEIT MERRIE"

M.LG. Seuren-Coppens^J.M. Parlevliet^, T.A.E. 5tout3 en G.C van derWeijden^

Inleiding

De leidraad voor een optimale fertiliteitsbegeleiding van de
merrie is samengesteld uit diverse bronnen. Als eerste bron
noemen we de enquête onder 28 ervaren paardenpractici,
die als uitgangspunt gold voor het opstellen van de "proto-
collen fertiliteit merrie" in de Erkende Paardendierenarts
(EPD) basiscursus. Op de tweede plaats hebben we natuur-
lijk het wetenschappelijk onderzoek, waaraan de praktijk-
gegevens getoetst werden. Daarnaast zijn er naar aanleiding
van de discussie, die tijdens de EPD-cursus hieruit voort-
vloeide, punten ingevoegd in de voorgestelde "protocollen"
om tot leidraden te komen. Als laatste bron gebruikten wij
dc bestaande Good Veterinary Practice (GVP) protocollen.
Deze zijn gemaakt naar aanleiding van de certificering van
de hengstenhouderij. Hoewel certificering facultatief was,
werden de gecertificeerde hengstenstations wel verplicht
door een dierenarts begeleid te worden. Deze dierenartsen
zouden dan volgens een (door de KNMvD juridisch ge-
toetst) protocol te werk gaan. Hoewel de paardenpractici
voorstanders van dit plan zijn, is het tot op heden in de prak-
tijk nog niet zichtbaar uitgevoerd.

Retentio Secundinarum

Meestal is dc nageboorte er na één uur al af (en binnen
twee uur). Het advies is daarom om na twee uur (zeker na
vier uur) de eerste behandeling van retentio secundinarum
te starten. Als het veulenen erg lang duurt en vooral als het
veulen al even dood is, is het aan te raden eerder (na één
uur) een behandeling te starten, dit geldt ook voor de risi-
cogroepen (koudbloeden, recidieven). Over het algemeen
kan de volgende leidraad aangehouden worden:

• 2-4 uur pp: 20 ie oxytocine im/iv (dosering

voor KWPN-merrie)

• 4-6 uur pp: herhaling 20 ie oxytocine im/sc

(eventueel door eigenaar)

• >6 uur pp: eventueel infuus 50 ie oxytocine

in 500 ml NaCI 0.9%

Een Ca/Mg-infuus kan eventueel worden toegediend.
Mello Sevinga heeft in een proef bij Friese merries, die aan
de nageboorte bleven staan, aangetoond dat deze merries
gemiddeld een significant lagere bloed-Ca spiegel in de
eerste twaalf uur post partum hadden. Bovendien liet bij een
hoger percentage merries na toediening van een Ca/Mg-in-
fuus (450 ml, Eurovet®) met daarin 50 ie oxytocine (lang-
zaam i.v, minimaal 15 minuten) de nageboorte binnen drie
uur post partum los. Verzekeringstechnisch zou deze thera-
pie ter discussie kunnen staan en men moet dan ook om die

/ Dierenarts le Lepelstraat.

2 Thans werkzaam hij Hoofdafdeling Gezondheidszorg Landbouwhuisdieren.

Faculteit der Diergeneeskunde. Utrecht.
i Hoofdafdeling Gezondheidszorg Paard. Discipline Voortplanling, Faculteit der
Diergeneeskunde. Utrecht.

reden terughoudend zijn met het toepassen van deze thera-
pie. Bij KWPN-merries werd geen lagere bloed-Ca spiegel
gevonden de eerste twaalf uur post partum.

> 6 uur p.p. en geen reactie op oxytocine:

Manuele verwijdering van de nageboorte gevolgd door
spoelen uterus (90 gram NaCl op 10 1 water, (eventueel
met 0.5 - 1 % betadine-opl.)). De hoeveelheid, het aantal
keren per dag spoelen en antibiotica- en/of oxytocinebe-
handeling is afhankelijk van het klinisch beeld en tempe-
ratuur van de merrie.

Zodra de nageboorte is afgekomen, moet deze op com-
pleetheid worden gecontroleerd en de uterus op een even-
tuele inversio. Belangrijk is het advies aan de eigenaar om
de merrie twee tot driemaal daags te temperaturen. Zodra
de temperatuur boven de 38,5 graden komt moet de die-
renarts gewaarschuwd worden. Het spoelen tot de terug-
komende vloeistof helder is moet niet overdreven worden,
meer dan viermaal per sessie kan de uterus irriteren en be-
schadigen.

Bij een ernstig zieke merrie en dreigende hoefbevangen-
heid wordt de voorkeur gegeven aan een ampi/genta (am-
picilline 10-20 mg/kg 2-3 dd. i.v; gentamicine 3-5 mg/kg
2 dd. i.v), omdat deze combinatie bij het paard krachtig is
en een breed spectrum heeft. Ook ceftiofur (1 gram voor
500 kg) parenteraal is een potent middel en zou een metri-
tis snel kunnen onderdrukken. Toediening van 2-4 dd 20
ie oxytocine i.m. bevordert de involutie van de uterus.

Bepalen Inseminatietijdstip

Vers sperma

• Schouwen

• Rectaal onderzoek (manueel -i- echografie)

• Eventueel hCG (3000 ie iv (merrie > 500 kg, anders 1500
ie)) als follikel > 35 mm (40 mm bij Friese merries)

• Controle ovulatie na 36-48 na KI

- Bij probleemmerrie na vier - twaalf uur controle ute-
rusinhoud

- Bij slecht sperma (of een minder fertiele hengst) na
24 uur

Diepvriessperma

• Schouwen

• Rectaal onderzoek (manueel -i- echografie)

• 2 - 4 dd RE en hCG (3000 ie iv ( merrie > 500 kg, anders
1500 ie)) als follikel > 35 mm (Friese merries 40 mm)

• KI bij voorkeur binnen twaalf uur vóór ovulatie (24 uur
na KI controle ovulatie) of zes - acht uur nä ovulatie

Zowel bij het insemineren van vers als diepvriessperma

-ocr page 64-

worden de volgende inseminatie criteria gehanteerd:

• Relaxatie van cervix en uterus

• Zachte grote follikel (meestal minstens 35 mm)

• Echografisch: Verdwijnend oestrogeenbeeld en ver-
vormbare en heldere follikel

De bovengenoemde criteria zijn niet strikt.

• Een gerelaxeerde cervix kan bij een oudere merrie, die
al meerdere jaren niet meer drachtig is geweest minder
uitgesproken zijn; bij probleemmerries wordt dit ook
vaker geconstateerd. Bovendien kan peri-ovulatoir de
cervix minder verstreken zijn wanneer door een eerdere
partus de cervix beschadigd is geraakt.

• Een gerelaxeerde uterus is minder uitgesproken bij veu-
lenmerries (vooral kort p.p.), waarschijnlijk door het ef-
fect van oxytocine. Bij oudere merries is de uterus vaak
groot en slap en contraheert slecht zodat er kans is op
"pooling" van vloeistof

• Een zachte follikel van minstens 35 mm is een veel ge-
bruikt standaardcriterium, maar soms kan deze ook
kleiner zijn. Sommige follikels zijn nog hard vlak voor
ovulatie. Een Friese merrie kan wat langer met een
zachte follikel staan (en maakt ook vaak een grotere fol-
likel dan een KWPN merrie). Toch is de follikelgrootte
vaak het meest betrouwbare criterium als het gaat om
dezelfde merrie: bij veel merries wordt geconstateerd
dat zij iedere cyclus een follikel van ongeveer dezelfde
grootte ovuleren.

• Het scanbeeld van de uterus kan soms tijdens de ovula-
tie nog een duidelijk rad-structuur tonen (oestrusbeeld
met veel oedeem) en ziet men soms dat de follikelvloei-
stof wat gespikkeld wordt.

Juist bij een probleemmerrie is het belangrijk om zo snel
mogelijk na inseminatie de uterus te controleren en even-
tueel tc spoelen (vier - twaalf uur). Bij slecht sperma of
een minder vruchtbare hengst is het verstandig om de
merrie na 24 uur te herinsemineren, mocht zij nog niet ge-
ovuleerd hebben en je wel verwacht dat ze dit binnen het
komende etmaal zal doen. Bij diepvriessperma wordt bij
voorkeur gebruik gemaakt van hCG (Chorulon®), dat bij
de merrie een LH-werking heeft. Indien hCG (3000 ie, iv)
wordt toegediend bij een follikel > 35 mm die nog niet rijp
aanvoelt, dan is de kans groot (> 80%) dat de merrie binnen
36-42 uur ovuleert. Deze dosering geldt zowel voor
KWPN-merries als voor koudbloeden. Voor een midden-
slag ponv voldoet de halve dosering. Helaas biedt
Chorulon® geen 100% garantie op ovulatie! Indien het
wordt toegediend bij een rijpe follikel dan ovuleert de
merrie meestal vroeger ondanks de hCG. Indien het te
vroeg wordt gegeven, bij een te kleine/harde follikel, dan
kan het voorkomen dat de merrie niet reageert en soms he-
lemaal niet ovuleert.

Als we bij Friese merries hCG strikt volgens de leidraad
voor (KWPN-)merries (35 mm) zouden gebruiken, dan zou
de kans op ovulatie kleiner zijn: meestal is bij Friese mer-
ries de grens van 35 mm te laag en kunnen we het tijdstip
van gebruik van hCG beter ook aflaten hangen van de voor-
geschiedenis (hoe groot werd de follikel in eerdere cycli) en
de rest van het klinische beeld (scanbeeld uterus: oedeem?).

De mogelijkheid bestaat dat een merrie, die meerdere ke-
ren met hCG behandeld is, hiertegen antistoffen gaat ma-
ken en vervolgens niet meer reageert op hCG.
Aan het gebruik van desloreline (Ovuplant®), wat na een
subcutane implant bij een follikel van 30 mm gemiddeld
na 40 uur een ovulatie zou geven, zit een risico verbonden:
het ontstaan van anovulatoire cycli (dit probleem zou min-
der optreden na verwijdering van de implant meteen na
ovulatie).

Tijdstippen Drachtcontrole

1 e Dubbele ovulatie: D14 - 16 po, anders D18 (met be-
hulp van echografie)
2e D25 - 30 po (met behulp van echografie)
3e drie maanden dracht

Bij een geconstateerde of te verwachten dubbele ovula-
tie is het raadzaam de merrie tussen D14-16 na ovulatie te
onderzoeken. Tot Dl7 zit het embryo nog "los" in de ute-
rus (migratiefase). In geval van een unilaterale tweeling-
dracht zijn de vruchtblaasjes nog uit elkaar te masseren en
wordt - bij voorkeur de kleinste - vruchtblaas naar de
hoornpunt gemasseerd en daar gecrushed.

Indien er geen constatering van of verdenking op een dub-
bele ovulatie is, vindt het eerste tijdstip van drachtcontrole
plaats tussen D16 en D18. Blijkt de merrie gust te zijn,
dan kunnen we een komende hengstigheid meestal mak-
kelijker voorspellen. De derde drachtcontrole, op drie
maanden, is naast een eventuele gust verklaring belang-
rijk voor het eventuele nabehandelen aan het einde van het
dekseizoen indien de merrie gust bevonden is.

Beleid Dichtgezette Vuiva

Openen

• begin partus (eventueel door eigenaar)

• ante partum (één - drie weken) onder locale anesthesie

Caslick: recht omhoog over littekenweefsel knippen
Dicht zetten

• binnen zes uur post partum

• later: enkele dagen post partum of na de veulenheng-
stigheid en/of KI onder locale anesthesie na wondtoilet

Bij voorkeur door middel van Caslick (of gemodificeerde
Caslick).

Hoewel het niet wetenschappelijk bewezen is, blijkt uit de
praktijk, dat het openen van een dichtgezette merrie één -
drie weken voor de verwachte veulendatum en het weer
dichtzetten in de periode tussen enkele dagen p.p. en de eer-
ste ovulatie na KI, geen negatieve invloed heeft op de ferti-
liteit. Dit kan in principe, indien op het juiste tijdstip aanwe-
zig, ook tijdens de partus door een nauwkeurige eigenaar
uitgevoerd worden. Het voordeel van het vroegtijdig ope-
nen van een Caslick-hechting is dat er keurig recht over het
littekenweefsel geknipt kan worden. Andere voordelen van
het vroegtijdig openen zijn het weghalen van de stress voor
de eigenaar en het veriagen van het risico van lelijk inscheu-

-ocr page 65-

ren. In theorie is het inogelijlc dat er door het vroegtijdig
openen lucht aangezogen wordt door de vulva. Wanneer de
vaginale-vestibulaire sphincter en cervix niet goed sluiten,
is de kans aanwezig op het ontstaan van een ascenderende
placentitis met abortus als gevolg. In welke richting er ge-
knipt moet worden in geval van een gemodificeerde
Caslick (dit is een diepere Caslick in twee lagen gehecht:
mucosa en submucosa huid), of Benesch-hechting blijkt
nog een punt van discussie. Ervaren dierenartsen uit de
praktijk pleiten voor alleen recht naar boven knippen zon-
der af te buigen naar tien of twee uur; zij zagen hiervan geen
nadelige invloeden, terwijl er zo een mooiere wondgene-
zing optrad. (De dorsale vulva-commissuur bleef vlakker
terwijl er anders vaak een wrong aan littekenweefsel ont-
stond). Het tijdstip van dichtzetten wordt naast het door de
eigenaar gewenste inseminatietijdstip mede bepaald door
de leeftijd van de merrie, het verloop van de partus en het
puerperium en natuurlijk de mate van luchtzuigen.

Onderzoek Probleemmerrie

• Anamnese: uitgebreid

• Uitwendig onderzoek: vulva en perineum

• Rectaal onderzoek genitaalapparaat (manueel echo-
grafie)

• Vaginaal onderzoek (speculum en/of manueel)

• Cytologisch- en microbiologisch onderzoek van uterus-
slijm

Te verwijzen kunnen zijn:

• Endometriumbiopsie

• Hysteroscopie

Een uitgebreidere toelichting staat grotendeels in de
GVP-protocollen, die bijgevoegd zijn aan de syllabus
van de EPD basiscursus. Tussen cytologisch/microbio-
logisch onderzoek en endometriumbiopsie staat een
extra spatie enerzijds om aan te geven dat men hier (of
één puntje verder) voor de eerstelijns practicus aankomt
op de grens van wel of niet doorsturen, anderzijds geven
we daarbij aan dat de laatste twee punten facultatief
zijn. Zijn er bij de eerste vijf onderzockspunten, die
door eerstelijns practici over het algemeen goed uitvoer-
baar zijn, voldoende redenen voor behandeling gevon-
den, dan kan men de laatste twee onderzoeksmethoden
uitstellen of achterwege laten. Is er echter bij aanvang
van het onderzoek al een verdenking op endometriose
(bijvoorbeeld bij een oudere merrie en /of een merrie
die al langere tijd gust is of veel cysten in de uterus
heeft) dan is het eerder nemen van een endometrium-
biopt geïndiceerd.

Behandeling na Inseminatie (N.B. nóóit eerder dan
vier uur na KI!)

• \'Normale\' merrie: geen behandeling

• Probleemmerrie (bij voorkeur 1 inseminatie)

- 2 - 6 dd 20 ie oxytocine

- Flushen 4-24 uur (eventueel tot 2 dagen po) met 0.5 -
31NaCl 0.9% of Ringer

- Na ovulatie (1 - 3dgn): eventueel antibiotica of 0.5 -
1 % Betadine-oplossing intra-uterien

Wat is een normale merrie?

Een normale merrie is een merrie waarvan de anamnese
geen aanleiding geeft tot nader onderzoek of bij onderzoek
geen problemen zijn geconstateerd; deze worden niet nabe-
handeld. Bij een merrie die een beetje vocht in de uterus
heeft, kan men niet direct van een probleemmerrie spreken,
maar het is wel raadzaam om deze een oxytocine-injectie te
geven. Een merrie die wat meer vocht in de uterus heeft,
hoeft ook niet persé een probleemmerrie te zijn, maar het
advies is om deze merrie te spoelen in combinatie met een
oxytocine-injectie en na 24 uur weer te controleren.

Wat is een probleemmerrie?
Een probleemmerrie is een merrie:

• die driemaal geïnsemineerd is (met voldoende en kwali-
tatief goed sperma van een fertiele hengst) zonder
drachtig te worden

• die vocht in de uterus heeft voor KI of iedere hengstig-
heid

• die na iedere KI veel vocht in de uterus heeft

• waarvan de uterus ouderdomsverschijnselen vertoont:
erg diepe ligging, veel cystes, slechte uitslag van het
biopt

• met een lange dichte cervix

Wat is belangrijk bij een probleemmerrie?
Een probleemmerrie wordt bij voorkeur maar één keer per
cyclus geïnsemineerd en hierbij geldt het advies gebruik tc
maken van hCG. Indien spoelen geïndiceerd is dan dient dit
zo snel mogelijk na inseminatie te gebeuren, liefst na vier-
zes uur al en zeker voor twaalf uur. Op deze manier wordt de
reactie van de uterus op het sperma zo veel mogelijk beperkt
en wordt er voorkomen dat daar een verdere allergische/
aseptische tot zelfs een bacteriële ontstekingsreactie op
volgt. Meerdere keren toedienen van oxytocine. Eventueel
gebruikt men prostaglandine met de restrictie dat dit maar
één keer per cyclus gebruikt wordt en dc merrie nog niet ge-
ovulecrd heeft. (Prostaglandine heeft n.1. een negatieve in-
vloed op het vormen van het corpus luteum). Voordcel van
PGF2a is dat het gedurende vier - vijf uur uteruscontracties
veroorzaakt i.t.t. oxytocine, wat circa één uur werkzaam is.
Bovendien bespoedigt PGF2a de eisprong. Indien het nodig
is kan men meerdere keren spoelen, maar niet langer dan
derde dagen na ovulatie (de uterus heeft de tijd daarna nodig
om zich voor te bereiden op het ontvangen van het embryo
op D5 - 6). Antibioticagebruik liefst maar één keer (maxi-
maal 3 x) na de ovulatie. N.B.: liever geen antibiotica intra-
uterien bij merries die al vaak met antibiotica behandeld zijn
of die vroeger een gist/schimmel infectie gehad hebben.

Indien de merrie een aangetoonde bacteriële baarmoeder-
ontsteking heeft, dan dient deze merrie drie keer gespoeld
te worden met op ABG gekozen antibiotica. Het is echter
beter dat deze merrie niet geïnsemineerd wordt totdat zij
BO-negatiefis.

-ocr page 66-

Leidraad koliek

* eerste bezoel^

- anamnese

- algemene indrulc

- algemeen onderzoek

- onderzoek digestie

- bij hengst altijd voelen aan testikels / veulens of
jaarlingen aan navel

- merrie in tweede helft van de dracht bij 1 ® bezoek
rectaal onderzoek

—geen bijzonderheden

- Buscopan compositum® (Quadrisol®?)

- bij sportpaard eventueel alleen butylscopolamine
(Buscopan®)

na twee uur koliek nog steeds aanwezig, c.q. weer
terug —

* tweede bezoek

- anamnese verloop

- algemene indruk

- algemeen onderzoek

- onderzoek digestie

- rectaal exploreren

- sonderen

Bij tweede bezoek moet een diagnose worden gesteld. Als dit
niet mogelijk is moet het paard worden doorgestuurd als de
eigenaar dat wenst.

Steeds speelt de vraag: is chirurgisch ingrijpen noodzakelijk
of niet?

Wanneer een eigenaar geen chirurgisch ingrijpen wil c.q. he-
lemaal niet wil worden doorgestuurd, ziet de beslisboom er
duidelijk anders uit dan wanneer dit wel het geval is.

Eigenaar wil wél chirurgisch ingrijpen c.q.wil wel worden
doorgestuurd

* zeer heftige koliek die niet reageert op pijnstillers

—direct bij eerste consult doorsturen (zo mogelijk
wel eerst sonderen!)

* bij eerste consult

- pols > 60 slagen/minuut

- of andere \'slechte verschijnselen\' zoals slechte turgor,
rode slijmvliezen etcetera

—direct bij eerste consult doorsturen (zo mogelijk
eerst sonderen!)

/ Hoofdafdeling Gezondheidszorg Paard, Discipline Inwendige Ziekten. Faculteit

Diergeneeskunde, Utrecht
2 Paardenpraktijk IVesl-Brahanl. Rucphen.

* bij rectaal exploreren bij tweede consult
- meteorismus colon/coecum

—»-afhankelijk van toestand laxeren

of doorsturen
—»-een coecumpunctie vergt specia-
listisch instrumentarium en een
antibioticumprofylaxe

- colonobstipatie

-laxeren paraffine of sulfas natricus
(eventueel gefractioneerd, soms is
extra infuus-therapie geïndiceerd;
soms is doorsturen gewenst)

- entrapment colon—doorsturen of vasten, laxeren en

beweging

- overvulde dunne darmen/liggingsverandering colon

—»-doorsturen

- geen diagnose/geen afwijkingen

—»-doorsturen

Eigenaar wil niet worden doorgestuurd

* zeer heftige koliek die niet reageert op pijnstillers of
Domosedan®

—»► proberen tot diagnose te komen (sonderen, rectaal ex-
ploten, eventueel buikpunctie)
—»- geen diagnose van een aandoening die kan worden \'op-
gelost\', geen reactie op pijnstillers en sedativa dan eu-
thanasie

* bij eerste consult

- pols > 60 slagen/minuut

- of andere \'slechte verschijnselen\' zoals slechte turgor,
rode slijmvliezen etc.

—»- proberen tot diagnose te komen (sonderen, rectaal
exploreren, eventueel buikpunctie)

* bij rectaal exploreren bij tweede consult

- meteorismus colon/coecum

—>-laxeren paraffine en eventueel
coecumpunctie (dit vergt specia-
listisch instrumentarium en een
antibioticumprofylaxe)

- colonobstipatie —»-laxeren paraffine of sulfas natricus

(eventueel gefractioneerd, soms is
extra infuus-therapie geïndiceerd)

- entrapment colon—»-vasten, laxeren en beweging geven

- overvulde dunne darmen/liggingsverandering colon

—»-buikpunctie (veel rood gekleurd
vocht onhoudbare koliek maakt
euthanasie noodzakelijk)

LEIDRAAD PAARD: "ACUTE KOLIEK"

M.M. Sloet van Oldruitenborgh-Oosterbaan\'\' en P.H.M.M. Jacobs^

-ocr page 67-

Toelichting

Over het nut van het afnemen van een goede anamnese zal
geen discussie bestaan, ledereen zal het er ook over eens
zijn dat het \'koliek-verleden\' van een paard belangrijk is.
Bij een paard dat bijvoorbeeld eerder al een keer is geope-
reerd zijn \'vergroeiingen\' een reële mogelijkheid, veelvul-
dig lopen in een zandpaddock maakt een zandkoliek mo-
gelijk, en een stro-obstipatie zal alleen optreden als het
paard inderdaad op stro staat of stro (eventueel heel grof-
stengelig hooi) gevoerd krijgt, of zaagsel of andere bo-
dembedekking opeet.

Ook is van belang te vragen hoe lang de koliek al bestaat
met dan direct als volgende vraag \'wanneer heeft u het
paard daarvoor voor het laatst gezien?\' De duur van de ko-
liek is een belangrijk gegeven, met name ook voor het
stellen van een prognose.

Het onderzoek van de algemene indruk (gedrag, houding
en gang, voedingstoestand, verzorgingstoestand en \'in het
oog lopende klinische afwijkingen\') is eenduidig, waarbij
men het paard ook altijd even uit de box moet halen en een
paar passen moet laten lopen (als de koliek dit toelaat) om
aandoeningen als spierbevangenheid of hoefbevangen-
heid te onderkennen.

Bij algemeen onderzoek (ademhaling, pols, temperatuur,
huid-beharing-hoornige-structuren, slijmvliezen en lym-
feknopen) moet men echt voldoende aandacht schenken
aan ademhaling, pols en temperatuur om eventuele oorza-
ken van \'schijnbare en valse koliek\' te kunnen onderschei-
den van \'ware koliek\'. Ook is het van belang aandacht te
schenken aan eventuele verwondingen, omdat die een in-
druk kunnen geven hoe lang de koliek echt al aan de gang
is.

Een hoge pols is altijd een reden voor een uitgebreider
onderzoek inclusief rectaal exploreren en sonderen. Het is
echter niet zo dat een lage pols een garantie is voor \'geen
ernstige problemen\'. De pols gaat immers pas omhoog als
endotoxinen-resorptie een rol gaat spelen, als er sprake is
van ernstige uitdroging, of duidelijk verhoogde abdomi-
nale druk (zeer grote maag, ernstige meteorismus of iets
dergelijks).

Bij een hengst moet altijd even naar de testikels worden
gevoeld. De ervaring leert dat dit nog als eens achterwege
wordt gelaten en dat is jammer want de prognose van een
hernia inguinalis is goed als de diagnose vroegtijdig wordt
gesteld. Ook moet niet vergeten worden bij veulens of
jaarlingen even aan de navel te voelen, als daar een geïn-
carcereerde breuk zit is operatie direct noodzakelijk, maar
de vraag is vaak wat moet men doen als de breuk bij palpe-
ren onmiddellijk terug schiet? Waarschijnlijk is het dan
het beste het veulen zeer zorgvuldig te controleren, waar-
bij met name een regelmatige bepaling van de leucocyten
een hulpmiddel kan zijn. Zodra de leucocyten gaan dalen
is mogelijk sprake van een stukje darm dat problemen
geeft (preperforatief peritonitis). Dit houdt in dat het, als
de eigenaar dat wil, toch verstandig is zo\'n veulen door te
sturen. Als de eigenaar dat liever niet wil kan men eventu-
eel vertrouwen op terugkeer van de koliek of een wat toe-
genomen défence musculair, maar deze symptomen ko-
men meestal pas in een vrij laat stadium en de prognose
van een operatie is dan al duidelijk minder.

In bepaalde gevallen kan bij koliek echografisch onder-
zoek (transabdominaal of transrectaal) een waardevol
hulpmiddel zijn.

Als pijnstiller bij het eerste bezoek aan een paard met ko-
liek is er een voorkeur voor Buscopan Compositum®,
omdat in dit combinatiemiddel butylscopolamine zit en
dat speelt een belangrijke rol bij het opheffen van de
krampkoliek. Gebruik van dit middel is echter een punt
waarover men van mening kan verschillen, mede omdat
het toe te dienen volumen vrij groot is. Het risico op peri-
veneus spuiten kan men verkleinen door een kleine \'weg-
werp\' catheter te gebruiken. Ook Quadrisol® is voor de
indicatie \'acute koliek\' geregistreerd.
Het nadeel van Finadyne® (flunixin meglumide) is dat
deze pijnstiller de pijn soms iets \'te goed\' stilt, waardoor
ernstige koliekoorzaken pas enkele uren later aan het licht
komen. Dit middel is wel zeer effectief wanneer men een
diagnose heeft gesteld, wanneer men een paard wil door-
sturen, of wanneer de eigenaar sowieso niet doorgestuurd
wil worden.

Het discussiepunt zal blijven of men bij een eerste be-
zoek wel of niet rectaal moet exploreren. Het voordeel
van direct rectaal voelen is dat men bepaalde afwijkin-
gen, zoals een colonohstipatie, ook bij het eerste consult
al kan constateren. Een nadeel is dat rectaal exploreren
altijd een risico met zich meebrengt. Verder moet men
er rekening mee houden dat het direct rectaal exploreren
bij het eerste bezoek en \'geen afwijkingen\' vinden, niet
inhoudt dat men bij een tweede bezoek het rectaal ex-
ploreren niet meer zou hoeven uitvoeren. Men moet er
immers rekening mee houden dat bij een koliek die pas
kort (een tot enkele uren) bezig is er rectaal soms geen
veranderingen te voelen zijn, terwijl er wel een zeer ern-
stige oorzaak kan zijn. Het duidelijkste voorbeeld hier-
van is waarschijnlijk de torsio coli. In een vroeg stadium
kan een dergelijke patiënt een normale pols hebben,
weinig borborygmi, rectaal geen afwijkingen, maar wel
\'gillende\' koliek. Het is dan zinloos met gevaar voor ei-
gen leven te proberen zo\'n paard te voelen. Direct door-
sturen, als de eigenaar dat wil, is dan een veel betere op-
tie.

-ocr page 68-

Ook ten aanzien van sonderen is er een discussie mogelijk
of men dit bij het eerste bezoek wel of niet moet doen.
Zeker als de omstandigheden niet ideaal zijn, is het accep-
tabel bij een eerste bezoek niet te sonderen als de pols vol-
ledig normaal is en er ook verder geen aanwijzingen zijn
die sonderen noodzakelijk lijken te maken.

Aan het eind van het eerste bezoek moet de eigenaar dui-
delijk geïnstrueerd worden dat er gebeld moet worden als
de koliek ernstiger wordt, als de koliek na twee uur nog
niet over is, of als de koliek terugkomt. Ook is het prettig
als de eigenaar bij het tweede consult kan zorgen voor vol-
doende hulp zodat rectaal exploreren en sonderen inder-
daad mogelijk is.

Ook moet de eigenaar weten dat \'wat stappen aan de hand\'
niet inhoudt dat men het paard urenlang met een zweep
moet voortjagen. Het is voldoende wanneer het paard bij-
voorbeeld ieder half uur, of ieder uur, vijf tot tien minuten
wordt afgestapt. Ook moet de eigenaar niet krampachtig
proberen te voorkomen dat het paard gaat rollen. Dit kan
geen kwaad zolang het paard op een plaats is waar het dier
zich niet, of zo min mogelijk, kan beschadigen (bijvoor-
beeld in de binnenmanege). Tot slot moet de eigenaar er
van worden doordrongen dat het paard echt tot nader order
moet vasten! Sominige eigenaren beschouwen stro \'geen
eten\' en plaatsen het paard dus zonder mandje op de snoet
in een box met een dik strobed.

Bij een tweede bezoek moet wel altijd een volledig onder-
zoek worden uitgevoerd!

Verder is de "leidraad" dat men het paard doorstuurt als er
bij het tweede consult wel duidelijke koliek is, maar men
geen diagnose kan stellen.

Ten aanzien van de colonobstipatie is er toch enige huiver
om in de praktijk, bij een eigenaar die wel naar een kliniek
zou willen gaan, met sulfas natricus te werken. Een aan-
pak zou kunnen zijn om eerst te laxeren met paraffine en
als dat na één-twee dagen geen effect heeft het paard door
te sturen naar een plaats waar ook bloedcontrole en in-
fuustherapie mogelijk is. Verder is het natuurlijk mogelijk
gefractioneerd met sulfas natricus te laxeren (normale do-
sering over twee tot vijf giften verdelen) waardoor de kans
op een zoutintoxicatie eigenlijk volledig verdwijnt, maar
dan houdt men wel het probleem dat het paard na het ge-
ven van sulfas vaak behoorlijk koliekerig wordt.
Als men besloten heeft om een paard door te sturen is het
van belang goed te overleggen met de verwijskliniek en
alle gegevens telefonisch aan de \'ontvangende dierenarts\'
te verstrekken. Ook is het noodzakelijk om het paard voor
transport voldoende pijnstillers en/of Domosedan® te ge-
ven. Men dient met name over het gebruik van dit laatste
middel de verwijskliniek wel te informeren omdat het ern-
stige symptomen goed kan maskeren.

Het is onder Nederlandse omstandigheden niet nodig en
ook niet aanbevelenswaardig om een paard met een sonde
in op transport te stellen. Dit omdat de sonde in de keel en
de slokdarm bij heftiger koliek en verzet tot verslikken
kan leiden en omdat de sonde heel vaak \'er uit kruipt\' en
dan zelfs in de trachea terecht kan komen.
Ook heeft het op transport stellen van een paard aan het in-
fuus eigenlijk alleen maar nadelen. De kans dat het paard
het infuus kapot trekt is groot en dit brengt allerlei onge-
wenste risico\'s met zich mee.

Verder moet men de eigenaar er op wijzen dat een paard
met zeer heftige koliek eigenlijk alleen in een veewagen
vervoerd kan worden. Wanneer toch voor vervoer per trai-
ler wordt gekozen moet de trekkende auto voldoende
zwaar en krachtig zijn om verantwoord (??) met een heftig
bewegend paard (en dus een heftig bewegende trailer) te
kunnen rijden.

De eigenaar moet er tot slot op worden gewezen dat het
meerijden van een persoon in de trailer of in het paarden-
deel van de veewagen niet alleen wettelijk verboden is,
maar ook bijzonder gevaarlijk!

-ocr page 69-

Inleiding

De eerste aanpak van een acuut kreupel paard is niet an-
ders dan die van iedere andere acute patiënt en begint al-
tijd met een goede anamnese en een algemene indruk.
Hierna volgt het algemeen onderzoek, waarbij ademha-
ling, pols en temperatuur vaak reeds een indruk geven om-
trent de ernst van de situatie.

De aandoeningen

Deze leidraad is geschreven met het oog op de volgende
oorzaken van acute kreupelheid:

• fractuur of fissuur

• septische of aseptische arthritis

• pododermatitis of nageltred

• septische of aseptische tendinitis of tendovaginitis

• spierbevangenheid of hoefbevangenheid

Teneinde één van deze diagnoses te kunnen stellen en om
vervolgens aan te kunnen geven welke behandelingsmo-
gelijkheden er bestaan dient de Erkende Paarden-
Dierenarts (EPD) de in de basiscursus behandelde onder-
werpen in praktijk en/of in theorie te kennen en te weten
waar de diagnostische mogelijkheden of kennis hierom-
trent, althans, indien hij daar zelf niet de beschikking over
heeft, in zijn omgeving aanwezig zijn. Naast een eventu-
ele diagnostische anesthesie zijn de voornaamste dia-
gnostische mogelijkheden waarover men (al dan niet na
verwijzing) zou moeten kunnen beschikken de beeldvor-
ming (röntgendiagnostick, echografie en eventueel CT of
MRl) en de laboratoriumdiagnostiek (onderzoek van
bloed en synovia).

Ook dient de dierenarts tc weten waar een eventueel nood-
zakelijke chirurgische ingreep uitgevoerd kan worden.
Therapeutische ingrepen waar men in dit verband aan kan
denken zijn onder meer Osteosynthese, diverse vormen
van immobilisatie, gewrichtslavage onder algemene
anesthesie, arthroscopic, en bijvoorbeeld fenestratie van
de bursa podotrochlearis.

Eerste bezoek

Het onderzoek van een acuut kreupel paard dient plaats te
vinden volgens het hiernaast afgebeelde schema.

Het eerste bezoek dient altijd te beginnen met het afnemen
van een uitgebreide anamnese. Zeker bij een ernstige
acute kreupelheid is het van belang te vragen hoe het
paard is gevonden en of er trauma in het spel kan zijn. Er
dient aandacht geschonken te worden aan de ontstaans-
wijze en het verloop van de kreupelheid. Ook is het van
belang te weten (soms kent de dierenarts het paard al) hoe
het gesteld is met de economische en de emotionele
waarde van de patiënt.

1 Paardenkliniek "de Raaphorst ". Wassenaar

2 Hoofdafdeling Gezondheidszorg Paard. Discipline Heelkunde. Faculteit der
Diergeneeskunde. Utrecht.

J.Th.M. van Schie\' en A. Bameveld\'

Eerste bezoek
Klinisch onderzoek

\\

geen diagnose

/ \\

afwachten nadere diagnostiek
(evt. doorsturen)

- diag. anesthesie ?

- röntgendiagnostick

- echodiagnostiek

• afspraak (vervolg
binnen 24-48 uur)

• symptomatische
therapie

Na de algemene indruk en een beperkt algemeen onder-
zoek kan men dan aanvangen met het onderzoek van het
locomotie-apparaat. Het behoeft geen betoog dat een ge-
degen klinisch onderzoek hier van cruciaal belang is. Het
onderzoek dient tc bestaan uit:

• inspectie van het gehele paard (in rust en eventueel bij
een niet te ernstige kreupelheid in beweging); hierbij
ook letten op uitvalsverschijnselen en afwijkende stan-
den.

• palpatie van de gehele kreupele ledemaat (hierbij steeds
links en rechts vergelijken), zowel aandacht voor:

- oppervlakkige palpatie: overvulling gewricht of
pecsschede; zwelling (locale dan wel diffuse zwel-
ling, subcutaan/dieper in weke delen, eenzijdig dan
wel beiderzijds); warmte; pulsatie (\'digitale pols\'
aan a. digitalis, evenals pulsatie van a. femoralis);
stuwingsverschijnselen

- diepe palpatie, ook met opgenomen been (speciale
aandacht voor carpaalgeledingen, tendo-interosseus
en proximale insertie, proximale sesambeentjes en
inserties interosseus schenkels, koot- en kroonbeen
en inserties weke delen); bij palpatie kan het van
groot belang zijn te bepalen of de pijnreactie diffuus
of juist meer scherp omschreven is!

• percussie (bij de hoeven eventueel ook visatie); ook bij
percussie kan het van groot belang zijn te bepalen of de
pijnreactie diffuus of juist meer scherp omschreven is!

• passieve bewegingen (zeer belangrijk: in contact met
het paard)

• eventueel diagnostische anesthesie (met name een taka-
nesthesie, echter, niet bij verdenking op fractuur/fis-
suur, anders dan van het hoefbeen, of peesletsel!)

Na afloop van dit uitgebreide klinisch onderzoek van het
locomotie-apparaat zijn er twee mogelijkheden: of er is
een (waarschijnlijkheids)diagnose, of men heeft niet kun-

/

diagnose

I

behandelplan

LEIDRAAD PAARD : "ACUUT KREUPEL"

-ocr page 70-

nen komen tot het stellen van een (waarschijnlijkheids-
diagnose).

Als er een diagnose en een (al dan niet na telefonisch over-
leg met een collega) behandelplan zijn, dan moet dit alles
zorgvuldig met de eigenaar worden besproken. Hierbij
dienen de diverse therapeutische mogelijkheden, de
kosten van een behandeling, de eventueel te verwachten
complicaties en ook de prognose duidelijk uitgelegd te
worden. Voortdurend moet men zich realiseren dat een ei-
genaar "in stress" vaak heel slecht luistert en zich na af-
loop van een uitgebreide uitleg slechts enkele punten kan
herinneren. Zeker bij problemen waarbij een gecompli-
ceerde, langdurige en dus ook vaak kostbare behandeling
nodig is, moet men zich er van overtuigen dat de eigenaar
alles goed heeft begrepen.

Verder moet de dierenarts ook het welzijn van het paard
bewaken. Eigenaren zijn soms geneigd behandelingen te
eisen die, of "onmogelijk zijn", of voor het paard zeer be-
lastend zijn terwijl de aandoening een zeer slechte tot in-
fauste prognose heeft. Het is dan aan de dierenarts de
eigenaar te doen inzien dat hij ook het welzijn van zijn dier
in het oog moet houden.

Als men geen diagnose heeft kunnen stellen moet met de
eigenaar besproken worden of deze het probleem 24-48
uur wil aanzien, of dat hij wil dat het paard direct wordt
doorgestuurd naar een verwij skliniek voor verdere dia-
gnostiek en eventueel een behandeling.
Een afwachtende aanpak bij het eerste bezoek dient ten
zeerste afgeraden te worden in geval van verdenking van:

• fractuur of fissuur (met uitzondering van een fractuur of
fissuur van hoefbeen of griffelbeen)

• septische arthritis of septische tendovaginitis

• peesruptuur

In geval van een afwachtende aanpak bij het eerste bezoek
dient er een duidelijke afspraak gemaakt te worden met ei-
genaar c.q. verzorger omtrent:

• het verloop van de aandoening (tendens tot verbetering
of juist verslechtering)

• wie belt wie omtrent het verloop?

• de termijn waarop nader-/ her- onderzoek zal plaatsvin-
den

De dierenarts dient zich steeds af te vragen of het verloop
van de symptomen overeenstemt met hetgeen men gezien
de waarschijnlijkheidsdiagnose verwacht (doorgaans dient
het paard toch wel iedere dag wat verbetering te tonen;
wanneer dit niet het geval is moet alsnog het doorsturen
naar een verwij skliniek overwogen worden).

Behandelen of euthanaseren?

Naast de kundige diagnostiek en het eventueel instellen
van een adequate behandeling (dan wel een weloverwogen
doorverwijzing!) mag van de dierenarts welke in consult
wgrdt geroepen bij een ernstig acuut kreupel paard ook
verwacht worden dat deze een initiërende en sturende rol
speelt bij de beslissing om een behandeling in te stellen
dan wel over te gaan tot euthanasie. Op grond van ratio-
nele argumenten dient de eigenaar, dan wel diens plaats-
vervanger, bijgestaan te worden bij deze besluitvorming.

Punten van overweging kunnen hierbij zijn:

• ernst van de aandoening (biomechanische functie van
de gelaedeerde structuur,al dan niet perforerend trauma
etectera.)

• mate van "lijden" voor het paard en te verwachten tijds-
duur

• bouw en temperament van paard

• gewenste prestatieniveau na behandeling

• te verwachten kosten van behandeling en kansen op
succes

• motivatie en draagkracht van eigenaar

• overleg met eventuele verzekering

Symptomatische therapie

Wanneer geen diagnose gesteld kan worden, kan men kie-
zen voor een "afwachtende aanpak". Hierbij kan men o.a.
denken aan:

• boxrust

• rigide verband

• antiflogistisch of antiseptisch verband

• koelen

• systemisch antibiotica

• NSAID\'s, analgetica

• tetanusprofylaxe

• voedingsadvies

Natuurlijk moeten hierbij een aantal zaken in overweging
genomen worden. Boxrust, een verband, het afspuiten met
koud water, een systemische antibioticagift en de tetanus-
profylaxe kunnen in principe geen kwaad, al zullen deze
lang niet altijd noodzakelijk zijn of bijdragen aan de gene-
zing. Ten aanzien van NSAID\'s en analgetica moet het be-
leid meer terughoudend zijn, omdat door de pijnstillende
werking het been mogelijk meer belast zal worden,
waardoor het risico ontstaat dat fissuren tot fracturen en
partiële peesrupturen tot totale peesrupturen kunnen wor-
den. Bovendien kunnen deze medicamenten een aanmer-
kelijk maskerend effect hebben op de symptomen.

Tweede consult binnen 24-48 uur

Weer wordt een volledig klinisch onderzoek uitgevoerd
zoals tijdens het eerste bezoek. Wanneer het ook nu niet
mogelijk is een diagnose te stellen moet de eigenaar gead-
viseerd worden het paard naar een verwij skliniek te bren-
gen voor verdere diagnostiek, zeker in het geval dat er
geen aanmerkelijke verbetering van de symptomen waar-
neembaar is! Wanneer de eigenaar dit niet wenst, kan wor-
den doorgegaan met de symptomatische therapie.
Wanneer met vrij grote zekerheid een van de volgende
diagnoses is gesteld kan de hieronder genoemde termijn
aangehouden worden als termijn waarbinnen her- dan wel
voortgezet- onderzoek dient plaats te vinden;

• fractuur, fissuur, (sub)luxatie of ruptuur - één-twee dagen

• perforerend trauma - één-twee dagen, in geval van po-
dodermatitis twee-drie dagen

• septische arthritis, septische bursitis, septische tendova-
ginitis - dagelijks

• traumatische a-septische, arthritis als gevolg van contu-
sie, distorsie, of subluxatie van een gewricht - vier-ze-
ven dagen

• overrekking c.q. partiële ruptuur van pezen en ligamen-
ten - tien-veertien dagen

-ocr page 71-

Onmiddellijk doorsturen naar een verwijskliniek is geïn-
diceerd wanneer na het verstrijken van bovengenoemde
termijn nog steeds:

• een sluitende diagnose ontbreekt

• een van de voornoemde ernstige aandoeningen als
waarschijnlijkheidsdiagnose blijft staan

• een aanmerkelijke verbetering uitblijft

Wat wordt als "lege artis" behandeling beschouwd?

Hoefkreupelheden

• pododermatitis

Op redelijke termijn (zodra aandoening gelokaliseerd is)
adequaat uitsnijden en draineren; een antiseptisch ver-
band en zonodig tegendruk geven; indien nodig tetanus-
preventie

• nageltred

In geval van een penetrerende verwonding met ook maar
het kleinste risico op contaminatie c.q. sequestratie van vi-
tale structuren (zoals hoefbeen, diepe buigpees, bursa po-
dotrochlearis, straalbeen, hoefgewricht) dient de wond
terstond uitgesneden en gedraineerd te worden en eventu-
eel is fenestratie geïndiceerd; systemische antibiotica die-
nen direct verstrekt te worden (zie voor antibioticumkeuze
het Formularium Paard van de KNMvD); tetanuspreven-
tie indien nodig; een antiseptisch verband dat zonodig
tegendruk geeft; in geval van een geperforeerd/geïnfec-
teerd gewricht of bursa podotrochlearis doorsturen naar
verwijskliniek waar wond gespoeld moet worden eventu-
eel onder arthroscopische controle.

• hoefbeensfractuur c.q. fissuur

Op redelijke termijn een ijzer met zijlippen, eventueel im-
mobilisatie middels cast

• acute hoefbevangenheid:

Deze aandoening vereist direct behandeling (Tijdschr.
Diergeneeskd. 127, 644-649, 2002), maar wordt in deze
leidraad verder niet besproken; patiënten met acute
hoefbevangenheid dienen niet vervoerd te worden!

Gewrichtsaandoeningen

• septische, of verdacht septische, arthritis

Bij paarden of veulens met een arthritis is naast de syste-
mische toediening van antibiotica ook het spoelen van het
gewricht essentieel. Aangezien het spoelen onder prak-
tijkomstandigheden nauwelijks lege artis is uit te voeren,
dient de patiënt onverwijld doorgestuurd te worden naar
een verwijskliniek.

• traumatische (aseptische) arthritis

Voor een zorgvuldige inventarisatie van de problemen is
aanvullende, beeldvormende, diagnostiek essentieel. Dit
betekent dat deze patiënten eigenlijk altijd dienen te wor-
den doorgestuurd naar een verwijskliniek.

Perforerende, of van perforatie verdachte, verwondingen
De eerste aanpak van een perforerende, of van perforatie
verdachte, verwonding (gewricht, peesschede of bursa is
in het probleem betrokken) bestaat in het merendeel van
de gevallen uit grondige reiniging van het uitwendige van
de wond en directe omgeving. Grondige inspectie van ver-
wondingen is een vereiste, met name in de nabijheid van
vitale structuren zoals bot/periost, gewricht, bursa, pees-
en/of pees- schede, en in gebieden met veel huidverplaat-
sing. Bij de keuze voor het al dan niet sonderen van de ver-
wonding, en het inoment waarop, speelt het mogelijke ri-
sico op verdere insleep van de contaminatie een belang-
rijke rol. Eventueel zou overwogen kunnen worden om het
sonderen 12-24 uur uit te stellen teneinde een systemisch
toegediend antibioticum de gelegenheid te geven een vol-
doende (weefsel-) spiegel op te bouwen.
Het spoelen van een wond ten behoeve van een mechani-
sche reiniging kan eveneens resulteren in een verdere in-
sleep van contaminatie, zodat ook hier overwogen kan
worden deze handeling, eventueel tijdelijk, uit te stellen,
dan wel deze onder a-septische omstandigheden te laten
plaatsvinden middels scopie. Bij een (verdacht) perfore-
rende verwonding dient direct de tetanusprofylaxe gecon-
troleerd te worden, systemisch antibiotica verstrekt te
worden (zie Formularium Paard) en een a-septisch ver-
band te worden aangelegd.

Weke delen laesies

De klinische symptomen vormen in het merendeel van de
gevallen geen betrouwbare indicator voor de ernst en de
omvang van een overrekking of verscheuring van de weke
delen! Ook bij de geringste twijfel dient direct aanvul-
lende diagnostiek, zoals echo- en eventueel röntgendiag-
nostiek, te worden uitgevoerd. Hierbij dient men zich te
realiseren dat sommige weke delen laesies eerst na 10-14
dagen gevisualiseerd kunnen worden middels voor-
noemde beeldvormende technieken (en sommige nooit!).

• Totaal ruptuur van een pees

Deze aandoening wordt gekenmerkt door een peracute
ontstaanswijze, ernstige pijn, en een opvallend functiever-
lies. Er dient op korte termijn een rationele besluitvor-
ming betreffende de keuze euthanasie of behandeling
plaats te vinden. De eerste aanpak van een totaal ruptuur is
gericht op het bereiken van een adequate immobilisatie
van de getroffen geledingen middels een spalk of zwaar
steunverband (aangaande spalken kan gesteld worden dat,
wanneer een voldoende immobilisatie niet te behalen is of
indien de spalk zelfs lokale druk uitoefent, er beter afge-
zien van kan worden van een provisorisch spalk- of cast-
verband). Ook dient de toestand van de patiënt gestabili-
seerd te worden, gericht op het afvlakken van heftige pijn
en excitatie, middels gematigde doses analgetica en Seda-
tiva (bijvoorbeeld met detomodine, romifidine). Bij per-
forerende verwondingen dient ook gedacht te worden aan
systemische antibiotica en tetanusprofylaxe.

• Partiële ruptuur, of verdenking hiervan

Hierbij is het moment van ontstaan vaak minder scherp
omschreven; vaak blijkt er sprake te zijn van een intermit-
terend probleem. Bovendien zijn de symptomen sterk vari-
ërend. Bij verdenking is een directe doorverwijzing ten be-
hoeve van nadere diagnostiek de beste oplossing. Indien de
eigenaar dit niet wil, dan kan men kiezen voor een afwach-
tende aanpak, welke kan bestaan uit onder andere:

- aangepaste belasting: rust, stap aan hand

- meermaal daags kortdurend koelen

- geen bandage aangezien deze zwelling kan maskeren

- zonder echodiagnostiek geen NSAID\'s (noch locaal
geïnfiltreerd, noch systemisch toegediend, ook niet kort-
werkend!), geen analgetica, geen diuretica, etcetera. in
verband met hun mogelijkerwijs maskerende effect.

-ocr page 72-

Indien na tien tot veertien dagen de zwelling volledig ver-
dwenen is, de palpatie (ook diepe palpatie bij het opgeno-
men been!) geen reactie oplevert, en er voorts geen enkel
teken van onregelmatigheid in stap of draf aan de hand op
harde bodem wordt waargenomen, dan kan de beweging
geleidelijk opgevoerd worden. De eigenaar/trainer dient
geïnstrueerd te worden om bij de geringste hernieuwde re-
actie direct overleg te voeren omtrent een eerste aanpak
van dit recidief en de noodzaak van de alsnog uit te voeren
echodiagnostiek.

Indien na tien tot veertien dagen de zwelling niet volledig is
verdwenen, en/of palpatie ook maar enige reactie oplevert,
en/of in ieder geval van ook maar de geringste twijfel, dan
dient alsnog echodiagnostiek te worden uitgevoerd.

Myopathie

Ernstige gevallen van myopathie zijn zondermeer spoed-
eisend en vereisen terstond een adequate aanpak, welke in
het merendeel van de gevallen bestaat uit:

• absolute rust (absoluut niet vervoeren alvorens toestand
is gestabiliseerd)

• warm houden indien nodig

• gematigde (halve) dosis flunixine i.v.

• dauer-infuus met fysiologische (NaCl 0.9%) totdat
urine weer normale kleur heeft (geen Na-bicarbonaat
geven, aangezien er in de overgrote meerderheid van de
gevallen geen sprake is van een metabole acidose!)

• in geval van excitatie zonodig de toestand van de
patiënt stabiliseren door het afvlakken van de heftige pijn
en excitatie middels lage doses analgetica en
Sedativa

• voedingsadvies: geen krachtvoer volop goed hooi

Fractuur c.q. fissuur

In gevallen van een fractuur dient de eigenaar geholpen
te worden bij een rationele besluitvorming betreffende
euthanasie of behandeling. Om de eigenaar de tijd te ge-
ven hier over na te denken c.q. te overleggen is het vaak
verstandig het paard toch door te sturen naar een ver-
wijskliniek (mits transport verantwoord is voor het
paard!).

Als eerste dient de toestand van de patiënt gestabiliseerd
te worden (zie boven). Vervolgens dient de fractuur geïm-
mobiliseerd te worden, dient verder weke delen trauma
voorkomen te worden (gesloten -> open), dient contami-
natie van een open fractuur voorkomen te worden en moet
in geval van perforerende verwondingen direct gedacht
worden aan systemische antibiotica en tetanusprofylaxe.
De grondregels voor spalken zijn

• tenminste twee aangrenzende gewrichten mee in de
spalk betrekken

• een polstering van tenminste 5 mm aanbrengen

• koot- en kroon- been: 1 spalk, aan dorsale zijde van hoef
tot carpus (achterbeen: mogelijk plantair van hoef tot
sprong)

• metacarpus/metatarsus: minimaal twee spalken (late-
raal en palmair/plantair)

• distale radius en ulna: spalken riskant, alleen als spalk
aan laterale zijde door kan lopen tot schoft, ter voorko-
ming van abductie en risico van mediale perforatie

• proximale radius en ulna: spalk niet noodzakelijk, stabi-
lisatie door spieren

• sprong en distale tibia: spalken moeilijk, mogelijk brede
spalk aan laterale zijde, hoog oplopend,ter voorkoming
van abductie en risico van mediale perforatie

• proximale tibia, femur, bekken: spalk niet noodzakelijk,
stabilisatie door spieren

Als stabilisatie niet te behalen is of indien de spalk zelfs
lokale druk uitoefent, is het beter af te zien van immobili-
satie middels provisorische spalk of castverband.

Mutaties in diergeneesmiddelenregistraties in juni 2003

Deze gegevens zijn opgesteld door de Apotheek van de Faculteit Diergeneeskunde om te voorzien in de vraag naar gemakkelijk toegankelijke,
niet administratieve gegevens over gewijzigde registraties van diergeneesmiddelen. De gegevens zijn een selectie uit de maandelijkse informatie
van het Bureau Registratie Diergeneesmiddelen. Voor details over de genoemde wijzigingen verwijzen wij u naarwww.agro.brd.nl of naar
www.vet.uu.nl/vgr Het tijdschrift noch de Apotheek aanvaarden aansprakelijkheid voortkomend uit gebruik van deze gegevens.

Nieuwe registraties

Vlooiendruppels voor honden

RegNI9367

Vlooiendruppels voor katten

RegNi 9368

MS Wormguard

RegNI 10121

NobivacDH

RegNI 9478

NobivacL PPI

RegNI 9482

Finadyne 50 mg/ml

RegNI9847

NobivacPI

RegNI 10056

Excenel RTU

RegNI 10061

Tildren 5 mg/ml

RegNI10079

OrbesaI

RegNI10082

-ocr page 73-

Vervallen registraties

ingangsdatum

Uiercreme

RegNl 7445

11-06-03

Hema anti worm voor l<atten

RegNl8394

17-06-03

Hema anti worm voor honden

RegNl 8395

17-06-03

Amoxy C inj.

RegNl 8432

11-06-03

Aspriplan

RegNl 8734

11-06-03

Ceflazine 75 mg

RegNl 9118

11-06-03

Ceflazine 150 mg

RegNl 9119

11-06-03

Ceflazine 300 mg

RegNl 9120

11-06-03

Dexatab

RegNl 9583

01-01-04

Prednitab

RegNl 9584

01-01-04

Gewijzigde registraties

aard van wijziging

oud

nieuw

Euthasan

RegNl9883

Naam

Euthasan

Fini-ject

Eurican Da2PVPi2-LCl

RegNl9447

Doseringen ent-
schema

Basisvaccinatie:

- tweevoudige enting met telkens
één dosis per dier met een interval
van drie-vijfweken, waarvan de
eerste enting vanaf de leeftijd van
acht weken en de tweede enting
vanaf de leeftijd van twaalfweken;
Herhalingsvaccinatie:

- tegen aandoeningen veroorzaakt
door hondenziekte virus, honden-
hepatitis virus, canine parvovirus
en canine para-influenza type 2 vi-
rus: jaarlijkse enkelvoudige enting
metéén dosis per dier;

- tegen leptospirose: halfjaarlijkse
enkelvoudige enting met één dosis
per dier.

Basisvaccinatie:

- tweevoudige enting met telkens
één dosis per dier met een inter-
val van drie-vijfweken, waarvan
de eerste enting vanaf de leeftijd
van acht weken;

Herhaiingsvaccinatie:

- jaarlijkse enkelvoudige enting
met één dosis per dier.

Eurican Da2PVPi2-LCl

RegNl9447

Immuniteitsduur

Immuniteitsduur:
- door de geleverde gegevens is te-
gen leptospirose na enting met
dit volgens voorschrift een im-
muniteitsduur van 1 maand aan-
nemelijk gemaakt.

Tekst niet meer opgenomen

Eurican Da2PVPi2-LCI

RegNl9447

Waarschuwing

Maternale antistoffen kunnen het
resultaat van de vaccinatie ongun-
stig beïnvloeden.

Maternale antistoffen kunnen het
resultaat van de vaccinatie tegen
de virale aandoeningen ongunstig
beïnvloeden

Eurican LCl

RegNl8280

Doseringen ent-
schema

tweevoudige enting met telkens
één dosis per dier met een interval
van drie-vijfweken.

Basisvaccinatie:

- Tweevoudige enting telkens één
dosis per dier met een interval
van drie-vijfweken;

- Herhalingsvaccinatie: jaarlijks,
enkelvoudige enting met één do-
sis per dier.

Eurican LCl

RegNl8280

Immuniteitsduur

Na enting met dit middel volgens
voorschrift is een immuniteitsduur
van één maand aannemelijk ge-
maakt

Tekst niet meer opgenomen

Micotil 300 injectie

RegNl9448

Houdbaarheid

Aangeprikte flacon: direct gebrui-
ken, niet bewaren

Aangeprikte lacon: drie maanden,
indien niet boven 30 graden be-
waard.

MERIAL

Deze tabel is mogelijk gemaakt door Merial.

-ocr page 74-

Behandeling van niet-alimentaire zoönosenmeldingen door
VWA/Keuringsdienst van Waren

S.M. Vaikenburgh\'\'

nleiding

I Dat de VWA/Keuringsdienst van
■ Waren zich oolc bezighoudt met ve-
j terinaire zalcen is voor velen nog niet
I bekend. Toch wordt er door deze
I dienst veel werk verricht op veteri-
nair vakgebied.

De huidige VWA/Keuringsdienst van
Waren is ontstaan in 1998 uit een flisie van de toenmalige
Veterinaire Inspectie en de Inspectie Gezondheids-
bescherming/Keuringsdienst van Waren. Als onderdeel van
het Staatstoezicht op de Volksgezondheid is het veterinaire
vakgebied een belangrijk aandachtsgebied van de VWA/-
Keuringsdienst van Waren.

De VWA/Keuringsdienst van Waren bewaakt onder andere
de veiligheid van voedingsmiddelen van dierlijke oorsprong
in de gehele productieketen; van grondstof tot eindproduct.
Ook dierproeven, niet-alimentaire zoönosen en diergenees-
middelen behoren tot het werkterrein.

In een tijd waarin de kwaliteit en helderheid van werkproces-
sen steeds belangrijker worden, is het niet alleen duidelijk dat
dierenartsenpraktijken niet meer om certificering heen kun-
nen, maar ook dat de overheid volgens dit principe opereert.
In een landelijke organisatie als de VWA/Keuringsdienst van
Waren, die vanuit meerdere regionale diensten actiefis, moet
volgens vastgestelde protocollen en draaiboeken gewerkt
worden om uniformiteit in de werkzaamheden op verschil-
lende niveaus te bewerkstelligen.

Op het gebied van de zoönosen is om dit doel te realiseren
een protocollenboek zoönosen opgesteld. Het protocollen-
boek zoönosen is een instrument voor het verwezenlijken
van een landelijk kwaliteitsbeleid op het gebied van de zoö-
nosen en bevordert de kwaliteit en de efficiëntie van de
werkzaamheden. Tevens wordt met dit protocollenboek een
doelmatige aanpak van binnengekomen zoönosenmeldingen
nagestreeft.

VWA/Keuringsdienst van Waren

De Keuringsdienst van Waren maakt naast de Rijksdienst
voor de keuring van Vee en Vlees als werkmaatschappij deel
uit van de Voedsel en Waren Autoriteit (VWA).
De VWA/Keuringsdienst van Waren bestaat naast een
Algemene Directie (Den Haag) uit vijf regionale diensten,
welke gevestigd zijn in Amsterdam, Zwijndrecht (thans nog
Rotterdam), Groningen, Zutphen en Eindhoven (thans nog \'s
Hertogenbosch). Iedere regionale dienst bestaat uit een afde-
ling Signalering en een afdeling Handhaving.

VWA
Keuringsdiens

Ware

De regionale afdelingen Signalering beheren allen een eigen
specialisme welke samen het gehele werkterrein van de

S.M. Vaikenburgh, VWA/Keuringsdienst van waren Oost, Signalering Veterinaire
Producten, Zutphen, 21-05-2003.

VWA/Keuringsdienst van Waren dekken. Voor de regionale
dienst Oost (Zutphen) is het specialisme Veterinaire
Producten. Op deze afdeling worden veterinaire projecten in
relatie tot de volksgezondheid opgezet, gecoördineerd en na
uitvoering gerapporteerd. Wetswijzigingen en literatuur op
veterinair gebied worden op de voet gevolgd en problemen
en knelpunten worden opgelost. Deze afdeling fungeert voor
de gehele VWA/Keuringsdienst van Waren als kenniscen-
trum op veterinair gebied.

De afdelingen Handhaving zijn belast met het handhaven
van regelgeving, de afhandeling van consumentenklachten
en het uitvoeren van projecten. Iedere Handhavingsafdeling
beschikt over een Veterinair Technologisch Team, waarin
meerdere specialisten zitten die elk op hun terrein opereren.
Zo wordt het vakgebied zoönosen uitgevoerd door de veteri-
nair deskundigen, zij zijn onder andere verantwoordelijk
voor het afhandelen van klachten over zoönosen in hun re-
gio. Bij de behandeling van dergelijke klachten gaan zij te
werk volgens het protocollenboek zoönosen, dat op basis
van eigen deskundigheid en van ervaringen in het veld
opgesteld is door de afdeling Signalering Veterinaire
Producten.

Meldkamer VWA/Keuringsdienst van Waren

Alle klachten die bij de VWA/Keuringsdienst van Waren
binnenkomen via de Warenklachtenlijn van de meldkamer
worden geregistreerd in een centrale database. Iedereen kan
contact opnemen met de Meldkamer om een melding of een
klacht door te geven in relatie tot het werkterrein van de
VWA/Keuringsdienst van Waren. De gegevens van de klacht
worden doorgegeven aan de betreffende regionale dienst van de
VWA/Keuringsdienst van Waren. Vanuit deze regionale dienst
wordt er actie ondernomen om deze klacht te behandelen.

Klachten over niet-alimentaire zoönosen kunnen via diverse
wegen de VWA/Keuringsdienst van Waren bereiken. Dieren-
artsen die te maken krijgen met een dier met een gediag-
nosticeerde zoönose - of met een verdenking daarvan - kun-
nen bijvoorbeeld voor meer informatie over de afhandeling
van de humane contacten contact opnemen met de
VWA/Keuringsdienst van Waren.

Artsen of medewerkers van de GGD kunnen via deze weg
medewerking van de VWA/Keuringsdienst van Waren inroe-
pen als zij een patiënt hebben, waarbij dieren of voedings-
middelen van dieriijke oorsprong als waarschijnlijke oor-
zaak voor de infectie aangewezen kunnen worden.

Zoönosenmeldingen in 2002

Bij de Meldkamer van de VWA/Keuringsdienst van Waren
zijn in 2002 63 klachten over mogelijke niet-alimentaire
zoönosen binnengekomen. Deze klachten werden door de
meldkamer doorgeleid naar de betreffende regionale dienst
voor behandeling door de verantwoordelijke veterinair des-
kundige.

-ocr page 75-

Hieronder is een aantal van de klachten met de vervolgacties
beschreven.

Rabies

Veertig klachten hadden betrekking op humane of dierlijke
contactgevallen met vleermuizen. Vleermuizen zijn, zover
bekend het enige reservoir van rabiës in Nederland. Tot op
heden is het virus alleen aangetroffen bij de laatvlieger
(Eptesicus serotinus) en de meervleermuis {Myotis dasyc-
neme).

(Rabiësonderzoek bij vleermuizen is in verband met het
volksgezondheidsaspect de verantwoordelijkheid van de
VWA/Keuringsdienst van Waren. Rabiësonderzoek bij alle
andere diersoorten valt onder verantwoordelijkheid van de
VWA/RVV).

Gevangen of dode vleermuizen, die in direct contact met mens
of huisdier zijn geweest, worden naar het Centraal Instituut
voor DierziekteControle Lelystad (CIDC-Lelystad) gestuurd
of gebracht, waar ze onderzocht worden op aanwezigheid van
het rabiësvirus. De VWA/Keuringsdienst van Waren beschikt
over een draaiboek \'Rabiës bij vleermuizen\'. (Te vinden op
www.keuringsdienstvanwaren.nl) Hierin staat de hele proce-
dure van afhandeling van vleermuismeldingen, transport van
de vleermuizen naar het CIDC-Lelystad en de terugrappor-
tage naar de meldkamer beschreven. De veterinair deskundi-
gen en veterinair controleurs van de VWA/Keuringsdienst van
Waren zijn gemachtigd tot het verrichten van in de ontheffing
genoemde handelingen met betrekking tot het vangen, ver-
voeren en afleveren van vleermuizen (ontheffing ex. artikel 25
op basis van de voormalige Natuurbeschermingswet). Het eu-
thanaseren van vleermuizen mag echter uitsluitend gebeuren
door praktizerende dierenartsen.

Het draaiboek bevat een model van het begeleidingsformu-
lier dat door de inzender ingevuld dient te worden. Dit for-
mulier moet met de vleermuis mee naar het onderzoeksinsti-
tuut.

Het CIDC-lelystad meldt zo spoedig mogelijk na het onder-
zoek de uitslag aan de regionale dienst van de VWA/-
Keuringsdienst van Waren. Door de veterinair deskundige
van deze regionale dienst worden zowel de positieve als de
negatieve uitslagen van het onderzoek aan de inzender en
aan de vinder medegedeeld. Indien de uitslag positief is
wordt geadviseerd contact op te nemen met de huisarts, res-
pectievelijk de dierenarts, om na te gaan in hoeverre postex-
positievaccinatie van de vinder of diens huisdier noodzake-
lijk wordt geacht. In verband met vervolgactiviteiten moeten
de aan de inzenders en aan de vinders doorgegeven positi-
teve uitslagen zo spoedig mogelijk schriftelijk te worden be-
vestigd.

Het is ook mogelijk dat vleermuizen zonder directe tussen-
komst van de VWA/Keuringsdienst van Waren naar het
CIDC-Lelystad gestuurd worden voor rabiësonderzoek. In
deze gevallen wordt de VWA/Keuringsdienst van Waren
door het CIDC-Lelystad ook op de hoogte gebracht van de
uitslag van het onderzoek.

Leptospirose

Zeven van het totaal aantal van 63 klachten betrof een klacht
over Leptospirose. Klachten van humane patiënten met een
Leptospiren-besmetting komen in het algemeen via de GGD
bij de meldkamer VWA/Keuringsdienst van Waren binnen.

Bronopsporing van infecties door niet-landbouwhuisdieren
wordt uitgevoerd door de GGD, zonodig in samenwerking met
de VWA/Keuringsdienst van Waren. Indien de gegevens van de
patiënt bekend zijn, wordt er contact opgenomen met deze
patiënt door de GGD of door de VWA/Keuringsdienst van
Waren, en wordt er een uitgebreide anamnese afgenomen. Uit
deze anamnese komt vaak naar voren dat de patiënt met wa-
ter/modder of vochtige grond in aanraking is geweest. Soms
heeft de patiënt er ongedierte zoals ratten of muizen gezien. In
de meeste gevallen is het nemen van monsters op de door de
patiënt aangewezen plek van mogelijke besmetting niet moge-
lijk of niet zinvol in het kader van het onderzoek. De GGD of
de veterinair deskundige van de VWA/Keuringsdienst van
Waren zal de patiënt informatie geven over hygiënemaatrege-
len en adviseert over te nemen preventieve maatregelen om een
infectie in de toekomst te voorkomen. Mochten plaagdieren als
meest waarschijnlijke bron voor de besmetting aangewezen
worden, dan kan de veterinair deskundige contact opnemen
met de reinigingsdienst van de betreffende gemeente en het
probleem voorleggen. In goed overleg kan er dan een bestrij-
dingsplan opgesteld worden om de overlast van plaagdieren te
verminderen.

Tuberculose

In 2002 zijn er vier gevallen van mogelijke tuberculose bij de
VWA/Keuringsdienst van Waren gemeld. Tuberculose wordt
in het algemeen ontdekt als de dieren na het slachten op het
slachthuis gekeurd worden. Deze klachten \'mogelijk tuber-
culose\' zijn via de VWA/RVV bij VWA/Keuringsdienst van
Waren binnengekomen. De VWA/Keuringsdienst van Waren
stelt hierna de GGD op de hoogte.

De VWA/Keuringsdienst van Waren informeert de veehou-
der en andere betrokkenen over de risico\'s voor de volksge-
zondheid. De Keuringsdienst heeft voor dit doel informatie-
bladen ter beschikking. Hierin staan de gevolgen van het
verdacht of besmet verklaren van het bedrijf voor dc veehou-
der en zijn gezin beschreven. Het is de bedoeling dat deze zo
spoedig mogelijk uitgereikt worden.

Tussen de VWA/RVV, de GGD en de VWA/Keuringsdienst
van Waren vindt nauw overleg plaats over het starten van het
onderzoek bij personen die in direct contact zijn geweest met
het geïnfecteerde dier. De VWA/RVV begint zo spoedig mo-
gelijk met de tuberculinatie van de contactdieren.
Het met zekerheid kunnen aantonen van de tuberculose-
bacterie neemt echter veel tijd in beslag (enkele maanden).
Voor de start van het onderzoek van contactpersonen kan
niet op de uitslag van de dieronderzoeken gewacht worden.
Er moet een afweging plaatsvinden in welke fase van de dia-
gnostiek van de dieren een lijst van humane contactperso-
nen opgesteld moet worden in het kader van de bescherming
van de volksgezondheid. Deze lijst wordt door de
VWA/Keuringsdienst van Waren in samenwerking met de
GGD opgesteld en betreft directe contacten van personen
met het geïnfecteerde dier. In het algemeen zijn dit niet al-
leen de leden van het gezin op het veehouderijbedrijf, de fa-
milie, vrienden en de dierenarts, maar ook personen die bij
het vervoer en op het slachthuis in contact zijn geweest met
het bewuste dier. Bij deze personen wordt onder verant-
woording van de GGD de Mantoux-test uitgevoerd, mits de
personen geboren zijn na I januari 1945. Deze test wordt na
twee maanden herhaald en eventueel uitgebreid met een
bacteriekweek of een longfoto.

-ocr page 76-

Salmonellose

Eind november 2002 meldde de GGD bij de Meldkamer een
klacht over een baby met een bevestigde Salmonella-infectie.
Door de veterinair deskundige is naar aanleiding van deze
klacht contact opgenomen met de GGD. De veterinair des-
kundige heeft samen met een verpleegkundige van de GGD
een bezoek gebracht aan het patiëntje en de ouders en heeft
een anamnese afgenomen om te proberen de bron van de in-
fectie in kaart te brengen. De betreffende familie is in het be-
zit van een groot aantal dieren, waaronder ook reptielen.
De veterinair deskundige heeft een aantal monsters geno-
men, onder andere feces van de dieren en cloacaswabs van
de slangen. De monsters zijn in het laboratorium van de be-
treffende regionale dienst van de VWA/Keuringsdienst van
Waren onderzocht. De geïsoleerde Salmonella -stammen
werden vervolgens door het Rijksinstituut voor Volks-
gezondheid en Milieu (RIVM) getypeerd.
De genomen monsters van de slangen zijn positief bevonden
op
Salmonella typhymurium 350, een type welke volgens ex-
terne deskundigen normaal gesproken niet bij slangen voor-
komt. Het is niet duidelijk geworden wat de oorspronkelijke
besmettingsbron in het gezin geweest is, de slangen of één
van de mensen. De resultaten van het onderzoek zijn door de
GGD met de familie doorgesproken. Het kind is behandeld
voor de infectie en maakt het goed. In overleg met een op rep-
tielen gespecialiseerd dierenarts is besloten de dieren niet te
behandelen, daar dit in het algemeen niet het gewenste effect
oplevert. Om een eventueel nieuwe infectie bij een kwetsbare
groep als jonge kinderen te voorkomen zijn de dieren overge-
plaatst naar een andere eigenaar zonder kleine kinderen.
Klachten, meldingen en vragen

Voor klachten, meldingen, vragen en dergelijke kan iedereen
bij de Warenklachtenlijn van de Meldkamer van de
VWA/Keuringsdienst van Waren terecht op telefoonnummer
0800-0844 (gratis, 24 uur per dag, zeven dagen per week).
Gegevens over klachten of meldingen worden genoteerd en
doorgeleid naar de betreffende regionale dienst, waar de
klacht in behandeling wordt genomen. Voor het beantwoor-
den van vragen, die wat meer inhoudelijke kennis vereisen,
kan door de meldkamermedewerker worden doorverbonden
met een deskundige binnen de dienst. Producten, waaronder
draaiboeken en rapporten, die door de VWA/Keuringsdienst
van Waren uitgegeven worden zijn te downloaden van inter-
netsite
www.keuringsdienstvanwaren.nl.

LITERATUUR

Valkcnburgh SM. Protocol Rabies. Protocollenboek Zoönosen
Keuringsdienst van Waren, augustus 2001.

Visser G. Draaiboek rabiës bij vleermuizen, editie 2001. Keurings-
dienst van Waren Oost, maart 2001.

Valkcnburgh SM. Protocol Leptospirose. Protocollenboek Zoönosen
Keuringsdienst van Waren, 2000.

Valkcnburgh SM. Protocol Tuberculose. Protocollenboek Zoönosen
Keuringsdienst van Waren, 2000.

Van den Broek, MJM en YTHP van Duynhoven. Klachtenbehandeling
van voedselinfecties en voedselvergiftigingen door Keuringsdienst
van Waren. Nederlands Tijdschrift voor Medische Microbiologie, lOe
jaargang, nr 2, mei 2002.

Veldstudie
afgerond.

Sachet met 10 gram granulaat

10 gram granulaat komt overeen
met 4 gram Cimetidine

Op recept
verkrijgbaar.

ZITAC

Hippogran\'

ACE Pharmaceuticals BV - Postbus 1262 - 3890 BB Zeewolde

-ocr page 77-

Uitbraak apenpokken (\'monkeypox\') in de VS

Beschrijving van een voorval in de Verenigde Staten.

Slechts een incident, of aanloop tot angstwekkende ontwikkelingen?

LCT. Verkleij

Recent is in de Verenigde Staten
een aantal mensen geïnfecteerd
^^^^^^^^ geraakt met het apenpokkenvirus
jTfiffffn^ff (\'monkeypox\'). Dat is uitzonder-
lijk, want tot nu toe kwam dit vi-
^^^^^^^^ rus alleen sporadisch bij mensen
voor in afgelegen dorpen in
Centraal- en West-Afrika. Be-
paalde lokale eekhoornsoorten
daar fungeren als reservoir. In tegenstelling tot wat de
naam doet vermoeden zijn apen slechts incidenteel be-
smet. De ziekte is in de Verenigde Staten overgedragen
door prairiehondjes, die op hun beurt besmet zijn ge-
raakt door een Gambiaanse reuzenrat waarmee ze sa-
men vervoerd werden. In Nederland zijn,op het moment
van schrijven, nog geen gevallen bekend van prairie-
hondjes en/of eigenaren met (verschijnselen van) apen-
pokken.

Angst voor uitbraak humane pokken (\'smallpox\')

Eind mei werd in een ziekenhuis in Wisconsin in de
Verenigde Staten bij een driejarig meisje een aantal ver-
schijnselen geconstateerd die erg leken op de symptomen
van een humane pokkeninfectie (\'smallpox\'). Ze had hoge
koorts, opgezwollen lymfeknopen en over haar hele lichaam
rode pustulae. Haar ouders hadden soortgelijke verschijnse-
len, maar in mindere mate. Na onderzoek door medewerkers
van het Center for Disease Control (CDC) bleek binnen en-
kele dagen dat het hier ging om het apenpokkenvirus. Na be-
kendmaking begon de zoektocht naar andere verdachte ziek-
tegevallen.

Na twee weken (half juni) waren dat er tweeëntwintig, in
drie verschillende staten, en op dit moment (begin juli)
hebben ruim tachtig mensen verschijnselen die mogelijk
wijzen op een infectie met het apenpokkenvirus. Vrij snel
is duidelijk geworden dat deze mensen allemaal contact
hebben gehad met prairiehondjes. Al deze dieren kwamen
bij één dierenwinkel vandaan, \'Phil\'s Pocket Pets\' uit
Chicago. Een zaak die zich gespecialiseerd heeft in \'vrien-
delijke knaagdieren\'. Zonder zich bewust te zijn van de
daaraan klevende risico\'s biedt deze winkel een enorm as-
sortiment aan van allerlei verschillende, al dan niet exoti-
sche, knaagdieren. De prairiehondjes zijn besmet geraakt
nadat zij contact hadden gehad met een Gambiaanse reu-
zenrat. Deze rat was recent geïmporteerd uit Afrika en
bleek uiteindelijk drager te zijn van het apenpokkenvirus.
Het dier heeft vanaf april in de winkel gezeten, en sinds-
dien bleken meer dan honderd klanten prairiehondjes te
hebben aangeschaft bij deze dierenwinkel. Een grote zoek-
actie werd gestart door de CDC \'s.

I

Verspreiding in inheemse
(knaagdier)populatie voor-
komen

De reden voor deze groot-
scheepse aanpak is niet
zozeer de ernst van de
infectie. Mensen die geïn-
fecteerd zijn met het apen-
pokkenvirus krijgen zo\'n
twaalf dagen na blootstel-
ling aan het virus last van
koorts, hoofd- en spierpijn,
vergrote lymfeknopen, koude rillingen en zweetaanvallen
en soms een droge hoest. Eén tot tien dagen daarna ont-
staat huiduitslag over het hele lichaam, bestaande uit rode
pustulae die openbreken en indrogen tot korstjes. Mensen
van alle leeftijden zijn vatbaar, maar kinderen tot tien jaar
lopen het meeste risico. Het sterftepercentage is één tot
tien procent, maar dit getal is gebaseerd op de situatie in
Afrika, waar mensen vaak verzwakt zijn door onder an-
dere chronische ondervoeding. In de Verenigde Staten is
nog niemand bezweken aan het apenpokkenvirus. Een the-
rapie is er niet, al is er de mogelijkheid tot vaccinatie met
het humane pokken virus onmiddellijk na besmetting. Dit
geeft een bescherming van 85 procent, maar heeft als be-
langrijk nadeel de kans op (vrij ernstige) complicaties na
vaccinatie.

Het grote gevaar schuilt in het risico dat de besmette prairie-
hondjes ontsnappen of losgelaten worden in het wild, waarna
het virus zich kan gaan verspreiden onder de inheemse
knaagdierpopulatie. Vervolgens kan het apenpokkenvirus
zich permanent vestigen in de Verenigde Staten, en dat leidt
tot een verhoogd humaan gezondheidsrisico. Mensen wor-
den namelijk sinds eindjaren tachtig van de vorige eeuw niet
meer gevaccineerd tegen de pokken en zijn daarom gevoelig
voor infecties met dierlijke varianten. De kans bestaat dat het
apenpokkenvirus zich gaat aanpassen aan mensen, en op die
manier gevaarlijker wordt.

Duizenden prairiehondjes geïmporteerd in Nederland

Bij de uitbraak in de Verenigde Staten is er geen overdracht
geweest van mens tot mens. Alle patiënten, waaronder ook
enkele dierenartsen, kregen de infectie door contact met een
geïnfecteerd prairiehondje. Besmette dieren kunnen de vol-
gende verschijnselen vertonen: koorts, hoesten, ooguitvloei-
ing, vergrote lymfeknopen, na enige tijd laesies aan de neus
en roodheid van de huid met blaarvorming. In de Verenigde
Staten worden mensen opgeroepen onmiddellijk contact op
te nemen met hun dierenarts of iemand van de Amerikaanse
GGD als hun prairiehondje ziekteverschijnselen vertoont.

-ocr page 78-

Ook in Nederland worden duizenden prairiehondjes per jaar
ingevoerd. Na bekend worden van de rol van deze dieren bij
de apenpokkenuitbraak in de VS heeft de Europese Unie met
ingang van 24 juni 2003 tot nader order een importverbod in-
gesteld voor prairiehondjes uit de Verenigde Staten en
knaagdieren uit Afrika. Op het moment van schrijven (4 juli
2003) is de incubatieperiode bijna verstreken, en zijn er geen
gevallen van apenpokken bekend. De kans is klein dat ze als-
nog zullen komen, toch is het belangrijk dat u alert bent op
ziekteverschijnselen bij prairiehondjes. Als eigenaren bellen
vanwege ziekteverschijnselen bij een prairiehondje dat ze na
15 april 2003 hebben aangeschaft, neem dan voorzorgsmaat-
regelen om contact met andere patiënten en eigenaren in uw
kliniek te voorkomen. Constateert u één of meerdere ver-
dachte symptomen, dan kunt u voor verdere diagnostiek
contact opnemen met de meldkamer van de Voedsel en
Waren Autoriteit, telefoon (070) 3405690.

Discussie laait op in Verenigde Staten

Deze uitbraak van apenpokken heeft in de Verenigde Staten
de discussie doen oplaaien over de toenemende populariteit
van het houden van allerlei exotische dieren. Verschillende
deskundigen op het gebied van (humane) infectieziekten
waarschuwen al jaren voor uitbraken als dit. Niet alleen de
eigenaren van deze exotische huisdieren lopen namelijk het
risico om ziek te worden als een ziekte overgedragen wordt
van dier naar mens. Het levert ook gevaren op voor het grote
publiek, dat te maken kan krijgen met tropische ziektes die
zich verspreid hebben onder de inheemse dieren. Zij pleiten
daarom voor duidelijke regelgeving op het gebied van de
(internationale) handel in dieren en vooral ook voor een
goede controle op naleving daarvan. Nederlandse deskundi-
gen sluiten zich hierbij aan.

Zowel mensen als dieren reizen echter in toenemende mate
de wereld rond. Vakanties in verre, tropische oorden worden
steeds gewoner, internationale transporten van al dan niet
exotische dieren ook. Eventuele gezondheidsrisico\'s wegen
niet op tegen de grote economische belangen die daarmee
gepaard gaan.

Er is meer voor nodig dan een uitbraak van apenpokken of
SARS om daar verandering in te brengen. Als de deskundigen
gelijk krijgen, zal dat er echter hoe dan ook een keer van ko-
men. Voor hen is het namelijk niet zozeer meer de vraag óf er
een epidemie zal uitbreken, maar hoogstens nog wanneer...

Drs. L.C.T. Verkleij is dierenarts en freelance journalist.

ZET H ET ALVAST IN UW AG EN DA

Vooraankondiging:

De groep GKZ (Gezondheids en Kwaliteitszorg) organiseert
zaterdaginorgen 20 september aanstaande te Lelystad
een
syiTiposium met de titel "Kwaliteitborging in de zuivelketen en de rol van de dierenarts daarbij\'

Aansluitend het symposium vindt de jaarlijkse ledenvergadering van de Groep GKZ plaats.

Nadere berichtgeving volgt.

-ocr page 79-

Risico van ziekte van Lyme door tekenbeet verdubbeld

Mensen die beroepsmatig of voor recreatie in natuurge-
bieden verblijven, kunnen besmet raken met
Borrelia.
Deze bacterie is verantwoordelijk voor de ziekte van
Lyme. Mensen kunnen besmet raken met de
Borrelia-
bacterie door een tekenbeet. Het risico van besmetting
met
Borrelia is in zeven jaar tijd verdubbeld. Dat blijkt
uit onderzoek van het Rijksinstituut voor Volksgezond-
heid en Milieu (RIVM) en Wageningen Universiteit en
Research Centre.

Een landelijlc onderzoelc onder huisartsen in 1995 schatte het
aantal gevallen van de ziekte van Lyme op jaarlijks zo\'n
6500. Herhaling van dit onderzoek in 2002 toonde aan dat
het aantal consulten voor Lyme was verdubbeld tot 13.000
en dat de ziekte inmiddels in heel Nederland voorkomt. De
grootste toename van het aantal gevallen van Lyme werd ge-
vonden in de provincies Brabant, Limburg en Noord-
Groningen. Dat lijkt samen te hangen met recreatie, omdat
juist in deze provincies het aantal toeristische overnachtin-
gen sterk is toegenomen (in 2001 ruim drie maal zo hoog als
in 1994).

Een duidelijke stijging van het aantal gevallen van de ziekte
van Lyme wordt ook gevonden in regio\'s waar het aantal
paarden sterk is toegenomen, waarschijnlijk samenhangend
met paardrijden in gebieden waar veel teken voorkomen. Er
zijn ook aanwijzingen dat nieuw bos in stedelijke gebieden
een risicofactor is. Het ecologisch onderzoek uitgevoerd in
geografisch verschillende gebieden, toont aan dat natuurge-
bieden op de Veluwe en in de duinen de meeste teken herber-
gen. In die gebieden zijn vaak ook relatief veel teken besmet
met de 5on-e//a-bacterie.

De ziekte van Lyme kan leiden tot ernstige chronische aan-
doeningen van gewrichten en het zenuwstelsel. Chronische
ziekte kan echter voorkomen worden door patiënten in een
vroeg stadium te behandelen met antibiotica.

De resultaten van het onderzoek van het RIVM en de
Wageningen Universiteit worden vandaag gepresenteerd op
een symposium bij het RIVM. Tijdens het symposium zal
verder gediscussieerd worden over de toekomstige ontwik-
kelingen van de ziekte van Lyme in Nederland en over welk
toekomstig onderzoek nodig is ter preventie.

Decentraal röntgenologisch
onderzoek jonge
KWPN hengsten.

Het KWPN zal met ingang
van 1 september 2003 het
maken van de röntgenfoto\'s
van jonge hengsten decen-
faal uit laten voeren. Naast
de Faculteit der Diergenees-
kunde komen hiervoor in aanmerking alle erkende
paardendierenartsen die met goed gevolg het traject
\'Keuringsdierenarts voor Paarden\' hebben doorlopen.
Meer informatie over het reglement, de eisen, de aan-
meldingsprocedure etcetera kunt u vinden op de VKO-
website: www.veterinairekwaliteit,nl onder \'Paard\' en
\'Module Keuringsdierenarts voor Paarden\', of in de
\'Praktijkmap Kwaliteitsrichtlijnen\' van het VKO.
Instructies over de wijze van identificeren, wijze van
verzenden van de röntgenfoto\'s naar de hengstencom-
missie van het KWPN etcetera volgen nog.

Wij willen alle dierenartsen die voor dit traject opteren
adviseren zich zo snel mogelijk aan te melden bij het
VKO.

Contributie Erkenningen

Het Veterinair Kwaliteits-
Orgaan (VKO) heeft onlangs
de jaarlijkse facturen verzon-
den voor het boekjaar 2003
naar alle dierenartsen met één
of meer erkenningen. De
hoogte van de contributie bedraagt per erkenning € 125
op jaarbasis en is ongewijzigd in vergelijking met het
boekjaar 2002.

De bijdrage is bedoeld om te voorzien in de kosten van
het VKO-bureau en de verdere ontwikkeling en onder-
houd van de erkenningsregelingen en de overige kwali-
teitsregelingen.

Het VKO-bestuur zal na afloop van het boekjaar 2003 een
financieel jaarverslag laten samenstellen waarin de ver-
krijging en besteding van middelen wordt verantwoord.

Mocht u tussentijds dringende vragen hebben dan kunt u
zich wenden tot de penningmeester van het VKO-bestuur:

D.A.C. West

Drs. A.L.J, van Bruinessen
Telefoon: 0117-492398

Met vriendelijke groet.

Het VKO-bestuur

-ocr page 80-

De Stichting Dierenopvang Bosnië zet zich in voor zwerf-
honden in Bosnië en met name in Tuzla. Veel honden zijn
daar hun huis en baas kwijtgeraakt door de oorlog. De
overheid is bang dat deze honden ziektes zullen versprei-
den en geeft de bevolking een vergoeding voor het doden
van deze dieren (de punt van een hondenstaart geldt als
bewijs). Om deze al dan niet gewonde honden te redden,
heeft een aantal vrijwilligers van de Stichting Opstanak
in Tuzla samen met de Stichting Dierenopvang Bosnië
een \'asiel\' opgezet. Naast geld, medicijnen, bouwmateria-
len en vrijwilligers zoekt de Stichting dierenartsen om de
honden medisch te behandelen.

Het asiel in Tuzla stelt niet veel voor Het bestaat uit een vlakte
met een hek eromheen en een paar getimmerde hokken, veel
dozen als slaapplaats voor de honden en wat bouwvallen. Er is
geen water en geen elektriciteit. Bovendien ligt het op een
heuvel en moet voedsel en drinkwater lopend vanuit het dal
worden aangevoerd. Er worden op dit moment tachtig honden
opgevangen in het asiel en de Stichting heeft snel geld nodig
om een echt gebouw te kunnen realiseren, zodat de honden de
komende winter kunnen overleven. Naast geld is de Stichtiing
op zoek naar vrijwilligers die een week mee willen gaan naar
Tuzla, om de honden een beter leven te geven. Ook medicijner
en bouwmaterialen zijn van harte welkom.

Dierenartsen

De Stichting heeft op dit moment te weinig geld om de hon-
den in het asiel door een dierenarts te laten behandelen. Zi/
roept daarom via deze weg dierenartsen op om als vrijwilli-
ger mee naar Bosnië te gaan en de honden die nu in Tuz:la
worden opgevangen, medisch te behandelen. Dat houdt in:
inenten, steriliseren, etcetera.

Wilt u de Stichting Dierenopvang Bosnië helpen of finan-
cieel ondersteunen, neem dan contact op met Wilma de
Joode, telefoon (06) 52614435. Voor meer infonnarie:
www.dierenopvanghosnie.nl

Stichting Dierenopvang Bosnië zoekt dierenarts(en)

Fifth International Conference on Boar Semen Preservation

Van 24 tot en met 27 augustus 2003 wordt in Doorwerth de Fifth International Conference on Boar
Semen Preservation gehouden. Deze conferentie is een ontmoeting tussen wetenschappers op het ge-
bied van de (varkens) voortplanting, met name kunstmatige inseminatie, en de mensen uit de praktijk
van de Varkens KI. Deze vierjaarlijkse conferentie wordt dit jaar in Nederland gehouden en is wel-
licht een goede gelegenheid voor praktiserend dierenartsen kennis te nemen van de nieuwste wetens-
waardigheden op dit gebied.

Voor meer informatie kan men de website bezoeken:
http://www. hoarsemen.vet. uu. nl/hoarsemen/

Gezondheidsverklaringen voor Frankrijk

A. Beijer

Donderdag 13 juni 2003 werd op de
Boehringer intervisie-avond Noord
nog even gesproken over de nieuwe
eisen voor import van honden in
Frankrijk. Van wat daar door een toch
redelijk groot aantal dierenartsen
werd verkondigd, werd ik niet echt
vrolijk. Een groot aantal dierenartsen
beschouwde het afgeven van een der-
gelijke gezondheidsverklaring als onzin en deed dit zonder het
dier te zien en gratis. Eén collega had hiervoor zelfs een mai-
ling rondgestuurd van 2000 stuks (kosten circa 500 euro?). In
plaats van dat men dit soort maatregelen aangrijpt om onze sta-
tus van hoogstaande en integere vaklui te verhogen, zien velen
er kennelijk geen been in om en masse te gaan frauderen als een
stel obscure schnabbelaars. Men verklaart op een bepaalde da-
tum een hond te hebben onderzocht en tekent ervoor zonder dat
men het dier ook maar vanuit de verte heeft gezien die dag. Een
dergelijke handelswijze kan men niet anders omschrijven als

Ingezonde

het bewust plegen van pure valsheid in geschrifte. Degene die
nog wel een echt extra lichamelijk onderzoek uitvoeren vragen
hiervoor meestal niets uit schaamte, omdat men ook \'niets\' ge-
daan heeft: \'alleen\' maar de hond onderzoeken. Terwijl de
overheid dit werk kennelijk wel belangrijk vindt. En wel zo be-
langrijk dat alleen mensen met een dure, lange, academische
opleiding die verklaring mogen afgeven. Diverse andere colle-
gae vroegen geen vergoeding voor hun werk omdat het anders
voor de mensen \'zo duur wordt\' om naar Frankrijk te gaan met
de hond. Die mensen rijden straks lachend nog maar een extra
rondje langs de \'Peage\'. Over het nut van de rijbewijskeuring
of APK-keuring voor de auto kun je ook wel twijfelen. Maar ik
ken geen huisarts of garagist die ongezien zijn handtekening
zet en geen van beiden doet dit gratis omdat autorijden toch al
zo duur is voor de mensen. En dan denk ik wel eens: die hele
beroepsgroep van ons is sociaal wereldvreemd EN zakelijk
knettergek, waar moet dat op den duur heen?

Anton Beijer is dierenarts te Dracliten.

-ocr page 81-

Vanaf 1 maart 2003 is een belangrijlce wijziging van tcraclit in
de aanpak van de BSE-bestrijding. Vanaf die datum worden
van een bedrijf met een geval van BSE niet meer alle runde-
ren van rijkswege overgenomen en afgeslacht. Uitsluitend ri-
sicodieren, dieren die in dezelfde tijd als het BSE-dier op dit
bedrijf zijn geboren en hetzelfde voer hebben gegeten, even-
als nakomelingen van het vrouwelijke BSE-rund, zullen wor-
den vernietigd. Minister Veerman heeft het besluit kunnen
nemen, nadat duidelijk is geworden, dat beperkte ruiming
geen bedreiging vormt voor de volksgezondheid.
Behalve dat deze maatregelen de financiële belangen voor
de overheid, de veehouderij en de daaraan gelieerde onder-
nemingen dienen, vormen ze tevens een indicatie voor de
aard van de aandoening. Hiertoe dienen we het ontstaanspro-
ces van de aandoening te belichten om de gevolgen van de
maatregelen voor 1) BSE als een besmettelijke ziekte (door
een prion) en 2) voor BSE als een erfelijk bepaalde aandoe-
ning, te onderkennen.

1) Prionen als infectieus agens (concept Prof. Prusiner).
Uit een variant van een normaal hersenceleiwit ontstaat
een infectieus eiwit, een prion. De prionen hebben ge-
strekte peptidebindingen; de oorspronkelijke eiwitten
hebben een helix gevormde structuur. De prionen-pep-
tide bindingen kunnen de hclix-bindingen induceren tot
gestrekte-bindingen. Prof Prusiner trekt hieruit de con-
clusie, dat prionen de configuratie van normale proteï-
nen omvormen tot prionen. Aldus zijn deze infectieus
voor runderen en mensen.

De nieuwe maatregelen kunnen op dit proces weinig in-
vloed hebben. Er is geen rem op het .spontaan ontstaan
van de aldus verkregen prionen.

2) Een genetisch bepaalde factor

Een genmutant gelegen in de chromosomen van een in de
hersencellen vormend eiwit. De aanname hiervoor is
voornamelijk gebaseerd op de bijzondere wijze waarop
de aandoening zich verbreidt.

Vanaf het begin van de jaren 80 van de vorige eeuw tot op
heden, werd BSE slechts bij één rund per bedrijf gecon-
stateerd, zowel in het Verenigd Koninkrijk als in de lan-
den daarbuiten. Het is opvallend dat Prof Prusiner dit
bijzondere epizoötisch kenmerk niet vermeldt.
Twee factoren spelen een belangrijke rol bij een omvang-
rijke een snelle overdracht van erfelijk bepaalde aandoe-
ningen:

a) De excessieve vraag naar stieren uit een belangrijke
stieren lijn.

b) Het bijna onbeperkte nakomelingenschap door KI
en bevruchte eiceltransplantatie.

Dragers van een monofactoriëel heterozygoot verervend
(lethaal) gebrek uit een aldus gevormde populatie kun-
nen na enige jaren, over grote gebieden, hetero- en ho-
mozygote nakomelingen hebben. Op de aldus ontstane
populatie werken twee tegengestelde fokkerij-invloe-
den:

1) Het aantal heterozygote vrouwelijke dieren zal in iedere
volgende generatie, na bevruchting door een negatieve
stier, met 50% afnemen.

2) Mannelijke heterozygote dieren zullen de betreffende
factor op 50% van hun nakomelingen overbrengen.
Verwante heterozygote mannelijke dieren kunnen binnen
een populatie grote aantallen homozygote (afwijkende)
dieren verwekken.

Dit proces van verspreiding van het gen kan zich volgens
bovenstaande beschrijving in het VK. hebben voltrokken.

De door minister Veerman voorgeschreven wijzigingen in
de bestrijdings- en saneringsmaatregelen zullen bijdragen
aan de kennis over aard en verspreiding van de aandoening
BSE. Zeker is belangrijk te weten of, na de sanering van
een bedrijf, aldaar nog meerdere runderen BSE krijgen. In
het monofactoriële recessieve verervingspatroon kan, in-
dien het betreffende gen sterk vertegenwoordigd is, in het
aldus gesaneerde bedrijf, later nog een dier met BSE-symp-
tomen worden aangetroffen. Grote aantallen zijn waar-
schijnlijk niet te verwachten. Wel dient de aandacht te wor-
den besteed aan de vaders van de aangetaste dieren;
speciaal of de nakomelingen ervan nog in het rundveebe-
stand op de gesaneerde bedrijven aanwezig zijn en tevens
of de vermelde vaderdieren nog in die bedrijven voor de
fokkerij gebruikt worden.

Het inventariseren van de vaders der aangetaste runderen in
Nederland kan een waardevolle bijdrage leveren bij speuren
naar de aard van de aandoening BSE. Het onderzoek zou via
een beleidsplan tot stand moeten komen. Indien er aanwij-
zingen zijn voor de overdracht van BSE door heterozygote
vaderdieren, dienen deze bij het saneringsplan van minister
Veerman te worden betrokken. Het belang van een hoog-
waardige Nederlandse rundveefokkerij is gediend bij een
voortvarend erfelijkheidsonderzoek.

BSE-besluit van minister Veerman een stap

in de goede richting

A.J.C. van \'t Hooft

-ocr page 82-

Het tijdschrift met wetenschappelijlt pralctijIngerichte infor-
matie \'Dier.en.Arts\' durft het aan een uitstellende publicatie
van Westerhuis te plaatsen (I). Uit de reactie van VtdK
(Vereniging tegen de Kwakzalverij) die via Lumeij tot ons
komt ontbreekt enige nuancering ten enenmale: verbazing
omdat Westerhuis duidelijk kritische noten aangeeft in zijn
artikel (het ontbreken van enige wetenschappelijke basis; hij
is kritisch genoeg naar de voorstanders van de homeopathie)
(2). Westerhuis is een dierenarts, die mogelijkheden \'ziet\' in
homeopathische behandelingsmogelijkheden in de dierge-
neeskunde: hij noemt zichzelf geen homeopaat maar ge-
bruikt zijn diergeneeskundige opleiding (jazeker, in
Utrecht), zijn wetenschappelijk interesse, zijn jarenlange
praktijkervaringen om wegen te (onder)zoeken en te begaan
die het dier ten goede kunnen komen.
Hoewel de redacdecoördinator van \'Dier.en.Arts\' van Duimen
aangeeft in zijn reactie de zorg van Lumeij\'s woorden te delen,
geeft hij aan volledig achter Westerhuis te staan (2). Lumeij
krijgt dan nogmaals de gelegenheid zijn inzichten over "Het
toepassen door dierenartsen van irrationele behandelmetho-
den enzovoorts" (citaat) naar voren te brengen (2).
Wat schets mijn verbazing ook een stuk van Lumeij tc lezen
in ons eigen TvD met kritiek op genoemde publicatie van
Westerhuis dat in een ander diergeneeskundig tijdschrift is
geplaatst (3). Als er geen medewerking aan plaatsing van een
artikel verleend had moeten worden dan is het wel deze uit-
gebreide reactie van Lumeij zonder dat de bewuste publica-
tie van Westerhuis
OOK in het TvD geplaatst wordt. Vandaar
mijn aanhef: "Is er over nagedacht?" Zo ja, dan had ik die
medewerking van de redactie misschien wel kunnen respec-
teren. Ik zie in dat Lumeij in zijn artikel naar de Code wil (en
dc Code dat gaat ons allen aan) maar de verwijzing naar en
kritiek op Westerhuis is overduidelijk. De teksten van
Westerhuis dienen dan ook aan de lezer te worden aangebo-
den opdat deze er zelf \'objectief\' over kan oordelen. Maar
het is nu een eenzijdige vertoning: Lumeij, de kwakzalverij
en de Code. Jammer, gemiste kans.

Er zijn al (te) veel - vaak ongenuanceerde - discussies ge-
weest met betrekking tot de homeopathische werkende die-
renarts. Nu is er een artikel verschenen met duidelijke con-
clusies wat voor velen uitnodigt tot discussies (een TvD-
waardige publicatie. Hic!) en er verschijnt slechts een eenzij-
dige reactie dat nog geplaatst wordt ook zonder de inhoud
van de genoemde publicatie van Westerhuis te kunnen lezen.
Er zijn KNMvD-leden die Dier.en.Arts niet ontvangen dus
niet in de gelegenheid zijn geweest zelf te oordelen over de
woorden van Westerhuis. Ik weet het .... er is een biblio-
theek!

Ik denk dat de interessante reactie van Van Werven in het
TvD (4) een goed voorbeeld is van genoemde omissie van de
redactie. Van Werven heeft de oorspronkelijke publicatie van
Westerhuis niet (?) gelezen doch reageert aldus op het artikel
van Lumeij. Ik citeer: "De collegae Lumeij en Westerhuis to-
nen daarin geen begrip te hebben voor de bijzondere aard der
alternatieve geneeskunden". Einde citaat. Westerhuis toont
daarin helemaal niets; hij wordt slechts bekritiseerd (je kunt
het nauwelijks geciteerd noemen). Mijn eigen oordeel over
het wel en wee van de homeopathie doet hierbij niet ter zake.
Het lezen van Westerhuis\' artikel kan ik alleen maar aanbeve-
len. Iedere dierenarts krijgt door het (het mag gerust kritisch!)
lezen van deze publicatie in Dier.en.Arts een beter inzicht in
de veterinaire homeopathie. Discussies bestaan al eeuwen. In
het handschrift uit de zestiende eeuw
Vander Empiriken,
Lantloeperen ende valscher medicijns bedroch...
richt de
Alkmaarse arts Petrus Forestus zich tot de eenvoudige, onkun-
dige en goedgelovige mensen en waarschuwt voor de gevaar-
lijke en heilloze praktijken van kwakzalvers en beunhazen die
zich voordoen als een geleerd medicus (5). Hij wil het publiek
voorlichten hoe men de betrouwbare en gestudeerde genees-
heer kan onderscheiden van de onwetende bedriegers. Hij doet
dit in de vorm van een dialoog: gesprekken tussen de medicus,
de filosoof en de zieke. Maar ook schrijft hij felle reacties in
bijvoorbeeld het tractaat over de gevaren van de \'piskijkerij\'
(6). Een dialoog spreekt mij persoonlijk meer aan. Ik voel me
daar beter bij dan bij de vaak zinloze, ongetwijfeld goedbe-
doelde, elkaar in de haren vliegende en nauwelijks naar elkaar
luisterende voor- en tegenstanders van bijvoorbeeld de
homeopathische behandeling van dieren. Er is meer dan el-
kaar te beschimpen omdat inzichten tegenover elkaar staan.
Dialoog is toch iets anders? Toch kan Lumeij kritisch en genu-
anceerd beschouwen als het maar geen homeopathie is (?):
een prettig leesbaar artikel over veterinaire kruidengenees-
kunde (7). Wel eens gehoord van synergisme? In het
Byzantijnse rijk bestond er een innige samenwerking tussen
Kerk en Staat (8). Dat is later wel eens anders geweest. Is er
ooit over nagedacht of er iets moois zou kunnen groeien tus-
sen de door Van Werven genoemde alternatieve geneeskun-
den en de reguliere geneeswijzen? Is er door alle critici op dc
grondslagen van de alternatieve geneeskunde nagedacht?
Zeker, in andere eeuwen of andere culturen, bij anders den-
kenden of redacties van verschillende tijdschriften?

Is er over nagedacht?

A. van Foreest

1. A. Westerhiiis. Ongekende mogelijkheden in dc veterinaire homeopa-
thie. Dier.en.Arts 2003; (3): 72.

2. Reacties op het artikel (1) in Dier.en.Arts: 2003: (4): 100.

3. J.T. Lumeij. Veterinaire homeopathie in strijd met de Code voor de
Dierenarts. Tijdschrift voor Diergeneeskunde 2003:128; 256.

4. H.L.L. van Werven. Ingezonden brief. Tijdschrift voor Diergenees-
kunde 2003: 128; 363.

5. H.A. Bosman - Jelgersma. Handschrift tegen kwakzalverij en onbe-
voegde geneeskunde. In: Petrus Forestus Medicus 1996. Stolwijk,
Duivendrecht(lSBN 90-9010171-3): 259.

6. Het tractaat: De Incerto Urinarium ludicioLibri III, verscheen in 1589
en werd in 1626 in het Nederlands vertaald (C.Nollens) als: \' Het onze-
ker en bedrieglick oordeel der wateren\'. Zie verder onder 5.

7.J.T Lumeij. Een kritische beschouwing over veterinaire kruidenge-
neeskunde (fytotherapie). Ned. Tijdschrift tegen de Kwakzalverij
2003; 114:8.

7. Van Dale. Synergisme: 2. samenwerking van organen tot een zelfde
verrichting, 3. verhoogde werking door combinatie van verschillende
middelen. Van Dale Lexicografie, Utrecht. 1999; 13:3335.

-ocr page 83-

Collega Binkhorsten Professor
Wagenaar

H.A.Brouwer

Zeer geachte Hoofdredactie,

Bij het lezen van de opmerkingen van collega Mevrouw
Dr. G.J. Binkhorst met betrekking tot de bijeenkomst ter
herdenking van Prof dr. G. Wagenaar (TvD 2003; 128:
364) voelde ik, mij tientallen jaren jonger worden.
Immers, hier werden wij teruggeplaatst in pre-histori-
sche tijden van \'Het School\', \'veebonken\', \'paarden-
meisjes\' en wat dies meer zij. Collega Binkhorst werd
overvallen door een jaren \'50 gevoel. Het moet wel
meer een jaren \'20-\'30 gevoel zijn geweest. Voorwaar,
mevrouw moest haar persoonlijk eeuwfeest reeds jaren
achter zich hebben. De moeder van alle dierenartsen!

Helaas. Het Diergeneeskundig Jaarboek 2002 leerde mij
dat collega Binkhorst afstudeerde in 1965 (twaalf jaar na
mij) en promoveerde in 1976(dertienjaarnamij). Prompt
was ik weer de bejaarde die ik in feite natuurlijk ben.

Ik studeerde aan weerszijden van het jaar 1950. Toen wa-
ren dc vrouwelijke studenten aanzienlijk dunner gezaaid
dan tegenwoordig, maar zo\'n zeldzame diersoort waren
ze nu ook weer niet. En dat zij - collega Binkhorst noemt
hen \'paardenmeisjes\' - ter plekke een leuke echtgenoot
zochten - dat was wellicht naar anologie van lang tevoren
toen - zo placht men althans te zeggen - het hoogste stre-
ven van verpleegsters zou zijn het strikken van een arts.
Ook dc term \'veebonken\' deed in de jaren \'50 geen op-
geld van enige betekenis meer. En wat betreft \'Het
School\' - dat was een term die men nog wel eens kon ver-
nemen uit de monden van zeer antieke collegae die niet
dan met grote moeite de ene voet nog voor de andere konden
krijgen. Tenslotte ging de Rijksveeartsenijschool in 1918 over
in de Veeartsenijkundige Hogeschool en deze enige jaren later
in de Faculteit der Veeartsenijkunde. In 1956 werd deze de
Faculteit der Diergeneeskunde. Lees er \'Van Gildcstein tot
Uithof\', delen 1 (1971)en2(1981)maaropna.

Kortom - ik durf de stelling aan dat collega Binkhorst in haar
studietijd - laat ons veronderstellen van 1958 tot 1965 - be-
trekkelijk weinig zal hebben bemerkt van het sfeertje zoals
zij dat een tikje zuur getint beschrijft.

Tenslotte wat betreft Prof Wagenaar - ook door mij in hoge
mate gerespecteerd - met wie ik vele jaren uiterst plezierige
contacten heb gehad: wanneer mevrouw Binkhorst zulke
warme gevoelens voor hem heeft gekoesterd als zij in haar be-
richtje beschrijft, is de vraag waarmee zij mij laat zitten: Wat
heeft haar ervan weerhouden bij de herdenking in kwestie per-
soonlijk uiting te geven aan die gevoelens? Ik krijg althans de
indruk dat zij dat niet heeft gedaan. En a l\'improviste had dat
natuurlijk niet gehoeven. Zij had het thuis zorgvuldig en in alle
rust kunnen opschrijven, zoals zij ongetwijfeld ook haar op-
merkingen heeft gedaan. En ik nu de mijne.

Dr. H.A. Brouwer, uit Hoofddorp, is Oud-Universitair
Hoofddocent van de Vrije Universiteit, Amsterdam.

Goed geregeld!

Voor financieel advies i)ij:

• Praktijkoverdracht

• Assistentie

• Associatie

• Praktijkfinanciering

• Pensioenen

• Woningfinanciering

• Verzekeringen

Maliesingel Ó4
5581 BJ Lirecht
Tel. (050) 244 87 74
Ka.\\ (050) 241 66 55
E-mail: info@(li.\\(\'nco.nl
\\v\\v«.(li.\\eiu\'o.nl

Studenten
referaten

Dix €o

Hypertensie bij de kat.

j. Pot en I. van der Linden. SR; 1146/01:36 pp.

De populatie katten in Nederland is
groot en daardoor ook het aantal ou-
dere dieren. Deze hebben nogal wat
ziekteproblemen waaronder vaak een
te hoge bloeddruk. Ingegaan wordt op
de methodieken om deze te meten.
Besproken worden de etiologie, de
pathofysiologie, de ziekteverschijn-
selen en de therapie.
Hypertensie is vaak een begeleidend symptoom van andere
orgaanaandoeningen. Men moet snel met een behandeling be-
ginnen om complicaties als gevolg van deze afwijkingen te
voorkomen.

Bij de behandeling kan gekozen worden uit calcium-kanaal-
blokkers, alpha-blokkers en ACE (angiotensine-convecting-
enzymej-remmers. Op de werking van deze pharmaca wordt
ingegaan. Voorts wordt gewezen op een regelmatige controle
(drie maanden).

-ocr page 84-

Jan Bosch

memoriam

Niemand heeft het voorzien, het leek zo onwaarschijnlijk. En toch gebeurde het: op 17 april 2003
overlijdt Jan Bosch aan de gevolgen van een ernstige longontsteking, veroorzaakt door een H7N7-
Injluenzavirus: het virus dat ook verantwoordelijk is voor de Aviaire Influenza die dan al wekenlang
de pluimveestapel in Nederland teistert.

Jan Bosch maakte als pluimveedierenarts namens de Gezondheidsdienst voor Dieren in Deventer
deel uit van het RVV-specialistenteam, dat op 2 april een sterk verdacht legbedrijf bezocht in
Teeffelen. Al snel bleek het bedrijf ook daadwerkelijk besmet te zijn met het Al-virus, het was het lóS\'^
besmette bedrijf

Op vrijdag 4 april, twee dagen na het bedrijfsbezoek, kreeg Jan last van koorts en hevige hoofdpijn.
De koorts bleef aanhouden: ook trad benauwdheid op ten gevolge van ernstige longontsteking.
Inmiddels was ook onderzoek ingezet op influenzavirus omdat een verband met het bedrijfsbezoek
niet kon worden uitgesloten. Ondanks ziekenhuisopname verslechterde zijn gezondheid en op don-
derdag 17 april is Jan Bosch overleden. Kort daarna werd bekend dat hetAl-H7N7-virus vrijwel ze-
ker de oorzaak was van zijn dodelijk verlopende ziekte.

Jan Gerardus Marie Josef Bosch werd geboren op 7 januari 1946 in het Limburgse Schinnen in een
katholiek gezin tnet zes kinderen. In de jaren vijftig verhuisde het gezin naar Nagele in de
Noordoostpolder otn daar het landbouwbedrijf voort te zetten. In Emmeloord doorliep Jan de
middelbare school en vervolgens ging hij Die/geneeskunde studeren in Utrecht. Na zijn afstuderen
op 16 februari 1972 werd Jan weten.\'ichappelijk medewerker aan de Faculteit der Diergeneeskunde,
Vakgroep Zootechniek. In 1976 maakte hij de overstap naar de praktijkschool in Horst, waar hij tot
1983 heeft gewerkt. Vervolgens koos Jan voor de Gezondheidsdienst voor Dieren, eerst in Zwolle, la-
ter in Doorn en vanaf 1995 in Deventer Vanaf september 1999 gaf hij tevens onderwijs aan de
Helicon-opleidingen in O.ss en daarnaast was hij twee dagen per week docent aan de Faculteit der
Diergeneeskunde te Utrecht.

In 1973 trad Jan Bosch in het huwelijk met Wendela van Eyk. Uit dit huwelijk werden twee kinderen
geboren: Bart-Jan en Lysanne. Jan was een familieman pur sang, hij hield zielsveel van zijn vrouw,
zijn kinderen en zijn familie. Hij was er apetrots op dat hij over enige tijd opa zou worden.
Jan had veel belangstelling voor sport en politiek. Hij was een wandelende encyclopedie op het ge-
bied van de wielersport, voetbal en tennis. Vroeg je bijvoorbeeld aan Jan wie de Tour de France had
gewonnen in 1962, hij wist het antMvord en kon je bovendien van alles vertellen over de betreffende
renner

Jan had een meer dan gemiddelde belangstelling voor mensen, vandaar dat onderwijs hem zo
boeide. Hij was docent in hart en nieren, geliefd bij zijn studenten om zijn boeiende wijze van lesge-
ven. Jan Bosch en Jo van Eek studeerden in dezelfde periode en hadden regelmatig contact met el-
kaar, eerst in Doorn, daarna in Deventer en Utrecht. Jan was niet de man voor diepgravetid weten-
schappelijk onderzoek maar iemattd voor de dagelijkse pluimveepraktijk en het dagelijkse onderwijs.
In een mum van tijd kende hij alle studenten bij naam en wist veel over hun achteigrond. Steevast
stelde Jan zich voor aan een nieuwe groep studenten tnet "Ik heet Jan Bosch en denk erom \'Bosch \'
met \'sch \'dus de rijke tak! "Jan bezat een gezonde dosis humor Regehnatig klonken dan ook lachsal-
vo \'s uit het onderwijslokaal. Ook aan de Helicon-opleidingen urn Jan een populaire docent, hij kon
bovendien moeiteloos een les van twee uur op boeiende wijze volpraten.

Op 24 april hebben wij allen op gedenkwaardige wijze a fscheid genomen van Jan Bosch tijdens een
zeer druk bezochte Eucharistieviering in de Parochiekerk van de HH Bernadette-Laurentius in
Rosmalen.

Bovenal missen wij in Jan een hartelijk, zachtmoedig en sociaal mens.

Wij wensen zijn vrouw, kinderen, verdere familie en kennissen veel sterkte bij de verwerking van dit
enorme verlies.

J.H.H. van Eek
J.F Heijmuns

-ocr page 85-

CGC

Najaarsdag over (be)handelen

Op zaterdag 8 november 2003 zal in De Reehorst in Ede
weer de Najaarsdag van de GGG worden gehouden.
Ook dit jaar zullen weer tal van praktische onderwerpen
de revue passeren. Het centrale thema van deze
Najaarsdag is (be)handelen. In dit kader zal onder an-
dere aandacht worden besteed aan enkele medicijnen
die recent zijn toegevoegd of binnenkort zullen worden
toegevoegd aan het diergeneesmiddelenarsenaal, zoals
trilostane (bij de behandeling van het syndroom van
Cushing) en progesteron-receptor blokkers (onder an-
dere bij fibro-adenomatose en partusinductie). Collega
Teske zal bespreken of er naast chirurgie nog andere be-
handelingsmogelijkheden zijn bij de patiënt met een
oncologisch probleem. Op de vraag "hoe te handelen bij
thoraxtrauma en andere acute thoraxproblemen?" zal
collega Peeters een antwoord geven. Collega Declercq
uit België zal zijn licht laten schijnen op de behandeling
van demodicose. En, zoals u gewend bent bij de

Najaarsdag, is er ook aandacht voor diersoorten anders
dan de hond en de kat. In de voordracht van collega
Schoemaker zal ingegaan worden op contraceptie bij de
fret, waarbij ook ruimschoots aandacht zal worden be-
steed aan de mogelijke bijwerkingen van castratie bij
deze diersoort. Over de overige, ook zeer interessante,
onderwerpen zult u binnenkort via deze GGG-pagina
worden geïnformeerd.

Om te voldoen aan de grote behoefte aan nascholing bij
de dierenartsassistenten, zullen de sprekers ook dit jaar te-
vens een voordracht geven voor de dierenartsassistenten.
Een goede gelegenheid dus om uw assistent(e) mee te ne-
men, en samen (al is het dan in aparte zalen) te genieten
van een zeer aanlokkelijk wetenschappelijk programma
en de traditionele gezelligheid die zo kenmerkend is voor
de Najaarsdag. Gezien de grote belangstelling raden wij u
echter wel aan tijdig te registreren, want \'vol is vol\'.

ZOMERSE VOORBEREIDINGEN VOOR DE NAJAARSDAG

Wordt uw assistent \'Dierenartsassistent van het Jaar 2004\'?

De uitgever van In Praktijk en Assistent organiseert
samen met Royal Canin Veterinaire Service dit jaar
voor de derde maal de verkiezing \'Dierenartsassistent
van het Jaar\'. Dit initiatief wordt mede mogelijk ge-
maakt door Dier&Zorg, Merial en Veterinair
Organisatiebureau Animaux.

U kunt door middel van het invullen van een inschrijffor-
mulier aangeven waarom uw assistent zo bijzonder is of
op welke speciale manier hij of zij invulling aan het be-
roep geeft.

Jury

Een deskundige jury bestaande uit onder andere de
Dierenartsassistent van het Jaar 2002, beoordeelt, onder
leiding van drs. Leen den Otter, de inzendingen, die
uiter-
lijk 1 september 2003
binnen dienen te zijn. Uit de inge-
stuurde formulieren worden vijf assistenten genomineerd.

Presentatie

Deze genomineerde dierenartsassistenten worden uitge-
nodigd om op het ASSISTENTEN-Programma van de

NAJAARSDAG GGG, dat op 8 november in de Reehorst
te Ede plaatsvindt, een korte (ongeveer tien minuten) pre-
sentatie te geven.
Het thema van deze presentatie luidt;
\'Communicatie in de praktijk \'.

Wat valt er te winnen?

De winnaar wint een geldbedrag van maar liefst 500 euro
en de exclusieve Royal Canin Encyclopedie van de hond en
de kat (dus beide boeken!). De overige winnen een geldbe-
drag van 125 euro. Tevens krijgen alle vijf een gratis jaar-
abonnement op zowel In Praktijk als Assistent aangeboden
en een handige rugtas met picnicset voor twee personen.
Naast eeuwige roem, genoeg reden om vandaag nog uw as-
sistent voor te dragen en het formulier in te vullen!

Opgeven?

Surf naar www.animovooranimaux.nl. Vanaf de \'projec-
ten pagina\' kunt u het inschrijfformulier downloaden en
retour mailen. Deze digitale verwerking heeft onder an-
dere als voordeel dat alle inzendingen voortaan goed te le-
zen zijn. U kunt het formulier eventueel ook uitprinten,
duidelijk leesbaar invullen en naar Animaux opsturen.

-ocr page 86-

Donderdagochtend 12 juni, even
voor negenen. Eén voor één arri-
veren zo\'n vijfenveertig leden van
het bestuurlijke kader van de
KNMvD op de Molen 77 in
Houten. Ze komen bijeen voor de
Besturendag, die dankzij ruimere
behuizing in Houten voor het eerst
\'in huis\' gehouden kan worden.
Voor de jaarlijks terugkerende Besturendag worden de
leden van het Bestuur en de Raad van Toezicht alsook de
bestuursleden van de Regio\'s en de Groepen uitgenodigd
door het Bestuur.

Het Bestuur wil meer inzicht krijgen in wat er leeft in de
beroepsgroep door gedachte-uitwisseling met het be-
stuurlijke kader, dat op haar beurt weer contact heeft
met de leden in het land. Mede aan de hand daarvan kan
zij vervolgens richting geven aan het door de KNMvD ge-
voerde beleid. Inbreng van vrouwelijke bestuursleden is,
bij een beroepsgroep waarvan het aantal vrouwelijke le-
den alsmaar toeneemt, daarbij onmisbaar. Opvallend is
daarom het geringe aantal vrouwen dat vandaag aanwe-
zig is. Hopelijk verandert dat op (korte) termijn.

De relatie tussen de KNMvD en externe organisaties

De gedachte-uitwisseling tijdens de Besturendag vindt altijd
plaats in het kader van een thema, en dit jaar heeft het
Bestuur gekozen voor het thema \'de relatie tussen de
KNMvD en externe organisaties\'. Voorzitter Ton dc Ruijter
vergelijkt de KNMvD in zijn openingswoord met een \'ou-
dere jongere op vrijersvoeten\'.

"Onder de leden heerst ongerustheid: komen wij nog aan de
man? De relaties met onder andere maatschappelijke organi-
saties, het bedrijfsleven en zeker ook de overheid verdienen
extra aandacht, vandaar de keuze voor dit onderwerp."
De ochtend wordt gevuld met inleidingen door drie sprekers
en een plenair debat met hen, de middag is gereserveerd voor

Maatschappi

nieuw

het uitwisselen van ideeën en meningen in een viertal discus-
siegroepen. In deze groepen zal gediscussieerd worden aan
de hand van stellingen die door de sprekers gedurende de
ochtend zijn gegeven. De middag wordt afgesloten met een
rapportage door elke groep van de resultaten van de discus-
sie, waarna opnieuw een plenaire discussie kan plaatsvin-
den. Dagvoorzitter Paul Knijff, dierenarts met een eigen
consultancybureau, zal één en ander in goede banen leiden.

De toegevoegde waarde van de dierenarts

De sprekers vertegenwoordigen respectievelijk het bedrijfs-
leven, de overheid en een maatschappelijke organisatie. Hoe
zien zij de relatie met de KNMvD en vooral, wat verwachten
zij van de KNMvD c.q. de dierenarts in de toekomst?
De heer Arie Aalbers bijt het spits af. Hij is voorzitter van de
Raad van Commissarissen van Friesland Coberco Dairy
Foods B.V, één van de grote organisaties in de zuivelsector.
In duidelijke taal met tussendoor ferme uitspraken schetst hij
zijn visie op de dierenarts van de toekomst. Als boer en
(grote) ondernemer benadrukt hij het belang van toege-
voegde waarde.

"Ons uiteindelijke doel is het verkopen van ons product, zui-
vel, aan de consument. Een consument wiens wens steeds
bepalender wordt voor de manier van produceren. Op kost-
prijs kunnen wij als Nederlandse boeren op een werelinarkt
niet concurreren. Schaalvergroting is in Nederland, waar ge-
boerd wordt in de achtertuin van de stad, nauwelijks haal-
baar. We moeten het hebben van onze hoge kwaliteit en effi-
ciëntie. De dierenarts, met diens unieke combinatie van
academisch denkniveau en een praktische houding in het
veld, is daarbij onmisbaar. Bij het streven naar kwaliteit
zoekt de toekomstgerichte boer een partner die actief met
hem meedenkt en als adviseur naast hem staat. Geen boer
staat nog met de pet in de hand op meneer of mevrouw de
dierenarts te wachten. Hij verwacht informatie van de die-
renarts, inzicht in ontwikkelingen, die hem in staat stellen
zijn omzet te verhogen. Op dat moment is er sprake van toe-
gevoegde waarde, en voor die waarde zal een boer bereid zijn
(meer) te betalen." Aalbers eindigt met het uitspreken van de
hoop op een goede en liefst ook vruchtbare Lat-relatie tussen
boeren dierenarts.

Een te groot verantwoordelijkheidsgevoel

In grote lijnen is dat waar veel dierenartsen last van hebben in
de ogen van, in Wageningen opgeleide fytopatholoog en ex-
pliciet géén dierenarts, dr. ir. Harry Paul. Als directeur van de
afdeling Veterinaire en Voedings Aangelegenheden van het
ministerie van LNV heeft hij dagelijks te maken met veteri-
naire zaken. Bij dierenartsen vallen hem enkele gemeen-
schappelijke kenmerken op. "Onder dierenartsen heerst een
typisch \'wij-gevoel\', dat ik overigens ook terugzie in andere
medische sectoren. Men wordt gekenmerkt dooreen grote in-
dividuele zelfstandigheid en een sterk gevoel problemen zélf
op te moeten lossen. Dit leidt ertoe dat dierenartsen moeite

"Een oudere jongere op vrijersvoeten"

Besturendag 2003: de relatie tussen KNMvD en externe organisaties

L.C.T. Verkleij

-ocr page 87-

hebben hun eigen verantwoordelijl<heid af te balpenen."
Door onder meer de toenemende invloed van de EU gebeurt
het steeds vaker dat dierenartsen een compromis moeten
sluiten tussen wat zij professioneel gezien verantwoord ach-
ten en wat volgens de (internationale) wetgeving moet ge-
beuren, volgens Paul. Ter illustratie noemt hij de dierziekte-
bestrijding. "De minister besluit soms anders dan wat hem
door dierenartsen geadviseerd wordt, omdat hij met allerlei
belangen te maken heeft. Als dat gebeurt, dan is dat de ver-
antwoordelijkheid van de minister, en niet meer van de die-
renarts. Dierenartsen hebben daar grote moeite mee."
Hij benadrukt het belang om onderscheid te maken tussen de
functie die iemand bekleedt, de rol die diegene heeft en de
organisatie waarin iemand zich bevindt. Al vindt Paul dus
dat dierenartsen moeten accepteren dat zij niet overal verant-
woordelijk voor zijn, hij pleit wel voor het behoud van een
\'brede blik\'. "Teveel identificatie met een bepaalde sector
kan ertoe leiden dat men zich blind staart op bijvoorbeeld
productiecijfers, terwijl belangrijke ontwikkelingen op an-
der gebied worden gemist."

Een goede relatie tussen overheid en de beroepsgroep acht
Paul heel belangrijk voor het bepalen van verantwoord be-

leid. Hij hoopt dan ook, nu de ergste crisissen wat dierziekte-
bestrijding betreft voorbij zijn, dat LNV en KNMvD weer
met elkaar in gesprek kunnen gaan (én blijven) over eikaars
standpunten. Voorzitter Ton de Ruijter laat weten dat de
KNMvD erg blij is met deze mogelijkheid en er zeker ge-
bruik van zal gaan maken.

Dierenartsen moeten meer aan de weg timmeren

"U moet een brede blik ontwikkelen en die duidelijker uit-
dragen!" Zo luidt de aanbeveling van drs. Marijke de Jong-
Timmerman, als biologe/ethologe afgestudeerd in Wage-
ningen en nu werkzaam als senior beleidsmedewerker van de
Dierenbescherming.

In haar heldere presentatie schetst zij eerst kort de doelstel-
lingen en visie van de Dierenbescherming. Vervolgens gaat
zij in op de verwachtingen die de Dierenbescherming heeft
van dierenartsen. Daarbij ziet ze veel aanknopingspunten in
de reeds door de beroepsgroep opgestelde \'code voor de die-
renarts\' die de intrinsieke waarde van een dier voorop stelt.
"Zowel de Dierenbescherming als de dierenarts gaat uit van
het belang van het dier. De Dierenbescherming heeft echter
minder last van uw dilemma: u moet ook rekening houden
met de belangen van een eigenaar, die klant is van uw prak-

tijk. Wat wij graag van dierenartsen zouden willen, is dat zij
hun klinische blik verbreden tot een duidelijke visie met ook
aandacht voor ethiek, diergedrag en -welzijn. En die visie
mag u vervolgens ook best wat meer onder de aandacht van
het publiek brengen!". Er worden meerdere voorbeelden ge-
noemd, waarbij de discussie niet alleen gaat over de dierziek-
tebestrijding maar ook over certificering en KKM, het non-
vaccinatie-beleid, de behandeling van practitioners en de
sentimenten van lokale vrijwilligers van de Dierenbe-
scherming.

Discussie naar aanleiding van stellingen

Na de lunch wordt deze discussie, op kleinere schaal maar
minstens zo intensief, voortgezet. De aanwezigen bespreken
in vier groepen enkele stellingen die tijdens de ochtend door
de sprekers zijn neergezet. Aalbers van Friesland Coberco
leverde twee stellingen. De stelling dat de KNMvD actief
moet gaan meedenken binnen de keten over belangrijke
onderwerpen rond de melkveehouderij wordt unaniem afge-
daan als een open deur: "wat hebben we de afgelopen jaren
dan gedaan?!" Zijn andere stelling, waarin hij de verwach-
ting uitspreekt dat de KNMvD een belangrijke rol dient te
hebben bij de borging van de professionaliteit van de dieren-
arts via certificering geeft wel aanleiding tot veel discussie.
Zowel over de precieze definitie van de begrippen professio-
naliteit en certificering door het bedrijfsleven en de beroeps-
groep, als over het nut van certificeren \'an sich\'. Dit tot grote
ergernis van een aantal aanwezigen, dat dacht dat deze dis-
cussie al jaren geleden gevoerd was. Verder komt naar voren
dat veel belang wordt gehecht aan beloning en waardering
voor (de moeite van) certificatie, en aan het instellen van be-
perkingen voor niet-gecertificeerden.
De stelling van Paul van het ministerie van LNV luidt als
volgt: "bij dierziektebestrijding is het doel van de verschil-
lende betrokkenen, waaronder overheid en KNMvD, gelijk,
maar zijn de verantwoordelijkheden verschillend". Hier is
men het niet, of slechts gedeeltelijk, mee eens, omdat dieren-
arts en overheid juist niet dezelfde doelen nastreven. Is voor
de dierenarts het elimineren van een ziekte het belangrijkste
doel, de overheid wil daarnaast ook de export veilig stellen,
en moet voldoen aan allerlei Europese afspraken. Dit is bij-
voorbeeld een belangrijke oorzaak voor het verschil van me-
ning tussen dierenarts en overheid over het door laatstge-
noemde gevoerde non-vaccinatiebeleid.
Over de stelling van de Dierenbescherming: "een dierenarts
is een dierenbeschermer \'pur sang\' die op moet komen voor
de belangen van het dier, zonodig tegen de belangen van de

-ocr page 88-

eigenaar in" bereilct men snel overeenstemming: men is het er
niet mee eens. In tegenstelling tot de Dierenbescherming kan
een dierenarts zich niet uitsluitend door emoties laten leiden,
maar zal hij/zij ook de ratio mee moeten nemen in de afwe-
ging tussen de belangen van een dier en diens eigenaar. Dit
leidde in één van de groepen tot de conclusie: "wij zijn per
geval integer." De overheid vaardigt weliswaar \'standaardVe-
gels uit, maar een dierenarts maakt bij elke situatie opnieuw
een afweging. Op grond daarvan kan de uitkomst per geval
verschillen.

Complexiteit van besluitvorming

De conclusie van dagvoorzitter Knijff luidt dat "er op deze
Besturendag weinig te sturen viel: de discussie liep als van-
zelf en zou nog uren door kunnen gaan. Er zijn heel wat me-
ningen en gedachtes uitgewisseld, en hopelijk staan de neu-
zen na vandaag enigszins in dezelfde richting."
Het Bestuur kan met vele kwesties aan de slag. Zo blijkt uit
de heftige discussies, onder andere op het balkon, naar aan-
leiding van de uitspraken van de heer Aalbers dat (het nut
van) certificering nog steeds een heet hangijzer is. Hoe kan
de KNMvD het draagvlak hiervoor vergroten? Op welke
manier en op welk moment moeten dierenartsen hun verant-
woordelijkheid afbakenen als het gaat om door de overheid
genomen besluiten waar men als dierenartsen niet aan mee
wil of kan werken? Hoe organiseert de KNMvD het daarbij
horende proces van meningsvorming, acceptatie en me-
ningspeiling? Wat kan de KNMvD doen om individuele die-
renartsen te ondersteunen bij het maken van afwegingen \'per
geval?\'. Welke maatregelen kunnen genomen worden om
vrouwelijke dierenartsen meer te betrekken bij bestuurs-
werk?

Bij het Bestuur rust nu de taak een visie en bijpassende stra-
tegie te destilleren uit deze en vele andere onderwerpen die
vandaag in meer of mindere mate aan de orde zijn geweest.

Voorzitter drs. Ton de Ruijter ziet al in dat dit niet eenvoudig
zal zijn. Hij meent dat een samenvatting van het besprokene
moeilijk te geven is, maar dat het een zeer nuttige dag is ge-
weest. "Ik denk dat alle aanwezigen vandaag een goed in-
zicht hebben gekregen in de complexiteit van verantwoorde-
lijkheden en taken die een rol spelen bij de besluitvorming.
Verder hoop ik dat u nu wellicht meer begrip kunt opbrengen
voor de noodzaak tot het sluiten van compromissen door dc
KNMvD."

Na het dankwoord aan sprekers en dagvoorzitter wordt de
Besturendag afgesloten met een drankje en een buffet. Zelfs
dan laaien de discussies over alle mogelijke onderwerpen
nog op, zodat gesteld kan worden dat het doel van deze dag,
gedachte-uitwisseling en meningvorming, ruimschoots is
bereikt.

Drs. L.C.T. Verkleij is dierenarts en free-lance journalist.

-ocr page 89-

Jaarcongres 2003,
spraakmakende sprekers en workshops

Het Jaarcongres 2003 met het Thema "Dierenarts in Balans" beloofd een interessant con-
gres te worden met een aantrekkelijk programma van sprekers en interactieve workshops.
De locatie waar het congres op 3 oktober zal plaatsvinden, is het Belevingshotel Bad Boekelo
te Boekelo.

Sprekers

"Dierenarts in Balans", een thema met veel invalshoeken. De drie sprekers van het Jaarcongres bespreken het thema elk vanuit
een eigen visie. Een visie die gebaseerd is op het onderwerp in samenhang met de opgedane ervaring tijdens de vele werk-
zaamheden die de sprekers tot nu toe verricht hebben. Het beloven spraakmakende voordrachten te worden. In de volgende
tijdschriften komt de inhoud van de voordrachten aan bod.

Prof. Dr. W.A. Vermeend, voorzitter van Raad van Bestuur
van Meeüs

De eerste spreker die zich over het thema "Dierenarts in
Balans" zal buigen is Prof Dr. W.A. (Willem) Vermeend.
De heer Vermeend was vanaf juni 1984 lid van de Tweede
Kamer der Staten-Generaal voor de Partij van de Arbeid. In
de Tweede Kamer hield hij zich vooral bezig met onderwer-
pen op het fiscale-financieel-economische vlak en het ven-
nootschapsrecht.

Hij was voorzitter van de Vaste Kamercommissie voor de
Rijksuitgaven en vice-voorzitter van de Kamercommissie
voor dc Verzoekschriften. Daarnaast was hij lid van de
Raadgevende Interpariementaire Beneluxraad. In deze
Raad was hij lid van de commissie voor fiscale en financiële
zaken. Rond 1991 was hij bijzonder hoogleraar Europees
Belastingrecht aan de Rijksuniversiteit Limburg te
Maastricht.

Levensloop van minister Vermeend van Sociale Za\\<en en
Werkgelegenheid

Prof Dr. W.A. (Willem) Vermeend werd geboren op 21 de-
cember 1948 in Zuilen, Na zijn MO-akte economie in 1972
behaalde Vermeend in 1974 het doctoraal examen van de
fiscaal-juridische studierichting aan de Rijksuniversiteit in
Groningen.

In 1983 promoveerde hij aan de Rijksuniversiteit Leiden op
het proefschrift \'Fiscale investeringsfaciliteiten: een onder-
zoek naar de werking van vervroegde afschrijving, investe-
ringsaftrek en de Wet Investeringsrekening\'.

V/at doet de heer Vermeend nu?

Op dit moment is zijn hoofdfunctie bestuursvoorzitter van
de Meeüsgroep financiële dienstveriening (verzekeringen,
hypotheken, vermogensbeheer enzovoorts) en onroerend
goed (woning- en bedrijfsmakelaars, vastgoedmanagement
enzovoorts) Vanuit deze fianctie komt de heer Vermeend op
ons Jaarcongres spreken.

Daarnaast is de heer Vermeend:

• hoogleraar \'European Fiscal Economy\' in Maastricht

• adviseur bij Nauta Dutilh (advocaten belastingadviseurs
en notarissen) te Rotterdam, Amsterdam en Brussel.

• columnist van de Financiële Telegraaf

• commentator van het programma Business Class op
RTL5

• auteur van diverse boeken over fiscaliteit en economie.

• lid van verschillende commissariaten onder andere bij
Maison van den Boer B.V. (president commissaris). Free
Record Shop B.V. (president commissaris),
Nationalevacature.nl (commissaris) en Proclair B.V
(commissaris).

-ocr page 90-

Dr. ].P.).E. van Cool, directeur Technische Diensten en
Marketing bij Merial Internationaal

De heer Van Gool heeft van 1966 -1973 gestudeerd aan
de Faculteit der Diergeneeskunde te Utrecht, alwaar hij in
juni 1973 afgestudeerd is. Vervolgens is hij tot 1981 als
practicus werkzaam geweest in een gemengde praktijk
(rundvee, paarden, gezelschapsdieren en dierentuindie-
ren). Eerst als assistent bij Y. Krol te Oegstgeest (ZH),
daarna twee jaar als zijn associé, en later als zelfstandig
gevestigd dierenarts te Katwijk aan Zee.

In 1981 werd het tijd om het bedrijfsleven te verkennen en
werd hij Directeur Technische en Veterinaire Dienst bij
DENKAVIT in Frankrijk. In 1983 kwam de heer van Gooi
terecht bij zijn huidige werkgever Merial Sas te Frankrijk,
waar hij als hoofd klinische ontwikkeling Research en
Development voor de ontwikkeling van nieuwe dierge-
neesmiddelen en vaccins verantwoordelijk was. Momen-
teel is hij directeur Technische Diensten en Marketing bij
Merial Internationaal. In deze functie is hij mede verant-
woordelijk voor de strategie ten aanzien van de ontwikke-
ling en lancering van nieuwe diergeneesmiddelen en vac-
cins, het uitvoeren van klinische dierproeven, het
verlenen van technische en wetenschappelijke hulp aan
dierenartsen, research instituten en veterinaire diensten.
In deze functie reist de heer van Gooi over de gehele
wereld en komt in aanraking met de \'buitenlandse\' die-
renarts.

Een greep uit andere activiteiten die de heer van Gooi
naast zijn baan bezighouden:

• auteur/co-auteur van 38 wetenschappelijke publica-
ties voornamelijk betreffende herkauwers, waarvan de
meeste gepubliceerd zijn in internationale veterinaire
tijdschriften

• de passie voor kamelen en is consultant voor de meest
belangrijke kameelklinieken in de Verenigde
Arabische Emiraten en Saoedi-Arabië

• coördinator van de werkgroep IFAH - FAO voor een
betere controle van diergeneesmiddelen in ontwikke-
lingslanden

• lid van de commissie Trypanosomiasis bij de O.I.E te
Parijs

• benoemd als erkend Klinisch Expert

• erkend Pharmacologisch-Toxicologisch Expert door
de Minister van Landbouw in Frankrijk

• sinds 2002 benoemd als erkend Specialist Runder-
gezondheid.

Dr.J.W. Hesselink

Jan Willem Hesselink (1954) heeft na zijn afstuderen in
1980 in meerdere verschillende functies gewerkt.
Momenteel is hij manager bedrijfsvoering van de afde-
ling Chirurgie van het Academisch Ziekenhuis
Groningen. Dit betekent een dagelijkse ontmoeting met
het spanningsveld dat kenmerkend is voor een acade-
misch ziekenhuis waar patiëntenzorg, onderzoek,
onderwijs en opleiding op een zo hoog mogelijk niveau
wordt nagestreefd. Een optimale bedrijfsvoering is een
randvoorwaarde om deze doelen te kunnen bereiken.
Dit betekent niet alleen een goede ondersteuning op het
gebied van financiën, personeel en organisatie, facili-
taire en ICT-voorzieningen maar ook een scherp oog
voor goede menselijke verhoudingen. Aandacht, we-
derzijds vertrouwen, open communicatie en respect zijn
ingrediënten die de basis vormen voor topklipische pa-
tiëntenzorg en wetenschappelijk onderzoek. Als lid van
het managementteam wordt, naast de verantwoordelijk-
heid voor de dagelijkse
gang van zaken, bijgedra-
gen aan de beleidsont-
wikkeling van de afde-
ling Chirurgie. Daarnaast
is hij betrokken bij het
totstandbrengen van een
multidisciplinaire onco-
logische polikliniek in
het AZG. Op het gebied
van onderzoek wordt ge-
participeerd in projecten
op het gebied van infec-
tieziekten en reproductie.

Workshops

De workshops vormen een interactief onderdeel tijdens
het Jaarcongres. De workshops gaan op geheel eigen
wijze in op het thema. De één heeft een meer educatieve
lading, de ander een meer ver(s)makelijk karakter.

WAA workshop: De dierenartspraktijk financieel-
economisch in balans?

Als antwoord op de vraag "is er een goede balans tus-
sen de dierenarts als dienstverlener en de dierenarts als
ondernemer" wordt tijdens deze lezing stil gestaan bij
de financieel-economische situatie van de dierenarts-
praktijkhouder. Dc dierenarts is hiervoor niet opgeleid,
maar als ondernemer is dit onlosmakelijk met elkaar
verbonden. Daarbij wordt kort naar het verleden geke-
ken, wordt stilgestaan bij de huidige situatie en wordt
getracht een blik in de toekomst te werpen. Uiteraard
wordt er onderscheid gemaakt tussen de gezelschaps-
dieren en landbouwhuisdieren praktijk. Aan bod komt
onder andere de inkomensontwikkeling van dierenart-
sen in de laatste jaren, worden recente marktontwikke-
lingen tegen het licht gehouden en worden de moge-
lijke effecten daarvan bekeken op de financieel-econo-
misch praktijkvoering.

Staat u bijvoorbeeld wel eens stil bij uw bedrijfsopvol-
ging?
Spreker:

de heer W. Baart, praktijkadviseur Dierenartsen bij de
WAA

Deze workshop wordt mogelijk gemaakt door de VVAA

-ocr page 91-

Workshop: Verandermanagement door Paul Nyst

Deze interactieve workshop benadrukt de persoonHjke
ontwikkeling en verandering om een juiste balans te vin-
den en zo plezier in het werk te behouden of eventueel
terug te vinden. In plaats van het aanhoren hoe een veran-
dering tot stand zou moeten komen, wordt u actief aan het
werk gezet om die gewenste verandering zelf te bewerk-
stelligen.

De workshop staat onder begeleiding van Paul Nyst.

Paul Nyst: "Mijn grootste energiebron is mensen en daar-
mee ondernemingen te mogen helpen om hun talenten
iierderte ontwikkelen. Talenten helpen ontwikkelen is meer
dan het opdoen van relevante kennis en vaardigheden, het
heefi veel te maken met het proces van onze eigen groei
naar authenticiteit. Authentieke mensen kunnen vanuit
hun eigen kracht (co-)creëren en daarmee een zinvolle bij-
drage leveren aan onze complexe samenleving.

Steeds weer blijkt dat we ons vaak onvoldoende bewust zijn
van onze talenten, en onze beperkende denkramen. Ik kies
ervoor samen te werken met mensen en ondernemingen
die een bewuste keuze hebben gemaakt om verantwoorde-
lijkheid te nemen voor hun eigen groeiproces."

De heer Nyst is na zijn studie notariaat werkzaam ge-
weest bij de ABN/AMRO Bank waar hij verschillende
lijnmanagementfuncties heeft bekleed. Daarna is hij on-
geveer vier jaar actief geweest bij een internationale trai-
ningsonderneming.

Sinds ongeveer twaalf jaar is hij, in binnen en buitenland,
actief in het begeleiden van veranderingsprocessen
binnen ondernemingen. Hij coached/traint directies en
managementteams en is gastdocent bij TIAS, de acade-
mie voor ondernemerschap in Tilburg en aan verschil-
lende universiteiten. Daarnaast is hij als adviseur betrok-
ken bij een aantal ondernemingen.

Deze workshop wordt mogelijk gemaakt door Intervet
Nederland BV

Nieuw bij het KNMvD Jaarcongres:
Gratis Kinderopvang

Steeds meer (jonge) dierenartsen, zowel mannen als
vrouwen, kiezen er tegenwoordig voor om parttime te
werken in een dierenartsenpraktijk. Een belangrijke re-
den hiervoor is de zorg voor de kinderen.

De Congrescommissie speelt in op deze ontwikkeling.
Natuuriijk wil de Congrescommissie graag dat de die-
renarts het congres bezoekt. Daarom is er gezorgd voor
professionele kinderopvang ten tijde van het Jaarcongres
en de Algemene Vergadering. De opvang zal zich bevin-
den in één van de vergaderzalen van het hotel, dus u bent
altijd dichtbij!

Papa of mama een dag (of twee) naar het Jaarcongres en
de kinderen de tijd van hun leven........!

De kinderopvang wordt mogelijk gemaakt door Flex Vet BV.

Workshop Labyrinth der Zinnen

De verschillende labyrinten in het Labyrinth der Zinnen
zijn meer dan alleen een doolhof, waarin u de uitweg of
het midden kunt zoeken. Zoals de naam reeds doet ver-
moeden, spelen de zintuigen een hoofdrol bij het avon-
tuur dat u in ieder labyrinth kunt beleven.
Moet u zich laten leiden door kleuren, geuren of tasterva-
ringen? Wordt u op het verkeerde been gezet door een il-
lusie, kunt u blindelings vertrouwen op uw eigen intuïtie?
Dit zijn een paar van de vragen waarop u in het Labyrinth
der Zinnen zelf een antwoord kunt vinden.
Op speelse wijze ontdekt u hier meer over uzelf en een
ander!

Spetterende afsluiting van het jaarconges

Dierenarts in Balans, een spetterend thema, dus ook
een spetterende afsluiting!

Die spetterende afsluiting wil de congrescommissie
verzorgen door een overheerlijk diner in het \'In the
mood\' restaurant van het hotel. Zoals het hotel zelf
beschrijft:

"Als je wat gespannen bent, verlang je naar gerechten
die gevoelens van kalmte en rust creëren, terwijl een
actieve bui vraagt om een maaltijd vol energie en een
romantische bui je doet veriangen naar de werking van
een afrodisiacum. De gerechten van het geserveerde
buffet bevatten ingrediënten waarvan bekend is, dat ze
onze emoties kunnen beïnvloeden, want stemming kan
"gevoed" worden door eten. Zo geeft basilicum bij-
voorbeeld een gevoel van rust, verhogen knoflook en
kaneel je vitaliteit, maakt nootmuskaat vrolijk, wordt
je van majoraan wakker en werkt saffraan als afrodisia-
cum. Gebaseerd op die keukengeheimen is dit buffet
ingedeeld in zes verschillende stemmingen, die de kok
geïnspireerd hebben tot het creëren van gerechten, die
een bijdrage kunnen leveren aan uw gemoedsgesteld-
heid."

Zodra de gemoedsgesteldheid positief gestemd is na
het heerlijke diner, zal het feest losbarsten met de band:
The Perfect Showband. Een band die zijn naam waar
zal maken!

De band speelt muziek uit de jaren \'80 en \'90 en weet
de feeststemming er zeker in te brengen. Daarom heeft
de Congrescominissie de dresscode dit jaar op: "Tenue
de ville"/casual gezet.

Mocht u onverhoopt overdag niet in de gelegenheid
zijn om het Jaarcongres te kunnen bezoeken, uiteraard
ben u op het feest van harte welkom!

-ocr page 92-

De locatie: Belevingshotel Bad Boekelo te Boekelo

In het jaar 1999 is het hotel voor het eerst gaan dromen
over een nieuwe hotelformule. Al vrij snel werd het dui-
delijk: het zintuiglijk beleven moet de kem van het
nieuwe concept worden. Spelen met de zintuigen is niet
alleen leuk om te doen, maar blijft ook steeds verrassen.
Als kind hebben we allemaal spelenderwijs de kracht van
onze zintuigen leren ontdekken. Je verwonderen, ervan
genieten hoe iets voelt, smaakt of ruikt, is echter niet het
alleenrecht van kinderen. Door bewust met onze zintui-
gen te spelen, kunnen ook wij volwassenen onze dage-
lijkse beslommeringen op een prettige manier van ons

afzetten. Als we maar
durven.

Het team van Belevings-
hotel Bad Boekelo daagt
de dierenartsen van de
KNMvD uit!

Wijziging wettelijk minimum
(jeugd)loon pen juli 2003

Het wettelijk minimum (jeugd)loon is per 1 juli 2003
gewijzigd. De bruto bedragen per maand luiden als
volgt:

15 jaar

379,45

20jaar

777,85

16jaar

436,35

21 jaar

917,00

17 jaar

499,60

22 jaar

1,075,10

18 jaar

575,50

23 jaar

19 jaar

664,00

en ouder

1.264,80

Het salaris van medewerkers die het wettelijk mini-
mum (jeugd)loon verdienen, dient per 1 juli 2003 con-
form bovengenoemde bedragen te worden aangepast.

Voor het lidmaatschap van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Dier-
geneeskunde hebben de volgende collegae
zich aangemeld:

Dijkhuis, G.M.D.; 2003; 3881 SG Putten;
Voorthuizerstraat 103-2.
Homan, Mevr S.; 2003; 7906 HL
Hoogeveen; Vreughdenstraat 6.
Rolls, MevrA.E; 1975; L 21 6 PH Liverpool;
50 A Bridge Road.

Roos, M.C.; 2003; 3402 DL IJsselstein;

Ruimtevaartbaan 83.

Septer, W.H.; 2002; BA 69 XE Glastonbury, Somerset; Wirrall Park Road.

Top, J.G.B. van den; 2002; 3721 XB Bilthoven; Meyenhoven 12.

Wal van der-Geijtenbeek, Mevr. E; 1976; 3524 BN Utrecht; Fivelingo 237.

Als kandidaatlid van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor
Diergeneeskunde heeft het Bestuur aangenomen:

Arends, G.J.
Benedictus, A.
Duijn, Mevr. L. van.
Laar, Mevr. D. van.
Spek, Mevr M. van der

Overlijdensberichten:

In juni 2003; C.H.B. Wielders te Bree (België).
In juni 2003; H.J. v.d. Hammen te Steenbergen.

Mutaties:

Beek, C.H. van der; 2003; P/A 9254 ED Hardegarijp; Westeromwei
71; tel, prakt,: 0511-472064; fax prakt.: 0511-476456; E-mail prakt.:
dapghv(a planet.nl.

Dierikx, Mevr. C.M.; 2001; 3705 ZA Zeist; Warande 9; tel. privé: 030-
6952654; E-mail privé: cdicrlkx(a:>varande.net.

Personal!

Edel, M.J.; 1996; 1185 JPAmstelveen; Wilgenlaan 7; tel. privé: 020-
4533914; E-mail privé: cdelverbeek(a wanadoo.nl.; medew. bij Mevr.
J.T.A. Neijenhuis en R.J.M. van der Waarden; tel. prakt.: 02Ü-61S2884;
fax prakt.: 020-6124913.

Hermans, Mevr. M.M.; 2001; 6083 AD Nunhem; Kerkstraat 23; tel.
privé: 0475-593610; E-mail privé: hermans_mieke(^hotmail.com.; medew.
bij J.G. Neuteboom; tel. prakt.: 0475-496262; fax prakt.: 0475-492845.

Lamberts, M.N.D.; 1999; 1402 GH Bussum; Lothariuslaan 85; tel.
privé: 035-6982822; tel. privé mobiel: 06-25556634; E-mail privé:
mndlamberts@hotiTiail.com.; medew. bij B.G. Schoonheim en S.A.B.I.
Wolters; tel. prakt.: 020-6642094; fax prakt.: 020-6797984

Meer, A.H.M.; 2003; 7595 LE Weerselo; Het Stift 19; tel. privé: 0541-
663536; tel. privé mobiel: 06-55113327; E-mail privé: saskanto^hot-
mail.com.; medew. bij G.A. Berghuis, M. Bossers, J.Th.M. Hermans, W.
Koster, J.H.J. Mensinga en H.G.M. Wesselink; tel. prakt.: 0546-672600; fax
prakt.: 0546-672725; E-mail prakt.: twenterand@dierenarts.nl.

*Mölder, P.H,A,; 2003; 3584 DG Utrecht; Cambridgelaan 513; tel.
privé: 030-2511609; tel. privé mobiel: 06-54341286; E-mail privé:
drsskikfa hotniail.com.

Ncuteboom, J.G. ; 1990 ; 6093 JV Hcythuysen; Dc Zwong 12; tel.
privé: 0475-496095; p., gezelschapsd.; tel. prakt.: 0475-496262; fax prakt.:
0475-492845.

Reijnders, Mevr. M.J.S.; 1999; 8536 TG Oosterzee; Buren 1; tel.
privé: 0514-565705; medew. bij H. Vrieselaar; tel. prakt.: 0514-564433; fax
prakt.: 0514-566303; E-mail prakt.: dierenarts@home.nl.

Wal van der- Geijtenbeek, Mevr. F; 2003; 3524 BN Utrecht; Fivelingo
237; tel. privé: 030-2896640; E-mail privé: p-vanderwal@hetnet.nl.;
medew. bij A. Fennema; tel. prakt.: 0186-612066; fax prakt.: 0186-612258;
E-mail prakt.: dapstroo@xs4all.nl.

Waltra, D.K.; 1998; 1703 RL Heerhugowaard ; Jan Glijnisweg 10; tel.
privé: 072-5729333; E-mail privé: stephanie.doeke@12move.nl.; medew.
bij H.B. Nienhuis; tel. prakt.: 072-5713132; fax prakt.: 072-5711889.

Jubilea juli 2003

Nagekomen 15 juni, H.J.M. Schutte te Wamel, 25 jaar

1 juli, J.P. Hoekstra te Esch, 30 jaar, afwezig

1 juli, Dr. S.J. van den Anker te Slagharen, 45 jaar, afwezig

3 juli. Mevr Drs. EL. van den Hoven-Mennes te Pottenstein (Oostenrijk),

aanwezig

3 juli, N.J. Bouwmans te Glimmen, 55 jaar, afwezig

4 juli, J. Driessen te Voorburg, 50 jaar, afwezig

5 juli, J.J.G.M. Oomen teUlvenhout, 35 jaar, aanwezig
5 juli, H.W. Wessels te Enschede, 35 jaar, afwezig
6 juli, H.J.H. Wijlens te Haarlem, 25 jaar, afwezig
6 juli, N.G. Speelman te Driel, 25 jaar, aanwezig
6 juli, J.M. Thijsse te \'s-Gravenhage, 25 jaar, afwezig
6 juli. Mevr Drs. W.A.H.A.J. Reijnders te Waddinxveen, aanwezig
8 juli. Mevr. Drs. l.C. Verhaar-Loeberte Emmeloord, 40 jaar, afwezig

8 juli, A. Snijders te Ruurlo, 40 jaar, afwezig

9 juli. Dn W. Wouda, te Diepenveen, 30 jaar, afwezig
9 juli, E.K. Welling te Blaricum, 30 jaar, aanwezig

9 juli, B.R. de Vries te Zuidwolde (D), 55 jaar, afwezig
lOjuli, A. Langevoortte Enschede, 50 jaar, afwezig

10 juli, Dr J.H.G. Wilson te Klimmen , 50 jaar, aanwezig

10 juli. Mevr. Drs. A.H.P. Syatauw-van Oosterwijk Bruyn te Oestgeest, 50
jaar, afwezig

-ocr page 93-

Ui

hoofdredactie!

De vakantie is voor de meesten alweer voorbij en het werk begint weer Een nieuw seizoen dient zich aan en in
dit nummer vindt u tal van aankondigingen van nieuwe aktiviteiten zoals symposia, cursussen, themadagen,
studiebijeenkomsten en niet te vergeten ons Jaarcongres \'Dierenarts in Balans\'. Bij terugkomst van vakantie
blijkt er altijd een stapel post te liggen, waarvan een deel wellicht ongelezen opzij wordt gelegd. Als u dit leest,
heeft u gelukkig het Tijdschrift voor Diergeneeskunde niet ongelezen opzij gelegd. U zult merken dat verder le-
zen stimuleert tol nog meer lezen.

Allereerst treft u een vergelijkend onderzoek aan naar de effectiviteit van twee droogzetpreparaten. Een goed
onderbouwde keuze tussen de beschikbare preparaten is in de praktijk vaak niet eenvoudig. De behoefte aan
resultaten van dit soort onderzoek is daarom groot. Dat in het beschreven onderzoek geen groot verschil tussen
de beide preparaten werd gevonden onderstreept eens temeer hoe gecompliceerd het probleem is.

Een boek over \'Evidence Based Medicine \'wordt besproken op een manier die ons werkelijk uitdaagt hel boek
zelf te gaan lezen. Ik lees uit deze recensie, dat wordt gesuggereerd dat vóór de jaren negentig bewezen werk-
zaamheid en effectiviteitsonderzoek een geringe rol speelden bij het klinisch handelen en dat dit laatste vooral
werd bepaald door overlevering van ervaringen en empirie. Deze voorstelling van zaken doel beslist onrecht
aan het wetenschappelijk onderzoek van de jaren daarvóór Toegegeven, empirie speeh een belangrijkere rol
in hel klinisch handelen dan wij ons doorgaans realiseren. Dat is altijd zo geweest en we zullen ons klinisch
handelen onveranderlijk kritisch dienen te evalueren en te verbeteren. Regelmatig wordt er op basis van
nieuwe gegevens uit wetenschappelijk onderzoek afgerekend met oude inzichten en worden deze vervangen
door herziene richtlijnen. Ook wel worden oude inzichten voorzien van een wetenschappelijke \'onderbouwing,
wal een hele verbetering van de \'status\'van deze inzichten betekent. Wij noemen dit tegenwoordig "evidence
based". Op zich is dit echter geen nieuw fenomeen. Hetzelfde gebeurde in de afgelopen eeuw voortdurend:
steeds werd er gezocht naar bewijzen vóór of tegen hypothesen en theorieën, alleen werd het resultaat van dat
onderzoek niet "evidence based " genoemd. Afgezien hiervan is ook meer dan eens bewijs dat jarenlang werd
geaccepteerd, achteraf toch ondeugdelijk gebleken. Is \'Evidence Based Medicine\' dan niet een beetje "oude
wijn in nieuwe zakken "? Maar misschien loop ik te hard van stapel. Zoals gezegd, ik zal eerst het boekje lezen
alvorens een dergelijke conclusie te trekken.

Collega Frankenhuis beschrijft in een prettig leesbaar artikel enkele aspecten van de voortplantingsfysiologie.
Komen we ook hier niet de onderbouwing tegen van zaken die velen van ons tussen hun twaalfde en twintig.sle
jaar (meer of minder empirisch) hebben geleerd?

Op 18 april 2003 overleed mijn leermeester Prof. dr Gerard Wagenaar U vindt in deze aflevering een In
Memoriam. gewijd aan de man die jarenlang zoveel voor diergeneeskundig Nederland heeft betekend, ge-
schreven door de collegae Offereins en Kroneman.

Driejaar geleden heb ik op deze plaats een pleidooi gehouden voor het Tijdschrift als platform voor gedach-
tenwisselingen, ook over controversiële onderwerpen. Ik heb gepleit voor een zakelijke discussie, zonder dat
het gooien met modder onze blik vertroebelt. Aanleiding was toen de verhitte discussie rondom de homeopa-
thie. Helaas moet ik mt constateren (en ik ben niet de eerste) dal de onlangs weer opgelaaide discussie zich
meer dan ooit bevindt op het niveau van een scheldkannonade en dat daardoor de inhoudelijke gedachtenwis-
seling wordt belemmerd. Zou hier misschien een \'time out\' van enkele jaren een oplossing zijn? Dan hebben
beide partijen de gelegenheid om zich te bezinnen op de deugdelijkheid van hun bewijzen. Wij hebben hierbo-
ven gezien hoe belangrijk dat kan zijn. Wellicht leidt dat dan tol een wetenschappelijke onderbouwing van de
homeopathie en daarmee tot een \'evidence based\'homeopathie.

Rogier Kuiper

I

Diergenees

-ocr page 94-

Droogzetten van koeien: een vergelijkend onderzoek van
twee droogzetpreparaten

O.C. SampimonlJ.C.A. Vernooif enJ. Sol\'\'

Oorspronkelijk artikel

isamenvattinc

Tussen september 1998 en september 1999 zijn op 73 be-
drijven 397 koeien behandeld met twee antibioticumbe-
vattende droogzetpreparaten (cloxacilline; penicilline-
neomycine). Bedrijven en koeien werden geselecteerd op
basis van een verhoogd tank- en koecelgetal. Het onder-
zoek werd uitgevoerd om de effectiviteit van beide prepa-
raten onder Nederlandse praktijkomstandigheden te
vergelijken. Beide preparaten bleken in hoge mate effec-
tief tegen infecties door
Streptokokken en voor penicilline
gevoelige stafylokokken. Vanwege het geringe aantal in-
fecties met
Escherichia coli en voor penicilline ongevoe-
lige stafylokokken bleek het niet mogelijk uitspraken te
doen over verschil in effectiviteit voor deze beide patho-
genen. Tussen de preparaten werden geen significante
verschillen waargenomen in genezing van bestaande in-
fecties tijdens de droogstand, het aantal nieuwe infecties
tijdens de droogstand, het aantal klinische mastitiden tij-
dens de droogstand en het verloop van de celgetallen tij-
dens het onderzoek.

Summary

Drying off cows: a comparative study with two dry cow pro-
ducts

From September 1998 to September 1999, at drying q/f 397 cows on 73
Dutch farms were treated, with two antibiotic containing dry cow products
(cloxacillin: peniciilin-neomycin). Farms and cows were selected on an in-
creased bulk milk somatic cell count (BMSCC) and individual cow somatic
cell count. The objective of the trial was to compare the efficacy of both pro-
ducts under field conditions. Both products proved to be highly effective
against streptococci and penicillin sensitive staphylococci. Because of the
low incidence of infections caused by
E.scherichia coli and penicillin re-
sistant staphylococci no conclusions could be drawn on differences in acti-
vity for these two pathogens. No significant differences were found between
the two products in cure rate of existing infections at drying off, incidence of
new infections during the dry period, incidence of clinical mastitis during
the dry period and the course of the individual cow cell counts during the
trial.

Inleiding

Vlak na het droogzetten van een melkkoe is de uier heel ge-
voelig voor nieuwe infecties (6,8). Rond het afkalven is dat
opnieuw het geval (13). In de tussenliggende periode is de
uier minder gevoelig voor nieuwe infecties (8). Koeien
worden drooggezet met antibiotica om bestaande infecties
te genezen en om nieuwe infecties te voorkomen.
Droogzetpreparaten voorkomen zeer effectief nieuwe infec-

\' Gezondheidsdienst voor Dieren. Deventer
\' Intervet Nederland B. K. Boxmeer

ties rond het droogzetten, maar de meeste droogzetters zijn
minder goed in staat infecties rond het afkalven te voorko-
men (8). Droogzetten met antibiotica heeft veel bijgedragen
aan een effectieve bestrijding van uierontstekingen, veroor-
zaakt door besmettelijke (koegebonden) bacteriën, zoals
Streptococcus agalactiae en Staphylococcus aureus. Deze
pathogenen worden, vooral tijdens het melken, van koe op
koe overgedragen. Door de geslaagde bestrijding van be-
smettelijke mastitisverwekkers is het gemiddelde tankmelk-
celgetal in Nederland gezakt van 600.000 cellen per ml in
1970 naar 200.000 in 2000 (17). Door de daling van het aan-
tal geïnfecteerde kwartieren op het moment van droogzetten
zullen droogzetpreparaten minder kwartieren hoeven te ge-
nezen. Preventie van nieuwe infecties, door zowel koege-
bonden- als omgevingspathogenen
(Escherichia coli en
Streptococcus uteris) tijdens de droogstand blijft echter on-
verminderd belangrijk.

Doel van dit onderzoek was de effectiviteit van twee, in
Nederland veelgebruikte droogzetpreparaten, onder prak-
tijkomstandigheden te vergelijken.

Materialen en Methoden

Tussen september 1998 en september 1999 zijn op 73 bedrij-
ven in totaal 397 koeien drooggezet. Dit aantal was geba-
seerd op een verwachte genezing van 80% en een verschil
van maximaal 15% tussen de preparaten (14). 201 koeien
werden drooggezet met een injector bevattende 500.000 IE
kaliumpenicilline, 1.000.000 IE procaïnepenicilline en 500
mg neomycinc\' en 196 koeien met een injector bevattende
600 mg cloxacilline". Eerstgenoemde injector wordt in dit
artikel M genoemd, de laatstgenoemde injector O.

Bedrijven

In tabel 1 staat het overzicht van de bedrijven waarop het
onderzoek werd uitgevoerd.

Tabel i. Overzicht van de drieënzeventig deelnemende bedrijven.

Omschrijving

Aantal

Aantal koeien per bedrijf (n)

56(12-162)

Melkproductie (kg)

7749(5259- 10469)

Tankmelkcelgetal bij de start van het onderzoek
(cellen
X 1000/ml)

176(30-693)

Staltype ligboxen

aangebonden

58 (79%)
15(21%)

Dippen of sprayen na het melken ja

nee

64 (88%) i
9(12%)

Ras HF/FH

HF/MRY

40(55%)
33 (45%)

^ Super Mastidol. intervet Nederland B. V
^ Orbenin Extra Dry Cow. Pfizer Animal Health B. V

-ocr page 95-

Randomisatie

Op de bedrijven werd at random begonnen met één van de
twee preparaten; vervolgens werden de koeien om en om met
één van de preparaten behandeld door een medewerker van
de Gezondheidsdienst voor Dieren (GD). Door het verschil
in volume en uiterlijk van de preparaten was het niet moge-
lijk het onderzoek blind uit te voeren.

Inclusiecriteria

In de periode voorafgaand aan het onderzoek moest het be-
drijfstankmelkcelgetal tenminste tweemaal groter dan
250.000 cellen per ml zijn geweest. Om voldoende koeien
met één of meer geïnfecteerde kwartieren te krijgen zijn in
het onderzoek alleen koeien opgenomen met een celgetal
boven de 150.000 bij de laatste melkcontrole voor het droog-
zetten. Door deze selectiecriteria was de verwachting dat on-
geveer 25% van de bij de droogstand aanwezige infecties,
S. aureus als mastitisverwekker zou hebben.

Exclusiecriteria

De geselecteerde koeien mochten geen speen- of slotgatbe-
schadiging hebben, niet ziek zijn (temperatuur boven
39,5° C, anorexie, sloom) bij droogzetten, geen klinische
mastitis hebben doorgemaakt in de periode vijftien dagen
voor droogzetten en de koeien mochten niet zijn behandeld
met antibiotica in de periode dertig dagen voor droogzetten.

Monstername

Op het moment van droogzetten werden, door de medewer-
ker van de GD, twee kwartiermelkmonsters van de voormelk
op steriele wijze genomen. Daartoe werd eerst de uier voor-
behandeld met een droge doek, vervolgens werden de spe-
nen ontsmet met een prop watten gedrenkt in spiritus.
Tenslotte werden enkele stralen weggemolken. De veehou-
ders werd gevraagd om bij het afkalven per kwartier op ste-
riele wijze een melkmonsterte nemen en in te vriezen.
Door een medewerker van de GD werd vijf ä tien dagen na af-
kalven op steriele wijze een kwartiermelkmonster afgenomen.
De door de veehouder genomen melkmonsters werden dan
ook meegenomen voor onderzoek. Aan de veehouders werd
gevraagd om bij een klinische mastitis tijdens de onder-
zoeksperiode, vóór behandeling met antibiotica, op steriele
wijze een kwartiermelkmonster af te nemen en in te vriezen,
in afwachting van nader onderzoek. Indien alleen het betref-
fende kwartier van de koe met antibiotica werd behandeld
dan bleven de andere drie kwartieren in het onderzoek.

Tabel 2. Beoordelingscriteria voor het bacteriologisch onderzoek (BO).

Criterium

Monsters voor droogzetten

Monsters na afkalven

Preventie nieuwe infectie

Negatief BO

Negatief BO in beide monsters

Genezen

Positief BO

Negatief BO in beide monsters i

Niet genezen

Kiem A

Kiem A in beide monsters

Genezen nieuwe infectie (=conversie)

Kiem A

Kiem B in beide monsters

Genezen, onbeslist

Kiem A

1 monster kiem B, 1 monster kiem C of 1 monster
kiem B en 1 monster negatief

Niet genezen

KiemA

Kiem A in beide monsters

Niet genezen/geen preventie, onbeslist

Kiem A

1 monster kiem A, 1 monster negatief of kiem B of
verontreinigd

Nieuwe infectie (=conversie)

Negatief BO

Positief BO, beide monsters zelfde kiem

verontreinigd is meer dan twee typen bacteriën per melkmonster (IDF).

Indien een koe parenteraal met antibiotica werd behandeld,
voor een mastitis of voor een andere aandoening, dan werden
alle kwartieren uit het onderzoek verwijderd. Immers een
parenterale behandeling kan effect hebben op infecties van
alle kwartieren. Uiteraard werd de klinische mastitis wel op-
genomen in de resultaten van het onderzoek.

Laboratorium

Alle melkmonsters werden bacteriologisch onderzocht op
het STER-laboratorium van de GD volgens de methoden
voorgesteld door de International Dairy Federation (IDF)
(10). Celgetallen werden met de Fossomatic bepaald op het
Melk Controle Station (MCS) te Zutphen.

Beoordeling

Van de twee monsters, genomen bij het droogzetten, werd er
één onderzocht. Indien in dit monster een bacterie werd aan-
getoond, dan werd het tweede monster ook onderzocht. Een
kwartier werd als besmet aangemerkt, indien in beide mon-
sters dezelfde kiem werd aangetroffen. De melkmonsters na
het afkalven, het eerste genomen door de veehouder en het
tweede vijf ä tien dagen na afkalven door de GD, werden al-
tijd beide onderzocht. Een overzicht van de beoordeling van
het bacteriologisch onderzoek is gegeven in tabel 2.
De effectiviteit van de droogzetpreparaten is gemeten door:

• de genezing van bestaande infecties te bepalen. Hiervoor
is de prevalentie van subklinische mastitis bij droogzetten
vergeleken met de prevalentie na afkalven. De bacteriolo-
gische genezing op kwartierniveau is gedefinieerd als
\'[genezen -i- (genezen en nieuwe infectie) -i- (genezen, on-
beslist)]/(aantal kwartieren bij droogzetten)*100\';

• het aantal klinische mastitisgevallen op kwartierniveau te
beoordelen;

• het aantal nieuwe infecties op kwartierniveau tijdens de
droogstand en na het afkalven vast te stellen;

• het kwartiercelgetal voor het droogzetten en na het afkal-
ven te vergelijken.

Het succes van de behandeling is gedefinieerd als\'[ 100-(kli-
nische mastitis tijdens de droogstand - klinische mastitis
rond afkalven - nieuwe infecties - niet genezen)].

Statistische methoden

De vergelijking van het genezingspercentage, de incidentie
van nieuwe infecties en het falen van de behandeling tussen
de beide preparaten, is volgens niet-parametrische methoden

-ocr page 96-

Tabel 3. Overzicht van de redenen van uitval van de kwartieren.

Reden van uitval

Groep 0

Groep M

Totaal

Monster bij droogzetten verontreinigd

3

0

3

Geen monsters, andere reden dan mastitis\'\'\'

168

182

350

Mastitis bij droogzetten

1

5

6

Parenterale behandeling vanwege mastitis
tijdens de droogstand

0

6

6

Mastitis na afkalven in een onbekend kwartier
(hele koe eruit)(2)

8

0

8

Mastitis na afkalven

21

27

48

Parenterale behandeling vanwege mastitis
na afkalven

15

15

30

Totaal

216

235

451

I\') Betreffende koeien zijn afgevoerd, er zijn geen melkmonsters genomen bij
afkalven.

(2) Twee van de acht kwartieren werden als klinische mastitis geteld (tabel 7).

(contingency tables) uitgevoerd. Indien het aantal (n) kleiner
dan 100 was en de laagst verwachte frequentie minder dan 5
was, is met de Fisher\'s exact test (two tailed) en bij n groter
dan 100 met de Chi-square test met continuïteitsaanpassing
gerekend. Het koecelgetal is beschrijvend vergeleken door
middel van het geometrisch gemiddelde, voor elke pathogeen
en in samenhang met de respons op behandeling. Het signifi-
cantieniveau
P werd gesteld op 0,05. Statistische berekenin-
gen zijn uitgevoerd met SAS V8, SAS Institute Inc. Cary NC,
USA.

Resultaten

In totaal werden 1588 kwartieren van 397 koeien behandeld. Er
vielen 216 kwartieren uit in groep O en 235 in groep M (tabel
3).

In tabel 4 is de verdeling van de pathogenen op het moment
van droogzetten in de beide onderzoeksgroepen weergege-
ven. Op het moment van droogzetten was 67,9% van de kwar-
tieren BO-negatief In de BO-positieve kwartieren waren de
belangrijkste verwekkers:
Staphylococcus aureus (6,7%), co-
agulase-negatieve stafylokokken (14,4%),
Streptococcus
uheris
(4,1%), Corynebacterium bovis (2,5%), Bacillus ce-
reus
(1,7%) en Streptococcus dysgalactiae (1,1%). De verde-
ling van de negatieve versus de positieve kwartieren was niet
significant verschillend tussen beide behandelingsgroepen
(Chi-square, f=0,5l). De verdeling van de belangrijkste pa-
thogenen over beide groepen was gelijkmatig, met uitzonde-
ring van
S. uberis (O: 70,2%, M: 29,8%).

Genezingspercentage

In tabel 5 zijn de resultaten van het bacteriologisch onder-
zoek voor beide behandelingsgroepen weergegeven. De bac-
teriologische genezing was 83,7% voor groep O en 84,6%
voor groep M (Chi-square adjusted continuity, P=0,93). Er
bestonden geen statistisch significante verschillen tussen de
diverse pathogenen. Voor de belangrijkste pathogenen waren
de genezingspercentages voor de groepen O en M als volgt:
S. aureus 80,6 respectievelijk 87,5%; stafylokokken 80,5
respectievelijk 82,8%;
S. uberis 72,7 respectievelijk 78,6%;
Streptokokken 100 respectievelijk 81,8% en voor overigen
100 respectievelijk 91,3%.

Tabel 4. Verdeling van de pathogenen geïsoleerd uit kwartiermonsters bij droogzetten.

Groep 0

Groep M

Totaal

Code pathogeen

n

n

n

%

neg (negatief)

384

388

772

67,9

sau (Staphylococcus aureus
voor penicilline gevoelig)

28

38

66

5,8

sau- (Staphylococcus aureus
voor penicilline ongevoelig)

8

2

10

0,88

stc (Staphylococcus coagulase-negatief)

77

87

164

14,4

sub (Streptococcus uheris)

33

14

47

4,1

sdy {Streptococcus dysgalactiae)

5

7

12

1,1

sag (Streptococcus agalactiae)

7

2

9

0,79

ntd/sve (overige Streptokokken)

3

2

5

0,44

eco (Escherichia coli)

0

2

2

0,18

apy (Arcanohacterium pyogenes)

0

1

1

0,09

pas (Pasteurella)

1

0

1

0,09

bac (Bacillus cereus)

11

8

19

1,7

ene (Enterococcus spp.)

1

0

1

0,09

ebb (Cotynebacterium bovis)

16

12

28

2,5

Totaal bacteriologisch positief

190

175

365

32,1

Totaal aantal melkmonsters

574

563

1137

100,0

Preventie van nieuwe infecties

Van de 384 kwartieren in groep O waren 292 kwartieren
(76,0%)) zowel negatief bij droogzetten als na afkalven. In
groep M was dit het geval bij 298 van de 388 kwartieren
(76,8%). Dit verschil was niet significant (Chi-square ad-
justed continuity, P = 0,87).

Nieuwe infecties

Een overzicht van de nieuwe infecties per groep wordt in ta-
bel 6 gegeven.

Het percentage nieuwe infecties in alle bij droogstand posi-
tieve en negatieve kwartieren was 6,6% in groep O en 5,3%
in groep M. Er was geen significant verschil tussen beide
groepen (Chi-square adjuncted control, f=0,38). Een over-
zicht van het totale behandelingsresultaat voor beide groe-
pen wordt in tabel 7 gegeven.

In groep O werd in de droogstand één mastitisgeval en wer-
den in de periode rond afkalven 23 mastitisgevallen vastge-
steld. Voor groep M waren de getallen respectievelijk 5 en
27. In groep O werden meer nieuwe infecties (38 versus 30)
en een wat lagere genezing van bestaande infecties (17 ver-
sus 14) waargenomen in vergelijking met groep M. Tussen
beide preparaten kon geen significant verschil (Chi-square
2x2 tables P=0,97) worden aangetoond in het succes van de
behandeling (86,2 versus 86,5%) of in het falen van de be-
handeling (13,8 versus 13,5%)) (Chi-square 2x4 tables
P=0,24).

Celgetal

Het verloop van de celgetallen voor de belangrijkste masti-
tis-pathogenen voor zowel groep O als groep M is in tabel 8
(a,b) weergegeven. Aangegeven is het gemiddelde celgetal
(x 1000 cellen per ml) in kwartiermonsters bij droogzetten
en in het tweede melkmonster na afkalven.

-ocr page 97-

De celgetallen naiTien sterk af bij vergelijking van het celge-
tal voor droogzetten met het cclgetal van het tweede melk-
monster tussen vijf en tien dagen na het afkalven. Het celge-
tal, van de negatieve kwartieren bij droogzetten en eveneens
negatief na afkalven, daalde van 151.000 cellen/ml naar
21.000 cellen/ml in het tweede melkmonster na afkalven
voor groep O cn voor groep M van 147.000 cellen/ml naar
19.000 cellen
/iTil. Het celgetal van de kwartieren geïnfec-
teerd bij droogzetten met
S. aureus maar genezen na droog-
zetten zakte van 1.433.000 cellen/ml naar 63.000 cellen/ml
in groep O en van 1.206.000 cellen/ml naar 20.000 cellen/ml
in groep M. Bij de niet-genezen
S. awe!«-kwartieren zakte
het celgetal bij droogzetten in vergelijking met het celgetal
in het tweede melkmonster na afkalven nauwelijks.

Discussie

Genezing

Het genezingspercentage van de bij het droogzetten aanwe-
zige pathogenen is een belangrijk criterium om de kwaliteit
van een droogzetpreparaat te beoordelen. De proefis zodanig
opgezet dat verwacht werd dat circa 25%, van de bij droog-
stand aanwezige infecties,
S. aureus als verwekker had. In dit
onderzoek werd in 76 van de in totaal 365 positieve monsters
(20,8 %)
S. aureus aangetoond. Door de opzet van het onder-
zoek (73 bedrijven met tenminste tweemaal een bedrijfstank-
melkcelgetal boven de 250.000 cellen/iTil in de periode voor-
afgaand aan het onderzoek) lijkt de aanname gerechtvaardigd
dat dit onderzoek een goede weergave is van wat men in de
praktijk op dergelijke bedrijven kan verwachten.
Het aantal
S. a!/rei«-isolaties was goed vergelijkbaar tussen
beide middelen: 36 in groep O en 40 in groep M. Voor een
goede beoordeling van de genezing van bestaande infecties
is het belangrijk om naar de verwekkers te kijken. Zo is de
genezing van streptokokkeninfecties, zoals
S. agalactiae,
uberis en dysgalactiae,
vaak hoog, meestal tot ruim 90%.
Dat was ook in dit onderzoek het geval. De genezing van in-
fecties veroorzaakt door
S. aureus, in het bijzonder van de
voor penicilline- resistente staminen, is echter veel lager.
Voor de voor penicilline- gevoelige
S. aureus staiTimen werd
bij beide preparaten een hoog genezingspercentage vastge-
steld. Het aantal voor penicilline resistente
S. aureus-stam-
men was in dit onderzoek laag en hierover is daarom geen
duidelijke uitspraak te doen. Van het preparaat O werd in eer-
der onderzoek aangetoond dat, ook bij lastig te genezen voor
penicilline- resistente
S. «j</-(?j«-stammen, een hoog gene-
zingspercentage wordt behaald (15,16).
Over de activiteit tegen Gram-negatieve bacteriën is, op ba-
sis van het geringe aantal isolaten, geen uitspraak te doen.
Bij de opzet van het onderzoek lag de nadruk op 5.
aureus.
Tijdens het onderzoek werden vrij veel klinische mastitiden
rond het afkalven waargenomen. Deze waren niet ernstig
maar vormden wel aanleiding om ze met antibiotica intra-
mammair te behandelen. Er waren geen verschillen in de
verwekkers van deze mastitisgevallen, maar veel monsters
waren bacteriologisch negatief

Tabel 5. Overzicht van de bacteriologische genezing voor groep O en groep M.

Pathüjjcen

Groep

Aantal
kwartieren

Genezen

Niet
genezen

Genezen cn
nieuwe infectie

Genezen,
onbeslist

Niet genezen,
onbeslist

Nieuwe
infectie

Genezings-1
percentage |

neg

0

384

292\'

0

0

0

72

20

Nvt 1

M

388

298\'

0

0

0

79

11

Nvt

sau

0

28

18

1

5

2

2

89,3 i

M

38

27

2

5

1

3

86.8 1

sau-

0

8

2

3

1

1

1

50.0 i

M

2

1

0

1

0

100.0 ^

ste

0

77

58

12

2

2

3

80,5 i

M

87

68

11

3

1

4

82,8 !

sub

0

33

18

1

4

8

72.7

M

14

10

0

1

0

3

78.6

sdy

0

5

5

0

0

0

0

100.0

M

7

4

1

0

1

1

71.4

sag

0

7

5

0

0

2

0

100.0 1

M

2

1

0

1

0

0

100,0

. **

oveng

0

32

25

0

6

1

0

100,0

M

25

14

0

8

1

2

92,0

Totaal positief BO

0

190

131

17

18

10

14

20

83,7

M

175

125

14

19

4

13

11

84,6 j

Legenda pathogenen zie tabel 4, voor definities zie tabel 2.
preventie van nieuwe infecties.

overig = overige Streptokokken (ntd/sve), Escherichia coli (eco), Arcanohacleriunipyogenes (apy), Pasteurella (pas). Bacillus cereus (bac), Enterococcus spp.
(ene),
Cotynebaderium bovis (ebb)

-ocr page 98-

Legenda pathogenen zie tabel 4, voor definities zie tabel 2.
Nieuwe infecties

Het aantal nieuwe infecties was niet significant verschillend
tussen beide preparaten. Bij de nieuwe infecties werd maar in
één geval
E. coli (groep M) geïsoleerd. In onderzoek uit de
Verenigde Staten (11,13) en in onderzoek op laagcelgetalbe-
drijven (< 250.000/ml) in Engeland (4,5) werden tijdens de
droogstand en rond het afkalven veel nieuwe infecties met coli-
formen aangetoond. Deze \'droogstand\'-infecties met colifor-
men veroorzaakten ongeveer 50% van de klinische mastitis in
de eerste honderd dagen van de aansluitende lactatie (4).

Bradley (5) toonde in een vergelijkend onderzoek, tussen een
smalspectrum-(O) en een breedspectrum-(penethamaat, pro-
caïnepenicilline, neomycine B)^ droogzetter, aan dat het totaal
aantal klinische mastitisgevallen en het aantal klinische coli-
forme mastitiden, tijdens de eerste honderd dagen van de aan-
sluitende lactatie, significant hoger was in dc groep die was
drooggezet met de smalspectrum-droogzetter. De enorme dy-
namiek van coliformen tijdens de droogstand in het onderzoek
van Bradley (4) is opvallend. In andere onderzoeken
(1,3,7,9,12,17,18) werden lage percentages (tot 2%)
E. coli bij
droogzetten aangetoond. Dit zou tot de conclusie kunnen lei-
den dat
E. coli tijdens de droogstand en rond het afkalven geen
belangrijke rol speelt. Bradley (4,5) heeft echter tijdens zijn
onderzoek gebruik gemaakt van gevoeliger methoden om
E.
coli
aan te tonen. Zo entte hij uit het melkmonster rechtstreeks
op Mc. Conkey-agar (selectief medium voor
E. coli), was dc
inoculumgrootte, van 100 mcl, tienmaal groter dan gebruike-
lijk is en rekende hij platen waarop minder dan drie kolonies
werden geteld als positief en niet als verontreiniging.
Bovendien werd een kwartier als geïnfecteerd beschouwd na
een éénmalige isolatie van
E. coli, terwijl in de meeste andere
onderzoeken
E. coli tweemaal aangetoond moet worden. Op
basis van \'fingerprinting\' en significante verschillen in gene-

Tabel 6. Nieuwe infecties groep O en groep M.

Pathogeen bij
droogzetten

Groep

n

Pathogeen na afkalven

Totaal (n)

sau

sau-

stc

sub

ceo

bac

meng inf.

neg

0

384

4

1

11

3

0

1

0

20

M

388

4

0

6

0

1

0

0

11

sau

0

28

0

0

3

0

1

0

1

5

M

38

0

0

5

0

0

0

0

5

sau-

0

8

1

0

0

0

0

0

0

1

M

2

0

0

1

0

0

0

0

1

stc

0

77

1

0

0

1

0

0

0

2

M

87

2

0

0

1

0

0

0

3

sub

0

33

1

0

3

0

0

0

0

4

M

14

0

0

1

0

0

0

0

1

sag

M

2

0

0

0

0

0

1

0

1

overig

0

44

0

0

5

0

0

1

0

6

M

32

2

0

6

0

0

0

0

8

Totaal

0

574

7

1

22

4

1

2

1

38

M

563

8

0

19

1

1

1

0

30

Tabel 7. Resultaten van behandeling met beide droogzetpreparaten.

Omschrijving

Groep 0

Groep M

Totaal

Van totaal \\

n

%

n

%

n

%

1 Falen van behandeling

Klinische mastitis tijdens
droogstand

1

5

6

0,53 j

Klinische mastitis rond
afkalven\'

23b

27

50

4,40

Nieuwe infecties

38

30

68

5,98

Niet genezen

17

14

31

2,73

Totaal

79

13,8-

76

13,5

155

13,6

Succes van behandeling

495

86,2"

487

86,5

982

86,4

Totaal

574

100,0

563

100,0

1137

100,0

P=0,24
**P=0,91

Voor definities zie tabel 2.

® bij koeien met meerdere kwartieren met mastitis werd elk kwartier afzonderlijk geteld
\'\' inclusief 2 kwartieren van 2 koeien met mastitis in een onbekend kwartier (zie tabel 3)

Leo Red Drv Cow, Leo Animal Heallh. UK.

-ocr page 99-

zingspercentage van coliforme infecties tijdens de droogstand
met een breedspectrum injector, kon Bradley een duidelijke as-
sociatie leggen tussen infecties tijdens de droogstand en klini-
sche mastitis tijdens de daarop volgende eerste honderd dagen
van de lactatie. Preparaat M bevat neomycine, dat werkzaam is
tegen Gram-negatieve bacteriën. Preparaat O heeft geen wer-
king tegen Gram-negatieve bacteriën.
Uit het verioop van de celgetallen blijkt dat preventie van en
genezing van een kwartier met een 5.
aureiis-\'mkcüt gepaard
gaat met een laag celgetal na afkalven. Rond het afkalven is het
celgetal altijd sterk verhoogd maar vanaf zes melkmalen na het
afkalven is dit weer normaal (2). Door het celgetal vanaf een
week na het afkalven te controleren kan een goede indruk wor-
den verkregen over het al of niet geïnfecteerd zijn van een
kwartier met
S. aureiis.

S^NCLUSIE

Tabel 8a. Het gemiddelde kwartiercelgetal voor de belangrijkste mastitispathogenen bij droogzetten (D) en in het tweede melkmonster na afkalven (A) voor groep O.

Pathogeen

D/A

Genezen

Niet genezen

Genezen en

Genezen,

Niet genezen,

Melkmonster na

Nieuwe

nieuwe infectie

beslissing onbekend

onbeslist

afkalven verontreinigd

infectie

neg

D

151

223

139

568

A

21

95

101

181

sau

D

1433

1521

949

704

1 177

A

63

2058

100

45

8

san -

D

977

3866

2490

714

931

A

45

618

431

11

8

stc

D

1002

898

1248

266

1125

793

A

18

35

43

89

146

72

sub

D

1032

796

1385

3749

693

1200

A

41

80

194

22

160

104

sdy

D

1524

A

54

sag

D

2268

1715

A

83

45

Legenda pathogenen zie tabel 4, voor definities zie tabel 2.
Zie voor het aantal kwartieren in elke categorie tabel 5.

Tabel 8b. Het gemiddelde kwartiercelgetal voor de belangrijkste mastitispathogenen bij droogzetten (D) en in het tweede melkmonster na afkalven (A) voor groep M.

Pathogeen
0

D/A

Genezen

Niet genezen

Genezen en
nieuwe infectie

Genezen,

beslissing onbekend

Niet genezen,
onbeslist

Melkmonster na afkal-
ven verontreinigd

Nieuwe
infectie

ineg

D

147

205

321

256

A

19

63

38

407

sau

D

1206

1896

1012

689

654

458

A

20

509

247

1995

373

19

sau -

D

836

5931

A

6

2991

stc

D

908

1057

588

1115

1998

763

A

17

127

43

60

178

6

sub

D

1068

82

583

A

60

506

143

sdy

D

1384

3680

988

2885

A

311

7

568

209

sag

D

727

2149

A

47

18

Legenda pathogenen zie tabel 4, voor definities zie tabel 2.
Zie voor het aantal kwartieren in elke categorie tabel 5.

Beide preparaten bleken in hoge mate effectief tegen infecties
door streptokokken en voor penicilline gevoelige 5.
aureus-
stammen. Vanwege het geringe aantal infecties met E. coli en
voor penicilline ongevoelige stafylokokken bleek het niet mo-
gelijk uitspraken te doen over eventuele verschillen in effecti-
viteit tegen deze uierpathogenen. Tussen de preparaten werden
geen significante verschillen waargenomen in genezing van
bestaande infecties tijdens de droogstand, het aantal nieuwe in-
fecties tijdens de droogstand, het aantal klinische mastitiden tij-
dens de droogstand en het verloop van de celgetallen tijdens het
onderzoek. Controle van het celgetal vanaf een week na afkal-
ven is een goede methode om, samen met bacteriologisch
onderzoek, infecties met
S. aureus op te sporen.

-ocr page 100-

Barkema HW, Schukken YH, Lam TJGM, Gaihgan DT, Beiboer ML,
and Brand A. Estimation of interdependence among quarters of the bo-
vine udder with subclinical mastitis and implications for analysis. J Dairy
Sci 1997; 80: 1592-99.

Barkema HW, Deluyker HA, Schukken YH, and Lam TJGM. Quarter
milk somatic cell count at calving and the first six milkings after calving.
Prev Vet Med 1999; 38(1): 1-9.

Berry EA, and Hillerton JE. The effect of selective dry cow treatment on
new intramammary infections. J Dairy Sci 2002; 85: 112-21.
Bradley AJ, and Green MJ. A study of the incidence and significance of
intramammary enterobacterial infections acquired during the dry period.
J Dairy Sci 2000; 83: 1957-65.

Bradley AJ, and Green MJ. An investigation of the impact of intramam-
mary antibiotic dry cow treatment on clinical coliform mastitis. J Dairy
Sci 2001; 84: 1632-9.

Cousins CL, Higgs TM, Jackson ER, Neave FK, and Dodd FH.
Susceptibility of the bovine udder to bacterial infection in the dry period.
J Dairy Res 1980; 47: 11-8.

Dingwell RT DufField TE Leslie KE, Kelton DE Schukken YH, and
Bagg R. Efficacy of intramammary Tilmicosin administered at drying-
off to prevent new infections during the dry period. Proceedings of the
41 Annual Meeting of the National Mastitis Council 2002; February 3-
6: pp 214-5. Orlando, Florida.

Erskine RJ. Enhancing immunity during the dry period: pitfalls and op-
portunities. In 40\'*^ Annual Meeting Proceedings, Reno, NE, USA

Literatuur

9.

10.

11.

12.

13.

14.

15.

16.

17.

2001: pp 95-106. National Mastitis Council, Inc. Madison, Wisconsin,
USA.

GD-Praktijkmap Herkauwers. Augustus 2000. pp 6.
International Dairy Federation. 1981. Laboratory methods for use in
mastitis work. Document NO. 132. Int. Dairy Fed., Brussels, Belgium.
Oliver SP Frequency of isolation of environincntal mastitis-causing pa-
thogens and incidence of new intramammary infection during the non-
lactating period. Am J Vet Res 1988; 49: 1789-93.
Schukken YH, Vliet van J, Geer van dc D, and Gromincrs FJ. A randomi-
sed blind trial on dry cow antibiotic infusion in a low somatic cell count
herd. J Dairy Sci 1993; 767: 2925-30.

Smith KL,Todhuntcr DA, and Schoenberger S. Environmental pathogens
and intramammary infection during the dry period. J Dairy Sci 1985; 68:
402-17.

Snedecor GW, and Cochran WG. Statistical methods. Eighth edition,
Iowa State University Press, Ames, USA. 1980; 129-30.
Sol J, and Balkt JH ter. Effect on intramamary cannula design on dry cow
therapy. Vet Rec 1990; 126:438.

Sol J, and Sampimon OC. Dry cow treatment with 600 mg cloxacillin or
250 mg cephaloniuin: comparison of cure rate, new infection rate and so-
matic cell count. In Proceedings of the thirty fourth Annual Meeting of
the National Mastitis Council. Fort Worth Texas 1995: 146-7.
Sol J. Cure of
Staphylococcus aureus mastitis in Dutch Dairy cows. PhD
Thesis Utrecht University 2002.

Woolford M W. Use of teat sealer at drying off as a prophylactic approach
to
iTiastitis control. Proceedings of the Pacific Congress on Milk (juality
and Mastitis Control 2000; November 13-16: pp 259-63. Nagano, Japan.

7T

VOORKOM GEBOORTEDIARREE!

f

NEOCOLIPOR

\'Neocolipor

V-.v

ledere E. coli stam bezit één of meerdere aanhechtingslactoren. f. coli kan alleen diarree
veroorzaken na aanhechting aan de darmwand. Neocolipor vaccinatie blokkeert alle
6 aanhechtingsfactoren en voorkomt hierdoor geboortediarree\'.

Neocolipor blokkeert alle 6 aanhechtingsfactoren:

E.coli

aaflliechtingslactoren

F4ab

(K88ab)

F4ac

(K88ac)

F4ail

(K883d)

F5

(K99)

F6

(987P)

F41

NEOCOLIPOR

X

X

X

X

X

X

Traditionele vaccins

X

X

-

X

X

Nl 9609 (EU/2/98rtXI6AX)3} -U.CXO., Doddieren: zeugen en gettea Samensteiling: per doss van 2 mh aanhetfitr-gsfectoreo F4 (F-4ab.F4ac,F4ad). tenm«ste 2,1 SA.U" - aanhecht*)gsfactooen F5.
• faaorenF6,tenminste 1.4 SAU - aanhechtir^factoren F41.tenminste 1.7 SAU-AdjuvansAl*"* alshj^Jftnoderi SAU:hoev«eheKdvoktoendeom inc^

NEOCOUPOR ®
tenminste 1,7 SAU
van I

MERtAL

MERIAL B.V.

Postbus 338
1180 AH Amstelveen

3e mjectw

I. Wachttijd: nol dagen Voor \\erdefe inforrna-
MattAn
l0857/l(V02.NEaNL0902.0l.

^ogiQ te veringen). Micatie$: geinacüi(«efd vaccm met adjuvans voor de reduae van neonatale enterotowcose bi| biggen, veroorzaakl door £ coi-stanmen met de aanhechtingsfactoren F4ab, F4ac, F4ad. F5. F6
en F4i, Dosering: een doss van 2 ml intramuscular m de nek achterhet oor toedienen volgens ooderslaande dosenngschema: Basisvaccmatje: Ie ir^ectie 5 tot 7 vwken voor de venvachte v«rpdatum

2 Aïten «x)r de vw^achte werpdalum, Hertiatmgsvwcjnatie: I «ectje twe weken wor ledefe «itgende «rwactite wefï)dati*n. Contra-indicaties: geen: BijweH<ingen:
tie oe tajsluitef of besditóaar bn Meful B.V. 6««fiJ(eri<en«g 6-8. ^
Foto: Geert Btslervds. \'Charree ten gevoige van £ coi.

-ocr page 101-

Schaatsen op dik ijs {Evidence based medicine in de praktijk)

Auteurs: Patrick Bossuyt en Jol^an
Kortenray.
Jaar: 2001

Uitgever: Boom Amsterdam
Pagina\'s: 743
Prijs:
± € 23

Ook in de diergeneeskunde komen we liet begrip Evidence
Based Medicine (EBM) steeds vaker tegen. Toen er een
boek, geschreven vanuit de humane geneeskunde, over dit
onderwerp verscheen, heb ik dat direct aangeschaft (hoge
prijs overigens voor zo\'n pocketuitgave). Deze bespreking
zal, gezien de aard van het boekje, wat dieper ingaan op de
inhoud. Er valt te lezen dat in 1992 op Medline slechts één
artikel over EBM was te vinden, hetgeen explosief toenam
tot ruim 4500 artikelen over dit onderwerp in het jaar 2000.
In Nederland werd begin jaren negentig gestart met de toe-
passing van EBM in Nederlandse ziekenhuizen en universi-
teitsklinieken, waarbij het AMC het voortouw nam. Heel
herkenbaar is de situatie die ook in de geneeskunde al lang
bestaat, namelijk dat veel handelingen zijn gebaseerd op
overlevering van ervaringen en lang niet altijd onderbouwd
zijn met deugdelijke wetenschappelijke bewijs. Men schat
bijvoorbeeld het aandeel \'onbewezen\' verrichtingen in dc
huisartsenpraktijk op zo\'n 50% tot 90%. Het EBM streeft er-
naar om oude en vertrouwde klinische vaardigheden aan te
vullen met of zonodig te laten corrigeren door het best denk-
bare wetenschappelijke onderzoek. Kortom, EBM staat voor
bewezen werkzaamheid en is dus gebaseerd op effectiviteits-
onderzoek. Ook artsen vragen zich regelmatig af of een be-
handeling echt wel zo effectief is als iedereen zegt en
waarom er zoveel verschillen zijn tussen dokters bij behan-
deling van dezelfde kwaal?

Het boek geeft een overzicht weer van de ontstaansgeschiede-
nis, de ontwikkeling van en ervaringen met EBM binnen het
AMC van de laatste 10 jaar, zodat anderen hiervan kunnen le-
ren. Verschillende auteurs beschrijven hun ervaring in een pro-
ject of van de dagelijkse toepassing van EBM in uiteenlopende
functies binnen de genees- en verpleegkunde. Titels van hoofd-
stukken als
\'Ervaring is de laagste vorm van heM\'iJsvoering\',
\'Bewijzen doe je niet alleen \'
en \'Niets is zo logisch als het lijkt\'
geven duidelijk aan waarover het gaat. Termen als protocollen,
standaarden en richtlijnen voor klinisch handelen, verantwoor-
delijk handelen, bewuste beslissingen, gegronde keuzes, klini-
sche epidemiologie en biostatistiek zijn ook voor de dierge-
neeskunde, als het goed is, niet nieuw meer. In het algemeen
wordt men met EBM gedwongen om kritisch te blijven kijken
naar de methodiek van wetenschappelijk onderzoek en gege-
vensanalyse. Medische beroepsbeoefenaren moeten in staat
zijn de betekenis van p-waarden, Odds ratio\'s en NNT\'s (num-
bers to treat) te begrijpen.

Boe
besprekin

i

Sommige voorbeelden zijn treffend. Na onderzoek bleek bij-
voorbeeld dat de diagnostische waarde van de routinematige
temperatuurmeting op de chirurgische afdeling in het zie-
kenhuis zeer beperkt was. Deze is vervolgens ook direct af-
geschaft (wordt er in \'Utrecht\' overigens nog steeds getem-
peratuurd?....). Dat bepaalde bewezen maatregelen lang niet
altijd door anderen worden overgenomen blijkt uit het voor-
beeld dat onderzoek uitwees dat een cholecystectomie
middels dagopname behandeld kon worden. Ook na publica-
tie in de Nederlandse vakliteratuur van deze bevinding werd
in de andere ziekenhuizen niet 90% van de dagbehandelin-
gen gehaald, zoals in het AMC, maar slechts 2%. De onder-
zoekers worden hierdoor met de neus op de betrekkelijkheid
van hun onderzoek gedrukt. Staan collega\'s nu sceptisch
tegenover hun werk, wordt een publicatie nu helemaal niet
gelezen of hebben regels die niet binnen het eigen instituut
worden onderbouwd een beperkte waarde?

Een voorbeeld van EBM in de diergeneeskunde zijn natuur-
lijk de formularia. In de humane geneeskunde bestaan echter
al jaren behandelingsstandaarden van het Nederlands
Huisarts Genootschap, het Farmacotherapeutisch en
Diagnostisch kompas en lokale formularia. Helaas is ook bij
de huisarts het grootste probleem om volgens EBM te wer-
ken het chronisch tijdgebrek. Om hieraan tegemoet te komen
zijn er in Engeland publicaties bekend onder de titel Clinical
Evidence, vergelijkbaar met de
\'als beste getest\' boekjes van
de Consumentenbond. Ook bestaan er in de humane genees-
kunde computersystemen genaamd Up to Date, dat voor de
meeste vragen een antwoord geeft dat experts hebben opge-
steld op basis van kritisch literatuuronderzoek. Het is de
vraag of in de diergeneeskunde dergelijke ontwikkelingen
snel zullen volgen.

Samengevat zal het duidelijk zijn: dit boekje is bijzonder
leerzaam voor iedere dierenarts, onderzoeker of practicus,
en leest bovendien prettig weg.

P.A.M. Overgaauw

Retrospectief
onderzoek naar
lebmaagverzanding

Studenten
referaat

SR ! 164/2002: 32 pp.

Casuïstiek van twaalf runderen met
een digestiestoornis veroorzaakt door zand in de lebmaag
aangeboden aan Faculteit der Diergeneeskunde en bespro-
ken aan de hand van ziekteverschijnselen en klinisch en la-
boratoriumonderzoek.

De diagnose werd röntgenologisch gesteld. De behandeling
was medicamenteus met natriumsulfaat. Bij vijf dieren was
het resultaat goed en bij zeven dubieus. De bespreking van
de patiënten wordt voorafgegaan door een literatuurstudie.
Opgemerkt wordt dat chirurgisch ingrijpen zoals vroeger
wel werd toegepast om economische redenen thans niet meer
plaatsvindt.

N. Oudwater

-ocr page 102-

En zo ja. wat is de rol van de dieren-
arts dan hij het geven van een ad-
vies? De ene dierenarts zal het
standpunt heiligen dat met een aan
een kwaal lijdende hond hest kan
worden gefokt, zolang niet is bewe-
zen dat de kwaal erfelijk is. De
ander zal juist een voorzichtiger
standpunt innemen. En het kon na-
tuurlijk niet uitblijven; ook de dierenarts die een fok-
advies geeft, ziet de tuchtrechtelijke klacht in
zijn brievenbus rollen....

Ruis op de lijn

Bij toeval ontdekt een waarne
mend dierenarts tijdens een
kliniscii onderzoek een hart-
ruis bij een Whippet. Dc
Whippet werd naar de
praktijk gebracht met een
gezwollen poot en bij het
klinisch onderzoek blijkt
de hond een hartruis tc
hebben. Het zou kunnen
dat dc hartruis door de
koorts wordt veroorzaakt.
De dierenarts, die waar-
neemt voor de vaste dieren-
arts van deze fokker, schrijft
antibiotica voor. Een week la-
ter verschijnt de hond opnieuw
op het spreekuur. Dc poot is min
of meer genezen, maar ja, het dier
heeft nog steeds een hartruis. De dieren-
arts adviseert de fokker om de hond door
een specialist verder te laten onderzoeken.

Is fokken een hartsaangelegenheid...

De fokker besluit eerst maar eens haar eigen dierenarts te
raadplegen en verschijnt een week later weer in de praktijk,
deze keer bij haar eigen dierenarts. Die luistert naar het hart,
maakt een ECG en röntgenfoto\'s. De foto\'s legt ze voor aan
een specialist Veterinaire Radiologie in Utrecht, die vaststelt
dat het gaat om een
"uitpuiling van de hartschaduw in de re-
gio van het rechter atrium en een wat forse schaduw van het
linker atrium. Advies; Echografisch onderzoek
". Op grond
van deze bevindingen en de mededeling uit Utrecht meent de
behandelend dierenarts dat er sprake is van een tricuspedalis-
insutTiciëntie (lekkende hartkleppen). De fokker zou geen
fokker zijn als ze niet wilde weten of het hondje met deze af-
wijking nog geschikt is voor de fokkerij. Over vererving van
de kwaal wordt niet eens gesproken. Omdat alleen al het krij-
gen van een nest wel eens nadelig zou kunnen zijn voor het

De fokker is boos, want haar eigen dierenarts heeft niet alleen
een onjuiste diagnose gesteld, maar ook een onterecht advies
gegeven. Als ze dit advies had opgevolgd zou ze ernstig gedu-
peerd zijn, omdat ze niet meer met de hond had kunnen
fokken. Dat wordt een tuchtzaak......

...of spreekt het Tuchtcollege een \'har-
woordje mee?

let Tuchtcollege vindt het niet
van doorslaggevend belang of
een dierenarts een juiste dia-
gnose heeft gesteld
(daarover
een volgend artikel meer,
IB).
Een tuchtrechtelijke
procedure draait vooral om
de vraag of de dierenarts
bij het stellen van de dia-
gnose voldoende zorgvul-
dig is geweest. Vermoede-
lijk heeft de dierenarts in
kwestie op grond van die
zorgvuldigheid juist gedacht
aan het Latijnse gezegde "In
dubio abstine", ofwel, "bij twij-
fel: niet doen". Liever geen nest
en een levende, redelijk gezonde
hond, dan een drachtige teef die in de
problemen komt, moet de dierenarts ge-
dacht hebben. Het Tuchtcollege denkt daar
heel anders over.

De eerste onderzoeken zijn niet veterinair onjuist geweest,
evenmin het op basis van röntgenfoto\'s advies vragen aan een
radioloog. Het Tuchtcollege vindt echter wel dat de dierenarts
op grond van de rapportage van de radioloog niet zonder nader
onderzoek de diagnose tricuspedalis-insuflficiëntie had mogen
stellen. Ook de conclusie dat met de hond niet kon worden ge-
fokt, was wel erg kort door de bocht. Om hierover iets te kun-
nen zeggen, had ze een Doppler-echo moeten laten maken, of
de hond doorverwijzen voor nader onderzoek. Het zonder enig
aanvullend onderzoek toch een uitspraak doen over de ge-
schiktheid van de hond als fokteef acht het Tuchtcollege veteri-
nair niet juist. Het Tuchtcollege geeft de dierenarts hiervoor
een waarschuwing.

Nu nog een protocol van alle benodigde handelingen, voordat
je als dierenarts wel een fokadvies kunt en mag geven...

-ocr page 103-

Samenvatting

______ Reinigen (het verwijderen van

liWÉWiK^ii zichtbaar vuil) en ontsmetten (het
terugbrengen van het aantal le-
______ vende micro-organismen tot een

aanvaardbaar niveau) zijn nodig
om overdracht van infectieuze
agentia tussen patiënten en naar
mensen zo veel mogelijk te voorkomen. Vooraf aan het ge-
bruik van een reinigingsmiddel moet het grof (los) vuil
worden verwijderd. Behalve bij besmetting van een
schoon oppervlak of bij kans op zeer besmettelijke agen-
tia, moet ontsmetten altijd zijn voorafgegaan door gron-
dige reiniging. Meerdere werkzame stoffen zijn toegela-
ten voor ontsmetting in dierverblijven. Uit oogpunt van
veiligheid en werkzaamheid mogen individuele middelen
nooit met elkaar of met reinigingsmiddelen worden ge-
mengd. Bij vragen over het gebruik van chemische
middelen kan informatie worden gekregen van het
College voor de Toelating van Bestrijdingsmiddelen of de
betreffende fabrikant.

Summary

Cleaning and disinfection: practical tips

Cleaning (removal of visible dirt) and disinfection (reduc-
tion of the number of micro-organisms to an acceptable le-
vel) are necessary to limit \'carry over\' of infectious agents
between patients and people as much as possible. Loose dirt
should be removed prior to the use of a detergent. Apart from
cases of contamination of an otherv,\'ise clean surface or in
case of a highly infectious agent, thorough cleaning should
always precede disinfection. Several active ingredients are
approved for disin fection of animal accommodation. From
the point of view of safety and effectiveness, individual che-
micals should never be mixed or added to detergents.
Queries about the use of chemical agents can he addressed
to the College voor de Toelating van Bestrijdingsmiddelen or
the manufacturer of the product.

Inleiding

Het doel van reinigen en ontsmetten is de preventie van over-
dracht van infectieuze agentia tussen patiënten en tussen pa-
tiënten en mensen (collega\'s en/of cliënten). Om die reden is
het van groot belang dat deze activiteiten op de juiste wijze
gebeuren en met de juiste frequentie. In de dierenartspraktijk
zijn er verschillende oppervlakken en objecten die gereinigd
en/of ontsmet dienen te worden, afhankelijk van het gebruik
en de vervuilingsgraad. Volgens de Kwaliteit Richtlijnen
Dierenartspraktijk (KRD) criteria dient de praktijk volgens
een schriftelijk vastgelegd schoonmaakprogramma te wor-
den schoongehouden. Het plan zou instructies voor de wijze

/ Hoofdafdeling Volkgezondheid en Voedselveiligheid. Faculteit der Dier-
geneeskunde. Universiteit Utrecht.

en frequentie van schoonmaken, de te gebruiken middelen
en de controle moeten bevatten (1). Voor wat betreft dieren-
asiels is in het honden- en kattenbesluit (artikel 18) vastge-
legd dat er dagelijks moet worden gereinigd en regelmatig en
deugdelijk ontsmet. Daarom moet de vloer van een vloei-
stofdicht en stroef materiaal vervaardigd zijn (artikel 8) (2).

Reinigen (schoonmaken) kan gedefinieerd worden als: het
verwijderen van vuil om een visueel schoon oppervlak op te
leveren.

Ontsmetten (desinfecteren) is: het vernietigen van levende
micro-organismen tot een acceptabel niveau. Dit in contrast
met steriliseren, dat het vernietigen van alle levende organis-
men betreft.

Reiniging

Systematiek

Voordat ontsmetting wordt uitgevoerd moet er altijd eerst zijn
gereinigd, want de meeste micro-organismen worden met de
reiniging verwijderd en het aanwezige vuil hoeft niet ontsinet
te worden. Daarnaast kan een ontsmettingsmiddel uitgewerkt
raken als het in contact komt met vuil (eiwitten, vetten). Het
verwijderen van de vuillaag bevordert ook het contact tussen
ontsmettingsmiddel en micro-organismen op een oppervlak.

1. Allereerst moet het zogenaamde \'grof vuil\' worden ver-
wijderd. Dat houdt in dat zichtbaar vuil met een schep of
papiertje verwijderd wordt (om water tc besparen) en ver-
volgens het oppervlak met water worden gespoeld.

2. Daarna kan een reinigingsmiddel worden gebruikt.
Tijdens deze fase helpen warmte en fysieke kracht (bij-
voorbeeld schrobben) om een beter elfect te bereiken.

3. Vervolgens moet het reinigingsmiddel plus losgemaakte
vuil worden weggespoeld; het resultaat moet zijn een
zichtbaar schoon oppervlak.

Samenstelling van reinigingsmiddelen
Reinigingsmiddelen kunnen in drie groepen worden inge-
deeld volgens hun pH:

• Alkalische middelen werken goed tegen vetten en eiwit-
ten, Veel middelen voor gebruik in dierenverblijven zijn
alkalisch.

• Zure middelen worden periodiek gebruikt om roest- of
kalkaanslag te verwijderen.

• Neutrale middelen zijn veelal bedoeld voor handmatige
reiniging. Ze ontvetten de huid bijna niet.

Verder zitten vaak ontharders en/of schuimvormers en par-
fum in reinigingsmiddelen.

"ing (alléén mogelijk na reini-

Öntsmet

ping)

Systematiek

Bij een aantal objecten en oppervlakken is reinigen alleen
onvoldoende. Om optimale hygiëne te bereiken, moet er ook
worden ontsmet. Dit is het geval wanneer bekend is dat het

Reiniging en ontsmetting: tips voor de praktijk

S.A Burt\'\'

-ocr page 104-

object besmet is of zou Icunnen zijn.

1.Een ontsmettingsmiddel (desinfectiemiddel of desinfec-
tans) wordt met water op de juiste concentratie aange-
maakt en op het visueel schone oppervlak aangebracht. De
te gebruiken concentratie staat altijd op de verpakking ver-
meld. Heel belangrijk is dat het ontsmettingsmiddel gedu-
rende de juiste contacttijd is aangebracht (meestal is dit 5
minuten, maar de juiste tijd staat vermeld op de verpak-
king). Recentelijk is aangetoond dat fysieke kracht tijdens
de ontsmetting (bijvoorbeeld schrobben) ook een verbete-
rend effect heeft op het proces (micro-organismen wordt
beter uitgeschakeld).

2. Schoon leidingwater wordt gebruikt om het middel weg te
spoelen. Het gebruik van warm water in deze fase heeft als
voordeel dat het oppervlak de warmte opneemt en vervol-
gens door het afstralen van de warmte sneller droogt. Een
nadeel is dat op termijn zich kalksteen kan afzetten op het
oppervlak. Spoelen met koud water en goed aan de lucht
laten opdrogen is ook voldoende.

3. Het goed laten opdrogen van het oppervlak bevordert het
afsterven van de nog overgebleven micro-organismen.

Na afloop dient het schoonmaakgereedschap te worden
schoongemaakt, schoongespoeld en weggehangen om te
drogen.

Typen ontsmettingsmiddelen

Ontsmettingsmiddelen die door het College voor de
Toelating van Bestrijdingsmiddelen (CTB) zijn toegelaten
tot de Nederlandse markt hebben een toelatingsnummer op
het etiket, bestaande uit vier of vijf cijfers en de letter \'N\'.
Het is verboden om een niet toegelaten middel voorhanden
te hebben of te gebruiken. Bij twijfel over een bepaald
middel kan op de internetsite van het CTB te Wageningen in-
formatie gezocht worden: http://www.ctb-wageningen.nl.
Men selecteert \'bestrijdingsmiddelendatabank\' en klikt door
naar een zoekformulier, waarmee informatie over een be-
paalde werkzame stof of over een specifieke merknaam of
toelatingsnummer opgezocht kan worden (3).
De volgende werkzame stoffen zijn momenteel toegelaten
voor ontsmetting in de diersector:

• Chloorhoudende middelen

• Quaternaire ammonium verbindingen

• Alcoholen (isopropanol)

• Aldehyden (glutaaraldehyde, formaldehyde)

• Sterke basen (natrium- en kaliumhydroxide)

• Kresol

• Pcrazijnzuur

• Waterstofperoxide

• Amfotensiden.

Een goed overzicht van de merknamen van middelen toege-
laten voor gebruik in dierverblijfplaatsen is in het februari-
nummer van dit blad door H.R. Reus gepresenteerd (4).
Afhankelijk van de werkzame stof(fen) die het bevat, heeft
een ontsmettingsmiddel een breder of smaller werkingsspec-
trum en zal de toepassingen daarvan afhangen. Middelen
met aldehyden zijn bijvoorbeeld ongeveer even actief tegen
bacteriën, virussen, sporen en schimmels; middelen die qua-
ternaire ammoniumverbindingen bevatten, zijn iets meer ef-
fectief tegen schimmels en Gram-positieve bacteriën dan te-
gen Gram-negatieven en sporen (5). Om deze reden is het
mogelijk dat een praktijk meerdere ontsmettingsmiddelen in
huis moet hebben voor verschillende ontsmettingsdoelein-
den. Een aantal ontsmettingsmiddelen bevat een speciale
formulering van meerdere actieve stoffen om de werking te
\'verbreden\'. Het is raadzaam één of twee fabrikanten om ad-
vies te vragen bij de selectie van ontsmettingsmiddelen; geef
aan welke materialen of ruimten behandeld moeten worden
en welke biologisch agentia daar verwacht kunnen worden.
Een ander middel zal bijvoorbeeld nodig zijn bij het ont-
smetten van kennels in het patiëntenverblijf dan voor het tus-
sendoor ontsmetten van een behandeltafel.

Veiligheid

Reinigings- en ontsmettingsmiddelen worden pas na jaren
onderzoek op de markt gebracht en zijn zorgvuldig geformu-
leerd voor het beschreven doel. Middelen mogen nooit met
elkaar worden gemengd vanwege het gevaar voor chemische
reacties. Na gebruik moeten oppervlakken steeds met
schoon water worden gespoeld om irritatie (bijvoorbeeld van
de huid en/of pootjes van dieren) en corrosie van apparatuur
en inrichting tc voorkomen.

Tot slot

Met vragen over de dosering of toepassing van een bepaalde
ontsmettingsmiddel kan men het beste bij de fabrikant te-
recht. Die weet uiteraard veel meer over het middel dan de
wettelijk voorgeschreven informatie die op het etiket moet
worden gedrukt. Veiligheidsinformatiebladen worden altijd
met bestelde middelen meegeleverd.
Wanneer kosten gedrukt moeten worden, wordt al te gauw
uitgekeken naar goedkopere reinigings- of ontsmettingsmid-
delen, hoewel dit niet verstandig is. Bij schoonmaakacti-
viteiten is het namelijk arbeidstijd (dus loonkosten) die circa
80% van de totale kosten bedraagt; chemische middelen be-
dragen slechts 8% van het totaal (6).

Mw. S.A. Burt is werkzaam als docent-onderzoeker bij de Faculteit der
Diergeneeskunde.

Literatuur

KRD/ISO (9001-20()()) voor kwaiiteitsmanagementsystcmen van die-
renartsenpraktijken (versie 2002-1).

Koninklijke Vermande b.v. Gezondheids- en welzijnswet voor dieren:
Honden en katten besluit 1999. artikelen 8 en 18.
College voor de Toelating van Bestrijdingsmiddelen, bcstrijdingsmid-
dclcndatabank http://www.ctb-wageningen.nl.
Reus HR. 2003. Het gebruik van desinfectiemiddelen in de dierenarts-
praktijk. Tijdschrift voor Diergeneeskunde 128.4: 106-109.
Dc Loos G, 1995. Disinfectants: their selection and effective applica-
tion. In: S.A. Burt and F. Bauer (eds.) New challenges in meat hygiene:
specific problems in cleaning and disinfection. ECCEAMST, Utrecht
125 pp ISBN 90-75319-03-7.

Burt SA (ed.) 1995. Cleaning and disinfection technologies in the
meat industry, ECCEAMST, Utrecht 119 pp ISBN 90-75319-01-0.

-ocr page 105-

Per 1 juli 2003 is een wijziging van de \'Vrijstellings-
regeling artikel 2 Diergeneesmiddelenwet\' van kracht
geworden waarbij de verplichting tot de jaarlijkse mel-
ding van het gebruik van diergeneesmiddelen volgens
die regeling geschrapt is. Tevens zijn een aantal verande-
ringen in de bijlagen, behorende bij de regeling, doorge-
voerd.

Jaarlijkse melding geschrapt

Op grond van de \'Vrijstellingsregeling artikel 2 Diergenees-
middelenwet\' is het onder bepaalde voorwaarden toegestaan
diergeneesmiddelen toe te passen die voor die betreffende si-
tuatie (diersoort, indicatie) niet geregistreerd zijn.
Ten aanzien van het gebruik door of onder verantwoordelijk-
heid van de dierenarts gelden er bepaalde verplichtingen in
zijn/haar administratie en voor het verstrekken van een
schriftelijke verklaring aan de houder van behandelde voed-
selproducerende dieren.

Eenderde administratieve verplichting bestond uit een jaar-
lijkse melding van deze \'off-label\' gebruikte middelen, vóór
1 februari over het voorafgaande jaar, aan het Bureau
Bijwerkingen Diergeneesmiddelen. Deze laatste verplich-
ting is met ingang van 1 juli 2003 komen te vervallen.
Het doel van deze meldverplichting was destijds om een
beeld te krijgen van het gebruik van niet (voor dat doel) gere-
gistreerde middelen. Het vergaren van de informatie over de
toepassing van diergeneesmiddelen op grond van de
Vrijstellingsregeling brengt voor dierenartsenpraktijken
jaarlijks aanzienlijke administratieve lasten met zich. Ook
bleek de gevraagde en verstrekte informatie minder geschikt
om te verwerken tot bruikbare overzichten of te kunnen die-
nen als basis voor eventueel te nemen acties ten aanzien van
het verkrijgen van (meer) registraties.
Beide argumenten hebben geleid tot het nu doorgevoerde
schrappen van deze meldverplichting.
Ter vergemakkelijking van de van kracht blijvende admi-
nistratieve verplichtingen, te weten de opslag in de eigen ad-
ministratie en de aanmaak van de verklaring voor de veehou-
der, is onlangs de in samenwerking door het BBD en de
KNMvD ontwikkelde internetapplicatie ROL beschikbaar
gekomen, zie
www.knmvd.nl/rol.

Een voorwaarde voor deelname aan ROL is dat éénmaal per
jaar, per praktijk, een overzicht uit dit databestand wordt
aangemaakt en aan het BBD wordt verzonden.
Deze voorwaarde blijft gelden ook met de huidige lastenver-
lichting ten aanzien van de jaarlijkse melding.
De aanmaak van dit overzicht gebeurt overigens volledig
automatisch en brengt geen werk of kosten voor de dieren-
arts met zich mee, maar geeft wel de mogelijkheid het reeds
genoemde beeld van het "off-labcl-gebruik" te verkrijgen,
tevens in een meer gestructureerde lay-out.

Aanpassingen bijlagen

Van de bijlage Varken bij de regeling is de stof toltrazuril af-
gevoerd omdat er inmiddels een diergeneesmiddel met de-
zelfde werkzame stof en voor dezelfde indicatie is gere-
gistreerd.

Van de bijlage Rund is de werkzame stof xylazine (op dc lijst
opgenomen voor gebruik bij melkproducerende runderen)
afgevoerd omdat er geregistreerde diergeneesmiddelen met
xylazine beschikbaar zijn gekomen voor toepassing bij lac-
terende runderen.

Tevens zijn in de bijlagen Geit en Schaap de wachttermijnen
voor gebruik van xylazine bevattende diergeneesmiddelen
aangepast.

Een volledig en bijgewerkt overzicht van de bijlagen beho-
rende bij dc Vrijstellingsregeling en dc regeling zeifis te vin-
den op de website van het Bureau Registratie diergeneesmid-
delen: M\'WH\',
brd. agro.nl.

Dr.s. A. Kamphuis,

Bureau Bijwerkingen Diergeneesmiddelen

Jaarlijkse melding geschrapt uit Vrijstellingsregeling

-ocr page 106-

Definitie

De gebruikstermijn, ofwel bewaartermijn na aanbreken, is de
tijd gedurende welke een geneesmiddel, nadat de verpakking is
aangebroken, bruikbaar is in chemisch, fysisch en microbiolo-
gisch opzicht (1). Onder aanbreken wordt verstaan het openen
van een pot tabletten, een tube crème, een fles met drank of het
aanprikken van injectieflacon*. Dit laatste is met name voorde
veterinaire wereld een belangrijk punt. Humaan bestaan er
nauwelijks parenterale toedieningsvormen die voor meervou-
dig gebruik bedoeld zijn. Om praktische en economische rede-
nen wordt veterinair wèl veelvoudig gebruik gemaakt van deze
injectievloeistofFen.

Hoe lang mogen deze injectievloeistoffen na de eerste maal
aanprikken nog gebruikt worden? In de humane farmacie kun-
nen hierop enkele algemeen geldende antwoorden gevonden
worden. De gebruikstermijn van een geconserveerde injec-
tievloeistof is 1 maand en van een niet-geconserveerde injec-
tievloeistof 1 dag {1). Op grond van deze algemeen geldende
regels is indertijd (inmiddels meer dan 10 jaar geleden) gesteld
dat diergeneesmiddelen bedoeld voor meervoudig gebruik
maximaal 1 maand houdbaar zijn na aanprikken.

Na aanprikken i maand houdbaar?

Het blijkt dat in de praktijk vaak wordt aangenomen dat injec-
tieflacons na aanprikken standaard 1 maand houdbaar zijn; de
werkelijke situatie is echter anders. Tegenwoordig moet de re-
gistratieaanvrager gegevens aanleveren omtrent de houdbaar-
heid na aanprikken bij dit soort preparaten. Aan dc hand van
deze gegevens wordt de gebruikstermijn van het diergenees-
middel vastgesteld. Deze gebruikstermijn wijkt in veel geval-
len af van de hierboven genoemde termijn van 1 maand. Soms
is de gebruikstermijn veel korter maar in andere gevallen is
deze termijn veel langer. Om een indruk hiervan te krijgen,
worden in tabel 1 een aantal, bij registratie vastgestelde ge-
bruikstermijnen, getoond.

De gebruikstermijn van een diergeneesmiddel is niet alleen af-
hankelijk van de werkzame stof, maar juist van de gehele far-
maceutische formulering van het product. Een grote rol speelt
hierbij onderandere de verpakking, het feit of het product ge-
conserveerd is (en waarmee) en wat de gebruikte oplosmidde-
len zijn. Daarnaast voeren sommige registratiehouders het
onderzoek naar de gebruikstermijn veel uitvoeriger uit dan an-
deren. Zo kan het gebeuren dat deTMPS injectie van de ene re-
gistratiehouder na aanprikken 28 dagen houdbaar is en die van
de andere slechts 7 dagen. Geconcludeerd mag worden dat
geen algemene gebruikstermijn aangehouden kan worden voor
bijvoorbeeld alle ketamine of alle OTC injecties (Tabel 1).
De gebruikstermijn van geregistreerde producten kunt u vin-
den in de registratiebeschikking onder panll.6. Alle registratie-
beschikkingen zijn openbaar en kunt u oproepen op de BRD-
site
wwwhrd.agro.nl (kies database). Gelukkig wordt de
gebruikstermijn ook vaak vermeld op de verpakking of op de
bijsluiter van het betreffende product.

\' Faculteit der Diergeneeskunde, apotheek.

Houdbaar na aanprikken?

S.J. Mesu\'\'

Tabel i. Voorbeelden van diergeneesmiddelen met geregistreerde gebruikstermijnen

Naam

Registratienummer

Gebruikstermijn
volgens registratie

Albipen LA injvlst
lOOmg/ml SOinl

REGNL 7828

56 dagen

Antisedan injvlst
5mg/ml lOm

REGNL7744

28 dagen

Baytril 2,5% injvlst
50nil

REGNL 3144

90 dagen

Ivomec injectie 1%

REGNL 1438

180 dagen

Ketofen injvlst 10%
UDA 50ml

REGNL 8784

15 dagen

Oxytetracycline 10%
injvlst lOOml

REGNL 7545

35 dagen

Tardak lOmg/ml lOmI

REGNL 1771

7 dagen

Na aanprikken direct gebruiken?

Indien de registratieaanvrager geen gegevens aanlevert
omtrent de houdbaarheid na aanprikken wordt de gebruik-
stermijn automatisch nul dagen. Deze diergeneesmiddelen
mogen na aanprikken dus niet ineer gebruikt worden. Er is
immers niet aangetoond dat een langere termijn verantwoord
is. Het hoeft echter niet zo te zijn dat deze producten na aan-
prikken echt niet meer bruikbaar zijn, maar de registratie-
aanvrager heeft hier geen onderzoek naar gedaan en heeft
daannee niet aangetoond dat het wèl langer gebruikt kan
worden.

Indien in dergelijke gevallen in de praktijk een andere ge-
bruikstermijn gehanteerd wordt dan is de toepasser
(= meestal dierenarts) hiervoor verantwoordelijk. Het is dus
van het grootste belang dat een afwijkende (langere) ge-
bruikstermijn verantwoord en voldoende beargumenteerd
kan worden. Dit is alleen mogelijk indien enige kennis van
de farmaceutische formulering van het product en een be-
paald minimum aan farmaceutische kennis bij de toepasser
aanwezig is.

Van een klein aantal producten is (nog) geen gebruikstermijn
bekend omdat ze nog niet definitief geregistreerd zijn (dus
ook geen registratiebeschikking hebben) óf omdat in de re-
gistratiebeschikking onder par 11.6 de gebruikstermijn hele-
maal niet genoemd wordt. Voor deze categorie diergenees-
middelen moet de gebruiker zelf een verantwoorde
gebruikstermijn vaststellen. In deze gevallen kan soms de
bijsluiter meer informatie geven.

Op grond van de farmaceutische formulering van het prepa-
raat moet bekeken worden of het na aanprikken zowel che-

* NB. In het gehele artikel wordt er van uitgegaan dat iedereen, hij het voor de eerste
maal aanprikken, de datum op deßacon noteert!

-ocr page 107-

misch, fysisch als microbiologisch stabiel is. De registratie-
houder (in een enkel geval ook de bijsluiter) zal informatie
kunnen leveren over de formulering van een product. Om
een inschatting te kunnen maken over de microbiologische
stabiliteit na aanprikken, moet bekend zijn wat het gebruikte
oplosmiddel (water, olie of anders) is en of het product ge-
conserveerd is. De chemische stabiliteit na aanprikken is met
name afhankelijk van de gevoeligheid van de werkzame stof
voor oxidatie. Bij het aanprikken wordt immers zuurstof in
de flacon gebracht wat het oxidatieproces kan bevorderen.
Op grond van deze gegevens moet de toepasser een afweging
maken omtrent een verantwoorde gebruikstermijn.
De registratiehouder kan in sommige gevallen ook informa-
tie geven over een inmiddels uitgevoerd houdbaarheids-
onderzoek. De uit dit onderzoek gebleken gebruikstermijn
kan dan gehanteerd worden in de praktijk, echter de toepas-
ser blijft hiervoor verantwoordelijk. Pas als de registratie-
houder ervoor zorgt dat de gebruikstermijn wordt aangepast
in de registratiebeschikking is deze officieel. Een aantal
voorbeelden van deze probleemgevallen worden genoemd in
tabel 2.

Tabel 2. Enkele probleemgevallen m.b.t. de gebruikstermijn

jNaam

Registratienummer

Gebruikstermijn vol-
gens registratie
j

Baytril 5% injvlst
lOOml

REGNL 8211

Direct gebruiken

Boldane injvlst
25mg/ml lOml

REGNL 5268

Direct gebruiken

i

Erythrocine 200 injvlst
200mg/ml 50ml

REGNL 7855

t

i Mederantil injvlst
0,2mg/ml50ml

1

REGNL 3563

1 Furosemide injvlst
50mg/ml 50ml

REGNL 3718

Direct gebruiken

Linco-spectin injvlst
lOOml

NL 2313

Sedamun 2% injvlst
25ml

NL 2605

Tiamutin 10% injvlst
lOOml

REGNL 8014

Direct gebruiken

Ventipulmin injvlst
30mcg/ml 50mi

REGNL 2532

!
1

Na aanprikken direct gebruiken!

In tegenstelling tot bovengenoemde situatie is er een aantal
situaties waarbij een gebruikstermijn van nul dagen wel de-
gelijk terecht is. Dat zijn bijvoorbeeld producten die niet ge-
conserveerd zijn of poeders voor injectie die voor toediening
opgelost of gesuspendeerd moeten worden. In Tabel 3 staat
een aantal producten waarvan een gebruikstermijn van
maximaal 24 uur terecht is.

Ampullen en kleine flacons worden veel gebruikt in de hu-
mane farmacie. Het volume is precies afgestemd op één toe-

Tabel 3. Voorbeelden van diergeneesmiddelen die direct gebruikt dienen te worden

j Naam

Registratienummer

Gebruikstermijn |
volgens registratie

Ampi Dry 5000g injpdr
solvens

REGNL 9778

Direct gebruiken

Aeskoket Plus injvlst
lOml

REGNL 9182

Direct gebruiken

Lidocaine HCl 2%
injvlst 50ml

REGNL 2641

Direct gebruiken

Soludeltacortef
injpdr lOOmg

REGNL 3954

diening voor een volwassene en bedoeld voor eenmalig ge-
bruik. Deze vloeistoffen zijn (bijna) nooit geconserveerd
aangezien ze voor éénmalig gebruik bedoeld zijn. Deze
vloeistoffen mogen dan ook nooit langer gebruikt worden
dan 24 uur. Over het algemeen mag gesteld worden dat alle
humane preparaten die gebruikt worden in een dierenartsen-
praktijk maximaal 24 uur na openen houdbaar zijn in de
koelkast.

Bewaren van aangeprikte flacons

Bij lagere teinperaturen groeien bacteriën minder snel van-
daar dat vaak gezien wordt dat aangeprikte flacons in de
koelkast gezet worden. Echter conserveringsmiddelen wer-
ken ook minder goed bij lagere temperaturen. Daarom wordt
hierbij geadviseerd om de aangeprikte flacons onder de-
zelfde condities te bewaren als de ongeopende flacons. Dit
voorkomt bovendien dat meerdere flacons tegelijkertijd wor-
den aangeprikt.

Voor niet-geconserveerde vloeistoffen (ampullen!) geldt
overigens wél dat ze beter in de koelkast opgeslagen kunnen
worden (maximaal 24 uur!).

Conclusie: maak een overzicht van gebruikstermijnen van
uw assortimentsartikelen

Om bovenstaande redenen is het aanhouden van een stan-
daard-gebruikstermijn van 1 maand voor alle injectievloei-
stoffen niet correct. Het is nodig om de verschillende ge-
bruikstermijnen van de producten in het eigen assortiment te
inventariseren en eventueel zelf vast te stellen. Bij afwijkin-
gen van de gebruikstermijn zoals die vastgesteld is in de
registratiebeschikking is het van belang dat dit verantwoord
en beargumenteerd kan worden. Een economisch motief is
hierbij niet geldig. Van deze gebruikstermijnen kan dan een
lijst opgesteld worden die gebruikt kan worden door de de-
gene die de controle op het verlopen van de gebruikstermijn
uitvoert. Deze controle dient minstens 1 x per week uitge-
voerd te worden. Indien iemand vergeten is om een aanprik-
datum te vermelden, wordt de datum van de vorige controle
op de flacon genoteerd. Het aantal diergeneesmiddelen dat
bij deze controle vernietigd wordt, dient geadministreerd te
worden zodat deze procedure controleerbaar is.

Literatuur

1. Recepteerkunde, Bolhuis GK, Bouwman-Boer Y. Kadir F, Zuidema J.
Wetenschappelijk Instituut Nederlandse Apothekers (WINAp) derde
herzien druk, \'s-Gravenhage 1999.

-ocr page 108-

Voorgangers: dierenartsen uit vroeger tijd (51)
Edmond Isidore Étienne Nocard (1850-1903)

Onder de \'pasteuriens\', zoals de medewerkers van Louis Pasteur wel worden genoemd,
neemt Edmond Nocard een belangrijke plaats in.

Hij werd op 29 januari 1850 geboren in Provins, ten zuidoosten van Parijs. Zijn vader was
houthandelaar Op zijn 17e deed hij eindexamen op het plaatselijke \'collége\'. In Alfort gold
de strikte regel dat men pas op zijn 1 Be werd toegelaten. Hij nam ter overbrugging een be-
trekking aan bij een plaatselijke notaris, wat hem weinig beviel, maar hem voldoende tijd
gaf zich te bekwamen in het biljartspel. Van zijn aanvankelijk plan om militair paardenarts te
worden zag hij af, na tijdens zijn studietijd een jaar vrijwillig dienst te hebben gedaan in de
Frans-Duitse Oorlog van 1870-\'7I. Hij studeerde als beste van zijn jaar in 1873 af
Aansluitend werd hij na het gebruikelijke concours benoemd tot \'chef de service clinique\'.
Toen vier jaar later de klinische leerstoel gesplitst werd in één voor interne ziekten en één voor chirurgie, werd hij, na als
eerste geplaatst te zijn na de twee opeenvolgende vergelijkende examens, op deze laatste benoemd. Persoonlijk had hij
echter voorkeur gehad voor de eerste, omdat daartoe ook de leer van de infectieziekten behoorde; maar professor Laurent
Léopold Trasbot, die de nog ongesplitste leerstoel bezette, koos pas na Nocards eerste examen voor de inwendige ziekte-
leer. Nocard ontplooide niettemin een indrukwekkende werkkracht en productiviteit. Hij reorganiseerde de chirurgische
practica en zorgde ten behoeve van de \'maréchalierie\' (de hoefkunde) dat het aantal smidsvuren tot zestien werd uitge-
breid. Zowel bij demonstraties als voordrachten schitterde hij als een gepassioneerd docent. In de eerste acht jaar van zijn
professoraat publiceerde hij meer dan negentig artikelen, waaronder enige die belangrijke verbeteringen beschreven in
de gangbare operatietechnieken, onder andere bij nageltred en podotrochleose. Hij introduceerde de anaesthesie door in-
traveneuze injectie van chloralhydraat, een stof die hij ook toepaste bij paroxysmale tetanus. Tevens redigeerde hij de
Archives vétérinaires en na Bouley\'s overlijden in 1885 het met de Archives verenigde Recueil de médecine vétérinaire.
Zijn belangstelling reikte verder dan de kliniek. Hij ging door de onzekerheid in de diagnoses en de improvisatie in de
therapieën zelfs een zekere weerzin ertegen ontwikkelen. De eerste resultaten van Pasteur openden voor hem het uitzicht
op een meer methodische en rationele geneeskunde. Samen met Henri Bouley (zie
Voorgangers, nr. 43) wiep hij zich op
als verdediger van Pasteurs ideeën, tegen de aanvankelijke meerderheid van zijn collegae in. Na door Bouley te zijn geïn-
troduceerd bij Pasteur en zijn eerste medewerker en latere opvolger als directeur van het in 1888 gestichte Institut Pasteur, Émile Roux (1853-
1933), ging hij zijn tijd verdelen tussen de verplichtingen van zijn leerstoel en het laboratoriumwerk aan de rue d\'Ulm, waar Pasteur toen nog
werkte. Hier maakte hij zich spoedig tot een gewaardeerd medewerker door de inbreng van zijn veterinaire kennis, zijn organisatievermogen,
tnaar vooral door zijn enthousiasme en kritische zin. Hij maakte zich de bacteriologische technieken niet alleen snel eigen, maar nam een actief
aandeel in de ontwikkeling ervan. Hij was een geduldig experimentator die pas met feiten naar buiten trad als hij honderd procent zekerheid
had. Maar dan wist hij door overtuigingskracht en eloquentie ook alle gezelschappen, van geleerden en boeren, van de juistheid te doordringen.
Roux zou later over hem zeggen: "Par ce don éminent de persuader Nocard a plus fait encore pour l\'avancement de la science que par ses tra-
vaux originaux".

Na Pasteurs succesvolle miltvuurentingen (1881) trok Nocard, samen met Roux, Chamberland en Thuillier door hel land om voordrachten en
demonstraties te geven en duizenden schapen te enten. Soortgelijke campagnes zou hij later vaker ondernemen otn te tuberculineren of te mal-
leïneren. Ook propageerde hij Thomassens joodkaliumtherapie bij actinomycose van het rund. Hij maakte het onderscheid duidelijk tussen ac-
tinoinycose en actinobacillose en wist de verwekker te cultiveren van "farcin du boeuf" (een bacterie uit het naderhand naar hem genoetnde
genus Nocardia). Samen met zijn vriend H. Mollereau, dierenarts in Charenton, ontdekte hij de verwekker van de streptococcen-mastitis. Door
rigoreuze profylactische maatregelen kon de ziekte in enige maanden tijd in de aangetaste runderstapels worden uitgeroeid. Daarna ontdekte
hij ook de verwekker van de gangreneuze mastitis van het schaap
(Staphylococcus aureus).

Nocard nam deel aan de missie naar Egypte (1883) ter bestudering van dc cholera, waarbij het ging om -in competitie met de Duitsers- de ver-
wekker te vinden. Wij weten dat Koch hierin slaagde en de Fransen, zonder Louis Thuillier die aan de ziekte bezweek, met niet meer dan een
uitgebreid, door Isidore Strauss opgesteld rapport huiswaarts keerden.

Van 1887 tot 1891 was hij directeur van Alfort. Tijdens zijn directoraat kwam de regeling tot stand om voor de toelating tot de opleiding een
eindexamen van de middelbare school (het \'baccalaureat\') als eis te stellen Hij had het directoraat aanvaard omdat het traditioneel verbonden
was met de leeropdracht \'police sanitaire\', dat wil zeggen met de leer hoe de besmettelijke ziekten te bestrijden. De vele administratieve en re-
presentatieve verplichtingen die eraan vastzaten, lieten zich echter moeilijk verenigen met zijn onderzoek, zijn talrijke lidmaatschappen van
academies en geleerde genootschappen en de overige activiteiten buiten Alfort, zodat moeilijkheden met zijn collegae ontstonden en hij ont-
slag vroeg als directeur. Hoewel Roux hem toen voorstelde fiilltime bij het Institut Pasteur te komen werken, was Alfort hem te dierbaar om
hierop in te gaan.

Bij de uitbreiding der leerstoelen tot acht, in 1890, werd een afzonderlijke leerstoel voor infectieziekten opgericht met een eigen kliniek. Zijn
reeds in 1883 ingericht laboratorium fungeerde als een soort veterinaire afdeling van het Institut Pasteur. Verschillende dierenartsen die later
naam zouden maken (o.a. Leclainche, Vallée, Carré, Guérin) ontvingen hier de inspiratie om zich op de studie van infectieziekten toe te leggen.
Toen Guttmann uit Dorpat (het huidige Tartu in Estland) in 1890 de koortsverwekkende eigenschap van Kochs tuberculine vaststelde, zag
Nocard onmiddellijk de diagnostische betekenis hiervan in. Het Institut Pasteur ging tuberculine aanmaken op een voedingsbodem die Roux
en Nocard drie jaar tevoren beproefd hadden. Voordat toepassing op grote schaal mogelijk werd, diende de scepsis overwonnen te worden die
ontstaan was ten gevolge van de mislukking van tuberculine als therapeuticum. De doorbraak bij de veterinaire autoriteiten bereikte Nocard tij-
dens het Vijfde Internationale Veterinaire Congres in Bern in 1895, toen hij demonstreerde dat bij sectie van reageerders, die ogenschijnlijk
niets mankeerden, inderdaad tbc-haarden gevonden konden worden. Volgens de door hem opgestelde voorschriften werden in het gehele land

Veterinai
verledei

-ocr page 109-

de tuberculinaties uitgevoerd. Analoog ging het bij de ontwikkeling van het diagnosticum voor kwaadaardige droes.
Malleïne werd voor het eerst geprepareerd en gebruikt door de Russische militaire paardenarts Hellmann in 1888. Met
de entstof die Roux gemaakt had, ging Nocard experimenteren. In tien jaar tijd slaagde men erin de Franse cavalerie en
de paarden van de Parijse transportfirma\'s te bevrijden van deze eeuwenlang gevreesde ziekte. Bij een vergelijkbare
ziekte van het paard lymfangitis ulcerosa, waarbij geen malleïne-reactie optreedt, vond Nocard de verwekker, die aan-
vankelijk bekend stond als \'bacil van Preisz & Nocard\', en naderhand gedetermineerd werd als
Corynebacterium pseu-
dotuberculosis (ovis).

Hij wist als eerste (in Frankrijk) de verwekker van de aviaire tuberculose in cultuur te brengen. Hij deed talloze entings-
proeven met tuberkelbacteriën van verschillende herkomst bij uiteenlopende diersoorten. In Frankrijk trad hij, samen
met Chauveau en Arloing, op als de verdediger van de eenheid van de tuberculose. Tijdens het Tuberculose-congres in
Londen in 1901 was hij dan ook een van de meest uitgesproken tegenstanders van Kochs opvatting over de zoönotische
betekenis van de tuberkelbacil. Voor of na dit congres reisde hij naar Ierland, waar hij in consult geroepen was ter bestu-
dering van een ziekte onder de kalveren die veel verlies veroorzaakte; hij beschreef deze niet als een coli-bacillose, maar
als een pasteurellose.

Zijn naam blijft verbonden aan de ontdekking van de verwekker van de longziekte. Nagenoeg terzelfder tijd als de ont-
dekking van de eerste virussen (Loeffler, 1897-1898; Beijerink, 1898) vonden Nocard en Roux de eerste vertegenwoor-
diger van de PPLO\'s (in 1929 Mycoplasmatales en in 1967 Mollicutes genaamd), die in tegenstelling tot virussen in cul-
tuur gebracht konden worden (door E. Dujardin-Baumetz in 1900)

Ongeveer alle veterinair belangrijke infectieziekten hebben Nocards aandacht gehad en werden in zijn talrijke publika-
ties behandeld. Behalve over de reeds genoemde ziekten schreef hij over rabies, schaapspokken, bacteriële abortus,
\'horse sickness\', tetanus, piroplasmose bij de hond en tenslotte ook nog over mond-en-klauwzeer. Toen de laatstge-
noemde ziekte zich rond de eeuwwisseling over geheel Frankrijk uitbreidde, kregen Nocard en Roux van de minister
van Landbouw het verzoek profylactische maatregelen te ontwerpen. Op het terrein van de school werd een speciaal in-
gericht onderzoekingsinstituut gebouwd dat in 1901 gereed kwam. Vanwege de op totale isolatie van de proefdieren ge-
richte constructie en de hygiënische voorzieningen, heeft dit instituut een tijdlang als model voor soortgelijke buiten-
landse instituten gediend. De laatste publikatie van Nocard uit 1903 betrof de problemen die nog overwonnen zouden
moeten worden om een succesvolle vaccinatie tegen mond-en-klauwzeer te kunnen verkrijgen.
Van een missie naar Algerije om te adviseren omtrent maatregelen om insleep van schaapspokken in Frankrijk te voor-
komen, keerde hij ziek terug en, precies een eeuw geleden, is hij thuis in Parijs, op 2 augustus 1903, op 53-Jarige leeftijd
aan de gevolgen daarvan overleden. Zijn enige nabestaande was een dochter, bij wier geboorte de moeder, na nauwelijks
eenjaar met Nocard gehuwd te zijn geweest, was overleden.
Ter zijner nagedachtenis werd in 1906 te Alfort een monument opgericht, waarvoor dierenartsen uit de gehele wereld (o.a. ook 20 uit
Nederland) bijdragen hadden gestort.

Zelfheeft hij twee belangrijke werken in boekvorm nagelaten: een monografie gewijd aan de tuberculose bij dieren (Les tuberculoses anima-
les: leurs rapports avec la tuberculose humaine.
Paris, 1894; in het Engels vertaald door H. Scurfield. London, 1895) en het, als eerste in zijn
soort, samen met E. Leclainche geschreven monumentale overzichtswerk:
Les maladies microbiennes des animaia. Paris, 1896; 2\'®™® éd.,
1898; éd., 1903. M.H.J.P. Thomassen schreef Juichende recensies bij de eerste en derde editie
(Tijdschrift voor Veeartsenijkunde (en
Veeteelt)
1896,1903; 23: 102-103 en 30: 226-228). Dc uitbreiding van 800 naar 1315 pagina\'s in zeven Jaar tijd illustreert de kennistoename in
deze heroïsche periode van de diergeneeskunde, waaraan Nocard zelf zoveel had bijgedragen.

Deze rubriek wordt samengesteld door leden van het Veterinair Historisch Genootschap

A.H.H.M. Mathijsen

Literatuur

- Bové, J. M., The one-hundredth anniversary of the first culture of a molllcute, the contagious bovine peripneumonia microbe, by Nocard
and Roux, with the collaboration of Borel, Salimbeni, and Dujardin-Baumetz.
Research in microbiology 7999; 150(4): 239-245.

- Chastel.C, Edmond Nocard (1850-1903) et la centenaire de la découverte du premier mycoplasme (1898).

- Histoire des sciences médicales 33(4): 311-315-

- Eby,C. H., Edmond Nocard, 1850-1903. Modem veterinary practice 41(1):

- Edmond Nocard (7850-1903). Discours prononcés à la cérémonie d\'inauguration du monument, élevé à sa mémoire. Paris: Masson, 1906.85 p.
[Toespraken door Chauveau, minister Ruau, Leclainche en Roux].

- Leclainche, E., Éloge du professeur Nocard. Bulletin de la Société Centrale de médecine vétérinaire 1924; 77: 576- 595. [als \'Nocard et son
oeuvre\'ook in:
Revue générale de médecine vétérinaire i gzy, 34(398): 97-113].

- Mathijsen, A.; Oldenkamp, E.P.O., Henri Marie Bouley (1814-1885). Tijdschrift voor Diergeneeskunde 200];-\\26: ■i84-^8s^oorgangers]d\\e-
renartsen uit vroeger tijd (43)].

- Ramon, G., Nocard vétérinaire et pastorien de la première heure. Cahiers de médecine vétérinaire }g6o; 29(3): 65-93. [o-a- over de expedi-
tie naar Egypte ter bestudering van de choiera].

- Sackmann, W., Edmond Nocard. Provins (Seine-et-Marne), 22.1.1850- Paris/St.Maure, 2.8.1903.

- Historia medicinae veterinariae 2000; 25(4): 138-141.

- Simonot, Gaston, Edmond Nocard (iSso-igoj). Sa vie, son oeuvre. Paris: Ecole Nationale Vétérinaire d Alfort, 1947.48 p. [Diss.]

• Wrotnowska, D., Edmond Nocard, vétérinaire et pastorien d\'après quelques documents inédits concernant diverses maladies infectieu-
ses.
Bulletin de l\'Académie Vétérinaire de France 1973; 46: 21-28. [vnl. over de relatie Nocard- Roux].

-ocr page 110-

De dierenarts schaakmat? VET aan ZET!

Foto\'s: Geert Bistervels

Namens de besturen Cluster-i:
Karin Orsel en Hetty van Beers

Op 10 juni jl. is er door de groepen
van Cluster 1 een bijeenkomst
^^^^^^^^ over praktijkcertificering georga-
flfifffimiW? niseerd. Een onderwerp dat velen
van ons bezighoudt getuige de
^^^^^^^^ enorme opkomst van zo\'n 200
^^Bjfl^^ff practici. Blijkbaar is er een grote
behoefte aan informatie over cer-
tificeren teneinde het onderne-
mersschap te verbeteren of omdat het \'moet\'.

\'Moeten\' is een woord dat binnen onze beroepsgroep vaak
aanleiding geeft tot het te berge rijzen van de soms nog
schaarse haren. De beroepsgroep bestaat immers uit mensen
die juist voor dit vrije beroep gekozen hebben om zelfstan-
dig te kunnen werken en zelf beslissingen te nemen.
Cluster-1 (koppelgehouden dieren) heeft de geluiden uit de
praktijk aangegrepen om "de plicht tot certificeren" te gaan
zien als een belangrijke zo niet noodzakelijke stap in het he-
dendaagse ondernemen. Aan een viertal sprekers van binnen
en buiten de landbouwhuisdierensector is gevraagd wat hun
\'drive\' is geweest om hun praktijk/bedrijf te certificeren en
om aan te geven wat de voordelen kunnen zijn of geweest
zijn.

Audit: stok achter de deur?

Als eerste nam dc heer Kooistra van Coca-Cola Enterprises
Nederland het woord. Hij zette uiteen welke kwaliteitssyste-
men er inmiddels (geweest) zijn en waagde zich aan de
vraag: Is certificering van het kwaliteitssysteem zinvol of
niet?

Voor het beantwoorden van deze vraag maakte hij een duide-
lijk onderscheid tussen het begrip certificering en het begrip
kwaliteitssysteem. Als men in de praktijk streeft naar verbe-
tering van het functioneren van de praktijk is dat het gemak-
kelijkst te bereiken door dit systematisch aan te pakken.
Systematisch werken doet iedere dierenarts wanneer hij/zij
wil komen tot het stellen van een diagnose. Vertrouwen in
een product is eveneens gebaseerd op systematisch werken.
Het constateren van gebreken in het eigen systeem, leidt tot
aanpassingen en zo wordt gewerkt in een systeem van conti-
nue verbetering. ISO 9000/2000 is ontworpen om organisa-
ties te leiden in een proces van continue verbetering. \'Een
dergelijk proces vergt veel discipline. Om die discipline te
ondersteunen, want vrijblijvendheid ligt op de loer, lijkt het
goed een stok achter de deur te hebben, en die stok, dat is de
audit die kan leiden tot het certificaat. Ook ondersteunde hij
de stelling dat certificeren geen doel op zich mag zijn, maar
een middel is om meer inzicht te krijgen in de bedrijfsvoe-
ring en de knelpunten.

DAP schakel in keten

De heer Van Hooijdonk van Campina zette uiteen hoe en
welke kwaliteitssystemen in de zuivelketen gehanteerd wor-
den. Hij koppelde hier een aantal stellingen aan, waarvan er
een luidde: "De huidige DAP\'s gaan verder dan goed vak-
manschap. Verdeling van verantwoordelijkheden en taken,
onderiinge communicatie en strakke administratie zijn es-
sentieel geworden voor een goede bedrijfsvoering". Een
DAP is een schakel in de zuivelketen. Elke schakel dient
naar systematische verbetering te streven. Certificering is
een mogelijkheid om kwaliteit te borgen en een verbetertra-
ject in te gaan, aldus de heer Van Hooijdonk.

De praktijk aan het woord

Collega Mariies Olde Monnikhof, werkzaam in DAP Oude
Ussel, putte uit eigen ervaringen. Hoe het kwaliteitsboek
eerst in de hoek van de kamer verdween en er vervolgens

-ocr page 111-

toch maar weer uitgehaald werd om eens te zien wat er nu ei-
genlijk precies moest gebeuren. En... hoe het opzetten van
het systeem voor hun praktijk al leidde tot meer inzicht in de
organisatie, niet alleen voor de dierenartsen ook voor de an-
dere medewerkers in de praktijk. De betrokkenheid van ie-
dereen bij het eindresultaat wordt groter, het kan leiden tot
een prettige werksfeer met beter resultaat. Natuurlijk zag zij
ook negatieve kanten. Naast hoge kosten en veel papierwerk,
\'staat of valt\' een kwaliteitssysteem toch met de inzet van de
mensen in de praktijk.

Trajectbegeleiding

Het werken aan kwaliteitssystemen is niet nieuw, velen gin-
gen ons al voor of zijn er druk mee bezig. Collega Barbara
van Eerden, medewerkster bij AUV Advies, deed verslag van
ervaringen die in de zorg- en welzijnssector opgedaan zijn
met kwaliteitssystemen en certificering daarvan.
Tweederde van de 71 deelnemende instellingen vindt de bor-
ging van systematisch werken door middel van een certifi-
caat het belangrijkste. Als voordelen wor-
den genoemd: meer continuïteit in
dienstverlening, meer houvast voor
(vooral nieuwe) medewerkers, en de mo-
gelijkheid om sneller verbeteringen aan te
brengen in de bedrijfsvoering. Ter afslui-
ting had ze nog een aantal tips voor colle-
ga\'s: probeer zoveel mogelijk te vereen-
voudigen, zet je voelhorens uit bij
collega-praktijken, vraag om ondersteu-
ning voor die taken waar je geen expertise
in hebt, bewaak de voortgang van het pro-
ces, maar zorg dat je je er niet in verliest.

Discussie

Gezien de hoge opkomst was de discussie
toch niet zo levendig als verwacht mocht
worden. Naast de sprekers hadden ook de
vier voorzitters van de Groepen (Rund,
Varken, Pluimvee en Groot) uit Cluster-1
plaats genomen achter de forumtafel. De
vragen werden met name gesteld aan de
sprekers uit het bedrijfsleven: over de
mens in het proces, tijdsinvestering en ef-
ficiëntieverhoging. Daarnaast werd de
heer Van Hooijdonk uitgedaagd om een uitspraak te doen
over de eis tot certificeren voor honderden toeleverende be-
drijven door de vragende partij.

Ook werd er gediscussieerd over de rol van KKM in het kwa-
liteitsdenken, het verschil tussen de genoemde voorbeelden
uit de zorgsector en onze eigen beroepsgroep, eerdere erva-
ringen met ISO-certificering en de mogelijkheid van deel-
certificatie.

Tenslotte

De hoge opkomst heeft de bestuurders van Cluster-1 overtuigd
van het feit dat certificering als een belangrijk onderwerp
wordt beleefd in de beroepsgroep. Het is echter van cruciaal
belang dat we de standpunten en visies van de leden en van de
bestuurders goed op elkaar afblijven stemmen. Het draagvlak
voor dit belangrijke onderwerp moet breed en eenduidig zijn.
Alleen als we samen de noodzaak, mogelijkheden en voorde-
len zien, is praktijkcertificering een sleutel tot succes.

West Nile Virus ook in Nederland??

In 1999 stak een infectieuze aandoening in de Oostkust van
de Verenigde Staten van Amerika de kop op. De veroorzaker,
het West Nile Virus (WNV) behorende tot de groep
Flavivirussen, wordt door bloedzuigende muggen overge-
bracht, en kan een encephalitis/ encephalomyelitis eventueel
met dodelijk afloop bij het paard, bij de mens en bij vogels
veroorzaken. Geïnfecteerde vogels kunnen het verspreiden
van het virus op twee manieren bevorderen: ten eerste kun-
nen vogels als virusreservoir optreden en ten tweede kunnen
geïnfecteerde trekvogels het virus over vele honderden kilo-
meters transporteren.

Hoe het virus de Verenigde Staten is binnengekomen is on-
duidelijk. Tussen 1999 en nu wist het virus zich over bijna
alle Staten van Amerika te verspreiden. Ook Canada meldt
gevallen van WNV uit bijna alle provincies.

WNV is sinds vele jaren endemisch in bepaalde gebieden
van Noord- en Centraal-Afrika, vandaar ook de naam. Vanuit
deze regio\'s werd het virus door trekvogels ook in Zuid-
Europese bestemmingen geïntroduceerd, maar totnogtoe
werd het virus daar nooit endemisch. De gebieden waar
WNV is gevonden, staan bekend als rustplaatsen voor trek-

-ocr page 112-

vogels zoals de Camargue in Zuid-Frankrijk, of de regio
rondom Pisa in Italië. Onder de plaatselijke paardenpopula-
tie in die gebieden wordt regelmatig seroconversie, toename
van de hoeveelheid antilichamen tegen WNV, gevonden en
ook werden enkele gevallen van encephalitis beschreven.
Infecties bij mensen traden gelukkig niet op. Recentelijk
werd in het Verenigd Koninkrijk antilichamen tegen WNV in
vogels gevonden. Terwijl deze bevindingen nog verder moe-
ten worden bevestigd, is men tijdens een bijeenkomst van
een werkgroep \'Arbovirussen\' van de Europese Commissie
tot de conclusie gekomen dat een introductie van WNV in
(Noord-)Europa ook mogelijk zou kunnen zijn. Het
Ministerie van Volksgezondheid heeft daarom opdracht ge-
geven aan het RIVM om een \'early-warning\' systeem for
WNV te ontwikkelen. Tot nog toe is geen geval van WNV in
Nederland gediagnostiseerd.

Als één van de componenten van dit \'early-warning\' systeem
is nu het plan opgevat om humane patiënten, paarden en
eventueel vogels die mogelijk verdacht zijn van WNV te
onderzoeken op de aanwezigheid van het virus en/of antili-
chamen. Het onderzoek bij paarden wordt uitgevoerd bij die-
ren met verschijnselen passend bij WNV die worden aange-

In 1999, the East Coast of the United States was struck by a
new infectious threat. West Nile virus, a Flavivirus, trans-
mitted by mosquitoes that can cause severe and deadly en-
cephalitis/ encephalomyelitis was detected in people, birds
and horses. Birds can become infected and help viral
spread in two ways: migrating birds can transport virus
over hundreds of kilometers, and serve as a virus reservoir.
Mosquitos feeding on infected, viremic birds can transport
virus towards people and horses. How the virus reached
the Western Hemisphere is unclear; however, within a few
years West Nile virus (WNV) became endemic in the US
and equine and human cases are reported yearly from al-
most every state. Since 2001 Canada reports cases of
WNV from most of her provinces.
West Nile virus is and has been endemic to various regions
of Northern and Central Africa. From there it was occasio-
nally transported by migrating birds to wetland regions in
Southern Europe that served and serve as resting places for
birds: the Camargue in the South of France and an area
close to Pisa in Italy. Small-scale outbreaks of encephalitis
were documented in horses, but illness in humans was not
reported. Recently, scientists indicated the presence of
antibodies to flavivirus in birds in the UK. Although this
finding needs to be confirmed, evaluation of the findings
across the US and Canada in a meeting on arboviruses of

boden aan de Kliniek voor Inwendige Ziekten van de
Hoofdafdeling Gezondheidszorg Paard. Gezien ook het be-
lang voor de mens, willen ondergetekenden alle praktise-
rende dierenartsen in den lande verzoeken om aan dit \'bewa-
kend onderzoek\' mee te doen. Het verzoek is om bij paarden
met neurologische verschijnselen, mogelijk passend in het
beeld van West Nile Virus, contact op te nemen met de disci-
pline Inwendige Ziekten Paard om de casus door te spreken.
De klinische verschijnselen van paarden met WNV kunnen
zeer uiteenlopend zijn: ataxie, dysmetrie, veranderingen van
bewustzijnsniveau, hyperesthesie en spiertrekkingen in het
gelaat. Koorts wordt lang niet in alle gevallen opgemerkt.
Bij \'verdachte\' gevallen zullen wij u vragen een serummon-
ster of gepaarde sera op te sturen (en eventueel ook andere
monsters in overleg). Eventueel kunnen patiënten na overleg
doorgestuurd worden voor nadere diagnostiek en behande-
ling naar de Kliniek Inwendige Ziekten (mits er geschikte
isolatieruimte beschikbaar is).

Als u denkt een WNV-verdacht geval in uw praktijk te heb-
ben, wilt u dan alstublieft contact op nemen met de
Patiëntenadministratie \'Inwendige Ziekten Paard\' (030-
2531112) of met één der ondergetekenden?

the European Commission led to the consensus conclusion
that a similar introduction of WNV into Europe is possible.
Therefore, the Ministry of Public Health has charged the
National Institute of Public Health and the Environment
(RIVM) with the development of an early-warning system
for WNV. A case of WNV has yet not been diagnosed in
The Netherlands.

As one of the components of this early warning system,
we would like to screen horses with clinical signs of cen-
tral nervous disease for the presence of virus or virus-
specific induced antibody. We will use the patient mate-
rial of the clinics of the Department of Equine Sciences,
however, we would also like to encourage veterinarians
in The Netherlands to contact us to discuss neurological
presentations in horses presented to them as patients.
Horses that developed a fever, which is followed by cen-
tral nervous signs are suspicious. Clinical signs may in-
clude: ataxia, hypermetria, change in demeanor, hyper-
aesthesia, and facial fasciculations. We then will ask for
a serum sample, or other available samples. Feel free to
discuss referral depending on presentation, differential
diagnosis and availability of isolation space at the cli-
nics. Please contact the patient administration of
\'Equine Internal Medicine Clinics, Department of
Equine Sciences\' 030-25311 12.

For Utrecht University:
Lutz Goehring
Marianne Sloet
Peter Rottier

For RIVM:
Marion Koopmans
Gert-Jan Godeke
Harry Vennema

Literature:

1. Clinical Dialogue: Incidence of West Nile Virus in the United States.
Suppl Compend Contin Educ Pract Vet. (2003). 25,4(A):2-12.

Fontaine-Rodgerson G. Viral Encephalitides. Current Therapy in
Equine Medicine 5th. Robinson N.Edward (ed). Saunders, MO,
2003.

Cantile C, Di Guardo G, Eleni C, Arispic M. Clinical, and
Neuropathological features of West Nile virus equine ecephalomyeli-
tis in Italy. Equine vet. J. (2000), 32:31-5.

Durand B, Chevalier V, Pouillot R, Labie J, Marendat I, Murgue B,
Zeller H, Zientara S. West Nile Virus Outbreak in Horses, Southern
France, 2000: Results of a Serosurvey. Emerging Infectious Diseases
(2002) 8, 777-82.

Ostlund EN, Andresen JE, and Andresen M. West Nile Encephalitis.
Vet Clin North Am Equine Pract 16,427-41.

We thank you for your cooperation.

-ocr page 113-

Uitgave \'Behouden vee* illustreert vijftig jaar
Diergeneeskundig Memorandum

Welke dierenarts kent het
Diergeneeskundig
Memorandum niet? Dit mar-
kante tijdschrift beleefde op
vrijdag 20 juni 2003 zijn vijf-
tigjarig jubileum. Reden
Foto: s Umans voor een feestje in de sfeer-
volle entourage van Kasteel Huis Doorn en tevens reden
voor de uitgave van het boek \'Behouden vee, zeldzaam
maar springlevend\'. Want net als de zeldzame huisdieren
die in dit prachtig geïllustreerde boek staan genoemd, be-
hoort ook het Diergeneeskundig Memorandum tot het ve-
terinaire cultuurgoed van Nederland.

De oorsprong van het Diergeneeskundig Memorandum ligt bij
dr N.C.W. Hesse, medehoofd van de Buitenpraktijk van de
Faculteit der Diergeneeskunde, zo schrijft Engbert Oldenkamp
in het historische voorwoord van het boek \'Behouden vee\'.
Hesse had een tijdschrift voor ogen dat moest voorzien in de
grote behoefte aan meer kennis over de nieuwe therapeutische
mogelijkheden die na de Tweede Wereldoorlog waren ontstaan.
Hij introduceerde dit idee bij Brocades & Stheeman, een in die
tijd toonaangevende leverancier van diergeneeskundige prepa-
raten waarmee hij goede contacten had. Op het voorstel werd
positief gereageerd. Toch bleek samenwerking met enkele an-
dere Nederlandse farmaceutische bedrijven noodzakelijk om
het tijdschrift gratis aan te kunnen bieden aan praktiserende
dierenartsen en ouderejaarsstudenten diergeneeskunde.

Uiteindelijk werd op 18 november 1953 de Stichting Dier-
geneeskundig Memorandum opgericht en bracht men zes
nummers per jaar uit. Een zeer zuinig beleid kenmerkte de start
van het blad en de participanten moesten aan elkaar wennen.
Het Diergeneeskundig Memorandum is echter in de loop der
jaren uitgegroeid van een veredeld reclameblad tot een vol-
waardig diergeneeskundig vaktijdschrift. Een tijdschrift waar
elke dierenarts mee is opgegroeid. En was het aanvankelijk
moeilijk om auteurs te vinden, later vond men het een eer om
gevraagd te worden voor een publicatie in het Diergenees-
kundig Memorandum.

Zeldzaam maar springlevend

Na een rondleiding door Kasteel Huis Doom is het tijd voor de
officiële presentatie van het boek \'Behouden vee\'. Bestuurslid
Winand Kissels legt uit dat de titel van het boek natuuriijk alles
te maken heeft met het
Diergeneeskundig
Memorandum. "In behou-
den zit iets goeds, iets
waardevols; dat komt ook
terug in de introducties
en voorwoorden van het
boek." Ook de subtitel
\'Zeldzaam maar springle-
vend\' is volgens Kissels
toepasbaar op het Dierge-
neeskundig

Memorandum. "Het gaat
om een unieke uitgave.
Typisch weer zoiets voor
het Diergeneeskundig
Memorandum. Daarin
gaat het immers steeds
over \'zeldzame onderwer-
pen\' die bijzondere aan-
dacht krijgen."

Kissels reikt het eerste exemplaar uit aan "de eerste vertegen-
woordiger van onze doelgroep, de Nederlandse practicus, dc
voorzitter van de KNMvD" Ton dc Ruijter. Daarbij geeft
Kissels aan dat de totale reeks uitgaven van het Dier-
geneeskundig Memorandum een caleidoscopische kijk op het
veterinaire vak van de practicus geeft. "Daardoor heeft het een
bijzondere toegevoegde waarde voor het vak van de praktise-
rende dierenarts. Bovendien is het ook interessant voor de niet-
practicus en menig leek." Kissels vertelt dat bestuur en redactie
inmiddels een website hebben opgezet om lezers te betrekken
bij de onderwerpkeuze en er een interactief proces van te ma-
ken. Vervolgens bedankt Kissels de auteur Henk Hillegers, de
voorzitter van de Stichting Zeldzame Huisdieren, Leftert
Elving, de uitgever en de typografe. En natuurlijk secretaris Jos
Schrooyen, die zich zeer heeft ingezet om lustrum en boek tot

-ocr page 114-

een succes te maken. Ook is er speciale aandacht voor oud-
hoofdredacteur Engbert Oldenkamp, die maar Hefst 25 jaar in
de redactie heeft gezeten en die de historische ontstaansge-
schiedenis van het Diergeneeskundig Memorandum heeft be-
schreven in het boek.

Dinner speaker Frankenhuis

Na al deze plechtigheden nemen de genodigden plaats aan tafel
voor het diner. Als
dinner speaker is Maarten Frankenhuis uit-
genodigd, directeur van Artis. Tussen twee gangen door vertelt
hij het zeer vermakelijke verhaal over de seksuele selectie van
huisdieren, waarbij hij de vergelijking trekt tussen de uitdos-
singen van keizer Wilhelm II (bewoner van Kasteel Huis
Doom) en die van de pauw. Hieruit blijkt dat ook de mens nog
steeds biologisch gedreven is om de beste (= de sterkste) \'sek-
suele\' partner te vinden.

Het volledige verhaal van Frankenhuis is hierna gepubliceerd
zodat u er geen woord van hoeft te missen.

Huisdieren en domesticatie, de seksuele selectie ^ontstegen\'

Over biologische drijfveren en ambities

M.Th. Frankenhuis

Het fokken van exotische dieren in Artis geschiedt alleen om
de eigen collecties en die van vertrouwde collega-dierentui
nen in stand te houden. Aanvulling uit het wild is niet gewens
en in de meeste gevallen niet mogelijk.
Het leveren van een bijdrage tot het instandhouden van be
dreigde diersoorten in het kader van internationale fokpro
gramma\'s speelt bij het fokbeleid een belangrijke rol.
Soms worden op verzoek van natuurbeschermingsorganisa
ties nakomelingen gebruikt ten behoeve van projecten gerich
op de herintroductie van dieren in de vrije natuur.
Surplus dieren worden in Europees verband door middel van
ruillijsten aangeboden aan betrouwbare collega-dierentuinen,
waarbij participeren in fokprogramma\'s gericht op het in-
standhouden van bedreigde soorten een hoofdrol speelt.
Maar evenals dat in de (landbouw)huisdiersector het geval is,
bepaalt de eigenaar of het individu deelneemt aan de voort-
planting en zo ja, met welke partner dat geschiedt. De keuze is
in ieder geval zelden aan het dier zelf De kans is dan ook
groot, dat als een vrouwelijk huisdier de kans krijgt - evenals
dat bij de wilde fauna en bij de mens het geval is - te kiezen uit
een veelheid aan mannelijke partners, een ander lid van de an-
dere sekse de eer ten deel valt. Ten overvloede, de keuze van
de partner ligt vooral bij de vrouw en het vrouwelijk dier.

De liefde gaat door de neus

Bij veel diersoorten heeft de vrouwelijke sekse een voorkeur
voor de grootste macho\'s en de uitbundigst baltsende, mooist
zingende en kleurrijkste mannen.

De situatie bij de mens lijkt niet anders. U laat zich ook perma-
nent in de luren leggen door lipstick en rouge, decolleté en
schoudervulling, toupet en facelift.

Met andere woorden: jeugd, kracht en gezondheid trekt blijk-
baar aan.

De vraag rijst dan natuurlijk waarom bij de mens, jonge vrou-
wen soms de voorkeur geven aan rijke en oudere mannen. Zou
het kunnen zijn, dat in onze samenleving, door het dragen van
allesverhullende berenvellen en driedelige maatpakken, fy-
sieke kenmerken in de selectie minder bruikbaar zijn?
Van een oudere man weetje in ieder geval zeker, dat hij tot dat
moment heeft overleefd.
Rijkdom staat garant voor voed-
sel en onderdak.
Ook bij sommige vogelsoorten
is een voorkeur voor iets oudere
mannetjes waargenomen, de-
zelfde reden wordt vermoed.

Veel diersoorten worden ook
gedreven door onbewust gere-
gistreerde reukprikkels, ge-
stuurd door feromonen. Bij
zoogdieren zijn dit veelal vluch-
dge muskus-achtige verbindin-
gen, in lage concentraties afge-
scheiden door aangepaste
zweetklieren in onder andere
okselholtes, hoofdhuid en
anaalgebied, of door vaginaal-

afscheiding. Vooral ten tijde van de ovulatie van de vrouw
neemt de productie van sommige van deze geur- of lokstofïen
toe.

Bij mensapen is nu en dan waargenomen, dat de mannelijke
individuen bepaald opgewonden kunnen raken rondom het
ovulatie-tijdstip van hun verzorgsters. Hetzelfde fenomeen
werd wel geconstateerd bij sommige van onze (landbouw)
huisdieren, denk aan het vrijpostig gedrag van sommige hon-
den.

Keurig in de maat

Bekend is, dat de mannelijke mens vergeleken met zijn vrou-
welijke tegenhanger en met apen, een zeer slecht ontwikkeld
reukvermogen bezit. Misschien hebben menselijke mannen
en vrouwen deze geurprikkels ook niet (meer) nodig. Immers,
kunnen wij niet verlangend uitzien naar erotische contacten
zonder dat er (potentiële) partners in de buurt zijn?
Het lijkt er echter tóch op dat feromonen een rol spelen in ons
liefdesleven. In ieder geval spelen ze bij onze medezoogdieren
niet alleen een rol bij het vinden van de juiste partner en tonen
van paringsbereidheid, maar geven ook informatie over ge-

-ocr page 115-

moedstoestand, de plaats van een voedselbron, territoriumaf-
bakening of soortidentificatie. Sommige geurstoffen blijken
verantwoordelijk voor de synchronisatie van de ovulatoire cy-
cli, zoals deze veelal gezien worden in meisjesinternaten, non-
nenkloosters en soms zelfs in gezinnen met enkele dochters.
Onderzoek leerde dat klieren in de vrouwelijke okselholte fer-
omonen uitscheiden, die de cycluslengte van haar zusters zo-
danig beïnvloeden, dat zij reeds enkele maanden na aankomst
of intrede, cyclisch keurig in de pas lopen.
Zou de achtergrond van dit fenomeen kunnen zijn, dat het
voor onze nomadische voorouders een lastige zaak was als de
vrouwelijke stamgenoten het gehele jaar door kinderen kre-
gen? Veel handiger is immers een korte periode van enkele da-
gen of weken, en dan natuurlijk in het gunstigste seizoen,
waarin alle geboortes van de rondtrekkende familieclan
plaatsvinden. De stam kan dan tijdelijk een pas op de plaats
maken en verder trekken naar nieuwe voedselgebieden als ba-
rende en herstellende moeders geen belemmering meer ople-
veren.

Nog steeds is het bij sommige rondtrekkende kuddedieren niet
anders. Het duidelijkst zien we dit bij de gnoe: in de duizenden
dieren tellende kuddes hebben vrijwel alle kalveren dezelfde
leeftijd, tachtig tot negentig procent van de geboortes vindt
plaats binnen een drie weken durende geboorteplek.
Natuuriijk speelt hierbij ook een rol dat paring en geboorte
moeten plaatsvinden in de korte periodes waarin er voedsel in
overvloed is en de grote aantallen enige bescherming bieden
tegen roofdieren. De achter ons liggende tientallen miljoen ja-
ren lijken hecht verankerd.

Nog opmerkelijker is het reukpotentieel van de ovulerende
vrouw als het gaat om het vermogen vluchtige muskus-
achtige verbindingen te ruiken. Deze worden door haar zo\'n
duizend keer beter waargenomen dan door de man of haar me-
nopausale seksegenotes. Vanaf zo\'n vijf dagen na de eisprong
neemt het reukvermogen voor deze afscheidingsproducten
van civetkatachtigen, muskushert en man (?) weer af Het zou
mij dan ook niet verbazen als het gebruik van sommige after-
shaves veeleer leidt tot een alles veriammende geurige overkill
in plaats van de erotische explosies uit de TV-commercials.
Een dierentuin verbood ooit het gebruik van aftershaves door
haar personeel omdat sommige diersoorten daardoor op on-
stuimige gedachten kwamen.

Onze neus achterna

Reeds vroeg in de geschiedenis van het leven, zowel van plan-
ten als van dieren, moet het duidelijk zijn geweest, dat
ongeslachtelijke voortplanting onvoldoende variëteit in het
nageslacht garandeerde om de steeds veranderende omstan-
digheden op aarde het hoofd te kunnen bieden.
Duidelijk wordt: erfelijk materiaal dient steeds weer in nieuwe
combinaties aan de gesel van het dagelijks bestaan te worden
aangeboden om de soort in stand te kunnen houden.
Combinaties, die overigens niet zo maar tot stand komen. Er
wordt doelbewust geselecteerd, zowel door de lezer en andere
mannelijke dieren, als door de lezeres en haar wilde vrouwe-
lijke seksegenoten.

Bij deze selectie speelt een ondoorgrondelijk complex van
factoren een rol. De resultante is het best te omschrijven als
\'aantrekkingskracht\'. De partner moet onder meer fysiek aan-
trekkelijk zijn (in verband met een sterk nageslacht), hij moet
betrouwbaarheid en enige welstand uitstralen (voor moeder en
nakomelingen moet enkele jaren worden gezorgd) en hij en zij
moeten ruiken en geroken worden (om in het nageslacht be-
paalde combinaties tot stand te laten komen).
Het gewicht van elk van deze selectiecriteria blijft nog een
punt van academisch dispuut. Maar hoe we ook proberen om
aan ons primitieve gewervelde dierenleven te ontsnappen, de
geur van de ons omringende soortgenoten speelt absoluut een
rol van betekenis.

Het gaat nu even niet om de typische geslachtsgeur, welke
vrouwelijke zoogdieren afscheiden rond de ovulatie of ei-
sprong. Deze, door vrouwelijke geslachtshormonen of oestro-
genen gestimuleerde geurige afscheiding, laat het mannetje
weten dat de tijd en de eieren rijp zijn en dat ervan hem het een
en ander wordt verwacht. Of deze geurstoffen, die ook door de
vrouwelijke mens worden uitgescheiden, enige invloed heb-
ben op de bereidheid van de heer des huizes is nooit duidelijk
geworden. Het lijkt er soms zelfs op alsof de beide partners el-
kaar rond de vruchtbare periode enige rust gunnen in verband
met de angst voor al te groot nageslacht. Wel is onomstotelijk
aangetoond, dat in de periode rond de ovulatie door vrouwen
meer bloot wordt getoond. Zorgvuldige berekeningen leerden,
dat de verhouding bedekt-onbedekt aanmerkelijk verschoof in
zuidelijke richting (zie de statieportretten van Wilhelms\' echt-
genotes Auguste Victoria, Kaiserin von Deutschland, en
Hermine Reuss, Prinzessin von Preussen).
Tot zover de bronstgeuren en alle wildheid die daarvan het ge-
volg kan zijn.

Echter, niet alleen bij het bepalen van het juiste moment van
paren tijdens de ovulatoire cyclus spelen aromatische lokstof-
fen een rol. Ook bij het vinden van de meest passende levens-
partner lijkt voor de geur een cruciale rol weggelegd.
Geuren die, althans vooriopig bij muizen en mensen, een af-
spiegeling vormen van het Major Histocompatibility
Complex (MHC), een groepje genen, die een prominente rol
spelen bij de weerstand tegen besmettelijke ziekten. Ze zorgen
namelijk voor de aanmaak van specifieke stoffen, die .som-
mige parasieten, bacteriën en virussen binden aan de wanden
van lichaamscellen, en de indringers op deze wijze panklaar
maken voor meer gespecialiseerde cellen van het afweer-
systeem.

Het bezit van een bepaald MHC geeft een grotere kans op
overleven in deze vijandige wereld. Het is dan ook aan de ou-
ders van dit bepaald MHC om er voor te zorgen, dat het tot
stand komt. Een kwestie van partnerkeuze dus.

Rijke stinkerds

Bij muizen is bijvoorbeeld onomstotelijk aangetoond, dat zij
een voorkeur hebben voor partners waarvan bepaalde erfelijke
eigenschappen zo veel mogelijk verschillen van de eigen.
Vrouwelijke muizen gaan (dan ook?) bewust op zoek, des-
noods buiten de eigen kolonie, naar mannelijke partners met
MHC-eiwitten, die zoveel mogelijk van het eigen MHC ver-
schillen. Van een dergelijke combinatie mag worden ver-
wacht, dat zij over optimale erfelijke eigenschappen beschikt
in relatie tot de afweer, een meer dan gemiddeld wapenarse-
naal. Muizen gaan daarbij af op de geur van de urine, die aan-
toonbaar door het type MHC wordt beïnvloed.
Drachtige muizen bleken evenwel weer het gezelschap op te
zoeken van het eigen MHC. Veilig, rustig en vertrouwd!
Ook de menselijke partnerkeuze heeft blijkbaar iets van doen
met het MHC. In recent onderzoek werd vrouwelijke proef-
personen gevraagd te ruiken aan (door mannen gedragen) T-
shirts en aan te geven met wie van de dragers zij het liefst een

-ocr page 116-

avondje zouden willen stappen, en natuurlijk de rest. Mensen
bleken niet anders dan muizen: de keuze viel steeds op de man
met het MHC dat maximaal van het eigen verschilde; een
geur, overeenkomend met die van de eigen partner
Ook hier bleek bij zwangerschap, en hetzelfde gold voor pil-
gebruik, dat de aandacht weer meer uitging naar de eigen ver-
trouwde familierelatie c.q. MHC. De partner begon zelfs te
stinken! Hetzelfde zien we soms bij vrouwen die tijdens hun
relatie met pilgebruik beginnen. Hier dient toch even nader te
worden stilgestaan. In de huidige tijd namelijk, waar de
meeste jonge vrouwen hun partner selecteren onder invloed
van hormonale anticonceptie, zou wel eens een verkeerd type
MHC kunnen worden uitverkoren. Dat dit vermoeden niet ge-
heel ongegrond is, blijkt wel uit de bevinding, dat partner-
combinaties met een zelfde MHC veel meer moeite hadden
zwanger te worden en meer zwangerschappen eindigden in
een spontane abortus. Mogelijk een vroegtijdig uitschakelen
van minder kansrijke nakomelingen.

Het leven wordt nog veel ingewikkelder, althans voor de par-
fumindustrie. Het blijkt namelijk, en alle mannen waren het er
over eens, dat aantrekkelijke vrouwen een aangename geur
verspreiden. Vrouwen vallen merkwaardigerwijs vaak voor de
lichaamsgeur van lelijke mannen, mooie jongens stinken
blijkbaar

Mogelijk dat lelijke mannen vaak naar geld stinken, en omdat
geld niet stinkt, lelijke mannen tóch lekker ruiken.
In ieder geval, als bij de mens aantrekkingskracht ook nog
door het MHC-complex wordt beïnvloed, dan staat ons nog
een verrassende nieuwe generatie parfums, aftershaves en de-
odorants te wachten.

Het draait allemaal om de staart

Bij veel vogelsoorten zijn de mannetjes met de uitbundigste
veren in elk geval favoriet. Bij paradijswhida\'s bijvoorbeeld
genieten de mannetjes met de langste staartveren de voorkeur
Er is evenwel een limiet. Overschrijdt de lengte van de staart-
veren een bepaalde grens dan wordt het vliegvermogen nega-
tief beïnvloed en valt de Adonis gemakkelijk ten prooi aan di-
vers roofgedierte. Mannetjes, waarvan de staartveren werden
ingekort dan wel kunstmatig werden verlengd, kregen vele
malen minder respectievelijk meer amoureuze aandacht van
de vrouwtjes.

Ook bij de pauw is geconstateerd dat de hennen de haan met de
mooiste en langste staart de eer gunnen. In Engels onderzoek
werd onomstotelijk aangetoond dat het nageslacht van mannet-
jes met de langste sleep de grootste overlevingskans heeft.
Samenvattend: bij veel diersoorten, vooral bij vogels, is aan-
getoond dat de vrouwtjes een voorkeur hebben voor de uit-
bundigst baltsende, mooist zingende en kleurrijkste mannen;
voor haar een teken van gezondheid.

Vraag is natuurlijk: hebben de enorme pluimen, felle kleur-
contrasten en andere toeters en bellen verwerkt in de geëxpo-
seerde militaire uniformen in Huis Doorn en vergelijkbare
functie?

Seksuele voortplanting is het fundament onder het overleven
van planten en dieren, dus óók van onze soort. In alle geledin-
gen van het openbare- en bedrijfsleven vindt u de resten er van
terug.

Zo wordt niet voor niets het merendeel van het pluche in be-
stuurskamers bezet door mannen. Dat betekent niet automa-
tisch dat zij ook de beste managers zijn.
Mannenmaatschappijen in het dierenrijk worden in ieder ge-
val vooral gedomineerd door fysieke kracht en powerplay,
voor het overleven van de populatie in een gevaarvolle omge-
ving - in het verleden gold zeker het zelfde voor onze soort -
van levensbelang.

Hier en daar echter zien we dc leiding in handen van vrouwtjes
en vrouwen.

Vergeleken met de mannenwereld, het patriarchaat, een
wereld van rust en geweldloosheid.

Vrouwen en vrouwelijke dieren zijn vermoedelijk gewoon be-
tere managers dan mannen. Duizenden generaties selectie op
de performance tijdens de jacht en de krijg maken natuurlijk
niet automatisch de beste manager Daar lijkt in een moderne
organisatie méér voor nodig!

Dr. Maarten Th. Frankenhuis is directeur van Artis.

Joint Meeting on Animal Health - Croep Geneeskunde van
het Rund & British Cattle Veterinary Association

De Groep Geneeskunde van het Rund is door de British
Cattle Veterinary Association benaderd om van 23 tot 26
oktober 2003 de "Joint Conference on Animal Health" in
Amsterdam te organiseren. Het bestuur van de Groep ge-
neeskunde van het Rund heeft daaraan volledige medewer-
king verleend, met als resultaat deze gezamenlijke confe-
rentie. Dit initiatief van de BCVA kan uitgroeien tot een
internationaal congres en biedt u de kans te participeren in
Conferenties van internationale allure in Noord-West

Europa.

U kunt het programma van de conferentie en meer infor-
matie vinden op de website www.bcva.org.uk.

Als u een registratiepakket wilt ontvangen met meer infor-
matie, stuur dan een bericht met uw naam en adres naar
het congresbureau: BCVA Office, The Green, Frampton-
on-Severn, Glos. GL2 7EP, UK Tel: -^-^(0)1452 740816,
Fax:-t- (0)1452 741117

-ocr page 117-

, De belangenvereniging van

^\\Cl\\X\\. Fabrikanten en Importeurs van
Diergeneesmiddelen In Nederland
(FIDIN) stelt haar Repertorium gratis ter beschikking via
haar website
www.fidin.nl. Het Repertorium is een over-
zicht van de productbeschrijvingen van diergeneesmidde-
len en veterinaire verzorgingsproducten die door de leden
van de FIDIN op de markt worden gebracht. Naast de pro-
ductbeschrijvingen bevat het Repertorium algemene in-
formatie over aandoeningen en de werking van dierge-
neesmiddelen.

Voor de editie is gekozen voor ontsluiting via het internet.
Dit biedt de practicus een aantal voordelen. In de eerste plaats
zal het Repertorium voortdurend worden geactualiseerd. In de
tweede plaats is het gebruiksgemak van het Repertorium met
de nieuwe opzet sterk toegenomen. Er kan met een speciale
zoekmachine zeer gericht worden gezocht naar een product,
maar ook naar specifieke aspecten van producten, zoals doel-
dier, werkzame stof, farmacotherapeutische groep en toedie-
ningsvorm. De productbeschrijvingen bevatten de volledige
informatie van de registratiebeschikking van de betrokken
diergeneesmiddelen, waar mogelijk aangevuld met specifieke
informatie over de werking en het gebruik van het betreffende
middel.

Bij de nieuwe opzet van het Repertorium is de behoefte aan
een algemene toelichting op de werking van diergeneesmid-
delen niet vergeten. In 15 hoofdstukken wordt gerichte infor-
matie gegeven over de mogelijke behandelmethoden van aan-
doeningen, met vermelding van de daarvoor geregistreerde
diergeneesmiddelen. De hoofdstukken zijn ingedeeld volgens
de structuur van de Vet-ATC classificatie, de veterinaire versie
van de Anatomie, Therapeutic, Chemical classification, opge-
steld door de Wereld Gezondheid Organisatie (WHO). De tek-
sten zijn tot stand gekomen dankzij de enorme inspanning van
Prof Fink-Gremmels en haar vakgroepmedewerkers van de
Faculteit Diergeneeskunde van de Universiteit van Utrecht.

Begin 2004 zal het Repertorium ook in boekvorm worden uit-
gegeven op basis van een voorinschrijving. Deze voorinschrij-
ving zal op de FIDIN-website bekend worden gemaakt.

Bron: Persbericht Fidin

FIDIN lanceert 9e editie van haar Repertorium op internet

BVD-vrij: Wat is het certificaat waard?

Onlangs zijn door de Gezond-
heidsdienst voor Dieren de jaariijkse
overzichten van de gecertificeerde
rundveebedrijven aan de dierenart-
senpraktijken toegestuurd. Dc daarin
vermelde \'voortgang\' ten aanzien van
de BVD-vrij-certificering is voor mij
de reden tot het nu volgende com-
mentaar.

ingezonde

In een grote landbouwhuisdierenpraktijk in Noord Brabant
zijn het afgelopen jaar op 7 van de 23 als BVD-vrij-gcccrtifi-
ceerde melkveebedrijven afweerstotfen tegen het virus aange-
troffen (tabel I). Bij het reguliere, halljaariijkse bewakings-
onderzoek van 5 pinken bleek dat bij 2 of meer van deze dieren
seroconversie ten aanzien van het BVD-virus was opgetreden.
Onrust en onvrede bij de betrefTende veehouders waren het ge-
volg.

Tabel i. Voor BVD-gecertiflceerde melkveebedrijven per DAP.

juni 2003

aangemeld

10

in totaal gecertificeerd (geweest)

23

nog steeds gecertificeerd

16

in observatie

7 (30%)

B VD- vrij-certificeringsprogramma

Tijdens de \'Groep Groot Dagen\' in november 2000 heeft
Günther Zimmer een voordracht gehouden over het BVD-vrij-
certificeringsprogramma. Hij vertelde dat op dat ogenblik
1125 melkveebedrijven in Nederland het certificaat verworven
hadden. Maar op 43 bedrijven was later bij het bewakings-
onderzoek seroconversie tegen het BVD-virus gevonden.

waardoor zij opnieuw op aanwezigheid van het virus \'gescree-
ned\' moesten worden. Gedurende dit herhaalde onderzoek kre-
gen zij de observatiestatus totdat ze opnieuw virusvrij gewor-
den waren. Op het totaal van 1125 gecertificeerde bedrijven
vormden die 43 \'recidieven\' slechts een klein percentage
(3,8%). En daarmee was het programma bij de veehouders te
verdedigen, zo was toen dc conclusie.

Uit het recente \'Overzicht gecertificeerde rundveebedrijven
per DAP\'
door de Gezondheidsdienst voor Dieren (juni 2003)
blijkt dat het aantal BVD-vrij-gecertificeerde melkveebedrij-
ven in Nederland gedurende de voorbije 2 jaar maar weinig is
gestegen naar een totaal van 1427(5,9% van de bedrijven). Het
landelijke aantal dat, na aanvankelijke certificering, is terugge-
vallen naar de observatiestatus wegens seroconversie bij het
bewakingsonderzoek, wordt in dit overzicht niet vermeld.

Discussie

Vergeleken met het landelijke percentage van 3,8% \'recidie-
ven\' in 2000 is het percentage van
30% in één praktijk van het
verkeerde wel erg veel.

/s dit toeval?

Recente gegevens uit meerdere praktijken zouden hierover
klaarheid kunnen brengen.

Kan een dergelijk verschil ook door andere oorzaken ontstaan?
l.Op veel melkveebedrijven zijn de kalveren tot een leeftijd
van 4 a 6 maanden apart gehuisvest van de pinken. Volgens
het bewakingsprotocol moet \'monitoring\' op aanwezigheid
van afweerstoflfen tegen het BVD-virus plaatsvinden bij
jongvee van 8 tot 12 maanden oud. De eerste steekproef
vindt een halflaar na certificering bij deze pinken plaats.
Als er dus na certificering toch een persistent viraemisch
kalf geboren wordt, dan heeft deze virusdrager vaak geen of

-ocr page 118-

nauwelijks kans gehad om de pinken te besmetten voordat
die de eerste keer op afweerstoffen worden onderzocht, om-
dat contact tussen de uitscheider en deze pinken nog niet mo-
gelijk is geweest. In veel gevallen zal dus pas nadat er al
een
jaar
verstreken is, seroconversie op het bedrijf worden vast-
gesteld. Evaluatie van de eerste bewakingsonderzoeken zal
dus een vertekend beeld geven van de resultaten met het pro-
gramma: de effectiviteit ten aanzien van de uitroeiing (eradi-
catie) van het BVD-virus op besmette melkveebedrijven
wordt hierdoor overschat.

2. Mijn inschatting is dat de eerste aanmelders voor het BVD-
vrij-certificeringsprogramma vooral exportbedrijven waren
en \'vooroplopers\' in de Nederlandse melkveehouderij met
gemiddeld weinig BVD-problemen. Maar de laatste jaren
lijkt het dat vooral die veehouders zich voor het programma
aanmelden die hun BVD-bedrijfsprobleem ermee willen op-
lossen.

De Gezondheidsdienst verwacht dat op 30 % tot 40 % van de
melkveebedrijven in Nederiand persistent viraemische BVD-
dragers aanwezig zijn.
(Pniktijkmap Herkauwers sept. 2002).
Ruwweg tweederde van de bedrijven zal dus vrij zijn van het
BVD-virus. En op een \'schoon\' bedrijf ontstaat ook achteraf
geen seroconversie omdat er geen BVD-virus aanwezig is.
Tenzij intussen insleep van het virus van buitenaf zou hebben
plaatsgehad.

BVD-vrij-gecertificeerde bedrijven waar bij het bewakings-
onderzoek seroconversie wordt gevonden, zullen dus vooral
behoren tot het eenderde deel van de melkveebedrijven waar
het BVD-vrus al vóór het certificeringsonderzoek aanwezig
was. Dit zou betekenen dat gedurende de eerste paar jaar de ef-

Hoezo homeopathie kwakzalverij?

Onderstaand wil ik graag reageren op het artikel van de heer
Lumeij in het TvD 128-8 d.d. 15 april 2003. Ik betreur het dat
het TvD zich leent voor dit soort artikelen. De manier waarop
de heer Lumeij, duidelijk niet gehinderd door enige kennis van
zaken, tekeergaat tegen homeopathie, ervaar ik als ronduit
kwetsend.

Ik ben dierenarts, ik heb driejaar aan de universiteit gewerkt en
werk nu alweer tien jaar in mijn eigen praktijk. Ik maak gebruik
van allopathische medicijnen, maar sinds enige jaren in toene-
mende mate ook van homeopathie. Door het gebruik van
homeopathie zijn mijn therapeutische mogelijkheden verbreed
en kan ik mijn patiënten beter behandelen. Geregeld kan ik pa-
tiënten genezen die allopathisch niet of uitsluitend chronisch
suppressief te behandelen zijn. Bij mijzelf is in het vericden de
\'ongeneeslijke\' ziekte van Crohn gediagnosticeerd. Mede
dankzij homeopathie ben ik daar echter volledig van genezen,
dat wil zeggen klachtenvrij én medicijnvrij.

Homeopathie is niet het middel voor alle kwalen en daarom is
het juist aan de (dieren)arts om te bepalen hoe en waarmee hij
zijn patiënten het beste kan helpen. In een aantal gevallen ver-
dienen allopathische medicijnen de voorkeur, maar ik heb ook
regelmatig patiënten waarbij het passende homeopathische
middel de beste keuze is. In mijn opinie zijn juist diegenen
kwakzalvers die door arrogantie en gebrek aan kennis hun pati-
fectiviteit van het eradicatieprogramma ook hierdoor is over-
schat.

Conclusie

De berekening betreffende de effectiviteit van het BVD-vrij-
certificeringsprogramma klopt niet en geeft een te optimistisch
beeld van de werkelijkheid. De effectiviteit van het programma
moet worden getoetst aan de
aanvankelijk besmette bedrij-
ven
waar het BVD-virus is uitgeroeid. Pas nadat het bewa-
kingsonderzoek op seroconversie tenminste tweemaal negatief
is verlopen (dus een jaar na de huidige certificering) bestaat
daarop een redelijke kans. Want in een eenmaal met BVD be-
smette melkveekoppels is de kans op het opnieuw oplaaien van
de eerder \'uitgeroeid\' geachte besmetting groot. Dit als gevolg
van de aanwezigheid van \'stille dragers\' op zulke bedrijven
(TvD 125, blz. 659 en 60).

De bovenstaande praktijkcijfers met 30% \'recidiverende\'
BVD-besmettingen lijken dus op het eerste gezicht wel een on-
begrijpelijke uitzondering, maar kunnen evengoed een indica-
tie zijn voor de werkelijke \'effectiviteit\' van het huidige BVD-
vrij-certificeringsprogramma.

Voorlopig lijkt het in elk geval onverstandig om de aanpak van
bestaande BVD-problemen op melkveebedrijven met behulp
van dit certificeringsprogramma nog langer aan de veehouders
te \'verkopen\'. Het vertrouwen in ons, rundveeartsen, en de
Gezondheidsdienst voor Dieren wordt erdoor geschaad.

Dr L.R.M. Verberne, rundvee-en paardenarts

PS. Een erkende paardendierenarts is dat een landbouwhuis-
dierendierenarts of een gezelschapsdierendierenarts?

ënten in die gevallen de beste therapie onthouden. Het feit dat
ook ik op basis van huidige wetenschappelijke inzichten niet
kan verklaren HOE homeopathie werkt, maakt voor mij dc
vrijwel dagelijkse waarneming in mijn praktijk DAT homeopa-
thie werkt niet minder feitelijk. Ik ben niet zo arrogant om aan
te nemen dat de huidige stand van de wetenschap zo ver gevor-
derd is, dat alles al verklaard kan worden. Laat staan dat op ba-
sis daarvan gesteld kan worden dat (voorlopig) onverklaarbare
zaken dus niet kunnen bestaan! Als \'wetenschapper\'zal de heer
Lumeij ongetwijfeld bekend zijn met het fenomeen dat over
het algemeen de waarneming voorafgaat aan de verklaring.
Om een simpel voorbeeld te geven: "ik neem waar dat de heer
Lumeij zich kwetsend uitlaat over homeopathie. Ik kan dit niet
verklaren maar dat maakt de waarneming niet minder waar!".

Grote wetenschappers hebben zich in het verieden vaak onder-
scheiden door een verklaring te vinden voor hun waarnemin-
gen vrijwel altijd indruisend tegen op dat moment geldende in-
zichten. Meestal werd hen dat door hun tijdgenoten niet in dank
afgenomen. Zo moest ook Hahnemann, de grondlegger van de
homeopathie, ongeveer 200 jaar geleden opboksen tegen de op
dat moment heersende westerse geneeskundigen die zich voor-
namelijk bezighielden met aderlaten, \'het middel voor alle
kwalen\'. Ik vrees dat als de heer Lumeij destijds had geleefd hij
ook niet veel verder was gekomen. Maar gelukkig, 200 jaar la-
ter is aderlaten obsoleet en homeopathie nog steeds springle-
vend!

Het is spijtig dat de heer Lumeij uitsluitend op basis van be-

-ocr page 119-

staande theoretische vooroordelen homeopathie veroordeelt
zonder zich ooit onbevooroordeeld erin te hebben verdiept.

Het is ook jammer dat hij op basis van pure arrogantie EEN we-
tenschap verheft tot DE wetenschap en ondertussen wild om
zich heen schoppend een veel oudere wetenschap als de
Chinese acupunctuur een veeg uit de pan geeft. Hij moet zich
gewoon niet bemoeien met zaken waar hij geen verstand van
heeft. Het feit dat de heer Lumeij een hekel aan homeopathie
heeft, is zijn probleem, maar dat hij zijn positie als universitair
hoofddocent wenst te gebruiken om studenten diergenees-
kunde te beïnvloeden, vind ik walgelijk. Studenten zijn vol-
wassen weldenkende mensen die recht hebben op eerlijke, niet
eenzijdige informatie om vervolgens zelf te kunnen beslissen
in welke richting zij zich willen ontwikkelen. Gelukkig zie ik
met betrekking tot de reikwijdte van de autoriteit van dc heer
Lumeij een lichtpuntje: van mijn co-schappen kan ik mij de
heer Lumeij herinneren als een stugge man in een kantoortje
waarvan men (de co-assistenten) liever geen les had, maar ge-
lukkig ook zelden kreeg!

Allard Hendriks, dierenarts te Velp

Reactie op oproep voor Werkgroep van \'veterinaire kruidendokters\' \'

In hetTijdschrift voor Diergeneeskunde van 1 februari jl. werd
onder de kop \'Fytotherapie in de diergeneeskunde\' door Van
Asseldonk
et al., een oproep geplaatst voor een op te richten
werkgroep van veterinaire kruidendokters. Deze oproep kan
niet zonder commentaar blijven. Infiltratie in de wetenschap-
pelijke wereld en het pseudowetenschappelijk jargon van de al-
ternatieve behandelaars verhullen vaak dat hun therapeutische
arsenaal vooral gebaseerd is op (bij)geloof en commerciële
overwegingen.

Van Asseldonk, bioloog en herbalist, blijkt uit haar geschriften
een aanhangster te zijn van de humoraal-pathologie. Deze
ziekteleer, die vanaf de tijd van Hippocrates tot het midden van
de 19e eeuw grote populariteit genoot, onderscheidt de vier on-
veranderlijke elementen vuur, water, lucht en aarde, waaraan
de eigenschappen warmte, koude, droogte en vochtigheid zijn
gebonden. Deze eigenschappen werden geacht ook gebonden
te zijn aan de vier vochten (\'humores\') in het lichaam, respec-
tievelijk bloed, slijm, zwarte gal en gele gal, die het leven zou-
den beheersen. Volgens de vier-vochtenleer is het lichaam ge-
zond wanneer de vier vochten in goede balans in het lichaam
aanwezig zijn. Disbalans veroorzaakt ziekte. Zwarte gal zou de
kwaadaardigste van de kwade sappen zijn en onder meer
zware koortsen en melancholie veroorzaken. Ziekten werden
bestreden met middelen die tegenovergestelde verschijnselen
opwekten als die welke aan de ziekte werden toegeschreven
(\'Contraria contraribus curantur\'). Of om met Van Asseldonk
te spreken: \'the choleric person, who has the hot/dry process in
abundance, must not use gariic (Allium sativum), that has the
same quality.\' Deze humoraal pathologische benadering staat
in schril contrast met de hedendaagse kennis van de pathofysi-
ologie en de \'evidence based medicine\'.
Van Asseldonk stelt dat, gezien de steeds strengere wetgeving
met betrekking tot geneesmiddelen in de veehouderij, fytothe-
rapie binnenkort geen luxe is maar een noodzaak. Zij gaat hier
voorbij aan het feit dat, zo er al effectiviteit is van de gebruikte
producten, deze gebaseerd is op de aanwezigheid van actieve
ingrediënten die ook hun bijwerkingen en residuproblematiek
kunnen hebben. Het omzeilen van de regelgeving door regu-
liere antibiotica en hormonen te vervangen door effectieve fy-
totherapeutica lost dit niet duurzaam op.
De aanhangers van fytotherapie gaan er (ten onrechte) van uit
dat middelen gebaseerd op planten of plantenproducten beter
en veiliger zijn dan synthetische geneesmiddelen omdat deze

^ Een uilgebreide versie van dit comnienlaar mei refereniies verscheen onder de litel
\'Een kriii.Kche be.schomving over veterinaire kruidengeneeskttnde (fytotherapie) \' in
het Nederlands Tijd.ichrift tegen de Kwakzalverij. 114(1). H-U. 2003.

\'natuurlijker\' zijn. Hoewel planten aan de oorsprong hebben
gestaan van vele hedendaagse geneesmiddelen en tot op de dag
van vandaag een belangrijke bron zijn voor nieuwe geneesmid-
delen, zijn kruidengeneesmiddelen per definitie
niet beter en
veiliger. De hedendaagse farmacologie is het stadium van de
kruidengeneeskunde reeds lang gepasseerd en is gebaseerd op
de actieve ingrediënten of synthetische verbindingen. De wer-
king van een stof is afhankelijk van de structuur en de concen-
tratie en niet van de herkomst. Bij kruidengeneesmiddelen is er
veelal sprake van een wisselende concentratie van de actieve
ingrediënten en dc aanwezigheid van meerdere, deels onbe-
kende, stoffen. Een bekende bijwerking van kruidenmengsels
is interferentie met andere geneesmiddelen. Bij de ontwikke-
ling van nieuwe geneesmiddelen moet de rol van uit planten af-
komstige actieve ingrediënten een gepaste plaats krijgen, met
toepassing van alle verworvenheden van de moderne natuur-
kunde, scheikunde, biologie en (dicr)geneeskunde, zonder dat
er sprake is van een dogmatische oververheerlijking van de fy-
totherapie.

De Europese ontwikkelingen tonen aan dat als de (veteri-
nair) medische wetenschap onvoldoende invloed uitoefent
de toepassing van behandelwijzen wordt geregeerd door de
commercie en de politiek. De Europese Commissie heeft on-
langs een voorstel voor een directief aangenomen waarin
staat dat naast de kruiden in de warenwet en de fytotherapeu-
tica die als geregistreerd geneesmiddel worden aangeboden
er een derde mogelijkheid is voor de registratie van fytothe-
rapeutica: registratie (binnen de geneesmiddelenwet) als
\'traditioneel geneesmiddel\'. In plaats van eigen onderzoeks-
resultaten naar veiligheid en effectiviteit tc overieggen kan
de fabrikant verwijzen naar het \'traditioneel gebruik\' of naar
plantenmonografieën, opgesteld dooreen nieuw in te stellen
Europese commissie. De aldus geregistreerde middelen
moeten op het etiket, op de bijsluiter en in reclame-uitingen
vermelden: traditioneel kruidengeneesmiddel, de werk-
zaamheid is niet klinisch aangetoond. Het in de (dier)ge-
neeskundige wetenschap moeizaam verworven criterium
van placebo gecontroleerde aantoonbare effectiviteit, con-
stante kwaliteit en zo min mogelijk bijwerkingen wordt hier-
bij te grabbel gegooid ten behoeve van de commerciële be-
langen. Planten die daadwerkelijk een geneeskrachtige of
toxische werking hebben, moeten door serieuze wetenschap-
pers worden onderzocht en er moet voor worden gewaakt dat
de fytotherapie geheel in de alternatieve hoek terecht komt
door het creëren van een uitzonderingspositie. Zijn

-ocr page 120-

plantaardige produkten niet effectief dan behoort het ge-
bruik ervan tot het domein van de kwakzalverij. Termen als
\'traditioneel\' en \'natuurlijk\' met betrekking tot geneesmid-
delen zeggen niets zeggen over effectiviteit en bieden abso-
luut geen garantie voor afwezigheid van toxiciteit.
Binnen de KNMvD is er mijns inziens geen behoefte
aan/plaats voor een werkgroep kruidendokters. Net zo min is er
aan de Faculteit der Diergeneeskunde plaats voor onderwijs in
de kruidengeneeskunde. Door de (veterinaire) fytotherapie een
aparte status te geven wordt hieraan door weinig kritische aan-
hangers rechtvaardiging ontleend voor de toepassing ervan.
Het is wel de taak van de KNMvD en de Faculteit der
Diergeneeskunde om alert te blijven en nationaal en internatio-
naal te strijden tegen wijdverbreide misvattingen met betrek-
king tot (vergelijkende) geneeskunde, door het geven van
goede voorlichting over rationele farmacotherapie en mis\\at-
tingen met betrekking tot alternatieve behandelmethoden,
waaronder de kruidengeneeskunde.

,/ T. Lumeij

Reactie op: "Is de hobbykip werkelijk een gevaar voor de commerciële
pluimveehouderij?" van Dr. A.C. Voeten

Geachte heer Voeten,

In uw eerste alinea zegt u dat de meeste argumenten (tegen het
doden van hobbydieren) meer emotioneel onderbouwd zijn
dan diergeneeskundig. Verder zegt u: "Zodra diergeneeskun-
dige argumenten gebruikt worden, slaan ze vaak nergens op".

Voor mij heeft, vanaf het begin van de vogelpestperiode, toen
ik vernam dat ook hobbydieren gedood zouden worden, maar
één argument hiertegen mij aangezet tot verzet. En volgens
mijn bescheiden mening is dit argument noch diergeneeskun-
dig noch emotioneel. Mijn argument, en ik val steeds in herha-
ling, is: het heeft geen zin om enkele hobbydieren te doden (
180.000) en de grote massa, vaak gelijksoortige dieren, die er
in veel gevallen intensief mee samenleven, maar op het kritieke
moment kunnen vluchten, te laten vliegen, lopen of zwemmen.

Met vele voorbeelden, deels uit eigen waarnemingen, kan ik
het bovenstaande staven. Voor de rest van uw artikel onze dank.
Het is voor ons een steun in de rug in de strijd tegen het zinloos
doden van hobby-, huis- en vaak gezelschapsdieren. Mocht u
deze laatste term wat overdreven vinden dan nodig ik u bij de-
zen uit eens te komen \'neuzen\' in de stapel brieven en kaarten
die bij mij de laatste maanden in de bus gevallen is. Mijn ai^u-
ment, ondertussen door meerdere valide argumenten versterkt,
is mijns inziens niet emotioneel. Maar zouden emotionele ar-
gumenten niet mogen meespelen om een zinloze maatregel te
bestrijden?

Morgen kan er weer een uitbraak van A.1. geconstateerd wor-
den. Maar zoals het zich nu laat aanzien zal LNV/RV V zich \'op
de borst kloppen\', hoe (snel) ze deze virusziekte toch maar on-
der de knie gekregen heeft. Maar met uw artikel in het achter-
hoofd kan LN V/RVV eerder \'trots\' zijn op het grote aantal be-
drijven dat zij besmet heeft, door te ruimen van \'centrum naar
periferie\', in plaats van omgekeerd. Hoeveel van het door u ge-
noemde kippenstof\'ontploft\' als de laadbak van een sjofel om-
gedraaid wordt boven een vrachtwagen. Na vergassen van een
besmet pluim veebedrijf draaien de ventilatoren op maximale
toeren om het gas uit de stal tc zuigen. Heel Nederiand heeft
kunnen aanschouwen hoeveel \'kippenstof\' er toen de lucht in
werd geblazen.

J. van Bers, dierenarts te Maashree

Werkvergaderingen 2003/2004

Datum

Dag

Locatie

Tijd

Onderwerp

September

zaterdag

Weert

hele dag

Gezelschapsdieren

25-09-2003

donderdag

Molenwijk Boxtel

avond

Rund 1

28-10-2003

dinsdag

Molenwijk Boxtel

avond

Paard 1

1

04-11-2003

dinsdag

Molenwijk Boxtel

avond

Varken 1

12-11-2003

woensdag

Molenwijk Boxtel

avond

Rund 11

18-11-2003

dinsdag

Molenwijk Boxtel

middag

Pluimvee 1

11-12-2003

donderdag

Molenwijk Boxtel

avond

Schaap/geit 1

13-01-2004

dinsdag

Molenwijk Boxtel

middag

Pluimvee 11

22-01-2004

donderdag

Molenwijk Boxtel

avond

Varken II

10-02-2004

dinsdag

Molenwijk Boxtel

avond

Paard 11

Nog niet bekend

middag

Praktij kvoering

16-03-2004

dinsdag

Molenwijk Boxtel

avond

Rund III

Nog niet bekend

zaterdag

Weert

hele dag

Gezelschapsdieren

N.B.: de avondvergaderingen beginnen om 20.15 uur

de middagvergaderingen om 14.00 uur
de vergadering voor Gezelschapsdieren begint om 10.00 uur

-ocr page 121-

De Najaarsdag van de Groep
Homeopathisch werkende Dieren-
artsen (GHwD) van de KNMvD zal
dit jaar gehouden worden op zater-
dag 22 november te Breda. Het
thema luidt: \'Auto-immuunziektes
bij gezelschapsdieren en paarden\'.

cursussen

De verschijningsvormen bij mens en
dier van auto-immuunziektes die behoren tot het Lupus-syn-
droom vertonen grote overeenkomsten. Derhalve zijn voor ge-
noemde Najaarsdag sprekers uit zowel de humane als ook de ve-
terinaire geneeskunde uitgenodigd. Auto-immuunziektes zijn
verantwoordelijk voor een groot aantal (blijvende) aandoenin-
gen. Zo heeft één op de tien Nederlanders reumatische klachten
en bij honden lijkt het percentage vergelijkbaar te zijn. In de re-
guliere (dier)geneeskunde wordt in vijfennegentig procent van
de ziektegevallen gebruik gemaakt van een symptoom-onder-
drukkende therapie. Veelvuldig treden er ongewenste bijwerkin-
gen op. Tijdens de Najaarsdag willen wij dan ook stilstaan bij dc
mogelijkheden die de altematieve geneeswijze -in het bijzonder
de homeopathie- kan bieden bij nog onbehandelde als ook bij
reeds allopathisch behandelde auto-immuunziektes.

De volgende sprekers zullen aan de Najaarsdag een bijdrage le-
veren:

• Dr. J. Goudswaard, medisch Immunoloog en Specialist Vete-
rinaire Microbiologie, zal onder andere spreken over dc pa-
thogenese van een aantal auto-immuunziektes, de bestaande
laboratoriumtechnieken om deze te diagnosticeren cn de
voortgang van het wetenschappelijk onderzoek naar oor-
sprong cn behandeling van auto-immuunziektes.

• Drs. R.J. Opmeer, homeopathisch werkend dierenarts voor
gezelschapsdieren, zal uitleg geven over de auto-immunolo-
gische factor (in veel gevallen SLE) achter tal van multifo-
cale ziektebeelden. Hierbij zal het ziektebeeld van de atopi-
sche (podo)dermatitis centraal staan. Voorts zal hij ingaan op
de triggers die auto-immuunziektes kunnen opwekken, de
noodzaak van een vroege diagnosticering en de mogelijkhe-
den die een homeopathische aanpak biedt.

Congresse

• Dr. J.R. Tisscher, reumatoloog en klinisch ecoloog, zal spre-
ken over de eerste symptomen die bij de mens kunnen wijzen
op SLE. Hij zal hierbij een uiteenzetting geven over de trig-
gers die SLE kunnen opwekken. Voorts zal hij stilstaan bij
het verband dat bestaat tussen voeding en SLE.

• Dhr. J. Blaauw, orthomoleculair therapeut en docent bij de
Stichting Orthomoleculaire Educatie, zal spreken over het
preventief gebruik van orthomoleculaire middelen teneinde
opflikkering van een auto-immuunziekte te voorkomen.
Tevens zal hij de mogelijkheden behandelen om met behulp
van deze middelen de nawerking van allopathische medica-
menten zoals coriison-preparaten, NSAID\'s en cyclospor-
ines te elimineren en zo de weg vrij te maken voor toediening
van homeopathische middelen.

Ten slotte zal drs. E.G.A. Laarakker, holistisch werkend die-
renarts, een beeld geven van verschillende alternatieve bena-
deringen van auto-immuunziektes bij paarden. Het accent
zal liggen bij een holistische aanpak van blokkades die een
homeopathische therapie in de weg kunnen staan. Hierbij
zullen zowel focale, geopathischc, emotionele en biologi-
sche blokkades aan de orde komen als ook intoxicaties en in-
toleranties.

Het bestuur van de GHWD meent zowel voor haar leden als
ook voor niet-leden een boeiend programma te hebben samen-
gesteld. Nadere mededelingen over aanvangstijd, locatie cn
aanmelding volgen in een later Tijdschrift.

Vooraankondiging van de Najaarsdag 2003 van de GHwD

Veldstudie
afgerond.

Op recept
verkrijgbaar.

Sachet met 10 gram granulaat

10 gram granulaat komt overeen

met 4 gram Cimetidine

III

ACE Pharmaceuticals BV - Postbus 1262 - 3890 BB Zeewolde

ZITAC

Hippogran\'

i\'lllllililllllTi\'l^

-ocr page 122-

Zaterdagmorgen 20 september 2003 organiseert Groep CKZ het symposium:
Kwaliteitsborging in de zuivelketen en de rol van de dierenarts daarbij

Uitgenodigd worden de leden van de Groep Geneeskimde
van het Rund, de Groep Gezondheids- en Kwaliteitszorg
(GKZ) en de Vet. Specialisten Volksgezondheid.

Het symposium vindt plaats bij ID-Lelystad, auditorium,
Edelhertweg 15 te Lelystad. Het programma wordt om
09.30 uur geopend door de dagvoorzitter: Drs. H. Verburg
(ontvangst met koffie vanaf09.00 uur).

De onderwerpen en sprekers van deze ochtend zijn:

• De structuur van de Nederlandse zuivelindustrie; Ir C.
Pette, directeur NZO (Nederlandse Zuivel Organisatie)

• Kwaliteitsborging door de zuivelindustrie; Dr. W. Buck,
directeur Food Safety and Dairy Affairs, Friesland
Coberco

• De rol van de zuivelcontrole bij de kwaliteitsborging
(spreker wordt nader bekend gemaakt)

• De rol van de Keuringsdienst van Waren bij de kwali-
teitsborging;
Mw. Ir H. Karman, KvW (Keuringsdienst
van Waren)

• De invloed van diervoeding op de melkkwaliteit (spre-
ker wordt nader bekend gemaakt, PDV (Productschap
voor Diervoeder)

• Dierziekten in relatie tot melkkwaliteit; Dr P. Franken,
GvD (Gezondheidsdienst voor Dieren)

• Keten-kwaliteit-melk en de rol van de dierenarts daar-
bij
(spreker wordt nader bekend gemaakt).

Aansluitend vindt om 13:30 uur de Ledenvergadering
plaats van de Groep GKZ.

Kosten en aanmelden

De kosten bedragen (inclusief lunch), € 30 voor leden
Groep GKZ en Groep Rund, € 45 voor niet-leden en voor
studenten € 10, te voldoen bij de zaal. Aanmelden kan
per e-mail aan mw. B. Schat
baukje.schat(gjwur.nl of tele-
fonisch 0317 - 475408 (i.v.m. opgave aantal lunches).

U kunt voor deze bijeenkomst punten voor de erken-
ning herkauwerdierenarts behalen.

Hoezo koppig?
de ezel, nét even anders!

Op zaterdag 20 en zondag 21 september aanstaande wordt
de cursus \'Basic Donkey Health Care\' gegeven door
Archaeopteryx in samenwerking met Stichting de
Ezelsociëteit en het Paccombe Training Centre van The
Donkey Sanctuary uit Engeland. Dc zaterdag is bedoeld
voor dierenartsen en diergeneeskunde studenten en de zon-
dag voor ezelhouders en overige geïnteresseerden. De voer-
taal van de cursus is Engels.

In deze cursus wordt de stof die vorig jaar aan bod kwam
verder uitgediept. Ook een aantal nieuwe onderwerpen,
waaronder tandheelkunde en gedrag, wordt behandeld. Het
is weer een unieke gelegenheid om kennis op te doen over de
specifieke problemen bij en de verzorging van ezels.
Deskundigen zijn: een ervaren dierenarts, de trainers van
The Donkey Sanctuary en twee Nederlandse dierenartsen
die het thema tandheelkunde zullen behandelen.

De locatie van de cursus is Universiteit Utrecht, Faculteit

Diergeneeskunde, Yalelaan 14 (Collegezaal Heelkunde)
Utrecht. Er is voldoende gratis parkeergelegenheid. De cur-
susdagen beginnen om 10.00 uur (ontvangst 09.30 uur) en
eindigen rond 17.00 uur. De kosten voor deelname bedragen
voor dierenartsen € 54,50; voor studenten € 19,50; en voor
overigen € 29,50 (inclusief koffie/thee en lunch).
Aanmelden kan door genoemd bedrag over te maken op re-
keningnummer 31.12.55.426 van de Rabobank, t.n.v
Stichting de Ezelsociëteit, onder vennelding van
\'Basic
Donkey Health Care\'
met daarbij de gewenste dag, uw naam
en adresgegevens.

Het bedrag dient uiterlijk 5 september op de rekening te
zijn bijgeschreven. U ontvangt daarna de bevestiging van in-
schrijving met routebeschrijving naar de Uithof. Voor even-
tuele inlichtingen kunt u contact opnemen met Stichting de
Ezelsociëteit: tel. 0343-491371.

N.B. Voor de permanente nascholing van de Erkende
Paardendierenarts levert deze cursus 10 punten op.

-ocr page 123-

Waar wil ik heen met mijn dierenartsenpraktijk? Een
vraag die iedere practicus zich minstens één, maar waar-
schijnlijk meerdere malen in zijn carrière stelt. Na het
formuleren van de doelstellingen voor de praktijk komt al
meteen het volgende probleem om de hoek kijken: de uit-
werking en implementatie hiervan. Een effectief hulp-
middel hierbij is de \'Balanced Score Card\' (BSC).

Een BSC is een veelgebruikt instrument om uw strategische
doelstellingen met elkaar te verbinden en uit te werken in
concrete activiteiten. Trainer/coach drs. Rob Veerman van
Aviso Advies, Coaching & Training organiseert in nauwe
samenwerking met dierenarts en zelfstandig praktijkadviseur
drs. Diana van Houten een ééndaagse interactieve training die
u leert te werken met dit moderne managementinstrument.
Na deze training bent u in staat zelf uw strategische doelstel-
lingen naar concrete acties te vertalen. Naast de financiële
worden ook de niet-financiële doelen van uw praktijk in het
geheel betrokken en wordt de onderlinge samenhang zicht-
baar.

De trainingen worden gehouden op woensdag 8 oktober en
vrijdag 31 oktober in de omgeving van Utrecht. Het aantal
deelnemers is beperkt tot minimaal 12, maximaal 20. De
kosten bedragen € 460 (excl. BTW). De kosten zijn inclusief
koffie/thee, een uitgebreide lunch en een borrel tot besluit.
Behalve een uitgebreide syllabus ontvangt u ook een exem-
plaar van het praktische handboek \'Het ondernemingsplan en
de Balanced Score Card\' van A.R Dreimüller. Accreditatie bij
de TCG in aanvraag.

Nadere informatie en een aanmeldingsformulier kunt u ver-
krijgen bij Diana van Houten op tel: 0346 556644, fax: 0346
579018 of via
d. v.hoiiten@worldonline.nl.

Deze interactieve training is specifiek ontwikkeld voor de ge-
zelschapsdierenpracticus, praktijkmanagers en anderen met
een managementfunctie binnen dierenartsenpraktijken. Door
het volgen ervan zult u beter in staat zijn om, juist in een peri-
ode van economische teruggang, grip te krijgen en te behou-
den op de verdere groei van uw praktijk.

Waar wil ik heen met mijn dierenartsenpraktijk?

Themamiddag HCM

Op zaterdag 13 september 2003 orga-
niseert Stichting Felissana van 13.00 tot
17.00 uur een themamiddag over HCM
in Sport- en Ontmoetingscentrum de
^ Hilt, Hasscrlaan 1, te Eemnes.

De sprekers zijn mw. drs. M. Schmidt
iWC^ (dierenarts-radioloog), mw. V. Bave-
gems (dierenarts-cardioloog) en dhr
Dr. E Coopman (dierenarts-geneticus). Aan het einde van
de middag zullen deze specialisten, aangevuld met mevr. I.
Putcuyps (dierenarts-cardioloog), zitting nemen in een pa-
nel dat uw prangende vragen zal beantwoorden.
Het is mogelijk vooraf vragen in te dienen. U kunt daartoe
de werkgroep hartproblemen bereiken via e-mail:
info(^felissana.nl.

Bij de penningmeester van de stichting kunt u zich aanmel-
den:

mw. R.A. Vermeij-van der Leij, telefoon/fax: 030-
6060539, e-mail: penningmeester@felissana.nl. Dona-
teurs hebben gratis toegang. De entree voor niet-donateurs
bedraagt € 3,-. Wilt u verzekerd zijn van een plaats, meldt
u zich dan ruim van tevoren aan bij de penningmeester van
Stichting Felissana. Niet-aangemelde bezoekers zullen
worden toegelaten tot de maximum zaalbezetting is be-
reikt.

Wilt u meer weten over Stichting Felissana? Bezoek dan
eens onze website: www.felissana.nl.

Studiebijeenkomsten Bovine
Virus Diarree-"Villa BVD"

Bovine Virus Diarree (BVD) veroorzaakt veel schade in
de melkveehouderij. Een eenduidig en helder beleid om
de ziekte aan te pakken ontbreekt. Dat maakt het voor
practici lastig om BVD bespreekbaar te maken en melk-
veehouders gericht te adviseren over de bestrijding.

Binnen dierenartspraktijken leven veel vragen over de
preventie en bestrijding van BVD. Reden genoeg om
hierover een speciale studiebijeenkomst te organiseren.
Twee interessante sprekers zullen u op de hoogte bren-
gen van de nieuwste inzichten over de bestrijding van
BVD. Dat zijn Prof. Dr. J. Brownlie van de Londense
Royal Veterinary School en Drs. M. Verhoef van dieren-
artspraktijk Midden-Salland.

"Villa BVD" vindt plaats tussen 23-25 september (zie
doorlopende agenda) op meerdere plaatsen in het land.
Het duurt circa 3 uur en wordt afgesloten met een borrel.
In het kader van de permanente educatie voor de erken-
ningsregeling rundveedierenarts zijn
5 studiepunten
aangevraagd bij de KNMvD.

De kosten voor deelname bedragen € 25,- p.p.
Het aantal plaatsen is beperkt, dus geef u zo snel moge-
lijk op via Intervet Nederiand B.V, telefoon: 0485-
587652, fax: 0485-587653

bron: persbericht Intervet Nederland

-ocr page 124-

Het KNMvD Jaarcongres met het thema:
\'Dierenarts in Balans\' is absoluut een must
voor iedere dierenarts. Het thema is interes-
sant voor de pas afgestudeerden, voor de
\'door de wol geverfde\', voor net geassoci-
eerden, voor studenten, kortom voor iedere
dierenarts.

Interessant voor jonge dierenartsen?

Een volmondig \'ja\' is hierop het antwoord.
, Het thema dit jaar \'Dierenarts in Balans\'
gaat in op de huidige ontwikkeling dat veel
dierenartsen tegen de vele werkzaamheden
en regels aanlopen die er naast de dierge-
neeskunde pur sang bijkomen. Denk bijvoorbeeld aan de fi-
nanciële administratie, overheidsreguleringen, targets, prak-
tijkmanagement, certificering, lange werkdagen et cetera. In
principe hoeven deze zaken niet voor problemen te zorgen, en
vormen ze zelfs uitdagingen, maar soms is dit wel lastig.
Voor een jonge dierenarts die net z\'n eigen praktijk is gestart
of een student die dat \'ooit wil gaan doen\' (wie weet ben jij dat
wel!) is het Jaarcongres een goede manier om bewust te wor-
den van enkele \'valkuilen\' en daar je voordeel mee te doen.

Daarnaast is er tijdens het Jaarcongres volop de mogelijk-
heid om contacten te leggen met vakgenoten. Er is een flink
aantal dierenartsen aanwezig en wat is er nu leuker en inte-
ressanter om mensen uit het vak te ontmoeten en ervaringen
te delen.

JAARCONGRES
2 0 0 3

Jaarcongres 2003, een must voor iedere dierenarts (student)!

Om de dag van het congres goed af te sluiten is er een heeriijk
etentje en een knalfeest met een goede band. The Perfect Show
Band zorgt ervoor dat de voetjes van de vloer gaan. Het kle-
ding advies: Tenue de Ville/ Casual.

Maar eigenlijk sport ik liever dan dat ik binnen zit!

Ook daar hebben we aan gedacht. Voor de sportieve dierenart-
sen (in spé) organiseert de KNMvD ieder jaar de Sportdag op
de donderdag voorafgaand aan het Jaarcongres. Voor ieder is
er wel wat wils, je kunt voetballen, tennissen, hockeyen,
squashen, skeeleren en bridgen. Kortom lekker sportief bezig
zijn en de mogelijkheid om je collega\'s eens uit te dagen, \'s
Avonds staat er een buffet met Hollandse kost klaar en onder
het genot van een pilsje kan je genieten van een spetterend op-
treden van Springen!

Is er een mogelijkheid om mijn kinderen mee te nemen?

Ook hier weer een volmondig \'ja\'. Aan de kinderen is ook ge-
dacht, want dit jaar is er gratis professionele kinderopvang.
Daar hoef je je dus geen zorgen over te maken.

Dc Congrescommissie hoopt dit jaar veel jonge dierenartsen
en ook studenten te mogen ontvangen. Tot donderdag en/of
vrijdag!

lo redenen om de Sportdag en het jaarcongres 2003 te bezoeken

Sportdag

• De sportdag is sportief evenement waar collega\'s elkaar
kunnen uitdagen.

• Gezelligheid is een vanzelfsprekendheid.

• Wie wordt sporter van het jaar 2003? Jij?

• Lekker eten en aansluitend feesten met collega\'s.

jaarcongres

• Thema dat aansluit op de ontwikkelingen die nu spelen.

Nominaties Jaarprijs

Dit jaar zijn er wederom drie artikelen genomineerd voor
de Jaarprijs van het Tijdschrift voor Diergeneeskunde. In
willekeurige volgorde presenteren wij u hieronder graag de
genomineerde artikelen:

De invloed van een protocollaire behandeling op het herstel
bij hoefbevangenheid.

B. Oosterlaan-Mayer, W. Back, M.M. Sloet van Oldrui-
tenborgh-Oosterbaan

Koliekchirurgie bij het paard. Een retrospectief onderzoek
van 272 patiënten.

P. Wiemer, H.J. Bergman, H. van der Veen en L. Pruissen

• 3 interessante sprekers waaronder Willem Vermeend,
oud-staatssecretaris en -minister

• 3 leuke interactieve workshops.

• Gratis professionele kinderopvang.

• Uitstekende mogelijkheid om collega\'s te ontmoeten.

• Leuke entourage waar wat te beleven valt.

• Een spetterend feest aan het einde om het Congres goed
af te sluiten!

Kortom tot 2 en/of 3 oktober!

Progressieve retina-atrofie bij Abessijnen en Somali\'s in
Nederland (1981-2001).

S.C. Djajadiningrat-Laanen, M.M.A.R. Vaessen, FC.
Stades, M.H. Boevé en R.R.O.M. van de Sandt

Deze drie artikelen zijn door de Hoofdredactie geselec-
teerd op basis van een aantal criteria zoals leesbaarheid,
presentatie (opbouw), originaliteit, volledigheid, actua-
liteit, wetenschappelijk belang, praktische toepasbaarheid
en invloed op de kwaliteit van de diergeneeskunde en de
diergezondheid.

Traditiegetrouw wordt de Jaarprijs uitgereikt tijdens het
Jaarcongres.

-ocr page 125-

Prof. Dr. Gerard Wagenaar
(21 juli 1915 -18 april 2003)

memoriam

Gerard Migenaar werd op 21 juli 1915 in Utrecht geboren. De lagere- en de middelbare school werden in
Zutphen gevolgd, waarnaar het gezin in 1917 verhuisd was. Zijn vader was directiesecretaris hij de Fa.
Reesink en werd later tevens wethouder van de gemeente Zutphen. Wagenaar Sr was een zeer hardwerkend,
plichtsgetrouw en onkreukbaar mens en hij heeft deze eigen.schappen overgedragen op zijn kinderen.

In 1932 is Gerard Wagenaar ingeschreven als student in de diergeneeskunde, een keuze waarop een oom van
vaderszijde, Dr Harry Vermeulen, lector in de Anatomie, een beslissende invloed heeft gehad.
Op 17 december 1937 studeerde Wagenaar af. Na vervangingen in het noorden van het land werd hij per 1 mei
1938 assistent bij Prof. Dr. FC. van der Kaay. Hij is dat twee jaar geweest en ervoer dit als een van de meest
plezierige jaren van zijn leven. Het betaalde weliswaar niet best (ft. 113,- per maand) maar in het praktische
werk en het onderzoek kon hij al zijn energie en enthousiasme kwijt. In die twee jaren heeft hij het proefschrift:
"Een onderzoek naar het voorkomen van bacteriën in het bloed bij grote huisdieren hij puerperale ziektetoe-
.standen "geschreven, waaivp hij op 25 januari 1940 hij Prof Dr FC. van der Kaay promoveerde. Met de dood
van \'Kaay \'kwam een einde aan de grote vriend.schap tussen deze twee markante hoogleraren.

In februari 1940 vertrok Wagenaar met zijn echtgenote naar Middelburg om daar .samen met een collega de
praktijk op Walcheren te gaan uitoefenen. De diergeneeskundige praktijk kon daar uitgeoefend worden tot 2 ok-
tober 1944: toen Walcheren het slachtoffer werd van de oorlogshandelingen. Door de geallieerde bombarde-
menten op de dijken werd het eiland grotendeels geïnundeerd. Deze situatie had tot gevolg dat woonhuizen en
veel boerderijen met hun levende have ontruimd moesten worden. Ook de familie Wagenaar evacueerde.
Gerard Wagenaar deed per kano nog zo goed en zo kwaad als dat ging de diergenee.ikundige praktijk.
Begin november waren de oorlogshandelingen op Walcheren beëindigd, maar er werd van overheidswege be-
sloten alle vee van het eiland te evacueren. Het zou nog tot 1950 duren voor er vee op het eiland terug kon ke-
ren. Op verzoek van het vnedselcommissariaat van Zeeland cn diverse gemeentelijke instanties van Zuid-
Beveland werd Wagenaar verzocht in november 1944 zijn diergeneeskimdige praktijk naar Goes te
verplaal.sen. Na overleg met de enige op Zuid-Beveland overgebleven dierenarts, die overbezet was omdat veel
dieren uit Walcheren naar hier overgebracht waren, werd de praktijk in Goes geopend.
Na twee jaren praktijk op Zuid-Beveland k-wam het verzoek directeur te worden van de inmiddels opgerichte
Provinciale Gezondheidsdienst voor Dieren in Zeeland. Deze dien.st werd al .•spoedig na zijn aantreden ge-
vestigd in een gebouw dat in nauw overleg met Wagenaar is ontworpen. Van de hierbij opgedane ervaringen
werd bij de latere ontwikkeling van de Kliniek voor Inwendige Ziekten in de Uithofdankbaar gebruik gemaakt.
Naast het leidinggeven aan de bestrijding van de tuberculose en van het mond- en klauwzeer werd op beschei-
den wijze in Goes onderzoek gedaan naar de mogelijkheden van hm.stmatige inseminatie bij hel Nederlandse
Trekpaard. Destijds was de toepassing van de KI bij het paard economisch niet haalbaar, maar de verbetering
van het onderzoek naar de spermakwaliteit van de hengst was een positieve uitkomst.

In 1953 had hij een belangrijke taak bij de organisatie van de hulp die verleend moe.st worden aan de veehou-
ders, wier veestapel door de watersnoodramp ernstige schade had opgelopen. Ook was hij nauw betrokken bij
de controle op de gezondheidstoe.stand en de kwaliteit van de tijdelijke verblijfplaat.sen van de dieren.

Op / januari 1957 werd Wagenaar benoemd tot hoogleraar aan de Faculteit voor Diergeneeskunde. Defunctie
aanvaarde hij officieel met zijn inaugurale rede \'\' Wijzigingen in het beeld van de diergeneeskundige praktijk",
waarin hij uitgebreid inging op het belang de praktiserende dierenarts te betrekken bij het ontwerpen en uit-
voeren van plannen bij de georganiseerde bestrijding van dierziekten. Wagenaar zette vaart achter zijn plan om
de interne kliniek aan te passen aan de eisen van de tijd. In de allereerste plaats werd de behandelend dieren-
arts geïnformeerd over de diagnose en het ziekteverloop van de ingezonden patiënt. De eerste jaren werd zeer
hard gewerkt. Een collegedictaat moest worden opgebouwd. Dit vergde vele avonden inten.se studie die in min-
dering gebracht werden op het gezinsleven. Ook werd het gezin getwffen door het overlijden van zijn vrouw in
i960.

Enige tijd na zijn aantreden werden klim.sche avonden voor praktiserende dierenartsen georganiseerd waarop
patiënten gedemonstreerd werden. Proefgedraaid werd met de afdeling Utrecht van de KNMvD, later werd ook
gedemonstreerd voor andere afdelingen. Op deze wijze werd het zo belangrijke contact tussen de praktiserende
dierenarts en de kliniek verstevigd.

Ondem\'ijs aan de studenten nam bij Wagenaar een belangrijke plaats in. Zijn colleges en demonstraties waren

-ocr page 126-

zeer vet-zorgd en altijd gekruid met eivaringen en anekdotes uit de praktijk. Hij was een geboren docent en een
gemakkelijk prater Op unieke wijze wist hij zijn auditorium te doordringen van het nut van een goed afgenomen
anamnese, een grondig onderzoek en een kritische evaluatie van dit onderzoek. Een geliefde methode van hem
was de klini.sche demonstraties te presenteren in de vorm van een tvllen.spel, dit om de studenten een zo getivuw
mogelijk beeld van het werk van de practicus bij te brengen. Hij zelf speelde dan met verve de rol van de slimme
boer even serieus als die van de dochter die van toeten noch blazen wist. Met dit spel leerde hij de studenten de
valkuilen van een te lichtzinnig gestelde diagno.se te vermijden. Dijferentiële diagnoses van een bepaald ziekte-
beeld vergat de .student die mee moest \'spelen \'tiooil meer Daarnaast wees hij zijn studenten erop dat een ver-
antwoord decorum belangrijk is in de verhouding dierenarts en cliënt. Door de meeste studenten werd hij als
een streng doch kittidige en eerlijke en toegewijde leermeester ervaren.

Van zijn medewerkers eiste hij veel Promoveren was een vanzelfsprekendheid. De keuze van het onderwerp
werd geheel aan de medewerker overgelaten. Als de keuze eenmaal gemaakt was en het onderzoek gaande was,
werd intensief naar de voortgang geïnformeerd en de pivmovendiis werd tevens gestimuleerd zo .snel mogelijk
iets op papier te zetten. Niet alleen stimuleerde hij zijn medewerkers tot het schrijven van een proefschrift, ook
praktiserende dierenart.sen, die interessante gevallen ter sprake brachten werden gestimuleerd dit uit te werken
in een proefschrift, in totaal is hij 29 keer als promotor en co-promotor opgetreden, onder zijn promovendi be-
vonden zich 6praktiserende dierenartsen.

Hiigenaar heeft vele \'klinische lessen\'in het Tijdschrift voor Dietgeneeskunde gepttbliceerd. Als wereldpri-
meur publiceerde hij te samen met Schotman over de hyperlipaemie bij de shetlandponey. Ook leverde hij hij-
dragen aan het door Wintzer geredigeerde studieboek "Krankheiten des Pferdes ". Voor het onderdeel
"Gerechtelijke dietgeneeskunde " ttilzijn leeropdracht had Migenaar grote belangstelling. Tijdens zijn colle-
ges over dit onderdeel legde hij er de nadruk op dat de dieigeneeskundige verklaring een gerechtelijk docu-
ment is, dat zowel naar de vorm als naar de inhoud correct dient te zijn en dat dit \'geen vodje papier \'is. Zijn op-
vallingen over dil onderdeel van de dietgeneeskunde legde hij neer in de monografie \'\' Verbolgen gebreken bij
dieren " (1973). In de onderhandelingsfase van zijn eventuele benoeming tot hoogleraar werd van de zijde van
het toenmalige College van Curatoren al gewag gemaakt van de nieuwbouw van de faculteit voor diergenees-
kunde en van een verhuizing buiten de stad Utrecht. In de zestiger jaren waren de nieuwbouwplannen gecon-
cretiseerd en kon in overleg met het aangewezen architectenbureau begonnen worden met het tekenwerk.
Wagenaar heeft zich hier intensief mee bemoeid en was vaak verbaasd over het gemak waarmee mensen, die
geen enkel idee hadden over mogelijkheden en de onmogelijkheden bij de omgang met grote huisdieren deze
problemen meenden te kitnnen oplo.ssen. Ook had hij zijn bedenkingen tegen de latere houw van het
Universitair Medi.sch Cenlntm pal naast en deels op gebied, eerder toebedeeld aan de Faculteit der
Dietgeneeskunde.

Inmiddels had ook de democratiseringsgolf en de hiermede .samenhangende, doch wel noodzakelijke ver-
nieuwingsdrift de faculteit bereikt. Wagenaar was de laatste voorzitter van hel faculteitsbestuur dal nog uit-
sluitend int hoogleraren mocht bestaan. Na de invoering van de wet op de beslitiirlijke hervorming van het ho-
ger (mderwijs moest de fucultvitsniud uil alle geledingen bestaan: hoogleraren, wetenschappelijke
tnedewerkers. niet-weten.schappelijk personeel en studenten. De voorzitter werd door de txtad in een openbare
vetgadering gekozen. Tot zijn teleurstelling kreeg Wagenaar onvoldoetule steun voor zijn kandidatuur en toch
heeft hij jarenlang als ge^voon lid zijn beste krachten aan het werk in de faculteitsraad gegeven.

Tegelijkertijd werden er veranderingen in het curriculum voor de opleiding vcm de dierenarts aangebracht.
Wagenaar was zeker geen tegenstander van de veranderingen, maar hij vroeg zich wel af of het verbeteringen
waren. Hij heeft dit aangegeven door ingezonden stukken in het "Faculteitsnieuws ". Zijn givte angst was dat
de verandering een uitholling van de kwahteit van de afgeleverde dierenarts tot gevolg had. Vooral het feit dat
de Maatschappij voor Diergeneeskunde destijds haar standpunt in de allround en totaalbevoegde dierenarts,
onafhankelijk van zijn afstudeerrichting overeind wilde houden, heeft geleid tot conflicten. Wagenaar en met
hem vele faculteitsleden, hebben toen de Maatschappij verlaten. Op een later tijdstip, toen de discus.sies ge-
luwd waren en de diffetvntialie en speciali.satie vorm kregen, is hij weer met graagte lid geworden. In de
dierenartsenpraktijk vroeg de op diersoort gespecialiseerde ondernemer steeds meer naar dier.soortgespecia-
liseerde dierenartsen. Met name
vim dil het geval in de paardenhouderij.

De paardensport en de fokkerij vroegen om specialisten. Wagenaar is degene geweest, die daarin het voortouw
nam door in 1971 via een advertentie in het TiJd.schrifi belangstellenden bijeen te roepen om tot oprichting te
komen van een Vereniging voor Paardenpractici. Op de eerste bijeenkomst werd deze Vereniging opgericht. Tot
lang na zijn emeritaat is hij advi.seur van deze Vereniging, later Groep Paardenpractici en thans Groep
Geneeskunde van het Paard geweest Onderzijn redactie kwam het standaardwerk: "De Veterinaire Keuring
van het Paard " en het uniforme keuringsformulier tot stand. In 1986 werd hij erelid van de Groep. Zijn echtge-
note en hij misten geen lustrum en hij miste geen ledenvergadering, waar zijn inbreng altijd hogelijk ge-
waardeerd werd en hij blijk gaf van zijn belangstelling voor de nieuwe ontwikkehngen in de genee.skunde van
het paard. De meeste leden kende hij bij naam en altijd informeerde hij naar de gezondheid van
echtgeno(o)t(e) of partner Tussen de oudste drie voorzitters en hun partners en Anneke en Gerard Wagenaar is
in die jaren een warme vriendschap gegroeid, waarvan de bezoeken op zijn dierenartsjubilea, met name de
laatste op 17 december 2002, toen hij 65 jaar dierenarts was, hoogtepunten waren. Op I januari 1981 is
Wagenaar met emeritaat gegaan. Zijn afscheidsrede en de afscheidsreceptie op 26 november 1980 in de
Domkerk zullen velen bijgebleven zijn. Ook al omdat de Senaat.szaal en het Universiteitsgebouw waren \'bezet\'
door studentenacties.

-ocr page 127-

Wagenaar bezat naast zijn ambtelijke beslommeringen talrijke hobby \'s die hij eveneens intensief beleefde. Met
name over de duivensport en de bijenteelt heeft hij uitgebreid gepubliceerd in de bladen van de respectieve ver-
enigingen. Ook heeft hij vele gloedvolle voordrachten gehouden over het fascinerende bijenvolk voor vereni-
gingen en clubs, zoals bijvoorbeeld de Rotary:. Ook deze organisatie lag hem nauw aan het hart. Dit is niet zo
verwonderlijk want het spreken, de voordracht, behoort daar tot de goede gewoonte. Wagenaar nam gaarne het
woord of hem werd gevraagd dit te doen bij zeer uiteenlopende bijeenkomsten en altijd was het raak. De deel-
nemers aan het jaarlijkse veterinaire golftoernooi zullen zijn humorvolle .speeches niet licht vergeten.
Wagenaar was in zijn gezinsleven dominant, deze dotninaniie was voor zijn kinderen wel eens lastig, doch zij
hadden in him moeder een peifecte persoon, die alles keurig in de goede banen leidde. Helaas kwam zij vrij
kort na hun vestiging in Utrecht in 1960, te overlijden.

Gerard Wagenaar is op 18 april 2003 na een kortstondige ziekte overleden. Velen hebben op 24 april in Houten
afscheid van hem genomen. De dieigeneeskimdige beroepsvereniging verliest een kritisch pleitbezorger voor de
praktiserende dierenarts. Men zal zijn scherpzinnige, nuchtere en deskundige visie, die door vrienden vijand als
onafhankelijk en eerlijk werd ervaren, missen. Anneke Wagenaar, zijn kinderen en kleinkinderen zullen hun be-
langstellende centrale figuur missen. Wij allen zullen de nagedachtenis aan een groot collega in ere houden.

Evert Offereins en Jan Kroneman

Voor het lidmaatschap van de Koninidijke
Nederlandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde hebben de volgende collegae zich aan-
gemeld:

Beek. C.H. van der; 2003; 9254 ED
Hardcgarijp; Westeromwei 71.
Bonekamp. Mevr E.M.; 2003; 3434 AG
Nieuwegein; Lijsterbesstraat 114.
Meer. A.M.H. van der; 2003; 7595 LE
Weerselo; Het Stift 19.

Mölder. P.H.A.; 2003; 3584 DG Utreeht;

Cambridgelaan 513.

Rijks. Mevr L.Z.L.; 2003; 3255 XJ OudeTonge; Marshallstraat 7.

Voor het dierenartsenexamen van 7 februari 2003 zijn geslaagd:

Aarle, A.M.
Geijtenbeek, Mevr. E
Klarenbeek, S.
Looij, Mevn H. v.d.
Meer, A.M.H. v.d.
Melker, Mevr. E.T. de
Nij/.ink. A.M.
Oomcns. Mevr. F.
Overmecr, Mevr. G.E.
Overwijn, Mevr D..1.
Septer.\'W.H.
Spann. Mevr. S.M.
Vonck, Mevr. M.J.
Witte, P.A.M. de.

Voor het dierenartsexamen van 7 maart 2003 zijn geslaagd:

Abouna, A.S.E.
Cramers, H.M.
Domensino, Mevr. P.C.M.
Eeten, Mevr. A.C.
Frensdorf Mevr. M.H.W.
Groeneveld, Mevr E.A.
Holl, Mevr. M.S.
Lips,G.H.
Ravensberg, M.F.
Senders, Mevr J.M.
Springer. Mevr. D.

Voor het dierenartsenexamen van 4 april 2003 zijn geslaagd:

Beek, Mevr. E.M. van.
Beek, M.A.J.J. van.
Gemert, Mevr M.J. van.
Hakkesteegt, S. van.
Hasselt, Mevr. H. van.
Haverkate, J.W.
Hoekstra, Mevr. M.T.
Hoogeslag, M.H.F
Houwing, J.M.
Kielland, Mevr C. van.
Klarenbeek, Mevr M.

Personal!

Luipen, Mevr. E.A. van
Meijden, J.G.M. van der
Roos, Mevr. M.C.
Tempelmans Plat, Mevr. B.H.A.
Vellcma.W.
Wagenaar, Mevr. C.L.

Mutaties:

Aarle, A.M.; 2003; 5293 AK Gemonde; Akkerstraat 14; tel. privé:
030-5514047; tel. privé mobiel: 06-51775977; d.

Abouna,A.S.E.; 2003; 8803 VK Emmeloord; Noordzecstraat38; d.

Agricola, Mevr A.D.; 2000; 6021 JX Budel; Grensweg 38; tel. privé:
0495-499477; E-mail privé:
adagricola@hotmail.com.; d.

Bakker, J.; 2002; 3119 JJ Schiedam ; Westpolderstraat 3; tel. privé: 010-
4700373; E-mail privé
koekehakker32@hotmail.com.; d.

Baljet. J.W.; 1994; 2011 JC Haarlem; Koudenhorn 20; tel. privé: 023-
5512865; E-mail privé :
jwhaljet@planet.nl.; d., gezelsch. d.; tel. prakt. : 023-
5310880; fax prakt.: 023-5342912 ; E-mail prakt.:
info(adierenkliniek
kenaupark.nl.

Beek. Mevr. E.M. van; 2003; 3571 PV Utrecht; Fruinplantsoen 89;
tel. privé: 030-2731713; K-mail privé:
elisevanheek(ühotmail.com.\\ d.

Beek, M.A.,I.,I. van; 2ÜÜ3; 3039 RE Rotterdam; Noorderhavenkade
103 C;d.

Blekkenhorst, Mevr E.C.; 1986; 8017 NR Zwolle; Forclkolk 2; tel. privé:
038-4653748; E-mail privé:
kloosterboer2(ahotmaiUom.\\ p., gezel-
schaps.d.; tel. prakt.: 038-4654480; fax prakt.: 038-4669255.

Brommer. H.; 1998; 3991 JD Houten; Batavcnpoort 36; tel. privé: 030-
2619383; Junior ond. Chirurgie paard bij hfd. afd. gez. paard UU.

Cramers. H.M.; 2003; 6123 AJ Holtum; Ankersweg 5 A; tel. privé:
046-4853911; tel. privé mobiel: 06-18529040; E-mail privé
: jup7S@
holmail.com.;
medcw. bij J.P.M. Deneer, W.,I.H.D. Krcmer, F.G.H..4. van
Os en R.M.M.I. Vrouenraets; tel. prakt.: (»45-5721666; fax prakt.: 045-
5726947.

Dcrijks, MevrPM.; 1998; 2988 BA Ridderkerk; Rijksstraatweg 5; tel.
privé: 0180-424677; E-mail privé:
pascalederijks@hotmail.com.; medcw.
bij M.J. Bakkenes, R.W.F. Becking en J.T.M. Maree; tel. prakt.: 0174-
624544; fax prakt.: 0174-620736; E-mail prakt.:
veterinaircentrum(a
hotmail.com.

Domensino, Mevr. P.C.M. ; 2003 ; 7981 BV Diever ; Gerritsstraat 82 ;
tel. privé: 0521-594338; d.

Eeten, Mevr.A.C.; 2003; 3402 ZV IJsselstein; Nasahof 19; d.

Frensdorf, Mevr. M.H.W.; 2003; 1181 WN Amstelveen; Dr.
Eykmanstraat38; tel. privé: 020-4418629; d.

Geijtenbeek, Mevr. E; 2003; 3524 BN Utrecht; Fivelingo 237; tel.
privé: 030-289664 l;d.

Gemert, Mevr. M.J. van; 2003; 3571 SK Utrecht; W.
Schuylenburglaan 56; tel. privé: 030-2716310; d.

Groeneveld, Mevr. E.A.; 2003; 3971 GP Driebergen; Traav 40 A; tel.
privé: 034-3533663; d.

Hakkesteegt, S. van; 2003; 1746 CH Dirkshorn; Oosterdijk 34; tel.
privé: 0224-551938; d.

Harder. Mevr M.D.C.; 1996; 2144 KG Beinsdorp; Venneperweg 1187;
tel. privé: 025-2520599; E-mail privé:
c.hardetiahider.nl.; d. gezelsch. d.;
tel. prakt.: 023-5315301 ; fax prakt.: 023-5315129.

Hartog, H.C. den; 1999; 3515 BV Utrecht; G. van Walenborchstraat 42;

-ocr page 128-

tel. privé: 030-2711448; E-mail piivé: h.c.denharlog(ç^reeler.nl.\\ medew. bij
J. de Boer, M.J.W Bussink, L. de Haan, L. Karens, S.A.A. van Kessel,
H.J.B.J. Nales, A. Schuttert en E. de With; tel. prakt.: 0545-481666; fax
prakt.: 0545-481976.

Hassel, Mevr. H. van; 2003; 3705 ZR Zeist; Warande 205; tel. privé:
030-6962840; d.

Haverkate, J.W; 2003; 3705 ZD Zeist; Warande 55; tel. privé: 030-
6952190;d.

Hertog, E. den; 1995; 1092 VV Amsterdam; Retiefstraat 15 111; tel.
privé: 020-6633045; geass. met B.E. Sjollema bij Dierenarts Specialisten
Amsterdam; Internist; tel. prakt.: 020-6920936; fax prakt.: 020-6937095.

Hoekstra, Mevr. M.T.; 2003; 6013 RT Hunsel; Varenstraat 14; tel.
privé: 0495-552821; tel. privé mobiel: 06-45480733; E-mail privé:
mt-hoekslra(a Jiotmail.com.; d.

Holl, Mevr. M.S.; 2003; 3522 RN Utrecht; Nieuwravenstraat 26 bis
A; tel. privé: 030-2890410; d.

Hoogeslag, M.H.F.; 2003; 8095 PH \'t Loo Oldebroek; Bongersweg
16; tel. privé: 0525-630901; tel. privé mobiel: 06-27273249; E-mail privé:
tiniisconversie(a Jiolmail.com.; medew. bij P.K. Jelsma, T. Kreuger,
M. Smit, Mevr. J.C.E. >an Vliet, .\\.J.J. van Vliet en A. W\'illemsen; tel.
prakt.: 038-3766200; fax prakt.: 038-3766202; E-mail prakt.:
bovcn-ve-
liiwe(a Jietnet.nl.

Houwing, J.M.; 2003; 9977 PR Kloosterburen; Van Mcckemastraat
33; tel. privé mobiel: 06-51157461; E-mail privé:
jeroenhouwin^à
hotmail.com.;
medew. bij .M. Nicolay cn P. Prins; tel. prakt.: 0595-441800;
fax prakt.: 0595-444548.

Kielland, Mevr. C. van; 2003; 3584 DD Utrecht; Cambridgelaan 457;
tel. pri\\ é: 030-2520870; d.

Kikkers, B.H.; 2000; 7021 BP Zelhem; Doetinchemseweg 27; tel. privé:
0314-624997; E-mail privé:
harco.k@12move.nl; medew. bij J.PE Bergefrost,
G.G. Cremers, J.W. Versteegt en A.A.G.M. Wijne; tel. prakt.: 055-3012255;
fax prakt.: 055-3011029.

Klarenbcck, Mevr. M.; 2003; 3723 ZE Biltho\\en; J.J.R Oudkwartier
8; tel. privé: 030-2640126; tel. privé mobiel: 06-24913130; E-mail privé:
manonklarcnhec\'k(a holmail.com.; d.

Klarenbeek, S.; 2003; 3705 CK Zeist; Warande 131; tel. privé: 030-
6951425; tel. privé mobiel: 06-28131795; E-mail privé:
xjoerd-
klarenheekCa Jwlmail.com.;
werkz. bij UU, FD, afd. Algemene Zaken; d.

Knaap. Mevr J.M.M.; 1997; medew. bij Paris Hill Cat Hospital; NV
13456; 2825 RT 12 Paris; tel. prakt.: 00-1-315-1311585.

I.ips,G.H.; 2003; 3512 EK Utrecht; Nobelstraat 1 bis; tel. privé: 0.30-
2630484; E-mail privé:
ghlips(a Jit)tmail.com.; d.

Lohuis, J.A.C.M.; 1985; 5851 BW Aflferden; Meling.straat41; tel. privé:
0485-530408; hfd. kwaliteits contr.Xaccins bij Intervet Int. BV.; tel. bur.:
0485-585335; E-mail bur.:
jos.lohuis(fiintervet.com.

I.onij, Mevr. H. van de; 2003; 4701 AA Roosendaal; Nieuwe Markt 15
C; tel. priv é: 0165-544624; E-mail pri> é:
hanneJievaiidelooij(a yahoo.com.;
medew. bij B.J. Mangnus en Mevr. M.C.B. Straw n-Kampcrt; tel. prakt.:
0165-557500; fax prakt.: 0165-554153.

Luipen, Mevr. E.A. van; 2003; 3702 SL Zeist; Van Reenenweg 46;
tel. privé: 030-6910180; tel. privé mobiel: 06-23490841; E-mail privé:
e.\\ter\\\'anliiipen(a yahoo.com.; d.

Meer, A.m]h. v.d.; 2003; 7595 LE Weerselo; Het Stift 19; tel. privé:
0541-663536; tel. privé mobiel: 06-55113327; E-mail privé: saskanto<a:
hotmail.com.;
medew. bij g..\\. Berghuis, M. Bossers, J.Th.m. Hermens,
W. Koster, J.H.J. Mensinga en H
.g.m. Wésselink; tel. prakt.: 0546-
672600;
fax prakt.: 0546-672725.

Meijden, J.G.M. van der; 2003; 5.305 CJ Zuilichem; Morgenstraat 2;
teL privé: 0418-671847; d.

Melker, Mevr. E.T. de; 2003; 9008 ST Reduzum; Hoofdstraat 70; tel.
privé: 0566-602464; d.

Meursing, W.J.; 1999; 3523 HE Utrecht; Slotlaan 82; tel. privé: 030-
2889848; E-mail privé:
M\'.j.meursing@wxs.nl.; geass. met J.H.J. Meursing; tel.
prakt.: 035-6015215; fax prakt.: 035-6029654; E-mail prakt.:
wjmeursing(a
dicrenklinieksoestdijk.nl.

Misdorp, Prof Dr W.; 1954; 3732 HE De Bilt; Soestdijkseweg Zuid 87
C7; tel. privé: 030-2217309; r.d.

Mutsaers, C.W.A.A.M.; 1986; 6101 CX Echt; Kap. Goossensstraat 13;
tel. privé: 0475-488033; E-mail privé:
mutsaersÇdtref.n!.; medew. bij RW
Kring Zuid distr. Echt; tel. bur : 0475-416010.

Nijzink,A.M.; 2003; 7641 RV W ierden; Eerste Meijerinkshoekweg
11 ; tel. privé: 0546-573491 ; E-mail privé:
anijzink(ahotmail.com.; medew.
bij H.W. Bosch, H.J. Roze en J.A. van Twillert; tel. prakt.: 0522-463437;
fax prakt.: 0522-462929; E-mail prakt.:
dacstaphorsttfl wxs.nl.

Oomens, Mevr. F.; 2003; 3584 DZ Utrecht; Cambridgelaan 227
K.3; tel. privé: 030-2100142; E-mail privé:
f.oomensÇastudents.
vet.uu.nl.;
d.

Overmeer, Mevr.G.E.; 2003; 3511 HG Utrecht; Nic. Beetsstraat 164;
tel. privé: 030-2341787; d.

Overwijn, Mevr. D.J.; 2003; 3512 B I Utrecht; Boothstraat 9 F; tel.
privé: 030-2342860; E-mail privé:
farfel-98(a hotmail.com.; wnd.d.

Ravensberg, M.F.; 2003; 1441 RW Purmerend; Waterlandlaan
102; tel. privé mobiel: 06-16276578; E-mail privé:
mfravensherg(à
hot mail.com.;
d.

Riel, J. van; 1998; 4126 RN Hei en Boeicop; Nieuweweg 1; tel. privé:
0327-342798; E-mail privé:
jordvanriel@hotmail.com.; geass. met S.H. van
Roekei en R. van der Veen; tel. prakt.: 0183-351208; fax prakt.: 0183-352007.

Rojer, J.M.; 1987; 3524 AZ Utrecht; Engelsmanplaat 21; tel. privé: 030-
2870487; E-mail privé;
Jules.rojer@planet.nl.; werkz. bij COKZ als veterinair
stafmedew.; tel. bun: 033-4965696.

Roest, H.I.J.; 1996; 8251 MJ Dronten; Het Korhoen43; tel. privé: 0321-
318702; E-mail privé:
hendrikjan.roest@wurnl.; vet. microbioloog i.o. bij
CIDC-Lelystad; tel. bur: 0320-238401; fax bur: 0320-238416.

Roos, Mevr. M.C.; 2003; .3402 DL IJsselstein; Ruimtevaartbaan 83;
tel. privé: 030-6872574; E-mail privé:
constancemerijn(a hetnet.nl.; d.

Schouten, G.J.; 1968; 2401 LB Alphen a/d Rijn; Oudhoomseweg 58; tel.
privé: 0172-491358; E-mail
fr\'wé-. g.j.schoulen@wanadoo.nl. d.

Senders, Mevr. J.M.; 2003; 5103 PH Dongen; Anna Blamanstraat 8;
tel. privé mobiel: 06-15090582; d.

Septer, W.H.; 2002; BA 69 XE Glastonbury, Somerset; Wirrall Park
Road; UK; tel. privé: 00-44-1458-832972; tel. privé mobiel: 00-44-
7977412892; fax privé: 00-44-1458836500; medew. bij Orchard
Veterinary Group.

Slager, Mevr. H.J.; 1999; 3071 AB Rotterdam; Laan op Zuid 614; tel.
privé: 010-4854855; fax privé: 010-4854855; E-mail privé:
hjslager@
hotntail.com.;
d. bij IDEXX lab. BV; tel. bur: 020-6552300; fax bur.: 020-
6552333; E-mail bur:
hester-slager@idexx.com.

.Spann, Mevr. S.M.; 2003; 3523 GW Utrecht; Looplantsoen 84; tel.
privé: 030-2817202;
E-mai\\ph\\c:sietskespann(aJjotmail.com.; medew.bij
A.C.M. Kuilboer, J.V.H. Lans, J.H. Rootert en Â. Soede; tel. prakt.: 0172-
471111 ; fax prakt.: 0172-470271.

Springer, Mevr. D.; 2003; 1156 CA Marken; Minneweg 2; tel. privé:
0299-603297; d.

Tempclmans Plat, Mevr. B.H.A.; 2003; 3521 GC Utrecht; Vondcllaan
39 bis; tel. privé: 030-2964865; d.

Theuws, W.EH.J.; 1994; 5446 PA Wanroij; Hoevensestraat 19; tel. privé:
0485-455698; E-mail privé:
w.theuw.s@worldonline.nl.; medew. bij J.J.Pen,
RA.O.M. Schoone. K.R.D. Vaessen, T.J.M. Vercammen en PH.J. Weijens; tel.
prakt.: 0485-451238; fax prakt.: 0485-454813.

Vcllema,VV.; 2003; 8302 \\ L Emmeloord; Rietstraat 80; d.

Verhoeff. Mevr. C.A.; 2001 ; 1826 JJ Alkmaar; Eksterstraat 16; tel. privé:
072-5617565: E-mail privé:
claudiaverhoelj@ihotmail.com.; geass. met
Mevr. C. Kreupeling en P.G.J.M. Weeink; tel. prakt.: 072-5613897; E-mail
prakt.:
dierenarts.alkmuarnoord(à hetnel.nl.

Vonck, Mevr. M.J.; 2002; 2015 JS Haariem; L. Meeszstraat 40; tel.
privé: 023-244289; E-mail privé:
marliccJulia_vonck(tt hotmail.com.; d.

Vries, EM.H.; Gent 2000; 1741 BA Schagcn; Noord 3; tel. privé: 0224-
298334; E-mail privé:
fulcodeviies@hotmail.com.; medew. bij J.W.
Hakkesteegt ; tel. prakt.: 0224-21.3527; fax prakt.: 0224-219916.

Wagenaar, Mevr. C.L.; 2003; 6524 VD Nijmegen; Groenewoudseweg
82-5; tel. privé: 024-3220507; d.

Witte, P.A.M.; 2003; 3572 TT Utrecht; Masstraat 16; tel. privé: 030-
2887379; d.

Warmerdam, PJ.; 1998; 7206 EX Zutphen; Stokebrand 455; tel. privé:
0575-442760; fax privé: 0575-442780; E-mail privé:
paul.warmerdam@
tiscali.nl.;
medew. bij H.J. Breukink, H. Eggens, A.J.G. den Hertog, A.R.J. van
Ingen, T.J.G.M. Lam, A.J.G. Lautenschutz, G. Postma, H.G. Salomons, J.A.
Smak, H.J. Stoelhorst en Mevr C. Warringa-Hendriks; tel. prakt.: 0575-
551277; fax prakt.: 0575-554099.

Sluitingsdata

voor kopij

Aflevering:

Deadline*)

15-09-2003

maandag

25-08-2003

01-10-2003

maandag

15-09-2003

15-10-2003

maandag

29-09-2003

1-11-2003

maandag

13-10-2003

*) Voor 10.00 uur \'s morgens.

-ocr page 129-

Archief van Afdelingen
van de KNMvD

Nu een aantal Afdelingen van de KNMvD is/wordt op-
geheven, komt veelal de vraag: "Wat doen we met het
archief van de Afdeling?" Wanneer de Afdeling er geen
directe bestemming voor heeft gevonden, is het moge-
lijk om het archief aan te leveren bij de KNMvD, De
Molen 77 te Houten. Onze archivaris zal zorgen dat het
voor de toekomst goed bewaard blijft.

Dr. Tj. Jorna,
Algemeen Secretaris

Het lidmaatschap van een Groep

De KNMvD kent tien disciplinegerichte Groepen. Wanneer
u als KNMvD-lid ook lid wilt worden van één of meer
Groepen, kunt u dit voortaan melden bij de ledenadministra-
tie van de KNMvD. Dit kan per e-mail: leden.adm@
knmvd.nl of per fax: 030 - 634 8909.
De ledenadministratie geeft het lidmaatschap automatisch
eenmaal per maand door aan de Groep(en). Voor veel Groepen
voert het Bureau van de KNMvD ook de contributie-inning.

Wanneer u uw lidmaatschap van een Groep wenst te beëindi-
gen, kan dit ook per e-mail of fax. Het opzeggen dient vóór 1
oktober van het lopende jaar plaats te vinden. Het lidmaat-
schap eindigt per 31 december van datzelfde jaar.
Opzeggen na 1 oktober van het lopende jaar houdt in dat men
ook het volgende jaar nog contributieplichtig is.

September

4-6 19e Jaarcongres ESCD, voor dierenartsen
die geïnteresseerd zijn in veterinaire der-
matology. l.ocatie: Tenerife, Spanje. Meer
informatie via: www.esvd2003.com of
0034 932049732.

6 Symposium van dc Samenwerkende Nederlandse Veterinaire
Acupuncturisten (S.N.VA.): "An introduction to Japanese acupunc-
ture abdominal palpation methods, gently needling techniques and
work of Dr. Yosio Manaka" . Door Stephen Birch, lid van de NVA. in
Champ Aubert te Driebergen. Kosten 90.00 Euro voor leden en
110.00 Euro voor niet-leden. Meer informatie via Geert Bijvoet.
030-6661167
o( g/.hijvuel(^knoware.iil

10/13 Veterinary congress, British Equine Veterinary Association, locatie:
Birmingham, info: Susanna@bcva.org.uk.

13 Thcinamiddag HCM door Stichting Fclissana te Eemncs.

Meer infonnatie en aanmelding via www.felissana.nl of telefoon:
030 - 6060529.

20 Symposium Ezels (voor dierenartsen cn studenten) door St. de
Ezelsociëteit in samenwerking met Archaeopteryx en het Donkey
Sanctuary uit Engeland. Plaats: Faculteit der Diergeneeskunde,
Utrecht.

20 De groep GKZ (Gezondheids en Kwaliteitszorg) organiseert in
Lelystad i.s.m. Groep Rund en Groep Grote Huisdieren een sympo-
sium met de titel "Kwaliteitborging in de zuivelketen cn de rol van
de dierenarts daarbij". Aansluitend vindt de jaarlijkse ledenvergade-
ring van de Groep GKZ plaats. Nadere berichtgeving volgt.

23 Studiebijeenkomsten Bovine Virus Diarree door Prof Dr J. Brown-
lie van de Londense Royal Veterinary School en Drs. M. Verhoef van
dierenartspraktijk Midden-Salland. Tijd cn locatie: 12.30 uur &
19.30 uur te Kasteel Maurick/Vught. Dc kosten voor deelnaine be-
dragen € 25,- p.p. Opgeven en informatie via Intervet Nederland
B.V, telefoon: 0485-587652, fax: 0485-587653.

24 Studiebijeenkomsten Bovine Virus Diarree door Prof Dr J.
Brownlie van de Londense Royal Veterinary School en Drs. M.
Verhoef van dierenartspraktijk Midden-Salland. Tijd en locatie:
19.30 uur Golden Tulip Residence Victoria / Hoenderloo. De kosten
voor deelname bedragen € 25,- p.p. Opgeven en infonnatie via
Intervet Nederland B.V, telefoon: 0485-587652, fax: 0485-587653.

25 Studiebijeenkomsten Bovine Virus Diarree door Prof Dr J.
Brownlie van de Londense Royal Veterinary School en Drs. M.
Verhoef van dierenartspraktijk Midden-Salland. Tijd en locatie:
12.30 uur en 19.30 uur Golden Tulip Tjaarda Oranjewoud /
Oranjewoud. De kosten voor deelname bedragen € 25,- p.p.

Congressen & Sym posia

Opgeven en informatie via Intervet Nederland B.V, telefoon: 0485-
587652, fax: 0485-587653.

25/27 European Congress of Toxicologie Pathology, Hamburg, Germany
Solution office e.K., Kay Schroeder, Birkcnweg 8, D-21376
Salzhauscn, phone/fax: 49-4172-961310/961309, c-mail: Solution-
office@t-online.de, www.eurotoxpath.org.

25-28 The 2003 Nestlé Purine Nutrition Forum, at the Adam\'s Mark Hotel
in St. Lois, MO. Themes are: Nutritional advances in gastrointestinal
health and disease and the aging feline: advances in nutrition and
care for the older cat.

The registration fee is S 250.00. Send your registration and registra-
tion fee to; The Nestlé Purina Nutriton Forum, c/o Ms. Charlene
Lackey, Nestle, Purina Research, Checkerboard Square, 3 RN, St.
Louis, MO 63164 USA.

28 British Veterinary Association Congress 2003. Sheraton Grand
Hotel Edinburgh. Tel: 44 20 7636 6541, fax: 44 20 7436 2970, e-
mail: congress@bva.co.uk.

27 Extensie-programma 2003 van Pathologie (FdD). Hondendag tnet
als thema veroudering. Opgeven via e-mail: m.backers@vet.uu.nl,
telefoon: 030-253 4303. TCG kent 10 punten toe in het kader van
voortdurende bijscholing.

28 \'Equine tendinous Ultrasonography (forclimb)\' by Dr Valeria BU-
SONl (University of Liege, Belgium), Luik - Belgium, language:
French. Organization: Animalia Curandi Ars,
www.animalia.be /
info@ammalia.heor\\.e\\.
32 474 691 440. Maximum 15 participants.

Oktober

9-11 Seminar „Kolik beim Pferd" der Tierklinik Hochmoor 1. Tag:
Kolikdiagnostik - Basi.skurs: Pathosphysiologie, klinische Diagnos-
tik, Rektaldiagnostik, medikamentelle Kolikbehandluiig und ihre
Grenzen, Forensik. 2. Tag: Kolikdiagnostik und Behandlung -
Vertiefung: Detaillierte Vorstellung einzelner Kolikformen,
Grundlagen der chirurgischen Therapie, intensivmedizinische post-
operative Versorgung. 3. Tag: Abdominalchirurgie: Chirurgische
Verfahren, Resektionstechniken, post-operative Komplikationen,
chirurgische Übungen. Referenten: David E. Freeman, USA,
Bernhard Huskamp, Niels Henrik Huskamp, Wolfgang
Scheidemann (allen Hochmoor), József Toth, Gerald F. Schusser,
Leipzig . Information und Anmeldung:
mm.lierklinik-hochmoor.de,
e-mail: info@tierkHmk-hochmoor.de, Tierklinik Hochmoor tel.: 028
63 20 99-0 / fax: 028 63 20 99 20.

10 Symposium "Het Paard aan Zet", Hoofdafdeling Gezondheidszorg
Paard. 09.00-18.30h. Opgave bij PAO-D. tel: 030-6348980, fax:
030-6348989.

18-19 4th International Conference on Equine Reproductive Medicine.
Informatie bij Institut fur Veterinär Pathologie. E-mail: schoon@
rz.uni-leipzig.de

25 \'Keys in canine neurology\' by Pr André JAGGY (University of
Berne, CH), Luik - Belgium, language: French. Organization:
Animalia Curandi Ars. Contact:
www.animalia.be / info@
animalia.be
or tel.: 32 474 691 440.

-ocr page 130-

23-26 GGR organiseert in samenwerlting met Britisii Veterinary Cattle as-
sociation Congres Engels-Nederlands/Belgische Buiatrics. Voor
meer informatie www.bcva.org.uk of telefonisch via BCVA Office
0044 1452 740816.

26-29 OIE (World Organisation for Animal Health), 3e International
Symposium over Bluetongue te Taormina in Sicily (Italië). Kosten:
100 Euro (bij inschrijving voor 1 september), studenten 60 Euro.
Voor meer informatie en registratie: Instituto Zooprofilattico, tel.
39 861 3323 18. fax 39 861 3322 51, e-mail: bt.symposium®
izs.it.

VERCADERINGEN Bl|EENKOMSTEN

Augustus

28 Vergadering Groep Geneeskunde van het Paard, 13.30-17.00 uur.
September

6 S.N.VA. ledenvergadering in Champ Aubert in Driebergen om 8.30

uur, aansluitend een symposium met Stephen Birch.
09 Ledenvergadering en wetenschappelijke bijeenkomst van de Groep
Pluimveewetenschappen, aanvang 14.00 uur (locatie van der Valk
Motel Westend Arnhem).
18 Studievergadering GHwD te Utrecht in het Beatrixgebouw van het

Jaarbeurscongrescentrum van 19.30 tot 22.30 uur
25 Vergadering Groep Geneeskunde van het Paard, 13.30-17.00 uur
25 Werkvergadering Rund I in Molenwijk te Boxtel om 20.15 uur.

Oktober

8 Ledenvergadering van de Werkgroep Geneeskunde Vleeskalveren.

14.30 uur te Ughelen (Apeldoorn).
28 Werkvergadering Paard 1 in Molenwijk te Boxtel om 20.15 uur
30 Vergadering Groep Geneeskunde van het Paard, 13.30-17.00 uur.

Dierenartsenpraktijk De Oude IJssel is een achtmanspraktijk
met voornamelijk rundvee, varkens en gezelschapsdieren,
waarin steeds meer diersoortgericht wordt gewerkt. Wij wer-
ken vanuit een hoofdpraktijk en twee dependances.
Onze praktijk is gelegen in de mooie Achterhoek, een ideale
omgeving om te onspannen na gedane arbeid.

Wij zoeken een

dierenarts m/v
voor de gezelschapsdieren

Wij bieden een fulltime positie (8o-ioo%) binnen ons gezel-
schapsdierenteam, dat zal gaan bestaan uit twee dierenartsen
kleine huisdieren en twee die gemengd werken. Naast de da-
gelijkse praktijk en diensten is in overleg enige specialisatie in
deelgebieden gewenst.

Bij een goede samenwerking wordt gestreefd naar een lang-
durig dienstverband, dan wel associatie.

Reacties binnen 14 dagen naar DAP Oude Ijssel,
t.a.v H. van der Berg, Berkenlaan 55 B, 7064 HN Silvolde.

DE OUDE IJSSEL

Gendringen - Silvolde - Ulft - Varsseveld

De praktijkadviseurs van (de AtJviesgroep
Dierenartsen van (de WAA zijn (dagelijks bezig
met het begeleiden van dierenartsen bij hun
vestiging, overname of associatie. Op dit
moment zijn er verschillende dierenarts-
praktijken in diverse regio\'s van Nederland
op zoek naar

overnamekandidaten M/V

Wilt u meer weten over het aanbod van
(dierenartspraktijken? Of wilt u zich laten
vestigen (door de WAA? Bel dan met de
Adviesgroep Dierenartsen (030) 247 49 49
en vraag het informatieformulier aan.

WAA VOOR DIERENARTSEN

WAA

Bel voor meer informatie met WAA adviesgroep Dierenartsen,
telefoon (030) 247 49 49. Of kijk op www.vvaa.nl.

Per io oktober a.s. gezocht:

dierenarts
Gezelschapsdieren / Paard m/v

Voor 20 uur per week, deelname aan goede dienstregeling
met eventuele groeimogelijkheden.
Enige ervaring en zelfstandigheid gewenst.
We werken met twee dierenartsen, paard en gezelschapsdie-
ren, in onze landelijk gelegen praktijk in de randstad.

Salariëring en secundaire arbeidsvoorwaarden in onderling
overleg.

Schriftelijke sollicitatie met c.v. binnen 14 dagen naar:
Dierenkliniek Vollaers, hlolyweg i8, 3137 KB Vlaardingen.

Ben je goed met dieren én met mensen? Voor mijn groeiende
kliniek voor gezelschapsdieren zoek ik een

gemotiveerde dierenarts (m/v)

die samen met mij de kar wil trekken.

Het gaat om een parttime baan die flexibel ingevuld kan wor-
den. De geschikte persoon voor de functie kan goed samen-
werken, heeft verantwoordelijkheidsgevoel, toont eigen initia-
tief en is klantvriendelijk.

Schriftelijke sollicitaties richten aan:

Dierenkliniek De Ark, drs. O.H.I.M. Bos-Halfhide, Wijn-
gaardenlaan m, 2252 XM Voorschoten, telefoon 071 - 562
2433-

-ocr page 131-

Uit
de

hoofdredactie

De vogelpest vloog over het land en is weer achter de horizon verdwenen. In de
pluimveebedrijven haalt men weer opgelucht en virusvrij adem en worden de hokken weer
volgestouwd, in de hoop dat een volgende catastrofe eraan voorbij zal gaan. Een nieuwe
virusuitbraak, hittebevangenheid, langdurige stroomuitval, het dierenbevrijdingsfront?
Ook verstopte hobbykippen en siervogels zijn weer uit hun schuilplaatsen te voorschijn
gehaald. De minister van \'Landbouw en Eliminatie\', zoals Gerrit Komrij hem noemt, had
aanvankelijk de opheffing van het inlevergebod nog een paar dagen .stilgehouden. Konden de
eigenaars nog even in hun rats zitten. Hij vond het zo onbevredigend voor zijn mensen dat ze
hun werk niet voor de volle honderd procent hadden kunnen uitvoeren. En ik maar denken dat
die RVV-ers zich gelukkig prezen met elke kip minder die ze hadden gedood. Maar de minister
veronderstelt blijkbaar dat die mensen \'s-morgens fluitend naar hun werk gingen en \'s-avonds
weer handenwrijvend thuis kwamen met leuke verhalen voor de kinderen over hoeveel kippen,
eenden, kalkoenen, pauwen er vandaag weer waren getermineerd.

Vlakbij onze camping staat het huisje van een gepensioneerde leraar We maakten wel eens
een praatje bij het tuinhek. Er scharrelden dan wat krielkipjes om hem heen. Die had hij al
generaties lang zelf gefokt. De laatste keer scharrelde er niets meer "Hadden jullie dat nu niet
kunnen voorkomen? " zei hij. "Het zijn toch ook jullie patiënten? Of luistert er niemand meer
naar jullie in Den Haag? "

Maar er gloort licht aan de horizon. In deze editie doet Huisen verslag van het proces dat
moet leiden tot herziening van de communautaire diergeneesmiddelenwet. Veel goede voorne-
mens van het Europees parlement waaronder zowaar wetsvoorstellen ter versoepeling van het
vaccinatiebeleid. Hulde aan al diegenen die zich daarvoor hebben ingespannen en nog in-
spannen! En inderdaad, bescherming van de geestelijke gezondheid van de Europese burger
heeft daarbij ongetwijfeld een belangrijke rol gespeeld. Nu maar hopen dat deze voornemens
niet bij het verschijnen van de definitieve regelgeving zijn wegonderhandeld.
Er staan in hel verslag meer belangrijke voornemens die tot tevredenheid stemmen. Leest u
het zelf maar Helaas ook minder fraaie zaken. Zo vormt bescherming van de volksgezondheid
de belangrijkste leidraad voor het beleid; een \'status aparte\' voor homeopathische middelen
is daar echter niet mee te rijmen, behalve dan financieel-economisch.

In de voorgaande editie van het Tijdschrift, die vandaag op mijn mat viel, zag ik dat men zich
bij de ingezonden brieven weer niet heeft kunnen beperken tot een zakelijke discu.ssie. Behalve
dat een auteur met dergelijke persoonlijke aantijgingen zijn eigen imago meer beschadigt dan
dat van degene waar hij zijn gram op wil verhalen en hij de zaak waar hij voor opkomt ook
geen goed doet, haalt hij aldus tevens het aanzien van het Tijdschrift naar beneden. Als lid van
de Hoofdredactie betreur ik het dat er de laatste tijd minder elegante ingezonden brieven in
het TvD zijn opgenomen. De redactie heeft zich weliswaar op het standpunt gesteld dat inge-
zonden brieven buiten haar veranhmordelijkheid vallen maar nu toch besloten dat ook deze
voortaan aan zekere kwaliteitseisen moeten voldoen.

Dr R.J. Slappendel

I

Tijdsdui^^H

jSBBPH^H

Diergenees

-ocr page 132-

Maligne melanoom in het bekken als mogelijke oorzaak van een
bewegingskreupelheid in het achterbeen bij twee schimmel-
kleurige paarden

J.A. de Blaauw"\'^\' A.B.M. Rijkenhuizen\', R.A. van Nieuwstadt\\ C.C.M. Grinwis* en W. Back\'

Oorspronkelijk artikel

Samenvatting

Twee schimmelmerries, een twaalfjarige Arabier en een
dertienjarige Lippizaner-kruising, liepen stijf en ver-
toonden een bewegingskreupelheid aan het achterbeen.
Bij het klinisch onderzoek viel op dat onder de staart en
aan het perineum melanomen aanwezig waren en dat
het kreupele achterbeen oedemateus was. Tijdens het
rectaal onderzoek werd een massa in het bekken gecon-
stateerd. De waarschijnlijkheidsdiagnose maligne mela-
noom werd bevestigd door middel van laparoscopic. Het
histologisch onderzoek van een per laparoscopie geno-
men biopt van de massa in het bekken gaf de diagnose
maligne melanoom. Bij het
post mortem onderzoek werd
macroscopisch een grote zwarte massa in het bekken
met uitgebreide metastasering in verscheidene organen
vastgesteld. Het microscopische aspect van een proces
onder de staart was passend bij dermale melanomatosis.
Dc metastasen gaven het beeld van een maligne mela-
noom. Dc bij beide dieren geconstateerde bewegings-
kreupelheid werd waarschijnlijk veroorzaakt door een
combinatie van pijnlijkheid, bewegingsbeperking en pa-
rese/paralyse. Gezien de hier beschreven bevindingen
behoort bij een oudere veranderlijke schimmel, die
wordt aangeboden met een bewegingskreupelheid aan
een achterbeen en met melanomen op de predilectie-
plaatsen, een tumoreuze massa in het bekken als een ma-
ligne melanoom in de differentiaaldiagnose. Derhalve
dient een rectale exploratie te worden uitgevoerd.
Diagnostische laparoscopie bij het staande dier blijkt bij
deze patiënten een bruikbare techniek voor bevestiging
van de waarschijnlijkheidsdiagnose.

Summary

Malignant melanoma of the pelvis as a possible cause of
pelvic limb lameness in two grey mares

Two grey mares, a 12-year-olcl Arabian and a !3-year-old Lippizaner cross,
were referred for chronic pelvic limb lameness and abduction of the limb
during the non supporting phase of the stride. The clinical e.xamination re-
vealed melanomas imder the tail and on the perineum, and oedema of the

^ Student Diergeneeskunde, differentiatie tnonotraject paard aan de Faculteit der
Diergeneeskunde, Universiteit Utrecht, Utrecht. Tegenwoordig als erkend paarden-
dierenarts verbonden aan DAP Bodegraven.
^ Hoofdafdeling Gezondheidszorg Paard, discipline Heelkunde. Faculteit der

Diergeneeskunde, Universiteit Utrecht, Utrecht.
^ Hoofdafdeling Gezondheidszorg Paard, discipline Inwendige Ziekten, Faculteit der

Diergeneeskunde. Universiteit Utrecht, Utrecht.
^ Hoofdafdeling Pathologie, Faculteit der Diergeneeskunde, Universiteit Utrecht.
Utrecht.

^ Correspondentie: J.A. de Blaauw, e-mail: info@dapbodegraven.nl Zuidzijde 63.
2411 RT Bodegraven.

proximal lame limb. A mass in the pelvic area was detected on rectal palpa-
tion. Laparoscopy was performed and the provisional diagno.sis of malig-
nant melanoma was made. Histological examination of the biopsy taken
under laparoscopic control from the mass in the pelvis confirmed the diag-
nosis of malignant melanoma. In the postmortem examination a targe black
mass in the pelvis and metastases in several organs were diagnosed. The
process under the tail showed microscopically the characteristics of dermal
melanomatosis. The metastases showed the appearance of a malignant me-
lanoma. The lameness and abduction during the non .supporting phase of
the stride were possibly caused by a combination of pain, a mechanical limi-
tation, and paresis/paralysis. When an older grey hor.se with melanomas on
the predilection sites is submitted with pelvic limb lameness and abduction
of the limb during the non supporting phase of the stride, a malignant me-
lanoma in the pelvis is one of the differential diagnoses and a rectal exami-
nation should be peiformed. Diagnostic laparoscopy in the standing horse
can be useful to confinn the provisional diagnosis.

Inleiding

Melanomen kunnen zowel bij paarden als bij ezels voorko-
men (32) en zijn gerapporteerd bij vos- en bruinkleurige
paarden, maar vooral bij schimmels (15, 28, 31). De preva-
lentie lijkt niet geslachtsgebonden en neemt toe met de leef-
tijd (8). Van dc schimmels ouder dan vijftien jaar heeft 67%
tot 80% melanomen (8, 25). Het ontwikkelen van de eerste
melanomen gebeurt vooral in de leeftijdsklasse van vijf tot
negen jaar (8), alhoewel ook melanomen zijn waargenomen
bij jongere paarden en neonaten (3, 9, 15). Engels volbloed,
Percheron, Lippizaner, Camargue en Arabisch Volbloed
paarden lijken verhoogd gevoelig te zijn. Deze raspredispo-
sitie wordt mogelijk beïnvloed door een hoog percentage aan
schimmels in deze rassen (7,8, 19). Wellicht kan erfelijkheid
een rol spelen. Onderzoek bij varkens toonde aan dat door
het selectief fokken het aantal melanocytaire tumoren sterk
kon worden teruggebracht (26). Veranderlijke schimmels
zouden in de periode van de overgang van gepigmentecrde
vacht naar een grijze of witte vachtkleur, de grootste kans
hebben op het ontwikkelen van melanomen (8). Deze associ-
atie met grijs worden of pigmentverlies, is ook bekend bij de
mens en bij het Sinclair-varken (26).
De lokalisatie van de melanomen betreft vooral de onder-
zijde van de staart, het perineum, de externe genitalia en het
parotisgebied (6,24). Minder frequent worden deze tumoren
waargenomen in het gebied van de lippen, de oogleden, de
ledematen, de nek, de oren (7, 8, 19) en de iris (4,23). De tu-
moren komen solitair of multiple voor en zijn meestal stevig,
nodulair of in de vorm van infiltrerende plaques of een com-
binatie van beide, niet ulcererend en subcutaan gelegen on-
der een vaak gehyperpigmenteerde huid (7, 19).
Grotere tumoren kunnen secundair problemen veroorzaken
door bijvoorbeeld fysieke obstructie van de anus, de penis,
het preputium, de vulva en de keel en leiden tot problemen
bij het defaeceren, het urineren, de coïtus, de partus en de
ademhaling. Tumoren op de rug en het hoofd kunnen een
probleem vormen bij het gebruik van zadel en halster of
hoofdstel (19). Voor de classificatie van melanocytaire tu-

-ocr page 133-

moren zijn verscheidene systemen beschreven (2, 34, 39),
waaronder de indehng volgens Valentine (39). Bij deze inde-
ling wordt onderscheid gemaakt in klinisch beeld, histolo-
gisch beeld en in gedrag (Schema I). Ook is beschreven dat
melanocytaire nevi kunnen worden beschouwd als een spe-
ciale manifestatie van het \'blue heavens fenomeen\' bij de
mens. Dermale melanoom/melanomatosis heeft eigenschap-
pen van zowel een stapelingsziekte als een tumorziekte (19,
21).

Indien melanomen metastaseren dan verspreiden ze zich via
lokale translocatie, via lymfe, via bloed of een combinatie
van deze. Perineale, staart- en vulva-melanomen metastase-
ren vaak eerst naar de sacrale lymfeknoop en de mediale
darmbeenlymfeknoop (19). In die regio kan, door groei van
de tumor en door metastasering naar onder andere nabij ge-
legen spieren, compressie worden uitgeoefend op bloedva-
ten en perifere zenuwen (20, 27). Ook naar andere lymfe-
knopen, uier, milt, lever, peritoneum, pleura, hart en het
maagdarmpakket kan metastasering optreden (19,22,32). In
het wervelkanaal kan door metastasen compressie op het
ruggenmerg ontstaan (30, 33). Maligne melanomen worden
ook gerapporteerd in de hoef en de ingang van de thorax (18,
27, 29). In dit artikel wordt de diagnostiek beschreven van
twee patiënten met een bewegingskreupelheid in het achter-
been als gevolg van een maligne melanoom in het bekken.

Schema i. Indeling dermale melanocytaire tumoren vol-
gens Valentine (39).

1. Melanocytaire nevi (melanocytoma) worden voorna-
melijk bij veulens en jonge paarden gezien, ontwikke-
len zich vaak op atypische locaties, zoals benen, nek en
romp cn komen voor bij schimmels en niet-schimmels.
Aanvankelijk werden deze tumoren geclassificeerd als
\'congenitale en verkregen melanocytomen\' en naar hu-
mane classificatie melanocytaire nevi genoemd. Het
zijn meestal solitaire, discrete, superficiële massa\'s.
De locatie is in de superficiële dermis of op de dermo-
epidermale overgang. Het epitheel is er vaak bij be-
trokken. Er zijn relatief grote, regelmatig gematigd
pleomorfische, epitheloïde tot spoelvormige tumo-
reuze cellen met euchromatische nuclei, soms 2-kernig
met variabele cytoplasmatische pigmentatie en soms
een mitotisch figuur. Histopathologisch worden ze
vaak geassocieerd met maligniteit (epitheliale betrok-
kenheid, cellulaire pleiomorfie, variabele pigmentatie,
mitotische activiteit), maar ze zijn zeer zelden maligne
en kunnen vaak worden behandeld door chirurgische
verwijdering.

2. Dermaal melanoom en dermale melanomatosis. Deze
zijn histologisch niet van elkaar te onderscheiden, al-
leen op aantal en locatie. Het zijn meestal stevige no-
duli of plaques of een combinatie van beide, niet ulce-
rerend met een vaak gehyperpigmenteerde huid. De
locatie is subcutaan, in de diepe dermis. Het zijn
kleine, homogene, ronde of dendritische tumorcellen
met gecondenseerd chromatine en dense cytoplasmati-
sche pigmentatie, zonder mitotische figuren. Dermaal
melanoom zijn één of twee discrete tumoren op varia-
bele locaties en komen vooral voor bij volwassen
schimmels. Grotere tumoren, vooral op benen, lijken te
metastaseren, vooral bij jongere paarden. Chirurgische
verwijdering geeft een goed resultaat. Dermale mela-
nomatosis ontwikkelt zich op de typische locaties, zo-
als onder de staart, in het perineumgebied en op ex-
terne genitaliën. Deze tumor komt vooral voor bij
oudere schimmels en metastaseert vaak. Volledige chi-
rurgische verwijdering is vaak onmogelijk en wordt re-
gelmatig gecompliceerd door recidief van de tumor op
de excisieplaats.

3. Anaplastisch maligne melanoom treedt vaak op bij
paarden ouder dan twintig jaar, vooral bij niet-schim-
mels. Deze tumoren bestaan uit zeer pleiomorfe epi-
theloïde cellen met individuele celinvasie in het epi-
theel, variabele pigmentatie en vele mitotische figuren.
Deze tumoren zijn zeer agressief, daar deze gemakke-
lijk metastaseren.

CASUS 1

Ziektegeschiedenis

Een twaalfjarige Arabische Volbloed vliegenschimmel mer-
rie met een gewicht van 480 kg werd bij de praktiserend die-
renarts aangeboden met het probleem dat het rechter achter-
been acuut was gezwollen vanaf de hoef tot in de lies. Het
been voelde warm aan en was pijnlijk bij aanraking. Een
maand geleden was het paard behandeld voor een hoefzweer.
Nu werd een behandeling tegen Einschuß gestart. Na tien da-
gen antibiotica (trimethoprim 5 mg/kg LG en sulfadiazine\'
25 mg/kg LG 2dd PO) en NSAID\'s (vedaprofen-1 mg/kg LG
2dd PO) verminderde de pijn cn de zwelling. Hierna ont-
stond in twee ä drie weken een geleidelijk duidelijker wor-
dende gemengde kreupelheid, die verergerde bij het gebruik.
Het paard werd doorgestuurd naar een tweedelijnskliniek,
waar een trombose in de
A. ileaca externa van het rechter
achterbeen werd vastgesteld. Als medicatie werd voor drie
weken een antistollingsmiddel (carbasalaat\' 3 mg/kg LG
1 dd) gegeven, waardoor de pijnlijkheid van de dikte hoog in
de lies in de loop van de tijd minder werd, de kreupelheid
bleef echter aanwezig. Vanwege dc onverminderende kreu-
pelheid werd besloten het paard voor nader onderzoek te ver-
wijzen naar de kliniek van de Hoofdafdeling Gezond-
heidszorg Paard van de Faculteit der Diergeneeskunde aan
de Universiteit Utrecht.

Klinisch onderzoek

Bij het klinisch onderzoek was het dier attent, vertoonde een
goede verzorgings- en voedingstoestand. Er was een oede-
mateuze zwelling rechts onder de buik, van de rechter uier-
helft en het gehele rechter achterbeen, vooral het mediale
deel. Onder de staart en in het perineumgebied waren vele
nodulaire melanomen van verschillende grootte zichtbaar
(Foto 1). In het parotisgebied links en bij het linkeroog zaten
goed omschreven zwellingen vlak onder de huid. Het rechter
achterbeen toonde gestuwde bloedvaten. Het algemeen

Sultrisan. Dopharma B. V. Raamsdonlcsveen
\' Quadrisol^, Intervet International B. V. Boxmeer
\' Carhasalatum calcicum Gf. Genfarma B V, Maarssen.

-ocr page 134-

onderzoek gaf geen afwijkingen. Bij auscultatie van de lon-
gen was geen sprake van verscherpt ademen en bijgeluiden
werden niet waargenomen. Bij onderzoek van het circulatie-
apparaat werden geen andere afwijkingen gevonden dan de
eerder genoemde perifere oedeinen. Bij het rectaal onder-
zoek waren zijdelings van het rectum enkele goed omschre-
ven, harde massa\'s te voelen. Verder naar craniaal was in het
dorso-craniale deel van de rechter bekkenhelft een harde,
ruim 1 vuistgrote, niet verplaatsbare massa te voelen die leek
vast te zitten aan de bekkenbeenderen en lendenwervels. Bij
het monsteren was het dier graad 1 uit 5 bewegingskreupel
(36) met een verminderde protractie en het rechterachter-
been werd, zowel in stap als in draf, buiten de massa gezet.
Het passief buigen van het rechter achterbeen was pijnlijk en
de buigproeven waren negatief

Laboratoriumonderzoek

Het routinebloedonderzoek gaf als enige afwijking een iets
verhoogde activiteit van alkalische fosfatase (AF 403 lU/L
(referentiewaarden 140-300 lU/L)).

Aanvullend onderzoek
Echografisch onderzoek

Om inzicht te krijgen in de opbouw van de massa in het bek-
ken werd rectaal met een lineair probe (6,0 MHz) een echo-
grafisch onderzoek verricht. De
Aorta abdominalis en Vena
cava caudalis
liepen naar en door de massa, waar het vervol-
gens moeilijk was om de vasculaire anatomie te vervolgen.
In de rechter
A. ileaca externa waren enkele, niet oblite-
rende, kleine verdichtingen zichtbaar ter hoogte van een

plaatselijke vernauwing van de arterie in de tumoreuze
massa (Foto 2).

Röntgenologisch onderzoek

In verband met een verdenking van een bekkenfractuur werd
onder algehele anesthesie een röntgenfoto van het bekken
genomen. Bij het röntgenologisch onderzoek bleek geen
aanwijzing voor een fractuur in het bekken aanwezig te zijn.
Bij de recovery werd het rechter achterbeen niet belast, ten
gevolge van een TV. /èwora//i-parese/paralyse.

Therapie

Als symptomatische therapie werden NSAID\'s (flunixine
meglumide" 1,25 mg/kg LG éénmalig IV en vedaprofen^ 1
mg/kg LG 2dd PO), anti-stollingsmiddel (carbasalaat\' 6,25
mg/kg LG 2dd PO) en corticosteroïden (dexamethason\' 62,5
pg/kg LG Idd IV) ingesteld. Een pijp kogel-steunverband
werd aan het linker achterbeen aangelegd. Na drie dagen was
de A^/èwora/w-parese/paralyse hersteld.

Laparoscopisch onderzoek

Bij de klinische en beeldvormende diagnostiek was gebleken
dat de massa in het bekken zich ver naar craniaal uitbreidde.
Voor nadere diagnostiek werd daarom besloten tot een dia-
gnostische laparoscopic. Na twee dagen vasten werd de lapa-
roscopic bij het staande dier uitgevoerd. Preoperatief werd
antibioticum (ampicilline^ 12,5 mg/kg LG IV) toegediend.
Voor de sedatie werd een a2-agonist (detomidine\'\' 10 ng/kg
LG IV) toegediend samen met een opiaat (buprenorphine\'
6,25 pg/kg LG IV) en als onderhoud van de sedatie een infuus
met een a2-agonist (detomidine\'* 0,17 pg/kg LG/min IV).
Lokale anesthesie werd gegeven in de paralumbale regio op
de plaatsen van toegang van de laparoscoop en instrumenten.
De voorbereidingen voor aseptische chirurgie werden lege
artis uitgevoerd. Bij uitwendige inspectie werd een abnor-
male rechterflank vastgesteld, gekenmerkt door het uitpuilen
van het dorsale deel van de
Fossa paralumhalis, welke stevig
aanvoelde. De toegang voor de laparoscoop\'" werd om deze
reden in de linkerflank gecreëerd juist dorsaal van de
M. obli-
quus internus abdominis
en 2 cm caudaal van de laatste rib.
Laparoscopisch werd vastgesteld dat in de milt, miltnierband

Finadyne\'. Schering-Plough M K/S.A., Brussel. België.
Dexadreson\', Intervet Nederland B. V. Boxmeer
Sedatin* oral gel. Chassot N. K/S.A.. Hasselt. België.
Ampi 2000 inj., Aesculaap B. V. Boxtel
Domosedan\'. Pfizer Animal Health B. V.. Capelle a/d Ussel.
Temgesic*-. Schering-Plough B. V, Maarssen.

Hopkins* (50^optiek. 10 mm diameter. 33 cm lang). Storz. Tuttlingen. Duitsland.

-ocr page 135-

en de lever zwarte foei zichtbaar waren. Een zwart doorschij-
nend oedemateus proces was tegen de wervelkolom in het
rechter bekkengedeelte zichtbaar. Dorsaal lag een zwart
doorschijnende massa aan de craniale rand van het bekken en
meer ventraal was de buikwand vrij. Vervolgens werd beslo-
ten tot een laparoscopic via de rechterflank waarbij de trocar
8 cm ventraal van de normale plaats ingebracht werd.
Lateraal van de uterus was een zwart doorschijnende massa
van 5 cm hoog en 5 cm breed zichtbaar die zich vanaf het me-
sovarium uitstrekte tot in het bekken, waarbij een zachte
zwarte glanzende massa lokaal uitpuilde (Foto 3). Een gedila-
teerde arterie was zichtbaar op deze tnassa. Dc laparoscoop-
toegang werd gesloten in twee lagen met enkelvoudige
knoophechtingen met polygalactin USP 2-0".
Op basis van het klinisch, echografisch en laparoscopisch
onderzoek werd de waarschijnlijkheidsdiagnose maligne
tnelanoom met uitgebreide metastasen gesteld, waarna be-
sloten werd, in overleg inet de eigenaresse, de merrie te eu-
thanaseren en aan te bicden voor post mortem onderzoek.

Postmortem onderzoek

Macroscopisch waren multipele trtelanomen aan het peri-
neuin en onder de staart uitwendig zichtbaar. Het gebied van
de rechter inwendige darmbccnlymfeknoop was sterk ver-
dikt en op sneevlakte zwart van kleur. Deze sterk gepigmen-
teerde tumoreuze massa zette zich voort rechts in de laterale
en ventrale zijde van de bekkenholte, waarbij met name deA.
Hiaca interna en A. iliaca externa door een manchet van ste-
vig tumorweefsel waren omgeven. De endotheliale zijde van
de hierboven genoemde vaten was onregelmatig (Foto 4). In
de bovenbeeninusculatuur bevond zich een uitgebreide infil-
tratie van tumorweefsel. Het rechter onderbeen was oedema-
teus en hyperemisch. In diverse andere organen, waaronder
Gl. parotis, hart, longen, lever, milt, mesocolon en uier wa-
ren sterk gepigmenteerde foei waarneembaar. De microsco-
pie van één van de melanocytaire processen onder de staart
was een in de dermis gelegen proliferatie van ronde tot
spoelvormige irielanocytaire cellen met een overwegend epi-
theloïd celbeeld. Het kernbeeld was weinig pleiomorf met
weinig opvallende nucleoli, zonder delingsfiguren. De mate
van pigmentering was wisselend van gering tot zeer uitge-
breid. In deze tumor waren tevens vele melanofagen gele-
gen. De epidermis was vrij sterk gepigmenteerd, maar junc-
tionele activiteit werd niet waargenomen. Dit beeld was
passend bij dermale melanomatosis. De metastasen in de le-

Monocryt^. John.son<iJofin.son Medical B. V. Amersfoort.

ver, milt, long en rechter quadriceps-spier (Foto 5), A. ileaca
externa
en de uierhelft vertoonden alle een onderling verge-
lijkbaar beeld. Het waren matig begrensde melanocytaire
woekeringen met overwegend epithelioide cellen met een
pleiomorf cel- en kernbeeld met soms erg grote kernen rnet
grote nucleoli. Vrij frequent waren er delingsfiguren te zien.
Centraal was in de haarden vaak verval. Het gebied rond de
rechter
iliaca externa liet een zeer uitgebreide woekering
van melanocytaire cellen zien met veel verval, zonder in-
groei in de arteriewand. Thrombi werden niet waargenomen.
Een enkel aangesneden zenuw vertoonde geen infiltratie van
melanocytaire cellen. Het pathologisch beeld was passend
bij dat van een maligne melanoom met uitgebreide metasta-
seringen.

Casus 2

Ziektegeschiedenis

Een Lippizaner-kruising schimmelmerrie van dertien jaar en
met een gewicht van 546 kg werd bij de practicus ter onder-
zoek aangeboden met als probleem plotseling optredende
stijfheid en rugpijn na een buitenrit. Bij het klinisch onder-

-ocr page 136-

zoek, werden melanomen onder de staart, in het perineum-
gebied, op de rechterwang en op de bovenlip vastgesteld,
welke in afgelopen jaren in omvang en aantal waren toege-
nomen. Depigmentatie, van zwart naar roze, was opgetreden
op de rand van het linker ooglid en op de lippen aan de lin-
kerzijde. Bij een uitgebreid bloedonderzoek bleken de spie-
renzymen niet afwijkend. Twee weken later werd de practi-
cus opnieuw geconsulteerd, nu vanwege een wisselende
kreupelheid van het linker achterbeen waarbij op dit been de
bloedvaten te duidelijk zichtbaar waren. Tevens bestond on-
gerustheid over de ontwikkeling van een groep melanomen
in de mond tussen kaak en wang met een bloemkoolachtig
aspect. Als differentaaldiagnose werd gedacht aan een trom-
bose van de
K iliaca externa of V. femoralis en/of compressie
hierop door een maligne melanoom. Vanwege het niet ver-
minderen van de kreupelheid van het linker achterbeen en
het progressief verschijnen van de melanomen werd besloten
het paard voor nader onderzoek te verwijzen naar de kliniek
van de Hoofdafdeling Gezondheidszorg Paard.

Klinisch onderzoek

Bij binnenkomst was het paard stijf en sloom, had een goede
voedings- en verzorgingstoestand, en melanomen en depig-
mentatie op de hierboven beschreven plaatsen. Het algemeen
onderzoek gaf geen afwijkingen. Bij onderzoek van het circu-
latie-apparaat werden geen afwijkingen gevonden anders dan
de eerdergenoemde gestuwde bloedvaten linksachter. Bij het
onderzoek van het digestie-apparaat werden rond de anus veel
melanomen gezien. Tijdens het rectaal onderzoek was links in
het bekken een drie vuistengrote, harde, knobbelige dikte te
voelen met een botachtige consistentie, die links vastzat aan de
cranio-ventrale bekkenrand. De milt was door de omvang van
de afwijkende massa niet te bereiken. He^dier liep stijf, met het
linker achterbeen graad 1 uit 5 bewegingskreupel (36) en zette
het linker achterbeen buiten de massa. Buigproeven van beide
achterbenen waren met graad 2 uit 5 licht positief (36).

Laboratoriumonderzoek

Bij uitgebreid bloedonderzoek werd een relatieve neutrofilie
(80%) en een lymfocytopenie (19%), bij een normale hoe-
veelheid leukocyten (9,5 G/L), als afwijking gevonden.

Aanvullend onderzoek ^ ■
Laparoscopie

Een diagnostische laparoscopie werd uitgevoerd ter inspec-
tie van de massa links in het bekken. Na introductie van de
laparoscoop in de rechterflank werd een zwarte massa zicht-
baar lopende vanaf het bekken naar craniaal tot 5 cm voor de
laterale ophangband van de blaas. De oppervlakte van de
massa was onregelmatig, maar niet vergroeid met de omge-
ving. Een tweede trocar werd geplaatst onder laparoscopi-
sche controle, ongeveer 4 cm caudaai en 8-10 cm distaal van
de laparoscooptoegang. Bij het nemen van een weefselbiopt
uit de massa in het bekken met een biopsietang\'^ bleek de
massa van stevige consistentie te zijn. De laparoscoop- en
instrumententoegangen werden gesloten.

Histologie

Macroscopisch bevatte het weefselbiopt twee zwarte stukjes
weefsel. Microscopisch was een epitheloïd celbeeld met een
pleiomorf cel- en kernbeeld zichtbaar met soms grote kernen

^^ ClicklineTM Zange zur Proheexcision, Storz, Tuttlingen, Duitsland.

met weinig opvallende nucleoli en weinig delingsfiguren.
De tumorcellen waren redelijk gepigmenteerd en er waren
veel melanofagen aanwezig. Het histologische beeld was
passend bij een melanoom met matige maligniteitsgraad.

Therapie

De eigenaar wenste het paard weer mee naar huis te nemen
en kreeg als ondersteunende therapie een histamine-receptor
type-2-antagonist
(Cimetidine\'^ 2,5 mg/kg 3dd) mee.
Geadviseerd werd om het paard na drie maanden behande-
ling voor controle aan te bieden of eerder als de problemen
zouden verergeren.

Follow-up

Nadat het paard een paar dagen thuis was, trad enige klini-
sche verbetering op. Het paard was te longeren in draf. Na
ruim twee weken verslechterde de klinische toestand. Het
paard kon moeilijk uit de box komen en was stijf Het linker
achterbeen werd wel belast, maar stond veel op rust. Bij het
bewegen hield het paard het been stijf, belastte het kort en liep
scheef met de linker achterhand buiten de massa. Het linker
achterbeen was oedemateus gezwollen. Depigmentade van
de lip en de oogleden werd steeds duidelijker, de wang links
toonde zwarter en vertoonde alopecia. De bloedvaten links op
de romp waren duidelijk gezwollen vanaf de voorbenen tot
aan de vuIva en dit verergerde wanneer het paard arbeid le-
verde. Vier weken nadat het paard thuis was gekomen kon het
paard moeilijk lopen, vertoonde anorexie en was erg suf.
Besloten werd het paard thuis te euthanaseren en geen post
mortem onderzoek uit te voeren.

Discussie

De histologie van het proces onder de staart bij Casus I gaf
een beeld dat past bij dermale melanomatosis, zoals beschre-
ven door Valentine (39). De gevonden metastasen waren be-
duidend meer maligne en waren derhalve vergelijkbaar met
het anaplastisch maligne melanoom volgens de classificatie
van Valentine (39). Echter deze classificatie werd opgesteld
voor dermale melanomen. Qua maligniteit lagen de histolo-
gische veranderingen van het biopt van
Casus 2 tussen deze
twee beoordelingen in. Door variatie van maligniteitsken-
merken binnen een individueel dermaal melanoom kan de
uitslag van een histologisch onderzoek slecht gerelateerd
worden aan de kans op metastasen (6). Dit wordt verder nog
bemoeilijkt door het verschil in maligniteit van het dermale
melanoom ten opzichte van de inwendige metastasen (19).
De combinatie van histologie, signalement en locatie maakt
het mogelijk onderscheid te maken in een melanocytaire
nevi, dermaal melanoom/dermale melanomatosis en een ana-
plastisch maligne melanoom. In de literatuur zijn drie groei-
patronen van melanomen beschreven I. langzame groei ge-
durende vele jaren zonder metastasen 2. langzame groei
gevolgd door een plotselinge metastase en 3. direct vanaf het
begin een snelle groei met maligne eigenschappen (34). Op
grond van deze indeling kunnen de paarden in dit artikel in-
gedeeld worden in groep 2; dit wordt mede ondersteund door
de histologische bevindingen.

Bij beide paarden in dit artikel leek de geïnfiltreerde tumo-
reuze massa in het bekken de oorzaak van de kreupelheid in
een achterbeen. Diagnostische anesthesieën zijn vanwege

Cimetidine, Apotheek Faculteit Diergeneeskunde. Utrecht.

-ocr page 137-

het Einschuß-beeld, het verloop van het ziekteproces en de
ernst van de klinische bevindingen achterwege gelaten.
Kreupelheid kan onder andere ontstaan door pijn, bewe-
gingsbeperking en parese/paralyse. Pijn kan veroorzaakt
worden door necrose in tumoren (19), door de spanning van
het perifere oedeem op de huid zoals optreedt bij Einschuß,
door druk van de metastasen op bijvoorbeeld bloedvaten, ze-
nuwen (20, 27), periosteum en peritoneum. De bewegings-
beperking van het achterbeen kan veroorzaakt worden door
metastasen in het bekken en in de mediale dijbeenmuscula-
tuur al dan niet in combinatie met perifeer oedeem. Door an-
deren wordt als oorzaak van een kreupelheid metastasen in
gewrichten of in bursae gemeld (14). Bij
Casus 1 zijn bij het
post-mortale onderzoek macroscopisch geen metastasen op
deze locaties aangetroffen. Volgens de literatuur kan ataxie
en paresis posterior ook veroorzaakt worden door compres-
sie van het ruggenmerg door een epiduraal melanoom (33,
38) of door een reactie van de wervel lichamen op infiltratie
van een maligne melanoom in een wervellichaam (30).
Andere auteurs melden een infiltratie van neoplastische cel-
len in de sacrale zenuwen, dorsale wortelganglia en proxi-
male deel van de
N. ischiadicus (20). Bij Casus I waren bij
het post-mortem onderzoek macroscopisch geen afwijkin-
gen te vinden in het epidurale gebied en in de wervellicha-
men. In
Casus I trad post-anesthetisch een N. femomlis-pii-
rese/paralyse van het rechter achterbeen op, welke ook als
post-anesthetische complicatie door andere auteurs staat be-
schreven (5). Herstel trad op na drie dagen, zodat deze pa-
rese/paralyse niet direct toe te schrijven valt aan het maligne
melanoom. Het is mogelijk dat het tumorweefsel afwijkin-
gen in de bloedvoorziening, spieren en weefsel rondoin de
zenuw heeft veroorzaakt, zodat een verhoogde gevoeligheid
voor de parese/paralyse aanwezig was. Zowel bij
Casus I als
bij
Casus 2 was er sprake van stuwing van bloedvaten en van
een oedemateus kreupel achterbeen. In beide gevallen kan
dit verklaard worden door vermindering van afvoer van
lymfe en veneus bloed veroorzaakt door druk van de tumo-
reuze massa op de vaten (20, 22). Differentiaaldiagnostisch
dient gedacht te worden aan een hematoom, een abces of een
tumor extraluminaal en een trombus intraluminaal. Bij
Casus / werden door middel van echografie in de rechter/l.
ileaca externa enkele, niet obliterende, kleine verdichtingen
in beeld gebracht ter plaatse van een vernauwing van de arte-
rie. Tijdens het pathologisch onderzoek werden deze niet
aangetroffen, toen het inmiddels gestolde bloed verwijderd
werd. Aangezien het lumen te plaatse vernauwd was en de
intima onregelmatig, is het waarschijnlijk dat de echogra-
fisch gevonden verdichtingen fibrinestolsels waren.
Gemeld wordt dat melanocytaire tumoren bij het paard voor-
afgegaan kunnen worden door vitiligo (6). Bij
Casus 2 werd
depigmentatie vroeg in het ziekteproces geconstateerd. Er
wordt gedacht dat dit het resultaat is van destructie van nor-
male melanocyten door auto-immuun-mechanismen (6).
Als onderdeel van de diagnostiek kan met rectale exploratie
het bekken en het caudale gedeelte van het abdomen worden
gecontroleerd op aanwezigheid van tumoreuze massa\'s (20,
22). Echografisch onderzoek kan meer inzicht geven in de
structuur van deze massa (22). Met behulp van de laparosco-
pic is het mogelijk om de eventueel aanwezige massa zicht-
baar te maken (20, 22) en een histologisch biopt te nemen.
Anderen melden het gebruik van histologie bij percutane
biopsie van oppervlakkige regionale lymfeknopen (35). In
de literatuur wordt aangegeven dat het vinden van melano-
fagen in de cytologie van bloed of van pleurale en peritone-
ale vloeistof de mogelijkheid geeft om tot een diagnose te
komen (37).

Als therapiemogelijkheid voor dermale melanomatosis
wordt chirurgie genoemd. Deze techniek zou geschikt zijn,
indien het gaat om tumoren niet groter dan 3 cm, niet meer
dan vijftien in aantal en gelokaliseerd op chirurgisch goed
bereikbare plaatsen (19). Er zijn aanwijzingen dat vroege
verwijdering van kleine melanomen resulteert in genezing
(10). Een grote kans bestaat dat de tumor terug kan komen,
groeiende vanuit abnormale melanoblasten, die buiten het
verwijderde deel gelegen waren (13,37). Een nuttige aanvul-
ling is om na chirurgische verwijdering het omliggende
weefsel cryonecrose (tot -20°C) te laten ondergaan, wat een-
maal herhaald moet worden na het ontdooien van het weef-
sel. Cryonecrose kan ook als enige therapie worden toege-
past indien het melanoom zich presenteert als een grote
plaque. Deze zal echter zelden verdwijnen, maar kan met
cryonecrose, één tot twee maal per jaar, in de hand gehouden
worden (13). Injectie met cisplatin wordt beschreven als ef-
fectiefbij kleinere tumoren, waarbij meestal een eenmalige
behandeling voldoende is. Bij grotere tumoren wordt het re-
sultaat beter indien eerst getracht wordt de tumor chirurgisch
te verwijderen. Het gebruik van interferon-alpha heeft zijn
werking enigszins bewezen in de humane melanoombestrij-
ding. Het gebruik bij paarden is nog onvoldoende gedocu-
menteerd, alhoewel er aanwijzingen zijn dat het in combina-
tie met een orale cimetidinetoediening gunstig kan werken
(17). Het gebruik van Bacillus Calmette-Guerin (BCG)
blijkt weinig effectief (11).

Bovenstaande technieken zijn in het geval van metastasen
weinig effectief, in dat geval zou men gebruik kunnen maken
van een systemische behandeling.

Cimetidine zou als histaminereceptor-type-2-antagonist een
inactiverende werking op de suppressor T-cel en kan
daardoor als therapie, maar ook als ondersteuning van bo-
vengenoemde therapieën worden gegeven (13). In de eerste
literatuur over
Cimetidine (2,5 mg/kg 3dd PO) wordt een ver-
mindering van de melanomen gemeld in aantal en omvang,
maar later worden veel minder positieve resultaten gemeld
(1,11, 16,40). Het verschil kan verklaard worden doordat
Ci-
metidine het meest werkzaam zou zijn bij sterk groeiende
melanomen en minder bij stabiele melanomen. Tevens waren
er verschillen in biologische beschikbaarheid en de toege-
diende doseringen (19). Bij
Casus 2 leek in de eerste twee
weken van de behandeling met
Cimetidine een verbetering
op te treden. Het is echter zonder nader onderzoek onduide-
lijk of deze verbetering toegeschreven kan worden aan de ci-
metidinetherapie. Ranitidine, een andere histaminereceptor-
antagonist, lijkt minder effectief te zijn (12). Succesvol
gebruik van een autoloog vaccin wordt beschreven bij een
beperkt aantal gevallen, maar de behandeling is duur (24).
Chemotherapie en radiotherapie blijken bij de bestrijding
van inelanomen minder goed toepasbaar te zijn (11).
Concluderend kan worden gezegd dat indien een oudere ver-
anderlijke schimmel wordt aangeboden met een bewegings-
kreupelheid aan een achterbeen en met melanomen op de
predilectieplaatsen, een tumoreuze massa in het bekken, zo-
als een maligne melanoom, in de differentiaaldiagnose be-
hoort. Derhalve dient een rectale exploratie te worden uitge-
voerd. Diagnostische laparoscopie bij het staande dier blijkt
bij deze patiënten een bruikbare techniek voor bevestiging
van de waarschijnlijkheidsdiagnose.

-ocr page 138-

Dankbetuiging

De auteurs willen de collegae drs. S. Boerma (DAP Garijp), drs. D.C.U.
Tijssen (DAP Texel) en drs. E.RL. Warmerdam (DAP Noordwijkerhout) be-
danken voor het intercollegiaal overleg over en het doorverwijzen van deze
patiënten en mevrouw drs. N.J. van Klaveren en dr W.R. Klein voor het kri-
tisch doorlezen van het manuscript.

Literatuurlijst

Bowers JR, Huntington PJ, and Slocombe RF. Efficacy of cimetidine for
therapy ofskin tumours ofhorses-lOcases.Aust VetJ 1994; 12: 30.
Conroy JD. Melanocytic mmors of domestic animals. Arch. Dermato-
logy 1967; 96: 372-80.

Cox JH, DeBowes RM, and Leipold HW. Congenital Malignant
Melanoma in two foals. J Am Vet Med Assoc 1989; 194:945-7.
Davidson HJ, Blanchard GL, Wheeler CA, and Render JA. Anterior
uveal melanoma, with secondary keratitis, cataract, and glaucoma, in a
horse. J Am Vet Med Assoc 1991; 199: 1049-50.
Dyson S, Taylor P, and WhiUvell K. Femoral nerve paralysis after general
anaesthesia. Equine Vet J 1988; 20: 376-80.

Fintl C, and Dixon PM. A review of five cases of parotid melanoma in the
horse. Equine vet Educ 2001; 13: 17-24.

Floury C, Bernard E Leblond A, Faure C, Ganem N, and Thomas L. The
smdy of cutaneous melanomas in Camargue-type gray-skinned horses (1):
clinical-pathological characterization. Pigment Cell Res 2000; 13: 39-46.
Fleury C, Bernard F, Leblond A, Faure C, Ganem N, and Thomas L. The
study of cutaneous melanomas in Camargue-type gray-skinned horses
(2): epidemiological survey. Pigment Cell Res 2000; 13:47-51.
Foley GL, Valentine BA, and Kincaid AL. Congenital and acquired mela-
nocytomas (benign melanomas) in eighteen young horses. Vet Pathol
1991;28:363-9.

Frederick D. Excision of melanomas in horses. J Am Vet Med Assoc
1990; 196: 1201-2.

Goetz TE, Boulton CH, and Ogilvie GK. Clinical management of pro-
gressive multifocal benign and malignant melanomas of horses with oral
cimetidine. In: Proceedings of the 35th Annual Convention of the
American Association of Equine Practitioners, Boston, 1989:431.
Goetz TE, Ogilvie GK, Kccgan KG, and Johnson PJ. Cimetidine for
treatment of melanomas in three horses. J Am Vet Med Assoc 1990;
196:449-52.

Goetz TE, and Long MT. Treatment of melanomas in horses. Compend
Contin Educ Pract Vet 1993; 15: 608.

Cirant B, and Lincoln S. Melanosarcoma as a cause of lameness in a horse
(a ease report). Vet Med Small Anim Clin 1972; 67: 995-8.
Hamilton DP, and Byerly CS. Congenital malignant melanoma in a foal. J
Am Vet Med Assoc 1974; 164: 1040.

Hare JE, and Staempfli HR. Cimetidine for the treatment of melanomas
in horses. Efficacy determined by client questionnaire. Equine Pract
1994; 16: 18.

Hill NO, Pardue A, Khan A, Hill RW, Aleman C, Hilario R, Hill JM, and
Osther K. Interferon and cimetidine for malignant melanoma. N Engl J

18.

19.

20.

21.
22.

23.

24.

25.

26.

27.

28.

29.

30.

31.

32.

10.

33.

11.

34.

35.

12.

36.

13.

37.

14.

38.

15.

16.

39.

40.

17.

Med 1983; 308:286.

Honnas CM, Liskey CC, Meagher DM, Brown D, and Luck EE.
Malignant melanoma in the foot of a horse. J Am Vet Med Assoc 1990;
197: 756-8.

Johnson PJ. Dermatologie tumors (excluding sarcoids). Vet Clin North
Am Equine Pract 1998; 14: 643-50.

Kirker-Head CA, Loeffler D, and Held JR Pelvic limb lameness due to
malignant melanoma in a horse. J Am Vet Med Assoc 1985; 186: 1215-7.
Lcvine A. Equine Melanotic Disease. Tumori 1971 ;57:133-68.
MacEachern KE, McKay JS, and Hewicker-Trautwein M. Malignant
mammary melanoma in a young mature Thoroughbred mare. Equine vet
Educ 2001; 13:94-8.

Matthews AG, and Barry DR. Bilateral melanoma of the iris in a horse.
Equine VetJ 1987; 19:358-60.

May KA, and Howard RD. Exercise intolerance secondary to parotid me-
lanomas in a mare. Equine vet Educ 2001; 13: 246-8
McFadyean J. Equine melanomatosis. J Comp Pathol 1933;38: 186-204.
Millikan LE, Hook RR, and Manning PJ. Gross and ultrastructural stu-
dies in a new melanoma model; The Sinclair Swine. Yale J Biology
Medicine 1973; 46: 631-645.

Milne JC. Malignant melanomas causing Homer\'s syndrome in a horse.
Equine VetJ 1986; 18:74-5.

Mostafa MSE. A case of malignant melanoma in a bay horse. Br Vet J
1953; 109: 201.

Murray MJ, Cavey DM, Feldman BF, Trostle SS, and White NA. Signs of
sympatheic denervation associated with thoracic melanoma in a horse. J
Vet Intern Med 1997; II: 199-203.

Rodriguez F, Forga J, Herraez R Andrada M, and Fernandez A. Metastatic
melanoma causing spinal cord compression in a horse. Vet Rec 1998;
142: 248-9.

Rooney JR, and Robertson JL. Integument and nervous system. In:
Equine pathology, Iowa State University Press, lA, 1996: 287-343.
Runnells RA, and Bcnnrook EA. Malignant melanomas of horses and
mules. Am J Vet Res 1941; 2: 340.

Schott HC, Major MD, Grant BD, and Bayly WM. Melanoma as a cause
of spinal cord compression in two horses. J Am Vet Med Assoc 1990;
196: 1820-2.

Scott DW. Structure and function of the skin. In: Large Animal
Dermatology, WB Saunders Co., Philadelphia. 1988:4-5.
Shokry M, and Lotfi MM. Malignant perianal melanoma in a horse. Mod
Vet Pract 1984; 65:226.

Stashak TS. Diagnosis of Lamness. In: Adams\' lameness in horses. Lea
and Febiger, Philadelphia. 1987: 106.

Tarrant J, Stokol T, Bartol J, Wakshlag J, and Blue J. Diagnosis of malig-
nant melanoma in a horse from cytology of body cavity fluid and blood.
EquineVetJ 2001; 33: 531-4.

Traver DS, Moore JN, Thomburg LP, Johnson JH, and Coffman JR.
Epidural melanoma causing posterior paresis in a horse. J Am Vet Med
Assoc 1977: 170: 1400-3.

Valentine BA. Equine mclanocytic tumors: a retrospective study of 53
horses(1988to 1991). J Vet Intern Med 1995; 9: 291-7.
Wamick LD. Graham ME, and Valentine BA. Evaluation of Cimetidine
treatment for melonomas in seven horses. Equine Pract 1995; 17: 16.

-ocr page 139-

Teamwork

in de praktijk

. • f «I

VETERINAIR MEDISCHE TECHNIEK

InstruVet is uw partner op het gebied van veterinair medische
techniek. Wij zijn een dochter van de dierenartscoöperatie AUV,
dit betekent voor u de zekerheid van vertrouwde service, uitste-
kende kwaliteit en natuurlijk het financiële voordeel van het
coöperatief inkopen. U kunt bij ons terecht voor een zeer
omvangrijk totaalpakket aan producten, waaronder apparatuur,
instrumentarium, verbandmiddelen en hechtmateriaal. Uiteraard
kunt u naast deze producten ook terecht voor deskundig advies.

-ocr page 140-

In het vorige artikel bleek dat het
Tuchtcollege eerder een oordeel uit-
spreekt over de zorgvuldigheid van
de veterinaire handelingen dan over
het altijd en direct stellen van een
juiste diagnose. Gezien de tekst van
de Wet op de Uitoefening van de
Diergeneeskunde is dat een begrij-
pelijk uitgangspunt. Vergissen is
menselijk, een diagnose missen ook. Er zijn ongetwijfeld ver-
schillen in het missen van een diagnose, en er zal zeker nog
eens een zaak langskomen waarbij de dierenarts struikelt
over een glashelder ziektebeeld, maar wat gebeurt er bij het
missen van een zeldzame aandoening?

Zo zijn het Friezen

Een Friese merrie van vijfjaar oud is
mager, eet slecht en heeft een opge-
trokken buik. De dierenarts
onderzoekt het paard klinisch
van top tot teen en voert labo-
ratoriumonderzoek uit, maar
kan niet echt vinden waar
het aan ligt. Hij stelt de ei-
genaren voor om het paard
een tijdje in zijn eigen kli-
niek op te nemen voor ver-
der onderzoek, behande-
ling en observatie. In de
kliniek worden de kiezen
van het paard geraspt en
krijgt het dier stevige ontwor-
mingsmiddelen en medicijnen.
Daarna lijkt het wat beter te
gaan, en stelt de dierenarts de eige-
naren voor om het paard naar huis te
halen en de situatie thuis verder te bekij-
ken. Als het paard weer slechter wordt moe-
ten ze maar weer contact met de kliniek opne-
men.

En zo zijn het...

Het paard wordt goed verzorgd, maar toch hebben de eigena-
ren thuis het gevoel dat ze niet echt opknapt. Uiteindelijk ne-
men ze zelfs een paardenfluisteraar in de arm. Wat deze heeft
gefluisterd wordt in de procedure niet vermeld (en er is - nog -
geen tuchtcollege voor paardenfluisteraars), maar blijkbaar
heeft het weinig effect. Enkele dagen later vragen de eigena-
ren aan twee andere dierenartsen om naar het paard te kijken.
Deze dierenartsen vertrouwen het niet en sturen het paard
naar Utrecht, waar Grass Sickness wordt geconstateerd.
Euthanasie is dan het enige wat er nog op zit, waarna uit pa-
thologisch onderzoek blijkt dat het inderdaad om Grass
Sickness ging.

Waarschijnlijkheidsdiagnose

De eigenaren vinden dat de eerste dierenarts onvoldoende
onderzoek heeft verricht en de Grass Sickness eerder had
kunnen en moeten vaststellen. Bovendien heeft de dierenarts
het paard - blijkbaar - te vroeg uit de kliniek ontslagen.
Het Tuchtcollege vindt dat de onderzoeksgegevens die de
dierenarts ter beschikking had, redelijkerwijs hebben geleid
tot de waarschijnlijkheidsdiagnose dat het paard gebitspro-
blemen en een worminfectie had. Grass Sickness is een aan-
doening die zeer zelden voorkomt en die lastig te diagnosti-
ceren is. Bovendien openbaarde de ziekte zich in het eerste
stadium misschien ook nog niet erg duidelijk. Pas in een ver-
gevorderd stadium is het beeld veel duidelijker maar dan is
de diagnose wat betreft de eigenaar door de dieren-
arts al snel te laat gesteld, want het paard had
toch al eerder klachten?

Had de dierenarts het paard dan in
de kliniek moeten houden? Nog
los van de vraag of dit het le-
ven van het paard zou hebben
gered, is het ontslag uit de
kliniek volgens het Tucht-
college niet onterecht ge-
weest. De behandeling
was afgerond, het paard
had een normaal bloed-
beeld en weer enige eet-
lust, zodat er op dat mo-
ment geen zichtbare reden
was om het paard nog lan-
ger in de kliniek te houden.
Had de dierenarts het paard
dan niet meteen naar Utrecht
moeten doorverwijzen toen het
niet opknapte? Het verraderlijke is
natuurlijk dat het paard wel enigszins
bijtrok.

De eigenaren geven tijdens de procedure aan
dat zij zich op dat moment ernstige zorgen maakten over
hun paard, maar het Tuchtcollege ziet dat niet in de stukken
terug. Integendeel, het paard is in gezamenlijk overleg mee
naar huis gegaan om daar te worden verzorgd. Het
Tuchtcollege geeft de eigenaren hierin ook een verantwoor-
delijkheid: Als zij werkelijk zo ongerust waren en doorver-
wijzing naar Utrecht hadden gewild, dan hadden zij dit dui-
delijker kenbaar moeten maken aan de dierenarts. Dat is niet
gebeurd; de eigenaren zijn akkoord gegaan met het voorstel
om het paard mee naar huis te nemen en daar verder te zien.

Het Tuchtcollege vindt dat de dierenarts geen blaam treft;
niet voor de gemiste diagnose en niet voor het naar huis laten
gaan van het paard. Al met al wordt de klacht ongegrond ver-
klaard.

-ocr page 141-

Jan Hulsen en Hugo de Groot

Op 26 november 2001 startte het
Europees Parlement het proces
van herziening van de communau-
taire diergeneesmiddelenwetge-
ving, met de Review 2001. Het
nieuwe beleid stelt een betere be-
scherming van de volksgezond-
heid centraal. De contouren wor-
den duidelijk, maar hoe de
wetgeving er precies uit gaat zien is nog onbekend, omdat
het proces nog niet ten einde is. Belangengroepen laten
hun stem horen en er wordt nationaal en internationaal
druk politiek bedreven. De op het oog meest relevante no-
ten die gekraakt worden zijn de distributiekanalen, de
positie van de dierenarts, verbetering van regelgeving
rondom registraties en toegang tot markten, en vergro-
ting van de beschikbaarheid van geneesmiddelen, onder-
meer voor minor species en minor indications.

Een betere bescherming van de volksgezondheid vormt dus
de leidraad voor het geneesmiddelenbeleid van de EU. Dit
bestaat voor de dierenarts normaliter uit residuen en re-
sistentie, maar de wetgever denkt hierbij bijvoorbeeld ook
aan betere handhaving, zoals aanscherping van GMP-con-
troles en een robuust systeem van vergunningen, toelatingen
en monitoring van bijwerkingen.

Maar meerdere overwegingen spelen een grote rol in de ver-
nieuwing van de regelgeving rondom geneesmiddelen.
Vereenvoudiging en rationalisering van de regelgeving is
een doel. En men kijkt naar harmonisering van de interne
markt en wil zich voorbereiden op de toetreding van nieuwe
lidstaten. Bovendien heeft de concurrentiekracht van het
Europese farmaceutische bedrijfsleven aandacht, want deze
moet verbeterd. Ook is een betere beschikbaarheid van the-
rapeutische middelen een item.

Allemaal relevante issues voor veterinairen in uiteenlopende
werkvelden. De eerste aandacht van de Nederlandse practi-
cus gaat waarschijnlijk uit naar de gevolgen die de herzie-
ning zullen hebben voor de eigen situatie en positie. De
Review 2001 betreft overigens alle geneesmiddelen, zowel
humaan als veterinair.

Bescherming gezondheid Europese burger

Omwille van de waarborging van de veiligheid van voedsel
stelt de Review voor om alle geneesmiddelen voor voedsel-
producerende dieren
prescription only medicines, POM, te
maken. Dit betekent voor de Nederlandse situatie dat ook
antiparasitica, homeopatica en bijvoorbeeld CaMg-infusen
door de dierenarts moeten worden voorgeschreven. Maar
dé logische daaruit voortvloeiende vraag is of de dierenarts
in die situatie ook de enige verstrekker blijft. De nationale
overheden moeten dit zelf bepalen, waarbij de huidige

Europese voorstellen voorzien in de mogelijkheid van een
tweede verstrekkend kanaal, dus naast de apotheek van de
dierenarts bestaande kanaal: de dierenarts. Welke keuze de
Nederlandse overheid hierin maakt is nog niet duidelijk, in-
middels is de Raad voor Dierenaangelegenheden (RDA) om
advies gevraagd.

Voor de bescherming van de geestelijke gezondheid van de
Europese burger, waaronder de dierenartsen, is het interes-
sant te weten dat de wetsvoorstellen mogelijk maken om in
geval van nood vaccins in te zetten bij de bestrijding van
dierziekte-uitbraken, zonder dat deze vaccins de toelatings-
procedure hebben doorlopen. Een stamspecifiek aviaire in-
fluenza- of mkz-vaccin komt hiermee in beeld.

Beschikbaarheid van middelen

Van diverse zijden is het knelpunt van de beschikbaarheid
van diergeneesmiddelen voor minor species, inclusief het
paard, onder de aandacht van de Europese beleidsmakers ge-
bracht. Op een aantal manieren proberen zij het therapeu-
tisch arsenaal van de dierenarts te verbreden.
Allereerst wordt de cascade, de beslisboom, voor off label
use-gebruik verruimd. Hierbij maakt men onderscheid tus-
sen voedselproducerende dieren en niet-voedsclproduce-
rende dieren.

De cascade stelt de volgende rangorde voor in de keuze van
producten voor niet-voedselproducerende dieren (inclusief
paarden, die
niet-voor-consumptie zijn verklaard), ter voor-
koming van onaanvaardbaar lijden en waarvoor geen gere-
gistreerde middelen beschikbaar zijn:

1. geneesmiddelen in het land geregistreerd voor een an-
dere diersoort, of voor andere aandoeningen bij de-
zelfde diersoort.

2.a. geneesmiddelen in het land geregistreerd voor humaan
gebruik of Europees geregistreerde humane middelen,
of:

b. geneesmiddelen voor dezelfde of andere diersoort, ge-
registreerd in een andere lidstaat voor dezelfde of een
andere indicatie.

3. op voorschrift van een dierenarts een speciaal voor het
betreffende dier bereid geneesmiddel, met gebruikma-
king van andere diergeneesmiddelen. Hierbij moeten
wettelijke kaders strikt worden nageleefd. De dieren-
arts kan het diergeneesmiddel zelf toedienen of door
een ander onder zijn verantwoordelijkheid.

De optie om middelen uit het buitenland (voor een andere
diersoort al of niet in combinatie met een andere indicatie) in
te zetten is nieuw en geeft een verruiming van het therapeu-
tisch arsenaal. De nationale overheden zullen dit importka-
naal zeer waarschijnlijk gaan reguleren om uitwassen te
voorkomen. Het zal duidelijk zijn dat de overheden huiverig
zijn dat de ruimere mogelijkheden voor off label use via de

Reuiew 2001: de Diergeneesmiddelenwet wordt herzien

Een momentopname in het EU-beleidsvormingsproces
rondom geneesmiddelen

-ocr page 142-

"Zorg dat je als dierenarts je medische
instelling (kennis en kunde) centraal
zet. anders had je geen medicus moeten
worden. Bovendien kim je tneer verdie-
nen als medicus dan als medicijtwerko-
per Daar zit je toekomst."
Mevrouw prof. dr Johanna Fink-
Gremmels, hoogleraar Veterinaire Far-
macologie, Biofarmacie en Klinische
Toxicologie.

Prof dr. Fink-Gremmels adviseert de
beroepsgroep om zichzelf nadrukkelij-
ker te profileren op basis van kennis,
expertise en medische integriteit. Dit
geldt zowel voor het optreden als des-
kundige op een boerenbedrijf, alsmede
in de contacten van de beroepsgroep
met de overheid. In een patiëntadvies
dient het belang van het dier en van de
volksgezondheid dus véél zwaarder te
wegen dan het economisch belang. Als de wetgever ver-
trouwen heeft in de dierenarts zal hij deze meer speel-
ruimte geven in de dagelijkse beroepsuitoefening, onder-
meer bij het
offlabel-gQhxmk van middelen.
Voor mevrouw Fink is de huidige scheiding
label- en off
/aèe/-gebruik te rigide. Zij pleit voor praktijkgeoriën-
teerde regelgeving, die zeker na implementatie van de
POM (presciptiononly medicines) regelgeving te verant-
woorden is. Als een middel bijvoorbeeld geregistreerd is
voor een
major indication (bijvoorbeeld longontsteking),
dan moet de dierenarts dit middel gemakkelijk kunnen in-
zetten bij een
minor indication bij dezelfde diersoort (bij-
voorbeeld oogontsteking bij pinken), indien dit medisch
zinvol is. De stofkarakteristieken met betrekking tot voed-
selveiligheid zijn immers bekend, zodat de dierenarts toch
een verantwoord wachttijdadvies kan geven. Want däär
gaat het de wetgever primair om: bewaken van de volks-
gezondheid.

Bovendien zou de dierenarts via de vrijstellingsregeling
meer wettelijke ruimte moeten krijgen voor het gebruik
van middelen die (op dit moment) niet (of nog niet) voor
bepaalde diersoorten geregistreerd zijn. Dan praat je met
name over de
minor species, zoals paard,
geit en konijn, maar ook eenden en
struisvogels. Het wachttijdadvies bij
deze soorten moet worden opgesteld
volgens het voorzorgprincipe: maximale
zekerheid voor de consument, waarbij in
de zogenaamde cascaderegeling
(2001/82/EEC, art 10) standaardwacht-
tijden voorgesteld worden, die als basis
kunnen dienen (bijvoorbeeld 28 dagen
voor vlees, zeven dagen voor melk, zie
Herziening DGM-Wet).

Terug naar het profiel van de beroeps-
groep. De overheid (en andere belang-
hebbenden zoals bijvoorbeeld de
Productschappen) moeten vertrouwen
hebben in de capaciteit van dierenart-
sen, om diergeneesmiddelen correct te
kiezen en juiste wachttijdadviezen te
geven. En als dierenarts moetje de ken-
nis en de vaardigheid bezitten om geneesmiddelenkeuze
en wachttijden te kunnen uitleggen.

Tevens benadrukt mevrouw Fink dat de maatschappelijke
discussie omtrent het gebruik van diergeneesmiddelen
breder is geworden. Voorheen werd vrijwel alleen aan-
dacht besteed aan mogelijke toxicologische effecten van
residuen, op dit moment staat echter de resistentieproble-
matiek hoog op de agenda (voor informatie wordt de
WHO-website aanbevolen).

Er is binnen de EU een stevige discussie gaande over het
gebruik van (bepaalde) antibiotica in de dierhouderij, in
verband met de mogelijke risico\'s voor resistentieover-
dracht van dier naar mens en de problemen die daaruit
zouden kunnen voortvloeien (ter discussie staan therapie-
resistentie voedselinfecties door onder andere
Catnpylo-
bacter
en Salmonella, maar ook de algemene versprei-
ding van resistentiegenen). Dit betekent dat de dierenarts
zijn/haar antibioticumbeleid moet kunnen verantwoor-
den. Tevens wordt in toenemende mate aandacht besteed
aan de effecten van het diergeneesmiddelengebruik op het
milieu.

Reflectie op de positie van de dierenarts als medicijnverstrekker

cascade, de farmaceutische bedrijven minder motiveert om
diergeneesmiddelen te registreren.

Voor voedselproducerende dieren hanteert men dezelfde cas-
cade, met het verschil dat de werkzame stoffen in de EU-ver-
ordening van goedgekeurde stoffen moeten staan (Bijlage I,
II of III van Verordening 2377/90/EG). Je mag hier dus niet
alle farmacologisch actieve middelen inzetten. Als indicatie
wordt bij deze diersoorten gesproken over de definitie \'lij-
dend aan een aandoening waarvoor geen geneesmiddelen be-
schikbaar zijn\'. Dat is ruimer dan het huidige \'ondraaglijk lij-
den\'. De minimale wachttijdvoorstellen zijn:

- melk: zeven dagen

- vlees: 28 dagen

- eieren: zeven dagen
- vis: 500 graaddagen

De dierenarts kan hiervan afwijken door langere wachttijden
te adviseren. Korter mag niet.

Paarden hebben hun aandacht in de discussie wel/niet voed-
selproducerend. De realiteit is dat de grote meerderheid van
deze gezelschapsdieren uiteindelijk in het humane voedsel-
kanaal terecht komt. Voor paard-achtigen, waarvan is ver-
klaard dat ze voor consumptie zijn bestemd, werkt Brussel
aan een lijst van onontbeerlijke stoffen met een wachttijd
van zes maanden.

De regelgeving dicht uitdrukkelijk een eigen verantwoorde-
lijkheid toe aan de behandelend dierenarts. Die neemt de be-
slissing naar eigen inzicht en vermogen, en kan en zal zijn
besluit verantwoorden. Een inzichtelijke, adequate adm:-

-ocr page 143-

nistratie van dierenarts en dierliouder lioren onlosmai<elijl(
in dit systeem. Overigens biedt de KNMvD, in samenwer-
l<ing met LNV, nu al een mogelijkheid om aan de huidige en
toekomstige administratieve verplichtingen te voldoen:
www.knmvd.nl/rol.

Ook langs andere weg beoogt Europa het aantal beschikbare
middelen te vergroten, namelijk via lagere registratiedrem-
pels cn harmonisering van wederzijdse erkenningen van na-
tionale registraties. Daarbij wordt de kosten/baten-balans
voor farmaceutische bedrijven verbeterd, ondermeer door
lagere onderhoudskosten van registraties, betere transparan-
tie van het registratieproces en door een grotere marktexclu-
siviteit voor producten te bieden. Nationale registratie blijft
mogelijk. Dit is goedkoper dan Europese registratie, onder-
meer vanwege nationale subsidies. Het zal waarschijnlijk
nog jaren duren voordat de practicus effecten van deze ver-
andering merkt.

Het tijdschema

Op dit moment liggen er politieke akkoorden voor alle
onderdelen van de Review (Eén verordening en twee richtlij-
nen). Het gehele pakket zal waarschijnlijk gezamenlijk in
oktober 2003 door de Europese Ministerraad worden goed-
gekeurd. Vervolgens krijgt het Europese Parlement nog-
maals de gelegenheid haar zegje te doen (circa drie maan-
den), waarna de ambtenaren in overleg met de Europese
Commissie tot een definitief akkoord proberen te komen.
Dit moet in de zomer van 2004 zijn afgerond, anders vervalt
de gehele Review van rechtswege en moet men weer over-
nieuw beginnen...

Zover zal het echter wel niet komen en verwacht mag worden
dat het gehele pakket volgende zomer is goedgekeurd. De
lidstaten hebben daarna nog anderhalfjaar de tijd de wijzi-
gingen in hun nationale wetgeving op te nemen. Wind en re-
gen dienende heeft de nieuwe diergeneesmiddelenregelge-
ving dus begin 2006 zijn \'definitieve\' vorm gekregen.

Veterinaire inspraak

Middels de FVE, Federation of Veterinarians of Europe,
worden de dierenartsen gehoord in het besluitvormingspro-
ces. Op de website van de FVE {www.fve.org) staat een over-
zicht van de suggesties die zijn overgenomen door het
Europees Parlement.

Maar ook de nationale overheden brengen hun eigen stand-
punten in, die zij bepalen in overleg met de nationale belan-
gengroepen. Om die reden laat de KNMvD haar stem ook
horen bij het ministerie van Landbouw in Den Haag.

Drs. J. Hülsen, Vetvice en drs. S.J. de Groot is stafmedewerker veterinaire
zaken (landbouwhuisdieren/volkgezondheid) bij de KNMvD.

Reflectie op de positie van de dierenarts als medicijnverstrekker

"Middelbare scholieren die de geneeskunde in gaan zeg-
gen dat ze medicijnen gaan studeren. Ik zou het mooi vin-
den als onder aspirant-studenten diergeneeskunde ook de
uitdrukking zou leven: we gaan diergeneesmiddelen stu-
deren.

Maar tnet gekleurde vloeistof maken komen we er niet. De
pijlers onder met name de landbouwhuisdierenpraktijken
van de toekomst heten diergezondheid, diemelzijn, voed-
selveiligheid en volksgezondheid."
Prof dr. Henk Vaarkamp, hoogleraar Veterinaire
Apotheek.

Het huidige systeem in Nederland, waarbij de diergenees-
middelen door de dierenarts worden voorgeschreven én
geleverd, is uitstekend. Dit functioneert als een zelfregu-
lerend systeem doordat keuze en toepassing door dezelfde
actor worden uitgevoerd. En vergeet daarbij niet de toege-
voegde waarde voor de betalende partij, de dierhouder, in
de vorm van het gebruiksadvies-op-maat en in de vorm
van goede uitleg van de aard en oorzaak van dingen. Elk
alternatief kost meer. Dit argument geldt zowel richting
overheid, als richting veehouders.

Alle voedselproducenten zitten vast in een keten, met ke-
teneisen. Daarbij willen de veehouders-die-blijven een
dierenarts met constante, hoge kwaliteit. En de keten ver-
langt een betrouwbare procescontroleur, die vaststelt wat
in de dieren gaat en wat er met die stoffen gebeurt. Een ex-
pert, die waakt over het toevoegen van farmacologisch ac-
tieve stoffen aan voedsel. Momenteel worden de dieren-
artsen niet goed vertrouwd. Daarom wil de buitenwacht
zoveel van ons weten. Gezelschapsdierenartsen behande-

len een lid van het gezin waarmee de andere gezinsleden
nauw fysiek contact hebben. Daarmee hebben ook deze
dierenartsen een grote verantwoordelijkheid, die verder
gaat dan de gezondheid van de patiënt.
Op het moment dat de keuze voor het therapieconcept ge-
maakt is, komt de veterinaire apotheek. Vaarkamps leer-
stoel omhelst het proces dat volgt: productkeuze, inkoop,
opslag, distributie, logistiek, administratie, praktijkmana-
gement, ... Hij constateert met voldoening dat jaar op jaar
dierenartsen veel nascholing volgen op het gebied van
diergeneesmiddelen.

-ocr page 144-

Hoofdpunten voor praktiserende dierenartsen:

Begin 2006 ondergaat de Nederiandse diergeneesmiddelenwetgeving een revisie, aangestuurd door veranderde Europese

regelgeving:

• alle diergeneesmiddelen voor voedselproducerende dieren moeten door dierenartsen worden voorgeschreven, met
uitzondering van een beperkt aantal \'onschuldige\' diergeneesmiddelen (deze middelen moeten nog worden vastge-
steld).

• de ruimte voor off label use wordt enerzijds uitgebreid, in de vorm van een ruimere beslisboom (de cascade), ander-
zijds beperkt (lange minimale wachttermijnen).

• meer middelen mogen door veehouders worden toegediend, onder verantwoordelijkheid van hun dierenarts.

• de distributiekanalen van diergeneesmiddelen zijn nog niet vastgesteld, dit laat de EU over aan de nationale overheden.

• de dierenarts houdt een sleutelrol bij het adviseren van wachttijden en bij het vaststellen en melden van nevenwerkin-
gen/bijwerkingen

• voor homeopathische middelen komt een aangepaste registratieprocedure.

NB: Dit alles betreft regelgeving in wording, die nog kan veranderen!

"Wat doe jij tegenwoordig...?" Dierenarts aan het werk

Lisetta Verkleij

"Waar zit jij eigenlijk tegenwoordig?" Een vraag die
door iedereen die weieens naar PAO gaat of op een con-
gres rondloopt met regelmaat wordt gesteld óf beant-
woord.

Vandaag de dag is de kans dat een dierenarts op een an-
dere manier dan als practicus werkzaam is een stuk gro-
ter dan pakweg vijftien jaar geleden. Naast praktijken
vragen ook de overheid, de universiteiten en het bedrijfs-
leven in toenemende mate om dierenartsen. Naar aanlei-
ding van die veranderende vraag naar dierenartsen van-
uit de samenleving is het curriculum diergeneeskunde
vernieuwd en zijn de instroommogelijkheden vergroot.
Door interviews met dierenartsen in allerlei verschil-
lende functies wordt een beeld geschetst van de vele mo-
gelijkheden die er zijn om als dierenarts werkzaam te
zijn. Elke maand verschijnt de rubriek "Wat doe jij
tegenwoordig...?" waarin een dierenarts geïnterviewd
wordt over zijn/haar werk. Zo kunnen dierenartsen lezen
waar collegae zich mee bezighouden en krijgen studen-
ten diergeneeskunde een vollediger beeld van hun toe-
komstmogelijkheden.

Deze aflevering: dr Peter van Beukelen, 54 jaar, dierenarts
en werkzaam als Onderwijsdirecteur van de Faculteit der
Diergeneeskunde te Utrecht.

"Optimistisch blijven is de kunst"

"Toen ik hier in 1991 parttime begon als hoofd
Onderwijszaken, was ik voornamelijk hoofd van mezelf De
afdeling Onderwijszaken moest nog helemaal opgezet wor-
den. Inmiddels werken er bij de afdeling Onderwijs- en
Studentenzaken zeventien mensen, met een diversiteit aan
inhoudelijke en logistieke taken, en start er binnenkort zelfs
een aio met een promotieonderzoek. Terugkijkend op de af-
gelopen tien jaar kan ik zeggen dat er veel bereikt is. Het
onderwijs ziet er totaal anders uit dan dertig jaar geleden,
toen ik studeerde. Dat is logisch, want ook het werk van een
dierenarts ziet er nu heel anders uit dan toen. Ons beroeps-
veld zal zich blijven ontwikkelen en ik vind het een gewel-
dige uitdaging om het onderwijs zo in te richten dat een pas
afgestudeerde dierenarts daar zo goed mogelijk voor toege-
rust is. Veranderingen gaan echter langzaam, en roepen
nogal eens weerstand op. In mijn functie is het daarom be-
langrijk om een lange adem tc hebben en bovenal opti-
mistisch te blijven!"

Wat hebt u gedaan voor u deze functie kreeg?

In 1973 studeerde ik af als dierenarts, toen nog ongedifferen-
tieerd. Tijdens de tweede helft van mijn studie deed ik al, zo-
als toen gebruikelijk was, ervaring op in de praktijk. Na mijn
afstuderen ging ik aan de slag in een gemengde praktijk in
Vlaardingen. Na enkele maanden kwam ik in de luxe positie
dat ik kon kiezen uit doorgaan in de praktijk of gaan werken
bij de Faculteit, op de toenmalige afdeling Inwendige
Ziekten der Grote Huisdieren, Ik koos bewust voor het laat-
ste. Wat ik zo aantrekkelijk vond was dat daar zoveel moge-
lijkheden waren om mezelf te ontwikkelen. Ik was betrokken
bij het onderwijs en leverde een bijdrage aan de ontwikke-
ling van mijn vakgebied door het doen van onderzoek. In
1983 ben ik gepromoveerd, en tegelijkertijd kon ik ook nog
blijven werken als clinicus. Ik heb er uiteindelijk zo\'n 25 jaar
met veel plezier gewerkt, waarvan de laatste jaren nog
slechts één dag per week in het onderwijs of de kliniek en
vier dagen bij Onderwijszaken. Pas sinds 1998 ben ik daar-
mee gestopt omdat het qua werkdruk niet meer te combine-
ren was en omdat ik de ontwikkelingen in het eigen vakge-
bied niet meer goed genoeg kon volgen. Het klinische werk
op zich mis ik niet, ik heb in die vijfentwintig jaar wel alles
kunnen doen wat ik wilde doen. Wat ik jammer vind is dat de
afstand met de \'werkvloer\' wat groter is geworden. Sommige
jongere collega\'s weten niet dat ik ook uit eigen ervaring
weet hoe het eraan toegaat, ze zien me sneller als een bureau-
cratisch mannetje dat vanachter zijn bureau wel even vertelt
hoe het allemaal moet.

Hoe kwam u terecht bij Onderwijszaken?

In de loop van de jaren tachtig raakte ik steeds meer betrokken

-ocr page 145-

bij het onderwijs. il< hield me bijvoorbeeld bezig met het coör-
dineren van onderwijs. Wanneer wordt welk vak gegeven en
door wie? Ook deed ik samen met Rob Hajer de eindredactie
voor dictaten en voerden wc aanpassingen in dictaten door. Ik
vond het leuk om zo het onderwijs te kunnen verbeteren. Toen
werd ik gevraagd voor de facultaire Onderwijscommissie,
waar ik na anderhalfjaar voorzitter van werd. In 1991 werd ik
gevraagd als hoofd Onderwijszaken, een afdeling waar ik toen
als enige werkzaam was en die helemaal opgebouwd moest
worden. Doel van deze afdeling: de inhoudelijke coördinatie
van het curriculum diergeneeskunde. In samenwerking en
overleg met vele anderen is de afdeling uitgegroeid tot wat het
nu is. In 1997 werd de Wet Modernisering Universitaire
Bestuursstructuur ingevoerd. Op elke faculteit moesten toen
een onderwijs- en onderzoeksorganisatie opgezet worden. Bij
diergeneeskunde hield dat in het formeren van een onderwijs-
bestuur en het aanstellen van een onderwijsdirecteur. Daar
werd ik voor gevraagd en zo ben ik hier dus als dierenarts te-
rechtgekomen.

Waarom wordt een dierenarts onderwijsdirecteur?

Goed onderwijs is mijn inziens essentieel en ik vind het erg
leuk om me daarmee bezig te houden. Het is een ontzettend
afwisselende functie, die in de loop van de jaren steeds een
andere invulling kreeg. Toen ik hier tien jaar geleden begon
was ik een pionier, voor die tijd vond er op de Faculteit der
Diergeneeskunde geen inhoudelijke coördinatie van het
onderwijs plaats. Vooral in het begin, vóór de invoering van
het eerste vernieuwde curriculum in 1995, stonden veel
mensen op de faculteit huiverig tegenover de veranderingen.
Het kostte veel tijd en inspanning om die weerstand te over-
winnen. Het is echter geweldig als dat eenmaal lukt, en als je
in de loop der jaren ziet wat er allemaal bereikt is. De invoe-
ring van het tweede vernieuwde curriculum in 2001 ging al
veel makkelijker. Dat geeft ook een enorme voldoening: ik
merk dat diverse docenten die eerst zeer terughoudend of
ronduit tegen waren nu enthousiast meedenken om het
onderwijs te kunnen verbeteren!

Het is wel een langzaam proces, en je moet niet binnen een
week resultaat willen zien, dan hou je het niet vol.
Optimisme en enthousiasme zijn onmisbaar in deze functie!
Wat dat betreft heb ik veel aan de contacten met de mensen
van Onderwijszaken van de Faculteit Geneeskunde van de
Universiteit van Maastricht. Zij hebben al veel ervaring met
de studiestructuur zoals wij die ook willen, en ze zijn en blij-
ven ontzettend enthousiast.

Wat doet een onderwijsdirecteur nou de hele dag?

Het leuke van deze functie is dat eigenlijk geen dag hetzelfde
is. Als onderwijsdirecteur ben ik verantwoordelijk voor zo-
wel de kwaliteit van het onderwijs als voor de onderwijsont-
wikkeling. De kwaliteit handhaven we onder meer door eva-
luatiegesprekken. Alle studenten die een bepaald vak hebben
gedaan vullen na afloop een evaluatieformulier in. Aan de
hand daarvan wordt het vak, onder begeleiding van iemand
van Onderwijs- en Studentenzaken, besproken met de do-
cent en een groepje studenten. Zo\'n gesprek kan leiden tot
bepaalde punten die verbeterd dienen te worden.
Bij onderwijsontwikkeling kun je denken aan vernieuwing
van het curriculum. Daarvoor worden per vak onderwijs-
werkgroepen opgericht. Daarin wordt alles wat met een be-
paald vak te maken heeft besproken en vastgelegd. De grote
lijnen met betrekking tot de onderwijsontwikkeling worden
in het onderwijsbestuur uitgezet. Daar vergader ik elke twee
weken mee, en dan bespreken we alle punten die van belang
zijn, van klein tot groot.

Een groot deel van mijn tijd besteed ik dus aan vergaderen en
overleggen. Bij al die vergaderingen en werkgroepen hoor ik
vele meningen over het onderwijs. Van mij als onderwijsdi-
recteur wordt ook nog verwacht dat ik ideeën uitwerk en ont-
wikkel tot concrete voorstellen over welke kant het op moet
met de studie. Daarbij werk ik nauw samen met de voorzitter
van het Onderwijsbestuur. Of ik overleg, afhankelijk van het
onderwerp, met medewerkers van Onderwijs- en Studen-
tenzaken of met docenten op de werkvloer. Daarbij heeft ie-
dereen steeds hetzelfde doel voor ogen: (verder) verbeteren
van het onderwijs.

Welke kant moet het op met de Nederlandse dierenarts?

Uiteraard heb ik makkelijk praten, als stuurman aan de wal,
maar er valt nog wel wat te verbeteren. Niet zozeer vakinhou-
delijk, wat dat betreft functioneren de Nederlandse dierenart-
sen mijns inziens in het algemeen prima. Een zwaartepunt ligt
wat het onderwijs betreft de komende tijd op het ontwikkelen
van onderwijs in \'professioneel gedrag\', de integriteit, van de
dierenarts. Sleutelbegrip daarbij is communicatie, tot nu toe al-
tijd zwaar onderbelicht. Dierenartsen moeten leren hoe ze goed
met elkaar, en hun cliënten, om kunnen gaan. Goed vergaderen
bijvoorbeeld is een kunst op zich, net als het maken van duide-
lijke afspraken. Communicatievaardigheden kunnen heel goed
aangeleerd worden tijdens de studie en/of tijdens PAO. We heb-
ben inmiddels een commissie \'Professioneel gedrag\' opgericht
die de lijn gaat uitzetten voor het onderwijs. Concreet betekent
dit dat er aandacht besteed gaat worden aan gesprekstechnie-
ken, normaal omgaan met elkaar, praktijkvoering en het maken
van ethische afwegingen. Onze beroepsgroep heeft de laatste
jaren heel wat voor de kiezen gekregen, dat is bijvoorbeeld
terug te zien in de hoge arbeidsongeschiktheidscijfers. De die-
renarts moet het zelfvertrouwen terugkrijgen!

Welke kant gaat het op met de onderwijsdirecteur?

Ik denk dat ik hier nog wel een aantal jaren werk. Ik ben altijd
op zoek naar nieuwe uitdagingen en die blijven in deze func-
tie wel komen. De nieuwste uitdaging: over enkele jaren de
invoering van het nieuwe bachelor/mastersysteem zodanig

-ocr page 146-

uitvoeren dat liet een zinnige verbetering van de studie is en
niet slechts een door het ministerie opgelegde regel. Mijn be-
langrijkste drijfveer: ik zie dat we al veel bereikt hebben, en
dat het nog steeds beter kan!

Binnenkort start er een aio met een onderzoek waarin de
doelstellingen van het nieuwe curriculum worden geëvalu-
eerd. Dan moet duidelijk worden of netafgestudeerde die-
renartsen, na het doorlopen van een verbeterd curriculum,
beter toegerust zijn voor hun werk dan na het volgen van het
oude curriculum. Ook besteden we momenteel veel aan-
dacht aan het professionaliseren van de docenten. Nieuwe
medewerkers moeten een onderwijskwalificatie halen, wor-
den begeleid bij het onderwijs dat ze geven en krijgen daaro-
ver feedback van oudere, ervaren docenten. We zijn zo weer
tien jaar verder en dan moet ik met pensioen! De tijd vliegt
als je het naar je zin hebt!

Ceen spijt dat u diergeneeskunde bent gaan studeren?

Nee, het is juist een groot voordeel dat ik zelf ook dierenarts
ben en dat ik vrij lang klinisch werk heb gedaan. Je spreekt
dezelfde taal. Als ik bijvoorbeeld onderwijskundige of ma-
nager was geweest had ik nooit die feeling met het beroeps-
veld gehad. Vaardigheden als het goed kunnen uitvoeren van
een rectaal onderzoek heb ik in mijn huidige functie natuur-
lijk niet meer zo nodig. Wel het hebben van een \'brede blik\',
er van houden om vernieuwingsprocessen in te gaan en veel
plezier in het samenwerken met mensen. Ik denk trouwens
dat ik geneeskunde ook erg leuk had gevonden, juist omdat
je dan nog meer contact met mensen hebt. Hoewel het wer-
ken met mensen een zeer wezenlijk onderdeel van het werk
als dierenarts is. Dat benadruk ik ook altijd erg bij de voor-
lichting aan nieuwe studenten: als je niet van mensen houdt
moetje geen dierenarts worden!

In wezen ben ik voor deze functie autodidact, ik heb veel ge-
leerd door het gewoon te gaan doen. Ik heb wel extra cursus-
sen gevolgd op het gebied van management- en communica-
tievaardigheden. Daarnaast doe ik sinds tien jaar aan
Zen-meditatie. Daar heb ik ook veel van geleerd. Vooral om
jezelf niet zo belangrijk te vinden en de oorzaak van proble-
men niet altijd bij anderen te zoeken. Er is iets aan de hand,
wat kan ik daar zelf aan doen? Ik ben overtuigd van de kracht
van positief denken! Als je er zelf in gelooft, dan bereik je
uiteindelijk altijd je doel. Niet alleen op het gebied van
onderwijszaken, maar ook op een veel groter vlak. Een voor-
beeld? Hoe onwaarschijnlijk het ook klinkt met de oorlog in
Irak net achter de rug, ik geloof in wereldvrede. En ik niet al-
leen, een hele groep mensen verenigd in de stichting \'World
peace is possible\' gelooft hier in, en met zijn allen willen we
in ieder geval deze gedachte zoveel mogelijk verspreiden.
Dick Bruna heeft een toepasselijke illustratie gemaakt, en ik
kan mensen zeker aanraden eens op onze website,
www.worldpeaceispossible.com, te kijken. Als iedereen er
in gelooft, gaat het zeker lukken! Ja, zoals ik al zei, opti-
mistisch blijven is de kunst...

Drs. L.C.T. Verkleij is dierenarts en journalist.

interview met prof. dr. Cees Wensing, voorzitter Raad voor Dierenaangelegenheden

"Welzijnsonvriendelijk gedrag meer onkunden dan onwil"

Hoe kijkt volgens u de Nederlandse burger tegen het die-
renwelzijn aan?

In de loop der jaren is er natuurlijk een geweldige verschui-
ving opgetreden in de manier waarop mensen tegen dieren
aankijken. Het is al ingrijpend veranderd en die verandering
zet zich verder door. Je zou het nu bijna antropomorfisch
kunnen noemen: een dier wordt bijna beschouwd als een
naaste verwant van de mens en zeker niet als een ding waar je
zomaar van alles mee kunt doen. Het dier is een individu ge-
worden met een eigen belevingswereld.

Weet de burger eigenlijk wel wat dierenwelzijn betekent?

In ieder geval is het wat mij betreft bij welzijnsonvriendelijk
gedrag meer een zaak van onkunde dan onwil. Zoals ik al zei
wordt een dier anders en positiever beleefd in vergelijking
met dertig jaar geleden, maar dat wil nog niet zeggen dat het
ook de juiste behandeling krijgt in het licht van dierenwel-
zijn. Vaak gaat het
om onwetendheid.
Een goed voor-
beeld daarvan is
het houden van een
paard. Mensen we-
ten vaak niet wat
daarbij komt kijken
en wat een paard
nodig heeft om
zich prettig te voe-
len. Daarom ook
hebben we onlangs

de brochure \'Zorgen voor je paard\' uitgebracht. Dat is een
handzaam boekwerkje waarin mensen vooraf worden geïn-
formeerd over wat een paard allemaal nodig heeft in het ka-
der van dierenwelzijn.

Sinds 2001 is Cees Wensing voorzitter van de Raad voor Dierenaangelege-
nheden (RDA) \'nieuwe stijl\'. De RDA is een belangrijk adviesorgaan als het
gaat om de toepassing van de Gezondheids- en Welzijnswet voor Dieren
(GWWD). Als boegbeeld van de RDA maar ook als dierenarts laat Cees
Wensing zijn licht schijnen over een aantal belangwekkende onderwerpen.

Bert Hendriks

-ocr page 147-

Missie

Dc missie van de Raad is in 2002 geactualiseerd en luidt:
De Raad voor Dierenaangelegenheden is een overleg-
platform van organisaties en deskundigen, dat de mi-
nister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij advi-
seert over strategische vraagstukken op het gebied van
de gezondheid en het welzijn van gehouden dieren. Zij
baseert zich daarbij op de meest recente ontwikkelin-
gen in de wetenschap en houdt rekening met de opvat-
tingen die leven in de Europese, en in het bijzonder de
Nederlandse, samenleving.

ders zijn en dat de veehouderij in Nederland kleiner wordt is
zeken Dus de vooruitzichten zijn niet goed maar anderzijds is
men creatief en zal er altijd plaats zijn voor kwalitatief hoog-
waardige producten. In dat verband kan de dierenarts als dier-
geneeskundig adviseur een goede bijdrage leveren aan de ver-
hoging van de kwaliteit. Vanzelfsprekend moet hij wel ter zake
kundig zijn en daarom is nascholing van groot belang.

Artikel 33 uit de Gezondheidswet voor Dieren (welke dieren
wel en niet houden) is nog altijd niet ingevuld. Is er op korte
termijn enige vooruitgang te verwachten?

Dat is moeilijk te zeggen want je komt in een geweldig
spanningsveld met veel emotie terecht. Je hebt te maken
met vele duizenden diersoorten die mensen thuis houden.

Hoe staan de professionele veehouders tegenover de toene-
mende aandacht voor dierenwelzijn?

De veehouder staat voor een moeilijk dilemma. Hoe meer de
boer investeert in het dierenwelzijn, hoe groter de druk op de
winstmarge zal zijn. Internationaal gezien is dat ook een
moeilijk verhaal. Dat zie je ook aan de rol die Nederland
speelt binnen de EU. We hebben een tijdlang in Europa
voorop gelopen, maar nu lopen we meer in de pas met de
Europese ontwikkelingen op dit terrein. Het feit dat de eco-
nomie op dit moment in een zwakke periode zit heeft daar al-
les mee te maken. Niettemin zet zich de ontwikkeling naar
meer oog voor het dierenwelzijn onverminderd voort. Ook in
het onlangs afgesproken nieuwe Europese landbouwbeleid
zie je dat duidelijk terugkomen.

Na de KVP en de MKZ hebben we onlangs weer te maken ge-
had met de aviaire influenza oßvel vogelpest. Deze ziekten
eisen vele dierlijke slachtoffers. Wat vindt de RDA daarvan?

Voor wat betreft de dierziektebestrijding hebben we advies
in voorbereiding. Uit de discussies, ook maatschappelijk,
blijkt dat er veel weerstand is tegen het doden van zoveel
dieren, zowel economisch als ethisch. Overigens ben ik
verbaasd over de geringe inspanningen van de Europese
dierenartsen om hiertegen in verzet te komen. Ook de geza-
menlijke CVO\'s van de EU zouden in het afdwingen van
veranderingen die leiden tot minder dierlijke slachtoffers
een prominente rol moeten spelen. Zeker gezien het feit dat
er uitstekende vaccins beschikbaar zijn die ziekten snel
kunnen couperen.

We kunnen veel in wetgeving vastleggen maar de vraag is of
dat helpt?

Laat ik beginnen met vast te stellen dat er ontzettend veel en
ingewikkelde wetgeving is en dat die lang niet altijd hand-
haafbaar is. Ik denk dat het beter is om een goed opgeleide
boer te hebben. De volgende stap is dan om een \'license to
produce\' toe te kennen aan degenen die aan de voorwaarden
voldoen, dus een vorm van certificering. Vervolgens ga je re-
gelmatig op hoofdlijnen controleren of de boer nog steeds
aan de eisen voldoet en daar ook consequenties aan verbin-
den. Het uiteindelijke doel zou moeten zijn om geen voe-
dingsmiddelen in omloop te brengen van bedrijven die niet
gecertificeerd zijn.

Wat kan de rol van de dierenarts hierbij zijn, ook in het licht
van het nieuwe Europese landbouwbeleid?

De dierenarts kan alleen een rol vervullen als er ook veehou-

Historie Raad voor
Dierenaangelegenheden

De Raad voor Dierenaangelegenheden ontleent haar be-
staan aan artikel 2 van de Gezondheids- en Welzijnswet
voor Dieren, waarin staat beschreven dat er een raad voor
dierenaangelegenheden dient te zijn. Eén en ander is uit-
gewerkt in het Besluit Raad voor Dierenaangelegenheden
van 13 januari 1993.

Omdat de raad als een overleg- en adviesorgaan op het
gebied van de gezondheid en het welzijn van dieren en
biotechnologische handelingen bij dieren zou gaan func-
tioneren, was een brede samenstelling van de raad nood-
zakelijk.

De leden van de raad zijn op 1 juli 1993 benoemd en op
31 augustus van datzelfde jaar officieel geïnstalleerd
door de toenmalige staatssecretaris van Landbouw,
Natuurbeheer en Visserij, drs. J.D. Gabor De werkzaam-
heden van de raad zijn meteen na de benoeming van de
leden in juli van start gegaan.

Tot 1997 moesten alle algemene maatregelen van be-
stuur, die gebaseerd waren op dc Gezondheids- en
Welzijnswet voor dieren, aan de Raad voor Advies wor-
den voorgelegd. Daarnaast bestond voor de raad de mo-
gelijkheid om ongevraagd advies uit te brengen.
Op 1 januari 1997 trad de Aanpassingswet Herziening
Adviesstelsel (de zogenaamde Woestijnwet) in werking.
Doel van deze wet was te komen tot een soberder advies-
stelsel. De meeste externe adviescolleges van het rijk
werden als gevolg van de Woestijnwet opgeheven. De
Raad voor Dierenaangelegenheden bleef bestaan, maar
werd ontheven van haar adviestaak. In de daarop vol-
gende jaren was de raad zoekende naar een nieuwe in-
vulling van haar status als overlegplatform.
In 2001 werd een evaluatieonderzoek naar het functione-
ren van de raad uitgevoerd door het onafhankelijke ad-
viesbureau Berenschot. Op basis van dit onderzoek werd
besloten de samenstelling en organisatie van de raad te
herzien. Ook werd besloten de aandacht uitsluitend te
richten op de gezondheid en het welzijn van dieren; bio-
technologische handelingen bij dieren behoren sinds-
dien niet langer tot het aandachtsgebied van de raad.
Verbetering van de interne en externe communicatie
werd een speerpunt. De raad \'nieuwe stijl\' was geboren
en is sinds 1 januari 2002 weer operationeel!

-ocr page 148-

Cees Wensing studeerde in 1962 af als dierenarts. Na korte
tijd werkzaam te zijn geweest in een praktijk, vertrok hij
naar de faculteit om daar als wetenschappelijk medewerker
bij het Instituut voor Anatomie aan de slag te gaan. In 1964
promoveerde hij en tot 1987 bleef hij verbonden aan de fa-
culteit, waar hij in 1970 tot lector en in 1976 tot hoogleraar

Samenstelling

De Raad voor Dierenaangelegenheden bestaat uit acht-
tien leden. Tezamen vertegenwoordigen zij het bedrijfs-
leven, consumenten, maatschappelijke organisaties en
de wetenschap. Ook de overheid is vertegenwoordigd
in de raad. De raad heeft een onafhankelijke voorzitter,
die tevens deel uitmaakt van het bureau van de raad.

De tegenstanders zeggen al snel dat deze dieren niet privé
gehouden kunnen worden terwijl de voorstanders zeggen
dat het geen probleem vormt wanneer er voldoende kennis

anatomie en embryologie was benoemd. Na zijn faculteits-
periode werd hij directeur van het toenmalige CDI te
Lelystad, dat later tot ID-DLO werd omgevormd. Voordat
hij in 1999 met pensioen ging was hij belast met de fusie
tussen ID-DLO en het RIVO. In 2001 volgde het voorzitter-
schap van de Raad voor Dierenaangelegenheden.

van het dier en het gedrag aanwezig is. Vanuit de
Dierenbescherming en de Tweede Kamer wordt de druk op-
gevoerd om tot invulling van artikel 33 te komen.
Misschien is een ontheffing voor mensen die kunnen aan-
tonen over voldoende kennis en kundigheid te bezitten een
oplossing.

Kunnen dierenartsen hierbij helpen?

Jazeker, want dierenartsen zien nogal wat ellende als het gaat
om onverantwoord huisdierenbezit. Ik ga er daarom vanuit
dat de dierenartsen zich zullen mengen in die discussie en
daarmee een belangrijke bron vormen om tot oordeelsvor-
ming te komen.

Bert Hendriks is stafmedewerker communicatie bij de KNMvD.

Voorzitter: prof. dr. C.J.C. Wensing

j. Hülsen

"We zijn hier met een unieke groep bijeen om met elkaar
van gedachten te wisselen over uiergezondheid. Laten we
dat dus maar zo snel mogelijk doen." Na een korte en hel-
dere uiteenzetting van het doel van deze bijeenkomst,
geeft dagvoorzitter Jan Sol het woord aan de eerste spre-
ker Henk Hogeveen. Maar niet nadat hij de aanwezigen
heeft geattendeerd op enkele internationale congressen
die binnenkort in Nederland worden gehouden. De eerste
is van 23 tot 26 oktober aanstaande, georganiseerd door
Groep Geneeskunde van het Rund samen met de British
Veterinary Cattle Association.

Antibioticaresiduen in melk

Dr. ir. Henk Hogeveen geeft de aanwezigen inzicht in melk-
geldkortingen en in de oorzaken van antibioticaresiduen in
de melk. Hoe komen er bacteriegroeiremmende stoffen in de
tank?

Elke keer dat een melktank wordt opgehaald, neemt de
chauffeur van de tankwagen een melkmonster voor onder-
zoek naar bacteriegroeiremmende stoffen. Dat zijn zo\'n
60.000 monsters per week. In 2002 leidde dit tot 0,06 pro-
cent monsters waarin groeiremming werd aangetoond, met
een totale daaruit voortvloeiende melkgeldkorting van 4,5
miljoen euro. Binnen het totale bedrag aan kwaliteitskorting
(4,8 miljoen euro) is groeiremming daarmee de belangrijk-

ste oorzaak van melkgeldkorting.

Om zicht te krijgen op de oorzaak van \'positieve tanken\' ini-
tieerden het ministerie van Landbouw en de zuivelindustrie
eind negentiger jaren enkele onderzoeksprojecten. Het
Praktijkonderzoek Veehouderij (PV) in Lelystad, waar
Hogeveen op dat moment werkte, voerde de proeven uit.
Het eerste project bestond uit een enquête, met als doelgroep
veehouders waarbij residuen waren aangetoond in de melk.
Begin 1999 stuurde Hogeveen 724 vragenlijsten naar vee-
houders met een positieve tank, waarvan hij er 340 (47%)
terug ontving. Dit leverde de volgende bevindingen op:

- in 40 procent van deze gevallen werd geen waarschijnlijke
oorzaak gevonden

- 38 procent vloeide voort uit de behandeling van een koe
inet klinische mastitis, waarbij fouten werden gemaakt
(32%):

• met het uithouden van de melk (16%),

• met het, al dan niet bewust, te vroeg melken van de koe
(9%)

• met het schoonspoelen van de melkapparatuur {6%).
De resterende weigeringen (6%) had te maken met een
afwijkende behandeling, die een verlengde uitscheidings-
duur tot gevolg heeft gehad.

- zeventien procent kwam door een droge koe die per onge-
luk (6%) werd gemolken, of die te vroeg afkalfde (11 %).

Wachttijden, parenterale ondersteuning en ofF-label behandelingen

Bijeenkomst van het Uiergezondheidspanel

-ocr page 149-

- vijf procent van de ondervraagde veehouders wees een
letclcende l<!ep als schuldige aan, waardoor de melk niet
apart werd gehouden maar in de tank kwam.
Hogeveen trekt uit deze uitkomsten de conclusie dat nog veel
onbekend is en dat een groot aantal gevallen van antibiotica-
residuen in de tank ontstaan door simpele fouten.

Wachttijden voor off label therapie

De dierenarts adviseert de veehouder over de behandeling
van mastitis. Daarbij geldt voor een therapie volgens de bij-
sluiter, ook de wachttijd van de bijsluiter. Bij afwijkende ad-
viezen hoort tevens een afwijkende wachttijd. Ook hiervoor
moet de dierenarts als medicijnverstrekker een richtlijn aan-
geven.

In het tweede onderzoek van Hogeveen keek hij naar de uit-
scheiding van antibiotica. Meer specifiek; hij bestudeerde de
tijd waarin de antibioticaconcentratie in de melk beneden de
MRL daalde, de maximale residu limiet. Aan deze proef de-
den twaalf melkveebedrijven mee. De eerste stap bestond uit
het beschrijven van de standaard behandelwijze van mastitis
op de bedrijven. Dit bleek een lastige stap, want de geselec-
teerde veehouders werkten nauwelijks op een standaard ma-
nier. Ook tijdens het onderzoek leverde gestandaardiseerd
werken problemen op, omdat de veehouders regelmatig wil-
den afwijken van het vastgestelde behandelplan. Het belang-
rijkste argument daarvoor was dat de mastitis nog niet kli-
nisch genezen was aan het einde van de behandeling en dat
ze daarom langer wilden doorgaan met behandelen. Zonder
een voldoende aantal koeien dat op dezelfde wijze is behan-
deld, krijg je geen betrouwbaar inzicht in de verschillende
aspecten van de behandeling, zoals uitscheidingstijd.
Hier ontstaat een gesprek over hoe lang je nou moet behan-
delen. In praktijkonderzoeken van de GD zagen ze dat kwar-
tieren waarvan de melk afwijkend was na een complete be-
handeling, na het stoppen van de behandeling volledig
herstelden. Het klinisch beeld lijkt daarmee geen goed aan-
knopingspunt te bieden voor de beslissing om wel of niet een

Het Uiergezondheidspanel is een deskundig, onafhanke-
lijk en divers discussieplatform voor de Nederlandse
rundveepracticus, op het gebied van mastitis bij melkvee.
De deelnemers bestaan uit praktiserende dierenartsen,
vertegenwoordigers van de kennis- en onderzoeksinstitu-
ten, en vertegenwoordigers van de zuivelindustrie.
Aan de hand van voordrachten discussiëren de leden over
onderwerpen aangaande uiergezondheid en mastitisbe-
strijding. De halQaarlijkse bijeenkomsten worden roule-
rend voorgezeten door een panellid. Tijdens elk samen-
zijn bespreekt een deelnemer een praktijkgeval van een
bedrijf met mastitisproblemen.

Boehringer Ingelheim bv faciliteert de organisatie en de
verslaglegging van de bijeenkomsten van het Uiergezond-
heidspanel.

Aanwezig waren: (s.s.t.t.) J.J. Poelarends, Praktijk-
onderzoek Veehouderij Lelystad (PV); H. Hogeveen,
Wageningen Universiteit (WUR); J. Boelrijk, Campina
Melkunie; T. van Werven, Faculteit der Diergeneeskunde
(FD); H. Wesselink, Animal Science Group WUR (voor-
heen ID-Lelystad), J.J. de Veer, veterinair consultant; H.
Miltenburg, J. Sol en O. Sampimon, Gezondheidsdienst
voor Dieren (GD); G.C. Charpentier, H.A.M. Hendriks,
J.G.T. Krijnen, B.J. Westerlaan, allen praktiserend dieren-
arts; J.M. Swinkels, Boehringer Ingelheim (B.I.); J.H.J.L.
Hulsen, Vetvice.

behandeling te verlengen.

Een deel van de behandelingen in het onderzoek van
Hogeveen werkte conform het label, de bijsluiter. Hij vond
geen wachttijdoverschrijding in deze groep.
De andere behandelingen bestonden uit off label toedienin-
gen. Deze konden bestaan uit een langere behandeling en/of
parenterale toediening van antibiotica. In deze groep vond
Hogeveen wel overschrijdingen van de wachttermijn. Maar
hij kon daar geen conclusies uit trekken die de dierenarts kan
gebruiken voor een wachttermijnadvisering.
Wel vond Hogeveen een aantal factoren die de uitschei-
dingstijd beïnvloeden. Allereerst verschilden de bedrijven
onderling. Vervolgens vond hij dat bij zieke koeien en bij
koeien met colimastitis de uitscheiding trager verliep. En
tenslotte steeg de uitscheidingtermijn als er meer dan één
preparaat werd gebruikt.

Samenvattend stelt Hogeveen dat er voor dierenartsen nog
werk ligt om voor de veehouders bedrijfsbehandelplannen te
maken. Däär kun je als dierenarts je kennis kwijt, meent hij.
Leer boeren systematisch te werken. Dan kun je betere
wachttijdinschattingen maken en kun je veehouders ook
goed adviseren wanneer te stoppen met behandelen, en wan-
neer door te gaan.

"Maar wat is volgens ons de belangrijkste oorzaak van een
positieve tank?" Er lijken twéé belangrijkste oorzaken te be-
staan. Een deel van de groep denkt aan per ongeluk melken
van een behandelde koe, de ander zoekt het bij biologische
verschillen tussen koeien. Er zijn koeien die meer tijd nodig
hebben om diergeneesmiddelen uit hun lichaam te verwijde-
ren. "We weten heel weinig van de interactie tussen ziekten
en antibiotica", klinkt het. "Uit mijn onderzoek blijkt dat
systemische aandoeningen en colimastitis de wachttijd ver-
lengen", sluit Hogeveen zijn presentatie.

-ocr page 150-

Geconditioneerd onderzoei< antibiotica-uitscheiding

De logische stap volgend op Hogeveens onderzoeken is een
geconditioneerde proef waarin binnen strakke kaders naar de
uitscheidingsduur wordt gekeken en waarbij andere invloe-
den zoveel mogelijk worden uitgesloten. Ir. Judith Poelarends
voerde een dergelijk onderzoek uit op de melkveebedrijven
van het PV in Lelystad. Zij vergeleek een aantal behandelin-
gen, zoals die op dat moment in de praktijk gangbaar waren.
Daarbij ging ze uit van het voorschrift van de bijsluiter en
keek ze naar behandeling mét, en behandeling zónder paren-
terale toediening van antibiotica. Genezingspercentages
heeft ze niet meegenomen, het onderzoek keek puur naar
antibiotica-uitscheiding.

Het ging om milde, spontane mastitisgevallen, die een vee-
houder normaliter zelf behandelt. Gedurende de proef moest
Poelarends op een aantal bedrijven de standaardbehandeling
verlengen, omdat die volgens de boeren niet toereikend was.
De boeren wilden bijvoorbeeld langer behandelen omdat ze
vonden dat de koeien nog niet genezen waren bij het einde
van de voorgeschreven therapie. Of de dieren kregen op ge-
leide van het klinisch beeld andere behandelingen, bijvoor-
beeld dieren met een colimastitisbeeld. Maar ook de ver-
lengde therapie bleek voor sommige koeien niet afdoende en
deze dieren werden uit de proef gehaald. Dit is dezelfde situ-
atie als waar Hogeveen tegenaan liep.
Poelarends vond dat een combinatiebehandeling (im en
imm) niet leidde tot een significante langere uitscheidings-
duur in vergelijking tot behandeling in het uier. De wachttijd
werd acht keer overschreden: vier keer bij een combinatiebe-
handeling en vier keer bij een behandeling in het uier. Zij
plaatst hierbij de kanttekening dat een aantal koeien die met
Avuloxil® waren behandeld dc wachttijd overschreden,
maar dat dit product toentertijd voorlopig geregistreerd was
met een kortere wachttijd dan in de huidige definitieve re-
gistratie. Volgens het huidige wachttijdadvies zou in
Poelarends onderzoek geen overschrijdingen meer hebben
plaatsgevonden.

In haar onderzoek keek Poelarends naar specifieke combina-
ties van diergeneesmiddelen: Avuloxil® en Synulox®, Delvo-
mast® en Mamyzin®, en Avuloxil® en Duoprim®. Zij geeft
aan geen uitspraak te kunnen doen over andere combinaties.
In essentie eist elke combinatie zijn eigen uitscheidingsonder-
zoek.

Ook Poelarends sluit af met het advies om in de praktijk aan
de slag te gaan met bedrijfsbehandelplannen. Deze vormen
een hulpmiddel voor veehouders om systematisch te werken.
Houdt ze actueel, benadrukt ze, en denk aan de wachttijden.
De practici in het panel hebben wisselende ervaringen met
bedrijfsbehandelplannen. Veehouders blijken er niet expli-
ciet om te vragen en ze hebben moeite om ervoor te betalen.
Maar, ze zijn blij als ze een bedrijfsbehandelplan ontvangen.
Heb je niet de plicht, als medicijnverstrekker, om dit soort
informatie te geven? klinkt het kritisch. Anders krijg je toch
het risico dat boeren maar wat aanrommelen? Er lijkt con-
sensus te bestaan over het nut van bedrijfsbehandelplannen,
maar de stap naar het gebruik ervan in de praktijk is nog een
moeilijke. Hoewel één practicus vertelt dat zijn praktijk een
goedlopend systeem heeft met bedrijfsbehandelplannen
mastitis, die de dierenartsen consequent controleren en ver-
anderen aan de hand van genezingspercentages en b.o.-uit-
slagen.

De laatste boodschap die Poelarends het panel meegeeft is
om bij afwijkende omstandigheden bij een mastitisbehande-
ling altijd de melk te laten testen. Dit kan de veehouder zelf
doen, met een Delvotest. Maar dit kan tevens bij de melkfa-
briek gebeuren en ook dierenartsenpraktijken kunnen dit
onderzoek verrichten.

"En hoe zit het met wachttijden op bedrijven die vaker dan
twee keer per dag melken?" Poelarends geeft aan geen con-
creet antwoord paraat te hebben voor deze vraag. Een deel
van dc oplossing zit al in de nieuwe wachttijdadviezen op de
bijsluiter, die in uren staan vermeld en niet meer in tnelkma-
len.

Een casus

Practicus Rik Hendriks bespreekt een bedrijf uit zijn eigen
praktijk, dat kampte met teveel klinische mastitis en een
hoog celgetal. Aan de hand van een grote hoeveelheid con-
crete bedrijfsgegevens neemt hij de panelleden mee langs
bedrijfsvoering en langs het adviestraject.
Specifiek aan de casus is het feit dat het bedrijf een tweekop-
pige directie heeft, die onderling verdeeld is. Vader is con-
servatief en wil geen verandering, zoon is kritisch en bereid
te investeren in verbetering en verandering. Vanuit veterinair
oogpunt lijkt de probleemstelling niet moeilijk. Hendriks
vindt signalen dat de melkmachine niet optimaal functio-
neert, de koeien maken een diep dal door in hun energieba-
lans begin lactatie, er zijn veel koeien met een langdurig
hoog celgetal en de hygiëne bij het voorbehandelen is sterk
voor verbetering vatbaar. Men heeft beperkt bacteriologisch
onderzoek gedaan, maar het lijken met natne koegebonden
kiemen te zijn die de problemen veroorzaken. Een conclusie
die ondersteund wordt door de aanname dat op bedrijven met
een hoog celgetal de meeste klinische mastitiden voortko-
men uit subklinische mastitis.

Hendriks schets een traject van ongeveer twee jaar, waarin
het bedrijf "exact vijftig procent van de adviezen opvolgt:
vader niet en zoon wel". Maar gaandeweg klimmen ze uit het
dal. Chronisch besmette koeien worden geruimd, papieren
uierdoeken nemen de plaats in van katoenen, de voeding

-ocr page 151-

wordt verbeterd. En na een tankcelgetaloverschrijding wordt
- maanden na het eerste advies - de GD uitgenodigd voor een
natte meting, die verbeteringen oplevert.
Bovendien blijkt het bedrijf wel bereid om zeer intensief b.o.
te laten doen: vaarzen boven 100.000 en koeien boven
150.000. Dit levert handvatten om de behandeling van geïn-
fecteerde dieren goed aan te pakken. Want, stelt Hendriks,
het probleem ontstond waarschijnlijk uit een slechte behan-
deling van uierontstekingen, waardoor deze in veel gevallen
chronisch werden.

Op dit moment zijn vader en zoon tevreden: het celgetal ligt
iets boven de 100.000 en het aantal klinische mastitiden rond
twintig procent. Echter, de veehouder doet nog steeds inten-
sief b.o. en daarbij worden veel infecties met STC aange-
toond. Deze gaan niet gepaard met duidelijk te hoge koecel-
getallen. Wat moet ik hiermee?, vraagt Hendriks aan de
aanwezigen.

STC staat voor niet-aureus stafylokokken. Een groep die uit
meer dan twintig soorten stafylokokken bestaat, met zeer
uiteenlopende kenmerken. Enkele namen: S.
hyicus, S. epi-
dennidis.

In essentie is weinig bekend van de grote groep bacteriën die
we vatten onder de noemer STC. Velen ervan behoren tot de
minor pathogens, maar er zijn bedrijven met grote celgetal-
problemen als gevolg van STC-infecties. Sommigen zijn
koegebonden, anderen zijn omgevingskiemen en weer ande-
ren zijn beide.

Typering van een STC lijkt vooralsnog weinig praktische
waarde te hebben, allereerst omdat we weinig kennis hebben
van de eigenschappen van de typen stafylokokken die je dan
gaat vinden. Ten tweede is de kans groot dat allerlei verschil-
lende STC\'s de uierinfecties veroorzaken.
Het advies aan Hendriks luidt: ga over op een monitoringsre-
gime. Leg de grens voor b.o. weer op gangbare plaatsen:
150.000 voor vaarzen en 250.000 voor koeien. De kosten
voor b.o. staan in de huidige situatie niet meer in verhouding
tot de opbrengsten. Als zich weer problemen ontwikkelen
heb je voldoende tijd om te reageren. Besteed wel aandacht
aan de risicofactoren voor infecties met STC\'s. STC-infec-
ties treden met name op in de droogstand en rondom afkal-
ven.

Afsluiting

De voorzitter complimenteert Hendriks met de wijze waarop
hij zijn presentatie heeft gehouden. Een goed-gedocumen-
teerde casus met een praktische open vraag aan het eind. Om
de aanwezige kennis in het panel ook te gebruiken.

Veldstudie
afgerond.

Sachet met 10 gram granulaat

10 gram granulaat komt overeen
met 4 gram Cimetidine

Op recept
verkrijgbaar.

ÜJ

ACE Pharmaceuticals BV - Postbus 1262 - 3890 BB Zeewolde

Z 1 TAC Hippogran^

- !

1-i

-ocr page 152-

Dierenkliniek Lieshout verwierf op 26 juni 2003 certifi-
cering volgens de KRD-ISO 9001-2000 norm. Dat is de
huidige norm voor praktijkcertificering van het
Veterinair Kwaliteits Orgaan (VKO). Dierenarts Willy
Jansen voert deze gemengde eenmanspraktijk. Hij ver-
leent diergeneeskundige zorg aan gezelschapsdieren,
varkens en rundvee. Een gesprek.

Waarom ben je met een kwaliteitssysteem begonnen?

In mijn vorige baan, een zeer groot varkensbedrijf, heb ik het
GM P-systeem van de voerkeuken opgezet en de voordelen
daarvan gezien. Wat die zijn\'.\' Datje alle facetten van je be-
drijfsvoering beheerst. En dan kun je sturen.
Acht jaar geleden heb ik me hier vrij gevestigd. De praktijk
moest compleet van de grond af opgebouwd worden. Toen,
en nu nog steeds, hadden we een hele sterke behoefte aan in-
formatie over de praktische dingen op de werkvloer. Hoe
moest je al die alledaagse dingen goed doen?
Medewerkers willen precies weten hoe ze hun werk op de
werkvloer moeten doen. De instructies moeten op papier op
de diverse werkplekken aanwezig zijn. En al die afzonder-
lijke werkzaainheden horen dusdanig op elkaar aan te slui-
ten, dat het bedrijfsproces als geheel goed verloopt. Dan is je
eindproduct, je dienstverlening, van goede kwaliteit.
Onze KRD-erkenning is eigenlijk een voortvloeisel uit de
GVP-erkenning. Die erkenning was enkele jaren geleden
voor de varkenspracticus verplicht. De KRD-erkenning deed
op een gegeven moment zijn intrede. Ik ging ervan uit, dat de
grotere dierenartsenpraktijken hier in de buurt al ver gevor-
derd waren met de implementatie van dit kwaliteitssysteem
en wilde zo snel mogelijk op één hoogte komen. Ons GVP-
systeem hebben we toen in een flink tempo omgeschakeld
naar het KRD-systeem. We bleken toen één van de eerste
acht te zijn.

Met het implementeren van de KRD en nu dus de KRD-ISO
zijn we begonnen aan een proces van jaren. Want een dieren-
artsenpraktijk is een nogal complexe organisatie, dat heb ik
wel gemerkt.

Ik zie het certificeren van prakijken als een ontwikkeling
waar onze beroepsgroep niet aan kan ontkomen; we zullen er
doorheen moeten. En je zult als praktijk, als je gecertificeerd
bent, zorg moeten blijven besteden aan de organisatie van je
praktijk. Wantje moet voortdurend scherp blijven.Terwijlje
met het één bezig bent, merkje dat het elders fout gaat of op
een andere manier beter kan. En dan moetje daar vervolgens
weer mee aan de slag.

Hoe ziet dat kwaliteitssysteem eruit?

In essentie draait alles om het kwaliteitshandboek. Daarin
zitten de documenten waarin alles is beschreven. Dit boek
gebruiken we als communicatiemiddel. Ik neem het tenmin-
ste één keer per jaar helemaal met de assistentes door
middels de interne audits. We bespreken dan alle documen-
ten. Tja, het woord document is hier een alledaagse term ge-
worden. Veel van de alledaagse documenten bevinden zich
als kopie op de plaats waar ze gebruikt moeten worden.
Bij het opzetten van het systeem is externe deskundigheid
ingehuurd. Dat heb je wel nodig. Met name Robert in \'t
Groen, van Nedcon in Reeuwijk, heeft me uitstekend gehol-
pen. Hij ondersteunde de overgang van het oude KRD naar
het nieuwe KRD-ISO.

Wat levert het je op?

Innerlijke rust, omdat je weet dat alles op zijn plaats zit en
goed geregeld is.

De verhoogde efficiëntie en doelgerichtheid in het werk ver-
lagen de kosten. Met name grote praktijken zullen dit mer-
ken. Zonder kwaliteitssysteem had ik nooit mijn bescheiden
ruimte zo efficiënt kunnen benutten en de huidige kwaliteit
kunnen leveren.

En de klanten merken dat je je zaakjes goed voor elkaar hebt.
Maar laat duidelijk zijn: ondanks dat we alles goed voor elkaar
hebben, gaan er soms toch dingen niet goed. We proberen het
dan weer zo te regelen, dat het de volgende keer beter gaat.

Ben je een beheersingsfreak?

Ik heb de dingen graag goed geregeld en ben wars van ineffi-
ciënt werk. Als je je praktijk niet goed organiseert kun je
nooit kwaliteit leveren. Je bent te veel tijd kwijt met het cor-
rigeren van dingen die fout zijn gegaan. Je ziet dat ook op de
bedrijven waar je komt. Veehouders die hun bedrijf niet goed
organiseren lopen altijd achter de feiten aan.

Hoe ziet de keerzijde van de medaille eruit? Wat zijn de na-
delen?

Het heeft me heel veel moeite en frustraties gekost. Laat het
iedereen duidelijk zijn dat certificeren niet iets is datje even
doet. Een boek schrijven is stap één. Zorgen dat het in het
boek beschreven kwaliteitsborgingssysteem praktisch werkt
is stap twee. Middels interne audits controleren, of hetgeen
beschreven is ook werkelijk in de praktijk gebeurt, is stap
drie. Stap vier is via klantentevredenheidsonderzoeken jouw
proces afstemmen op wat jouw klanten willen.
Je loopt telkens tegen nieuwe knelpunten aan waarvoor je

Een gecertificeerde gemengde eenmanspraktijk

Tekst en foto\'s: Jan Hülsen

-ocr page 153-

geen oplossing hebt. Maar die oplossing moetje wel vinden.
Het gebeurt vaak genoeg dat mijn vrouw of één van de as-
sistentes met de oplossing komt aanzetten. En dat is dan leuk.
Dingen die je moet uitkristalliseren. Ik ben al heel vaak aan
iets begonnen waarvan ik vooraf niet wist hoe het te doen.
Gaandeweg krijg je er dan zicht op en uiteindelijk krijg je de
juiste aanpak ergens te pakken. Het gaat met vallen en op-
staan. Een voorbeeld daarvan is de interne audit. We hebben
hier lang mee geworsteld. Eerst deden externen dit, onder
andere AUV-Advies. Tijdens de laatste externe praktijkaudit
door SGS hebben we besloten om het zelf te gaan doen. We
zijn er rijp voor en het is dé manier waarop het moet, dat weet
ik nu zeker. Door onszelf gestructureerd te auditten ontstaat
een robuustere praktijkorganisatie. Want alle medewerkers
denken mee en controleren mee.

Op dit moment worstel ik met de meting van klanttevreden-
heid. Ik stuurde recentelijk tien boeren een evaluatieformu-
lier en kreeg van één een reactie. Die wilde een feest. Dat
moet dus anders, maar ik weet nog niet hoe.

Dierenartsen die onbekend zijn met kwaliteitssystemen zien
er ais een berg tegenop. Heb je tips i/oor deze mensen?

Nou en of. De invoering doe je met z\'n allen en het levert al-
leen iets op als je er ook met z\'n allen aan meewerkt. Voor
mij was dat makkelijk, want ik ben maar alleen met m\'n as-
sistentes.

Werk zo praktisch mogelijk. Niet praktisch betekent dat het
niets wordt.

Voer het gedoseerd in, stap voor stap, waarbij je begint met
de processen die je elke dag doet. Schrijf die op en gebruik
het ontstane document als discussiestuk.
Benoem een kwaliteitsmanager, het Hoofd Kwaliteitszorg
HKZ, die de verantwoordelijkheid heeft over de gang van za-
ken. Die HKZ moet de taak, de bevoegdheid de verantwoor-
ding, de capaciteit en de middelen hebben om het kwaliteits-
handboek op te stellen. Dat betekent dat hij of zij iedereen
moet kunnen aanspreken cn corrigeren. De HKZ moet
scherp zijn en scherp blijven. Tijdens een training kwaliteits-
zorg vertelde dc cursusleider eens: "de portier bij Philips
heeft dc taak, de verantwoording en de bevoegdheid om
mensen te controleren. Dus ook Frits Philips". En zo moet
het zijn. Iedere medewerker moet door de kwaliteitsmanager
tot verantwoording geroepen kunnen worden.

Wil je nog iets opmerken richting VKO?

Hou contact met de praktijk en luister goed naar de praktij-
ken. Zorg dat alles praktisch is en blijft. Want anders lukt het
niet praktijken hiervoor enthousiast te maken.
Over de huidige contacten met het VKO ben ik best tevreden.
Hugo de Groot weet goed te luisteren en Astrid de Boer doet
altijd haar best je te helpen. En in het verleden hebben audi-
tors Herman Logtenherg en mevrouw Coenraads-Amen mij
ooit zeer goed vooruitgeholpen.

En let erop dat het betaalbaar blijft. De factuur voor de totale
audit van dit jaar, 3.503 euro exclusief btw, vind ik simpel-
weg te hoog voor een eenmanspraktijk.
De voorlopers moeten mijns inziens beloond worden en niet
gestraft voor hun pionierswerk. Inmiddels ben ik vier maan-
den gecertificeerd en er is nog geen vignet om op mijn brief-
papier of mijn website te zetten. Dat vind ik erg jammer.

Wat zijn je toekomstplannen?

Zo snel mogelijk het praktijkpand uitbreiden.

Zet zoveel mogelijk info op zo weinig mogelijk papier Maak weinig documenten.
Noteer geen onzin.

-ocr page 154-

VKO als onafhankelijke autoriteit

Jan Huisen

Het VKO (Veterinair Kwaliteits
Orgaan) bestaat één jaar. In dit
jaar is hard gewerkt en veel ge-
beurd. Niet alleen dierenartsen
kennen inmiddels de naam. Het
VKO heeft ook bekendheid ver-
worven bij de overheid (ministerie van LNV, ministerie
van VWS, VWA) en private partijen, zoals productschap-
pen, agrarische organisaties en verzekeringsmaatschap-
pijen. Reacties uit de beroepsgroep wekken de suggestie
dat niet iedereen een duidelijk beeld heeft van de exacte
positie en functie van deze stichting.

Natuurlijk hebben de leden van de KNMvD een belangrijke
stem in het VKO, via het KNMvD-bestuur en via vertegen-
woordigers van de veterinaire groepen (rund, gezelschaps-
dieren/paard, et cetera). Maar ook de Land- en Tuinbouw-
organisatie LTO beslist mee in het bestuur, net als de
Gezondheidsdienst voor Dieren, de Dierenbescherming en
de Faculteit der Diergeneeskunde. Dat de stichting in het-
zelfde gebouw kantoor houdt als de KNMvD wekt mogelijk
voor de buitenstaander het beeld dat het één onderdeel is van
het ander.

U vindt alle informatie over het VKO en haar activiteiten op
de website: www.veterinairekwaliteit.nl

Autonoom en onafhanke-
lijk uitvoeren van kwa-
liteitsprojecten voor de
praktiserende Nederlandse
dierenartsen. Dat is in de
kern de doelstelling van het
VKO. Deze projecten be-
staan voornamelijk uit de
Erkenningsregeling Dieren-
artsen en de certificering
dierenartsenpraktijken vol-
gens de GVP- en KRD/
ISO-normen.

Het VKO functioneert zo-
wel bestuurlijk als financi-
eel volledig zelfstandig en
staat juridisch los van dc
KNMvD. Deze onafhanke-
lijkheid is noodzakelijk om
ook werkelijk te kunnen
optreden als erkenningsbu-
reau.

Eerste ledenvergadering Belangengroep Practici in Loondienst ß, i^.L.

Op zaterdag 20 september 2003 zal van 10.30 uur tot
13.00 uur de eerste ledenvergadering van de Belangen-
groep Practici in Loondienst plaatsvinden. Locatie is
het KNMvD-bureau. Adres: De Molen 77 te Houten.

Nederland komt weer op gang na de zomervakantie. De
dierenartsenpraktijken beginnen langzaamaan weer met
volledige bezetting te draaien, symposia, congressen en
bestuurlijke activiteiten worden gepland. Ondertussen zit
ook de BPL niet stil. Op 20 september wordt namelijk de
eerste ALV gehouden.

Dit is voor de leden van BPL de ultieme jaarlijkse gelegen-
heid om op- of aanmerkingen, ideeën of suggesties naar
voren te brengen en voorts alles te horen over onze voor-
uitgang in het streven naar onder andere een structureel
overleg tussen werkgevers en werknemers en andere zaken
in het belang van dierenartsen in loondienst.

Bent u practicus in loondienst en nog geen lid van BPL,
meldt u dan aan via
bpl@chello.nl of kom ook naar de ALV
en meldt u daar aan als lid!

Aanmelding voor de ALV tot uiterlijk 13 september, graag
per e-mail,
bpl@chello.nl.

Hier kunt u eveneens altijd uw op- of aanmerkingen kwijt.
Bezoek ook eens onze website: http://home.wanadoo.nl^pl-
dierenartsen/bpl .htm 1

-ocr page 155-

De geneeskunde van dieren en in
het bijzonder van het paard gaat
steeds verder, echter goede genees-
middelen voor paarden blijven
een probleem. Is het de farmaceu-
tische industrie die te weinig hier-
aan doet? Is het de overheid die te
strenge regels oplegt? Biedt het
nieuwe paardenpaspoort mis-
schien een uitweg voor de dierenarts die paarden goed
wil kunnen behandelen?

Om een antwoord te geven op de bovenstaande vragen orga-
niseert eQuest op zaterdag 20 september 2003 tijdens het
Horse Event te Deurne het veterinair symposium
\'Paardenmiddelen in de praktijk, wat mag en niet mag\'. Door
diverse sprekers wordt tijdens het programma ingegaan op
het gebruik van paardenmiddelen; van overheid tot praktijk
en van dierenbescherming tot advocatuur Na afloop van het
symposium kunt u gezellig nagenieten op Horse Event. Dit
evenement biedt u tal van mogelijkheden uw kennis op het
gebied van de paardenhouderij en paardensport te verruimen.
Tevens kunt u, als bezoeker van het symposium, gebruikma-
ken van het partnerprogramma. Dit houdt in dat u gelijktijdig
met de inschrijving van het symposium gereduceerde kaarten
voor Horse Event kunt bestellen voor uw partner en uw even-
tuele kinderen. Het uitgebreide programma van Horse Event
kunt u ook nalezen op www.horse-event.nl. Deelname aan
het symposium is voorbehouden aan personen die werkzaam
zijn als paardendierenarts of aan deze groep gerelateerd zijn.
Voor meer informatie omtrent het symposium kunt u contact
opnemen met eQuest, telefoon (033) 2470845.

Paardenmiddelen in de praktijk, wat mag en niet mag

De geneeskunde van dieren en in diverse sprekers wordt tijdens het program

Graag maken wij onze lezers er nogmaals op attent
dat wij per 15 april zijn verhuisd naar:

De Molen 77, 3995 AW Houten

De overige nieuwe gegevens zijn:
Postadres: Postbus 421, 3990 GE Houten
Telefoon: 030-6348900, Fax: 030-6348909

Snel volwassen geworden roofvogelgeneeskunde

Lumeij, J.T. e.a., Raptor biomedi-
cine III, including Bibliography of
diseases of birds of prey, ZEN, Lake
Worth, USA, (2000), ISBN o-
9636996-1-X, zes hoofdstukken, 31
artikelen, 460 pagina\'s.

Boe
besprekin

Internationale congressen over roof-
vogelgeneeskunde werden gehou-
den in Londen (1980), Minneapolis (1988) en Midrand,
Zuid-Afrika (1998).

Proceedings verschenen onder redactie van John Cooper en
A.G. Greenwood (Recent advances in the study of raptor di-
seases, 1981) en van Pat Redig e.a. (Medical management of
Birds of prey, 1993) Het cijfer III in de naam van het bespro-
ken boek wordt duidelijk als we de publicaties uit 1981 en
1993 als I en II beschouwen.

In Raptor Biomedicin III laten de redacteuren Remple en
Redig (USA), Lierz (Abu Dhabi) en Cooper (UK) onder lei-
ding van \'onze\' Sjeng Lumeij (Utrecht) de geweldige voor-
uitgang zien in de ontwikkeling van de roofvogelgenees-
kunde sinds het congres in \'80.

i

Toen en in 1988 werden alle aangeboden lezingen geaccep-
teerd en in 1998 niet. Er is nu gewerkt met een systeem van
twee of meer onafliankelijke peer reviewers per aangeboden
paper. Alle als wetenschappelijk onvoldoende beschouwd
aanbod, is geweigerd. Eventueel dan nog aanwezige weten-
schappelijke twijfel wordt een enkele keer verwoord in een
aantekening van de redactie.

Dit heeft geleid tot een voortreffelijk boek in een uitvoering
van hoge kwaliteit: glanzend papier, sublieme afbeeldingen in
goede kleuren en zwart-wit, grafieken, schema\'s, lijsten van
deelnemers, auteurs en referees, vakkundige, prettige lay-out
en literatuurverwijzingen aan het eind van ieder artikel.
Sponsoring door de president van de Verenigde Arabische
Emiraten en zijn familie maakte de luxueuze uitvoering van
dit ook inhoudelijk zeer goede boek mogelijk.

In het eerste hoofdstuk komen NCD en herpesvirussen aan
de orde en de problemen bij de productie van een veilig en
werkzaam vaccin tegen herpes.

Twee andere onderwerpen zijn w^cojo/flivwa-diagnostiek in
Duitsland en c/o5/nV//i/«;-enterotoxinaemie in de Emiraten.

-ocr page 156-

Het tweede hoofdstuk, \'Parasitologie\', behandelt in drie arti-
kelen
Trichomoniasis bij roofvogels in Portugal, de USA en
de VAE. Een overzicht van endoparasieten is van Tjechisch-
Canadese herkomst. Ook de parasitologie bij valkerijvogels
in de VAE en van roofvogels in de vrije natuur in Duitsland
komen aan de orde.

Onder het hoofdstuk \'Pathologie\' vinden we artikelen over
tumoren, ziekten van de Mauritius torenvalk, loodvergifti-
ging bij de twee soorten zeearenden in Japan en ziekten en
doodsoorzaken bij lammergieren. In gevangenschap komt
bij uitwenprojecten Aspergillose en na vrijlating in de Alpen
vervolging als doodsoorzaak bij deze gieren het meest voor.
Spectaculair zijn de prachtige afbeeldingen bij artikelen over
nierziekten, de fundus van het oog, de beenderen in vogel-
vleugels en peesreparaties aan de poten. Het gebruik van met
antibiotica geïmpregneerde \'cement\'korrels bij bumblefoot-
operaties, deze operaties zelf en een combinatie van intrame-
dullaire en externe fixatie bij fracturen van lange botten wor-
den uitvoerig behandeld in dit vierde hoofdstuk.
In het vijfde hoofdstuk wordt het in de Emiraten gebruike-
lijke min of meer volledige veterinaire veldhospitaal be-
schreven dat daar meegezeuld en opgezet wordt als men met
valken gaat jagen. Vrij volledige diagnostiek en chirurgie
zijn in de tent mogelijk dankzij airconditioning en specia-
listen. Het grootste deel van het werk daar bestaat echter uit
het aansteken van beschadigde veren.
In Pakistan worden luggervalken gebruikt om andere valken
te vangen en luggersterfte door ondeskundige behandeling
heeft zelfs invloed op de wilde populatie. Een project wordt
beschreven dat hierin via workshops verbetering kan bren-
gen door voorlichting over voeding en veterinaire en zoö-
technische aspecten.

Huisvesting en behandeling bij het fokken en houden van
lammergieren in uitwenprojecten (van onder andere het
Wereldnatuurfonds) in de Alpen worden belicht. Afschot en
vergiftiging na het uitwenncn namen af, maar hoogspan-
ningsleidingen vormden een steeds groter gevaar.
Bij buizerds in Oostenrijk bleek anesthesie via met
Tiletamine en Zolazepam behandeld aas voldoende om ze te
vangen, maar niet geschikt om kleine ingrepen mogelijk te
maken.

Bij keizerarenden in Spanje bleek door DNA-onderzoek het
geslacht te bepalen, zoals eerder voor de havikarend was
vastgesteld. Dit maakt de methode waarschijnlijk ook bruik-
baar voor andere Aquila-soorten. Sexen van roofvogels door
sexuele dimorphie is niet voor alle soorten en leeftijden mo-
gelijk, maar vaak wel van belang.

Het laatste hoofdstuk. Revalidatie en Telemetrie, bevat een
overzicht van overlevingkansen bij losgelaten vogels na re-
validatie, bepaald met behulp van telemetrie en ringonder-
zoek.

Implantering van een geavanceerd telemetriesysteem in de
buikholte van een vale gier en de bepaling van lactaat-gehaltes
in het bloed van na revalidatie uit te wennen roofvogels als ob-
jectieve maat voor hun \'fitness\', worden uitvoerig beschreven.

Zes hoofdstukken, 31 artikelen: een uitputtende beschrijving
van de vele mérites per artikel is in het kader van deze be-
spreking niet mogelijk.

Wat Lumeij, zijn mederedacteuren en de auteurs in dit in-
houdelijk voortreffelijke, zeer fraai uitgevoerde boekwerk
hebben neergezet maakt duidelijk dat biologie en dierge-
neeskunde elkaar wederzijds verrijken en nodig hebben.
Dit geldt niet alleen voor revalidatie, maar ook voor de vele
uitwenprojecten ter (her)introductie van bedreigde soorten.
Uniek is de bibliografie, door Poffers en Lumeij samenge-
steld, die 129 verschillende publicatiejaren tot 1998 omvat
en 3723 verwijzingen, vaak van korte omschrijvingen voor-
zien. Naast een gedegen handleiding in het boek is een
cdrom bijgeleverd (Rap Search Database, 4771 verwijzin-
gen, bijgewerkt tot 2000.)

In een dergelijk omvangrijk monnikenwerk sluipen natuur-
lijk kleine missers zoals typefouten heimelijk naar binnen.
Zonder het snufje zout op deze slakjes zou het boek haast een
soort bijbel geworden zijn, quod non. Wel verdient het een
(ere)plaats in de boekenkast van ieder, die zich met roofvo-
gels bezighoudt: dierenartsen, biologen, valkeniers en be-
schermers.

Een geweldig naslagwerk en een genot om te lezen.

G.J. van Nie

-ocr page 157-

Hans Goedhart

memoriam

Op 20 oktober 1930 is hij geboren; op 4 februari 2003 is hij overleden. Hans was een echte \'Tukker\' en dat is hij altijd geble-
ven. Geboren in Wierden. Zijn ouders hadden een groot vleesvery^\'erkend bedrijf ter plaatse. Hans doorliep de middelbare
school in Almelo, waar hij het HBS-B diploma behaalde. Na een korte periode in het buitenland te hebben doorgebracht,
keerde hij terug naar Nederland, waar hij op zijn twintigste begon aan een opleiding in Nijenrode. Daarna behaalde hij het zo-
genaamde textielbrevet. In de verkoop was Hans zeer goed; hij kon werkelijk alles verkopen: van tractoren tot overalls. Toch
werd het hetn duidelijk dat daar zijn toekomst niet lag. Hij besloot elf jaar na de Nijenrode-periode te gaan .studeren en wel
diergeneeskunde. Op 13 september 1974 behaalde hij zijn bid. Hans wilde eerst wat gaan waarnemen en toog naar Rotterdam.
Na enige tijd besloot hij de vleeskeuring in te gaan. Had hij dat van zijn vader? De Vleeskeuringskring Den Haag had hem no-
dig. Na vele jaren wordt de Kring Den Haag verruild voor Apeldoorn, waar Hans op 17 december 1992 met de vut ging. Bij de
R VV in Apeldoorn werd hij door velen met \'dokter\' aangesproken, wat aangeeft dat hij respect afdwong.
Wij en velen met ons waren blij verrast te horen dat Hans zijn Lieze had ontmoet en dat zij beiden vele mooie plannen konden gaan
maken. En dat laatste deden zij maar al te graag en vaak. Vele malen trokken zij erop uit met de camper met Amerikaanse licxe die
Hans goed waarderen kon. Hij en Lieze vulden elkaar petfect aan. Hans heeft de laatste twaalf jaar van zijn leven rust gevonden. Zij
hebben beiden erg veel gelukkige momenten gehad. Daar zijn wij als vrienden Lieze dankbaar voor. Wij wensen Lieze Timmer veel
sterkte toe met het voor haar tweede keer verxi\'erken van het verlies van een maatje, een vriend.
Wij hebben warme herinneringen aan onze vriend Hans en dat is één van zijn verdiensten.

"Een vriend dat is mijn vrouw, mijn zoon, mijn dochter en de man met wie ik dagelijks gewoon mijn leven delen kan.
Ontdekt hij, ook in mij, een mens, zelfzuchtig vaak en koud...
een vriend is iemand die je kent en nochtans van je houdt. "
(Dr. T.J. Poppema)

Dick Poppema
Gijs Maris

Sportdag 2003:

Bijpraten in Twente

De Marathon des Sables behoort tot de zwaarste voet-
races ter wereld. In zeven dagen tijd rennen de deelne-
mers 242 kilometer door de Marokkaanse Sahara. De
route leidt langs zandduinen en rotsvlakten én langs des-
olate nomade nederzettingen. Temperaturen variëren
van 40 graden Celsius op de dag tot 5 graden \'s-nachts.
Alleen een puike conditie en een goed stel benen zijn niet
voldoende; de avonturiers lijken bevlogen door een aan
masochisme grenzende wil tot \'diepgaan\'. Misschien
jammer maar dit krijgt u niet voorgeschoteld.

Genietend van een muziekje op de radio - als u geluk heeft
Elvis Presley (of featering Junkie XL, red.) begeeft u zich
op weg naar het diergeneeskundige sportgebeuren van
2003. U verheugt zich op wat komen gaat: oude bekenden
ontmoeten en even bijpraten in een gezellige sfeer. Ook
nieuwe contacten schat u op waarde, want er gebeurt mo-
menteel erg veel in het dierenartsenwereldje. Met uw
nieuwe navigatiesysteem zult u feilloos de weg naar
Delden kunnen vinden: rust, ruimte en geen files. Toch
handig deze moderne communicatiemiddelen. Hiermee
zijn de twee belangrijkste ingrediënten van de sportdag
genoemd: sport en communicatie. Hoewel normen en
waarden veranderen - niet altijd ten goede - is het uiter-
mate belangrijk dat diergeneeskunde als een eenheid
blijft functioneren.

Uiteraard is de sportdag hiervoor een goede gelegenheid.
Dus tot ziens op 2 oktober.

De sportcommissie, Th. Twerda

-ocr page 158-

Wimbledon, Roland Garros, US Open en zelfs Raymond
Sluiter en Martin Verkerk kunnen niet tippen aan ons eigen
tennistoernooi: The Veterinary Open 2003! Natuurlijk wordt
er dit jaar weer een gezellige dag georganiseerd voor de ten-
nisliefhebbers.

Er worden voornamelijk gemengde dubbels gespeeld en
bij voldoende deelname zorgen we dat de deelnemers in
twee groepen naar sterkte ingedeeld worden om zo het
wedstrijdniveau te verhogen.

Geeft u dus duidelijk op het inschrijfformulier uw speel-
sterkte aan! Ook de veterinaire studenten worden van harte
uitgenodigd om deel te nemen aan dit enige tennistoernooi
voor dierenartsen en hun
partners.

Bij aankomst is er koffie met
iets lekkers en halverwege de
dag staat er een lunch voor
ons klaar. En dan na afloop
natuurlijk het grootse feest
met lekker eten, gezellige
muziek en een drankje.
Hopelijk tot ziens op don-
derdag 2 oktober!

Uw tenniscoördinator: Hans Sickmann

Tennis

Veterinaire
voetbalkampioenschappen 2003

De zomer van 2003. Warm, droog, een Amerikaanse tour-
winnaar, geen EK, geen WK, nauwelijks Wimbledon, ge-
lukkig wel Servais, maar dan weer nauwelijks VDH. Inge
liet zich gelukkig wel zien. Maar in het algemeen toch een
kalme, rustige zomer. Ideaal als voorbereiding.

De echte veterinaire sportliefhebber benut deze tijd.
Bereidt zich voor, absorbeert, sterkt zich fysiek en mentaal.
Want op
2 oktober is hij er klaar voor: de veterinaire voet-
balkampioenschappen,
dit jaar gehouden in Delden, op
de velden van dc plaatselijke FC.

Zoals elk jaar spelen provincieteams, regioteams, vrien-
denteams, studenten, farmaceuten cn faculteitmedewer-
kers om de titel. Elke dierenarts kan zich aanmelden {via
ondergetekende of via de KNMvD), individueel (hij/zij
wordt dan ingedeeld in een team) of per team.

In 2002 wisten de studenten van de DSK nog met de eer te
strijken. Maar volgens analisten kon het dit jaar wel eens
anders gaan lopen. Hoewel ook in de veterinaire sector de
gouden jaren voorlopig voorbij lijken, hebben er toch di-
verse spraakmakende transfers plaatsgevonden. Waren en-
kelejaren geleden met name de provincieteams het slacht-
offer van de Bosman-arrest, nu lijken zij juist de lachende
derden door het inlijven van verse krachten, pasafgestu-
deerde collega\'s en herintreders.

Het belooft, net als elk jaar overigens, een zeer interessant
toernooi te worden met wellicht een verrassende winnaar.
Kortom: eenieder die in staat is om kicksen onder te binden
is van harte welkom en bij deze uitgenodigd om een bal-
letje mee te trappen.

Aanmelden via de KNMvD of via Hans Caron, telefoon
(013) 5082899 (privé) of (013) 5079587 (praktijk). E-mail:
caron.jpc@planet.nl

Uw voethalcoördinator: Hans Caron

Zoals ieder jaar staat er een mooie toertocht op het pro-
gramma. Dit jaar skeeleren we in de omgeving van Delden.
Zowel voor snelle skeelerers als voor de rustige recreatierij-
ders een aanrader. Jullie kunnen genieten van het veelzij-
dige landschap, de mooie paden, hopelijk de zon en bijpra-
ten met collega\'s.

De kopgroep van vorig jaar zal waarschijnlijk ook dit jaar
de eindstreep bereiken zonder doping, lastige plastic zakjes
van toeschouwers of gesmolten asfalt. De tijdritten zijn zo-
als ieder jaar afgeschaft, iedereen kan in alle rust over de \'fi-
nish\' komen en mag daar de hele dag over doen! Deze tocht
is ook geschikt voor mensen die op de fiets de sportdag wil-
len beleven! Tot dan!

Uw skeelercoördinator Inge van Soest

Wil je je een dagje lekker in het zweet werken? Even alles
van je afslaan? Kom dan squashen op de sportdag! In het
Sporthotel Delden is één baan, genoeg voor een kleine
groep. Wanneer zich meer mensen opgeven dan kunnen
we altijd in de omgeving wel terecht. Dus: zoek je racket
op en leefje uit! (Heb je geen racket, geen nood, dan heb-
ben wij die voor je).

Uw squashcoördinator: Dorien van der Velden

-ocr page 159-

Ook dit jaar staat bridge weer op de agenda van de sport-
dag van de KNMvD.

Ofschoon de populariteit van het bridgen in Nederland
nog steeds toeneemt, blijft het aantal deelnemers ieder
jaar ongeveer gelijk. De mogelijkheid om te bridgen wil
ik daarom graag onder uw aandacht brengen. Als u deel-
neemt, zult u daar zeker geen spijt van krijgen.

leder jaar verloopt het bridgen onder een gezellige en
sportieve sfeer en zijn de deelnemers reuze enthousiast.
Eigenlijk is het daarom onbegrijpelijk dat er niet meer
deelnemers zijn. Of u beginner bent en alleen af en toe
thuis speelt, of u behoort tot de ervaren bridgers, u bent
van harte welkom. Het aantal deelnemende paren is bij
wijze van spreken onbeperkt, we kunnen altijd tafels aan-
schuiven. Het bridge staat open voor jong en oud, belang-
rijk is wel dat men zelf voor een partner zorgt en als paar
inschrijft onder vermelding van de speelsterkte op het in-
schrijff^ormulier. Mocht het vinden van een partner een
probleem zijn, neemt u dan contact op met mij voor het
vinden van een oplossing.

Ook dit jaar is Chris Wondergem weer de wedstrijdleider
Ongeacht het aantal deelnemende paren zal hij weer een
mooi speelschema uit zijn computer weten te halen. Ook
de tussenstanden en de einduitslag zal hij weer snel te-
voorschijn weten te toveren.

Ik hoop dit jaar veel deelnemende bridgers te mogen be-
groeten.

Uw hridgecoördinator: Albert Brands

f

a

Zeventiende hockeytoernooi
voor dierenartsen

Op de velden van de \'Enschedese Hockey Vereniging\'
(EHV) zal het zeventiende hockeytoernooi voor dieren-
artsen georganiseerd worden en dus, zoals bekend, op 2
oktober gewoon voorafgaand aan het KNMvD-
Jaarcongres. De locatie is velen van ons bekend. Tien jaar
geleden waren wij ook de gast van EHV
De club heeft drie kunstgrasvelden en er zijn duidelijke
afspraken gemaakt met betrekking tot de tijdsduur van
het toernooi. Ofwel: wij kunnen absoluut de erewedstrijd
Dutch Veterinary All Stars tegen het VSTT om de
Veterinaire Toekomst Hockey Bokaal spelen! Vorig jaar
kon deze wedstrijd tot een ieders ongenoegen geen door-
gang vinden.

Alle omstandigheden lijken voor een fantastische hoc-
key-dag aanwezig! U hebt zo\'n dag echt nodig! Regel de
diensten en maak afspraken met collegae uit uw regio.
Het zal natuurlijk een echt ouderwets toernooi worden:
teams van provincies strijden tegen elkaar!

Dus geef u direct op bij de coördinator hockey (geef ech-
ter wel op het inschrijfformulier aan dat u aan dc sportdag
deelneemt bij de sport hockey): R. Back, Dr. ten Bokkel
Huininkweg 30, 7241 HV Lochem, telefoon (0573)
252570, (06) 54257547, e-mail: ro.back@wanadoo.nl

Uw hockevcoördinator Rob Back

Op donderdag 2 oktober 2003 de laatste \'ouderwetse\' sport-
dag. De kanteling staat ons immers te wachten en in spanning
wachten we af wat dat volgend jaar voor de sportdag zal gaan
betekenen en voor het golf in het bijzonden Aangezien golf-
wedstrijden onder nagenoeg alle weersomstandigheden
doorgang vinden, heb ik er alle vertrouwen in \'dat ook deze
stormen\' wel doorstaan zullen worden.
Maar, we beperken ons tot het KNMvD-golf van dit jaar. Het
bleek in Overijssel, toch rijk bedeeld met prachtige banen, niet
makkelijk een goede, betaalbare en in de buurt van het con-
grescentrum gelegen baan te vinden. Zelfs zo, dat onze
Oosterburen uitkomst moesten bieden. Hetgeen betekent dat
we dit jaar spelen op de baan van de \'Golf- und Landclub
Ahaus\'. Ja, inderdaad, op die baan hebben we al eens eerder
gespeeld en wel op 30 september 1993, de tijd gaat snel!
Duikend in de voortreffelijke archieven van Louis Otto kost
het geen enkele moeite die datum te achterhalen. De baan is in
vergelijking met tien jaar geleden behooriijk veranderd en uit-
gebreid. Nog onlangs stond Ahaus in het Algemeen Dagblad
als volgt beschreven: "Behoort volgens kenners tot de tien
mooiste banen van Duitsland. Het land behoorde ooit tot een

oude boerderij. De ontwerper maakte er middenjaren \'80 een
uitdagende baan van met veel bunkers en waterpartijen".
Dus: benader uw Pro of hij nog ruimte heeft voor een paar
wijze lessen, controleer uw sweet spots, haal die lob-wedge
maar weer tevoorschijn, poets op die ijzers en hoe zat het ook
weer met de regels? Kortom: Golfwerk aan de winkel!
Het zal ongetwijfeld weer een buitengewoon gezellige dag
worden, het enige dat we niet in de hand hebben is het weer,
maar, als we met z\'n allen aan de hemelgoden willen vra-
gen of ze ons op 2 oktober aanstaande goed gezind willen
zijn, dan zal ook dat best voor elkaar komen!
Ik hoop u allen in groten getale te mogen begroeten op die
2e oktober, in Ahaus/Alstatte.

Schrijf tijdig in, het aantal deelnemers kan niet onbeperkt
uitgebreid worden. Ik wijs er met nadruk op dat ook en
vooral de jongere en aanstaande collega\'s uitgenodigd wor-
den in te schrijven. Ze zijn van harte welkom!

Tot donderdag 2 oktober 2003 op de Golf- und Landclub
Ahaus!

Uw golfcoördinator Nick Simoncelli

-ocr page 160-

- Een verkenning in de gezondheidszorg -

J.W. Hesselink

De problematiek in de gezondheidszorg zoals wacht-
lijsten, personeelsschaarste en financiële tekorten, krijgt
in de landelijke media bijna dagelijks aandacht. Hoe ziet
de dagelijkse praktijk er nu uit voor mensen die in de ge-
zondheidszorg werken en hun werk binnen deze krach-
tenvelden moeten uitoefenen? Medisch specialisten zijn
niet alleen drukbezette mensen maar ervaren in toene-
mende mate de druk die op hen wordt uitgeoefend. Hoe
kan tegemoet worden gekomen aan de eisen die aan de
kwaliteit van zorg worden gesteld?
Van een specialist, werkzaam in een academisch zieken-
huis, wordt verwacht dat hij/zij naast de bijdrage aan de
patiëntenzorg, ook inspanningen en resultaten levert op
het gebied van onderwijs, opleiding en onderzoek.
Hoewel het één niet los staat van het ander, lopen de be-
langen niet altijd parallel. Welke keuze moet dan worden
gemaakt?

De studie geneeskunde wordt over het algemeen gekozen
vanuit een bewuste motivatie. Na een lange opleidingspc-
riode bereikt men het einddoel; de registratie als arts en
uiteindelijk als specialist. Maar wat is het volgende doel?
Aan de hand van een aantal voorbeelden uit de praktijk,
zullen enkele dilemma\'s worden geschetst waarvoor een
specialist kan worden gesteld. Ondanks deze dilemma\'s
en mogelijke beperkingen zullen persoonlijke keuzes ge-
maakt moeten worden voor de verdere loopbaanontwik-
keling, afliankelijk van ambities en competenties. In het
kort wordt ingegaan op welke wijze hier mogelijkheden
voor gecreëerd kunnen worden en hoe een goede balans
kan worden gevonden, zowel privé als in relatie tot de
werkomgeving.

Tot slot zal worden overwogen in hoeverre de geschetste
ontwikkelingen in de gezondheidszorg gelijk lopen aan
die in de diergeneeskunde en welke mogelijkheden voor
verdere kruisbestuiving aanwezig zijn.

Dr. J.W. Hesselink is manager bedrijfsvoering van de Afdeling Chirurgie van het
Academisch Ziekenhuis Groningen.

Het evenwicht tussen
dienstverlening en ondernemer-
schap, gezien vanuit een
wereldwijd perspectief

FJ.PJ.EuanGool

Sinds de laatste decennia heeft er een zeer grote omwen-
teling plaatsgevonden in de rol en functie van de dieren-
arts. Zowel de dierenartsen werkzaam in de praktijk als in
het bedrijfsleven hebben een werkelijke revolutie meege-
maakt. Een revolutie, die ingreep op hun rol als dienst-
verlener en als ondernemer.

De hele maatschappij, dus ook de dierenarts, heeft de
laatste 25 jaar zeer grote veranderingen ondergaan door
een verregaande mondialisatie van onze sainenleving.
Maar ook door zeer ingrijpende overheidsinmengingen,
zowel nationaal als Europees, op velerlei terreinen
binnen ons vakgebied (voorbeelden zijn: het non-vacci-
natiebeleid, dierziektebestrijding, huisvesting, dieren-
welzijn, kwaliteitsbewaking, ecologie, enzovoort). Ook
het mondiger en veeleisender worden van onze cliënten
heeft aan deze veranderingen bijgedragen en daaraan
heeft de dierenarts zich vaak willens of onwillens moeten
aanpassen.

In mijn voordracht wil ik de \'homo veterinarium\', met
zijn wereldwijde verspreiding, onder de loep nemen en
hem beschrijven in zijn rol van dienstverlener en van
ondernemer aan de hand van beelden en data.
Ik nodig u uit om met mij een wereldreis te maken, om te
zien hoe de dierenarts in andere werelddelen (ontwik-
kelde en ontwikkelingslanden) zich probeert aan te pas-
sen aan zijn voortdurend veranderende omgeving met
daarbij dienstverlening en ondernemerschap hoog in het
vaandel houdend.

Na deze wereldreis hoop ik dat u mijn mening deelt: de
Nederlandse dierenarts doet het zo slecht nog niet als
dienstverlener en als ondernemer!

F.J.P.J.E van Gooi is dierenarts.

I

Themaprogramma \'Dierenarts in Balans\'

In de vorige afleveringen van hetTijdschrift voor Diergeneeskunde is al veel bekendgemaakt over het KNMvD-jaarcon-
gres2003. Rondom het thema\'Dierenarts in Balans\'zullen drie sprekers hun eigen visie weergeven. Twee daarvan geven
alvast een voorproefje...

-ocr page 161-

Correcties Jaarboek 2003

In het Diergeneeskundig Jaarboek 2003 zijn op de bladzijde 110 tot en met 112 de telefonische spreekuren van de
Hoofdafdeling Geneeskunde van Gezelschapsdieren soms wat onduidelijk weergegeven. Hieronder volgt de juiste tabel.

Telefonische spreekuren UKG Faculteit der Diergeneeskunde

Discipline

Naam

Tijdstip

Telefoon

Algemene chirurgie

Perineum/buik

Prof. Dr. F.J. van Sluijs

di 13.00-13.30

2531591

Tumoren/wonden

Dr J. Kirpensteijn

WO 13.00-13.30

2531698

Hoofd/hals/Thorax

Mevr. Dr. M.E. Peeters

do 13.00-13.30

2531696

Dermatologie

Dr.A. Willemse

ma 12.00-13.00

2531681

Dr. M.A. Wisselink

di 15.30-16.30

2531483

S. Schleifer DVM

do 15.30-16.30

2537562

Endocrinologie

H.S. Kooistra

ma 13.30-14.30

2531684

Mevr. S. Galac DVM

do 13.00-13.30

2531697

Gastro-enterologie

R. van Noort

ma 08.00-08.30

2531778

Hematologie

Mevr. C.J. Piek

ma t/m wo 08.30-09.00

2532508

Hepatologie

Prof. Dr. J. Rothuizen

do 17.00-17.45

2531692

Klinische Ethologie

Dr. M.B.H. Schilder

ma, di, do 12.30-13.00

2534784

KNO

G. ter Haar

ma. WO 16.45-17.00
Vanaf 1-4-03
vr 13.00-13.30

2531708

Laboratorium

Lab: interpretatie uitslagen

mat/mvr 11.00-12.00

2531706

Lab: biochemicus

Dr. Ir. J.A. Mol

mat/mvr 15.00-16.00

2531709

Nefrologie

Mevr A.M. van Dongen

do 17.00-17.45

2537767

Neurologie

Dr J.J. van Nes

di.do 13.00-13.30

2534033

Neurochirurgie

Dr B.P. Meij

WO 08.30-08.50

2539388

Oncologie

Dr G.R. Rutteman

di 11.00-12.00

2531698

Oncologie/Cytologie

Dr.E.Teske

ma fmvr 08.00-08.30

2532840

Oogheelkunde

Prof Dr. M.H. Boevé/

mevr. S.C. Djajajdiningrat-Laanen

Dr. EC. Stades

ma 08.15-08.45 en
do 08.15-08.45

2532009

Orthopedie/tandheelkunde

Prof Dr H.A.W. Hazewinkel
Dr. B.P Meij, L.F.H. Theijse

di, WO, do 08.30-08.50

2539388

Thorax

Dr. A.A. Stokhof

ma, di,do 13.00-13.30

2531679

-ocr page 162-

Urologie

H. L\'Eplattenier

ma 13.00-13.30 en WO 16.30-
17.00

2531260

Vogels cn Bijzondere Dieren

Dr J.T. Lumeij/ N.J. Schoemaker/ mevr 1.
Westerhof/ mevr M. de Wit

Voor eigenaren
ma t/m vr 13.30-14.00

2531799

Voor dierenartsen
mat/mvr 14.00-14.30

2531799

Alleen voor spoedgevallen
mat/mvr 08.00-16.30

2534443

Voortplanting

Voortplanting (v)

Mevr Dr. A.C. Schaefers-Okkens

di 08.45-09.45

2531684

Voortplanting (m) (Andrologie)

J. de Gier

di 16.30-17.00

2531477

Tevens staan enkele dierenartsen of praktijken niet of niet
op de juiste manier in het Jaarboek vermeld. De wijzigin-
gen zijn cursief gedrukt.

Ottenschot, Drs. T.R.F.; 1970; Wilhelminapark 47 3581
NL Utrecht; tel. privé: 030-2516920; fax privé: 030-
2523389; e-mail: wilhelminapark.animalhospital@tip.nl;
Specialist Chirurgie Gezelschapsdieren; d.
Voor advies bellen met: Spec. D.K. Utrecht; tel prakt:
030-2513510; fax prakt: 030-2523389.

Breedveldt, mevr P.C. W.; 2002; Laan van Nederhoven 2G,
3334 BL Zwijndrecht; tel privé mobiel: 06-10801166; d.

Lohuis, T.H.G.; 2001;Kndswoud 14. 1474 JD Oosthuizen;
tel privé: 0299-601077; e-mailprivé: tlohuis@hotmaU.com;
medew. bij DAP fVeslwoud: tel prakt: 0228-561216; d.

Vet. Spec. Centrum De Wagenrenk, Keijenbergseweg 18
6705 BN Wageningen; tel:0317-419120; fax: 0317
420480; e-mail: internist.wagenrenk@planet.nl;
Zelfstan-
dig Practicus Specialist:
Jhr. Drs. A.W van Foreest, Mevr.
Drs. M.H.Th. Covers, Drs. P.J.J. Mandigers, Dr. G.R.
Rutteman, Mevr. Drs. R.R.O.M. van de Sandt, Mevr. Drs.
M.L. Schmidt, Mevr. Drs. M. Vink-Nooteboom, Mevr.
Drs.M.D. Zaal.

Zelfstandig Practicus: Mevr. Drs. N. Reens, Drs. FA.L.M.
Verstappen

Vet. Specialisten Oisterwijk, Boxtelsebaan 6, 5061 VD
Oisterwijk; tel: 013-5285900; fax: 013-5284919;
Zelf
standig Practicus Specialist:
Drs. A. Heijn, Drs. H. van
Herpen, Mevr. Dr. L.M. Overduin, Mevr. Drs. M.L.
Schmidt, Mevr. Drs. M.W. Vroom

Regio Oost steekt van wal

Op vrijdagmiddag en -avond 26 september 2003

Het gaat goed met de totstandko-
ming van Regio Oost. De enquête
die is rondgestuurd naar de toe-
komstige Regio-leden is door onge-
veer een kwart van de leden inge-
vuld en teruggestuurd. Allemaal
hartelijk dank voor de moeite en de
verrassende resultaten zullen door
het toekomstige bestuur van de
Regio Oost op 26 september 2003 worden gepresenteerd.

Tijdens de bijeenkomst \'Regio Oost steekt van wal\', op 26
september aanstaande, is er een middag- en een feestelijk
avondprogramma waarvoor alle leden van de KNMvD,
woonachtig in de provincies Overijssel, Flevoland en
Gelderland, zijn uitgenodigd. Het middagprogramma start
vanaf half twee en bevat interessante bijeenkomsten voor
landbouwhuisdieren- en gezelschapsdierenpractici, senior le-
den, overigen en partners. Binnenkort ontvangt u het defini-
tieve programma met alle details. Er is voor elk wat wils!

Maatschappi

nieuw

Aansluitend zal de oprichtingsvergadering van de Regio
Oost plaatsvinden, waarbij alle KNMvD-leden woonachtig
in bovengenoemde provincies worden uitgenodigd. Geagen-
deerd zijn onder andere:

• Vaststellen van het huishoudelijk reglement

• Bestuursverkiezing

• Presentatie \'business-plan\' bestuur Regio Oost

• Stemming voor ALV KNMvD

En dan vanaf ig.oo uur wordt u uitgenodigd voor het ope-
ningsfeest

Onder het motto van \'Regio Oost steekt van wal\' stapt u aan
boord van een
rondvaartboot, waarop een heerlijk buffet in-
clusief drankjes wordt geserveerd. Partners worden van
harte uitgenodigd om ook hieraan deel te nemen. De kosten
bedragen slechts 20 euro per persoon.

Dus houd nu alvast 26 september vrij!

Binnenkort ontvangt u per post een uitnodiging en het pro-
gramma.

-ocr page 163-

Uitgenodigd worden de leden van de Groep Geneeskunde
van het Rund. de Groep Gezondheids- en Kwaliteitszorg
(GKZ) en de Veterinaire Specialisten Volksgezondheid.

Het symposium vindt plaats in het auditorium van ID
Lelystad, Edelhertweg 15 te Lelystad. Het programma wordt
om 09.30 uur geopend door de dagvoorzitter drs. H. Verburg,
voormalig Veterinair Hoofdinspecteur. Ontvangst met koffie
vanaf 09.00 uur.

De sprekers en onderwerpen van deze ochtend zijn:

• De structuur van de Nederlandse zuivelindustrie; Ir C.
Pette. directeur NZO (Nederlandse Zuivel Organisatie)

• Kwaliteitsborging door de zuivelindustrie; £>/: W.S.J.M. Buck,
directeur Food Safety and Dairy Affairs, Friesland Coberco

• De rol van de zuivelcontrole bij de kwaliteitsborging; Ir A.
Mentink, COKZ (Centraal Orgaan voor Kwaliteitsaange-
legenheden in de Zuivel)

• De rol van de Keuringsdienst van Waren bij de kwaliteits-
borging;
Mw. Ir H. Karman, KvW (Keuringsdienst van
Waren)

• De invloed van diervoeding op de melkkwaliteit (spreker
wordt nader bekend gemaakt, PDV (Productschap Dier-
voeder)

• Dierziekten in relatie tot melkkwaliteit; Dr P. Franken,
GD (Gezondheidsdienst voor Dieren)

• Keten-kwaliteit-melk en de rol van de dierenarts daarbij;
Ir L.J. van Keulen, directeur Stichting KKM (Keten
Kwaliteit Melk)

Aansluitend vindt om 13.30 uur de Ledenvergadering
plaats van de Groep GKZ.

Kosten en aanmelden

De kosten bedragen (inclusief lunch), 30 euro voor leden
Groep GKZ en Groep Rund, 45 euro voor niet-leden en voor
studenten 10 euro, te voldoen bij de zaal.
Aanmelden kan per e-mail aan B. Schat
baukje.schat(g
wur.nl of telefonisch (0317) 475408 (in verband met opgave
aantal lunches).

U kunt voor deze bijeenkomst punten voor de erkenning
herkauwerdierenarts behalen.

Zaterdagmorgen 20 september 200^ organiseert Groep CKZhet symposium

Kwaliteitsborging in de zuivelketen en de rol van de dierenarts daarbij

Studiemiddag voor asieldierenartsen

In oktober zal de KNMvD in samenwerking met de
Dierenbescherming weer een studiemiddag organiseren
voor dierenartsen die werkzaam zijn in dierenasielen.
Tijdens deze middag zullen een drietal diergeneeskundige
onderwerpen door middel van een korte lezing behandeld
worden. De problematiek zal specifiek toegesneden wor-
den op de situatie in het dierenasiel. Tevens is er vol-
doende ruimte voor discussie en het uitwisselen van erva-
ringen. De volgende onderwerpen zullen aan bod komen:

1. Virusziekten bij de hond, in het bijzonder kennelhoest.
Dr H.F. Egberink.

2. Schimmelproblemen bij de kat.
Dr D.J. Houwers

3. Reiniging en desinfectie in het dierenasiel, de zin en de
onzin.

Mevrouw. Ing. C.A. Breukers

De middag zal gehouden worden op vrijdag 10 oktober
van 13.00 tot 17.00 met aansluitend een borrel en zal
plaatsvinden bij de KNMvD op De Molen 77 te Houten.
Voor deze middag zijn bij de Groep Geneesknde
Gezelschapsdieren PED-punten aangevraagd. De kosten
bedragen € 50,00 per persoon. Zij die interesse hebben
kunnen zich schriftelijk opgeven bij de KNMvD ter
attentie van mevrouw J. Eindhout of per e-mail j.lind-
hout(^knmvd.nl.

Voor het lidmaatschap van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde hebben de volgende collegae zich aan-
gemeld:

Admiraal. Mevr C.R.; 2002; 3705 ZK Zeist;
Warande 130.

Bakker, J.; 2002; 3119 JJ Schiedam;
Westpolderstraat 3.

Blij, Mevr M.D. van der; Gent 2003; 6673

AD Andelst; Tielsestraat 233.

Etten. RA.T.G. van; Gent 2003; 5062 KH

Personal!

Oisterwijk; Brede Steeg 14.
Heijden, M.G. van der; 3731 JN De Bilt; Hessenweg 178 E.

Kada-Prensdorf. Mevr M.H.W.; 2003; 1181 WH Amsletveen; Dr.
Eykmanstraat38.

Lahey, Mevr. D.A.C.; 2003; 3571 AD Utrecht; Van Lieflandlaan 50.
Leibbrandt, Mevr K.M.; 2002; 2114 DC Vogelenzang; Graaf Willemlaan 38.

Als lid van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde
heeft het Hoofdbestuur aangenomen:

Geraedts, Mevr. K.A.; 2001; 6245 GB Eijsden; Hubert Smeetsstraat 9.
Hoogeslag, M.H.E; 2003; 8095 PH \'t Loo Oldebroek; Bongersweg 16.
Houwing, J.M.; 2003; 9977 PR Kloosterburen; Van Meckemastraat 33.
Kousemaker, Mevr. E.A.; 1996; 1015 CK Amsterdam; Keizersgracht 143 D.
Oomen, Mevr. B.J.A.M.; 1988; 2821 LE Stolwijk; Benedenkerkseweg 106.
Overgoor-Swarte, Mevr D.M.; 2002; 3461 EL Linschoten; G. v.d. Valk

-ocr page 164-

Boumanstraat42.

Pannekoek, Mevr. M.S.; 2001; 7683 SM Den Harn; Bossinkkamp 19A.
Velden van der- Hoonte ten. Mevr W.; 1979; 3205 AB Spijkenisse;
Beverveen 215.

Vervoordeldonk, Mevr C.A.M.; 1999; 7497 MA Bentelo; O.L.
Vrouwenstraat 13.

Als kandidaatlid van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Dier-
geneeskunde heeft het Hoofdbestuur aangenomen:

Hartog, Mevr. S.M. den.
Herder, Mevr F.L.
Langen, Mevr J.C.W. van.
Nijenhuis, M.L.
Peletier, Mevr. E.C.
Ploeg, Mevr M.
SchcrpenzeeLC.G.M.
Soheil, F.
Smits, R.A.J.
Tabeian, F.
Teunissen, Mevr S.J.

Voor het dierenartsenexamen van 2 mei 2003 zijn geslaagd:

Dijkstra, Mevr A.V
Hornstra, Mevr. A.G.
Mölder, RH.A.
Simons, B.A.
Snaas, J.J.
Tobias, T.J.

Voor het dierenartsenexamen van 6 juni 2003 zijn geslaagd:

Beek. C.H. van der
Boon, Mevr. T.L.M.
Bottcmanne, E.J.
Carati, Mevr. M.E.F.
Dijkhuis, G.M.D.
Draijer, Mevr I.A.M.
Hasperhoven, G.J.
Heijden, M.G.

Heinemans, Mevr A.A.H.M.L.
Loeve. Mevr J.M.
Ramakers, Mevr M.C.G.
Vaart. Mevr. G. van der.
Veen. Mevr B.1. van
Veersen, Mevr J.C.L. van
Vleeschhouwers, Mevr.Y.

Voor het dierenartsenexamen van 4 juli 2003 zijn geslaagd:

Baljé, Mevr S.A.
Bonekamp, Mevr. E.M.
Hees, Mevr C.E.M.
Jansen, Mevr. S.J.
Jansze, J.P.

K-cmpen, Mevr F. van
Marvelde, Mevr S.W.T. te.
Motshagen, C.
Patberg, Mevr M.C.
Pernot, Mevr. A.E.
Rossum, Mevr. M. van
Uiterwijk, Mevr M.
Varst, Mevr. E.F
Weiler, Mevr. E.C.

Mutaties:

*Aardenne, J.P. van; 2003; 4325 CH Rcnesse; Hogezoom 117; tel.
privé: 0111-462912; teL privé mobiel: 06-30718744; fax privé: 0111-
462912; E-mail privé : zoomlust(a zeelandnet.nl.; d.

Baljé, Mevr. S.A.; 2003; 3572 PC Utrecht; Willem Barentszstraat
45; tel. privé mobiel: 06-41281720; E-mail privé: susannebalje(^
yahoo.com.; wnd.

Beek, C.H. van der; 2003; 9254 ED Hardegarijp; P/A
Westeromwei 71; tel. privé mobiel: 06-22229598; E-mail privé:
corvanderbeek(() hotmail.com.; medew. bij K.S. Broersma cn Mevr.
J.R. Vollema; tel. prakt.: 0511-472064; fax prakt.: 0511-476456; E-mail
prakt.: dapghv(a planet.nl.

Bonekamp, Mevr. E.M.; 2003; ,3434 AG Nieuwegein;
Lijsterbesstraat 114; tel. privé: 030-6066346; E-mail privé: embvetos(a
hotmail.com.; d.

Boon, Mevr.T.L.M.; 2003; 1606.AK Venhuizen; VVesterbuurt 9; tel.
privé: 0228-542102; E-mail privé: dorienboon@hntmail.com.; d.

Bottemanne, E.J.; 2003; 3523 GW Utrecht; Looplantsoen 84; tel.
privé: 030-2817202; E-mail privé: elmarbottcmanne(a hotmail.com.; d.

Brattinga, Ir C.R.; 2002; 2801 CK Gouda; Regentesseplantsoen 4; tel.
privé : 0182-671627; E-mail privé : chris-brattinga@hotmail.com.; medew.
bij J.C.H. van Dorst en A.H.M. Hermans; tel. prakt.: 0182-510958; fax
prakt.: 0182-686419.

Brocks, Mevr B.A.W.; 2001 ; 3583 AV Utrecht; Van der Helststraat 42;
tel. privé: 030-2542836; fax privé: 030-2542836; E-mail privé: bouvicnb®
botmail.com.; SlO chirurgie; tel. bur.: 030-2531624; fax bun: 030-
2518126; E-mail bur. : B.A.VV.Brocks(a vet.uu.nl.

Bulten, Mevr.A.; 1996; 2061 CW Bloemendaal; Zomerzorgerlaan 37;
tel. privé: 023-5278239; E-mail privé: abulten@plancl.nl.; medew. bij
J.W. Baljet; tel. prakt.: 023-5310880; fax prakt.: 023-5342912.

Carati, Mevr. .M.E.F.; 2003; 4171 LD Herwijnen; VVadenstein-
sesteeg 1; tel. privé mobiel: 06-26354520; d.

Dijk, A.J. van; 1987; 5422 BJ Gemert; Horst 71; tel.privé: 0492-367407;
Manager bij CCL Research Nutrition and Feed Research; tel. bur: 0413-
382739; fax bur: 0413-382141; E-mail bur.: albert.van.dijk(a ccl.nl.

Dijkhuis,G.M.D.; 2003;3881 SG Putten;Vborthuizerstraat 10.3-2;
tel. privé: 0.341-492412; tel. privé mobiel: 06-13436663; E-mail privé:
dick.dijkhui$(a wanadoo.nl.; medew. bij E.J.B, van Esch en J. Neleman;
tel. prakt.: 0544-482121; fax prakt.: 0544-482096.

Dijkstra, Mevr. A.V.; 2003; 3432 TC Nieuwegein; Bedumerschans
78; E-mail privé: a.v.dijkstraC« studcnts.vet.uu.nl.; d.

Doest, Mevr. O.E.A.; 1999; Julianadorp, Curacao; Parallelweg 40; tel.
privé: 599-9-8682621; fax privé: 599-9-8682356; E-mail privé:
odctte_doest@yahoo.com.; p. gezelsch. d.; tel. prakt.: 599-9-8682621;
fax prakt.: 599-9-8883256; E-^ail prakt.: dapdoest@cura.nct.

Doze. Mevr. J.G.; 2002; 6665 LP Driel; Driclse Rijndijk 31; tel. privé:
026-3514287; E-mail privé: j.g.doze@tigit.nl.; medew. bij R.E. Eikelboom,

G.J. Eringa, B. Gerritsen, J.G.W. Jen Hong Li, H.A.E. Nij Bijvank en Mevr
A.M.A. Otter; tel. prakt.: 0521-514848; fax prakt.: 0521-518115.

Draijer, mevr. LA.M.; 2003; 3523 CZ Utrecht; Smaragdhof 17; tel.
privé: 030-2521663; E-mail privé: ircnedraijer@hotmail.com.; d.

Eck, J.H.II, van; 1970; 3956 VE Leersum; De Perken 10; Specialist
Pluimveegezondh.; wet. medew. afd. Pluimvee bij UU, FD, hfdafd.
Gezondheidszorg lanb.huisd.; tel. bur.: 030-2533836; fax bur: 030-
2521887; E-mail bur.: j.h.h.vaneck@vet.uu.nl.

* Etten, EA.T.G.; 2003; 5062 KH Oisterwijk; Brede Steeg 14; tel.
privé: 013-5282294; d.

Evers, Mevr. A.C.; 1986; 87637 Seeg, Duitsland; Hack 229; tel. privé:
0049-8369-910761; fax privé: 0049-8369-910762; E-mail privé:
astris-eversf« gmx.de; medew. bij Praxis Lauphamer, Damme; tel.
prakt.: 0049-7562-8519.

Gemert, Mevr. M.J. van; 2003: 3571 SK Utrecht; Willem
Schuylenburglaan 56; tel. privé: 030-2716310; E-mail privé: mjvgemertCa
hotmail.com.; d.

Geraedts, Mevr K.A.; 2001 ; 6245 GB Eijsden; Hubert Smectsstraat 9;
tel. privé mobiel: 06-54658281. (toev. als lid)

♦Godschalk, G.; 1975; 8191 JH Wapenveld; Noorderkampweg 26;
tel. privé: 038-4477794. rd.

»Hammer, Mevr LG.; 6881 BD Velp; Pinkenbergseweg 20; tel. privé:
026-3642718; tel. privé mobiel: 06-44286899; medew. bij M.D. Duilliuizen,

H.O. Ebbens, J.J. Helder, A.1. Meerkerk en RT van \'t Veld; tel. prakt.: 0318-
519167; fax prakt.: 0318-542708; E-mail prakt.: dapveenendaal@frccler.nl.

Harms, LH.; 1973; 8011 LL Zwolle; Maagjesbolwerk 51; tel. privé:
038-4216909; werkz. bij RVV kring Noord.

Hasperhoven, G.J.; 2003; 3581 CD Utrecht; Maliebaan 91; tel.
privé: 030-6.386642; tel. privé mobiel: 06-3161915829. d.

Hees, Mevr. C.E.M.; 2003; 3262 BH Oud Beyeriand; Zinkweg 182-
26; tel. privé: 0186-629447; E-mail privé: cemvanhees(a hotmail.com.;
medew. bij A. Fennema; tel. prakt.: 0186-612066; fax prakt.: 0186-
612258; E-mail prakt.: dapstrooCa xs4all.nl.

Heijden, M.G.; 2003; 3581 KD Utrecht; Van Hogendorpstraat 16;
tel. privé: 030-2513723; E-mail privé: markvanderheijden@
hotmail.coni.; werkz. bij UU FD, hfd.afd. gezondh.zorg lanb. huisd.; tel.
bur.: 030-2531248; E-mail bur.: m.g.vanderheijden@vet.uu.nl.

Heinemans, Mevr. A.A.H.M.L.; 2003; 5973 PV Lottum; Zwaanen
Heike 11; tel. privé mobiel: 06-13167710; E-mail privé: anoeskah^
hotmail.com.; d.

Hoff, J.R van \'t; 1983; 3513 EX Utrecht; Oudenoord 400; tel. privé:
030-2435253; fax privé: 030-2343811 ; E-mail privé : hoffffoh@ xs4all.nl;
d., gezelsch.d.; tel. prakt.: 030-2332320; fax prakt.: 030-2343811; E-mail
prakt.: janpcter@dierenkliniekoudenoord.nl.

Hoogeslag, M.H.E; 2003; 8095 PH\'t Loo Oldebroek; Bongersweg 16;

-ocr page 165-

tel. privé: 038-3766200; E-mail privé: tinusconversie@hotmail.com.;
medew. bij P.K. Jelsma, T. Kreuger, M. Smit, Mevr. J.C.E. van Vliet, A.J.J,
van Vliet en A. Willemsen; tel. prakt.: 038-3766200; fax prakt.: 038-
3766202; E-mail prakt.: boven-veluwe@hetnct.nl. (toev. als lid)

Hornstra, Mevr. A.G.; 2003; 9008 TM Reduzum; O.S.
Bangmastrjitte 22; tel. privé : 0566-602389; E-mail privé: ariannagea(a
hotmail.com.; d.

Houwing, J.M.; 2003; 9977 PR Kloosterburen; Van Meckemastraat
33; tel. privé: 0595-481514; tel. privé mobiel: 06-22603448; E-mail privé:
jeroenhouwing@hotmail.com.; medew. bij M. Nicolay en R Prins; tel.
prakt.: 0595-441800; fax prakt.: 0595-444548. (toev. als lid)

*Harkema-Janscn, Mevr. S.J.; 2003; 7531 PK Warnsveld; Lage
Lochemseweg 5; tel. privé mobiel: 06-18170353; E-mail privé: har-
kema(a jansen(a tiscali.nl; wnd. d.

Jans/e, J.P.; 2003; 2231 AP Rijnsburg; Valkenburgerneg 72; tel.
privé; 071-4088862; fax privé: 071-4088863; E-mail privé:
jpjansze(â wxs.nl.; d.

Jong, Mevr. B.PD. de; 1995; woonachtig in Damascus. Syrië; p/a 2130
AG Hoofddorp; Postbus 264; tel. privé: -1-963-11-6121030; fax privé: -1-963-
11-6121030; E-mail privé: vliet@mail.sy.

Karsemeijer, Mevr. M.A.; 2000; 49762 Lathen-Wahn Duitsland;
VVahnerstrasse 24; medew. in Gruppenpraxis Meyer-Block, Uelsen; tel.
prakt.: 0049-5942-95140; E-mail prakt.: niiranda@meyer-block.de.

Kempen, Mevr. F. van; 2003; 3524 WX Utrecht; Vesuvius 106; tel.
privé: 030-6041919; E-mail privé: f.vankenipen@$tudents.vet.uu.nl.;
d.

Kloppenberg, Mevr. F; 2002; 4721 SZ Schijf; Antwerpsebaan 8; tel.
privé mobiel: 06-51903189; E-mail privé: lierder@hotmail.com.; medew.
bij A.J.C. Bakx, B.J.A.M. Boschker, Mevr. F. Lauwerijssen, A.J.M.
Meesters, .l.F.J. Scgcrs, J.iVI. Verbocht en M.A. van Zuijlen; tel. prakt.:
0165-583750; fax prakt.: 0165-583755; E-mail prakt.: dierenhospitaal(«
visdonk.nl.

Kousemaker, Mevr. E.A.; 1996; 1015 CK Amsterdam: Keizersgracht
143 D; tel. privé: 020-3201588; tel. privé mobiel: 06-13759065; fax privé:
020-3201588. (toev. als lid)

Loeve, Mevr. J.M.; 2003; 5211 AE S-Hertogenbosch; Maijweg 78;
tel. privé: 07.3-6143732; E-mail privé: j.ni.loevc(ö students.vet.uu.nl.; d.

Luipcn, Mevr. E.A. van; 2003; Arvagh, Co. Cavan, Eire; Hillcrcst;
E-mail privé: esthervanluipen@yahoo.coni.; medew. bij B. Mulligan,T.
Mulligan en Mevr. M. Elvin; tel. prakt.; 00-353-94335306.

Marvelde, Mevr. S.W.T. tc; 2003; 7574 \\ D Olden/.aal; \\an
Ostadestraat 10; tel. privé: 0541-517213; E-mail privé: saskia-te-
marveldef« hotmail.com.; wnd.

Mölder, P.H.A.; 2003; 3584 DG Utrecht; Cambridgelaan 513; tel.
privé: 030-2511609; tel. privé mobiel: 06-54341286; E-mail privé :
drsskik@hotmail.com. d.

Motshagen, C.; 2003; 3434 SH Nieuwegein; Graaf Leopoldlaan
25; tel. privé: 030-6065865; E-mail privé: c _motshagen@zonnet.nl.; d.

Oomcn, Mevr. B.J.A.M.; 1988; 2821 LE Stolwijk; Bcncdenkerkseweg
106; tel. privé: 0182-342588; E-mail privé: b.oomcn@freclcr.nl.; geass. met
E. Wiersma; tel. prakt.: 070-3248651; fax prakt.: 070-3242243; E-mail
prakt.: dk.vanalkemadeln@12move.nl. (tocv. als lid)

Ovcrgoor-Swarte, Mevr. D.H.; 2002; 3461 EL Linschoten; G. v.d. Valk
Boumanstraat 42; tel. privé: 0348-499636; E-mail privé: dagneovergoor@
hotmail.com.; inedcw. bij A.J.M. Bosch, B.J. Scholten, S. Somers en Mevr.
S.A. Somers-Vlug; tel. prakt.: 0348-413157; fax prakt.: 0348-410272; E-
mail prakt.: dapwoerdcn@zonnet.nl. (toev. als lid)

Pannckoek, Mevr M.S.; 2001; 7683 SM Den Ham; Bossinkkamp 19
A; tel. privé: 0546-671213; tel. privé inobici: 06-51952805; E-mail privé:
marscha_pannekoek@hotmail.com.; medew. bij G.A. Berghuis, M.
Bossers, J.Th.M. Hermens, W. Koster. J.H.J. Mensinga en H.G.M.
Wesselink; tel. prakt.: 0546-672600; fax prakt.: 0546-672725; E-mail
prakt.: twenterand@dierenarts.nl. (tocv. als lid)

Patbcrg, Mevr. M.C.; 2003; 3581 AM Utrecht; Nachtegaalstraat
76; tcL privé: 030-2317705; d.

Pcrnot, Mevr.A.E.; 2003; .3511 HV Utreeht; Haringstraat 18; tel.
privé: 030-6700265; d.

Ramakers, Mevr. M.C.G.; 2003; 3524 GV Utrecht; Simplonbaan
336; d.

Rego. O.D.; 1988; 7671 AC Vriezenveen; Oosteinde 164; tel. privé:
0546-566021; fax privé: 0546-633350; E-mail privé: dapoost einde@
vet41ife.net.; d. landb. huisd.; tel. prakt. : 0546-564796; fax prakt. : 0546-
633350; E-mail prakt.: dapoosteinde@vet41ife.net.

Reurings, R.J.; 2001 ; 6881 BD Velp; Pinkenbcrgseweg 20; tel. privé;
026-3642718; tel. privé mobiel: 06-18464918; E-mail privé;
rutgcrrcurings@hotmail.com.; medew. bij H.A. Luten; tel. prakt.: 026-
3647260; fax prakt.: 026-3629890; E-mail prakt.: lutenha@worldonline.nl.

Roos, M.C.; 2003; 3402 DL IJssclstcin; Ruimtevaartbaan 83; tel.
privé: 030-6872574; E-mail privé: constanceiTicrijn@hetnet.nl; d.

Rossum, Mevr. M. van; 2003; 3551 TS Utrecht; Chrvsantstraat 7;
tel. privé: 030-2467876; d.

Schie, FW. van; 1967; 7211 AR Eefde; De Wolzaklaan 5; tel. privé:
0575-543402; E-mail privé: fw.vanschie@wxs.nl.; r.d.

Schreudcr, H.J.; 1985; 2625 AE Delft; Griegstraat 36; werkz. bij
RVV district BIP, Rotterdam; tel. bur.: 010-2993436.

Senders, Mevr J.M.; 2003; 5103 PH Dongen; Anna Blamanstraat 8; tel.
privé mobiel: 06-15090582; E-mail privé: jolandasenders(& vahoo.com.

Septer, W.H.; 2002; BA 69 XE Glastonbury. Somerset England;
Wirrall Park Road; tel. privé: 0027-7977-412892; E-mail privé:
wsepter@yahoo.com.; medew. bij M. Green en N. Taylor; tel. prakt. : 0027-
1458-832972; fax prakt. : 0027-1458-836500.

Simons, B.A.; 2003; 3524 CS Utrecht; Zevenwouden 273; tel.
privé; 030-2894273; E-mail privé: b.a.simons@student$.vet.uu.nl.; d.

Snaas, J.J.; 2003; 3582 VB Utrecht; Ina Boudicr Bakkerlaan 15
III; tcL privé: 0-30-2514932.; d.

Steendam, Mevr. M.; 2002; 3523 CG Utrecht; Briljantlaan 74; tel.
privé: 030-2542267; E-mail privé: maartjesteendam@hotmail.com.;
medew. bij G. van den Brink, J.L.H. Hopmans, H.T.M. van der Linden
en M. Reijers; tel. prakt.: 078-6138444; fax prakt.; 078-6350163; E-
mail prakt.: info@dapdrechtstreek.nl.

Tiemessen, Mevr. 1.; 1986; 3571 EK Utrecht; Prof van Bemmelenlaan 29;
tel. privé: 030-2724053; fax privé: 030-2716337; E-mail privé: ilse.tiemessen@
wxs.nl.; zelfst.werkz. als Spec. Vet. Radiologie DIR ECVDl bij Dierenartsen
Specialisten Amsterdam; tel. prakt.: 020-6920936; fax prakt.: 020-6937095; E-
mail prakt.: ilse.tiemessen@wxs.nl. en Diergen.kundig Specialisten Centrum
Den Haag; tel. prakt.: 070-3602424; fax prakt.: 070-3609620.

Tobias,T.J.; 2003; 3572 GM Utrecht; Griftstraat 3 bis; tel. privé:
030-2710775; E-mail privé: tinbuitenland@hotmail.com.; medew. bij
M.J. Bakker, R.A.N.M. Paap, H.M.Tiel, G. Vtrhoevcn en H.J. Zcch; tel.
prakt.: 0341-415765; fax prakt.: 0.341-427761; E-mail prakt.;
dierenartsen@aninialcare.nl.

Tulder, G. van; 1987; 6627 KS Maasbommel; Bovendijk 27; tel.
privé: 0487-560655; fax privé: 0487-561103; directeur bij VT Veterinary
Consultancy BV; tel. bur: 0413-267049; fax bur: 0413-253119; E-mail
bur.: vtvc_nl@compuserve.com.

Uitcrwijk, Mevr. M.; 2003; 8474 CZ Oldeholtpade;
Franckcnastraat 7; tel. privé: 0561-689109; E-mail privé:
mathuit@hotmail.com.; d.

Vaart, .Mevr. G. van der; 2003; 3524 GH Utrecht; Simplonbaan
335; tel. privé: 030-2805933; d.

Varst, Mevr. E.E van der; 2003; 3525 GE Utrecht; Harnaslaan 7; tel.
prixé: 030-2963893; E-niail privé: e.f.\\andervarst(a studcnts.>ct.uu.nl.; d.

\\\'ccn. Mevr. B.1. van; 2003; 3531 EP Utrecht; J.R Coenstraat 89;
tel. privé: 030-2965664; d.

Veersen, Mevr. J.C.L. van; 2003; 3584 GS Utrecht;
Eduard Verkadclaan 59; tel. privé: 030-2368315; E-mail privé:
jan$jcvanveersen(a hotmail.com.; d.

Velden van der- Hoonte ten. Mevr. W.; 1979; 3205 AB Spijkenissc;
Bcverveen 215; tel. privé: 0181-634789; E-mail privé: wvdrvelden@
hotmail.com.; k.d. RVV BIP Rotterdam; tel. bur.: 010-2993436; E-mail
bur: h.van.derVelden@rvv.agro.nl. (toev. als lid)

Velkers, Mevr. F.C.; 2003; 3081 GH Rotterdam; Mijnshercniaan
99 B; tel. privé: 010-4848979; E-mail privé: vclkcrs@hotniail.com.;
AIO Pluimvee; wet. medew. afd. Pluimvee bij UU, FD, hfdafd. gezond-
heidszorg lanb.huisd.; tel. bur.: 030-2531820; fax bur: 030-2521887;
E-mail bur.: f.c.vclkcrs@vet.uu.nl.

Ven, J.B. van der; 1978; 6952 HR Dieren; Rijnenberghof 18; tel. privé:
0313-450810; E-mail privé: johan@vcnworld.nl; Managing Director bij
Trouw Nutricion Americas; tel. bur: 0341-371617; E-mail bur.;
johan.van.dcr.ven(<i nutrcco.com.

Vervoordeldonk, Mevr. C.A.M.; 1999; 2953 XL Alblasserdam:
Scheepmakerstraat 28; tel. privé mobiel: 06-12955254; wnd.d. (toev. als lid)

Vlecschhouwcrs, Mevr.V.; 2003; 3531 PM Utrecht; Javastraat 33;
tel. privé: 030-2967735; d.

Weijtens. M.J.B.M.; 1992; 1054 LT Amsterdam; Zocherstraat 59-2; tel.
privé: 020-6169311 ; pl.verv. chief Vet. Officer bij Min. LNV, WA; tel. bur.:
070-3785037; fax bur.: 070-3786141; E-mail bur: m.j.b.m.weijtens@
v\\a.agro.nl.

* Vroege, Mevr. N.C.; 3218 BD Hcenvliet; Van Duyvenvoordcwcg 1;
tel. privé mobiel: 06-10650706; E-mail privé: nvrocge(fl hotmail.com.;
medew. bij C. Vroege; tel. prakt.: 0181-663041; fax prakt.: 0181-663909;
E-mail prakt.: dapbernisse(a wanadoo.nl.

Weiler, Mevr. E.C.; 2003; 3581 XK Utrecht; Eikstraat 37 bis; tel.
privé: 030-2581797; d.

-ocr page 166-

Congressen & Symposia

2003

September

4-6 19e Jaarcongres ESCD, voor dierenart-
sen die geïnteresseerd zijn in veterinaire
dermatology. Locatie: Tenerife, Spanje.
Meer informatie via: www.esvd2003.
com of0034 932049732.
6 Symposium van de Samenwerkende
Nederlandse Veterinaire Acupuncturisten (S.N.V.A.): "An intro-
duction to Japanese acupuncture abdominal palpation methods,
gently needling techniques and work of Dr. Yosio Manaka" . Door
Stephen Birch, lid van de NVA, in Champ Aubert te Driebergen.
Kosten 90,00 euro voor leden en 110,00 euro voor niet-leden. Meer
informatie via Geert Bijvoet, 030-6661167 of gj.bijvoet@kno-
ware.nl

Veterinary congress, British Equine Veterinary Association, loca-
tie: Birmingham, info: Susanna@beva.org.uk.
Themamiddag HCM door Stichting Felissana te Eemnes.
Meer informatie en aanmelding via www.felissana.nl of telefoon
030 - 6060529.

Workshop orthopedie, hoofdgebouw Faculteit Diergeneeskunde,
Yalelaan 1 te Utrecht. Opgave via Floris de Haan, VetRed, tel. 0034-
936452453, fax 0034-936364482, e-mail: dehaan@retemail.es.
Symposium Ezels (voor dierenartsen en studenten) door St. de
Ezelsociëteit in samenwerking met Archaeopteryx en het Donkey
Sanctuary uit Engeland. Plaats: Faculteit der Diergeneeskunde,
Utrecht.

De groep GKZ (Gezondheids en Kwaliteitszorg) organiseert in
Lelystad i.s.m. Groep Rund en Groep Grote Huisdieren een sympo-
sium met de titel "Kwaliteitborging in de zuivelketen en dc rol van
de dierenarts daarbij". Aansluitend vindt de jaarlijkse ledenverga-
dering van de Groep GKZ plaats. Nadere berichtgeving volgt.
Veterinair symposium \'Paardenmiddelen in de praktijk, wat magen
niet mag" tijdens Horse Event te Deurne. Meer informatie: cQucst,
tel.:(033)2470845.

Studiebijeenkomsten Bovine Virus Diarree door Prof Dr J.
Brownlie van de Londense Royal Veterinary School en Drs. M.
Verhoef van dierenartspraktijk Midden-Salland. Tijd en locatie:
12.30 uur & 19.30 uur te Kasteel Maurick/Vught. De ko.stcn voor
deelname bedragen € 25,- p.p. Opgeven en informatie via Intervet
Nederiand B.V, telefoon: 0485-587652, fax: 0485-587653.
Studiebijeenkomsten Bovine Virus Diarree door Prof Dr. J.
Brownlie van de Londense Royal Veterinary School cn Drs. M.
Verhoef van dierenartspraktijk Midden-Salland. Tijd en locatie:
19.30 uur Golden Tulip Residence Victoria / Hoenderloo. De kosten
voor deelname bedragen € 25,- p.p. Opgeven cn informatie via
Intervet Nederland B.V, telefoon: 0485-587652, fax: 0485-
587653.

Studiebijeenkomsten Bovine Virus Diarree door Prof Dr J.
Brownlie van de Londense Royal Veterinary School cn Drs. M.
Verhoef van dierenartspraktijk Midden-Salland. Tijd cn locatie:
12.30 uur en 19.30 uur Golden Tulip Tjaarda Oranjewoud /
Oranjewoud. De kosten voor dcelnaine bedragen € 25,- p.p.
Opgeven en informatie via Intervet Nederland B.V, telefoon: 0485-
587652, fax: 0485-587653.

European Congress ofToxicologic Pathology, Hamburg, Germany.
Solution office e.K., Kay Schroeder, Birkenweg 8, D-21376
Salzhausen, phone/fax: 49-4172-961310/961309, e-mail:
Solution-office@t-online.de, www.eurotoxpath.org
25-28 The 2003 Nestlé Purine Nutrition Forum, at the Adam\'s Mark Hotel
in St. Lois, MO. Themes are: Nutritional advances in gastrointesti-
nal health and disease and The aging feline: advances in nutrition
and care for the older cat.

The registration fee is $ 250.00. Send your registration and registra-
tion fee to: The Nestlé Purina Nutriton Forum, c/o Ms. Charlene
Lackey, Nestle, Purina Research, Checkerboard Square, 3 RN, St.
Louis, MO 63164 USA.

British Veterinary Association Congress 2003. Sheraton Grand
Hotel Edinburgh. Tel: 44 20 7636 6541, fax 44 20 7436 2970, e-
mail: congress@bva.co.uk.

Extensie-programma 2003 van Pathologie (FdD). Hondendag met
als thema veroudering. Opgeven via e-mail: m.backers@vet.uu.nl,
telefoon 030-253 4303. TCG kent 10 punten toe in het kader van
voortdurende bijscholing.

10/13

13

17

20

20

23

24

25

25/27

27

Regiovergaderingen KNMvD

Regio West (Noord-Holland, Zuid-Holland, Utrecht);
Dinsdag 9 september 2003 om 20.00 uur in Mercure
Amsterdam Airport, Oude Haagseweg 20 te Amsterdam.
Zaal open om 19.30 uur. Onderwerp: Praktijkmana-
gement.

Regio Noord (Groningen, Drenthe, Friesland):
Donderdag 11 september 2003 om 20.00 uur in Hotel
Van der Valk, Zonnedauw 1 te Drachten.
Regio Oost (Overijssel/Flevoland, Gelderland):
Vrijdag 26 september 2003 (N.B.: tijdstip en locatie vol-
gen nog en worden bekend gemaakt via het Tijdschrift
voor Diergeneeskunde.
Regio Zuid (Zeeland, Brabant, Limburg):
Dinsdag 30 september 2003 om 20.15 uur in Paviljoen
Molenwijk, Molenwij 2 te Boxtel.

28 \'Equine tendinous Ultrasonography (forelimb)\' by Dr Valeria BU-
SONl (University of Liége, Belgium), Luik - Belgium, language:
French. Organization: Animalia Curandi Ars, www.animalia.be /
info@animalia.be or tel. 32 474 691 440. Maximum 15 partici-
pants.

Oktober

9-11 Seminar „Kolik beim Pferd" der Tierklinik Hochmoor. 1. Tag:
Kolikdiagno.stik - Basiskurs: Pathosphysiologie, klinische
Diagnostik, Rektaldiagnostik, medikamentelle Kolikbehandlung
und ihre Grenzen, Forensik. 2. Tag: Kolikdiagnostik und
Behandlung - Vertiefung: Detaillierte Vorstellung einzelner
Kolikformen, Grundlagen der chirurgischen Therapie, intensivme-
dizinische post-opcrative Versorgung. 3. Tag: Abdominalchirurgie:
Chirurgische Verfahren, Rcsektionstechniken, post-opcrative
Komplikationen, chirurgische Übungen. Referenten: David
E. Freeman, USA, Bernhard Huskamp, Niels Henrik Huskamp,
Wolfgang Scheidemann (allen Hochmoor), József Tóth, Gerald
F Schusser, Leipzig . Information und Anmeldung: www.tierklinik-
hochmoordc, e-mail: info@tierklinik-hochmoorde, Tierklinik
Hochmoor tel. 0 28 63 / 20 99-0 / lax 0 28 63 / 20 99-20.

10 SyiTiposium "Het Paard aan Zet", Hoofdafdeling Gezondheidszorg
Paard. 09.()0-18.30h. Opgave bij PAO-D, tel: 030-6348980, fax:
030-6348989.

10 KNMvD organiseert i.s.m. de Dierenbe.schcrming een studiemiddag
voor dierenartsen die werkzaatn zijn in dierenasielen. Onderwerpen
zijn: Virusziekten bij de hond, in het bijzonder kcnnelhoest door
DrH.F. Egberink; Schimmelproblemen bij de kat door Dr D.J.
Houwers en Reiniging en desinfectie in het dierenasiel, de zin cn dc
onzin door Mw. Ing. C.A. Breukers. De middag wordt van 13.00 tot
17.00 gehouden bij de KNMvD op De Molen 77 te Houten met aan-
sluitend een borrel. Voor deze middag zijn PED-punten aange-
vraagd. De kosten bedragen € 50,00 p.p.. Schriftelijk opgeven bij de
KNMvD t.a.v. mevr. J. Lindhoutofperc-mailj.lindhout@knmvd.nl.

Najaarsregiovergaderingen AUV 2003

Regio Oost:

Maandag 6 oktober 2003, aanvang 20.15 uur. Hotel
Bilderberg Arnhem-Velp te Velp.
Regio Noord:

Donderdag 9 oktober 2003, aanvang 20.15 uur, Mercure
Hotel Hajé te Heerenveen
Regio Zuid:

Maandag 27 oktober 2003, aanvang 20.15 uur, Best
Western Hotel Brabant te Breda
Regio West:

Woensdag 29 oktober 2003, aanvang 20.15 uur,
Restaurant Groot Kievitsdal te Baarn.

-ocr page 167-

Jubilea september 2003

1 september. R.W. Lubsen te Spanbroelc, 30 jaar. afwezig
3 september, K.A.M. Herder te Bathmen, 30 jaar, afwezig
3 september, K.G.lVl. van de Vijver te Hoofdplaat. 30 jaar, aanwezig
3 september, J.F. Meicel te Groningen. 30 jaar, afwezig

7 september, M.A. van Wijck te Damwoude, 25 jaar, afwezig

8 september, J.G. Holtkamp te Schijndel, 25 jaar, afwezig
10 september, S.R. Klarenbeek te Zeist. 55 jaar. afwezig

16 september, Dr. C. Terpstra te Lelystad, 45 jaar, onbekend
21 september, Mevr. Drs. M. Verweij-Rodrigo te Arkel, 30 jaar, afwezig
21 september. J. van \'t Riet te Ede, 30 jaar, afwezig
23 september. M.Th. Zijlmans te Waalwijk, 50 jaar. afwezig

27 september. H.G.A. Olde Riekerink te Beuningen, 40 jaar, afwezig

28 september, Th.J.D. Straatman te Haren (Gr), 30 jaar, afwezig
28 september, J.M.R den Hartog te Nieuwegein, 30 jaar, afwezig

Sluitingsdata

voor kopij

Aflevering:

Deadline"")

01-10-2003

maandag

15-09-2003

15-10-2003

maandag

29-09-2003

01-11-2003

maandag

13-10-2003

15-11-2003

maandag

27-10-2003

") Voor lo.oo uur

\'s morgens.

VETERINARY DIAGNOSTIC SERVICES

VeMVIed-Laby

Vet\'Med\'Lab is een dynamisch en snelgroeiend diergenees-
kundig laboratorium met vertegenwoordiging in meerdere
Europese landen. Niet alleen praktiserende dierenartsen
maar ook universiteiten en onderzoeksinstellingen maken ge-
bruik van ons uitgebreide aanbod van diagnostische testen.

Wegens de snelle groei van onze vestiging in Nederland zijn
wij op zoek naar een

Dierenarts (m/v)

Heb jij enige jaren ervaring in de praktijk, een interesse in la-
boratoriumonderzoek en ben jij klant- en resultaatgericht, dan
zou jij de persoon kunnen zijn die wij zoeken. Helemaal als jij
ook nog in het zuiden van het land woonachtig bent en het
Duits een beetje machtig bent.

Wij bieden jou een zeer afwisselende baan met een hoge mate
aan zelfstandigheid en met flexibele werktijden. Salariëring en
secundaire arbeidsvoorwaarden in onderling overleg.

Voor verdere informatie over deze vacature kun je contact op-
nemen met Henriette jansma: 036-5375133. Schriftelijke solli-
citaties, voorzien van een cv graag binnen 14 dagen richten
aan drs. Henriette jansma, C.B. de Millestraat 55, 1325 RX
Almere.

Gevraagd in een gemengde tweemanspraktijk in het oosten
van het land

een enthousiaste, dier- en
cliëntvriendelijke collega met
brede belangstelling (m/v)

Geboden wordt een afwisselende fulltime baan. Salaris en se-
cundaire arbeidsvoorwaarden worden in onderling overleg vast-
gesteld. Bij gebleken geschiktheid is vast contract of associatie
mogelijk.

Reacties aan: de heer R. Pouw, Loodijk 6, 6924 SC Loo.
Telefoon: 0316 - 265 531.

Gezelschapsdierenpraktijk
ter overname gevraagd

Geschikt voor dierenarts-stel.

U kunt contact met ons opnemen via telefoonnummer
06-23295564 (bij voorkeur \'s avonds).

Uw informatie zal uiteraard vertrouwelijk behandeld
worden.

Ter overname aangeboden

Gezelschapsdieren praktijk

In het noordwesten van het land

Graag reacties richten aan het Tijdschrift voor Diergenees-
kunde, Postbus 421, 3990 CE Houten, onder vermelding van
nummer 2003 / 01.

-ocr page 168-

ieder z\'n vak!

Het raadplegen van adviseurs is goed...
Maar voor de financiële zaken van uw
(toekomstige) praktijk heeft u een
specialist nodig!

Dix&Co is deskundig op financieel,
fiscaal en juridisch gebied m.b.t. praktijk-
financiering, associaties, verzekeringen,
hypotheken en pensioenen.

Landelijke dienstveriening bij praktijk-
overdracht, bij associatie en assistentie.
Belt u even voor een afspraak of een
brochure.

Maliesingel 34
5581 BJ Litrechl
Tel. (030) 244 87 74
Fax (030) 241 66 33
K-niail: info@dixcnco.nl
vvwvv.dixenco.nl

Dix €o

Adviesgroep dierenartsen
telefoon (030) 247 49 49, internet www.vvaa.nl

Medici zoals dierenartsen, tandartsen.medisch specialisten en
andere vrije beroepers kunnen al 25 jaar lang rekenen op
deskundig advies van Raadgevers Medische Beroepen.
De Raadgevers begeleiden u onder andere bij overdracht van

de praktijk en bij associaties.

Ook de afhandeling van de bijbehorende contracten wordt u
uit handen genomen. Raadgevers Medische Beroepen is een
adviesbureau met uitgebreide expertise op het gebied van
financieel advies aan beoefenaars van (para)medische
beroepen. De breedte van die expertise is uniek en beslaat
advies ten aanzien van alle financiële aspecten die zich
van start tot pensionering in uw medische carrière

kunnen voordoen.

U weet zich bij de Raadgevers verzekerd van advies op maat op
het gebied van financiële planning, verzekeringen, financieringen,
hypotheken en pensioenen. Ook de keuzes en mogelijke
problemen rondom het einde van uw studie hebben de speciale

aandacht van de Raadgevers.

De Raadgevers volgen u in de verschillende fasen van uw loop-
baan en bieden begeleiding en advies op de lange termijn.

Voor meer informatie kunt u contact opnemen met
adviseurs Philip Jaspers, Wouter van der Meer en/of Robert E. Meijer

Raadgevers
Medische Beroepen

Dorpsstraat 118
3732 HL De Bilt
Postbus 36
3730 AA De Bilt

Tel 030 220 41 14
Fax 030 220 27 95
E-mail: raadgevers@atriserv.nl

-ocr page 169-

Ui
de

hoofdredactie

Foor II ligt deze keer een aflevering van het Tijdschrift met als leidraad het begrip \'bijzonder\'. Het weten-
schappelijk artikel hehandeh de analyse en beoordeling van commercieel verkrijgbare voeders voor een
aantal van oudsher als bijzondere dieren aangeduide diersoorten. Sommige hebben wel bijzonder fraaie na-
men zoals baardagamen. Het bijzondere heeft mijns inziens overigens minder betrekking op dieren dan op de
mens die deze diersoorten verplaatst uit hun normale biotoop, waar het voorkomen van deze dieren
volkomen normaal is, naar door ons zelf gecreëerde omstandigheden met de daarmee gepaard gaande on-
der andere voeding gerelateerde en voor de betreffende diersoort waarschijnlijk bijzondere aandoeningen.
De overige bijdragen staan vrijwel alle in het teken van ons zelf. Het beroep dierenarts is van oudsher gericht
op dienstverlening en in die zin vooruitlopend op de huidige \'nieuwe economie\'. Dogma \'s daarin zijn sneller,
goedkoper en beter en er is sprake van een enorme ontwikkeling van de dienstensector U zuh dan ook er-
varen dal menig auteur werkzaam is als adviseur Maat.schappelijk is er sprake van een steeds verdergaande
individualisering. In het artikel over loopbaanplanning van collega Hepkema komt dan ook het woordje \'ik\'
veelvuldig voor De aanleiding om eens een groot deel van ons Tijdschrift in te ruimen voor onszelf is helaas
niet zo positief; deze is, misschien wel passend voor de beroepsgroep, van ziektekundige aard met arbeid-
songeschiktheid als centraal thema. Dierenartsen, althans de in de praktijk werkzame groep, lijken vaker ar-
beidsongeschiki te zijn dan leden van velgelijkbare beroepsgroepen, hetgeen duidelijk gerelateerd is aan
beroepsmatige aspecten. Het bijzondere is ook dat pas vrij laat gereageerd wordt op deze signalen; en dat hij
een beroepsgroep waarhij het oppikken en analyseren van signalen (.symptomen) hoog in het vaandel staat!
Misschien is dit zichzelf venmtachtzamen wel een gevolg van een sterk op dienstverlening georiënteerde in-
stelling. Op het Jaarcongres van vier jaar geleden werd al de behoef te ge.signaleerd aan meer aandacht, on-
der andere in de opleiding, voor management, communicatie, marketing en sociale vaardigheden. Echter,
hij het inspelen op marktontwikkelingen werd vooral geïnvesteerd in vakinhoudelijke verbreding en
verdieping oftewel het verbeteren van de dienstverlening. Psychische problemen leidend tot arbeids-
ongeschiktheid (burn-out) worden volgens direct betrokkenen met name veroorzaakt door sociale en ma-
nagementfactoren. Ook nu wordt weer gepleit voor implementatie in het onderwijs van vaardigheden op
deze gebieden. In hoeverre dit op gespannen voet staat met de nagestreefde verwetenschappelijking van het
onderwijs zal de toekomst leren (een aandachtspunt voor de Stuurgivep \'Aanpak arbeid.songe.schiktheid\'?).
Arbeidsongeschiktheid is niet alleen economisch (zie de voortdurende WAO-discussie in de politiek) maar
ook sociaal (gezin) en individueel een ingrijpende problematiek. Preventie hien\'un verdient dan ook alle
aandacht. Hoewel preventie een sleutelwoord geworden is in de gezondheid.szotg voor mens en dier is het
weer opmerkelijk te noemen dat zo weinig belangstelling bestond voor de mede door de KNMvD georgan-
iseerde hijeenkmisten met betrekking tot de preventie van burn-out. Bij het ontstaan van burn-out kan onder
andere het gebrek aan loopbaanperspectief een rol spelen. Een aantal auteurs (en niet te vergeten enkele
sprekers op het Jaarcongres) zijn duidelijke voorbeelden van dierenartsen die een voor de beroepsgroep bij-
zondere invulling aan hun loopbaan dan wel studie geven. Behalve voor uzelf is een \'loopbaanplanning\'
voor uw business uiteraard ook van belang, een Balanced Score Card kan daarbij een uitstekend hulpmiddel
zijn.

De dierenarts is (tijdelijk?) fysiek en geestelijk in on-balans. Gelukkig belooft de Congrescommissie ons dit
jaar weer een heel bijzonder Jaarcongres met mogelijk het aanreiken van handvatten, onder andere door
middel van workshops, om weer enigszins de balans te hervinden. Met de aankondiging van een mastitis-
seminar, de Najaarsdag van de Gtvep Geneeskunde Gezelschapsdieren en een symposium over de rol van de
dierenarts bij de kwaliteitsborging in de zuivelketen zijn we weer helemaal terug bij \'business as usual\'.

Jan Vos

I

Tijdsduui

llfHTIu^^"

Diergenees

-ocr page 170-

Beoordeling van een aantal commerciële voeders voor leguanen (Iguana
iguana),
baardagamen (Pogona vitticeps) en land- en moerasschildpadden

M.J.L. Kik\'enAC. Beynen\'

Oorspronkelijk artikel

Samenvatting

Vijftien commerciële, volledige voeders voor leguanen,
baardagamen, moeras- en landschildpadden zijn geana-
lyseerd en beoordeeld door vergelijking met een door de
auteurs opgestelde richtlijn. Klinische risico\'s van voede-
ring met te hoge of te lage gehalten van specifieke nutri-
ënten worden beschreven. Bij verstrekking van de voe-
ders als enige bron van voeding zijn geen tekorten aan de
geanalyseerde nutriënten te verwachten. Echter, één voe-
der had een marginaal eiwitgehalte, vijf voeders voor
herbivore reptielen hadden een te laag gehalte aan ruwe
celstof, drie voeders bevatten een ongewenst hoog calci-
umgehalte en drie voeders hadden een extreem hoog ij-
zergehalte. Het calcium- en ijzergehalte wordt als regel
niet gedeclareerd op de verpakking, hetgeen de beoorde-
ling van voeders extra bemoeilijkt.

Summary

Evaluation of a number of commercial diets for iguana
(Iguana iguana), bearded dragons (Pogona vitticeps), and
chelonians.

Fifteen commercially available, complete diets for iguanas, bearded dra-
gons, and chelonians were analysed atul compared with the ideal composi-
tion of a diet formulated by the authors. The clinical risks of feeding with a
too high or a too low content of specific nutrients are described. Nutrient
deficiencies are not e.xpected if these diets are the sole source of nutrients.
However, one diet had only a marginally adequate protein content, five diets
for herbivorous reptiles contained a loo low percentage of crude fibre, three
diets contained an undesirably high percentage of calcium, and three diets
had an extremely high iron content. As a rule, the calcium and iron contents
of diets are not declared on the food label, which complicates evaluation of
the diets.

Inleiding

Bij in gevangenschap gehouden insectivore en herbivore
reptielen wordt de voeding vaak gezien als oorzaak van, of
als mediërende factor bij slechte groei en voortplanting,
hoge incidentie van ziekte en mortaliteit. De ideale voe-
dingssamenstelling, gebaseerd op de nutriëntbehoeften,
voor de diverse reptielensoorten is echter niet bekend (4).
Het is anderzijds wel duidelijk dat specifieke deficiënties of
intoxicaties met nutriënten bij reptielen algemeen voorko-

\' Hoofdafdeling Veterinaire Pathobiologie. Afdeling Ziektekunde Vogels en Bijzondere
Dieren.

^ Afdeling Voeding. Faculteit der Diergeneeskunde, Universiteit Utrecht.
Correspondentie: MarjaJ.L. Kik. Hoofdafdeling Veterinaire Pathobiologie, AJdeling
Ziektekunde Vogels en Bijzondere Dieren. Faculteit der Diergeneeskunde.
Universiteit Utrecht. Yalelaan I. 3584 CL Utrecht. Tel: 030-2534741, Fax: 030-
2533131. E-mail: m.kik@vet.uu.nl

men, met name bij verstrekking van zelf-samengestelde
rantsoenen of één enkel voedingsmiddel (13). De stijgende
populariteit van het houden van reptielen heeft ertoe geleid
dat fabrikanten voeders voor deze dieren op de markt hebben
gebracht. In veel gevallen wordt geclaimd dat het product
compleet en uitgebalanceerd is voor een bepaalde reptielen-
soort. Het is echter niet bekend waarop de claims zijn geba-
seerd, bovendien geven fabrikanten slechts beperkte infor-
matie over de nutriëntensamenstelling van hun producten. In
dit onderzoek is een vijftien-tal volledige voeders voor ver-
schillende reptielensoorten geanalyseerd. Deze zijn vervol-
gens beoordeeld in het licht van een door de auteurs opge-
stelde richtlijn voor de samenstelling van de voeding voor
reptielen.

yoedingscerelateerde ziekten

De meest voorkomende voedingsgerelateerde ziekten bij
reptielen worden veroorzaakt door voedsel met een te laag
calciumgehalte en/of te hoog fosforgehalte en/of een tekort
aan vitamine D3 (2). Insecten, groenten, fruit en beenloos
spiervlees bevatten erg weinig calcium en geen vitamine D3.
Omdat de dieren overwegend binnen en achter glas zijn huis-
vest, wordt normale synthese van vitamine D3 onder invloed
van ongefilterd zonlicht geblokkeerd (7).
In relatie tot het ontstaan van gegeneraliseerde afwijkingen in
het skelet ten gevolge van mineralen- en vitaminentekorten
dient men onderscheid te maken tussen jonge en volwassen
dieren. Rachitis kan ontstaan bij jonge, carnivore reptielen
die hoofdzakelijk botvrij vlees of gedroogde kreeftachtigen,
zonder (voldoende) aanvulling met vitaminen en mineralen
krijgen. Ook bij herbivore of insectivore jonge dieren ontstaat
rachitis wanneer de voeding onvoldoende vitamine D3 en
calcium bevat (2,10) (Figuur 1). Bij volwassen dieren zal een
voeding, met een tekort aan calcium, een overmaat aan fosfor

-ocr page 171-

in combinatie met onvoltioende vitamine D3, uiteindelijk: lei-
den tot het ontstaan van osteodystrophia fibrosa. Bij volwas-
sen, drachtige reptielen leidt een calciumdeficiëntie tot ver-
minderde vruchtbaarheid, dystocia, sterfte vlak voor of
tijdens het leggen van de eieren. De eieren zijn erg breekbaar
en de jongen sterven al voor het uitkomen. De wel uitgeko-
men jongen zijn vaak te klein, zwak en vertonen skeletafwij-
kingen. Levendbarende reptielen vertonen dystocia, of ster-
ven vlak voor of tijdens de partus.

Moeras- en waterschildpadden worden vaak gevoerd met
voedselbestanddelen die deficiënt zijn aan specifieke vita-
minen en mineralen. Ten gevolge van vitamine A-deficiëntie
kan een scala van afwijkingen ontstaan. De basis is gelegen
in de squameuze metaplasie van epitheel naar verhoornend
plaveiselcelepitheel. Ten gevolge van deze veranderingen in
het epitheel van de klieren in de oogkas, waarbij deze klieren
opzwellen, ontstaat oedeem, conjunctivitis en tranenvloed,
leidend tot volledig dichtzittende ogen (1,6). Een schildpad
met dichtzittende ogen zal in het algemeen niet meer eten
(13). Metaplasie van het slijmvlies van de buis van
Eustachius en het middenoor kan aanleiding geven tot het
ontstaan van een bacteriële otitis media.

Tabel De geanalyseerde voeders.

Beschrijving

Fabrikant

Aquatic Turtle, Dry Formula, adult sized pellets

T-Rex products. Inc., Chula vista, CA, U.S.A.

Aquatic Turtle, Dry Formula, juvenile sized pellets

T-Rex products. Inc., Chula vista, CA, U.S.A.

Bearded Dragon, Adult-Maintenance Formula, cricket flavoured

T-Rex products. Inc., Chula vista, CA, U.S.A.

Bearded Dragon, dry formula, juvenile growth formula

T-Rex products. Inc., Chula vista, CA, U.S.A.

Box Turtle, Protein, Fat and Fiber Balanced.

T-Rex products. Inc., Chula vista, CA, U.S.A.

Fluker\'s Land Turtle Formula

Fluker Laboratories, Flukers farms. Baton Rouge, Louisiana, U.S.A.

Iguana, Adult, fiTjit and flower formula

T-Rex products. Inc., Chula vista, CA, U.S.A

Iguana, Juvenile, fruit and flower with hibiscus flower

T-Rex products. Inc., Chula vista, CA, U.S.A

Iguana, juvenile vegi formula

T-Rex products. Inc., Chula vista, CA, U.S.A

Iguana, adult vegi formula

T-Rex products. Inc., Chula vista, CA, U.S.A

Iguana Food Terra Supply-Junior

Terrasupply, Nederland

Nutrafin Max, Turtle Gammarus Pellets, medium floating pellets

H.A.R.S. Hagen Aquatic Research Station, Rolf C. Hagen Corporation, Mansfield, U.S.A.

Tortoise, high in fiber

T-Rex products. Inc., Chula vista, CA, U.S.A

Tropical Magical Adult Iguana Diet

L/M, Animal Farms, Pleasant Plain, Ohio, U.S.A.

Wardley Reptile TEN

The Ward Corporation, Secaucus, New Yersey, U.S.A.

In een later stadium worden ook het epitheel van de respira-
tietractus, het maagdarmkanaal, de endocriene klieren en het
urogenitaal apparaat aangetast. Jonge schildpadden zullen
onvoldoende groeien (2).

Overdadige verstrekking van supplementen kan leiden tot in-
toxicaties met vitamine D3, vitamine A of calcium. Vitamine
D3-overmaat kan leiden tot een verhoogde absorptie van cal-
cium uit de voeding en uit het skelet, met als gevolg verkal-
king van weke delen en deposities van calcium in de vaatwan-
den (12,14). Er treedt decalcificatie van het skelet op wanneer
vitamine D3-intoxicatie samengaat met onvoldoende calcium
in de voeding (2). Vitamine A-intoxicatie veroorzaakt in eerste
instantie een droge, schilferige huid. Binnen een paar dagen
verschijnen erythemateuze gebieden in de huid die de zachte
delen bedekken. In deze gebieden worden grote blaren ge-
vormd, welke open gaan en de onderliggende dermis en soms
zelfs spieren blootleggen. De wonden fungeren als porte
d\'entree voor bacteriële invasies (7) (Figuur2). Bij jonge land-
schildpadden kan een te energierijke voeding tot ovennatige
groei aanzetten. Men is het er niet over eens dat overmatige
groei ook aanleiding kan geven tot schilddeforinaties. Deze
hebben waarschijnlijk een gecombineerde etiologie (2).

Materiaal en methoden

Vijftien volledige voeders bestemd voor reptielen (Tabel 1)
werden verkregen middels aankoop bij dierenwinkels of do-
natie door een fabrikant voor reptielenvoeders. Tabel 2 geeft
de reptielensoorten waarvoor de onderzochte voeders ge-
schikt geacht worden. Dc nummering in tabel 2 correspon-
deert met die in de volgende tabellen, maar komt niet over-
een met de volgorde van dc voeders in tabel I. Monsters van
alle voeders werden in duplo geanalyseerd volgens de
Weende-analyse ter verkrijging van de gehalten aan droge
stof (DS), ruw eiwit (RE), ruw vet (RV), ruwe celstof (RC)
en as. De overige koolhydraten (OK) werden berekend als
DS-(RE RV RC as). Na verassing werden middels ato-
maire absorptiespectrofotometrie de volgende elementen
bepaald: calcium (Ca), fosfor (P), magnesium (Mg), koper
(Cu), zink (Zn) en ijzer (Fe).

-ocr page 172-

Resultaten

Tabel 3 geeft de gedeclareerde samenstelling van de voeders.
Bij geen van de voeders stonden de gehalten aan vitaminen
en mineralen op de etiketten. Van tien voeders konden via de
fabrikant de vitamine A- en D-gehalten verkregen worden
(Tabel 4). Alle voeders waren droogvoeders met een vocht-
gehalte van maximaal 8,0 - 12,0 procent. De variatie in mi-
nimaal eiwitgehalte was 12,5 - 38,0 procent. Op basis van
analyse was de variatie in eiwitgehalte 11,7 - 40,9 % (Tabel
5). De verschillen tussen de voeders in geanalyseerde gehal-
ten aan ruwe celstof, ruw vet en as waren aanzienlijk. Tabel 5
geeft voor de diverse voeders een berekende energiedicht-
heid. Voeder 5 had de laagste en voeder 7 de hoogste energie-
dichtheid. De geanalyseerde gehalten aan mineralen en
spoorelementen staan vermeld in tabel 6. Het bereik van de
gehalten was breed, met name voor calcium en ijzer.

Discussie

In dit onderzoek is voor elk voermerk slechts één verpakking
gebruikt en geanalyseerd. De gedeclareerde samenstelling is
als regel een gemiddelde waarde voor diverse partijen van
het voeder. Analysemethoden verschillen veelal tussen labo-
ratoria. Per definitie zal derhalve de geanalyseerde samen-
stelling van een voeder afwijken van de gedeclareerde
samenstelling. Relatieve verschillen voor macronutriënten
in de ordegrootte van vijf tot tien procent kunnen als gebrui-
kelijk worden beschouwd (11).

De voeders kunnen beoordeeld worden door vergelijking
van de geanalyseerde samenstelling met de ideale samen-
stelling. Voor een beperkt aantal nutriënten geeft tabel 7 een
arbitraire richtlijn. Uit deze tabel volgt dat bij een energie-
dichtheid van 1450 k.l/100 g voer, het eiwitgehalte 17-36
procent zou kunnen bedragen. Van de onderzochte voeders
hadden zeven voeders een eiwitgehalte lager dan het voorge-

Tabel 2. Reptielsoorten waarvoor de vijftien commerciële, volledige voeders ge-
schikt geacht worden.

Voeder\'

Rcptielsoorten

Overwegende eetgewoonte

1

Leguanen

herbivoor

2

Leguanen (volwassen)

herbivoor

3

Moerasschi Idpadden

carnivoor

4

Moerasschildpadden

carnivoor

5

Landschildpadden

omnivoor/herbivoor

6

Moerasschildpadden

carnivoor

7

Baardagamen

omnivoor/ insectivoor

8

Doosschildpadden

carnivoor

9

Landschildpadden

omn i voor/herb ivoor

10

Baardagamen, j uveniel

omnivoor/ insectivoor

11

Leguanen, adult

herbivoor

12

Leguanen, juveniel

herbivoor

1

13

Moerasschildpadden, adult

carnivoor

14

Leguanen,juveniel

herbivoor

15

Leguanen, adult

herbivoor

I Het nummer komt niet overeen met de alfabetische volgorde van de fabri-
kanten zoals aangegeven in tabel I. De merknamen in combinatie met, het
in dit artikel gebruikte nummer, zijn verkrijgbaar bij de eerste auteur

Stelde bereik (Tabel 5). De zeven voeders worden verkocht
voor landschildpadden, jonge en volwassen leguanen.
Voedsel 9 had een erg laag eiwitgehalte (9,0 g/MJ) en is waar-
schijnlijk ongeschikt voor jonge dieren. Jonge leguanen groei-
den niet en verloren zelfs gewicht wanneer het voedsel dertien
procent (10 g/MJ) eiwit bevatte. Groei was juist mogelijk bij
een eiwitgehalte van veertien procent en met een toename in
het eiwitgehalte van de voeding tot 31 procent (25 g/MJ) bleef
de groeisnelheid stijgen (3). Maximale groei is overigens
waarschijnlijk een slecht criterium om het ideale eiwitgehalte
van de voeding vast te stellen (9). Twee voeders hadden meer
dan 36 procent eiwit. De twee eiwitrijke voeders waren be-
doeld voor moerasschildpadden (Tabel 1). Er zijn geen aan-
wijzingen dat een hoge eiwitopname voor deze carnivore die-
ren schadelijk is (9).

Voeders 5 en 9 waren rijk aan ruwe celstof Deze voeders wa-
ren bedoeld voor herbivore/omnivore landschildpadden. Op
basis van de verteringsfysiologie van herbivore reptielen,
gaat men ervan uit dat deze dieren een hoge behoefte aan
ruwe celstof hebben. Het aanbevolen bereik voor het gehalte
aan ruwe celstof in de voeding bedraagt 10 - 40 procent in de
droge stof (4). De voeders 1,2, 12, 14 en 15 zijn alle bedoeld
voor leguanen en derhalve lijken ze een te laag gehalte aan
ruwe celstof te bevatten. Het vetgehalte van bijna alle voe-
ders was lager dan tien procent (Tabel 5). Het is aannemelijk
dat met name de actievere carnivore reptielen zoals moeras-
schildpadden een hogere vetgehalte goed kunnen benutten,
zonder vet te worden.

Op basis van tabel 7 zou de ondergrens voor calcium, fosfor
en magnesium voor voeders met een energiedichtheid van
1450 kJ/100 g respectievelijk 6,4 en 0,9 g/kg zijn. Alle voe-
ders voldoen aan deze mineraaleis, met uitzondering van
voeder 14, maar de afwijking is gering. Calcium- en fosfor-
gehalten boven 23 en 16 g/kg kunnen als toxisch worden be-
oordeeld. Een hoge opname van calcium kan bij jonge dieren
tot skeletstofwisselingsstoornissen leiden en in combinatie
met een marginale zinkvoorziening tot een zinkdeficiëntie.
De voeders 3, 9 en 13 bevatten teveel calcium. In combinatie

Tabel 3. Gedeclareerde samenstelling van 15 commerciële voeders voor reptielen.

Voeder

Vocht %

RE%

RC %

RV%

As%

1

NO

NO

NO

NO

NO

2

12.0 max

12,5 min

14,0 max

3,0 min

NO

3

9,0 max

38,0 min

3,0 max

4,0 min

NO

4

8,0 max

38,0 min

4,0 max

5,0 min

NO

5

NO

15,0min

18,0 max

3,0 min

9,5 max

6

10,0 max

34,0 min

5,0 max

10,0 min

NO

7

10,0 max

13,5 min

5,5 max

4,5 min

NO

8

10,0 max

23,2 min

8,2 max

5,1 min

12,5 max

9

12,0 max

13.0 min

10,0 max

3,0 min

12,5 max

10

NO

18,0 min

5,0 max

6,5 min

NO

11

10,0

14,0 min

7,0 max

3,0 min

6,5 max

12

10,0

19,0 min

6,0 max

5,0 min

6,5 max

13

10,0 max

34,0 min

5,0 max

10,0 min

NO

14

10,0

19,0

6,0

5,0

6,5

15

10,0 max

14,0 min

7,0 max

3,0 min

NO

Min = minimaal gehalte;
door fabrikant.

max = maximaal gehalte; NO = niet opgegeven

-ocr page 173-

met een te hoog vetgehalte zou dit kunnen leiden tot het ont-
staan van calciumzepen in de darm. Hetgeen de vetabsorptie
en de beschikbaarheid van het calcium reduceert (9).
De gewenste koper-, zink-, en ijzergehalten van de voeders
zijn ongeveer 15,30 en 100 mg/kg. De kopergehalten van de
geanalyseerde voeders liggen binnen het bereik van de helft
tot driemaal de gestelde norm. Het zinkgehalte van de voe-
ders lag onder 200 mg/kg. Er zijn geen problemen inzake de
koper- en zinkvoorziening te verwachten. Het ijzergehalte
van de voeders zou ongeveer 100 mg/kg moeten bedragen.
Alle voeders hadden een hoge ijzerconcentratie. Met name

Tabel 4. Gedeclareerde gehalten van toegevoegde vitamines A en D voor de vijftien
commerciële voeders voor reptielen.

Vitamine A

Vitamine D

Voeder

lE/kg

lE/kg

1

NO

NO

2

NO

NO

3

NO

NO

4

NO

NO

5

NO

NO

6

8.000

550

7

5000

500

8

10.000

900

9

2.000

300

10

10.000

800

11

3.000

400

12

6.000

800

13

8.000

550

14

6.000

800

15

3.000

400 j

NO = niet door fabrilcant opgegeven.

Tabel 5. Geanalyseerde macronutriëntsamenstelling en berekende energiedichtheid
van de vijftien commerciële voeders voor reptielen.

Voeder

DS%

RE%

RC %

RV%

As%

kJ/lOOg\'

1

93,6

18,8

3,9

6.5

3,7

1458

2

93,9

15,4

5,4

6,2

4,8

1429

3

95,3

40.9

2,8

5.9

12.3

1349

4

95,4

37,6

1,1

7,4

10.5

1421

5

93,3

15,5

14,7

4.1

7,5

1270

6

95,2

35.1

1.6

9,8

9,9

1474

7

98,1

15,4

5,1

6.9

4,8

1509

8

95,1

24,7

8,2

6.9

6,8

1412

9

95,9

11,7

11,2

4,0

10,1

1293

10

93,8

19,6

3,0

6,6

7,6

1411

11

95,7

13,8

8,2

4.9

4,4

1415

12

94,4

19,5

5,4

7,1

4,0

1467

13

94.0

34.9

1,6

11,2

10.0

1484

14

94,8

14,0

5.4

6,5

4.1

1459

15

94,6

14,7

8,1

4,9

4,6

1398

\'Voor de berekening van de energiedichtheid zijn de volgende waarden
voor metaboliseerbare energie gebruikt: 1 g RE = 15 kj; 1 g OK. = 15 kj; 1
g RV = 36 kJ; 1 g RC = 8 kj. De overige koolhydraten (OK) zijn berekend
als restfractie (OK = DS - RE - RC - RV - As).

de voeders 6, lOen 13 waren erg rijk aan ijzer en bevatten ne-
gen tot twaalfmaal de gestelde norm. Het is onbekend of de
ijzerovermaat beschikbaar is en geabsorbeerd wordt. Er kan
echter gesuggereerd worden dat de ijzerrijke voeders bij rep-
tielen met een efficiënte ijzerabsorptie, zoals van andere
diersoorten bekend is, bijvoorbeeld de toekan, de beo en
nieuwe-wereld-apen, aanleiding geven tot ijzerstapeling in
de lever (8).

Tabel 4 geeft de gedeclareerde gehalten aan vitamine A en D
in 10 van de onderzochte voeders. Vitamine A- en D-concen-
traties boven de 70.000 lE/MJ en 300 lE/MJ kunnen gezien

Tabel 6. Geanalyseerde gehalten aan mineralen en spoorelementen in de vijftien
commerciële voeders voor reptielen.

Ca

P

Mg

Cu

Zn

Fe

Voeder

g/kg

g/l«g

g^g

mg/kg

mg/kg

mg/kg

1

6.6

5,2

0,9

16

112

170

2

8.0

3,7

2.1

20

128

452

3

25,6

14.7

1,9

8

59

515

4

18,1

11.0

1,4

7

53

692

5

10.0

5,8

1,5

17

105

635

6

22,2

11.1

2,6

41

192

1266

7

6.8

5.3

1.0

14

103

335

8

13,2

8,7

1.0

15

123

276

9

26,8

4,9

1.4

10

112

397

10

16,9

8,7

2,8

35

164

945

11

6,0

5,0

1.0

15

111

270

12

6,9

5,4

1,0

18

120

306

13

27,0

12,0

2.8

35

197

933

14

5.4

3.7

0,8

11

82

211

15

8,3

5.9

1,1

17

128

3,34

Tabel 7. Arbitraire richtlijn voor de samenstelling van de voeding voor reptielen.

Nutriënt

Behoeftenorm

Toxisch niveau

Eiwit\', g/MJ

12-25

Vet, g/MJ

1-15

Koolhydraten, g/MJ

3-50

Ruwccelstofg\'lOOgDS-

10-40

Calcium, g/MJ

0.4-0,7

> 1,6

Fosfor, g/MJ

0.3-0,5

> 1.1

Magnesium, mg/MJ

±60

Koper. mg/MJ

± 1

Zink, mg/MJ

±2

IJzer, mg/MJ

±7

Vitamine A.IE/MJ

100-700

> 70.000

Vitamine D, lE/MJ

10-70

>300

Vitamine E, mg/MJ

±60

Deels gebaseerd op de aanbevelingen van Donoghue cn Langenberg. 1996
en van Zentek en Dennert. 1997 (4,13 ).

\' Bij een koolhydraatvrije voeding, in het geval van carnivore reptielen,
moet het eiwitgehalte minimaal 20 g/MJ zijn.
2 Voor herbivore reptielen.

-ocr page 174-

worden als toxisch. Grote hoeveelheden vitamine A in de
voeding geven aanleiding tot het ontstaan van wonden in de
huid (1). Een toxische hoeveelheid vitamine D3 kan de oor-
zaak zijn voor calcificaties in de weke delen en ontkalking
van het skelet (2). Alle voeders blijven ver onder de toxische
grenzen.

In dit artikel is de nadruk gelegd op de samenstelling van voe-
ders voor reptielen. Voor de richtlijn is gekozen om de normen
op energiebasis en niet in droge stof uit te drukken.
Uitgangspunt is dat de dieren naar energiebehoefte gevoerd
worden, of bij ad libitum-verstrekking, naar energiebehoefte
eten. Reptielen hebben een relatief lage energiebehoefte per kg
metabool gewicht. In gevangenschap bestaat, met name voor
leguanen, baardagamen en landschildpadden een risico op vet-
zucht, hetgeen geassocieerd wordt met vervetting van de pa-
renchymateuze organen en verminderde vruchtbaarheid (5).
In het algemeen kan worden gesteld dat voeders die substanti-
eel afwijken van de in tabel 7 voorgestelde richtlijn, onge-
schikt zijn. Er is in tabel 7 geen onderscheid gemaakt tussen
reptielsoorten en de diverse levensfasen. Op dit moment zijn
de nutritionele behoeften van de reptielen nog onvoldoende
omschreven. Desondanks laat dit onderzoek duidelijk zien dat
commerciële, volledige voeders voor reptielen verschillend
gekwalificeerd kunnen worden. Op basis hiervan kunnen voe-
ders afgewezen worden. De meeste voeders voor leguanen
zijn te laag in ruwe celstof en dus minder geschikt als enig
bron van voeding. Toevoeging van voedermiddelen, rijk aan
ruwe celstof, zal de opname van het volledige voer verminde-
ren en daarmee de voorziening met sommige nutriënten.
Mogelijk leidt dit tot tekorten. Een drietal voeders zijn ten ge-
volge van het hoge calciumgehalte niet geschikt. Om de
onderzochte voeders optimaal te kwalificeren zijn echter ook
de gehalten van de niet-geanalyseerde voedingstoffen nodig.
Ook zou de voorgestelde arbitraire richtlijn getoetst dienen te
worden door middel van gecontroleerde voedingsproeven.

Dankbetuiging

De auteurs bedanken de heer drs. N. J. Schoemaker voor het aanleveren van
een aantal van de voeders.

Literatuur

Boyer TH. Hypovitaminosis A and hypervitaminosis A. In: Mader DR,
ed. Reptile Medicine and Surgery. Philadelphia: WB Saunders Company,
1996; 148-74.

Boyer TH. Metabolic bone disease. In: Mader DR. ed. Reptile Medicine
and Surgery. Philadelphia: WB Saunders Company, 1996; 383-92.
Donoghue S. Growth ofjuvenile green iguanas
(Iguana iguana) fed four
diets. J. Nutrition 1994; 124: 2662S-9S.

Donoghue S, and Langenberg J. Nutrition. In: Mader DR, ed. Reptile
Medicine and Surgery. Philadelphia: WB Saunders Company, 1996; 148-
74.

Driggers T. Internal medicine. In: Ackerman, L, ed. The biology, husban-
dry and health care of reptiles. Vol. 111. The health care of reptiles. TFH
publications. Inc. U.S.A., 1997; 582-3.

Elkan E, and Zwart P. The ocular disease of young terrapins caused by
vitamin A deficiency. Vet Path 1967; 400-1.

Frye FL. Biomedical and surgical aspects of captive reptile husbandry.
2nd ed. Melbourne, FL, Krieger publishing Co. 1991; 34, 52, 66-7, 333-
5.

Kik MJL, and Dorrestein GM. Iron storage in reptiles. Proceedings
ARAV sixth annual conference, 1999; 3-4.

McDonald P, Edwards, RA, Greenhalgh JFD, and Morgan CA. Animal
Nutrition.2002, sixth edition. Pearson Educations Limited, Harlo, Essex,
U.K. 108.

Palmer N. Bones, and Joints. In: Jubb, KVF, Kennedy PC, and Palmer N,
eds. Pathology of domestic animals. Academic press, San Diego,
California, U.S.A.4thed. vol. 1, 1993; 65-77.

Schoemaker NJ en Beynen AC. De samenstelling van commerciële
beovoeders met bijzondere aandacht voor het ijzergehalte. Tijdschr
Diergeneeskd 2001; 126: 620-3.

Williams DL. Cardiovascular system. In: Beynon PH, Lawton MPC,
Cooper JS Eds.: Manual of reptiles. Cheltenham , UK, British small ani-
mal veterinary association, 1992; 80-7.

Williams DL. Ophthalmology. In: Mader DR, cd. Reptile Medicine and
Surgery. Philadelphia: WB Saunders Company, 1996; 175-85.
Zentek J, und Dennert C. Fütterung von Reptilen: Praxis und Probleme.
Tierärtzl Prax 1997; 25:684-8.

10.

11.

12.

13.

14.

ACECOLON

Bij moeilijke
stoelgang.

Op basis van
Macrogol.

sachet

2 gram poeder

Bevat Macrogot

Bij moeilijke stoelgang
van gezelschapsdieren

ACECOLON

Verzscht en vergemakkelijkt de stoelgang

Voor gezelschapsdieren.

Vergroot het volume
van de ontlasting.

Verlicht de stoelgang.

Snnaakvol bij toediening
over het voer.

ACE Veterinary Products BV
Postbus 1262 - 3890 BB Zeewolde

-ocr page 175-

I

ersie

^ iir^tetanus ^
vÈfctorvaccin

I

I

ToteqFlu^-Te - Poeder en oplosmtdiiet;!
■ Influenza A/eqtit-27Kentucky/« |H,|iU )
(VCP1529), Infltsnza A/eqm-2/Newniart^i;
(Akenvirus {vCElS33} tieiite £ 6.5
ta^^Hipai, i
ldier(en)t«urden; Inilii iiÉlm, AMwèiinnm
verminden]^ van IdiBische sympfiKnen eo\'van ^

^«lanltwiolll ï 30 lU;
^
% PBrd^êifluerua
IfTia infectie «lUeyLn

^us ter preventte van sterte bij paarden van 4 maanden onsa^eL; Dosering an
\'eg: Eén tksis (1 ml) door middel wan een intfamusajiake injeaie. bb
i>^ur ter hoogte
van de hals, volgens het volgend schema: - Basisvaccinatie:
^ ïr^ctie vanaf een leeftijd van 5-6 maanden^ dê 2de injectie 4-6 ^vaÉEaai^^
fftrhalingsvaccinaties: S maanden na de basisvacdnatie es daarna jurttjk«
eeties. Bij verhoogd risiorop infectie^ onoftkiaflpf^.i^M^ van cptoslnjm
xtra eerste injectie op deJeeft^ van 4 niandar^jjjl^llj^jioar het\'iïtMige
fogramma; Contra-indicatiffi;
aande zwelling, in uitzondert^tee

Stiust en oveii0evoeligheidsi _

in voortanen; aj/2/03/C1387004 Steg:- yaS^jBaar diergeiMM

liddel (U.D.D.li^r^lle irrfarmatle MESIALB^vW^MmÉiajw\'é-S) (ttiJlSS XE
ÜSTCLVEEN, Tfet: 31-20 547 39 33. ■ . - ■^■Ji.

-ean Mertsl.

-ocr page 176-

Voorgangers: dierenartsen uit vroeger tijd (52)

James Law (1838-1921)

Veterinai
verledei

L

Er is een duidelijke parallel tussen de levensgeschiedenis van Liautard en
die van Law: beiden waren eminente studenten, beiden hebben in Alfort ge-
studeerd, waarna ze de overtocht naar de USA hebben gemaakt. Zowel
Liautard als Law hebben een onuitwisbare stempel gezet op de ontwikke-
ling van het veterinaire onderwijs en het aanzien van de veterinaire weten-
schap, met name in Amerika. Een andere overeenkomst was, dat het werk
van Pasteur op beide geleerden een grote invloed heeft gehad.
Law werd geboren in 1838 in Edinburgh, in de buurt waarvan zijn vader een
landbouwbedrijf had. Na het lagere onderwijs volgde hij de opleiding aan
het \'Veterinary College\' in zijn geboorteplaats, waar hij op negentienjarige leeftijd als beste slaagde.
Hierna vertrok hij om zijn studie te vervolgen naar de \'Écoles vétérinaires\' van Lyon en Alfort.
Daarna keerde hij in 1860 terug naar Edinburgh, waar John Gamgee hem aan het \'Edinburgh New
Veterinary College\' wist te verbinden om les te geven in de veterinaire anatomie, fysiologie en mate-
ria medica. Dit \'College\' was in 1857 opgericht door John Gamgee naast het \'Edinburgh Veterinary
College\', dat onder leiding stond van William Dick. John Gamgee was aanvankelijk werkzaam ge-
weest onder Dick. Na onenigheid had Gamgee echter een eigen school gesticht. In 1861 publiceer-
den John Gamgee en zijn collega James Law
A General and Descriptive Anatomy of Domestic
Animals,
een zeer uitgebreid en degelijk studieboek voorzien van prachtige illustraties.
In 1865 werd de school overgeplaatst naar Londen om daar onder de naam \'Albert Veterinary
College\' voortgezet te worden. Dit liep echter op een teleurstelling uit en Gamgee was al spoedig ge-
dwongen de school op te heffen. Ondertussen had Law ontslag genomen en gesolliciteerd naar de
functie van rector van zijn oude school in Edinburgh alsopvolger van William Dick die in 1866 over-
leden was. Hoewel hij de beste papieren had, is hij niet benoemd, omdat Dick had bepaald, dat hij niet
opgevolgd mocht worden door iemand, die in relatie stond met zijn \'vijand\' Gamgee. Law is daarna met zijn gezin naar
Ierland vertrokken om een particuliere praktijk te beginnen in Belfast.

Ondertussen was Gamgee voor een advies over de bestrijding van runderpest naar Amerika vertrokken. Toen hij hoorde,
dat Ezra Cornell, een gefortuneerd zakenman, een landbouwuniversiteit in Ithaca (NY) wilde stichten en het noodzakelijk
vond. dat daarbij ook een dierenarts werd aangetrokken, stelde Gamgee hem voor om Law te benaderen. Dankzij de voor-
spraak van zijn vriend Gamgee werd Law per september 1868 benoeind tot professor aan de Cornell-universiteit. Daannee
werd hij de eerste hoogleraar diergeneeskunde in Amerika.

Hoewel het opzetten van het onderwijs en onderzoek veel van zijn tijd in beslag nam, zag Law kans om een boek te schrij-
ven, niet alleen ten behoeve van zijn studenten, maar ook voor veehouders. Dit boek, getiteld
The farmer\'s veterinaiy ad-
viser. A guide to the prevention and treatment of diseases in domestic animals
waarin alle wetenschappelijke terminologie
vermeden was, verscheen in 1876; het beleefde vijftien edities.

Law was een uitstekend spreker zodat zijn colleges goed werden bezocht. Het onderwijs voor de veterinaire studenten be-
stond uit een basisopleiding, die na vier jaar de titel van bachelor (BVS) opleverde en een vervolgopleiding voor de ineer
begaafde studenten van twee jaar met als uitzicht de titel van doctor (DVM). In 1876 was het Daniel Elmer Salmon, die als
eerste in de Verenigde Staten van Amerika de titel DVM verwierf

De omstandigheden, waaronder onderzoek gedaan moest worden, waren nog zeer primitief Zo was er één microscoop be-
schikbaar, die het persoonlijk eigendom was van Law. Het was nog een geschenk dat hij in 1862 van zijn studenten in
Edinburgh gekregen had.

Toen Law de melk die de melkman had geleverd en die enigszins draderig was, nader microscopisch onderzocht, vond hij
levende organisinen. Dezelfde organismen zag hij in het drinkwater van die koeien alsook in hun bloed. In een nadere stu-
die wees hij op het gevaar van epidemieën door het gebruik van melk, afkomstig van koeien die besmet drinkwater hadden
genuttigd.

In 1879 kreeg Law het verzoek van de voorzitter van de \'National Board of Health\' om te adviseren hoe het toezicht op de
hygiëne van huisdieren moest worden georganiseerd. In zijn rapport, in 1880 gepubliceerd in de
American Veterinär}\'
Review,
maakte Law een onderscheid tussen dierziekten die op mensen overdraagbaar zijn en die tot het werkgebied van de
\'Health Board\' behoren en ziekten die niet voor mensen besmettelijk zijn maar wel van dier op dier overgaan. Omdat deze
laatste groep een grote bedreiging voor de agrarische economie vormt, is hun preventie en uitroeiing van het grootste be-
lang voor de nationale welvaart.

In 1983 heeft prof James Steele in zijn aan Cornell University gehouden \'James Law Lecture\' de opvattingen van Law uit

-ocr page 177-

1879 over malleus, rabies, miltvuur en tuberculose met de huidige vergeleken waarbij bleek welk
een scherp inzicht Law inzake deze materie reeds bezat. Ook zijn adviezen over de bestrijding ge-
tuigen ervan dat hij zijn tijd ver vooruit was.

In een rapport vermeldde Law, dat op Amerikaanse rundveebedrijven omstreeks 1883 geen mkz
voorkwam, behalve op een beslag, waar kort ervoor runderen uit Engeland waren geïmporteerd.
Zijn advies was om deze runderen geïsoleerd te houden, totdat de ziekte was uitgewoed. Toen hij ge-
confronteerd werd met het feit, dat twee scheepsladingen met runderen vanuit Amerika in Engeland
waren gearriveerd en toen leden aan mkz, kon hij bewijzen dat de schepen niet of onvoldoende ge-
desinfecteerd waren. De runderen waren gezond aan boord gegaan en waren tijdens de reis besmet.
In Chicago hield hij in 1884 een voordracht over besmettelijke veeziekten, met name over Texas fe-
ver (babesiosis), longziekte, tbc en malleus. Hij sloot af met de conclusie dat bij de uitbraak van een
besmettelijke veeziekte de bestrijding ervan de taak van de nationale overheid zou dienen te zijn. Hij
adviseerde om in iedere staat een dierenarts in overheidsdienst te benoemen met als taak uitbraken
van besmettelijke veeziekten te signaleren en de dieren, die in het betreffende ambtsgebied inge-
voerd werden, nauwlettend te observeren.

In een voordracht in 1893 voor de \'State Agricultural Society\', getiteld A higher veterinary educa-
tion, essential to the maintenance and improvement of our life stock, to our soil fertility, our foreign
markets and public health,
bepleitte hij de oprichting van een nationaal en zelfstandig veterinair op-
leidingsinstituut in plaats van afzonderlijke leerstoelen aan landbouwscholen. Jarenlang heeft Law
zich ingezet voor een zulk een instelling en ten langen leste werd op 21 maart 1894 door de gouver-
neur van de staat New York goedkeuring verleend aan een plan om onder de vlag van de Cornell
Universiteit in Ithaca een State Veterinary College te stichten. De kosten werden begroot op
$ 50.000,-. Het imposante gebouw (later bekend onder de naam \'James Law Hall\') werd in 1897 in
gebruik genomen. Zelfstandig veterinair onderwijs gaf de mogelijkheid om hogere eisen te stellen
aan de opleiding en aan de studenten. De ongekend grote inzet van James Law heeft krachtig bijge-
dragen aan de kwaliteit en het aanzien van de veterinaire beroepsgroep in Amerika.
Na een periode van veertig jaar aan de Cornell Universiteit ging Law in 1908 met pensioen. Hij is in
1921 overleden.

Geraadpleegde literatuur:

- Dunlop RH, and Williams DJ. Veterinary medicine; An illustrated history. (St Louis 1996): 348, 520,651,654

- Eby CH. James Law, 1838-1921. Modern veterinary practice, 1959; 40:40-9

- Leonard EP. A Cornell heritage, veterinary medicine 1H6H-190H (New York 1979)

- Leonard ER In the James Law tradition. 1908-1948 (New York 1982)

- Mathijsen A en Oldenkamp EP Voorgangers, nr. 29 (W. Dick), nr. 39 (J. Gamgee), nr. 49 (A.F, Liautard). Tijdschr
Diergeneeskd
1998; 123: 508-9,2000; 125: 388-9,2002; 127: 700-1

- Steele JH. Zoonoses 1879-1983: An update of James Law\'s report on diseases of animals. Vet. Heritage, lOOO, 23: 14-20.

Deze rubriek wordt verzorgd door leden van het Veterinair Historisch Genootschap.

A. Mathijsen en E.P. Oldenkamp

-ocr page 178-

Bevalt het...

Een West Highland White Terriër bevalt om twee uur \'s nachts
van één pup. De eigenares zit naast de werpkist en wacht.. .en
wacht... en wacht... maar het wordt een lange nacht. Om ze-
ven uur de volgende ochtend komt er een vruchtblaas uit het
geboortekanaal. De hond perst, maar de geboorte
zet niet door Na bijna drie uur vruchteloos
persen belt de eigenares de dierenarts-
praktijk. Het lijkt de assistente die
telefoon aanneemt een duidelijke
zaak: de eigenaar moet zo snel
mogelijk met de hond naar de
praktijk komen voor een kei-
zersnede. De eigenares is dan
ook enigszins verbaasd dat
de dierenarts de persende
moederhond alleen een in-
jectie met oxytocine geeft
cn meldt dat ze maar terug
moet komen voor een kei-
zersnede als de injectie na
enkele uren geen effect
heeft. Aldus geschiedde: bij
de twee uur later uitgevoerde
keizersnede wordt de moeder-
hond verlost van één dode pup,
die er verder voldragen uitziet.

...of niet?

De eigenares is boos, niet alleen omdat vol-
gens haar de pup nog in leven had kunnen zijn als
de dierenarts eerder een keizersnede had uitgevoerd, maar
ook omdat het belastend is geweest voor de moederhond en de
levende pup om twee keer naar de praktijk te moeten komen.
Bovendien had de assistente al de eerste keer gezegd dat ze
langs moest komen voor een keizersnede. Naderhand heeft ze
een andere dierenarts gevraagd naar zijn mening, die luidde dat
ingrijpen is geboden als de geboorte een half uur na het toedie-
nen van een weeënopwekkend middel niet op gang is geko-
men. Ze belt eens met \'Utrecht\' voor meer informatie, en hoort
daar dat er een half uur na het toedienen van oxytocine in ieder
geval moet worden gecontroleerd of er enig effect is. Als er
geen effect is kan opnieuw oxytocine worden gegeven en dan
na een half uur een keizersnede worden verricht. Al met al bete-
kent dat een uur wachttijd na de eerste injectie met oxytocine.

Vertrouwen...

De behandelend dierenarts heeft de hond na de eerste injec-
tie naar huis gestuurd omdat de bevalling in een vertrouwde
omgeving mogelijk sneller op gang zou komen. Naar eigen
zeggen heeft ze een termijn van twee uur genoemd waarna
moest worden ingegrepen. Ook zij belt met de faculteit in
Utrecht, waar ze met dezelfde dierenarts spreekt als de eige-
naar Aan haar vertelt deze dat de eigenaar te lang heeft ge-
wacht met hulp zoeken na de geboorte van de eerste pup.
Zelf zou hij één uur na het toedienen van oxytocine hebben
ingegrepen, in plaats van twee uur. De kans dat de pup in die
laatste twee uur is overleden acht hij klein.

....of niet?

Het Tuchtcollege buigt zich eerst over de vraag
wat de dierenarts had moeten doen naar aan-
leiding van de mededeling van de as-
sistente aan de eigenares dat zij langs
moest komen voor een keizer-
snede. Volgens het Tuchtcollege
is een dierenarts niet gebonden
aan de telefonische medede-
ling van een assistente. Uit
praktijktechnisch oogpunt
is dat een begrijpelijk
standpunt; uiteindelijk be-
slist de dierenarts wat er
moet gebeuren, en niet de
assistente. Aan de andere
kant is het niet geheel on-
denkbaar dat een dierenarts
verantwoordelijk wordt ge-
houden voor het doen en la-
ten van de assistente, gezien
andere uitspraken waarin die-
renartsen verantwoordelijk wor-
den gehouden voor de volledige
praktijkvoering.

De discussie over de assistente neemt hier echter
geen grote plaats in. Centraal staat de vraag in hoeverre de
dierenarts veterinair verantwoord heeft gehandeld door na
het toedienen van oxytocine meer dan twee uur te wachten
voordat verder werd ingegrepen. In weerwil van vorige uit-
spraken, waarin zeer kritisch werd opgetreden tegen dieren-
artsen die laks waren bij een dier in barensnood, vindt het
Tuchtcollege dat de dierenarts wel lang heeft gewacht, maar
niet zó lang dat sprake is van een tuchtrechtelijk vergrijp.
Het staat ook niet vast dat de pup door deze lange wachttijd
is overleden, het zou best kunnen dat dat al eerder is gebeurd.
De klacht wordt ongegrond verklaard en de dierenarts kan
opgelucht naar huis. Of een wachttijd van twee uur uit dier-
geneeskundig oogpunt wenselijk is, laat ik graag aan u
over...

-ocr page 179-

Inleiding

Laboratoria bepalen de hoeveelheid
calcium (Ca) in het serum meestal als
\'totaal Ca\'. De concentratie van het to-
tale serumcalcium bestaat uit geïoni-
seerd Ca, complexgebonden Ca en ei-
witgebonden Ca. Doorgaans spreekt
men van een hypercalciëmie indien
het totaal Ca-gehalte bij de hond > 3
mmol/1 en bij de kat > 2,6 mmol/1 is. Men gaat er daarbij vanuit
dat de concentratie totaal Ca evenredig is aan de concentratie ge-
ïoniseerd calcium. Dat is echter niet altijd het geval.

Ceïoniseerd versus totaal calcium

Het geïoniseerde serum Ca is belangrijker voor dia-
gnostiek en pathogenese van hypercalciëmie dan het to-
taal serum Ca. De verhouding totaal Ca/geïoniseerd Ca is
onder andere afhankelijk van de albumineconcentratie, de
zuurstofconcentratie en de pH van het bloed.

De concentraties totaal Ca en geïoniseerd Ca zijn bij gezonde
katten lager dan bij gezonde honden. Het geïoniseerd Ca
vormt bij gezonde dieren ongeveer vijftig a zestig procent van
het totaal Ca in het serum. Bij zieke dieren is deze verhouding
dikwijls verstoord en kan het geïoniseerde Ca-gehalte dus niet
meer worden voorspeld aan de hand van het totaal Ca-gehalte.
Bij nierpatiënten bijvoorbeeld is het geïoniseerd Ca-gehalte
vaak aanzienlijk lager dan op grond van genoemde verhou-
ding zou worden verwacht, of het totaal Ca-gehalte nu nor-
maal, hoog, of laag is. Patiënten met een hypoalbuminemie,
waarbij de zogenaamd \'gecorrigeerde\' Ca-spiegel normaal is,
kunnen best te weinig geïoniseerd Ca in hun bloed hebben.
Ook bij dieren met een metabole acidose stijgt de fractie geïo-
niseerd Ca onevenredig ten gevolge van een verschuiving van
het evenwicht tussen geïoniseerd en eiwitgebonden Ca. Bij
patiënten met dergelijke afwijkingen en bij hypercalciëmie in
het algemeen, levert bepaling van het geïoniseerde Ca-gehalte
daarom vaak nuttige aanvullende informatie op. Omdat de
hoeveelheid geïoniseerd Ca pH-afhankelijk is en wordt beïn-
vloed door blootstelling aan zuurstof, moeten voor deze bepa-
ling de bloedmonsters anaëroob worden verzameld, verstuurd
en behandeld. Directe verwerking garandeert natuuriijk de
nauwkeurigste uitkomsten maar indien de monsters anaëroob
zijn verzameld heeft bewaring bij kamertemperatuur of bij
4°C gedurende 72 uur geen merkbare invloed op de concentra-
tie geïoniseerd Ca.

Klinische symptomen van hypercalciëmie.

Een geringe stijging van het geïoniseerde Ca-gehalte kan de
fysiologie al nadelig beïnvloeden, terwijl omstandigheden

* Oorspmnkelijke litel: Disorders of Hypercalcemia. Uil: Proceedings of The I9th
Annual Veterinary Medical Forum. American College of Veterinary Internal
Medicine (ACVIM). Denver 2001. pp 670-671.

Vertaling en bewerking door dr R.J. Slappendel met medewerking van dr H.S.
Kooistra. specialisten Interne geneeskunde.

Uite
voord
praktij

Symptomen van hypercalciëmie:

Braken
Obstipatie
Arithmiën
Toevallen

Urolithiasis/nefrocalcinosis

waarbij het totaal Ca wel maar het geïoniseerde Ca niet is
verhoogd, doorgaans geen schadelijke gevolgen hebben.
Bepalen van het geïoniseerde Ca gehalte is dus uitermate be-
langrijk. Dit temeer omdat er ook een wisselwerking bestaat
tussen het geïoniseerde Ca en het fosfaat.
Hoge gehaltes van geïoniseerde Ca en fosfaat in het bloed
geven vaak aanleiding tot ernstige, met een verstoorde mine-
ralisatie samenhangende, beschadiging van de weefsels.
Hypercalciëmie kan schadelijk zijn voor alle weefsels maar
in het bijzonder voor de nieren, het zenuwstelsel en het car-
diovasculaire systeem.

Dieren met een totaal Ca-gehalte > 3,7 mmol/1 zullen
meestal al algemene ziekteverschijnselen vertonen terwijl
dieren met een waarde > 4.5 mmol/1 ernstig ziek zijn.
Polyurie en polydipsie vormen bij de hond de meest voorko-
mende ziekteverschijnselen, maar anorexie, sloomheid,
zwakte, braken en verstopping zijn bij honden en katten met
hypercalciëmie ook vaak aanwezig. Minder frequent zijn
aritmieën, toevallen cn spiertrekkingen. Een zich snelont-
wikkelende ernstige hypercalciëmie (hypervitaminose D)
kan dodelijk zijn.

Differentieel diagnose van hypercalciëmie

Hypercalciëmie kan I) van voorbijgaande aard en (meestal)
zonder gevolgen zijn, 2) blijvend en (incidenteel) toch zon-
der gevolgen zijn, of 3) blijvend en pathologisch zijn. Bij
persisterende pathologische hypercalciëmie is frequent
sprake van een maligniteit.

Niet-pathologische omstandigheden die hypercalciëmie
suggereren zijn monstername bij een niet-nuchter dier (ge-
ringe stijging), hogere \'normaal\'waarden bij jonge dieren in
de groei, laboratoriumfouten en, zelden, lipemie of contami-
natie van het monster of de reageerbuis met een schoon-
maakmiddel. Oorzaken van een voorbijgaande hypercalcië-
mie, die op zichzelf geen gevolgen hoeven te hebben,
betreffen hemoconcentratie, hyperproteïnemie, hypoadreno-
corticisme en onderkoeling.

Ziekten veroorzaken persisterend pathologische hypercalci-
ëmie doordat het calcium daarbij versterkt wordt geresor-
beerd uit de botten, verminderd wordt uitgescheiden via de
nieren, verhoogd wordt geabsorbeerd in het maagdarmka-
naal, sterker wordt gebonden aan serumeiwit, versterkt com-
plexeert in het bloed of door combinaties van deze gebeurte-
nissen.

Om de talrijke pathologische oorzaken van hypercalciëmie
snel te kunnen recapituleren wordt wel gebruik gemaakt van
een ezelsbruggetje, namelijk het eponiem HARDION:

Polyurie/polydipsie
Anorexie
Sloomheid
Zwakte

Spiertrekkingen

Hypercalciëmie bij hond en kat""\'

DennisJ. Chew, Larry A. Nagode, and Patricia A. Schencl(.

-ocr page 180-

Differentieel diagnose van hypercalciëmie

Pseiidohypercalciëmie

- niet gevast

-jong dier in de groei

- lipemie

- laboratoriumfout

Tijdelijke hypercalciëmie

- hemoconcentratie

- hyperproteïnemie

- hypoadrenocorticisme

Genuine pathologische hypercalciëmie

- hyperparathyreoïdie (primair en tertiair)

- hypoadrenocorticisme

- nierlijden

- vitamine D-intoxicatie

- osteolyse

- neoplasie

- granulomateuze aandoeningen

- ideopatisch

- overige

H = hyperparathyreoïdie (primair en tertiair); A = ziekte van
Addison; R = renal disease; D = vitamine D-vergiftiging; 1 =
idiopathisch (voornamelijk katten); O = osteolytisch (immo-
bilisatie, osteomyelitis) en N = neoplasie.
Neoplasieën die met hypercalciëmie gepaard kunnen gaan,
betreffen carcinomen van allerlei organen maar in de eerste
plaats het apocriene anaalzakcarcinoom en het maligne lym-
foom. Meer sporadisch kunnen nog talrijke andere neopla-
sieën van het bloed en de bloedvormende organen vergezeld
gaan van hypercalciëmie. Vitamine D-intoxicatie kan het ge-
volg zijn van een te hoge dosering vitamine D3, blootstelling
aan rattengif met cholecalciferol of gebruik van antipsoria-
sismiddelen. Hypercalciëmie kan ook berusten op granulo-
mateuze aandoeningen zoals schimmel infecties, dermatitis,
panniculitis of een granuloom op een injectieplaats.
Niet-tumoreuze skeletaandoeningen die met hypercalciëmie
gepaard kunnen gaan zijn osteomyelitis (bacterieel/myco-
tisch), hypertrofische osteodystrofie en osteoporosis door
immobilisatie. Tenslotte kan hypercalciëmie ook worden
veroorzaakt door overdadig gebruik van intestinale fosfaat-
binders of overmatige toevoeging van calcium aan het dieet,
hypervitaminose A, thiazide diuretica, acromegalic, thyro-
toxicosis en blootstelling aan aluminium.
Bij de hond zijn neoplasieën de meest voorkomende oorzaak
van hypercalciëmie, gevolgd door hypoadrenocorticisme, pri-
maire hyperparathyreoïdie en chronisch nierfalen. Ongeveer
zeventig procent van de honden met een hypercalciëmie heeft
uremie, alhoewel dit bij dieren met hyperparathyreoïdie min-
der vaak voorkomt.

Bij katten hangt hypercalciëmie vaak (38%) samen met nier-
falen. Neoplasie komt bij katten op de tweede plaats. Van
deze groep heeft 33 procent maligne lymfoom en 33 procent
plaveiselcelcarcinoom. Bij de resterende groep katten met
hypercalciëmie ten gevolge van een neoplasie worden vooral
leukemie, osteosarcomen, fibrosarcomen, ongedifferenti-
eerde sarcomen en het bronchiaal carcinoom aangetroffen.
Bij ongeveer vijftien procent van de katten met een hypercal-
ciëmie wordt urolithiasis door calciumoxalaat gediagnosti-
ceerd. Het aantal katten met hypercalciëmie door onopge-
helderde oorzaak (idiopathische hypercalciëmie) neemt toe.
Het totaal Ca-gehalte kan maanden en zelfs langer dan een
jaar verhoogd zijn zonder duidelijke klinische symptomen.
Het geïoniseerde Ca-gehalte is verhoogd, soms buiten pro-
porties vergeleken met de verhoging van het totale Ca-ge-
halte. Röntgenfoto\'s van het abdomen of echografie van de
nieren kan het beeld van nefrocalcinosis te zien geven, maar
gewoonlijk is de nierfunctie aanvankelijk normaal, te oorde-
len naar het plasma-ureum en kreatininegehalte. Uiteindelijk
ontwikkelt zich bij de meeste van deze katten echter toch
chronisch nierfalen. Een therapie met prednison resulteert
bij sommige katten in langdurige daling van het geïoni-
seerde en totaal Ca-gehalte.

Therapie van hypercalciëmie

Of het instellen van een agressieve, direct op de hypercalcië-
mie gerichte therapie noodzakelijk is, hangt vooral van de
ernst van de klinische verschijnselen af en niet van de hoogte
van de hypercalciëmie. De snelheid waarmee de hypercal-
ciëmie zich ontwikkelt speelt wel een rol bij de besluitvor-
ming, want een snel stijgende calciumspiegel rechtvaardigt
agressiever ingrijpen. Helaas bestaat voor de beslissing wel
of niet agressief behandelen geen absolute waarde van het
calciumgehalte in het bloed, die als richtlijn gebruikt zou
kunnen worden.

De definitieve therapie voor hypercalciëmie bestaat uit het
verwijderen van de primaire oorzaak maar dit is niet altijd di-
rect mogelijk. Bij veel dieren met een pathologische hyper-
calciëmie kan wel vlug een primaire kwaadaardige aandoe-
ning worden vastgesteld maar is snelle behandeling
onmogelijk. Totale verwijdering van solitaire tumoren zal de
hypercalciëmie doen verdwijnen en bij dieren met gemeta-
staseerde tumoren, multicentrische tumoren of niet operatief
te verwijderen primaire maligniteiten, kan de invloed van de
tumor en de hypercalciëmie worden verminderd via chemo-
therapie, bestraling en/of immuuntherapie. Ondersteunende
behandeling is vaak noodzakelijk om de concentratie cal-
cium in het bloed tot minder toxische niveaus te doen dalen.
Helaas bestaat er geen uniek behandelingsprotocol dat stee-
vast effectief is voor alle oorzaken van hypercalciëmie. De
behandelingsstrategie dient derhalve voor elke patiënt te
worden aangepast.

Therapieën van hypercalciëmie

- primaire oorzaak bestrijden

- parenterale vloeistoftoediening

- diuretica

- natriutnbicarbonaat

- kaliumsuppletie

- glucocorticoïden

- overige

Ernstige acute hypercalciëmie kan dodelijk zijn en dient
direct te worden behandeld onder intensieve monitoring
van serum calcium, natrium en kalium.

Parenterale vloeistoftoediening, furosemide, natriumbicar-
bonaat, glucocorticosteroïden of combinaties van deze be-
handelingen zullen bij de meeste dieren met hypercalciëmie
de concentratie calcium in het bloed effectief verlagen. Eerste
oogmerk van vloeistoftherapie is de dehydratie op te heffen.

-ocr page 181-

want bloedindikking draagt bij aan liet verhogen van de con-
centratie geïoniseerde Ca. Een fysiologische zoutoplossing
(0,9% NaCl) is de beste vloeistof om het te lage intravascu-
laire volume te corrigeren en dit vervolgens enigszins te
vergroten. Kaliumsuppletie is dikwijls nodig om het kalium-
gehalte constant te houden gedurende langdurige vloeistof-
toediening. Furosemide (Lasix®) is na rehydratie en volume-
expansie de belangrijkste behandeling van persisterende
hypercalciëmie. Furosemide (startdosering 5 mg/kg IV) kan
helpen het bloed Ca-gehalte acuut te verlagen met maximaal
ongeveer 0,7 - 1,0 mmol/1. Minder agressieve toediening kan
effectief zijn in combinatie met andere behandelingsmetho-
den of bij langdurige behandeling. Glucocorticoïden kunnen
significant bijdragen aan het verminderen van een persiste-
rende hypercalciëmie bij patiënten met maligne lymfoom
(cytolyse), multipel myeloma, hypoadrenocorticisme, hyper-
vitaminosis D, en granulomateuze aandoeningen, maar heb-
ben weinig of geen effect bij andere oorzaken van hypercalci-
ëmie. Steroiden oefenen hun invloed voornamelijk uit via
vermindering van botresorptie, afname van de intestinale
absorptie van calcium, en via toename van de renale calciu-
muitscheiding. Cortico\'s kunnen beter niet worden toege-
diend vóór de definitieve diagnose is gesteld.

Dikwijls is het nodig ook andere therapievormen toe te pas-
sen. Bifosfonaten kunnen helpen het Ca-gehalte te verlagen.
Etidronaat (Didronel-EHDP) is een eerste generatie bifosfo-
naat dat bij orale toediening niet goed geabsorbeerd wordt,
maar toch wel nuttige effecten kan hebben. Pamidronaat en
risedronaat zijn bifosfonaten van een nieuwe generatie die
beter geresorbeerd worden, maar ze zijn veterinair nog niet
vaak toegepast. Calcitonine is een antidoot voor cholecalcife-
rol (in rattengif) maar kan ook nuttig zijn indien door een an-
dere Pathogenese botresorptie de belangrijkste oorzaak van
de hypercalciëmie is. Infusies met natriumbicarbonaat kun-
nen worden toegediend in geval van een hypercalciëmische
crisis (arythmieën, ernstige depressie, acuut nierfalen) die
niet op andere behandelingen heeft gereageerd. Mithra-
mycine is ook in staat de concentratie calcium in het bloed ge-
durende enkele dagen te verlagen maar men dient uiterste
voorzichtigheid in acht te nemen, het op de juiste manier, ver-
spreid over meerdere uren en in lage dosering (per infuus),
toe te dienen om de toxische werking op lever en nieren te mi-
nimaliseren. Calciumarme diëten zullen alleen een aanmer-
kelijke veriaging van het calciumgehalte in het bloed bewerk-
stelligen indien de hypercalciëmie berust op de werking van
een overdadige hoeveelheid vitamine D-metabolieten.

Rectificatie

In hetTijdschrift voor Diergeneeskunde van 15 augustus 2003 is op pagina 487 in tabel 2 van het artikel \'Houdbaar na aan-
prikken?\' een fout geslopen.

In tabel 2 is ten onrechte het product Sedamun 2% - NL 2605 van Eurovet Nederland BV opgenomen. Sinds februari 2003
heeft Eurovet Nederiand BV een nieuwe registratie van het product Sedamun. Dit registratienummer is REG NL 10084 en
deze registratie heeft een houdbaarheid na aanprikken van 28 dagen. Vanaf april is dit product ook zo op de markt.

Overzicht studenten referaten

Het overzicht van de studentenreferaten is op te vragen via de archivaris van de KNMvD. Heeft u interesse in een overzicht van
de studentenreferaten? Deze lijst is alleen per e-mail beschikbaar en opvraagbaar via het bestelformulier KNMvD (zie
www.knmvd.nl).

Onderzoek gevolgen MKZ voor praktiserende dierenarts

Binnenkort wordt een onderzoek
gehouden onder een aantal prakti-
serende dierenartsen in de land-
Ij^ffllWWW bouwhuisdierensector die via hun
I praktijk betrokken zijn geweest bij

ide MKZ-uitbraak. Het onderzoek
vindt plaats als afstudeerproject
van Annette Drijfhout, dierenarts
en student psychologie aan de
Universiteit Utrecht. De KNMvD ondersteunt dit initiatief
van harte en stelt uw medewerking aan dit onderzoek zeer

op prijs. De vraagstelling zal zich richten op de gevolgen
van het meemaken van deze crisis voor het persoonlijk wel-
bevinden, via een (geanonimiseerde) schriftelijke vragen-
lijst. Daarnaast zal zij de betrokkenen uitnodigen om in een
enigszins gestructureerd interview verder in te gaan op on-
der andere persoonlijke ervaringen. In dit gesprek wordt on-
der meer de kans geboden om aan te geven welke verwach-
tingen of tips men heeft met betrekking tot een mogelijke
ondersteunende rol van de KNMvD in dergelijke crises.
Bevindingen zullen anoniem worden verwerkt en alle gege-
vens vertrouwelijk behandeld.

-ocr page 182-

Mutaties in diergeneesmiddelenregistraties juni 2003

Deze gegevens zijn opgesteld door de Apotlneek van de Faculteit der Diergeneeskunde om te voorzien in de vraag naar gemakkelijk toegankelijke,
niet administratieve gegevens over gewijzigde registraties van diergeneesmiddelen. De gegevens zijn een selectie uit de maandelijkse informatie
van het Bureau Registratie Diergeneesmiddelen. Voor details over de genoemde wijzigingen verwijzen wij u naar www.agro.brd.nl of naar
wv™.vet.uu.nl/vgr Het tijdschrift noch de Apotheek aanvaarden aansprakelijkheid voortkomend uit gebruik van deze gegevens.

nieuwe registraties

Advantage 40 voor honden Par

RegNI 10068

Advantage 100 voor honden Par

RegNI 10069

Advantage 250 voor honden Par

RegNI 10070

Advantage 400 voor honden Par

RegNI 10071

Advantage 40 voor katten Par

RegNI 10072

Advantage 80 voor katten Par

RegNI 10073

Clavoral 50/12,5 smakelijke tab.

RegNI 10085

Clavoral 250/62,5 smakelijke tab.

RegNI 10086

Clavoral 500/12,5 smakelijke tab.

RegNI 10087

Domosedan

RegNI 10131

Ecomectin cattle pour-on

RegNI 9991

Flubenol 5%

RegNI 9556

Isoba-Vet.

RegNI10096

Lincospectin premix

RegNI9708

Lincospectin pro injectione

RegNI9825

Mansonil lintworm

RegNI 10132

Milbemax

RegNI10090

Milbemax

RegNI 10091

Milbemax

RegNI10092

Milbemax

RegNI 10093

Mypravac suis

RegNI 10063

Rimadyl smakelijke tab. 20 mg

RegNI 10021

Rimadyl smakleijke tab. 50 mg

RegNI10022

Rimadyl smakelijke tab. 100 mg

RegNI 10023

Rimadyl-cattle 50 mg/ml (UDD)

RegNI 10078

Rimadyl-Cattle 50 mg/ml (UDA)

RegNI 10130

vervallen registraties

ingangsdatum

Percutin

RegNI2999

01-01-2004

Praxavet OTC-LA

RegNI 8329

01-01-2004

PraxavetTMPS-IV

RegNI 8331

01-01-2004

Praxavet OTC-10

RegNI8976

01-01-2004

Lactacure

RegNI 9019

01-01-2004

Cortalone

RegNI 9577

01-01-2004

gewijzigde registraties

aard van wijziging

oud

nieuw

RegNI 5893

Houdbaarheid

"Kunststofflacon twee
jaar, indien bewaard bij
kamertemperatuur (15-25
graden Celsius) en
droog. Aluminium-kunst-
stofblister: vijf maanden,
indien bewaard kamer-
temperatuur (15-25 gra-
den Celsius) en droog."

"Kunststofflacon; twee jaar,
indien niet boven de 25 gra-
den Celsius bewaard (niet in
de koelkast - bewaren of in-
vriezen, beschermen tegen
vorst);Aluminium kunststof
blisterverpakking: drie jaar,
indien niet boven de 25 gra-
den Celsius bewaard (niet in
de koelkast bewaren of in-
vriezen, beschermen tegen
vorst)."

1

- "bewaren of invriezen, beschermen tegen vorst);"
-Aluminium-kunststofblisterverpakking: driejaar, indien niet
boven de 25 graden bewaard (niet in de koelkast bewaren of
invriezen, beschermen tegen vorst)."

MERIAL

-ocr page 183-

Mastitis is al jaren één van de
meest voorkomende ziekten op
melkveebedrijven in Nederland.
Mastitis kan veroorzaakt worden
door diverse pathogenen en ieder
pathogeen heeft specifieke eigen-
schappen. Diverse onderzoeken
van de afgelopen jaren hebben
hierin nieuwe inzichten gegeven,
waaronder ook twee promotie-
onderzoeken van collega drs. Esther Kornalijnslijper en ir.
Yvette de Haas. Op 9 oktober 2003 verdedigt Esther in
Utrecht haar onderzoek naar hoogproductieve melkkoeien
en
Escherichia coli mastitis, en op 10 oktober verdedigt
Yvette in Wageningen haar onderzoek naar celgetalpatro-
nen. Deze twee én andere onderzoeken zullen tijdens een
mastitisseminar op 7 oktober 2003 worden toegelicht.

Mastitisseminar

Het ochtendprogramma van dit seminar staat in het teken van
de vergelijking tussen mastitisonderzoek in Amerika en
Nederiand, de economische aspecten van mastitis, het gebruik
van het MelkProductieRegistratie-formulier bij de mastitispre-
ventie, en de speenconditie. In de middag zal dieper ingegaan
worden op pathogeen-specifieke klinische mastitis. De diverse
sprekers zijn afkomstig uit Cornell University (collegae
dr. Y.H. Schukken en dr. R.N. Zadoks), de NRS, de Gezond-
heidsdienst (onder andere collega dr. J. Sol), Wageningen
Universiteit en de Animal Sciences Group. Het seminar zal ge-
houden worden in het auditorium van de Animal Sciences
Group aan de Edelhertweg 15, te Lelystad. We nodigen u van
harte uit om deze dag bij te wonen. De kosten voor deze dag be-
dragen € 35,-. Aanmelden is mogelijk door vóór 3 oktober te
bellen of mailen naar Yvette de Haas (telefoon (0320) 238265;
e-mail: Yvette.deHaas@wur.nl).

Waar wil ik heen met mijn dierenartsenpraktijk?

Waar wil ik heen met mijn dierenartsenpraktijk? En hoe
kan ik mijn doelstellingen bereiken? Een effectief hulp-
middel hierbij is de \'Balanced Score Card\': een modern
managementinstrument waarmee op een gestructureerde
manier een strategie kan worden vertaald in concrete ac-
tiviteiten. Doordat de voortgang meetbaar wordt houdt u
de touwtjes stevig in handen. Naast de flnanciële worden
ook de niet-financiële doelen van uw praktijk in het geheel
betrokken en wordt de onderlinge samenhang zichtbaar.

Trainer/coach drs. Rob Veerman van Aviso Advies, Coaching
& Training heeft een cursus ontwikkeld die u, stap voor stap,
leert zelfstandig een eerste BSC op te zetten voor de eigen
praktijk. Deze cursus is, in samenwerking met dierenarts en
zelfstandig adviseur drs. Diana van Houten, speciaal ontwik-
keld voor dierenartsenpraktijken.

Er zijn twee mogelijkheden om de training te volgen, op
woensdag 8 oktober of op vrijdag 31 oktober, in de omgeving
van Utrecht. Het aantal deelnemers is beperkt tot minimaal
twaalf, maximaal twintig. De kosten bedragen € 460 (exclu-
sief BTW). De kosten zijn inclusief koffie/thee, een uitge-
breide lunch en een borrel tot besluit. Behalve een uitgebreide
syllabus ontvangt u ook een exemplaar van het praktische
handboek \'Het ondernemingsplan en de balanced score card\'
van A.P. Dreimüller. Accreditatie bij de TCG in aanvraag.
Nadere informatie en een aanmeldingsformulier kunt u ver-
krijgen bij Diana van Houten op 0346 556644 (tel), 0346
579018 (fax) of via d.v.houten(@worldonline.nl. Deze inter-
actieve training is specifiek ontwikkeld voor gezelschapsdie-
renpractici, praktijkmanagers en anderen met een manage-
mentfunctie binnen dierenartsenpraktijken. Door het volgen
ervan zult u beter in staat zijn om, juist in een periode van eco-
nomische teruggang, grip te krijgen en te behouden op de ver-
dere groei van uw praktijk.

Praktische Hämatologie bei Hund und Katze

Reinhard Mischke Praxisbibliothek,
Schliitersche GmbH & Co. KG,
Hannover ISBN3-87706-716-6.

Boe
besprekin

Dit boek behandelt de belangrijkste
Ii aspecten van klinische diagnostiek,
" bemonstering, monsterverwerking,
laboratoriumdiagnostiek en therapie
op het gebied van de hematologie

van gezelschapsdieren.

Het 216 bladzijden tellend boekwerk is fraai uitgevoerd in
harde kaft. De tekst is helder en verluchtigd met vele duide-
lijke kleurenfoto\'s, waaronder veel microscopische beelden.
Essentiële zaken, bijvoorbeeld differentieel diagnoses, krij-
gen extra aandacht in de vorm van tabellen.
De auteur heeft vooral aandacht willen besteden aan de pro-
blemen die de gezelschapsdierenpracticus ondervindt bij het
interpreteren van hematologische bevindingen en het kiezen
van een eventueel vervolgonderzoek. Daarin is hij wel ge-
slaagd hoewel het boek niet echt probleem georiënteerd is op-
gezet. Ook noopte de omvang van het boek tot beperkingen.

hetgeen naar mijn mening niet altijd tot een evenwichtige ba-
lans tussen essentiële en meer exotische zaken heeft gevoerd.
Er is bijvoorbeeld onevenredig veel aandacht besteed aan een
zeldzaam ziektebeeld als polycytemie en ook aan zeldzame
vormen van leukemie terwijl de ziekte van von Willebrand,
een frequent voorkomend probleem bij veel hondenrassen,
betrekkelijk summier wordt behandeld. Elk hoofdstuk wordt
afgesloten met een literatuuriijst, maar de tekst bevat geen
verwijzingen naar deze lijst. Dat maakt zoeken moeilijk als je
iets meer over een onderwerp wilt weten. Bedenkelijk vind ik
de presentatie van schema\'s voor de behandeling met cytosta-
tica. Zowel de omgang met deze zeer toxische stoffen als de
behandeling en begeleiding van patiënten die voor een derge-
lijke therapie in aanmerking komen, vereist meer ervaring en
toerusting dan mag worden verwacht van de lezers waarvoor
dit boek is geschreven. Over de risico\'s die cytostatica vor-
men voor patiënt, huisgenoten en behandelend dierenarts
wordt met geen woord gerept! Deze bedenkingen daargela-
ten, kan dit boek zeker een verrijking zijn voor practici die
meer willen dan zich beperken tot een routine bloedonder-
zoekje, mits ze de Duitse taal redelijk machtig zijn.

R.J. Slappendel

-ocr page 184-

Een studente diergeneeskunde die
in de dossiers duikt van een verze-
keringsmaatschappij op zoek naar
mogelijke oorzaken van arbeids-
ongeschiktheid bij dierenartsen.
Een niet alledaags, maar wel zeer
actueel onderwerp voor een onder-
zoeksstage. Wie is die studente en
waarom koos zij hiervoor?

Floor Stembert is 31 jaar,
getrouwd met een marine-
officier en moeder van
een dochter van drie. Ze
woont in Driehuis in
Noord-Holland en stapt
elke ochtend om 6.10 uur
in de trein naar Utrecht.
Ze is in juni 2003 gestart
met haar differentiatie co-
schappen gezelschapsdie-
ren en hoopt in februari
2004 af te studeren als
dierenarts. Ze wil daarna

als practicus gezelschapsdieren aan het werk.
Floor is letterlijk en figuurlijk een bevlogen studente. In
1995 besloot ze, na vier jaar studeren, te stoppen met dierge-
neeskunde. Ze voelde zich erg beperkt in haar vrijheid en
kon zich er niet meer toe zetten om dag in dag uit achter de
boeken te kruipen. Gedurende de drie jaar daarna is ze de
hele wereld overgevlogen als stewardess bij de KLM. "Een
fantastische tijd, ik ben overal geweest en heb veel geleerd.
Elke dag werkte ik met andere mensen, teamwork was erg
belangrijk. Daarnaast was tlink wat doorzettingsvermogen
nodig, want al stond ik soms te tollen op mijn benen, ik
moest doorgaan."

De fysieke belasting vanwege de onregelmatige werktijden,
in combinatie met het gebrek aan mentale uitdaging, waren
voor Floor uiteindelijk de reden om met het vliegen te stop-
pen. "Hoe leuk ik het ook vond, ik zag mezelf dit niet de rest
van mijn leven doen. De keuze tussen stewardess en dieren-
arts was vervolgens snel gemaakt en in 1999 heb ik de studie
weer opgepakt. Mijn betrokkenheid bij andere mensen heeft
zeker meegespeeld bij de keuze voor het onderwerp van mijn
onderzoek."

Een steentje bijdragen aan de oplossing van een groeiend
probleem

In het kader van haar drie maanden durende onderzoeksstage
heeft Floor een dossieronderzoek gedaan naar de oorzaken

Interview

van arbeidsongeschiktheid bij dierenartsen. De conclusies
van dit onderzoek vindt u in de hieropvolgende samenvatting
van haar rapport. Voor het onderzoek heeft ze literatuur-
onderzoek gedaan en bij verzekeraar Movir 250 dossiers
doorgespit van dierenartsen die langer dan drie maanden ar-
beidsongeschikt waren. Waarom koos ze hiervoor?
"Voor mijn doctoraalexamen had ik, in het kader van mijn
keuzevak zoönosen, ook al een (beperkt) literatuuronder-
zoek naar arbeidsongeschiktheid bij dierenartsen gedaan bij
V&V (de vakgroep Volksgezondheid en Voedselveiligheid,
het vroegere VVDO). Alle betrokkenen die ik toen sprak, bij
onder andere de KNMvD en Movir, waren erg enthousiast
dat er aandacht besteed zou worden aan het probleem van de
toenemende arbeidsongeschiktheid onder dierenartsen. Er
kwam een stortvloed van informatie vrij, maar al snel bleek
dat er maar weinig harde cijfers waren over onze beroeps-
groep. Het was duidelijk dat daar wel grote behoefte aan
was, en met mijn onderzoek een jaar later hoopte ik iets bij te
kunnen dragen aan het begin van een mogelijke oplossing
voor dit groeiende probleem."

Tijdens haar (uniforme) co-schappen merkte Floor zelf hoe
moeilijk het is om een evenwicht te vinden tussen thuis en
werk. Ze was benieuwd of de toenemende arbeidsongeschikt-
heid bij dierenartsen iets te maken heeft met de combinatie
werk en kinderen, aangezien er steeds meer vrouwelijke die-
renartsen zijn. Tot haar verrassing blijkt overigens uit het
onderzoek dat die combinatie, in ieder geval in de door haar
onderzochte dossiers, geen enkele rol speelt. "Tenslotte was het
ook niet onbelangrijk dat ik dit onderzoek parttime en gedeel-
telijk thuis kon uitvoeren. De dossiers heb ik op kantoor bij
Movir bekeken, die mochten het pand niet verlaten. Ik kreeg
alle medewerking en heb er een leuke tijd gehad."

Gebruik maken van de kennis van andere vrije beroepers

Het idee voor een verdergaand onderzoek naar de oorzaken
van arbeidsongeschiktheid kwam van haar begeleider dr. L.
Lipman van de hoofdafdeling V&V. Samen met drs. J.B.A.
Loomans van de hoofdafdeling Gezondheidszorg Paard be-
geleidde hij Floor bij haar onderzoek. Na een gesprek met
prof dr. Paul Schnabel van het CBS had Floor een eerste op-
zet gemaakt voor de uitvoering van het onderzoek.
"Er is erg veel te vinden in de literatuur over arbeidsonge-
schiktheid, maar na inlezen bleken de vele gegevens nauwe-
lijks te extrapoleren naar onze beroepsgroep", aldus Floor.
"Toen ik contact opnam met Movir kwam hun verzoek tot
het doen van een dossieronderzoek specifiek in dossiers van
dierenartsen dan ook zeer gelegen. Ik heb elk dossier op een
aantal vaste punten gescreend, zoals geslacht, leeftijd en dif-
ferentiatie. Arbeidsongeschiktheid wordt niet alleen veroor-
zaakt door ongevallen en de fysiek zware werkzaamheden.

Introductie Floor Stembert, bij publicatie van rapport over
haar dossieronderzoek arbeidsongeschiktheid

"We hoeven niet opnieuw het wiel te gaan uitvindenP\'

Lisetta VeMeij

-ocr page 185-

maar ook door de psychische belasting bij het uitoefenen van
ons beroep. Bij tandartsen en huisartsen speelt deze proble-
matiek ook, maar is men al veel verder. Op grond van daar
opgedane kennis heb ik een aantal thema\'s geselecteerd en
de informatie uit elk dossier werd op grond daarvan inge-
deeld."

Floor is overtuigd van het nut van samenwerken met andere
vrije beroepsgroepen. "Ik heb veel contact gehad met prof
dr. M.A.J. Eijkman, die zich al jaren bezighoudt met burn-
out identificatie en preventie bij tandartsen. Hij heeft veel
waardevolle kennis en expertise opgedaan waar wij als die-
renartsen ons voordeel mee kunnen doen. Het zou dom zijn
om opnieuw het wiel uit te gaan vinden als dat al lang en
breed gedaan is!"

Samen zoeken naar een oplossing

Naar aanleiding van het onderzoek van Floor Stembert is een
denktank opgericht die een kader wil schetsen ter preventie
van arbeidsongeschiktheid bij dierenartsen. "Dit probleem is
erg gecompliceerd en vereist samenwerking tussen de be-
roepsgroep, de beroepsorganisatie, de faculteit en de verze-
keringsmaatschappijen om tot oplossingen te komen. Ik
hoopte in ieder geval dat het zou lukken alle belanghebbende
partijen bij elkaar te brengen", aldus Floor. Gezien de druk-
bezochte informatieavond die de KNMvD op 28 mei 2003
organiseerde over dit lastige onderwerp, is ze in die opzet al-
vast geslaagd. Het verslag van die avond kunt u ook terug-
vinden in deze aflevering van het Tijdschrift. De bal is aan
het rollen gebracht, nu is het een zaak van alle dierenartsen
om hem ook in beweging te houden en een oplossing te zoe-
ken voor het groeiende probleem van arbeidsongeschikt-
heid.

Drs. L.C.T. Verkleij is dierenarts en journalist.

Dierenarts: Een gezond beroep?

F.M. Stembert, L.J.A. LipmanenJ.B.A. Loomans

Samenvatting

Uit gegevens verstrekt door de ver-
zekeringsmaatschappij Movir is
gebleken dat dierenartsen vaker ar-
beidsongeschikt zijn dan vergelijk-
bare beroepsgroepen. De aandoe-
ningen die veelal verantwoordelijk
zijn voor deze uitval zijn: klachten
van het bewegingsapparaat, onge-
vallen en psychische klachten. Ten
aanzien van de klachten van het bewegingsapparaat geldt
dat tussen de 51 en 65 jaar verhoudingsgewijs meer dieren-
artsen arbeidsongeschikt zijn. In absolute aantallen speelt
het merendeel van de problemen (bij Movir) in de land-
bouwhuisdierensector. Over de relatieve betekenis en scha-
des bij andere verzekeraars kunnen geen uitspraken ge-
daan worden. De lokalisatie van de klachten is: onderrug,
knieën, schouders, nek en pols/hand.
Ten aanzien van de ongevallen geldt dat veel ongevallen ge-
beuren in de privésituatie, maar dat het hoge percentage
uitval door ongevallen ten opzichte van andere beroeps-
groepen waarschijnlijk wordt veroorzaakt door de be-
roepsgerelateerde ongevallen. Uit de gegevens van Movir
blijkt dat vooral het werken met paarden risicovol is. Er is
echter niet één bepaalde diergeneeskundige handeling als
zeer risicovol te benoemen.

Ten aanzien van de psychische klachten komt hier naar vo-
ren dat er geen verschillen zijn tussen mannen en vrouwen.
Tussen 46 en 65 jaar zijn er verhoudingsgewijs meer die-
renartsen arbeidsongeschikt door burn-out dan bij jongere
leeftijden. In absolute aantallen zijn er meer gezelschaps-
dierenartsen burn-out, over de relatieve betekenis kunnen
geen uitspraken gedaan worden. Er zijn bij Movir evenveel
problemen met burn-out in de eenmanspraktijken als in de
maatschappen. De beroepsomstandigheden die spelen zijn:
te hoge werkdruk, problemen met collega\'s binnen de
maatschap, het draaien van onregelmatige diensten, prak-
tijkvoering organisatorisch en praktijkvoering fmancieel.
De meer persoonlijke thema\'s die een rol spelen bij deze
dierenartsen met burn-out zijn: hoge verwachtingen en ei-
sen, perfectionisme en onzckerheid over eigen kunnen.
Daarnaast spelen in de dossiers vaak ook priveproblemen
een rol.

Uit en voor
de praktijk

Summary

Veterinarian: A healthy profession?

Data of the insurance company Movir reveals thai veterinarians are more
often occupationally disabled compared to other occupations. The causes
for this disability are: problems with the locomotion apparatus, accidents
and psychological problems.

Regarding the complaints of the locomotion apparatus is found that propor-
tionally between 51 and 65 years there are more vets disabled. In ahiolute
numbers the majority of the problems at Movir involves the farm animal vet.
About the relative importance or indemnities of other insurance companies
no statements can be made. The localisation of the affections are: lower
back, knees, shoulders, neck and wrist/hand.

Regarding the accidents is found that a lot of problems happen in the private
situation, hut that the high percentage of disability caused by accidents
compared with other professions is probably caused by the profession relat-
ed accidents. From the numbers of Movir comes forth that especially work-
ing with horses is dangerous, but there is no specific veterinarian skill very
risky. Regarding the psychological problems comes forth that there are no
differences between men and women. Proportionally from 46 years until 65
years there is a higher incidence of burnout then at younger ages. In abso-
lute numbers more companion animal vets are burnout, but no statements
can he made about the relative importance. There is no difference at Movir
between the solopractice and the partnership regarding burnout. The pro-
fessional circumstances playing a role in developing burnout are: a too high
workload, problems with colleagues within the partnership, irregular shifts,
organisation and management andfinancial management. The personal as-
pects of these veterinarians that play a role in burnout are: high expecta-
tions and demands, perfectionism and insecurity about the own abilities. In
many of the files there were also problems within the private situation.

-ocr page 186-

Inleiding

De aanleiding van dit onderzoelc naar arbeidsongesciiiktheid
is de signalering van de verzekeringsmaatschappij Movir, dat
een groot aantal bij haar maatschappij verzekerde dierenart-
sen gedurende het arbeidsproces kortere of langere tijd ar-
beidsongeschikt raakt. De begripsomschrijving van arbeids-
ongeschiktheid, zoals gebruikt door Movir is de volgende:
Van arbeidsongeschiktheid is uitsluitend sprake indien er in
directe relatie tot ziekte of ongeval, objectief medisch vast te
stellen stoornissen bestaan, waardoor de verzekerde voor ten-
minste 25 procent beperkt is om de werkzaamheden verbon-
den aan het in de polis omschreven beroep te verrichten. Dit
aantal blijkt, uit gegevens verstrekt door Movir, hoger te zijn
dan bij andere beroepsgroepen. Daarnaast blijkt het belang
van het onderzoek uit de jaarrede van Ton de Ruiter, voorzit-
ter van de beroepsorganisatie, de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde (KNMvD), dat arbeids-
ongeschiktheid topprioriteit krijgt.

Aan de hand van de cijfers van Movir is te zien dat de aan-
doeningen van het bewegingsapparaat (35%), de ongevallen
(19%) en de psychische klachten (16%) tezamen goed zijn
voor zeventig procent van de nieuwe meldingen van arbeids-
ongeschiktheid. Om meer inzicht te verkrijgen in de oorza-
ken van arbeidsongeschiktheid, is er onderzoek gedaan om
voor alledrie de categorieën te bepalen of er een bepaalde ri-
sicogroep is aan te wijzen op grond van demografische dan
wel praktijkkenmerken. Bij de klachten van het bewegings-
apparaat is daarnaast gekeken naar de lokalisatie van de
klacht en of een bepaalde differentiatie in het beroepsveld
met betrekking tot de lokalisatie van de klacht een verhoogd
risico inhoudt. Ten aanzien van de ongevallen is gekeken of
de hoge uitval ten opzichte van andere beroepsgroepen te
wijten is aan beroepsgerelateerde ongevallen. Daarnaast is
er gekeken of een bepaalde diergeneeskundige handeling of
diersoort-differentiatie als zeer risicovol kan worden aange-
duid. Ten aanzien van de psychische klachten is gekeken
naar de thema\'s die spelen bij de problematiek. Zijn deze
voornamelijk persoonlijke kenmerken of juist beroepsom-
standigheden?

Dit onderzoek dient te worden gezien als een indicatief en
beschouwend onderzoek. Voor verdergaande statistische be-
oordeling is uitbreiding van dit onderzoek noodzakelijk.

Materiaal en methoden

Het onderzoek is gedaan op basis van de dossiers die door
Movir worden aangelegd na melding van arbeidsongeschikt-
heid. De dossiers die zijn onderzocht waren bij Movir eind
juli 2002 lopende en bekend onder de volgende categorieën:

1. Bewegingsapparaat.

2. Ongevallen.

3. Psychische stoornissen.

Bij de dossiers is gekeken naar geslacht, leeftijd en de ver-
streken looptijd van het dossier. Ook de differentiatie van de
dierenarts is bekeken. Indien een dierenarts voor zeventig
procent of meer van de tijd werkt met één bepaalde diersoort,
is hij als werkende met die diersoort ingedeeld (gezelschaps-
dieren, paard, rund, varken of pluimvee). Indien een dieren-
arts voor zeventig procent of meer van de tijd werkt in de
landbouwhuisdierensector, maar niet specifiek met één dier-
soort, is hij ingedeeld bij de landbouwhuisdieren. Indien een
dierenarts werkt in de volgende combinaties: gezelschaps-
dieren en paarden, landbouwhuisdieren en paarden, land-
bouwhuisdieren en gezelschapsdieren of landbouwhuisdie-
ren, paarden en gezelschapsdieren, waarbij hij niet voor
zeventig procent of meer van de tijd specifiek bezig is met
één van de diersoorten of waarbij niet vermeld is welk aan-
deel welke diersoort inneemt, is hij ingedeeld als gemengd
practicus. Daarnaast is naar het type praktijk (solopraktijk of
meermanspraktijk) gekeken.

Bij de aandoeningen van het bewegingsapparaat is de lokali-
satie van de klacht geïnventariseerd (nek, schouders, rug bo-
ven, rug onder, elleboog, pols/hand, heup/dij, knie en en-
kel/voet). Tevens is gekeken of een bepaalde differentiatie in
het beroepsveld met betrekking tot de lokalisatie een ver-
hoogd risico inhoudt. In het totaal waren voor dit onderzoek,
voor deze categorie, 126 dossiers beschikbaar.
Bij de categorie ongevallen is gekeken naar het aantal werk-
en privé-gerelateerde ongevallen en of er een bepaalde dier-
geneeskundige handeling als zeer gevaarlijk kan worden
aangeduid. Dit onderzoek betreft 35 dossiers.
Ten aanzien van de psychische belasting is er gekeken naar
de thema\'s die specifiek bij deze beroepsgroep spelen, zoals
werkdruk, praktij kvoering, het werken in een team en de toe-
genomen regelgeving. In het totaal zijn voor deze categorie
64 dossiers gebruikt.

Resultaten en conclusies

Bewegingsapparaat

Vanaf 51 jaar zijn er verhoudingsgewijs meer dierenartsen
arbeidsongeschikt door aandoeningen van het bewegingsap-
paraat dan op jongere leeftijd. Tevens is er een duidelijke toe-
name van het aantal gevallen met de leeftijd te zien. De ge-
middeld verstreken looptijd van de arbeidsongeschiktheid in
de onderzochte dossiers bedraagt 5,2 jaar.
De verdeling naar ditTerentiatie in de dossiers bewegingsap-
paraat laat zien dat de meeste klachten koinen van dierenart-
sen in de landbouwhuisdierenpraktijk (Tabel I). In dc dos-
siers is specifiek gekeken naar de werkzaamheden van de
dierenarts zelf en niet zozeer naar de differentiatie van de
praktijk. Over het relatieve belang binnen een differentiatie
(vallen dierenartsen binnen de landbouwhuisdierenscctor
vaker uit dan dierenartsen in de gezelschapsdierensector?)
kan niets gezegd worden, omdat van de verdeling binnen de
populatie geen betrouwbare cijfers aanwezig zijn. De
KNMvD deelt de dierenartsen namelijk in naar het type
praktijk waarbinnen zij werken en niet naar de werkzaainhe-
den van de dierenarts zelf

Tabel 1: Indeling naar differentiatie in de dossiers bewegingsapparaat.

Aantal

Percentage

Gezelschapsdieren

25

20%

Paard

5

4%

Landbouwhuisdieren

37

29%

Varken

8

6%

Rund

22

17%

Gemengd

26

21%

Totaal

123*

100%

Uit drie van de 126 dossiers kon niet opgemaakt worden in welke sector
de dierenarts werkzaam is.

-ocr page 187-

Er is geen verscliil aan te geven tussen dierenartsen die wer-
ken in een soiopraktijk of meermanspraktijk. De aandoenin-
gen die benoemd worden in de dossiers zijn veelal arthrose,
daarnaast herniae, arthritis, tendinitis en bursitis, myogene
aandoeningen en reuma. De botbreuken en het scheuren van
de verscheidene banden vallen onder de categorie ongeval-
len. De lokalisatie van de klachten laat zien dat de meeste
klachten worden gevonden in de onderrug (Tabel 2).
Bovendien is van belang dat één dierenarts problemen kan
hebben in meerdere gewrichten tegelijk.

Tabel 2: Lokalisatie van de klacht.

Lokalisatie van de klacht

Percentage

Onderrug

59%

Knieën

33%

Schouders

27%

Nek

25%

Pols/Hand

25%

Ellebogen

14%

Enkels/Voet

10%

Heup/Dij

8%

Rug boven

4%

De gezelschapsdieren-dierenarts heeft vaak last van de
onderrug (52%), de knie (40%), de nek (32%) en de schou-
ders (28%). De landbouwhuisdieren-dierenarts heeft vaak
last van de onderrug (57%), de knie (34%) en de schouders
(26%). Bij de rundveedierenarts spelen vooral klachten van
de onderrug (50%), de knie (41%), de nek (32%) en de
schouders (27%).

In 26 procent van de dossiers is ook sprake van een psycho-
sociaal probleem. Echter slechts in vier procent van de dos-
siers kon in het lichamelijk onderzoek of aanvullend onder-
zoek geen oorzaak voor de lichamelijke klachten gevonden
worden.

Ongevallen

Vanaf de categorie 56-60 jaar zijn dierenartsen verhoudings-
gewijs vaker arbeidsongeschikt door ongevallen dan jongere
dierenartsen. De gemiddeld verstreken looptijd van de ar-
beidsongeschiktheid in de dossiers bedraagt 3,6 jaar. De
meeste ongevallen gebeuren in de privé-situatie. In veertig
procent van de gevallen gaat het om een ongeval op het werk,
waarbij het in tien dossiers (70%) gaat om een ongeval tij-
dens het werken met paarden. In drie dossiers betreft het
werken met runderen en in één dossier betreft het werken
met varkens. Geen van de dossiers vermeldde een ongeval
tijdens het werken met gezelschapsdieren.
Het is niet zo dat een bepaalde diergeneeskundige handeling
als zeer gevaarlijk kan worden aangeduid. In alle dossiers
gebeurde het ongeluk op een andere wijze.
Het hoge percentage ongevallen ten opzichte van andere be-
roepen kan waarschijnlijk verklaard worden door de be-
roepsgerelateerde ongevallen.

Ook valt op dat in 34 procent van de dossiers psychosociale
problemen spelen. Dit is in deze categorie van belang daar,
door de combinatie van problemen, het herstel vaak langza-
mer gaat.

Psychische Idachten

Er is geen verschil tussen mannen en vrouwen. Vanaf 46-50
jaar zijn de dierenartsen verhoudingsgewijs vaker arbeids-

Tabel 3: Indeling naar differentiatie in de dossiers psychische klachten.

DifTerentiatie

Dossiers

Aantal

Percentage

Gezelschapsdieren

29

50

Paard

3

5

Landbouwhuisdieren

8

14

Varkens

5

9

Gemengd

13

22

Totaal

58%*

100%

\' Uit zes van de 64 dossiers kon niet opgemaakt worden in welke sector de

dierenarts werkzaam is.

ongeschikt door burn-out-klachten dan jongere dieren-
artsen. De gemiddeld verstreken looptijd van de dossiers be-
draagt 3,8 jaar.

In absolute getallen komt burn-out vaker voor in de gezel-
schapsdierenpraktijk (Tabel 3). Er zijn geen uitspraken te
doen over de relatieve aantallen.

Arbeidsongeschiktheid door psychische problemen komt
verhoudingsgewijs evenveel voor in de maatschappen als in
de eenmanspraktijken.

De thema\'s die in de dossiers het meest genoemd worden
zijn:
problemen met collega \'s binnen de maatschap en een te
hoge werkdruk (heiden in 64% van de gevallen), het draaien
van onregelmatige diensten (in 50% van de gevallen) en
praktijkvoering organisatorisch en financieel (respectieve-
lijk in 47% en 45% van de gevallen).

Ook worden bepaalde persoonlijke aspecten vaak genoemd:
hoge verwachtingen en eisen (in 50% van de gevallen), per-
fectionisme (in 47% van de gevallen) en onzekerheid over ei-
gen kunnen (45% van de gevallen).

Bij veel dossiers (67%) wordt aangegeven dat de burn-out-
situatie niet alleen is ontstaan door problemen op het werk,
maar ook door problemen in de privé-sfecr.
Andere thema\'s die minder vaak genoemd worden zijn:
pro-
blemen met het dragen van verantwoordelijkheid, problemen
met het optreden van onverwachte situaties, geen uitdaging
in het werk, problemen in het contact met eigenaren, onvol-
doende waardering van de eigenaar en de collegae, proble-
men met de omgang tnet dieren en teveel regelgeving.
In twintig van de 64 burn-out-dossiers wordt ook melding
gemaakt van lichamelijke klachten.

Vergelijking van de drie categorieën

Indien de drie categorieën (bewegingsapparaat, ongevallen en
psyche) worden vergeleken, dan valt op dat in absolute aantal-
len de problemen aan het bewegingsapparaat vanaf de catego-
rie 41 -45 jaar aanmerkelijk meer voorkomen (Grafiek I).

Bij vergelijking van de categorieën valt tevens op dat de duur
van de arbeidsongeschiktheid door aandoeningen van het
bewegingsapparaat over de gehele linie na één jaar hoger ligt
dan de andere twee categorieën (Grafiek I). Bovendien blijkt
dat in de groep > tien jaar de klachten van het bewegingsap-
paraat qua aantallen ook aanmerkelijk hoger ligt dan de an-
dere twee categorieën. Er zijn dus veel dierenartsen die lang-
durig arbeidsongeschikt zijn door klachten van het
bewegingsapparaat. De categorie ongevallen kent in het eer-
ste jaar een groot aantal gevallen, waarbij de arbeidsonge-
schiktheid relatief kort duurt. Aangezien op één moment in

-ocr page 188-

Grafiek i: Leeftijdscategorieën bij het begin van de invalidering, gemeten naar het aantal onderzoeksdossiers, naar voorkomen bij psychische klachten, ongevallen en bewe-
gingsapparaat.

40

35

30

c25
0)

|20
<15

□ Psyche

□ Ongeval

□ Beweging

10

nJ

rOiL

.O-O.

26-30 31-35 36-40 41-45 46-50 51-55 56-60 61-65
Leeftijdscategorieën

de tijd is gemeten zal er een ondervertegenwoordiging zijn
van schades < één jaar, waardoor dit fenomeen voor de onge-
vallen nog minder prominent naar voren is gekomen.

Discussie

De betrokken dierenartsen in dit onderzoek zijn allen verze
kerd bij Movir. Data over elders verzekerden of onverzeker
den zijn in dit onderzoek niet gebruikt. Alhoewel een groo
deel van de dierenartsen verzekerd is bij Movir moet voor
zichtigheid betracht worden met extrapolatie naar de dieren
arts in het algemeen. De klachten van het bewegingsapparaai
zijn de meest voorkotnende oorzaak van invalidering. Tevens
is het de categorie die in de bekeken dossiers de langst ver-
streken looptijd heeft. Dit is enerzijds te verklaren door de
fysieke zwaarte van het beroep en (zeker met de toenemende
differentiatie) de repeterende handelingen. Anderzijds is het
te verklaren door het degeneratieve aspect van de aandoenin-
gen, waarbij wat eenmaal versleten is niet meer volledig kan
herstellen.

Indien dit onderzoek wordt vergeleken met andere onderzoe-
ken is het grote verschil dat bij dit onderzoek gekeken wordt
naar medisch aantoonbare defecten, welke tot arbeidsonge-
schiktheid hebben geleid, waarbij in andere onderzoeken
vaak wordt gekeken naar ervaren pijnklachten. Preventie zal
zich vooral moeten richten op gebruiken van de juiste hou-
ding tijdens het werk en het belang van goede apparatuur,
aangepast aan de werkomstandigheden van de dierenarts.
Ook de werkomstandigheden zelf, zowel op de praktijk als
op locatie, moeten eens goed onder de loep genomen wor-
den.

Bij de ongevallen valt op dat het aantal gevallen dat een inva-
lidering kent waarbij de looptijd relatief kort duurt, groot is.
Dit is goed verklaarbaar door het feit dat botbreuken en ver-
stuikingen over het algemeen goed binnen een jaar genezen.
Het blijkt dat vooral het werken met paarden voor invalide-
ringen zorgt.

Preventie zal zich daarom vooral richten op het wijzen van
het gevaar van werken met levende dieren en dan met name
het werken met paarden. Een nadeel van het onderzoek naar
ongevallen is het kleine aantal dossiers dat bekeken is.
Uitbreiding van het aantal dossiers zal wellicht nog specifie-
ker het probleem definiëren.

In het onderzoek naar arbeidsongeschiktheid door psychi-
sche problemen (burn-out) komt de complexe achtergrond
van dit probleem naar voren. Zowel beroepsomstandigheden
als persoonlijke thema\'s spelen een belangrijke rol. Een na-
deel van het onderzoek naar psychische klacht is, dat in de
dossiers door verschillende personen een samenvatting ge-
schreven wordt van het gesprek met de cliënt. Deze personen
interpreteren de uitspraken van de cliënt en noteren dit. Deze
interpretaties zijn weer door de onderzoeker in een categorie
geplaatst. Indien de cliënt gevraagd zou worden in een lijst
de thema\'s die voor hem spelen aan te kruisen zou hij wel-
licht bepaalde thema\'s achterwege laten. Zo kan het komen
tot een oververtegenwoordiging van bepaalde thema\'s.
Tevens kan het zijn dat thema\'s die in de dossiers niet ge-
noemd worden wel degelijk spelen voor de cliënt. Zo kan het
komen tot een ondervertegenwoordiging van bepaalde the-
ma\'s.

Door de selectiemethode van de dossiers (namelijk op enig
moment in de tijd de op dat moment lopende dossiers te bekij-
ken) is er een gering aantal dossiers dat kortere tijd loopt beke-
ken. Wellicht dat er in de kortdurende arbeidsverzuimen andere

-ocr page 189-

Grafiek 2: Looptijd van de arbeidsongeschiktheid naar voorkomen bij psychische klachten, ongevallen en bewegingsapparaat.

Psyche

Ongeval

Beweging

0-1 1-2 2-3 3-4 4-5 5-6 6-7 7-8 8-9 9-10 >10

Looptijd arbeidsongeschiktheid
in de dossiers in jaren

oorzaken spelen dan in de langer lopende problematieken.
In dit onderzoek is alleen gekeken naar dierenartsen die
reeds (langere tijd) arbeidsongeschikt zijn. Er is niet geke-
ken naar wat er speelt in de werkende groep. In tegenstelling
tot andere, vergelijkbare beroepsgroepen is er bij de dieren-
artsen pas vrij laat gereageerd op signalen betreffende de
grote mate van arbeidsongeschiktheid. Waar bij de tandart-
sen, medisch specialisten en huisartsen al veel onderzoek is
gedaan en gepubliceerd en preventieprogramma\'s zijn ge-
start, is dit onderzoek onder arbeidsongeschikte dierenart-
sen slechts een begin voor onze beroepsgroep. Een onder-
zoek met behulp van een vragenlijst onder de werkende
dierenartsen zal een goed vervolg zijn.

Preventie van burn-out moet gericht worden op het vroegtij-
dig onderkennen van problemen. Een internet checklist zou
daarin behulpzaam kunnen zijn. Bovendien moet aan een
dergelijke vragenlijst een contactpersoon of organisatie ge-
koppeld worden waar de dierenarts contact mee kan opne-
men. Ten aanzien van de vroegtijdige signalering van proble-
men kunnen we veel leren van de aanpak die andere
medische beroepen hebben gekozen.

Dankwoord

Met dank aan Movir voor het openstellen van de dossiers en
de fijne samenwerking.

-ocr page 190-

"Kunt u me misschien vertellen
welke kant ik op moet?" vraagt
Alice

"dat hangt er heel erg vanaf waarje
heen wilt" zei de kat.
"dat kan me niet zoveel schelen"
zei Alice

"dan doet het er ook niet toe welke
kant je opgaat" antwoordde de kat
(Lewis Carroll: De avonturen van
Alice in Wonderland)

Inleiding

Regelmatig wordt gesclireven en gesproken over de
arbeidsongescliiktheidsverzekering en de daarbijbe-
horende, hoge, premies. De reden voor deze hoge
premies zijn onder andere de toegenomen aantallen
claims op deze verzekering. Eén op de zes dieren-
artsen is langer dan drie maanden arbeidsonge-
schikt. Hierbij gaat het om klachten van het
bewegingsapparaat, ongevallen, maar ook om ar-
beidsongeschiktheid ten gevolge van burn-out en
andere psychische klachten.
Het bestuur van de KNMvD heeft de problema-
tiek rond de arbeidsongeschiktheid hoog op haar
prioriteitenlijst staan. Met name preventieve as-
pecten krijgen veel aandacht. Naast zaken die
verband houden met praktijkmanagement zijn
individuele zaken, zoals het vinden van de
juiste balans tussen werk en privé, van belang
bij de preventie van burn-out.
Zo komt uit onderzoek bij tandartsen naar vo-
ren dat het gebrek aan loopbaanperspectief sterk met burn-
out samenhangt. In dit artikel wordt nader in gegaan op het
aspect van loopbaanperspectief en loopbaanplanning, als
één van de preventiemogelijkheden ter vermindering van
burn-out.

Ieder werkend mens vraagt zich tijdens zijn werkend leven
weieens af of hij dit wat hij nu doet z\'n hele leven ook zal
blijven doen. Bekend is dat dit frequent gebeurt op een leef-
tijd tussen de veertig en vijftig jaar. Vaak wordt er over dit
midlifeverschijnsel een beetje spottend gedaan. Dit is abso-
luut onterecht. Ten eerste omdat het een normaal verschijn-
sel is dat bij iedere deelnemer aan het arbeidsproces voor-
komt en ten tweede is het een zeer goede zaak om eens
kritisch te kijken naar de huidige stand van zaken en of dit
geen correctie behoeft. Het is derhalve zelfs aan te bevelen
om je op gezette tijden te oriënteren over je loopbaan.
Om een beter idee over het begrip loopbaanplanning te krij-
gen, is het noodzakelijk inzicht te krijgen in de relatie mens
en arbeid. In dit artikel zal derhalve een overzicht worden ge-
geven van een aantal historische zaken betreffende mens-
werkrelatie. Vervolgens zal worden bekeken hoe de stand
van zaken bij de veterinaire beroepsgroep is. En tenslotte
wordt een voorbeeld gegeven van een model van een loop-
baantraject.

Berichte

É

verslage

Als in dit artikel wordt gesproken over de dierenarts wordt de
praktiserend dierenarts bedoeld (zowel landbouwhuisdie-
ren- als gezelschapsdierenpracticus.). Waar \'hij\' staat wordt
mede de vrouwelijke collega bedoeld.

Historisch perspectief\'mens en arbeid\'

Algemeen

Sinds de industriële revolutie zijn de veranderingen ten aan-
zien van de relatie mens-werk nergens in de geschiedenis zo
snel en drastisch gewijzigd. De oorspronkelijke \'maakeco-
nomie\' verandert steeds meer in een \'kennis- en dienstene-
conomie\'. Dit uit zich in een drastische automatisering,
informatisering en uitbesteding van taken. Er wordt daar-
mee afscheid genomen van het industriële tijdperk en de
\'nieuwe economie\' doet zijn intrede. We onderscheiden
verschillende periodes in deze ontwikkeling: pré-in-
dustrieel, industrieel en de post-industriële periode, die
ook wel de \'nieuwe economie\' wordt genoemd.
Voor de industriële periode kende men ambachtslieden
en gilden. Landbouw, handel en ambachtsnijverheid
waren de bronnen van inkomsten. Tijdens de industri-
ële revolutie (stoommachine/elektriciteit) werd de
vraag naar massaproductie steeds groter. In grote fa-
briekshallen werd geproduceerd volgens vastom-
schreven processen en protocollen: "er werd niet ge-
dacht, maar gedaan". Aan het begin van de 20e
eeuw werd in Enschede een arbeider in een textiel-
fabriek ontslagen vanwege het feit dat hij bij zijn
chef ideeën had neergelegd ter verbetering van het
productieproces. In de huidige tijd zou het voor te
stellen zijn dat iemand ontslagen zou worden omdat hij juist
niét meedenkt hoe zaken in het bedrijf verbeterd zouden
kunnen worden.

In de huidige nieuwe economie bestaat de kunst van onder-
nemen niet langer uit eenvoudigweg de productie opvoeren,
maar om inventief, dat wil zeggen: sneller, goedkoper en be-
ter dan de concurrent dat kan, in te spelen op een vluchtige
en geïndividualiseerde vraag. We zien dan ook een enorme
ontwikkeling van de dienstensector, banken, verzekerings-
wezen, adviesbureaus, handel, horeca, vervoer, informatise-
ring, gezondheidszorg, opleiding en dergelijke. Op dit mo-
ment is al meer dan zeventig procent van de Nederlandse
beroepsbevolking als dienstverlener werkzaam. We consta-
teren dat begrippen als flexibiliteit, efficiëntie, maar ook
kwaliteit steeds belangrijker worden. In profit-, maar ook in
de non profit-organisaties wordt het accent verlegd van \'aan-
bod\'- naar \'vraag\'gericht functioneren. Ook de mobiliteit
van werknemers wordt steeds meer vergroot, waarmee be-
grippen als bijvoorbeeld \'jobhoppen\' en \'careerplanning\' in
de modernere uitgaven van Van Dale zullen voorkomen.

Loopbaanplanning... ook voor de dierenarts?

T.H. Hepkema

-ocr page 191-

Ambtsjubilea van dertig of veertig jaar komen nauwelijks
meer voor en in de toekomst al helemaal niet meer.
In grote lijnen ziet men over de gehele maatschappij een ver-
andering optreden van handarbeid naar hoofdarbeid.
Doordat de levensverwachting enorm is uitgebreid, naast de
genoemde stormachtige ontwikkelingen en verschuivingen
op het gebied van \'werk\', vragen steeds meer mensen zich
gaandeweg hun loopbaan af of hun werk wel in overeenstem-
ming is met hun verwachtingen.

Annegreet van Bergen stelt in haar boek Werk of gekkenwerk:
"Het leven is meer dan één kans in één beroep".

Veterinair

Gelden de hiervoor beschreven veranderingen nu ook voor
de beroepsgroep van dierenartsen? Binnen de diergenees-
kundige praktijk en in het algemeen in de hele medische be-
roepswereld, is het altijd zo geweest dat wanneer men besluit
de praktijk in te gaan, er na een kennismakingsperiode wordt
overgegaan tot aankoop van de praktijk of inkoop in de maat-
schap. Daarvoor moet goodwill betaald worden, waarmee in
feite een relatiebestand wordt gekocht. Samen met de aan-
koop van een huis, moeten er forse bedragen worden geïn-
vesteerd en vaak worden geleend om dit te kunnen financie-
ren.

De financiering werd - en wordt nog vaak - gebaseerd op het
feit dat men langdurig practicus blijft, waardoor men der-
halve de eerste tien jaar financieel gebonden zit aan de geko-
zen locatie.

In de loop van de zeventiger en tachtiger jaren van de vorige
eeuw treedt ook een verschuiving op binnen de veterinaire
beroepsgroep. Dit wordt voor een belangrijk deel mede be-
paald door de automatisering en digitalisering. Daarnaast
zien we de snelle ontwikkeling van grote groepspraktijken
en de daarmee samenhangende behoefte aan een goede orga-
nisatie in deze praktijken. Hierbij groeit de behoefte aan ma-
nagers. Er wordt meer vergaderd, er moeten zaken zorgvul-
dig afgesproken worden cn ook vastgelegd worden. Een
volgende stap is de certificering en erkenningsregelingen.
Ook het beroep van dierenarts ontkomt dus niet aan de ge-
noemde verschuiving van handarbeid naar hoofdarbeid. Dit
nog los van de veranderende omstandigheden in de land-
bouwhuisdierenpraktijk, waarbij de dierenarts steeds meer
de adviseur van de veehouder is geworden. Het aantal ge-
sprekken aan de keukentafel neemt toe. Ook zien we een ver-
schuiving van \'aanbod\'- naar \'vraag\'gerichte dienstverle-
ning.

Ten aanzien van de organisatie van de praktijken is er ook
een nog niet genoemd, belangrijk fenomeen, dat gerelateerd
is aan maatschappelijke en sociale veranderingen.
Steeds meer dierenartsen werken in loondienst in een dieren-
artsenpraktijk en daarmee daalt het aantal collega\'s dat na
een proefperiode zich inkoopt in een maatschap. Volgens het
Diergeneeskundig Jaarboek 2003 zijn 966 dierenartsen in
loondienst werkzaam. Doordat er dus minder dierenartsen
lid van een maatschap zullen zijn, zullen er ook meer dieren-
artsen makkelijker kunnen veranderen van werkkring. Er
zijn over het algemeen geen financiële verplichtingen om te
blijven. De dierenarts wordt daarmee ook flexibel en mobie-
ler.

Naast de altijd bestaande vraag of men zijn hele leven lang in
de praktijk zal blijven, wordt de behoefte om goed na te den-
ken over zijn loopbaan steeds groter. Mede gezien het feit dat
er duidelijke relaties zijn met het vóórkomen van burn-out
en het niet hebben van loopbaanperspectieven.
Gestructureerd bezig zijn met je arbeidstoekomst is een nut-
tige zaak, dit hoeft niet te betekenen datje de praktijk waar je
nu in werkzaam bent moet verlaten. Ook binnen de prak-
tijk/maatschap kun je nadenken over de taken die er zijn en je
competenties. Het zou goed zijn om binnen de maatschap
hierover vaker met elkaar van gedachten te wisselen. Om zo
een beeld te krijgen van ieders capaciteiten en interesses en
de werkzaamheden hierop af te stemmen. Hiermee kan veel
werkstress voorkomen worden.

Wie te lang aarzelt voordat hij een stap doet, blijft zijn bek
leven op één been staan. (Chinees spreekwoord)

Loopbaanplanning

Wanneer je rondloopt met de gedachte eventueel van baan te
willen veranderen, is het lastig om dit goed en degelijk aan te
pakken. Met andere woorden: hoe geef je structuur aan de
gedachten en ideeën die er zijn over de rest van je werkzame
leven. In het algemeen wordt vaak de fout gemaakt dat men
op basis van emoties lukraak ergens begint, vaak zonder be-
geleiding. Terwijl de kans dan erg groot is dat een aantal be-
langrijke fases worden overgeslagen. De ratio wordt te vaak
overheerst door de emotionele gevoelens. Men reageert bij-
voorbeeld op een advertentie in een tijdschrift zonder zich-
zelf vooraf de vraag te stellen: "wat wil ik eigenlijk het liefst
gaan doen?" Of "waar ben ik nu echt goed in?" "Passen
deze competenties wel bij de vacature?"
Welke fases dienen in zo\'n traject doorlopen te worden? Met
andere woorden: welke fasen dienen doorlopen te worden
voor het in kaart brengen van een loopbaanplan?

Fase I: Waar sta ik ?

In deze fase wordt gefocust op zelfkennis, het zoeken naar
antwoorden op vragen als: "Wie ben ik?. Waar ben ik goed
in?", met andere woorden: "Wat heb ik te bieden?"
Waarden, persoonlijke kwaliteiten en vaardigheden wor-
den nader geanalyseerd. Middels vragenlijsten en per-
soonlijke gesprekken komt betrokkene erachter welke
waarden hij belangrijk vindt in zijn werk. De persoonlijke
kwaliteiten worden in kaart gebracht door bijvoorbeeld de
methode van \'360 graden feedback\' toe te passen. Hierbij
schrijft de betrokkene de kwaliteiten die bij hem passen
op. Ditzelfde doen een aantal mensen uit zijn privé- en ar-
beidsomgeving. Al deze bevindingen worden aan elkaar
gekoppeld. En zo wordt een reëel beeld van de persoon-
lijke kwaliteiten gegeven.

Tot slot worden de vaardigheden die hij beheerst middels
vragenlijsten in beeld gebracht.

Fase II: Waar wil ik naartoe?

In deze fase wordt samen met de betrokkene de richting be-
paald. "Wat vind ik belangrijk in mijn werk? Wat wil ik be-
reiken? Wat vind ik interessant om te doen?"
Met behulp van bijvoorbeeld een carrièretypologie wor-
den voorkeuren, belangstelling en ambities vastgelegd.
Daarnaast wordt de organisatiecultuur besproken: "Wat
spreekt mij aan in een organisatie/maatschap met betrek-
king tot de omgang met collega\'s?" Maar ook de structuur
van een organisatie behoort bij deze fase aan de orde te ko-
men.

-ocr page 192-

Fase III: Hoe pak ik dat aan?

In deze fase komen vragen aan de orde als "Hoe bereik ik
mijn doel?" en "Hoe presenteer ik mezelf?" De eerste vraag
wordt beantwoord door bijvoorbeeld gebruik te maken van
een \'POP\', een persoonlijk ontwikkelingsplan waarbij de
persoonlijke doelstellingen worden beschreven. En ook
wordt de tijdsfasering hiervan bepaald. Daarnaast komen za-
ken als arbeidsmarktoriëntatie aan de orde (gebruik van
internet/vacaturebanken/netwerken).
Bij het onderwerp presentatie komen het cv, de sollicitatie-
brief en het voeren van een sollicitatiegesprek aan de orde.

De fasen geven aan dat een gestructureerde aanpak van het
loopbaanperspectief zeer wel mogelijk en zinvol is. Begin bij
de basis. Dus voordatje de weg gaat vragen moetje eerst een
beeld hebben van de richting die je uit wilt, en niet zoals
Alice die in Wonderland de weg aan de kat vraagt, zonder dat
ze weet welke richting ze uit wil.

Discussie

De behoefte om iets anders te gaan doen is er altijd al ge-
weest. Ook in de vijftiger en zestiger jaren van de vorige
eeuw kwam het veel voor dat de dierenarts zijn praktijk
overdeed aan een jongere collega en ging werken in het,
toen nog gemeentelijke, slachthuis. Deze behoefte tot ver-
anderen is er nog steeds. Een goede loopbaanplanning is
daarbij van bijzonder groot belang. Want de kans op een
burn-out zal alleen maar groter worden wanneer men in een
situatie terechtkomt waarbij men niet gelukkig is in het hui-
dige werk en het gevoel heeft geen andere richting in te kun-
nen slaan.

Het is raadzaam om je bij het beschreven loopbaantraject
door een ervaren loopbaanadviseur of coach te laten begelei-
den. Deze is in staat om je een spiegel voor te houden en kan
los van allerlei emoties je dwingen na te denken over zaken
die je zelf waarschijnlijk zou overslaan.

"We zijn allemaal zo druk bezig om de ladder te beklim-
men, maar we vragen ons te weinig af of de ladder wel tegen
de goede muur staat." (Stephen Covey)

Bergen van, Annegreet. Werk of gekkenwerk, uitgever iiet spectrum,
i.sbn 90-274-72246.

Covey, Steplian R. De zeven eigenscliappen van effectief leiderscliap.
uitgever business contact, isbn 9025414893.

Covey, Stephen R. Prioriteiten, uitgever business contact, isbn 90-254-
1467-2.

Karsten, Carien. Omgaan met burnout, uitgeverij Elmar, isbn 90-389-
0946-2.

Knoope, Marinus. De creatiespiraal, uitgever K.1C, isbn 90-804677-1-5.
LDC. Loopbaandienstverlening in een nieuw perspectief (cursusmap
loopbaan adviseurs).

Ofman, Daniel D. Bezieling en kwaliteit in organisaties, uitgever
Servire, isbn 90-6325-426-1.

Stembert, Floor Dierenarts, een gezond beroep? Onderzoeksverslag
febr. 2003. Faculteit der Diergeneeskunde. Hoofdafdeling Volksge-
zondheid en voedselveiligheid.

Het accent op
üw praktijk.

Naa.st de speciale arbeidsoiigescliiklheid- en
ziektekostenverzekering; v«>or KJNMvD-lcclen
heeft Meeüs nog veel meer le bieden.

Denkt u bijvoorbeeld aan:

Begeleifliiig bij praktijkvrstiging of
-overdracht en niaatschapvorining;
Hel verzorgen van |iraklijkiuian(^ieriiig,
liyjjollipken en verzekeringen;
Bemiddeling hij aan- en verkoo]) van
onroerend goed;
Verniogensbelieer.

Drs. Tjebbe H. Hepkema, voormalig landbouwhuisdierenpracticus, werk-
zaam als senior loopbaancoach, mediator; bij PSiG-Services, een full
service personeel en organisatie adviesbureau te Zaltbommel, 0418-
570150;
thepkema@posernl; www.posernl

Literatuur

Bergen van, Annegreet. De lessen van burn-out, uitgever het spectrum,
isbn 90-27469024.

Meeiis heeft niiiii 2.500 iiieclew€\'rkei-s op meer dan 12.5 kunUrcii
v(\'r.sprci<l over heel Nrderlaiitl.

Dus altijd hij 11 in de huurt. ^

Breda, Willenistraal 1-1.5, IVIEETJS*
telpfoon (076) 531 .S4 80.
 Goed geregeld dus.

Internet: www.nieeus.coni

-ocr page 193-

Vanuit de overtuiging dat voor de preventie van arbeids-
ongeschiktheid bij dierenartsen een gezamenlijke aan-
pak van groot belang is, heeft het bestuur van de KNMvD
met de nodige inspanning alle belanghebbenden bijeen
gekregen voor een beleidsoriëntatie die plaatsvond op
woensdagavond 28 mei 2003.

Lisetta Verldeij

"Als het gaat om identificatie en preventie van burn-out, lig-
gen wij tandartsen mijlenver voor op jullie dierenartsen", al-
dus prof dr. Michiel Eijkman, tandarts en werkzaam als
hoogleraar bij het Academisch Centrum Tandheelkunde te
Amsterdam. Daar houdt hij zich onder meer bezig met
onderwijs in gespreksvoering en voorlichtingskunde, en met
onderzoek naar burn-out onder tandartsen. Eijkman is als
spreker uitgenodigd door het Bestuur van de KNMvD in het
kader van een beleidsoriëntatie over preventie van arbeids-
ongeschiktheid bij dierenartsen. Dc twee andere sprekers tij-
dens deze avond zijn drs. Frank Hendriks, manager bij
ICAS, en drs. Floor Stembert, studente diergeneeskunde die
een dossieronderzoek heeft gedaan bij verzekeraar Movir
naar het vóórkomen van arbeidsongeschiktheid onder die-
renartsen.

We hebben of krijgen er allemaal last van

"Niet alleen omdat uzelf of uw collega\'s een meer dan ge-
middeld risico lopen om arbeidsongeschikt te raken, maar
zeker ook vanwege stijgende premies en misschien zelfs in
de toekomst het risico van weigering tot het verzekeren van
dierenartsen door verzekeringsmaatschappijen." Voorzitter
Ton de Ruijter uit zijn bezorgdheid over het groeiende aantal
dierenartsen dat arbeidsongeschikt raakt. "Het is de hoogste
tijd voor maatregelen om deze ontwikkeling te keren, en dat
kan alleen als we met zijn allen de handen ineen slaan." Dat
is de reden dat het bestuur van de KNMvD veel moeite heeft
gedaan om alle belanghebbende partijen bij elkaar te bren-
gen tijdens deze informatieve avond. De belangstelling is
groot, namens de beroepsgroep zijn de leden van het bestuur
en de raad van toezicht van de KNMvD en bestuursleden van
de verschillende groepen aanwezig. Verder zijn er vertegen-
woordigers van het hoofdbestuur van de AUV, Movir,
Meeüs, Bureau Terzet en Interpolis. Ook het Pensioenfonds
voor Dierenartsen is aanwezig; voor de premievrijstelling bij
arbeidsongeschiktheid moet steeds meer aan premie worden
betaald. De aanwezigheid van vertegenwoordigers van de
Faculteit der Diergeneeskunde is van groot belang omdat
aandacht voor (het risico op) arbeidsongeschiktheid tijdens
de opleiding cruciaal is. Verder zal de faculteit een rol kun-
nen en moeten spelen bij onderzoek naar arbeidsongeschikt-
heid onder dierenartsen.

Onderzoek en onderwijs spelen een cruciale rol

"Er zijn vrij veel parallellen tussen de uitoefening van
diergeneeskunde en van tandheelkunde", stelt professor
Eijkman. "Uit onderzoek is een aantal stressoren naar voren
gekomen die een rol spelen in de tandheelkunde. Zo worden
onder andere genoemd het solistisch werken, onder tijds-
druk. de omgang met mondige patiënten, een gebrek aan
waardering en aan loopbaanperspectief, en het doen van veel
routinewerk wat leidt tot fysieke belasting. Daarnaast zijn
tandartsen ook zelfstandige ondernemers die een praktijk
voeren waarbij ze te maken hebben met veranderingen op
micro- en macroniveau waar ze weinig invloed op hebben.
Aspecten die voor u als dierenartsen ongetwijfeld heel her-
kenbaarzijn."

"Groot verschil is dat wij tandartsen al veel verder zijn in het
onderkennen van problemen die voortvloeien uit de manier
van werken van onze beroepsgroep. Al twintig jaar geleden
is begonnen met onderwijs in communicatie met patiënten,
en we zijn ook al ruim tien jaar bezig met onderzoek naar
burn-out bij tandartsen. De bewustwording onder tandartsen
van de risico\'s die zij lopen is dan ook al veel verder gevor-
derd dan onder dierenartsen. Bij dierenartsen begint nu pas
langzaam het besef te komen dat dergelijke problemen niet
vanzelf overgaan, maar een pro-actieve houding verlangen."
Eijkman schetst de ontwikkelingen met betrekking tot zorg-
verlening in de tandheelkunde van de laatste twintig jaar.
Daarbij laat hij de uitkomsten zien van twee grote onderzoe-
ken naar burn-out bij tandartsen, en de manier waarop de
verkregen gegevens geïntegreerd zijn in het onderwijs. "Dat
is essentieel! Hoe eerder mensen zich bewust zijn van de be-
lastende aspecten van het vak, hoe groter de mogelijkheden
voor preventie zijn. Zo is in het vijfde studiejaar van tand-
heelkunde tijd vrijgemaakt voor twaalf halve dagen onder-
wijs in praktijkmanagement, naar aanleiding van een onder-
zoek onder net afgestudeerde tandartsen. Daaruit bleek
namelijk dat zij veel moeite hadden met allerlei zaken die te
maken hebben met het zelfstandig ondernemerschap."
Eijkman stelt dat de onderzoeksgegevens van tandartsen niet
direct geëxtrapoleerd kunnen worden naar dierenartsen. De
veterinaire beroepsgroep kan echter wel degelijk zijn voor-
deel doen met de schat aan ervaringen die de tandartsen in-
middels hebben opgedaan. Al was het maar door de fouten te
vermijden die gemaakt zijn. Of door gebruik te maken van
nuttig gebleken hulpmiddelen bij preventie van arbeidsonge-
schiktheid.

Het nut van de stressthermometer

Een voorbeeld van zo\'n hulpmiddel ter preventie van burn-
out dat misschien ook bij dierenartsen toepasbaar is, is de
\'stressthermometer\'. Dit is een interactief instrument dat
tandartsen inzicht geeft in hun eigen situatie. De \'stressther-
mometer\' is te vinden op de website van de NMT (Neder-
landse Maatschappij voor Tandheelkunde) en bestaat uit
twee delen. Eén vragenlijst over mogelijke burn-outver-
schijnselen, de andere lijst bevat vragen over werkstress en
gezondheidsfactoren. Na invullen van deze lijsten krijgt een
tandarts directe en persoonlijke feedback. Hij/zij krijgt niet
alleen een score maar ook de interpretatie daarvan. Zo kan
iemand zien in hoeverre hij/zij ten opzichte van zijn/haar
vakgenoten risico loopt op een burn-out. Scoort iemand erg
hoog, dan krijgt diegene automatisch een aanbod voor een
gesprek bij een adviesbureau dat een preventieprogramma
heeft ontwikkeld voor tandartsen. Na de eerste maand had-
den al 450 tandartsen gebruikgemaakt van de stressthermo-
meter, een hoge respons voor een dergelijke test.
Concluderend benadrukt Eijkman het grote belang van het

Tandartsen winnen met gemak van dierenartsen!

-ocr page 194-

doen van onderzoek. Minstens zo belangrijk is vervolgens
de implementatie van de daaruit verkregen gegevens in het
onderwijs. "Uiteraard kost dergelijk onderzoek veel geld,
maar dat zou bijvoorbeeld gesponsord kunnen worden door
de beroepsorganisatie en de verzekeringsmaatschappijen.
Als het goed is besparen we op termijn veel meer omdat de
uitval door arbeidsongeschiktheid minder wordt. En ui-
teraard is dat het einddoel waar we allemaal naar streven."

Stress is een sluipmoordenaar

Dat beweert drs. Frank Hendriks, operationeel manager bij
ICAS Nederland. Hij is onder andere verantwoordelijk voor
de ontwikkeling en toepassing van het stressonderzoek door
ICAS en vertelt welke rol dit onderzoek kan gaan spelen bij
de preventie van arbeidsongeschiktheid.
"Stress is een indicatie voor (de ontwikkeling van) psychi-
sche problematiek. Een beetje stress is juist goed, teveel ech-
ter niet, en helaas is de grens daartussen vaag. Het sluipt er
in. Tijdens het stressonderzoek door ICAS worden organisa-
ties gescreend op stressfactoren. Daarna kan relevante infor-
matie uit dat onderzoek gebruikt worden om preventieve
maatregelen te nemen. We doen dus niet alleen onderzoek,
maar duiden ook de gegevens en helpen mensen die in de ge-
varenzone zitten."

Concreet betekent het dat alle werknemers van een organisa-
tie - dat zou natuurlijk ook een praktijk kunnen zijn -, die op
enig moment de hulp van ICAS in heeft geroepen, anoniem
schriftelijke vragenlijsten invullen. De lijsten worden naar
ICAS gestuurd. Na twee weken wordt met iedereen persoon-
lijk door een counselor in een telefoongesprek de score be-
sproken. Als iemand een verhoogd risico op uitval heeft, kan
een afspraak voor individuele counseling gemaakt worden.
Daarnaast wordt een rapportage gemaakt voor de organisatie,
ofwel de praktijk, op zich. Daarin staat bijvoorbeeld hoe
stressvol het werk ervaren wordt, hoe de spreiding is van een
verhoogd risico op uitval als gevolg van stressverschijnselen
en er wordt onderscheid gemaakt tussen werkgerelateerde
klachten en overige psychische klachten. Zo kan de praktijk
inzicht krijgen in de mate waarin verminderde productiviteit
cn uitval dreigt door stress, en welke factoren eventueel pre-
ventief aangepakt moeten worden. Er lopen inmiddels twee
pilotstudies van een jaar, op een grote scholengemeenschap
en in een maatschap van medisch specialisten in een zieken-
huis. Met name de uitkomst van de laatstgenoemde studie
zou interessant kunnen zijn voorde veterinaire beroepsgroep.

Dierenarts, een gezond beroep?

Dat is de vraag die drs. Floor Stembert, studente diergenees-
kunde, zich heeft gesteld voorafgaand aan haar onderzoeks-
stage. De rest van de aanwezigen deze avond vraagt zich in-
middels ook af of het werkelijk zo slecht gesteld is met de
gezondheidstoestand van de Nederlandse dierenarts. Men is
benieuwd naar de cijfers die Stembert door middel van
onderzoek bij Movir van zeventig dossiers van zieke dieren-
artsen heeft verkregen. Een te kleine hoeveelheid misschien
om statistisch sluitende conclusies te kunnen trekken, maar
groot genoeg om een alarmerende ontwikkeling te laten
zien. Belangrijkste conclusie: het aantal dierenartsen dat
langer dan drie maanden arbeidsongeschikt thuis zit, is daad-
werkelijk toegenomen. Er zijn niet alleen meer dierenartsen
ziek dan vier jaar geleden, het ziektepercentage onder die-
renartsen ligt ook beduidend hoger in vergelijking met dat
bij huisartsen en tandartsen. Stembert legt kort uit hoe ze te
werk is gegaan en wat haar bevindingen waren. Elders in
deze aflevering van het Tijdschrift wordt een uitgebreide
samenvatting van haar rapport gepubliceerd, waar deze cij-
fers en nog veel meer in terug te vinden zijn.

Samenwerken staat centraal

Na de presentatie van haar onderzoeksresultaten eindigt
Stembert met een aantal aanbevelingen, opgesteld in samen-
werking met prof Henk Vaarkamp en drs. Joop Loomans,
begeleiders van haar onderzoek. "Ik ben blij met de grote op-
komst vanavond, want één ding is wel duidelijk: samenwer-
king is cruciaal bij het oplossen van deze problematiek.
Samenwerking tussen de KNMvD, de verzekeringsmaat-
schappijen en de Faculteit der Diergeneeskunde. Daarbij
moeten we gebruik maken van ervaringen van andere be-
roepsgroepen zoals de tandartsen om te voorkomen dat we in
dezelfde valkuilen belanden."

"De faculteit speelt een grote rol bij het ontwikkelen en geven
van onderwijs, te beginnen tijdens de studie en daarna in de
vorm van PAO. Bij de tandartsen zien we hoe belangrijk
onderwijs in communicatie is. Dergelijk onderwijs is nodig
om zowel de communicatie binnen een team van dierenartsen,
als de communicatie naar eigenaren toe te verbeteren.Ook zou
meer aandacht moeten worden besteed aan onderwijs in prak-
tijkvoering, en aan training in houding en beweging."
"Wat de KNMvD betreft, zij moet streven naar bewustwor-
ding onder haar leden. Verder moet de KNMvD proberen
systematisch actie te ondernemen ter preventie van arbeids-
ongeschiktheid. Bijvoorbeeld door het beschikbaar stellen
van een stresstest, zoals de stressthermometer bij tandartsen.
Of door het opzetten van een loopbaanbureau of helpdesk,
een laagdrempelige voorziening waar dierenartsen die drei-
gen vast te lopen tijdig naar toe kunnen stappen. Tenslotte
zou ik de verzekeringsmaatschappijen willen oproepen tot
het stimuleren en (financieel) ondersteunen van onderzoek.
Uit de lezing van prof Eijkman blijkt duidelijk het nut van
herhaaldelijk uitgevoerd en longitudinaal onderzoek. Al was
het maar omdat mensen er dan over gaan praten, zodat dc be-
wustwording op gang komt. Hoe dan ook, ik hoop dat deze
avond een vervolg gaat krijgen."

Bij ons in de praktijk is nooit iemand ziek

Een uitspraak die nog met grote regelmaat te horen valt \'in
het land\'. Veel dierenartsen onderkennen de problemen niet,
en zullen daarom ook niet tijdig om hulp vragen. Tijdens de
discussie na afloop van de lezingen wordt deze houding geïl-
lustreerd met verschillende voorbeelden. Tekenend waren de
bevindingen van drs. Marij van Oostrum, stafmedewerker
bij de KNMvD. In samenwerking met Movir en ICAS wer-
den door de KNMvD als proef twee avonden georganiseerd
waar een groepje practici onder leiding van een counselor
kon praten over preventie van burn-out. Per praktijk werd
één dierenarts persoonlijk uitgenodigd, maar desondanks
was de belangstelling zo gering dat in ieder geval één van de
avonden afgelast moest worden. Het mag geen verrassing
zijn dat deze problematiek kennelijk niet hoog op het priori-
teitenlijstje van de meeste praktijken staat.
Men is het erover eens dat bewustwording de eerste, zeer be-
langrijke stap is in de richting van een oplossing. Met de
plaatsing van het verslag van deze avond in dit speciale the-
manummer hoopt de KNMvD daar alvast aan bij te kunnen
dragen.

Een tweede, niet minder belangrijke stap, is het oprichten

-ocr page 195-

van een werkgroep waarin alle belanghebbenden hun krach-
ten kunnen bundelen. Dc enorme expertise die inmiddels
aanwezig is bij de tandartsen is van grote waarde, en moet
daarbij zeker gebruikt worden. Het zou onzin zijn het wiel
nog eens uit te vinden, als de tandartsen dit hele proces al een
decennium geleden hebben doorlopen.
Door het organiseren van deze bijeenkomst hoopt het be-
stuur van de KNMvD de belanghebbenden te kunnen over-
tuigen van het belang van samenwerking. Dat dit doel be-
reikt is, blijkt uit de afsluiting door voorzitter Ton de Ruijter.
Hij heeft de toezegging van alle aanwezigen gekregen deel te
willen nemen aan een stuurgroep. Alleen al hierom mag deze
avond een groot succes genoemd worden, en hopelijk volgen
er meer. Want slechts met vereende krachten zal het lukken
de arbeidsongeschiktheid onder dierenartsen terug te drin-
gen. Wordt vervolgd...

Drs. L.C.T. Verkleij is dierenarts en freelance journalist.

Bestuur stelt Stuurgroep \'Aanpak arbeidsongeschiktheid\' in

M. van Oostrum-Schuurman Hess

Tijdens de algemene vergadering 2002 heeft de voor-
zitter van het bestuur van de KNMvD, Ton de Ruijter,
het onderwerp \'arbeidsongeschiktheid\' tot topprio-
riteit benoemd. Het bestuur heeft in dat verband op 28
mei 2003 een bijeenkomst georganiseerd met alle \'sta-
keholders\', belanghebbenden, op het gebied van ar-
beidsongeschiktheid. In deze aflevering van het
Tijdschrift staat een verslag van deze bijeenkomst op
pagina 573 De bijeenkomst was zeer succesvol: de aan-
wezigen waren eensgezind over het gezamenlijk aan-
pakken van de arbeidsongeschiktheid. Daarop heeft
het bestuur besloten tot de instelling van de
Stuurgroep "Aanpak arbeidsongeschiktheid".

Naast twee vertegenwoordigers van het bestuur van de
KNMvD, de heren De Ruijter - voorzitter van de stuur-
groep - en Gostelie, bestaat de stuurgroep uit vertegen-
woordigers namens de stakeholders, te weten de heer N.
Ypenburg, namens het bestuur van de Stichting
Pensioenfonds voor Dierenartsen; de heren H. Meertens
en G. Wolters namens Interpolis; de heer H. Vaarkamp na-
mens de Faculteit der Diergeneeskunde; de heer F.R. van
der Kolk namens AUV; een vertegenwoordiger van de

Groep Geneeskunde Gezelschapsdieren; de heer A.J.G.
den Hertog namens de Groep Practici Grote Huisdieren en
stafmedewerker mevrouw M.C. van Oostrum.
Secretariële ondersteuning wordt verzorgd door mevrouw
A. de Reuver-van Zijl van het bureau van de KNMvD.

De doelstelling van de Stuurgroep is het forinuleren van
een plan van aanpak ter terugdringing van de arbeidsonge-
schiktheid onder praktiserende dierenartsen. Daarbij zou
gedacht kunnen worden aan het opstarten van preventie-
activiteiten, maar ook aan het initiëren van het noodzake-
lijke onderzoek naar arbeidsongeschiktheid. Tevens zal
ruimschoots aandacht besteed moeten worden aan voor-
lichting en \'PR\' over het onderwerp arbeidsongeschikt-
heid.

De stuurgroep gaat van start in september 2003. Uiteraard
houden we u van de ontwikkelingen op de hoogte.

Mocht u vragen hebben naar aanleiding van het boven-
staande of contact willen opnemen over arbeidsonge-
schiktheid, dan staat mevrouw Marij van Oostrum u graag
te woord (telefoon bureau KNMvD: 030-6348900).

-ocr page 196-

rr»

*

janse

ter o^f^t^te ca. 1\\ UNV

\'-na tdeaal voor

geving.a.b. \\vjt

en werken^;,^stain^en-

tarium-^\' V, -

kan

----n^nroerenaa gd

WAT ALS EERDER STOPPEN MET WERKEN

GEEN KEUZE IS?

Arbeidsongeschikt raken. U moet er niet aan denken
dat het u ooit overkomt. Een ongeluk zit echter in een klein
hoekje en kan ingrijpende gevolgen hebben. Verzeker uzelf
en uw gezin daarom van een goed inkomen en kies voor
een goede arbeidsongeschiktheidsverzekering. De VVAA
adviseert u daarbij. Als onafhankelijke tussenpersoon
houdt de VVAA de marktontwikkelingen scherp in de gaten
en gezien haar marktpositie kan de VVAA zeer gunstige
voorwaarden voor u bewerkstelligen. Bovendien kunt u ook
bij een arbeidsongeschiktheidsverzekering vertrouwen op
de uitgebreide begeleiding die u van de VVAA gewend bent.
Kortom, met de VVAA bent en blijft u goed en voordelig
verzekerd! Meer weten? Bel (030) 247 48 00 of kijk op
www.waa.nl.

ARBEIDSONGESCHIKTHEIDSVERZEKERING

VVAA

Atoomwea 100. Postbus 8153. 3503 RD Utrecht, telefoon (030) 247 49 11, www.vvaa.nl

-ocr page 197-

Bulletin bestuur en bureau

Nummer juni, juli en augustus 2003

Opvolging algemeen secretaris

Het bestuur is volop bezig met de op-
^^^^^^^^ volging van de huidige algemeen se-
Cretans Tjeerd Joma. Zoals bekend is
deze inmiddels benoemd tot presi-
dent van de FVE en eindigt zijn
dienstverband bij de KNMvD per I
juli 2004. Begin september zal er in
het Tijdschrift voor Diergeneeskunde
en in De Volkskrant een advertentie voor de werving van een
directeur voor de KNMvD verschijnen. Qua takenpakket ligt
de nadruk van de nieuwe functie op het management van het
bureau.

Omdat door de benoeming tot president van de FVE het toch
al te zware takenpakket van de algemeen secretaris nog eens
extra onder druk komt te staan, heeft het bestuur besloten
een interim manager in te schakelen. Met ingang van sep-
tember neemt de heer Engelen van bureau Boer & Croon
drie dagen per week en voor een periode van drie tot vier
maanden het management van het bureau van de KNMvD in
Houten voor zijn rekening.
Meer info: Ton de Ruijter

Bestuurlijke aanpak dierziektecrisis

Naar aanleiding van de Al-atïaire wilde de Nederlandse be-
langengroep van hobbydierhouders een zogenoemde
list of
shame
van bij de ruiming betrokken dierenartsen opstellen
en deze via internet openbaar maken. Bij monde van de alge-
meen secretaris heeft de KNMvD hiertegen ernstig gepro-
testeerd. Het bestuur zal tot aangifte overgaan wanneer de
belangengroep haar initiatief doorzet.
Daarnaast besluit het bestuur tot de publicatie van een pers-
bericht waarin wordt verwoord dat het massaal doden van
hobbydieren op veterinaire gronden niet meer zinvol is. Dit
persbericht is op 30 mei uitgestuurd. Ook zijn alle leden op 2
juni per nieuwsemail geïnformeerd over de positie en de rol
van de KNMvD in de Al-atïaire.

Bij een volgende crisis zal het bestuur vroegtijdig beraadsla-
gen over aanpassing van de uitgezette koers en het innemen
van gewijzigde standpunten, in dit verband constateert het
bestuur dat sommige van de reeds bestaande standpunten
van de KNMvD gedateerd zijn. Deze standpunten zullen
voor commentaar aan de groepen worden voorgelegd en ver-
volgens worden beoordeeld door de commissie Ethiek.
Tevens is besloten dat de standpunten tweejaarlijks worden
geëvalueerd.
Meer info: TjeerdJorna

Besturendag

Naar aanleiding van de besturendag op 12 juni heeft het be-
stuur geconstateerd dat het nieuwe pand in Houten zich uit-
stekend leent voor een dergelijke relatief grootschalige bij-
eenkomst. Wel zullen er voor de komende jaren enige

aanpassingen, zowel inhoudelijk als qua organisatie, worden
doorgevoerd. In het Tijdschrift voor Diergeneeskunde van 15
juli/I augustus is een verslag van deze dag opgenomen.
Meer info: Tjeerd Jorna

Veteri nai r tuchtcollege

De directie Juridische zaken van het ministerie van LNV be-
twijfelt of er nog gegronde redenen zijn om de publiekrech-
telijke veterinaire tuchtcolleges op kosten van de overheid
voort te zetten. Er wordt onder andere gekeken naar twee al-
ternatieven, te weten: het kostendekkend maken van het
tuchtcollege of samenvoeging met het medisch tuchtcollege.
In september komt het ministerie met een voorstel.
Meer info: Ton de Ruijter

Open dag

Het bestuur besluit tot het organiseren van een open dag voor
alle leden in het nieuwe kantoorpand te Houten. Tijdens deze
dag zullen alle inwonende organisaties (KNMvD, PAO-D,
VKO en NDG) gevraagd worden zich te presenteren. Meer
informatie volgt.

Meer info Nanny Wijne / Bert Hendriks
Jaarcongres KNMvD

De voorbereidingen voor het jaarcongres en de algemene le-
denvergadering zijn in volle gang. In dc week van 18 au-
gustus zullen de uitnodigingen en dc inschrijfformulieren
naar de leden worden verstuurd. De bijeenkomst vindt dit
jaar plaats op 3 en 4 oktober in het Belevingshotel Bad
Boekelo te Boekelo, zie:
www.belevingshotel.com
Meer info: Marieke Veldman

Wetsvoorstel verplichte deelneming in een beroepspen-
sioenregeling

Dierenartsen kennen net als veel andere vrije beroepsbeoe-
fenaren een eigen beroepspensioenregeling. Dc wettelijke
basis voor zo\'n beroepspcnsioenregeling is gelegen in de
Wet verplichte deelneming in een beroepspensioenregeling
(Wet BPR). Op basis daarvan kan een beroepsgroep - wan-
neer de meerderheid van de betrokken beroepsgenoten daar
vóór is - de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
(SZW) vragen de regeling verplicht te stellen voor alle be-
roepsgenoten, die in het betreffende werkgebied werkzaam
zijn.

De praktiserende dierenartsen hebben de pensioenregeling
ondergebracht in de Stichting Pensioenfonds voor Dieren-
artsen. Het ministerie van SZW heeft in het voorjaar van
2000 aangekondigd de Wet BPR te willen afschaffen. Bij het
algemeen overleg in de Tweede Kamer bleek echter geen po-
litieke steun voor de plannen van het ministerie en werd de
toenmalige staatssecretaris opgeroepen met de beroepsorga-
nisaties in overleg te treden. Dat overleg tussen de ambtena-
ren van SZW en de vertegenwoordigers van de beroepsorga-

-ocr page 198-

nisaties en de beroepspensioenfondsen heeft inderdaad een
aantal keerplaatsgevonden.

In juni 2003 werd het wetsvoorstel voor de nieuwe Wet BPR
eindelijk ontvangen, waarbij jammer genoeg moest worden
geconstateerd dat het overleg nog niet veel had opgeleverd.
De bezwaren van de beroepsorganisaties en de beroepspen-
sioenfondsen lijken niet gehonoreerd te worden. Inmiddels
hebben de Unie van Beroepspensioenfondsen en de beroeps-
organisaties inhoudelijk commentaar geleverd op het wets-
voorstel. Daarnaast is een zogenaamd lobbyplan opgesteld,
waarmee getracht zal worden zoveel mogelijk politieke in-
vloed uit te oefenen. Tevens wordt aangestuurd op een over-
leg met de staatssecretaris van SZW over de voorgestelde
wijziging van de Wet BPR.
Meer informatie: Marij van Oostrum

\'Toekomst intensieve veehouderij\'

Op 20 juni 2003 informeerde de minister van Landbouw,
Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) de Kamer over zijn ana-
lyse inzake de intensieve veehouderij is ons land. De mi-
nister wil met deze brief een aanzet geven voor een maat-
schappelijk debat over de toekomst van deze sector in
Nederland. In het najaar gaat de minister ketenpartijen,
maatschappelijke organisaties en andere overheden uitnodi-
gen om met hem in gesprek te gaan. Doel van de minister is
om op grond van de resultaten van dit debat, eind 2003 een
vervolgbrief aan de Kamer voor te leggen met zijn visie en
maatregelen.

Het bestuur heeft het initiatief voor het samenstellen van een
ad hoe KNMvD-werkgroep \'Toekomst intensieve veehou-
derij\' geaccordeerd om deze uitnodiging van de minister
voor te bereiden. Vanuit dc groepen en clusters zullen afge-
vaardigden in deze werkgroep zitting nemen.
Meer info: Hugo de Croot

Eindrapportage ROL-project

In de bestuursvergadering van augustus is de eindrapportage
van het ROL-project aangeboden. Het ROL-project geeft
dierenartsen de mogelijkheid om online het medicijngebruik

volgens de Vrijstellingsregeling voedselproducerende be-
drijven te registreren via
www.knmvd.nl/ROL. Het project is
positief afgesloten en zal dit najaar aan het ministerie van
LNV gedemonstreerd worden.
Meer info: Hugo de Croot

Invoereisen gezelschapsdieren op website KNMvD

In het verleden publiceerde de KNMvD eens per jaar een
overzicht van de geldende invoereisen in het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde. Deze informatie was afkomstig van de
RVV. Men ziet het verzamelen van deze informatie voor de
individuele burger die met zijn huisdier op reis wil echter
niet langer als overheidstaak. De KNMvD is zich bewust van
de service die de dierenarts op dit gebied wil blijven bieden
aan zijn cliënten en heeft besloten deze taak over te nemen en
een dergelijk lijst op het open gedeelte van de website
knmvd.nl te plaatsen. Het bureau zal voortaan deze lijst up to
date houden. Zie ook:
www.knmvd.nl onder overheidsmede-
delingen.

Meer info: Joost van Herten
Gezondheidsverklaring

Voor landen die naast het dierenpaspoort een gezondheids-
verklaring in de eigen taal eisen (bijvoorbeeld Italië en
Oostenrijk) is in overleg met de RVV een gezondheidsver-
klaring opgesteld die samen met het speciale certificaat voor
Noorwegen te vinden is op de website:
www.knmvd.nl onder
praktijkvoering.
Meer info: Joost van Herten

EU-verordening reizen met huisdieren binnen de EU

Op 13 juni 2003 is de nieuwe EU-verordening 998/2003 in-
zake veterinairrechtelijke voorschriften voor het niet-com-
merciële verkeer van gezelschapsdieren gepubliceerd in het
publicatieblad van de Europese Unie. Dc KNMvD is in over-
leg met dc FVE, de RVV en het ministerie van LNV over de
consequenties hiervan. Zie ook:
www.knmvd.nl onder over-
heidsmededelingen.
Meer info: Joost van Herten

-ocr page 199-

Wie is Hendrik Tolsma?

Hendrik studeerde in 1996 af als dierenarts met als dif-
ferentiatie gezelschapsdieren. Aansluitend was hij vijf
jaar werkzaam in de praktijk waarvan vier jaar in
Enschede, de plaats waar hij woonachtig is. Nu is hij
werkzaam bij Artu Biologicals, producent van humane
en veterinaire allergietesten en therapieën. Als product-
manager is hij verantwoordelijk voor de intradermale
huidtesten (Artuvetrin®Test Seten Artuvetrin®Test Vlo,
voor het diagnosticeren van atopische dermatitis bij
honden) en voor de hieruit voortvloeiende desensibili-
satie (Artuvetrin® Therapie).

In 2002 trouwde Hendrik met Christine Hummelen en
als alles goed gaat heeft dochter Pam ten tijde van het
verschijnen van dit tijdschrift er een broertje of een
zusje bij.

Hoe ben je terechtgekomen in de organisatie van de sport-
dag en het jaarcongres?

"Ik werd benaderd door Hans van Embden, voorzitter van de
congrescommissie. Hij kende mij van de districtsvergaderin-
gen die ik als afgevaardigde van Overijssels Nieuws (bijeen-
komst van jonge dierenartsen in Overijssel) bijwoonde. Ook
was ik al jarenlang actief deelnemer aan de sportdag (hoc-
key). Vorig jaar heb ik, naast de sportdag, voor het eerst ook
deelgenomen aan het congres. Ondanks het feit dat er rela-
tief weinig jonge collega\'s waren, was het zeer informatief en
gezellig. Het leuke van het congres is datje voor de verande-
ring ook eens met collega\'s van gedachten wisselt over niet
direct vakinhoudelijke onderwerpen, maar die wel van be-
lang zijn voor het functioneren van dierenartsen, jong of
oud."

Wie zitten er nog meer in de congrescommissie en hoeveel
tijd kost het je?

"De insteek van de commissie was om met een enthousiast
jong team het congres te organiseren. Naast voorzitter Hans
van Embden en mijzelf bestaat de commissie verder uit
Marcel Holtkamp, penningmeester, Henk Roze, Anoek
Schipper en Marieke Veldman (KNMvD). We vergaderen
gemiddeld één avond per maand maar in de laatste twee
maanden wordt de frequentie opgevoerd. Binnen de com-
missie zijn Henk Roze en ik verantwoordelijk voor de orga-
nisatie van de sportdag in samenwerking met de sportdag-
commissie.

Ons uitgangspunt was en is het aanbieden van een leuk en
aantrekkelijk programma voor alle dierenartsen. Op basis
van het thema \'dierenarts in balans\' hebben we een veelbelo-
vend en actueel programma kunnen samenstellen met inte-
ressante sprekers en leerzame (interactieve) workshops. Ook
breken wij dit jaar met de traditie dat het congres wordt afge-
sloten met een gala-avond in black tie. Dit jaar komt er een
swingende band en is de dresscode casual waarmee wij een
soort van \' Vet-in\' gevoel hopen te creëren. Er is in ieder ge-
val volop gelegenheid voor onderlinge contacten en collegi-
ale vriendschappen."

Waarom zouden volgens jou juist veel meer jongere dieren-
artsen naar de sportdag en het jaarcongres moeten ko-
men?

"Het bovenstaande is wat mij betreft ook de reden waarom
juist meer jongere dierenartsen naar het congres zouden
moeten komen. Dit evenement leent zich uitstekend voor het
opdoen van intercollegiale contacten met jongere en oudere
collega\'s en het weerzien van studiegenoten. Dit kan bijdra-
gen tot een betere samenhang binnen het wereldje van die-
renartsen en de uitstraling van de beroepsgroep naar buiten
toe."

En natuurlijk omdat het gewoon leuk is...

"Zeker, want het is hartstikke gezellig en een mooie onder-
breking van de werkzaamheden van alledag. Studenten en
jonge collega\'s afgestudeerd na 1998 hebben overigens gra-
tis toegang tot het congres. Al met al is het zeker de moeite
waard om eens naar het congres te komen. Dit jaar is boven-
dien de locatie, het gemoedelijke Twente, zeker de moeite
van het bezoeken waard."

Congreslid Hendrik Tolsma over Jaarcongres 2003

"Intercollegiale contacten kunnen bijdragen tot betere
samenhang binnen wereldje van dierenartsen"

Bert Hendriks

-ocr page 200-

Wil jij ook gratis naar
het Jaarcongres 2003?

Als je kandidaatlid bent of na 1998 afgestudeerd dan
<an je inderdaad gratis naar het jaarcongres van
de KNMvD met het thema: \'Dierenarts in Balans\'.
Een erg interessant thema om
je alvast voor te bereiden op je toekomst!!

Schrijf je in via het
toegestuurde inschrijfformulier.

(Niet ontvangen? Neem dan contact op met de KNMvD 030-6348900)

KNMvD jaarcongres 2003
Boekelo 2, 3 en 4 oktober

[APPORT]

jonge aankomende collega\'s en/of (oude) studiegenoten uitdagen?
Lekker gezellig borrelen?
In beweging zijn?
Naar een gezellig feest?

Kom dan naar sportdag en kom lekker hockeyen, voetballen, tennissen, brid-
gen, golfen, squashen of skeeleren!

[BLIjF]

Het jaarcongres heeft het thema: \'Dierenarts in Balans\'. Gerenommeerde
sprekers als prof dr W.A. Vermeend, dr. J.W. Hesselink en dr. J.P.J.E. van Gooi
zullen een interessante bijdrage leveren aan het thema. In de middag wordt
het thema dieper uitgewerkt in verschillende workshops.

Tot slot wordt de dag afgesloten met een heerlijk diner en een spetterend
feest!

2*3«4 oktober

[VOLG]

Op zaterdag 5 oktober wordt de algemene ledenvergadering gehouden
waarop alle KNMvD-leden welkom zijn.

In augustus heeft u het inschrijfformulier in de bus gekregen. Op onze website
www.knmvd.nl houden wij u op de hoogte.

Dankzij de steun van deze organisaties worden de sportdag en het jaarcongres ook dit jaar weer heel bijzonder:

Meeüs, Merial, AUV, Intervet, VVAA, Pfizer, Flexvet, Micpoint, Fort Dodge Animal Health,
Hospital Equipment Services, Royal Canin, Boehringer Ingelheim, C en E Bankiers, Bayer, Dopharma en CEVA Santé.

-ocr page 201-

Kwaliteitsborging in de zuivelketen en de rol van de dierenarts daarbij

Symposium op zaterdagmorgen 20 september 2003 te Leiystac

Het symposium \'Kwaliteitsborging in de zuivelketen en de
rol van de dierenarts daarbij\' vindt plaats in het audito-
rium van ID Lelystad, Edelhertweg 15 te Lelystad. Het
programma wordt om 09.30 uur geopend door de dag-
voorzitter drs. H. Verburg, voormalig Veterinair Hoofd-
inspecteur. Ontvangst met koffie vanaf 09.00 uur.
Uitgenodigd worden de leden van de Groep Geneeskunde
van het Rund, de Groep Gezondheids- en Kwaliteitszorg
(GKZ), de Veterinaire Specialisten Volksgezondheid en an-
dere belangstellenden.

De onderwerpen en sprekers van deze ochtend zijn:

• De structuur van de Nederlandse zuivelindustrie

Ir. C. Pette, directeur Nederlandse Zuivel Organisatie

• Kwaliteitsborging door de zuivelindustrie

Dr W.S.J.M. Buck, directeur Food Safety and Dairy
A ffairs, Friesland Coberco

• De rol van de zuivelcontrole bij de kwaliteitsborging

Ir. A. Men tink, Centraal Orgaan voor Kwaliteitsaait-
gelegenheden in de Zuivel

• De rol van de Keuringsdienst van Waren bij de kwaliteits-
borging

mevrouw in H. Karman, Keuringsdienst van Waren

De invloed van diervoeding op de melkkwaliteit

Ir D.F Wolters, Productschap Diervoeder

Dierziekten in relatie tot melkkwaliteit

Dr P. Franken, Gezondheidsdienst voor Dieren

Keten-kwaliteit-melk en de rol van de dierenarts daarbij

Ir. L.J. van Keulen, directeur Stichting Keten Kwaliteit

Melk

Aansluitend vindt om
van de Groep GKZ.

3.30 uur de ledenvergadering plaats

Kosten en aanmelden

De kosten bedragen (inclusief lunch), 30 euro voor leden
Groep GKZ en Groep Rund, 45 euro voor niet-leden en voor
studenten 10 euro, te voldoen bij de zaal. Aanmelden kan per
e-mail aan B. Schat
baukje.schat@wur.nl of telefonisch
(0317) 475408 (in verband met opgave aantal lunches).

U kunt voor deze bijeenkomst punten voor de erkenning
herkauwerdierenarts behalen.

Najaarsdag 2003: \'(be) handelen\'

Zoals al eerder gememoreerd op deze
GGG-pagina, zal op zaterdag 8 no-
vember 2003 in \'De Reehorst\' in Ede
de Najaarsdag van de GGG worden
gehouden. Vanzelfsprekend is er tij-
dens deze Najaarsdag weer volop ge-
legenheid om collega\'s te ontmoeten,
herinneringen op te halen en actuele zaken te bespreken.
De kern van de Najaarsdag is uiteraard het wetenschappe-
lijke programma. Zoals u gewend bent, zal het programma
ook dit keer weer zeer gevarieerd zijn, met sprekers die
internationaal als experts worden beschouwd op het gebied
waarover ze een voordracht houden.

Het centrale thema is dit jaar \'(be)handelen\'. In dit kader zal
onder andere worden ingegaan op de toepassingsmogelijkhe-
den van recent geïntroduceerde of binnenkort te introduceren
medicijnen, zoals trilostane en progesteron-receptor blok-
kers. Ook is er aandacht voor chirurgisch handelen. Collega
Dick van Zuilen zal aandacht besteden aan de aanpak van el-
leboogdysplasie en collega Marijke Peeters gaat in op de
vraag \'hoe te handelen bij thoraxtrauma en andere acute tho-
raxproblemen\'. Collega Rob Gerritsen zal in zijn voordracht
verschillende aspecten verbonden aan het toedienen van een
bloedtransfusie bespreken. Hopelijk wekt dit onvolledige
overzicht al uw belangstelling. Mocht er toch nog meer over-
redingskracht nodig zijn, dan zult u binnenkort het volledige
programma in uw brievenbus kunnen vinden.

Nascholing dierenarts-assistenten

Om te voldoen aan de grote behoefte aan nascholing bij de
dierenarts-assistenten, zullen de sprekers ook dit jaar een
voordracht geven voor deze belangrijke groep medewerkers.
Daarnaast zal tijdens de Najaarsdag ook wederom de uitrei-
king van de prijs voor de \'assistente van het jaar\' plaatsvin-
den. Een goede gelegenheid dus om uw assistent(e)(n) mee
te nemen en samen (al is het dan in aparte zalen) te genieten
van een zeer aanlokkelijk programma en de traditionele ge-
zelligheid die zo kenmerkend is voor de Najaarsdag van de
GGG.

Graag zien wij u op 8 november aanstaande in De Reehorst
in Ede.

Gezien de grote belangstelling raden wij u aan tijdig te re-
gistreren, want \'vol is vol\'. Let u erop dat alleen de GGG su-
per-plus leden (dus inclusief de najaarsdag) zich bij vooraan-
melding geregistreerd hebben, alle andere leden wordt
aangeraden zich van tevoren en tijdig aan te melden via het
inschrijfformulier dat binnenkort in de brievenbus valt.

-ocr page 202-

Congressen ê. Symposia

September

20 Symposium Ezels (voor dierenartsen en stu-
denten) door St. de Ezelsociëteit in samen-
werking met Archaeopteryx en het Donkey
SancUiary uit Engeland. Plaats: Faculteit der
Diergeneeskunde, Utrecht.
18 De groep GKZ (Gezondheids en Kwaliteits-
zorg) organiseert in Lelystad i.s.m. Groep
Rund en Groep Grote Huisdieren een sym-
posium met de titel \'Kwaliteitborging in de
zuivelketen en de rol van de dierenarts daar-
bij\'. Aansluitend vindt de jaarlijkse leden-
vergadering van de Groep GKZ plaats.
Nadere berichtgeving volgt.
Veterinair symposium \'Paardenmiddelen in de praktijk, wat mag en
niet mag\' tijdens Horse Event te Deurne. Meer informatie: eQuest,
tel.:(033)2470845.

Studiebijeenkomsten Bovine Virus Diarree door Prof Dr J. Brownlie
van de Londense Royal Veterinary School en Drs. M. Verhoef van die-
renartspraktijk Midden-Salland. Tijd en locatie: 12.30 uur & 19.30 uur
te Kasteel MaurickA\'ught. De kosten voor deelname bedragen € 25,-
p.p. Opgeven en informatie via Intervet Nederland B.V, telefoon;
0485-587652, fax: 0485-587653.

Studiebijeenkomsten Bovine Virus Diarree door Prof Dr. J. Brownlie
van de Londense Royal Veterinary School en Drs. M. Verhoef van die-
renartspraktijk Midden-Salland. Tijd en locatie: 19.30 uur Golden
Tulip Residence Victoria / Hoenderloo. De kosten voor deelname be-
dragen € 25,- p.p. Opgeven en informatie via Intervet Nederland B.V,
telefoon: 0485-587652, fax: 0485-587653.

Studiebijeenkomsten Bovine Virus Diarree door Prof Dr. J. Brownlie
van de Londense Royal Veterinary School en Drs. M. Verhoef van die-
renartspraktijk Midden-Salland. Tijd cn locatie: 12.30 uur en 19.30
uur Golden Tulip Tjaarda Oranjewoud / Oranjewoud. De kosten voor
deelname bedragen € 25,- p.p. Opgeven en informatie via Intervet
Nederiand B.V, telefoon: 0485-587652, fax: 0485-587653.

25-27European Congress ofToxicologic Pathology, Hamburg, Ciermany.
Solution office e.K., Kay Schroeder, Birkenweg 8, D-21376
Salzhausen, phone/fax: 49-4172-961310/961309, e-mail:
Solution-office(§t-online.de, www.eurotoxpath.org

25-28 The 2003 Nestic Purine Nutrition Forum, at the Adam\'s Mark Hotel in
St. Lois, MO. Themes are: Nutritional advances in gastrointestinal he-
alth and disease and The aging feline: advances in nutrition and care
for the older cat. The registration fee is S 250.00. Send your registra-
tion and registration fee to: The Nestle Purina Nutriton Forum, c/o Ms.
Charlene Lackey, Nestle, Purina Research, Checkerboard Square, 3
RN, St. Louis, MO 63164 USA.

British Veterinary Association Congress 2003. Sheraton Grand Hotel
Edinburgh.Tel: 44 20 7636 6541, fax 44 20 7436 2970, e-mail: con-
gress@bva.co.uk.

Extensie-programma 2003 van Pathologie (FdD). Hondendag met als
thema veroudering. Opgeven via e-mail: m.backers@vet.uu.nl, tele-
foon 030-253 4303. TCG kent 10 punten toe in het kader van voortdu-
rende bijscholing.

\'Equine tendinous Ultrasonography (forelimb)\' by Dr Valeria Busoni
(University of Liège, Belgium), Luik - Belgium, language: French.
Organization; Animalia Curandi Ars, www.animalia.be / info@anima-
lia.be or tel. 32 474 691 440. Maximum 15 participants.

Oktober

9-11 Seminar \'Kolik beim Pferd\' der Tierklinik Hochmoor Information
und Anmeldung: www.tierklinik-hochmoorde, e-mail: info@tierkli-
nik-hochmoorde, Tierklinik Hochmoor tel. 0 28 63 / 20 99-0 / fax 0
28 63/20 99-20.

10 Symposium \'Het Paard aan Zet\', Hoofdafdeling Gezondheidszorg
Paard. 09.00-18.30h. Opgave bij PAO-D, tel: 030-6348980, fax: 030-
6348989.

10 KNMvD organiseert i.s.m. de Dierenbeschenning een studiemiddag
voor dierenartsen die werkzaam zijn in dierenasielen. Onderwerpen
zijn; Virusziekten bij de hond, in het bijzonder kennelhoest door Dr.H.F.
Egberink; Schimmelproblemen bij de kat door Dr D.J. Houwers en
Reiniging en desinfectie in het dierenasiel, de zin en de onzin door Mw.
Ing. C.A. Breukers. De middag wordt van 13.00 tot 17.00 gehouden bij
de KNMvD op De Molen 77 te Houten met aansluitend een borrel. Voor
deze middag zijn PED-punten aangevraagd. De kosten bedragen
€ 50,00 p.p.. Schriftelijk opgeven bij de KNMvD t.a.v. mevr.

20

23

24

25

28

27

28

J. Lindhout of per e-mail j .lindhout@knmvd.nl.

18.194th International Conference on Equine Reproductive Medicine.
Informatie bij Instimt fijr Veterinär Pathologie. E-mail; schoon@rz.uni-
leipzig.de

25 \'Keys in canine neurology\' by Pr André JAGGY (University of Berne,
CH), Luik - Belgium, language; French. Organization: Animalia
Curandi Ars. Contact: www.animalia.be / info@animalia.be or tel. 32
474 691 440.

23-26 GGR organiseert in samenwerking met British Veterinary Cattle associ-
ation Congres Engels-Nederlands/Belgische Buiatrics. Voor meer infor-
matie wvw.bcva.org.uk of telefonisch via BCVA Office 0044 1452
740816.

26-29 OIE (World Organisation for Animal Health), 3e International
Symposium over Bluetongue teTaormina in Sicily (Italië). Kosten: 100
Euro (bij inschrijving voor 1 september), sttidenten 60 Euro. Voor meer
informatie en registratie: InstitutoZooprofilattico,tel. 39 86l 3323 18,
fax 39 861 3322 51, e-mail; bt.symposium@izs.it.

31-2nov. Congres Veterinary Wand Healing Association in Cardiff, Wales.
Zie www.vwha.net of bel Jacintha Wilmink, tel. 0317-414462 ofe-mail
j.m.wilmink@tiscali.nl

November

5-7 The French Society of Veterinary Pathology and the D.E.S.V in
Veterinary Pathology organize a 3 days seminar on the Pathology of exo-
tic pet animals. The meeting will be held at the Institut Pasteur, Paris,
France. For more information, please contact Dr Laurence Fiette,
lfiette@pasteur.fr

6-7 65. Fachgespräch über Geflügelkrankheiten (DVG Fachgruppe
Geflügel und Deutsche Gruppe der WVPA) in Hannover Informatie via
Klinik für Geflügel, tel. 49 511 953 8778/79.

9-13 6\'^ OIE Seminar on Biotechnology and 11 International Syinposium
of the World Association of veterinary laboratory Diagnosticians.
Locatie: Bangkok, Thailand. Meer informatie via www.oie.int of telefo-
nisch: 33 (0)144 15 1888.

14 Werkgezclschap Antieke Geneeskunde, 14 uur te Leiden. Sprekers: dr
J. Bos, \'Karakter en persoonlijkheid in de antieke en vroegmoderne ge-
neeskunde\', dr EG. Stenten, \'Het aanbrengen van beenbreuken bij ver-
oordeelden in de Grieks-Romeinse wereld\' en dr G.J. van Dijk over
\'Medici in fabels\'.

vergaderingen & bijeenkomsten

September

18 Studievergadering GHwD te Utrecht in het Beatrixgebouw van het
Jaarbeurscongrescentt-um van 19.30 tot 22.30 uur

25 Vergadering Groep Geneeskunde van het Paard, 13.30-17.00 uur

25 Werkvergadering Rund I in Molenwijk te Boxtel om 20.15 uur.

25 Bijeenkomst ABCTA en Groep (ienceskundc van het Varken over
\'Varkensvoeding en Varkensgezondheid\'. Aanvang 15.00 uur te
Lochem.

Oktober

6 Najaarsregiovcrgadering AUV, Regio Oost, aanvang 20.15 uur Hotel
Bilderberg Arnhem-Velp te Velp.

8 Ledenvergadering van de Werkgroep Geneeskunde Vleeskalveren.
14.30 uur te Ughelen (Apeldoorn).

9 Najaarsregiovcrgadering AUV, Regio Noord, aanvang 20.15 uur,
Mercure Hotel Hajé te Hecrenveen.

27 Najaarsregiovcrgadering AUy Regio Zuid, aanvang 20.15 uur. Best
Western Hotel Brabant te Breda.

28 Werkvergadering Paard 1 in Molenwijk te Boxtel om 20.15 uur

29 Najaarsregiovcrgadering AUV, Regio West, woensdag 29 oktober 2003,
aanvang 20.15 uur. Restaurant Groot Kievitsdal te Saam.

30 Vergadering Groep Geneeskunde van het Paard, 13.30-17.00 uur

November

4 Werkvergadering Varken I in Molenwijk te Boxtel om 20.15 uur

8 Informele bijeenkomst Zeeuwse dierenartsen, Bolsjoi, Grote Markt 28
te Goes, 20.30 uur

12 Werkvergadering Rund II in Molenwijk te Boxtel om 20.15 uur.

13 Najaarsvergadering GGR

18 Werkvergadering Pluimvee I in Molenwijk te Boxtel om 14.00uur

20 Vergadering Groep Geneeskunde van het Paard, 13.30-17.00 uur

22 Najaarsdag GHwD te Breda. De precieze locatie wordt nog bekend ge-
maakt.

25 Jaarlijkse studiedag WRSA. Thema: Vruchtbaarheid en Voortplanting.
Plaats en locatie nu nog niet bekend.

-ocr page 203-

December

09 Ledenvergadering en wetenschappelijke bijeenkomst van de Groep
Pluimveewetenschappen, aanvang 14.00 uur. Locatie Mercure Arnhem.

Cursussen"

September

16 PAO-D cursus 03/209. Onderwerp: Voeding Rund Mod. 11. Rubriek:
Rund.

16 PAO-D cursus 03/148. Onderwerp: Röntgen Thorax. Rubriek: GD.

18 VVAA-cursus \'Marketing voor dierenart.sen\' te Utrecht. Info/aanmel-
ding: VVAA seminars, tel. 030-2474328, fax: 030-2474647, e-mail:
congres@vvaa.nl of www.vvaa.nl.

19 PAO-D cursus 03/155. Onderwerp: Echocardiografie. Rubriek: GD.

20 PAO-D cursus 03/146. Onderwerp: Echografie Hond/Kat. Rubriek: GD.

21 PAO-D cursus 03/124. Onderwerp: Dermatologie Kat. Rubriek:GD.

22 PAO-D cursus 03/252. Onderwerp: Practicum Voeding Rund. Rubriek:
Rund.

23 PAO-D cursus 03/267. Onderwerp: Vleeskalveren. Rubriek: Rund.

23 PAO-D cursus 03/319. Onderwerp: Immunologie Varken. Rubriek:
Varken.

24 PAO-D cursus 03/158. Onderwerp: Gewrichtsaandoeningen Hond.
Rubriek: GD.

24 PAO-D cursus 03/211. Onderwerp: Koecomfort. Rubriek: Rund.

24 PAO-D cursus 03/918. Onderwerp: Excellent Onderhandelen II.
Rubriek: Algemeen.

24-25 PHLO-cursus \'Vmchtbaarheid en voortplanting van het varken\'.
Cursusleiding: Profdr.ir. B. Kemp en dr.ir N.M. Soede. Kosten 795
Euro. Meer info Bureau PHLO, tel.: 0317-484093/484092, e-mail:
info@phlo@wurnl, internet www.phlo.nl.

24/26 VVAA-cursus \'Van loondienst naar eigen praktijk\' te Delden. Info/aan-
melding: VVAA seminars, tel. 030-2474328, fax: 030-2474647, e-mail:
congres@vvaa.nl of www.vvaa.nl.

25 PAO-D cursus 03/407. Onderwerp: Immunologie Pluimvee. Rubriek:
Pluimvee.

26 PAO-D cursus 03/150. Onderwerp: Röntgen Abdomen. Rubriek: GD.

27 PAO-D cursus 03/156. Onderwerp: Echocardiografgie. Rubriek GD.

27 PAO-D cursus 03/174. Onderwerp: Buikchirurgie deel 1. Rubriek: GD.

30 Pao-D cursus 03/322. Onderwerp: Bedrijfsbegeleiding (vernieuwd).

Rubriek: Varken.

Oktober

01,08,29 PAO-D cursus 03/212. Voeding Rund, module I (UD) Rubriek:
Rund.

2 PAO-D cursus 03/161. Onderwerp: Corticosteroïden. Rubriek: GD.

6 PAO-D cursus 03/168. Onderwerp: Cardiotherapeutica. Rubriek: GD.

7 PAO-D cursus 03/152. Onderwerp: Röntgen Skelet. Rubriek: GD.

7 PAO-D cursus 03/257. Onderwerp: Koesignalen. Rubriek: Rund.

8 PAO-D cursus 03/251. Onderwerp: Medicatie Melkvee. Rubriek: Rund.

9 PAO-D cursus 03/162. Onderwerp: Corticosteroïden. Rubriek: GD.

9 PAO-D cursus 03/250. Onderwerp: Gezondheidsplanner Rubriek:
Rund.

9 PAO-D cursus 03/524. Onderwerp: Workshop Echografie. Rubriek:
Paard.

10 PAO-D cursus 03/525. Onderwerp: Symposium HA. Rubriek: Paard.

15 PAO-D cursus 03/265. Onderwerp: Jongvee Opfok. Rubriek: Rund.

15 Laparoskopie beim Pferd, Theorie, Demonstrationen am Patienten und
praktische Übungen. Teilnahmegebühr: € 280. Referenten: Dr. Tom
Marien, Noorderwijk, Dr Wolfgang Scheidemann, Hochmoor Locatie
Tierklinik Hochmoor. Information und Anmeldung: Richard Wolf
GmbH, tel. O 70 43 / 35-404, fax O 7043 / 3 54 62, e-mail: heike.baral®
richard-wolfcom.

16-17 PHLO-cursus Varkensvoeding in de praktijk. Cursuskosten 795 Euro.
Inschrijftermijn eindigt op 12 september 2003. Meer info Bureau
PHLO, tel.: 0317-484093/484092, e-mail: info@phlo@wur.nI, internet
www.phlo.nl.

17 PAO-D cursus 03/913. Onderwerp: Röntgenstraling. Rubriek:
Algemeen.

21 PAO-D cursus 03/173. Onderwerp: Leishmania. Rubriek : GD.

21 PAO-D cursus 03/263. Onderwerp: Vet. Act. KI. Herkauwers. Rubriek:
Rund.

26-29 International Postgraduate Course: Nutrition and Climate, new deve-
lopments. Cursuskosten 795 Euro. Meer info Bureau PHLO, tel.: 0317-
484093/484092, e-mail: info@phIo@wur.nl, internet www.phlo.nl.

28 PAO-D cursus 03/254. Onderwerp: Vaarzenmastitis. Rubriek: Rund.

28 PAO-D cursus 03/317. Onderwerp: Praktische Huisvesting. Rubriek:

Varken.

28 PAO-D cursus 03/410. Onderwerp: Welzijn bij vleeskuikens. Rubriek:
Pluimvee.

28 PAO-D cursus 03/526. Onderwerp: Puncties en Anaesthesieen.
Rubriek: Paard.

29 PAO-D cursus 03/261. Onderwerp: Training on the job. Rubriek: Rund.

30 PAO-D cursus 03/527. Onderwerp: Leidraad II. Rubriek: Paard.
30-31 PHLO-cursus Rundveevoeding. Cursuskosten: 795 Euro. Inschrijf-
termijn eindigt op 26 september 2003. Meer info Bureau PHLO,
tel.: 0317-484093/484092, e-mail: info@phIo@wurnl, internet
www.phlo.nl.

31 PAO-D cursus 03/149. Onderwerp : Röntgen Thorax. Rubriek : GD.
November

4 PAO-D cursus 03/259. Onderwerp: Breng de Preventiewijzer. Rubriek:
Rund,

4,5 en 18 PAO-D cursus 03/256. Onderwerp: Voeding Rund Mod. II.
Rubriek: Rund.

4 en 5 PAO-D cursus 03/320. Onderwerp: Gezond/rendabel: voer-varken-

vlees. Rubriek: Varken.
6 PAO-D cursus 03/163. Onderwerp: Nierfalen. Rubriek: GD.

6 PAO-D cursus 03/258. Onderwerp: Studiegroep Koesignalen. Rubriek:
Rund.

7 PAO-D cursus 03/529. Onderwerp: Basiscursus Transcutane
Echografie. Rubriek: Paard

11 PAO-D cursus 03/175. Onderwerp: Berekenwijzer Gezelschapsdieren.
Rubriek: GD.

11 PAO-D cursus 03/253. Onderwerp: Vruchtbaarheid Melkvee. Rubriek:
Rund.

11 PAO-D cursus 03/318. Onderwerp: Basiscursus Klimaat. Rubriek:
Varken.

13 PAO-D cursus 03/164. Onderwerp: Nierfalen. Rubriek: GD.
13 PAO-D cursus 03/176. Onderwerp: Berekenwijzer Gezelschapsdieren.
Rubriek: GD.

13 PAO-D cursus 03/260. Onderwerp: Breng de Preventiewijzer. Rubriek:
Rund.

14 PAO-D cursus 03/914. Onderwerp: Röntgenstraling. Rubriek:
Algemeen.

17 PAO-D cursus 03/269. Onderwerp: Buikchirurgie Rechts Rund.
Rubriek: Rund.

18 PAO-D cursus 03/151. Onderwerp: Röntgen Abdomen. Rubriek: GD.
18 PAO-D cursus 03/171. Onderwerp: Spalken en Verbanden. Rubriek:

GD.

18 PAO-D cursus 03/408. Onderwerp: Prak. Gebruik Klimaatcomputer.
Rubriek: Pluimvee.

19 PAO-D cursus 03/172. Onderwerp: Spalken en Verbanden. Rubriek:
GD.

21 PAO-D cursus 03/167. Onderwerp: Casuïstiek Echocardiografie.
Rubriek: GD.

24 PAO-D cursus 03/169. Onderwerp: Longaandoeningen Hond.
Rubriek: GD.

25 PAO-D cursus 03/159. Onderwerp: Allergische Huidaandoening.
Rubriek: GD.

25 Jaariijkse studiedag WRSA: Vruchtbaarheid en Voortplanting. Locatie:
Collegezaal ClOl, Androclusgebouw, Faculteit der Diergeneeskunde.
Meer informatie via B. Ruttcn, PTC Horst, tel: 077-399 8888, e-mail:
B.Rutten@ptcplus.com.
25-26 PHLO-cursus Pluimveevoeding: nieuwe ontwikkelingen en praktijk.
Cursuskosten: 795 Euro. Inschrijftermijn eindigt op 25 oktober 2003.
Meer info Bureau PHLO, tel.: 0317-484093/484092, e-mail:
info@phlo@wur.nl, internet www.phlo.nl.
25-27 Groep Groot Dagen 2003. Cursusnummer: 03/922-925. Rubriek:
Algemeen.

27 PAO-D cursus 03/139. Onderwerp: Prostaat Aandoening. Rubriek: GD.
27 PAO-D cursus 03/921. Onderwerp: Onderhandelen I. Rubriek:
Algemeen.

29 PAO-D cursus 03/147. Onderwerp: Echografie Hond/Kat. Rubriek:
GD.

December

2,3 en 17 PAO-D cursus 03/255. Onderwerp: Voeding Rund Mod. II.
Rubriek: Rund.

3 PAO-D cursus 03/321. Onderwerp: Gezonde(re) varkens. Rubriek:
Varken.

4 PAO-D cursus 03/170. Onderwerp: Apotheek/Medicijn GD praktijk.
Rubriek: GD.

8 PAO-D cursus 03/528. Onderwerp: Equine Laminitis. Rubriek: Paard.

9 PAO-D cursus 03/262. Onderwerp: Immunologie Rund. Rubriek:

-ocr page 204-

Sluitingsdata voor kopij

Aflevering:

Deadline*)

15-10-2003

maandag 29-09-2003

01-11-2003

maandag 13-10-2003

15-11-2003

maandag 27-10-2003

01-12-2003

maandag io-n-2003

") Voor 10.00 uur\'s morgens.

Dierenartsenpraktijk Punte in Gieten is een gemengde praktijk,
waarin twee dierenartsen en vier assistenten werkzaam zijn.
Per 15 oktober 2003 zoeken wij een

Dierenarts m/v

Onze voorkeur gaat uit naar een collega met differentiatie gezel-
schapsdieren, die deze discipline in hoge mate van zelfstandigheid
voor zijn/haar rekening neemt en die tevens bereid is te participeren
in de dienstenregeling voor gezelschapsdieren.
Wij bieden de nieuwe collega een prettige werkomgeving met veel fa-
ciliteiten en salariëring in onderling overleg.
Een deeltijd dienstverband is bespreekbaar, onze voorkeur gaat
echter uit naan fte.

Uw sollicitatie graag richten aan: DAP Punte, ter attentie van R.M.
Punte, Brink 15, 9461 AR Gieten.
Eventuele inlichtingen: (0592) 263300.

GEZOCHT!!

Gezelschapsdiereninventaris
ter overname

Heeft u instrumentarium, een behandeltafel, röntgen-
apparaat of opvangkooien over en denkt u erover die
weg te doen? (Natuurlijk wel in bruikbare staat!)

Neem dan contact op met 06-5472937.

(indien telefoon niet opgenomen wordt, graag voice-

mail inspreken, wij bellen u terug!)

Gezelschapsdierenkliniek in Castricum vraagt:

Enthousiaste dierenarts (m/v)

80% dienstverband
ervaring niet noodzakelijk

op termijn verhuizen naar Castricum is een vereiste
avond- en weekenddienstverdeling: i op 3
salaris in onderling overleg.

Richt uw schriftelijke sollicitatie, vergezeld van uw cur-
riculum vitae binnen 14 dagen aan: Dierenkliniek
Castricum, ter attentie van H.B.M.M. Wolters, Postbus
6,1900 AA Castricum.

Aan de rand van het werelderfgoed "De Beemster", is dierenart-
senpraktijk VEO werkzaam vanuit 2 moderne praktijklocaties in
Volendam (gezelschapsdieren) en Oosthuizen (nadruk rund-
vee) met 4 dierenartsen en 5 dierenartsassistenten. Het per-
centage gezelschapsdieren en rundvee is ieder ongeveer 50 %.
Omdat wij dierenartsen 4 dagen in de week willen gaan
werken en de praktijk, wat betreft gezelschapdieren, verder
willen gaan uitbouwen, zijn wij per 1 januari 2004 op zoek
naar een vijfde dierenarts.

Gevraagd:

• affiniteit met gezelschapdieren en rundvee

• klantvriendelijkheid, flexibiliteit

• ervaring met rundvee

• een gezonde ondernemerszin

Geboden:

• parttime functie (80 %) inclusief avond/weekend
dienst (1 op 5)

• functie met nadruk op gezelschapsdieren (2/3) en
rundvee (1/3)

• jaarcontract en bij gebleken geschiktheid,
mogelijkheid tot associatie

Voor nadere informatie over de praktijk: www.dapveo.nl

Veo

Sollicitaties met CV sturen naar:

L. Pool

Dukaton 15

1132 RA Volendam

Inlichtingen: 0299 - 366709

Kliniek ivx»
Gezelschapsdieren
Eer.iel

Wij zijn een jong energiek team van vier dierenart-
sen en zeven assistenten dat in een moderne
eerste- en tweedelijns gezelschapsdierenpraktijk op
vooruitstrevende wijze bezig is met diergenees-
kunde (onder andere orthopedie, röntgenologie en
gynaecologie).

Wij zoeken een enthousiaste, zelfstandige en flexibele

Dierenarts (m/v)

(voor 40 uur per week) met goede communicatieve
eigenschappen. Heb je enige ervaring en interesse
in persoonlijke differentiatie stuur dan voor 1 okto-
ber aanstaande een brief met curriculum vitae naar:
Kliniek voor Gezelschapsdieren, Hint 16B, 5521 AH
Eersel of
l<vgd.eersel@hetnet.nlter attentie van
mevrouw M. Vacchi. Inlichtingen: 0497-518000.

-ocr page 205-

i

I

I

DrontaPCat. Veilig ontwormen

DrontaPCat
TABLETTEN/COMPRIMÉS

9

Spoelwormen

Haakwormen

Lintwormen

Afrekenen met wormen hoeft geen strijd te zijn. Niet voor u, uw klant en ook niet voor
de kat. Want na jarenlang onderzoek geeft Bayer u het ultieme wapen... er is geen worm
meer die zich nog kan verdedigen. Drontal®Cat is hèt middel dat alle wormen overwint.
Veilig, betrouwbaar en gemakkelijk: vier keer per jaar één behandeling en de wormen
zijn weg. Gewoon-weg.

Werkzame bestanddelen: 1 tablet bevat 230 mg pyrantelembonaat en 20 mg praziquantel - Indicaties: Voor de behandeling van mengbesmettingen met
rondwormen en lintwormen bij katten veroorzaakt door spoelwormen (Toxocara cati. Toxascaris teonina). lintwormen (Dip^idium canmum. Taenia spp .
Echinococcus multilocularis) en haakwormen (Anntostoma tubaeforme) > Contra-Indicaties: Niet combineren met piperazine • Bijwerkingen: Geen bekend
• Dosering: 5 mg praziquantel en 57.5 mg pyrantelpamoaat per kg lichaamsgewicht Dit correspondeert met één labiet per 4 kg lichaamsgewicht. • Verdere
informatie veilcrijgbaar bi| Bayer B.V. Division Animal Health. Energieweg
I . NL-3641 RT Mijdrecht. Tel 0297-280470 - REG I4L 5691. www.bayernl

Bayer HealthCare

-ocr page 206-

Dierenkliniek Halfweg-Akerveld (www.halfweg-akerveld.nl) is een snelgroeiende praktijk voor
gezelschapsdieren, paarden en rundvee.

Het team bestaat uit drie dierenartsen, een praktijkmanager en drie dierenartsassistentes.

Ter uitbreiding hebben wij plaats voor een vierde

Enthousiaste, ambitieuze en allround
dierenarts (m/v)

(voor met name gezelschapsdieren en rundvee)

Graag zien wij bij onze nieuwe collega:

• Goede contactuele vaardigheden en klantgerichte houding.

• Collegiaal en teamgerichte instelling.

• Zelfstandig, doelgericht en praktisch kunnen werken.

• Actief helpen in het uitbouwen van de praktijk op het gebied van de tweedelijns diergeneeskunde.

• Bereidheid in de regio Amsterdam-Haarlem te komen wonen.

• Participatie in de dienstregeling.

• Ruime ervaring met meest voorkomende operaties.

• Erkenningen strekken tot aanbeveling.

Wij bieden de nieuwe collega:

• Een parttime baan van 80%; op (korte) termijn fulltime.

• Enthousiast team.

• Salariëring in overleg.

• Goede nascholingsmogelijkheden.

• Een gloednieuw, modern en goed geoutilleerd praktijkpand aan de rand van Amsterdam.

• Een mooie woon- en werkomgeving met stad, strand, polder en bos binnen handbereik.

• Bij gebleken geschiktheid goede toekomstmogelijkheden.

Ejalfweg
(2|kerveld

Sollicitaties binnen veertien dagen na verschijnen van dit blad richten aan: Dierenkliniek Halfweg-Akerveld, ter attentie van
C.J. de Vries, Eurokade 16,1060 RZ te Amsterdam, telefoon: 020-4974340, e-mail: sollicitatie@halfweg-akerveld.nl

De topper onder de behandeitafels

DiEftÓÉNÉEiKUNDié ^ÉNTAÜM NUN$l>ÈÉt

Diergeneeskundig Centrum Nunspeet Is een moderne
dierenartsenpraktijk op de Veluwe, waarin zeven dierenartsen
werkzaam zijn. Op korte termijn zijn wij op zoek naar een:

Dierenarts
Landbouwhuisdieren (m/v)

De werkzaamheden zullen voornamelijk liggen in de rund-
vee-tak (vleeskalveren, melkvee, vleesvee) met daarnaast een
gedeelte varkens en paarden. Het betreft een fulltime baan
waarbij het de bedoeling is dat er ook geparticipeerd wordt in
de diensten. Erkenning rund is voor deze baan een vereiste,
erkenning varken/paard een pré.

Bij gebleken geschiktheid zijn er prima toekomstmogelijkhe-
den.

Schriftelijke sollicitatie met cv binnen veertien dagen na ver-
schijning van dit blad sturen aan: Diergeneeskundig Centrum
Nunspeet, ter attentie van de heer j.C. Storm, Postbus 417,
8070 AK Nunspeet. Telefoon: 0341-252353.

www.3tools.nl

-ocr page 207-

M

VETERINARY

EXCLUSIVE

Royal Canin
Urinary Diet...

Één dieetvoeding voor zowel struviet als
caldumoxalaat urolithiasis

Het belang van RSS bepaling

Urolithiasis is het gevolg van overver-
zadiging van de urine met de minerale
componenten van de betreffende
steen.

De mate van oververzadiging (Relative
Supersaturation - RSS) wordt bepaald
door de minerale concentraties in de
urine en het urinevolume.
Bepaling van de RSS waarden is al
jaren een belangrijk hulpmiddel bij de
diagnose, therapie en preventie van
humane urolithiasis. Waltham® heeft
de RSS methode gevalideerd voor hon-
den en katten.

Aangezien RSS waarden in belangrijke
mate beïnvloed worden door de voe-
ding, kan deze methode als leidraad
fungeren voor de ontwikkeling en eva-
luatie van effectieve diëten voor hon-
den en katten met urolithiasis.

®

<
X

©

Royal Canin Urinary Diet

- Oplossend en preventief voor
struviet

- Preventief voor calciumoxalaat

RSS bepaling heeft het mogelijk
gemaakt één dieetvoeding te ontwikke-
len voor zowel struviet als calciumoxa-
laat urolithiasis.

Het Royal Canin Urinary Diet zorgt voor
onderverzadiging van de urine voor
beide stenen en is hiermee de enige
dieetvoeding die zowel curatief als pre-
ventief werkt voor struviet én preven-
tief voor calciumoxalaat.

p

.tl?,\'

ROY4L CKNIN

VETERINARY DIET

Royal Canin Nederland BV - Veterinaire Service

Postbus 63 - 5460 AB Veghel - Tel.: (0413)318444
Fax.: (0413) 363470
E-mail: info@royalcanin.nl - Internet: wvm.royalcanin.nl

-ocr page 208-

N ij kerk

Dierenartsenpraktijk Nijkerk-Wellenslek is een moderne
gemengde praktijk waardoortien dierenartsen diersoort-
gericht wordt gewerkt.
Op korte termijn zijn wij op zoek naar een

Dierenarts
gezelschapsdieren m/v

Het betreft een vacature voor ongeveer 20 uur per week, in-
clusief twee tot drie avondspreekuren.
Wij vragen een enthousiaste collega die het leuk vindt in een
groepspraktijk te werken, maar ook zelfstandig kan werken
op een dependance.

Wij bieden onze collega een baan met voldoende ontplooi-
ingsmogelijkheden, mogelijkheid tot het volgen van PAO en
salariëring in onderling overleg.

Voor nadere Informatie kunt u contact opnemen met
Mevrouw M.M. van der Stok, tel. 033-2460305.
Schriftelijke sollicitaties met c.v. graag binnen veertien dagen
richten aan: Dierenartsenpraktijk Nijkerk-Wellensiek, ter at-
tentie van mevrouw M.M. van der Stok, Holkerweg 52,3861
PB Nijkerk.

Dierenartsenpraktijk Zuidwest-
Drenthe is een gemengde praktijk,
waar diersoortspecialisatie is in-
gezet. We werken met een team
van zeven dierenartsen en zeven as-
sistentes vanuit een moderne en
goed geoutilleerde dierenkliniek in
Meppel.

Wij zoeken een

Dierenarts gezelschapsdieren
(m/v)

met enthousiasme en voldoende ervaring om zelfstandig
spreekuren, diensten en routine operaties te kunnen ver-
richten. Hij/zij heeft tevens de wil te werken aan de verdere
uitbouw van de gezelschapsdierensector en is bereid deel te
nemen aan het management van de praktijk.

Wij bieden:

• Een fulltime baan in een moderne kliniek.

• Bij gebleken geschiktheid goede toekomstmogelijkheden.

Salariëring en secundaire arbeidsvoorwaarden in onderling
overleg. Voor nadere inlichtingen j. Bosman tel. 0522-281885.

Schriftelijke sollicitaties met c.v. binnen veertien dagen
richten aan: Dierenartsenpraktijk Zuidwest-Drenthe,
Lepelaar 70, 7943 SH Meppel, ter attentie van j. Bosman.

Uw paard in topconditie

met PrimeVal Gelatinaat

Soepele gewrichten en sterke botten

Meer Informatie
en voor aanvraag
artsenbrochure:

PrimeVal BV
E-mall: infoê\'primeval.nl
lnternet:www.primeval.nl
Fax: ( 31)0251 36 10 50
Tel. ("HB 1)0251 36 10 55
Tel. (Benelux): ( 32) 070 22 55 50

PrimeVal Gelatinaat® is een voedingssupplement voor paarden.
Het bijzonder werkzame ingrediënt gelatinehydrolysaat is bouw-
stof voor kraakbeen, botten en hoeven. PrimeVal Gelatinaat® is
geschikt als complementaire behandeling en ter preventie van
klachten.

ondersteuning bij artrose
sportpaarden, dekhengsten
drachtige merries
opgroeidende veulens
sterke hoeven en een mooie vacht
overbelaste en oudere paarden
preventie én behandeling

leder paard is PrimeVal waard

-ocr page 209-

Uit
de

hoofdredactie

Op deze prachtige nazomeravond zit iic weer rustig onder onze oude kastanje, die een al erg herfstachtig uiter-
lijk heeft als gevolg van de paardekastanjemineermot (Camerania chridella), en ik overdenk de snelle ontwik-
kelingen die de diergeneeskunde de laatste jaren heeft doorgemaakt. Meestal sta je daar niet zo bij stil, maar
een beroepspraatje dat ik onlangs moest geven, dwong mij niet alleen om mijn loopbaan tot nu toe en mijn toe-
komstplannen netjes op een rijtje te zetten, maar ook om de ontwikkelingen op ons vakgebied duidelijk te ver-
woorden voor \'leken \'. Dan blijkt ineens hoeveel er eigenlijk veranderd is in de ruim twintig jaar die ik nu als
dierenarts werkzaam ben. Niet alleen is in de studie de differentiatie nu (misschien wel te?) ver doorgevoerd,
ook is er na de studie nog een scala aan mogelijkheden gekomen om te differentiëren en te specialiseren.
Nederland heeft bij dit alles in het verleden op Nederlands én op Europees niveau een duidelijke voortrekkers-
rol gespeeld en zal dat ook in de toekomst waarschijnlijk wel blijven doen.

Onder deparapluie van de European Board ofVeterinary Specialisation (EB VS) zijn er nu achttien Europees er-
kende veterinaire specialismen, waarvan de meeste disciplinegericht zijn. Deze specialismen zijn op het gebied
van de (kleine) gezelschapsdieren het verst ontwikkeld en daarna volgt het paard (hedentendage meer en meer
een groot gezelschapsdier). De Inwendige Ziekten van het Paard ligt mij natuurlijk het meest na aan het hart en
het is verheugend dat dit specialisme, dat niet alleen discipline- maar ook diersoortgericht is, nu ook in
Europees verhand tot wasdom komt. Een vergadering van het European College of Equine Internal Medicine
(ECEIM), die ik recetU in Birmingham mocht voorzitten, toonde dat er veel animo voor dit specialisme is en dat
er voor iedereen, en dus ook voor ons, door internationale samenwerking nog verdere ontwikkeling mogelijk is.

Nederland kent maar één Faculteit der Diergeneeskunde en soms is dat prettig, maar soms is dat ook een groot
nadeel. In mijn praatje moest ik toegeven dat gebrek aan concurrentie soms de \'ivoren toren \'-gedachte toch te
veel ruimte geeft. Goed onderwijs (curriculair onderwijs, post-academisch onderwijs aan practici én onder-
wijs aan specialisten in opleiding) kan alleen gegeven worden door gedreven docenten die niet alleen met
beide henen in de praktijk staan, klinische ervaring hebben en een stukje eigen onderzoek uitvoeren, maar die
ook regelmatig verder kijken dan de grenzen van ons toch wel kleine landje. De \'hoog \'leraren van onze
Faculteit hebben hierin een voorbeeldfunctie! De universiteit schrijft immers niet voor niets voor dat de be-
langrijkste eigenschap van hoogleraren moet zijn dat zij nationaal en internationaal voortrekkers zijn op hun
vakgebied.

Het feit dat op dit moment meer dan de helft van de hoogleraren van de Faculteit der Diergeneeskunde geen
dierenarts is, was, ondanks het feit dat .sommigen wel uitstekende veterinaire vertegenwoordigers zijn, lastig uit te
leggen aan mijn toehoorders. Minder belangrijk maar wel moeilijk om te verdedigen was het feit dat van de 45
hoogleraren er slechts drie van de vrouwelijke kunne zijn, zeker ais de toehoorder verneemt dat in 1975 al vijftig
procent van de studenten Diergeneeskunde vrouwen waren en dat anno 2003 al meer dan tachtig procent vrouw is.
Naast uitmuntend onderwijs is gedegen onderzoek van hoge kwaliteii voor iedere faculteit belangrijk. Binnen
de Faculteit der Diergeneeskunde zou de geneeskunde van dieren, in de ruimste zin des woords, in het onder-
zoek misschien de boventoon moeten voeren en zouden de resultaten bij voorkeur in veterinaire tijdschriften
gepubliceerd moeten worden. Dan zou binnen de Faculteit het publiceren in het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde, naast het publiceren in internationale veterinaire tijdschriften, misschien niet alleen met de
mond, maar ook in-der-daad weer écht gewaardeerd worden.

Gelukkig is het nummer dat nu voor u ligt toch goed gevuld, zowel in de rubrieken Wetenschap en Actua, als
ook in het Maatschappijnieuws, met veel informatie uit alle hoeken van onze beroepsgroep. Ik wens u veel lees-
plezier toe en hoop dat u, net als ik, nog even geniet van de prachtige nazomer

Dr Marianne Sloet van Oldruitenborgh-Oosterbaan

I

Diergenees

-ocr page 210-

Cenetisch-epidemiologisch onderzoek in een geboortecohort boxers^

A.LJ. Nielen\'

bewerkt door B. W. Knol\\ M.A. E. van Hagen^" en I van der Qaa^

Summary

Overige artikelen

Samenvatting

In dit onderzoek, dat liep van 1 januari 1994 tot 1 januari
1999 (en voortgaat tot 2004), werden de mortaliteit,
ziekte-incidentie en mogelijke risicofactoren in een co-
hort van Nederlandse boxers, geboren tussen januari
1994 en februari 1995 (n=2629), bestudeerd. De geneti-
sche achtergrond (afstamming) van de honden in dit co-
hort werd beschouwd als
major risk factor. Mede met het
oog op het ontwikkelen van een fokadviessysteem, is spe-
ciaal aandacht besteed aan erfelijke aandoeningen.
Daarnaast zijn echter ook niet-genetische risicofactoren
bestudeerd. Fokkers en eigenaren van boxers werkten
massaal mee aan het onderzoek. De pupsterfte was 22
procent en werd voornamelijk veroorzaakt door indivi-
duele pupfactoren. Tussen de leeftijd van twee en 48
maanden stierven 123 boxers; het overlevingspercentage
was 92,5 procent. De belangrijkste doodsoorzaken waren
epilepsie (n=23), hartziekten (n=22) en verkeerstrauma
(n=13). Gedurende deze periode had een boxer ge-
middeld 4,25 maal een, meestal niet-ernstige, aandoening
van voornamelijk maagdarmkanaal, voorste luchtwegen
of locomotieapparaat. Twintig procent van de populatie
leed echter aan een ernstige chronische ziekte. Er werden
vier ziekten gevonden met een relatief hoge erfelijkheids-
graad: (h^) cheilo-palatoschisis (h^ = 0,27), cryptorchidie

(h = 0,24), epilepsie (h = 0,36), voorste kruisband- en
meniscuslaesies (h^ = 0,28).

Selectie tegen deze ziekten, door toepassing van een op de
resultaten van dit onderzoek gebaseerd fokadvies-
systeem, kan de frequentie ervan in de boxerpopulatie re-
duceren. Dit fokadviessysteem kan niet alleen bij de
boxer maar ook bij andere rassen effectief worden inge-
zet, omdat het berust op het koppelen van specifieke af-
stammings- en gezondheidsgegevens in een algemeen toe-
pasbare methode van fokwaardeschatting.

Deze teksl is een samenvalling van het proefschrift dal op 1! mei 2000 in Utrecht
is verdedigd door A.L.J. Nielen (15), aangevuld met enkele meer recente resulta-
ten. In het proefschrift wordt het onderzoek aan boxers beschreven, dat van 1994
tol 1999 door Angelique Nielen is uitgevoerd. Dit onderzoek is in 1999 voortgezet
door Marjan van Hagen, en zal in 2004 worden afgerond. Het eerste deel van het
onderzoek werd gefinancierd door het ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en
Visserij (LNV), de Raad van Beheer op Kynologisch Gebied (RvB) en de
Nederlandse Boxer Club (NBC): het tweede deel door LNV. RvB. NBC. de Bond tol
Bescherming van Honden en de Sophia Vereeniging lot Bescherming van Dieren.
Destijds: Assistent in opleiding bij de Hoofdafdeling Geneeskunde van
Gezelschapsdieren. Huidig adres: Ministerie van LNV, Bezuidenhoulseweg 73,
postbus 20401. 2500 EK Den Haag

Hoofdafdeling Geneeskunde van Gezelschapsdieren, Yalelaan 8, Postbus 80154.
3508 TD Utrecht (* auteur aan wie correspondentie kan worden gericht).
Destijds: Hoofdafdeling Pathologie, Yalelaan 1. Postbus 80158, 3508 TD Utrecht.
Huidig adres: Gestellaan 31. 3431 GM Nieuwegein.

Genetic and epidemiological investigation of a birth co-
hort of boxers

The aim of this profect, which ran from I January 1994 to 1 January 1999
(and which will be continued up to 2004), was to study mortality, disease in-
cidence. and risk factors in a birth cohort ofpurebred boxer dogs born be-
tween January 1994 and February 1995 in the Netherlands (n=2629). The
ancestry of the boxer dogs in the cohort vi\'a.y considered a mafor risk factor
Special attention was given to genetic disorders, because a system for gen-
etic counselling was being planned: however, non-genetic risk factors were
also studied.

Participation by breeders and owners of boxer dogs was very high. Pup
mortality was 22% and was mainly caused by individual pup factors.
Between 2 months and 4 years of age, 123 (7.5%) dogs died: the .survival
rate was 92.5%. The main causes of death were epilepsy (n = 23), heart dis-
ease (n = 22), and traffic infury (n = 13). Over the same age range, on aver-
age a boxer dog suffered about 4.25 times from a non-serious disease,
mainly of the gastro-intestinal tract, upper respiratory tract, or locomotion
system, but 20% had a serious, chronic disease. A relatively high heritability
estimate (h\') was found for four diseases: cheilo-palatoschisis (¥ = 0.27),
cryptorchism (h\' = 0.24), lesions of cruciate ligaments and menisci (h\' =
0.28). epilepsy (h\' = 0.36).

Selection by means of genetic counselling, according to a programme devel-
oped on the basis of the results of this study, can reduce the frequency of
these genetic diseases in purebred populations of boxer dogs. This genetic
counselling programme will also he effective in other breeds of dog because
it is based on linking specific pedigree and heahh information with a gener-
ally applicable method of estimating breeding values.

Inleiding

Dit artikel is voornamelijk een samenvatting van eerdere pu-
blicaties, verschenen in een proefschrift (15) en in enkele
internationale wetenschappelijke tijdschriften (14, 16, 17).
Omdat de onderzoeksresultaten minder toegankelijk zijn
voor Nederlandse practici, leek het ons de moeite waard om
deze, aangevuld met enkele meer recente resultaten, nog eens
samen te vatten in het Tijdschrift voor Diergeneeskunde. In
aansluiting hierop, vindt u elders in dit Tijdschrift een bericht
over het lopende onderzoek bij de oudere boxer

Genetische epidemiologie

De genetische epidemiologie bestudeert 1) de etiologie, ver-
spreiding en beperking van ziekten in groepen verwanten en
2) de erfelijke oorzaken van ziekten in populaties (13). Goed
epidemiologisch onderzoek vereist dat naast het aantal zieke
honden ook het totaal aantal honden (ziek niet ziek) in de
populatie bekend is (19). In tegenstelling tot de meeste an-
dere registratiesystemen voldoen cohortstudies als dit boxer-
onderzoek aan die eis, en zijn mede daarom zeer geschikt om
incidenties/prevalenties van ziekten in populaties te meten
(21). Cohortstudies worden echter niet vaak uitgevoerd, om-
dat ze tijdrovend en dus kostbaar zijn.
De incidenties van ziekten zeggen iets over de gezond-
heidstoestand binnen een groep dieren. Ziekte veroorzaakt
ongerief en/of lijden en bepaalt aldus mede de welzijnssitua-
tie van een individueel dier (3). Sommige zeldzame ziekten
kunnen voor een individueel dier ernstig lijden met zich

-ocr page 211-

Figuur 1. Schematisch overzicht van het onderzoek in de tijd.

Leeftijd in:

Deklcing Geboorte

Weken

Maanden

12 18 24 30 36 42 48

7 10 to 12

t t_t

Dc Fokker nccinl coiUaci op
mci dc onderzoekers als ccn
teef drachtig is. Een enquête
wordt gcsLtiiird.

De fokker \\Tilt de
enquête in.

i-tJ

De pup gaat naar een
nieuwe eigenaar eii
de fokker geeft ook het
"Dagboek van een
Boxer" mee.

De onderzoeker bezoekt de fokker,
controleert de ingevulde enquête,
overhandigt het "Dagboek van een
Boxer" en neemt gcston-eri pups
mee voor sccüc.

Dc eigenaren van dc boxers
worden elk half jaar tclcronisch
of schrifteliik geïntemewd.

r"

Voor dit proefschrift
worden de ccrsie vier
Jaar van de boxers uit
het onden-oek geana-
lysccrd.

De boxers worden nog
vier jaar gevolgd.

t t i t t f f i

brengen. Maar de gezondheidssituatie in de populatie zal
weinig verbeteren als die zeldzame ziekte wordt bestreden.
Als er de voorkeur aan wordt gegeven vooral veelvoorko-
mende ziekten te bestrijden, kunnen de belangen van het in-
dividuele dier tegenover die van de populatie komen te staan.
Beleid dat het terugdringen van ziekten in populaties beoogt,
zal tussen individuele en populatiebelangen een juist even-
wicht moeten vinden. Betrouwbare epidemiologische gege-
vens zijn belangrijk voor het maken van die afweging.
De laatste jaren is de belangstelling voor erfelijke ziekten bij
de hond sterk gegroeid. Niet alleen groeit het aantal beschre-
ven erfelijke ziekten, ook lijkt de frequentie van die ziekten
in rashondenpopulaties toe te nemen (25, 29). Eén en ander
is echter niet nauwkeurig na te gaan, omdat een centrale
ziekteregistratie voor honden ontbreekt.
Het onderhavige genetisch-epidemiologisch onderzoek had
vooral ten doel om erfelijke en niet-erfelijke ziekten bij dc
boxer te registreren en risicofactoren voor die ziekten in
kaart te brengen, in de hoop met deze kennis ondermeer een
systeem voor het geven van fokadviezen te kunnen ontwik-
kelen (hetgeen inmiddels is gebeurd).

Methoden
deel van het onderzoek betreffende honden tot en met vier
jaar werd in 1999 afgesloten.

Deelname

Voor het verkrijgen van betrouwbare en valide resultaten uit
epidemiologisch onderzoek is vooral de datakwaliteit van
belang. Die is bijvoorbeeld sterk afhankelijk van de mate
waarin fokkers/eigenaren meewerken. De bereidheid tot
meewerken werd bij boxerfokkers hoog getaxeerd, omdat
tachtig procent van de nesten bij leden van de Nederlandse
Boxerclub (NBC) werd geboren.

Fokkers werd gevraagd om verwachte nesten tc melden bij
de onderzoekers. Voor de geboorte van het nest kregen ze
dan een enquêteformulier toegestuurd met vragen over reu,
teef en pups; over ondermeer geboorte(gewicht), gezond-
heid, afstamming en over omgevingsfactoren als huis-
vesting, voeding, beweging en vaccinaties. De fokker werd
verzocht de vragen over pups op de dag van geboorte, en op
de leeftijd van één, drie en zeven weken te beantwoorden.
Van zoveel mogelijk gestorven pups werden de doodsoorza-

Figuur 3. Verband tussen sterfte/euthanasie en geboortegewicht.
60

Cohort

Dit onderzoek is opgezet als een cohortstudie waarin het ge-
boortecohort boxers van 1994 wordt gevolgd tot 2004. Het

Figuur 2. Frequentie-distributiecurve van het aantal pups per nest.

i

^ „ 50
■5! £■

SlE.

H ^
I 1

30

Ï. s
3

^ ä 20

60

=

1 40
c

I 30
5

< 20
10

•I\'S
ï

I

1

I

I

I

I

1

00c

O V:
>r, -O VC-

B

fes

<Tninimen gt?hiH)rtegi>\\%k-ht

5 6 7 8
Aantal pups p;r nest

-ocr page 212-

ken zo precies mogelijk vastgesteld (bijvoorkeur via sectie).
De fokkers kregen per pup een \'Dagboek van een boxer\' om
aan de nieuwe eigenaar te overhandigen, met het verzoek
daarin alle ziektegegevens en andere belangrijke informatie
op te schrijven, of dat door de dierenarts te laten doen.
Na de speenleeftijd, op zeven weken, werden de eigenaren
elk halfjaar telefonisch of schriftelijk geënquêteerd. Uit elk
nest werd aselect één pup gekozen voor de telefonische en-
quête (cohort A). De overige pups werden schriftelijk ge-
volgd (cohort B). Dit onderscheid werd gemaakt omdat per-
soonlijk telefonisch contact eigenaren stimuleert tot
meewerken, en dus de datakwaliteit bevordert (8). Het was
echter te tijdrovend om alle pups telefonisch te volgen.
Gegevens omtrent de afstamming werden verkregen uit het
Nederlands Honden Stamboek. In figuur 1 is een en ander
schematisch weergegeven.

Analyse van papsteifte

De totale sterfte en de sterfte per specifieke oorzaak werden
geanalyseerd met een rekenmodel waarmee de invloed van
de additief genetische factoren, de gemeenschappelijke nest-
factoren en de individuele pupfactoren op de pupsterfte kon-
den worden geschat (15).

Classificatie van ziekten

In cohort A is de ernst van de geregistreerde ziekten geschat
door onderscheid te maken tussen acute, chronische, ern-
stige en niet ernstige ziekten. Een ziekte werd chronisch ge-
noemd als die langer dan twee weken duurde, en ernstig als
die levensbedreigend was, slechts door intensieve behande-
ling was te genezen, of gepaard ging met veel lijden. Een
chronische, ernstige aandoening voldeed aan beide criteria
(zie voor uitvoeriger documentatie referentie 15).

Erfelijkheidsgraad

De erfelijkheidsgraad (h^) is een maat voor de kans dat een
dier een kenmerk doorgeeft aan zijn nakomelingen.
Theoretisch varieert deze kans, met de invloed van geneti-
sche factoren op de expressie van een kenmerk, van nul tot
honderd procent, zodat de h^ wordt uitgedrukt in een getal
tussen O en I. De h\' kan met verschillende rekenmodellen
worden geschat, afhankelijk van de aanname omtrent de
wijze van overerven van een bepaald kenmerk (zie voor uit-
voeriger documentatie referentie 16).

Figuur 4. Overlevingscurve van 2629 boxers.

1.(K)
0.95 ■

00

• E 0.85

^ 0.80 ■
O

0.75 ■

0.70

0.65

0.5 1 t5 2 2.5 3
Leeftijd in jaren

3.5

Overlevingscurve

4.5

Resultaten en Discussie

Cohortgrootte

Van de 457 boxernesten die tussen januari 1994 en maart
1995 werden geboren, waren er 414 (91%) bij het onderzoek
betrokken. In deze 414 nesten zijn 2629 pups geboren. De
gemiddelde nestgrootte bleek 6,4 pups per nest te bedragen
(Figuur 2). In cohort A werden van de 398 boxers slechts 38
(9,5%) niet tot het eind van het eerste deel van het onderzoek
gevolgd. In cohort B zijn daarentegen 565 (38%) van de
1483 boxers niet tot het eind gevolgd. Deze cijfers steken
gunstig af bij de resultaten van eenmalige enquêtes (7,20).

Pupsterfte

Er zijn 571 pups (22%) gestorven of geëuthanaseerd voor de
speenleeftijd (ongeveer 49 dagen). Van deze 571 pups wer-
den er 148 (26%) dood geboren. De sterfte (inclusief eutha-
nasie) van de 423 levend geboren pups was het grootst in de
eerste levensweek (zie ook Figuur 4). Dit komt overeen met
resultaten van andere studies (22, 28, 31). De belangrijkste
oorzaken voor sterfte of euthanasie waren infectieziekten
(n=102); witte vachtkleur (ongewenst bij de boxer, want niet
conform de rasstandaard (n=102); doodgeboorte (zonder dat
de oorzaak voor de prenatale sterfte kon worden achterhaald
(n=93); gespleten gehemelte en/of hazenlip (n=61); en
ademnood bij de geboorte (n=28).

De pupsterfte wordt beïnvloed door tenminste drie factoren:
1) additief genetische factoren (grofweg: de afstamming van
de hond), 2) gezamenlijke nestf^actoren: invloeden die voor
alle pups uit één nest gelijk zijn (bijvoorbeeld huisvesting,
ziekte van de teef tijdens de dracht), en 3) individuele pup-
factoren: invloeden die per pup verschillen (bijvoorbeeld ge-
slacht, kleur, ligging tijdens de partus, geboortegewicht).
De individuele pupfactoren bleken het belangrijkst voor de
sterfte (69%); de additief genetische factoren hadden de min-
ste invloed (14%). Aan de gezamenlijke nestfactoren werd
zeventien procent van de pupsterfte toegeschreven. Pups met
een extreem laag of hoog geboortegewicht hadden een grote
sterftekans (Figuur 3). En er bestond een sterk verband tussen
doodgeboorte en geboorteproblemen. Het was te verwachten
dat, ook als werd gekeken naar dc verschillende oorzaken
voor pupsterfte (doodgeboorte, ademnood tijdens geboorte,
gespleten gehemelte en/of hazenlip, witte kleur, infectie,
ondervoeding en onbekende doodsoorzaak), individuele pup-
factoren de grootste bijdrage zouden leveren. Dat bleek in
grote lijnen juist. Maar van de pupsterfte (inclusief euthana-
sie) door infectieziekten bijvoorbeeld, werd dertig procent
verklaard door gezamenlijke nestfactoren. De belangrijkste
daarvan waren: ziekte van de teef voor de geboorte van de
pups, en aanwezigheid van meer dan één hond in de kennel.

Doodsoorzaken en ziekten tussen twee maanden en vier jaar
In de leeftijd van twee maanden tot vier jaar zijn 123 (7,5%)
boxers gestorven. Daarvan werden er 76 geëuthanaseerd,
stierven er 45 spontaan, en bleef de doodsoorzaak van twee
boxers onbekend (Zie ook figuur 4). De belangrijkste doods-
oorzaak was epilepsie. Deze ziekte kwam voor bij 23 (2,4%)
boxers in het cohort. Dit was in overeenstemming met dc
percentages uit de literatuur, die variëren van 1,2 tot 23 pro-
cent (5, 9, 12). Andere belangrijke oorzaken voor sterfte of
redenen voor euthanasie waren hartproblemen (n=22; waar-
onder aortastenose (n=ll)), verkeerstrauma (n=I3), ge-
dragsproblemen (n=9) en nierziekten (n=8).

-ocr page 213-

Gemiddeld registreerden eigenaren 4,25 aandoeningen per
hond gedurende de periode van bijna vier jaar, meestal een
ziekte van het maagdarmkanaal of van de luchtwegen (Tabel
1). Ongeveer 62 procent van de in tabel 1 opgesomde aan-
doeningen was acuut en niet ernstig.

Daar staat tegenover dat twintig procent van de boxers in co-
hort A al vóór het vierde levensjaar een chronische, ernstige
aandoening had.

Erfelijkheid

Van cheilo-palatoschisis zijn verschillende wijzen van over-
erven beschreven bij verschillende species (2, 11,23). In het
boxeronderzoek is voor deze aandoening een erfelijkheids-
graad van 0,27 gevonden. De h^ daalt echter naar 0,17 als
wordt gecorrigeerd voor gezamenlijke nestfactoren. Deze
daling is te verklaren als wordt aangenomen dat meerdere
genen en/of milieufactoren (bijvoorbeeld: voeding, medica-
tie van de teef tijdens de dracht) een rol .spelen bij het ont-
staan van schisis.

Van de reuen had 10,7 procent éénzijdige of beiderzijdse
cryptorchidie. In andere studies werden frequenties gevon-
den tussen één en tien procent (6, 24). Dc erfelijkheidsgraad
van cryptorchidie was 0,24. De wijze van overerven van
deze aangeboren afwijking kon in dit onderzoek aan boxers
niet eenduidig worden vastgesteld. Ook in de literatuur zijn
daar meningsverschillen over.

Voor epilepsie is een relatief hoge erfelijkheidsgraad gevon-
den (h^=0,36). Daar valt uit af te leiden dat met het geven van
fokadviezen ter bestrijding van deze ziekte bij de boxer suc-
ces kan worden geboekt. De belangrijkste doodsoorzaak
voor boxers tussen het spenen en de leeftijd van vier jaar zou
hiermee in frequentie kunnen worden teruggedrongen. Ook
uit ander recent onderzoek bleek dat het genotype bij ver-
scheidene hondenrassen een belangrijke risicofactor voor
epilepsie is (5,9, 12).

De erfelijkheidsgraad van knieproblemen (verscheuring van
voorste kruisband en/of meniscus) is in twee categorieën be-
paald: 1) objectief vastgestelde knieproblemen en 2) totaal
aantal (objectief vastgestelde plus verdachte) kniepro-
blemen. De boxer zou genetisch gepredisponeerd zijn voor
verscheuring van de voorste kruisbanden, terwijl geboorte-
gewicht, leeftijd en geslacht ook risicofactoren voor knie-
problemen zijn (30). De erfelijkheidsgraad van de
objectief vastgestelde knieproblemen bleek veel hoger
(h"=0,28) dan die van objectief vastgestelde en verdachte
knieproblemen samen (h-=0,15). Betere diagnostiek kan het
effect van fokadviezen dus aanzienlijk verhogen.
Voor de witte vachtkleur werd, volgens verwachting, in
dit boxercohort een hoge erfelijkheidsgraad gevonden
(h^=0,61).

Tabel i. Overzicht van de meest voorkomende aandoeningen bij boxers tussen twee maanden en vier jaar.

Aandoening

j

Ziekten van het maagdarmkanaal (meestal diarree en/of braken)

15.8

Ziekten van de luchtwegen (voor 95% infectie van de voorste luchtwegen ofwel \'kennelhoest\')

12.5

Kreupelheid (voornamelijk knieproblemen)

9.2 1

Ooraandoeningen (voornamelijk een ontstoken uitwendige gehoorgang met of zonder oormijt)

7.4

Acute allergische reacties (voornamelijk van de huid)

6.6

Oogaandoeningen (voornamelijk bindvliesontsteking)

6.4

Huidaandoeningen (inclusief chronische allergische reacties van de huid)

6.8

Aandoeningen van de genitaliën (voornamelijk ontstekingen in vagina en baarmoeder bij de teef en in de voorhuid bij de reu)

4.0

Ziekten van de urinewegen (voornamelijk blaasontsteking en incontinentie)

3.5

Problemen met de voortplanting (voornamelijk schijnzwangerschap)

2.9

Hartaandoeningen

2.6

* Het percentage is berekend over het aantal geregistreerde aandoeningen. Dus 15,8 procent van alle geregistreerde aandoeningen (in totaal 5467) waren ziekten van
het maagdarmkanaal.

De karakteristieken van de boxerpopulatie zijn door ons ver-
geleken met de kenmerken van dc Berner sennenhond, bou-
vier, golden retriever en het kooikerhondje. De belangrijkste
in die vergelijking betrokken populatiekcninerken waren 1)
het aantal gebruikte fokreuen, 2) het aantal nesten per reu (de
effectieve populatiegrootte), 3) de gemiddelde verwant-
schapscoëfïiciënt, en 4) de gemiddelde inteeltcoëfficiënt.
Deze populatieparameters van de boxerpopulatie verschil-
den niet opmerkelijk van die van de andere vier rassen (17).
Dit houdt in dat de fokadviesinethode die voor de boxer is
ontwikkeld, vrijwel zeker ook geschikt is voor andere rassen,
mits men bij de berekening gebruikmaakt van afstammings-
gegevens en recente gezondheidsgegevens van het ras waar-
voor het fokadvies wordt uitgebracht.

Beperken van ziektefrequenties

De afstamming van bepaalde honden kan worden be-
schouwd als een
major risk factor (26). Er was dan ook alle
reden om in dit boxeronderzoek veel aandacht te besteden
aan genetische aandoeningen. Hoe hoger de erfelijkheids-
graad van een ziekte, hoe meer effect een juiste selectie van
ouderdieren zal hebben op het terugdringen van de ziektefre-
quentie (4). Intensieve selectie echter, kan tegelijkertijd lei-
den tot I) een stijging van de frequentie van ziekten waarop
men
niet selecteert, en 2) tot reductie van de genetische
heterogeniteit in de populatie.

Er komen meer en meer DNA-markers beschikbaar om dra-
gers van ziektegenen op te sporen en via het gebruik daar-
van zal de frequentie van erfelijke ziekten op termijn kun-
nen worden verminderd (1). Er is echter ook software
ontwikkeld waarmee de
kans op erfelijke ziekten kan wor-
den geschat bij nakomelingen van bepaalde ouders (10,26).
Door hierop gebaseerde \'genetic counselling\' toe te passen,
kan reeds worden begonnen met het terugdringen van erfe-

-ocr page 214-

lijke ziekten bij de hond tot de DNA-diagnostiek voldoende
is ontwikkeld. Deze fokadviezen zullen de gezondheidstoe-
stand van dieren in een populatie sterker verbeteren naar-
mate meer betrouwbare schattingen van ziektefrequenties
en van fokwaarden beschikbaar komen. Deze betrouwbaar-
heid neemt toe met de kwaliteit van de data van betreffende
ziekte en risicofactoren voor ziekte. Kwalitatief hoog-
waardige data komen echter slechts beschikbaar als kynolo-
gie (fokkers, rasverenigingen, Raad van Beheer op Kyno-
logisch Gebied (RvB), dierenartsen en onderzoekers goed
samenwerken.

Een fokadviesmethode op basis van fokwaardeschattingen
verkregen met de Best Linear Unbiased Prediction (BLUP)-
methode, is in het kader van het nog lopende deel van het
boxeronderzoek door de Fokadviesgroep Utrecht-Lelystad
ontwikkeld en ter beschikking gesteld van de RvB
in Nederiand (27). De RvB heeft aangekondigd, deze me-
thode te gaan gebruiken voor het geven van fokadviezen aan
boxerfokkers (18).

Conclusies

Dit genetisch-epidemiologisch onderzoek geeft inzicht in de
mortaliteit, ziekte-incidentie en risicofactoren voor ziekte in
de Nederlandse boxerpopulatie. Bij boxers tussen de leeftijd
van twee maanden en vier jaar zijn vier ziekten geconsta-
teerd met een relatief hoge erfelijkheidsgraad. Dit betekent
dat de frequentie van deze aandoeningen kan worden gere-
duceerd als boxerfokkers hun ouderdieren selecteren op ba-
sis van een adequaat functionerend fokadviessysteem. Een
dergelijk systeem, op basis van het BLUP-model, is in het
kader van het hier gepresenteerde onderzoek ontwikkeld en
voor de kynologie beschikbaar Er zijn geen redenen om aan
te nemen dat effectieve toepassing van dit fokadviessysteem
zich beperkt tot de boxerpopulatie, mits bij het berekenen
van het advies voor andere populaties de afstammingsgege-
vens worden gekoppeld aan recente gezondheidsinformatie
uit dergelijke populaties. De data uit het nog lopende boxer-
onderzoek zullen gegevens opleveren over mortaliteit,
ziekte-incidentie en risicofactoren op latere leeftijd.

Referenties

1. Alleman AR. Molecular tools for the diagnosis of animal diseases. Vet
Clin North Am SmallAnim Pract 1996; 26(5): 1223-37.

2. Bjornsson A, Arnason A, and Tippet P. X-linked cleft palate and anky-
loglossia in an Icelandic family. Cleft Palate J 1989; 26 (1): 3-8.

3. Clark JD. Ragcr DR, and Calpin JP. Animal well-being. I. General con-
siderations. Lab Anim Sci 1997; 47 (6): 564-70.

4. Falconer DS. and MacKay TFC. Introduction to Quantitative genetics.
Longman Group LTD, Harlow, 1996: 184-204.

5. Fainula TR, Oberbauer AM, and Brown KN. Heritability of epileptic
seizures in the Belgian tervueren. J Small Anim Pract 1997; 38 (8):
349-52.

6. Hayes HM Jr, Wilson GP. Pendergrass TW, and Cox VS. Canine cryp-
torchism and subsequent testicular neoplasia: case-control study with
epidemiologic update. Teratology 1985; 32 (1): 51-6.

7. Hird DW, Ruble RR Reagor SG, Cronkhite PK, and Johnson MW.
Morbidity and mortality in pups from pet stores and private sources:

968 cases (1987-1988). J Am Vet Med Assoc 1992; 201 (3): 471 -74.

8. Hox JJ, and Leeuw ED de. A comparison of nonresponse in mail, tele-
phone, and face-to-face surveys. Applying multilevel modeling to
meta-analysis. Quality & Quantity 1994; 28: 329-44.

9. Jaggy A, Faissler D, Gaillard C, Srcnk P, and Graber H. Genetic as-
pects of idiopathic epilepsy in Labrador retrievers. J Small Anim Pract
1998; 39 (6): 275-80.

10. Janss LLG, and Brascamp EW. Prediction of elbow dysplasia in dogs
by breeding values of relatives. Proceedings of the world congress
on genetics applied to livestock production 1998; 25: 621-3.

11. Juriloff DM, and Harris MJ. Cleft palate: more genetic lessons from
mice. J Craniofac Genet Dev Biol 1988; 8 (2): 127-34.

12. Kathmann I, and Jaggy A. Clinical and genetic investigations of idio-
pathic epilepsy in the Bernese mountain dog. J Small Anim Pract
1999; 40 (7): 319-25.

13. Khoury MJ, Beaty TH, and Cohen BH. Fundamentals of genetic epi-
demiology, pp 3-26. Oxford: Oxford University Press, 1993.

14. Nielen ALJ, Gaag I van der. Knol BW, and Schukken YH.
Investigation of mortality and pathological changes in a 14-month
birth cohort of boxer puppies. Vet Rec 1998; 142:602-6.

15. Nielen ALJ. Genetic-epidemiologic research in a birth cohort of boxer
dogs. Dissertation Utrecht University, 2000.

16. Nielen ALJ, Janss LLG, and Knol BW. Heritability of disorders and
some characteristics in a birth cohort of boxer dogs in The
Netheriands. Am J Vet Res 62; 2001; 62: 1198-206.

17. Nielen ALJ, Beck S Van der, Ubbink GJ, and Knol BW. Population
parameters to compare dog breeds: differences between five Dutch
purebred populations. Vet Quart 2001; 23:.43-9.

18. Prins R Counseling. Fokwaardeschattingen heupdysplasie (HD) be-
schikbaar m.i.v 1 januari 2002. Onze Boxers 2001, nr 10:42.

19. Rothman KJ, and Greenland S. Modern epidemiology. PA: Lippincott-
Raven, Philadelphia, 1998: 29-47.

20. Ruble RP, and Hird DW. Congenital abnormalities in immature dogs
from a pet store: 253 cases (1987-1988). J Am Vet Med Assoc 1993;
202 (4): 633-6.

21. Scariett JM. Companion animal epidemiology. Prev Vet Med. 1995;
25: 151-9.

22. Suter M. Peri- und postnatale Todesursachen beim Hund. Dissertation
Zürich, 1977.

23. Temple K, Calvert M, Plint D, Thompson E, and Pembrey M.
Dominantly inherited cleft lip and palate in two families. J Med Genet
1989; 26 (6): 386-9.

24. Turba E. Populationsgenetische Untersuchung des Kryptorchismus
beim Deutschen Boxer Mh Vet med. 1988; 43: 316-9.

25. Ubbink GJ. Some aspects of breed-associated canine diseases in the
Netherlands. Dissertation Utrecht University. 1998.

26. Ubbink GJ, Brock J van den, Hazewinkel HAW, and Rothuizen J.
Cluster analysis of the genetic heterogeneity and disease distributions
in purebred dog populations. Vet Rcc 1998; 142:209-13.

27. Van Hagen MAE, Janss LLG, Broek J van den, and Knol BW. The use
of a genetic counselling program by Dutch breeders for four hereditary
health problems in boxer dogs. Voor publicatie geaccepteerd door Prev
Vet Med.

28. VonRadingcr 1. Untersuchung über den Einfluß von Rassestandard
und züchterischem Eingriff auf die Reproduktionsrate von
Hunderassen. Inaugural Dissertation Hannover, 1989.

29. Werner P, Raducha MG, Prociuk U, Hcnthom PS. and Patterson DF. A
comparative approach to physical and linkage mapping of genes on
canine chromosomes using gene-associated simple sequence repeat
polymorphisms illustrated by studies of dog chromosome 9. J Hered
1999; 90 (I): 39-42.

30. Whitehair JG, Vasseur PB, and Willits NH. Epidemiology of cranial
cruciate ligament rupture in dogs. J Am Anim Hosp Assoc 1993; 203
(7): 1016-19.

31. Widmann-Acanal B. Rasseneffekte auf Fortpflanzungs- und
Welpenabgangsrate bei Hunden unter gleichzeitiger Berücksigtigung
rassebedingter Dystokiedispositionen bei einigen Hunde- und
Katzerassen. Inaugural Dissertation Hannover, 1992.

-ocr page 215-

Redactie: Ludo J. Hellebrel<ers,
Uitgever: Schlutersche. Vertaald in
het Duits. ISBN
3-87706-590-2.
Oorspronkeiijiie titel: Animal
Pain.

Boe
besprekin

Dit gebonden boek met harde co-
ver op A4-formaat bevat 132 pa-
gina\'s. Het boek is qua bruikbaar-
heid wat moeilijk te plaatsen door de zeer brede opzet van
het boek. Diverse auteurs bespreken elk vanuit hun invals-
hoek het fenomeen pijn en pijnbestrijding bij huisdieren.
Zo worden in de eerste twee vrij lange hoofdstukken de
ethische aspecten van pijnbestrijding bij huisdieren en de
veranderde rol van en onze visie op het huisdier in de
samenleving door de eeuwen heen besproken. Op zich
prima hoofdstukken maar wellicht eerder zaken die bij
een sociaal-ethische boek horen dan bij een klinisch boek.
Toch wordt ook de klinische kant niet vergeten. Vanaf het
hoofdstuk inzake het herkennen van pijnuitingen bij die-
ren voert het boek de lezer naar de pathofysiologie van de
pijnenhetpijngevoel. Het hoofdstuk \'klinische farmaco-
logie van analgetische medicijnen\' gaat onder andere vrij
diep in op de diverse typen receptoren in het endogene
opiaatachtige stoffen (zogenaamde endorfines) die in
het zenuwstelsel aanwezig zijn. Bovendien behandelt dit
hoofdstuk de nogal diverse functies en reacties van deze
receptoren bij de diverse diersoorten. Zo kan het ene re-
ceptortype door een toegediend morfine analoog worden
gestimuleerd. Terwijl een andere morfinereceptor door
datzelfde opiaat worden geremd. Feitjes die wel degelijk
van invloed zijn op de uiteindelijke uitwerking en dose-
ring van de diverse beschikbare opiaten als pijnstiller.
Zowel de diverse toedieningsvormen, werkzaamheden als
ook halfwaardetijden worden overzichtelijk per groep
analgetica en narcosemiddelen besproken. In de volgende
hoofdstukken worden nog eens door diverse auteurs de
mogelijkheden en noodzaak van pijnstilling per diersoort
besproken. Hierbij worden ook de bijzondere dieren/exo-
ten niet vergeten.

Hoewel veel Nederlandse dierenartsen wellicht de origi-
nele Engelstalige uitgave zullen prefereren, is het boek
Schmerz und Schmerztherapie beim Tier een compleet
boekwerk inzake alle aspecten die met het thema pijn bij
dieren te maken hebben. Voor de ethicus de ethische kant
van pijn en pijnbestrijding bij dieren. De student geeft het
boek een goede pathofysiologische en farmacologische
onderbouwing inzake de belangrijkste fundamentele pro-
cessen bij het ontstaan en zich bewust worden van pijn.
Voor de practicus zijn de laatste hoofdstukken inzake pijn-
bestrijding per diersoort van groot nut. Toch even weer de
zaken op een rijtje. De overzichtelijke tabellen dragen ze-
ker aan de praktische bruikbaarheid bij.

Een boek waar je wellicht niet speciaal naar zou zoeken,
maar dat wanneer je het eenmaal hebt toch intrigeert. En
staat het eenmaal in de boekenkast, dan zal de practicus het
toch af en toe even pakken om te lezen hoe het nu ook al-
weer zat.

Drs. H.A. Beijer

Schmerz und Schmerztherapie beim Tier

ACECOLON

Bij moeilijke
stoelgang.

Op basis van
Macrogol.

sachet

2 gram poeder

Bevat Macrogol

Bij moeilijke stoelgar^g
van gezelschapsdieren

ACECOLON

Verzacht en vergemakkelijkt de stoelgang

• Voor gezelschapsdieren.

• Vergroot het volume
van de ontlasting.

• Verlicht de stoelgang.

• Snnaakvol bij toediening
over het voer.

ACE Veterinary Products BV
Postbus 1262 - 3890 BB Zeewolde

-ocr page 216-

Vakantietijd en huisdieren lijken wel
eens water en vuur Nog los van de
volle asielen wekken weggelopen die-
ren, ruzies met het pension, enge
ziektes in en uit het buitenland, bla-
ren op voetzolen, honden in auto \'s bij
het strand en nare taferelen hij de
douane de indruk dat dierendag niet
voor niets in de herfst valt...
En zelfs als je denkt dat alles goed is geregeld kan het op een
zeer onverwachte manier verkeerd gaan.

Ent...

Golden retriever Puck logeert tijdens de vakantie bij familie.
Een goede oplossing, de hond heeft het daar altijd heerlijk want
de familie woont buitenaf met andere honden en an-
dere huisdieren, waaronder hangbuikzwijnen.
De familie zorgt goed voor de eigen die-
ren. Ondanks de geruchten dat de ziekte
van Aujeszky te weinig voorkomt om
daar structureel tegen te enten,
neemt de familie geen enkel ri
sico, ze laten zowel de zwijnen
als de honden jaarlijks inenten
tegen de ziekte van Aujeszky.
Toevallig gebeurt dat dit jaar
als ook Puck daar logeert. De
familie doet niet moeilijk:
alle honden worden ingeënt,
ook Puck.

De dierenarts is net terug van
vakantie en mag meteen op de
eerste dag op huisbezoek bij deze
familie om de menagerie te enten.
Voordat ze dat doet belt ze een col-
lega om te vragen hoe het zit met een
Aujeszky-inenting. Deze collega adviseert
en levert het vaccin Diluvac Porte Porcilis
Begonia, een verzwakt levend vaccin. Een andere col-
lega weet te vertellen dat voor honden een kwart van de dosis
voor een varken nodig is. Gewapend met deze kennis en de
vaccins tijgt de dierenarts op huisbezoek en ent alle honden en
varkens.

...of end?

Puck is inmiddels weer thuis, maar wordt daar tien dagen later
ziek. Hij braakt, speekselt, trilt, vertoont abnormale agressie en
ataxie. De hond komt zaterdagavond en zondag bij een waarne-
mend dierenarts, maar gedurende het weekend worden de
klachten erger en erger. Maandag ziet de eigen dierenarts de
hond. Een probleem met vaccinaties schiet hem even door het
hoofd en als de hond \'s middags ondraaglijke jeuk krijgt weet
hij bijna zeker dat er sprake is van Aujeszky. Hij doet navraag
naar de gebruikte entstof en neemt contact op met een viroloog

Vertrouwen

De eigenaar is boos op de dierenarts die de enting heeft gege-
ven. Ten eerste heeft zij de hond ingeënt zonder toestemming
van de eigenaar. Puck logeerde slechts bij de familie die om de
enting vroeg. Ze had het vaccinatieboekje moeten controleren
om te kijken of ze werkelijk met de eigenaar te maken had. Ten
tweede had de dierenarts nooit dit levende vaccin voor honden
mogen gebruiken. Naar alle waarschijnlijkheid is deze vergis-
sing fataal geweest voor haar hond. Ze heeft geen sectie laten
verrichten, dus helemaal zeker is dit niet.

Het Tuchtcollege wijst de eerste klacht van de hand,
want een dierenarts die toestemming krijgt van
de oppas, mag daar in principe redelijker-
wijs op vertrouwen (uitzonderlijke situ-
aties daargelaten).

Verantwoordelijkheid voor vac-
cin

Met betrekking tot het ge-
bruikte vaccin sputtert de die-
renarts in de procedure tegen
dat ze bij collega\'s had geïn-
formeerd welk vaccin moest
worden gebruikt, dus dat de
dood van de hond ten gevolge
van een levend vaccin niet haar
schuld is. Ze heeft onjuist ge-
handeld, maar dat is onbewust
gebeurd.

Het Tuchtcollege neemt daar geen
genoegen mee; een dierenarts heeft
altijd een eigen verantwoordelijkheid
om te beoordelen of een bepaalde behande-
ling nuttig en nodig is. Daarbij gaat het College
ervan uit dat de ziekte van Aujeszky in Nederland na-
genoeg niet meer voorkomt en dat de noodzaak om honden
hiertegen in te enten daarmee niet aanwezig is. De dierenarts
had zich daarvan bewust moeten zijn. Daarnaast is het ge-
bruikte vaccin niet geregistreerd voor honden en is een levend
vaccin voor honden gevaarlijker dan het gebruik van een dood
vaccin voor varkens. Uit veiligheidsoverwegingen had de die-
renarts sowieso voor een dood vaccin moeten kiezen.

Door deze redenering van het Tuchtcollege maakt het geen ver-
schil dat niet onomstotelijk vaststaat dat de hond inderdaad aan
de vaccinatie is overleden, hoewel het Tuchtcollege daar, ge-
zien de beschreven symptomen, wel vanuit gaat. De dierenarts
heeft getoond haar fout in te zien en het Tuchtcollege acht de
kans op recidive minimaal, maar legt de dierenarts wel een be-
risping op.

-ocr page 217-

Op een bedrijf met 110 zoog-
koeien (exclusief de in 2003 gebo-
ren kalveren) stierven in tien da-
gen tijd vijf koeien, werden zes
kalveren te vroeg dood geboren en
vijf kalveren te vroeg levend gebo-
ren. De diagnose BHVl-infectie
werd gesteld op basis van de klinische symptomen en be-
vestigd met de PCR. De klinische verschijnselen, dia-
gnostiek, therapie en preventie worden besproken. Er
wordt een richtlijn gegeven, hoe de practicus op de niet-
BHVl-gecertificeerde bedrijven een risicoanalyse kan
maken om soortgelijke problemen te voorkomen.

Menno Holzhauer\'\'\'\' Rob Dijkeen Jet Mars\'

Samenvatting

Uitei
voord
praktij

Summary

BHVl-circulation can result into great damage

/n a siickler hen! with III) cows (without young stock horn in 2003) 5 cows
died within
/ 0 days. 6 calves were born dead prematurely and 5 calves were
born alive but prematurely. The diagnosis BHV I-infection was ba.ied on
clinical .symptoms and confirmed with PCR. The clinical signs, diagnostic
methods, therapy, risk-analysis and prevention are discussed.

IBedrijf

Het bedrijf had tot augustus 1999 gefunctioneerd als melk-
veebedrijf De bedrijfsgebouwen en de grond, vorig jaar
overgenomen door Natuurmonumenten, zijn gelegen in het
Groningse Westerwolde. De bedrijfsomvang was ruim 100
ha en omvatte een groot deel akkerbouw (aardappelen en
granen). De ligboxenstal was sinds de overgang naar de
nieuwe eigenaar in dezelfde staat gebleven en dateerde uit
begin jaren tachtig; brede vrij hoge stal met achter de melk-
stal twee rijen ligboxen, in het midden een voerpad en aan de
andere zijde van het voerpad één rij met ligboxen. De vee-
stapel bestond uit tachtig dikbilkoeien (deels Piëmontese,
deels Belgisch Blauw en Verbeterd Roodbont), 25 Charolais
koeien en 25 pinken (gehuisvest in de ligboxenstal) en tien
tot vijftien kalveren van hetzelfde ras (gehuisvest in \'jong-
veestal\'). De oudere dieren en de pinken vanaf een leeftijd
van ± zestien maanden waren drachtig van één van de vier ä
vijf dekstieren die op het bedrijf aanwezig waren. Daarnaast
werden er voortdurend (voornamelijk (hoog-)drachtige) die-
ren verhandeld en aangekocht. De dieren kalfden afin de lig-
boxenstal, zoveel mogelijk in een van de andere dieren door
hekken afgescheiden ruimte. Moeder en kalf werden een
week apart van de koppel gehouden. Na zeven tot tien dagen
werden deze dieren dan in een aparte groep gehouden en zo-
gen de meeste kalveren onder de eigen moeder. Het idee van
de \'commune\' had ook wel zijn intrede gedaan, waarbij de
dieren zeer rustig met elkaar om gingen. De dieren kregen

\' GD Veekijker Gezondheidsdienst voor Dieren. Po.sltyus 9, 7400 AA Deventer
^ Corre.iponderend auteur: m.holzhauer@gdvdieren.nl
^ Praktiserend dierenarts. Schoolstraat 4. 9541 CK te Vlagtwedde.

onbeperkt kuil van \'beheersland\' en speciaal (qua minera-
lenvoorziening) op zoogkoeien afgestemd krachtvoer. De
koppel dikbilkoeien had in augustus 2002 bij serologisch
onderzoek nog drie sero-positieve dieren. De veehouder
heeft om reden van \'belemmeringen met de handel\' van cer-
tificering afgezien. De BHV 1-status van de Charolais-
koeien (geregistreerd op ander UBN) was onbekend. Het be-
drijf was Leptospirose-vrij, de BVD en paratuberculose
status zijn niet onderzocht. De practici kwamen vooral op
het bedrijf voor verloskundige hulp.

Ziektebeeld op het bedri]f

De problemen begonnen in het weekend van 12-13 april
2003 met een hoogdrachtige koe met een temperatuur van
40,5°C, een versnelde ademhaling en hartslag, maar verder
geen duidelijke symptomen. Op dinsdag (15 april) werden er
opnieuw zieke dieren gemeld in de groep drachtige koeien
en ook in de groep pinken die gehuisvest waren naast de
groep drachtige dieren. De symptomen waren: ernstig zieke
(soporeuze) indruk, koorts (40,0-41,0"C), versnelde adem-
haling, hoge polsfrequentie, Conjunctivitis, rhinitis en een
Stridor laryngeale-tracheale. De dieren met deze klinische
symptomen aten, dronken en herkauwden niet of nauwelijks
meer (waarschijnlijk vanwege het pijnlijke slikken) en in de
loop van enkele dagen stierven drie dieren.
Op basis van de klinische symptomen op dinsdag werd beslo-
ten alle aanwezige dieren intra-nasaal met een gE-negatief
BHV 1-vaccin te vaccineren. Voorafgaand aan de vaccinatie
werden neusswabs genomen voor laboratoriumonderzoek.
Op woensdag (16 april, de dag van de vaccinatie) zijn er nog
enkele zieke dieren bijgekomen, waarvan er twee stierven
aan het einde van de week. Hierna zijn geen dieren meer ge-
zien met \'typische\' IBR-symptomen.
In de periode van 21 april-7 mei werden op het bedrijf zes
dode \'voldragen\' kalveren geboren en vijf levende kalveren
die gezien het lichaamsgewicht (15-20 kg) en de vacht pre-
matuur leken te zijn. Gezien het ontbreken van een precieze
dekdatum was dit een aanname.

Een beperkt aantal koeien (6) is met hun kalveren (vier tot
zes weken) zodra gras beschikbaar was buiten gezet op een
huiskavel, evenals een groep van twintig niet drachtige pin-
ken, die voortijdig naar een weide verder van huis zijn ge-
gaan. Deze dieren zijn niet ziek geworden.
Complicerende factor tijdens de uitbraak was de aanvoer van
twaalf gekochte drachtige pinken. De veehouder heeft ge-
probeerd de koop niet door te laten gaan, echter de verkoper
wilde hier niet van weten. De dieren, die vanaf 25 april in
drie groepen werden aangevoerd, zijn allen bij aanvoer op
het bedrijf gevaccineerd, in een geïmproviseerd buitenhok
opgevangen en zijn niet ziek geworden.

Laboratoriumonderzoek "

In augustus 2002 is op de Gezondheidsdienst voor Dieren
(GD) serologisch onderzoek uitgevoerd (tachtig dieren) op

Infectieuze boviene rhinotracheïtisuitbraak op een nagenoeg
BHVi-vrij bedrijf kan tot grote problemen leiden

-ocr page 218-

BHVl-afweerstoffen (gE-Elisa, glycoprotein-E-blocking
Elisa, Idexx, Westbrook Maine, USA), waarbij bij drie die-
ren afweerstoffen werden aangetoond. De overige dieren wa-
ren sero-negatief

De twee op dinsdag 15 april 2003 genomen neusswabs zijn
verstuurd naar de GD voor een PCR op BHVl. Op woens-
dagavond was de PCR-uitslag bekend: \'virus aangetoond\'.
Zoals reeds gemeld zijn na de viruscirculatie ook kalveren
dood en mogelijk te vroeg geboren. Aannemelijk is dat dit
door een BHVl-infectie van het kalf is veroorzaakt. Op de
doodgeboren kalveren en de dode koeien is geen onderzoek
uitgevoerd.

Eindconclusie

De problemen op het bedrijf met sterfte bij de zoogkoeien en
(voldragen) kalveren en te vroeg geboren kleine kalveren,
werden veroorzaakt door een introductie en/of een reactiva-
tie van BHVl. De klinische diagnose IBR werd bevestigd
met een PCR-test op twee neusswabs in het GD-laborato-
rium. Doordat het bedrijf nagenoeg BH V1 -vrij was en er een
groot aantal gevoelige dieren aanwezig was, heeft de infectie
tot een (grote) uitbraak geleid. Dit is bevestigd door serolo-
gisch onderzoek: zes weken na het begin van dc problemen,
hadden negen van de twaalf dieren in een steekproef gesero-
converteerd tegen BH VI -veldvirus.

Uitgaande van de drie seropositieve dieren die bekend waren
in de koppel, zou de kans op reactivatie, vier procent per jaar
zijn. Dit kan afgeleid worden uit de tabellen in de GD
Praktijkmap Herkauwers (4). Het is aan de dierenarts om de
veehouders te wijzen op deze risico\'s en de preventieve
maatregelen te bespreken (afvoeren en/of vaccineren).

BHVl in de Nederlandse situatie

In 1998 is in Nederland een start gemaakt met BHVl-eradi-
catie op basis van een verplichte vaccinatie van alle niet-
BHVl-vrij gecertificeerde bedrijven in combinatie met een
certificeringsprogramma. Na een voorval van contaminatie
van het gebruikte vaccin met BVDV-type 2 in februari 1999,
is het verplichte programma opgeschort. In mei 2003 waren
circa 8000 melkleverende en 8000 niet-melkleverende be-
drijven gecertificeerd. Uit een tankmelkonderzoek naar
BHVl-afweerstoffen dat in opdracht van het Produktschap
voor de Zuivel in het najaar 2002 is uitgevoerd op niet-
BHVl-vrije melkveebedrijven, bleek dat meer dan de helft
van de onderzochte bedrijven zeer weinig antistoffen in de
tankmelk te hebben. Dat betekent enerzijds dat deze bedrij-
ven door afvoer van een beperkt aantal besmette dieren,
BHVl -vrij kunnen worden. Anderzijds zitten deze bedrijven
in een positie als in bovenstaande casus is beschreven. De la-
tent besmette dieren kunnen BHVl-virus in de koppel gaan
spreiden onder invloed van stress, of een behandeling met
corticosteroïden. In zo\'n situatie kan in korte tijd een hele
koppel geïnfecteerd raken. Het effect van vaccineren met le-
vend vaccin is ook uit de tabellen van de GD Praktijkmap af
te leiden en kan de basis zijn voor een advies.

Ziektebeeld

BHVl-vrije runderen kunnen besmet worden met BHVl-
virus door reactivatie van een latente drager, of door contact
met een acuut geïnfecteerd dier. Ook kan infectie optreden
via \'over de draad contacten\' met vee van buurtbedrijven, via
gecontamineerde kleding, laarzen of instrumentarium van
professionele bezoekers en tenslotte mogelijk via andere
vectoren of over beperkte afstand door de lucht (6,9).
Viruscirculatie in een (vrij) bedrijf kan, afhankelijk van de
virulentie van de virusstam, leiden tot een uitbraak met ern-
stige klinische symptomen en grote economische schade
(7). Meestal echter verloopt de infectie zonder symptomen
(1,5).

De klinische symptomen die kunnen worden waargenomen
zijn: koorts, rhinitis, conjunctivitis, laryngitis/tracheïtis,
snurken, melkproductiedaling, verwerpen, vulvovaginitis,
balanoposthitis. Enkele incidenteel beschreven symptomen
zijn mastitis en meningitis bij kalveren.

Diagnose

Een waarschijnlijkheidsdiagnose wordt gesteld op basis van
de klinische symptomen. De diagnose kan snel worden be-
vestigd met laboratoriumonderzoek. In het laboratorium
wordt op het materiaal van de neusswab een PCR-test uitge-
voerd, met als uitslag: \'virus aangetoond\' of\'virus niet-aan-
getoond\'. (meestal dezelfde dag uitslag, uiterlijk twee werk-
dagen). Hiertoe moet de practicus het liefst van twee dieren
een neusswabs in een transportmedium (te bestellen bij de
GD) insturen om BHVl-virus aan te tonen. Ook kan de dia-
gnose met serologisch onderzoek gesteld worden: daartoe
moet men gepaarde serummonsters, met vier tot zes weken
tussentijd van dieren met klinische symptomen insturen.
Routinematig wordt hiervoor de gE-Elisa gebruikt. Enkel-
voudige serum of melkmonsters vanaf acht weken na het be-
gin van een uitbraak kunnen ook een diagnose op een (bijna)
BHVl-vrij bedrijf bevestigen.

Therapie en preventie

Op basis van de klinische symptomen, bevestigd door een la-
boratoriumuitslag: \'virus aangetoond\', kan aan het begin van
de uitbraak de gehele koppel intranasaal worden gevaccineerd
met een levend vaccin. Deze vaccinatie dient vooral om de ge-
volgen van viruscirculatie (klinische symptomen) zoveel mo-
gelijk te beperken. De circulatie zelf kan worden beperkt in-
dien er vroeg na de virusintroductie wordt gevaccineerd (8).

In een (bijna) vrije veestapel, waarbij sprake is van een ver-
hoogd risico op virus(re-)circulatie, moet de veehouder een
beslissing nemen voor de te volgen bedrijfsstrategie. De
practicus moet een afweging maken en adviseren aangaande
de risico\'s die het bedrijf loopt; afhankelijk van de situering
ten opzichte van andere (niet) vrije bedrijven, aankoop-
beleid, het consequent gebruik van bedrijfslaarzen en kle-
ding, deelname aan veekeuring en dergelijke.
Hierbij zijn een aantal opties:

a. afvoeren dieren met afweerstoffen na een voorafgaand in-
dividueel onderzoek (serum of melk);

b. deels afvoeren en vaccineren;

c. niets doen.

In alle gevallen past het om met de veehouder de risico\'s van
een uitbraak onder andere als gevolg van een reactivatie of
introductie te bespreken (4).

Opmerking:

1.Voor niet-melkleverende bedrijven is de kolom verwach-
ting in feite de prevalentie-inschatting op basis van bloed-
onderzoek.

2. Het genoemde tankmelkabonnement is nog niet operatio-

-ocr page 219-

neel.

Argumenten voor een vaccinatie zijn:

• protectie tegen een infectie; daarmee beperking van de kii-
nisclie symptomen en spreiding (2,10)

• bedrijfseconomisch gunstige resultaten (rapport LUW,
1998 en DLV,2002);

• beperking van de hoeveelheid uitgescheiden virus door
een latente drager (2).

Argumenten tegen een vaccinatie zijn de kosten en een ui-
terst geringe kans (<0,1 %) op een acute anafylactische reac-
tie.

Een BHVl-eradicatie op het bedrijf geeft een verbetering
van het bedrijfsrendement van 150 kg per dier per lactatie
(niet gepubliceerd onderzoek LUW). Daarnaast leidt eradi-
catie tot:

- kleinere kans op secundaire aandoeningen; BHVl-infec-
de kan immunosuppressie geven (1)

- meerwaarde vee bij verkoop van dieren

- verhoging gezondheidsstatus Nederlands vee en daarmee
een verbetering van de handelspositie en een verbetering
van het imago van de sector

- beperking kosten (schade infectie, en vaccinatie).

Conclusie

Bovenstaande casus is een voorbeeld
van ernstige problemen als gevolg van
een BHVl-circulatie in een niet gevac-
cineerde, nagenoeg vrije en daarmee
gevoelige veestapel. Hoewel op een
aantal bedrijven een BHVl-virus (re-
)circulatie symptoomloos verloopt, is
bespreking van de gezondheid en be-
drijfseconomische risico\'s een onmis-
kenbare opdracht voor de erkende rund-
veedierenarts als bedrijfsadviseur van
de hedendaagse veehouder, waarbij de
informatie vanuit de GD Praktijkmap
herkauwers een goed hulpmiddel is.

Microbiol 1996; 53:3-15.

2. Bosch JC, Kaashoel< MJ, Kroese AH, and Oirschot JT van. An attenua-
ted bovine herpesvirus 1 marker vaccine induces a better protection
than two inactivated marl<er vaccines. Vet Microbiol 1996; 52: 223-34.

3. Bosch JC, Kaashoek MJ, and Oirschot, JT van. Inactivated bovine her-
pesvirus 1 vaccines are more efficacious in reducing virus excretion
after reactivation than a live merker vaccine. Vaccine 1997; 15 (14):
1512-7.

4. Gezondheidsdienst voor Dieren. Praktijkmap Herkauwers. 1998,
Hfst.7.

5. Hage JJ. Schukken YH. Dijkstra T, Barkema HW, Valkengoed PHR
van, and Wentink GH. Milk production and reproduction during a sub
clinical bovine herpesvirus 1 infection on a dairy farm. Prev Vet Med
1998; 34:97-106.

6. Hage JJ. Schukken YH, Schols H, Maris-Veldhuis MA, Rijsewijk
FAM, and Klaasscn CHL. Transmission of bovine herpesvirus 1
within and between herds on an island with a BHVl control pro-
gramme. Epidemiology and Infection, 2003; 130: 541-552..

7. Kaashoek MJ, Straver PJ, Rooij,EMA van. Quak J, and Oirschot JT
van. Virulence, immunogenicity and reactivation of seven bovine her-
pesvirus 1.1 strains: cininical and virological aspects. Vet Rec 1996;
139:416-21.

8. Kaashoek MJ, and Oirschot JT van. Early iinmunity induced by a live
gE-negative bovine herpesvirus 1 marker vaccine. Vet Microbiol
1996; 53 (1-2): 191-7.

9. Mars MH, Jong MCM de, Maanen C van, Hage JJ, and Oirschot JT
van. Airborne transmission of bovine herpesvirus 1 infections in cattle
under field conditions. Vet Microbiol 2000;. 76,1: 1-13.

10. Mars MH, Jong MCM de. Franken P, and Oirschot JT van. EtTicacy of
a live gE-negative BHVl vaccine in cattle in the field. Vaccine
2000:19: 1924-30.

Beslisboom voor de dierenarts om de veehouders te adviseren in verband met IBR-certificering.

Literatuur

1. Engels M. and Ackermann M. Pathogenesis
of ruminant herpesvirus infections. Vet

Tankmelk

Vernachtinj;

Bereid besmette die-
ren af te voeren?

Advies

Afwcerstoffcn aangetoond

> 10%

positieve dieren

n.v.t.

Vaccineren

Weinig afweerstoffen Beperkt aantal Nee Vaccineren

positieve dieren

Ja bloedonderzoek Certificeren

Geen afweerstoffen

< 10%

positieve dieren

Nee

Vaccineren

(een tankmelk-
abbonement met uit-
zicht op

certificering is in voor-
bereiding

Ja

bloedonderzoek

Certificeren

-ocr page 220-

Inleiding

Sinds 1994 vindt binnen de Hoofdafdeling Geneeskunde
voor Gezelschapsdieren genetisch-epidemiologisch onder-
zoek plaats naar erfelijke aandoeningen bij boxers. Ruim
duizend eigenaren vullen hiervoor elke zes maanden een
standaardformulier in met vragen over gezondheidsproble-
men en leefomstandigheden van hun hond. Aangezien de
boxers in het onderzoek inmiddels acht tot negen jaar oud
zijn, richt het onderzoek zich nu vooral op de diagnose van
\'late onset diseases\', zoals uit- en/of inwendige neoplasieën
en andere doodsoorzaken.

Om incidentie en erfelijkheid van de aandoeningen/doods-
oorzaken vast te stellen, is een objectieve en gedetailleerde
diagnose noodzakelijk. Voor deze gegevens zijn de onder-
zoekers afhankelijk van de dierenartsen die de participe-
rende boxers behandelen. Om begrijpelijke financiële en/of
emotionele redenen van de eigenaar, volstaan deze echter
dikwijls met de omschrijving van het klinisch beeld,
waardoor histologisch of postmortaal onderzoek achterwege
blijft. Hierdoor blijft echter voor zowel practici als onderzoe-
kers onduidelijkheid bestaan over de complexiteit van de bij
boxers voorkomende erfelijke en niet-erfelijke aandoenin-
gen. Een gedetailleerde diagnostiek is immers nodig om er-
felijkheidsonderzoek door selectie van de juiste ouderdieren
te laten uitmonden in de preventie van ziekten.

Tn dit artikel worden enkele voorlopige onderzoeksresultaten
beschreven, welke betrekking hebben op huidtumoren en ver-
schillende doodsoorzaken bij de boxer, die zowel interessant
zijn voor in het project participerende als niet-participerende
dierenartsen. We willen daarnaast benadrukken dat voor
goede onderzoeksresultaten, met name bij \'natuurlijke\'
doodsoorzaken en nieuwvormingen, de definitie van \'harde\'
diagnoses soins net iets scherper gesteld moeten worden dan
waarmee in de praktijk kan worden volstaan. Voor het stellen
van een objectieve diagnose is in het algemeen, naast uitge-
breid klinisch en laboratoriumonderzoek, macroscopisch en
microscopisch onderzoek nodig omdat in veel gevallen pas
daarmee een wetenschappelijke diagnose wordt verkregen.
Daarom doen wij hier nogmaals een beroep op de dierenart-
sen die aan het onderzoek deelnemen toch vooral materiaal in
te sturen voor histologisch en postmortaal onderzoek.

Voorlopige onderzoeksresultaten

1. Huidtumoren

Uit de informatie van de ingevulde standaardformulieren
blijkt, dat wanneer een eigenaar een verdachte huidzwelling
constateert, bijna altijd de dierenarts wordt geconsulteerd.

M.A. E. van Hagen en I. van der Gaag

Deze verricht bij verdenking van een tumor veelal een
dunne-naald-aspiratie-biopsie (DNAB) of verwijdert de
neoplasie direct chirurgisch. Helaas, vooral voor het boxer-
onderzoek, wordt postoperatief niet altijd materiaal inge-
stuurd om de waarschijnlijkheidsdiagnose te bevestigen.
Toch kan dit ook voor de patiënt zelf van belang zijn, onder
andere om via follow-up de eventuele ontwikkeling van
mastceltumor tot mastcelleucose te kunnen volgen. De lite-
ratuur suggereert dat boxers, behalve voor histiocytomen (op
jonge leeftijd), hemangiosarcomen en maligne lymfoom (op
oudere leeftijd) gepredisponeerd zijn voor mastocytomen.

Van de 515 verdachte huidzwellingen bij de boxers uit het
geboortecohort 1994, die in de afgelopen jaren door de die-
renarts zijn bekeken en eventueel behandeld, werden er 49
cytologisch onderzocht via DNAB en 94 histologisch na ex-
cisie. In 92 gevallen betrof het een neoplasie, waaronder 28
(30%) mastocytomen.

Het genetisch-epidemiologisch onderzoek bij de boxer
Wisselwerking tussen practici en onderzoekers

Tabel i. Reden voor euthanasie van 34 boxers uit het geboortecohort 1994, overle-
den tussen januari en juni 2002 op de leeftijd van zeven tot acht jaar. De categorie
\'onbekend\' betekent dat de reden van euthanasie bij de onderzoekers onbekend is.

1 Reden voor euthanasie:

Aantal boxers

Aantal voor sectie

; Epilepsie

4

2*

1 Cushing

1

Hartfalen

1

1

; Nierfalen

1

1

; Bloedbraken

1

1

Peritonitis

1

Chronische diarree

1

1

Paralyse posterior

2

Longcarcinoom

2

1

Levercarcinoom

4

Sarcoom

1

Maligne lymfoom

3

1 Mammae-carcinoom

1

1 Osteosarcoom

1

Agressie

1

Onbekend

9

Totaal

34

7

* bij één boxer werd postmortaal een glioblastoom vastgesteld, bij de ander
werd geen oorzaak voor de epilepsie gevonden.

-ocr page 221-

2. Doodsoorzaken bij de boxer

In 2002 jaar zijn in een lialfjaar 63 boxers uit het geboorte-
cohort overleden. Daarvan zijn er 34 geëuthanaseerd en 22
een natuurlijke dood gestorven; van zeven dieren ontbreken
die gegevens. In totaal vond negen keer sectie plaats, zeven
na euthanasie en twee nadat de hond een natuurlijke dood
was gestorven. De reden voor euthanasie en bij welke geëu-
thanaseerde honden sectie heeft plaatsgevonden, vindt u in
tabel 1,

Plotseling acute sterfte, al of niet met epileptiforme aan-
val(len), komt tot nu toe relatief veel voor (33%). Deze
plotselinge dood wordt ineestal naar de eigenaar uitgelegd
als een tnogelijke hersen- of hartafwijking (11), dan wel
een hersentumor (5). In het algemeen vond geen postmor-
taal onderzoek plaats om dit vermoeden te bevestigen
(Tabel 2).

Conclusies

Van de 22 een natuurlijke dood gestorven boxers is slechts
bij zeven de vermoedelijke doodsoorzaak hard gemaakt, vijf
keer premortaal en twee keer postmortaal. Hoewel voor de
individuele boxer wellicht van minder belang, kan dit veel-
vuldig ontbreken van sectie er mogelijk toe leiden dat er in
de totale populatie een vertekend beeld van de doodsoorza-
ken ontstaat. Zeker als we uitspraken willen doen over een
mogelijke erfelijke achtergrond, is een meer gedetailleerde
diagnose van groot belang.

Postmortaal onderzoek maakt het de dierenarts mogelijk zijn
waarschijnlijkheidsdiagnose en genomen beslissingen te
evalueren. Daarnaast openbaren zich vaak (verschillende)
problemen, die meegewogen hadden kunnen worden in be-
slissingen rond therapie en prognose. Zo werd bij sectie van
een boxer, geëuthanaseerd in verband met decompensatio
cordis, naast een valvulaire aortstenose met dysplasie van
aorta- en mitraliskleppen, een carcinoid van de long vastge-
steld. Een aandoening die zonder sectie in dit geval volledig
over het hoofd zou zijn gezien. Dergelijke extra informatie
kan mogelijk het inzicht van het ziekteverloop achteraf ver-
helderen, waarmee men later in een vergelijkbaar geval zijn
voordeel kan doen.

Oproep

Wij doen hierbij een vriendelijk maar dringend beroep op de
medewerking van alle dierenartsen, die boxers van het cohort
1994 in hun praktijk hebben. Cytologisch en/of histologisch
onderzoek (alleen voor deze boxers), kan op de gebruikelijke
wijze onder vermelding van \'BOXERONDERZOEK\' op
kosten van het project worden aangevraagd. Hetzelfde geldt
voor postmortaal onderzoek. De sectiegegevens vergroten
het inzicht van dierenarts, eigenaar en wetenschappers in de
boxerspecifieke gezondheidsproblematiek. Dat biedt moge-
lijkheden om de gezondheid van de boxer en van andere ras-
sen te verbeteren. Indien gewenst, kan een cosmetische sectie
worden aangevraagd, waarna de eigenaar de hond alsnog kan
laten begraven of cremeren. Indien sectie op onoverkome-
lijke bezwaren van de eigenaar stuit, is het insturen van een
biopt of excisie uitgevoerd bij het gestorven dier, nog een mo-
gelijkheid om de doodsoorzaak nader te specificeren.

U vindt verdere informatie over het genetisch-epidemiolo-
gisch onderzoek bij de boxer op:

http:/www. vet.uu.nl/Gezelschapsdieren/Onderzoek/boxer
onderzoek

Voor vragen of opmerkingen kunt u ook contact opnemen met Marjan
A.E van Hagen, 030-2539175, e-mailadres: boxeronderzoek@vet.uu.nl

Tabel 2. Vermoedelijke doodsoorzaak van de 22, een natuurlijke dood gestorven, boxers uit het geboortecohort 1994, overleden tussen januari en juni 2002 op de leeftijd van ze-
ven tot acht jaar.

Specifieke diagnose door

Geen specifieke diagnose

Aantal boxers

%

Vermoedelijke doodsoorzaak

Premortaal
onderzoek

Postmortaal
onderzoek

Geen onderzoek

Toegeschreven aan:

hartfalen

3

3

14,0

\'hartinfarct\'

2

6

8

36,0

\'hersentumor\'/\'herseninfarct"

5

5

23,0

vergiftiging

1

1

4,5

longcarcinoom-

1

1

4,5

maagtorsie

2

2

9,0

trauma

2

2

9,0

Totaal

5

2

15

22

100,0

\' diagnose vaak gebaseerd op de eenmalige epUeptiforme aanvat hij de acute sterfte.
^ op basis van bioeding.

-ocr page 222-

Jan Hulsen

"Je bent opgeleid en je hebt de er-
varing om te toetsen of organisa-
ties gecertificeerd mogen zijn."
lïfflffïffü? Stef Gielen is hoofd-auditor ISO
9000 en daarnaast ook auditor
^^^^^^^^ van "een hele verzameling voed-
^^nST^^ff selveiligheidsnormen". Hij voert
en voerde de certificeringsaudits
uit van de praktijken die op dit
moment bezig zijn met KRD/ISO-certificering. "Tot nu
toe heb ik hartstikke positieve ervaringen. Men is en-
thousiast en leergierig."

De praktijken waar Gielen zijn audits doet, vormen geen ase-
lecte steekproef Het zijn vooroplopers, die relatief vroeg ge-
kozen hebben om de praktijk te certificeren. Daardoor is het
te verwachten dat de auditor gedreven mensen ontmoet. Ziet
Gielen ook manco\'s, problemen of anderszins opvallende za-
ken? "Het voornaamste wat mij opvalt is dat men te vaak niet
door heeft dat het gaat om een managementsysteem."
KRD/ISO betekent dat je je management zodanig uitvoert-
manier van werken zodanig invult datje gericht doelen gaat
halen. De dingen die je doet, moeten in dienst staan van de
doelen die je - zelf - stelt. Stel, je gaat als praktijk verschui-
ven van rund naar paard. Dan moetje in alles je bedrijfspro-
cessen daarop afstemmen: opleiding van personeel, inkoop
et cetera.

Als auditor wil je graag zien dät de organisatie keuzes maakt,
dät men doelen stelt, dät doelgericht
wordt gewerkt en dät op vaste
momenten wordt gecontroleerd."
Gielen toont zijn bevlogenheid ter-
wijl hij uitlegt. "En daarvoor hoefje
geen dikke boeken te schrijven.
Beperk je tot de kern en hou het zo
praktisch mogelijk."

Van regels naar management

Ook de certificeringsnormen heb-
ben een ontwikkeling doorgemaakt,
van richtlijnen naar een manage-
mentsysteem. De KRD-richtlijnen
waar de sector in 1996 mee begon
en de daarop gebaseerde certifice-
ringsrichtlijnen van praktijken wa-
ren echte normen: Heb dit, doe dat.
Critici van de toenmalige certifice-
ringssystemen, zoals de \'oude\' ISO
9000: 1994, gebruikten vaak het
voorbeeld van het betonnen zwem-
vest om de zwakke punten te dui-
den. Een bedrijf dat exact volgens

Processen zijn een manier van weri<en, in je eentje of met
z\'n allen. Bijvoorbeeld het dagelijks veterinair werk, maar
ook dingen als het bijhouden van de kwalificaties van
mensen en het controleren of de managementdoelstellin-
gen gehaald worden.

de juiste productspecificaties betonnen zwemvesten maakte,
kon gecertificeerd zijn. Terwijl deze zwemvesten als zwem-
vest niet functioneerden.

Op dit moment worden dierenartsenpraktijken gecertifi-
ceerd volgens de KRD/ISO versie 2002-1, gebaseerd op de
ISO 9001:2000-norm. Daarbij gaat het in de kern dus om een
systeem van doelstellinggericht werken, waarbij ook klantte-
vredenheid als maatstaf geldt, evenals impliciete product-
kenmerken. De producten en diensten moeten dus voldoen
aan de veterinaire kwaliteitsnormen én aan de expliciete, uit-
drukkelijke, en impliciete, stilzwijgende, wensen van de
klant. Als voorbeeld van een impliciet productkcnmerk
noemt Gielen het empathisch en vriendelijk benaderen van
dieren en klanten tijdens een consult. Klanten vragen er niet
expliciet om, maar ze verwachten het wel van je. Een gecerti-
ficeerde dierenarts gaf laatst een mooi voorbeeld van impli-
ciete productkwalitcit. "Ik wist dat het een bijterig keflertje
was, dus ik grijp hem gelijk met zijn lurven. Vervolgens had
ik toch wat uit te leggen aan de eigenaar."
Gielen herkent de normgerichte manier van werken in de
kwaliteitshandboeken die hij onder
ogen krijgt; de volgorde is exact die
van de eisen zoals ze door het VKO
op schrift zijn gesteld. Hij daagt de
praktijken uit om als volgende stap
de diverse eisen op een slimme ma-
nier ineen te vlechten, zodat wel het
proces van voortdurende kwaliteits-
verbetering verankerd raakt in de
organisatie, maar geen energie
wordt verspild met handelingen die
moeten vanwege het certificeren.
Zeker voor kleine praktijken is dit
belangrijk. Zo is voor een kleine
praktijk het vaak logisch om de \'be-
oordeling van leveranciers\' uit te
voeren tijdens de \'directiebeoorde-
ling\' In vaktermen: er kan met één
procedure invulling worden gege-
ven aan B03 en DIl van de
KRD/ISO.

De eerste audit: de procedure

Nadat de afspraak is gemaakt voor

In gesprek met de ISO-auditor

"Als je\'t goed doet, doe je het voor jezelf en niet
voor de auditor"

-ocr page 223-

de eerste audit, ontvangt de praktijk een informatiepakket,
dat ondermeer de elementen beschrijft waarover de dieren-
artsenpraktijk moet beschikken. De audits die nu plaatsvin-
den zijn feitelijk een reguliere audit op de criteria voor de er-
kenningsregelingen en GVP/IKB-normen. Deze worden op
korte termijn uitgebreid met een eerste toets voor de certifi-
cering op \'Beleid en organisatie\'. Dat is de eerste van de tien
KRD/lSO-rubrieken. De GVP/IKB-auditors worden op dit
moment door Gielen getraind om de aanvullende toets uit te
voeren.

"Gebruik de audit om te leren. Als auditor mag ik niet advi-
seren, maar ik mag wel de normen uitleggen. En ik kan op-
lossingsrichtingen en voorbeelden geven. Je doet het immers
om de eigen organisatie te verbeteren."
Het doel is een professionalisering van de beroepsgroep. Je
moet écht de organisatie gaan aansturen. Om dit voor elkaar te
krijgen moet de dierenarts een stapje terug doen, om naar zich-
zelf te kijken én naar vragen en ontwikkelingen bij klanten.
De auditoren zijn niet op zoek naar incidenten, maar juist
naar structuren. Het gaat hen om de samenhang der dingen.
Doelgericht werken en het effect van maatregelen controle-
ren. "ledereen neemt allerlei maatregelen, maar vrijwel nie-
mand controleert het effect ervan."

De auditor, SGS, geeft het advies dat de praktijk gecertifi-
ceerd kan worden. Uiteindelijk velt de Commissie Veteri-
naire Erkenningen het definitieve besluit.

Structuren zijn cte onderlinge verhoudingen. Denk aan de
rapportagelijnen en overlegstructuren.

De eerste audit: de toets

"We gaan binnenkort dus toetsen op normen BOl tot B06
(pagina 8 en 9) van de K.RD/ISO-normen. Die vragen dat de
praktijk een concreet beleid moet hebben liggen en daar kijk
ik dus naar."

Dat beleid bestaat uit antwoorden op de vragen: Wie ben ik\'.\'
Wat gebeurt er buiten mijn organisatie? Waar wil ik naartoe?
Hoe ga ik daar naartoe? Het antwoord op de laatste vraag be-
tekent in feite een concretisering van het beleid, je stelt doe-
len en je geeft aan hoe je die gaat bereiken.
"Men is niet gewend om zo te werken en ervaart het daarom
als een pittig proces. En eigenlijk is dit ook het moeilijkste
en belangrijkste deel van het certificeringstraject." Gielen
beoordeelt dus de consistentie tussen de formeel gemaakte
keuzes en wijze waarop deze in de praktijk ten uitvoer wor-
den gebracht.

"Vaak zeg ik dat ik het beleid zo algemeen vind. Als we er
vervolgens over doorpraten dan blijkt dat men heel goed
weet wat er om zich heen gebeurt en ook al bezig is om in te
spelen op ontwikkelingen. Maar men realiseert zich kenne-
lijk niet dat dat beleid is."

"Voor mijn part staat het hele beleid op een half A4-tje, zo-
lang je het maar concretiseert in meetbare doelstellingen en
in werkelijke sturing. Bijvoorbeeld marktpercentages, oplei-
ding van medewerkers, samenwerkingen. Ik accepteer zelfs
de concrete beleidskeuze: we zingen het uit tot ons pensioen.
Altijd moet gelden dat het papier een weergave is, een foto,
van de werkelijkheid. Het kwaliteitshandboek hoeft derhalve
geen uniforme opbouw te bezitten, als de elementen maar
herkenbaar zijn." Gielen noemt het voorbeeld van een vlie-
genhor. "Dat ding wordt geplaatst maar heeft-ie wel nut?
ledereen neemt maatregelen, maar niemand controleert de
effectiviteit." En hij bespreekt het aantal facturen dat terug-
komt, als meetpunt.

Gepaste ijver

Gielen vindt KRD/ISO een goede norm, hoewel het hem
verwondert dat een managementsysteem verplicht wordt ge-
steld. Maar systemen worden steeds belangrijker, legt hij
uit.. Dit niet alleen om de verbetering van de efficiëntie en
effectiviteit van de eigen organisatie en van de kwaliteit van
producten en diensten, maar ook vanwege
diie diligence.
Due diligence staat voor \'gepaste ijver\' en betekent datje in
geval van fouten moet kunnen aantonen dat je je best hebt
gedaan. "Je had moeten leren van het vorige onprettige inci-
dent." Het managementsysteem dient dus het leren en verbe-
teren na te streven.

Overigens staat het begrip gepa.ste ijver open voor eigen in-
vulling. Die zal verschillen tussen een eerstelijns praktijk en
een verwijzingskliniek. In haar beleid legt de organisatie
vast wat zij gepaste ijver vindt, want zij moet dit kunnen aan-
tonen én kunnen meten. Daar kun je veel discussie over voe-
ren, Hoeveel wondinfecties accepteer je? Is een bordje \'ge-
vaar röntgenstraling\' afdoende, of moet je iedere vrouw
vragen of ze zwanger is? Vastleggen biedt de mogelijkheid
om erover te communiceren, binnen en buiten de praktijk.

De onderverdeling van de KRD/ISO-criteria in rubrieken,
biedt de mogelijkheid om deze stap voor stap, modulair,
te implementeren.

Epiloog

"Dit managementsysteem dwingt tot onderlinge afstemming
en regelmatige reflectie.

Als het begin er ligt, zul je merken dat het zich in een paar jaar
verder ontwikkelt en dat het management steeds verbetert."

-ocr page 224-

Naar aanleiding van een recente casus is gebleken dat veel
Nederlandse dierenartsen niet zijn geïnformeerd over het
risico op ernstige virusstoornissen bij katten die syste-
misch met fluoroquinolonen, bijvoorbeeld enrofloxacine,
worden behandeld.

De genoemde aanleiding betrof een twaalijarige, \'gecas-
treerde\' Britse korthaar poes (\'buitenkat\'), met een lichaams-
gewicht van 4,5 kg, die wegens visusklachten werd verwezen
en die vanwege een eerder gediagnosticeerde otitis media ge-
durende vier weken éénmaal daags 50 mg enrofloxacine (± 11
mg/kg) per injectie toegediend had gekregen. Deze behande-
ling vond plaats gedurende de zeer zonnige periode in juli/au-
gustus van dit jaar. Volgens de anamnese ontwikkelde deze kat
een week na de start van deze behandeling visusklachten, die
aanvankelijk vooral uit nachtblindheid bestonden. Ongeveer
drie weken na het begin van de visusklachten werd deze patiënt
oogheelkundig onderzocht, waarbij het dier zich blind toonde.
Funduscopisch werd beiderzijds een beeld van een vergevor-
derde retina atrofie (RA) gezien: een duidelijke hyperreflexie
van het tapetale gebied en een duidelijk afgenomen omvang
van de retinale vasculatuur Andere oorzaken voor RA, zoals
bijvoorbeeld een erfelijke bepaalde progressieve retina atrofie
(PRA) oftaurinedeficiëntie, konden redelijkerwijs worden uit-
gesloten, of moesten, gezien signalement en anamnese, ten-
minste uiterst onwaarschijnlijk worden geacht.
Om het optreden van deze bijwerking van enrofloxacine in de
praktijk te helpen voorkomen, treft u onderstaand de belang-
rijkste conclusies uit de literatuur aan.

Dosering enrofloxacine

De eerste gevallen van enrofloxacine gerelateerde en
- meestal - irreversibele blindheid door RA bij katten werden
in 2001 beschreven (1). In de hierop volgende periode ver-
scheen er in de Engelstalige vakliteratuur, vooral in tijd-
schriften uit de USA en Canada, een aantal meldingen
(2,3,4,5). In één geval werd een eerder gepubliceerd case re-
port over een blinde kat later gecorrigeerd omdat dit dier met
enrofloxacine was behandeld, waaraan de blindheid in
tweede instantie moest worden toegeschreven (6).
In de genoemde publicaties werd gewaarschuwd om een dose-
ring van 5 mg enrofloxacine per kg lichaamsgewicht bij een
systemische behandeling van katten niet te overschrijden.

Blootstelling aan UVA-licht

In de meest recentelijk (december 2002) verschenen publica-
tie over dit thema (7) werden bovendien enkele andere con-
crete gegevens verstrekt, waarmee het optreden van de ge-
noemde bijwerking in de praktijk mogelijk beter kan worden
voorkomen. Volgens deze auteurs kunnen overeenkomstige
verschijnselen van RA bij proefdieren worden opgewekt door
intravitreale injectie van het middel zelf, of door blootstelling
aan UVA-licht en het middel. Experimenteel zou zijn aange-
toond dat zowel het werkzame bestanddeel als de afbraakpro-
ducten ervan (via het metabolisme of onder invloed van licht)
actief RA kunnen induceren.

De risicofactoren voor het optreden van RA bij katten door
gebruik van fluoroquinolonen werden als volgt opgesomd:

hoge doses of plasmaconcentraties;
snelle intraveneuze toediening;
langdurige behandeling;
hoge leeftijd;

langdurige blootstelling aan (zon)licht tijdens de behan-
delperiode;

geneesmiddelinteracties;

stapeling wegens een veranderd metabolisme of door
verminderde afbraak.

7.

Conclusies

De conclusies van de auteurs luidden:
Fluoroquinolonen (inclusief enrofloxacine) kunnen, indien
geïndiceerd, met een beperkt risico op de ontwikkeling van
RA bij de kat worden gebruikt, mits de richtlijnen van de
producent worden gevolgd, en wanneer bij geriatrische pa-
tiënten of bij katten met een nierinsufficiëntie een lagere
dosering wordt overwogen. Voorts wordt geadviseerd te do-
seren op het
exacte lichaamsgewicht (dus niet schatten!).
Een tweemaal daagse dosis van 2,5 mg/kg zou niet moeten
worden overschreden, een snelle intraveneuze toediening
zou moeten worden vermeden, evenals blootstelling aan
UVA-straling (zonlicht) tijdens de behandelperiode.
Tenslotte wordt geadviseerd tijdens de behandelperiode op-
merkzaam te zijn op het voorkomen van mydriasis als eerste
symptoom.

Met betrekking tot de bovenvermelde casus is het causale
verband van de behandeling met enrofloxacine en het optre-
den van de visusstoornis hiermee uiteraard niet wetenschap-
pelijk vastgesteld (n=l). Wel is het opvallend dat bij dit dier
ten minste de risicofactoren \'hoge doses of plasmaconcen-
traties\' (dosis: ±11 mg/kg), \'langdurige behandeling\' (behan-
delperiode: 4 weken), \'hoge leeftijd\' (leeftijd: 12 jaar) en
\'langdurige blootstelling aan (zon)licht tijdens de behandel-
periode\' (buitenkat en een extreem zonnige periode) van toe-
passing waren.

Referenties:

1. Gelatt KN, Woerdt A van der, Ketring KL, Andrew SE, Brooks, DE,
Biros DJ, Denis HM. and Cutler TJ. Enrofloxacin-associated retinal
degeneration in cats. Vet Ophthalmol 2001; 4: 99-106.

2. Davidson M. Information on adverse drug reaction in cats. J Am Vet
Med Assoc 2001:219.1676.

3. Grahn BH, Storey ES, and Cullen CL. History and clinical signs. Can
Vet J 2002; 43: 137-8.

4. Wilson D. Feline visual changes associated with enrotloxacin. Can Vet J
2002;43:53-4.

5. Watson PM. 2002. Idiosyncratic reaction to enrofloxacin in cats. Vet
Rec 150: 556.

6. Abrams-Ogg A, Holmberg DL, Quinn RF, Keller C. Wilcock BR and
Claffey FR Blindness now attributed to enrofloxacin therapy in a pre-
viously reported case of a cat with acromegaly treated by cryohypo-
physectomy CanVetJ2002;43: 163.

7. Wiebe v. Hamilton R Fluoroquinolone-induced retinal degeneration in
cats. J Am Vet Med Assoc 2002; 221: 1568-71.

1.
2.

3.

4.

5.

Fluoroquinolone gerelateerde blindheid bij katten

M.H. Boevé

-ocr page 225-

In Japan zijn in april 2003 diverse mensen geïnfecteerd
geraakt met hepatitis E-virus (HEV) door het eten van
rauw vlees afkomstig van Sika-herten
(Cervus nippon
nippon).
Het ging om leden van twee families die een
Japans vleesgerecht bereid hadden van inheemse herten
die zij zelf geschoten hadden. Twee tot vier weken na het
eten van dit gerecht kregen deze mensen klachten van
koorts en misselijkheid. Bij ziekenhuisopname werd
acute leverontsteking gediagnosticeerd ten gevolge van
een HEV-infectie. In het overgebleven vlees en de patiën-
ten werd door middel van moleculair biologische metho-
den exact dezelfde HEV-stam aangetoond (2).

Twee andere gevallen van HEV-infectie deden zich voor in
Japan bij twee mannen die rauw vlees hadden gegeten van
wild zwijn. Hier ging het om twee op zichzelf staande infec-
ties, waarvan er één, bij een zeventigjarige man, fataal was.
Deze berichten waren in Japan aanleiding voor onderzoek
naar HEV in varkenslevers die worden verkocht in super-
markten. In totaal 363 verpakkingen met varkenslever wer-
den onderzocht en in zeven daarvan werd door middel van
PCR, HEV aangetoond. In drie gevallen was het genetisch
materiaal van het virus identiek aan hetgeen was gevonden
bij een hepatitis-patiënt. Varkenslever sashimi wordt be-
schouwd als een delicatesse in Japan. Van tien klinische
HEV-patiënten in Hokkaido, tussen 2001 en 2002, hadden er
negen varkenslever gegeten.

Ook gedomesticeerde varkens

Harde gegevens van HEV-infectie door het eten van rauw
vlees zijn er tot op heden alleen gerapporteerd van wild.
Maar uit het onderzoek in Japan en ook diverse andere lan-
den is gebleken dat HEV ook voorkomt bij gedomesticeerde
varkens (1). In een studie in Nederland in 2000, werd HEV
op 22 procent van de varkensbedrijven aangetoond in ge-
poolde faecesmonsters (3). Het wijst erop dat zowel wilde
als gedomesticeerde varkens het virus bij zich kunnen dra-
gen. Het risico van infectie door het eten van varkensvlees
zal echter minimaal zijn zolang dit vlees voldoende verhit
wordt bij de bereiding.

Hepatitis E-virus (HEV) is een positief enkelstrengs RNA-
virus (7,5 kb) zonder eiwitmantel, en is ingedeeld in een
aparte virusfamilie. Het virus wordt vooral fecaal-oraal
overgedragen en infecteert met name levercellen. HEV is
verantwoordelijk voor acute hepatitis-epidemieën in
Zuidoost-Azië, het Midden-Oosten en delen van Afrika en
Mexico. In veel ontwikkelingslanden komt het virus ende-
misch voor. In de geïndustrialiseerde landen wordt een ser-
oprevalentie waargenomen van één tot drie procent, terwijl
er een stijgend aantal infecties gediagnosticeerd wordt bij
patiënten die niet in het buitenland zijn geweest. In de geïn-
dustrialiseerde landen wordt HEV daarom wel beschouwd
als \'emerging\'(4).

Ziekteverschijnselen kunnen optreden na een incubatieperi-
ode van twee tot tien weken en beginnen meestal met koorts
en misselijkheid. Ernstigere symptomen blijven vaak uit
maar kunnen bestaan uit icterus, leververgroting, vermin-
derde eetlust, buikpijn en jeuk. De ziekteverschijnselen lij-
ken sterk op andere vormen van acute virale hepatitis. Een
HEV-infectie kan klinisch gemakkelijk verward worden met
een hepatitis A-virusinfectie. Infecties gevolgd door klini-
sche verschijnselen worden het meest gezien bij jonge vol-
wassenen. Bij kinderen verloopt de infectie vaak symptoom-
loos. Een bijzondere groep in dit verband vormen zwangere
vrouwen waarbij de ziekte in tien tot twintig procent van de
gevallen ernstig verloopt, met name in het laatste, derde deel
van de zwangerschap. Er is tot op heden geen verklaring
voor dit fenomeen.

Grote ziekteuitbraken

Hepatitis E-virus kan grote ziekteuitbraken veroorzaken en
is verantwoordelijk voor meer dan de helft van de sporadi-
sche non A-C hepatitisgevallen in de gebieden waar HEV
endemisch voorkomt. Explosies van HEV zijn in veel geval-
len geassocieerd met slechte hygiënische omstandigheden.
Verontreinigd water is in veel gevallen de bron gebleken van
een explosie. Tijdens explosies verloopt de infectie in 0,2 tot
vier procent van de gevallen fataal. Bij zwangere vrouwen
echter, kan in het verloop van een explosie het sterftepercen-
tage oplopen tot 25 procent. Horizontale transmissie blijft
doorgaans beperkt tot één a twee procent in huishoudens,
terwijl dat bij hepatitis A rond vijftien procent ligt. Infectie
van moeder op kind is waargenomen in het laatste derde deel
van de zwangerschap (4). Bij diverse diersoorten zijn
Hepatitis E-antistotïen aangetoond in het bloed. Bij varkens
en ratten zijn herhaaldelijk hoge seroprevalenties (>25%)
gerapporteerd. De HEV-sequenties die gevonden werden bij
varkens in Nederland zijn nauw verwant aan HEV van men-
sen. Er zijn steeds meer aanwijzingen voor zoönotische
tran.smissie van Hepatitis E-virus. Experimentele studies
met virusisolaten van mensen en varkens hebben aange-
toond dat deze isolaten andere species zoals ratten en apen
kunnen infecteren. Hepatitis E-virus afkomstig van mens en
dier kan in het milieu terechtkomen via faeces van geïnfec-
teerde individuen. In verschillende Europese landen is HEV
in rioolwater aangetoond (1), maar hierover bestaan geen ge-
gevens voor wat betreft de Nederlandse situatie.
Hepatitis E-virusinfecties in de geïndustrialiseerde landen
werden tot voor kort algemeen geassocieerd met een verblijf
in het buitenland, hoewel gerapporteerde prevalenties van 0,4
tot drie procent in gezonde populaties als bloeddonoren rela-
tief hoog zijn voor een importziekte die zelden klinisch waar-
genomen wordt. Bij de HEV-patiënten zonder buitenland-
anamnese die in Nederland zijn gediagnosticeerd, kon niet
worden vastgesteld wat de bron was van deze infecties (5).

Literatuur

1. Clemente-Casares P, Pina S. Buti M, Jardi R, Martin M, Bofill-Mas S.
and Girones R. Hepatitis E virus epidemiology in industrialized coun-
tries. Emerg Inf Dis 2003; 4:448-54.

2. Tei S, Kitajima N, Takahashi K. and Mishiro S. Zoonotic transmission
of hepatitis E virus from deer to human beings. Lancet 2003; 362: 371-
3.

Hepatitis E door het eten van rauw vlees

Wim van der Poel

-ocr page 226-

Van der Poel WHM. Verschoor F, van der Heide R, Kooreman M, and
de RodaHusman AM. Hepatitis E virus sequences in swine related to
sequences in humans. The Netherlands, Emerg Infect Dis 2001; 6:
970-6.

Worm HC, Van der Poel WHM, and Brandstatter G. Hepatitis E; an

overview. Microbes and Infection 2002; 4: 657-66.

Widdowson MA, Jaspers WJM, Van der Poel WHM, Verschoor E De

Roda Husman AM, Winter HLJ, Zaaijer HL, and Koopmans MPG.
Cluster of three cases of acute hepatitis caused by hepatitis E virus ac-
quired in the Netherlands. Clinical Infectious Diseases 2003; 36: 29-
33.

Dr Wim H.M. van der Poel is dierenarts-microbioloog bij het
Microbiologisch Laboratorium voor Gezondheidsbescherming RIVM.

Movir handhaaft premiestelling arbeidsongeschiktheidsverzekeringen

Movir handhaaft de premiestelling van haar arbeids-
ongeschiktheidsverzekeringen met ingang van volgend
jaar. De ontwikkeling van de schadelast over de afge-
lopen periode maakt het mogelijk de huidige premie-
stelling te handhaven per 1 januari 2004. Uiteraard
blijven de inspanningen van Movir gericht op het be-
heersen van de schadelast.

Movir kent een op vrijeberoepsbeoefenaren afgestemde
preventie- en reïntegratieaanpak en voert die uit in nauwe
samenwerking met beroepsorganisaties, besturen van pen-
sioenfondsen en intermediairs. Deze samenwerking willen
zij in de komende periode verder intensiveren, waarbij het
belang van de verzekerde centraal staat.

De WAO-hiaatverzekering van Movir kent vanaf 1 januari
2004 WAO-volgend als beoordelingscriterium voor ar-
beidsongeschiktheid. Aanleiding voor deze aanpassing is
dat een arbeidsongeschiktheidsverzekering met beroeps-
criterium voor verzekerden in loondienst niet aansluit op
de sociale wet- en regelgeving. Het premieniveau wordt
verlaagd in verband met de aangepaste dekking.

Oudledendag Veterinair Dispuut Unitas

Op zaterdag 18 oktober 2003 zal de Oudledendag van het Veterinair Dispuut Unitas
weer plaatsvinden.

Leden, oudleden en reünisten; meldt u om 10.00 uur in de Joosbar!

Voedsel en Waren Autoriteit is verhuisd

De Voedsel en Waren Autoriteit is verhuisd. Vanaf 8
september is het nieuwe adres van de VWA:
CentreCourt, Prinses Beatrixlaan 2, 2592 AL te Den
Haag, telefoon (070) 448 4848.

Door de verhuizing naar CentreCourt komen de
VWA/Keuringsdienst van Waren, de VWA/ Rijksdienst
voor de keuring van Vee en Vlees en de VWA/Centrale
eenheid onder één dak. Dat zal de integratie en samenwer-
king van alle Haagse onderdelen van de VWA bevorderen.

Nieuwe huisstijl

Vanaf de verhuizing naar CentreCourt is ook de nieuwe
huisstijl van de VWA zichtbaar. Bij de VWA hoort een
krachtig en duidelijk beeld. Daarom is gekozen voor een
vignet dat bestaat uit twee cirkels die over elkaar heen
schuiven. Dit beeld geeft het doel van de organisatie weer:
zorg voor veiligheid van producten en voedsel. Daarom
verandert de kleur van rood (gevaar) naar blauw (veilig-
heid). Het overlappende deel van beide cirkels verbeeldt
de focus, de aandacht van de VWA die gericht wordt op
het object.

De Voedsel en Waren Autoriteit is op 10 juli 2002 inge-
steld met als doel consumenten en burgers een blijvend
hoog niveau van gezondheidsbescherming te bieden.

-ocr page 227-

De Ereraad is liet intercollegiaal toeziclitlioudend en
reclitsprekend orgaan van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde (KNMvD). De taak
van de Ereraad is het in behandeling nemen van alle zaken
die te zijner kennis komen en die hij in strijd acht met de
Statuten, Reglementen of (bindende) besluiten van de
KNMvD dan wel met de eer en waardigheid van de dierge-
neeskundige stand of de belangen van de Maatschappij of
haar leden. De Ereraad kan aan het Bestuur voorstellen
doen die hij ter oplossing nodig acht.

Het belangrijkste deel van zijn taak is het in behandeling ne-
men van klachten die zijn aangebracht door een lid, een Regio,
een Groep of het Bestuur, gericht tegen een ander lid van de
KNMvD. De Code voor de Dierenarts is de leidraad voor de
beoordeling van de klachten. Daarnaast behoort het tot de taak
van de Ereraad in arbitragezaken sturend op te treden door het
benoemen van een scheidsgerecht.

Zestien klachten

In 2002 zijn zestien klachten ingediend. Eind 2002 waren
twaalf klachten nog in behandeling. Drie klachten werden na
overleg ingetrokken. Bij één klacht vond schikking plaats. De
aanleiding voor het indienen van een klacht was in het meren-
deel van de zaken in 2002 het onjuist gebruikmaken van de
kwalificatie specialist. Drie klachten kwamen voort uit oncol-
legiaal gedrag, terwijl één klacht berustte op de incorrecte toe-
passing van dc veterinaire regelgeving.
Er is in 2002 ook uitspraak gedaan in een klachtzaak uit 2001.
Het betrof een onjuiste declaratie en het niet correct afhande-
len van een klacht van een cliënt daarover. De opgelegde maat-
regel was een waarschuwing.

Gebruik aanvullende diergeneeskundige kwalificatie

De Ereraad wil nogmaals wijzen op zorgvuldigheid bij het ge-
bruikmaken van een aanvullende diergeneeskundige kwalifi-
catie. Men mag alleen een kwalificatie gebruiken die als zoda-
nig is ingeschreven in een erkend register. Zo mag uitsluitend
een dierenarts die is ingeschreven in het Nederlands Veterinair
Specialisten Register zich specialist noemen. Hij of zij dient
daarbij de bij de erkenning behorende discipline te vermelden,
bijvoorbeeld specialist interne geneeskunde der gezelschaps-
dieren. Specialisten in opleiding mogen zich in beginsel
specialisten noemen, mits de woorden \'in opleiding\' en het
specialisme waarvoor zij worden opgeleid, worden vermeld.
Ten behoeve van het Bestuur heeft de Ereraad een discussie-
stuk opgesteld inzake het zich profileren van dierenartsen met
bijzondere kennis en vaardigheden.

Jaarverslag Ereraad 2002

Toename aantal arbitragezaken

Ook in 2002 valt een toename van het aantal arbitragezaken
(7) op. De daaraan ten grondslag liggende conflicten zijn
weliswaar divers, maar de toename kan een signaal zijn van
de spanning binnen onze beroepsgroep. In dit verband is er
op bijeenkomsten van de Netwerkdierenartsen gepleit voor
een goede regionale spreiding, zeker na het opheffen van de
Provinciale Begeleidingscommissies van bekwame dieren-
artsen, die bij voorkomende geschillen, op verzoek van de
partijen, in een vroeg stadium bemiddelend en adviserend
kunnen optreden. Ook het belang en de functie van de ver-
trouwensdierenartsen zijn in dit verband evident. Voorts
heeft de Ereraad in een artikel in het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde (15/4/2002) gewezen op de moeilijke situ-
atie van de dierenartsenmedewerkers. Deze collegae hebben
zich inmiddels verenigd in de Belangengoep Practici in
Loondienst (BPL). Daarnaast is er vanuit de Ereraad be-
zorgdheid geuit over de startcompetentie van de jong afge-
studeerden. Overleg van de KNMvD met de Faculteit der
Diergeneeskunde is gaande.

Samenstelling

In oktober 2002 werd op passende wijze afscheid genomen
van drs. J.R. de Nooij en drs. K. Schipper, die aftraden als
respectievelijk voorzitter en lid van de Ereraad. Herkozen
tijdens de Algemene Ledenvergadering werd drs. Joh.
Nijhoff. Als nieuwe leden van de Ereraad werden gekozen
drs. J. Minderhoud en drs. H.F. Wicringa. Als nieuwe voor-
zitter werd benoemd drs. W.E.H. van Herten.

Eind 2002 was de Ereraad als volgt samengesteld:

Drs. W.E.H. van Herten, voorzitter

Mw. dr. A.A.M.E. Lubberink, vice-voorzitter

Mw. drs. I.E. van Alten

Drs. H.A.R. Kok

Drs. J. Minderhoud

Drs. A.J.A.M. Mouwen

Drs. Joh. Nijhoff

Drs. H.FWieringa

Drs. C. Willenborg

Mr. R.PF. van der Mark, secretaris.

Het secretariaat van de Ereraad berust bij mevrouw E. Bonnes-Stroomer
Zij is op maandag- en donderdagmorgen op het bureau van de KNMvD
aanwezig en bereikbaar voor vragen over de Ereraad.

-ocr page 228-

U kunt uw appreciatie voor uw assistent laten blijken
door hem/haar op te geven voor de Verkiezing
Dierenartsassistent van het Jaar. Uit alle inzendingen
worden vijf assistenten genomineerd. Het feit dat u
hem/haar alleen al opgeeft, is natuurlijk al een gebaar
waarmee u uw waardering uitspreekt!

Jury

Een deskundige jury bestaande uit onder andere de
Dierenartsassistent van het Jaar 2002, beoordeelt, onder lei-
ding van drs. Leen den Otter, de inzendingen, die
uiterlijk 8
oktober 2003
binnen dienen te zijn.

Presentatie

Deze genomineerde dierenartsassistenten worden uitgeno-
digd om op het Assistentenprogramma van de Najaarsdag
GGG, die op
8 november 2003
in de Reehorst te Ede plaats-
vindt, een korte (ongeveer tien
minuten) presentatie te geven.
Het thema van deze presentatie
luidt;
\'Communicatie in de
praktijk\'.

Wat valt er te winnen?

De winnaar krijgt een geldbe-
drag van maar liefst 500 euro
en de exclusieve Royal Canin
Encyclopedie van de hond en
de kat (dus beide boeken!). De
overige genomineerden win-
nen een geldbedrag van 125 euro. Tevens krijgen alle vijf
een gratis jaarabonnement op zowel
In Praktijk As Assistent
aangeboden en een handige rugtas met picnicset voor twee
personen. Naast eeuwige roem, genoeg reden om vandaag
nog uw assistent voor te dragen en het formulier in te vul-
len!

Opgeven?

U kunt door middel van het invullen van een inschrijfFonnu-
lier aangeven waarom uw assistent zo bijzonder is of op
welke speciale manier hij of zij invulling aan het beroep
geeft.

Surf naar www.animovooranimaux.nl. Vanaf de \'projecten-
pagina\' kunt u het inschrijfformulier downloaden en retour
mailen. Deze digitale verwerking heeft onder andere als
voordeel dat alle inzendingen voortaan goed te lezen zijn. U

kunt het formulier eventueel
ook uitprinten, duidelijk lees-
baar invullen en naar
Animaux opsturen.

De uitgever van In Praktijk en
Assistent organiseert samen
met Royal Canin Veterinaire
Service dit jaar voor de derde
maal de verkiezing \'Dieren-
artsassistent van het Jaar\'. Dit
initiatief wordt mede mogelijk
gemaakt door Dier&Zorg,
Merial en Veterinair Orga-
nisatiebureau Animaux.

Houdt uw assistent uw praktijk draaiende?

Vraagtekens bij handelwijze verzekeringsmaatschappij NZH

Paul Theuns

Al enige tijd valt mij op dat de verze-
keringsmaatschappij NHZ moeilijk
doet over onder meer schadeclaims
die patiënteigenaren bij hen indienen.

Het laatste voorval vond ik wel heel
irritant. Een patiënteigenaar kwam
bij mij met een hond met rugklach-
ten. Op de laterale opname leek een
scheurtje in het bekken te zitten. Hierna heb ik besloten om
een bekkenopname in ventrodorsale richting te maken. De
patiënteigenaar was verzekerd bij de NHZ. De VD-opname
werd gezien als niet horend bij de dekking. Mijn uitleg dat
het hier om een controle-opname ging was voor de verzeke-
raar onvoldoende en men vond het noodzakelijk de foto door
een radioloog te laten beoordelen.

Hierop heb ik een boze brief naar de NHZ gestuurd, waarin
ik mijn ongenoegen over het verlies aan vertrouwen in de
dierenarts te kennen heb gegeven. De reactie van de NHZ
was een onmiddellijke opschorting van de gehele polis tot de
foto\'s beoordeeld waren. Dit komt op mij over als een vorm
van chantage. Als ik de foto\'s niet laat beoordelen, is de pati-
ënteigenaar niet meer verzekerd. Deze verzekeringsmaat-
schappij dwingt de dierenarts dus te handelen naar haar
goeddunken. Nog afgezien van wat er uit een beoordeling
voor resultaat zou komen, is dit in ieder geval voor mij niet
de manier waarop ik behandeld wens te worden. Ik ga dan
ook mijn cliënten waarschuwen om zich niet meer bij NHZ
te laten verzekeren.

Ingezonde

Ik vind dat er een grens is overschreden en ik hoop door deze
brief andere dierenartsen te kunnen waarschuwen.

Paul Theuns is dierenarts.

-ocr page 229-

Op deze plaats zult u in de toekomst regelmatig berich-
ten aantreffen van de Voedsel en Waren Autoriteit
(VWA). De VWA is gevormd door samentrekking van de
voormalige Keuringsdienst van Waren (ministerie van
VWS) en de Rijksdienst voor de keuring van Vee en
Vlees (ministerie van LNV). Ter introductie wordt hier-
onder kort de opbouw van de VWA beschreven en passe-
ren enkele veterinaire aandachtspunten de revue.

Toen

Op 22 januari 2002 wordt de oprichting van de VWA aan-
gekondigd. De VWA gaat officieel van start in juli 2002,
met daarbinnen de werkmaatschappijen VWA/KvW en
VWVRVV De VWA is ontworpen als een zelfstandig
functionerende instelling. De overgang van de VWA naar
het ministerie van LNV tijdens de laatste kabinetsformatie
doet daar in principe niets aan af

De organisatiestructuur van de VWA ziet er als volgt uit.
Een centrale eenheid met daarin de directies Toezicht,
Onderzoek en Risicobeoordeling, Communicatie en
Voorlichting en Bedrijfsvoering vormt het inhoudelijk ge-
weten van de VWA.

VWA/Keuringsdienst
van waren

h-l
O)

Q

W

DG VWA

Centrale eenheid

VWA/Rijksdienst
voor de keuring
van Vee en Vlees

Nu

Op 1 september 2003 zijn de centrale eenheid van de VWA,
de algemene directie van de VWA/KvW en de centrale di-
rectie van de VWA/RVV fysiek samengevoegd door huis-
vesting op één nieuwe locatie. Ook per 1 september zijn de
onderdelen van de centrale eenheid van de VWA op volle
sterkte gebracht, en is de benoeming van een aantal hoofd-
rolspelers een feit geworden. Peter van der Wal is de opvol-
ger van Henk Verburg in de functie van hoofdinspecteur
Veterinair, Diergezondheid en Diervoeders. Rik Herbes
is per 1 september benoemd als plaatsvervangend Hoofd-
inspecteur op deze terreinen.

Wat gaat u merken van de vorming van de VWA? Op de
korte tennijn waarschijnlijk nog niet veel. Tenslotte zullen
VWA/KvW en VWA/RW vooralsnog als zodanig blijven
bestaan. Zoals vermeld zijn sinds kort de directies van de
VWA/KvW en VWA/RVV op één plaats in Den Haag be-
reikbaar. De VWA Centrale Eenheid verzorgt in principe de
contacten met externe organisaties namens de gehele VWA.
De VWA wil namelijk graag één gezicht naar buiten heb-
ben. Op de langere termijn zal de vorming van de VWA ook
leiden tot een andere wijze van toezicht als het gaat om
voedsel en consumentenproducten. Hiertoe zijn uiteraard
de eerste stappen al gezet. De VWA wil graag op termijn
beoordeeld worden op haar resultaten, liever dan op haar
plannen: \'autoriteit\' word je tenslotte niet per declamatie.
Om toch een idee te geven van de richting waarin met name
op het veterinaire vlak de ontwikkelingen zullen gaan, noe-
men we er hieronder een paar:

Voedsel en
^aren Autoriteit

Straks

Veel aandacht zal worden gegeven aan een andere, hechtere
samenwerking tussen de VWA als bestrijder van dierziek-
ten en de praktiserend dierenartsen. Binnen de VWA/RVV
en de VWA/KvW werken in totaal enkele honderden die-
renartsen die in geval van een dierziektecrisis de eerst inzet-
bare \'strijdkracht\' vormen. Bij zaken van langere adem zal
ook in de toekomst de inzet van practici absoluut noodzake-
lijk zijn. Daarom zal intensiever samenwerking gezocht
worden met practici die loyaal het bestrijdingsbeleid mee
uitvoeren en het belang onderkennen van de administra-
tieve verantwoording van de bestrijding. Hiertoe moeten
uiteraard in vredestijd afspraken gemaakt worden, die voor
beide partijen minder vrijblijvend zullen zijn dan tot nu toe
de praktijk was. Gestreefd wordt hierbij naar oplossingen
die in een breder Europees verband worden gedragen. Er is
al belangstelling uit met name het Verenigd Koninkrijk
voor de Nederiandse samenwerking tussen overheid en
practici bij de dierziektebestrijding.

Verder zal de VWA ook inzetten op een nadrukkelijke
scheiding tussen het houden van hobbydieren en het hou-
den van dieren bestemd voor de voedselproductie. Ook bij
de Al-crisis bleek weer dat de verstrengeling tussen deze
beide groepen bij de bestrijding van dierziekten tot vrijwel
onoplosbare dilemma\'s leidt. De VWA zal zich inzetten om
bij dieren die nadrukkelijk niet gehouden worden voor hu-
mane consumptie, aangepaste bestrijdingsmethodieken
(zoals vaccineren) mogelijk tc maken. Dat betekent ander-
zijds uiteraard dat voor het kleinschalig houden van dieren
die wél voor humane consumptie bestemd zijn, geen uit-
zonderingsstatus zal bestaan ten opzichte van de professio-
nele dierhouderij.

De VWA zal ook in het kader van de bestrijding en preven-
tie van zoönosen een meer effectief toezichtbeleid gaan
voeren. De risico\'s van bijvoorbeeld psittacose, rabiës en
aviaire influenza zullen in nauwere samenwerking met de
humane geneeskunde beoordeeld worden. De gerichte aan-
pak en preventie van zoönosen wordt vooral mogelijk ge-
maakt door de samenwerking tussen RVV en KvW binnen
de VWA.

In een volgend bericht van de VWA zult u op de hoogte
worden gebracht van de systematiek waarmee de VWA via
zogenaamde early waming systemen het voorkomen van
dierziekten wil gaan monitoren.

\\ri\\

Voedsel en Waren Autoriteit

-ocr page 230-

PRDC is een zeer belangrijke en
kostbare luchtwegaandoening bij
varkens. Elanco Animal Health or-
ganiseert op 9 en 10 oktober 2003
een congres, waar de laatste ont-
wikkelingen rondom PRDC wor-
den belicht. Doel is een zo goed mo-
gelijke oplossing te bieden voor het
behandelen van dit complexe lucht-
wegprobleem, gericht op voedselveiligheid, dierenwelzijn,
precisietherapie en economie. Het congres vindt plaats in
het Scandic Hotel in Antwerpen.

De vier waarden voedselveiligheid, dierenwelzijn, precisiethe-
rapie en economie worden door Elanco \'promising values\' ge-
noemd. Hierover verhaalt dan ook de openingsspreker Ja«
van
Unen,
directeur Benelux Elanco Animal Health. De opening
van het congres is op donderdag 9 oktober vanaf 17.00 uur. Om
19.30 uur is er een diner en tijdens de avond is er volop gele-
genheid om met collega\'s uit België en Nederland de nieuwe
ideeën en ontwikkelingen te bespreken.
Op vrijdag 10 oktober spreekt ir.
Michiel Klomphouwer,
RABO International, \'met een positieve blik\' over \'de toe-
komst van de Europese varkenshouderij in economisch per-
spectief\'. Daarna is er een lezing van dr.
Geoffrey Labarque,
Universiteit van Gent, over \'het belang van PRRS en andere
pathogenen en hun interacties betrokken bij PRDC\'.
Vervolgens behandelt dr.
Paul Heylen, Verbond Diergezond-
heidszorg Vlaanderen, de diagnostiek van respiratoire proble-
men bij het varken. Na de koffie- en theepauze houdt prof dr.
Johanna Fink-Gremmels, Universiteit Utrecht, een lezing over
\'keuzecriteria antibiotica in het licht van de voedselketen\'. De
laatste spreker is
Klaas van Aken, Elanco Animal Health
Benelux, die het thema \'tilmicosine, eigenschappen en prakti-
sche toepassingen bij PRDC\' behandelt. Rond 13.30 uur wordt
het congres afgesloten met een lunch.

Aanmelden: Elanco, telefoonnummer (030) 6025952.

PRDC-symposium op 9 en lo oktober 2003

Studiemiddag voor asieldierenartsen

Op 10 oktober 2003 organiseert de KNMvD in samen-
werking met de Dierenbescherming opnieuw een studie-
middag voor dierenartsen die werkzaam zijn in dieren-
asielen. Tijdens deze middag zijn er een drietal korte
lezingen over diergeneeskundige onderwerpen, met een
duidelijke link naar de situatie in het dierenasiel. Naast
de lezingen is er voldoende ruimte voor discussie en het
uitwisselen van ervaringen.

De eerste spreker is dr. H.F. Egberink, die een lezing gaat
houden over
virusziekten bij de hotui, in het bijzonder ken-
nelhoest.
Daarna behandelt dr. D..I. Houwers schimmelpro-
blemen bij de kat.
Dc derde lezing gaat over reiniging en des-

\'Blijfop de hoogte\' symposium van VHiVer

Op dinsdag 4 november organiseert VHiVer het sympo-
sium
\'Blijf op de hoogte\' New techniques in diagnostics and
treatment of sport horses.
Tijdens dit symposium zullen de
nieuwste diagnostische methoden en therapeutische tech-
nieken in de paardengeneeskunde aan bod komen. Zo zul-
len shockwave therapy (F. van Toor), de nieuwste medica-
ties voor sportpaarden (L. van de Velde), digitale radiologie
(J. Maree), EMG-onderzoek (mevrouw 1. Wijnberg), de
mobiele MRI (T. Mair) en gamma-scintigrafie (P. de
Baerdemaeker) uitgebreid besproken worden onder lei-
ding van Marianne Sloet.

De aanwezigheid op dit symposium is goed voor acht na-
scholingspunten voor de erkende paardendierenarts.
De entree bedraagt 55 euro voor donateurs en 65 euro voor
niet-donateurs.

Voor het volledige programma en voor inschrijving kunt u
terecht op onze website:
www.VHiVer.nl.
Vragen? Mail ze naar: luco(@VHiVernl.

infectie in het dierenasiel, de zin en de onzin en wordt gehou-
den door mevrouw ing. C. A. Breukers.

De middag wordt gehouden op vrijdag 10 oktober van 13.00
tot 17.00 uur met aansluitend een borrel aangeboden door de
firma Intervet. Eén en ander vindt plaats in het gebouw van
de KNMvD aan De Molen 77 te Houten. Zie voor een route-
beschrijving:
www. knmvd. nl.

Voor deze middag zijn PED-punten aangevraagd. De kosten
bedragen € 50,00 per persoon. Geïnteresseerden kunnen
zich schriftelijk opgeven bij de KNMvD, mevrouw J.
Lindhout (telefoon (030) 6348900 of per
^-maW j.lindhout
(^knmvd.nl.

Cursus Erkend Dierenartsassistent
nu ook in België

Het Cursuscentrum Dierverzorging Barneveld gaat op
vrijdag 24 oktober 2003 van start met de cursus Erkend
Dierenartsassistent in België. De cursuslocatie is het
PCLT in Roeselare. Deze school heeft zowel faciliteiten
voor de theorie- als de praktijklessen. Het cursuspro-
gramma en het lesmateriaal zijn hetzelfde als van de cur-
sus die in Barneveld wordt gegeven. De dierenartsen die in
Nederland lesgeven gaan dit ook in Roeselare doen.
Doordat in België het beroep dierenartsassistent nog vrij
onbekend is, kunnen we helaas geen Belgische erkenning
geven. Bij een voldoende afsluiting van de cursus wordt
men wel in Nederland geregistreerd als paraveterinair.
Informatie is op te vragen bij het PCLT 0032(0) 51245884
of bij het CDB 0031 (0) 342-406555. Ook vindt men in onze
cursusgids of op onze website
www.cursuscentrum.nl infor-
matie over de Nederlandse en Belgische cursus.

-ocr page 231-

De Veterinary Wound Healing Association organiseert
van 31 oktober tot 2 november 2003 in Cardiff, Wales,
haar zesde jaarlijkse wetenschappelijke bijeenkomst. Zij
nodigt iedereen uit om deel te nemen aan dit fascinerende
en relatief nieuwe gebied van wondmanagement. De bij-
eenkomst behandelt nieuwe inzichten in wondgenezing
en -behandeling vanuit een praktisch perspectief.

Dit jaar staat de bijeenkomst in het teken van tumoren en
trauma, met speciale aandacht voor de poten, c.q. benen. Een
aantal bekende sprekers zijn uitgenodigd, zoals prof. Chris
Bellenger (soft tissue injury management), prof Steve
Swaim (soft tissue wounds, new approaches), prof Keith
Harding (cutting edge in wound healing), dr. Dan Thomas
(maggot therapy in animals), dr. Glen Cousquer (wild ani-
mals and birds) and dr. Sue Murphy (tumour therapy). Prof
Terry Turner en dr. Sarah Cockbill zullen een workshop over
wondgenezingsmaterialen houden.

Het zevende congres wordt georganiseerd in combina-
tie met het vijfde World Congress of Veterinary
Dermatology in Wenen, 25 tot 28 augustus 2004. De
VWHA-bijeenkomst zal dan op de zaterdag gehouden
worden, met onder andere een state-of-the-art lecture,
ondersteunende presentaties, free communications en
posters, en continuing education.

Veterinary Wound Healing Association

De kosten voor het congres in Cardiff bedragen £175 voor
volledige inschrijving inclusief twee nachten accomodatie
(bed and breakfast). Meer informatie over inschrijving voor
de congressen of lidmaatschap van de VWHA is verkrijgbaar
op de website van de VWHA (www.vwha.net). Voor verdere
vragen kunt u zich richten tot Jacintha Wilmink, telefoon
(0317) 414462 of e-mail j.m.wilmink(@tiscalimail.nl.

Het effect van PC Fa« op de involutio uteri en de fertiliteit van (hoog-)
productieve melkkoeien

N. Mulders. SR noT/oi: 50 pp.

In deze literatuurstudie wordt na-
gegaan wat de invloed is van een
negatieve energiebalans op het op
gang komen van de ovariële acti-
viteit na de partus, alsmede op de
invloed van het injecteren van
Prostaglandinen bij runderen met
een normaal en met een abnormaal verlopend puerperium.
Geconcludeerd wordt dat de fertiliteit van runderen met een
langdurige negatieve energiebalans duidelijk minder is.

studente
referate

De onderzoekers zijn eensluidend over de positieve wer-
king van prostaglandines op de involutie van uterus en
cervix.

Minder instemmend is men over de invloed van Prostag-
landinen en van Oxytocinen op fertiliteitsparameters, zo-
wel bij runderen met een normaal als met een abnormaal
verlopend
puerperium.

Dit gebrek aan eenduidigheid wordt mede veroorzaakt
door verschillen in samenstelling, het aantal injecties, de
wijze van en het moment van toedienen van de preparaten,
alsmede door het aantal dieren waarbij de waarnemingen
zijn gedaan.

Sarcomen in weke delen bij gezelschapsdieren

F. Berns. SR 1138/01; 66 pp.

De weke delen tumoren worden in deze scriptie STS genoemd
als allcorting van de Engelse omschijving soft tissue sarcomas.
Bij de hond is vijftien procent van alle huid en subcutane ge-
zwellen een STS en bij de kat bedraagt dit zeven procent. Deze
zijn moeilijk in één groep in te delen.

Men rekent hiertoe schwannomen, neurofibromen, haeman-
gio-pericythomen, fibrosarcomen, histiocytomen, liposarco-
men en andere.

Besproken wordt het ontstaan van autonome nieuwvormin-
gen door genmutaties. Er is aandacht geschonken aan de
klassieke histologische classificatie op basis van immuno-
histochemie en aan de diagnostische mogelijkheden van de
immunohistochemie. Hierbij werkt men met antistoffen ge-
richt tegen intermediaire eiwitten in de cellen zoals cyto-
keratines, vimentine, desmine en andere. Men toont hier-
mede eiwitten aan die min of meer specifiek zijn voor
bepaalde celtypen.

Er worden steeds nieuwe markers gevonden waardoor het mo-
gelijk is de oorsprong van slecht gedifferentieerde tumoren te
achterhalen.

Een apart hoofdstuk wordt gewijd aan tumoren die ontstaan
op de plaats waar gevaccineerd werd bij katten.
Ingegaan wordt op de chirurgische therapie. Deze is nog niet
hoopgevend. In combinatie met andere behandelingsmetho-
den als radiotherapie, hyperthermie en chemotherapie zijn de
resultaten beter.

-ocr page 232-

Sander van Harten

DKS ,\\l.l!LAShl-.k W VAKI)

..\'..-(H, ... I •■ ..

J

If

Op 30 december 2002 overleed onze vriend, collega en erelid van de KNMvD. Sander van
Harten op 77-jarige leeftijd in het ziekenhuis te Gorinchem. De begrafenis heeft op zaterdag
4 fanuari 2003 in besloten kring plaatsgevonden in Giessen Oudekerk.

Sander van Harten werd op 28 april 1925 geboren in Giessendam. Als enige zoon groeide hij op
in een liberaal gezin. Nadat Sander de HLS in Dordrecht had doorlopen, ging hij diergenees-
kunde studeren. Na zijn afstuderen in 1953 keerde hij terug naar zijn geliefde Alblasserwaard.
Hij nam een deel van de praktijk over van collega J. ten Brink te Bleskensgraaf en vestigde zich
in een nieuw praktijkpand in Ottoland. In datzelfde jaar trouwde hij met Neeltje Schalk. Vit dit
huwelijk zijn vier kinderen geboren: Mieke, Aart, Karin en Kees. De diepe verbondenheid die
Sander en Nel met elkaar hadden, straalde ook af op hun kinderen en was voor hen een voor-
beeld van wat liefde kan betekenen in een mensenleven, ook al loopt niet alles zoals je graag had
gewild of gewenst. Zeer gelukkig waren Sander en Nel toen hun eerste kleinkind werd geboren
en deze kleinzoon ook nog naar hem vernoemd werd.

Het plotseling overlijden van Nel op 25 oktober 2000 heeft hetn diep getroffen en in feite de zo
fiere Sander gebroken. De laatste jaren heeft hij veel lichaamskracht moeten inleveren.
De overwegend rundveepraktijk werd op een zeer consciëntieuze manier uitgeoefend, waarbij
Nel steeds intensief was betrokken. Door de instelling en persoonlijkheid van Sander werd de
praktijk op een georganiseerde en efficiënte manier gedaan. Door een grote mate van toewij-
ding en zijn gemakkelijke omgang met mensen, zowel in als huiten de praktijk, heeft het praktijk-
werk hem grote voldoening gegeven. Zijn welbespraaktheid, het bijzondere gevoel voor humor
en zijn relativeringsvermogen maakten hem tot een markante persoonlijkheid. Voor de jonge
buurtcollegae is hel beeld blijven bestaan van de gentleman, die keurig gekleed zijn visites reed.
echter makkelijk toegankelijk
vt a.v om zijn ervaring en kennis te delen en immer bereid was om
a.fsistentie te verletten. Zijn eenmanspraktijk bleef al die jaren zijn veterinaire basisactiviteit.
Vakantie kende hij niet, alleen weekenddienstregelingen en \'onvoorzien \'waarnemingen werden
geregeld met de buurtpraktijk.

In 1977 heeft hij de praktijk overgedragen aan collega Hekhuis. Vanaf 1971 tot 1984 was hij te-
vens leraar gezondheidsleer aan de HLS te Dordrecht. Aanvankelijk deed hij dit samen met Jan
Smak. Zijn lessen waren naast theorie gelardeerd met praktijkvoorbeelden en spraken de jonge
agrarische ondernemer in spé zeer aan.

Sander heeft veel betekend voor de KNMvD en omgekeerd. Reeds in 1955 werd hij gekozen in de
paritaire tarievencommissie. Hij is tot 1983 lid geweest van deze comtnissie, waarvan hij onge-
veer twintig jaar lang voorzitter is geweest.

In 1974 werd hij gekozen in het Hoofdbestuur van de KNMvD in de hoedanigheid van voorzitter
Deze functie heeft hij tot 1983 uitgeoefend. Een statutenwijziging in 1980 was zelfs nodig om
hetn nogmaals voor drie jaar te kunnen benoemen. In die jaren heeft veterinair Nederland hem
leren kennen als een consciëntieuze, betrouwbare en tevens aimabele bestuurder. Hij bereidde
zijn bestuursvergaderingen zeer gedegen voor, hield van een wat meer rechtlijnig en daardoor
heldere benadering maar was voldoende tacticus om zijn doel te bereiken.
Door het respectvol optreden van Sander ten opzichte van bestuursleden en de aandacht voor de
mens achter elk bestuurslid, ook huiten de vergadering, zorgde hij voor een groot saamhorig-
heidsgevoel binnen het bestuur Samen met de toenmalig secretaris Moons en later Wijgergangs,
bouwde hij goede contacten op voor de KNMvD met de ministeries van Landbouw,
Natuurbeheer en Visserij en Volksgezondheid, Welzijn en Sport in Den Haag, alsmede met het
Landbouwschap. De banden met de Faculteit der Diergeneeskimde werden in de jaren sterk ver-
beterd. Een gedegen opleiding die leidt tot de algemene bevoegdheid om het diergeneeskundig
beroep uit te oefenen was daarbij \'het uitgattgspunt\' van de KNMvD. Al die jaren heeft hij borg
gestaan voor een betrouwbare diergeneeskundige beroepsuitoefening met een passend honora-
rium c.q. salaris.

memoriam

-ocr page 233-

Toen Sander in 1983 afscheid nam als voorzitter van de KNMvD. werd hij voor zijn vele verdiensten tijdens de Algemene
Vergadering onderscheiden als Officier in de Orde van Oranje Nassau en tevens benoemd tot erelid van de KNMvD.
Naast zijn diergeneeskunde had Sander buitengewoon veel belangstelling voor de Alblasserwaard met zijn rijke historie.
Jarenlang heeft hij verschillende bestuurlijke functies vervuld in wat uiteindelijk het Hoogheemraadschap van de
Alblassei-waard en de Vijfheerenlanden werd. Met heel veel genoegen heeft hij daar het hoogste ambt van dijkgraaf uitgeoefend
van 1981 tot 1990.

Door zijn pensionering heeft hij toen node afscheid en afstand genomen van zijn directe bemoeienis met het reilen en zeilen in
zijn geliefde polder

Sander kon geweldig boeiend en met grote kennis van zaken vertellen over de geschiedenis van de polder, de vele documenten,
gebruiken en gebridksvoorwerpen die bewaard zijn gebleven in de nog bestaande historische gebouwen. Zijn kennis is vastge-
legd in een mede door hem geschreven boek: Vergaard Bewaard Beheerd.

Naast zijn schapenhouderij was de grote hobby het vergaren van kennis over kunst en geschiedenis. Het verzamelen van echte
kunst, die dan een passend plekje kreeg in zijn huizen in Ottoland, was jarenlang samen met Nel een zeer geliefde bezigheid.
Ook na zijn actieve periode als practicus en bestuurder bleef hij met veel belangstelling alle ontwikkelingen volgen en zo nodig
zijn bijdrage leveren. Zo richtte hij de vereniging van oud-dijkgraven op.

De oud-hoofdbestuursleden die \'onder hem gediend hadden \' kwamen ieder jaar, op zijn uitnodiging en onder zijn immer in-
spirerende en humoristische leiding bijeen, voorafgaand aan het Jaarcongres van de KNMvD. De laatste bijeenkomst in
novetnber 2002, waarvan hij nog zo intens genoot, werd duidelijk dat dit de laatste keer zou zijn.

Met zijn overlijden is een zeer gewaardeerd erelid van de KNMvD, een gezaghebbende, aimabele collega en een dierbare vriend
heengegaan.

Zijn scherpe en vitale geest, zijn humor en bijzondere zelfkritiek alsmede zijn brede belangstelling, zullen wij bewaren.

Jan Smak
Herman Logtenherg

Omissies in agenda Algemene Vergadering 4 oktober 2003

Dr. Tj. Jorna

Geachte leden,

In de agenda van de Algemene
Vergadering van zaterdag 4 okto-
ber 2003 zijn enkele omissies ont-
dekt.

• Onder punt 5 van de agenda
zal de Raad van Toezicht verslag
doen over het afgelopen jaar.
Onder punt 6 van de Agenda dient de wijziging van het
Huishoudelijk Reglement, hoofdstuk III, artikel 16
nieuw als volgt te worden gelezen:
Een Regio wordt bestuurd door een Regiobestuur, be-
staand uit tenminste vijf leden allen wonend in de be-
treffende Regio.
Een van de, uit de Regio afge-
vaardigde, leden van de Raad van Toceicht maakt tevens
deel uit van het Bestuur van dc Regio, en vervult zo mo
-
gelijk de functie van voorzitter. De overige leden
...(etc.)., betreffende Regio.

In de wijziging van het Huishoudelijk Reglement,

Maatschappi

nieuw

Hoofdstuk VIII, artikel 51 nieuw dienen in de derde zin
van onderen de woorden \'als vorenbedoeld\' te vervallen.

• Als algemene opmerking wil het Bestuur van de
KNMvD aan haar leden voorleggen dat daar waar in de
Statuten en het Huishoudelijk Reglement wordt gespro-
ken over algemeen secretaris, tevens de algemeen direc-
teur wordt bedoeld.

• Agendapunt 9 Verkiezingen dient te beginnen met de
verkiezing van de Paritaire Afvaardiging Georgani-
seerde Dierziektebestrijding. Deze verkiezing is in de
Agenda abusievelijk onder punt 8 Benoemingen in
Commissies opgenomen.

Wanneer u het als lid met één van deze genoemde zaken
niet eens bent, dan horen we dit graag per e-mail
itj.jorna@knmvd.nl) of brief/fax (Postbus 42J, 3990 GE,
Houten/ fa.x: 030-6348909)
gericht aan de algemeen se-
cretaris.

Dr. Tj. jorna is algemeen secretaris.

-ocr page 234-

Tijdens de Buitengewone Algemene Vergadering van de
Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Dierge-
neeskunde op 25 mei 2002, gehouden in Zeist, werden
de nieuwe statuten van de Maatschappij goedgekeurd.
Hiermee werd fase één van de zogenaamde kanteling,
of vernieuwing van de bestuurlijke structuur, afgeslo-
ten.

Bestond tot die tijd het bestuur uit een Hoofdbestuur en een
Algemeen bestuur, nadien werden deze vervangen door resp.
het Bestuur van 6 leden en de Raad van Toezicht van 13 le-
den die regionaal zijn verkozen door de leden van de
Maatschappij. Daartoe is Nederland in 4 regio\'s verdeeld.
Friesland, Groningen en Drenthe vormen de Regio Noord;
Overijssel, Gelderland en Flevoland de Regio Oost;
Limburg, Noord-Brabant en Zeeland de Regio Zuid; Noord-
en Zuid-Holland en Utrecht de Regio West. Op grond van het
aantal in een Regio woonachtige leden is de zetelverdeling
bepaald. In het buitenland wonende leden konden daarbij
een voorkeur opgeven. Op grond van deze verdeling heeft
Noord 2 vertegenwoordigers in de Raad, Oost 4, Zuid 3 en
West 4 vertegenwoordigers.

Voor de Algemene Vergadering van oktober 2002 werden de
kandidaatlcden van de Raad voorgesteld, waarop een ieder
zijn schriftelijke stem kon uitbrengen. De keuze werd op de
Algemene Vergadering bekend gemaakt en de leden werden
door de Vergadering benoemd.

De Raad van Toezicht bestaat uit de volgende collegae.

Namens de Regio Noord:
RJ.M. Egberink (Peter) uit Ee

Mevr. J.H.J.M. De Jong-Rockland (Anneke) uit Hoogezand-
Sappemeer

Namens de Regio Oost:

A. Mostert (Bert) uit Hellendoorn

Mevr. M.L.T. Fisscher-Peters (Marie-Louise) uit Enschede

W. Koster (Bulle) uit Den Ham

A.J.H. Bruins (André) uit Zevenaar

Namens de Regio Zuid:
G.W. Gelling (Geert) uit Oostrum
G.A.M. de Bruijckere (Geert) uit Breskens
J.F.J. Segers (Jacques) uit Bosschenhoofd

Namens de Regio West:

G.W. Davidse (Wim) uit Hardinxveld-Giessendam
A. Fennema (Anton) uit Oud-Beijerland
C.J. de Vries (Cor) uit Amsterdam
G. Huijser van Reenen (Frits) uit Midwoud

Toezichthoudende taak

Inmiddels is de Raad van Toezicht een aantal keren bijeenge-
komen. De eerste keren zijn gebruikt om onderling van ge-
dachten te wisselen over de organisatie, taak en doelstelling
van de Raad en over de manier hoe de Raad op een open ma-
nier met de achterban kan communiceren en over de wijze
hoe invulling zal worden gegeven aan de toezichthoudende
taak. Besloten is een voorzitter, een vice-voorzitter en een
secretaris roulerend voor een periode van 3 jaar te benoe-
men. De posities zullen de komende tijd resp. door Bert
Mostert, Wim Davidse en Cor de Vries worden bezet. Tjeerd
Jorna zal met raad en daad terzijde staan en secretariële
ondersteuning krijgt de Raad van Lia Luinge van het bureau.

Volgens de nieuwe statuten heeft de Raad van Toezicht met
name tot taak
het toezicht houden op het beleid van het
Bestuur en op de algemene gang van zaken in de KNMvD.
De Raad van Toezicht legt daarvoor verantwoording af aan
de Algemene Vergadering.

Geen extra bestuurslag

De taken van de Raad van Toezicht zijn breed geformuleerd.
Het controleren houdt in dat het besturen en het gevoerde be-
leid wordt getoetst, er ruime aandacht is voor de organisatie
en werking van het bureau en dat de financiën van de
KNMvD worden goedgekeurd.

De Raad van Toezicht merkt daarbij op dat de Raad niet ge-
zien moet worden als een extra bestuurslaag. De communi-
catie vanuit het bureau naar de leden en de diverse besturen
is primair cn feitelijk een taak van het Bestuur. Dc Raad
houdt slechts toezicht op deze communicatie. Het is echter
wel van belang dat de Raad voldoende contact heeft met alle
geledingen van de Maatschappij en kennis neemt van al wat
speelt in onze beroepsgroep. De Raad stelt zich open op naar
de leden, wil de oren en ogen open houden en wil min of
meer fungeren als klankbord. Elk lid van de Raad heeft te
kennen gegeven open te staan voor op- en aanmerkingen van
de collega\'s. De leden hebben ook te kennen gegeven daartoe
zoveel mogelijk vergaderingen van groepen en regio\'s te be-
zoeken.

In het kader van de informatievoorziening is met het Bestuur
overlegd over relevante stukken en in een convenant is de
communicatie over en weer geregeld.

Hoofdpunten

Na interne inventarisatie ziet de Raad een aantal hoofdpun-
ten van aandacht. Deze zijn:

• De kanteling en daarop volgende fases daarin, waaronder
de Regiovorming.

• Het functioneren van het bureau in brede zin

• Het financieel gevoerde beleid en verantwoording daarvan

• De Communicatie in algemene zin

• Certificering en erkenningen

Statutair dient de Raad van Toezicht en het Bestuur slechts
één maal per jaar samen te vergaderen. De Raad vindt dit te
weinig en heeft besloten 4 keer per jaar het Bestuur te bevra-

Raad van Toezicht geen extra bestuurslaag, maar klankbord
van leden

Cor de Vries

-ocr page 235-

gen over het gevoerde beleid en het Bestuur te informeren
over andere belangrijke zaken.

Inmiddels hebben gezamenlijke vergaderingen plaatsgevon-
den op 28 mei en 3 september 2003. In goede harmonie is
met het Bestuur gediscussieerd over genoemde zaken.

Communicatie niet optimaal

Voor wat betreft de kanteling is het Bestuur kenbaar gemaakt
dat de communicatie naar de leden niet optimaal verliep en
verbetering behoeft. Het Bestuur het daarop ondermeer be-
sloten via bulletins op de website meer informatie te geven
en verder op alle mogelijke manieren het contact met de le-
den te verbeteren.

Regiovorming en bestuurlijke invulling

Over de regiovorming en bestuurlijke invulling is ook lange
tijd geweest onduidelijkheid geweest. Inmiddels zijn de
Huishoudelijke Reglementen ter inzage gegeven en vastge-
steld. De regiovorming is zeker door het enthousiasme van
de {aspirant)bestuurders voortvarend ter hand genomen en
bij het verschijnen van dit artikel hebben alle Regio\'s in-
middels hun eerste vergadering gehad.

Functioneren bureau

Punt van zorg voor de Raad van Toezicht is ook het functio-
neren van het bureau van de Maatschappij. Het Bestuur is
van plan het beleidsplan van het vorige Hoofdbestuur aan te
passen en vooruitlopend op het vertrek van de Tjeerd Jorna is
de heer Engelen als directeur a.i. benoemd. Over niet al te
lange tijd zal dhr. Engelen het Bestuur en de Raad van

Toezicht verslag en aanbevelingen doen om tot een effectief
en efficiënt functionerend bureau te komen.

Certificering

De Raad van Toezicht onderschrijft het streven naar het cer-
tificeren van praktijken volgens de KRD/ISO-normen en de
koppeling van de erkenningen hieraan, maar voorziet pro-
blemen wanneer onverkort alle praktijken met landbouw-
huisdieren vóór 1 januari 2005 gecertificeerd moeten zijn.
Het is in die zin wenselijk dat alle betrokken partijen overleg
gaan plegen en dat het Bestuur hierin een leidende rol zal ne-
men.

Belangengroepen

Het is de verwachting dat in de toekomst het aantal practici
in loondienst zal toenemen. Inmiddels is door enkelen van
hen een belangengroep opgericht. De Raad van Toezicht
acht het, net als het Bestuur, zeer raadzaam om ook tot vor-
ming van een belangenorganisatie voor practici onderne-
mers te komen. Overleg met de groepen in Cluster 1 en 2 is
nodig om na het wegvallen van de Maatschappijtarieven dui-
delijkheid te verschaffen, eventueel op CAO-basis.

Met deze bijdrage hoopt de Raad van Toezicht de leden van
de Maatschappij enig inzicht te hebben gegeven in haar taa-
kopvatting en werkzaamheden tot nu toe. De leden van de
Raad zijn allen stuk voor stuk gemotiveerd en berekend op
zijn/haar taak en het verheugd de Raad dat het contact met
het Bestuur zeer inhoudelijk en constructief is geweest.

-ocr page 236-

M. Pauw en E.C. van der Waa

Op donderdag 9 oktober 2003 organiseert de GHwD
voor de vierde keer een bijenkomst van de Werkgroep
Paard. Na de vorige bijeenkomsten waar aandacht was
voor verschillende benaderingen, is deze keer bewust
gekozen voor een hele avond gewijd aan de klassieke
homeopathiemethode. Met name voor dierenartsen/
studenten die beginnen met de homeopathie is deze
avond een goede kennismaking met de klassieke homeo-
pathie.

Het programma van de avond is als volgt opgebouwd. De
eerste lezing is gewijd aan de homeopathische anamnese
en dan met name aan specifieke paardenelementen hierin.
De tweede lezing is gewijd aan het vinden van goed toepas-
bare rubrieken in het Repertorium. Na het afnemen van de
anamnese moeten de gevonden symptomen nog omgezet
worden in een Repertorium rubriek. Dat is niet altijd even
eenvoudig. Het is wenselijk om, indien men er een heeft,
zelf een Repertorium mee te nemen. De derde lezing is de
bespreking van enkele paardencasuïstieken ter illustratie.
Omdat, op het moment van de deadline van dit tijdschrift,
de sprekers nog niet definitief bekend waren, zijn deze hier
niet vermeld. Meer gedetailleerde informatie over deze bij-
eenkomst en de sprekers vindt u vanaf 1 oktober 2003 op de
subsite van de Groep. Dierenartsen/studenten die lid zijn
van de werkgroep Paard of lid zijn van de GHwD ontvan-
gen per e-mail de gedetailleerde informatie thuis.

De bijeenkomst is bedoeld voor alle dierenartsen en stu-
denten diergeneeskunde met interesse in paarden en
homeopathie. Voor leden van de GHwD en studenten is de
toegang gratis. Voor alle andere belangstellende dierenart-
sen is de toegang 5 euro. Hiervoor krijgt u koffie/thee bij
binnenkomst en een drankje in de pauze. Tevens ontvangt u
de notulen per e-mail. Plaats: kantoor van de KNMvD,
Molen 77 te Houten. Tijd: van 20.00 - 22.30 uur

Bijeenkomst Werkgroep Paard van de Groep Homoeopathisch-
werkende dierenartsen

Jaarvergadering Werkgroep
Geneeskunde Vleeskalveren

Op woensdagmiddag 8 oktober 2003 vindt de jaarverga-
dering van de Werkgroep Geneeskunde Vleeskalveren
plaats om 15.00 uur in Hotel \'De Roskam\' te Rheden.
Naast de ledenvergadering zal er een voordracht zijn van
de heer C.R V. van der Weg, directeur SK V. Na afloop is er
een apperatief en dinerbuffet.

ir

De jaarvergadering vindt
plaats in Hotel \'De Roskam\',
Arnhemsestraatweg 62 te
Rheden (tel. (026) 4971277).
Aanmelden uiterlijk vier
dagen van tevoren per fax
(013-4676976) of per e-mail
(thewi(^worldonline.nl).

Vvtrk^forp
Catrf»kunür Vhxsküiveren

Rectificatie Correcties jaarboek 2003

Vet. Spec. Centrum De Wagenrenk, Keijenbergseweg
18 6705 BN Wageningen; tel:0317-419120; fax: 0317
420480; e-mail: internist.wagenrenk@planet.nl; Mevr
Drs. M.H.Th. Govers, Drs. RIJ. Mandigers, Dr. G.R.
Rutteman, Mevr. Drs. R.R.O.M. van de Sandt, Mevr. Drs.
M.L. Schmidt, Mevr. Drs. M. Vink-Nooteboom, Mevr.
Drs. M.D. Zaal.

Zelfstandig Practicus: Mevr. Drs. N. Reens, Drs.
F.A.L.M. Verstappen, Jhr Drs. A.W. van Foreest.

Voor het lidmaatschap van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde hebben de volgende collegae zich aange-
meld:

Aardenne, J.P. van; Gent 2003; 4325 CH
Renesse; Hogezoom 117.
Bongaerts, Mevr. J.J.M.; Gent 2003; 6114 AM
Susteren; Rijdtstraat 84.

_ Carati, Mevr M.A.F.; 2003; 4171 LD

Herwijnen; Wadersteinsesteeg 1.

Coucke, S.; Gent 2003; 9990 Maldegem;

Torredreef 6 C.

Doest. Mevr. O.E.A.; 1999; Julianadorp; Curacao Ned. Antillen; Parallelweg
40.

Genügten, R.T van; 2003; 5801 LC Venray; Isabellahof6.

Harkema-Jansen, Mevr. S.J.; 2003; 7531 PK Wamsveld; Lage Lochemseweg

5.

D\'HoeK.; 2001; 5761 BRBakcl;Viltstraat I D.

Homan, Mevr. M.J.; Gent 2003; 3761 XA Soest; Ir Menkolaan 8.

Kloppenberg, Mevr F.; 2002; 4721 SL Schijf; Antwerpsebaan 8.

Peter, J.G.; 1976; 3312 AN Dordrecht; Oranjelaan 12.

Romijn, H.B.; 2002; 4328 LP Burgh-Haamstede; Boeiyesbosch 30.

Soeteman, Mevr. E.E.; Gent 2003; 3328 TD Dordrecht; Arentsburg 127.

Spierings, Mevr. M.; Gent 2003; 5712 XK Someren; Dilmanshof 15.

Steendam, Mevr M.; 2002; 3523 CG Utrecht; Briljantlaan 74.

Trappenburg, A.D.J.; 2003; 4163 LM Leerdam; Koenderseweg 3 A.

Vonck, Mevr. M.J.; 2003; 2015 JS Haarlem; L. Meeszstraat40.

Vries, FM.H.de;Gent2000; 1741 BA Schagen; Noord3.

Vroege, Mevr. N.C.; 2003; 3218 BD Heenvliet; Van Duyvenvoordeweg 1.

Als lid van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde
heeft het Bestuur aangenomen:

Dijkhuis, G.M.D.; 2003; 3881 SG Putten; Voorthuizerstraat 103-2.

Homan, Mevr. S.; 2003; 7906 HL Hoogeveen; Vreughdenstraat 6.

Rolls, Mevr. A.E; 2002; L 21 6PH Liverpool; 50 A Bridge Road.

Roos, M.C.; 2003; 3402 DL IJsselstein; Ruimtevaartbaan 83.

Septer, W.H.; 2002; BA 69 XE Glastonbury, Somerset; Wirrall Park Road.

Top, J.G.B, van den; 2002; 3721 XB Bilthoven; Meyenhagen 12.

Wal van der-Geijtenbeek, Mevr. E; 2003; 3524 BN Utrecht; Fivelingo 237.

Als kandidaatlid van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Dier-
geneeskunde heeft het Bestuur aangenomen:

Kreuk, Mevr E.A.M.

Personali

-ocr page 237-

Mc. Neill, C.J.
Roerdink, Mevr. M.

Voor het dierenartsenexamen van 5 september 2003 zijn geslaagd:

Annee, Mevr J.
Backx, Mevr. A.
Bergmann. Mevr. W.
Berk, Mevr. M.M.A. van den.
Bot, Mevr. S.M.A.
Brandon, Mevr. I.C.
Crajé, Mevr. C.M.
Deen, Mevr A.B.
Gisbergen, Mevr. R.G.W. van.
Hofkes, Mevr. L.M.
Hollander, Mevr. R. den.
Huis in\'t Veld M.
Krabbenborg, E.H.A.
Laar, Mevr. D. van.
Landman, M.A.A.M.
Loo, A. J.H. te.
Meiman. Mevr. C.A.
Moedt, Mevr. J.
Olthuis, Mevr. E.C.J.
Ridder, Mevr. J.
Risp, A. van.
Schenkel, J.R
Spek, Mevr. M. van der
Tabeian, E

Wiggers, Mevr M.J.E.
Wingerden, Mevr. B.R. van.
Wouda, Mevr. G.W.

Overlijdensberichten:

Op 21 augustus 2003 W. Jonkers te Menaldum.
Op 21 augustus 2003 Dr. D.F.G. Moreau te München.
Op 31 augustus 2003 G. Schoenmaker te Gouda.
Op 3 september 2003 J.L.M. Hambeukers te Kerkrade.

Mutaties:

»Abouna. A.S.E.; 2003; 8303 VK Emmeloord; Noordzeestraat 38; tel.
privé mobiel: 06-23017568.

Annee,IVlevr.J.;2003;3881 PB Putten; Krachtighuizerweg46-50; d.
Backx, Mevr A.; 2003; 3581 PE; Parkstraat 47; tel. privé: 030-
2319,339; d.

»Balkenende. Mevr. L.E.; 2002; 1352 BB Almere; Kromgouw 22; tel.
privé: 036-531013; E-mail privé: lbalkenende@hotiTiail.com.: wnd.

Bergmann, Mevr. W.; 2003; 3732 EN De Bilt; Burg. de Withstraat
110; tel. privé: 030-2109702; d.

Berk, Mevr. N.M.A. van den; 2003; 3552 EC Utrecht; Ondiep 91 bis;

d.

Boon, Mevr T.L.M.; 2003; RD 22 Stratford, New Zealand; 104
l\'oko Road; tel. privé mobiel; 06-7622656;
E-mail privé: dorienboon@
hotmail.com.:
medew. bij Stratford District Veterinary Services; tel.
prakt.; 00-64-67656085; E-mail prakt.: sdvs@clear-net.nz.

Bot, Mevr. S.M.A.; 2003; 2332 KC Leiden; Carneoolstraat 72; tel.
privé: 071-5761846; d.

Brandon, Mevr. I.C.; 2003; 1115 BC Duivendrecht; Populerstraat
22; tel. privé: 020-6982019; E-mail privé: i.c.brandon(ó students.
vet.uu.nl.; d.

Breukelman, Mevr. S.P.; 2002; 2532 RH Den Haag; Erasmusweg 513;
tel. privé: 070-3300810;
E-mail privé: s.p.breukelman(a;vet.uu.nl.; AIO
UU. FD. hfd afd. Gezondh.zorg Landb.huisd.; tel. bur: 030-2531155; E-
mail bur.: s.p.breukelman(a vet.uu.nl.

Capelle, Mevr. I.J.A.; 2000; BT 413 B4 Randalstown Co Antrim, Noord
Ierland;
1 Springway Neilsbrook; tel. privé: 0044-28-7753371644; E-mail
privé: maliboe@yahoo.com.;
medew. bij Iveagh Veterinär)\' Services bij J.A.
Huey en R.J. Huey; tel. prakt.: 0044-28-40662334.

*Carati, Mevr. M.A.F.; 2003; 4171 LD Herwijnen; Wadensteinsesteeg 1 ;
tel. privé: 0418-582832; fax privé: 0418-582832; E-mail privé:
r.heijmansl41@12move.nl.; d. Koi onder/.. Inst.; tel. prakt.: 0418-582832;
fax prakt.: 0418-582832; E-mail prakt.: r.heijmansl41@I2move.nl.
Crajé, Mevr. C.M.; 2003; 3562 XM Utrecht ; Kalynosdreef 122 ; d.
Deen, Mevr A.B.; 2003; 3526 KD Utrecht; Van Êechoudlaan 22; tel.
privé: 030-2515338; E-mail privé: a.b.deen(a students.vet.uu.nl.; d.

*Dijk van, J.M.M.; 1980; 5131 RJ Alphen (NBr); Schellestraat 6; tel.
privé: 013-5086015;
E-mail privé: info@riesenhorst.net.; vet.adv. bij
Novartis Animal Health; tel. bur.: 0165-380580; fax bur.: 0165-380583;

E-mail bur: jos.dijk_van@ah.novarti$.com.

Dijkhuis, G.M.D.; 2003; 3881 SG Putten; Voorthuizerstraat 103-2; tel.
privé: 0341-492412; tel. privé mobiel: 06-13436663; E-mail privé:
dick.dijkhuis@wanadoo.nl.; medew. bij E.J.B. van Esch en J. Neleman; tel.
prakt. : 0544-482121 ; fax prakt. : 0544-482096. (
toev. als lid )

Dijkstra, Dr. T; 1986; 9202 JM Drachten; Walta 7; tel. privé: 0512-
539909; tel. privé mobiel: 06-53702245; fax privé: 0512-539061; E-mail
privé: t.dijkstra@gdvdieren.nl.; Product Manager Gezondh.dienst voor
Dieren; tel. bur.: 0570-660343; fax bur: 0570-660345.

Draijer, Mevr I.A.M.; 2003; 3523 CZ Utrecht; Smaragdhof 17; tel. privé:
030-2521663; E-mail privé: irenedraijer@hotmail.com.;
medew. bij Mevr.
Y.C.J. Kersten-Klomp; tel. prakt.: 0229-648000.

Esch, E.J.B. van; 1996; 7273 SM Haarlo; Willem Sluyterweg 15; tel.
privé: 0545^74055; fax privé: 0545-473755; E-mail privé: vanesche@
worldonline.nl.;
wetensch. ond. bij Animal Sciences Group-WUR; tel. bun:
0320-238214; fax bur: 0320-238225; E-mail bur.: eric.vanesch@wurnl.

Gisbergen, Mevr R.G.W. van; 2003; 5095 BS Hooge Mierde; tel.
privé: 013-5091531; E-mail privé: r.g.w.vangisbergen@students.vet.
uu.nl.; d.

Grasdijk, T.; 1993; 8171 JV Vaassen; Holthuijzenstede 1; E-mail privé:
tiesgrasdijk@hetnet.nl.; geass. met R.B.M. Bomers en R.G.A. Schuurmans;
tel. prakt.: 0578-574427; fax prakt.: 0578-571243; E-mail prakt.: dapvaas-
sen@hetnet.nl.

Graveland-Wolterbeek, Mevr. E.G.; 1969; 2402 PK. Alphen aan den Rijn:
Leeuwenhorst 2; tel. privé: 0172-421470;
fax privé: 0172-422660; E-mail
privé: pm.gravelandCa wolmail.nl. r.d.

Greef, R.J.T de; 1997; 7575 EC Oldenzaal; Willem Vleertmanstraat 2;
tel. privé: 0541-511211; E-mail privé: rdegreef@worldonline.nl.; geass. met
Mevr. L. van Veen; tel. prakt.: 0541-512444; fax prakt.: 0541-532716; E-mail
prakt.: linda@hethazewinkel.nl.

♦Groeneveld, Mevr E.A.; 2003; 3971 HC Driebergen; tel. privé: 0343-
533663; E-mail privé: eveline.groenevcld@zonnet.nl.;
medew. bij Mevr
E.A. Berghout en F.A.L.M. Verstappen; tel. prakt.: 0343-512063; fax prakt.:
0343-577283; E-mail prakt.: fverstappen@raketnet.nl.

Heuven van-Kats van. Mevr. A.C.M.; 1998; 7437 TG Bathmen;
Holterweg 148; tel. privé: 0570-654317;
E-mail privé: heuvenkatsCa
hotmail.com.; geass. met A. Baas, K.A.M. Herder, H.S. Kooi, E.G. Kwant
en H. Pott; tel. prakt.: 0570-653000; fax prakt.: 0570-658225; E-mail
prakt.: dapdeventer@wxs.nl.

Holkes, Mevr. L.M.; 2003; 3743 BG Baarn; Laanstraat 26 I; tel.
privé: 035-5410298; E-mail privé: leonie.hofkes(fl\'worldonllne.nl.; d.

Holland, W.G.; 1990; Gent 2003; 6562 KN Groesbeek; Bruuk 98; tel.
prive: 024-3480248;
E-mail privé: ».holland(a planet.nl.; werkz. bij Intervet
d\'arts afd. Int. Marketing; tel. bur: 0485-585380;
fax bur. : 0485-587643 ; E-
mail bur. : wicher.holland@intervet.com.

Hollander, Mevn R. den; 2003; 3732 XD De Bilt; Akker 135; tel.
privé: 030-2255848; d.

•Homan, Mevr. M.J.; 2003; 3761 XA Soest; Ir. Menkolaan 8 ; tel. privé:
035-6030407; E-mail privé : machteldhoman@hotmail.com.; wnd.

Homan, Mevr S. ; 2003 ; 7906 HL Hoogeveen ; Vreughdenstraat 6; tel.
privé: 0528-268850. (
toev. als lid )

Huis in \'t Veld, M. ; 2003; .3513 EZ Utrecht; Raamstraat 58; tel.
privé: 0.30-2383872; tel. privé mobiel: 06-17066326; E-mail privé:
mhuisintveld@hotmail.nl.; d.

Jansen, G.J.H. ; 1994 ; 7108 BR Winterswijk ; Hictkampweg 12;
tel. privé: 0543-564000; fax privé: 0543-564000; E-mail privé:
juridischadviesbureaumw@hetnet.nl.; geass. met L.A. Boogert ; tel. prakt. :
0543-522111 ; fax prakt. : 0543-531303.

♦Jong de, G.E. ; 1999; 7812 MN Emmen; Orvelterbrink 83; tel. privé:
0591-641532; medew. bij H.J. de Boer, G.J. Bouwhuis, M.A.H.W. Glas, H.J.
Haverkate, A.R. van Ittersum, EW. Oostra en H.B.A. Scholten; tel. prakt. :
0591 -513151 ; fax prakt.: 0591 -512889 ; E-mail prakt. : info@oost-drenthe.nl.

»Joosten, R.; 1987; 5616 NW Eindhoven; Schouwbroekseweg 70; tel.
privé: 040-2910015; E-mail privé: rob.joosten@planet.nl.; Head Regulatory
Affairs bij Eurovet Animal Health B.V, Bladel; tel. bur.: 0497-544305; fax
bur: 0497-544302; E-mail bun: r.joosten@eurovet-ah.com.

Klarenbeek, S. ; 2003 ; 3705 ZK Zeist ; Warande 131 ; tel. privé mobiel;
06-28131795;
E-mail privé: s.klarenbeek@vet.uu.nl.; medew.bij A.C.M.
Kuilboer, J.VH. Lans, J.H. Rootert en A. Soede; tel. prakt.: 0172-471111; fax
prakt.: 0172-470271; AIO Utrecht; tel. bur: 030-2533142; E-mail bur.:
s.klarenbeek@vet.uu.nl.

Koek, Mevr. E.TW.; 2002; 6971 LH Brummen; Knoevenoordstraat
73; tel. privé: 0575-560840;
E-mail privé: Iizzyannkoek@hotmail.com.; ge-
ass. met M.E.C.A.Arts; tel. prakt.: 0313-656470; fax prakt.: 0313-656471.

Krabbenborg, E.H.A.; 2003; 3572 HZ Utrecht; Takstraat 20; d.

Kwakemaak, E.A.R; 2001; 9I0I BE Dokkum; p/a Rondweg 98; tel.
privé mobiel: 06-13416466; wnd.

-ocr page 238-

Laane-de Fremery, Mevr. C.S.; 1988; 7573 PA Oldenzaal; Hacrstraat
85;
tel. privé: 0541-519892; E-mail privé: laane@home.nl.; medew. bij
E.W.M. van Sprang; tel. prakt.: 053^305805; fax prakt.: 053-4327448: E-mail
prakt.: dierenkliniek.enschede@ 12movc.nl.

Laar, Mevr. D. van; 2003; 2802 EL Gouda; Kievitstraat 76; tel.
privé: 0182-580684; tel. privé mobiel: 06-24250453; E-mail privé: d_van-
laar(a hotmail.com.; d.

♦Laarakker. E.G.A.; 1992; 3732 HW De Bilt; Bisschopsweg 2; tel. privé
mobiel: 06-52451482;
E-mail privé: ericCaholistischdiercnarts.nl.; d.
Holistische dierenkliniek Den Hoek;
tel. prakt.: 030-2961462: fax prakt.:
030-2430616; E-mail prakt.: info(^ liolistischdierenarts.nl.

Landman, M.A.A.M.; 2003; 3523 VT Utrecht; Constant Erzjstraat
65; teL privé: 033-4321010; E-mail privé: m.a.a.m.landmanCa
students.vet.uu.nl.; d.

Loo, A.J.H. te; 2003; 8021 BS Zwolle; Berkumstraat 100; tel. privé:
038-4528085; E-mail privé: telooCa hotmail.com.; d.

Loriaux, Mevr. C.D. ; 2002 ; 1024 AZ Amsterdam ; Jisperveldstraat 496;
tel. privé: 020-6326126;
E-mail privé: carreen.loriaux(ó planet.nl.;
medew. bij P.J.M. van Doormalen; tel. prakt.: 020-6206611; fax prakt.:
020-6393800.

Luijk van-Grevelink, Mevr. A.W.; 1976; 2172 HT Sassenheim;
Kagerwcide 16;
tel. privé: 0252-227825; fax privé: 0252-227862; E-mail
privé: anvluijk(a planet.nl.;
geass. Met B.W. Verboon : tel. prakt.:
0252-232219;
fax prakt.: 0252-226044; E-mail prakt.: infor«
dierenklinieksasscnhcim.nl.

Meijs, C.C.J.M. van der; 1964; B-3090 Overijse; Marnixlaan 97; tol.
privé: 0032-26875249; E-mail privé: cvandermeijs@pandora.be.; d..
Vet.
Raad bij de PV van het Koninkrijk der Ned.; oud dir. VD en C.V;0. van
het Min. L.N.V.; Off. I.d.o.v. Oranje Nassau.

Meiman, Mevr. C.A.; 2003; 3705 PT Zeist; Mevr. Kuipers
Rietberglaan 7; tel. privé: 030-6963577; E-mail privé: claudiamelmanf«
planet.nl.; d.

*Mocdt,Mevr. J.; 2003; 3583 AA Utrecht; A.v.Ostadelaan 19 bis; d.

»Nieuwenkamp, Mevr. A.E.; 1993; 9301 XA Roden; Hofwijck 29; tel.
privé: 050-5013445;
medew. bij M. Feenstra; tel. prakt.: 058-2884919; fax
prakt.: 058-2801234 en werkz. bij
AOC Terra te Meppel.

Noort, Mevr. A.A. van den; 1993; 3769 ED Soesterberg; Gen.
Winkelmanstraat 151; tel. privé: 0346-350038;
werkz. bij A.U.V.;
Marketing manager gcz. d.; tel. bur.: 0485-335555; fax bun: 0485-
335300; E-mail bur.: avdnoort(fl auv.org.

Olthuis, Mevr. E.C.J.; 2003; 6708 KN Wageningen; p/a Roghorst 60;
E-mail privé: l-olthuis(a hotmail.com.; medcw. bij Veterinaire Kliniek
Wayaca Aruba; tel.prakt.: 00-297-5835786.

*Pape-Domensino, Mevr. P.C.M. ; 2003 :3882 LC Putten ; llaarweg
3 ; tel. privé: 0341-492755; E-mail prakt.: jbpat(a wxs.nl.

Pinckers, Mevr. I.E.M.A.; 2001; 3532 VN Utrecht; Potgieterstraat 13;
tel. privé: 030-2934120; E-mail privé: ipinckers@hotmail.com.: mede», bij
Mevr. J.M.J.C. van Riel-Roozen; tel. prakt.: 071-3613972; fax prakt.:
071-3621817 en medew. bij Mevr. S. Stibbe; tel. prakt.: 071-5218393; fax
prakt.: 071-5235576; E-mail prakt.: saskia(a dicrenartsstibbe.nl.

Ridder, Mevr. J.; 2003; 2314 TJ Leiden; Lingestraat 54; tel. privé:
071-5213165; E-mail privé: j.ridder(5 students.vet.uu.nl.; d.

Risp, A. van; 2003; 3585 L.4 Utrecht; Koningsweg 135 A; tel. privé:
030-6884893; E-mail privé: vanrispCo hotmail.com.; d.

Rolls, Mevr. A.E; 2002; L21 6PH Liverpool; 50 A Bridge Road; tel.
privé: 0151-9491392; E-mail privé: annekerolls@yahoo.com.; medcw. bij
University of Liverpool small animal hospital; tel. prakt.: 0151-7944290 tst.
4299. (
toev. als lid )

»Romijn. H.B.; 2002; 4328 LP Borgh-Haamstede; Bociyesbosch 30;
tel. privé mobiel: 06-24241441; E-mail privé: romijndierenarts@12move.nl.;
medew. bij D\'kl. De Polder, E.C. Scholten en A.C. Stolp; tel. prakt.: 010-
5921978; fax prakt.: 010-5929129; E-mail prakt.: scholtenstolp@planet.nl.;
medew. bij D\'kl. Maassluis, E.C. Scholten en A.C. Stolp; tel. prakt.: 010-
5914470; fax prakt.: 010-5928885; E-mail prakt.: dkmaassluis(a
planct.nl.

Roos, M.C,; 2003; 3402 DL IJsselstein; Ruimtevaartbaan 83; tel. privé:
030-6872574.
(toev. als lid)

Schenkel, J.P.; 2003; 3584 DL Utrecht; Cambridgelaan 589; tel.
privé: 0521-351400; E-mail privé: jeroenschenkelfa hotmail.com.; d.

Septer, W.H.; 2002; BA 69 XE Glastonbury, Somerset; Wirral Park
Road; tel. privé: 0044-7977-412892; E-mail privé: wsepter@yahoo.com.;
werkz. bij Orchard Veterinary Group; tel. prakt.: 0044-7458-832972.
(toev.
als lid )

*Soeteman, Mevr. E.E.; 2003; 3328TD Dordrecht; Arentsburg 127; tel.
privé mobiel: 06-11300307; E-mail privé: esthersoeteman@hotmail.com.;
medew. bij G. van den Brink, J.L.H. Hopmans en H.T.M. van der Linden; tel.
prakt.: 078-6138444; E-mail prakt.: info@dapdrechtstreek.nl.

Spek, Mevr. M. van der; 2003; 3582 SR Utrecht; Laan van
Soestbergen 21; tel. privé: 030-2520886; d.

Swart, R.; 1994; 7722 TG Dalfsen: Dommelerdijk 10; tel. privé: 0529-
433511; E-mail privé: roelofswart@planet.nl.; medew. bij Poultry Health
Care BV, pluimveepraktijk, met B.S. Addink en H.T. Arts; tel. prakt.: 0522-
245463; fax prakt.: 0522-245341; E-mail prakt.: r.swart@hc-bvnl.
Tobeian, F.; 2003; 3741 EE Baarn; J.F. Kennedylaan 36; d.
Tobias, TJ.; 2003; 3583 CJ Utrecht ; Jan van Scorelstraat 13; tel.
privé: 030-2710775; tel. privé mobiel: 06-1880222;
E-mail privé:
tJtobias(a tiscali.nl.;
medew. bij M.J. Bakker, R.A.VM. Paap. H.M. Tiel, G.
Verhoeven en J. Zech; tel. prakt.: 0341-415765; fax prakt.: 0341-427761;
E-mail prakt.: dierenartsen@animalcare.nl.

Toom, Mevr. FE.; 2000; 3524 AT Utrecht; Texel 203; tel. privé: 030-
2899250; E-mail privé: fe.toorn@wolmail.nl.;
medew. bij G.A. van den
Berg; tel. prakt.: 030-2898939; fax prakt.: 030-2803381.

Toorn, Mevr. L.J. van; 1997; 7985 NR Geeuwenbrug; Pastoorszandweg
95; tel. privé: 0521-594816;
tel. privé mobiel: 06-30496816: E-mail privé:
vantoom@bigfoot.com.; wnd.

Top, J.G.B. van den; 2002; 3721 XB Bilthoven; Meyenhagen 12; tel.
privé: 030-2213251; medew. bij A.J.J. Hulshof en E.K. Welling; tel. prakt.:
030-2283810; fax prakt.: 030-2290571.
(toev. als lid)

Twerda, J.; 1995; 3881 CV Putten; p/a Bosrand 18; E-mail privé:
jonnetwerda@hotmail.com.; medew. bij Vctcrinar\\ Services te Awamuta
; tel. prakt.: 0064-7-8720240; fax prakt.: 0064-7-8720246.

Veen, Mevr. L. van; 1995; 7575 EC Oldenzaal; Willem Vleertmanstraat
2; tel. privé: 0541-511211; E-mail privé: rdegreef@worldonline.nl.; geass.
met R.J.T dc Greef; tel. prakt.: 0541-512444; fax prakt.: 0541-532746;
E-mail prakt.: linda@hethazewinkel.nl.

*Vonck, Mevr. M.J.; 2003; 2015 JS Haarlem; L. Meeszstraat 40; tel.
privé mobiel: 06-21504371; fax privé: 023-5244289; E-mail privé:
marlicejulia-vonck@hotmail.com.; d.

Wagenaar, Mevr. C.L.; 2003; 6523 NC Nijmegen; p/a Theresiaweg 3;
tel. privé mobiel: 06-24272758; E-mail privé: c.lwagenaarCa freeler.nl.;
medew. bij J. de Deugd, W. van Erk, S. van Haesendonck, Mevr. A.E. van
Horssen, P.J.H..M. Meeus, R. de Rooij en Mevr. C.P.M. Valstar; tel. prakt.:
0180-425253; E-mail prakt.: dapridderkerkfa planet.nl.

Wal van der-Geijtcnbeek, Mevr. E; 2003; 3524 BN Utrecht; Fivelingo
237; tel. privé: 030-2896641; medew. bij A. Fennema; tel. prakt.: 0186-
612066; fax prakt.: 0186-612258. (
toev. als lid)

Warmerdam, RJ.; 1998; 7206 EX Zutphen; Stokebrand 455; tel. privé:
0575-442760; E-mail privé: paul.warmerdam@tiscali.nl.; geass. met H.J.
Breukink. H. Eggens, A.J.G. den Hertog, A.R.J. van Ingen, T.J.G.M. Lam,
A.J.G. Lautenschutz, G. Postma, H.G. Salomons, J.A. Smak, H.J. Stoelhorst
cn Mevr. C. Warringa-Hcndriks; tel. prakt.: 0575-551277; fax prakt.: 0575-
554099.

Wiggcrs, Mevr. M.J.E.; 2003; 7913 BM Hollandscheveld;
Kraaiheidestraat 22; tel. privé: 0528-340604; d.

Wingerden, Mevr. B.R.; 2003; 3524 BB Utrecht; Reideriands 78 D;
tel. privé: 030-2894288; d.

Wouda, Mevr. G.W.; 2003; 3572 HJ Utrecht; Poortstraat 14 bis; tel.
privé: 030-2720280; d.

♦Zijp, Mevr. M.; 2002; 3704TK Zeist; Nijenheim 8713; tel. privé: 030-
6948286;
medew. bij D.R. Stam; tel. prakt.: 030-6923430; fax prakt.: 030-
2431742; E-mail prakt.: info(a kerkebosch.com.

Jubilea oktober 2003

1 oktober, Dr. J.H. Westerhuis te Beusichem. 35 jaar, afwezig

1 oktober, Mr. G.J. Schouten te Alphen a/d Rijn, 35 jaar. afwezig

I oktober, J. Egter van Wissekerke te Heemstede, 35 jaar, aanwezig

1 oktober, Dr M.M. Krasselt te Dwingeloo, 45 jaar, afwezig

10 oktober. J. Jacobs te Hummelo, 45 jaar, afwezig

12 oktober, C.G. Mensink te Utrecht, 25 jaar. afwezig

12 oktober, J.G. Hemmink te Zeeland. 25 jaar. aanwezig

12 oktober. Mevr. Drs. A.M. Lambers-Takens te Groningen. 25 jaar, afwezig

12 oktober, J.A.J. Giesen te Best. 25 jaar, afwezig

12 oktober, Mevr. Drs. M.J. Holtkamp-Florschütz te Schijndel, 25 jaar, afwezig

13 oktober, W.J. van de Weg te Oosterwolde (Gld), 50 jaar, aanwezig
13 oktober. G.H.A. Overgoor te Velp (Gld), 50 jaar, afwezig

13 oktober, J. Kruize te Aalten, 50 jaar, afwezig
25 oktober. M.Th. Voets te Sint-Oedenrode, 35 jaar, afwezig
25 oktober, J.J. de Pekelder te Oud-Sabbinge. 35 jaar, afwezig
25 oktober, T.J. de Vries te Luttenberg, 35 jaar, afwezig
25 oktober, A.J.1. te Maarssen te Groenlo, 40 jaar, afwezig
25 oktober, S.D. Blanksma te Gorssel, 40 jaar, aanwezig
28 oktober. J.W. Lesschen te Dalfsen, 40 jaar, afwezig
30 oktober. Dr O.L. Beiboer te Drachten. 50 jaar, aanwezig
30 oktober, ERG. Schwering te Bergen (L). 50 jaar, afwezig

-ocr page 239-

Oktober

09-10 PRDC-congres in het Scandic Hotel te
Antwerpen. Organisatie: Elanco Animal
Health Benelux.
09-11 Seminar Kolik beim Pferd der
Tierklinik Hochmoor. Information
und Anmeldung: www.tierklinik-hoch-
moorde, e-mail: info@tierklinik-hoch-
moorde, Tierklinik Hochmoor tel. 0
2863/2099-0, fax 0 2863/2099-20.

10 Symposium "Het Paard aan Zet", Hoofdafdeling Gezondheidszorg
Paard. 09.00-18.30h. Opgave bij PAO-D, tel: 030-6348980, fax: 030-
6348989.

10 KNMvD organiseert i.s.m. de Dierenbescherming een studiemiddag
voor dierenartsen die werkzaam zijn in dierenasielen. Tijd: 13.00-
17.00 uur. Locatie: KNMvD op De Molen 77 te Houten met aanslui-
tend een borrel. Voor deze middag zijn PED-punten aangevraagd. De
kosten bedragen € 50,00 p.p.. Schriftelijk opgeven bij de KNMvD
t.a.v. mevr. J. Lindhout of per e-mailj.lindhout@knmvd.nl.

18-19 4th International Conference on Equine Reproductive Medicine.
Informatie bij Instimt fur Veterinär Pathologie. E-mail: schoon®
rz.uni-leipzig.dc

25 "Keys in caninc neurology\' by Pr André JAGGY (University of
Berne, CH), Luik, Belgium, language: French. Organization:
Animalia Curandi Ars. Contact: www.aninialia.be/info@animalia.be
ortel. 32 474 691 440.

23-26 GGR organiseert in samenwerking met British Veterinary Cattle as-
sociation Congres Engels-Nederland.s/Belgische Buiatrics. Voor
meer infonnatie www.bcva.org.uk of telefonisch via BCVA Office
0044 1452 740816.

26-29 OIE (World Organisation for Animal Health), 3e International
Symposium over Bluetongue te Taormina in Sicily (Italië). Kosten:
100 Euro (bij inschrijving voor I september), studenten 60 Euro.
Voor meer infonnatie en registratie: Instituto Zooprofilattico, tel. 39
861 3323 18, fax 39 861 3322 51, e-mail: bt.symposium@izs.it
14\'*\' International Symposium. Tropical Animal Health and
Production. Environmental contaminants and natural toxins in the
food chain. Location Faculty of Veterinary Medicine, Utrecht, The
Netherlands. Registration is free of charge. For information : Office
for International Cooperation, Faculty of Veterinary Medicine, P.O.
Box 80163, 3508 TD Utrecht, The Netheriands. Tel:
31.30.2532116, Telefax : 31.30.2531815, e-mail : bic@vetuu.nl,
http: //www.vct.uu.nl

31

lifERGADERlliClN & BljEENKOMSTEN

Oktober

6 Najaarsregiovcrgadering AUV, Regio Oost, aanvang 20.15 uur. Hotel

Bilderberg Arnhcm-Velp te Velp.

8 Jaarvergadering van de Werkgroep Geneeskunde Vleeskalveren.

Aanvang: 15.00 uur in Hotel \'De Roskam\', Arnhemsestraatweg 62,
Rheden,Tel.: 026-4971277.

8 Informele bijeenkomst Zeeuwse dierenartsen, Bolsjoi, Grote Markt
28 te Goes, 20.30 uur

9 Najaarsregiovcrgadering AUV, Regio Noord, aanvang 20.15 uur,
Mercure Hotel Hajé te Heerenveen.

27 Najaarsregiovcrgadering AUV, Regio Zuid, aanvang 20.15 uur. Best
Western Hotel Brabant te Breda.

28 Werkvergadering Paard I in Molenwijk te Boxtel om 20.15 uur

29 Najaarsregiovcrgadering AUV, Regio West, aanvang 20.15 uur
Restaurant Groot Kievitsdal te Baam.

30 Vergadering Groep Geneeskunde van het Paard, 13.30-17.00 uur

Cursussen

Oktober

01,08,29 PAO-D cursus 03/212. Voeding Rund, module I (UD) Rubriek:
Rund.

2 PAO-D cursus 03/161. Onderwerp: Corticosteroïden. Rubriek: GD.

6 PAO-D cursus 03/168. Onderwerp: Cardiotherapeutica. Rubriek:
GD.

7 PAO-D cursus 03/152. Onderwerp: Röntgen Skelet. Rubriek: GD.

7 PAO-D cursus 03/257. Onderwerp: Koesignalen. Rubriek: Rund.

8 PAO-D cursus 03/251. Onderwerp: Medicatie Melkvee. Rubriek:
Rund.

9 PAO-D cursus 03/162. Onderwerp: Corticosteroïden. Rubriek: GD.

9 PAO-D cursus 03/250. Onderwerp: Gezondhcidsplanner Rubriek:

Rund.

9 PAO-D cursus 03/524. Onderwerp: Workshop Echografie. Rubriek:
Paard.

10 PAO-D cursus 03/525. Onderwerp: Symposium HA. Rubriek: Paard.
15 PAO-D cursus 03/265. Onderwerp: Jongvee Opfok. Rubriek: Rund.
15 Laparoskopie beim Pferd, Theorie, Demonstrationen am Patiënten

und praktische Übungen. Teilnahmegebühr: € 280.
Referenten: Dr Tom Mariën, Noorderwijk, Dr Wolfgang
Scheidemann, Hochmoor Locatie Tierklinik Hochmoor Informa-
tion und Anmeldung: Richard Wolf GmbH, tel. O 70 43 / 35-404, fax
O 7043 / 3 54 62, e-mail: heike.baral@richard-wolf com.
16-17 PHLO-cursus Varkensvoeding in de praktijk. Ciu\'suskosten 795
Euro.lnschrijftermijn eindigt op 12 september 2003. Meer info
Bureau PHLO, tel.: 0317-484093/484092, e-mail: info@phlo@
wurnl, internet www.phIo.nl.
17 PAO-D cursus 03/913. Onderwerp: Röntgenstraling. Rubriek:
Algemeen.

21 PAO-D cursus 03/173. Onderwerp: Leishmania. Rubriek: GD.
21 PAO-D cursus 03/263. Onderwerp: Vet. Act. KI. Herkauwers.
Rubriek: Rund.

26-29 International Postgraduate Course: Nutrition and Climate, new deve-
lopments. Cursuskosten 795 Euro. Meer info Bureau PHLO, tel.:
0317-484093/484092, e-mail: info@phlo@wur.nI, internet
www.phlo.nl.

28 PAO-D cursus 03/254. Onderwerp: Vaarzenmastitis. Rubriek: Rund.
28 PAO-D cursus 03/317. Onderwerp: Praktische Huisvesting. Rubriek:
Varken.

28 PAO-D cursus 03/410. Onderwerp: Welzijn bij vleeskuikens.
Rubriek: Pluimvee.

28 PAO-D cursus 03/526. Onderwerp: Puncties en Anaesthesieen.
Rubriek: Paard.

29 PAO-D cursus 03/261. Onderwerp: Training on the job. Rubriek:
Rund.

30 PAO-D cursus 03/527. Onderwerp; Leidraad II. Rubriek: Paard.
30-31 PHLO-cursus Rundveevoeding. Cursuskosten; 795 Euro. Meer info

Bureau PHLO. tel.: 0317-484093/484092, e-mail: info@
phlo@wurnl, internet www.phlo.nl.

31 PAO-D cursus 03/149. Onderwerp: Röntgen Thorax. Rubriek ; GD.

November

4 PAO-D cursus 03/259. Onderwerp; Breng de Preventiewijze.

Rubriek: Rund,

4,5 en 18 PAO-D cursus 03/256. Onderwerp: Voeding Rund Mod. II.
Rubriek: Rund.

4 en 5 PAO-D cursus 03/320. Onderwerp; Gezond/ rendabel; voer-var-

ken-vlees. Rubriek; Varken.
6 PAO-D cursus 03/163. Onderwerp: Nierfalen. Rubriek: GD.

6 PAO-D cursus 03/258. Onderwerp: Studiegroep Koesignalen.
Rubriek: Rund.

7 PAO-D cursus 03/529. Onderwerp: Basiscursus Transcutane
Echografie. Rubriek: Paard

11 PAO-D cursus 03/175. Onderwerp: Berekenwijzer
Gezelschapsdieren. Rubriek; GD.

11 PAO-D cursus 03/253. Onderwerp; Vruchtbaarheid Melkvee.
Rubriek: Rund.

11 PAO-D cursus 03/318. Onderwerp: Basiscursus Klimaat. Rubriek:
Varken.

13 PAO-D cursus 03/164. Onderwerp: Nierfalen. Rubriek: GD.
13 PAO-D cursus 03/176. Onderwerp; Berekenwijzer

Gezelschapsdieren. Rubriek; GD.
13 PAO-D cursus 03/260. Onderwrp: Breng de Preventiewijzer
Rubriek: Rund.

13 Najaarsvergadering GGR

14 PAO-D cursus 03/914. Onderwerp; Röntgenstraling. Rubriek;
Algemeen.

17 PAO-D cursus 03/269. Onderwerp; Buikchirurgie Rechts Rund.
Rubriek: Rund.

18 PAO-D cursus 03/151. Onderwerp: Röntgen Abdomen. Rubriek;
GD.

18 PAO-D cursus03/I7I. Onderwerp: Spalken en Verbanden.
Rubriek: GD.

18 PAO-D cursus 03/408. Onderwerp: Prak. Gebruik
Klimaatcomputer Rubriek: Pluimvee.

19 PAO-D cursus 03/172. Onderwerp: Spalken en Verbanden.
Rubriek: GD.

-ocr page 240-

Sluitingsdata voor kopij

13-10-2003
27-10-2003
10-11-2003
24-11-2003
■") Voor 10.00 uur \'s morgens.

Feline Hospital in upstate NY.

Fulltime potentially permanent position available
for dedicated individual. High standards empha-
sized for both client communication and medi-
cine/surgery.

Dentistry, US with local consulting radiologist.
Academic college town. VISA/license/airfare paid,
with CE and generous salary. Utrecht grad currently
on Staff.

E-mail KNBlackmore DVM, MRCVS at
l<blackmo@hamilton.edu.

Aflevering:

Deadline-)

01-11-2003

maandag

15-11-2003

maandag

01-12-2003

maandag

15-12-2003

maandag

Dix&Co

voor een deskundige diagnose

Vindt u financieringen en verzekeringen
ondoorzichtig? Neemt u dan eens contact
op met Dix&Co voor een deskundige
diagnose die uitmondt in heldere adviezen.

Kies een adviseur die uw totale financiële
besclierming verzorgt en die daardoor
uw persoonlijke situatie op belangrijke
momenten scherp in beeld brengt.

Landelijke dienstverlening bij praktijk-
overdracht, bij associatie en assistentie.
Belt u even voor een afspraak of een
brochure.

Maliesingel 34
3581 BJ Utrecht
Tel. (030) 244 87 74
Fax (030) 241 66 33
E-mail: info@dixenco.nl
www.dixenco.nl

Dix €0

Gevraagd in gemengde tweemanspraktijk in de
buurt van de stad Groningen

een dierenarts (m/v)

Ervaring in paarden- en gezelschapsdiergenees-
kunde strekt tot aanbeveling.
Afwisselende volledige baan, met bij gebleken
geschiktheid mogelijkheid tot associatie of vast
contract.

Dierenartsenpraktijk Peize, Kerkstraat n, 9321 HA
Peize.

TE HUUR IN DE RANDSTAD

Locatie voor het stichten van een paarden/dierenkliniek

Aanwezig:

loods, 460 m^, in overleg in te richten en te renoveren
longeerbak,800 m^
vr goede ligging en ontsluiting, zichtlocatie
vr bestemmingsplan: dierenkliniek

huurprijs en voorwaarden in overleg

^VELLEKOOP

_V-ï_ makelaardij - onteigeningszaken

BLEISWIJK tel. (010) 521 76 66 - www.vellekoop.nl M

DIERVRIENDELIJK ALTERNATIEF VOOR DE KRAAG NA OPERATIE

De MoonCollar®; Een nieuw en innovatief product voor de dierenartspraktijk.

Als diervriendelijk alternatief voor de kragen die tot op heden werden gebruikt na operaties en
bij verwondingen. Len dier kan gewoon eten, spelen en slapen zonder gehinderd te worden door
een kraag. Door het optimale draagcomfort wordt de MoonCollar® zeer goed geaccepteerd door
dieren. De MoonCollar® kent vele toepasbare mogelijkheden. Het product is van een zeer hoge
kwaliteit en heeft daardoor
een zeer lange levensduur. Daarnaast is dit product uitermate
hygiënisch door de wasbare hoes.

Voor dierenartsen hanteren wij zeer aantrekkelijke inkoopsprijzen, informeert u tevens naar de
voor uw cliënten zeer aantrekkelijke huuroptie!

Nieuw !

-ocr page 241-

hl dit nummer van het Tijdschrift vindt u een historisch overzicht van de organisatorische ontwHdcelin-
gen in de Veterinaire Volksgezondheid. Vooral de rol van dierenartsen is groot geweest bij de sanering
van tal van ziekten. Pijn over verloren verworvenheden wordt onverbloemd vermeld. De ontwikkelingen
gaan echter onverminderd door: de algemene directie van de Keuringsdienst van Waren en de centrale
directie van de RVV zijn ruim een maand geleden gehuisvest in het nieuwe gebouw CentreCourt in Den
Haagsamen met de Centrale Eenheid van de Voedsel en Waren Autoriteit, die enige lijd geleden gevormd
is. Ook de regionale vestigingen van de KvW en de RVV werken op onderdelen al samen. De ontwik-
kelingen zullen begin 2006 een voorlopig eindpunt bereiken wanneer de KvW en de RVV volledig zijn
geïntegreerd in de VWA en de namen KvW en RVV verleden tijd zullen zijn.

De ontwikkelingen in het veld staan ook niet stil. De VWA heeft op 22 september een intentieverklaring
getekend met het bedrijfsleven en de ministeries van LNV en VWS, die de gemeenschappelijke wens ver-
woordt om zo mogelijk per 1 januari 2005 de roodvleeskeuring in de .slachthuizen over te dragen aan een
private organisatie. Voorwaarde is wel dal de Europese regelgeving hiervoor ruimte zal bieden. Deze si-
tuatie bestaat al enige jaren bij de pluimveekeuring. Dit is in lijn met de ontwikkeling van de RVV \'van
keuren naar toezicht\'. Een en ander zal aanzienlijke gevolgen hebben voor de omvang van het perso-
neelsbestand van de VWA.

Het beroep vleeskeuring is in de loop der jaren afgekalfd tot het beoordelen van momentele situaties.
Dat dierenartsen een grotere rol zouden moeten spelen in de bewaking van de veterinaire volksgezond-
heid. wordt overtuigend beschreven. Daarmee is dit lezenswaardige artikel verplichte kost voor de be-
leidsmakers.

huit.ssen hebben we een zomer met het grootste aantal dagen boven de 20"C gehad sinds het begin van de
metingen. Als er inderdaad sprake is van structureel hogere temperaturen, dan staat ons op dierge-
neeskundig gebied mogelijk nog wat te wachten. Momenteel heeft bluetongue, een virusziekte van vooral
schapen die op de A-lijst van het OIE staat, voor de meeslen van cms nog een exoti.sche klank, maar deze
ziekte is aan een opmars bezig vanuil het zuiden (Noord-A f rika naar Zuid-Europa) en zuidoosten naar
het westen. In 2000 werd de ziekte voor het eerst in Italië vastgesteld. Sindsdien zijn ridm 0.5 miljoen
schapen het slachtoffer geworden, verreweg de mee.ste op Sardinië. Ook in Frankrijk (Corsica) is de
ziekte de laatste jaren vootgekomen. De infectie wordt overgebracht door bloedzuigende insecten. Voor
Sardinië is een verband aangetoond lussen de omvang van de epizoötie en temperaturen die hoger dan
normaal waren. Het is denkbaar dat de ziekte Nederland kan hereiken. Dit zou dan de keerzijde van het
aangename weer zijn.

Ook andere infectieziekten breiden zich uit. Het West Nile virus, dal ook door bloedzuigende insecten,
met name muggen, wordt overgedragen, heeft intussen het grootste deel van Noord-Amerika veroverd,
nadat het daar pas in 1999 voor het eerst was vastgesteld. Een dergelijke snelle en massale verspreiding
zou ook in Europa mogelijk zijn. Een reservoir bevindt zich onder andere in wilde vogels. Het paard is
van de huisdieren de soort die het meest geïnfecteerd raakt, terwijl er bij de mens dit jaar al meer dan
honderd dodelijke slachtoffers zijn gevallen. Daarmee is deze infectie dus een zoönose. Zo zijn we weer
terug bij de Veterinaire Volksgezondheid.

Ed ter Laak

I

Uit

de;

hoofdredactie

Tiidsfiluiil^^H

1 ees

Diergenees

-ocr page 242-

Diergeneeskunde en Volksgezondheid ofwel Veterinaire
Volksgezondheid\'

W.Edel\'

Overzichtsartikel

Samenvatting

In een overzicht wordt de ontwikl^eling van de dierge-
neeskunde geschetst en vervolgens de betekenis die de
diergeneeskunde door de jaren heen heeft gehad voor de
volksgezondheid. In dit verband wordt gesproken van
Veterinaire Volksgezondheid.

De liberaal J.R. Thorbecke gaf de aanzet tot het instellen
in 1865 van het latere onafhankelijke \'Staatstoezicht op
de Volksgezondheid\'.

De \'Veterinaire Inspectie van de Volksgezondheid\', inge-
steld in 1920 naar aanleiding van de totstandkoming van
de vleeskeuringswet van 1919, ging deel uitmaken van dit
staatstoezicht. In 1925 werd de \'Personele Unie\' gefor-
meerd tussen de \'Veterinaire Inspectie\', ressorterend on-
der het ministerie van Volksgezondheid, en de \'Veterinaire
Dienst\' ressorterend onder het ministerie van Landbouw.
Deze Personele Unie werd in 1984 beëindigd. In haar
bijna 60-jarig bestaan heeft de unie, in het bijzonder na
de Tweede Wereldoorlog, in samenwerking met prakti-
serende dierenartsen, vleeskeuringsdiensten en onder-
zoeksinstituten als RIVM, ID-Lelystad en de Faculteit
der Diergeneeskunde, een enorme bijdrage geleverd aan
de volksgezondheid door het bestrijden van zoönosen en
het terugdringen van chemische contaminanten.

Summary

Veterinary Public Health

The development of veterinary medicine and its impact on public health are
outlined in this overview. In relation to this, we speak of Veterinär)^ Public
Health. In 1865. the liberal J.R. Thorbecke initialed the institution of the
later independent \'State Supervisoiy Public Health Inspectoivte \'was set up
in 1920. as a consequence of the Meat Inspection Act of 1919. and became
part of the Stale Super\\>i.iory Service. In 1925 the \'Veterinary Public Health
Inspectorate\', which was par! of the Ministry of Public Health, and the
\' Veterinaiy Service\', which was part of the Ministiy of Agriculture, formed
together a so-called \'Personal Union\'. This Union came lo an end in 1984.
During the nearly 60 years of its existence, and especially after the Second
World War. the Union has contributed enormously to public health by con-
trolling zoono.ses and decreasing chemical contaminants in foodstuffs. In
these achievements it has worked in collaboration with veterinary surgeons,
meat inspection sendees, and research institutes such as the Naional
Institute of Public Health and Enviivnment (RIVM). the Institute for Animal
Science and Health (ID-Lelystad), and the Faculty ofVelerinary Medicine.

\' Dit artikel is met toestemming oveigenomen uit het tijtischrift Geschiedenis der

Genee.skunde 2002/201)3: 9 (4): 222-33.
\' Correspondentie: Dr IV. Edel. oud-Veierinair Inspecteur van de Volksgezondheid en
Specialist Veterinaire Volksgezondheid. Vijverlaan 20. 3737 RH Groenekan.

Inleiding

Al in de vroege geschiedenis zijn diergeneeskunde en volks-
gezondheid, sinds de mens zijn naasten en zijn dieren begon te
verzorgen, nauw met elkaar verbonden. Chinese mythen ma-
ken reeds gewag van geneeskunde zo\'n 5000 jaar geleden en
in China dateert de geneeskundige werking van planten zo\'n
3000 jaar terug. Ook de Hindoegeneeswijze berustte op het
gebruik van planten die heilzaam waren voor mens en dier.
Ten tijde van de grote beschaving in de Nijldelta (circa 5000
jaar geleden) hadden de oude Egyptenaren grote eerbied
voor de dieren van de koninklijke huishouding. Het toezicht
op deze dieren was toevertrouwd aan de hofartsen, waarvan
velen specialist waren in de zorg voor dieren (20).
Naast plantaardig voedsel heeft de mens als omnivoor altijd
behoefte gehad aan voedingsmiddelen van dierlijke oor-
sprong, waarbij vlees van oudsher een belangrijke plaats
heeft ingenomen. De vleesvoorziening maakt dus een vast
deel uit van dc voedselgeschicdenis (14), Met betrekking tot
dieren als voedsel, wordt in het Oude Testament gesteld dat
soininige dieren niet geschikt zijn voor menselijke consump-
tie. De joodse spijswetten zijn de oudste waarschuwingen in-
zake het mijden van voedsel dat gevaarlijk kan zijn voor de
volksgezondheid.

De westerse geneeskunde als wetenschap begint bij
Hippocrates. Hij had eeuwenlang grote invloed op de ge-
neeskunde; vandaar dat nog heden ten dage de artsen in
Nederland de eed naar Hippocrates afleggen.
Het Oost-Roineinse rijk bracht veel artsen voort die over
diergeneeskunde schreven in het verzamelwerk
Uippiatrica
(Veterinariae Medicinae Lihri).
Dc Hippiatrica was tot aan
de Renaissance het standaardwerk over diergeneeskunde.
Gedurende de Roineinse periode werd veel geschreven over
ziekten van dieren die de mens schaden, .speciaal over rabiës
(hondsdolheid), antrax (miltvuur) en over andere met koorts
gepaard gaande ziekten (mogelijk betrof dit brucellosen, een
reeks infectieziekten veroorzaakt door diverse soorten van
het genus
Brucella). Gedurende de Renaissance werden tus-
sen 1200 en 1600 veel ontdekkingen gedaan, zo ook het
waarnemen van bepaalde ziekten zoals syfilis en mond- en
klauwzeer. Men dacht onder andere met het keuren van
vlees, dat in de 17e eeuw begon, syfilis te kunnen bestrijden.
Dit standpunt werd pas verlaten toen duidelijk werd dat deze
ziekte van mens op mens overging. De dierziekte, die men dc
oorzaak achtte van syfilis, blijkt pleuritis te zijn geweest
(20).

De runderpest, die in de 17e en 18e eeuw in Europa woedde,
noodzaakte tot de aanwezigheid van specialisten in de dier-
ziektebestrijding. Dit leidde tot het stichten van de eerste ve-
terinaire school en wel in Frankrijk, het wetenschappelijk
centrum van de wereld in de 18e eeuw. Zo ontstond in 1762 te
Lyon de eerste Veterinaire School in de wereld (14, 20). Drie
jaar later werd een tweede school gesticht in Alfort bij Parijs.
In de jaren 1770 werden veeartsenijscholen gesticht in
Oostenrijk, Italië, Duitsland, Denemarken en Zweden; daarna

-ocr page 243-

volgde de rest van Europa. Ook in Nederland nam de vraag
naar geschoolde veeartsenijkundigen toe, toch kwam echter
pas in 1821 \'s Rijks Veeartsenijschool in Utrecht tot stand
(14).

Eind 18e eeuw wilde Henry Bertin, minister onder Lodewijk
XVdie
ook landbouwzaken in zijn portefeuille had de medi-
sche zorg op het platteland in Frankrijk uitbreiden, en vond
het tevens gewenst dat dierenartsen niet alleen hun zorg zou-
den moeten wijden aan dieren maar ook aan de mens. Op
zijn instigatie werden te Alfort voor pasafgestudeerde die-
renartsen twee aanvullende opleidingen gecreëerd en wel in
verloskunde en behandeling van botbreuken, omdat dieren-
artsen kwamen in dorpen en gehuchten waar niemand erva-
ring had in het verlenen van hulp bij geboorte en botbreuken
bij de mens. Ook wilde hij dat dierenartsen humane patiën-
ten met oogziekten zouden behandelen en aan de mens eer-
ste hulp zouden verlenen. Overigens werden die aanvullende
opleidingen maar een paar jaar gegeven en het is niet bekend
of de dierenartsen veel humane patiënten behandelden. Wel
staat vast dat de hulp van dierenartsen werd ingeroepen voor
het behandelen van humane patiënten met bijtwonden ver-
oorzaakt door rabide dieren en bij andere ziekten die ver-
ondersteld werden afkomstig te zijn van contact met dieren.
Hoewel deze ideeën nog lange tijd bleven bestaan, in de
Verenigde Staten van Amerika zelfs nog tot aan het einde van
de 19de eeuw, vonden zij toch weinig ingang. Wel betekende
de vooruitgang van de medische wetenschap met onder an-
dere epidemiologie en voedingshygiëne voor de dierenarts
een nieuwe uitdaging op het terrein van de preventieve ge-
neeskunde (20).

Het veterinaire staatstoezicht op de volksgezondheid
Wat voorafging

De zorg voor de volksgezondheid van staatswege begon in
feite bij de staatsregeling van mei 1798 met de instelling van
acht Agentschappen (departementen van algemeen bestuur).
Hierin was onder andere begrepen de
\'Geneeskundige
Staatsregeling\'.
Vanaf deze tijd is er steeds een instantie in
het landelijk regeringsapparaat geweest, die tot taak had de
algemene regels vast te stellen op welke manier het toezicht
op de volksgezondheid zou worden uitgevoerd. De
\'Verorde-
ning van het Staatsbewind\'\\
üx\\ 20 maart 1804 (later overge-
nomen in de wet van 12 maart 1818) over het
\'Geneeskundig
Onderzoek en Toevoorzicht\'
(hiertoe behoorde ook het toe-
zicht op zoönosen en de kwaliteit van voedingsmiddelen)
wordt als de grondslag beschouwd van de wetgeving, die het
staatstoezicht op de volksgezondheid regelde. Van een echt
staatstoezicht was in die tijd nog geen sprake, omdat uitvoe-
ring van de taken berustte bij plaatselijke commissies en het
de gemeenten vrij stond al dan niet verordeningen op het ge-
bied van de volksgezondheid te maken. Bij de Gemeentewet
van 1851 (Stb. 85) kwam hierin verandering en werden be-
paalde taken betreffende het toezicht op de gezondheidszorg
expliciet aan het gemeentebestuur opgedragen. Hiermede
trachtte de liberale minister
Thorbecke (Figuur 1) de lokale
autoriteiten tot meer actie aan te sporen. De meeste gemeen-
ten bleven echter passief

Dit bracht Thorhecke er toe het stelsel van toezicht via com-
missies te vervangen door een toezicht van deskundige per-
sonen. Bij Wet van 1 juni 1865 (Stb. 58), die het
\'Ge-
neeskundig Staatstoezicht\'
regelde, werd het toezicht
opgedragen aan inspecteurs, volambtelijke geneesheren.
Hoewel dus een centraal toezicht - of liever, een toezicht van

Figuur 1. De liberale minister ).R. Thorbecke, die de grondslag legde voor het
\'Staatstoezicht op de Volksgezondheid\'.

rijkswege - werd ingesteld, was de regeling geenszins centra-
listisch; de gemeentelijke autonomie bleef gehandhaafd. De
inspecteurs moesten met de \'macht der overtuiging\' de ge-
meentebesturen tot actie overhalen, hetgeen lang niet altijd
lukte. Met de Gezondheidswet van 21 juni 1901 (Stb. 157)
raakten de gemeenten hun autonomie op het gebied van de
openbare gezondheidszorg kwijt. De term
\'Geneeskundig
Staatstoezicht\'
werd vervangen door \'Staatstoezicht op de
Volksgezondheid\'
om tot uitdrukking te brengen dat de
zorg voor de volksgezondheid niet alleen een geneeskundig
vraagstuk was. Het werd opgedragen aan vier instanties: de
centrale gezondheidsraad (het leidinggevend orgaan),
hoofdinspecteurs van de volksgezondheid, inspecteurs van
de volksgezondheid, en gezondheidscommissies.
Bij de Gezondheidswet van 27 november 1919 (Stb. 784)
werd het staatstoezicht opgedragen aan de hoofdinspecteurs,
inspecteurs en toegevoegde ambtenaren en gezondheidscom-
missies [dc laatste werden wegens bezuinigingen opgeheven
bij Wet van 14 december 1933 (Stb. 687)]. Dc
\'Centrale
Gezondheidsraad\' wd^
niet langer een leidinggevend orgaan
maar werd een advieslichaam: de
\'Gezondheidsraad\'.
Daarmede was tussen inspectie en ministerie geen instantie
meer ingeschoven en dus staan de hoofdinspecteurs aan het
hoofd van een onderdeel van het staatstoezicht; zij zijn des-
kundigen en hebben als ambtsgebied het gehele rijk. Een in-
specteur is belast met een onderdeel van het staatstoezicht,
hetzij in het gehele rijk [inspecteur in algemene dienst
(i.a.d.)] of in een deel daarvan (regionaal inspecteur). In 1919
kwamen ook de Vleeskeuringswet en de Warenwet tot stand.
De Vleeskeuringswet droeg het toezicht op het naleven van de
wet op aan een hoofdinspecteur en inspecteurs en daarmede
werd de
\'Veterinaire Inspectie\' ingesteld en was het
\'Veterinaire Staatstoezicht op de Volksgezondheid\' een feit
geworden (17). De aanleiding tot het doen instellen van de
Vleeskeuringswet, en op grond daarvan het zojuist genoemde
staatstoezicht, wordt hierna toegelicht.

I-Veterinaire zaken en regelgeving tot 1919

Het is natuurlijk geenszins zo dat in Nederland van
Veterinaire Volksgezondheid pas sprake was met de instel-
ling van het
\'Veterinaire Staatstoezicht op de Volksgezond-
heid \'.
Waarschijnlijk was door overlevering en ervaring van-
ouds bekend dat de consumptie van bedorven vlees en vlees

-ocr page 244-

afkomstig van zieke dieren en kadavers gevaar kon opleve-
ren voor de gezondheid van de mens. In de steden waar de
vleesvoorziening plaatsvond via slagers die het vee slachten
in eigen slachtplaatsen, werden het slachten, de verkoop en
het keuren van vlees vanaf de Middeleeuwen aan allerlei re-
gels van de gilden en de stedelijke overheid gebonden. In
verband met de bederfelijkheid van vlees was er altijd al be-
hoefte geweest aan (overheids)toezicht op de deugdelijkheid
en kwaliteit ervan.

Met het ontstaan van de eerste veeartsenijscholen werd het
wetenschappelijk onderzoek bevorderd naar vraagstukken
op het gebied van de vleeskeuring, die voordien vooral door
medici werd uitgevoerd. Zowel medici als veterinairen toon-
den rond 1800 een toenemende belangstelling voor het
onderzoek naar het verband tussen dierziekten en
voedselvergiftigingen. De Duitse medicus
Johann
Peter Frank
(1745-1821) beschouwde het toezicht op
de kwaliteit van voedingsmiddelen in het algemeen en
de vleeskeuring in het bijzonder tot taak van de over-
heid, als een integrerend onderdeel van de gezond-
heidszorg. Voor een deskundige uitvoering van de
vleeskeuring leken veeartsen het meest in aanmerking
te komen.

Omstreeks 1800 stond de veterinaire wetenschap ech-
ter nog in de kinderschoenen.

Vanaf de Middeleeuwen tot in de 19e eeuw speelde het
begrip \'vinnigheid\', vooral in verband met varkens-
vlees, een belangrijke rol bij de empirische vleeskeu-
ring. Dat het hier een parasitaire infectie met blaaswor-
men (cysticerci) van lintwormen
(Taeniae) betrof was
nog onbekend. De ervaring leerde dat de lintworm
[Taenia solium (Figuren 2 en 3), de gewapende lint-
worm bij de mens] niet voorkwam bij joden en isla-
mieten, die zich van consumptie van varkensvlees
onthielden.

Langzamerhand verschenen tegen het midden van de 19e
eeuw in toenemende mate publicaties waarin nadelige gevol-
gen van de consumptie van zieke of dode dieren werden ge-
rapporteerd. Rond 1850 trad meer waardering op voor de
vleeskeuring als gevolg van de calamiteiten met vleesvergifti-
gingen en lintworminfecties, die zich toen in verschillende
West-Europese steden voordeden. In die tijd werd ook reeds
gewag gemaakt van residuen van diergeneesmiddelen in
vlees. In Nederland waren omstreeks 1850 nog maar enkele
veeartsen betrokken bij de praktische vleeskeuring.
Omstreeks deze tijd werd de wetenschappelijke basis van de
vleeskeuring breder door ontdekkingen op het gebied van de
parasitologie. Wegens de ontdekking van de levenscyclus van
Taenia solium in 1855 wordt dat jaar wel als het geboortejaar
van de moderne vleeskeuring als toegepaste natuurweten-
schap beschouwd. In 1861 werd de levenscyclus bekend van
Taenia saginata (Figuur 4), de ongewapende lintworm bij de
mens, met als tussengastheer het rund. Het consumeren van
rauw of onvoldoende verhit rundvlees kan deze infectie te-
weeg brengen. Een andere belangrijke parasiet waarmee de
mens zich in die tijd kon infecteren door het consumeren van
rauw varkensvlees, is de
Trichinella spiralis (Figuren 5, 6 en
7), die trichinellose, een spierziekte, veroorzaakt.

Wettelijke basis van diergeneeskunde

Tot een actief beleid op het gebied van de vleeskeuring
kwam het echter nog niet en bovendien stelde de centrale
overheid zich op het standpunt dat vleeskeuring een gemeen-
telijke taak was en dat staatstoezicht niet nodig was. Rond
1870 werd de behoefte aan toezicht op de vleesvoorziening
en de kwaliteit van vlees en vleesproducten steeds groter.
Door de explosies van runderpest in 1865-1867 werd de
gunstige exportpositie van vlees ernstig benadeeld, hetgeen
de overheid noopte tot ingrijpen door de dierziektebestrij-
ding wettelijk te regelen. De wet van 20 juli 1870 (Stb. 131)
tot regeling van hel
\'Veeartsenijkunclig Staatstoezicht\' tn de
\'Veeartsenijkundige Politie\' trad op 1 januari 1871 in wer-
king (14). Deze wet had ook een relatie met de volksgezond-
heid, omdat de met het staatstoezicht belaste veeartsen de
geneeskundige inspecteur moesten berichten over het voor-
komen van de voor de mens gevaarlijke veeziekten en met

-ocr page 245-

hem in overleg treden over de voor te stellen maatregelen
(17). Tezamen met de wet van 8 juli 1874 (Stb. 98) die de
\'Uitoefening van de VeeartsenijJiunst\' rtgsXAt, en de wet uit
hetzelfde jaar, die het
\'Onderwijs in de Veeartsenijiiunde\' re-
gelde, werd hiermee de wettelijke basis van de diergenees-
kunde gelegd. Een en ander leidde na 1880 tot een snelle toe-
name van het potentieel aan veterinairen. De productie van
vee en vlees werd sterk vergroot. Maar mede als gevolg van
het optreden van runderpest en besmettelijke longziekte bij
runderen, werd de uitvoer van levend vee belemmerd.
Engeland sloot de grenzen voor besmet levend vee uit
Nederland. Als reactie daarop nam de uitvoer van vlees

volwassen
worm in
darm

Figuur;. Kringloop van Trichinella spiralis.

enorm toe (14).

Inmiddels was in relatie tot de volksgezondheid ook nog de
wet van 5 juni 1875 (Stb. 110) tot vaststelling van bepalingen
bij het voorkomen van hondsdolheid totstandgekomen. De
van dolheid verdachte dieren of hun overblijfselen moesten
door de districtsveearts worden onderzocht (17).
Door het regelmatig optreden van explosies van voedselver-
giftigingen en trichinellose ook nog in de laatste decennia
van de 19e eeuw, én door het duidelijk tekortschieten van de
vleeskeuring, vooral ten gevolge van de grote onderlinge
verschillen in gemeentelijke regelingen, werd bij de regering
aangedrongen op een wettelijke regeling van de vleeskeu-
ring van rijkswege. Ook de rapportage in 1894 van de dieren-
artsen
Van Esveld en De Jong, beiden actief op het terrein
van de vleeskeuring, pleitte daarvoor. De
\'Veterinaire
Volksgezondheid\'
kreeg door hun bijdragen duidelijk ge-
stalte. Economische motieven bracht de regering ertoe in
1902 (K.B van 21 november, Stb. 199) alleen maar een wette-
lijke regeling voor een facultatieve keuring van exportvlees
tot stand te brengen. Deze keuring werd bij wet van 16 juli
1907 (Stb. 217) verplicht. In dat jaar werd in de troonrede de
invoering van een algemene vleeskeuring aangekondigd,
waarna het ontwerp van wet eerst pas in 1914 verscheen;
\'... hoiidende bepalingen tot wering van vleesch en vleesch-
waren. die voor de volksgezondheid schadelijk zijn \'.
Met de
uitvoering van de keuring werden gediplomeerde veeartsen
en hulpkeurmeesters belast. In 1914 werd ook een ontwerp
ingediend tot vervanging van de Wet op het
\'Veeartse-
nijkitndig Staatstoezicht\'
uit 1870. Onder andere wilde de re-
gering de vleesexportkeuring bij deze dienst onderbrengen.

Bescherming van consument en handelsbelangen

Begin augustus 1914 brak de Eerste Wereldoorlog uit en
deze zette in Nederland elke sociale wetgeving stop. Na be-
ëindiging ervan in 1918 werd de draad weer opgepakt en
kwam ondermeerde Vleeskeuringswet van 25 juli 1919 (Stb.
524) tot stand. Deze werd ingesteld ter bescherming van de
volksgezondheid, maar ook handelsbelangen speelden daar-
bij een rol, hetgeen bleek uit het onderbrengen van de keu-
ring bij twee verschillende ministeries. De latere ministeries
Volksgezondheid, als eerste ondertekenaar en Landbouw, als
tweede ondertekenaar, maar toen nog geheten respectieve-
lijk Ministerie van Arbeid en Ministerie van Landbouw,
Nijverheid en Handel (14).

De wettelijk voorgeschreven vleeskeuring heeft van den be-
ginne af berust op een keuring van het slachtdier tijdens het
leven, op een pathologisch-anatomische inspectie van alle
geslachte dieren. Bovendien werd er een bacteriologisch
onderzoek verricht of bij dieren die in nood of wegens ziekte
geslacht waren, of op grond van bevindingen bij de keuring
na het slachten. Deze controle was er in de eerste plaats op
gericht de consument te beschermen tegen ziekten die door
vlees konden worden overgebracht.

Il-Veterinaire Inspectie van de Volksgezondheid
igao-heden

De \' Veterinaire Inspectie\' (het \' Veterinaire Staatstoezicht op
de Volksgezondheid\'),
werd ingesteld bij KB van 11 augustus
1920 (Stb. 696) in verband met het toezicht op de naleving
van de Vleeskeuringswet van 1919(5). Daarbij was voor het
eerst preventieve controle mogelijk. In het begin bestonden
de werkzaamheden van de inspectie voornamelijk uit het ad-
viseren over en het goedkeuren van gemeentelijke verorde-

-ocr page 246-

ningen en het helpen bij het opstellen van instructies voor het
personeel. De inspectie begon met één hoofdinspecteur en
vier inspecteurs (17).

Hier wordt ook genoemd de reeds in 1914 aangekondigde
herziening van de Wet betreffende het Veeartsenijkundig
Staatstoezicht van 1870. Deze herziening kwam tot stand 26
maart 1920 (Stb. 153) en verving de oude wet, terwijl daarin
tevens de Wet op de Uitvoerkeuring van vee en vlees van
1907 werd opgenomen (14, 17).

Perljanuari 1925 (KB 62 van 31 december 1924 (Stcrt 6jan.
1925, no. 3) werd een
\'Personele Unie\' geformeerd tussen
enerzijds de onder het toenmalige ministerie van Arbeid,
Handel en Nijverheid ressorterende
\'Veterinaire Inspectie
van de Volksgezondheid\'
(VI) en anderzijds de onder het
toenmalige ministerie van Binnenlandse Zaken en Landbouw
ressorterende
\'Veeartsenijkundige Dienst\' (VD), die het
\'Veeartsenijkundig Staatstoezicht\' uitoefende (5). Dat laatste
omvatte de zorg voor de algemene gezondheidstoestand van
de veestapel, wering en bestrijding van besmettelijke vee-
ziekten, wering en bestrijding van hondsdolheid en keuring
van voor uitvoer bestemd vee en vlees (17). De veterinaire be-
zetting bestond toen uit één hoofdinspecteur/directeur en
twaalf inspecteurs/inspecteur-districtshoofden. Met andere
woorden in deze personele unie waren de functie van
Veterinaire Hoofdinspecteur van de Volksgezondheid en die
van Directeur van de VD in één en dezelfde persoon verenigd.
De regionale inspecteurs VI waren tevens inspecteur-
districtshoofd VD. Ook deze functionarissen evenals de latere
(adjunct)inspecteurs in algemene dienst (i.a.d.) VI en VD, de
regionale adjunct-inspecteurs VI en VD, de controleurs VI en
de opzichters VD hadden allen een zogenaamde \'dubbelbe-
noeming\', dat wil zeggen een aanstelling bij het ene ministe-
rie in een functie en bij het andere ministerie een onbezol-
digde aanstelling in de pendante functie (5).
Tot kort na de Tweede Wereldoorlog bleef de personele
sterkte nagenoeg gelijk. Daarna werd de dienst aanzienlijk
uitgebreid, met (adjunct)inspecteurs i.a.d, adjunct-inspec-
teurs in de districten/ambtsgebieden, controleurs, opzichters
en administratieve medewerkers om de taakverbreding goed
te kunnen behartigen. Wijzigingen en uitbreidingen van be-
staande wetten, alsmede volledig nieuwe wetten vergrootten
de taken. Om er een aantal, mede voor de volksgezondheid
belangrijke, te noemen: Tuberculinewet (1951), Bestrijding
tuberculose bij rundvee (1952), Bestrijding tularemie bij
knaagdieren (1953), Destructiewet (1957) in de plaats van
het destructiebesluit uit 1942 (17), Antibioticawet (1964),

Rijksvleeskeuringsdienst

Het departement waaronder landbouw en dus de VD viel,
kende in de loop der jaren eveneens verschillende
benamingen, namelijk: Economische Zaken (1926);
Landbouw, Visserij en Voedselvoorziening (LVV) (1946);
Landbouw en Visserij (L&V) (1962); en sinds 1990 het
ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij
(LNV) tot 27 mei 2003 waarna het Landbouw, Natuur en
Voedselkwaliteit werd.

Eind jaren \'70 werd politiek gesproken over het instellen
van één rijksvleeskeuringsdienst in plaats van de gemeen-
telijke diensten. Op 23 maart 1982 ging de Tweede Kamer
akkoord met de instelling van een \'Rijksdienst voor de
Keuring van Vee en Vlees\' (RVV), waarin de pluimveekeu-
ring zou worden opgenomen. De RVV kwam in 1984 tot
stand onder het ministerie van L&V, Directoraat-Generaal
Landelijke Gebieden en Kwaliteitszorg (10).

Figuur 6 en 7. Trichinoscoop en het microscopisch beeld van in spierweefsel ingekapselde trichinen. (Bron: R. von Ostertag. Lehrbuch der Schlachtvieh- und Fleisbeschau,
Stuttgart 1932.).

-ocr page 247-

Keuring slaciitpluimvee (Richitlijn 71/118/EEG), en de Wet
op dc dierproeven (1977).

De strijd tegen de ziekten van het vee, die ook voor de mens
gevaarlijk zijn werd krachtig voortgezet. Vooral in de jaren
1951-1956 werd ervoor geijverd rundvee vrij te maken van
tuberculose en brucellose (17). Dat is uiteindelijk gelukt,
hetgeen ook een enorm gunstig effect op de volksgezond-
heid betekende.

In toenemende mate kreeg men in de jaren \'50 en \'60 te ma-
ken met verontreiniging van voedingsmiddelen van dierlijke
oorsprong met biologische en chemische contaminanten.
Dat noopte tot het instellen van uitgebreid onderzoek ter be-
scherming van de consument. Hierop zal nog afzonderlijk
worden ingegaan.

Veterinaire milieuhygiëne

Tijdens de viering van het eeuwfeest ter gelegenheid van
honderd jaar Staatstoezicht op de Volksgezondheid in 1965
merkte de toenmalige en in 2002 op 92-jarige leeftijd overle-
den Veterinaire Hoofdinspecteur van de Volksgezondheid te-
vens directeur Veterinaire Dienst (1953-1971)
drs. J.M. van
den Born,
op dat de veterinaire milieuhygiëne van belang
zou worden (10). Hij gaf hiermee een koers aan die zou lei-

Opheffing Personele Unie

Al in 1979 was, mede met het oog op de te formeren rijks-
vleeskeuringsdienst, door de ministers van V&M en
L&V overeengekomen, dat de \'Veterinaire Dienst\' (tot
1978 Veeartsenijkundige Dienst) en de \'Veterinaire
Inspectie\' zouden worden gesplitst. Sindsdien bestond tot
de splitsing de dienst uit twee sectoren: Veterinaire
Landbouwaangelegenheden en Dierziektebestrijding
enerzijds, en Veterinaire Volksgezondheid anderzijds. De
sectorhoofden waren respectievelijk adjunct-directeur en
plaatsvervangend hoofdinspecteur.
Met eigenlijke werk van de personele unie, werd door al
deze perikelen danig overschaduwd.
Per 1 april 1984 (KB 14 maart 1984, nr. 17) vond be-
ëindiging plaats van deze personele unie. Deze dienst had
toen bijna zestig jaar uitstekend gefunctioneerd. De
districtsinspecties van de VD werden samengevoegd met
de vijftien kringen van de RVV De centrale dienst van de
VD werd gevoegd bij L&V, Directoraat-Generaal
Landbouw (10). De VI kreeg behalve een hoofdinspectie
(VHI), met zeven veterinair-technische secties, zes regio-
nale inspecties/ambtsgebieden.

In tegenstelling tot de VI viel de VD altijd hiërarchisch
onder een beleidsdirectoraat. In 1987 ging de VD over
naar DG Landelijke Gebieden en Kwaliteitszorg, het-
zelfde waartoe de RVV behoort. In 1995 verdween de
VD als zodanig en werd opgedeeld, hoofdzakelijk over
de Directie Milieu, Kwaliteit en Gezondheid (MKG), dat
vanaf 1998 \'Veterinaire, Voedings- en Milieuaan-
gelegenheden (VVM) heette en sinds 2001 \'Directie
Voedings- en Veterinaire Aangelegenheden (WA)
wordt genoemd. Een directeur VD mocht er blijkbaar
niet meer zijn, maar er is wel een \'Chief Veterinary
Officer\' (GVO). De VD heeft opgehouden te bestaan en
is als zodanig geheel niet meer herkenbaar.

Inspectie W&V

In 1989 volgde uit bezuinigingsoverwegingen van het de-
partement een reorganisatie en afslanking van de VI, die
daarna bestond uit een hoofdinspectie met vier veterinair-
technische secties en met vier regionale inspecties.
In 1997/1998 vond opnieuw een reorganisatie plaats en
wel een fusie met een in verhouding tot de VI zeer grote
dienst, de \'Inspectie Gezondheidsbescherming\' (IGB). De
IGB was per 1 november 1989 ontstaan door het opgaan
van de reeds lang bestaande Inspectie van de
Volksgezondheid belast met het toezicht op levensmidde-
len en de keuring van waren/Inspectie voor de drankwetge-
ving, in de per 1 januari 1986 ingestelde Rijkskeurings-
dienst van Waren (RKvW) (10). Hierbij werden de
provinciale en gemeentelijke Keuringsdienst van Waren
tot één rijksdienst. Per I september 1998 ontstond door de
fusie/reorganisatie van VI met 1GB de \'Inspectie
Gezondheidsbescherming, Waren en Veterinaire Zaken\'
(\'Inspectie W & V), weliswaar nog met een \'Account-
sectie Veterinair\' centraal en een \'Signaleringsgebied:
Veterinaire Producten\' regionaal, maar als zodanig was de
VI niet meer herkenbaar. Deze herkenbaarheid verdween
geheel in 2001 toen de nieuwe dienst alleen nog maar
Keuringsdienst van Waren (KvW) ging heten.
Dit is een volstrekt onbegrijpelijke stap temeer daar de
Wereld Gezondheid Organisatie een afzonderiijke afde-
ling \'Veterinary Public Health\' (VPH) heeft in de divisie
besmettelijke ziekten. Of de Veterinaire Volksgezondheid
binnen de KvW tot haar recht komt en nog optimaal kan
functioneren, valt te betwijfelen. Deze is zeker voor bui-
tenstaanders, en wat nog belangrijker is: voor instanties in
het buitenland, als zodanig niet meer herkenbaar.

den tot een betere gezondheidsbescherming. Dat ook milieu-
aangelegenheden steeds belangrijker werden, moge blijken
uit het feit dat in 1973 de volksgezondheid van het ministerie
van Sociale Zaken en Volksgezondheid overging naar het
nieuw geformeerde ministerie van Volksgezondheid en
Milieuhygiëne (V&M), gehuisvest te Leidschendam. Een
zeer begrijpelijke beslissing, omdat milieuhygiëne van groot
belang is voor de gezondheid van de mens. Die naam heeft
geduurd tot 1983, toen op een achterkant van een sigaren-
doos het eerste kabinet-Van Agt totstandkwam. Volks-
gezondheid ging toen deel uitmaken van het nieuwe ministe-
rie van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur (WVC). Het
verdwenen V&M leeft echter nog voort in de naamgeving
van de weg achter de toen door het ministerie in gebruik
zijnde gebouwen, namelijk de
\'Ven Mweg\'. De naam WVC
werd in 1994 gewijzigd in VWS: Volksgezondheid, Welzijn
en Sport. De VI bleef steeds onder volksgezondheid ressor-
teren.

Activiteiten Veterinaire Inspectie van de Volksgezondheid

Niet veel beter verging het de V(H)I. Kort na de splitsing
(Kader
\'Opheffing Personele Unie\') werd de taak van de VI
nog uitgebreid met het toezicht op GLP (
\'Good Laboratory
Practice\'- \'Goede Laboratorium Praktijk
\') ingevolge de Wet
Milieugevaariijke Stoffen, die valt onder het ministerie
van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu
(VROM). GLP betreft de organisatorische gang van zaken

-ocr page 248-

en de omstandigheden
waaronder iaboratori-
umonderzoel< wordt
voorbereid, uitgevoerd,
gecontroleerd, gere-
gistreerd en gerappor-
teerd. Het gaat om
onderzoek op analy-
tisch-chemisch, farma-
cologisch en toxicolo-
gisch gebied, waarbij
veelal dierproeven en
proefdieren zijn be-
trokken.

Bij wijziging van 21
maart 1988 van het
Besluit Staatstoezicht
Volksgezondheid (Stb.
1958, 397) is het taak-
gebied van de VI op-
nieuw vastgesteld. De hoofdinspecteur/inspecteurs zijn be-
last met de in artikel 36 van de Gezondheidswet genoemde
taken (handhaving en advisering) op het gebied van de keu-
ring van vlees en pluimveevlees en van vleeswaren en pluini-
veevleesproducten, de destructie en voorts het onderzoek
van dieren en hun omgeving ter voorkoming van besmetting
met organismen, stoffen of radioactiviteit, waaraan bij het
omgaan met dieren of het nuttigen van producten van dier-
lijke herkomst gevaar voor de volksgezondheid is verbon-
den, en verder nog de algemene volksgezondheidsaspecten
bij de straling op dieren.

Met andere woorden: het werkterrein van de VI strekt zich
uit over de gehele productiekolom van de betreffende voe-
dingsmiddelen van dierlijke oorsprong (VVDO) (milieu-
voeder-dier-voedingsmiddel ),voorzover het volksgezond-
heidsaspcctcn betreft. De werkzaamheden zijn in het
bijzonder gericht op het terugdringen van biologische en
chemische contaminanten (preventie). Daarnaast bestrijkt
het werkterrein van de VI het levende dier en zijn omgeving.
De zoönosen blijven in relatie tot landbouwhuisdiercn/nuts-
dieren en gezelschapsdieren op het vlak van ziekte en de pre-
ventie van ziekte bij de mens een belangrijk facet. Tenslotte
bevat het werkterrein wetenschappelijke instel-
lingen en laboratoria voor zover het zaken be-
treft die met proefdieren en dierproeven te ma-
ken hebben en met dc uitvoering van een GLP
(5).

Onderzoek voor de veterinaire volksgezond-
heid

Op basis van de Gezondheidswet van 1901 is
in 1910 het
\'Centraal Laboratorium voor de
Volksgezondheid\'opgcnchi
te Utrecht. Dit labo-
ratorium had een eigen directeur en was direct
aan de minister ondergeschikt. Het stond buiten
het Staatstoezicht, maar de inspecteurs van de
verschillende inspecties zouden er hun onder-
zoeken kunnen laten verrichten. In 1934 kreeg
het laboratorium de naam van \'Rijksinstituut
voor de Volksgezondheid\' (RIV); dit is het hui-
dige
\'Rijksinstituut voor Volksgezondheid en
Milieu\' (RWM)
en is in feite mede hét onder-
zoekinstituut op velerlei gebied ten behoeve van
het Staatstoezicht. Mede in verband met veterinaire onderzoe-
ken bestaan in het instituut diverse laboratoria en dien.sten,
waarvan de VHI na de Tweede Wereldoorlog in toenemende
mate dankbaar gebruik heeft gemaakt door het doen verrichten
van talrijke onderzoeken van velerlei aard. Dit betreft onder-
zoek op het gebied van bacteriologie, virologie, parasitologie
(met name de zoönosen, waarvan er thans circa 175 bekend
zijn, maar waarvan er gelukkig slechts een betrekkelijk klein
aantal in Nederiand voorkomt), levensmiddelenmicrobiologie,
histopathologie, toxicologie, mycologie, endocrinologie (hor-
monale anabolica), antibioticumresistentie en -residuen en mi-
lieucontaminanten, verder nog bacteriologische controle bij
destructors (diermeel, technisch vet, afvalwater) (1). In het ka-
der van de Veterinaire Milieuhygiëne vindt sinds 1962 een
Landelijk meetprogramma voor radioactiviteit plaats, waarbij
grasmonsters en melkmonsters werden onderzocht op besmet-
ting met radioactieve stoffen. In de relatie milieucontaminatie
en volksgezondheid neemt het dier een belangrijke plaats in en
werd ook onderzoek verricht van weefsels en organen van
slachtdieren naar zware metalen (cadmium, kwik, lood) en per-
sisterende bestrijdingsmiddelen (organochloor- en organofos-
forverbindingen) (15,23).

In dit verband is het noemen van de naam van enkele dieren-
artsen op zijn plaats, op gevaar af de vele andere dierenart-
sen, die werkzaam waren/zijn bij het RIV(M) te kort te doen.

- Dr. A. Clarenburg heeft binnen het toenmalige RIV de
Veterinaire Afdeling, bij zijn pensionering in 1959 afdeling
\'Zoönosen en Pathologische Anatomie\' genaaind, tot een be-
langrijke instelling voor de volksgezondheid geinaakt. Hij
was de eerste dierenarts, die belast was met de leiding van
een
Salmonella-CtnXrum, waar alle in Nederland geïso-
leerde Sö/zHOrte/Za-cultures werden getypeerd. Hij heeft veel
baanbrekend werk verricht op het gebied van salmonellose.
In 1955 was hij medeoprichter van de
\'International
Association oj Veterinary FoodHygienists
\', het latere \'World
Association of Veterinary Food Hygienists\'
(WAVFH).
Dierenartsen hebben in dit verband veel bijgedragen aan de
volksgezondheid (7).

- Het duo Kampebnacher en Van Keulen heeft gedurende
twintig jaar in nauwe samenwerking een geweldige voor-
uitgang geboekt op het gebied van de Veterinaire

-ocr page 249-

Rijksseruminrichting

Een instituut voor volksgezondheid kent natuurlijk ook
zijn pendant voor diergezondheid. Reeds in 1904 werd te
Rotterdam de Rijksseruminrichting opgericht voor de
productie van grote hoeveelheden sera en vaccins ter be-
strijding van besmettelijke dierziekten (14). Vele ziekten
konden daardoor succesvol worden bestreden, hetgeen
onder andere de productie van vee, melk en vlees enorm
deed toenemen. Dit kwam de gezondheid van de mens
zeer ten goede, maar meer was dat nog het geval door het
vrijmaken van de rundveestapel van tuberculose en bru-
cellose, vooral in de jaren 1950-1960. Later ontstond uit
de Rijksseruminrichting het toenmalige \'Centraal
Diergeneeskundig Instituut\' (CDI), met een Afdeling
Rotterdam voor de productie van sera, entstoffen en dia-
gnostische preparaten en met een Afdeling Amsterdam
voor de bestudering van het mond- en klauwzeer, inclu-
sief vaccinproductie typen A, O en C, en bestudering van
andere virusziekten. Het CDI werd later gehuisvest
in Lelystad, en het is het huidige \'Instituut voor
Dierhouderij en Diergezondheid\' (ID-Lelystad), waarvan
per 1 januari 2002 het gedeelte dat een aantal specifieke
taken verrichtte in opdracht van het ministerie van LNV
werd afgesplitst en het \'Centraal Instituut voor
Dierziektecontrole\' (CIDC-Lelystad) werd. Ziekten, die
binnen ID-Lelystad door recente gebeurtenissen ver-
hoogde aandacht opeisten zijn: miltvuur, botulisme en
boviene spongieuze encephalopathie (BSE).

Volksgezondheid. Profdndrh.c. E.H.Kampelmacher, op-
volger van dr.
Clarenbiirg, en hoofd van het Laboratorium
voor Zoönosen, als onderzoeker en coördinator van de
onderzoeksprojecten van de VHI en drs.
A. van Keulen als
administrateur en opdrachtgever van de onderzoekprojecten
van de VHl.
Van Keulen was vanaf 1954 Veterinair
Inspecteur van de Volksgezondheid en vanaf 1964 tot zijn
pensionering in 1975 plaatsvervangend Veterinair Hoofd-
inspecteur van de Volksgezondheid (11). Veel is door beider
inzet ten goede gekomen aan de gezondheid van de mens.
Alles draaide om microbiële veiligheid (9). Echter, weinig
ziekten konden worden uitgebannen. Wel kon de haring-
wormziekte, anisakiose, worden uitgebannen, veroorzaakt
door de haringworm,
Anisakis marina (Figuur 8 en 9). Door
de in opdracht van de VHI bij het RIV door prof dr.
E.J.
Ruitenberg
verrichte onderzoeken en uitgebrachte adviezen
komt deze ziekte sinds 1971 in Nederland niet meer voor
(Figuur 10) (18).
Van Keulen was een zeer bevlogen man, die
ook na zijn pensionering de verdere ontwikkelingen op het
terrein van de Veterinaire Volksgezondheid volgde. Na zijn
overlijden in 1996 (22), op de leeftijd van 86 jaar, heeft hij de
\'Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Dier-
geneeskunde \'
(KNMvD) een legaat geschonken voor het in-
stellen van een prijs voor het beste wetenschappelijke artikel
op het gebied van de Veterinaire Volksgezondheid dat in de
loop van een jaar is gepubliceerd in het
\'Tijdschrift voor
Diergeneeskunde\'.
Zo ontstond de \'Aart van Keulen-
prijs\'( 13), die eens in de twee jaar wordt uitgereikt (voor het
eerst in 1999), en die bestaat uit een geldbedrag van duizend
gulden (euro 473,78) en een oorkonde voor de winnaar(s).

Bij diergeneeskunde en volksgezondheid behoort natuurlijk
ook de opleiding tot dierenarts, die bij de start in 1821 voor-
namelijk gericht was op het dier, maar toch ook al gauw op
de zoönosen als onderdeel van de veterinaire volksge-
zondheid. In 1925 werd de opleiding tot
\'Faculteit der
Diergeneeskunde\'
(FdD) van de Universiteit van Utrecht.
Het onderricht in de vleeskeuring en met name in hygiëne
voedingsmiddelen van dierlijke oorsprong kreeg na de
Tweede Wereldoorlog meer en meer aandacht, mede door het
aanwezig zijn van een eigen instituut en leeropdracht binnen
de FdD. Genoemd kunnen worden in dit verband de hoogle-
raren vanaf die tijd tot heden: prof drs.
C.F van Oijen, prof
dr.
JH.J. van Gils, prof dr dr. h. c. D.A.A. Mossel, prof dr.
J.G.
van Logtestijn en prof dr F. van Knapen. De laatste is
voorzitter van de huidige Hoofdafdeling Volksgezondheid
en Voedselveiligheid (V&V), voorheen Voedingsmiddelen
van Dieriijke Oorsprong (VVDO).

Bij al deze instellingen is in de loop der jaren zeer veel
onderzoek verricht ten behoeve van de Veterinaire
Volksgezondheid. Dit heeft geleid tot veel wetenschappe-
lijke publicaties, rapporten, boeken, brochures enzovoort
over dit onderwerp, waaronder ook die met de titel
\'Diergeneeskunde en Volksgezondheid\'. Een niet zo recent
overzicht van de literatuur over veterinaire volksgezondheid
(uit 1973) - recenter was niet voorhanden - heeft de
Amerikaanse dierenarts en specialist Veterinaire Volks-
gezondheid profdr
J.H. Steele, gegeven (19). Deze heeft
ook het initiatief genomen tot het instellen in 1946 van de af-
deling
\'Veterinary Public Health \' (VPH) bij de WHO (20).
Deze VPH-afdeling heeft zich in de loop der jaren ook niet
onbetuigd gelaten in het publiceren van technische rapporten
over VPH onderwerpen en -leidraden (guidelines), uitgege-
ven ter wering en bestrijding van een aantal zoönosen.
Enkele in het Nederlands verschenen publicaties over zoö-
nosen, waaronder die van 1999 over \'emerging\' virale zoö-
nosen, zijn in de literatuurlijst opgenomen (6, 16,18,21).
Prof
Van Knapen heeft in 2000 een voortreffelijke samen-
vatting gegeven over Veterinaire Volksgezondheid onder de
titel:
\'Veterinarv Public Health: Past, Present, and Future\'
(12).

1

1

1

i

•55 \'56 \'57 \'56 \'59 \'60 \'61 \'62 \'63 U \'65 \'66 \'67 \'68 \'69 \'70 71-

J"\'

year

Haringwonnzickte bij de mens 1955 - 1975
Herringwormdisease in humans 1955 -1975

aantal gevallen
number of cases
25 -

Li

-•75

Figuur lo. Grafische afbeelding van het beloop van de haringwormziekte bij de
mens in de periode 1955-1971. Vanaf 1971 is de haringworm in Nederland uigeroeid.

-ocr page 250-

Tenslotte

De dierenarts is historisch gezien nauw betrokken geweest bij
de bescherming van de volksgezondheid. Te denken valt daar-
bij aan keuring van (slacht)dieren, keuring van voedingsmid-
delen van dierlijke oorsprong, bestrijding van parasitaire infec-
ties, tuberculose en brucellose bij dieren. Verbreding van
kennis en inzicht deed de bijdrage van de diergeneeskunde aan
de volksgezondheid enorm toenemen.
Gesteld kan worden dat alle dierenartsen, die op enigerlei
wijze de veterinaire professie uitoefenen, in feite direct dan
wel indirect werkzaam zijn op het gebied van de Veterinaire
Volksgezondheid. Zo leveren de practici landbouwhuisdie-
ren/nutsdieren, een bijdrage aan de veiligheid van producten
van dierlijke oorsprong door onder meer het toepassen van
\'Goed Veterinair Gebruik\' van medicijnen ter voorkoming
van de voor de mens schadelijke residuen. De zoönosen ver-
dienen daarbij natuurlijk ook de nodige aandacht. Ook zijn
de zoönosen van belang voor de practici gezelschapsdieren.
Gezegd kan worden dat de laatsten ook een groot aandeel
hebben in de geestelijke volksgezondheid (3). Echter in het
slachthuis acteert de dierenarts voornamelijk nog als klini-
sche patholoog, stelt diagnoses en heeft te maken met kar-
kassen, terwijl hij/zij in feite in het kader van kwaliteitsbe-
wakingssystemen, zoals
\'Good Manufactoring Practices\'
(GMP\'s), \'Hazard Analysis and Critica! Control Point\'
(HACCP) systeem en \'Good Veterinary Practice\' (GVP),
zou moeten optreden als veterinair epidemioloog, specialist
veterinaire volksgezondheid, risico-analist enzovoort, en
zich bezig zou moeten houden met populaties, screening/
monitoring en voorspelbare waarden. Een gedegen kennis
op het terrein van microbiologie, contaminanten, proces-
kunde, milieuhygiëne, risico-analyse, mathematische mo-
dellering en dergelijke is een vereiste. Basale begrippen als
gevaar, risico, risico-analyse, risicomanagement en risico-
communicatie (waaronder risicoperceptie van de media en
het publiek) dienen in de juiste context te worden gehanteerd
en uitgedragen. Het beroep vleeskeuring of beter nog
Veterinaire Volksgezondheid krijgt dan het aanzien dat het
verdient (2, 4). De rol van de dierenarts is voor de volksge-
zondheid van groot en onmisbaar belang. Daarbij is de rol
van de officiële dierenartsen bij de overheid zeker ook be-
langrijk, maar deze vormt slechts een onderdeel van de rol
bij de volksgezondheidszorg. Het gehele veterinaire netwerk
en de praktiserende dierenartsen in het bijzonder zijn in be-
langrijke mate betrokken bij de volksgezondheid. Gesteld
kan worden dat diergeneeskundig handelen voor een belang-
rijk deel geschiedt ten bate van de preventieve volksgezond-
heid. Met vaardigheden zoals hierboven genoemd, zullen on-
getwijfeld ook in de toekomst dierenartsen met succes
werkzaam kunnen zijn en blijven op het gebied van de
Veterinaire Volksgezondheid,
\'Hominum aninialiumque sa-
luti
\', tot heil van mens en dier (8).

10

12

13

14

15

16

17

18

19

20

21
22

23

Anonymu.s. Het Rijksinstituut voor de Volksgezondiieid in vogel-
vlucht. Ministerie van Volksgezondheid en Milieuhygiëne, Leidschen-
dam.juni 1975; 47 pp.

Anonymus. The Ruwenberg Conference. World Congres on Meat and
Poultry Inspection in the next century. Final Report, The Netherlands.
1998; 183 pp.

Edel W. Editorial over onder meer Veterinaire Volksgezondheid.
Tijdschr Diergeneeskd 1999; 124:658.

Edel W. Editorial over modernisering van de vleeskeuring. Tijdschr
Diergeneeskd 2000; 125:217.

Edel W cn Cromberge H. Taak en Organisatie van Veterinaire
Hoofdinspectie van de Volksgezondheid en Regionale Veterinaire
Inspecties van de Volksgezondheid. Ministerie van Welzijn
Volksgezondheid en Cultuur, Leidschendam, oktober 1985; 22 pp.
Engel HWB, Knapen F van. Tongeren HAE van, en Vermeulen CJ.
Gezelschapsdieren in relatie tot ziekten bij de mens. Diergenees-
kundig Memorandum 1984;31:97-163.

Frenkel HS. In memoriam dr. A. Clarenburg. Tijdschr Diergeneeskd
1963; 88: 191-4.

Kampelmacher EH. Modern trends in Veterinary Public Heahh. Vet
Ree 1975; 97: 104-7.

Kampelmacher EH. Een export van vijftig miljard gulden per jaar stelt
hoge eisen aan microbiële veiligheid. Vleesdistributie en Vleestechnol
1985;20:78-9.

Kappelhof ACM. Tussen aansporen en opsporen. Geschiedenis van 25
jaar Staatstoezicht op dc Volksgezondheid (1965-1990). SDU uitgeve-
rij 1990; 255 pp.

Keulen A van. Oratie van drs A. van Keulen, plv. Veterinaire
Hoofdinspecteur van de Volksgezondheid, gehouden tijdens de af-
scheidsreceptie op 4 februari 1975. Tijdschr Diergeneeskd 1975; 100:
294.

Knapen F van. Veterinary Public Health: Past, Present, and Future. Vet
Quart2000;22:61-2.

Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde. Aart
van Keulen-prijs. Tijdschr Diergeneeskd 1997; 122:647.
Koolmees PA. Symbolen van openbare hygiëne. Cjemeenteiijke
Slachthuizen in Nederland 1795-1940. Erasmus Publishing,
Rotterdam. 1997; 306 pp.

Osinga A, namens de Projectgroep Veterinaire Milieuhygiëne.
Milieucontaminanten bij dierlijke produktie in relatie tot de volksge-
zondheid. Veterinaire Milieuhygiënewijzer 1995. Samson H.D.Tjeenk
Willink, Alphen aan den Rijn 1995; 436 pp.

Poel WHM van der. \'Emerging" virale zoönosen waarvan inheemse
dieren in Nederland de gastheer kunnen zijn. Tijdschr Diergeneeskd
1999: 124:3-11.

Querido A. Een eeuw Staatstoezicht op dc Volksgezondheid.
Staatsuitgeverij, Den Haag. 1965; 295 pp.

Ruitenberg EJ cn Kampelmacher EH. Verontreinigingen van parasi-
taire aard. Voedingsiniddelentechnol 1971; 2: 10-4.
Steele JH. A bookshelf on Veterinary Public Health. Am J Publ HIth
1973:63:291-311.

Steele JH. Veterinary Public Health: Early History and recent world
developments. J Am Vet Med Assoc 1978; 173: 1497-1504.
Verineulen CJ. Zoönosen. Natuur en Techniek 1974; 42: (6) 1-18.
Vermeulen CJ. In memoriam Aart van Keulen. Tijdschr Diergeneeskd
1996; 121:668.

Veterinaire Hoofdinspectie van dc Volksgezondheid Ministerie van
Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur, wetenschappelijke vergadering:
\'Milieu-Dier-Mens, een keten die aandacht vraagt\'; overzichtartikelen
door diverse auteurs. Tijdschr Diergeneeskd 1992; 117: 513-28 en
547-58 en 587-99.

Literatuur

-ocr page 251-

rolQvec\'"corona

eenmalige toediening •

drievoudige bescherming

Rotavec"
Corona

E«WlM«Ht««KM.Em«iM«
mßarn^limtmtwiiitktm

• geeft een drievoudige bescherming - Rotavirus,
Coronavirus, E, coli -
na éénmalige toediening.

• ook primovaccinatie bestaat uit éénmalige toediening.

• vaccineren kan van 12 tot 3 weken
voor de verwachte afkaifdatum.

Rotavec™ Corona

Per dosis van 2 ml Bovien rota vi rus, U K-Co mpton-stam, serotype G6 P5 (geïnactiveerd) een V4 dosis vaccin stimuleert een titer met een V4 virusneutraliserende anti lichamen: ^ 7,7 logg/ml (cavia\'s). Bovien
coronavirus. Mebus-stam (geïnactiveerd) een V20 dosis vaccin stimuleert een titer met ELISA-antilichamen: > 3,65 log^j/ml (cavia\'s).
E.Coli F5(K99) aanhechtingsfactor een V20 dosis vaccin stimuleert een titer
met een V20 ELISA-antilichamen (0D492): > 0,64 (cavia\'s). Excipiëntia tot 2 ml. THERAPEUTISCHE INDICAHES: Voor de actieve immunisatie van drachtige koeien en vaarzen om de antilichamen aan te maken
tegen het
E. coli, met als aanhechtingsfactor F5(K99) antigeen. het rotavirus en het coronavirus. Als kalveren gevoed worden met colostrum van gevaccineerde koeien tijdens de eerste twee tot vier levensweken,
is aangetoond dat de antilichamen: de ernst van diarree veroorzaakt door f.
coli F5(K99) verminderen; de incidentie van diarree veroorzaakt door rotavirus verminderen; de verspreiding van het virus door
kalveren met rotavirus of coronavirus verminderen. CONTRA-INDICATIES: Geen BIJWERKINGEN: Incidenteel kan een lichte zwelling van maximaal 1 cm waargenomen worden ter hoogte van de injectieplaats,
die binnen 14 tot 21 dagen zal verdwijnen. Occasionele overgevoeligheidsreacties kunnen optreden. In dergelijke gevallen moet onmiddellijk een aangepaste behandeling gestart worden, zoals de toediening
van adrenaline. DIERSOORTEN WAARVOOR HET GENEESMIDDEL VOOR DIERGENEESKUNDIG GEBRUIK IS BESTEMD: Rundvee DOSERING:
Dosis - 2 ml Toediening: Via intramusculaire injectie. De aanbevolen plaats
is ter hoogte van de nek. Tijdens de dracht moet één enkele injectie toegediend worden tussen de 12 ä 3 weken voordat het kalveren verwacht wordt. WACHmJD: Nul dagen.
Registratienummer Belgie: 282 IS 61 F 17. Registratienummer NL: REG NL 9696. Kanalisatiestatus: UDD

Verdere informatie is verkrijgbaar op onderstaande adressen.

Schering-Plough • Stallestraat 73 • B- 1180 Brussel • TeL: 02 370 94 01 • Fax: 02 370 93 35
Schering-Plough • Maarssenbroeksedijk 4 • NL-3542 DN Utrecht • Tel.: 030 241 43 68 • Fax: 030 241 55 57

Website: www.spah.com ©2002 Schering-Plough. Alle rechten voorbehouden

IXPIKTIfl.

Schering-Plough Animal Health

.COMMITMINT.

-ocr page 252-

Proefkonijn?

laira Boissevain

Een doodziek konijn naar mening
van de eigenaar wordt eindeloos door
de behandelmolen gehaald. Het dier
wordt uiteindelijk niet beter en de ei-
genaar wordt ook nog boos over de re-
kening. Hoe ver kun je gaan met be-
handelen als er geen harde diagnose
is?

Pluis...

Het konijn Pluisje komt met een vieze vacht en huidontste-
kingen op diverse plekken bij de dierenarts. Die heeft niet di-
rect een diagnose, maar veronderstelt longontsteking. Wie
denkt dat het verhaal dan met een antibioticakuurtje afloopt,
heeft het mis... Pluisje mag in de kliniek blijven, zodat de
dierenarts het konijn kan observeren. Het blijft echter niet bij
alleen observeren, want vervolgens laat de dierenarts onge-
veer iedere dag een nieuwe diagnose op het dier los. Na de
diagnose longontsteking volgen muggenbeetinfectie, ec-
zeem, een schimmelinfectie, purulente huid- en oogontste-
king en bijwerkingen van medicijnen.
Dat laatste is geen wonder, want de verscheidenheid aan me-
dicijnen die het konijn krijgt toegediend, liegt er niet
om. Had de dierenarts ergens opgepikt dat konij-
nen goede proefdieren zijn of werkte zij pri-
mair via het motto \'trial en error\'?
Achtereenvolgens wordt het dier behan-
deld met Baytril, Naclof, Chibroxol,
hibitane, ivermedine, rethivet, clindo-
bion wondzalf, daktarin, xylocaïne
en zuurstof.

...of niet Pluis?

Of deze gang van zaken in het be-
lang van het dier te rechtvaardigen
is, wordt later door het Tuchtcollege
beoordeeld maar daar komt nog bij
dat de eigenaar hier allemaal niets vanaf
weet. Na veertig dagen krijgt de eigenares
het vermoeden dat het konijn weinig baat
heeft bij het verblijf in de kliniek. Ze wacht het
niet verder af, maar loopt de kliniek binnen en eist
het dier terug. Ze krijgt het konijn mee naar huis maar de re-
kening is niet mals: 1500 gulden voor de opname en alle me-
dicijnen. Aangezien ze niets wist van alle toegediende medi-
catie, schrikt ze daar behoorlijk van. Als klap op de vuurpijl
overlijdt het konijn thuis de volgende dag.
De eigenaar voelt zich schuldig, ze had haar Pluisje deze lij-
densweg bij de dierenarts beter kunnen besparen door haar
meteen in te laten slapen.

Doktertje spelen...

De eigenaar denkt even na over de gang van zaken, maar
vindt dan toch dat de dierenarts steken heeft laten vallen. Dat
mondt uit in een klacht bij het Tuchtcollege, een klacht over
de lijdensweg van Pluisje en een beetje (vooral?) over de lij-
densweg van de bankrekening.

Veterinai
tuchtrech

De dierenarts vindt het overdreven, het bedrag van 1500 gul-
den is heel normaal gezien de lange behandelingsduur en
toen het konijn werd meegegeven was de gezondheidstoe-
stand best redelijk. Dat het dier de volgende dag doodging
lag aan het feit dat de eigenaar de nabehandelingsadviezen
niet heeft opgevolgd.

...of een diagnose stellen?

Het Tuchtcollege luistert niet alleen naar het verweer van de
dierenarts, maar bekijkt ook de patiëntenkaart. Op grond
daarvan stelt het College vast dat de dierenarts op grond van
een aantal symptomen meerdere waarschijnlijkheidsdiagno-
ses heeft gesteld, waarop zij verschillende therapieën heeft
gebaseerd.

Daar rolt een duidelijke norm uit: bij een waarschijnlijk-
heidsdiagnose moet de therapie na een redelijke periode
worden geëvalueerd, zodat bij onvoldoende succes nader
onderzoek kan worden gedaan. Bij Pluisje is daar geen
sprake van; na veertig dagen behandelen met een groot aan-
tal verschillende middelen, zijn de symptomen waarmee
Pluisje binnenkwam nog steeds aanwezig. Uit het dossier
blijkt nergens dat de dierenarts heeft geprobeerd de proble-
men scherper, beter of nauwkeuriger te diagnosticeren
middels enig aanvullend onderzoek. Het College kijkt aller-
eerst naar het belang van het dier. Omdat met Pluisje veertig
dagen is gedokterd zonder dat enig aanvullend onderzoek is
gedaan om een diagnose te stellen, is het College van oordeel
dat het konijn onnodig lang op onjuiste gronden is behandeld
en daardoor onnodig heeft geleden. Dat levert de die-
renarts een berisping op.

Factuurpijn

De klacht van de eigenaar heeft ook be-
trekking op de hoogte van de factuur,
die zij onredelijk vindt. Het Veterinair
Tuchtcollege heeft wettelijk geen be-
voegdheid om een oordeel te vellen
over het tarief, dc kosten en de factu-
rering (moet het college als zij niet
bevoegd is een oordcel te vellen zich
dan niet onthouden een mening
(=oordeel) uit te sprcken-red.). Bij
deze uitspraak wordt echter wel opge-
merkt dat dc uiteindelijke rekening \'wel
aan de zeer hoge kant is\'. De factuur vol-
doet ook niet aan de eisen die daaraan op dit
moment worden gesteld. Wat daarmee wordt
bedoeld wordt in de uitspraak niet vermeld, maar ver-
moedelijk gaat het om specificatie van de gemaakte kosten,
waarover de Ereraad zich enige tijd geleden heeft uitgespro-
ken. Conform de gedragsregels weergegeven in de Code
voor de dierenarts is het zomaar een bedrag opschrijven niet
meer van deze tijd; de eigenaar moet op de hoogte worden
gesteld van de te verwachten kosten en de rekening moet vol-
doende worden gespecificeerd.

Pluisje heeft daar niets meer aan, die had de pech proefko-
nijn te zijn, maar het zal andere konijnen misschien voor
eenzelfde lot behoeden dat een diagnose in principe primair
gebaseerd dient te zijn op diagnostiek en via de wat obsolete
methode van een reeks van zogenaamde \'diagnostische the-
rapieën\'.

-ocr page 253-

Marcel Mirck

Op 19 september 2003 organiseerde
World Courier® in samenwerking
net de International Air Transport
lï^ffffff^ff Association (lATA) en Swiss World
Cargo een seminar in Basel over het
^^^^^^^^ transport van diagnostisch en infec-
tieus materiaal. Ruim honderd orga-
nisaties waaronder universiteiten,
diagnostische en researchlaborato-
ria, farmaceutische bedrijven en diverse verpakkings- en
transportorganisaties waren vertegenwoordigd. Het semi-
nar stond onder voorzitterschap van dr. Sergio Benassai,
voorzitter van de UN Committee of Experts on Transport
of Dangerous Goods. Deze UN-commissie speelt een be-
langrijke rol bij het totstandkomen van internationale re-
gelgeving op het gebied van vervoer van gevaarlijke stoffen.
De door haar opgestelde richtlijnen staan model voor de
Agreement for Transport of Dangerous Goods by Road
(ADR), de Railway International Transport of Dangerous
Goods (RID), de International Maritime Dangerous Goods
Code (IMDG) en de International Civil Aviation Organi-
sation (ICAO).

I ATA-directeur Jean Abouchaar ging in op de wijzigingen die
in de komende jaren zullen worden doorgevoerd op het gebied
van transport van infectieus en diagnostisch materiaal. Tot
2003 golden geen verpakkingsvoorschiften voor diagnostische
monsters die geen pathogene micro-organismen bevatten. De
wijziging die in 2003 is doorgevoerd houdt in dat monsterma-
teriaal getransporteerd voor diagnostische of research-doelein-
den in alle gevallen wordt gekwalificeerd als UN-nummer
3373, tenzij het vermoeden bestaat dat sprake kan zijn van de
aanwezigheid van pathogenen behorend tot de risicogroepen 4.
Deze laatste vallen onder UN-nummer 2814 of 2900. In geval
van UN-nummer 3374 geldt Packing Instruction(PI) 650, in
geval van UN 2814 en UN 2900 PI 602. Tot risicogroep 4 beho-
ren echter geen veterinair relevante micro-organismen.
Voor bloed bestemd voor transfusie en weefsel voor transplan-
tatie gelden geen specifieke verpakkingsinstructies.
In 2005 wordt opnieuw een wijziging verwacht die zal inhou-
den dat diagnostische monsters met een geringe waarschijn-
lijkheid op de aanwezigheid van pathogene micro-organismen,
worden vrijgesteld van elke verpakkingsinstructie.
Tot die tijd dient echter bij het transport van diagnostische
monsters te worden voldaan aan PI 650, hetgeen inhoudt dat de
verpakking uit een primaire, secundaire en tertiaire houder
dient te bestaan. De primaire houder (bloed-, melkhuis et ce-
tera) dient lekvrij te zijn afgesloten en omgeven door vol-
doende absorberend materiaal, om in geval van breuk de in-
houd van de primaire houder in zijn geheel te kunnen
absorberen. De eveneens lekvrije secundaire houder moet zijn
omgeven door materiaal dat breuk moet voorkomen. De (terti-
aire) buitenverpakking moet zijn voorzien van een etiket
waarop vermeld staat \'Diagnostisch materiaal\' en mag een
netto volume van 4 liter niet overschrijden.

Risico-aanduiding micro-organismen

Dr. Nicolette Previsani van de Worid Health Organisation
(WHO) kondigde tijdens haar voordracht een wijzigings-
voorstel aan met betrekking tot de risico-aanduiding van mi-
cro-organismen. De indeling in risicogroep 1 tot en met 4,
die momenteel wordt gebruikt, zal worden teruggebracht tot
twee categorieën. Categorie A bevat de infectieuze agentia
die levensbedreigende ziekten kunnen veroorzaken bij mens
of dier. Categorie B de micro-organismen die niet tot catego-
rie A behoren (UN 3373). Voor culturen van micro-organis-
men behorend tot categorie B geldt dat ze tijdens transport
verpakt dienen te worden als waren het micro-organismen
gehorend tot categorie A.

Maxence Wittebolle, general manager van het Belgische
Instituut voor Verpakkingsmateriaal, besprak de eisen geba-
seerd op internationaal geldende regelgeving waaraan met
betrekking tot het transport van gevaarlijke stoffen verpak-
kingsmateriaal dient te voldoen.

Remy Rodas, werkzaam voor Curtis, Mallot-Prevost, Colt &
Mösle LLP, ging uitvoerig in op de verantwoordelijkheid en
aansprakelijkheid van de transporteur met betrekking tot de
risico\'s die het transport van gevaarlijke stoffen waaronder
infectieuze en diagnostische materialen met zich meebren-
gen. Hij pleitte in dit verband voor meer en betere instructie.
Tijdens het middagprogramma werd door dr. Melanie
Saville (Wyeth Vaccine Research, Verenigd Koninkrijk), dr.
Mikhail Samsonov (Pharmaceutical Research Institute
Bristol Myers Squibb Int., Sovjet Unie) en dr. Didier
Guilham (Aventis Pharma - Gencell, Frankrijk) aan de hand
van praktijkvoorbeelden het belang onderstreept van kwali-
tatief verantwoorde transportcondities en een goede lo-
gistiek in geval van monstertransport ten behoeve van clini-
cal trials.

Als laatste spreker ging Michael Sweeney, directeur van World
Courier®, in op de betekenis en het belang van training voor
eenieder die te maken heeft met het transport van gevaarlijke
stoffen. De voortdurend aan veranderingen onderhevige regel-
geving en daarmee samenhangende eisen met betrekking tot
veiligheid maken dit noodzakelijk. Ook wees hij op de conse-
quenties van verschillen in interpretatie met betrekking tot
internationale regelgeving en noemde in dat verband expliciet
de problemen die zich afgelopen jaar hebben voorgedaan met
betrekking tot het transport van infectieus en diagnostisch ma-
teriaal in Nederland en de moeizame contacten hierover met
het ministerie van Verkeer en Waterstaat. Tot slot pleitte hij
voor een betere wereldwijde samenwerking en harmonisatie
op het gebied van regelgeving met betrekking tot van het trans-
port van gevaarlijke stoffen.

Seminar on Transport of Diagnostic and Infectious Substances

Verpakkingsinstructies diagnostisch en infectieus materiaal gelden
nog tot 2005

Aangezien de internationale regelgeving ook in Nederland
van kracht is, betekent een en ander dat bij transport van dia-
gnostische monsters ook in Nederland de verpakking altijd
moet voldoen aan Packing Instruction 650.

Dr. Marcel Mirck is laboratorium manager bij de Gezondheidsdienst voor
Dieren.

-ocr page 254-

In het veelbesproken artikel van
H
.A. Beijer uit augustus 2002, ge-
titeld \'De economische toekomst
van de moderne gezelschapsdie-
renpraktijk\', wordt duidelijk ge-
maakt dat praktijkeigenaren vaak
weinig bedrijfseconomische aan-
dacht hebben voor hun onderne-
ming. Dit kan tot gevolg hebben
dat de tarieven die men hanteert onvoldoende onder-
bouwd zijn en men zich daardoor al snel te kort doet.
In dit artikel gaan de auteurs nog eens in op bedrijfseco-
nomische aspecten van een praktijk en wordt een sug-
gestie gedaan om twee belangrijke kengetallen te bereke-
nen.

In een tweede artikel (in november) wordt een model uit-
eengezet voor een berekening van tarieven die de eige-
naar zelf kan uitvoeren.

Twee keer gezondheid

In de meeste praktijken weet men inmiddels heel goed dat
een jaarlijkse stijging van de omzet niet meer garandeert dat
het bedrijfseconomisch goed gaat. Het is bekend dat deze
jaaromzet met steeds meer uren en met steeds meer kosten
wordt gerealiseerd en dat er dus wel hard gewerkt wordt,
maar steeds minder \'overblijft\'.

Er zijn verschillende manieren om naar de economische ge-
zondheid van een bedrijf te kijken. Twee hoofdlijnen vormen
het proces en de investering. Die leveren de volgende vragen
op:

- Brengen de geleverde inspanningen wel voldoende op?

- Wat is het rendement op het geïnvesteerde vermogen?

De eerste vraag is voor de (mede-)eigenaar als manager, gaat
over de efficiency van de praktijk en is te splitsen in twee
vragen:

- Worden er per jaar voldoende declarabele uren gemaakt en
wordt daar voldoende voor gerekend?

- Doen we het op zo\'n manier, dat zowel de klanten als de
medewerkers en de eigenaar(s) tevreden zijn?

De vraag over het rendement is ook voor de (mede-) eigenaar
van belang, maar dan als investeerder: wat brengt mijn geld
op, ofwel is deze praktijk wel een goede investering?
Dit eerste artikel gaat vooral over deze laatste vraag.

Twee kengetallen

Om de gezondheid van de praktijk in beeld te krijgen moe-
ten, naast de omzet, ook nog in beeld komen:

- Alle kosten die gemaakt zijn om die omzet te realiseren.

- Het vermogen dat in de praktijk is geïnvesteerd.

Dat vermogen is voor veel practici een vaag begrip. Maar
een praktijk is een bedrijf waarvan de investeerders (lees:
maatschapsleden) mogen verwachten dat het erin gestoken
geld ook voldoende geld opbrengt.

Bedrijfseconomen spreken van een beoogde rentabiliteit. En
de mate van winstgevendheid van een onderneming (dus ook
van de praktijk) kan goed worden weergegeven in rentabili-
teitskengetallen. Daarmee kan die winstgevendheid eenvou-
dig vergeleken worden met de voorgaande jaren en ook met
die van andere praktijken.

Uit ei
voor d
praktij

Er zijn veel rentabiliteitskengetallen gedefinieerd. We heb-
ben er voor dit artikel twee gekozen, waarin al heel veel in-
formatie over de praktijk is samengevoegd.
Het zijn de brutomarge (ook wel genaamd brutowinstmarge)
en de rentabiliteit van het totale vermogen. Ze zijn eenduidig
uit het jaarverslag van de accountant te halen en als volgt ge-
definieerd:
Brutomarge:

bedrijfsresultaat

BM = ---------------------

omzet

Rentabiliteit van het totale vermogen:
bedrijfsresultaat
totale vermogen

RTV =

waarbij:

- bedrijfsresultaat = de omzet minus de som van de bedrijfs-
kosten;

- bedrijfskosten = alle in de winst- en verliesrekening opge-
voerde kosten, plus het (fictieve salaris) van meewerkende
eigenaar en eventueel echtgenote(s), maar behalve de ren-
tekosten, en behalve belastingen;

- totale vermogen = de som van eigen vermogen en vreemd
vermogen, samen alle posten aan de rechterzijde van de
balans.

De brutomarge BM geeft het verschil aan tussen de verkoop-
prijs van de geleverde dienst en/of goederen en de kostprijs
ervan. Hieruit kan worden afgeleid in welke mate de onder-
neming gevoelig is voor tariefdalingen en kostenstijgingen.
De rentabiliteit RTV is één van de belangrijkste rentabili-
teitskengetallen. Het wordt in veel organisaties als manage-
mentinstrument gebruikt en dient ook als basis voor meer
kengetallen, waarmee bepaalde doelstellingen kunnen wor-
den geformuleerd.

De RTV wordt altijd vóór aftrek van belastingen bepaald.
Inkomen van de eigenaar(s)

Beijer geeft in zijn artikel aan dat het \'bruto rendement\' in de
gezelschapsdierenpraktijk de afgelopen twintig jaar van ze-
ventig procent naar dertig procent is gezakt. Hij doelt hier-
mee op het globale verband tussen het inkomen van de eige-
naar en de omzet. Om dit nauwkeuriger aan te kunnen geven
en ook om het te kunnen vergelijken met cijfers van verge-
lijkbare beroepen, moeten twee kostenposten onderscheiden
worden, te weten het \'ondernemersloon\' van de meewer-
kende praktijkeigenaar(s) en de rentekosten.

Ondernemersloon

Want wat is nu de relatie tussen het bedrijfsresultaat en de in-
komsten voor de meewerkende eigenaar(s)?
In tegenstelling tot de situatie in BV\'s zijn (mede-) eigenaars
van eenmanszaken en maatschappen niet gewend om in de

Over de bedrijfseconomische gezondheid van praktijken

A. Kroneman en J. Klingen

-ocr page 255-

de rentabiliteits-
berekening:

bedrijfswinst

■ bedrijfs-
resultaat

rentekosten

ondernemersloon
eigenaar(s)

omzet J
in 2002 ^

bedrijfs-
kosten

alle andere
praktijkkosten

bedrijfswinst
rentekosten

Eigen

\\

Vermogen

Vreemd

vermogen

;

bedrijfsresultaat
In 2002

-------------------= rentabiliteit van het totale vermogen

Gemiddeld
totale vermogen
in 2002

winst een sclieiding te malten tussen loon voor hun werk en
de opbrengst van het vermogen. Logisch, want over die ge-
hele winst moet inkomstenbelasting worden betaald.
Om de rentabiliteit van de onderneming goed te kunnen be-
oordelen is dit echter wel zinvol. Immers, theoretisch kan
een dierenarts-eigenaar het geïnvesteerde vermogen ook op
de bank zetten (of elders investeren) en elders gaan werken
en/of het geld in de praktijk steken en het praktijkwerk ge-
heel door personeel laten uitvoeren.

Het zuiverste is dan ook om \'op papier\' een redelijk salaris
voor de meewerkende eigenaar(s) te definiëren (als ware hij
in loondienst) en dat salaris als bedrijfskosten te beschouwen.
Accountants spreken over \'gewaardeerd ondernemersloon\'.
Wij hanteren in onze berekeningen voor dit ondernemers-
loon € 70.000 vooreen fulltime werkende practicus met een
behoorlijke werkervaring.

Het is een arbitrair bedrag, mede gebaseerd op de aanname
dat de (mede-) eigenaar ook management-verantwoordelijk-
heid draagt en - indien van toepassing - ook vaker de meer
bijzondere veterinaire verrichtingen doet. Bovendien werkt
het merendeel ook ruim meer dan veertig uur en moet hier-
van ook de pensioenvoorziening, arbeidsongeschiktheids-
verzekering et cetera van worden betaald.
Het is dus dc beloning voor \'senior\' veterinair werk en/of
managementtaken en -verantwoordelijkheid, en niet de ho-
norering voor geïnvesteerd geld en bijbehorende financieel
risico.

Bedrijfsresultaat

Als ook het fictieve ondernemersloon van de eigenaar(s) als
bedrijfskosten zijn opgevoerd, resteert van de omzet het be-
drijfsresultaat. Het bestaat uit twee componenten, de be-
drijfswinst (vóór aftrek van belastingen) plus de rentekosten.
Zie bovenstaande figuur.

Eenduidige analyse

Dc hier gedefinieerde l<engetallen en de methodielc van het opvoeren
van een fictief salaris voor de meewerkende eigenaar(s) zijn gebaseerd
op algemeen geldende bedrijfseconomische principes.

Dat maakt dat uw cijfers een heldere indicatie opleveren voor de ge-
zondheid van uw praktijk als onderneming.

En ook dat vergelijken met eerdere cijfers van uw praktijk en met col-
lega-praktijken niet alleen verantwoord is. maar ook uiterst zinvol is.

De verdeling van de
omzet van 2002

Met het bedrijfsresultaat is ook het kengetal brutomarge in
beeld; het is het bedrijfsresultaat als percentage van de om-
zet. En het bedrijfsresultaat delen door het totale vermogen
levert de
rentabiliteit van het totale vermogen op.
In de literatuur wordt voor de brutomarge voor het midden-
en kleinbedrijf een norm aangegeven van vijf tot zes procent,
terwijl de rentabiliteit op het
totale vermogen wordt geacht te
liggen tussen de tien en twaalf procent (voor belasting).
Beide normen zijn globaal en niet specifiek voor dierenart-
senpraktijken. Van de RTV kan worden gezegd dat het na de
opbouwfase van de praktijk in ieder geval aanzienlijk hoger
moet liggen dan de rente die het geld veilig op de bank zou
kunnen opbrengen.

Bereken uw twee kengetallen

Diverse groeperingen houden zich bezig met het doorreke-
nen van praktijken. Omdat geen enkele praktijk geheel kan
worden vergeleken met een ander is dit is geen eenvoudige
zaak. .luist daarbij zou het een goede start zijn als kon wor-
den uitgegaan van een vergelijkbare basis.
U hebt ongetwijfeld de jaarcijfers van 2002 binnen. Daar-
mee zijn beide kengetallen van uw praktijk vrij gemakkelijk
te berekenen en te spiegelen aan de bovenstaande globale
normen van tien ä twaalf respectievelijk vijf ä zes procent.
Mocht u bij het berekenen een hulpmiddel willen gebruiken,
dan is dat voor u beschikbaar op
www.klingenenkroneman.
nl.
Daar kunt u ook reageren op dit artikel.
Na dit bescheiden rekenwerk hebt u twee kengetallen in han-
den waarbij u uw praktijk kunt spiegelen aan de algemene
normen die in het bedrijfsleven gelden, en bovendien aan
collega praktijken. Het is bovendien een goed begin voor
verdere analyse.

Literatuur

Beijer HA. De economische toekomst van de moderne gezelschapsdieren-
praktijk. Tijdschr Diergeneeskd 2002; 127:484-8.
Blommaert AMM. Bedrijfseconomische analyses Stenfert Kroese 1995
Brown JP, and Silverman JD. The current and future market for veterinari-
ans and veterinary medical services in the united states. J Am Med Assoc
1999;215;161-83.

Liethoff R. Bedrijfseconomie Deiwel 1993.

Oonincx JAM. PolyFinancieel Zakboekje Koninklijke PBNA 1998

Vollmuth HJ. Zakboekje kengetallen. Koninklijke PBNA 2000

-ocr page 256-

Dierverwaarlozing bij landbouw-
huisdieren komt gelukkig niet vaak
voor, maar elk geval is er één teveel.
Praktiserende dierenartsen spelen
bij de signalering een belangrijk rol.
Zij zullen vaak als eerste opmerken
dat de dierverzorging op een bedrijf
achteruit gaat of door naburige vee-
houders geraadpleegd worden als
die zorgen hebben over de gang van zaken bij een collega.
Dit blijkt ook uit een enquête waarin 57 procent van dieren-
artsen aangeeft incidenteel dierverwaarlozing tegen te ko-
men in hun directe omgeving. Verder blijkt dat in 44 pro-
cent van deze gevallen practici zelf actie ondernemen ter
verbetering van de situatie. In de overige gevallen wordt be-
roep gedaan op de AID, Dierenbescherming, Gezondheids-
dienst voor Dieren (GD) of het Vertrouwensloket Preventie
Verwaarlozing Landbouwhuisdieren.

Het Vertrouwensloket is nu driejaar actief. Het doel is door
vroegtijdige signalering en het verlenen van hulp dierver-
waarlozing te voorkomen. Er is recent een enquête uitge-
voerd naar de bekendheid van het loket onder dierenartsen
werkzaam in de landbouwhuisdierenpraktijk en hun ervarin-
gen met dierverwaarlozing. De respons was met 85 procent
zeer goed.

Verwaarlozing wordt landelijk ongeveer evenveel waargeno-
men op rundvee-, kleine herkauwers- en varkensbedrijven. Dit
komt aardig overeen met de meldingen bij het Vertrouwens-
loket met die uitzondering dat bij het loket weinig meldingen
van verwaarlozing op varkensbedrijven binnenkomen.
Het Vertrouwensloket is een centrale plek waar informatie
voorhanden is over verwaarlozing bij landbouwhuisdieren
en waar gevallen gemeld kunnen worden. De meldingen
worden discreet behandeld en de bevindingen worden desge-
wenst met inachtneming van de privacy van betrokkenen
teruggekoppeld. De preventie van dierverwaarlozing bij
landbouwhuisdieren is het hoofddoel. Het loket en de drie
daaronder werkzame vertrouwensteams werken puur op ba-
sis van vrijwilligheid. De medewerking van de veehouder is
essentieel bij het bereiken van een aanvaardbare oplossing
van de problemen.

Berichte

verslage

Beknopte weergave van het eindrapport van de enquête \'Naamsbekendheidonderzoek onder Dierenartsen\'

Practici ondernemen zelf vaak actie bij verwaarlozing landbouwhuisdieren

Jan Veling en Bert Maller

Het Vertrouwensloket is een initiatief van de landbouwhuis-
dierensector zelf en de uitvoering is belegd bij GD en LTO.
Drie Vertrouwensteams, bestaande uit een dierenarts van de
GD en een inspecteur van de Dierenbescherming, onderzoe-
ken de meldingen en in geval van dreigende verwaarlozing
trachten zij in goed overieg de veehouder aan te zetten tot het
verbeteren van de situatie op zijn bedrijf
Belangrijk voor de preventie van dierverwaarlozing is de be-
kendheid van het Vertrouwensloket in de sector. Daarom is in
2001 (nulmeting) met een enquête de bekendheid met het
Vertrouwensloket Preventie Verwaarlozing Landbouwhuis-
dieren gepeild onder veehouders. Dit zal over anderhalf a twee
jaar herhaald worden. Daarnaast is nu ook een enquête gehou-
den onder dierenartsen werkzaam in de landbouwhuisdieren-
praktijk, omdat zij vanuit hun professie betrokken zijn bij deze
problematiek. De resultaten worden hieronder gepresenteerd.

Opzet van het onderzoek

Voor een representatief onderzoek onder beroepsmatige be-
zoekers is gekozen voor de benadering van de groep dieren-
artsen werkzaam in de sector landbouwhuisdieren. Het
onderzoek betrof een telefonische enquête. De vragen die
gesteld werden hadden betrekking op verwaariozing in het
algemeen en over het Vertrouwensloket in het bijzonder. De
enquêteurs vermeldden bij aanvang van het gesprek dat ze
voor de sector landbouwhuisdieren een enquête uitvoerden
zonder de naam van het Vertrouwensloket te noemen.
Bij de opzet van de enquête is gestreefd naar 150 te verwer-
ken enquêtes, als steekproef van alle dierenartsen werkzaam
in de sector landbouwhuisdieren.

De resultaten zijn steeds weergegeven naar regio. Dc regio\'s
zijn als volgt samengesteld:

• Noord-Nederland: Groningen, Friesland en Drenthe
Limburg, Brabant en Zeeland
Gelderland, Flevoland en Overijssel
Noord-Holland, Zuid-Holland
en Utrecht

Zuid-Nederiand:
Oost-Nederland:
West-Nederland:

Resultaten

Vraag 1: Komt u bij uu> bezoeken aan veehouderijbedrijven wel eens gevallen tegen van verwaarlozing bij landbouwhuisdieren\'?
Tabeh. Mate waarin men verwaariozing aantreft.

Respons

Regio

Totaal

i

Noord

Oost

West

Zuid

Aantal

%

Aantal

%

Aantal

%

Aantal

%

Aantal

%

i Nooit

9

39,1

25

39,1

8

30,8

27

55,1

69

42,6

IZelden

12

52,2

24

37,5

13

50,0

14

28,6

63

38,9

jWel eens

2

8,7

15

23,4

5

19,2

8

16,3

30

18,5

: Respondenten

23

64

26

49

162

Opmerking tabel 1: het percentage is berekend als het deel van de respondenten met de betreffende respons.

\' Met landbouwhuisdieren worden bedoeld: rundvee, schapen, geiten, varkens en
pluimvee.

-ocr page 257-

Vraag 2: Bij welke diersoort komt u verwaarlozing met name tegen?

Tabel 2. Diersoort of diersoorten waarbij men verwaarlozing aantreft.

Respons

Regio

Totaal

Noord

Oost

West

Zuid

Aantal

%

Aantal

%

Aantal

%

Aantal

%

Aantal

%

Melkvee

7

50.0

12

30,8

5

27,8

5

22,7

29

31.2

•Overig rundvee

4

28,6

15

38,5

8

44,4

6

27,3

33

35,5

\'Kleine herkauwers

3

21,4

8

20,5

13

72,2

6

27,3

30

32,3

jVarkens

1

7.1

17

43,6

4

22,2

12

54,5

34

36,6

[Pluimvee

1

4,5

1

1.1

iWeet niet/ geen antwoord

2

5,1

3

13,6

5

5,4

Respondenten

14

39

18

22

93

Opmerkingen tabel 2:

a. Dc vraag is alleen gesteld aan diegenen die bij vraag I hebben aangegeven \'zelden\'of\'wel eens\'verwaarlozing tegen te komen (n=93).

b. Respondenten kimnen verwaarlozing bij meerdere diersoorten aangeven.

c. Het percentage is berekend als het deel van de respondenten met de betreffende respons.

Vraag 3: Vindt u dat de sector landbouwhuisdieren zelf meer aan preventie van verwaarlozing zou moeten doen?
Tabel 3. Mening over zelfregulering sector

Respons

Regio

\'i\'otaal

Noord

Oost

West

Zuid

Aantal

%

Aantal

%

Aantal

%

Aantal

%

Aantal

%

Niet nodig

18

78,3

35

54,7

16

61,5

25

51,0

94

58,0

Misschien

9

14,1

1

3,9

4

8,2

14

8,6

Ja

5

21,7

15

23,4

7

26,9

16

32,7

43

26,6

jWeet niet/ geen antwoord

5

7,8

2

7,7

4

8,2

11

6,8

Respondenten

23

64

26

49

162

Opmerking tabel 3: het percentage is berekend als het deel van de respondenten met de betreffende respons.

Vraag 4: Zou u iets kunnen noemen, waarmee de sector landbouwhuisdieren op dit moment verwaarlozing probeert tegen te gaan?

Tabel 4. Huidige maatregelen voor zelfregulering sector (die men kent).

j Respons

Regio

Totaal

Noord

Oost

West

Zuid

i

Aantal

%

Aantal

%

Aantal

%

Aantal

%

Aantal

% 1

[Nee

8

34.8

16

25.0

9

34.6

25

51.0

58

35.8 :

Ja, het vertrouwensloket

3

13,0

10

15,6

10

38,5

7

14,3

30

18.5

Anders, namelijk...

8

34,8

30

46,9

5

19,2

15

30,6

58

35.8 i

Weet niet/ geen antwoord

4

17.4

8

12,5

2

7,7

2

4.1

16

9.9

Respondenten

23

64

26

49

162

.....

Opmerking tabel 4: het percentage is berekend als het deel van de respondenten met de betreffende respons.

Vraag 5; Stel dat u in uw omgeving een duidelijk geval van verwaarlozing ziet. Aan wie of welke instantie zou u dat melden?

Tabel 5 Instanties waar men gevallen van verwaarlozing zou melden (spontane bekendheid).

Respons

Kegio

Totaal

Noord

Oost

West

Zuid

Aantal

%

Aantal

%

Aantal

%

Aantal

%

Aantal

%

Vertrouwensloket

5

21,7

7

10,9

7

26,9

7

14,3

26

16.0

Dierenbescherming

6

26,1

17

26,6

3

11,5

7

14,3

33

20,4

Gezondheidsdienst voor Dieren

3

13,0

8

12,5

4

15,4

8

16,3

23

14.2

AID

5

21,7

16

25,0

4

15.4

11

22,4

36

22,2

LTO

1

3,8

1

2,0

2

1.2

Onderneemt zelf actie

10

43,5

31

48,4

13

50.0

18

36,7

72

44,4

Politie

2

3,1

2

7,7

1

2,0

5

3.1 1

Anders, namelijk...

6

9,4

5

19.2

9

18,4

20

12,3

Weet niet/ geen antwoord

1

1.6

1

3,8

1

2,0

2

1.2

Respondenten

23

64

26

49

162

Opmerkingen tabel 5:

a. Respondenten kunnen meerdere antwoorden geven.

b. Het percentage is berekend als het deel van de respondenten met de betreffende respons.

-ocr page 258-

Vraag 6: Bent u bekend met het Vertrouwensloket Preventie Verwaarlozing Landbouwhuisdieren?

Tabel 6. Geholpen bekendheid Vertrouwensloket.

Respons

Regio

Totaal 1

Noord

Oost

West

Zuid

Aantal

%

Aantal

%

Aantal

%

Aantal

%

Aantal

% j

Ja

8

44,4

25

43,9

7

36,8

15

35,7

55

40,4 1

Nee

9

50.0

32

56.1

11

57,9

25

59,5

77

56,6

Vaag

2

4.8

2

1,5

Weet niet/ geen antwoord

1

5,6

1

5,3

2

1,5

Respondenten

18

57

19

42

136

Opinerkingen tabel 6:

a. Vraag 6 is alleen gesteld aan diegenen die bij vraag 5 het Vertrouwensloket niet spontaan genoemd hebben (n= 136).

b. Het percentage is berekend als het deel van de respondenten met de betreffende respons.

Signalen met anderen bespreken

Het Vertrouwensloket Preventie Verwaarlozing is een initia-
tief van de sector landbouwhuisdieren. In de overkoepelende
projectgroep zijn, naast de KNMvD, alle organisaties ver-
tegenwoordigd die in Nederland betrokken zijn bij dierver-
waarlozing.

Het Vertrouwensloket probeert verwaariozing bij landbouw-
huisdieren in Nederiand tegen te gaan door met name de nadruk
te leggen op de preventie. Verwaarlozing kan worden voorko-
men door vroegtijdig signalen op te pikken en daarop te reage-
ren. Achtergronden over deze aanpak staan beschreven in de
brochure \'Dierverwaariozing: een gezamenlijke zorg\'. De bro-
chure is gratis te verkrijgen door een aanvraag te sturen naar het
Vertrouwensloket, Antwoordnummer 440, 7400 VB Deventer.
Ook telefonisch bestellen is mogelijk (06-22435757)

Het feit dat practici bij geconstateerde dierverwaariozing
vaak zelf actie ondernemen, is in lijn met hetgeen het
Vertrouwensloket Preventie Verwaarlozing wil stimuleren.
In het algemeen is het beter om situaties van verwaarlozing
lokaal op te lossen. Vanwege de achterliggende problematiek
(verwaarlozing is vaak een structureel probleem en een
symptoom van iets anders) kan het verstandig zijn om signa-
len van verwaarlozing ook met anderen te bespreken. Het is
mogelijk dat binnen een praktijk bepaalde collega\'s meer ge-
schikt zijn voor het aankaarten en oplossen van situaties van
verwaarlozing. Geadviseerd wordt binnen de praktijk het
onderwerp \'preventie verwaariozing\' van tijd tot tijd op de
agenda te plaatsen. Voor nadere informatie of meldingen kan
men een beroep doen op het Vertrouwensloket.

Adres auteurs: drs. Jan Veling en ing. Bert Muller, Vertrouwensloket
Preventie Verwaarlozing landbouwhuisdieren. Antwoordnummer 440,
7400 VB Deventer. Telefoon {06)22435757.

Werkgroep Katten van het Platform Verantwoord Huisdierbezit

Het Platform Verantwoord Huisdierbezit (PVH) is een
koepelorganisatie met als doelstelling onder andere het
behartigen van de belangen van houders van gezelschaps-
dieren. Men richt zich hierbij zowel op diegenen die zich
als liefliebber hebben aangesloten bij een vereniging maar
vooral ook op de niet georganiseerde hnisdierbezitter.

Het PVH probeert een zo breed mogelijk draagvlak te creë-
ren voor het houden van gezelschapsdieren. Respect voor
dieren en plezier beleven aan het houden van dieren hebben
daarbij prioriteit. Van verschillende diersoorten, van hond
tot leguaan en van konijn tot goudvis, zijn binnen het PVH-
werkgroepen actief.

Op dit moment is men bezig met de oprichting van een
Werkgroep Katten. De doelstelling van de werkgroep is het
bespreken en het vinden van oplossingen voor maatschap-
pelijke problemen die spelen rondom de kattenhouderij.
Om zitting te nemen in de werkgroep zijn onder andere be-
naderd: experts op het gebied van de fokkerij, dierwelzijns-
organisaties, gedragsdeskundigen, opleidingsinstituten en
brancheorganisaties. De werkgroep zal in een frequenties
van ongeveer zes keer per jaar bijeen komen bij het PTC te
Barneveld.

Er is binnen de Werkgroep Katten nog een vacature voor
een dierenarts als afgevaardigde van de KNMvD. Via het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde doen wij hiervoor een
oproep. Geïnteresseerden kunnen zich melden bij het se-
cretariaat van de KNMvD bij mevrouw Jeannette Lindhout
(j.lindhout(gknmvd.nl).

Meer informatie over het PVH is te vinden op de website
www.huisdieren.nu

-ocr page 259-

Nieuw, praktisch en doeltreffend

Preventiewijzer prima ondersteuning bij bedrijfsbegeleiding

De Gezondheidsdienst voor Dieren heeft samen met die-
renartsen en veehouders een nieuwe methode voor verbe-
tering van de dierziektepreventie op melkveebedrijven
ontwikkeld. Veehouders en practici kunnen vanaf 1 okto-
ber met deze methode, de PreventieWijzer, aan de slag.
Met behulp van de checklist uit de PreventieWijzer ma-
ken veehouder en practicus Jaarlijks een inventarisatie
van de ziekterisico\'s op het bedrijf. Aan de hand van het
verbeterplan dat daaruit volgt, worden risicovolle situa-
ties verbeterd. Door deze integrale aanpak van dierziek-
ten zal het aantal ziekteuitbraken in Nederland afnemen.

De PreventieWijzer biedt practici de mogelijkheid meer in-
zicht te verkrijgen in de werkwijze van melkveehouders en
biedt zodoende aanknopingspunten voor bedrijfsbegeleiding
en advisering. Ook biedt de PreventieWijzer ondersteuning bij
het oplossen van een bedrijfsprobleem. Dierenartspraktijken
ontvangen de PreventieWijzer bij de Praktijkmap Her-
kauwers. Meer over de PreventieWijzer leest u op de website
www.gcivdieren.nl en in de nieuwsbrief die in oktober aan alle
practici en melkveehouders wordt verstuurd.

Meldpunt dierenleed

De Dierenbescherming heeft i september 2003 een
landelijk telefoonnummer geopend waar mensen
een vertrouwelijke melding van dierenmishande-
ling of verwaarlozing kunnen doen. De dierenorga-
nisatie heeft de indruk dat in Nederland steeds
meer dieren mishandeld worden. Het telefoon-
nummer is daarom dringend nodig, meent de or-
ganisatie. Woordvoerder N. Dorland denkt dat er
een verband is tussen de \'algehele verruwing van
de maatschappij\' en de toename van het aantal ge-
vallen dierenleed. Hij noemt de situatie \'schrij-
nend\' en spreekt over \'norm- en waardevervaging\'.

Het meidnummer dierenmishandeling (0900-
2021210) is sinds 1 september 2003 als landelijk
telefoonnummer geïntroduceerd. Mensen kunnen
er een melding doen, waarna de Stichting
Landelijke Inspectiedienst Dierenbescherming
(LID) de zaak gaat onderzoeken (ANP).

ÄBBS^^

ACE Veterinary Products BV - Postbus 1262 - 3890 BB Zeewolde

Orale rehydratie
Voor honden en katten met diarree.

-ocr page 260-

In april verschenen in de dagbladen de
eerste korte berichten over een bloed-
test bij runderen, waarmee tijdens het
leven de diagnose BSE kon worden
vastgesteld. Daarop stuurde de hoofd-
redacteur van de centrale redactie van
uitgeverij Agrio bijvoorbeeld, Reinout
Burgers, mij een internetbericht over
deze bloedtest.

Het betrof een gezamenlijk onderzoek, verricht in de labora-
toria van Prof Bertram Brenig, directeur van het Veterinair
Instituut van de Georg-August Universiteit in Göttingen en
dat van Dr. Howard Urnovitz van het Amerikaanse bedrijf
Chronix Biomedical te San Jose in Californië. Dit onderzoek
resulteerde in een test, waarbij in het bloedserum van dieren
die aan BSE lijden het RNA kon worden aangetoond dat in
de hersencellen een degeneratief proces ontwikkelt. In het
genetisch traject DNA »- mRNA RNA treedt alleen het
RNA buiten de beslotenheid van de celkern en kernlichaam-
pjes en is daardoor via een permeabele celwandmembraan in
het bloedserum te traceren.

Bij zes bekende positieve BSE-runderen waren alle bloed-
testen positief Bij 219 (d.d. 15 augustus) bekende negatieve
dieren waren alle testen negatief In een groep van 75 ver-
dachte dieren, werd bij twee dieren een positieve bloedtest
gevonden. Als groep verdachte dieren werden die runderen
aangemerkt, die twaalf maanden voor of na de geboorte van
een positieve BSE-koe, op hetzelfde bedrijf zijn geboren of
opgefokt.

Naar aanleiding van de ontwikkelde bloedtest heeft Professor
Brenig gemeend zijn oude standpunt te moeten handhaven, na-
melijk om alle
verdachte dieren te doden. Naar zijn mening zou
het verwijderen van de risicorunderen een grote hulp zijn bij
het begrijpen van het BSE-probleem. Dit standpunt komt over-
een met de maatregelen die minister Veemian in april in

Ingezonde

BSE-bloedtest bij levende dieren

A.J.C. van \'t Hooft

Nederiand heeft genomen.

Welke conclusies mogen uit het voorgaande worden getrok-
ken?

1.Mede gezien de voorgeschiedenis van BSE (TvD, 2002,
deel 127, afl. 22, blz. 691) is het uitgesloten dat diermeel
via een retourroute RNA »-DNA het BSE verbreidde.

2. Ook een overdacht via één ouderdicr past niet in het ver-
spreidingspatroon.

3. Een autosomale enkelvoudige recessieve factor, die in de
homozygote vorm dit lethale gebrek veroorzaakt, ligt
meer voor de hand.

4. Voorlopig komen de homozygote BSE-lijders en de beide
recessieve ouders in beeld voor een realistische bestrij-
dingsmaatregel en dienen uit de fokkerij te worden geno-
men.

5. De overige recessieve dragers van het DNA zijn via deze
bloedtest mijn inziens niet te traceren. Hiervoor verwijs ik
naar het artikel in TvD 2003, deel 128,311. 14/15, blz. 461.

6. Onderzoek zal zich ook moeten richten op het opsporen
van vaderdieren van eerder aan BSE gestorven of gedode
dieren.

Tenslotte:

Op de internetsite van Redflagsdaily geeft Dr. Urnovitz een
overzicht van onderzoek en preventie van TSE\'s onder de
veelzeggende titel: mad cow disease: a case for studying //-
v/>?g animals.

Dit artikel kwam tot stand na raadpleging van de volgende
bronnen:

1. Lehninger AL. The molecular components of cells in: Biocheinistry:
2nd ed. Worth Publ. Inc. 1975.

2. Swartz JN. Synthesis and distribution of neuronal proteins. In: E.
Kandel, Principles of neural science. 2nded. Elsevier NY. 1985.

3. Anon. Living test for Mad Cow Disea.sc. Chronix Biochemical, San
Jose, Cal.

4. www.redflagswcckly.com/confercnccs/iTiad_cow/aug 15_urnovitzRhtml

Anecdote

C. Uilenberg

De langdurige discussie over homeopathie heb ik met
enige verbazing gevolgd maar ik heb geen werkelijke be-
hoefte gevoeld om mee te doen. Toch wil ik graag een
anecdote vermelden uit de jaren vijftig, dit vooral naar
aanleiding van het ingezonden stuk van collega Hendriks
in nummer 116 van het tijdschrift (pagina 498), waarin
hij zegt dat "het feit dat ook ik op basis van huidige we-
tenschappelijke inzichten niet kan verklaren HOE
homeopathie werkt, maakt voor mij de vrijwel dagelijkse
waarneming in mijn praktijk DAT homeopathie werkt
niet minder feitelijk". Op de collegebanken aan de
Numanskade werd door prof. Theunissen een hond ge-
toond, de diagnose gesteld en een therapie ontworpen.
Wat de hond had weet ik echt niet meer, maar een week
later toonde prof Theunissen de hond weer, met een in-
middels veranderde diagnose. De hond was wel genezen,
en werd gepresenteerd met de nuchtere woorden "De pa-
tiënt is genezen ONDANKS onze behandeling". Dit kan
uiteraard gelden voor allopathische zowel als homeopa-
thische behandelingen.

Overigens (pagina 499), er zijn geen meerdere wetenschap-
pen, slechts één.

-ocr page 261-

Mutaties in diergeneesmiddelenregistraties in augustus 2003

Deze gegevens zijn opgesteld door de Apotlieek van de Faculteit Diergeneeskunde om te voorzien in de vraag naar gemakkelijk toegankelijke, relevante gege-
vens over gewijzigde registraties van diergeneesmiddelen. De gegevens zijn een selectie uit de maandelijkse informatie van het Bureau Registratie
Diergeneesmiddelen. Voor details over de genoemde wijzigingen verwijzen wij u naarwww.brd.agro.nl of naar www.vet.uu.nl/vgr. Het tijdschrift noch de
Apotheek aanvaarden aansprakelijkheid voortkomend uit gebruik van deze gegevens.

Nieuwe registraties

GallivacSE

RegNI 10095

Cyclosol LA 200mg/m

RegNI 10105

Noromectin 1%

RegNI 10107

Pneumotil4%topdressing

RegNI 10123

Vervallen registraties

Pharbenlan

RegNI 8540

Gewijzigde registraties

Aard van wijziging

Oud

Nieuw

Equest orale gel

RegNI 9548

Uitbreiding indicatie

Het middel heeft een aanhoudende werking gedurende
twee weken tegen kleine strongyliden. De uitscheiding van
kleine strongyliden-eieren wordt gedurende negentig dagen
onderdrukt.

Het middel is effectief tegen in het darmslijmvlies verblij-
vende (ontwikkelende) L4-stadia van de kleine strongyliden.
Op acht weken na behandeling zijn vroege (hypobiotische)
L3-stadia van de kleine stongyliden geëlimineerd.

MERIAL

Deze tabel is mogelijk gemaakt door:

Nascholing honden- en kattengedrag in de dierenartspraktijk

De begeleiding van huisdieren op
gedragsgebied wordt steeds pro-
fessioneler. Uitgebreide gedrags-
begeleiding is te tijdrovend voor
veel practici. Samenwerking met
gediplomeerde gedragstherapeu-
ten en huisdier gedragsadviseurs
biedt mogelijkheden, maar veel
gedragsproblemen vereisen te-
vens veterinaire inbreng. Denk hierbij aan het uitsluiten
en verhelpen van lichamelijke oorzaken, gedragsmedica-
tie, castraties.

Tinley en PB-Animee organiseren een praktische twee-
daagse nascholing voor dierenartsen die geïnteresseerd
zijn in de nieuwste ontwikkelingen op het gebied van
honden- en kattengedrag.

Onderwerpen

Soorteigen gedrag van kat en hond. Leerprincipes en hun
toepassingsmogelijkheden. Veel voorkomende probleemge-
dragingen: medische oorzaken, therapeutische mogelijkhe-
den. Zin en onzin van castraties.

Dc inhoud is gebaseerd op wetenschappelijke gegevens,
maar de opzet is heel praktisch: veel foto-/filmmateriaal, be-
spreking van probleemgedrag aan de hand van cases.
Insteek: wat kan de practicus doen om zijn service naar de
gedragsklanten te vergroten?

Verdere informatie

• Docenten: Debbie Rijnders {Tinley, gediplomeerd ge-
dragstherapeut) en Margit Price-Bossard
(PB-Animee, ge-
dragsdeskundig dierenarts)

• Data: woensdag 5 november en dinsdag 2 december 2003.
Locatie: OudeTolhuys, Utrecht.

• Kosten: € 325, inclusief lunch en lesmateriaal.

• Accrediteringspunten voor permanente educatie zijn aan-
gevraagd.

• Voor opgave en verdere informatie kunt u bellen met
Debbie Rijnders: 0226-383499. Sluitingstermijn voor
aanmelden: 24 oktober 2003.

-ocr page 262-

Avond over Vuurwerkangst

In december wordt elke dierenartspraktijk gecon-
fronteerd met honden die panisch zijn voor vuur-
werk. Om u van de nieuwste inzichten over vuur-
werktraining en -angst op de hoogte te brengen,
organiseren Tinley en PB-Animee een informatieve
avond over vuurwerkangst.

De avond wordt gehouden op maandag 27 oktober van
20.00 tot 22.30 uur in het Oude Tolhuys te Utrecht.
Sprekers zijn Debbie Rijnders (gedragstherapeut) en
Margit Price-Bossard (gedragsdeskundig dierenarts).
De avond kost € 35 en is toegankelijk voor dierenartsen
en assistenten. Voor opgave en verdere informatie kunt
u bellen met Tinley (0226) 383499.

\'Blijf op de hoogte\'

New techniques in
diagnostics and treatment
of sport horses

Op dinsdag 4 november organiseert VHiVer
het symposium \'Blijf op de hoogte\' New techni-
ques in diagnostics and treatment of sport hor-
ses. Tijdens dit symposium zullen de nieuwste
diagnostische methoden en therapeutische
technieken in de paardengeneeskunde aan bod
komen.

Zo zullen shockwave therapy (F. van Toor), de
nieuwste medicaties voor sportpaarden (J.H.D.M.
Swagemakers), digitale radiologie (J. Maree),
EMG-onderzoek (mevrouw I. Wijnberg), de mo-
biele MRl (T. Mair) en gamma-scintigrafie (P. de
Baerdemaeker) uitgebreid besproken worden on-
der leiding van Marianne Sloet.

De aanwezigheid op dit symposium is goed voor
acht nascholingspunten voor de erkende paarden-
dierenarts.

De entree bedraagt 55 euro voor donateurs en 65
euro voor niet-donateurs.

Voor het volledige programma en voor inschrij-
ving kunt u terecht op de website:
www.VhiVer.nl
Vragen? Mail ze naar: luco@VhiVernl

George H. Waring. Noyés Publications,
William Andrew Publishing, Norwich,
New York, USA, 2003. 2nd edition,
ISBN 0-8155-1484-0.

Dit 442 pagina\'s-tellende boek geeft
in 25 hoofdstukken een overzicht van
het gedrag en allerlei gedragsafwij-
kingen van het paard. De auteur heeft,
zoals hij in zijn inleiding meldt, het boek niet alleen geschre-
ven voor dierenartsen, maar ook voor dierwetenschappers,
biologen, gedragwetenschappers en de studenten die zich in
één van deze richtingen bekwamen.

Het boek is verdeeld in zeven delen. Deel I \'Introduction\'be-
vat hoofdstukken over de afstamming van het paard, percep-
tie en oriëntatie, en beweging. Deel 11 \'Behavioral devel-
opment\' gaat over het ontstaan van gedragspatronen,
speelgedrag, onderzoekend gedrag, leren en het geheugen.
Deel III \'Maintenance activities\' beschrijft rusten en slapen,
voedselopname, urineren en defaeceren, en allerlei vormen
van \'comfort behavior\' zoals likken, krabben, rollen etce-
tera. In deel IV \'Reproductive behavior\' komen seksueel ge-
drag van de hengst en de merrie en maternaal gedrag aan de
orde. In deel V \'Social behavior\' worden de sociale organisa-
tie, merrie-veulen binding, territoriumgedrag, rangorde,
strijdlustig gedrag cn communicatief gedrag besproken.
Deel VI \'Ecological influences\' bevat hoofdstukken over de
interactie tussen paarden en hun omgeving en over ecologi-
sche invloeden op voortplanting en sociaal gedrag. Deel VII
\'Applied ethology in horse care and management\' is het laat-
ste deel en bevat allerlei praktische tips voor het houden en
verzorgen van paarden. Vervolgens bevat het boek een ap-
pendix waarin allerlei gedrag van het paard en de achterlig-
gende problemen schematisch worden beschreven. Hierin
komen ook allerlei ziektebeelden (al dan niet met schrijffou-
ten) aan de orde. Echter, bijvoorbeeld bij \'refusal to work\'
zijn \'leverfalen\' of\'heat exhaustion\' niet de eerste oorzaken
waar ondergetekende aan denkt.

Tot slot bevat het boek een uitgebreide literatuurlijst (28 pa-
gina\'s) en een uitgebreide index waarin ook op auteurnaam
kan worden gezocht.

Het boek is meer een naslagwerk dan een boek om helemaal
te lezen. De foto\'s en tekeningen zijn zwart-wit en van ma-
tige tot zeer matige kwaliteit. Het geheel doet wat \'ouder-
wets\' aan. Verder geeft het boek geen (duidelijk) antwoord
op praktische vragen die dierenartsen vaak bezighouden, zo-
als \'hoe lang is kribbebijten te antedateren\'. Ook was bij het
lezen van het boek voor ondergetekende een dik Engels-
Nederiands woordenboek erg nuttig om te begrijpen wat nu
precies met bepaalde Engelse (Amerikaanse) termen werd
bedoeld.

Samenvattend kan gesteld worden dat het boek op de boe-
kenplank van een gedragsdeskundige of bioloog zeker niet
zal misstaan, maar dat het voor een paardendierenarts geen
belangrijk handboek zal worden.

Boe
besprekin

i

Horse behaviour

Dr. Marianne M. Sloet van Oldruitenborgh-Oosterbaan

-ocr page 263-

Als dierenarts maakt u lange dagen en heeft u heel
wat verantwoordelijkheden. Dieren en hun eigenaren vragen
veel van uw tijd. Daarnaast heeft u uw zakelijke en financiële
beslommeringen. Door alle hectiek krijgen die vaak minder
aandacht dan ze verdienen. Gelukkig is er de WAA. Al meer
dan 75 jaar dé complete zakelijke dienstverlener van en voor
dierenartsen. Alle zaken voor u persoonlijk, maar ook voor
uw praktijk geregeld op één vertrouwd adres. Onze adviseurs
weten precies wat er zich afspeelt binnen uw vakgebied. Zij
zijn uitstekend geïnformeerd over alle zaken rondom de
kleine huisdieren/gezelschapsdieren-, gemengde- en land-
bouwhuisdierenpraktijk. En adviseren u bij uw praktijkover-
dracht en associatie, de daarbij behorende goodwillbereke-
mngen, de gevolgen van de schaalvergroting binnen de dier-
geneeskundige praktijk of over de verschillende specialisaties
in de diergeneeskunde. Deze kennis en ervaring vindt u ook
terug in onze producten en diensten. Of het nu gaat om ver-
zekeringen of de opbouw en bescherming van uw vermogen.

Wilt u ook verzekerd zijn van een deskundige begeleiding
afgestemd op uw persoonlijke situatie en wensen? Neemt
u dan contact op met de VVAA adviesgroep Dierenartsen
(030) 247 49 49. U zorgt goed voor uw \'patiënten\', wij graag
voor uw zaken.

VVAA

VVAA VOOR DIERENARTSE

Atoomwea 100. Postbus 8153. 3503 RD Utrecht, telefoon (030) 247 49 11. internet www.vvaa.nl

-ocr page 264-

Opsplitsing functie algemeen se-
cretaris

Het Bestuur heeft besloten om de
functie van de huidige algemeen se-
^ cretaris over twee personen op te
^ splitsen. Tjeerd Jorna zal zich, als
algemeen secretaris, belasten met
het taakgebied veterinair-inhoude-
lijke zaken terwijl Jean Engelen, in
de functie van interim directeur, verantwoordelijk zal zijn
voor de taken op het terrein van de voorwaardenscheppende
zaken. Beiden zullen hun werkzaamheden zodanig op elkaar
afstemmen dat de functie van algemeen secretaris als een-
heid wordt uitgeoefend.

Tevens heeft het Bestuur besloten dat de functiebenaming van
Algemeen Secretaris, met het oog op de komst van de nieuwe
directeur, zal worden aangepast in Algemeen Directeur
KNMvD. De statuten zullen hiertoe worden gewijzigd.
Meer info: Ton de Ruijter

Regiovergaderi ngen

Bij elke regiovergadering zal zowel het Bestuur als het
Bureau vertegenwoordigd zijn. Voor wat betreft het huishou-
delijk reglement dat tijdens de regiovergaderingen wordt be-
sproken geldt dat dit niet in conflict mag komen met de statu-
ten van de KNMvD.
Meer info: Tjeerd Jorna

Evaluatie Aviaire Influenza

Het Bestuur benadrukt het belang van het opstellen van een
evaluatierapport Aviaire Influenza en zal daarin zelf actief par-
ticiperen. Omdat deze dierziektecrisis brede sociaal-maat-
schappelijke gevolgen heeft gehad, zullen ook belangheb-
bende partijen bij (delen van) het rapport worden betrokken.
Te denken valt hier bijvoorbeeld aan de Dierenbescherming
Nederland.

Meer info: Tjeerd Jorna
Standpunt Ziekte van Aujeszky

Het Bestuur heeft in een brief aan LTO, COV, PVE, LNV en
NVV nog eens het standpunt van de Koninklijke Neder-
landse Maatschappij voor Diergeneeskunde (KNMvD) ten
aanzien van de mogelijke aanvraag van de artikel 1 O-status
met betrekking tot de Ziekte van Aujeszky (ZvA) verwoord.
Op dit moment heeft Nederland de artikel 9-status (Richtlijn
97/12/EG). Dankzij de succesvolle bestrijding van de ZvA
op basis van dit artikel is Nederland op dit moment vrij van
de ZvA.

De aanvraag van de artikel 1 O-status heeft tot consequentie
dat de beoogde maatregelen bij een uitbraak van de ZvA
door de EU worden vastgesteld (artikel 18 Richtlijn
89/662/EEG). Op dit moment betekent dat een vaccinatie-
verbod en vernietiging van besmette en verdachte dieren, in-
clusief de vernietiging van gevaccineerde dieren in geval van
een noodvaccinatie.

Bulleti
B&

Bulletin Bestuur en Bureau

Nummer 6, september 2003

De KNMvD stelt zich op het standpunt dat bij een mogelijke
uitbraak van de ZvA in gebieden die officieel vrij zijn van de
ZvA, de bestrijding niet ten koste mag gaan van gezonde die-
ren. Hieraan kan tegemoet worden gekomen door gebruik te
maken van zogenoemde gE-negatieve markervaccins en de
daarbijbehorende serologische testsystemen toe te passen
om mogelijke virusdragers op te sporen.
Ten tweede moeten mogelijke virusdragers versneld worden
verwijderd door middel van doden en destructie. Tenslotte
moet vaccinatie en de humane consumptie van gevacci-
neerde dan wel viruspositieve dieren onderdeel van de even-
tuele artikel 1 O-status zijn. Vanuit diergeneeskundig oogpunt
gezien biedt vaccinatie bovendien de mogelijkheid om in-
sleep van de ZvA en daarmee het risico van een uitbraak te
voorkomen.

Meer info: Hugo de Groot
\'Toekomst intensieve veehouderij\'

Het Bestuur van de KNMvD heeft in haar vergadering van 6
augustus 2003 op uitnodiging van minister Veerman beslo-
ten tot het instellen van een ad hoe werkgroep teneinde de vi-
sie van de KNMvD op de toekomst van de intensieve vee-
houderij in Nederland kenbaar te maken. De ad hoe
werkgroep heeft zich ten doel gesteld een breed gedragen
KNMvD visie op te stellen.
De samenstelling van de werkgroep is als volgt:

Tjep dc Vries
Leen den Otter
Henk Verburg

Onno Brecuwsma
Arjan den Hertog
Erik Gostelie
Ton de Groot
Henk Wentink
Koos Verhoeff

Eveline van der Waa
Hugo de Groot
Bert Hendriks
Karen Saris

Groep Pluimveewetenschappen
Groep Geneeskunde Gezelschapsdieren
(iroep Gezondheids- cn Kwaliteitszorg
Groep Dierenartsen werkzaam in het
Bedrijfsleven

Groep Practici Grote Huisdieren
Groep Geneeskunde van het Paard
Groep Geneeskunde van het Varken
Groep Geneeskunde van het Rund
Groep Veterinair Specialisten
Groep Homeopathisch werkende
Dierenartsen

KNMvD Bureau Veterinaire Zaken
KNMvD Bureau Communicatie
KNMvD Bureau notuliste

De werkgroep heeft in haar eerste vergadering afgesproken
dat het standpunt uitgewerkt zal worden op basis van drie
elementen: dierenwelzijn, diergezondheid en voedselveilig-
heid. De ad hoe werkgroep heeft een oproep aan alle betrok-
kenen binnen de KNMvD gedaan om opmerkingen, sug-
gesties en visies bij de afgevaardigde van het Groepsbestuur
in te dienen. De ad hoe werkgroep heeft de visie op 8 okto-
ber 2003 aan het Bestuur voorgelegd. Meer tijd is niet be-
schikbaar gezien het feit dat de minister 15 oktober als dead-
line heeft gesteld.

Meer info: Hugo de Groot en Bert Hendriks

-ocr page 265-

Tevredenheidsenquête goodwill

In respectievelijk 2001 (over 2000), 2002 (over 2001) en
2003 (over 2002) zijn enquêtes gehouden met betrekking tot
de tevredenheid van de leden over de goodwilladvisering.
Op basis van deze enquêtes is de conclusie dat men over het
algemeen tevreden tot zeer tevreden is over het beleid van de
KNMvD aangaande goodwill. Met name geldt dit voor het
derde jaar. Ook zijn er duidelijk minder problemen bij het
vaststellen van de goodwill. Dit wordt toegeschreven aan het
feit dat alleen aanvragen in behandeling worden genomen
waarbij de uitgangspunten voor de berekening door alle be-
trokkenen gezamenlijk zijn vastgesteld en onderschreven.
Meer info: Véronique Roeivinii

jaarverslag 2002

In de tweede helft van september is het jaarverslag van de
KNMvD 2002 naar alle leden gezonden. "Er is veel aandacht
besteed aan een eigentijdse toegankelijke vormgeving, pas-
send in de huisstijl van de KNMvD.
Wat mij betreft zonder meer een voor-
uitgang in vergelijking met de vorige
uitgave", zo schrijft voorzitter Ton de
Ruijter in zijn begeleidende brief. Het
jaarverslag geeft een beeld van de acti-
viteiten die in 2002 zijn ondernomen
om de diergeneeskunde in zijn alge-
meenheid en de werkzaamheden en po-
sitie van de dierenarts in het bijzonder
te bevorderen. Vanzelfsprekend zijn
alle op- en aanmerkingen ter verbete-
ring welkom.

Meer info: Marjolijn van de Weetering
en Bert Hendriks

Dierenpaspoort

Vanaf juli 2004 treedt de EU-verorde-
ning 998/2003 in werking met daaraan
gekoppeld het gebruik van een
Dierenpaspoort naar Europees model.
Het officiële gedeelte in het paspoort
zal qua vorm en inhoud vooralle lidsta-
ten grotendeels gestandaardiseerd wor-
den. Op dit moment geeft de KNMvD
in Nederland het Dierenpaspoort uit.
Het Dierenpaspoort in zijn huidige
vorm zal hierop aangepast moeten
worden om dc status als reisdocument
te kunnen behouden. De KNMvD zal
zich op alle mogelijke fronten sterk
maken voor het behoud van de uitgifte
van het Dierenpaspoort naar Europees
model.

Meer info: Joost van Herten
lijkheden waarmee dierenartsen-werkgevers en dierenart-
sen-medewerkers in de praktijk kunnen worden geconfron-
teerd betreffende de betaling van de pensioenpremie voor
dierenartsen-medewerkers in loondienst.
De aanleiding voor deze onduidelijkheid is een besluit van
het ministerie van Financiën over de aftrekbaarheid van pen-
sioenpremie die wordt betaald door vrije beroepsbeoefena-
ren in loondienst. De KNMvD heeft in overleg met het
Pensioenfonds advies ingewonnen over hoe het Besluit uit-
werkt voor praktiserende dierenartsen in loondienst en hun
werkgevers. In het Besluit staan voorwaarden genoemd die
een eenduidige toepassing in de weg staan. De KNMvD
hoopt binnenkort samen met het Pensioenfonds een toelich-
ting te kunnen verstrekken die dierenartsen-werkgevers en
dierenartsen-medewerkers houvast kan bieden.
Meer info: MariJ van Oostrwn-Schuunnan Hess

KNMvD-jaarverslag 2002

Pensioenfonds voor Dierenartsen

In september vergaderde het Bestuur
van de Stichting Pensioenfonds voor
Dierenartsen. Stafmedewerker Marij
van Oostrum, die als adviseur namens
de KNMvD de vergaderingen van het
Bestuur van het Pensioenfonds bij-
woont, heeft nogmaals de aandacht van
het Bestuur gevraagd voor de onduide-

Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde

Is het u opgevallen ddf- er in het jaarverslag
vragen staan waarop \'p kunt reageren?
Wij zijn benieuwd! \\

-ocr page 266-

Oktobernummer Veehouder en Dierenarts zeer compleet

Het nieuwste nummer van Vee-
houder en Dierenarts is 1 oktober
2003 verschenen. Het is een zeer
complete aflevering geworden
waarin de diersoorten paard, rund,
varken en kleine herkauwer ruim-
schoots aan bod komen. Maar ook
is er aandacht voor de geschiedenis
van de vleeskeuring in Nederland.

Kreupel In de groep: Laat het niet uit de klauwen lopen!

In dit artikel van Ineke Eijck en Frank van der Meer alles
over X-benen, bokbenen, onderstand, stijve gang, koehakkig
en sabelbenigheid. Ofwel de mogelijke gevolgen van de mo-
derne groepshuisvesting bij varkens. De auteurs geven onder
meer aan hoe problemen als klauwscheur en klauwdefecten
te voorkomen zijn.

Insemineren is horen, zien en voelen

Een prachtige, informatieve diaserie van de hand van
Thomas Dijkstra en Jan Strampel over insemineren. De na-
druk ligt op de binnenkant; dus dia\'s van onder meer een
baarmoeder, een kween, een buikvliesontsteking en een
vleesboom voeren de boventoon.

"Dokter, mijn kippen zijn ziek"

Iedere veehouder in Nederland kan in principe een beroep
doen op deskundige, diergeneeskundig hulp. Helaas is deze
hulp minder voor de hand liggend voor een hobbydierhou-
der Jos Heijmans geeft daarom een overzicht van de belang-
rijkste ziektesymptomen bij de kip, de mogelijke oorzaken
en of er een behandeling mogelijk is.

Nieuwe aspecten omtrent droogzetten van koeien

Als het gaat om het droogzetten van koeien kan sinds kort
gebruik worden gemaakt van de nieuwe, zogenaamde
\'barrièretherapie\'. Deze nieuwe methode vormt met name
een oplossing voor koeien die op het moment van droogzet-
ten minder goed een keratineprop in de speen kunnen vor-
men. Uit onderzoek blijkt dat dit toch een redelijk groot per-
centage is (de helft van de kwartieren heeft op dag 7 nog
geen keratineprop gevormd). Voordeel van de nieuwe thera-
pie is dat er geen antibioticum gebruikt hoeft te worden.

Koliekchirurgie, wat kunnen we betekenen?

Koliek, een veelvuldig voorkomend probleem bij paarden.
Niet zo gek als je naar de anatomie van het maagdarmkanaal
van het paard kijkt. Auteur Tijn Spoormakers gaat met name
in op redenen om te opereren en op de operatietechnieken,
voorzien van zeer illustratieve foto\'s.

Anderhalve eeuw vleeshygiëne in Nederland

De infrastructuur voor kwaliteitsbewaking van dierlijke voe-
dingsmiddelen is in Nederland tegenwoordig zeer uitgebreid
en omvat instituten, wetgeving en een netwerk van deskundi-
gen. Dit is niet altijd zo geweest. Auteur Peter Koolmees om-
schrijft in zijn artikel de geleidelijke overgang van de traditi-
onele, agrarische samenleving rond 1850 naar een moderne
welvaartsstaat nu. Dat dit veel consequenties had voor de
vleesproductie is wel duidelijk, als je weet dat er in 1850 27
kg vlees per hoofd van de bevolking per jaar werd gegeten en
nu 85 kg. De vleeskeuringswet, het ontstaan van openbare
slachthuizen en het inzetten van veeartsen zijn allemaal as-
pecten die hebben geleid tot de vleeskeuring heden ten dage.

Maatschappi

nieuw

Diarree bij lammeren

Auteur Wilbur Septer beschrijft in dit artikel de vele oorza-
ken die diarree bij lammeren kan hebben. Het hoeft niet al-
tijd een infectie te zijn. Onder andere voedingsdiarree, lam-
merdysenterie, salmonellose en cryptosporidiose komen aan
de orde. Belangrijke boodschap: probeer uitdroging te voor-
komen.

Management op het melkveebedrijf

Optimale gezondheid van melkvee kan alleen gerealiseerd
worden als de meeste aandacht uitgaat naar de \'transitiekoe\',
is de boodschap van auteur Ido Ypma. Hij omschrijft wat er
gebeurt met een koe in de periode rondom afkalven en wat er
mis kan gaan. Daarnaast doet hij aanbevelingen, waarbij hij
met name wijst op het belang van de voeropname vóór afkal-
ven.

Interesse? Vraag een proefnummer aan bij de redactie
(telefoon (030) 6348900.\' Jolanda Jansen, fax (030)
6348929 of e-mail: veeh.en.dierenarts@knmvd.nl
Een jaarabonnement op Veehouder en Dierenarts kost
1 f49 euro (inclusiefportokosten en BTW).

VEEHOUDER

-ocr page 267-

Movir handhaaft de premiestelling van haar arbeidson-
geschiktheidsverzekeringen met ingang van volgend jaar.
De ontwikkeling van de schadelast over de afgelopen pe-
riode maakt het mogelijk de huidige premiestelling te
handhaven per I januari 2004.

De premieopslag voor dierenartsen (type praktijkvoering
10% of meer landbouwhuisdieren) op de premiestelling ver-
valt per 1 januari 2004. Deze opslag vervalt in afwachting
van de resultaten van het onderzoek naar de risicofactoren
van de werkzaamheden van de dierenarts.

Er is de afgelopen jaren door Movir, in nauwe samenwerking
met de KNMvD, hard gewerkt om arbeidsongeschiktheid on-
der dierenartsen terug te dringen. Zo zijn er de afgelopen jaren
bijvoorbeeld meerdere workshops georganiseerd en diverse
onderzoeken gedaan. Deze activiteiten waren erop gericht de
werkomstandigheden van dierenartsen te verbeteren.

Ook heeft Movir dossieronderzoek laten verrichten naar de
oorzaken van arbeidsongeschiktheid van dierenartsen. De
resultaten van dit onderzoek, uitgevoerd door Floor
Stembert, zijn gepubliceerd in de special arbeidsongeschikt-
heid van het Tijdschrift voor Diergeneeskunde. Het eerder
genoemde onderzoek naar de risicofactoren van de werk-
zaamheden van de dierenarts is een vervolg op het onder-
zoek van Floor Stembert.

Onderdeel van dit onderzoek betreft een inventarisatie van
werkzaamheden van dierenartsen. Eind dit jaar zal Movir
daartoe alle dierenartsen benaderen, die bij haar verzekerd
zijn.

De uitkomsten van dit onderzoek zullen Movir in staat stel-
len een nog gerichter preventie- en reïntegratiebeleid te voe-
ren. Uiteraard blijven de inspanningen van Movir gericht op
het beheersen van de schadelast.

Movir handhaaft premiestelling van haar
arbeidsongeschiktheidsverzekeringen

PROGRESSIS

Hét veilige PRRS-vaccin voor gelten en zeugen

\'/O

Üli

rA

i.\' y

M6RIAL MERIAL B.V.
^^ Bovenkerkerweg 6-8

f 1185 XE Amstelveen

PROGRESSIS

voor de juiste balans in uw varkensstapel

De gezondheid van uw gelten en zeugen is sterk afhankelijk van de infectiedruk op uw bedrijf.
PROGRESSIS zorgt voor de extra afweer van uw varkens tegen PRRS en voorkomt dat uw
bedrijf uit balans raakt. Vraag uw dierenarts naar PROGRESSIS.

PROGRESSIS® Samenstelling: Geïnactiveerd Porcine Reproductive and Respiratory Syndrome (PRRS) virus, stam P120 >2.5 loglO IF Eenheden. Doeldieren: Varkens (zeugen en gelten). Indicaties: Vermindering van de reproductieve stoornissen (aantal vroegtijdige wor-
^n en doodgetoren biggen) veroorzaakt door het Porcine Reproductive atxl Respiratory Syndrome (PRRS) virus (Europese stam) in een besmette omgeving. Ckmtra-indicaties: Geen bekend. Bijwerkingen: voorbijgaande zwelling (maximaal 3 cm) die doorgaans minder
......................■■ " .....t 7 cm diameter) af en toe na frequent herhaalde hervaccinaties. In zeldzame gevallen een overeevoeliBheidsreactie. In derw

dan één week duurt, en een kleine lokale reactie (granulomata). Omvangrijkere zwellingen (tot 7 cm diameter) af en toe na frequent herhaalde hervaccinaties. In zeldzame gevallen een overge\'... „______________... „_________________ _________________

behandeling ingestekJ te worden. Dosering en toedieningswijze: Pas de gebruikelijke aseptische voorzorgsmaatregelen toe. Eén dosis van 2 ml, diep intramusculair in de nekspieren achter het oor. dit in overeenstemming met het volgende vaccinatieschema. Basisvaccinatie:
gelten: 2 injecties met een interval van 3-4 weken, waarvan de laatste tenminste 3 weken vóór de eerste dekking - zeugen; 2 injecties met een interval van 3-4 weken (vaccinatie van alle zeugen op het bedrijf binnen een korte tijdsperiode wordt geadviseerd).
Herhaiingsvaccinatie: Eén injectie op 60-70 dagen dracht, vanaf de eerstvolgende dracht na de basisvaccinatie. Wachttijd: Nul dagen. Kanalisatie: Aflevering: U.D.0. - op medisch voorschrift. Verdere informatie is besctiikbaar bij: voor Nederland MERIAL B V
Bovenkerkerweg 6-8; 1185 XE Amstelveen - voor België: Merial Belgium N.V. Sylvain Dupuislaan 243, B-1070 Brussel. Reg. NL 09819 - 1192 IS 99 F 17. i» Geregistreerd handelsmerk van MERIAL. © 2003 MERIAL. Alle rechten voorbehouden, Matt Art 11073/09/03.

-ocr page 268-

Groep
Geneeskunde
Gezelschapsdieren

Gezelschapsdierenarts in Europa

Ook op Europees niveau is er discussie over vele zaken
die spelen op het gebied van de gezelschapsdierenarts.
Hieronder een korte samenvatting van een aantal ac-
tuele onderwerpen.

Medicijnen

Hoewel minder urgent dan bij de landbouwhuisdieren en
paarden, geldt voor gezelschapsdieren hetzelfde. Er zijn
steeds minder geregistreerde medicijnen beschikbaar.
Mogelijk dat de komende herziening van de Europese
diergeneesmiddelenwetgeving mogelijkheden biedt.

Accreditatie faculteiten

Op termijn zouden de visitaties en beoordelingen van de
veterinaire faculteiten van Europa tot een systeem van ac-
creditatie moeten leiden. Velen zullen zich hier wellicht
tegen verzetten, onder andere decanen en diverse lidsta-
ten, maar de beroepsgroep (practici) moet zich sterk blij-
ven maken voor een gecontroleerde opleiding die aan be-
paalde voorwaarden voldoet. Zeker zolang dierenartsen
in Europa vallen onder de zeven beroepen waarvoor de
zogenaamde sectorale richtlijnen gelden. Met de EU-uit-
breiding naar het oosten, zullen zeer waarschijnlijk op ter-
mijn vele (goedkopere) dierenartsen onze kant op kij-
ken/komen.

Specialisatie

In Nederland hebben we er lang over gedaan om tot het
systeem van de geregistreerde veterinaire specialisten te
komen. Een intensieve vier-jarige opleiding op de facul-
teit levert hoogwaardige specialisten op. Voor gezel-
schapsdierenpractici en cliënten is duidelijk wie specialist
is. Overige practici kunnen zichzelf via PAOD en andere
korte opleidingen bekwamen in bepaalde deelgebieden,
en kunnen zich voldoende profileren in een regio zonder
zich specialist te hoeven noemen. De European Board of
Veterinary Specialists (EBVS) staat hetzelfde doel voor
ogen. In een aantal Europese landen willen practici een
soort tussenspecialist, men vindt de voorwaarden voor
toelating tot de Europese colleges veel te hoog.

Certificering

Ook in een aantal andere landen (UK, Denemarken) is
men bezig met kwaliteitsrichtlijnen voor dierenartsen-
praktijken. Net als in Nederland zoekt men daarbij naar de
juiste manier van aanpak voor gezelschapsdierenpraktij-
ken. In Engeland is de Royal College of Veterinary
Surgeons (RVCS) net als de GGG voorstander van een
modulaire structuur waarbij de basis bestaat uit de wette-
lijke voorschriften.

Dierenartsassistenten

In sommige landen bestaan ze niet eens, in andere landen
zijn ze onmisbaar. Er zijn veel projecten om tot een
Europese opleiding en erkenning te komen. Op zich een
lofwaardig streven. Sommige landen zijn bang dat dieren-
artsassistentenopleidingen in onder andere Nederland en
Engeland zich via deze weg een deel van dierenartswerk-
zaamheden toe willen eigenen. In diverse zuidelijke
Europese landen wordt dit met argwaan bekeken. In
Nederland zijn de bevoegdheden van deze paravcterinai-
ren vastgelegd in dc Wet Uitoefening Diergeneeskunde.

Certificering

Het certificeren van de praktijk volgens de voorge-
stelde KRD-ISO norm levert bij GGG-leden grote
weerstand op. Men twijfelt erg aan het nut van de
voorgestelde manier van certificeren. Verder heeft
men problemen met de hoge kosten en de hoeveel-
heid tijd die deze wijze van certificeren met zich
meebrengt.

Tijdens de \'Ronde van Nederland\' is een andere wijze
van certificeren voorgesteld die enthousiast ont-
vangen werd. Hierbij wordt uitgegaan van een modu-
laire/stapsgewijze opbouw waarbij, per onderwerp.

duidelijk wordt aangegeven wat men wettelijk ver-
plicht is en wat daarnaast wordt aanbevolen. Als goed
voorbeeld kan de zogenaamde \'röntgenmodule\' ge-
noemd worden.

Ook in de ons omringende landen heeft men inmiddels
voor deze checklistmethode gekozen en het voorstel is
deze voorbeelden (met name die van de AAHA en
BSAVA) zoveel mogelijk te gebruiken bij het opzetten
van een nieuwe \'GGG-standaard\'.
Het is de bedoeling om ieder jaar een aantal modules te
ontwikkelen om zodoende binnen een beperkt aantal
jaren het gehele traject te doorlopen.

-ocr page 269-

Voor het lidmaatschap van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Dierge-
neeskunde hebben de volgende collegae
zich aangemeld:

Trappenburg, A.D.J.; Gent 2003; 4163 LM
Leerdam; Koenderseweg 3 A.

Personali

3 okto-

Voor het dierenartsenexamen van
ber 2003 zijn geslaagd:

Barten, Mevr. M.
Keurs, H.G. ter.

Kreek. Mevr. L.L. de.
KruiJff,M.de.
Mook. Mevr. M.C. van.
Secrève, Mevr. M.
Shaawe, Mevr. Y.N.M.
Voorde, Mevr. S. van der.
Weijde, M.A. van der.
Winterink, Mevr. M.P.

Overlijdensberichten:

Op 27 januari 2003 S.A.M. Cieef te Mill.

Op 5 september 2003 S. Wietsma te Rinsumageest.

Op 15 .septetnber 2003 Mevr. H. van Gessel-van Scherpenzeel te Aalden.

Mutaties:

Backx, Mevr. A.; 2003; 3581 PE Utrecht; Parkstraat 47; tel. privé: 030-
2319339; E-mail privé: backxa(aJhotmail.com.; d.

*Bartcn, Mevr. M.; 2003; Doetsewes 7«; .3381 KG Giessenburg;
tel. privé: 0184-651218; d.

Geerts, A.A.J.; 1989: 4873 NG Etten-Leur; Brakkenstraat 17; tel.
privé: 076-5014917; fax privé: 076-5031375; E-mail privé: geerts.
sanders@wxs.nl.; wet. vet. d. bij eUigit; tel. bun: 076-5031377; fax bun;
076-5031375; e-mail bun: infoC« edigit.nl.

Gisbergen, Mevr. R.G.W. van; 2003; 5095 BS Hooge Mierde;
Vo.ssenhof 19; tel. privé: 013-5091197; E-mail privé: rachelvangis
bergen@hotmail.com.; medew. bij Mevn E.M. van Aubel-Laugeman;
tel. prakt.: 013-5420274; fax prakt.: 01.3-5430861.

Hofkes, Mevr. L.M.; 2003; 3743 BG Baarn; Laanstraat 26 I hoog; tel.
privé: 035-5410298; tel. privé mobiel: 06-53765623: fax privé: 035-
5421021; E-mail privé: lmhofkes@hotmail.com.; medew. bij M. van
Baarie, D.J. Breen, W.C.J. Kampschöer en Mevn H.G. Suermondt; tel.
prakt.: 0418-512009; fax prakt.: 0418-540572.

Keurs, H.G. ter; 2003; 7609 XP Almelo; Parterre 25; tel. privé:
0546-810888; tel. privé mobiel: 06-22949647; E-mail privé: h.g.
terkeurs@studcnts.uu.nl.; d.

Kreek, Mevn L.L. de ; 2003 ; 3511 XX Utrecht ; Diaconessenstraat
2 ; tel. privé: 030-2342860; E-mail privé: kreck039(fl planet.nl.; d.

*Kruijff, M. de; 2003; 3584 DD Utrecht; Cambridgelaan 453; tel.
privé mobiel: 06-55922088; d.

Landman, M.A.A.M.; 2003; 3523 VT Utrecht; Constant Erzeijstraat 65;
tel. privé mobiel: 06-22220696; E-mail privé: ikismarco@yahoo.com.; d.

Lips, G.H.; 2003; 3512 EK Utrecht; Nobelstraat 1 bis; tel. privé: 030-
263484; E-mail privé: ghlips@hotmail.com.; wnd.

Megens, Mevr. M.; 1998; 5161 ZL Sprang-Capelle; Kruisvaart 2; tel.
privé: 0416-313696; geass. met Mevr. N. Binnekade; lel. prakt.: 0162-
429551.

*Mook, Mevn M.C. van; 2003; 3971 MH Driebergen;
Arnhemsebovenweg 261 ; tel. privé: 0343-520704; d.

.Secrève, Mevn M.; 2003 ; 3526 SW Utrecht ; Aziëlaan 662; tel.
privé: 030-2890906; E-mail privé: marjoleinsecrcve@hotmail.com.; d.

*Shaawe, Mevn Y.N.M.; 2003; 2492 PH \'s-Gravenhage;
Kuifduikerstraat 49 ; d.

Verbeek, Mevr. M.; 1981; 2023 RD Haariem; Marnixstraat 133; tel.
privé: 023-5277151; fax privé: 023-5277151; E-mail privé: marionver-
beek@hccnet.nl.

Voorde, Mevn S. van der; 2003; 3731 TM De Bilt; Burg.
Heemstrakwartier 122; tel. privé: 030-2523423; d.

Weijde, M.A. van der; 2003; 3731 JM De Bilt; Hessenweg 156 A;
tel. privé: 030-2211792; d.

Wiggers, Mevr. M.J.E.; 2003; 7913 BM Hollandscheveid;
Kraaiheidestraat 22; tel. privé: 0528-340604; E-mail privé: mjewiggers(fl
hotniail.com.; d.

Winterink, Mevn M.P.; 2003; 2082 HL Santpoort-Zuid;
Harddraverslaan 47; tel. privé: 02.3-381264; E-mail privé: m.p.
winterinkCa students.uu.nl.; d.

CO N G R ESS E N & S YM POS I A"

2003
Oktober

18-19 4th International Conference on
Equine Reproductive Medicine.
Informatie bij Institut fur Veterinär
Pathologie. E-mail: schoon@rz.uni-
lcipzig.de

25 \'Keys in canine neurology\' by Pr André
JAGGY (University of Berne, CH), Luik - Belgium, language:
French. Organization: Animalia Curandi Ars. Contact: www.ani-
malia.be / info@animalia.be or tel. -1-32 474 691 440.
GGR organiseert in samenwerking met British Veterinary Cattle
association Congres Engels-Nederlands/Belgische Buiatrics. Voor
meer informatie www.bcva.org.uk of telefonisch via BCVA Office
0044 1452 740816.

OIE (World Organisation for Animal Health), 3e International
Symposium over Bluetongue te Taormina in Sicily (Italië). Voor meer
informatie en registratie: Instituto Zooprofilattico, tel. -1-39 861 3323
18, fax -1-39 861 3322 51, e-mail: bt.symposium@izs.it.
H\'^\'International Symposium. Tropical Animal Health and
Production. Environmental contaminants and natural toxins in the
food chain. Location Faculty of Veterinary Medicine, Utrecht, The
Netherlands. Registration is free of charge. For information: Office
for International Cooperation, Faculty of Veterinary Medicine, PO.
Box 80163, 3508 TD Utrecht, The Netheriands. Tel:
31.30.2532116,Telefax: -i-31.30.2531815, e-mail: bic@vet.uu.nl.

23-26

26-29

31

November

31/10-2/11 Congres Veterinary Wound Healing Association in Cardiff,
Wales. Zie www.vwha.net of bel Jacintha Wilmink, tel. 0317-
414462 of e-mailj.m.wilmink@tiscali.nl

The French Society of Veterinary Pathology and the D.E.S.V in
Veterinary Pathology organize a 3 days seminar on the Pathology
of exotic pet animals. The meeting will be held at the Institut
Pasteur, Paris, France. For more information, please contact Dr
Laurence Fiette, lfiette@pasteur.fr

5-7

65. Fachgesprach über Gefiügelkrankheiten (DVG Fachgruppc
Geflügel und Deutsche Gruppc der WVPA) in Hannover

6-7

Sluitingsdata voor kopij

Aflevering:

Deadline-)

15-11-2003

maandag

27-10-2003

01-12-2003

maandag

10-11-2003

15-12-2003

maandag

24-11-2003

01-01-2004

donderdag

11-12-2003

"-) Voono.oo uur \'s morgens.

-ocr page 270-

Informatie via Klinik für Geflügel, tel. 49 511 953 8778/79.

OIE Seminar on Biotechnology and ll\'*^ International
Symposium of the World Association of veterinary laboratory
Diagnosticians. Locatie: Bangkok, Thailand. Meer informatie via
www.oie.int of telefonisch: 33 (0)144 15 1888.

9-13

ee n ko m sten

yergaderingënï

2003

Oktober

27

28

29

30

Najaarsregiovergadering AUV. Regio Zuid, aanvang 20.15 uur.
Best Western Hotel Brabant te Breda.

Werkvergadering Paard I in Molenwijk te Boxtel om 20.15 uur
Najaarsregiovergadering ALIV. Regio West, woensdag 29 oktober
2003, aanvang 20.15 uur. Restaurant Groot Kievitsdal te Baarn.
Vergadering Groep Geneeskunde van het Paard, 13.30-17.00 uur

November

4 Werkvergadering Varken I in Molenwijk te Boxtel om 20.15 uur.

11 Werkvergadering Regio Oost, Varken I, Gezondheidsdienst voor
Dieren te Deventer Aanvang: 19.30 uur

12 Werkvergadering Rund II in Molenwijk te Boxtel om 20.15 uur

13 Najaarsdag Groep Geneeskunde van het Paard, \'s middags,
Wageningse Berg. \'s Avonds ledenvergadering.

13 Werkvergadering Regio Oost, Rund II, Gezondheidsdienst voor
Dieren te Deventer Aanvang: 14.00 uur.

18 Werkvergadering Pluimvee I in Molenwijk te Boxtel om 14.00
uur

18 Werkvergadering Regio Oost, Schaap/geit 1, AC Restaurant Dc
Meern. Aanvang: 14.00 uur.

19 Werkvergadering Regio Noord, Rund II, Mercure Hajc te
Heerenveen. Aanvang: 14.00 uur

Vergadering Groep Geneeskunde van het Paard. 13.30-17.00 uur.
Najaarsdag GHwD te Breda. De precieze locatie wordt nog be-
kend gemaakt.

Jaarlijkse studiedag WRSA. Thema: Vruchtbaarheid en
Voortplanting. Locatie: Androclusgebouw Diergeneeskunde,
CollegezaalC 101,Yalelaan 1, De Uithof, Utrecht.
Ledenvergadering en wetenschappelijke bijeenkomst van de GPw,
aanvang 20.00 uur Locatie Papendal (in verband met Groep Groot
Dagen).

Werkvergadering Regio Oost, Varken II, Gezondheidsdienst voor
Dieren te Deventer. Aanvang: 19.30 uur

27

Cursussen

2003

Oktober

01.08.29 PAO-D cursus 03/212. Voeding Rund, module I (UD) Rubriek:
Rimd.

15 PAO-D cursus 03/265. Onderwerp: Jongvee Opfok. Rubriek:
Rund.

15 Laparoskopie beim Pferd, Theorie, Demonstrationen ain Patienten
und praktische (jbungen. Teilnahmegebühr: € 280.
Referenten: Dr. Tom Marien, Noorderwijk, Dr. Wolfgang
Scheidemann, Hochmoor Locatie Tierklinik Hochmoor Infor-
mation und Anmeldung: Richard Wolf GmbH. tel. 07043/35-404,
fax 07043/35462, e-mail: heike.baral(grichard-wolf com.

16-17 PHLO-cursus Varkensvoeding in de praktijk. Cursuskosten 795
Euro.Inschrijftermijn eindigt op 12 september 2003. Meer info
Bureau PHLO, tel.: 0317-484093/484092, e-mail: info@phlo
.wurnl, internet www.phlo.nl.

17 PAO-D cursus 03/913. Onderwerp: Röntgenstraling. Rubriek:
Algemeen.

20
22

25

26

De praktijkadviseurs van de Adviesgroep
Dierenartsen van de VVAA zijn dagelijks bezig
met het begeleiden van dierenartsen bij hun
vestiging, overname of associatie. Op dit
moment zijn er verschillende dierenarts-
praktijken in diverse regio\'s van Nederland
op zoek naar

overnamekandidaten M/V

Wilt u meer weten over het aanbod van
dierenartspraktijken? Of wilt u zich laten
vestigen door de VVAA? Bel dan met de
Adviesgroep Dierenartsen (030) 247 49 49
en vraag het informatieformulier aan.

\'U wilt als dierenarts uw handen
uit de mouwen steken?\'

FlexVet biedt u bij uw opleiding, ervaring
en wensen passende functies. Voor kortere
of langere tijd. Onze opdrachtgevers zijn o.a.
dierenartsenpraktijken, de farmaceutische
industrie en verschillende (semi-) overheden.

Wij hebben mogelijkheden op uitzend- en
detacheringsbasis. Ook voor payroll-constructies
kunt u bij ons terecht.

Meer informatie?

Bezoek dan onze website op www.flexvetnl of bel
1053) 572 55 48. Mailen kan ook: info@flexvetnl.

FlexVet B.V., Tolstraat 12
Postbus 170, 7480 AD Haaksbergen

VVAA VOOR DIERENARTSEN

FlexVet

VVAA

Bel voor meer informatie met VVAA adviesgroep Dierenartsen,
telefoon (030) 247 49 49. Of kijk op www.waa.nl.

Detachering en uitzending van dierenartsen en paraveterinair medewerkers

-ocr page 271-

Vangiiitni Pup

maakt de cirkel
weer rond

J

^uiHard\'Pai

\'Vanguard* Pup • de gevriesdroogde component van Vanguard^ Pup bevat de volgende geattenueerde levende virussen:
hondenziekte Snyder Hill stam, adenovirus type 2 stam Manhattan en para-tnfluenza type 5. De vloeibare component bevat
het volgend virus: levend geattenueerd canine parvovirus stam NL-35-D • REG NL 9544 UDD • diergeneesmiddel • doeldier:
hond • indicaties: actieve immunisatie tegen hondenziekte, canine parvovirus, aandoeningen ver(X)r2aakt door honden-
hepatitisvirus en respiratoire aandoeningen veroorzaalct door het canine adenovirus type 2 en het canine para-influenzavirus

♦ toedieningswijze: subcutaan Voor immunisatie tegen parvovirus en hondenziekte vanaf een leeftijd van 6 weken (voor
hondenziekte geldt dat enting op 6 weken leeftijd alleen voldoende immuniteit geeft bij pups zonder maternale antistoffen)
Voor immunisatie tegen de overige aandoeningen vanaf 9 weken (Indien geen maternale antistoffen) of 12 weken (indien
wel maternale antistoffen) • contra-indicaties; gebruik van dit middel bij drachtige honden en gebruik van hyperimmuunserum
of immunodepressiva binnen 1 maand na vaccinatie • bijzondere voorzorgen: zoals bij iedere vaccinatie is het aan te raden
alleen gezonde dieren te enten; indien na vaccinatie anaphyiaxie optreedt dient, ongeacht de oorzaak, adrenaline of
een gelijkwaardig product te worden toegediend. Geen chemisch gesteriliseerde naalden of injectiespuiten gebruiken.

• bijwerkingen: een lokale soms pijnlijke entreactie kan voorkomen • zie verder aanwijzingen en doseringsschema op de
bijsluiter.

Animal Health

Visie op gezondheid

Pfizer Animal lleallh bv

Postbus 37 • 2900 AA Capelle a/d LIssel

www.pfizerah.nlsecrelariaal.ahg@pfizer.com

© 2003 Ffizer ,\\iuinal Hcallli l)v - Capelle .Vrt IJ.ssei
® Merknaam Pfizer Inc., N.Y., II.S..A.

-ocr page 272-

Nu nog co-assistent met afstudeerrichting Rund-Varken-
Paard, straks

DIERENARTS (m)

zoekt per i december 2003 een fulltime baan.
Cursussen erkenning rund en paard gevolgd.

M.L. Nijenhuis

Telefoon 06-19878328

M.L.Nijenhuis@students.uu.nl

Ter overname aangeboden

Cezelschapsdierenpraktijk

In het centrum van het land

Graag reacties richten aan het Tijdschrift voor Dier-
geneeskunde, Postbus 421, 3990 GE Houten, onder ver-
meldngvan nummer 2003/02.

n»\\ Wetenschap is nooit af_

In de collegezalen, laboratoria, werkkamers en restaurants van de Universiteit
Utrecht wordt over tal van vraagstukken nagedacht en gediscussieerd. Dat leidt
vaak tot nieuwe gezichtspunten. Die opnieuw bediscussieerd, getoetst en
doorgegeven worden. Want onderzoek hoort bij onderwijs. En andersom.
Het zijn de twee pijlers waarop onze universiteit rust.
De Universiteit Utrecht is een universiteit met veel verschillende disciplines.
Op tal van terreinen werken deze nauw met elkaar samen. Juist op het
grensvlak van de verschillende vakgebieden zijn de ontwikkelingen uiterst
interessant. Bij de Universiteit Utrecht is wetenschap nooit af. Laat staan
je eigen ontwikkeling.

De Universiteit Utrecht is op korte termijn op zoek naar medewerkers, die zich
herkennen in deze open, gedreven en multidisciplinaire cultuur. In concreto gaat het om:

» DRIE ROULANTEN GEZONDHEIDSZORG PAARD

Binnen de Hoofdafdeling Gezondheidszorg Paard worden SlO\'s of dierenarts-assistenten
niet meer direct aangesteld, maar beginnen zij met een internship van één jaar.
Gedurende dat jaar rouleren zij over de disciplines Anaesthesiologie, Heelkunde en
Inwendige Ziekten. De hoofdafdeling zoekt drie roulanten (Ie fase). De taken bestaan
uit het in toenemende mate zelfstandig bijdragen aan de patiëntenzorg en in
bescheiden mate aan het onderwijs en het onderzoek. Wij vragen dierenartsen die
zijn afgestudeerd in de differentiatie Geneeskunde van het Paard. U bent bij voorkeur
al enige jaren in de praktijk werkzaam geweest. Het salaris bedraagt € 2.155,- bruto
per maand.

Meer informatie: www.uu.nL/vacatures, prof. dr. A. Bameveld, (030) 253 13 50.
Geen
acquisitie naar aanleiding van deze advertentie.

DE UNIVERSITEIT UTRECHT
ZOEKT:

// Drie roulanten Gezond-
heidszorg Paard................

BEL VOOR EEN KOPIE VAN DE
VOLLEDIGE VACATURETEKSTEN
HET LOOPBAANCENTRUM
(030) 253 33 00.

OF KIJK OP:

WWW.UU.NL/VACATURES

Universiteit Utrecht

-ocr page 273-

Uit
de

hoofdredactie

Binnen bij het wanne lioiitvuur. wanl onder de nu geheel bladerloze kastanje zitten is echt te kond. probeer ik te verwoorden waarom de Hoofdredactie van het
Tijd.ichrifl voor Diergeneeskiinde (TvD). in oveiieg met het Bestuur van de KNMvD en de Wetenschappelijke redactie, heeft besloten om na lange tijd weer we-
tenschappelijke artikelen in de Engelse taal te publiceren.

Eén van de doelstellingen van hel TvD is om wetenschappelijke informatie aan de Nederlandse dierenartsen voor te leggen in de vorm van wetenschappelijke
artikelen. Hoe komt zo \'n wetenschappelijke artikel nu eigenlijk tot stand?

Eén of meer auteurs schrijven een manuscript over onderzoek, over één of meer interessante casus en/of over een literatuurstudie met in hun achterhoofd het
tijdschrift waar zij het manu.scripl heen willen .sturen. Het manuscript moet immers voldoen aan de \'instructions for authors\' van het betreffende tijd.schrift (die
van het TvD worden momenteel herzien).

Het lijkt logisch dat auteurs een tijdschrift kiezen waarmee zij zoveel mogelijk lezers bereiken die in het onderwerp van hun manuscript geïnteresseerd zijn (hier
schuilt een \'addertje\' in het gras, waarover later meei-). Na voltooiing wordt het manuscript ingestuurd, bijvoorbeeld naar hel TvD. De bureauredactie kijkt
naar het ondei-werp van het manuscript en .stuurt het vervolgens naar één der leden van de Hoofdredactie. Deze kijkt of het manuscript past binnen de \'scope\'
van hel TvD en geeft aan welke twee referenten (bij voorkeur uit de Wetenschappelijke redactie) gevraagd zullen worden om het manuscript te beoordelen. De
beooi-delingen. geschreven door de beide referenten, gaan via de bureauredactie weer terug naar hel lid van de Hoofdredactie en deze besluit wat er verder met
het manu.scrijU gaat gebeuren. Zonodig wordt nog een derde riferent geraadpleegd. Daarna krijgen de auteurs bericht (geaccepteerd, geaccepteerd na aan-
pa.ssing of afgewezen) en vaak zullen zij hel manuscript meer of minder moeten aanpassen aan de hand van het geleverde commentaar Vervolgens zal het ver-
antwoordelijke lid van de Hoofdredactie bekijken of de auteurs het manii.scripl inderdaad overeenkomstig de wensen van de referenten hebben aangepast en zo-
nodig ook de referenten opnieuw om een oordeel vragen. Sotns volgt nog een tweede ronde langs de auteurs, maar dan komt toch de drukproef en tot slot de
publicatie van hel manuscript als wetenschappelijk artikel. Dat de bureauredactie hij het beoordelingsproces een belangrijke organisatorische rol en bij de op-
maak een cruciale rol .speelt, zal u duidelijk zijn.

Nu hel \'addertje\': voor wetenschappelijke tijdschriften bestaat een ingewikkeld evaluatiesysteem (na te lezen op http://isiknowledge.com: ISI = Institute for
Scientific Information), waarbij voor ieder tijdschrift een aantal paivmelers bepaald worden waarmee het belang van dat tijdschrift wordt vastgesteld. Van
deze parameters is de \'impact factor \'de meest gebruikte. Om verwarring door vertaling te vermijden, geef ik u de officiële Engelse definitie: "The Journal im-
pactfactor is a mea.sure of the frequency with which the \'average article \'in a journal has been cited in a particular year. The impact factor will help you evalu-
ate a Journal\'s relative importance, especially when you cotnpare it lo others in the same field. The impact factor is calculated hv dividing the number of current
citations lo articles published in the two previous years by the total number of articles published in the tnv previous years."

Voor \'veterinary sciences \'.staan er in de gegewns van het Jaar 2002. 129 tijdschriften vermeld. Het tijd.schrift met de hoogste \'impact factor\' is Vaccine (2.HII)
en hel tijd.schrift met de laagste \'impact factor\' is Veterinaiy Econtmucs (0.009). terwijl de Veterinary Record (1.221) op de 23e plaats, hel Vlaams
Dieigeneeskundig Tijdschrift (0.162) op de 107e plaatsen het Tijd.schrift voor Diergeneeskunde (0.113) op de 114e plaats staat. Bij genee.skunde zijn de \'im-
pact factors \'doorgaans veel hoger en daar heeft in 2002 hel New England Journal of Medicine de hoogste \'impact factor\'(31.736).

De \'impact factor\' is met name voor auteurs die op de Faculteit der Diergeneeskunde werken erg belangrijk. Wetenschappers worden namelijk meer ge-
waardeerd naarmate ze meer publiceren in \'belangrijkere \'(hogere \'impact factor\') Hjdschriften. Het zal u duidelijk zijn dat het TvD hier geen hoge ogen scoort
en een publicatie in het TvD wordt daarom binnen de Faculteit doorgaans afgedaan als \'vakpublicatie \'en niet gerekend tot de. hoger in aanzien staande, \'we-
tenschappelijke publicaties\'. Dit alles maakt het voor auleuis niet uanWekkelijk om in het TvD te publiceren.

Echter, ook voor auteurs die vooral geïnteresseerd zijn in het bereiken van een groot lezerspubliek is hel TvD niet aantrekkelijk omdat de Nederland.se taal nu
eenmaal geen \'wereldtaal \'is.

Dit alles heeft de Hoo fdredactie doen be.sluiten wetenschappelijke artikelen nu ook in de Engel.se taal te publiceren. Dit besluit heeft een aantal voordelen. Ten
eerste zullen auteurs eei-der geneigd zijn intere.s.sanie manu.scripten aan te bieden aan het TvD omdat zij in hel Engels een groter publiek kunnen bereiken.
Verder heeft de Hoofdredactie een ruimere keuze int goede, en met name onafhankelijke, referenten om het manuscript te beoordelen. Dit laatste is in ons kleine
Nederlandstalige wereldje nog wel eens een probleem, zeker bij een meer.specialistisch onderwerp. Tol slot zullen de artikelen mogelijk vaker geciteerd worden
waardoor de \'impactfactor \'van hel TvD wal zal stijgen. Een nadeel is dat de lezers van hel TvD mogelijk iets meer moeite zullen moeten doen om een artikel te
lezen want de meeste men.sen lezen nu eenmaal makkelijker in hun moedertaal dan in een andere taal.

In het tijdschrift dat nu voor u ligt slaat het eerste Engelstalige artikel en hoewel ik het diep betreur dat Ton van den Boogaard dit zelf niet meer mee maakt, doet
hel me toch genoegen dat dit eerste Engelstalige artikel mede van zijn hand is. In de Wetenschappelijke redactie van hel TvD was dr Van den Boogaard niet al-
leen een veelgevraagde, enthousiaste en positief kritische referent maar ook een voorvechter van het in hel TvD publiceren van wetenschappelijke artikelen in
de Engelse taal!

Naast het Engelstalige wetenschappelijke artikel valt er in deze uitgave ook nog veel Ie lezen zoals de verslagen van het jaarcongres en de sportdag. Ik wens u
veel leesplezier toe en hoop dat u, nel als ik, momenteel geniet van de heldere koude ochtenden met prachtig berijpte bomen!

Dr Marianne Sloet van Oldruitenborgh-Oosterbaan

I

Diergenees

-ocr page 274-

The prevalence of antibodies against 8. burgdorferi^ an indicator
for Lyme borreliosis in dogs? A comparison of serological tests

H.A.T. Coossens\',J.H.J. Maes\', and A.EJ.M. wan den Bogaardf

Original pape

1

Summary

Five serological tests for the detection of IgM and IgG
antibodies to
Borrelia burgdorferi, the causative micro-
organism of Lyme borreliosis (LB), were compared in
1177 sera from Dutch dogs: 401 healthy working hunting
dogs, 100 healthy city pet dogs, 629 city dogs suspected of
having LB with various clinical symptoms, and 47 hunt-
ing dogs with intermittent lameness. The results of the
in-house species-independent enzyme immunoassay (i.e.
an EIA which can be used to test serum samples from dif-
ferent animal species) showed a strong agreement
(kappa: 0.78-0.81) with those of an experimental and a
commercially available EIA (Genzyme Virotech"^,
Rüsselsheim, Germany) for the detection of canine IgG
antibodies to
B. burgdorferi. Furthermore, the sensitivity
of the in-house EIAs for the detection of antibodies to
B. burgdorferi was independent of the antigenic heteroge-
neity, as demonstrated by the results of sera from dogs
suspected of LB with various clinical symptoms: lame-
ness (n=60), and neurological (n=60) and skin disorders
(n=52). Because of its high sensitivity for IgM antibodies,
the indirect assay (Diagast"^\', Pessac, France) proved to
be an interesting tool for the detection of an acute Lyme
infection in dogs. However, in this study a positive serolo-
gical result could not be linked to any clinical symptom
that has been related to LB in dogs. Results showed no
difference in seroprevalence between dogs considered at
high or at low risk of a
B. burgdorferi infection. It was
concluded that LB is an uncommon disease in the Dutch
dog population despite the fact that many of Dutch dogs
are infected with
B. burgdorferi. Because of this low prev-
alence, the use of any immunoassay to support the clini-
cal diagnosis of LB in dogs might be of limited value.
Nevertheless, the species-independent EIA could be valu-
able in seroepidemiological studies when sera of several
different animal species need to be tested.

Introduction

Lyme borreliosis (LB) is a bacterial infection that affects both
humans and animals and is transmitted by ticks of the genus
Ixodus. In 1981, the causative micro-organism, the spirochete
Borrelia burgdorferi, was isolated (1). Subsequent investiga-

I H.A.T.Goossens(*), J.H.J. Maes.A.E.JM. van den Bogaardf. Department of Medical
Microbiology, University of Maastricht, P. O. Box 616, NL-6200 MD Maastricht, the
Netherlands. H.A.T.Coossens@cpv.unimaas.nl. tel. 31.(0)43.388.11.56, fax.
31.(0)43.388.41.61.
(*) Correspondent Footnote.

tions revealed that the illness had been present for many years
before its recognition and that it has a world-wide distribu-
tion. Serological surveys indicated that many animal species,
including dogs, have antibodies to
B. burgdorferi (2).
Although antibodies against B. burgdorferi are found in up to
55% of animals in Europe (3, 4), only approximately 5% of
these animals are suspected to suffer from LB.
In dogs, lameness combined with malaise is considered the
most prevalent clinical symptom of LB (5). The lameness is
often intermittent and either extreme claudication with swol-
len painful joints without any abnormalities on radiographs
or a stiff gait without a clear localization of the pain (6, 7)
are seen. The malaise may be caused by fever, resulting in
listlessness or inappetance (5). In the USA, Lyme-nephritis,
a proliferative glomerulonephritis with tubulonecrosis and
lymphoplasmatic infiltration, has been described (8, 9).
Other clinical manifestations attributed to LB are lethargy,
lymphadenopathy, and heart block (6, 10, 11). Genetic sus-
ceptibility, immune complex reactions, or repeated exposure
to the agent via tick bites may all be factors that determine
whether a dog will develop clinical signs.
Currently, there are no accepted criteria for the diagnosis of
LB in dogs. Applying the criteria proposed by the USA
Centers for Disease Control and Prevention (CDC) for the
diagnosis of LB in humans (12), a putative diagnosis of LB
in dogs can be made by using inclusion and exclusion crite-
ria; 1. the presence of typical clinical symptoms, 2. exclusion
of other diseases in the differential diagnosis of these symp-
toms, 3. tick infestation in the anamnesis, 4. residence in an
endemic area, 5. the presence of specific antibodies to
B. burgdorferi, and 6. a positive clinical response to ade-
quate antibiotic therapy. However in dogs, tick bites are not
so easy to see as in humans. Therefore, for the clinical diag-
nosis of LB in dogs, the presence of clinical symptoms, ex-
clusion of other diseases and a positive response to antibiotic
therapy only remain as diagnostic criteria.
Unfortunately a clear pathognomonic clinical symptom such
as
erythema migrans, from which B. burgdorferi can be iso-
lated with a high chance of success, is lacking or very hard to
identify in dogs. This decreases the chance of isolating
B. burgdorferi from dogs with LB. Furthermore, the techni-
que to culture
B. burgdorferi is cumbersome and not readily
available at most clinics.

Polymerase chain reaction (PCR) is a more sensitive tech-
nique than bacteriological culture and is 100% specific.
However, PCR lacks the necessary sensitivity for diagnostic
purposes because of sample bias resulting from the uneven
distribution of
Borrelia throughout biopsy specimens (13).
Furthermore, PCR not only detects living infecting organisms,
but also DNA remnants of the causative spirochetes (14).
Therefore, the most used laboratory test to confirm a clinical
diagnosis of LB is the detection of specific antibodies against
B. burgdorferi in serum. As with all immunoserological as-
says there is a trade-off between sensitivity and specificity

-ocr page 275-

which depends on the chosen cut-off level. This cut-off level
is determined by comparing the test results of a large number
of sera from healthy individuals and sera from patients.
Because confirmation of a clinical diagnosis of LB is diffi-
cult, validation of enzyme immunoassays (EIAs) for dogs is
severely hampered by the lack of sera from confirmed clini-
cal cases of canine LB. Therefore it is impossible to deter-
inine the specificity of a test and to estimate the positive and
negative predictive value of the test results. Despite the diffi-
culties with specificity, whole-cell EIAs for the detection of
antibodies against
B. burgdorferi in animals and humans can
show a sensitivity of 100% after experimental infection.

The performance, and low production and analysis costs of
EIAs makes them the most commonly used test for epidemi-
ological surveys and the serodiagnosis of LB in humans and
other animals.

ftlMSOFTHESTUD^_

The aim of the study was twofold: firstly, to investigate the
prevalence of antibodies to B. burgdorferi in healthy dogs at
high and low risk for a B. burgdorferi infection and diseased
dogs su.spected to have LB. And secondly, to study the corre-
lation of clinical symptoms attributed to LB and antibodies
to B. burgdorferi in the sera from Dutch dogs suspected to
have LB.

In the first step, the impact of strain heterogeneity on the re-
sults of an EIA for the detection of antibodies to
B. burg-
dorferi
in dogs was determined. On the basis of these results
the antigen source for future EIAs was selected. Three in-
house EIAs were developed for the detection of IgG and IgM
antibodies against
B. burgdorferi in dogs:

1. an EIA, which is Species Independent and can be used to
detect IgG antibodies against
B. burgdorferi in serum
samples from various animal species (SI-IgG-EIA)

2. an EIA for the detection of canine IgG (cIgG-EI A)

3. an EIA for detection of canine IgM (cIgM-EIA)

In addition, the performance of these three EIAs was com-
pared with that of two commercially available tests: an EIA for
the detection of IgG antibodies against
B. burgdorferi in
canine sera and an indirect haemagglutination antibody (IHA)
test for the detection of antibodies against
B. burgdorferi.

Materials and Methods

Test and control sera

Sera from 105 laboratory dogs (Beagles) which had never
been exposed to ticks, five of which had been subcutane-
ously hyperimmunized against leptospirosis, were used to
determine the cut-ofi"values for the in-house EIAs. A pool of
these sera was used as a negative control serum in all tests. In
addition, three Beagle dogs, 2-4 years old, which did not
have IgM and IgG antibodies against
B. burgdorferi were in-
fected subcutaneously with 10^
B. burgdorferi (ATCC
35210) organisms suspended in 1 ml adjuvant (SpecoF\'^;
ID-DLO, Leiystad, the Netherlands). Serum samples were
collected every 3 days and the dogs were given a booster in-
jection after 28 days with 10^
B. burgdorferi organisms sus-
pended in 1 ml PBS. Sera were collected until 32 days after
the booster injection. On day 60,200 ml blood was collected
from the animals and the sera were pooled and used as a pos-
itive control serum. All sera were stored at -70°C until assay-
ed.

Study population

The influence of antigenic heterogeneity on the performance
of the tests was studied using sera of dogs suspected of LB
and with clinical manifestations linked to a specific strain in
human LB: dogs with lameness (n = 60), dogs with neurolo-
gical disorders (n = 60) and dogs with skin disorders (n =
52). Of all dogs with lameness or neurological or skin dis-
orders, ticks were removed at the veterinary clinic. The prev-
alence of IgM, IgG and IgM, and/or IgG antibodies to
B. burgdorferi in Dutch dogs was studied with the clgM-
EIA, SI-IgG-EIA, and IHA respectively, using 1117 sera
from Dutch dogs divided into a \'healthy control group\' and a
\'patient control group\'. None of the 1177 animals included

Table 1. Main characteristics of 6 enzyme immunoassays (ElAs) and one indirect haemagglutination assay (I HA) for the detection of IgM and/or IgG antibodies against B. burg-
dorferi
sensu lato in dogs.

Test

Assay design

B. burgdorferi strain

Antigen
preparation

immunoglobulin
class(es) detected

cigG-EIA-r

Indirect EIA

B31 (ATCC 35210)^

total sonicate

canine IgG

clgG-ElA-ir

Indirect EIA

figann;/(ATCC 51383)-\'

total sonicate

canine IgG

clgG-EIA-lII\'

Indirect EIA

B. qfzetii(?yoy

total sonicate

canine IgG

SI-lgG-EIA\'

Indirect EIA

B3I (ATCC352I0)-\'

total sonicate

species

independent IgG

clglVd-ElA\'

Indirect EIA

B3I (ATCC 35210)\'

total sonicate

canine IgM

GVT-cIgG-EIA\'

Indirect EIA

2591

total sonicate

canine IgG

IHA\'

Indirect

haemagglutination assay

B3I

lOOkDa, flagellin, OspA.B

species independent IgM/lgG

1: in-house test.

2: commercial available test, Genzyme Virotech.
3; commercial available test, Diagast.
4: low passage strain.

-ocr page 276-

Table 2. Seroprevalence of antibodies to B. burgdorferi sensu stricto, B. garinii and B.
ajzelii in Dutch dogs suspected for Lyme borreliosis with clinical symptoms which
could be attributed to Lyme borreliosis.

No. (%) of Seropositives

Clinical symptoms or
aflected organ systems

Total

SI-IgG-
EIA\'

clgG-
EIA-I\'

clgG-
EIA-IP

clgG-
ElA-Iir

Lameness

60

10(17)

10(17)

9(15)

9(15)

Neurological disease

60

7(12)

7(12)

8(13)

7(12)

Dermatological
disease

52

9(17)

9(17)

8(15)

9(17)

] strain: B31 B. burgdorferi

2 strain: B. garinii.

3 strain: B. afzetii.

in this study were vaccinated against LB, since a canine LB
vaccine has not been licensed in the Netherlands. The heal-
thy control group was subdivided into a \'high-risk group\'
and a \'low-risk group\'. The high-risk group consisted of
Dutch healthy hunting dogs (n= 401), which were regularly
infested by ticks during training or hunting, and a \'low-risk
group\' of healthy city dogs (n= 100) without a history of tick
infestation. The \'patient control group\' consisted of 629 city
dogs presented to veterinary clinics with various clinical
symptoms suggestive of LB. This patient group was split up
into dogs with symptoms which could have been caused by a
B. burgdorferi infection \'attributed to LB\' (lameness, uvei-
tis, renal disease, neurological disease, liver disease, cardiac
disease) and a group with clinical symptoms vaguely associ-
ated with a
B. burgdorferi infection \'ambiguously attributed
to LB\' (dermatological disease, urogenital disease, anorexia,
myositis). Of all 629 city dogs, ticks were removed at the
veterinary clinic or the owner could recently recall a tick in-
festation of the dog.

Experimental in-house EIAs

As listed in Table I, three experimental EIAs for the detec-
tion of canine IgG (clgG-ElA-I, cIgG-EIA-lI, clgG-EIA-
III), and one experimental EIA for the detection of canine
IgM (cIgM-EIA) were developed. The Sl-lgG-ElA was
tested as previously described (15) with minor modifica-
tions. The reference strains used were
B. burgdorferi sensu
stricto B31 (ATCC 35210) for the cIgG-EIA-I, clgM-ElA,
and SI-IgG-EIA;
B. garinii (ATCC 51383) for the clgG-
EIA-II; and
B afzelii (strain: PKo) for the clgG-EIA-III. The
conjugates used were peroxidase-conjugated goat anti-dog
IgG diluted 1/8000 (KPL, USA) for the cIgG-EIA-I, clgG-
EIA-Il and cIgG-EIA-III; peroxidase-conjugated Protein-G
at a dilution of 1/10,000 (Sigma, USA) for the SI-IgG-EIA;

and peroxidase-conjugatcd goat anti-dog IgM at a dilution of
1/2000 (Jackson Immunoresearch, West Grove. USA) for the
cIgM-ElA. All conjugates were diluted in RTU conjugate
stabilizing matrix (D-tek, Möns, Belgium).
To ensure reproducibility, the standardization and all the sera
included in the serosurvey were tested with the same batch of
antigen. Canine sera taken before and after immunization
were also tested for antibodies against
Leptospira interro-
gans
serovar hardjo (macroscopic agglutination test, internal
house test),
L. interrogans serovar icterohaemorrhagiae
(macroscopic agglutination test, internal house test), and
Treponema pallidum antibodies (Fujirebio, Tokyo, Japan);
all sera were negative.

To eliminate plate-to-plate variation, the ElA results are ex-
pressed as an OD ratio, i.e. the ratio of the mean OD of a test
serum sample to the mean OD of the standard serum sample
on the same plate. In each run a negative and a diluted posi-
tive control serum with the predefined cut-oIT value were
tested on each plate. All serum samples were tested in dupli-
cate. Samples were retested if the OD value of the duplicates
differed by more than 10% from the mean.

Cut-off value determination

For the experimental in-house EIAs, the mean OD values ±
SD of the 105 negative canine samples were 0.127 (SD,
0.058), 0.090 (SD, 0.056), 0.088 (SD, 0.056), 0.198 (SD,
0.085) and 0.075 (SD, 0.057) for the clgG-El A-1, clgG-EIA-
II, clgG-EIA-III, clgM-ElA, and SI-IgG-ElA, respectively.
All 105 canine samples u.sed to determine the cut-off value
in the experimental EIAs were also negative in the GVT-
clgG-EIA and IHA test. The best reproducibility of the
experimental EIAs was obtained when the mean 3SD was
used as a cut-off value, because 98% of the canine serum
samples were consistently either positive or negative in all
experimental EIAs. The cut-off value (mean 3SD) for the
cIgG-ElA-I. cIgG-EIA-11, cIgG-ElA-llI, clgM-ElA and Sl-
IgG-EI A was set at 0.300,0.250,0.250,0.450 and 0.250 OD,
respectively. With a mean OD value 2SD as the cut-off
value, the canine serum samples were repeatedly positive or
negative in only 87%, 85%, 85%, 84%, and 88% ofthe clgG-
EIA-1, clgG-ElA-II, clgG-ElA-lIl, clgM-ElA and SI-lgG-
ElA tests, respectively. Of the canine sera which became
positive when the cut-off was lowered, most were borderline
sera. When the same sera were tested repeatedly, they gave
various results, either positive or negative, which led to a
much poorer reproducibility of the test. The cut-off value of
the experimental EIAs and the commercial EIA were in the
linear range of the tests (data not shown). The intra-assay
precision of the experimental EIAs was 97%, 95%, 95%,

Table 3. Level of agreement (kappa-value) between 5 serological tests for the detection of antibodies to S. burgdorferi in Dutch healthy dogs at high (n=40i) and lower risk
(n=ioo) for
B. burgdorferi infection and Dutch dogs suspected for Lyme Borreliosis (n=676).

IHA
C0>1

IHA
CO >2

IHA
CO >3

cIgM-EIA

SI-IgG-EIA

cIgG-EIA

GVT-clgG-EIA

clgM-EIA

<0.4

<0.4

<0.4

1

<0.4

<0.4

<0.4

SI-IgG-ElA

!

<0.4

0.43

<0.4

<0.4

I

0.81

0.78

cIgG-EIA

<0.4

0.48

<0.4

<0.4

0.81

1

0.79

GVT-cIgG-EIA

<0.4

0.53

<0.4

<0.4

0.78

0.79

1

interpretation of kappa values; kappa < 0.4: poor agreement, 0.4 < kappa <0.75: good agreement, kappa > 0.75 : strong agreement.

-ocr page 277-

93%, and 96% for the cIgG-EIA-1, cIgG-El A-il, cIgG-EI A-
111, clgM-ElA, and Sl-lgG-ElA, respectively. The GVT-
clgG-ElA showed an intra-assay precision of 95%, which
was not significantly different from that of the experimental
clgG-ElAs and Sl-IgG-ElA (P>0.05). The inter-assay preci-
sion of all EIAs was >90%.

A seropositive animal was defined as one that had an OD
ratio above this calculated cut-off value. No background re-
action was observed for the positive control serum in control
wells, which were blocked with 1% fish gelatine (Sigma,
USA) in PBS.

Cominercial assays

The control sera were tested according to the instructions of
the manufacturers of two commercially available test kits: an
EIA for the detection of canine IgG (Genzyme Virotech\'\'\'\'*^,
Riisselsheim, Germany) to
S. hurgdorferi (strain 2591) and
an IHA (Diagasf"^, Pessac, France). To exclude test-related
differences, all dog sera were tested using assays with the
same lot number. The cut-off of the IMA lest was set at 2. For
the calculation of the inter and intra-assay precision in all
tests used in this study, the deviation of the duplicate values
within 25% of the mean baseline value was used (16).

Statistical analysis

Paired data were compared using McNemar\'s test, assuming
a binomial distribution of the data. The Chi-square test was
used to compare non-paired data. The kappa value was cal-
culated to indicate the agreement between the tests used.
Interpretation of kappa values; kappa < 0.4: poor agreement,
0.4 < kappa <0.75: good agreement, kappa > 0.75 : strong
agreement (17).

Results

Impact of strain heterogeneity, comparison of SI-lgG-EIA,
cIgC-EIA-l, clgC-EIA-il, andclgG-EIA-lll
As shown in Table 2, the results of the SI-lgG-EIA and clgG-
EIA-1 were identical in the dog population with lameness,
and neurological and dermatological disorders. For dogs
with lameness, the SI-IgG-EIA and cIgG-EIA-I had the
highest sensitivity (17% versus 15%) compared to the clgG-
EIA-II and cIgG-EIA-III but the difference was not signifi-
cant. The cIgG-EIA-II had the highest sensitivity (13%) in
the dog population with neurological disorders, but was not
significantly higher compared to the results obtained with
the SI-IgG-EIA, cIgG-EIA-I or cIgG-EIA-III. For dogs with
dermatological disorders, the cIgG-EIA-III and cIgG-EIA-I,
SI-IgG-ElA had a sensitivity of 17% but were not signifi-
cantly better than the cIgG-EIA-Il. The kappa values of the
SI-IgG-ElA, cIgG-EIA-I, cIgG-EIA-II, and cIgG-EIA-IlI
for dogs with lameness, and neurological and dermatological
disorders were higher than 0.9, showing a strong agreement
among the results. Because the data showed that sensitivity
was not significantly improved by using a specific strain and
the fact that
B. hurgdorferi. B. garinii, and B. afzelii contain
homologue regions of specific antigens, it can be assumed
that the use of a single antigen in the EIA does not influence
the results of a prevalence study.

Table 4. Seroprevalence of antibodies to S. burgdorferi in healthy dogs at high and low risk for B. burgdorferi infection and diseased dogs suspected for Lyme borreliosis (LB) with
various clinical symptoms.

IHA\'

clgM-ElA

SI-IgG-EIA

n

n % Pos

n % Pos

n % Pos

Healthy control group

High-risk group
(healthy hunting dogs)

401

55

14

7

2

69

17

Low-risk group
(healthy city pet dogs)

100

11

11

2

2

15

15

Healthy dogs

501

66

13

9

2

84

17

Patient control group

diseased dogs2

676

90

13

16

2

128

19

Total

1177

156

13

25

2

212

18

I: results of the IH A test with cut-ofF> 2.

2: 629 city dogs suspected for LB presented to veterinary clinics with various clinical symptoms and 47 hunting dogs with lameness.

Immunoglobulins to B. burgdorferi, comparison ofclgC-EIA-
I, cIgM-EIA, SI-lgG-EIA, GVT-clgC-EIA, and IHA
All the 1177 canine sera were tested in five different sero-
logical tests. Because of the strong agreement between the
results of cIgG-ElA-l -II and -III, shown in Table 2, the
cIgG-EIA-I was used in further comparison studies.
Although cIgG-EI A-1 and SI-IgG-EIA used
B. hurgdorferi
as antigen source, SI-IgG-EIA was taken for further evalu-
ation because of its potency in detecting antibodies to
B. hurgdorferi in various animal species. As shown in
Table 3, the cIgG-EIA-1, SI-IgG-EIA, and GVT-cIgG-EIA
showed a strong agreement (kappa: 0.78-0.81). The IHA
with a cut-off of 2 (inter- intra- assay precision; 96%) gave
the best correlation (kappa: 0.43-0.53) with the clgG-EIA-
I, SI-IgG-EIA, and GVT-cIgG-EIA. However, the IHA
(cut-off = 2) detected antibodies to
B. burgdorferi in only
156(13%) of the 1177 dogs, which was significantly lower
than the percentage found with the cIgG-EIA-I (16%), SI-
IgG-EIA (18%), and GVT-cIgG-EIA (16%), For the clgM-
EIA, the agreement with the IHA, cIgG-EIA-I, SI-IgG-
EIA, and GVT-cIgG-EIA was very low (kappa: < 0.4).
However, of the 25 animals positive in the cIgM-EIA, 24
were also positive in the IHA (cut-off = 2); 19 showed a
strong reaction in the IHA (cut-off = 3) but were non-reac-
tive in SI-IgG-EIA, cIgG-EIA-I or GVT-cIgG-EIA. The
high reactivity displayed in the IHA for IgM-positive sera
denoted a high affinity for the detection of IgM antibodies
to
B. burgdorferi, as shown by the antibody response in the
three Beagles experimentally infected with
B. hurgdorferi
(Figure I). The cIgG-EIA-I, SI-IgG-EIA, and GVT-cIgG-
EIA showed comparable results and displayed a higher
sensitivity (18% versus 13%) in detecting IgG antibodies

-ocr page 278-

Table 5. Lyme EIA\' results in 629 diseased city pet dogs suspected for Lyme borrelio-
sis presented at veterinary clinics.

Clinical
symptoms or
affected
organ
systems

Seropositive dogs
(n=117)

Seronegative dogs
(n=5l2)

(n)

(%)

(n)

(%)

Lameness"

11/117

9

50/512

10

Uveitis-

4/117

3

13/512

3

Renai
disease-

7/117

6

59/512

12

Neurological
disease-

7/117

6

53/512

10

Liver
disease-

17/117

15

98/512

•9

Cardial
disease-

17/117

15

68/512

13

Dermatolo-
gical disease\'

9/117

8

43/512

Urogenital
disease\'

18/117

15

66/512

13

Anorexia\'

9/117

8

36/512

7

Myositis\'

18/117

15

109/512

21

1: SI-IgG-ElA for the detection of IgG antibodies to B. burgdorferi.
2: attributed to LB.
3: ambiguously attributed to LB.

to B. burgdorferi compared to the IHA. Although the sen-
sitivity of the IHA was lower, 96% of the sera positive in
the clgM-EIA were recognized.

The SI-IgG-ElA was used as representative EIA for detecting
IgG antibodies to
B. burgdorferi because cIgG-EIA-I, clgG-
EIA-II, and cIgG-EIA-IIl showed similar results and a high
level of agreement with the cIgG-ElA-1, CjVT-cIgG-ElA,
and the SI-IgG-El A (Table 2 and Table 3). The cIgM-EIA and
IHA were further used for the detection of IgM antibodies.

Antibody titre development in experimentally infected dogs
As shown in Figure I, the antibody titre of infected dogs
was recorded for cIgG-ElA-I,-Il,-III, cIgM-EIA, SI-IgG-
EIA, GVT-clgG-EIA, and IHA. Because the test results of
the cIgG-EIA-I,-II,-III, SI-IgG-ElA and GVT-clgG-EIA
were practically identical, the IgG immune response of
serum from the three dogs inoculated with
B. burgdorferi
is given as one plot. As displayed in Figure I, the IgM im-
mune response to
B. burgdorferi detected by the clgM-
EIA reached a maximum 15 days after inoculation and re-
mained at this level for 9 days. At the time the booster
injection was given (day 28), the IgM immune response
had dropped to 50% of its maximum and remained con-
stant for 21 days. After 49 days the IgM titre dropped to
0.25% of its maximum and remained constant until day 60
after the inoculation. Compared to the clgM-EIA, the IHA
test showed a higher sensitivity in detecting the IgM im-
mune response, but failed to detect the effect of booster in-
jections. The IgG response, as measured with the clgG-
EIA-I,-II,-III, SI-IgG-EIA, and GVT-clgG-EIA, showed
only a moderate rise (100 - 400) until 28 days after in-
oculation, when it reached its maximum (6400) 21 days
after the booster injection, whereas the IgM response
dropped to 400. The IgG response remained at its maxi-
iTium for 3 days and stayed at 50% of its maximum until
day 60 after the inoculation.

Seroprevalence of antibodies to B. burgdorferi in healthy dogs
at high and lower risk for Lyme disease and dogs with various
clinical symptoms

As presented in Table 4, the healthy hunting dog population
and the healthy city pet dog population versus the diseased
dog population showed no significant difference in the sero-
prevalence of antibodies to
B. burgdorferi in the IHA, clgM-
EIA, or SI-IgG-EIA. The seroprevalence of IgM (cIgM-EIA,
2%) versus IgG antibodies (SI-IgG-EIA, 18%) to
B. burg-
dorferi
was significantly lower (P<0.001) for all dog popula-
tions tested. However, the IHA, which is able to detect IgM
as well as IgG antibodies, showed a significantly lower prev-
alence in the diseased dog population of 13% versus 19% in
the SI-IgG-EIA (P<0.005). Nevertheless, the IHA detected
24 of the 25 cIgM-EIA positive sera. Of the 24 animals posi-
tive in IHA and cIgM-EIA, nine dogs displayed an infection
of the liver, three dogs were diagnosed with urogenital infec-
tions, three dogs showed a gastrointestinal infection, and one
dog had symptoms of a renal infection.

Comparison of symptomatic and asymptomatic dogs sero-
positive in SI-IgG-EIA

As shown in Table 5, none of the listed clinical symptoms was
significantly more present in the seropositive city pet dogs
than in the seronegative city pet dog population. However, in
the 448 hunting dogs lameness was the only clinical symp-
tom. Eleven (14%) of the 80 seropositive hunting dogs suffer-
ed from intermittent lameness, but this was not significantly
higher than the 36 (10%) of the 368 seronegative hunting
dogs showing lameness which could also be attributed to LB.
All the city pet dogs listed in Table 4 and which were presen-
ted at veterinary clinics for their yearly vaccination were heal-
thy without clinical signs suggestive of LB.

Discussion

Assay development for canine LB serology, an arduous task?
In analogy to the guidelines of the European Union Concerted
Action on human LB (18), the minimum specificity of a
screening test should be at least 90%. The cut-off level
giving such specificity should be established in at least 100 se-
rum samples from healthy individuals. A complete evaluation
of the assay should include validation of the recommended
cut-ofTlevel in the population for which the assay is to be used
and assay performance should be investigated with samples
for patients with disorders known to cause false-positive reac-
tions. Cross-reactions with
B. burgdorferi in canine sera might
be caused by other spirochetal organisms, e.g.
Leptospira
interrogans
or Escherichia coli (19,20). However the assump-
tion that leptospires cross-react in conventional EIAs with
antibodies to
B. burgdorferi has not been substantiated in the
published literature and disorders such as periodontal disease
caused by
Treponema spp. (21), which could cause false-posi-
tive results, are very uncommon in Dutch dogs. Furthermore,
in dogs little is known about the normal background level of
naturally occurring cross-reacting antibodies to
B. burgdor-
feri.
Several studies have shown the sensitivity of EIA tests to
be superior to that of immunofluorescent assays (IFA) (22-

-ocr page 279-

24). Many repoils using EIA to confirm the clinical diagnosis
of LB and the prevalence of antibodies against
B. burgdorferi
in dogs have been published, but in most studies the perfor-
mance ofthe used EIA was not validated or only a small num-
ber of canine control sera were used. The indirect haeinagglu-
tination antibody assay (IHA) is a polyvalent test able to detect
B. burgdorferi antibodies of both IgM and IgG isotypes in vir-
tually any mammalian species. In human LB serology, IHA
could be considered as a first-step test analogous to the current
EIA and IR\\ detection systeins. Compared to the EIA, the
IHA has a better sensitivity for the detection of IgM antibodies
to
B. burgdorferi early after infection, but is less sensitive to
IgG antibodies (25).

Immunoblotting, a technique by which antibodies to single
B. burgdorferi antigens can be identified, has been recom-
mended for confirmation of positive EIA test results, to en-
hance specificity. However, the lack of appropriate control
sera has meant that criteria for the interpretations of im-
munoblots of canine sera have not been published. To date,
no generally accepted test is able to differentiate between
subclinical infection and active disease. Recently, a few
publications in which the detection of borreliacidal antibo-
dies correlated with active clinical disease in humans and
dogs have been published (26-28). However, these results
have to be evaluated and this test is difficult to perform and
not readily available in most clinics. Ideally, the perfor-
mance of a new serological test is evaluated by comparing
the results of sera from a healthy control group consisting
of dogs that not have been in contact with the causative mi-
cro-organism, a patient group of dogs in which the disease
under study has been clinically confirmed in 100% ofthe
cases and sera from a group of patients suffering from dis-
eases that may mimic the symptoms of the disease under
study. However, such criteria are not appropriate for LB in
dogs because LB is not a common disease in dogs in the
Netherlands and so there are not enough blood samples
from dogs with clinically verified di.sease (29,30). Another
method to evaluate a new test is to compare the results with
those of an assay that is able to determine the true disease
state unambiguously and to use these results as a gold stan-
dard. Unfortunately, no such tests have been developed for
LB yet. The true disease state in practice is rarely known
because unambiguous results may be difficult or impossi-
ble to obtain. Dogs do not show a clearly defined and typi-
cal clinical symptom for LB, such as
erythema migrans in
humans. Furthermore, the fact that
B. burgdorferi has also
been cultured from clinically healthy dogs kept under natu-
ral and experimental conditions (31, 32) and that anti-
bodies against
B. burgdorferi are found in healthy dogs (5)
makes it very difficult or even impossible to establish a
\'gold standard\'. Thus consensus on antibody titres diag-
nostic for an active LB infection in dogs has not been
reached. In canine LB serology, some investigators consi-
der only a high single titre whereas others suggest a four-
fold rise in titre over 2 to 4 weeks as confirmation of an ac-
tive infection (33, 34). It has been claimed, however, that a
high antibody titre is suggestive of recent exposure and is
not indicative of clinical infection (35). The fact that vari-

0)
4-1

F

L

-ocr page 280-

ous interpretations exist and that most veterinary laborato-
ries use different commercial tests or their own unique test
contributes to the diagnostic confusion. Since a real stan-
dard is lacking for LB in dogs, this study favoured the com-
monly accepted method of cut-off determination over the
use of canine sera reactive in other tests as a reference. The
mean OD of blood samples from a dog population conside-
red

negative for Lyme and from a population considered possi-
bly cross-reactive to Lyme (dogs hyperimmunized against
leptospirosis) was used to calculate the cut-off level.
Furthermore, the linear response range of the tests was
fine-tuned by using consecutive serum samples from dogs
vaccinated with
B. burgdorferi.

Characteristics and value of the searched tests used for the de-
tection of antibodies to
B. burgdorferi
The fact that several genospecies with different antigenic prop-
erties of
B. burgdorferi exist in Europe and that the different
clinical manifestations of LB have been linked to infections
with certain genospecies could indicate that the selection of the
strain used for preparing the EIA antigen might influence the
perfomiance of an EIA test.
B. afzelii predominated in early
and late skin borreliosis while
B. garinii, predominated in
neuroborreliosis. However in Europe,
B. burgdorferi sensu lato
strains causing Lyme arthritis in humans are very heterogene-
ous (36). Nonetheless, more recently published studies demon-
strated a preponderance of
B. burgdorferi sensu stricto DNA in
samples of synovial fluid taken from Dutch patients with Lyme
arthritis (37). It was also demonstrated that European Lyme
arthritis in humans is preferentially, but not exclusively, caused
by
B. burgdorferi sensu stricto (38). In how far these findings
could be extrapolated to dogs is unknown. In contrast to the
findings in humans (39), the sensitivity in detecting antibodies
to
B. burgdorferi in Dutch dogs was not improved by using a
certain
B. burgdorferi genotype as antigen when testing the
sera of dogs suspected of LB with clinical symptoms which
could be attributed to LB. Based on the results obtained in this
study,
B. burgdorferi sensu stricto was chosen as antigen for the
in-house EIAs, as this genotype was also used in the commer-
cial test kits. For further evaluation 1177 dog sera were used,
which is more than in previous studies. Based on the results ob-
tained in this study, the use of a .species-independent EIA for
the detection of antibodies to
B. burgdorferi proved to be
equally effective as self-developed and commercially available
EIA in the detection of canine IgG antibodies to
B. burgdorferi.
The IHA displayed a somewhat lower sensitivity than the EIAs
in detecting IgG but proved to be more sensitive in tracing IgM
antibodies, as indicated by Figure 1 and the fact that the IHA
detected 96% of the sera which were positive in the cIgM-EI A.
Although in human Lyme serology IgM detection is used for
confirming early LB, only total Ig or IgG antibodies are com-
monly determined in dogs suspected of a
B. burgdorferi infec-
tion and IgM responses are rarely reported, which may be be-
cause IgM EIAs are difficult to standardize. As sera with a high
IgM response were confirmed by IHA and not detected by the
IgG-EIAs, the IHA test is a usefiil tool for the detection of an
acute Lyme infection in dogs and possibly in other animal spe-
cies, including humans. Still, in this study neither a positive
serological result nor a high OD value could be linked to a clin-
ical symptom related to Lyme disease in dogs at high or low
risk of LB, which is consistent with a previous study in which
the seroprevalence of hunting dogs with and without symp-
toms was studied (15). The overall impression is that while in-
fections by
B. burgdorferi are relatively common in Dutch dogs
they rarely cause clinical symptoms of LB.

Conclusions

As a positive serological result was not significantly cor-
related to any clinical symptom in this study, the use of cur-
rent diagnostic tests to support the diagnosis of LB in dogs
seems to be of limited value. Unlike the situation in humans,
antibodies against
B. burgdorferi in dogs persist for only a
relatively short time, i.e. less than I year. Regular reinfec-
tions are needed to maintain seropositivity in dogs (15, 30).
Therefore, IHA and EIA for the detection of antibodies to
B. burgdorferi in dogs remain useful for seroepidemiological
studies since dogs have proven to be good sentinel animals in
endemic areas ( 15,40). The use of species-independent IgG
detection in an EIA has proven its value in serological sur-
veillance of LB in sera of wild animals (41,42) and could be
used for a large number of other species, including dogs, as
demonstrated in this study. The application of a species inde-
pendent EIA could facilitate study of the seroprevalence of
IgG antibodies to
B. burgdorferi in a variety of animals in an
endemic area.

References

1. Burgdorfer W, Barbour AG, Haye.s SF, Benach JL, Grunwaldt E, and
Davis JP. Lyme disease: a ticl<-borne spirochetose? Science 1982; 216:
1317-9.

2. Magnarclli LA, Anderson JF, Burgdorfer W, and Chappcll WA.
Parsitisni by Ixodes dammini (Acari : Ixodidae) and antibodies to
spirochetes in mammals at Lyme disease foci in Connecticut USA.
1984; 21 (l):52-7.

3. Hansen K, Hindersson P, and Pedersen NS. Measurement of anti-
bodies to the
Borrelia burgdorferi flagellum improves serodiagnosis
in Lyme disease. 1988; 26 (2): 338-46.

4. Stefancikova A, Skardova 1. Petko B, Janovska D. and Cyprichova V.
Antibodies IgG to
Borrelia burgdorferi in Dogs from Kosice Region.
Vcterinarni Medicina 1996; 41 (3): 83-6.

5. Jacobson RH, Chang YF, and Shin SJ. Lyme disease laboratory diag-
nosis of infected and vaccinated symptomatic dogs. Seminars in
Veterinary Medicine and Surgery of Small Aniinal 1996; 11 (3): 172-
82.

6. Magnarelli LA, Anderson JF, Schreier AB, and Ficke CM. Clinical and
serologic studies ofcanine borreliosis. 1987; 191 (9): 1089-94.

7. Magnarelli LA, Anderson JE Kaufmann AF, Lieberman LL, and
Whitney GD. Borreliosis in dogs from southern Connecticut. 1985;
186(9): 955-9.

8. Grauer GF, Burgess EC, Cooley AJ, and Hagee JH. Renal lesions associ-
ated with
Borrelia burgdorferi infection in a dog. 1988; 193 (2): 237-9.

9. Dambach DM, Smith CA, Lewis RM, and Vanwinkle TJ. Morphologic,
immunohistochemical, and ultrastructural characterization of a distinc-
tive renal lesion in dogs putatively associated with
Borrelia burgdorferi
infection: 49 cases (1987-1992). Vet Path 1997; 34 (2): 85-96.

10. Kornblatt AN, and Urband PH, C. SA. Arthritis caused by Borrelia
burgdoifei-i
in dogs. 1985; 186 (9): 960-4.

11. Levy SA, and Duray PH. Complete heart block in a dog seropositive
for
Borrelia burgdorferi. Similarity to human Lyme carditis. 1988; 2
(3): 138-44.

12. CDC. Recommendations for test performance and interpretation from
the Second National Conference on Serologic Diagnosis of Lyme dis-
ease. 1995; 44: 590-1.

13. Schmidt BL. PCR in laboratory diagnosis of human Borrelia bwgdor-
/eri infections. Clinical Microbiology Reviews 1997; 10(1): 185.

14. Straubinger RK, Straubinger AF, Summers BA, and Jacobson RH.
Status of
Borrelia burgdorferi infection after antibiotic treatment and
the effects of corticosteroids: An experimental study. J Infect Dis
2000; 181 (3): 1069-81.

15. Goossens HAT, Bogaard AE van den, and Nohlmans MKE. Dogs as

-ocr page 281-

sentinels for human borreliosis in the Netherlands. Journal of Clinical
Microbiology 2001 (Mar.): 844-8.

16. Chan DW. Immunoassay. A practical guide. Academic Press, London
1987:53-5.

17. Fleiss FL. Statistical Methods for Rates and Proportions. New York:
Wiley; 1981.

18. EUCALB. Diagnosis: Serology: Minimum Standards. http://www.
dis.strath.ac.uk/vie/LymeEU/diagnosis_serology-minstandards.html
2000; 30 Oktober.

19. Shin SJ, Chang YF, Jacobson RH, Shaw E, Lauderdale TL, Appel MJ,
et al. Cross-reactivity between
B. burgdorferi and other spirochetes af-
fects specificity of serotests for detection of antibodies to the Lyme
disease agent in dogs. Vet Microbiol 1993; 36 (1-2): 161-74.

20. Fawcett PT, Rose CD, and Gibney KM. Comparative evaluation of ad-
sorption with
E. coli on ELISA tests for Lyme borreliosis. J
Rheumatol 1995; 22 (4): 684-8.

21. Schillhorn van Veen TW, Murphy AJ, and Colmery B. False positive
Borrelia burgdoiferi antibody titres associated with periodontal dis-
ease in dogs. Vet Ree 1993; 132 (20): 512.

22. Lindenmayer J, Weber M, Bryant J, Marquez E, and Onderdonk A.
Comparison of indirect immunofluorescent-antibody assay, enzyme-
linked immunosorbent assay, and Western immunoblot for the diagno-
sis of Lyme disease in dogs. 1990; 28 (1): 92-6.

23. Greene RT, Walker RL, and Nicholson WL. Comparison of an en-
zyme-linked immunosorbent assay to an indirect immunofluorescence
assay for the detection of antibodies to
Borrelia burgdorferi in the dog.
1991;26(l-2): 179-90.

24. Artsob H. Barker IK, Fister R, Sephton G, Dick D. Lynch JA, et ai.
Serological Studies on the Infection of Dogs in Ontario with Borreiia-
Burgdorferi,
the Etiologic Agent of Lyme-Disease. The Canadian
Veterinary Journal, La Revue Veterinaire Canadienne 1993; 34 (9):
543-8.

25. Pavia CS, Worm.ser GP, Bittker S, and Cooper D. An indirect hemag-
glutination antibody test to detect antibodies to
Borrelia burgdorferi in
patients with Lyme di.sease. Jounal of Microbiological Methods 2000;
40: 163-73.

26. Callister SM. Jobe DA. Schell RF. Pavia CS, and Lovrich SD.
Sensitivity and specificity of the borreliacidal antibody test during
early Lyme disease: a \'gold standard\'? Clinical and Diagnostic
Laboratory Immunology 1996; Jul 3 (4): 399-402.

27. Callister SM, Jobe DA, Schell RF, Lovrich SD, Onliciber KL, and
Korshus JB. Detection of borreliacidal antibodies in dogs after chal-
lenge with
Borrelia burgdorferi-mfecieii Ixodes scapularis ticks.
Journal of Clinical Microbiology 2000; 38 (10): 3670-4.

28. Hovius JW, Hovius KE, Oei A, Houwers DJ, and Dam AP van.
Antibodies against specific proteins of and immobilizing activity
against three strains of
Borrelia burgdorferi sensu lato can be found in
symptomatic but not in infected asymptomatic dogs. J Clin Microbiol
2000; 38 (7): 2611-21.

29. Van den Bogaard AKJM, and Nohlmans MKE. Lyme borreliosis in
doinestic animals; the situation in the Netherlands. Vet Quart 1990: 56-8.

30. Hovius (CE, Rijpkema SG, Westers P. Zeijst BAM van der. Asten
FJAM van. and Houwers DJ. A serological study of cohorts of young
dogs, naturally exposed to
Ixodes ricinus ticks, indicates seasonal rein-
fection by
Borrelia burgdorferi sensu lato. Vet Quart 2000; 21(1): 16-
20.

31. Burgess EC. Natural exposure of Wisconsin dogs to the Lyme disease
spirochete
(Borrelia burgdorferi). 1986; 36 (3): 288-90.

32. Straubinger RK. Straubinger AF, Harter L, Jacobson RH, Chang YF,
Summers BA,
et ai. Borrelia burgdorferi migrates into joint capsules
and causes an up-regulation of interleukin-8 in synovial membranes of
dogs experimentally infected with ticks. Infcction and Immunity 1997;
65(4): 1273-85.

34.

35.

36.

37.

38.

39.

40.

41.

42.

Burgess EC. Borreliosis (Lyme disease) Manual of Small Animal
Infectious Disease. New York; Churchill Livingstone; 1988.
Eng TR. Wilson ML, Spielman A, and Lastavica CC. Greater risk of
Borrelia burgdorferi infection in dogs than in people [letter]. 1988;
158(6): 1410-1.

Greene RT Levine JF, Breitschwerdt EB, Walker RL, Berkhoff HA,
Cullen
J. et al. Clinical and serologic evaluations of induced Borrelia
hurgdorferi
infection in dogs. 1988; 49 (6): 752-7.
Eiffert H, Karsten A, Thomssen R, and Christen HJ. Characterization
of
Borrelia hurgdorferi strains in Lyme arthritis. Scand J Infect Dis
1998; 30(3): 265-8.

Van der Heijden IM, Wilbrink B, Rijpkema SG, Schouls LM,
Heymans PH, van Embden JD,
et ai. Detection of Borrelia burgdorferi
sensu stricto by reverse line blot in the joints of Dutch patients with
Lyme arthritis. Arthritis Rheum 1999; 42 (7): 1473-80.
Lunemann JD, Zarmas S, Priem S. Franz J, Zschenderlein R. Aberer E,
et al. Rapid typing of Borrelia burgdorferi sensu lato species in speci-
mens from patients with different manifestations of Lyme borreliosis.
J Clin Microbiol 2001; 39 (3): 1130-3.

Hauser U. Krahl H, Peters H, Fingerle V, and Wilske B. Impact of strain
heterogeneity on Lyme disease serology in Europe: comparison of en-
zyme-linked immunosorbent assays using different species of
Borrelia burgdorferi sensu lato. Journal of Clinical Microbiology
1998; 36 (2): 427-36.

Lindenmayer JM, Marshall D, and Onderdonk AB. Dogs as sentinels
for Lyme disease in Massachusetts. 1991;81 (II): 1448-55.
Deruaz D, Eid P. Deruaz J, Sempere A, Bourgouin C. Rodhain F,
et al.
Use of enzyme-labelled protein G assay for the detection of anti
Borrelia burgdorferi antibodies in wild animal sera. European Journal
of Epidemiology 1996; 12(5): 515-9.

Sugiyama Y, Minamoto N, and Kinjo T. Serological surveillance of
Lyme borreliosis in wild Japanese scrows (Capricornis crispus). 1998;
60 (6): 745-7.

Orale rehydratie
Voor honden en katten met diarree.

ACE Veterinary Products BV - Postbus 1262 - 3890 BB Zeewolde

DAT
HELPT

-ocr page 282-

Groepsbehandeling

Een particulier surveillancebedrijf
maakt graag gebruik van honden bij de bewaking. Op een dag
is het voor een aantal honden tijd om een bezoekje te brengen
aan de dierenartspraktijk, waar het beveiligingsbedrijf
sinds kort goede contacten mee onderhoudt.
Sommige honden komen alleen voor
onderzoek, anderen voor behandeling
Eén van de honden, Kenzo, blijkt
twintig talgkliercystes te hebben.
Deze worden onder volledige
narcose weggehaald.
Als het beveiligingsbedrijf de
andere honden komt halen, is
Kenzo ongeveer wakker. Hij
is zoals alle narcosepatiënten
wat groggy, maar hij kan zijn
kop optillen en reageert op
geluid. Voor de beveiligings-
dienst is het makkelijker om
de honden in één keer mee te
nemen. De begeleider is blij
om te zien dat het goed gaat met
Kenzo, die hoeft dan niet apart te
worden opgehaald. Bovendien kan
hij dan die avond meteen weer mee
boeven vangen, dat komt goed uit.

Antisedan

De dierenarts trekt even zijn wenkbrauwen op, maar als
de begeleider hem verzekert dat Kenzo alleen voor \'licht
werk\' zal worden gebruikt lijkt het hem geen probleem. (De
politie zou jaloers zijn op zoveel voorspelbaarheid van de be-
nodigde beveiliging). Hij geeft antibiotica en pijnstilling mee
en weetje wat? Voor het geval de hond niet goed wakker wordt
is een injectiespuit gevuld met antisedan ook wel handig, dus
die mag de hondengeleider ook in zijn rugzakje stoppen.
Daarmee weet de begeleider in ieder geval zeker dat de hond
op tijd wakker is om zijn werk te kunnen doen.

Beveiliging... van wie?

Via-via komt de zaak bij de Algemene Inspectiedienst terecht,
en dan bij de klachtambtenaar die in het algemeen belang een
klacht mag indienen bij het Tuchtcollege als de direct belang-
hebbende (eigenaar of verzorger) dat niet kan, wil of doet.
De klachtambtenaar vindt dat de dierenarts een hond die net is
geopereerd en nog niet eens helemaal is bijgekomen uit de
narcose, niet mag meegeven voor vervoer. Zéker niet als de

Tucht en orde

De dierenarts schrikt zich wezenloos van de tuchtprocedure
(en verbreekt de contacten tussen het beveiligingsbedrijf en de
praktijk). Hij vertelt dat hij zich realiseerde dat de hond
zou kunnen worden ingezet voor lichte werk-
zaamheden, maar vertrouwde erop dat de
begeleider voorzichtig met de hond zou
omgaan. Op dat moment durfde hij
nog geen Antisedan te geven,
daarom gaf hij het middel met de
begeleider mee, zonder zich ook
maar een seconde te realiseren
dat het hier om een middel
ging dat alleen door een die-
renarts mag worden toege-
diend.

Volgens het Tuchtcollege is
het niet zo dat een dier dat zo-
ver wakker is dat het zijn kop
kan optillen en reageert op ge-
luid nooit mag worden meege-
geven aan de eigenaar. Met an-
dere woorden: onder bepaalde
voorwaarden mag het wel, namelijk
als het dier rustig thuis kan blijven en on-
der toezicht staat. In dit geval wist de dieren-
arts echter dat de hond werd meegenomen om
nog dezelfde avond te worden ingezet voor werkzaam-
heden. Hoewel de dierenarts erop vertrouwde dat de eigenaar
van de hond er rekening mee zou houden dat de hond net ge-
opereerd was, is het College van oordeel dat de dierenarts in
dit geval het belang van de hond zwaarder had moeten laten
wegen en het zekere voor het onzekere had moeten nemen. In
het belang van Kenzo had de dierenarts de hond niet moeten
meegeven voordat het dier geheel was ontwaakt.
De vraag of de hond wel aan het werk had gemogen - al dan
niet na toediening van Antisedan - wordt door het Tuchtcollege
niet heantwnord.

Ook heeft de dierenarts de Diergeneesmiddelenwet overtre-
den door Antisedan met een leek mee te geven, want dit
middel mag alleen worden toegepast door dierenartsen.

Omdat de dierenarts in de procedure heeft getoond dat hij de
ernst van zijn fouten inziet, volstaat het College met het opleg-
gen van een waarschuwing.

-ocr page 283-

Even voorstellen...

Met ruim 17.000 abonnees is Dekatel de grootste dealer van KPN
Mobile. Door een koepelovereenkomst met KPN koopt Dekatel
tegen "large account" tarieven in en rekent dat voordeel aan u
door. Daardoor zijn onze abonnementskosten en gesprekskosten
goedkoper dan wai nu rectitstreeks door uw tiuidige provider in re-
kening gebractit wordt. Hiervan genieten dagelijks ruim
5000 abonnees o.a in de schieepvaart maar ook in
de thuiszorg voor mobiel dataverkeer. Daarnaast
heeft Dekatel al versctiillende van uw collega\'s
als klant mogen begroeten.

Meer voordeel met DekatelDirect

Door de koepelovereenkomst kunnen alle Dekatel-abonnees direct
onderling mobiel bellen via het voordelige DekatelD/rect tarief van
7 cent per minuut. Bovendien wordt er geen starttarief in rekening
gebracht. Een voordeel dat kan oplopen tot 72% van uw huidigs
gesprekskosten. Installeert u in uw praktijk boygodien een D^atel

Wilt u een kostenverlagende injectie in uw mobiele
telefoonkosten en een leverancier die uw mobiele
communicatie compleet verzorgd, stuur dan de
coupon geheel jrijblijvend op en wij brengen u uit-
gebreid op de hoogte van alle voordelen van mobiel
bellen met Dekatel.

Faxen naar 038-35 57 688 of gratis opsturen naar
Dekatel Verkoop BV, Antwoordnummer 111,
8260 VB Kampen

GSM Gateway op uw vaste net, dan kunt u tegen dezelfde lage
kosten vanaf elk bureautoestel direct mobiel bellen naar uw collega
voor slechts € 0,07 per minuut.

De kracht van Dekatel: Service, Support &
Aftersales

Naast de voordelige tarieven staat Dekatel voor een sterke service.
Mobieltje stuk of verloren? Veelal binnen een dag beschikt u over
een vervangend gratis toestel dat u eveneens, bijvoorbeeld na
reparatie, gratis retour zend.

Gratis gespecificeerde overzichtelijke facturen, gratis fax- en
datanummer, één 1 jaarcontract, direct en gratis contact met onze
helpdesk zijn enkele van die sterke punten. Uiteraard verzorgen wij
uw overstap naar Dekatel zorgvuldig met behoud van uw huidige
nummer Wilt u in de nabije toekomst ook gebruik gaan maken
van mobiele dataoplossingen? Ook daarvoor biedt Dekatel diverse
producten en diensten.

COUPON

Dierenartsenpraktijk

Contactpersoon_

Adres_

PC -f plaats.
Telefoon_

Graag ontvang ik uw informatie:

□ per post □ bel mij voor een persoonlijk gesprek

□ op mijn e-mailadres __

Uw beste medicijn

voor lage mobiele
telefoonkosten

\\

Dekatel heeft u de praktijk op zak

deka

-ocr page 284-

Voedsel en
^aren Autoriteit

"VWA spreekt boer, arts en minister aan

Dit kopte het Agrarisch Dagblad op 1 juli 2003 in re-
actie op het rapport \'Bewaking Klassieke varkens-
pest\'. De VWA kwam na een inventarisatie en risico-
beoordeling tot de conclusie dat een eventuele
uitbraak van klassieke varkenspest in Nederland
niet op tijd ontdekt zal worden. Er bestaan wel goede
programma\'s om varkenspest snel te ontdekken
(early warning programma\'s), maar omdat de vee-
houders, dierenartsen en overheid tekortschieten
wordt het beoogde resultaat niet gehaald. Met het
huidige pakket aan regels wordt op het moment in
feite een schijnzekerheid gecreëerd.

Eens te meer werd in het onderzoek bevestigd dat de om-
vang van een dierziektecrisis beperkt kan worden door een
snellere detectie en het snel kunnen treffen van maatrege-
len. De ultieme early waming is vanzelfsprekend het op
tijd melden van verdachte klinische verschijnselen door de
veehouder of de dierenarts, zoals dit in de wet is vastge-
legd. Dit soort meldingen komen echter slechts drie ä vier
keer per jaar binnen op het landelijk meldpunt. Blijkbaar
wegen de consequenties van een KVP-verdenking, name-
lijk het tijdelijk blokkeren van een bedrijf in afwachting
van de testresultaten, zwaarder dan de gevolgen van een te
late detectie van varkenspest.

Goede beoordeling

Twee early warning programma\'s kwamen erg goed uit de
beoordeling; de leukocytentellingen en het tonsillen-
onderzoek vanuit de sectiezaal van de Gezondheidsdienst
voor Dieren (GD). Er wordt gericht gezocht in de popula-
tie waarde kans om het KVP-virus te vinden het grootst is;
namelijk dieren die klinisch ziek zijn, of gestorven dieren.
Bij een correcte uitvoering is een snelle ontdekking van de
insleep van varkenspest te realiseren. Helaas zijn juist
voor deze programma\'s de inzendingen schrikbarend laag:
naar schatting nog geen O, I procent van de wettelijk voor-
geschreven gevallen!

De vierwekelijksc klinische inspectie, die in het kader van
de Regeling Bedrijfscontrole Dierziekten (RBD) wordt
uitgevoerd, draagt volgens het rapport nauwelijks iets bij
aan early warning van KVP, maar is verreweg het duurste
programma. De toegevoegde waarde van de RBD-be-
drijfscontroles op andere aangifteplichtige varkensziekten
is in deze studie overigens niet uitgezocht.
Uit het onderzoek is tevens gebleken dat de regelgeving en
normstellingen van bepaalde programma\'s tekortkomin-
gen hebben op het gebied van uitvoerbaarheid en hand-
haafbaarheid. Naar aanleiding van deze bevindingen en de
reacties van diverse stakeholders heeft de VWA een ad-
viesbrief geschreven naar de minister van Landbouw,
Natuur en Voedselkwaliteit (LNV). Hierin wordt verzocht
om onduidelijke teksten in de wet- en regelgeving aan te
passen zodat de voorschriften van de bewakingsprogram-
ma\'s helder zijn en betere aangrijppunten bieden voor
handhaving en toezicht. De eerste prioriteit ligt bij het
leukocytenprogramma en het tonsillenprogramma. De
VWA wil zelf bekijken of het mogelijk is via een systeem
van straffen en belonen de deelname aan de programma\'s
te vergroten.

Varkenshouders en dierenartsen moeten willen weten of
het bedrijf besmet is, ze moeten maatregelen willen ne-
men om erachter te komen of dit het geval is, en ze moe-
ten er ook aan gehouden kunnen worden. Dit zijn de uit-
gangspunten en de VWA wil de voorzet geven. De
KNMvD heeft in een brief aan de VWA aangegeven de
conclusies van het rapport te onderschrijven en wenst
mee te werken aan het verbeteren van het early waming
systeem voor klassieke varkenspest.

Risk Assessment

Wat geldt voor klassieke varkenspest, geldt ook voor de
overige aangifteplichtige dierziekten - een snelle detectie
kan de gevolgen van een uitbraak beperken. En soms is
extra alertheid noodzakelijk, bijvoorbeeld als er een uit-
braak in een nabijliggend land is, of in een land waarmee
we veel contacten hebben door handelsverkeer. Voor-
uitlopend op de early warning systemen zoals die ge-
bruikt worden voor bovenbeschreven monitoring, maakt
de VWA gebruik van een zogenaamd risk assessment
systeem bij een uitbraak in het buitenland. Hiervoor is
een datasysteem ontwikkeld waarmee in een zeer kort
tijdsbestek aangegeven kan worden waar de risico\'s voor
Nederiand liggen om het virus te introduceren.
Er wordt actief cn passief informatie ingewonnen over
uitbraken in het buitenland. Bronnen die hiervoor ge-
bruikt worden zijn onder andere de OIE, Promed, EU,
ADNS, of contacten met buitenlandse diensten. Na con-
statering van een uitbraak worden door koppeling van di-
verse databestanden de mogelijke infectieroutes in kaart
gebracht. Gekeken wordt naar importzendingen van le-
vende dieren en producten vanuit het besmette land of
gebied, en naar exportzendingen, om eventueel maat-
regelen op te kunnen leggen op terugkerende (lege)
vrachtwagens. Binnen enkele uren is het op deze wijze
mogelijk een onderbouwd advies over te treffen maatre-
gelen te verstrekken aan de beleidsdirectie van het mi-
nisterie.

De adviezen kunnen variëren van informatievoorziening
voor publiek en sector, bemonstering van geïmporteerde
dieren en reiniging en desinfectie van terugkerende
vrachtwagens tot het preventief doden van recent binnen-
gekomen mogelijk besmette dieren. Inmiddels wordt dit
systeem gebruikt bij uitbraken van alle OIE lijst A ziek-
ten. Het programma loopt sinds media 2001 bij de RVV,
nu onderdeel van de VWA, en er worden jaarlijks zo\'n
twintig adviezen uitgebracht.

Voor meer informatie over de VWA zie: http://www.
vwa.nl/

-ocr page 285-

Teamwork

in de praktijk

VETERINAIR MEDISCHF TECHNIFK.

InstruVet is uw partner op het gebiwl van veterinair medische
techniek. Wij zijn een dochter van cle dierenartscoöperalie AUV,
dil betekent voor u de zekerheid van vertrouwde service, uitste-
kende kwaliteit en natuurlijk hel financiële voordeel van liel
coöperatief inkopen. U kunt bij ons terechl voor een zeer
omvangrijk totaalpakket aan producten, waaronder apparatuur,
inslrumentarium, verbandmiddelen en hechtmateriaal. Uiteraard
kunt u naast deze producten ook terecht voor deskundig advies.

-ocr page 286-

Kolom wachttermijnen in Vrijstellingsregeling komt te vervallen

S.J. de Croot

Het laten vervallen
van de kolom
wachttermijnen in
lï^ffff^^ff de Vrijstellingsre-
geling artikel 2
^^^^^^^^ Diergeneesmidde-
lenwet plaatst de
veterinaire be-
roepsgroep voor
onmogelijke dilemma\'s. Ook wordt met
deze wijziging Nederland ten opzichte van
andere Europese lidstaten in een ongelijke
positie geplaatst. In alle tabellen in de bij-
lage bij de Vrijstellingsregeling komt de
kolom wachttermijnen te vervallen.

Het ministerie van Landbouw, Natuur en
Voedselkwaliteit heeft de kolom wachtter-
mijnen in alle bijlagen van de Vrijstellings-
regeling artikel 2 Diergeneesmiddelenwet
laten vervallen. Dit bericht is gepubliceerd
in de Staatscourant van 7 oktober 2003 (Nr
TRCJZ/2003/8441 kader bijlage). Dit bete-
kent dat de wachttermijn voor de in de bij-
lage opgenomen stoffen
minimaal zeven
dagen voor eieren, zeven dagen voor melk
en 28 dagen voor vlees van pluimvee en van
voedselproducerende zoogdieren bedraagt.
De practici zijn middels een nieuws e-mail
op de hoogte gesteld van de wijziging.

Waardevolle regeling vervalt

Door dit besluit is een waardevolle regeling
voor het dierenwelzijn en de volksgezond-
heid komen te vervallen. Door het vervallen
van de kolom wachttermijnen is de betekenis
van de bijlage voor de praktijk beperkt en
wordt de veterinaire beroepsgroep voor on-
mogelijke dilemma\'s geplaatst. Deze dilem-
ma\'s kunnen zich voordoen bij het paard,
geiten, schapen runderen, varkens, con-
sumptie-ei leggende kippen, kalkoenen, een-
den en konijnen. Op alle lijsten, met uitzon-
dering van de bijlage voor het varken, betreft
het stoffen met antimicrobiële werking.
Andere stoffen die op meerdere lijsten voor-
komen zijn: lidocaïne, acetyl salicylzuur,
Na-salicylaat en topicale toedieningen.

Nederland in ongelijke positie

Hoewel het lijkt dat door dit besluit de gehan-
teerde systematiek in lijn is gebracht met arti-
kel 10, tweede lid van Richtlijn 2001/82/ EG,
wordt Nederland ten opzichte van de andere
lidstaten in een ongelijke positie geplaatst.
Immers in andere lidstaten zijn in voorko-
mende gevallen middelen wel geregistreerd
30.09-2003

No. TRCJZ/2003/8\'Ml

Oirecbe Juridische Zalgen

DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKV^AUTHT

Handelend in overeenstemming met de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;
Gelet op de artikelen 29 en 45 van de Diergeneesmiddelenwet;
BeSLUIT:

Artikel I

De Vrijstellingsregeling artikel 2 Diergeneesmiddelenwet 1999\' v/ordt als volgt gewijzigd:

Artikel 4, tweede Iki, könnt te luiden:

2. Artikel 2, viende lid, is van overeenkomstige toepassing op dieren en produclen
van dieren v/aarbij een in het eerste lid bedoeld diergeneesmiddel is toegepast

B

In alle tabellen in de bijlage bij de VrijstEllingsregeling artikel 2 Diergeneesmiddelenwet 1999 komt de
kolom wachttermijn te vervallen.

Artikel II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de
Staatscourant v/aarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

\'s<5ravenhage, 30 september 2003

DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN

VOEDSELKWALITEIT,

(w.g.)dr. C.P, Veerman

Toelichting voor de Staatscourant

De onderhavige regeling strekt tot wijziging van de Vrijstellingsregeling artikel 2
Diergeneesmiddelenwet 1999 (hierna: regeling).

\' SICH. 1999, 213: liialslelijk .sewijzitd bij ininislcrièle regelins vmi JO juni 2003 (Siert I23^

Op grond van artikel 4 van de regeling mogen dierenartsen, onder voorwaarden, diergeneesmkJdelen
die opgenomen zijn in de bijlage bij de regeling toepassen indien er sprake is van een veterinaire
noodzaak en er voor boepassing geer geregisti-eende diergeneesmiddelen beschikbaar zijn.
Een van de voorwaarder die aan toepassing is verbonden, Is de pikhtom eer wachttermijn per
diergeneesmiddel, opgenomen In de bijlage, in achtte nemen. Bij nader inzien is gebleken dat de
gehanteerde systematiek niet in lijn is met artikel 10, tweede lid van richtiijn nr. 2001/82/EG. De
richtiijn schrijft algemene wachttermijnen voor die in acht moeten worden genomen ingeval
dieiigeneesmiddelen buiten de registratie worden toegepast. Onderhavige regeling strekt ertioe de
regeling hierop aan tE passen. Dit betekent dat de wachttermijn minimaal 7 dagen voor eieren, 7
dagen voor melk, 28 dagen voor vlees van pluimvee en van zoogdieren met inbegrip van vet en afval
en 500 graaddagen voor visvlees bedraagt

DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN

VOEDSELKWAÜTErr

(w.g.) dr. C.P. Veerman

-ocr page 287-

voor de in de bijlage opgenomen species en indicaties met een
daaraan gekoppelde voor de lidstaat geldende wachttermijn.
Bij het vaststellen van de wachttermijn in de tabellen in de bij-
lage werd immers ook de beschikbare informatie omtrent de
wachttermijnen in andere lidstaten meegenomen.

N iet-geregistreerd

Op grond van de \'Vrijstellingsregeling artikel 2 Dierge-
neesmiddelenwet\' blijft het onder bepaalde voorwaarden toe-
gestaan diergeneesmiddelen toe te passen die voor die betref-
fende situatie (diersoort, indicatie) niet geregistreerd zijn. De
administratieve verplichtingen voor de dierenarts blijven gel-
den. De houder van behandelde voedselproducerende dieren
dient een schriftelijke verklaring te ontvangen. Voor de admi-
nistratieve verplichting, te weten de opslag in de eigen admi-
nistratie en de aanmaak van de verklaring is de internetapplica-
tie Registratie Otï Label On Line, kortweg ROL, beschikbaar
op
www.knmvd.nl/roL Uit de beveiligde opgeslagen eigen ge-
gevens kan jaarlijks volledig automatisch het overzicht van het
\'off-label-gebruik\' worden opgemaakt.

De Vrijstellingsregeling is ook te vinden op de website van
het Bureau Registratie Diergeneesmiddelen:
www.brd.
agro.nl

Boek \'Koesignalen\' brancheoverschrijdend

Susan Umans

Op woensdag 1 oktober 2003 werd het eerste exemplaar
van het boek \'Koesignalen\' uitgereikt aan dierenarts en
Tweede Kamerlid Henk Jan Ormel. Het bijzondere aan dit
boek is dat het een uitstekende gids vormt voor de veehou-
der én zijn belangrijkste adviseurs: voervoorlichter en die-
renarts. Niet voor niets vond de uitreiking plaats tijdens de
relatiedagen van coöperatie ABCTA in Lochem, die het
boek omarmt omdat het aangeeft dat het bij koegezond-
heid niet alleen om de binnenkant gaat. Ook huisvesting en
verzorging, kortom alle factoren bij elkaar moeten het op-
timale uit de veestapel halen qua welzijn, gezondheid en
productie.

Schrijver Jan Huisen, dierenarts en koeienliefhebber, geeft
aan het boek geschreven te hebben "omdat het over een heel
vertrouwd onderwerp gaat. .luist omdat het zo vertrouwd is,
krijgt het af en toe te weinig aandacht." Hij heeft ervaren dat
er een groot gat bestaat tussen de praktijk (het boerenbe-
drijf) en de informatie en wilde ondersteuning bieden in de
communicatie. In eerste instantie is hij cursussen Koe-
signalen gaan geven om bedrijfsblindheid te voorkomen.
Maar ook omdat de veehouder vaak door de bomen het bos
niet meer ziet (veel regelgeving) en terug wil naar de basis:
de koe.

"Rundveehouders hebben gekozen voor een leven met
koeien, omdat ze daar graag mee bezig willen zijn. Die lol
in je vak moetje koesteren en oogsten. Je moet van de leuke
dingen genieten", is de overtuiging van Huisen. "Boeren
zijn veehouderij-professionals, die ook nog eens graag naar
koeien kijken en over koeien praten."

i Cf

Henk Jan Ormel (links) krijgt het eerste exemplaar van \'Koesignalen\' uitgereikt van
Jan Hülsen (rechts). Foto: ABCTA.

-ocr page 288-

Alles hangt af van signalen

Henk Jan Ormel vindt het goed om in \'Koesignalen\' de in-
tuïtie eens onder woorden te zien staan; dat voorkomt be-
drijfsblindheid. Het Tweede Kamerlid vergelijkt de drijf-
veren van een koe met die van een politicus. "Ook in de
kamer let ik op pensvulling, conditie van het baarkleed,
hoeveel liggen te slapen, orenspel. Als dierenarts en
koeienliefhebber en nu ook politicus probeer ik een bij-
drage te leveren aan een duurzame en vitale plattelands-
structuur in Nederland. Het is niet makkelijk, dat weten we
allemaal, maar ik vind dat er koeien horen te lopen in de
Nederlandse wei. Waar koeien zijn, zijn boeren nodig (en
ook dierenartsen) en we zullen boeren dus als samenleving
perspectief moeten bieden. Boeren zullen echter op hun
beurt ook naar signalen uit de samenleving moeten luiste-
ren." Ormel sluit af met de conclusie dat alles afhangt van
signalen en dat dit het belang van het boek \'Koesignalen\'
onderstreept.

Koesignalen is te bestellen via de boekhandel of direct hij
Roodbont Uitgeverij, telefoon (0575) 545688, www.rood-
bont.nl of e-mail: algemeen@roodbont.nl. Het boek kost
17,90 euro. ISBN-nummer: 90-75280-47-5. Het boek is te-
vens te bestellen bij de AUV en bij coöperatie Agrifirm.

DIB bezoekt collega Niels van Elk in Dolfinarium Harderwijk

Linda van Veen

De groep Dierenartsen In het Bedrijfsleven bracht tij-
dens de 59e ALV op 18 september jongstleden een bezoek
aan het Dolfinarium in Harderwijk. Het Dolfinarium
dat in 1965 werd opgericht is uitgegroeid tot een mooi
park met als speerpunten educatie, wetenschappelijk
onderzoek en opvang van gestrande dieren.

Het Dolfinarium in Harderwijk werd op 7 juni 1965 ge-
opend. Dc toen aanwezige dolfijnen hadden niet meer
ruimte ter beschikking dan een bassin van 600 m\' water. In
1969 werd de koepel gebouwd, een grote ronde arena waarin
de shows met de dolfijnen tot op de dag van vandaag worden
gegeven. Hier hebben dc dolfijnen meer ruimte ter beschik-
king. In 1997 is de Lagune erbij gebouwd. Dit is een stukje
nagebouwde zee met puur zeewater waarin de dolfijnen als
leefgroep bijeen verblijven, ongeveer honderd keer groter
dan het oorspronkelijke bassin.

Gepensioneerde dolfijnen

In de Lagune verblijven de moeders met jongen, enkele fok-
mannetjes en de oude dolfijnen. De shows worden voorna-
melijk door een groep bij elkaar levende mannetjes ver-
zorgd. Dc Lagune is onder andere gebouwd omdat het met
de voortplanting van de dolfijnen niet goed liep. Het
Dolfinarium doet veel onderzoek naar de fertiliteit en voort-
planting van dolfijnen. Sinds de bouw van de Lagune zijn er
al zeven jonge dolfijnen geboren. Dolfijnen drinken aan de
tepel van hun moeder waaruit melk, met dertig procent vet,
actiefin het jong wordt gespoten. De bruinvis heeft melk met
zelfs vijftig procent vet erin. Het leven in de groep verloopt
rustig. Dolfijnen zijn niet agressief, ondersteunen elkaar bij
ziekte, maar kunnen elkaar wel pesten. Een tuimelaar kan
dertig tot vijftig jaar oud worden.

Waardevolle collectie

Dolfinarium Harderwijk bezit een waardevolle collectie zee-
zoogdieren van zestig exemplaren. Dit is één van de redenen
dat enkele jaren geleden dierenarts Niels van Elk fulltime
werd aangetrokken. Niels werkt als dierenarts voor de aan-
wezige dieren die ziek worden en verleent hulp aan ge-
strande dieren. Daarnaast werkt hij voor veertig procent van
zijn tijd aan onderzoek en adviseert hij het dolfinarium in
vraagstukken rond de bouw van verblijven en de waterkwa-
liteit. Niels is ook zeebioloog.

Diagnostiek

Het is niet eenvoudig om dolfijnen en andere zeezoogdieren
te onderzoeken. Ten eerste is er weinig kennis omtrent deze
dieren. Het duurde bijvoorbeeld tot 1972 voordat er bekend
werd waar je het beste een dolfijn bloed kon afnemen. Dit
blijkt te zijn bij vinnen en staart omdat daar veel bloedvaten
lopen die als warmtewisselaar functioneren. Een dolfijn
moet van warm water rond dc 25°C naar een diepte van drie-
honderd meter kunnen zwemmen waar het water nog maar
4°C is. Hiervoor moet hij zijn lichaamstemperatuur goed
kunnen regelen.

Trainen voor bloedafname

De dieren worden door hun verzorgers zo getraind dat, in ge-
val het nodig is, het dier makkelijk te benaderen is voor
onderzoek en bloedafname. Ten tweede laat een dolfijn het
niet makkelijk zien als het ziek is. Vaak moet Niels volledig
vertrouwen op het waarnemingsvermogen van de trainers
die de dieren goed kennen. En ten derde is natuurlijk van-
wege de dikke vetlaag het niet eenvoudig om het dier te pal-
peren, ausculteren en beeldvormende technieken te gebrui-
ken. Op dit moment wordt de echo voornamelijk gebruikt
om dracht en ovulaties vast te stellen. Maar ook wordt er
nogal eens een bronchoscopie gedaan. De longen van een
dolfijn zijn de meest kwetsbare organen. De meeste sterfge-
vallen worden veroorzaakt door longaandoeningen.

KI

Ook wordt veel onderzoek gedaan naar het toepassen van KI
bij dolfijnen. Om inteelt te voorkomen dienen dolfinaria
onderling hun dieren uit te wisselen. Omdat de dieren erg

-ocr page 289-

kostbaar en van grote emotionele waarde zijn, willen de
meeste mensen hun dier niet door een ander laten verzorgen.
Daarnaast is het voor een dolfijn ook erg belastend om te rei-
zen. KI zou hier uitkomst kunnen bieden.

Tienduizend bruinvissen voorde Nederlandse kust
Het Dolfinarium heeft ook een educatieve functie. Eén van de
speerpunten op dit gebied is de Nederlandse bevolking be-
kendmaken met het feit dat er veel bruinvissen voor onze kust
leven. Er worden onder andere EHBO-cursussen voor kinde-
ren georganiseerd, waarbij de kinderen met een dummy bruin-
vis in de weer gaan. Gestrande dieren worden in quarantaine
opgenomen en gerehabiliteerd. Hiervoor zijn veel vrijwilli-
gers nodig. Een dolfijn of bruinvis die niet kan zwemmen
moet immers door een persoon aan de wateroppervlakte wor-
den gehouden om te kunnen ademen. Een dolfijn en een
bruinvis slapen dus nooit. Zij moeten volledig bij bewustzijn
zijn om te kunnen ademen anders verdrinken ze.
Vierentwintig uur per dag zijn vrijwilligers in de weer met de
opvang van deze dieren. De leeftijd van de dieren wordt ge-
schat aan de hand van de lichaamslengte. Als de bruinvis ou-
der dan zes maanden is en levende vis kan vangen wordt hij
uitgezet op de Noordzee.

Onderwijsvernieuwingen diergeneeskunde - het gewenste
resultaat?

Sjoerd van Klarenbeek en Peter van Beukelen

De opleiding diergeneeskunde aan de Universiteit Utrecht is
de afgelopen tien jaar flink veranderd. Er was het curriculum
dat stamde uit 1982. In 1995 heeft een ingrijpende curricu-
lumvernieuwing plaatsgevonden, en het jongste curriculum
dateert van 2001. De vernieuwingen hebben heel wat ge-
vraagd van iedereen die betrokken is geweest bij het veteri-
nair onderwijs. Het is dan ook goed om objectief vast te stel-
len in hoeverre de doelen, die voor modem veterinair
onderwijs zijn gesteld, behaald zijn. De Faculteit heeft daar-
toe een onderzoeksproject opgezet om de effecten van de
curriculumveranderingen wetenschappelijk te onderzoeken.
Dierenarts Sjoerd Klarenbeek is voor de uitwerking van dit
project als AIO (Assi.stent in Opleiding) bij de faculteit aan-
gesteld, bij de afdeling Onderwijs- en Studentenzaken onder
begeleiding van het Onderwijsbestuur. Met dc resultaten van
dit onderzoek kan in de toekomst een wetenschappelijke
onderbouwing gelegd worden voor verdere ontwikkelingen
in het veterinair onderwijs. De Faculteit Geneeskunde van
de Universiteit Maastricht is tevens betrokken bij de begelei-
ding van het onderzoek. Het Maastrichtse curriculum is een
voorbeeld van een moderne en succesvolle medische oplei-
ding. Bovendien vindt in Maastricht veel wetenschappelijk
onderzoek van medisch onderwijs plaats.
Een belangrijk deel van het onderzoek bestaat uit het en-
quêteren van recent afgestudeerden, zowel van curriculum
1982 als van curriculum 1995. De rode draad van de enquête
is de vraag in hoeverre het curriculum diergeneeskunde de
jonge dierenarts adequaat heeft toegerust op alle aspecten
van de beroepsuitoefening in de sector van de diergenees-
kunde waarin gewerkt wordt.

Aan dierenartsen zal worden gevraagd een vragenlijst in te
vullen op het moment dat zij ongeveer twee jaar zijn afgestu-
deerd. Dit betekent dat de enquêtering over een langere peri-
ode plaatsvindt, om zo een qua beroepservaring homogene
onderzoeksgroep te verkrijgen. Het ligt in de verwachting
dat deze jonge collegae duidelijk kunnen aangeven in hoe-
verre ze door de opleiding in Utrecht al of niet adequaat zijn
voorbereid op de beroepsuitoefening en welke zaken ze ge-
mist hebben.

Het is van groot belang voor het onderzoek dat een groot
aantal, liefst alle, dierenartsen die benaderd worden voor het
invullen van een vragenlijst, deze ook daadwerkelijk invul-
len en terugsturen. Bij voorbaat danken wij deze jonge colle-
gae dan ook zeer voor hun bijdrage aan het onderzoek.

Namens het Onderwijsbestuur van de Faculteit der Diergeneeskunde,
drs. Sjoerd van Klarenbeek, AIO Curriculumevaluatie en dr Peter van
Beukelen, Onderwijsdirecteur

Verzoek om medewerking praktijkonderzoek

In 2001 is een epidemiologisch praktijkonderzoek ge-
start naar risicofactoren voor de ontwikkeling van
Chronische Nierinsufficiëntie (CNI) bij de kat. In het ka-
der van dat onderzoek heeft al een aantal praktijken
meegewerkt. Ter afsluiting van het onderzoek zoekt het
projectteam nog een zestal praktijken dat mee wil doen
aan het onderzoek.

De medewerking zou bestaan uit:

• Het doen uitgaan van een mailing onder eigenaren met kat-
ten van tien jaar of ouder. Eigenaren worden daarin ge-
vraagd of zij kosteloos bereid zijn hun kat te laten testen op
de aanwezigheid van CNI door de desbetreffende practicus.
Het vragen aan eigenaren van katten met CNI uit het
spreekkameraanbod of zij bereid zijn aan dit onderzoek
ook hun medewerking te verlenen.
In beide gevallen eenmalig bloed en urine afnemen en opstu-
ren naar het UKG. De uitslagen worden langs gebruikelijke
weg aan de practicus medegedeeld, de kosten zijn voor reke-
ning onderzoek (te bepalen parameters: ureum, kreatinine,

-ocr page 290-

Na, K, anorganisch fosfaat, hematocriet en reticuiocyten,
urine: soortelijk gewicht en algemeen urineonderzoek).
• De onderzoekers zijn met name geïnteresseerd in de medi-
sche voorgeschiedenis van de kat. Daarom wordt de practi-
cus verzocht in alle gevallen een kopie hiervan op te sturen.

De vergoedingen bedragen 39,- euro per onderzochte kat en
voor de mailing 3,50 euro per aangeschreven kat.

Mocht u inlichtingen willen hebben of uw belangstelling
kenbaar willen maken dan kan dat via de projectcoördinator
R. Lesuis (tel: 0575-588804 of 0343-430150; e-mail:
rene.lesuis@kvw.nl oflesuis@woridonline.nl)

Het project wordt vanuit de Faculteit der Diergeneeskunde
begeleid door dr. E. Teske (afd. Gezelschapsdieren) en dr. A.
van Nes (epidemioloog, afd. Landbouwhuisdieren).

Voedingskennis, een veterinaire deficiëntie!

Binnen de begeleiding op het
melkveebedrijf blijft voeding
een uiterst boeiend en belang-
rijk facet. Alles zal draaien om
de stelling dat een goed uitge-
balanceerd rantsoen een groot
verband heeft met de dierge-
zondheid op het melkveebe-
drijf. In samenwerking met het
BLGG, Nutreco en Treurniet Mengvoeders is over dit
onderwerp een middag voor de praktiserende rund-
veedierenarts opgezet, onder voorzitterschap van dr.
Geert Opsomer, universitair hoofddocent aan de
Universiteit van Gent.

Op 14 en 19 november 2003 zal in \'s-Hertogenbosch en
Zwolle een PAO worden georganiseerd over melkveevoe-
ding. De gegevens van twee melkveebedrijven uit de prak-
tijk (gemiddelde productie circa 8.500 liter) zullen wor-
den geanalyseerd.

Hierbij zal gebruikgemaakt worden van: melkcontrolege-
gevens; rantsoen melkkoeien; rantsoen transitiegroep;
kuiluitslagen; mineralenverstrekking; bedrijfssituatie en
beschikbare conditiescores.

Natuurlijk zal de situatie rondom de ruwvoerwinning van
2003 aan bod komen, waarbij ingegaan wordt op de
(on)mogelijkheden van bijsturen.

De verschillende inleiders zullen een praktische invulling
verzorgen, waarbij de melkcontrolegegevens leidraad zul-
len zijn. Hierbij zullen vanuit de drie invalshoeken
ruw-
voer, krachtvoer en bijproducten
twee melkveebedrijven
worden besproken. Meer informatie met het complete
programma kunt u vinden op
www.proveto.nl.

Het programma duurt van 13.30 tot IH.00 uur Kosten ver-
honden aan het volgen van deze cursus zijn € 130,-. Voor
de erkenningsregeling zijn
7 CED-punten aangevraagd
hij het VKO.

Opgave is mogelijk per fax (0313-479049) of reactie per
e-mail aan info(^proveto.nl.

Biotechnologie en wetgevinj

Hoe nu verder in de praktijk?

g
6

Dit jaar komt er nieuwe wetgeving voor genetisch gemo-
dificeerde levensmiddelen en diervoeders. Dit betekent
etikettering van alle van ggo\'s afgeleide producten, een
verplicht traceerbaarheidssysteem voor ggo\'s en een
drempelwaarde voor etikettering van 0,9 procent. Wat
voor gevolgen heeft dit voor het bedrijfsleven? Om over
deze veranderingen meer duidelijkheid te krijgen, orga-
niseren het ministerie van VWS en VMT de praktijkdag
\'EU-verordeningen genetisch gemodificeerde levens-
middelen - Hoe nu verder met etikettering en traceer-
baarheid in de praktijk?\'. Deze praktijkdag vindt plaats
op 21 november 2003 in Congrescentrum Antropia te
Driebergen.

Enerzijds krijgt u informatie via lezingen met aansluitend
ruime gelegenheid voor het stellen van vragen, anderzijds
via een aantal workshops waarin bedrijven laten zien welke
keuzes zij hebben gemaakt over het gebruik van ggo\'s en wat
de gevolgen zijn voor hun bedrijfsvoering. Bijdragen komen
van onder meer: ministerie van VWS, Keuringsdienst van
Waren, Europese Commissie, DSM en Sofinefoods BV.

Deze dag is met name bestemd voor producenten van levens-
middelen en ingrediënten, voor retailers en groothandel en
voor instituten en universiteiten. Het programma biedt tal
van praktische inzichten en is bedoeld voor personen die ac-
tief zijn in de inkoop, productie, kwaliteitscontrole en kwali-
teitsbeheer, productontwikkeling en verkoop van levens-
middelen of ingrediënten die - mogelijkerwijs - genetisch
gemodificeerde organismen bevatten.

Inlichtingen: Keesing Noordervliet BV Liselore de Boer,
telefoon (030) 6358503, fax (030) 6358500, e-mail:
l.d.boer@keesing.nl of raadpleeg: www.VMT.nl/bijeenkomst

-ocr page 291-

Sportdag 2003

Foto\'s: Peter van Rootselaar

Golfen in Ahaus

Bert Hendriks

Even over de grens bij Enschede ligt het plaatsje Ahaus
alwaar zich bij de 27 holes golfbaan ruim vijftig en-
thousiastelingen verzamelden om deel te gaan nemen
aan de door Nick Simoncelli georganiseerde wedstrijd.

Naarmate de dag vorderde werd het weer steeds mooier.
Ook de baan zelf was in prima conditie en met name de
tweede negen bleek een fraaie course met mooie doglegs
in een schitterende natuurlijke omgeving.

Golfen is geen teamsport en je ziet ook weinig van de
prestaties van de overige deelnemers. Daarom vertel ik
maar iets over de belevenissen van mijn flight waarin ver-
der Joost van Herten (Bureau KNMvD) en Jan de Jong
(DAP Zeddam) speelden. Over de eerste negen holes
speelden wij alledrie heel redelijk. Hier en daar een af-
zwaaier maar de herstelslagen waren vaak van een der-
mate hoge kwaliteit dat het aantal behaalde punten in de
buurt van ieders handicap bleef Tevreden zetten wij ons
vervolgens aan de uitstekende lunch en vol vertrouwen be-
gonnen wij aan het tweede gedeelte. Wat er aan speciale
toevoegingen in de verschillende componenten van die
lunch heeft gezeten, zal ik niet meer kunnen achterhalen

maar feit is wel dat
ik geen bal meer
raakte. In tegenstel-
ling tot Joost en
Jan die hun niveau
wisten te behouden
of zelfs te ver-
beteren. Met name
Joost, die vooraf
zijn golfkwalitei-
ten nogal bagatelli-
seerde, bleek zon-
der meer gezegend
met talent hetgeen
hem de kwalificatie
Tiger Joost bezorg-
de.

Na afloop hebben
we nog een paar
flinke pinten genut-
tigd in een gezellig
clubhuis waar een
prima sfeer hing.
Winnaar werd Paul

van Hooydonk met 35 punten bij een playing handicap van

32. De neary bij de dames
ging naar Nelleke Engelen-
Jans terwijl bij de heren Jan
van Riemsdijk deze precisie-
slag het beste bleek te beheer-
sen. Enorme afstanden wer-
den overbrugd in de strijd om
de longest drive. Bij de dames
was het Riet van der Berg die
met deze prijs aan de haal
ging, Paul Hoogendam deed
hetzelfde bij de heren. Uit-
eindelijk ging iedereen met
een prijs naar huis dankzij de
sponsors C & E Bankiers,
Dopharma en Meeüs.

Nick, de organisatie was
voortreffelijk en voor herha-
ling vatbaar in 2004 als we
naar alle waarschijnlijk op
Lauwerswold gaan spelen. Ik
kijk er nu al naar uit!

EKKBj

m

-ocr page 292-

Hans Caron

Hoewel uw sportcoördinator dit jaar schitterde door
afwezigheid, heeft hij de kampioenschappen vanuit het
Zuid-Spaanse hooggebergte op de voet gevolgd.
Hem bereikten de volgende berichten:

• Prima accommodatie bij S.C. Delden

• Goed draaiende kantine met uitstekend personeel

• Goede weersomstandigheden

• Strakke arbitrage

• Kortom, ideale voetbalomstandigheden

Vooraf viel er een afzegging te betreuren: de Tarsaaltrappers,
toch goed voor zeker 53 jaar deelname aan de sportdag,
heeft de tand des tijds niet weten te doorstaan. Het bleek niet
mogelijk een team op de been te krijgen. Wellicht volgend
jaar wel, met wat verjonging?? Zoals jullie al zeiden: je kunt
altijd nog gaan hockeyen. Gelukkig kon er ook een nieuw
team verwelkomd worden: JOOP. Samengesteld uit co-as-
sistenten en dierenartsen. Deze debutant bleek in de finale te
sterk voor het good old Friese team.

Friesland, het enige nog overgebleven echte provincieteam,
leverde met het behalen van de finale een uitstekende
prestatie. Zuid-Nederland, het enige echte regioteam, kan
bogen op een verdienstelijk gelijkspel tegen deze finalist.
Gent voldeed aan de verwachtingen en klopte in de troost-
finale het faculteitsteam, dat ook altijd bovenin meedraait.
Het faculteitsteam heeft natuurlijk het voordeel dat er een
sterke organisatie staat met Roel aan het roer.
Kudde Gezondheid trapte een leuk balletje mee, zeker met
wat versterking uit voorheen de Zaadjes. Het team van de

DSK had een mindere dag door voor het eerst sinds men-
senheugenis niet bij de eerste vier te eindigen.
Naar verluidt een geslaagde voetbalreünie met veel strijd,
sportiviteit en een prima derde helft.
Het slagen van deze dag valt voor een groot deel toe te
schrijven aan Tom Twerda, die een groot organisatorisch
vermogen koppelt aan flexibiliteit en pragmatisme. Tom,
bedankt!

Ook het arbitrale trio Flip, Cees en Wout en onze vaste
EHBO-man Dienant: bedankt voor jullie inzet!

Tot slot wil ik voetbalvereniging S.C. Delden bedanken
voor hun hartelijke ontvangst.
Op naar Sportdag 2004!

KNMvD voetbalkampioenschappen 2003

Vriendschappelijk bridgen

Alben Brands

In een gezellige en bovenal in een zeer vriendschappe-
lijke sfeer is ook dit jaar weer tijdens de sportdag van
de KNMvD volop gebridged.

De ochtendzitting bestond uit vijf keer drie spellen. Tijdens
deze zitting waren de heer Van Lieshout en mevrouw
Teuben uit Didam en de heer en mevrouw Lobstein uit
Uitwellingerga oppermachtig. Ieder met een score van
ruim 64 procent.

In de middagzitting zijn zes keer drie spellen gespeeld. De
uitstekende lunch deed enkele paren kennelijk goed, anderen
duidelijk minder. Het echtpaar Metz uit Zeddam won met een
score van ruim 68 procent de middagzitting. Door deze hoge
score werden zij totaalwinnaar over de gehele dag met een
score van maar liefst 61,82 procent en wonnen daarmee de
wisselbeker. Het echtpaar Kamp uit Arnhem werd met 56,67
procent tweede. Bij de niet clubbridgers behaalde het echt-
paar De Groot uit Zoetermeer de eerste prijs.
Natuurlijk was de wedstrijdleiding weer in de vertrouwde
handen van Cris Wondergem, waarvoor wij hem zeer dank-
baar zijn.

-ocr page 293-

Rob Back

Voor de tweede keer in de historie van de KNMvD
Sportdag, waren de veterinaire hockeyers gast van de
Enschedese Hockeyvereniging EHV. Collega Henk
Wessels vervult hier voor de tweede keer in zijn EHV-
tijd het voorzitterschap. De professionele aanpak in
deze club, met bijvoorbeeld een clubmanager, is duide-
lijk waarneembaar!

Zes teams hebben gestreden om de Prof. dr. G. Wagenaar
Bokaal.
Twee jaar geleden is de Prof. Van der Kaaij
Bokaal
definitief in bezit gekomen van de afdeling
Gelderland. De kanteling binnen de Maatschappij en het
daaruit voortvloeiende ontstaan van Regio\'s was een goed
moment om de teams naar regio in te delen en ook een goed
moment om een nieuwe beker als eerbetoon aan Professor
Wagenaar in te stellen.

Van de Regio\'s Oost en West speelden twee teams, Noord
en Zuid waren vertegenwoordigd met één team. Jammer
dat een aantal zeer enthousiaste hockeyers niet mee konden
spelen als gevolg van te drukke werkzaamheden.
De gedoodverfde winnaar voor aanvang van het toernooi was
het team van Regio Oost onder aanvoering van de families
Plaisier en Thien. Maar zij beten deze keer echt in het zand-
ingestrooidc veld. Het team Regio Zuid onder aanvoering van
Hans Maathuis eindigde op de eerste plaats!
Dc erewedstrijd tussen de
Pfizer Dutch Veterinary All
Stars tegen het
Boehringer Veterinaire Studenten Touring

Team, als afsluiting van het toernooi, werd een enerve-
rende partij. Collega Peter Egberink kon tot diep in het ver-
loop van de wedstrijd zijn doel schoon houden, maar ten-
slotte moesten de dierenartsen toch capituleren: 2-0 voor
de studenten. Daarmee veroverden zij de Veterinaire
Toekomst Hockey Bokaal.

Het toernooi werd afgesloten met een door Boehringer
aangeboden borrel aangevuld met versterkingen voor de
inwendige mens door EHV.

Een zeer geslaagd toernooi: mooi weer, fijne sfeer.
Volgend jaar op naar zeven of acht teams!

Hockey bij EHV

Geweldige dag voor het tennis!

Hans Sickmann

\'s Morgens vanaf 9.00 uur kwamen de tennisliefheb-
bers bij elkaar in het Aparthotel te Delden. Hoewel er
slechts zestien deelnemers waren, ontbrak het niet aan
gezelligheid, integendeel!

Er waren drie binnen- en twee buitenbanen beschikbaar
Dankzij het mooie weer is ook van de buitenbanen dank-
baar gebruik geinaakt. Deze keer konden er volledige par-
tijen gespeeld worden, zowel heren-Zdamesdubbels als ge-
mengde dubbels. Veel partijen waren spannend; de spelers
waren aan elkaar gewaagd. Uiteindelijk hebben alle deel-
nemers drie complete dubbels gespeeld. Etty Lambeek
wist uiteindelijk haar kampioenschap van vorig jaar te pro-
longeren. Bas van Haaften kwam als sterkste bij de heren
uit de bus.

Alle deelnemers kregen een bus tennisballen en een T-shirt
van de AUV en een pet van Dopharma mee naar huis. Na

l\'Mr.fciitl

een verfrissende douche en een gezellige borrel namen de
tennissers deel aan het geweldige diner, ook in het
Aparthotel. Kortom, een geweldige dag!

-ocr page 294-

Bad Boekelo, 3 oktober 2003 - \'In
balans zijn\' pretendeert een ge-
zond evenwicht. Een gezond even-
wicht tussen werk en privé, tussen
commerciële ondernemer en soci-
aal betrokken dienstverlener, tus-
sen adviseur en controleur, tussen
de eigen professionele visie en dat
wat de maatschappij en overheid
via regelgeving van de dierenarts verwacht. En zo zijn er
meerdere spanningsvelden te benoemen waarin van de
dierenarts gevraagd wordt een evenwicht te zoeken.
Hoewel velen in de beroepsgroep thans moeite hebben
om de juiste balans te vinden of te houden gezien het hoge
percentage arbeidsongeschiktheid, waaronder een hoog
percentage met een psychische achtergrond zoals burn-
out, heeft de Jaarcongrescommissie niet gekozen voor het
thema \'Dierenarts
uit balans\'. De congrescommissie koos
met \'Dierenarts
in balans\' voor een positieve benadering,
omdat "wij ervan overtuigd zijn dat de Nederlandse die-
renarts in het algemeen en zoals de beroepsgroep hier
vertegenwoordigd in de KNMvD over voldoende lenig-
heid, veerkracht, en talenten beschikt om in balans te zijn
of zijn of haar balans te hervinden", aldus Hans van
Embden, voorzitter van de Jaarcongrescommissie 2003.

Toekomst dierenarts in economisch opzicht

De presentatie van \'kopstuk\' prof. dr. W.A. Vermeend, voor-
zitter bestuur Meeüs, ex-staatssecretaris en oud Tweede

Kamer-lid, is financieel-economisch van aard en weinig toe-
gespitst op de dierenarts. Desondanks weet hij met leuke
anekdotes de zaal aan zich te binden
Hij schetst de huidige economische situatie, die sterk bepa-
lend is voor de situatie in het land. Was in de periode 1995-
1998 het bruto nationaal product van Nederland met 3,6 nog
de hoogste van Europa, nu vormt Nederland de hekkenslui-
ter. Vermeend verwacht dat we dit jaar zullen eindigen met
een O en dat er in 2004 licht herstel optreedt (1% groei).
Daarnaast is er de dalende werkgelegenheid, volgend jaar zit
Nederland op een historisch dieptepunt van zeven procent.
"Het land staat er bepaald slecht voor en dat is ook één van
de redenen dat het kabinet bezuinigt", aldus Vermeend.
Volgens hem heeft het huidige forse bezuinigingspakket ook
te maken met de staatsschuld, waardoor Nederland in
Europees opzicht in de problemen kan raken.
Vermeend schetst dat de economische daling als verrassing
is gekomen, maar dat het zeker veel te maken heeft met de
loonkostenontwikkeling. Die is de afgelopen jaren met meer
dan elf procent gestegen. "Je wordt duurder op wereldmarkt.
Andere landen hebben intussen wel gematigd. Dus dat werkt
dubbelop." Volgens Vermeend is Nederland daardoor twintig
procent marktaandeel kwijtgeraakt op wereldmarkt. Ook het
sterker worden van de euro is vervelend voor Nederland.
Vermeend legt uit dat een deel van de problematiek in
Nederland versluierd is geweest door de zwakke euro. Een
sterke euro is slecht voor Nederland vanwege de export.
Daarbij komt ook nog de trend dat steeds meer bedrijven
naar lage lonenlanden stappen.

Vermeend noemt de externe kenmerken van ondernemen in
slecht weer: wereldwijd lage groei, lage vertrouwensindex,
onzekere beurs, toenemende internationale concurrentie,
onzekerheid effecten nieuwe technologie, kritische consu-
menten/zakelijke klanten, imago bedrijfsleven verslechtert,
eisen meer transparantie en maatschappelijk ondernemer-
schap. De interne kenmerken behelsen: beperking van de
kosten: kaasschaafmethode (niet nadenken, overal wat vanaf
halen, Pavlov-reactie), personeelsreductie, verslechtering
arbeidsvoorwaarden, afstoten/verkopen bedrijfsonderdelen
(terugkeren naar core business), aanscherping van het prijs-
beleid en wachten tot de bui overwaait.
Volgens Vermeend wordt de situatie op de Nederlandse ar-
beidsmarkt momenteel gekenmerkt door het opnieuw zoe-
ken naar nieuwe marketingconcepten. Hij noemt daarbij de
methode van Karei de Vijfde, "een buitengewoon onbelang-
rijke koning maar toch de beste marketeer die we ooit gehad
hebben". Wat deze vorst volgens Vermeend zou goed maakte
was zijn manier van communiceren. Hij sprak Frans met zijn
onderdanen, Italiaans met de vrouwen, Duits met zijn
hond... "Vergeet de boeken!", roept Vermeend. "Hoe kom je
over? Dat moeten we allemaal opnieuw leren."

Dienstenland

Ook al meent Vermeend dat dierenartsen in dezelfde situatie
zitten als heel Nederland, hij gaat toch wat dieper in op de
problemen in deze beroepsgroep. Het onder druk staan van
de agrarische sector, het kleiner worden van de veestapel, het

Dierenarts raakt (weer) in balans tijdens KNMvD-Jaarcongres 2003

Tekst: Susan Umans, foto\'s: Peter van Rootselaar

-ocr page 295-

economisch onder druk staan van de boeren. Vermeend ver-
wacht dat deze trend zich de komende tien jaar door zal zet-
ten. Nederland zal een echt dienstenland worden. Toen de in-
dustrie afkalfde, steeg de werkgelegenheid door de opmars
van de zakelijke dienstverlening. Maar volgens Vermeend
moeten we ons ernstig zorgen gaan maken over waar we de
werkgelegenheid in de toekomst vandaan moeten halen. Nu
de maak-industrie immers in toenemende mate minder
wordt, valt er ook minder te exporteren en dus minder te ver-
dienen. De dienstensector kan dit niet meer goedmaken.
Andere problemen signaleert Vermeend ook. Zoals de spa-
gaat waarin de dierenarts soms ligt doordat hij enerzijds so-
ciaal dienstverlener is en anderzijds hard moet optreden in
opdracht van de overheid. Of het imago van de dierenarts.
Eveneens een probleem is de grote uitval door arbeidsonge-
schiktheid, vooral bij grote maatschappen door de toene-
mende spanningsvelden. En niet te vergeten de uitbreiding
van het aantal EU-landen.

"U moet niet alleen kijken naar arbeidsongeschiktheid, maar
ook nadenken over het beroep zelf", zegt Vermeend tegen de
aanwezigen, waarbij hij doelt op het functioneren, de positie
in de maatschappij en de toekomst van de functie. Vermeend
geeft het advies mee na te denken over de positie van de die-
renarts over vijf a tien jaar, nu de werkgelegenheid gaat afne-
men. Door nu maatregelen te nemen kan de marktpositie be-
paald worden. Verder is het zaak aan kostenbeheersing te
doen en waar mogelijk de beroepsgroep te commercialise-
ren. "U moet niet denken ik ben niet commercieel. U heeft er
wel mee te maken."

Prinsjesdag 2ooj

Vermeend gaat specifiek in op de plannen die gepresenteerd
zijn door het kabinet tijdens Prinsjesdag 2003. Eigen verant-
woordelijkheid en arbeidsparticipatie staan centraal in de
plannen van het kabinet. Verder wil het kabinet fiscale voor-
delen voor vroegpensioen afschaffen, zonder dat daar een al-
ternatief voor is. "Veel mensen willen best langer doorwer-
ken als ze in de aanloop naar hun pensioen maar wat gas
kunnen terugnemen. Daar moeten we wel een voorziening
voor kunnen treffen", aldus Vermeend. Hij legt uit dat dit
mogelijk is als het deeltijdpensioen in de levensloopregeling
wordt ingebed. Bedragen die een werknemer opzij zet voor
zijn levensloopregeling moeten fiscaal aftrekbaar zijn, is
zijn mening. "Laat mensen met deeltijdpensioen gaan, zo
groei je er in." Vermeend waarschuwt dat de werkloosheid
op een bepaald moment zal verdwijnen en er zelfs een ge-
weldige dip in ons arbeidsvolume zal ontstaan. Over een
tijdje gaat namelijk de babyboomgeneratie massaal met pen-
sioen. "Daar moetje over nadenken. Misschien moetje die
mensen arrangementen aanbieden. Blijf nog even." De le-
vensloopregeling dient onderdeel te zijn van een flexibel ar-
beidsvoorwaardenbeleid, waardoor bijvoorbeeld ook het
spaarloon of overwerkvergoeding kunnen worden ingezet.
Vermeend schetst dat circa vijf miljoen mensen een pensi-
oentekort hebben (slechts dertig procent realiseert zich dat
ook). Oorzaken hiervan liggen onder andere in een onvol-
doende opbouw van de AOW, onvoldoende opbouw van de
pensioenregeling (komt lager uit dan zeventig procent van
het eindloon), geen aanvullende pensioenregeling, pensioen-
breuk en witte vlekken.

Ziekteverzuin\\

Volgens de visie van Meeüs kost het ziekteverzuim bedrijven
veel geld en heeft het tot gevolg dat werkdruk toeneemt en
het productieproces haperingen gaat vertonen. Conclusie: er
is dus veel geld te verdienen met het terugdringen van het
ziekteverzuim. Goed zorgmanagement is volgens Vermeend
van groot belang. Dit houdt concreet in: optimale verzuim-
begeleiding en doelgerichte reïntegratie. Door deze aanpak
kan kort verzuim sterk beperkt worden en wordt wellicht
voorkomen dat iemand langdurig ziek blijft.

Druk, een verkenning in gezondheidszorg

Ook de presentatie van dr. J.W. Hesselink is weinig toege-
spitst op de dierenarts, maar wel heel leerzaam als het gaat
om organiseren, keuzes maken en teamwork. Hesselink zit
nog maar kort in de gezondheidszorg en is werkzaam als ma-
nager bedrijfsvoering bij de afdeling Chirurgie van het
Academisch Ziekenhuis Groningen.
Hij legt uit hoe de organisatie van de afdeling chirurgie in el-
kaar steekt: een holding met vele werkmaatschappijen. De
basis wordt gevormd door vier productielijnen: patiënten-
zorg, onderwijs, opleiding en onderzoek. Op iedere produc-
tielijn staat veel druk. Iedereen heeft het heel druk.
Bij patiëntenzorg kampt men met capaciteitstekort, perso-
neelsschaarste (bijvoorbeeld anesthesiemedewerkers) en be-
zuinigingen. Hesselink vraagt zich openlijk af of bezuinigin-
gen wel zo slecht zijn. "Men denkt dat problemen binnen de
gezondheidszorg kunnen worden opgelost door er geld in te
stoppen. Maar problemen lossen daardoor niet op. Er zijn
een heleboel punten in de keten waar je op kan bezuinigen.
Dat is helemaal niet verkeerd, dat kan heel goed. Het werkt
beter dan de kaasschaafmethode", aldus Hesselink. En dan
de wachtlijstenproblematiek. Daar heeft het AZG zich ten
doel gesteld om binnen drie weken te opereren, anders is het
niet meer medisch verantwoord. Volgens Hesselink slaagt
het ziekenhuis daar altijd in.

De oplossing bij productielijn opleiding is eenvoudig: meer
opleidingsplaatsen. Bij de productielijn onderwijs is de nu-

-ocr page 296-

merus fixus uitgebreid waardoor er nu vierhonderd eerste-
jaars zijn. Ooi( is er het nieuwe curriculum G2010, waarbij
studenten al in hun derde jaar de kliniek ingaan. Dan de
laatste productielijn, onderzoek. Hesselink geeft aan dat
de derde geldstroom hier opdroogt. Instanties als de Nier-
stichting en het Koningin Wilhelminafonds hebben grote
problemen om voldoende geld in te zamelen.

Kwaliteit en individueel perspectief

Hesselink gaat verder met het opsommen van problemen
waar men in de gezondheidszorg tegenaan loopt. Zo is er het
probleem kwaliteit, ledereen wil graag zo goed mogelijk
worden geholpen. Hesselink legt uit dat dit sterk samenhangt
met het gedrag van de arts; die moet zich ook daarop richten.
Hij geeft aan dat men kampt met een explosie van dia-
gnostiekkosten. Soms moet men de traditionele diagnostiek
loslaten omwillen van nieuwe. Een voorbeeld is de CT-scan
in plaats van de traditionele röntgenfoto. De kostenfactor ligt
zes keer zo hoog.

Een ander probleem is het individueel perspectief van men-
sen die werken in de gezondheidszorg. Als iemand gediplo-
meerd is, stijgt die persoon heel snel op de ladder binnen de
organisatie. In feite is de eindpositie dan al bereikt.
Hesselink geeft aan dat dit ook voor artsen geldt. Dan komt
er een lange periode dat ze moeten werken. Maar weinig
mensen kunnen tot hun 65® doorwerken in gezondheidszorg.
Vooral bij artsen gaat het dan om een lange opleidingsperi-
ode tegenover een relatief korte werkperiode.
Ook haalt Hesselink het probleem aan dat veel artsen na hun
opleiding specialist willen worden en het daarna alleen nog
om het handhaven van hun positie op de maatschappelijke
ladder met bijbehorend inkomen lijkt te gaan. Dit kan tot
stress leiden met bijbehorende gevolgen. Volgens Hesselink
gaan mensen in de gezondheidszorg naar een piek toe, maar
nemen nooit gas terug om de batterijen op te laden.
Sommigen raken in een vrije val. Op deze problematiek rust
onder artsen overigens een groot taboe.
Ter illustratie geeft Hesselink het voorbeeld van zwemmer
Marcel Wouda, die een bepaalde trainingsmethode genaamd
\'taperen\' aanhoudt voor het doen van een topprestatie. Bij
deze methode gaat het erom op een bepaald punt gas terug te
nemen, om daarna te kunnen exploderen. "Een heel belang-
rijk fenomeen", vindt Hesselink. Terugvertaald naar zijn ei-
gen afdeling chirurgie: een chirurg die de hele nacht heeft
geopereerd en overdag door wil gaan, wordt naar huis ge-
stuurd. "Dan is deze chirurg namelijk veel beter inzetbaar",
aldus Hesselink.

GROW-model

Hesselink presenteert het GROW-model (goals, reality, op-
tions, winning team) als handvat om succesvol te kunnen
functioneren. Daarbij moeten de doelen duidelijk geformu-
leerd zijn. "Veel mensen willen wat anders gaan doen, praten
daar heel lang over, maar geven niet aan wat ze precies wil-
len gaan doen", aldus Hesselink die de invulling van dit punt
noodzakelijk vindt om verder te kunnen gaan. Daarnaast
moetje doel reëel zijn en niet een droom die je zelf niet kan
waarmaken (realiteit). Je opties zijn in grote mate afhanke-
lijk van met welke mensen je samenwerkt. Hesselink: "Ook
met veel mensen in een team kan je snelheid maken. In een
academisch ziekenhuis moet topsport worden bedreven. Dat
kan alleen op basis van teamwork." Hoe gemotiveerd men-
sen zijn blijkt wel uit het feit dat als het moet de afdeling chi-
rurgie \'s nachts zes, zeven teams bijeen kan brengen.
"Mensen zijn gemotiveerd. Daar hoor je nooit iemand over",
aldus Hesselink, doelend op alle klaagzangen over de ge-
zondheidszorg.

Bij teamwork gaat het om de samenspraak tussen warmte en
adrenaline. Het \'winning team\' kent de juiste combinatie
hiertussen. Hesselink: "Als er een prestatie is behaald, moet
er een beloning zijn (rust). Even gas terug. De kunst is net de
goede dosering te vinden. Dat blijft moeilijk, zowel in het
team als voor jezelf."

Hesselink geeft aan welke valkuilen er zijn als het gaat om
teamwork: te veel tegelijk willen doen, dingen uitstellen
(bulldozereffect), alles zelf willen doen (niet delegeren),
geen nee kunnen zeggen en een chaotisch persoonlijkheid
zijn. Als iemand over één of meer van deze eigenschappen
beschikt, raadt Hes.selink die persoon aan om maatregelen te
nemen. Bureau opruimen, orde op zaken stellen. Toponder-
zoekers zijn immers ook hele inhoudelijk ingestelde men-
sen, die toch in een team kunnen samenwerken.

Nieuwe ontwikkelingen

Tot slot vertelt Hesselink in het kader van nieuwe ontwikke-
lingen over flexibiliteit in projcctaanpassingen en niveaus in
werklast en kosten. De volgorde hierbij is: concept, ontwik-
keling, uitvoering en overdracht. In de conceptfa.se is nog
heel veel flexibiliteit mogelijk en zijn de kosten nog laag. In
de ontwikkelingsfase neemt dc werklast toe. Het eindigt in
een projectplan dat is goedgekeurd en gefinancierd. De
flexibiliteit is dan enorm afgenomen. De uitvoeringsfase is
voor de onderzoeker het moeilijkst, vertelt Hesselink. Dc
flexibiliteit neemt af, de kosten en de werklast nemen toe.
Terwijl vaak juist tijdens uitvoering allerlei ideeën ontstaan.

-ocr page 297-

De kunst is om te komen tot een goede tijdsplanning en be-
heersing van activiteiten.

Om wat voor soort nieuwe ontwikkelingen gaat het dan?
Bijvoorbeeld de PET-scan: het concept hiervan is al in 1930
bedacht, de technische realisatie vond pas in 1970 plaats.
Het klinisch ingebruiknemen van de PET-scan gebeurde in
1995 en sindsdien is het gebruik van het apparaat in de onco-
logie zeer snel stijgend.

Een ander voorbeeld is het gebruik van het luciferase-gen
(Ideal Light Source). Hierbij wordt het gen dat vuurvliegjes
hebben om licht te geven, gekoppeld aan een kapselgen. "Je
kan dus cellen daarmee markeren, ze vervolgens inbrengen
in een proefdieren in een speciale kast waar licht meetbaar is
tumoren waarnemen die nog niet meetbaar zijn met een
schuifmaat of iets dergelijks", vertelt Hesselink. Het grote
voordeel hiervan is dat voorheen bij een dergelijke test 24
proefdieren werden gebruikt, terwijl met deze techniek
slechts zes dieren nodig zijn. Een reductie van 75 procent.
Hesselink ziet ook voor de dierenartsen een heleboel kansen
liggen, en niet alleen in de public health-sector "Ook direct
in de ontwikkeling van medical science. Dat is zeker een ge-
bied dat verder verkend moet worden", is zijn mening. "Het
is nodig om te veranderen." Zijn afsluitende dia is er één van
een springend paard met ruiter van honderd jaar geleden. De
boodschap: "Leidt en ondersteun de beweging voorwaarts."

Homo veterinarium

De derde spreker, Frans van Gooi, directeur Technische
Diensten en Marketing bij Merial International, gaat in tegen-
stelling tot zijn voorgangers juist heel erg in op de dierenarts.
Hij omschrijft de dierenarts zelfs als een speciaal ras, het
\'homo veterinarium\'. Omdat Van Gooi, zelf ook dierenarts,
sinds vele jaren contacten heeft met praktiserende dierenart-
sen, heeft hij ervaren dat alle dierenartsen tot een zeer duide-
lijk en scherp omschreven ras behoren, met een groot aantal
duidelijke karaktertrekken. Zo is de homo veterinarium zeer
individualistisch ingesteld (en heeft moeilijkheden om in een
maatschap te werken), praat zelden (liever nooit) met colle-
ga\'s over ingestelde diagnoses en therapieën, maar praat zeer
graag met andere dan directe buurcollega\'s over het gedrag
van buurtcollega\'s (prijzen pikken...) Verder werkt hij heel
vaak volgens gewoontes (eenmaal zo geleerd...). Ondanks de
verplichte bijscholing heeft de dierenarts veel moeite om

technische, wetenschappelijke en therapeutische kennis bij te
spijkeren en toe te passen. "Jammer, want hierdoor kan hij de
monotonie doorbreken", vindt Van Gooi. Ook snelle verande-
ringen in het profiel van klanten gaan vaak aan de dierenarts
voorbij, zoals mondiger worden en veeleisender (brutaler).
Voorbeelden te over in de rubriek \'Veterinair tuchtrecht\' in
het Tijdschrift voor Diergeneeskunde (dierenarts is vaak het
slachtoffer). De denkwereld van de dierenarts is vooral toege-
spitst op zijn vak en directe praktijkomgeving. Hij ondergaat
te vaak een aantal gebeurtenissen, in plaats van pro-actief be-
zig te zijn (collectieve lobbying vindt bijna niet plaats.
Mogelijk zal dit veranderen.) Daardoor ondergaat de dieren-
arts helaas vaak de gevolgen van zuiver politieke beslissin-
gen, zoals het non-vaccinatiebeleid tegen MKZ, KVP, Al en
BSE. "Praktiserende dierenartsen hebben heel vaak geen in-
breng in deze beslissing, maar zijn wel verantwoordelijk voor
uitvoer ervan", constateert Van Gooi.

Ontwikkelingslanden

De dierenarts in ontwikkelde landen gaat heel anders te werk
dan de dierenarts in ontwikkelingslanden. Daar is de dieren-
arts de wijze man (oudere man, dicrgenezer) die het dier on-
der een boom zet en hem gaat observeren. Dit duurt uren of
dagen. Daarna brandt hij met een gloeiend stuk ijzer het dier
op plaatsen waar hij denkt dat het probleem zit. Aan de hand
van de littekens kun je zien dat het dier goed genezen is (een
foto van een dromedaris met een soort dambord in zijn flank
blijkt longontsteking te hebben gehad.
In ontwikkelingslanden is het hele diergeneeskundige ge-
beuren in handen van de overheid en ook de aanschaf van
diergeneesmiddelen. Privé-initiatieven (vrije vestiging) is
nog niet mogelijk. Door de lage inkomsten is men vaak ver-
plicht een nevenfunctie uit te oefenen. Vaak is dat die van pu-
bliek schrijver om toch nog de taak als dienstverlener te kun-
nen vervullen.

In de meer ontwikkelde landen is de praktiserende dierenarts
meer een ondernemer, een zakenman. Hij beschikt vaak over
een aantal vetshops in de stad of regio en ook over een aantal
mobiele units. De veehouderij in deze landen is immers nog
een heel sterk pastoraal gebeuren. De boer met vee ver-
plaatst zich. Deze dierenarts heeft ook vaak techneciens ve-
terinaires in dienst. Zij kunnen een diagnose stellen en ver-
richten klein chirurgisch werk.

Door het groeiend aantal dierenartsen in deze landen, doet
zich momenteel de trend voor dat jonge dierenartsen probe-
ren niet alleen een winkeltje te hebben, maar ook zelf de
boer op te gaan om een diagnose te stellen. Het ontbreekt ze

-ocr page 298-

echter vaak aan diergeneesmiddelen van kwaliteit. De
meeste diergeneesmiddelen zijn van slechte kwaliteit, of
zijn slecht nagemaakte kopieën zonder actieve bestandde-
len. Van Gooi vertelt dat er een levendige handel is in ver-
pakkingsmateriaal. "Bewaar de doosjes en flesjes", raadt hij
de zaal met een knipoog aan. Volgens Van Gooi worden fles-
jes gevuld met water en als goedkopere ivomec verkocht.
Duidelijk is dat dit een groot probleem is in Afrika. Van
Gooi vertelt dat diergeneesmiddelen van slechte kwaliteit
vaak van farmaceuten uit Europa komen, zelfs uit
Nederland. Ze worden niet onderworpen aan kwaliteitscon-
trole (geen registratieverplichting). Terwijl jonge dierenart-
sen heel weinig mogelijkheden hebben om recente en goede
diergeneesmiddelen te gebruiken. De prijzen zijn te hoog.
Ook houden veel veehouders hun vee als statussymbool. Zij
letten dus niet zozeer op de kwaliteit van een dier, maar op
de kwantiteit.

Ontwikkelde landen

Van Gooi vertelt dat de grote huisdierenpracticus in de
Verenigde Staten vaak werknemer is, omdat hij de hoge
kosten van associatie meestal niet kan opbrengen en de hoge
werkdruk van het hebben van een eigen praktijk niet aankan.
Verder is kenmerkend dat in de VS grote feedlot-eenheden
bestaan (boerderijen met enorme hoeveelheden vee, tot
80.000 stuks), grote melkerijen, dat melkboeren zich vaak
groeperen en dat er geïntegreerde varkens- en pluimveebe-
drijven zijn. Het aantal consultants stijgt in de VS. Zij heb-
ben vaak contracten met bedrijven tegen een vaste vergoe-
ding. Dit komt bovenop de extra vergoedingen voor
handelingen. Ook kennen zij een bonus berekend op groei,
sterfte en uitgave van diergeneesmiddelen. Het contract is
dus heel sterk financieel- en prestatiegericht.
De kleine huisdierenpracticus in de VS is meestal 24 uur per
dag open, zeven dagen in de week. Deze dierenartsen zijn
zeer sterk marketinggericht - zij hebben marketingadviseurs
- en consumentgericht. Het woord patiënt bestaat in de VS
allang niet meer, maar is van klant consument geworden. Er
is een zeer intensieve communicatie tussen praktijk en con-
sument door middel van mailings (op papier en via e-mail).
Consumenten (persoonlijke honden- of kattennaam!) wor-
den benaderd voor vaccinaties, voor regelmatige ouder-
domscontrole en gebitscontrole, voor contraceptie, voor
postchirurgische controle, heartwormcontrole, ectoparasie-
tencontrole, noem maar op. Verder hebben veel praktijken
een praktijkkrant met nieuws over de praktijk, tips en aanbie-
dingen. De werkwijze is dus niet alleen \'gezondheid\'-ge-
richt, maar ook zeer sterk \'dollar\'-gericht.
Volgens Van Gooi staat de zelfstandige kleine huisdieren-
practicus in de VS zeer sterk onder druk door de kosten die
associatie/praktijkovername met zich meebrengen (kost
meer dan het inkomen dat hij ontvangt, de jonge kleine huis-
dierenarts is verplicht om veel geld op zak te hebben om dat
te kunnen doen). Verder zijn er in de VS combinaties van
supermarkten voor gezelschapsdieren inclusief dierenart-
senpraktijk: de zogenaamde PETsMART. Deze keten be-
staat uit zo\'n zeshonderd supermarkten en aan meer dan
driehonderd is een praktijk verbonden (Banfield Clinics).
Ook zijn er groepen van dierenartsenpraktijken: bijvoor-
beeld VCA, Veterinary Clinics of America (meer dan 500
klinieken). De Banfield Clinics waaien ook over naar
Europa (Manchester en Leeds). Van Gooi voorziet een groei
van twintig a dertig praktijken per jaar. Een ander voorbeeld
in Engeland is de Goddart Veterinary Group, die in en rond
Londen over drie goed geoutilleerde ziekenhuizen beschikt
en 27 praktijken. Bij dit soort klinieken zijn de management-
taken in handen van managementspecialisten.

Dienstverlener en ondernemer

"De Nederlandse dierenarts doet en heeft het zo slecht nog
niet als dienstverlener en ondernemer", constateert Van Gooi.
"Doch zal dit zo blijven?" In de gezelschapsdierensector gaat
het om grote investeringen in gebouwen en uitrusting. Qua
serviceverlening moet misschien aansluiting met financiële
groepen gezocht worden; investeringsmaatschappijen die
praktijken gaan kopen. De dierenarts kan dan echt als dienst-
verlener te werk gaan. Volgens Van Gooi kan het rendement
in de gezelschapsdierensector verbeterd worden door de pati-
ënt als consument te gaan zien, door ouder wordende dieren
intensief te begeleiden en door het dierenwelzijn te verbete-
ren (pijnmanagement, neutraceuticals, obesitas, functionele
voeders). Wellicht is de keerzijde van al deze ontwikkelingen
het verlies van ondernemerschap. In de landbouwhuisdieren-
sector ziet Van Gooi als hoofdtaak: ziektepreventie. Het vak
wordt meer en riskant door overheidsinmenging, het invullen
van registers voor het gebruik van diergeneesmiddelen en de
rem op het gebruik van antibiotica. Van Gooi voorspelt dat er
minder bedrijven zullen komen, maar wel van een veel gro-
tere omvang. Ook hier zal de praktiserende dierenarts van
werkgever werknemer worden, of consultant bij grote bedrij-
ven. Van Gools uiteindelijke conclusie is dat er de komende
tien jaar duidelijk een verschuiving zal plaatsvinden van de
praktiserende dierenarts van ondernemer en dienstverlener
naar werknemer en dienstverlener. Hij verwacht deze ver-
schuiving vooral in de gezelschapsdierensector, minder in de
landbouwhuisdierensector. Deze ontwikkeling geeft volgens
Van Gooi de dierenarts de mogelijkheid om zijn talenten als
dienstverlener nog beter te benutten.

-ocr page 299-

"De dierenarts staat met zijn beide be-
nen op de grond, lost het liefst alle pro-
blemen zelf op, is een doener en geen
prater. Maar hij kan niet alles alleen
en heeft de moeilijke maatschappe-
lijke omstandigheden tegen", aldus
KNMvD-voorzitter Ton de Ruijter tij-
dens zijn Jaarrede op 3 oktober 2003
in Boekelo. Daarbij doelt hij op de vele
inspanningen die - op verzoek van
overheid en bedrijfsleven - door de be-
roepsgroep zijn gedaan en waar een
jaar later weinig van over is. Gelukkig
kent het afgelopen jaar ook een aantal zegeningen zoals
de afronding van de bestuurlijke vernieuwing, de verhui-
zing van het KNMvD-bureau naar een eigentijds, mo-
dern en functioneel pand in Houten, de totstandkoming
van DV-2000, de verkiezing van de algemeen secretaris
tot voorzitter van de FVE, de voorzichtig positieve ont-
wikkeling als het gaat om arbeidsongeschiktheid en de
goede band met de Faculteit der Diergeneeskunde.

Laatste keer in deze vorm

Zoals gebruikelijk bedankt de voorzitter in zijn Jaarrede het
bestuur van dc Afdeling Overijssel en de congrescommissie
voor de organisatie van het Jaarcongres 2003. "Het is de laat-
ste keer dat het Jaarcongres met sportdag en Algemene
Vergadering op deze wijze zal worden georganiseerd.
Bovendien is de Afdeling Overijssel afgelopen vrijdag met
een spetterend feest opgegaan in de Regio Oost en markeert
daarmee de afsluiting van de bestuurlijke vernieuwing van
de KNMvD."

Dierenarts in Balans

Dan gaat hij door op het thema van dit congres, \'Dierenarts
in Balans\'. "Dit sluit aan bij het onderwerp arbeidsonge-
schiktheid dat door dit bestuur vorig jaar tot speerpunt is ver-
heven. De verzekerbaarheid van de Nederlandse praktise-
rend dierenarts stond op het spel, een problematiek waarmee
wij de afgelopen periode fors geworsteld hebben. En het is
daarom dat ik graag een speciaal woord van welkom wil
richten tot prof. dr. Willem Vermeend, die vandaag voor ons
de openingsspeech van dit congres zal houden, aansluitend
bij dit thema."

KNMvD bescheiden overheidspartner

"De samenleving is in beroering vanwege de forse bezuini-
gingen van het kabinet Balkenende II, die grote gevolgen
zullen hebben voor velen in ons land. Dat geldt zeker ook
voor de Non Gouvernementele Organisaties (NGO\'s). Ook
ik heb tot mijn verbazing kennisgenomen van de grote subsi-
diebedragen die sommige medisch georiënteerde beroepsor-

ganisaties hebben mogen ontvangen. Verbazing, niet omdat
deze subsidies nu worden ingetrokken, maar verbazing om-
dat die in het verleden klaarblijkelijk zijn toegekend.
De KNMvD is in dat licht bezien altijd een zeer bescheiden
overheidspartner geweest. We vroegen weinig en al vrijwel
nooit om geld. Daar staat tegenover dat we ook weinig kre-
gen. flet gezegde uit mijn jeugd, dat kinderen die vragen
worden overgeslagen, gaat hier dus kennelijk niet op.
Wat wij vragen is vrijwel altijd invulling van bestaansvoor-
waarden die het kwalitatief goed functioneren en betrouw-
baar en integer houden van onze beroepsgroep op het oog
hebben. In het belang van mens en dier, gezondheid, welzijn
en voedselveiligheid, het terrein waarop de dierenarts inter-
nationaal zijn werkveld vindt. Natuurlijk ook in het belang
van de dierenarts zelf.

De koningin sprak in haar troonrede over regelgeving, hand-
having en rechtspraak. Dit zijn ook bestaansvoorwaarden
voor het door ons gevoerde beleid. Daarbij doel ik op kwali-
teitsbeleid (erkende dierenarts, KRD/ISO praktijkcertifice-
ring en de Stichting Veterinair KwaliteitsOrgaan). Ik doel
ook op handhavingsbeleid (Openbaar Ministerie, Tucht-
colleges en Ereraad)."

Magere score

Het feit dat De Ruijters eerste voorzittersperiode van vier
jaar er bijna op zit (herverkiezing tijdens de Algemene
Vergadering) grijpt hij aan om vandaag kritisch te zijn. "De
dierenarts, zoals ik net heb proberen aan te geven, staat inet
zijn beide benen op de grond, lost het liefst alle problemen
zelf op, is een doener en geen prater. Maar hij kan niet alles

Jaarrede KNMvD-uoorzitterTon de Ruijter 2003

"Dierenarts heeft moeilijke maatschappelijke
omstandigheden tegen"

-ocr page 300-

alleen en heeft de moeilijke maatschappelijke omstandighe-
den tegen. Er zijn vele inspanningen in de afgelopen periode
gedaan door bestuurders op alle niveaus in onze organisatie.
Inspanningen op verzoek van of geëist door overheid en be-
drijfsleven. Daar nu voelt onze beroepsgroep zich in de steek
gelaten en tekort gedaan. We zijn weer een jaar verder, wat is
er over van de eisen, waar is de marktvraag en waar zijn de
noodzakelijke voorwaarden?"

Ondanks de hoopvolle ontwikkelingen die de voorzitter bij
eerdere gelegenheden noemde, is de score op een aantal pun-
ten uiterst mager, is zijn constatering.

Handhavingsbeleid

De Ruijter is van mening dat het handhavingsbeleid door het
Openbaar Ministerie vrijwel inhoudsloos blijft, ondanks de
contacten met het Landelijk Expertise Centrum van het OM,
met de Landelijk Officier, met de Procureur Generaal en met
de AID. "Er wordt gesproken over handhavingsarrangemen-
ten maar in mijn ogen was en is het gewoon gedoogbeleid."

Opheffen Veterinaire Tuchtcolleges

"Het voornemen van LNV om mede vanuit bezuinigings-
oogpunt de Veterinaire Tuchtcolleges maar op te heffen in de
gedachte dat het strafrecht hier wel een uitweg biedt, is in het
licht van mijn vorige opmerkingen onbegrijpelijk. Wij lezen
in de krant dat zelfs registeraccountants een eigen \'recht-
bank\' moeten krijgen. Wij horen van geen enkele andere me-
dische beroepsgroep die met dit fenomeen te kampen heeft.
Dit punt ligt zeer zwaar en ik hoop dat andere besluitvor-
ming zal plaatsvinden."

Wegvallen kwaliteitseis VKO-erkende dierenarts
Het wegvallen van de kwaliteitseis VK.O-crkende dierenarts
uit de definitieve regelgeving Dierenarts Varkenshouder
2000 vindt De Ruijter zeer teleurstellend. Hetzelfde geldt
voor de positie van de erkende dierenarts in het nieuwe re-
glement 1KB varken. "Dat mag het bedrijfsleven zich aanre-
kenen,"

Veterinaire monitoring

De voorzitter noemt het wachten op de invulling van de mo-
tie Waalken.s/Ter Veer. Hierin moet worden ingegaan op de
beoogde veterinaire monitoring op het veehouderijbedrijf en
de rol daarin van de erkende dierenarts. Dit in het verlengde
van de rol die de Gezondheidsdienst voor Dieren bij basis-
monitoring en beheer databestanden hopelijk mag gaan spe-
len.

"Ook zijn er nog geen verdere stappen gezet inzake het
Veterinair Netwerk van Toezicht EU richtlijn 97/12. Wij
gaan ervan uit, gezien de signalen die ons nu bereiken, dat de
rol van de VWA in beide zaken voortvarend, sturend en sti-
mulerend zal zijn."

NMa

De Ruijter noemt de opstelling van de NMa \'hinderlijk\' en
zegt dat het hierdoor voor de KNMvD en overigens ook
LNV onmogelijk wordt in zaken als practitioners, monito-
ringssystemen en het Veterinair Netwerk van Toezicht EU
97/12 de dierenarts te vertegenwoordigen. "Wij lijken de
enige medische beroepsorganisatie die in dergelijke zaken
niet als overlegpartner mag optreden. De NMa is hier veel te
ver doorgeschoten. Men mag met recht stellen dat de dieren-
arts de enige overgebleven echte vrije beroepsbeoefenaar
binnen de medische professie is. Ook het overleg over ar-
beidsvoorwaarden voor praktiserend dierenartsen in loon-
dienst is er inmiddels door gefrustreerd. Het betekent dat
met kunst en vliegwerk een systematiek van overlegpartners
moet worden gecreëerd om het arbeidsvoorwaardenoverleg
met dierenartsen in loondienst en zelfstandige ondernemers,
maar ook met Vedias als representant van de dierenartsas-
sistenten, te kunnen voeren."

Veterinair Meldpunt erfelijke gebreken
"Ons rapport Veterinair Meldpunt erfelijke gebreken ligt in-
middels alweer meer dan twee jaar in Den Haag en is opge-
steld op verzoek van de overheid teneinde het eigen beleid te
kunnen uitvoeren. Het Veterinair Meldpunt is onmisbaar bij
de melding en registratie van erfelijke gebreken bij gezel-
schapsdieren en voor een daartoe aangepast fokbeleid.
Hiervoor is uiteraard een goede verplichte Identificatie &
Registratie van gezelschapsdieren een absolute voorwaarde.
I&R kan ook een rol spelen bij de problematiek van zwerf-
dieren en is onmisbaar bij het melden van bijtincidenten in-
zake de regeling agressieve dieren. Wat betreft de ontwikke-
ling van de l&R van gezelschapsdieren bevindt Nederland
zich inmiddels royaal in de Europese achterhoede."

Beroepspensioenfondsen vrije beroepsbeoefenaren
Het laatste magere scorepunt dat De Ruijter noemt is de
guerrilla-oorlog die door het ministerie van SZW tegen de
beroepspensioenfondsen van dc vrije beroepsbeoefenaren
wordt gevoerd. "Allereerst is door SZW in de afgelopen ja-
ren van alles ondernomen om de wet verplichte beroepspen-
sioenregelingen (wet Bpr) op te heffen. Toen dat vervolgens
door een kamerbrede tegenstand niet lukte, werd gepoogd de
solidariteitseisen in de nieuwe wet zo te formuleren, dat de
fondsen vanzelf wel zouden verongelukken. Was het eerst
staatssecretaris Hoogervorst die dit onzalige plan heeft ge-
start, het stokje is nu overgenomen door zijn partijgenoot
Rutte.

Deze staatssecretaris heeft ons afgelopen dinsdag met een
werkbezoek vereerd, dat in goede sfeer is verlopen. Uit dit
overleg mag de voorzichtige conclusie worden getrokken dat
het meest onoverkomelijke bezwaar, de solidariteit jong/oud,
bespreekbaar is gebleken. Als echter een kamerbrede meer-
derheid de staatssecretaris niet voor de tweede keer zal dwin-
gen tot wijziging van het nieuwe wetsvoorstel, is de toe-
komst van ons beroepspensioenfonds zeer somber. Onze
strijd wordt overigens gezamenlijk gevoerd met de Unie van
Beroepspensioenfondsen."

Nauwe banden met overheid

"De beroepsorganisatie KNMvD en de Rijksoverheid heb-
ben zeer nauwe banden, alleen al omdat de overheid de
grootste werkgever van dierenartsen in loondienst is. Maar
onze gezamenlijke belangen gaan nog veel verder als het
gaat om grote, maatschappelijk relevante zaken als massale
uitbraken van dierziekten, welzijn, voedselveiligheid, zwerf-
dieren en agressieve dieren.

De uitbraak van Aviaire Influenza dit jaar heeft maar weer
eens aangegeven hoe kwetsbaar onze intensieve veehouderij
is. Maar ook hoe de maatschappelijke steun afbrokkelt.
Aanvankelijk leek tot onze verbazing het welzijn van pluim-
vee en het massaal ruimen van de dieren een non-issue, zo-
wel bij burgers, dierenartsen, veehouders als ook de pers.
Toen later de hobbydieren in het beeld kwamen, veranderde

-ocr page 301-

dit snel. Het is voor het bestuur aanleiding geweest om onze
standpunt \'het massaal doden van dieren\' opnieuw tegen het
licht te laten houden en het aspect hobbydieren en gezel-
schapsdieren daarbij te betrekken.

Een nieuw fenomeen deed zijn intrede, de dreigende intro-
ductie van de \'List of Shame\'. Een schandlijst, waarop de
naam van dierenartsen vermeld zou worden, die normaal
hun werk doen, het werk dat van ze verwacht mag worden.
Het is een vorm van maatschappelijke stigmatisering die aan
het criminele grenst. Gelukkig is aan dit voornemen geen in-
houd gegeven, maar het geeft wel aan onder welke grote
spanningen onze beroepsgroep moet werken."

Overlijden Jan Bosch

"En toen kwam voor dierenartsen het absolute dieptepunt
met de plotseling dood van collega Jan Bosch, veroorzaakt
door een infectie met het Al-virus. De daartoe ingestelde
onderzoekscommissie Bot kwam tot de conclusie dat dit
een tragische samenloop van omstandigheden was die nie-
mand speciaal aan te rekenen is. De krachtige steun die de
RVV-directie heeft gegeven aan de dierenartsen en mede-
werkers in het veld bij de Aviaire Influenza-bestrijding heeft
het bestuur zeer gewaardeerd en moet hier zeker niet onver-
meld blijven. Hetzelfde geldt voor het goed ontvangen initi-
atief van de CVO om zeer geregeld met pluimveedeskun-
dige dierenartsen over de bestrijdingswijze te overleggen,
een oude wens van de KNMvD die al stamt uit de tijd van de
varkenspest."

De Ruijter noemt dat er al veel is bereikt in Brussel (EU) en
Parijs (OIE) op het terrein van het non-vaccinatiebeleid. "In
dit kader hebben wij dan ook het landbouwbedrijfsleven en
in het bijzonder PVE, COV, LTO en NVV gevraagd om niet
weer in de non-vaccinatie val te trappen door het aanvragen
van de artikel 1 O-status voor de ziekte van Aujeszky. Uitstel
is noodzakelijk totdat een bestrijdingsrichtlijn in Brussel is
gemaakt die de toepassing van gE-negatieve markervaccins
toestaat. Anders worden wij wederom geconfronteerd met
onnodige massale ruiming van gezonde dieren."

Zegeningen

"De KNMvD kijkt terug op een aantal positieve zaken."
Afronding bestuurlijke vernieuwing

De eerste zegening die de voorzitter noemt is de afronding
van de bestuurlijke vernieuwing van de KNMvD. "Met een
nieuw disciplinair gericht bestuur, met voor het eerst een
Raad van Toezicht en met de nieuwe regio\'s. Alles moet zich
in de onderlinge verhoudingen nog zetten, maar het heeft
naar mijn mening de beoogde nieuwe dynamiek gebracht.
Het bestuur zal binnenkort een nieuw, aangepast beleidsplan
opstellen."

Verhuizing naar Houten

"Vervolgens de verhuizing naar Houten naar een moderne,
eigentijdse en functionele accommodatie waarin we samen
gehuisvest zijn met de Stichting Postacademisch Onderwijs
Diergeneeskunde (met bijbehorende cursusaccommodatie),
de Stichting Veterinair KwaliteitsOrgaan en de Nederlandse
Databank Gezelschapsdieren. Met als bijkomend voordeel
niet alleen de efficiency maar ook het feit dat vele collegae
PAO-D-gangers automatisch en regelmatig het KNMvD-
huis zullen bezoeken." Ook noemt de voorzitter in dit kader
de verkoop van de KNMvD-panden in het Wilhelminapark
te Utrecht aan de Stichting Studenten Huisvesting. "In onze
ogen een zeer goede bestemming."

Regeling DV2000

De uiteindelijke totstandkoming van de regeling DV2000, na
acht jaren van inspanning vindt de voorzitter ook een positief
punt, al heeft hij hierover al eerder gezegd dat "wij over de
verankering van kwaliteitseisen teleurgesteld zijn. Echter
beter een half ei dan een lege dop zeggen wij dan maar. De
andere helft komt hopelijk nog wel. Veel dank zijn LTO,
NVV en KNMvD verschuldigd aan prof dr Jos Verheijden
voor zijn vele, niet aflatende inspanningen."

jorna voorzitter FVE

De verkiezing van de algemeen secretaris collega Tjeerd
Jorna tot voorzitter van de Federation of Veterinarians in
Europe (FVE) mag zeker niet onvermeld blijven. Daarbij
komt nog de benoeming van oud KNMvD-stafmedewerker
collega Jan Vaarten tot Executive Director van de FVE.
"Daarmee staat de KNMvD internationaal zeer royaal op de
kaart. Wij wensen hen beiden veel succes toe in de nieuwe
functies", aldus De Ruijter, Hij meldt daarbij dat het bestuur
inmiddels de opvolging van collega Jorna, die gepland stond
per juli 2004, versneld ter hand heeft genomen. "Het ligt in
ons voornemen om begin 2004 de nieuwe directeur KNMvD
in functie te laten treden."

Voorzichtig positieve ontwikkelingen arbeidsongeschiktheid
De Ruijter meldt de voorzichtig positieve ontwikkelingen bij
arbeidsongeschiktheid. "Het probleem is inmiddels bespreek-
baar geworden en vorig jaar is al aangeduid dat een breed ge-
dragen preventieplan noodzakelijk is." Hij vertelt dat in-
middels de Stuurgroep Aanpak Arbeidsongeschiktheid is
ingesteld waaraan alle belangrijke stakehoulders deelnemen
zoals verzekeraars, de Stichting Pensioenfonds voor
Dierenartsen, de Faculteit der Diergeneeskunde en uiteraard
de KNMvD met dc groepen Geneeskunde Gezelschapsdieren
en Practici Grote Huisdieren.

Tevens meldt de voorzitter het door de KNMvD afsluiten van
een mantelcontract met een tweede verzekeraar, waardoor
premiestelling en reïntegratietraject meer concurrerend zul-
len worden. "Zoals het zich nu laat aanzien is momenteel
sprake van een stabiele tot licht verbeterende situatie. Het is
en blijft een complexe materie waarbij vele zaken een rol spe-
len." De Ruijter noemt nog eens op om welke zaken het bij
dierenartsen specifiek gaat: de negatieve inkomensontwikke-
ling, de grote spanningen bij dierziekte-uitbraken, de sterke
persoonlijke betrokkenheid van dierenartsen bij de slechte si-
tuatie waarin de veehouderij in Nederland zich bevindt, de al-
gemene werksfeer en de druk die soms op dierenartsen ge-
legd wordt, in het bijzonder waar het hun integriteit betreft, de
verbetering van de bedrijfsvoering in praktijken en daarmee
inkomensverbetering. "In onze ogen blijft dat één van de be-
langrijkste opdrachten Dit laatste plegen wij samen te vatten
onder de naam Veterinary Economics en brengt ons bij mijn
laatste positieve punt."

Coede relatie met Faculteit

Dat laatste punt is de goede relatie met de Faculteit der
Diergeneeskunde. "De Faculteit zoekt momenteel, na de ge-
zette stappen op het terrein van studiepaden en studiediffe-
rentiatie, de opening naar buiten. Doelstelling is om samen
met de beroepsgroep te komen tot betere invulling van de

-ocr page 302-

diergeneeskunde, een gang van zaken die wij in iioge mate
waarderen." De Ruijter meldt welke ideeën daarbij worden
overwogen. Voorbeelden zijn: de uitvoering van de drie-
maandelijkse stage gedeeltelijk in de praktijk, de opleiding
van specialisten samen met bepaalde daartoe gekwalifi-
ceerde praktijken, het opdoen van ervaring tijdens de laatste
fase van de studie in een eerstelijns praktijk. Ook hier geldt
dat de praktijk daartoe gekwalificeerd dient te zijn. Tot slot
noemt De Ruijter de verplichting of mogelijkheid om sabba-
ticals te laten plaatsvinden in de praktijk.
"De decaan brengt dit jaar daartoe een aantal oriëntatiebe-
zoeken aan praktijken in het land", aldus De Ruijter.
"Hopelijk zal komend jaar ter invulling van Veterinary
Economics, naast de ruimte in het onderwijs die nu al aan
praktijkvoering wordt gegeven, tot een meer substantiële in-
vulling worden gekomen voor het vakgebied economie.
Daar kan immers de basis worden gelegd voor een betere be-
drijfsvoering en vervolgens kan dan op korte termijn via het
PAO-D een vervolg gegeven worden met nascholing op dit
terrein aan de afgestudeerde dierenarts.
Ik wil er nog graag op wijzen dat ook in de opleiding (het
nieuwe curriculum 111) er bij de nieuwe uitstroomprofielen
van wordt uitgegaan dat naadloos kan worden aangesloten
op een systeem van erkenningen van praktiserend dieren-
artsen."

Bedankt

Tot slot bedankt de voorzitter allen, die in het afgelopen jaar
zoveel tijd en moeite hebben besteed aan het goed laten func-
tioneren van de KNMvD. "Allereerst de medewerkers van het
bureau onder leiding van de algemeen secretaris, die ondanks
belangrijke personele wijzigingen met een nieuw elan en met
een nieuw bestuur aan de slag zijn gegaan. In het bijzonder bij
de verhuizing naar Houten zijn veel inspanningen verricht
omdat tijdens de verbouwing de winkel open moest blijven.
Daar staat nu een prachtige accommodatie tegenover.
Dank ook aan onze Personeelsvertegenwoordiging (PVT)
die na een aanvankelijk voorzichtige start zich goed van haar
belangrijke taak kwijt. En dan natuurlijk dank aan de vele
collegae in bestuurlijke functies, commissies en werkgroe-
pen voor hun bijdrage aan het functioneren van onze profes-
sie. Het blijft mij verwonderen, elke keer weer die hartver-
warmende bereidheid tot inzet voor de KNMvD en haar
leden te mogen ervaren."

Workshop VVAA: De dierenarts financieel-economisch in balans

Netto resultaat stijgt niet mee met omzet
landbouwhuisdierenpraktijken

Susan Umans

Tijdens de workshop \'De dierenarts financieel-econo-
misch in balans\', die vrijdagmiddag 3 oktober 2003 door
de VVAA werd georganiseerd, kregen de deelnemers vele
cijfers om de oren. Belangrijkste conclusies uit deze \'ken-
getallen\', die overigens op gemiddeld dertig praktijken
zijn gebaseerd: de omzet in landbouwhuisdierenpraktij-
ken blijft (licht) stijgen, maar het netto resultaat blijft
hangen op zo\'n 100.000 euro. Bij de gezelschapsdieren-
praktijken stijgt het netto resultaat wel mee met de bruto
omzet.

De VVAA levert voor deze middag twee sprekers: Edwin
Pijpers, financieel planner en Walter Baart, praktijkadviseur
dierenartsen. Zij vertellen onder meer over de \'Dienst-
verlening Adviesgroep Dierenartsen\' van de VVAA, die zich
richt op associatie en praktijkoverdracht, samenwerkings-
vormen waaronder maatschappen en groepspraktijken, alle
verzekeringen, financieringen en hypotheken voor dieren-
artsenpraktijk en privé en ook persoonlijke financiële plan-
ning van dierenartsen. Deze adviesgroep organiseert tevens
seminars en workshops over de genoemde onderwerpen,
speciaal voor dierenartsen.

Sterke stijging in loondienst

Kijkend naar de periode 1990-1995 schetst Walter Baart aan
de hand van cijfers dat het aantal praktiserende dierenartsen
een toename zestien procent kent en het aantal waarnemende
dierenartsen een toename van 44 procent. Ook is er in die pe-
riode een sterke stijging te zien van het aantal dierenartsen in
loondienst.

In de periode 1995-2000 zet hetzelfde beeld zich door, al is
de toename van het aantal praktiserende dierenartsen iets
minder: acht procent. Het aantal waarnemende dierenartsen
stijgt echter sterk met 77 procent en dit geldt ook voor het
aantal dierenartsen in loondienst: een stijging van 33 pro-
cent.

Naar de huidige situatie (2000-2003) stijgt het aantal prakti-
serende dierenartsen nog steeds licht, namelijk met vijf pro-
cent. Het aantal waarnemende dierenartsen neemt af met
achttien procent en er is alweer een sterke stijging in het aan-
tal dierenartsen in loondienst te zien: 28 procent. Aan het ge-
lijkblijvende aantal tweemanspraktijken is te zien dat er sta-
bilisatie optreedt in de maatschapsvorming. Er is een lichte
afname van het aantal solopraktijken: drie procent.
De VVAA verwacht dat het aantal zelfstandige practici zich

-ocr page 303-

in de toei<omst zal stabiliseren of zelfs wat zal gaan afnemen.
Het zal niemand verrassen dat het aantal dierenartsen in
loondienst in de toekomst nog verder zal stijgen en dat het
aantal waarnerners zal afnemen. Stabilisatie in de maat-
schappen is een trend die de VVAA momenteel ervaart, tege-
lijk met een terugloop van het aantal solopraktijken.

Ontwikkeling inkomens dierenartsen

De cijfers in de presentatie zijn gebaseerd op gemiddeld der-
tig praktijken en zijn ontleend aan financiële rapporten van
VVAA-cliënten. Het gaat daarbij met name om het netto re-
sultaat van een dierenartsenpraktijk ten opzichte van de
bruto omzet. De bruto omzet behelst inkoop medicijnen,
personeel, huisvesting, afschrijving, algemene kosten, et ce-
tera.

In 1990 was de gemiddelde bruto omzet 238.000 euro en het
netto resultaat gemiddeld 100.000 euro (per maat). Hoewel
het jaar 2001 niet helemaal een reëel beeld geeft vanwege de
MKZ-crisis, is een duidelijke trend in de landbouwhuisdie-
renpraktijken te zien: de omzet stijgt, maar het netto resultaat
blijft hangen rond de 100.000 euro. Volgens de VVAA levert
dit natuurlijk een goede boterham op, maar als deze situatie
niet verandert, gaat de dierenarts erop achteruit. Zij verkla-
ren het achterblijven van het netto resultaat door een stijging
van kosten. Zo is ondermeer personeel duurder geworden.
Dit aanhorende komt vanuit de zaal de opmerking dat de
werkelijke kosten van de landbouwhuisdierenpraktijk hoger
liggen, aangezien zij ook te maken hebben met onder andere
certificering.

In de gemengde praktijken tekent zich een soortgelijk beeld
af alleen middelt dit zich enigszins. De bruto omzet in 1990
was 184.000 euro en dit stijgt naar 215.000 euro in 2001.
Ook hier gaat het weer om oplopende kosten, die niet verdis-
conteerd zijn in de tarieven van de dierenarts.
Bij de gezelschapsdierenpraktijken volgt het netto resultaat
wel de bruto stijging. Hier bedroeg de bruto omzet in 1990
126.000 euro en dit stijgt naar 255.000 euro in 2001. Het
netto rendement bij dit soort praktijken groeit naar zo\'n 36
procent oftewel rond de 90.000 euro. De VVAA trekt hieruit
de conclusie dat de netto inkomens van dierenartsen in de
verschillende soorten praktijken naar elkaar toe groeien.
Kijkend naar de inflatie tussen 1995 en 2002, hadden de
landbouwhuisdierenpractici zo\'n 118.500 euro in plaats van
105.000 euro omzet moeten draaien. Bij de gemengde prak-
tijken gaat het om ongeveer 10.000 euro verschil. De gezel-
schapsdierenpractici weten de inflatie wel aardig te volgen,
waarschijnlijk doordat zij hun tarieven hebben aangepast.

Managementfee

Naar aanleiding van een vraag uit de zaal zegt de VVAA
geen richtlijn te kennen voor een managmentfee van een die-
renarts. Wel raden zij aan na te gaan wat de vaste lasten zijn
(hypotheek, arbeidsongeschiktheidsverzekering, et cetera)
en hoeveel geld men nodig heeft om van te leven (eten, drin-
ken, vrolijk zijn). Het gaat dan al gauw om zo\'n 40.000 tot
45.000 euro per jaar. Je kunt ook je tarieven aanpassen op
watje wilt verdienen (de Berekenwijzer).

Persoonlijke financiële situatie

Edwin Pijpers, financieel planner van de VVAA, brengt op
verzoek (en tegen kosten) financiële situaties van dierenart-
sen in kaart. Daarbij gaat het om zowel de huidige situatie als
hoe het er waarschijnlijk in de toekomst uit gaat zien. Pijpers
zegt dat vooral die toekomstige situatie moeilijk is in te
schatten, maar dat het belangrijk is alle risicofactoren zoals
beleggingen en rendementen er zoveel mogelijk uit te halen.
Hetzelfde verhaal gaat op voor de pensioenen.
Pijpers schetst dat de AOW op dit moment ongeveer 15.000
euro bruto per jaar bedraagt voor gehuwden samen, van 65 jaar
of ouder. Terugverwijzend naar de zojuist gepresenteerde ken-
getallen denkt éénderde van de deelnemers tussen de 20.000 en
25.000 euro per jaar te krijgen als zij gepensioneerd zijn.
Pijpers noemt mogelijke inkomensfactoren na pensionering,
zoals het beroepspensioen vanaf zestig jaar, lijfrente, AOW,
rente/divident, opbrengst uit de praktijk (goodwill) en de
Fiscale Oudedags Reserve (FOR, een uitgestelde belasting).
Zeer bepalend voor de inkomenssituatie zijn ook arbeidson-
geschiktheid en overlijden. Bij arbeidsongeschiktheid spe-
len een aantal belangrijke zaken, zoals de uitkering van de
arbeidsongeschiktheidsverzekering, de WAZ (als zelfstan-
dige verplicht), eventuele premievrijstelling bij levensverze-
keringen en de opbouw van het pensioen.
Bij overlijden spelen de Algemene Nabestaanden Wet, het
nabestaandenpensioen van het Pensioenfonds voor dieren-
artsen, lijfrente/kapitaalverzekeringen (restitutie van pre-
mies?), het aflossen van de hypotheek (verstandig?) en even-
tuele huwelijksvoorwaarden en/of een testament.

Financiële levensloop

Pijpers geeft aan dat bij het in beeld brengen van de financi-
ële levensloop er zoveel mogelijk ingespeeld moet worden
op mutaties als het gaat om arbeidsongeschiktheid, overiij-
den en pensionering. Hij schetst het beeld van de financiële
situatie van een doorsnee dierenarts. Die gaat eerst in loon-
dienst en koopt zich dan in een maatschap in, waarvoor hij
geld moet lenen. Vervolgens komen er kinderen, die op-
groeien en gaan studeren. Als de kinderen de deur uit zijn
komt er meestal een periode dat men meer wil gaan reizen en
vervolgens (of tegelijkertijd) met pensioen gaat. Het door
deze dierenarts opgebouwde vermogen zit in zijn woning,
maar is niet liquide.

Volgens Pijpers kan eenieders financiële situatie verbeteren
door optimalisering van de geldstroom, besparing op be-
lastingen, het bepalen van een beleggingshorizon en eventu-
ele vermogensoverdracht naar kinderen. "Een betrouwbaar
inzicht in uw financiële situatie is noodzakelijk om risico\'s
in te schatten zodat u afgewogen beslissingen kunt nemen",
houdt Pijpers de zaal voor.

-ocr page 304-

De workshop van Paul Nyst benadrukt het belang van in-
dividuele ontwikkeling en balans in het veranderproces.
Als ervaren begeleider van veranderprocessen in organi-
saties, vertelt Nyst de congresbezoekers over het misluk-
ken van veranderingen en hoe dat voorkomen kan wor-
den. Daarnaast staat hij even stil bij de onbalans waarin
te veel dierenartsen zich bevinden, namelijk de arbeids-
ongeschiktheid. Met een vleugje Zen-filosofie geeft Paul
Nyst de aanwezige dierenartsen handreikingen voor suc-
cesvolle veranderingen. Zijn boodschap luidt dan ook:
een dierenarts in balans, is een dierenarts met energie.
En een dierenarts met energie is in staat zichzelf te veran-
deren.

Mislukkingen

Grote veranderingen in organisaties mislukken met enige re-
gelmaat. Paul Nyst wijt dit aan de aanwezigheid van angst.
Mensen zijn bang om te veranderen, of zijn bang om te mis-
lukken. Een verandering vereist namelijk kennis en erken-
ning van de huidige situatie. Dan wordt duidelijk wat er moet
veranderen. Zonder acceptatie van de actuele situatie is het
niet mogelijk een veranderingsproces te laten slagen, ,luist
hier ligt het probleem van de veranderprocessen. De veran-
dering op zich vindt men over het algemeen niet erg, maar
het besef dat de huidige situatie verbeterd dient te worden
vindt men pijnlijk. Daarom heeft men (ook in organisaties)
de neiging om het probleem te negeren.
Een ander probleem waardoor veranderprocessen kunnen
mislukken is het gebrek aan energie om te veranderen. Want,
beweert Nyst, hoe minder energie iemand heeft, hoe sneller
de weg ingeslagen wordt die hij niet wil. Om energie te krij-
gen moeten we aandacht geven aan datgene wat wc doen en -
niet onbelangrijk - in balans zijn. Teveel indrukken waaraan
tc weinig aandacht besteed wordt, veroorzaken onrust. Deze
onrust kost veel energie. Paul Nyst is van mening dat door
aandacht te besteden aan watje doet de onrust zal verdwij-
nen. Zodoende blijft er voldoende energie over om te kunnen
veranderen.

Uit balans

Het negeren van problemen in de huidige situatie vindt ook
plaats als mensen in onbalans zijn. Mensen die uit balans
zijn geraakt worden op den duur ziek, hebben te veel stress
en kunnen op den duur niet meer functioneren. Niet luisteren
naar signalen van onbalans leidt uiteindelijk tot crisis, zowel
op persoonlijk niveau als op organisatieniveau. Paul Nyst is
van mening dat een crisis het juiste moment is om keuzes te
maken, om anders te leren kijken en om uiteindelijk te veran-
deren, Een verandering komt tot stand door een keuze, maar
een keuze is vaak een dilemma. Een dilemma wordt enkel
opgelost door bij jezelf te rade gaan en het probleem niet bui-
ten jezelf te plaatsen.

Individuele verandering

Volgens Paul Nyst slagen veranderingen alleen wanneer het
individu binnen de organisatie betrokken wordt. Om etTec-
tief tc veranderen dient het individu eerst zichzelf te be-
schouwen en bij zichzelf te rade gaan. Gebeurt dit niet, dan
zal het veranderingsproces op weerstand stuiten. Nyst geeft
aan dat weerstand in de organisatie niet geheel negatief is,
het duidt namelijk op betrokkenheid. Op het moment dat de
individuele veranderingen van gedrag elkaar gaan beïnvloe-
den is de organisatie ook bezig te veranderen.

Het sleutelbegrip voor effectieve verandering is op individu-
eel niveau een bewustwording van de actuele situatie te be-
werkstelligen. Daarbij moet de angst om te veranderen wor-
den overwonnen en voldoende aandacht worden besteed aan
wat men doet. Hierdoor komt er voldoende energie vrij om
de verandering daadwerkelijk te doen slagen.

Workshop 2 - Verandermanagement door Paul Nyst

Nienke Thybaut

-ocr page 305-

De vogelpestcrisis maakte 2003 tot een zwaar jaar voor
met name de pluimveedierenartsen. Mede om het feit
dat André Steentjes in dit zware weer heel veel bete-
kend heeft voor de achterban, krijgt hij het geschenk
ter onderscheiding uitgereikt. Voorzitter Ton de
Ruijter zegt daarover: "Gedurende dit jaar werd hij
geconfronteerd met de uitbraak van Aviaire Influenza
en de crisis die daarvan het gevolg was. Hij heeft daarin
uitstekend gefunctioneerd als secretaris van de Groep
Pluimveewetenschappen door de achterban goed en in-
zichtelijk op de hoogte te houden." Ook zijn zeer be-
langrijke inbreng in de crisisexpertgroep van de Chief
Veterinary Officer blijft niet onvermeld.

André Steentjes is afgestudeerd in 1990, is een groot wiel-
renner en is werkzaam als dierenarts voor pluimvee bij
Veterinair Centrum Someren te Someren. "Hij is een hele
harde werker en is goed in het schrijven van stukjes en pa-
rodietjes, een echte secretaris dus." De Ruijter meldt dat
Steentjes gedurende zeven jaar secretaris van de Groep
Pluimveewetenschappen is geweest. "Hij mag in die peri-
ode de ruggengraat van de groep worden genoemd.
Kenmerkend ook zijn de korte lijnen en goede contacten
met de achterban."

Tevens vertelt De Ruijter dat Steentjes een zeer nauwgezet
mens is en namens de KNMvD en de Groep Pluimvee-
wetenschappen deelneemt in de Commissie Pluimvee-
gezondheidszorg van het Productschap voor Vee, Vlees en
Eieren (PVE). "Daarnaast heeft hij aan het basisoverleg
met LNV en PVE deelgenomen om de standpunten van de
beroepsgroep te verwoorden en te verdedigen."
De voorzitter legt uit dat er voor het bestuur geen enkele
twijfel is dat Steentjes het geschenk ter onderscheiding
verdient en noemt hem tijdens het uitreiken "een belofte
voor pluimvee Nederland en voor ons allen natuurlijk".

Geschenk ter onderscheiding A.H.A. Steentjes

Geschenk ter onderscheiding dr. H.P. Meyer

"Zijn grote verdiensten voor de beroepsgroep zijn gele-
gen in zijn activiteiten voor de jaarlijkse Voorjaarsdagen
in de RAI te Amsterdam", is de omschrijving waarmee
voorzitter Ton de Ruijter Hein Meyer typeert. "Vanaf
1996 tot 2001 was hij voorzitter van de voorjaarsdagen-
commissie en onder zijn leiding is dit jaarlijkse dierge-
neeskundige congres uitgegroeid tot een indrukwek-
kende wetenschappelijke maar ook sociale happening.

Hoogtepunt was zijn voorzitterschap van het organisa-
tiecomité van het WSAVA/FECAVA wereldcongres voor
gezelschapsdieren in 2000, dat werd geopend door prin-
ses Margriet. Het was een fantastisch geslaagd congres."

Hein Meyer is afgestudeerd in 1983 en heeft vervolgens ge-
werkt in een grote huisdierenpraktijk in Ruurlo. In 1984 is
hij afgereisd naar de Nederlandse Antillen (Curagao) alwaar
hij in een kleine huisdierenpraktijk heeft gewerkt. In 1988
begon hij met de opleiding tot internist gezelschapsdieren
aan de Vakgroep Geneeskunde van Gezelschapsdieren,
Faculteit der Diergeneeskunde. Sinds 1996 was hij als staflid
verantwoordelijk voor de neurologie. Hij is diplomate van
het European college ofVeterinary Internal Medicine en pro-
moveerde in 1998. "Thans is hij werkzaam bij de onderne-
ming Hill\'s in Engeland en speciaal voor vandaag overgevlo-
gen", aldus De Ruijter

De voorzitter meldt dat de negende stelling van Meyers
proefschrift luidde: \'congregatie leidt tot segregatie\' en
voor het toenmalige hoofdbestuur de directe aanleiding
was om de kanteling van de organisatie KNMvD in te zet-
ten. Wanneer hij het geschenk ter onderscheiding aan
Meyer uitreikt zegt hij: "onze collega is een typisch voor-
beeld van iemand die achter de schermen veel voor zijn
beroepsgroep heeft betekend, al komt hij ook graag voor
de schermen."

-ocr page 306-

AI meer dan 25 jaar is hij betrokken bij interna-
tionale veterinaire activiteiten, met een enorm
internationaal netwerk. Hij heeft een zeer aan-
sprekende manier van expressie in woord en ge-
baar en naar zijn verhalen luisteren doet een
mens genieten. Dit zijn enkele van de omschrij-
vingen die voorzitter Ton de Ruijter gebruikt
bij het benoemen van Ko Minderhoud tot lid
van verdienste.

Ko Minderhoud is afgestudeerd in 1967. "Hij had
toen al de basis gelegd voor zijn later zo aanspreke-
lijke manier van expressie in woord en gebaar Hij
is namelijk claqueur geweest voor Godfried
Bomans. Hij heeft tot 1980 praktijk gedaan op de
Zuid-Hollandse eilanden te Middelharnis en was
in die tijd penningmeester van de afdeling Zuid-
Holland. Omdat die dankzij zijn beleid bijna fail-
liet ging werd hij snel voorzitter gemaakt. Tevens
was hij in die periode voorzitter van de Groep
Practici Grote Huisdieren", vertelt De Ruijter
Begin jaren tachtig ging Minderhoud in overheids-
dienst bij de Inspectie Volksgezondheid en de
Veterinaire Dienst. Daar heeft hij het hele traject van
fusies en reorganisaties meegemaakt tot aan de
Voedsel en Waren Autoriteit. In die periode bracht
hij op zijn eigen wijze de drie westelijke afdelingen
steeds op de hoogte van zijn kennis en bevindingen.
Gedurende zijn overheidsperiode is hij voorzitter
geweest van de Groep Gezondheid en Kwali-
teitszorg (GKZ). In die periode werkte de commis-
sie \'Nieuw Elan\' aan een vernieuwing voor de visie van de
overheidsdierenartsen, zowel bij LNV als RVV.
Minderhoud is al meer dan 25 jaar betrokken bij internatio-
nale veterinaire activiteiten, namelijk tijdens zijn praktijkja-
ren bij de UEVP (Europese practici) en later bij de EASVO
(Europese staatsdierenartsen), waarvan hij ook voorzitter
was. "Hij heeft zich zeer ingespannen voor het welzijn van
de dieren in de Animal Working Party samen met Roger
Green. Hij heeft een enorm internationaal netwerk opge-
bouwd en is nu veelgevraagd om op het gebied van de volks-
gezondheid en border control pre-accessie-landen te helpen,
zoals de Baltische Staten. Na zijn pensionering rond de
eeuwwisseling is dit nog meer uitgebreid. Ook heeft hij aan
vele visitaties van veterinaire faculteiten meegewerkt. Thans
is hij nog actief als voorzitter van de ethische commissie, lid
van de ereraad en als lid van het nationaal comité FVE.
Naar zijn verhalen te luisteren doet een mens genieten",
vindt De Ruijter en hij noemt het voorbeeld van
Minderhouds bezoek met zijn zonen aan vijf abdijen, maar
ook het voorbeeld van de toespraak die Minderhoud kan
houden bij een droevige gebeurtenis en die de mensen een
lach op het gezicht geeft.

Lid van verdienste J. Minderhoud

Lid van verdienste P.J. van de Werf

Piet van de Werf staat bekend als een geducht onderhan-
delaar die menig goed tarief voor de georganiseerde dier-
ziektebestrijding in de wacht heeft gesleept. "Gedurende
de laatste jaren heeft hij zich, maar nu als practitioner,
nog ingezet om een goede beloning voor practioners bij de
RVV te bedingen", vertelt voorzitter Ton de Ruijter. Van
bezielend voorzitter van de afdeling Overijssel tot mede-
initiator van de KNMvD sportdag heeft Van de Werf een
veelbetekende rol gespeeld voor leden en die speelt hij nog
als deelnemer aan het Dierenartsennetwerk.

Het afstudeerjaar van Van de Werf is I97I. Hij was gedu-
rende lange tijd practicus in Dierenartspraktijk Deventer
Zijn voorkeur ging uit naar de varkensgezondheidszorg.
Naast de praktijk was hij zeer actief Zo was hij 25 jaar lang
betrokken in de tarievencommissie, later de sociaal econo-
mische commissie en in de paritaire afvaardiging georgani-
seerde dierziektenbestrijding. "Daar mocht hij gedurende
het eerste jaar alleen zijn mond open doen als voorzitter Van
Harten hem toestemming gaf Dat waren nog eens tijden al is
dat later wel veranderd en heeft hij zijn schade dubbel en

-ocr page 307-

dwars ingehaald", grapt De Ruijter.
Als opvolger van Aart Willem Udo
werd Van de Werf voorzitter van de so-
ciaal economische commissie en pari-
taire afvaardiging. "Hij was een ge-
ducht onderhandelaar en heeft menig
goed tarief voor de georganiseerde
dierziektebestrijding in de wacht ge-
sleept. Gedurende de laatste jaren heeft
hij zich, maar nu als practitioner, nog
ingezet om een goede beloning voor
practioners bij de RVV te bedingen",
aldus De Ruijter.

Gedurende veel jaren was Van de Werf
lid van de Commissie varkensgezond-
heidszorg, eerst van het landbouw-
schap en later van het PVE. Er was
steeds een goede terugkoppeling met
het KNMvD-bureau en met de achter-
ban.

In 1987 was hij mede-initiator van de
KNMvD sportdag bij het 125-jarig be-
staan van de KNMvD. Nu nog steeds bestaat deze levendige
sportdag, al heeft hij het voorzitterschap daarvan alweer
enige tijd overgedragen. Tevens was hij lid van het Algemeen
Bestuur.

In de afdeling Overijssel is Van de Werf een bezielende voor-
zitter geweest. Met name het thema \'actuele rust en onrust\'
bleek een goede uitlaatklep voor vele leden.
"Ook voor de leden was en is hij veelbetekenend", zegt De

Piet van de Werf.

Ruijter. "Hij neemt deel aan het Dierenartsennetwerk. Vooral
zijn inzicht in de inkomenspositie in de praktijk helpt veel
dierenartsen uit de problemen of brengt hen tot nieuwe in-
zichten. Ook in beroerde praktijkomstandigheden zoals bij-
voorbeeld na de varkenspest en MKZ ging hij mee naar prak-
tijken om voor te rekenen en voor te houden dat men er met
een goede tariefstelling op een integere wijze weer bovenop
kon komen. Integriteit stond hoog in zijn vaandel."

Ton de Ruijter opnieuw gekozen tot voorzitter KNMvD

Tekst: Susan Unnans, foto\'s: Peter van Rootselaar

Tijdens de Algemene Vergadering van de KNMvD op za-
terdag 4 oktober 2003 in Bad Boekelo, is Ton de Ruijter
opnieuw gekozen tot voorzitter van de KNMvD.
Daarmee gaat zijn tweede ambtstermijn in. Tevens is het
de laatste vergadering waar dr. Tjeerd Jorna als alge-
meen secretaris bij aanwezig is. In juli 2004 gaat hij im-
mers de KNMvD verlaten en zich voornamelijk met de
FVE bezighouden. Ook Rens van Dobbenburgh is voor
het laatst \'achter de tafel\' aanwezig als bestuurslid. Hij
wordt per 1 januari 2004 veterinair hoofddirecteur bij de
AUV en treedt per die datum terug uit het bestuur.

Rens van Dobbenburg krijgt na de opening van deze 149^

Algemene Vergadering als eerste het woord. Per 1 januari
2004 verandert hij van werkkring; hij komt dan als veterinair
hoofddirecteur in dienst van de AUV. Van Dobbenburgh
heeft besloten per genoemde datum terug te treden uit het
bestuur en zijn plaats statutair aan Wiel van den Ekker over te
laten. Dat is immers degene die na Van Dobbenburgh de
meeste stemmen heeft gekregen tijdens de verkiezingen in
2002. Van den Ekker laat tijdens deze vergadering weten
hiermee akkoord te gaan.

Van Dobbenburgh maakt sinds begin 2002 deel uit van het
(hoofd)bestuur, aanvankelijk als vervanger van JanTogtema.
Daarna is hij officieel tot bestuurslid gekozen. "U kunt ervan
overtuigd zijn, ondanks het feit dat ik terugtreedt, dat ik mij

-ocr page 308-

zal blijven inzetten voor het belang van de Nederlandse die-
renarts. Mijn dank voor het in mij gestelde vertrouwen", al-
dus Van Dobbenburgh. Voorzitter De Ruijter noemt deze be-
slissing "een wijs besluit van een wijs man. Wij hadden niet
anders van Rens verwacht."

Eerste jaar bestuur nieuwe vorm

Het eerste jaar besturen voor het bestuur \'nieuwe vorm\' zit
erop. De algemeen secretaris heeft de indruk dat dit bestuur
de zaken iets meer executief oppakt, wat voor de vereniging
heel goed is.

Het afgelopen jaar langslopend meldt hij dat stafmedewerker
Communicatie Sophie Deleu inmiddels is opgevolgd door
Bert Hendriks. Verder heeft de vogelpestcrisis natuurlijk de
nodige impact gehad op het KNMvD-bureau. Met name
stafmedewerker Veterinaire zaken Hugo de Groot heeft dit
zeer goed opgepakt, zonder dat andere disciplines hierdoor
tekort zijn gekomen. De verhuizing van het KNMvD-bureau
in april noemt Jorna met trots. "We zijn maar heel kort uit de
lucht geweest. We zitten nu in een hele goede accommoda-
tie." Hij spreekt een woord van dank uit aan allen die daaraan
hebben meegewerkt. Verder noemt hij de opnieuw ontstane
onderbezetting bij de afdeling Praktijkmanagement en
Belangenbehartiging door vertrek van één van de medewer-
kers. Ook de discussie rondom certificering speelt het bu-
reau parten. Over zijn eigen vertrek per 1 juli 2004 zegt
Jorna: "Ik zie met genoegen uit dat mijn opvolger gekozen
gaat worden." Hij meldt dat door zijn benoeming tot voorzit-
ter van de FVE zijn toch al drukke baan nog intensiever is ge-
worden. Vandaar dat het bestuur de beslissing heeft genomen
een directeur ad interim aan te stellen voor de facilitaire be-
drijfsvoering.

Raad van Toezicht

Als ingelast agendapunt neemt Bert Mostert, voorzitter van
de Raad van Toezicht, het woord om de aanwezigen te vertel-
len over het eerste jaar Raad van Toezicht. "We zijn de eerste
tijd van ons bestaan vooral met onszelf bezig geweest", aldus
Mostert. Uiteindelijk kwam daar als corc business uit: Raad
van Toezicht en geen extra bestuurslaag of iets dergelijks.
"Wij willen ons vooral concentreren op toezicht houden".
Mostert vertelt dat de Raad van Toezicht heeft toegezegd
overal aanwezig te zijn waar samenscholingen zijn van vete-
rinairen. "Wij stellen ons open voor wat er leeft, proberen
daar actief achteraan te gaan." Hij waarschuwt dat de Raad

i

De Jaarcongrescommissie 2003.

m

van Toezicht daarmee niet de vraagbaak, klaagmuur of het
klachtenbureau van de KNMvD is. "We houden wel de ogen
en oren open."

Het eerste waar de Raad van Toezicht mee werd geconfron-
teerd was de aankoop van het pand in Houten. "Het bestuur
heeft aan ons gevraagd om daarover mee te denken." Verder
hebben de RvT-leden zich beziggehouden met financiën, er-
kenningen en de verhouding werkgever-werknemer. Mostert
legt uit dat de Raad van Toezicht in al deze zaken niet de op-
ponent is, maar meer de zorgzame wijze oom, die over de
schouders meekijkt en informeert hoe het gaat. Hoewel vol-
gens de statuten het Bestuur één keer per jaar met de Raad
van Toezicht vergadert, is besloten om dit vier keer per jaar
te doen. En nog even voor de duidelijkheid: na de Algemene
Vergadering is de Raad van Toezicht het hoogste orgaan
binnen de KNMvD. "Wij kunnen zelfs het Bestuur schorsen,
maar dat doen we niet omdat wij vinden dat het Bestuur zich
op goede wijze van zijn taak heeft gekweten", aldus Mostert.

Financiën

Penningmeester Gostelie vindt het altijd plezierig het woord
te mogen voeren als er een positief resultaat is geboekt. In
2002 is dit het geval: 48.000 euro. Het is nog niet helemaal
duidelijk of dat ook in 2003 gaat lukken. Dc panden aan de
Julianalaan, die verkocht zijn aan de Stichting Studenten
Huisvesting, hebben bijna drie miljoen gulden opgeleverd
die weer zijn aangewend bij de aankoop van het pand in
Houten. Verder zijn de personeelskosten hoger uitgevallen
dan de begroting. Gostelie verklaart dit uit het feit dat er in
2002 een aantal functies zijn ingevuld die daarvoor onbezet
waren en dus ook niet op de begroting stonden. Het grote
verloop op het bureau leidde tot het plaatsen van personeels-
advertenties, waardoor ook de kosten weer stegen. Op-
vallend is tevens de post adviseurskosten: er zijn specialisten
ingeschakeld om moeilijke vragen binnen de KNMvD te be-
antwoorden. Bij de Ereraad blijven de kosten toenemen door
een duidelijke toename van het aantal klachten. Ook de kan-
teling heeft vrij veel geld gekost.

Aan de baten-kant zijn er twee posten waar de opbrengsten
groter waren dan begroot. Dit betreft de contributie, waar het
aantal reducties hetzelfde was, maar waar de toekenning van
de hoogte van de reductie aanmerkelijk lager is geweest. De
tweede post betreft het Tijdschrift voor Diergeneeskunde.
Hier zorgde een enorme toename aan advertentieopbreng-
sten voor een hoger resultaat. Als deze advertentieopbreng-
sten in 2003 evenhoog uitkomen kan, door een forse bespa-

-ocr page 309-

ring op de drulckosten (100.000 euro), liet TvD zelfs in de
zwarte cijfers belanden. Veehouder en Dierenarts is iets min-
der positief uitgekomen, maar nog wel zwart. De tendens van
afnemende abonnementen is daar al jaren aan de gang en ook
het aantal advertenties neemt af

Gostelie verklaart dat de begroting 2004 verhoogd is met het
prijsindexcijfer en dat de kosten van de directeur ad interim
en de nieuw te benoemen algemeen directeur er nog niet in
verdisconteerd zitten.

Practici in Loondienst

Rens van Dobbenburgh vraagt aandacht voor de groep
Practici in Loondienst, die snel groeit. Op dit moment zijn er
zo\'n duizend collega\'s die in loondienst werken. Het is in-
middels een bekend feit dat veel dierenartsen het eigenaar
worden van een dierenartsenpraktijk niet ambiëren.
Van Dobbenburgh merkt op dat deze groep qua samenstel-
ling heel anders in elkaar zit dan de andere groepen en dus
ook een andere positie heeft, "Het langdurig een dienstver-
band aangaan met dierenartsen-collega\'s is uiteraard een
verantwoordelijkheid die door de mensen zelf gedragen
moet worden, maar het is ook de verantwoordelijkheid van
de beroepsgroep", aldus Van Dobbenburgh, Hij legt uit dat
nu de Belangengroep Practici in Loondienst (BPL) is opge-
richt met de bedoeling de belangen van die groep dierenart-
sen te behartigen, de KNMvD een groepering in het leven
moet roepen die met de BPL van gedachte kan wisselen en
afspraken kan maken. "Het is dus noodzakelijk om een
werkgeversbelangengroep in de benen te helpen," Volgens
Van Dobbenburgh is de intentie hiertoe uitgesproken bij de
meeste belanghebbende groepen zoals de Groep Genees-
kunde Gezelschapsdieren en de Groep Practici Grote
Huisdieren,

Van Dobbenburgh meldt dat helaas eerdere pogingen van de
KNMvD om hierin de verantwoordelijkheid te nemen zijn
gestuit op de vigerende mededingingswetgeving. Dit is
mede de reden voor de oprichting van een belangengroepe-
ring van werkgevers.

Peter Egberink wil vanuit de zaal de collega werkgevers ook
onder de aandacht brengen, "Er is veel belang bij om dat ont-
zettend goed te regelen, want op het moment dat in loon-
dienst gaan populairder wordt dan een praktijk hebben, ont-
staan er problemen," Egberink vindt dat ook uitgedragen
moet worden hoe leuk het is om een dierenartsenpraktijk te
hebben. Van Dobbenburgh concludeert dat de verdediging
van de werkgevers hiermee is gestart.

Saartje Beelen van de BPL reageert dat het zeker niet het be-
lang is van de BPL om loondienstverband te stimuleren. Het
gaat er alleen om de belangen te verdedigen. "Wij zullen
nooit men.sen tegenhouden die willen associëren."

Erkende dierenarts en KRD ISO gooi

John Borgmeier gaat in op de problematiek rondom het be-
grip erkende dierenarts en de Kwaliteitsrichtlijn voor
Dierenartsenpraktijken ISO 9001. Hij noemt dit twee be-
heersingsinstrumenten voor de dierenarts om in balans te
blijven. De erkenningen geven een bepaalde zekerheid bij
het uitoefenen van het vak en de KRD geeft de mogelijkheid
om zicht te hebben op de eigen bedrijfsvoering.
Ten aanzien van het woord \'dwang\', dat in deze context nog
wel eens gebruikt wordt, zegt hij: "Wij willen het deelnemen
aan deze regelingen promoten en hopen dat een zo groot mo-
gelijk groep eraan mee zal doen, We kunnen het echter nooit
voorschrijven en zullen het ook nooit voorschrijven,"
Borgmeier geeft aan dat het Bestuur wel het belang van
beide regelingen ziet als het gaat om bijvoorbeeld marktver-
kenning, maar ook ten aanzien van arbeidsongeschiktheid,
"Zicht hebben op je eigen situatie, weten hoe je er zelf voor-
staat, Weten hoe weerbaar je bent," Hij raadt iedereen aan de
KRD ISO-regeling ook eens vanuit dat gezichtpunt te bekij-
ken, Verder geeft hij nog mee dat gezien de inspanningen die
moeten worden geleverd en de huidige economische tijd, het
verstandig is om de stappen gemoduleerd te zetten en te be-
ginnen met wat het belangrijkste is,

Jos Goebbels van de Voedsel en Waren Autoriteit geeft aan
dat de destijds gemaakte afspraken met de overheid enigs-
zins in de verdrukking komen nu de overheid een terugtre-
dend beleid voert. Hij belooft dat de VWA eind dit jaar met
voorstellen richting beleidsdirectie zal komen om monito-
ring en toezichtsystemen handen en voeten te geven,
Marianne Sloet wil een lans breken voor de dierenarts in
loondienst, "Erkenning is iets dat een dierenarts zelf in de
hand heeft. Maar of zijn baas wel of niet wil certificeren is
iets dat een dierenarts in loondienst nooit kan beslissen,"
Sloet doelt daarmee op de plannen om de erkenning te kop-
pelen aan het werken in een gecertificeerde praktijk.
Van Linda van Veen komt de opmerking dat het prettig zou
zijn als iemand op het bureau van de KNMvD vragen kan be-
antwoorden over het certificeren, "Er zijn weinig collega\'s
om mee te overleggen. Je komt al snel terecht bij de AUV. De
VKO-medewerkers kunnen geen vragen beantwoorden om-
dat zij daarop kunnen worden afgerekend," Ton de Ruijter

-ocr page 310-

geeft aan dat het Bestuur er bewust voor gekozen heeft om
dit buiten de deur te brengen. "Daar zit een heel expertteam.
Het grote lijnen-beleid hoort bij ons, de uitvoering niet."

Kengetallen

Leen den Otter is met het begrip kengetallen in aanraking ge-
komen toen hij in Engeland was. Het is een manier waarmee
je kunt afmeten hoe goed je het doet, ook ten opzichte van
anderen. Hij pleit voor het centraal houden ervan middels
één databank. Pogingen om partijen rond de tafel te krijgen
zijn tot nu toe niet echt succesvol gebleken. Wel zijn andere
partijen op het idee gebracht om zelf een databank op te zet-
ten en er zijn er dus een aantal in oprichting. "Een centrale
databank zal er niet vanzelf komen", concludeert Den Otter.
"Standaardisatie is echter een absolute must." Hij vindt dat
de KNMvD daar zonder meer een rol bij moet spelen. Het
beheer moet volstrekt onafhankelijk zijn. Een koppeling met
het veterinair meldpunt erfelijke gebreken behoort tot de
mogelijkheden. "Ook daar hebben we tot nu toe geen steun
van de overheid gehad en zullen we het zelf moeten doen."
Hij eindigt met de toezegging dat het Bestuur toch zal probe-
ren om partijen zover te krijgen.

Umert de Vries, voorzitter van de Sociaal Economische
Commissie (SEC), beaamt dat het structureel ondersteunen
van kengetallen zeker een taak van de KNMvD is. De SEC
speelt hier een rol in.

Den Otter noemt verder de Week van het Huisdier, het initia-
tiefvan een aantal partijen om één week per jaar verantwoord
huisdierenbezit centraal te zetten. Dit jaar voor de tweede keer
georganiseerd en met succes. Het thema van volgend jaar zal
zijn: een huisdier erbij?! Neveneffect van de Week van het
Huisdier is dat er met partijen als de Dierenbescherming, de
Raad van Beheer en Dibevo steeds vaker overleg is. "Het blijkt
dat als we gezamenlijk iets neerleggen in Den Haag, zoals de
Regeling agressieve dieren, dit beter overkomt dan dat eenie-
der dat apart doef\', aldus Den Otter.

Aviaire influenza

Tjeerd Jorna vertelt dat in overleg met de Groep Pluim-
veewetenschappen er een werkgroep in het leven is geroepen
om te komen tot een evaluatierapportage van de Al-crisis,
met aanbevelingen voor wijzingen in het draaiboek. Verder
heeft het Bestuur besloten om bij het uitbreken van een
nieuwe dierziektecrisis zich onmiddellijk te uiten of de be-
staande standpunten op dat moment nog valide zijn. Tevens
acht het Bestuur het verstandig om bij het begin van een crisis
onmiddellijk een expertgroep samen te stellen, zoals ook tij-
dens de Al-crisis is gebeurd op verzoek van de Chief
Veterinary Officer.

André Steentjes vindt dat nu er mogelijkheden zijn om met
snelle diagnostische methoden ook laag pathogenen op te
sporen, daar ook van moet worden gebruikgemaakt. Jorna
beaamt dat de veterinaire middelen voor snelle diagnostiek
er inmiddels zijn, maar dat er nog een systeem moet worden
bedacht zodat het in de praktijk goed gaat werken. Hij wijst
erop dat het non-vaccinatiebeleid inmiddels in Brussel ter
discussie staat. Ook wijst hij erop dat er een spanningsveld
zit tussen wat het bedrijfsleven graag ziet en wat er veterinair
gezien zou moeten gebeuren.

Steentjes pleit voor een laagdrempelig systeem, zonder dat
men spreekt van een verdenking. Uiteraard in overleg met de
overheid. Zo kan worden voorkomen dat er ten onrechte ge-
bieden grootschalig dichtgaan zoals destijds in Laren. Dit
sluit voor de practicus het dilemma uit of hij met een laag of
hoog pathogeen virus te maken heeft. Bovendien motiveert
zo\'n afspraak boeren om tijdig de dierenarts te waarschuwen
en kunnen rampen wellicht worden voorkomen. Tjep de
Vries van de Groep Pluimveewetenschappen verwoordt het
simpel: "als ietnand onderzoek aanvraagt voor Al, heb je bij
de overheid gelijk een verdenking. Dat moet geregeld wor-
den."

Arbeidsongeschiktheid

Ton de Ruijter, die samen met Marij van Oostrum dit onder-
werp behartigt, wijst op het onderzoek van Floor Stembert,
de bijeenkomst op 28 mei en het tweede mantelcontract.
Volgens De Ruijter moet er een swing up komen ten aanzien
van de resultaten in de praktijk. "Veel ellende is beter te dra-
gen als er maar geld mee wordt verdiend", is zijn overtui-
ging. "Daar is een gezamenlijke inspanning voor nodig." Hij
meldt dat de Bestuurgroep Arbeidsongeschiktheid bezig is
met een plan van aanpak. Het feit dat er qua arbeidsonge-
schiktheid op dit moment een kentering te zien is, stemt
hoopvol.

Visie KN MvD over de Toekomst intensieve veehouderij\'
naar de minister van LNV

S.J. de Croot en B. Hendriks

Het Bestuur van de KNMvD heeft
in haar vergadering van 6 augustus
2003 op uitnodiging van minister
Veerman besloten tot het instellen
van een ad hoe werkgroep teneinde
de visie van de KNMvD op de toe-
komst van de intensieve veehoude-
rij in Nederland kenbaar te ma-
ken. De ad hoe werkgroep heeft
zich ten doel gesteld een breed gedragen KNMvD-visie op
te stellen, gebaseerd op drie elementen, te weten: dieren-
welzijn, diergezondheid en voedselveiligheid.

Maatschappij

nieuw

Op 8 oktober is de door alle Groepen gedragen visie aan het
Bestuur voorgelegd die dit standpunt met enkele kleine wij-
zigingen heeft geaccordeerd. Inmiddels is de minister van
LNV in het bezit van dit standpunt dat vóór 15 oktober inge-
diend moest worden.

Hieronder het volledige document dat eveneens op 15 okto-
ber via de website
KNMvD.nl aan de leden bekend is ge-
maakt. Daarnaast is ook de vakpers ingelicht teneinde brede
bekendheid te geven aan het door de KNMvD ingenomen
standpunt inzake de toekomst van de intensieve veehouderij
in Nederland.

-ocr page 311-

Het Bestuur van de Koninklijke Nederlandse Maatschiappij
voor Diergeneeskunde iieeft de volgende visie op de toe-
komst van de intensieve veeiiouderij in Nederland.
In Nederland, met zijn agrarische traditie, is er plaats voor
een gezonde en duurzame veehouderij, mits:

• het non -vaccinatiebeleid wordt afgeschaft,

• er duidelijke voorwaarden worden gesteld aan de eigen
verantwoordelijkheid van belanghebbenden,

• voor de volksgezondheid het hoge beschermingsniveau

wordt gehandhaafd en een heldere verantwoordelijkheids-
verdeling tussen overheid, bedrijfsleven en burger wordt
neergelegd.

Een toekomst die is gebaseerd op het vertrouwen op eigen
verantwoordelijkheid kan niet zonder toezicht, controle en
harde sancties tegen overtreders. De exclusieve kerntaken
van de veterinaire beroepsgroep spelen in de toekomst van
de intensieve veehouderij een cruciale rol.

Non-vaccinatiebeleid

Uit oogpunt van dierenwelzijn en maatschappelijke acceptatie is het afschaffen van het EU non-vaccinatiebeleid een
voorwaarde om de intensieve veehouderij in Nederland in stand te houden.

Met het oog op de volksgezondheid/voedselveiligheid zijn er geen problemen met de consumptie van producten afkomstig van ge-
vaccineerde dieren. Bij de toelating worden deze beschermingsmiddelen immers op veiligheid voor de mens beoordeeld. Van de
overheid mag een maximale inspanning worden verwacht om de EU-richtlijnen betreffende het non-vaccinatiebeleid af te schaffen
en ook de consumptie van, c.q. de handel in, producten van tegen \'lijst A ziekten\' gevaccineerde dieren mogelijk te maken.

Voorwaarden verantwoordelijkheid veehouderij

Uit oogpunt van de garantie voor dierenwelzijn en diergezond-
heid dienen de punten zoals verwoord in artikel 3 van de
Gezondheids- en Welzijnswet voor Dieren als randvoorwaarden
voor dierlijke voedselproductie te worden gehanteerd.

Dc huidige EU-regelgeving (Richtlijn 98/58/EG) biedt voldoende ba-
sis om het welzijn van voor landbouwdoeleinden gehouden dieren te
beschermen. Hier horen echter wel duidelijke randvoorwaarden bij.
Om aan de eigen verantwoordelijkheid van de houder sturing te geven
dienen de randvoorwaarden zoals verwoord in artikel 3 van de
Gezondheids- en Welzijnswet voor Dieren als
voorwaarden voor
dierlijke voedselproductie te worden gehanteerd.
In verschillende sectoren van de huidige en toekomstige intensieve
veehouderij zijn de eigenaar en de houder vaak twee verschillende
rechtspersonen. Een juiste en transparante verantwoordelijkheidsver-
deling is van groot belang. Voor de eigenaar is dan helder waar de ver-
antwoordelijkheid ligt en wat de consequenties voor zijn/haar dieren
zijn.

Door het stellen van voorwaarden wordt de verantwoordelijkheid voor
de administratieve lasten, de controle en de kosten automatisch daar
gelegd waar ze hoort en hoeft de overheid slechts toezicht te houden.

Afdeling I

ALGEMENE BEPALINGEN
MM 3

L Bi) of kraclilcns algemene maatregel van besluur worden voor
bij die maatregel aangewezen categorieën van houders van die-
ren of levende dierlijke producten van bij die maatregel aange-
wezen soorten of categorieën van dieren dan wel van levende
dierlijke producten regelen gesteld omtrent:

a. de inrichting van dc bedrijven waarop dieren of levende dier-
lijke producten worden gehouden;

b. het toevoegen van dieren aan bedrijven of vestigingen, daaron-
der begrepen het aantal bedrijven of vestigingen waarvan de
toe tc voegen dieren ten hoogste afkomstig zijn;

c de wijze waarop dieren worden gehouden en hun huisvesting;

(f. de hygijfnische eisen waaraan moet worden voldaan;

t.. devoedering, drenking. verzorgingen behandeling van dieren; .

ƒ het gebruik van sera, entstoffen, antibiotica en chemothera-
peutica;

g. de bestrijding van insecten en ratten alsmede van andere orga-
nismen voor zover zij schadclijk zijn voor de gezondheid van
dieren;

h. bedrijfsbegeleiding door een dierenarts;

i. het vervoer en hel verzamelen van dieren of van levende dier-
lijke producten;

het afvoeren van dieren van bedrijven of vestigingen, daaronder
begrepen het aantal bedrijven of vestigingen waaraan die die-
ren ten hoogste worden toegevoegd;

k. het winnen, bewerken en gebruiken van levende dierlijke pro-
ducten;

L de behandeling en aanbieding voor onderzoek van doodgebo-
ren of gestorven dieren dan wel levende dierlijke producten,
onvoldragen vruchten en nageboorten;

m. het houden van aantekeningen omtrent bezoekers en vervoer-
middelen.

AMvB\'s
algamsan

Volksgezondheid/voedselveiligheid

Ook in de toekomst mag de burger verwachten dat de intensieve veehouderij een veilig en verantwoord product levert.

Een heldere verantwoordelijkheidsverdeling tussen overheid, bedrijfsleven en burger is neergelegd in het Witboek
Voedselveiligheid. De voorstellen in het Witboek dienen als basis te worden gehanteerd. Het bedrijfsleven dient aantoonbaar te
maken, hoe de kwaliteit van de producten geborgd is en welke zaken er gegarandeerd worden.

Een goed zicht op en controle van gevaren, risico\'s en blootstelling dient uitgewerkt te worden om tot een evenwichtige, ver-
antwoorde en transparante borging van de volksgezondheid/voedselveiligheid te komen.

-ocr page 312-

De rol van de veterinaire beroepsgroep

De dierenarts is onafhankelijk en vervult onmiskenbaar een ketenbrede rol.

De dierenarts is pleitbezorger en bewaker van het dierenwelzijn, de diergezondheid en de volksgezondheid. Deze exclusief vete-
rinaire kerntaken, inclusief het voorschrijven van receptplichtige middelen, zijn onmisbaar in de diverse werkvelden in de dier-
lijke voedselproductieketen. Daarbij staat de dierenarts niet
in de keten maar op alle niveaus naast de ketens. Onafhankelijkheid
en autonomie zijn daarbij alleen te garanderen als alle partijen staan voor hun eigen verantwoordelijkheid.

Eindejaarsdrukte goodwillberekeningen

Per 1 januari vinden er traditioneel veel mutaties in maat-
schappen plaats. Dit betekent voor het bureau van de
KNMvD dat er veel goodwillaanvragen binnenkomen. Om
alle aanvragen vóór 31 december af te kunnen werken, is het
noodzakelijk dat wij het ingevulde en door alle maten onder-
tekende vragenformulier, alsmede de benodigde accoun-
tantsrapporten op tijd in ons bezit hebben. Wij hanteren
daarbij het systeem: "wie het eerst komt die het eerst maalt".
Wij doen onze uiterste best aanvragen die wij vóór 24 no-
vember 2003 ontvangen hebben, vóór 31 december 2003 te
verwerken (de normale verwerkingstijd bedraagt vier tot zes
weken). Aanvragen ontvangen na 24 november 2003 zullen
zeer waarschijnlijk niet meer voor de jaarwisseling behan-
deld kunnen worden.

Voor informatie kunt u contact opnemen met mevrouw drs.
M.V.E. Roelvink, beleidsmedewerker sociaal-economische
zaken. Zij is bereikbaar op maandag tot en met donderdag
onder nummer 030-6348900 of via e-mail: vroelvink(g
knmvd.nl

Zie ook: http://www.knmvd.nl; doorklikken naar [KNMvDj;
doorklikken naar goodwill.

Website-enquête ingevuld?

De resultaten van de website-enquête die de werkgroep
KNMvD-website onlangs hield, worden nu verwerkt.
De werkgroep is blij met de vele reacties (591) en wil
iedereen die de enquête heeft ingevuld, hartelijk bedan-
ken.

Sommige inzendingen bevatten een vraag waarop de
groep graag antwoord zou geven, maar dc resultaten zijn
anoniem binnen gekomen. Hebt u een vraag gesteld, of
aangegeven dat u in de toekomst wilt meehelpen de site te
verbeteren, stuur dan alstublieft een e-mailbericht naar de
webmaster(24knmvd.nl. U krijgt zo spoedig mogelijk een
reactie.

Najaarsdag 2003 GHwD: *auto-immuunziekten bij gezelschaps-
dieren en paard\'

De najaarsdag van de Groep homeopathisch-werkende
dierenartsen van de KNMvD zal dit jaar plaatsvinden op
zaterdag 22 november 2003. Het thema is dit jaar \'auto-
immuunziekten bij gezelschapsdieren en paard\'. De
onderwijscommissie van de GHwD hoopt voor zowel le-
den van de GHwD als voor niet-leden een boeiend pro-
gramma te hebben samengesteld.

Sprekers en onderwerpen van deze dag zijn:

• \'Auto-immuniteit: pathogenese, kliniek en therapie\' door
dr. J. Goudswaard, medisch immunoloog en specialist
Veterinaire microbiologie

• \'Detectie en eleminatie van de auto-immunologische fac-
tor achter Atopische (podo) Dermatitis\' door drs. R.J.
Opmeer, homeopathisch werkend dierenarts

• \'Invloed van voeding op reumatische ziektebeelden\' door
drs. J.R. Tisscher, arts-reumatoloog en ecoloog

• \'De orthomoleculaire behandelingsmogelijkheden in de
vrije-radicalen pathologie, bij ontstekingsbeelden en de-
toxificatie\'. J. Blaauw, orthomoleculair therapeut en do-

cent bij de Stichting Orthomoleculaire Educatie
• \'Therapieblokkades bij auto-immuunziektes\' door drs.
E.G.A. Laarakker, holistisch werkend dierenarts

Zowel leden als niet-leden van de GHwD kunnen zich aanmel-
den door overmaking van (voor leden/studenten) 60/35 euro of
(voor niet-leden student, niet-lid) 75/50 euro op postbankreke-
ning 40.56.352 of op bankrekening 51.72.25.700, t.n.v Groep
Homeopathisch werkende Dierenartsen te Woerden, onder ver-
melding van \'Najaarsdag 2003\'. De betaling geldt tevens als de-
finitieve registratie en dient voor 10 november 2003 plaats te
vinden. In het bedrag is koffie, thee en lunch inbegrepen.

De najaarsdag wordt gehouden in Cafe-Restaurant De
Boschwachter, Huisdreef 4, 4836 AM Breda, (tel 076-
5652880, fax 076-5654232).

Voor meer informatie over de lezingen zie de korte omschrij-
vingen in het Tijdschrift voor Diergeneeskunde van 15 au-
gustus 2003.

-ocr page 313-

Voor het lidmaatschap van de
Koninklijke Nederiandse Maat-
schappij voor Diergeneeskunde heb-
ben de volgende collegae zich aange-
meld:

Schenkel, J.P.; 2003; 3584 DL Utrecht;
Cambridgelaan 589.

Bunskoek, Mevr. P.E.; 2002; 1741 XC
Schagen; Acaciaplein 165.

Personal!

Als lid van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde heeft het Bestuur aangenomen:

Admiraal, Mevr. C.R.; 2002; 3705 ZK Zeist; Warande 130.
Bakker, J.; 2002; 3119 JJ Schiedam; Westpolderstraat 3.
Beek, C.H. van der; 2003; 9254 ED Hardegarijp; Westeromwei 71.
Blij, Mevr. M.D. van der; Gent 2003; 6673 AD Andelst;Tielsestraat 233.
Bonckamp, Mevr E.M.; 2003; 3434 AG Nieuwegein; Lijsterbesstraat 1 14.
Etten. F.A.T.G. van; 2003; 5062 KH Oisterwijk; Brede Steeg 14.
Heijden, M.G. van der; 2003; 3581 KD Utrecht; Van Hogendorpstraat 16.
Kada-Frensdorf, Mevr M.H.W.; 2003; 1181 WH Amstelveen; Dr.
Eykmanstraat 38.

Lahey, .Mevr. D.A.C.; 2003; 3571 AD Utrecht; Van Lieflandlaan 50.
Leibbrandt. Mevr. K.M.; 2002; 2114 DC Vogelenzang; Graaf Willemlaan
38.

Meer, A.M.H. van der; 2003; 7595 LE Weerselo; Het Stift 19.
Mölder, P.H.A.; 2003; 3584 DG Utrecht; Cambridgelaan 513.
Rijks, Mevr L.Z.L.; 2003; 3255 XJOudc-Tonge; Marshallstraat 7.

Als kandidaatlid van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor
Diergeneeskunde heeft het Bestuur aangenomen:

Andel, Mevr 1. van.
Borgcrink. R.F.
Dijker, Mevr. S.
Dongen, Mevr. P.C.
King, Mevr V.C.J.
Kruidenier, Mevr M.A.
Linde, Mevr M.M. ter.
Napier, Mevr K.
Oers, Mevr. S.C.F
Olieman, Mevr L.
Rijnen, Mevr. K.E.P.M.
Trip, Mevr. M.R.J.
Vlecshakker, Mevr, J.

Overlijdensberichten:

Op 20 september 2003 L. Nauta te Drogeham.
Op 3 oktober 2003 A.E.F van Pul tc Wehl.

Mutaties:

Admiraal, Mevr C.R.; 2002; 3705 ZK. Zeist; Warande 130; tel. privé:
030-6951477; E-mail privé: c.r.admiraal(^warandc.net.; medew. bij H.B.
Hoorweg; tel. prakt.: 023-5333363; fax prakt.: 023-5333363. (toev. als lid)
Bakker, J.; (Sent 2002; 3119 JJ Schiedam; Westpolderstraat 3; tel.
privé: 010-4700373; E-mail privé: koekebakker32@hotmail.com. (toev.als
lid)

Beek. C.H. van der; 2003; 9254 ED Hardegarijp; Westeromwei 71; tel.
privé mobiel: 06-22229598; E-mail privé: corvandcrbeek(ghotmail.com.;
medew. bij K.S. Boersma en Mevr. J.R. Vollema; tel. prakt.: 0511-472064;
fax prakt.: 0511 -476456; E-mail prakt.: dapghv@planet.nl. (toev. als lid)

Blij, Mevr. M.D. van der; Gent 2003; 6673 AD Andclst; Tielsestraat
233; tel. privé mobiel: 06-22433196; medew. bij A. Beekhuis, H.J.
Bergman, A.J. Hof, J.J. Pouwer, H. van der Veen en P. Wiemer; tel. prakt.:
0488-482900; fax prakt.: 0488-481355. (toev. als lid)

Bonekamp, Mevr E.M.; 2003; 3434 AG Nieuwegein; Lijsterbesstraat
114; tel. privé: 030-6066346; E-mail privé: embvetos@hotmail.com. (toev.
als lid)

*Brasker, H.; 1989; 3262 HL Oud-Beyerland; Jordaensdreef 15; tel.
privé: 0186-622689; fax privé: 0186-622689; E-mail privé: harry.ingrid
Cfljplanet.nl.; p., gezelschapsd. ; tel. prakt.: 0186-622681; fax prakt.:
0186-622689.

Bunskoek, Mevr. PE.; 2002; 1741 XC Schagen; Acacialaan 165; tel.
privé mobiel; 06-21833942; E-mail privé: paulien_e@hotmail.com.;
medew. bij Mevr. PFM. Hendriks-Verheul; tel. prakt.: 0224-218997; fax
prakt.: 0224-215233; E-mail prakt.: dkzuiderkaag@zonnet.nl.

Dwinger, R.H.; 1976; U 1985; 2582 EM Den Haag; Willem de
Zwijgerlaan 149; tel. privé: 070-3547676; E-mail privé: artsdd@xs4all.nl.;
senior afd. medew. RVV Centrale Directie; tel. bur.: 32-2-2987325; fax

hun: 32-2-2969062; E-mail bur.: ronald.dwinger(fl cec.eu.int.

Etten, FA.TG. van; 2003; 5062 KH Oisterwijk; Brede Steeg 14; tel.
privé: 013-5282294. (toev. als lid)

Fennis, Mevr M.C.L.; 1997; 5431 HM Cuijk; Hazeleger 84; tel. privé:
0485-350240; E-mail privé: mcl.fennis@hetnet.nl.; medew. bij M.W.J.
van Dijck, H.J.P. Geurts, R. Holle, J.J.H.M. Jenniskens cn P.J.A.G.
Verstraelen; tel. prakt.: 077-3982169; fax prakt.: 077-3981438; E-mail
prakt.: diercnarts(a daphorst.com.

Gee. A,L.W, de; 1974; U 1980; 8111 RN Hceten; Weeleweg 16; tel,
privé: 0572-331101; E-mail privé: adegee@cs.com.; d. bij Gez.h.dien.st
voor Dieren; tel. bur: 0570-660343; fax bur: 0570-660345; E-mail bur.:
t.d.gce@gdvdieren.nl.

Geerts, A.A.J.; 1989; 4873 NG Etten-Leur; Brakkenstraat 17; tel.
privé: 076-5014917; fax privé: 076-5031375; E-mail privé: geerts.sanders
@wxs.nL; wet. vet. D. bij cDigit; tel. bur.: 076-5031377; fax bur: 076-
5031375; E-mail bur: info@edigit.nl.; website: www.cdigit.nl.

Gemert, Mevr. M.J. van; 2003; 4388 RW Oost-Souburg; tel. privé:
0118-467914; E-mail privé: mjvgemert@hotmail.com.; medew. bij C.J.
Brink; tel. prakt.: 0118-61101.

Graaf, L.J. de; 1999; 3732 BS De Bilt; De Savornin Lohmanweg 1 1;
tel. privé: 030-2217247; E-mail privé: l.j.degraaf@vet.uu.nl.; d. junior
docent bij Utl, Fac, hfdafd. Landb.huisd.; teL bur.: 0.30-2531040; E-mail
bur.: I.j.degraaf@vet.uu.nl.

*Hanssen, Mevr A.M. W.M.; 1983; 6361 EW Nuth; Voorsterstraat 80;
tel. privé: 045-5245786; tel. privé mobiel: 06-20903412; E-mail privé:
a.m.w.mhanssen@freelcr.nl.; d.; docent bij AOC Liinburg, locatie Heerlen;
tel. bur.: 045-5700888; fax bur.: 045-5729615; E-mail bur:
a.hanssen@doc.aoc-limburg.nl.

Heijden, M.G. van der; 2003; 3581 KD Utrecht; Van Hogendorpstraat
16; tel. privé: 030-2513723; d. bij UU, FD, hfdafd. Gezondh.zorg Lanb.
huisd.; fel, bur.: 030-2533836; fax bur.: 030-2521887. (toev.als lid)

Hollander, Mevr. R. den; 2003; 7991 PV Dwingeloo; Brink 12; tel.
privé mobiel: 06-52457468; E-mail privé: rcnate-den-hollander@
hotmail.com.; medew. bij A.F. van Eck en H.W. Hessel; lel. prakt.: 0521-
591210; fax prakt.: 0521-593288; E-mail prakt.: eck-hessel@freeler.nl.

Kada-Frensdorf, Mevr. M.H.W.; 2003; 1181 WH Amstelveen; Dr
Eykmanstraat 38; tel. privé: 020-4418629; medew. bij Mevr. C.J. van Hoorn
en B.K. Mui-Verdouw; tel. prakt.: 0229-265005; E-mail prakt.: kop-tot-
staart@zonnet.nl. (toev. als lid)

Keurs, H.G. ter; 2003; 7609 XP Almelo; Parterre 25; tel. privé: 0546-
810888; E-mail privé : hermanterkeur$@hotmail.coni.; medew. bij
Mevr. M.F.M. van der Meer en R.D. Sumter ; tel. prakt.: 074-3762262;
fax prakt.: 074-3764358; E-mail prakt.: dklvossenbrink@12movc.nl.

Klarenbcck, S.; 2003; .3731 XB De Bilt; Aeolusweg 31; tel. privé mo-
biel: 06-28131795; AIO UU, FD, Onderwijs en Studentenz.; tel. bur.: 030-
2533142; fax bur.: 030-2534121; E-mail bur: s.klarenbeek@vet.uu.nl.

Lahey, Mevr D.A.C.; 2003; 3571 AD Utrecht; Van Lieflandlaan 50;
tel. privé: 030-2717369; E-mail privé; daisylahcy@hotmail.com. (toev. als
lid)

Leibbrandt, Mevr K.M.; 2002; 2114 DC Vogelenzang; Graaf
Willcmlaan 38; tel. privé: 023-5841138; E-mail privé: km.leibbrandt@
quicknet.nl.; medew. bij E.PL. Warmerdam; tel. prakt.: 0252-344884. (toev.
als lid)

Manschot, Mevr M.J.; 1993; 5761 EJ Bakel; Overschot 21 ; tel. privé:
0492-341534; fax privé: 0492-341534; E-mail privé: marianne.man-
schot® 12move.nl.; medew. bij H.J.R Geurts, R. Holle, J.J.H.M. Jenniskens,
CS.R.P de Muinck, RJ,A,G. Verstraelen en M.W.J. van Dijck; tel. prakt.: 077-
3982169; fax prakt.: 077-3981438; E-mail prakt.: dierenarts@
daphorst.com.

Meer, A.M.H. van der; 2003; 7595 LE Weerselo; Het Stift 19; tel.
privé: 0541-663536; E-mail privé: saskanto@hotmail.com.; medew. bij
G.A. Berghuis, M. Bossers, J. Th.M. Hermans, W. Koster, J.H.J. Mensinga
en H.G.M. Wesselink; tel. prakt.: 0546-672600; fax prakt.: 0546-672725;
E-mail prakt.: twenterand@dicrenarts.nl. (toev. als lid)

Meiman, Mevr C.A.; 2003; 3705 PT Zeist; Mevr. Kuipers
Rietberglaan 7; tel. privé: 030-6963577; E-mail privé: claudiamelman@
planet.nl. wnd.

Mölder, PH.A.; 2003; 3584 DG Utrecht; Cambridgelaan 513; tel.
privé: 030-2511609. (toev. als lid)

Rijks, Mevr. L.Z.L.; Gent 2003; 3255 XJ Oude-Tonge;
Marschallstraat 7; tel. privé mobiel: 06-13391759; medew. bij P.R.IM.
Schilder; tel. prakt.: 0187-642441 ; fax prakt.: 0187-641282; E-mail prakt.:
schilder@flakkee.net. (toev. als lid)

Rossum, Mevr. M. van; 2003; 3232 EB Brielle; G.J. van den
Boogerdweg 33; tel. privé mobiel: 06-29102804; medew. bij J. van
Nijhuis; tel. prakt.: 015-2850230; fax prakt.: 015-2850238.

Rutten, Mevr. D.J.A.; 1999; B-3900; Overpelt; Over \'t Waterstraat 89;

-ocr page 314-

tel. privé: 00-32-11-806993; p., gezelschapsd.; tel. prakt.: 040-2550278;
fax prakt.: 040-2920906.

Voshaar, Mevr. B.S.E.; 1997; 7576 ER Oldenzaal; K.ruijskamp 28; tel.
privé: 0541-534599; E-mail privé: yuultje@hetnet.nl.; geass. met M.A. van
Zuylen; tel. prakt. : 0541 -533220; fax prakt. : 0541 -626636.

Wouda, Mevr. G.W.; 2003; 8256 RR Biddinghulzen;
Oldebroekerweg 30; tel. privé: 0321-331314; E-mail privé: georgette
wouda@yahoo.com.; d.

Zwol, Mevr. S.J. van; Gent 2001; 9797 PC Thesinge; G.N.
Schutterlaan 6; tel. privé: 050-3021248; E-mail privé:
svanzwol@hotmail.com.; medew. bij D,J.M. Staring; tel. prakt.: 010-
4745977.

Jubilea november 2003

2 november. Mevr. Drs. E.H.A. van de Laan-Truijens te Oldeholtpade, 30
jaar, afwezig

2 november. Mevr Drs. E.E Lambeek-Nap te Hoeven, 30 jaar, afwezig
2 november, W.D.J. Laanbroek te Dalfsen, 30 jaar, aanwezig
2 november, A.H. Westerhuis te Dodewaard, 30 jaar, afwezig
2 november. Th.J.A.M. van Gastel te Loon op Zand, 30 jaar, afwezig

2 november, P. van Harten te Redondo (Portugal), 30 jaar, afwezig

3 november, W. de Vries te Oostermeer, 30 jaar, afwezig

3 november. Mevr Drs. J.C.P Bormans te Sittard, 30 jaar, afwezig
8 november, G. Rijpkema te Heerenveen, 55 jaar, afwezig
8 november, J. de Bic te Hollandscheveld, 55 jaar, afwezig
8 november, B.G. Schoonman te Winterswijk, 55 jaar, afwezig

12 november. Mevr. Drs. E.G. van Boven-Toebens te \'s-Gravenhage, 45 jaar,
afwezig

13 november, G.H.A. Overgoor te Velp (Gld), 50 jaar, afwezig

21 november, W. Velema te Damwoude, 55 jaar afwezig

22 november, RD. Verhulst te Sint-Ocdenrode, 35 jaar, afwezig
22 november, B.Bruins Jzn. te Haren (Gr), 35 jaar, afwezig

22 november, W.P.J.A. Brooijmans te Rekem (België), 35 jaar, aanwezig
22 november. Mevr. Drs. M. Klasens te Beugen, 35 jaar, afwezig
24 november, J.PH. Vermeij te Leerdam, 50 jaar, afwezig
24 november, B.C. Koeslag te Dalfsen, 50 jaar, aanwezig,

26 november, B.H. Spijker te Apeldoorn, 50 jaar, afwezig

27 november, P dc Heer te Dedemsvaart, 40 jaar, afwezig

27 november, Dr. H.J.G. Grooten te Heythuysen, 40 jaar, afwezig
29 november, J.P. Woud te Westervoort, 25 jaar, aanwezig

2003

November

4 Werkvergadering Varken 1 in Molenwijk te Boxtel. Aanvang: 20.15
uur

Werkvergadering Regio Oost, Varken 1, Gezondheidsdienst voor
Dieren te Deventer Aanvang: 19.30 uur.
Werkvergadering Rund 11 in Molenwijk te Boxtel om 20.15 uur
Najaarsdag Groep Geneeskunde van het Paard, \'s middags,
Wageningse Berg. \'s Avonds ledenvergadering.
Werkvergadering Regio Oost, Rund 11, Gezondheidsdienst voor
Dieren te Deventer Aanvang: 14.00 uur
Werkvergadering Pluimvee I in Molenwijk te Boxtel. Aanvang:
14.00 uur.

Werkvergadering Regio Oost, Schaap/geit 1, AC Restaurant De
Meern. Aanvang: 14.00 uur.

Thema-avond Paard. Voedingssupplementen. Locatie:: Van Hall
Instituut te Leeuwarden. Aanvang: 19.00 tot 22.00 uur Kosten/in-
schrijving: 30 euro inclusies consumpties en lesstof Inschrijving
dient te geschieden voor 4 november 2003, middels het retourneren
van het aanmeldingsformulier Inlichtingen: tel.: 058-2846160, fax:
058-2846199 ofe-mail: M.deVries@pers.vhall.nl
Werkvergadering Regio Noord, Rund 11, Mercure Hajé te
Heerenveen. Aanvang: 14.00 uur

Vergadering Groep Geneeskunde van het Paard. Aanvang: 13.30-
17.00 uur

Najaarsdag GHwD te Breda. De precieze locatie wordt nog bekend
gemaakt.

Jaarlijkse studiedag WRSA. Thema: Vruchtbaarheid cn
Voortplanting. Locatie: Androclusgebouw Diergeneeskunde,
Collegezaal C 101, Yalelaan 1, Dc Uithof, Utrecht.
Ledenvergadering en wetenschappelijke bijeenkomst van de GPw,
aanvang 20.00 uur Locatie Papendal (in verband met Groep Groot
Dagen).

Werkvergadering Regio Oost, Varken 11, Gezondheidsdienst voor
Dieren te Deventer Aanvang: 19.30 uur

IVÊRGADERINGEN ^TBHEENKOMSfËN

11

12

13

13
18
18
18

19

20

22

25

26

27

Gevraagd in gemengde praktijk gezelschapsdieren/rundvee

een enthousiaste collega (m/v)

Het betreft een fulltime functie met mogelijkheid tot associa-
tie in de toekomst.

Reacties kunt u zenden aan;
Dierenartspraktijk Schagen
Ter attentie van drs. R.H. de Groot
Noord 3

1741 BA Schagen

r

\'U wilt als dierenarts uw handen
uit de mouwen steken?\'

FlexVet biedt u bij uw opleiding, ervaring
en wensen passende functies. Voor kortere
of langere tijd. Onze opdrachtgevers zijn o.a.
dierenartsenpraktijken, de farmaceutische
industrie en verschillende (semi-) overheden.

Wij hebben mogelijkheden op uitzend- en
detacheringsbasis. Ook voor payroll-constructies
kunt u bij ons terecht

Meer informatie?

Bezoek dan onze website op www.flexvetnl of bel
(053) 572 55 48. Mailen kan ook: info@flexvetnl.

Detachering en uitzending van dierenartsen en paraveterinair medewerkers

Sluitingsdata voor

kopij

Aflevering:

Deadline-)

oi-12-2003

maandag

io-n-2003

15-12-2003

maandag

24-11-2003

01-01-2004

donderdag

n-12-2003

15-01-2004

maandag

29-12-2003

") Voor 10.00 uur \'s morgens.

-ocr page 315-

Medici zoals dierenartsen, tandartsen,medisch specialisten en
andere vrije beroepers kunnen al 25 jaar lang rekenen op
deskundig advies van Raadgevers Medische Beroepen.
De Raadgevers begeleiden u onder andere bij overdracht van

de praktijk en bij associaties.

Ook de afhandeling van de bijbehorende contracten wordt u
uit handen genomen. Raadgevers Medische Beroepen is een
adviesbureau met uitgebreide expertise op het gebied van
financieel advies aan beoefenaars van (para)medische
beroepen. De breedte van die expertise is uniek en beslaat
advies ten aanzien van alle financiële aspecten die zich
van start tot pensionering in uw medische carrière

kunnen voordoen.

U weet zich bij de Raadgevers verzekerd van advies op maat op
het gebied van financiële planning, verzekeringen, financieringen,
hypotheken en pensioenen. Ook de keuzes en mogelijke
problemen rondom het einde van uw studie hebben de speciale

aandacht van de Raadgevers.

De Raadgevers volgen u in de verschillende fasen van uw loop-
baan en bieden begeleiding en advies op de lange termijn.

Voor meer informatie l<unt u contact opnemen met
adviseurs Philip Jaspers, Wouter van der Meer en/of Robert E. Meijer.

Raadgevers
Medische Beroepen

Dorpsstraat 118
3732 HL De Bilt
Postbus 36
3730 AA De Bilt

Tel 030 220 41 14
Fax 030 220 27 95
E-mail: raadgevers@atriserv.nl

Dix&Co

helpt u over de drempel

Afgestudeerd en nu (of straks) praktisch
aan de slag? Doe een beroep op Dix&Co,
want als adviesbureau onderzoekl Dix&Co
uw kansen en beoordeelt uw kontrakten.
Analyseert accountantsrapporten en stelt
een begroting op. Bepaalt satnen met u uw
kredietbehoeRe en regelt met u de gewenste
verzekeringen.

Landelijke dienstverlening bij praktijk-
overdracht, bij associatie en assistentie.
Belt u even voor een afspraak of een
brochure.

De praktijkadviseurs van de Adviesgroep
Dierenartsen van de VVAA zijn dagelijks bezig
met het begeleiden van dierenartsen bij hun
vestiging, overname of associatie. Op dit
moment zijn er verschillende dierenarts-
praktijken in diverse regio\'s van Nederland
op zoek naar

overnamekandidaten M/V

Wilt u meer weten over het aanbod van
dierenartspraktijken? Of wilt u zich laten
vestigen door de VVAA? Bel dan met de
Adviesgroep Dierenartsen (030) 247 49 49
en vraag het informatieformulier aan.

VVAA VOOR DIERENARTSEN

Dix €o

Maliesingel 54
3581 BJ L\'trechl
Tel. (050) 244 87 7
Fa.\\ (030) 241 66 33
E-niail: info@dixenco.nl
vv\\™\'.disenco.nl

«

VVAA

Bel voor meer informatie met VVAA adviesgroep Dierenartsen,
telefoon (030) 247 49 49. Of kijk op www.waa.nl.

-ocr page 316-

Dierenartsenpraktijk Oldenzaal is een gemengde
praktijk waarin vijf dierenartsen en vier assistentes
werkzaam zijn. Door het vertrek van een collega zijn
wij op zoek naar een (parttime)

Ambitieuze dierenarts (v) met enkele jaren erva-
ring in de gezelschapsdierenpraktijk is op zoek
naar een

DIERENARTS GEZELSCHAPSDIEREN
(M/V)

PRAKTIJKPARTNER (M/V)

Van onze nieuwe collega verwachten wij:

- goede contactuele en sociale vaardigheden;

- ondernemingsgeest en enthousiasme om de ge-
zelschapsdierenpraktijk uitte breiden;

- voldoende ervaring voor het zelfstandig draaien
van de gezelschapsdierenpraktijk.

Wij bieden onze nieuwe collega:

- een prettige werksfeer en -omgeving.

- salariëring en secundaire arbeidsvoorwaarden in
onderling overleg.

Sollicitaties, voorzien van uw cv gaarne binnen veer-
tien dagen sturen naar: Dierenkliniek Oldenzaal,

Hengelosestraat 58, 7572 BR Oldenzaal.

Of mailen naar: dapoldenzaal@hetnet.nl

Voor inlichtingen: 0541-530005.

Dierenartsenpraktijk op Curaçao
zoekt op korte termijn een fulltime

DIERENARTS (M/V)

van 35 jaar of jonger met:

• een erkend dierenartsdiploma; het liefst met diffe-
rentiatie \'kleine huisdieren\';

• minstens één jaar werkervaring;

• enthousiasme; goede contactuele en sociale
vaardigheden;

• de bereidheid om in een dienstregeling te werken
en avondspreekuren te draaien.

Wij bieden:

• een uitdagende baan in een enthousiaste werkom-
geving;

• een salaris en secundaire arbeidsvoorwaarden
overeenkomstig met de praktijkervaring.

Om te solliciteren, gelieve een schriftelijke reactie met

CV vergezeld van een kopie van het diploma, getuig-
schriften en pasfoto te sturen naar Tijdschrift voor

Diergeneeskunde, Postbus 421, 3990 CE Houten, on-
der vermelding van nummer 2003/03.

Het plan is samen een praktijk over te nemen of
aan te sluiten bij een bestaande praktijk in de re-
gio Haarlem-A\'dam-Hilversum-Utrecht-Arnhem.

Profielschets praktijkpartner:
jonge, enthousiaste dierenarts die:

- enige jaren praktijkervaring heeft in de gezel-
schapsdieren;

- veterinaire problemen deskundig aanpakt en
geïnteresseerd is in verdieping van het vak;

- praktijkvoering zakelijk en professioneel bena-
dert.

Voor informatie en reacties kunt u zich richten tot
Raadgevers, Dorpsstraat 118, 3732 HL De Bilt, ter
attentie van Philip jaspers, telefoon: 030 220 4114.

m

DIERENARTSEWPRAKTIJK GOUDA

Dierenartsenpraktijk Gouda is een jonge, dynami-
sche praktijk waarin drie dierenartsen v\\/erkzaam
zijn. We behandelen zowel gezelschapsdieren,
paarden en landbouwhuisdieren. Naast de hoofd-
vestiging in Gouda hebben we een dependance in
Waddinxveen.

Per 1 januari 2004 zoeken wij een:

COLLEGA (M/V)

Wij vragen:

- een afgestudeerde dierenarts;

- ervaring is wenselijk;

- participatie in avond- en weekenddiensten;

- goede contactuele eigenschappen;

- werkenthousiasme.

Wij bieden:

- fulltime baan,

- bij geschiktheid mogelijkheid tot associatie.

Gelieve sollicitaties te wenden aan: D.A.P. Gouda,
Kattensingel 17, 2801 CA Gouda.

-ocr page 317-

Uitf
dej

hoofdredactie

In de rubriek wetenschap wordt mijns inziens een interessante casus behandeld van een
merrie met een vergroot ovarium. Hoewel een leerzame beschrijving volgt, is het toch
jammer dat geen spectaculaire afloop verkregen werd. Gelet op de foto van het één
maand oude veulen met haar achttienjarige moeder, had men eigenlijk een andere afloop
verwacht.

Daarmee kom ik hij het resultaat van de enquête, gehouden onder kinderen die meededen
aan de Nationale \'Wat wil je worden \'Manifestatie. Van de 375.124 kinderen tussen acht
en twaalf Jaan die de betreffende site bezochten, was op grond van hun favoriete beroep
een top IO samengesteld.

Hoewel verheugend, was het toch, voor mij althans, verbazend dat op de eerste plaats
dierenarts/ - verzorger werd genoemd. Dat het beroep dierenarts hier eigenlijk gelijk ge-
steld wordt met dierverzorger is iets waaraan gewerkt moet worden. Toch is het leuk als je
acht jaar bent en iets met dieren wik gaan doen. Of is het juist voer voor kinderpsycholo-
gen, waarom zoveel kinderen dit beroep op de eerste plaats zetten?

Dat het in de grote mensenwereld (lees dierenartsen) toch wat gecompliceerder is, wordt
door Minderhout en Van Herten beschreven in hun bijdrage \'Ethische vraagstukken
binnen de diergeneeskunde\'en geeft ons een blik in de keuken van de Commissie Ethiek
van de KNMvD.

Verder zijn er tal van lezenswaardigheden vanuit de KNMvD: Praktijkcertificering en er-
kenningsregelingen, eindejaarsdrukte goodwillberekeningen, doorgeven functiewijzi-
ging in verhand met berekening van uw contributie, etcetera.

Tevens wordt de nota behandeld betreffende \'Geen welzijnsproblemen foetus bij doden
drachtige landbouwhuisdieren bij dierziektebestrijding\'.

Het is tnaargoed dat op de basisschool niet uit het tijdschrift wordt voorgelezen!

Dr M.F. de Jong

I

-ocr page 318-

Een vergroot ovarium bij de merrie,

een literatuuroverzicht aan de hand van een casus

C.M. Westermann\\J.M.Parlevliet^, N.M. Meertensien M.M. Sloet van Oldruitenborgh-Oosterbaan^

Overzichtsartikel

Samenvatting

Een vergroot ovarium komt bij de merrie regelmatig voor.
Belangrijke oorzaken zijn hematomen, anovulatoire folli-
kels, abcessen en nieuwvormingen. De granulosa-theca-
cel-tumor is verreweg de meest voorkomende neoplasie
van de ovaria (ongeveer 97%) en vormt 2,5% van alle
paardentumoren. Eerst wordt een overzicht gegeven van
de differentiaal-diagnostiek van het vergrote ovarium in
relatie tot de granulosa-thecacel-tumor. Daarna wordt
een casus beschreven van een merrie met een zeer grote
granulosa-thecacel-tumor in het linker ovarium, die een
maand na de partus van een gezond veulen ontdekt werd.
Deze casus is bijzonder, niet alleen omdat de tumor zeer
groot was (diameter 60 cm), maar vooral omdat er kli-
nisch en pathomorfologisch een goed functionerend rech-
ter ovarium werd gediagnostiseerd en de merrie geen ge-
dragsverandering vertoonde. De merrie had twee jaar
eerder een hematoom van het ligamentum latum gehad
en daardoor werd eerst aan een hematoom en pas later
aan een tumor gedacht.

Summary

Enlarged ovary in a mare: review of the literature

Maivs i-egularly have an enlarged ovary. The main causes aiv haemalimias.
amnndatary follicles, absce.s.ses, and neoplasia. The granulosa-theca-cell
tumour is by far the most common neoplasia of the ovary (about 97%) and
accounts for 2.5% of all equine tumours. In this article the differential
diagnosis of an enlaiged ovan\' and the background of granulosa-theca cell
tumours are re\\\'iewed. A case is described of a mare with a very large granu-
losa-theca cell timiour in the left ovary, which was discovetvd I month after
deliver}\' of a healthy foal. This case is .special not only because the tumour was
enormous (diameter 60 cm) but also because the contralateral ovary was func-
tional and there were no behavioural changes. The fact that a haematoma had
been found 2 years earlier made the diagnosis even more difficult.

Inleiding

Bij een merrie met een vergroot ovarium, dat wil zeggen meer
dan 10-12 cm diameter, kan gedacht worden aan anovulatoire
follikels, hematomen, abcessen en nieuwvormingen (1).
Anovulatoire follikels zijn grote, onder spanning staande, met
vocht gevulde structuren van 10 tot 15 cm in diameter, die
vooral in zomer en najaar gevonden worden (13). Ze zijn niet
pathologisch, maar kunnen wel zestig dagen persisteren, en
ook bloed of een gelatineuze inhoud bevatten (13).
Anovulatoire follikels ontstaan door verminderde gonadotro-

\' Hoofdafdeling Gezondheidszorg Paard, discipline Inwendige Ziekten, Faculteit der
Diergeneeskunde. Universiteit Utrecht, Yalelaan 16, 3584 CM Utrecht. Telefoon:
030-2531112. fax 030-2531256
\' Hoofdafdeling Landbouwhuisdieren, discipline Voortplanting. Faculteit der
Diergeneeskunde, Universiteit Utrecht.

Hoofdafdeling Pathobiologie, Faculteit der Diergeneeskunde, Universiteit Utrecht.

pine-uitscheiding en een onvoldoende concentratie luteïnise-
rend hormoon. Een voldoende hoge concentratie luteïniserend
hormoon is nodig om de ovulatie te stimuleren en een normale
corpus-luteum-ontwikkeling te behouden (1,5). Een therapie
bestaat uit de toediening van twaalf tot vijftien dagen allyl-tren-
bolon\' 0.44 mg/kg Ig Idd PO. Twee dagen na het stoppen van
deze hormoontherapie komen de merries meestal in oestrus
(1). Gedurende het voorjaar kunnen er ook grote folliculaire
structuren optreden die geassocieerd worden met persisterende
oestrus. Deze worden ook wel cysteuze ovaria genoemd (1,
19). Een behandeling van dit type follikels is een injectie met
hCG- 3000 IE IV (1).

Hematomen worden in het dekseizoen gevonden. Ze ontstaan
doorbloeding tijdens ovulatie, waarna de follikelholte zich met
bloed vult (19). Ze kunnen groter dan 10 cm worden en ver-
dwijnen meestal weer na één of twee cycli (21). Ze interfereren
niet met de cyclus (1) en geven doorgaans ook geen andere pro-
blemen zoals adhesies.

Abcessen zijn zeldzaam en ontstaan meestal iatrogeen na ova-
riocentesis. Doorgaans kapselen de abcessen zich af (1,5).
Nieuwvormingen in ovaria kunnen uitgaan van follikel- of cor-
pus-luteum-componenten, of van mesodennale componenten,
zoals het fibroom en leiomyoom. De nieuwvorming in het ova-
rium kan ook een metastase zijn, zoals het geval is bij maligne
lymfomen en melanomcn. Incidenteel komt ook een hamar-
toom voor. Dit is een tumorachtige malforniatie van het ova-
rium, die reeds bij dc geboorte aanwezig is (4). Als nieuwvor-
mingen van ovariële oorsprong zijn bij het paard beschreven:
(cyst )adenoom, (cyst )adenocarcinoom, granulosa-thecacel-lu-
mor, arrhenoblastoom (tegenwoordig androblastoom oftewel
Sertoli-Leydig-celtumor genoemd), teratoom, hemangiosar-
coom en dysgerminoom (2, 5, 6, 9, 14, 17, 18). De granulosa-
thecacel-tumor is verreweg de meest voorkomende neoplasie
van het ovarium (ongeveer 97%) en vormt 2,5 % van alle
paardentumoren (15). Er is wat discussie of gesproken moet
worden van granulosacel-tumor of van granulosa-thecacel-tu-
mor. Maclachlan en Kennedy geven echter duidelijk aan dat bij
de merrie eigenlijk altijd sprake is van een mengvorm waarbij
naast de granulosacellen ook duidelijk thccale componenten
aanwezig zijn (14).

Een granulosa-thecacel-tumor is meestal unilateraal waarbij
het contralaterale ovarium doorgaans klein en inactief is (8,
10). Granulosa-thecacel-tumoren komen bij alle rassen en op
alle leeftijden voor, bij onvruchtbare merries, bij merries die
nog nooit drachtig zijn geweest en bij drachtige merries, en
zelfs bij neonaten en veulens (7,22). Bij drachtige dieren wordt
aangenomen dat de tumor pas na de conceptie ontstaat (8, 11,
13). De tumor is meestal goedaardig (22). Het meest in het oog
springende symptoom is dat merries abnormaal gedrag verto-
nen met een verlengde anoestrus, juist een persisterende
oestrus (nymfomanie), of hengstengedrag. De merries kunnen
ook qua lichaamsbouw meer op een hengst gaan lijken, bij-
voorbeeld door toename van de nek- en voorborstbespiering.

\' Regumatepig*-. Hoechst Roussel, Sommen^iUe, NJ, USA.
\' Chorulon*. Inter\\\'et Nederland B. V.. Bo.xmeer

-ocr page 319-

Andere klinische symptomen die, vooral bij een grote tumor,
kunnen optreden zijn kreupelheid, koliek en gewichtsverlies
(8,16,24).

Verder worden bij klinisch onderzoek doorgaans geen bij-
zonderheden gevonden. Routinebloedonderzoek levert geen
bijzonderheden op. Wel blijkt in 54% van de gevallen de
testosteronconcentratie te zijn verhoogd, naar vaak meer dan
100 pg/ml, de waarde waarbij het hengstengedrag optreedt
(normaalwaarde 20-45 pg/ml) (15,25). Testosteron is te bepa-
len bij het Biochemisch Laboratorium van de Hoofdafdeling
Gezondheidszorg Landbouwhuisdieren, Faculteit der Dier-
geneeskunde, Utrecht. McCue geeft aan dat de inhibinecon-
centratie in 87% van de gevallen verhoogd is (normaalwaarde
0,1-0,7 ng/1), helaas geeft hij niet aan hoe hoog (15). Inhibine
wordt gemaakt door granulosacellen van zich ontwikkelende
follikels (12). Het wordt door de tumor uitgescheiden en werkt
mogelijk samen met E2 (oestradiol 17B), om FSH-synthese te
remmen tijdens de folliculaire fase (12,22). Inhibine wordt zo-
wel in de follikelvloeistof uitgescheiden als ook in het perifere
bloed (12). Bij een granulosa-thecacel-tumor levert rectaal
onderzoek op dat de uterus normaal is, één ovarium vergroot is
(in de literatuur worden diameters tussen de 6 en 40 cm be-
schreven), waarbij de boonvorm en de normale structuur ver-
dwenen zijn. Het contralaterale ovarium is inactief (1, 13, 16)
en dit is het gevolg van suppressie van hypofysaire FSH-syn-
these en -secretie door inhibine (15).

Bij echografisch onderzoek, transrectaal met een 5 MHz trans-
ducer, zijn drie verschillende types granulosa-thecacel-tumo-
ren te herkennen (20,21):

• meestal is de tumor multicysteus, met cysten van variabele
maat en vorm, gevuld met heldere vloeistof; de cysten kun-
nen gescheiden zijn door echogeen ovarieel stroma;

• minder vaak voorkomend is de tumor met één grote dikwan-
dige cyste met heldere vloeistof;

• incidenteel is dc tumor een solide massa zonder cyste-struc-
tuur.

Chirurgische verwijdering is de enige oplossing bij granulosa-
thecacel-tumoren en de andere nieuwvormingen. Er zijn di-
verse benaderingen mogelijk, zoals via dc vagina, via de flank
bij het liggende of staande paard (15), via de linea alba, of via
een paramediane ofoblique paramediane incisie (23). Een an-
dere mogelijkheid is de benadering door middel van laparosco-
pie via de flank bij het staande paard (15). De beste benadering
hangt af van de grootte van de tumor, de conditie en het tempe-
rament van de merrie en het instrumentarium en de voorkeur
van de chirurg (23). Na succesvolle verwijdering van de granu-
losa-thecacel-tumor kan het overgebleven ovarium de normale
activiteit binnen een paar weken tot enkele maanden terugkrij-
gen, afhankelijk van het seizoen waarin de operatie wordt uit-
gevoerd en de tijdsduur dat de nieuwvorming aanwezig was (1,
3). Ook zullen de inhibine- en testosteronconcentratie dalen na
verwijdering van het tumoreus ontaarde ovarium als deze preo-
peratief inderdaad verhoogd waren (25).
Zoals eerdergenoemd komt in de differentiaaldiagnose van een
vergroot ovarium naast de granulosa-thecacel-tumor het hema-
toom het ineest voor (16). Een hematoom kan doorgaans goed
gedifferentieerd worden van een granulosa-thecacel-tumor,
want het paard met een ovariumhematoom blijft cyclisch met
een normale corpus-luteum-activiteit, het hematoom slinkt in
een tijdsbestek van enkele cycli en er is geen veranderd gedrag
(16). Een granulosa-thecacel-tumor daarentegen heeft meestal
tot gevolg dat een merrie niet meer cyclisch is en induceert
vaak abnormaal gedrag. Ook wordt in dit geval het vergrote
ovarium steeds groter, terwijl een hematoom doorgaans slinkt
(16).

Casus

Anamnese

Op 1 mei 2001 werd op de Kliniek voor Inwendige Ziekten,
Hoofdafdeling Gezondheidszorg Paard van de Faculteit
Diergeneeskunde in Utrecht een achttien-jarige merrie met
haar één maand oude veulen aangeboden met als klacht een ab-
normaal dikke buik (Figuur 1), die na de, overigens normaal
veriopen, partus erg dik was gebleven, terwijl de merrie verder
vermagerde. De merrie was sinds één dag geheel gestopt met
eten, had thuis een te hoge pols (80 slagen per minuut), te bleke
slijmvliezen en een vrijwel normale temperatuur (38.2°C).
In oktober 1999 was dezelfde merrie, toen zeven maanden
drachtig van haar tiende (later gezond geboren) veulen, aange-
boden, omdat zij reeds enige dagen niet in orde was (slomer en
minder eetlust). Bij aankomst op de kliniek had het dier toen
een erg hoge polsfrequentie (100 slagen/min) en veel te bleke
slijmvliezen. Bij rectaal onderzoek werd in het rechter liga-
mentum latum een enorme dikte gevoeld. Bij bloedonderzoek
werd een iets te lage hematocriet van 0,31 1/1 (normaalwaarden
0.36-0.42 1/1) gevonden. De waarschijnlijkheidsdiagnose was
een hematoom. De hematocriet is in de dagen daarna gedaald
naar 0,24 1/1. De therapie bestond uit een bloedtransfusie van
vijf liter, NSAID\'s (flunixine-meglumine^ 1 mg/kg IddlV), in-
fuus (NaCl 0.9%) en antibiotica als bescherming tegen eventu-
ele secundaire infecties (ampicilline"\' 10 mg/kg Ig 2dd ly gen-
tamicine^ 3,3 mg/kg Ig 2dd IV gedurende elf dagen, gevolgd
doorTMPS\' 30 mg/kg 2dd PO zeven dagen). Het paard toonde
in 1999 na enkele dagen nog steeds geen verbeterde eetlust.
Daarom werd een gastroscopie verricht. Hierbij bleken er
flinke erosies in het slijmvlies te zitten, en is derhalve een the-
rapie met cimetidine\' gestart (5 mg/kg Ig PO 4dd gedurende 25
dagen). De dagen hierna is de eetlust langzaam toegenomen.
Bij vertrek (twaalf dagen na aankomst) was de hematocriet
reeds een week stabiel rond de 0,29 1/1, bleef de pols ongeveer
40 slagen/min en was het paard fit met een goede eetlust. De
behandeling met cimetidine en antibiotica is thuis nog gedu-
rende twee weken voortgezet.

In het voorjaar van 2000 is bij de merrie een fertilitcitonder-
zoek bij de Kliniek Voortplanting van de Hoofdafdeling
Gezondheidszorg Paard uitgevoerd en dit leverde een volledig
normaal beeld op van het geslachtsapparaat.

Klinisch onderzoek

Bij onderzoek in de kliniek op I mei 2001 viel meteen de zéér
dikke buik op terwijl de merrie verder duidelijk mager was. De
merrie was verder vrij attent, had een hoge ademhalingsfre-
quentie (40/min) en een veel te hoge pols (90 slagen/min). De
temperatuur was normaal (37.5\'\'C), de turgor redelijk en de
slijmvliezen bleekroze met een CRT van twee seconden. Onder
de buik was duidelijk oedeem aanwezig. Undulatie van de buik
was positief Bij rectale exploratie bleek het rechter ovariuin
normaal van formaat en actief, de uterus leek normaal, en het
linker ovarium was niet te voelen, omdat er links een enorme
massa (40 x 20 x 30 cm) aanwezig was. Bij transrectaal echo-

^ Finadyne*. Schering-Plough Animal Heahh. Frankrijk.

AMPI 2000* PI. Reg NL 7431 UDA. Aesculaap bv.
^ Genlamycine* 5% i.m. Reg NL 1423 UDA. Eurovet Animal Heahh.
» Sullrisan Orale Pa.ila* NL 9641 UDA. Anisane Pel Health Products.
^ Cimetidine Stroop Wg= !00 ml, .Apotheek Faculteit Diergeneeskunde.

-ocr page 320-

grafisch onderzoel< bleelc de massa een gelomerd proces met
vochtgevulde holtes. In de difFerentiaaldiagnose werd gedacht
aan een hematoom, een ovariumtumor, of een hemangiosar-
coom.

Bloedonderzoek leverde op: een te laag hemoglobine (5.7
mmol/l; normaalwaarde 7.5-9.0), een te lage hematocriet (0.28
l/I), een geringe leukocytose (13.3 G/l; normaalwaarde 7-10)
met een rechtsverschuiving, namelijk 90% segmentkernigen
en 10% lymfocyten (normaalwaarde 35-60% en 30-35% res-
pectievelijk), een te hoge ureumconcentratie (13.1 mmol/l;
normaal < 8mmol/l), een vrijwel normaal creatinine (172
pmol/1; normaalwaarde 106-168 )j,mol/I), en een duidelijk veel
te laag totaal eiwit (39 g/l; nomiaal 60-75g/l), met in het spec-
trum alleen een iets te hoge bètaglobulinefractie (25,6%; nor-
maalwaarde < 22%).

Transabdominaal echografisch onderzoek bracht een grote
massa in beeld met holtes gevuld met vocht en veel vrij vocht in
de buikholte. De structuur en omvang van de milt leken echo-
grafisch normaal. Gezien het feit dat in de difFerentiaaldia-
gnose ook aan een geïnfecteerd hematoom werd gedacht werd
een therapie gestart met ampicilline\'\' 10 mg/kg 2dd IV en gen-
tamicine 3,3 mg/kg 2 dd IV De merrie kreeg ook flunixine-
meglumine^ I mg/kg 2 dd IV in de hoop dat zij zich beter zou
gaan voelen en weer zou gaan eten.

Een dag later was het bloedbeeld verslechterd: Hb 4.9 mmol/l.

Ht 0,23 1/1, leukocyten 17.9 G/l, ureum 15.8 mmol/I en creati-
nine 190 pmol/1. Bij buikpunctie werd veel hemorrhagisch
vocht gewonnen (Figuur 2). Bij cytologisch onderzoek van dit
punctaat werden alleen erytrocyten en leukocyten gezien
(Figuur 3).

Verdere diagnostiek was gezien de klinische verslechtering van
de merrie niet zinvol en in overieg met de eigenaar is besloten
tot euthanasie.

Postmortale diagnostiek

Bij macroscopisch onderzoek werd een massa met een diame-
ter van 60 cm in de buik gevonden (Figuur 4) die op het oog uit
leek te gaan van het linker ovarium. In het abdomen had zich ±
60 liter hemorragisch vocht opgehoopt, waarschijnlijk als ge-
volg van een bloeding vanuit een klein defect in de massa. De
massa had een onregelmatig oppervlak en een donker aspect,
op sneevlakte cystes met heldere inhoud en/of bloederige in-
houd, donkerrode sponzige gebieden, oedemateus weefsel en
necrotisch-hemorragische gebieden. Het rechter ovarium had
een normale grootte van ongeveer 8 cm met enkele folli-
kelachtige structuren van 3-4 cm (Figuur 5). De uterus was nor-
maal. Microscopie gaf aan dat het rechter ovarium normaal cel-
rijk ovarieel stroma bevatte met een aantal grote
follikels/cysten met éénlagig epitheel (Figuur 6). De massa ter
plekke van het linker ovarium bestond zowel uit normaal cel-
rijk ovarieel stroma met macro- en microfolliculaire structuren
bekleed met epitheel, als uit duidelijk tumoreus weefsel, be-

-ocr page 321-

Staande uit solide stroken met min of meer uitgebreide cyste-
vorming, optisch leeg of met bloed gevuld. De stroken en
cysten bestonden uit c.q. waren bekleed met meerdere cellagen
cilindrische cellen met matig grote kernen en kleine nucleoli
met palissadcring op de basaalmembraan (Figuur 7). Deze mi-
croscopische bevindingen bevestigden de diagnose granulosa-
thecacel-tumor.

Discussie...........

Deze casuïstiek van een granulosa-thecacel-tumor is om meer-
dere redenen bijzonder.

De tumor was met een diameter van 60 cm zeer groot; de litera-
tuur maakt geen melding van een granulosa-thecacel-tumor
met een dergelijke omvang. Het lijkt aannemelijk dat de tumor
reeds in het begin van de dracht is ontstaan gezien de meestal
langzame groeisnelheden die de literatuur opgeeft.
In de bovenbeschreven casus was naast de tumoreuze
ontaarding van het linker ovarium een goed functionerend
rechter ovarium aanwezig. Het is waarschijnlijk dat de door de
tumor uitgescheiden concentraties hormonen (inhibine en
oestradiol 17ß) niet voldoende waren om de FSH zodanig te
remmen dat de folliculaire ontwikkeling niet meer mogelijk
was. De merrie vertoonde geen gedragsverandering en dit past
bij het gegeven dat bij 46% van de gevallen geen verhoogd
testosterongehalte voorkomt. Helaas is, om financiële redenen,
de testosteronconcentratie bij deze merrie niet bepaald.
Gezien het feit dat er twee jaar eerder een hematoom aan de
rechterkant gevonden was, werd in eerste instantie meer aan
een hematoom in het ligamentum latum dan aan een tumor ge-
dacht. Dit werd mede veroorzaakt door het feit dat de merrie
een één maand oud veulen aan de voet had, geen gedragsveran-
»Mm

Figuur 7. BI] microscopisch onderzoek van de tumor bleek dat de stroken en cysten
bestonden uit, c.q. waren bekleed met, meerdere cellagen cilindrische cellen met
matig grote kernen en kleine nucleoli met palissadering op de basaalmembraan.

dering had getoond, een hemorragisch buikpunctaat zonder tu-
morcellen en een lage hcmatocriet had. Ook de rectale palpatie
waarbij een onregelmatig oppervlak in plaats van het te ver-
wachten gladde oppervlak werd gevoeld en de gevonden echo-
beelden pasten eigenlijk meer bij een hematoom dan bij een
granulosa-thecacel-tumor.

De merrie heeft lange tijd geen klinische symptomen laten zien
en dat is de reden geweest dat de tumor pas ontdekt is toen het
voor de merrie al te laat was.

Samenvattend kan gesteld worden dat bij een vergroot ovarium
altijd aan een granulosa-thecacel-tumor gedacht moet worden,
ook al zijn de symptomen niet typisch.

Referenties

1. Bosu WTK, and Smith CA. Ovarian abnormalities. In: Equine
Reproduction, Ed. (Cinnon AO Mc and Voss JL, Williams & Wilkins
Philadelphia, USA, 1993: 397-403.

2. Chandra AM, Woodard JC, and Mcrritt AM. Dysgerminoina in an
Arabian filly. Vet Pathol 1998:35 (4): 308-11.

3. Daels PF, and Hughes JP. The normal estrus cycle. In: Equine
Reproduction, Ed. Kinnon AO Mc and Voss JL. Williams & Wilkins
Philadelphia, USA, 1993: 144-60.

4. Foley GL, and Johnson R. A congenital interstitial cell hamartoma of the
equine ovary. Vet Pathol 1990; 27(5): 364-6.

5. Frazer GS. and Threlfall WR. Differential diagnosis of enlarged ovary in
the mare. Proceedings of the 1986 Annual Convention of the American

-ocr page 322-

Association of Equine Practitioners, Nasliville, 1986: 21-8.

6. Frazer GS, Robertson JT, and Boyce RW. Teratocarcinoma of the ovary in
a mare. J Am Vet Med Assoc 1988; 193 (8): 953-5.

7. Green SL, Specht TE, Dowling SC, Nixon AJ, Wilson JH, and Carrick
JB. Hemoperitoneum caused by rupture of a juvenile granulosa cell
tumor in an equine neonate. J Am Vet Med Assoc 1988;193(H): 1417-9.

8. Gift LJ, Gaughan EM, and Schoning R Metastatic granulosa cell
tumor in a mare. J Am Vet Med Assoc 1992; 200 (10): 1525-6.

9. Hinrichs K, Frazer GS, deGannes RV Richardson DW, and Kenney RM.
Serous cystadenoma in a normally cyclic mare with high plasma testoste-
rone values. J Am Vet Med Assoc 1989; 194(3 ): 381-2.

10. Hinrichs K, Watson ED, and Kenney RM. Granulosa cell tumor in a mare
with a ftinctional contralateral ovary J Am Vet Med Assoc 1990; 197(8):
1037-8.

11. Hinrichs K, Cochran SL, Schelling SH, and Steckel RR. Granulosa-theca
cell tumor associated with an ovulation fossa and normal ovarian stroma
in a mare. J Am Vet Med Assoc 1992; 200 (5): 696-8.

12. Irvine CHG, and Alexander SL. Hormones, FSH and LH. In: Equine
Reproduction, Ed. Kinnon AO Mc and Voss JL, Williams & Wilkins
Philadelphia, USA, 1993:52-3.

13. Liu IKM. Ovarian abnormalities. In: Current Therapy in Equine
Medicine 2, Ed. Robinson NE, W.B. Saunders Company Philadelphia,
1987: 500-504.

14. Maclachlan NJ, and Kennedy PC. Tumors of the genital systems. In:
Tumors of domestic animals, 4th ed. Ed. Meuten D, Iowa State Press,
2002: 550-4.

15. McCue PM. Neoplasia of the female reproductive tract. Veterinary
Clinics of North America; Equine Practice 1998; Vol.14, number3: 505-
15.

16. Meagher DM. Wheat JD, Hughes JP, Stabenfeldt GH, and Harris BA.

Granulosa cell tumors in marcs- a review of 78 cases. Proceedings of the
1977 Annual Convention of the American Association of Equine Prac-
titioners, Vancouver, 1977: 133-43.

17. Mills JH, Fretz PB, Clark EG, and Ganjam VK. Arrhenoblastoma in a
mare. J Am Vet Med Assoc 1977; 171 (8): 754-7.

18. Morris DD, Acland HM, and Hodge TG. Pleural effijsion secondary to
metastasis of an ovarian adenocarcinoma in a horse. J Am Vet Med Assoc
1985; 187(3): 272-4.

19. Nie GJ, and Momont H. Ovarian mass in three mares with regular estrous
cycles. J Am Vet Med A
.SSOC 1992: 1043-4.

20. Sertich PL. Ultrasonography of the Genital tract of the Mare. In: Equine
Diagnostic Ultrasound, Ed. Reef VB. W.B.Saunders Company Phila-
delphia, 1998:417-9.

21. Sedrish SA, Valdes-Vazquez MA, and Oliver J. Theriogenology question
of the month. Histologic examination of ovarian tissue to confirm the
diagnosis of a granulosa cell tumor J Am Vet Med Assoc. 1996; 209 (4):
731-2.

22. Troedsson MHT, and Barber JA. Diseases of the ovary. In: Current
Therapy in Equine Medicine 4, Ed. Robinson NE, W.B. Saunders
Company Philadelphia, 1997: 528-30.

23. Trotter GW. and Embertson RM. Surgical diseases of the cranial repro-
ductive tract. In: Equine Surgery, Ed. Auer JA, W.B. Saunders Company
Philadelphia, 1992: 750-4.

24. Wilson DA. Foreman JH, Boero MJ, Didier PJ. and Lerner DJ. Small-co-
lon rupture attributable to granulosa cell tuinor in a marc. J Am Vet Med
AS.SOC 1989; 194 (5): 681-2.

25. Yoshida G, Tsunoda N, Miyake Y, Shafiqul H, Osawa T, Nagamine N,
Tanyama H, Nambo Y, Watanabe G, and Taya K. Endocrinological
Studies of Mares with Granulosa-Theca Cell Tumor J. Equine Sci 2000;
11 (2): 35-43.

U bent primair Dierenarts

en geen Personeelsmanager!

Terwijl u zelfde aandacht bij het werk kunt houden zorgen wij o.a. voor:

- een snelle werving van medewerkers voor uw praktijk

- vervanging bij ziekte en verlof

- de verloning van uw medewerkers

- het werkgeverschap (pay-rolling)

- ziektebegeleiding en casenianagement

- outplacement.

Bel nu voor informatie met Jan Vlaar, 06 - 53 33 24 59 (dagelijks tot 20.00 uur) indien u een
praktijk hebt in Noord-Holland, Zuid-Holland of Utrecht. Hebt u een praktijk in een van de
andere provincies bel dan naar Henk Verbeek, 06 - 20 40 21 48 (dagelijks tot 20.00 uur).

Loopbaanbemiddeling Is een
onafhankelijke organisatie.
Een professionele personeels-
manager die alle personele
aspecten voor orgonisaties en hun
medewerkers verzorgt

lnfo@loopbaanbemiddeling.nl
www.loopbaanbemiddellng.nl

VERGUNNING ARBEIDSBEMIDDELING CBA/A 99.0295

DE PERSONEELSDIENST VOOR DE D I E R E N A RT S P R A KT IJ K

-ocr page 323-

ecïin

Smakelijke gel

De Sint is net zo gek op

zijn schimmel als op z\'n

zwarte pieten,

maar waar (je Sint niet

van houdt zijn parasieten
i

Deze kleine beestjes
bezorgen zijn paard
zware lasten, • \'
en zijn daaromheen on-
welkome gasten

De Sint heeft hier Oihter
iets opgevonden.
Voordat hij start aan zijn
nachtelijke ronden,
brengt hij een bezoek
aan AST,

en neemt zo\'n handige

dogeerspuit Equimectin®
<1

mee. \'

Niet alleen vanwege de
. vaste lage prijs,
maanjok vanwege de
"ïïèerlijk smakende anijs.

Door Equimectin®
behoudt de schimmel zijn
glanzend witte vacht,

zijn goede conditie en zijr
«

kracht.

.. Uli."\' » ^\'♦\'.■•w

-r \'Sr

iir

SMAKELIJKE GEL VOOR ORALE TOEDIENING
[geneesmiddel vrij.
Samenstelling: bevat per dosering 12 mg Ivermectlne. Beschrijving: EQUIMECTIN® bevat als werkzaam bestanddeel ivermectine.
rmectinen interfereren met de neurotransmitters glutaminezuur en gamma-aminoboterzuur (GABA) waardoor storingen in de zenuwsignaaltransmissie optreden,
■esulteert in verlamming en uiteindelijk de dood van gevoelige parasieten. Ivermectine is werkzaam tegen maagdarmwormen, longwormen en ectoparasieten.
sfenfie bij gevoelige ectoparasieten is (nog) niet bekend.
Doeldier: paard (veulen en volwassen paard). Indicaties; bestrijding van endo- en ectoparasieten.
(tra-indicaties: geen. Bijwerkingen: geen. Voorzorgen: geen. Gebruik tijdens dracht en lactatie: paarden van alle leeftijden, met inbegrip van merries en
lengsten, kunnen veilig met dit middel worden behandeld.
Toedieningswijze en dosering: uitsluitend bestemd voor orale toediening. De dosering bedraagt
inalig 0,2 mg ivermectine per kg lichaamsgewicht. De doseerinjector bevat 120 mg ivermectine wat voldoende is voor de behandeling van 600 kg lichaams-
cht.
Overdosering: bij driemaal de therapeutische dosering zijn geen klinische verschijnselen waargenomen. Wachttijd: paard -18 dagen voor de slacht,
dale voorzorgsmaatregelen, te nemen door degene die het geneesmiddel aan de dieren toedient: bij de toepassing direct huidcontact vermijden,
pakking: kunststof doseerinjector met 10 doseringen a 1 gram per dosering. REG NL 09951 Registratiehouder: AST Beheer B.V. ■ Oudewater

farma

GROOT IN KLEIN
www.astfarma.nl

-ocr page 324-

Raadsels en recovery

/. Boissevain

Een hond lijkt na een operatie goed
bij te komen maar overlijdt toch.
Ondanks het uitblijven van een
tuchtrechtelijke veroordeling, ziet het
Veterinair Beroepscollege hierin aan-
leiding om een algemene norm te for-
muleren voor de recoveryprocedure,
hetgeen aanleiding is geweest om de
zaak in dit Tijdschrift te publiceren.

Saneringsperikelen

De tuchtzaak wordt aangespannen door de eigenares
van een Dandie Dinmont Terriër. Zij brengt de
hond voor een gebitssanering bij de dieren-
arts en verwacht niet anders dan een ge-
zonde, springlevende hond terug. De
schok dat ze haar twaalf jaar oude
hond dood terugkrijgt na de be-
handeling is bijzonder groot.
Wat kan er gebeurd zijn?
Volgens de in de praktijk
werkzame dierenartsen en
de assistenten is de hond
goed wakker geworden en
was er geen enkele reden
voor alarm. De hond heeft
zelfs alweer zitten blaffen.
Toch bleek de hond dood te
zijn toen de eigenaar het dier
kwam ophalen. Bij sectie heeft
\'Utrecht\' geen doodsoorzaak
kunnen vaststellen.

Onderkoeling of onderkoeld?

Alle procedures ten spijt, wordt het raadsel
van de dood van de hond niet opgelost. De eige-
naar verklaart dat de hond gezond was en er was voor
haar geen enkele reden om te veronderstellen dat de hond de
operatie niet zou overleven. Ze is woedend op de dierenarts-
praktijk; volgens haar zijn er fouten gemaakt bij de keuze van
de narcose en de pijnstilling. Bovendien staat het volgens
haar vast dat de medewerkers van de praktijk laks zijn ge-
weest bij de recovery van de hond. Waarom zou de hond an-
ders spontaan zijn overleden? Als ze van de dierenartsen
hoort dat de hond alweer heeft zitten blaffen, is ze zeker van
haar zaak: de hond is door de slechte nazorg onderkoeld ge-
raakt en overleden. Hij heeft zitten blaffen omdat hij het koud
had en zich niet lekker voelde, niemand in de praktijk heeft
daar acht op geslagen en dat is volgens haar een grove nala-
tigheid. Wat haar helemaal steekt is dat het de praktijk niet
lijkt te deren dat de hond zo onverwacht is overleden.

Procedures

De zaak komt eerst bij het Tuchtcollege, waar de klacht on-
gegrond wordt verklaard. Daarna mag het Beroepscollege

Veterinai
tuchtrech

zich buigen over de grieven van de eigenares met betrekking
tot de uitspraak van het Tuchtcollege. Het Beroepscollege
verwerpt haar beroep, behalve met betrekking tot de reco-
very, want volgens het Beroepscollege is het Tuchtcollege
daar wat te vlug overheen gegaan. De zaak wordt terugver-
wezen, waarna het Tuchtcollege deze nogmaals mag beoor-
delen. Het Tuchtcollege gaat daarom deze keer zeer grondig
na hoe het verhaal in elkaar zit, en of er sprake kan zijn van
onzorgvuldigheid bij de dierenartspraktijk. Uiteindelijk
wordt door het Tuchtcollege zelfs nadere uitleg gevraagd aan
prof. dr. L.J. Hellebrekers. Deze legt een uitgebreide verkla-
ring af over de omstandigheden van een normaal verlo-
pende recovery en de alarmsignalen waarop een
dierenarts moet reageren. Kort samengevat
zijn er volgens hem geen alarmsignalen
aanwezig geweest, en hoeft redelij-
kerwijs niet te worden verwacht
dat een hond die bij de recovery
zit te blaffen, ruim een uur
daarna overlijdt.

Op grond hiervan komt het
Tuchtcollege opnieuw tot de
conclusie dat de klacht onge-
grond moet worden ver-
klaard. En ja, opnieuw gaat
de eigenaar in beroep, het-
geen wordt verworpen omdat
nergens uit blijkt dat de dood
van de hond te wijten is aan on-
zorgvuldigheid van de dierenarts.
Daarmee is de zaak na jaren tucht-
rechtelijk echt afgesloten.

Een vaktechnische aanwijzing door het
Beroepscollege

Geheel buiten de inhoudelijke beoordeling van deze
zaak om, voelt het Beroepscollege zich genoodzaakt om een
inhoudelijke aanwijzing te geven voor de recovery van die-
ren. Deze aanwijzing is in dit artikel letterlijk overgenomen:

"Bij de behandeling van deze zaak is gebleken dat het in het
geval van een abnormaal verlopende recovery algemene
praktijk is om regelmatig tijdens die recovery controles uit te
voeren van vitale parameters, zoals het opnemen van de tem-
peratuur en het controleren van de slijmvliezen op kleur, en
dat te registreren.

In geval van een kennelijk normaal verlopende recovery
wordt dit nog niet stelselmatig gedaan maar er is wel een
ontwikkeling in de praktijk te zien om deze procedure toe te
passen, hetgeen ook door deskundigen wordt bepleit. Het
Veterinair Beroepscollege bepleit deze ontwikkeling en acht
het wenselijk dat zij tot standaard wordt verheven ".

\'t Is maar dat u het weet.........

-ocr page 325-

Op 28 juli 2003 heeft het Veterinair Beroepscollege (VBC)
een uitspraak gedaan in een zaak waarin de beklaagde die-
renarts na het overlijden van een hond tijdens de recovery het
tekortschieten in de diergeneeskundige zorg verweten wordt.
Aan het eind van deze uitspraak wordt een opmerking ge-
maakt over het doen van patiëntcontroles tijdens de recovery
na een ingreep onder narcose. Via het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde wil het VBC deze overweging onder de
aandacht brengen van de beroepsgroep. Dit moet gezien
worden als een aanwijzing ter bevordering van de kwaliteit
van de veterinaire beroepsuitoefening op basis van zich in de
diergeneeskunde ontwikkelende inzichten. Het gaat hier om
een zaak die reeds in 2000 door het Veterinair Tuchtcollege
(VTC) ongegrond is verklaard. Uiteindelijk is de klacht ook
door het VBC verworpen. Daarbij stelt men uitdrukkelijk dat
de opmerking niet in verband staat met enig tuchtrechtelijk
verwijtbaar handelen van de beklaagde.

Bij de behandeling van de zaak is het VBC gebleken dat in
het geval van een abnormaal verlopende recovery het alge-
mene praktijk is om regelmatig de patiënt te controleren op
vitale parameters. Hierbij worden genoemd: het opnemen
van de temperatuur en het controleren van de slijmvliezen op
kleur. Deze gegevens worden geregistreerd op de patiënten-
kaart. In het geval van een kennelijk normaal verlopende re-
covery wordt dit nog niet stelselmatig gedaan, maar er is wel
een ontwikkeling in de praktijk deze procedure toe te passen.
Dit wordt door deskundigen ook bepleit. Het VBC onder-
schrijft deze ontwikkeling en acht het wenselijk dat deze tot
standaard binnen de beroepsgroep verheven wordt.

Als gevolg van deze uitspraak van het VBC zullen het VTC
en het VBC in de toekomst bij vergelijkbare klachten de re-
gistratie van vitale parameters tijdens de recovery ook mee-
nemen als criterium voor het beoordelen van het zorgvuldig
uitoefenen van de diergeneeskunde. Geheel vrijblijvend kan
deze aanwijzing dan ook niet gezien worden.

Drs. F.J.W.C. van Herten is stafmedewerker veterinaire zal<en (gezel-
sdiapsdieren/paard) bij de KNMvD.

Uitspraak Veterinair Beroepscollege met consequenties: registratie van vitale
parameters tijdens de recovery van patiënten moet standaard worden

FJ.W.C van Herten

PROGRESSIS

Hét veilige PRRS-vaccin voor gelten en zeugen

Ju u

MERIAL MERIAL B.V.
^^ ^ Bovenkerkerweg 6-8
r 1185 XE Amstelveen

PROGRESSIS

voor de juiste balans in uw varkensstapel

De gezondheid van uw gelten en zeugen is sterk afhankelijk van de infectiedruk op uw bedrijf.
PROGRESSIS zorgt voor de extra afweer van uw varkens tegen PRRS en voorkomt dat uw
bedrijf uit balans raakt. Vraag uw dierenarts naar PROGRESSIS.

PROGRESSIS® Samenstelling: Geïnactiveerd Porcine Reproductive and Respiratory Syndrome (PRRS) virus, stam P120 > 2,5 logiO IF Eenheden. Doeldieren: Vatltens (zeugen en geilen). Indicaties: Vermindering van de reproductieve sloornissen (aantal vroegtijdige wor-
pen en doodgeboren biggen) veroorzaakt door het Porcine Reproductive and Respiratory Syndrome (PRRS) virus (Europese stam) in een besmette omg^ing. Contra-indicaties: Geen bekend. Bijwerkingen: voorbijgaande zwelling (maximaal 3 cm) die doorgaans minder
dan één week duurt, en een kleine lokale reaclie (granulomala). Omvangrijkere zwellingen (tot 7 cm diameter) af en toe na frequent herhaalde hervaccinalies. In zeldzame gevallen een overgevoeligheidsreactie, In dergelijke gevallen dient een gepaste symptomatische
behandeling ingesteld te worden. Dosering en toedieningswijze: Pas de gebruikelijke aseptische voorzorgsmaatregelen toe. Eén dosis van 2 ml, diep intramusculair in de nekspieren achter tiet oor, dit in overeenstemming met hel volgende vaccinatieschema. Basisvaccinatie:
gelten: 2 injecties met een interval van 3-4 weken, waarvan cJe laatste tenminste 3 weken vóór de eerste dekking • zeugen; 2 injecties met een interval van 3-4 weken (vaccinatie van alle zeugen op het bedrijf binnen een korte tijdsperiode wordt geadviseerd).
Herhalingsvaccinatie: Eén injectie op 60-70 dagen dracht, vanaf de eerstvolgende dracht na de basisvaccinatie. Wachttijd; Nul dagen. Kanalisatie; Aflevering; U.D.D. - op medisch voorschrift. Verdere informatie is beschikbaar bij: voor Nederland MERIAL B.V.,
Bovenkerkerweg 6-8; 1185 XE Amstelveen - voor België; Merial Belgium N.V.Sylvain Dupuislaan 243, B-1070 Brussel. Reg. NL 09819-1192 IS 99 F 17. ® Geregistreerd handelsmerk van MERIAL. © 2003 MERIAL Alle rechten voorbehouden. Matt Art 11073/09/03.

-ocr page 326-

Eerst Metacam

®

Boehringer
Ik\' Ingelheim

Metacam 5 mg/ml oplossing voor injectie voor honden en katten; Werkzaam bestanddeel: Meloxicam 5 mg/ml; Doeldieren: honden en katten; Indicatie: Honden; Verlichting van ontsteking en pijn in zowel acute als
chronische aandoeningen van het bewegingsapparaat. Vermindering van post-operatieve pijn en ontsteking na orthopedisch chirurgische ingrepen en weke delen chirurgie. Katten: Vermindering van post-operatieve pijn na
ovariohysterectomie en na kleine chirurgische ingrepen van de weke delen.; Dosering- Honden: eenmalige toediening van 0.2 mg meloxicam per kg lichaamsgewicht (d.w.z. 0.4 ml /10 kg). Katten: eenmalige toediening van
0,3 mg meloxicam per kg lichaamsgewicht (d.w.z. 0.06 ml/kg). Contra-indicatie: Niet gebruiken bij drachtige of melkgevende dieren. Niet gebruiken in dieren jonger dan 6 weken en bij katten die minder dan 2 kg wegen.;
Bijwerkingen: Typische bijwerkingen van NSAID\'s zoals vermindering van de eetlust, braken, diarree, occult fecaal bloed en apathie werden af en toe gemeld. Reg NL: 9798: UDD

Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Boehringer Ingelheim.
Postbus 8037, 1802 KA Alkmaar / Tel. 072-5662411 / Fax 072-5643213 / vetmedica@boehringer-ingelheim.nl

-ocr page 327-

Kwaliteitsgaranties van diergeneesmiddelen

Geen apart certificaat, wel een \'leven lang\' onderworpen aan
kwaliteitswaarborgingssystemen

J. W. van Haersma Buma

Niet alleen het leveren van kwa-
liteit, maar ook het garanderen
deze kwaliteit is belangrijk.
IT^ffffff^ff Een praktijk die is gecertificeerd,
wil zeker zijn van de kwaliteit van
^^^^^^^^ de diergeneesmiddelen in zijn
praktijk. Er bestaat echter geen
apart certificaat waaruit de door
de fabrikant gegarandeerde kwa-
liteit van het diergeneesmiddel blijkt. Dat, ondanks het
ontbreken van een dergelijk certificaat, de kwaliteit van
het middel en het productieproces gedurende de hele \'le-
vensfase\' van het diergeneesmiddel moet worden gega-
randeerd, zal uit onderstaand artikel volgen.

Om een certificering voor de dierenartsenpraktijk te verkrij-
gen, dient te worden voldaan aan de KRD/ISO-criteria. Deze
criteria stellen onder andere eisen aan de praktijkinrichting
en organisatie. Voor erkende dierenartsen wordt het verplicht
om aan de KRD/ISO-certificering te voldoen. Op grond van
de criteria kan een dierenartsenpraktijk (hierna: DAP) voor-
waarden stellen waaraan bij de inkoop van producten dient te
worden voldaan. In dit verband wordt vanuit DAP\'s aan de
leverancier regelmatig de vraag gesteld of de leverancier be-
paalde kwaliteitsgaranties kan geven van de geleverde dier-
geneesmiddelen. Op die manier kan de DAP zich ervan ver-
zekeren dat de kwaliteit van de diergeneesmiddelen is
gewaarborgd.

Een apart certificaat waaruit blijkt dat de, door de fabrikant
gegarandeerde, kwaliteit van een diergeneesmiddel wordt
gewaarborgd, bestaat niet. Dit betekent niet dat op geen en-
kele manier kwaliteitsgaranties kunnen worden gegeven.
Gedurende het gehele onderzoeks-, registratie-, productie-,
en handelsproces van het diergeneesmiddel zal de fabrikant
(verschillende malen) moeten aantonen dat de kwaliteit van
het middel en het productieproces is gegarandeerd.

Onderzoeksfase

Voor toegang tot de markt is een registratie vereist, waarvoor
een dossier moet worden ingediend met uitgebreid onder-
zoek naar werkzaamheid, effectiviteit en veiligheid van het
middel. In deze fase zal de producent van het middel aan een
aantal beginselen moeten voldoen, om de kwaliteit van het
onderzoek te garanderen. Daarbij kan onderscheid worden
gemaakt in klinische en niet-klinische onderzoeken. Ten
aanzien van klinisch onderzoek gelden de zogenaamde GCP
(Good Clinical Practice)-beginselen. Het niet-klinisch
onderzoek dient te voldoen aan de GLP (Good Laboratory
Practicej-beginselen.

Cood Clinical Practices - het klinisch onderzoek

Good Clinical Practices (hierna: GCP) is een kwaliteitsstan-
daard die betrekking heeft op het klinisch onderzoek.
Tijdens het klinisch onderzoek worden studies verricht bij
het dier (of een groep dieren) ter beoordeling van onder an-
dere de veiligheid en werkzaamheid van het diergeneesmid-
del. Alle verkregen resultaten, zowel de positieve als de ne-
gatieve, worden vermeld in het onderzoeksrapport. Het is
natuurlijk van groot belang dat op enige manier wordt verze-
kerd dat (de uitkomsten van) het onderzoek inderdaad cor-
rect, accuraat en integer zijn. Vandaar dat het uitgevoerde
klinisch onderzoek moet voldoen aan de GCP-beginselen.
In het kader van GCP is het verplicht voor elk klinisch
onderzoek een onderzoeksprotocol op te stellen. In dit proto-
col moet onder andere het verloop van het onderzoek worden
beschreven, de behandelmethodes die worden gebruikt, de
dieren die worden gebruikt en de uit onderzoek voortvloei-
ende resultaten. Als ten aanzien van bepaalde onderdelen
geen informatie of resultaten kunnen worden aangegeven, is
het noodzakelijk dat de reden hiervan wordt vermeld in het
onderzoeksrapport. Na afloop van het onderzoek moet een
zogenaamd Final Study Report (FSR) worden opgesteld dat
uiteindelijk kan worden gebruikt in het kader van registratie-
doeleinden. Door te voldoen aan de standaard wordt gewaar-
borgd dat de gegevens die zijn verkregen, betrouwbaar zijn
en dat het dierenwelzijn is gewaarborgd.
De Inspectie voor de Gezondheidszorg houdt toezicht op de
naleving van GCP-beginselen door de fabrikant.

Good Laboratory Practices - het niet-klinisch onderzoek
Op het niet-klinische veiligheidsonderzoek van diergenees-
middelen moeten de beginselen van goede laboratorium-
praktijk worden toegepast (GLP-beginselen). Hierbij kan het
gaan om onderzoek van synthetisch chemische stoffen, maar
ook stoffen van natuurlijke of biologische herkomst. De stof-
fen worden onderzocht om gegevens te verkrijgen over de ei-
genschappen en/of de veiligheid ten aanzien van de gezond-
heid van mens, dier en/of milieu. De beginselen van GLP
zijn van toepassing op al het niet-klinische onderzoek naar
de veiligheid voor gezondheid en milieu dat verplicht is
krachtens regelgeving met het oog op registratie.
GLP is een kwaliteitssysteem waarbij verschillende eisen
worden gesteld aan bijvoorbeeld de onderzoeksinstelling, de
organisatie, het personeel, de apparatuur en testsystemen.
Belangrijker is dat ook een programma voor kwaliteitsbewa-
king moet worden vastgelegd. Op die manier moet er voor
worden gezorgd dat uitgevoerd onderzoek overeenstemt met
de beginselen van GLR Van elk onderzoek wordt een eind-
rapport samengesteld waarin onder meer de resultaten van
het onderzoek nauwkeurig in zijn opgenomen.
Periodiek worden door het Veterinair Staatstoezicht inspec-
ties uitgevoerd, waarbij wordt nagegaan of het onderzoek
naar de veiligheid van stoffen en preparaten volgens de
GLP-beginselen wordt uitgevoerd.

-ocr page 328-

Registratie

Zoals bekend mogen diergeneesmiddelen pas na het verkrij-
gen van een registratie op de markt worden gebracht. De re-
gistratieprocedure is onder andere gericht op het verkrijgen
van zekerheid omtrent de kwaliteit, veiligheid en effectiviteit
van diergeneesmiddelen. Diergeneesmiddelen worden slechts
geregistreerd indien zij voldoen aan de eisen zoals opgenomen
in de Diergeneesmiddelenwet (hierna: DGW). Dit houdt on-
der meer in dat het diergeneesmiddel:

• de gestelde werking bezit;

• ongevaarlijk is voor de volksgezondheid;

• onschadelijk is voor de diergezondheid;

• niet schadelijk is voor het milieu of de gezondheid van
planten;

• de opgegeven eigenschappen en de kwalitatieve en kwan-
titatieve samenstelling bezit en dat dit kan worden gecon-
troleerd met behulp van opgegeven analysemethodes.

Om te kunnen bepalen of het diergeneesmiddel inderdaad
aan de in de wet opgenomen criteria voldoet, dient de aan-
vrager van een registratie een registratiedossier aan te leve-
ren waarin alle relevante gegevens van het diergeneesmidde-
len zijn opgenomen. Dit registratiedossier wordt opgebouwd
met behulp van de resultaten verkregen uit klinische en niet-
klinische onderzoeken.

Ook nadat het diergeneesmiddel in de handel is gebracht,
dient het te blijven voldoen aan de eisen van de Diergenees-
middelenwet. Het is natuurlijk mogelijk dat na verloop van
tijd nieuwe onderzoeksgegevens bekend worden, in dat ge-
val moet een wijzigingsaanvraag worden ingediend. Op die
manier blijven het dossier en de registratie in overeenstem-
ming en blijft de kwaliteit van het diergeneesmiddel gewaar-
borgd.

Productiefase

Bij de registratie van het diergeneesmiddel is vastgesteld dat
deze voldoet aan de eisen ten aanzien van samenstelling, vei-
ligheid, werkzaamheid en effectiviteit. Het is echter belang-
rijk dat het diergeneesmiddel ook na verpakking, etikette-
ring en aflevering aan die eisen blijft voldoen. Vandaar dat
naast de verplichte registratie ook een vergunningplicht voor
het bereiden, verpakken, etiketteren of afleveren van dierge-
neesmiddelen geldt. De eisen die aan de vergunning worden
gesteld, zijn opgesteld om zeker te stellen dat het diergenees-
middel aan de eisen van de registratie blijft voldoen zodra
het product in de handel is gebracht. De door de fabrikant ge-
garandeerde kwaliteit blijft op die manier ook in het handels-
kanaal gewaarborgd.

Een vergunninghouder die een vergunning heeft voor het be-
reiden, verpakken, etiketteren en afleveren van diergenees-
middelen zal, ter waarborging van de kwaliteit van de dier-
geneesmiddelen, moeten voldoen aan de zogenaamde
GMP-eisen (Good Manufacturing Practice-eisen). GMP
heeft betrekking op een goede manier van produceren. De ei-
sen hebben onder andere betrekking op het vereiste perso-
neel, de apparatuur, de vereiste documenten, de productie,
de wijze van kwaliteitsbewaking, de behandeling van klach-
ten en de recall van producten en de vereiste zelfinspectie
binnen een bedrijf. Het hebben van een bereidersvergunning
en het, in dat kader, voldoen aan de GMP-eisen kan worden
beschouwd als erkenning van kwaliteit van het diergenees-
middel.

Periodiek worden inspecties uitgevoerd door de Inspectie
voor de Gezondheidszorg. Daarbij wordt gekeken of nog
wordt voldaan aan alle eisen die in het kader van GMP wor-
den gesteld.

Specifieke kwaliteitsgaranties

Naast de waarborgen die voortvloeien uit de registratie- en
vergunningplicht zijn in de regelgeving ook specifieke ga-
ranties opgenomen. Zo is het verboden sera, entstoffen of
biologische diagnostica af te leveren, voorhanden te hebben
of bij dieren toe te passen indien de partij niet is goedge-
keurd. Omdat deze producten zeer gevoelig zijn voor invloe-
den van buitenaf en een grote biologische variabiliteit en ge-
ringe stabiliteit kunnen hebben, is het belangrijk een extra
kwaliteitswaarborg, naast de registratie, in te bouwen. Dat
gebeurt door middel van de partijkeuring.

Distributiefase

Het is van groot belang dat ook tijdens de distributiefase het
kwaliteitsniveau van diergeneesmiddelen wordt gehand-
haafd. Op die manier kunnen diergeneesmiddelen in opti-
male kwaliteit worden toegediend zonder dat eigenschappen
van de middelen op een of andere manier veranderen. Om dit
te waarborgen streeft de industrie naar een optimalisatie van
de distributie overeenkomstig de \'goede distributiepraktij-
ken\' voor geneesmiddelen. De GDP-eisen hebben onder-
meer betrekking op het personeel, het bijhouden van docu-
mentatie en administratie, de opslag van de middelen en de
zelfinspectie. Het merendeel van de diergeneesmiddelenfa-
brikanten handelt in het kader van de distributie van dierge-
neesmiddelen overeenkomstig de GDP-eisen.
Het retourneren van diergeneesmiddelen vormt een risico-
factor voor de kwaliteit van het product. De FIDIN heeft der-
halve besloten een aantal uitgangspunten voor het retourne-
ren van diergeneesmiddelen te formuleren, zodat het risico
van kwaliteitsverlies zoveel mogelijk wordt beperkt. In prin-
cipe geldt dat diergeneesmiddelen niet kunnen worden gere-
tourneerd. Echter onder voorwaarden is het mogelijk ver-
keerd besteld of verkeerd aangeleverde goederen te
retourneren. In dit kader heeft de FIDIN een aantal jaren ge-
leden een retourbrochurc opgesteld.

Post Marketing Surveillance

Nadat de registratie van het diergeneesmiddel is afge-
rond, het diergeneesmiddel is geproduceerd en op de
markt is gebracht, gelden de zogenaamde Post Marketing
Surveillance (hierna: PMS)-verplichtingen voor de fabri-
kant. Daarbij wordt bewaakt dat het diergeneesmiddel dat
op de markt is gebracht, blijft overeenstemmen met de ei-
sen van de Diergeneesmiddelenwet. De PMS-verpIich-
tingen hebben onder andere betrekking op de kanalisatie-
status van het middel, de tracking en tracing, de
(dierjgeneesmiddelenbewaking en de eventuele aanprij-
zing van het diergeneesmiddel. Door middel van kanali-
satie wordt gewaarborgd dat bepaalde diergeneesmidde-
len alleen door de dierenarts mogen worden verstrekt en
andere middelen zelfs alleen door een dierenarts mogen
worden toegediend. Ook tracking en tracing is een onder-
deel van kwaliteitswaarborging. De fabrikant kan op die

-ocr page 329-

manier altijd producten achterhalen, bijvoorbeeld als
blijkt dat er iets mis is met een product. Daarnaast vormt
farmacovigilantie ofwel (dier)geneesmiddelenbewaking
een belangrijk onderdeel van PMS-verplichtingen. Dit
betekent dat de registratiehouder binnen het bedrijf een
systeem moet opzetten en beheren waarmee wordt gega-
randeerd dat alle gegevens (bijvoorbeeld meldingen van
vermoedelijke bijwerkingen) die relevant zijn voor de be-
oordeling van de baten en risico\'s van een diergeneesmid-
del, en die ter kennis komen van de registratiehouder (in-
clusief de buitendienst), worden verzameld, beoordeeld
en (toegankelijk) geordend op een centraal punt binnen
de organisatie. Ook de eventuele aanprijzing van het dier-
geneesmiddel is aan een aantal regels verbonden. De aan-
prijzing moet in elk geval in overeenstemming zijn met
de registratiebeschikking. Op basis van zelfregulering,
door middel van de Code voor de Aanprijzing van
Veterinaire Producten (hierna: de Code), wordt nadere
invulling geven aan de regels omtrent aanprijzing van
diergeneesmiddelen. De Code is vastgesteld door de
Commissie Aanprijzing Veterinaire Producten (hierna:
de CAVP). De CAVP is een tuchtcommissie, die is inge-
steld door de KNMvD en de FIDIN. Overtredingen van
de Code worden behandeld door de CAVP De FlDIN-le-
den zijn gehouden mee te werken aan de behandeling en
de uitspraken na te leven.

Conclusie

Het afleveren van een certificaat waarmee de kwaliteit van
een diergeneesmiddel wordt gewaarborgd, kent Nederland
niet. De waarborg dat het diergeneesmiddel aan alle, hierbo-
ven beschreven, vereiste kwaliteiten voldoet, kan worden ge-
vonden in het regi.stratienummer dat op de verpakking staat
vermeld. Het registratienummer is te herkennen aan de letters
REG NL of EU gevolgd door een cijfercombinatie. Een klein
aantal middelen hebben nog de status \'voorlopig gere-
gistreerd\' met een registratienummer beginnend met NL. Alle
geregistreerde diergeneesmiddelen zijn opgenomen in een
database van het Bureau Registratie Diergeneesmiddelen
(BRD), die via de website van het BRD,
www.hrd.agro.nl, is
te raadplegen. Door te controleren of een registratienummer
op de verpakking van het diergeneesmiddel is aangebracht, is
de dierenarts zeker dat de kwaliteit van het diergeneesmiddel
is gewaarborgd, zoals hieronder is samengevat.
Al in de onderzoeksfase is sprake van een kwaliteitsbor-
gingssysteem. Aan de hand van GLP- en GCP-beginselen
wordt de kwaliteit van product en proces gegarandeerd. In de
registratiefase wordt het registratiedossier nauwkeurig be-
oordeeld door daarvoor aangewezen onafhankelijke institu-
ten (bijvoorbeeld RIVM en CIDC-Lelystad).
Aangezien de registratiebeschikking in feite \'zegt\' dat het
product voldoet aan de in de wet gestelde (kwaliteits)eisen
en dat uit beoordelingen is gebleken dat het product inder-
daad doet wat het zegt te doen, is het verkrijgen van een re-
gistratiebeschikking een volgende kwaliteitswaarborg.
Het productieproces is volledig vormgegeven in een kwali-
teitsborgingssysteem. Een producent mag niet eerder begin-
nen met de productie voordat een productievergunning is
verkregen. Voor het verkrijgen en behouden van deze ver-
gunning is het noodzakelijk te voldoen aan de GMP-voor-
waarden. De vergunning is derhalve ook een kwaliteitswaar-
borg, in die zin dat het diergeneesmiddel ook op de juiste,
volgens wettelijke normen, wijze wordt geproduceerd.
Door te handelen overeenkomstig de GDP-eisen en het op-
stellen van bijvoorbeeld een retourregeling wordt (het be-
houd van) de kwaliteit van producten ook in de distributie-
fase gegarandeerd.

Registratie

Ook in de handelsfase wordt de kwaliteit van het diergenees-
middel bewaakt, aan de hand van de PMS-verplichtingen
waaraan de producent moet voldoen.
Tot slot geldt voor een specifieke groep diergeneesmiddelen
een extra kwaliteitswaarborg doordat partijen, voordat ze op
de markt worden gebracht, moeten worden gekeurd.
In onderstaand figuur zijn de momenten van kwaliteitswaar-
borging schematisch weergegeven.

In dit artikel is beschreven hoe de kwaliteit van een dierge-
neesmiddel vanaf haar prilste ontwikkeling tot aan het uit-
eindelijk gebruik volledig wordt gewaarborgd. Het artikel
heeft geen betrekking op niet-geregistreerde veterinaire
(verzorgings)producten.

Mr. J.W. (Judith) van Haersma Buma is als jurist werkzaam bij Brabers,
Douma, van Nispen, Leenen Corporale Counsel en adviseert in die lioe-
danigheid de FIDIN op het gebied van registratiezaken.

Onderzoeksfase

Productiefase

Marktfase

GLP GCP

Registratie

GMP

GDP

PMS

niet-klinisch klinisch
onderzoek onderzoek

beoordeling
registratiedossier

productieproces/
productievergunning

o.a.

retourbrochure

o.a.

-farmacovigilantie

- tracking & tracing

- kanalisatie

- (groot)handelsver-

gunning

Distributiefase

-ocr page 330-

De achtste jaarvergadering van de Association of
Veterinary Consultants (AVS) is gehouden op 20 septem-
ber 2003 in Hondarribia, Spanje. Tijdens de vergadering
hebben de leden een nieuw bestuur gekozen. Het bestuur
bestaat momenteel uit: Pascal Richez (F), voorzitter;
Klaus Hellmann (D), vice-voorzitter; Malcolm Pott (GB),
algemeen secretaris en Gert-Jan van Kesteren (NL), pen-
ningmeester.

De voorzitter bedankte Christiaan Folkers (NL) en Luc
Jansegers (B), die aftraden als respectievelijk algemeen secre-
taris en penningmeester, voor hun jarenlange grote inzet. Hij
feliciteerde Bill Vandaele (B) met het ontvangen van een prijs
van de European Association of Veterinary Pharmacology and
Toxicology (EAVPT) voor zijn voordracht met betrekking tot
veterinaire producten voor minor uses and minor species
(MUMS). De voorzitter verwelkomde drie nieuwe leden en
sprak de hoop uit dat de AVC nog meer aanmeldingen vanuit
de binnenkort tot de EU toetredende landen en andere delen
van de wereld zou mogen ontvangen.

Het wetenschappelijke gedeelte van de bijeenkomst was ge-
wijd aan farmacokinetische/farmacodynamische modelling
als hulpmiddel voor dosisbepaling en als mogelijk hulp-
middel voor de beheersing van ontwikkeling van antibioti-
cumresistentie. De gastspreker, J. Giraudel van het veteri-
naire opleidings- en onderzoeksinstituut te Toulouse, leidde
het onderwerp in. Dit werd gevolgd door een levendige dis-
cussie over de wetenschappelijke en politieke implicaties
van deze methodiek in diverse velden van de veterinaire far-
macotherapie.

De Association of Veterinary Consultants (AVC) is opge-
richt in 1995. De leden, die allen veterinair zijn, werken als
onafhankelijke consultants op een veelheid aan gebieden,
onder andere: diergezondheid, volksgezondheid, registratie
productontwikkeling en algemeen management. De leden
stellen hun expertise ter beschikking aan de farmaceutische
industrie, de voedingsmiddelenindustrie en aanverwante be-
drijfstakken, EU-organen, nationale overheden en andere or-
ganisaties. De AVC behartigt de belangen en bevordert de
kennisoverdracht/professionaliteit van haar leden onder an-
dere door het bieden van een discussieplatform. Nadere ge-
gevens over de AVC en haar leden zijn te vinden op de web-
site
www.avc.at. Alle leden conformeren zich aan de
ethische en technische standaarden van de Code of Practice.
De AVC is geregistreerd op de officiële lijst van organen die
door de Europese Commissie worden geraadpleegd.
Nadere informatie is te verkrijgen bij de algemeen secretaris
via
info@avc.at

Association of Veterinary Consultants

Opening paardencentrum PTC
door Jan Kamminga

Op vrijdag 10 oktober 2003 opende de heer Jan
Kamminga, commissaris van de koningin in Gelderland,
het nieuwe paardencentrum van PTC"*" in Barneveld;
een multifunctioneel complex dat volledig is ingericht
voor praktijklessen op het gebied van de paardenhoude-
rij. De openingshandeling bestond uit het lostrekken van
een zogenaamde paardenknoop. In zijn toespraak gaf de
heer Kamminga aan dat de paardenhouderij al lang cen-
traal staat in de samenleving en zich voortdurend ont-
wikkelt. Niet alleen als vrije tijdsbesteding maar ook
voor de werkgelegenheid van jonge mensen die van hun
hobby hun werk maken. Met haar praktijktrainingen
weet PTC"*" hier steeds op aan te sluiten, zo prees hij het
trainingsinstituut.

De heer Noud van Vught sprak namens het bestuur en de
directie van PTC"*". Hij gaf aan dat de agrarische sector de
laatste jaren veel drama\'s heeft meegemaakt en dat
daardoor het imago een deukje heeft opgelopen. Er is ech-
ter ook actief gezocht naar nieuwe economische dragers
voor het platteland en de paardenhouderij is daar één van.
PTC"\'" heeft hierop ingespeeld door een brede expertise op
dit gebied op te bouwen.

Na het officiële gedeelte werden er diverse demonstraties
gegeven door de medewerkers van het paardencentrum.
Namens de Federatie Gehandicaptensport was Sandra
Groeneveld aanwezig. De visueel gehandicapte amazone,
die in 2004 meedoet aan de Paralympics in Athene, reed
een korte kür op muziek.

Het multifunctionele complex is uniek en bevat onder an-
dere zes grote ruimten voor praktijkleren, zodat op een
veilige en didactisch verantwoorde wijze les kan worden
gegeven. Daarnaast zijn er een binnen- en een buitenbak,
alsmede een trainingsmolen. Ook is er een zogenaamde
monsterbaan waar geoefend kan worden in het voorbren-
gen van paarden.

-ocr page 331-

Even voorstellen...

Met ruim 17.000 abonnees is Dekatel de grootste dealer van KPN
Mobile. Door een koepelovereenkomst met KPN koopt Dekatel
tegen "large account" tarieven in en rekent dat voordeel aan u
door. Daardoor zijn onze abonnementskosten en gesprekskosten
goedkoper dan wat nu rechtstreeks door uw huidige provider in re-
kening gebracht wordt. Hiervan genieten dagelijks ruim
5000 abonnees o.a In de scheepvaart maar ook in
de thuiszorg voor mobiel dataverkeer. Daarnaast
heeft Dekatel al verschillende van uw collega\'s
als klant mogen begroeten.

Meer voordeel met DekatelDirect

Door de koepelovereenkomst kunnen alle Dekatel-abonnees direct
onderling mobiel bellen via het voordelige DekatelD/recf tarief van
7 cent per minuut. Bovendien wordt er geen starttarief in rekening
gebracht. Een voordeel dat kan oplopen tot 72% van uw huidige
gesprekskosten. Installeert u in uw praktijk bovgj^ien een Dekatel

Wilt u een kostenverlagende injectie in uw mobiele
telefoonkosten en een leverancier die uw mobiele
communicatie compleet verzorgd, stuur dan de
coupon geheel,vrijblijvend op en wij brengen u uit-
gebreid op
de Hoogte van alle voordelen van mobiel
bellen
met Dekatel.

Faxen naar 038-3S"S7 688 of gratis opsturen naar
Dekatel Verkoop BV, Antwoordnummer 111,
8260 VB Kampen

:s ruim
in
.^V.

w

GSM Gateway op uw vaste net, dan kunt u tegen dezelfde lage
kosten vanaf elk bureautoestel direct mobiel bellen naar uw collega
voor slechts € 0,07 per minuut.

De kracht van Dekatel: Service, Support &
Aftersales

Naast de voordelige tarieven staat Dekatel voor een sterke service.
Mobieltje stuk of verloren? Veelal binnen een dag beschikt u over
een vervangend gratis toestel dat u eveneens, bijvoorbeeld na
reparatie, gratis retour zend.

Gratis gespecificeerde overzichtelijke facturen, gratis fax- en
datanummer, één 1 jaarcontract, direct en gratis contact met onze
helpdesk zijn enkele van die sterke punten. Uiteraard verzorgen wij
uw overstap naar Dekatel zorgvuldig met behoud van uw huidige
nummer Wilt u In de nabije toekomst ook gebruik gaan maken
van mobiele dataoplossingen? Ook daarvoor biedt Dekatel diverse
producten en diensten.

COUPON

Dierenartsenpraktijk

Contactpersoon_

Adres_

PC -I- plaats.
Telefoon_

Graag ontvang ik uw informatie:

□ per post □ bel mij voor een persoonlijk gesprek

□ op mijn e-mailadres_

Uw beste medicijn

voor lage mobiele
telefoonkosten

\\

Met Dekatel heeft u de praktijk op zak

-ocr page 332-

Tekst: Albert Folkerts*, foto\'s Peter van Rootselaar

Het Museum Diergeneeskunde tracht het academisch erf-
goed van de dierenarts in de ruimste zin van het woord te
conserveren. Hieronder vallen niet alleen de geschiedenis
van de gebouwen, klinieken, laboratoria en instrumenten,
maar ook diverse aspecten zoals het studentenleven, onder-
wijsdictaten, archiefmateriaal, afbeeldingen en films.

Castratieapparaten, hoefijzers en het studentenleven van
weleer

Het interessantste onderdeel van de collectie zijn de oude in-
strumenten, waaronder verloskundetangen van verschillende
oorsprong en castratieapparaten, afkomstig uit voormalig
Nederlands-lndië. Verder vindt men er foto\'s, geschriften en
dictaten, een oude anatomische tafel, een collectie oud-
Nederlandse hoefijzers en een oude apotheek. Het fotoarchief
bestaat deels nog uit oude glasnegatieven, en wordt langzamer-
hand digitaal toegankelijk gemaakt.

Een grote collectie hoefyzers is te vinden in de kelder van het
gebouw waar de Hoofdafdeling Gezondheidszorg Paard is ge-
vestigd. Deze unieke verzameling van meer dan 1500 stuks
oud-Nederlandse hoefijzers vormden vroeger het \'Museum
voor Hoefkunde\'. Ze zijn bijeengebracht en in 1920 beschre-
ven door prof dr. H.M. Kroon. Een compleet onverwachte ver-
zameling met een belangrijke historische waarde uit een ver-
vlogen tijdperk waarin de auto nog niet het straatbeeld
bepaalde.

Voor de onderzoeker van het veterinair verleden kunnen herin-
neringen een aanvulling geven op informatie die uit ander ma-
teriaal is verkregen (het archief van de Faculteit en van de
KNMvD alsmede het Museum Diergeneeskunde). Vooral bij
een studie naar het dagelijks leven van vroeger, de arbeidsom-
standigheden en dergelijke kan men gebruikmaken van gege-
vens uit overlevering. Die informatie is nog niet zo ruim-
schoots voorhanden. Hoe was het studentenleven toen? De
twintigste eeuw was de eeuw van de \'steile helling\'. Alles werd
op de helling gezet, van omgangsvormen tot en met de tech-
niek. Oude denkbeelden werden vervangen door nieuwe in-
zichten. Ook dat moeten we bewaren, want dat is, om met
Harry Mulisch te spreken \'Voer voor psychologen\'.

Museum Diergeneeskunde: Bewaker van diergeneeskundig erfgoed

-ocr page 333-

Van verzameldrift tot museum

De Groningse dierenarts H.A. Kroes is de grondlegger van
het Diergeneeskundig Museum. Hij begon aan het begin van
de twintigste eeuw met het verzamelen van allerlei zaken be-
treffende de diergeneeskundige wetenschap, de Maatschappij
voor Diergeneeskunde, de veterinaire praktijk en het studen-
tenleven. Deze verzameling werd in 1953 in bruikleen afge-
staan aan de op te richten Afdeling Diergeneeskunde van het
Utrechtse Universiteitsmuseum, dat een jaar later werd ge-
opend. Dankzij schenkingen en legaten van dierenartsen, en-
kele aankopen, en met name het in bruikleen ontvangen van
talrijke instrumenten van de diverse klinieken en praktijken
in het land, is de collectie sindsdien sterk uitgebreid. Het mu-
seum laat zien hoe het was en hoe het nu is.

Vrienden zorgen voor geld

Een museum kan niet zonder geld. De Stichting Vrienden
van het Museum Diergeneeskunde, genaamd de Numan
Stichting, heeft zich tot doel gesteld activiteiten te financie-
ren en goederen ter beschikking te stellen van de diergenees-
kunde. De middelen van de Numan Stichting bestaan uit gif-
ten, bijdragen, legaten en andere baten, meestal van dieren-
artsen. In de loop van dit jaar wil de Numan Stichting haar fi-
nanciële middelen uitbreiden door een uitgebreide actie te
houden.

Alexander Numan (1780-1852) was de grondlegger van de
diergeneeskunde in Nederland; tussen 1824 en 1850 was hij
directeur van \'s Rijks Veeartsenijschool, waar ooit de Faculteit
der Diergeneeskunde haar ontstaan aan heeft te danken.

Het Museum Diergeneeskunde is gevestigd in het Facuheits-
gebouw Diergeneeskunde, Yalelaan 1, Utrecht, De Uithof, tel
030 - 2534675/2532489. Het museum is op afspraak gratis te
bezichtigen. Conservator: Peter Koolmees.
Het secretariaat van de Numan Stichting is gevestigd ten kan-
tore van de KNMvD; mevrouw drs. M. V.E. Roelvink is de secre-
taris (v.roelvink@knmvd.nl). U kunt eventueel uw bijdrage
storten op giro 5936555 ten name van Stichting Vrienden van
het Museum Diergeneeskunde, Postbus 421, 3990 GE Houten.

* Albert Folkerts is arcliivaris op Inet bureau van de KNMvD, e-mail:
a.folkerts@knmvd.nl

Geen welzijnsproblemen foetus bij doden drachtige landbouw-
huisdieren bij dierziektebestrijding

Tijdens het doden van drachtige grote landbouwhuis-
dieren in het kader van dierziektebestrijding onder-
vindt de foetus geen welzijnsproblemen. Dat stelt de
Raad voor Dierenaangelegenheden in zijn advies \'Het
doden van drachtige grote landbouwhuisdieren\', dat
kortgeleden is uitgekomen.

Tijdens het doden van drachtige grote landbouwhuisdie-
ren worden regelmatig bewegingen van de foetus gezien.
Daardoor ontstond de indruk dat de foetus later stierf dan
het moederdier en dat er sprake van verstikking van de
foetus was.

Op basis van recent wetenschappelijk onderzoek conclu-
deert de Raad in zijn advies dat de foetale bewegingen die
gezien worden tijdens het euthanaseren niet het gevolg
zijn van een bewuste respons. Uit dat onderzoek blijkt dat
de foetus geen bewustzijn kent omdat de zuurstofconcentra-
tie in het bloed erg laag is. Ook de hoge concentratie van het
hormoon progesteron in het bloed draagt er mogelijk toe bij
dat de foetus nog geen bewustzijn heeft. Omdat de foetale
bewegingen niet het gevolg zijn van een bewuste respons,
kunnen deze bewegingen niet op welzijnsproblemen bij de
foetus tijdens het doden van het moederdier duiden.
De Raad is derhalve van mening dat de huidige methoden
die tijdens dierziekte-uitbraken gebruikt worden om
drachtige grote landbouwhuisdieren te doden, niet leiden tot
een aantasting van het welzijn van de foetus. Vanuit deze op-
tiek kunnen de huidige dodingsmethoden gehandhaafd blij-
ven.

Meer informatie over dit advies van de Raad van Toezicht is
te vinden op www.knmvd/actueel

Kinderen willen het liefst dierenarts worden

De beroepen Top IO 2003 is bekend. Van alle beroepen is
dierenartsZ-verzorger het beroep dat kinderen het liefst
willen worden. Via het inzenden van een eigen knutselwerk
en via internet konden kinderen dit jaar meedoen aan de
Nationale Wat Wil Je Worden Manifestatie. Ruim 14.832
kinderen stuurden een eigen kunstwerk op per post en
375.124 kinderen bezochten de site
www.watwiljeworden.nl,
waar ze op hun favoriete beroep kunnen stemmen.

Uit alle inzendingen en stemmen werd de volgende top 10
samengesteld:

1. DierenartsZ-verzorger

2. ZangerZzangeres

3. ActeurZactrice

4. Profvoetballer

5. Piloot

6. JufZmeester

7. Politieagent

8. KapperZkapster

9. Tekenaar

10. Verpleegkundige

In de Nationale Wat Wil je Worden Manifestatie, georgani-
seerd door communicatieadviesbureau FutureNetWork,
worden kinderen tussen de acht en twaalf jaar uitgedaagd om
op een creatieve manier na te denken over hun toekomst. Op
de speciale internetsite
www.watwiljeworden.nl kunnen kin-
deren het hele jaar door de \'Beroepen Top 40\' bezoeken.

-ocr page 334-

ANIMAL HEALTH

f

î-tvj

-

I

Eindelijk in Nederland verkrijgbaar. Voeding voor honden en
katten van een fabrikant die niet alleen de kennis heeft om een
superieure voeding te formuleren, maar die ook de kunde in huis
heeft om op een innovatieve manier deze voeding te maken.

VIRBAC VET-COMPLEX is ontvk^ikkeld in de laboratoria van
Virbac, een specialist op het gebied van de gezondheidsbehoeften
van honden en katten. Dankzij een revolutionair productiepro-
ces, waarbij onder andere temperatuurgevoelige ingrediënten
zoals vet en vitaminen koud worden toegevoegd, heeft VIRBAC
VET-COMPLEX een uitmuntende smaak en voedingswaarde.
Elke voeding bevat verder nog het "Vet-Complex", een speciale
mix van geselecteerde voedingsstoffen die toegevoegd is om de
effectiviteit te verhogen.

VIRBAC VET-COMPLEX is een complete en compacte lijn met
functionele en preventieve voeding voor honden en katten die naad-
loos aansluit bij het kwaliteitspeil dat u nastreeft in uw praktijk.

-ocr page 335-

NIEUW VOOR HOND EN KAT: VIRBAC VET COMPLEX

Superieure voeding
ontwikkeld met farmaceutische
kennis en kunde

V RB AC

VET-COMPLEX® HOND&KAT

De smaakvolle som van
kennis en kunde

Wetenschappelijk ontwikkelde lijn van functionele
en preventieve voedingen voor hond en kat;

Bereid met een uniek productieproces voor het
behoud van voedingswaarde en smakelijkheid;

Compacte en complete range van producten;

Verkrijgbaar bij de dierenarts;

Klantvriendelijke service & levering.

-ocr page 336-

Peter de Leeuw per i januari 2004 ChiefVeterinary OfFicer

22 oktober 2003 - De heer dr. P.W. de Leeuw is met in-
gang van 1 januari 2004 benoemd tot ChiefVeterinary
Officer bij het ministerie van Landbouw, Natuur en
Voedselkwaliteit. Hij volgt de heer drs. F.H. Pluimers
op die met de FPU gaat.

Peter de Leeuw (59) studeerde Diergeneeskunde aan de

Mutaties in diergeneesmiddelenregistraties in september 2003

Deze gegevens zijn opgesteld door de Apotheek van de Faculteit Diergeneeskunde om te voorzien in de vraag naar gemakkelijk toegankelijke, relevante
gegevens over gewijzigde registraties van diergeneesmiddelen. De gegevens zijn een selectie uit de maandelijkse informatie van het Bureau Registratie
Diergeneesmiddelen. Voor details over de genoemde wijzigingen verwijzen wij u naarwww.brd.agro.nl of naar www.vet.uu.nl/vgr Het tijdschrift noch
de Apotheek aanvaarden aansprakelijkheid voortkomend uit gebruik van deze gegevens.

1 Nieuwe registraties

1 Mansonil pasta

RegNI 10137

1 Registraties doorgehaald

Registratiehouder

Ingangsdatum

Advantage 40 voor honden (parallel)

RegNI 10068

Boteba B.V

01-04-2004

1 Advantage loo voor honden (parallel)

1

RegNI10069

Boteba B.V.

01-04-2004

1 Advantage 250 voor honden (parallel)

RegNI10070

Boteba B.V

01-04-2004

1 Advantage 400 voor honden (parallel)

RegNI 10071

Boteba B.V

01-04-2004

1 Advantage 40 voor katten (parallel)

RegNI10072

Boteba B.V

01-04-2004

1 Advantage 80 voor katten (parallel)

RegNI 10073

Boteba B.V

01-04-2004

Calcium Magnesium infuus

RegNI 1254

Dutch farm veterinary

01 -04-2004

Finadyne tabletten 20 mg

RegNI7090

Schering-Plough

01-04-2004

Fi nadyne tabletten 5 mg

RegNI 7091

Schering-Plough

01-04-2004

Ovarid 20 mg

RegNI 1869

Schering-Plough

01 -04-2004

Ovarid 5 mg

RegNI 1871

Schering-Plough

01-04-2004

Synanthic9,o6%

RegNI4692

Fort Dodge

01-04-2004

Synanthic 2,265%

RegNI4788

Fort Dodge

01-04-2004

Tomanol injectievloeistof

RegNI 5114

Schering-Plough

01-04-2004

Vitamine D3 milj. Inj.

RegNI 7559

Dutch farm veterinary

01-04-2004

Afwijzend beslist

Uitverkoopdatum

Otiderm gel

NI 3394

A.S.T beheer

28-07-2004

MERIAL

Deze tabel is mogelijl< gemaakt door:

Rijksuniversiteit te Utrecht. Van 1973 tot 1988 was hij
werkzaam bij het CDI te Lelystad en van 1988 tot 2000 di-
recteur van de Stichting Gezondheidszorg voor Dieren en
laatstelijk werkzaam als zelfstandig consultant en veteri-
nair directeur Agri-Livestock Consultants Ltd. te
Amsterdam.

-ocr page 337-

Van vrijdag 14 tot dinsdag 25 mei
2004 wordt op Cuba, één van
de meest exotische authentieke
eilanden van de Cariben, een
postacademische nascholingscur-
susreis georganiseerd voor ge-
zelschapsdierenartsen door Vet-
Travel. Het wetenschappelijke
programma met als titel: \'Een
complete cursus neurologie voor de gezelschapsdieren-
practicus\' wordt verzorgd door specialist drs. P.J.J.
Mandigers. Voor cursist en reispartner is daarnaast een
zeer attractief facultatief sociaal programma met excur-
sies en weekendtour over het eiland samengesteld.

Uit de verslagleggingen over arbeidsongeschiktheid in de af-
gelopen edities van dit tijdschrift is duidelijk geworden dat
ter preventie van al te veel praktijkstress zo nu en dan de no-
dige activiteiten dienen te worden ondernomen om geest en
lichaam tijdig te kunnen laten ontspannen. Aangezien het le-
ven niet alleen uit werken bestaat organiseert VetTravel re-
creatieve educatieve nascholingscursusreizen voor dieren-
artsen naar meestal exotische bestemmingen. Practici wordt
daarmee de mogelijkheid geboden om het nuttige met het
aangename te verenigen. Via de combinatie van een boeiend
interessant cursusprogramma en een uiterst attractief sociaal
programma, kunnen dierenarts en reispartner de zinnen eens
verzetten. De boog kan immers niet altijd gespannen staan
en gelukkig biedt de fiscus de mogelijkheid om tegen fiscaal
zeer aantrekkelijke voorwaarden educatieve cursusreizen te
maken. De cursuskosten zijn namelijk jaarlijks vooreen een-
malige cursusreis voor 140 procent en de reiskosten voor ne-
gentig procent aftrekbaar. Ook voor de dierenarts in loon-
dienst geldt een aantrekkelijke, zei het iets minder riante
fiscale regeling voor aftrek van de studiekosten.
Het wetenschappelijke gedeelte, de praktijkgerichte cursus
\'Complete Neurologie Gezelschapsdieren\' wordt gedurende
vijf è zes ochtenden in drie blokken van zeventig minuten
door specialist Paul Mandigers op een leuke interactieve ma-
nier gegeven, met gebruik van de nieuwste audiovisuele
computergestuurde beamerapparatuur. In essentie wordt de
diagnostiek behandeld (klinisch) en aanvullend (röntgen/
echo / CT / MRI / bloed etcetera) bij cerebrale problemen,
cerebellaire, hersenstamproblemen, spinaal, perifeer en
musculair met hun potentiële therapeutische benaderingen.
Alles komt dus aan de orde met behulp van patiëntenmateri-
aal en bespreking van verschillende casuïstieken. Ook wordt
uitgebreid aandacht besteed aan de neuroanatomie.
Presentie van het complete wetenschappelijke programma is
voor de cursist verplicht. Dit wordt door de organisatie
nauwkeurig gecontroleerd. Na afloop van de cursus krijgt u
een certificaat van deelname uitgereikt. De cursus is bij de

TCG aangemeld ter accreditatie van tussen de twintig en
derdg nascholingspunten.

Voor de partner is een facultatief programma samengesteld.
U kunt Spaanse taallessen volgen en salsales met Cubaanse
danspartners en we wonen een typisch Cubaanse dansshow
bij. Op Cuba wordt trouwens op iedere hoek van de straat
deze karakteristieke salsamuziek gemaakt en er wordt overal
gedanst, dus volop de gelegenheid om het geleerde in prak-
tijk te brengen. Ook een workshop Cubaanse cocktails ma-
ken (zoals de mojito, Hemmingway\'s favoriet) en een sight-
seeing tour in Habana Vieja staan op het programma.
We verblijven de eerste week in vijfsterren Hotel Nacional
de Cuba, een authentiek gerenoveerd luxueus hotel met bij-
zondere uitstraling, één van de meest gefotografeerde en be-
palende gezichten van Havanna. Openluchtzwembad met
schitterend terras in grote hoteltuin, sauna, massage, beauty
parlour, tennis/fitness en cabarettheater zijn aanwezig.
Havana is waarschijnlijk het mooiste voorbeeld van een
oude Spaanse koloniale stad. Vele paleizen werden na de re-
volutie met Che Guevara en Castro omgebouwd tot schitte-
rende musea. Door de Amerikaanse boycot waant de bezoe-
ker zich als figurant in de hoofdfilm; het decor, de
vriendelijke mensen en de sfeer lijken welhaast mysterieus
filmisch alsof de tijd heeft stilgestaan met de vele oldtimers
uit de vijftiger jaren.

In deze week verblijven we ook een nacht in de Vinales val-
lei. Met zijn kalkstenen rotsen, mogotes genaamd, staat het
te boek als het mooiste natuurgebied van Cuba. We bezichti-
gen per bootje de grot Cuevo de los Indios en bezoeken ta-
baksplantages en een sigaren- en rumfabriekje waar Cuba
om bekend is.

De leerzame en relaxte veterinair verantwoorde facultatieve
weekendexcursie gaat allereerst naar het grootste moeras en
natuurreservaat in de Cariben, het Zapatta-gebied met een
enorme diversiteit aan vogelsoorten van papegaai tot flamin-
go\'s, waar we met een gids in een bootje door varen. U brengt
een bezoek aan een krokodillenfarm en kunt een kleine boer-
derij bezichtigen. Het land wordt doorgaans nog bewerkt met
ossen en houten ploeg.

Er is tevens een bezoek aan een dierenartsenpraktijk ge-
pland. Indien de tijd het toelaat wordt nog een uitstapje ge-
maakt naar Playa Giron, waar u meer te weten komt over de
door Castro afgeslagen invasie van de Amerikanen in de
Varkensbaai, waarna de boycot van kracht is geworden.
We reizen via Cienfuegos, de derde stad van Cuba waar we
overnachten, naar Trinidad een schitterend gelegen stad met
vele koloniale overblijfselen en dat net als Havana op de lijst
van UNESCO staat als cultureel erfgoed. Paard en wagen is
een normaal vervoermiddel in deze regio. Het toch al niet zo
hoge levenstempo van alledag ligt hier nog een stuk lager, de

Nascholingscursusreis Cuba

-ocr page 338-

sfeer ademt een diepe serene rust uit.
Via Santa Clara waar zich het mauso-
leum van de revolutionaire volksheld
Che Guevarra bevindt, rijden we naar
de luxe badplaats Varadero, het Miami
van Cuba, bekend om zijn beeldschone
witte zandstranden met wuivende palm-
bomen en de ruisende azuurblauw-
groene zee, waar we ons bij de cursisten
voegen die niet aan het weekendpro-
gramma hebben deelgenomen. De laatste avond wordt nog
een sunsetcruise op grote catamarans tot veertig personen
gehouden met als afsluiting een feestelijke barbecue op het
eiland Cayo Blanco.

In Varadero kunnen we uitrusten en alle indrukken op ons in
laten werken, alhoewel bekend is dat de indrukken op Cuba
vaak meer tijd nodig hebben om verwerkt te worden. Het le-
ven is er zo anders dat zelfs enige sprake zou kunnen zijn van
een prettige cultuurshock.

Eén ding is zeker. U zult zich er geen moment vervelen en wat
het belangrijkste is: u bent er werkelijk helemaal uit geweest!
Vanuit Varadero vliegen we terug naar Nederland, weer vol-
ledig bijgeschoold en vol van alle opgedane indrukken, in de
wetenschap dat alles wat leeft en bloeit ons altijd weer boeit.

VetTravel heeft bij overweldigende belangstelling ook een
aantal nascholingscursusreizen naar andere interessante be-
stemmingen op stapel staan, zoals:
Zuid-Afrika, Malediven in combinatie
met Sri Lanka, de Antillen, Indonesië,
Mexico en Vietnam

Het wetenschappelijke programma met
als titel: \'Orthopedie Gezelschaps-
dieren\' en de cursusleiding voor de
daarop volgende nascholingscursusreis
is inmiddels besproken. Deze vindt
waarschijnlijk plaats in het najaar van
2003 of het voorjaar van 2004.

Ook voor dierenartsen werkzaam in de sectoren landbouw-
huisdieren, paarden en voor de specialisten is een op deze
doelgroepen gericht wetenschappelijk nascholingscursus-
programma op locatie in de maak. VetTravel zal een enquête
houden onder dierenartsen om te inventariseren welke te be-
spreken onderwerpen, data en bestemmingen het meest ge-
wenst en in overeenstemming zijn met de drukke agenda van
de practicus.

^bor meer informatie kunt u contact opnemen met VetTravel,
dochterorganisatie van MedicTravel, een initiatief van me-
disch organisatie-adviesbureau Medicconcern.
Mail uw vragen naar info@vettravel.nl ter attentie van me-
vrouw mr N.J. van der Sluys, hoofd afdeling public relations
onder vermelding van nascholingscursusreis Cuba of .surf
naar www.vettravel.nl voor een aanmeldingsformulier Tel.
06-23808484.

Second European Equine Health & Nutrition Congress

Het \'2nd European Equine Health & Nutrition
Congress\' zal plaatsvinden op 19 en 20 maart 2004, op
het terrein van het Paardenproefbedrijf van Wageningen
University and Research Centre (WUR), Lelystad,
Nederland. Het congres wordt georganiseerd door
Cavalor in samenwerking met het Wageningen Univer-
sity and Research Centre en het Laboratorium Dieren-
voeding, Universiteit Gent, België. Vertegenwoordigers
van de voorgenoemde instituten alsmede een vertegen-
woordiging van de afdeling Voeding van de Universiteit
Utrecht hebben zitting in het wetenschappelijk comité.

In vergelijking met het voorgaande congres, is het pro-
gramma van het \'2nd European Equine Health & Nutrition
Congress\' uitgebreid naar een tweedaags programma. Op
het programma staan genodigde sprekers maar ook een open
sessie, waarvoor een call for papers te vinden is op
www.equine-congress.com. Proceedings zullen op het con-
gres beschikbaar zijn en bevatten de inhoud van de presenta-
ties van de genodigde sprekers en samenvattingen van de
presentaties gehouden in de open sessie. Om logistieke rede-
nen bedraagt het maximaal aantal deelnemers 150. De con-
gresorganisatie nodigt onderzoekers, dierenartsen, nutritio-
nisten, vertegenwoordigers uit de nutra- en farmaceutische
industrie, professionele paardenhouders, sportfederaties en
educatieve instellingen uit om een multidisciplinaire uitwis-
seling van kennis te bevorderen.

De volgende sprekers hebben de uitnodiging van het weten-
schappelijk comité geaccepteerd: Wendy Pearson zal een
overzicht geven van het uitgevoerde onderzoek door de
Nutraceutical Alliance Inc. (Canada) op het gebied van krui-
den en nutraceuticals in de voeding van paarden; Ingrid
Vervuert (Institute for Animal Nutrition, School of
Veterinary Medicine Hannover, Duitsland) zal een overzicht
geven met betrekking tot de voeding van zieke paarden;
Gary Pusillo (Apperon, Inc., USA) zal de rol van specifieke
aminozuren (glutamine, cysteine) en de rol van cellulair glu-
tathion (GSH) bespreken; Domenico Bergero (University of
Turin, Italië) zal een overzicht geven van nieuwe inzichten in
nutritioneel management van endurance paarden (en presta-
tiepaarden in het algemeen). Naast het congresprogramma
worden door de initiator van het congres praktische work-
shops georganiseerd op het gebied van rantsoenformulatie
en -evaluatie, tandcorrectie en osteopathie. Meer informatie
over dit congres kunt u vinden op de congreswebsite:
www.equine-congress.com. Op deze website kan ook een re-
gistratieformulier gedownload worden.

Secretariaat 2nd European Equine Health & Nutrition
Congress, David van Doorn e-mail:
info@equine-con-
gress.com,
website: www.equine-congress.com

-ocr page 339-

In aflevering 16 van het Tijdschrift
voor Diergeneeskunde van 15 au-
gustus 2003 heeft collega A. Hendriks,
dierenarts te Velp, gereageerd op mijn
artikel in aflevering 8 van het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde van
15 april 2003. Aan zijn op de persoon
gerichte aanval ga ik voorbij. Het is
verstandig dat de redactie van dit tijd-
schrift heeft besloten ingezonden brieven in de toekomst te
screenen op betamelijkheid.

Collega Hendriks baseert zijn positieve instelling ten op-
zichte van de homeopathie op zijn eigen waarnemingen.
Echter waarnemingen, dus de niet door een experiment ge-
toetste ervaringen, kunnen er soms bedrieglijk goed uit zien.
Waarnemingen bij individuele patiënten {n=l voorvallen)
mogen nooit gegeneraliseerd worden. Het toeval en de kans-
berekening laten dat niet toe. Hendriks haalt een voorbeeld
aan over de ziekte van Crohn. Zijn ervaring is dat deze ziekte
goed met homeopathische middelen te behandelen is. Zijn
redenatie volgend moeten we nu alle mensen met de ziekte
van Crohn met homeopathische middelen behandelen. De
ziekte van Crohn staat echter bekend als een ernstige aan-
doening die een wisselend beloop kent en moeilijk behan-
delbaar is. Gunstige waarnemingen in een periode waarin de
ziekte zich niet verder ontwikkelt kunnen ten onrechte wor-
den geduid als een therapeutisch effect van de homeopathi-
sche behandeling. Niet alleen het ziektebeloop kan het waar-
nemen van een behandelingsresultaat beïnvloeden. Ook de
objectiviteit van de waarneming staat vaak ter discussie.
Vaak wordt (onbewust) waargenomen wat men wil waarne-
men. Zo meent collega Hendriks waar te nemen dat Luineij
zich
kwetsend uitlaat over de homeopathie. Zou het niet mo-
gelijk kunnen zijn dat collega Hendriks zich
gekwetst voelt
omdat Lumeij zich kritisch uitlaat over de homeopathie? Dit
mag echter geen beletsel zijn om deze discussie in dit me-
dium te voeren.

Bijgelovige duiven

De geschiedenis van de (dier)geneeskunde is doorspekt met
onwaarschijnlijke, onwerkzame en soms zelfs schadelijke
behandelmethoden die gebaseerd zijn op waarnemingen of
de \'klinische ervaring\'.

Teneinde een mogelijke verklaring te vinden voor het geloof
van de mens in de vele onwerkzame behandelmethoden die
in de loop der tijd zijn uitgevonden, moeten we terug naar
één van de klassiekers uit de geschiedenis van de psycholo-
gie: " \'Superstition\' in the pigeon" van B.F. Skinner (Journal
of Experimental Psychology, 1948, 38,168-172).
Skinner werd bekend als grondlegger van de geprogram-
meerde instructie. Door duiven te belonen met een graankor-
rel kon hij de dieren ingewikkelde handelingen laten uitvoe-
ren. Ook bleek het mogelijk de duiven handelingen aan te
leren door ze pas te belonen nadat ze de handelingen een wil-
lekeurig aantal keren hadden uitgevoerd, waarbij dat aantal
kon variëren tussen één en tien. In het meest spectaculaire
experiment werd de beloning met vooraf afgestelde interval-
len aan de duiven verstrekt, onafhankelijk van het gedrag
van de duiven. Bij zes van de acht duiven waren twee onaf-
hankelijke waarnemers het erover eens dat het onomstotelijk
vast stond dat de handeling die de duiven verrichtten on-
middellijk voordat de eerste graankorrel werd verstrekt
steeds weer werd herhaald, waarbij de beloningen die op
vooraf vastgestelde tijdstippen werden verstrekt het gedrag
versterkten. Skinner noemde zijn duiven \'bijgelovig\', omdat
de vogels zich gedroegen alsof er een causaal verband be-
stond tussen hun gedrag en het krijgen van voedsel, terwijl
dat niet het geval was. De duiven hadden kennelijk niet in de
gaten dat er ook een graankorrel zou vallen als ze het gedrag
niet vertoonden. Hij verwijst naar de vele analogieën bij het
gedrag bij mensen, zoals de rituelen die mensen gebruiken
om hun geluk te veranderen in het kaartspel. Een paar toeval-
lige links tussen een ritueel gedrag en een gunstige uitkomst
zijn voldoende om dit gedrag te initiëren en te onderhouden
ondanks de vele gevallen waarbij dit gedrag niet leidt tot een

Ingezonde

Misleidende klinische ervaring

J.T. Lumeij

^UUdti^

Orale rehydratie
Voor honden en katten met diarree.

ACE Veterinary Products BV - Postbus 1262 - 3890 BB Zeewolde

-ocr page 340-

gunstige uitlcomst.

Het geloof in allerlei onwerkzame behandelmethoden, waar-
onder de homeopathie, lijkt vanuit de psychologie goed ver-
klaarbaar.

Klinische experimenten

Een aardige historische illustratie van de hardnekkigheid
van het vertrouwen in klinische ervaring is de beschrijving
door de militaire chirurg Ambroise Paré\' van een veldtocht
in Italië (1537) waarin hij verslag doet van zijn ervaringen
met oorlogsverwondingen. Sinds de tijd van Giovanni Vigo
(1460-1520), chirurg in dienst van paus Julius II, werden ko-
gelverwondingen op grond van de gedachte dat deze waren
vergiftigd door buskruit gecauteriseerd met een roodgloei-
end brandijzer of met kokende olie.

Door gebrek aan olie kon Paré echter een deel van zijn pati-
enten niet op deze wijze behandelen en gebruikte een eigen
brouwsel. Toen hij na verloop van tijd de resultaten van de
twee verschillende behandelmethoden met elkaar kon verge-
lijken bleek dat de groep die met kokende olie was behan-
deld het slechter deed dan de groep die hij met een eigen
brouwsel had behandeld. Door omstandigheden genood-
zaakt en zonder het zelf te weten had hij een therapeutisch

\' Paré, Ambroise. The Journey To Turin. 1537. In: Journeys in Diverse Places, trans-
laled by Stephen Paget. Vol. XXXVIII. Part 2. The Harvard Classics. New York: P.P.
Collier S. Son, 190914: Bartleby.com. 2001. www.bartleby.com/38/2 [!6 september
2003]

NHZ Verzekeringsmaatschappij?

C.P.M.A. Kriele

Naar aanleiding van de slechte ervaring van collega Paul
Theuns in TvD 19,2003 met betrekking tot de laakbare hou-
ding van de verzekeringsmaatschappij NHZ, kan ik helaas
alleen een extra valse munt in het zakje doen.
Eén van mijn cliënten was vol vertrouwen bij de verzeke-
ringsmaatschappij terechtgekomen om een \'gecombineerde
verwondingen/ziektekosten\' polis af te sluiten. De eerste de
beste claim wegens een algemeen lichamelijk onderzoek
werd afgewezen. De tweede claim wegens een haemorrha-
gische gastro-enteritis werd afgewezen. De derde claim
wegens een ingescheurde nagel werd afgewezen. De vierde
claim wegens een tumoreus ontaarde testikel werd afgewe-
zen. De vijfde claim wegens een otitis werd, u raadt het,
eveneens afgewezen.

Ook hieruit moge dus blijken datje maar beter elders goed
verzekerd kunt zijn, want voor deze maatschappij telt nou
eenmaal: A^E .//ELAAS ZODOENDE.

experiment uitgevoerd met een experimentele groep en een
controlegroep. Zonder het olietekort was hij nooit op het
idee gekomen om een zelfgemaakt brouwsel te gebruiken.
Hij voelde zich zelfs schuldig omdat hij de patiënten niet had
behandeld volgens de gangbare methode. Hoewel zijn in-
zicht de methode van wondbehandeling drastisch zou veran-
deren en hij vanwege deze ontdekking tot op de dag van van-
daag geroemd zou worden, was hij zich nog niet bewust van
de noodzaak van placebo-gecontroleerde studies en hij ging
niet zover dat hij de brouwsels van jonge hondjes en regen-
wormen die hij later pleegde te gebruiken, aan een kritische
evaluatie blootstelde.

Het is spijtig te moeten constateren dat een groot aantal he-
dendaagse (dieren)artsen nog steeds het inzicht ontbeert dat
de klinische ervaring zo misleidend is en dat (ogenschijn-
lijke) verbeteringen na een behandeling, behalve aan de be-
handeling of ingreep zelf, ook veroorzaakt kunnen zijn door
het natuurlijk beloop van een aandoening, toevallige variabi-
liteit, het placebo-effect, of het vooroordeel van de clinicus.
Rijnberk is in het verleden reeds uitvoerig op dit onderwerp
ingegaan in dit tijdschrift (TvD 1984; 109: 25-34).
De hiergenoemde valkuilen van de klinische ervaring worden
meer en meer ondervangen met klinische experimenten (\'cli-
nical trials\') in de vorm van dubbelblind placebo-gecontro-
leerde studies. Bij de goed uitgevoerde clinical trials is met
homeopathische middelen geen effectiviteit aangetoond.

Rectificatie - BSE bloedtest
bij levende dieren

In het Tijdschrift voor Diergeneeskunde van 15 oktober
2003 is een ingezonden brief van de heer A.J.G. van \'t
Hooft gepubliceerd. Hierin is per abuis een fout opge-
nomen. Onderstaand alsnog de correcte tekst:

In april verschenen in de dagbladen de eerste korte be-
richten over een bloedtest bij runderen, waarmee tij-
dens het leven de diagnose BSE kon worden vastge-
steld. Daarop stuurde de hoofdredacteur van de
centrale redactie van uitgeverij
Agrio BV, Reinout
Burgers, mij een internetbericht over deze bloedtest.

-ocr page 341-

Het project KwaliGeit

L van Bergen; SR 1183/2002:79 pp.

Er bestaat in Nederland een project
KwaliGeit. Deze omvat richtlijnen
niet alleen voor de professionele gei-
tenhouderij maar ook voor de dieren-
arts van het bedrijf

studente
referate

Laatstgenoemde moet werken volgens de GVP-code en moet
bij voorkeur geregistreerde geneesmiddelen gebruiken.
Voorts moet er een bedrijfsbehandelingsplan aanwezig zijn,
niet alleen voor scrapie en caseous lymfadenitis maar ook
voor frequent voorkomende aandoeningen.

Uitvoerig wordt ingegaan op de ziekteproblematiek bij deze
diersoort, alsmede op de mogelijke therapie en preventie.
Gestimuleerd wordt \'off label use\' tot een minimum te beper-
ken.

Zandkoliek bij paarden

S. van \'t Riet en P. Sauter; SR io86/oo: 48 pp.

De scriptie bestaat uit een literatuurstudie en uit een eigen
onderzoek over bovengenoemd onderwerp. De literatuur-
studie meldt gegevens over etiologie, pathogenese, ziekte-
verschijnselen, diagnostiek en therapie zowel medicinaal
als chirurgisch.

In het eigen onderzoek, omvattende 136 paarden die in de
periode 1994 - 1999 aan de Faculteit der Diergenees-
kunde te Utrecht ter onderzoek zijn aangeboden, werd
nagegaan de frequentie van voorkomen gerelateerd aan
leeftijd, geslacht, huisvesting (paddock, kale weide),
maand van het jaar en andere.Voorts is aandacht besteed
aan de aard van de ziekteverschijnselen, de diagnostiek.

de bloedwaarden, het voorkomen van darmparasieten en
van zand in de mest.

Buikpunctie met een melknaald is ondanks de risico\'s ten
aanzien van peritonitis regelmatig verricht.
In totaal zijn 85 van de 96 die alleen op de interne kliniek
behandeld waren, naar kortere of langere tijd verpleging
naar de eigenaar teruggegaan alsmede dertig van de veertig
chirurgische patiënten.

De resultaten stemmen tot tevredenheid, de cijfers komen
overeen met die van klinieken in het buitenland.
Dieren die stierven c.q. moesten worden afgemaakt, had-
den vaak nog andere abnormaliteiten zoals liggingsveran-
deringen van de darm, lipemie, enteritis, hoefbevangenheid
en andere.

(Een leerzame scriptie ref.)

Atlas der Anatomie des Rindes

Klaus-Dieter Budras en Anita Wünsche.
Uitgeverij Schlutersche, Hannover,
Duitsland. ISBN: 3-8770-673-9.
Taal: Duits
Prijs: ±
75 euro

Boe
besprekin

Deze in 2002 uitgegeven Anatomische
Atlas van het Rund is verschenen als
derde in een reeks, na de anatomie van
de hond en die van het paard. Het heeft hiermee een leemte op-
gevuld, want een specifiek op het rund gerichte anatomische
atlas was tot voor kort niet verkrijgbaar. Studenten en in de ana-
tomie van het rund geïnteresseerde practici moesten hun toe-
vlucht zoeken tot dictaten en de vergelijkende anatomie.
Het mooie en stevige boek telt 138 bladzijden en is in een groot
formaat (24 cm bij 31 cm) uitgevoerd.

Zoals van een topografische atlas mag worden verwacht, vor-
men afbeeldingen het belangrijkste en meest in het oogsprin-
gende deel van het boek. De afbeeldingen bestaan uit gedetail-
leerde anatomische tekeningen die in heldere kleuren zijn
uitgevoerd. Op de rechterpagina\'s van het boek staan de grote
overzichtelijke tekeningen met de Latijnse benaming. De lin-
kerpagina bevat voornamelijk de beschrijvende (Duitse) tekst
met hier en daar een kleinere tekening.
Het boek is opgebouwd uit de volgende acht hoofdstukken:
Voorhand, Achterhand, Kop, Centraal zenuwstelsel. Hals en
Skelet, Borstholte, Buikwand en buikholte. Bekkenholte met
urinewegen, geslachtsapparaat en uier. De opbouw per hoofd-
stuk is zeer overzichtelijk en begint bij het skelet. Daarna vol-
gen afzonderlijke overzichten van spieren en zenuwen, bloed-
vaten en lymfeknopen en een duidelijke weergave van de inner-
vatie van de huid. Fraaie overzichtstekeningen van gewrichten,
pezen, peesschedes en slijmbeurzen vormen vooral voor prac-
tici nuttige informatie. Locomotie is in de hedendaagse rund-
veepraktijk immers een belangrijk item.
Na de hoofdstukken volgt een ruim opgezette tabel (twintig
bladzijden) met een overzicht van alle spieren, het lymfestelsel
en het perifere zenuwstelsel. Op heldere wijze staan aanhech-
ting, functie, innervatie en eventuele opmerkingen ge-
rangschikt. Het boek wordt afgesloten met een uitgebreid
literatuuroverzicht en een index.

f

Bijzonder aan deze atlas is de korte passage (vier bladzijden)
gewijd aan BSE (BSE-problematik aus anatomischer sicht).
Een onderwerp dat nou niet direct in een topografische ana-
tomische atlas valt te verwachten, maar gezien het grote
(maatschappelijke) belang waarschijnlijk door de auteurs is
opgenomen. Het brengt daarmee tevens een stukje actualiteit
in het werk.

Het hoofdstukje over BSE bevat opvallend genoeg de enige
foto\'s die deze atlas rijk is.

Toevoeging van meer foto\'s en andere beeldende technieken
had mijn inziens een afwisselender en fraaier boekwerk kun-
nen opleveren. De keuze om alleen tekeningen te gebruiken le-
vert een wat ouderwets aandoend werk op. Toch vormt deze at-
las voor studenten, maar zeker voor practici die werkzaam zijn
in de rundveepraktijk een zeer welkome en onmisbare aanvul-
ling van de bibliotheek.

J. T. Siebinga

-ocr page 342-

Tj. Jorna

Het bestuur van de Koninklijke
Maatschappij voor Diergenees-
kunde heeft, na overleg met de
voorzitters van de groepen (Cluster
1 en 2), besloten de certificering
van dierenartsenpraktijken en de
^ erkenningsregelingen voor dieren-
artsen krachtig te blijven stimule-
ren. Hiermee wordt het kennisni-
veau en de transparante werkwijze van de dierenarts in
de praktijk bevorderd.

Voor de dierenartsenpraktijken met voedselproducerende
dieren (landbouwhuisdieren) zal de auditing van de certifi-
cering modulair plaatsvinden. In 2004 wordt gestart met de
auditing van een eerste module, gevolgd door een tweede in
2005 en een derde in 2006. De auditing van deze drie modu-
les leidt samen tot het totale KRD-lSO-certificaat. De in-
houd van de modules zal door de groepen in samenwerking
met de stichting Veterinair Kwaliteitsorgaan (VKO) en de
technische commissies worden vastgesteld.
De erkende dierenarts (rund, varken of pluimvee) zal na de
totale KRD-lSO-certificering vanuiteen KRD-lSO-gecerti-
ficeerde dierenartspraktijk werken of zoveel eerder als de
markt dit vraagt.

Paardenpraktijken

Voor de paardenpraktijken blijft de erkenning als erkende
paardendierenarts en de certificering van de praktijk gekop-
peld. De certificering van de paardenpraktijk zal modulair en
gefaseerd worden geaudit. De fasering wordt door de Groep
Geneeskunde van het Paard vastgelegd. De prioriteitstelling
van de audit van de modules (vastgesteld als boven beschre-
ven) zal gericht worden op de nu al geldende wettelijke eisen.
De koppeling van de erkenningsregeling aan de certificering
van de paardenpraktijk zal voor de paardendierenarts zijn
beslag krijgen na de totale certificering van de praktijk.

Maatschappi

nieuw

Gezelschapsdierenarts

Voor de gezelschapsdierenarts bestaat er op dit moment geen
erkenningsregeling.

De certificering van de gezelschapsdierenpraktijk zal op ba-
sis van vrijwilligheid worden gestimuleerd. Wat betreft de
wijze van certificering heeft een modulaire opbouw de voor-
keur. Het wettelijk kader waaraan de praktijk dient te vol-
doen heeft hierbij de prioriteit.

De controle op de wettelijke eisen, waaraan iedere praktijk
dient te voldoen, wordt door de daartoe geëigende instanties
uitgevoerd.

Het bestuur spreekt haar waardering uit voor de dierenart-
senpraktijken, die al KRD-ISO gecertificeerd zijn of daar-
mee vergaand bezig zijn.

Dr. Tj. Jorna is algemeen secretaris.

KNMvD blijft praktijkcertificering en erkenningsregelingen
krachtig stimuleren

Ethische vraagstukken binnen de diergeneeskunde

J. Minderhoud en FJ. W. C. van Herten

Tijdens de uitbraak van Aviaire Influenza in Nederland
is weer eens duidelijk gebleken hoe zeer onze beroeps-
groep af en toe worstelt met ethische kwesties binnen de
diergeneeskunde. In dit geval met de bestrijding van een
dierziekte op een door de overheid geregisseerde wijze.
Vooral het doden van gezonde dieren, daar waar alterna-
tieven voor handen lijken, stuit veel collega\'s tegen de
borst. Met de uitbraken van Varkenspest in 1997 en
Mond- en Klauwzeer in 2001 was dat immers ook al het
geval. Hoe ga je hier als dierenarts mee om?

Reeds naar aanleiding van de Varkenspest heeft de
Commissie Ethiek van de KNMvD zich gebogen over deze
materie en hierover een nota geschreven: \'Het massaal do-
den en destrueren van gezonde dieren\'. In september 2000 is
dit als zodanig aangenomen als officieel standpunt van de
KNMvD. Dit standpunt dient voor het Bestuur nog steeds als
uitgangspunt in de positiebepaling tijdens een dierziektecri-
sis. Momenteel wordt door de Commissie Ethiek bekeken of
het destijds bepaalde standpunt gehandhaafd kan worden of
dat het op bepaalde punten moet worden herzien. Op deze
wijze tracht de Commissie Ethiek haar standpunten up-to-
date te houden.

De Commissie Ethiek 1981-2003

In het begin van de jaren tachtig bleek er binnen de beroeps-
groep steeds meer behoefte te bestaan de behandeling van
ethische vraagstukken verder gestalte te geven en te laten re-
sulteren in binnen de beroepsgroep breed gedragen stand-
punten. Om die reden werd in 1981 daarvoor door het toen-
malige Bestuur, de voorlopige werkgroep \'ethische
vraagstukken\' ingesteld. Al vrij snel werd de naam van de
werkgroep omgevormd tot \'Commissie Ethiek\'.

Doelstellingen taak

De doelstelling is destijds als volgt beschreven:

"Het denken over de maatschappelijke en ethische aspecten
van de beroepsuitoefening stimuleren, los van het kader
waarin wordt gefunctioneerd, teneinde een collectieve afwe-
ging en attitudebepaling mogelijk te maken. De Commissie
heeft een tweeledige taak, namelijk een zo breed mogelijke

-ocr page 343-

inventarisatie te maken van de problematiek en het opzetten
van een structuur binnen de KNMvD om zaken niet betrek-
king tot de genoemde problematiek aan de orde te kunnen
stellen. De Commissie toetst de diverse onderwerpen vol-
gens een vast te stellen procedure."

De Commissie Ethiek voorziet het Bestuur gevraagd en on-
gevraagd van advies. Hierbij wordt de kanttekening gemaakt
dat de aangeduide problematiek zich niet uitsluitend dient te
beperken tot het aandachtsveld van één of enkele groepen
van de KNMvD. Onderwerpen uit alle geledingen van de
KNMvD moeten aan bod kunnen komen.

Samenstelling

De leden van de Commissie worden voor drie jaar op per-
soonlijke titel door het Bestuur benoemd. Daarna kan een
herbenoeming plaatsvinden. De Commissie stelt zelf een
rooster van aftreden vast. Er is geen minimum of maximum
aantal leden vastgesteld. Wel dient er een brede vertegen-
woordiging te zijn van de diverse groeperingen binnen de
KNMvD. Naast vertegenwoordigers uit de Groepen maken
de volgende personen deel uit van de Commissie:

• De hoogleraar Relatie Mens-Dier van de Hoofdafdeling
Dier&Maatschappij van de Faculteit der Diergenees-
kunde.

• Een deskundige op het gebied van de ethiek.

• Een vertegenwoordiger werkzaam op het terrein van de
dierenbescherming.

Alle leden van de Commissie zijn lid van de KNMvD. Het
secretariaat wordt gevoerd door het bureau van de KNMvD.
Men vergadert vier a vijf keer per jaar of vaker naar be-
hoefte.

Werkwijze

Voor de behandeling van de onderwerpen is de volgende ge-
dachtenlijn ontwikkeld:

• De Commissie heeft een centrale coördinerende rol.

• De Commissie neemt onderwerpen in behandeling en
voorziet zich daarbij van zoveel mogelijk informatie, die
zelf vergaard wordt of door derden wordt ingebracht.
Desgewenst worden deskundigen van buiten de Commis-
sie geraadpleegd.

• De Commissie kent werkgroepen die een nota of een ad-
vies voorbereiden en daarover rapporteren aan de voltal-
lige Commissie. Vervolgens kan dit aan een Groep of het
Bestuur ter goedkeuring worden voorgelegd.

• De Commissie stimuleert de bezinning en de gedachtevor-
ming bij dierenartsen over de ethische aspecten van de be-
roepsuitoefening.

• De Commissie zal zo nodig op deze wijze trachten een
standpunt te formuleren dat als schriftelijk advies aan het
Bestuur kan worden aangeboden.

• De Commissie kan het Bestuur vragen nota\'s in het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde te plaatsen. Hierdoor
kan discussie ontstaan. Daarbij dient rekening gehouden te
worden met de openbaarheid van het TvD.

Standpunten

De standpunten die door de Commissie zijn opgesteld en
door het Bestuur en de Groepen zijn aangenomen als collec-
tief standpunt zijn te lezen op de website van de KNMvD
{www.knmvd.nl onder de knop KNMvD rubriek Stand-
punten). Op dit moment worden deze standpunten geactuali-
seerd om ze te verplaatsen naar het open gedeelte van de
website.

Nieuwe onderwerpen

De Commissie richt zich vooral op ethische problemen die
spelen in de relatie mens-dier. Alle geledingen (Bestuur,
Raad van Toezicht, Groepen en Regio\'s) binnen de KNMvD,
alsmede individuele leden en externe organisaties, kunnen
aandachtsvelden op genoemd terrein ter afweging voorleg-
gen. Als u onderwerpen heeft die u voor wilt leggen aan de
Commissie Ethiek dan kunt u zich wenden tot de secretaris
drs. FJ.W.C. van Herten op het bureau van de KNMvD.

Drs. j. Minderhoud is voorzitter van de Commissie Ethiel<en drs. F.J.W.C.
van Herten secretaris.

Eindejaarsdrukte goodwillberekeningen

Per 1 januari vinden er traditioneel veel mutaties in maat-
schappen plaats. Dit betekent voor het bureau van de
KNMvD dat er veel goodwillaanvragen binnenkomen. Om
alle aanvragen vóór 31 december af te kunnen werken, is
het noodzakelijk dat wij het ingevulde en door alle maten
ondertekende vragenformulier, alsmede de benodigde ac-
countantsrapporten op tijd in ons bezit hebben. Wij hante-
ren daarbij het systeem: "wie het eerst komt die het eerst
maalt". Wij doen onze uiterste best aanvragen die wij vóór
24 november 2003 ontvangen hebben, vóór 31 december
2003 te verwerken (de normale verwerkingstijd bedraagt
vier tot zes weken). Aanvragen ontvangen na 24 november
2003 zullen zeer waarschijnlijk niet meer voor de jaarwis-
seling behandeld kunnen worden.

Voor informatie kunt u contact opnemen met mevrouw drs.
M.V.E. Roelvink, beleidsmedewerker sociaal-economi-
sche zaken. Zij is bereikbaar op maandag tot en met
donderdag onder nummer 030-6348900 of via e-mail:
v.roelvink@knmvd.nl

Zie ook: http://www.knmvd.nl; doorklikken naar [KNMvD];
doorklikken naar goodwill.

-ocr page 344-

De administratie van de KNMvD verzoekt u vriendelijk
uw eventuele functiewijziging zo snel mogelijk door te ge-
ven, zodat een daarmee samenhangende contributie- in-
deling voor het jaar 2004 tijdig kan worden verwerkt. Op
die manier ontvangt u een correcte contributienota.

De ervaring leert dat 1 januari vaak een datum is waarop
functiewijzigingen plaatsvinden. Men stopt bijvoorbeeld
met de praktijk of maakt gebruik van een vervroegde pensio-
nering, et cetera. Voor de berekening van uw contributie voor
de KNMvD heeft dit consequenties, namelijk: indeling in
een andere rubriek (bijvoorbeeld rubriek rustende dierenart-
sen). Om onnodige correspondentie te voorkomen, verzoekt
de administratie u vriendelijk een en ander zo snel mogelijk
door te geven. U kunt dit schriftelijk melden aan de ledenad-
ministratie: per fax (030-6348909), per email: leden.adm(g
knmvd.nl of toesturen aan KNMvD, ter attentie van leden-
administratie, postbus 421, 3990 GE Houten. U kunt natuur-
lijk ook gebruikmaken van de mutatiekaart in het Dier-
geneeskundig Jaarboek, die u zonder postzegel kunt
versturen.

Voor de goede orde maken wij u er op attent dat functiewijzi-
gingen die né 1 januari 2004 aan de ledenadministratie wor-
den doorgegeven, niet leiden tot tussentijdse aanpassing van
de contributie-indeling. De contributie-indeling wordt dan
pas per 1 januari 2005 gewijzigd.

Dr. Tj. Jorna, algemeen secretaris

Doorgeven functiewijziging in verband met berekening van uw contributie

Nieuwe opzet Jaarcongres

De Afdeling Overijssel heeft in 2003 voor het laatst het
Jaarcongres mogen organiseren op de manier waarop
de KNMvD-leden dat al jaren gewend zijn. Volgend jaar
gaat dat veranderen. Nu de Afdelingen zijn opgegaan in
Regio\'s, krijgt Regio Noord de eer om het eerste
Jaarcongres in de nieuwe vorm te organiseren, samen
met een vaste jaarcongrescommissie.

Sportdag, Jaarcongres en Algemene Vergadering hebben
niet meer plaats in een driedaagse setting. Jaarcongres en
Algemene Vergadering gaan naar één dag, waarbij de
Algemene Vergadering \'s morgens plaatsvindt en het con-
gres \'s middags. Zoals vanouds is er \'s avonds een spette-
rend feest. In 2004 zal deze vergader- én congresdag
plaatsvinden op vrijdag 1 oktober in Oranjewoud, vlakbij
Heerenveen.

Het rouleersysteem binnen Nederland blijft, al is het niet
meer tussen Afdelingen, maar tussen Regio\'s. De opzet van
een jaarlijks roulerende congrescommissie verandert ech-
ter. Er komt een vaste jaarcongrescommissie, die samen
met de Regio die aan de beurt is, nadenkt over de thematiek
en organisatie van het Jaarcongres.

Éénmaal in de vijf jaar zal het KNMvD-Jaarcongres een
groots, meerdaags evenement zijn, waarbij ook de Groepen
worden betrokken.

De Sportdag is voortaan losgekoppeld van het Jaarcongres,
al is de datum voor de Sportdag in 2004 al bepaald op de
dag vóór de congresdag.

Artikel progressieve retina-atrofie wint
jaarprijs Tijdschrift voor Diergeneeskunde 2002

Tijdens het KNMvD-Jaarcongres in Bad Boekelo op vrijdag 3 oktober 2003,
is bekendgemaakt dat het artikel
Progressieve retina-atroße hij Ahessijnen
en Sontaii\'s in Nederland (1981-2001)
van S.C. Djajadiningrat-Laanen,
M.M.A.R. Vaessen, F.C. Stades, M.H. Boevé en R.R.O.M. van de Sandt de
Jaarprijs Tijdschrift voor Diergeneeskunde 2002 heeft gewonnen. Vier van de
vijf auteurs ontvingen uit handen van Marianne Sloet van Oldruitenborgh-
Oosterbaan, voorzitter van de hoofdredactie, het beeldje \'Nieuw Perspectief\'
en een geldprijs.

De andere genomineerde artikelen waren:

• De invloed van een protocollaire behandeling op het herstel bij hoefbevan-
genheid
van B. Oosterlaan-Mayer, W. Back, M.M. Sloet van Oldruitenborgh-
Oosterbaan

• Koliekchirurgie bij het paard. Een retrospectief onderzoek van 272 patiënten
van P. Wiemer, H.J. Bergman, H. van der Veen en L. Pruissen.

-ocr page 345-

Eerste ledenvergadering Belangengroep Praktiserende
dierenartsen in Loondienst

Op 20 september jongstleden vond in Houten de oprich-
tingsvergadering van de Belangengroep Praktiserende in
Loondienst (BPL) plaats. Deze vergadering zou aanvanke-
lijk in mei 2003 plaatsvinden, maar is destijds door de situ-
atie rondom de Aviaire Influenza-uitbraak, verzet naar
september. Op 23 september 2003 is vervolgens de akte van
oprichting bij de notaris gepasseerd. Behalve het bestuur
waren er dertig leden aanwezig.

De oprichtingsvergadering werd om 10.15 uur door de voorzit-
ter geopend, de aanwezige leden werden welkom geheten en er
was een speciaal welkom voor de heer L. den Otter, die namens
het bestuur van de KNMvD de vergadering bezocht.
Het bestuur stelde zich voor aan de leden. Het BPL-bestuur be-
staat uit: mevrouw S. Beelen (voorzitter), mevrouw H. van der
Wal (vice-voorzitter), de heer W. Peet (secretaris), de heer L.
Hoedemaker (penningmeester), mevrouw J. Hermans, de heer
K. Vos, de heer C. Selles, mevrouw M. Reijnders en de heer V
Meijer. Na deze introductie had de secretaris enkele medede-
lingen betreffende de conceptstatuten die geen aanleiding ga-
ven tot opmerkingen van de leden, en de naam van de BPL.
Deze is nu vastgelegd als: Belangengroep Praktiserende
die-
renartsen
in Loondienst, de afkorting BPL wordt gehand-
haafd.

Als heugelijk nieuws kon de secretaris melden dat het bestuur
van dc KNMvD in een schrijven aan de BPL heeft aangegeven
dat er in overleg met de betrokken Groepen besloten is tot een
Belangengroep Werkgevers in oprichting, welke als gespreks-
partner voor de BPL kan dienen.

Het aantal leden van de BPL is momenteel circa 290 practici in
loondienst, de aspirant leden (co-assistenten) zijn hierbij nog
niet meegerekend.

De voorzitter, mevrouw S. Beelen bracht vervolgens verslag
uit van de activiteiten van het BPL-bestuur in het afgelopen
jaar. In april 2002 de totstandkoming van de BPL naar aanlei-
ding van de verschuiving in de verhouding werkgevers/werk-
nemers binnen onze beroepsgroep; inmiddels zijn anno 2003
van de ongeveer 3000 practici in Nederland er zo\'n 950 werk-
zaam in loondienst en 280 dierenartsen zijn beschikbaar als
waamemer(ster). De samenstelling van een enthousiast be-
stuur in juni 2002, het overleg dat het oprichtingsbestuur ver-
volgens heeft gehad met de diverse Groepen, het bestuur der
KNMvD en diverse andere betrokken partijen en daaruit vol-
gend de officiële oprichting van de BPL.
De voorzitter schetste de doelen van de BPL waarbij ledenwer-
ving uiteraard een constante factor is en waarbij benadrukt
werd dat alle dierenartsen in loondienst lid kunnen worden van
de BPL, ongeacht het feit of zij al dan niet lid zijn van de
KNMvD. Daarnaast werd aangegeven dat het vergaren van
kennis over arbeidsvoorwaarden een doel is, alsmede commu-
nicatie, advies en informatievoorziening van de leden en de
vertegenwoordiging van de practicus in loondienst in diverse
besturen. Tenslotte werd uiteraard het nadrukkelijke doel van
de BPL benadrukt te komen tot gestructureerd arbeidsvoor-
waardenoverleg tussen werkgevende en werknemende practici
en het vastleggen van goede primaire en secundaire arbeids-
voorwaarden binnen wettelijke richtlijnen.

Na een korte pauze was er ruimte voor vragen en reacties van
leden. Hierbij kwam met name naar voren dat er een grote be-
hoefte is aan het vaststellen en vastleggen van diverse arbeids-
voorwaarden en een duidelijke vertegenwoordiging van de
practicus in loondienst in Nederland. Uit de levendige discus-
sie die volgde kwam duidelijk naar voren dat de BPL een luide
stem kan hebben in structureel arbeidsvoorwaardenoverleg, als
zij de steun heeft van een grote achterban. Dit onderstreepte
het belang van deze oprichting èn een actieve ledenwerving on-
der de practici in loondienst nog maar eens en alle aanwezigen
konden dit belang onderschrijven.

De penningmeester, de heer L. Hoedemaker, deed vervolgens
verslag van de financiële positie van de BPL. Het contributie-
bedrag voor het eerste jaar werd vastgelegd, waarbij een duide-
lijk verschil wordt aangebracht in contributie tussen KNMvD-
en niet-KNMvD-leden. Dit omdat de KNMvD de BPL naa.st
morele ook financiële steun biedt.

Tot slot werd de website van de BPL onder de aandacht ge-
bracht
(www.bpl-dierenartsen.nl) en werd alle leden nogmaals
vriendelijk verzocht hun vragen, ideeën èn natuurlijk veel
nieuwe leden via
(bpl@chello.nl) kenbaar te maken. Dc verga-
dering werd om 12.30 uur gesloten. Alle aanwezigen konden
met een goed gevoel terugkijken op een vruchtbare vergade-
ring.

De eerstvolgende ledenvergadering zal in mei of juni 2004 ge-
houden worden.

Rectificatie KNMvD-jaarverslag 2002

In het KNMvD-jaarverslag 2002, dat eind september is ver-
schenen, staat op pagina 27 een zinsnede die mogelijk ten on-
rechte opgevat kan worden als de mening van de KNMvD.
Onder het kopje \'VeterinairTuchtcollege\' staat: "In 2002 be-
stond de Wet op de Uitoefening van de Diergeneeskunde
(WUD) tien jaar en daarmee ook het VeterinairTuchtcollege
(VTC). Bij de evaluatie van deze regeling werd geconclu-
deerd dat het VTC niet echt een bijdrage aan de verbetering
van de voedselveiligheid had geleverd."
Wij willen u erop wijzen dat de evaluatie waarnaar verwezen
wordt nog niet geheel is geheel is afgerond en de formulering
daarom prematuur is.

-ocr page 346-

Tijdens de ledenvergadering van 18 februari 2003 werd
een voorstel van het bestuur tot opheffing van de
Afdeling Zuid-Holland in stemming gebracht en aange-
nomen. Hiermee kwam een eind aan het bestaan van één
van de oudste afdelingen van de KNMvD. Tijdens de
voorafgaande ledenvergaderingen was er meerdere ma-
len gesproken over de positie van de Afdeling Zuid-
Holland na de zogenaamde \'kanteling\' van de bestuurs-
structuur van de KNMvD. De conclusies uit deze
besprekingen hebben geleid tot het eerdergenoemde
voorstel tot opheffing.

Reeds in 1847 was in Zuid-Holland de \'Zuid-Hollandse
Maatschappij ter bevordering van de Veeartsenijkunde in
Nederland\' opgericht. Door het initiatief van deze vereni-
ging is een landelijke vereniging van veeartsen opgericht en
uit deze vereniging is de KNMvD voortgekomen.
Het was de avond van de 18e februari een avond met ge-
mengde gevoelens. Een afdeling met zo\'n rijke historie op-
heffen is niet niks. De gemiddelde leeftijd van de aanwezi-
gen was deze avond hoger dan normaal. Maar bij de meeste
aanwezigen leefde het idee dat historie geen rem mag zijn
voor nieuwe ontwikkelingen.

Inmiddels hebben alle leden van de opgeheven afdeling een
eindverslag ontvangen. Enkele antiquiteiten en het rijke ar-
chief zullen worden overgedragen aan de KNMvD. De afde-
ling heeft haar verantwoordelijke taak ten opzichte van de
veterinaire wereld vervuld. Binnen de nieuwe bestuursstruc-
tuur is deze taak nu overgedragen aan de regio West. Wij
wensen het bestuur en de Regio West dan ook veel succes
met haar verantwoordelijke taak.

Het oud-bestuur van de Afdeling Zuid-Holland

Afdeling Zuid-Holland bestaat niet meer

Werkgroep Geneeskunde Vleeskalveren

Werkgroe
Vleeskalvere

De inleiding werd gehouden door de
heer Y van de Weg, directeur van de
Stichting Kwaliteitsgarantie Vlees-
kalveren. Na zijn introductie legde hij de werkzaamheden van
de stichting uit die sinds 1992 functioneert. Na de clenbute-
rolaffaire zat de schrik er danig in dat er amper toekomst zou
zijn voor de vleeskalversector. Door de goed aangepakte con-
troles door de SKV kwam er weer vertrouwen. Inmiddels ge-
certificeerd blijft de Stichting controleren op een groot aantal
bedrijven, ook in België en Duitsland. De controle bestaat
ondermeer op ongewenste stoffen in urine en voeder.
Daarnaast wordt een deel van de Integrale Ketenbewaking in
de gaten gehouden. De unieke kalverschets vormt de basis.
De dieren kunnen geslacht worden op SKV-erkende slacht-
huizen en de producten krijgen het SKV-label mee. Het con-
sumentenvertrouwen is zeer groot. Van de Weg gaf toe dat de
informatie naar de dierenarts tot nu toe zeer matig is en wil
daar dan ook wat aan gaan doen.

De vergadering liep daarna vlekkeloos. Er was zelfs een ap-
plaus voor het jaarverslag van de secretaris. Er gaat een
projectgroep gevormd worden om de begeleiding van de
vleeskalveren door de dierenarts een meer centrale plaats te
geven. Basis hiervoor zijn het ontwerpprotocol en de
samenwerkingovereenkomst. Hugo de Groot (staflid
KNMvD) wil hier een belangrijke bijdrage aan leveren.
Na afloop bood de gastheer een drankje en een hapje aan.

Bulletin Bestuur en Bureau

Nummerj, oktober 200^

Sportdag, jaarcongres en Ledenver-
gadering

In de bestuursvergadering van 8 okto-
ber zijn de Sportdag, Jaarcongres en
Ledenvergadering 2003 aan de orde
geweest. In zijn algemeenheid een
goed georganiseerde en geslaagde driedaagse (voor een ver-
slag inclusief foto\'s zie het Tijdschrift voor Diergeneeskunde
van 1 november 2003 en infonnatie op www.knmvd.nl bij
Actueel). Niettemin zijn er een aantal zaken voor verbetering
vatbaar. In de bestuursvergadering van 5 november zal in aan-
wezigheid van de nieuwe vaste Jaarcongrescommissie één en
ander worden geëvalueerd met het oog op 2004.
Meer info: TjeerdJorna

Bulletin
B&B

Toekomstvisie Intensieve Veehouderij

De ad hoe werkgroep is geslaagd in haar opdracht om een door
alle Groepen en de Commissie Ethiek gedragen toekomstvisie

-ocr page 347-

op de intensieve veeiiouderij in Nederland in de bestuursverga-
dering van 8 oktober te presenteren. Met enkele kleine aanpas-
singen gaat het Bestuur akkoord met deze visie die inmiddels
aan de minister van LNV is aangeboden (zie ook:
www.knmvd.nl en hetTijdschrift voor Diergeneeskunde van 1
november 2003). Op 10 november zal er een door het ministe-
rie van LNV georganiseerd afsluitend debat plaatsvinden
waarbij de KNMvD spreektijd heeft geclaimd.
Meer info: Hugo de Groot/Bert Hendriks

Beroepspensioen

Onlangs heeft een gesprek plaatsgevonden met staatssecretaris
Rutte over de regelgeving rond de beroepspensioenen. In het
komende Tijdschrift voor Diergeneeskunde zal op de laatste
ontwikkelingen worden ingegaan.
Meer info: Marij van Oostrum

Wijzigingen Diergeneeskundig jaarboek

Het Bestuur heeft besloten om de lijst van \'verenigingen op het
gebied van fokkerijen\' in het Diergeneeskundig Jaarboek met
ingang van 2004 te laten vervallen. In plaats daarvan zullen een
aantal internetsites worden opgevoerd waar deze organisaties
te vinden zijn.

Vooralsnog zullen de erkende dierenartsen niet apart in het
Jaarboek worden vermeld vanwege de voortdurende wisselin-
gen en de nog niet geautomatiseerde aanlevering.
Meer info: Marieke Veldman

Perscontacten

Voor een professionele beroepsorganisatie zoals de KNMvD is
het belangrijk om de publicitaire contacten gestroomlijnd en
eenduidig te laten verlopen. Op basis van een aangepast intern
protocol inzake perscontacten heeft het Bestuur besloten om
leden die als dierenarts contact hebben of willen hebben met dc
media, te adviseren om (vooraf) contact op te nemen met dc
stafmedewerker communicatie of de algemeen secretaris/di-
recteur. Deze functionarissen kunnen de leden bijstaan met ad-
vies en faciliteiten. Inmiddels is deze boodschap per nieuws-
email naar de leden gezonden.
Meer info: Bert Hendriks

Benoemingen en herbenoemingen

Het Bestuur heeft de herbenoemingen van J.H. Vos, J.T.
Siebinga en H.A. Beijer als leden van de Hoofdredactie van het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde bekrachtigd. Verder zijn
R.A.M. Montessori en F.W. Bemdscn benoemd tot lid van de
Sociaal Economische Commissie (SEC) en zijn dc herbenoe-
mingen van H.J. Stoelhorst, IJ.R. de Vries en J.G. van Spanje
als lid van de SEC bekrachtigd.

Ten slotte is het Bestuur akkoord gegaan met het voorstel van
de Ereraad om C. Willenborg tot nieuwe voorzitter van de
Ereraad tc benoemen. Hij volgt W.E.H. van Herten op.
Meer info: TjeerdJorna

Nieuwjaarsbijeenkomsten

Op zaterdag 24 januari zal er in het pand te Houten een nieuw-
jaarsbijeenkomst plaatsvinden voor alle leden van de KNMvD.
Een unieke gelegenheid om de beste wensen voor het nieuwe
jaar uit te wisselen en tegelijkertijd het gebouw te bekijken en
kennis te maken met de inwonende organisaties, te weten:
KNMvD, R\\0-d, VKO en NDG. Vrijdag 23 januari in de na-
middag zal er een nieuwjaarsbijeenkomst plaatsvinden voor
alle externe relaties. Op dit moment is de werkgroep alles aan

het voorbereiden. Wij houden u op de hoogte.
Meer info: Bert Hendriks

Herijking strategie dierwelzijn door minister Veerman

In een brief aan de Tweede Kamer van 20-10-2003 kondigt de
minister van LNV een nieuwe strategie voor dierenwelzijnsbe-
leid in Nederiand aan. Met name voor de gezelschapsdieren-
sector worden een aantal ingrijpende maatregelen aangekon-
digd. Het van tafel halen van de door zijn voorganger
Brinkhorst aangekondigde uitbreiding van de Regeling
Agressieve Dieren met een viertal rassen is een goede zaak.
Het pakket aan maatregelen dat de sector inclusief de KNMvD
in de nota \'Sociale honden bijten niet\' als alternatief heeft voor-
gesteld, vindt bij deze minister nu wel gehoor. Minder geslaagd
is het voornemen om het Honden- en kattenbesluit (HKB)
1999 reeds anderhalfjaar na invoering in 2002 weer af te schaf-
fen. De aanpak van de malafide hondenhandel wordt daarmee
bemoeilijkt. Tijdens de bespreking van de Landbouwbegroting
in de Tweede Kamer heeft de minister gemeld dat hij voorlopig
toch afziet van het intrekken van het HKB. Hij onderzoekt de
mogelijkheid om de handhaving van dit besluit over te doen
aan de Landelijke Inspectiedienst Dierenbescherming. Over de
vorm waarin het HKB wordt voortgezet zal nog overleg plaats-
vinden met de sector.
Meer info: Joost van Herten

Zie voor complete brief http://www.minlnv.nl/infomart/parle-
ment/2003/par03302.htm

Studiemiddag asieldierenartsen een succes

Op 10 oktober is voor het eerst sinds jaren weer eens een stu-
diemiddag voor asieldierenartsen gehouden. De belangstelling
was groot, cr waren vijftig dierenartsen aanwezig. Het pro-
gramma was toegesneden op de diergeneeskundige problema-
tiek in dierenasielen. Bovendien was er ruimte voor het uit-
wisselen van ervaringen tijdens de aansluitende borrel
(aangeboden door Intervet). De KNMvD is van plan deze mid-
dag volgend jaar weer te organiseren in samenwerking met de
Dierenbescherming en dc asieldierenartsen zelf
Meer info: Joost van Herten

Blackhead bij kalkoenen

Al geruime tijd voert de KNMvD, in samenwerking met het
Bestuur van de Groep Pluimveewetenschappcn en bijgestaan
door terzake deskundige leden, overleg met de overheid om
preventie en behandeling mogelijk te maken van de zoge-
noemde Blackhead bij kalkoenen. Gedurende 2002 en vooijaar
2003 heeft ambtelijk overieg plaatsgevonden en heeft voorzit-
ter Ton de Ruijter er bij de toenmalige staatssecretaris Odink
van het ministerie van LNV op aangedrongen om actie te
ondernemen teneinde het Europese beleid op dit punt te wijzi-
gen.

Dinsdagavond 21 oktober 2003 heeft een delegatie van de
KNMvD nogmaals enkele leden van de Vaste Kamercom-
missie voor LNV geïnfonneerd over de dilemma\'s en moge-
lijke oplossingsrichtingen.

Inmiddels heeft de minister van LNV zijn standpunt ten aan-
zien van de actuele crisis in Limburg per brief van 23 oktober
aan de Tweede Kamer bekend gemaakt (www.minlnv.nl). In de
slotalinea wordt de sector opgeroepen mee te denken over een
mogelijke oplossingsrichting. De KNMvD zal hier zo spoedig
mogelijk gehoor aan geven en zich, samen met belangheb-
bende organisaties, inzetten voor een lange termijnoplossing.
Meer info: Hugo de Groot

-ocr page 348-

Voor het lidmaatschap van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde hebben de volgende collegae zich aange-
meld:

Galen, Mevr. G. van; Gent 2003; 5712 XK
Someren; Dilmanshof25.
Griffioen, E.; 2001; 5402 KR Uden;
Herpenstraat 82.

Moelands, Mevr M.; 2003; 3705 ZL Zeist;
Warande 146.

Raeman, Mevr. K.; 3063 TC Rotterdam;
Buitenbassinweg 532.
Snaas, J.J.; 2003; 1741 HA Schagen; Thorbeckestraat 11.
Winden, S. van; 1996; 1231 LD Loosdrecht; Nieuw Loosdrechtsedijk 194.

Overlijdensberichten:

Op 19 juli 2003 J. Kruize te Aalten.

Mutaties

♦Abouna,A.S.E. ;2003 ; 3583 AG Utrecht ; Adriaen van Ostadelaan
15 bis ; tel. privé mobiel: 06-23017568.

*Aharon, Mevr D.C.; 1986; 2431 XN Noorden; Gerberastraat 2; tel.
privé; 0172-407953; fax privé: 0172-407134; E-mail privé: dorit@xs4all.nl.;
p,, Prakt. Voor Orthomanuele Diergeneeskunde; tel.prakt,: 0172-407603;
fax prakt.: 0172-407134; E-mail prakt.: uwvraag(ó krcupeldier.nl.

Bergmann. Mevr W.; 2003; 3732 EN De Bilt; Burg. De Withstraat 110;
tel. privé: 030-2204809; E-mail privé: willlebcrgmann(g)yahoo.com.
Boer, H.J. ; 2000 ; 7701 TD Dedemsvaart; Van Anrooystraat 9
tel. privé: 0523-620808; fax privé : 0523-620808 ; E-mail privé :
hj.boer@hetnet.nl.; medew. bij H.J. Boer en B.S. Wichers ; tel. prakt.: 0523-
612662; fax prakt.; 0523-610111; E-mail prakt,: dap-dedemsvaart@
zonnet,nl.

Bol, Mevr C.J.; 1995; 3993 GK Houten; Ploegveld 205; tel. privé:
030-2543463; E-mail privé: carbirah@worldonline.nl.; wet. medew. afd.
Algemene Toxicologie bij NOTOX B.V; tel. bur: 073-6406700; fax bur:
073-6406799; E-mail bur: carla.bol@notox.nl.

Bot, Mevr S.M.A.; 2003; 2332 KC Leiden; Carneoolstraat 72; tel.
privé: 071-5761846; d.

Personali

Broekman, C.G.R; 1997; 1023 CK Amsterdam; Wognumerstraat 48; tel.
privé: 020-6360724; E-mail privé: caspar@altematievediergeneeskunde.nl.;
medew. bij SDA; tel. prakt.: 020-6944766 en tel. prakt.: 020-4637056.

♦Danhof. Mevr. C.ER.; 2000; 3524 ZX Utrecht; Baronie 8; tel. privé:
030-2880515; E-mail privé: carladanhof@hotmail.com. ; wnd.

Eck.A.Evan; 1975; 7991 RH Dwingeloo; Dwingelderdijk21;tcl. privé:
0521-591462; perOl-01-04 r.d.

Geertsen, Mevr K.M.K.; 1999; 2771 SC Boskoop; Zwaluwplein 16; tel.
privé: 0172-231 121 ; E-mail privé: kmkgeertsen(a hotmail.com.; medew. bij
Dierenartsenassoc. Rotterdam; tel. prakt.: 010-4206666; fax prakt.: 010-
2202281.

*Hammink, Mevr, R.; Diakenhove 23; 3834 XR Leusden; tel, privé:
033-4337446; E-mail privé : rhammink(a hccnet.nl.

Kaasenbrood, R.J.; 1969; 5481 XS Schijndel; Keur 7; tel. privé: 073-
5493476; E-mall privé: rjkaasenbrood(a planet.nl,; keuringsd. Bij RVV
Kring Boxtel.

»Lenten, C.; 80200 Karafas Potamos; Kythira; tel, privé: 00-30-
27360-33658; fax privé: 00-30-27360-33658; d. D.A.P. Lenten; 80200
Karafas Potamos; Kythira; tel. prakt.: 00-30-27360-33658; fax prakt.: 00-
30-27360-33658.

♦Roeterdink. M.C.; 2000; 1321 BH Almere; Nescioplantsoen 13; tel.
privé: 036-5366271; E-mail privé: marcelenmariska@freelcr.nl.; d.

Sparenburg, Mevr A.E.; 1999; 6904 ND Zevenaar; Adenauerstraat 13;
tel. privé: 0316-526405; E-mail privé: a.sparenburg@hemet.nl.; d.

Sprang, E.W.M. van; 1993; 7545 RX Enschede; M. Roosenboomlaan 93;
tel. privé: 053-4344055; E-mail privé: sprang.wolters@woridonline.nl.; p.,
gezelschapsd.; tel. prakt.: 053-4305805; fax prakt.: 053-4327448; E-mail
prakt.: dicrenkliniek.enschede@12move.nl.

Rectificatie

In het Tijdschrift voor Diergeneeskunde staat op pagina 645 bij
Personalia dat mevrouw M.P. Winterink voor het dierenartsenexamen
van 3 oktober 2003 is geslaagd. Mevrouw Winterink is op 3 oktober
2003 niet voor het dierenartsexamen geslaagd.

EongressenS. Symposia I

November

18 De behandeling van gastro-intestinal aan-
doeningen bij honden en katten. Spreker:
Dr Freiche (Franstalig) en Drs. den Hertog
(Nederlandstalig) in Brussel. Locatie:
Sofitel in Brussel Organisator: Hill\'s Pet
Nutrition B.V Deadline inschrijving: 7 no-
vember; contact N°: 0800-0222466 (bel
gratis voor meer informatie).
Hotel Vianen in Vianen. De behandeling van gastro-intestinal aan-
doeningen bij honden en katten. Spreker: Drs. den Hertog.
Organisator: Hill\'s Pet Nutrition B.V. Deadline inschrijving: 7 novem-
ber; contact N°: 0800-0222466 (bel gratis voor meer informatie).
Seminar \'Emerging livestock diseases, time for a new approach? at
the lAC (International Agricultural Centre) Wageningen. 13.30-
17.30 h. Seminar topics: emerging diseases, GIS, EDEN (ED
Network Europe), future production systems, policy changc.
Contributions from FAG, Avia-GIS (Be), ID-Lelystad and lAC. Fees:
20 €, students 5 €. The seminar is part of the lAC course on
Livestock & Environment Interactions. More information:
lneke.puls@wurnl, tel: 4-31(0)317495368, fax: 4-31(0)317495395.
lAC, RO. Box 88,6700 AB Wageningen.

VergaderincIN&I^

November

18 Werkvergadering Pluimvee I in Molenwijk te Boxtel. Aanvang: 14.00
uur

18 Werkvergadering Regio Oost, Schaap/geit I, AC Restaurant De
Meern. Aanvang: 14.00 uur

18 Thema-avond Paard. Voedingssupplementen. Locatie: Van Hall
Instituut te Leeuwarden. Aanvang: 19.00 tot 22.00 uur Kosten/in-
schrijving: 30 euro inclusies consumpties en lesstof Inlichtingen:

19

21

tel.: 058-2846160, fax: 058-2846199 of e-mail: M.deVries@
pers.vhall.nl

Werkvergadering Regio Noord, Rund 11, Mercure Hajé te
Heerenveen. Aanvang: 14.00 uur

Vergadering Groep Geneeskunde van het Paard. Tijd: 13.30-17.00 uur.
Najaarsdag GHwD te Breda. De precieze locatie wordt nog bekend
gemaakt.

Jaarlijkse studiedag WRSA. Thema: Vruchtbaarheid en Voort-
planting. Locatie: Androclusgebouw Diergeneeskunde, Collegezaal
C 101, Yalelaan 1, De Uithof, Utrecht.

Ledenvergadering en wetenschappelijke bijeenkomst van de Groep
Pluimveewetenschappen, aanvang 20.00 uur Locatie Papendal (in
verband met Groep Groot Dagen).

Werkvergadering Regio Oost, Varken 11, Gezondheidsdienst voor
Dieren te Deventer Aanvang: 19.30 uur

27

Cursussen

November

17 PAO-D cursus 03/269. Onderwerp: Buikchirurgie Rechts Rund.
Rubriek: Rund.

18 PAO-D cursus 03/151. Onderwerp: Röntgen Abdomen. Rubriek:
GD.

18 PAO-D cursus 03/171. Onderwerp: Spalken en Verbanden. Rubriek:
GD.

18 PAO-D cursus 03/408. Onderwerp: Prak. Gebruik Klimaatcomputer
Rubriek: Pluimvee.

19 PAO-D cursus 03/172. Onderwerp: Spalken en Verbanden. Rubriek:
GD.

21 PAO-D cursus 03/167. Onderwerp: Casuïstiek Echocardiografie.
Rubriek: GD.

24 PAO-D cursus 03/169. Onderwerp: Longaandoeningen Hond.
Rubriek: GD.

25 PAO-D cursus 03/159. Onderwerp: Allergische Huidaandoening.
Rubriek: GD.

19

20
22

25

26

-ocr page 349-

Uit

hoofdredactie!

Na een hele week in Brussel, weer terug in Nederland, word je via dit Tijdschrift geconfronteerd
met de nasleep van IBR en de problemen rondom blackhead bij kalkoenen. De IBR-problematiek is
echt lokaal; Nederland. Na alle juridische en tuchtrechtelijke procedures blijft er slechts een tucht-
rechtelijke waarschuwing voor administratief verzuim over Daarbij heb ik de vraag wat het over-
leg tussen de overheid, de Gezondheidsdienst voor Dieren en het bedrijfsleven waard is. Je stuurt
zo \'n brief toch niet ongegrond naar de leden ? Het zij zo!

De affaire is nog niet geëindigd, want nu nog worden de KNMvD, de productschappen voor Vee,
Vlees en Eieren (PVE) en de Gezondheidsdienst met claims van boeren geconfronteerd. Een stui-
tingsprocedure? De toekomst zal het uitwijzen.

De problematiek voor de kalkoenen is internationaal. Tijdens de bijeenkomst van de Europese
practici (UEVP) bleek dat in Frankrijk ook grote problemen zijn. iVe zullen een oplossingsrichting
internationaal moeten aanreiken. Iedereen is het erover eens dat hygiëne alleen niet volstaat, dat
er een preventief of therapeutisch middel ingezet moet kunnen worden. De wederzijdse erkenning
van in Amerika toegepaste middelen zou pas in 2005 gerealiseerd kunnen worden. Dierge-
zondheid, dierenwelzijn en ethiek vragen om een snel antwoord.

Even terug naar de Europese ontwikkelingen. Als voorzitter van de FVE mocht ik de delegaties van
dertig landen in vier secties verwelkomen op de najaarsvergadering in Brussel. De federatieve as-
pecten zijn gelukkig weer genormaliseerd. Iedereen ging zeer constructief de vergadering in. Een
aantal zeer belangrijke items werd behandeld. Al sinds 1991 is het dossier over de diergeneesmid-
delen in Europa bij de dierenart.sen van belang. Eerst in werkgroepsverband en later ook vanuit het
bureau van de FVE is er zeer veel werk verzet om de diergeneeskundige visie in de nieuwe richtlijn
verwoord te krijgen. Het dossier review 2001, waarover u al eerder in het Tijdschrift hebt kunnen
lezen, ligt voor tweede lezing in het Europese Parlement en eind november wordt (voor u is) erover
gestemd. We benaderen per land onze Europese Parlementsleden om voor onze amenderingen te
stemmen. En dan te weten dat dit alleen over het voorschrijven van diergeneesmiddelen gaat. Over
het leveren en verstrekken is nog helemaal geen harmonisatie.

Een ander dossier van groot belang is dat van de beroepskwalificatie. Hoe dient de opleiding eruit
te zien? Nu wordt nog een meer dan 25 jaar oude richtlijn gehanteerd. De opleiding aan onze
Faculteit met zijn curriculum 2001 zie je daarin niet terug.

Ook het hele voedselveiligheidspakket vraagt de nodige aandacht. De primaire sector, de verwer-
kende industrie en de toezichthoudende dierenartsen hebben nog veel discussie te voeren. Daarbij
moet men rekening houden met het verschil van inzicht tussen de diverse landen.

A Is laatste, ook niet onbelangrijk, wil ik het dierenwelzijn noemen. Er worden veel vorderingen ge-
maakt.

Graag kom ik op de diverse onderwerpen nog eens terug om dit met u op Europees niveau bespreken.

Dr Tj. Jorna

I

Diergenees

-ocr page 350-

Beoordeling van commerciële papegaaienvoeders

F.J. Bavelaar en A. C. Beynen

Inleiding

Overige artikelen

Samenvatting

Een 25-tal commerciële papegaaienvoeders is geanaly-
seerd en beoordeeld door vergelijking met een richtlijn
voor de ideale samenstelling. De voeders verschilden sterk
in samenstelling. Het eiwitgehalte varieerde van 10,4 tot
20,6 procent. Achttien voeders hadden een relatief laag ei-
witgehalte en zijn daarom alleen geschikt voor volwassen
dieren tijdens onderhoud. Het calciumgehalte varieerde
van 0,08 tot 2,21 g/lOOg. Van de dertien onderzochte za-
denmengsels hadden zeven een te laag calciumgehalte.
Een tekort aan calcium kan leiden tot rachitis, osteomala-
cic, alimentaire secundaire hyperparathyreoïdie en het
hypocalcemie-syndroom bij grijze roodstaartpapegaaien.
Op basis van de geanalyseerde samenstelling is een uit-
spraak gedaan over de geschiktheid van de verschillende
voeders. Naast de macronutriënten, mineralen en spoor-
elementen, is er ook gekeken naar de vetzuursamenstel-
ling. Bij papegaaien komt atherosclerose veel voor en een
belangrijke risicofactor hiervoor is het plasma-choleste-
rolgehalte, hetgeen wordt beïnvloed door het vetgehalte
en de vetzuursamenstelling van de voeding. Met behulp
van de vetzuursamenstelling kan voorspeld worden wat
de invloed van het voer op het plasma-cholesterol zal zijn.
De voeders hadden een vergelijkbaar, gering effect op de
plasma-cholesterolspiegel. Er was echter een grote varia-
tie in het gehalte aan a-linoleenzuur tussen de verschil-
lende voeders (0,03-0,65 g/MJ). Uit de literatuur blijkt dat
a-linoleenzuur een beschermend effect zou kunnen heb-
ben op het ontstaan van atherosclerose.

Summary"

Qualification of commercial feeds for parrots

Twenty-five commercial panvt feeds were analyzed and compared with a
guideline as to the nutrient requirements of parrots. There was a large varia-
tion in the composition of the different feeds. The protein content differedfrom
10.4 to 20.6 %. A total of 18 feeds had a low protein content and thus is only
suitable for aduh animals during maintenance. The calcium content varied
fivm 0.08 to 2.21 g/lOOg. Seven out of the 13 seed mixtures had a calcium con-
tent lower than the requirement. Calcium deficiency can lead to rachitis, oste-
omalacia, secondary nutritional hyperparathyroidism and hypocalcaemia
syndrome in African Grey parrots. With the help of the analyzed composition,
the differentfeeds were fudged on their quality. Apartfrom macronutrients, mi-
nerals and trace elements, the fatty acid composition of the feeds was also de-
termined. Atherosclerosis is a common disease in parrots, and an important
risicfactor is elevated plasma cholesterol. Plasma cholesterol is strongly influ-
enced by fat content andfatty acid composition of the diet. Based on the fatty
acid composition, the effect of a diet on plasma cholesterol can be predicted.
All feeds had a similar, small effect on plasma cholesterol. However, the feeds
differed strongly in their a-linolenic acid content (0.03-0.65 g/MJ). According
to literature data a-iinolenic acid could have an anti-atherosclerotic effect.

\' Afdeling Voeding, Faculteit der Diergeneeskunde, Universliteit Utrecht.
Correspondentie: Drs. F.J. Bavelaar, Afdeling Voeding, Faculteit der Diergenees-
kunde, Universiteit Utrecht, Postbus 80.154, 3508 TD Utrecht, Tel: 030 2535535,
Fax: 030 2534125, Emaü: F.JBavelaar@students.uu.nl

Papegaaienvoeders bestonden voorheen voornamelijk uit za-
den en waren derhalve deficiënt in meerdere nutriënten waar-
onder calcium en de vitamines A en D (8,28,29,45). Een de-
ficiënte voeding werd verantwoordelijk gesteld voor meer
dan negentig procent van alle klinische aandoeningen bij pa-
pegaaien (20). In vervolg op de toevoeging van supplementen
aan zadenmengsels, zijn sinds eindjaren 80 de complete kor-
relvoeders populair geworden (20,41). Alhoewel de inciden-
tie van voedingsgerelateerde aandoeningen gedaald is (9),
zijn er nog steeds problemen bij papegaaien die veroorzaakt
worden door een onevenwichtige voeding. Het bekendste
voedingsprobleem was een vitamine A-deficiëntie, maar dit
wordt de laatste vijf tot tien jaar nauwelijks meer gezien. Een
calcium- en/of vitamine D-deficiëntie, ruiproblemen en vet-
zucht komen nog wel geregeld voor (9,40,41,43).

Atherosclerose is een chronische aandoening waarbij de
voeding een rol speelt. Bij atherosclerose is de wand van de
arterie verdikt door ophoping van vet en de ontwikkeling van
fibrotisch weefsel (3,44). Het komt voor bij alle papegaaien,
maar met name bij grijze roodstaartpapegaaien en Amazone-
papegaaien (1,7, 14, 24). Bij papegaaien aangeboden voor
sectie bleek slechts 16,3 procent van alle aangeboden pape-
gaaien volledig vrij te zijn van macroscopisch zichtbare vet-
stapeling (1). Symptomen veroorzaakt door atherosclerose
zijn onder andere parese van de achterpoten, plotselinge toe-
vallen waarbij de papegaai van de stok kan vallen, benauwd-
heid en lethargie (23, 24, 34). Ook wordt acute dood gezien
(23, 24). Er is weinig bekend over het ontstaan van athero-
sclerose bij papegaaien en de mogelijke risicofactoren. Eén
van de belangrijkste risicofactoren voor atherosclerose bij
mensen (4) en bij proefdieren (17, 39) is een verhoogd
plasma-cholesterolgehalte. Ook bij grasparkieten is een ver-
hoogd plasma-cholesterol geassocieërd met de ontwikkeling
van atherosclerose (11). Plasma-cholesterol kan beïnvloed
worden door de voeding, met name door het vetgehalte en de
vetzuursamenstelling. Verzadigde vetzuren vergeleken inet
isoenergetische hoeveelheden koolhydraten of enkel- en
meervoudig onverzadigde vetzuren verhogen de plasma-
cholesterolspiegel bij de mens (15, 16) en bij de papegaai
(2).

Het doel van het huidige onderzoek is om de gangbare com-
merciële papegaaienvoeders in Nederland te kwalificeren en
te vergelijken met een richtlijn voor de ideale samenstelling.
Er wordt ook getracht om de invloed van de voeders op de
plasma-cholesterolwaarde te schatten.

Materiaal en methoden

Voor het onderzoek werden 25, in Nederland op de markt
zijnde, papegaaienvoeders verzameld. De voeders werden
verkregen via aankoop bij dierenwinkels en dierenartsen dan
wel rechtstreeks via de importeur. De voeders betroffen der-
tien zadenmengsels, zeven korrelvoeders en vijf aanvullende

-ocr page 351-

voeders. De zadenmengsels en korrelvoeders werden als
volledig voer verkocht.

De volgende zadenmengsels zijn verzameld: A, Amazonian
(Vitakrafl, Bremen, Duitsland); B, African (Vitakraft,
Bremen, Duitsland); C, Garvo Papegaaien Melange (Fa.
Garretsen Diervoeders, Drempt); D, Suprema (Kasper
Faunafood B.V, Woerden); E, Papegaaienkrachtvoer Beaphar
(Beaphar B.V, Raalte); F, Papegaaiendiner Bogena (Bogena
NL, Hedel); G, Papegaaienvoer Bogena (Bogena NL, Hedel);

H, Puik Natuurmelange (Holland Diervoeders B.V, Utrecht);

I, Premium Star (Witte Molen, Meeuwen); J, Vospavit
(Holland Diervoeders B.V, Utrecht); K, Xtravital (Beaphar
Bogena B.V, Hedel); L, Pretty Bird (Witte Molen, Meeuwen);
M, Healthy Parrot (Avi-products, Kwazulu-Natal, Zuid-
Afrika). Aan zes van de dertien zadenmengsels was een sup-
plementkorrel toegevoegd (Amazonian; African; Suprema;
Premium Star; Pretty Bird; Puik Natuurmelange) en aan vier
zadenmengsels was eivoer toegevoegd (Papegaaienkracht-
voer Beaphar; Papegaaiendiner Bogena; Papegaaienvoer
Bogena; Xtravital). \'Vospavit zaden\' werd geleverd met
\'Vospavit aanvullend\' en er werd geadviseerd om de twee pro-
ducten gecombineerd te voeren. Dit geldt ook voor Healthy
Parrot, waarvoor geadviseerd werd om het samen met Parrot
Bix, Parrot Diner en Aviplus Parrot/Parakeet te voeren.

De korrelvoeders betroffen de volgende merken: N, Bingo
(NASCK Veterinary Products B.V, Tweede Exloërmond); O,
Exact Rainbow (Kaytee Products Ine, Chilton, Wl, USA); P,
Adult Lifetime (Harrison\'s Bird Diets, HBD Inc. Omaha, NE,
USA); Q, High Potency (Harrison\'s Bird Diets, HBD Inc.
Omaha, NE, USA); R, Parrot Bix (Avi-products, Kwazulu-
Natal, Zuid-Afrika); S, Nutribird P15 (Versele-Laga, Deinze,
België); T, Happy Brok (Fitas Trading B.V, Mill).
Ook zijn de volgende aanvullende voeders verzameld: U,
CeDe mix (CeDe Vogelvoeders B.V, Tilburg); V, Parrot Diner
(Witte Molen, Meeuwen); W, Aviplus Parrot/Parakeet (Avi-
products, Kwazulu-Natal, Zuid-Afrika); X, Vospavit (Holland
Diervoeders B.V, Utrecht); Y, Kracht- en opfokvoer Bogena
(Bogena NL, Hedel).

De zadenmengsels werden als zodanig, dat wil zeggen in on-
gepelde vorm geanalyseerd. Van alle voeders werden mon-
sters geanalyseerd volgens de Weende methode. Bovendien
werden de vetzuursamenstelling en de gehalten aan mineralen
en spoorelementen bepaald. De droge stof (DS), ruw eiwit
(RE), ruw vet (RVET), ruwe celstof (RC) en ruwe as (RAS)
werden geanalyseerd. Het gehalte overige koolhydraten (OK)
werd berekend met de volgende formule: OK = DS - (RE
RVET RC RAS). De energiedichtheid van de voeders
werd berekend op basis van de geanalyseerde samenstelling
(g/kg) volgens de formule: ME = (18*RE 39*RVET
17*OK)/1000, waarbij ME metaboliseerbare energie (MJ/kg)
is. In de formule wordt geen veteringscorrectie gemaakt. Na
verassing en middels atomaire absorptie spectrofotometrie
werden de volgende elementen bepaald: calcium (Ca), fosfor
(P), magnesium (Mg), ijzer (Fe), koper (Cu) en zink (Zn).
Voor analyse van de vetzuursamenstelling werd ruw vet geëx-
traheerd uit het voermonster met behulp van chloroform:me-
thanol (2:1, v/v) volgens Folch
et al. (12). Vervolgens werd het
vet verzeept met methanolisch natrium-hydroxide en werden
de vetzuren omgezet in hun methylesters met behulp van bo-
ronitrifluoride in methanol. De vetzuuranalyse werd uitge-
voerd met gasvloeistof chromatografie waarbij gebruikge-
maakt werd van een vlam-ionisatiedetector, een Chromopack
kolom (Fused silica, no. 7485, CRFFAPCB 25 m x 0.32 mm.
Chromopack, Middelburg) en waterstof als dragergas (31). De
individuele methylestervetzuren werden uitgedrukt als ge-
wichtspercentage van de totale hoeveelheid methylesters.

Om het effect van de verschillende voeders op het plasma-
cholesterolgehalte van de papegaai te schatten werd de vol-
gende formule gebruikt (30): A Totaal cholesterol (mmol/I)
= 0.039 X (OK(verz) - 0.003 (OK(mono) - 0.015 (OK(poly),
waarbij OK = overige koolhydraten (% dagelijkse energie-
opname), verz = verzadigde vetzuren (% dagelijkse energie-
opname), mono = enkelvoudig onverzadigde vetzuren (%
dagelijkse energie-opname) en poly = meervoudig onverza-
digde vetzuren (% dagelijkse energie-opname). Toepassing
van de formule van Mensink en Katan (30) op voeders ge-
bruikt in een voedingsonderzoek bij papegaaien leverde
voorspelde veranderingen in plasma-cholesterol van 0.78 en
0.65 mmol/1, terwijl de gemeten veranderingen respectieve-
lijk 0.68 en 1.06 mmoI/1 waren (2). Alle handelsvoeders in
dit onderzoek werden vergeleken met een referentievoer met
OK = 80 (% dagelijkse energie opname), verz = 2,0 (% dage-
lijkse energie opname), mono = 2,5 (% dagelijkse energie-
opname) en poly = 4,5 (% dagelijkse energie-opname).

Resulfaten

Weende-analyse

Voor de aanduiding van de verschillende papegaaienvoeders in
de tabellen is bovenstaande codering gebruikt. Tabel 1 geeft de
door de fabrikant gedeclareerde samenstelling van de voeders.
Niet alle verpakkingen waren voorzien van een declaratie.
Sommige declaraties waren terug te vinden op internet. Echter
voor een aantal was de samenstelling niet te achterhalen. De
geanalyseerde samenstelling laat zien dat het D-gehalte van de
voeders varieerde van 90,3 tot 94,9 procent, het RE-gehalte van
10,4 tot 20,6 procent, het RC-gehalte van 1,6 tot 22,8 procent,
het RVET-gehalte van 4,4 tot 22,2 procent, het RAS-gehalte
van 2,2 tot 8,2 procent en het OK-gehalte van 30,9 tot 65,8 pro-
cent. De geanalyseerde gehalten van RC, RVET en RAS kun-
nen sterk afwijken van de gedeclareerde waarden.

Mineralen en spoorelementen

Tabel 2 geeft de gedeclareerde gehalten aan mineralen en
spoorelementen. De getallen zijn overgenomen van de ver-
pakking of van internet. De geanalyseerde gehalten aan Ca
varieëren van 0,08 tot 2,21 g/lOOg, het gehalte aan P van
0,31 tot 0,91 g/lOOg, het gehalte aan Mg van 0,09 tot 0,23
g/lOOg, het gehalte aan Cu van 5,4 tot 17,5 mg/kg, het ge-
halte aan Zn van 61,1 tot 465,0 mg/kg en het gehalte aan Fe
van 28,9 tot 146,6 mg/kg. De meeste geanalyseerde waarden
verschillen sterk van de gedeclareerde gehaltes.

Vetzuursamenstelling

De vetzuursamenstelling vaiï de voeders is weergegeven in
tabel 3. Het totaal aan verzadigde vetzuren, enkelvoudig- en
meervoudig onverzadigde vetzuren is berekend. Het percen-
tage linolzuur (C18:2n-6) varieerde van 28,2 tot 60,5 procent
en het percentage a-linoleenzuur (C18:3n-3) van 0,2 tot 11,2
procent. De vetzuurvoorziening wordt bepaald door het vet-
gehalte, de vetzuursamenstelling en het energiegehalte van
de voeders. Uitgedrukt in g/MJ was het bereik van linolzuur-
gehalte 1,0 tot 7,6 en dat van het a-linoleenzuurgehalte 0,03
tot 0,65.

-ocr page 352-

Plasma-cholesterol-reactie

De vetzuursamenstelling, het RVET- en het OK-gehalte van
de voeders is gebruil<t om het effect van een onderzocht voe-
der versus referentievoeder op de plasma-cholesterol-
waarde te schatten (Tabel 4). Op basis van de schatting heb-
ben de voeders een vergelijkbaar, gering effect op de
plasma-cholesterolspiegel.

Discussie

Gedeclareerde versus geanalyseerde gehalten

In dit onderzoek is voor elk voeder slechts de inhoud van één

verpakking geanalyseerd. De gedeclareerde waarden zijn
echter vaak een gemiddelde van meerdere partijen. Verder
zijn er verschillen in analysemethoden tussen de verschil-
lende laboratoria. Dit verklaart waarom de verschillen in
macronutriënten tussen de geanalyseerde en gedeclareerde
gehalten normaliter op kunnen lopen tot tien procent. Voor
met name RVET, RC en RAS zijn echter de verschillen veel
groter (tot honderd procent voor RC en vijftig procent voor
RVET en RAS). Voor mineralen en spoorelementen zijn
grote verschillen tussen declaratie en analyse gebruikelijk.
Voor Mg bedroeg voor een voeder het verschil zelfs een fac-
tor 7 en voor Cu een factor 7,5. Het is duidelijk dat de decla-
ratie een onzekere basis is voor de beoordeling van een gege-
ven pak voer oftewel het voer van één productiepartij.

Tabel i. Gedeclareerde en geanalyseerde gehalten van de papegaaienvoeders.

1

DS\'

%

RE\'
%

RC\'

%

RVET\'\'^
%

ras\'
%

OK^
%

ME^
MJ/kg

Zadenmengsel

A

89,0/92,1

10,6/10,8

6,5/8,5

7,4/8,8

4,0/3,2

60,8

15,7

B

88,7/91,6

11,9/12,3

7,0/8,3

6,5/8,2

4,6/3,4

59,2

15,5

C

-/93,8

-/15,I

-/22,8

-122,2

-/2,8

30,9

16,6

D

-m,2

-/13,3

-/16,3

-/14,5

-/2,6

46,5

16,0

E

90,4/93,0

18,0/15,2

5,8/10,6

25,0/16,8

2,8/3,0

47,4

17,3 ^

F

91,5/92,6

16,5/15,8

5,2/4,7

4,5/5,4

5,8/5,4

61,3

15,4

G

91,4/92,1

15,9/15,9

9,9/8,3

12,0/14,3

3,9/4,1

49,6

16,9

H

89,8/91,8

16,0/13,8

12,5/12,7

13,5/10,5

4,5/3,2

51,5

15,3

I

89,4/92,5

12,5/13,3

14,3/16,5

11,4/15,4

3,1/2,6

44,7

16,0

J

-/90,3

-/12,9

-/11,9

-/9,0

-12,2

54,3

15,1

K

89,6/91,8

12,8/13,0

8,9/9,7

9,3/9,8

2,9/3,4

55,8

15,7

L

90,0/90,9

14,0/12,4

4,0/13,2

5,0/10,5

-/2,6

52,3

15,2

M

-/91,1

-/10,4

-/10,3

-/8,8

57,0

15,0

Korrelvoeders

N

92,0/93,0

15,5/14,6

8,7/4,0

7,3/8,4

7,0/4,0

61,9

16,4

0

88,0/94,8

15,0/15,9

5,0/2,9

6,0/6,4

6,0/3,9

65,7

16,5

P

90,0/93,7

15,0/14,6

4,4/2,3

5,5/9,3

2,9/3,6

63,8

17,1

Q

90,0/94,6

18,0/19,0

6,5/3,1

15,0/19,2

3,2/4,0

49,3

19,3

R

i

-/93,4

20,0/18,4

-/3,3

5,0/4,5

-/8,2

59,1

15,1

r

-/91,6

15,0/16,0

3,5/4,3

7,5/7,0

4,5/4,6

59,7

15,8

T

-/92,2

14,0/14,3

3,2/1,9

7,0/7,0

4,6/3,2

65,8

16,5

Aanvullende voeders

U

89,0/94,1

17,8/17,7

2,3/1,6

5,9/7,8

5,0/3,8

63,2

17,0

V

88,0/90,3

19,0/18,6

5,6/5,8

5,5/5,2

-12,5

58,2

15,3

w

88,0/94,9

20,0/20,6

6,0/1,6

2,5/4,4

-/6,6

61,7

15,9

X

88,5/91,4

15,4/14,0

2,8/2,4

7,0/6,5

5,2/4,8

63,7

15,9

Y

89,4/92,2

17,2/15,9

4,9/2,0

11,2/10,7

4,1/3,6

60,1

17,3

\' Het gedeclareerde gehalte staat voor de schuine streep; het geanalyseerde gehalte er achter; - = niet gedeclareerd.

2 Geanalyseerd door extractie met petroleum ether 40-60.

3 Berekend met de geanalyseerde gehalten.

-ocr page 353-

Behoefie aan nutriënten

Er is relatief weinig bekend over de nutriëntenbehoefte van
papegaaien. De bestaande richtlijnen zijn voornamelijk ge-
baseerd op gegevens over kippen en op recepten die in het
verleden zijn gebruikt (26, 32, 38,41). Het is daarom moge-
lijk dat de aanbevolen gehalten aan nutriënten niet optimaal
zijn voor de papegaai (21). Dit wordt onderbouwd door proe-
ven met valkparkieten. De vogels hadden niet alleen een an-
dere behoeftenorm, maar deficiënties leidden ook tot andere
symptomen dan bij kippen (13,38). Verder is het waarschijn-
lijk dat er verschillen bestaan tussen de papegaaiensoorten.
Het is daarom niet mogelijk om een uitspraak te doen over de
samenstelling van het ideale voer voor de papegaai. Tabel 5
geeft een richtlijn voor de nutriëntenbehoeften van de pape-
gaai. De nutriëntenbehoeften zijn op energiebasis uitgedrukt
omdat in essentie de energiedichtheid de nutriëntopname be-
paalt (33). De samenstelling op gewichtbasis van voeders
met een verschillende energiedichtheid kan dus niet zonder-
meer worden vergeleken. De samenstelling van de geanaly-
seerde voeders is daarom ook op energiebasis uitgedrukt
(Tabel 6).

Tabel 2. Gedeclareerde en geanalyseerde gehalten aan mineralen en spoorelementen in de papegaaienvoeders.

Mineralen

Spoorelementen

Calcium

Fosfor

Magnesium

Koper

Zink

IJzer

g/lOOg

G/lOOg

g/lOOg

mg/kg

mg/kg

mg/kg

Zadenmengsel

A

0,74/0,49

0,32/0.34

-/0,14

8,0/15,5

-/417,5

-/103,4

B

1,00/0,50

0,30/0,39

-/0,17

8,0/16,3

-/388,2

-/85,0

C

-/0,12

-/0,45

-/0,23

-/11,9

-/144,2

-/36,5

D

-/0,14

-/0,46

-/0,19

-19,5

-/82,5

-/32,7

E

0,20/0,27

0,40/0,44

0,20/0,18

-/7,9

-/85,7

-/36.1

F

2,20/1,39

0,90/0,89

-/0,12

-/6,5

-/105,8

-/30,5

G

0,90/0,73

0,60/0,74

-/0,14

-/11,6

-/112.4

-/90,2

H

0,40/0,19

0,60/0,48

-/0,19

10,0/9,6

30,0/127,5

20,0/41,0

I

-/0,10

-/0,46

-/0,19

-/8,1

-/94,0

-/34,8

J

-/0,08

-/0,39

-/0,16

-/7,8

-/61,1

-/28,9

K

0,60/0,55

0,30/0,38

-/0,13

2,4/7,4

-/78,7

-/56,1

L

-/0,16

-/0,46

-/0,18

-19,1

-/10l,3

-/48,8

M

-/1,33

-/0,37

-/0,14

~/6,2

-/209,3

-/35,5

Korrelvoeders

N

0,40/0,41

0,60/0,66

-/0,20

-/17,5

-/251,1

-/115,0

0

0,55/0,66

0,45/0,57

-/0,15

17,0/13,5

130,0/271,4

140,0/120,3

P

0,61/0,50

0,40/0,40

-/0,12

-/5,4

-/129,2

-/35,0

Q

0,90/0,46

0,40/0,49

-/0,19

-/10,4

-/127,8

-/50,4

R

2,00/2,21

1,00/0,96

-10,22

-19,9

-/254,1

-/45,5

S

-/0,71

-/0,35

-/0,09

8,0/11,9

96,0/246,5

64,0/146,6

T

0,90/0,94

0,60/0,61

0,15/0,17

14,0/15,6

100,0/198,0

30,0/117,7

Aanvullende voeders

U- ■ ■

0,90/1,01

0,40/0,31

1,25/0,18

5,0/10,2

58,0/78,9

29,0/79,2

V

-/0,08

-/0,45

-/0,15

-/7,1

-/65,4

-/34,7

w

1,00/1,62

0,60/0,91

0,55/0,17

80,0/10,7

60,0/310,0

85,0/38,4

X

0,86/0,87

0,62/0,60

-/0,12

-/ll,6

-/465,0

-/62,4

Y

1,40/0,78

0,50/0,59

-/0,09

4,9/11,7

-/86,3

-/92,8

Het gedeclareerde gehalte staat voor de schuine streep; het geanalyseerde gehalte er achter; -- = niet gedeclareerd.

Bij de beoordeling van de verschillende voeders moet onder-
scheid gemaakt worden tussen zadenmengsels en korrelvoe-
ders. Ten eerste kunnen de papegaaien van zadenmengsels
selectief eten, zodat de papegaai ondanks de verstrekking

-ocr page 354-

van een evenwichtige voeding toch een defiëntie i<an ont-
wikkelen. Een tweede verschilpunt is dat papegaaien de za-
den pellen. Aangezien zaden voor 18-69 procent uit hulzen
kunnen bestaan, betekent dit dat de geanalyseerde samen-
stelling van de zaden sterk kan afwijken van de samenstel-
ling van de werkelijke opname (45). In eigen onderzoek met
diverse papegaaien soorten hebben we vastgesteld dat de
samenstelling van het opgenomen voermengsel rijker was in
RE en RVET en armer in RC en RAS vergeleken met het ver-
strekte zadenmengsel. De gemiddelde samenstelling van het
opgenomen deel van zadenmengsel D was als volgt: DS 97,4
procent, RE 20,0 procent, RC 3,0 procent, RVET 16,6 pro-
cent, RAS 1,3 procent en 56,5 OK procent. Voor zaden-
mengsel H waren de overeenkomstige getallen als volgt: DS
98,3 procent, RE 20,0 procent, RC 11,5 procent, RVET 23,7
procent, RAS 1,9 procent en OK 41,3 procent.

Naast de commercieel verkrijgbare voeders zijn er ook re-
cepten voor zelf te maken voer voor papegaaien. Deze recep-
ten zijn over het algemeen empirisch samengesteld, maar
kunnen tot goede resultaten leiden. In de literatuur worden
ondermeer het Utrecht-dieet, het Kray-dieet en het Stoodley-
dieet genoemd (8,9, 19,26). Deze voeders vragen veel inzet
van de eigenaar, die het voer zelf moet bereiden en aandacht
moet besteden aan de eetgewoontes van de papegaai om te
voorkomen dat het dier selectief eet.

Samenstelling van de voeders in relatie tot behoefte aan
nutriënten

De kwaliteit van eiwit in de voeding wordt bepaald door de
verteerbaarheid en de aminozuursamenstelling (25). Amino-
zuren die soms een te laag niveau hebben in de voeding van
papegaaien zijn methionine, lysine en tryptofaan (35, 38).

Tabel 3. Geanalyseerde vetzuursamenstelling van commerciele papegaaienvoeders.

RVET\'
(%)

C12:02

C14:02

Cl 6:02

Cl 8:02

C18:12

C18:22

C18:32

C20:02

Verz.3

Mono\'\'

PolyS

Zadenmengsel

A

9,7

6,4

2,6

8,8

2,3

21,9

50,3

3,1

0,3

20,3

21,9

53,4

B

8,9

0,0

0,1

9,3

3,5

20,2

59,7

3,9

0,4

13,3

20,2

63,6

C

23,5

0,0

0,0

7,6

3,6

31,8

53,7

0,2

0,5

11,7

31,8

53,9

D

14,6

0,0

0,1

9,0

3,5

27,7

56,1

0,8

0,4

13,0

27,7

56,9

E

18,4

0,3

0,6

11,4

6,7

29,6

44,7

2,5

0,4

19,4

29,6

47,2

F

5,3

0,2

0,3

12,1

4,5

24,3

45,9

2,8

0,6

17,8

24,3

48,6

G

14,5

0,1

0,6

11,8

6,5

31,9

40,7

1,7

0,5

19,5

31,9

42,5

H

16,5

0,0

0,1

7,4

3,5

27,9

51,4

6,1

0,4

11,4

27,9

57,5

I

15,5

1,1

0,5

8,6

3,2

20,8

60,5

1,4

0,4

13,8

20,8

61,9

J

11,3

0,0

0,1

7,8

2,6

31,6

54,1

1,1

0.4

10,9

31,6

55,1

K

11,1

0.0

0,4

10,8

4,8

28,5

46,4

3,9

0,4

16,4

28,5

50,3

L

12,4

0,5

0,3

8,6

3,0

24,4

60,1

0,6

0,3

12,8

24,4

60,6

M

9,0

0,0

0,3

10,8

4,4

28,7

49,3

1,8

0,4

15,9

28,7

51,1

Korrelvoeders

N

7,9

0,0

0,1

11,0

3,0

19,9

58,7

4,1

0,3

14,4

19,9

62,8

0

6,3

0,1

0,4

14,3

5,5

22,8

49,6

3,5

0,4

20,7

22,8

53,1

P

10,2

0,0

0,1

11,4

3,5

23,8

52,4

3,7

0,5

15,6

23,8

56,1

Q

21,4

0,0

0,0

9,5

3,8

23,1

57,1

1,5

0,6

13,8

23,1

58,6

R

5,0

0,0

0,2

13,4

3,5

22,1

52,3

5,4

0,4

17,5

22,1

57,7

S

7,0

0,3

0,6

23,8

3,1

27,5

31,5

11,2

0,3

28,1

27,5

42,7

T

8,0

0,0

0,1

13,0

3,4

31,8

42,2

3,4

0,9

17,3

31,8

45,5

Aanvullende voeders

U

8,2

0,1

0,5

17,3

6,4

28,3

35,6

4,6

0,3

24,6

28,3

40,2 j

V

6,8

0,0

0,1

8.9

3,3

19,6

57,0

6,3

0,4

12,7

19,6

63,3

W

4,5

0,0

0,6

29,2

3,8

24,3

35,6

3,9

0,3

34,0

24,3

39,5

X

7,2

12,0

4,8

14,5

4,0

21,0

31,4

3,5

0,3

35,6

21,0

35,0

Y

11,6

0,5

1,8

18,7

12,2

25,7

28,2

2,5

0,3

33,6

25,7

30,7

1 Geanalyseerd door extractie met chloroform:methanol (2:1).

2 De vetzuren zijn uitgedrul^t als percentage methylester van de totale methylesters.

3 Verz.= verzadigde vetzuren = C 12:0 -F C14:0 C16:0 C18:0 C20:0.
Mono = enkelvoudig onderzadigde vetzuren = Cl 8:1.

3 Poly = meervoudig onderverzadigde vetzuren = C18:2 C18:3.

-ocr page 355-

Voor onderhoud wordt een gewenst eiwitgehalte van mini-
maal 9,7 g RE/MJ aangehouden (Tabel 5), maar hiervoor is
geen wetenschappelijke basis. In een onderzoek met valk-
parkieten bleek dat zelfs bij een RE-gehalte van 48,0 g
RE/MJ er geen toxische verschijnselen optraden en dat er
geen aanwijzingen waren voor nierfalen (27). In de meeste
literatuur wordt de eiwitbehoefte uitgedrukt als % RE. Zo
houden Schoemaker
et al. (41) twaalf procent RE aan (komt
overeen met 9,7 g RE/MJ bij een ME gehalte van 12.4
MJ/kg). Slechts twee van de 25 voeders hebben een RE-ge-
halte lager dan 12 procent, maar achttien voeders hebben een
RE-gehalte lager dan 9,7 g RE/MJ. Dit geeft aan dat het be-
langrijk is om het gehalte aan nutriënten uit te drukken per
MJ teneinde voeders te vergelijken en te kwalificeren. De
energiebehoefte van de vogel bepaalt de voeropname en dus
ook de opname van eiwit. Roudybush en Gray (37) vermeld
dat 20 procent RE in het voer ideaal is voor groei. Bij een
energiegehalte van het voer van 12.4 MJ/kg is de eiwitbe-
hoefte dan 16,1 g/MJ. Veel van de onderzochte voeders heb-
ben een laag eiwitgehalte, maar de gehalten zijn bij alle voe-
ders hoger dan 6,3 g/MJ. Voor volwassen grasparkieten
wordt namelijk een behoefte van 6,3 g/MJ aangehouden (10,

Tabel 4. De geschatte verandering in plasma-cholesterol na verstrekking van de
onderzochte voeders ten opzichte van een referentievoeder.

(Cholesterol (mmol/l)

Zadenmengse!

A

-0.02

B

-0,11

C

-0,25

D

-0,16

E

-0,02

F

-0,02

G

0.01

11

-0,21

1

-0,17

J

-0.15

K

-0.06

L

-0,16

M

-0.06

Korrelvoeders

N

-0,08

0

-0.01

P

-0,07

Q

-0.18

R

-0,03

S

0,06

T

-0.02

Aanvullende voeders

U

0.05

V

-0,09

w

0,07

X

0,14

Y

0,20

32). De eiwitarme voeders zijn waarschijnlijk geschikt voor
onderhoud, maar niet voor groei. De aminozuursamenstel-
ling van de voeders is echter niet bekend, zodat er geen uit-
spraken gedaan kunnen worden over de kwaliteit van het ei-
wit in de voeders. Wel is bij een aantal voeders op de
verpakking vermeld dat essentiële aminozuren zoals methi-
onine en lysine zijn toegevoegd.

Tabel 5. Aanbevolen gehaltes aan nutriënten in de voeding van volwassen pape-
gaaien tijdens onderhoud.

Nutrient

Totaal Eiwit

g/MJ

>9,7

Linolzuur

g/MJ

>0.8

Aminozuren

Lysine

g/MJ

0,5

Methionine

g/MJ

0,2

Methionine Cysteine

g/MJ

0.4

Arginine

g/MJ

0.5

Threonine

g/MJ

0.3

Mineralen

Calcium

g/MJ

0,2-1,0

Totaal Fosfor

g/MJ

0.2

Natrium

g/MJ

0,10

Kalium

g/MJ

0,3

Chloor

g/MJ

0.10

Magnesium

g/MJ

0,05

Spoorelementen

Mangaan

mg/MJ

5.2

IJzcr

mg/MJ

6,5

Zink

mg/MJ

4,0

Koper

mg/MJ

0.6

Jodium

mg/MJ

0,03

Selenium

mg/MJ

0.01

Vitaminen

»

Vit. A

lE/MJ

645

Vit. D3

lE/MJ

Min. 40
Max. 161

Vit.E

mg/MJ

4,0

Vit.K

mg/MJ

0,1

Biotine

mg/MJ

0.02

Foliumzuur

mg/MJ

0,1

Vit. B12

mg/MJ

0,001

Choline

mg/MJ

121,0

Vit.Bl

mg/MJ

0,3

Vit. B2

mg/MJ

0,5

Nicotinezuur

mg/MJ

4,0

Pyridoxine

mg/MJ

0,5

Panthoteenzuur

mg/MJ

1,6

Gebaseerd op Schoemaker er a/. (141). Voor het uitdrukken van de nutriën-
tenbehoelïten op energiebasis in plaats van op gewichtsbasis is uitgegaan
van een ME-gehalte van 12,4 MJ/kg.

-ocr page 356-

In 1989 hebben Robben en Luineij (35) in de handel zijnde
papegaaienvoeders vergeleken op basis van door de fabri-
kant opgegeven declaraties. De variatie in RE-gehalte
voor de verschillende voeders was 12,5 tot 16,5 procent.
De eiwitgehaltes van de voeders in dit onderzoek varieër-
den van 10,4 tot 20,6 procent, terwijl binnen de zaden-
mengsels de variatie 10,4 tot 15,9 procent bedroeg en
binnen de korrels 14,3 tot 19,0 procent. De variatie in ei-
witgehalte is kennelijk toegenomen vergeleken met die in
1989. Het is duidelijk dat korrelvoeding over het algemeen
meer eiwit bevat.

De vetbehoefte van papegaaien wordt bepaald door de linol-
zuurbehoefte (38). Volwassen vogels kunnen hoge opnames
aan vet goed tolereren (29). Er moet minimaal 0,8 g linol-
zuur/MJ in de voeding zitten (Tabel 5). Aan deze eis voldoen
alle geanalyseerde voeders ruimschoots (Tabel 6). Een hoog
vetgehalte van de voeding kan bijdragen aan obesitas, voort-
plantingsproblemen en diarree (28, 35, 40). Vooral Ama-
zone-papegaaien en enkele Kakatoesoorten zijn gevoelig
voor het ontwikkelen van obesitas. Een hoog vetgehalte in de
voeding dat rijk is aan onverzadigde vetzuren kan leiden tot
oxidatie van de vetzuren en daardoor ranzig worden van het
voer. Hierbij worden essentiële vetzuren vernietigd en vet-
oplosbare vitamines onwerkzaam (29). Er kan vanuit gegaan
worden dat vet eerder ranzig wordt in korrelvoeding dan in
zadenmengsels, omdat het vet in zaden niet in contact komt
met de lucht. De door Robben en Lumeij (35) onderzochte
voeders hadden vetgehaltes variërend van 5,0 tot 26,5 pro-
cent. De hier onderzochte voeders hadden vetgehaltes van
4,4 tot 22,2 procent. Over het algemeen hebben de korrels
een lager vetgehalte dan de zadenmengsels. Door de nutri-
entgehalten op energiebasis uit te drukken kunnen vetarme
en -rijke voeders goed worden vergeleken.

Tabel 6. Samenstelling van de onderzochte voeders uitgedrukt per energie-eenheid.

i

1

RE
g/MJ

Linolzuur
g/MJ

Calcium
g/MJ

Fosfor
g/MJ

Magnesium
g/MJ

Koper
mg/MJ

Zink
mg/MJ

IJzer
mg/MJ

Zadenmengsels

A

6,9

3,1

0,32

0,22

0,09

0,99

26,59

6,59

B

8,0

3,4

0,32

0,25

0,11

1.05

25,06

5,48

C

9,1

7,6

0,07

0,27

0,14

0,71

8,67

2,19

D

8,3

5,1

0,09

0,29

0,12

0,60

5,17

2,05

e

8,8

4,7

0,16

0,26

0,10

0,46

4,94

2,08

F

10,3

1,6

0,90

0,58

0,08

0,42

6,88

1,98

g

9,4

3,5

0,43

0,44

0,08

0,68

6,67

5,35

h

9,0

5,5

0,13

0,31

0,13

0,62

8,31

2,67 i

I

8,3

5,9

0,06

0,29

0,12

0,51

5,88

2,18

J

8,6

4,1

0,05

0,26

0,11

0,52

4,06

1,91 1

k

8,3

3,3

0,35

0,24

0,08

0,47

5,03

3,58

l

8,1

4,9

0,11

0,30

0,12

0,64

6,66

3,20

m

7,0

3,0

0,89

0,25

0,09

0,41

13,98

2,37

Korrelvoeders

N

8,9

2,8

0,25

0,40

0,12

1,07

15,28

7,00

0

9,6

1,9

0,40

0,35

0,09

0,82

16,43

7,28

p

1

\\...............

8,5

3,1

0,29

0,23

0,07

0,32

7,56

2,05

|Q

9,8

6,3

0,24

0,25

0,10

0,54

6,63

2,62

12,1

1,7

1,46

0,64

0,15

0,66

16,82

3,01

s

10,2

1,4

0,45

0,22

0,05

0,75

15,63

9,30

t

8,7

2,0

0,57

0,37

0,10

0,95

12,01

7,14 i

Aanvullende voeders

1

U

10,4

1,7

0,59

0,18

0,11

0,60

4,65

4,66

V

12,2

2,6

0,05

0,30

0,10

0,47

4,29

2,27

w

13,0

.1,0

1,02

0,57

0,11

0,67

19,49

2,42

X

8,8

1,4

0,55

0,37

0,07

0,73

29,26

3,92

y

9,2

1,9

0,45

0,34

0,05

0,68

5,00

5,38

-ocr page 357-

Een gebrek aan calcium is de meest voorkomende mineraal-
deficiëntie (28). Het kan leiden tot rachitis, osteomalacie,
alimentaire secundaire hyperparathyreoïdie en het hypocal-
cemie-syndroom bij grijze roodstaartpapegaaien (18,26,29,
41). Er is geen eenduidigheid over de behoefte aan calcium.
Er wordt in de literatuur wel genoemd dat calciumopname
boven de behoefte snel leidt tot toxiciteit (38). Daarom wordt
aangeraden om het calciumgehalte in de voeding niet hoger
te laten worden dan 1,0 g Ca/MJ (38, 41). Het gewenste be-
reik voor Ca in de voeding is 0,2-1,0 g/MJ (Tabel 5). Van de
dertien onderzochte zadenmengsels hadden er zeven een te
laag calciumgehalte. Deze zeven voeders hadden ook een
lage Ca/P verhouding (< 1,0), waardoor de beschikbaarheid
van de al geringe hoeveelheid calcium verminderd wordt.
Eén van de korrel voeders had een calciumgehalte van 1,46 g
Ca /MJ. Een dergelijk hoog calciumgehalte kan leiden tot
toxische verschijnselen, zoals slechte groei en een hoge mor-
biditeit en mortaliteit bij jonge vogels (38).
In planten en zaden is het grootste deel van de fosfor (tot 2/3)
aanwezig in fytaat (35). Daarom is de beschikbaarheid voor ab-
sorptie maar 30-40 procent (38). Fytaat kan complexen vor-
men met calcium waardoor ook de beschikbaarheid van het
calcium minder wordt (41). Van de onderzochte voeders is al-
leen het totaal fosforgehalte bekend waardoor de fosforvoor-
ziening moeilijk te beoordelen is. Slechts één van de onder-
zochte voeders had een fosforgehalte lager dan de aanbeveling.

Alle geanalyseerde voeders bevatten ruim voldoende magne-
sium (0,05 tot 0,15 g Mg/MJ). Een teveel aan magnesium kan
leiden tot diarree, irritatie, verminderde eiproductie, dunscha-
lige eieren, lethargie en slechte groei (28,29,38). Het is echter
niet bekend bij welke magnesiumniveaus deze verschijnselen
kunnen optreden. Alle voeders bevatten ook voldoende zink
(4,06 - 29,26 g zink/MJ). Een in toxicatie met zink wordt ei-
genlijk alleen gezien als vogels knagen aan met zinkhoudende
verf geverfde objecten. Het is daarom niet waarschijnlijk dat
hogere zinkgehalten in het voer tot een intoxicatie zullen lei-
den (29). Acht van de geanalyseerde voeders hadden een mar-
ginaal kopergehalte (<0,6 mg koper/MJ). Koperdeficiëntie
kan leiden tot een aortaruptuur, botzwakte, slechte veerpig-
mentatie, verminderde eiproductie, schaalafwijkingen, ane-
mie en harthypertrofie (29, 38). Opnieuw is het de vraag bij
welk Cu-gehalte deze symptomen optreden. Twintig voeders
hadden een laag ijzergehalte (<6,5 mg Fe/MJ). Een te laag ij-
zergehalte kan leiden tot anemie en slechte veerpigmentatie
(28, 29), maar het is wederom niet duidelijk bij welk ijzerge-
halte klinische symptomen ontstaan. Een te hoog ijzergehalte
kan leiden tot stapelingsproblemen (29).

Atherosclerose

Atherosclerose is een veel voorkomende aandoening bij pa-
pegaaien. Het is aannemelijk dat de plasma-cholesterolspie-
gel één van de risicofactoren is. De voeding is een belang-
rijke determinant van de cholesterolconcentrade. Met
behulp van de geanalyseerde vetzuursamenstelling van de
voeders en de formule van Mensink en Katan (30), is voor
elk voeder de plasma-cholesterolreactie, vergeleken met een
referentievoer, geschat. Tabel 4 toont dat de voeders weinig
verschillen met betrekking tot de plasma-cholesterolreactie.
De verschillen zijn met name klein in vergelijking tot de
plasma-cholesterolwaarden van papegaaien. Bavelaar en
Beynen (2) hebben een gemiddeld cholesterolgehalte van
8,4 mmol/1 gevonden bij grijze roodstaarten. De geringe ver-
schillen tussen de voeders worden verklaard door een vet-
zuursamenstelling waarbij het cholesterolverhogende effect
van de verzadigde vetzuren geneutraliseerd wordt door het
cholesterolverlagende effect van de enkelvoudig en meer-
voudig onverzadigde vetzuren.

Mogelijk heeft de voeding ook invloed op de ontwikkeling
van atherosclerose onafhankelijk van plasma-cholesterol. In
een recent onderzoek bij papegaaien binnengebracht voor
sectie is gevonden dat de opname van a-linoleenzuur moge-
lijk een beschermende invloed heeft op het ontstaan van
atherosclerose (1). Ook uit onderzoek bij de mens blijkt dat
a-linoleenzuur een beschermende werking zou kunnen heb-
ben (5, 6, 22), hetgeen verklaard zou kunnen worden door
onder andere verschuivingen in het eicosanoïdmetabolisme
en cytokineproductie aangezien atherosclerose deels veroor-
zaakt wordt door ontsteking van de vaatwand (36, 42).
Verder zou a-linoleenzuur zorgen voor hemodynamische
veranderingen en een verlaging van het plasma-VLDL-ge-
halte (5,46). Het a-linoleenzuur gehalte van de onderzochte
voeders varieerde aanzienlijk: het bereik was 0,03 - 0,65
g/MJ.

Beoordeling van de verschillende voeders
De aanvullende voeders kunnen niet als volledige voeding
beschouwd worden. Zadenmengsels hebben het probleem
dat, zelfs al is de samenstelling goed, de papegaaien door se-
lectief eetgedrag toch een ongebalanceerde voeding binnen
krijgen. Aangezien de korrelvoeders homogeen zijn, gaat
onze voorkeur uit naar deze voeders. Drie korrel voeders, na-
melijk N, P en T hebben een te laag eiwitgehalte. Omdat een
te hoog calciumgehalte toxisch kan zijn, is voer R onge-
schikt. Voer Q heeft een marginaal gehalte aan koper en ijzer,
terwijl voeders O en S een hoog gehalte aan zink en ijzer
hebben. Het is niet waarschijnlijk dat de afwijkende gehalten
aan koper, zink en ijzer een negatieve invloed hebben. De
korrelvoeders O, Q en S kunnen derhalve als gelijkwaardig
worden beschouwd. Voeder S heeft van de drie korrelvoe-
ders het hoogste gehalte aan a-linoleenzuur (0,49 g/MJ).

Dankwoord

De auteurs bedanken Robert Hovenier, Jan van der Kuilen en Inez Lemmens
voor liun analyses.

Literatuur

1. Bavelaar FJ, and Beynen AC. Severity of atherosclerosis in parrots in
relation to fatty acid composition of breast muscle or adipose tissue as
biomarkers of fatty acid intake. Avian Diseases 2003; 47: 222-33.

2. Bavelaar FJ, and Beynen AC. Influence of type and amount of dietary
fat on plasma cholesterol concentrations in African grey parrots. J
Appl Res Vet Med 2003; 1: 1-8.

3. Beriiner JA, Navab M, Fogelman AM, Frank JS, Demer LL, Edwards
PA, Lusis AJ, and Watson AD. Atherosclerosis: basic mechanisms,
oxidation, inflammation and genetics. Circulation 1995; 91: 2488-96.

4. Consensus Conference. Lowering blood cholesterol to prevent heart
disease. J Am Med Assoc 1985; 253: 2080-6.

5. Connor WE. Importance of n-3 fatty acids in health and disease. Am J
Clin Nutr 2000; 71: 171S-5S.

6. Djoussé L, Pankow JS, Eckfeldt JH, Folsom AR, Hopkins PN,
Province MA, Hong Y, and Ellison RC. Relation between dietary lino-
lenic acid and coronary artery disease in the National Heart, Lung and
Blood Institute Family Heart Study. Am J Clin Nutr 2001; 74: 612-9.

7. Dorrestein GM, Zwart P, Borst GHA, Poelma FG en Buitelaar MN.
Ziekte- en doodsoorzaken van vogels. Tijdschr Diergeneeskd 1977;
102:437-47.

-ocr page 358-

8. Dorrestein GM, Zwart P, and Van den Hage MH. Pet bird nutrition.
Proc Eur Comm Assoc Avian Vet 1991; 10-9.

9. Dorrestein GM. De voeding van papegaaien. Tijdschr Diergeneeslid
1991; 116:424-5.

10. Drepper K, Menke KH, Schulze G, und Wachter-Vormann U.
Untersuchungen zum Protein- und Energiebedarf adulter Wellensittiche
(Melopsittacus undulatus) in Käfighaltung. Kleintierpraxis 1988; 33: 57-
62.

11. Finlayson R, and Hirchinson V Experimental Atheroma in
Budgerigars. Nature 1961; 192: 369-70.

12. Folch J, Lees M, and Sloane Stanley GH. A simple method for the iso-
lation and purification of total lipids from animal tissues. J Biol Chem
1957; 226:497-509.

13. Grau CR, and Roudybush TE. Protein requirements of growing cocka-
tiels. Proc Western Poultry Disease Conf, Salt Lake City, 1985: 107-8.

14. Griner LA. Pathology of zoo animals; a review of necropsies conduc-
ted over a 14-year period at the San Diego zoo and San Diego wild ani-
mal park. San Diego, 1983.

15. Grundy SM, Bilheimer D, Blackburn H, Brown WV, Kwiterovich PO
Jr, Mattson F, Schonfeld G, and Weidman WH. Rationale of the Diet-
Heart Statement of the American Heart Association. Circulation 1982;
4: 839A-51A.

16. Grundy SM. Cholesterol and coronary heart disease: A new era. J Am
Med Assoc 1986; 256: 2849-58.

17. Hammad SM, Siegel HS, and Marks HL. Total cholesterol, total trigly-
cerides, and cholesterol distribution and lipoproteins as predictors of
atherosclerosis in selected lines of Japanese quail. Comp Biochem
Physiol - A: Mol Integr Physiol 1998; 119: 485-92.

18. Harrison GJ, and Harrison LR. Nutritional diseases. In: GJ Harrison,
Harrison LR. eds. Clinical avian medicine and surgery, Philadelphia:
W.B. Saunders Company, 1986: 397-407.

19. Harrison GJ. Psittacine feeding and malnutrition in the USA. Proc Eur
Comm Assoc Avian Vet 1991; 230-42.

20. Harrison GJ. Twenty years of progress in pet bird nutrition. J Am Vet
Med Assoc 1998; 212: 1226-30.

21. Hess L, Mauldin G, and Rosenthal K. Nutrient contents of commonly
fed companion bird diets. Proc Ass Avian Vet 1997:229-32.

22. Hu FB, Stampfer MJ, Manson JE, Rimm EB, Wolk A, Colditz GA,
Hennekes CH, and Willet WC. Dietary intake of alpha-linoienic acid
and risk of fatal ischemic heart disease among women. Am J Clin Nutr
1999;69:890-7.

23. Johnson JH, Phalen DN, Kondik VH, Tippit T, and Graham DL.
Atherosclerosis in psittacine birds. Proc Assoc Avian Vet 1992; 87-93.

24. Kempeneers P. Atherosclerose bij de papegaai. Hoofdafdeling
Pathologie, Utrecht 1987.

25. Klasing KC. Comparative Avian Nutrition. Wallingford, CAB
International. 1998.

26. Kollias GV. Diets, feeding practices, and nutritional problems in psit-
tacine birds. Vet Med 1995:29-39.

27. Koutsos EA, Smith J, Woods LW, and Klasing KC. Adult cockatiels
metabolically adapt to high protein diets. J Nutr 2001; 131: 2014-20.

28. Lowestine LJ. Nutritional disorders in birds. In: M. Fowler, eds. Zoo
and wildlife medicine, Philadelphia: W.B. Saunders Company, 1986:
201-12.

29. Macwhirter P. Basic anatomy, physiology and nutrition. In: T. Tully,
Lawton MPC, Dorrestein GM. eds. Avian Medicine, Oxford:
Butterworth-Heinemann, 2000: 1-25.

30. Mensink RP, and Katan MB. Effect of dietary fatty acids on serum li-
pids and lipoproteins. Arterioscl Thromb 1992; 12:911-9.

31. Metcalfe LD, Schmitz AA, and Pelka JR. Rapid preparation of fatty
acid esters from lipids for gaschromatographic analysis. Anal Chem
1966;318:514-5.

32. Nott HMR. De voeding van papegaaiachtigcn. Waltham Int Focus
1992;2:2-9.

33. Nott HMR, and Taylor, EJ. The energy requirements of pet birds. Proc
AssAvianVet 1993;

34. Phalen DN, Hays HB, Filippich LJ, Silverman S, and Walker M. Heart
failure in a macaw with atherosclerosis in the aorta and brachiocepha-
lic arteries. J Am Vet Med Assoc 1996; 209: 1435-40.

35. Robben JH en Lumeij JT. Een vergelijking van in Nederland commer-
cieel verkrijgbare papegaaienvoeders. Tijdschr Diergeneeskd 1989;
114: 19-25.

36. Ross R. Atherosclerosis - An inflammatory disease. New Eng J Med
1999; 340: 115-26.

37. Roudybush TE, and Grau CR. Cockatiel (Nvmphicus hollandicus) nu-
trition. J Nutr 1991; 121: S206.

39.

40.

41.

42.

43.

44.

45.

46.

Roudybush TE. Nutrition. In: R. Altman, Clubb SL, Dorrestein GM,
Quesenberry K. eds. Avian Medicine and Surgery, Philadelphia: W.B.
Saunders Company, 1997: 27-44.

Rudel LL. Parks JS, and Sawyer JK. Compared with dietary monoun-
saturated and saturated fat, polyunsaturated fat protects african green
monkeys from coronary artery atherosclerosis. Arterioscl Thromb
Vascul Biol 1995; 15:2101-10.

Rupley AE. Manual of avian practice. Philadelphia, W.B. Saunders
Company. 1997.

Schoemaker NJ, Lumeij JT, Dorrestein GM en Beynen AC. Voedings-
gerelateerde problemen bij gezelschapsvogels. Tijdschr Diergeneeskd
1999; 124: 39-43.

Simopoulus AP Omega-3 fatty acids in inflammation and autoim-
mune diseases. J Am Coll Nutr 2002; 21: 495-505.
Smith JM, and Roudybush TE. Nutritional disorders. In: R. Altman,
Clubb SL, Dorrestein GM, Quesenberry K. eds. Avian Medicine and
Surgery, Philadelphia: W.B. Saunders Company, 1997: 501-16.
Taussig MJ. Atherosclerosis. Oxford, Blackwell, 1984.
Ullrey DE, Allen ME, and Baer DJ. Formulated diets versus seed mix-
tures for psittacines. J Nutr 1991; 121: S193-S205.
Weber PC, and Leaf A. Cardiovascular effects of omega-3 fatty acids.
World Rev Nutr Diet 1991; 66: 218-32.

Goed geregeld!

Voor financieel advies bij:

• Praktijkoverdracht

• Assistentie

• Associatie

• Praktijkfinanciering

• Pensioenen

• Woningfinanciering

• Verzekeringen

Maliesingel 34
3581 BJ Uirecht
Tel. (030) 244 87 74
Fax (030) 241 66 53
E-mail: inro@dixenco.nl
vvwvv.dixenco.nl

Dix €o

-ocr page 359-

Encyclopedie van de hond, prof. D.
Grandjean en dr. J.P. Vaissaire, 640
biz.,
€"49,95. Encyclopedie van de kat,
prof. B.M. Paragon en dr. J.P.
Vaissaire, 448 bIz., € 44,95. Uitslui-
tend verkrijgbaar bij de betere dieren-
speciaalzaken zoals onder andere Pets
Place en Dierenland.

Boe
besprekin

i

De indeling van de twee boeken komt in grote lijnen met el-
kaar overeen, al is de encyclopedie van de hond uitgebreider
dan die van de kat. Er wordt aandacht besteed aan de ge-
schiedenis van het dier, de relatie met de mens en de ver-
schillende rollen die vooral de hond vervult, en aan de anato-
mie en fysiologie (waarbij genetica en overerving op een erg
originele en duidelijke manier met behulp van een kwartet-
kaarten-systeem worden uitgelegd). Verder uiteraard veel in-

Dat is wat u kunt verwaciiten als u de door Royal Canin uit-
gegeven encyclopedieën van de hond en de kat aanschaft.
Deze boeken zijn tot stand gekomen onder leiding van prof
Grandjean c.q. prof Paragon en dierenarts Vaissaire, in
samenwerking met vele specialisten, onderzoekers van
Europese en Amerikaanse faculteiten diergeneeskunde en
voedingsdeskundigen van het onderzoekscentrum van Royal
Canin. Tijdens de perspresentatie in Ouwehands Dierenpark
in Rhenen, op woensdag 22 oktober 2003, worden de eerste
exemplaren overhandigd aan Martin Gaus. Deze dierenlief-
hebber pur sang is vol lof over de lijvige boekwerken. Prof
dr E. Gruijs, hoogleraar bij de Faculteit der Diergenees-
kunde, is ook uitgenodigd om zijn mening te geven. Hij heeft
de tijd genomen om zich te verdiepen in de inhoud van de
twee boeken en vergelijkt ze daarnaast met al bestaande
soortgelijke boeken, zoals de laatste druk uit 1999 van
Toepoels Hondenencyclopedie. Zijn conclusie luidt dat deze
boeken \'toppers\' zijn en een aanwinst voor iedereen die zich,
al dan niet beroepsmatig, met honden en katten bezighoudt.
Beide boeken zijn systematisch van opzet, met een overzich-
telijke indeling en zeer veel informatie die in heldere taal
wordt weergegeven. Dat maakt de boeken dan ook prettig
leesbaar en voor iedere liefhebber geschikt. Dc encyclopedie
van de hond heeft een index en kan daardoor mede als na-
slagwerk gebruikt worden, die van dc kat niet. Wat opvalt
zijn de vele, werkelijk prachtige foto\'s en illustraties
waardoor de boeken erg aantrekkelijk ogen en uitnodigen tot
lezen.

formatie over voeding en daarnaast zijn er hoofdstukken
over gedrag, preventieve diergeneeskunde en de belangrijk-
ste ziekten.

Een groot deel van beide boeken wordt gevuld met de, op al-
fabetische wijze gerangschikte, bespreking van de vele ras-
sen (ruim 50 kattenrassen en zo\'n 350 hondenrassen!). Per
ras worden de voornaamste kenmerken beschreven, waarbij
een apart (en eerlijk) overzicht wordt gegeven van de karak-
tertrekken van elk ras. Zo kunnen toekomstige eigenaren een
weloverwogen keus maken. De dierenarts kan daarbij be-
hulpzaam zijn door deze boeken beschikbaar te hebben in de
praktijk. Waarbij het natuurlijk een prettig voordeel is dat
uzelf en uw assistentes deze mooie boeken onbeperkt kun-
nen gebruiken als informatiebron voor bij- en nascholing.

L. C. T. Verkleij, dierenarts en journalist

Ruim vijf kilo uitstekende en zeer rijk geïllustreerde informatie!

Orale rehydratie
Voor honden en katten nnet diarree.

ACE Veterinary Products BV - Postbus 1262 - 3890 BB Zeewolde

-ocr page 360-

IBrrrrrrr

Twee praktijkgenoten werken mee
aan liet nationale bestrijdingsplan
IBR (voor de niet-veterinaire lezers:
Infectueuze Bovine Rhinotracheïtis, een luchtwegaandoe-
ning bij koeien) en enten in dat kader de hele runderveestapel
van twee veehouders in de buurt die vrijwillig aan het vacci-
natieplan meewerken. In april vaccineert de ene praktijkge-
noot de runderen met Bayovac IBR marker vivum. Een
paar maanden later hebben de runderen gezond-
heidsproblemen en legt de andere praktijk-
genoot een bedrijfsbezoek af Hij ziet
geen verband tussen de gezondheids-
problemen en de enting drie maan-
den eerder.

In de periode daarna volgen
wel de gebruikelijke dieren-
artsbezoeken aan het bedrijf,
maar iets abnormaals doet
zich daarbij niet voor. Eind
november gaat één van de
dierenartsen opnieuw naar
het bedrijf om de gang van
zaken rond de verplicht ge-
stelde vaccinatie ter bestrij-
ding van IBR te bespreken. Er
wordt niet besproken welk vac-
cin zou moeten worden gebruikt.
Twee dagen later worden 182 runde-
ren (waarvan 35 drachtig) geënt met
Bayovac IBR-marker vivum. De dieren-
arts bekijkt de runderen, en ent ze intrattiuscu-
lair per dertig dieren met dezelfde naald. In alle
drukte verzuimt hij om de batchnummers van de toege-
diende vaccins in zijn administratie op te nemen. In de maan-
den na deze vaccinaties ontstaan er - opnieuw - gezondheids-
problemen bij de gevaccineerde runderen. Later blijkt dat het
vaccin vermoedelijk gecontamineerd was met het BVD vi-
rus type I.

Veehouders en veterinairen

De veehouders klagen de praktijkgenoten aan over de gang
van zaken. Ze verwijten de dierenartsen vijf nalatigheden: de
dierenartsen hebben geen overleg met de veehouders ge-
voerd over de keuze van de entstof, ze hebben onvoldoende
onderzoek gedaan naar de gezondheidstoestand van de run-
deren, ze hebben er verkeerd aan gedaan door dertig runde-
ren met dezelfde naald te enten, ze hebben ten onrechte in-
tramusculair geënt en ze hadden de batchnummers moeten
noteren.

Discussie en deskundigheid

Daar blijft het natuurlijk niet bij! Noch de dierenartsen, noch de
veehouders zijn gelukkig met deze uitspraak en ze tekenen dan
ook allemaal beroep aan bij het Veterinair Beroepscollege, dat
uitgebreid onderzoek doet naar alle verwijten. De veehouders
brengen zelf een deskundige mee, viroloog drs. S.J. Barteling,
maar het Beroepscollege wil zelf ook meer informatie. Ter
zitting worden dr. R Franken, R&D-manager bij
de Gezondheidsdienst voor Dieren en prof
dr. J.T. van Oirschot, Hoofd Bovine viro-
logie bij ID-Lelystad en Hoogleraar
Veterinaire Vaccinologie aan de UU
gehoord. Na hun uitgebreide vi-
sies op de risico\'s, protocollen en
aanverwante veterinaire aange-
legenheden, geeft het Be-
roepscollege heldere stand-
punten over de gang van
zaken in dit geval, en meer
algemeen over de verant-
woordelijkheden van een
dierenarts bij enten in het ka-
der van dierziektebestrijding.

Intranasaal of intramuscu-
lair?

De eerste discussie gaat over de
vraag of de veehouders intranasaal
of intramusculair hadden moeten vac-
cineren. De veehouders vinden dat het in-
tranasaal had gemoeten want de bijsluiter
geeft aan dat dat kan en mag, terwijl de dierenartsen
intramusculair hadden geënt. De verschillende voorschriften
komen niet geheel overeen. Het Produktschap Vee en Vlees
(PVV) schrijft voor dat een geattenueerde variant intramus-
culair moet worden gegeven, een geïnactiveerde variant sub-
cutaan.

De Werkinstructie van de KNMvD gaat ook uit van een in-
tramusculaire of subcutane enting. In de Werkinstructie
wordt nog vermeld dat intranasale vaccinatie, voorzover vol-
gens voorschrift van de fabrikant toegestaan, alleen in hoge
uitzonderingsgevallen mag worden gegeven. Dat betekent
dat dat eigenlijk alleen mag bij een acute klinische uitbraak
van IBR.

Vervolgens staat in de bijsluiter van het vaccin dat de stof in-
tramusculair moet worden toegediend of intranasaal met de
bijgevoegde spraycanule. Geïnfecteerde runderen moeten
sowieso eerst intranasaal worden gevaccineerd, de herhaling
kan dan intramusculair gebeuren.

-ocr page 361-

Het Beroepscollege buigt zich over de vraag naar de verhou-
ding tussen de werkinstructies van KNMvD en PVV en de
bijsluiter. Een werkinstructie wordt uitgevaardigd in het ka-
der van een van overheidswege ingesteld eradicatiepro-
gramma. Voor het handelen van een dierenarts is dat van
zwaarwegend belang, maar dat neemt niet weg dat dierenart-
sen een eigen veterinaire verantwoordelijkheid blijven hou-
den. Daarom moet een dierenarts wel degelijk acht slaan op
de bijsluiter, maar wat in die bijsluiter staat hoeft niet op
voorhand beslissend te zijn.

Onderzoek en overleg

Dan rijzen vanzelf de volgende vragen: Was de keuze voor
een levend vaccin wel juist, en hadden de dierenartsen niet
door uitgebreider onderzoek moeten zien dat de runderen
mogelijk al ziek waren (en op grond daarvan kiezen voor een
intranasaal vaccin)? Hadden de dierenartsen bovendien de
keuze voor een levend vaccin aan de veehouder moeten
voorleggen?

Het Beroepscollege vindt dat er ook bij de productie van een
dood vaccin een risico op verontreiniging bestaat.
Belangrijker is dat de dierenarts, als een vaccin als veilig is
geregistreerd, er van mag uitgaan dat het vaccin zonder risico
voor de gezondheid van de dieren kan worden toegediend. In
dit geval is er gekozen voor een levend vaccin omdat daar-
mee een snellere en effectievere uitbanning van IBR kan
worden bereikt. Als het vaccin gewoon op de markt is en ook
nog van overheidswege is voorgeschreven, valt de dierenarts
niets te verwijten. Het is daarom ook niet onjuist dat hij deze
keuze niet specifiek heeft overlegd met de veehouder.

Hadden de dierenartsen dan uitgebreider onderzoek moeten
doen aan de 182 runderen? Het Beroepscollege vindt dat dit
niet in redelijkheid van een dierenarts kan worden gevergd.
In het kader van deze dierziektebestrijding kan worden vol-
staan met een visuele inspectie naar parasieten (waarvoor
ccn contra-indicatie bestaat) of acute besmetting met IBR.
Als de veehouder had gewild dat de dierenarts rekening
hield met een eventuele ziektegeschiedenis, had hij de die-
renarts zelf moeten waarschuwen! Van de dierenarts kan ten-
slotte niet worden verlangd dat hij van een dergelijke hoe-
veelheid runderen zelf alle informatie achterhaalt....

Ook aseptisch werken kent grenzen

Tot slot wordt gewikt en gewogen over de betekenis van de in
de bijsluiter voorgeschreven aseptische enting. Hoeveel
koeien mag je doen met één naald? De ene deskundige meldt
dat het enten van meerdere dieren met één naald altijd een ri-
sico oplevert, de volgende geeft aan dat de enting \'lege artis\'
moet worden toegepast en dat op de faculteit wordt onderwe-
zen om één naald per epidemiologische eenheid te gebrui-
ken, en de volgende is ervan overtuigd dat het gebruik van
één naald voor meerdere dieren helemaal geen extra risico\'s
oplevert, omdat BVD ook anderszins wordt overgedragen.

Strikt genomen moet volgens het Beroepscollege onder
\'aseptisch\' worden verstaan dat de huidplek waar de injectie
wordt gegeven wordt geschoren en gedesinfecteerd en dat
per dier een nieuwe, schone naald wordt gebruikt. Het staat
echter wel vast dat er in Nederland bij massavaccinaties in
het kader van dierziektebestrijdingsprogramma\'s, zelden op
die manier wordt geënt. Het gebruik van één naald per epide-
miologische eenheid is algemeen gebruik en levert in dit ge-
val geen onaanvaardbare extra risico\'s op. Het risico van ver-
spreiding van IBR via de naald is niet geheel uit te sluiten,
maar niet groter dan het risico dat een virus zich door onder-
ling contact tussen de dieren verspreidt.
Ook hier treft de dierenartsen geen verwijt.

Schriftelijke slordigheid

De enige klacht die dan nog overeind blijft is het verzuim van
de dierenarts om de batchnummers van de gebruikte entin-
gen op te schrijven. De waarschuwing hiervoor is voor de
dierenartsen de reden geweest om tegen de uitspraak van het
Tuchtcollege in beroep te gaan. Volgens hen waren de batch-
nummers eenvoudig te achterhalen en is daarom de Regeling
Administratievoorschriften van de Diergeneesmiddelenwet
niet overtreden. Daarnaast grijpen ze terug op een brief van
de KNMvD uit 1993, waaruit zou blijken dat dierenartsen
niet gehouden zijn om batchnummers te noteren.

Net als het Tuchtcollege, is het Beroepscollege van mening
dat het niet voldoen aan de voorgeschreven administratieve
verplichtingen, een gevaar kan opleveren voor de dierge-
zondheid en/of de volksgezondheid. In de brief van de
KNMvD staat volgens het Beroepscollege niet dat een die-
renarts van deze verplichting wordt ontslagen, en als dit wel
zo zou zijn vraagt het Beroepscollege zich af welk gewicht
een dergelijke brief dan zou hebben.

Na jarenlang procederen, inbreng van deskundigen en vooral
veel papierwerk blijft alleen de waarschuwing van het
Tuchtcollege voor administratief verzuim in stand. Voor zo-
ver er al sprake is van enige \'winst\' door deze uitspraak,
moet deze waarschijnlijk worden gezocht in de bevestiging
voor de dierenartsen dat de gebruikelijke gang van zaken bij
het enten in het kader van een bestrijdingsprogramma ook
door beide Tuchtcolleges wordt onderschreven.

Op 18 september 2003 heeft het
bestuur van het VKO op basis van
een voorstel van de Technische
Commissie Herkauwer de module
vleeskalveren voor erkende her-
kauwerdierenartsen vastgesteld.

Erkende herkauwerdierenartsen
kunnen voor de module vleeskalveren in aanmerking ko-
men indien hij/zij:

Module vleeskalveren

Berichte

verslage

Tenminste veertig procent van de contacturen
maakt binnen de vleeskalversector;
• Tenminste veertig procent van de nascholingspun-

ten afkomstig zijn uit typische vleeskalveronder-
werpen.

Erkende Herkauwerdierenartsen die zich aan willen mel-
den voor de module vleeskalveren kunnen zich melden bij
het VKO.

-ocr page 362-

Britten halen de wereld naar Amsterdam

Een impressie van het recente BCVA/Groep Rund-congres

Tekst:Jan Halsen, foto\'s: Geert Bisten/els

De British Cattle Veterinary Association (BCVA) organi-
seert drie congressen per jaar. Eén daarvan heeft een
sterk sociaal karakter en wordt elke twee jaar in een bui-
tenland georganiseerd. 23 tot 26 oktober viel Amsterdam
de eer de Britten te ontvangen, voor een vierdaags weten-
schappelijk congres. De leden van Groep Rund waren
óók uitgenodigd. Een bijzondere gelegenheid om colle-
ga\'s uit het buitenland professioneel en persoonlijk te le-
ren kennen. Helaas waren weinig Nederlanders present.

Praktische en gewone dingen

Zaterdagmiddag is plotsklaps nog slechts één Schot in de
zaal, namelijk de spreker prof. Julie Fitzpatrick uit Glasgow.
De andere Schotten blijken in de pub te verkeren, druk kij-
kend naar de WK rugby-interland Frankrijk-Schotland.
(Frankrijk wint met 51-9.)

Fitzpatrick deed onderzoek naar pijn en pijnbestrijding bij
mastitis. Een onderwerp dat klaarblijkelijk internationaal
belangstelling heeft. Haar bevindingen laten zien dat masti-
tis voor de koe een pijnlijk proces kan zijn.
Een deel van de zaterdag wordt gevuld met \'Clinical Club
Seminars\'. Dit zijn korte lezingen, vijf minuten, over prakti-
sche onderwerpen. De Clinical Club is ontstaan om practici
ruimte te bieden voor de presentatie van interessante casus-
sen, onderzoekjes en andere informatie uit de praktijk. De
voorzitter legt uit dat de BCVA het een belangrijk platform
vindt dat ze niet graag zou kwijtraken, maar geeft ook aan
dat het moeilijk is om de juiste vorm te vinden voor deze
kennisuitwisseling. De cases gaan ondermeer over leverbot.
Deze parasiet breidt zijn leefgebied uit, mogelijk doordat
envi-

ronmentalpolicies, milieubeleid, leidt tot een toename van de
biotoop voor de gastheerslak. Maar ook de klimaatsverande-
ring kan een rol spelen. Een lastig probleem, doordat het
Britse landschap regelmatig geen inogelijkheden geeft om
slootkanten en afwatering te verbeteren én risicopercelen
soms alleen voor beweiding geschikt zijn. Al met al is de Brit
in de leverbotbestrijding grotendeels aangewezen op behan-
deling. Er wordt een casus gepresenteerd waarin een relatie
lijkt te bestaan tussen een leverbotinfectie bij melkvee en een
toename van metabole probleinen. Helaas laat de spreker sta-
tistiek los op deze casus (n=l, geen controlegroep), wat de
strekking van zijn verhaal onderuit haalt.

Een wereld vol fertiliteit

Een heel aantal voordrachten heeft te maken met fertiliteit.
Juist bij dit alledaagse onderwerp is de verfrissing duidelijk,
van voordrachten door sprekers met een niet-Nederlandse in-
slag. Hoe
manage je fertiliteit? In de kern wil je meetpunten
die zo goed mogelijk passen bij het doel van het proces: een op
tijd drachtige koe. De Australiër Morton stelde in het
InCalf
praktijkproject vast het best te kunnen werken met een kenge-
tal dat het drachtigheidspercentage op een vastgesteld mo-
ment na afkalven weergeeft, samen met een kengetal dat het
niet-drachtigheidspercentage twee a drie maanden later be-
noemt. Dit geldt bij zowel jaarrond-afkalvende koppels als bij
seizoens-afkalvenden. Daarbij heeft hij een derde parameter
die tochtigheidswaameming aangeeft (percentage insemina-
ties tachtig dagen na afkalven, respectievelijk 21 dagen na
start inseminatieperiode). Morton heeft een sterke focus op de
economische essentie van de bedrijfsprocessen van een vee-

-ocr page 363-

Dairy industry

. -270cöW5/henl
, 57,10»nuimSMW

. KOftecWMo\'lai*\'\'\'®\'™
. 3700 Ucowflactation .

. 307 miksoMs/cow/lactation (fat ♦ protHn)
. Pnymmti!(Fat*protein-volumel

-iraSÄOMSe-SWS

ft

^ -nulNZ030l = 11penc««.or0.16Eurafl.

houder en laat zich daarbij niet afleiden door bijzaken. "We
houden ons te vaak bezig met problemen die heel duidelijk
herkenbaar zijn, maar waarvan het oplossen weinig bijdraagt
aan de bedrijfsresultaten van de veehouder", betoogt de
Engelsman Esslemont. Hij weet in een overtuigende voor-
dracht duidelijk te maken dat de Engelse boer het meest ge-
baat is bij betere tochtigheidswaarneming. De dierenarts die
dat weet te verbeteren, verdient veel geld voor de boer. Daarbij
werkt men met diverse hulpmiddelen, zoals kleurstofcapsules
cn
tailpaint, veestift op de staartknobbel. Esslemont noemt
herhaaldelijk dat de Holstein Friesian koe niet past op veel
Engelse bedrijven. De Canadees LeBlanc en de Nieuw-
Zeelander McDougall praten over endometritis en de behan-
deling ervan. Hun boodschap: behandeling van endometritis
(witvuilen) heeft alleen zin als dit tot resultaat heeft dat de koe
nu wél drachtig wordt, of eerder drachtig wordt. Beiden bena-
drukken dat heel veel therapieën geen enkel genezend effect
hebben, of zelfs negatief werken. Pas vanaf vier weken na af-
kalven heeft behandeling van endometritis zin. Hun onder-
zoek laat zien dat intra-uteriene toediening van het breedspec-
trum antibioticum cefapirine therapeutisch effect heeft op de
endometritis én de fertiliteit verbetert. Cyclische koeien rea-
geren het best. Prostaglandine F2a lijkt alleen effectief te zijn
als er een functioneel corpus luteum (cl) aanwezig is. En, me-

moreert LeBlanc, een cl vaststellen met rectaal palperen is ze-
ker niet betrouwbaar. De kosten en de onzekerheid van de dia-
gnostiek van endornetritis waren voor McDougall reden om
een proef op te zetten waarin hij risicokoeien intra-uterien be-
handelde met cefapirine. Bij een juiste definitie van de risico-
koeien, bleek deze behandehng de fertiliteit significant te ver-
beteren. De risicokoeien waren: aan de nageboorte blijven
staan, kalf gestorven binnen 24 uur na afkalven, purulente uit-
vloeiing vanaf veertien dagen na afkalven. Geen significante
verbetering trad op bij behandeling van koeien met tweeling-
geboorte, metabole problemen rondoin afkalven en een zware
partus. McDougall\'s voordracht geeft een duidelijk beeld van
de complete ontwikkeling van een diergeneeskundig product.
Hij definieert exact de koeien en de behandeling, de kosten
stelt hij vast én hij weet de opbrengsten te berekenen. In een
spreadsheet (Microsoft Excell) rekent hij de baten voor bij
verschillende aannames: melkprijs, genezingspercentage, en
dergelijke. In de Nieuw-Zeelandse situatie betekent deze be-
handeling dat de dierenarts op een vastgestelde dag na de start
van het inseminatieperiode, alle risicokoeien behandelt. Voor
nagenoeg elke veehouder blijkt het een rendabele ingreep. Het
toegehoor kan vervolgens aan de slag met de ethische aspec-
ten van deze procesmatige toediening van antibiotica.

-ocr page 364-

Firfin

INSCHRIJFFORMULIER
Gedrukt FIDIN REPERTORIUM Diergeneesmiddelen

Sinds een aantal maanden is het FIDIN Repertorium Diergeneesmiddelen via de website van
de FIDIN te raadplegen. Naast deze digitale versie van het Repertorium zal begin 2004 ook
een gedmkte versie van het Repertorium verschijnen.
Via de website: WWW.fidin.nl,
kunt u zich gemakkelijk en snel inschrijven voor het gedrukte exemplaar.

De kosten van de gedrukte versie van het FIDIN Repertorium Diergeneesmiddelen zullen
€ 42,- (inclusief 6% BTW en verzendkosten) bedragen.

Heeft u niet de beschikking over internet? Dan kunt u het Repertorium tot en met

31 december 2003 bestellen door dit inschrijfformulier in te vullen en te retourneren aan de

FIDIN.

- per fax: 31-182-53.68.92

- per post:

FIDIN, t.a.v. het Secretariaat
Postbus 80523
2508 GM Den Haag

Gegevens1

Naam en voorletters : m/v

Adres :

Postcode en woonplaats :

Bank-/girorekening :

Ten name van : te

Bestelling

.... X FIDIN REPERTORIUM a € 42,-= €......,-

Éénmalige machtiging

Ondergetekende verleent hierbij toestemming aan de FIDIN (girorekening 2031116) om
eenmalig een bedrag van € ,— van zijn/haar bank- of girorekening af te schrijven.

Handtekening rekeninghouder

Plaats en Datum

1  Formulier invullen met BLOKLETTERS

-ocr page 365-

Over de ins en outs van het digitale Repertorium

In het Tijdschrift voor Diergeneeskunde van augustus
(deel 128, aflevering 16, 2003) heeft de FIDIN de lance-
ring van de negende editie van het Repertorium, ditmaal
op internet, aangekondigd. Het Repertorium is nu 24 uur
per dag vrij beschikbaar via de website
www.fidin.nl.
Gezien de reacties van de afgelopen maanden , blijkt dat
veel gebruik wordt gemaakt van het digitale Reper-
torium. Een nieuw gremium roept natuurlijk ook vragen
op. Met dit artikel hoopt de FIDIN de ins en outs van het
digitale Repertorium te kunnen geven, de voordelen ten
opzichte van de oude editie op een rijtje te zetten, de
werkzaamheid toe te lichten en andere vragen te beant-
woorden.

Van boek naar database

Het oorspronkelijke papieren Repertorium is een catalogus
van op de Nederlandse markt beschikbare diergeneesmidde-
len en overige veterinaire producten, afkomstig van leden
van de FIDIN. Met behulp van een aantal specifieke indexen
kon de practicus de gewenste producten en bijbehorende
productbeschrijvingen zoeken. De ontsluiting van de ne-
gende editie van het Repertorium via het internet is in het
huidige ICT-tijdperk, waarin alle denkbare informatie via
zoekmachines op internet kan worden gevonden, een logi-
sche vervolgstap geweest en biedt de gebruiker een groot
aantal voordelen ten opzichte van boekgebruik. Het grootste
voordeel ten opzichte van de achtste editie van het boek is de
mogelijkheid het Repertorium voortdurend te actualiseren.
Worden wijzigingen doorgegeven door de fabrikant, dan zal
de database binnen enkele werkdagen worden aangepast. De
huidige vorm van het Repertorium is derhalve dynamischer,
in tegenstelling tot het boek dat eens in de twee jaar werd
aangepast. Een ander groot voordeel is het gebruiksgemak.
Met behulp van een speciale zoekmachine kan snel, eenvou-
dig en zeer gericht worden gezocht naar een product en de
daarbij behorende productbeschrijving.

Indeling in hoofdstukken

Ook in de digitale versie van het Repertorium is rekening ge-
houden met de behoefte aan een algemene toelichting op de
werking van diergeneesmiddelen. In een vijftiental hoofd-
stukken zijn inleidende teksten opgenomen over indicaties en
behandelmethoden. Deze hoofdstukken zijn ingedeeld over-
eenkomstig de structuur van de ATCvet en bevatten naast een
toelichting ook de diergeneesmiddelen en overige veterinaire
producten die op grond van de ATCvet-classificatie onder het
bewuste hoofdstuk vallen. De inleidende teksten zijn tot
stand gekomen dankzij de enorme inspanning van professor

Fink-Gremmels en haar medewerkers van de vakgroep
Veterinaire Farmacologie, Farmacie en Toxicologie (VFFT)
van de Faculteit der Diergeneeskunde van de Universiteit
Utrecht.

Snel en eenvoudig zoeken - toelichting op de zoeksleutels

Aan de hand van de zoekmachine kan worden gezocht naar
een product en de specifieke aspecten van het product be-
staat uit een zestal zoeksleutels. Naast het zoeken op pro-
ductnaam, werkzame stof en leverancier is het ook mogelijk
te zoeken op doeldier, farmacotherapeutische groep en toe-
dieningsvorm. De gebruiker kan zoeken met behulp van één
enkele zoeksleutel, maar ook een (juiste) combinatie van
zoeksleutels kan gewenste resultaten opleveren. Ter verdui-
delijking van bijvoorbeeld het gebruik, de keuze en de inde-
ling van de zoeksleutels zijn op de website bij een aantal
zoeksleutels een aantal toelichtingen opgenomen. Hieronder
zal in het kort een toelichting worden gegeven op deze zoek-
sleutels alsmede op de mogelijkheid te zoeken via de hoofd-
stukindeling.

Zo is ten aanzien van de zoeksleutel doeldier de keuze ge-

De zoeksleutel \'doeldieren\' bevat de volgende groepen:

- geiten

- kalveren

- katten

- kalkoenen

- kippen (inclusief slachtpluimvee)

- konijnen

- kooivogels

- leghennen

- overige gevogelte

- overige huisdieren

- paarden

- pel sdi eren

- runderen

- schapen

- varkens (fokvarkens)

- varkens (mestvarkens)

- vissen

maakt het vele aantal doeldieren, zoals deze in de registratie-
beschikkingen voorkomen, te beperken. Derhalve zijn de
doeldieren gegroepeerd. In de toelichting bij de zoeksleutel
doeldier is de lijst met groepen doeldieren, die worden ge-
bruikt in de zoeksleutel, opgenomen. Als de practicus bij-
voorbeeld een product zoekt dat is bestemd voor ezels, dient
te worden gezocht aan de hand van de zoekterm \'paarden\'.
Uit de productbeschrijving bij het product kan vervolgens
worden opgemaakt voor welk doeldier het product is gere-
gistreerd.

Omdat in de registratiebeschikkingen een groot aantal far-
maceutische vormen voorkomt, waardoor een lange lijst met
zoekmogelijkheden zou ontstaan, is gekozen voor het zoe-
ken op
toedieningswijze.

-ocr page 366-

Bij liet zoel^en op toedieningswijze zal altijd maar één uit-
komst op het scherm verschijnen, ook als het product op
meerdere wijzen kan worden toegediend. Het kan ook zijn
dat een toedieningswijze alleen van toepassing is op een spe-
cifiek doeldier, terwijl voor andere doeldieren, waarvoor het
product ook is bestemd, een andere toedieningswijze wordt
voorgeschreven. Voor de juiste toedieningswijze dient der-
halve de productbeschrijving van het betreffende dierge-
neesmiddel te worden geraadpleegd. De verschillende toe-

De verschillende toedieningswijzen:

dermaal diagnosticum

intra-articulair

intracardiaal

intracardiaal (ook \'wing-webmethode\')

intradermaal

intramammair

intramusculair

intraperiteonaal

intra-urethraal

intra-uterien

intreveneus

oculair en/of intransaal (met name druppelmethode)

oculo-nasaal (onder andere met behulp van grove spray)

oraal

overige

parenteraal

rectaal

respiratoir (met name spraymethodes)

subcutaan

topicaal (oog/oor)

Wijziging in controle GVP door
Stichting KKM

De Stichting KKM heeft besloten om per 9 oktober 2003
de controle van de GVP-verklarIng melkveehouderij op
het melkveebedrijf te wijzigen.

Oude situatie

Voorheen werd tijdens een beoordeling op het melkveebe-
drijf gevraagd naar een actuele \'Verklaring voor veterinaire
(be)handelingen ten behoeve van kwaliteitsborging op het
melkveebedrijf\' (GVP-verklaring) van alle dierenartsen
die diensten (verkopen en toedienen van middelen en be-
handelen van dieren) verrichten op het melkveebedrijf
Dit werd echter zowel door de veehouder als door de die-
renarts als een administratieve last ervaren.

Nieuwe situatie

Tegenwoordig ontvangt de Stichting KKM het GVP-re-
dieningswijzen zijn in de toelichting bij de zoeksleutel opge-
nomen.

Aangezien de terminologie in de registratiebeschikkingen
niet eenduidig is, zou bij het zoeken op indicatie een te be-
perkt beeld ontstaan van de verschillende mogelijkheden van
behandeling. Derhalve is besloten de diergeneesmiddelen in
te delen in farmacotherapeutische groepen.Vandaar dat met
de
zoek&\\eute\\ farmacotherapeutische groep producten kun-
nen worden geselecteerd op basis van hun therapeutische
werking. Indeling van de producten heeft plaatsgevonden via
de ATCvet-classificatie. ATC staat voor Anatomie Thera-
peutic Chemical Classification en wordt beheerd door de
World Health Organisation. Alle werkzame stoffen zijn op
basis van chemische en/of therapeutische werking ingedeeld
volgens de ATCvet-classificatie. Ook in het kader van de re-
gistratie van diergeneesmiddelen wordt deze indeling gehan-
teerd.

Van database naar boek

Natuurlijk is het digitale Repertorium een makkelijke en
snelle manier om producten te kunnen raadplegen, maar de
FIDIN beseft ook het gemak van een papieren Repertorium
in bijvoorbeeld de auto of op de werkplek. Vandaar dat begin
2004 het Repertorium, op basis van voorinschrijving, ook in
boekvorm zal worden uitgebracht. Voorinschrijving zal mo-
gelijk zijn via de website van de FIDIN of via bijgaand in-
schrijfformulier.

Tot slot

Mochten naar aanleiding van dit artikel vragen en/of opmer-
kingen rijzen dan kan per e-mail (fidin(gfidin.nl) of telefoon
(070-7503100) contact worden opgenomen met Judith van
Haersma Buma of Dirk Driessen.

gister rundveehouderij van het VKO. De nieuwe werk-
wijze van de KKM-beoordelaars is dat ze tijdens het be-
zoek van het melkveebedrijf, de dierenarts opzoeken in
het register. Staat de betreffende dierenarts niet in het re-
gister, dan wordt deze op het beoordelingsformulier ge-
noteerd. KKM controleert vervolgens of de dierenarts in-
derdaad niet in het register voorkomt. Indien dit niet het
geval is, wordt eerst contact opgenomen met het VKO al-
vorens de veehouder te berichten dat zijn dierenarts niet
in het register voorkomt.

Het is dus niet meer noodzakelijk dat dierenartsen aan een
melkveehouder een GVP-verklaring ten behoeve van het
melkveebedrijf afgeven.

Het actuele GVP-register rundveehouderij kunt u bekijken
op de website van het VKO: www.veterinairekwaliteit.nl

Eventuele wijzigingen in het register kunt u doorgeven aan
het VKO.

-ocr page 367-

Inleiding

Om de eflFiciëntie van de omzetting van voeder tot pro-
ducten van dierlijke oorsprong te bevorderen kunnen een
aantal min of meer fysiologische hormonale ingrepen
worden gepleegd, zoals het toedienen van geslachtshor-
monen, beta-agonisten, corticosteroïden, thyreostatica,
groeihormonen of releasing factoren hiervoor.
Deze bijdrage geeft geen overzicht van productiebevor-
deraars (zoals groeibevorderaars), en de ethiek en wetge-
ving op dit terrein, maar beschrijft de taak van de VWA
in deze, en vooral hoe deze taak in de (nabije) toekomst
wordt ingevuld.

w

Q

Omgeving

Er zijn positieve en negatieve kanten op te noemen aan
het gebruik van productiebevorderaars, die vooral wor-
den bepaald door de tijdgeest en voedselveiligheidsas-
pecten. De vraag naar dierlijke producten neemt toe met
de groei van de wereldbevolking. Als we groeibevorde-
raars toepassen kunnen we het aanbod vergroten met re-
latief minder dieren en daardoor bijvoorbeeld minder
mest. We maken van deze dieren topsporters, echter
zonder de keuzevrijheid die topsporters hebben. Wel of
niet slikken, spuiten of smeren. Andere aspecten die een
rol spelen bij de oordeelsvorming over groeibevorde-
raars zijn diergezondheid, dierwelzijn en volksgezond-
heid. Het feit dat het efficiënter is om de voor diervoe-
der veelgebruikte granen rechtstreeks te benutten voor
humane consumptie, mag ook niet ongenoemd blijven.

Wet- en regelgeving

Vanwege het mogelijke gevaar voor de volksgezondheid
zijn de meeste middelen wettelijk niet toegestaan voor
gebruik als groeibevorderaar in de EU. Het is de taak van
de VWA om deze wettelijke verboden te handhaven, on-
der meer door het analyseren van monsters uit de boerde-
rij- en slachthuisfase. Juist vanwege de verboden wordt
er in de sector gezocht naar alternatieven, maar helaas
ook naar verwante - verboden - middelen die niet zijn op
te sporen. Dit maakt onze taak dus niet eenvoudig.

Mens en dier

Het vertrouwen van de consument in de veiligheid van
zijn voedsel is mede gebaseerd op de effectiviteit van
het toezicht van de overheid erop. Zoals eerder genoemd
kan het leven van het productiedier worden beschouwd
als topsport, waarbij prestatiebevordering gelijk is aan
productiebevordering. Wielrenners en atleten staan al
jarenlang in een kwaad daglicht omdat sommigen van
hen prestatiebevorderende middelen gebruiken. Dit va-
rieert van voedingssupplementen tot hormonale midde-
len. Dit is niet anders bij de productiedieren. Echter, in
het geval van de sporters is er sprake van een bewuste
keuze om genoemde middelen tot zich te nemen. De
consument van vlees heeft deze keuzevrijheid niet.

Voedsel en
^aren Autoriteit

\\rn

Hij of zij wordt ongewild geconfronteerd met de moge-
lijke aanwezigheid van residuen van de bewuste
middelen in dierlijke producten na toediening aan het
productiedier. Als we de vergelijking doortrekken dan
valt het op dat de gebruikte middelen in de humane
sport en de dierlijke productie niet veel verschillen.
Met name de ontwikkeling van illegale, nieuwe,
middelen die door de handhavers van dopingregele-
menten dan wel EU-verboden op gebruik van groei-
bevorderaars (nog) niet kunnen worden opgespoord, is
universeel. De ene keer heeft de dierlijke sector het du-
bieuze voorrecht de eerste gebruiker te zijn van een
nieuw middel, een andere keer is dit de humane sector.
Het is dan ook de vraag hoe snel tetrahydrogestrinone
(THG), het recent bij atleten gevonden synthetisch ste-
roid, zal worden gevonden in dieren of dierlijke pro-
ducten.

Een groot probleem waar handhavende organisaties
mee worden geconfronteerd is het vinden van dit soort
nieuwe middelen. Hoe richt je je zoektocht in?

Signaleringssystematiek

Het is belangrijk om de ontwikkelingen op de voet te
volgen. Niet alleen in de dierlijke sector maar ook in de
humane sector. Dc relatief eenvoudige verkrijgbaarheid
van middelen op internet en de grensoverschrijdende,
winstgevende, handel in illegale groeibevorderaars
maakt de zaak complex. Allemaal redenen om op regu-
liere basis informatie uit te wisselen tussen (over-
heids)organisaties die zich bezighouden met humane en
veterinaire prestatiebevorderaars (doping-gcduide mid-
delen en illegale groeibevorderaars). En om contact te
zoeken met vergelijkbare organisaties in het buitenland.
Daarnaast is het ontwikkelen van analytische methoden
die middelen kunnen aantonen op basis van hun biolo-
gisch werkingsmechanisme (bioassays) in plaats van al-
leen op basis van de (bekende) molecuulstructuur, zeer
belangrijk. Het aantonen van een biologische werking
in een bioassay screening vormt aanleiding om nader
onderzoek te doen naar het mogelijk gebruik en de
structuur van een nieuw middel. Zo is itiet een gene-
rieke bioassay tijdens de MPA-affaire vorig jaar aange-
toond dat er ook oestrogene activiteit aanwezig was in
de onderzochte monsters diervoeder, en heeft afgelopen
voorjaar een beta-agonisten activiteit in een bioassay er-
toe geleid dat een \'nieuwe\' beta-agonist is aangetoond.

Verkenner

Al met al kan de VWA worden beschouwd als een ver-
kenner in het onoverzichtelijke en uitbreidende terrein
van de groeibevorderaars. Zoekend naar gebruik van il-
legale groeibevorderaars en de risico\'s ervan voor dier-
gezondheid en volksgezondheid. Vooral ook zoekend
naar de verboden groeibevorderaar in het dierlijke pro-
duct. Deze zoektocht wordt de komende tijd geïntensi-

Hormonale groeibevorderaars

-ocr page 368-

Door de voorspelbare calamiteit met blackhead bij een
koppel kalkoenen in het Limburgse plaatsje Leveroy zijn
in de maand oktober de problemen rondom het ontbre-
ken van mogelijkheden voor behandeling en preventie te-
gen deze ziekte actueel geworden. Blackhead bij kalkoe-
nen en overig pluimvee is geen nationaal maar een
Europees probleem. Doordat binnen de Europese
Gemeenschap in april 2003 de toepassing van preven-
tieve voederadditieven zijn komen te vervallen, kampen
meerdere lidstaten met calamiteiten. Omvang van de
Europese problemen voor het dierenwelzijn en de dierge-
zondheid zijn nog niet geheel in kaart gebracht, maar
wijzen ook daar op de onvermijdelijkheid van blackhead
dat zonder curatieve of preventieve middelen waar-
schijnlijk niet beheersbaar is.

Al geruime tijd voert de KNMvD, in samenwerking met het
bestuur van de Groep Pluimveewetenschappen en bijge-
staan door terzake deskundige leden, overleg met de natio-
nale overheid om preventie en behandeling mogelijk te ma-
ken. Gedurende 2002 en voorjaar 2003 heeft ambtelijk
overleg plaatsgevonden en heeft voorzitter Ton de Ruijter er
bij de toenmalige staatssecretaris Odink van het ministerie
van LNV op aangedrongen om actie te ondernemen ten-
einde het Europese beleid op dit punt te wijzigen.
Dinsdagavond 21 oktober 2003 heeft een delegatie van de
KNMvD, PVE en NOP nogmaals enkele leden van de Vaste
Kaïncrcommissie voor LNV geïnformeerd over de dilem-
ma\'s cn mogelijke oplossingsrichtingen. In een brief aan de
Kamer heeft de minister van LNV zijn standpunt ten aan-
zien van de calamiteit in Limburg per brief van 23 oktober
aan de Tweede Kamer bekend gemaakt (www.minlnv.nl/
infomart/parlemnt/2003/par03309.htm). In de slotalinea
wordt de sector opgeroepen mee te denken over een moge-
lijke oplossingsrichting. Op 28 oktober 2003 heeft de mi-
nister van LNV in de Tweede Kamer antwoord gegeven op
een groot aantal vragen inzake de ziekte blackhead. Basis
voor de antwoorden vormen de informatie die de minister
heeft ontvangen van verschillende deskundigen. Geïnteres-
seerden kunnen deze adviezen lezen op de website van de
Voedsel en Waren Autoriteit
www.vwa.nl onder actueel.
Inmiddels heeft de minister van LNV verklaard mee actief
te zullen meewerken bij het helpen realiseren van een oplos-
sing voor blackhead bij kalkoenen.

De KNMvD voert op basis van de veterinaire afwegingen op
nationaal niveau overleg met belanghebbende organisaties:
LTO, PVE, Nevedi, NOP en de farmaceutische industrie.
Ook op Europees niveau wordt met de deskundigen uit de
lidstaten en met de FVE naar oplossingsrichtingen gezocht.
Inzet is een lange termijnoplossing waarbij recht gedaan
wordt aan de volksgezondheid en voedselveiligheid, dieren-
welzijn en de diergezondheid. De gevaren, risico\'s en bloot-
stelling voor de oplossingen op de korte termijn spelen in de
discussie een belangrijke rol.

Dilemma\'s blackhead bij kalkoenen

Therapeutische behandeling

Sinds 1996 is er in Europa geen therapeuticum meer be-
schikbaar voor klinische blackhead (histomoniasis) bij
kalkoenen (en ander pluimvee). De eerder beschikbare
middelen behoren alle tot de groep der nitro-imidazolen.
Deze hele groep is op Annex IV geplaatst en mag dus niet
in de voedselketen worden toegepast. Humaan worden
middelen uit de nitro-imidazolen groep zeer frequent the-
rapeutisch toegepast.

Preventie

Sinds 31 maart 2003 is het laatste middel (Nifursol) ter
preventie van blackhead van de markt gehaald. Dit besluit
van de Commissie is genomen na een periode van uitstel.
In deze periode is de producent in de gelegenheid gesteld
om de aanvullende onderzoeken af te ronden. Dit is
binnen de gestelde periode niet gelukt. Op basis van de
herbeoordeling van dit toevoegingsmiddel door het
Wetenschappelijk Comité voor dc diervoeding kon niet
met zekerheid worden gezegd dat Nifursol geen risico
voor de consument van dieriijke producten inhoudt.

Tijd

Uit jurisprudentie van de producent van het toevoegings-
middel Nifursol over dit verbod blijkt dat SC (thans
SCFCAH) en SCAN het middel te gehaast van de markt
hebben gehaald. Terwijl bekend kon worden geacht dat
door dit verbod de gehele kalkoensector in onoverkome-
lijke problemen zou komen, omdat al geen therapeuticum
meer beschikbaar was.

Bezwaren

De Poultry Veterinary Study Group ofthe EU (PVSG),
heeft bij de voorzitter van de Standing Comittee formeel
bezwaren geuit tegen de toenmalig dreigende (en in-
middels ontstane) situatie met betrekking tot diergezond-
heid en dierenwelzijn in gevallen van blackhead bij kal-
koenen. De KNMvD en verschillende andere instanties
en organisaties hebben de nijpende situatie met betrek-
king tot blackhead in 2002 bij de Nederlandse overheid
aan de orde gesteld. Over bovengestelde zaken zijn op 26
september 2002 reeds Kamervragen gesteld (Koopmans
en Atsma, CDA) aan de staatssecretaris.

Calamiteit

De eerste ernstige gevallen van blackhead op kalkoenbe-
drijven doen zich nu voor in diverse EU lidstaten, inclu-
sief Nederland. Niettemin bestaat er geen regeling hoe
getroffen bedrijven en dierenartsen met deze ernstige die-
renwelzijnsituatie moeten omgaan.

Blackhead bij kalkoenen: voorspelbare calamiteit
maakt probleem bespreekbaar

S.J. de Croot en P. van Beek

-ocr page 369-

Mogelijke oplossingsrichtingen met
betrekking tot blackhead

Europa

* Urgente vergunningverlening artikel 15 Verordening nr.
1831/2003 d.d. 22 september 2003 betrefTende toevoe-
gingsmiddelen voor diervoeding: "In specifieke gevallen
waarin dringend een vergunning vereist is om het welzijn
van dieren te verzekeren, kan de Commissie volgens de in
artikel 22 lid 2, bedoelde procedure een voorlopige ver-
gunning verlenen voor een periode van ten hoogste vijf
jaar". In de tussentijd kan een definitieve registratie van
een preventief middel plaatsvinden.

* Afschermen van de eigen markt voor pluimveevlees uit
landen waar therapeutische en preventieve middelen mo-
gen worden toegepast waarvan de volksgezondheidsrisi-
co\'s bekend zijn.

Muggen rukken op

LC.T. Verkleij

Muggen zijn zeer irritant, niet alleen vanwege het ge-
zoem in het donker als je net lekker ligt, maar veel meer
nog vanwege het gevaar van overdracht van ziektes.
Verschillende onderzoeken tonen aan dat in steeds meer
landen populaties van de mug .Aedes Albopictus zijn te
vinden. Bij de snelle verspreiding van de mug speelt de
internationale handel in afgedankte autobanden waar-
schijnlijk een belangrijke rol. De muggen leggen name-
lijk hun eitjes in het water dat in autobanden blijft
staan/wordt opgevangen.

A. albopictus komt oorspronkelijk uit Azië, maar heeft zich
inmiddels ook gevestigd in Noord-Amerika, verschillende
Latijns-Amerikaanse en Caribische landen, in (zuidelijke)
delen van Europa en naar sinds kort blijkt ook in een aantal
Afrikaanse landen. Het vóórkomen van deze mug in Afrika
heeft rampzalige gevolgen voor de transmissie van inheemse
arbovirussen zoals het West-Nijlvirus en de virussen die
knokkelkoorts (dengue) en gele koorts (yellow fever) ver-
oorzaken.

Een (virus)brugte ver

Overdracht van ziektes door geïnfecteerde muggen is ui-
teraard geen nieuw verschijnsel in Afrikaanse landen, denk
bijvoorbeeld alleen maar aan de malariamug. De mug A. al-
bopictus heeft echter enkele eigenschappen die andere mug-
gen niet of minder hebben. Ten eerste broedt deze mug in zo-
wel stedelijke omgeving als in het tropische regenwoud,
waardoor de soort kan gaan dienen als brug tussen bijvoor-
beeld de verschillende transmissietypes van gele koorts. Bij
gele koorts wordt onderscheid gemaakt tussen drie soorten
transmissiecycli: de sylvatische (jungle), de intermediaire en
de stedelijke gele koorts. Sylvatische gele koorts komt voor

Nationaal

* Mogelijkheid om gebruik te maken van artikel 7 van de
Richtlijn 2001/82/EG van het Europees Parlement en de
Raad van 6 november 2001 tot vaststelling van een com-
munautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor dier-
geneeskundig gebruik: "Wanneer de gezondheidstoestand
zulks vereist, kan een lidstaat toestaan dat geneesmiddelen
voor diergeneeskundig gebruik, die door een andere lid-
staat overeenkomstig deze richtlijn zijn toegestaan, in de
handel worden gebracht of aan dieren worden toegediend".

* Vroeg diagnostiek kan maatregelen efficiënter maken. De
huidige diagnostische mogelijkheden voor blackhead komt
voor kalkoenen altijd te laat. Ondersteuning voor het ontwik-
kelen van altematieve diagnostische methode is van groot
belang. Als voorbeeld kan een PCR-test een prima instru-
ment zijn voor de inventarisatie van de infectiedruk, en voor
het evalueren van mogelijke preventieve en hygiënemaatre-
gelen en om het effect van potentiële therapeutica te meten.

bij wilde apen in het regenwoud en wordt door geïnfecteerde
muggen sporadisch overgedragen naar mensen die in de jun-
gle werken. De intermediaire vorm wordt gezien op de sa-
vannes, waar hele dorpen tegelijk milde verschijnselen ver-
tonen na contact met geïnfecteerde muggen. De stedelijke
variant wordt gekenmerkt door een grote epidemie met vaak
ernstige verschijnselen in dichtbevolkte (stedelijke) gebie-
den.

Ten tweede fungeert de mug als een erg efficiënte vector
voor het denguevirus, omdat het in staat is tot verticale trans-
missie van dit virus. Het nageslacht van de mug wordt geïn-
fecteerd via de eitjes, die langdurige tijden van droogte kun-
nen overieven. Dat het denguevirus zich op deze manier zeer
succesvol kan verspreiden wordt geïllustreerd door het feit
dat het aantal landen waar deze ziekte voorkomt sinds 1970
is verviervoudigd.

Ten derde voedt A. albopictus zich niet uitsluitend met hu-
maan bloed, maar ook met het bloed van andere zoogdieren
èn vogels. Zo vormt het een \'virale brug\' tussen mensen en
dieren voor ziekteverwekkers als het West-Nijlvirus.

Geen \'ver-van-mijn-bed-show\' meer...

Een dergelijke transmissie van dier naar mens ligt waar-
schijnlijk ten grondslag aan de verspreiding van het West-
Nijlvirus in de Verenigde Staten en C^anada. Halverwege de
jaren tachtig werd de mug A. albopictus voor het eerst ge-
vonden in de Verenigde Staten. In 1999 werd het eerste geval
bekend van lokale besmetting met het West-Nijlvirus en on-
danks rigoureuze maatregelen van de Amerikaanse overheid
heeft het virus zich sindsdien razendsnel verspreid. Op dit
moment is het West-Nijlvirus endemisch in de Verenigde
Staten en Canada. Enkele duizenden mensen zijn ziek ge-
worden, waarvan enkele honderden zijn overleden.
Noordwest-Europa wordt beschouwd als vrij van het West-
Nijlvirus. De vraag is in hoeverre dat ook werkelijk zo is.
Uit verschillende publicaties blijkt dat in bijvoorbeeld
Engeland het virus voorkomt in de vogelpopulatie. En en-
kele weken geleden zijn voor het eerst in veertig jaar in
Frankrijk twee gevallen van lokale besmetting met het

-ocr page 370-

West-Nijlvirus aangetoond. Een echtpaar in Zuidoost-
Franlcrijk werd ziek na vermoedelijk een beet van een geïn-
fecteerde mug. In Nederland zijn tot nu toe slechts enkele
gevallen bekend van mensen die besmet waren met het
West-Nijlvirus, en in alle gevallen betrof het personen die
de ziekte elders hadden opgelopen en daarna naar huis wa-
ren gereisd.

"Als West-Nijlvirus bij vogels in Engeland is aangetoond,
dan is de kans groot dat het ook bij vogels hier in Nederland
voorkomt", zegt dr. Marion Koopmans, dierenarts speciali.st
Veterinaire Microbiologie en werkzaam bij het RIVM in
Bilthoven. "Daarom is het RIVM vorig jaar in opdracht van
het ministerie van VWS gestart met een surveillanceonder-
zoek naar het vóórkomen van dit virus in Nederland. Infectie
met het West-Nijlvirus kan leiden tot onder andere neurolo-
gische klachten. Daarom screenen we onderzoeksuitslagen
van meerdere laboratoria op een toename in het aantal aan-
vragen voor neurologische diagnostiek bij mensen. Ook zijn
nu van zo\'n honderd vijftig mensen met dergelijke klachten
sera en liquores onderzocht op West-Nijlvirus. Daarnaast
werken we samen met drs. Lutz Göhring, dierenarts bij de
hoofdafdeling Gezondheidszorg Paard op de Faculteit der
Diergeneeskunde. In het kader van zijn promotieonderzoek
naar EHV bij paarden ziet hij veel dieren met neurologische
complicaties. Enkele tientallen paarden zijn inmiddels ook
onderzocht op mogelijke infectie met West-Nijlvirus. Zowel
bij de onderzochte mensen als bij de paarden is geen West-
Nijlvirus aangetoond. Maar dat wil niet zeggen dat er geen
West-Nijlvirus is in Nederland!"

...maar zeker geen reden tot paniek.

Er zijn vele muggensoorten geïnfecteerd met het West-
Nijlvirus. De aanwezigheid van een soort als A. albopictus
die zich voedt met bloed van zowel mensen als vogels kan de
kans op verspreiding van dit virus natuurlijk sterk vergroten.
Deze muggensoort is nog niet aangetoond in Nederland,
maar het leefgebied van de A. albopictus breidt zich steeds
verder uit. Met de huidige globalisering in combinatie met
ons waterrijke land waar broedplaatsen voor muggen in
overvloed aanwezig zijn, is het waarschijnlijk slechts een
kwestie van tijd voor deze mug ook hier zijn opwachting zal
maken. Lopen we nu meer risico op tropische ziekten in
Nederland? "Uiteraard wordt er veel meer gereisd dan vroe-
ger, en de internationale handel en het transport van bijvoor-
beeld voedingsmiddelen over de hele wereld zijn sterk toe-
genomen. Het is echter ook zo dat er tegenwoordig veel meer
aandacht wordt besteed aan deze ziektes. Er wordt gewoon
meer op gelet, ook omdat er eenvoudigweg meer mogelijk-
heden tot diagnostiek zijn", aldus dr. Marion Koopmans.
Gelukkig zijn voor de genoemde ziektes goede vaccins be-
schikbaar. Er is echter geen enkele aanleiding voor groot-
scheepse vaccinatieacties in Europa: U kunt dus voorlopig
rustig gaan slapen, nadat u tenminste die ene, irritante, mug
heeft kunnen vinden...

Drs. LC.T. Verkleij is dierenarts en journalist.

Mutaties in diergeneesmiddelenregistraties in Oktober 2003

Deze gegevens zijn opgesteld door de Apotheek van de Faculteit der Diergeneeskunde om te voorzien in de vraag naar gemakkelijk toegankelijke,
relevante gegevens over gewijzigde en nieuwe registraties van diergeneesmiddelen. De gegevens zijn een selectie uit de maandelijkse informatie
van het Bureau Registratie Diergeneesmiddelen. Voor details over de genoemde registraties verwijzen wij u naarwww.brd.agro.nl of naar
www.vet.uu.nl/vgr. Het tijdschrift noch de Apotheek aanvaarden aansprakelijkheid voortkomend uit gebruik van deze gegevens.

Nieuwe registraties

Finadyne 5omg/ml

RegNl10147

Fortekor2,5

RegNl10088

Hippomec

RegNl 10161

Lectade high energy

RegNl 10124

Linco-spectin 100

RegNl 9916

Ovitrol dog collar

RegNl 10118

Poulvac IBMM Ark

RegNl loiig

PropoVet lomg/ml

RegNl 10116

-ocr page 371-

Doorgehaalde registraties

ingangsdatum

Amos multivitamine oraal

RegNI 8353

01-05-2004

Amos multivitamine pro inj.

RegNI 8349

01-05-2004

Befedo rehydratie

RegNI7920

01-05-2004

Dectomax

RegNI9428

01-05-2004

Dectomax

RegNI9474

01-05-2004

Dectomax inj. Sol.

RegNI 8185

01-05-2004

Leukocell

RegNI 2255

01-05-2004

L-Ripercol drench 3,2 %

RegNI 8132

01-05-2004

MS superforte vit B12

RegNI 9095

01-05-2004

Paratect flex bolus

RegNI3608

01-05-2004

Prontax injectie

RegNI 9700

01-05-2004

Sanapectate

RegNI9666

01-05-2004

Ts-sane 20/100

RegNI 9651

01-05-2004

Vetranquil

RegNI 1763

géén uitverkoopdatum

Nota bene. Sommige genoemde producten zijn nog steeds geregistreerd, maar onder een ander registratienummer

Cev\\/ijzigde registraties

aard van wijziging

oud

nieuw

Buscopan 2omg/ml

RegNI 9871

diverse wijzigingen; beschik,
tekst vervangen door
uitgebreidere SPC

Paard: 0 dagen voor de
slacht; kalf: 0 dagen voor de
slacht

Paard: Voor de slacht: 1 dag
Kalf: Voorde slacht: 2 da-
gen. Niet gebruiken bij lac-
terende dieren die melk
produceren voor humane
consumptie.

Drontal Pup

RegNI 9017

houdbaarheid

3 jaar, indien bij kamertem-
peratuur (15 -25 graden
Celcius) bewaard.3 jaar, in-
dien bij kamertemperatuur
(15 -25 graden Celcius) be-
waard.

3 jaar.Na het openen van de
container dient het product
binnen 10 weken te worden
gebruikt.

Frontline spot-on hond

RegNI8940

inperking/uitbreiden
bijwerkingen/waar-schuw
ingen. Beschik.tekst is vervar
gen door uitgebreidere SPC.

* toepassing bij zogende te-
ven wordt ontraden met
- name vanwege de onbe-
kendheid van een mogelijk
effect op de puppies.

Gebruik tijdens dracht
en lactatieOe veiligheid van
het product werd aange-
toond bij fokteven en bij
drachtige en lacterende te-
ven na meerdere opeenvol-
gende doseringen tot een 3-
voud van de aanbevolen
dosering."

Frontline spot-on kat

RegNI 8921

inperking/uitbreiden bijwer-
kingen /waa r-sch uwi n gen.
Beschik.tekst is vervangen
door uitgebreidere SPC.

* toepassing bij zogende
poezen wordt ontraden met
name vanwege de onbe-
kendheid van een mogelijk
effect op de kittens.

* waarschuwing niet opge-
nomen.

* gebruik tijdens dracht en
lactatie: de veiligheid werd
aangetoond bij drachtige en
lacterende poezen na meer-
dere opeenvolgende dose-
ringen tot een 3-voud van
de maximale aanbevolen
dosering.

* waarschuwing: let er op
dat de inhoud van de pipet
niet in aanraking komt met
de vingers

L-Thyroxine tabletten

RegNI 1397

naam middel

L-ThyroxIne tabletten

Forthyron 200

MERIAL

Deze tabel is mogelijk gemaakt door:

-ocr page 372-

"Wat doe jij tegenwoordig...?" Dierenarts aan het werk

"Waar zit jij eigenHjk tegenwoordig?" Een vraag die door iedereen die weieens naar PAO gaat of op een congres rondloopt
met regelmaat wordt gesteld óf beantwoord.

Vandaag de dag is de kans dat een dierenarts op een andere manier dan als practicus werkzaam is een stuk groter dan pakweg
vijftien jaar geleden. Naast praktijken vragen ook overheid, de universiteiten en het bedrijfsleven in toenemende mate om
dierenartsen. Naar aanleiding van die veranderende vraag naar dierenartsen vanuit de samenleving is het curriculum dierge-
neeskunde vernieuwd en zijn de instroommogelijkheden vergroot. Door interviews met dierenartsen in allerlei verschillende
functies wordt een beeld geschetst van de vele mogelijkheden die er zijn om als dierenarts werkzaam te zijn.

Deze keer: drs. Lidwien Verdegaal, 34 jaar, dierenarts en werkzaam als S/O (specialist in opleiding) bij de vakgroep
Inwendige Ziekten, Hoofdafdeling Gezondheidszorg Paard, aan de Faculteit der Diergeneeskunde te Utrecht.

"Het is erg stimulerend om \'in het grote brein\' te kunnen werken."

Tekst: L.C.T. Verkleij, foto\'s: M. Sloet van Oldruitenborgh-Oosterbaan

"Werken aan de faculteit betekent
onder andere dat ik interessante
patiënten te zien krijg, met een
vaak ingewikkelder ziektebeeld
dan ik zou zien in de praktijk. Het
vergt soms veel uitzoekwerk, na-
denken en overleggen met colle-
ga\'s voor we tot een oplossing ko-
men. Een universitaire omgeving
biedt alle mogelijkheden om dingen tot de bodem uit te
zoeken. Het is vaak net puzzelen, en dat boeit me enorm
aan dit werk."

Lidwien Verdegaal besteedt echter zeker niet al haar tijd
aan het onderzoek en de behandeling van patiënten. Als
specialist in opleiding (SlO) bij de discipline Inwendige
Ziekten, Hoofdafdeling Gezondheidszorg Paard in
LItrecht wordt er nog heel wat meer van haar verwacht.
Het enthousiasme waarmee ze vertelt over haar brede
scala aan werkzaamheden maakt duidelijk dat ze zeer
gemotiveerd en met veel plezier aan die verwachtingen
voldoet.

"Na het voltooien van de differentiatie Landbouwhuisdieren
studeerde ik eind 1996 af Ik heb een tijdje meegewerkt aan
de bestrijding van de toen heersende varkenspest en ben wat
gaan reizen. Een paar maanden later ben ik begonnen als die-
renarts bij Dierenartsenpraktijk Diessen, een gemengde
praktijk waar mijn werk zich op vrijwel alleen de landbouw-
huisdieren richtte.

Een leerzame tijd met leuke collega\'s, maar na ruim twee jaar
wilde ik graag meer met paarden gaan doen. Van jongs af aan
ligt daar mijn voorkeur, en de meer individualistische bena-
dering van een paard in vergelijking met de groepsbenade-
ring bij bijvoorbeeld rund of varken spreekt me erg aan. Toen
ik dan ook begin 2000 een mogelijkheid zag om bij de facul-
teit te gaan werken, heb ik die met beide handen aangepakt.
Nu kon ik me verder gaan ontwikkelen in de paardengenees-
kunde.

Het was best spannend in het begin, docenten van wie ik als
co-assistent onderwijs kreeg, werden opeens mijn collega\'s.
Zou ik kunnen voldoen aan de hoge verwachtingen?

Intervie

Gelukkig wende het snel, en het blijkt geweldig om te doen.
Bepaalde, vooral klinische, aspecten zijn eigenlijk een
voortzetting van de studie, maar het schrijven van weten-
schappelijke artikelen of het lesgeven aan studenten waren
dingen die ik nog grotendeels moest leren. De primaire en
secundaire arbeidsvoorwaarden zijn prima geregeld. Mijn
baan is erg afwisselend, ik zie veel interessante patiënten en
leer veel van mijn collega\'s. Er is nog zoveel dat ik wil weten,
ik wil goed zijn in mijn vak, dat is een enorme stimulans.
Daarnaast houdt het geven van onderwijs me alert, ik vind
het leuk om mensen enthousiast te maken en ze iets te leren.
Al is helaas niet elke student even gemotiveerd."

-ocr page 373-

Onderwijs speelt een belangrijke rol op de faculteit

"Mijn dagen zijn goed gevuld. Het werk in de kliniek neemt
uiteraard een groot deel van mijn tijd in beslag, niet alleen
vanwege het praktische werk maar ook door alle dingen er-
omheen. Een paard kan pas terecht na doorverwijzing door
de eigen dierenarts. Ik voer daarover telefonisch overleg met
eerstelijns dierenartsen en beantwoordt ook vragen over pa-
tiënten die ze zelf behandelen. Daarbij is het een voordeel
dat ik zeifin de praktijk heb gewerkt, bepaalde situaties kan
ik mij goed voorstellen. In tegenstelling tot sommige studen-
ten blijkbaar, gezien de reacties die ik weieens hoor.
Het onderzoek en de behandeling van een paard dat binnen-
komt, worden uitgevoerd door de co-assistenten, onder mijn
begeleiding. We bespreken van alle patiënten het onderzoek,
de differentiaal diagnose en de therapie. Daarnaast overleg
ik met mijn collega-dierenartsen over de patiënten tijdens de
dagelijkse patiëntenbespreking. Dat is vaak erg leuk én leer-
zaam, en leidt ertoe dat ik ook \'s avonds na het werk nog re-
gelmatig de boeken induik. Er worden vaak bijeenkomsten
georganiseerd waarbij bijvoorbeeld een collega een presen-
tatie houdt over een bepaald onderwerp.
Behalve praktisch onderwijs verzorg ik ook theoretisch
onderwijs aan groepjes studenten, en begeleid ik studenten
bij het schrijven van hun scriptie. Ten slotte ben ik, samen
met een collega, verantwoordelijk voor het goed functione-
ren van de Veulenbrigade. Deze brigade bestaat uit een groep
van vijftien vrijwilligers die van maart tot juni een Veulen
Intensive Care bemannen. Het zijn derde- of vierdejaarsstu-
denten diergeneeskunde die nog weinig praktijkervaring
hebben en vooraf extra onderwijs krijgen in de neonatologie.
Ik vind dat erg leuk, ook omdat neonatologie één van mijn
interessegebieden is. Vorig jaar heb ik daarover, op eigen ini-
tiatief, een tweedaagse cursus gevolgd in Newmarket in
Engeland, het walhalla wat racepaarden betreft. De nieuwe
inzichten wat betreft (infuus)therapieën bleken een welkome
aanvulling te zijn op de al in Utrecht aanwezige kennis."

Ook de wetenschap komt aan bod

"Als SlO draai ik gewoon als dierenarts mee in het diensten-
rooster, waarbij er na elke drie weken kliniek één week is in-
geroosterd voor trainingen van studenten en zelfstudie.
Tijdens die week kan ik bijvoorbeeld (literatuur)onderzoek
doen voor, of schrijven aan, een wetenschappelijk artikel. De
onderwerpen kan ik grotendeels zelf bepalen, veel hangt af
van eigen initiatief Enthousiasme, zelfstandigheid en een
zekere mate van eigenwijsheid zijn onmisbare eigenschap-
pen voor een SlO. De mogelijkheden zijn groot, maar je
moet er wel zelf achteraan gaan! Zo bleek nogal veel ondui-
delijkheid te bestaan over de dosering van gentamycine bij
veulens. Ik ben dan in de luxe positie om me daar meer in te
verdiepen, en verschillende doseringen bij veulens te gaan
vergelijken. Op dit moment ben ik bezig met een onderzoek
naar de mogelijkheid het cortisolgehalte in speeksel van
paarden te gebruiken als diagnosticum voor de ziekte van
Cushing en/of bij stresssituaties zoals koliek."
"Het bezoeken van congressen en het volgen van stages ho-
ren ook bij de opleiding tot specialist. Het geeft je de moge-
lijkheid op de hoogte te blijven van nieuwe ontwikkelingen,
en je kunt ideeën uitwisselen met internationale collega\'s.
Eenieder op de faculteit verdiept zich in een onderzoek, het-
zij een eigen onderwerp, hetzij in het kader van een speci-
fieke onderzoeksrichting van de faculteit. Voor een congres
stuur je een samenvatting op met de resultaten van je onder-
zoek. Als die samenvatting wordt geaccepteerd, word je uit-
genodigd voor een presentatie op dat congres en kan je de
rest van het programma volgen. Zelf heb ik onder andere tij-
dens de Voorjaarsdagen in april van dit jaar een presentatie
gegeven over de relevantie van hartgeruisen bij paarden."
"Het is de bedoeling datje in totaal zes maanden, van de vier
jaar dat de opleiding duurt, besteedt aan stages. Naast een
aantal verplichte stages mag je twee stageperiodes invullen
met een onderwerp naar eigen keuze. Zo heb ik in de
Verenigde Staten een stage gevolgd op het gebied van de
neonatologie, en heb ik me aan de universiteit van Gent (ver-
der) verdiept in de echo(cardio)grafie bij het paard."

Teamwork in een paardenkliniek

"Mijn opleiding zit er bijna op, in februari 2004 hoop ik na
vier jaar klaar te zijn en dan mag ik mezelf voortaan
Specialist Inwendige ziekten Paard noemen. Dat is de
Nederlandse erkenning, daarnaast wil ik graag in januari
2005 de Europese erkenning halen, om \'Diplomate Internal
Medicine\' te worden. In die hoedanigheid blijf ik meer be-
trokken bij congressen en onderzoek. Ik weet nog niet pre-
cies wat ik daarna ga doen. Ideeën genoeg, maar er is nog
niets concreet. Mijn voorkeur gaat uit naar het werken in een
praktijk, voor het klinische werk en vanwege het werken in
een team. Op de faculteit ben je toch veel op jezelf bezig en
is ieder op zijn eigen onderzoek gericht. Ik vind het juist
prettig om in samenwerking en overleg met anderen allemaal
éénzelfde doel na te streven. Al zou ik wel graag op de één of
andere manier betrokken willen blijven bij onderzoek."
"In de ideale situatie kan ik mijn specialisme uitoefenen in
een paardenkliniek in binnen- of buitenland met enthousi-
aste collega\'s. Een wetenschappelijke carrière, inclusief een
promotie, is niet mijn eerste keus, maar als er een onderwerp
zou zijn dat me erg interesseert sluit ik het ook niet uit. Het
allerbelangrijkste is dat ik een goed evenwicht weet te vin-
den tussen mijn werk- en mijn privé-situatie. Hoe ik dat pre-
cies ga invullen zal de komende jaren wel duidelijk worden.
Met een partner die ook als paardendierenarts werkzaam is,
is dat een hele uitdaging. Maar het gaat me zeker lukken!"

Drs. L.C.T. Verkleij is dierenarts en freelance journalist.

-ocr page 374-

Op dinsdag 30 september 2003 be-
zoekt staatssecretaris Mare Rutte
(VVD) de KNMvD. Onderwerp
van gesprek zijn de plannen van
de overheid voor een nieuwe
beroepspensioenwet. Rutte wordt
ontvangen door een delegatie
van het bestuur van de KNMvD
en het bestuur van de Stichting
Pensioenfonds voor Dierenartsen. Het wordt een open ge-
sprek, waarin de dierenartsen-bestuursleden het beestje
bij de naam noemen: de pijnpunten komen onverbloemd
op tafel.

Tekst: Marij van Oostrum-Schuurman Hess, foto\'s: Peter van
Rootselaar

Wet BPR

Het gesprek tussen de staatssecretaris en de bestuursleden
komt tot stand via mevrouw Katja Buchsbaum en mevrouw
Madeion Grin (zie het interview hierna), partijgenoten van
Rutte. De bespreking gaat over de nieuwe Wet BPR, voluit:
de Wet verplichte deelneming in een beroepspensioenrege-
ling. In maart 2000 kondigde het toenmalige kabinet aan de
Wet BPR te willen afschaffen, tenzij er draagvlak zou be-
staan voor een Wet BPR met aanvullende en vergaande soli-
dariteitseisen. Daarop volgde een intensieve samenwerking
van alle beroepsorganisaties die ook een verplichte beroeps-
pensioenregeling kennen. Tijdens het politieke overleg tus-
sen de toenmalige staatssecretaris Hoogervorst en de vaste
kamercommissie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid cn
Volksgezondheid, Welzijn cn Sport blijkt dat er in de Kamer
geen steun is voor afschaffing van de Wet BPR. Wel vindt de
Kamer dat de Wet BPR gemoderniseerd moet worden. De
kamerleden roepen zowel dc staatssecretaris als dc beroeps-
organisaties op constructief overleg te voeren over de moder-
nisering. Inmiddels hebben vele gesprekken plaatsgevonden
tussen de ambtenaren van het departement en de vertegen-
woordigers van de beroepsorganisaties en de bcroepspensi-
oenfondsen. Dc beroepspensioenfondsen hebben zich vere-
nigd in de Unie van Beroepspensioenfondsen, UVB.

Wetsvoorstel

Het ministerie heeft medio 2003 uiteindelijk een concreet
wetsvoorstel neergelegd. Het bestuur van de KNMvD en het
bestuur van het Pensioenfonds voor Dierenartsen hebben de
teksten grondig bestudeerd. Naast allerlei nieuwe verplich-
tingen, vraagt de conceptwet een grotere mate van solida-
riteit: gelijke behandeling van vrouwelijke en mannelijke
deelnemers en een doorsneepremie ongeacht leeftijd. Verder
stelt de nieuwe conceptwet eisen aan de manier waarop de
vertegenwoordiging met betrekking tot de beroepspensioen-
regeling plaatsvindt. Een en ander vereist dan de oprichting
van een beroepspensioenveren/g/«g, die tot doel heeft het
verzorgen van een beroepspensioenrege/mg. Periodiek zou
deze beroepspensioenvereniging moeten aantonen dat een
belangrijke meerderheid (dat wil zeggen: zestig procent) van

Maatschappi

nieuw

de zelfstandig beroepsgenoten en van de beroepsgenoten in
loondienst in de praktijk lid zijn van de beroepspensioenver-
eniging. Het lidmaatschap van zo\'n beroepspensioenvereni-
ging mag niet automatisch voortvloeien uit het lidmaatschap
van een beroepsorganisatie.

Solidariteit

Voorzitter Ton de Ruijter geeft aan dat de huidige beroeps-
pensioenregeling voor dierenartsen al de nodige solidariteit
kent. Er is bijvoorbeeld geen sprake van medische selectie
bij deelname; iedere praktiserend dierenarts wordt opgeno-
men in de regeling, ongeacht zijn of haar medische gesteld-
heid. Verder kent het Pensioenfonds voor Dierenartsen pre-
mievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid; wanneer een
dierenarts arbeidsongeschikt wordt verklaard, wordt de pre-
mie voor het pensioen betaald door het Pensioenfonds. Dit
\'vangnet\' is enorm belangrijk voor praktiserende dierenart-
sen, gezien de hoge uitval onder dierenartsen als gevolg van
(blijvende) arbeidsongeschiktheid. Door de toename van de
arbeidsongeschiktheid is dit risico op individuele basis niet
meer te verzekeren. De Ruijter benadrukt dat premievrijstel-
ling bij arbeidsongeschiktheid in de pensioenregeling alleen
nog maar voor de gehele groep praktiserende dierenartsen te
verzekeren valt. Wanneer de beroepspensioenregeling niet
meer voortgezet zou kunnen worden door de verzwaarde
wettelijke eisen, gaat hiermee juist solidariteit verloren die
de individuele dierenarts niet meer terug kan krijgen. "Dit
kan toch niet uw bedoeling zijn?", aldus De Ruijter.

Verplichtstelling

Erik Gostelie, penningmeester van het bestuur van de
KNMvD en bestuurslid van het Pensioenfonds voor
Dierenartsen, vraagt Rutte waarom in het wetsvoorstel is ge-
kozen voor een beroepspensioenvereniging. Waarom kan de

Staatssecretaris Rutte op bezoek bij de KNM\\^D

Open gesprek over de nieuwe pensioenwetgeving

-ocr page 375-

beroepsorganisatie, in casu de KNMvD, de behartiging van
de pensioenbelangen niet langer voor haar rekening nemen,
zoals tot nu toe het geval is?

Rutte geeft aan dat het kabinet principieel tégen verplicht-
stelling van een pensioenregeling is. Het kabinet wil er zeker
van zijn dat er onder de deelnemers aan de verplichte be-
roepspensioenregeling voldoende draagvlak is voor die ver-
plichtstelling en de handhaving daarvan. De beroepspensi-
oenvereniging zal periodiek moeten aantonen dat een
belangrijke meerderheid van de deelnemers aan de pensi-
oenregeling lid is van de beroepspensioenvereniging. Op die
manier krijgen de beroepsgenoten die nu geen lid zijn van de
beroepsorganisatie, een stem met betrekking tot het al dan
niet handhaven van een verplichte beroepspensioenregeling.
De aanwezige bestuursleden merken op dat meer dan 85 pro-
cent van de praktiserende dierenartsen lid is van de KNMvD
en vragen zich af of het oprichten van een geheel nieuw \'ap-
paraat\' wel gerechtvaardigd wordt door deze cijfers.

Doorsneepremie ongeacht leeftijd

De overheid wil de verplichtstelling alleen handhaven wan-
neer de pensioenregeling voordelen biedt voor de gehele
groep. Die voordelen moeten dan liggen op het vlak van de
solidariteit. Met andere woorden: die solidariteit kun je als in-
dividuele dierenarts niet \'kopen\' op de pensioenmarkt, maar
alleen verkrijgen via een verplichte regeling. Het meest ver-
gaand is de solidariteit wat betreft de leeftijd van de beroeps-
genoten. In het wetsvoorstel wordt gesproken over \'door-
sneepremie ongeacht leeftijd\'. Dat wil zeggen dat iedere
deelnemer een gelijke premie betaalt voor iedere euro pensi-
oen. Onder de huidige wet BPR is deze eis er niet en dit bete-
kent dat in de huidige regeling van het Pensioenfonds voor
Dierenartsen wél rekening wordt gehouden met de leeftijd
van de deelnemer. Bij een jonge deelnemer heeft iedere inge-
legde euro aan pensioen een lange tijd om te renderen. Bij een
oudere deelnemer is dat natuurlijk omgekeerd. Volgens het
wetsvoorstel zou aan zowel de jonge als de oudere deelnemer
een gelijke \'prijs\' moeten worden berekend voor iedere euro
aan pensioen. Dit betekent dat een jonge deelnemer - op dat
moment - eigenlijk iets te veel betaalt; de oudere deelnemer
iets te weinig. Over de gehele looptijd van de regeling geno-
inen betalen de deelnemers wel de juiste premie. Echter, de
deelnemer zal alleen zo\'n gelijke premie ongeacht leeftijd
willen betalen als hij ervan overtuigd is dat de pensioenrege-
ling blijft bestaan. Immers, als men straks zelf die oudere
deelnemer is, zal er nog wel een jonge deelnemer moeten zijn
die dan bereid is dat stukje \'meer\' te betalen.

Zorgen

Juist de combinatie van de doorsneepremie ongeacht leeftijd
èn de onzekerheid of de pensioenregeling wel blijvend zal
zijn, zal wellicht een bom leggen onder de huidige pensioen-
regeling voor dierenartsen. De voorzitter schetst Rutte een
somber beeld van de gevolgen wanneer de pensioenregeling
onverhoopt zou komen te vervallen. Het inkomen van veel
dierenartsen staat onder druk, de vooruitzichten zijn niet
rooskleurig te noemen. Het is maar de vraag of de practicus
in die situatie wel een individueel pensioen gaat opbouwen.
De voorzitter zegt bang te zijn dat oude tijden gaan herleven;
zal de KNMvD straks het Ondersteuningsfonds weer nieuw
leven moeten inblazen? Destijds is dit fonds noodgedwon-
gen opgericht ter ondersteuning van nabestaanden van die-
renartsen, die slecht verzorgd achterbleven.
De voorzitter zegt dat de dierenartsen een volledige zelfstan-
dige beroepsgroep vormen. "Wij zijn op onszelf aangewezen
en doen nooit een beroep op de overheid. Waarom zit de
overheid ons dwars bij het pensioen? Dat hebben wij nu goed
met elkaar geregeld." Nic Ypenburg, voorzitter van het
Pensioenfonds voor Dierenartsen, zegt dat uit onafhankelijk
onderzoek is gebleken dat de dierenarts echt aanzienlijk
meer kwijt zou zijn voor eenzelfde pensioenregeling, wan-
neer de dierenarts dit individueel moet regelen op de vrije
markt. "Dan wordt een goede pensioenopbouw niet meer
haalbaar voor de praktiserend dierenarts", merkt Leen den
Otter op, bestuurslid van de KNMvD.

Lichtpuntje?

Rutte geeft aan de zorgen van de bestuursleden goed te begrij-
pen. Uiteraard zal het wetsvoorstel, na behandeling in de
Ministerraad en in de Raad van State, door de politiek worden
besproken. Rutte geeft de suggestie bij de leden van de Tweede
Kamer te zijner tijd vooral aandacht te vragen voor de doorsnee-
premie ongeacht leeftijd. Rutte laat weten dat de argumenten té-
gen deze doorsneepremie best valide zijn... Gesterkt door deze
woorden, maar zeker niet gerustgesteld, bedankt voorzitter De
Ruijter Rutte voor het constructieve cn vooral open gesprek.

Marij van Oostrum-Schuurman Hess is stafmedewerker op het
bureau van de KNMvD. Zij is tevens adviseur namens de
KNMvD bij het Bestuur van het Pensioenfonds voor
Dierenartsen. Heeft u vragen over de voorgenomen Wet BPR?
Dan kunt u bij haar terecht; telefoonnummer bureau KNMvD:
030-6348900. Ook Herman Mandemakers, relatiebeheerder
van het Pensioenfonds voor Dierenartsen informeert u graag
nader Hij is bereikbaar via telefoonnummer: 013-4623564.

-ocr page 376-

Volgend jaar staan er weer verkiezingen op stapel voor
het Europees Parlement. De Nederlandse kandidaten
lopen reeds warm en voeren hun campagneactiviteiten
op. In dat verband was er onlangs een rondetafelgesprek
tussen de VVD-kandidaat Katja Buchsbaum en Ton de
Ruijter, voorzitter van de KNMvD. "Hoe je het ook went
of keert, in Brussel worden de belangrijkste beslissingen
genomen en dat zal in de toekomst verder toenemen", zo
zegt Ton. "Het is goed om kennis te nemen van de heer-
sende opinies en tegelijkertijd is het hebben van een aan-
spreekpunt in Brussel noodzakelijk als je de stem van de
KNMvD, en dus onze beroepsgroep, ook in de Europese
politiek wilt laten horen".

Zet een politica en een voorzitter van een beroepsvereni-
ging bij elkaar aan de lunchtafel en het gesprek komt van-
zelf op gang. Eerst maar eens even het punt van de

Europese opleidingen diergeneeskunde in het perspectief
van de uitbreiding van de EU. Ton: "Faculteiten Dier-
geneeskunde in de EU worden geaudit en geaccrediteerd
door de European Association of Establishments for
Veterinary Education (EAEVE). Slagen de faculteiten
niet, dan treedt het zogenaamde vetorecht in werking. Dit
betekent dat ondanks het feit dat ze blijkbaar niet voldoen,
toch dierenartsen mogen afleveren die bovendien in heel
Europa mogen werken. "De meeste landen van de Unie
stellen kwaliteitseisen", zegt Katja. "We moeten zorgen
voor een bepaalde basiskwaliteit van de diergeneeskunde
in het Europa van de toekomst. Ik kan mij voorstellen dat
afgestudeerde dierenartsen van niet-geaccrediteerde dier-
geneeskundige opleidingen eerst nog één of twee jaar een
aanvullende opleiding volgen voordat ze daadwerkelijk de
praktijk van alledag in gaan. In de tussentijd moeten we er
in Europa voor zorgen dat de opleidingen en de oplei-
dingseisen geharmoniseerd worden." "Ja", vult Ton aan,
"maar daarbij moeten we ook niet vergeten dat sommige
landen in de huidige EU de normen zeker niet halen terwijl
bijvoorbeeld in Boedapest, Hongarije de opleiding dierge-
neeskunde geheel aan de EU-standaard voldoet. Je kunt
dus niet generaliseren en je zult ook aandacht moeten blij-
ven geven aan de kwaliteit van de opleiding in het \'oude\'
Europa."

Uitbreiding EU

Het proces van de uitbreiding van de EU met nieuwe lidsta-
ten per 2004 en daarna is in volle gang. Hoe kijkt Katja daar
tegenaan? "Allereerst is het goed te beseffen dat uitbreiding
van Europa ook economisch een goede zaak is. Zo vallen de
handelsbelemmeringen weg en zijn er nog wel meer voorde-
len te noemen. In ieder geval op het terrein van de genees-
kunde, zowel humaan als met betrekking tot dieren, kan juist
de uitbreiding van Europa nieuwe mogelijkheden bieden. We
kunnen veel van elkaar leren en door middel van harmonisa-
tie kan iedereen in Europa daar op den duur van profiteren.
Dus wat dat betreft ben ik vóór uitbreiding van de EU."

Intensieve veehouderij

Op dit moment loopt de discussie over de intensieve vee-
houderij in Nederland. Minister Veerman van LNV heeft dit
debat georganiseerd. De centrale vraag hierin is of en hoe de
intensieve veehouderij in Nederland moet blijven voort-
bestaan. "Ik denk dat je als land de verantwoordelijkheid
hebt om de eigen voedselvoorziening op peil te houden", al-
dus Katja. "Je moet daarom de intensieve veehouderij zon-
der meer koesteren". Ton vult aan: "Daarbij is het goed om
te beseffen dat zeventig procent van de productie in die in-
tensieve veehouderij voor de export is bestemd en dat bete-
kent dat deze sector voor Nederland van groot economisch
belang is." "Natuurlijk", zo beaamt Katja, "en bovendien
moetje ook kijken naar de innovatieve kracht die deze sec-
tor heeft. Ook die vernieuwingen kunnen worden geëxpor-
teerd en op die manier bijdragen aan de Nederlandse econo-
mie. Daar ligt volgens mij de meerwaarde." Ton: "De

Katja Buchsbaum: "Harmonisatie geeft meerwaarde aan de EU"

Bert Hendriks

-ocr page 377-

Nederlandse economie is steeds meer een dienstverlenende
economie, we knippen eikaars haren en zijn eikaars consul-
tant. Wij
maken steeds minder en dat is in mijn ogen riskant,
iemand moet toch aan een product iets verdienen om de
dienstverlening in de benen te houden."

Brusselse regelgeving

Het proces van de Europese eenwording heeft onder andere
tot gevolg dat de regelgeving grotendeels in Brussel tot stand
komt; de nationale overheden hebben minder speelruimte. Is
dat een gunstige ontwikkeling? "Ja, ik denk van wel", zo
stelt Katja, "kijk bijvoorbeeld naar het dierenwelzijn. Het is
toch goed dat er door middel van harmonisatie overal in de
EU dezelfde regels gelden. Dat voorkomt uitwassen en on-
nodig dierenleed. Maar je kunt natuurlijk ook denken aan
kwaliteitseisen voor melk of diervoeders. Als die overal ge-
lijk zijn weet iedereen waar die aan toe is en voorkom je on-
eigenlijke concurrentie." "Aan de andere kant", zo stelt Ton,
"als er eenmaal regelgeving is afgekondigd dan blijkt het
heel moeilijk om dat weer te veranderen. We hebben dat ge-
zien met de problematiek rond de vaccinatie. Je moet alles
uit de kast halen om daar dan weer enige beweging in te krij-
gen, zelfs als het voor iedereen duidelijk is dat de maatregel
voor wat betreft dierenwelzijn en diergezondheid een mon-

Doorgeven functiewijziging in
verband met berekening van uw
contributie

De administratie van de KNMvD verzoekt u vriende-
lijk uw eventuele functiewijziging zo snel mogelijk
door te geven, zodat een daarmee samenhangende con-
tributie-indeling voor het jaar 2004 tijdig kan worden
verwerkt. Op die manier ontvangt u een correcte con-
tributienota.

Dc ervaring leert dat 1 januari vaak een datum is waarop
functiewijzigingen plaatsvinden. Men stopt bijvoorbeeld
met de praktijk of maakt gebruik van een vervroegde
pensionering, et cetera. Voor de berekening van uw con-
tributie voor de KNMvD heeft dit consequenties, name-
lijk: indeling in een andere rubriek (bijvoorbeeld rubriek
rustende dierenartsen). Om onnodige correspondentie te
voorkomen, verzoekt de administratie u vriendelijk een
en ander zo snel mogelijk door te geven. U kunt dit schrif-
telijk melden aan de ledenadministratie: per fax (030-
6348909), per email: leden.adm@knmvd.nl of toesturen
aan KNMvD, t.a.v. ledenadministratie, postbus 421,3990
GE Houten. U kunt natuurlijk ook gebruik maken van de
mutatiekaart in het Diergeneeskundig Jaarboek, die u
zonder postzegel kunt versturen. Voor de goede orde ma-
ken wij u er op attent dat functiewijzigingen die na 1 janu-
ari 2004 aan de ledenadministratie worden doorgegeven,
niet leiden tot tussentijdse aanpassing van de contributie-
indeling. De contributie-indeling wordt dan pas per I ja-
nuari 2005 gewijzigd.

Dr. Tj. Jorna, algemeen secretaris

strum is. Ik hoop dat we nu met Katja daar slagvaardiger in
kunnen zijn", zo besluit Ton.

Vertrouwensfunctie dierenarts

Dierenwelzijn, diergezondheid en voedselveiligheid is de trias
waar de dierenarts volop mee te maken heeft. Maar hoe kan de
dierenarts zijn rol het beste vervullen? "Ik zie niets in een rol
voor de dierenarts waarin deze als een soort rapporteur gaat
optreden", zegt Katja. "Dat heeft volgens mij een averechts ef-
fect. Een dierenarts heeft een vertrouwensfunctie en dat moet
zo blijven. Hij heeft nu de plicht om zaken zoals dierenmis-
handeling te melden en dat is een goede zaak maar je moet dat
niet gaan uitbreiden tot op detailniveau." "Afgezien daarvan",
zegt Ton, "wij zijn altijd al intensief gefocust geweest op de
bewaking van de integriteit binnen onze beroepsgroep. Dat
heeft zijn vruchten afgeworpen, ook al dankzij het bestaan van
de tuchtcolleges. Daarom is het opmerkelijk dat men nu over-
weegt om die tuchtcolleges op te heffen en het strafrecht in te
schakelen. Ik heb daar weinig vertrouwen in omdat het
Openbaar Ministerie en de Algemene Inspectiedienst (AID)
een totaal andere prioriteitsstelling hebben. Wij worden als het
ware gestraft voor onze inspanningen."

Bert Hendriks is stafmedewerker communicatie bij de KNMvD.

Aangepaste openingstijden bureau
KNMvD in december

De maand december staat in het teken van de feestda-
gen, na het sinterklaasfeest zijn de kerstdagen en oud &
nieuw aan de beurt. Ook het bureau van de KNMvD
staat stil bij de feestdagen en zal daarom op de vol-
gende dagen gesloten zijn:

• 24 december vanaf 15.co uur

• 25 en 26 december de gehele dag

• 31 decembervanafi5.oouur

• 1 en 2 januari de gehele dag.

Namens alle medewerkers van het bureau fijne kerstda-
gen en een gelukkig nieuwjaar gewenst.

Sluitingsdata voor

kopij

Aflevering:

Deadline-\')

01-01-2004

donderdag

11-12-2003

15-01-2004

maandag

29-12-2003

01-02-2004

maandag

12-01-2004

15-02-2004

maandag

26-01-2004

\'■) Voor 10.00 uur

\'s morgens.

-ocr page 378-

Gerrit Schoenmaker

memoriam

Op vrijdag 5 september 2003 hebben velen, waaronder een twintigtal collegae, in een dienstvan \'Woord en Gebed\' afscheid ge-
nomen van Gerrit Schoenmaker die enkele dagen tevoren in Gouda was overleden.

Gerrit werd geboren in Laag Nieuwkoop op 25 september 1929 als oudste zoon in een dierenartsgezin. Hij volgde vier klassen
van de lagere school te Kockengen en de laatste twee te Utrecht omdat de eerste geen aansluiting had met vervolgonderwijs. Van
1942 tot 1948 doorliep hij in Utrecht de HBS en ging nahet behalen van het diploma voor dierenarts studeren. Op 30 juni 1956
kreeg hij deze bevoegdheid. Hierna vervulde hij gedurende twee jaar zijn militaire dienstplicht bij de Geneeskundige troepen.
Na afzwaaien, enkele assistentschappen, een kort dienstverband bij de firma Sluis (veevoedersj werd hij in februari 1960 aan-
gesteld bij de Provinciale Gezondheidsdienst voor Dieren in Zuid-Holland en belast met de varkensgezondheidszorg. In de
praktijk gaan was hem ontraden, omdat hij toen veel last had van nierstenen. November 1960 trouwde hij met Trudy van
Zutphen. Uit dit huwelijk werden een zoon (Gerrit Janj en een dochter (A lettej geboren. De zoon wilde eveneens dierenarts
worden, maar lootte tot tweemaal toe \'uit\'.

Bijna dertig jaar trok Gerrit \'de boer op\'. De varkenshouderij in Zuid-Holland was zeer primitief Huisvesting en voeding lieten
veel te wensen over De problemen werden nog omvangrijker toen als gevolg van intensivering de bedrijven alsmaar groter
werden. Hij adviseerde maar hij kende ook de beperkingen. Vaak moest hij meer aandacht schenken aan de eigenaar dan aan
zijn dieren. Wanneer het op een bedrijf slecht ging trok hij zich dit wel eens persoonlijk aan. In 1990 verliet hij de dienst. Zijn ge-
zondheid alsmede een allergie voor varkens waren hier debet aan.

Wanneer we zijn karakter willen beschrijven dan valt het volgende op. Hij was zeer mild in zijn oordeel zowel over zaken als
over mensen. Hij had een hekel aan conflicten en hij zag de betrekkelijkheid van veel dingen in.

Hij hield van de natuur Vogels kijken en bestuderen was zijn lust en zijn leven. Gerrit was melancholisch. Het najaar was zijn fa-
voriete jaargetijde. Hij genoot van de herfstkleuren. In oktober moest hij beslist een week de natuur in.

Zijn leven was vol liefde en aandacht. Nooit vergat hij een verjaardag. Opvallend waren ook zijn hartelijkheid en menselijkheid.
Misschien kan hij het beste gekarakteriseerd worden met woorden uit een gedicht van Vondel:
"Ik geloof men had geen gal in deez man gevonden
Indien nadat de dood z \'n leven had verslonden
Zijn lijk waar opgesneeën "

Gerrit rust zacht. Je was in alle opzichten een fantastische collega.

We wensen Trudy. de kinderen en kleindochter veel sterkte om dit grote verlies te dragen.

J. Akkermans
A. Flamand.

Als lid van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde heeft
het Bestuur aangenomen:

Aardenne, J.R van; Gent 2003; 4325 CH
Renesse; Hogezoom 117.
Doest, Mevr. O.E.A.; 1999; Julianadorp;
Parallelweg 40; Curaçao.
Genügten, R.T. van; Gent 2003; 5801 LC
Venray; Isabellahof 6.
Harkema-Jansen, Mevr. S.J.; 2003; 7531 PK
Warnsveld; Lage Lochemseweg 5.
D\'Hoe, K.; Gent 2001; 5761 BR Bakel; Viltstraat 1 D.
Steendam, Mevr. M.; 2002; 3523 CG Utrecht; Briljantlaan 74.
Vries, F.M.H. de; Gent 2000; 1741 BA Schagen; Noord 3.
Vroege, Mevr. N.C.; Gent 2003; 3218 BD Heervliet; Van
Duyvenvoordeweg 1.

Als kandidaatlid van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor
Diergeneeskunde heeft het Bestuur aangenomen:

Aalders, Mevr. A.F.H.
Aalders, Mevr. A.A.
Aarsen, Mevr. A.P.
Assies, Mevr. L.
Bannink, Mevr. E.A.
Beer, Mevr. M.R
Begeman, Mevr. L.
Bel, Mevr. J.J.
Benjamin, Mevr. H.R.
Berne, Mevr. A. van
Bessems, Mevr F.W.L.C.
Beukers, M.
Beurden, Mevr J. van
Bierens, Mevr. J.J.M.
Bij voets, Mevr. N.
Boer, Mevr. A.
Boer. Mevr. A.H. de
Boer, Mevr. S. de
Boerkamp, Mevr. K.M.

Personali

Boet, W.J.C.
Boomkens, Mevr. M.
Borden, Mevr S.D. van der
Bouwer, Mevr A.E.
Brink, Mevr A.M. van den
Broekhuisen, Mevr. M.H.
Bruin, Mevr. M.J. de
Buck, Mevr. C.F.
Burg, Mevr. M.C. van der
Burghard, Mevr. J.
Dams, Mevr. H.C.A.W.
Dieho, K.
Dijkstra, Mevr. B.
Doorne, O.M. van
Douma, Mevr RM.
Driel, Mevr. 1. van
Duijljes, Mevr. L.
Ebbens, H.0.
Eilander, Mevr. H.

-ocr page 379-

Elzen, R.H. van den
Erich, Mevr. S.A.
Erp, Mevr. M.G.M.
Everaarts, Mevn A.M.
Fehrmann, Ir. D.VB.
Feiken, Mevr F.
Fielen, Mevr. H.
Fillekes, Mevr R.
Geiissen, Mevr. A.M.
Gerrits, Mevr R.M.
Gerven, A.J. van
Geus, Mevr Y. de
Gonggrijp, Mevn M.A.
Gijsbrechts, Mevn D.
Gorten Mevn F.E.J.
Gosman, Mevn B.F.
Greep, Mevn J.D.
Griffith, Mevn E.E.
Groot, H.W. de
Gustings, Mevn R.A.J.A.
Heijne, Mevn M.
Hemmeiden Mevn S.
Hendriks, Mevn N.
Hendrikse, M.T.W.
Hetterschijt, H.J.M.
Heus, Mevn Ph. de
Hiemstra, Mevn M.M.
Higlen Mevn M.H.
Holties, Mevn M.
Hoof, Mevn C.M. van
Huiskeshoven, Mevn G.M.
Huizeling, Mevn G.L.D.
Hulzen, Mevn M.F.C.A. van
lersel, Mevn A.M.
Uzendoorn, J.M. van
Iren, D.A. van
Jagen Mevn M.M.
Janssen, Mevn L.
Janssen, Mevn M.
Jehee, Mevn N.C.
Jongepien Mevn D.
Journée, Mevn S.L.
Kan, Mevn C.M. van
Kateman, Mevn L.G.F.S.
Kats, Mevn M.E.D. van
Keizen Mevn G.
Kennedy, Mevn C.R
KerkholT, Mevn S.M.R
Kleiterp, Mevn C.
Kleppen Mevn W. de
Kloosten Mevn A
Knies, Mevn M..
Koolhoven, F.
Korsten, Mevn C.
Korteweg, Mevn E.1.
Kosten, Mevn M.
Kramen Mevn M.L.
Kranenbarg, W.J.
Kroekenstoel, Mevn A.M.
Krosse, Mevn J.R.
Laan, Mevn P.C.
Lange, Mevn T. de
Lashiey, Mevn M.J.J.O.
Leeuwen, R. van
Loermans, J.H.M.
Manten, Mevn A.S.A.
Mark, Mevn A.M. van der
Meekel, Mevn G.R
Meer, Mevn M.T. van der
Melgert, Mevn RG.J.
Merkx, Mevn M.RA.J.
Mertens, Mevn H.
Meulenbelt, Mevn R.

Meulengraaf, Mevn B.D.A.M. van
de

Mik, Mevn E. van der
Muijlaert, Mevn B.
Muis, Mevn L.
Mul, Mevn l.F.
Nieskens, D.H.M.
Noorman, Mevn W.
Noort, Mevn F. van
Nuhn, Mevn M.T.
Opsteegh, Mevn M.
Osinga, Mevn A.M.A.
Otterdijk, Mevn L. van
Paterek, Mevn L.C.
Peen, M.

Pels Rijcken, Mevn E.
Persoon, Mevn M.J.M.
Peters, S.
Pogge, Mevn S.Q.
Pol, Mevn C. vd.
Poldervaart, J.H.
Putman, Mevn D.A.H.
Raji Kermani, R.
Remerie, Mevn G.
Ridderbroek, Mevn C.
Rijnders, Mevn M.J.W.
Rijt, Mevn R. van der
Roest, A.W.

Rosenbrand, Mevn C.E.
Rossem, Mevn A.W. van
Rossum, Mevn R.J.W, van
Ruiten Mevn M.M.G.
Rutsen, Mevn A.M.
Saarloos, Mevn L.M.
Schooneveldt, Mevn S.
Schouten, Mevn F.
Schuurmans, Mevn E.M.
Seinen, H.J.
Silfhout, M.M. van
Slaa, J.W.

Smolenaars, Mevn A.J.G.
Spekreyse, Mevn D.
Spreeuwenbcrg, Mevn J.E.
Spruijt, Mevn A.
Stallen D.J.

Stan Mevn D.C.1. van der
Sterk, Mevn J.J.A.
Stokrom, Mevn M. van
Tigchelaar, R.
Toebes, Mevn D.M.Y.
Tonnema, Mevn E.R.
Toom, Mevn M.L. den
Uijttcwaal, Mevn M.J.C.
Vegte, S.C. de
Vegter, Mevn A.R.
Veitkamp, V.
Ven, P.J. van der
Verschoon Mevn C.EE.W. de la
Vink, Mevn L.
Visch, Mevn G.J.M.
Vries, Mevn E.A. de
Vries, PJ.T
Waard, M.RV de
Wageman, Mevn N.J.R.
Westgeest, Mevn D.B.
Widdershoven. M.A.
Willems, Mevn E.
Willemsen, D.J.
Wisse, Mevn C.M.A.
Wolfen, Mevn S.FD.
Woude, Mevn J.W. van der
Wuite, Mevn A.
Zevenbergen, Mevn H.M.

Mutaties:

Aardenne, J.R van; Gent 2003; 4325 CH Renesse; Hogezoom 117; tel.
privé: 0111-462912; tel. privé mobiel: 06-30718744; fax privé: 0111-
462912; E-mail privé : zoomlust@zeelandnet.nl.; d. (toev, als lid)

Blommaart, R.A.M.; 1988; 1325 LH Almere; Chagallweg 74; tel.
privé: 036-5377074; E-mail privé: r.blommaart@vi\'orldonline.nl.; p.,
gezelschapsd.; tel. prakt.: 036-5377074; fax prakt.: 036-5379078; E-mail
prakt,: r.blommaart@wanadoo,nl,

D\'Hoe,K.;Gent"2001;5761 BR Bakel; Viltstraat 1 D; tel. privé: 0492-
340337; E-mail privé: koendhoe@hotmail.com.; medew. bij J.H.S.H.M.
van Gulick, C.P. Schaap, P.P. Slotboom en A. van der Steen; tel. prakt.:
0493-352424; fax prakt.: 0493-352420; E-mail prakt.: dpdeurne@
xs4all.nl. (toev, als lid)

Doest, Mevn O.E.A.; 1999; Julianadorp; Parallelweg 40; Curacao; tel.
privé: 00-599-9-8682621; fax privé: 00-599-9-8682156; E-mail privé:
odette_doest@yahoo.com.; p., tel. prakt.: 00-599-9-8682156; fax prakt.:
00-599-9-8682156; E-mail prakt. : dapdoest@cura.net. (toev. als lid)

Duijvestijn-Meijers, Mevn M.B.H.M.; 1997; 3543 JB Utrecht; Franz
K\'harsingel 31; tel. privé: 030-2512641; docent bij UU, FD, hfdafd.
Infectie en Immunologie; tel. bur.: 030-2534608; fax bun: 030-25.33555 ;
E-mail bur. : m.b.h.m.duijve$tijn@vet.uu.nl.

Frankenhuis, Prof Dn M.Th.; 1974; U 1974; 1151 BT Broek in
Wateriand; Oosteinde 41; tel. privé: 020-4033339; E-mail privé: franken
huis(gxs4all.nl.; O.O.N.; nd.

Genügten, R.T van; Gent 2003; 5801 LC Venray; Isabellahof 6; tel.
privé: 0478-584202; E-mail privé: bobvangenugten@hotmail.com.; wnd. d.
(toev. als lid)

Haagsma-Haalboom, Mevn E.J.M.; 1998; 6996 DS Achter Drempt;
Hoefkensestraat 16; tel. privé: 0313-484384; E-mail privé: margriet
haalboom@hotmail.com.; medew. bij Mevn L.M. Mol-van Beijnum, G.T.
ter Heijden, N.S.J. Hoogland, J. de Jong, M. Meijen RJ.M. Stroomer en
Mevn G.C. van Vugt; tel. prakt.: 0314-663000; fax prakt.: 0314-667049;
E-mail prakt.:afd-zeddam(gdiercnartsenpraktijkdoetinchembergh.nl.

Harkema-Jansen, Mevn S.J.; 2003; 7531 PK Warnveld; Lage
Lochemseweg 5; tel. privé mobiel: 06-18170353; E-mail privé:
harkema.jansen(gtiscali.nl.; wnd. d. (toev, als lid)

Koek, Mevn E.TW.; 2002; 6971 LH Brummen; Knoevenoordstraat 73;
tel. privé: 0575-560840; E-mail privé: lizzyannkoek@hotmail.com.; geass.
met Mevn M.E.C.A. Arts; tel. prakt.: 0313-656470; fax prakt.: 0313-
656471.

Krooshoop, Mevn G.E.H.; 1998; 7261 KS Ruurio; Tolhutterweg 13;
tel. privé: 0573-451393; fax privé: 0573-453848; E-mail privé: kleinblue
mink@agroconnect,nl.; medew. bij J. Neleman; tel. prakt.: 0544-481366;
fax prakt.: 0544-482096; E-mail prakt.: dapbeltrum@zonnet.nl.

Landman, B.; 2000; 9254 EB Hardegarijp; Burg. Drijberweg 110; tel.
privé: 0511-471470; E-mail privé: bas.hannelore@hetnet.nl.; d. bij
Holland Genetics BV.; tel. bur.: 026-3898520; fax bur.: 026-3898538;
E-mail bur.: Iandman@cr-delta.nl.

Leendertse, Mevn LR; 1974; D-59348 Lüdinghausen; Westrop 21 A;
tel. privé: 00-49-2591-940472; fax privé: 00-49-2591-940473; E-mail
privé : ietje(®i-lcendertse.de.; p., gezelschapsd. ; tel. prakt.: 00-49-171-
3525659; fax prakt.: 00-49-2591-940473; E-mail prakt.: vet@
i.leendertse.de.

Osinga, A. ; 1953 ; 9084 BT Goutum; De Polle 10; tel. privé: 058-
2883330; E-mail privé : aa,osinga@hctnet.nl.; nd.

Schenkel, J.R ; 2003; 7975 AX Uffelte; Liezenveenweg 28; tel. privé
mobiel: 06-20399769; E-mail privé: jeroenschenkel@hotmail.com.;
medew. bij S.N. Pool en J.F. Tigchelaar; tel. prakt.: 058-2542020; fax
prakt.: 058-2541969.

Swart.R.; 1994; 7722TG Dalfsen; Dommelerdijk 10; tel. privé: 0529-
433511 ; E-mail privé: roelofswart@planet.nl.; medew. bij Poultry

Health Care BV, pluimveepraktijk, met B.S. Addink en H.T. Arts; tel.
prakt.: 0522-245463; fax prakt.: 0522-245341; E-mail prakt.:
r.swart@phc-bv.nl.

Steendam, Mevn M.; 2002; 3523 CG Utrecht; Briljantstraat 74; tel.
privé: 030-2542267; E-mail privé: maartjesteendam@hotmail.com.;
medew. bij G. van den Brink, J.L.H. Hopmans, H.T.M. van der Linden en M.
Reijers; tel. prakt.: 078-6138444; fax prakt.: 078-6350163; E-mail prakt.:
info@dapdrechtstreek.nl. (toev, als lid)

Vries, EM.H. de; Gent 2000; 1741 BA Schagen; Noord 3; tel. privé:
0224-298334; E-mail privé: fulcodevries@hotmail.com.; medew. bij J.W.
Hakkesteegt; tel. prakt: 0224-213527; fax prakt.: 0224-219916. (toev. als
lid)

Vroege, Mevn N.C.; Gent 2003; 3218 BD Heenvliet; Van
Duijvenvoordeweg 1; tel. privé mobiel: 06-10650706; fax privé: 0181-
663909; E-mail privé: nvroege@hotmail.com.; geass. met C. Vroege; tel.
prakt. : 0181 -663041. (toev, als lid)

-ocr page 380-

VETERINARY

EXCLUSIVE

Royal Canin
Urinary Diet

Één dieetvoeding voor zowel struviet als
calciumoxalaat urolithiasis

Het belang van RSS bepaling

Urolithiasis is het gevolg van overver-
zadiging van de urine met de minerale
componenten van de betreffende
steen.

De mate van oververzadiging (Relative
Supersaturation - RSS) w/ordt bepaald
door de minerale concentraties in de
urine en het urinevolume.
Bepaling van de RSS waarden is al
jaren een belangrijk hulpmiddel bij de
diagnose, therapie en preventie van
humane urolithiasis. Walttiam® heeft
de RSS methode gevalideerd voor hon-
den en katten.

Aangezien RSS waarden in belangrijke
mate beïnvloed worden door de voe-
ding, kan deze methode als leidraad
fungeren voor de ontwikkeling en eva-
luatie van effectieve diëten voor hon-
den en katten met urolithiasis.

©

<
s

I

Royal Canin Urinary Diet

- Oplossend en preventief voor
struviet

- Preventief voor calciumoxalaat

RSS bepaling heeft het mogelijk
gemaakt één dieetvoeding te ontwikke-
len voor zowel struviet als calciumoxa-
laat urolithiasis.

Het Royal Canin Urinary Diet zorgt voor
onderverzadiging van de urine voor
beide stenen en is hiermee de enige
dieetvoeding die zowel curatief als pre-
ventief werkt voor struviet én preven-
tief voor calciumoxalaat.

P

• • ! ••

•iïi*

ROY4L CkNIN

VETERINARY DIET

Royal Canin Nederland BV - Veterinaire Service

Postbus 63 - 5460 AB Veghel - Tel.: (0413)318444
Fax.: (0413) 363470
E-mail: info@royalcanin.nl - Internet: www.royalcanin.nl

-ocr page 381-

Uw beste medicijn

voor lage mobiele
telefoonkosten

Even voorstellen...

Met ruim 17.000 abonnees is Deicatel de grootste dealer van KPN
Mobile. Door een koepelovereenkomst met KPN koopt Dekatel
tegen "large account" tarieven in en rekent dat voordeel aan u
door Daardoor zijn onze abonnementskosten en gesprekskosten
goedkoper dan wat nu rechtstreeks door uw huidige provider in re-
kening gebracht wordt. Hiervan genieten dagelijks ruim
5000 abonnees o.a in de scheepvaart maar ook in
de thuiszorg voor mobiel dataverkeer Daarnaast
heeft Dekatel al verschillende van uw collega\'s
als klant mogen begroeten.

Meer voordeel met DekatelDirect

Door de koepelovereenkomst kunnen alle Dekatel-abonnees direct
onderling mobiel bellen via het voordelige DekatelD/rect tarief van
7 cent per minuut. Bovendien wordt er geen starttarief in rekening ,
gebracht. Een voordeel dat kan oplopen tot 72% van uw^uidiga
gesprekskosten. Installeert u in uw praktijk boveaslien een}lDslsrfel

r

Wilt u een kostenverlagende injectie in uw mobiele
telefoonkosten en een leverancier die uw mobiele
communicatie compleet verzorgd, stuur dan de
coupon geheel vrijblijvend op en wij brengen u uit-
gebreid op^lé\'hoogte van alle voordelen van mobiel
belleM|»l)ekatel.;\'\'

Fa^W naar 688 of gratis opsturen naar

r-Dekatel Verkoop BV, Antwoordnummer 111,
8260 VB Kampen

;s ruim

w

GSM Gateway op uw vaste net, dan kunt u tegen dezelfde lage
kosten vanaf elk bureautoestel direct mobiel bellen naar uw collega
voor slechts € 0,07 per minuut.

De kracht van Dekatel: Service, Support &
Aftersales

Naast de voordelige tarieven staat Dekatel voor een sterke service.
Mobieltje stuk of verloren? Veelal binnen een dag beschikt u over
een vervangend gratis toestel dat u eveneens, bijvoorbeeld na
reparatie, gratis retour zend.

Gratis gespecificeerde overzichtelijke facturen, gratis fax- en
datanummer, één 1 jaarcontract, direct en gratis contact met onze
helpdesk zijn enkele van die sterke punten. Uiteraard verzorgen wij
uw overstap naar Dekatel zorgvuldig met behoud van uw huidige
nummer. Wilt u in de nabije toekomst ook gebruik gaan maken
van mobiele dataoplossingen? Ook daarvoor biedt Dekatel diverse
producten en diensten.

COUPON

Dierenartsenpraktijk

Contactpersoon_

Adres_

PC plaats.
Telefoon_

Graag ontvang ik uw informatie:

□ per post □ bel mij voor een persoonlijk gesprek

□ op mijn e-mailadres _

Met Dekatel heeft u de praktijk op zak

-ocr page 382-

Jubilea december 2003

4 december. Dr. Ing. R.M. Barkema te Dronten, 45 jaar, aanwezig

5 december. Prof. Dr. C.C. Oosterlee te Heteren, 50 jaar, afwezig
7 december, J.H.S.H.M. van Gulick te Deurne, 30 jaar, aanwezig
7 december, J.M.J. Frijlink te Nunspeet, 30 jaar, afwezig

7 december, J.H. Sytema te Menaldum, 30 jaar, afwezig

7 december, J. Walgemoed te Gramsbergen, 30 jaar, afwezig

8 december, H. van Putten te Wommels, 30 jaar, aanwezig

12 december, D. van der Zee te Uffelte, 50 jaar, afwezig

13 december, J.H.M. van der Wouw te Drunen, 45 jaar, afwezig
13 december, J.H. Kraak te Baexem, 30 jaar, onbekend

19 december, A. Klimp te Helium, 45 jaar, afwezig

20 december, Dr. W. Band te Huizen, 40 jaar, afwezig
20 december, L. Harms te Hoevelaken, 40 jaar, afwezig

20 december, H.H.M. Steinbuscli te Hoensbroek, 35 jaar,afwezig

20 december. Mevr. Drs. E.M. Bijleveld- Huussen te Hoorn, 35 jaar,
afwezig

20 december, RA.M. Verhoeven te Sittard, 35 jaar, afwezig

20 december, Mr. Drs. H.J. Rouwé te Ferwerd, 35 jaar, aanwezig

20 december, E. van Veldhuizen te Nijkerk, 35 jaar, afwezig

20 december. Prof Dr. H.W. de Vries te Lelysta4 35 jaar

22 december, L. Kalishoek te Nijmegen, 25 jaar, afwezig

22 december, RJ. Arends te Bennekom, 25 jaar, afwezig

22 december, K.S. Broersma te Veenwouden, 25 jaar, afwezig

22 december, H Eggens te Steenderen, 25 jaar, afwezig

22 december, E. Burgers te Landgraaf, 25 jaar, afwezig

22 december, S.R. Roos te Heeswijk-Dinther, 25 jaar, afwezig

22 december, J.A. van Oorschot te Berghem, 25 jaar, afwezig

Enthousiaste dierenarts (m) zoekt
leuke baan (fulltime) in gd en paard

Diploma \'98. Erkend paardendierenarts, lid CGP. Eerstelijns
ervaring met gezelschapsdieren en exotische dieren.
Uitgebreide ervaring met paarden op het gebied van anesthe-
sie en intensive care. Participatie in diensten geen bezwaar
Per direct beschikbaar.

Voor verdere informatie kunt u contact opnemen met j.
Wijnker, 033-4337002, ofvia esculaap@dds.nl.

De praktijkadviseurs van de Adviesgroep
Dierenartsen van de VVAA zijn dagelijks bezig
met het begeleiden van dierenartsen bij hun
vestiging, overname of associatie. Op dit
moment zijn er verschillende dierenarts-
praktijken in diverse regio\'s van Nederland
op zoek naar

overnamekandidaten M/V

Wilt u meer weten over het aanbod van
dierenartspraktijken? Of wilt u zich laten
vestigen door de VVAA? Bel dan met de
Adviesgroep Dierenartsen (030) 247 49 49
en vraag het informatieformulier aan.

Feline Hospital in upstate NY

Fulltime potentially permanent position available for de-
dicated individual. High standards emphasized for both
client communication and medicine/surgery.

Dentistry, US with local consulting radiologist. Aca-
demic college town. VISA/license/airfare paid, w^ith CE
and generous salary. Utrecht grad currently on staff.

E-mail KNBlackmore DVM, MRCVS at
kblackmo@hamilton.edu.

Dierenkliniek Zuiderpark is een kliniek voor gezelschapsdie-
ren in Den Haag. Ons team bestaat uit vier dierenartsen en
zes assistentes. De dierenartsen werken allen op 80% basis.
Wegens het vertrek van een van onze collega\'s zoeken wij een
enthousiaste

VVAA VOOR DIERENARTSEN

«

VVAA

Bel voor meer informatie met VVAA adviesgroep Dierenartsen,
telefoon (030) 247 49 49. Of kijk op www.waa.nl.

dierenarts (m/v)

Graag je reactie naar:
Dierenkliniek Zuiderpark
Terletstraat 9-11
2573 EV Den Haag

-ocr page 383-

Breng uw patiënt in

topconditie!

*

f iï

i

Eukanuba dieetvoeding van The lams Company:

Reduceert vet met behoud van spiermassa

Voor een optimaal gezond lichaam • Bevordert de mobiliteit • Houdt suikerziekte onder controle •

Eukanuba«^

VETERINARY DIETS

I Eukanuba

I VETERINARY DIETS

I Eukanuba*:

I VETERINARY DIETS

t i

V

-■ni

V-

Restricted
Calorie Formula

Senior Plus
^Formula

I Glucose Control Formula

TOOg

U kunt deze producten uitsluitend bestellen via Aesculaap BV of AUV Dierenartsencoöperatie.
Bel voor meer informatie de lams Divisie, Afdeling Vets: 030 - 247 96 65.

Eukanuba ••

VETERINARY DIETS*

The Ultimate In Nutritional Care

lAMS^

Eukanuba S*

-ocr page 384-

Nysted Dyreklinik

Rundveedierenarts(m/v),

met ervaring gezocht voor een baan in een gespecialiseerde
rundveepraktijk in zuidoost Denemarken (5 uur reistijd van
NL).

Samenwerking met de Deense faculteit voor Diergenees-
kunde (Carsten Enevoldsen) en een landelijke rundveeprak-
tijk (Konetpraksis: http://www.konettet.dk)

Deelname in een vijf gedeelde dienst.

Economie: na een inwerkperiode in loondienst zelfstandig
ondernemer.

Praktijkauto beschikbaar, behulpzaam met het vinden van
woonruimte.

Nederlands dierenartsenechtpaar reeds werkzaam in Nysted
Dyreklinik.

Aanvang, zo snel mogelijk, maar we wachten uiteraard graag
op de \'juiste\' kandidaat.

Nadere inlichtingen: Derk Vink, derk@nysted-dyreklinik of
Tlf; 0045-20414255.

Sollicitaties graag voor 15 december 2003:
Nysted Dyreklinik
Aarestrupvej 8,4880 Nysted
Denemarken

iDierenartsen
Tilburg Diesserii

In de gezelschapsdierenafdeling van de Groepspraktijk \'
Dierenartsen Tilburg - Diessen is een zevental dierenartsen
werkzaam, ondersteund door een deskundige staf.
Onze goed geoutilleerde praktijk omvat vier klinieken in de re-
gio Tilburg. Een modern laboratorium maakt deel uit van de
praktijk. Met betrekking tot de diagnostiek zijn uitgebreide
mogelijkheden beschikbaar
Voor onze snelgroeiende gezelschapsdierenafdeling zoeken
wij een

DIERENARTS
GEZELSCHAPSDIEREN
(deeltijd 50%)

Onze nieuwe collega is afgestudeerd in de differentiatierich4
ting gezelschapsdieren en beschikt bij voorkeur over enige ja-j
ren ervaring. Wij verwachten een flexibele, gemotiveerde team-i
genoot, die bereid is om mee te draaien in het dienstrooster.

Indien u belangstellingheeftvoordezefunctie, verzoeken wij u
binnen veertien dagen na het verschijnen van deze advertentie
uw sollicitatie te richten aan drs. jan Berger, Groepspraktijk
Dierenartsen Tilburg-Dlessen, Postbus 40 5087 ZG Diessen.

GROEPSPRAKIl)K

Dierenkliniek de Hoekse Waard met hoofdkliniek in
Oud-Beijerland en dependances in Spijkenisse en
Rotterdam, bestaande uit drie dierenartsen en drie para-
veterinairen zoekt per ^ februari 2004:

Dierenartsenpraktijk Oost-Groningen te Winschoten is
een gemengde praktijk met een goed geoutilleerde kli- \'
niek voor gezelschapsdieren.

Per 1 januari 2004 zijn we wegens vertrek van een
collega op zoek naar een

dierenarts gezelschapsdieren
(m/v)

parttime voor± 26 uren per week

Dierenarts m/v

met differentiatie gezelschapsdieren, relevante erva-
ring, aantoonbare ambitie en goede omgang met kwali-
teitsbewuste clièntele.

Wij bieden een 60-80% baan (groei naar fulltime is mo-
gelijk). Uitstekende intercollegiale dienstenregeling. Bij
goede samenwerking bestaat de mogelijkheid te komen
tot associatie.

Sollicitaties met c.v. richten aan:

Dierenkliniek De Hoekse Waard, Oost Voorstraat 90-92,
3262 JH Oud-Beijerland. E-mail: j.schep@dklhw.nl.

Wij zoeken een collega die:

• zich volledig en enthousiast wil inzetten voor de
praktijk

• liefst enige ervaring heeft

• participeert in de dienstregeling.

Na gebleken geschiktheid bestaat er de mogelijkheid tot
associatie.

Sollicitaties, voorzien van uw cv, gaarne binnen tien
dagen sturen naar:

Dierenartsenpraktijk Oost-Groningen, Postbus 293,
9670 AG Winschoten.

-ocr page 385-

Ui
de

hoofdredactie

Jaarwisseling

Deze laatste aflevering van het jaar 2003 valt rond 15 december bij u in de bus. In deze tijd van het
jaar zullen velen nog eens terugblikken op het afgelopen jaar en tevens vooruit kijken naar wat het
komende jaar zal brengen of beter nog, wat zij in het komende jaar willen bereiken.
In het afgelopen jaar overleed prof dr Gerard Wagenaar Terugblikkend wordt in deze ajlevering
een \'Special \'aan hem gewijd. Zijn promovendi kijken terug op de periode waarin zij onder zijn lei-
ding hun proefschrift schreven. Terugblikken doet ook prof dr J. G. van Logtestijn naar aanleiding
van het artikel van collega Edel in de aflevering van 15 oktober van dit Tijdschrift. Hij plaatst een
aantal kanttekeningen en plaatst daarmee tevens de ontwikkelingen van de laatste dertig jaar in de
Veterinaire Volksgezondheid in een historisch perspectief. Maar hij kijkt ook vooruit en geeft zijn
visie op de uitdagingen voor de toekomst en de rol van de diergeneeskunde in de zorg voor de
volksgezondheid in een multidisciplinaire aanpak. Bij zo \'n multidisciplinaire aanpak verdient het
vak dat prof Wagenaar met zoveel verve heeft gedoceerd een prominente plaats. Daaraan wordt
echter vaak luchthartig voorbij gegaan.

Vooruitkijkend naar de toekomst vindt u in deze ajlevering veel nuttige informatie met betrekking
tot de soms stormachtige ontwikkelingen in de diergeneeskundige praktijk:

* ISO-certificering is het onderwerp van een artikel door Jan Hulsen.

* Annelies Kroneman en Jan Klingen presenteren een gestructureerde methode om redelijke en
verklaarbare tarieven te berekenen.

* Automatisering biedt steeds meer ondersteuning voor allerlei aspecten van de diergeneeskun-
dige praktijk:

In twee bijdragen berichten Wiel van den Ekker en Tom van Wijk ieder over hun ervaringen met
PIR-DAP bij de bedrijfsadvisering/bedrijfsbegeleiding van melkveebedrijven.
Houders van kleine herkauwers kunnen via IDR-online hun bedrijfsadministratie bijhouden en de
gezondheidsstatus van hun dieren opvragen.

Een nieuw landelijk identificatie- en registratiesysteem voor paardachtigen wordt per 1 januari
2004 van kracht en zal consequenties hebben voor de diergeneesmiddelen die wij bij deze dieren
mogen toepa-isen.

Het belang van een goede voeding voor de gezondheid van onze dieren is eenieder al lang bekend.
Het geven van advies hierover aan de eigenaar wordt echter bemoeilijkt doordat producenten soms
bijzondere eigemchappen van hun voeders en diëten claimen. In een uitgebreid artikel gaat prof.
dr A.C. Beynen in op de taak van de dierenarts en geeft richtlijnen over de vraag hoe om te gaan
met deze claims.

Voorts vindt u in deze aflevering een interessante casuïstiek van een paard met een facialis-para-
lyse veroorzaakt door aantasting van het tongbeen vanuit een otitis media/interna alsmede een
verslag van de Najaarsdag van de Groep Geneeskunde Gezelschapsdieren.

Hebben wij ons het afgelopen jaar bij herhaling zorgen gemaakt over een gebrek aan kopij, in dit
nummer hebben wij eerder een gebrek aan ruimte. U zult daarom in dit nummer niet een pagina-
grote kerstgroet vinden. In plaats daarvan heb ik de eer en het genoegen u deze groet te mogen
overbrengen. Ik wens u dan ook mede namens alle medewerkers van de KNMvD prettige en gezel-
lige Kerstdagen toe, alsmede een voorspoedig en gezondjaar 2004!

Tijd
Diergenees

I

-ocr page 386-

Eenzijdige facialis-paralyse en keratitis sicca bij een paard met
temporohyoïd-osteoartropathie

E.J.M.M. Verdegaaf*, EJ.B. Veldhuis Kroeze^, KJ. Diki, L.A.A.M. van Oijen4 en M.M. Sloet van Oldruitenborgh-Oosterbaan\'\'

Oorspronkelijk artikel

Samenvatting

Een negen jaar oude KWPN-merrie werd aangeboden
met gedragsveranderingen en een linkszijdige hoge N. fa-
cialis-paralyse. Bij klinisch onderzoek viel een geringe
scheve stand van het hoofd en een cornea ulcus van het
linkeroog op. De basis van het linkeroor bleek bij palpa-
tie warm en pijnlijk te zijn. Bij endoscopie van de lucht-
zakken was het stylohyoid in de linker luchtzak verdikt.
Een computer-tomografie (CT) liet een benige prolifera-
tie van het stylohyoid en de bulla tympanica, een fusie
van het temporohyoïdgewricht en een benige proliferatie
van het pars petrosa van het os temporale zien. Bij post-
mortaal onderzoek werd de diagnose temporohyoïd-
osteoartropathie bevestigd. Aan de hand van deze casus
wordt een overzicht gegeven van de literatuur betref-
fende de anatomie, klinische symptomen en therapie van
temporohyoïd-osteoartropathie.

Summary"

Unilateral facial paralysis and keratitis sicca, signs of
temporohyoid osteoarthropathy in the horse

A 9-year-old Dutch Warmblood mare was presented with a history of abnor-
mal behaviour and acute facial nerve paralysis on the left side. Clinical
examination revealed a slight head tilt and a corneal ulcer ofthe left eye.
The base ofthe left ear was warm and painful. Endosco.scopic examination
ofthe left guttural pouch showed thickening ofthe proximal part of the stylo-
hyoid hone. Computer tomography revealed a left-sided prominent bony en-
largement of the middle and proximal part ofthe stylohyoid bone and the
tympanic bulla, fusion of the temporohyoid foint, and osseous proliferation
ofthe pars petrosa ofthe temporal bone. The diagnosis was confirmed post-
mortem. The literature concerning the anatomy, clinical signs, and therapy
of temporohyoid osteoarthropathy is discussed.

Inleiding

Temporohyoïd-osteoartropathie (THO) is een progressieve
aandoening van het middenoor en het temporohyoïdge-
wricht. De benige gedeelten van het temporohyoïdgewricht
bestaan uit het proximale deel van het stylohyoïd (tympano-
hyoïd) en het ventrale deel van het os temporale (pars
petrosa). De meest in het oog springende neurologische
symptomen worden veroorzaakt door paralyse van de N. fa-

\' Faculteit der Diergeneeskunde. Hoofdafdeling Gezondheidszorg Paard. Discipline

Inwendige Ziekten. Yalelaan 16, 3584 CM Utrecht.
^ Faculteit der Diergeneeskunde. Hoofdafdeling Pathologie, Yalelaan 1. 3584 CL
Utrecht

^ Faculteit der Diergeneeskunde, Hoofdafdeling Geneeskunde van Gezelschaps-
dieren, Afdeling Diagnostische Beeldvorming, Yalelaan 10, 3584 CM Utrecht.
^ Momenteel werkzaam.- Dierenkliniek "de Lingehoeve". Veldstraat 3a. 4033 AK.
Lienden.

• Correspondentieadres: Drs. L. Verdegaal, Hoofdafdeling Gezondheidszorg Paard, ■
Discipline Inwendige Ziekten. Yalelaan 16, 3584 CM Utrecht. Tel : 030-2531112,
Fax: 030-2531817. E-mail: E.J.M.M.Verdegaal@vet.uu.nl
cialis en de N. vestibulocochlearis. In de prodromale fase
kunnen de artritis en de benige proliferatie resulteren in pijn
waardoor rijtechnische problemen kunnen optreden (2, 3, 5,
12, 22). THO komt bij het paard incidenteel voor en er is,
voor zover bekend, geen ras- en/of geslachtspredilectie (3,
20). THO is beschreven bij paarden vanaf achttien maanden
tot boven de twintig jaar (2, 3, 5). De diagnose is, in veel ge-
vallen, mogelijk met behulp van endoscopie van de lucht-
zakken waarbij verdikking van het proximale deel van het
stylohyoïd aanwezig is (1,2,3,8,10,12,20). Het vroegtijdig
vaststellen van THO is van belang voor de therapie en de
prognose van de aandoening.

In dit artikel wordt eerst een KWPN-merrie met temporo-
hyoïd-osteoartropathie beschreven en vervolgens een over-
zicht gegeven van de literatuur.

Casuïstiek

Anamnese

Een negen jaar oude KWPN-merrie (Z-dressuurniveau)
werd bij een dierenarts aangeboden met de klachten: plotse-
ling stoppen met eten, sloom en een afwijkend drinkgedrag
(drinken met gestrekte hals en knoeien met water). Bij na-
vraag bleek geen recent trauma in het spel, maar wel kwam
aan het licht dat er sinds zes maanden rijtechnische proble-
men waren. De merrie was tijdens het rijden moeilijk naar
rechts in te buigen en werd sinds vijf maanden behandeld
door een fysiotherapeut. Deze merkte in de loop van de be-
handelingen een geringe zwelling rond het linker mandibu-
lair gewricht op.

Bij klinisch onderzoek in de praktijk was als eerste de hoge
linkszijdige facialis-paralyse opgevallen. Ademhaling en
pols waren normaal en de lichaamstemperatuur was iets ver-
hoogd (38.4°C). Bij palpatie bleek de linkeroorbasis warm
en pijnlijk. Een behandeling werd ingezet met dexame-
thason\', procaïne-Na-penicilline-G^ en flunixine-meglu-
mine^. Er trad geen verbetering op en het paard werd voor
verder onderzoek doorgestuurd naar de Kliniek Inwendige
Ziekten van de Hoofdafdeling Gezondheidszorg Paard.

Kliniek

Bij aankomst in de kliniek was de merrie in een goede ver-
zorgings- en voedingstoestand, maar maakte een wat slome
indruk. Het paard toonde een hoge éénzijdige N. facialis-
paralyse links: een afhangende onderlip, een scheve boven-
lip, een afhangend linker bovenooglid en een afhangend lin-
keroor (Figuur 1). De ademhaling was regelmatig en costo-
abdominaal met een frequentie van 16 per minuut. De pols
was krachtig, regelmatig en equaal met een frequentie van 40
per minuut, de lichaamstemperatuur bedroeg bij aankomst
38.2°C. De extremiteiten waren normaal warm en de turgor
was goed. De perifere lymfeknopen waren niet vergroot en

\' Dexadreson®, Intervet International B. V., Boxmeer, Nederland.
\' Depocilline®, Mycofarm Nederland B. V. De Bih. Nederland.
^ Meflosyl®. Fort Dodge Animal Health. Benelux.

-ocr page 387-

niet pijnlijlc. Het onderzoeic van het circulatie-apparaat gaf
geen bijzonderheden. De conjunctiva van het linkeroog was
rood met vaatinjectie. Op de linker-oogbol was een cornea
ulcus met cornea-oedeem rondom het ulcus aanwezig. Bij
orale inspectie werd aan de linker buccale zijde ter plaatse
van M2 een slijmvliesverwonding met stinkend debris en
ontstekingsmateriaal gevonden, waarschijnlijk ten gevolge
van stasis van voedsel. De mondinspectie leverde verder
geen afwijkingen op. Bij het neurologische onderzoek had
het paard verminderde reactie op prikkels uit de omgeving.
Het linkeroog reageerde verminderd op een dreigreflex en
vertoonde miosis en blefarospasme, zonder nystagmus. De
traanproductie, gemeten met behulp van de Schirmer-Tear-
test, was laag normaal. Ook had het paard een geringe,
scheve stand van het hoofd naar links. De merrie toonde in
stap een lichte hypermetrie van de voorbenen. Dit alles is
passend bij een vestibulair syndroom. Bij onderzoek van de
halsbeweeglijkheid, de houdingsreacties en de correctiere-
flexen werden geen afwijkingen gevonden. Het paard is ge-
durende het neurologische onderzoek niet geblinddoekt om-
dat het paard geacht werd daarvoor te instabiel te zijn.

Bloedonderzoek

Het routine-bloedonderzoek leverde een normale hemato-
criet op (0,36 L/L, normaal 0,36-0,42 L/L) en een normaal
aantal leukocyten (8,1 G/L, normaal 7,0-10,0 G/L) met een
geringe rechtsverschuiving (80% segmentkernige granulo-
cyten en 20% lymfocyten, normaal respectievelijk 35-60%
en 30-35%) op. Het totale eiwitgehalte in het serum was nor-
maal (70 g/L, normaal 60-75 g/L) met een vrijwel normale
elektroforese (56,5% albumine, normaal 35-55%; 10,9%
alfa-globulines, normaal 15-20%; 21,7% beta-globulines,
normaal <22%; 10,9% gammaglobulines, normaal < 25%).
De totale bilirubineconcentratie was enigszins verhoogd
(51,4 pmol/L, normaal 0-40 pmol/L), waarvan 50,3 pmol/L
ongeconjugeerd. De ureumconcentratie (7,2 mmol/L, nor-
maal <8 mmol/L) en de activiteit van alkalische fosfatase
(152 lU/L, normaal 140-300 lU/L) waren niet afwijkend.

Aanvullende diagnostiek

Op basis van de klinische bevindingen werd een aandoening
verwacht rondom het middenoor en/of een meer centrale
hersenlaesie. Onder algehele anesthesie werd een computer-
tomografisch-onderzoek verricht (Figuur 2 A -D).
Deze beelden toonden een verdikt stylohyoid met een dwars-
fractuur in de dorsale regio van het stylohyoïd en een benige
proliferatie van het pars petrosa naar het stylohyoïd en
rondom de bulla tympanica. Tijdens de anesthesie is getracht
liquor te verkrijgen door punctie ter plaatse van het atlanto-
occipitaalgewricht, maar dit is niet gelukt. Bij een acute frac-
tuur van het os temporale of bij een bacteriële infectie kan de
liquor afwijkend zijn (2). Een differentiatie van een centraal
of perifeer vestibulair syndroom is van belang voor de thera-
pie en vooral de prognose.

De uitslag van de CT gaf aanleiding om een scopie van de
luchtzakken te doen (omdat in de literatuur beschreven is dat
endoscopie een goede mogelijkheid biedt om de diagnose te
stellen) waarbij een duidelijk verdikt linker stylohyoïd werd
gezien (Figuur 3A en B).

Behandeling en verloop

Het paard werd behandeld met na-ceftiofur" (2,2 mg/kg 2dd
IM), benzylpenicilline-natrium\' (20.000 lU/kg 4dd IV), me-
tronidazole* (25 mg/kg 2dd PO), dexamethason\' (0,08 mg/kg
Idd IM begindosis, later 0,04 mg/kg Idd IM) en oxytetracy-

-ocr page 388-

cline polymixine-oogzalf\'. Gezien hiet feit dat de betiande-
ling van het cornea ulcus onvoldoende effect had, werd na
negen dagen een subpalpebraal lavagesysteem^ ingebracht.
Via het lavagesysteem werd het oog om de twee uur gespoeld
met 4 ml atropine en 10 ml neomycine/polymixine B\'"
in een 40 ml fysiologische zoutoplossing. Gedurende de ge-
hele opnameperiode in de kliniek verliep de voedselopname
moeizaam: het voedsel hoopte zich op in de linker wangzak
en viel uit de mond. Ook bleef de merrie depressief en
toonde bij verandering van de stand van het hoofd, een pijn-
reactie. Ze leunde regelmatig met de linkerzijde van het li-
chaam tegen de muur en ze bleef voornamelijk onbeweeglijk
op één plek staan tnet het hoofd richting grond. De rectale
temperatuur steeg na tien dagen tot 39.0°C. Gezien het feit
dat een infectieus proces mogelijk de boventoon ging voeren
werd besloten de dexamethasontherapie te stoppen. Hierna
verergerden de neurologische symptomen plotseling duide-
lijk: de depressiviteit en de scheve stand van het hoofd wer-
den ernstiger. Gedurende de volgende weken trad geen ver-
betering op van de paralyse van de N. facialis. De keratitis
sicca/cornea ulcus bleef zeer pijnlijk en verbeterde niet.
Daarom werd onder algehele anesthesie een tarsorafie
(dichthechten oogleden) uitgevoerd. Tijdens het neerleggen
op de operatietafel vloeide purulent materiaal uit het linker
oor, hetgeen werd ingezet voor bacteriologisch onderzoek en
een antibioticum-gevoeligheidsbepaling. Het oor werd ver-

\' Excenel®. Pharmacia & Upjohn N. V/S.A., Puurs. België.
\' Benzylpenicilline !0.000.000I.E®.. Eurovel. Bladel, Nederland.
Metronidazol poeder 15 gram sachets, eigen bereiding Apotheek Faculteii
Dieigeneeskunde. Utrecht, Nederland.

Metronidazol: dit middel is niet toegelaten voor het gebruik hij dieren bestemd voor
de voedselketen en de eigenaar had ermee ingestemd dal het dier nooit tneer voor
consumptie in aanmerking zou komen.
^ Terramycin-oogzalJ®, Pfizer, A nimal Health B V, Capelle a/d Ussel, Nederland.
^ Ocular lavage syslem, Cook® Veterinary products. Nederland B. V.
Atmpinesuljdat 2% oogdruppels, eigen bereiding Apotheek Faculteit Diergenees-
kunde. Utrecht. Nederland.

Neomicine-Polymixine oogdruppels, eigen bereiding Apotheek Faculteit Dierge-
neeskunde. Utrecht. Nederland.

Fi^guur 4A -B. Postmortaal onderzoek van een negen jaar oude merrie met THO. Linker en rechter stylohyoïd (A) en een doorsnede inde lengte van het linker stylohyoïd (B): pro-
liferatie in het proximale gedeelte ) en de fractuurlijn in het middengedeelte

volgens tijdens de anesthesie voorzichtig gespoeld met een
fysiologische zoutoplossing. Het bacteriologisch onderzoek
leverde
Staphylococcus aureus op, gevoelig voor onder an-
dere ceftiofur, gentamicine en trimetoprim-sulfa.
Gezien het feit dat de neurologische symptomen niet verbe-
terden, werd de prognose zeer gereserveerd tot infaust. In
overleg met de eigenaar werd, drie weken na aankomst op de
kliniek, besloten de merrie te euthanaseren.

Pathologie

Macroscopisch patholoog-anatomisch onderzoek van de
schedel toonde een uitgebreide lokale verdikking van het lin-
ker tongbeenskelet (stylohyoid, os hyoideun). Het gehele
tympanohyoïd en een groot deel van het stylohyoïd waren
sterk verdikt en omgeven door een sterk hyperemisch periost
over een lengte van 60 mm gemeten vanaf de articulatie-
plaats van het tympanohyoïd met de schedel (Figuur 4A). Op
zaagsnede vertoonde het deels verdikte tongbeenskelet een
gemêleerd aspect van dof wit botweefsel en een glimmend
kraakbeenachtig weefsel. Tevens werd een mogelijke breuk-
lijn zichtbaar dwars in het stylohyoïd (Figuur 4B). De nor-
male anatomische begrenzingen van de linker bulla tympa-
nica en het pars petrosa van het os temporale waren deels
gedestrueerd door een chronisch proliferatief en purulent
ontstekingsproces van deze benige structuren (Figuur 5).
Het linkeroog vertoonde een oppervlakkige ulceratieve
laesie van de cornea van circa 10 bij 4 mm. Aan de overige
organen werden geen afwijkingen waargenomen.

Histopathologisch onderzoek van het afwijkende stylohyoïd
toonde centraal een sterke toename van goed gedifferenti-
eerde brede beenbalkjes met perifeer een periostale reactieve
been- en kraakbeenformatic. Een fractuurspleet van het
stylohyoïd bleek aanwezig en grotendeels gevuld met reac-
tiefkraakbeen. Periostaal werd een proliferatieve lymfoplas-
macellulaire ontstekingsreactie met uitgebreide fibrosering
aangetroffen met lokaal een meer actief beeld in de vorm
van hyperemie en exsudatie van neutrofiele polymorf-
kernige granulocyten. Een atrofie van de periostaal aanhech-
tende spiervezels met fibrosering werd vastgesteld.
Er werden geen aanwijzingen voor een neoplastisch proces
aangetroffen.

Discussie

Temporohyoïd-osteoartropathie (THO) is een incidenteel
optredende oorzaak voor paralyse van de N. facialis en de N.
vestibulocochlearis(2, 3,6, 10,11, 15).
Als oorzaak voor THO wordt gedacht aan een chronische oti-

-ocr page 389-

tis media, die aanleiding geeft tot een proliferatieve osteitis
van de bulla tympanica. Doorgaans migreert dit ontstekings-
proces naar ventraal, waardoor ook de aangrenzende structu-
ren, zoals het proximale gedeelte van het stylohyoid (tympa-
nohyoïd) en het temporohyoïdgewricht erin betrokken raken
(Figuur 6). Ten gevolge van deze osteitis en benige prolifera-
tie kan het temporohyoïdgewricht ankyloseren. De pijn ver-
oorzaakt door de ontsteking en de artrotische veranderingen
kan aanleiding geven tot velerlei (chronische) symptomen
zoals: hoofdschudden, weven, schuren aan het oor, moeizaam
eten en slikken, weigering van manipulaties aan het oor en
moeilijkheden bij het aannemen van het bit (3,4, 13,21). Eén
of meer van deze problemen gaan vaak vooraf aan de acute
neurologische symptomen. De neurologische symptomen
worden gekenmerkt door vestibulaire ataxie en facialispara-
lyse. Ook bij onze casus bestonden, terugkijkend, sinds lan-
gere tijd rijproblemen, zoals het moeilijk aannemen van het
bit en het inbuigen naar rechts. Pas enkele maanden later wer-
den de \'acute\' neurologische symptomen gezien.
Beweging van de tong, larynx en het stylohyoïd kan, bij een
ankylose van het temporohyoïdgewricht ter plaatse, een frac-
tuur veroorzaken. Deze fractuur ontstaat meestal in het pars
petrosa (deel van het temporohyoïdgewricht) waarin het
binnenoor is gelegen (2,11). De fractuurlijn loopt dan via de
bulla tympanica (middenoor) door de interne benige gehoor-
gang (meatus acoustica interna) waarin de N. vestibulococh-
learis en N. facialis gelegen zijn (Figuur 7). Het acute optre-
den van de neurologische verschijnselen kan hierdoor
verklaard worden (2,3,5, 10,13). Minder vaak is de fractuur
gelokaliseerd in het middengedeelte van het stylohyoid (2,4,
5,13, 17,19). Een dergelijke fractuur werd waargenomen bij
onze patiënt maar verklaarde niet de acute neurologische
symptomen. Mogelijk waren deze te wijten aan het zeer uit-
gebreide ontstekingsproces ter plaatse van het binnenoor en
de meatus acousticus interna.

Temporohyoïd-osteoartropathie kan ontstaan bij een frac-
tuur van de schedel, (4,6, 17,20,21), doch is meestal het ge-
volg van een otitis media/interna (1,2, 5, 6, 8,9, 10, 13, 16).
Bilaterale THO is gedocumenteerd in een paar gevallen,
deze waren asymmetrisch en de klinische symptomen waren
daarbij voornamelijk unilateraal (2). Ten gevolge van een
ontsteking in de meatus acousticus interna kan een focale
meningitis ontstaan met sopor en koorts. De depressie die in
onze casus werd gezien kan echter ook samenhangen met de
recidiverende koorts en de pijn ten gevolge van het uitge-
breide ontstekingproces en de fractuur in het stylohyoïd (9).
Bij het postmortale onderzoek werden geen laesies in de her-
senen aangetroffen waardoor een verandering in de bewust-
zijnstoestand kon worden verklaard.
Bij een odtis media/interna kan de infectie via drie moge-
lijke routes het middenoor bereiken: hematogeen, vanuit een
otitis externa, of vanuit de farynx via de buis van Eustachius
c.q. de luchtzakken (1, 2, 15, 16). Het kan een bacteriële, vi-
rale, mycotische of eventueel parasitaire infectie zijn, doch
het probleem kan ook immuungemedieerd of tumorgerela-
teerd zijn, of het gevolg zijn van systemische vaatlaesies (2,
8,22). Newton en Knottenbelt (15) beschreven een otitis me-
dia/interna waaruit een
Aspergillus fumigatus gekweekt
werd. Een otitis externa is zeldzaam bij het paard (5, 8). In
het algemeen zijn de geïsoleerde micro-organismen die ge-
vonden worden bij luchtzakontstekingen zelden overeenko-
mend met de micro-organismen gevonden bij de middenoor-
ontsteking van het paard (8, 13, 14, 15). Montgomery (14)
heeft een zeldzaam geval beschreven van een uitbreidende
beta-hemolytische
Streptococcus-\'\\nÏQcX\\e, van de farynx
ascenderend naar de luchtzakken, die zich vervolgens uit-
breidde naar het stylohyoïd en het pars petrosa van het os
temporale (13). De meest waarschijnlijke infectieroute is
dan ook hematogeen (1, 2, 3, 5, 13, 21). In tegenstelling tot
mensen, honden, katten en runderen ruptureert de mem-
brana tympanica bij een otitis media/interna bij het paard
meestal niet (2, 8, 9, 13), waardoor het ontstekingsproces
zich uitbreidt naar ventraal waardoor een osteïtis veroor-
zaakt wordt van dc aangrenzende botdelen (2).
Onze patiënt had een zeer uitgebreide ontsteking in het ge-
bied van het middenoor waardoor de membrana tympanica
werd aangetast. Deze ruptureerde toen het paard werd neer-
gelegd en er mogelijk tijdelijk meer druk op het oor aanwe-
zig was.

Evaluatie achteraf doet vermoeden dat otitis media/interna
de primaire oorzaak was voor de problemen bij dit paard.
Het was beter geweest, al bij de eerste anesthesie een oorin-
spectie te doen, maar het is wel de vraag of het probleem dan
ook inderdaad zichtbaar zou zijn geweest.
In de literatuur worden bij otitis media onder andere de vol-
gende infectieuze agentia beschreven:
ActinobaciUus,
Salmonella, Enterobacter, Pseudomonas, Streptococcus,
Staphylococcus, E. coli, Streptomyces, Bacillus-species
en
Aspergillus (1,2, 13, 14, 15). De bij onze patiënt gevonden
Staphylococcus aureus kan de infectie hebben veroorzaakt,
doch deze bacterie kan ook afkomstig zijn van de huid van
het paard en na het ruptureren van de membrana tympanica
terechtgekomen zijn in het purulente materiaal vanuit de oti-
tis media. De geringe rechtsverschuiving, duidend op een
geringe chronische ontsteking, ondersteunt het al langer aan-
wezig zijn van een ontsteking.

De hoge paralyse van de N. facialis is te verklaren door het
feit dat de N. facialis (tezamen met de N. vestibulocochlea-
ris), dicht tegen het pars petrosa van het os temporale ligt en

-ocr page 390-

gezamenlijk in de meatus acousticus interna lopen. De N. fa-
cialis loopt vervolgens langs de bulla tympanica en de lucht-
zak waarna de zenuw zich opsplitst. Eén tak verzorgt de
parasympatische innervatie van de traanklier, de klieren in
de neus enhet verhemelte (1,7,9,19). Bij paralyse van deN.
facialis kan daarom een gereduceerde traanproductie ont-
staan die kan resulteren in een keratitis sicca. De keratitis
sicca was bij onze patiënt waarschijnlijk de oorzaak van het
cornea ulcus (19). De pijn ten gevolge van het ulcus aan het
oog kan de blefarospasme, de vertraagde dreigreflex en de
miosis verklaren (19).

Een andere tak van de N. facialis verzorgt de motorische in-
nervatie van de musculatuur van het tongbeen, de neus, lip-
pen, wang, het oor en de oogleden (1, 9). Dit verklaart de
paralyse van de genoemde structuren bij onze patiënt, inclu-
sief de stase van voedsel in de wangzak. Kauw- en slikpro-
blemen kunnen echter ook veroorzaakt worden door aan-
tasting van de N. glossofaryngeus en de N. vagus die caudaal
van de N. vestibulocochlearis de medulla verlaten en dorso-
lateraal langs de mediale luchtzak lopen (13, 16, 19). Bij

paarden is N. facialis-paralyse echter veelal het gevolg van
trauma ter plaatse van de mandibula, 3-4 cm na het uitreden
uit het foramen stylomastoïdium. Dit kan optreden tijdens
recovery na algehele anesthesie of door direct trauma van
buitenaf (9, 17). Daarnaast kan N. facialis-paralyse ook ont-
staan ten gevolge van luchtzakontsteking (9, 11).
In het vestibulaire systeem worden veranderingen in bewe-
ging en positie van het hoofd geregistreerd. Het bestaat uit de
volgende componenten: de utriculus, de sacculus en drie se-
micirculaire kanalen (een gedeelte van het membraneuse la-
byrinth). Dit geheel ligt in identiek gevormde uitsparingen
van het pars petrosa: het benige labyrint (Figuren 8 en 9) (7,
13,22).

De N. vestibulocochlearis verdeelt zich over de genoemde
componenten en eindigt in de hersenstam, het cerebellum en
het ruggenmerg, waar de coördinatie van de bewegingen van
het hoofd ten opzichte van de romp plaatsvindt
(2,11).

De neurologische symptomen bij een zogenoemd \'vestibu-
laire syndroom\' (waarbij het evenwichtsorgaan is aangetast)
zijn een scheve stand van het hoofd, nystagmus en coördina-
tieproblemen, maar deze zijn variabel (I, 17). Een nystag-
mus werd bij onze patiënt niet waargenomen, maar een
nystagmus kan binnen een paar dagen duidelijk verminderen
door visuele compensatie (2, 8, 11, 13, 17). De instabiliteit,
lopen met behulp van korte snelle stapjes, het wijdbeens-
staan en het tegen de muur leunen met de linkerzijde van het
lichaam kunnen worden verklaard door een laesie van de
vestibulospinale zenuwbaan. Bij vestibulaire ataxie bestaat
er een verlies van de motorische innervatie van de ipsilate-
rale strekmusculatuur en een inhibitie van de contralaterale
strekmusculatuur. Verstoring van deze regulatie veroorzaakt
een abductie van het contralaterale voorbeen en adductie en
flexie van het voorbeen aan de zijde van de vestibulaire lae-
sie. Dit kan resulteren in relatieve zwakte en ataxie (II, 13,
17, 18, 22). Door compensatie van het centrale zenuwstelsel
en vermindering van de locale ontsteking kunnen de scheve
stand van het hoofd en de coördinatieproblemen binnen twee
tot drie weken verbeteren (8). Onze patiënt verslechterde
echter steeds meer, waarschijnlijk ten gevolge van de zeer
uitgebreide ontsteking in en rondom het gebied van de bulla
tympanica.

Differentiaaldiagnostisch moet gedacht worden aan andere
oorzaken voor dergelijke neurologische symptomen zoals
hersentrauma, neoplasie of abces, meningo-encefalitis of
acute otitis interna (1, 13, 13, 16, 17).
Bij hoofdschudden en rijproblemen moet differentiaaldia-
gnostisch onder andere gedacht worden aan gebitsproble-
men, rijvaardigheidsproblemen, gedragsproblemen, lucht-
zakmycose, dysfunctie van craniale zenuwen, cervicale
aandoeningen, oogafwijkingen en \'photic headshaking\' (2,
11).

Om de diagnose temporohyoïd-artropathie met zekerheid te
stellen zijn verschillende mogelijkheden beschreven: een
nauwkeurige anamnese aangevuld met herhaald neurolo-
gisch onderzoek, otoscopie, transtympanocentesis, endosco-
pie, radiologie (schedel, ventro-dorsale opname), computer-
tomografie, magnetic resonance imaging (MRl), scintigrafie
en bij aanwijzingen op centrale laesies een liquorpunctie (1,
5,18,20). Endoscopie is in principe een sensitievere methode
om de laesies te diagnostiseren dan radiografie (10, 20). In
onze casus werd met behulp van CT de definitieve diagnose
gesteld.

-ocr page 391-

van verminderde immuniteit en eventueel intracraniale uit-
breiding. NSAID\'s kunnen worden toegediend om de ontste-
king te remmen en de pijn te bestrijden (20). Door een aantal
auteurs wordt een behandeling met breedspectrum antibioti-
cum gedurende minimaal dertig dagen geadviseerd met rede-
lijk tot goed resultaat (1,2, 3, 19,20). De ontstane osteïtis en
artritis kunnen echter persisteren en resulteren in ankylose
van het temporohyoïdgewricht. Door de continue beweging
van het proximale stylohyoïd tijdens normaal tong- en la-
rynxfunctioneren is er dan een blijvend risico op fracturen
van het pars petrosa van het os temporale (1,2,3,5,13). In de
literatuur wordt een partiële stylohoïdostectomie beschreven.
Hierbij wordt twee centimeter van het middengedeelte van
het stylohyoïd verwijderd (4) met als doel een pseudo-artrose
te bewerkstelligen en aldus fracturen in of bij het gewricht,
waardoor de acute neurologische symptomen ontstaan, te
voorkomen (4). Hiermee bestaat in Utrecht (nog) geen erva-
ring.

De prognose van THO met acute neurologische symptomen is
dubieus en bovendien erg wisselend, afhankelijk van het sta-
dium (I, 2, 5, 13, 16, 20). Bij 35 door Blythe (2) beschreven
gevallen bleek bij twee patiënten met dodelijke afloop,
achteraf een bacteriële meningo-encefalitis aanwezig te zijn.
De 33 andere gevallen zijn genezen verklaard, waarbij de
scheve stand en de facialis-paralyse in geringe mate kunnen
blijven bestaan (13,16). Volgens Mayhew (13) hebben patiën-
ten met vestibulaire problemen en een ernstige hoge facialis-
paralyse een slechte prognose indien de otitis media/interna
geassocieerd is met proliferatieve veranderingen van de om-
liggende structuren. Volgens een retrospectief onderzoek van
21 gevallen door Walker
ef al. (20) beschreven, heeft THO een
redelijk tot goede prognose voor sportprestaties zonder dat er
sprake was van acute recidieven (75%). Vier van deze 21
paarden waren geëuthanaseerd met een schedelfractuur, bij
één paard trad geen herstel op van de neurologische sympto-
men en één paard was geëuthanaseerd om een andere reden
(20). Bij de onze patiënt bleek, bij patholoog anatomisch
onderzoek, een zeer uitgebreide purulente ontsteking van het
tympanohyoïdgewricht aanwezig, waardoor de direct omge-
vende structuren aangetast waren. De bereikbaarheid van het
proces voor medicatie en herstel van het weefsel werd hier-
door eigenlijk onmogelijk.

Samenvattend kan gesteld worden dat het vroegtijdig her-
kennen van de symptomen van temporohyoïd-osteoartropa-
thie bij paarden van groot belang is voor de prognose. Vroeg
gediagnosticeerde gevallen kunnen met een intensieve anti-
bioticumtherapie mogelijk nog herstellen. Als eenmaal uit-
gebreide veranderingen rondom de bulla tympanica zijn op-
getreden, worden de vooruitzichten voor het paard slecht.

Dankwoord

Het doel van de behandeling van gevallen van THO met ab-
normaal gedrag, rijtechnische problemen en hoofdschudden,
is het, in een vroeg stadium, elimineren van het infectieuze
proces en het reduceren van de ontsteking en de pijn.
Corticosteroïden kunnen worden toegediend om de ernstige
ontsteking met bijhorend oedeem te reduceren (2,3, 13). Een
belangrijk risico van de behandeling met corticosteroïden is
echter eventuele verergering van de otitis interna ten gevolge

De auteurs willen de eigenaresse van het paard danken dat zij, ondanks haar
aanvankelijke schroom, toch toestemming heeft gegeven voor post-mortaal
onderzoek waardoor het mogelijk was deze casus uit te werken tot een arti-
kel.

Literatuur

1. Bentz BG, Ross MW, and Bentz BG. Otitis media/interna in horses.
Cont Educl997;19: 524-7.

2. Blythe LL. Otitis media/interna and temporohyoid osteoarthropathy.
Vet Clin North Am Equine Pract 1997; 13:21-42.

-ocr page 392-

Blythe LL, and Watrous BJ. Temporohyoid osteoarthropathy (middle
ear disease). In: Robinson NE (4^ ed.): Current therapy in equine
medicine. Philadelphia: W.B. Saunders Company, 1997; 323-6.
Blythe LL, Watrous BJ, Shires MH, Kaneps AJ, Wagner von
Matthiessen R and Riebold TW. Profylactic partial stylohyoidostec-
tomy for horses with osteoarthropathy of the temporohyoid joint. J
Equine Vet Science 1994; 14: 32-7.

Blythe LL, Watrous BJ, Pearson EG, and Walker LL. Otitis
media/interna in the horse-A cause of headshaking and skull fractures.
Proc Am Ass Equine Pract 1990: 517-28.

Blythe LL, Watrous BJ, Schmitz JA, and Kaneps AJ. Vestibular syn-
drome associated with temporohyoid joint fusion and temporal bone
fracture in three horses. J Am Vet Med Assoc 1984; 185: 775-81.
Dyce KM, and Wensing CJG. Het hoofd. In: Anatomie van het paard.
1980: 26-39.

Firth EC. Vestibular disease, and its relationship to facial paralysis in
the horse: a clinical study of 7 cases. Aus Vet J 1977; 53: 560-5.
Geiser DR, Henton JR, and Held JR Tympanic bulla, petrous temporal
bone, and hyoid apparatus disease in horses. Comp Cent Educ Pract
Vet 1988; 10: 741-54.

Hassel DM, Schott HC II, Tucker RL, and Hines MT. Endoscopy of the
auditory tube diverticula in four horses with otitis media/interna. J Am
Vet Med Assoc 1995; 207: 1081-4.

Johnson PJ, Constantinescu GM, and Frappier BL. The vestibular
system. Part I: Anatomy, physiology and clinical signs from altered
vestibular function. Equine Vet Educ 2001; 2: 105-9.

10.

11.

12. Johnson PJ, and Kellam LL. The vestibular system. Part 11: Differential
diagnosis. Equine Vet Educ 2001; 3: 141-50.

13. Mayhew IG. Cranial nerve (lll-Vll, IX, X, XII) dysftinction and
Horner\'s syndrome. In: Large Animal Neurology. A Handbook for
Veterinary Clinicians, l^^ed. Philadelphia: Lea & Febiger 1989: 179-
88.

14. Montgomery T. Otitis media in a thoroughbred. Vet Med Small Anim
Clin 1981;76:722-4.

15. Newton SA, and Knottenbelt DC. Vestibular disease in two horses: a
case of mycotic otitis media and a case of temporohyoid osteoarthro-
pathy. Vet Rec 1999; 145: 142-4.

16. Power HT, Watrous BJ, and Lahunta de A. Facial and vestibulocochlear
nerve disease in six horses. J Am Vet Med Assoc 1983; 183: 1076-80.

17. Ragle CA. Head trauma. Vet Clin North Am: Equine Practice 1993; 9:
171-83.

18. Rush Moore B. Vestibular disease. In. Reed SM, and Bayly WM.
Equine Internal Medicine. ed. Philadelphia: W.B. Saunders
Company 1998:466-73.

19. Spurlock SL, Spurlock GH, and Wise M. Keratoconjuntivitis sicca as-
sociated with fracture of the stylohyoid bone in a horse. J Am Vet Med
Assoc 1989;2:258-9.

20. Walker AM, Hines MT, Ragle CA, and Cohen N. Temporohyoid osteo-
arthropathy: A retrospective study of 21 cases (1993-2000). AAEP
2001;47:25-6.

21. Watrous BJ. Head tilt in horses. Vet Clin North Am Equine Pract 1987;
3:353-70.

U bent primair Dierenarts

en geen Personeelsmanager!

Terwijl u zelf de aandacht bij het werk kunt houden zorgen wij o.a. voor:

- een snelle werving van medewerkers voor uw praktijk

- vervanging bij ziekte en verlof

- de verloning van uw medewerkers

- het werkgeverschap (pay-rolling)

- ziektebegeleiding en casemanagement

- outplacement.

Bel nu voor informatie met Jan Vlaar, 06 - 53 33 24 59 (dagelijks tot 20.00 uur) indien u een
praktijk hebt in Noord-Holland, Zuid-Holland of Utrecht. Hebt u een praktijk in een van de
andere provincies bel dan naar Henk Verbeek, 06 - 20 40 21 48 (dagelijks tot 20.00 uur).

Loopbaanbemiddeling is een
onafhankelijke organisatie.
Een professionele personeels-
manager die alle personele
aspeaen voor organisaties en hun
medewerkers verzorgt

info(@loopbaanbemiddeling.nl
www.loopbaanbemiddeling.nl

VERGUNNING ARBEIDSBEMIDDEUNG CBA/A 99.0295

DE PERSONEELSDIENST VO O R D E D I E R E N A RT S P R A KT IJ K

-ocr page 393-

Een keizersnede met staartjes

laira Boissevain

Een hond die overlijdt na een opera-
tie, een slordige keizersnede, onvol-
doende nazorg, een flinke schadever-
goedingseis, het is allemaal al eens
langsgekomen in deze rubriek. Is er
dan nog wel wat nieuws te melden?
Natuurlijk, want al deze twisten kun-
nen zich natuurlijk ook nog tegelijk in
één zaak aandienen...

De Dobermann bevalt niet

Nou ja, ze bevalt een beetje; maar na één pup stagneert het pro-
ces. De dierenarts komt langs, geeft de hond oxytocine en laat
daar ook nog wat van achter. Als er na twee uur nog
geen weeën zijn, moet de eigenaar dat maar
toedienen. Het is inmiddels middernacht
als de eigenaar oxytocine geeft, maar
ook deze keer zonder effect. Een
uur later staat de eigenaar met
moeder en één kind in de kli-
niek. De hond krijgt twee do-
ses domitor en ketamine
voordat ze wordt naar de OK
wordt afgevoerd.
De rampenvloed begint als
tijdens het uittillen van de
baarmoeder, de brosse ute-
rus al scheurt. In de buik-
holte bevindt zich een hoe-
veelheid groen vruchtwater
dat zo goed mogelijk wordt
weggespoeld.

Het bevalt de eigenaar niet.
Dc eerste tegenvaller zal later de
minst erge blijken. Vanwege de
scheuring moeten baarmoeder en eier-
stokken van de hond worden verwijderd.
Ach, als je dan een gezonde moeder en pups over-
houdt, is daar als eigenaar nog overheen te komen, maar van
de elf pups die nog in de baarmoeder zaten bleken zes overle-
den. Moeders mag met de ene pre-operatieve pup en de vier an-
deren, die er slecht aan toe zijn, naar huis. Daarbij wordt niet
moeilijk gedaan over de nog slapende moederhond. De dieren-
arts vertelt de eigenaar dat hij maar even moet bellen als ze na
anderhalf uur nog niet wakker is. U voelt het al: na anderhalf
uur is de hond niet wakker, ze gaat dood.

Het bevalt het Tuchtcollege niet.

Alleen de eerste pup overleeft het verhaal, de eigenaar stapt
naar het Tuchtcollege. Van een andere dierenarts heeft hij ge-
hoord dat het niet gebruikelijk is om bij een stagnerende partus
een algehele narcose toe te passen. Ook had de dierenarts de
moederhond niet slapend mogen meegeven en had hij meer na-
zorg moeten verlenen.

Veterinai
tuchtrech

Het Tuchtcollege vindt het veterinair niet onjuist om onder
de gegeven omstandigheden een hond onder narcose te bren-
gen, maar na een dergelijke ingreep mag de hond pas met de
eigenaar worden meegegeven als redelijkerwijs kan worden
vastgesteld dat zich geen complicaties meer zullen voor-
doen. In zijn algemeenheid is dat het moment waar de hond
aanspreekbaar is, de kop opheft en reageert op prikkels uit de
omgeving. Het verweer van de dierenarts dat in zijn praktijk
na een geboorte de moederhond en de pup(s) altijd direct
worden meegegeven doet daaraan niets af. Bij een secdo met
complicaties mag de zorg voor een hond die nog niet uit de
narcose is bijgekomen niet aan de eigenaar worden overgela-
ten. Ook het gebrek aan nazorg telt: de dierenarts had zelf
initiatief moeten nemen om tijdig naar de hond
te informeren. Een waarschuwing volgt,
maar daar blijft het niet bij.....

En het bevalt de Kantonrechter
niet.

Na alle ellende weigert de ei-
genaar om de rekening te be-
talen, maar de oplettende
lezer weet dat het
Tuchtcollege hier geen
uitspraak over doet. De
praktijk stapt naar de
Kantonrechter om ruim
NLG 1000,- wegens ver-
leende diergeneeskundige
hulp op te eisen. In plaats
van te betalen stelt de eige-
naar een tegeneis: laat de
praktijk maar opdraaien voor
de schade van de tien overleden
pups a NLG 1850 per stuk, totaal
NLG 18500. Moet de eigenaar beta-
len voor diergeneeskundige hulp, ook
als die onjuist was? Volgens de praktijk
maakt dat geen verschil; er is hulp verieend en
daarvoor moet worden betaald. De Kantonrechter is het
hiermee eens, maar vindt dat de praktijk toch moet betalen
voor schade die voortvloeit uit onjuist handelen. Ook ju-
risten denken na over een causaal verband, blijkt uit het von-
nis, want de rechter vindt dat niet van alle tien dode pups
vaststaat dat het aan de dierenarts heeft gelegen. Waaraan de
eerste zes pups zijn overleden is niet duidelijk en daar hoeft
de dierenarts niet voor op te draaien. Blijft over een schade-
bedrag van vier pups NLG 7400,-. Daar trekt de rechter de
verschuldigde rekening van de dierenarts vanaf, waarna
ruim NLG 6000,-, ongeveer € 2800, overblijft die de prak-
tijk aan de eigenaar moet vergoeden, plus een paar honderd
euro aan proceskosten.

Er is een spreekwoord voor: "Wie pleit om een koe, legt er
één op toe".

-ocr page 394-

Met het overhjden van prof. dr. Gerard Wagenaar is een zeer
mari<ante persoonlijl<heid en een groot leermeester heenge-
gaan en daar wil de Hoofdredactie van het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde graag even extra bij stilstaan.

Dr. Rogier Kuiper en ondergetekende hebben het op zich
genomen alle promovendi van prof Wagenaar aan te schrij-
ven en hen te vragen een stukje te schrijven over hun meest
markante herinnering aan de persoon prof dr. Gerard
Wagenaar. Gelukkig hebben velen de uitnodiging aanvaard
en een leuke anekdote uit hun herinnering opgediept. Wij
hopen dat u deze herinneringen met een glimlach zult lezen
en daarbij ook zelf aan uw contacten met deze grootmeester
in de inwendige Ziekten der Grote Huisdieren en
Gerechtelijke Diergeneeskunde zult terugdenken.

Zelf heb ik als studentenassistente nog voor prof Wagenaar
mogen werken en mijn eerste ontmoeting met de hoog-
geleerde Wagenaar in zijn kamer op de eerste verdieping zal
mij mijn leven lang bijblijven. Ik ben van huis uit nogal
streng opgevoed en als mij onverwacht wat gevraagd wordt
zal ik al snel automatisch antwoorden met
"ja meneer ". Dat
was in de ogen van prof Wagenaar niet juist:
"juffrouw
Oosterhaan, u dient de hoogleraren aan te spreken met \'pro-
fessor \', de gepromoveerden met \'doktor\' en alleen de nog
niet gepromoveerde medewerkers met \'meneer\'.
"Ik was
helemaal overdonderd en antwoordde automatisch
\'ja me-
neer ".
U begrijpt het.... prof Wagenaar fronste stevig zijn
wenkbrauwen, maar begreep al gauw dat het echt een ver-

Herinneringen aan mijn Promotor

Enige tijd na zijn komst in Utrecht veranderden er al snel
verschillende dingen. Hij verbaasde er zich over dat veel
werk nog op zeer ouderwetse manier geschiedde!
De melk werd nog over het terrein vervoerd via een juk op
de schouders. Het bracht ook geen geld op. Ze werd als
veevoer gebruikt. Voortaan werd ze gewoon via de melk-
centrale verkocht. De veehouder kreeg de opbrengst terug
bij de afrekening van de gemaakte kosten.
Op een ochtend bij de stalronde lag er een varken in een hoek
van de stal op zijn borst in het stro de oren attent recht
overeind. De temperatuurcurve was goed bijgehouden. Op
zijn vraag of de temperatuur echt opgenomen was ant-
woordde de student ontkennend. Hij liep met uitgestoken
thermometer naar het dier, tilde de staart op en schrok dat het
dier reeds koud en stijf was. Volgende keer beter opletten.
Ten tijde van de ontgroening \'57 kwam er op een middag
een toekomstig studente op de Faculteit. Ze moest van de
commissie een dier aan de sociëteit UVSV afleveren! Ze
was van een type dat waarschijnlijk nog nooit een echte
boer en dan ook nog van dichtbij had gezien. Ze trof de
hoogleraar bij de stallen aan. Lijkt die stier je wat? Zo\'n

gissing was en geen impertinentie. Toen kon er bij mijn
snelle verbetering,
\'japrofessor ", wel een glimlachje af De
aanspreektitel \'professor\' heeft prof Wagenaar voor mij
gehouden tot aan zijn overlijden en ik heb het nooit gewaagd
hem er aan te herinneren dat ik intussen geen \'mevrouw
Sloet\' maar nu toch echt \'doktor Sloet\' was! Ik ben erg blij
dat ik bijna twee jaar geleden nog met prof Wagenaar heb
kunnen overleggen over zijn boek \'De veterinaire keuring
van het paard\' en zijn toestemming heb gekregen dit boek
met de hulp van velen aan te passen aan de huidige inzichten.

In mijn herinnering zal prof Wagenaar voortleven als een
unieke hoogleraar: een werkelijk \'hooggeleerd man\' met een
zeer brede en diepe kennis op zijn vakgebied (en ver daar-
buiten), een briljant spreker die onderwijs aan studenten én
practici zeer hoog in het vaandel had, maar ook een onder-
zoeker die velen geholpen heeft om te promoveren op voor
de diergeneeskunde zeer relevante onderwerpen. Daarbij
kwamen de voor zijn tijd bijzondere eigenschappen: streng
doch rechtvaardig en vrouwen exact dezelfde kansen gevend
als mannen. De wijze waarop prof Wagenaar de Inwendige
Ziekten der Grote Huisdieren en de Gerechtelijke Dierge-
neeskunde op de kaart heeft gezet is voor velen een voor-
beeld en ook ik probeer naar dit voorbeeld te werken en mijn
vak uit te dragen.

De Hoofdredactie en alle auteurs wensen u veel leesplezier toe!

Dr Marianne Sloet van Oldruitenborgh-Oosterbaan

groot dier zou prachtig zijn! Het dier werd ingeladen en via
de tuin bij UVSV binnengebracht.

Op een avond bij een bezoek aan verloskunde vertelde hij dat
hij een studente geëxamineerd had. Een goede kennis van je!
Dit was dan zeker een genoegen. Ik heb een schaap voor je,
wat vind je ervan. Dat is wel schrikken! U zou me even goed
een baal wol kunnen laten onderzoeken.
Voor mijn onderzoek had hij veel belangstelling. Hij in-
formeerde voortdurend op de vooruitgang ervan en drong
aan telkens wat op papier te zetten.

Hij hamerde er voortdurend op om alles overzichtelijk op
papier te zetten. Het onderzoek gaat goed maar de resul-
taten staan allemaal op losse stukjes papier.
Ik woonde in de F.C. Donderstraat met uitzicht op de
Faculteit. Bij avondbezoeken aan zijn Kliniek kon hij aan
het lamplicht zien of ik thuis was. Licht aan was een aanwij-
zing dat er mogelijk wat op papier gezet werd. Een medebe-
woner deed echter meestal de lamp aan. Na de promotie
werd hier nog op gezinspeeld \'werken bij lamplicht\'.
Prof Wagenaar was een hardwerkend, plichtsgetrouw en
onkreukbaar mens.

Dr W.A.B. Jaartsveld
1960

Herinneringen aan Professor Wagenaar

-ocr page 395-

De demonstraties voor praktiserende
dierenartsen

In het einde van de vijftiger en het begin van de zestiger
jaren nam het aantal dieren, dat ter behandeling aangeboden
werd aan de kliniek voor inwendige ziekten, gestaag toe.
Deze toename werd toen nog voornamelijk veroorzaakt
door de runderen. De veebezetting op de bedrijven ging
omhoog en de voeding van de dieren veranderde in kwaliteit
en kwantiteit. Dit had tot gevolg dat ook de ziekten waaraan
de dieren leden veranderden. Als nieuw ziektebeeld kwam
de lebmaagdilatatie en -dislocatie naar links te voorschijn.
Op de klinische avonden voor dierenartsen die door
Wagenaar geïntroduceerd werden, werd dit ziektebeeld dan
ook regelmatig getoond. Op deze avonden werden de
patiënten gedemonstreerd, die al gedurende een tijdje
voorafgaand aan de demonstratie, verzameld waren. De
dieren werden gedurende deze tijd kosteloos opgenomen,
\'voor onderwijsdoeleinden\' heette dat dan. Dit was een
mogelijkheid in het kliniekbudget, waaruit voor patiënten,
die voor onderzoek- of onderwijsdoeleinden belangrijk
waren, na overleg inet de eigenaren, geput kon worden.
Soms waren er op deze demonstraties spectaculaire patiën-
ten bij en dan was de avond zeker een succes, maar ook
moest wel eens gegokt worden met een stuntje om het suc-

Op weg naar de sectiezaal

Het is juni 1961 en ik ben co-assistent op de Kliniek voor
Inwendige Ziekten. Het werk bestaat uit het onderzoeken en
behandelen van koeien, paarden en allerhande andere \'grote
huisdieren\'. Daarbij is \'huisdier\' een rekbaar begrip en kun-
nen daar soms zelfs ijsberen onder vallen, zoals ik later
meemaakte. Op de ochtend worden de demonstraties afwis-
selend verzorgd door Wagenaar, Dekker of andere stafleden.
De demonstraties van Wagenaar, maar ook die van Dekker
zijn zeer populair, met name omdat beide heren kunnen put-
ten uit een uitgebreide ervaring als practicus en deze erva-
ring in bloemrijke taal kunnen omzetten.
De demonstratie vindt plaats in de kliniek. De te demonstre-
ren dieren worden op een plateau van rubbermatten
neergezet. De rubbermatten van ongeveer 40x40 centimeter
worden door een ijzeren frame bij elkaar gehouden. Op deze
manier heeft men bij het beluisteren van hart, longen en
buikholte geen last van het lawaai dat hoefijzers op de stenen
vloer van de kliniek plegen te maken. Meestal is Jo Verhoef,
Wagenaars favoriete dierverzorger, degene die de te demon-
streren patiënt vasthoudt en behulpzaam is bij het onder-
zoek. Jo is één van de meest ervaren dierverzorgers en assis-
teert ook bij de dierenartsexamens. Jo helpt menig student
door alvast naar de goede kant van de koe te lopen wanneer
de lever moet worden gepercuteerd.

De docent zit tijdens de demonstratie voor de patiënt op een
stoel die tegen de, midden in de kliniek aanwezige, zuil is
geplaatst. De studenten en de co-assistenten zitten op banken
links en rechts van de patiënt.

De patiënt is dit keer een grote koudbloed die met enige
moeite binnen wordt gebracht. Wagenaar zoekt een Zeeuwse
student uit om hem te assisteren bij het onderzoek van zijn
favoriete paardenras, dat hij goed kent uit zijn praktijk in
Zeeland. Het blijkt een geval van koliek te zijn die ver-
ces zeker te stellen.

In die tijd werd nogal aandacht besteed aan orale behande-
ling van de atriumfibrillatie met chinidinesulfaat bij het
paard. In het algemeen werd dit middel gefractioneerd
toegediend, al dan niet gecombineerd met een digitalis
preparaat. In de tegenwoordige tijd zal men zeker niet meer
voor deze therapie kiezen. Het zou wel eens spectaculair
kunnen zijn om het paard op een demonstratie om 20.00
uur met zijn atriumfibrillatie te tonen en zo tegen 23.00 uur
met een keurig sinusritme. Na ampel overleg werd besloten
de behandeling met een eenmalige dosis chinidinesulfaat
uit te voeren en bij het begin van demonstratie toe te dienen,
en het paard daarna op stal te zetten en regelmatig te con-
troleren.Voor een dergelijke stunt was Wagenaar altijd te
vinden, als het maar niet ten koste van de patiënt ging. De
controles na het toedienen van het geneesmiddel waren in-
tensief, vooral die na 22.00 uur waren frequent en span-
nend. De angst was niet zo zeer dat het paard narigheden
zou krijgen van deze eenmalige dosis, maar dat de atrium-
fibrillatie zich niet liet converteren. Gelukkig speelde het
paard mee en bleef de atriumfibrillatie tot onze tevreden-
heid en die van de eigenaar lange tijd weg. Het auditorium
beloonde de demonstrant met een dankbaar applaus.

Prof. dr J. Kroneman
1965

moedelijk wordt veroorzaakt door een liggingsverandering
en aangezien de koliekoperatie nog niet mogelijk is, houdt
men het dier zo goed mogelijk in conditie met infusen zo
wordt ons meegedeeld. De toestand van de patiënt neemt
zienderogen af en op een gegeven ogenblik begint het kolos-
sale paard langzaam achteruit te lopen en dreigt achterover te
vallen. Daarbij haakt het met het hoefijzer van een voorbeen
achter het frame van de rubbermatten. De gevolgen laten
zich raden. De koudbloed valt in zijn doodstrijd achterover
en sleept daarbij het frame met de rubbermatten mee die alle
kanten op worden geslingerd. De paniek is groot maar
gelukkig vallen er geen gewonden, al overleeft de koudbloed
het niet. Wagenaar blijft uiterst koel, overziet de situatie en
geeft de nodige aanwijzingen. Hij is iemand die zelden pri-
mair reageert, meestal worden de zaken eerst grondig over-
dacht voordat er een reactie komt.

De volgende inorgen gaat Wagenaar met de co-assistenten
zoals gebruikelijk op pad naar de sectiezaal van de patholo-
gie waar inmiddels op de koudbloed sectie is verricht. De
momenten waarop Wagenaar en de dienstdoend patholoog,
in dit geval prof Van den Akker, de patiënt bespreken zijn
voor een co-assistent hoogtepunten in zijn opleiding tot dier-
enarts.

Op weg naar de sectiezaal vraagt Wagenaar mij of ik al weet
wat ik na mijn afstuderen, over een paar maanden, ga doen.
Ik vertel hem dat ik een gesprek heb gehad met de hoogleraar
Melkwetenschappen, die mij een positie als medewerker
heeft aangeboden met als onderwerp onderzoek naar masti-
tis. Het aanbod is ook interessant omdat ik, door in dienst
van de faculteit te treden, buitengewoon dienstplichtig kan
worden en niet in dienst hoef wanneer ik gedurende vijfjaar
in facultaire dienst blijf Wagenaar hoort het verhaal aan
maar geeft geen commentaar. De volgende morgen word ik
echter op zijn kamer geroepen. Daar stelt hij mij voor om
medewerker te worden van de kliniek voor Inwendige

-ocr page 396-

Ziekten. Hij iieeft al met personeelszaken gebeld en be-
grepen dat de condities dezelfde zijn als die bij fiet Instituut
Meikwetenschappen. Het worden geen vijf maar veertig jaar
en een groot deel daarvan onder leiding van Wagenaar.
Gerard Wagenaar, een man met veel gezichten maar een
echte dierenarts en vooral loyaal collega, die de

Systematische aanpak

Als student bezig mijn handtekeningen voor koliek-
gevallen te verzamelen, trof ik prof. Wagenaar, kort na zijn
aanvaarding van het hoogleraarschap, bij een paard met
koliek. De prof, gekleed in laarzen en exploratieschort,
hield een duidelijk betoog over dit ziektegeval. Wat mij
vooral opviel tijdens deze bespreking was zijn systematiek.
Eerst uitgebreid de anamnese, daarna de geconstateerde
afwijkingen, vervolgens een diagnose en tenslotte de prog-
nose. Deze zelfde systematiek werd ook steeds gevolgd bij
de co-schappen tijdens besprekingen van patiënten.
In 1963 werd tijdens een lezing, verzorgd door de
Maatschappij voor Diergeneeskunde, onder andere de
ziekte acetonaemie besproken, waarbij alle nadruk werd
gelegd op de voeding. Ik maakte toen de opmerking dat er
meer dan alleen de voeding een rol kon spelen. Prof

Inzake prof. dr. G. Wagenaar

In 1971 ben ik bij prof Wagenaar gepromoveerd op een dis-
sertatie getiteld \'De phenomenen recidief en downer bij pare-
sis puerperalis van het rund\'. Toen ik hem mijn problemen
voorlegde die ik terzake in de praktijk ontmoette, mede naar
aanleiding van publicaties in de \'Veterinary Record\', was hij
belangstellend, maar niet meteen bereid een onderzoek te
steunen. De artikelen in de Veterinary Record gaven naar mijn
mening een onjuiste verklaring omtrent de oorzaken van voor-
noemde problemen. Hij adviseerde een grondige literatuur-
studie te doen én "dan hoor ik het wel".
Na een periode van enige maanden nam ik weer contact op, hij
ontving me weer en zegde alle nodige medewerking toe, ook
van het laboratorium; het praktijkonderzoek kon van start.
Hij volgde met grote interesse de uitslagen van de bloedmon-
sters, en ontving mij in de avond bij hem aan huis voor be-
spreking van geproduceerde teksten. "Een practicus heefl daar
overdag geen tijd voor." Toen het eens erg mistig werd gaf hij
bij aankomst de raad terug te keren naar huis, "wees voor-
zichtig en ik zal uw vrouw opbellen".
De verstandhouding was heel ontspannen en open, het werk
zeer serieus en de discussies instructief. Er was ruimte voor

Markant aanwezig

Nadat ik in 1955 was afgestudeerd, nam ik in 1958 een prak-
tijk over in Steenwijk. Eén van mijn eerste patiënten was een
koe met een lebmaagbloeding. Na een bloedtransfusie met 5 1
citraatbloed en 500 cc calciumborogluconaat, genas deze koe.
Helaas stierf die koe een jaar later wel aan een lebmaagbloed-
ing, na eenzelfde behandeling.

Prof Wagenaar kende ik toen nog niet goed, hij was net
hoogleraar geworden.

Maatschappij voor Diergeneeskunde een zeer warm hart
bleef toedragen, zelfs toen hij na een conflict met voorzitter
Van Riessen enige jaren zijn lidmaatschap opzegde.

Prof. dr. H.J. Breukink
1967

Wagenaar, die dit hoorde, ging hier nader op in. We
besloten om hierover een nader onderzoek te doen, met als
resultaat een thesis. Tijdens de verzameling van het patiën-
tenmateriaal en later met de verwerking van de gegevens
kwam weer duidelijk de systematiek van anamnese, onder-
zoek, diagnosestelling en prognose naar voren. Het proef-
schrift werd dan ook opgedeeld in een hoofdstuk inleiding,
literatuur, eigen waarnemingen en conclusies.
Deze systematische aanpak, die bij alle problemen
toegepast kan worden, is mij steeds bijgebleven en heeft
mij tijdens mijn werk in ontwikkelingslanden veel
geholpen. Bestudeer de lokale methodes, zoek de
zwakke punten of onderdelen ter verbetering op, be-
spreek deze met je counterparts en probeer verbeterin-
gen in te voeren.

Dr R.J. Feddema
1967

een koffiepauze, hij nam de tijd voor een ontspannen moment
tussendoor. Zo gebeurde het dat hij enthousiast vertelde over
zijn postduiven. Die presteerden niet geweldig naar de mening
van zijn companen in de kroeg van de duivenmelkers. Een
paar van hen zouden eens komen kijken. Hun goedmoedig
commentaar: "professor, wat hebt u mooie dikke duiven". Dat
was al heel wat om tegen een professor te zeggen. Ridens
dicere verum!

Een keer was hij wat mismoedig. Hij had weer eens moeten
vergaderen over hervormingen in het onderwijs of iets van
dien aard, dat was niet zijn favoriete taak. \'Inspraak zonder in-
breng.\' Toen ik om redenen van gezondheid de praktijk moest
neerleggen kwam hij op de afscheidsreceptie. Ik was aange-
naam verrast en zei dat ook. Zijn antwoord was dat hij nooit
naar dergelijke recepties ging van practici, maar wel bij één
die de moed opbracht een dissertatie te bewerken.
Ik bewaar heel goede herinneringen aan mijn promotor, bij-
zonder om de manier waarop hij mij gedurende heel dat traject
van ruim vier jaren heeft gesteund. En een goede herinnering
is een zaak van waarde.

Dr E.E. Kemperman
1971

In 1961 ben ik begonnen runderen met een lebmaagbloeding
die in de noodslachtplaats te Steenwijk zijn geslacht nader te
onderzoeken en gegevens te verzamelen. Tot 1967 had ik 49
gevallen onderzocht en beschreven, waarna ik contact heb
opgenomen met Prof. Wagenaar. Hij adviseerde mij een
bepaald schema voor nader onderzoek en tevens om contact
op te nemen met Prof. Van den Akker. Collega Breukink, die
toen lector was, zou mij gaan begeleiden. Volgens statisticus
de heer Antonissen moesten er minstens tweehonderd
gevallen worden beschreven om verantwoorde conclusies te
kunnen trekken.

-ocr page 397-

Met Prof. Wagenaar is toen een afspraat: gemaakt over de
planning en wel om in 1969 het onderzoek af te sluiten en twee
jaar later alles uitgewerkt en opgeschreven te hebben. In totaal
heb ik 215 gevallen onderzocht. Wat ik in Prof. Wagenaar bij-
zonder heb gewaardeerd, is dat de afspraak in 1967 gemaakt,
geheel is nagekomen, hetgeen heeft geresulteerd in een proef-
schrift, dat in 1971 is afgesloten.

Streng, maar eerlijk en rechtlijnig

Wat ik mij van de mens Wagenaar herinner, is zijn grote
liefde voor de klinische diergeneeskunde, zijn streng, maar
eerlijk en rechtlijnig optreden zonder aanziens des persoons
en de grote inspanningen, die hij zich getroostte om studen-
ten niet alleen kennis, maar ook liefde voor hun aanstaande
vak bij te brengen. Maar ook een man met humor....
Eind zestiger jaren kwam een net beginnende studente dier-
geneeskunde (toen nog een bijzonderheid) in de kliniek vra-
gen of zij de volgende avond een dier mee mocht nemen
naar de UVSV, waar de eerstejaars allemaal iets mee
moesten brengen wat met hun studie te maken had. Gedacht
werd aan een jong geitje, want een hond of poes leek de stu-
dente te gewoon. Wagenaar organiseerde een grote MRIJ-
stier, die hij de volgende avond met de Buitenpraktijk naar
de UVSV liet brengen met de opdracht aan de chauffeur, dat
het dier er ook echt \'een eindje in\' moest.
Wagenaar eiste veel van de studenten, bij de demonstraties,
de co-assistentschappen, maar ook tijdens de examens.
Omgekeerd erkende hij ook (eerlijk en rechtlijnig) de
rechten van studenten. Als voorzitter van de examencom-
missie gaf hij mij de opdracht het schriftelijk werk van de
studenten bij één van de professoren, die zonder de cijfers
door te geven met vakantie was gegaan, te gaan halen. Met
als terloopse opmerking: "als je het werk niet krijgt: het ligt
waarschijnlijk in de tweede kast links op zijn kamer. Trap
er desnoods de deur maar uit.." Zo was hij, zonder aanziens
des persoons.

"Maar ja, als de inhoud dan maargoed is"

Wagenaar was een aangename promotor, ook in de fase dat
de promovendus \'aan het schrijven\' was. Hij las de in-
geleverde concepten snel en nauwkeurig, zei duidelijk wat
hij goed vond, wat hem niet aanstond en dat was vaak veel en
hoe hij zich eventuele aanpassingen voorstelde. Betere
eigenschappen kan een promotor in die fase van je promotie
niet hebben.

Als, desnoods na een aantal mislukkingen, een acceptabele
versie van een hoofdstuk was ontstaan, deed hem dat zichtbaar
plezier. Zijn kritiek maar ook zijn uiteindelijke instemming
lieten nooit iets aan duidelijkheid te wensen over. Het was dan
ook zonder enige aarzeling en met trots dat ik hem een paar
weken voor de promotie een nog naar drukkerij Elinkwijk ruik-
end exemplaar van mijn proefschrift overhandigde.
Mijn dissertatie ging over hyperlipemie bij pony\'s. Voor het
onderzoek had ik voornamelijk gebruikgemaakt van

In 1990 ben ik begonnen met golf en daar kwam ik Prof
Wagenaar weer regelmatig tegen. Hij was altijd markant aan-
wezig op de Veterinaire Golfdagen, waar zijn ludieke tafel-
speeches een zeer gewaardeerde afsluiting waren.

Dr. J.J. Aukema
1971

En wie herinnert zich niet de \'zittingen\' aan het eind van de
colleges \'gerechtelijke\'? Een koper en een verkoper, advo-
caten (allen studenten) en deskundigen (echte, vaak ook
medewerkers van de universiteit). Het ging er spannend aan
toe, partijen leefden inderdaad vaak een tijdlang op gespan-
nen voet, keken elkaar niet aan. Met deze vorm van onderwijs
was Wagenaar zijn tijd echt een stuk vooruit. Zijn onderwijs
leefde en was boeiend. Zelfs een vak als \'gerechtelijke\'.
Mij persoonlijk haalde Wagenaar in 1963 uit de militaire
dienst, omdat ik bij hem in de kliniek zou gaan werken. Wij
moesten voor een commissie uit de Raad van State verschij-
nen, evenals een vertegenwoordiger van het ministerie van
Defensie. Goed voorbereid en enthousiast als hij bij
dergelijke gebeurtenissen was, argumenteerde Wagenaar de
andere partij werkelijk onder tafel. Het ministerie moest
tenslotte van de voorzitter aantonen, dat het functioneren
van het Nederlandse leger van mijn aanwezigheid als soldaat
afhing. Wagenaars laconieke reactie na afloop in Den Haag:
"laten we er maar vast een kopje koffie op gaan drinken".
Nadat ik de Utrechtse kliniek in 1988 had verlaten hielden
Wagenaar en ik regelmatig schriftelijk contact. Hij leefde
mee en wilde weten hoe zo\'n kliniek in het buitenland
functioneerde.

Wagenaar. Een man aan wie ik veel te danken heb.
Meelevend tot aan zijn dood...
Een voorbeeld.

Prof. dr H.H. Sasse
1971

Shetland pony\'s. Op de omslag had ik daarom een foto laten
zetten van een pony. Gewoon een leuke foto van wat ik een
leuke pony vond. Zoiets klinkt nu heel gewoon maar in het
pre-computer tijdperk was dat een heidens karwei.
Hij nam het boekje in ontvangst, feliciteerde me met het
gereedkomen ervan en begon de omslag te bestuderen. Na
enige ogenblikken legde hij het boekje neer, keek naar
buiten, trommelde wat met zijn vingers op zijn bureau en zei
naar het omslag wijzend: "Dat is geen pony maar een veulen
en het is geen Shetlander maar een Welsh. Na enige ogen-
blikken stilte sloot hij af met: "Maar ja, als de inhoud dan
maar goed is."

De promotie is goed afgelopen en aan Wagenaar denk ik nog
steeds met plezier terug, evenals aan mijn eerste promotor
Schotman en mijn medebegeleider Kroneman.

Dr Th. Wensing
1973

-ocr page 398-

\'Mijn\' Promotor

Via bijgaande foto van mijn promotie, op 27 juni 1974, wil
ik enkele herinneringen ophalen aan Prof dr. G. Wagenaar
als promotor.

* De afgebeelde handdruk geeft - voor mij - de afsluiting
weer van een periode van vier jaar, waarin ik aan de
hand geleid werd door de professor als een gids, die
voor de nodige zekerheid zorgde, ook in momenten van
twijfel. Zijn stimulerende invloed en optimistische be-
nadering gaven het positieve gevoel, dat het zeker zou
lukken!

* De besprekingen van het manuscript bij Prof Wagenaar
en mevrouw Wagenaar \'s avonds bij hen thuis in

huiselijke kring en met thee, droegen bij aan de vrien-
delijke relatie van de soms toch wel strenge hoogleraar
met zijn leerling, ook daardoor groeide bij mij het
vertrouwen in het slagen van het geheel.
De opgewekte en blijde gelaatsuitdrukking van Prof
Wagenaar op de foto was er zeker niet alleen op dat mo-
ment; vaak keek hij ernstig, maar, meelevend als hij
was, genoot hij ook vaker duidelijk zichtbaar, met deze
glimlach op het gezicht.

Zelf sta ik op de foto met een lichte buiging, daarmee
uitdrukking gevend aan mijn respect voor en
dankbaarheid jegens \'mijn\' Promotor.

Dr. G.K. vanMeurs
1974

Inzicht in gedrag van dieren

Hoewel ik al eerder enkele herinneringen aan Prof Wagenaar
heb geschreven, voldoe ik graag aan het verzoek om een bij-
drage te leveren aan een hommage aan deze markante leer-
meester. Eén aspect kwam in het uitvoerige \'In memoriam\'
niet duidelijk naar voren, terwijl het in latere jaren zelfs een
verplicht onderdeel van het curriculum werd: de omgang met
dieren. In de tijd dat het grootste deel van de studenten nog
van het platteland kwam en tenminste enige ervaring had met
de veehouderij en/of met paarden, was de omgang met dieren
een vanzelfsprekendheid. Maar ook dat veranderde: steeds
meer studenten hadden geen flauw idee hoe \'de koe bij de
horens de vatten\', of liepen argeloos achter een schichtig
paard langs. Door zijn jarenlange praktijkervaring zag hij
hachelijke situaties vaak aankomen en wist daardoor menig
student uit het ziekenhuis te houden. Zo leerde hij mij datje
een \'lastige\' merrie vooral niet, uit angst dat zij de goedbe-
doelde helper zal aanvallen, bij haar veulen vandaan moet
houden. In tegendeel: houd haar bij de hand en laat haar zien
wat er met haar veulen gebeurt! Zijn inzicht in het gedrag van
dieren, zeker in voor die dieren beangstigende situaties, was
een wezenlijk onderdeel van zijn onderwijs.

Mevrouw dr G.J. Binkhorst
1976

-ocr page 399-

Een herinnering aan professor Wagenaar

Professor Wagenaar was degene die mij in 1971 op het
idee bracht onderzoek te doen en een proefschrift te
schrijven over longaandoeningen bij jonge runderen.
Deze aandoeningen waren in grote mate toegenomen
met de schaalvergroting en de stijging van het aantal
kalverbedrijven. Zowel in de melkveehouderij als bij
het vleesvee.

We startten met een inventarisatie van de infectieuze
agentia, de te onderscheiden klinische beelden en de post-
mortale veranderingen.

Mijn functie bij de runderafdeling van de Gezondheids-
dienst voor Dieren gaf daar goede mogelijkheden voor.
Ook moest er veel literatuuronderzoek gebeuren om te
weten wat er wel en niet bekend was. Het onderzoek van
bloedsera en materiaalmonsters werd bij het CDI verricht.
Professor Wagenaar was steeds een stimulerende begelei-

Voetbal

Op de kliniek van de Inwendige Ziekten was het vroeger, in de
jaren zeventig van de vorige eeuw, de gewoonte dat er in de
middagpauze werd gevoetbald. Bij dit voetballen was het de
bedoeling dat de bal in de goal van de tegenpartij werd gewerkt,
de methode waarop deed minder ter zake. De spelers waren
meestal zeer fanatiek en hadden doorgaans een rode waas voor
de ogen, niet in het minst door de aanmoedigende, of liever
gezegd ophitsende kreten van het publiek. Dit voetballen zal
Prof Wagenaar, hoewel hij het nooit verboden heeft, vaak een
doorn in het oog zijn geweest en eerlijk gezegd terecht. Te vaak
sneuvelde er een ruit, na de wedstrijd zagen de spelers er veelal
niet uit en waren voorlopig uitgeteld, om maar niet te spreken
over de blessures. De Professor is zelfs tijdens een voetbalwed-
strijd een keer bijna omver gelopen. Rob Hajer zal zich dit
voorval nog wel herinneren. Het gebeurde namelijk in de
vakantieperiode. De Professor en dc andere dierenartsen waren
op vakantie en Rob was de kersverse \'Chef de Clinique\'. De
Professor had echter de (nare) gewoonte om plotseling te
komen opdagen op momenten dat je hem eigenlijk helemaal
niet kon gebruiken. Ook toen was dat het geval.
Toch had Prof Wagenaar iets met voetballen, wat uit het vol-
gende zal blijken.

De Professor verwachtte (min of meer) van zijn medewerkers
dierenartsen dat zij wetenschappelijk onderzoek deden met de
bedoeling daarover een proefschrift te schrijven. Ook ik had
het genoegen een onderzoek te mogen doen. De Professor liet
je hierbij heel vrij, hij was wel voortdurend belangstellend en
gaf zonodig suggesties. Tegen de tijd dat het proefschrift in
wording zijn voltooiing naderde, was het de gewoonte dat de
verschillende hoofdstukken in een aantal sessies met de
Professor werden doorgeworsteld. Dit doornemen gebeurde
meestal \'s avonds na werktijd bij de Professor thuis.

der, die alles rond het onderzoek positief benaderde. Een
bezoek aan mijn promotor verliep altijd plezierig en er
was veelal ook aandacht voor andere veterinaire zaken en
ontwikkelingen hieromtrent.

De promotie zelf vond hij bij voorbaat een groot feest. Ja,
vertelde hij, in sommige gevallen is het voor de hoogle-
raar ook wel spannend. Je weet niet of de promovendus bij
het binnenkomen struikelt of dat hij op vragen alleen met
ja of neen gaat antwoorden. Een ramp voor de promotor.
Gelukkig werd het ook voor de promotor een feestelijk
gebeuren. En hierna zijn er nog veel goede en prettige
contacten geweest.

Professor Wagenaar was een stimulerende hooggeleerde
leraar en promotor! En zal zo in mijn herinnering
voortleven.

Dr. C. Holzhauer
1978

Zo stond ik in het vooijaar van 1978, om precies te zijn op 9
mei, weer eens op een avond bij de woning van Prof Wagenaar
te Houten op de stoep. De Professor deed de deur open en was
in een zeer goede bui.

Hij was er achter gekomen dat die avond PS V moest voetballen
tegen Bastia (Corsica), de finale van de UEFA-cup. Hij stelde
voor om voetballen te gaan kijken. Ik vond dat een prima idee.
Echter de Professor had buiten dc waard, in dit geval zijn
echtgenote, gerekend. Zij zei: "Jullie hebben afgesproken om
vanavond te werken en dan wordt er ook gewerkt. Van Wegen is
daarvoor speciaal gekomen". Hoe de Professor ook pleitte en
smeekte, zijn vrouw was onverbiddelijk. Met een kop koffie in
de hand werden we naar boven gestuurd of liever gezegd ge-
jaagd. Halverwege de trap riep de Professor nog vertwijfeld
naar beneden: "Anneke, als PSV een doelpunt maakt, roep ons
dan, kunnen we tenminste nog de herhaling zien". Anneke gaf
geen antwoord. (Voor alle duidelijkheid: Mevrouw Wagenaar
was altijd zeer gastvrij en vriendelijk. Ik wil geen verkeerde in-
druk wekken.)

We hebben die avond flink doorgewerkt en aan het eind van de
avond was de Professor duidelijk in zijn nopjes. Het was maar
goed zei hij, dat we naar zijn vrouw hadden geluisterd en niet
naar het voetballen hadden gekeken. We waren immers niet
geroepen om naar een doelpunt te gaan kijken. PSV had dus
verioren en dan was er toch niets aan. Wie schetst echter zijn
verbazing (en de mijne net zo) toen we beneden kwamen en
van mevrouw Wagenaar te horen kregen dat PSV met 3-0
gewonnen had. Gesputter van Prof Wagenaar waarom ze ons
niet voor de herhalingen had geroepen, werd in de kiem ge-
smoord. Dan was er van werken niet meer terechtgekomen.

Dr RJ.M. van Wegen
1979

-ocr page 400-

Onbegrensd vertrouwen

Maart 1976 startte ik met mijn promotieonderzoek. Wat mij
van de navolgende periode vooral is bijgebleven, is het onbe-
grensd vertrouwen in de goede afloop dat mijn beoogd pro-
motor, professor Wagenaar, vanaf de eerste dag uitstraalde.
Hij gaf me daarbij de vrijheid om te kiezen voor een combi-
natie van observationele, klinische studies en experimentele
benaderingen. Dit leverde niet alleen een dieper inzicht in de
pathogenese van
E. coli mastitis maar ook een aanzienlijke
tijdwinst op. En zo kon professor Wagenaar mij in oktober
1979 de bul overhandigen. Het vertrouwen ging zelfs zover
dat ik al een half jaar na aanvang van mijn promotieonder-
zoek verheven werd tot de status van \'specialist uiergezond-
heid\' toen de vakgroep geconsulteerd werd vanwege uier-
problemen bij vaarzen, die geëxporteerd waren vanuit
Nederland naar Roemenië. Professor Wagenaar was bereid af
te reizen onder de voorwaarde dat zijn \'specialist\' hem mocht
vergezellen. Tijdens deze missie achter het ijzeren gordijn en
in de jaren daarna heb ik een diep respect gekregen voor het
vermogen tot methodisch, analytisch denken van mijn leer-
meester, Hij heeft mij in deze gevormd en tot op de dag van
vandaag doe ik daar mijn voordeel mee.

Prof. dr J.H.M. Verheijden
1979

Promotie: Academiegebouw bezet

De dag van mijn promotie, donderdag 27 maart 1980, begon
hectisch. Terwijl ik me had voorgenomen \'s ochtends de laat-
ste hand te leggen aan de verdediging van de stellingen,
belde professor Wagenaar mij met de mededeling dat het
Academiegebouw was bezet door de USF uit protest tegen
de plannen die minister Pais voor het academisch onderwijs
in petto had. Wagenaar was van mening dat de promotie in de
Senaatzaal diende plaats te vinden en was bereid daarvoor
een confrontatie met de bezetters aan te gaan. En zoals hij
tijdens het promotieonderzoek meerdere malen zijn gezag
had laten gelden - zo wist hij bijvoorbeeld door krachtdadig
optreden te voorkomen dat de Algemene Dienst van de
Universiteit op een kritiek moment onaangekondigd een weg
meende te moeten aanleggen dwars door de weilanden die
vier jaar lang cruciaal waren voor het onderzoek - begaf hij
zich naar het Academiegebouw. Het moet hem moeite
hebben gekost onverrichter zaken terug te keren. Daarop
stelde hij voor de promotieplechtigheid zich te laten
voltrekken in één van de collegezalen van de Faculteit
Diergeneeskunde in de Uithof Dat voorstel werd afgewezen
omdat het niet meer mogelijk was de genodigden daarvan op
zo\'n korte termijn nog in kennis te stellen. In overleg met de
Universiteit werd toen besloten uit te wijken naar Achter de
Dom 22, een vergeleken met de Senaatzaal onooglijk zaaltje
waar de hooggeleerden voorin konden plaatsnemen op een
aantal in alle haast verzamelde \'keukenstoelen\'. De pedel
had kans gezien om nog enkele toga\'s uit het Aca-
demiegebouw te smokkelen waarmee de hooggeleerden nog
enige franje aan het ontluisterde geheel konden geven.
Omdat de studenten hadden aangekondigd de ceremonie
niet ongestoord te laten plaatsvinden, wat voor menig
hooggeleerde aanleiding was zich \'jammer maar helaas\' af te
melden, beval Wagenaar een aantal potige dierverzorgers
plaats te nemen bij de ingang van de zaal en elke verstoring
van de promotie resoluut de kop in te drukken.
Tijdens de verdediging van mijn proefschrift stond ik met
mijn gezicht naar de zaal, zag als één van de weinigen wat
zich daar achter afspeelde en realiseerde me wat ik allemaal
aan hem te danken had...

Dr M.H. Mirck
19S0

-ocr page 401-

Brug naar de praktijk

In het najaar van 1974, ik werkte toen zo\'n anderhalfjaar
bij de Vakgroep Inwendige Ziekten der Grote Huisdieren,
werd mij door dr. H.J. Breukink de weg gewezen naar het
onderzoek naar reflux van lebmaaginhoud bij runderen.
Wij wisten ons met dit onderwerp in goed gezelschap: wij
pakten hiermee de draad weer op van het onderzoek van
Wester naar het functioneren van de voormagen en naar het
braken van herkauwers, wij haakten in op het beroemde
onderzoek van Hoflund en één en ander moest resulteren in
een proefschrift bij Professor Wagenaar. Met grote voort-
varendheid en belangstelling stimuleerde Professor
Wagenaar dit onderzoek en zo stond ik in april 1980 \'op het
domplein\' mijn proefschrift te verdedigen, als laatste van
een lange rij promovendi die in de jaren \'79 en \'80 pro-
moveerden, vlak voor zijn emeritaat. Ik was, meen ik, zijn
29® promovendus.

Wat ik tijdens dit onderzoek (en andere onderzoeken) in
Professor Wagenaar vooral heb bewonderd, was zijn vermo-

Laatste promovendus

De diergeneeskunde heeft in professor Wagenaar een kritisch
pleitbezorger voor de praktiserende dierenarts verloren. Deze
zinsnede uit het In memoriam in het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde van 15 augustus 2003 heeft mij als diere-
narts, die 35 jaar werkzaam is geweest in een landbouwhuis-
dierenpraktijk, bijzonder aangesproken.

In mijn studieperiode was ik, evenals de meeste collega-stu-
denten zeer onder de indruk van het optreden en de wijze van
doceren van professor Wagenaar. Zo kreeg ik tijdens een
klinische demonstratie van hem de beurt voor een patiënt, die
mij als co-assistent was toegewezen en waarbij ik evenals de
begeleidend medewerker van Inwendige Ziekten na onderzoek
geen echte diagnose had kunnen stellen. In het verloop van de
demonstratie nam hij op een gegeven moment het onderzoek
zelf ter hand en na vaginale exploratie volgde de nogal bitse
vraag: wat heb je bij vaginaal onderzoek gevonden? In een flits
realiseerde ik me dat ik dat niet gedaan had en hem dat dan ook
maar beter kon zeggen. Waarom niet? Vergeten professor.
Steekje hand er dan nu maar in!

Verrassend genoeg was er \'n duidelijke draaiing van het vagi-
naslijmvlies naar links te voelen, zodat de diagnose torsio uteri
niet zo moeilijk meer was. Overigens een aandoening bij een ±
vier maanden drachtige koe, die ik in mijn hele praktijkperiode

gen om voortdurend de theorie aan de praktijk te relateren. Of
het nu ging om literatuurgegevens of om onderzoeksresul-
taten, voortdurend speelden voor hem vragen als: "Wat
betekent dit voor de dagelijkse diergeneeskundige praktijk?"
of "Wat heeft de practicus hieraan?" Hij voelde zich vooral
tegenover \'de praktijk\' verantwoordelijk voor het niveau van
de opgeleide dierenartsen. Hij was daarom overtuigd van het
belang van onderwijs dat was gericht op zowel een theo-
retisch-wetenschappelijke basis als op praktische vaardighe-
den en hij was doordrongen van het grote gevaar van isole-
ment voor de Faculteit. Zo maakte hij de praktische relevantie
tot een belangrijk element in het onderwijs en het onderzoek
en zo zag hij kans een brug naar de praktijk te slaan. Veel van
de schijnbare tegenstellingen die de diergeneeskunde zo vaak
verdeeld houden, zoals praktijk-theorie, praktijk-onderzoek,
grote-kleine huisdieren, praktijk-voedingshygiëne et cetera
waren voor hem geen echte tegenstellingen, maar verschil-
lende aspecten van hetzelfde vak.

Dr. R. Kuiper
1980

nooit meer ben tegengekomen, of ik moet de diagnose op-
nieuw gemist hebben natuurlijk. Hierna werd mij uiteraard
nadrukkelijk gewezen op het belang van een grondig algemeen
onderzoek en kreeg de betreffende medewerker eveneens be-
hoorlijk de wind van voren.

Mede dankzij zijn inspirerend onderwijs en met enig geluk
kwam ik later in mijn praktijk patiënten tegen met een tot dan
toe onbekend klinisch beeld.

In het contact met professor Wagenaar hierover bleek hij zeer
geïnteresseerd te zijn in deze patiënten, die leden aan dystrofie
van de middenrifspieren. Op de vraag of daar \'n proefschrift in
zou zitten antwoordde hij: maar natuurlijk, als iemand uit de
praktijk iets nieuws gevonden heeft en hij wil daar ook nog wat
meer aan doen, dan sta ik daar voor honderd procent achter.
Op zijn voortvarende wijze werd daarna direct de verschillende
disciplines medegedeeld dat zij hun medewerking moesten
verlenen, omdat ik als practicus bepaalde onderzoeken onmo-
gelijk kon uitvoeren. Uiteindelijk leidde dit tot een promotie op
3 november 1983, en als ik me niet vergis was ik zijn laatste
promovendus.

Met dankbare herinneringen aan deze bijzondere man, die ons
als student en ook daarna zoveel wist mee te geven voor de
praktijk.

Dr H.R Hoebe
1983

-ocr page 402-

De laatste jaren zijn de inkomsten
van veel praktijken geërodeerd.
De rentabiliteit ligt te laag, veel
practici verdienen te weinig voor
de vele uren, en ondernemersrisico
worden onvoldoende beloond.
Naast kwesties als efficiëntie en
consequent declareren, spelen de
tarieven voor verrichtingen en me-
dicijnen natuurlijk een sleutelrol. En na afschaffing van de
centrale adviestarieven is daar steeds meer onzekerheid
over. Veel praktijkeigenaars weten dat hun tarievenlijst
veel historische en intuïtieve trekjes vertoont, maar dat het
er steeds maar niet van komt om er fundamenteel naar te
kijken. Wat doet u straks op 1 januari? Een paar procent
omhoog of niets erbij? Of de komende jaren elke keer tien
procent, zoals drs. G. Moorman propageert?
Dit artikel beschrijft een eenvoudige methode om een ta-
rief per verrichting op te bouwen. Een gefundeerd tarie-
venbeleid is een belangrijk instrument om uw praktijk
gezonder te maken en te houden.

Uwtarievenbeleid

Voor het vaststellen van een prijs voor een product of dienst
wordt de marge boven de kostprijs doorgaans bepaald door
de inschatting van het bedrag dat de klant bereid is er voor te
betalen. Hetzelfde geldt voor een adviesprijs van leverancier
of brancheorganisatie.

Bij praktijken ligt dat moeilijk. Een reële kostprijs bepalen
voor de medicijnen is al lastig (denk alleen al aan de hand-
ling-kosten), voor uw veterinaire werk lijkt het schier onmo-
gelijk. Uitvinden wat uw cliënten maximaal voor uw dien-
sten over hebben lijkt een spel voor marketeers en
handelaren, niet voor dierenartsen. En al jaren hebt u geen
adviestarieven meer.

Als uit uw rentabiliteitsberekening (zie ons vorige artikel)
inderdaad blijkt dat onvoldoende verdiend wordt, en u niet
kunt rekenen op veel meer nieuwe cliënten, moeten uw tarie-
ven dus op een verantwoorde manier omhoog.
Maar hoe doet u dat, en wat vinden uw cliënten?

Redelijk en verklaarbaar

De cliënt mag van zijn dierenarts verwachten dat het tarief
dat voor een verrichting wordt gevraagd \'redelijk en ver-
klaarbaar\' is:

- Redelijk in relatie tot de kosten van toegepaste expertise,
de bestede tijd, de gebruikte hulpmiddelen en de verleende
service;

- Verklaarbaar in de zin, dat een \'pittige\' factuur zonodig
gespecificeerd en toegelicht moet kunnen worden.

En ook binnen de praktijk, onder collega\'s en medewerkers,
is het van belang dat men \'achter de tarieven staat\': \'dit is ons
product, daar doen we onze uiterste best voor, en de prijs is
navenant, en ook nog uit te leggen.\'

Het tarievenbeleid moet dus ook door de eigenaar als \'rede-
lijk en verklaarbaar\' kunnen worden uitgelegd en gebaseerd
zijn op de eisen die men stelt aan een bedrijfseconomisch ge-
zond bedrijf

Berichte

verslage

- Redelijk moet bij de gegeven inkomsten kunnen leiden tot
een redelijke rentabiliteit en een redelijk salaris voor de
meewerkende eigenaar(s) en medewerkers.

- Verklaarbaar vraagt om een visie op de tarieven en een hel-
dere opbouw van elk van de tarieven, gebaseerd op tijd, ex-
pertise en hulpmiddelen.

De methode

De auteurs hebben een uitgebreide methode ontwikkeld om
zowel globaal als per verrichting een tarief vast te stellen op ba-
sis van bedrijfseconomische criteria. Als bronnen voor de bere-
keningen dienen het meest recente jaarverslag van de accoun-
tant, gegevens uit de praktijkcomputer, en de ervaringen van de
eigenaar/practicus. Hieronder wordt de filosofie van de me-
thode uiteengezet en een eenvoudige versie ervan uitgewerkt.

Uw expertise als core business

Uitgangspunt van de methode is dat het toepassen van de ve-
terinaire expertise van de practici de core business van uw
praktijk is. In uw declarabele uren levert u uw kwaliteit en
die uren moeten dus goed betaald worden. Goed, redelijk en
verklaarbaar.

Stap een tariefstructuur

U gaat een tariefstructuur aanleggen voor uw verrichtingen.
U gaat elk tarief opbouwen vanuit één basisuurtarief en ver-
volgens corrigeren met een of meerdere componenten die bij
die verrichting aan de orde zijn. Die componenten zijn:

* Het aantal minuten dat de verrichting gemiddeld duurt dan
wel normatief moet duren;

* Extra expertise die bij deze verrichting wordt toegepast, en

Hoeveel is het?

Cliënten zijn minder gevoelig voor de prijs van een verrichting:

- als de verrichting (behoorlijk) uniek is;

- als alternatieven voor de verrichting duidelijk zijn;

- naarmate het minder vergelijken van de prijzen ingewikkelder is;

- als de kosten (deels) betaald worden door anderen bijvoorbeeld de ver-
zekering;

- als de prijs in verhouding staat tot andere kosten die voor het dier wor-
den gemaakt:

- en vooral: als zij een goede band hebben met hun dierenarts

Prijselasticiteit

Om een schatting te maken van de gevoeligheid van (potentiële) cliënten
voor uw tarieven is het nodig om \'het gewoon te proberen\'! Marketeers
spreken van prijselasticiteit: de verhouding in procentuele verandering
van het aantal verrichtingen en de verandering in prijs, nadat deze is ge-
stegen of gedaald.

Op Discus leest u regelmatig frappante voorbeelden van eigenaren van ge-
zelschapsdierenpraktijken (onder andere Beijer, Moorman) die enkele ma-
len stevig hun tarieven verhoogden, zonder dat er significante daling optrad
in de aantallen verrichtingen. Die prijselasticiteit blijkt dus gunstig te zijn.

Over de bedrijfseconomische gezondheid van praktijken:
Gefundeerde tarieven voor gezelschapsdierenpraktijken

Annelies Kronennan en Jan Klingen

-ocr page 403-

die een investering lieeft gevergd (bijvoorbeeld een dure
cursus echoscopie);

* Assistentie die tijdens (en/of rondom) de verrichting
wordt geleverd;

* Bijzondere apparatuur (röntgen, echo) die goed moet wor-
den meegerekend;

* Disposables en medicijnen die bij deze verrichting worden
verbruikt en niet apart worden gefactureerd;

* Een marketingfactor, standaard op 1. Deze wordt hoger

dan 1 als de prijs voor de verrichting hoger mag, bijvoor-
beeld omdat de verrichting behoorlijk uniek is. En lager
dan 1 als de prijs (voorlopig) lager moet zijn in verband
met concurrentie of eerdere tariefstelling.

De tariefopbouw in beeld:

disposables

Tijd
dierenarts

Tijd
assistente

Basis

expertise

assistenH

apparaat

tarief

-1-

kosten

-1-

kosten

disposables\'

Basis-uur-^
tarief

berekening
expertise

t

Basis-
uurtarief
assistente

berekening
apparaat

BVC Felix

Als primitief voorbeeld nemen we het Beperkt Veterinair
Centrum Felix, waar één dierenarts met assistente met veel
succes slechts drie verschillende verrichtingen uitvoert:

- COO: consult en onderzoek kat (tien minuten dierenarts,
geen assistente)

- STE: sterilisatie kat (dertig minuten dierenarts, veertig mi-
nuten assistentie)

- ROF: röntgenfoto kat (dierenarts twintig minuten, as-
sistente twintig minuten)

Het basisuurtarief voor 2004 is vastgesteld (zie verder) op

€ 120, en dat van de assistente op € 50.

Het gebruik van het röntgenapparaat is berekend op € 24 per

keer (zie kader); de rest van de bedragen betreft disposables.

De ROF-expertisekosten zijn berekend op € 8.

Dit levert de volgende tariefberekening voor 2004 op:

code

minuten
d\'arts

basis
tarief

expertise
kosten

minuten
assist.

assist.

apparaat-i-
disposables

marketing
factor

tarief
ex BTW

COO

10

€20

€ 0

0

€ 0

€ 5

1

€ 25,00

STE

30

€ 60

€ 0

40

€33

€ 15

0,9

€ 97,50

ROF

20

€ 40

€8

20

€ 17

€ 24

1.1

€ 89,10

Het vaststellen van de minuten en de juiste bedragen voor uw
verrichtingtarieven is natuurlijk wel wat werk, maar de winst
is dat u nu eens echt in beeld krijgt wat \'redelijk en verklaar-

Downloaden

Als praktijkeigenaar kunt u op www.klingenenkroneman.nl een Excel
spreadsheetje downloaden, met daarin het voorbeeld van de praktijk
Felix. Daar kunt u zelf met wat scenario\'s, de tarieventabel en de bereke-
ning voor dure apparaten en expertise spelen.
Op de site kunt u ook reageren op onze artikelen.

Duur apparaat en expertise

De aanschaf van een duur apparaat voor de praktijk is alleen verantwoord
als er goed aan het terugverdienen op de investering wordt gerekend.
Aan de kostenzijde zijn dat de afschrijving, rente cn onderhoud, en de dis-
posabels bij het gebruik.

Als een schatting gemaakt kan worden hoe vaak per jaar het apparaat wordt
ingezet, zijn de kosten per keer gebruik in beeld.
En dan dus nog de opslag waaruit winst uit de investering moet komen!
Voor investeren in expertise moet een vergelijkbare berekening worden ge-
maakt!

baar\' gefactureerd moet worden. Moet, want er is in al die
componenten geïnvesteerd, de investeerder heeft recht op
rentabiliteit, en alle werkers recht op een billijk arbeidsloon,
inclusief uzelf.

Bovendien is dit rekenwerk een eenmalige investering: bij
toekomstige tariefaanpassingen hoeft u in principe alleen
maar uw basisuurtarief te verhogen.

Stap 2: uw basisuurtarief 2004

De spil van de berekening is natuurlijk dat basisuurtarief.
Het bepaalt immers voor een belangrijk deel wat er per jaar
via de declarabele uren wordt omgezet.
Dat basisuurtarief komt in feite overeen met uw consulttarief
(op uurbasis), want dat is waarschijnlijk uw meest \'kale\' ta-
rief. En dat kent u, van 2002 en 2003. En u weet heel goed
hoe lang u over een doorsnee consult doet...

Maar wat doet u voor 2004?

De werkwijze van onze uitgebreide methode is op
www.klingenenkroneman.nl te lezen. De strekking ervan is
dat met deze methode een uitgebreid scenario voor 2004 kan
worden doorgerekend, met beoogde rentabiliteit, verande-
ring van personele samenstelling, extra investeringen etce-
tera. Die nogal complexe berekening levert een procentuele
aanpassing op van uw basisuurtarief. U kunt een demonstra-
tie van een deel van deze scenarioberekeningen op de site
zelf uitvoeren, aan de hand van de simpele praktijk Felix.
Op weg naar 2004 adviseren wij u om eerst een beperkte
verhoging van uw basisuurtarief van bijvoorbeeld vijf pro-
cent door te rekenen met de bovengeschetste tariefstructuur
en uw eigen correctiefactoren. Naar alle waarschijnlijkheid
levert u dat bij nogal wat verrichtingen belangrijk meer ver-
hoging op dan die vijf procent, en bij sommige wellicht
minder.

Vertrouwen in uw maatwerktarieven

Zelfs het toepassen van de hier geschetste vereenvoudigde
methode vraagt van de eigenaar/practicus eenmalig nogal
wat rekenwerk, maar het is, naar onze overtuiging, een goede
investering. Het vergroot het inzicht in de tariefopbouw en
reduceert daardoor uw onzekerheid over de tarieven. En de
jaren daarna hoeft u nog slechts enkele parameters opnieuw
in te voeren en uw nieuwe maatwerktarieven rollen direct uit
de berekening.

Dit alles leidt ongetwijfeld tot een betere rentabiliteit en
geeft u een bedrijfseconomisch gezondere praktijk.

Met dank aan drs. H.A. Beijer en drs. C.H. Moorman voor hun adviezen.

Literatuur

Marketing management, Philip Kottier, Prentice Hall, 1994

-ocr page 404-

Door middel van het volgende artikel wil ik u graag uit-
leggen hoe wij in onze praktijk gebruikmaken van de
gegevens die te vinden zijn op de PIR-DAP website. Het
merendeel van de melkveehouders zit bij ons in een sys-
teem van bedrijfsadvisering. De frequentie van de
bedrijfsbezoeken is één keer per vier tot zes weken
afhankelijk van de wensen van de veehouder. Van de vee-
houders die deelnemen aan PIR maken we een uitdraai
van de gegevens en kunnen we reeds van tevoren bepalen
wat in elk geval aandachtspunten zijn tijdens dat bezoek.
Meestal wordt deze uitdraai de ochtend van het bedrijfs-
bezoek gemaakt.

Bij het openen van de website gaan we eerst naar de bedrijfs-
selectie. Omdat alle deelnemende melkveehouders op
alfabe-
tische
volgorde staan kunnen we snel de juiste cliënt vinden.
Van elke te bezoeken klant wordt ten behoeve van de be-
drijfsadvisering de volgende selectie gemaakt:

Snelzicht (zie voorbeeld i)

Hiermee wordt op één A4 een quickscan van het bedrijf ge-
presenteerd. Productiegegevens (kilogrammen melk en ge-
haltes vet en eiwit), melkkwaliteitsgegevens (celgetal) en
vruchtbaarheidsgegevens (STO-data) worden overzichtelijk
gepresenteerd. Ook is het verloop van de productiegegevens
in de tijd te volgen.

Met name de productiegegevens zijn steeds actueel (de
vruchtbaarheidsgegevens worden vier keer per jaar bijge-
werkt). Met een merkstift worden de belangrijkste kengetal-
len gekleurd, zowel de positieve als ook de negatieve data.
Zo kun je laten zien dat er een stuk voorbereiding is geweest
en ook zorg je er zo voor dat er niets vergeten wordt bij de be-
spreking met de veehouder. Op het scherm worden de afwij-
kende tankcelgetal len in rood weergegeven, maar op papier
heb je dus een kleurenprinter nodig om dat weer te geven.
Aangezien wij met een netwerk en een centrale laserprinter
werken, krijgen we alle uitdraaien in zwart-wit.
Tijdens de stalronde kun je gericht enkele vragen stellen of
opmerkingen maken, bijvoorbeeld over een koe waar je het
een en ander aan opgevallen was; hierdoor laatje merken dat
er een sterke betrokkenheid is van de dierenartsenpraktijk
met de cliënt. Alleen al laten zien dat je op de hoogte bent
van productieniveau en geleverde gehaltes maakt een goede
en professionele indruk.

Attentiedieren (zie voorbeeld 2)

Dit overzicht is bedoeld om de dieren met problemen snel in
beeld te krijgen. Het hiervoor genoemde snelzicht is een
overzicht op
bedrijfsniveau, terwijl je met dit onderdeel ver-
der gaat op
dierniveau. Het geeft een goed overzicht over de
productieproblemen (met name in het begin van de lactatie)
en uiergezondheidsproblemen. Koeien met afwijkende ge-
haltes zijn zo snel getraceerd en we hoeven dus niet meer de
gehele MPR-uitslag na te pluizen.

De dieren met problemen qua productie en/of celgetal wor-
den in een aparte rubriek getoond.

Vaak prent ik enkele koenummers in mijn geheugen die pro-
3J1IM, 33. BI 41PV, M*»

PIR-DAP in de praktijk

436 3 3* 3 3 411
4«? 3S6 H 4M

■ xnar x in
yaov M zss

.SOSd^ 11 J24

14 303 3B C373 433 343
1 3 3 04 33 7103 4 B7 33B

3.4B 333
3.44 3«

30% 0% 3

3 VMTZVI
1 34k44II
3 oud».

314 3313 103 33 33
341 30S3 SB 30 34
336 3103 SB 33 37

7111 <B3
*«3« 4.B3

%V.1M

44rt ^JX

.BOdgn B 30%

.130dvi 14 SO«

.3C0dvi 33 30«

.30S<01 33 34%

\'Xnar .i 33%

33 0 30 3 313

I3ei 04J03 37fl3 314Ï3 1304 MOS 3703 17« 0WÏ7 3807
33 3 333 33 3 34 1 33 3 34 3 3S3 33 1 33 4 305
3131 3137 3133 3133 3133 3143 3173 3330 2300 31« 3130 3143 3134

n3 31 7 33 3 331

34B 33 3 330
4 73 4SS 463 4 47 4 34

333 3 40 337 330 330

0403 1007 03M B30B
37« 337 373

M)Mt

377(33)
73(33)
BS (33)
IBS (34)

374(34)

rsan

73(39)
134(31)

330(93) .«w«..
34(103)

71(103) %Mt(33)iwli>it

183(113) Mpoomi»«

04«8 33710 «311 0W13 3301 0703 0903

301 313 307

30jn
37% (»33)
13% (n.«)

VruchtliBBrhBld

33(13) 28(21)

n4Riiti*

%MI(53)f«1.r«
4iiF«g*rMkM

!]C«rMd

57(19) 134(23)

asiï

blemen hebben met productie en/of gehaltes of chronische
celgetalkoeien. Tijdens de stalronde vraag ik dan aan de vee-
houder om die koeien ook op de onderzoekslijst te schrijven.
Dit soort acties wordt door de veehouder zeer gewaardeerd
en het kan uw advisering ook veel meer inhoud geven omdat
u bij de advisering het voorbeeld (de koe) bij de hand heeft.

Ter ondersteuning van de advisering op het gebied van
droogzetten is er een overzicht van de dieren die drooggezet
moeten worden. Hierbij staat een advies vermeld hoe de koe
het beste behandeld zou kunnen worden bij het droogzetten.
Dit advies staat alleen vermeld bij die bedrijven die minstens
elke vier weken een celgetalbepaling laten uitvoeren. Naar
aanleiding van een berekening door prof Y.H. Schukken (in-
dien het celgetal de laatste drie controles onder de 200.000
is, is er slechts vijf procent kans op een aanwezige infectie)
wordt de nadruk gelegd op óf behandelen tegen een aanwe-
zige infectie, óf beschermen tegen een nieuw binnen te ko-
men infectie (hetgeen meestal gebeurt op het eind van de
droogstand).

Ook worden op de attentielijst de dieren vermeld die geïnse-
mineerd dienen te worden. Verder is er nog een overzicht met
dieren die op dracht gecontroleerd kunnen worden.
Deze laatste twee overzichten kunnen dus gebruikt worden
voor de vruchtbaarheidsbegeleiding.

Andere overzichten.

Om aanwezige problemen verder uit te diepen kan het no-

W. vonden Ekker

moRtopdilK

Partners in Rendementverbetering

■ veehouder overzicht [awUichil

Mrlkg.M%v«%*w«kavMkgt««n><^ hvMrtbit
B 67B1 430 3» 33e 341 31» 101 B 31
14 3743 4B0 3 30 XT 3« 3164 101 14 40
33 ncn 4S3 3 40 331 340 31 IS BB 33 34
38 ES87 4 G4 330 319 133 31SB 101 33 33
33 7330 4 70 343 341 34B 3103 BB

-ocr page 405-

dig zijn of verhelderend werken om ook andere overzichten
mee te nemen. U kunt de productie- of vruchtbaarheidsge-
gevens bekijken op bedrijfsniveau en op dierniveau.
Binnen met name de dieroverzichten is het mogelijk om de
dieren op allerlei criteria te sorteren. Bij ons worden de
MPR vaak op \'aantal dagen in lactatie\' uitgedraaid en de
vruchtbaarheidsgegevens op basis van \'aantal insemina-
ties\'.

Ook is het mogelijk om terug in de tijd te gaan door een an-
dere datum te kiezen. Dit kan wel eens handig zijn om bij-
voorbeeld seizoensinvloeden inzichtelijk te maken.

Conclusie

Als ondersteuning bij de bedrijfsadvisering op melkveebe-
drijven heeft www.pir-dap.nl zeer veel te bieden.
Productie, uiergezondheid en vruchtbaarheid zijn pro-
bleemgebieden waarvoor onze hulp als dierenarts vaak ge-
vraagd worden. Over deze onderwerpen zijn bij het NRS
veel cijfers voorhanden. Nu kunnen we als dierenarts dan
ook op een hele goede manier gebruik maken van de ons
aangeboden gegevens.

Er zijn natuurlijk zeer veel raakvlakken met andere onder-
werpen als voeding, jongveeopfok en klauwgezondheid.
Het hangt van uw eigen interesse en van de vraag van uw
cliënt af in hoeverre u daarop in kunt gaan. Vanuit het PIR-
project bieden we u wel de mogelijkheid om uw kennis te
etaleren op de melkveebedrijven, waardoor bedrijfsadvise-
ring mogelijk wordt of beter wordt.

Door PIR-DAP kunt u van tevoren op een heldere manier
inzicht in de huidige situatie van het bedrijf krijgen,
waardoor u beter voorbereid naar een bedrijf kunt gaan. De
veehouder zal uw betrokkenheid bij zijn bedrijf zeker
waarderen, waardoor het voor u mogelijk is om meer in-
houd te geven aan het begrip bedrijfsadvisering.

Md Fawnun Ub* H.^

>.VonB, - J ^ ^ ÖZo-«! Jdr^fcntm .Jut

Partners in Rendementverbeterinj;

* WCwatf« ■ VEEHOüDCR OVER/ICHT (l

B«W

_ ^ ®

« « MOM 1M dw> Mn

k «« W pn «wi

I i7mpxoi ts 23 14». «r* )se se
I IS1V»» t$ » 171. StS 3n M 100
> «Mn» n » )19 }M )10 M3 99

Ulcigsiondhald

H00« CMOMM bsgm MclMtt«

1 1$M»»ai 15 «71- SIS 377 100
• ieM(>no3 13 30] 3n 323
1 14«wX0) tl 193 4St 33« 9S

17tLn 8M »M SW »M« «M

2S» 33« *« 406 3

M(x10

MMUK av IM* «V %• M 17M> «M 29M 30«« 9«w 30MP W*

2BaK2C03 77S 1i3 4M)S4 9S 7$ 1S7 IBD 3» >6 4073 13

rnl»03 1»7 14« $31413 03 738 «13 7»1 430$1S77 41$« 13

I2no>n02 322 «4. 4«3 40e «»■ 407 SM 20S 2«0 444 3813 4

(xlOOO]

H)

19U0lra4M 3

H(3««

•TM MM«LM <M» «V %• >Mr 17Wi8W39M30*ug9Mp 30MP BMmmm a»itfrwi

14r0.2OI» •4.4«3 408 ee- 407 94 20e 280 444 2ai2 I

23r«>3in] 128- 4J1 41S 102 t(» >36 223 138 113 2M i

26ro. 2003 1S2 434 3$4 9S 7S 157 1 80 39B 98 4«73 *

28M2003 88
3eM3D03 88
38tJ2003 84

IMICMtanr 3 5*. 2003 178 201 4» )M
t14IB««M»44 2 ew«2003 114 234 41» 333
11>«»ot«M3«7 I 12W>30D3 230 18 1 481

04 80 11>*

ueaew/B «g «v «• 0«

23«> 3003 180 Z» 3U 318 1082
27«> 2003
IS 184 40 3« $71

78. I8M>3003
Z2»n30n

Dierenkliniek Eibergen zet systeem van structurele bedrijfsbegeleiding op

Vertaalslag van werken per stuk naar werken per uur

Susan Umans

Bedrijfsbegeleiding gaat voor vele dierenartsenpraktijken
een steeds belangrijkere rol spelen, zeker sinds de invoering
van de periodieke bedrijfsbegeleiding (PBB). Bij Dieren-
kliniek Eibergen is begin dit jaar het initiatief genomen om
deze bedrijfsbegeleiding een structureel karakter te geven,
maar dan wel zo flexibel en zo compleet mogelijk. De prak-
tijk heeft modules opgezet, die de veehouder naar eigen
keuze kan afnemen. In het systeem is tevens een uurloon
voor bedrijfsbegeleiding meegenomen.

Rundveedierenarts Tom van Wijk vertelt dat ze bij
Dierenkliniek Eibergen altijd al veel aandacht geschonken
hebben aan bedrijfsbegeleiding en dan met name op het gebied
van vruchtbaarheid en uiergezondheid. In het verieden liep
men nog wel eens aan tegen het feit dat de veehouder niet over
de juiste gegevens beschikte. Goede informatie draagt immers
voor een groot deel bij aan een efficiënt bedrijfsbezoek. "De
bedrijfsbegeleiding heeft in onze praktijk een belangrijke
vlucht genomen toen de bedrijfsgegevens van de deelnemende
veehouders via internet (PIR-DAP) toegankelijk werden", zegt
Van Wijk. "Goede begeleiding valt of staat met de bedrijfsge-
gevens die je aangeleverd krijgt." Vooraf aan een bedrijfsbe-
zoek worden deze gegevens (verkregen uit PIR-DAP) dan ook
grondig door de rundveedierenarts bestudeerd.

U vraag;t wij draaien

Het systeem dat de dierenartsen in Eibergen voor ogen hadden,
moest zowel compleet als flexibel zijn. "Een beetje het u vraagt
wij draaien-principe", aldus Van Wijk. "Je moetje goed afvra-
gen welke diensten een veehouder van zijn dierenarts wil afne-
men." Zo is een modulesysteem ontstaan, waarbij de veehou-
der kan kiezen voor bijvoorbeeld één keer per maand
bedrijfsbegeleiding op het gebied van vruchtbaarheid en uier-
gezondheid of voor het totaalpakket inclusief jaarlijkse medi-
cijnevaluatie, diergezondheid, voeding en alles wat daar tus-
senin zit. Afhankelijk van de gekozen bedrijfsbegeleiding, sluit

-ocr page 406-

de veehouder een abonnement af met de dierenartsenpraktijk.
Het geheel is vormgegeven in een map, die door de rundvee-
dierenartsen persoonlijk is toegelicht en uitgereikt aan alle vee-
houders die bij Dierenkliniek Eibergen in de begeleiding zit-
ten.

"Er is tegenwoordig heel veel watje op een rundveebedrijf wilt
en kunt en moet doen. We hebben geprobeerd om daar struc-
tuur in te brengen", vertelt Van Wijk. De bedrijfsbegeleidings-
map begint met een algemeen informatieformulier, waaruit na
invulling het bedrijfsprofiel naar voren komt. Daarna brengt de
rundveedierenarts in overleg met de veehouder in kaart voor
welke vorm van bedrijfsbegeleiding gekozen wordt. In het
abonnementensysteem dat aan deze begeleiding gekoppeld is,
is tevens de vertaalslag van het werken per stuk naar het werken
per uur meegenomen.

Van Wijk geeft toe dat lang niet alle bedrijven voor het totaal-
pakket kiezen (zo\'n zeven a acht). Het grootste aantal veehou-
ders is alleen afiiemer van periodieke vruchtbaarheids- en uier-
gezondheidsbegeleiding. Ongeveer vijftien bedrijven nemen
niet het gehele totaalpakket af, maar wel een groot gedeelte van
de bedrijfsbegeleiding. Van Wijk vertelt dat enige tijd terug in
kaart is gebracht welke boeren zich oorspronkelijk in 2001
hadden aangemeld als deelnemer aan PIR-DAP en welke daar-
van geen deelnemer zijn aan de bedrijfsbegeleiding. "Al deze
bedrijven zijn benaderd", zegt hij.

Meerwaarde

Tot nu toe heeft een klein gedeelte van de veehouders gekozen
voor het totaalpakket. De dierenartsenpraktijk ziet dat als een
groeiproces. Het aantal deelnemende bedrijven aan de be-
drijfsbegeleiding neemt nog steeds toe en op de begeleide be-
drijven neemt de intensiteit van de begeleiding toe. Van Wijk
zegt: "Je kunt niet allemaal dezelfde klanten hebben. Er zijn
veehouders die het redelijk goed doen zonder begeleiding. Je
moet kijken op welke manier je bij een veehouder kan aanslui-
ten". Als je bij een rundveebedrijf een gigantisch probleem
ziet, terwijl de veehouder dat probleem zelf totaal niet ziet en je
kunt de veehouder niet laten inzien dat hij een probleem heeft,
dan wordt het moeilijk." Van Wijk geeft aan dat celgetalproble-
men bij sommige klanten de aanleiding is om meer aan be-
drijfsbegeleiding te gaan doen.

"Ik haal veel werkvreugde uit die bedrijven waar ik met een to-
taalplaatje aan de gang kan", zegt Van Wijk. Het feit dat hij niet
alleen brandjes hoeft te blussen, maar gestructureerd aan de
slag kan, is volgens hem de grootste factor in het werkplezier.
"Het is erg leuk datje aandachtspunten kunt signaleren. Door
het van te voren bekijken van de PIR-DAP-gegevens ga je met
betere handvatten naar een bedrijfsbezoek toe", zegt hij.

Vertaalslag

Het invoeren van nieuw bedrijfsbegeleidingssysteem is een
proces van lange adem. Dierenkliniek Eibergen is een fusie van
twee praktijken. Juist het werken met meerdere rundveedieren-
artsen die gemotiveerd zijn voor deze nieuwe aanpak, biedt
volgens Van Wijk meer kans van slagen. Preventief werken en
bedrijfsadvisering neemt een steeds groter deel van het werk
op het rundveebedrijf in. Dierenkliniek Eibergen probeert op
deze manier de omslag van werken per stuk naar werken per
tijdseenheid structureel te maken.

Evaluatie

De rundveedierenartsen in Eibergen realiseren zich terdege dat
er nog verbeteringen inogelijk zijn. Ze werken nu ruim een half
jaar met dit systeem. In het voorjaar van 2004 gaan zij de be-
drijfsbegeleiding evalueren. "Er is nog een wereld te doen",
zegt van Wijk. "We willen zoveel mogelijk rundveehouders
van bedrijfsadvisering voorzien, zodat die boeren met een ge-
zonde veestapel optimaal melk kunnen produceren. Wij den-
ken daar als rundveedierenartsen een belangrijke rol in te kun-
nen spelen."

Verkiezing \'Dierenartsassistent van het Jaar 2004\'

Zaterdag 8 november 2003 werd in congrescentrum de
Reehorst voor de derde keer de Verkiezing Dierenarts-
assistent van het Jaar gehouden. Winnares werd Janny
Grootjen van Dierenartsenpraktijk Riesen te Rijssen.

De uitgever van In Praktijk en Assistent organiseerde samen
met Royal Canin Veterinaire Service deze verkiezing, in het
kader van de professionalisering van het vak van dierenarts-
assistent. Dierenartsenpraktijken konden hun \'ster\' van de
praktijk nomineren. Uit alle inzendingen zijn drie genomi-
neerde assistenten uitgenodigd om een korte presentatie te
geven over
\'Communicatie in de praktijk\'. Door middel van
een flipover of powerpointpresentatie lieten de assistenten
zien hoe er bij hen op de praktijk gecommuniceerd wordt. Alle
presentaties gaven veel herkenbare situaties weer. Hoewel alle
genomineerden nog nooit eerder voor zo\'n grote groep gepre-
senteerd hadden, ging het ze allemaal heel goed af

De deskundige jury bestond uit onder andere de Dierenarts-
assistent van het Jaar 2003 en de initiatiefnemers. Daarnaast
hadden de assistenten in de zaal dit jaar ook inbreng! Door
middel van het aankruisen van de beste presentatie konden
de honderdvijftig collega-assistenten hun voorkeur aange-
ven. Dierenartsassistent van het Jaar 2004 Janny Grootjen is

-ocr page 407-

al 29 jaar dierenartsassistent en heeft behoorlijk wat veran-
deringen meegemaakt door de jaren heen.

De winnares heeft naast eeuwige roem ook een geldbedrag
van € 500 ontvangen. De gedeelde tweede prijswinnaars
kregen een geldbedrag van € 125. Verder was er voor alle
winnaars de exclusieve Royal Canin Encyclopedie van de
hond en de kat, een picknickrugtas en een jaarabonnement
op het vakblad Assistent.

Voor de volgende verkiezing wordt nagedacht over de mo-
gelijkheid een heel team te nomineren. Er kan dan bijvoor-
beeld een gezamenlijke presentatie worden gemaakt en
gegeven.

De Verkiezing van Dierenartsassistent van het Jaar wordt
mede mogelijk gemaakt door Dier&Zorg, Merial en
Veterinair Organisatiebureau Animaux.

Identificatie en registratie van paarden

Per 1 januari 2004 wordt een landelijk identificatie- en
registratiesysteem voor paardachtigen ingevoerd. Elke
eigenaar van een paard, pony of ezel moet als hij zijn die-
ren wil vervoeren, zorgen dat ze een paspoort hebben en
op een nog nader te bepalen datum in 2004 ook geïdenti-
ficeerd worden door middel van een transponder. Deze
verplichtingen gelden alleen als het paard over de open-
bare weg vervoerd wordt in een trailer of veewagen en
niet als het paard is aangespannen, aan de hand wordt
meegevoerd, of wordt bereden. De paspoortverplichting
is gebaseerd op EU-regelgeving die Is omgezet in een
Verordening van het Productschap voor Vee en Vlees.

Doelstelling van het l&R-systeem is vooral het waarborgen
van voedselveiligheid. Zoals bekend is het aantal gere-
gistreerde diergeneesmiddelen voor behandeling van paar-
den beperkt. Een adequate behandeling op basis van alleen
deze diergeneesmiddelen is vaak niet mogelijk. Gebruik van
andere diergeneesmiddelen, die niet geregistreerd zijn voor
gebruik bij voor humane consumptie bestemde dieren, was
tot nu toe echter niet toegestaan.

Op grond van de nieuwe I&R-regeling moeten paardenhou-
ders in het paspoort aangeven of hun paard bestemd is voor de
slacht voor humane consumptie of niet. "Bestemming voor de
slachf\' mag wel gewijzigd worden in "bestemming niet voor
de slacht". Omgekeerd mag niet. Als het paard niet bestemd is
voor de slacht, mag het bij ziekte ook behandeld worden met
andere diergeneesmiddelen dan alleen die welke geregistreerd
zijn voor toepassing bij paarden bestemd voor humane con-
sumptie. Daarbij blijft vooralsnog de huidige Diergenees-
middelenwet van kracht met de daaraan gekoppelde vrijstel-
lingsregeling en de cascade. Zie voor meer informatie ook op
www.brd.agro.nl onder vrijstellingsregeling. Op dit moment is
men in Brussel bezig met de review van de Europese
Diergeneesmiddelenwet. Die aanpassing heefl op den duur
ook gevolgen voor de Nederlandse wetgeving op dit gebied.

Andere, niet onbelangrijke voordelen van de unieke identifi-
catie is, dat dit preventief werkt tegen diefstal en dat dit het
terugtraceren van de herkomst van gevonden paarden verge-
makkelijkt.

Verplichtingen

Veulens die na 1 januari 2004 geboren worden, moeten
binnen zeven maanden na de geboorte worden voorzien van
een paspoort en vanaf een nog nader te bepalen datum in
2004 eveneens van een transponder.

Veulens jonger dan zeven maanden mogen wel vervoerd
worden zonder paspoort, als dit maar aan de voet van de
moeder gebeurt.

Paardenpaspoort

• Het paspoort moet aangevraagd worden via een door de ei-
genaar en de (erkende) paardendierenarts (of paardenpas-
poortconsulent) ondertekend aanvraagformulier. Het is
van belang dat het formulier door de dierenarts volledig en
correct wordt ingevuld.

• Alleen hiertoe door het productschap gemachtigde pas-
poortuitgevende instanties mogen paspoorten uitgeven.

• Geregistreerde paarden (paarden die bij een stamboek ge-
registreerd zijn) en nakomelingen daarvan ontvangen een
paspoort van de stamboeken, niet-geregistreerde paarden
en nakomelingen daarvan ontvangen een paspoort van de
stamboeken of van de KNHS.

• Het format van het paspoort is vastgelegd in een bijlage bij
de P W-verordening. Er is sprake van uniforme paspoorten.

• Op de omslag van het paspoort staat het logo van de uitge-
vende instantie. Paspoorten van geregistreerde paarden
zijn te herkennen aan het logo van het stamboek, paspoor-
ten van niet-geregistreerde paarden zijn herkenbaar aan
een neutraal PVE-logo of het KNHS-logo.

• Het paspoort bestaat uit een verplicht en een facultatief in
te vullen deel.

• Paspoortuitgevende instanties mogen duplicaat paspoor-
ten afgeven (bij veriies of diefstal) en vervolgpaspoorten
(als het paspoort vol is).

-ocr page 408-

Gebruik van het paspoort

Nadat de eigenaar het paspoort heeft ontvangen, moet deze ui-
terlijk op het moment dat het paard voor de eerste keer medica-
tie toegediend krijgt in het paspoort aangeven of het paard
uiteindelijk bestemd is voor de slacht voor menselijke con-
sumptie of niet. Deze bestemming kan daarna niet meer gewij-
zigd worden, ook niet bij verkoop. Dit is het enige wat de eige-
naar zelf in het paspoort mag aantekenen. Bij verkoop van het
paard moet de paspoortuitgevende instantie het paspoort op
naam van de nieuwe eigenaar zetten. Het paspoort geldt echter
niet als juridisch eigendomsbewijs.

Als een veulen voordat het een paspoort heeft, medicijnen toe-
gediend krijgt, kan dit niet aangetekend worden. Het is aan te
bevelen om dit alsnog met terugwerkende kracht in het pas-
poort te vermelden zodra er wel een paspoort is.

Chippen

De transponders moeten voldoen aan de (kwaliteits)eisen die
zijn vastgelegd in een programma van eisen. De transponders
moeten geïmplanteerd worden conform de voorschriften in een
protocol chippen.

Uitsluitend voor eigenaren die om ethische of morele gronden
bezwaar hebben tegen het identificeren van hun paard met een
transponder is het mogelijk om een ontheff\'ing van deze ver-
plichting te krijgen. In dat geval moet als alternatieve identifi-
catie de DNA-code van het dier (op kosten van de eigenaar/
houder) worden vastgelegd.

Rol van de paardendierenarts

De paardendierenarts speelt bij de naleving van deze l&R-re-
geling een belangrijke rol, omdat hij/zij als het paard bestemd
is voor de slacht alle toegediende medicijnen in het paspoort
moet aantekenen. Vanwege het belang hiervan, is dit in de ver-
ordening dan ook als een verplichting opgenomen.
Tot nu toe vallen anti-wormmiddelen niet onder de Dierge-
neesmiddelenwet. Het is aan te bevelen om de eigenaar te vra-
gen of deze wil vermelden welke middelen hij/zij heeft toege-
diend en dit dan alsnog door een dierenarts in het paspoort te
laten vermelden. Naast het aantekenen van het medicijnge-
bruik krijgt de paardendierenarts, net als nu ook al regelmatig
voorkomt, te maken met de volgende zaken:

• Het schetsen en chippen van paarden en het invullen van een
aanvraagformulier voor een paspoort. Hoewel de verplich-
ting om te chippen pas in de loop van volgend jaar zal ingaan,
is het de eigenaar aan te bevelen dit uit kostenoverweging in
één keer te laten doen.

• Voor het incidentele geval dat een transponder niet meer
werkt, is een protocol opgesteld. Als een eigenaar u benadert,
moet de in dit protocol \'klachten elektronische identificatie\'
vermelde procedure gehanteerd worden.

• Het aantekenen van alle entingen van het paard in het pas-
poort.

Gang van zaken bestaande paspoorten.

Paspoorten die vóór 1 januari 2004 zijn afgegeven door een er-
kend stamboek of de KNHS blijven geldig.
In sommige van deze paspoorten zullen de pagina\'s voor de
medicijnregistratie ontbreken, ook kan het voorkomen dat deze
pagina\'s wel aanwezig zijn, maar niet zijn ingevuld.
Er is afgesproken hier als volgt mee om te gaan:

• Na 1 januari 2004 moet de eigenaar op de bladzijde \'aanteke-
ningen\' in het bestaande paspoort aangeven of het paard voor
menselijke consumptie bestemd is of niet. Zo ja dan moet op
deze pagina de medicijnregistratie genoteerd worden.
Indien eigenaren dit niet op deze manier willen oplossen,
maar liever een nieuw paspoort willen, kan een vervolgpas-
poort aangevraagd worden.

• In de huidige situatie worden de entingen vaak aangetekend
in een entboekje. Bij aanschaf van een (nieuw) paspoort of
een vervolgpaspoort, kan hier op verschillende manieren
mee omgegaan worden. Het entboekje kan aan het paspoort
geniet worden, of de dierenarts kan verklaren in het paspoort
welke entingen zijn verricht en opgetekend in het entboekje.
Overigens accepteert het FEI deze opties niet. In het geval
dat het paard dus deelneemt aan internationale sportwedstrij-
den, zullen de basisentingen formeel opnieuw verricht moe-
ten worden.

l&R-documenten

Bij de KNMvD zijn ter informatie de volgende op l&R betrek-
king hebbende documenten op te vragen:

• De Verordening identificatie en registratie van paardachti-
gen 2003

• Een lijst met door het productschap gemachtigde paspoort-
uitgevende instanties

• Protocol paspoortuitgifte met een model aanvraagformulier

• Protocol chippen

• Programma van eisen voor transponders

• Protocol klachten elektronische identificatie

• Tabel met de overgangsregeling

Voorlichting

De paspoortuitgevende instanties zijn inmiddels via circulaires
cn bijeenkomsten geïnformeerd.

Er is een folder gemaakt, bestemd voor de eigenaren van
paarden. Deze folders, die de komende weken via diverse
distributiepunten verspreid zullen worden, zijn ook verkrijg-
baar bij de KNMvD.

Daarnaast is er een PVE-website wv^\'w.nl-paardenpaspoort.nl
met informatie.

Homeopathie: wetenschappelijk
te onderbouwen?

Op maandag 12 januari 2004 om 14.00 uur organi-
seert het bestuur van de KNMvD in samenwerking
met het bestuur van de Groep Homoeopathisch-wer-
kende dierenartsen een discussiemiddag over het
onderwerp \'Homeopathie: wetenschappelijk te onder-
bouwen?\'. Als sprekers zijn uitgenodigd: prof. dr. F.J.
van Sluijs, dn med. vet. A. Schütte, drs. E. Baars en
prof. dr. F. Knipschild.

Tevens heeft het bestuur het bestuurskader van de
KNMvD en een aantal gasten uitgenodigd. Belang-
stellende leden zijn voor zover de zaalruimte het toelaat,
van harte welkom. U kunt zich daartoe aanmelden bij
het secretariaat (mevrouw L. van Hamersveld: l.van.
Hamersveld(gknmvd.nl.

Meer informatie volgt in het 1 januari-nummer van het
Tijdschrift.

-ocr page 409-

In januari 2004 gaat voor de vierde keer de Opleiding tot
Huisdier Gedragsadviseur
voor de Dierenartspraktijk
van start. Deze praktische, achtdaagse nascholing over
honden- en kattengedrag is speciaal ontwikkeld voor die-
renartsassistenten.

Locatie: Huisdier Kennis Instituut, Bunnik, Kosten:
€ 590,- inclusief lesmateriaal en examengeld. Hoofd-
docenten, tevens organisatoren: Debbie Rijnders, ge-
dragstherapeut voor dieren (Tinley) en Margit Price-
Bossard, gedragsdeskundig dierenarts (PB-Animee). Voor
verdere informatie kunt u bellen met Debbie Rijnders,
telefoonnummer 0226-383499.

Opleiding tot Huisdier Cedragsadviseur

(Hoe) kies ik een externe managementadviseur

Externe ondersteuning begint met een projectplan en een offerte

Jan Huisen en Hugo de Groot

Steeds vaker maken dierenartsenpraktijken gebruik van
de diensten van managementadviseurs, om uiteenlopende
problemen op te lossen of verbeteringen/veranderingen
vorm te geven. Een andere trend is dat de dierenartsen
zichzelf nadrukkelijk bezighouden met hun vak en het
praktijkmanagement overlaten aan medewerkers, of ex-
ternen. Dit betekent dat de dierenarts-manager zich de
vaardigheid moet eigen maken om efficiënt en effectief
zichzelf, medewerkers en externe adviseurs aan te sturen.
Dit artikel geeft een beschrijving van de aansturing van
de inkoop van advies op het vlak van praktijkmanage-
ment. We dagen hierbij uit om bij het begin van elke pro-
cesstap, elke fase, jezelf de volgende vragen te stellen:
Wat ga je doen, waarom ga je dit doen en hoe ga je dit
doen? Is dit duidelijk en is iedereen akkoord?

Tip: u koopt nu advies in, maar u verkoopt zelf ook ad-
vies. Het eigen inkoopproces kan een goede lering zijn
voor de wijze waarop u de eigen adviezen wilt verkopen
en leveren. Deze lering oogst u door gestructureerd te
evalueren en expliciet de ankerpunten voor kwaliteit te
benoemen. Plus de valkuilen.

De insteek

Waarom een managementaanpassing:

• omdat je meer zicht en houvast op de financiële prestaties
wilt hebben

• omdat je meer zicht en vat op de toekomst wilt

• omdat je het personeelsmanagement beter wilt

• omdat de praktijkvoering rommelig verloopt en teveel tijd
kost. Je wilt hier planmatig verbetering in aanbrengen.

Hoe ga je het doen:

• één/twee dierenartsen trekken het traject zelf, eventueel in
samenwerking met een andere praktijk

• een stagiaire doet een groot deel van het werk, onder aan-
sturing van de maatschap/directie

• een medewerker doet het werk, onder aansturing van de
maatschap/directie

• een extern bureau doet het werk, in samenspraak met de
maatschap/directie

De verantwoordelijken krijgen expliciet de verantwoor-
delijkheid én de bevoegdheid c.q. de middelen om het
project uit te voeren.
Hoe selecteer je externe ondersteuning:

• Maak een planning (projectplan) voor het gehele traject.
Zo\'n plan is altijd opgedeeld in fases. Elke fase omvat
specifieke componenten, die vooraf worden vastgesteld en
aan het eind van de fase geëvalueerd worden:

- tijdsplanning

- organisatie (mensen-kennis-middelen)

- kwaliteit

- informatie (interne afstemming)

- geld.

• Doelen zijn altijd SMART: Specifiek, Meetbaar, ge-
Accepteerd, Realistisch en Termijngebonden (meetpunten!).

• Het projectplan beschrijft expliciet het resultaat van het
project en de wijze waarop dit resultaat bereikt wordt.
Vanzelfsprekend levert het opstellen van een projectplan
dus ook een overzicht van de benodigde hulpmiddelen,
kennis en vaardigheden, tijd en geld. Er zijn vele prakti-
sche boeken en cursussen over projectmanagement.

• Bepaal welke ondersteuning je nodig hebt en denk na over
de vorm waarin deze geleverd zou moeten worden.

• Verricht oriëntaties via telefoon, internet, relaties; volg
een cursus; nodig een adviseur uit op de praktijk, of een
project-uitvoerder,...

• selecteer kandidaat-ondersteuners (longlist), bel ze op/leg
contact en maak een eerste inventarisatie van hun ca-
paciteiten en kwaliteiten, en van de
match met jouw
kwaliteiten en verlangens.

• Nodig een overzichtelijk aantal kandidaten uit voor een
kennismakings/acquisitiegesprek. Hierin communiceer je
vraag en randvoorwaarden, wederzijdse verwachtingen en
wederzijdse manier van werken.

• Vervolgens vraag je enkele geschikte kandidaten {short-
list)
om een offerte. De offerte moet specifiek zijn en
duidelijke antwoorden geven op de gestelde vragen. Des te
duidelijker de vragen, des te concreter en specifieker de
offerte. Het projectplan vormt de leidraad voor de specifi-
caties van de offerte. Ook moet duidelijk zijn wat ieders
rol is: opdrachtgever en opdrachtnemer.

• Bepaal de kwaliteit van het offererend bedrijf Allereerst
vindt deze inschatting zijn basis in een vergelijking van de

-ocr page 410-

offertes. Stel vervolgens vast welke persoon het ondersteu-
nend traject uitvoert. Klikt het met deze persoon? Hoe ziet
zijn ervaring en staat van dienst er uit? Wat als deze per-
soon ziek wordt? Wat als het traject langer duurt, meer tijd
vergt, of op een andere manier stokt? Wat als er kennis of
ondersteuning op andere techniekgebieden nodig blijkt?
Kan de adviseur terugvallen op ondersteuning?

• Daarnaast gaat u op zoek naar andere informatie, zoals re-
ferenties. Neem contact op met andere bedrijven waar de
adviseur voor gewerkt heeft.

• Doe een risico-analyse: wat kan er fout gaan en op welke
wijze zijn de gevolgen van het optreden van risico\'s op te
vangen.

• Kies de externe ondersteuning op basis van prijs-kwaliteit.
Investeer vervolgens in een zeer formele, gestructureerde
start.

Een complex proces

De grap is dat noch de geadviseerde, noch de adviseur in zijn
eentje de kwaliteit van het adviestraject bepaalt. Dat gebeurt
in een proces van onderlinge samenwerking, waarbij gaan-
deweg allerlei dingen veranderen. De geadviseerde is verant-
woordelijk voor dit proces, maar hij kan het management er-
van uitbesteden. Wij zijn van mening dat de kwaliteit van een
advies vooral afhangt van de kwaliteit van de inspanning van
de geadviseerde, dus van ü.

Om uw gedachten te ordenen geeft volgende \'formule\' in-
zicht in de factoren die de kwaliteit (K) van een advies bepa-
len:

K-advies =ƒ( K-Inhoud x K-Acceptatie x K-Management)
ƒ: functieteken \'is een functie van\'.
Inhoud: de technische inhoud van het advies.
Acceptatie: in welke mate \'dragen\' de geadviseerden het ad-
vies.

Management: de uitvoering, de implementatie, van het advies.

Het succes hangt in de kern samen met de grip, de sturing,
die u als opdrachtgever heeft op het adviesproces. Sturing
moet u daarbij niet te letterlijk opvatten, delegeren en an-
deren verantwoordelijkheid geven horen er ook bij.
Daarbij gaat u met een adviseur een vertrouwensrelatie
aan, die invloed heeft op het denken over het managen van
de praktijk. Zorgvuldigheid is dus geboden, alsmede tijd
voor evaluatie en acceptatie.

Als aankoper van een dienst kunt u risico\'s slechts afdekken
door een goede communicatie met de dienstverlener. Probeer
zoveel mogelijke subjectieve elementen te elimineren. Houdt
rekening met extra vragen en eisen naarmate het offerte- én
het uiteindelijke adviestraject vordert.
U vindt op de website van de KNMvD enkele checklists om u
te helpen bij het doorlopen van het aanbestedingsproces
(www.knmvd.nl/ praktijkvoering).

Veterinaire Volksgezondheid

J.C. van Logtestijn

In het Tijdschrift van 15 oktober 2003
verscheen een uitstekend artikel van
de hand van collega Wim Edel. Uit de
hoofdredactie noemt Ed ter Laak het
verplichte kost voor beleidsmakers.
Ik hoop dat ook de dierenartsen het
artikel goed lezen.

Ed ter Laak schrijft ook dat het \'be-
roep vleeskeuring\' in de loop der ja-
ren is \'afgekalfd\' tot het beoordelen van \'momentele situaties\'.
En ik maar denken dat dät beroep al jaren niet meer bestaat.
Ter Laak spreekt ook over \'pijn over verloren verworvenhe-
den\'. Het beroep vleeskeuring is tientallen jaren op zeer zin-
volle en over het algemeen zeer toegewijde wijze door dieren-
artsen vervuld. Misschien mogen we wel zeggen dat de
diergeneeskundigen waaronder ook de vleeskeurders hun werk
zo goed hebben gedaan dat ze mede daardoor zichzelf voor de
desbetreffende taken overbodig hebben gemaakt.
Dus: geen pijn, eerder nostalgie en begrip voor historische ont-
wikkelingen van ons beroep. En laten we wel wezen: er lagen
en liggen voor dierenartsen zinvolle en uitdagende taken te
wachten. Alleen moeten ze gemotiveerd en geëngageerd wor-
den opgepakt. En dat gebeurde en gebeurt toch ook!?
Een paar punten kunnen wellicht het artikel van Wim Edel nog
wat aanvullen en preciseren:

l.Rond 1970 werd duidelijk dat de klassieke vorm van

Ingezonden

vleeskeuring namelijk eindproductcontrole - nadruk op
klinische verschijnselen, pathologische anatomie, micro-
biologie, histologie en eenvoudig organoleptisch onder-
zoek - aan modernisering toe was. Zo werd duidelijk dat de
oude rituelen niet in staat waren een adequate aanpak te re-
aliseren voor de problemen rond dragers van enteropatho-
genen en residuen. Daarvoor was een volledige beheersing
van de gehele vleesproductieketen noodzakelijk. Het daar-
voor ontworpen systeem van integrale ketenbeheersing
(IKB) is mede en vooral door diergeneeskundigen ontwik-
keld en vormgegeven. Ook nu spelen dierenartsen - zoals
Wim Edel ook schrijft - daarin een grote rol. En terecht is
dus de traditionele eindproductcontrole voor een belang-
rijk deel sterk gekrompen, maar wel aangevuld met pre-
ventie van problemen met betrekking tot de vleeshandel en
de volksgezondheid.

2. De mede in verband met die nieuwe inzichten noodzakelijk
laboratoriumfuncties - moderne technieken, kostbare appa-
ratuur, gespecialiseerd personeel, grootschaligheid - konden
duidelijk niet meer door de traditionele vleeskeuringsorgani-
satie worden vervuld. Juist in deze sfeer is de rol van de die-
renarts \'afgekalfd\'.

3. Tegelijk met de ontwikkeling van denken en doen inzake in-
tegrale ketenbeheersing groeide ook de overtuiging dat de
verantwoordelijkheid voor de kwaliteit en veiligheid van
dierlijke producten niet langer primair bij de eindproduct-

-ocr page 411-

controle dus vooral de vleeskeuring, maar bij de producent
zou moeten liggen. Terecht verschuift (wel erg langzaam) in
wetgeving en praktijk de rol van de diergeneeskunde naar
wetenschappelijk gefundeerde inbreng, systeemontwikke-
ling, verbetering van diagnostiek en zoönosenpreventie en
vooral ook toezicht op het functioneren van systemen in de
productieketen en ook: toezicht op toezicht.
Als er dan al reden was voor echte pijn, dan was die zeker ge-
legen in persoonlijk verlies van verworvenheden. Vooral door
de - helaas door de beroepsgroep deels uit lijfsbehoud over
zichzelf afgeroepen - van bovenaf opgelegde overgang van de
gemeentelijke naar de rijksuitvoering van de keuring rond
1985 en de groeistuipen daarna van de RVV. Maar er gloort
een goede toekomst voor de rol van de diergeneeskunde in de
zorg voor de volksgezondheid. Alleen niet in ivoren torens, in
een duidelijk herkenbaar, gerespecteerd en geëerd veterinair
bastion. Wel in deelname in een multidisciplinaire aanpak van
de volksgezondheid: tot heil van mens en dier. Gebaseerd en
gewaardeerd op specifieke deskundigheid.

Prof dr. J.G. van Logtestijn is emeritis hoogleraar aan de Universiteit

Utrecht, Faculteit der Diergeneeskunde.

Gezondheidsclaims over honden- en kattenvoeders

A.C. Beynen\'

Het aantal en de diversiteit van gezondheidsclaims over
honden- en kattenvoeders zijn de laatste jaren sterk toege-
nomen. Er is geen expliciete wetgeving over deze claims.
Veelal zijn de claims onvoldoende onderbouwd door onder-
zoek en zijn ze vaag en suggestief. Teneinde eigenaren en
dierenartsen juist te informeren en ter bevordering van
eerlijke concurrentie tussen de voederfabrikanten dienen
er spelregels voor de toepassing van claims te komen.
Vooralsnog zal de dierenarts door een kritische opstelling
tot een oordeel moeten komen.

Health claims for dog and cat foods

The number and diversity of health claims for dog and catfoods have increased
markedlv over the past few years. There is no explicit legislation as to these
claims. Many claims are insufficiently supported by research and are vague
and suggestive. In order lo inform pet owners and veterinarians properly and
to enhance honest competition among pet food producers, rules for the appli-
cation of claims should be developed. For the time being, the veterinarian will
have to lake a stand by critical asse.ssment.

Inleiding

In Nederland bedraagt de omzet van honden- en kattenvoeders
ongeveer 500 miljoen consumenteneuro\'s per jaar (3). De ver-
koop loopt in essentie via vier kanalen. Supcnnarkten, dieren-
speciaalzaken, tuincentra (11) en dierenartspraktijken hebben
respectievelijk ongeveer vijftig, 36, negen en drie procent van
de totale omzet. De resterende twee procent is de directe afzet
van fabrikanten en groothandel aan fokkers. De aanprijzing
van de voeders berustte voorheen op de samenstelling voor wat
betreft voedingsstoffen en grondstoffen. Ook de smakelijk-
heid, hoge verteerbaarheid en de productie van weinig ont-
lasting waren verkoopargumenten. Het aanbod en de aanprij-
zing van de voeders zijn steeds breder geworden. Met de
aanduidingen premium en super premium wordt aan sommige
voeders een ongedefinieerd kwaliteitskenmerk toegekend.
Naast volledige voeders\' zonder enige kwalificatie zijn er ook
volledige voeders voor puppies en kittens, intacte of ge-
castreerde volwassen dieren en voor senioren. Er zijn ook vol-
ledige voeders voor specifieke rassen, actieve of inactieve die-
ren en dieren met eigenschappen als neiging tot overgewicht,
gevoelige huid en vacht of een kwetsbare spijsvertering. In toe-
nemende mate hebben voeders geclaimde gezondheidseffec-
ten op basis van specifieke samenstellingen en/of bijzondere
toevoegingen (8, 13). Naast voeders voor gezonde dieren, al
dan niet met gezondheidsclaims (zogenaamde \'over the coun-
ter\' of OTC-voeders), zijn er aangepaste voeders voor patiënten
(dieetvoeders"). De diëten hebben omschrijvingen die een po-
sitieve invloed op het ziekteverloop of preventie van recidief
impliceren. De diëten worden overwegend door de dierenarts
voorgeschreven en verkocht. In beperkte mate gaan diëten ook
in dierenspeciaalzaken over de toonbank, hetgeen ongewenst
is. De dierenarts dient de diagnose te stellen, een dieet voor te
schrijven en is vervolgens verantwoordelijk voor de controle
van het dier.

Tabel 1 geeft een voorbeeld van diverse claims over voeders en
diëten. Zijn deze claims door degelijk onderzoek onderbouwd?
Kan de eigenaar de claims over voeders beoordelen? De die-
renarts wordt door de honden- en katteneigenaar gezien als
specialist op het gebied van de voeding en dus ook als adviseur.
Hoe moet de dierenarts omgaan met de claims over voeders en
diëten?

Gezondheidsclaims en humane voeding

Het onderwerp van gezondheidsclaims over voedingsmiddelen
voor humaan gebruik is volop in discussie (7, 10, 17, 18). Een
commissie van de Europese Unie heeft een voorstel gemaakt
om te komen tot harmonisering van voedingswaarde- en ge-
zondheidsclaims (19). In juni dit jaar verscheen een advies van
de Gezondheidsraad om claims alleen toe te laten wanneer ze
gaan over een wetenschappelijk onderbouwde reductie van een
ziekterisico (16). Vage claims zouden dus volgens dit advies
worden uitgesloten. Er is nu geen aparte regelgeving over ge-
zondheidsclaims op voedingsmiddelen. Ze moeten voldoen
aan de eisen van de Warenwet, die zegt dat producten veilig
moeten zijn, dat de consument niet mag worden misleid en dat
de beweringen niet medisch van aard mogen zijn.
Inhoudsclaims (\'rijk aan linolzuur\'), nutriënt-functieclaims
(\'linolzuur veriaagt bloedcholesterol\') en versterkte fiinctie-
claims (\'linolzuur verlaagt bloedcholesterol; een daling van het
bloedcholesterol veriaagt het risico op hart- en vaatziekten\')

! Volledige diervoeders: mengvoeders die door hun samenstelling op zichzelf een to-
taal dagrantsoen kunnen vormen (4).
^ Dieetvoeders: aanvullende of volledige voeders die zich opgrond van hun bijzondere
samenstelling of het bijzondere bij hun vervaardiging toegepaste procédé, duidelijk
onderscheiden van zowel gewone diervoeders als van gemedicineerde voeders en die
geschikt zijn voor een bijzonder voedingsdoel en als zodanig in het verkeer worden
gebracht (4).

-ocr page 412-

Tabel i. Claims inzake bijzondere eigenschappen van voeders en diëten voor hon-
den en katten.

1. "een verlaagd fosforgehalte om nierproblemcn te helpen voorkomen"
(verpakking)

2. "Deze unieke voordelen worden bereikt door: een beperkt gehalte kool-
hydraten om de tumorcellen van energie te onthouden" (folder)

3. "Fructo-oligosacchariden worden gebruikt voor een gezond spijsverte-
ringskanaal en een evenwichtige darmflora" (advertentie)

4. "Verrijkt met natuurlijke Groenlipmossel (GLM) voor gezonde gewrich-
ten" (advertentie)

5. "Ook zijn zowel glucosamine als chondroïtine sulfaat essentieel voor de
gezondheid van de gewrichten" (advertentie)

6. "Ideale verhouding van Omega-6 en Omega-3 vetzuren........hetgeen

helpt bij de vermindering van de hoeveelheid pro-inflammatoire metabo-
lieten en houdt huid en vacht in goede conditie" (advertentie)

7. "...met superieureanti-oxidantensamstellingen. Anti-oxidantenbescher-
men tegen schadelijke vrije radicalen" (folder)

8. "Toegevoegde L-carnitine en vitamine A voor betere gewichtsregule-
ring" (folder)

zijn toegestaan, maar risico- en preventieclaims (\'linolzuur
verlaagt het risico op hart- en vaatziekten\'; \'linolzuur voor-
komt hart- en vaatziekten\') en therapeutische claims (\'linol-
zuur vermindert arteriosclerose bij de patiënt met hart- en vaat-
ziekten\') zijn in Nederland verboden.

De bepalingen in de Warenwet zijn niet uitgewerkt en een
systeem van zelfi-egulering is opgezet om beweringen met di-
recte of indirecte medische inhoud tegen te gaan. In dit proces
wordt de code van de Keuringsraad Aanprijzing Gezond-
heidsproducten (KAG) als leidraad gehanteerd (22) en fun-
geert de Reclame Code Commissie als meldkamer en als de
maker van \'jurisprudentie\'. De wetenschappelijke onderbou-
wing van claims wordt getoetst aan de hand van een gedrags-
code opgesteld door het Voedingscentrum (23), in overleg met
consumentenorganisaties en de levensmiddelenindustrie. Het
systeem van zelfregulering is verre van waterdicht vanwege de
vrijblijvendheid.

Regelgeving en claims over diervoeders

Honden- en kattenvoeders, al dan niet met gezondheidsclaims,
dienen veilig te zijn. De Diervoederwetgeving (4) verbiedt het
de ondernemer om voeders in het verkeer te brengen die ge-
vaarlijk zijn voor de gezondheid van mens en dier. Aan de be-
reiding van mengvoeders^ worden eisen gesteld. Er is een lijst
met verboden voedermiddelen, een lijst met maximaal toelaat-
bare gehalten van gespecificeerde stoffen, een lijst met toege-
stane voedermiddelen, een lijst met toegestane bijzondere
stikstofhoudende producten en een lijst met toegestane toevoe-
gingsmiddelen en bijbehorende maximale doseringen. De be-
grippen voedermiddelen, bijzondere stikstoflioudende produc-
ten en toevoegingsmiddelen zijn gedefinieerd.

Er is geen expliciete wetgeving aangaande diergezondheids-
claims op honden- en kattenvoeders. De Diervoederwetgeving
stelt: "Het is de ondernemer verboden mengvoeders in het ver-
keer te brengen op een wijze die misleidend kan zijn". In de
Diervoederwetgeving worden diëten gedefinieerd als voeders
die een bijzonder voedingsdoel dienen en er zijn zeer globale
samenstellingseisen vastgelegd waaraan specifieke diëten
moeten voldoen. Er is geen eis inzake bewezen effectiviteit. Op

^ Mengvoeders: mengsels van voedermiddelen, mei of zonder toevoegingsmiddelen,
bestemd voor vervoedering in de vorm van volledige diervoeders of aanvullende
diervoeders (4).

de etikettering van voeders en diëten zijn inhoudsclaims toege-
staan wanneer zij van wezenlijk belang zijn. De Diervoeder-
wetgeving heeft geen expliciete bepalingen met betrekking tot
advertenties, folders en internetsites over voeders. Deze vor-
men van aanprijzing kunnen worden gezien als onderdeel van
het in het verkeer brengen van voeders en diëten en mogen dus
niet misleidend zijn. Een producent is in overtreding wanneer
een claim gebaseerd is op een toevoeging die niet direct wordt
toegestaan en zonder toelatingsvergunning is. Ook is een pro-
ducent in overtreding wanneer een gezondheidsclaim mislei-
dend is omdat deze niet onderbouwd, vaag en/of suggestief is.
De Algemene Inspectie Dienst (AID) is bevoegd om op basis
van de Diervoederwetgeving in te grijpen.

De Europese Unie (EU) zal de bestaande wetgeving op het ge-
bied van etikettering van diervoeders (Directive 79/373/EEC
en amendementen) herzien en zal naar verwachting ook regels
voor gezondheidsclaims opstellen (14 ). De regelgeving zal tot
stand komen door interactie met de Europese brancheorganisa-
tie FEDIAF (Fédération européenne de I\'Industrie des
Aliments pour Animaux Familiers), waarvan de NVG
(Nederlandse Voedingsindustrie Gezelschapsdieren) lid is. EU
wetgeving betreffende gezondheidsclaims over diervoeders zal
worden opgenomen in de Diervoederwetgeving.

De Koninklijke Nederiandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde (KNMvD) en de Fabrikanten en Importeurs van
Diergeneesmiddelen in Nederiand (FIDIN) hebben een tucht-
commissie ingesteld en een code geformuleerd inzake de aan-
prijzing van veterinaire producten, inclusief dieetvoeders (21).
De code verbiedt misleiding en verplicht tot aanprijzing over-
eenkomstig de waarheid en volgens fatsoensnormen. Slechts
één fabrikant en één distributeur van dieetvoeders zijn lid van
de FIDfN. Deze twee leden brengen ook veterinair-farmaceuti-
sche producten op de markt, hetgeen een voorwaarde is voor
het lidmaatschap. Overtredingen van de code worden in dit
tijdschrift gepubliceerd. Tot nu toe zijn er geen uitspraken be-
trefTende dieetvoeders in het openbaar gebracht.

Voorbeelden van claims

De claims op voeders en diëten dienen begrijpelijk, eenduidig,
direct, relevant en onderbouwd te zijn. Tabel 1 geeft een aantal
voorbeelden van claims op honden- en kattenvoeders. Deze
claims worden kort besproken. Het is aannemelijk, maar niet
bewezen, dat fosforrestrictie het risico op het ontstaan van nier-
falen bij oudere katten zal reduceren. Claim 1 betreft een ver-
laagd fosforgehalte van een seniorvoeder voor katten. Volgens
de declaratie op de verpakking van het seniorvoeder is het fos-
forgehalte echter hoger dan de norm voor het jonge, groeiende
dier. Het fosforgehalte van het voeder is dus in tegenspraak met
de claim. Volgens claim 2 heeft het betreffende dieet voor kan-
kerpatiënten een laag gehalte aan koolhydraten. Tumorcellen
zijn afhankelijk van de bloedglucoseconcentratie van de gast-
heer. Echter, de glucosespiegel wordt bij ruime eiwitvoorzie-
ning nauwelijks beïnvloed door het koolhydraatgehalte van de
voeding. Claim 2 is daarom conceptueel onjuist.

Claim 3 gaat over het prebioticum, fructo-oligosacchariden.
die specifiek de groei van lactobacillen en bifidobacteriën aan-
zetten. In voldoende hoge dosering zullen fructo-oligosaccha-
riden in het voer inderdaad de samenstelling van de microflora
in de dikke darm beïnvloeden (1). Maar wat is een evenwich-
tige darmflora (claim 3) en welke associatie roept deze uitdruk-

-ocr page 413-

king op bij de eigenaar en dierenarts? Een positief effect van
een extract van de groenlipmossel op arthritis bij de bond
(claim 4) is (tot nu toe) alleen aangetoond in onderzoek van de
voederproducent die het preparaat verwerkt (2). Er is discussie
(5,15) over een positieve invloed van glucosamine en chondro-
ïtinesulfaat (claim 5) op gewrichtsproblemen bij de hond.
Overigens is op basis van de Diervoederwetgeving de toevoe-
ging van zuiver glucosamine en/of chondroïtinesulfaat aan
mengvoeders niet toegestaan. In ieder geval staan de twee stof-
fen niet op de positieve lijsten, hetgeen betekent dat bij gebruik
ervan de aanstaande GM P-certificering (Good Manufacturing
Practice) niet verworven kan worden; de sectorcommissie
huisdiervoeders van het Productschap Diervoeders werkt aan
een GMP-code voor de petfoodindustrie.

Alleen bij voldoende hoge concentratie in het voer zullen
omega-3 vetzuren (claim 6), en mogelijk alleen eicosapenta-
eenzuur, op groepsniveau de ernst van atopische dermatitis
verminderen (12). In studies van fabrikanten die positieve ef-
fecten van extra anti-oxidanten claimen (claim 7) is vastgesteld
dat door een dergelijke toevoeging het malondialdehydege-
halte in het bloed van honden wordt verlaagd (9), hetgeen wijst
op minder radicaalvorming met als gevolg minder DNA-
schade (6). Een direct verband tussen anti-oxidanten en de ge-
zondheid van hond en kat is (nog) niet aangetoond. Claim 8
suggereert dat L-carnitine en vitamine A gewichtsverlies indu-
ceren. Opname van extra L-camitine zou, wanneer het een li-
miterende factor is, de vetzuuroxidatie kunnen stimuleren,
maar met name voeropname en beweging reguleren het li-
chaamsgewicht. Dat de opname van extra vitamine A, binnen
het niet-toxische bereik, leidt tot gewichtsafname is (nog) niet
aangetoond.

Voonwaarden bij gebruik van claims

Voeders met gezondheidsclaims sluiten aan bij de vraag uit de
markt of ze creëren een behoefte. Het is volstrekt legitiem om
aan honden en katten een gezonde voeding te willen verstrek-
ken. Gezondheidsclaims zijn in beginsel nuttig om een be-
wuste keuze te kunnen maken. Om die keuze te kunnen maken
dienen de eigenaar en dierenarts juist geïnformeerd te worden.
Minder scrupuleuze aanbieders zullen met hun claims grenzen
overschrijden en daarmee oneerlijke concurrentie voeren en de
voedingsindustrie een slechte reputatie bezorgen. Teneinde ei-
genaren en dierenartsen juist te informeren en eerlijke concur-
rentie tussen voederfabrikanten te bevorderen, moeten de
claims onderbouwd zijn door algemeen geaccepteerde weten-
schappelijke criteria. Dit stelt eisen aan de onafhankelijkheid
van het onderzoek alsmede de opzet en uitvoering. Bij voor-
keur wordt over het onderzoek in een internationaal, toeganke-
lijk, \'peer-reviewed\' tijdschrift gepubliceerd. De uitkomsten
van het onderzoek dienen generaliseerbaar en van toepassing
op de praktijk te zijn. De werkzaamheid dient in kwantitatieve
zin relevant te zijn en er zou een aannemelijk mechanisme aan
ten grondslag moeten liggen. Wanneer claims berusten op aan
het voeder toevoegde preparaten, dan moeten de voederprodu-
centen aantonen dat effectieve preparaten in effectieve doserin-
gen worden gebruikt. Voor de toepassing en formulering van
claims zouden er spelregels moeten zijn. Alleen officiële, door
een onafhankelijke instantie erkende claims zouden gebruikt
mogen worden. Er zou ook controle moeten zijn op de re-
clame-uitingen. De erkenning van claims zou dusdanig gere-
geld moeten zijn dat de industrie niet veriamd raakt, dat inno-
vatie niet wordt geremd en dat onderzoeksinspanningen wor-
den beloond.

Taak van de dierenarts

De gewenste situatie bestaat (nog) niet. De honden en katten
moeten nu wel zo goed mogelijk worden gevoerd. Dit is niet
eenvoudig voor de eigenaar, met name omdat voeders met di-
verse gezondheidsclaims alom worden aangeboden. Hier ligt
een taak voor de dierenarts, die adviseur is op het gebied van de
voeding en bovendien voeders en diëten verkoopt. In het woud
van claims moet de dierenarts zich kritisch opstellen teneinde
het goede advies te kunnen geven. Hij/zij stelt de juiste vragen
aan de aanbieders van voeders en diëten met claims: wat is het
werkzame bestanddeel en hoeveel zit er in het voer, wie heeft
het ondersteunende onderzoek uitgevoerd, hoe was het onder-
zoek opgezet en uitgevoerd, wat waren de resultaten, waar is
het onderzoek gepubliceerd? De antwoorden moeten een oor-
deel over de claim mogelijk maken.

Referenties

1. Beynen AC, Baas JC, Hoekemeijer PE, Kappert HJ, Bakker MH,
Koopman JP, and Lemmens AG. Fecal bacterial profile, nitrogen excre-
tion and mineral absorption in healthy dogs fed supplemental oligofruc-
tose. J Anim Physiol Anim Nutr 2002; 86: 298-305.

2. BiererTL, and Bui LM. Improvement of arthritic signs in dogs fed green-
lipped mussel (Per«acana/icu/!is).J Nutr 2002; 132: 1634S-6S.

3. Dean RW. Petfoods - the market place. Feed Compounder Petfood
Supplement 2001; issue 1:2-11.

4. Diervoederwetgeving, Verordening PDV Diervoeders 2003.

5. Hazewinkel HAW. Hoe waardevol zijn toegevoegde middelen tegen
erthrose en gewrichtsklachten in diervoeders? Tijdschr Diergeneeskd
2001;126:574-5.

6. Heaton PR, Reed CF, Mann SJ, Ransley R, Stevenson J, Charlton CJ,
Smith BHE, Harper EJ, and Rawlings JM. Role of antioxidants to protect
against DNA damage in adult dogs. J Nutr 2002; 132:1720S-4S.

7. Heemskerk R en Schuuring H-J. Functional foods: gezondheidsclaims en
wetgeving. Voeding Nu 2003; 5: 24-5.

8. Hendriks W. Veel claiins nog niet wetenschappelijk onderbouwd. Petfood
Magazine 2003; oktober nummer: 16-18.

9. Jewell DE, Toll PW, Wcdekind K.1, and Zieker SC. Effect of increasing
dietary antioxidants on concentrations of vitamin E and total alkenals in
serum of dogs and cats. Vet Therapeutics 2000; 1:264-272.

10. Katan MB, and De Roos NM. Toward evidence-based health claims for
foods. Science 2003; 206: 99.

11. Kleijne O. Marktaandeel tuincentra stijgt. Dibevo Vakblad Dier en Tuin
2003:49^ jaargang, nummer 9.

12. Logas D, and Kunkle GA. Double-blinded crossover study with marine
oil supplementation containing high-dose cicosapentaenoic acid for the
treatment of canine pruritic skin disease. Vet Dermatology 1994; 5: 99-
104.

13. Lupgens J. Supplements in veterinary practice. Pets International
Magazine 2003; 15:68-9.

14. Meyer T. What new EU legislation means to pet food makers.
Proceedings Petfood Forum Europe 2003, pp 55-72.

15. Oostra FW. Reactie op vraag en antwoord over voedersupplementen.
Tijdschr Diergeneeskd 2001; 126:664.

16. Gezondheidsraad, Voedingsmiddelen en -supplementen met claims over
gezondheidselfecten. Rapport nr 2003/09, juni 2003.

17. Van den Berg H, en Van Nieuwland L. Ferm standpunt Gezondheidsraad
over gezondheidsclaims. Voeding Nu 2003; 5:9-11.

18. Verhagen H, Tuijtelaars S, Pannemans D, en Verschuren P De weten-
schappelijke onderbouwing van gezondheidsclaims op voedingsmidde-
len. Voeding Nu 2003; 5: 23-5.

19. www.eas.be/download.cfin?cat=legislation&id=3&file=Hclaims%Epdf

20. www.fediaforg

21. www.fidin.nl

22. www.koagkag.nl

23. www.voedingscentrum.nl

A.C. Beyen is werkzaam op de Afdeling Voeding van de Faculteit der
Diergeneeskunde, Postbus 80.152, 3508 TD Utrecht.

-ocr page 414-

PROGRESSIS

Hét veilige PRRS-vaccin voor gelten en zeugen

Het PROGRESSIS vaccin van Merial voldoet aan de
eisen van de hedendaagse varkenshouder.
Met PROGRESSIS heeft Merial een Europees
PRRS-vaccin ontwikkeld dat:

- PRRS-verschijnselen ten gevolge van vaccinatie uitsluit;
-zorgt voor een lager percentage van vroeggeboorten;

- zorgt voor minder doodgeboren biggen per worp;
-veilig kan worden toegediend tijdens de dracht.

i

MGRIAL MERIAL B.V.
^^ Bovenkerkerweg 6-8

r 1185 XE Amstelveen

PROGRESSIS

voor de juiste balans in uw varkensstapel

De gezondheid van uw gelten en zeugen is sterk afhankelijk van de infectiedruk op uw bedrijf.
PROGRESSIS zorgt voor de extra afweer van uw varkens tegen PRRS en voorkomt dat uw
bedrijf uit balans raakt. Vraag uw dierenarts naar PROGRESSIS.

PROGRESSIS® Samenstelling: Geïnactiveerd Porcine Reproductive and Respiratory Syndrome (PRRS) virus, stam P120 ^ 2,5 loglO IF Eenheden. Ooeldieren: Varkens (zeugen en gelten), Indicaties: Vermindering van de reproductieve stoornissen (aantal vroegtijdige wor-
pen en doodgeboren biggen) veroorzaakt door het Porcine Reproductive and Respiratory Syndrome (PRRS) virus (Europese stam) in een besmette omgeving. Contra-indicaties: Geen bekend. Bijwerkin^n: voorbijgaande zwelling (maximaal 3 cm) die doorgaans minder

dan één week duurt, en een kleine lokale reactie (granulomata). Omvangrijkere zwellingen (tot 7 cm diameter) af en toe na frequent herhaalde hervaccinaties. In zeldzame gevallen een overgevoeligheidsreactie, In dergelijke gevallen dient een gepaste symptomatische

u-i : . F« ...............r,-- - .. .. ... . - "len 106. Eén dosis van 2 ml. diep intramusculair inde nekspieren achter het oor, dit in overeenstemming met het volgende vaccinatieschema. Basisvaccinatie:

<king - zeugen; 2 injecties mei een interval van 3-4 weken (vaccinatie van alle zeugen op het lied rijf binnen een korte tijdsperiode wordt geadviseerd),
jende dracht na de basisvaccinatie. Wachttijd: Nul dagen. Kanalisatie: Aflevering; U.0.0. - op medisch voorschrift. Verdere informatie is Ijeschikbaar öij: voor Nederland MERIAL B.V,,

A

ttAn 11073/09/03.

A.

p L m

BUREAU vaan performanc
;n lovaltvmanagement

Wilt u een helder, no-nonsense kwaliteitstraject
dat daadwerkelijk bijdraagt aan üw succes?

□ JA

Met ruim 10 jaar en/aring in organisatiekunde en kwaliteitsmanagement
bent u bij ons aan het goede adres voor een \'mean and lean\' kwaliteits
systeem.

□ NEE

behandeling ingesteld te worden. IJosering en toedieningswijze: Pas de gebruikelijke aseptische voorzorgsmaatregelen toe. Eén dosis van 2 ml. diep intramusculair in de nekspie7en achter het oor^ dit in\'overeenstemming met liet volgende vaccinVtieMhema.

gelten: 2 injecties met een interval van 3-4 weken, waarvan de laatste tenminste 3 weken vóór de eerste dekki - • • .- -.....................................

Herhalingsvaccinatie: Eén injectie op 60-70 dagen dracht, vanaf de eerstvolgende dracht na de basisvaccinatie.

Bovenkerkerweg 6-8; 1185 XE Amstelveen -voor Belgiè: Merial Belgium N.V.Sylvain Dupuislaan 243, B-1070 Brussel. Reg. NL 09819-1192 IS 99 F 17, (& Geregistreerd handelsmerk van MERIAL. © 2003 MERIAL Aile

Wij adviseren u om onze concurrentie te benaderen.

0 kruis hierboven aan wat van toepassing is

A P L m, ÜW partner op het gebied van
praktijk- en kwaliteitsmanagement.

Van der Helststraat 42
3583 AV Utrecht
www.aplm.nl

telefoon
fax

e-mail

06-454 36 844
030-254 28 36
info@aplm.nl

-ocr page 415-

Hoog hormoongehalte tijdens CGC-Najaarsdag over (be)handelen

Tekst: Susan Umans, foto\'s: André Romijn

Ede, 8 november - Tijdens de
goedbezochte Najaarsdag van de
Groep Geneeskunde Gezelschaps-
dieren (GGG) in de Reehorst in
Ede, spelen hormonen een grote
rol. In het zeer diverse aanbod aan
lezingen rondom het thema
\'(be)handelen, de nieuwste moge-
lijkheden voor u op een rij\',zijn er
drie waar het hormoongehalte zonder meer hoog te noe-
men is. Blijkbaar een onderwerp waar veel nieuws over te
melden valt, gezien het thema. Maar ook op het gebied
van elleboogdysplasie, bloed, chemotherapie, acute tho-
raxproblemen en niet te vergeten de Faculteit der
Diergeneeskunde zijn nieuwe ontwikkelingen gaande.

Zo\'n vijfhonderd (gezelschaps)dierenartsen hebben op za-
terdag 8 november de moeite genomen om naar Ede te ko-
men. Een volle zaal dus en volop gelegenheid voor kleine
reünietjes (Hé, hoe is het! Ja goed!).

Een literaire noot in de vorm van Koos van Zomeren zorgt
voor wat afleiding in dit veterinaire geweld. Hij leest na de
lunch stukjes voor uit zijn boek Rekel: lachwekkende, her-
kenbare en ontroerende momenten passeren de revue. Het
boek beschrijft de hechtheid tussen hond en baas en de di-
lemma\'s die optreden op het moment dat de hond ouder
wordt. "Zelfs dieren waarvan wij houden zijn niet helemaal
veilig voor ons. Maar we houden in elk geval van ze", is een
typerende uitspraak van Van Zomeren.
Gelijktijdig vindt de Nascholingsdag voor dierenartsas-
sistenten plaats, eveneens goedbezocht met zo\'n honderd-
vijftig deelnemers. Lees het artikel elders in dit tijdschrift
wie dierenartsassistent van het jaar is geworden.

Elleboogdyspiasie bij de hond

Door een technisch probleempje mag Dick van Zuilen het
spits afbijten in plaats van Sara Galac. Zijn onderwerp: de
behandelbaarheid van elleboogdysplasie bij de hond.
Aangezien het in de praktijk erg veel voorkomt, interessant.
De specialist Chirurgie Gezelschapsdieren behandelt de vier
verschijningsvormen van elleboogdysplasie, namelijk het
los processus coronoideus (LPC), het osteochondrose disse-
cans (OCD), het los processus anconeus (LPA) en de incon-
gruente elleboog. Per verschijningsvorm gaat hij in op etio-
logie, (röntgen)diagnose, therapie en prognose.
Het LPC is een aandoening die vooral bij grote rassen veel
voorkomt, waarbij een stukje bot afbreekt of los komt te lig-
gen tijdens de groei van de hond. Dit heeft duidelijk een erfe-
lijke oorzaak. Om het LPC mooi in beeld te brengen zijn vier
opnames nodig, maar dan nog is het niet altijd mogelijk om
het losse stukje coronoïd op de foto te zien. Van Zuilen raadt
dan ook aan om tevens op secundaire botveranderingen te
letten. Het chirurgisch verwijderen van het losse stuk coro-
noïd heeft een goede prognose (85 procent), maar brengt al-
tijd slijtage met zich mee. Preventief verwijderen heeft geen
zin. Het opereren van hondenjonger dan zes maanden raadt
hij sterk af, in verband met ernstige artroseontwikkeling.
Het OCD komt eveneens vooral voor bij jonge, snelgroei-
ende honden van grote rassen (half jaar tot jaar oud). Ook
hier is sprake van een sterk erfelijke component. Het is een
proces van kraakbeenverdikking (osteochondrose), waarbij
uiteindelijk cellen kunnen afsterven en losraken. Deze aan-
doening kan in meerdere gewrichten voorkomen en is met
een röntgenfoto niet altijd even eenvoudig vast te stellen. Het
lijkt vaak erg op de kissing lesion bij een afwijkend cornoid.
Belangrijk is te letten op een radiodens lijntje in het defect,
dat aangeeft dat het om OCD gaat. Het operatief verwijderen
van een verkalkte kraakbeenschil (OCD) geeft een matige
prognose: vijftig procent van de honden houdt een bepaalde
mate van kreupelheid. Ook treedt bij bijna alle honden op
den duur ernstige artrose op. Van Zuilen raadt aan om bij al-
leen verdikt kraakbeen (OC) niets te doen.
Ook het LPA komt vooral voor bij jonge hondenrassen in de
leeftijd van vijf maanden tot één jaar. Het gaat hier om een los

Maatschappi

nieuw

-ocr page 416-

deel van de ellepijp. Deze honden zijn vaak wisselend kreu-
pel aan één van beide voorpoten en ook is er vaak teveel vocht
aanwezig in de elleboog en is overbuigen en -strekken pijn-
lijk, Uitgebreid röntgenonderzoek is dan op zijn plaats. Het
losse deel kan chirurgisch verwijderd worden, of worden
vastgezet met twee schroeven. Deze laatste optie geeft heel
veel stabiliteit bij bijvoorbeeld een hond met trauma. Van
Zuilen raadt aan alleen tot chirurgisch verwijderen over te
gaan als er sprake is van een chronisch probleem onafhanke-
lijk van de oorzaak. Bij fixatie is het verstandig ook iets aan
de onderliggende oorzaak te doen en dus de ulna door te za-
gen en een deel ervan te verwijderen, als deze relatief te kort
is. Deze methode staat bekend als de passieve verlenging van
de ellepijp. De mechanische verlenging is een zwaardere in-
greep.

Een niet goed passend gewricht leidt tot incongruentie van
de elleboog. Ook hier is het probleem vaak een te kort spaak-
been (radius) en een relatief te lange ellepijp (ulna). Bij rönt-
genfoto\'s is het zaak de groeischijven goed te bestuderen en
tevens de hele elleboog nauwkeurig te beoordelen. Van
Zuilen geeft de twee behandelmogelijkheden aan waarbij in
beide gevallen de ellepijp wordt doorgezaagd en indien no-
dig verlengd. Bij de passieve methode wordt door doorzagen
de druk van de ellepijp gehaald. De incongruentie kan bij
deze methode echter aanwezig blijven. Bij de acdeve me-
thode komt een stellage om de poot. "Deze ingreep is niet
persé beter, wel duurder", aldus Dick van Zuilen.
Samenvattend stelt hij dat bij al deze verschijningsvormen
van elleboogdysplasie een röntgenfoto gemaakt moet worden
als men twijfelt. Wachten en niets doen verergert de aandoe-
ning vaak alleen maar Opereren vindt Van Zuilen geen optie
als het dier er geen last van heeft, want: slijtage komt er toch.

Faculteit der Diergeneeskunde op weg naar 2010

"De hele Reehorst puilt uit van de geluksvogels", roept Henk
Vaarkamp, daarmee doelend op veertig procent van de kinde-
ren die dierenarts wil worden of \'iets met dieren wil doen\'.
Degenen die het zover geschopt hebben, een paar honderd
dierenartsen in deze zaal en anderhalfhonderd dierenartsas-
sistenten in de andere zaal, vindt de hoogleraar Veterinaire
Apotheek dus overduidelijk \'geluksvogels\'. In de lezing die
Vaarkamp gaat houden zet hij de Faculteit der Diergenees-
kunde niet alleen neer als een modern bedrijf, maar vooral als
een heel ander bedrijf dan de meeste dierenartsen vanuit hun
studietijd kennen. "Bijna alles is anders", zegt Vaarkamp.
Trots vertelt hij dat de Faculteit der Diergeneeskunde anno
2003 een bedrijf is met zo\'n duizend medewerkers, waarvan
tweehonderd dierenartsen, tweehonderd andere academici en
zeshonderd ondersteunend beroepspersoneel.
"Net als elk bedrijf moet ook de faculteit heel goed de markt
in de gaten houden", aldus Vaarkamp. Dus: wil de markt de
producten nog (de dierenarts)?, is de kwaliteit van de facul-
teit-medewerkers in orde? En zijn de financiën van de facul-
teit in orde? "Vergelijk het maar met een dierenartsenprak-
tijk", zegt Vaarkamp. Hij vertelt dat de pas-afgestudeerde
dierenarts vaak op een harde manier geconfronteerd wordt
met bedrijfseconomie. Vandaar dat de studenten tegenwoor-
dig al heel vroeg in de opleiding (eerste jaar) les krijgen in
management en dat loopt de hele opleiding door
"Het grote probleem van de faculteit is de doorlooptijd",
vindt Vaarkamp. "Het idee van vandaag is een feit in 2010 en
dat kun je niet veranderen." Het curriculum is in 1995 aange-
past, daarna in 2001. Vaarkamp denkt dat de volgende aan-
passing (200x?) niet lang op zich zal laten wachten, gezien
bijvoorbeeld de invoering van het \'ba-ma\'-systeem (bache-
lor-master) bij enkele studies. Volgens hèt huidige curricu-
lum 2001 kunnen studenten diergeneeskunde in de volgende
trajecten afstuderen: gezelschapsdieren, landbouwhuisdie-
ren, veterinair wetenschappelijk onderzoeker, veterinair be-
stuur en beleid, veterinaire volksgezondheid.
Verder noemt hij de dit jaar ingestelde Facultaire Strategie-
commissie en de Facultaire Commissie Externe Relaties die
zeer belangrijk zijn bij het uitstippelen van de te volgen
koers. "De luiken gaan open", omschrijft Vaarkamp deze
ontwikkeling waarbij onder meer de decaan wekelijks die-
renartspraktijken bezoekt. Ook besteedt de faculteit anno
2003 door de hele opleiding heen aandacht aan professioneel
gedrag, dus omgaan met het vak, omgaan met anderen en
omgaan met jezelf

Vaarkamp weet van de geluiden uit het veld dat "ze tegen-
woordig niets meer kunnen". Maar: de faculteit van nu is niet
de faculteit van toen. Bovendien is de faculteit alweer bezig
met een nieuw curriculum. "Mentorhuiver is van alle tijden",
is zijn opvatting, "en ervaring merk je, net als groei, niet".
Belangrijkste conclusie: de Faculteit der Diergeneeskunde
luistert.

-ocr page 417-

Trilostane nieuwe optie bij behandeling ziekte van Cushing

Het syndroom van Cushing zijn de klinische en biochemische
verschijnselen van een chronische overmaat aan glucocorti-
costeroïd. Er is in de meeste gevallen (85 procent) sprake van
hypofyse-afhankelijke hyperadrenocorticisme en minder
vaak (vijftien procent) bijnierschorstumoren. Sara Galac
(UKG) schetst de vrij karakteristieke verschijnselen als poly-
urie/polydipsie, polyfagie, dorre dunne vacht met alopecia,
dunne huid, verminderd uithoudingsvermogen, spierzwakte
en spieratrofie, toegenomen buikomvang, hepatomelagie,
uitblijven oestrus bij vrijwel alle teven en
Calcinosis cutis.
Ook bloedonderzoek en een specifieke endocriene test (C/K-
ratio in urine) kunnen hyperadrenocorticisme aantonen.
Bij hypofyse-afhankelijk hyderadrenocorticisme gaat de
voorkeur uit naar hypofysectomie, mits dieren een nog rede-
lijk lange levensverwachting hebben en de hypofyse niet te
groot is. Deze therapie vereist echter grote microchirurgi-
sche vaardigheid. Vandaar dat vaak gekozen wordt voor een
medicamenteuze behandeling met o,p\'-DDD (Lysodren®).
Er is echter nog een nieuwe behandelingsvorm mogelijk, na-
melijk met Trilostane. Dit is een competitieve remmer, die
leidt tot een reversibele blokkade van de biosynthese van
Ste-
roiden in de bijnierschors. "Trilostane werkt goed", aldus
Galac. Al op korte termijn is er klinisch duidelijk verbetering
waar te nemen. Helaas geeft het middel ook bijwerkingen als
anorexie, misselijkheid en braken, maar bij tijdelijk stoppen
en overgaan op een lagere dosis verdwijnen die klachten
meestal. Volgens Galac is de veiligheid van Trilostane in
grote mate afhankelijk van de juiste dosis. Nader onderzoek
is dan ook gewenst. Met het gebruik van Trilostane bij bij-
nierschorstumoren is nog heel weinig ervaring opgedaan.
Chirurgie is hier de beste optie, of behandeling met
Lysodren. Trilostane is redelijk duur ten opzichte van
Lysodren.

Relatie oestruspreventie en hyperadrenocorticisme bij het
fret

"Het fret is een seizoensgebonden voortplanter", vertelt
Nico Schoemaker (afdeling Vogels en Bijzondere Dieren,
UKG). "Bij niet dekken is een teef zes maanden loops."
Aangezien het fret een steeds populairder wordend gezel-
schapsdier is, verwacht Schoemaker dat nogal wat dierenart-
sen te maken hebben of krijgen met fretten die gecastreerd
moeten worden. Castratie wordt sinds 1980 geadviseerd in
verband met beenmergdepressie bij fretten waar niet mee ge-
fokt wordt en die dus langdurig loops blijven.
Castratie gebeurt in Nederland op een leeftijd van zes è acht
maanden. Schoemaker adviseert een eventuele loopsheid
eerst te beëindigen met een hCG-injectie, alvorens te castre-
ren. Hij gaat in op de ovariectomie die in principe op de-
zelfde wijze wordt uitgevoerd als bij de kat, alleen met een
grotere incisie (navel tot bekkenrand). Hij drukt de aanwe-
zige dierenartsen op het hart om goed te controleren of alles
eruit is gehaald, aangezien er nogal eens een restant ovarieel
weefsel blijft zitten.

Een andere complicatie is het verband tussen het tijdstip van
castreren en het voorkomen van hyperadrenocorticisme bij
het fret. De negatieve feedback op de hypothalamus valt bij
castratie immers weg, waardoor er een verhoogde afgifte is
van gonadotrope hormonen. Dit kan leiden tot bijniertumo-
ren. Onderzoek naar alternatieven voor chirurgische castra-
tie is dus gewenst. Eén zo\'n alternatief is het gebruik van
progestagenen, zoals proligeston. Andere alternatieven zijn
het toedienen van hCG of GnRH. Proligeston is van deze
methoden het meest effectief, maar heeft wel bijwerkingen,
zoals diabetes mellitus, mammatumoren en pyo-mucametra.
Bovendien is niet duidelijk of met dit middel minder bijnier-
tumoren zullen ontstaan.

De voor- en nadelen van ovariectomie versus proligeston
moeten nader onderzocht worden. Schoemaker, die overi-
gens op 27 november promoveert, roept daarom alle diere-
nartsen op om aan zijn onderzoek mee te werken. Dit kan
door eigenaren van fretten te laten kiezen voor één van twee
de vormen van castratie: ovariectomie of proligeston. Deze
fretten zullen dan vijfjaar lang vervolgd worden.

Toepassing van progesteron receptorblokkers bij teven en
poezen

Auke Schaefers-Okkens (UKG) blijft enigszins in het voor-
gaande onderwerp met haar uiteenzetting over het gebruik
van progesteron receptorblokkers bij de teef en de poes. Zij
verwacht dat in 2004 (eindelijk) de officiële registratie van
deze middelen zal plaatsvinden. Schaefers-Okkens vertelt
dat deze middelen met wisselend succes zijn toegepast voor
de inductie van abortus, de inductie van partus (bij veriengde
dracht), baarmoederontsteking en fibroadenomateuze hy-
perplasie (enorme toename van melkklieren) bij de kat.
Het middel aglépristone is bij abortusinductie bij teven in 95
procent van de gevallen succesvol; bij poezen is dit 86 pro-
cent. Als het gaat om partusinductie kan aglépristone de ge-
boorte goed opwekken, maar nader onderzoek is nodig.
Bovendien is goede diergeneeskundige begeleiding van het
geboorteproces een absolute noodzaak. Bij fibroadenoma-
teuze hyperplasie geeft aglépristone een duidelijk en blij-
vend effect, aldus Schaefers-Okkens. Zij wijst echter op het
belang van extra aandacht bij het behandelen van fibroade-
nomatose bij drachtige katten, er is een gevaar voor een in-
complete abortus met een baarmoederontsteking. Mogelijk
is een hogere dosis nodig dan voor het behandelen van fibro-
adenomatose bij niet-drachtige katten. Ook de behandeling
van baarmoederontsteking bij de hond met aglépristone is
succesvol, althans bij honden met een boven-basale plasma-
progesteronconcentratie en een ongestoorde eierstokfunctie.
Algemene conclusie: progesteron receptorblokkers zijn ef-
fectief voor partusinductie, behandeling van ongewenste
dracht en fibroadenomatose. Meer studies zijn noodzakelijk
om te kijken of deze middelen ook toepasbaar zijn bij de be-
handeling van suikerziekte en acromegalic. Ook het toepas-
sen bij het opwekken van de geboorte bij een veriengde
dracht en de behandeling van baarmoederontsteking vereist
meer onderzoek.

Veterinaire bloedbank

Rob Gerritsen, specialist Interne Geneeskunde bij Specia-
listencentrum \'De Kompaan\' in Ommen, heeft dit jaar sa-
men met collega Cris van der Meiden de Eerste Veterinaire
Bloedbank Nederland
(www.evbn.nl) opgericht. Gerritsen
maakt gelijk gebruik van de situatie door donorhonden te
vragen, met name in de provincie Overijssel. De ideale do-
norhond heeft een rustig karakter, weegt meer dan 25 kilo, is
tussen de één en acht jaar oud en is nooit in het buitenland
geweest.

Wanneer er op dit moment een bloedtransfusie in de praktijk
plaatsvindt, wordt altijd vers volbloed gebruikt. Bij een een-
malige bloedtransfusie maakt de bloedgroep niet uit, maar
als dit meerdere malen gebeurt is de bloedgroep wel van be-

-ocr page 418-

lang. De hond kent dertien bloedgroepen, DEA 1.1 is de
meest voorkomende. Van een donorhond wordt vers vol-
bloed afgenoinen, waarvan het plasma en de rode bloedcel-
len (packed cells) middels een centrifuge gescheiden kunnen
worden. Het plasma wordt ingevroren, kan later ontdooid
worden, gecentrifugeerd en weer opnieuw ingevroren (cryo-
precipitaat). Zo ontstaan er dus verschillende bloedproduc-
ten: vers volbloed, volbloed, packed cells, vers gevroren
plasma, gevroren plasma en cryoprecipitaat (is rijk aan ther-
molabiele stollingsfactoren). Afhankelijk van de aandoening
kan er voor een bepaalde bloedproduct gekozen worden. Bij
acuut bloedverlies of chronisch bloedverlies kan het beste
vers volbloed of volbloed gebruikt worden, bij hemolytische
anemie packed cells en bij de ziekte van Von Willebrand
cryoprecipitaat.

Gerritsen gaat nog in op de specifieke eigenschappen en toe-
passingsmogelijkheden van de verschillende bloedproduc-
ten. Hij stelt echter dat het stellen van een diagnose zeer
belangrijk blijft, al was het maar omdat bloed en bloedpro-
ducten voorlopig schaarse en dus dure producten zijn, die
niet geheel zonder risico toegepast kunnen worden. "Altijd
eerst een bloedje afnemen voor diagnostiek", is dus zijn ad-
vies.

Adjuvant chemotherapie bij gezelschapsdieren

Erik Teske (UKG) spreekt over een onderwerp dat veel dis-
cussie oproept (in de samenleving): de toepassing van adju-
vante chemotherapie bij gezelschapsdieren. Adjuvante che-
motherapie wordt altijd toegepast in combinatie met
chirurgie, wanneer er histologisch bewijs is voor incomplete
verwijdering van een tumor of wanneer het om een tumor-
type gaat waarbij de kans op recidief of metastasering groot
is. Teske maakt duidelijk dat cytostatica potentieel kanker-
verwekkend zijn en dat bij gebruik ervan er dus risico\'s zijn
voor zowel dierenarts als assistenten, maar ook voor de eige-
naar en de familie. De kankerverwekkende stoffen zitten bij-
voorbeeld in urine, bloed, braaksel en speeksel. "Het gebruik
ervan is slechts gerechtvaardigd indien er sprake is van be-
wezen effectiviteif\', aldus Teske. Het uitgangpunt moet dan
ook zijn: verbetering van kwaliteit van leven en verlenging
van leven.

Het toepassen van chemotherapie bij een hemangioscoom is
redelijk succesvol, mits deze voorkomen in de milt en in/op
de huid. Ook bij een osteosarcoom kan adjuvante chemothe-
rapie goed gebruikt worden. Als het gaat om mammatumo-
ren is chemotherapie voor de hond geen optie en voor de kat
is dit wellicht wel een mogelijke behandeling. Bij een masto-
cytoom alleen bij graad 3 en de resultaten zijn dan nog ge-
ring. Bij plaveiselcarcinoom en bindweefseltumoren zet
Teske zijn vraagtekens. "Al met al een matig positief ver-
haal", beseft hij. Overigens raadt hij aan om van het rapport
van de patholoog niet alleen de conclusie te lezen, maar ook
het stukje erboven. Daar staan vaak bruikbare aanwijzingen
over de gradering.

Chirurgische aanpak bij acute thoraxproblemen

Bij acute thoraxproblemen gaat het vaak om een crisissituatie,
zegt Marijke Peeters (UKG). Dieren zijn aangereden of gebe-
ten (trauma) of soms ontstaat er een spontane pneumothorax.
Zij raadt dan ook aan om op een rustige, regenachtige middag
eens na te denken over hoe dit soort situaties aan te pakken.
Vanmiddag vast een voorzet.

Bij dieren in deze situatie zijn ademhaling en circulatie belem-
merd: abnormale thoraxinhoud, vrije lucht (pneumothorax),
vloeistof in de thorax. Het dier verkeert vaak in een shocktoe-
stand (bloedveriies, pijn) en heeft een inefficiënte ademhaling
door ribfracturen of een kapot middenrif (flail chest) en/of
longbloedingen. De eerste opvang bestaat uit het stabiliseren
van de ademhaling en circulatie. Peeters schetst het dilemma
dat vervolgens ontstaat: het is een levensbedreigende situatie
dus snel handelen moet, maar hoe zit het met het kosten-
plaatje? Dat moet besproken worden met de eigenaar.
Vervolgens moet een volledig klinisch onderzoek plaatsvin-
den. Dat houdt in een ABC-spoedprotocol (airway, breathing,
circulation) en onderzoek van alle orgaansystemen ("vergeet
nooit het neurologisch onderzoek"). Peeters geeft aan dat het
belangrijk is de patiënt te stabiliseren voor verder onderzoek,
zoals röntgenologie of echografie. "Pas op met sedatie",
waarschuwt zij. "En stel verder onderzoek eventueel uit tot-
dat de patiënt volledig gestabiliseerd is." Hierna kan de in-
ventarisatie plaatsvinden, waarbij je je moet afvragen of be-
handeling zinvol is en welke chirurgische ingrepen gelijk
moeten gebeuren en welke uitgesteld kunnen worden.
Absolute indicaties voor een spoedoperatie zijn een open tho-
rax, flail chest of pseudo flail chest, pneumothorax met bijt-
/steekwonden in de thoraxregio, hernia diafragmatica met
maag in thorax, hernia diafragmatica met ernstige benauwd-
heid en aanwijzingen voor ernstige bloedingen in de thorax.
Intubatie, beademing en een goede anesthesiebewaking en
kennis van de te gebruiken farmaca zijn een vereiste. Daarbij
is een intraveneuze toegangsweg tot de patiënt van groot be-
lang.

Peeters wijst erop bij patiënten met een bijttrauma in de tho-
raxregio te letten op het grootteverschil tussen aanvaller en
slachtoffer. Kleine huidwondjes zijn vaak het topje van de
ijsberg. "Chirurgische exploratie is meestal nodig", aldus
Peeters. Op de kliniek krijgen al deze patiënten amocyciline-
clavulaanzuur IV Voor systemische pijnstilling kunnen
NSAID\'s (niet samen met corticosteroïden!) al dan niet ge-
combineerd met buprenorfine of methadon worden gebruikt.
Voor lokale pijnstilling bupivacaïne (Marcaïne) intercostaal
tijdens de operatie of interpleuraal via de thoraxdrain. Peeters
eindigt haar verhaal met de uitspraak dan thoraxchirurgie al-
tijd teamwork is.

Controle attesten

Wij hebben vanuit de praktijk vernomen, dat de VWA
(Voedsel en Waren Autoriteit) de attesten inzake gemedici-
neerd voer controleert. Daar is niets mis mee, wanneer u als
practicus de attesten correct invult. Anders krijgt u een boete.
U dient zich aan de administratieve verplichtingen inzake de
Diergeneesmiddelenwet te houden. Ook wanneer u voor-
schrijft voor een continu proces, bijvoorbeeld het steeds weer
opleggen van biggen, dient u het attest volledig in te vullen.
Het aantal dieren waarvoor en de periode waarover vallen
daar ook onder, al lijkt dit in de praktijk lastig in te vullen.

Dk Tj. Joma,
algemeen secretaris

-ocr page 419-

Evaluatie Jaarcongres 2003

In de Bestuursvergadering van 5 no-
vember zijn de activiteiten van de
Jaarcongrescommissie 2003 geëva-
lueerd. Daarin heeft het Bestuur de
wens van een strakke scheiding tus-
sen de werkzaamheden van de
Sportdagcommissie en Jaarcongres-
commissie onderschreven. Deze
commissies maken een zelfstandige locatiekeuze. Voor de s-
portdag geldt dat het programma zodanig zal worden inge-
deeld dat iedereen tegelijkertijd bij de afsluiting aanwezig
kan zijn. Bijzondere aandacht zal gegeven worden aan de
werving van sponsors. Het ontbreken van een centrale visie
en regie met betrekking tot sponsoring leidt tot versnippe-
ring, hetgeen bij de huidige economische tegenwind ten
koste gaat van sponsorbijdragen.
Meer info: Marieke Veldman / Bert Hendriks

jaarcongrescommissie

In de Bestuursvergadering van 5 november is de nieuwe
vaste Jaarcongrescommissie vastgesteld. Deze bestaat uit R.
Schrijver (ID-Lelystad, voorzitter), A. Wijne (practicus, pen-
ningmeester) mevrouw J. Erkelens (LNV, directie WA), J.
van der Lek (Hills Pet Nutrition) en J. Smak (practicus).
Volgens de nieuwe opzet zal de Jaarcongrescommissie wor-
den bijgestaan door twee vertegenwoordigers uit de regio
waar het Jaarcongres wordt gehouden. In 2004 is dat de regio
Noord en zullen PJ.M. Egberink en R. Boosman van de
Jaarcongrescommissie deel uitmaken.
Meer info: Tjeerd Jorna

Debat: Toekomstvisie Intensieve Veehouderij

Op 10 november heeft het afsluitende debat plaatsgevonden
waar namens de KNMvD voorzitter Ton de Ruijter aan heeft
deelgenomen. Minister Veerman van LNV ondersteunde
daarbij de visie van de KNMvD op het Europese non-vacci-
natiebeleid die luidt: Uit oogpunt van dierenwelzijn en maat-
schappelijke acceptatie is het afschaffen van het EU non-
vaccinatiebeleid een voorwaarde om de intensieve veehou-
derij in Nederland in stand te houden. Dit is een belangrijke
stap op weg naar de door de KNMvD zo vurig bepleitte op-
heffing van het non-vaccinatiebeleid. "Ik ben blij dat de mi-
nister ons standpunt zo volmondig onderschrijft, maar
Europees gezien is er natuurlijk nog een lange weg te gaan.
We zullen de minister waar mogelijk ondersteunen", aldus
De Ruijter.

Het ministerie van LNV maakt van de bijeenkomst een rap-
portage die in een komend TvD en via de website van de
KNMvD naar de achterban zal worden gecommuniceerd.
Meer info: Hugo de Groot

Beroepspensioen

Onlangs heeft de ministerraad ingestemd met het Wets-
voorstel verplichte beroepspensioenregeling. Weliswaar wil
het kabinet de verplichtstelling handhaven maar dan onder
scherpere voorwaarden. Op grond van het Wetsvoorstel kan
alleen een zogeheten beroepspensioenvereniging om ver-
plichte deelname vragen. Een dergelijke vereniging moet
dan speciaal met het oog op de uitvoering van een beroeps-
pensioenregeling worden opgericht. Verder regelt de nieuwe
wet dat een zogeheten doorsnee premie moet worden gehan-
teerd. Dit betekent dat alle deelnemers, ongeacht leeftijd, ge-
slacht of gezondheid, hetzelfde percentage aan premie beta-
len.

Bulletin
B&B

Bulletin Bestuur en Bureau

Nummer 8, november 2003

Het wetsvoorstel wordt nu voor advies aan de Raad van State
gezonden. Pas bij indiening bij de Tweede Kamer worden de
tekst en het advies van de Raad van State openbaar.
In het Tijdschrift voor Diergeneeskunde van 1 december is
een artikel gewijd aan het bezoek van staatssecretaris Rutte
aan de KNMvD in verband met de nieuwe voorstellen voor
de verplichte beroepspensioenregeling.
Meer info: Marij van Oostrum

Tijdelijke toelating nifursol

De Europarlementariërs Mulder (VVD) en Maat (CDA)
hebben de Europese Commissie gevraagd om in de strijd te-
gen de kalkoenenziekte blackhead het middel nifursol tijde-
lijk toe te laten. Het preventieve middel is in de Europese
Unie sinds 31 maart van dit jaar verboden. De parlementari-
ërs wijzen er op dat er geen alternatieven voorhanden zijn
voor het middel en dat de ziekte tot grote welzijnsproblemen
op kalkoenenbedrijven kan leiden en een uitbraak grens-
overschrijdende effecten heeft.

Maat en Mulder willen een tijdelijke toelating van nifursol
koppelen aan het verkrijgen van aanvullende wetenschappe-
lijke informatie over het middel. Ze wijzen ook op het
middel nitarsone dat in de Verenigde Staten als een preven-
tief middel tegen blackhead wordt gebruikt. Ze zien tevens
mogelijkheden voor het middel metronidazol. Dit middel
wordt curatief ingezet tegen parasitaire aandoeningen bij de
mens. De Europarlementsleden vragen de Europese Com-
missie of zij bereid is dit middel toe te laten in de bestrijding
van blackhead.
Meer info: Hugo de Groot

Verschuiving Open Dag

De eerder aangekondigde Open Dagen op 23 en 24 januari
2004 komen te vervallen. De reden hiervoor is dat er een
aantal nieuwe ontwikkelingen in gang worden gezet die tot
concrete eindproducten zullen leiden. Hierbij moet gedacht
worden aan een nieuwe strategie die door het Bestuur zal
worden opgesteld, een nieuwe interne organisatie en een ver-
nieuwde website. De werkgroep gaat zich nu buigen over de
invulling van een dergelijke dag met als mogelijk thema: \'De
KNMvD nieuwe stijl\'. Vooralsnog wordt gedacht aan medio
april 2004.

Meer info: Bert Hendriks

Symposium: Kwaliteit van de Keuring

Op zaterdag 15 november organiseerde de Groep Gezond-
heids- en Kwaliteitszorg (GKZ) van de KNMvD in samen-
werking met de Vaktechnische Bond van Keurmeesters bij de
Faculteit der Diergeneeskunde een symposium gericht op de

-ocr page 420-

kwaliteit van de vleeskeuring. Onder voorzitterschap van J.
Goebbels (Directeur Toezicht VWA) spraken A. Kleinmeul-
man (Directeur VWA/RVV) over de toekomstige rol van de
RVV in de vleeskeuring, B. Urlings (Director Quality and
Environment van Dumeco) over de keuring als onderdeel van
kwaliteitszorg binnen Dumeco en V van der Weg (Directeur
CBS) over de borging van de uitvoering van de roodvleeskeu-
ring. Aanleiding voor het organiseren van deze bijeenkomst
was de op 22 september getekende intentieverklaring tussen
overheid en bedrijfsleven over de toekomst van de vleeskeu-
ring in Nederland. Met name de wens om de uitvoering van de
roodvleeskeuring over te dragen naar een private organisatie
stond centraal in de lezingen en de daaropvolgende discussie.
Namens het Bestuur van de KNMvD waren Nanny Wijne en
John Borgmeier aanwezig, voor het Bureau gaven Hugo de
Groot en Bert Hendriks acte de présence.
Meer info: Hugo de Groot /Bert Hendriks

De KNMvD op Radio 1

Dinsdag 18 november is er tussen 14.00 en 15.00 uur op
Radio 1 een interview uitgezonden met KNMvD-bestuurslid
Rens van Dobbenburgh. Onderwerp van het interview was
het bloedtappen bij varkens. Dit naar aanleiding van een pe-
titie die door de Stichting Varkens in Nood op dezelfde dag
werd aangeboden aan Tweede Kamerlid Atsma. De strekking
van de petitie is te komen tot bloedtappen aan de slachtlijn in
het kader van de RBD-regeling.

Collega Van Dobbenburgh heeft uitgelegd hoe het bloedtap-
pen in zijn werk gaat, welke wetgeving hier aan ten grond-
slag ligt en de mate van stress en eventuele pijn die dit voor
het dier met zich meebrengt. Daarnaast heeft hij duidelijk
aangegeven dat het bloedtappen bij zeugen met ingang van
2004 aan de slachtlijn zal gaan plaatsvinden, hetgeen de
KNMvD een goede zaak vindt. Met betrekking tot de
vleesvarkens staat de KNMvD eveneens op het standpunt
dat bloedtappen aan de slachtlijn wenselijk is, maar dat dit
om logistieke redenen nog even op zich kan laten wachten.
Verder heeft hij verwoord dat voor de KNMvD voorop staat
dat in alle gevallen het welzijn en de integriteit van het dier
zo weinig mogelijk moet worden aangetast. De KNMvD
probeert dit te bereiken door middel van overieg met de over-
heid en de sector

Meer info: Rens van Dobbenburgh /Bert Hendriks

acob Hette Hylkema

memoriam

IH mei 2002 overleed Jaap Hylkema, na een kort ziekbed op 61-jarige leeftijd.
Hoewel hij al geruime tijd worstelde met zijn ziek zijn, kon hij er pas enkele weken voor zijn dood
aan toegeven.

Je was zo sterk en fier,

overtuigd van je eigen kracht.

Tot ook jouw levensglas

plots gebroken was.

Je hebt ons hier

aan deze kant in het leven

het beste van jezelf gegeven

en een dierbare herinnering gebracht.

Dit gedicht van de rouwkaart geeft uitstekend mijn buurtcollega weer

Ik heb Jaap leren kennen toen ik als betrekkelijk \'groentje \'in Friesland een éénmanspraktijk overnam. Jaap had dat iets eerder
gedaan maar had veel meer ervaring als werknemer Hij was bekend met mijn praktijk omdat hij ook daar veelvuldig had
waargenomen. Voor zijn belangstelling en begeleiding in die eerste jaren ben ik hem niet alleen dankbaar, ik heb dat ook als
zeer waardevol ervaren.

Een intensieve samenwerking met Jaap zat er echter niet in.

Beide einzelgangers, ieder met een geheel eigen manier van werken en dan was er ook nog de boerderij in Akkrum. Jaap is daar
geboren in 1941 als oudste zoon op een rundveebedrijf Hij was en is altijd veehouder gebleven. De studie diergeneeskunde
deed hij ernaast. Ook combineerde hij zijn praktijk met het werk op \'e pleats\'. Hij wist dan ook als geen ander voor welke pro-
blemen en uitdagingen veehouders geplaatst werden en worden.

Zijn praktijk om Leeuwarden is door de jaren heen gekrompen onder andere door de uitbreiding van de stad. Ook de sanering
van kleine bedrijven en de emigratie van veehouderijbedrijven die zich bekneld voelden door alle nieuwe regelgeving waren
daar debet aan.

Jaap had zelf ook niet zoveel op met regels en voorschriften en maakte er een sport van er zo creatief mogelijk mee om te gaan.

-ocr page 421-

Met pretlichtjes in zijn ogen vertelde hij gevraagd te zijn voor een haan hij de overheid die hij afgeslagen had omdat "ik daar
veel te corrupt voor hen ".

Onder zijn hegeleiding deden Jaaps veehouders veel zelf in een tijd dat dat nog geen gebruik was.
Door het krimpen van de praktijk kon Jaap meer tijd doorbrengen daar waar zijn hart lag op \'e pleats\'.

Hoewel er dus geen intensieve samenwerking was, bestond er wel een goede weekend- en vakantieregeling. Bovendien konden
wij altijd te pas en te onpas een beroep op elkaar doen. Als het nodig was, was één telefoontje voldoende; iets wat tegenwoordig
niet meer voor mogelijk wordt gehouden.

Jaap zijn sociale en collegiale belangstelling was er niet alleen naar mij toe, maar ook naar zijn veehouders en naar de
gemeenschap waarin hij zich bewoog. Zo kregen meervoudig gehandicapte kinderen doorzijn toedoen de mogelijkheid paard te
rijden. Voor zijn veehouders, vooral voor de zwakkeren onder hen, stond hij altijd met raad en daad klaar De overweldigende
belangstelling op zijn crematie was tekenend.

Collegiaal gezien kon ik mij geen hechtere collega wensen en hoewel het praktijk doen steeds aan verandering onderhevig is
mis ik Jaap om heel veel redenen maar vooral om die ongecompliceerde collegialiteit.

Door alle drukte rond praktijk en boerderij kwam zijn gezin dikwijls op de tweede plaats. Dat hij zijn Johanna op handen droeg
en trots was op zijn kinderen Stieneke, Elske en Hette heeft hij meer dan eens laten blijken.

Voor hen hoop ik dan ook dat zij een manier zullen vinden om de stilte, door Jaaps overlijden ontstaan, opnieuw in te kunnen
vullen.

Johannes E Tigchelaar

""^tUtiaMfamiiOiataai»\'-\'-"

Voor het lidmaatschap van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde hebben de volgende collegae zich aan-
gemeld:

Velthuijsc, Mevr. A.F.H.; 2003; 1841 GB
Stompetoren; Noordervaart 97.

Voor het dierenartsexamen van 7 november
2003 zijn geslaagd:

liosman, H.G.J.
Donker, S.H.L.

Ec, Mevr. N. van
Gelissen, Mevr. A.M.
Geloof, E. van
Graafeiland, Mevr. A.E. van
Groot, M.W. dc
Holtslag, Mevr. M.E.
Imholz, Mevr K.
Jong, Mevr A.G.E. de
Klausen, Mevr H.
Kranenburg. Mevr. L.C.
Kwakcrnaak, Mevr. F.
Martens, Mevr. M.M.A.J.
McNeill, C.J.
Meer. Mevr I. van der
Rehorst, Mevr M.A.
Smook, Mevr L.
Valkenburg, B.P.
Vclthuysc. Mevr. A.EH.
Winden. Mevr W.C.M. van
Zoet, Mevr J.M.

Overlijdensberichten:

Op 17 november 2003 A. Kliinp te Helium.

Mutaties:

Bosman. H.G.J.; 2003; 9331 KA Norg; Grootveenweg 1; tel. privé:
0592-614237.

♦Crajé, Mevr. C.M.; 2003; 3564 AL Utrecht; Ivoordreef 83 ; tel. privé
mobiel: 06-13412095; E-mail privé: cmcraje(a;hotmail.coni.; medew. bij
Mevr. P.F.Tulner en J.D. Vrieze; tel. prakt.: 036-5330441; fax prakt.: 036-
5347745; E-mail prakt.: dierenklinickvrieze(a wxs.nl.

Deen, Mevr. A.B.; 2003; 9405 PD Assen; Planetenlaan 128; tel. privé:
0592-352134; E-mail privé: anna.deen@home.nl.; medew. bij S.E. Hommes
en P.P. van der Meché; tel. prakt.: 0592-405144; fax prakt.: 0592-405534;
E-mail prakt.: info(a dierenkliniekborgstee.nl.

Dijk. E.P: 1969; 9301 JK Roden; Brink 13; tel. privé: 050-5018563; r.d.
Donker, S.H.L.; 2003; 3723 DA Bilthoven; p/a Bilderdijklaan 19;
tel. privé mobiel: 06-18880118; E-mail privé: shldonker(a hotmail.com.

Personal!

Ee, Mevr. N.; 2003; 3817 Amersfoort; Govert Flinkstraat 5; tel.
privé: 033-4633492; E-mail privé: g.empelen(a planet.nl.

Gelissen, Mevr. A.M.; 2003; 3523 CK Utrecht; Heuveloord 23; tel.
privé: 030-2511149; E-niail privé: amgelisscn(fl:hotmail.com.

*Gcloof, E. van; 2003; 3981 HE Bunnik; Marsdijk 3 A; tel. privé:
030-6372385.

Graafeiland, Mevr.A.E. van; 2003; 3523 RS Utrecht; Reestraat 3; tel.
privé: 030-2513096; tel. privé mobiel: 06-47446522; E-mail privé:
eminevg(a hotmail.com.

Groot, M.W. de; 2003; 3524 AV Utrecht; Terschelling 17; tel. privé:
030-2890498; E-mail privé: nett) bigger(a hotmail.com.

Holtslag, Mevr. M.E.; 200.3; 3705 ZN Zeist; Warande 183; tel. privé:
030-6950244; E-mall privé: me_holtslag(fl hotmail.com.

Imholz, Mevr. K.; 2003; 3562 XC Utrecht; Androsdreef86; tel. privé:
030-2656232; E-mail privé: karin(a\'karinhp.demnn.nl.

.long. Mevr.A.G.E.; 2003; 3582 7J Utrecht; Ina Boudier Bakkeriaan
187; tel. privé: 030-2512172.

Kessen, Mevr K.; 2001; 3605 CH Maarssen; Antilopespoor 114; tel.
privé: 0346-579590; E-mail privé: kellvkcsscn(a zonnet.nl.; medew. bij
Mevr. 1. Hillel; tel. prakt.: 0297-241146; fax prakt.: 0297-241502.

Klausen, Mevr. H.; 2003; 3512 TN Utrecht; Predikherenstraat 2 bis;
tel. privé: 030-2333455; E-mail privé: heleenklausenC« hotmail.com.

Kranenburg, Mevr. L.C.; 2003; 3572 RW Utrecht; Goedestraat
70; tel. privé: 030-2721179; E-mail privé: lieuwkekranenburgi®
hotmail.com.

Kroeze, C.J.; 1978; 7943 CS Meppel; Torenvalk 26; tel. privé: 0522-
247695; E-mail privé: kroezecJ@planet.nl.; kringvakspecialist bij RW kring
Noord Hoogeveen; tel. bur.: 0528-225235; fax bur.: 0528-225250; E-mail
bur: c.j.kroeze@rvv.agro.nl.

*Kwakeniaak, Mevr. F.; 2003; 1051 EK Amsterdam; Groen van
Prinsterenstraat71 III.

Martens, Mevr. M.M.A.J. ; 2003 ; 2143 CK Boesingheliede ; IJweg
479 ; E-mail privé: m.m.a.j.martens@students.vet.uu.nl.

Meer, Mevr. I.; 2003; .3984 C.G.; Ganzebloem 7; E-mail privé:
i.vd.meer@vet.uu.nl.

McNeill, C.J.; 2003; 3512 LP Utrecht; Nieuwegracht 12; tel. privé
mobiel: 06-19688353.

Mulder, E; 1998; 8561 GJ Balk; Lubertus van Beekstraat 2; tel. privé:
0514-601103; E-mail privé: folkert-mulder@hetnet.nl.; medew. bij H.
Jorritsma, J.W.E. Peters, P. Siderius, Mevr. M.J. van de Weerd en L.J.
Westerlaan; tel. prakt.: 0516-512742; fax prakt.: 0516-513295; E-mail
prakt.: dacoostw@hctnet.nl.

Oppenheim, Mevr. M.R.T.; 1973; 3572 XN Utrecht; M.A. de
Ruyterstraat 16; tel. privé: 030-2721469; E-mail privé: michal.oppenheim@
hetnet.nl.; medew. bij M.N.D. l.amberts en S.A.B.I. Wolters; tel. prakt.:
020-6642094; fax prakt.: 020-6797984; E-mail prakt.: dierenarts@dieren-
kliniek-europaplein.com.

Rehorst, Mevr. M.A.; 2003; 3581 VE Utrecht; Nicolaasweg 29; tel.
privé: 030-2541227.

-ocr page 422-

*Smook, Mevr. L.; 2003; 3571 AR Utrecht; F. Coerslaan 46; tel. privé: 030-
2732595.

Stee, Mevr. A. van; 2003; 4706 LM Roosendaal; Onyxdijk 12; tel. privé: 0165-
557806; fax privé: 0165-546313; E-mail privé: avsteefa hotmail, com.; d.

Tolkamp, Mevr A.M.T.; 2001; 3823 WR Amersfoort; Aziëring 42; tel, privé
mobiel: 06-44274240; E-mail privé; amttolkamp@hotmail.com.; medew. bij B.W.
Pennekamp en Mevr A.J. Steenbergen-van der Bilt; tel. prakt.: 050-5263255; fax
prakt.: 050-5268156

Vialkenburg, B,P,; 2003; 3552 EC Utrecht; Ondiep 91 bis.

Velthuyse. Mevr.A.F.H.; 2003; 1841 GB Stompetoren; Noordervaart 97.

Waarden, R.J.M.; 1979; 1106 GL Amsterdam; Mijndenhof 303; tel. privé: 020-
6975266; fax privé: 020-6975266; E-mail privé: rvdwaarden(a
worldonline.nl.; d.

Winden, Mevr. W.C.M. van; 2003; 3571 AD Utrecht; Van Lieflandlaan 48;
tel. privé: 030-2732285; E-mail privé: w.c.m.

vanwinden(a students.vet.uu.nl.

Zegers, H.W.RM.; 1998; 7122 ZR Aalten; Batavenstraat 22; tel. privé: 0543-
479049; E-mail privé: erwiiizegers@hetnet.nl.; geass. met B. Hilgersom, F.T.M.
Nederveen en Mevr. A.H. Spaans; tel. prakt.: 0342-442740; fax prakt.: 0342-442974;
E-mail prakt.: dap.midden.nl@hetnet.nl.

Zoet, Mevr. J.M.; 2003; 3581 TS Utrecht; Doornstraat 3; tel. privé: 030-
2519171.

Sluitingsdata

voor kopij

Aflevering:

Deadline-)

Ol-Ol-2004

donderdag

11-12-2003

15-01-2004

maandag

29-12-2003

01-02-2004

maandag

12-01-2004

15-02-2004

maandag

26-01-2004

*) Voor 10.00 uur

\'s morgens.

DAT
HELPT

Orale rehydratie
Voor honden en katten met diarree.

ACE Veterinary Products BV - Postbus 1262 - 3890 BB Zeewolde

^......I.J.-I-^M

Kwaliteitsmanagement

Wilt u op een eenvoudige wijze aan de
KRD/ISO-normen voldoen?
Amos Kwaliteitsmanagement heeft een
praktische methode met als kenmerken:

• ongecompliceerd

• in de praktijk ontwikkeld

• gemakkelijk te onderhouden

Informeer vrijblijvend bij:
Amos Kwaliteitsmanagement

Gerard van Eijden, dierenarts
Bert Peerboom, kwaliteitsdeskundige
Uraniumweg 27e, 3542 AK Utrecht
Tel.: 030- 241 24 25
e-mail: peerboom@amos.nl

\'U wilt als dierenarts uw handen
uit de mouwen steken?\'

FlexVet biedt u bij uw opleiding, ervaring
en wensen passende functies. Voor kortere
of langere tijd. Onze opdrachtgevers zijn o.a.
dierenartsenpraktijken, de farmaceutische
industrie en verschillende (semi-) overheden.

Wij hebben mogelijkheden op uitzend- en
detacheringsbasis. Ook voor payroll-constructies
kunt u bij ons terecht

Meer informatie?

Bezoek dan onze website op www.flexvetnl of bel
(053) 572 55 48. Mailen kan ook: info@flexvetnl.

Detachering en uitzending van dierenartsen en paraveterinair medewerkers

-ocr page 423-

iVIINDER AFGEKEURDE LEVERS
MEER RENDEMENT

Flutelmium

• Minder afgekeurde levers

• Betere groei en voederconversie

• Minder secundaire luchtweginfecties

• Minder gebruik van antibiotica

• Effectief tegen volwassen wormen
én onvolwassen stadia

Ê^tUTELMIUM 7,5\'"\'

Nu ^

^m..,

ormpn—,.

Ektï^tMIUM 7,5"

. nute

^"^^dicineerd ■ --t-e

Flutelmium 7,5%
Diergeneesmiddel REG NL 6010
Samenstelling:

1 g bevat: Ilubendazol 75 mg
Kanalisatie: VRIJ
Wachttijd: 10 dagen
Flutelmium 0,6% is geen onderdeel
van de Freefarm productlijn en
is
uitsluitend verkrijgbaar op attest
Voor nadere informatie raadpleeg
Eurovet Nederland BV.

\'FreeFarm maakt de keuze gemakkelijk\'

/Inimal Health

Eurovet Nederland BV, Postbus 179, 5530 AD Bladel, Tel 0497 54 43 30, Fax 0497 54 43 37

-ocr page 424-

//»\'. Wetenschap is nooit af_

In de collegezalen, laboratoria, werkkamers en restaurants
van de Universiteit Utrecht wordt over tal van vraagstukken
nagedacht en gediscussieerd. Dat leidt vaak tot nieuwe
gezichtspunten. Die opnieuw bediscussieerd, getoetst en
doorgegeven worden. Want onderzoek hoort bij onder-
wijs. En andersom. Het zijn de twee pijlers waarop onze
universiteit rust.

De Universiteit Utrecht is een universiteit met veel
verschillende disciplines. Op tal van terreinen werken deze
nauw met elkaar samen. Juist op het grensvlak van de
verschillende vakgebieden zijn de ontwikkelingen uiterst
interessant. Bij de Universiteit Utrecht is wetenschap nooit
af. Laat staan je eigen ontwikkeling.

DE UNIVERSITEIT UTRECHT
ZOEKT:

// Dierenarts/lid manage-
mentteam GDL..................

BEL VOOR EEN KOPIE VAN DE
VOLLEDIGE VACATURETEKSTEN
HET LOOPBAANCENTRUM
(030) 253 33 00.

OF KIJK OP:

www.uu.nl/vacatures

De Universiteit Utrecht is op korte termijn op zoek naar medewerkers,
die zich herkennen in deze open, gedreven en multidisciplinaire
cultuur In concreto gaat het om:

» DIERENARTS/LID MANAGEMENTTEAM GDL

Het Gemeenschappelijk Dierenlaboratorium (GDL) is de centrale proef-
dierfaciliteit van de Universiteit Utrecht. Het GDL huisvest en verzorgt
dieren en voert studies met dieren uit. Het is daarnaast permanent
bezig het welzijn van proefdieren te verbeteren en proefdiervervangende
verfijningstechnieken te ontwikkelen. Voor ons managementteam zoeken
wij een dierenarts. Naast leidinggevende taken houdt u toezicht op de
kwaliteit van onderzoek, dierverzorging en biologische veiligheid. U ont-
wikkelt tevens beleid op het gebied van kwaliteitssystemen. U bent bij
voorkeur gepromoveerd en heeft managementervaring. U kent de regel-
geving op het gebied van proefdieren. Daarnaast beschikt u over kennis
van kwaliteitssystemen als ISO en GLP. De omvang van de functie is
minimaal 80%. Het salaris is afhankelijk van opleiding en ervaring.

Kijk voor de uitgebreide vacaturetekst op www.uu.nl/vacatures,
contactpersoon: Huub Schellekens, directeur GDL, (030) 253 38 31.

Geen acquisitie naar aanleiding van deze advertentie.

Universiteit Utrecht